VERZAMELING Ti. J. POTGIETER  01 1089 5893 UB AMSTERDAM  BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN ONDERWERPEN. UITGEGEVEN DOOR E. JSEKKER weduive ZX WOLF F r E N A. DEKEN. In 9S H A G E , BvIZAAC vanCLEEF.   UI BERICHT. Verandering behaagt; het eenzelvige verliest weldra zyne aantreklykheicl ". Over het Hoe, het waarom, en het daarom, zullen wy niet Philojopberen. Kortheids en zekerheidshalve beroepen wy ons op geen minder perfonadie dan de Ervaarenheid. Zy is in/laat om de ongelovigfle wargeest , dddr van te overtuigen , en dat wel zo volkomen, dat wy geen aesje van het onze in dé fchaal hoeven te werpen. ' Ziende dat onze Werkjes, zo in Poëzie als in Proza , nog al taamlyk aan den [maak van veelen onzer Landgenooten voldoen , hebben wy eens eene proef willen nemén *, ef een Boekdeel Brieven , door ons * 2 S*-  iv BERICHT. gefchreven en ontfangen , nevens eeltige weinige Brieven uit die van den Here popes verzaamling, hier vertaald bygevoegt, insgelyks zullen voldoen. Het Debiet alleen , zal ons , ongeveitist , de waarheid zeggen , en alle gisfingen , zo vóór als tegen , wegnemen , of bevestigen. Zien wy dat wy eene verkeerde rekening gemaakt hebben, dan zullen wy het by een deel laaien berusten ; * bejluiten om liever befchreven dan gedrukte papieren aan de Komenyswinkels , gratis uïttedeelen. Eene aanpryzende Voorrede , is eene wenfchelyke zaak , dat bekennen wy ; zvat jammer dat wy 'er in levendige lyve, geen gebruik van durven maken! Ons te laaten pryzm door een douzyn of twee Puikdichters, dat firookt ook niet heel zeer ■ met onze voorbeeldige zedigheid. Daar zal dan niet veel beters op zyn , dm dat «7 >  BERICHT. v wy , zonder veelt complimenten daar over te maken, het Werk aanbieden zo als het is. Wy verzoeken alleen, Leest, en Oordeeld; en gy zult zien , dat ons oogmerk, ook in dit Jluk , niet alleen onberispelyk , maar ftellig goed is. Het is voornamenU lyk nuttig voor onze Jonge lieden , en kan mooglyk aanleidelyk zyn, om draagelyker Brieven te leer en fchryven , dan men veel al van hen ontfangt. Een gemeenzaams Brief, is een gefprek met een afweezige , die ik myne gedagten mede deel. Die „ wél denkt , fchryft wél zegt men , met veel reden ; doch de gewoonte maakt ons iets gemakkelyk. Mooglyk breidt ook niets zo zeer het verfland van jonge menfchen uit, dan eene gefchikte Briefwisfeling , over iets meer dan Beuzelagtig nieuws-, of gemaakte deelneming in geringe toe- val-  vi BERICHT. vallen. En hier mede wenfchen wy alle onze toegenegene Lezers, en Lezeressen het beste; afwaaiende of wy een tweede deel zullen ter Perfe brenge : mislukt het ons , Even goed vriend ! Wy zullen dien vernederenden ramp met zo veel gelatenheid zien té dragen , als billyk van ons door ken■ners van 't menfchlyk hart, kan ge'êifcht worden. Meer hebben wy mi niet te zeggen. Jiyp in Noordholland: 24 J«ly MCCLXXX* IN  LYST der BRIEVEN. h Brief; % '. Pag- h. ■ • -^25 ÏII. i . '— 43 V. ■ .• • - 69 VI. .- . '— 34 VII. ■ . - 9° VIII. . . 1— 91 ix. . . '— 100 x- - ♦ XI. . • —.108 XII. . - t- ïio XIII. . • -—132 XIV. ' ♦ . 1— 126 XV. . . '— 139 XVI. o . , 141 XVII. . . 1—' 144 XVIII. ~ - , 147 XIX. . . —,150 XX. • . . "— 153 XXI. . . — 155 XXII. . . 178 XXIII. ■ * . v . 1— 18S XXIV. ■ . . ,— 201 XXV. , . . —214 XXVI. . . — 223 XXVII. . , —^234 XXVIII. . jj 238 XXIX.  viu LYST dek BRIEVEN, XXIX. Brief. ; - pag< ug xxx. t . _ 254 XXXI, : , _267 XXXII. . ; _ zu xxxm—— . , , 281 XXXIV. ~* . . te« 2$4 xxxv, — , . ^ 2p7 XXXVII. —, , . ^ 307. XXXVIII. —. ■ . _ tt  EERSTE BRIEF. (jfy vraagt my, in uwen aangenamen, wat ik toch denk over twee Boeken, die gy als zeer zeldzaam hoort befchryven : „ Myne „ nieuwsgierigheid, wordt, zegt gy, geduu„ rig aangeprikkelt ; want , ik hoor haast „ niets in den kring waar in ik my bevinde, „ dan fpreken over 't Syjleme de la Nature, „ en FAn Deux mille enz'"' Ik weet, waarde Zuster, dat uw bezig leven, u den tyd niet laat om veel te lezen: en dat gy de uuren die gy overfpaart, juisc niet gebruikt om Gefchriften te lezen die u niet zeer gemeenzaam zyn. Ik win u meermaal de moeite uit , door u een kort en eenvoudig verflag te doen van zodanige Boeken waaromtrent gy begeerig zyt iets meer dan den titel te kennen. GEËERDE ZUSTER! Laat ik u dan mogen zeggen, dat het Sy~ ï. DEEL. ' A ft*'  S BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN jfem de la Nature het Handboek der Atheïsten is; en nog zynen roem behout by die ongelukkige Wysgeeren; niettegenftaan'de de verftandige Profesfor chatillon het volkomen wederlegt heeft. De Opgang die het, by genoemde Wysgeeren, maakte, de triumph waar mede het uitgebazuint wierdt , deedt my nieuwsgierig worden om dat Boek ook eens te lezen. Dit zyn myne gedagten over dat befaamde Boek, en over deszelfs Maker. De Schryver heeft zyn uitmuntend talent om vlocijend, en innemend te fchryven, op de fchandelykfte wys misbruikt, om zynen Schepper te hoonen; om zynen evenmensen te verwilderen, en dien, nevens hem zelf voor tyd en eeuwigheid ongelukkig re maken! Hy is een man die de zekerfte waarheden opzettelyk betwist; volftrekte valschheden, zonder eenige fchaduw van bewys als Axïomata voordraagt: uit dit alles befluit ik, en dat wel , zonder my aan eene onwaardige liefdeloosheid fchuldig te maken , dat de Schryver een zeer flegt hart heeft; hy verdient des de verachting van elk braaf mensch, dat God en zynen Naasten bemint, en wiens gezond verftand in ftaat is om het fchandelyk oogmerk dezes mans te dóórzien. Gy  ONDERWERPEN. E BRIEF. 3 Gy weet wel, waarde Zuster, dat ik alles durf lezen; maar ik zonder daar van uit zulke Boeken, die de eerfte begindzelen van het gezond Verftand tegen gaan. Waarlyk, een Schryver van dat foort , zo hy zich niet ligtgelovig heeft laten misleiden , is een fchnrk, die met de menfchelyke hartstochten fpeelt ; en hierom ook te verdenken is, zelf in die redenkavelingen die eenigen zweem van juistheid hebben , welke zy trouwens ook doorgaans verliezen , als wy die van des Auteurs ftellingen voorzichtig affcheiden , en vervolgens aan den toets, fteen van het gezond Verftand beproeven. En nu , myne waarde Zuster , kunt gy by u zelf eens opmaken wat men te denken hebbe van die Lieden , die dit Boek voor een Meesterftuk , wat zeg ik , eene volftrekte betooging voor het Jiheismus houden ! En deeze lieden wenden echter vóór , dat zy de Vrienden der Waarheid zyn ! Zy zyn de verlichte Wysgeeren die op ons, met een hoonend medelyden, nederzien, als op zwakke ligtgelovige fchepfels, die de grootfte dwaas-, en tegenzeggelykheden , gemaklyk aannemen , als zy ons maar op een ontzachverwekkenden toon worden voorgepredikt ! A 2 Gy  4 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Gy vergt van my niet , u de bewyzen van myn zeggen uit het Boek zelf aantetoonen ? De beroemde Heer chatillon heeft dit voor my, en voor elk die 'er belang in neemt , reeds gedaan. Het is nu aan de Begunftigers c'eezes Werks om 'sProfesfors redenen te weerleggen. Was onze Eeuw zo verlicht als men het een Fraay Vernuftje , geduurig , aan het ander gewaand Philofoopbje hoort verzekeren ; dan zoude men niet moeten vreezen dat opgepronkte redeneeringen , op valfche ftellingen gebouwt, invloed krygcn op den geest der Menigte ; zo als wy nu , helaas, ondervinden, dat er veelen door misleid worden ! Hoe bedroeft het myn menschlievend hart , als ik zie , dat Lieden , zo bekwaam , als den Schryver van Syfteme de la Nature, in ftaat zyn, om zich er op toeteleggen , der Waereld een famenftelfel ■van Godverzakery in handen te doen krygen ! Niet alleen de Vyanden , maar ook de onbezonnen Vrienden , van den Heer de voltaire , geven , (uit zeer onderfcheiden gronden , kunt gy wel denken,) vóór, dat hy de Schryver daar van is. Hy ontkent het fterk : en offchoon ik 's mans karakter te wel meen te kennen om eenig ver- trou-  ONDERWERPEN. I. BRIEF. 5 trouwen te kunnen ftellen op zyne ontkenningen , of bevestigingen , waar mede hy naar zyn eigen goeddunken fpeelt ; zo geloof ik echter , dat hy den Schryver niet is van Syfteme de la Nature: mooglyk zoude ik my verheugen indien het waar was; want dan hadt men één man te minder, die zyne talenten fchandelyk misbruikt. Ik ben noch de Vriendin , noch de Vyandin deezes vermaarden mans: maar ik vereer den Menschlievcnden Schryver der Alfire en der Zaïre; ik acht den vyand van het Fanatisme , in een Mahomet , in een Hendrik de Gr me : terwyl ik met verontwaardiging den Prediker des Ongeloofs , en der Zedenloosheid , befchouw , en altoos door den grooten Dichter verrukt worde ; ja , zyne Zedekundige Brieven , van buiten ken. Als Historiefchryver , als Natuurkundige , is hy niets meer dan een aangenaame Babbelaar. En wanneer hy de Theologant fpeelt, maakt hy eene zeer bedroefde vertoning ; terwyl men hem alle oogenblikken van valfche aanhalingen , en uit den zin gefcheurde plaatzen der Heilige Schriften , moet befchuldigen. Ik acht des een voltaire niet te naauw van geweten om dusdanig een Boek te fchryven ; maar 't is zyn ftyl niet ; de Welfprekenheid daar in vervat, is zo onderfcheiden van den fchitterenden trant eens A 3 vol-  6 brieven over verscheiden voltaire , dat het my niet in 't hooft kan komen , hoe lieden , die zyne Schriften zo wél kennen , als de kundige liefhebbers der fchilderkunst een rubbens uit een rembrand kennen , in dit begrip gevallen zyn. Nu zal ik my verledigen om u te voldoen , omtrent het Werk genaamt , U/In deux mille quatre cent quarante. Deezc taak zal my veel aangenamer vallen. Uitgelokt door den aartigcn tytel , Het Jaar tweeduizend vierhonderd en veertig , ontbood ik dit Boek ; en by de eerfte lezing beviel het my reeds zo zeer , dat ik het , voor de tweedemaal , met de pen in de hand herlas ; om , naar myne gewoonte , het geen my 't meest behaagde , aan te flippen. Ik bekommer my niet , dat deeze door my dus gemarkeerde Boeken , te minder gelden zuilen ; want als de Dood die voor my onbruikbaar gemaakt heefc , zullen zy, onder u en andere myner beste Vrien. den, verdeelt worden : en ook ik gebruik myne Boeken; 't welk ééne der redenen is dat ik geene Ingebonden Boeken verkies boven Ingenaaide : Dit zo eens in 't voor bvgaan! Zeker voornaam Godgeleerde van de Pu- bli-  ONDERWERPEN. L BRIEF. 7 blique Kerk, fchreef my: „ ik heb het Boek gelezen ; 't behaagt my zeer : en de Schryver hoeft maar ééne trede te doen om een'Christen te zyn". Ik heb , na alles aandagtig gelezen te hebben , gezien , dat zyn Eerw. gelyk had. Maar , dewyl de Schryver die trede echter nog doen moet , voor dat hy een Christen is, zo kunt gy wel nagaan , dat ik , in dit opzicht zeer met hem verfchille? Zyne Zedenleer is , met dit alles , die van het Euangelie. De Schryver is een geestig , verftandig , belezen , eerlyk man. Hy is de Vriend der Menfchen ; hy deelt , als een braaf Burger , in den roem , en in de vernedering zynes Vaderlands. Willekeurige Vorsten , die hun magt misbruiken , hooren hier eene taal die hen op hunne troonen moest doen tzidderen : maar hooren zy die taal 2 Om u een recht begrip te geven van den Titel, zo gelieft te weten, dat het Boek eigentlyk een fchildcry is van de gefteltheid dier verre afgelegen Eeuw. 't Is een Droom. De Schryver droomt, dat hy, in die Eeuw. leef: , en verhaalt ons het merkwaardigfte 't welk hem ontmoet is. Hy bepaalt zich wel in 't algemeen, binten zyn Vaderland , Vrankryk ; doch de A 4 - Se-  # BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN gelukkige veranderingen , daar ontdekt , hebben ook invloed op het overige gedeelte der Waereld. De Schryver ,' onzen fmaak voor het ongemene kennende , heeft, mooglyk, deezen tytel daarom voor zyn Werk geplaatst; en zyn oogmerk is zeker niet te berispen , te meer nog , daar hy ons niet misleid, maar inderdaad de fchildery van dat Jaar levert : Indien de Droom des Schryvers niet word tegengefproken door de Ondervinding ; ie:s waar over wy , op den afftand van zeven Eeuwen niet kunnen oordeelen. Ik'geloof met dit alles, dat- men de Vertaling van dit, in veelen opzichte ontfchatbaar Bo± , niet moet aanraden. Het is , eigentlyk, voor Vrankryk gefchreven ; en cr zyn zeer veele Hoofdftukken in , die voor onze meeste Landsgenoten , aan seen Franfche Gefchriften gewoon , onverftaanbaar zyn moeten. Men dient eenige kennis te hebben van den tegenwoordigen Haat des Franfchen ryks ; niet alleen met betrekking tot de Politique beftiering , maar ook met opzicht tot de Zeden en Gewoonten , tot den ftaat der Geleerdheid, der Kunften en Wetenfchappen ; der Accademien en GenooJfchappen. Zv  ONDERWERPEN. I. BRIEF. 9 Zy die hunne Le&ure niet bepalen tot den engen kring onzes Vaderlands , zy die in het lezen van Buitenlandfche Schriften, een goede keuze doen , zyn alleen in ftaat om dit Boek , met de grootfle vergenoeging te lezen; en zy die deeze gefchiktheid niet hebben , moeten zich te vreden houden met die Hoofdftukken ,. die op de Zeden in 't algemeen betrekkelyk zyn , en ook voor die, is er onbefchryflyk veel fchoons in te ontdekken. Ik hebbe uwe nieuwsgierigheid nu nog méér aangewakkert ; maar ik zal hier ook myn Brief niet fluiten. Wil ik aan uw oogmerk voldoen , dan moet ik u hier eenige ftaalen uit ov.erfchryven ; dit wil ik ook gaarne doen ; doch ik ben verlegen wat jk , uit zo veel fraais , u zal mededcelen ! Tot de Opdragt toe verdient onze verwondering. Hy luidt aan het Jaar Tweeduizend vierhonderd en veertig. Ik kan my niet weerhouden om u deeze weinige regels , daar uit te vertaaien:; dus begint hy: „ Uitmuntend, eerbiedens.waardig Jaar! gy die het Geluk op de aarde zult te rug „ brengen , u die ik helaas maar in eenen „ Droom heb mogen zien ! Als gy uit den „ boezem der Eeuwigheid, zult voortvloei„ jen , dan zullen zy die uw Licht aanA 5 » fchou-  IO BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN „ ichouwen , myn gebeente j en dat van „ dertig Gefiagten , die na elkander ukge. „ bluscht , en verdweenen zyn , in de „ diepe afgronden des doods ', achteloos „ vertreden. Dan zullen de Vorsten die „ na op de troonen der aarde zitten, niet „ meer zyn ; hunne afkomelingen zullen „ niet meer zyn : en Gy , gy znIt het „ Vonnis uitfpreken , over verachtelyke „ Vorsten , en over de Schryvers die ón„ der hunne Oppermacht geleeft hebben. „ De JVamen der Alenfchenvrienden , der „ Verdedigers der Menlchen zullen uitfchit„ teren , zullen geëerbiedigt worden ; hun „ roem zal onbevlekt , en glansryk zyn. „ Maar deeze lage rang der Koningen , die « het menschdom geplaagt , en verdrukt „ hebben , nog meer verzonken in de ver„ getelheid , dan in het ryk des doods , „ zullen der fchande niet ontgaan, dan door j, de begunftiging der Nietaanwezigheid". Dit weinige uit de Opdragt zal u , waarde Zuster , inftaat ftellen , om te oordeelen over den trefiènden ftyl waar in dit Werk gefchreven is. Het Boek doorbladerende, om u nog het eene en andere daar uit medetedeelen , ben ik waarlyk in de veelheid der fchoonheden verward; ik weet niet wat j'k eerst zal kiezen.  ONDERWERPEN, I. BRIEF. II zen. Evenwel ! ik moet eene keuze doen. Laat ik die. dan zó inrichten , dat gy met uwe eigen oogen zien kunt , hoe onbillyk men den Heer mercier behandelt , als men zyn Boek óók maar één oogenblik verwystj naar de Bibliotheeken der zogenaamde fterke Geesten ! Het Hoofdftuk welks titel is , De Tempel , zal inftaat zyn , om aan dit myn oogwit te beantwoorden. De Schryver bevindt zich dan in een Tempel , wiens grootfche eenvoudigheid hem aandoet ; hy leest er dit Opfchrift: de tempel gods. Alles beantwoordt aan de zuiverfte denkbeelden die wy van eenen Godsdienst , buiten de Openbaring , hebben. Ik zal , om niet al te veel uittefchryven , my. alleen bepalen by het Gebed , dat daar daaglyks met de diepfte gevoelens , en de grootfte kentekens van eerbied, wordt uitgefproken. Dus luidt het : GEBED. „ Eenig , ongefchapen Wezen l wyze ", Schepper van dit uitgeftrekt Heelal! Daar „ het uwe goedheid behaagt heeft , u aan den Mensch bekent te maken ; en een zo zwak fchepzel van u de dierbaare gift ontfing, die het in ftaat ftelt, om uwe „ gróote en heerlyke Werken te - befpie- « go  X2 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN „ gelén ; gedoogt dan ook niet , ó God, „ dat uw redelyk ichepzel , even als het „ domme Vee , deeze fchoone aarde be„ trede zonder uwe almacht en uw* wys„ heid te verëereó I" » Wy, ö Heere, bewonderen uwe heer„ Iyke Werken | Wy zegenen uwe vry« matige hand .' Wy aanbidden u , als „ onzen Heer ; maar wy beminnen u als „ den algemenen Vader van alle ichepze„ len. Ja | gy zyt 20 goedertieren als -gy » ^ot zy: ; alles zegt ons dit , en ons „ hart verzekert het ons .' Indien ons , op „ deeze benedenwaereld , ri zommige ram„ pen trefFen , dan is het om dat zv voor „ ons onvermydelyk zyR ; - en ook Het „ is uw godlyk welbehagen: 'dit is ons ge„*noeg 1 Wy onderwerpen ons aan u met „ vertrouwen; ja, wy hopen in uwe barro„ hartigheid. Verre van ons dat wy zou„ den opftaan. tegen u , zo danken wy u „ dat gy ons gefchapen hebt om u te ken' „ nen". _ . „ Laat elk u vereeren op die wyze die „ zyn hart hem zegt dat u het aangenaam„ fte zy : wy zetten zynen yver geene „ paaien. Gy hebt u verwaardigt tot ons „ door uwe. Werken te fpreken. Onze ge-  ONDERWERPEN. I. BRIEF. 13 w hele .Dienst beftaat in u te aanbidden , in u te loven , en voor uwen troon uit te „ boezemen dat wy zwakke, elendige, zeer „ bepaalde fchepzels zyn ; en dat wy geen „ oogenblik buiten u beftaan kunnen". „ Indien wy ons zelf misleiden , indien „ er een dienst zy u meer behaaglyk dan „ deezen die wy u bewyzen , wy fmeken , u dan, open onze oogen , en verdryf de „ nevelen uit onzen geest , gy zult ons „ getrouw aan uwe bevelen vinden. Maar „ indien gy genoegen neemt in deeze zwakke eerbewyzen; die wy uwe grootheid , uwe wysheid, uwe goedheid verfchuldigt , zyn, geef ons dan dat wy ftandvastig zyn in deezen dienst , en bewaar ons in die „ eerbiedige begrippen die ons vervullen." „ Behoeder van het geheele Menschdom ! Gy die met één blik uwer oogen alles " doorziet ; geef , dat uwe Liefde het hart van alle de Bewoonders der Waereld „ voor elkander ontgloeije! Geef , dat wy „ eikanderen als Kinderen van een en den„ zelfden Vader beminnen ! en dat al wat „ leeft en denkt , zich verëenige om u te „.loven , en te danken". „ Wy durven u niet bidden om een lang „ leven. Het zy gy ons van deeze aarde weg-  14 brieven over verscheiden „ wegneemt , het zy gy ons hier laat , „ wy zullen uwe Godlyke oogen niet ontij glippen. Wy fmeken u alleen om meer„ der deugd ; om dat wy bevreest zyn „ immermeer tegen uwe wyze fchikkingen ;, aantegaan ! Laten wy nedrig , onder„ worpen , en aan uwen wille geheel en al „ ondergefchikt zyn ! En het zy dat wy „ ons leven door eenen zagten , of door „ eenen fmartelyken dood eindigen , neem „ ons 6 Eeuwige Bron van Gelukzaligheid , „ in genade aan. Onze harten zuchten naar „ uwe tegenwoordigheid.' Laat dit aardfche „ bekleedzel weg vallen, en laten wy in uwen „ fchoot opvaren ! Gy hebt ons zo wél „ gedaan , dat wy deeze grootfche hoop „ durven voeden! Wy offeren u deeze on„ ze vuurige begeerten , dewyl wy voelen „ dat gy ons gefchapen hebt om uwe wel„ daden te genieten". Kunt gy , myne Zuster , dit gebed lezen zonder de grootfte aandoening ? zonder te bidden dat God zulk een uitmuntend Schryver de genade bewyze om het Euangelie aantenemen , als vervattende niet alleen de beste Zedenleer , maar tefFens den weg om met Hem, door jezus christüs verzoent te worden. Ver-  ONDERWERPEN. I. BRIEF. 1$ ■ Vervolgens, „ Gy aanbidt God , zeide „ ik , maar gelooft gy ook de Onfterflyk„ heid der Ziel ? Wat is uw gevoelen over „ dit groot , en duister onderwerp ? Aüe . Wysgeeren hebben het willen doorgron„ den. De Wyze , en de Dwaaze hebben „ het hunne gezegt. Wat denkt uwe Eeuw „ daar toch over" ? Zyn Geleider antwoordt hem dus : „ Om de Godheid aan te bidden , heb„ ben wy weinig meer dan ons gezicht no„ dig. Wy behoeven flegts in ons zelf in„ tekeeren , om tc ontdekken dat 'er , in „ ons , iets is dat leeft , dat voelt , dat „ denkt , dat wil , dat zich bepaalt. Wy „ geloven dat onze Ziel onderfcheiden is , van de ftoffe , en dat zy van eene ver,', Handige natuur zy ; maar wy redeneeren „ niet zeer veel over dit nuk : wy vinden „ behagen in alles te geloven 't welk de „ Menfchelyke natuur verhoogt. Dat Leer„ ftelzel 't welk dit gevoelen begunftigt , „ behaagt ons het meest". De On¬ gelovigheid is niets dan zwakheid ; en de grootschheid der gedagten is , in dit opzicht , het Geloof van een Verftandig Wezen. In het Hoofdftuk , getytelt Komnghks Bi-  ï6 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Bibliotheek , is ook zeer veel dat gy meC vermaak zoudt hooren : ik zal echter alleen het volgende vertalen. „ Ik vond in de eerfie Kas de volgende „ Griekfche Schryvers: homerus, plato, „ sophocles , ec7ripides , demosthenes ' * en ook onzen Vriend plutarchüs ; maar „ men hadt herodotds , sapho , ana* „ creov , en aristophanes verbrand. Ik „ wilde nog iets ter verfchooning van ana», creon inbrengen ; maar men gaf my re„ den van dit vonnis , doch die waren van „ zodanig een aart , dat men ze nu niet „ zoude verftaan , ik zwyg die des." „ De tweede Kas bevatte de Latynfche „ Schryvers. Ik vond hier vïrcilius , pli», mus , en titus livics geheel ; maar „ men hadt lucretics verbrand , uitgeno„ men eenige Poëtifche plaatzen ; om dat », zyn Natuurkunde valsch , en zyne Ze„ denleer gevaarlyk is". » De langdradige Rechtsgedingen van ci« cero hadt men ook weg genomen ; maar „ men hadt zyne Wysgeerige Schrif en be„ waart , als zeer dierbare gedenkftukken „ der Oudheid, ovidius en horatius , hadt >, men van het ontuchtige gezuivert. sÉÉos- tius  ONDER WERPEN. I. BRIEF; ï? & tius en tacitüs waren insgelyks geheel ji overgebleven ; doch seneca was op een „, vierde gedeelte verminderd, quintilianus was tot een zeer dun Boekdeeltje inge„ kort ; petrónius en catuixus hadt men s, vernietigt". „ In de derde Kas waar in de Engelfchc ü Schryvers geplaatst waren , vond ik mil- f', ton , shakespear , pope , young en richardson nog in het vol bezit van al „ hunnen roem"; „ De vierde Kas bevatte de Italiaanfche „ Auteuren. Het Verloste Jerujalem^ ftondt, >, als het fchoönfte Dichtftuk, op de eerfte „ plaats : men hadt , eene groote verza,*j meling van Boeken , tegen dit heerlyk. 4, Werk gefchreven * verbrand. De be,j rüchte verhandeling over de Misdaden en „ de Straf en , ftondt hier j doch zo zeer verbetert , en verandert als het Onder„ werp eischte. Ik zag , met verwonde„ ring , dat de Italianen s zedert eenige, {) Eeuwen zeer fchoone Wysgeerige Boeken 9, hadden gefehreven. Zy hadden den Ta,j lisman verbroken , die het Bygeloof j eii ^ de Onkunde by hen fchenen te vereeuwi» 9, gen";  ït BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Eindelyk kwam ik by de Franichc „ Schryvers. Zeer driftig nam ik drie Wer 3, ken te gelyk op ! 't waren die van descartes , montaigne en charron : de r, tweede hadt eenige veranderingen onder„ gaan ; maar dewyl hy één der geenen is „ die de menfchelyke Natuur het best ge5, kent hebben , hadt men zyne Schriften bewaart hoewel alle zyne gevoelens j, niet ten vollen onberispelyk zyn. Men hadt de Vifionaire mallebranche , de „ zwartgallige nicole , de onbermhartige 9, arnauld , en wrede bourdaloue geheel verbrand.- Alle fchoolfehe verfchillen wa„ ren hier zo onbekent , dat , toen ik 5, fprak Vaiï de Herdcrlyke Brieven , en de „verdelging- der Jefuiten , de Bibliotheka„ ris my een antwoord gaf , ft welk be5, wees ■ dat hy my niet verftaan had. Men fprak over de Jefuiten zo als wy nu fpres5 ken over de oude Druïden. „ Ik opende , ik doorbladerde , ik doorr zogt de Schryvers die ik gekent had. He5, mei ! welk eene verandering 1 waar is toch vroeg ik , de vermaarde bossuet , „ die men in myn tyd in twaalf quarto's ga9, drukt heeft ? Alles is weg , kreeg ik ten antwoord. Hoe, hervatte ik •,- di©' Arend die ia, de hoogile Gswesten deg LushtSj,  ONDERWERPEN. 1 BRIEF. 10. j, Luchts, die Genie... wel wat konden wy „ toch van hem gehouden hebben ? vroeg „ myn Geleider my. Hy hadt Genie , dat „ beken ik , maar hy heeft die zeer flege „ gebruikt. Wy hebben deezen grondregel „ van montaigne aangenomen : JFy moeten niet vragen wie is de grootfte , maar wie „ is de beste Geleerde. De Jlgemecne Historié „ van bossuet was niets dan een Tydreken„ kundig geraamte, zonder geest, zonder le« ii ven. — „ Maar zyne Lykredenen, even„ wel"— „ die hebben ons juist tegen hem „ vergramt! zy zyn niets dan de armhartige „ taal der flaverny, cn der vlcyery." „ Wat moeten wy denken van een Dienaar van „ den God des Vredes, van een God der ?, Waarheid, die ten predikftoele opklimt om een haatlyk Politiek , een gierig Staats„ dienaar , een flegte Vrouw , een bloed- gierig Veldheer , te pryzen ? Hoor , „ wy zyn geen Vrienden van bossuet. Hy „ was ook buiten dit een trots , ongevoe„ lig man , een heerschzuchtig gedwee Ho- „ veling. Maar zie daar, zyn mede- „ genoot de zagtaartige, vriendelyke, be„ minlykë , aandoenlyke fenelon , Schry- ver van den Telemachus, en zeer veel an„ dere Werken die wy zorgvuldig bewa„ ren , om dat wy hier de zeldfamegaaf „ ontdekken, die de reden en het gevoel zp B 2 Ü 6«-  fflO BRIE YEN OVER VERSCHEIDEH „ gelukkig weet te vereenigëh. Een telb^ „ machus te fchryven aan het Hof van „ eenen lodewyk den XIV. komt ons voor „ als eene ongemeene blyk van deugd , en 3i braafheid." —- Verder „ In den rei der Poëten vond ik corneil„ le , racine , molière , maar hunne „ ophelderaars waren weggedaan. Aan wie „ vroeg ik geeft men den voorrang van dee>, ze drie?" „ Wy verftaan, kreeg ik ten „ antwoorde, molière niet meer; de ze. „ den die hy fchilderde zyn ons onbekent, 9, Het fchynt Ons toe dat hy meer heeft toe- gelegt om de zotternyen dan wel de on9, deügden ten toon te Hellen, en wy doen s, juist het tegendeel; gy lieden hadt ook 3S meer ondeugden dan belachlykheden. Wat „ de twee Treurfpeldichters betreft, ik be„ gryp niet dat een man' van uwe jaaren, 33 zulk eene vraag doen kan ! De uitmun„ tendfte fchilder van het menfchelyk hart; „ hy die het meest onze ziel uitbreid , en j, verheft ; hy die de tegenkantingen der „ driften het volmaakst kende , en de ver,, borgendfte beweegraderen der Staatkunde „ het duidelykfte zag, hadt immers de groot», fte Genie ? en is des verheven boven zy«, nen mededinger , die met een zoetlui»> deader en zuiverder ftyl, meer opletten- „ heids  OND'ïUWER'PEN; i. BRIEF. 31 „ heid, minder fterkte, minder nadruk hadt. racine hadt noch het fchrander doorzicht, noch de verhevenheid,noch de hitte,noch „ de redeneerkunst , noch die verbaazen„ de onderfcheidenheid der kara&ers. Voeg „ hier by , het zedelyk oogmerk is altoos ,9 door corneille behartigt. Hy voert dea „ mensch op tot de hoofdftofFe van alle de „ deugden, tot de vryheid! racine heeft eerst zyne helden , en toen zyne be„ fchouwers verwyft gemaakt. „ Ik vond hier ook crebillon , die de „ misdaden mee hunne eigentlyke verfchrik„ kelyke verwen heeft gefchildert ! Het „ volk leest zomtyds nog zyne Hukken , „ maar men kan de vryheid om hen te ver„ toonen , niet toeftaan. „ Men. kan. wel denken , dat ik mynen „ Vriend la fqntaine zeer fpoedig kende; „ la fontaine , even zeer bemint , als 3, gelezen ! Hy is de grootile Zedenfchry5, ver , zo wel als de eerfte Dichter ; en ,, molière , wiens fchrander doorzicht gy kent , heeft , met reden , hem de on„ fterflykheid voorzegt. Efprit des Loix , „ de Natuurlykc Historie , de Vriend der Menfchcn, de Belifaire , de meeste Werp ken van lincuet , de Redeneringen van B 3 „ th»-  32 BRIEVEN pVER VERSCHEIDEN „ thomas , de Samenjpraken vsn phociqv , 9, ftonden hier , insgelyks , met achting i, bewaart." Ik zal deezen Brief eindigen met het geen wy in dit Boek , nopens de Werken van J- J. rotjsseau en de voltaire vinden ; wel verzekerd , dat 'gy dit met genoegen lezen zult. Gy kent beide deeze Heeren genoeg om te kunnen oordeelcn in hoe verre het geene1 zo ftaat te volgen , gegrond of ongegrond - zy : dus vervolgt de Schryver. „ Ik greep eenen voltaire ; ö Hemel ! ?, riep ik uit , wat heeft hy veel van zyn „ omtrek , zyn welvarend voorkomen ver- loren ! Waar zyn toch die zesentwintig s» Deelen in Qaarto die zynefc hitterende , „ en onuitdroogbre Pen ons gegeven heeft? Indien deeze vermaarde Schryver in de „ Waereld te rug kwam, wat zou hy ver- baast zyn ! Wy hebben , kreeg ik ten 9, antwoord , ons verplicht gevonden om 9, een groote menigte van zyne Werken te. ,, verbranden. Gy weet wel , dat deeze ,', fchoone Genie ' wat heel veel fchatting „ aan de menfchelyke zwakheden betaalt 3, heeft. Hy was al te hirstig om zyne 5, denkbeelden mede te deelen : weinigen „ heb-  ONDERWERPEN. I. BRIEF. „ hebben hunne volkomen rypheid. Hy gaf „ altoos het ftoute de voorkeur boven een „ langfaam onderzoek der waarheid. Zeer „ zelden is hy iets, meer dan oppervlakkig. „ Hy geleek naar een dier altoos huppelen„ de Vogels , die met eene aartige vlug„ heid , en geestige levendigheid over het „ oppervlak eener breede Rivier heen flod„ deren , drinken , en alvoortvliegende , „ rondom van zich fpatten. Hy vereenigde „ de Genie met het vernuft. Men kan hem „ de Liefde voor het menschdom in veele „ opzichten geenszints betwisten. Hy heeft „ voor de belangens der ongelukkigen met „ moed geftreden. Hy heeft de vervolging, „ en allerlei foort van dwingelandy gevloekt „ en verachtelyk gemaakt. Hy heeft eene „ verftandige en zielroerende Zedenleer ten „.toonecle gevoert. Hy heeft de Helden„ deugd natuurlyk gefchildert. Hy is de „ grootftc Franfche Dichter. Zyn Hendrik „ hebben wy bewaart, niet tegenftaande het „ kleine van zyn ontwerp ; want de naam „ van hendrik de IV. is by ons in zege„ ning , en verheft het Dichtftuk tot de „ onfterflykheid, Zyne fchoone Treurfpelen „ zyn by ons in de volmaakfte achting. Wy , hebben alle zyn Profafchriften bewaart waar in de zotte fcherts op byzondere „ perfoonen niet gevonden wordt , en B 4 ?» ww  34 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN „ waar in hy de deugd en goede zeden eerbiedigd : want dan ziet men zyn llerkte; in die Hukken is hy origineel ; de laatfte « vyftien jaaren van zyn leven heeft hy al„ leen herhaalt het geen hy gezegt hadt. ,, Zyne nyd over den lof van j. j. rousseau » heeft hem zodanig verblind dat hy dien „ Schryver zeer fchandelyk heeft bejegent. >; en wy hebben ons genoodzaakt gevonden *> om zyne vuiligheden en kwaadaartige in„ vallen te vernietigen , op dat de laate „ Nakoomlingfchap hem niet met de grootfte ?, verachting zoude behandelen." Ik had gemeent u hier het oordeel- over de Gefchriften van j. j. rousseau ook overtefchryven; maar deeze Brief-is reeds lang genoeg: eenige bezigheden die ik daar kryg maken het my voor eerst onmooglyk , en gy zult verlangen naar deezen. Vaar7 wel,waarde Zuster, groet alle de uwen voqi awe Zuster en Vriendin. T W EE-  TWEEDE BRIEF. LIEVE VRIENDIN! 5, Schryf , zegt gy , of ik zal u uiet „ meer zo lief hebben." Hoe lief ? myn zoete knorrepotje ! zo lief als ik wensch ? ik weet niet of die wensch ooit kan verhoort worden; want, waarlyk, ik wensch zo heel véél in dit opzicht. Weet gy waar het my hapert ? kom aan ik zal myn hart , om zo te fpreken , eens op de tafel leggen , ik zal het u laatea door zien... begeert gy al dien omhaal niet? dan zal ik u korter helpen en u zeggen : ik begin nu reeds , zo duidelyk te zien , dat de deftance tusfchen u en my groot is ! gy zyt eene Vrouw die jaren lang gelezen , gedagt , en gefchreven hebt ; en ik , ik ben een kleuter van agttien jaar , die nog geen tyd gehad hebbe om iets van belang in dit allés te doen. Myn Neef , weet gy njet ? daar gebraisch mensch , zou ons denkelyk op zyne Lyst van , ei , hoe B 5 biet  fiS BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN hiet dat woord nu ook ? Incommetifurobk grootheden ftellen. Dagt gy wel , beste dat 'er onder het gaazenhalsdoekje van uwe' begunstigde Mietje, 2uik een hovaardi hart fchuilde ? Klinkklare hovaardy maakt my zo lui J maar uw Brief, my gister avond ter hand gekomen is my echter zo aangenaam , dat , ik my verre genoeg zaI verlochenen, om aan u, naar ouder loffelyker gewoonte te fchryven. Een Brief van u • wel heden nog toe , is die oflèrhande waardig. Gelooft Gy het niet ? Het eten ftond al op tafel , en myne lieve Moeder herhaalde geduurig „ nu , Mietje , moet „ je Vader en ik dan nog langer wagten ? » kun jy dien Brief ftrak niet lezen, Hart„ je ? " Gy kent myne Moeders flyl ? maar , haar Hartje was juist , toen , geen groot voorbeeld van gehoorzaamheid. Bekyf my niet ! gy weet dat ik myne Moeder boven alles wat 'er in de waereld is , lief heb ; en vertrouw dat zy het op eenen toon zeide , die my overtuigde dat Vader en Moeder niet ongaarn zagen , dat hunne Mietje zo driftig is ingenomen met iets dat van uwe hand komt ! Myne Ouders vroegen zeer vriendelyk naar u , en hebben my belast u van hunnent wege ten hartelyksten te groeten. Na  ONDERWERPEN, ft BRIEF. 2? Nu gy my toch beveelt te fchryven, heb ik een regt kolfje naar myn hand , in het onderwerp dat ik in myn hoofd heb. Ik zal my uwe les eens weer herinneren , en, minder denken om aan u te fchryven , met de zorgvuldige oplettenheid eener goede bekende ; dan wel om met u te praten als uw Mietje , die gy toch gaarn hoort rammelen. Wat is 'er dan nu weer te doen vraagt Gy ? ja ! dat zou ik u nu eindelyk gaan vertellen. Overmorgen zal een dag van plegtigheid zyn , dat verzeker ik u ! want onze heele Familie , is , tegen overmorgen middag , ten eten verz-ogt , en onze^ goede oude Dominé zal van de party zyn. Ik weet dat gy veel achting voor hem hebt , zq hebben ook myne Ouders: wat my betreft , ik kan over 's mans geleerdheid nog niet oordeelen; maar dat kan ik, ik kan wel zien dat zyn Ew. een braaf, verftandig hupsch man is; en als hy ons met zyn bezoek vereert ? weet elk in dit huis dat ik zeer in myn fchik ben. Tante uit de ftraat , zal ons ook met haare Logifche Pretentie verpligten. „ Wel het is een fraaije flof ,'• (zegt gy mooglyk,) „my te fchryven dat 'er „morgen een Vriendenmaal by u zyn zal! Geduld Vriendin"! ik ben nog maar aan myne " " ■ Aaan-  88 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN !' Aanfpraak; de Text zal zo volgen. Na de maaltyd zal het gezelfchap in de kleine zydkamer by een komen , om daar te raadpleegen over iets , my betreffende. Ik zal 'er niet by zyn: vraagt gy my hoe ik aan deeze tyding koom ? voor ik deezen fluit zult gy het weten. „ Over u geraadpleegt , Mietje ?" Over my , wilde-gy dat het over u waar ? Ja ! denk nu eens , waar over al dien omflag gaans is ! Vreest gy niet , myne lieve Vriendin, dat ik een Vryer heb ? en dat die reeds meer deel aan myn hart heeft als gy liefst zoudt misfen ? of dat de eene of andere rare Jongen,,die 'er wel uitziet, en waar in myne Ouders geen groot behagen Vinden ; (gy weet , meisjes van agttien jaar , en verflandige Ouders zyn het zeer zelden eens , op het fluk van verkiezing , of afkeuring in dit opzicht,) het in 't hoofd heeft gekregen , om naar my te komen vryen ? En dat zy noodig oordeelen, om, met rerëenigde poogingen, by myaante dringen , dat ik geen zin in hem moet krygen. Alle. deeze heerlyke gisfingen zyn ongegrond ; ik heb , zo waar geen vryer , dat ik weet ; en ik heb veel te veel vermaak in den ftaat waar in ik ben , om te wen.  ÖNBÏRWÏS-PEN. I. DRIïP- 29 wenfchen dat die veranderde. Zie hier de hoogwigtige aanleiding. Ik ben verzegt om te komen logeren op de Plaats van Neef en Nicht Hazelaar ; Gy zyt 'er eens met myne Ouders geweest , en vondt haar ongemeen aangenaam gelegen. Tegen dit verzoek heeft myne bemoeiagtige Tante , (ja! ja zeker , zo noem ik haar, want ik ben recht knorrig op haar , en dat met reden,) Tante, veele , en groote zwarigheden. Gy weet , dat myne Moeder vry hooge gedagten heeft van Tante ; en dat zy reeds in 't bezit is van een recht, 't welk myne Moeder niet durft tot zich nemen ; dat van hier alles te regeeren , van myne Moeder af , tot onze Tuinmaas Meid toe ; haare ftoute Nicht Mietje niet uitgefloten. „ Veele eri groote zwarigheden, hoe! om naar myn Heer en Mevrouw Hazelaar te gaan ! dat begryp ik niet;" zegt gy mooglyk. O ! 6 myne Tante weet wel neer , dan gy myne Vriendin kunt begryPen , en dat meer is , zy kan het Be toogen. Nu , althans , Tante heeft myne lieve Moeder ia 't hoofd gebragt , dat ik daar niet  30 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN niet moet gaan; eene van alle haare veele en groote zwarigheden, zoude hier toe in flaat zyn ; myne Moeder is geheel liefde , geheel zorgvuldigheid , geheel Moeder! Zie nu , hoe ik hier agter kwam ; maar my niet te verklappen ! want myne Ouders ' zouden my dit niet vriendlyk nemen , om Tantes wille : doch is de Dame ook aan u vermaagfchapt ? zo al ? dan. mondje toe! Gisteren morgen gaf ik Tante eene myner vliegende bezoeken. Zy was nog niet uit de ogtend-Kerk , de beleeftheid eischte dat ik haar afwagtte : rond kykende j en nu het een dan het ander Boek opOaande , viel myn oog op een Flavins Jofephm ; en dewyl ik my met het zoeken van Printen den tyd opkortte , zag ik dat 'er een ftuk papier inlag.... wit papier? Ja 1 maar verrykt met het dierbare kattefchrift myner geleerde Tante, was dat myn fchuld ? Nieuwsgierigheid is een bedroefd zwak ! juist kwam zy my aan boord ; ik was geheel ongewapend , Zy kwam, zy zag , Zy won. Het was eene memorie , (zo als 'er boven aanftond , ten minsten ;) eenige artikels waren doorgekrabt , om plaats te maken voor anderen , by voorbeeld: „ Jan , de „ oude koetzier moet ik morgen zyn huur i, opzeggen; om da.t hy my gister avond een h ge-  ONDERWERPEN. II. BRIEÏ. $1 Si geheel kwartier uur heeft laten wagten <ƒ• dit waS doorgehaald, waar uit ik befluit dat de Oude vrouw zich bedagt heeft , en dat Jan , de oude koetzier, blyven zal; maar *cr ftond onder : „ Snap de groote Wagt„ hond zal nog deeze week naar Buiten ; „ om dat hy my nu al tweemaal in. myn „ middag flaap geftoort heeft" enz, ; zo ■was dat half vel vol gefchreven. Doch dit weinige is genoeg. Tante bleef nog al uit ! en ik , gaande gemaakt , zag met meer aandagt eens om. 'Op de Bureau lag , in een Onderzvys in de ■Logika , een dergelyk ft.uk Papier , als in den Flavius Jofcphus ; doch deszelfs inhoud was geheel anders. jg oib' '"i e 4 4- tt.cev' «te ..•.>.;::.: at/t Het gaat nu in het negenenveertigfte jaar\ dat Tante in de Logika ftudeerde : dit is zeer bekent , aan elk die de eere heeft met haar bekent te zyn. Zy fchikt alles in haar' huis en levenswys naar de regelen van deeze haare geliefde kunst. Gy zult u des niet zeer verwonderen , dat zy de zwarigheden door 'haar uitgeda'gt , naar de regejen der Logika hadt uitgewerkt ? myn geheugen redelyk goed zynde , is het zeer gemaklyk vöor my , u , dat fraaije ftukj'e» ïöedetedeelen ; dus begint het:  3* BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN «Zekere , -en tegenwoordige zwarighe'. „ den , in den mond te lopen , pm 9 onzekere -vermaken , en die , Nota „ Rene ! zeer kort van duur zyn, naar „ te jaagenis dwaasheid „ By Nicht Hazelaar zyn de zwarigheden „ tegenwoordig , en de vermaken kort „ van duur , zo wel als onzeker ; „ Ergo ! Nicht Mietje , naar Nicht „ Hazelaar te laaten gaan is dwaasheid." Hier agter flonden drie letteren met brave krullen voorzien ; naamentlyk , een Q. een E. en een D. ei lieve zeg my eens wat of die daar uitvoeren ? ik kan 'er zo veel van maken als van a -f- b =; c; die ik dikwyls op het kladpapier van myn algebraifchen Neef gezien hebbe. Tante gaat dus voort : „ Nicht Hazelaars Landhuis ligt in eenen „ Vyver befloten ; een zeer diepe wyde » Vyver .' Nicht Mietje is los , Nicht 3, Mietje is wild ; en dus in het grootfte gevaar om te verdrinken." . » Zie daar eene zeer wezenlyke zwarig» beid." t » Nient  ONDERWERPEN. II. BRIEF. 33 „ Nicht Mietje is zeer onderhevig aan hoofd„ pyn;" (met uw permisfie , myne eerzame Tante! onderhevig aan hoofdpyn, en ik heb die geen zesmaal van myn leven gehad !) Nu dan ! „ Nicht „ Mietje is zeer onderhevig aan hoofd „ pyn ; die kan haar dddr aankomen," „ (och ja, zo wel als in myne Tantes bedompte Eetkamer ,) „ en haar „ allen lust tot wandelen, en ryden bene„ men : de vermaken zyn des onzeker „ De vermaken zullen kort van duur „ zyn: Nicht Mietje zou 'er maar veer„ tien dagen blyven : Onze Nicht Miet,, je \ dus in gevaar te brengen om te „ verdrinken , met uitzicht op eenige wei„ nige , onzekere rafch voorby fnellende vermaken, is dwaasheid" Maar myne geleerde Tante heeft nog niet gedaan ; dus vervolgt zy. „ Eene verzoeking in den mond te lopen , 5, om iets V welk onze gezondheid bederven „ja geheel verwoesten kan, is vermetelheid, „ is zonde " Op de Plaats van Nicht Hazelaar is iets '£ welk onze Mietje in gevaar zal brengen ,, om haare gezondheid, zo al niet haar le- „ ven , te verliezen" I. DEEL. C „ Er.  34 BRIEVEN OVER. VERSCHEIDEN „ Ergo ! Nicht Mietje , naar Nicht Ha„ zeiaar te laten gaan is het zelfde ah Nicht „ Mietje te doen zondigen" En dat- dit het zelfde is , zal de vrouw dus bewyzen : „ Onze Mietje kan onmooglyk Kersfen zien, »» zonder daar onmatig van te eeten;" (waarlyk , myne Tante feit hier veelmeer dan zy betoogen kan !) „ die onmatigheid veroor„ zaakt droevige toevallen , ja dikwyls (dikwyls Tante ? ) „ ja dikwyls den dood ! 9, Op de Plaats van Nicht Hazelaar zyn ee. „ ne groote menigte Kersfenbomen. Nu ! onze „ il/tó/tf -, daar naar toe te laten gaan , is „ zo veel als -haar leven in gevaar te bren„ gen , als haar , Afe« Bene , / zo  44 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN " zo geftoort waren , dat zy verklaart hebben , het Gezelfchap te zullen veriaten, indien de Heer *** daar uit nier gehouden wierdt : en dat zv deeze befluiten bekragtigden , door het oude ipreekwoord : daar men mefc verkeert , wor gindzels geleidt wierdt , dan zoudt gy eenen geheel andereri weg Maan ; en dan zoudt gy inftaat zyn , om met meerder kennis te oordeelen , over het hart uwes Broeders : maar zolang gy op deeze wys handeld , zyt gy geheel onbevoegd , om uitfpraak te doen over zaken die gy niet weet. Gy klaagde wel eens , dat gy zo veel te doen hebt met zekere zwakheid; gy wist zelf niet hoe gy die moest noemen , 't was eene onaangename gewaarwording , die in U ontftondt , als gy zaagt , dat het waereldfche menfchen zo altoos medeloopt : gy hadt 'er reeds zo dikwyls tegen geftreden ; maar vergeefch! Gy gaaft den moed op , en meende met dat zwak ten grave te gaan.  & BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN En zyt gy m ; eigenIyk f dg fr mige berisper uwer mede Christenen ! Arme Held ! welk eene armhartige vertoomng zoudt gy- maken, zo w Tcmpera, ment u tot wellust aanzette ! Gy zoudt de Dofltor en de Predikant te hulp roepen , en echter in de veragtelyke banden der vleefchelyke buitenfporigheden «erven ! Uwe bekeering is u geenszinds ernst. Gy ftryden ? Gy die uwe heerfchende zonde liefkoost? Is het Uwé maragtige mening die te overwinnen , noem haar dan gene zwakheid, niet, tets dat gy niet weet te noem Noem ze een ondeugd, m wik gy hafen ten naam weten ? Zy is de affehuuwlyke nyd. Zytgynu, in waarheid, een Godtvreezend Christen ? bindt den .ftrvd aan. Weigert gy dit , dan zyt gy in het oog van dien God, die de géésten ™egt , ai zo verfoeilyk ^ hy ^ verdoemd , en die , zo hy in uw hart zien kon , alle reden hadt om u ZQ te fchuuwen , als gy hem ontvliedt. ' ziet' myne Vriendin , dat ik , om <3es te nadruklyker te kunnen fpreken , my nog al aan myn voorwerp houde ? verbeeld u dan , dat ik , in uw byzyn , met hem fpreeke , die ik in 't oog heb ; en  ONBERWERPEN. IV. BRIEF. 6§ en laat dat u niet beletten om uw oordeel over 't geen ik te zeggen had., aan my mede te deden. Ik. keer nogmaals tot den liefdeloozen fchuuwer van zyne medemenfchen : • Onderlid eens dit geval. Daar komt 'een Jongeling , die zich door losbandige zedeloosheid , berucht gemaakt heeft , by ü. Hy zegt u. „ ik zie myne verkeerd„ heid , ik heb een oprecht berouw van '„ myne zonden , ik walg van die wan„ hebbelyke vermaken die ik hebbe nagejaagd : maar ! hoe ontfla ik my „ van die verharde deugnieten , die my „ verftrikt hebben , en met wïen ik dus „ lang verkeerde. Hoe zal ik my in de „ gunst des Hemels , en in de goedkeuring myner brave medeburgers herftel, len " ? Zoudt gy tot dit berouwhebbend Jongmenfch zeggen : „ dat hy zich eerfl „ moest beteren , en dan goed gezelfchap zoeken " ? ei zeker ! en zoudt gy dan niet doen zo als zeker klugtig perfonage , die eerst zyne Lyders beval ge-, zond te worden , en dan medicynen in te nemen ? dit in 't voorbygaan. Of zoudt gy , tot hem zeggen : „ breekt al„ leen ommegang af met uwe medgezeln len der ongerechtigheid ; en zoekt het ge  ft BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN g gezelfchap van Jongelingen die hunnen » Schepper vroeg eerbiedigen " ? Maar moeten , ja , mogen deeze brave , lievenswaardige Jongelieden,- hunnen goeden naam opofFeren , aan de verkeering met een perfoon die nog geene proeven gegeven heeft, van zyn waaragtig berouw], van eenen welgezetten afkeer zyner voorige wanbedryven ? Hoe zult gy bet toch maken ? kunt gy het tegenftrydige bevelen ? kunt gy tot den verdoolden zeggen : ,,' verlaat eenen weg. »* die ten verderve leidt , verkeer met „ deugdzame merrfchcn , en leef dus ge„ Iukfcfg " ? en tot de godsdienstige Jongelingen : „ fchuuwt zelf den fchyn des „ kwaads ; duld niet dat een Lichtmis „ immer met u gezien wordt , vóór dat „ de waereld weet dat zyn berouw op„ recht is , voor dat hy beftendïg deugd„ zaam zy ; want : daar men mede ver,, keerd daar wordt men mede geëerd. " Kies zelf! maar wees verzekerd , da* gy , onbeflaanbaar met u zelf , zya zult. Gy , myne vriendin , hoe zeer ook afkeeng van alles wat liefdeloosheid kan genaamd worden , zult mooglyk deeze bedenking , tegen het geoe ik. dus verre fehreef ,  ONDERWERPEN. IV. BRIEF. 6§ fehreef, hebben intebretigen. Gy zult mooglyk zeggen : Schoon het waar is , dat ons eigen gevestigd karakter ons Of deugdzaam of ,, ondeugdzaam maakt ; en uit dien hoof„ de alléén behoord geagt , of veragt „ te maken ; zo is het echter zeker j „ dat , met zedelooze menfchen om te gaari , voor ons eigen karaktër , zeer gevaarlyk is ; want de Ondervinding leerd , dat de goeden meest altyd door de kwaden bedorven wbrden. Indien dè$ „ iemand met eén flegt menfeh verkeerd * ,5 veronderfteld men dat de Ondeugd hem „ behaagd , en men veragt hem juist zö „ zeer niet als een medgezel eens ondeu* i, genden , maar als een vriend der On-* deugd. " Gy weet mynë Waardè , dat ik altoos eene byzonderè oplettenheid hebbe , vod? alles wat gy aan my voorftelt , bm dat ik zeerwel weet dat uwe bedenkingen die ten hoogfte verdienen : Ik z.al nu ook op" deeze wyze handelen. Indien uwe aanmerking juist is , dan ttjoet ik het fpreekwoord i daarmen  66 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN mede, verkeerd word. men mede geëerd , nogeens onderzoeken. Eerst vraag ik : ' Is het noodzakelyk , dat hy , die een zedeloos menfeh in zyn gezelfchap duld , dien zedeloozen navolgd ? By voorbeeld : moest de groote Wetgever der Christenen , (die ons in alles als . menfeh geIyk was, ) noodzakelyk gierig worden, om dat een zyner byzonderfte vrienden , een gierigaard was ? Of mag ik niet , kan ik niet-, uit den Goddelyken Jezus op zyne Volgeren redeneren ? Wel dan ! Zyn al ■ de Zzvakla doch oprechte Apostelen en Vienden des Hei-en , verraders , en vrekken geworden ; om dat onder hen één Judas fchuilde ? Zegt gy 't Is wel niet noodzakelyk , maar hoogst gevaarlyk. Oordeelt gy , in dit geval , dan wel met die liefderyke oplettenheid die men van uw bedaart karakter wagten mag. 't Is immers niet onmooglyk, dat iemand, waarover men- zo frreng oordeeld , veel meer onze goedkeuring verdiend ; ook zelf door juist te doen zo als hy doet ? Is het ook wél zo hoogst gevaarlyk ? Heeft dan de zedeloosheid iets zo aantrekïyks in de oogen der zulken , die eenge-  geregeld leven beminnen , om dat hunne ziel in order is ; en hun hart onder hee zagte juk der Rede gewillig buigt ? Zal een verftandig mensch , die dè deugd lief gekregen heeft , en haar omhelst, als zyhë aardfche Gelukzaligheid , dan hare vyanciinne niet kunnen zien , zonder op haar te verlieven ? door haar weggevoert té worden ? ö Laaten wy der Ondeugd zo veel eere niet aandoen ! noch zo veragtelyk denken over den zedelyken fmaak voor het beste. Mooglyk zegt gy : „ Men is nog niet genoeg gevestigd ; „ onze zwakheid doet ons te ligt wankej, len " : 't gaat dikwyls zo ; en dit is t waarlyk , fmertelyk ; doch past het zulke zwakke zielen , wier neigingen tot de Deugd noch zo twyffelend zyn , wier bogen zo verkeerdelyk zien ; past het zulke zielen , vraag ik , zich zo' veel airs te geven ? en ! —— anderen wier deugd gevéstigd is , óm dat hun verftand die aanbid , te verdenken , wanneer dié met de beste oogmerken zich niet onttrekken aan ongelukkigen ? Maar deeze brief is reeds uitgeftrekt genoeg om hem te fluiten ; myn onderWerp- is nog niet afgedaan ; ik zal het E 2 oöte  ■ BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN ook in eenen volgenden weder opvatten Lees dus verre , met dien aandagt en die onzydigheid , die ik van u eisch ; en wees verzekerd dat Gy geagt, bemind word door Uwe verpligte Dienaresfc,  VYFDE BRIEF, Ten vervolg?, WA ARDSTEU ' I Iuiszelyke bezigheden , en het aange* naam bezoek van twee zeer hupfche menfchen , hebben my belet myne belofte , tot noch , te vervullen : de eerste zya aan een kant , en de laatste vertrokken ; zo dat , rm ben ik eens weer geheel ten uwen dienste j want , de dig is regenagtig , en het Sayzoen te ver verlopen , om veel overvallen te worden door onverwagte Bezoeken; 't flaat daar zes uuren , ik heb al ontbeten ; wy zullen een fchoonen voordenmïddag hebben, ik ,ga hem terftond voor ons nemen. Dewyl het echter niet te ontkennen zy , dat de Menfchen , over het algemeen genomen , zwak zyn , is de bedenking : „ of men de menfchen niet behoord af to „ fchrikken van allen ommegang , met be,, dorven fchepzels *, niet zo ongegrond dat e3 ' at  70 ■ tffclEVEEN OVER. VERSCHEIDDE» ik die , ffilzwygend , zoude voorbygaan. Eene myner flelregels is deeze: Geene Gevaar en in den mond te hopen ; en ik ben het met u ook daar in eens: hy die het kwaade niet' kan zien , zonder het te volgen , moet het zien van dat kwaad vermyden : Maar I ik moet ook , zo eerlyk met my zelf handelen , dat ik het gevaar zp zeer niet flelle in het kwaad , dat andereq doen ; als wel in myne . CI"gene zwakke wispekuurige neigingen , die my ip de magt brengen van yder die het van zyn belang rekend my te winnen. . Vooral , en om die reden , hebbe men zich ten ftriktflen te wagten , brave deugdzame Jongelingen , die aan hunnen Schepper vroeg gedagt hebben ; mannen , gehard op de mocylykfte tochten , in het belang der deugd uitgevoerd , en die ftaande weten te blyven in eene booze waereld ; te vcroo;dceIen , om dat die zich der onkunde , dwaasheid , en elende hum ner natuurgenoten erbarmen ; en hen ppogen te rug te brengen , op dien, weg die $Ê Verftandigen naar boven leidt. ' Om aan dit geliefd' Spreekwoord nog af ïneer gewigts te' geven , qmze; "men het-' zei-  ONDERWERPEN. V. ftRl'EF. 7* zelve , met eene menigte '-Schrifcnurpteatzen , welke allen ernstige waarrchouwingen bevatten , tegen het bywóoncn van kwaade gezelfchappen ; of droevige voorbeelden van zulken , die , door deeze lesfen te verfmaden , bedorven zyn. Myne innerlyke hoogagting voor dat Boek der Boeken , weet niemand zo wel als Gy ; en dat ik dit Boek , niet alleen als een Godlyk Boek , maar ook als een Boek van goeden fmaak geduurig herlees , hoef ik u , die myn huiszelyk leven kendt , niet te verzekeren. Is het echter niet waaragtig , dat hy , ' die dit overfchoone Boek , onvoorbereidt om het wel te kunnen lezen j open flaat , en met het bepaalde oogmerk j om het een of arider gekoesterd begrip , of zelf verzonnen Leerltclzel , daar in bevestigd te vinden , altyd iets zal ontmoeten y 't geen min Of meer {trekken kan om zyne begeerte te voldoen ? Ik ken alle die plaatzen * ik heb 'er een gegronden eerbied voor ; doch weet niet , dat , in een derzelve beweert wordt, „dat de enkelde verkeering met d zondaars , ons tot zondaars maakt ; of „ dat zy , uit dien hoofde , die ver3t fmaading verdienen die het loon der onE 4 „deugd  f* B3.IEVIIN OVER VERSCHEIDEN deugd blyft ; of da.t men noolzake]vk „ een menstknegt der zonden worden moet, " *° men omgaat mee zondaren ! " Nooit , myne Vriendin , hebben deeze heilige mannen , gedagt , dat de deugdzame J00d ■ of d£ oprechte ten moet deelen in de fchande van den Verbreker der Qoddelyke wetten ; om dat hy met hem verkeerde, tt geen men doe* «m bGSte ! " ^ Alle deeze treffende gezegdens ; alle de Wvsgeei, die weergalooze kenner des Menfche.yken harte, SA1QMOif) heb. h n hunne betrekking op de onervaren jeugd , of op mannen den kinderen in verAande gelyk. Op zulken , die nog naauw-' tv* dpn ftryd tu,fchen hunne 4teerde Peigmgen , en het waarlyk beste ; hebben ingebonden ; op zulken die nog in tp-m üaan , of zy deQ bredm den \V eg der zonde , dan of zv den fteilen , en ip den aanvang hobbeligen . kruis weg der Goddelyke Wet willen inilaan Of OP hen j die , ja , het beste gekozen hebben , evenwel nog onervaren rei?igers zyn ; nieuwelingen iQ heq Oeffen-. fchool  ONDERWERKEN- V. BRIEF. 73 fchpol der Gerechtigheid ; of op die lydelyke, weeke zielen, op die ongevestigde gemoederen , die eigenlyk geene vasto Begindzels hebben; die geen moed hebben ouTuit zich zelf te denken, zelf te zien, zelf te oordeelen, maar die men in allerhande vormen kan gieten ; die vroom zyn met eenen Socrates , en zedenloos by eenen Aecibiades ; om dat zy eigenlyk , geen eigen karakter hebben ; maar alles ontleeaen ; altoos navolgen. Tot deezen zeggen wy , met den diepdenkenden Apos^ tel, den welfprekenden Paulus : die „ zwak is. ete Moeskruiden '\ De vermaken der zonde zyn zo weinig betekenend, wat zeg ik? zyn zo laf, laf? zyn zo aanftootelyk voor den deugdzamen menfoh , dat hy , die niet kan verkiezen. Als ons zedelyk gehoor , het muzikale der zedelyke harmonie wei ként \ kan het niet zonder zeer fterke onaangename aandoeningen , het verward , ftootend , krytend gefchreeuw der zedeloosheid, hooren, Hy , die deeze gefchiktheid heeft , zal nooit zo zeer verrukt zyn , zo geheel en al wegfmelten door deeze god-ielyke Tconkunst , door de Deugd gefpeelt , dan wanneer zyne ziel E 5 als  74 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN als gepynigt geworden is, door de afgryzelyke wangeluiden der Ongereeh.tigh.ejd. ' Tot den zulken zyn des de vermaningen eens Sa lom ons niet ingericht. Die groote man , wist wel dat deugd , fterkte , kragt , vastheid , is. De rechtvaardige , is by hem de wyze , en het begindzel der wysheid de vreeze Gods. Hy des , die belyden moet dat hy , zonder zeer groot zielsgevaar , n et kan komen in het byzyn v:n flegte lieden , zal , zo hy eerlyk handeld , ook moeien toeflaan , dat hy der zonde nog eene heimelyke liefde toedraagt f of ten minften , dat hy een zeer laffe vriend der Deugd is; Ontwykt hy de verzoeking , hy doet voorzichiig j draagt hy hen die fterker zyn agting toe , hy doet bülyk ; en trage hy naar eene zodanige vastheid van Geest , als zy reeds bezitten , dan doet hy kloekmoedig. Maar tracht hy zyne lafhartigheid s ; als iets lofwaardigs uitteventen ; pryst hy zyne zwakheid , die hem op den minften tegenftapd zoude doe nbezwyken , zynen vrienden aan , onder den aaam eener, naauwgezette heiligheid , die ook den fchyn des kwaads haat , dan is hy een Huichelaar , en zyne verkeering is  ONDERWERPEN, V. BRIEF 75 is nog meer te vlieden dan die eens ruwen Zondaars. De volgende gedagte valt my daar , onder het ' Schryven in j ik mcene dat zy nieuw is ; veragt haar daarom niet , my- ne vriendin , zo zy anueis w loy zv ; en zo zy den toets niet kan doorftaan , fmyt ' ze dap in dat groote Vak , daar al het Bil hen , ais wy mee ons beiden zoortgelyke munten nawegen, ingegooid wordt. Dit wilde ik zeggen : Zie ik met aandagtige , djepdoorzïende pogen in , het karakter der genen , die° dit Spreekwoord het meest in den mond hebben , dan dunkt my , dat ik .'er de volgende ontdekking doe. Do voorgewende vrees om uit zyne vastheid weg gerukt te worden , en , zo als men dat in dier lieden taal noemt , „ met de , Waereld dcortcvloeyen " , zou wel eens niets anders zyn kunnen dan hooggevoeligheid. Hoe fmaakt u dit ? ja maar , 'er is' geen ketter zonder Letter , en ik zal dit vermoeden ook pogen te bewyzen; Luister dan eens ! Deeze menfchen hebben zo veel op met hunne eigen vroomheid j zy geloven vaste-  ?6 brieven over verscheiden ^ telyk boven alle nafpraak verheven te zyn ; zy trillen op de gedagtea dat 'er iemand hunne heiligheid ZOude in twyffej trekken- Zy zyn veefmeer bekommert voW hun naam dan voor hun hart l dhar tnen mede verkeert wordt men mede geefrd is voor deeze menfchen veeï kragtiger' midoel om hen van ilègt gezelfchap af te treden dan de fbrcuk : daar men mede verkeert daar Word? men door bèdor- Hier van daan, Cnaar myn inzien J de groote ongelykheid aan zich zelf- en df handcfen met onze eigen goed- gekeurde grondregels. Hiervan daan', het door ons altoos afgekeurde gedrag van ze, keren onzen Vriend : maar ik zai „ dat gedrag hier eens als in een Schildery ten onzen eigen nutte vertoonen :. de naam ^oet er met toe - jfe noem hem deS — ochroomaart,. Hy , weet gy , Js Lid ygn zeer kleine Christelyke vergadering in eene onzer Buitenlieden. Een der medeleden heeft zich over eenige Jaaren fchuldig ge- Va; eene in 'c 0°e,°Pende *ui4. Jongheid; Zyn berouw ; hoe ls * lang zo bekend niet als zyne ov^ tre-  0Mï>S»fcWËRP2N. V. BRIEF. 17 treding ; en daarom , hoe onberispelyk , zederd dien mistred , zynen wandel ook als mensch , ja als Christen zy , weigert Schroomaart volftrekt alle Burgerlyke gemeenfchap met hem. Moet hy hem , noodzakelyk , fpreken ; dan ontbied hy hem in den avond , aan zyn huis ; uit vrees van met den man gezien te worden. Ziet hy hem van verren aankomen ; hy flaat eenen anderen weg in. Wordt hy onverwagt door hem voorbygegaan ; Hy houdt zich als ,of hy hem niet zag ; mislukt het hem ; dan groet hy hem met een wezen dat zegt : „ wel man ik „ ken u niet , maar een groet is een „ groet waardig. " Hy haast zich altoos om vóór hem uit de kerk te zyn , uit vrees dat hy hem mogt aanfpreken ; en hy zegt: zo men dit mensch aan de Tafel des Heren toegang geeft , dan ga ik uit deeze 'Gemeinte. Wat is hier toch het innigfte roerzei van dit gedrag ? Is het téderheid van Geweten ? Of is het vrees voor zynen goeden naam ? Het eerfle maakt hy der waereld wys , en poogt het misfchien ook aan zich zelf te doen geloven : maar indien hem dit laatfte al gelukt ware, het volgende zal hem dien mom. rasch aftrekken. Een man van  ?S BRIEVEN ÓVER VERSéHElDEN van aanzien en middelen'., valt juist in dé zelfde zonde ; maar Zvn Rylcdóm , en' zyne vermogende vrienden bedekken die in tyds ; en fchoon Schroom aart , het gehele geval , in alle zyne verzwarende omftandigheden Weet , hy is laag genoeg om het zich tot eer te laten aanrekenen, dat myn Heer de RyKe , hem ten eeten houdt , wanneer hy iets met hem te verhandelen heeft ; hy groet hem op de Beurs, geeft hem. de hand , Ja! houdt met deezen mensch , in eene grooter gemeente van die eigen' Gezindheid , meteen gerust gemoed het Avondmaal , overtuigd zynde , dar de groote Gastheer hem niet zal uitwerpen , om dat 'er iemand aanzit zonder Bruiloftskleed. Bedriegt Schroomaart zich niet grootelyks, indien hy waant , in déezen, Gód ? té dienen , daar hy alleen zich zelf diént. Dat de Mensch in het Zedelykë zfr wé als in het natuurlyke eenen ftryd op aar', de heeft , waar in hynu eens overwint ^ dan eens overwonnen wordt; en dat hy ■ in' veélen , ftruikeld , is iets dat my niet heel zeer verbaast : Zyn rang die hy in den rei der wezens verkreeg ; de driften en hartstochten waardoor hy verzelt wordt ; het  ONDERWERPEN. V. BRIEF. 79 het aandoenlyk lichaam waar mede hy-is omkleed; de omftandigheden waarin hy geplaatst kan worden ; de gevallen waarin hy kan gewikkeld worden , zyn oorzaak dat my dit niet zeer kan verwonderen : maar .' Dat zulk eert mensch , die geduurig ontwaart hoe ligt ons de zonde omringt ; die men'gvuldigmaal van zyne eigen begeer, lykheden word verlokt ; die zyne beste ; voornemens zo dikwyls verbroken ziet ; die geduurende zyn geheel leven waken moet tegen zyne hoofdondeugd ; die , wanneer hy zich ernlt.'g bepaalt op de voorwaarden der Euangelifche genade , overtuigend ziet , dat hy , die genade hoogst nodig heeft , om behouden te worden ; die daar; en boven overtuigt is , dat hy op die genade niet kan hopen zonder de grootfle zachtmoedigheid , en liefderykste behandeling-omtrent zynen broeder: dat zo een mensch zeg ik, nochthans, eenen Broeder, om een aangetygden, of wezentlyken mistredt, loslaat, fchuuwt, beoordeelt, fheng veroordeelt , is iets dat my verbaast ; myne verbeelding overtreft ; en hoe zeer ik ook gewoon ben , alles in. het beste , het vrolykfte licht te plaat-* zen , zo ontwikkeld liet in myn gevoelig  85 Brieven over verscheiden lig hart , de Zaden der fiflle zwaarmöev digheid , ja maakt my vatbaar , voor durf ik het belyden , toorn en verontwaardiging. Beste Vriendin ! vergeef my dit laatfte , indien het misdadig is 5 maar 't geen ik u belyde is waaragtig. Ja . dat voel ik , en al heel ilerk ! Deeze verfoeilyke liefdeloosheid , deeze onnatuurlyke hardigheid , deeze hoogst fchadelyke vertooning van naauwgezetheid , vloeyen niet voort uit een wys en deugdzaam wantrouwen op eigen kragten ; kan , zegt de Heilige Schrift , kan een en dezelfde Bron zoet en bitter -water uitgeven ? Kan Ootmoedigheid de moe^ der zyn van Trotsheid ? zal hy , die uit een zedig mistrouwen , óp eigen kragten, zich in zekere verzoekingen j niet durft wagen , zich aan eenen Broeder liefdeloos onttrekken , die verrascht , ja , die bezweken is ? aan eenen Broeder die hem de hand toereikt om hem optebeuren... 6 wreedheid ! Hoor , myne vriendin , ter deezer gelegenheid , de volgende bedenkingen : (waarom zoude ik brood voor vrienden fpaaren ? ) mooglyk zyn zy u zo nuttig , als zy my zyn , en ik weet dat gy  onderwerpen; V. brief; 8ï ^y behagen vindt in myne allerernftigfte overdenkingen. Jezus Christus de Infleller van den godsdienst , dien wy belyden ; Jezus Christus , onze Heer en Meester , naar wiens naam wy genoemd worden , was ons , in alles , als Mensch gelyk; wierdt in alles als Mensch verzogt ; doch flondt alle beproevingen met den verlichten moed van een eerlyk man dóór ; bleef afgefcheiden van de zonden ; overwon alle verzoekingen. Stond het iemand vry, uit zucht voor zynen goeden naam , het gezelfchap der Zondaren te vermyden ; was het iemand geoorlooft , zo teder op zyne eere gezet te zyn , het ftond Hem ze ker vry die ons getoont heeft , waartoe eene zuivere , heilige wélgevestigde liefde^ tot God ons kan in ftaat (tellen. En nochthans , Jezus ! de onbefmette Jezus hadt medelyden met onze zwakheden ; „ hy it zogt en zaligde dat verloren was " ; en dat , terwyl waan- en fchynheilige - Phari. feeuwen , hem met bitterheid verwyten ; „ Zie daar een Vriend van Zondaren ea „ Zondaresfen ; hy gaat met hen om * „ hy eet met hen ": Hy werd dus ook geëert met die waarmede hy verkeerde ; doch de Goddelyke Jezus , wiens geheele I. deel. F ïieï  &X BRIEVEN OVER VERSCHEÏDE» ziel , liefde was voor God en menfchen < wiens geheele hart blaakte van bermhartigheid , verachte deezen blaam , en ging ftaadvastig den edelen , den verheven weg door hem ingeflagen J ó hoe veele zielen moet zyne onweerftaanbaare zachtaartigheid , zyne aandoenelyke gemeenzaamheid , verbonden aan het allerheiligst gedrag , niet wel gewonnen hebben ! zielroerende tooneeien ! en zullen wy , zeer zwakke , zeer onvaste menfchen , wy, die ons verftouten om ons zyne navolgers te noemen, ons zottelyk gaan verbeelden, dat het ons vryftaat , yder menfeh die in eene verzoeking bezweken is , voor onverbeterlyk te houden ? te vlieden als de Pest ; alle burgerlyke , en godsdienstige gemeenfehap te ontzeggen , niet alleen tot dat hy , door- een oprecht berouw zich met eenen goedertieren God heeft verzoent; maar tot dat onze trotschheid door zyne fmekingen gevleit , door zyne herhaalde verzoeken , voldaan is. Onuitfprekelyk onderfchèid tusfóhen ders Meester en zyne Leerlingen ! Hy is geheel gehoorzaamheid jegens God , en , geheel toegeevend omtrend zwakke Ster-, velingen ; en zullen wy , indien wy dus oftmenfchelyk handelen , ons beeld niet vin-  ONDERWERPEN. V. BRIEF» 83 vinden in dien onbermhartigen Dienstknegt 9 die duizend talenten kwytgefcholden zynde , zynen mededienstknegt om eene geringe fchuld in de gevangenis wierp ? het ysfelyk loon zal ons tóegeteld worden ; en welk een loon ! Myn harid is moede gefchreven : myn plan is egter nog al niet afgewerkt. Ik zal dezen hier eindigen , en , zö rasch ik kan , de pen opnemen , om , in eehen eerstvolgenden brief, die zaak aftè doen : altoos bén ik uwe ware Vriendin; fi ZES-  ZESDE BRIEF. Ten vervolge. MYNE LIEVE VRIENDIN ! J-^ikwyls , (Want gy weet , ik heb eene ouwerwetze zucht tot weldoen , hoe weimg ik dan ook in ftaat moge zyn om die optevolgen : trouwens , al had ik ah de fchatten van uwen Buurman , myn hart zou toch altöos ruimer zyn dan myn beurs : welk eene Parenthefis js dit ' ik zie het te laat ; lees het nu echter , wyl het gefchreven is.) Dikwyls heb ik gedagt , dat , daar 'men niet zelden , op een handvol Ducaten ziet , zo men ons daar voor een zeker genoegen kan bezorgen , hoe het toch by komt , dat men met eene geringe fom over heeft, om zich vermaken te verkrygen , die ons veel dierbaarder zyn zouden , dan al die beuzehngen , en die opmerkingen , die ee» nieuw kleed, of eene kostelyke Equipage ver-  ONDERWERPEN. VI. BRIEF. 85 verfchaffen kunnen. Laat ik deeze gedagten hier ter plaatze uitwerken. Hoe dikwyls zou men , met geringe kosten , weinig moeite , en opoffering van iets van het onze , onze Natuur- en Geloofsgenooten , voor tyd en eeuwigheid kunnen behouden ! Ja , de gift van eene honderd guldens , die een braaf man welke zich uit mistroostigheid , om dat hy geen kans ziet die af te betaalen , tot eenige buitenfpoorigheden begeeft , in een nyver en zedig burger zouden veranderen , is immers zo overgroot niet voor menfchen , die in overvloed leven ? zo een gefchenk zoude in flaat zyn , om een geheel huisgezin te behouden , en de onnozele kinderen eene goede zedelyke , ja » Christelyke , Opvoeding te bezorgen. Als men met aandagt die rei van gelukkige uitkomften nadenkt , moet men waarlyk beven voor zyne eigen ongevoeligheid ; en verre van onzen Naasten , die tot eene flegte daad , dus ongelukkig , vervallen is , hard te vallen , zoude men zich zelf als een medepligtige aan zyn wanbedryf kunnen aanmerken. Men wende niet voor , dat deeze bedenking verre gehaajt zy ; wie weet niet , dat het F 3 on-  85 BRIEVEN O VER VERSCHEIDEN onbefcheiden weigeren van één Ducaet, waarmede een arm , doch nyver huisvader , zynen ftrengen Huisheer wilde voldoen , oorzaak werd , dat hy , en de zynen , ten huize wierd uitgezet , ea verpligt om zyne armoedige meubeltjes te gelde te maken ; en juist daar. door , raadeloos gemaakt , zich aan eenen woesten , en onhcbbelyken wandel overgaf; dat hy kinderen naliet [ die , na dat zy de veiligheid der Maatfchappye verlïoort hadden , ten fpiegel van anderen openbaar geüraft zyn. Hoe veelcn , is het te vreezen , zyn 'aan eene Ongerechtigheid verllaaft , naar de Eeuwigheid gegaan , die mooglyk door een vriendelyk gezicht , een goeden raad , een troostlyk en moedgevend woord , zouden zyn te recht gebragt ! maar nu \ ziende dat zich niemand hunner bekommerde \ en yder hen met moedbrekende verfmadingen behandelde , van de waareld genomen hebben wat d;e hen aanbood , en uit eenen liederlyken levensftand zyn overgebragt . . . deerlyk denkbeeld J kunnen zy gelukkig zyn ? Naauw gezette Christenen 1 deeze ongelukkigen zyn gedeeltelyk voor uwe ver- anfc-  ONDERWERPEN. VI. BRIEF. 8j antwoording : 't is uwe vrees dat gy , geëerd zoudt worden , met hen daar „ gy meede verkeerde " , die U belet heeft , om uwen Broeder aftetrekken van den weg der verkeertheid ; om hem Gode te winnen. Menfchen , die het , naar uwe hoonende gedagten , zo naauw met de Godvrucht niet nemen , mogen zich by zulke losbandigen wagen ; Gy doet genoeg , als gy tegen het verval der zeden uit» vaart ; Gy doet genoeg , als gy een misbedryf door een uwer medemenfchen in st heimelyk gepleegt , op de daken predikt ; Gy doet genoeg , als gy hem als een onverbeterlyk Schepzel afmaalt , en anderen aanzet om hem te fchuwen..! maar genoeg ! ik had u nog veel* meer onaangename waarheden te zeggen. Ik geloof zeer gaarn , dat 'er ernftige en oprechte Christenen kunnen zyn , die uit zulke flegte begindzels dus niet handelen ; doch. de naauwgezetheid deezer brave menfchen is zich zelf altoos ge|yk. Hunne eerbiedeniswaardige harten zyn vervult met , liefderyk mededoogen , , voor den zondigen overtreder der wetten. Zy jnaken zyne fout niet ruchtbaar. Zy verF 4 oor-  88 BRIEVEN OVER VERSOHEIDEN oordeelen hem niet uit hooren zeggen ; zv bezwaren hem niet ; zy houden hem niet voor onverbeterlyk ; zy fcheiden zich niet af van andere deugdzame menfchen , die zo eenen ongelukkigen niet affnyden ; wel verre van dit alles , bedekken zy de mis, daad , zo veel met de oprechtheid befïaan kan ; zy verzwaren die niet door haatryk uitgedagte omftandigheden 5 en zy hoo? pen altoos , zo lang 'er eenige grond van hoope is ; goedkeurende de zorg, en vermaningen door anderen , ten hunnen besten , aangewendt, Zie daar , myne Vriendin , myne gedagten over een fpreekwoord , waarmede men zich dus lang , om zyne eigen liefdeloosheid, om trend eenen verdwaalden, te glimpen , bedient heeft : en fchoon ik deezen brief eigenlyk voor u Schryf, zo weet ik echter , dat gy gewoon zyt onze Vrienden nu en dan , en by voegzame gelegenheden , dezelve voortelezen. Hier toe hebt gy altoos de vryheid ; maar ik vlei my niet , dat myne denkbeelden van dat gewigt zullen geoordeelt worden, dat zy de menigte tot andere gevoelens zullen kunnen brengen; ik ken de menfchen , en weet welke offerhanden het zyn ingegroeide vooroordeelen afteleggen , m  ONDERWERPEN. V. BRIEF. 89 en edelmoedig te belyden : „ ik heb niet 5, wel gedaan toen ik dat deed " ; is dat myn Schuld ? zeg my uw gedag'en pver deezen zo rasoh gy kunt , en geloof dat ik altoos ben Uwe oprechte Vriendin. ZR-  ZEVENDE BRIEF. .■wa^»——_ —»■* MEJUFFROUW! De Brieven van Myïady Montacüe s zo als die in 't Nederduitsch vertaald zyn 5 gelezen hebbende , hebt gy een groot verlangen om eens te zien , wat of daar pp , door den Heere Pope , wel is geantwoord ; dewyl gy eenige deezer Brieyen aan hem geadresfeert ziet, Dit , myne Waarde , geeft gy my ia uwen van den vierden dezer , te kennen. Ik verfta U ; en zal , zonder eenige ontfchuldigingen , of voorwendzels , zo van onbekwaamheid , als tyd- gebrek a voor den dag te halen , u dat genoegen bezorgen : Ontvang des hier nevens , de Brieven aan Mevrouw Montague gefchreven , door den beroemden Dichter Pope s geduurende haare uitlandigheid. En geloof dat ik met achting ben ; Uwe Vriendin. AGT-  AGTSTE BRIEF. MEVROUVV Hoe nader ik my zelf leer kennen s des te romanesker viride ik my. Me dunkt, er is iets edel ftyfzinnigs in , tegen de fchikkinge des Noodlots zich te verzetten ; en die Perfooncn jj die het ons ontrukt , niet opcegeven ; maar te fterker aan te hangen , naar mate zy van ons verwydert worden. De Vleyery reist nimmer een weg van vyfluizcnd (Engelfche) mylen. De alles overwinnende Waarheid alleen , kan U , Mevrouw , op zulk eenen verren afftand een bezoek geven.' fl'-nosW èb 3tw n3' .nsmomsbno 230013 Is het niet iets zeer edelmoedigs in den Roomfchen Godsdienst , dat hy ons beveelt , die Lieden hier te volgen , van welken men , in de toekomende eeuwe, zal gefcheiden worden ? en het zy gy dit bevel laakt of pryst , gy zult , echter ,  92 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN ter , toeftaan , dat 'er in deeze verwildering iets beminlyks is. " Denkt gy , dat ik myn hart bevredigen Kan , met nu en dan op u eens een hand vol bloemen te itrooijen , als 0p eene afwezige ? Gelooft gy , dat het te voldoen is als ik U eerbiedige, gelyk iets dat ik verlooren hebbe ? niets minder ' Ik moet u befchouwen , als een verhevener , fchoon ver van ons afzynt , Wezen ; ik moet tot u myne wenfehen , myne aanfpraaken richten. Gy hebt zo véél van my medegenomen dat het armhartig overfchot wegkwynt. Waarfchynelyk zal ik m 't kort , den Aurat Bafar\ zo aangenaam vinden als Covem - Garden Ver beek u niet dat ik fchertze ; ik betuig u dat deeze dweepery my vermaakt : hier om noemen onze Vrienden my Romanesk. Kleine zwarigheid ! die naam geeft men wel eens meer aan hun , die het fchoone , met drift beminnen , of zelf iets groots ondernemen. En wat de Waereld aangaat , de Waereld maakt het 'er trouwens wel naar , dat men haar zoude ontzien .' Roem , het éénig Loon eener brave daad , betaalt zy niet beter dan hare overige fchulden. Ik  ONDERWERPEN. VII. BRIEF. 93 Ik- fchryf dit alles in eenen vergiftigen knorrigen luim. Zedert uw vertrek heb ik hén 't meest bezogt , die het allervriendlykst over u denken ; en zie daar ! ik hoor van niets , u betreffende , meer fpreken dan dat gy met een zwarte knoopparuik zyt op reis gegaan. Eens nam ik de vryheid om te zeggen : „ het zal maar „ een beurspruikje zyn " , en wat kreeg ik ten antwoord ? „ Liefde is blind " i Gy , (dit recht moet ik uwe kritiken doen ,) hebt het echter aan uwe fchone oogen te danken dat uw Kapzel hier zo bepraat wordt. Ik bid u , nogmaals , Mevrouw , als gy aan my fchryft , fchryf dan over u zelf , en over niets anders. Daar is niets waar van ik zo gaarn hoor. Ik ben niet in 't minst nieuwsgierig naar de Heilige overblyfzels , of de altaaren waar van gy fpreekt. Ik ging veel liever in Bedevaart, om één hoofd zo fchoon als het uwe , dan om beide de Hoofden eens onthalsden Heiligen , te zien. Ik wensch, van harten , wyl gy zo zeer op gouden dingen belust zyt , dat gy al dat mooije goedje waar van gy fchryft , bezat : ja ook het gouden beeld van Koning Nebukadnezar , op deeze eene gemaklyke voor-  94 brieven over verscheiden voorwaarde : „ niet verder te mogen », voortreizen dan gy het zelf zoudt kunnen „ draagen ". | ( .' - , « nsxiraü y isvo 325{'~i Ik beken dat het Weener hof waarlyfe voorbeeldig is f De Dames fchvnen daar den Text die ons beveeld elkanders lasten te draagen , letterlyk te verftaan : tnsfchen ons , zou daar niet menig een man zyn die gelyk Issaschar , een ezel is, rus. tende tusfchen twéé pakken. Ik zal voortaan op u niet meer als op eene Christinne kunnen neder zien , wanneer gy Van dit Liefdryk hof, naar dat der . Jalouzie vertrokken zyt. Ik wagt een ömflaridig verhaal , hoe , en by wat toeval , gy het eene uwer Negenendertig Geloofsartikelen voor , en het andere na afleide , naar mate gy het Ryk der Ongeloovigen naderde. Hoe is het 'er nu al mede ? Hoe bevallen u de Leer , en Tucht der Engelfche kerk , nu gy al de pracht eener hoge Mis ziet , en verrukt word door het keurlyk Muziek eener Zondaagfche Opera ? Hebt gy nog eenige achting voor H>pkinss en Sternhold ? Hoe zullen uwe Christélyke Deugden het op zulk een lange reis uitgehouden hebben? Zult gy niet, weldra, öp zomraige overtredingen met méér bedaart- heid  ONDERWERPEN. VII. BRIEF. heidVen geduld kunnen nederzien dan onzë Londenfche Dames ooit te vergen zy ? Ik houde my verzekerd , dat men my , als ik u volge , zal vertellen , hoe aartig gy u naar de zeden der ware Muzelmannen kondet ■ voegen : „ Hier , zal meri „ my zeggen , leerde zy op eene Sopha zitten : Daar voude zy den eerften Tul* band : By deeze Fontein baadde zy zich * „ wierdt zy gezalft en bewierookt , en „ leide zy haar Reispruikje af ". Wat moet dit evenwel een regt verrukkelyk Land zyn voor eene fchoone jonge Dame , daar de Godsdienst de Ligthoofdigheid voor eenen pligt houdt ! Als ik te Belgrado koom zal de göede oude Basfa my , met hartlykheid , vertellen , hoes hy u met vreugdetraanen ontving : hoe hy bekoord wierd door de bevalligheid waar mede gy de woorden Allah , en Mohamet , leerde uitfpreken ; en hoe ernftig gy hem byftondt-, in uwen man te vermaanen , dat hy den eerdienst deezes Lands aanname. Maar ik denk dat Mylord ééne gewigtige bedenking daar. tegen inbragt ; om dat hy zekere plechtigheid zou moe. ten ondergaan , die zyn Lordfchap zoude verhinderen , om zyne Britfche Majefteit, BA  99 brievin over. verscheiden Ha die plechtigheid , eigenlyk te kunnen verbeelden. Eindelyk zal ik vernemen , dat gy , in den t eerften nagt die gy te Pera fliept , een gezicht had van het Paradys des Grooten Profeets ; dat gy gelukkig , zonder ziel ontwaakte : van welk dierbaar oogenblik , het bekoorlyk lichaam de volle vryheid kreeg om alle de zagte, en ffilIe pligten waar toe het gevormt fchynt , te voldoen. m Ik merk dat ik, aan ü fchryvende, my uit eenen verdrietigen in eenen vrolyken luim gefchreven hebbe. Hoe dikwyls is dit door uw byzyn gefchied 1 Jk denk alweer niet om deezen te fluiten ; maar Gy , Mevrouw , kunt hem zo klein maken als gy goedvind , door hem , ongelezen , by u neer te leggen. Door verontfchuldigingen zal ik hem nochtans niet langer uitfpinnen. Ik blyf. enz. A: Pope*  NEGENDE BRIEF, MEVROUW! D eeze Brief is het Schildery van myn hart ; de getrouwde Copie , (hoewel van een lelyk Origineel ,) die gy immer gezien hebt : niets anders hebbe ik , ter fnyner verfchooning in té brengen , öf ter aanpryzing u te zeggen. Ik verZagt geen eene trek , of doe myn voordeel met het Licht , door dat zo kunftig te laten vallen dat da&r door het lelyk ding minder affchuwlyk word ; o heen ï ik' zal het op de fchriklykfte wyze doen gelyken. Gy bedroeft my , indien gy één éénig woord van alle die ik U meen te fchryven , opneemt als eeh Compliment ; dat ik U , óf wel , my zelf maak. Ik zal U niet fchryven dan het geen ik , aan u fchryvende , over u denk. Ik vertrouw , dar gy te redelyk zyt om van my te eifchen dat ik , dus , en niet anders over u , tot mynen dood toe , zal denden. Dit zoude dus zeer overeenkomen met I. deel. G he£  08 brieven over verscheiden het bevel van iemand , die eenen Vriend , ééns wel getroffen , wilde vergen nooit ffieer van gelaat te zullen veranderen. Men zal misfchien , uit de vryheid die ik neem van overluid te denken , opmaken dat ik een Zot ben ; men kan my dan echter geen plaats weigeren by de beste , dat is eerlyke Zotten. Ons mal , (yder heeft immers het zyne ! ) komt , vroeg of Iaat , hoe zeer wy hec pogen weg te moffelen , voor den dag. Waarom doen wy dan zo ons best om het te verbergen ? Is het ook eerlyk , dus. bedekt met onze vrienden omtegaan? Waarlyk , Mevrouw , zo het ontwerp van Momds hadt Hand gegrepen , dan had \ daar niet in berust ; Ik zou aan Jupiter om een venfter , dat ik open doen konde , verzogt hebben : en terwyl ik myn hart aan de heele Waereld had laten bezien , zoude ik het voor myne Vrienden daar hebben uitgeligt , op dat die het des te gemaklyker hadden kunnen befchouwen , en behandelen. Offchoon. ik , Mevrouw , nooit de eere had om eene. Menuet met u te danfen ; zo kan ik u echter verzekeren dat ik u zo lief hebbe als Herodes Herodias , • - £ im-  ONDERWERPEN. IX. BRIEF. 99 immer konde hebben ; en ik zou u , eeven gulhartig , ,myn hart in eenen Schotel- ten gefchenke geven als hy aan haar eens anders hoofd zondt. Maar dewyl dit aan Jüpiter geenszinds dus behaagd heeft , dien ik my wel te vergenoegen met mynen fmaak , in de verkeering , als in het Schilderen te toonen : myn fmaak in beiden eischt : niet veél kleeding ". Niet* Mevrouw , om dat ik geloof dat dit yder een zo fraai zoude ftaan , als üj en nog eenige Züsterfchoonheden , maar om dat" men de Menfchen behoorde te gewennen , aan iets dat zy , toch eens zullen moeten óndergaan : Want daar zal immers eens een dag komen , waar in onze zielen als naakt zullen verfchynen ; dan zal men , (om ia deeze leenfpreuk te blyven) zien , dat de Prudes, aan het fterk inrygen n haaren fynen leest te danken hebben , en , uit haar aart , geen duim breed dunner zyn dan die zoete meisjes , die nooit deeze pynelyke uitvindfels der kunst in 't werk gefield hebben. Ik heb nog ééne rede die u moet neigen om aan my uwe gedagten vry uit te zeggen ; zy is deeze : niemand kent U zo wel als ik. Als anderen hunne goede gevoelens over u zeggen , merk ik altoos G i Öat  iso brieven over verscheiden dat zy by de myne verre te kort fchieten : en ik weet teffens , dat Gy zoudt erkennen dat zy gunstig genoeg over e dag ten. Gy kunt u wel verbeelden , hoe zeer ik moet verlangen , naar de Briefwisfeling met eene Dame , die my geleerd heeft , dat men zo wél op het eerfte gezicht kan hoogagten , als verheft raken ; eene Da¬ me die my , voorlang , onbekwaam maakte , tot de verkeering met de eene , en tot de Vnendlchap voor de andere Sexe. Ik ben niet dan al te aandoenlyk, fchoon Gy denkt dat het manlyk gezelfchap die zagtheid mist , die het zoude kunnen aaupryzen ; en dat aan dat der vrouwen , alles , behalven het zoetaartige , ontbreekt. Hoe dikwyls ging ik niet ftil henen , om my in 't genot dier gerustheid , of liever gevoeieloosheid te Hellen , door my dus lange op het Land gefmaakt ; als één avond met u doorgepraat , my , volftrekt , voor de eenzaamheid ongefchikt maakte ! De Boeken hebben by my ook hunne kragt verlooren : Zedert ik U kende weet ik dat 'er eene Dame leeft , die meer verftand bezit d:n al de zeven Wyzen met elkander... ó- duikerfche vrouw-.  ONDERWERPEN. IX. BRIEF. IOI ïyke wysheid j Zy maakt een man duizendmaal ongèmakkelyker dan zyne eige. En ! kan 'er iets vreemders zyn ? de Deugd , de Deugd zelf , is , als zy door eene vrouw gekleed wordt , véél te fchoon voor onze rust : dit ondervind ik. Hoe veel nuts had gy niet kunnen doen , zo gy de helft der Petitsmditrcs die U van ter zyden begluurden , met uw gezelfchap had willen begunftigen : Wat zouden zy fraai gefopt geweest zyn; want , terwyl zy zich zouden ingebeeld hebben , dat zy flegts op eene fchoone vrouw verliefd waren , zou uwe deugd , en uwe rede , hun betoverd hebben : twee fchoonheden , welke deeze Heertjes voorgeven , zelf niet van aanzien te kennen. De ongelukkige afftand waar in wy aan elkander Schryven , ontflaat ons van zeer veele kleine oplett:nheden , en naauwgezetheden die wy , in pérfoneelen ommegang , ten koste der oprechtheid , en om onze goede opvoeding te toonen , moeten in agt nemen. Ik kan nu van myne gebreken , en gy Mevrouw , van uwe deugden hooren , zonder dat wy behoeven te bloozen. Wy verkeeren nu op zulke lastige , en tevens edelmoedige voorwaarden , dat zy in ons beiden alle mindere beden,G 3 kitl<  102 TARIEVEN OVER VERSCHEIDEN kingen weerhouden. My dunkt ook , dat , elkander ook maar op één ftuk te misleiden , terwyl wy zo verre van een zyn, niet ongelyk zyn zoude , 'aan die potzen , en knuren die fommigen geloven dat de Geesten uitvoeren , in die weinige oogenblikken dat zy met de Menfchen omgaan. Om dat ik hier van overtuigd ben , zo vraag ik u alleen het vpjgende ; want daar uit zal ik my zelf veel beter leeren kennen dan uit de meeste omftandighedea waar in ik my ooit bevonden hebbe. Zeg my dan , Mevrouw ! Hoe gedroeg ik my toch wel j in de laatfte uuren die ik by u was ? Liet ik veel van myne droefheid zien toen my het grootfte ongeluk myns levens trof ? een Ongeluk dat ik hoop dat gy nooit zult ondervinden ; te fcheiden van iemand u boven alles dierbaar. Indien ik van u fcheidde , zo als uwe andere Vrienden , dan was ik de grootfte Hipocriet die de Betaamlykheid immer gemaakt heeft. Beantwoord my dit eens ! Nooit ga ik uw huis voorby , dan met die zagte droefgeestigheid waar mede wy het Graf eens Vriends befchouwen ; en 't geen alleen dient , om ons ons verlies te herinneren. Ik peins geftaadig aan alles W4t 'er , in onze laatfte oogenblikken , ge-  ONDERWERPEN. IX. BRIEF. K>3 gebeurde. Ik koester in my dat fomber genoegen, (dat Gy zo wel kent,) door te denken dat deeze laatfte oogenblikken , voor my geweest zyn. Hoe gaarn zoude ik my willen inbeelden dat dit niet geheel 'toevallig was , maar dat Gy , Mevrouw , die zo wel in de gevoelens uwer Vrienden weet in te zien , ook gewilt had , dat hy , die het laatfte van u wenfehte te fcheiden , ook het laatfte van u fcheiden zoude. Ik befchouwde u toen , zo als de Vrienden van Curius dien Held befchouwden toen die gereed ftond om zich der Glorie opteofferen ! Ik ftond verwonderd over 't geen my fmartte : wat kon ik doen , dan bidden dat de Hemel zo veele deugden , als toen van ons fcheidden geliefde te bcloonen met al de zegeningen die Gy ooit ergens kond genieten ! enz. A. Pope. ©4 TIEN-  TIENDE BRIEF. MEVROÜW « IVeen ! nooit kan ik te véél Brieven van u ontfangen. Ik ben ten uiterfte misnoegd zo dra my een ftrookje wit papier in 't oog fchynt. Eene jonge fchoone Dame by eene oude Sybille te vergelyken , is een misfelyk compliment ; en echter ik vergelyk u daar by : want ik denk dat uwe bladen , zo wel als de hare te kostelyk zyn , om den winden , die ontrouwe boden , te worden aanbevolen : en dit is helaas den eenigen weg waar langs ik die nu kan genieten. Gy zegt in uwen Iaatften Brief twee dingen die my zeer fmaken ; dat , naamlyk , welk ook het lot uwer Brieven zvn m°ge > gy my , om nw gemoed gerust te ftellen , zult fchryven ; en dat gy ge* looft , dat ik U niets dan de gevoelens van myn hart fchryf. Op dit ftuk kan ik  ONDERWERPEN. X. BRIEF. IOJ ik ook geen de minfte argwaan dulden. Gy zoudt my bedroeven , zo gy voor fpclingen van myn vernuft opnaamt , her geen uit myn vol , en door U zo zeer verbeterd hart , voortftroomt. Gy ge* looft my dan ? O nu begin ik te denken dat myne pen , myn hart redelyk wel dient. Hoe groot ook uw Geloof in deezen zy , nooit zult gy tot Bygcloof kunnen vervallen. Indien gy in myn hart zien kondt , gy hielt het zeker voor een goed eenvoudig foort van een hart ; net zo als de meesten zyn , het heefc goede , en gemene hoedanigheden. Deszelfs zwak voor ü is zeer groot : doch het is echter zyn beste zwak ! Myn hart gelykt geenszinds naar die groote Voorraadhuizen , gevuld met de goederen des bezitters , en voorzien van eenige ledige vakken die men gereed houdt om , zo rasch doenlyk , die door de Heb- of Heerschzucht te laten opprop, pen. Myne Vrienden hebben het geheel en al in bezit \ en gij , Mevrouw , hebt 'er de beste plaats in. Gy zegt dat gy nooit zo zeer dan nu van myne Vrienfchap verzekerd waart, ó Hoe dikwyls ben ik in gevaar om liefdeG 5 loos  ÏOÖ BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN loos te worden 3 door te wenfchen dat de Oorlog , de Pest , of de verwoesting zich tusfchen u en het Ottomannifche Ryk mogten plaatzen ; op dat gy , ten koste van geheele volken , terug keerde ! In ernst , Mevrouw , is het onmoogIyk dat gy nog te rug koomt ? Ik hoor dat gy reeds tot — zyt te rug gekomen : ziet gy dan alleen om , om tweemaal te nerven ? Is EuRioicé nogmaals tot de fchaduwen te rug gevoert ? Heb ik , denkt gy , geen rede om den Koning te haaten ? Ik ben de eenige man die onfchuldig lyd , zo wel door zyne Buitenlandfche handelingen , als door zyne Binnenlandfche regeering. Indien gy ons dan moet verlaten , zy uwen weg met roozen en mirthen omzet ; en vertoonen u zo veele fchoonheden , dat gy des te minder reden hebt om aan Engeland te denken. Myn belang eischt nu niet meer , dat het u naa aan 't hart hgt ; en misfchien zal zyne hardheid omtrend my , my dringen het te verlaaten Zou ik een Land nog langer myn Vaderland noemen , waar in ik thans geen een voet Vaderlyken erfgrond bezitte ? Ik  onderwerpen. X. erief. ïcv Ik zou zeer gemaklyk by u kunnen komen , en die reis in uw gezelfchap doen. Yder fraai gezicht , yder Zcdelyk vermaak, zou, kende ik dat in uw byzyn genieten , my een verdubbeld genoegen geven. Maar ik zou mooglyk niet lang by u blyven ; het zou my te zéér fmarten in een Ryk te wonen , daar de deugnieten van mynen Go.'sdienst , onfchuldigen vervolgen , zo als de flegthoofden van uwen Godsdienst , my , en myne ^ïedebelyders hier vervolgden ; mooglyk ontvlugtte ik dit aanftootlyk fchouwfpel in Azien , en leefde daar in vryheid. Hoe , Mevrouw ! zou men niet liever vry leven in een Land van Slaven , dan een Slaaf zyn in een Land van Vryheid ? In ernst , zo ik de plaats weet waar gy zyt , en den weg dien gy zulf reizen , is het zeer waarfchynlyk dat ik u nog eens zien zal ; en zo niet, de Hemel brenge u dan ipoedig en behouden by ons. enz. A. Pope, ELF-  ELFDE BRIEF. MEJUFFROUW.' T ±k hebbe zo lang uitgeteld aan u tc fchryven , dat ik waarlyk befchaamd ben om te erkennen, dat ik nog leef; ik denk half, dat ik , uit burgerlyke beleefdheid , diende geftorven te zyn ; om «at dit een voldoend excus zoude wezen waarom ik u geene Brieven meer toezond. In ernst , het kost my (en dit is de oorzaak van myne flof hcid ,) veel meer moeite een Brief aan u te Schryven , als voor myne meeste Lezers een geheel Boek opteftellen ; ik kan het niet helpen , maar ± wensch , dat gy véél minder , of dat ik véél méér verftand had ! Hier komt nog by : Ik zie my verpligt door myn afgezonderd Buitenleven , om van deeze , of van de toekomende Waereld te Schryven. Gy zyt in deeze zo gelukkig , dat gy het mooglyk vreemt zoudt vinden , indien ik U over de toekomende onderhielt ; en  ONDERWERPEN. XII. BRIEF. IOy en zie daar , wat nu ? deeze tegenwoordige Waereld heb ik in geene maanden gezien : al myn gezelfchap beftaat in booinen , bloemen , en planten. Myn lot , Mejuffrouw , is juist het tegendeel van het uwe : Gy hebt zeer teel in uw hoofd , zegt gy my , doch het papier ontbrak ü : ik heb integendeel, eene groote menigte fchoon papier , maar weinig om 'er op te zetten : myn hoofd is een Vacuüm ; zo dat ik wel verplig* ben om my ten eerften te noeme. TJwe ware Vriendin.' TWAALF,  TWAALFDE BRIEF, GEËERDE VRIENDIN! fy feraagd mv ., , , . Gy vraagd my , „ wat- ik denk over i5 zeker menfeh , dat onlangs op ons week„ lyks gezelfchap , door een onzer Vrien„ den is gebragt? " Hoe gemeen ook zoortgelyke Vraagen zyn , en hoe vaardig men die meest al beantwoord , fchynt het my toe , dat zy zeer moeilyk zyn om wel te beantwoorden. Als ik aan ü Schryf, dan, weet gv , volg ik dien peinsagtigen luim veelal in •of liever , dan fpreek ik uit myne eige ] zo ik hoop , onbevooroordeelde gedaeten! Ik heb altoos het genoegen gehad van té mogen ondervinden , dat deeze manier van doen , u behaagde ; nu is de gelegenheid voor my , in deezen , te gelukkig , om met , nogmaals , ü , op myne wyze» te onderhouden» Naar  ONDERWERPEN. XII. BRIEF. Ut Naar myn inzien , is 'er geen moeylyker werk , geen werk , 't welk bynaar onuitvoerlyker is , dan het wél , het juist oordeelen over het Karacter onzer medemenfchen ; ook van dat met wien wy gemeenzaam omgaan : deeze Helling hoop jk te bewyzen. Indien de goedertieren Vader van het Menfchelyk geflagt, onze Zaligheid gehecht hadt , aan het juist beöordeelen der zedelyke waarde onzer natuurgenooten , dan zouden wy zeer gereed zyn om te klaagen , over de hardheid van zodanig een eisch ; en de mooglykheid om behouden te worden , zou zeer , zeer klein wezen. Ik noem het, des ook om die reden, minder een verbod van onzen Schepper , dan wél eene weldaad ; want dat het onbedagtzaam beöordeelen van een ander , ons verboden is , is niet zo zeer een pligt , dan een zegen , voor ons. -.ji) %' nasiblutirtod. si waar aari . i3tn r*l Niettcgcnftaande dit, en dit moet ons, als wy 'er ernffig over denken , verbaazen , oordeelen "wy , daaglyks , over elkander , even als of het ééne dier plichten ware jj aan wier uitoeffening ons ten hoogden veel gelegen is.  ÏÏ2 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Wy oordeelen , wy Veröordeelen Mefl, fchen die wy nooit gezien hebben ; en die met ons niets hebben uit te ftaan t wy veröordeelen zulken , waaromtrent wy flegts gebrekkige i en weinig geftaafde berichten hebben. De naauwgezette Christen velt een zeer nadeelig vonnis 'over haar , die in haar voorkomen , in hare kleding , in haren levenstrant , niet zeer gelyk is aan de willekeurige naauwgezetheid; zo noem ik die , als zy , ons in het Euangelie , niet belast is : De Christen , om dat zy in geheel andere omftandigheden was , en geheel anders wierdt opgevoed , veroordeelt hem , die zich > door in 't oogloopende uitwendigheden on• derfcheid , van hen die onopfpraaklyk zyn. Waerelds mensch , zegt de eerfte ; Fyne kwezel , zegt de andere ; en beiden danken God wel eens ; zo uitmuntend zyn zy in hunne eigen oogen ! om dat zy niet zyn ah anderen , ook niet als deeze. Wie is hier het meest te befchuldigen ? beiden hebben ongelyk ; beiden zyn liefdeloos ; beiden zyn zo ftandvastig zo onbc. weeglyk , zo altyd overvloedig \ daar in als of het een werk des Heer en was. Dit leert de treurige ondervinding : en de grootfte de opregtfte Vrienden der Menfchen ,  onderwerpen. XII. hrief; J?3 fchen , zo zy de Wae eld kont , zal "dit niet kunnen tegenfpreken. Laaten wy nu , tot ons éigen nut , zo ik hoop 5 eens onderzoeken waar uit deeze handeling voortvloeit. Is de Bron bitterheid , kwaadaartigheid , uitzicht om daar door zynen naasten ongelukkig te maken ? Zeer zeker niet by allen , niet by dé mcesten 3 en laat ik mogen hopen , fiegts by zeer weinigen. De Menfchen zyn , over het geheel genomen meer zwak , dan boos : dit weet gy is myn geliefde ftelregel : by gelegenheid zal ik dien met u eens toetzen ; hoe wel hy by my , zyne welbewezen gehalte heeft. Daar is , geloof my , in deezen , myne Waarde , daar is zo wel een Zedejyk , als een Burgerlyk Gemeen. Beide handelen naar geene wél onderzogte , wél geftaafde Begindzels : Beide flaan gereedlyk tot uiterften over : ïlozarma , en Weg met Hem , zuilen dit bewyzen. Het Graauw , in den Burgerftaat , hoort naauwlyks dc woorden „ Dief , Schelm , ,, Booswicht , " uitroepen ; of het 1'chrceuwt , uit al zyn magt , deeze woorden na ; offchoon het den Ongelukkigen niet kent , cn niet eens weet wat of hy I. deel'. H tóch  114 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN toch misdaaD heeft ; het mishandelt hem zo veel het maar kan , en geeft zich geen rust voor het den Befchuldigden in handen van 't Gerecht gelevert heeft. Eindelyk , zie daar , het is uitgewoedt * de driften zyn gaan liggen ; de Rechtdag verfchynt ; het zwaerd wordt uit de fchede getogen ; de veroordeelde moet derven ! In den allerrnwden komt de menfchelykheid te voorfchyn ; en die zelfde woeste menigte , die den Ongelukkigen , gisteren , met eigen handen , gaarn zoude gedood hebben , ZOude hem nu met geen minder yver willen redden. Daar verfchynen nu geheel andere driften. Zy zyn mis. noegt op den Rechter , morren over het harde vonnis ; en hun kragtelooze toorn ontlast zich op den uitvoerder van hetgew ezen vonnis : zo handelt het Burgerlyk Gemeen ; en zo handelt ook het Zedelyke Graauw. Naauwlyks hoort men van iemand , vooral zo hy een voorwerp van afgunst zy , zéér nadee!:'g fpreken , of het voegt zich by de fprekers; en fchoon , het den Perfoon niet dan van * aanzien , (op zyn best , ) kent ; roept het : „ deeze is een zedeloos , een ge„ vaarlyk mensch ; Weg met hem ". Het fluit hem uit de Burgerlyke gemeenfchap; en fluit hem ook met een uit den Hemel. On-  ©NDERWFRPEN- XII. BRIEF. Il3 Öndertusfchën mogen wy wel gerust zyn, dat dit zelfde Zedelyk Graauw , indien het den veroordeelden , daadlyk buiten ■ den Hemel zag duiten , faüid deeze uit> drukking ! ) alles zoude willen doen om hem te behouden Dat ik my dit niet zö maar inbeelde , Wykt daar ffit ; en die verzoek ik dat gy , myne Vriendin , eens aandagtig nadenkt : Naauwlyks is het getuige , dat eenigè zware rampen het mishandelde Voorwerp zyner dolzinnigheid treffen , of het kan zich bezwaarlyk weêrhouden van te morren tegen den groöten Regeerder der Waereld ; Hem van onrechtvaerdigheid , ja van wreedheid te befchuldigen. Myne onuitroeibare neiging , om , zö veel voor myn onderzoekzieken geest mooglyk zy , tót de hoofbronnen der bedryven dóór te dringen , heeft my echter nog verder opgeleid ; en , zo ik my niet bedrieg , hebbe ik de Bron deezer fchuldige verkeertheid ontdekt. Zy beftaat in. zekere, niet wel beftuurde' grootsheid des harten ; zo'te eigenliefde , en bemóeyagtigen aart ; kortom , in eene zucht om te heerfched. Goed i  IIÖ BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Goed , zegt gy ; maar van waar deeze gebreken ? Vraag zo maar voort , en gy zult my wel dra .brengen tot een onderzoek over de cerfte Oorzaak van het ZedeJyk kwaad , dat wy in de Waereld zien. Over dit zeer moeylyk onderwerp , is misfchien meer gefchreven , dan 'er poogingen gedaan zyn T>m het uitteroeyen : Het is nu myn plan geenzins daar in te treden ; dit eens op een ander tyd. De ondervinding leert , yder praat gaarn ; men bemoeit zich gaarn met een ander , en wil dat hy de wetten mogte geven aan alle andere Menfchen. Ik fpreek in 't algemeen ; ook in deezen zyn uitzonderingen. Yder praat gaarn van 't geen hy weet , of denkt te weten : hy denkt véél van zynen evenmensen te weten , om dat hy zich veel met deszelfs zaken bemoeit. Daarom praat hy veel vdn zynen naasten ; goed zegt gy , maar waarom juist kwaad ? en waarom volgt , doorgaans, het veröordeelen óp het beöordeelen ? Waarom ? Wel ! om dat yder gaarn zyne meerderheid over een ander toont. Zo dra wy nu over iemand oordeelen , zyn wy reeds in onze eigen oogen ten Rechterftoel geplaatst, en tot den gewichtigen post van Rechter verheven. Maar , kan die waardigheid 'er jets by ïy- den o  ONDERWERPEN. XII. BRIEF. 117 den , als wy goede vonnisfen vellen ? Blyft de daad niet die van een Rechter ; oordeelen wy niet ? Gy hebt gedeeltelyk , dan, ook maar gedeeltelyk, de zaak we! ingezien : de volgende bedenking verzoek ik dat gy nog gelieft te overwegen. Ah wy een g'-instig oordeel'vellen , over een ander , dan wekken wy den aandagt der toehoorderen zo veel niet voor ons zelf op , dan wanneer , wy een nadeelig vonnis uitfpreken : Een lach van goedkeuring ; tot lof , met welbehagen te fpreken , over onzen naasten, Haat zo gemeenzaam , zo vriendelyk , zo Broederlyk; maar wanneer -wy hem uit der hoogte aanzien , . hem laken ; wanneer wy hem een flegt mensch noemen , en hem als zodanig veröordeelen , dan hebben wy zeer veel van het Vorftelyke , zo wel als Rechterlyke. Handelen wy dus op enkele vermoedens ? des te grooter zyn wy in onze eigen oogen ! Dit is doorzicht te hebben ; verder te kunnen zien dan anderen ; wy laten ons zo gemakïyk niet bedriegen ; wy weten wel met wien wy te doen hebben. En naar gelang wy fïrenger over hem oordeelen , wanen wy tefrens gefchikter te zyn om onze meerderheid te handhaven , en luister by te zetten : H 3 noem ,  Il8 ÏRIïVEK OVIR VERSCHEIDEfJ noem , bid ik b , dit niet al e fya gedagt ; bepaal u eerst nog eens op n zelf ; zo al? ik doe , en oordeel dan. Kort gezegt ; 'er is geen plonyen aan ; wy willen allen gaarn de meester ipeelen : eenige weinige deugdzame verfhnd ge lieden die hun inborst te baat hebben , uitge-zondert : en wy zoeken altoos een voorwerp waarover wy iets te zeggen hebben. Die blinde Bedelaar , die gy daaglyks voor by uw huis ziet ftompvoeten, op het geleide van zynen hond ; die blinde Bedelaar , dat armzalig voorwerp van de algemeene deernis , heeft het hart van eea heerschzuchtig monarch. ... Die ongelukkige Bloed , met zyn beklaag, lyk roepen, lieve goede menfchen , eejn Blindmensch , is een arm mensch ... " f die zelfde ! Gy weet , Ceetje lief s ik ben een van die misfelyke Wezens , die geen menfchelyk Schepzel beneden hunne ppmerking rekenen ? dikwyls s in uw zydkamer zittende , (al deelde ik u myne opmerking niet zo aanfionds mede , ) zag ik dat deez elendige , veel grooter denkL eeldeq vaq zyne eige w ardigheid vormde, wanneer zyn getrouwe Leidsman , zyn onvermoeide wagter , op zyne donderendde  ONDERWERPEN. XII. BRIEF. IIO de ftem , en een wélgemikten dag met zynen ftok , voor zyne voeten kroop , dan wanneer het brave beest zyns meesters hand , voor het ontfangen van een' ftuk brood , dankbaar likte. Dit verwonderde my in 't eerst , maar ik beftudeeide om het zo te noemen , deezen armen man ; en ontdekte , dat troscheid , gepaart' met wreedheid , zyn hoofdondeugd was. Toen hy ftrafte voelde hy zyne meerderheid ; toen hy weldeedt ftondt hy meer met hem gelyk ; en dit kon hy niet dulden. Maar om voort te gaan. Ondertusfchen blyft het zeer waaragtig dat 'er geen moeylyker zaak ter waereld zyn kan, dan een billyk Vonnis uittefpreken over onzen Naasten , en mag ik niet zeggen , oyer ons eigen zelf? kennen wy , altoos , de fynfte bewegingen onzer daden? zien wy , altoos , de verborgenfte dryfveeren onzer eigen handelingen ? Over de uitwendige daden kunnen wy oordeelen ; doch alleen , als uitwendige daden ; en dewyl één en dezelfde daad , hoogst ondeugend , of zeer verfchoonbaar zyn kan; (om niet meer te zeggen , ) zo is het voor de grootfte Kenners van het Men. fchelyk hart bynaar onmooglyk , in dit onderzoek , nooit te dwaalen. h 4 Ey  I20 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN By voorbeeld' ! wanneer ik een mensojl ae , dat zich dronken drinkt , dan zie * zeer zekef 5 dat hy eene flegte daad 'doet. Wanneer ik zie , dat hy zich daagrvks daar in te buiten gaat, "dan zie ik dat hy een flaaf van den wyn is , meer ni t : maar .< Zie ik dat hy", in weerwil van alle kragtige tegenreden, zo wel .oor zyn eigen oordeel ingebragt , als door de opregte genegenhe:d van anderen voor hem, een va~t bepaalt voornemen houdt , om te willen drinken tot dronkenfchap toe ; wanneer ik zie dat hy geene de minfte poopingen wil aanwenden , om dit droevig zwak , laat ik liever - zeggen , deeze verfoe lyke zonde , te overwinnen ; wanneer hy met daden zegt : „ zo wil ik doen", dan mag ik hem in dit opzicht een fjegt mensch noemen. Ik mag zeggen , dat hy > m zyn kwaad volhardende , ongelukkig zal worden , maar ik mag hem niet voor on verbeteriyk houden , en dus befli fend veröordeelen. En om wat reden ? Om deeze zeer eenvoudige reden : Weet ik of hy nog door een oprecht berouw aan'geze , al de kragten zyner ziel , dan nog overig zynde , byeen zal trekken , .o:n zich los te maken van die taaij'e banden die hem mooglyk jaaren lang, geknelt hebben ? Sterft hy in den loop zyner zon-  ONDERWERPEN. XII. BRIEF. 121 de , dan moet ik beducht zyn voor zyn «lendig lot ; maar ! hy is in de handen van zynen wettigen Rechter ; mag , kan , ik hem veröordeelen ? Nog een voorbeeld.'. ' " Ik zie dat een myner huisgenooten de pligten van het bezig , het gezellig , het Christelyk leven getrouw betracht ; uit dien hoofde moet ik hem goedkeuren , en zeggen : hy doet zeer wel in deezen. Vervalt hy tot eene zeer groote overtreding , - dan moet ik die daad flegt , en gelteid onovereenkoraftig met zyn voong bedrag noemen. Doch , ik mag hem , daarom , n g niet voor een Huichelaar uitkryten. Dit mag ik dan alleen doen , als het my overtuigend blykt , dat alle die naauwgezetheden alleen gebezigt zyn, om des te gewisfer zyn lnood , wel overdagt , en lang beoogt oogmerk , te tref.fen ; en dan is hy een Schurk. De beste menfeh kan tot eene zeer berispelyke daad vervallen. Zo dit zo niet warehadden wy de vermaning : g, weest „ waakzaam, houdt u fterk " , niet nodig. Eene zuivere geest is boven verzoekingen, die ons als menfchen omringen , verheven. De meeste Men'chen zyn , over het H 5 8e'  122 BRIEVEN OVER. VERSCHEIDEN geheel genomen onberispelyk 5 maar het is te duchten , dat zeer veelen , die nu gelukkig het leven doorgaan , zouden bezweken zyn i indien zy zo veele verlokjelen , zo veele gelegenheden gehadt hadden , tot het pleegen van geruchtmakende Overtredingen , als wel tot die zonden , die zoo niet in het oog lopen om dat zy van een geheel andren aart zyn Twee perfoonen van een meer dan gemene naauwgezetheid s kunnen , tot een zeer misdadig bedryf vervallen ; deeze daad moet men ten aller ui terften afkeuren ja verfoeijen 5 maar die ééne daad , hoe' ondeugend ook , bewyst nog niet , dat hunne voorige naauwgezetheid geveinsdheid geweest is. Doch, wanneer het duidelyk blykt , dat hunne byeenkomften , jujst zyn aangelegt , op zulk eene plaats , op zulk eenen tyd , en met zodanige onhandigheden verzelt zyn , dat men 'er uit zien moet, dat alles, alles is aangelegt, en ingericht om daardoor , eene misdadige , lang gekoesterde ondeugende drift te voldoen ; wanneer de godsdienst , daartoe , als het gefchikfte middel , misbruikt is , onder het voorgeven van hem te handhaven , en deeze gevaarlyke , voor hea gevaarlyke byeenkomften zyn aangehouden, dan mag , ja dan moet men hen, al« zeer  ONDERWERPEN- XII IRIEÏ. 1^3 zeer flegte menfchen befchpuwen ; zy daan in den hoogften graad fchuldig aam Huichlary , en verdienen den uiterften ■afkeer van alle brave lieden. Op zulke ©nde fcheidingen wordt , myne Vriendin , waarlyk, niet genoeg gelet. Ik herhaal het nog eens. Eene daad hoe verkeerd ook , hoe ftrafbaar in Gods heilige oogen , bewyst niet , dat eene voorige naauwgezetheid , bedrog geweest is : en insgelyks , eene goede eerlyke daad , verzekerd my niet , dat het voorige leven van hem , die deeze goed. daad verricht, altoos naar de wetten der deugd is doorgebragt, maakten zyn voorig leven des niet verdienstelyker : die daad alléén is goed, is loflyk , en verdient onze hoogde goedkeuriig. De volgende aanmerking geve ik insgelyks ter uwer overweging, Wy zyn maar al te gereed om zulke pligten , als weinig van onzen fmaak zyn , voor willekeurig , voor harsfchenbeeldig te houden. Om 'er ons van te ontdaan , beginnen wy d e voor niet zéér noodzaakelyk te houden. Ter onzer gemstdelling roepen wy het Vernuft te hulp ; dat verdaat de kunst om zeer zekare , en onweerfprekelyke waarheden gantsch yCS-  *24 smeten over. vehsCHEIDEJ4 verkeert toetepasfen - : ^ ft ^ "Dat Bidden, datLeezen, dat Kerk' » gaan , zegt men , doet het hem niet • » de phgren van het gezellig leven wél " en naau^urig te betrachten , Gode te „ geven dat Godes is , en den Kdzef " u ^ 'ZerS iS 5 d/t is Godsdienst. ,, Alle die naauwgezetheid is toch meest al „maar fchynheiligheid ; dat is aan die en aan die i en aan nog . al een „ klaar' genoeg gebleken ". ' Wat zoudt gy > myne Waerde s foch wel zeggen , indien ik beweerde , dat zo men met aandagt a'les wel overwoog ' men zou bevinden hoe alle die verhaaste\ die hefdelooze , die wreede beoordelingen van elkander, ontilaan uit de inwendige' bewustheid dat het met ons indedaad toch zo niet is , als het,wel behoorde ? Wat zoudt gy hier op zeggen ? Wy p]aatzen onze beste zyde by de flegtfte van ande ren , en vergelyken die met elkander • fs 't zeer te verwonderen , dat , daar wy zelf uitfpraak doen , wy veel beter zvn dan zy ? Wy willen , met Koning Jehü , zeer gaarn de uitvoerders zyn der Goddelyke ftraffea , en 'er byvoegen: ziet on-  ONDERWERPEN. XII. BRIE?. 1=5 onzen yver aan -voor den Here! Doch Verbeteren even min als hy, ons eigen hart ! Kunnen wy echter alle beöordeelingen over onzen naasten nalaten ? Komt men ][ nooit in de noodzaaklykheid van te moe" ten oordeelen " ? Deeze vraag is overtollig; de Ondervinding leert het ons te dikwyls. Indien ons het oordeelen in het algemeen verboden ware , dan zoude onze Gezegende Zaligmaker , ons den weg niet hebben aangetoont hoedanig wy over de zedelyke waarde van onzen Evenmensen kunnen oordeelen. Hy zegt : „ Aan de „ vruchten zult gy ze kennen. Leest men ook vygen van doorens en druiven van distels. Een goede Boom kan geen kwa" de , en een kwade kan gecne goede " vruchten voortbrengen ". Denkt gy dat de mening van Jezus deeze is : een goed mensch kan nimmer eene kwade daad be. dryven ? of een flegt mensch eene goede daad ? dit is volftrekt onmooglyk; de Ondervinding zoude dit , cn de Heiland, dus doende, ook zich zelf , tegenfpreken^ Zo ik wel zie , wil de Zaligmaker dit zeggen : ,■> een waarlyk goede daad kan „ nooit voortkomen uit een bedorven ge. „ fteltheid des harten ; een kwade daad „ uit  m BRIEVEN ÓVER. VERSCHEIDEN „ uit een deugdgezind gemoed \ Bv voorbeeld : y Hoogmoed , kan nimmer voortkomen uit eene zachte en ftille Ziels gefteltheid : èn verdraagzaamheid uit geen heftig of wraakzuchtig hart. Hy die Hoogmóe'ig is , toont jmmers , dat hy geen vergeêflyk mensch is ; en , in dit opzicht \ \% hy een overtreder def Göddelyke wétten i doch dit bewyst nog niet dat hy een overgegeven fnood memch is. Hy die gereed tot vergeven is , toont , even duidlyk de zag^heid van zynen aart ; frj deeze» heeft hy de Wet vervult ; doch deeze eene pligtsbe^rag ing maakt hem nog tot geen Heilig. Maar I Hy die door den lóóp van zyn geheel leven , alle de Godlyke gebóden verimaad , heeft een bedorven hart : Hy , die , integendeel , door zynen gehelen zedelyken wandel , de deugd , uit liefde tot God , en met een oprecht hart , omhelst, die gelukkige Gunffeling des He mels , kan onmooglyk een ondeugend hart bezitten : dit is , dunkt my , de eigenJyke mening van JEZÜS , en meer niet. Is dit onderfcheidener weten, nu genoeg aiyne Vriendin ? of moeten wy de wóórden'  ONDER. W ER. 1'Èif. Xlt BRIEF iüf den des Herkn : „ zo gy dit Weet, zalig M zyt gy zo gy dit doet " , ook op ons zélf toepasfen ? In dit opzicht kunnen wy geene verfchillende gedagten hebben. De meeste Menfchen waar over wy oor, deelen , kennen Wy maar zeer oppervlak* kig. Wy zien (om by de Leenfpreuk des Heilands te blyven, ) niet alle de vrugten van deeze Zedelyke Bomen ; wy zien vrugten van beide zoort , goede en kwade vrugten. Wat ftaat ons hier te doenf Hoe moeten wy over hen denken ? On. ze Godlyke Leermeester zal het ons zeg. gen: „ Al wat Gy wilt dat u de men„ fchen doen , doet hen ook alzo " Willen wy over de harten oordeelen V laaten wy met ons eigen hart beginnen ! Vervolgens. Zien wy dat iemand die veel goeds bezit , zynen armen medenmcnsch gebrek laat lyden , dan mogen wy 'er uit befluiten , dat hy gierig is; maar uit deeze vrucht blykt nog voor ons niet , in hoe verre hy ftraffe of verfchoning verdient. Wy kunnen hier uit niet opmaken , of dit gebrek hem bedroeft , of hy het tegengaat , of hy het nooit eens overwoa nen heeft j Daar wy van dit alles on- kur>  128 brïeveen over verscheiden Iamd;gn7n-' ;'s ^'initaers onmooglyk ?! de daad zeIf kunnen wy «faSi d:e verfoeyen : maar dit is • in zuJfc ° ' Indien wy van iemand niet dan kwadë vruchten ontdekken , dan mogen wy daar ÖA opmaken , dat dit mensch gelvk is aan een Kwaden Boom. Maar ! Wy mogen niet zeggen : „ decze Boom y „ vloekt, hy zal in eeuwigheid gene'goede » VrUgtC" dragen' ^ zal uitgehouwen, „ en m het vuur geworpen worden " Te- ZÜS a"éf"' h3dt het «St om dit te'zeggen. Weten wy dan , in weIk eenen d<£ ten , flegten , fleenagtigên grond hV ge£an;,,ifA. Weten *y of de Here' dés , ' hem Jn eenen Stèren grond zal verplaatzcn , of zyne takken in zulke gode Bomen inenten , dat hy eenmaal goede vrugten zal opleveren ? moet ik duid* ïyker fpreken ? Weten wy , of dat mensch niet bezwc ken is door groote, flerke , herhaalde aanlokzelen tot; zonde? Weten wy hoe ongelukkig , woest ] hoe verwaarloost zyne opvoeding ware ?  ONDERWERPEN. XII. B RIÈ F. 12$ Ik kari deezen Brief hoe zeer hy is uit-1 gezet , niet fluiten voor ik de volgende regels daar nog hebbe by gevoegd, £)e zonde in deëzen ten tóón geftelt , wordt daaglyks, ook , door de beste Menfchen , maar te veel gepleegd. En dat , dit moeten wy met fchaamte belyden , zonder in ons veele ongerustheid te veroorzaken 1 Wanneer wy eene andere ovetreding begaan hebben ; wanneer wy , by voorbeeld , door drift , of opvliegendheid vervoert , iets onbetaamlyks , iets grievends tegen onzen Medemensen gezegt hebben , zeer fpoedig klopt ons hart van berouw ; het fmart ons ; wy willen , hem , wy willen . hem ten eerfteh Vergoeding doen. Onze tranen wisfehen onzen misflag uit ; en wy nemen voor dit te vermyden. Daaglyks zit men , is de gelegenheid gunstig , by elkander , en veroordeelt afwezenden , over wezenlyke , of verzonnen dwaasheden , of misflagen : men keert thuiswaards , men begeeft zich gerust in de armen van den flaap ; en men weet niet , of men zyne oogen weder zal openen dan om dien Rechter te aanfehouwen die ons Verze- l Deel. X kerd  |3* BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN kerd heeft , dat hy ons oordeelen zal na dat wy onzen naasten geoordeeld hebben Mag ik hier niet uit befluiten dat het zeer gevaarlyk is den algemenen flenter te volgen ; want hoe gemaklyk glyd onzen voet af van het regte pad als wy ons door kwaade voorbeelden laaten leiden. Waarom voldoen wy onze praatzucht op zulk eene lage , zulk eene ondeugea. de wys ? Laaten wy myne Waarde , nutte en aangename Kundigheden zien te verkrygen; laaten wy onzen fmaak zuiveren ; vooral ! laaten wy ons hart dóórzoeken , en dat verbeteren. De Joodfche Wysgeer , zegt : „ dat eene Ziele zonder wetenfchap niet goed is." Hy heeft gclyk al was het maar alleen om de aangehaalde fout te verbeteren. . ik Weet zeer weI dat men- gemaklyk m een gefprek , ten nadeele van eene afweezige kan gewikkeld worden ; maar zullen wy zo lafhartig zyn , dat wy , om den zulken niet te ftooren boven welken onze z:el waarlyk verheven is , ons zou dén toegeven , in iets 't welk ons ge' voelig hart grieft , en dat door onze" verlichte rede verfoeit wordt ! Wy behoeven niet uittevaren , wy behoeven i gee-  ONDERWERPEN. Xtl. BRIEF. l3t geene Predakatie tegen de Kwaadfprekenheid , of het zondig veröordeelen te doen ; dit laatfte kan zeer ontydig wezen en het eerfte past geene welopgevoede Vrouw ; maar kunnen wy ons billyk , ons eerlyk ongenoegen ,. over zulke gefprekken niet toonen ? Kunnen wy niet zwygen ? Kunnen wy ten minsten niet zeggen : „ ik weet niets ten laste van dat „ Mensch , zo het zo is fmart het my , doch ik oordeel niet over iej, mand die ik niet ken" ? Ten ilotte. Ik ken de Perfoon waar over gy myne gedagten vroeg , niet dan oppervlakkig : maar dewyl zy vriendelyk, ordentelyk , minzaam , en niet misdeelt is van verftand , denke ik dat zy een aangenaam lid zal zyn van onze wekelykfehe Byeenkomst. Uit dien hoofde , is zy my welkom. Ik blyve altoos uwe oprechte en van harten lief hebbende Vriendin. Ia DER.  DERTIENDE BRIEF, WAARDE CRISJE. Denkt gy dat ik anders niet te doen heb dan Brieven van Pope te vertalen ? Bevallen die , die ik voor u overgezet heb , u zo zeer , waarom leert gy geen Engelsen ? Zo gy met de Addisons , de Youngs , de Mistris Carter de Fieldincs, de Richardsons , u nader dan door vertalingen mooglyk is , bekent maakt dan zal het u fpyten , dus lang mynen raad verwaarloosd te hebben : „ Ja maar , gy vreest dat het zo moeyelyk is". Wisfiwasjes ! moeilyk voor zo* een bekwaam meisje ? Maar laat het u eenige infpanning kosten , hoe rykelyk zult gy uwe oplettenheid beloont vinden , zo rasch, gy de beste Engelfche Schriften kunt lezen. Ik voor my , geloof, Crisjelief, dat hunne fchoonfte werken zo wel van fmaak , als geleerdheid , het naast aan de volmaaktheid komen ; zederd weinige jaa-  ONDERWERPEN. XM. BRIEF. 133 Jaaren , hebben zy , aan de Hoogduitfchers , onwenfchelyke buuren , dat beken ik. Een Abt Jerusalem is niet beneden den uitmuntendften Engelfchen Godgeleerde. Zy hebben geen Unzer , maar de Engelfche fpectator is nog door geen Duichts vernuft overfchenen. En , wat Volk kan 'er immer roemen op eenen Richardson ? Op eenen Ric4Ardson, fchryver der Clarisja ! Geeft dat Boek een ongevoelig Mensch in handen , het verveelt hem verfchrikkelyk ; maar ! eene aandoenlyke Ziel vindt dit Mcesterftuk des menfehelyken verftands , dat zedelyk Dichtftuk hoe uitgewerkt , nog te klein. Bedank, ja, den eerwaarden Heer Stinstra , voor de naauwkeurige Vertaling ;maar tracht dit Boek in het oorfpronkeJyke te lezen. Het heeft zyne Berispers; dat kan niet anders zyn : yder heeft de gefchiktheid niet om het te lezen ; men noemt een Berisper wel eens ruw , en onredelyk , en het mensch is alleen ongevoelig ; hy kan onmooglyk iets gewaar, worden van die treffende fchoonheden , die onze harten , tot in hun binnenfte 9 ontroeren. Hoe gaarn fpreekt men over iets daar L_ 3 men.  134 brieven over verscheiden men mede is ingenomen ! ik meende aileen een woord tot lof der Engelfche Schriften te zeggen , om u te bewegen dat gy die taal leert , en , zie daar l zo. ik myne pen niet neerleg , zal ik u eene Verhandeling over onze Clarisfa fchryven; Of overhaaren Autheur; nu ? trouwens dat komt op een uit. Uw leeslust is my zeer aangenaam % maar , wy beminnen immers in anderen , ook die neigingen die wy , van onze ontluikende Jeugd , zq zorgvuldig opkweekten ? Laat u , door geen laffe fpoxteryen , op den weg der Oeffening te rug houden. Weet gy wat lezen is? Het is een fül gefprek met lieden die aangenamer , of kundiger zyn dan wy j en dient om ons wyzer , of beminlyker , ©f beiden , te doen worden : en is hier ia nu iets dat befpottelyk is ? Zo niet dan verdient yder uilskuiken , of ligtzinnige gek, dat men hem , met eene fiiÈ zwygende veragting hoord. Gy denkt immers niet , myne zoete Vriendin , dat myn oogmerk is u tot eene Scavante te maken ? en gy denkt zeer wel .' maar wat zou my beletten u se yermanen , lees , lees veel ; daar gy  ONDERWERPEN. XIII. BRIEF. I?5 nog in die vrye omftandigheden leeft , die u van de nodige huiszorg verfchoonen '; daar uw verftand helder is , en. u , als van zelf , opleid tot het lezen van zodanige fchriften , die men de jonge lieden niet genoeg kan aanpryzen. Vrees echter niet dat ik uw vriendlyk verzoek zal afflaan ; nog deeze reis zult gy u zin hebben : ik zal nog zeven Brieven , zeer onderfcheiden van inhoud , voor u vertaaien ; maar dan ! ... 'kan ik , echter wel iets weigeren , aan eene Vriendin als gy zyt ? evenwel , ik herhaal het , leg 'er u eens op toe in één maand of zes , zult gy , zo het u regt ernst is , en gy een goed meester hebt , al reeds verre genoeg zyn , om te oordeelen of myne overzettingen de oorfpronkelyke Brieven recht gedaan hebben: doch dan zal het uw beurt zyn ; verhaat gy dat wel , zoete Meisje ? Lees met vermaak ! doe u voordeel met uwen tyd; en wees verzekert , dat gy eene ware, en u hartlyk genegene Vriendin aan myhebt , die zeer verlangt om u by haar te zien, || VEER-  VEERTIENDE BRIEF, Be Heer POPE aan MEVROUW ***. Gy hebt my , door uw aangenaam byzyn , zo verlevendigd , dat ik nu ? onmooglyk , eenige dan yrolyke ontwerpen maken ; of over iets anders dan het: geen vermaaklyk is , fchryven kan. Ik weet van ouds , hoe myne tegenfpoeden u verheugen : om u des eens helder te doén lachen , zal ik u myne laatfte weder waardigheden melden. Deezen middag nam ik de Maaltyd mefe eene gryze fchoonheid ; zy kwam aan 1 'afel als een geamaüeerd doodshoofd, Ik weet wél , dat de Egyptenaars zulke dingen by hunne Maaltyden plaatsten , doch kunt gy , zeer belezene Dame , my ook zeggen , of zy die opverfden , en met mouches beplakten ? Deeze Geraden verdwenen echter, fpoedig genoeg , want Mevrouw at zo fmaaklyk yani een Salm % das  ONBEB.WER.fEN. XIV. BRIES. 13? dat zy 'er eene hele menigte weg at. Zy deelde den Visch in drie zeer ongelyke deelen : aan onzen goeden Gay gaf zy het hoofd , my het midden , en nam toen zelf 't overige grootfte ftuk op haar bord ; er zedig byvocgende : „ ik ben 3, met myn eigen deel te vreeden." Myn avondmaal was al zo byzonder; ik wierd 'er aan overvallen , door een groot Dichter , een eerst Odemaker, dat is , door een uitmuntend vernuft dat zich zelf uit zyn gezond oordeel , en uit zy^ ne zaken gerymt heeft ! Hy hadt een verfchrikkelyken honger; niet om dat hy thuis niet te bikken vondt; want zie , daar zou * hy voor my geen geheim van maken , maar hy hadt vergeten aan tafel te gaan; althans hy viel , met woede , op het pverlchot van een gekookten Schapenbout aan : Wel zie daar ! hy moest my zeggen dat hy nooit iets zo fyn geproeft hadt , ja , op de beste Tafels hadt hy nooit zo een ftuk Vleefch gezien. Hy vroeg my , wat of het was , en uit welk gedeelte van het Beest of het genomen wierdt? want hy wilde aan zynen flager laten zeggen , dat de hem voortaan Op de zelfde wys moest bedienen. Is Ea  I38 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN En deeze man , zo onkundig in de he- dendaagfche fiagery , heeft echter in elk Treurfpel , een menigte rampzalige Minnaars gematst , en wie weet hoe veel Helden en Eoningen in de pan gehakt 1 Vaarwel.  ] VYFTIENDE BRIEF. De Heer POPE aan den Hetr GAY, MYN LIEVE GAY! . Tk nam de pen op , om aan u te Schryven , op dat eigen oogenblik , toen ik uwen Brief ontving ; zeer verlegen zynde over myne (lafheid ten uwen opzichte ; maar nu kan die my naauwlyks berouwen , wyl ik uit uwe Letteren zie, hoe wein g gy op plegtigheden ftaat , en welk eene groote plaats ik in uw hart behouden heb. Ik ben te Londen , en denk. weggegooit ; twee Ladys Bridgewaters , en een paar Herto- Ik d 7 Cn födderS Van den kour^and. Jk neb daar emmers gistren , eene Maru gefcblderi die 'er zo bedaagd uitziet aIs hare Moeder St. Au na. Ja ƒ , eTno wonderlyker luid is dit t Indien net waa? J , dat 'er eens een Enge? beneden gekomen is om een Schildery van den H Lucas te voltooyen ; zo zou een mensch waar.yk 'er op zweeren dat aan myn laat. ftuk een duivel zyn kunst getoont fieeft , zo zwart en befmoezeld ziet het V uit t enz.. ZES,  ZESTIENDE BRIEF. ♦ .De Heer POPE aan MEVROUW ***. Tk ben niet bevreesd dat dees brief u zo welkom niet zyn zal als zommigen die ik u toezond , ik ken uw hart ! gy zyt eene Vriendin , aan wie een vriendelyken Brief al zo zeer behaagd , als eene vermaaklyken : en waarlyk , iefnand die ons zyne vrolyke invallen mededeeld , geeft ons veel minder dan hy die ons zyn hart ontfluit. Oprechte Vrienden lezen veel liever zulke bedenkingen , die men alleen aan zyne Vrienden toebetrouwt , dan geestigheden , die wy der Waereld ten besten geven : ééne tedere betuiging , die uit het' hart zelf voortvloeit , is oneindig dierbaarder voor haar die wel denkt , dan al het aartige dat doet lachen. ïk weet wel , Mevrouw , dat ik zo veel vernuft niet hebbe , als zy , die jbec by alle gelegenheid verfpUlen ; doch ik  145 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN ik durf my verbeelden , dat ik eenige hoedanigheden bezit , die beter voor my zelf, en nuttiger voor anderen zyn. Indien ik niets dan vernuft bezat ; zo myn hart niet , dan my zelf beminde ; zo ik alleen fpotte met myne Nacuurgenooten : haat my zo ik my niet zoude hiaten l Ik denk dat het u lief zyn zal te verftaan , dat ik met Homerus verre afcvorderd ben : indien de Vertaaling goed is, dan moet de Waereld u daar voor bedanken ; want ik zou het der pyne niet waardig gerekend hebben , haar te willen behagen zo ik u daaglyks had kunnen bezoeken , en my durven inbeelden dat die bezoeken u niet mishaagden. Hoe veele vaarfen zouden 'er , onafge* maakt gebleven zyn ! Wat zou my de praat der menigte geraakt hebben , indien ik mynen tyd maar aangenamer had kunnen doorbrengen ? Ik ben niet half zo begeerig naar lof, dan naar uwe Vriendfchap. De laatfte is een behendig goed, een duurende fchat ; en wie kan my verzekeren dat de eerfte my ooit ten deele vallen zal ? Indien nu de Lof, za  ONDERWERPEN. XVL BRIEF.' I43 zo wel als de Vriendfchap na myfien dood toenamen , wat genoegen zal my dit geven ? om die reden bid ik u , bemin my in myn leven zo veel gy maar kunt. - Z E*  ZEVENTIENDE BRIEF. De Heer POPE aan m zeflde. et weer is nog zo fchoon , dat Jk , die het Buitenleven met drift bemin, önmooglyk kan befluiten om in de ftad te komen : yder Zonneblikje , is nu , even als het lachje eener ftuurfche fchoonheid , dierbaarder naar mate zy zeldzamer wor. den. De Veldvermaken bekoren my zo" zeer , dat ik buiten u , niets zo gaarn Zie als de Zon. Ik veragt al de fnuisteryen der ftad ; uw nieuwe Sac niet uitgezonderd , Mevrouw ; ten ware dat ik 'er u mede gekleed zage. Ik hoop dat ik my de gefchiktheid befeorge , die ons bekwaam maakt voor die Waereld waar van de onze alleen eene fchaduw zyn kan : want ik ben zeer geneigd, om te geloven , dat 'er tusfchen de zichtbare , en onzichtbare Waereld , door den Aünagtigen eene groote overeenkomst ge- maaks  ond'erweupen. XVII. brief. I45 maakt is : Dat een hart uitbreidende , en verbeterende verlustiging in de werken der Natuur , de eigenlykfte voorbereiding 5nfluit , en de zagtfte Overvoering medebrengt , tot die vreugd die in de toekomende Waereld zal genoten worden : en dat dus ook het woeste baldadige ftads leven , een zoort van leertyd is die den mensch voorbereid tot de Hel , en alle hare vréeslyke wanorders: Myn voornaamfte bezigheid beftaat nu , hier in , dat ik myne ziel zo bedaart poge te houden als my doenlyk zy ; om het einde ('t welk ik denk dat nu zeer haby is ,) van myn ziekelyk en kwynend leven af te wagten. De groote fcheiding van myne ziel én myn lichaam zie ik gerust te gemoet. ; overtuigt, dat Hy, die beiden gemaakt heeft, daar vöor zal zorgen , en dat , wat dan ook myh lot zy , het billyk zyn zal. Maar * zonder traanen te denken aan het fcheiden myner beste Vrienden , dat is my onmooglyk! .. voor al van hen , wier ftaat nog zo onzeker is , cn die myne hulpe nog zö zeer nodig hebben. Wat denkt , gy * Mevrouw , zou het gelukkiger zyn het geheugen Van allei wat L deel, K. ©lis  I46 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN ons in dit leven dierbaar was , te verliezen , dan dat te behouden ? Zal het Biet fmartelyk zyn , van die Vrienden te zyn afgefcheiden , die wy agter lieten , en die wy zo zeer beminnen ? Of gelooft gy , dat wy , in dien ftaat van onuitfprekelyke heerlykheid en vreugde, óp alles , wat wy , in dit kortftondig leven , zo vuurig nagejaagt, en zo driftig bemint hebben , zullen nederzien j zo als wy in onzen meergevorderden leeftyd de vermaken onzer eerfie jeugd belhouwen ?  AGTlENDË b r i Ë F* De Heer POPE aan den Heer CRÖMWELL. Ja , myn Vriend het was wel net zo! i ik was alleen in eene ongemaklyke Posti koets : de verandering was groot. Gister ! avond bevond ik my nog by u , en in het aangenaamst gëzelfchap ; maar waf Zon ik doen ? 'er was niet op dan myn toevlugt tot een Boek te nemen. De Zedemeester hadt my juist eenige yskoude vertroostingen > tegen de verdrietigheden des Levens over gedaan , en my aangetoont (of ik het niet levend genoeg on! dervond !) dat al het ondermaanfche der verandering onderworpen was ; toert dé Koets ffil hielt ; en ik zag dat 'er eene ! zieke Vrouw inkwam , droeviger tyding ; kon ik niet ontfangen* doch ik was zö ge1 fterkt door myne Philofophie , dat ik my met bedaartheid aan dit allerlastigt Ldt onderwierp. Kï  1$ BRIEVEN OVER VER'SCHEIDEN Het vertroostte my niet weinig , te zierl , dat zy jong , en zeer wel gekleed was. Zo dra zy haare Voile hadt opgeflagen , zag ik een der fraaifte aangezichtjes die ik ooit befchouwde. Maar hoe • ftond ik verbaast , toen Zy , my groetende , mynen naam noemde ! Nooit was ik zo knorrig op myn kortziend kippengezicht , dan toen , want ik kon my niet te binnen brengen waar ik deeze fchoone oogen , die my zo wei kenden , toch konde gezien hebben. Ik wist ook niet hoe ik haar moest aanfpreken. Gelukkig voor my echter, vóór dat zy myne groote verlegenheid bemerkte verhaalde het lieve Vrouwtje my , met de beminlykfte eenvoudigheid des Waerelds , dat zy langen tyd myn Buurmeisje geweest ware ; dat zy nu eerst getrouwt was , doch niet gezond ; en dat zy naar Buiten ging , hebbende in de Stad een Doctor geconfuleert : en dat zy nu eens zou zien wat of haar Man , en de frisfche lucht ter harer herftelling zouden uitwerken. - Nu fpeet het my voor 't eerst dat ik niet , (zo ais myn Vader gaarn gezien hadt ,) voor Doctor geftudeert had. Ik waag-  onderwerpen. XVIII. brief. I49 waagde het evenwel eenige keurlyke Zomervruchten die ik by my had , haar voor te fchryven. Juist hadze de Doctor verboden , en zy hadt , om die reden , 'er des te grooter trek toe- Ik verleidde haar , en zy at. Ik fpeelde niet natuurlyker de rol van den Duivel , als zy van Eva. Het Voorbeeld des Verzoekers volgende , bediende ik my van zyne ftreken ; ik vleide haar , zo als de oude Draak onzer aller Moeder. In fpyt myner lelykheid viel ik haar , met zo veel vrolykheid aan , dat die de hare opwekte: hare gehele gedaante, hare ftem, hare oogen veranderden; en zy zag 'er zo lief, zo blozend uit , of haar niets meer deerde ; ja zy was zo goed van te zeggen , dat zy , door myn raad te volgen, zich reeds veel beter bevondt. Nooit reisde ik zo aangenaam! Vaarwel. •jsrcn Mc'dsrf 3sb no) » ifovi -3£- csil K 3 NE-  NEGENTIENDE BRIEF. De Heer POPE aan MEVROUW ***. TVT ■LVAet het onuitfprekelykst genaeeén hoor ik dat uw Broeder u eindlyk rechtzet ; en zulke gevoelens - "voor « krygt als pligt , en natuur van hem eisfchen. Hoe flreeld het rny , te zien , dat anderen over u zo beginnen te denken , als ik altoos over u gedagt hebbe! Altoos jj altoos , Mevrouw , heb ik rond Uit beleden , dat men , om u te rechtvaardigen u maar behoeft te kennen. Ik, die uw hard en drqevig Lot betreurde * heb pok het recht , (eq dat hebben maar zeer- weinigen uwer Vrienden O om u geJuk te wenfchen met uw uitzicht op een gelukkiger leven. Nu zal ik , door de aangenaamheden die Gy zult fmaken beloont worden , voor de droefheden , die ik Om u geleden hebbe .« edele beloning 1 d.e_ Vriendfchan kent geen grooter. Hoe  ONDERWERPEN. XIX. BRIEF. IJl Hoe dikwyls , Mevrouw , hebt gy, met manen in uwe oogen , niet gezegd: 9, de hele Waereld heeft my verlaten" ; dat was mooglyk zo ; maar nu zie ik, althans , dat zy u zo fpoedig zy kan weder opzoekt. Men moet , waarlyk om haar reeht te doen , toeftaan , dat zy met de Deugd veel opheeft -- zo dra het niet meer in haare magt ftaat die te verdrukken. Wees goed ! wees groot en neem haar berouw in gunst aan ; blyf by haar. Wreek u niet op haar , door u van haar te verwyderen. Trouwens dit voornemen is onuitvoerlyk. Want al gingt gy in een Klooster , dan nog zoude uwe Godvrucht , u zo verre niet in de toekomende Waereld overbrengen , dat deeze u geheel uit haar gezicht verloor. Altoos zult gy naar eene dier ftarren gelyken , die , fchoon aan den Hemel geplaatst , haar glans op de Aarde doen fchitteren. Wat de Voorzienigheid ook over de beste der Vrouwen befloten hebbe , myn hartelyke wenfchen zullen u altoos volgen , ook dan als wy niets van elkander hoo en. Twyffel des nooit of ik uw Vriend ben ; want dan zoudt gy niet naar die billykheid handelen die alle uwe daaJen beftiert. In K 4 *P¥«  152 brieven over verscheiden fpyt der gehele Waereld was ik uw Vr^% en zo het mooglyk zy , dat gy nog eens ongelukkiger wierdt , dan ik u gekent hebbe ; dan zal ik u des te grooter proeven geven hoe zeer ik dien eernaam waardig ben ! Ja Mevrouw , ik mag my beroemen te zyn uw aller oprechtfte en getrquwfte Vriend Pope. TWIN-  TWINTIGSTE BRIEF, De Heer POPE aan den Heer WYCHERLEY. rtohv- oj ys üi os' navol Tk heb het woelig Stads tooneel voor dat van het Land verlaaten; en Wilh Koffyhuis voor het Bosch van JVindfoi: Maar al het onderfcheid dat ik vind , tusfehen onze daaglykfche Stads vernuften , en deeze domme Landzotten , beftaat flegts hier in. De eersten zyn het fpoor geheel byster , doch met wat meer geweld , geraas , en omfiag. De laatften hebben het noch wél , noch kwalyk ; maar blyven in hunne Natuurlyke botheid voortflenteren. Wat denkt gy , myn Vriend , doen zy nog niet haar best , die zich, zonder veel tegenfpartelingen , gewillig onder het het gebied der loome Onkunde begeven, dewyl wy toch zien , dat onze fraaye Vernuften , na veel moeite, en tegenK 5 .veer  154 Brieven over. verscheiden weer daar eindelyk toe komen moeten ? Myne nieuwe Buuren zyn een ffil , 0nfchadelyk zoort van menfchen. Zy hebben , wel is waar , geen verftand ; doch zy laaten 'er ztch óók niets op voorftaan Deeze hupfche lieden , leven in het zoet' genot eener vadzige te vredenheid : Zy leven juist zo als zy te paart ryden , zonder bepaalt oogmerk ; by de ruis maar weg ; een zoort van een Jagers leven ; en dikwyls zetten zy wel eens iets met drift na , dat de fchot niet waardig is. Zy zyn , gelyk ik reeds zeide , niet ops maar ook niet heel verre' van dea regtea weg. f-'d 2j£sfi jccfbd , nsi.'o\hfl£j ammob-t* Gy begrypt wél , dat ik «oor zulk Ge. zelfchap de eenzaamheid verkies. Want fchoon het zeer wel zoude-kunnen zyo s dat iemand het naarfie gezelfchap van de hele Waereld voor een ander is, zo is het echter waar , dat' wy altoos behagen vinden in het gezelfchap van hen die wy achten, en beminnen. Begeert een Minnaar ooit ander gezelfchap , dan dat zyner Mmnaresfe ? Juist zo handelt hy , die op zich zelf verheft is ; £en dat' Zy9 wy toch allen min of meer ,) wyl hy , om c aojh die  ONDERWERPEN. XX. BRIEF. 155 die reden , in zyn eigen byzyn , zyn grootst genoegen ftelt. . ■ -■" f.-h n';;.v '. iu r;3iiii nn.1 ,;it • n'üfi Indien de kennis van ons zelf eene zeer noodzakelyke kennis voor ons is, dan behooran wy de ftille cn bezige afzondering te beminnen ; om dat zy deeze kennis zeer begunstigt. Hoe veelen blyven door de afleidende omftandigheden , waar in zy zich bevinden , van deeze hoognodige kennis onkundig ! Hoe weinigen leven digt genoeg by zich zelf , om te zien wie zy eigenlyk zyn « men moest hen , op nieuw , by de Eenzaamheid School beftellen , om hun zelf , van voor af aan, nog eens van buiten te leeren , wat worden 'er veelen, door in de waereld te blyven flegter in plaats van beter; daar zy echter, zo zy zich wat meer met de Eenzaamheid hadden bekend gemaakt,bekwaam zouden ■ geworden zyn om dat gene te verrichten, waar toe zy gefchikt wierden. Om die yeden meen ik , dat 'er , voor een ingebeelden Gekskap geen beter School zy dan die der Eenzaamheid , en voor een Uilskuiken geen veiliger fchuilplaats dan by haar. Zyn dit geene genoegzame beweegredenen waarom ik hier blyf ? Hoe gaarn gave  156 brieven over. verscheiden gave ik o iets aan de hand dat „ zoude Kunnen bewegen om hier by my te komen ! ik kan niets uitdenken dan dit dat ik het vuurig verlang : en ik ben zeer misnoegd dat gy weg blyft ; hoewel ifc overtuigd ben dat ik de eer van uw bezoek weinig verdien. Vaarwel. JLEN-  EENENTWINTIGSTE BRIEF. WAARDE VRIENDIN ! De zoete gewoonte om u myne gedagten over allerhande onderwerpen mede te deelen , doet my , wyl ik het genoegen niet heb om thans met u te kunnen praten , de pen in de hand nemen , op dat ik , des niet tegenftaande , voldoe aan myne begeerte van met u om te gaan , door Brieven , als het perfoonelyk onmooglyk is : de verre afftand waar in wy, die zo veele jaaren buuren en gezellinnen waren , thans leven , zal ons dat genoegen niet ontrooven , zo lang 'er papier , pennen , inkt , en posten in de waereld zyn. ... . .;. \v '...r.n..r; aait* 03 ■ Hl ili&AA Wil ik u eens wat zeggen ? Ik ben geheel en al uit die blymoedige - eenparige - gemoedsgeftalte gerukt , die meer de vrugt van myn temperament , dan wél yan myne reden is ; en dAe my , ja , wel  25% ERIEVÉN OVER VERSCHEIDEN wel gelukkig maakt , maar die ik u echter niet uitvent voor eene deugd ; om dat zy my geene de minne moeite gekost heeft : hoe het zy , ik ben thans , nieÉ zó te vreden , met alles wat buitert my ïs , als ik wel gewoon ben, Ik zal 'er u de reden van zeggen : vrees met dat ik my , om my zelfs wil , bedroef l 6 neen , zo ondankbaar ben ik hiet .' Myn hart verwyt my niets ; en als wy vrede met ons zelf hebben , 'leert men , eindelyk \ zich voegen naar het geen zich met naar ons wil voegen ! Hoe is dit dan by gekomen , vraagt gv moogJyk ; zie hier de aanleidende oorzaak. Eenige oude Brieven , en Papieren doorzoekende , vond ik daar onder een' B«eF die ik u zal copieeren. Zo dra *y hem gelezen hebt zult gy begrypen £ Jk 3rJ deezen Luim gekomen ben. Hy is groot ; en nog vry duidelyk om te" Iézen , niet tegenfiaande de inkt zeer verleekt is , en alles aantoont dat hy ette Jyke jaaren geleden moet gefchreven zyn zonder iets meer voor afte laaten gaan,: zal * u den Brief zelf geven, Dlfs hs[ gmt hy :  ONDERWERPEN. XXI. BRIEF. I59 Getrouwe en beste Vriendin. Ik zit daar , (wyl eene peinzende eenzaamheid veel al myn deel is ,) te denken : Indien wy toch , op dit Traanen. dal , zo als onvergenoegde , doch , op hunne wys , vroome menfchen , deeze Waereld gewoon zyn te noemen , met rampen en wederwaerdigheden moeten ftryden ; waarom zyn die rampen , die wederwaerdigheden niet van eenen meer geruchtmakenden aart ? Dan , zeker , was het nog der moeite waerdig , dat wy ons, op het leren van dien moeyelyken pligt» de Lydzaamheid, bevlytigden ! Dan wierden wy , ten minsten , door onze eerzucht hygeftaan , en zoude onze deugd meer toejuiching verwerven. Zo , by voorbeeld , myn huis , door het vuur des Hemelsch , of door de onvoorzichtigheid myner Buuren , in devlammen verteerde ; indien ik daar door geruïneerd was ; indien myn eenig véél belovend kind , in dien ramp ware omgekomen , dan zoude immers elk die myrt treurig geval hoorde , my beklagen. Maarf indien ik in dat droevig lot myne gclykmoedigheid behield 5 indien ik my boven imynen ramp wist te verheffen ; indien ik  160 JRIEVEN OVER VERSCHEIDEN ik , door een kostwinning , geheel bene; den myne afkomst , en geheel ftrydig met myne Opvoeding, te aanvaarden, alle oogen trok 3 mdien ik , in deezen my zo ongewoonen tfaat , het brood der' zorgen en arbeid f met vreugde at ; dan zoude* yder dle my kende my eene groote Vrouw eene Zedelyke Heldin noe^ men. Mooglyk zoude de Dichter, mynen lof zingen , de Geestelyken my een voorbeeld van Christelyke gelatenheid noemen : mooglyk zouden fommigen zeggen dat 'er een Wonderwerk aan my gefchied ware j en misfchien , (om dit Wonder te doen duurcn ,) ter hunner eigener fiichcing , myn naam , niet myn perfoon , uit deeze laagheid opheffen. De deugdzamen zouden hunne zegenende handen openen , myne omftandigheden zouden verbeteren ; en ik , in mynen voorigen ftaat herftelt/zou myn leet vergeten. Dan zou myne'Eerzucht my in ftaat geftelt hebben , om dat gene te doen , waar voor mvne Deugd te zwak ware : myne gedagtenis , zoude , na mynen dood , jn zegening bly- ven ' en Hoe ? valt gy my jn de reden ! en gy zoudt mooglyk , voor deeze trotschheid uw Loon weg hebben ! Stoor my niet 1 Gy kent myne Omffcm- dig-  ONDERWERPEN. XXÏ. brief. IÖ1 digheden; gy alléén ! gun my eens eenmaal het zwaarmoedig genoegen dat 'er ligt in ons geheel bedroeft hart te ontledigen in den boezem eener waare vriendin. Uwe vrees dat dit my te veel zoude treffen, moet my dit deeze; keer niet beletten,ik voel; myne waarde, dat ik door innerlyk verdriet onder* mynd ben en dat ik , denkelyk , niet veele maanden een voorwerp van uw vriendlyk mededoogen zyn zal. Ontfangt dit verhaal des, als de onbedriegelyke blyk myner allerinnigfte vriendfchap , en hoogfte agting voor u ; in dit opzicht , weet ik, zal het u dierbaar zyn ; ook , als ik 'er niec meer ben. De eerfte jaaren mynes leevens ga ik ftü voorby ; Gy weet dat myne ouders vroeg geftorven zyn ; en dat ik , hun eenig kind , 't welk niet was misdeelt van goederen , evenwel, in myn ftaat, niet ryk opgevoed ben , by eenen myner Oomen ; een zeer braaf eerlyk man , doch die het talent niet had om jonge lieden het keven aangenaam te maken , door die zoete vredige huizelyke genoegens, welke myn hart, hoe jong ik ware , altoos verkoor boven de wilde uitfpanningen by voorkomende gelegenheden. Ik geloof echter,' dat zyn ongevoelige aart 't meest de oorzaak was I. deel. L vaa  1Ö2 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN van alles wat my , en zyne eigen kinderen , zo lastig viel. Nooit , eigenlyk , wel op ons te vreden , ook dan ais 'er niets voorviel dat ftof tot misnoegen gaf. Onberispelyk , in het oog van zyns gelyken , meende de man , dat dit genoeg ware , om ons , alle zyne misfelyke fiatzen , en eigenzinm'ge neigingen , " met geduld , te doen dragen, ö Waarom gaf zulk een eerlyk man , zich niet een weinig moeite, om hem by ons bemint te maken ; by ons die hem zo hoog achtten ! by ons die hem zo gaarne zouden hebben willen beminnen 1 Naauwlyks negentien jaaren zynde , kwam hy , ' die mynen man geworden is , my verfcheiden maal zeggen , dat hy my lief hadt. Ik zag niet dat hy , die bekent ftondt voor een zeer goed fJag van een jongen , die zyne affaire wel , en met voordeel waarnam , reden hadt , om my dit te zeggen , indien hy het niet meende ; te meer , toen zyne Moeder my , voor hem , ten huwlyk verzogt. Een meisje van myne vrolyke geaartheid , is zelden in gevaar om doodlyk verheft te worden : deeze zotterny wil veel beter wortelen fchieten in peinsagtige en eenigzins weeker karakters , ja die karakters „. die  ONDERWERPEN. XXI. BRIEF 163 die iets in zich hebben, 't welk der Dweepery , waar omtrent dan ook werkzaam , beguuftigt. Geduurige converfatie , vriendelyke gedienstigheden , cn de knorrige vlaagcn van mynen Oom , deeden my , eindelyk , zien , dat de Jongeheer my niet meer om verfchillig was ; hy hadt my lief , en gerust zynde (want ik onderzogt-my zelf;) dat ik hem , zo ik verkoos te trouwen , liever had , dan een ander uit alle onze goede bekenden , trouwde ik hem met volkomen genoegen onzer Vrienden ; en had het byzonder genoegen van te zien , dat zyne brave moeder haar zoon eelukkie oordeelde , met eene vrouw die hy voor zich hadt uitgekozen. Onze eerfte huwlyksjaaren gleden in nagenoegen voorby : moeder wordende , nam myne liefde voor den vader van myn lief kind onuitfprekelyk fterk toe ; en zyne zucht voor my , bleef onverflaauwt. Wy waren gelukkig , eenige kleinen , meer kinderagtige dan wezenlyke verfchillen uitgezonden ; en dan was het , „ hede Ceesje lief, hoe bedenk., je het evel zo " ! of : ,, 't is zeer wel ! als myn Heer het dan verkiest ". La 't welk  164. BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN 't welk met een : „ altoos moet je man „ het verliezen " ; of , „ doe je zin , „ wat geef ik 'er om " ? befJoten wierdt. Maar , beide geen kwaad humeur hebbende , en elkander waarlyk beminnende duurden deeze gekheden zelden een half uur; en de infchikkende man was zo vergenoegt als zyne toegevende vrouw. Onze kleine jongen , was , in zulke kibbelingen , ook zeer dienstig . . . maar , Gy kent het Huizelyke leven ; genoeg daar van. Xort gezeid , ik was nu te grootsch om , over alle wisfewasjes , myn hoofd te tonen ; ik voelde dat ik Moeder was : deeze grootschheid was zeker niet van de veragtelykfle. Dus leefden wy de eerfle agt jaaren onzes Huwelyks. Myn man nam zyne zaken met yver , en tot ons groot voordeel waar. Zyne Moeder overleedt; onze inkomsten vermeerderden met de doed deezer brave , verftandige vrouw. Nog aj veranderde myn Lot niet : maar , kort daar a3n , kreeg myn man eene zo groote als geheel onverwagte Erfenis , "hem aanbeftorven door eenen zyner Neven , die in Engeland , met de negotie fchattcn gewonnen hebbende , die naliet aan zyne Hollandfche Naastbeftaanden, Zie  ONDERWERPEN. XXI. BRIET. l65 Zie hier , myne Waardftc , het begin •van myn ongelukkig leven ! Hoe kwalyk weten de meeste menfchen groote veranderingen in hun lot te ondergaan ! Myn man is 'er een voorbeeld van ! Gy kent hem ; gy weet , dat zyn hart altoos beter geagt wierdt , dan zyn verftand ; offchoon niemand hem van in 't oog loopende zotternyen konde bepraaten. Hy was altoos eene van die ondergefchikte karaclers , die geleid moeten worden ; doch zo behendig , dat zelf zyne Moeder al haar verftand nodig hadt , om hem , op den regten weg te houden : want het is alleen groote karacters eigen, toeteftaan , dat zy niet altoos gelyk kunnen hebben. ■ Myn man , die , waarlyk grootsch op zyne vrouw was , om dat zy misfchien hem wist te leiden op eene wys die hare eigen meerderheid minder deedt zien dan wel de goede uitwerkzels die zy op hem hadden , wilde my voortaan , in geheel andere omftandigheden zien. Hy kagt een fchoon groot huis , lei rytuig aan ; en wel dra hadden wy eene kostbare Buitenplaats ! In plaats van twee ordentelyke dienstboden , kreeg ik 'er vier. Jk begreep wel , dat onze goederen niet L 3 groot  166 BRIEVEN O VER VERSCHEIDEN groot genoeg waren om lang op deeze wys te blyven leven ; maar dit konde ik mynen man , fchynt het , niet doen bcgrypen. Hy was reeds in de magt van die lage Fielten , die hun byzonder belang vinden , in Jonge ryke lieden van de eene buitenfporigheid tot de andere te brengen. Het eerfte uitwerkzel van onze verbeterde omftandigheden , dat ons doodlyk wierdt , was , dat myn man zyne zaken eerst verwaarloosde , en kort daar op geheel verliet. Nu was hy gehele weken Buiten : nu was hy een vry man ! Alle de woeste vermaken , die het Landleeven aan wilde ryke lieden kan verfchaffen , wierden nu door hem nagejaagt. Gelukkig voor my dat hy niet in 't hoofd kreeg my te doen deelen in deeze dolligheden ; ik had 'er trouwens genoeg verdriet van J Zyne gezellen waren recht in ftaat om een week, niets erg-vermoedend karacter te bederven. Zyn Spilzucht , en zyne trotschheid , deedcn altoos al de verteeringen voor hem opkomen : gy kunt wel denken dat hy uit dien hoofde , • gezelfchap genoeg kreeg ! Jn  ONDERWERPEN. XXI. BRIEF. l6r In weinig maanden had ik het droevig ongeluk van myn man zo geheel , ten zynen nadeele veranderd te vinden , dat hy , bykans , niet meer dan aan zyne uiterlyke gedaante te kennen was ; en de vriendelyke, de naerstige , de waarlyk goede man , was nu , by de minde voorvallen trotsch , heerschzuchtig , norsch en zo lastig voor my , als voor onze bedienden ; zyne Verkwistingen h:dden hem nu het recht verkregen , om altoos zynen zin te hebben ; ja ! om die toegejuicht te zien. Hy hadt , hier door , begrepen , dat hy een man van verftand was ; dat hy zich maar moest laten g .1den ; en dat zyne Vrouw de post zyner Moeder aanvaart hadt , om dat hy den moed niet fchcen te hebben , van zyne manlyke meerderheid te durven tonen. Dat hy dus redeneerde , bleek by yderen voordel dat ik hem deed. En , hy , die gewoon was, altoos met my zyne zaken te overleggen , agtte zich nu gehoont , als ifchs m, op de vriendelykfte wyze , verzogt om toch eens te bedenken , of deeze levenswyze ons betaamde , of wy nu gelukkiger waren dan toen hy naarstig by zyne zaken was , en geagt wierdt by alle zyne bekenden ; enz. l 4 Gy  168 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Gy , myne Waarde , ' kent de waereld ; het kan u des niet verwonderen , dat de fchitterende verandering van myn Lot , de nyd der zulken opwekte die tot nog toe in ruimer omftandigheden , en meer aanzien waren dan ik. „ Wel wel , zei de eene , „ Juffr. * * * kan zich wonder „ wél naar de ruimte fchikken". „ Ja , s, zei een ander , ik ken haar ; zy was „ altoos grootsch , en fpilziek , doch kon het niet uitvoeren ". „ Weet gy wel „ dat zy reeds eene Buitenplaats heeft " ? een derde: „ Ja dat weet ik , en ook j, dat haar man z'ch fchoon diverteert 5> buitenshuis "; ,, wel dat is niet van 't „ mooist , want dan moet zy veel alleen 55 zyn ". j, Och " ; wierdt 'er op geantwoord ; „ Mynheer * * * haar 's mans j, Neef komt om die reden haar des te 5, meer bezoeken ; en aan hem heeft zy „ denklyk goed gezelfchap ; want hy is >, een zeer verftandig man , hoor ik ; die }, wel weet te leven Mooglyk zoude ik kragt van geest genoeg gehad hehben , om deeze lage babbelingen , uit nyd , en kwaadfprekenheid. voortgevloeit , met eene veelbeduidende veragting te verdragen , indien ik , in myn zo zeer ; benyd lot , toen hoifelyk ge-  ONDERWERPEN. XXI. BRIEF. l6{> Gelukkig geweest ware ! maar nu fmartte het my. Zie daar ! Myn Man , hadt eene groote Erfenis, hy leidde die flegt aan ; en ik , die hem niet meer by zyn geluk wist te bepalen ; ik , die ongelukkig met hem wierd , moest echter belas, terd worden ; moest den fchuld van alles krygen ; ik regeerde myn man ; dat wist men toch. Een man zymle die opgevoed was om een goed koopman een ordentelyk man te zyn , ftondt het hem zeer vreemt het air du monde aan te nemen. Het behaagde hem ook niet ; hy zogt andere gezellen, kage ploerten die hunne lichtmisferyen open- ^ ïyk invieren , en 'er op roemen. Toen wierden zyne vermaken ook van een lager zoort. Zweepryen , Harddraven , Zotte . weddingfchappen , kwamen nu by hem in de mode; en hy die te fatzoendelyk een man geweest ware , om een ruw vloekwoord te fprckcn , vloekte nu als een Roskammer , dronk onmatig ; bedwelmt door den Wyn , bedreef hy de grootfte buitcnfporighcdcn ; nu kreeg ik hem halfdood gedronken t'huis ; dan hadt hy , rufie gezogt hebbende , de tekens van zyne woeste ontmoeting in een bebloed aangezicht , en , voor hy zyner L 5 ziR-  i?0 BRIE VEEN OVER VERSCHEIDEN «noen weder magtig ware , wierden myne fMIe , en getrouwe oppasfingen beloont, op de onwaardigfte wys. Des anderen daags washy; (dat wist ik te vooren reeds!) of ziek , of knorrig , of beide. In 't eerst hadden myne traanen nog eemg vermogen op zyn hart ; ook to^n, toen alle redenen die ik kon voortbrengen reeds kragteloos waren : maar ook deeze aandoenelykheid begon hy zich te fchaamen : nu ontvlugtte hy my eens , onder voorwendfel dat zyne Vrouw altoos droefgeestig was ; dan om dat ik hem door myne droefheid weer hoopte te beweegen ; en dat nooit meer 1 Het geene myne fmarte nog vermeerderde , was dit. Hy begon nu ons Zoontje , ruim agt jaren oud , medetenemen. Myn Gootjes aart neigde tot de verkiezingen zyner Moeder , maar zyn Vader was altoos zulk een liefhebbend Vader geweest en ik had myn man altoos zo veele blyken van myne liefde getoont , om dezorg die hy droeg in ons Kind het leeven aangenaam te maken ; dat ik geen kans zag om de lieve Jonge altoos by ny te houden : en zederd zyns Vaders' wil eene wet voor my geworden was , kon ik  ONDERWERPEN. XXI. BRIEF. l7l ik weinig meerder doen dan hem , met manen in myne oogen , in de Fargon te zien zetten. Ongelukkig voor my , vondt dit kind wel dra véél méér vermaak , om met Vader uittegaan , dan by Moeder te blyven , en zyne lesfen te leren. Een gezond , fterk knaapje zynde , dat 'er zeerwel uitzag , en indedaad niet onaartig was , was hy overal wel gezien ; en zyn Vader bezorgde hem een Rygtuigje , een Hit , een Hond , en een Zweep van aanzienelyke lengte ; met één woord , maakte een kleine wildzang van hem ; en ik zag reeds dc eerfte uitbotzeis eener levenswyze , die zyn Vader tot zekere volmaaktheid gebragt hadt , toen myn kind naauwlyks elf jaaren bereikte ! Ondcrtusfchen verfmolten onze goederen. Hy begon het te merken ; doch te zwak van geest zynde , om van levenswys te veranderen , waren alle myne gebeden kragteloos. „ Hoe ! verminderen ? Koets en Paerden , een Buitenplaats verkonen . daar hy zo weinige jaaren genot „ van hadt gehadtï dagt ik, (vroeg hy myj „ dagt ik dat hy zo laag zyn kon? " Welke denkbeelden , myne Vriendin . heb-  BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN hebben deeze mannen toch van laagheid ? Daar komen , als men den engen kring van vuige en wilde vermaken eens heeft afgelopen , zo veele dagen , dat 'er geen vermaak te nemen is : aI zulke dagen waren voor my bittere dagen ! T'huis moetende blyven , en geen fmaak voor , noch doorzicht hebbende in .zulte uitfpanningen öie eene welaangelegde Lectuur , en de Muziek geven kunnen , aan hen , die , in hun eigen huis , het gelukkigfte zyn • wierdt hy knorrig , geemlyk , liep de* gantfchen dag op en neer grommende. * en bedorf het kind in den grond , rzo ik vrees p hy leerde hem drinken en fpeeien ; nu klopte hy hem zonder reden en dan ftoeide hy met hem als een makker ; Ja , zyne g0edkeuringen werdeQ altoos met eene ruwe uitdrukking befloten. Hy hadt geen geftel fterk genoeg , om deezen fpoorloozen levenstrant lang uittehouden; en hy , die zyn verdriet weg wilde drinken , was , 0f ziek , of dronken ; 's nagts moest ik by hem opzitten , tot dat hy ais een dood mensch daar heen viel ; over dag leide hv meestal te bed : Komt 'er iemand , onverwagt , dan noet ik honderden van draayeryen gebruiken , wU ik zyn fatfoen , (dat weJ de ge-  ONDERWERPEN. XXL BRIEF. 17$ i-efyk het myne blyft , ) bewaren. Zyne ziekelykheid gaf my echter de gelegenheid om hem te bewegen , dat hy de Plaats verkogt , en dat hy in de ftad moest blyven. Zeer'veel heeft hy daar op verlooren , dat beken ik ; doch kon ik ze houden ? Geen gebruik kunnende maken van zyne Rytuigen , hebbe ik ook geflaagt in die weg te doen ; zo dat hy heeft nu maar een rydpaerd j voor zich , en een voor het kind. Hier uit kunt gy zien , dat onze omflag reeds merkelyk is ingetrokken ; maar ! onze middelen zyn meest allen verfmolten ! Ik zal niet verder in myn droevig lot treden ! doch wil ik niet geheel overhoop geworpen worden ; wil ik hen , die myne ftaatsvergrooting , my tot vyanden gemaakt heeft , niet verheugen ; dan moet ik terwyl my de zorgen verteeren , nog een vroiyk gelaat aannemen ; ik moetom een uiterlyk , lastig fatzoen waar te neemen , my wel eens van het nodige beroven, ó Met welk een pynelyk beleid , hield ik dus lang onzen droevigen toeHand verborgen ! Mooglyk zal ik nog wel genoodzaakt worden om fchulden te helpen ma-  m BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN maken; en dan, (is de dood tolvker dan dit lot?) en dan ^ ^ onbennhm.ge fchuldeifcher openbaaren dat geen, dat ik niet zo veel 2tïrg ^ dommer dus lange voor meuwsgi rige oogen bedekte ! Dan zal de nyd ztch fn mynen val verheugen ; de laster my wonden , en der medelydenheid beletten myne ware omftandigheden , zo als Zy verdie ren te befchouwen. Terwyl myn man zich veragtelyk maakt , en & myn ee_ nig kind door zyne fpoorloosheid * kan niet verder fchryven 1 myn kind] dat Lef fchepzel , dat ik zo veele jaaren tot ons beider geluk, en vreugde opvoedde - a Myne Vriendin ! gv he£ ónderen ; voel 't geen ik voel'. Ea welk eene wonde ontfang ik , a]s men my, onder fchyn van vriendfchap aanlengt , dat de waereld my de fchuld geeft van alle myns mans dwaasheden. Is 'er ongelukkiger Vrouw dan ik ? niemand weet hoe groot myne rampen zvn • en die 'er naar gisferi , verblyden 'er zich m ; or veröordeelen my. Door niets buiten my word ik onderfleunt ! de eerzucht biedt mynen moed de hand niet i de ffil heid waar mede ik de moeylykfte deugden moet oeffenen , ontneemt my dat middel  ONDERWERPEN. XXÏ. SRIEF. 175 't welke anderen , in nrnder. beproeviagen , voor bezwyken behoed heeft. Ik bemin myn man ; ik herdenk die lieve uuren die ik met hem fieet ; ik kan hem niet aanzien zonder eene deernis die myn hart doet bloeden. Ik zie hem ongelukkig , en kan hem niet redden $ en zo hy my verliest Had ik hem den geest zien geven , toen hy dierbaar aan myn hart was ; toen ik hem lief konde , hebben ; toen hy zyne vrouw beminde als een man , en hoog agttc als een Vriend ; Was myn zoon , my, ia zyne eerfte kindscheid ontrukt ; waren onze middelen door onvermydelyke rampen , ons op eenmaal ontnomen , ik zoude mya lot geduldiger hebben kunnen draagen ; ik zou een niet vernederend medelyden getrokken hebben ; ik zou deeze twee dierbaare panden als dan met vreugde hebben na gezucht ; en ik zoude , ja , arm , maar met lof, ten grave gedaald zyn. Ik fleep myn kruis met verzwakte kragten ; ik kwyn ongevoelig weg : want dit verdriet , 't welk myn fmartelyk deel is, is een langzaam vergif voor myne gefteltheid , zo wel van ziel als lichaam. Ik heb zomtyds oogenblikken dat myn leven my  Ï7Ö BRIEVEN OVER VER SCHEIDEN my ten Jast is ; om dat 'er aan mvne ongelukkige omftandigheden , niets kan gedaan worden. . Ik lees mynen zwaarmoedigen Brief eens over. Ik zie daar uit hoe verre één Vlaag van ongeduld ons kan brengen ! Tot ver. twyffeldheid zelf. Ik kan 't niet helpen , myne Vriendin , maar mvn eigen zwaar veranet, en het geduurig hooren pochen, op de heldhaftigheid der, deugd "van lieden , die veel minder , met veel meerder hulpmiddelen , dragen , heeft my , eerst tot misnoegen , toen misfchien tot murmureeren gebragt. Gy zult my , denk ik , < wel willen toeftaan , en dit is alles wat ik in deezen beweer , dat zware uitwendige rampen, in 't oog der waereld, met geduld doorgedaan , ons wel tot Martelaresfen der Eerzucht kunnen maken ; maar , dat aanhoudend , huizelyk , ftil verdriet , gefmoord verdriet , met'eeri edel, en godvruchtig oogmerk, wel getroost , door te ftryden , ons tot Martelaresfen der Deugd , zedelyke Heldinnen in het Godlyk oog , (dat tot in het binnenst onzes harten ziet , ) maken. Die God dien wy aanbidden ; kan het met zyn ■ wys en goed plan u betreffende , beftaan , verwaardige u niet tot zulke grieven-  ONDERWÉRPEN. XXI. BRIEF. 17? vendc beproevingen ; als gedragen worden , door uwe Vriendin. C. v. S. Ik geloof dat gy , myne Vriendin, door het lezen deezes Briefs zult aangedaan zynwat my betreft hy heeft diepe , zeer diepe indrukken op mynen geest gemaakt; en my opgeleidt tot gedagten die ik u, mooglyk , wel eens zal mededeelën. è Wie weet hoe veel' verdriet 'er dus wel gedragen , verborgen gedragen wordt, door Vrouwen , die , zo men haar kende ,■ onze hoogde agting zouden verkrygen , door juist die zelfde zaken waarom eene kwalyk onderrechtte Waereld haar veroordeelt. De Brief moet weg : ik kan hier öiets by voegen , dan dat ik ben uwe. 1 M TWEE-  TWEEËNTWINTIGSTE BRIEF. WAARDE NEEF! -Hoe veel belang neem ik in uw geluk * wandel voort op den weg der Onfchuld, yderen flap die gy daar op vordert is een toevoegzei tot myn eigen genoegen. Geen eene kommerlyke gedagte kome 'er meer m uwen geest op. Uwe deugd zou mv onbewust gebleven zyn , indien ik nier wist waar toe uw hart u vervoert hadt Gy verflaat my ? Maak nu uwen weg zo gemaklyk als gy kunt j ga niet wéér agtermt, ook niet met het voornemen van te rug te keeren. Waarom zoudt gV u buiten noodzaaklykbeid moede loopen 2 Het berouw komt , zeker , het naast aan met zondigen ; maar doen wy niet veel beter en wyzer , als wy ons de imarte des berouws fpaaren ? Laaten wy des door bedagtzaamheid ons voor vallen behoeden. Hadt men , na dat men geval, ien is , alleen opteftaan , men zou het zich  ONDERWERPEN. XXII. BRIEF. I7Ö 'getroosten ; doch men valt zelden of men Kwetst zich , en 't is veelmalen de tyd alleen die zodaanig eene wonde kan genezen. Toen gy affcheid van my naamt , hebt gy my zeer ernstig verzogt om u nu en dan , met eenen Brief , (zo als Gy 't beleefdciyk noemt ,) te begunstigen. Hoe zuinig ik ook op mynen tyd ben ; en hoe zeer ook overtuigt , dat gy zeer veel te leeren hebt , zal ik echter aan uw verlangen voldoen : mooglyk zal het leezen myner Brieven U den tyd daar aan befteed , niet geheel doen verliezen ; ik zal aan u fchryven zo als ik gewoon ben met u te fpreken ; en om geen tyd te verfpillen maar terftorid beginnen met een Onderwerp waar op ik , ook om uwen wille i met aandagt gedagt hebbe. Uwe liefde tót de deugd 5 uw eerbied voor alle de geboden onzes gezegenden Zaligmakers ; de eenvoudige oprechtheid waar mede gy aan my uwe gebreken tóebetrouwt , hebben my zeer aangemaartt óm u myne gedagten te zeggen over eene fchuldige neiging , die gy my beleden hebt , die gy met Weerzin ziet ; doch , zo 't ü toefchynt , al.óós te vergeefsch beftreden hebt ; en die gy , eindelyk ^ M 2 «i-  l£0 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN uit gebrek aan moed dat gy die toch ooit zult overwinnen , niet meer zult beftryden; maar veel eer bewimpelen , indien gy al geen kans zaagt om die in eene zedelyke deugd te vervormen. Denk niet , dat ik te fireng begin. Alles wat gy hier uit moet opmaken is dit , dat ik de kragt van,-een heerichend gebrek zeer wel ken ; en dat ik , alles wat ik tegen u zeide , en zeggen zal . ook tegen my zelf, en met betrekking tot myne boezem zonde zeg. Leet zoude het my zyn , u een onaangenaam oogenblik te verfchaffen , zo u deeze fmartelyke aandoening niet in 't bezit Helde van een , in dit opzicht , verbetert hart ! Gy zyt jong ! twintig jaaren is een klein getal ; en zo gy zo gelukkig wordt om u te ontdaan van die neiging waar op ik doel , kunt gy de bron van genoegen vroeger geopend zien , dan of gv ouder geworden waart , zonder u daarvan te ontdoen. Zoude ik uwe Vriendin zyn ; zoudt gy my daar voor erkennen, zo ik u de mooglykheid- niet affneed van eene ondeugd te verfraaijen ; die gy in haare ware gedaante , niet zonder afgry'* t v • , i «• i-fcif n*»1 zen  ONDERWERPEN. XXIT. BRIEF. l8r zen zien kunt , en daarom juist uw best doet om haar te vermommen? Gy zyt , naar uwe eigen bekentnis , zeer wraakzuchtig. Was uw inborst zo hard en wreed , als zy , (voor u , zeer gelukkig ,) wel zagt , en medelydend is, gy zoudt alle beledigingen , wezenlyke of ingebeelde , (dit is hier het zelfde,) tcrftond wreeken. ,, Want met al die u be„ ledigt zult gy afrekenen ; gy zult hem „ wel vinden." Zie daar , uwe taal , naar uwe eigen belydenis. Eik die uwe talenten geen hulde doet , veragt gy. Ik begryp wél , dat een Jongeling van zulk een heftig karakter, de wraak zoet vindt, Wat men ook voorgeve van de gemaklykheid der wet. „ Hebt uwe Vyanden lief, „ zegen hen die u vloeken," Zo geloof ik echter dat zy eene ten aller uiterften moeylyke wet zy , voor alle menfchen, maar , vooral voor Menfchen van een trotsch , en gevoelig karakter. De volgende Bedenking komt my daar voor den .geest ; Beproef die eens aandagtig; mooglyk is zy niet te verwerpen ; zy is deeze: • > . , ' • ,-\ Indien 'er ooit- , op deeze aarde , ecï faort van Menfchen zyn zoude , die de M 3 ?e'  l8 2 BRIEVEN OVER VERSCIIEIDEN Zedekunde tot zulk een toppunt van volmaaktheid verhieven , dat zy konden : j, Liefhebben die hun haaten , en zegenen, „ dien die hen vloeken , ja ! bidden voor den genen die hen geweld aan doen en „ vervolgen , " dan behoeft men niet te vraagen , is 'er eene Godlyke Openbaaring van nooden ? Om den Pligt van vergeeflykheid tot eenen algemeenen plicht te maken ; ik zeg s met nadruk , algemeenen j>l:gt , en niet flegts voor deezen of genen der Menfchen , in deeze of gene omftandigheden : om het goed doen zyner Vyanden niet flegts aan het goedvinden , of de edelaartigheid van enkelde perfoonen toe te betrouwen , maar tot eene vo.lfirekte algemeene Wet te maken. Om de rechtveerdigheid , en het gezach deezer Wet te doen erkennen , was het , naar myn inzien , volftrekt noodig , dat 'er een Perfoon van geene mindere waardigheid dan die , van den Heiligen Infteïler van onzen Godsdienst , ons uit Gods naam belaste : ik zegge u , hebt uwe Vyanden „ lief." En om deezen zwaaren pligt, nu, als het bevel der Hoogfte Majefleit aangenomen zynde , met 'er daad, en door alle tyden te doen betrachten , moest zy aangedrongen worden met zulke drangmidde- len  ONDERWERPEN. XXII. BRIEF. l83 len als het Euangelium maar alleen kan opleveren. Het in acht nemen , of hardnekkig veragten deezer Wet moest onze Zaligheid , of onze Verdoemenis beüislen. Hierom drong de Godlyke Wetgever deezen pligt dus kragting aan: „ Indien gy ., den Menfchen hunne misdaaden vergeeft, „ zal ook uwe HemClfche Vader u , uwe 5, misdaaden vergceven ; indien gy de menfchen hunne misdaaden niet vergeeft , ,' zo zal ook uwe Hemelfche Vader u " uwe misdaaden niet vergeeven." Toets deeze Bedenking. Het komt my voor , waarde Vriend , dat de Zaligmaker die het Menfchelyk hart zo volmaakt wél kende , die zo wél wist , hoe de zwakke mensch te moede is , als hy eene daad moet verrichten , moeilyk in zich zelf, en nog moeilyker als hy zyne hoofdneiging , en zyn temperament tegen heeft ; die medelyden hadt met onze zwakheden ; uit een begindzel van medelyden , zorg heeft gedragen , dat juist deezen pligt , ons daaglyks , op het nadrukkelykst , en in alle zyne ge^ volgen zoude herinnerd worden. Ik ben 'er in 't geheel niet vóór , om , in eene Godlyke Openbaaring , die M 4 vopr.  ?84 briev;en over verscheiden voor. alle menfchen gefchikt is , wonder. ren te zoeken : die verborgenheden , welke vóór de prediking des Euangeliums verporgen waren , heeft God den Kinderen , dat is , den ongeleerden , den eenyoudigen , doch .waarheid-lieyenden geopenbaard , zouden zy dan voor den Ychran, deren , Godsdienstigen Onderzoeker , niet kenlyk zyn ? Voor. hen die de God deezer Eeiuye de zinnen niet verblindt :; Maar hier ben ik zeer'vóór , dat men m eene Aankondiging van Genade , zo als het Euangelie waarlyk is , en "in den Leeraar deezer Waarheid , alle de trekken van welmeenende 'zorge , van toegeven- , en behulpzaamheid , van menfchenliefde 3 zeer zorgvuldig opmerke. Zou de bemmlyke Grondlegger onzes Godsdienst, zonder hoog wyze reden , 'en inzichten; zonder belangneemende liefde vpor' alle zy-' Be Volgeren , juist , in het allervolmaakt fte Gebed , een Gebed dat nu nog daaglyks gebeden wordt , ééne bede hebben' gevoegd welke aan yder Christen deezen' pligt daaglyks herinnerd ? Kan een Mensch , dat denkt wanneer hy. bid, die weet wat hy zegt, als ay fcid : „ Vader vergeef myne fchüldcn zo.  PNDERWERPEN. XXII. BRIEF. 185 , als ik myne fchuldenaren vergeef"; kan zodanig een Menseh , die dit bid , om wraak denken ? moeten deeze woorden hem niet ontwapenen ? Zou hy zynen Vyand , als die hem , dit biddende , overviel , niet omhelzen ? Zou hy ook voor hem niet om genade bidden ? Zou hy hem niet zegenen? 'Er is pok geen pligt in de gehele Zedekunde waar van de mooglykheid , zo noodzakelyk verdiende aaqgetopnt te worden , dan juist deezen pligt. De Wetgever bewees . deszelfs mooglykheid door zyn eigen voorbeeld , geduurende zyn geheel leven , en in de grootfte verzoekingen^. Daar God dan zynen Zoon in de Waereld zondt , om ons de wraak te laaten yerbieden ; daar deeze Zoon , de vergeefsheid , en liefde tot onze Vyanden zo, ernstig bevolen , en. zo kragtig aangedrongen heeft ; daar hy 'er zelf een alleruitmuntendst voorbeeld van geweest is, zo dat alles , naauwkeurig befchouwt , maar in ééne daad , liefde tot zyne Vyanden beftaan heeft , zo bewys ik daar uit , deeze twee waarheden , die ik aannam om ' M s te  l86 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN te bewyzen , de mooglykheid , en de. noodzaaklykheid van deezen pligt. Is nu deeze pligt 20 moeilyk , (en dat erken ik ,) wel hoe zoude ik dan ftreng kunnen oordeelen over een Jongeling , die zyn temperament tegen heeft J wagt geene ftraffe uitfpraken , van my ! Maar is deeze pligt evenwel volftrekt noodzaaklyk ! verwerp dan ook myne poogingen niet , die ik , in eenige volgende Brieven , zal aanwenden , om u eene. ondeugd te helpen overwinnen , die uwe Beulin in dit , en uwe ftraffe in het aanftaande leven kan worden. Ik zal, zo veel ik kan , fchryven voor eenen Jongeling van uwe geaartheid , en zo weinig afgetrokken als my mooglyk zyn zal ; -' ik zal ook myne Brieven niet te lang maken, om dat ik van 11 eisch dat gy die leest' en overpeinst ; en echter in uwe uuren van uitfpanning niet wil dringen , op die bezigheden die gy tef eere van uwen goeden fmaak verkoren hebt ; en op dat gy toch zo veel aan u zelfs zoudt hebben als redelyk is , zal ik my bevlytigen , om allerlei onftuimige driften , die het oog onzer ziel benevelen , en ons verftand beroeren ; in u te matigen , op dat gy uwe  ONDERWERPEN. XXII. BRIEF. 187 jp vrolvke vrye uwen met alle wenfche- lyke vergenoeging zoudt doorbrengen. Zo €y lust , en tyd hebt om Buiten te komen , gy zyt welkom ten huize van uwe liefhebbende Tante. nv, DRIE"  DRIENTWINTIGSTE BRIEF. Ten vervolge. WAARDE NEEF, Ik was geenszints van voornemen , *» f Wein!'ge &«* die gy in de voorgaande week , by ons Buiten kwaamt doormengen , met preken te %ten_ Het my echter zeer aangenaam van u te verflaan , dat gy myncn Brief me£ noegen gelezen hadt , en naar- de volgende verlangde : Byzonder was ik in myn fduk , (want hier uit bleek dat gy met aandagt leest het geen ik ten uwen nutte fehryf) met uwe vraag : „ of lmn waar. » lyx van eenen zagten en medelydenden "rV/1^'5 gdyk ™^*mig zyn » konde. Toen , door bykoomend Ge«.fchap belet wordende om deeze vraag ^el te beantwoorden, heb ik u belooft dit m den eerften Brief die ik u fchryven ^ude , te zullen doen ; Lees des hier myn antwoord, fieb t  ONDERWEE-PEN. XXIII. BRIEF. &9 Hebt gy , waarde Jan , nog niet ondervonden dat 'er driften in onzen boezem kunnen huisvesten , die zo zeer met elkander ftryden , als de winden die uit tegen overgeftelde ftreken waayen ? Dat zV niet minder met elkander overhoop liggen , als een man van de mode met het gezond verftand ; en Wy zelf helaas! met onze reden ? Zo dra iemand een gevestigd Karakter heeft , is eene uit het Tyk der driften Koningin , zy geeft hare hoofd wet ; en gelyk de Vriend Pope zeid : „ Zy is als de ftaf van AaKON , die alle de andere ftaven verflint." Doch dit is evenwel maar betrekkelyk tot dit doorgaande Karakter. By voorbeeld: Harpai de Vrek , zal geen enkelden Huiver geven , ten minfte aan zynen behoeftigen mede mensch , indien dit verzoek hem door de tweede hand gedaan wordt : maar het elendig fchepzel zelf ziende , zal hy zodaanig getroffen worden , dat hy meer zal geven dan Eugenius', die zo vasthoudend in lange niet is , maar ook min gevoelig. En wanneer in Harpax de indrukken verflaauwen , waaneer zyn hart in rust raakt , dan berouwt hem zyne mildheid , en hy zal , met zynen vrekken , doch echter aandoenlyken aart.  IOC- brieven OVER VERSCHEIDEN aart , geduurig in eenen lastigen tweeflryd zyn, Maar , zegt gy , welk eene flrydig„heid, wraakzuchtig, en medelydend"» Als ik u echter kan doen zien dat dit geene harsfenfehimmige fchildery / maar de ware geüeltheid uwer ziel is ; wat zult gy dan zeggen ? Stryden wy Menfchen met geduurig met ons zelf? Beminnen wy met van daag , dat geen , 't welk wy morgen veragfen ? Ik fpreek over net algemeen ; want daar zyn waarlyk menfchen, die in den ftaat waar in zy zyn, en de omflandigheden die hen omringen ; m agt genomen zynde , groot en gelykmoedig genaamt moeten Worden : daar zyri de Ruiters , en Turennes in het Ryk der Zeden, maar 'er zyn nog veelmeer zulken; me zich nooit onderfcheiden hebben , door eenige beilisfende flagen: Nu , kom aan , laaten wy eens zien , of die ftrydigheid wel zo groot is als zy « toefcfaynt. Gy moet u bevlytigen , myn jonge Vriend , om wél te leeren onderfcheiden ; om de voorwerpen als uitëlkander te Hellen ; op dat gy , des te beter , zien kunt , wat zy zyn , en hoe zy , zaamengezet zynde., werken-:. diü  ONDERWERPEN. XXIIÏ. BRIEF. I9I dit zal u in ftaat ftellen om netter te denken i en gevolglyk juister te beöordee}en Aandagt is het oog der Ziel. Kyk niet met het air van een wuft Franschman alles aan , zonder op iets te letten , maar zie het geen gy ziet ; (zo 'er u aan gei 'n ligc meen ik ,) met bedaartheid : J zult beter zien dan zy : gy zult minder fchitteren doch ryker zyn ; en al vroe- die hoedanigheid verkrygett , die den vertogen man van den geestigen knaap zo voortreffelyk onderfcheid ! Wat is nu wraakzucht? Wraakzucht , in 't algemeen genomen , is eene zwakheid der Ziel. Ik zal haar nader befchryven. Wraakzucht is eene begeerte , om herrt , die ons beledigd , in onze magt te hebben , op dat wy hem ftraffen , voor den hoon , of het nadeel, (waar of ingebeeld ,) ons aangedaan. Waar Uit ontftaat die begeerte ? Uit een ten uiterften ligtgeraakt , en zeer fterkvoelend geftel ; waar door eene belediging die een ander naauwlvks zoude merken , ons zo diep in de Ziel gaat , dat de fmarten onlydelyk zyn ; en ons het recht fchynen te geven , om hem , die ons dus pynigt , onze gramfchap te doen gevoelen ; op dat wy in zyn onheil verligting voor  n>2 BRIEVEN OVER VÏRSCHEIDEH onze imarte mogten erlangen : Uit dat genei waar voor het denkbeeld , van fchande doodlykef is , dan het wreedfte hden. Zie daar , dit noem ik wraakzucht , en uit deeze bron vloeit zy voort; Is het nu zo ftrydig , denkt gy , dat een zo ligt getroffen zo fterk voelend hart . ook medelydend , ook zagt zy ? Dit is de reden , waarom gy , die zo gaarn u wreekt , altoos berouw hebt zo rasch gy die ondeugende neiging voldaan vindt,Niet alleen óm dat gy u bezondigt , ö neen ; vóór gy nog eenig denkbeeld hadt van Zedelyk kwaad , berouwde u altoos het geen gy gedaan hadt. Het Haat my nog zéér wel voor da* gy , eens uit fchool komende , vrolvk en wel te vreden , met uwe Boeken onder den arm , van een kwaadaartigen Jongen zo een flag onder uw neus kreegt 4 dat hy begon te bloeden , en u veel pyn déedt. „ Dat , riept gy , Dirk , zal „ ik u betaalt zetten, hoor ! my dus liegt„ te behandelen ; wat deed ik u " ? Gy hield ook trouw uw woord ; want hem^ hem weer ontmoetende , gaaft gy hem zo èeö fchop dat hy met zyn hoofd tegen een floep aan , en een gat in hetzelve viel. JSTaauwlyks zaagt gy dit , of uw  O N DE li WERP F N. XXIIT. BRIEF. Ï03 uw toorn was gedaan. Gy fchreidet ; gy vielt uw makker om den hals ; hiclpt Jhem op ; en poogde alles te vergoeden , offchoon de ftoüte Dirk het niet fcheen te voelen , en , lachende ; van u afliep. Gy kunt hier uit opmaken , Nef, öf ik nu eerst over uw Karakter begin te denken : Maar ! waar kwam dit by ü van daan ? Gy zyt , ja , wel wraakzuchtig , maar tevens gevoelig , en rriedelydend. Dirk was kwaadaartig , een kleine wreedaart , en wreedheid kan met medelyden , onmooglyk , maar wraakzucht zeer wel beftaan. Wat is dan wreedheid? Wreedheid is behagen fcheppen in het lyden van anderen. Wraakzucht is eene zwakheid van Ziel die geene elende zien kam Men moet des de Wraakzucht onderfcheiden van de Wreedheid , zo wel als van de Oploopenheid , cn dat zo wel in haar wezen , als uitwerkzels. Hy die fchielyk voelt , is oploopend ; hy die fterk , en lang voelt , is wraakzuchtig ; hy die niet voelt , is wreed. De oploopcnde zal zich wreeken , terwyl hy de belediging voelt ; maar zo rasch die pyn bedaart is , vergeet hy alle wraak; die ichielyk voelt ; zal ook oogenblikkig,; I. Deel; N  194 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN zonder redeneeren, een ongelukkig mensch byftaan. Hy die fterk , en lang voelt, zal zich wreeken , ook dan , als den hoon gefleten is ; hy zal hem onheil aanbrengen ; doch , zo hy hem met dat onheil ziet worstelen , zal hy hem beklagen , en , zo hy kan , .helpen. Hy die niet voelt zal beledigingen met hardnekkigheid verdragen ; maar , zich recht uitbannen i als hy dien doet lyden die hem hoonde. De fmart die men eenen opftuivenden aandoet , is gelyk aan eene ligte wonde die van zelf geneest, en digtloopt ; maar de fmart die een wraakzuchtige ontfangt, is als eene vergiftige beet die , diep fneetende , bezwaarlyk geheelt wordt. Hy die wreed is , treedt als met vereelte voeten op puntige keyen en doorens , zonder dat het hem fmart veroorzaakt. Laaten wy nu eens proeven nemen, laaten wy nu eens zien of ik wel geredeneert hebbe ; want ik zou het u niet wel afnemen, indien gy , als wv met elkander praaten , my iets voor uitgaaft • neen , de waarheid alléén moet u overtuigen Nemen wy des proeven ; op u en op uwe Makkers J Hen-  ONDERWERPEN. XXIIÏ. BRIÉF. IQ5 Henivik , uw groote maat , heeft eene Latynfche Verhandeling opgeftelt , die door zynen Profeffor zelf geprezen is. Willem ,' nydig over uws makkers roem, ftrooit uit , dat Hendrik dat ftuk zelf niet heeft opgeftelt , maar dat hy het heeft laaten opftellen van een bekent Disfertatiemaker ; en dat hy den Kaerel ettelyke dukaten heeft moeten geven ; iets dat alle jonge luiden niet doen kiinnen. Dit komt Hendrik ter ooren. Hy zit onder de handen van den Pruikmaker ; hy vliegt op , voor hy nog gcpoeyerd is ; of de beurs in zyn hair geknoopt : iri een losfen Japon , met neergehakte fchoenen , en zonder kousfebanden aan. Hy meent raazend te worden ! Hy pronken met eens anders veeren , hy zynen Profeffor misleiden ! Hy vliegt de deur uit, zo naar Willem ! „ Wat , fchurk , is „ zvn aanfpraak , hebt gy daar van my „ vertelt ? Lasteraar , lage jongen , zo „ gy niet bekent dat gy gelogen hebt f t\ zal ik u toonen dat ik zo wel myn eer i, kan verdedigen als myne Hipothefis". De Student wordt verlegen \ ook geen kwade jongen zynde ; (hoewel hy deezen keer dóör naaryver te ver gcbragt was ,) bekent fchuld , belooft hem te voldoen, en waagt hem om vergeving , om verN 2 ge*  IQÓ" BRIE* BN OVER VERSCHEIDEN geving vragen I 6 , dit is te fterk ; dit kan uw oploopende Vriend niet verdraagen , „ zwyg , Willem , zegt hy , en „ hou uw woord in 't Koffihuis :* daar is ti myn hand , Jongen ! eet van middag „ by my ; en ga morgen met my naar „ myne Ouders , ik ben niet meer boos „op u ; 't is een misfiag." Willem is aangedaan , en de jonge Vrienden fcheiden om op het College by een te komen. Wat zien wy hier uit ? dit immers : Hendrik is opvliegend , wordt zo fchielyk boos , als goed ; en is niet wraakzuchtig. Maar gy , Jan , gelykt hem in dit opzicht niets ter Waereld. Gy hoort ergens dat zeker Jong heer , wiens Vaders Plaats hier digt by gelegen is , vertelt heeft , dat uw Oom , D. Bankroet gegaan is. Gy zwygt , zucht , wordt bleek , en neemt voor , deezen leugen te ftraffen. Hy komt u tegen , hy groet u , gy houdt uw hoed op , doch fpreekt echter niets over het voorgevallene. Gy weet , dat hy een groot liefhebber van Viich is , voor al als hy dien zelfs vangt; gy wagt , met bedaartheid , uw tyd af.' He Jongeheer hangt eindiyk een fchoon Net , in het Water , digt by ons ; gy gaat  ONDERWERPEN. XXIII. BRIEF. Ï97 gait zien of 'er wat gevangen is ; ja ! by uitnemenheid ! Gy neemt uw mes , en fnyt het Net aan ftukken. Gy verheugt u een oogenblik in het denkbeeld dat gy hem in zyne verwagting hebt te leur geftelt. Gy blyft daar omtrent u verfchuilen om te zien welke uitwerkzels dit op hem zal hebben. Hy komt , ziet wat 'er gebeurt is ; ftaat 'er bedroeft by. Uw hart begint te kloppen. Gy kunt niet zien dat hy bedroeft is. En het bezef dat gy daar oorzaak van zyt , fmart u, al zo zeer als het hem fmarten kan. Gy begint reeds zyn misdaad te verkleinen : „ Is 'er niet ," (dus redeneert gy nu aD, is 'er niet , op dien zelfden tyd een „ Heer van dien zelfden naam als myn ,, Oom , gemankeert , kan het dus niet ,, wel zvn , dat de arme jongen waarlyk „ gemeent heeft , dat hy het ware ? 't „ is wel los met de eer van eene brave „ Familie omgefprongen , hy moest zulke „ dingen niet praten , zo hy ze niet ze- ker wist , maar bega ik , begaan alle ,., jonge lieden , geene losheden " ? Uier op treed gy naar hem toe , die nog bezig is met zyn Net te hcrftellen , en ziet hoe bitter hem dit voorval fpyt ; nu voelt gy nog fterker , 't geen hem treft. Ja zo fterk als gy den hoon gevoeldet , N 3 uwen,  198 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN uwen Oom aangedaan ; gy hebt „ zelf gewrooken uit medelyden met u zelf , en poogt uit medelyden met hem vergoeding te doen aan hem op wjen gy u gewrooken hebt. By hem komende zegt gy hem dat gy dit gedaan hebt , en de reien waarom. Hy bekent dat hy flegt gedaan heeft, door tot nadeel van eenen man te fpreken die hy niet kende ; en uw leedwezen is ZO oprecht , dat gy hem uwe hulpe biedt, pok zelf om het Net te herftellcn. Mogen wy nu , denkt gy , „iet gerust befluiten : „ dat Wraakzucht , en meder5 Iyden zeer ^el in één hart kunnen woo» nen ? " Ja j dat zy uit dezelfde Oorfpronkelyke Bron voortvloeyen ? Uit eene, zeer groote gevoeligheid, namentlyk. Nog eene proef , cn dan zal ik deezen Brief fluiten. Frans , daar gy altoos meae overhoop ligt , zal het gelden. Men zegt hem , m zyn aangezicht , dat hy een flegte jongen is ; men verwyt hem guiteftukken die hy al , en die hy niet gepleegt heeft. Hy hoort alles koeltjes aan , ontzet zich niet in 't minfte. Hoe, is die jongen , met dat lelyk Phifiognomie, ?Q zagtzmnig , zo bedaart ? Ja i zie % wat hy doet • hy fpykert vleermui- zen  ONDERWERPEN. XXIII. BRIEF. IOQ aan eenen boom , en fteekt die met zwavelftokken in den brand. Bram , een goede flokkert , krygt deernis met Frans,, die zo bedaart alles aanhoort , wil hem verdedigen , en treedt by ongeluk in een fpvker , hy geeft een fchreeuw , hy. krimpt van pyn , en wat doet Frans ? de wreedaart lacht dat hy fchud ; het onheil van zynen Vriend , doet hem meer vermaak , dan den ontfangen hoon hem fmarte deedt. Frans is wreed ; hy voelt niets. Zie daar , myn lieve Neef,, myn ftuk bewezen. Schynt het u anders toe , laat my uwe zwarigheden weten , opdat ik die , voor u , oplosfe. Doch gy zelf zyt een fprekend voorbeeld , dat men zéér medelydend , en zéér wraakzuchtig zyn kan , gy voelt fterk , uw temperament is aandoenlyk. Maar ! fpreek nu eens regt uit ! gelooft gy , dit lezende , nu ook niet , dat uwe wraakzucht minder zonde is , nu zy een gevolg is van uw temperament , dan toen gy die in uw hart zogt? Ja , hier mede moogt gy u ook troosten; maar , vergeet dan niet , dat uw medelydénheid ook veel minder eene deugd in u is als gy u mooglyk verheelt hebt. Gy verliest des aan den eenen kant , zo veel als gy aan den anderen kant wint : dat N 4 me-  20O BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN medelyden vloeit óók uit uw temperament; niet uit uw hart voort. Uwe Wraakzucht en uw medelyden zyn beiden zwakheden. Wanneer gy nu uwe Wraakzucht beftryd; en uw medelydenheid zoodanig door Reden en Godsdienst beftiert , dat het altoos uit hef regte begindzel , en tot de beste eindens werkt , dan zult gy een deugdzaam Karakter verkrygen ; en nog m dit leven de aangename vrugten inoogflen die belooft zyn aan elk die aan zynen Schepper gedenkt in de dagen zyner jongelingfchap. Zo raseh ik tyd heb om voorttefchryven zal ik dit onderwerp afdoen. — Gebruik uwen tyd naerstig. Hy is , nevens een gerust gemoet , een der grootfte en heilaaamfie gefchenken des Hemels. Vaarwel. VIER-  VIERENTWINTIGSTE BRIEF. Ten Vervolge. Ik zal , zonder u met iets buiten ons Onderwerp optehouden , terftond aan uw verzoek , en myne belofte voldoen ; mynen Brief beginnende met de volgende aanmerking. Alle menfchen , myn waarde Neef , willen zeer wel weten dat zy gebreken hebben ; deeze bekentenis doet hen niets verliezen ; niemands eer' lydt 'er door , dat hy is het geen yder een toeftaat zelf te zyn ; en ware iemand zo dwaas van te zeggen : ik hebbe gèene zonden ; hy zou zyn loon in de befpotting vinden.-. Maar ! Hoe bereid wy zyn , om , zo 'in *t algemeen , dit te belyden , wy zyn echter zo genegen niet , om dat byzónder gebrek ■ voor onze Rekening te nemen , N 5 dat  Oi BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN dat anderen in ons ontdekken ; en waar mede men ons bezwaart , 0f dat gebrekmoet juist van eenen aart zyn , dat , ons in onze oogen , niet zeer vprachtelyk maakt. By voorbeeld, Uw Broeder zal zeggen : „ Ja ik ben „ fchnklyk driftig ! ik kan ysfelyk opftuiven > maar , haastige lieden zyn geen verraders." Zyn eigenliefde wint -met deeze belydenis meer dan hy verliest; want wat is verachtlyker dan een Verrader ? en wat is algemeen» dan haastigheid ? Laurens , zal n zeer eenvoudig toeflaan, dat hy „ los , bedroeft los is; en dat hy „ niet ryk fterven zal » ; doch ik raade u niet , hem te zeggen : „ dat hy een „ verkwister , een verwaarloozer zyner za„ ken is " 1 Hy zou u haten .' maar uw Broeder , die opvliegdende knaap ! zal , in drift opftuivende , ontkennen, dat hy opvliegt ; hy zal zeggen : „ ik ben na * niet haastig ; ik weet zéér wel wat ik „ zeg , en wat ik doe ". Waarom wil hy , die bedaart zynde , bekent dat hy zeer driftig is , dat ontkennen , terwyl hy opvliegt ? Daar toe kunnen verfcheide redenen zyn ; doch de volgende zal ik , ter uwer toetzing , hier by voegen. Als  ONDERWERPEN. XXIV. BRIEF. 203 Als hy , met een bedaart gemoed , dit bekent dan ftelt hy zich maar met anderen gelyk ; maar als hy , met 'er daad driftig ^is i dan fchynt hy dit alléén te zyn i en dus , voor dien tyd , flegter dan anderen : dit , in 't (voorbygaan,) wil het hoog gevoelig hart niet bekennen. Toe gegeven zynde , „ dat haastige Lieden geen verraders zyn" eene ftelling die , zo zonder onderfcheiding , niet is aantenemen ; is dit dan eene genoegzame rede voor ons , die aan deeze Zedelyke vlhoofdigheid fukkelen , om ons daar van niet te ontflaan ? Of kunnen wy , zedelyk gezond genaamt worden , ja waarlyk zo zyn , zo wy met zulke kwalen behebt blyven ? een Galkoorts , is zo naar niet voor den lyder , als de Kinderziekte ; en hoofdpyn zo erg niet , als fteenfmarte ; doch ééne Galkoorts kan ons doodlyk worden ; en hoofdpyn kan ons volftrekt onbekwaam maken om iets van onze bezigheden , of pligten waar te nemen : reden genoeg om 'er tegen te medicineeren I Ik ben weet gy , gewoon , om , zo na my mooglyk is aan den toon van het gefprek te blyven als ik fchryf : voor my gelovende , dat dit de ware briefftyl 31 i is>  204 BR IE VEN OVER VERSCHEIDEN & , als men namelyk gemeenzaam fchryft Om die reden, neem ik zeer dikwyls" dé gelegenheid op , die zich voordoet , om deeze of gene gedagten , die ik , zo ik met u fprak zoude mededeelen i aan u te fchryven : dit is de oorzaak van myne laatfte uitwyding over haastige Lieden Ik zal evenwel , het geen ik op dit ftuk nog zoude kunnen zeggen , hier niet plaatzen ; eerst om den draad niet te verliezen , die my weder naar ons onderwem moet geleiden 5 en , om dat ik voornemens ben , om met uwen Broeder , zyne geliefde faling eens te onderzoeken, «y heeft zo veele goede hoedanigheden , dat het my , om die reden , te meer fmart , dat hy zulk een fiaaf zyner oploopenheid is 1 Zeg hem hier niéts vanIaat het aan my over , ik zal wei gelegenheid krygen om hem deeze byzondere blyk myner achting en genegenheid te geven : eerst moet ik met u gedaan hebben. Ik heb gemerkt, jwlfefi, dat gy myne gedagten zeer gaarn door voorbeelden opgeheldert ziet j en dewyl ik naar we-" zenlyke perfoonsn. fchilder die de zamenievmg my aanbiedt , zo valt my dit niet (Qgemaklyk. £en voorbeeld dan ! Gy kent  ONDERWERPEN. XXIV. BRIEF. 1205 kent zeker dien Jongman , die niet verre van uw Oom S. afwoond ? Gy weet , dat hy wel wil toeftaan dat hy wraakzuchtig is ? doch dat hy , als hy zich wreekt nooit wil bekennen dat hy dit doet , en als dan altoos zegt ! „ ik ver„ deedig my flegts ; iets , zegt hy , dat „ ik niet 'alleen mag , maar moet doen." Toen ik zeide , dat gy hem kende , meende ik van perfoon ; want dat gy hem , zyn Karakter , niet kent , zal ik u doen zien : Maar ik zal u hem doen kennen ; en u toonen , dat hy zich deerlyk bedriegt , zo hy dus ter goeder trouwe fpreekt. Myne volgende woorden zullen eigenlyk voor hem zyn ; doch , zo uw hart , u , onder het lezen , m 't oor luistert : „ Gy zyt die Jongeling, " dan kunt gy 'er ook uw nut mede doen; Hy bevondt zich onlangs in een gezelfchap van jonge vrolyke knapen. Een van hen , van een vry fatirike geaarcheid , prees hem het gezelfchap aan , als een eerst meester in de kunst van Kanarievogels aantekweeken ; en verzogt , met eene grappige houding om de gunst voor Gerrit : „ myn Vriend , zeide hy , zal uwe Vogels in geen gevaar brengen , van  2o6" BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN „ van dood hongeren , want hy heeft de „ bekwaamheid , om ze , in drie dagen, „ dood te voeden." Al de losbollen lachten om Koos Oratie ; Gerrit , hoe bitter geraakt , door deeze fchemprede lachte ook ; offchoon hy toen reeds befloot zich , over deezen hoon , te wreeken , of zich te verdeedigen | moest ik zo niet zeggen , Jan? Weinige dagen daar na , zyn zy weer by elkander ; intusfchen hadt'Gerrit reeds aan een van 't gezelfchap gezegt ■ dat Koo , een Kanaryvogeltje , door hem Pieter , zelf opgevoedt , en zo mak gemaakt , dat het door zyne Kamer vloog, op eene zeer bedriegelyke wys hadt afhandig gemaakt ; en die aan 'een Vriend gegeven ; offchoon hy voorgaf dat het Vogeltje was weg gevloogen ; hem verzekerende dat hy het uit Koos eigen mond hadt. Dit deedt de gewenschte uitwerking ; de jonge Vrienden , weder by een zynde , viel het gefprek , toevallig *, op Kanaryvogels , en Pieter , dien den makken Vogel ontrooft was , zei : „ Zeg s, Koo , heb jy het Kanaryvogeltje dat „ jy my ontnomen hebt , ook aan Gerrit „ gegeven om het dood te voeden"? Koo' die zulk een vraag niet verwagt hadt , ftondt  ONDERWERPEN. XXIV. BRIEF. 20J> ftondt verfuft ; en ziende , 'dat Gerrit hem verraden hadt , verweet hy hem zy ne laagheid , door iets te vertellen dat hy hem in vertrouwen hadt medegedeelt; doch deeze verdeedigde zich door te zeggen : ik verdeedig my maar ; hoe ! Ao^t ïir Hnf- iW- «nnr f.pn v.nt. wil te „ uwmi jj } — -- n „ boekftaan , die zyne Kanaries, uit vrees „ dat zy van honger zouden fterven , „ dood voed" ? De woorden reezen hoog. Koo , die voor een beste jongen ; doch die wat veel kuuren aanrichtte bekent ftondt, wierdt voorgefproken ; en Gerrit ? wel die kreeg braaf op de lappen om zyn verklikken. Ik heb reden om te denken dat gy in deezen , Gerrit voorfpreekt. Kom aan , Jan , toon my dan nu eens het verband, dat hier tusfchen de befchuldiging , en de verdeediging ligt ; ik moet bekennen dit niet te kunnen zien ! Bewyst het fteelen van een Kanaryvogel , waar mede Koo befchuidigt wordt , dan , dat Gerrit nooit een Kanaryvogel doodvocdde ? en blyft hy des niet even befpotlyk als van te vooren ? Hoor , Neef , laaten wy niet oVaaijen , Gerrit heeft zich niet verdeedigd ; maar hy heeft zich zeer fcherp gewroken ; want, hy heeft den perfoon , door  Ê08 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN door wien hy denkt gehoont te zyn een veel grooter kwaad , dan hy ontfing, toegebragt ; en dat J zonder eenig voordeel voor zich zeiven daar uit te erlangen. - Het geen nu in een zo geringe zaak waar is , is óók waar in zeer groote gevallen , die toch , in de daad , de zelfde zyn. Nog een voorbeeld. Zeker Pedantje leest myne Vaerzen ; hy zegt , „ dat zy zeer fJegt zyn , dat ik „ de taal niet verfta ; en dat deeze , en „ die uitdrukkingen belachlyk zyn". Dit hoor ik ; want onze Vrienden zyn wonderlyk getrouw om ons zoortgelyke boodschappen over te brengen ; (mooglyk uit hefderyke bekommertheid , of wy ons anders te veel mogten verheffen 0 althans dit hoor ik. Dat het my treft is natiuirlyk , hier op is niets te zeggen : maar! ik ga in gezelfchap , en vertel daar, dat de Vader van het Pedantje een Opperman is , en voeg 'er by : (want ik wil toonen dat ik meer vernuft heb dan hy ,) „ dat myn Heer zyn Zoon , het denklyk „ m de Fraaije Letteren niet veel verder „ zal brengen , dan zyn Vader in hef ,3 metzelen : nu trouwens , de handlany gers zyn al zo onontbeerlyk als de groot-  ONDERWERPEN. XXIV. BRIËÏ1. £>c§ 'k fte Architekten." Offchoon niemand, zo zeer als ik, overtuigd is , dat de geboorte den man van verdienste niet kan uitmaken ; én offchoon ik altods het verftand en de deugd eerbiedig , waar die Ook huisvesten ; zo geef ik my echter dat kortftondig vermaak , en ga 'er zelf van myne aangenomen grondregels , om af ! Maar! Wat doe ik nu ? Verdëedlg ik myne gehoonde Vaerzen ? Of wreek ik eene beleediging. Dat myn Berisper een Oppermans Zoon is , bewyst dit , dat myne Vaerzen goed zyn ? Of is het onmooglyk een Oppermans Zoon te zyn en zeer Wél te kunnen oordeelen over zaken die hy in zyh ftudeerend leven j heeft leereri kennen ? Neen I Weet gy wat het bewyst ? diè i dat ik , my beleedigd ziende ,' door iemand die ik kwellen kan , hem kwel eri dat wel door zyne zwakke zyde aantevallen ; want , de man is laaghartig genoeg óm zich zyden eerlyken armen Vader te fchaamert : om die reden ,■ moest Is. juist die kwelling uitkiezen. En het ftuk iri verfchil ,• de flegthêid.,- of goedheid myner Vaerzen , blyft , zo als het van te 1 deel. O votf-  4IO BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN vooren was : ik heb geen 'c minst bewys aangehaaït om te toonen , dat de Pedant als een domoor oordeelt. Dorh . ' , ^icicu li gevallen waar in- het wraakzuchtig hart , door het plooijend Vernuft , veel meer bedrogen wordt ! Ik heb , door deeze twee voorige gevallen aangetoont , dat men , onder het voorgeven van te verdeedigen , zich kan wreeken , zonder het aller geringfte voordeel , voor ons zelf daar uit te trekken. Nu zal ik u doen zien , Jan , dat men zich waarlyk uit noodzaaklykheid kan verdeedigen , en zich echter met eenen wreekt : dit doen wy dan , als wy in onze Verdeediging zulke omftandigheden laaten vloeijen , waar by de goede zaak die wy verdeedigen niets ter waereld wint ; en dat te gelyk onze party een zeer groot nadeel toebrengt. Maar .' Dus handelende verraden wy onze wraakzuchtigheid ! Wy overtuigen de Waereld dat wy door deeze zucht gedreven worden ; wy verflikken onze goede bewyzen, door byvoegzels die op de zaak geen betrekking hebben. Wy , wel verre van ons te bevoordeelen , benadeelen ons zeer, by yder die ons aanhoort ; wy verdeedigen ons  ONDERWERPEN. XXIV. BRIEF. 2JI ons minder dan wy hier door hoopten te doen. Laat ik het u ophelderen! Men verwyt aan Cleon , in *t openbaar, dat hy , die eene bediening heeft in den ontfangts van 's Lands middelen , zich door laage en oneerlyke ftreeken verrykt heeft. Indien hy deezen ondeugenden blaam afweerde , door aan het kundige deel des volks te toonen , eenvoudig te toonen , dat dit laster is , door dien hy zyne zaken open legt f zo hy alleen zulke bewyzen aanvoert als hy noodig heeft om zyne onfchuld te doen zien ; indien hy gëene moeite fpaart om zynen Befchuldiger in geen moeilykheden te brengen ; indien hy gene bewyzen dan die gebruikt, die hy gebruiken moet ; en zich niet bedient van zulken die hem , ja , voordeelig zouden zyn , doch zyne party groot■lyks benadeelen ; dan , en niet eerder kan men zeggen : „ Cleon verdeedigt ■•„ zich alleen ; hy toont dat eene edele „ bewustheid zyner onfchuld , en geene „ wraakzucht hem bezielt." Archas zal nooit , ten zy hy van maatregels verandert , dit getuigenis krygen. Archas heeft eene waarlyk jongensachtige iigtgeraaktheid ; hy verdeedigt zich omO 2 «ent  212 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN trent alle beuzelingen. Ik geloof zelf, dat men eene verdeediging te wagten zoude hebben , indien men zeide : „ Archas heeft „ deezen dag voorby een verdagthuis gei, wandeld". En zynè Verdeedigingen zyn vol bitterheid ; yder die hem iets van ge. lyke waarde nageeft , fe een zot , een deugeniet , een liegt mensch ; evenwel , dit noemt Archas zichzelf, en zynen naam, verdeedigen. Maar , zo Archas tot de laagheid vervalt om een gewigtig geheim, hem , door Menander , in angst zyner Ziel toebetrouwt , te openbaaren , dan is Archas een Booswicht : ook dan , als zyne zaak véél voordeels daar uit ontfangt; want , dan toont hy dat hy uit wraakzucht werkt. Hy wreekt zich , ten koste van zyn eigen goeden naam , die hy echter voorwendt te verdeedigen. Laat ik dit eens wat nader aandringem Wat zoudt gy , brave Jan, toch denken van iemand, die tot deeze laagheid verviel ? immers dit : hy , die inftaat is om dus te handelen , om naamentlyk , van den angst * en de verlegenheid zyns Vriends , gebruik te maken , door iets te vertellen waar aan dien Vriend alles gelegen ligt ; en dat hy hem in een aller hartelykst vertrouwen heeft medegedeelt , om "dat hy nu met zynen Vriend verfchil heeft gekregen, legt  ONDERWERPEN. XXIV. RRIEF. 213 legt zulk een boos , en fnood Karakter aan den dag , dat men hem uit de fatzoendelyke Waereld moest verbannen , immers tot dat hy zyn berouw toont zo wel door daaden als door betuigingen. Dees Brief zal u ftof genoeg tot overdenken leeveren ; om my te doen befluiten hier af te breken , tot dat ik tyd hebbe om dit Onderwerp in eenen volgenden voorttezetten » intusfehen ben ik uwe toegenegene Tante. O 3 V YF*  VYFENTWINTJGSTE BRIEF. Ten Vervolge. Er is een geruimen tyd verlopen zedert ik mynen Iaatften fchreef; iets onderhanden hebbende dat al mynen tyd , en al mynen aandagt vorderde , was het my niet wel mooglyk , met u ons Onderwerp afte handelen : Ik zoude mooglyk nog niet gefchreven hebben , indien den uwen , van voorleden Vrydag , my daar niet toe hadt aangefpoort. Die Brief doet eere aan uw hart , ja nog meer aan uw hart , dan aan uw verftand ; hy toont my , den gelukkigen invloed die myne welmeenende , en ernstige vermaaningen op U hebben. Trouwens , dit wagtte ik ook van eenen jongeling , die , waarlyk , te wél denkt , en te gevoelig van hart is , om nog langer eene zucht te koesteren , die zo haatlyk , zo ongelukkig makende is , als de wraakzucht, na dat zy eens in het vereischte licht ge- ftelt,  ONDERWERPEN. XXV. BRIEF- 2l5 fielt , en met de behoorlyke kleuren was afgebeeld. Ik begreep zeer wel , myn jonge Vriend, dat gy u nog nimmer 'er toe gezet hadt, om eens te onderzoeken : „ wat is wraak„ zucht ; en wat doe ik , als ik my „ wreek" ? Jongelieden kunnen niet wél zo boos zyn , dat zy , wetende , iets zo fnood , zo verkeert te zyn , als het is , dat echter involgen , en 'er aan verflaaft blyven ; na dat men hen heeft laten zien , wat zy doen , en welke deerlyke gevolgen daar aan gehecht zyn ! Onbedagtzaamheid bederft jonge lieden. Maar , hoe wél ik overtuigt ben van de oprechtheid uwer betuigingen , om dat ik uit uw dóórgaand karakter oordeel ; zo zal ik , evenwel , dit ftuk geheel afhandelen , mooglyk kan het , vroeg of laat , eens in 't licht komen , en eenig nut doen : doch , dit is de voorname rede echter geenszins. Oprechtheid , en zwakheid kunnen zeer wel gepaart gaan. Het kwaad dat ik beftryde , is uw natuurlyk gebrek. Wie weet , waar toe dat de gelegenheid u nogmaal verlokke l de verzoeking kan zo verbaast aanbinden. Denkt gy , dat ik nimmer een voorneeO 4 men  §16 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN men had , om eene oploopenheid, die als in myn karakter is ingeweven , te beflryden ? denkt gy , dat ik die nooit eens onder den voet kreeg ? denkt gy , dat myn hart niet bloedt als ik zie waar toe eene opbruisfehende drift my heeft aangezet ? Heb ik traanen genoeg om myn misdaad te beweenen ? Zie ik het zotte, zo wel als het onbetaamlyke daar niet van ? en echter , moet ik niet met nimmer fluimerende oplettenheid waken , moet ik niet menigmaal vlieden , om ftaande te. blyven ? hebbe ik alle myne reden , alle myne (my nooit betwiste ,) goedaartigheid niet nodig , om dien zwakke plaats van myn hart te vernerken .' En zou ik dan eenen Jongeling van twintig jaar , zulk een gewigtigen post toe betrouwen ? Neen, ik zal u meer zien te vestigen in dat voornemen j ik zal de fchildery voltooijen ; ik zal het perfpeftif van treurige Uitkomsten , geheel uitzetten. Ik zal daq dus voortgaan , en zeggen : Men kan zich , voor het oog der Wae. réld , geheel onberifpclyk , ja zelf op eene lofwaardige wyze wieeken ; en echter , naar het Oordeel van Hem die de geesten weegt ; ja , naar ons eigen 3p.edaa»t inzien , wraakzuchtig zy^ <3t»  ONDERWERPEN. XXV. BRIEF. »g Gelinde wierdt op de yerregaandfte wyze beledigt ; zy was geheel en al ontfchulJig ; en zy was ook niets dan gevoel ; maar zy dagt te juist , te verheven , om hare wraak door beleed.gmgen «it te voeren : dit liet zy over voor hen die zo fyn niet denken. Wat doet zy ? Zy verdeedigt zich ten vollen , doch met die befcheidenheid , en die kieiche waarnemingen , die de welopgevoede Vrouw onderfcheiden van lompe Lettervitters ; zy bezwaart hare party niet buiten noodzaak lykheid. Zy triompheert ook ; de kundige menigte juicht hare befcheidenheid , hare bedaarde geestigheid toe. Wat jam, mer dat Celinde , in het binnenst van haar hart ontdekt ; wat ? dit ! dat zy een tintelend genoegen heeft , door te overwegen, dat haar laage Lasteraar , nu echter zeer veel van zyne agting verlooren heeft ; en in zyne zaken nadeel Jyden zal ; om dat zy hem behendig het momaangezicht heeft afgeligt ; ]a , om dat zy hem zo zéér veragt , dat hy voortaan , niets meer van haar kan te duchten hebben. Gy ziet , myn waarde Neef , dat ik deeze Brieven meer fchryve voor het hart , dan wel om u iets te lezen te geven ? ik beken dit is myn oogmerk. Hoe weinig gelykt Celinde m O 5 diE  2l8 BRIEVÉN OVER. V ERSCffË! DEK dit opzicht naar die Liefde waar van Apostel Paulus fpreekt , zeggende i „ de „ Liefde verblydt zich niet jn de Onge„ rechtigheid , maar in de Waarheid r " Doch hier voelt onze Vriendin een heimelyk genoegen over de Ongerechtigheid , en waarom ? om dat zy wraakzuchtig is! Maar , Jan lief , zou men zyne neiging tot wraak nog niet onder een geheel ander voorwendzel kunnen koesteren ? Laten wy dit eens zien : met den naam van zelfs verdeediging hebben wy reeds gezien dat zy niet voort kan ! Laten wy haar, de wraakzucht , eens Rechtvaerdigheid en wreeken , ftraffen , noemen. Rechtvaerdigheid doet het voorwerp dat zy ftraft , nooit meerder ftraffe gevoelen dan het verdient heeft , maar , om dit wel te kunnen afmeeten moet men de daad die geftraft zal worden , zo wel in hare grootheid , als in haar oogmerk kennen ; of wy kunnen die niet naar vereischte' ftraffen. Wie is hier nu inftaat toe ? 't is zeker de wraakzuchtige niet .' die heeft een geheel andren maatftok waar me^e hy het misdryf zyns naastens afmeet , die oordeelt de daad min of meer ftrafwaardig, niet naar het oogmerk , niet naar den aart  OHDÊCWERÏE». XXV. brief. CI9 aart c'.ier gepleegde daad ; maar naar het verdriet dat die daad hem veroorzaakt , en de belediger moet niet alleen geftraft worden voor de daad zelf , maar ook „ ten ook voornamentlyk , voor de fmart aan de gevoeligheid der beledigden veroorzaakt. God ! de kenner der 'harten , God alléén is des de bevoegde Rechter ! Hy is de Rechtvaerdigheid zelf! daarom heeft hy ook de ftraffe des misdaadigen aan zféh behouden. „ My , zegt hy , „ komt de ftraffe toe , ik zal het vergcl„ den ; fpreekt de Here". De ftraffe , ^ jk . God zich wreeken ! God kan zich niet wreeken. Wanneer de Overheid het recht handhaaft , ftraft Zy , ftrikt gefproken , (en waarom zouden wy niet ftrikt fpreken f) niet. Ü Zy is. Gods dienaresfe : zy draagt „ het zwaerd niet te vergeesch ; " Zo zy nu , by voorbeeld , een Doodflager ter dood veroordeeld , is zy alléén de ■Uitvoerfter van die ftraffe , die God op de misdaad bedreigt heeft. God regeert door haar den Burgerftand , verhindert door haar , het verftooren der menfchelyke Maatfchappyen j bewaart door haar de rust,  B?0 BR.IEVEN OVER. VERSCHEIDEN rost , en de Veiligheid ; en ftraft dooï haar de fchenders van die Burgerlyke rust, veiligheid , en welzyn. Maar ! De Beftiering der Zedelyke Waereld , de regeering over de harten der Menfchen , heeft God voor zich behouden : het beöordeelen der oogmerken , die- geene verbintenis hebben met de ftrafbare daaden , heeft hy geen zo zwak fchepzel als de mensch is , toebetrouwt. Den doodflager wordt , door de Overheid op Gods bevel ter dood verwezen ; om dat daar door de algemeene Veiligheid zoude vernield kunnen worden. Is die doodflag de helfche vrucht van gekoesterde nyd , of hoosaartigheid ; fpruit hy uit een geheel bedorven hart , God zal den Misdaadiger , daar over , in den Oordeeldag zyn vreeslyk vonnis aankondigen. Is zy , iategendeel , de droevige uitwerking van eene onbedagte drift , of van eenen ongelukkigen dronk ; was hy , die deeze daad bedreef , altoos een gefchikt mensch; een goed Christen ; heeft hy een oprecht berouw van zyne misdaad! God zal hem, zeker niet verdoemen om deeze Overtreeding ; offchoon hy , tot welzyn der Maatfchappy, dat hy gefchonden heeft , moe? fterven.  ONDERWERPEN. XXV. BRIEF. 2« Een Vader mag , zyn kind kastyden , juist om dat hy Vader is. Het kind ftaat onder zyne magt ; hy kan , als Vader , nooit onbillyk ftraffen ; om dat hy alleen uit welberedeneerde liefde , en met tegenzin ftraft : bygevolg , Hy , die niet ftraffen kan als een Vader , kan niet ftraffen ; maar wreekt zich* Vraag gy nu , myn waarde Vriend , vraag gy nu eens aan uw eigen hart , of gy , uw belediger kwaad voor kwaad vergeldende , dat doet , in het deugdzaam uitzicht om hem daar door te verbeteren? want de verbetering , de behouding des Kinds, is het doeleinde eener Vaderlyke kastydinge:bedoelt gy dit ook,myn Vriend? Gy zwygt , gy bloost , uwe oogen durven zich niet opheffen , uw vernuft ftaat befchaamt ; deeze vond is hem mis^ lukt. Üw Oordeel weigert hem , wraakzucht voor rechtvaerdigheid , en wreeken , Voor ftraffen aan te nemen. Uw hart zegt u , bykans hoorbaar , zyt gy dan Gods dienaresfe ? is u het zwaerd toebetrouwt? „ Neen barst gy uit ; terwyl eenige regt „ manlyke traanen , langs uwe gloeijende ., wan-  222 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN „ wangen afrollen ; neen , ik zal , ik „ zal , ik wil myn eigen Rechter niet " meer zYn • my ontbreekt het recht de goedheid , de tederhartigheid , vari „ eenen rechtgeaarten Vader : ik pleit niet » langer voor eene fout die zo ftrafbaar, 5, zo haatlyk is ; ik zal niet rusten voor U »fe deeze Vyandin uit myne ziel geweert „ hebbe." Zo myn Vriend, zult gy , ten mrofien , in uwe gedagten , fpreken Zie daar ! dit is de weg ; bewandel dien , en gy zult groot en goed zyn ! Ik denk dat ons Onderwerp in nog eenen brief kan afloopen; wagt dien ten eersten, en Vaarwel. ZES-  ZESENTWINTIGSTE BRIEF. Ten Vervolge. WAARDE NEEF! Gy zyt dan waarlyk overtuigt dat wraakzucht zonde is ? en dat geen Christen onder wat voorwendzel het zoude mogèn zyn, zich wreeken mag? Wel dan ! druk diep in uwen geest alles wat ik u daar over geichreven hebbe ; en let nog eens , met aandagt , op het gene ik eens ergens gezegt heb: „ De wraak is zwakheid ; 6 , dat Goi„ delyk vergevenV' En de waarheid daar van , zal ik u bewyzen. Dit bewys denk ik zal alles by u beflisfen. Gy weet dat de Waereld dit niet gelooft ; ten minsten zich houdt als of zy het niet geloofde ; en de woorden : „ Al te goed is eens andermans gek " : „ Die wat verdient moet wat „ hebben : " „ Zo men wat minder ver„ droeg daar zou zo veel onrechts niet »» ge-  234 BRIEVEN OVER VERSCHEIDÉf» „ gefchieden " , enz. klinken ons daaglykl in de ooren. Hy die uit eeihiëd voor het Euangeliurri de verdraagzaamheid , de vredelievenheid, de vergeeflykheid , de zagtmoedigheid poogt te oeffenen ; wordt doorgaans èen laffe , een lage ziel genoemt ; want wy willen ongaarn onzen naasten in 't bezit zien van zulke deugden als wy niet bezitten , en die men echter in zyn hart waardeert. (Zo fyn , waarde Jan , is de eigen liefde ; let des altoos op hare kunstnaryen !) Maar , zult gy zó verkeert denken over het ware punct van eer ? Ik zal , wyl dit niet tot myn plan dient , niei fpreken , van die gruwzame Duellen , waar door duizend heethoofdigen , tot fiagtoffers der behendigheid , of kragt gemaakt zyn : lees liever eens , op dit ftuk , het geen de onvergelykelyke Stele , daar over ih zynen fndppér gezegd heeft : Ik geloof, dat men nergens de weerga vindt van zulk een vrolyk , aartig , verftandig , — van zulk een waar , zulk een edel vernuft. Het hart lacht , als men zulke Hukken leest ; en onze reeie verheft op de Geestig-  ONDERWERPEN. XXVI. BRIE"". 5*5 tigheid. Laat ik dan voortgaan én u vraagèö : Is 'er wel deugd zonder ftryd ? wordt 'er niet eenige moed vereifcfit o.n de neigingen Van zyn Temperament tegenteaaah ? Maakt het uitvoeren van een groote daad , die ons ónbegrypelyk veel kot , geen groot Mensch ? of is de Slaaf zyner driften de ware Held ? Wat zegt gy ? Aristus kan geen den minsten tegenfhnï veelert ; geen ftrak gezicht , geen önefferi woord verdragen ; dit ftoort zyne rust * brengt hem aanftonds uit zyn humeur i alle betizelingen beroeren hem : is Aris" tus een groot man ? of fielt hy , dié over alles zo kinderagtig gevoelig is , zyfte rust , zyrte vreügd \ zyne gezontheid, ja zyn hoogts welzyn , hiet alle oogenblikken in de magt van hem die vermaak fchept in hem te kwellen ? Wat denkt gy? Waarlyk , myn liëvë Neef ; ydere w.'aakneming is eene plegtige belydenis £ van onze zwakheid , en dat ónze party fterker is dan wy zyn. Zegt ce wraakzuchtige niét tot zynen Vyand * ^ Wei s, nu ! gy hebt uw óógmerk bereikt j myne rust - is geftoort ; gy hebé ffi*  £26 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN „ eene diepe pynelyke ; wonde toegebragt. „ Gy zyt myn overwinnaar ". En zyn dit geen woorden die den fpreker zeer Verlaagen ? / Ik zal u hier , als een Contrast , het fchoone karaóïer van Theophila ' geven ; ren zo.gy, na dat gy het gelezen hebt, het niet eerbiedigt ; niet voorneemt naar te volgen ; dan... maar ik wil u niet bedroeven. -!: r'r :: -i apj ■ eb ns32 C£j anieïiA Theophila wierdt , (dank hebbe hare verdiensten ! ) het voorwerp des cyds ; om dat zy de goedkeuring der brave menfchen meer dan gemeen tot zich trok. Wel dra begint de Boosaartigheid en de Laster haar te beleedigen.; men fchendt haren naam ; benadeelt haar in haare niet ruime omftandigheden } men vindt/het middel uit om hare Vrienden van haar te verwyderen. Hare gevoeligheid is levendig ; zy " is van natuur niet zeer -gefchikt om zich te laaten hoonen. Zy voelt des , zy voelt des al het, grievende van. haar lot. Zal ik dit Wree-ken zegt zy ? Haar Vernuft luistert haar ia :■ „ Waarom niet ? Zyt gy niet onfchuldig ? Moet gy;-uwen goeden naam n nie| zuiveren ? Zyt gyj dit uwer Fa-  O El 0 E 11WERPE N. XXVI. TC R I E T, 11J milie , en uwer zogenaamde Vrienden „ niet verpligt ? Straf de Bcleedigers"; -„ dit is billyk y dit is redelyk ". Aan:'ftonds ryzen dc ontftelde driften op i! -Haar Temperament wii juist dien weg in,! ■ Dé nvisleide Wil eischt wraak. Zy aarzeld echter. „ Zult gy "; zegt de Re; ,den , (en Theophila eerbiedigt de Reden) ,,'u met uwe- laage . Vyanden gelyk ftel5, len ? Moeteii zy weten dat zy hun É doel bereikt hebben.? Hangt dar. uwe | waarde af, van de : gevoelens eener „ misleide Waereld ? Kan de innerlyke „ bewustheid uwer onfchuld u niet lan5, ger ftaande houden , zult gy waarlyk l j, en in uwe eigen oogen , grooter zyn , als gy u , by eene zotte , of zwakJ5 ke Waereld , die voor allerhande indruk„ zeis even vatbaar is , verdeedigd' hebt V f, fielt gy dan nog eeriig genoegen in de „ toejuiching van eene menigte', die. u nietig!! kende , en u-■ daarom verdagt hielt ' ? Theophila bemerkt al bet gewigt van deze aanfprask Zy i wil der Reden gehoor geyen. Dit. merkt de List ! en. poogt het te beletten,; i9,;Zyt gy , zegt hy , dan 3, te loom 1 té vadzig dm u dit recht te 3. doen weêrvaren ? moeten yverige vrie'aÜ den , dm uwe rust toch niet te ftpo; li ren , dit' noodig werk verrichten *' 7 v i #*  so-8 brieven oVer verscheiden Deeze woorden zouden haar eergierig hart in vuui' zetten ; en hare beledigers zouden de kragt haafs vernufts ondervinden , zo zy niet overtuigt waren , dat dit leugenachtige woorden zyn. De daadelyke ondervinding , hoe veel het haar kost zich niet te wreeken ; en om der wraakzucht te verdrukken , verzekeren haar , dat zy , niet door lome vadzig. heid bezielt wordt. Maar ! hoe overtuigd van haren pligt zo heeft zy echter hulp noodig , meer zelf dan de Reden haar kan aanbrengen. Die hulp fmeekt zy den Godsdienst af! zy bidt en weent. Zy opent haar hoogstgefchat boek , des Bybel ! en leest daar : „ wreek u niet , „ myne beminde 5 heb uwe vyanden ; „ lief ". En wie zegt dit ? Haar Zaligmaker , haar Wetgever , haar Rechter ! 't is gedaan ! zy overweegt niet langer of zy zich wreeken zal , zy mag niet ; dat is genoeg. Zy voelt wél dat deeze pligten haar duur zullen te ftaan komen ; maar de Gunst hares Scheppers is 'er aan gehecht ; en is zyne gunst hare zaligheid niet ? Zy leest voort ; haar oog valt op de  ONDERWERPEN, XXVI. BRIEF. 229 Lydensgefchiedenis van Jezus Christus. Daar ziet zy den besten der menfchen , den grootften Vriend der Stervelingen , den grootsn , den eenigen Zoon des levendigen Gods , den heiligen afgezant des hemels , aan een ysfelyk kruishoudt vast geklonken... zielroerende vertooning ! Zyn onfchuldig hart blaakt nog evenfterk van menfchen liefde ! hy bidt voor hen die hem deezen fmartelyken dood aandoen. Zy ontdekt , met eene als zich zelf ontzinkende verwondering , dat die dood ondergaan wordt tot heil zyner beulen ! zyner wreede Vyanden. Nu ziet Theophila dat vergeeflykheid , grootmoedigheid is! „ Welk een vermogen, „ zegt zy , moest hy niet over zich „ zelf bezitten, die , onfchuldig zynde , en „ bewust dat hy het tegendeel verdiende , „ bedaart blyft; die in zyn afgemat lichaam „ de gruwzaamfte fmarten , in deszelfs „ gevoeligfte deelen ondergaat , die gelas„ tert , befpot , gefmaad wordt. ; die „ op den grond des harten ziende , daar „ niets ontdekt , dan haat , woede , en „ ondankbaarheid ; en echter in ftaat is om zich boven dit alles te verheffen ; „ die in ftaat is om zyn aandagt van zich „ zelf aftetrekken ; en die intefpannen , P 3 om  23o brieven over verscheiden 3; om te zien of 'er nog niet 'eenige vc,.-,y fchooning voor zyne h.aaterskan gevonden „ worden ; die daar ziet dat afgunst , ,, en haat hen dus verblindt ; en dan nog „ die. verblinding aangrypt , nog met blyd„ fchap aangrypt , om 'er , als ter verzagting van zyn eigen lyden , zich mede te troosten , en 'er eene bede s, om vergiffenis voor hen op grondt " ! Dit overftelpt hare gehele ziel ! alle hare driften zwygen. Zy voelt eene edele, zucht om Jezus voorbeeld te volgen. De eerde gelegenheid grypt zy aan. Zy doet wél den geenen die haar haaten; zy bidt , in *i verborgen voor hun , en zy poogt hen dus voor zich zelf 5 ia Gode te gewinnen. Wie is , waarde Neef de heldin ? ds groote Vrouw? Theophila " , zegt gy i Ten befluite. Het geeft my een uitmuntend genoegen dat ik aan u , die my zo na beftaat , aan li , die ik waarlyk lief heb , kan fchryven over zulk een ftaatig onderwerp. Uw eerbied , uwe kundige eerbied voor de Christelyke Openbaaring heeft mv aangezet om  onderwerpen. XXVI. brief. 37,1 om zo veel van mynen tyd voor u afte¬ zonderen. Hoe zeer het geestige , ja zelf het fchertzende in uw aart valt ; hoe vol leven", en gevoel gy zyt , gy behoort echter , Gode zy dank , niet by hen die onbefchoft genoeg zyn , om den Bybel te befpotten ; en ik denk dat myne ernftige aanpryzing om de weergaêlooza Schriften , des Abts Jeruzalem , te lezen , om u tot het lezen des Bybels dus behoorlyk vóór te bereiden , uwe grootfte erkentenis verdient. Zo gy een Dei'st waart ^ en hadt gy, zo als nu , uw temperament tegen , gy zoudt ydere beleediging op het ftrengst wreeken. Maar , nu gy gelooft dat : ,, Jezus is de Christus ; de 'Loen van „ God , dat hy is uw Wetgever , uw Rech~ ter" , nu zuiji gy overwinnen. Maak vee]/ gebruik van uw Bybel : geef geen gehoor aan taal die gy nu zeker veragt z hoor de woorden des wyzen Konings Salomon ; hy zegt : „ De lank- moedige is beter dan de fterke , en die „ heerscht over zynen geest meer dan die ... een ftad inneemt ". P 4 Laat  2g2 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Laat u ook niet bedui Jen dat gy rjiet eerder, tot het vergeven verpligt zyt , voor. dat uw vy?nd u zyn berouw toont. Wy zyn geroepen pm te vergeven zo als Goi ons veigeert ; en hoe vergeeft God pns ? De. heili ^e Apostelen zu'Ien het ons zeggen : „ Wy hebben God lief, om v dat hy ons eerst heeft lief gehadt. Hy „ is met ons verzoent , toen wy nog ?, Zondaars waare.n ". Dit is onzen Regel, Vergeet nooit , dat gy gaen genade kunt erlangen zp, gy onvergeeflyk blyft ; dat het onmooglyk laag zyn kan , Gods gelyk te worden : dat alle menfchen uwe Broed-rs , dat uwe Vyanden uwe Naasten blyven ; poog hen dan te behou 'en en geef u zelf de zalige bewustheid van >? gezegent te hebben d e u vloekten ". Leer ook nog dit uit het afgefchrevene ; dat onze pligten zeer onderfcheiden worden . n^.ar de oogpumen waar in wy die plaatzen. Hoe veel verfchillen de grondflelling-n der Christeïyke Zedekunde , van die eeaer onwaa. Jige Waereld ! Hoor altoos de e-erüe, dan zult gy de laa-.fte ver-, foeyen. En Na  6NDERWERFE K. XXVI. BRIEF, aft Nadien 't dan met de zaak alzo gelegen is, En gy, myn Vriend , zo rasch tot wraakzucht word gedreven , Zo zorge God voor u en uw behoudenis , En Lere u , in uw jeugd , het Christelyk vergeven. Vest , vest uw aandagt veel op 't zalig Golgotha ; £ie ; dat zal uwe ziel in Vyandsliefde ont* fonken , Uw Heiland bidden om vergeeving , dm genaê Voor hen door wie hy zelf aan 't krui*hou "i'rf: >'••> r l ftsbÖÖI 9Ï> 09 , ffl Q Ué vriendelyke wys waar op. gy met my gelieft omtegaan , fielt u aan my teer-voor in ' het beminlyke licht eener waarde Vriendin , dan wel op den affland van hooggeëerde Tante : ik fchryf dan aan u zo als gy my bevolen hebt ! maar ik heb u droevige dingen te fchryven ; ik kan myn verdriet niet overzien , zedert ik by Nicht Woelwater gelogeert ben. Wat leven is dat hier ! En dat voor m , die uit zulk een ftil è gefchikt , vrolyk , wel ingeftelt Huishouden koome ! Nu , Gy zult my niet weer bepraten om hier naar toe te gaan ; Hoor ! om al Nichts groote fchatten doe ik het niet ; neen nooit weer. Zo myne Zusters de proef 'er van nemen , zy zullen my geiyk geven. Maar ik fchryf zo wilt , zö verward .' laat ik u , myne lieve Tante, *S _. dan  ONDERWERPEN. XXVI& BRIït. Xtfr dan maar èen verhaal geven van mynè ontmoeting, i I ., otd 0), ■, jjtti , rT >ö t»;# Ik girtg vroeg' in de 'ogtend Schuit ea> by hare aankomst , een koets voormy beftelt vindende , ging1 ik' daar in $> mep. | niets dan myn breizak belast. Den Koets i fier: gelegd hebbende ,. waar.hy my brengen moest , floeg hy voort. Ter plaatfe, ! myner destinatie gekomen zynde 7 = hielt hy ftil ? „ Ry ;voort , man , zei ik , „ wy moeten hier niet zyn " • want ik meende dat wy voor een i -publiek Loge-, ment waren ; (Gy weet' Tante , dac Nichts huis eene grootfche vertooning maakt ; ) om dat- ik zulk een gedraaf vani volk , van knegts , en meiden , op de' floep , en in 't voorhuis zag ; die elkan. der toefchreéuwden , en zo veel te doen hadden , als of de Prins , met een groot gevolg , daar alle oogeflblik verwagt wierdt. De Keukenmeid , onderwyl haar fmeerige handen aan een flip van haar boezelaar afveegende , riep -: „ ga wat voort 3, Pieter * ! ' en Pieter fchreeuwde daajs. op ]t kari ik zes dingen' gélyk doen " % Midden in dat geweld ', keek . ik uit •. hefi. Portier , want de man verzekerde my * dat daar Mevrouw , de Weduwe WoeVwater»; w.oqnde , en kwam Nicht > doo* den  HO BKtEVE* oter VERSCHEioem den voor my bynaar , onuitoogbaren ; gang, aanwaggelen : gedot in. een mors* Ège floffen Sac , met groote bloemen ; en de eene h?nd in de zyde ; Onder al dat geweld'al heehen brommende:- „ hes, de daar is Nicht Cootje al " fi Ik zaf nog al in natie in myne koets. iy Wil„ lem , willem " ! „ wat blyft tsM „ frauw " ? Doe het portier, eens open, „ Jongen 8 ! Willem deedt zo ; daar flap* ten' Nicht uit de koets ; doch moest cp de floep blyven ftaan , want al Nichts knegts ,, meiden , naaysters , Werkflers * waren , geloof ik , geroepen., om een Breizak , en myn klein koffertje , dat dé Beftelder toen juist hier bragt , aan tei nemen. Eerst hadt ik al dispu.:t over het betalen van de koets, en het koffertie.' want Nicht wilde het betalen. Ik zwicht e ft en raakte , eindelyk , in het voorhuis! Terwyl Nicht aan een der ganpftokken van meiden zei „ : Lys . breng jy die Brei- * zak eens op de groene bovenkamer 3 „ weetje meM daar myn N,cht Grietje blaast logeerde? en hang hem aan de. £ regterzyd van het Toilet j en jy , Pie. »3tèr , ga rcèt d^t koffertje ook op de „ kamer ; n aar neen ! jelui mans bent geen zier zirde'yk , geef het Ly^Vaan * dé deur maar aan M< Daar op ging, Lys, e*  ONDERWERPEN. XXVIII. BRIEE. 24* eii Pieter , hos klos , hos klos naar boven , met myne bagage J en ik arriveerde in Nichts fuperbe zydkamer. Daar zat ik omtrent een half kwartier alleen , en begon my reeds my zelf te beklagen dat ik 'er was ! Nicht verfcheen eindelyk met een : „ exufeer my Nicht, „ maar het Volk is zo dom ! men dient „ het wel met duim en vinger alles in ,, te ftampert. Ik zeg altyd , die boöijen „ kan houden is gelukkig , maar die ze „ niet noodig heeft is nog gelukkiger. Wat „ zal men doen ? Als 't redelyk is moet men het loven. Allemaal Menfchen , „ Nicht ; zo als myn man Zaliger plagt te zeggen. Wie is volmaakt ? " — -,, Pieternel ! Pieternel ! geef Nicht eens ,, een floof ; wel myn lieve Nicht , zit ,, je nog zonder ftoof ? Nu Nicht , ik hiet je van harten wellekóm , waar zal ik Nicht meede dienen " ? „ ik zou „ liefst niets gebruiken , zo ik die Vry„ heid heb." „ Pieternel, Pieternel ! kookt ,, het water ? wy zullen een kopje Koffy „ drinken ; heb jte wel , melk in huis ? „ geef de verlakte Kart maar. Of zal Nicht liever een Glaasje Mallaga verkiezen ? ,, Kom , ja ! je moet myn Mallaga eens }, proeven ; ze is zeer, extra goed." „ Lie- I. DEEL. Q „ ve  242 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN „ ve Nicht , ik bedank u , ik gebruik „ nooit iets voor den middag " „ Wil,, lem ! geef eens kelkjes op een Blaadje". Onderwyl wierdt 'er braaf aan een dikke bos fleutels gerammelt, waar onder Nicht, mag ik zeggen , gebukt- gaat. „ Heer , jongen 5,: nou moest je ook een linkje koek , of 3, een anysbefchuïtje gegeven hebben : ik moet ook alles zeggen ; jy behoorde zo wys te zyn uit uw zelf." Willem te post. om befchuiten. Lys komt onder wyl met de, Koffy binnen. „ och Lys! ,, wat doen wy nou ook met Koffy , j, meid " ? „ Mevrouw heeft het immers ,, zo belast " ? Heb ik 3 Kind ? nu 't kan wel zyn ; ik weet door al die. druk,, te zelf niet wat ik zeg ! Neem ze ,, maar weg. Nicht zal 'er niet van gedient zyn , en roep Styntje de ftyffter , om ,, die te helpen uitdrinken." Lys verdween op katrollen ; en Willem kwam met een blad vol koek en befchuit en banket enz. ,, Zou jy wel geloven Nicht , dat de fchel ,, nog niet ftil geftaan heeft , van van ,, morgen zes uuren af ? dan komt de Slager , dan de Bakker , dan de Groenvrouw , dan de Melkboer ; en dat gaat zo zonder ophouden : ik zeg menig., maal , ik begryp niet' hoe de Dames vifites. kunnen doen : ik heb 'er de tyd » niet  ONDERWERPEN. XXVIII. BRIEF. 243 L niet toe. Zou je wel geloven , Kind, „ dat ik nu al in, geen drie weken in de „ Kerk geweest ben ? Onze Lys is een „ goeije meid , maar een Teutfter ! al„toos tyds genoeg : myn Keukemeid , „ Kniertje , kan nog wel wat doen, maai „ze maakt te veel omllag. Pieternel zal „ ik laten gaan ; ze doet niet als heen „ en weer fienteren : Willem" . . . daar wierdt Nicht in hare aandoenelyke oratie geftoort : Mevrouw , daar is de knegt „ van den Tuinman." „ Zie je wel Nicht, „ zo is 't ! Zeg dat hy maar agter gaat> „ ik zal zo komen". Nu dagt ik, zal ik eens adem haaien ! maar neen : de oude dame bleef I „ ik zal nu eens een 00,, genblik by je gaan zitten Nicht." Zy deedt zo ! doch bloes , en proeste zo geweldig , dat ik myn Kelkje moest weg nemen. Toen aan 't afvegen van haar zweet ; (exufeer my dit , Tante ; 't is om by myn origineel te blyven 0 aan 't fnuiven , aan ?t fnuiten ; toen weer op om de deur toe te doen ; maar dit was te benaauwt 5 op weer ! en de deur open ! „ wel hede , Nicht , ik heb nog „ geen tyd gehad om naar Moeder te „ vragen , hoe vaart Moeder? zeer wel Nicht „ en my in de rede vallende , en hoe is 't nu met Vader „ ? ook Q 2 zeer  244 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN zeer wel. „ En met de Broers en Zus„ ters." ook , zo Nicht „ en wil Betje „ nog niet trouwen " ? Zy zegt neen , Nicht; en dewyl zy een Vryer heeft, die zy nemen mag , denk ik dat zy de waarheid zegt. „ Praatjes , praatjes ! ik heb „ wel meer zulke Meisjes gekent ; hoor „ Nicht , als de regte Jofeph komt, zal „ Maria wel volgen ; ha J ha ! Maar ei s, lieve Nicht kyk eens op uw orloge , „ myn huisklok is van zyn ftel en ik heb „ gister avond vergeten myn orloge op te „ winden.'' 't Is vyf minuten voor Twee, „ Nicht ; „ wat zeg je daar ? vyf mi„ nuten voor twee ? lieve Vader , waar „ blyft de tyd .' en daar is nog geen pie„ tercely in huis." Lingelingeling ! aan de fchel. „ Willem loop gaauw om pieter„ ccly ; maar je moet je geen verlept „ goed in de handen laaten fteken ; en „ zeg dat Pieter vast mesfen fiypt ; zeg aan Lys dat die vast klarigheid voor de „ Tafel maakt ; want als die begint, heeft „ zy nog niet gedaan. Lysje daar heb ik „ nog vergeten fchoon tafelgoed te kry„ gen. Kom meid , Iet nou eens wél op. ,, Op de gele agterkamer , in den hoek, ., by de porceleinkas , ftaat een Laatafel; „ daar is de ileutel ; nu ! in de tweede >, of derde laade , daar wil ik afzyn , » ligt  ONDERWERPEN. XXVIIJ. BRIEF. 245 „ ligt een tafellaken met vier- en twintig „ Servetten , gemerkt : P. K. Y. 't is „ nog uit den Boêl van myn man Zaligers „ Oom , Gysbert of Mattys ; dat is „ my vergeten ; nu 't komt 'er ook niet „ op aan ; breng jy Lysje , dat tafella„ ken met drie Servetten eens hier." Lys naar boven ; de meid is naauwlyks op den trap , of Nicht fchommeld haar na: ,, Lys, Lys kom maar wéér af , ik zal „ het zelf krygen : ik bedenk my , zy „ liggen in myn Mahoniehouten Kabinet; „ ga maar je tafelbakje gereed maken". Daar op hoorde ik Nicht , met Willem, en Lys , in de Binnenkamer de tafel dekken ; eindelyk was alles in order , zo men meende ; want het bleek naderhand , dat het Brood , en het Bier vergeten waren; en ik wierd aan tafel verzogt. Een fchoteltje met dopertjes , een met bloemkool, een met boerenboontjes , en een met besfenvlai , nevens een (aangebrand^ fchyfje , en tot disfert aardbeziën , kersfen , boter , befchuit , zuiker , kaas , en drie' of vier dunne pannekoekjes , maakten eene Maaltyd uit , waar om den geheelen voormiddag vyf menfchen , behalve» Nicht , zich in 't zweet gelopen , en tot heigens toe vermoeit hadden: en Nicht was zo moede dat zy naauwlyks kon eeQ 3 ttaH  2l6 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN ten ; hoewel zy al voort praatte. Met dezelfde drukte raakten wy ten zes uuren aan het Thee drinken , en ten halftwaleven aan ons tiufée , beftaande in Sla , en het koud fchyfje van 's middags, Zo , myn lieve Tante , is het hier alle daag , met zeer weinig verandering \ liet de oude Vrouw my nog maar alleen, ik zou myn verdriet weg lezen ; doch ik moet altoos by haar zyn : zy vertelt my 9'les wat zy gedaan heeft , doet , en doen zal ; ik ben geen vyf minuten op myn kamer , of 't is : „ hede Nicht, kom toch beneden ! wat doe je zo al« leen " ? dan is 'er eens een Poolfchenryksdags over het ftuuren van de wasch, die eerst over zes weken zal afgaan ; nu moet ik met Nicht overleggen , ('t is nu weet gy July ,) hoeneer' zy de najaars uithaaJing zal vast ftellen ; ik moet hooren hoe zy alle hare gezegden met fpréekwoorden bevestigt ; en hare fchempredep uitflaat op die Vrouwen , die tyd hebben om een Boek m de handen te nemen of ergens eens uit , en naar toe te gaan. Deezen morgen heb ik laaten zeggen dat ik zeer onpasfelyk ben ; en 't is ook m i de verandering is te groot ; een ftil doch  ONDERWERPEN. XXVHI. BRIEF. Zifl doch werkzaam leven , in een ruim buitenhuis , onder het oog myner Moeder , en met myne Broeders en Zusters , of dit verward Babels leven ! Ik kan 't niet uitftaan , ik ken hier' geen een mensch ; en al kende ik iemand , zou Nicht my toeftaan in deeze groote ftad alleen uit te ryden ? om geen duizenden! 't Spyt my zelf ; want de Vrouw is niet kwaad ; integendeel zy heeft goede hoedanigheden; is niet gierig , niet knorrig , niet heerschzuchtig : maar , zo ik dus vry durf fpreken , t is een onkundig mensch , dat nergens fmaak in hebbende , en nergens van wetende , en echter zeer werkzaam zynde , zich zelf bezigheden maakt , en die zonder de minfte order alles te gelyk doende > ook alles in de war jaagt. 6 Hoe verlang ik naar huis ! welk een> onderfcheid tusfchen haar en myne geëerde Moeder ! onze huishouding is zwaar. Wy hebben maar drie bedienden , en hoe wel gefchikt is alles ! wat hebben wy nog een tyd over ! By ons gaat geen uur verboren ; ten vyf uuren zitten wy al te ontbyten ; terwyl Vader ons allen iets voorleest , en wy onze handen bezigheden geven , vliegt het eerfte van den dag om; doch is niet voorby zonder wel gebruikt Q 4. (ft  S48 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN te zyn . . . maar wat begin ik ? Gy , myne lieve Tante weet dit immers alles! ó kunt gy niet iets uitdenken , om my hier van daan te krygen ? anders vrees ik , dat ik hier nog wel veertien dagen zal moeten koekeloeren , in een geraas , een verwarring die my half mal maakt. Ik ben , met alle hoogachting enz. N E-  NEGENENTWINTIGSTE BRIEF. In dat lieflyk Oord gezeten , Daar ons elk beleeftheid doet, Danken wy aan u Vriendinne , Schryven wy u onzen groet. Wy zyn vrolyk , wy zyn lustig, Hebben 't wel , en zyn gezond ; Denklyk bleven wy hier langer , Zo gy u ook hier bevondt. Gisteren viel ons onder 't drinken Van een glaasje Moezel-wyn , In gedagten , dat ge op morgeu Of van daag , moest jaarig zyn ; Zestien Juny moet het wezen. „ Aagt , kyk eens in je almanak „ Zei ons Wolfje ; myn geheugen „ Speelt my parten , of is zwak." Al zyn dagen , en ja waarlyk , 't Was zo als ik had gegist; Die dag lei me in 't hoofd te malen, Schoon ik het niet zeker wist. Om u alle heil te wenfehen , Op uw Jaardag , Pietje lief, Q 5 Zen-  45° BRIEVEN OVER. VERSCHEIDEN Zenden wy u met ons beiden Deezen dikken langen Brief, Kostelyk op rym gefchreven. Zie , myn hart , dat hoort 'er by; Die met Brieven wil verjaaren Raakt zo niet met profa vry. Zonder rym geluk te wenfchen , Is als alledaagfche fpys. , 't Moet alyk .wet zenders wezen ; Dat's toe Uyzend maar de wys. Daar by zyt ge op Zondag jaarig , Dit is zonderling ; 't is raar; Dit Vriendin gebeurt niet yder , En u ook niet jaar op jaar. Daar by zyt gy , als Vriendinne , Waarlyk ook heel ongemeen ; Wie gelykt u in de Vriendfchap ? Dit 's geen vraagens waard — géén één. Daar du heel de Waereld uitloopt, En dat om een mensch te zien , Dat een Heldendicht gemaakt heeft , In een boek of zes , of tien , Of wel twalef al zo 't uit valt ; 't Komt toch op één Boek niet aan; Zo de Held in negen Boeken Nog niets loflyks heeft gedaan , Moet men nog een Boek verzinnen ; Dit behoeft niet aangetooxit; En  ONDEK.WER.rEN. XXIX, BRIEF» En is 't nog niet wel gevogten, Als het eind het werk bekroont? Waartoe dient dit ? wagt een weinig ; Langzaam weet gy wel , gaat wis. Ons dunkt dat aan één Vriendinne Vry wat meer te kyken is, Dan aan al de Poëtesfen Die 'er woonen in ons Land; Wolfje , en ik , niet uitgezondert; 't Is van ons zo vol als zand. Kunt gy 't naauwelyks geloven? Luister eens , dit is 'er van: Elk wordt met dien naam verheerlykt, Die op rym wat krabblen kan. Doch één tedre hartvrlendinne, Steeds aan ons belang getrouw, Is iets zeldzaams ; daar by ftaat het Ook veal beter in een' Vrouw Dat zy wel doet , dat zy zegend, Dat zy , uit gevoeligheid , Met het voorwerp dat zy hulp geeft, Traanen van ontferming fchreit: Dan dat zy zich aan de zeden Van den forfchen man gewent; Dat zy plondert , rooft , ter neêrflaat, Steden uitmoordt , dorpen fchendt. Foei ! wel 't is om van te beven : 'k Hou van vegten , noch getwist ; Nu  BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Nu dat laat zich wel begrypen ; ï?et]e is half , ik heel Menist, Zo Menist als gy kunt wezen En gy zyt van 't fynfte foort; 'k Weet dat u de ftille vrede Ruim zo veel als ons bekoort. Wy , wy moeten aan de Waereld Die zo graag wat wonders ziet, U als een Vriendin vertoonen Of gy 't hebben wilt of niet. Is uw Vnendfchap tafelvriendfchap ; Mort zy om een haastig woord ? Is ze om alle wisjewasjes Hoofdig , geemlyk , of verftoort? Is zy los , en kinderachtig ? Mint zy niemand op den duur ? Lacht zy 's ogtends gul en vriendlyk; •Ziet zy 's middags zwart en zuur? Neen , zy heeft niets van die grillen ; 't Is een Engel , net als gy, Wy zyn grootsch op u., myn waardfte! Wie , wie kent u zo als wy ? Altoos zyt gy even minzaam ; Hoe bedeelt met overvloed , Wilt gy n;et dat dien gy weldeed, Voor u nedrig kruipen moet. Gy , gy volgt wel uw' verkiezing, Maar geeft yder zynen zin ; Nooii  ONDERWERPEN. XXIX. BRIEF. 053 Nooit zit gy by uw* Vriendinnen Als een malle Koningin. Wat al zoets en wat al bitters, Wat al lief en wat al leet, Smaakten wy niet wel te faamen Daar geen fterveling van weet! Daaglyks zyn wy by elkander En nooit viel den tyd ons lang! Yder fpreekt zyn eigen mening ; Onze Zielen baaten dwang. 6 Wat heeft ons hart geleden ; Hoe wierdt onze Ziel gewondt, Toen gy u als aan den ingang Van het aaklig graf bevondt! Gy zyt aan ons weêr gegeven ; ó Dit geeft ons vreugde ftof; En wy geven voor die weldaad Met u uwen Schepper lof! Telkens voelen we onzen aandagt Op het geen u raakt geleidt. Wist gy , hoe wy reeds verlangen Naar uw tegenwoordigheid ! Maar wy hebben diverteering , Meerder dan ge ons wenfchen kon. Daaglyks gaan wy fpeelen ryden In een fraaien Phaéthon; Nu naar Seist', daar elk moet wezen ; Dan naar Betjes Gelderland , Daar  254 BRIETEN OVER VERSCHEIDEN Daar de Boomen , daar de Bosfchen, Worden door Natuur geplant. Dat doet ons zo lang vertoeven, Ja het duurt al volte lang. „ Spreek tog niet van te vertrekken," is en blyft de hupfche zang, Van dees vriendelyke menfchen; „ 't Jaarfaifoen is op zyn best." Dus , myn lieve waarde Pietje, Zitten we in civil arrest. Maar het zal toch eindlyk lukken ; Eerstdaags krygt gy uwen zin. Hoor , ten langsten eene week nog En wy zyn by U , Vriendin ! Maar wy moeten u verjaaren. Hoe is , alyk , de manier ? T'Uyzend geeft men aan de menfchea Op zyn minst een wensch of vier. Veel gezondheid , lange jaaren En veel geld ; dat 's afgedaan. By de Fyntjes , koomt de hemel Ook nog ; doch wat agter aan. , Maar wy wenfchen u iets beter , Een veel aangenamer lot •" Al het heil der zuivre Vriendfchap, - En de Gunst van uwen God. Laat dees eene wensch genoeg zyn', Op uw Jaardag myn Vriendin :  ONDERWERPFN. XXIX. BRIEF. 255 Is 'er wel iets by te voegen ? Neen , hy fluit al 't wenschlykfle ia. Wees gegroet van al de Vrienden; Heb ons maar ter degen lief : En lees onzer beider naamen Onder aan dees langen Brief. r\r?D  DERTIGSTE BRIEF, waarde betje; p VJy vraagt my met zo veel ernst , naar den ftaat myner zuster , dat ik overtuigd ben , dat gy 'er veel belang ia neemt. Ik zal u voldoen. Myne Zuster ? wel die eet wel , die drinkt wel ,. die flaapt wel ; die verzaakt zo als neef Jan zegt , geen troef als 'er een plaifierpartytje te nemen is : doch zy is buiten dat zo elendig , als alle de zieke en zwakke en kranke Kinderen van Vader Adam met ,hun allen zyn , of zyn kunnen ; zy is krank van 't hooft tot de voeten ! en zo de wyze man geIyk heeft , dat het „ beter is te gaan in „ het Klaaghuis , dan in het huis der „ Maaltyden " ; dan is het beste my, in eene groote maate gefchonken: ik hoor niet anders dan klaagen ; en kom zelden eens uit om de ftemme der vreugd te hooren. Vrees  ONDERWERPEN. XXX. BRIEF". 253 Vrees niet , lieve Beth , dat ik aan I myn Zusje het einde aller levenden zien zal ; want alle de Geneeskundigen , van myne Moeders oude Baker , en myn Va- ■ ij ders Baerdfchrapper af, tot aan de getabbaarde Profesfooren , zyn het , hoe I; zy ook anders verfchillen over den oorf fpronk der kwaaien zelf , hier in eens : || dat onze Mietje zeer wel dik, vet , en I der dagen zad kan worden ; ja zelf, li moeder van veele kinderen , en dus leven in een talryke Nakoomlingfchap. „ Wel > „ wat fchort het .zoete Kind dan " ? i vraagt gy my nog maal. Alles ! Indien dien gy uit den geleerden Regel : „ dat 3, het geen te veel bewyst niets bewyst dit . gevolg wilde afleiden : „ die alles ,, fchort fchort niets " * zou ik maar uit uw gevolg dit befluit opmaken : „ die „ te veel befluit , befluit niets : " en dus zou alles op niets uitloopen. Maar , dewyl ik weet , dat gy den , Arts van buiten kent ; en alle morgens i onder uw ontbyt , tot troost, van uwe I kwaadzappige Tante , een halfuur in het Boekje over de Tandpyn moet lezen ; Waar door gy veele , en diepe geleerdheid in de geneeskunde hebt opgedaan ; zo I zal ik u , zo goed ik kan , en in eene L Deel. R Soe*  25 die in een meisje van tweeentwintig jaar vallen kunnen , in het afgetrokken doen befchouwen : wanneer ik nu dat afgetrokken denkbeeld van ziektens hebbe , dan zal ik die allen , zonder uitzondering , om niet te misfen , op myne Zuster doen aanvallen ; en u in dien droevigen ftaat de arme Lyderes overlaaten. Vooreerst , om in order te beginnen : ztuaare hoofdpyn , zinkingen , fuizingen , ligtheid in 't hoofd, tandpyn , kiespyn , fcorbutique fchietingen op het Tandvleesch , oorpyn , doofheid , duizelachtigheid , Roos ; pyn in de nek , en in de keel , op de borst; benaauwtheid , misfelykheid , raarheid , wonderlykheid , dingzigheid ; pyn in 'c lyf , in de maag , voor 't hart , in de zyd , in beide de zyden , in de rug , in de beenen , door al de leden ; flaauwheid , dorstvalligheid , koude , huiverigheid , hitte , geen eetlust , valfche honger , binnenkoorts , fiuipkoorts , ftyfheid , loomheid , dodderigheid , fj aapeloosheid , flaaperjgheid. Mietje zegt dat  ONDERWÉRPEN. XXX. BRiEEi 05? zy die kwaaien allemaal uitftaat : dus moeten wy alle die kwaaien in verband tnet onze Mietje befchouwen. Gy weet te véél van de Geneeskunde » lieve Beth , om niet te begrypen , dat zy alle deeze elenden niet te gelyk voelen kan 5 dat zegt het meisje ook niet , wel heen , yder der zelve valt haar aan , al haar de omftandigheden zyn h al naar de lucht gcftelt is , al naar de voorwerpen zyn die haar omringen. In de maanden (want gy moet toch alles weten , ftoute meid ,) July en Augustus , heeft zy wel de meeste aandoening van Hitte en Dorst* valligheid ; vooral , indien zy , om het zwakke maagje te vertroosten , een glaasje of twee Roden Wyn genuttigd heeft, 't Is jammer dat Mietje geene adelykö Dame is ,' zo is zy naauw te wagten , o je leven zo niet ; by voorbeeld ! Iemand tast gevallig aan zyn hoofd ; een Heer die zyn hoed opzet , of zo j aanftonds heeft Mietje ysfelyke hoofdpyni „ 't Is of het haar aan de zinnen gaat % Spreekt iemand van het gonzen der muggen , dan houdt zy het zoete kopje met beide de witte handjes wel vast ; „ 't Is „ of zy aan de zee zit , zo ruischt R 3 » het  s^B brieven over verscheiden j5 het in haare harsfenen ". Spoel ik , Cmet permisfie , en bezyen de tafel , zeggen onze meiden ,) myn mond , des ogtens ; dan : ,, wordt haar mond van bin„ nen uitgegeten door de Scorbut ". Ziet zy een Tandftooker ? „ dan is zy raazend 55 van Tandpyn ". En zo is dat vervolgens, al naar gelang. Wil Moeder dat zy zich wat opkleed , en eens uitgaat om iets te bezorgen , „ dan is zy zo dings„ fig , en zo dommelyk , dat zy de „ boodfchap niet zal kunnen doen ". Moet zy eens naar 't Zolder om naaide Waschi te kyken ? och zie eens , hoe ongelukkig dat dit nu juist uit„ komt ! zy is zo duizelig dat het „ is of zy zo alle oogenblikken neer „ zal vallen". Moeten 'er mutzen en lubben geftreken worden ? dan is zy zo aêmborstig ; „ dan vliegt het bloed „ zo naar 't hoofd , dat zy over „ geen vuur kan komen ". Brengt de meid het eeten op ? Mietje „ heeft „ zo een ftyfte in den hals , dat zy zich h om'een fchotel aan te nemen niet kan „ omdraayen ". 's Morgens , als zy zoo opflaat , heeft zy eene doffe loomheid door de leden ; de flaap verkwikt haar niet , daarom moet zy nog wat leggen , om de belette perfpiratie te herftellen ; m . ten  ONDERWERPEN. XXX. ERIEE. 259 ten zy 'er een plaifierreisje te doen is , want dan hoopt zy nog al , dat de bewecging haar goed zal doen. Is de lucht wat' betrokken , en preekt haar geliefde Herder en Leeraar , dan moet 'er een Koets voor Mietje komen , want zy kau niet zo tegen allerlei weer ; zy kan zich zo niet redden als een ander. Gaat zy eens wat uit haaren tred ? terftond fteekt haar de milt allerafgryzeJykst. Alle middag na den eeten krygt zy haar flaaprigheid , en fluipkoortsje. Nooit gaat zy ter maaltyd of op eene vifite , dan met vallchen honger. Nooit heeft zy uit eeten geweest , voor al op eene Harstparty , of zy komt, t'huis met pyn in de maag : „ 't is of ze een ftad in „ haar lyf heeft ". De gevolgen zyn , geen eetlust , en alle de droevige toevallen van misfelykheid , raarheid , wonderlykheid , en opgezetheid : en dit drukt zy alles uit met te zeggen : „ dat zy „ weer zo dingfig is ". Zie daar , myn Betje , hebt gy een heel legio van kwaaien. De Geleerden zyn 't niet eens of haar ziekte in den geest , dan of zy in 't lichaam fchuild : Gy zult zeker , als eene naarstige difcipelinne van R 3 den  ÊéjQ BRIEVEN OVER VERSCHEI-RE N den Arts , weten , hoe ' zeer deeze pngelyke Wezens op elkander werken , enz, Doctor Bonrignon zegt : „ dat Mietje „ een ftryd heeft " : dit maakt hy op , ujt haar menigvuldig en diep gezucht ; als ook uit haare vuurrode kleur ; en is 'erzeer voor om het zoet fchaap aan een Duivelbanner overtegeven •, maar Vader, die een zeer bitter Bekkeriaan is , wil 5er niet van hooren , en heeft zelf aan Doctor- gezegt dat hy zyne Vifites wel kan nalaaten. Profes for de Harde , zegt : „ kort en a, zaaklyk , de meid is gek ; 't zyn malle 3, inbeeldingen ; zy zal wel genezen als „ 'er niemand agt op ilaat ", Doctor Rechtdoorzee , meent dat zy a ja ziek is , doch dat luye vadzigheid de Bron is van alle haare kwalen ; dat eene goede dozis fulappe haar zal herftellen ; en dat men haar by onze Boerin buiten moest brengen. 3 en daar braaf aan werk zetten. Vraagt gy gy my , wat ik 'er eigenlyk van denk ? Wel myn hart , dat zal ik •43 netjes zeggen , evenwel njet dan onder cor-  ONDERWERPEN. XXV. BRIEF. l6l correctie van uwe medicinale geleerdheid , en in hoop dat gy uwe Auteuren daar over eens zult nazien. Maar , faip railler , ik hou het met geen deezer drie Heeren Medici , dan onder zekere bepaalingen. Want , fchoon ik het met den meesmuilenden Bourignon niet eens ben, vermids ik niet heel duivelagtig val; zo ben ik echter wel verzekert , dat zy een ftryd heeft , al waar het maar tusfchen haare maag en haaren lust , of, om zedekundiger te fpreken , tusfehen haaren pligt , en hare begeerlykheden. Zy heeft ook vry wat weg van dat Naauwgezette , waar door men zynen pligt te verre trekt , en veeltyds tegen zynen Pligt aangaat ; want gelyk Overgeloof ligtelyk veranderd in Ongeloof , zo ook ontaart Overdeugd , in ondeugd. Lach my niet uit om deeze lamme woortipeling ; 't is geen bloempje uit mynen hof : ik heb haar van een dierbaar , en een innig dierbaar man overgenomen ; laat het dan , zonder dat gy uw neus opfchort , pasfeeren. Ik meen die naauwgezetheid , waar van men in het geheele Euangelie geen enkeld woord gemeld vindt ; en die men zich zelf oplegt ; niet altoos met zulke eenvoudige oogmerken , als ik R 4 var,  &62 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN van Mietje, naar den aart der liefde, vertrouw ; doch die echter zeer lastig voor anderen zyn. In zo verre heeft de zoete Bourignon gelyk. Zy heeft een ftryd ; maar ik denk , dat het Kwdadp , zo als myn Zusters naayvrouw den Bozen noemt , er geen klaauw in heeft : en ik geloof dat een goed man , (met een zak vol gedult , en eene zo vrolyke vriendin , als gy zyt ,) haar meer nut en meer dienst zoude doen dan al de Duivelbanners , uit de vier deelen der Waereld , met elkander. Profesfor de Harde , heeft het , dunkt my, ook ten deele wel geraden ; want ik meen dat men een mensch , zo ongelukkig aandoenlyk , zo verbroeit , en zo verweckt door kwade vogten , zo weinig maar mooglyk zy moet doen denken aan haare ziektens ,' 't zy dan ingebeelde , of wezenlyke ; dit is ' hier , het zelfde. Om die reden vraag ik haar nooit , hoe zy 't heeft ; offchoon ik daar door myn Hof niet by myne Moeder maak. Het hooren noemen van een kwaal is over in Haat om haar die daadlyk te doen gevoelen. Het komt my echter al te ftrcng vóór , alles en alles aan de Inbeelding ?oe te fchryven. En ik vind het on- heusch ,  ONBERW-EHPEN. XXX. MfMN heusch, dat de Doflooten niet wat meer achting bewyzen aan de Inbeelding Zy is hunne Weldoenfter. ó Wat zouden er veel van onze Doftooren , die nu m aartige Koetsjes herom Jaagen , als brave Burgerlui , met een Jas om de ooren , door dik , en dun moeten kneden ; indien de Inbeelding niet voor hen zorgde . Zv geeft hen niet alleen het brood, myaar redt dikwyls , nog ten koste van haar zelf, hunne eer! Waar zou dat «noot getal Doctooren toch belanden , zo zv alleen by ware Kranken gehaalt wierden I de zogenaamde Rykeluis Doöors vooral, moesten dan wel befluiten om een ambagt op te vatten. Weet gy dan niet , Betje , hoe het gaat ? Luister ! Als zy geen kans zien om eene kwaal oj*% der de knie te krygen , zeggen zy (met groote deftigheid het Vifitegeld in hun beurs ftrvkende : ) „ weet gy wat ? een „ goed diëet , afleiding van gedagten , ]] veel bewegen , en verandering van " lucht , zal het moeten doen ; want het is louter inbeelding ; flaa voort Koet„ fier "■ ! De ouwerwetze Rechtdoorzee bevalt my het meest; het tedere lichaampje van onze Mietje , die gewoon is veel te eeten , R ? vec*  20*4 BRIÏVEN OVER VERSCHEIDEN veel te leggen , veel te zitten , veel te zuchten , moet wel verftopt zyn , -moet wel opgepropt zyn door kwade ftoffen Purgeeren is kostlyk , werken ook ; maar met in eene Boerdery. Waarom niet ■ Wel om dat , ik dan nog minder gelegenheid zoude hebben om u te bezoeken ; ik zou moeder dan altoos moeten gezelichap houden ; en hoe lief ik myne Moeder ook hebbe , ik hou 'er toch van om eens op den dril te gaan ; want ik ben jong , gezond , werkzaam , en meen dat eene uitfpanning voor my , net even goed is als voor Zusje Mietjelief. Laat Mietje in het huishouden doen het geen ik doe ; laat zy in zulke fchoone dagen , ten vier uuren opfiaan , en niet zo als nu , in den voormiddag welgeftooft, en gefchoudermantelt , haar ontbyt van Chocolade nemen : dit zal Doctor Rechtdoorzee's oogmerk even goed bereiken , en 't zal my in myn werk verligten. Zie daar, lieve Beth , hebt gy nu myne Zuster , met alle haare kwalen , met alle hare Doftooren en Profesfooren, en , met uwe ftoute Vriendin , op den hoop , 'er by : En ik moet u , ter uwer vertroosting zeggen , dat Mietje niet er-  ONDERWERPEN. XXX. R RIE F. 265 el-ger is dan naar gewoonte en naar tyds omftandigheden, Meidlief ! wat ben ik bly dat myne ^ Moeder my zo verweent niet heeft opgevoedt ! Gy weet immers dat Mietje naar moeder genoemt is ; kyk, dat is het maar: zy mogt haare handjes niet in koudwater fteken , geen togje vatten , niet tegengefproken worden j het Kind was zwakjes , en een fukkeltje. Hoe droevig zyn de gevolgen van deeze voorkeuze ! Nu kan zy waarlyk niets veelen ; en fchoon zy voor haar doen , te veel eet en drinkt ; fchoon zy 'er dik en vet uitziet , en een goede kleur heeft ; zo is zy echter paffig , en ongemaklyk voor haar zelf: en haar zittend , gemakhoudend leven , maakt het qnmooglyk dat zy herftelt wordt. Vroeg gewoon zynde dat men op de minne verandering van haar gelaat agt geeft en in de minfte onpasfelykheid eene veelbeduidende vrees doet zien ; zo befchouwt zy Z1ch honderdmaal meer in den Spiegel als de volmaakfte Coquette ; zy is zich zelf ten last , terwyl zy een voorwerp van fpotterny is by de meesten , en waarlyk ons alles over de hand is. Ik , die vroeg aan de' bezigheid moest , en daar men het zo naauw niet mede nam ; die moest lee-  2°6 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN 3 leeren harden, om dat ik een gezonde flerke meid was ; leef zo gezond , en zo vry van alle myn's Zusters kwa'len dat wy niets minder dan Zusters fchynen', 'zo wel naar lichaam als naar geest. Ik voel zelden dat ik een lichaam , en nooit dat ik een elendig lichaam , heb. Myn geest is zo helder als myne oogen ; myn hart is gerust ; en myne gedienffigheden die my geene de minne moeite kosten maken my nuttig in de huishouding , e-n bemint by myne Moeder. De goede Vrouw ziet nu zelf dat zy mis gehad hee^t en 't is dikwyls : „ kom als een kind \ „ fchik wat in ; 't is je Zuster , en zy „ is toch ongelukkig » Dat erken ik , en zo zy niet van leevenswys verandert zal zy zckerlyk eerlang worden , het geen zy z,ch nu verbeeldt dat zy is. Zy houdt meer van u als gy misfchien denkt: Hoe braaf een meid zoudt gy nu zyn . ZQ gy kost befluiten , ons , met uw blymoedig byzyn te komen verheugen ! maar niemand was hlyer dan uwe vriendin.' EEN-  EENENDERTIGSTE BRIEF. GOEDE OUDE VRIEND 1 Gy weet wel , al zeg ik het u niet, dat ik een vriend van de vrolykheid ben ; Raillerie , is , naar myne gedagten , indien zy der beichaaftheid niet hinderd , een zeer goed ingrediënt in een gemeenzaam Gezelfchap ; en ik ben altoos in myn ïchik , als ik de vreugd kan vermeerderen ; ook dan als ik het voorwerp van een aartig boerten ben : maar ik heb noch het geld , noch de gefteldheid , noch het humeur om meer van myne vrienden , in dit opzicht te verdragen , dan myne grootfte vyanden het hart zouden hebben my aantedoen : en ik zie nog niet , dat de Dames de vryheid kunnen hebben om my op allerhande wyzen te plaagcn , te kwellen en te benadeelen , om geene anderenr eden als om dat ik maar een ouwe Vryer ben.  268 BRIEVEN OVER VÊRSCÖËIÖEJÏ Het zou my wel haast In het hoofd brengen dat myne vrouwelyke kehnisfëfl een ouden Vryer niet voor een redelyk 3 een Christenmensen houden ; ten minfteh, dat hy zo veel aandoening van de fmarten niet heeft , als het overige gedeelte der menfchen ; dat men een ouden vryer mag beuken als een Stokvisch ; dat men hem met fpelden in de beenen mag prikken ; in zyn neus knypen ; met één woord , dat men een ouden vryer niet te ■baldadig kan behandelen. Ik begryp wel niet waar op deeze pynigende Philofophen haare grondftelling bouwen ; maar ik ben echter een treurig voorbeeld , zo wel daarvan dat zy dus denken , als ik overtuigt ben dat deeze Helling zeer oneigen is. •■ De dochters van een myner vrienden, dien ik veel bezoek, hebben my deeze vier laatfte jaaren mag ik wel zeggen" vervolgd. Deeze ftoute Meisjes zyn niet te vreden met het droevig voorrecht van my te plaagen ; maar zy hebben alle haare gebuurtjes hier toe aangezet. Zo , als zy maar de min•fte lucht krygen van myn bezoek , ('t welk ik echter altoos, zo veel ik kan , verberg,) zenden zy den knegt terftond, met een halfdouzyn kaartjes , aan haare Bond-  ONDERWERPEN. XXXI. BRlEF. 20-Q Bondgenooten , om haar op een kopje thee te verzoeken , en om den ouden Paay te helpen plaagen. By zodaanig eene gelegenheid , wordt myne komst in de kamer belet , door een dun gefpannen toutje , of lint , aan de deur vast gemaakt ; en dewyl ik wat byziende ben , zo gebeurt het dikwyls , dat ik dit niet gewaar worde voor ik al op myn kniën leg. Terwyl ik druk bezig ben om de ftof van myn zwarte rolkousfen te vegen, die gy weet dat ik beftendig draag , of om myn gekwetst vel te bepleisteren ; wip gaat myn pruik , en agter den fpiegel ; of de dartele Wichten kaatzen hem elkander toe , en dat met zulk een fpoed, en gaauwigheid , dat het my onmooglyk is die uit haare handen te krygen ; en ik ben verpligt , om tot groot genoegen van het gezelfchap , met myne naakte ooren te zitten. De laatfte reis dat ik de zotheid had om haar te bezoeken , hebben zy my deerlyk beet gehad ! De oudfte jonge Juffrouw , een geestig , kwaaddoend , en kwelziek fchepzel , kwam naar my toe , en beloofde my myne pruik weêr te geven , indien ik op een fluitje dat zy gaf myn bemind Dansje wilde fpeeleu : Och ik had geen  a?o brie Ven over vÉkscHEibÊrï geen kwaad vermoeden ! Ik Zette het aan ' myne lippen , en bloes uit al myne magt. Maar , tot myne groote verwondering, was ik in een oogenblik zo zwart als de' droes ; want de fluit was van binnen mèt roet ge vult ; en dat vloog nu , door al de gaaten , my zo in 't gezicht dat ik ónbefchryflyk geflelt was. Het jonger gedeelte des Gezelfchap weigerde de Pruik, voorgevende , dat ik aan de conditie niet voldaan had ; en zo haar Vader niet in' de kamer gekomen ware , ik zou denkelyk zo hebben moeten blyven zitten. Tk ben van natuur een goed , onhete* digend Schepzel 5 en worde niet heel ligt moeylyk ; maar zulke baldadigheden zal ik niet langer verdraagen :] dit is 't nog niet al ! de oude Vrysters met welken ik bekent ben , behandelen my niet beter , offchoon men zoude denken dat zy om de gelyke verachting , waar mede het jong volk ons behandelt , medelyden met haaren Broeder Martelaar moesten hebben :' dóch integendeel, zy geeven de Meisjes duizenden loopjes aan de hand om my te kwellen. Nooit word ik evenwel zo geplaagt dan in deeze Maand van April , waar in elk, zo  ONDERWERPEN. XXXI. R R IE F. 2?t zo het fchynt , zich de vryheid geeft om zich , ten koste zyner Vrienden te vermaaken. Ik beef van angst tegen dien tyd ! Nog niet langer dan gisteren j wierd ik als overhoopt met de vernederendfte gefchenken , deezer dames; en moest ik port be taaien voor een half douzyn Oestervaatjes met fteencn en keijen gevuld , en voor wel twintig Brieven my door den Post gebragt , welke niets bevatten dan oude Nieuwspapieren ; doch het geen my het meest boos maakt , is , dat ik , op dien dag , wel twaalf uuren buiten de ftad gegaan ben , om een' myner Vrienden, die men my bericht hadt dat op fterven lag , te bezoeken: In myn bed zelf ben ik niet gerust ; altoos vind ik 'er iets in dat my zeer doet, of hindert. Hoe veel ik ook van de jonge Meisjes moet ttitftaan , zo valt my evenwel de fpytige baldadigheid van zekere oude maagd veel ohverdraageiykgr ; en zo een oude Vryer als zodanig belachlyk is , is eene oude Vryfter het dan minder ? Ik weet dat gy my altoos den fchuld geeft van zoortgelyke ontmoetingen ; ik weet wel wat gy my altoos raadde : maar ik heb zulk een behagen in het vrolyk 1 dkeu S by-  272 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN eyzyn van jonge lieden , dat ik niet kan befluiten , om 'et my buiten te houden. Gy zyt een man daar zy achting voor hebben : ei lieve , fpreek eens een woord voor my ; laaten zy my dus niet kwellen, die zulk een Vrouwe- of Meisjes gek ben 5 enz. TWEE-  TVVEEENDËRSTIGSTE BRIEF. Antwoord op den voorgaanden. Ïk weiger niet om uwe voörfpraak tfc ?.yn ; maar zo gy met achting wilt behandelt worden , draag u zelf achting toe. Myne verkeering met lieden die veertig jaaren jonger zyn dan ik , heeft my nog nimmer iets onbetaamlyks aangebragt. Zoek des , in uw eigen gedrag , de bron van al de kwellingen , en befpottingen u aangedaan. Wy oude lieden , indien wy ons verflandig , en met de gepaste deftigheid ge. dragen , kunnen verzekerd zyn , dat men ons met die beleefde onderfcheiding behandelen zal , die ons zo aangenaam is : doch als wy ons op eene wys aanflellen die ons befpotlyk maakt , en ons dan in de verkeering met Geestige dartele Meisjes dringen , zullen de gevolgen altoo verdrietig zyn. Wie is dit te wyten ? S 2 Maar  2?4 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Maar gy zyt een oude Gek , myn vriend; Iaat u dit niet verftooren , ik bevestig maar het ilot van uwen Brief. Ik ben Man , ik ben W.der geweest, doch fta nu al vry gelyk met U , want geen van het jong goed heeft my in die eerwaardige betrekkingen gekent ; en wie word beleefder , wie word Vriendlykcr ontfangen door die zelfde Platjes , dan uw Vriend , de Schryver deezes ? DRIE-  DRIEËN:DER.STIGSTE BRIEF. "Wat is ons al vreugd gegeven In het vriendlyk Buitenlieven ! Oordeel zelf , ó myn Vriendin , Die ik hoogacht , die ik min ! Hier kan de. Afgunst ons niet ftooren; 't Lascren kan men hier niet hoeren: Voor de Nyd en voor zyn maats, Is in onze Cel geen plaats. Met een klein getal Vriendinnen Zoeken wy hier tyd te Winnen; Tydverdryven , is een woordDat by ons nooit wordt gehoort. Zouden wy niet vrolyk wezen! Dan wat werken , dan wat lezen, Dan wat eeten , dan ter rust j Ongekweld door dwaizen lust. Aan den waterkant gezeten , D^ar gelezen , en ontbeten ; Wyl 't Gïvogelt vrolyk zingt, En van tukje op telgje fpringl. I S 3 Lan£s  276 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Langs het fiootje door die boomen, Zien wy telkens fchuitjes komen ; Nu met melk , dan groente , of fruit, „ Blief je wat ? zoek uit ! zoek uit I " Als wy by de Vrienden blyven, (Op dat wy de Vriendfehap flyven ;) ó Dan is 't voor ons een feest, Dan pntfpannen we onzen geest! Deeze zingt een aartig deuntje, Van het ryke Boerenzeuntje ; De ander fpreekt , met veel verftand Van zyn weiery , en land. Ernflig mag men ook wel wezen; Maar de deugd wordt aangeprezen Door een vrolyk aangezicht : Godsdienst dient met vreugd verriebfc Coos , wy zyn zo bang van twisten l o 't Betaamt geenztnds den Christen,- En zelf onze Dominé , Is een vriend der ftiile vrée. Van dat lastig argueeren, Is 'er maar niets goeds te leeren; Om te doen wat God gebied , Hoeft 20 veel gehairkloof niet. 'm  ONDERWERPEN. XXXM. BRIEF. 277 in het goede altoos beftendig ; Niet veel ftellende in *t uitwendig; Vrolyk , midden in het kruis, Is de Godsdienst van ons huis, Coolief , kunnen ftedelingen Wel zo ruim zo vrolyk zingen ? Als men zich vergaapt aan fchyn , Kan men dan gelukkig zyn ? Gaat gy maar eens by uw' Buuren; o Wat moet gy dan wel uuren Om toch proper uit te gaan, Voor uw grooten fpiegel ftaan.' Honderd lesfen aan uw' meiden, Eer gy uit uw huis durft fcheiden : En vergeet ge iets , lieve tyd.' Dan zyt ge al uw vreugde kwyt, Wy gaan in ons daagfche pakjes, Qf in witte BedJejakjes , Naar de Vrienden , en 't is pas? 't Baste goed blyft in de kas. Opfchik kunnen wy ontberen, k Zindelyke is al ons begeerenj En is 't 's avonds eetenstyd „ 6 Dan hoeft 'er niets gemydt; S 4 Stort  5^8 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN. Stort 'er dan een driftig fpreker, Eens wat uit zyn vollen beker, Dat veroorzaakc geen gekyf: Kom , het heeft niets om het Iyf. In 't gezelfchap onzer vrinden, Is geene kiblary te vinden: Jaaren , overvloed , of ftaat, Doen aan onze rust geen kwaad. *t Goede hart weet ons te leeren Hoe het pas geeft te verkeeren: Daar de een de ander 't beste gunt, Is het alles goede munt. Gulle , onopged'erde Zeden, Schenken ons vermaaklykheden, Daar gy , in uw grootfche ftad, Nooit den • minften fcbyn van hadt. Wy beleeven gouden dagen ! Zouden wy om niéérder vraagen? Neen 6 goedertieren God ; Gy gaaft ons een Zalig lot. Zo wy onze rust niet ftooren, Gaat die vreugde' nooit veriooren : Niemand toch hoe braaf hy zy, Is 'er van gebreken vry. „ Coos»  ONDER WERPEN. XXXIII. BRIEF. 279 Coosje , wik gy ons bezoeken ? Kom , wy vinden by de Roeken, By de Prenten bezigheên , Die den tyd wel doen befteên. Wilt gy wandlen , wik gy vaaren ? Spreek maar , o wy doen het garen. Roeijen kan ik . . . hoe gy lacht! Ja , al heb ik weinig kragt. Als we op 't kransje zullen wezen , Zult gy voor, 't Gezelfchap lezen: Hoe bevalt dit u toch wel ? .. Nu , gy houdt niet van het fpel. Hebt gy ons adres verloren? „ By den Hwngpakkerscoorcn" .. Geeft u.en onze Brieven af; 't Geen ik u te kennen gaf. Nu , wy zullen u verwagten , Maar gy moet by ons vernachten 5 Anders doe de. moeite niet, Dat gy ons .eens weder ziet. Groet uw Vader , groet uw Moeder, Groet uw Zusters , groet nw Broeder, ' Zend ons morgen toch een brief: Nu tot weerziens * Nagt Cóosüef. S 5 VIER-  VIERENDERTIGSTE BRIEF. MEVROUW! T Ik ben , zo ik althans niet beter weet, nog ongetrouwt; en leef met myne Vriendin in al het genoegen 't welk een vergenoegt hart in het huizelyke leven ons kan mededeelen. Men zegt veelal , als 'er iets verhaal? word : „ daar moet iets aan 55 zyn " of zo als onze Boeren het noemen : „ men hiet geen Koe bont , „ of hy heeft wel een vlek " ; maar , van de vertelling dat ik reeds getrouwt ben , en dat myne Vriendin alledaag op den fprong ftaat , is zelf de fchaduw der fchaduw een zot verdichtzel. De eerfte tótvinders deezer Fabel , moeten toch l rechte krukken zyn ! Anders konden zy zo wel de Perfoonen , als de verbintenisfen «it hun harsfchenvat gehaalt hebben : en zo wel gezegt met wie , als dat wy zouden trouwen , of getrouwt waaren : Hoe bepaalt zyn de Meafchelyke vermogens ! Plaats  ONDERWERPEN. XXXIV. BRIEF. fi8l Plaats des , waarde Vriendin , dit uitftrooizel op de groote , lange , zwarte Lyst , der Babbelaryen , en Onwaarheden , die 'er daaglyks , door lieden f van onderfcheiden flag, ftaat , jaaren , fexc, gezindheden en landaarten , wordt uitgegeven ; en die ons duidelyk doet zien , ' dat die menfchen , juist niet behooren # in de rei van wezens , die der redelyke Natuur eere aandoen ; of van eenig nut zyn in de Maatfchappy waar toe zy behoren. Doch , dat is hunne zaak en niet de onze : en het oordeel dat wy gettreken hebban is zeker aller billykst. Hoe lang wy onze dagen maken , door met de Zon opteftaan , wy hebben altoos tyd te kort. Wy worden zo dikwyls in onze bezigheid geftoort , dat wy wel eens half wenfehen , in een afgelegener hoek onzes Vaderlands met 'er woon vertrokken te zyn. Twéé Vriendinnen , die haar leven der oefening , en , zo wy hoopen , ten besten haarer Landsgenooten wyden , fchynen zulke Rariteiten, dat men , als 't waar , niet gerust kan iterven , ten zy men haar ik haar huizelyk leven eens gezien heeft. Edel , en Onedel heeft deeze gril in 't hoofd.  282 BLIEVEN OVER VERSCHEIDEN hoofd. Nu word ik bezogt door een ftyf eenvoudig Burgermensen , dat my welmenend zegt , waarom hy komt . dan moet ik eene Barones of eene Gravin opaagten ; en niet zelden vraagt men aan my zelf, „ 0f men de eere niet kan „ hebben om my een oogenblik te fpre„ ken." „ Maar ik was het zelf Mevrouw " ' „ Excufeer my ! ik had de Juffrouw jon„ gcr, of ouder, of grooter of kleender „gewagt"! CAI naar 't uitkomt,) is het antwoord. Schoon ik zéér wél begryp , waarom men my niet neemt voor die ik ben : myn Huizelyk voorkomen ; een gewaad dat alleen zindelyk is , en geene de ramde ornamenten gedoogt , js dat Juffr. Wolff ? Diar by krygen wy brieven uit , ma? k neggen de vier winden des hemels ' en dewyi wy nog niet wel kunnen doen gelyk Rousseau , die de brieven , welke hy van onbekenden kreeg , ongeopent weg lei , geen tyd hebbende om die te beantwoorden , al verdienden zy ook antwoord ; zo gaat 'er ook al weer tyd mede heen ; en het Brieven fchryven aan Famihen trekt 'er doorgaans zo wat in , ais alles wel is. En pas/anl » ik leg gee' ne vriendfehap ter zyde met Menfchen die  ONDERWERPEN. XXXIV. BRIEF. 2*3 die ik als leden myner eigen Familie aanmerk ; en die my alle reden van genoegen geven. Niet weer uit dien gronttoon te fpeelen ! Nog een woord van trouwen. Waarlyk gelyk ik zeg , wy hebben 'er de tyd niet toe : al zo min als om ons te bemoeyen met die wisfewasjes die anderen raaken , en daar meê uit. Doch, zo rasch wy die frats in 't hoofd krygen, om , in onzen ouden dag , het Huuwlyksjuk aan te pasfen , zult gy de eerfte zyn , die deeze onze vlaag van zotheid, •in confidence , gezegt wordt. Wy maken ons gereed om voor eenige weken van huis te gaan , doch hier door verletten wy niets ; integendeel , huisgenooten te zyn van hartelyke Vrienden , die veel fmaak hebben ! — altemaal winst. Vaarwel. VYF  Wfendertigste briër WAARDE VRIEND! o ITAet betaamlyk waarnemen van den Zondag , is by zeker zoort van menfchen geheel en al uit de mode ; doch die dag wordt nergens zo flegt waargenomen , dan m onze groote fteden. Het groot vertier van eetwaren, dat 'er in de omliggende Plaatzen , des Zondag is , is by naar ongeloofiyk; men moet het van goederhand weten , ©f men houdt het voor eene Fabel. Ons gemeen-volk neemt dat gedeelte des Gebods, „ gy zujt geen werk doen „ ^ zeer Godsdienstig in acht ; maar leidt met een daar uit af, dat dit volle vryheid geeft om dien dag in vermaaken door te brengen. De meesten gaan op dien dag naar Buiten ; een regenachtige Zondag is voor hen eene zeer droevage omftandig-  ONDERWERPEN. XXXV. BRIE?. ^5 De welgeflelde Burger rydt , mar zyn klein Buitenverblyf ; dat niets. van het Landsvoorkomen heeft , dan de treurige klimop , die dcszelfs voormuur bekruipt. Hy zoekt zo een Optrekje , ook zo na aan den weg als maar mooglyk zy ; en. het vermaak dat hy ontfangt uit dat geweid , en gevlieg , doet hem vergeten dat by in een wolk van ftof befloten wordt. De verwaande Kantoorjongens , en Winkelknegts \ maaken op deezen dag ook eene zeer zwierige , en veel beduidende vertooning. De goede man rydt met zyne Vrouw aan zyne zyde , den weg langs , niet weinig benydt door den voetganger; die geduldig , met een kind op den arm, terwyl zyn wyfjelief op zynen fchouder leunt , al zweetend voortwandelt. Deeze vertooningen , waarde Vriend , heb ik dikwyls met oplettenheid befchouwd; offchoon ik nooit heb kunnen merken , dat het Land , en deszelfs bekoorlykheden , eenigen indruk op hen konde maken : het is hen genoeg dat zy des Zondags buiten de poorten zyn ; en veelen bedienen zich hier alleen van om zich eens ter deeg goed te doen ; zy gaan uit de  286 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN de ftad om dat zy t'huis niets te doen hebben. Een Paarde wed is voor hen zo aangenaam als een Karnhuis. Zy gaan zonr der de minfte opmerking door de fchoonfte Koornlanden ; doch verheugen zich op het gezicht van een uithangbord , waar in met groote letters gemeld wordt ; mt i} Hier verkoopt men Bier en Mol." Het leven van een welgeftelt Burger is zo eenparig in de week , en zo eenzelvig 0p Zondag , dat , Zo wy eens een dagverhaal van zyne Zondaagfche yerrich. tingen hadden , het denkelyk hier op zoude uitkomen : Zondaags Dagverhaal van Joris Treuzelaar. Zondag. My zelf verfiaapende. Ik ftond ten negen uuren op. Ik was een geheel uur bezig om myne fchoenen met kurken zooien aan te pasfen. Ik kon geen ontbyt krygen , zo druk was myn Vrouw doende , om zich te kleden , wyl zy ter Kerk ging. Tien duren. Al myn Volk ter Kerk ; ik in de kroon by moeder Paf , rookte een  ONDERWERPEN. XXVIII. BRIEF. 28> ëen halve pyp , dronk een fles mol. NB. de mol zo goed niet als ih de Adam en Eva. Èen Uür. Gegeten : het vleesch was niet gaar , en de pottage rokerig. . Myn Vrouw dwong my om in een Chais met haar naar te ryden. Maar het weer lïondt regenagtig : ik knapte een uiltje , en fchreef tot vyf uuren in myn Groot Boek posten over. Pro memoria : Jonker fnoever heefc het am't niet gekregen ; morgen moet ik hem van wegen zyne fchuldén laaten arrebteeren'. Zes Uuren. Juffrouw Snipfnap by myno Vrouw op de Thee. 't Is een flimme gast , en zy babbelt zonder ophóuden. By Buurman den Cöllecfeur ingevraagt , en met hem naar — gekuyerc. Van zéven tot agt uuren , in de Keizerskroon' ge ookt eene pyp ; gegeten twee boterhammen ; en een fles wyn met ons beiden ge honken. NB. Nu en dan een fles witten wyn drinken ; orri da; Buurman zegt dat zy goed is voóf het zuur in de maag. Nége" uurevj weer haar huis » zeer verl. deel, T rnoeid,  V S83 BRIEVEN" OVER VERSCHEIDEN moeid , en afgemat. Myn kaneelkleurde rok , en blaauw fatyn Kamizool uitgetrokken ; en naar het College gegaan ; drie pypen gerookt; twaalf uuren t'huis, • en zeer vast gefiapen , tot dat de Wirxkelknegt- my kwam wekken , om order te geven , dat Jonker fnoever geknipt wierdt. Hoe onbetaamlyk dit dagverhaal ook voor een Zondag zy , zo is het nog geheel onberispelyk als men het zoude vergelyken by dat , 't welk lieden van een fchuldig karakter , die geheele weken aan hunne zaaken als gebonden zyn , kunnen opilellen. Het Kerk gaan zelf , mag waarlyk op de Iyst der Zondaagfche vermaaklykheden geftelt worden. Het maakt ook by welmenende Menfchen eene zoete verandering in hunnen daaglykfchen levenstrant die men geleert heeft met het zelfde oogmerk In de Kerk als in den Schouwjurg te gaan. By «enigen beantwoordt het aan alle de oogmerken van een Bal , of Party : namentlyk — „ om gezien te wor9i den en te zien." £n als een eenvoudig mensch agt geeft ,  ONDERWERPEN. XXVI. BRIEF. 38o geeft , op hunne buigingen , groetingen, knikkingen , toelachen , en hoorbaare luisterende gefprekken , zou hy wel haast denken dat hy in een plaats waar , daar men te faamen komt om zich te diverteeren By anderen geeft het Kerkgaan de fchoonfie gelegenheid om hunnen opfchik , en fmaak in zich te kleden , te doen kennen. Ik meen ook , dat veelen ter Kerk gaart , meer om het heerlyk Orgelfpel , dan wel om geleerd en gefticht te worden door het aandagtig aanhooren van eene uitmuntende, redenvoering , uitgefproken door een man die indrukken heeft van de groote waarheden die hy ons voordraagt. Ik hoop niet , waarde Vriend , dat gy één der genen zyt , die op zulk eene onbetaamlyKe wyze den Zondag doorbrengen ? ik begryp wél dat gy , die de geheele week aan uw kantoor verbonden zyt» wel eens des Zondags eene uitfpanning wilt nemen : maar is het betaamlyk alle de Zondagen , geheel en al , toetewyden aan uitfpanningen , die een braaf mensch, 'c welk belydenis doet van den Christelyken Godsüienst , geheel en al aftrekken , van de gelukkige gelegenheden , die hy in eene groote fta.1 heeft , ?om door de Wtmuntendfte mannen , in meer dan eene T a wal ,  &go BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN taal , onder meer dan eene Gezintheid , onderwezen te worden , in die plichten , die ons door onzen Schepper ten duurfte zyn aanbevolen ? Kan men dm ogrenddienst niet bywoonen , en dan nog eene den mensch betaamende uitfpanning nemen? Ik geloof dat niets meer uitfpant dan een wandeling , met onze beste Vrienden , indien wy zorg gedragen hebben om zulke menfchen tot onze Vrienden uittckiezen , daar men riet mede kon verkee-en zonde* wyzér } en beter te worden. Eene wandeling vervult den Geest met nieuwe en aangename denkbeelden ; zo men maar oogen heeft om het fchoone gelaat der Natuur te befchouwen ; zo men maar een hart bezit dat gevoelig is voor de zegende hand des Almachtjgen ; zo men maa? fmaak genoeg heeft om het ver.ukkelyk gezang der blyde voogelen te verkiezen , boven het verward gefchreeuw vas eene zo genaamde vrolyke Party ! Ga n^oit ter Kerke uit fjeur • en nog minder met zondige oogmerken , die zeer wyt uit elkander kunnen lopen , en echter alleen misdadig zyn , ga ter Kerk met een Godsdienstig oogmerk j en ga daar ter Kerk , daar gy het best aan dat©egmerk kunt voldoen. Laat u , op dit ftuk-  onderwerpen. XXXV. brief. 291 ftuk niet dwingen. Niemand heeft recht om u hier omtrct bevelen te geven. Stel u alleen in ftaat , om de vsrfiand!ge predikatiën van eenen Hulshoff , eenen Mamin>t , eenen Nuys van Klinkenberg , eenen Couperos , eenen Grouw enz. te kunnen verkiezen boven de niet zamenhangende , onbewerkte , en niet tot ftichting dienende redenvoeringen van mannen , wier namen te noemen haatlyk zyn zoude ; en geen *t minste nut doen kan. Niets is zo betaamlyk in den Prediker dan eene ernftige , en eerbiedige voordraging , en eene edele eenvoudigheid in alles wat hy ons te zeggen heeft ; de geaffecteerde welfprekenhe;d is nergens zo misplaatst dan op den predikftoel : de manier van zeggen zie ik gaarn zo onopgefmukt als ss Predikants gewaad. Een Petitmaïtre op den predikftoel , is voorzeker eene befpottelyke figuur. Het herhaalde , 6 en ach , en het vinnig flaan op den bybel , moge het onkundig Volk aandoen „ by my is het niets dan , $ en ach , en vinnig flaan op den Bybel. Is 'er , waarde Vriend , niet iets aangenaams , op zekeren dag , wel aangekleedt, en met eene goede ordcntelyke houding \ T 3 te  292 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN te faamen te komen , in een fchoon , zindelyk , welgefchikt Gebouw ; alwaar men door één man , die men vertrouwen mag dat zich hiertoe wel heeft voorbereidt , hoort fpreken , over zaken van het allergroot Se belang , daar men , met de geheele gemeinte , op zyne ftemmelyke Voorbede , den Almachtigen en goeden Schepper , aanbidt , en looft ; en m wiens gunst men zich aanbeveelt ? of denkt- gy dat de genoemde mannen , en zy die hen gelyfcen , niet verdienen daf wy hen onzen aandagt wyden ? Laaten wy zo dwaas niet zyn. Het is voor my altoos een uitmuntend genoegen zulke mannen te hooren , over onderwerpen waar W zy eigenlyk het fterkst zyn. Het hooren eener fchoone Predikatie is ook wel ééns zo opwekkend , dan dat men die by zich zelf leest ; ten minften ik dien dat hulpmiddel wel te hebben. Ik ben al zo zeer tegen de gottifche vertferfels onzer Kerken , als tegen de Wapens , die my alleen overtuigen dat de ydelheid den mensch nog in zyn graf volgt 5 maar een heerlyk Kerkmuziek heeft iets dat het hart opheft , en voorbereidt tot het groote oogmerk waarom men daar by een komt, / Denk  ONDERWERPEN. XXXV. BRIEF. 293 Denk uit uw zelf , en laat u toch niet door laffe fpotternyen affchrikken , om den publiquen Godsdienst beftendig en met de beste oogmerken waar te nemen. Geloof my, de Ver Handige Voorftanders der Openbaare Gods.iier.stoeffeningen zyn geene lieden dien men zich kan fchaamen te volgen. Zy zyn uwe achting , uw vertrouwen waardig. Neem de vryheid die ik in deezen ge' pruik ten goede , als verzekerd dat myn oogmerk goed is , en u mooglyk van dienst zyn zal deezen eens met oplettenheid te lezen. T 4. &ft  NASCHRIFT, ï~Tet Papier is vol ; ik zal u echter nu ik over dit onderwerp gefchreven heb- oe , nier uitlchryven: De Gelp.ofsbelydenis van eenen Ongelo? vigen. Ik geloof , dat 'er geen God is ; maar dat de ftof God en God de ftoffe zy ; ea dat het 'er niet op aankomt of 'er een God is of niet. Ik geloof dat de Waereld niet gefchapen is ; dat de Waereld uit zich zelf is; dat zy geen begin heeft genomen ; dat zy voor eeuwig in ftand zal blyven. Ik geloof dat de Mensch een Beest is ; dat de Ziel is het lichaam , en het lichaam de Z el ; en dat 'er , na den dood , noch ziel noch lichaam zyn kan. Ik  onderwerpen. XXXV. brief. 295 Ik geloof dat 'er geen Godsdenst is ; dat de Natuurlyke Godsdenst de een ge is , en dat alle Godsdienst onnatuurJyk zy. Ik geloof niet in Mozes : ik geloof niet in de Philofophie ; ik geloof niet in de Euangelisten : ik geloof in Cor.Lws, Voltaire , Roosseao , de la Mettrie, Hobbes , Baylü , en Bolincbroke. Ik geloof in geene Openbaaring , maar ik geloof in de Overleveringen : Ik geloof in den Talmud , ik geloof in den Alcoran , maar ik geloof niet in den Bybel : Ik geloof in Socrates , ik geloof in ConFosius , ik geloof in Mahmnct , maar ik geloof nie: in Christus. Eindelek : ik geloof in al het Ongelovige. T 5 Z E S-  ZESENDERTIGSTE BRIEF. LIEVE NEEF ! ,LJaar is geene bewoording In de he dendaagfche Byeenkomsten , zo onbeteekenend , zo weinig bepaalend , dan de woorden goed Gezeljchap. Gy zyt in die jaaren ^t gy uwe intreede in de waereld kunt doen : de wyze waarop gy zyt opgevoedt, heeft u in ftaat geftcIt ? Qm ^ ^ als een zot , met een kinderachtige befehaamtheid , en met eene onedele houdfflg te verfchynen : ik hoope maar . dat gy , deeze klip mydende , op geen veel gevaarlyker moogt te gronde ftooten! Gy zyt grootsch ; men kan u geheel verkeerde denkbeelden geven van fatzoendelyke Byeenkomsten. Laat ik u hier over eens onderhouden. L eien van aanzien , Lieden van de MoJe , bedoelen met deeze woorden , al-een zich zelf; en zien op alle andere men-  ONDERWERPEN. XXXVI. BRIEF» 297 menfchen , zo ais de oude Romeinen , op alle vreemde Volken neder zagen , als , op Barbaren. Gevolglyk , zyn in hunne taal , Lieden van adel , Lieden die groote en gewichtige Amten bekleden , Lieden die prachtige titels hebben, goed gezelfchap ; en met hen te verkeeren is , in goed gezelfchap te komen. Lieden van groot vermogen , rekenen het fatzoen van een Gezelfchap af, naar de honderd duizend guldens min of meer die de leden van eea Gezelfchap bezitten. Om die reden , zal een Groote , uit den Schouwburg of de Opera komende , zeggen : „ daar was zeer veel Volk , , doch geen goed gezelfchap ". En Mevrouw Superbe , gaat in-de Franfche Kerk, niet om dat zy Fransen genoeg kent om de Predikatie te verilaan , och neen ; „ maar om dat men in cie Franfche Kerk het beste Gezelfchap vindt." Ik denk , waarde Neef , dat gy , indien gy in 't oog houdt om wat reden men met zynen evenmensen verkeert , niet zult geblinddoekt worden , door dit gezwets. Al wat den mensch noch beter , noch wyzer , noch aangenamer maakt , kan , ab  108 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN als wy van waarlyk goed gezelfchap ïWzten met het allerminfte in aanmerking komen. * De Helling , „ dat men altoos met zyn „ meerderen moet verkeeren " , weet gv ? maar ik fta in twyffel of ik die meer dwaas , of wel onuitvoerlyk moet noemen. De denkbeelden van Goedgezelfchap loopen nog al veelmeer uit elkander. Menfchen die geen Ziel hebben om te kunnen beminnen en hoogachten , de zulken die in het ryk der zeden boven hun uitfchitteren ; en hier toe is veel meer nodig dan het in den eerfteq opfiag fchynt; die Menfchen beminnen altoos zulken die met hen het meest overeenkomen : niet onderzoekende of die overeenkomt uit goede of kwaade heblykheden ontflaat. Onze Landaart gaat veelal by de Buitenlanders door , voor log , en onaandoenlyk. Zy die ons het gunstigst behandelen , weigeren ons geen gezond verfland ; maar vernuft , en geest , moet men by geene menfchen zoeken , die zulk een laag Land bewoonen s zulk eene dikke lucht inademen. Indien zy zeiden : 5? dat ons vernuft van  ONDERWERPEN. XXXVI. BRIEF. *99 ;, van een andere zoort waar , dan dat „ eens Franschmans , of het Humeur van „ een onbefchaaft Engelsman " , wy zouden het kunnen inlchikken : nu is het een zeggen dat de ondervinding tegenfpreekt. Er is wel eens een tyd geweest , dat onze deugdzaamfte , en ernftigfte Landslieden , het Lachen voor eene groote zonde hielden : doch die dweepcry is verdweenen ; ook, was het nooit een Volks* gevoelen ; waar het hier op aankomt. Wie worden , by de menigte voor goede Gezellen gehouden ? Zulke , die , zo als men het noemt , een heel gezelfchap kunnen vermaken ; en waar in beftaan die bekwaamheden ? In Nabootzingen eigenlyk gefprdken. Jan Woest wordt voor een recht aartige vent gehouden , om dat hy meer van een trommel dan van een mensch heeft. Piet Praat Raer , wordt om zo te zeggen opgekogt , om dat hy zo natuurlek kraayen kan als een haan , en zo glad "het Smouws fpreken , dat de haanen, en de Ifraëliten beide door hem bedot worden. Kees Vlug , o die moet men voor al hebben , zo men zich wil vermaken ; hy kan al de poppen uit de Vierkronen zo naauwkeurig na doen , dat men zich  SCO BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN zich flap moet lachen , als men hem bezig ziet... Maar genoeg. Gy zult geen meer voorbeelden nodig hebben om te zien het geen ik U meende onder het oog té brengen. My dunkt , dat 'er geen lager geen aanflootelyker Karakter zyn kan, dan aat , van een fnaak van beroep te zyn ■ en echter deeze drie fatzoenen , waar van * u het afbeeldzel gaf , Zyn niets anders : zo men hen verboodt , deeze armhartige loopjes te gebruiken ; zy zouden waarlyk den floel niet waardig zyn , die men duldt dat zy bezitten. Een gezelfchap dat den naam verdient van Gocdgezdfchap , moet, naar myn in™ zien , beflaan : Uit Lieden die wel opgevoedt zyn , (of zich zelf wel hebben opgevoedt 0 die befchaaft zyn zonder fl-yfheid ; vrolyk zonder laffe loopjes - u;t lieden die wél denken , wél fpreken' Wier zeden onberispelyk , en wier onhandigheden in order zyn : uit feden die zo als men het noemt , wel wit mo-en zien ; doch die te veel achting voor zich zelf hebben , om iets te doen , of te zeggen , dat met de b^taamlykheid flrydt Z.e daar , zulke lieden maken een goed gezelfchap uit. Nu s het zeer zeker , dat m meest alle rangen van menfchen , zul-  ONDERWERPEN. XXXVI. BRIEF. JOI zulke liede-n gevonden worden : doch ik heb verfcheide redenen om u te vermanen , dat gy u by hen voegt die omtrent met u in ftaat gelyk zyn ; ten minften , zo gy die tot uw byzonder , en vast Gezelfchap verkiest. Door altoos in het byzyn uwer Meerderen te wezen , zult gy u mooglyk in gevaar brengen , om , ja , wel beleeft behandelt te worden ; maar echter, met dat , voor een edel hart ondraaglyk bewys van minderheid ; van eene minderheid die reeds de harmonie der Byeenkomsten breekt. Men zal u geduurig doen zien , dat men begrypt , hoe veel eer u vergunt wordt van met een zo groot Heef omtegaan ; en zo die groote Heer , niet een waarlyk goed karakter heeft , weê ü dan ! Maak u gereed om zyne Caprices toetejuichen ; om zyne fchuldige vermaken te helpen begunstigen ; om , mooglyk , uw geld , uw gezontheid , uwe zaken te verkwisten , te ondermynen , en in den grond te helpen. Gy zyt in des te mindere verzoeking , om dat gy 'nooit iri de bittere noodzaaklykheid zult wezen een amt af te bedelen : Want zo gy uwe zai ken wel waarneemt , ,en de Hemel uwe naerftigheid gelieft te zegenen , zult gy uw  302 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN ow erger, heer kunnen blyven ; uw eigen Heer ! Geef dit voorrecht nooit over • durf neen zeggen , als de deued , of de' betaamlykheid , of uwe byzondere omJanbgheden willen , dat gy neen zegt Maar. ö Ik ken haast niets ongelukkiger , dan dat een jongel'ng in de Waereld verfchynende , onder laag Volk vervalt. Ik noem zedige , naerftige , geringe Burgers , geen laag Volk ; doch die zoeken ook het gezelfchap van jonge , wel gegoede , luchtige knaapen niet : ik noem laag Volk , zulken , die al de ondeugden hunner meerdelen hebben , maar die geen de minfte veo'deelen der opvoeding- bezittende , nog véél aanflootlyker zyn , dan zy die hum ne buitenfporigheden me: een zweem van welvoeglykheid vern.sfen. Jonge Heeren , m weiken men den trek tot het byzyn van laag Volk ontdekt J moet men verdenken , 0f van een zeer gering kiuipend vernuft 5 0f van eene verkeerde opvoed ng , of van eene kwalyk geplaatfte groot-rilheid : en gemeenlyk is die grootschheid het voonbrengzel der twee eers tgen09m.de oorzaaken. Jon-  ÓHDERWERïEN. XXXVI. BRIEF. p$ ' Tongens van eene flörzige geaartheid , ^M.tv™ 4 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Maar , is 'er zo veel aan gelegen dat gy goed gezelfchap zoekt ; nog van oneindig meer gewigt is , het uitkiezen van eenen Vriend ! Haast u , daar omtrend niet ! Behoed UW hart boven al wat te bewaren is: uw hart , ( ik ken het ) zal maar al ie gereed zyn , om uw bedaart oordeel voorby te vliegen. Daar is waarlyk niets zeldzamer dan een Vriend : ook dan , als het zedelyk karafter geene berisping ondergaan moet ; dit is voldoenend voor een gezél : maar in uw Vriend zult, gy. iets meer moeten hebben. Baar is eene , mag ik het zo noemen, Famieliezucht tusfchen zommige Zielen : daar is , zéér zeker , een Sympatie der harten ï de ondervinding leert dat duidlyk ; maar wy vinden , doorgaans , te veel behagen in dingen die ons zo veel niet behagen moesten , om dat zy Van kleine waarde zyn ; en wy nemen wel eens voor die Sympatie , iets , \ weIk dien naam niet verdient. Mooglyk verftaat gy dit nog niet : de ondervinding zal het u dan moeien leeren , gelyk zy het my , en zy alléén , kon leeren. Begin uwe Vriendfchap niet door het ver- trou-  ONDERWERPEN. XXXVI. BRIEF. 3^5 trouwen ! het vertrouwen is het Zegel der Vriendfchap. Hoe veel reden gy ook meent te hebben , om over hem , dien gy tot uwen Vriend verkiest , en die u voor zynen Vriend verkiest , wél te denken , draag oplettende zorg dat gy u onder geene verplichtingen brengt ; voor al hiet , in Geldzaken. Ik zal u niet zeggen : „ gedraag u zo omtrent uw Vriend, „ dat , als hy uw vyand wordt , hy U >, niet kan benadeelen in de achting van ,, anderen , door uwe gebreken te ontdekken. " Agtcrhoudenheid doodt de Vriendfchap. Dat zeg ik , leef zodanig , en denk zo edel , dat, indien uw vriend uw vyartd wierdt j hy nog altoos gedwongen zal zyn u te achten , lange na dat hy u niet meer bemint. Maak niet fpoèdig Vriendfchap ; doch als gy die gemaakt hebt , breek die nooit ; moet uwe bevende hand , die zagte fnoeren los maken ? doe het voorzichtig ! laaten zy niet breken : wie weet het ? zy kunnen weer toegeftrikf worden. Schik van uw Vriend alles in dat gy maar kunt ; en denk , dat men veel gemaklyker zich een Vriend kan uitkiezen , dan hem behouden : maar , y 2 voor*  306 BRIEVEN OVER. VERSCHEIDEN vooral wees gerust dat ik de Vriendin van uw beltendig geluk ben , en dat ik my daarom de moeite geef om zulk een langen Brief aan u te fchryven. enz. NE-  ZEVENENDERTIGSTE BRIEF. WAARDE ZUSTER J IVÏenigmaal hebben wy met elkander gefproken , over zulke onderwerpen , die de dwaasheden van beide Scxen ons aan de hand gaven : Wy zeiden wel eens niet te Weten , of eene vrouw met het voorkomen eens mans , dan of een man, die eene coquette naaapt het bclachelykst was ; hier in waren wy het eens , dat zy beiden even zeer afweken van die oogmerken waar toe zy gefchapen wierden. Deeze gedagten zyn weder hy my verlevendigd , door de gelegenheid die ik heb om daagelyks een figuur te zien , 't welk ik u zal befchryven , onder den naam van de Eerwaarde Heer Geurig ; die den kerkelyken ftaat omhelst heeft , om dat 'er in zyne Familie, eene zeer fchoone ftandplaats te begeven was. Hy is bekent by de Dames, met den naam van de Mooye Domifie ; hy is , voor zq verre ik zien kan , het allcrkieschte V 3 fchepr V 3 fchepr  $o3 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN fchepfel dat men zich kan voorftellen ; en verfchilt zo veel van zyne brave Collega's als een Officier van een' Rechtsgeleerden. Als hy zyn dominees gewaad niet aan heeft , en daar in ziet men hem nooit dan als hy prediken moet ; is hy gekleedt in * een Üchtpaerelkleurde rok , met witte zyde gevoerd , een zwart zyden kamizool, broek en kousfen. Zyne fchoenen zyn van zagt hondsleer , by de Hernhutters gemaakt , en men zegt dat hy een zyner toonen die de properheid zynes voets hinderde , heeft laaten afzetten. Zyn pruik is niet al te ortodox ; want fchoon het openlyk kettery zoude zyn , een zakpruik te draagen , zo heeft zy echter het front van een zakpruik ; en de boucles zyn zo coquet by elkander opgeki-uk , dat wy het volle gezicht van zyn kostelyke diamanten ftropgesp behouden. Zyne handen , die hy in amandelbrood wascht , bewaart hy in witte kabretleeren handfehoencn. Zyn Jabot is van de' fynfte Brusfelfe kant ; en zyn zakdoek van keurlyk batist , is bewierookt met al de liefelyke reuken van Monfieur Rigagneau , Reuk werker' op "het Rokkin. Hy is van voornemen om eerstdaags een 3'6!sje naar Vrankryk te doen ; met geen ègdcr oogmerk , dan om zyne gegaloneer- ds  ONDERWERPEN. XXXVII. BRIEF. 3OQ' de kleêren nog eens te kunnen dragen , nevens zyn' degen en zakpruik ; maar hy ziet i geen kans om zo veel beurten bezorgt te j krygcn. Ik heb dat jonkertje hooren prediken , en kan u verzekeren dat zyne predikatie al zo modieus , al zo zwierig was als zyn gewaad. Hy nam zyn text uit het Hooglied , en haalde zo veele brokken van Griekfche en Latynfche Dichtftukken aan ; hy maakte zulke treffende fchilderyen van eenige zaaken , die ik geloof dat niet veel nichten , dat ik die mooije Domine niet meer denk te ^ hooren. Hoe gunftig men ook over zyn evenmensen verpligt is te ooidcelcn , zo dunkt het rny echter , dat deeze zotheid niet door den beugel kan ; en dat men geen groote gedagten kan hebben van een man die zo geheel en al afwykt van dat betaamlyke , 't welk de ftaat door hem aanvaard , van hem eischt. De agting die ik heb voor de order , doet my dit met te meer misnoegen zien ; 'er is iets zo ftootend in het uitwendige van deezen mooijen Domine , en het amt dac hy bekleed ! Ik befluit , uit dit uitwendiV 4 ëe >  3ï° BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN ge , geenszinds dat de Eerwaarde Geurig een flegt karakter heeft , niets minder : maar , ik kan het niet helpen , ik vrees dat 'er in zyn hoofd iets niet zo is , als het in gezonde harsfenen geftelt moet zyn. Hy moest anders , dunkt my , zo dra hy zjch vqorftelt welk een arnpt hy bekleed', zich zelf vraagen : „ is dit een gewaad „ voor een man , die van wegen zyn be,, roep , verplicht is , om eene Christe», Iyke gemeinte , de groote en heilige ,, waarheden des Euangeliums te verkondi„ gen ! kan ik de nederigheid , de zelfsver„ zaking van myne mede Christenen vorderen, „ terwyl ik als een Petitmaitre met afgcpas?, te treden , den predikftoel opgedanst zyn,s de , ten all er ff erkft en toon hoe verliefd „ ik ben op my zelf ; en hoe ik my door myn opfchik onderfcheide van anderen" ? De zucht van de vrouwen voor den opfchik , is ons zo veel duizend jaaren verweten , dat men wel moet toefiaan dat 'er iets aan zy ; doch is een meisje piet duizendmaal verfchoonlyker , indien zy van deezq zwakheid te befchuldigen is , dan die fex die zich zo zeer — zo zeer gfootlyks boven ons verheven acht ? Verbfeld u eens een dikken grooten Kajanus W. Z£? voec Rhynlaqds , voor een toilet , be-  ONDERWERPEN. XXXVII. BRIEF. $i bezig " verbeeld u , dat hy zyn groot breed aanzicht in den fpiegel bekykt ; zyne wenkbraauwen verft en kamt , zyn fletse kleur ophoogt met het een of ander water ; een mouche legt. . . maar rk kan het niet langer uitftaan ; terwyl zyn knegt, -1 zo groot een pronker als zyn heer, even veel werk maakt van zich zelf ; en dat deeze twee groote poppen vervolgens de ftad doorwandelen , met geen ander oogmerk dan om de oogen der fex yder die in zyn rang behooren , te trekken. Ik heb het meermaal beweert , dat 'er zo wel gebreken als deugden zyn , die voor onze 'en voor de andere fex meer gefclnkt fchvnen , dan wel anderen : 't i» ook zo in dit opzicht. Een meisje dat te veel moeite neemt om zich optefchikken , doet iets kinderachtigs : maar een man dte z1Ch blanket en mouches legt , is een zedelyk monft-r : & weec niet 5n wat klasfe hera Te plaatzen ; ik kryg bezoek. Vaarwel ! y s ACHT.  ACHTENDERTIGSTE BRIEF. WAARDE NICHT j ieer gaarn kwvte ik mv van ^ — Vigeer gaarn kwyte ik my van den aangenamen last , my , toen ik affcheid van " nam doo,. u opgdegt . hy ^ » te fchryven , indien in de afgelegen Provmcie , werwaards ik heen' vertrok my iets aanmerkelyks voorkwam ; ik J. dat ik nu occafie hebbe om u te voldoen. U , die uw Vaderland zo wel kent • eeBe Geografiefche befchryving te geven van het oord waarin ik my bevinde , zo^e my m verdenking kunnen brengen , dat ik my vry wat liet voortaan op myne wyze van omfchryvwgen. Het is u wel bekent dat deeze Provintie een geheel ander voorkomen heeft dan het prachtig en fterkbevo kt Holland : de menfchen verfchillen zo wel m hun gewaad , als fpraak , en maBieren ; zo wel iQ levenswyze , als in  ONDERWERPEN. XXXVIII. BRIEF. Sïg begrippen, van hen, met welken zy in rang gelyk flaan , doch die , door een faamenloop van gcheele andere omftandigheden , wel antipoden van deeze brave gastvrye , doch eenigzinds minder befchaafde menfchen fchynen. Gy weet , waarde Nicht , dat ik daar heen ging , om eene oude Zuster mynes Vaders te bezoeken ; die , aldaar , op een zeer fchoon landgoed , met drie haarer doehters woont. De hartelykheid waar mede Tante , en de drie- freules my verwelkomden , kan ik niet befchryven ; en 'c zal nooit uit myn aandoenlyke ziel ge* wischt worden. Ik .kan 'er wonderlyk wel te regt komen ; en de Dames houden my voor een jongmaa die zyn familie geen oneer aandoet i want , dat gy St weet J de oude Dame heeft het landzwak I Zy loopt hoog Set haare familie J en heeft zelf een ftamboom getekend , ettelyke vellen groot , waar uit blykt dat uw onderdanige dienaar , nog een oudeigen op eenige voorrechten heeft , alleen aan den adel gefchonken. Het landgoed is wel zes uuren van de naastgelegen ftad j en, die ftad zou in Holland naauwlyks den naam van een dorp kunnen draagen. Ik vond myne Nichten nog in japonnen met  3^4 brieven over verscheiden f met flarys, fchoenen met zilveren neu. zen , het hair in eene bouclé gekruld en Tante , prefideert alle daag , aan de theetafel , met een magtigen grooten hoe, pelrok aan, en een zwarte, met groene zyde gevoerde flodderhoed op ; oordeel' uit dit weinige , hoe ver zy uit deq trant zyn. Maar om tot myn eigenlyk Onderwerp te komen. Ik ondervind dat het geloof m hexen , in fpooken , in voorbeduidzels hier nog in volle kragt is : en dat de Heeren Predikanten hier niet behoeven te ?veren tegen de gevoelens van Bekker , die m onze gewesten , zulke onherftelbaren nadeden , aan het ryk des duivels , enae zyne werktuigen heeft toegebragt 1 Hier is men nog zo by , _ cn ov loovig als in die daagen , toen de fchrandre keizer Karel de Vyfde , de waag te Oudewater autorifeerde , om elk die van Tovery verdagt was te moeen wegen. ö Daags na myn aankomst ; viel myn oog op een paardenhoef , die op den drempel van de Huisdeur , wel vast genagelt was. Tante ziende dat ik de oorzaak daar niet van begreep , zeide my met veel ernst, 4?  ONDERWERPEN. XXXVIII. BRIEF. 315 dat zy dit deedt om het kwaade voornemen te verydelen , 't welk zeeker oud wyf , dat een kol was * hadt , om het ^ Huisgezin te benadeelen ; om dat .de kol gezien hadt , dat de kleine Frans , een kleinzoon van Tante , twee ftrootjes „ kruiswys over elkander lei ; dewyl hy hadt willen zien , of zy daar wel over zoude kunnen komen ! Nicht Betje voegde 'er by , dat zy dikwyls met haar eigen ooren gehoort hadt , dat het oud wyf , 'z welk zy kromme Bregt noemde , in haar zelf mompelde ; en zeker het onze Vader van agter af opzeide. Ook hadt het oud fchepzel aan haar dikwyls om een fpelt gevraagd ; doch dat zy daar wel op paste om haar nooit iets fcherps te geven , op dat zy het niet betoverde. Tante vertelde my , vervolgens , dat freule Lotje , nog zeer jong zynde , zware ftuipen hadt gehad ; en dat zy het kind v/aren aangezet door eene andere ou- >de Toveres , die ook , door den Duivel in een fchriklyk onweder , was weggehaalt. Toen ik de eerfte avond naar bed zoude gaan , maakte Tante honderd duizend excufen , om dat zy' my niet in het beste  3l6 BRIEVEN OVER. VERSCHEIDEN te vertrek lei : doch daar in zei ze , is niet geflapcn zedert de dood van eene oude Waschvrouw , die 'er nog droevig in fpookte. Zy geloofde dat de oude fukkel ergens geld hadt weg geflopt, en daarom niet zou rusten voor zy het aan den eenen of den anderen gewezen hadt : myn Nicht Betje voegde 'er by , dat zy eens van oogmerk was om het haar te vraagen , doch dat , toen zy aan haar bed kwam , haar den moed ontzonk. Thans is de goede Familie door zeker voorval in groote benaauwtheid .' Hoor het geval zelf. Snap , de groote Hofhond i hadt al twee nagten allerafgryfelykst gehuild ; en dat was een zeker voorteken dat 'er iemand , daar in huis , flerven zal. De Kamenier, (ja Nicht, de Dames hebben hier ook Kameniers , doch -al zo onderfcheiden van de Haagfche , als hare Dames van , du Bonton ; } de Kamenier hadt, dien zelfden ogtend , een Hen zeer duidelyk , en tot tweemaal tos hooren kraayeh ; en dit fpelde \ nog ja ruim zo veel kwaad ! — Zy verhaalden my , dat Snap , kort voor Ooms dood , zulk een ysfelyk geweld maakte , dat het niet was uitteflaan ; en Tante hadt het Tikkertje , of het doodklokje , zo duidelyk  ONDER.WER.r-EN. XXXVIII. BRIEF. $f| lyk gehoord , als of 'er een orloge hadt op de tafel gelegen ; en de meid die by Oom waakte , hoorde een klok luiden boven 0p de zolder , zo als Oom ftierf. Onder deeze droevige verhaalen , die ik echter om voor geen Athcist door te gaan zeer oplettend aanhoorde , hoorde ik Nicht Lotje tegen haar zuster Mietje ftilletjes zeggen : ik vrees dat onze Moeder fterven zal ; ik ruik zo een nare lucht , net als van een lyk. Dat zelfde Mietje , hadt , nog geen dertien jaar oud , haar oudfte Broeders geest in den hof zien wandelen ; en negen maanden daar aan , kwam 'er tyding , dat hy op dien zelfden dag , f* op dat zelfde uur , aan de Caap overleden was , dat de Freule zyn geest gezien hadt. Men heeft hier geen denkbeeld van Hol-» landfche zindelykheid : zo rasch een van ons in deeze herfst dagen , van koude klaagt , legt de knegt een fchoon luchtig houtvuur aan : en dit geeft my occafie tot nog meer ontdekkingen. Zo rasch 'cr een vonk uit het vuur fpringt , zien zy fchielyk of het een Beurs , dan of het een Doodkist zy. Lang voor myne komst, wist men wel dat 'er iemand zoude komen ; want zy hadden een vreemdeling op  Sl8 BRIE VÊ N OVER VERSCHEIDEfï op het voorland gezien. Freule Lotje zou niet gaarn het bewind over de tang aan iemand af/taan ; om dat , als zy het vuur verbetert , het dan altoos vrolyker brandt; . en dat is een teken dat zy een zeer vrolyk man zal krygen ; hierom is zy ook wel te vreden , dat zy altoos op de kaert verliest , want dat verzekert haar , dat zy een goedaartig man zal hebben.' De kaaj-s is geen minder orakel dan het tuur ; zy zien 'er doodcelen , blyde en droevige brieven in : en als hy blaauwagtig brandt , dan mag ik wel gerust zyn dat 'er een geest in de kamer wandelt. Wy hebben noch almanakken noch weêrglazen van noden , om te zien of het regenen zal of mooi weer zyn. Als Tantes lykdoorns fteken , dan zal 'c onweeren ; als 'er een fpin langs den fchooriteen kruipt, als de zwarte vogel fchreeuwt.; dan zal 't braaf regenen. Maar' daar zy het meest opafgaan is de ciperfche kat , die altoos op de warme plaat ligt te flaapen. Zo de kat haar Haart naar het vuur draayt ; harde vorst ! zo zy haar voeten likt ; reegen of fneeuw. „ Wel wie hier toch komen zal , zei freule Mietje , dat Poesje haar poot zo over haar rechter oor heen ftrykt " ? Maar genoeg ' ik  onbrrwmpek. XXXVIII. brief. 3*9 vrees u reeds te verveelen met deeze dwaasheden. Mag ik u nog het volgen ie melden ? Ik fchryf aan u , waarde Nicht , al aan iemand , die door zulke berichten uwe kennis van het menfchelykhart uitbreidt ; en ziet hoe veel het lcezen van verftandige werken ons kan wapenen tegen zulke buitenfporighedcn. Zout laten vallen , mesfen kruislings te leggen , voorfpeld ongelukken. Een fpeld met het hoofd naar u toe , h een voorteken van geluk ; ook als u een vreemde hond volgt. Ik hoorde van ogtend dat freule Betje tegen de Keukenmeid zei 1 Griet, fy kookt al je vryers weg ; om dat jy het vaatwater zo laat over koken." Geen lid van ons lichaam , of kan ons iets aanduiden. Een vlek op de nagel is een prefent. Freule Mietje zal een man meer hebben dan freule Lotje , om dat zy een rimpl e méér in haar voorhoofd heeft i dan , Lotje zal veel meer kinderen hebben , om dat haare vingers meer knakken. Als uw regter oog jeukt , dan zult gy lachen ; doch jeukt uw Koker dan fchreyen. Jeukt u wenkbraauw ? dan zult gy een vreemd meisje zien : en als 'er u een huivering door 't lyf gaat > dan gaat 'er iemand over uw graf. _^ I. Deel. X  320 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Ik zou u , waarde Nicht , nog veel meer kunnen opnoemen ; maar gy kun* uit dit genoeg opmaken, in hoe groot een crediet het Bygeloof hier nog is ; en dat by menfchen die haar verftand zeer wel , in andere zaken , hebbe ; Want myne Tante is eene zeer achtingwaardige matrone ; ZV houdt haare goederen in zulk een uitnemende order • en is eene zo goede huishoudfter , dat. myne Nichten alle raooglyke gelegenheid hebben om het tegendeel van onze fraayeDames te worden. De bloozende frisheid van haar gelaat , en de kloeke welgemaaktheid haarer vlugge leden , hebben zy zeker te danken aan den leefregel die Tante doet volgen : en ook misfchien , om dat zy zonder veel moeite en kosten geen Doctor kunnen krygen ; iets , dat in geringe, onpaslykheden , niet te'vergen is. Al dat kostbare , al dat nergenstoedienende, 't welk by onze vermogende lieden , ter tafel gehragt wordt , is hie* onbekend. Gefarceerde fPys ■ ken.