VERZAMELING E. J. POTGIETER  61 1089 5851 UB AMSTERDAM  BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN ONDERWERPER UITGEGEVEN DOOR E. BEKKEK wedutoe ZK WOLFF, E N A. DEKEN. TWEEDE DEEL- In s* H A G E , Bï IZAAC van CLEEF.   IÏI BERICHT. y hoeven dan ons tweede Deel van Brieven , niet ongedrukt Voor fcheurpapier utttedeelen ! Dat dit ons aangenaam is , behoeft geen hewys. Wie fchryft 'er ooit met het oogmerk om aan de Komenyswinkels Peperhuisjes te bezorgen ? Ziet daar dm , heufche Lezers , een tweede Deel van Brieven , die gy met [maak fchynt gelezen ts hebben. Een goed debiet } is, in doezen , de beste verzekering. Zo deeze en foortgelyke Lectuur u blyft behagen, wy hebben reden om te * a den-  rv denken dat wy u nog Wel wat kezende kunnen houden. De tyd zal ons daar van onderrechten. De zinjloorende Drukfouten hebhen wyr naauwkeurig aangetekent : ■ wy verwagten van uwe infchiklykheid, dat gy die zult gebruiken daar zy vereischt worden; en ons niet vergen excuus te vragen, voor onoplettenheden waaraan wy geen deel hebben. De Haag , en de Ryp, ug. gen , niet alleen in een Moreelen , maar ook in een Geögrafijchen zin vry wyd van een ; Wy kunnen dus onze eige Proeven niet nazien ; docb hoopen zorg te draagen dat in dit op*  V cpzkbt beter aan om oogmerk voldaan zal worden. Dat wy eerbied voor uw hart > en achting voor uzven fmaak hebben , zult gy in dit Deel niet minder dan in het voorige zien. Ons hoofdoogmerk hebben wy u in het Bericht voor het eerfle deel gezegt. Het flaat aan u om te oordeelen of wy met woorden fpeelen of niet, Ontfang voords , niets van my dan met mynen naam uitgegeven. En doe my het ongelyk niet van te den> ken, of ik in flaat ben (fchoon grootlyks ten mynen voordeele,) om bet valscb vernuft myne pen te kenen tot het opflellen van voddige , en * 2 een  Mg een geheel V0lk hefchimpende Catalogusfen , ICamerfpelen , 0f wat iets meer van dien laf en , en fmaak hedervenden aart zy. My komt ook de eere niet toe voor de Aanmerkingen van Willi au Pen Secundus, 0p de Memorie van den Ridder Yorck, my opgedrongen. Dat aller ver nuftigftê Stukje , 't geen het hefchaafde en kundige deel des Volks s met zo veel genoegen leest, en herleest , is men aan eenen anderen verpligt. Boe verheugd zich myn Vaderlandlievend hart als men zulke geestige origineels Schryvers ontdekt ! Hoe vereer ik de verdiensten van elk denkend , en fyn gispend verft and7 Onze  Vil ze ' Cofybuis-polïtiquen , moeten echter Ook hunne Schryvers hebben. Tder van hen kan een basftem lachen , over geheel te verwerpene Catalogusfen ; doch Wil li am , de Broeder > /preekt geen taal die zy verflaan. 't Is echter billyk dat zy óók lag. chen ; want wat is toch aakeliger dan Jlaatkundig grommen? Gy merkt wü , myn goede Lezer , dat ik maar gantsch ie envreden ben. Dat is ook zo ! Maar hoe zou het u [maken , zo gy , van elk Prul dat de gelegenheid doet gebooren worden , en met de Kouranten een pas krygt , door een party hal[domme , hal[geestige Bahbelaars voor den Schryver gehouden wierdt ? Zit  VIII Zie daar, nu ik mftï woord ge. zegd heb, is 't ook wel; en ik legin myn dagelyks humeur weer te frygen. Houd dit echter voor een zwierig — a Gouverno, en Vaartwel. Amfteldam Bjiea Maan. 1781.  LYST der BRIEVEN. I. BtiEF. : : Bladz. i II. . *~ 13 III. . — 17 IV. - '. . I55*s ao V. - ; ; 24. VI. i — 4* vu. . • ««r vm. ' • öi ix. : »— 74 x. , - . ; hb» 86 XI. i ^ i 88 XII. • s»9 95 XIII. • • fc- 100 XIV. » . • — 115 XV. ■ . . 133 XVI. " • • *■*». IS* XVII. • • 1—164. XVIII. ■ — • • —» 180 XIX. ... • —* 199 xx. - • »• 205 XXI. . . 213 XXII. • i — 230 XXIII. ' • • 247 : xxiV'  vm LYST bek BRIEVEN. XXIV. Brief. ; . jjadz. 257 XXV J . . 2ff3 XXVI. . .• , _ 267 xxvn. . .■ . —279 XXVIII. —,— J . jjj. 2§9 XXIX. ■ TM * m , , 303 XXX. s . . 305 XXXI. - . . — 308  DRUKFEILEN. Bladz, regel, flaat: hes: 15 6 triyn my 16 26 zet zegs at 14 zy gy 22 4 rein regt 6 uw zyn 25 17 alle en alléén 29 6 Dat Jan dat 32 4 Zie dat daar Zie daar , dat 34 is n'apparend n'apprend 35 25 zucht lucht 35 14 inweiding uitweiding 48 28 zich zïek 60 24 haare haarer 62 11 Selchip Selfchip 68 7 Als dus Aldus 70 26 «oef Hoeft yt 7 't onderhouden te onderhouden , g3 23 kunnen. kuuren. 90 2(5 hebben , heeft , s3 13 Doch , uw Doch , is uw 102 9 tenzyverkouwd tenzy hyverkouwd 105 «3 als voor dan V00r 107 22 Six fix 109 onderftreg.myne Vrienden, myne Vriendin, 129 3 aankeeren, aankweeken , 130 16 dat het vernuft dat men het vernuft 149 20 voor vóór If<  DRUKFEILEN. Bladz. regel: flaat: Uesz i3i 9 daaglyken daaglykichen 182 7 by de Lui ! by die Lui ! 192 13 te ryden te ftryden 2" 7 en 8 hoe gaarn ik , hoe gaarne had op dat zelfde ik , op dat zelf- oogenblik ; de oogenbük , 218 16 me teeten, met eeten 222 14 zo Ham zo een Ham is zoudt Zout 225 22 ott-ue ouwe 235 25 van hen die van hen wjsa 237 7 hier aan hierin aan 239 23 geweest geweent 240 23 Alleen immers Allen immers 25S 24 Zo als een z0 als men een 270 18 Naceven Naneeven 282 9 dit waren hare het waren hare vrinden, vrinden ,  EERSTE l^RIEF. HARTLYK GELIEFDE BROEDER ! Uwen van den twcden Mey heeft 'my zodanig bedroefd , dat ik niet eerder, dan nu, in flaat geweest ben aan u mynen plicht af te leggen : fchryf derhalven dit ftilzwygen geenszins toe aan eemge verfiaauwing in myne liefde voor u : hoe verre ik ook van u afgefcheiden leef, gy zult altoos in my eene vriendin , zo wel als eene zuster, vinden. ïndiea gy befeft hoe groot ons verlies zy , dan , en dan alleen, zult gy begrypen kunnen hoe groot myne droefheid is. Ik beween , in de waarde Overledene , nevens u , eene uitmuntende Moeder, maar ook myne beste Vriendin. Ik kan haar den hartroerenden naam ' van Moeder wél niet geven in die tedere betrekking , als gy haar die geeft ; doch denkt gy , dat de erkentenis , dat de achting , dat de genegenheid dan minder op een wel- II. deel, A Se'  2 BRIEVEN O^ER VERSCHEIDEN geplaatst hart vermogen , dan de Natuur 1 de ondervinding leert my het tegendeel : ik voel veel meer, dan myne pen kan uitdrukken .' . . Hoe dank ik u, myn waarde Broeder, voor dat onwaardeerbaar gefchenk ; haar Pourtrait in Miniatuur ! En heeft zy waarlyk belast dit aan my te zenden? Maar wat vraag ik ? weet ik dan niet met welk een gunstig oog zy my altoos befchouwde ? Ik zie in den fpoed waarmede gy my dit toezendt , het vriendlyk hart van mynen goedaartigen en heusfchen Broeder ; en ik was ten fterkften aangedaan toen ik in uwen lieven Brief de volgende woorden las : „ Indien onze Moeder „ my dit al niet bevolen hadt , zo zou„ de ik het u echter , in flihe , gezon', den hebben ; wel overtuigt , dat ik , myne lieve Zuster , nooit iets zoude 3, kunnen zenden , dat haar zo dierbaar „ zyn kan ; maar nu koM my die vei„ dienste niet toe ; ik vol.ioe alleen aan „ haar bev;I. By het toencemen harer korte „ doch heevige Ziekte, nam zy het uit haar „ juweel kistje, en zeide: Cornelis , geef ,, dit, als ik dood ben, uit mynen naam, aan „ uwe jongfïe Zuster; ten bewyze van myne moederlyke genegenheid voor haar; die „ niet  ONDERWERPEN, fc BRIEF. 3 .3 niet zal 'weigeren dit tot myner gedag„ tcnis te draagen "• ó Myn Broeder ! wat zal ik u immer vergelden voor het recht dat gy my doet, en voor uw vriendiyk oogmerk'? eeuwig ben ik u daar voor dankbaar ! Dierbaar afbeeldzel, nogmaal, en nog duizendmaal, druk ik u aan myne beevcnde lippen ! bevogtig ik u met myne traanen. Blyf zo lang ik adem heb, geplaatst in dien boezem, waar in de innerlykfte droefheid over den dood van haar, die gy verbeeld , gevestigd blyft. Myn waarde man heeft my bevolen u te bedanken voor uwen brief, aan my gefchreevcn. Hy las dien brief; hy noemde u *yö lieve Broeder ! Zyrt brave Jongen ! hem ontglyden eenige manlyke traanen i Sueb tears , (zegt onze beminde autheur,) apt to flozv fronz a truly nobel heart , at the hearing of any thing furprizing , great , and ghrious. Geen juweel, hoe kostbaar, kan jegens dit gefchenk opwegen ; en zo zoude ik 'er over denken , al hadt zy my niet ge. Éöbnd , dat eene Bloem fraaijer is, dan een Diamant. Ouder welk eene verplichting bragt onze h 3 &eëes'  4 HIEVEN OVER VERSCHEIDEN geëerde Vader my, door zulk eene vrouw te kiezen ! Hoe menigmaal hebben myne kleine handjes hem geftreeld , als ik hem, in myne kindfche onnozelheid, bedankte voor de Moeder die hy my gegeven hadt ! ó haar fchoon karakter was de bron van zyn huislyk geluk ; en terwyl zy, voor hem , ook de beste der vrouwen was , overtrof haar niemand in de móerferlyke liefde , ook ■voor de kinderen van haaren man , uit een voorgaande huwlyk verwekt"! Myne Zuster ! maar ik maak my- van dat onderwerp af. Evenwel , zo eene Vrouw niet te beminnen 1 . . . Ja , myn Broeder , ik begryp zéér wél dat Vader bitterlyk bedroefd is. Hy is een verftandig man ; hy kende haare waardy ; en heeft het hart wel genoeg geplaatst, om aan haare overwegende verdienflen recht te doen. Dat onze zuster geheel anders handelt , dat kan ik wel geloven ; zy die my haat , om dat ik niet denk zo als zy ; kon zeker eene vrouw niet beminnen die zy, met de grootfte liefdeloosheid, en onwaarheid , eene Deiste noemde . reken haar dit niet toe ! volg gy het voorbeeld uwer Moeder : dit eischt het Euangelie ; dit raadt de voorzichtigheid : vergeet niet, dat het groot is  ONDERWERPEN. I. RRIEF. js een plicht te doen, die ons hard valt ! Wat 'er omtrent my dan ook gebeurd zy , ik had altoos het genoegen van te zien , dat uwe Moeder , zo wel de bemin !e , als de beminlyke Vrouw was en bleef. En zedert het voor my onmooglyk was, myns Vaders genegenheid te her. winnen, was dit myne grootfte blydfchap. Verfchriklyk uitworkzel van haat, uit den Godsdienst ontdaan ! maar , wat maakt men elkander wys ! „ Haat uit Gods„ dienst " ? is dit mooglyk ? ó neen i Laat ik liever zeggen : haat , ontffoan uit het zien , dat iemand onze geliefdfle begrippen . en waar in wy een zeer groot belang lLllen , niet volgt. Dit kwetst onze eigenliefde ; ook dan , als het geene Godsdienstige begrippen raakt. Zo 'er echter niemand geweest ware , of nog was , die het van zyn eigen belang fchatte , mynen Vader , van zyne zwakke zyde in te nemen ; ik zoude dus niet ten vollen verzekerd moeten of kunnen zyn , van zynen afkeer \ ik vrees , ik vrees dat ik my te zacht uitdruk! als ik overdenk, dat die vrouw , die alles op A 3 hem  BRIEVEN' OVER VERSCHEIDEN hem vermogt , nooit in flaat geweest is om my in zyne gunst te herflellen. Doch , fchoon myn altoos geëerde Va. der , geene vaderlyke gevoJens meer voor my fchynt te hebben , ik danke God ! dat ik al de gevoelens van een braaf, en erkenrelyk kind voor hem be. boude : dat ik voel , hy is myn Vader. Hy heeft my , toen ik een kind was , en hem geenê reden tot misnoegen gaf , altoos liefgehadt ; voor die liefde is het my nu nog eene wet, hem te bedanken. Ik beklaag den ouden Man, ook meer dan ik my zelf beklaag : Het moet hem fmartelyk vallen , eene dochter , die hy gunstig onderflelt dat haar yerfland zéér wél heeft ; en die men de waarheid leerde ; dus ver. re te zien afwyken ; af dwaalen , moet hy het noemen , van het geen hy gelooft, dat tot myne zaligheid nooJig is! Droefheid verzagt het hart ! Ik neem des deeze gelegenheid waar , om hem nog ééns te fchryven. Doch zo hy , gelyk hy verfchjiden maaien deedt , zich niet verwaardigt mynen brief in te z;en ! zendt dien dan ongeopend te rug ; ik weet , lieve Kees , dat gy my bemint ; zo gy dien brief laast , zoude gy u te veel bedroeven. Zou  ONDERWIERPEN I. BRIEF.' 7 Zou men, uit zulk eene behandeling, niet befluiten , dat ik , door een zeer ondeugend , te vooren overlegd misclryf , my dccze ' bejegening hadt op den hals gehaald V En, lieve Hemel , wat is toch myn wanbedryf ? Myn Vader zegt, dat ik met Open oogen cn tegen myn bttefvkten dïm , van den rechten weg ben afgegaan : dan ! hoe lief ik mynen Vader heb , zo eischt echter myne eer, dat ik dit tcgenfpreek : Zie hier myne overtreeding, die my zo duur wordt aangerekend. Ik heb de beredeneerde , de zagte gevoelens cener Vrouwe omhelst , (wier zedelyk karakter hy zelve eerbiedigde,) om dat ik , na ik my in ftaat gefleld heb , om wél te kunnen kiezen , gezien heb , dat de waarheid aan dien kant ftondt. Ik ben derhal ven afgegaan van zulke begrippen, als men my , toen ik een kind was , gezegd hadt , waarheid te zyn. Ik houde 'er niet van , waarde Broeder! om , over byzondere begrippen véél te fpreken. Een der fcheone Lesten, die uwe moeder my leerde , was ook deeze : ,, In de veelheid der woorden is ydelheid '•> vreest gy God ". A 4 Wat  ö BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Wat is het te beklaagen dat men de Partyzucht toelaat zo veei deel in ons hart te krygen ; dat men , mag ik zeggen , een ftuk van Godsdienst ftelt in iemand, die van ons verfchilt , te haaten J Onderflel eens , dat ik , door anders te denken dan myn Vader, verkeerd dagt ; verdien ik daarom verdagt te worden van te , dwaalen met open oogen ? of kent men my dan nu niet in flaat, om te kiezen ; en had ik dat vermogen toen ik in myne kindsheid iets napraatte , dat ik niet begreep , — niet kon begrypen ? God is myn getuige , dat ik , van gevoelens veranderde uit zuivere overtuiging; na dat ik my in flaat gefield hebbe , om rekenfchap te kunnen geven van de hoope die in my is. Lange , en mooglyk voor myne zielsrust , veel te lange , hebbe ik gedagt zo als ik nu denk : ja , zo lang als myne ontwaakte rede aan het onderzoeken geweest is. En hoe verre ben ik afgeweken J Geloof ik niet zo wel den geopenbaarden als den natuurlyken Godsdienst ? Erken ik, den grooten Verkondiger des Euangeliums j niet zo wel voor mynen Zaligmaker s  ONDERWERPEN. L BRIEF. 9 ker , als voor mynen Wetgever ? Hebbe ik ecnige byzondere begrippen die fchadelyk zyn aan een heilig leven ? en verdient dit nu zulk eene harde bejegening ? Of moet het geloven , f>° dit moogIyk ware ) het aannemen van iets , dat , naar myn inzien , ftrydt met de Leer des Euangeliums , dan het middel zyn om dit ongenoegen te ontgaan ? Of zal ik fcholastique kwestien , en niet - faamenhangende beuzelpraat , moeten nabaauwen : daar myn geweten my zegt : „ fchaamt gy u niet om waereldfche inzichten , en vnor. „ deelen , d"eze verachtelyke rol te fpe. ,, len ? Kan de allerdiepste eerbied voor „ uwen Schepper en Onderhouder , kan „ uwe zucht tot uitgebreidde en ftille „ weldaadigheid , kan een onberispelyk ge„ drag u deeze gunsten niet verwerven ? ,, troost u dan in dien vrede , dien ik „ u aanbreng : wat meer of wat minder, „ van de vergankelyke goederen der aar„ de , is de aandagt van een wys en „ braaf Christen niet eens waardig. En „ zo gy de goedkeuring der menfehen „ moet behouden , door tegen my , uw „ geweten , aan te ' gaan , dan begrypt „ gy ligt, dat gy 'er niet naar ftaan moogt ". a 5 wy  I? BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Wy hebben , waarde Broeder ! een uitmuntend voorbeeld van veelerhande Christelyke deugden in uwe lieve moeder verIooren ; maar laaten wy toonen, dat haare lesfen, en haar voorbeeld by ons nooit vergeeten worden. Vergeet ook niet het geen zy zo dikwyls herhaalde : „ nooit uit ie. „ mands Godsdienstige begrippen ten na„ deele van zyn karakter te bcfluiten " : (weeten wy , hoe verre iemand eigendom heeft aan die begrippen , die ons zo aanftootlyk voorkomen ?) „ of niemand ooit „ de minste onaangenaamheid aan te doen, om dat hy met u verfchik • Poog u , zo als ik deed , in flaat te flellen om te kunnen kiezen ; doch hier toe wordt oeffening , een bedaard oordeel , .en een vreedzaam hart vereifcht. Ziet gy zelf niet, hoe liefdeloos het is, my te verdenken in dit ftuk , daar men my in alk andere zaken- buiten (laat acht om ter kwa~. der trouwe te handelen ? i Myn bedroeft hart ontvangt eenigen troost, nu ik my bezig houde om ook aan' de gezegende nagedagtenis recht te doen , van eene Vouw , my zo dierbaar , als uwe moeder. Ik kan my van zulk een waardig onderwerp niet zo rafch afmaa- ken \  ONDERWERPEN. I. BRIEF. II ken ! Hoe* gaam fpreekt men van het geen men bemindt ! Wy ontvmgen , in zekeren zin , iets van de uitmuntendheden der geenen die wy beminnen i als zy zo zeer boven ons uitblinken. De vei> pl'ichtingen die ik aan haar heb , (trekken zich verder uit, dan binnen den kreitsvandit leven? de uitnemende zorgvuldigheid, waar mede zy myne Zedelykheid aankweekte , was zo'groot , als die liefde waar mede zy myne eerfte fchreden vergezelde. ^ Thans zamel ik de gezegende vruchten in van dat goede zaad , 't welk haare welbeftterde hand geworpen heeft in dat hart , dat zy zo veel mooglyk gefchikt maakte tot den oogst. Menfchlievcndheid , gepaard aan eene verlichte Reden ; Godsvrucht, die uit een gezuiverd hart voorftroomt , maakten haar .eene der beste Vrouwen, waar op myne Sex kan roemen : Die vrouw niet te beweenen zou iets fchuddigs in myne oogen zyn : Zy die haar hoogde gelukzaligheid ftelde in een voorwerp te zyn van de gunst en het welbehaagen haares Scheppers ; zy die te wel overtuigd was van al het weinig beduidende deezer waereld; heeft zeker, deeze waereld verlaaten met de ffille vreugd van eenen Christen, die verzekerd is , dat de liefelyke Ge- wes-  12 BRIEVEN OVER. VERSCHEIDEN wesien der Volmaaktheid zyn verblyf zyn zullen , van eeuwigheid tot eeuwigheid. Vaarwel , myn hartelyk geliefde Broeder ! ik omhels u met de reine verrukkingen der natuur , en al het vuur der vriendfchap. Vaarwel myn Broeder J TWEE-  TWEEDE BRIEF. MEJUFVROUW! Zlo 'er iets in myn karakter is , dat my tegen de borst ftuit , — en — dat alle braave menfchen in my moeten haaten , 't is eene verregaande onachtzaamheid , en een geduurig opzoeken van uitftel , dan , als juist het tegendeel vereifcht wordt I In welke gevallen blykt dit ? — ach in duizend ! — onder anderen ook hier in : Daar ligt voor my een brief van myn Weeuwtje , die overvloeit van de allerverplichtendfte, en aandoenlykfte vriendfchap , op welke ik nu zo weinig recht vrees te hebben , — en ! die lieve brief, gedateert 30 September is nog niet beantwoordt; nu wy reeds 15 November fchryven. —■ Ik ben 'er zeer verleegen over ; en zo ik u geene fchoone gelegenheid aan de hand gaf, om te too- nen  14 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN aen, dat gy geduld kunt oeffenen , en vergeev'ng fchenken , ik zweeg liever geheel ffil ; en gy Zoudt nooit iets meer géhoord hebben van de Baronesfe van. Onder het Ieezen van uwen hcufchen brief , vroeg ik my zelf , of ik die beleefdheid ook verdiende ? moest ik niet eerder geftraft worden , over myne al te onbefcheidene nieuwsgierigheid ? Voor wie Beeft zy my aangezien , dat zy my nog niet vergeet. Waarom vraagt zy ver- fchooning over haar huislyk voorkomen ; over haar niet in order gekleed zyn ; daar ik het1 juist zo aanleidde , dat' ik haar verrasfehen konde ? dit vraag ik ; ach myne Beste .' Ik geloof dat ik my zelf vry wel ken ; en ik zal uw omtrent my zelf oprechte berichten geeven. Ik ben een gul - mensch : ik flyt myne dagen op het {felle Land ; daar zie ik het beminlyk gelaat der eenvoudige Natuur ; der Natuur die ik , ook in uwe Vaerzen , zo vuur.'g bemin ! Aan haar geef ik myn hart ook geheel over. Ik heb de gelegenheden, die zich aanboden om kennis op te doen , niet verwaarloost. Myn g-ootfle fchat is myne vryheid. ó Myne Beste , ik heb traa*  ONDERWERPEN. IT. BRIEF. 1$ traanen van engelachtige blydfchap gefchreid , toen ik my fterk genoeg bevond , om de boeyende begrippen van anderen afte werpen ! Een kind , dat het loopen aan den leiband lang verveeld heeft, kan myn niet in onfchuldige vrolykheid overtreffen , als het voelt dat het vry kan voort gaan , op zyn eigen beenen ftaande. Nog ééns , ik ben e*n mensch die het wel meent , en fchoon ik nu en dan ook al aan 't rymen gegaan ben , zo is echter de titel van ; Charmante Sxur en Jpolïon , toch te vleyend , om door u , aan my gegeven te worden. Ik ben een vrolyk menfch ; de droefgeestigheid ken ik echter van naby ! ik leef wel getroost voort in de zalige verwagting op een beter leven by dien God, dien wy aanbidden. Ik ben een menfch (vergun my dit aan u nog ééns te zeggen) dat de fterkste , de gevoeligfle hoogachting , heeft voor de Dichtcresfe der Natuur ; en ik verzoek zonder de minste omflag , een klein plaatsje in uw hart ; indien 'er nog één in uw hart , voor zo een wezen als ik ben, oopen is. Men  16 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Men heefc goed gevonden , my voor eenige dagen te laaten fchilderen , — voor *t eerst van myn leven ; en ik heb , by die occafie , eene geheele meenigte Phifïonomifche aanmerkingen gemaakt. Maar ik zou u nog veel meer kwaad van myzelf willen toevertrouwen , zo ik niet vreesde , dat dit eene te vreemde vertooning zoude maaken ; (want ik wil niet hebben dat men zich met my bedriege :) maar , myne goede hoedanigheden zouden dan ook op de lyst moeten ; want het kwaade te zeggen , en het goede niet optetellen; — hier toe heb ik my zelf nog véél te hef. Moet ik dan knorren over uw niet in order zyn ? hoe grappig gy dit maakt ; het fchynt toch dat gy meent , dat uw pepend rouw gczvaad , u veel meer deftigheids zoude hebben bygezet ; maar gy fchynt my , beren dit voorval , ééne dier menfchen , die van gantfcher harten gelooven : dat een aanzienlyk Èiuï een pennenkoker kostbaarder maakt , maar geen menfch : en ik geloof he: ook. Wat zal ik nog zeggen ? ja .' dit nog gy zet in uwen fchoonen brief: „ zo „ uw hart gefchikt is voor de teederfte, j, de zuiverste, aller genegenheden ; dan „ zult  ONDERWERPEN* II. BRIEF. f} » zult gy begrypen , hoe de zorg voor 3, myne doodkranke vriendin my beneden „ my zelve hadt doen daalen ". O , zo gy toen in myn hart gezien hadt ; zo gy hadt kunnen zien hoe ik myne traanen met moeite moest weêrhouden , toert gy my over uwe Vriendin fpraakt ; ö dan zoudt gy overtuigd zyn , dat myn hart die gefchiktheid heeft ... Ik heb u nog veel meef, my betreffende , te zeggenhoe is het doch , Lieve ! dat ik myü hart zo aan u gebonden voel ? ' ik bemin U , nu ik u: gezien , en gefprooken heb; zo zéér als ik u uit uwe werken hoogachte. Schryf veel en dikwyls. Vaarwel myne Beste! Ik ben geheel de uwe de Baronnes van. lï. DEEL. B DER-  DERDE BRIEF. Dezelfde aan Dezelfde. Myne Beste ! (daar hebt gy alweer het byvoeglyk woord , zonder het naamwoord ; voeg 'er een dat u 'c meest be^ haagt by. Het kan niet te vriendlyk zyn ^a!s het' van mv , aan u toomt.) Alen ftaae aan zieke kindertjes veel toe , dat by ge" zondheid beftraft wordt , en aan kranke Menfchen wordt ook alle verzuim vergeeven.; Deeze weinige regels dienen alleen om u te doen weeten , dat ik zeer krank geweest ben ; — z;e daar ! nog één overblyfzel van een verzwakt hoofd ! Neen ! niet ééniglyk , maar wel voornamentlyk , om u te bedanken , voor uwen lieven Brief; voor het fraay exemplaar van uw winter Buitenleven ; Maar voor al , voor uw vriendlyk gedenken aan my. Een mensch zou waarlyk in de verzoeking komen om te wenfchen , dat hy ook Boeken kon fchryven , al was het maar  ONDERWERPEN. ïll. BRIEF. 19 alleen , om zyne erkentenis te betoonen. ó Hoe heeft dat Boek my vervrolykt ! hoe heb ik mynen eigen lceftrant , in den uwen veelmaal afgebeelt gezien ! want fchoon ik geefte juffioüW Wolff ben , ik laat echter mynen geest ook niet roesten; hy moet mede werken , wsrken dat hy kan ; dat hy wil ; geene flaaffche banden voelen vryheid hebben , vryheid genieten ; moedig worden op zyne vryheid , als of hy al een gantfche knaap van een geest ware. Och lieve ! wat doet my het hoofd zeer ; wat beeft myne hand! wat ben ik zwak geworden ! ik ben niet gewoon te klaagen ; doch uw medelyden heeft iets zo ftreelcnd voor my ; beklaag my dan eens , mag ik u bidden ! en fchryf my dat gy dit doet. Schryf my dat gy my lief hebt ; myner gedenkt ; my aan uwe Vriendin aanbeveelt ; dat gy , om dat ik het ben , dit jammerlyk klein en ftiets beduidend Briefje vergeeft. Schryf ook dat gy u met my verheugt ; dat ziekte geen invloed heeft op de tedere! gevoelens van ons hart ; en dat gy my het recht blyft doen van te geloven , dat gy teder bemind wordt door uwe? Vriendin. Adieu Beste ! enz, B 2 DES,  VIERDE BRIEF. Antwoord op den voorgaanden. Uwe Brief , of Briefje , zou my zeer verheugd hebben , zo het my niet gemeld hadt , dat Uwe Ed Ge'boore ziek geweest , en nog maar gantsch niet hupsch waart ! Maar , zeg eens , wat' hebt gy toch wel gedagt dat ik uw Brief dus lange onbeantwoord liet ? Dat ik u vergeten heb ? ö zulke . misfelyke denkbeelden kunt gy niet vormen ! Dat ik zeer in de drukte zat , om de Waereld , (die dit echter aan my weinig verdient heeft !) te overtuigen , dat ik zeer veel deel neem, in, haare beterfchap , en geyqjglyk in haar geluk ? Mooglyk zoudt gy het half raaden . . . Myne Huisgenoote en Vriendin , heeft my dikwyls gevraagt : zult gy dan nooit antwoorden aan de lieve Baron„ nes van " — of: „ hebt gy al ge„ fchreven aan Mevrouw van — ? " Maar 't antwoord was gefïadig neen ! en waarom ?  ONDERWERPEN. IV. BRIEF. 21 om ? wel myn Lief! ik heb ook een weinig van die ziekte weg , waarover gy klaagde : Morgen ! morgen ! ende ziet daar was een géést des uitftels , ende een geest der traagheid op my rustende. Nu zal het echter lukken ! ik heb een nieuwe pen verfneden , en een zuiver wit ftuk postpapier gereed gekregen , om aan u myne opwagting te maken ! „ Dat gy uwen Geest niet laat roesten "; dat „ hy werkt het geen hy kan " , leert de ondervinding my zedert lange. Maar , beeft , gebruikt , en geniet hy zo veele vryheid als zy meent ? Of is hy moedig op eene vryheid die hy niet bez:t ? Wil hy niet dikwyls aan my fchryven ? Wil hy niet véél , wil hy niet vertrouwend aan my fchryven ? Ja ! uw geest is een zeer eerlyk flag van een Geest ; ik weet dat hy het wil , om dat hy het zegt. Waarom doet hy het dan niet ? Hy kan niet , door uitwendige beletzelen ! Somtyds wil hy fchryven , en hy wilde wel niet willen ; fomtyds wil hy niet , en hy wilde wel dat hy wou. Hoe zee,r zit, het toch met dat iets dat wy de vry. heid nemen , om Vryheid te noemen ! Ik wenfehte dat uw gantfche knaap van een Geest my eens een definitie van zyne vry13 3 heid  23 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN heid gave ! Myne Waardfïe ! i!c vrees ! ik vrees dat onze geest die vryheid , waar op wy zulk een oud eigen hebben , aan dée* ze zyde des Grafs niet rein gebruiken kan... Wat my aangaat , zo uw geest het eens in uw kruin kreeg , om aan my niet meer te fchryven, dan zoude ik hem die vryheid wel eens met den moed van eenen vrygevochten Nederlandster betwisten ; en myne beminlyke Baronesfe zou , bon gr/ , mal gr/ , fchryven moeten. Ik waarfchouw u ook , dat , zo ffy met beter wordt , ik dan ook myn hart zal verbieden , een enkelde zucht, uit medelyden , te laaten ; ik vrees dat gy , in dit opzicht , óók naar de zieke Kindertjes gelykt , die ais men ze beklaagt, véél erger worden. En Nu zal ik u alles fchryven wat gy in uwen van my eischt : Ik heb u lief, zeer lief; ik denk aan U ! ik ben nog verzot op uwe converfatie ; niet tegenflaande gy eene Baronnes zyt. Aan myne vriendin behoef ik u niet te beveelen ; 'zy beveelt zich aan U ! ik vergeef u 'dceze keer nw klein briefje ; ik ben zeer bly dat uwe ziekte u niet doet veranderen iq die  ONDERWERPEN. IV. BRIEF. 23 die tedere gevoelens die gy voor my betuigd te hebben. Eindelyk belyde ik met den monde , fchryve ik met de penne , en geloof ik met het harte , dat gy my. ivaarlyk bemindt. Myne Eigenliefde heeft hier te veel belang by , om 'er aan te willen twyffelen. Voor al dit fchryven , verzoek ik dat gy gelooft ; (want mcn kan immers zo wel door verzoeken , als door dreigen iets gelooven ?) dat ik u hartelyk hef heb , zo doet ook onze Vriendin : en dat ik ben enz. B 4 V YF-  V Y F D E BRIE F. GEACHTE VRIEND! M eermalen heb ik u myne verwondering te kennen gegeven , dat niet alléén de Zedelyke Romans , Weekelykfche , of Maandelykfche Gefchrjften , werken van vernuft en geest , alleen , zo het fchynt, gefchreven worden voor lieden van aanzien en vermogen; maar dat zelfs de meeste hedendaagfche Predikatiën , met dat oogmerk beftempelt fchynen. Wat is daarvan toch de oorzaak ? Leezen zy , die zo zeer boven den gouden Middelftaat geplaatst zyn , dan zo veel ? de ondervinding toont , integendeel , dat in den welgefteiden Burgerfiand , méér geleze , en méér fmaak gevonden wordt , dan by de Grcoten ; het ongeiyk grooter getal van Menfehen niet eens in aanmerking genoomen zynde, Toonen deeze Schryvers niet, dat zy meer hun eigen roem dan het nut-*  ONDERWERP EN. V. BRIEF. 2$ tige , en het vermaaklyke hunner medeburgers bedoelen ? Het is nu de Mode , dat men geen huis volkomen gemeubleerd noemen kan , indien het niet verfierd is met eene, ten min. ften eene , Boekenkas ; of wel met eene fchoone wel geconditioneerde Bibliotheek. Het beste wordt niet altoos gezogt : het zeldzaame , het rare , het pèperdüure is 'er begeert ; en is dat te verwonderen ? Daar men grond heeft om te denken, dat, by onze meeste vermogende Lieden , de fuperbe Boekenkasfen de plaatfen inneemen van de gladde notenbomen Porcelein kasfcn , die , zederd een halve eeuw , aan de keurige Noordhollanders zyn overgedaan. Al die Menfchen die toen eene fraaije verzaameling van kraak Porcclcinen bezaten , waren niet in ftaat om de fchconheid daar van te zien ; dat hoefde ook niet ; die zyn geld voor Porcelein uitgaf , en het in kostbaare piramides liet pryken , voldeedt aan het oogmerk waarom de Compagnie , 's jaarlyks , zo veel van die brooze waar ohtboodt. Onze Porcelein zieke Voorouders moesten Chinees , Japans , en nu moeten onze Liefhebbers Saxisch hebben , waarom ? wel om dat kenners zeiden , en nog , zeggen : „ Dat is B 5 fchoon ,  26 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN s, fehoon , dat is overhe-rlyk ; nooit „ heeft men zo iets hier nog gezien " Een mensen heeft toch graag iets waar" door hy in aanmerking komt i en de zucht voor 't geld , moet , in zulk een geval het voor de zucht , om ook iets te zyn opgeven ! Men moest in die dagen van Hollands kostbare zuinigheid , Geribde Schaaltjes , Agtkant Koffyitoed , Drielingen van Lampetten enz , maar hebben ; of 't was niet der pyrje waardig dat men van hun , die in de Porceleinen liefhebberden , fprak : even zo moeten onze vermogende Tydgenooten , raare Boeken hebben , eenig en alléén om dat zy raar zyn. Het is des onze Schryvers , zo zy alle en hunnen eigen roem , en voordeel bedoelen , niet kwalyk te nemen , dat zy voor dit foort van Menfchen fchryven • maar hoe of zy het voor zich zelf kunnen goedmaken op deeze wyze hunne vermogens te gebruiken , dit is iets 't welk my niet te onderzoeken flaat , dat moeten zy weten. Indien zy voor Burgerlieden fchreven , zy zouden, zo zy dit verdienden, toejuiching krygen ; maar wat zegt voor een verwaand Autheur , de goedkeuring van een eenvoudig Burgerman ? dit geeft hem immers roem , noch voordeel. Het  ONDEK.WER.yEN. V. BRIEF. 2? Het moet aan zulke Schryvers oneindig meer vermaak geven , als zy hun Werk , overfraai door de Hernhutters , of Engel fchen ingebonden, zien liaan in de prachtige Boekenkas van een aanzienlyk Man ; al ontdekt hy ook dat het niet is opgefnee- < den : yder heeft recht om met een ftuk huisraad , dat hy gekogt en betaald heeft, zó te doen , als het hem goed dunkt ; en waarom toch , is zeker zeldzaam Wezen , in uwe groote Stad , belachelyker , om dat hy eene overgroote verzaameling heeft van onopgefneden Boeken ; dan hy , die zyne Porceleinen nooit gebruikte ? mag hy zo wel niet met zyne onopgefnedene Boeken pronken , als de andere met zyn ongebezigde Porceleinen ? Hoe kan men zo eenzydig zyn ! Wel , als de Man Boeken koopt om 'er zyne kamers mede optefchikken , hoeft hy ze dan te gebruiken ? Vraag het zelf aan den geleerden Waanwys , die eenige Quarto's gefchreven heeft over : „het belang dat de mensen heeft „ in beter en wyzer te worden ", of hy niet veel meer is opgetogen door dat zware , en kostbare werk daar , onopgtfneden , te vinden , dan dat hy een dun Octaafje ook door hem gefchreven , vindt , op de ta-  28 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN tafel van eenen eeriyken timmermans kaegt, ftukkend , en morfig gelezen ? Is het nu niet billyk , dat de Aetheuren zorg draagen oat hunne ryke Kalanten , voor hun geld, BiUiotheeken van dien fmaak hebben , die ae Mode nu goed keurt ? Maar om van toon te veranderen. Denk niet , Mynheer , dat ik beweren wil dat alle aanzienlyke en alle ryke Lieden , met geen ander oogmerk' Boeken koopen , dan om 'er een weydfche vertooning door te maken , in de zotte oogen van die ga-.ipende Loerisfen , die zy dat een  ONDERWERPEN. V. BRIEF. 29 ©en Schryvcr die zegt niets te -bedoelen dan de algemeene belangens der deugd ; dan de kennis uit te 'breiden , zo moest fchryven, dat yder welgefteld hart , ydcr gezond verftand , nut konde doen met zyn fchriften : Dat hy altoos , en alleen , fchrcef voor zekere rangen van Mcnfchcn , die ik nu in geleerden en aanzienlyken onderfcheide. Ik weet wel , dat men veelal beweert, dat Burgerlieden , en vooral dat gedeelte der Burgers dat' in 't zweet zyns aanfchyns zyn brood eet ; geen verftandig gefchreven Boek verftaat. Indien dit alzo ware , (dat nog eerst eens moet onderzogt worden ,) waarom wyden bekwamer menfehen hunne vermogens niet aan het onderwyzen dcezer groote.. kinderen ? Men fchryft , zederd eenigen tyd , alles voor kinderen. Waarom neemt men , ik herhaal het , deeze groote kinderen niet onder zyne befcherming ? Waarom fchryft men voor hen niet het geen zy verdaan kunnen , en dat zy zouden verdaan zo men zich in hunne taal uitdrukte. In flraattaal ? Neen ! in geen flraattaal ! dat hoeft niet eens. 'Onderwyst men een ambagts gezel zyne kunst in flraattaal ? Verftaat hy echter niet zeer wel wat zyn mees-  CO BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN meester hem zegt ? Ga in de Werkplaatzen , gy zult het eens zien. Laaten wy met dat foort van menfcheü fpreken , zo als God , in 's waerelds kindsheid , tot de menfchen gefproken heeft. Laaten wy hen hunne plichten voordraagen met die beminlyke eenvoudigheid , waarmede onze Godlyke Leermeester , Jezus , zyne eenvoudige en ongeleerde tydgenooten onderwees ; en zy zullen ons zéér wél verftaan. Lees eens de Befgpredikatien . niet om 'er zeldzaame Cocceaanfche geheimen in te vinden ; . niet om 'er byzondere Leerftelzels door te bewyzén ; maar , is 't mooglyk , lees haar eens met de eenvoudige gefteldheid des harten , waar mede zy , uit Jezus mond wierden aangehoord. "Verftaat gy alles niet wat gy leest ? en Js 'er voor een gemoedelyk mensch , die geene groote vermogens en weinig tyds heeft , meer noodig om zynen plicht , als eenen Leerling van Jezus, te weten ? Hoe verwonderlyk is alles gefchikt naaide vatbaarheid des Volks ! en is 'er iets in , dat beneden den {preektrant is van een Groot man , die onderwyst? Ik  ONDERWERPEN. V. BRIEF. $ Ik worde ongemaklyk , als ik ook in dèezen zie , hoe onze meest opgevyzetde Schryvers , dit gedeelte der Matfchen behandelen ; en ik moet het u zeggen , ik kan onmooglyk zulke groote denkbeelden hebben van hunne bekwaamheden, als ik van die hebben zoude , indien zy , die uitgebreidde , die Ieenige geestge. fteidheid hadden , die ons bekwaam maakt om met eenen Paülus te fpreken , voor eenen Areopagus , en met eenen Jacojrjs voor de eenvoudigen. Begrypen deeze menfchen niet , dat men zyn onderwerp volkomen meester zyn moet , zo men het verftaanbaar maken zal voor geoeffenden ? Of zyn de onderwerpen, waar over zy met ongeleerdcn moeten fpreken , zo verbaast duister ? Hoort 'er zó - veele voorbereiding toe ? Maar toegedaan , het gros der Burgers was eens zó beèstagtig dom , dat 'er geen doen mede was , (iets dat ik ; die uit onderving fprekc , ten fterkflen tegenfpreek ,) wat dan ? Moeten zy in die droevige onkunde voortleven ? . . ö Liefde tot myn Vaderland ! Kan men u aangenamer offerhanden doen , dan- dat wy ons afflooven in het onderwyzen van zo veele uwer  3^ BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN uwer kinderen ? Een Land s daar by den gemeenen Burgerhaat , befchaaftheid' en kennis van hetgeen den mensch gelukkig maakt, gevonden wordt , zie daar dat Land is achtingswaardig. Wen heeft nog eene rede waarom men met voor gemeene Lieden fchryft. Lieden, zegt men , die in den dienst van anderen zyn.; Lieden die door den arbeid hunner handen het brood moeten verkrygen , moeten niet lezen : De ondervinding leert, dat zy dan hunne zaken verwaarlozen ; hunnen dienst niet wel waarnemen ; en meest allen Catechifeermeesters , of Catechifeerzusjes worden : of wel zy worden lui , yadzig , peinzend , ziekelyk , verwaand , en asfurant. Dienstboden die wat meer weten dan anderen , zien te wel wat zy zyn ; en wie hunne Heeren en Vrouwen zyn. Zy laaten zich alles zo maar niet zeggen , kunnen niet zo veel verdraagen als d:e werkezels die aan het fpit oud en krom geworden zyn ; of zich met" het idoovigile werk eene halve eeuw bezig gehouden hebben. Zy begrypen te veel hunne eigenlyke natuurlyke waarde. Dit  ONDERWERPEN V. BRIÊE. 33 Dit is wéér één van die voordellen, waar in, het ware en het valfchc , zo door een gehaspeld is , dat men een huis. vol werk heeft om het uit elkander te kj-ygen., en echter kan men 'er eerder niet0 op antwoorden. Indien ik de dienstboden en de ambagtslieden tot wysneuzen wilde maken ; indien ik hun wilde doen lezen , over zaken daar zy niets van behoeven te weten ; ja waaraan menfehert die iveel tyd , en veel verüand hebben , pok weinig genoeg hebben ; dan hadt men gelyk ; en alle die gevolgen vloeydert zeer natuurlyk uit dien Leertrant voort. Ik kan my zelf het vermaak niet weige" ren , om de volgende Regels uit Les fcm■mes fcavantcs hier. neder te zetten : . gy weet met welk een tintelend genoegen ik die meermaalen opzeg ! Vos livres éternels ne me contentent pas ; „ Et , hors un grand Plutarqüe a mettre mes rabats, t Vous devriez bruler tout ce meu'ble inutile: En verder. y Et dans ce vain fayoir qu'on va chercher 5 p loin , C » Ou  3+ BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN ' „ On ne fcait corame va mon pot dont j'ai bë„ foin. ,, Mes gens a la fcience afpirect Four voufi „ plaire , „ Et tous ne font rien moins que co qu'ils oat a faire. ;, Raifonner esc 1'emploi de toute ma maifon ; ., Et le Raifonnement en bannit la Raifon. }1 L'un me brule mon rót en lifant quelque „ histoire ; „ L'autre rêve a des Vers quand je demande i boire ; en twee bladzyden voorwaard „ Qu'iinporte qu'clle manqua aus Ioix de Va* „ gelas ? „ Pourvü qua Ia Cuifine elle ne manque pas. „ J'airne b;en mieux , pour moi , qu'en épfo „ chant fes Herbes; ,, Elle accomode mal les coms avec les Verbes „ Et redife cent foi un bas ou mecbant mot , „ Que de bruler ma viande , ou faler trop moa ,, Pot. „ Je vis de bonne foupe & non de beau Iangage. # Vaugelas n'apparend point a biea faire ua „ potage;  ONDERWERPEN. V. BRIEF. Et Malherbe , & Balzac , fi fcavans en Beaux mots En Cuifine , péut-être auroient été des Sots. * De * Voor hen die het Fransch niet verdaan , za\ ik deeze regels overzetten , doch in profa 'om te nader by den zin te bïyven. De zin is desze. Dat oneindig getal van Boelen flaat my niet aan; en behahen een dikken Plutarchus dien ik gebruik om myne beffen in te leggen , moest gy al dat onnut huisraad verbranden. En tenvyl p£ q 2 fchooa_  38 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN fchoon anders een verftandig man , ook met fpaaren. Zulke Boeken moeten zy der^ halven niet lezen ; en ik zou nog wel een riem papier kunnen volfchryven waarom nog al meer niet • dit weinige is echter genoeg. Wanneer moeten zy niet lezen ? het antwoord is eenvoudig , dan niet , als hun plicht het verbiedt , en wanneer is dit ? dit is dan , als zy in den dienst van van anderen bezig zyn , of behcoren te zyn , of als zy aan 't werk zyn moeten , om voor hun huisgezin brood te bezorgen. Maar dit wanneer hebben zy gemeen , met alle levensbanden , die eigenlyk met tot den Geleerden ftand behooren. Een Vorst moet niet lezen , als zye Vaderland hem in 't veld , of in het Kabinet roept ; Een Regent , als het belang des Volks hem moet doen denken , of fpreken : Een Officier , als hy in zyn werk bezig zyn moet : Een Winkelier ; als hy Stoffen moet meten , of Suiker' verkoopen : Eene goede Huishoudfter , als zy haar huishouden moet bezorgen : Een Ambagtsman , als hy aan den fchaafbank fttat , of op den 'drieflal zit : Et¬ en  ONDERWERPEN. V. R R IE F. 39 pe knegt , als hy zyn huiswerk moet verrichten : E-ne meid , als zy m den dienst van het huis of de keuken de handen volheeft : Een Boer , als hy Plegen , zaaijcn , werken , of karnen moet. Gevolgelyk , dit warneer , is geen hmderpaaï om te mogen lezen ; of memand mogt die vryheid hebben ; wyl de redenen de zelfden zyn. De voorraad , ik beken het , is nog niet groot ; doch zou het beneden de waerdigheid van waarlyk verftandigc Lieden zyn , ; zo die eens eenige nuttige , nodige , en vcrvrolykende 'Werkjes optelden onder dees of dergelyken titel : „ De „ vriend (of vriendin) der ambagtslieden , ' ^ en dienst, o'en " ? Zou men hen geene zcdekke verhaakn kunnen bezorgen , zo. gefchikt voor hen , als lei Conus Muraux van Marmontel, voor die van een verhevener rang , waarlyk zyn ? Nu lezen zy toch , indien zy, zo als ik, dit eens hoorde noemen , eene feggfa Natuur over zich hebben, Orfon en Valentyn J de fehoone Helene ; de Vier heemskinderen ; Fortunatus enz : zou men hun geene Gedichten kunnen bezorgen , en die op zoetyleeijende wyzen , om ze te kunnen zinC 4  '40 brieven over verscheiden gen dellen ? De gelukkige Boer ; De nyvre Timmerman ; De goede Hulshoüdfter ; De naerftige Dienstmaagd ; De gtfehikte Knegt enz. Immers ja .' en zoude , bv de gefchikten , daar door , dac clendig kattegelol , van „ Het zware recht ofte jj Juditie dat 'er gedaan is": enz. Stem 3J' als begint'" } niet agter gelaten worden ? Zou eene Meid , terwyl zy haar koper en tin fchuurt ; zou eene meid die naayt , of groentens fchoonmaakt , of Stoelen vryft , ons niet iets beters kunÖea laaten hooren , terwyl zy met eenen onder het zingen , iets nuts overdenkt ? Immers ja ! Maar onze meeste Schryvers en vooral die Zeden fchryvers , behandelen deeze menfchen op welken zy nederzien , gelyk die onbarmhartige Heelmeesters in de Hospitalen de arme lyders behandelen. Zy potzen een arm of been knapjes af , om dat zy dat veel fpoediger doen kunnen , dan het gekwetde herdellen. Zulke beulen hebben geene menfchlyke gevoe» lens ! Laaten v,y , myn vriend , in het zedelyke niet hakken en kerven ; Laaten wy te regt zien te brengen met geduld , en door de gepaste middelen te gebruiken. Laaten wy toonen dat wy de menfchelyke 1 natuur eerbiedigen , over al * • " ï "•* ' -'" * waar  ONDERWERPEN. V. BRIEF. 4T waar wy die ontmoeten , en , ik herhaal het , onze vermogens beftecden tot dat goede , dat Menschlievend , dat Christelyk oogmerk. Vaarwel CS SES-  $ E S D E BRIEF. Ten vervolge. GEËERDE VRIEND. Ik zie uit uwen , j0 antwoord op myne voorige , dat gy myn plan goedkeurt ? dit moedigt my aan om de flofFe , die nog niet is afgewerkt , verder met u aftedoen. _ Men zou de kleine Werkjes , waar van ik fprak , in verfcheiden vormen kunnen gieten : men zou een Catechismus kunnen maken van hunne Huisfelyke , Burgerlyke , en Godsdienstige plichten. Men zou aangename verhalen kunnen fchryven , waar Irr* deeze of gene zeer goede hoedanigheid in hunnen flaat pasfende , elndelyk beloond wierdt. Men zou hun eerst en vooral moeten doen begrypen , dat ons niets laag maakt , dat ons niets tot Gemeen volk maakt , dan onze eigen vrye bedryven ; dat gevolglyk , de Dienstbare' flaat , het ambagts leven 3 op zich zelf, zo-  ONDERWERPEN. VI. BRIEF. 43 • * r,x-n en nooit zyn kunzodaanig niet zyn, en n J A-r Vr p-een de mimte veiDin nen ; om dat ei y-"-11 cnis'is tusfchea een zedeloos ondeugend , baldaadig , losbandig , leven en Lt dienstbaar zyn , of met zyne handen de kost te winnen. Hen dus to de waerdigheid hunner eigen natuur te heoben opgeleidt j hen dus met zien ze meer bekent gemaakt hebbende ; zou n>eu tot byzonderheclen kunnen komen , en aan toonen dat , indien zy , als braave menfehen , aan die plichten welke m hunnen levenskring voor hen opkwamen , wel , getrouw , en met blymoedigheid voldeeden , dat zy als dan , by alle deugdzame en vërftandige Lieden geacht en gebeft zouden worden : maar voor al , dat hun Goedertieren Schepper , die het best geöordcelt heeft , ondcrfchciden rangen en onderfcheiden middelen daar te ftellcn , op hun met dezelfde goedkeuring zal nederzien , als hy ziet op hun die hy op de Throonen der Waereld gezet heeft. Wat denkt gy , myn vriend , zou het lezen van zodanige Werkjes , hen tot die ondraagclyke gebreken doen overflaan ? Zou eene dienstmeid, een knegt , • een ambagtsman , hier door niet een veel gechJLter mensch worden , en zouden zy al-  U brieven over verscheiden allen nier; met blyde harten , en vrolyke aangezichten , dat geene doen, dat 'er does den Goddelyken wil voor hen te doen is ? Zonden zy , die in hunne vrve uureq zulke boeken laazen , ingevaar zyn , om Wdfappige Dweepfters , of zwartgallige Prekers te worden ? Zou het zedelyk oost, erk, waar op alle deeze Gefchrifren uitliepen , niet geheel iets anders voortbrengen ? Zouden wy hier door , die losbandigheid , en die laaghartige zdfszoetenheid , zo gemeen in dien fevenftaat , Biet fluiten ? Zouden wy deeze menfchen , •fae de meerdere goedhartigheid , cis hare ongelukkige vrienden zo gaan, wil behandelen , dus niet kunnen behandelen ! Zou rnen menfchen , die men dus hadt Jeeren denken , niet door liefde en achting aan zich kunnen verbinden ; en zou het buislyk leven 'er niet te geregelder a Biet te beter door worden 2 Het komt my voor, dat, door hee fchryven van zulke Werkjes, een zeer gsoote dienst aan het Vaderland zoude gedaan worden. Weldenkcnden zouden 'er Veelmeer genoegen in vinden , dan in al die overnatuurkundige Proeven , en verhandelingen over onderwerpen , die voor het kortziend oog der Stervelingen. , zal je niet geweigerd worden. Want ■-ï het is hun huis en niet uw huis • v en als het tyd is dat je voor je Volk „ moet werken , doe dan • niets voor je „ zelf. Wees altoos de minde ; want je ?J hebt ook je gebreken , kind. Wees „ zindelyk en fchoon , maar geen pronk„ der. Pas op de kinderen of tje eigen „ waren , en lees , als gy tyd hebt » in een Bybel of in een ander goed ., Boek ". En zo zei ik altoos , zo als gy weet , Kind ; en ik dank onzen lieven Heer , dat gy zo een braave Dienst ■ meid geworden zyt , zo als uw Heer en Juffrouw getuigen. Nu hebt gy agt jaar by je Heer en Juffrouw gewoont ; en al- het weer Sint Jan is , ga je in je zesentwintigde jaar. En nu hoor ik , dat gy , met genoegen van je Heer en Juffrouw in 't Kuwlyk zoudt treden , indien ik 'er niet tegen heb. Wel kind wat wou ik 'er tegen hebben , daar de Borst nugter en bekwaam is ; en daar je lui groote zin. pigheid voor mekander hebt , zedert twee jaar. Och neen , myn kind , als je Heer en  onderwerpen. VI. brief. 51 en Juffrouw het je aanraden , dan geef •ik myn ftem , want men wil nog wel eens zyn eigen meester zyn ; en het fcuwlvk zo als P au lus zeidt , is eer-lyk , maar ik hoop myn Kind , dat je niet zo fchielyk je man zult verliezen als $ . och Pieternelletje , je hebt Zulk een kostelyk Vader in 't graf , hy ftorf toen ■ik van myn vierde Kind , je broer Dirk , kramen moest i maar ik mag er nog met aan denken. En onze lieve Heer heeft my i en myn Kindertjes altoos voor gebrek bewaard : en in myn ouden dag mag ■ik nog beleeven dat ze alle den goeijen weg op willen , en dat zy haar oude moeder op de handen zouden draagen. Kind , dar. is een zegen zo groot , dat , zo je lieve Vader" dat met my hadt mogen beleven , hy God op zyn knien zou gedankt hebben ; want je Vader was een vroom godvreezend naarstig man ; maar ik zeg nog eens daar mag ik niet inkomen. Nu, Pieternelletje , leg het Burgerlyk aan , en hou tog zo weinig Bruiloft als doenlyk is ; doch 'er moet wat wezen ; maar denk , dat het Geld zuur en met eeren gewonnen wordt , koop liever iets in uw huishouden. Maar , myn waarde Dochter , zo lief als ik u heb , wees nu ook eene brave gefchikte Vrouw en geef je D 2 man  53 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN man toch alle reden om wel te vreden te zyn. Loop niet uit, hou geen Theevifities met de Buuren Goedendag en goeden avond daar komt men ver mee , en het * JTS hec beste g°ed ^t men te zamen wint. Je aanflaande man heeft my gezegt , dat hy nog een beetje heeft , en jy hebt een kostelyke dienst gehadt ; zo dat , Kind ' je kunt m jou ftaat het heel wel hebben, als onze lieve Heer je man gezontheid iaat , en jy braaf oppast. Zo je jou Heer en Juffrouw dienst kunt doen , met nog een maand te blyven , doe-, het voor a • en leg alles toch Burgerlyk aan , en ais je Kinderen mogt krygen , voed ze toch zo op , als ik. u gedaan heb , met God en met geren,. Zeg Hendrik goeden dag ; maar ik denk, niet dat ik overkom , de reis is wat ver , en uw Broer Jans Vrouw loopt op alle daag , uw liefhebbende moeder Vooral en vooral de groetenis , en .cfien-tpi-efentatie aan je Heer en Juffrouw, •en aan je kameraads. Ant'  ONDERWERPEN. VI- BRIEF. J3 Antwoord op den voorgronden. Myn lieve en waarde Moeder ! Ik heb gcfchreid om uw brief , och ik hoop dat ik u zo lang ik leef , geen ftoffe tot verdriet geven zal , ik zou van hartzeer «erven , als ik zulk eene brave moeder in haar oude dagen verdriet aan deed , nu dat gelooft gy wel van my , Hendrik hoop ik zal ü ook altoos wel doen , want hy is een zeer goed fiag van een man. Zyn Baas pryst hem zeer, en ons Volk , myn Heer cn Juffrouw , zeggen , dat het net - myn flag is. Ik wil het niet ontveinzen , moeder lief , ik heb Hendrik lief , en hy my 5 maar ik zal. toch heel bedroefd zyn als ik uit dit huis ga. Ik heb hier alles gcleert totlezen en fchryven toe , dat ik maar fobertjes kon toen ik' hier kwam : en de Kinderen zyn alle danig op my geitel*. Maar myn lieve moeder denk eens aan , daar zal onze Heer en Juffrouw een maalt'yd geven als ik trouw , zonder dat het my een duit zal kosten , en de Juffrouw heeft my belast aan u te fchryven : dat gy toch moet komen , en daar t'huis zyn, ik wil , zei de Juffrouw , de ouwe zoote Vrouw er by hébben. Och moeder 't D 3 is  54 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN is niet uit te ftaan zo goed zyn die menfchen ! Ik heb van myn Juffrouw een Bed met zyn toebehooren . en van de Kinderen een Kabinet en zes gladde ftoelen , en Hendrik heeft ook al zo wat in voorraad ; zo dat ik kan myn rykdom haast niet overzien , noch onzen lieven Heer genoeg danken voor zyn weldaden, Hendrik eet nu alle avond ook hier , maar wat is hy een gefchikt man I hy houdt veel van lezen als hy tyd heeft , en hy leest goede Boeken , dat ik wel hooren mag ; want die lezen wy hier ook. Hendrik groet u , en zal u met de fchuit komen halen , om u toch alles gemaklyk te maken , hy heeft zyn ouders niet gekent , en hy is blyd dat hy zo een braaf mensch tot moe„ der krygt , zegt hy dikwyls , ik verzoek dat gy al de Vrienden groet , ik wensch aan Broer Jans Vrouw eene gelukkige bevalling , en blyve uwe liefhebbende ers dankbare Dochter Wat zege gy , myn Vriend , zou hei nu zo moeilyk zyn voor lieden die zo eenvoudig natuurlyk kunnen fchryven iets lezenswaardig opteflellen Zyn dit geene denkende , gevoelige wezens ? en is echter  ONDERWERPEN. VI. BRIEF. 55 ter in deeze brieven de minfte zweem van neuswysheid ? Is alles niet natuurlyk ? Is alles niet gezond vcrftand ? eerlykheid des harten ? Zeer weinige zo genaamde aanzienelyke lieden , zullen dit verbeteren : men moet zich bedroeven als wy in dit opzicht , letten op de Brieven onzer jonge Dames . . . maar dit eens by eene andere gelegenheid. Zo gy tyd en lust hebt , antwoord dan eens op deeze beide myne Brieven , en geloof dat ik , met byzondere achting ben3 uwe Vriendin.  ZEVENDE BRIEF. GEËERDE VRIENDIN! T -Ik ontken niet , dat gy maar al te veel reden hebt tot het fchryven van twee aan my gezondene Brieven. Ik hoop , en wensch dat uwe vriendelyke oogmerkenniet onvervuld zullen blyven. Wat my aangaat , ik begin te denken dat dit niet onmooglyk is ; cn zo ik in fiaat ware om er iets roe te doen , ik zou met vermaak my daar toe verledigen. Gy kunt toch raar fchryven ! uwe aanmerkingen over het gebruik der Boeken , en Porceleinen bewyzen dit duidelyk : dit gedeelte van uwen Brief' fmaakt my regt , en maait my geduurig door het hoofd. Wat zegt gy , zo ik uw trant , in deezen gehouden , naarvolgende , de boeken en fchr ften die wy aan nw'e begunstigde Burgerlu.djes te leveren hebben , eens verge-  ONDERWEGEN. VH. BRIEF. 57 eeleeke by Delfs'- Aardenwerk ? immers mmder kostbaar minder fchoon ; maar van veel meer eebruik , en des veel onontbeerlyker dan de heerlykfto-Porcelein- d,e wy uit China , Japan , Dresden , of Berlyn ontfangen ? Die onfehatbare geest van Vaderlands lief'e , die thans alles leven byzet , en alle handen aan 't werk helpt , zou zeker met genoegen ook deeze Economifche Producten , voor de Uitlandfchc verkiezen , mids dat de geleverde goederen van goed alloy , en wel bewerkt waren. Maar om , by de Delfsaardewerken Leenfpreuk te blyven ; indien eens alle onze aanziencykc lieden niet beflootcn om hunne f.perbe fervifen te pronk te zetten , en Inlandfche Porceleinen te gebruiken , zo zoudt echter de gegoede Burgerttaat , met weigeren de Fabrikeurs in dit Lcenfpreekig Delfsgoed , in ftaat teftellcn , deeze ïnlandfche Fabriek aan te houden. Gaarn beken ik , dat het in veele opzichten zo fraai niet is , als het Uitlandfche : doch wie ■weet tot welk eenen top van volmaaktheid het gebragt wierdt , indien men eer en voordeel hechtte aan het maken der beste waaren van dit foort ! D 5 Maar  g8 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Maar goed ! laaten de Grooten , de fchatryken zo wel met Porceleinen als met Boeken pronken , de gemeene Burgers kunnen dat niet doen , het geen zy van beiden hebben, moeten zy kunnen gebrui* ken , of het is niets dan een inëetend kapitaal , en verderflyk voor de goede Huishoudings-kunst. Laaten de lieden du Ton , een fraai verglaast , aartig getekend , en levendig gecouleurt Delfs fchaaltje ziende , al eens zeggen. „ X Is zoet; „ maar 't is maar Inlands , " wat kan dat fchelen , als de meerderheid der inwoonders er zich maar mede genoegt , en tot voordeel van bedient ? Daar zyn reeds Porceleinfabrieken genoeg : doch die leveren geen goed , waar van gemeene Menfchen zich kunnen voorzien. De fchoteis dienen altoos naar de fpys , en de fpys naar de omflandigheden waarin de huisvader zich bevindt , gefchikt te zyn. Laaten wy de Friefche Potten en Pannen ook niet vergeten : doch het gaat met onzen huisraad , gelyk met onze Landsgenooten , een nutteloos , lelyk, doch kunstig Chinees beeldje , of een iïel met langelyzen befchildert , trekt de verwondering der menfchen ; terwyl men het beneden zich zoude agten , het oog te ikan  ONDERWERPEN. VI!. BRIEF. 59 flaan op eene zeer nuttige braadpan , of ftyfzelkom : daar deeze vaten ter oneere, echter veel noodiger zyn voor deszelfs bezitters , dan al de babioles waarmede men zo zeer is ingenomen , eenig en alleen om dat zy raar zyn i en veel geld kosten. Ik geef u myn denkbeeld maar aan de hand ; gy kunt het , als gy u eens , in de geestgefteltheid hier toe vereischt , bevindt , dan verder uitwerken. Nu nog een ernftig woord , en dan , vaarwel ! Ik hoop dat men zich niet langer , tot nadeel van het grootfte getal der Menfchen zal inbeelden , dat het lezen voor hun een onnodig werk is ; of dat zy niet verdaan kunnen , het geen wél, en over zaken waar in wy als Menfchen , of als Christenen, belang hebben , gefchreven is : O.n wat reden zou een gemeen Ambagtsman minder vatbaarheid hebben , dan een volftrekt nuttelooze Petitmaitre , of fchoon zyn Vader een Graaf en zyn Grootvader een Hertog ware ? Wat zeg ik , de Ambagtsman ? de Boer , die , ten onrechte , zo zeer beneden méér befchaafder menfchen verwezen wordt. Een Boer die het; Land beweide en bewerkt > en voor  60 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN voor 't overige zyne welgeftelde zinnen heeft, heeft veel meer gelegenheid om zyne denkende vermogens te ontwikkelen , dan een fchepzel , dat volftrekt niets doet dan zotternyen ; een fchepzel , dat men even gelyk eenen potzigen Aap , eenige oogenblikken kan dulden , als men eens wil zien hoe verre de Man ! (dat doch zó by uitfiek voortreflyker wezen dan de Vrouw ,) zich kan verlagen , door het involgen van alles wat ons overtuigt , dat dit kostelyk verfiert hoofd , 't welk met zulk een trotfche veragting wordt om hoog geheven , met geen één redelyk begrip is voorzien. Maar als 'er nu'menfchen voor den dag komen om uwe Gemeene lieden te onderwyzen , zouden zy , geen middel vinden om deeze fchitterende Nullen onder de plak te krygen ? Zo zy hier tegen inleggen , dunkt my , dat men hen moest overgeven aan een gezelfchap wysneuzige Vrouwen , die zich hebben ingebeeld dat de Geleerdheid zeer wel aile andere beminlyke hoedanigheden haare fex konde opwegen : De Convgrfatie tusfchen die twee foorten van menfchen , zoude mooglyk leerzaam zyn voor lieden die met alles hun verftandig voordeel weten te doen. • ik ben uw A G T-  AGSTE BRIEF, B R I E F. Waarde , brave , N." Ne Uw zeer aangenamen Brief , Met dat roooije Pypenmandje i Was ons maar ter degen lief. Ipocras is op de Dorpen ■ Ook geen drank voor yder één : Kindlief , onze rykfte Koopliên , Zyn met Wyn al wel te vreên. Wel gegoede Burgermenfchen Drinken bykans heel den dag , Thee of Coffy , met wat fuiker Zo gy dat geflobber zag . . . Zag ! 't moet zaagt zyn ! wel te weten ! — Zo gy dan dat flobbren zaagt , (Ziet zo .word ik menig werven Door dat koppig rym geplaagd ! Maar wy keeren tot de Teepot; Dit is ; en Parentbefis ,) Zoudt gy zeggen : „ is 't wel mooglylc Dat men hier zo dorstig is ? „ Wat  tfi. R2.IEVE.N OV.ER VERSCHEIDEN ,. Wat mag hier doch de oorzaak wezen , „ Daar men dus de maag bederft; „ Water drinkt , en woont ih 't water „ * „ Dat de Ryp niet uitenflerft? Laat ik u eens wat herinneren ; Denk eens wat gewoonte doet : En zal ook de mensen wel fterven Als hy nog niet fterven moet ? Als wy aan ons Vü\k vertellen Dat me in ftad veeltyds by nagt , ■' Selchip houdt , en gasten noodigt 5 Er meest al met flapen wagt Tot men door de - morgenfeheemring Hier op 't Land het bed verlaat, Dan, dan zyn zy zéér verwondert, En dan is het : „ wat en praat ! „ Dat is misfelyk verzonnen " • Ja hun redelyk beïliiic, Is : „ Nou 't zei niet heel Jang duurea „ „ Of de fteden fterven uit." Nu eens weer naar 't Pypenmandje , Wy doorkeken 't. „ Ta *t gaat wis ; (Zeiden wy , als twee ffavantes ,) it Dat 'er gansch geen ydel is. „ Vol is;alles in de Schepping ; j, Hier is ook alles vol gepropt , ,, Is niet tusfehen yder Flesje r », Netjes een Citroen gedopt; » Dat  ONDERWERPEN. VIII. BRIK*. £3 „ Dat men dus niet over 't Ledig „ Langer kyf , en grom , en twist. „ Die proefondervindlyk voorbeeld , , Heeft dit groote Pleit beflist. In dien Brief doet gy ons weten t Dat uw zuster aangefpoort , Door het vriendlyk zaraenleven , Dat zy daaglyks ziet en boort In het Huwlyk van haar' Broeder j (Die gy zyt , en Niemand EI !) * Eindlyk zal in 't Fuikje treden ; Kort om , dat zy trouwen zei. En met wie ? wel met een jongeling Die verftand heeft , en ook geest , Die ook duiten heeft (dat meer zegt , —) Die met oordeel , en véél leest. Net een Broer naar uw verkiezig, Vriendlyk , aangenaam , oprecht ; Even als dien , aan de Mode Meer door fleur ; dan fmaak gehecht. Denk nu eens hoe groot de blydfchap Toen by uw' Vriendinnen was! Blyd met u , blyd met de Liefjes 4 Blyder nog met d' Ipocras. 6 Gy weet by ondervinding Waar de liefde t' eerst begint By ons zelf , niet waar myn waarde , Brave, gulle,, oprechte Vriend ? 2fa  Of eens mooglyk , als voorbeen' D'idvermogende a la G«fW » In ons Vaderland verfcheen ; E. ♦ Da5^ U, DEEL. »  O'S BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN * Dan gaan we aan 't Vaeraenmaken, • Bikkel hakkel uit en in, Slangswys , krmklend ö zo kostlyk Zo als 't ons komt in den zin; Die maar 't hart heeft om te trouwer* Zullen wy , maak hier op ftaat, Met een huwlyksvaers vervolgen j 't Mag dan gian zo als het gaat. En de mode loopt zo haastig, Mooglyk dat zy in dit jaar , Nog wel tot het teken nadert Van de deftige Samaar. Is dit anders , 'k mag u bidden Hou ons dan niét voor den zot! Man ! wy weten in de RyP niets Van de Mode of van haar lot. Doch een Dicht gevuld met plooijen, Strak , en lang , en met een fléért, Is, zou Vader Cats ons zeggen, Zo veel moeite in 't minst niet wéérd. Thans bezoekt ons een Coquetje Uit de ftad ; wy vroegen baar : Kind lief , draagt men in hét Haagje; „ Nog een Sac , of een Samaar ? " t, Queiles Bêtes. " fnapte 't Nufje j j, Daar 't met onzen eenvoud lacht' ; „ Een Samaar is op de Dorpsn. »> °P zyn best Eoerinne praeht, « Als  ONDERWERPEN. VIII. BRIEF. 67 '„ Als zy trouwen , of een kleintje „ Laten doopen anders niet : „ J51 de Steden kleed zich yder j, Zo als gy my voor u ziet." „ Goed , Lieffchaapje ", was het antwoord , Maar wy hebben geen verftand , Om een Huwlyks vaers te maken ; ïn dien nieuwerwetzen trant. Wy zyn met de zaak verlegen , Zien wy echter eens hoe 't gaat. En uit hoe veel groote deelen Toch een Huwlyksdicht heiraat. 't Eerde deel bevat het pryzen i Wat behelst het tweede deel ? Wel wat vraag ? in duizend wenfehera Of wat min ; zo 't is te veel. Nu ten derden , en ten laatftenj (Zo als onze Leeraar zegt,) Komt dat fcbiander Profeteeren ; Want dan wordt 'er uit gelegt Wat het ,Paar zal ondervinden 5 (Wyl men 't nodig weten moet ;) Welvaart , aanzien , 't huis vol Kindree É11 gezondheid ; 1 (.'c bssLG Soed * Emdlyk neg een woord s tot dichting ; Én zo hier zo daar een dreek : Zulk een Bruüofst vaers geij'kt wel Naar eene uitgerekte Preek ;  s  7 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Wonen in uw huis en hart; • Raakt niet al te diep in 't aardfcbe , ('t Is maar poppekraarn ,) verwardt. Leeft te vreên al gaat het alles Juist niet altoos naar uw wensch ; i Blyft gezond , bezit al de achting, Van elk braaf verftandig mensch. **a, r.u gaan we aan 't Profeteeren , Dat is weêr zo maklyk niet. Wyl men nu niets van 't aandaande Dan flegts in zyn' droomen ziet Daarom nemen wy 't in zekre ; Heb een jaar twee drie gedult; Logenftraft ons dan nog de uitkomst 7 Denkt, 't is buiten onze fchuld, 't Profeteeren is flegis raden , Kaar 't geen voor ons duister is. En gy weet de wyste menfchen , Slaan den bal óók wél eens mis. 't Eerde jaar wint gy een Paerei, Aan uw gouden Huiulyks kroon ; ('k Spreek de taal der Puikpoëten, pat is wel vertaald , een zoon. 't Volgend jaar al weer een Paerei, $f sar v/at minder van waardy, ïlosf aen u. wel uit te cyfiïen 3a  ONDERWERPEN. VUL BRIEF- 71 Dat dit een zoet meisje 7y ? Kortom , alle jaaren Paerlen , Zo lang tot uw Huwlyks krans 't Zon en maanlicht uit zal fcbynen Door zyn flonkerenden glans. Ja , om zo veel kleine wigten 't Onderhouden hoort wat toe ! Nu geen nood! 't zal roozen fne ewxen; Vraagt ons toch niet naar het boe, Van dit nooit gehoorde wonder , 't Is een wonder; dat 's genoeg. Maar als men ons naar 't mistiqu: Van dees fraaije Leenfpreuk vroeg Zou den zin die onze wy&heid Uit alle anderen verkoor, Deeze zyn : „ God fchept geen' mond» „ Of hy fchept er eeten voor." 'k Heb nog meer te profeteeren, Dit betreft uw ouderdom. Zo gy blyft gelyk gy nu zyt Wordt gy 't zamen oud en krom Dan ziet gy door uwe Paerlen Weder Paerlen voortgebragt , Dat 's in duitsch ; dat gy zult leven * In uw jeugdig nageflagt. En moet ge eindlyk een van beiden Kaar ons alier Moeder toe ? è Dan zal een deftig Dichte* E 4 i  7^ BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Nooit het wonderwerken rnoê , Die zo veel douzyntjes Kindren , Schoone Paerlen worden deedt, En wat hy ook moog' vergeten , Noait zyn eigen roem vergeet, Weer aan 't wonderwerken tyen , Yder traantje dat gy fchreit , Wordt ftraks op 's Poëets couando , (Welke een' zoete zeldzaamheid !) Ook veranderd in een Paerel , Van de fyniïe en blankfte foort. Dichters brengen , zo zy wdies Ook 't onmogelyke voort. Alles weten zy te fcheppen ; o Benydens waardig lot 1 Hier door vormen zy zich daaglyka Van halfwys in fiapel zot. Denkt nu dat we als profctesfen Spraken 't gsen gy hier verneemt: Nu een woordje tot de Gasten , Dat is weet men j ook niet vreemd } Drinkt dan eens op de gezondheid Van de Maakfiers van een Dicht. Dat , zo als wy zelfs erkennen Noch vermaakt, noch leert, noch fh'cht.' Neem dees Gril , myn vriend der vr:*>i-» ~, u n hy toegefchikt j *9  ONDERWERPEN. VIII. BRIEF. 73 Zy komt fmoorheet van den rooster , Niemand heeft 'er aan gelikt. Lees voor 't jonge hupfche Faartje •C Geen het toehoort. Groet uw Vrouw ; Kus ons Keesje , eens voor ons beiden. Ja .. . maar wat ik vragen zou ! Komen we haast Kandeeltje drinken ? jn de plaats van Ipocras ? Lacht gy fmaaklyk om dit vra;gie ? Denk het komt in 't rym te pas Leef gelukkig N. N ^ Wat U ook op aarde ontmoet , En wees van uw twee Vriendinnen , Adlervriendelykst gegroet.  NEGENDE BRIEF. MYN HEER.' T -ik heb uwen Brief ontvangen , en hem, gelezen met die ontroering , welk een geval , als dat , dat my uw Brief meït 3 altoos by gevoelige menfchen uitwerkt; offchoon de perfoonen ons geheel en al vreemd zyn : maar ga eens na , hoe het my trof daar de Zoon myns Vriend het beklaaglyk onderwerp is ! Ik heb den voorleden nagt geen oog geloken ; myn hart is als in oproer : ik ben opgeftaan met het voornemen om my tegen uw oogmerk aan te kanten , en dat wel op zulk een ernstige wys , als de Menfchen liefde , de Vriendfchap , en myne deernis met den verleiden Jongeling vorderen , van eene Vrouw die wel ingaat is , zich, moet het zyfl , de onaangename gevolgen uwes ongenoegens te  ONDERWERPEN. IX. BRI -E- 75 getroosten. Ja , myn Heer , ik heb * faaren lang erkent voor een myncr be.to vrienden ; maar ik zou my zelf v^hten , zo ik in flaat ware , cm uwe vriendschap te behouden door u , uw voornemen ter uitvoer te laaten brengen, Wy zullen niet redeneeren of een Vaden doen kan , zonder dat de Wetten van ons Land dat verbieden : ik Ipreek tegen een man , dien ik uit redelyker beginzels, hoop ter neder te zetten. Stuif met op ! Hoor my fpreken. Ik heb , als uwe Vriendin , daar recht op ; en van dat recht zal ik my , in deeze zeer moeilyKe zaak , bedienen. Gy me!t my , „ uw oogmerk is , ja Ww befluit mag ik zeggen , om uw Zoon naar Oostindien te zenden. " Gy ? Gy, zyn Vader ? Zult gy dit doen ? „ Ja zeer zeker zegt gy " ! en om wat reden ? „ Om wat reden ? Wel om dat de jongen H°e WCCC ^ndt hem *n by de eerfle gelegenheid , mee het eerfte Sehip weg: Gy zyt Zyn Vader f ^ ditverpheht, hoe zeer het u ook zaï ïmarten , als uwe gramfchap gekoeld is zyn best te bezorgen , zo veel in u is.' De eerfre vraag die ik u deed past misfthien «dleen in den mond eener oprechte Vnendm ; ifc zie ze]f wc, dat zy " 5 en dat zy u zeer verwonderen zal £>ie vraag moet ik u echter doen Ik herhaal haar : Hebt gy hem , ooit in ifeat gefield om te kunnen deugen ? Laaten wy dit eens zien. Uw Zoon was van een kind af zeer levend , zeer werkzaam , druk en woelig. Zyn hart is aandoenlyfc , en maar al te zwak ! Zyn eerfte kwaad deedt hy uit méégaande toegevenheid. Hy is gezellig , vriendhoudend, miM - CQ ^eenzaam : zyncs moeders 2Uster 5 uwe.  ONDERWERPEN. IX. BRIEF. ff uwe huishoudfter , (o hadt de Jongen zyne lieve Moeder behouden !) is geemlyk , kribbig , en gek zindelyk. Zy heeft; door haar fireng voorkomen , en om dat zy wel zag dat zy u zeer noodig was , het immers zo verre gebTagt , dat gy zelf, de zogenaamde Baas van uw huis , in uw huis niet durfde komen als de ftraaten vogtig waren , dan na dat gy uwe fchoenen hadt uitgetrokken ! des winters verftyft men by u van koude ; want de drooggefchuurde haart moet zindelyk blyven : zelden durft gy een vriend by u verzoeken, om toch moeite voor te komen. Jan mogt , noch een kind zynde , niet fpelen , dan op zyn best met een Printeboek; viel er by ongeluk eens een papiertje , of een potlootje op den grond , dan was het : „ wat , die Jongen haalt alles overhoop ; zie me zo een huis eens leggen." » En gy , zyn Vader , waart te laf, om er een woord tegen te fpreken. Gy hebt uw Kind , om toch geen twist in huis te hebben , met een mensch dat u onder den duim hadt , met de Kinderen van uw kruijer , uw groenwyf , of zulk foort , laaten fpcelen ; en gaf hem zo veel geld dat hy daar altoos welkom was. Daar leerde hy dat janhagclagtige in woor-  '78 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN woorden en daaden , 't welk de befmet.tende vruchten waren van uwe onver- fchoonlyke zorgeloosheid. En , om dit kwaad, dat gy zaagt, en dat u tegen.ftondt , te verhelpen , bezorgde gy hem met een fchoone goudbeurs voorzien , naar een Franschkostfehool te Amsteldam ; •de gToote menigte van kostkinderen , maakte het hem daar . aangenaam : doch zo - liegt opgevoed zynde , en wel voorzien van geld , koos hy zulke knaapjes die met hem meest overeenkwamen , en zy bedreven zo v-el guitenftukjes , als door Jongens van tien of twaalf jaar in een koscfchool , te bedryven zyn.. - Met zyn veertiende jaar liet gy hem t'huis, en op uw Kantoor 'komen. Gewoon zynde aan gezelfchap \ en pretjes , kon hy , onmooglyk , fmaak vinden in alle avond , als 't Kantoor gellpten wierd, by zyne knorrige Tante te zitten met een vraagenboek vóór hem. Hy wilde uitgaan , en gy , alweer om uwe huislyke ruct toch te bewaren , gaaft hem zyn ■zin. Hy vondt fcbielyk 't gezelfchap dat hy zogt ; niet ongeestig zynde , vermaakte hy zyne gezellen met de verhalen zyncr Tantes zotheden ; of noemde u 3 vry gemeenzaam , de goede man ! zei , dat  ONDERWERPEN. IX. BRIEf. 79 flat hy alles van u kon krygen , daar hy. maar om dagt ; dat behaagde deeze gasten. Zyn Beurs was in ftaat om de verteeringen goed te maken ; hy a-afteerde , en zy leerden hem , (zeker uit erkentenis ,) Tabak rooken , drinken , en met den Godsdienst fpotten. Dit leven beviel hem zeer ; hy kon in zyn's Vaders huis niet langer duuren , geen twee uuren meer agtereen op het Kantoor zitten. Hy leert niets meer van 't geen daar gy hem un laat o .derwyzcn ; zyn Catechifeermeester , en zyn Dansmeester zyn hem even zeer tegen de borst. Hy waagt het eindelyk zyne Vrienden eens by hem te verzoeken , laat vuur aanleggen , en al het noodige binnen komen. Tante wordt woedend van kwaadheid , en ontzegt de confraters het huis van haaren Broeder. Zy , geaffronteerd wordende , beflulten Jan met zich te nemen , en , door hem te bederven , haar dien hoon betaald te zetten. Zy lopen te faamen heen en aan • 't rinkelrooijen. Uw Zoon maakt van zyn nagt zyn dag , komt dronken t'huis , raast en tiert , als een gekke Jongen ; dit leven begint u te verveelcn , maar uw ge-zag als Vader is onbekend ; en Jan verteert , in Herbergen , en Kolfbanen , op eene liederlyke wyze , zyn geld. Jan maakt  Sb "Erievex over verscheiden . maakt aanmerkelyke fchulden : Kom , denkt gy , de Jongen heeft te veel leeg tyd , ik zal hem by den Heer te -bezorgen , daar zal hy geen tyd hebben om te zwieren ; er zyn zeven of agt Kantoorbedienden. Toen gy het reeds bewerkt hadt , fpra?kt gy er met my over: gy weet nog wél hoe zeer ik er tegen was ? en hoe euvel gy mynen raad , die óók te laat kwam , opnaamt 2 Gy brengt hem dan daar , maar met zo weinig ■ geld in den zak , dat hy er naauwiyks fnuif voor kopen kan. En gy zegt : te veel heeft hem bedorven ; dat hy niet heeft zal hy niet verliezen : zy zullen [ om zyn geld hem niet meer zoeken , en ; hy kan zyn tcering naar zyne neering ftel. len. Dus flaat men van het eene uitcfte . tot het andere over ! Jan vindt op zyn nieuw Kantoor , een half couzyn Josfe gasten. . Myn Heer is meest altyd Buiten, en alles wordt waargenomen , door een kundig braaf , en bejaard Boekhouder , doch wiens burgerlyke omftandigheden , hem het noodig gezag over deeze losbandige jongens , van goeden huize , en middelen ontnemen. Jan . is nog al een raare jongen ; hy maakt zich door zyn klugten, en vrolykheid bemind , en de jonge Lichtmisfen verzwieren zo veel tyd als zy 'c Kan-  onderwerpen. IX. dr1ef. 8f Kantoor maar ontfteelen kunnen. Jan mflake fchulden ; gy boort het; in benaauwtheid zynde , belooft hy beterfchap ; en gy betaalt die fchulden. Hy krygt kennis aan de Zwendelaars en Smousten : nu regent het ducaten ! zyn credit is goed ; ook hy geeft 50 ten 100 : en uw . zoon word nu , van een losten lagen Jongen , een regte lichtmis; Zie daar , zó is Jart opgevoedt , en dit zyn 'er de droevige gevolgen van ' En durft gy my nog vraagen , of gy niet alles aan hem gedaan hebt wat gy doen kondt , om hem op den goeden weg te brengen , toen gy merkte dat hy verkeerd wilde ? Gy hebt zeker uit lafheid alles gedaanwat gy , met een bedaart overleg , hadt moeten doen , indien uw oogmerk geweest ware , om uwen Zoon te bederven. Zonder een half wonderwerk móest een Jongen van Jans inborst , wel tot zulk. eene' 'leevenswys vervallen: maar indien gy uw plicht als een braaf , en verftandig Vader gedaan hadt 5 hadt gy zyne eerfte kinderfpélen gefchikt naar zyne levendige geaartheid ; hadt gy hem goed gezelfchap gegeven in uw huis , onder uwe oogen \ II. Deel., F *a  82 BRIEVEN OVER VERSCHÏIDEN in plaats van uwe zusters zotte grillen in te volgen ; hadt gy hem , in plaats van hem nog een kind zynde , geld te geven , om het in laage vermaken te verkwisten , dat geld hefteed om hem iets te laaten leeren daar hy toen zin in hadt, gy zoudt , van dien zelfden Jan , een goed flag van eenen Jongen gemaakt hebben. Hadt gy hem zyn eigen waarde doen voelen ; hadt gy zyne natuurlyke grootschheid wél geleerd ! maar hoe ging het ? Hy hadt by voorbeeld zin in het tekenen , en wilde gaarn op de Viool leerenfpeelen ; mogt hy wel ? kon Juffrouw Grimpot het wel infchikken ; heb ik het niet wel gehoort ? dat gemaal en ge„ mors met die verf en die fchelpen ; dat „ gebrui np de Viool ". Was zy eens niet heel boos op my , om dat ik zeide , „ wei hede , Juffir. Grimpot , de „ Kinderen kunnen zo niet zonder bezig„ heid zyn ; hy zit immers aan zyne „ fpeeltafel te knutzelen ". En dit alles zaagt gy zéér wél ; maar s zo als ik reeds gezegd heb , uwe rust is uw heiligdom ; uit vrees dat die gekrenkt zoude worden , Iaat gy alles , hoe zeer het u tegenftaat , maar pasfeeren. Ziet gy nu niet duidelyk , dat gy hem niet in-  ONDERWERPEN. IX. BRIEF. 8'3 jrr ftaat gefield hebt om te kunnen deügen ? y, De Jongen , zegt gy , idl niet deu£ gen s'. Hoe kan hy iets willen dat hy niet kent ? en dus ook niet kan begeerten ? Kan hy begrypen wat verftandige vermaaken zyn ? weet hy , wat deugdzaam zyn inheeft ? Kon hy dat leeren door het gezelfchap dat hy hield ? zag hy t'huis iets.dan zuure gezichten ? Hoorde hy 'er iets dan de grimmige ftem zyner Tante , of het laf eri gemompeld tegenfpreken van zynen Vader , ook dan , als hy, Jan , verongelykt wierd ? Heeft hy ooit eenige andere deugd gezien dan die , die zynë Tante oeffent , cn is haar deugd niet zo knorrig als zy zelve ? Gy hebt zeker betere begrippen van deugd en vernuft ; maar gy zyt een laf mensch in veelen Opzichte ; waarom hebt gy u voor uwen zoon verborgen ? Gy hebt u in zyne oogen verlaagd , door de vadzige toejuicher te zyn van zyne Tantes kunnen. Hoor myn Vriend , alles wat een Jongeling van Jans karakter op de deugd zoude hebben doen verlieven , is voor hem zorgvuldiglyk verborgen : alles wat de ondeugd aanneemlyk maakt by onkundigen heeft hy F 2 ge-  84 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN gezien. „ De Jongen wil niet dengen "5 is zyn wil wel ooit van eenig gebruik geweest ? Hoe heeft hy van twee dingen het beste kunnen kiezen , daar hy die beiden , nooit , of wel in een zeer valsch licht , gezien heeft ? Hebt gy hem de flegtigheden Ieeren haaten , en doen treden op den weg des verftands ? of hebt gy zyne zedelyke opVoeding fchandelyk verwaarloost ? Maar myn ongelukkige Vriend ; ik heb u nu reeds duidelyk getoond , wien of het te wyten zy , dat üw Zoon niet deugen wil ; of liever dat hy het niet in zyne magt hadt om te willen; Dat dit u fmart is natuurlyk ; dat gy traanen flort over uwen Zoon , eischt zyn ongelukki ge flaat ; maar dat gy hem , nu , in grammen moede , aan zich zelf overlaat ; dat gy hem verftoot , dat gy hem wegjaagd : dit , dit is onverantwoordelyk ! Hy is en blyft uw Kind. Zyne liefde voor u is u bekend , en zo hy u die achting niet toedraagt , die gy nu eischt... ei lieve , op wat grond ? Het is echter , naar myne gedagten * nog niet geheel hopeloos , indien gy nu nog maar van gantfeher harten wenscht dat  ONDERWERPEN. IX. BRIEF. 8jT dat hy deugdzaam worde... maar gy zult reeds aan deezen brief genoeg hebben. De taal is ltreng ; doch zy is die , d1S myne vriendfchap voor u , my heeft doen fpreken ; want ik ben uw medelydende. en oprechte Vriendin. F 3 TIEN-  TIENDE BRIEF. Antwoord op den voorgaanden. WARE VRIENDIN I V > erwyt my in deeze droevige cogenblikken toch niet die lafheid die gy alto s in my afkeurde , en die my nu zo veel verdriet kost ! Ja , ik heb myn Jongen bedorven ; en dit valt my het aller" ondraaglykst ; maar is hy onherftelbaar bedorven ? Hemel ! . . Hy moet weg hoe eerder hoe liever : hy heeft zich , met zyne fnoode makkers , in een zeer ïelyk' ftuk gedoken . . . Wat heeft hy my duizenden gekost ... of ik waarlyk nog wensch dat hy deugdzaam worde ? zal de Hemel , om de gevolgen myner laffe zorgeloosheid te fluiten , een wonder doen ? Myne Zuster rammeid geduurig van den Moorman die zyn huid niet kan veranderen : en zy is 'er een fterk bewys van l Maar denkt gy , waarlyk , dat 'er nog hoop is ? ja , gebrek en armoe ; ' iaat hem dan op zee zwerven. Laat hy , door  ONDERWERPEN, X. BRIET. 8? door deeze harde middelen zich verbeteren. Hy moet weg. Het laatfte ftuk daar hy ook de hand in heeft , maakt het noodzaaklyk. Gy keurt dit af ! moet ik hem dan nog eens door het Gerecht geftraft zien ? pleit niet voor hem , hy deugd niet : ik ben raadeloos . . . Hy is evenwel myn eenig Kind , en 'er is een tyd geweest dat hy goed was. Vaarwel. Sta my by met uwen raad ! F 4 SLF'  ELFDE BRIEF. Weder antwoord op den voorgaanden. GELIEFDE VRIEND! Ik begryp uwen droevigen toefland zeer levendig ; het zou wreedheid in my zyn u, door verdere verwytingen, te bedroe': ven. Maar dewyl uwe zaak niet te redden ,s , dan door de oorzaaken uwer droefheid wel te kennen , was het noodig dat fk u die aantoonde. - Het is my lief, dat gy^die oorzaaken , fehoon fpade genoeg , De wensch om uwen Zoon deugdzaam te zien, komt u zo ongcrymd voor, dat gy het even mooglyk acht als dat de Hemel ten uwen behoede een wonderwerk doen zoude. Ik denk hier over geheel anders ; ik l|el het nog niet hoopeloos. Aks ik u vraage , wenscht gy uwen -on deugdzaam te zien; dan meen ik niet °f gy hem , in een oogenblik , van een Licht-  • / O N t> B-R WERPEN. XT. RRIEF. 89 Lichtmis in een Heilige wilt hervormd zien ; dit ftel ik onder het onmooglyke , en elk die het menschlyk hart kent , zal dit zo (tellen : ook niet of gy hem deugdzaam wenscht te zien zon-Ier de grootfle moeiten , en opofferingen van uwen tyd , en verftand ; niets minder ! Het zal een zeer moeylyk werk voor u zyn. Dit vraag ik u : of gy hem , in 't vervolg door aanwending van alles wat in uw vermogen is , zoudt willen zien treden op de gelukkige paden der zedelyke en beredeneerde Rechtheid ? Gy zult my vertrouw ik , hier op antwoorden , dat gy , indien dit geluk nog eens uw deel mogt worden , niets te dierbaar zoudt achten om het daar aan opteofferen ; en 't is met dat oogmerk juist dat gy hem naar Oostindien ftuurt : het verre , het zeer fcheemerig uitzigt op dat geluk , doet u befluiten om uw eenig kind , aan het geweld van golven en winden overtegeven. Maar is dit dan het eenige , is dit dan het beste middel ? Is dit een middel dat een Vader kan gébruiken ? wat zeg ik ? is het een middel dat ooit moest gebruikt worden ter bereiking van uw oogwit ? F 5 Dee-  po BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Deeze vraagen zyn gewichtig ; en , naar myn inzien , de overweeging van yder ongelukkig Vader wél waardig ! Het Wig* middel is het zeker niet ; Men heeft in ons Vaderland Huizen gefficht , waar in de losbandige Jongeling voor eenigen tyd te rug gehouden wordt om zyn ondeugend leven te vervolgen ; waar 'in hy ten minnen rust , en tyd heeft tot nadenken ; en men heeft meermaalen gezien dat 'er Jongelieden inderdaad verbetert zyn uitgekomen ; en nog brave mannen geworden zyn , voor al wanneer zy van Jans oorfpronkelyk goed karatfer , en aandoenlyke gefteldheid waren. Laat ik, in 't voorbygaan , het volgende mogen aanmerken ; het komt hier niet te onpas, Ik weet niet waarom Ouders , of FamieÜe , meerder fchande hechten aan het denkbeeld dat een Zoon, een Neef, een Broeder, om zyn liegt gedrag, in een Verbeterhuis geplaatst is , dan dat hy om die zelfde reden naar Oost. of Westindien is gezonden. Het fchandelyke berust immers in de daad , die deeze middelen noodzaakelyk gemaakt hebben , en geenzins in óq middelen zelve ? of, komt het daar ook van daan , dat 'er zo wel brave jongens die lust tot de Zeevaart hebben , en "om hua  ONDERWERPEN. XL BRIEF. Qï hun fortuin te gaan zoeken op de Schepen gevonden worden , als zulke flegte knapen waar van wy fpreken ; daar men in de Verbeterhuizen alleen zulken brengt, die van een (legt gedrag zyn , en geen anderen ? Doch dit veranderd de zaak niet. Hy die als een ondeugende Jongen naar Oostindien gezonden wordt , ftaat gelyk .met hem die in een Verbeterhuis gezet wor.it. Gy ziet dan, dat dit het cmige middel althans niet is ? en ik twyffel of het ook het beste wel zal bevonden worden ! Of het ftellen van een' Jongeling in grooter verzoekingen , moest , een welgepast middel zyn , om hem van dat kwade aftehouden , waar toe hy , in minder ver. zoekingen is vervallen. Wat men zich ook bclove van het fober , ongemaklyk , en ruw Scheepsleven ; van de gevaren der zee ; de goedheid , of hardheid des Kapteins ; Een fterke gezonde luchtige knaap, een knaap , zQ als uw Jan nu nog is , gewende fpoedig aan die ongemakken ; maar de kwaade voorbeelden blyven hem by. Hoe. goed', hoe braaf, hoe verftandig zo een Kapitein wezen moge , zyne zorge is wel te verydelen , door ondeugende Fielen die, 't 'er op toeleggen om hunne booze nei- - gin-  92 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN gingen in te volgen : en ook de Kapitein heeft ander werk te doen ; hy is de Féftuurder ' geenzinJs de Zedenhervormer, van zyn Scheepsvolk. Wie zal dan zo een' Jongeling , die in zulk een gezelfchap nagt en dag fa , en die nu dom. geen vrees of fchaamte meer te rug kan gehouden worden , bewaaren ? Weet gy ook wel , waar gy hem heen zendt ? Kent gy de flegte Zeden niet' der meeste Inwoonders dier Gewesten ? vervolgens : Kunt gy u een eenig voorbeeld herinneren , dat ons toont , hoe het in 't werkfteilen van dit middel , goede gevolgen gehadt heeft ? De ondeugende Jongeling komt nog veel ondeugender te rug , en vergroot , in zyne manlyke jaaren \ de Iyst zyner misdryven , met zonden van eene geheel nieuwe foort. Deezen zyn menfehlyker wys gefprooken , onherftel* baar ! Zy zyn verhardt ; hun zedelyke fmaak is zó geheel bedorven , dat zy niet meer weeten wat het toch is goed en eerlyk te zyn. Is dit middel dan nu het beste om hem te regt te brengen ? Oordeel zelve ! Maar . gy vreest voor de gevolgen van zyne baldadigheid •— voor het Gerecht ! en aan zyne verbetering wanhoopt gy ; ontveins  ONDERWERPEN. XI. BRIEF. 93 veins het niet ! Gy wilt uwe eerlyke , en niet onaanzienelyke Familie geene fchande aandoen. Mooglyk , denkt gy , maakt hy daar wel fortuin ; komt in zyne manlyke jaaren ryk te rug , leidt dan ten minften , een vry ordentelyker leven dan nu. Maar, indien gy zo denkt , moet ik u eenvoudig zeggen , dat gy zo denkende , uw karakter uit het oog verliest , en uw eigen eerlyk hart onrecht doet. Denkt gy , in bedaarde uuren , aldus ? Zendt uw Zoon weg , en weet , dat ik u myne vriendfchap onwaardig acht. Doch , uw oogmerk hem alleen voor den ftraffendcn Rechter te bewaarert ; zet hem in een Verbeterhuis j daar is hy veel veiliger dan op een Schip. En ! Is uw Zoon zo geheel en al bedorven als gy zegt 4 op wat wyze zal hy dan, met zo veele fchranderheid en vernuft , daar fortuin maken ? door welke wegen zal hy tot den fchat van het Oosten opklimmen ? bloos , bloos , zo gy den naam van een Vader — een Nederlands Vader verdient. Hoe ! zult gy , om fchande te ontduiken , hem in het grootfte gevaar brengen , om , by zyne voorige zonden , nog veel meerder fchreeuwende ongerechtigheden te voegen ? Zoudt gy '  94 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN p > gy eerlyk man , (want dit zyt gy «weerwil van dit voorgeven ,) dan uw zelf, — uwen Zoon verdragen kunnen , als hy u die fchatten toont, die hy verkregen heeft , zo als ondeugende Euröpeaanen die in het -fchatryke Oostindien alleen kunnen magtig worden ? Welke aandoeningen zult gy in uwe ziel gevoelen wanneer gy hem als een Rover' te rug ontfangt 1 wanneer gy hem in de kragt Van zyn verflonst leven ziet flerven ,' mooglyk als een verhard zondaar , of als een huichelaar , terwyl hy dat onrechtvaerdig geëigend goed aan Godshuizen en Hofjes maakt , om als 't ware God daar mede tc bevredigen . . . maar ik mag my niet langer bezig houden met de dwaaze en godlooze gevolgen deezcr misdryven. Én met dit alles ! gy Zyt , gy blyft zyn Vader ; van uwe handen zal hy geëischt worden. Gy zult rekenfchap moeten geven van de wyze waarmede gy hem hebt opgevoed ; ook van deeze bedoeling , en het middel ter bereiking van uw oogmerk. Denk , bid ik u , dit alles nog eens aandagtig over ; meer zeg ik nu niet op dit ftak ; maar ik weet , dunkt my s dat , zo gy dit alles , dus hadt overwogen s dat dan uw oogmerk om uwen Zoon naar  ONDERWERPEN. XI. BRIEF. §S naar Oostindien te zenden , wel rasch zoude zyn ter zyden gelegt. Ik zal , in eenen volgenden Brief, het onderwerp weder opvatten : Het vertrouwen dat in my fielt verplicht my om u , op alle mogelyke wyzen , behulpzaam te zyn , in het behouden van uwen Zoon ; wiens geluk zo riaauw aan dat van u verbonden is , want gy zyt zyn Vader l Vaarwel. Ik ben , met de oprechtfte begeerte om u van nut te zyn , uwe enz. TWAALF-  TWAALFDE BRIEF. Ten vervolge. WAARDE VRIEND. N -LTIu zal jk eens voorohderflellen , dat uwe eenige bedoeling niet anders zy , dan de hervorming van uwen Zoon ; en dat gy hem, ter bereiking van dat oogwit, naar Oostmdiën ftuurt. De dwaasheid van dit middel te gebruiken heb ik u , zo ik vertrouw , reeds aangeweezen. Laat ik nu eens mogen onderzoeken , of het wel eens een geoorloofd middel zy. Ik vraag u diéin gemoede af. Moogt gy het leven van iemand , dienGod nog tyd en gelegenheid geeft , om l1Ch te bekeere° > en die , hoe flegt hy het ook gemaakt heeft , echter nog niets bedreef, dat, naar de Burger!yke wetten den dood verdient , in oogenfchynlyk gevaar brengen? Moogt gy uwen Zoon", uit vreeze voor fchande, als ware het met eigen handen dooden ? Gy fchynt niet geheel en al vrec"^  onderwerpen. XII. brief. ö? vreemd van deeze gedagten , want gy fchryft in uwen eerften Brief reeds : mooglyk bereikt hy de Kaap niet. Kunt gy , gy een gevoelig man , gy een Vadei , dit 5 mooglyk voor uwen geert dulden ... Ik boude my verzekerd , dat deeze voorftel- I ling u verfchrikt , zo raseji uw billyk ongenoegen -erflaauwt , en uwe opgejaagde grampichap een weinig afneemt. Indien gy hem nu , zo als ik u ernllig raadde , in een huis bezorgt , alwaar I zyne ongeregeldheden hem worden afgej' wendt, en zyne gezondheid herftt ld wordt; i dan kan hy nog zeer wel een braaf Lid in de Samenleving worden. Hy kan nog alle de voordeden van een geregeld leven lecren kennen verkiezen , en in tyd en eeu« wigheid gelukkig Jworden. Nogmaal , is tlw Zoon zo flegt , als gy hem voor my afmaalt ; dan is dit middel in uwe om,i Handigheden het eenigfle. Betaal daar ryk- lyk , op dat hy te meer overtuigd worde dat gy hem zyne gevankenis zo min droevig , als mooglyk zy , maken wilt. Hy is geen luije Lediglpper , geen lome Druiloor , geen laage Fielt ; hy hadt altoos vernuft , ja zelf eenige mate van yerfland ; hy heeft geest , is woelig , II. Deel, G  08 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN levend , werkzaam. Hy bemint de vreugd; ongelukkig voor riem': dat hy die langs geheel verkeerde wegen gezogt heeft. Hadt gy ,< myn Vriend , hem in dit opzicht wél enderwezen ; hadt gy hem toegeftaan gezelfchappen,'hem pasfende, by te wonen; hadt hy zvne trek voor de Muziek mogen involgen . . . maar dit is nu zo , en wy kunnen nier beter doen 3 dan hem'zien te verbeteren. Ik verlang te weten of gy mynen ftead goedkeurt : indien al dan zal ik u verder melden hoe wv met'uwen Zoon dienen te handelen , als ook fchrv ven over de noodige fchikkirgen by u te maken tegen dien tyd , dat gy het . noegen kunt hebben om hem eens weder by u te zien; want ik boude my verzekerd , dat hy in zo eene plaats bedaren zal , en dat het niet geheel lang < zal aanlopen , voor gy hem Verbétert te ™g zult bntfengen. NögrnaÖ ontruk hem aan het kwaad 9 waar mede hy zich bederft ; ontruk hem aan zyne ondeugende gezellen ; geef hem gelegenheid om te overwegen in welk eenen toeftand hy zich bevindt , op dat hy , by zich zeiven komende , zien kan hoe ongelukkig , en hoe verachtelyk hy zich maakte. -  ONDERWERPEN. XII- BRIEF. 00 De Hemel fterke u , in het manmoedig uitvoeren van het eenige middel , dat , naar myn inzien, gefchikt is om uwen Zoon te behouden. G % Qm  DERTIENDE BRIEF, HOOGGELEERDE! Ik had gemeend, dat gy alléén in het Jaar MDCCLXXIX door het woordeken bovenmaansch zoudt geregeerd zyn geworden ; dan het fchynt,, uit uwen zeer welkomen, laast door ons ontfangen , dat die zelfde woordeken bovenmaansch in dit Jaar waar in wy reeds , naar uitwyzen uwer almanakken , gevorderd zyn , tot in de Lentemaand , ook weder het gebied over u zal voeren. Ik breng , en dat met véél moeue , het woord almanak te berde , om u , op eene ongemaakte wyze , te kun' Een bedanken , voor de twee fuperbe ditoos , door u , aan ons , ten gefchenke gezonden. Indien ik niet wist dat Gy complimenten voor contrabande hielt in de vriendfchap , dan zoude ik niet nalaten zo goed als ik konde , u daar voor te bedanken , met een geheele zee vaa woorden ; enz, enz , ew. Nu zeggen wy kort-  ONDERWERPEN. XIII. BRIEF. lot. korfjes , wy bedanken u ; hoor ? en wy houden ons gerecomandcert : Nog meer Jaatfle woorden ! • Voorlang zouden wy eens aan u gefchreven hebben ; want wy zyn zeer begeeren om te weten , hoe Mevrouw , uwe beminde , aan wie wy nooit , dan met agting en liefde , gedenken , het thans heeft : maar wy hebben droevig gezukkeld. Onze lieve Vriendin heeft zeer , ja doodelyk, krank 'geweest , hier door is haar teder en zwak zenuw- geftel , zo hevig aangedaan geworden , dat zy geene aandoeningen , van wat natuur die zyn , kan verdragen : zy is nog niet herfleld , maar krvgt nu en dan eene geweldige koorts y die haar echter fchynt te herftellen , door de overgeblevene koortsftoffen uit te dryven : voor 't overige is zy dezelfde ; en gy kent haar. Ik word nog zeer geplaagd door de derdendaagfche koorts ; anders , ben ik zeer wél , ja gezond. Hoe troostelyk was het voor ons te vernemen , dat u niets hinderde dan koude , verkouwdheid , en » Luyheid. Wilt gy u nog' eens , door onze medicinale kennis , laaten gezeggen ? Een goed vuur, een goede dofis Vlierbloemen 3 als thee G 3 ge--  102 BRIEVEH OVER VERSCHEIDEN getrokken , Recipé. Probalum est , zeggen de Doft freh ; zo niet ? Hec ]aatfte ongemak is maar een gevolg van' de twee eerfle , ergo ! — Want als de oorzaakis weg genomen hóuden de gevolgen op : wat jammer dat ik die fpreuk ook niet in t Lafyn k3n fchryven. Een man van uwe , werkzame ■ geestgefteldhefd , kan niet Lui 'zyn ' ten 7-y verkouwd of koud is . . . Nn nu | niet te lachen , ik meen het inemst; waarlyk gy zyt het. werkzaamfte wezen dat 'er te vinden is ; onze Vriendin uitgezonderd. Thans keer ik weder tot het woordje bovenmaamcb. Met verlof van uwe Mathematifche Uitmuntenheid , wie verdient beter dien the] , hy die daken beklouwtert , pbferva oriums opklimt , . torens opfnelt , dumen opvliegt; hy , die, weinig tevreden met zyne eigen oogen , Verrekykers , en Telescopen enz , zo veel hy" maar giypen en vangen kan , opfcharreld , om Zon - en Maan - eclipfen te befchouwen , Planeeten en Cometen te obferveeren ; de vaste flarren te befpi-den , en 'dus de grooite , en.ftanden \ en afpanden der Hemellichamen te berekenen ? of zy , die zich , in allen flillen eenvoud , toelege op de kennis eener goede Zedekunde , en mei  onderwerpen XIIL brief. I03 met bet beoeffenen van zulke pligten , als de Mcnsch hier , in het Onder uiaanfche , betrachten meet ? Terwyl gy O hicl' Gver bcdenkt ' zal ik u het- volgende mededeelen. Een zeker inwooner der Maan , gehoord hebbende „ (Gy weet immers dat die Lieden veel fynder zintuigen hebben, dan wy;) dat gy my met den Naam van Bojewuaan'c/je Vriendin begroet ; vermoedende dat ik eene -zyner buurvrysters ware , die op een gefïoffeerde Kamer boven zyn hoofd woonde ; nu, die Inwconder \ althans ,. heeft myi berigt '4 doch in vertrouwèn ; zie , >f kwam zo te pas , dat wy fpraken over. da koortzen , die. thans zo veelvuldig in ons Land zyn ; hoe hem in .vertrouwen gezegd was ,■ van iemand , die men. dit ggft in vertrouwen hadde mede gedeeld , •;clyk ik' hef U ook in : xerir,om.v::i fchry\e', dat .men hier, in het- ondenuaan-:ha , bozig- was aan het -ftic!v:en van een Dichtkundig genootfehap, wiens fpreu"; zoude zyn: De--Kunst overtreft de .Natuur, De eerfró vraag. , die men zal ■voorftellcn, is deeze : „ U de koorts een „ zaak , of is zy' eeö perfoon V is zy „een Pcrfdbn,' wie is zy , is zy eene saatj wat is zy "? De -Eerpryj É»% G4 (om  104 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN (om dat de gouden Medailles nu al te gemeen worden) beftaan in zes É beste 'kina kina , en het accesfit , of wilt gy, dat vaers 't welk anders de zilvren Medaille zoude krygen , zes ffi bast van ivil. ligen hout. Gy kunt wel denken , dat ik dit aan u fchryf met verzoek om dit voor u ce houden ? Het zoude echter wel waar zyn kunnen r men ziet wel meer dat Lieden die zeer verre van ons af wonen , van ons , en onze zaken , meer weten, dan wy zelf : en ook men laat vreemdelingen het merkwaardige in lieden en dorpen zien , waar aan veeltyds de ingezetenen geen de minile kennis hebben. &Het is des zo vreemd niet , dat een Maanbewooner iets weet , van het geen onzen Planeet betreft , waar van wy zelf onkundig zyn. Daar fchynt echter iets van dit geheim te zyn uitgekomen ; want van deezen morgen , terwyl wy zaten te ontby ten , kwam myn neef (een Dichter van zyn ambagt) by ons inftuiven. Nu, riep hy , na dat hy ons pas gegroet hadt , 5, nu heb ik een faperbe onderwerp voor «een Heldendicht". ej zo » zeide myne vriendin , die nog te zwak is om veel te praten : ik nam des het woord : „ Een Heldendicht , zeide » gy zo niet Neef Windbuil " ? sj Ja .•  ONDERWERPEN. XlH. BRIEF. I«| Ja , en dat , wel geheel origineel ! . „ hier ! (op zyn voorhoofd wyzende , ) M legt het plan reeds. " „ Maar nog „ eens , by welke gelegenheid " „ och ! „ je lui weet langer niets van 't geen in „ de Waereld der fraaije Vernuften om„ gaat ". — „ dat is zo " , zeide myne „ Vriendin ; en Neef ging dus voort. „ Wel hoort , daar wordt weer een Nieuw „ Dichtlievend Genootfchap opgericht Hier op kregen wy een zeer treffend verhaal van de Oprichting , en de Vraag, enz: „ Koorts , zeide ik , wat doet die in een ,j Dichtlievend Genootfchap " , „ 't, „ is , viel myne Vriendin my in de re„ den , mooglyk de raazende Koorts , „ kind ". „ Zend haar liever naar den Hortus Medicus ". „ Wel nu praatje „ of je van de nagt geboren bent ! weet „ gy dan niet , dat de Koorts veel banger is voor onze brommende Vaerzen, „ met eene donderende flem opgezegt , „ als voor de Kruiden die Lin^us neeft „ opgefchreven " ? „ Maar een Hel- „ dendicht ? Windbuil ; waarom maakt , gy niet liever een Lykvaers , of Graf- l, fchrift op de Koorts " ? 1 kan ik „ u dan niet doen begrypen , dat de koorts „ veel banger is voor den Poëet , dan s, voor den Medicus " ? — M zo , zei Cs >* mT  105 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN i* mYne Vriendin , dan zal myn heer mis„ lchien de Held van zyn eigen werk „ zyn "? ■— Dat zoude wel zo behooren „ te zyn; maar dit zoude te veel ydle glo. 5) rie yertoonen , iets waar van wy, Dich. „ ters, altoos zéér afkeerig zyn. De koorts .',-zelf zal myn Held zyn ; eerst zal ik „ aantoonen dat de koorts een Perfoon is, „ en een groot Chymist ; dit zal in een , „ zedig voorbericht geplaatst worden > 5, Uw Titel neef, is die al gereed ? want dit is , heb ik welgehoord , het „ halve werk ". —— „ De Titel zal zyn, „ De Koorts 'Chymist , Heldendicht. Ik meen j, het geheele üuk in maar vier en dertig „ Boeken te fezingen , en te co/zingen "• — „ Wat heeft myn Heer toch altoos S kragtige uitdrukkingen ". Dan laat „ ik myn Held daar heginnen , daar hy , „ door zyne , kragt , en zyn vernuft „ de kwade ftoffen losmaakt , de goede „ vogtsn van de kwade affcheid , enz. „ tot dat -hy , ..cindelyk , het Lichaam , „ 't geen de ftad is die hy aan 't hoofi van een magtig Leger verlosfen zal 1 „ verlost heeft " „ Wel dat zal een „ fraay ftuk zyn , ik merk dat uw held 5, geen vyand van geleerdheid is ; . om dat }, hy zich ook met de ftook;unde bemoeid , si iets , dat men , van alle helden juist „ niet  ONDERWERPEN, XIll BRIE E. I07 '?, niet izeggcn kan ". — „ Een geheel nieuw ", voegde myne vriendin ?er by. , }, Geheel nieuw Mejuffrouw » geheel nieuw , waarachtig , alles eigm vin„ ding ". Hy ftondt op \ en verliet ons met geen' minder woestheid dan hy by ons was gekomen. De deur uitftuivende liep hy "zyn-Kunstbroeder Valschvernuft bykans om ver.",, Wy zullen , zeide ik tegens „ myne Vriendin < van daag met gekken „ geplaagd zyn " s, divertèércn wy „ ons met hen zo goed wy kunnen ' l kreeg ik ten antwoord. Das begroette zyn edele ; (want het is, met uw believen ,i: een Jonker !) ons: „ Nieuwsgierigheid , uw hoogennood „ Geeft Parnas- helden wyn en brood. Zo 'vrblyk Vriend , zei myne Vrien„ din ". „ ö " ! hervatte hy met een wonderbaar 'behagen in "zich zelf : s, De Koorts begint met , en' ka dat is „ katryn , - s, Op Tryn « dit v/eet elk een , rymt Sis „ het woordje wyn, » De wyn verheugt het hart , en doet ons s, vrolyk wezen; „ Hoe  108 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN " H°e d0et Je Let^ ka , dat's Koorts , o„s „ dan nog vreezen. „ Wat dunkje zal ifc den Prys winnen ~? •—•«Vast myn Heer Valschvemuft * V**, aJ ' zo §7 " maar in uwe fïerktè houdt ! Maar waar door ? . Gf liever » waar - mede " ? \uei jnnp _ vvei door myn vaers " PP d£ *°orts " — » zo , zo , by nieuwe Genoodfchap; ja N eef Wind „ .buil heeft 'er ons iets van gezegd x„ Heer Windbuil, buUt het gmn der » kennis > als een kind ; " Wat wint h7 met zyn weri ? Wat » vraag | wej dunnen wind "! »,E lieve myn Heer dat fc regt „ees_ " ''g •' ?, d3t eX UmP°" " ? 2 Ia Mejuf»-gouw-! Maar nu de Koorts, myn „ fleer valschvernuft " ? j" i- . £ j> «e is vast " fn P^000 ï me» zegt immers nooit » Jat Cf ' ™* dat een ^ ons „ bezoekt. Want ik zong nog onlangs T n De Koorts is du bon ton ; zy magt nifit » eerst belet ; " K°m 0D^ëd in huis , 2an tafeI j3 „ te bed. J 5, De  ONDERWERPEN. XlH. BRIE?. ÏO.S> „ De Koorts is , dat zal ik 'even duide„ ïyk bewyzen , de geest van een Kleermaker , die in dat gedeelte der „ Eeuw bloeide , toen alle Dames i van de " mode , dunne middels moesten hebben: Hy , nu geen lichaam meer hebbende , : heeft ook alle de denkbeelden , van- 'iets dat grof is , verloren. Hy werkt nu ge- heel in het propere ; hier leide ik uit af dat hy zo wel de mannen , als de " vrouwen tot fchimmen maakt. De Ti- tel van myn werk zal zyn de Koorts " Kleermaker. Heldendicht § in agtenveerli tig gezangen , en dus hef ik aan : „ Ik zing de Koorts , myn held , 'k zing „ met een gouden tong „ Hoe hy weleer de Sexe in naauwe banden „ wrong '. „ Hoe hy haar heeft geperst in Hevige baly„ nen ; ,) Het lichaam houdig gaf der Groven en „ der Fynen ; „ De raazende afgunst fchreeuw om dit myn „ ftout beftaan , „ Den Dichter van dit werk in arrenmoeden „ aan . . • n Wel, myn Heer, zeide myne Vrien- 5> den ,  JIO BRIEVEN OVER ,VER SCHEIDEN 3, den , de aanhef voldoet aan 't geen n ik van u wagte '*. - „ Dit is my lief, „ zei- de Jonker , zyne kin met zyne. hand „ ftreelende'", Hy keek op zyn orloge: 't is 3, myn tyd , dames " (dames jegens ons , twee eenvoudige huisfelyke /loven .' ) en ■heen ging Vakchvernuft. Jgu dagt ik , zal ons niemand komen fiooren. Wei mis ! geen Quartier daar aan , of de Kandidaat Letterzifter kwam ter kamer in. Toen begon myne Vriendin regt verdrietig te worden , dat Kereltje is eene compofitie van 'Pedanterie en buskruid ; en ik ben puur bang- voor het ventje, zo barseh kan hef: met zyn flrak tronitje iemand aankyken. De Conyerfatie begon over het weer en de boomen. Maar dewyl ik toch. met hem opgefcheept zat , kon ik niet berer doen dan van Geleerdheid te praten ; gy begrypt , dat het 'er bedroeft uitziet als eene vrouw daar mede voor den dag komt ! 't was • goed genoeg voor hem ; en daar mede uit ; hoor ! „ Heeft myn ,, Heer al gehoord , van het nieuwe s, Dichtkundig genootfchap ? maar wat vraag? mooglyk. is myn Heer wel een 5, der Amptenaren of Directeurs " ! • Pardoneer my , wel zeer uw dienaar s, ik moei my met geen uilen , die nieÉ 3> eens  ONT EU WERVEN. XIII. BRIEF." 1X1- 13 eens weten te fpeldcn. Die .domme „D.....S weten niet dat 'zy koords met „ eene -d maar niet met eene t moeten „ Puiten. En echter het woord ftamt of „ van een arabisch wortelwoord , 't welk ,j eene koord betekent ; iets dat prangt , „ benaauwt , bindt , dat de koordsziekte „ zo eene benaming verdient , weet elk die „ 'er aan fukkeld : nu ! zegt men im„ mers , in 't meervoudige , koorden % g geenzinds. koorten ". „ Maar , myn s, Heer , zeide myne Vriendin , gy ver„ gect dat gy tegen Vrouwen fpreekt J „ die van alle deeze fchoone dingen zo „ weinig weten als dat patryshondje ; „ doch als myn Heer het zeker weet , „ is 't wel ; wy ftellen ons geen party ". „ o Mejuffrouw 't is uwe zedigheid die u dus doet fpreken ". En toen dreigde hy ons met de 'Lecrure van zyne , (zo als hy die zelf noemde ten minden ,) ge* leerde Verhandeling over het Alphabet ; doch gelukkig was het ectenstyd , en de Geleerde vertrok. Zie daar , myn Vriend , welke nieuwtjes wy gehoord , welke bezoeken wy dóórgeflmn , en welk een onderwys ^wy genooten hebben ! zyn dit geene voorrechten ? Het  . 112 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Het groot aantal Dichtlievende en Dichtkundige Genoodfchappen iB ons Va. deriand , kan niet onbekend zyn aan elk, die ten minnen Boekzalen en Letteroefeningen leest. Ik heb altoos beleefdelyk bedankt voor de offertes , aan my gedaan, om mede te doen. Meermaal heb ik deeze Genootfchappen met fLoteryen vergeleken ■ wil ik u dat eens wat omtfandiger uitleggen ? Luister daH ï De Haarhmfche maatfchappy is de Stoaten.Lotery. Zy is in goede handen , wordt wél gederigeèrd , en door den' Souverein beichermd ; zy heeft Pryzen , en Nictèn. Lieden van minder bekwaamheden richten insgelyks eene Lotery op ; van Porcelein , byvoorbeeld. In dat Genoodfchap behandelt men eene tak der geleerdheid , Nog anderen maken eene Lotery van Schrynwerkerswaren , v n Lakwerk , van galanteryèn , van allerhande fnuisueryen', dit zyn de Dicht — en taalkundige Genoodfchappen. De Lezers van Grietje en Die. wertjes , van Louw en Krelis Almanakken , en Nieuwsvertelders , hooren dit , het fmaakt hen : fchamele lieden hebben ook hunne vindingen. ^Een armen hals, die *  ONDERWERPEN* XIIT. BRIEF» H3 d;e $ of , niet werken kan , of 'er den. hoöij van heeft , maakt ook eene Lotery van fchellings Koeken , taaije Koek , Biesjes , en Peperneuten: Zyne zucht , om het menschdom ook van eenigen dienst te zyn , voldaan hebbende , gaat hy dist by zyn keldertrap zitten , met een tafel waar' op al deeze zoete kauweryc in genommerde vakjes ligt. De fchellings Koek is het hoogfte Lot. Naauwlyks zien eenige fchamele kinderen , welke kostetyke dingen op Buurmans tafel liggen > of hunne begeerte wordt wakker > zy fchrapen elk. een' duit , of een oortje by een , en zetten het in de Lotery » Zy tygen aan 't huilebalken als zy . voor ■hun geld met , een 4 » dat 's een niet „ mantje •" bedroefd worden. Bejaarde heden , die ook een Stuiver naar 't hoogfte Lot gegooit hebben , zyn boos als zy die niet krygen , en gaan morrend ten keider uit. Medunkt dat de Lik Collega hier eenige gelykheid mede hebben. Dewvl wy nu met het onze? te vreden zyn , wagen wy niets , maar laten dit aan elk over die het gelieft. Eu nu ga ik ü groeten, de zieke zal hier hoop ik pog iets byvoegen. ILDrEi.. . 11 »  114 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN ïk zal aan uwe hoop voldoen , myne Vriendin. Want ik heb te veel verpligting aan zyn Hooggeleerde om geen een woord in het Capittel te brengen. Ja man , ik moei my niet met uwe disputen ; noch hoe of gy elkander noemt *, Mevrouw en ik , weet gy , houden meer van wandelen , dan van de heele Voddenkraam van fchoolfche onderfcheidingen, Ik heb u wei wat anders te zeggen. Gy moogt wel klagen over uwe verkoudheid l weet gy wel dat ik weken lang doodelyk krank geweest ben ? och neen , men heeft zo veel met zich zelf te doen , dat het aan my niet toe komt. . . . „ Denkt » gy dat , zeg " ? „ Wel nu als ik het s, dagt "? „ Dan deedt gy my ongelyk "„ Neen , beste Vriend ! ik denk het a niet ; ik ben van het tegendeel over„ tuigt. " Schryf eens een grooter Brief, en bericht ons , hoe het nu al met uwe vadzigheid ftaat , als ook of gy nog van voornemens zyt ons te komen bezoeken Ik omhels Mevrouw met zeeuwfche hartlykheid j want hoe ik ook verzwakt ben, myme Vriendin is my altoos , altoos even dierbaar. Vaarwel. VEER-  VEERTIENDE BRIEF. EERWAARDE HEER , 6EAGTE VRIEND l De Brief, my door a gezonden , herlas ik verfcheidenmaal ; om u te doen zien, hoe zeer ik my vereerd agt met uwe voor my zo leerzame als altoos welkomene Letteren laat ik alles ftaan wat wagten kan , en) ik zal uwen Brief beantwoorden. Dat ik uwe menig wél gevat heb , hoop ' ik Ud. te toonen door myn antwoord, al fchryf ik uwen zeer aangenamen niet geheel over. Gy vraagt my dan : „ wat is toch de oorzaak dat welmenende Lieden , wier oordeel niet uitmunt , en wier geoeffend„ heid klein is , zich altoos zo zeer ver„ wonderen over de misdryven en dwalingen van anderen " ? Voor ik deeze vraag poog te beantwoorden , zoude ik Ud zeer gaarn onH s *«  ïiö BRIEVEN ÖVER VERSCHEIDEN der het oog brengen, dat ik wel begryp , dat die oorzaak voor u niet zeer verborgen zyn kan ; maar dat ik aan uwe eenzydige vriendfchap , de eere verplicht ben , van dit voor/lel ; dewyl gy >, meermaal , gezegd hebt , dat gy zeer gaarn myne beantwoördingen leest ; ook dan , als 'er nog vry wat aan haperd. Dus beantwoord ik uwe vraag : oordeel gy hoe veel zy waardig is. De Menfchen die gy bedoek , hébben , in hunnen aart zekere gefchiktheid , en door hunne zedige opvoedng een fmaak voor het betaamlyke , het Godsdienstige , zy hebben oordeel genoeg om te bezeffen dat een . vroome wandel uitloopt op eene gelukkige eeuwigheid : maar zy hebben geen fchranderheid genoeg om te begrvpen welke tegenwerpingen het Ongeloof," en de onbiUyke Twyfflary , tegen de waarheid der Openbaring toch kan inbrengen. Ik zeg onbillyke Twyfflary , dewyl UEw my weleer geleerd heeft , dat "hy die nooit twyffeld weinig deel heeft aan de waarheid , ook dan als hy die , by geluk , omhelst. Het komt deeze Menfchen niet in den zin dat 'er iets tegen den Godsdienst zoude zyn in te bringen. 1 Moe  ONDERWERPEN. XIV. BRIEF. II? Moet men zich hier over zeer verwonderen ? my dunkt van neen. Al wat vóór onzen redelyken Godsdienst kan gezegd worden is zo klaar , zo duidlyk , dat elk , zyner zinnen magtig , en door geene vooroordeelen bedorven , dat begrypen kan. Doch het gene 'er tegen ingebragt word , is meest al zo inge wikkelt , zo bovennatuurkundig , of zo diepdoorgedagt , dat het alleen door fyne vernuften kan uitgevonden , en door zeer fchrandere voorftandcrs des Christengeloofs wederlcgd worden. Deeze eenvoudige Menfchen , gelukkig in den cngcn kring, waar in zy geplaatst zyn , zyn meer gefchikt voor de betrachtingen der deugd , dan wel voor fpitsvmnige befpiegelingen der verhevendfte Waarheden. Zy ontdekken , in zich zelf , eene neiging tot het goede ; die neiging volgen zy met een eenvoudig hart getrouwlyk in , maar zy geloven ook met een , dat eene neiging hun zo natuurlyk, ook in alle menfchen even natuurlyk is. Zy ftaan derhalvcn verbaast, als men hen fpreekt van de droevige dwaalingen , en üegte bedryven , die men , in onze Medemenfchen aantreft ; en zy befluiten zeer fpoedig , dat dit de uitwerkzels zvn van die kwaadaar. H 3 &  118 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN tige wezens , die , naar hun inzien , zeer veel magt over den mensch hebben t: 't is daar ingeving des Duiveis, da: die wandaden gepleegd , of dat deeze fehadelyke gevoelens geleerd worden : en de Mensch is , naar deeze hunne gedagtcn, niet veel meer, dan een ongelukkig werktuig ; pffchoon hy echter ftraffe verdient ; want werktuigelyk kwaad te doen , en echter ftraffe te verdienen , dat kan by hen zeer wel t' zamen gaan. Het treft deeze Menfchen met de uiterfte verbaasdheid > dat 'er Lieden gevonden worden , die , fchoon zy veel denken , en onderzo ken , de grondwaarheden van den Christelyke Godsdienst befpotten ; Lieden die allen Godsdienst , ja , eene eerfte ontftoffelyke Oorzaak , met welke wy in zekere betrekking ftaan , ontkennen : Zy begrypen niet hoe 'er in menfchen van verftand , en geleerdheid , van eenen zedigen wandel , zulk eene domheid kan huisvesten. De Tyd is voorby, waar in ik my met hen daar over verwonderde. Hoe dikwyls hield ik hét 'voor voïftrekt noodeloos het Menschdom opzetteiyk , in daartoe opgeftelde Leerreden 3 te overtuigen , van deeze heiligt en  ONDERWERPEN. XIV. BRIEF» H9 en tevens troostryke waarheden ! Ik wist toen óók nog niet , waar toe de Mensch vervallen kan , indien hy zyne hoofdneiging tot zyne hoofd ondeugd maakt. Zelf alle de voordeden cener christclyke opvoeding genooten hebbende , en alle harten , ,(het gewoon gebrek der jonge lieden ! ) naar het myne berekenende , moest ik wel zo denken. Maar ! toen ik den kring myner eonverfatie uitzette ; toen leerde ik Menfchen kennen ; niet flcgts uit de Boeken , maar door met hen omtegaan. Daar hebbe ik gezien , dat , (gelyk ik reeds begon te zeggen ,) eene hoofdneiging tot eene hoofdzonde geworden zynde , in flaat is , om alle die fchoone vruchten des verftands , des oordeels , en des onder" zoeks , te doen verwelken : dat zy eene Toverkragt bezit , waar door zy over den weg der kennis een valsch licht doet opgaan , een licht dat , zo men 'er onbezonnen op toetreedt , veel nadeeliger is dan de duisterheid zelf. Dit is de reden , dat ik altoos , zederd ik Menfchen leerde kennen , zeer aandagtig let op hen die tot het Ongeloof overflaan ; om toch te zien , uit welk eene Bron zy werken. Losbandigheid is niet .altoos de beweegveer. En wat heb ik , H 4- »a  %2Ö BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN in de diepfte fchuilhoeken hunnes harten en tusfchcn de zorgvuldig daarover gehaalde bekleedzels toch gevonden ?■ Hoogmoed, Ouze goede bekende R , by voorbeeld. Hy heeft zeker meer verhand , dan het grootfte getal zyóer makkers. Zyn wandel is onberispelyk ; en was altoos onberispelyk : hy leest nog al wat , hy denkt ook nog ; en evenwei , hy beftryd eene Godiyke Openbaring. Wat is daar van de reden ? Is het om dat hy ziet dat deeze Openbaring alleen door Onkundigen word geëerbiedigd , en fchaamt hy zich des met hen den regten weg te &&an ?■ beducht zynde , dat hy , hierom \ of voor een zot , of voor een vemfaart zal gehouden worden ? Neen d;t verfchafc zyn hoogmoed het ware* voedzel niet. Het is voor hem te grof, èa alleen gefchikt voor hun, wier trotschheid zo fyn niet is. Hy verwerpt de Openbaring veelmeer , jui t om dat zv geloofd wordt door de groot Qe en beste mannen waar op onze Éém , zeker by ^itceuienheid , roemt. Aan u, myn'Vriend,aan wien her menschïvk hart zo wel bekend h , zal dit niet vreemd voorkomen ; dar weet ik wef ;  ONDERWERPEN. XIV. BRIEF. I2Ï ïnnar dewyl gy my de eere aandoet , om hier over te fchryven , zal ik trachten dit (tuk uittewerken , in hoope dat gy my zult blyven begunstigen met uwe nuttige Briefwisfeling. De hoofdneiging van den bedoelden is hoogmoed. Indien hy nu , aan de zyde deezer uitmuntende mannen trad , Rep hy gevaar , om , zelf in zyne eigen oogcti geheel overfcheenen te worden. Bittere gedagten ! Niet opgemerkt te worden , en dat met eene ziel die dorst naaide verzufte loftuitingen des Volks. Dit denkbeeld is voor zyne Eigenliefde doode. lyk ! Wil hy zynen Afgod voldoen , dan moet hy van den betreden weg afgaan ; hy moet niet alleen anders denken, dan deeze groote Mannen ; maar hy moet juist het tegendeel beweeren : hy moet niet flegts verbeteren ; maar hy moet vernietigen , niet ftegtj uitwerken maar . fcheppen. Hy ziet wel, dat de Godsdienst zo treflyk verdeedigd is: zyne grondwaarheden zo wel bewezen zyn , dat hy , daar ook op toeleggende , nooit zo zeer kan uitblinken als zyne hoogmoed vordert. Hy komt ft j m  t22 DIEVEN OVER VERSCHEIDEN te Iaat. Men heeft reeds een B o \- \ f t een Jerusalem ; 'er rit rW • ders nn u , des mets an¬ ders op Wll hy den aancagt trekken, dan de Vijand te worden van dien Godsdienst de hy toch geene groote diensten doen kan. Dit itreelt 2ynen waan Opgefchreven te worden onder de Vrienden des OngeJoofs • O" kan hy , immers ndar . vernuft toonen. 16 Altoos las ik met een levendig verge■ noegen het zeggen van Holberg op dit fuk; offchoon H o e e e r g anders maar in t geheel myn Auteur niet is , ook nieE aIs een geestig Schryver zo men zyne Onder«ardfche reis uitzondert. „ AIs ik \ » hy , Borsten zie die voor het Ongeloof * o^erdanen opzoeken , dan verbeeld ik » my altoos recruteerende Officiers te zien die Soldaten werven op de voorwaarde van *noon betaaling te krygen." Ik weet niet of *t zeggen u, myn vriend , ook zo bevaltvoor my is 'er iets in van dat geen 't welk men beter voelt dan omfchryft ; de vergelykmg is volmaakt goed j Hoe zwelt nu zyn hart ; hy alleen verzet zich tegen de fchranderfte en kundigfc mannen ; wier bekwaamheden hy -*-eI degelyk erkent: want hunne grootheid ' zet  ONDERWEE. XIV. BRIEF. zet zyne ftoutheid luister by : zo fyn is zyne hoogmoed ! Maar dit is nog niet genoeg: de bewustheid van zyne eige meerderheid voldoet hem niet Hy moet toegejuicht worden ; zelrs door die nietige fchepzel» de hy anders , cn met rede veracht j w«* Lieden hem -elyk beminnen den lof ook dan , as hy hun door zotten tocgcfchreeuwt wordt, en dat , terwyl zy zeer wel weten dat het maar zotten zyn. 6 Diepte ! ' Eerst wordt hy een prediker der Twyfïary. Hy oppert zwarigheden, die men duizendmaal heeft weggenomen. Hy bréngt vragen voor, tot verveelens toe, beantwoordt : maar dit is der onkundige menigte | onbewust , die nimmer gehoord heeft dat 'er Addisons, Wherenfels, Hessen, Jerusalems^, nieumyers in de waereld zyn ; of geweest zyn; Hy is nu nog maar eenTwyfFelaar, hy geloofd de Openbaring niet, echter verwerpt hy haar nog niet ten vollen t Somtyds fpreekt hy zelf met achting van de Zedenleer des Euangeliums , fomtyds beweert hy een Christen te zyn ; want hoe veel hy op zyne eerlykheid ook roemt , zy is piet altoos groot genoeg om het dubbel-  124 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN zinnig woordenfpelen te verachten. Nu be„ tuigt hy eens zyn eerbied voor den godd* Ijken Jezus ; dan fielt hy deszelfs aan. bidlyk karakter in een zeer twvffelachtig Jicht, ' fe Vraagt gy my nu , van waar deeze ongelykheid met zich zelf ? Hier van daan , dunkt my : Zyn Temperament is zyne hoofdneiging met gunflig. Onze Vriend van het byzondere is bedroeft zwak van geest Hy heeft geen moed genoeg om zyne hoofdondeugd van den troon te flooten ; en even zy belet hem de Godlykheid der Openbaring te zien. Die echter rondborstig telogenen, dat durft hy niet wagen Hy ducht de gevolgen ! Zyne droevige geaartheid , en zyne weekheid maken hem zwaarmoedig, en geemlyk. Hem voldoet mets , alle menfchen zyn fnooden , of dwazen , of wel beiden. Hy zelf ;a zo als men zyn moest. Op zynen Schepper (dien goeden Schepper waar voor onze zielen in dankbaarheid gloeyen , ) op zy nen Schepper zelf is hy te onvreden maar hy vreest deszelfs almacht » Hy fhioort des zo veel hy kan die onvredenheid. Nu regeert hem zyn Hoogmoed oau weder zyne kleinhartigeweekheid. Be- zich  ONDERWERPEN. XIV. BRIEF. I25 Stelt de Hoogmoed het ohvertzaagt hart van ecu vivjiyiN , bepaald hy zich op dit onderwerp , dan wordt hy een ftout , en ondernemend Vyand van den Godsdienst Het fchynt , in den eerrteh .opflag, onmooglyk , dat niet flegts een enkelt mensch , maar een aantal bekwame Mannen , tegen den Godsdienst gefchreven hebben ; ja dat 'er zommige zyn die niet alleen den Godsdienst voor bedrog houden , maar 'er zelf; optoeleggen oni het aanwezen- der Godheid te beftryden : Lieden die , onder het uitfpreeken van bittere dingen , öf onbetaamlyke fpotternyen , in het Graf zyn gedaald. ,, Zy zullen , (dus fpreekt de goedhartige „ Eenvoudigheid , ) ter goedertrouwe ge„ dwaald hebben, want zy zouden immers „ uitzinnig hebben moeten zyn om dus hun „ eeuwig heil noodeloos en vermetel in de ,, waagfchaal te zetten "'. Maar wat zullen wy dan zeggen , van den Slaaf zyner driften , als die het tot dat punt van zinneloosheid brengt , die driften zyn dan ook wat zy zyn ?  12<ï brieven o-ver verscheiden' Indien ,• (het geen de goede God vew hoede l ) de Godverzakery , by voorbeeld , eens zo algemeen wierd als de Gierigheid, of de Weelde, zou zy dan wel zo veel ftoffe ter verwondering opleveren ? Ik durf aan u, myn Vrienden Onderwyzer , nog meer vragen : zou zy dan wel zo affchuwlyk zvn by hen die nu ook voor het beste Be'ismc beven ? o , Hoe veele Christenen , die nu yzen voor de ftoutheid van een Bolingeroke , (want hier komt het nu eigenlvk op aan,) wagen ruim zo veel als de ergerIykfte voorflander des Ongeloofs 1 r Laat ik deeze gedagten, door een voorbeeld , mogen ophelderen. Als een Gierigaart , of een Wellustige , die in het Euangelie gelooft , in dat Euangelie leest: „ Geen Gierigaart , geen Onknifche , zal „ het ryke Gods beërven " ; en hy teffens zéér wél weet, wat zyne ondeugd is . maar echter geen moeite aanwend , om' de banden, die hem aan zyne zonden geboeid houden, te verbreken ; wanneer hy tot aan zynen dooi toe volhard in deeze misdryven : waagt hy dan minder , dan hy , die het zo verre , gebr igt heeft , dat hy , eigentlyk , niets meer gelooft , en ontkent dat 'er eene Eerfte , vrye , ver- iïan»  ONDERWERPEN.' XIV. BRIEF. 12? ftandige Oorzaak is , op wie wy zedelyke betrekkingen hebben ? My komt het vóór, dat de (laaf zyner drift , ten minften , zo veel waagt als de Ongelovige. De Atheist kan zich , by tyd en wylen nog wysmaken , daar is geen God ; wat heb ik te vreezen ? ik keer weder tot het groote Al ; en verlies myne perfoonlykheid. Maar de Zondaar weet, dat hy alles waagt , en laat hy het 'er echter niet opaankomen ? Als wy dit alles bedaart nadenken , weet men haast niet over wie van beiden men zich het meest moet verwonderen ! Gy , myn vriend , vormt u te betaamlyke denkbeelden van God , om my te kunnen antwoorden : „ de Gierigaart , de Wellus„ tige kent God als een barmhartig gaam" vergevend God ; hy kent , en aanbidt „ een Zaligmaker ; hy heeft buiten deeze " ondeugd nog al eenige goede hoedanigheden ; hy vleit zich hierom nog al „ dat hy van wegen ééne ondeugd niet „ zal verdoemd worden ". Maar wat heeft de Atheïst ook niet ter zyner gerust Helling in te brengen ? Kan hy voor iets vreezen , dat voor hem niet beftaat ? Is hy nog niet ten vollen gerust , -zo als ik ech"  '28 BRIEVEN* OVER VERSGHEIDEp? echter twee Menfchen van hooge jaaren gekend heb ; twyffelt hy nog nu en dan : wel dan kan hy immers , zo wel als de Christen , van wien wy fpraken , eveneens over het Opperwezen denken. Die bemhlyke Eigenfchappen , waar op de ondeugende belyder des -Euangeliums zyne hoop vestigt , ook dan , als hy zyne zonden niet afbreekt , kunnen immers den Twyffelaar óók troosten ? Hy leidt waarlyk een önberkpelyk leven ; zou hy dus met kunnen fpreken : „ ó God der Chris» tenen , indien gy waarlyk beftaat , gy a die aan hen hunne zonden vergeeft zoudt 35 gy my myne doolingen niet vergeven ? Heeft een Wezen als men u befchryft", 5J meer afkeer van gebreken des verftands,' „ dan yan een ondeugend hart ! Waarom * zal ik i aie matiS en fcurgerlyk- goed „ leef , geftraft worden , als -gy de ver„ achter uwer geboden. in gunst bentellen w wilt "? Hoe dikwyls , myn Vriend . hebben wy met gefproken over de ■-ongeloofelyke fynheid.van ons vernuft , om onze hoofdneiging in de hand te werken ! dit is eene- van die vernederende doch nuttige ■waarheden die men verkrygt door de ken" cis van zich zelf. Geen gevoelen, geen  - onderwerpen. XTV. rr.ief. 12? begrip hoe vreemt, hoe valsch , of het vernuft , zo wy dit gevoelen gaarn willen aankeeren , geeft 'er een zweem van waarheid aan. Willen wy eens een voor] beeld zien ? Gy hebt zeker de Werken van Buffon? Mag ik u bidden, fla dat boekdeel eens op , waar in hy over de wording der Waereld handelt. Welk eene wartaal fpreekt daar die weergaloze i _ _i o ti. n. J ,.r,.A- tnpn ïlr i de eerfle maal deeze woorden las, waar i op ik doel. Woorden , van wie , van een oppervlakkig , niets beduidend , wat opgeflikt Wysgeertje ? Neen ! van eenen j] uffon. Waarlyk , onze Frans B al- te s, zou , over de wording der Waereld, even verftandig en verflaanbaar gefprooken hebben. Is hier ter plaats zelf wel eens dien zweem , dat voorkomen van waarheide Even zo is het gefield met onze Gebreken. Eene Boezem-zonde ons dierbaar i geworden , moge zeer verachtlyk zyn ; Iaat het vernuft 'er maar mede begaan ; duizend tegen een, of het weet die zonde zo voorteftellen , dat wy die kunnen omhelzen , en echter onze gerustheid bewaren. Gelukt dit niet ? dan gaêrt het toch zo veele geestige Vygenbladen , als II. Deel., I «»  T30 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN 'er nodig zyn om het aanftoodykffe te verhelpen, of te bedekken. Eu.' zagen wy maar nooit onze zonden voor goede hoedanigheden aan. De Joodfche Wysgeer S al omon , fchynt hier van zo wef overtuigd te zyn , dat hy , tot tweemaal in zyn heerlyk Spreuk Boek herhaalt : „ daar " 1S een weS die iemand recht toefchynt „ rnaar het laatfle van dien zyn wege* des „ Doods Indien het ons waarlyk ernst zy , eene Hoofdneiging niet zo zeer intevolgen, dat zy de bron van onze rampzaligheid kan worden, zie ik, voor my , geen beter ffiiadel om dit doeleinde te bereiken , dan dat het vernuft niet toelate ZVne toverroede te gebruiken ; want het" gevaarlyfc vermogen om veele vonden te kunnen zoeken, heeft zo wel den uitzmnigen voortgebragt die zegt „ daar is geen God als hem die in God gelooft en echter zyne wetten veracht. De eerfte verwekt wei- Me?1^ V6fbaaStheid in m? > da» de Denkt gy myn eerwaerde Vriend , dat Harpax, wiens hoofdneiging Geldzucht is, m den beginne geen ander oogmerk had, wn om die zucht zo wel door onrecht- vaer-  ONDERWERPEN. XIV. BRIEF. 131 vaerdige middelen als door geoorloofde te voldoen ? Hadt hy een vastgefteld door en door beredeneerd plan , om Weduwen en Weezen te berooven en honderden van Menfchen arm te maken? Neen, zegt gy; en hoe weinig ik ook gefchikt ben om eene Echo te zyn , ik herhaal echter hier ook uw neen. Even zo min , naar myn indien , bedoelde yder trotsch beftryder van onzen Godsdienst , dien geheel te verloochenen en zyne Verdoemnis te kopen door hard, nekkig te blyven by een gevoelen, dat op Ongodistcry uitloopt. TT— J.'l..n..td „art ü' tC\t TYW zelf . „ weerfta de beginzels ! Open toch geene V ' „ bronnen die gy mooglyk nooit weder „ zoud kunnen dempen; maar die, van het „ ogenblik dat gy die opend , zullen, — „ ysfelyke mooglykheid ! voortftroomen „ door alle eeuwigheden , en u met ha. „ ren vaart ten afgrond rukken " ! Moeten wy dikwyls niet beven voor de vermogens, die wy zwakke menfchen ontfingen ? Hoe dikwyls heeft het altoos begeert maar zelden gelukkigmakend vernuft ©ns in elende gedompelt ! I 2 Hoe  132 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Hoe gevaarlyk ook onze driften zyn kunnen , zo zyn zy evenwei nog te overwinnen , wanneer wy haare aangeregte verwoestingen nog maar zien : dit zal ons bedroeven , en op onze hoede doen zyn • maar treed het Vernuft met haar in een verbond , wee ons ! dan zVn wy in gevaar om onverbeterlyk te worden. Het oog word boos ; het licht dat in ons was , wordt duisternis ; hoe groot moet dan de duijïernis zehe zyn ! Zie daar , myn geëerde Vriend ! myn antwoord , en eenige aanmerkingen op uwen gezonden Brief. Laat my , by gelegenheid , eens weten, in hoe verre ik al of niet aan uw oogmerk voldaan heb Hoe dit ook zy, ik ben altoos uwe hoogstachtende , en verpligte dienares en vriendin.  VYTIENDE BRIEF. ] MEJUFFROUW , WAARDE VRIENDIN ! i „NX^at denkt gy toch ", vraagt gy my, in u| wen, voorleden week ontfangen, „ wat denkt ,, gy toch over Lavater's uitzichten in „ de Eeuwigheid ? " En gy vraagt dit zó, als of het by u eene uitgemaakte zaaic | zy, dat ik in ftaat zou zyn u te voldoen. \ Maar ; lieve Vriendin , indien Lavater de mate myncr vermogens , en de trap myner kundigheden zo wél kende , als ik 1 die meen te kcüuuu , um ^u.^ lyk ook tegen my zeggen : „ voor u heb „ ik dit Boek niet gefchreven ". Hoe kan ik een werk beoordeelen waar van ik de helft niet verfta ? 'Lavater veronderHelt in zyne lezers kundigheden, die ik niet bezit : Ik weet niets van de Mathefis , niets van de Optika , ik heb Hemel- noch Aardrykskunde ; maar ben , ten opzichte van Kunlten en Wetenfchappen , aog geheel in mynen natuur ftaat. Onze I 3 Vrien-  Ï34 brieven over. verscheiden Vriendin , die , onder een ongemaakt voorkomen , de kennis aan alle deeze dingen , verbergt , zou u des beter kunnen voldoen ; maar ik denk niet , dat zy 'er zich over zal uitlaten ; zy zegt dikwils als ik haar dit boek voorlees : Zeldzaam Mensch ! Hoe komt hy aan dit , of dat gevoelen ? doch zy houdt hem niet voor eenen Dweeper ; fchoon zy meent, dat 'er iets in het geflel van deezen man is , dat er wel wat naar toe zoude willen : en zy betuigt met my , dat zy dikwyls zeer gefticht . is over het geen ik haar voorlees. Maar zy zegt teffens , dat men zyne boeken moest uitkiezen even , als zyne Vrienden ; en zy heeft de vereischte overeen/lemming niet met Lavatër, cm hem tot haar beminde Autheur te maken. Jerüsalem heeft de eerfte plaats in haar hart , zo wel als in haar verftand ; dit belet haar echter niet eenen Lavater, die zy voor een zeer groote en zeldzaame Genie houdt , recht te doen. Maar wat begin ik ? ik onderhoude u over de begrippen myner Vriendin , en gy vraagt naar de mynen. Jk zal u, voor zo verre ik kan , voldoen : Want gy hebt 2eIyk j ja t ik heb dat werk tot twee maal  ONDERWERPEN. XV. BRIEF. 1.35 maal toe gelezen , en dat meer is , ik heb 'er over gedagt , zonder dat ik befpeur dat ik , zo als iemand my voorfpellend waarfchuwde , daar door gok geworden ben, •t Is toch aartig , dat lieden die zich fterk uitdrukken , die zelfde overtolligheid in een ander niet kunnen zien, zonder hem voor een Dweeper te houden! Onder het lezen van dit werk was ik nu eens verwonderd , dan vermaakt , dan eens overtuigd; en dan geheel verflomt. Als ik een Brief begon ; dagt ik dikwyls : om zulk eene fielling ft egt s te kunnen vermoeden , moet men het niet al te vast hebben ; en , by het 1 doorlezen van den Brief , vondt myn verHand die eigene Helling niet heel meer onwaarfchynlyk : zommige defihitiën waren zo juist', dat zy niet uit de pen van eenen Entbufiatt gevloeid kunnen zyn. Over het geheel genomen , heb ik dit Boek met genoegen , met ftichting , en niet opwekking ten goeden gelezen. Myne achting voor den Schryver is 'er zéér door vermeerderd ; en ik heb veel licht omtrend eenige duistre plaatfen der Heilige, fchrift door hem ontfangen. Ik heb veele nieuwe denkbeelden gekreegen , die echter door hunne eigen waarde , en niet flegts als nieuwigheden , myne goedkeuring verI 4 wor-  136 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN werven; en dit blykt , om dat ik ande» gedagten , even nieuw maar minder gegrond , hebbe verworpen. Ik ken u te wél , om niet te weten , dat gy met dit algemeen bericht niet Zuit voldaan zyn. Ik zal u dan eenvoudig my, ™ gcdagten fchryven , over dat gedeelte deezes Werks, dat ik meen te verftaan. Be uitlegging , fo den zesden Brief blad. zyde 7o—?2 , en in d£ Byv0egzds bJad_ zyde 43~46 , der woorden veele zyn minuer or meerder vnnrrrPffi>fl..t _ ■. ..^Ul.Uj,S.J naa]- 9, mate de deugd die hy oefFend hem minu der of meerder moeite gekost heeft • " dus redeneer ik daar over : Stryd is Menfchélyke deugd ; hoe nader deeze deugd door hem tot goedheid gebrast word , des te gefchiktcr is hy voor de Eeuwigheid. Zo lang als hy de deugd oeffent , in weerwil der grootlte en moeylykfte hinderpalen , zo lang is hy ook de grootfte zedelyke held onder de Menfchenmaar zo ras hem de betrachting der deugd geene moeite meer kost is hv minder een mensch dan een Engel.- word zy hem gemaklyk en verheugend , dan is hy eenigermate der Godlyke natuur deelachtig. 't Geen eerst deugd was, wordt nu goedheid. Hy is nu niet meer een voortreflyfcer mensch ; neen , hy is een voortreftyker Scbepzel , * geen zich boven den mensch verheven heeft ; hy is eigentlyk volleert , en bereidt voor het verblyf der Hemelfche weezens. Indien zyn hemelfche Vader hem nog iQ deeze Waereld laat , zo is het zo zeer niet  ONDERWERPEN. XV. ERIEF. Ï4t niet om dat hy het veel verder kari brengen , als wel ten nutte van zulken , die nog leerlingen in de oeffenfchool der Deugd zyn. Hy is reeds een Burger van de onzichtbare Waereld , en wandelt in de plaats zyner Vreemdlingichap , als een Wezen van eenen hoogeren rang ; als een Engel , ten dienfte van hen die nog ftryden om in te gaan ; die zich nog in allen opzichte naar het beeld van hunnen grooten meester hervormen. Gy weet nog wél , wie of my , wanneer ik dit beweerde , altoos tegenwierp, „ dat , indien dit zo ware , de mensch „ dan hier voortreflyker zyn zoude dan „ hier namaals : ja veel uitmuntender dan „ de Engelen ; cn dat , gevolglyk , de a, beste dienaars van den Onbekenden „God gelyk hadden , als zy zeiden: dat „ de Deugdzamen volmaakter waren, dan „ de Goden ; in hun is de heiligheid „ noodzaaklyk , maar het kost den mensch j, alles vroom te zyn "; enz. Men fcheen niet te begrypen , dat iets voortreflyker is in zyne foort, naar mate het uitmunt in die foort. By voorbeeld, Een Kind dat met zyn drie jaar duidelyk en aangenaam leest , en met zyn zeven jaas  142 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN jaar reeds fr.ay fchryft , en moeyelyke lommen maakt, is immers een veel voortreflyker kmd , dan dat met zyn twaalf jaar Dog geen een letter kan lezen , of fchryven. Maar is dat Kind echter te vergelvken by eenen man, die, op zyn dertig. ^ Jaar , een Leermeester van veele fraaije en verheven kunften en Wetenfchap. pen zyn kan ? ^ Even aldus zal de Mensch , in den Eoe= Komenden ftaat , een veel voortreflyker Wezen zyn , dan hy hier was. Dus zyn de Engelen, boven de Menfchen, verheven; en is God het alleruitmuntendst het allerverhevendfte. Wezen. Maar dus is ook die mensch, als mensch, het voortreflykst , die in zynen flaat als mensch • omkleed met een broos lichaam , omzet van veelvuldige driften , echter met moed en flandvastigheid , in fpvt van a,Ie ^ letzelen, zich toegelegt heeft om zyne ze delyke rechtheid te bevorderen ; om ia Gods oogen welbehaaglyk te worden. i Hy.die de deuSd ronder eenige moeite «tracht ; hy die en in zyn geflel , en ra zyne onhandigheden alles mede heeft £ zeker een uitmuntender Wezen ; wan! gelyk wy in de geheele Schepping eene heer*  onderwerpen. XV. brie?. 143 heerlyke cn ryke opklimming ontdekken, en men planten vindt die nader aan de dieren, dan aan de planten, Ichynen te komen , en dieren die zeer veel digter aan den mensch, dan aan de dieren, fchynen te grenzen ; zo heeft ook God menfchen gefchapen , die meer Engel, dan Mensch, zyn : Deeze zyn dan wel uitmuntender Wezens , maar zy raken ons zo zeer niet ; zy zyn nu reeds van een edeler foort. Wy verwonderen ons over hen , even gelyk het fchrandere kind zich verwonderd over den geleerden man ; maar wy ftellen tot ons voorbeeld , wezens die zo geheel en al niet boven ons verheven zyn : juist zo als men een braaf kind wyst op nog beter kinderen , en geenszins op mannen en Vaders in Christus. In het volgende ben ik het met Lavater niet minder eens. Hy onderftelt, en naar myn inzien onderftelt hy niets, dan het geen in den Bybel geleerd word: Hy onderftelt zeg ik , dat hy flaat als op den engen tusfchen-weg , welke 'er ligt tusfchen deugd en goedheid. En dit i* dien ftand, waar van, naar myn begrip, JoHa nnes fpreekt als hy zegt : „ die ui£ 9J God geboren is, aoadigd niet  brieven over verscheiden Hy , zegt Lavater , die de deugd tó dikwyls geoeffendheeft , dat het goeddoen voor hem zo gemaklvk is als het gaan of het ademhalen ; die is goed , ea wel onverderfljk goed. Over dat onverderflyk goea moet ik u nog al eens onderhouuen. Vrees niet, myne Vriendin, dat ik met u zal gaan twisten of het Leerfluk van den afval der Heiligen , al of niet in de Schriften gegrond zy ! Jk weet dat gy ^ dit Lcerftuk voor bewezen houdt ; en ik bemin 'er u niet minder om. Maar komt het hier wél zo zeer aan op afvallen , als v-rel op vallen ? dit is de vraag : Kan ie mand, zó als La va ter het uitdrukt hier onverderrlyk goed worden , of zo ak Johannes het noemt, of 'er zulke menfchen zyn kunnen : „ die uit God ,* geboren zyn , en niet meer kunnen zon„ d,gen om dat zy uit God geboren ?y zy n i Zeer veel heb 'ik hier over gedagt , er * heb gezien dat 'er zeer veel voor « tegen te zeggen is. eD Ja, ft u moom. zie ^ PP  onderwerpen XV. brief. I4S •p de ondervinding , dan vrees ik neen, ♦c is niet mooglyk , te moeten zeggen, 't Is waar , iemand die zondigt , bewyst nog niet dat hy zondigen moet. Maar wanneer ik veele honderden van braave Menfchen, die in Christus geloven , en van welken ik wel verzekerd ben,dat zy vangantfcher harte naar de volmaaktheid flreven , hoor klaagen, dat zy zich niet uit de magt der zonde kunnen ontflaan, immers niet geheel daar uit ontflaan ; dan moet ik bykans erkennen , dat het zondigen voor de beste menfchen zelf onvermydelyk is. Maar wanneer ik nu lees , dat onze Heiland een waar mensch geweest is ; dat hy ons in alles is gelyk geworden , uitgenomen de zonde : dan fchynt het zondigen eigentlyk niet tot de Menschheid te behooren. Heeft 'er eens één mensch onzondig geleeft , dan kunnen immers alle menfchen onzondig leven ? 't Is waar de Zoon des Menfchen was ook , in een allerbyzonderften zin , de Zoon des levendigen Gods. Hy ontving den geest zonder maate ; maar waartoe ? Om als mensch aan zynen pligt getrouw te blyven? gantsch niet ; maar om als de Mesfias , als de Zaligmaker , als Gods Zoon , en Afgezant , zyn ampt van Leeraar en Verlosfer te kunnen waarnemen ; om zyne leer & Deel. K rm  146 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN met wonderen te bevestigen ; om de harten te reinigen van al het verdorvene. Maar ! om tot de harten der menfchen te kunnen fpreken , moest hy ia de harten kunnen zien ; de geesten wegen , , de innigfle , en verborgenfte fpringveeren der menfchelyke daaden ontdekken. Deeze kennis van het menfchelyk hart , deeze voorwetenfchap van alles wat hem zoude ontmoeten , dat zien tot in het binnenst des harten , dat doorgronden van de oogmerken zyner Vragers , helde hem buiten gevaar om ooit, door drift, of overyhng te zondigen. Gevolglyk bragten die vermogens , hem ter waarneming van zyn Godlykampt gegeven, alles toe om hem een heilig , mmzel ; onbefmet hven te doen leiden. Maar wy , die eigentlyk niet in de waereld gezonden zyn , om uit Gods naam eenen nieuwen Godsdienst te verkondigen' Wy , die dus , de gaaf om eene nieuwe' Leer met wonderwerken i.e bekragt>en met behoeven ; wy , die niet geroepen zyn om de harten der menfchen te doorgronden , misfen evenwel met een ook die middelen , die zo noodig Zyn om ons voor zonden , die uit drift of by verraslening ontflaan , te behoeden. AJ  BMBERWERPEH. XV. ERIEÏ. 14? Al wat Jezus , door zyne voorwetenheid en hartenkennis , wist , moeten wy door ondervinding en opmerkzaamheid verkrygen. Wy moeten bedrogen zyn, voor wy kunnen , voor wy mogen onderftellen , dat men ons bedriegen wil. En hoe fyn is dikwyls het bedrog , voor al als het met een voorkomen van naauwgezette Godsvrucht gepleegd word ! wat middel echter om tot zo iemand te zeggen : Gaat weg van my Satan ! daar flaat gefchreven den Here uwen God zult gy niet ver* zoeken ? moet het niet eerst van agteren blyken , dat 'er zulke verzoekers tot ons gekomen zyn ? Ik befluit dus , dat , zo lang mert , of wilt gy , onze deugd , voor onvoorziene proeven bloot ftaat ; zo lang als Wy verrascht kunnen worden , dat zo lang onze deugd wankel ftaan moet , en het voor ons onmooglyk zyn zal onveraerpy* goc» te worden. By verrasfehing , uit overyUag zal een mensch , die uit God geboren is , nog zeer dikwyls zondigen ; hy die derhalven zegt, dat hy geene zonden van deeze natuur begaat , is een Leugenaar ; in deezea zin ftruikelen wy allen in veelen. Maar verftaan wy door zonden ' niets dan vrye , wel overlegde daaK a del3'  H8 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN den. Indien onverderflyk goed, die hoog fte trap van eene deugdzame gefteldhcid des harten by ous is; die gefleldbeid , waar door wy al het goede , 't welk in ons vermogen is te doen , altoos en met vaerdigheid doen , zo dat het ons geene moeite kost, zonder dat wy denken, nu moet ik dit of dat doen of laten , in zo verre dat wy , indien wy niet verrascht, of verftrikt wierden , altoos het goede zouden doen , dan geloof ik dat de Mensch hier in dit leven onverderflyk goed worden kan : want dan zegt dit, met andere woorden, met meer , dan , de mensch kan al doen wat in zyn vermogen is. Hy die al het goede doet dat hy kan , is in Gods oog welbehaaglyk. God heeft onze uiterJyke daden niet noodig ; hy doorziet onze gedagten , onze oogmerken , en weet dat een Mensch in een geheel anderen ftaat gefield is, dan een Engel; dat hunne phgten derhalven zeer onderfcheiden zyn Nu vraag ik : is 't mooglyk , dat hy , die uit zulke beredeneerde gronden , God' dient , en zyn geheel hart der deugd gewydt heeft ; dat hy dien de deugd zo gemaklyk , zo natuurlyk geworden is dat hy haar met vermaak oeffent , immer der zonde weder kan dienstbaar worden, en zyne beginzels verlaaten ? ZpM  ON DER WERP EK. XV. BRIEF. 14e Zoude een Wellustige , by voorbeeld , indien hy een gezet denkbeeld had , dat 'er oneindig grooter genoegen gelegen is in toomelooze driften te beftryden , dan in te volgen ; dat een arm verleid fchepzel , niet aan zyne lusten op te offeren , maar op den weg der deugd te rug te brengen , het welgefteld hart veel meer genoegen geeft , dan het volle genot der volmaaktfte fchoonheid ooit geven kan ; zoude een Gieri gaart , indien hy begreep , dat weldoen , veel gelukkiger maakt, dan onrechtvaerdige baatzucht ; zoude een Lasteraar , zo hy bevatte dat 'er veel meer genoegen ligt in den fchuldeloozen , of door onbedagtheid verdwaalden , zo veel de billykheid toelaat , te verdedigen , of te verfchoonen ; dan in zynen naasten te hoonen en te 1 grieven , niet terftond van gedrag veranderen ; en dat wel voor zyne hoofdneiging in een gevestigd karakter entaart ware ? Is dit zo , waar aan ik niet kan twyffelen ; Hoe zal dan de braave Man , wiens verlicht verftand zyne deugd beftiert ; die alle zonden onnatmirlyk vindt , en zonder een fterken afkeer niet aan de zelve denken kan , zal zodanig een immer weer die daaden pleegen 3 die hem , ten alleruiterften , verK 3 foey-  150 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN foeylyk toefchynen ? Wel dan , zodanig een mensch kan men, en in een wel verklaarden zin, met Lavater onverderflyk goed noemen. Zie daar , myne Vriendin , eenige aanmerkingen over de Uitzichten in de Eeuwigheid. Het Iaatfte Huk bevalt onze vriendin best , en my ook ; evenwel ik lees het geheeie werk met ongemeen veel (maak , en;nut. Laat u met affch~kken om het ook te lezen , door eenige meesteragtige , doch weinig afdoende beöordeelingen. Lees , en behoude ook hier , alléén het g0ecle? Hoeveel waarheid ligt 'er wel eens opgefloten , ia het geen ons weinig minder dan dwaling -toefcheen ! Hy die zich intusfchen bedaart nederzet , om , in een Boek , gefchreven , met ai het vuur en de Verbeeldmgskragt van eenen Lavater, fou. ten en gebreken te vinden , zal zeker daar m uitnemend wel flagen. Laat hy maar ?org dragen, dat hy de befcheidenheid niet uit het oog verlieze J Lat hy overdenken, dat groote Geniën aan groote mfspasfen kunnen onderworpen zyn ; rhaar dat geen daaglyks verftand , geen enkeide Geleerde , een werk kan fchryven of gefchre- ven  ONDER.WEn.PEN. XV. ÉR.IEF. lyi ven heeft , dat verdient genoemd te worden by de uitzichten in de Eeuwigheid , van den ongemeenen Lavater. Moogiyk hervat ik dit onderwerp nog wel eens ; nu eindig ik deezen , maar blyf altoos Uwe heilwenfehende Vriendin. K 4 ZES-  ZESTIENDE BRIEF. MYN LIEVE VRIENDIN! C2 VTeef n maar zo veele moeite niet om my aantetoonen dat ik in geen zes maanden aan u gefchreven heb; ik weet dit zeer wei ; en ik kan niet zeggen , dat het my zeer leed is , 0m dat ik nu zie, dat gy nog één talent hebt, dat tot no» toe voor my onder uwe verborgen fchriften behoorde , het talent , meen ik , om , met goedaartigheid , té knorren ! Mag * u bidden , knor nog eens op my, ik ben 'er puur door opgemonterd. Om u eenter te overtuigen , dat 'er niets tusfehen ons hapert , zal ik deezen zelfden avond aan u fchryven; myne eigenliefde kan het niet verkroppen J my voor een Kleine Giengaart uittekryten : pietje , Pietje Hebt gy dan in de kas van myn verftand gekeken ? en weet gy 0f ik nu wel voorzien ben ? Hoor Kind , zoo ?v ©oit die kostelyke üapsl gedrukte en on- fie-  ONDERWERr-EN. XVI. BRIEF. 153 gedrukte Bladen gezien , aandagtig gezien hadt, die ik , met geene kleine deftigheid , myne Werken noem , dan zoudt gy mooglyk heel anders praaten als nu ; en my met die aartige fpottige oogen , die gy zo wel weet te gebruiken toe duwen : - „ Hoe kaalder hoe Rooyaalder " ; ten minsten zoudt gy niet kunnen ontkennen , dat ik „ myn teering naar myn neering gezet heb ". Dat 's wat anders, als my eene kleine gierigaart te noemen. Kom aan dan ; zie daar , daar zit ik nu in gereedheid met de pen in de hand , en het papier we! heel netjes gevouwen , te tuu. ren , te tuuren : maar wat zal ik u fchryven ? Nieuws ? neen , geen Nieuws ! Hier van zoude ik u op myn gemak een paar douzyn reden kunnen geven , in dien myn knorrepotje met deeze ééne volgende niet voldaan was , ik weet geen nieuws , uw aandagt waardig , welke een Noordhollandfche boerin ik ook ben , zo heugt het my nog zeer duidelyk , dat ik aan een jonge Dame van uwen rang , (hier buig ik wat ftyf; doch echter zeer reverentelyk ,) en uwe omftandigheden , (alweer eene zeer nedrige buiging , zo dat ik haast met myn toupet in, myne penne ftoot ,)'niets moet melden van zulke commune Chofes , als 'er in myn klein laag K 5 krin-  ********* over ve "r scheiden kringetje voorvallen ; zo als by voorbeeld. „ Knebs Baas is dood ; zyn vrouw en kin' «deren verhezen veel aan hem, want „ hy was een zeer eerlyk , nyvre Tim„ merman ; hy muntte uit in het maken * V3n Testjes : Buurvrouw Aafje Ger« Hts , heeft voor 't eerst haar gouden * °°ryzer °Pgehad ; het koste honderd „ en dertig guldens , zo dat het klinkt « als een klok. Onze Melkboer heeft dee» zen nagt vier- koeyen , en een aartige » kleine melkboer gekregen. Alle de kraam« vrouwen bevinden zich , nevens alle de * jongeboornen , naar wensch. Jan Buur * heeft de plaats van zyn Heerfchap gekost», enzovoord, . ?J fude 20 ongevoegzaam zyn , als m de hondsdagen in 't fluweel te gaan Het zou 'er waarlyk fraay bykomen , dus' aan u , Wd Ed Geboren Jonkvrouw te ichryven , die my niet dan van Mevrouw ö.e , en Mevrouw deeze , en de Gravin «> eene en den Baron nog al een ander, fchryft ♦ die my verhaald dat gY **** op een dïné , ginder op . een'/^f, en nog op eene . andere plaats op een Prié geweest zyt ; ,dat gy uw Hof hebt wezen maken aan Mevrouw de Prinfes ; dat oe m die .gy hebt bygewoond zeer bril. lam  ONDERWERPEN. XVI. BRIEF. Iyg hnt was ! Neen Kind , ik zal myn nieuws maar voor my zelf houden , tot dat ik , op de eerfte Praatparty de beste , er my, tot genoegen myner goede Buurwyf jes , van kan ontdoen. Ja , trek uw aadlyk neusje zo met op : dit Nieuws zal my nog genoeg vermaak verfchaffen : de hele kunst beftaat hier maar in , dat ik myne waren ddar ter markt breng , daar men die brengen moet. Neem het my niet kwalyk ; maar nw Brief, hoe fraay die ook is opgefteld , en hoe hy my ook waardig is , zou veel minder hier bevallen , als het Weeklyks Nieuwspapier van Grietje en Dleivertje : Hy zou niet intrerfee- ren. Och , by de eerfte gelegenheid , wjerd hy gebruikt om een pyp aan te Heken , na dat hy wel beduimeld , en tot een Lont gedraait was. Dit artikel is ook al weer , tot wederzyds genoegen , zo hoop ik althans , afgedaan. Geen Nieuws fchryven was gezeid. Nu is dc groote vraag , wat dan ? Gy hebt gelyk , ik zou mooglyk in ftaat zyn om u nog ettelyke regels te fchryven , die u niet ongevallig zyn zouden : maar wat zal ik opvatten ? Ik herrinner my daar hoe moeylyk het valt als men ons aanfpreekt met een : 6 toe 9 nu moest je ons  156 BRAVEN OVER VERSCHEIDEN «n «m vat vertéllen , en men zich niet redden kan met te zeggen, ik weet niets tiklT. °ndenverp ui"ekieze» ia Afc^xls de grootfle moeyte ; en zo is het h er ook. Ik za, uw Brief ^ aaQ_ dagt,g overlezen . . . Na heb ik al iets tZ° T 07 fChl'yft my > ^ -er ge. geëerd wordt zeker Galant Romannetjf, d «ik zelf nog niet eens by zyn naam kende naar dat gy 'er niets % geVon?» hebt , dan >t geen u zeer / V- ergerd. ëe Ik wensch u geluk , myn Eneel lief 9 met deeze geestgelleldheid : de fchitterende draaykring waarin gy u bevindt , heeft iw hoofd dan nog niet van zyn ftel geholpen l uw fpraak is nog onbedorven , en uw 'goed , vriendlyk , welgeplaatst toren niCCS ZyQG Wa3I'dy ver" HoT^ iS,hCt fpydg' dat die beuzelach«ge fmaak • Cwy willen nu eens heel agtmoeojg Zyn , en de dingen van de verdraaglykfle. zyde befcnouwen ,) over welken gy en ik , zo dikwyls ; bezig wa«a , zo veel veldswint , en veelen Z0 ongenegen als ongefchikt maakt, om de *hoon«e werken die Engeland, Daksdv- land  ONDERWERPEN. XVL BRIEF. l57 land en Vrankryk ons aanbieden , te lezen! Hoe veel jonge lieden welken het aan geen vernuft hapert , kennen wy niet , welke , of niets , of flegts wat franfche vodden lezen ; waar in men niets ontmoet dan losbandige Zedenleer , en fpotten met den Godsdienst ! ó wilden deeze Jonkertjes , en deeze Petite Maitresjes , ons liever , van Geldbeursjes en Visnetjes voorzien , dan zouden zy ten minften hunne handigheid op eene onfchuldige wys toonen , en niet fnappen over zaaken , waarvan zy zelf geene de minfte oppervlakkige kennis hebben ! Ik weet zomtyds niet of ik lachen moet , dan wel "of ik my moet bedroeven , over eenen uwer Heren. Ik zal hem niet noe. men ; denklyk zult gy hem uit het volgende kennen. Dat Kind heeft , als de Lui , ook een reisje naar Vrankryk gedaan. Hy was altoos een logge lummel van een Jongen ; excufeer my, dat ik uwen Neef zo behan. del als hy verdient ; of liever , pryst myne openhartigheid , die my belet omtrend u, myne Vriendin , agterhoudend te zyn ! Zyne natuurlyke gefteldheid i» niet weggenomen ; hy is niet thuis gekeerd act de houding van een Baletnieester» hy lolt  155 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN lolt ons niet aan 't hoofd welk een figuur hy te Parys geflagen heeft ; hy liegt zelf maar heel weinig , voor een Jongeling die ons , door zyne vertellingen , hoopt in verwondering te brengen; en' hy fpreekt ook nog , zonder rood te worden , zyne lompe hollandfche taal. In ieezen heb ik met uwen Neef vrede hy is als alle anderen , maar die Jonker is met een geheel ander gebrek behipt ! Hy geeft zich het air van een man die denkt ;& en by vernuften van zyn foort , is denken ; en mets geloven , van het geen wy als waarachtig aannemen , juist het zelfde Hy zegt niet veel ; maar hy verwerft zieh echter veel aanzien by die Uilskuikens, die nog minder weten dan hy, door by zommige gelegenheden een veelbeduidend lachje , of trotsch trekje te toonen Dit heb ik echter gemerkt , dat ons Den kertje zeer laag en verachtelvk denkt over den mensch. Hy noemt Rochefoüchadld dikwyls met véél nadruk , en hy fchynt ook iets te weten van Popes Proeve over den Mensch. Gy kunt wél nagaan, dat uw Neefs harsfchenen niet keurig genoeg georg-niieerd zyn , om eene zeer goede en bepaalde verklaring te geven aan dat Meesterlluk van Vernuft en Poezy ? Hy leeft 'er mede 9 zo al» he£ gemene Volk- je  ONDERWERP ÉN. XVI. BRIEF. IJ9 Je onder de Deïsten met de Heilige Schriften ; dat is, hy fcheurt 'er hier en daar een plaats uit", en beweert 'er juist het i tegendeel mede van den fchrandren auteur' Dit armhartig fchepzel geeft my aanleiding om u de volgende gedagten mede te deelen ; mooglyk vindt gy die niet geheel ongegrond. Menfchen van eene ongezonde en zwaarmoedige gefteldheid, by ongeluk tyd genoeg hebbende , om hunnen fchryflust in te volgen , hebben ons meermalen de menfehelyke natuur zo haatlyk afgebeelt , dat men zich bykans zoude fchaamen , om dat wy tot dit verachdyk foort behooren. Wel verre is het 'er van daan, dat deeze Voorftelling ons zoude verbeteren ; 't welk evenwel het groot oogmerk behoort te zyn van alle zedelyke fchriften ; zo maken zy ons geemlyk , zwaarmoedig , achterdogtig , knorrig , vadzig, met één woord verlagen zy ons tot dat veragtlyk peil waar zy onze natuur , zo als die opzich zelf is , ftellen. Myn oogmerk is gantsch niet , een compliment aan het Menschdom te maken : maar  ifo Brieven over verscheiden maar ifc voel, ik voel aan myn eigen hart , dat ik niets minder dan een verachÊefyk wezen ben : wee my , zo ik bet, door het misbruiken myner vryheid , en myner vermogens van denken , en redeneeren , worde .' Het dient my alleen tea fpoore , om zo goed te worden als ik kan worden ; en dat zo veel betekende gezegde van een der oude Wyzen : heb eerbied v00r u zdf, verdient onz£ hQ0§. He opmerking. Zeer gaarne Ma ik toe ; want de Waarheid eischt dit , dat 'er , aan onze oorfpronkelyke voortreflykheid zeer veel ontbreekt. De wysheid , dat Beginzef waar op onze zedelyke natuur eenig en alleen rust ; om dat zy ons aanipreeklyk msakt voor alle onze daden , is , dit ftaa ik toe , met aandoening , grootlyks belemmert. De voorbeelden , de opvoeding , de gewoonte , en mooglyk nog meer dan dit alles , de invloed die ons tempera- ment op onze bedryven , ja gedagten , ja verbeeldingskragt , heeft , zyn groote en vermoeyende beletzels, om altoos haar zo te doen handelen als de Wetgever eischt. Het is , of zomtyds de veér van onzen wil verlamd is, door het genadig «ai fterk drukken van iets, het geen ons yrcemi  ÖNDERWERÏFN. XIV. ERÏEE. iGl vreemt zy. Dat vreemde , of, wilt gy , dit toevallige , tot eigenfchappen van onze Natuur te maken , is vry algemeen in zwang ! Is welgemaaktheid den mensch niet natuurlyk , hoe weinig recht fchootoe menfchen men ook aantreffe ? Maar waar toe dient het toch , den mensch in zulk een valsch licht te plaatzen ? Dat laage , dat geneigde tot onedele bedryven, aart hem toegefchreven , verwyderen hem maar meerder en meerder Van dat groot en treffelyk oogmerk , waarom het allerwyste i aller goedértierenfte , aller machtigfte Wezen , redelyke Schepzelen , uit niet het beftaan gaf , en toeruste met ve.-mpgetts, aan het redelooze vee geweigerd. De Reden , de Godsdienst , chze etgen ondervinding , vertoonen ons den mensch in eenen geheel anderen ftand. Zyne ziel is volmaaktbaar , en zal , door alle eeuwigheden henen zo blyven ; mooglyk is dit wel de grond van haar wezen l Wat denkt gy , myne vriendiö , Van zulk eenen Philofóphifchen Brief, als gy dit gedeelte leest ? Ik weet, dat gy my verftaat , en met genoegen foortgelyke gedagten voor uwen geest krygt, Ik heb 11 Deel. L ooi*  fS"2 GRIEVE» OVER VERSCHEIDEN ook nog niet gedaan : maar , » aanfprekeriae voeg , ik hier by. Sla , ó\ myne Vriendin ! het aandacti* oog uwer ziele op u zeK Wat gy aan? Verlangens, hier nooit te bevredigen ; wenfchen , die z3ch verre bui- gekken ; begeertens , hier nooit te voldoen. Nogmeer! Een denkend vermogen, rvff bCZig k3n houden '«et zuiver verftaudelyke voorwerpen ; eene hoope die ons aanzet om iets , 't welk niet zinrvk *» te genieten. Dat dit geene hersfenfchimmen zyn , leert ons dat Boek , >c welke wy voor den regel van ons geloof en wandel houden. Laat , myne vriendin, geen fpotternyen , geene valfche uitleggingen, u in verwarring brengen, u aftrekken van dat Geloof, dat ons tot Christenen maakt. Ik weet wel, dat het puur de mode is, mm of meer deïstisch te denken ; maar wat hebt gy met die mode te doen ? Wees in dit fluk toch ouwerwets. Laat l k!eeden en kaPPen zo als het haar behaagt , zo gy niet goedvind om , door anders te zyn dan uwes gelyken , de oogen der  ONDERWERPEN. XVI. BRIEF. l6$ der menigte op u te vestigen. Als ik de eere heb om u te zien , mag ik my mooglyk eens wat fterk verwonderen , over den vindingryken geest der Mode , en by my zelf zeggen : wat is dit evenwel bedroeft , dat zulk een fchoon welgemaakt mensch op eene wyze word uitgeftreken , die haar zo grootlyks benadeelt in dat fchoon , dat welgemaakte ! maar ik zal « geen hair minder achten : Laat haar alleen niet toe, uwe manier van denken zo te veranderen , als zy weeklyks uw kap*, zei verandert ; en vergeet toch niet , dat vrye gevoelens zonder grond of onderzoek aangenomen , ons geen ftip waardiger maken by hen , wier agting ons dierbaar zyn moet. Ik ben altoos uwe cpregtfte Vriendin en nederige dienaresfe. L a ZE-  ZEVENTIENDE BRIEF. WAARDE VRIEND IK l Nu beu ik in ftaat om u een omftandi. ger bericht mede te deelen , betreffende de zeldzame Vrouw , welker vaerfen ik * onlangs, gedeeltelyk voorlas, dan 'ik u alstoen geeven konde. Anna Louisa Karschin werdt geboren in het Jaar zeventien honderd en twee en twïngtig , ;0p de grenzen van Neder-Silefien , in een klein en arm Gehucht , gelegen by Zulligau en Crosfen Het geheel Gehucht beftondt uit zeven huisgezinnen. Haar Vader, een Brouwer en Herbergier , was de voornaamfte perfoon. Zeven jaaren oud zynde , nam een haarer oud-oomen haar, kort voor haars Vaders dood, mede naar Polen ; en liet dit Meisje 't lezen en 't fchryven leren, Men vindt in de Verfaameling van Vaerfen , die ik thans bezit , een zeer fchoo. Lier-  ONDERWERPEN. XVII. BRIEF. \6$ Lierdicht , waar in zy hare dankbaarheid uitdrukt voor de zorg , die deeze brave man omtrend' hare Kindsheid betoond heeft. Tot haar tiende jaar leefde zy gelukkig , by deezen Oom ; doch toen ftorf hy : onze Dichtres werdt ongelukkig , en bleef i zo langer dan twintig jaaren ! Zy werdt weder by haare moeder gcbragt : eerst gebruikte men haar om op hare fusters ' en broeders , allen zeer jong , te pasfen ; vervolgens betrouwde men haar de zorg toe over drie Koeijen ; al het Vee 't welk dit arme huisgezin bezat. Toen ontdekten zich de eerfle vonken van dat dichtkundig vuur , 't welk tot zulk eene hoogte en kragt is opgeftegen ! Zy vondt toen een ongemeen groot vermaak in het zingen ; zy kende zelf eenige Geestlyke Liederen ; en componeerde 'er zelf een , i op den Morgetiftmcl. In dit foort van Herdersleven , deedt ! zich nog eene omftandigheid voor , die baar genie hielp ontwikkelen. Zy maakte , namentlyk , kennis met eenen jongén Veehoeder , die haar nu en dan een Boek medebragt : dee^e Boeken waren de Robinfan , de Banije , en de Arabifcbe Verteüin- l 3 spa i  ICO- BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Ons jong herderinnetje doorlas, of hever verflondt deeze boeken ; en het lezen deedt haar haaren flaat welgevallig vinden. Maar dit geluk verdween wel ras men dwong haar om hare Koeijen te verlasten ; en weder de zorg over de Kinderen opzich te nemen. Zeventien jaar oud zynde , nam haar ongelukkig leven Iterk toe. Hare moeder deedt haar trouwen , met eenen Wolienkammer. Verplicht zynde om niet alleen haar huishouden zelf waar te nemen , maar ook de Wol ten gebruike van haren man , gereed te ma^ ken , hadt zy de tyd niet om de Liederen , die zy al werkende opflelde , uittefchryven $ dan alleen eenige uuren des Zondaags. Negen jaaren getrouwd zynde , florf haar J»an en zy herkreeg hare «evè vryheid • t was echter maar voor weinige maanden,' want haar moeder drong haar om te hertrouwen. In dit rampzalig huwlyk was zy 20 ongelukkig , als een kwalyk "overeenko *«ende zin, en de bitterde armoede, eene vrouw van vernuft en eene gevoe"ge ziel, maken kunnen ! Maar zelf toen verorak- de natuur alle de beletzelen ; haar geest  onderwerpen. XVII. brief. l&i eeest raakte vlot. Haar vielen enige Vaerfen van den Predikant Schoenemann in handen. Deeze Vaerfen die . waarlyk méér blykcn dragen van eene ontftelde Verbeelding , dan van ware verhevenheid , ontgloeyden echter ten allerkragtigften de Genie van deeze ongemene Vrouw ; en deer den haar , doch vergeefsch , meer dan nog ooit wenfehen , om aan deeze drift te mogen voldoen ? Hoe weinig tyds zy ook hadt , zo gebruikte zy die evenwel tot het maken van eenige Gedichten , welke zy , aan hare Vrienden te Trauftad 9 alwaar zy thans woonde , liet lezen. Doch , dit waren nog niets , dan vonken , van dat Vuur * 't welk de ZangGodinnen in haren boezem ontfteken had. den ! In het Jaar zeventienhonderd vyfenvyftig , kwam zy met haren man , en vier kinderen , te Grootglogau : zy kreeg kennis aan eenen Boekverkoper , en las dikwyls , ftaande in zyn winkel. Zy las véél , doch zonder order , en alles onder en door malkander. Alle hare Vaerfen foonen, hoe zy , tot verbazing toe , haar voordeel heeft weten te doen met die verhaaste Le&uur : Men zou , indien L 4 men  168 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN men het tegendeel niet zeer zeker wist haar voor eene geleerde Vrouw houden. De Overwinningen des Konings van Pruisièn verbraken eindeiyk alle beletzelen , die haren geest dus lang gehinderd hadden eenen hoogen vlugt te nemen. De Zang die zy , 'na den Veldflag by Lowofits , maakte , grimmelt van de verhevendfte fchoonheden , en in de Ode? die zy naderhand van Frederyk den Grooten opftelde , ziet men haar in volle kragt. Onze groote Dichtresfe bleef, ondertusfchen , in de naarfte armoede gedompeld ; tot dat 'er zich , eindlyk , een voorval opdeedt , dat haar daar van volkomen verloste. De Baron de Cottwistz , een Siïefisch Edelman , die zich door zyne beminlyke en groote deugden geliefd , en beroemd maakt , hadt gelegenheid , om haar , te Grootgïogau te zien. Hare bekwaamheden verwonderden hem ; maar haar ongeluk trof zyQ edelmoedig hart ; hy nam haar met zich naar Berlvn ; zy werdt, door de Stad en het Hof, met ver-  ONDERWERPEN. XVII. BRIEF. l6Q verbaasdheid befchouwd. Zederd deeze gelukkige omkeering in hare zaken, heeft zy de beste , en meeste ftukken gemaakt. Lees de volgende Ode , die ik voor u vertaald heb , als een proef van haar uitmuntend vernuft. HET O N W E D E R. Geduurende den nagt tusfehen den 30 en 3iften Augustus MDCCLXVI. Het komt ! het Onweder kondigt hem aan , door zyne brullingen. Bewolkt door al de duisternisfen des Nagts , en gezeten op drie duizend vuurige Wagens , komt Hy ; Hy daalt op de aarde neder. Zie daar , de Regeerder van het Geheelal! Hoort gy het? Zyn Donder rolt met kragt ; de Blixems , die uit zyn donker gewaad uitfehitteren, brengen de vrees en varfehrikking in onze zielen i Welk een geweld ! Koomt Hy , omringt van zyne Helden gelyk Hy kwam , tot' dien vreeslyken Veldflag , waar in de Helfche Legermagt vlood , voor het aangezicht hares grooten Overwinnaars ? L 5 Strop-  fJO BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Stroomen van hagel fteenen Horten zich met verhaasting op de aerde neder J De Eeuwige flaat de wyngaartranken ; Hy flaat de vruchten der bomen , en de beevende boom zoekt zyne gedeeltens 3 zyne verminkte takken. Het gedruisch des nagels ontwaakt den Iosbandigen uit zyne dronkenschap. Hy flaat op ; ftaamelende zegt hy : ó God! De Woekeraar Gddert by zyne Geldkisten ! De Godlogenaar is in angst , door dit ysfelyk Onweer : God zegt door den doader zyner mogenheid dat hy beftaat ; fchoon Hy zich in zynen geweldigen doorgang , nog niet wreekt aan de Godloozen. Neem het ter harte -, ö Berlyn zyne gramfchap heeft reeds een blixemfchicht (bevel gegeven , om , ééne uwer dorpen te verbranden : Zy heeft vuur doen regesen. De verfchrikte Inwoonders ontvlugten naakt uit hunne hutten. Hun kleed , en fpyze is door de vlam reeds verteerd En gy , 6 Berlyn , vind nog genade by God 1 Noch-  .ONDERWERFEN. XVII. BRIEF. llfl Nochthans fchuilden 'er onder het rieten dak minder ondeugden , dan in de vergulde Zalen, ó Paleifen ! zegt aan de Misdadigen : God heeft zich hier in een onweder vertoond ; Trotfche Pynbomen , door dit Onweder verfcheurd » en gy hooge Eiken , vermeldt aan de Koninglyke Stad , dat Hy den Blixem zyne bevelen gaf, en dat de Blixem gehoorzaamde. God heeft zyne gewapende hand te rug getrokken ; het Onweer zweeg voor Hem: met een wenk zyner oogen verdryft hy den Oorlog en het Onweder. Indien dit , myne waarde Vriendin, geen Poezy is , dan geloof ik . dat men die elders te vergeefsch zoekt. Deeze ongemeene Vrouw verdeedigd , door haar voorbeeld , het gevoelen der zulken die in het Entbufiasm der Kunst geloven. De Natuur werkt in haar niet, dan door aanblaazing. De eenige ftukken waar in zy gelukt , componeert zy in de hitte der Verbeelding. Het gedwongene , en om go te zeggen de afwezigheid harer_Zang- go»  1^2 BRIEVEN OVER. VERSCHEIDEN godin wordt men altoos gewaar , in Vaerzen die zy , met oogmerk om die te fchryven , opftelde. Als iets , wat ook , haar aandoet , ?t zy in gezelfchap , 't zy in de eenfaamheid , dan vat haar geest eensklaps vuur ; dan is zy niet langer zich zelf meester ; alle de fpringveeren harer ziel zyn in beweeging , en zy kan, de aandrift om Vaerfen te maken , Qnmooglyk wederftaaa. Mag men haar , in dit opzicht , niet wel vergelyken by een Horologe , 't welk, op gezette tyden fpeelt zonder dat 'er iets aan gedaan wordt J Als het Entbufiasma haar , om zo te fpreken , aanvalt , dan maakt zy Lierzangen zonder dat zy weet van waar de gedagten komen ; zonder dat zy 'er eens aan denkt. Zy heeft dan niets te doen , alléén den toon en de maat te itellen. Terftond vloeit het geheele Dichtftak zonder moeite af ; en zo wel de gedagten , als de allergelukkigfte uitdrukkingen , komen zo gemaklyk uit hare pen , als of zy onder de dicTatuure eener Zanggodin fchreef. Men hoeft maar het armoedig leven , en de onguhftige omflandigheden, waar in zy zo veele jaaren geweest is , te weten 3  ONDERWERPEN. XVII. BRIEF. I?3 ten , om overtuigd te zyn , dat deeze Vrouw alle hare gaven van de Natuur alléén ontfangen heeft. Geene Studie , geene Regelen hebben hare Genie geholpen ; dit zult gy my zeker toeftaan myne peinsagtige Vriendin ? Onlangs zag ik haar afbèeldzels in de Phiftognomiekunde van Lavater: ik weet niet dat ik ooit afgryzelyker gelaat gezien heb ! „ hare oogen " ? 6 , aie zyn Ook zeer lelyk , zeer rond , zeer uitftekende ; maar echter ik zag 'er in , wat zy doen kan! En door dikwyls , en lang achtereen haar gelaat te befchouwen , gewende ik aan dat lelyke , en vereer de uitmuntende Dichtresfe , wier Werk gy ten minften in 't Fransch eens moest lezen. Schoon wy geen van beiden Scavantes zyn , weten wy echter dat de Grieken en Romeinen over het Enthufiasme der Dichtkunde zeer onderfcheideri gedagt hebben : maar wat zouden de laatften nu Zeggen , zo zy iets van deeze Noordfche Dichtresfe konden weten ? Hier is nu «en daad ; kan men het ontkennen ? Ik heb eens een discours gehoord "over dit  374 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN dit fiuk , waar van myn geheugen my. een groot gedeelte getrouw bewaard heeft : ik weet dat ik uwen denkenden geest vermaak aandoe , als ik het u mededeel, Men zeide : Wy moeten ons niet zeer verwonderen, dat wy de Romeinen deeze vraag hoorden doen : of de Natuur , dan de kunst, de fckoonfte Dicbtftukken voortbrengt ? de Ro* meinen vonden niets uit , noch volmaakj ten iets. Zy kenden zeer langen tyd gee» ne dan ftrenge deugden , die geenen wortel hadden dan de onverzaadelyke zucht tot overheerfchen. Door deeze drift als verflonden wordende , kon hunne ziel zich niet overgeven aan die zagte , zuivere en echter zeer levendige aandoeningen , die de geboorte der Kunften vóórbereiden ,; en haar tot de hoogfte volkomenheid brengen. De woeste Romeinen begonden niet eer» der het verrukkelyke hier ingelegen te beseffen , dan toen de Grieken' hen bemin, nelyker Deugden , en de uitmuntende begaafdheden leerden kennen. Ongetwyffeld waren zy befchaamd over deeze vertooning ; en het kwetfte hunnen hoogmoed , in een overwonnen volk eene meerderheid : • van  onderwerpen. XVÏÏ. brief. 175 van de verhevendfte foort te moeten toeftaan ; die naamentlyk van meerder Genie. Wat dceden zy ? Zy maakten zich meester van hunne Kunften en ook van hunne kundigheden. De Dichtkunst , de Toonkunst , de Schilderkunst , de Beeldhouwkunst , en de Bouwkunst , werden naar Romen henen gevoerd : maar de Verheeldingskragt , het cigenaartige , het Geestvervoerende , verlieten de grenzen van Griekenland geenszins. De Romeinen konden het nooit verder brengen , dan dat zy de naarvolgers der Grieken wierden ; zy vonden volftrekt niets uit. Om het gebrek aan vinding , gemaklykheid , en overvloed te vergoeden , namen zy toevlugt tot de opmerking , de ftudie , den arbeid , en de regelen. Men heeft niet ten onrechte de Vaerfen van Pindarus vergeleken , by de baren eens fnellen Watervals ; en de Poezy van Homerus by eene groote breede Rivier , die hare golven met ftaatigheid voortrolt: maar Horatius geeft ons zyne Gedichten onder het afbeeldzel van een ftaaf yzer j die de vereischte i gedaante niet kan erlangen , dan na verfcheiden maal op het aambeeld herfmeed te zyn. 't Is eene bekende zaak , dat Viacitios , elken  176 brieven over verscheiden ken morgen maar drie Vaerfen maakte,i en het overige van den dag befteedde met die te polysten. Hoe zoude het nu mooglyk geweest zyn , dat een volk , zo weinig door de Natuur begiftigt als de Romeinen , ooit konden geloofd hebben dat men in de Dichtkunde uitte munten alles aan de Natuur , en niets aan dekunst verfchuldigd ware ? Laten wy êenS' zien hoe het ten dee> zen opzichte by de Grieken gefield was, Democritus was de eerfte der Grieken , die eene Theorie der Dicbtkunss fchreef. Deeze gaaf was geduurende negen eeuwen nimmer belast , of bedwongen door eenige grondftelling of regel. En evenwel ftiet De;,iocritüs van dea Zangberg af , elk dis deeze geestvervoering niet ondervond. Hy eischte volftrek: deeze mymering der Verbeeldingskragt deeze heftige ontroering der geheele ziel ; met één woord dat Enthufiasme , dat dén mensch boven zich zelf verheft , overbrengt in eene geheel andere Waereld , en dat , terwyl het de Reden doet zwygen, ja wel eens in verwarring brengt , over alle voorwerpen een ongemeen licht en de grootfte kragt verfpreidt. Pla-  onderwerpen. XVIT. rriep. i?? Plato ging nog veel verder dan Democritüü. Hy erkende niemand voo1 een Dichter , dan he:n , die de begaafdheid hadt om door het Enibujiasme Vuerfen opteftelien zonder zelf te weten wat hy zong. Artstoteles ftondt toe , dat de Dichtkunst het uitwcrkzel is van verruk¬ king , en het Ëntkujihme ; hy ftaaft die zyn zeggen met voorbeelden. Verfcheiden der grootfle Griekfche Schryvers , zyn het met hem eens , en wel , (zo myn geheugen my niet bedriegt,) StrabO, P|lutarchus , Ï.onginus enz. Dit Discours heeft my altoos zéér bevallen , en ik twyffel niet , of het zal u gelegenheid geven om het een en ander, waar over wy , dit onderwerp betreffen¬ de , wel eens gefproken hebben , nog eens over te denken. Dwaadieid zóude het in my zyn , my. in eenige opzichten te vergelyken by dee¬ ze zonderlinge Vrouw ; Onze omftandig heden loopen zo zeer uitelkander , als oh* zé geestgefteldheid , dit is evenwel waar • dat ik nog nooit een Vaers maaktè , 'C welk de goedkeuring weg droeg , of hec vloeyde my als van zelf toe ; zo' dra een II. DeeL M Dicht-  I78 brieven over verscheiden ftuk my moeite kost , is het alleen goed om in 't vuur' 'gegooit te worden. Ik heb nooit kunnen zeggen : „ nu zal ik eens „ een Vaers gaan maken , over dit of „ dat onderwerp ". Somtyds fchryf ik eenige hondert regels in weinige dagen , en 'er kan een Jaar verlopen zonder dat ik aan de Poëzy denk ; want gy weet , ik lees bykans geene Vaerzen. Zy , die zich thans onder ons beroemd maken in het Choor der Dichtkunst, hebben zeker veel meer van HorAjTius en Virgilius , dan van Pindarus of Homerus. Dit kan wel ééne der redenen zyn, waarom men meermalen zegt , dat uwe Vriendin , als Dichtresfe , niet op haar eigen grond is. 't Komt my niet onwaarfchynlyk voor. Onze Dichters en Dichtresfen doen evenwel zeer verftandig , dat zy , hunne fterkte kennende , zich daar met alle naerftigbeid aan houden. En mooglyk doe ik ook nog al best, als ik ffilzwygende hoor , welke fraaye zaken men hier over weet op te zeggen ; want ik weet, helaas ! dat daar maar in 't geheel myn talent niet ligt. Wat zegt gy nu van eenen Brief , waar in ik u zo een hoopen Geleerdheid zend ? De  ONDERWERPEN. XVII. BRIEF» 170 De gelegenheid was te verleidende om 'er niets van te laten blyken ! de groote Dichtresfe heeft my zo al , van het eene op het andere, gebragt ; en zo gy niet fchrïklyk veranderlyk zyt , zal ik u geen verfchoning daar over behoeven te verzoeken. Hier nevens de Artz , een der beste Boeken die 'er misfehien in de Waereld zyn , en die gy , met zeer onderscheiden oogmerken kunt gaan lezen ; dat zo wel nuttig zyn kan voor uwe redelyke , als. voor uwe lichamelyke gezondheid : ik heb dikwyls in beiden opzichte my by zynen Leefregel verwondcrlyk wel gevonden. Hy is een vriendelyke Doctor , en een be» minlyke Moralist. Ik hoor dat zyne Vrouw ook zeer aangenaam fchryft ; doch heb nog niets van haar geleezen. Vaarwel ! •jeuk nu en dan aan my ! M a AG"  AGTIENDE BRIEF ZEER GEËERDE VRIENDIN! H oe komt het toch , vroegt gy my toen ik u onlangs ter loops ont„ moette , " dat gy met onze Keetje wat overhoop legt ; ,, zulke groote Vrienden „ als gy altoos waart ". Ik had geene gelegenheid om u , zo op ftaande voet , die vraag te beantwoorden ; maar om u te toonen dat ik 'er voor u geen geheim van maak, zal ik die vraag , eens op zyn oud Hollandsch , of wilt gy , ('t zal 'er geen ding te erger om zyn;} goed Zeeuwsch beantwoorden. Verheelt u echter niet , dat gy magtig veel wonderen zult hooren ; of dat ik met myne Vriendinnetjes niet eens aan de Kibbel zyn kan , zonder haar in 't bezit te laten van alle die goede hoedanigheden die ik te vooren in haar met genoegen »ag: niets minder. Keetje is nog dat zelf-  ONDERWERPEN. XVIII. BRIEF- l8l zelfde braaf mensch in myne oogen , die zy altoos was ; offchoon ik met haar op zeker ftuk zeer verfchil Indien zy dat niet ware , dan zouden wy haar geen tien jaaren onafgebroken bemind hebben ; want een aangenaam voorkomen kan ons wel verrasfchen , wel eens een avond i» nemen , maar is niet beftand tegen eenen daaglyken perfonelen ommegang : dit breekt de betovering , indien een beminlyk voorkomen alles is. „ Kom ter zaake ", dunkt my dat ik u hoor zeggen. Zo zeker , acht gy dan alle deeze zedelyke bedenkingen , die ik u zo gulhartig mededeel , voor niet zakelyks ? Goed ! ik zal my naar uwen fmaak fchikken. Eenvoudig , eerlyk zal ik u ons verfchil verhalen ; ik weet dat gy ons beiden liefhebt ; en dus , zonder eenzy- digheid ,"' zult oordeelen, Voorleden vrydag by Keetje , thee drinkende , kwam de meid van myn Heer ***, haar en my , tegen den anderen dag , op een kopje thee verzoeken , als ook om 'er des avonds te blyven. Weet by voorraad, dat de Heer * * * 's Vader , winkelknegt geweest is by Keetjes Grootvadei. Gy weet wel . hoe veel achting ik voor M 3 dien  1*83 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN dien braven man heb ; en gy kunt we! denken, dat ik die uitnoiiging met vermaak aannam ? Onze Vriendin talmde zo. wat. Toe , Keelief , zei ik , geef toch hefcheid , het meisje wagt ; of zyt gy reeds uitgevraagd ? „ Neen , zei ze , " maar evenwel by de Lui ! „ zyn Vader 5, is • evenwel knegt geweest by myn Groot„ vader. Ifc vind dit wat heel familiair ; „ doch om u niet alleen te laten gaan , •> zal ik het aannemen ; ten ware dat gy •, bedankte , dan ga ik ook niet ". Om my , antwoorde ik , hoeft gy 't niet te doen , maar ik ga 'er zeker en vast heen. De Juffrouw bedankte des , en ik nam de uitnodiging gulhartig aan Myn gelaat ftond met als gisteren , ende als eergisteren. Wei Keetje zeide ik , het fpyt my , dat ik in eene Vriendin, my zo waardig , zulke zwakheden ontdek .' Zyt gy te grootsch om te verkeeren met een man, wiens karakter zo braaf is , met een man van zo veel verhand , wiens vrouw zulk een hupfche vrouw is , wiens zaken zo geheel in order zyn ; zie , meisje lief, dat wou ik zo niet van u. „ Ja ,. zei zy , 33 dat kon zy niet helpen , myn Heer *** j, was en bleef de zoon van haars Groot. ,, vaders Barend , die zo lang voor knegt „ in de winkel ftond , en die zy zo dik- „ wyls  ONDERWERPEN. XVIII. BRIEF. 183 wyls met kruywagens vol Lakens naar „ het Magazyn had zien Sjouwen. De Zoon gaf zich zeker wat veel airs , als „ hy haar op een partytje liet vcrzoe„ ken ". . . Zou hy niet , viel ik haar in de reden , mooglyk wat fpotachtig kykende , dat wil ik niet ontkennen , Keetje zegt het ; en het zou wel kunnen zyn ; Zou hy niet ! Wel hoe durft de onbefchaamde Vent het in zyne gedagten nemen ? U te verzoeken , eene Dame wiens agterklein dochters man nog wel eens Burgermeester in eene onzer geen ftemhebbende Steden zoude kunnen worden ! 't is te byster. Hy is evenwel maar een eerlyk braaf man , hy is maar een wellevend verftandig man , en zyne Vrouw is maar uit den deftigften Burgerftand. Ik wil het zelf niet ontkennen, dat de man my meer maal eenige ellen kant of linnen verkogt heeft , na dat hy het , in zyn toonbank ftaande zelf hadt afgemeten. Keetje heeft Vernuft ; dat is u bekent ? zy bleef my niets ichuldig. „ Ik weet wél , gaf zy my ten ant„ woord , dat gy de gaaf hebt om de ,, dingen zó potlig voorteflellen , dat men 'er , of men wille of niet , om „ moet lachen ; doch dit verandert de M 4 „ zaak  184 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN „ zaak niet , en jy kund 'er van zeggen 't geen u blieft , ik ben 'er zeer vóór, „ dat yder by zyn Volkje jbïyft : de Ran,•> gen raken anders maar verward. Het Heertje heeft al vroeg in den Jongen „ gewild ; het ging de menfchen wel ge„ noeg , maar ouwe Barends zyn Zoon „ met my op een gelyken voet omtegaan , „ daar bedankte zy zeer voor ; anders „ wil ik met die goeije Lui we! om„ gaan , doch als met myne minderen ; ?3 en als men zo eens niet weet waar men sj heen zal , kyk dan zyn zulke menfchen goed. Ik wil ze ook wel eens vragen , „ doch met in gezelfchap -van onze foort Jk het. de Vriendinne uitpraten , niet zo zeer uit beleefdheid , dan wel uit verwondering. Toen zy zweeg hervatte ik , dat het my ten u'tcrfte leed deed , haar befmet te vinden van eene lage , en by ons zeer kwalyk gephatftc grootschheid : Dat ik haar verzogt eens met bedaardheid te overwegen-, of het billyk was, op deeze wyze te denken over een' man als de Heer *** : Dat zy immers wel wist dat zy , in ons Land allen Burgers onder elkander waren ; dat zy te veel verfland hadt om niet te zien hoe veel recht de Heer * * * hadt op de achting van brave menfchen ; en ik verzogrhaar ernstig  ONDERWERPEN. XVIIl. BRIEF. 1% tig , om deeze zwakheid te overwinnen. Maar om niet al te ftreng te worden , voegde ik daar by wie weet , Keetje , of uw overgroot Vad^r n et wel in de Winkel by Barends Vader voor knegt diende ; en of myn oud overgroot Vader , niet uit een arm Land naar dit ryke Holland •kwam , zonder iets me.'e te brengen dan een eerlyk hart , en een geoeffend Vernuft : twe? meubelen , -myn Kind , die hem hier , vóór hy fortuin maakte , zeer wemig aanzien zul'en verworven hebben. Gy hebt immens de Geflagtboom vr.n den Engelfchen Spectator wel gelezen. Het hielp niets , Keetje was boos om dat ik met haar lachte , en ik lachte om dat Keetje boos wietd. Eene diepe ftilte volgde op dit gehaspel. Keetje naayde zonder opzien , en ik vermaakte my met de bloemen in het behangzel. Kort daar aan ftond ik op, en affcheid nemende , wenschte zy my morgen avond véél plaifier met myn gezellchap ; en ik haar met haar t'huis zitten. Hier eindigd het verhaal ; dat het niets zakelyker behelst is myn fchuld niet ; en dewyl gy my niet om een Dichtftukje , maar om het verhaal van eene gebeurde zaak gevraagt hebt , heb ik u als HistoM 5 rie*  I8Ö BRIEVEN OVER, VERSCHEIDEN riefchryffter bedient. Oordeel nu zelf • , heefc KeetJ'e gelyk « of heb ik gelyk ? Maar wat vraag ik ! In dit opzicht kunnen wy niet verfchillen. Hoor , Wy moeten ons trotfche fchelmpie die binken uit het hoofd praten. Zy is te goed om zulke gebreken te voeden , en zy zou , indien zy dat airtje afieide , zo bemind zyn als zy verdient bemind te worden, om zeer veele en goede hoedanigheden. Heeft Keetje u gezegd, dat wy knorrig op elkander zyn ? Ik neem het haar niet kwalyk Onzer beider achting voor u maakt dit zeer natuurlyk. Lees haar deezen eens voor , en zy zal erkennen dat ik u de zaak eenvoudig hebbe medegedeeld. Maar dewyl wy nu op dit onderwerp zyn , moet ik u eens vragen , (gy zyt zo veel ouder, en wyzer als ik ben) , van waar toch dat vooroordeel , dat menfchen , die, langs de eerlyke wegen van naarfligheid en braafheid , tot den hand van welgezeten burgers zyn opgeklommen, onderdoen moeten voor hen die 'er niets toe gedaan hebben , dat zy in dien .(tand zyn ? Is dit vóóroordeel, niet een dier vreemde Hinkende gewasfen , die in onzen Vaderlandfchen Vryen grond door deneen of ander verwaanden vreemdeling geplant zyn }  ONDERWERPEN. XVIII. BRIEF. 187 zyn ? Komt 'er onder ons Burgers , meerderheid te pas ? Wat is toch rang voor een ding in een Land van Negotie ? Nooit hoor ik het zonder lachen in den mond van ccn Aptckers- of Koopmans Vrouw. Mag onze Vriend Heuschhart , dat goed 't welk hy door zyne bekwaamheden en vlytig waarnemen zyner zaken wint , niet zo wel tot zyn nut en vermaak gebruiken , als uw Buurman Geldlof zyn goed gebruikt , dat , by zyne komst in de waereld, reeds voor hem gewonnen was ? Wie van beiden heeft 'er het meeste recht op ? Is het niet billyker, dat iemand , die zyn meesten tyd in zyne zaken'doorbrengt, nu en dan eene uitfpanning , naar zyn onbedorven fmaak gefchikt, neemt, dan die aanzjenelyke Nietsdoender , die in den Oogst van een halfdoufyn Vaders , Grootvaders , Oomen , en Ne. ven, op zyn floffen is getreden ? Waarom mag de voorname Winkelier of Koopman, die tot vermoeijens toe gewerkt heeft , en nu zich bykans in 't zweet loopt , om de fchuit nog te krygen , zo wel niet in de roef zitten , als die luije Rentenier , die den gehelen dag niets gedaan heeft , dan eeten , drinken , rooken en ee-  188 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN een Cctoant lezen , en die nu in zyn koets gemaklyk komt aanvyden ? Wie verdient onze meeste achting , hy die veel gelds hebbende , méér wat Negotie doet om eenige bezigheden te hebben , en om dat geld winnen toch altoos zoet is , dan wel om zyne Stad of Land van nut te zyn , door eene menigte armen werk te bezorgen ? Of hy die kan zeggen , ik ftond in den winkel , of op het kantoor by den Heer. — Ik heb wel duizend ftukken linnen naar zyne kalanten gekruidt ; ik deed myn best om den winkel kundig te worden , behartigde myns Heers zaken als myne eigene : Begon naderhand in 't klein; het gelukte my ; de lieden zagen dat ik een eerlyk gefchikt man was , ik kreeg zeer veel te doen ; ik zette myne Negotie uit ; en door 's Hemels zegen kan ik nu myne fchulden zo wel betalen, als iemand in de waereld. Ja ik kan nu , met myne Vrouw en Kinderen , even zo wel als myn voorgaande Baas , het aangename van dit leven in ordentelykheid genieten ? Het gezond verftand plaatst den gewezen knegt boven hem , die , alleen om bezigheden te hebben , wat Negotie doet. Ik ontken niet , dat zy , die op deeze wyze fortuin gemaakt hebben , ook niet dik-  ONDERWÉRPEN. XVIII. BRIEF. T.89 dikwyls aanleiding geven tot de onbillyke bejegeningen die my zo hinderen ; en dat wel op zeer onderfcheiden wyzen : Zy plaatzen zich, of beneden , of boven dien ftand waar in zy ftaan moesten. Aan huunen tegenwoordigen ftaat ongewoon , hunne voorledene omftandigheden bewust ; overtuigt dat veelen der geenen die met hen omgaan en gezelfchap houden , hen in hunnen floovigen tyd gekend hebben , zyn zy Schroomvallig , nemen een onnozel , of kruipend voorkomen aan; fchynen zich en hunne eigen minderheid wel bewust. Zy zyn , tot laagheid toe, gedienstig , denken dat ydere beleefdheid, die men hen bewvst , eene befpotting is met hunnen voorigen , of met hunne ongeschiktheid in hunnen tegenwoordigen ftaat. De onbeleefden en de fpotters doen met die bedeestheid hun voordeel , juist om dat zy zich niet durven doen gelden. De onbevoegtheid voor de verkeering met de groote waereld moet ons in menfchen van een gezond oordeel , ja zelf in Kooplieden die gewoon zyn met veele menfchen omtegaan , niet al te zeer verwonderen ; of tegenftrydig fchynen. By lieden van fmaak of Negotie , zullen zy wél, en met eene zeer goede houding, fpreken, wyl zy ver»  ÏQO BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN verzekerd zyn , dat zy fpreken over dingen die zy verftaan ; om dat zy daar belang in nemen. Maar agter den toonbank , op het Kantoor , of by de Boeken krygt men dat aangename , losfe , innemende voorkomen niet, 't welk zo veel onzer fatzoendelyke lieden tot aartige beuzelaars , en zo veele jonge Dames tot allerlieffte fnapfterrjes maakt. Op de Beurs leert men ook geen Complimenten : men fpreekt daar meermaal regt plat hollandsch ; en fchoon men daar wat meer vrymoedigheid aan wendt dan in een eenzellig huislyk leven , die vrymoedigheid is toch geheel Koopmans; en gaat doorgaans glippen, als men op eenen vreemden grond is. Om die reden zoude ik alle menfchen, die zich , door 't gelukken hunner haarüigheid , boven dien rang verheven hebben waar toe hunne geboorte en opvoeding hen eigentlyk gefchikt had , vriendlyk raden , dat zy met hun gezond verhand toch altoos raadpleeeen. Dan zullen zy , ten minften , geen fouten tegen de ware wellevenheid begaan ; of wilt gy , tegen dat gene , 't welk by alle wel opgevoede menfchen als betaamlyk geëerbiedigd wordt: maar dan zullen zy ook nooit voor eenen .tykeren dan zy zyn, laaghartig kruipen, ee- nig  ONDERWERPEN. XVIII. BRIEF. 101 nig en alleen om dat zy eens knegts in die familie waren. Ik heb myne Vriendin ook meermaalen opgemerkt , hoe de ambagtsman , de knegt ., of de kruijer oordeelt , over de ftandsverbetering hunner Lotgenoten. Zo dra zien zy niet dat iemand , uit zyne zo» genaamde laagheid , wordt opgebeurd , en boven hun geplaatst, of zy wanen zich verongelykt , en verdenken hunnen makker van zulke ftreken , die , naar hun begrip , alleen in ftaat zyn om fortuin te doen maken. De eene zegt : „ Ik hoor dat myn Heer hem geld gefcho-^ ten heeft , en dat hy daar mede begonnen is ; " een ander gelooft, dat zo men hem ook de vereischte penningen gaf , dat hy dan ook wel zoude voortkomen, terwyl de goede Kaerel niet eens begrypt , dat geld , zonder de noodige bekwaamheden, niets kan uitwerken. Alleen zien zy, op Hendriks of Jans voorfpoed , met nydige oogen ; zyne befchaafdheid is trotschheid , en zy fchempen kwaadaartig op zy nen voorigen ftaat. Veelen der fatfoendelyke Lieden , heb. ben hier door eene reden te meer , om met zo eenen man niet te verkeeren, Want zy  IJT2 BRIEVEN OVER V E RS C H E J'DEN zy zyn , gelukkig , zó kort van geheugen , dat zy zich dikwyls niet kunnen herinneren , welk een flag van een man , hun eigen Vader toch geweekt is ; en een naam verzonnen , of van hunne geboorteplaats ontleent hebbende , plakken zy zeer tranquil een Wapen op hunnen Koet- zen en ryden naar hunne Buitenplaatzen zo wel als de beste onzer oudfte en waardigfte Familien- Dit zyn nog alle de moeylykheden niet^ waar mede een man,- die uit eenen lagen ftaat te voorfchyn treed, te ryden heeft. Elk die niet boven afgunst is , en het minder welgaat is zyn vyand. Hoe veelen worden 'er , denkt gy , niet gevonden die uit overtuiging zelf van zyne zedelyke meerderheid , of verhevener verftand , weigeren hem dat recht te doen, waar op hy eene zeer goede aanfpraak heeft ? Zy die dus handelen zien zelf wel dat ryk , en in eene reeds gevestigde Familie geboren te worden , hun geene perfoneele waarde kan byzetten ;• en het grieft hun hoogmoedig hart, dat de bediende van een Vader of Oom , zyne goederen naast des Hemels zegen te danken hebbe aan nyverheid , doorzicht en ftnkte eerlykheid, zy zien wel s dat een nog ryker dwaas of  ONDERWÉRPEN. XVIII. ItRIEF. ï£$ of flegt jnensch , uit hoofde van zyn Geld , nog meer recht heeft, dan zy op de eerbewyzingen hunner minderen , indien geld en familie dat moeten aanbrengen. Het is voor hen ondraaglyk , dat hy, die zy voor twintig jaaren met al de verachting vih eene zogenaamde, meerderheid om" een boodfchap zonden , en wiens braafheid zy nooit met onderfcheiding hebben ontmoet , mi een welgezeten , welgeacht man is , die, döor alle brave menfchen , met genegentheid en goedkeuring befchouwd wordt ; Ja wiens wel Opgevoed , en niet arm Kind , mooglyk nog met een hunner kleinzonen een paartje zal worden , zonder dat een verftandig mensch des Jongenheers keuze kan laken , ook ten opzichte van zyn tydelyk beftaan. Gy zyt nü met my verzekerd , dat onze Vriendin, in de zaak waar over wy verfchil hebben , ongclyk heeft ; maar zy zal haar misflag zelf zien , en , zo ïk haar eenigzins ken , verbeteren. Hoe zeer ik nu echter op de zyde deezer te dikwyls verocgelykte lieden ben „ zo fta ik even gereed toe , dat veelen zich niet veel beter behandeling waardij» J4 Deel, ft " **f  194 BRIEVEN. OVER VERSCHEIDEN maken. Als ik my door eerlyke middelen boven myn eigen ftand heb weten te verheffen , daff ben ik , als een braaf mensch, achting waardig; maar om de achting en vriendfchap der zujken te genieten tot wier ftand ik ben opgeklommen , moet ik my ook gedragen , zo als de beste Lieden van dien ftand zich gedragen ; maar indien Jk uit grilligheid , eigenwysheid , of gemaakte nederigheid , of uit eene zoete zucht om byzonder te zyn , by fatfoenIvke menfchen in een flordig gewaad , en eene geheel onvoegzame houding kom; wanneer ik , door een platte Janhagelag"ge taal my wil uitdrukken , dan moet ik niet eisfehen dat het Gezelfchap my handde a!s een fatfoenlyk man, maar dat men my verzende naar lieden die my zullen behandelen , op een wys waar op ik meer gezet fchyn. Ik heb zulk pen genegen Irirt voor deeze nuttige cn werkfame le. den der Bargery , dat ik hen het volgen' de nog wel eens in bedenken wil geven. Doen zy wel voorzichtig ; beantwoorden zy wel aan de verwagting , die wy van hunne meerdere bekwaamheden hebben opgevat, als zy, by voorbeeld, door kleeding , levenswyze en uitfpanningen , aich, geheel en al fchikken naar hen 3 die ,  •ONDERWERPEN. XVIII. BRIEF. ÏOJ die , ja , in zekeren opzichte met heö ■gelyk zyn , doch die gegoed genoeg zyn » om eens een merkelyk verlies hunner middelen zonder veel hinder te ondergaan ? Behooren Winkeliers , Kooplieden niet altoos te zorgen om een Jaar of meer voor uit te zyn ? Zouden zy dus niet veel wyslyker doen , al waren zy (dat zy nooit zyn kunnen ,) al eens verzekerd dat hun handel gelukkig zoude blyven voortgaan ? Ik erken dat men in een vry Land, zo als als het onze, aan zyne medeburgers , ftrikt gefproken , geen rekenfehap hoeft te doen , maar dat men dragen en verteren mag al wat men kan betaalen : Daar is evenwel nog eene reden waarom ik dit ontraade. Menfchen die in ruime en aanzienlyke omftandigheden ter waereld kwamen , zyn. aan zekeren overvloedigen en prachtigen Leeftrant gewoon. Hunne kostbare kleding, hunne uitfpanningen , doen hen ni etaan ; zy zyn dat gewoon. Zy bedoelen hier door nooit zich te onderfcheiden : (ik fpreek van een gezond oordeel) Dit kan men niet zeggen van hen , die , uit een bekrompen en onbekenden ftaat , tot «vervloed cn aanzien opryst , wanneer zy N.2 die  m BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN door kleeding , het geven van groote Partyen enz. het zeil zo hoog in top haaien ais maar enigzins mooglyk is. Hy doet dit niet uitgewoonte , en zonder 'er haast aan te denken , maar hy heeft hier mede zeker bedoeling. En welke is die bedoeling ? Zeker geenszins de achting van brave wyze mede burgers , want die befchoiwea den mensch op zich zelf, en fchatten hem nooit naar zulke uiterlyke bedryven. Wat is dan zyn oogmerk ? de gunst , de achting , den gemeenzamen Ommegang van , en met hen , in wier rang zy gekomen zyn. de goedkeuring der waereld die den Mensch beoordeeld, naar de mindere of meerdere vertooning , die hy maakt. Past nu zulk een oogmerk aan een verftandig man ? En al was dit zo-eens, is dan het trotfeeren (want men trotfeert immers lieden van een klein verfland , als men hen in uiterly.ke praal al te naby kruipt !) het ware middel om hunne genegenheid te winnen ? geenzins ! dus doende wekt men hunne kinderachtige nydigheid maar -les te meer op. Wilt gy het dan in de verkeering met zulke menfchen draaglyk hebben , kleedt u minder opzichtig, minder modieus. •Lasea uwe zeden , uwe ware , en op - „ de  ONDERWERPEN. XVIII- BRIEF. IQ?' de' betaamlykheid rustende wellevenheid , u verheffen boven al die wisfewasjes diein 'c oog loopen , en u geen hair beter maken. « " Dat een fier Kantoorknegtje zich des zondaags eene eenigzins militaire opfchikking bezorge , en zo het een plaifierreisje van een halven dag neemt , 'er een aartig coquet degentje by voege ;' dat een Jong Koopman een Henryquatre aantrekt a en met dito gespens op de - ' '\ 'l lep. Men moet n derhalven altoos met de keurigfle omzichtigheid behandelen. Maar zoudt gy , myn Lief , niet zeer ongelukkig zyn-, indien gy om uw zwak %chaam niet te hinderen , gevleit wierd in zulke gebreken , die uw fchoon karakter ontfieren ? Ben ik .uwe Vriendin niet ? en hebben wy elkander niet belooft , om getrouw te handelen , ook ten koste van eene mqeylyke vlaag ? ■ Lees dan deezen ; maar bedaart ; geen drift, geene verdenking ; niets haatiyks kome er by u op , uw eigen belang e»scht dit : denk véél méér dat ik uwe Vriendin ben , en dat ik pleit voor iemand , die gy onuitdruklyk lief hebt en die , naar uw eigen zeggen , veel a{ te gunftig over u denkt. Om u zo zagt, my mooglyk is, te behandelen , om u alle uitvlugten te beletten , zal ik eens iets veronderftellen , van welks tegendeel ik echter volkomen verzekerd ben. Wel dan ! Ik v eronder/lel dat onze Vriendin u beledigd heeft. Gelooft gy nu , zelf wel , ter goeder tfouw , dat zy eenig oogmerk hadt om dit te doen ? Is 'er dan tusfchen u ,, voor af, iets voorgevallen, waar uit gy dit kunt  .ONDERWERPEN. XIX. ÜP IE F. «gf* •kunt opmaken ? Gingt gy beiden voofle^en week nog niet vanr elkander met al de oprechte hartelykheid van twee Vrien.dinnen, die elkander liefhebben en achten ? Ontfingt gy nog gisteren elkander niet met ■'de grootfte blydfchap ? Dit alles is immers wddr ? Toon my nu eens de moog • lykheid , dat zodanig eene Vriendin in ftaat zoude kunnen zyn, om u opzettelyk te beledigen. Hier dunkt my , hoor ik u dus fpreken : „ Met of zonder oogmerk , zy heeft my beledigd , en dat wel op „ eene zeer gevoelige wyze ". Wat heeft zy dan toch gedaan ? Vraag ik. . , Wil ik het u eens eenvoudig; zeggen ? dit : zy heeft u gezegd , dat het laagheid in haar zoude zyn , al het gebruik te maken van uwe edelmoedigheid , van uwe hartroerende Vriendfchap , dat zy 'er van zoude kunnen maken , in hare om Handigheden , en dat wel te méér , om dat het Lot u gehecht heeft aan eenen man , die , ja ; zyne deugden ook heeft ; maar die geen denkbeeld kan vormen van uwe welbeftierde milddaadigheid , die uit , uwen overvloed altoos mededeelt. Waar is hier nu het minfte trekje van belediging ? Hoe  tot br-eVen over verschelde» dikwyls heeft zy dit, en in veel faker woorden gezegd ; en altooos hebt gy dec!f h*re wyze va" denken goedgekeurd. ■Hoe kon zy dan vermoeden , - dat dit ir n" > juist , zoude beledigen ? Zou het met laag jn my zyn , indien ik alles aannam 't geen eene Vriendin my aanboodt ; hoe edelmoedig 0ok dat aanbod ware ? En fchoon het voor my vernederend zyn zoude, alles aan te nemen, zo volgt daar immers niet uit, dat zy my dit aanbied om my te vernederen ? In dien ver, keerden zin hebt gy echter haar zeggen' Opgenomen, en zy , wier blymoedig hu. meur ' niet befland is tegen zulke onaangenaamheden , moet , met traanen , boeten het geen gy j als wettige gevolgen , uit haar zeggen , vry eigendunkclyk , hebt afgeleidt { Is dit nu gedaan naar die zedejykheid die gy anders zo zorgvuldig betragt ? Ook omtrent, zulken , die u wel eens het recht fchynen te geven , om zo heel naauwgezet niet omtrent hen te handelen J Di' alles- kan echter nog zo wat halten half door den beugel; wy zyn niet altoos even redelyk , en wy wrekên. wel eens  ONDERWERPEN. XD£. BRIEF. 203 eens op deeze , 't geen een ander ons gedaan heeft : mooglyk om dat wy de eerfte ontzien , en door te voorzien dac het met de laatfte wel weêr zal by komen ? Lachen wy niet wel eens om iets dat ons morgen moeylyk zoude maken ? Dit , myne Vriendin , zyn weer van die vernederende waarheden , die ons onze onbeftendigheid en zwakheid zeer duidelyk 'vertoonen : Maar , daar is iets ; ik kan het niet helpen , ik moet het zeg¬ gen , iets onnatuurlyks ," in zich te verharden tegen de allerernftigfte betuigingen van onfchuld , en ontkenning dat men zo een oogmerk hadt , als men ons toefchryft , vooral , wanneer onze beste Vriendin die' betuigingen doet ; Dat men ongevoelig is omtrent alle de heufche behandelingen van' haar, die ons op het tederst bemint , dat men in ftaat is om verftoord tc blyven ,' als men ziet , dat die Vriendin , ter liefde van ons , tegen hare eigen gevoeligheid werkt , en dus haar éigen aart beftryd , terwyl zy alle hare poogingen aanwendt, om ons , door blymoedige gedienftigheid en zagte woorden , te doen bedaafen. Is myne Vriendin uit alle Vrouwen niet die gene, die gy het hoogst waardeert, en voor wie gy de allerfterkfte genegenheid hebt ? Ik ftond  èi>4 BRIEVEN OVER VERSCÖEÏDBfr ftond verfuft' , ziende dat zelf hare ftiltetraanen uniet zouden bewegen. Wat kon, zy toch, door aüe z;gre en vriendelvk* bejegeningen , van u verwerven ? dit s j, Nu , ik zai u nooit benadeelen ; vrees daar niet voor. " Hier in. niet eenige > uuren te volharden , maar een groot gedeelte van twee dagen en eenen gehelen nagt. Is dit drift ?■ ó kon de ik dit zeggen. Onze Vriendin is driftig ; want' zo ras heeft zy niet misgetast , of zy verzoekt om verfchoning , en verbetert , oogen. bliklyk , alles. Neen myne Vriendins drift duurt zo lang niet. Maar bedaart te befluiten : jyik zal myne gewezen 3j Vriendin , al den dienst doen die ik „ haar te vooren bewees , ik zal by haar „ komen , en haar by my ontfangen , „ maar de hartlykhcid zal 'er buiten blyven " ! In 't voorbygaan : Kent gy Uwe lieffte Vriendin dan nog zó weinig , dat gy haar in ftaat kent om te kunnen , bm te willen verkeeren op eene gemaakte en ftyve manier met eene Vriendin, waar aan haar hart zo zeer gehecht is ? •.Zo, gy nu dit gedrag in een ander zaagt , zoudt gy dan niet moeten toeftaan , dat dit geen haastigheid zyn kan. Stoute. Vriendin ! Was is het dan ? Is ' ■ i hier  ONDERWERPEN. XIX. 'BRIEF. 50■ - De volkrykheid der Stad heeft my verbaast ! Het grimmelt 'er , in eenige wyken , van Menfchen ; en fchoon het getal der inwoonders niet te pas komt by dat van Amfteldam , zo dunkt my echter , dat 'er , te Rotterdam , veel meer menfchen opftraat zyn , en dat zy , voor al , niet minder byéén gepakt leven , als in het groot Amfeldam. Hoe het zy , zeer heb ik my eenige uuren vermaakt , met het zien voorbygaan van daizende menfchen ; 't was als 'een ruifchende itroom , die van eene hoogte afrolt , en met gewe'd voorby vliegt. De verfcheidenheid in taal , kleding , houding , enzovoorts hadt iets nieuws voor my , 't velk myne oogen trok. Hier ontmoetten ar-  ONDERWERPEN. XXT. BRIEF. Ztf arme en ryke elkander ! Welgeklede ordentelyke Burgervrouwen , met hare mannen aan den arm , en een kind of twee aan de hand , kykende , ea gapende , nu op de zeldfame kapzels der Dames du Bon ton , dan op de kostelyke Krameryen , wandelen daar , met al het genoegen dat Vrouwen kunnen genieten , die wat mooys gaan kopen , en door een goed man , en vrolyke kinderen verzeld zyn. Het Heertje , zo overheerlyk gekapt , geparfumeerd , en gekleed als menfehenhanden het maaken kunnen , dribbelt daar , met het franfche hoedje in de hand , en het zyden rokje wel aartig loshangende , naar eene Dame, die niet minder beziens waardig is dan het Petitmaitertje, Nu en dan zo eens een Schotskoolhaalder , en een Engelfche Matroos in den drang te zien , verlevend het tooneel niet weinig ; de Jpoden en Oostindievaers maaken het niet minder woelig : maar , het meeste vermaak vond ik in het Boere Volkje , dat met ettelyke paren , al Koek eetende , en al Kakelende , terwyl de vryer , en het meisje pink aan pink geftrengeld , alles met verwondering bekykende , herom drentelde. Dus veel op uwe vraag over de Kotter-damfebe Kermis. O 4 „ En  aiö Brieven over verscheiden En de Schouwburg " ? zegt gy. Wel die is my by alle uitnemenheid toé: gevallen. Zo wel , ' wat het Gebouw , en de Tooneelfieraden betreft , als mè'ê opzicht tot de Acteurs. Ik heb , door de b'eleeftheid van eén der Heeren Regenten , de gelegenheid gehad , om alles , wat tot het Tooneel behoort , te zien. De Garde 'Kóbe is "Vbrstely'k ; men heeft 'er kleederen die waarlyk ten uiterften prachtig ' en kostbaar zyn. De Grickfche ,' en Turkfche klceding munt uit boven 't geen ik elders van dien aart , ooit zag. De Schildering is fraay. Het Bosch , en de Burger Kamer , hoor ik , dat meesterftukken zyn.' H ■■■ ->■ * - ■ • - i- Corver ! Wy hebben zó véél gehoord van Garrick, maai- zo Corver al geen Garrick zy', dan echter , is hy de beste Afteur die Ooit onze Schóuburgen beroemd maakte' ! Ik zal u alleen dit zeggen ', dat hy in zyn onderwerp dóórdringt, en dus -de fchoone natuur , op het allertreffends haar' volgt. ■ Hy is Corver" riiet ; hy is -Merkurïus ; 'hy is de oude man : alles beantwoord aan zyne rol , Hy moet ah de trekken van zyn' -gelaat , alle de bewegingen zyner oogen, volkomen óüdér-zyn gebied hebben s of ik begryp niet'  ONDERWERPEN. XXI. ERÏE F. $1% niet hoe alles tot het oogmerk dus kan medewerken. Zy die de hoofdrol fpeelt in het Tooneelftuk de Drie Sultanes , verdient den lof die haar , als Actrice , gegeven wordt. Trouwens , het • Karafter van Roxelane , kan , naar myn inzien , door haar afléétt verbeeldt worden. De Natuur fchynt het , heeft haar gevormd voor die moeylyke en bekoorlyke Rol ! De Muziek is vry goed: 'ik ga'echter niet in den Schouwburg om de muziek ; en ik zou met veelen myner goede Vrienden zeer gaarn zien , dat men ons , als- het gofdyn valt , niet zo heel lang 'liet wagten , maar dat men goed vonde om het Spel fpoediger aftefpelën. Uwe nieuwsgierigheid is byzonder • levendig op' het ftuk van de Vauxhall'! dit komt my niet vreemd voor. Wy we. ten , 'in Noordholland , niets van deeze vermaaken. Ik zal u voldoen , zo goed ik kan ! Wel zeker ben ik in de Vaüxhall ge. weest. Doch het gezelfchap, waar mede ik dtar naar toe ging , gaf my hier in gelyk, dat men het maar ééns zien-moet. De O 5 De"  '4ï8 brieven over verscheidkh Pecoratien waren fraay , en het Coup ffOeuil overheerlyk } Wy troffen juist een zeer fchoonen avond , al de lichten brandden onverhinderd , en maakten , tusfchen, en onder het loof der hooge en zwaare boomen , waar mede het plein van den Doele bezet is , eene aangename vertooning , doch het was 'er ;zo vol , dat al de Loges bezet , en alle Tafels en Banken gevuld waren., My is , voor de waarheid , verzekerd , dat 'er op dien avond , ruim Vyfduizend Lootjes waren uitgegeven: oordeel eens over zulk eene foule van menfchen , die zich in dien omWek , :(welke gy kent ; als hebbende £ens in den Doele gelogeerd) me teeten , drinken , wandelen , praaten , en naar de Muziek te luisteren, bezig houden 1 Het getal der Muziekanten belfond , meen ik , uit ruym dertig perfoouen , op een fraay , verheven , overdekt , rykelyk verlicht Orkest. Ik heb gehoord, dat men de Muziek te zwak hielt , voor zo eene Plaats ; wat my betreft , ik nam dat zwakke weg , door my op den vereischten aftand te plaatzen , en zou zeker my daar langer hebben opgehouden, indien de grond niet al te vogtig geweeft rWare ; en 'er was bezwaarlyk een zitplaats te vmden. Het wandelen , waar van ik my  ONDERWERPEN XXI. BRIEF. SI9- my zeer veel verbeeld had , was gantsch ongevallig , men ging minder , dan wél dat men als voortgedragen wierdt , en ik ben de Kalverftraat meermaalen veel ge- — maklyker gepasfeerd, dan deeze VauxhaU' Voeg hier by } dat ons Noorderlyk klimaat ons belet die vermaken in eenen Hof, zo laat in den avond , te genieten , die de Dichters ons . zo fmaaklyk weten afcefchildeven. Wy zullen het , zo wy onze gezondheid liefhebben , - niet in onze gedagten nemen , om , op den vogtigen grond , of onder het zwaare geboomte neder te zitten ; en vooral niet, indien wy ons door goeden " wyn , en voedzame" fpyzen ,' tegen de uiterlyke ongemakken niet verfterken. Veelen klagen ook geweldig over 1 de ongemeene duurte van alles, wat men op zo eene plaats ge- __ bruikt : en buiten twyffel zal de zuinige Winkelier , die ééns of twéémaal in de VauxhaU gaat , bitterlyk aangedaan zyn, als hy bedenkt , hoe veel zesthalven hy betaald heeft voor eenige dunne fneedjes; Ham , of Beef, die naar niets dan naar het mes fmaakten ! I Gy kunt wel begrypen , dat men , .zo wel in de VauxhaU , als in den Schouwburg kan gaan méér om de Tpekykers x of,  >ac 'BRIEVEN OVER. VERSCHEIDEN of, Iaat ik liever zeggen de Acteurs in den Bak, de Loges en Staanplaats , te zien ' fpelen , dan wel om waar te nemen hoe ' men het op het Tooneel toch maakt ? Het volgende za! u hier van overtuigen ; mooglyk zult gy het met vermaak lezen. Ik was , zegt de waarnemer die ik- bedoel , voorleden Zaturdag zeer vermaakt , door de gefprekken van een braaf Burgerman , zyne 'Vrouw , en twee dochters, die , zo als ik begreep , hem , eindelyk , eens naar de Fauxhall hadden weten heen te krygen. Daar waren niet zeer. veele menfchen , (mooglyk om dat het nieuw 'er wat afgaat.) Ik had des gelegenheid om eene Loge te krygen , naast die daar dit Gezelfchap in zat , al waar ik alles konde zien en hooren , wat 'er tusfchen deeze Lieden , die my wat lyzonder voorkwamen ; en waardoor ook myn aandagt was opgewekt , zoude voorvallen. Na een wyl over beuzelingen gepraat te hebben , zeide de oude man : „ Kom, kom laten wy aftrekken ; ik denk dat ,. het ruim laat genoeg is om thuis aan „ tafel te gaan ", Hier hadden de Dames vry  ONDERWERPEN. XXI. BIUKF. 22B Vy wat tegen ; en een der dochters zeide : „ Toe , Papalief, laaten wy een „ Hoentje mogen hebben " „ Slapper- , ment , hernam de Vader , zy Kosten „ een gulden 't ftuk , en zyn niet groo„ ter dan een duif". Hier nam de oude dame hem waar : „ myn Heer Bloem^ , „ zei ze , gy zyt zo kaarig dat 'er niet „ met u is om te gaan : als men eens „ uit is om zyn plaifier , dan. heb ik gaarn , dat men ook als zommige luiden doet. 't Is of «3» ook niets zyn. Wat bete„ kenen eenige guldens , als men eens 5, een enkelde reis uit is, om zich wat te diverteeren " ? $ Deeze woorden deeden den ouden heer zwygen , en de jongfte Juffer hadt den moed , om 'er een woordje by te voegen : „ zy verzogt dan ook om wat Ham, „ by het Hoen te mogen ordonneeren ". Hier op wierdt de knegt gefchelt , cn de oude Dame beval hem , een bord met Ham , en een Hoen op te zetten. Toen het opgebragt was , draayde de overleggende Huisvader het bord ettelyke maaien rond , en zag het met een zeer ftaatig wezen aan : vervolgens nam hy een fneedje ham op zyn vork , om , als 't ware , te wegen hoe zwaar het zyn mog- te ;  222 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN te ; en vroeg met een aan den knegt j „ voor hoe veel geld daar was " ? De knegt antwoordde : „ voor twee Sest„ halven ". „ Wel , vroeg de Burgerij man , hoe veel weegt het dan " ? „ een 3, once ". „ Een once ! kost die twee „ Sesthalven ? Sus eens ! dat is twee 3, ëndertig Sesthalven het pond : ec„ ne zeer matige winst zeker ! Onderflel „ dat de Ham dertig pond weegt , een s, once kost twee Sesthalven , dat is , „ gelyk ik zeg , tweeëndertig Sesthalven „ het pond , wel Jongman dan moest je „ Meester voor zo Ham de fom van „ Guldens, en zo hy die zelf zoudt , en „ rookt -komt zy hem , in 't geheel , „ op geen halve Ryder te ftaan ". De oude dame die dit gefnap al lang verveelt hadt , verzogt hem dat hv toch . zulke malligheid niet zoude fpreken , 'er by voegende : „Ik ben over' u befcnaamd" ; en vroeg , „ of de menfchen 'er niet van „ leven moesten " ? Vervolgens nam zy een gecouleurde zyden halsdoek van haaren eigen hals , en Hak 'er een flip van door het boord van zyn hembd , (alwaar 'de' doek als een flab bleef hangen ,) helpen, de hem daar op aan een ftuk van het Hoen. De oude man vermaakte zich , by ydere beet die hy in zyn mond fiak s met  ONDERWERPEN. XXI. BRIEF. 223 met te zeggen ; „ daar gaan twee ftui„ vers , daar gaan drie ftuivers , daar „ gaat een Sesthalf ; en een mensch kan „ hier nog niet eens een ordentelyk ftuk „ in den mond Heken ". Deeze zuinige maal tyd was fpoedig afgedaan ; en 't was met 'veele moeite, dat onze Geldzak zich liet bewegen , om nog een bovd met Baf te laten binnen komen. De Beef wierdt , met de zelfde aanmerkingen befchouwd , eh opgegeten als de Ham. EinJlyk bleef 'er een klein ftukje over , om , zo als de jongfle Juffer zeide , het fatfoen van de tafel optehouden : maar onze man nam een ftuk van eene oude courant uit zyn zak , leide 'er het Vleesch in , en floot het dus in zyne brieventas. „ Ik zal dit , zo lang ik „ leef , bewaren , zei hy , als een rariteit , en myn buurman in de Koom,, bloem laren zien , maar ik zal hem ook vraagen , of hy zo veel kan maken van zyne fpys ". Vervolgens vreef hy zyne handen , en haalde zyne fchouders op. '£r byhangende : „ Ik zal morgen „ een beter maaltyd doen , en dat wel „ zonder dat het my een duit kost ". Hierop bragt men een bord met taartjes f befchuit , kaas , en eenige verfnaperin- gen  224 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN gen , om dat de jonge Juffers 'er zo zeer. naar verlangden ; die weinig gehoor leenden aan het zeggen van den ouden Heef, s« dat al dat goed hier viermaal méér kos35 te dan in de winkels' ",' De maaltyd geëindigt zynde , herinnerde de oude Dame hein , dat hy wyn moest ordoneeren ,, Wy moeten een flesje „ hebben , myn Lief , zei zy , of men „ zou ons voor geen luiden als andere „ luiden houden ". „ Wel , wel , zei de man , dat is ook zo , maar verkó„ pen zy hier hunnen drank ook by het „ once ? — hoor eens hier knaapje , „ welken wyn hebt gy voor ons " 9 De knegt die nu reeds gezien had met welk volk hy te doen hadt , antwoorde : „ Wy 5, hebben , met je edeles believen , ailer„ hande foorten van franfche wynen , be„ lieft je Edele een fles Champagne , óf „ Bourgogne ? of " . . . neen , neen , al die fyne wynen , viel hy den Jongen in de rede , „ zyn ongezond, ik moet een „ fles van je beste Roóyen wyn hebjj ben , maar je moet ons wel doen . „ hoort gy 't " ? Terwyl de knegt heenen ging om den wyn te haaien , kermde de oude man gewel-  CNDEkWERPFK. XXI. BRIEF. '2*$ ' Weldig bver het gemis van zyn pyp ; wyl zyne vrouw niet vérflond dat hy zoude rooken : „ om dat , zeide zy , het zeer „ onbcfchaaft is , te rooken in een ge„ zelfchap alwaar Dames zyn ". Toen de wyn kwam , nam hy d'e fles zeer ftaatig aan , hief de om hoog : „ zo zo , „ riep hy , de Hés heeft een diepen boj, dem , en zie eens hoe plat zy is ! daar „ zullen geert zes glaasjes in zyn ; men '„ zou haar in ééne goede teug uitdrinken : ,, maar kom aan , wy moéten eens zien j, hoe öf hy linaakt ". Hy fchonk een glas vol > cn het eens voor de katers gé-hóuden hebbende , rook hy den wyn , zette 'er zyne lippen aan , proefde , liet het vogt door de mond heen en weer gaan en waagde het eindlyk , om te zeggen ,, dat zy drinkbaar was ". De dames , ook eens gedronken hebbende , betuigden : dat den wyn ' lekker was , en warm in de maag vieb De ouwe Paay wierdt s onder het drinken van dit flesje , ook geheel makiyk van geest , en dit ging' zo verre , dat hy , toen het gekraakt was , uit zich zelf, neg een fles eischre, maar belaste den knegt : „ dat hy em bravere 3, moest uitzoeken ". •II D e eu P ■ Ter-  ft3t5 BRIEVEN OVER VERSCHELDEN .TerwvI het glas rond ging , vermaakte zich het Gezelfchap met hunne aanmerkingen over de Vauxhall De oude Heer drukte zyne verwondering uit over het groot getal van lichten , en zeide : „ dat v dit veel geld moest kosten " : maar de . oudfle jonge Juffrouw zei : „ dat zy s, liefst zo veel lichts niet hadt ; dan „ was het zo Solantair ". (Solitair menende.; De kleine Juffrouw vondt heel "veel fmaak in de muziek : de oude Dame zet: „ dat 'er nu veel fatzoendelyke lieden „ waren ". Met een woord de heele maaltyd fcheen wel vergeten , tot dat treurig oogenblik waar in men om de Rekening vroeg. Deeze plegtigheid , den ouden Heer alleen aangaande , hielden de Dames zich fti]. Toen die hem gebragt wierd , lieten zy den Kasfier over aan zyne droevige overdenkingen. De oude " Juffrouw wierp echter een oog op de fom , en zei : ,, nu 't is vry fchaplyk ". Onze man droeg zyn ongeluk nog al taamlyk wel : Hy fchuicie flegts zyn hoofd , by het lezen van elk artikel dat hv zeer oplettend las , en verzekerde , d-.t hv nooit weer vleesch by de once zoude kopen. Ein.  ONDERWERPEN. XXI. BRIEF. 2'? Eindelyk trok hy een leere beursje uit zyn kamifoolzak , en telde toen , langzaam , ftuk voor ftuk , de gehele fom leggende de guldens in twee reyen op de tafel. De quitantie wel hebbende nagezien , lei hy twee dubbeltjes naast het geld : „ daar maat , zei hy , is het ge„ lag ; en die vi'erftuiver geef ik aan u , ,, hoor ** ! De gasten maakten zich toen gereed om te vertrekken , maar dewyl het een weinigje regende , knoopte moeder den rok van haren man geheel toe , om zyn zyden kamifool te bewaren j deed zyn hoed rondsom neer , bindende , om zyn pruik te beveiligen , haar witten zakdoek daar over. En dewyl , zo als de zorgvuldige vrouw aanmerkte , zyn rok zelf maar driemaal was aangeweest s deedt zy haare pelife af , en hing hem die met de verkeerde zyde buiten , over de fchouders. Dus uitgefireken , zeilde hy af , gevblgt van zyne vrouw en dochters , die de Japonnen over hare hoofden haalden , na dat zy die in hare zyden zakdoeken gemoffeld hadden. Ik volgde hen ; en terwyl zy naar een Huurkoets wagtten vroeg de jongde Juffrouw : ', Va„ derlief hoeneer gaan wy eens weef naar VauxhaU " ? waarop Papa antwoorP 2 :, de :  428 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN de : „ hoeneer ? wat droes meid wiije my in den grond helpen ? eens is wel „ genoeg dunkt my ; en ik heb het ook „ zeer wel gemaakt. Ik zou een' week aan 5, een , op myn College voor dit geld n my hebben kunnen diverteeren : en nu „ nog die verbruide huurkoets "! „ Foei „ myn Heer Bloem, zei Mama , ik ben „ waarlyk over je verlegen ; maar zo ben „ je .' jy benyd my en je dochters het „ allerminfte vermaak : voor ons mag het „ 'er niet af. Doch nu zy vrysters wor3, den moeten zy een weinig van de wae„ reld zien ; en dat zuilen zy ook ; „ maak er flaat op ". De oude man hadt geen zin om deeze reden tegen te fpreken ; de Koets aankomende , zei hy , Kom 5j wyf, laaten wy ons haasten ; ik vrees s, dat wy te laat t'huis zullen komen n om myn pruik nog te laaten opmaken , cn morgen , weet gy , »s het Zon' »5 dag ' ■ Hoe bevalt u dit Tooneeltje ? zeer wel ! dats my aangenaam , wyi ik het , om zo te fpreken , uit de brand haal , om u deezen te fchryven. Na kan ik ook geen oogenblik langer. Vaarwel myne Vriendin i Ik zal u thuis zynde s  ONDKRWE RPEN. XXI. ERIEF. 229 de , nog een hoope vertellen van 't geen waar naar gy begerig zyt , om het te weten. Ik ben intusfchen uwe Vriendin. P 3 TWEE-  TWEE EN TWINTIGSTE BRIEF. MEJUFFROUW?; , EN WAARDE VRIENDIN i^eer verheugde het my uwe toenemende gezondheid uit uwen Brief te verHaan.. Ik zie , duideïyk , dat uwe kragten , beide van ziel en van lichaam , toenemen: de goedertieren "God geve , dat wy u nog lange , — zeer lange by ons , hou, den , in alle die genoegens die ons overvloed , en gezondheid , kunnen aanbrengen , wanneer wy die , met eenen blymoedigen geest , en een godsdienstig hart genieten. Ik merk , dat gy, myne Vriendin , op zeker onderwerp , waar over wy dikwyls' zomwylen in redenwisfelicg waren , my nogmaal gelieft rè onderhouden : Ik zal eens infchiklyk genoeg zyn , om u , zo veel in my is , te voldoen ; ik ga , namentlyk , — u fchriftelyk myne gedagten mededeelen. Overweeg die by u zelf en  ONDERWERPEN. XXII. I5RIEF. 23T cn hebt gy 'er fmaak in , beantwoord my ook eens wat omftandiger ! Daar is " , zegt gy , in uwen yveiigtti , en zéér wel gefchreven Brief ; (twee dingen die niet natuurlyk en beftaanbaar met elkander zyn ; offchoon zy te zelden in „ de fchriftcn der verfchiilende „ Partyen gevonden worden ! J zo veel „ gefchreven over het ftuk der Verdraag» zaamheid , dat het u eene hardnelJdghe d „ toefchynt , haar zo verre niet uit fe „ breiden als het Ryk van Christus zelve „ zich mtftrekt ". In 't voorbygaan h het wel zeer Tolotant , iemand , zonder de grootfle reden» van zulk een zot cn haatiyk gebrek te verden en ? He've juffrouw , dit woord hinderd my zeer , en , zo ik denk , met reden. Indien deeze Brief wat lang uitloopt , zal het aan myne bereidvaardigheid om u te beantwoorden , en - Vvare het mooglyk , het verfchil tusfeheri ons afte doen , zyn toctefchryven. Eerst merk ik dan aan —— Dat de Onverdraagzaamheid grooten deele vloeit uit het begrip , dat anderen , meer of min , moedwillig , dwaaien : Als p 4 gy  S3= BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN gy nu beweert, dat de Onverdraagzacmen hardnekkig zyn , 'treedt gy dan niet werj kelyk aan de zyde der Onverdraagzamen ? Dit verwondert my minder , dan het my zoude verwonderen , indien ik niet wiste' dat het iets anders zy , wél te befpiegejea d.n het beste altoos te betrachten. Hy die gezond redeneert , en altoos een ander doet , zo als hy wenscht gedaan te worden , is hier alleen boven verheven! Ten tweeden: Dat de beroemJfte Voorftanders der ToIorantie , hunne Party niet altoos , met die bescheidenheid behan.'eien , waar op zy echter een even goed recht hebben , als hare verdraagzamer Broederen, Veelmalen hebbe ik gezien ; dat drift , en een feekehg vernuft , tegen elkander ten kryge, kwamen. De firyd viel altoos ongelukkig uit voor deift ; en het Vernuft juichte op zyne zege. Maar verandert dit de zaak ? Niets ter waereld ! Die blyft zo als zy is. Het Vernuft brengt ook wonden toe , die eene gevoelige , en niet .zeer nederige ziél tot in haar binnen('b fmarten. Terwyl de drift doorgaans gebed bulten ftaat is cm eenige dan ruwe ftpOÈen te toen , c^e , ja , méér fchynen aan te -  ONDERWERPEN. XXII. BRIEÏ. 23.3 komen , maar die zelden dieper gaan dan het vel. Myn Brief zoude eene gehele Verhandeling worden , indien, ik uitweide in het onderzoek , of Gy , cn uwe Vredelievende Familie , inderdaad wel verdraagzamer zyt dan de meeste Leden der Ptiplique Kerk in ons Vaderland zyn ? Evenwel wat zegt het ook ? als ik zie dat de Brief te groot word , zal ik hem al breken , en , in eenen anderen , ons On* derwerp •vervolgen. Dragen niet de meeste en beste Schriften der Toloranten , merken van Vernuft , gefcherpt door het gevoel van ingebeelde' of wezenlyke vcrongelykingen ? Loopt daar dan niet vry wat wraakzucht onder ? * ' Hoe verre breiden de voordanders der onbepaalde Verdraagzaamheid die toch wel uit ? Zy bieden de Gedenktekenen van Jf.zus Avondmaal, als de Vcrlosfcr des zondigen Menschdoms , aan yder die de ft ukken ter zaligheid nodig te zyn , ge loven. Het Formulier van uwe Kerk zegt immers : Wy nodigen yder een , die met ons gc'o ji da J.ezus C.HRisxys Qods Zoon. t p 5 h  234 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN en de Zaligmaker der Waereld is : en die de Heilige Schriften houdt voor den Regel van zyn Geloof en leven , vry zynde van alle Werken des vleefhes , en die van eenen fiichtehken wandel zyn. Wel ! ■ waar om nodigd gy den Deïst , den Atheïst niet ? Om dat die , zegt gy , (en 't is zo j gene Christenen zyn ; en dus op den ZaIigmaker gene de minde betrekking hebben kunnen ; Om dat zy fpotten met , of ongelovig zyn omtrent zulke Leerftuk'ken, als het Geloof van êene,n Christen behelzen ; Om dat zy , noch lot noch deel hebben aan het goede Woord , zo als Apostel Petrus fprak , tegen Simon den Tovenaar. Verdubbel nu uwe aandagt ; want ik hoope u te bewyzen , dat wy geen hairbreed nauwer zyn in onze verdraagzaamheid uit te zetten , dan gy en alle uwe Vrienden zyt. Allen , die alles gelooft wat ter Zaligheid nodig is om gelooft te worden , allen die een onergerlyk leven leiden , worden by ons , even als by u , aan de Tafel des Heren genodigd. Het verfchil beftaat alléén hier in : Gy ftelt III Geloofs Artikelen genoegzaam Om een Gelovig Christen, te zyn ., en wy meenen , dat men 'er zo veel hebben moet als 'er in onze Nederlandfche Confesfie vervat ftaan : Dan dit is geen kenteken van myne onver'  ONDERWERPEN. XXII. BRIEF. 5-35 verdraagzaamheid , maar maakt my veelmeer een voorwerp uwer Tolorantie Hoe ! kan ik het helpen , hangt , het van my af , dat ik geloof eenen geheelen Keten van Formulieren en Artikelen te moeten aannemen , indien ik begeer zalig te worden ? Is het ook uwe fchuld te denken , dat gy met een veel minder getal dat einde zult bereiken ? „ goed , zegt „ gy > mooglyk , maar ik veroordeel my,] nen mede Christen niet , offchoon hy, » naar myn oordcel te véél , ja zelf ter „ genurydigheden en ongerymtheden ge. „ looft ; en ik vorder van hem , dat hy ., my , insgelyks , voor een mede Chris„ ten erfcenne , cn my myne Zaligheid „ niet betwist ". Wél myne verftandige Vriendin , ziet gy het onbeflaanbare van deezen eisch niet ? Indien wy eens zodanig eenen eisch deeden , hoe zoudt gy om de onbegaanbaarheid met ons zelf lachen ; en wie weet hoe veel vernufts 'er door aan den man geraakte. Wat kunt Gy , eigcntlyk , en met recht van ons eifchen ? laren wy het eens zien. Dit , dat wy in de gedagten over het •geen ter Zaligheid te geloven nodig is , met  235 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN met u overeen komen : Of , zo gy dit niet eischt , dan vergt gy ons het volgende ; dat wy iemand voor eenen Christen houden , die wy menen dat geen Christen zy , hem de zaligheid toekennende van xvien wy geloven , dat hy de Leerftukken , by ons ter Zaligheid nodig geacht , verwerpt en beftryd. Oordeel eens over uwen eisch ; is hy billyk ? Bellis zelf ■ ,A 't Is , werpt men ons tegen , ech„ ter zeer hard , van feilbare Menfchen 3, veroordeeld , ontchristend , en als uit 59 den hemel gefloten te worden ; en het „ is zeer vermetel, dat Menfchen aan dwa„ Iingefi zo zeer onderworpen, voor ons, om „ dwaalingen den Hemel .fluiten ". Voor ik dit beantwoorde moet ik noodwendig * het volgende aanmerken. Wanneer ik fpreek van Christenen , die den medechristen het H : Avondmaal weigeren , om dat hy anders denkt, dan zy lieden, en echter geenszins den naam van onverdraagzaam verdienen , dan fpreek ik alleen van hen die ter goeder trouwe dus -handelen; van hen die den verloren toeHand eens zodanigen als een dwaalgeest, fmart, en die ter zyner behoudenis alles zoude geven wat in hun vermogen is,; Hier  ONDERWERPEN. XXII. BRIEF. H«f Hier in den diepdenkenden Paülus ten voorbedde nemende, in zyn gedrag omtrent zyne ongelovige Broederen de Joden. Van hen die zo zy de verdoemnis van een hunner medemenfchen moesten onder fchryven , dat met tranen zouden doen: hier aan een der hedendaagfche beste hoogduitfche Predikanten gelyk , die de verdoemnis van Socrates met tranen ondertekende. Waan niet , myne Vriendin , dat ik pleit voor dat groot getal domme heethoofden , die wel eens, om het geweten te ftillen , geen ander middel zien , dan te yveren voor het geen zy regtzinnigheid noemen ; al zo min als voor hen , die uit ingewevene vóóroordeelen , verblindt , door wargeestigheid aangezet , door hardheid van inborst, of onbefchaafcheid van reden , zig van hunne gal ontlasten , onder het gefchreeuvv , en het bannen van elk die hunne -harfchenpoppen , niet voor regelen van het Christengeloof gelieft te houden : Dit trouwens zyn karakters , die men in allecjeye' Gezindheden ontmoet : Na deeze noodzakelyke bepaling , zal ik u, myne Vriendin , een wederleggend antwoord geven. Gy  2oS BRIKVEN OVER VERSCHEIDEN Gy onderfteld hier iets in uwe Party, dat hy wel degelyk ontkent ; ja waar van hy betuigt te gruwen. Gy zegt van hem, dat hy , hy zelf, ontchristend , veroordeelt, uit den hemel fluit. „ Daar voor, 5, zegt de braave de verftandige regtzinni„ ge, beware my de goede God ! Maar 3, ik zie met leedwezen en teder medelyden, 5j dat gy, die Leerftukken verwerpt die „ de Heilige Schrift ons leert dat wy Ge„ loven moeten , zullen wy den naam van „ Christenen dragen : Ons hart krimpt „ als wy overwegen , dat gy aan zulke ,, dwaalingen vast zyt , die ten allerduis? delyksten in Gods woord veroordeeld wor,, den. Konden wy u verlichten , wy „ zouden geene moeite te groot achten. ,, Wy zyn het dus niet, die u uit den he,, mei fluiten , 't is Jezus Christus » zelf die dat doet. Dit droevig oordeel. „ herinneren wy u alleen , biddende dat 5, het Gode moge behagen , om u beter „ te doen denken , op dat gy door het „ Christen Geloof , ter zaligheid mogt 3y gebragt worden ". Gy vraagt my ook : Is het niet hard „ dus beflisfend , door feilbare Menfchen, ,s verwezen te worden ; en of het gene ver-  ON PEK. WERPEN. XXII. BRIEF. 23O „ vermetelheid zy een ander dus te beje„ genen " ? Van die hardheid ontdek ik niets by de de uwen. Gy ftoort u ook zo weinig aan die veroordelingen als wy , Protestanten , ons bekommeren over alle de banblixems die 'er 's jaarlyks uit het Vaticaan op ons gefcnoten worden : En wanneer gy by u zelf alle gronden van zekerheid hebt , dat gy , als een Christen , denkt en doet ; dan hebt gy geen ongelyk , dat gy den vrede uwer ziel niet laat ftooren door wel menende , doch altoos aan dwaling onderworpene Menfchen. Met ons , myn' waarde Crisje , is het zo niet gelegen ! Geloof my , onze genoegens worden bitter zo dra wy ons ernftig op uwen ftaat bepalen : wy hebben u , als onzen Naasten , lief ; wy wilden u zo gaarne behouden ! Maar ach ... ja hier ontglipt my een traan. Hoe heeft uwe brave en verftan- t d\"c Tante wel geweest over haren ecnigen zoon ; om dat hy tot de drocvigfte losbandigheid verviel ! en denkt gy dat ik niet in myn hart bedroefd ben , als ik my voorftel hoe verre gy van het fpoor  24$ ERIEVEN OVER VERSCHEIDEN der tot onze zaligheid nodige Léériïüfci ken , verdoolt zyt ? Goede God , zeg ik dikwyls in my zelf, als ik met ü eens ernffiger dan gewoon over onze LeerHukken gefproken heb : Goede God, waar hapert het hier doch ? Zo veele natuurlyke en verkregene vermogens , zo veel vernuft , zo Veel oordeel , zo dóóroeffend in zaken van den Godsdienst , zo voorbeeldig van gedrag , als maar weinige jonge lieden zyn , zo veel zoet en zagtaartigheid en zo ongelukkig denken: Spreek dus niet van hartvnlkn ; verheelt u liever eens hoe myn hart gepynigt wordt , als ik over u denk. Ik weet wel , myne Crisje , dat eene vuilaartige bekommering over ons , ons ' meerder treft dan openbare haat : maar vondt gy hier eenigen zweem van ? Zyn de onzen te dikwyls niet vry te fpreken van deeze kwaadwilligheid , het is aan uwen kant voor al niet beter gefield , en verandert te zaak niet. Allen immers die de Tolorantie prediken , betrachten die niet ? Zy zyn ook in eenigen opzichte al te verdraagzaam. Nodigen zy ons , die zulke kwaadaartige Lieden zyn , niet ten' Avondmaal ; hoe ! is dan kwaadaartigheid onder fchyn van liefde betoont , geen werk  onder werpen XaIÊBRIEE. 24? werk#de.s Vleéfchqs ? en worden den zul. ken in hunne Formulieren echter niet hèt Avondmaal ontzegd ? Hoe is dit overeen te brengen. Vordert ook de Christelyke verdraagzaamheid niet , dat wy tegen allen infehiklyk zyn , en dat wy onzen evenmensch, die zegt ons welzyn te behartigen , en aan wiens zeggen wy geen reden hebben orh te twyffelen , nooit verdenken van eene zeer zondige dubbelhartigheid '? of dat hy my beklaagd f om my te bedroeven , ja te vernederen ? Hoe zeer krimpt de Tolorantie hier ! Ik ken al de E^clamatien die men aan beide zyden hoort ; want ik hoorde die dikwyls tot myne groote verveling ; en dat deeze Exclamatien ons , voor deugdelyke bewyzen , worden aangefehreven, is aan u bekend. Dan is het, van ons fprekende : Zy , die , Christenen, welken met hen den zelfden God die„ nen , in den zelfden Zaligmaker gelo„ ven , en hier en daar wat verfchillen, j het Avondmaal te ontzeggen , te verketteren , te verdoemen , wat is dat anders , dan heerfchappy voeren over hét Erfdeel des Heeren ? dan veele Meesp ters te zyn ; dan zich te zetten in' den Rechterlioel van Christus, ja  242 brieven over verscheiden zich boven God verheffen! Zie daar , eene Xyst van klagten en befchuldigingèn , waar voor wy zouden beven , waren zy gegrond. Gelukkig rusten zy alleen -op de gevoelens die de Tolorante Party van ons heeft. Dus bezwaart zy ons ook met de gevolgen , die zy uit onze Leerffukken trekt , offchoon wy die gevolgen daar in niet zien , en wel dégelyk ontkennen. Wat beduiden dan deeze exclamatien ? Ik heb reeds meen ik , "aangetoont ,' dat een Christen die zynen evenmensch het gevaar voorftelt , waar in hy naar zyn inzien is, om eens door Jezus Chris, tus veroordeeld te worden , niet in Christus ampt treedt : het tegendeel is waar. Hy houdt alleen het Rechterampt van dien Godlyken perfoon ftaande. Is het ook wel zó , dat men van het Avondmaal geweerd wordt , om dat men met ons verfchilt over punten die tot den -waren Godsdienst niets doen ; dewy] wy meenen , dat juist in die punten het Christelyk geloof ligt , en dus in gemoede u niet konnen toelaten. Is het ook wel wadidat wy iemand het Avondmaal ontzeggen ? Hiertoe hebben wy zo myi den wil , als het vermogen ! Ydereen kan dit immers5 in zyne Gemeente doen ? Ik wenfchte wel s  ONDER WERPEN. XXII. BRIEF. 2'43 wel , myne waarde Vriendin , dat de • Voorftanders der Verdraagzaamheid eensoverwogen of het wel zeer Tolorant zy , van ons te vergen , dat wy , tot het Avondmaal nodigen allen« die alleen geloven : „ Dat 'er een zeer uitmuntend Pcr„ foon , tot neü der menfchen , van „ God op aarde gezonden is , wiens naam „ men om dit heil Jezus of Zaligmaker noemde " ; en , als wy dit , gewetens halve , niet kunnen doen , ons van liefdeloosheid belchuldigen , en ons Onchristelyk te noemen. Wat is dit nu anders , • dan , in den zelfden zin , de woorden der Toloranten gebruiken ? Moet ik ook ten Avondmaal nodigende allen die belyden dat Jezus is de Christus, niet onverfchillig worden voor alle die Geloofs Artikelen , die ik nu , in waarheid , voor heiug houde ? Ik vraag u ook , of dit in myne magt ftaat ? Hoe ! is het minder Gewetensdwang te zeggen * „ gy zult dat met geloven als te beve„ len gy zult alle deeze dingen geloven ? " Is het evenwel myn pligt , met allen die met my in begrippen verfchillen , het Avondmaal te houden ; doch reken ik my in ernst tot het tegendeel verbonden, dan dwaal ik fiegts , en waarom word ik door de Toloranten niet als eene dwalende Q 2 >«•  244- BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN behandeld ? Waarom noemt men my/een Wargeest , een Twistzoeker ? Waarom zoekt men my niet te regt te brengen door liefde en zagtmoedigheid ? „ Hoe , zult gy zeggen , laten wy u „ niet geloven 't geen gy maar wilt ? „ en nodigen wy u met dit alles niet ten ,, Avondmaal by ons ; daar gy echter „ ons , om dat wy niet alles kunnen toe„ ftemmen wat gy voor waaragtig houdt , „ uwe Kerkgemeenfchap ontzegt "! Deeze Tegenwerping , dit erken ik maakt vry wat vertooning ; doch het zy my vergunt die eens, in haare eige waarde en juist licht , te befchouwen. Oordeel eens bedaart , myne Vriendin. Is het uit , of liever , moet het noodzaaklyk , uit liefdeloosheid voortkomen dat wy u onze Gemeenfchap weigeren ? Of kan het ook ontflaan uit onze Godsdienflige Gevoelens ? Weigert men by u u-it die oorzaak , den Deïst het Heilig Bondteken niet , hoe Tolorant men zy ? en waarom ? om dat gy zegt , (en 't is ook zo,) om dat hy 'er niet bevoegd toe is. Kunnen wy nu niet even zo verdraagzaam zyn als uwe Gemeente , en u echter  ONDERWIERPEN. XXII. BRIEF. 245 ter hes Avondmaal weigeren ? 't Is mooglyk dat wy in dit ftuk dwalen , 't is ook even mooglyk dat gy * dwaalt : 'er is dan niet anders aan te doen , dan 'elkander te verdragen. >Maar ik moet o nog nader fpreken ! Gy lieden zegt , dat wy u alleen om uwe begrippen veroordeelen. Volgens uwe wyze van denken is dit zo ; volgens de onze geenszins. Want , waarheden ter Zaligheid nodig te ontkennen , is , by ons Ongeloof; Ongeloof is by ons eene zeer zware zonde. Gy ontkent , naar ons inzien , zaken die ter zaligheid nodig zyn , by gevolg Gy bezondigt u grootlyks ; Gy wordt dus niet als eene Dooiende , maar als iemand die zich aan de zonde van Ongeloof fchuldig maakt , van des Ileeren Tafel geweerd. Behoef ik u te zeggen, dat gy , naar ons inzien , zomtyds begrippen voorftelt , die wy Godslasterlyk noemen ? en waarvan wy ten boogften gruwen ! Hoe is het ons nu mooglyk , met zulke menfchen , op eene plegtige wyze , onze GoJsdienftige Gemeenfehap te betuigen ? ,, 't Is evenwel vreemd , zegt gy , dat ,j Christenen, die zich byzonder van ande„ ren onderfcheiden , door te belyden dat. „ zy dwalen kunnen, hunne Medechristenen, Q 3 r,om  54<5 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN „ om dat die , naar hun oordeel , dwa« ten , de Kerkelyke Gemeenfchap weige„ ren ". Maar ! handelen wy in deezen recht 'en goed , wat is 'er dan op te zeggen ? zo niet , dan dwalen wy : En dan zegt gy met andere woorden : 't „ Is evenwel vreemd dat Christenen , die „ zich van anderen onderfcheiden door te „ bolyden dat zy dwalen kunnen , ook dwalen ". Ik beken , openhartig , dat ik dit vreemde geenszins kan zien : wel my dunkt, dat het eene een natuurlyk gevolg- is van het andere. Uwe la^tfte Tegenwerping , immers die gy my zult kunnen maken als gy dit leest, is ook zeer groot. Ik zal, om die ter neder te fteüen , en te beantwoorden , eenen anderen Brief beginnen. Wagt dien by de eerfte gelegenheid. Vaar intusfehen' wél ; en wees verzekerd dat ik u eere cn Jief hebbe , hoe zeer wyj dan ook in het Leerftellige verfchillen. Dat nimmer Kerkgefchil het vuur der Vriendichap doove ! C£o fchreef we! eer Schellinke aan Amfteis Puik Dichtres ,) Dit feerde uw Vader Brand, iuyn Vader vollenhove, Die zout hebbe in zich zelf betracht die Zeden* les» DRIE-  DRIE EN TWINTIGSTE BRIEF. Ten vervolge. WAARDE VRIENDIN. Ik ga myne belofte voldoen , en de Tegenwerping waarvan ik , in het flot van mynen Iaarften Brief gewag maakte, ter nederftellcn. Gy zult , immers gy kunt zeggen. Dat alles wat ik gezegd hebbe ter verdediging van ons gedrag omtrent het „ weigeren der Kerkgemeenfchap met ons, ook kan gezegd worden door de bitterfte Vooronders der Vervolginge. Zy „ immers beweren , dat het niet met de Verdraagzaamheid ürydt menfchen, die dus grovelyk dwalen, ten brandftapel , of tot „ de yffelykfte doodfmartcn te verwyzen ; „ dewyl de vervolger dus niet ban„ delt uit perfoonelyken haat, maar gewe„ tens halve ; en gevolglyk , als een doo„ lend Christen moet verdragen worden ". Laten wy eerft eens zien of dit zo zy, op dat wy ons niet fchuldig maken aan Q; 4 ee-  p0 brievex.över verscheid:;sr eene noodelooze verhaaste ve-oordeel:ng. Zyn 'er nier veele. zaken , die , by de eerfte befchouwing , ons zo onbetwistbaar voorkomen , dat het onnodig fchyne dia nader te overwegen; terwyl echter eene oplettende befchouwing ons, derzelver valschhcii , ten klaarften doet zien ; zoude het hier ook zo niet wel kunnen zyn ? Wat belet ons om te beproeven , wat 'er van zy. Volg my dan eens i Daar zyn dwaaiirjgen, die zeer naauw aan de ondeugden grenzen , of reeds we±Iyk ondeugden zyn ; dwaalingen , die voortkomen uit een geheel bedorven hart ; en onder dit oordeel van God liggen , wsar van Apostel P aula's fpreekt , als hy zegt ; „ dat God zulke onverbeterlyke „ menfchen heeft overgegeven in eenen yer„ keerden zin '\ En nog fterkcr ; j? dat „ God hen eene kragt der dwaalinge „ zendt , waar door zy den leugen zullen y geloven ". Van dien aart was de dwaaling der Jooden, in het ter dood brengen van den Mesfias. Trotsheid , nyd , haat en kwaadaartigheid waren de vuile gronden waar uit hun ongeloof opfchoot. Pilatus, eelve Gouverneur der Romeinen, wist dit • zo duidelyk was bet te merken : en eeh- tei  onderwerpen. XXIII. hrief. 249 ter fchryft Jezus hunne woede tegen hem toe , aan onwetenheid : „ Vader , vergeef het hen ! zy weten niet wat zy doen ". Petrus zegt ; „ Ik weet, ,# Broeders, dat gy het uit onwetenheid ge„ daan hebt , gelyk ook uwe Overften Maar ! dewyl deeze onwetenheid niet noodzaaklyk by hen was , en uit zulke verfoeilyke ondeugden vloeide •, zo was ook hunne dwaaling niet te zoeken in de zwakheid van hun verlland maar in de boosheid van hun harte; zo dagt 'er de grootmoedige Jezus zelve over , zeggende : s, dat" zo hy , Jezus , onder hen gee„ ne werken gedaan had die niemand ooit „ konde doen , dat zy dan geene zonde „ zouden hebben ; maar zy hebben die ge„ zien en my en mynen Vader gehaat. Indien ik niet gekomen was , en tot „ hen gefproken had , zo hadden zy gee~ ne zonde; maar nu hebben zy geen voor„ wcndzel voor hunne zonden ". Zulke menfchen worden ook door den Heere" Jezus bedoeld als hy voorzegt, dat 'er menfchen zullen gevonden worden,die zullen menen Gode eenen dienst te doen, door zyne volgeren te dooden. Offchoon nu deeze dwaaling niet altoos een bedorven hart onderftelt , gelyk wy daadlyk , als wy van Paur/us fpreken , zien zullen ; zo is het cellen j ter  ZSO BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN ter waar , dat zy , altoos , deeze of gene zondige overhelling onderftelt. Alic begrippen , die ons daden doen verrichten , welke , zo 'er geene gewigtige reden voor zyn , kwaad en zondig blyven , moeten , als valsch , verdagt worden : Nu ! een mensch ter dood te brengen , zonder de gewigtigfte reden , is wreedheid , is godloosheid. God heeft het verboden ; en de onwetendfte mensch kan dus wel begrypen, dat hy niemand dooden mag , ten zy , zo als ik zeg j het volftrekt noodzaaklyk was. Wanneer ik nu eenen mensch ter dood brenge , dan moet ik bier toe reden hebben , en die reden moet zo gewigtig zyn , en ik moet zo waaragtig overtuigd zyn van het gewigt dier redenen , als ik overtuigd ben , dat doodflaan door God verboden is ; of ik waage anders te veel, om my aan eene gruwlyke zonde te misgaan ! Is het dan niet middag -klaar , dat , de allerwreedfte folteringen , die het vernuft , tot fchande der menfchelyke natuur , heeft uitgeoeffend , omtrent de rampzaligen, die daar van de ftagtoffers wierden , geen de minfte kragt hebben om dwaalenden te overtuigen. De vrees daar voor kan myn lust tot onderzoek wel doen verflaauwen j zy kan my op  ONDERWERPEN. XXIII. BRIEF. 2jr op den weg der Waarheid wél te rug doen gaan ; maar geene Tormenten doen ons de waarheid vinden. Zy kunnen my wel tot eene geveinsde maar nimmer tot eene Rechtzinnige maken. Verder. Ik ben of onbevoegd om dus te oordeelen , en dan zondig ik alreeds zeer zwaarlyk , als ik oordeel ; of ik moet zien , dat offchoon myn medechristen op de houtrayt ftaat , dit geenen den minflen invloed heeft op de gewigtige zwarigheden, die ik in zommige punten , welke men my voor waarheden wil opdringen , heb ; gevolglyk kan het brengen tot de waarheid geenszins het einde zyn, 't welk ik bedoel. Heeft de ondervinding dan nog niet duidelyk genoeg geleerd , dat het bloed der Martelaren het zaad der Kerke geworden is ? Is men zo onkundig van het menfchlyk hart, dat mett: niet weet dat het op'ftaat tegen dwang ? De Voorgeving, dat men de Ketters doodt om nog rechtzinnige menfchen te behouden , is ook dwaas , en word even fterk weêrfproken door de ondervinding. Zal iemand eenen anderen om Godsdienftige begrippen dooden ; dan moet hy dat doen , om dat hy zich verpligt acht hem te ftraffen als een Godslasteraar. Doch dan moet hy zo waaragtig van die mis-  £51 brieven over"" verscheiden misdaad'overtuigd zyn , als een braaf Rechter is , die eenen mensch ter dood veroordeelt , om dat hy , Rechter, weet, dat deeze mensch eenen moord begaan' heeft. Maar ziet hy , die ftraffen wil , zo als de Jooden dit in Christus zagen , dat de door hem veroordeelde mensch God met den diepften eerbied aanbid ; alle de geboden van God , met de getrouwfte en fiandvastigfte aankleving , volgt ; dat hy voor alles wat hy is , of doen kan God alleen dankt ; dan kan de veroordeclaar niet gerust zyn , dat die man een Godslasteraar zy , wanneer hy door zommige uitdrukkingen , die de befchuldigde in zyne afgetrokkene befpiegelingen over het wezen der Godheid mogte gebruikt hebben , al in dien waan gebragt ware. Hy is dus voorbarig in eene zaak van 'het hoogfte gewigt ; hy bezondigt zich ! Zie daar , dit is 'het geval der gem>n , die waanden Gode eenen dienst te doen met het vervolgen hunner mede menfchen. Dit was ook het geval van Paulus. Het volgende heb ik omtrend dien uitmuntenden Apostel aantemerken. ' Men oordeelt , naar myn inzien , zeer verkeerd indien men Paulus, in zyne vervolging der Christenen befchouwt, als een'o»„ vei'-  onderwerpen. XXIII. brief. 233 ■vermydelyk d walenden. Hoe! Paulus, die gezeten hadt aan de voeten van eenen fchranderen, en gernaatigden Gamaliel ; Paulus die zo veel verftan.1, zo veel vernuft, zo veel oordeel hadt, als maar in weinigen , ook onder de eerfte verkondigers des Euangeliums, gevonden wordt ; Paulus , die leefde , in eenen tyd , en in een Land waarin de Godlykheïd van Jezus zendinge daaglyks , e'i in 't openbaar , door de grootfte wonderdaden bevestigd wierdt : zo een man behoorde ten minften , door een onpavtydig onderzoek, zich in ftaat gefield te hebben, om te zien of de Christelyke Godsdienst waar dan valsch ware. 't Is waar , hy getuigt van zich zelf, dat hy waarlyk mande , tegen den naam van Jezus veele partydige dingen te moeten doen. Maar , dat hy zulks waarlyk meende , ontftond uit eene zeer onbetaamlyke nalatigheid in het onderzoeken dier dingen , Uit drift en heftigheid. Een zo verftandig , een zo uitmuntend Jongeling , die prys ftelde op den Godsdienst , moest dus niet onbezonnen gehandeld hebben. De zaak was van te groot een gewigt. Hier kwam , ter zyner bezwaring , nog iets by 3 dat ik na my voorftaat nog nooit heb hooren aanmerken. Dit is het : Paü-  254 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Paulus was een Pharifeeuw , hy geloofde dus de opftanding der dooden : de meeste zo niet alle de vervolgers der difcipelen waren Saduceeuwen , en die vervolgden hen om dat zy de opftanding der dooden predikten. Indien nu Paulus wél en bedaard onderzogt hadt , dan zoude hy gezien hebben, dat hy , den Christenen vervolgende , den Saduceeuwen in de hand werkte ; en dat wel omtrent zyn eigen Léerftuk , de opflanding der doo. den. Voeg hier nog by al die grievende uitdrukkingen , van 's mans berouw over deezen handel ! alles wat hy na zyne bekeering ook voor de Christenen , Heidenen, pn Jooden gedaan en geleerd heeft ; al wat hy om de zaak der Christenen heeft geleden fchynt echter niet in ftaat geweest te zyn , om het fmartelyk gevoel over zynen woedenden moordgeest te kunnen verdoven. Dit gevoel deedt hem altoos fmarte , en het verliet hem , fchynt het , niet. Een verftandig mensch kent' zulk een verfcheurend berouw niet , over het bedryven van iets waar in hy volftrekt lydelyk geweest is! Paulus was niets minder dan een Dweper. Zou hy zich de grootfte Zondaar noemen , om dat hy iets gedaan hadt het welk hy noodzakelyk had moeten doen ? Zou (dit geef ik u in beden*  ONDERWERPEN. XXIII. ERIEF. 255 denking myne Vriendin ,) dat droevig geheugen van zyne voorgaande woede , omtrent de Christenen , niet wel die Engel fatanas geweest zyn , die hem met vuisten fioeg ? Immers het levendig bezef hoe zeer hy tegen Jezus , en zyne Apostelen geyverd hadt , was zeer bekwaam om Paolus te bewaren voor eene zondige zelfsverheffing over de groote dingen , die hy nu, voor de zaak van Jezus, daaglyks deedt ? Hy hadt God driemaal gebeden dat dit fmartlyk geheugen mogt verzwakken ; doch God hadt hem geantwoord ! „ myne genade zy u genoeg ". Laat het u genoeg zyn , dat u deeze zonde vergeven is. „ Myne kragt wordt in ,, uwe zwakheid volbragt ". Ik onderfleun u zo zeer , dat dit de vermogens van uw ziel of lichaam nooit zal krenken , en dus onbekwaam tot mynen dienst maken. Uit het geen ik dus verre fchreef , kunt gy, myne Vriendin, gemaklyk bezeffen , het wyd verfchil dat 'er is tusfehen dwaalin- * gen die uit onze feilbaarheid ontdaan, en onvcrmydelyk zyn ; en zulke die haren grond hebben in een flegt hart. Iemand , om dat hy anders denkt, dan wy , over ftukken die wy ter zaligheid nodig achten ,. fmerts s finaad s of eenig nadeel toe te bren< gen  z$6 Brieven over verscheiden gen is eene dwaaling , die op zvn besc uit traagheid , uit domheid , uit' onkunde , maar ook wel eens, helaas.' uit een boos hart en een liefdeloos gemoed voortfpruit ! Men kan die dus vermyden. Maar , is het eene dwaaling , zwarigheid te maken om het Heilig Avondmaal te houden met menfchen , die geheel afkeerig zyn van die Leerftukken , die wy voor waaragtig , en op Gods woord gegrond , houden ; dan is het eene dwaaling, die uit onze feilbaarheid ontflaat. Anders heeft elk toch graag eene groote Gemeente • Men boogt zo graag op het getal der Communicanten. Dwaalen wy nu , uit menfchelyke feilbaarheid , wel hoe redelyk is dan onze eisch , dat de Tolorante Party ons in liefde draagen zal , en hoe bïllyk beklagen wy ons dan over haar , als zy deze dwaaling hardnekkigheid noemt i Tk zal de eere hebben , om , in eenen volgenden , dit ftuk te voltooijen. Deeze is reeds lang genoeg. En ik denk m eenige dagen geen tyd te zullen hebben om hem verder vol te maken. Ik fluit hem dan met toebidding van alles goeds voor u en de uwen , my noemende 4~ - : - VIER-  VIER EN TWINTIGSTE BRIEF. Ten Vervolge. t)us lange , myne geliefde Vriendin , heb ik gefchreven als een Lid der Publicque Kerk , en niets anders gezegd dan het geen alle brave , weldenkende mem fchen , tot die Kerk behoorenden , kunnen zeggen. Ik deed dit om u méér overeenkomftig met uwe eigen begrippen te doen handelen , en u te toonen , hoe wéinig wy den naam van Toloranten verdienen , als wy hen die met ons op het ftuk der Tolorantie verfchelen voor dwaaze of flegte menfchen houden ; voor lieden die te dom , of te doorfleepen zyn om aan onze zyde te komen : Nu zal ik nog eenige regelen fchryven in myne eigene perloon , als Lid dier kerk waar toe ik behoor , en die de Verdraagzaamheid zeer algemeen maakt. Tusfchen ons, Chrisje lief , maken veeII. Deel. R len  658 B.BIEVEN OVER VERSCHEIDEN len onzer niet te veel ophefs van hunne Verdraagzaamheid ? Is het dan zulk eene groote , en voorbeeldige infchikkelykheid dat wy onzen Mede Christen aan dien Tafel nodigen , en deel geven aan de voordeelen daar te verkrygen ? Wiens Tafel is het dan ? Wy erkennen immers dat hy ons n et toebehoort ? Is het wel zo eene groote zaak , dat ik , een Gast zynde , eenen anderen mensch nodig , die , naar myn eigen zeggen , ook door den grooten Gastheer genodigd is ? Hy immers , die het dorflr ondernemen om zodanig een te weeren zoude zeker zeer onbefchciden , en belachelyk handelen. Dat wy des anderen toelaten , is zo zeer gene infchiklykheid, als wel eene daad Van Rechtvaerdigheid. Onze eigen RelyÖëhis' eischt dit van ons : wy hebben aan die tafel niets te zeggen. )k moet ook aanmerken dat 'het woord Tolorantie , by veelen onzer , een bloten kl ank , een Compliment zy : men is tolo ant , even zo als een ootmoedige dienaar is ; dat is , zonder dat men 'er veel krages aanhecht. Dit hoop ik nu te bewyzen. Als ik des zondaags myne mede Christenen plegtig ten Avondmaal noodige , en des  ONDERWERPEN. XXIV. BRIEF. 255» des anderdaags my bedaart ga nederzetten , om deeze myne mede broeders in Christus , zo als ik hen toen noemde , voor de Waereld ten toon te (lellen , als een hoop dwaaze , heerschzuchtige , kwaadaartige menfchen : waar blyfc dan myne Tolorantie ? en gebeurt dit echter zo nu en zo dan niet wel eens ? „ Maar , zegt gy , als men ons ■ door 5, allerhande mishandelingen tergt , ons „ onze eerlyk verkregene Voorrechten betwist ; ons affchildert als Lieden , ,y die , op zyn best genomen omtrend allen Godsdienst vry onverfchillig zyn ; a's men onze Gevoelens zielsfchadende , ja wel eens Godslasterlyk noemt ; . als „ men het Gemeen , (waar de Fortuin het „ dan ook geplaatst hebbe ,) tegen ons „ verbittert ; als men den Waereldlykert „ rechter tegen ons te hulp roept : moeten wy dan onbe'weeglyk ftil zitten , ,, en afwagten wat men toch met ons mo„ ge voorhebben " ? Zie hier wat ik op deeze vraag zal antwoorden. Ik ontken niet , dat wy , meermalen niet zo wel , en zo heusch behandelt zyn , als. de Christelyke liefde van onze Party , zo wel als, van ons eischt . R 2 maar  26b BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN maar deeze behandelingen zyn ons nimmer aangedaan door waarlyk brave , en waarlyk .verftandige Rechtzinnige : neen ! door Lieden van epftuivenden inborst , door Lieden van bedorvene neigingen , die onze tegenlpoeden voor hunne byzondere waereldlyke belangens noodig hebben ; door Lieden van weinig kennis , die als dommekragten , gebezigt worden van hen , welke 'er eigeniyk , alléén voordeel uit halen. Doch nu vraag ik , zyn zulke verachtelyke Wezens de vruchten van ons vernuft , of van ons Vèrfland ook waardig ? behoren wy , als welopgevoede en eerlyke menfchen , niet boven hen verheven te zyn ? Als wy gemoedlyk fpreken, dan-moeten wy toeftaan dat men , in zulke dringende omftandigheden behoorde ons geloof uit onze werken te toonen ; onze Gevoelens zedig , befcheiden , kort , klaar ernstig voortedraagen , op dat de tegen ons ingenomene menie te , zelf zoude kunnen oordeelen , of wy zulk eenen fmaad zulk eene bitterheid verdienen : dan eerst, hebben wy recht op dien naam , Waar op wy zo veel prys ftellen. „ Maar verftandige brave Rechtzinnigen » beklagen ons , en dit is echter zeer vernederend " : maar heden van een goed  ONDERWERPEN. XXIV. BRIEF. 2ÖI goed Karakter beklagen ons , om dat zy ons , indien wy niet van denken veranderen , aanzien voor verlooren en hoogstrampzalig. Wy beklagen hen , om dat zy zo bekrompen denken , over Godsgoedheid ; om dat zy zich zo noodeloos kwellen ; om dat hunne Lcerftukken hen dikwyls in den weg zyn , wanneer zy de neigingen van hun goed en eerlyk hart willen involgen. Is dit voor hen ook niet vernederend ? Wy hebben daar - en boven nog iets , 't welke zy misfen. Wy troosten ons daarmede , dat alles eens te regt zal komen , en herftelt worden , en dat wy , in den ftaat der Volmaaktheid , „ daar men niet meer vraagt naar Syfte$ mata , en fchoolen , maar waar God „ en de Waarheid voor elk , alles in al„ les is " zullen verwelkomt worden , ook door hen , die ons hier met fmarte ; doch in gemoeden , het Heilig Avondmaal ge weigert hebben. Deeze aangcftipte' regelen ontleen ik van den weergaloozen hoogleeraar Niemeijer , wiens Karakterkunde, van den Bybel , gy zeker zult ge> lezen hebben. Ik wenschte ook dat zo wél onze Par. ty , als wy zelve in 't oog geliefde te houden , dat liefdelooze bejegeninge omR 3 trend  26*2 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN trend elkander , dat vernuftige fcherpheden ; dat , met een woord , alles wat niet christelyk zy , hen die zy treffen , verbitteren : hoe zullen wy dan eenen Broeder winnen ? Dat , zo lang wy het niet in den grond eens zyn , wy niemand in onze begrippen kunnen doen ftemmen ; en ik fluite met de volgende regels die iny in den zin komen. Wees groot , Vriendin , wees goed , verwin het fterk vooroordeel , Waar door gy u verbeeld , ik word van elk gehaat , Die anders denkt dan ik. ó Neen , men wenscht uw voordeel ; Men fchreit welmenend zelf om uw verlooren ftaat. Laat uw verdraagzaamheid u zelf , en andren leren , Wat of tot dat geloof dat ons een Christen maakt , Noodwendig wordt vereischt ; wat of men kan ontberen : Wyl nooit een boom den aart van zyne vru~t verzaakt. Dan zal men uw Geloof niet hoonen , u betwisten ; Maar zeggen : die dus leeft ,' Kerft ■ zeker ais een Chris;eu, Vaarwel.  VYF EN TWINTIGSTE BRIEF. mejuffrouw zeer ge.'.chte vriendin ! erfchoon de vryheid die ik neem in u het inleggende Vaer\je toè te zenden : uwen Brief van Ja coca van B t ij eren, aan Frank van Borsselem, heb ik met zo, veel genoegen cn aandoening gelezen , als nog iets uwer penne ontvloeit. Ik ben geen Poëet , offchoon ik nu en dan wel eens op rym , of in maat fchryve ; doch het lezen van dit fraaye ftuk , had zulk een vermogen op mynen geest , dat ik , de pen opnemend om iets daar over te fchryven , zonder veel peinzen* of moeite fchreef , het geene ik u aanbiede. Ik weet dat gy zeer gemeenzaam zyt met onze oude , en by veelen reeds onverftaanbaar geworden , Historie , en Rymfchryvers. Gy zult des Kiliaan niet nodig hebben om het Vaers zelf te verftaan. R 4 In-  tóf. BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Indien het n eenigzinds voldoet , zal ik my zeer verheugen : dit verneem ik wel eens by gelegenheid van U. Intus- fchen noem ik mymet hoogachting , 0 UEd. Ootmoedige Dienaar. ZES  ^ROOST^RYKE VOORZEGGINQi AAN GRAVIN JACOBA, Overblyffel der Oudheid. Vere Jacoba ! feer edel' landsvrouwe «. Ogh , myn ghenadigfte , en fyt nyet in rouwe! Croon u togh «emmer an aghterfpraeck ; Jaegh ein conyncken ; leegh cannekens vaeck. Wees dy mer blide. Ick Gheryt certyne Durve wel fcriven , mit defer hand myne , Scoen thans dyn tytel is houtvesterin , Al wie dooghd mint nomt u nogh Ghravin. Al dat aelwarren van die u beniden Sal oec nogh wel eins , ter einigher tiden , Properckcns werden in ftrifte gbeftelt. Einmael in rhine dyn k>f werdt vermeld , Doer einer vrouwe vari feer groeten name ; Abel zal fi fyn en rymfter bequame , Broodungh en' beddrick van einen man deft ; Men fal haer lastren oec : (dit wel befeft; Mer fi fal figh der gantsch nyet an fleuren, Wyl dat 's land bloeme heur daên fal ghoedkeuren. Si ein mooi vrouken , nyet groet ende taert, ~ Sal net als hebben dyn herte bewaert ; R5 ®  &gS BRIEVEN OVER VBRSCHEIfiE ' Si fal dyn ftridea dyn min en rejieren , Groet mer onluckig, van laster purgieren. Dool dan in minne mit dyn lieven Franck ; Leef oec, can ' ziekte trof uw hart , en deedt u angftig vreezen ; Myn zukten deedt u aan ; myn welftand maakte u b!y : Dit heb ik , myu' Vriendin , uit uwen brief gelezen. Hier aan fchreef uwe liefde , en ook naar waarheid , toe Dat gy van my dus lang , geen Letter hebt ontfangen : 't Is billyk dat ik thans aan uwen wensch voldoe : Zie dan in deezen brief het eind van uw verlangen. My is, Cornelia, het dioevig nieuws verhaald. „ Van Oostrum leeft niet meer , haar weg „ is afgetreden ; Sa „ Reeds  23o BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN „ Reeds heeft zy der Natuur den laatften tol „ betaak. „ Is als een' rype vrucht zeer fchielyk afge„ fneden. „ Geen flespend krankbed heeft haar ftil ge. ,, duit beproeft j >, Gean ongeneesbre kwaal deedt ons haar dood ,, verwagren ; „ Geen' akelige vrees heeft o-js vóóraf be- ,, droeft ; „ Zy krygt een Koorts , wordt zwak ; zy ftérft» ■ „ eer wy dit dagten ", Hoe trof my dit bericht ! 6 Ja , ik had haar lief. Nu komt in mynen geest al 't voorfge weer boven ! Waarom , dat denk ik nu , fchreef ik haar nooit een Brief ? Waarom heb ik dit werk van tyd tot tyd ver" fchoven. Heeft zy my niet altoos , en hartlyk , welgedaan ? Hoe veele .dagen' heb ik niet by haar gefieten ? Of fchreef ik nooit uit fchroom , durfde ik dit niet beftaan ? Hoe 't zy , nooit zal ik haar , nooit kan ik haar vergeeten. vam  ON D. ERWERÏE N, XXVII. BRIEF. 2§ J vak OofTRUM heeft gedagt , zo dra zy denken kon , En de eerfle vraag die in haar gee£t is opgerezen , Toen zy , als reedlyk mensch , haar ontfer. zoek begon , Was deeze groote vraag i wat mag toch waarheid •wezen , Zy vpn.' '4ü Die  ONDERWERPEN. XXVII. BRIEF' 287 Die, het gevolg van 't min volmaakte , doet vergeten . . . van Oostrum ha.it verftand , wist zeer veel , en dagt vry ; Geen fchyn van vroomheid bragt haar immer in verblinding , En echter , myn vriendin , gy weet het , toonde zy In 't bly , bedaart gemoed haar zalige ondervinding. Zy ftorf, dit ftel ik vast gelyk zy hadt g-sleeft , In 't fchoon vooruitgezicht! van een veel beter leven , Dan God , ooit op deez* aard', zyn' waardrte Kindren geeft ; Nu fmaakt zy 't loon der Deugd , zo heilryk zo verheven. Haar werk was afgedaan ; zy hadt haar loop volbragt. Waarom , Cornelia , zou zy dan langer toeven ? Was zy ons lief , wierdt zy met reden hoogst geacht , Dan moet haar zalig lot ons immers niet bedroeven ? Bamin haar , bidde ik u , met minder eigenbaat. 6 Vol-  288 BRIEVEN ÓVER VERSCHEIDEN Toen God haar tot zich riep kon niets op aard haar hinden. ö Volgen wy haar fpoor , dan zullen we in een ftaat Van hecrlykheid en vreugd , haar zeker wedervinden. Denk om haar zalig deel , en troost u uwe ichae. Bemin hiar als voorheen , oprecht en edelmoedig. Tree in haar heilig fpoor. God geef u die gemê ! Wees altoos zo a!s zy in wéldoen overvloedig. Volhard in 'i waar Geloof van Jezus uwen fleer , Ser Christnen opperhoofd , des Waerelds Zaligmaker , Beklaag , als uw vriendin , den Spotter van deez' Leer ; Beveel aan Gods genade , als zy , den Godverzaker. van Oostrums liefde- was oprecht , en algemeen ; Elk moest daar van de vrucht , zo veel maar mooglyk hnaken , Bepaal uw Liefde tot uw Kerk óók niet alMén Voor  ONDERWERPEN, XXVII. BRIEF» 289 Voor alles , myn vriendin , beef voor het Kettermaken. Wy zullen mooglyk haast voor Christu3 rechtbank ftaan , Om aan Hem rekenfchap van ons Geloof te geven. ó Tree niet in zyn ampt; verfchoon dit heusch vermaan ! 't Word door de vriendfchap , niet door bits» heid , u gefchreven. God zy met u, vriendin ! zie in zyn Liah het licht Van kennis en van deugd , van troost , van heil , en zegen. En als gy naar Gods wil uw werk hier hebt verricht , Deel dan ia 't heil» dat uw' van Oostrum heeft verkregen, 'k Heb uwen wensch voldaan : 'k bemin u , heb my lief. Myn' waardige vriendin laat u op- 't vriendlykst groeten! Leef vergenoegt , gezond ; denk aan my ; fchryf me een brief : Ik hoop u binnen kert in Amueldam te oht> moeten* II DzïL X AGT  AGT EN TWINTIGSTE BRIEF. WAARDE NAATJE 1 'er eindelyk nog een brief af 9 ja zo waar f ik dagt om de waarheid te zeggen , Kind , dat gy my a] lang vergeten hadt , hierin handelende naar het oude Spreekwoord : „ Uit het oog uit „ het hart ". Evenwel 'er is eens een vry uur overgefchoten , en dat wordt door u gebruikt om aan my te fchryven. Ik weet dat Jonge Dames die veel geld en veel aanzien hebben , vooral in uwe jaaren , overkropt zyn van bezigheden. Men moet gekapt , gekleed , en opgefchikt worden. De Dans- cn Chatcgifeermeester volgen elkander geregelt op. De man die u breijen leerd a la mode de France ; het mensch dat u leert tekenen , de Muziekmeester , enz. geven u handen vol werk. Zo dat by flot van rekening , ik zie wel , dat het nog eene verdienfle in S is > dat gy eens begeerig zyt om te we-  ONDERWÉRPEN. XXVIIL BRIÉF. 201 weten of ik nog ziek ben t Lees dan myn antwoord zoo gy het aan den tyd hebt ! het papier is toch te zwaar om voor papilliottes te dienen , anders . . . Wat zal ik veel zeggen ? Ik zou redelyk wel t ja gezond zyn , indien eene hevige derdendaagfché Koorts , die my zedert eenige weken bezogt heeft , my niet verfchrikkelyk plaagde. Zy valt my ook zo geweldig aan , dat ik alles moet neerleggen waar aan ik bezig ben , cn bon 'gré mal grc , naar bed moet , om daar alles uitteftaan wat die wreede verWoesiter myner gezondheid , in 't hooft krygt my te doen ondervinden. Zeg niet met onze Molière. Votre prudence est endormii De truiter magnifiquement > Et de leger Juperbement Vor.re plas cruetle ennemie. Want niets is eenvoudiger dan myri huis , en de wys waar op ik myne Vyandih orttfange. Ik vast, als een Turk in deri grooten Ramafan; en ik gebruik van de medi» eihale ingrediënten zo weinig als' mooglyk. Maar evenwel nogthans, en des al niet te „ min , „ De Koorts , de felle Koorts, die blyft rriy „ by , Viiendin ! '" T2 ia  202 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN ■ ik kan u] niet onderfcheiden genoeg zeggen , wat is toch de Koorts ? zo verre ftrekt-zich myne Geneeskundige gcleertheid niet uit. ik heb al eens gedagt of zy ook niet wel de geest zoude zyn van den eenen ;of anderen reeds lang gehoorvenen Chategifeermeester? Ik heb voor dee. ze gisfing zo veele , en zulke gewigtige redenen als men voor gisnngen doorgaans heeft. Vooreerst maak ik dit op , uit den tyd waar in zy komt , en uit het werk dat zy dan verricht. Zy komt 's middags precies de klokke een uur. Dit uur zoude ook wel kunnen bewyzen dat zy een Geest is , of zo gy wilt, Naatje , een' Spook j want die hebben ! dit uur , des nagts ten minsten , voor zich opgekogt. Ten tweeden , om dat het een onderwyzende , en werkende , en geenszinds een vóórfpellende geest is. De eerfte flag van geesten komen altoos als het pikkelyke donker is , en de laatfte maken ons hunne tegenwoordigheid bv fchoon daglicht bekent. Dat zelfde uur doet my ook gisurn dat het een Chategifeerende Geest zy ; want gy , zoete Juffrouw , zoudt immers vóór da: uur geen een uwer vragen kunnen opzeggen j of na dat de Dansmeester zyn pligt aan u ge toont hadt ?  ONDERWERPEN, XXVIIT. BRIEF. 295 hadt ? Zyn deeze gisfingen nu wel zo wild ? Leveren zy geene Hof tot zoete bedenkingen ? Nog meer ! ik meen zelfs dat het een Cocceaanfche Onderwyzer is 3 om dat hy my geheel en al bezig houdt met het Zevental. Alles wat ik zie , zie ik zevenmaal ; alles wat ik vraag , vraag ik zevenmaal j 'alles wat ik bereeken , komt op zeven uit ; eerder geeft hy my geen rust noch kan ik in ilaap komen. Ik heb' al eens beproeft , of ik hem , door hem kwaad te maken , kon doen wegblyven. Ik heb , om dat einde te bereiken , hem nu en dan een weinigje Kettery laten zien , hoopende dat hy my daarom zyn Onderwys zoude onwaardig agten. Ik rekende zonder den waard ! Hy heeft my , door daaden , die toch meer zeggen dan woorden , getoont , dat zyn bezoek my nu nog , ja , zo nuttig ware. Ik heb een Roomfche Doftor laten haaien , die voorgaf dien boozcn geest wel te zullen verjaagen. Wel mis ; hy wierdt 'er kwaadaartig tegen aan ; en ik zou helaas de dupe van myn eigen doorzicht geworden zyn. De Koorts en de Doófor » dat 's te veel voor ééne Lyderes ; een van beiden zyn te over in ftaat om T 3 9È  294 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN ons ad patres te zenden. De Romein wierdt dus voor zyne kunst betaalt, en — niet weer geroepen. Ik liet een kundiger man komen , die disputeerde hem ook geheel weg. Nu , dagt ik ,' zal ik eindelyk gezond , en vry van zulk i bezoek blyven. De bezoeking is nogmaals over my gekomen , en nu heb ik een oud Philofoof op hem afgezonden , die , zo ik verzekert ben , hem het zo bang zal maken met zyne , Rtcipë zo veel , dat hy wel zal moeten verkasfen. Zie daar , zo haat het 'cnu met my ! Dat die koppige knaap my veels te veel werks geeft , blykt aan het bleek , het mager, het holoogig , het zwakke voorkomen dat ik al reeds hebbe ; ' zo dat het fiudeeren is altoos voor onze gezontheid nadeelig ; het zy wy het doen onder een Chategileermeester of onder een Profesfor in de Matbefiu Het kan zyn , dat zyn haat tegen den Roomfchen Geneesheer hem heeft aangezet , om 1 my daar voor te doen boeten ; want zedert dat die man met hem aan den gang geweest is , ben ik erger door hem geplaagt dan te voren. Hede myn tyd ! zult gy zeggen, heeft de Religiehaat nog in het Ryk der Geesten plaats ? wel , zie , Naatje , om de waarheid te zeggen , ik geloof, neen ;  ONDERWERPEN. XXVIH. BRIEF. Stoy neen ; en dat geloof ik om zeer goede reden, doch die ik u nu nog zo niet alle kan zeggen. Laat ééne genoeg zyn. Alle geesten , die , met het lichaam vereenigd zynde , wél deeden , zullen het daar volmaakt wél hebben : en wat fe toch verdrietiger dan het gefnap van eenen dommen yveraar , die niet ophoud ons met zyne Syftemata het hoofd te breken. Als de geest van een braaf Roomsch Catoliek zich daar verrascht ziet , door de komst eens eerlyken Luteraans , eens verftandig Gereformeerden,of zelfs van dien eens diepdenkenden Mennoniets , dan moet hy , noodwendig , overtuigd worden , dat hy hier beneden gedwaalt heeft , toen hy meende dat niemand dan de Secle waar toe hy behoorde , namaals gelukkig zyn zoude. Zulke geesten moeten dus elkander beter verftaan dan hier , want zy worden niet meer gezwaait door vooroordeelen , noch afgetrokken door verleidende en voordeelige omftandigheden. De Waarheid is eenvoudig ; dit kan wel de reden zyn , dat men haar zo dikwyls over het hoofd ziet : doch déar , daar zullen wy de voorwerpen niet meer door de middelftof der driften zien , maar gelyk zy zyn. Dan, dit neemt niet weg dat een Geest T 4 . *.ls  306* BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN als hy verlangt om ons , op deeze beneden Waereld , een bezoek te geven , zyne oude ftandplaats opzoekt , en zyne' oude bezigheid hervat. In dit huk, Naat: je , kunt gy veel lichts ontfangen by den Broeder Pope, over de Leer.der Gnomen en Silpbides, Hoe zyt gy zo in gedagten , hartje ? „ wel , zult gy my antwoorden , zoudé „ ik niet r Gelooft gy dan ook nog in „ het verfchynen van Geesten , ' en Spoo- ken ? men heeft my geleert dat dit aï„lés maar guitery , of beuzelpraat is': s, en ik zelf heb de Betoverde Waereld van 1, Domme Bekk?r gelezen : 't geen my Ü in de gedagten verflerkt heeft , dat ai,-, les op gekheid uitkomt ". • . ■ . . Zo doende zoudt gy my wel eene geheele Confesfie kunnen • afvorderen , Naatje. Als ik u nu ' zeg dat ik geneigt ben om te denken , dat 'er zo iets zyn kan als het verfchynen' van Geesten , i en SpoOken : zult gy dan niet bang worden ; want gy heit nog al vry wat prys , merk5 ik , op myne begrippen ? „ Wel neen , »» zeSc gy > ik zal u wel hartelyk uitlags, chen ". Nu t dat flaat aan uwe beleeftheid 5 vermaak u eens ten mynen koste .' ' :> T Ik  ONDERWERPEN. XXVIII. BRIEF.' 20? Ik doe liever myne Vrienden lachen dan huilen. Doch denk niet , dat lachen redeneeren is ; maar dat de zaak intusfcheri zo blyft als zy is. Ik zou der waereld misleiden , indien ik zeide , ooit iets gezien te hebben , *t welk naar een Spook geleek ; maar ik heb iemand gekend , 'die alle de vereischten hadt welke haar getuigenis aannemelyfc moesten maaken , 'in alle andere gevallen, hooreri zeggen , dat zy een harer afgeftorven Vrienden gezieri heeft. Zy verhaalde my haar gewaarwording ; geenszinds haar ' oordeel. ' Die zelfde Vriendin , betuigde my bok, dat zy in 't minst niet v'erfchrikt ware , maar alleen eene ftille ontroering gevoeld hadt. Dat 'er nu menfchen zyri, die hier van zouden fchrikken, is immers geenszinds 'de fchuld der Geesten .. . nu wy toch op dit Spookig onderwerp zyn •>' dunkt my , moest ik den brief met nog het een en ander, daar over' handelende , 'vol maken ; al was 't maar óm de nieuwigheid. Indien gy my nu eens vraagde : „ of ik „ zodanig een verfchynzel zonder te fchrik,, ken zoude kunnen zien "? ik denk • neen; deuk, zeg ik, want dè onderT s v">  S08 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Vinding heeft my nooit gelegenheid gegeven om het beilisfend te kunnen beantwoorden. Doch ffel , zo als het waarfchynlykst is , dat ik inderdaad zoude fchrikken , dit bewyst flegts dat ik zeer aandoenelyke Zenuwen en een zwak hgchaam heb ; niet dat zodanige verfchynzels onmooglyk zyn : en wanneer men niet kan bewyzen uit het wezen der zaak zelve , dat iets onmooglyk is , dan dunkt my, doet men niet wel , om dat iets te ontkennen , offchoon wy zelf daar van^ nimmer iets gemerkt hebben. Nu gy toch aan 't vragen zyt , kunt gy 'er maklyk byvoegen , of ik dan ook nog in duivelen geloof ? Hoor eens , Naatje'ief, ik heb zo wel Bekkers Betoverde Waereld gelezen, als gy ; en heb Ook veel meer over dit ftuk gelezen , dan dat Boek. Ik heb 'er ook wel eens ernftig over gedagt , en wat was het beftuit ?, „ Het is niet onmooglyk dat 'er zulke « wezens zyn , die wy kwade geesten „ noemen ". Evenwel , ik val gantsch niet Duivelagtig. Dan , wy zullen hier. eens over praaten als gy wat ouder zyt: de zaak heeft geen haast. Gy weet zekér , dat 'er zeer wyze en brave Menfchen zyn , die geloven dat 'er zulke kwaa-  ONDERWERPEN. XXVIIT. RRIEF. 20£ kwaadaartige Wezens beftaan , die werken kunnen op den Menfchelyken geest , even als kwaade menfchen op goede , én ook op reeds bedorven menfchen , welke daardoor nog erger worden. Meer kan ik u daar nog niet over fchryven. Wat 'er ook van zy , laten wy , myne jonge Vriendin, nooit vergeten, dat wy vrye werkende Wezens zyn ; dat wy , om die reden , aan- fc fprekelyk zullen geagt worden voor zuixe bedryven die tegen 'onzen pligt ftryden f en gevolglyk ,; den fchuld niet moeten leggen op iets buiten ons. De aanleiding kan groot ,' de verzoeking fterk zyn, om van het effen pad der deugd af te treden , maar wy doen echter vrywillig , het geen wy doen , ter minsten zo wy niet in een oogenblikkige drift iets' doen. Myne geaartheid , die altoos tot het blymoedige overhelde , gaf my ook , als ik nog een kind zynde eens op myne wys over dit ftuk dagt , de volgende bedenking op. ,, Myn Tresje , dus redeneerde „ik , zegt zo dikwyls dat de zwarte man dit of dat doet , en dat hy altoos „ op de fprong ftaat om ons te bedrie„ gen ; maar , daar zyn immers ook Rn„ gelen ? zo als ik wel in mooye prinff ten gezien heb ; en die zyn immers zo m goed  Sou Brieven'over verscheiden „ goed als men wenfchen kan. Die zullen; » my, als ik zoet, en gehoorzaam ben, wel bewaren voor den zwarten man. Dan * hoef ik fl?et bang te zyn , ook niet in r, het donker ". En dan zeide ik dat fraaije kindervaersje uit Jan Lu ik en s, Men. fehen begin , midden en einde , Op : » Als 'i Kindje zoet en fchïiïyk is , ,, En niet en (peelt met fioute knaapen , Dan mag het in de duisternis , „ Naar zyn gebed gerust gaan flapen : . „ Want als de Jeugd de Deugd betragt , Dan heeft zy d'Engelen tot haar wagt. Ik kan niet zeggen , dat ik , in de zaak zelve , nog van gedagten veranderd ben. Wat zal men zeggen ? veele menfchen leven met' den zwarten man , zo als met nog een ander perfonage , dat is , zy geven hem den fchuld van zulke bedryven , die alleen in hun eigen bedorven hart te zoeken zyn. Dit is mooi' maklyk , en fpaart hen de moeite uit om zich te verbeteren , of door een oprecht berouw en dadelyke verandering van zeden , te tooren , hoe veel fchuld zy gehadt hebben aan hunne bedryven. Wat my betreft , het denkbeeld , dat ik flegts het Werktuig van een fchranderder en magtiger Wezen dan ik zelf ben , zya zou-  ONDERWERPFN. XXVIII. BRIEE, 30JL zoude , is voor my zo ondraaglyk ,: dat ik geloof eerder te kunnnen befluitcn , om ongeveinsd al den fchuld van iets misdadigs door my gepleegt , op my te nemen , dan dit toe te ftaan. Wy hoeven niet zeer diep dóór te denken , om te zien dat wy , 't geen wy doen , vrywillig doen ; en dat onze daden als fchakels aan. éénen Keten zyn. Die genadige God die myne goede bedryven , uit liefde en eerbied voor Hem gepleegd , zal beloonen ; zal my ook ftraffen , als ik volharde in zyne geboden te verwaarloozen. Hy die in deezen trant denkt , heeft juist niet veel te maken met de vèrfchillen dier geleerden , die , zonder veel taal of oordeelkunde te bezitten , tusfchen elkander die verfehillen nog al levendig houden. Het Onderwerp is ook van dat gewigt niet om 'er veel tyds aan te hefteden : 'er is zo veel voor ons om te betrachten , dat. ik zeer weinig ophebbe met enkelde befpiegelingen. Ons leven is zo kort , zo onzeker ; wy weten zo weinig , en dat weinige nog zo onvolkomen ! Laat dit ons echter niet zwaarmoedig maken. Wy zyn hier , om het zo eens uittedrukken, in de eerfte fchool. Laa- ten  302 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN ten wy maar naerfHg , en aandagtig zyn , op dat wy zo veel te gefchikter worden voor dien verhevenen ftaat , waar in onze zucht tot waarheid voldaan zal worden. Vooral myne lieve Vriendin , laaten wy ons hart verbeteren , onze driften bellieren , onze goede neigingen zorgvuldig aankweeken , en het kwade beftryden : dan zullen wy, als ons laatfte uur daar is , en God met blydfchap gedient hebbende, hem eeüwig verheerlyken. Ik ben met hartlykheid uwe Vriendin. NE-  NEGENENTWINTIGSTE BRIEF. MEJUFFROUW , ZEER GEËERDE VRIENDIN. 1 £Iet Werkje van den Heer Craig , door u op het alleraangenaamfte in onze taal overgebragt , en aan my vereert, hebbe ik met veel genoegen ontfangen ; en ik betuige myne erkentenis en verpligting. Men vindt in het zelve de befchryving van het volmaakfte karakter welk ooit op deeze aarde gezien is. De tyd door u hieraan befteet is gewisfelyk wél befteed. Maar de Voorrede , voor dit Werkje, heeft my byzonder gefmaakt;als waarin uwe gehechtheid aan het zuivere Christendom, buiten alle menichelyke byvoegzelen, en bepaalingen, en te gelyk uwe oubefchroomtheid om 'er opentlyk voor uitte durven komen , ten allerfchoonften en kragtigften doorftraalt. Dat uwe gezondheid beter is, dan in vroeger tvd , verheugd my. Wees op uwe hoede , om dezelve , zo veel mooglyk  304 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN lyk zy , te bewaaren , en door eene al te groote ingefpannenheid van geest niet weer te krenken ! Men kan in goedé en nutte bezigheden ,■ te vvrig en te werkzaam zyn ; waardoor altoos de gezondheid , maar vooral die van zulk een allertederst en aandoenlykst mensch als waar voor ik u heb ïê#ren kennen , verwoest wordt ; ja waardoor wy die edele vermogens , infpanning , geheugen , en verbeeldingskragt verliezen. Deeze raad is de beste dien ik geeven kan. Eeflüit eens om een geheel jaar lang Quina 'te gebruiken. Als uw Zenuwgeftel fterker wordt , zult gy genot van uw leven hebben , en niets weten van die duizenderlye ongemakken die u zö kwellen , en 'Waarvan ik u zo gaarn nog eens geheel bevryd zage ! Moed en gedult Wordt by de geneezing uwer kwaal vereischt ; en gy weet zelf wel., dat de blymoedigheid de balzem des levens is. Leef dan blymoedig , werkzaam , en , kan. het zyn , gélukkig. Dit wenscht u , uwe hoogagtende vriend en dienaar. J. GRASHUIS. Amfterd. 27 Septemb. 1770. DER-  DERTIGSTE BRIEF, MEJUFFROUW! Ik hebbe veel verpligting aan onzen Eerwaerden Vriend — Door wien myne begeerte naar een afdrukzel van 't Gecstryk Scheeplied i ter uwer kennis gekoomen is ; maar nog oneindig meerder aan u , welke daar aan niet alleen fpoedig heeft voldaan , maar dit Meesterftuk der Kunst ook heeft doen verzeilen door een Brief die my nog aangenamer was dan het Scheeplied. Alles wat uwen geest der Waereld heeft medegedeelt , heb ik met fmaak gelezen ; maar nu herlees ik alles met nog meer genoegen , nu het my heeft mogen gebeuren eene van dezelve uit .uwe eige hand te ontfangen. Niets zal my aangenamer zyn , dan wanneer de Kennis door dit middel aan u 4L Deel, y be-  3©S BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN bekomen , aanleidelyk zy tot eene onderlinge vriendfchap , waar toe ik , van myne zyde gereed ben alles toe te brengen : evenwel onder deeze voorwaerde , dat het my vry fta met u in 't vriendelyke te mogen verfchillen , en , my vereenigende met de begrippen van den Heer Burgermeester —— „ verftdd te ftaan dat de „ Lykbusch van den Grooten Noordkerk , „ tot nog toe , door u , zyne hartvriendin , met geene Cipres fen verfiert is ". Onder alle des waardigen mans Vrienden , en Vriendinnen , berust by weinigen het vermogen om dit naar waarde te kunnen doen : en zouden deeze dan zwygen ? Ik fta u wel toe dat de droefheid eenigen tyd ons hart zó kan overftelpen , dat de lippen geflooten blyven : maar , weldenkende wezens zyn gewoon, in treurige omftandigheden , 't hoofd om hoog te heffen , ' en aan den Tyd te geven het geen ay eerst aan de Reden ge weigert hadden. Het gantfche Nederland , en in 't byzonder myn Amfteldam , verwagt dit van uwen eerbied voor 's mans gedagtenis ; en ik voeg 'er , zo het iets helpen kan , myne bede by ; als een vriend des overledenen zederd twee en veertig jaaren ; en een anderen al» een Regent deezer flad , dis  ONDERWERPEN. XXX. BRIEF. 307 die best weet welk eenen Burger wy aan hem verlooren hebben , en (ten zy de Hemel miraklen deedde !) nooit zullen wedervinden. Uw Brief is my eerst gisteren ter hand gekomen , my van huis hier gezonden zynde , alwaar ik my , zederd Mai zeventienhonderd negenenzestig , als Getommiteerde in den Raad van Staaten , doorgaans hebbe opgehouden. Ik hebbe voortegenwoordig hier niets by te voegen , als de verzekering dat ik u hoogacht , en met verlangen de gelukkige gelegenheid te gemoet zie , waarin ik U van eenig wezentlyk nut zoude kunnen zyn , terwyl ik my wyders met veel yver noeme, Uw Gehoorzaame en Verpligte Dienaar. (getekend.) ISAAK SWEERS. 's Hage 25 Decesnb. EEN  EEN EN DERTIGSTE BRIEF. Dezelfde aan dezelfde. MEJUFFROUW , ZEER. GEËERDE VRIENDIN ! TT ^we Mengelzangen voldoen ten uiterfte ; byzonder uw Lykiang op den Heer NooRDKKRfc; die ik in den Haag heb hooren noemen : un Chef cPOcuvre der Nederdultfche Poëzy ; en dat van 'Menfchen , die over de Vaderlandfche Dichtkunst , niet gunülg denken. Het Likkers veem op den Vygendam alhier , ' houdt het voor één der beste vruchten van uw ver, nuft. Wat geluk voor my het poëtisch vuur der Dichtresfe dus te hebben opgewekt 1 Wat eer voor 's braayen mans gedagtenis J wat roem voor ons Vaderland , dat 'er nog mannen gevonden worden , welkers deugden verdienen der onftérflykheid te worden geheiligd ! en dat wy nog penfeelen -hebben , welke voor de eeuwigheid willen en kunnen fchilderen J Ik kan u het rechte denkbeeld van myne vreugd niet geven , die ik , door het ge-  ONDERWERPEN. XXXI. BRIEF, 30$ geduurig iherleezen van dat fchoone ftuk geniet 1 De overige flukken in dit Boekdeel vervat , pryzen zich zelf; maar fchilderachtig vind ik boven alles Vader Jacob „ Daar hy voor 't rustbed van zyn lie- ve Rachel zit ": Wat 'er de Beöordeelaars der Boeken over zullen zeggen , moeten wy afwagten. Maar vraagt gy , zou men over de fraayheid van een Vaers niet mogen oordeelen , pf het niet mogen goedkeuren , zonder te zeggen of de Dichter , of Dichtresfe in ?t geheel te vergelyken is by deeze of die Dichter of Dichtresfe ? Gy hebt zeer zeker gelyk : alle vergelykiugpn zyn haatlyk en gaan altoos mank. Maar dewyl- wy, thans de eeuw der Dichtresfen in ons Vaderland beleven , en de Nederlandfche Parnas geraakt is onder eene vrouwlyke Heerfchappy , wensch ik met al myn hart , dat daar eene vrye Rcpublikynfche Regeering moog' ftand houden ; en niemand naar 't oppergebied ftaan. Van uwe geestneiging wagte ik dit niet ; dit recht doe ik u. Althans ? wat 'er ook gebeure , ik zal my ftipteV 3 .-yk  3IO brieven over verscheiden lyk houden aan ket Sentiment van den Her» tog Regent , d'Oreeans , die aan den Cardinaal de Noaïlles , hem dringende , om in het ter dier tyd zweevende verfchil tusfchen de jefuiten en Janfenisten , over de bekende Conftitutie Uni genitus , de party tegens de eerfte te kiezen , antwoordde : „ Gabellaan (een groo„ te zwarte krulhond , die aan zyn Hoogs> heids voeten lag) „ Gabellaan en ik , y, zyn abzplut gerefolveert , om ons in s, dit gewigtig ftuk Neutraal te houden." M enz. Houd u ook verzekerd van myne ware vriendfehap en leef gelukkig ; de Stadshuis klok roept my ten Rade. enz. (getekend) Isaak Sweeis. B E-  ONDIRW-ERPEN. XXXI. BWIP. 3" BERICHT. * Gewigtige reden dwingen my , om ge' bruik te maken van deze drie Brieven , die ik nooit gedagt bad uit myne banden te zullen geven. V Smart my gevoelig, door nieuwe bewyzen overgebaalt zynde , te moeten erkennen , dat fer , waarlyk , zeer laage en verfoeilyke karakters gtvonden worden , onder Menfchen die men in de zamenleving voor ordenielyke lieden houdt ! Hemel, zeide ik , is dit mooglyk ? toen ik de proeven ontving die my , boe ongaarn , hebben doen befluiten , deeze drie brieven uittegeven. Dit is het minfie recht dat ik my zelf doen kan. Lezers , voor wien tk fchryve , gy zyt , indien u der zeiver leBuur behaagt , dat ge. -"gen ver pligt aan de diepfte-ingekankerdfte kwaadaertigheid welke immer toeleidde , om een onfchuldig Mensch te kwellen. En gy , lage zielen , die my hier toe dwingt , (zo ik my zelf altans billyk wil behandelen ,) eenmaal moet ik het vermaak hebben  3T2 B È R I e H T. »«« verreuitziende afgunst het masker cfteligten. Niet om u , ó neen ; maar om zwakke , en gevolglyk ligtgelovige lieden te toonen, wahrtoe wezens van ' uwen aart inflaat zyn.