VERZAMELING E. J. POTGIETER  01 1089 5816 UB AMSTERDAM  BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN ONDERWERPEN. UITGEGEVEN DOOR E. BEKKER weduwe ZK WOLFF, E N A. DEKEN. DERDE DEEL- In t* H A G E , Bï IZAAC van CLEEF.   LYST der BRIEVEN. I. Briek. II. ra. iv. ■ V. • . VII. VIII. x- XI. XII. XIII. XIV. • XV. XVI. XVII. XVIII. XIX. XX. XXI. . XXII. XXIII. Bladz. i ,— 23 — 45 —- 62 ~- 84 — 87 -— 94 f— i3ö 134 *»■ 152 1— 177 «—. 182 *— 197 .— 206 .— 215 1—' 223 — 251 —. 263 —. 273 <-— 277 - 2flO — 193 295  DRUKFEILEN. Bkdz. rtgel. fiaat: Ues: Ji 18 des Eendragts der Eendragt 18 I dit uit 36 14 kinderlyke kinderachtige 93 9 oprechten oprechte 142 7 hunne haare 173 9 korsten kortflen 174" *3 devotie verfchil. devotie-verfchil. len • lea 142 2 daat daar 295 12 noodwennig noodwendig  EERSTE BRIEF. GELIEFDE VRIENDIN ! Het is my byzonder lief, dat gy zulk een genoegen hebt in het geen ik u uit het Boek, gctyteld MMCCCCXL heb medegedeeld. Dit gaat niet buiten myHe gisfing , uw fmaak komt meest al met den mynen overeen. Heugt het u nog wel , met welk een onbefchryvelyfc genoegen wy de Clarisfii lazen ? Hoe zeer wy met de SpeBators , Snappers , en Gardiaanen waren ingenomen ? Hebt gy u , op myn aanftaan , niet van alle de vertaalde Werken \ des voortreffelyken Abts Jerusalem voorzien ? is het zo wel niet uwen als mynen beminden en hoogstgeëerden Schryver? Ik vind een zeer groot genoegen in my dit zo eens te herinneren ! Hoe lang is het geleden dat wy ons dus bezig hielden ! Uw Lot plaatfte u in gansch andere omftandighedcn als het myne my plaatfte. In onze wys van leven was by* naar niets gelyk ; en zou. men wel mak" III. Deel. A ft  S BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN t kelyk , twéé mannen vinden, wiens kanoter zo verre uit elkander liep als dat der onzen ? De Voorzienigheid heeft u opgelegt, Kinderen optevoeden : en my , om voor kinderen te fchryven. (Gy weet wel , Heintje lief , dat 'er zo wel groote als kleine kinderen zyn ?) Gelukkig zullen wy zyn , indien wy aan onze beftemrning voldaan hebben .' In deezen heb' ben wy met het oordeel der waereld , niets te doen. De ftille bewustheid : ik 5, heb gepoogt wél te denken , en wél „ te doen is eene altoos levendige bron van genoegens die men moet ondervinden om ze te kunnen bevatten. Gy weet ook , met welk een eerbied ik" Moeders befchouw die haare Kinderen wel opvoeden; en ik kan niet ontkennen dat myne neigingen grootlyks geftrekt hebben om in de gelegenheid te zyn , die gy , in dit opzicht , zo rykelyk gehadt hebt. Doch dit is myn deel niet geweest. Alaar zo als ik zeg , de groote zaak is deeze , dat yder die rol . die haar door de Voorzienigheid is uitgedeeld , wél uitvoere ; hoe onderfcheiden die dan ook zyn moge. Hoe vuurig wenscht myn hart dat gy uwe zorg en moederlyke tederheid moogt beloont vinden door het pligtmatig gedrag uwer kinderen ! Maar waar brengen my my-  OKDER.WfcR.PEN. ï- B R. i E F. ^ myne gedagten ! Laat ik u liever doen zien dat ik reeds voldaan heb aan uw verzoek. Zie daar dan het Huk 't welk gy my verzogt, voor u te vertaaien : het is zeker uw aandagt waerdig ; doch heeft hy» die u hiernaar begeerig gemaakt heeft , den tyd niet om u dien dienst te doen ? dit in 't voorbygaan. Gy zult , deeze Nieuwspapieren lezende , wel zien dat de veranderingen , in dat Jaar voorvallende , zéér groot , en gewigtig zyn. veelen zullen die romanesk noemen ! lees , en oordeel. Wat my betreft , ik weet nog niet net wat voorvallen binnen de grenzen van hét moogelyke liggen ; en waar het rechtsgebied der Herfenfchimmen zyn aanvang neemt De Ervaarnis leert ons dikwyls * dat meü niet altoos de juiste frbddspakn geftelt t laat ik liever zeggen, gezien hebbe. Hy, die voor ééné Eeuw flegts gezegt hadt i 3i Rusland zal niet lange in die barbaarfchë s, en beestagtige onkunde gedorapelt bly„ ven : maar befchaaft , en tot kunsten „ en weten Ichappen opgeleid , of wilt ». gy s gedwongen worden ; men zal in j, dit groot e en woeste Ryk , Maatfchapj, pyen , en Academiën opregten ; de „ Koophandel , en de goede Staatkunde A 2 » zul'  4 Bïlf even over verscheiden „ zullen 'er bloeijen ; de Grooten zullen „ mcnfchelyke gevoelens krygen ; en het 3, Volk zal beginnen te zien wat vry„ heid is " ; hy, die 'er hadt bygevoegt ,j de Zeden zullen verzagt worden ; hec „ Galante Frankryk zal de Rusfchen kap„ pen én kleden ; en de Aziatifche „ weelde zal voor de veel fyndere Eis„ ropifche Wellust moeten wyken ". Zou men zo iemand niet voor eenen Vïfionaire hebben uitgekreten ? Dit is het niet al ! Heeft de fïoutfte Romanfchryver ooit het hart gehadc om een Karakter te fchildefen , dat naast eenen Peter de Grooie verdient geftelt te worden ? En echter die Veranderingen , daar voorgevallen , zyn ■ daadelyk uitgewerkt , door éénen Man wiens deugden ten minsten zo groot waren als zyne gebreken ; een man die zyne fchoone hoedanigheden , en zyne kennis , aan zich zelf te danken hadt ; en wiens laakbaare driften de ongelukkige vrugten waren van een allerhevigst temperament , en van eene llegte opvoeding. Wat hoeven wy , trouwens , naar Rusland onze oogen te wenden ? treden wy eens eenige Eeuwen met de Historie onzes Vaderlands te rug. Is niet alles verandert , tot onze lichaams gefleltheid toe ? de Zeden r  • ONDERWERPEN. I/brief". ? zamen gewerkt om dit Ryk dus kragtig te bevolken ; 't geen nu grooter is dan dat der Ro'mei. nen , ja dat van Ar, ex ander. De gefteltheid der Regeering is echter niet mU litair. Ui*  onderwerpen ï. BRIEF. 17 Üic Polen. Warfchauio , den . . . Polen word niet langer ontrust door de vreemcifte Anarchie , zy die vrygeboren menfehen het gruwlykst verongelykt en als vernietigd; De Doorluchtige Catharina II , heeft voor lange eenen grooten invloed gehad op dit Ryk ; en nu nog verheugt men zich in de overdenking, dat zy den. Boer tot een vry mensch , en' meester van zyne eigen bezitting gemaakt heeft. De Koning is eergisteren avond ten zes uuren overleden. Zyn Zoon heeft dien eigen avond nog den troon vreedzaam in bezit genomen , en nu reeds de Complimenten van alle de Edelen en Palatyns ontfangen. Uit Conflantinopokn 3 den i 1 i Het was voor de Waereld eert gelukkig tyd ftip, toen de Turken, in de XVlIIde Eeuw, uit Europa verdreven wierden. Alle de Vrienden des Menschdoms hebben zich verblydt over den val van dit ongelukkig Ryk , daar het wangedrocht ïFillekeurigc magt , door de fnode Bachas wierdt geliefkoost ; die zjch voor haar niet vernederden , dan om de grootfte en gruwzaamfte Vexatien te plegen. De Zoon , voor-' III. Deel. B laö»  IS BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN lange dit zyns Vaders erf verjaagt , bezit die eindlyk in rust , niet vernedert maar met eer , en gefchikt om zyne Landeryen te bebouwen. De Overweldigers van den Troon der Constantynen, zyn reeds verdweenen in die Moerasfen waaruit zy gekroopeu waren ; en de grensfcheidingen die het Bygeloof , en deszelfs Broeder de Dwinglandy van de boorden der Save , en des Donauws , tot aan de Rivier Tanais , geftelt hadden , voor de Kunften en de Reden, zyn door een Volk , uit het Noorden afgekomen , met eenen yzeren arm verbroken. De Wysbegeerte woont weder in haare eerfte verblyfplaats. Het Vaderland van- Th smistocles en Miltiades , volgt op nieuw de grondwetten der vryheid ; die zich nimmer met meerder luister dan nu vertoonden. Zy heeft haare oude woonplaats uitgebreidt. Men ziet hier geen Sardanap al üs in den diepen ffaap der onkunde tusfchen een Vifier en een Koord meer liggen ronken , terwyï zyne uitgebreide Staaten kwynend en berooft , als door den flaap des doods bevangen zyn. De adem der vryheid bezielt alles. Zy brengt ongehoorde wonderen voort by een feafsch Volk. De Ryken des Sultans wier. den  ONDERWERPEN. I. BRIEF. 19 c'ën eerst de buit der omliggende Vorsten ; maar twee eeuwen daarna , hebben zy zich tot eene Republiek gevormt , die den Koophandel oritzachlyk en bloeyend maakt. Men heeft , daar eertyds het Serail was , een gemaskert Bal gegeven : de heerlykfte wyneu en keurigfte ververfchingert waren 'er in overvloed, 's Daags daaraan vertoonde men het Treurfpel Mahcmet , in den fgröoten Schouwburg , gebouwt op de oude Moské van Sinte Sophia. Uit Rome den t . . De Keizer van Italiën heeft op het Capitolium een bezoek van den Bisfchop vaö Romen ontfangen ; die hem zeer eerbiedig zyntn wensch , ten besten des Keizers , ter verlenging zyns levens , als ook ten voordele des Ryks heeft aangeboden. De Bisfchop vertrok daarop te voet , en met al de nederigheid die eenen oprechten dienaar van God betaamt. Men heeft thans alle de fchoone Gedenkftukken der oudheid , die zo veèle eeo, wen in den Tiber verzonken , of in den grond overdekt lagen , opgehaalt ; zy B a ver-  20 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN verfieren de Stad op veelvuldige plaatzea. Men heeft die Gedenkftukken weten hervoort te brengen zonder de lucht door vuile dampen te befmetten. De eerwaerde B'sfchop is thans yverig bezig om een beredeneert , en treffend zedek -ndig Wetboek te vervaerdigen : Hy geeft ook eene Catéchismtis der Reden uit; maar hy legt zich het meest toe om alle die' waarhe 'en , waar in de Mensch belang moet ftellen , ontegenzeggelyk te bewyzen. Hy houdt een Register van alle edelmoedige bedryven , van'alles wat 'er groot , en uitmun.lende verrigt word : hv geeft het ook werkelyk in 't licht ; terwyl hy den aart der geprezene deugd omfchryft. Rechter der Koningen en des Volks door zynen brandenden yver voor het heil des Menschdoms , regeert hy ook door den geest der wysheid , der rechtvaerdigheid en der waarheid ; doch op eene nzichtbare wyze. Hy bevredigd de verfchilhebbende Volken , die hy raad geeft en leidt. Zyne Bullen , in alle talen gefchreven , maken niet langer duistere en nutteloze Leerftukken bekent , noch zyn opgevult met altoosduurende onderfcheidingen en haatelyke Vonnisfen. Zy fpreken van eenen God, van zyne voorzie-  ONDERWERPEN. I. BRIEF. 21 zienigh d e alles onderhoudt , en beftert; van een toekomend eeuwig leven ; van de uitmuntenheid der deugd. De Chïnenezen , de Japanners , de Inwoonden van Suriname , en Kamfchatka , lezen die Bul» ien met nut. Uit Napels , den . , . De Academie der fraaye Letteren alhier, heeft den prys dit jaar toegewezen aan ***. Het onderwerp beftond hier in : men moest het vraagftuk oplosfen , wien men toch in de XVIIIde Eeuw Cardinalen noemde ; hoedanig de zeden en begrippen deezer zeldzame Perfoonen geweest waren ; wat zy zeiden , wat zy deeden in het Gevangenhuis van het Conclave ; En het juiste tydftip waar in zy , van 't geen zy by den aanvang des Christendoms waren , tot dien (laat gekomen zyn ? De Auteur , heeft , in allen opzichte , der ' Academie genoegen gegeven : hy heeft , dat meer is , 'er eene befchryving bygevoegt van den mantel en den roden hoed der Cardinalen. Dfceze verhandeling is niet minder vervrolykende dan wel dóórgedagt. Mea heeft hier, by gelegenheid der KerB 3 mis  22 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN mis , de khigt van den heiligen Januarius gefpeelt. Zo zyn de tyden verandert ! Men weet dat het mirakel van de vloei? baarheid zyns bloeds , 's jaarlyks vernieuwde ? men heeft deeze belachlyke buitenfporigheid nagefpeelt door middel van eenige zouten } tot groote vergenoeging des Volks. De fchatten van onze Lieve Vrouw van Loretto , die men reeds lange gebruikt hadt om den armen te kleden , en te voeden , worden thans befteedt aan het ma. ken eener Waterleiding , om dat 'er geene behoeftigen meer zyn. Men begint het zelfde gebruik te maken van de fehat. ten die in de Hoofdkerk van Toledo , welke in het Jaar Negentienhonderd negenenzestig vernielt is , bewaart wierden. ' Zi t hier over na de geleerde verhandelingen van * * *. Gedrukt in het Jaar 1999. Uit Madrid , den . . . Schryft men : Hier is eene Ordonnantie afgekondjgt, waar by aan elk , wie het ook wezen moge , verboden zy , zich Dominicus te laten noemen , dewyl hy de Wreedaart is die de Inquifitie 'heeft opgericht ; als ook , dat men den naam van  ONDERWERPEN. I. BRIEF. 23 van Philip pus den II uit de lyst der Koningen van Spanjen zal weg doen. De Geest der naerftigheid ontdekt zieh daaglyks meer en meer in den Spanjaart , door het uitvinden van nuttige kunsten 5 en weten fchappen ; en de Academie der Weten fchappen heeft een geheel nieuw Leerftelzel der Electriciteit uitgegeven , op meer dan twintigduizend byzondere proe" ven gegrond. Uit Londen , den . . . Deeze Stad is thans driemaal groote* dan in de XVIIIde Eeuw ; dewyl de geheele Engelfche magt , zonder het minfle gevaar , in de hoofdftad haar verblyf kan hebben , om dat de Koophandel de ziel dier magt is ; en dat de Koophan. del van een Volk dat uit Republikeinen beftaat , niet gevolgt wordt door die ongelukkige aanflagen waar voor de Monarchyen nóóit veilig zyn. Engeland heeft altoos haar eigen en overoud Syftema gevolgt ; en dit Syftema is zeker billyk , wyl niet de Vorst , maar de Burgers , daardoor verrykt worden : Hier uit ontftaat die Gelykheid wel* B 4 ke  24 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN ke zo min de uitfponrige weelde ais de uiterfre armoede gedoogt. "De Engelfchen zyn nog het voornaamfte Volk in Europa. Zy fmaken nog den roem door hun verkregen , dat zy aan hunne Nabuuren die ftaatkunde geleert hebben welke aan een Volk , dat oplettend is op zyne rechten , en yvrig voor zyn geluk, betaamt. Men is bezig om een geheel nieuw beeld voor den Proteftor Cromwi.ll opterich ten. Men zou niet wel kunnen zeggen of het marmer , hiertoe uitgezogt , meer wit dan zwart zy : zo zeer is het vermengt ! De Schotten en de Ierlanders hebben aan het Parlement een verzoekfchrift ingelevert , om de namen van Schotten en Ierlanders te vernietigen , en voortaan met de Engelfchen als één Volk befchouwt te worden , dewyl zy dezelfde liefde voor dit Ryk hebben als de ingeborenen. Uit Weenen , den . . Oostenryk , dat van onheuglyke tyden de bemmlykfte Prinfesfen aan geheel Europa  ONDERWERPEN. I. BRIEF. pa gegeven heeft , maakt bekent , dat zy thans zeven Huwbare fchoonheden heeft : Zy zullen uitgetröuwt worden aan dié Vorsten , die hun Volk het meest beminnen. Uit i* Hage , den . . . Dit arbeidzaam volk , dat van eenen barren grond een Lusthof heeft weten te maken '; en al de fchatten der aarde op eene plaats , alwaar niets groeit , by een geOeept heeft , gaat geduurig in zyne verwonderlyke werkzaamheid voort , en toont aan de Waereld wat moed , geduld , en het wel waarnemen van den tyd kunnen uitvoeren ! De zucht tot het Goud is by hen zo levendig niet meer. Deeze Republiek heeft haar voordeel weten te doen met het ontdekken der Brikken ten haren bederve gelegt. Zy heeft gezien , dat het veel gemaklyker was om den woedenden Oceaan door Dyken te bedwingen, dan het verleidend Metaal tegenftand te bieden. Zy verdedigt zich thans zo moe. dig tegen de aanvallen der weelde , als tegen den fiag der Zeeën die haar omringen. B 5 Uit  &S brieven over, verscheiden Uit Parys , den . . . Er zyn twalif Schepen , elk van zeshonderd tonnen , in deeze hoofdfhd aangekomen , en hebben 'er den overvloed ver" fpreidt. Men eet hier Visch die goed is en niet duur betaalt wordt. Het nieuwe bed der Revier de Seine van Rouaan tot Parys gegraven , eischt eenige reparatie ; men heeft één mïllioen hier toe nodig , die uit de algemene Schatkist genomen xs. Deeze Som is voldoende , om dat men geen gebruik maakt van nuttelooze bediendens. De verwoestende , de onbefcheidene , de kinderlyke, de eigenzinnige, de buitenfponge Weeldens voeren niet langer aan de boorden der Seine het gebied. Maar wel de vernuftige weelde , die geheel nieuwe gemakken uitvindt ; die nuttige weelde die men zo gemakkelyk kan onderkennen , en geenszinds moet verwarren met die weelde die trotsch en opgeblaazen is , en die , terwyl zy den wel, vaart der byzondere perfoonen verwoest , het algemeen bederf uitwerkt. De Paryzenaars hebben zeer klare begrippen van het Natuurlyk , Staatkundig , en  ONDERWERPEN. ï. BRIEF. 27 en Burgerlyk recht. Die beestagtige domheid is geheel verdweenen , die hen zo lang aanzette om zich zelf, en hunne eigen* dommen aan eenen anderen perfoon overtegeven. De Franschman heeft nog zyne neiging tot het geen men bom - mots noemt. Hy maakt nog Liedjes , en Straatdeunen ; maar hy heeft eindelyk geleert zyne geestige invallen aan het wezenlyke te verbinden. TWEE-  TWEEDE BRIEF, MVNHEER EN VRIEND! PT Soe algemeen ook de klagen zyn mogen, dat Eigenbelang het menfchelyk hart geheel beftiert , cn de bron is van alle onze daden , van welk eenen aart die ook zyn j hoe geemïyk een eigenzinmg mensch , (die gaarn voor een Philofoof zoude te boek ftaan , om dat hy fyzonder is ,) ons bekyve , om dat dit het roerzei onzer deugden zelf zy ; en. wy zeer weinig acht flaan op het geluk en het genoegen van onze Na: uurgenoten: zo kan ik my echter recht verheugen in de gedagren , dat dit zogenaamde gebrek grootendeels rust in de onvriendelyke denkwyze deezes mans ; de Ondervind** fpreekt dit óók zeer fterk tegen ; en is zy niet de beste Leermeestresfe ? Jk hoef, om dit te bewyzen , my alleen by u te bepalen : Gy maakt eene uitzondering op dien algemenen regel. Spaart gy wel  ONDERWERPEN. IL BRIEF. 2$ wel iets , van 't gene in uwe magt is , zo het kan {trekken om uwe Vrienden , uwe goede bekenden , uwe medeburgers J te voldoen ? om dus hun geluk uittebreiden ? Gy offert immers , edelmoedig , aan die zucht , alles op. Uw gezondverftand zelf, is u niet te dierbaar. Gy zyt zo wonderlyk teder bezorgt , om toch niemand aanftoot te geven , niemand te ergeren , dat gy nooit iets onderneemt, dan na alvoorens onierzogt te hebben , wat of de menigte daar van zeggen zal ? Gy zyt geheel lydelyk geworden , en behoort dus , (hoe zal u dit verwonderen ■) onder dat fmaldeel van Mistiken , die , als in zich zelf vernietigt zynde , geene perfoonelykheid hebben : ik fpreek alleen met opzicht op het zedelyke. Gy zyt het eigenlyk niet langer die denkt , kiest , of werkt 5 gy zyc alleen heC werktuig van anderen. Kom aan , ik zal u dit duidelyk bewyzen. Gy hebt fmaak voor , en behagen in het Buitenleven ; door het naerstig waarnemen uwer zaken , hebt gy genoeg overgewonnen om dien fmaak te volgen , en u, op een fraai dorp , in een goed lugtig huis , met een tuin daar by , te gaan ophouden. Gy zoudt daar vrolyk, werk-'  3o BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN werkzaam , en gelukkig kunnen leven, Uwe Boeken i en uwe be'minlyke Vrouw , zouden , geholpen door uwe twee lieve' dogtertjes , u in de guure dagen bezigheid en gezelfchap verlenen ; terwyl gy j by liefelyk weder , uw tuin zoud waarnemen , en u daar door gezondheid , en overvloedige voorraad voor de keuken verfchaffen. Geen Familie bindt u aan de ftad , geen eigentlyke vrienden maken het u moeilyk daar toe te befluiten : Hy die aliemans vriend wil: zyn J, heeft geene vrienden , zo is het ook met u. Alweder een bewys van uwe belangeloosheid ; dewyl gy het altoos ftreelende genoegen , der zuivere en op achting rustende vriendfchap verwaarloost , om u toch te fchikken naar de geduurig wyffelende zinlykheid van een groot getal menfchen. Die Tak der Negotie , waar in gy geweest zyt , is thans zó aan het kwynen , dat het dwaasheid zyn zoude , daar in iets meer te wagen. Ie^s anders te beginnen , daar is het nu te laat toe. Gy moet u du, in de ftad , in een klein" ongemakIyk huisje , bekrompen behelpen ,' fober geneeren , zonder aan het verkwikkelyke te durven denken , op dat gy , en de tiwen , fatfoendelyk voor den dag zoudt komen j en om tweemaal 's jaaxs, met uwe  ONDERWERPEN. II. BRIEF. 3! uwe meerderen , pragtig te kunnen vertee« ren , het geen zo benaauwt wordt uitgezuinigt. Dit alles kunt gy niet ontkennen. Uwe middelen ftellen u echter in ftaat , om Buiten zo te leven als ik reeds gezegd hebbe ; en zo als uw fmaak van u eischt. Gy zoudt , met uwe Vrouw en Kinderen , brood eten , zonder zórg , en een glas wyn drinken met een onbekommert hart. Maar neen , gy kunt niet befluiten deezen flap te doen. Gy ducht dat uwe veranderde wys van leven opfpraak zal maken. „ Een Koopman , die daaglyks op de „ Beurs kwam , die met de fatfoendelyk„ fte lieden omging , die geen Coffyhuis , „ noch Collegie plag te verzuimen ; die „ beurteling in de Franfche Kerk, en in de „ Comedie ging ; die veel menfchen zag, en zyn gezelfchap waard was ; nu op een dorp in een niets minder dan „ prachtig huis , —- wat zal hy daar „ doen ? met lompe kinkels , of eigenwyze „ ambagtslieden verkeeren? Een van beiden „ moet toch waar zyn , het is met hem „ verlopen , of hy is fyn geworden J „ mooglyk is het laatfte wel het gevolg « van  3« BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN van het eerde ". Zie daar de Bullebak, waar voor gy vreest. Gy zyt groot geBoeg , om liever in kommer te willen leven , om uwe vrienden het aangenaam denkbeeld te kunnen geven , dat gy het verre genoeg gebragt hebt , om van uwe renten te kunnen beflaan : dan hen te ontrusten door het vermoeden , dat het met u zo breed niet is , als het icheem Met één woord , gy zyt zo fchroomvalJig , of liever zo beangstigt , zo grootsch, of, zo klein van ziel , dat gy het hart niet hebt om gelukkig te durven zyn. Vergun my dat ik u over dit gebrek , , -t welk u waarlyk ongelukkig maakt , en altoos zo maken zal , eens moge onderhouden. Trouwens , waar voor zoude ik bevreest zyn ? Zoudt gy my, die gy uwe Vriendin noemt — (of laat ik liever zeggen die uwe Vriendin is) dan allee;iig uitfluiten van te mogen deelen in uwe aangeboorene , en aangewende toepeeflykheid ? Wees dus nu ook eens goed omtrend my , die u zal pogen aantetooncn , dat niets nadeeliger voor ons tydelyk en eeuwig geluk zyn kan , dan eene kwalyk geplaatfte , eene laffe toegevenheid ; dat die Vrou>  onderwerpen. IT. brief. 33 V'ö'wen en Kinderen meest allen ongelukkig zyn » wiens man en Vader in de waeield te boek flaat voor een goed flag van een man , daar men alles meê kan doen. Dus bepaal ik eene kwalyk geplaatfte toege enheid : „ Zy is eene nei„ ging , die werkzaam is omtrent onge„ voegelyke voorwerpen ; ongefchikte „ voorvallen ; en ongepaste zaken " : door een goed flag van een man , verfla ik hier : „ Een man , die door ande,i ren , altoos * en in alle gelegenheden „ geregeert word " ; zo' een man is altoos minderjaarig , en fielt elk , die het begeert, tot zynen Voogt over hem aan ; een man die zich zelf voor innocent verklaart. De ware Toegevenheid , is , integendeel i een der fchoonfte trekken van een. verheven manlyk Karacter. De groote Torenne was de goedaartigfte man van zynen tyd. Het gaat ook meest altoos dóór , dat goedaartigheid , toegevenheid , voorkomenheid, aan groote v erflanden eigen zyn. Gy begrypt wél , dat ik hier niet van Gdeerdm , noch van zeer bekwame menfchen fpreek ? maar van waarlyk groote Verflanden , en van zielen die op zich zeiven verheven zyn. III. Deel, G ti*  54 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Als ik aan iemand eene zom gelds kwytfchelde , die ik van hem kan eifchen ; en 't echter zeer waarfchynlyk zy , dat hy dien ik dit kwytfchelde , 'er een kwaad gebruik van zal maken , zo wel met opzicht tot zich zelf, als tot zyne Huisvrouw , en Kinderen ; Dan doe ik iets zeer laakbaars , en myne toegeeflykheid is eigentïyk lafheid ; maar doe ik die zelfde daad omtrent een braaf mensch , dien ik in de uiterfte ongelegenheid zoude brengen , indien ik myn uitgeieent geld te rug eischte ; en kan ik , zonder my zelf zeer te benadeelen , dit doen , (iets dat ik altoos eerst moet berekenen ,} dan doe ik iets lofFelyks , en eene beredeneerde goedheid is de fchoone bron waar uit deeze handelwys vloeit. Maar hoe lastig , hoe verdrietig zyn , in het eerfte geval , de gedagten dat ik zo dwaas geweest ben , van dus gehandelt te hebben ; van befpot en uitgelachen te worden , van elk die deeze lafheid verneemt ; en van my zelf, in myne eigen zaken , te hebben benadeelt : zie , deeze vrugten kent gy by éigen ondervinding ; uwe toegevenheid maakt u dus ongelukkig. Terwyl hy , die zyne mildheid wél beffiert , en een braaf man in ftaat ftelt om iets te beginnen , dat hem en de zynen brood zal geven , in  ONDERWERPEN. II. RRIEE. 35 in zyne eigen ziel aandoeningen heeft , die alle zinlyke geneuchtens geheel overtreffen ; terwyl hy nooit den naerftigen , en dankbaren man ziet , zonder den goeden God te danken , dat die hem het hart , cn de magt gave , om wel te doen ■> om toegevende te kunnen zyn. De Mensch is een vrywerkend wezen : Het is hier de plaats niet om dit te betoogen ; trouwens wat hoeft men 'er zo veel om overhoop te halen ? in fpyt van al de fchoolfche fophiscery ondervinden wy djt_ De Mensch is een vry werkend Wezen ; deeze vryheid is het dierbaar gefchenk der Natuur. Hy mag van deeze Vryheid geenen affland doen , of iets daar van overgeven , indien hy daar voor niet iets krygt het welk hem die overgave vergoed ; het zy als mensch , het zy als Burger. Indien hy haar overgeeft , op den wil van eenen anderen, hem gelyk als-Mensch , dan doet hy zich zelf de grootfte fchande aan : Hy is eert dwaas , die de floten zyner Ketens met eigen hm.ien toedrukt. Die toegeeflykheid is gevolglyk , lafhartigheid ; en een lafhartig mensch is beneden eenige waardy. Elk mensch op zich zelf, en in . deo € z flati*  3* BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN ftaat der Natuur , heeft het recht , om met het zyne te doen het geen hem behaagt ; indien , by het involgen van dit behagen , geen ander daardoor nadeel , of verdriet wordt aangedaan.: In den Burgerftaat zelf , heeft niemand het recht , om , by voorbeeld , u te beletten dwaasheden te doen ; zo gy u zelf daar door niet bederft , of een ander beledigt : en hy , die , om dat anderen zynen fmaak berispen , van zyne verkiezing afflaat , wisfelt , eigentlyk 3 maar eene kleindere voor eene grootere zotterny. Lindor heeft goede neigingen , een zucht tot het deugdzame ; hy befteedt zyne middelen , en zyne wel aangeleide ziels vermogens , ten besten zyner medemenfchen : Lindor heeft eenen kundigen eerbied voor zynen God ; hy dient hem naar de heerlyke c?enkbeelden , die hy van zynen God uit de Heilige fehriften ontfangen heeft. Indien n« Lindor , tiit zogenaamde toegevenheid , voor hen , met wien hy verkeert , van dit alles aflïaat ; indien hy geen moeds genoeg heeft} om agtingswaardig te blyven , wanneer zyne Gezellen de wysheid zot , en den Godsdienst Beuzeltaal noemen ; indien zy den toon van zyn Karakter mogen fiellen; in*  ONDERWERPEN. H. BRIEF. 37 indien hy , met een woord , zyne onfchuldige , ja gce ''e , ja eerlyke neigingen , aan hunne verkiezing opoffert: hoe verachtelyk zal deeze toegevenheid Lindor in het oog der Deugd , en by de ware wysheid maken ! Dan geeft hy meer weg dan hy geven mag ; dan koopt Lindor wel iets dat hem dierbaar is , vrede en rust namentlyk , of gemak ; maar hy koopt het voor eene zom , die de Vader van het Menfchelyk geflagt hem tot geheel andere eindens had gefchonken. Hy verkwist dus zyne beste bezittingen , en geeft haar aan fchepzels die weigeren Gode te gehoorzamen. Hy die in dien kring blyft , waar in het 'blykt , uit zyne natuurlyke en zedelyke vermogens , dat de Voorzienigheid hem fchikte : ik zeg opzettelyk , Na. tuurlyke en Zedelyke vermogens ; om dat het my toefchynt , dat die véél méér onzen eigen kring trekken , dan wel onze Geboorte : en met die vermogens , zo veel nuts en goeds doet , als hy kan , zo wel als mensch als gelyk een Christen; hy , die , wanneer zyne omftandig heden veranderen ook van fiaat veranderd , doet wel , doet onberispelyk. Maar , een bekwaam } en fchrander Fabrikeur , die uitC 3 munt ,  35 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN munt in hpti uitdenken , en uitwerken van kostL-are , en nuttige ftoffen; die in de kragt van zyn ieven is ; die daagïvks honderden Menfchen werk verfchaft ; en in eene welgeregelde order houdt : plaatst zyne toegevenheid zeer verkeert , als hy, om zyne vrienden te believen , 'uit zyne' zaken 'fcheidt ; eene prachtige Buitenplaats koopt , die betrekt , en 'er 'ui en ledig op gaat leven ; hy doet niet wél. In het aftaan van zyne zaken , ligt de eerfïe fchakel van een keten die voor duizenden menfchen hoogstnadeelig is : hy' maakt behoeftige huisgezinnen , als hy de mannen , en vaders hunne kostwinning ontneemt ; hy maakt geheele geüagten on" gelukkig , welke nog moeten geboren worden , van menfchen , die , in de droevige hutten van gebrek en wanheblykheid , huisvesten ; van menfchen , die , terwyl zy hem ryk maakten , gelukkig leefden , van hunner handen arbeid. Zyne Roeping lag in zyne Fabriek ; om dat daar zyn talent lag. Is het nu wel braaf, wel Burgerlievend , dat hy , om zyne vrienden te behagen , het welzyn van zo veeIe menfchen opoffert aan vadzige luiheid of verfpillende Weelde ? Zeg niet , dat hy meester is van het zyne ; dat hy zyne Fabriek kan wegdoen , en zyn geld ver- tee-  ONDERWERPEN. H. BRIEF. 39 teeren , ' waar , en zo , en met wie hy wil , zo hy maar niets doet dat ftraf baar by den Rechter is. Dit is alleen onder zekere bepaling waar. Doch als het geval zo is, als het hier wordt voorgeftelt , dan ontken ik het. Dit onderwerp hoop ik eens by eene andere gelegenheid uit te werken : tans alleen , in 't voorbygaan. Denkt gy nu , dat deeze Fabrikeur zyn geluk heeft uitgebreidt , door zich lafhartig te fchikken naar de onbedagtzame verkiezing van anderen ? Beflis niet te fpoedig. Indien hy de gefchiktheid met heeft die mén hebben moet , om gelukkiger op het Land dan in de Stad te leven ; indien hy daar zynen tyd verflaapt , of verfpeelt , of wel beiden doet dan ontken ik dit ook. Integendeel , hy is buiten zyn element ; en , gevolglyk , Ongelukk g t dit is ech. ter het loon zyner toegevenheid ! Een denkend mensch , ongefchikt voor het gevoel der Waereld , en niet bekwaam tot zulke bezigheden , als 'er , in een beflommert en bezig leven , in den handeldryvenden Burgerftaat voorvallen : maar die veel verftand , en een fchat van nuttige Geleerdheid bezit ; die , zo wel in zyn hart , als in zynen geest alle de vereischten heeft om Buiten te leven ; C 4 die ,  40 BRIEVEN OVER VERSC KEIDEN die , beguns:igt door üilk eenzaamheid en kalmte , zyne fchopne denkbeelden uitwerkt uitbreidt, en in order plaatst, op dat hy, met de gaven hem gezeven, zp wél het geluk 2y„er evenmensen , als vaQ zieh zelf betragte • Een mensch door de natuur gefchikt , en dooide ftudie opgeleidt , om anderen te onderwyzen, en terwyl hy hun ver/land opheldert , ook hun hart verbetert • zo eenmenfch, zeg ik , heeft, naar'!Tlvn inzien , het reeht , om zieh der werkende maatfehappy te onttrekken , juist om deeze reden , dat hy haar , hier door van yeel meer dienst, en nuttigheid zyn kan , dan wanneer hy by haar bleef, en geen merkelyk voordeel aanbragt Zyne Keuze is verftandig , want hy blyft- in zynen eigen kring; alle zyne neigingen Hemmen volmaakt overeen met dien rang die hy yoor zich bepaalt vindt. Gods wil' en zyne verkiezing , maken één gehéél Uit : alles is harmonie. Maar , zo dra eens dit denkend mtnsch dwaas genoeg was om z.ch te ftooren aan zulke aanmerkingen , die aanduidden , dat zyne levenswys meer ontftond uit zynen bekrompen toeitand , dan wel uit zyne verkiezing ; dat zyne eenvoud ge en matige manier ?an leven , de kleinhe;d van zyne woning  ONDERWERPEN. II. BR1ET. 4Ï ning en verteering , hier uit voortkomen; 'dat'hy zeker anders wel in de ftad zoude gebleven zyn , of , heeft hy lange op het Land gewoont , hem daar naar toe wel weer zoude brengen , daar hy gezelfchap naar zyn fmaak kan krygen, en honderd gelegenheden heeft om zich uittefpannen ; als hy zich ontrust door te hooren dat men aan behoefte , alles wat hy doet , toefchryft , dan is hy reeds zwak, ten minden aan eene zyde : maar zo hy, om van dit vermoeden zich te ontdoen , befluit , zyn geliefkoost Buitenleven te verwisfelen met het ftadsleven , dat hem nooit behaagde , dan wykt hy af van zyne beftemming. Onderneemt hy iets ? nadeel , en befpotting zyn zyn loon ; wyl hy niet in ftaat is zyne onderneming behoorlyk voort te zetten. Ondertusfchen blyft dat geene agter waar toe hy eigentlyk gefchikt was ; en hy berooft het menschdom van voordeden , die men uit het wel aanleggen zyner talenten , gerust konde verwagten. Welhaast voelt hy het ongemakkelyke van zynen ftaat. Hy ligt met zich zelf overhoop. Zyn belang roept hem aan bezigheden , die hy op zich nam* en zyn verftand verwyt hem , dat hy zelf oorzaak is van alles wat hem bekommert , verdrietig , knorrig s en zwaarC 5 moe  42 Brieven over verscheiden moedig maakt. „ Waarom hebt gy , ze£t „ het Verfland, „ ]a£en onJ^ ^ " dC nfS be<^dende klap van een hoop „ wjspeltuurige lediglopers ? Goed ' be „ hoeftigheid , of liever de kleinheid uwer „ middelen , hadden u hiertoe doen be„ fluiten , wat benadeeld dit u ? Wat » hebt gy toch te maken met hen , die " n ,te rmoede iets veragt'yks vinde» ? '* 5^ " ktS' toen gy «we verkiezing " .^fklg *°or 8 ? Kost gy die niet ge- " t 6n d t06Wyden aa" bezigheden jj waar 2V zefchtet- 7 gy geicnikt , en waar door sv n dus ook gelukkig waart ? Nu hebt gy lenmaal meerder nodig , en geniet JJt ,, de helft van die zegeningen des levens den * °°k Verkwikkelyke bezorg- Zoudt gy ook reden hebben om misnoegt f ZyD'/Is ik^eide, dat 'er tusfchen « , en dat denkend mensch ecnige gelykheid zy? Vergelyk 'er u eens mede I Waarlyk ( gy hebt eigentlyk geen karakter S en wie kan zich vertrouwen op een man die geen karakter' heeft ? Wie zal, zoraschhy dit weet , zich met hem bemoeijen ? Geduurig neemt gy den aart , de  ONDERWERPEN, li. BRIEF. 43 de manieren , den fmaak aan van hem met svien gy fpreekt. Ik befchouw u even als een fpiegel die alle voorwerpen afbeelt, en aan ons gezicht vertoont. Gy zyt , met Aristus , een befcheiden ; met Creton , een trotsch mensch ; matig by den nnchteren ; uitfpoorig by den brooddronkenen : gy fpreekt over den Godsdienst met eerbied,* wanneer gy over hem met Licias fpreekt ; en gy houd u even als of gy niets geloofde wanneer Critobulus u voorgaat- om met hem te fpotten : Geen dag , geen enkelde dag heeft uwe brave vrouw den zelfdes man. Gy hebt agting voor Euphrofina , uw eigen hart zegt u , dat zy het verdient ; en gy vereenigt u met hen die haar verongelyken ; niet uit valfche kwaadaartigheid , (dat fta ik toe ) maar uit de fchandelykfte lafhartigheid. Hoe ongelukkig moet gy zyn met zulk eene gefteltheid ! Hoe diep verachtelyk moet gy niet voorkoomen aan elk die u kent. Wat al moeite moet gy u pok geven , om geduurig , zo veel gy kunt, te fchikken , en te plooyen , het * geen gy verkeert deedt. Zegt u uw geweten niet wel eens , dat gy , om elk een te behagen , geduurig beledigt ? Rust , gemak , eensgezindheid , fchynt gy in dit alles t« beoogen ; maar gy kondc  44 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN kondt nooit gepaster middelen gebruiken , dan die waar van gy u nu bedient , indien uw oogmerk was om nimmer rust of genoegen te genieten. Ik bid u , myn Vriend ! Stel u weder in uwe natuurlyke vryheid : durf een man zyn. Geen verftandig ^mensch zal u vergen om , nngenoodzaakt,* de hele waereld onaangename waarheden te zeggen ; maar is 'er dan niet een weg tusfchen ru' we ongemaniertheid , en laffe vleijery ? gebrnik , is 'e mooglyk , uw eigen oordeel ; kies voor u zelf, en zo uwe verkiezing niet flryd tegen uwe Godsdienffige en Burgerlyke pligten, volg die op. Verban deeze gedagte : „ wat zullen de „ menfchen zeggen? " indien gy weet dat gy doet het geen u betaamt ; en gy kunt nog gelukkig zyn. Of zo gy aan uwe lafheid te zeer gehecht zyt , om die te overwinnen , dan moet gy my nieC komen klagen , dat alle uwe Vrienden u van tyd tot tyd verlaten. Want behalven dat het onmopglyk is , dat gy , jn dea waren zin des woords , Vrienden zoudt hebben : zo hebben zy , die u leren kennen , maar al te veel reden om u te my den. Met alle uwe infchikkelvkheid , of liever lafheid, zyt gy een zeer gevaar- lyk  ONDERWEEN- H- « lvk mar, Doch deeze brief reeds groot genoeg *ynde , «1 ik hem fluiten , n verzekerende dat ik , in een volgenden , de zaak waar over ik fchryf nog eens zal opvatten , Vaar intusfchen wél. DBBè  DERDE BRIEF. WAARDE TANTE! w VV el nu , nu ben ik in de Stad , en ik heb veele gelegenheden om my te vermaaken ; ook buiten het Schouwburg en twee Operaas. Nicht Goedhart behandelt my met eene moederlyke gene-enheid : ik ben wel jn myn fchik dat ik hare beleefde uitnodiging heb aangenomen, al was het maar alleen om dat ik - nu eene gelegenheid te meer heb , om myne Sex , door eene Stadfche opvoeding befchaaft , nader te leren kennen. Ik heb hier tooneelen bygewoont , en karakters aangetroffen , die my , welke Buiten ge. boren en opgevoed ben , geheel onbekent waren. Hoe dikwyls , lieve Tante , hebt gy my niet gezegt : dat de fchriften van la Bruyere en Molière niet ten vollen in ftaet zyn om ons Menfchen te Ieren kennen ; dat men in de ZamenleVing die kennis verkrygt, indien men, met-  onderwerpen. lïk brief. 47 met het oogmerk om deeze kennis te verkrygen , dezelve bywoont , en onze geest vooraf de nodige gefchiktheid heeft. Nicht Goedhart weet , fchynt ^het , dat ik gaarn lees en fchryf, als my de tyd, en de omftandigheden dit toelaten ; en dewyl zy het 'er op toelegt om myn verblyf by haar aangenaam te maken, heeft zy my de Boekenkamer van haren overleden man toegefchikt ; daar vind ik alles wat ik nodig heb om aan myne verkiezing te voldoen ; zy heeft my zelfs de fleutels van een Bureau gegeven , om 'er alles in te leggen wat my goed dunkt weg te fluiten. De lieve Vrouw bragt my zelf op die kamer ; 'er byvoegende : „ zie daar , Nicht„ jelief, zo heb ik poogen te zorgen om j, u uwe verkiezing gemaklyk te maken. „ Doe hier even of gy thujs waart : hoe meer gy my gezelfchap houdt hoe lie„ ver het my zyn zal ; doch denk niet, „ dat het my onaangenaam zyn kan dat „ gy u zo goed vermaakt als gy kunt ". Gy kunt wel denken Tante , dat ik haar zeer hartelyk bedankte , en dat dit het middel is om my hier veel langer te houden dan gy allen zult verwagten. Ten ware myne Moeder my thans nodig had, dan is het wat anders. On-  48 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Onze Nicht Goedhart is eene van die Vrouwen , die zonder gezelfchap niet leven kunnen : zy gaat ook vier avonden 's weeks uit , of ziet gezelfchap by haar. Eene jonge Juffrouw kan niet wel genoodzaakt worden om alle die Byeenkomften , uit tien getrouwde vrouwen en daar onder zes bedaagde matronen , by te wonen Nicht heeft gezond oordeel genoeg om te weten dat my dit ook niet gevallig Zyn zoude ; wy hebben eene Conditie gemaakt , ik zal mede gaan wanneer , en by wie ik dat verkies, en Nicht zal doen zo als zy deeze laatfte twintig jaren gedaan heeft. Wy verwagten ook nog van deeze week Nicht Lotje , die by haren Oom te Leiden gelogeert is , om dat het arm meisje den raad van onzen Profes- f0r nodig heeft ! ik verlang zeer naar haar , indien zy het vriendelyk karakter harer moeder heeft , beloof ik my veel goeds van hare thuiskomst : ik heb haar nooit gezien , maar haar portrait ziet 'er lief en bevallig uit. De kring der Verkeerinp , waar in ik gebragt ben , dien ik u wel eerst eens te befchryven , want ik meen nu en dan een uur te befteeden om uw bevel, „ dat „ ik dikwyls, en veel aan u moest fchry- ven " .  flNPERWERPEN. III. BRIEF. 4i& j, ven " , zo goed ik kan intevolgen. Nicht Goedhart verkeert in 't geheel niet met Dames du Bonton. Hare goederen en . het fatfoen waar in zy leeft , zouden het niet onmooglyk voor haar maken , maar zy heeft te veel van het oud origineel hollandsch karakter , om immer daar toe gebragt te worden ; en Nicht Lotje , ichynt het , is 'er volmaakt afkeerig van. In het genoodfchap , mag ik het zo noemen , dezer dames , vindt men vrouwen die niet alleen en amafone gekleed gaan , maar die zelfs hoeden met pluimen en een Maart in den nek dragen ; die hunne lievelingen , (Mignons moest ik zeggen , geloof ik,) Piet , Kees « Klaas , of ook wel , graPP'ge honden , noemen ; die , met de zweep in de hand , en het air van een roskammer , ter zyden uitfpuwen , en geduurig de franfche flag klappen : Vrouwen die zich zo zeer harer Sex fchamen dat zy zelfs het voorkomen daar van zo veel mooglyk is verbergen: Vrouwen die de Natuur befchimpen , en te loor ftellen: Vrouwen, die oorfaak zyn dat men onze Sex veracht, en in vergelyking van wie een Petitmaitre nog een zeer dragelyk fchepfel is. Hoe dikwyls herhaal ik by my aelf , als ik zulke figuuren ontmoet , III. Dekl. D de  JO BRIEVEN OVER VERSCHEIQEN de woorden van onzen geliefden Dichter Row : U When Women err , Iet Nature be their >. guide ; „ Love has fome foft excufe forfemele pri. » de ".J De dames waarmede Nigt gemeenzaam omgaat , zyn volitrekt , en in den vollen zin, antipodes der genoemde ftoute heldinnen. Zy zyn allen , merk ik , zeer gegoede , en dat wel Amfteïdams gegoede Lieden. 't Zyn eigentlyke Hollandfche Vrouwen. Dit gezelfchap heb ik eens bygewoont ; en ik merkte toen reeds , dat hier wel eenige letters over zouden gefchreven kunnen worden het beftaat uit dooroeffende Huishoudfters , uit Leerlingen in deeze kunst , en uit twee of drie , welken overtuigt zynde dat zy maar flonsfen zyn , echter niet nalaten om zeer fterk voor de goede zaak te yveren ; mooglyk om niet verdagt te worden van eene onhebbelykheid die altoos nadeelige denkbeelden van hare perloonen inboezemt. He; groot onderwerp der Saletfche Wel- fprc-  ONDERWERPEN. III. BRIEF. Jl fprekenheid is doorgaans , de DtSnUhdm Men komt , tegen zes uuren, by elkander. Hei: Mooyc of Slegte weer verfehaft de eerfte gelegenheid , om aan de praat te komen : en fchoon men het nu meest altoos volmaakt eens is op dit ftuk , zo merk ik echter , dat men de Welzeggenskunst onzer Vrouwen , noch haren vluggen geest niet meer moet kennen om zich te kunnen verwondeven over de fchatten die 'er door dit Onderwerp voor het gefprek worden opgefpeurt. Ik heb reeds een guuren dag in de hondsdagen zien aanvoeren om der Vrouwelyke ydelheid voldoening te geven ! „ Myn man zei , £ toen ik uitreed I Kind, ik zou toch myn hermelyne Pelife in de Koets nemen t * ' s0 een guuren dag ; en je hebt het immers aanflomh weg ". — Wat is het fchoon „ weer ! ik ftond lang in beraad ot ik „ mvn nieuw Italiaansch flof niet wilde h aandoen ". — « ^J«fr Kamenier zei, toen $ zv my aankleedde ; bede Mevrouw , > ,, moest je nieuwe juweekn eens aandoen ; £ men heer beeft ook waarlyk niets aan 'J „ geen hy u koopt ". , Mama ftond 'er „ fterk op dat ik uitging , anders had ik „ veel liever eens thuisgebleven om myft „ Saxisch Tafel Servies uit te zien pakken ". Roept gy hier , myne Tante 3 D 2 *»et  52 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN niet uit : wat is vindingryker dan het » vl'ouw]yk vernuft V ? De eerfte tot nog toe de eenige reis dat ik 'mede genomen ben , geeft my alreeds de occafie om uw bevel te gehoorzamen ; 'ik vleije my uat gy my wel met een antwoord zult geheven te begunstigen , en my of ik al of met geflaagd hebbe , fo h„ geen ik onde:nam. Het gezelfchap wierdt aan het huis eener aanzienelyke Dame gehouden , en ik had reden om voldaan te zyn , over de wyzc waar op men my ontfing , hoe weimg men zich ook met my dien gehelen avond inliet; alleen een jeugdig 5 Vrouwtje , fprak nu en dan een woord tegen my , doch het fcheen meer uit deernis met myne jonkheid en onkunde , dan wel uit een begmdzel dat my aan haar konde verpügten. Ik had dus gelegenheid om toe te kyken , en ik nam ook voor , g,heel aandagt te zyn. Ik moet ook bekennen dat de fpreekfters hare opvoeding in 't oog hielden , en gevolglyk niet luid fchreeuwden , noch veel gedruis maakten : Het tooneel was , buiten dit , nog woclagtig genoeg. Het artikel van het Weder , wierdt , 08-  ONDERWERPEN. III. BRIEF, 53 onder het Theedrinken , ten vollen afgehandelt ; en de knegt met de omgekeerde Theekopjes vertrokken zynde , wagtte men maar om met eenige voegzaamheid aan het groot onderwerp te beginnen, 't Is haast niet uittedmkken waar uit onze Vrouwen die gelegenheid opnemen. Het voorbvgaan van eene Meid , het inkomen van een knegt ; zomtyds een enkeld woord , zyn in ftaat om dien ftroom lucht te geven. Eene dier dames , die , zo als ik merkte , nog in hare proef jaaren was , zei : 't is by my thans wat drok ; ik zit „ alweer zonder Werkmeid, o , ik zukkel ekndig race het volk ". Terftond wierdt dit door eene bejaarde dame beantwoord , doch op eene wyze die het Gezelfchap moest overtuigen dat zy wonderbaar fcherpziende was op dit ftuk. „ Ja , „ Mevrouw , (zeide onze Profesfores , met zeker voorkomen van vertrouwen dat waarlyk fchilderagtig is , doch niet kan befchreven worden.) >■> Ja Mevrouw, „ dat verwonderd my niets ter Wacreld. Jk had , dé eerfte maal dat ik haar by u zag , al geen puf op haar. Zy was „ my veel te wild , en te woest in haar „ doen ; en ik zeg altoos tegen onze Keetje : Wees vourzigtig , want die hardD 3 lo-  54 DRIEVEN OVER VERSCHEIDEN . „ lopers zyn het niet, kind; niet dat ik „ voor een Talmfler ben ; neen , voor „ al niet J maar ik zeg , zo als myno „ moeder pleeg te zeggen : rasch genoeg ,, zo maar ft hoon genoeg ! en als ik toch van ,, twee kwaayen één moet kiezen, hou ik het „ met de Langzame. Je zou niet geloven „ Mevrouw , hoe of, die Rosbaaijerts je „ goed behandtaven ". /— „ Dat erken ik, „ Mevrouw , zei eene andere , maar ik ben ,, als de dood van die fieeplenden van 3, Vrouwlui Ik fchik ook veel in van on„ ze dikke Fy , om dat zy z0 'een flink fi van esa mcid is , en van tin droogfchuu„ ren ! dat is verwonderlyk , al komt het „ nog zo vlekkig van Tafel. Ik was „ laatst by.myne Zuster, de Schepensvrouw, „ maar ik wierd misfelyk van het teutelen „ der derde meid. Zy ftond in eene kamer „ over ons , ftoelen te vryven , maar 't i, was of zy bang was dat zy de ftoelen 3, bezeren zoude. Kind , dagt ik , je „ moest my niet tot je Mevrouw hebben ! sl Maar zuster is zo met Antje ingenomen, ,, dat zy 'er geen kwaad in zien kun. Hjor , myn volk moet 'er zich kunnen „ doorredden. Ryen en omzien is de boodfchflp ; want by my is 'er nooit rust ; -j je weet Mevrouw , (zich tot eene ha-. » rer Gezelfchap dames wendende }) „ hoe « of  ONDERWERPEN. III. BRIEF. 5J of je Neef is. Hy moet altoos ge„ zelfchap hebben ; en ik weet nooit „ of ik met myn zesfen , dan met myn , twaalven eeten zal Mademoifelle zei „ nog gister dat het ook elke vrouw zo maar „ niet zoude conveniecrcn. Zo dat , wil ik ,, maar zeggen , als ik geen Volk had ,, dat 'er door konde flaan , het zou 'cr „ by my als in een fransch Logement ,, uitzien ; en al zeg ik het zelf, ik hou „ 'er van dat alles in order is. Ik heb „ ook nooit geen verfchil met myn man, „ als om dat ik te veel doe. Hy zeid.altoos : Ordoneer het maar ; ]t volk zal „ Ixt immers wel bezorgen ; ja Mevrouw , „ wy weten hoe de mans zyn , maar ik zeg altoos, eigen oog ziet naauw ; en 't „ is of de Meiden het zo niet zien kun- „ nen ". 5, Daar zeg je wel de waar- „ heid, Mevrouw, (antwoordde eene ande„ re ,) ik zal de Dames daar eens een „ ftukje van verhalen. Daar kom ik voor, leden zondag op de Kinderkamer , (ik was in de kerk geweest ,) om iets te ,. krygen ; en de kleine zaal door rhoe„ tende , waar wy des avonds gefoupeevt „ hadden. maar wat vond ik daar een „ huishouden ! niets op zyn plaats ; al„ les overhoop ; ktte ftoelen vol : hier „ lag myne gaaze Pelife , op eèn hoek D 4 „ van  J« BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN „ van een fchenktafel ; Daar lag een hoed ,? van myn heer ; (de Moven flonden nog „ om de tafel ,) ginds een leiband van het » kind , en op myn fyne gefleepen plaat, „ die , durf ik zeggen , extra fraai is ;, ftond een restant Zelferwater , met een „ paar vuile bierglazen. »t Bufet lag nog ,, zo a!s facob het 's avonds gelaten hadt, „ en op de Girandoles lag een vinger? „ dik ftof en de_ uitgedoofde kaarfen fton>, den 'er nog in. Ja wel zie , ik was „ zeer moeylyk ; en zo myn man my „ niet had neergezet , het zou 'er niet „ bygebleven zyn ; maar wat is 't? myn „ man is ook wonderlyk op d.'fc ftuk. He„ de Mevrouw , zei hy , waar top 20 ,, veel woorden ? de knegts hebben den gehelen voormiddag hun werk gchadt ; en g „ heb gezien dat de meid die het haar „ post is hen te helpen , den gehelen voor„ middag met het zieke kind bezig geween 3, ts • om dat Naatje naar de kerk moest. Zie zo pra'en de mannen , en dan zwyg „ ik doorgaans om vredes wille " En ik niet, (viel *er een afcrtig, vry levend Wyfje op in) Ik zeg tegen myn man : „ I/ede Heintjelief, waar moeit gy u mede „ hartje ; bemoei ik my ooit met uwe zaken, „ Kindje ? 'f Huishouden y immers myn ^zaak'i Voorleden week had ik daar ai 3, een  ONDERWERPEN. III. BRIEE. 57 , een aartig voorvalletje met onzen Jan. ' En ik was zeer misnoegt op myn man " om dat die zyn party trok. Ik zondt. hem om ettelyke Boodfchappen , (t » dogt ik één loopens) en ik belaste hem „ die verfchciden maal , en zeer dmde, Wk ; (want het is een lompe jongen;) ' Wat gebeurt 'er ? Sinjeur komt thuis " maar hadt wel de helft vergeten : * - bekeef hem , en zondt den ju*» de „ kamer uit. Nu zieje het immers metje «„en ooSen myn Heer , zeide ik , ik wou " dat je V eens wat van zeide tegen dien. botter*. Wel vroeg myn man , «** wilde je. dan dat tk zoude zeggen ? Gy „' maakt den Jongen verlegen ; uit vree, ,dat hy misdoen zal f «üsdoet hy. Hy geeft • ■ u immers geen kwaad befchcidt. Zeg hem Z eenvoudig: Jan, ga daar naar toe, en „ doe , of vraag dit , of dat , dan zal Z hy zyne boodfchappen wél doen en u zo Z goed a's my oppasfen. — Nu V is wel Kind „ hervatte ik , ah ik dan langer niet m" jlaat ben om het volk te regeeren, dan zal Z het ben zyn dat gy dien last op u neemt, : Z maar hy ging driftig de kamer uit " — „ Ik kan niet zeggen , dat ik een kwaad „ man heb , zeide eene andere dame, maar " ik mag nooit een woord van het volk " zeggen , of het is : Wd «Wfi hemel D j zuU  SS BRIEVEN 0VBR VERSCHEIDEN " Zli7 7 nooh "* men °f **bn » zonder dat gy my aan de ooren lelt over „ beuzelingen van deezen aart ! deugt de « meid niet, laatze gaan ; is de km t » of onbefcboft , doe.hem zyn livrey ^ . * % m *J» <&m : ik laat " Uram 9 ™r ' ™« ^ ftegts met die » wtsfewasjes niet waarom gy het Volk to* h *w wilt laten verhuizen. En dan word ik » ook moedyk in myn geest , en ze„ » wel eens: V is goed , man, ik zal'er v dan myne handen maar afwasfchen , en „ laten loopen dat loopt. Maar is dat myn dank voor de zorg die ik VOor de goede i, order draa? " t-, ,. a * Ja myne lieve Me » vrouw , alsje daar van fpreekt, dan kan ik ook mee praten , zei eene andere Je zou niet geloven wat ik met myne „ Keukenmeid ombreng. Myn man mag " h^\^ noch zien , en ik vrees da" " hy haar n°S eens het huis uit zal fchon„Pen. Zy heeft zeker hare gebreken, " maar, ze 3S ^andfchoon , en kooken ' » zy hoeft geen manskok te wyken. Nu » ik heb dat been weer in ï W gezec » en 't is nu weer vrede , Z0 lang ais hec * duurt. Ik zie zelf wei dat de meid „ rny flegt bejegent , doeh zy is zo be„ Kwaam ! dat is het maar. Maar a$ propos Nicht , zich tot een jong vrouwe « je  onderwerpen. III. brief» 5» „ je keerende , hoe bevalt je je Min ? o uitnemend , JNÏiftt. Ik ben Nicht wel zeer geobligeert voor hare recommandatie. Be je groeit by den dag , t heeft wangetjes als kersjes ; 1 leeft al wat „ aan het fchelmpie is ; 't is waar , het „ kind H wat eenkennig , en wil noctx by my noch by Vader zyn ; en het " Volk , dat Min niet lyden mag , zege l wel dat zy 't Kind in den grond zal bederven , door het altoos zyn z.n te " ,even ; maar ik geloof dat in 't geheel " van Min niet. Mama heeft ook geen " zin in haar , en zegt dat zy eene oly" ke fhkflooyuer is , zo zegt ook myn man, maar ik hou groot van Mm en ,1 ik hoop haar voor hec aanftaande klemtje wel degelyk te ge.n.iken ". De komst der Koetfen noodzaakte de dames aftebreken. Ik twyffel niet of ik zoude anders nog veel meer fraaiheden gehoort hebben ; want het gezelfchap begon regt levendig te worden. Ik reed met Nicht Goedhart naar huis , grootelyks gefticht , dat deeze zoete Vrouw weinig of geen deel genomen hadt aan deeze Conversie. . Toen zy my vroeg of ik my wk gediverteert had , zeide ik : Het nieuwe trekt altoos onze aandagt ; en ik heb  66 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN heb Buiten zo geen occafie gebade om «ortgdyke gefprekken by te woonen. Zy glimlachte en toonde dat zy mv begreep. 1 Zie daar , rayne waardfle Tante het geen ik gemeent heb u eens te moeten fthryven : ik bid u zeg my of ik ^ aan wél of kwalyk gedaan heb ; doch vooral vereer my met uw antwoord. Ik verzoek dat gy den inleggenden aan myne geëerde Ouders gelieft te geven , ik twyfiel met of gy zyt nog by hefl ? N;chc Goedhart heeft u zeer vriendlyk laten groeten , en my vertelt dat gy in uwe jeugd groote Vriendinnen waait. zy heeft 2Per veel achting voor u . . . Daar wierd ik afgeroepen en ik kom maar nog een oogeneuk boven om deezen te fluiten De komst van Nicht Lotje was 'er de oorzaak van. Ik was zeer aangedaan over de hartelyke ftéfde waarmede moeder en doch ter elkander omhelsden. Ik zag , da„t my , myne eigé brave nr eder , d>e mv of eene der Zusters verwelkomt. De jonge Juffrouw is waarlyk beminlyk , en hare ziekelyke geftehheid heeft iets zo on weerftaanbaar lieflyks over haren geheelen perfoon gefpreid , dat geen pen het kan befchryven. Zy is meer dan fchoon ; hoe- wel  ONDERWERPEN. III. BRIEF. <5l wel niet fchitterend : 't is , mag ik zeggen , een ftukje van Albano ! onder het thee drinken hebben] wy kennis gemaakt , en ik geloof, dat zy niet onguns ig over my denkt. Ik moet eindigen. Vaarwel myne waarde Tante ! ik ben met de grootfte achting en liefde uwe Dienares en Nicht. VIER,-  VIERDE BRIEFf MYNE LIEVE NICHT I TT KJw Bnef was my zeer welkom , en tusfchen ons , uwe Moeder las dien met een lachje van goedkeuring, offchoon zy 'er echter een , ftoute Coos byvoegde ; hou dit voor u » Gy dringd zo ftetk op eenig antwoord dat ik, die u ongaarn iets weiger , ook nu uw verzoek zal inwilligen. Het verwonderd my niets ter waerelJ , myn Lief, dat gy menigmaal gelegenheid hebt , om u op zekere wyt te divertceren : dit is echter nog maar van klein belang ; gy zult , zo gy nog ecnige weken in de Had blyft , wel andere Hof krygen om u meer te verbaazen dan wel te verheugen. Ik ftel my nu eens weer in uwe plaats , en dan kan ik bykans wiskundig voorzien , hoedanig uwe gevoelens zyn zullen over de  ONDERWERPEN. IV. BRIEF. 63 de dingen die gy daaglyks zien zult ; ten minften van hooren zult. Toen ik jong was, Coosje , vond ik insgelyks een groot vermaak in zoortgelyke klugten nu en dan eens by te woonen; en ik heb my meermaalen , minder door een Blyfpel dan door zo een Salets toneeltje gediverteert. Laten wy maar tot geen "ander uiterfte overflaan ! Laten wy daar «ie.t komen om uit onze ingebeelde Philo niet te onregt , aangemerkt , dat de praatparüjen der Vrouwen kinderagtiger , maar dat die der mannen (over het geheel genomen) veel misdadiger zyn. Hier van wel eens by eene andere gelegenheid. Ik zal uw brief meer opzettelyk beantwoorden. Mooglyk zult gy hier nog wel iets vinden , dat u , by uwe aanftaande ftaatsverwisfeling > nuttig zyn zal. De Vrouwelyke welfprekenheid word , zeker , veelmaal geoefrend op het ftuk der Dienstboden. Ik zal u , myne lieve Nicht, daarover het volgende mededeelen. Ik zal op eene bedaarde wys eenige fouten aantoonen , die 'er , zo wel by de Vrouwen , als by de Dienstboden , zyn ingeflopen : want , naar myn inzien , vloeyen hier uit de groote en talryke klagten , die men daaglyks hoort, zo wel van het dienstvolk , als van hun dien zy dienen. Ik hoop ftrikt rechtvaerdig te zullen zyn. In de meeste fatfoendelyke huizen wrat in ik , in myne jeugd , verkeert hebbe, III. Deel. E zag  66 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN zag ft , dat 'er eene , 0f twee gunneten waren ; en zeer zelden hadden zy dien rang door wezenlyke verdienften boven hunne Lotgenooten verkregen; al den ovengen hoop deugt niet; is flegt Onze dames, fchynt het , begryp£ nietk dat dit zeer nadeelige gevolgen moet hebben voor het groot huizelvk belang. Bv rnangel eener goede beffiering maakt men het volk of baloorig , of eigenwys Qf moppig, of ondraaglyk gemeenzaam. Ik Pleit niet voor de gebreken der Domeffieken : Ik weet dat een treurig eigenbelang df eenige rede bevat , waaróm zv ons ten dieWte ftaan: en wat kan men toch "veel wa?. ten van menfchen, die noch liefde noch achting voor ons hebben ? vooral , i„. dien zy zien, dat men hen nodig heeft Ik zal dit eens met een voorbeeld of twee ophelderen. Gaat» , de Keukenmeid , verffaat haar werk ; maar Mevrouw moest ook nooit in c hoofd krygen om haar ergens in tegen-" tefpreken. Zo onze Menagere eens ondernam , een korst te rollen , 0f een fprks te ««ten , dan liep zy groot gevaar om de »Iffok , en de fpuit tegens haar te krygen. Wat doet de goede vrouw au i Zegt zy met die fatfoeQdeJyke hou. ding ,  ONDERWERPEN. IV. BRIEF. 6? ding, die de Vrouw veel meer dan de Sac Van hare meiden onderfcheidt, „ dat zy het op. „ perfte bejluur zo wel in hare keuken ah in har Z re Zydkamer wil hebben ? en dat zy Caatje zal doen vertrekken , indien zy dit H haar durfde betwisten ". Verre van daar \ Zy ziet dat het kwaadaartig fchepzel haar kop toont 5 zy hoort dat de meid zegt t „als Mevrouw hier weer in myn keuken \ komt hlungele , zal ik haar waaragtig „ myn boezelaar voor doen ; Hier is myn , werk , ik wil hier dat gekyk en gegaap » niet hebben ". . Wat doet zy nU ? Wel zy zwygt , en durft niet eens toonen hoe kwaïvk te vreden zy is. Dit weet de flimme Caat , dat's genoeg ; zy neemt 'ér hare maatregels na. Wat beweegt Mevrouw hier toe , die anders niet gekker is dan de meeste Vrouwen ? De Meid n zo bekwaam ! Mevrouw is zeer gecoëf" feerd met den roem dat men by haar eene keurlyke tafel houdt ; gevolglyk , om dat Caat een fchotel ortolans , of patryzen volmaakt wél kan toebereiden , de groenten* , de Vlaas , de Geleyen enz. uitmuntend gereed maakt ; om dat zy de fpyzen zo kan deguifeeren dat men meent Vleesch te eeten en 't is VdscB , gedoofde groente , en 't is een Kalfskop ; om dat zy Ragouts maakt die geen vroom E 2 hol-  68 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN hollandsch mensch zonder grvnzen door de keel kan krygen , geeft de kinderachtige Meestresfe haar gezach over , en Caat fpnngt met hare Mevrouw om , als met de mmfte der bedienden. Wat recht , myne waarde Coosje , heeft nu deeze vrouw om te klagen over flegte dienstboden ? geen ter waereld ! ik hoef u dit niet te beduiden. Gy hebt eens gezien, hoe handig en hoe ffil uwe moeder een dag den knegt en de Keukenmeid afdankte , en wie , die uwe moeder kent , is met gerust dat zy dit niet zonder de grootfte bdlykheid doen konde ? Niemand Uwe Moeder is ook eene der Vrouwen die weinig reden tot klagten hebben over het kwalyk gedient worden. Zy is geacht en bemint , zy heeft verftand en is menslievend ; hoe kan het anders zyn j Gy weet, myn Lief, dat ik de Menfchelyke natuur hoog waardeer, ook in den laagflen levens fiand : mvne natuur yst voor alles wat hard en norsch is En ik danke God, dat ik my zelf, omtrend myne minderen, niets te verwyten hebbe. Wanneer gy zélf in uw eigen huishouden zyn zult , zo zult gy niet kwalvk doen , mdien gy eenige vaste regels aan uw  ONDERWERPEN. IV. BRIEF. OJ> aw eigen gedrag voorfchryfc , ook omtrend uwe dienstboden. Maak het u een pligt ,. om , met geduld , de verfchooningen uwer bedienden aan te hooren ; en ipoor altoos zorgvuldig op de eerfte bron , waar uit hunne handelwys fpruit. Ziet gy dat zy redelyk genoeg zyn , om u , die zy voor hunne Meestres hebben aangenomen , en die hen met toegevenheid behandelt , (want dit verwagt ik van u ,) die achting te bewyzen , die zy u verfchuldigt zyn , dan moet gy omtrend kleinigheden niet te naauwziende zyn, of die, met eene heufche vermaning voorbygaan. Doch indien gy merkt , dat zy u , als eene jangc vrouw , naar hun hand poogen te zetten , verzet u dan ernftig tegen de eerfte begindzels. Gy zult , myne waarde Nicht , onder het dienstvolk , geene minder verfcheidenheid van Karakters ontmoeten dan in den verhevener levensftand : en ik hoef u niet zeer omflagtig te zeggen , dat uwe bedienden te kennen iets is , waaraan eene verftandige Vrouw veel gelegen legt. Gy zult 'er onder ontmoeten , die uwe verkiezing , hoe wel bedektelyk in 't eerst, tegenfpreken ; gy zult er vinden die altoos raad -willen gevet:. Weet gy , hoe ik in deezen opzichte gewoon ben te hande* E 3 len ?  ^ Brieven over verscheiden iea ? Ik doe in het eerfte «-val de m. genfpreekfler begrypen , dat "ik * weet waarom ik dit verkies, en dat ik haar om myn werk te doen, maar niet tot myne ra dsvrouw gehuurd hebbe. Wees eene vrien^ Vmuw' T TSZhldS eCne ^ename Vrouw ; dit geeft te fpoedig aanleiding om hen buiten hunnen kring te doen fpatten Het kan echter gebeuren, dat men eene ^^^^^ Kte'«^in« goea nag van een Bediende h^,. i duung gemor, en eene fhenge berisping § voLt1'""; m7 n°0it Z°nÓe* ^ ^t volgende t geeQ my d een. onzer r ;^*^ voor iange verhaalt w^ d ik zal het u ook verhalen , gy zuIt w -a, geen nut, ten minfien "tdeS do ontfangen Zeker knegt , vergat ge- ontyt gereed zette, melk in het LnneZ GroLen^da, ^ ^ T ^ van • ft h 7 geen "hebber van , en de jongen was ook zo ^ tjg en beleeft dat het den goeden man et van t hart mogt. Op eenen morgen weer jen melk vindende, fchelc b f^J vloog uks de trappen op, ^ ren wat of zyn Heer beliefde ? „ Fre. » de-  ONDERWERPEN. IV. BRIEF. ?l deryk haal agter uit den fial eens een „ ladder ; niet te klein ; hoor , en breng „ hem hier by my , op de zaal ". De knegt haalt den ladder , en brengt dien , niet zonder moeite en voorzigtigheid boven. „ Zo l hebt gy hem ? goed. Zet „ hem hier neer , hier jongetje , digt „ by 't venfler. Staat hy wel vast ? klim l 'er nu op... nog hooger... zo! kyk nu eens of 'er melk in het kannetje \ is ; en zo niet, haal 'er dan wat „ voor my in ". Frederyk vatte het $ wierd verlegen , wist niet hoe fpoedig hy van den ladder , en met dien op zyn hals de deur uit zoude raken ; Voldeedt aan zyns Heers bevel , en deeze brave man verhaalde, dat hy' zedcrt altoos melk in het kannetje gevonden hadt; en dat deeze knegt hem jaren lang by uitftek wel diende : en eindlyk gaf hy hem nog eene officie. Ik weet niet , Coosje , of gy Truy van Nicht Zoetzappig kent ? De meid is niet onbekwaam ; zy heeft zo als Nicht dat uitdrukt tw.ee rcgitrhanden ; maar indien het Truy niet in 't hoofd komt , dan doet zy niets wél , of zo als hare Jufvrouw dat verkiest. Onlangs klaagde de zoete floof tegen s my : „ dat de meid „ zo koppig en zo grillig was ". Ik moei my zeer ongaarn met de huiselyke zaken E 4 vaa  BRIEVEN OVER VERSCHElDgjj van anderen ; zo dat . ik ^ fehouders op , en zweeg. H 3' B*nschfcheen bedroeftj dftikHeh a/n7e antwoordde. Dit deed mv zeer 2* is « voorbed yvanZe:ag'tz;;nï haa "Ut Jammef 2y ni6C ™ - "r da? te b6Waren • ik dan , myne j,eve Nich£ Zoetz gy het kwalyk nemen , als Tk u eenvoudig zeg , dat ik geloof^ omtrend deeze meid, aI te ^cbikkely! bruiktTof 27 dl'e ^'y^id.mL ormkt ? Onlangs Czo ah «ebt ,) gaat gV *g 3lS gyL mv ve»^t V? edac gy uit , en beveelt haaf Sr k:r: *« SEïïïïS eene fout. Gv ea-f ^ ' 8 a!,'eeds ^ meid ^e deur uit en by uwe tUkol1Z gy mets gedaar, Gy ftheIt nd - zegt_:, hede Truy , hoe komt het d^ » gy niets hebt uitgevoert " 9 Het ,.n «nt fehepzel durft „ , mec een zeer ^ te vredene en vrypost%, tronie antwnoTde, 3, tk kan geen zes dlngen gelyk doen » 2end' ^ar weg , en toon haar düs dat zy van LfclTl afhMgt- ^ch Nich neeft h3er toe noch moed noch genegenheid. Dee-  ONDERWERPEN IV* BRIE?» Deeze wanhebbelykheid gaat zomtyds ze ^er , myne Coosje , dat de dwaaze meestres zich vernederd voor zo eene meid ; haar goede woorden geeft , en wat moois belooft op dat zy toch doe , dat geen waar voor zy reeds zeer wel betaalt word! Laat uwe gedagten zelf eens gaan over zulk eene wyze van doen. Nog een voorbeeld. Hendrik is een Iigte knaap ; hy is eigenwys , en lui. Maar hy Coeffeert uitnemend , en bedient de tafel in de uiterfte order. Hy is 'er op gehuurt om mede te helpen mangelen. Het hoofd ftaat hem niet wel ; hy gaat al knorrend mede , of weigert het ftout uit. Als hy zyne buyen heeft , dient hy elendig liegt; hy fpoelt geen een glas fchoon ; zyn Bufet is florzig , zyne mesfen zyn niet genepen , en hy loopt onder de maaltyd geduurig de kamer uit , terwyl de hupfche Pieter dubbeld werk heeft. Zegt Mevrouw., (want hy is Mevrouws knegt ,) hier iets over ? wee dan haar arm hoofd! hy zal het zo {legt opmaken , dat men op de Salettes haar half verdenkt van een hqllandsch broddelaar gebezigt te hebben. Mevrouw is zuinig; en dit gebrek aan fmaak is'voor haar echter ondraaglyk. Zy zwygt E 5 dus ,  H 8RIEVEN OVER VER SCHEIDEN > eQ eerlang heeft de kwaade jomen «ene andere Meestres naar de oog en^ :VVe HeUeVeeg ™ een Keuke ^d , die vry coloriek is , en hem nt voor Coeffeur gebruikt. L Z,Z beleefde Pieter, om dat hy nie^ ^ • z-go:: kaikappen' iet, knar, T ^ ^ niet v^ond , de ikb,yVCn kuMen- Indie* lfc hM1 h,erover eens onderhield , ik zou -ggen: Waarom, Mevrouw, Ut * ? Zfl° veraehtelyk ? zyn ^ dan VOQr » Amfleldam geen Coeffeurs te krygen ? geef een enkelde ducaat (en |wat is dai om uw fatfoen te kunnen bewaren en de grootfte meester in die fraaye kunst zal u zo bedienen, du men wel zal ?ien dat uw Coeffeur un lMmme du gmt ^ Qr den jongen zyn iivrey uittrekken , en het huiS Uit te irnn . „ -I " IZ u I ë ' Wk S'v dat niet ? Ssel het dan zo goed als gy kunt. Myne over-Buurvrouw , Mevrouw Maalgeest boezemd ook bittere klagten uit over de fitheid der C hebt haar eens by my gezien , Niehtje ; { jas die vrouw, welke de historie van de ^gt zo omflandig vertelde , en waarom gj zo moest lachen. Zy misbruikt haar gezach over de dienstboden. Nooit hebban zy rust ; Zelfs niet op den Zondag, 't Is mid-  ONDERWERPEN. IV. BRÏEE. ?^ fcWdernagt eer zy té bed ' gaan , en de dag breekt naauwlyks door , of de fcnel roept hen op. Zy hebben wel goed eeten en drinken , en ook genoeg daar van ; maar zy gunt hen den tyd niet om dat te nuttigen , en alle dag is 'er een hope geweld over het theedrinken. Zy giert de meiden den gantfchen dag agter aan f en beveelt alles door elkander. Dat 'er niets gedaan word , is zeer natuurlyk ; zo aan< Honds belast zy dit , een oogenblik daaraan wat anders. ., Willem , zegt zy , tap „ ten eerden het bier af ". De knegt heeft naauwlyks de flesfen by een : WïP „ lern, fchuyer myn heers groene rok uit ". Hy heeft den rok nog niet half fchoon: v Willem , haal de kinderen uit fchool. Hy krygt zyn hoed : Willem, ga daar , „ (een fcalf uur ver) belet vragen ". 't Word twee uuren , en de tafel is nog ongedekt. Zy bekyft den armen Willem , om dat by die niet op zyn tyd klaar maakt; en zy beval hem , zo als hy beginnen zou om naar de franfche naayfter te gaan , om de een of andere wisüwasje te befte!., len. Denk hier ook eens over myne Nicht ; meer zeg ik niet. Wagt u ook zorgvuldig , mevrouw Grondeufe naar te volgen. Dat misfelyk wyf, (ik  's avonds ^n Wen ' T** £°C naarhaaren L K J*lenwn,! d°6t ietS " flE00s de b«te wys van doen. ^ druppeltje water op het theeblad ; ^t onT°Phetf°UC0UP' zout op het couvert ; eenige kruimels de Broodmand, h verfchuiven van een wat ï 7t0ewaaven van een deur , ja doen LVCeIOfte Wei^b-in het glas, doen haar aangaan als een dol , ten LuKen als een gek mensch. Alle knegts zyn lompe vleeeels Au -j . , i Inn™ t v,ee&els i «-He meiden handeIooze Teutooren. Zy begrypt niet , of beheftniet te begrypen dat alle deeze fien ? . TT mi'SpaSfen ' de* om^gtigEn 2 wf£0 meDSCh kunnen overkom». hare L f *** **** ook ** over hare bedjenden kJagen , ^ dat LT T °m ^ d6nken • d- Volk dat toten haar zeer wel dienst kan krygen , by haar zal willen blyven * Av. verent ^ bl,V£ ^ £ ^figuur g6n0eg TO Z° « uoornTTe ürzda'G^g^ rnoetik u ook nog leeren kennen ; dat oud testament klaagt ais de Lui ook nog over het volk f  ONDERWERPEN. IV. BRIEF» 77 volk ' Geen uur op den dag is zy zich zeiven gelyk. Nu is zy tot fchamens toe gemeenzaam , en zegt : „ wel Jan 4 wat hebje daar mooye gespen. Ei lie' ye Zyn dat nu henriquatre gespen i " Wel Lys, wat zyn dat kostelyke bag" gen ■ ze ftaan je als een gepaerelde „pop', meid». Een uur daaraan is zy zeer boos «n heftig , om dat Jan , terwvl hy iets aan den kant doet , een praat e wil maken. En zy feheld Lys u.t voor een kladdige pry. Al ontmaakte Tante mv al haar goed , ik kan het niet helpen , maar ik veracht haar. Zo eene oude Vryster behoorde wyzer te zyn. Zie daar , Coosje lief, eenige karakters • maak 'er dat gebruik van , dat uw pezo'nd oordeel u zal aanwyzen. Ik hebbe deeaen te breedvoeriger gefchreven , om dac uw aanrtaande Huwlyk u eerlang de s-elegenheid geven zal, ons te toonen , dat eene zo goede en billyke Vrouw en Meesteresfe zyn zult , als gy altoos eene Dochter , Zuster , en Nicht geweest zyt. Ook met opzicht tot dien levensttand voeg ik hier het volgende nog by. Veele.Vrouwen klagen, dat hare mannen ten opzichte der Dienstboden , zich zo wei-  78 BRIEVEN O VER. VERSCHEIDEN weinig fthikken naar haren zin. Laten wv, myne Coosje , eens met ons beiden onderzoeken , wat 'er van is. Ik weet wél dat 'er onder onze mannen raare potentaten zyn ; fchepzels , die alle- onze geBreken , en geen een onzer goede hoedanigheden hebben. Maar de menigte flun. geld zo wat tusfchen beiden door ; zy ^n draaglyk. Men kan ze wel niet heel zeer beminnen , maar wy moeten hen echter wel behandelen , en het leven aangenaam zien te maken. Daar is nog één rang van mannen , en die verdienen alle onze achting en liefde, 't Zyn onze eerlyke , goedhartige mannen , die ook omtrend hunne vrouwen beleeft zyn , en kleirieden , uitfpruitzels der vrouwelyke ydelheid, zozy niet te ver uitlopen, met een veel beduidenden lach befchouwen < mannen, die hunne vrouwen ais hunne Lievelingen , ja dierbaarfte Vrienden behan delen. Deeze brave mannen verdienen wel dat men hen met byzondere aandagt he handele. s Gy kent onzen Vriend Bonfens 2 laat ± u , onder ons , eens , 0ver hem en zyne vrouw onderhouden 3 en onthou , (of het u te pasfe kwame) dit volgende Hy heeft een zwaar kan-oor , en een " waaraan veel werks is ; hy befleedt ettejyke nu-  ONDERWERPEN. IV. BRIEF. ?Q tmren 's daags in zyn kantoor ; doch hy word moede, zyn hand en hoofd beide weigeren hem langer te dienen. Hy is geen vriend van Groote gezelfchappen , en gaat nooit op Collegies , of Speelpartyen. Het gezelfchap zyner Vrouw is alles voor hem. Zy is zyner keuze waardig ; zy heeft zeer veel' van een Engel ; doch zy ligt geduurig met de Dienstboden over hoop. De waardige man komt beneden , met een vriendelyk vrolyk gelaat ; maar Mevrouw js uit haar humeur. En in plaats van hem met een minzaam gelaat te zien inkomen, of eenen ftoel met gedienflige liefde naast den haren te halen, ziet zy hem of niet, of met een misnoegt gelaat aan. Hy zit naauwlyks of zy breekt hem hec hoofd , vermoeit door zyne gewignge bezigheden , met gekke wfsfe wasjes. Zy klaagt hem dat de meid een kopje gebroken heeft , dat de knegt geen turf wil aflaten , dat de Keukenmeid al een uur is uitgeweest, enz. 'Zomtyds wil zy nog, dat deeze waarlyk groote man zich hiermcae zal bemoeyen. Is het nu wek te verwonderen , dat zo een man dien dit moet vervelen , daar over wel eens misnoegt 1S ? dat dit geduurig gelei en geteem hem wel eens een haastig woord doet fpre* ken ? En zou Mevrouw Bonfens wel zeer veele reden van klagen hebben , in dien  8° BRIEVEN OVER. VERSCHEIDEN , dien haar man zynen vermoeiden geest buitens huis ging vervrolyken ? Is het niet meer zyner deugd , dan harer wysheid te danken 3 indien hy dit niet doet. Coosje hef, een goedaartig verflandig man , is alleen in ftaat om ons gelukkig te maken. Die zogenaamde Geestige , die fchitterende , die altoos beflisfende mannen , mogen meer by het onbedagte deel onzer Sex gefchat worden : doch eene vrouw, die Weet waar op het huislyk geluk rust , zal hare keuze op zo eenen man niet vestigen. Ik zeg goedaartig en verflandig ; want onze goede mannen , zo als men dat woord meest al gebruikt zyn niets dan Ja Broêrs , laffe menfchen \ die eigenlyk geen karakter hebben ; en zo zy niet dbor eene bekwame vrouw geleid wierden , door eene Huishoudfter geregeert zouden worden. Goed en Gek verfcheelt in dit opzicht zeer weinig. Maar verfiand , werkzaam verfland , 't welk de zagte neigingen van den inborst beftiert , maakt de volkomenfte verdienfte uit' Zodanig een man , (Gy hebt 'er een voorbeeld van j in uwen braven Vader ,) ingenomen met de fchoone hoedanighecTen zyner Vrouw , zal zeker eenige zwakheden . (onzer Sex mooglyk wat eigen 0 met  onderwérpen. IV. brief. 8ï met liefde verfchoonen 5 of naauwlyks . willen zien. Hy zal voor haré aanlachende , en alles verkwikkende ziödelykheid veel' attentiê hebben ; hy zal zelfs kleinigheden opfpobren , öm die göedtekeuren ; het fchikken harer meubelen met genoegen zien ; en verrukt worden als hy zyne haerftige Vrouw altoos bezig ; nooit ledig vindt. Hy zal omtrend zyn eigen perfoon oplettenheden • gebruiken , die hy weet , dat aan eene Vrouw welke haar man acht 'en bemint , aangenaam zyn : maar Mbt moet hem fchriklyk verdrieten , om daaglyks klagten te hooren , over beuzelingen die men verzuimt , of verkeerd gedaan heeft; en die eigenlyk van geen kwade gevolgen zyn kunnen in de huishouding. Ik wensehte ook , dat alle Vrouwen nalieten , by zulke gelegenheden , vry fpytig , aantemerken : „ dat het toch raar is , maar dat hy ook .■ altoos de meiden voorfpreekt ". Heb '£ nu eenigzinds aan uwen wensch voldaan , Nicht ? Nog eea woordje over uwe Nicht Lotje. Ik verheug my over uw geluk. Zó ik my niet bedrieg hebt gy een fchat voor u gevonden. De Vnendfchap van twee jonge verdienftelyke menfchen , van eene HL Deel. ' F. SeX*  S2 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Sex , I geheel Zaligheid ! alles loopt fchoon , en helder af. Ik weet echter met , of uw aanftaande man, nu hy u nog niet nader beflaat , zéér in zyn fchik zal zyn met deeze vriendfchap r j$a ze„ ik ; want eene Vrouw als ik hoop', en zeker verwagt , dat gV zyn zult , zal zeker niet toelaten, dat de hartroerend^ vnendfchap , de tedere hw] fa ^ benadeele. Hier van in 't vervolg eens meer. Ik herroep myne opluikende Jeugd, om my te beter te kunnen verbeelden welke genoegens gy beiden fmaakt. Eene vnendfchap, zo als die van u beiden worden zal , is voor beiden even gelukkig , en kan van een onunfprekelyken troost en biydfchap worden , ook dan als alle zinnelyke vermaken , ons niet meer aandoen, Ik heb nooit kunnen merken dat gy eene byzondere vriendin hadt; dit heeft my echter nooit verwonderd * hoe gefchikt uw hart ook ware om lief! tehebben ; uw Vader , uwe Moeder nwe Broeders , en Zusters , en ik ook weet ik , gaven uw hart werk ; 'er was' geen ledig ; dit is eene reden. Uw Gezond verftand vondt , tot nog toe , niemand met wie gy recht harmonieerde , en ken ik myne Coosje wél , dan is dit echter de hoogstnodige vereischte. Nvt hebt  ONDERWEE. PÉN. IV. ÉR IE Pi 8^ hebt gy zo eène gevonden , en al was üwe Vriendfchap als een der kleinfle zaden j zy zal , in zulk een welgefchikt eri ontvangbaar hart geworpen , in weinigen tyd tot eene voortrëffelyke plant opfchieten , en. u de liefelykfte vrugten doeri plukken. Uwe Moeder heeft my belast u te zeggen , dat gy zo lang "kunt blyven als gy verkiest ; zy weet wel dat gy befcheiden zyt , zegt zy. Wy allen zyn wel. Ik blyf hier nog voor eerst. Wy groeten allen de braave Vrouw en de beminlyke Dochter by wie gy a bevind. Ik verlang zeer naar u* Vaarwel myn Lieveling ! F 4 Vlfl**  VYFDE BRIEF. Myn heer en waarde vriend » VJy hebt gelyk , myn vriend , de waereld , het zotte } het kwaad. aart,ge gedeelte der waereld , meent gy zeker ? -— verdient onzen aandagt niet. -Laten wy haar dus het recht niet gunnen , of wilt gy ? de magt om ons te kunnen kwellen. Hoe ! ZOu,dan boosheid fierker zya dan onfchuld ? Zouden wy het hoofd laten hangen , om dat de Laster veld wint ? Zo lang de onfchuld aan onze zyde ftaat , moet ons geen Leugen bedroeven ; zo niet om den wil des armhartigen, die haar verfiert, en uitflrooit. Ik heb , in mynen kleinen kring , ook wel eens gelegenheid gehad om te zien , dat de Menfchen over het algemeen , z0 goed niet zyn als ik gunffig geloofde. Doch dit heb ik met veele brave Lieden . zo zy een anderen in 't licht ftaan , maar  ONDERWERPEN. V. BRIEE. 8f maar gemeen ; en ik denk 'er ook niet zeer zwaarmoedig over. Hec maakt my alleen wat omzichtiger, zonder my tot eene mifantrope te maken. Ons leven beftaat uit weinige oogenblikken , en is ons zeker niet gegeven, om met een betrokken gelaat , en de hand onder het hoofd, door te kwynen. Gewoon zynde , als ik in verdrietige omftandigheden ben, naarftig uitte zien , of 'er echter nog niets goeds in te vinden is ; even zo als ik by eene betrokkene lugt duizendmaal kyk of zy. niet breekt , en de zon doorkomt : zo heb ik , (want ik ben waarlyk bedroeft dat de menfchen. niet beter zyn ,) tot myne vertroosting ondervonden , dat opzettelyke kwaadaartighcid zelden de moeder van leugen en laster is. Lafheid , Babbelzugt , en 't Vermaak om wat nieuws te kunnen zeggen , veroorzaken ons veel meer verdriets. De meeste menfchen fpreken beflisfend , juist om dat zy niet genoeg oordeel hebben om te zien waa* aan zy zich door liefdeloosheid fchuldig maken. Laten wy goed , laten wy groot i laten wy vergeevende zyn ! Deeze uitmuntende zielsgeftelcheid kunnen wy niet oeffenen, indien wy niet beledigt worden. Volg myn raad , bid ik u ; fluit uw geF 3 hoQr  86 BRIEVElTbTEB. VERSCHEIDEN hoor voor alles wat uwen in dit opzicht gakken geest zoude in beroering brengen Vooral, volg uwe fomberheid ni * zo g m , dat gy het Gezellige leven zoudt ont, vheden, JDrt, is dwaasheid , en iets waar wy geen het minfte recht hebben. Houd aan uwe deugd vast , en vergeet met dat gezegde >t welk gy eens met zo veel genoegen van my hoorde , Cpf fchoon gy toen met wist waar het te vinden was J dte in eenvoudigheid wandelt, wan- ff de ^gting is zeker wenfche- Jyk; maar als Qns eigen hart ons die waardig kent, - en ons hart ? z0 hft£ wd gefield is , kan hier over best oordeeJen, j- dan moeten wy die kunnen misfen : al wierden wy ook nooit gerechtvaerdigt Pit raadt u uwe £Vriendin. ZES-  2 E SD^ J5 R I E F. Vervolg op den Tweeden Brief. MYN HEER EN VRIEND i Ik herinner my myne belofte , om O. het geen ik nog te zeggen had , toe te fehikken , en zal met een die vervullen. Meermalen heb ik my daarover verwonderd, dat 'er menfchen zyn die «ei geIeed fchynen , om hunne vryheid , dat dierbaar gefchenk des goeden Scheppers * SSL - en dat wel voor beu* ngen die beneden onzen aandagt behoorden te ZVn. Clorinue kleedt zich in eenen ft*** d[e wel verre van haare natuurlyke bevalligheden te vermeerderen , dezelv.en geaeel benevelt ; en zy laat zich kappen zo als het behoort. Clorinde ziet wel dat die 4>fchik haar afzichtelyk lelyk Haat ; zy heeft werk om aan haar eigen voorkomen te gewennen ; zy bezoekt my en zegt : k/ecrt hoe ik opgepronkt worde ! 0ou m*  0U „ P^YEN OVER YERSCHEIDE» *|ÉËf* ^ , maahe ik een Brailofts Vaer „p J" ö was dat jk nu nog veel werk heb om te begrypen wat £ t0£Q £ en GoH-Zegg?- * Wamen Goden W «tt als een mlloot ^ ^ ^ ^ löQh  ONDERWERPEN. VII. BRIEF. pj Iooze Cupido , door zyne moeder tot dat werkje verleidt , de Bruid uit den rei harer maagden gevoert hadt. Merkurius had het magtig op zyn lyf met den Bruidegom. Kort gezeid , ik heb alles meê gedaan , behalven in Treurfpelen of Heldendichten. Om het eerfte werk naar eisch te verrichten , verftond ik de gaaf van kryten niet genoeg , en dat is 'er echter de Wat wilt gy dat ik fchryven zal , pro« i of Vaerzen ? Ja o r-  ' r «mderwerpen. VIT. brief. 9J jourdain. Dfeen , neen , geen Vaerzen ! De Philosoof. Wilt gy dan Profa ? JoURDAIN. Neen i het 'moet noch Profa , noch Vaerzen zyn. De Philosoof. Het moet evenwel een van beiden we*, zen. Jourdain. Waarom ? De Philosoof. Waarom ? wel om dat men zich niet dan in Profa , of in Vaerzen kan uitdrukken. Jourdain. Hoe ! wat ! is 'er niets dan Profa ; «f Vaerzen ? III. Deel. G P*  SB BRIEVEN OVER v e R s c h e IDE w De Philosoof. Neen , myn Heer , al wat geen Vaerzen zyn is Profa; ai wat geen zyn Vaerzen. Jourdain. Zn wat is het dan als men fpreekt ? De Philosoof, Dat is Profa. Jourdain. Hoe ! als ik zeg : „ Meisje geef my „ myne muilen , of myn flaapmuts " i» dat Profa ? De Philosoof. Ja , myn Heer. Naauwlyks in de Beemfier gekomen, ea gelegenheid hebbende om mynen fmaak voor het Buitenleven volkomen te voldoen, begon ik eerst .regt op myn" dreef te raken; en ik fchreef als of's Lands welvaart 'er aan hing. Wilt gy eens eenige «aaltjes zien van myn jeugdig Profa ? lees dan het vol.gende : het beflaat uit eenige fehetsjes 9 gehaalt uit een ftukje dat ik noemde : * - ' - . . Bs.  onderwerpen. VIL bkieï. W Bespiegelingen Over de Lente. De Huishoudelyke Natuur was van eene ' teüer, tot eene voor ons meer merkbaa^ bezigheid overgegaan, toen ik, uit myn \JL en verheven .Boekvertrekje myne o0&ge, liet weiden op het nette en groeizame Beemfter Land. Hoe bekoorlyk was het i ik kon my niet verzadigen m hetwaarnemen der zich alom opdoende veranderingen. Het zagte licht des dageraad* verdween voor de opkomst der weldaad-ge zon , die haare verkwikkelyke. ftralen, als zo veele bronnen van vuur en licht, ter breede kimme uitfpreidde , én alles met de kostelykfte kleuren verfierde. De hoogere luchtgewesten pronkten met een zo zuiver blaauw , als ooit de gezegende Luchtftreken van 's Waerelds Lusthof , het vruchtbaar Italien, opluistert. Het Sms' fend Zuidoosten-Windje verlevendigde het r0g bedaauwde Veld. De herlevende böom ontwikkelde zyne ineengevouwen blaadjes ; de bekoorlyke bloemen itreelden door geur en verf ; de voedende moeskruiden , de fraaye planten , de balzemachtige heesters» groeiden en groenden als om flryd. De vlugge Vogelen verwelkomden de opgaande Zon, en zongen ter eere van hem, die zeide: & daar zy Ucki en daar ivas licht '\ G2 tit  IOC BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Zy, die op de woelige tooneelen der Dwaasheid de eerfte rollen fpeelen , zvn zeker niet gefchikt voor de ftille veldverjnken die het Buitenleven ons aanbied. Zufce agte aandoeningen 2yn geen begeer. lyk voedzel voor harten die altoos in op. roer zyn. Zy zouden van verveeling wegkanen , in * midden dier zaligheden , die my als boven myzelfop voeren. Zy" aenhetfchoonfte veld, de fraayfte en rym! korenlanden aan , met de domheid der dieren , die alleen gefehik zyn , om te eeten en te leven. „ Hemel ! (zeggen zj) altoos het zelfde land, het zelfde «veld, dezelfde morgen - en avondfton» den , dezelfde geluiden ; wat is het „ eenzelvig 1. wat is het fmaakeloos - A „ de Stad is de plaats van vermaak ; daar „is alles vol verandering, en verandering „ behaagt ons boven alles '*. Niet vatbaar te zyn voor die fehoonheden, die de zegende hand des almagdgen op het heeyk gelaat der Natuur gefprldt heeft ! Het Boek der Schepping nooit eens met aandagt in te zien ! Hoe en* word den kring der vermaken voor u ! Hoe veele genoegens ftoot gy van u af ! Maar indien het der Godheid aangenaam _2Y * — en dit is zeker eene axioma by het ge-  ÖNDERWïRÏEN. VII. BR.IÉF. 'tOI gezond verftand ,- dat wy onze oogen vestigen op de heerlyke werken harer handen , wat zult gy dan ter uwer verfchooning inbrengen, over het verzuimen van deezen alleraangenaamften, en u tot Haar opleidenden pligt ? Beterdenkende flervelingen, die uwen God leert kennen uit zyne Werken ; -gy , die de waardye der dingen kent , en om die reden het klatergoud de? Waereld niet tot uw geluk nodig hebt , volgt my ! Ik zal de Lente verwelkomen. Welkom , welkom bekoorlyke Lente ! met welk een teder , vuurig , vnendfchappelyk verlangen hebbe ik u te gemoet gezien ! Zoudt gy ons , die het Land bewonen, niet welkom zyn ? Als *gy aan de hand dei- Natuur onze oorden intreed , dan vol. gen U de zagte lieflyke morgens , en de ftille avonden , die ons zo veele aangenaamheden fchenken. Onuitputtelyk zyn uwe weldaden ; en geen gerust hart, 't welk door een fchrander oordeel beftiert word, raakt die immer moede. Verbazende veranderingen ! Nog voor maar weinige weken droeg alles het treurig livrey der G 3 le-  10? BRÏEVEN OVER VERSCHEIDEN levenloosheid. Schoone Velden, hoe had een rosagtig yaal a misvormt ? Toen waart gy het gemaklyk yerbjyf niet ' van die welgedane melkbeesten, die daar aan deq Toet myner iage woning het jonge gras met eene zo logge weltevredenheid herkaauwen , en door hun herhaalt geloei de melkmeid nodigen om het kostelyk zuivel te komen ontfangen. Toen traden deeze nuttige en goedaartige dieren ten flalle , en wierden onthaalt op welgewonnen hooi. My dunkt ik zie nog , hoe zy , in den huiverigen Herfst, met gehele driften wierden opgehaalt. Toen verzondt men ook de, zware Beemfler Osfen naar alle gewesten ; en toonde de vruchtbaarheid van Noordhollands Lusthof. ' My dunkt ik zie nog , hoe zy , fpringende van kommerlooze dartelheid, hun lot onbewust , den raprjeq boerenknaap, gewapent met eenen zwaren eikenflok, veel werks maakten. Toen zo*: ten de Schapen , afkeerig van de benaauwde fïalling , het fchraale veld , en , ai blaetende, het fohere winter kostje. Toen vloog een enkeld vogeltje, angstig, haastig , ec vol bekommering om myne wooning , die onderwyl door norfche rukwinden gefchudt wierd : het vondt geen verbiyf meer in 't geboomte dat reeds zyne bladeren hadt afgefchudt. Dc  ONDERWERPEN. VII. BRIEF. J©3 , De graauwe lugt , door natte en der gezondheid Ichadelyke nevelen verdikt , belette de Zon door de van water opgezwollene wolken te fchynen. De korte en guure dagen gaven veelal een dof en twyffelagtig hebt. ,Dan bepaalde eens eene klevige mist onze oogen in eenen zeer engen kring ; en dommelde j als 't ware , lucht en land onder elkander. Nu zetten weder zware en aanhoudende plasregens dit Landfchap onder , en verfchaften aan vyftig Molens onophoudelyk werk om het onderliggende land uit het water te woekeren. Dan fneedt eens een bittere Noordenwind ons onmedogend in het aangezicht. Nu raasden de kletterende hagelbuyen ,, en vernielden de reeds verdorde bladen ten eenenmaal. Dan viel eens de donzige . Sneeuw in de fchoonfie figuuren regelregt neder, of belette ons , door den wind tot gehe, le bergen opgejaagt , de warme Woning uit te treden. Deeze fleurige bomen waren met rym omkorst , en. deeze effene velden in ysbanen verandert. Het glydende cn voor den minden indruk wykende water , was door de nypende hand der koude in yzig marmer vervormt. Alle deeze treurige Tooneelen zyn verdwenen. Lieve , aanvallige Lente , gy G 4 maakt  104 BRIEVEN OVER VERsCHEIDEjt naakt het geheefe Land tot eenen Lusthof. Het heldere water , even bewogen door den zoeten adem uwer koeltjes , toont ons de vreugd der fpartelende Vrsfcheh , *e m kringen her- en derwaards zwemmen, « al duikelend hunnen vlugtenden vangst ^zetten. Daar trantelen de eenvoudL ichapen , terwyl zy den moederlyken pligt volbrengen omtrend hunne wittê Kevdhgen , d.e , al fpeelend , hun leven inftellen pe minnende Vogeltjes,, geheel liefde , geheel leven en gevoel, vliegen nu zingend rondsom my. Ik zie het wél getroutde Paar naerfiig arbeiden , ter opregting van een zagt en zindelyk verblyf, voor het kleine huisgezin , >t welk hunne liefde wel haast zal bekroonen. Hagelwitte éófe ouifjes vliegen al kórrend, bv paaren deeze ihooge hoornen af en aan." Hun aandoenlyk gekir , de fchelle item des Leeuwriks , de malfche geluiden der zoete Eystër, de verrukkende keel des Nagtegaals gepaart aan den eentoonigen zang des KoekoeKs , en 'z geklepper des vreedzamen Ooyevaars, die daar met zulke deftige flappen het veld doorwandelt , vormen een Veld Concert , waarin het muzikaal gehoor iets vindt, >t welk door gene kunst te bereiken is, Hoe  «UB»*-»!*», vil mm *a - Hoe lacht het Veld ons aan ! Hoe bevallig is het gebloemt ! Hoe nodigt ons 'de vrïendelyke Lindeboom om onder zyne breede fchaduw te zitten ! De lucht , nog niet verhit door de heete ftraalen der Zon , bevordert den gullen groei der gewasfen. 't Groen is op zyn edelst. De blyde planten fpreiden in duizend knngcn hunne hartfterkende geuren. Het lustloos hart des afgematte zieken , aan de herftellende Lentelucht bloot gegeven, voelt het flaauwe levens vonkje weder aanglimmen. Een zagt rood verfraait welhaast zyne vermagerde wangen ; zyne oo•en herkrygen het fchitte.ende vuuf der geestigheid ; en de Gezondheid wordt op nieuw het dierbaar gefchenk der Lente. De Vriend begeeft zich op weg , cd breidt zyn genoegen uit door het vermaak van zynen Vriend te vergreten. De redely. ke mensch, die zich der Geleerdheid heeft toegewyd , verlaat zyne boeken , en fluit zyne diepdenkendheid op zyne kamer , om' .met een vrv hart , en helderen geest dc bevalligheden der Lente te genieten. Elk Sayfocn heefc zyne aangenaamheden; maVr wis H zo zeer da Lieveling van al- G ï te.  106 BRIEVEN OVER VERSCHïI6El| Ie welgeplaatfle harten , dan gy , ó aIt00s welkome Lente? Nu wordt de Liefde alom hnlde gedaan : de Natuur viert deze blyde en voor 't menschdom zo noodzakelyke Feesten. Wat hoort gy, ö Lente, vuurige wenfchen , driftige verlangens , minnelyke zuchten! De zagte dwaasheden der Jeugd zyn U niet onbekent. De mymerende Gelieven, en de peinzende, de gevoelige Dichters beminnen uwe fombre Boschjes. Hier vergeeten zy alles, behalven hun hart , en hunne Zanggodin. De bejaarde befchouwer deezer verandervolle Waereld , wiens welgeftelde ziel het beste kent en verkiest, zegent uwe komstOp eene verftandige wys onverfchillig voor alles, 't welk het vlugtig oog der Jongelieden trekt , verheft hy zynen geest tot de eerfte Oorzaak , den algemeenen behouder den wyzen regeerder van alles. Hy dient God in blydfchap, en geniet dankbaar, alles wat de goedertieren Vader 2yner Schenzelen ons in dezelve aanbied ? Uit: deeze ftaaltjes zult gy , waarde Vriendin, zien, wat ik mVn jeugdig profa noem .' ik dagt toen , dat het mooi was ;  onD e n W E R P-E- Nt VII BRIEF. waS ; doch nu denk ik 'er zo niet over, ook niet : ten' minnen . gy fchryft Jt zo gsbltctfit* Het is toch troostlyk dat wy eens eindelyk bevatten , dat wy zUlke bekwame menfchen niet zyn , als wy ons , in de jeugdige dagen ojzes ydei levens (indien wy vernuft hebben ,) nbeeldden.„ Troostlyk»?Ja, troostlyk , jetje ' toont dit niet , dat wy meer oor deel, en^fynder fmaak krygen; en zyn oordeel en fmaak niet veel uitmunten, der, dan al de luchtfprongcn van het Vei nufx ? Z e , Kind , zo gewend ben k, d. dingen van hunne beste zyde te beZien : het ware geheim om altoos weltew'lt- «Tv nu . (ter ververvreden te zyn. Wilt gy nu , v Laina van het gehoorde, zeiden de Leeraars, en'lietett ons een Pfalmpje van Datheen na zingen ,) eens ' hooren , wat ik meer aan de Lente te zeggen had ? zo lees deeze' volgende Regels Poëzy J om aat zy geen profa zyn , en ik die gevolglyk niet anders weet te noemen , noem ik die LOF;  m BRIEVEN OVER VKRsCHElDjJi^ LOF DER LENTE. T ■^ente, die dit frisfche groen Veld en akkers hebt gege7e„ : Vrolyk , minnelyfc Sayfoen * Blydfchap van ons Buitenleven ; 't Lw* my , met een vryen geest ; Uw* bevalügheên te melden ; Schoone I >k vIer uw ^ * *ng uw bioemen , >k zfng nw veid;c> 'k Zing, uw Blyde komst ten lof, In myn aangeuamen hof. Dartelende Zuidewind , Geeft myn zangiuim vuur en leven ! Flora's liefje, dat gezwind Door de bloemen heen gaat zweven • Vfugtig Windje 5 ei hoor myn beê ; Laat myn wensch „ niec vervee,eQ . Deelt my van die vlugheid meê gy meé door 't groen gaat fpeeIen ; Door het helder beekje bruint , Door de tedre telgjes fifej Don-  ONDERWERPEN. VIL BRIEF. W Donkre Boschjes , klare Vliet , Groeyzame akkers , digte dreven > Nu gy Lente weder ziet Ziet gy al uw fchoon herleven : Alles maakt den geest verblydt Wat wy zien , vernemen , hooren! Aangename Lentetyd , Wien, wien kunt gy niet bekoren ? Hoor I hoe zingt de Vooglen rei ! Welkom Lente , welkom Meit { Levend zinnebeeld der Jeugd , Blond van hairen , malsch van leden , Waar gy komt verfchynt de Vreugd , Liefde volgt uw' lugte treden: Waai ge uw' tedere voetjes zet . Klapt de Blydfchap in haar handen , Groeit Narfis en Violet, Groenen beemden , en waranden : Aan de fchoone Bloemgodin Geeft gy 't voorwerp harer min.' Li;  HO BRIEV£N 0ViR VE R S Cli EiüE f$ Lifus treedt den Bloemhof iti ; Gaat daar tuütjes , kransjes vJegten , Om zyn' lieve Veldvriendin Op de blanke borst te hechten. Hoor dat aangenaam geluid, Der Zangkundige Climene ! Meris paart de zagte fluit Aan de item van zyn' Pbilene; In de fchaauw der Lindeblaèn Heffen zy , by beurten , aaa.' Krelis , wiens bèfpiefde hand} Wy den vetten klei zien ploegen Van het welig akkerland , Zingt van zuiver vergenoegen , Schoon hy hygt , en 't eerlyk mm Gudst van zyne ilerke leden. Hy , die van geen weelde weet j ' Is met zyn beroep te vreden i Hoe {gelukkig leeft een man £>ie zich hier naar voegen kêa :  Nu komt Y-Stads pracht ter< baan'. Dat zyn Chaites ! dat zyn tuigen I Zie die kleppers dartiend ftaan , Schrapen, trappto , knabblen , buigen i Geen van beide heeft rust noch duur; >t is al fchoonheid , drift , en leven. 't Moedig oog fchiet vonk en vuur ; >k Zie ze als vlugge vogels zweven ; Dat giert al wat rydjvoor by » é Wat ftof voor hovaardy t Veldman heeft wel andre vreugd Dan zyn paarden af te rennen : Hy's verzelt van de eer der jeugd , Zie , hoe handig kan zy mennen 1 Waarlyk dit 'a niet heel gemeen..., >t Haalt al uit, zyn Lief ter eeren , •t Sehocne fpan fchynt wel te vieên , t Laat zich fpelende regeeren Door een hand zo zagt zo fchoon : * Stapt , vals 't waar, op maat ea toon. Do  *m BRIEVEN OVER VER SCHEI DB N De oogen fcheèrnren van 't gery In deeze aangename dagen ; Vader zie naast moeders zy Op den besten boeren wagen , Met de kinders , knegt , en meid ; 't Kernrts pak , de beste rokken, Tot den voortyd weggeleid , "Werden nu *eer aangetrokken ; i 'k Zie, dunkt my , aan 't bly gelaat Dat het hart ter Kermis gaat. fJeele Buurten ryden uit ; 't Aantal helpt de vreugd vermeéren. Ydre Meisje fchynt een bruid , Zo parmant zyn ze in de kleêren. Heer , wat ftaat dat Kapje net i Dat 's een Veurfchoot .' dat zyn ringen 1 - (Elk is op zyn wys coquet.) Denkt gy , fi£re fïedelingen , Dat het Boeremeisje nooit Zich met oogmerk netjes tooit t la  ONDERWERPEN. VIL B RI E' E. «3 En wat zeg je nu van Klaes ? Zou je lange Piet wel kennen ? Dat 's wat anders als met kaas , Boter , kalven , kippen. , hennen , Heen te floven nair de ftad. Dal's een andere vertooning l Jan , al ^ hy °P het Is zo vrolyk als een Koning ; Kust het meisje , ment met een : Al het volkje is wel te vreên. Maar wat zal die boere zeun ? Wat beduid dat vlegten , breyen ? Wel geen wonder ! hy zou Pleun Morgen eens r.asr Haarlem ryen. 't Schoonfte paard moet voor den dag , t„v geen hair aan fchelen , Daar moet , ky.i . Seen Alles moet zo mooy als 't mag ; ja, de Boeren kunnen *t velen ; Naarftigheid. maakt alles goed ,■ Ze is de bron van overvloed. tt 'k Zie III. Deel. "  ÏI4 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN 'k Zie den nyvren arbeidsman Eens éen dag de ftad verlaten ; 't Moet 'er op het jaar ééns van , Wat de nyêrs mogen praten : Zonder Grietje ? »t had geen aar* ; Zonder Kindren ? kon nooit fokk» , Allen zyn ze hem even waard ; Allen wenfchen 't hart aanftukken Naar deez vreugd • 2y ryden VdQrt . * Word door hunne vreugd bekoort. '£ Windje golft de ftille zee. Hoor dat zagt gefuis der baren I Micon gaat met Galathé In het pinkje uk ipelenvaaren .- Blaas . ó Windje , zagt in 't want ; Doe geen holle golven rollen ! Micon f Niet * ver van 't ftrand . Ik betrouw my niet ten vollen Op den wisfelenden Vloed t Stoutheid is met ahooi ffioed> 'k Zie  ONfiERWEBPEN VIL BRIE E. **| •k Z:e daar ginds, hoe Dorilas Roer wendt om naar huis te ke*rin j •t Brede roeiriem kliert de pfe«* Doris , al zyn harts begeeren , Wagc hem met het zootje al vast. Difs eerst fchelvis ! dat étfl tongen \ De oogen gaan alrêe te gast »t Kleine volk komt aangedrongen , 't Wit by Vader in de fchuic t Vréugd ftraalt elk ook de oogen uit» Maar , Vaarwel , 6 Bit* *« » >k Zou te verre met u dryven , Zo ik nu myn trek volieê , Door nog wat by u te blyven. 't iw naar 't land » Lente roept my , k B* liaar ,k Ga , offchoon 't my wel zou lusten Op het breed befchulpte ftrand , Tegen t zandig duin te rusten ; Nu g3 al fchuimend Wyto en keert En de Zon uw fchoon vermeêrt.  HG BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN 'k Zie de Jeugd zig Veld waards fpoên. Om het baarsje te verrasfchen ; Welk een aantal hengelroên , Hangen ginder in die plasfen ! Corilas torst mand en net , Cloris zingt van gulle blyheid, Wyl men looze fuikjes zet. ' Dartel vischje, mint ge uw vryheid ? Myd het fuikje , myd het aas. Hoe ! gy blyft ? wat doet gy dwaas I 1 Is geen tyd u te beraên ; è Gy agteiooze Visfchen j 'k Zie , nog zwemt gy af en aan ! Vlied . gy zult uw tyd vergisfen. Schuwt den angel , 't is fenyn , Loos met fmaaklyk aas beftreken. Hapt niet toe... *t is enkel fchyn.;. Maar ik fta vergeefsch te preken , Nop is * woord. Haal op ! een Visch, Blank , fpringlevend , en hoe frisch j  ONDER. WERPEN. VIL BEIEE. »? Leerzaam werk der Visfchery l Beeltenis der dwaaze lusten , En van eens zottemy , Daar we ons telkens om ontrusten. Deeze neemt 't geen weelde biedt ; Naauwlyks is 't vermaak genoten , Of den angel van verdriet . fa reeds in het hart gefohoten: ■t Keurigst aas voor Eigenbaat, Ligt in rykdom , en in ftaat- Lente , uw zingend Pluimgediert Hoor ik uwe fchoonhsid roemen , Wyl ge uw hoofd en bo.zem fiert Met de liefelykile bloemen : Daar gy zit o? eenen troon , Opgebouwt van groene zooden . En ons op een heufchen toon , Wilt in uwen Lusthof nooden. Overlommerd door de blaên yan dees koelen breden laan. H 3 Trc~  1%$ BRJEVEH OVER VERSCHEID ES Treden wy blympsdig in; Alles aal de z'nnen -flreelen. Koor dat Vogeltje , vol min Voer en met zyn gaayke kielen. 't Cysje flreelt door zyn geluid Veld , en fraaije Korenlanden ; '£ Vinkje brosit zyn Jonkskens uit ï" deez vreeiige Waranden. Zus ! daar zingt de Nagtegaal..; Vogeltjes , ei zwygt dit maal ! De Angelier , vol iieflykheên „ Schenkt de baJzemrykfte geuren , Hoe gedommelt ondereen , Zyn die overfchoone kleuren ! iloosje , iieraad van myn hof, Za^t van blaadjes , zagt van bloosje ; Hoe verheffe ik uwen lof , Roosje, aanminnig Lente Roosje i En ook d' uwen , Violet , Door het kronkiend ioof omzet [ Zwier  09mvt*m VIL «i« «f Zwier , en fraaye uitwendigheid, Eens losheid , niet-té noemen , Heeft des Scheppers hand gefpreit Op 't gelaat der blyde bloemen. Bloemen , fieraên voor de vreugd I Trosnarsfisfen , Anemonen ! Oogenlust der lieve jeugd , Lelyën , Tulpen , Diuzendfchoonen , Gadelooze Hihacint , % Zie my op uw fchoonheên blind ! Maar my dunkt dat ik u reeds rym genoeg gegeven hebbe ? te veel zoet walg . Gy kunt hier uit zien , dat ik, zo, als * zeide, reeds vroeg aan den arbe.d geWeest ben. Ik ben veel te goed rond goed zeeuwsch om te zeggen dat deeze Vaerzen zeer flegt zyn ; maar dit is echter waar , ik vind dezelven zo goed met al* ik ze' wilde hebben, 't Is met deeze jeugdige Vaerzen , als met hele vroege Zomer Vrugten , die , om dat zy vroeg komen , met fmaak genuttigd worden ; als zy noch wrang noch walglyk zyn. Wat nu betreft de Proeve van den Heer' H4 Po*  Ï20 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Pope over den MemcW; die kan ik hier onmoog'yk influiten. Zy is thans by onze Rotterdamfche vrienden ; z0 dat , ik heb het , (gelyk gy fchynt te vrezen) niet laten liggen; Hoewel het vertalen my zo veel moeite gekost heeft, dat men myna önverzettelykheid diende te hebben om 'er in te volharden. Myne Vriendin heeft op myn aanftaan eenige regels in Vielen gebragt. Doch wy vonden niet goed 'er mede voorttegaan. 't Zou ook meer eene uitbreiding dan wel woordelyke vertaling geweest zyn ; gelyk gy uit de volgende «aaltjes zult kunnen zien , indien gy uwe Franfche Vertaling inziet ; Ontwaak myn Vriend , en denk ! Geef lager bezigheden Gewillig ever aan de heerfebzucht van een Vorst, Wiens onbeftierde geest niet luistert naar de Reden , Maar ' fteeds gepynigt wordt door fiaatzuchts wreeden dorst. Wy zien ons hier geplaatst , wy wenden 't opg naar buiten , Wy blyven voor een wyl geheel verwonderd ftaan , Zien vo! veibaastheid uit , wy willen iets befluiten , De  ONDERWERPEN. VI!. BRIEF. 12! De ziel ontvlugthet Lyf, en 't is met ons ge- gedaan ! VerfpiHen wy geen tyd aan ydle beuzelin. gen , OQr, mtv <*ezicht op 't Menfchelyk Slaan wy een vry „ezu.ui. i Tooneel : Een groote Doolhof , daar men naauwlyks door kan dringen , Maar geenszins zonder plan of oogmerk in 't Geheel: Een Woud , daar reozen ftaan , en met de distels groeyen ; Een Eden , dat ons vleit door zyn verboden vrugt. . Kom, banen wy een weg , om rusfg voort te fpoeyen Door 't uitgeftrektel Veld in aangenamec lucht. , . Laat ons, het geen wy zien, naauwkeung onderzoeken , ; ruon 't seen voor 't oog nog diep Uitvorsfchen , t gesn verborgen ligt ; „»,n en in verhooien Langs duistre wegen gaan , en gangen rigt. Oeilen Laat ons, myn waardfte Vriend, den fteden vaart na - oogen J H S  122 BRIEVEN OVER v»„ VERSCHEIDEN Van alles wat ?irh n„„ Jiest ; g '°nS gezichc vef' Bedaart , oplettend , en amaf . gen f ' en «n&gng cpgetoo- Ontdekken welk een wegf Natunr verkiest; • * ^ V00r zich De dwaasheid met den fchicht , zo dra 2y °P>yst , ueffen ; * Gewoontens , reeHs k„ ». . reeds by heur geboorte, gadeflaan ,• 6 Bedenken wie wv yvn . .erheffe„ ; 7 7U ' M^ *■ En lachen , daar dit voe-t « . v ,, voeft » om 's menfchen yalen waan. Getrouw i„ alIes dingen , WM ' V°°r alI° WC °°k ont*«*» - den Mensch en ia zyn Jot , B-echtvaerdigen, voor 't eog der 2wakke fter. velmgen , ^ WyZS v» den algoeden God. Wat kunnen wy van fïnd ' au God ' wat vap da Menfchen zeggen ? Zeerwel Ach > ^ ^ ^ . «and gefluit! Wat  OUDERWIRPEH- VIL BRIEF. X--3 Wat zien wy van den Mensch , 't geen niet is te weerleggen ? Dat hy hier is geplaatst ; en wat is nu 't befluit ? Hoewel de wyze God zich treffend openbaarde Tn duizend waereiden in /t uitgebreid Heelal , •t Is onze pligt om hem te ontdekken op onze aarde. Hy , wiens doordringend oog nooit iets ontglippen zal , Doorziet dat Waereiden één fchoon Geheel uitmaaken , Hoe >t eene Gelzel in het ander loopt; hy weet Dat andre zonnen aan heel andre heemlen. blaken. Hy, die de weezens [kent oP yderen PU. neet, Hy, hy alleen kan ons het groot waarom doen weten, Dat wy, zo als wy zyn, niet anders, zyn gemaakt. Opmerkend fterveling , durft gy u wel vermeten BMt hoe zeer die ook naar kennis Met uwen geest, noe haakt ' Den  "4 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Den overfchoonen vorm van dit Geheei te on> waaren ? k" Heeft uwe fchranderheid het groot geheim be ichouwt Der zamenvoegzelen ? en zult ëy ons ver. klaren Hoe * wonderbaar Geheel zy„ vasten ftand bg; houdt, Door kragten , die altoos en op elkander werken ? Omvat een enkel Hip dat overgroot Geheel? Kunt ge al de fchakels van die keten klaar bemerken , Die alles houdt verknogt ? en viel het u ten deel Het boe der orde van des Hoogftens werk te ontvouwen ? Bewaart uw fchrandre geest dit alles in ver. band ? Zou God die Keten van 't gefchapene u vertrouwen, Of hield hy alles in zyne onweerflaanbre hand ? Welk denkbeeld met meest' kragt hier ook word doorgedreven , Hoe hevig men hier twist , hoe weinig men hier weet, De  „,„N VU. BRIEF. 125 ONDERWERPEN. vu. De groote vraag, waarop een antwoord dient Is:8of Te" Mensch hier een verkeerde plaats bekleed ? Bezigheden , die het hmslyk leven opleJt> zullen my de pen doen neer legIer. na ^t ik u verzekerd heb, dat * dtoo's beu uwe opregte Vrieudiu. AGT-  A GTs TÉ SRIEP, ZEER GEËERDE TANTE f Tk bedank u hartjylc voor den Brief waarmede gy my .hebt gelieven te begmr %en. Meermalen had ik reeds de gelegenheid , om myn voordeel te doen met de vnendeJyke vermaningen , my daar in gegeven , en het onderrigt my medege deelt. Tot nu toe heeft my den tyd" ontbroken om u te antwoorden ; doch dat zult gy , myne waarde Tante , wel • kunnen 0Pmaken ; gy kent het verftrooy. ende Stads-leven. Hoe weinig meestresfe ben ik van mynen dag ; en hoe verbet', zei ik mynen tyd ! Elke zotskap die wel gekleed is, elk Uilskuiken dat tamelyk wélleeft , meent recht te hebben om eene jonge Juffrouw te komen verveelen ' bezoeken , moest ik zo niet geze-t hebben , Tante ? Nu f]enperen wy hier dan daar henen ; en dit hiet dan' „o* op plaifierpartyea gaan t Nicht Goedhart" ik her-  ONDERWERPEN. VITI. BRIFÏ. Xtf herhaal het , is eene zeer brave Vrouw , en ik heb alle reden van vergenoeging over het onthaal 't welk ik hier geniet : evenwel , zo zy geene Dochter had , gelyk myne Nicht Lotje.. .waarlyk , de Vrouw ziet te véél gezelfchap ; en ik durf evenwel niet heel dikwyls toonen , dat ik geene licfhebfler van zo veele Gezelfchappen ben Maar hare Dochter hou t my hier. Nu , myne Tante , heb ik myne Vriendin gevonden. Liefde en agting hebben onze harten vereenigt , en ik houde my verzekerd , dat onze Vnendfchap zo eenvoudig , zo oprecht is , dat 'er het romaneske geen het minfte inmengzel van uitmaakt. De lieve Dame begint zagtjes te beteren , en dcwyl de Doctor haar het Buitenleven fterk voorfchryft , hoop ik , eerlang , met haar t' huiswaards te keeren \ de oude Nicht heeft reeds hare toeftemming gegeven. Myn Aanflaande mag het opnemen zo als 't hem belieft , ik bemin myne Nicht uit grond van myn hart ; en indien ik haar kennende , en van haar met liefde behandeld wordende , haar niet beminde , dan, zeker , zou myn hart de ware gefchiktheid niet hebben , om een eerlyk verftandig man , dieu ik , uit vrye keuze , ea  128 BRIEVEN O VER VERSCHEIDEN én Daar eene lange verkeering , voor my hebbe gekozen , gelukkig te maken. Mvdunkt dat een braaf man zyne vrouw moet agten naar de keuze die zy omtrend hare vriendinnen doet. Wy weten hoe veel de vnendfchap 0p jonge onbedorvene harten vermag ; en zal eene gehuwde Vrouw - indien zy brave en verftandige Vriendinnen heeft , niet te vaster gehecht biyven aan alle hare plig'-en ? Het is my gantsch niet onaangenaam dat de Heer*** myne terug komst met ongeduld verwagt. Zoude ik voor u , mYne Vriendin, verbergen, dat zyne liefde fl 7d;erbaar is ? Dit geheim , hoe onfchuldig het ook zy, durf, of verkies ik echter aan niemand dan aan u toe te betrouwen. Ik weet, dat gy myne neigmg goedkeurt ; 'om dat een man van Verdofte my die heeft ingeboezemt. Laat hy met vreezen of myn verblyf in de ftad hem ook in een nadeelig licht zo.ae plaatzen ! Ik zie wel mannen die fchoonder Cmaar wat is fchoonheid in een man n die ryker , die aanzienlyker , die m zeigten , als & wenschte dat hy ware ( Hoe zoude het myn gevoelig hart tref' ten , mdien ik eens het voorwerp wierd van die onbetembare drift , die de huisiyke Vrede zo dikwyls verwoest ! ïk geloof, lieve Tante , dat hy , een eenig kind, te weinig tegenfpraak ontmoet heeft , in eenen tyd dat men hem met vrugt konde tegenfpreken ; en ik ben zo bang van die opvliegende geesten : Ik meen mynen man ook te veel agting toe te zullen dragen , om met onverfehiI]igheid te kunnen zien , dat hy hier door , zich mt dien rang laat ftooten , waar toe hv eigentlyk gefchikt is : dien van een goed aartig , eerlyk , verftandig man. Hemel > my te moeten fchamen over de dwaashe' ^en van myn man! van myn man dien ik be°elgdT kt0 VernedCTende is «* denkbee ! Ik hoop dat ik my dl, oogpunt al te donker gemaak hebbe ; en dan erken  ONDERWERPEN. VUL BRIEF. IJl ken ik , dat ik alle uitzichten heb om gelukkig te leven. Ik hoop óók dat ik , aan myne zyde , „een oorzaak geven zal die uwe verwagtingen omtrcnd my te leur ftellen zullen: maar ik ben jong , en ik zal uwe Vriendfchap -zo nodig hebben als ooit. Het uitmuntend voorbeeld dat myne ouders my, ook in dit opzigt , gegeven hebben , zal my beveiligen voor vcele mispasfen die 'er m het huislyk leven kunnen gemaakt worden Verftaod in den man , zoetaartigheid in de vrouw , zyn de gronden waarop het ftiUe genoegen der Echtelieden rust. Ik zal po^en'aangenaam te zyn in de oogen van mynen man , en hem doen zien dat zyn gezelfchap my altoos welkom zy. Ik hoop iat hy my , na dat ik de zyne zyn zal, van myne beste zyde zal blyven befchouwen; en geduld, ten minften geaaid, hebben , met die zwakheden die hy nu met beleefiheid voorbygaat. Nog een weinig regels over myn Lotje. Ik weet myne waarde Tante , dat gy myne vriendin zult liefhebben 3 en echter vrees ik niet dat dit my , by u , zal benadeclen. Uw hart is een ruim hart , en de biUykheid regelt altoos uwe geneI 2 gen*  132 RRTE VEN OVER VERSCHEIDEN genheid. Mooglyk kan een oppervlakkig befchouwer denken, dat onze karakter! met zeer voor elkander gefchikt zyn . IJT^ ]T my hCt ^ended , maar ik ZJe niet het hoe. Ei lieve , zo gy eens m ^ ^ ^ ? ^ ^£ bot geen ik voel, maar niet beervp' Lotje en ik , yerfcheIen , ifl ye]en y£ elkander met agfing lief. Onze fmaak ia het U)tk,,Zen van Boeken , is volmaakt een en dezelfde; wy bem;Qnen b -d ^e vermaken die ons niet van onze pJlV. ten aftrekken , en geloven dat redelvke menfchen niet gefchapen zyn om Vifites te geven en te ontfangen ; om zich te kleden en te kappen ; om den tyd te verkwisten met het maken van beuzelingen , of met het fpel ; met een Petitmaftre , of met een Schoothondje. Dat men niet du bonton behoeft te zyn , om wel te kunnen leven ; maar dat wy hier geplaatst ZyD u°m het °™ > zo veel doenlvk toetebrengen tot het welwezen der Maat! ichappy; en dat wel in alle die betrekkingen waar in God en de Natuur ons geftelt hebben ; wy denken dat het jonge Juff.ouwen geen oneer doen kan, zich toe teleggen op het verkrygen van zulke kundigheden . die oas , ^ wy ^ Hui*  ONDERWERPEN. VIII. BRIEF. 133 Huislyk Tooneel de tweede Rol zullen fpelen , zeer dienstig zyn zullen. Wy lagchen met zulke Dames , die , met t"er zyde ftelling van alles 't welk op haar wagt, fcavantcs willen worden ; om dat wy eenvoudig geloven , dat daar de roeping der Vrouwen niet legt; offchoon wy naarttig de beste Histörjfche , Natuurkundige , en Poëtifche Boeken lezen , en alle fchoonc Zedekundige Werken hoog fchatten. Ik moet eindigen. Ik heb aan myne Ouders gefchreven , en zal den Brief hier influiten. Ik omhels u allen hartelyk. Ik groet den Heer * * * minzaam , en hetuige u , dat ik met de zuiverfte genegenheid , en de grootfle agting ben , Lieve Tante ■> Uwe dienares en Nicht. NE-  NEGENDE BRIEF. WAARDS TE COOSJE 1 T ik las uwen Brief met aandoening ; gy denkt wél; gy vard;ent dat jk voor q den tyd uitfpaar om u te voldoen : ma? ^k u echter bidden , treed den huwlyks weg met met eene zwaarmoedige zielsge- vermoedens opwekken, die wel valsch doch tevens moeylyk zouden zyn om trftteJ roeyen. Alles zal wel ga3n. Ik zie ook wei, dat de Heer***, niec ZQ bedwd i? , m eenigen oPzigte , als ik liefst zagmaar hy is jong, hy bemint u van gantfcher harre; en ik twyffel niet, of uwe voorzpgheid , zal méér uitwerken dan zyne eige reden. Hy is een opreeht man , eQ van een opreeht man kan men bykans alles goeds verhopen. In zyne Opvoeding legt de oorzaak van een gebrek waar voor L zo zeer bedugt Zyt ; dat is zeker. Doch Zyü ^P^ament is hem ook tegen , en al"  onderwerpen IX. brief. i35 alles als ik het zo eens noemen mag , gaat 'buiten zyn goedaartig hart om. Kan jk u immer eenig nut aanbrengen , gy weet dat ik u lief heb , en dat uw geluk my zeer ter harte gaat : vertrouw op my; ik zal uw edelmoedig vertrouwen altoos zó beantwoorden , dat gy zult erkennen , dat «we Tante uwe ware Vriendin is ; meer zeg ik nu niet. Ik zal, uwen Brief beantwoordende , u eenige gedagten over de Vriendfchap m> dedeelen, die ik zo nu zo dan _gehad hebbe. Mooglvk zult gy 'er wel iets m vinden dat u nieuw zyn zal ; en u cengl oPhelderiug geven van Verfehynzcls 5 die gy nu niet al te duidelyk bevat. Ik meen dat het Aristoteles was fdoch ik wil 'er niet over behaalt zyn ,) - Ithans , het was een Grieksch Wysgeer, die eens uitriep : „ * «W lf"r| daar zyn i* Ancien mCér. Die goede e iv ziet ev , zich zeiven tegen ; man fprak , zier gy , maar genomen, hy hadt eens gezegt, „ daar Jeene Vrienden meer \ dan konde hy dft alleen toepasfen op de groote fteden. i nntmnet men zeer zelden Daar, zeker, ontmoet pieu oie twee flerke driften , LieBIe of Vnend fchap ! dit moet u niet verwonderen , r j ^ Coos-  W BS.IEVEN OVER VERSCHE IQ E N Goosje ; in dat verftrooyend , altoos bezig , en veeltyds beuzelagtig , of fcbol. djg leven , wordt men zodanig afgetrokken door zyne bezigheden , of vermaken dit men maar flaauwe indrukken kan kry* gén van het geen ons omringt. Onze zielen zyn daar als flerk ontroerde ftroomen die me s duidlyk , alles verward , en oogenblikkig , op haar oppervlak ontfan-en Men heeft echter in het groot en volkryk Parys onlangs een voorbeeld van de hoogde en tederfte Vriendfchap ontmoet. Ik las het volgende in een Bi co rs , fUK ks qualités qui conftituent la beauté de Panis van den Heer Sëdaike. Zeker voornaam Heer, (w}eês naam echter maar met een Letter uitgedrukt ItaaO verloor zynen boezemvriend die een berooyden Boedel , m twee ■ kmderen naliet. T,rftond veranderde de Weer S.. zyne prachtige Ievénswys, en vertrok met der woon in eene der Voorfle. den van Parys. Daaglyfcs , door maar één knegt gevolgt, kwam hy aan 't Hof ter waarneming zyner bediening. Weldra befchuldigde men hem van gierigheid , Gf nen helt hem van een flegt gedrag Verlagt ; hy wierdt het doel van den Lasterqy veragte alle deeze beledjgende aanmer- kin,  'onderwerpen. IX. e rie f. 137 kingen , en leefde dus twee gehele jaaren Toen hervatte hy zyne voorige wy* van leven ? en wat meent gy , dat hy gedaan hadt? Hy hadt , in die tweebaren eene Zom van twintigduizend Livres uitgefpaart, die hy, ten voordeele der kinderen van zynen vriend , uitzette. Wat zegt gy , myne waarde Nicht , van deeze daad ? Trouwens, *er zyn zulke tóe familie-trekken tusfehen onzer beider hartéh' , dat my de aandoeningen uwer ziel bekend zyn, zo dra ik my zelve onderzoek. Wondcrlyk kragtig , en nnif, fchildTt de praatagtige Montagne, in zyne oude , doch fierke taal de waare Vnendfbh p ! Gy zyt , hebt gy my wel eens gezegt, niet zeer gemeen met zyn Fransch; fees dus hoe ik die plaats overzet Hy fpreekt daar van zynen overledenen Vriend ■EU BEOTié. „Zo dra wy elkander „ontmoetten, waren wy zo zeer met elkander ingenomen , zo verbonden zo verplïgt , dat niets ons , zedert dat " oogenblik , heeft kunnen fcheiden. A s l' ik het overige myns levens , (en ecn" ter ik heb nooit veel droefheid gehad,) verge!yk by de vier jaaren , waarin^  128 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEU „ met hem hebbe omgegaan , is dat ove" ngC ded niecs ^n een lange , donke" re ' £D, verdr^tige nagt. Zedert ik hern " T%' k7nde * 5 niets behaagde my; » P6 7e™aken zeIfs bedroefden my , om „ dat ,k die met myn Vriend , myn bes« te helft , niet konde genieten ". Men heeft veel woorden gefpilt, om te onderzoeken, of de Vnendfchap, Qf de ^exe-L^fde, dan of de Moederlyke lief- Ik denk dat dit niet gemaklyk te belhsfen zy : de reden daar 1, u 5 U Wd CenS ^ eene andere gelegenheid mededelen. Wy , myne Coos- ^pmet wat het eigenlyk zegt, Moeder te ^ } ZQ ^ ^ . Onder,lndl ons di£ aJ]eeQ ]eeren ^ D^t Denk jk te mogen zeggen , dat geen Mensch m flaat is om uit te drukken wat of eene Moeder voelt voor het teder, het ma* teloos Voorwerp harer liefde , en tot welk eene heftigheid dit kan opryzen, ais zy haar Kind m doods gevaar ziet , of het weikelyk verliest. De volgende At.ecdote treft •my altoos. Zekere Venetiaanfche Dame wierdt door den dood van haren eeni.en Zoon berooft. Zy gaf zich over aan de allerdiepfle droefheid. Een Geestelyke die men dikwyls by haar bragt , oa haar / » waar  ONDERWERPEN. IX- BRIEF. . ware het mooglyk , eenigen troost toe te dienen , zeide by deeze gelegenheid eens „ Herinner u , j het *f Gotf «er/yf aan Abraham > ^ " „m, zynen zoon met eigen M 0fe/«¥» ; m ** ^ » zom!er mur' „ ew " " ' „ v;el nvreém» i gehoorzaam mos . » ^» Vi ' zy hem driftig in de reden , * <*» " *U zoude God nooit aan eene Moeder »j gegeven hebben ". Ik moet hier myne pen eens neer leggen, om my geheel overtegeven aanL ontroering , die de woorden deezer doodelyk bedroefde Moeder op nieuw m my verwekken. Uw hart is aangedaan ; leg den Brief neêr. Uwe Zuster Jaantje heeft zeer veel van uwen aart, maar zonder eene bepaalde genegenheid zoude zy eigentlyk niet leven. In mynen laatften aan u heb ik u aangetoont, waarom dit by u eenigzins anders «cftelt was. Zy is jong ; haar hart is gevoelig , hare Verbeelding zo levendig, dat het my niet zoude verwonderen indien zy nog eens een fchoon los Vaetsr maakte. Toen zy nog een kind was, hadt zy reeds een klein /ne—je aan wie zy al wat 'er m haar kUn ha.  J'e omging, betrouwde. Gv hadr wy »« «•* • ais Cl* ;r t* ™ ie vrirad- "««• « " ' dan we« * „iet n ons te pryzen. Mooelvk is dfr « oer redenen ^ i_ • - dlt eene , poenen, dat bejaarde lieden ;n u vnendfehar, „ . J aen > m hunne dichap nooit zo levendig , zo vuuri ai vntSY mTChe°- Deee^^nen Verhel lb hebt,  ONPUR***™*' IX. BRIM. hebt en om de gefchiktheid welke ons van u zeer veel doet verwagten ; dan fmaakt gy het zelfde genoegen, 'tgeen onzed Oom Rechtuit geniet j als hy uwPn broer Cenit tot naerfcgueid en leerzaamheid aanzet, en met deeze woorden fpreekt : „ Kyk , mantje , ik was ook , naerstig en leerzaam , toen ik een jon" „en was ; anders zoude ik nu zo veel ' niet weten. Die in zyn jeugd wat " leert , heeft 'er , als hy oud is , ge" not van. Hoe zou my den tyd nu lang " vallen , zo ik my niet dan met wïsfi* * wasjes had bezig gehouden ; en ]e ziet o.k hoe veel de menfchen nu nog van den fs haar zelve in hare Vriendin niet „vinden kan». Bedenkt gy wel mlZ dat ik de Viendfchap emZj^^ *** noem ? Wy zoeken niet alleen ons zelf zo als wy zyn , in een ander , maar *Y zoeken ons ook nog volmaakter. Twee IZnl7n hebfaen hunne « be! tamheden tn genieenfcbap vm £n het geen elk heeft aangefaragt , befchouwt men als eigen goed - ja'dikwyls ieen.n zy elkander hare deugden. Zou Juf. , vrouw Stroef wel ooit haar afwVzigeQ aait „erzagt hebben , door eene bevdli! ge toegevenheid , zo Nicht Gulhart haar Biet hare blymoedige weltevredenheid als geleent hadt ? en zoude n«* - , c" ^ouae niet ae zeer be- hoedzame geestgefleltheid van de laatfte , ooit getempert geworden zyn , door een betaamlyken ernst . indien Jufvrouw Stroef met eenige ftaatige trekjes uit haar gelaat m dat van hare levendige Vriendin hadt overgebragf ? Ik weet nog zeer wel , hoe ik over twintig jaar dagt , juist zó als alle ion ge meisjes , die goedhartig , oprechc " maar ook een weinigje romanesk zYn al' toos_ denken; ik zal u dan zeggen,' Coosje wat gy my zult tegenwerpen! Gy zoudt my gaarne zoeken wys te ma- ken :  ONDERWERPEN. IX. ERIET. 143 ken • Dat Vnendfchap net het tegendeel der Eigenliefde i, Dat wy door de Eigenliefde ons zelf benunnen , en " door de Vriendfchap onze liefde op een " ander verplaatzen ; dat men zomtyds " kleine Wichten ziet , die nog geene zulke beoogingen kunnen hebben , welke hunne kleine Vrienden teder beminnen Gv zult u beroepen op menfchen, die " hunne Vrienden nog meer in tegen-dan in voorfpoed beminden; die zich fmaad moeite , veragting getroost hebben ; ie het een geluk rekenden voor hunne Vuen " den optekomen , hen te verdeedigen te vertroosten , ja zelf ten koste van hun eigen eer en genoegen ". En nu , Coosje , zullen wy weer eens de wezent- , lyke gehalte wegen, en ons niet bemoeijL met den Cours .van den Wisfel, of de Vaer by voeg'ende: f ^ ' 5 dat toen de moeder het lef hartje opnam, om naar huis te brengen, het föhnde , en, met een hangend h> je .  ONDERWERPEN. IX. Br'iEF. 145 fe 't Vriendinnetje na zag , zo ver het Mén kon. Maarwatbewystditnu? Ik voor my denk, eh met reden , dat oe Kinderen zieh zelf veel vroeger liefhebben , dan men doorgaans meen Ten , minfien , alle Kinderen zyn me even lang alléén oToeyend, we^ De« •zr. het my voorkomt , voelt veei dan te Z denkt ; en hy te*« Mi «f £ t rprectt. De reden «-om d* „inde dan alle endeven is , om « h het meest behagen in dat tandje vondt. He L dit om die zelfde «den, «aatorn e • ui- i-y- Har geluid maakt , ver ipts dat blinkt , aar y-iuiu Se^een^efchoen of Se Legeenor.Oge.mooyeblydege. lieerde linten , een fehel, enz. voo. het K „d: '„neooses beginnen te ghnstere». het bekykc het met vreugd , »« , 6>V1* •e na neem die kramery «=g , * «eb graag dat myn * bujinneisje my Iief heeft; ik moet * ? V°'gIyk haar ook hef hebben." Maar iet Kindje voelt iets aangenaams in 't Z 2yn van Coosje , '£ geen het als het by Pjetje , of Keetje is : wat hoeft het dan Logisch te redeneeren ? h die aandrift niet voldoende ? het heeft met de m fae£ ^ ^ Het heeft onder zyne Poppen zo wel een hevelmg als onder de Buurkinderen. Maar de tweede tegenwerping fchynt wat meer te beduiden la n~ ■ ■> 3 Coosje . d.iar jyn zulke Vrienden geweest , en zy « nog ; en ken ik u wel, gy zytT jfeftfft om dat getal te »„ ' 1 } ö sCLdl te vermeerderen. Ik f U n°S mé« toegeven. '£r zyn JQ fchen, die eerst vrienden van anderen ge ^ren, of door den Las.er geg„4 wier- den.  ONDERWERPEN. IX. BRIEF. 147 den De wyze Man heeft daarom al voor ette'lyke eeuwen gezeg» „ Dat een Vriend ten allen tyde lief heeft, maar dat m benaauwtheid eeri Broeder geboren wordt. "Et zyn i voor al onder jonge driftige Lieden , zulken die van blyde aandoening kien bevefi, op het denkbeeld dat zy voor een vriend zullen lyden. Dan ik geloof, dat dit myn begrip over de vriend* fchap niet dan nog méér biHykéi ik twyffel niet , of gy zult my met tw aandagt voor het volgende nog blyven vereeten J ik zeg dus : Kan ik erooter proeven mynèr eigenliefde geven , dan wanneer ik alles onderneem om my dat geen te bezorgen , dat my naar myn inzien gelukkiger zal maken dan ik nu ben? Neen , zegt gy ! Nu: nu zyn de denkbeelden Van geluk zo verfcheiden, zo uit elkander loopende , als der- menfchen geaarthcden en neigingen zyn. De genoegens die men bejaagt zyn of grootscb, verheven, loflyk , en beftendig ; of zy zyn laag , laf - en beuzelagtig. Daar zIn dus wezemlyke en ingebeelde vermaken ' welke nu iemand ook verkiest , (dit is in dit opzicht nu eens hetzelfde ,) hy verkiest die, om dat zy hem behagen, en hy handelt uit eigenliefde. ' Ka  «48 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Wy noemen den onden Crvpuro ' i„» 2' * GieriSaart " — «■* zÏ,7 ltt k.g- Hy heeft het geen hy „nKb* J_ Roten met geld , koffers fflM . en ft^Weven. ^ fchatt*'^ ii.ee iets dat wy voor geld rnn » tasten hggen zo vee]e dui » die dmzenben zyn de mynen" ]V -koude, en^ordt.tVen^ ^o^n/? kWen penning; fo lang het meent dat het een Duel 1' ff h£t even Wyde zyn als of het « Ducaatware; de inbeelding is vo, De opluikende jeugd heeft zelden zulke %e neigingen. Haar hoogfte Je7\la derfeheiden zyn. (lk fpreek niets,  ONDERWERPEN. IX. BRIEF. I^P niets of zy doet véél De uitvrerkzeli deezér hoofdneiging zyn zo onderfcheiden ais de geaarthèden zyn. Zy doet eene Vrouw die wél denkt en fpreekt , maar niet wel fchryft , praaten : En eene andere, die wél fchfyft maar niet wel fpreekt, fchryven. Zy die lelyk is , en verfland heeft doet zich agteloos kleden , zv die mooi 'is , doet zich opfokken : maar genoeg ; de mening zult gy reeds bevatten. En dit alles heeft ook plaats in de Mannen. doch ik moet my bekorten. Heeft iemand een zagt aandoenlyk hart , is liefhebben zyne behoefte , en bemint te zyn zyne zaligheid, dan groeit zyn geluk aan, naar mate dat hy «erker blyken tner liefde geeft , en ontfangt. Voor zo iemand zyn de onderlinge gedienstigheden veel te flaauw en te flaperig : voor 'z¥nen vriend iets te doen , dat moeilyk y zie daar , dat wekt hem op ! Hy denkt s „ dit zal ik voor mynen vriend ver; dragen, lyden, doen." Nu wordt hy grootn zyne eigen oogen. „ Ik voel zegt hy , dat ik de gefchiktheid heb om " voor mynen vriend alles te doen " ; nu Lat hy over zich zelf verbaast , hy ziet K ^ ziek  1S° BR,EV£N °VER VERSCHEIDEN Fich zelf met agting aan; zyn ge]llk is volkomen ! En als hy de deugd m« de vnendfchap vereenigd , ontftaac ?er iets iQ «yne verhite verbeelding, dat geestlvk , ■dat hemelsch is. Gelyk nu Dweepagtige karakters zich doorgaans by eene vervolg. 6 Party voeSen > éénig en alléén om dat W vervolgt wordt , en zy dus eene -cnoone g00y naar den Martelkroon hebten , zo voegt een Dweeper in de Vriendïenap , ?ich aan de zyde des verongelykten , des gehoonden medemensch , od dat hy ut, „hge worden, - af was het dan ook een Martelaar der Vriendfchap , en hierdoor gerucht maake. Maar als wV ceeze Menfchen eens, by het bedaardeen heldere licht der Reden , wat naauwkeu«ger bezien, dan ontdekken wy, dat zV mets anders dan Dienaars der Eigenliefde Mooglyk. CoosDgf , zult gy Cwant Jk weet dat gy niet fpo^ g[os <™ zeggen: „ Indien Uvve fle]Jing ^ -» n waarom zoeken wy dan de Vriend! «i icfiap van alle menfchen niet ? Hier bv „zoude onze eigenliefde merkelyk win " W* zoud<* dan algemeen tocge- ffjWft worden". Hoe bedenkt gy het ook •  ONDERWERPEN. IX- BRIEF. IJl ook ! Maar kom aan, ik zal zien u te helpen. Doch , voor tegenwoordig hebt gy ichrifts genoeg. Myn Compliment aan Mevrouw Goedhart , en aan uw Lieve Lotje , altoos uwe Vriendin. K4 TIEN-  TIENDE BRIEF. Eene lastige ongeïteïtheid heeft my dus lange belet , om aan u ter vervulling myner belofte te fchryven. Ik denk dat dit bericht ten vollen in ftaat zyn zal, om u tc verzekeren, dat ik u niet vergeet , en niet minder dan voorhenen lief heb, of hoog agt. Aandoenelyke Coos ! Wees op uwe hoede om trend u zelf. TFat , myn Meisje , zou my om trend u hebben doen veranderen ? Maar genoeg ! Beloof my nu , om Uwe eige gerustheid , dat gy niet meer zo kinderagtig zult zyn , of my verongelyken, door dingen in uw hoofd te halen die niets dan harsfenfchimmen zyn. — Afgedaan. Het Onderwerp waar over ik u fchreef, heeft rny , zedert wy 'er aan begonnen , aeer De zelfde aan dezelfde. Ten Vervolge. LIEVE NICHT!  ONDERWERPEN» X. BRIEF. IJS reer bezig gehouden. Op myne Kamer naar Sr boek rekende , k^am my een werk f handen, waar i„ ik de ^—/^ vo d over de Vriendfehap , die hier nevens gaan za1 Ik noem u den fchryver met , om m i„„f rlar het niet zeer nodig dat ik geloof , dat net me dat gy hem , voor eerst , nog leest Ik hebbe' zéér véél reden om over uwe, verftandige vermogens gunstig te denken , doch , men heeft in uwe jaaren , met £ veel vernuft , niet altoos die vastheid van geest, die 'er vereiseht wordt om alies' te kunnen beproeven en het goede u u „i«, Als pv de Verhandealléén te behouden. Als gy "e iing gelezen hebt , zal ik myn onderweg vervolgen : het komt my voor, dat gy ^rst dient te lezen.  VERHANDELING °VER DE VRIENDSCHAP. Beminnen is iets nodig te hebben. Geene Vnendfchap zonder behoefte ; dit zoude een uitwerkzel zyn zonder Q Maar alk menfchen hebben geenzins t ffdG Tbehoeftcn- Hunne Vriendfchap i dus ook op zeer wyd uit elkander 100. pende gronden gebouwt. Deeze hebben geld , anderen weder vermaken , nodi> E»ie moet zyn credit vestigen , een ander f-et maken ; en nog anderen moeten hun vertrouwelingen hebben : daar zyn , by gevolg, Vrienden van het vermaak, van het geld, van het Belang , van het vernuft er.van het ongeluk. CJit deeze oo.pnn-' ten zullen wy de Vriendfchap befchouwen op dat wy haar des te beter leeien kennen. Men is in de Vriendfchap , zo wel a!s & de Liefde , dikwyls r0JnanesL Men zoekt  ON D ER WERPEN. X. BRIEF. 155 ïoekt over al den Held , of de Heldin ; men waant die ook over al te vinden. Men hecht zich op het eerfte voorkomen aan iemand. Men bemind even zo zeer, als ons het voorwerp weinig bekent is ; en zo zeer als wy het wenfehen te kennen. Is de nieuwsgierigheid voldaan: het beminde ftaat ons tegen ; men ziet dat men den Held of de Heldin van den Roman nog met gevonden heeft : en hier door word men voor de Vriendfchap allengs onbekwaam. Het belang der Vriendfchap eischt derhalven, dat wy van haar netter denkbeelden ontfangen. Niets is ook zeldzamer dan eene oude en beflendige Vriendfchap. Ik ftem ook daarom toe , dat , als men de Vriendfchap eene wederzydfche behoefte noemt , het niet te erkennen is , dat zy niet aU toos even fterk zyn kan ; om dat onze behoefte niet altoos de zelfde is. Indien onze Vrienden ons dus verlaten , dan betaamt het ons over de menfehelyke natuur te zuchten , maar geenszins uit te va„ ren; wy moeten dan denken } myn Vriend heejt de zelfde behoefte niet meer. Het is niet gemaklyk nette begrippen van dc Vriendfchap te vormen. Alles wat ons  Ï5Ö" BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN ons omringt fchynt ons te misleiden. Men vindt menfchen , die , om zich in hunne eigen oogen te verheffen, voorgeven dat zy zeer gevoelig zyn voor hunne Vrienden ; zy vormen zich Romaneske afbeeldingen , en houden zich van derzelver wezentlykheid verzekerd , tot dat zy door proeven overtuigt worden , dat zy , jn verre na , zo kragtig niet beminden als zy gemeent hadden. Deeze menfchen zeggen , dat zy liefde nodig hebben , en dat wel , lydende en werkende liefde. En dewyl men nooit zo zeer door de verdiensten eens mans getroffen wordt , dan op het eerfte gezicht daar van ; en de gewoonte ons onaandagtig maakt voor de fchoonheid , het vernuft, ja zelfs voor de edelfte Zielsvermogens , en om dat wy , in 't kort , nooit kragtiger worden aangedaan dan door het vermaak dat de verrasfching vergezeld : zo kan de Vriendfchap niet altoos even levendig zyn. De oprechtfte Vrienden hebben koele oogenblikken voor elkander. . . Maar wat begin ik ? Dit zal immers al de fchynheiligen in de Vriendfchap tegen my verbitteren .' Deeze Veins aarts fchilderen de Vriendfchap met de" fchoonfte , de treffendfte kleuren , met geen ander oogmerk dan om anderen ' te noodzaken , om , ter hunner begimftigmg ins-  ONDERWERPEN. X. BRIEF. Ij7 insgelyks te denken , en het afbeeldsel even fchoon te verwonen. Mooglvk vraagt men : „ wat fchaad het, of men het vermogen der Vriend' fchap te hoog opvyzele? " Zeer veel* is myn antwoord , en ik ga 'er de reden van geven. Zeer vcele menfchen , verleidt door zulke afbeeldzels , maar eindelyk door de ondervinding onderwezen , ziert , dat de Vriendfchap niet is het geen zy haar geloofden te zyn ; en worden , hoe aan doenlyk hun hart ook wezen moge , moede eene Harsfchenfchim na te jagen : dit zoude niet gebeuren, zo mende jonge lieden ware en juiste denkbeelden van de Vriendfchap gegeven hadt. De Vriendfchap onderftelt dus eene behoefte ; en hoe grooter , hoe dringender . die behoefte zy , des te fterker is ook de Vriendfchap. De behoefte is dus de maate der Vriendfchap. Onderftel dat één Man , en ééne Vrouw , de fchipbreuk ontkomen , op een woest Eiland ftranden; dat zy , geen hoop hebbende om ooit in hun Vaderland en by hunne Vrienden weder te keeren , verpligt zyn om zich te-  5J8 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN tegen de wilde dieren te befchuften en middelen van beftaan uit te vinden : ' dan zal 'er ook geen tederder noch levendiger Vnendfchap kunnen uitgedagt worden dan die, welke deeze twee menfchen voör élkander gevoelen ; en mooglyk zouden die zelfde menfchen 4 zo zy jQ eeneStad gebleven waren , elkander met afkeer befchouwdt hebben. Sterft de eene • dan verliest de overblyvende de helft van z:ch zelf: geene fmarte kan die fmarte gelyk zyn ; men moet, durf ik zeggen, m hun géval geweest zyn , om >er af de hevigheid van te kunnen voelen.- : Indien ook de Vriendfchap geëvenredigt is aan de behoefte, zo blykt het ook dat zommige Siaatsbeftieringen , zeden , en ftanden , ja zelfs zommige eeuwen\ der Vriendfchap meer gunstig zyn dan j andere. In de Eeuw der Ridderfchap , töen men een medgezel in den flryd uitkoos 5 toen twee Edellieden hunne glorie en hun gevaar in gemeenfchap hadden ; toen de lafhartigheid van den eenen doodelyk zyn konde voor den anderen ; toen men, zeg ik, door het eigenbelang aangezet wierdt, was men veel naauwkeuriger om eenen Vriend  ONDERWERPEN X. BRIEF- 159 i v t'>7Pn en 'er ook Kerker Vriend uit te kiezen , *m aan gehecht. Toen de Mode der Tweegevegten, die der Ridderfchap opvolgde , moesten ook de Vrienden , alle oogenblik in gevaar om .doorftoten te worden , elkander veel dierbaarder zyn , dan in geruster dagen In die dagen was de Vriendfchap in de hoogfte agting i ia men fchreef haren naam op de lyst der Deugden. Ik moet , by deeze gelegenheid , aanmerken , dat men op dezelfde deugden niet altoos denzelfden prys ftelt ; maar dat men haar fchat naar gelang dat wy die nodig hebben , en dit hangt veel af van de tyden waar m wy leven. Wie twvffelt , of in een tyd van opxoer en omkeering , en in eene Staatsregeling daar de partyfchappen niet zeldzaam zyn , de Vriendfchap niet veel levendiger zy, dan in eenen ftfflen en gerusten regeringsvorm ? De Gefchiedenisfen geven ons zeer veele voorbeelden daar van aan de hand. In zulke omftandigheden onderftelt zy in den mensch , moed , voorzigtigheid , ftandvastigheid , en dóórzicht; om dat deeze eigenfchappen dan onontbeerlyk zyn : en dewyl zy zeer zelden in  iÓb BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN ïö denzelfden mensch gevonden worderi ; moet zo een man zynen Vriend zeer dier* baar zyn. Indien wy , jn onze vreedige dagen, deeze hoedanigheden in önze Vrienden niet meer eifchen , 't is om dat WV haar niet nodig hebben. Wy hebben geene geheimen van ftaat , die bewaart , wy hebben geene tweegevegten, die gehouden moeten worden : waar toe zouden wy dan deeze hoedanigheden in onzen Vriend bègeeren 1 De Vriendfchap eischt thans weinig : zeer veelen noemen zich ware Vrienden' , éenig en alléén om ook toch iets te betekenen ! ZOmmigen bevorderen de zaken van iemand , eenig en alieen om den last der - zelfverveeling te ontfnappen ; Anderen bewyzen diensten , maar laten zich daar voor betalen door lastigheden' , en V het verlies der vryheid van hem, dien zy verpligt hebben. Allen noemen wy ons oprechte Vrienden , en allen klagen wy dat er geene ware Vrienden zyn! welk eene' wartaal ! De Ongelukkigen zyn doorgaans dè tederfle Vnem'en ; vereenigd door wederzydfche rampen , zo genieten zy , al klaa. gende ovcr het ongeluk hunner Vrienden, het  ONDERWERPEN. X. BRIEF. idl het vermaak van over zich zelf te weehen ; en dit vermaak is niet gering. Het geen ik gezegd heb van de levensftanden en de tyden, zeg ik ook van de geaartheden. Daar zyn Karakters die Vrienden noödig hebben. De eerfte zyn die zwakke , vreesagtige Zielen , die in alles wat zy doen geleidt moeten worden , en die nooit dan op raad van anderen tot iets bef!uiten : de tweede zyn menfchen van een norsch , ftreng ,' en willekeurig Karakter. Zy moeten iemand hebben, die zy kunnen plagen , cn die hen echter dulden kan. Daar zyn eicdelyk Menfchen , welke geen heerschzucht , of fterke driften hebben , en die hun grootfte genoegen vinden in het gezelfchap van eerlyke gebeffende Lieden. Onder hun vindt men de tederfte , de oprechtfte Vrienden. Hunne bedaarde Ziel is recht in ftaat .om al de bekoorlvkhedcn der Vriendfchap te genieten. Zy hebben geene driften d'c in hun dit gevoel kunnen ftremmen, of afleiden: dit is hunne eenige behoefte. Zy zyn dus ook sefchikc voor de allerverhcvcndlte Vriendfebap.UI- Dele. L  162 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Men is in tegendeel dus ook minder be kwaam voor de Vriendfchap als men meerder afhangt van anderen. Ryken en aar, -enlyKen , zyn , 0m dfe ^ ^ gaans voor de Vriendfchap weinig vatbaaren men houdt hen meest aItoos voor on'- of dat de mensen geneïgt is tot wreedheid « hv d,e ongeflraft kan plegen; of, en r en en ^ ■ ™ d" d" W«o en grooten de ongelukken van anderen aanzien als verwytingen over hun ei- ... " vc'zoeken der elendieen • dit is zeker , zy mishandelen meest ai oos Ongelukkigen. De geringd misflag J een voldoend voorwendzel om hen alle Mp te wegeren : men wil dat de ongelukkigen volmaakt zyn. Men heeft nog meer Menfchen , die voor de Vriendfchap onverfchiHig zyn , en g**n die die op zich zelf beftaan kunnem zieh zïfT tbCndC °m h£C gduk » b ezitte f Z Cn ' ^ tG V£eI vrfand fittende , om nogmaals het vermaak van ^drogen te worden te willen fmaken , Z;n ZI ook DJ'et heel gevoelig voor de Vnendichap. Zekere verflage vlouw zeide daarom , dat dit ~n,„; * au "OÜ?t van men¬ fchen  ONDERWERPEN. X. BRIËF. l63 fchen niet zo zeer ongevoelige, ah wel beter 'onderrechte menfchen waren. Maar , zal men zeggen , indien de Vriendfchap altoos eene behoefte onder' ftelt , zo is het echter geene natuurlyke " behoefte. Wat is een Vriend ? Een Bloedvriend die wy ons zelf verkiezen. " Men begeert e<-nen Vriend , om , op dat ik het zo noem , in hem te Ie" Ven , om ons hart in zynen boezem te " kunnen uitttorten , om eene Converfa- tie te hebben die het vertrouwen zo " dierbaar weet te maken : bygevolg , n deeze drift niet gegrond op de vrees " voor fmarte , of op de natuurlyke ver. „ maken der zinnen." Dus zoude ik deeze tegenwerping, dunkt my , kunnen wegnemen. Waar in beftaat het verrukkeivKe boezemvriend ? In het vermaak van over zich zelf te fpreken. Indien wy m rum* omftandighcden zyn , dan plegen wy met hem raad orer de beste middelen om on. ze goederen te vermeerderen , en ons aanzien te vergrootèn. Is men in armoede ? Men zoekt , met dien Vriend, z!Ch te onttrekken aan ons ongelukkig lot ; en 7yQ onderhoud fpaart ons ten minftcn het L 2 vc*'  i*4 Brieven over verscheiden verdriet, dat wy gevoelen , als wy over zaken, ons geheel onverfchillig, moeten fpreken : by gevolg fpreekt men altoos met zynen Vnend van onze droefheden , of van onze vermaken. Z>e h.er , waarde Nicht , het geen ik u beloofde in deezen Brief te fluiten. Gy zult mooglyk zeer verfchillen met den fchryver dcezer Verhandeling ; ik ben het ook met met hem eens ; en ontken teQ aüer flerkfien het gevolg >t welk hy mt zyne ftehing afleid : dit is de reden dat •ik deeze Verhandeling niet verder vertaald bebbe ; 2ynde het hier de plaats niet om zyn gevoelen zo te wederleggen als eene Verhandeling, van deezen in' veé Jen opzichte weergalozen , fchryver , ver dient. r Nu zal * den draad wéér opnemen, en de volgende wys uwe vraag beantwoorden Wy zoeken gene Vriendfchap met heel de waereld te houden , om deeze -ee reden ; eerst , om dat dit onmoog. yk is-; ten tweeden, omdat onze eigen^e er niets by zoude winnen, mat, ocnkelyk , Veei by zoude verliezen. Want om  onderwerpen. x. jïrief. m,. om met alle menfchen in eene byzondere Vriendfchap te kunnen leven , zonden alle menfchen ook e'kanders Vrienden moeten zyn : dit is onmooglyk. Leert de ondervinding niet, dat het zeer moeylykns met twee menfchen , die in Vyandfchap zvn , Vriendfchap te houden ? Zomtyds verliezen wy een van beiden ; ja , «Oh tvds beiden. Doeh al ware dit mooglyk , z0 zoude onze Eigenliefde 'er veel meer bY verliezen dan winnen ; want de liefde wordt flaauwer naar .gelang zy onder veelen verdeeld wordt. Hoe grooter getal van Vriendinnen men hebbe , des te zwakker wordt de genegentheid voor yder der zeive . écne Vriendin is als het brand¬ punt , waar in alle de zuivere en heldere ftraalen der beminlyke Vriendfchap z.ch vereenden : Werk dit denkbeeld zelf mt, en denk dan eens aan uwen aanftaanden. Onze eigenliefde eischt véél , zou zy dan iets winnen door ons de Vriendfchap van alle menfchen te doen begeeren ? Laat deeze eene reden gelden ; offchoon ik , indien zy U niet voldoen kan , nog andere heb. Dat wy nu nog een woord fpreken over Montagne. Ik zal zyne borden eens comentariëeren ; me dunkt dat zy 'er wel toe gefchikt zyn. L 3 Het  166 BRIEVEN OVER VERSCHEI o EN Het fchynt my toe , dat de Ga&oenfcU wyzc man , zo als de beroemde Historie fchryver Hooft hem noemt , met my het eens is , dat , naamentlyk, de Vriendfchap eene fyne Eigenliefde 'zy. Toen hy zynen Vriend eerst zag , wa's hy al met hem ingenomen. Waarom--? Om dat hy reeds gelukkiger was , dan voor dat hy hem zag , en om dat de la Beotie ook met hem was ingenomen. Nu zyn wy het immers eens , dat het bezit van iets 't welk ons behaagt , ons geluk vermeerdert ? En wat is in flaat om eene aandoenelyke Ziel, die kiesiche begrippen heeft van "'t geen buiten haar is , meer te bekoren dan het denkbeeld : „ Hy die ik hoogst agt, „ denkt met agting aan my ? " Vervolgens. Wat is de groote behoefte van zo eene Ziel ? beminnen ! Hoe vuurig kan zy verlangen naar iemand die waardig is haar vertrouwen te bezitten ; in wiens eerlyk en mewaardig hart , zy al haar verdriet , al hare vreugd mag overgieten. Dat geluk hadt Montagne, en hy drukt het uit door deeze woorden , wy waaren terjlond zo bekent , de Eigenliefde begeert niets vuuriger , dan het genot van iets welks gemis haar minder gelukkig maakt. M O N-  O^BURWERPEN. X. BRIEF. 167 Montaone hadt zich, in zynen Vriend, lief : de dood al'een könde hen van elkander fcheiden. Na dat hy zynen Vriend verloor , voelde by naauwlyks dat hy leefde. Buiten zynen Vriend was 'er geen begeerlyk goed meer voor hem : alles was ydelheid , rook ; en hem omringde een duisteren en verveelenden nagt. Hieriri kan de Eigenliefde geen behagen vinden. Geen wonder dat de Overlevende zederd wegkwynde ; nergens vermaak in vondt ; dat de vermaaken hem bedroefden. Zy waren voor hem onnut geworden ; hy kon ze niet genieten ; want wat zyn toch al de vermaaken der Waereld voor iemand die zyn beste helft verloven heeft , en tot in het binnenst van zyn hart treurt om zynen Vriend ? Wat is nu by Montagne de Vriendfchap anders, dan eene fyne Eigenliefde ? Vergeet niet , lieve Coosje , dat wy hier fpreken van de allerverhevendfte , tederfte Vriendfchap ; eene Vriendfchap die men niet 'dan voor maar één éénig voorwerp tan hebben ; en niet van die Vriendfchap die wy met verfcheidene perfoonen kunnen onderhouden. Onderfcheid ook wél, dat behagen in iemand te hebben , agting voor iemand te hebben , nog geen Vriendin 4 fchaP  168 BRIEVEN OVER VERSCHEID,EN fchap is , maar alleen de gronden zvn w^ar op zy rusten moer. De menfchen , Coosjojicf , beminnen hunne Vrienden even eens gelyk zy zich zelf beminnen. De Ondervinding leert dit immers. Indien wy ons zelf altoos, oprecht, m beredeneert beminden , zouden wy onze keuze beter doen, dan nu dikwyls gefcfeied; en zo veele reden niet hebben om ons over onze Vrienden te beklagen. Indien wy rechtzinnig dagten over ons waar geluk , dm zouden onze Vrienden altoos eere doen aan onze keuze , en wv zouden ons doeleinde altoos bereiken. Maar yder kiest zich Vrienden naar de denkbeelden die hy zich van geluk vormt. Hierdoor vindt men Tafel vrienden , Vrienden met wie men vermaken neemt , fnap. agtjge Vrienden , beuzelagtige Vrienden ', en Vrienden, den edelen naam waardig ; want als wy ons geluk in de. pefFening der deugd zoeken ; als wy in het ryk der Waarheid pogen te treden als wy kennis en kuiutcn beminnen , dan kiezen wy óók menfchen die het met ons eens ?yn. In dien zin is het waar , dat Go'yk zjns Gelxkcn bemint, Ze  ONDERWERPEN. X. BRIEF. l6» Zo dra alle menfchen de deugd zullen , „n zullen zy allen Vrienden zyn. beminnen , zuiien ^ „rtr,rpffclvDit is het oogmerk van onzen voortref ken Godsdienst ; doch % is te duchten da, in deeze onvolmaakte Waereld , de deugd nooit van elk zal bemint worden. De Godsdienst vermaant ons tot Broede^ * Uefd, , en zegt : & * f« verder kan men het hier niet brengen.^ allen Boezemvrienden , zal mooglyk de van onzen Gezegenden Zaligmaker zyn , in den ftaat der volmaaktheid. r Nu is het tyd om uwe vraag te beantwoorden , om dat die , het gem de zeg, dat «M geVM bemint , fchgtf tegen te ££! offchoon gy zien zult dat het rnyne ftelling bevestigt. Laten wy dan onderzoeken waarin die waar van ik fprak , moet beftaan. Beftaat die gelykheid in overeenkomst deihumeuren , of in het eveneens denken over zaken , die wy voor onverfchlhg houden ? In verkiezingen die yder , zonder den anderen te benadeelen , kan op- voige*. ? ^ diiftcn 2 ln gelyk',T; deugden ? In heerfchendc zwakheden ? Neen, myn : kind , in geen van dit alles. Gelykheid van humeur verwoest d.kwyls  170 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN de Vriendfchap. Twee zwartgallige dik bloedige, en gevolglyk, melancoble Vrienden , zyn veel raeer gefchikt om eIka gek , dan gelukkig te maken ; en daar men niet gelukkig maakt is geen Vriendfchap. Twee al te zoetzappige malfche Zielen , zouden e!kander uft t bederven, bygevolg 1 Twee heerschzuchtigen zonden maar eens twisten , dat is waar , doch hun leven zou ook niets dan twist zyn. Twee oploopenden? Die zouden elkanders rust en gezontheid verwoesten , door de ziel te ontroeren, en het lichaam te lchokken. Twee zorgeloozen , vrolyken ? geen grond van genoegen is by hen te vinden. Maar moeten hunne hoofddeugden evenwel niet gelyk zyn ? ïk denk van neer ! Twee ten hoogften zagtmoedigen zouden mooglyk vrede ten koste hunner vryheid kopen , en wie is gelukkig die met vry is ? Die gelykheid moet. dan , naar myn in. zien , hier in beftaan Men moet het eens zyn ,n alles 't welk men voor iets wezentlyks houdt. Geen ware Vriendfchap zonder den diepften eerbied voor God en zynen dienst ; zonder een geöeffend 'ver. ftand , en een oprecht hart. Is het des wonder dat Gy en Lotje elkander bemin ?  ONDES.WEK.PEN. X. BRIEF. tf% mint ? Ziet gy nu de reden niet duidelyk ? Vriendfchap wil gelukkig maken 5 ™ar al Wat ons waar geluk niet hmdert, ftoort ook de Vriendfchap niet. Tot het geluk, en de Vriendfchap heeft men eene zekere hoeveelheid van gevoel nodig. Wiens hart is gevoeliger dan het uwe ? In Lotje hebt gy even het zelfde hart gevonden. Zie daar de grondflag van uw geluk , en ook van uwe Vriendfchap. Gy ..et uwe£en din, gy leen haar kennen ; uw h it lu,_ tert u in dat gy haar nohg hebt , gy „et in haar u zelf. Zy behaagt u. Gy £ met het vermaak van eene pnge fchoone Dame , die haar gelaat voor den fp e«l befchóuwd . u zelf in uwe bemmly5e Vriendin ! Hoe fmaakt u dit , myne Coosje ? maak ik u niet een weinig Vriendfchap - Coquet ? Doorzoek u zelf , en gy zult , zo ik my niet bedrieg , zien I dat ik u nie:s vertel dan t geen inderdaad zo is. Maar troost u, myn ha t ie I Uw Lotje is ook in deezen U gelyKHoe gaaru fchryf ik aan jonge lieden van uw foort. Dit geeft my dikwyls de zoete gelegenheid om de blyde Tooneelen myner jeugd my voor den geest te halen ; en Ut «Iden zien ik , met een glimlach ,  172 BRIEV£N °VER VERSCHEIDEN ÏZ£udC P°PPenkraam van romaneske denkbeelden weg valt voor het emftm oog der Diepdenkenheid 1 A „ ^t veel, uic weIk een voorwerpen ziet , Het is uffchuld niet indien gy niet altoos juist oordeelt. StJ » t leven op de plaats waar op ik my bevmde, en zie dan fflet u^ J 09 er, rondzom « , dan zult gy bevfnd'en hoe veel men m een vyftien of twintig jaar opmerkens vordert. Veel lezen , en een langer leven geven ons zo veel niet voor uit : maar veel denken over zaken die wy ontmoeten , en die wy doorzoeken. Wat is eene geleerde Vrouw een nutteloos mensch , indien zy ar]een kund.gheden bezit , die onze zedelyke waarde niet verhogen ; ons niet nutter , met aangenamer, niet van meer belang voor de Maatfchappy maken. Die alles weet, behalven het groot oogmerk waarom het aanbiddelyk Opperwezen ons tot denkende en werkende fchepzelen maakte , en plaatffe m eene Maatfchappy daar alles betreklyk op eikanderen is' Daar elk het zyne tot het algemeen nut moet toebrengen .' Ik zal met de volgende aanmerkingen dee-  ÓNDÉRWERPEN. t. BRIEF. I?3 deeze ftof voor afgedaan houden , en mynen Brief fluiten. Als wy , myne Coosje , ons zélf'op eene verftandige wyze vuurig beminnen , en alles ter hand nemen 't welk in ftaac zy om het beste geluk waar voor wy als menfchen vatbaar zyn , wel te leren kennen. Wanneer wy dat geluk ons , door den veiligften en korften weg , bezorgen f en duurzaam maken , dan handelen wy redelyk. Maar wanneer hebben wy nu zo eene zuivere liefde voor onze Vrienden ? is het niet dan , als wy omtrend hen juist zo handelen als wy ons zelf, volgens het geen ik zo even zeide , behandelen ? Nu ! eenflemmigheid in gevoelens over den aart van het beste Geluk , over de middelen om het deelagtig te worden , duurzaam , ja eeuwig , te maken , is de grond der ware Vriendfchap. Voor zo eene Vriendin , indien zy teffens zoetheid van zcdin , en een beminlyk ktrakter heeft , voelt het welgevormde hart aandoeningen die zich niet laten befchryven. Met die Vriendin vereenigt men zich ten vollen. Ydere poging die wy ter volmaaking van ons eigen geluk doen , breidt het geluk onzer Vriendin uit ; alles is hier wederkeerig ! Ik vergelyk de Vriendfchap van twee  '74 BRIEVEN OVER VERSCHEUjg twee deugdzame en verftandige menfchen, meermalen by twee Beekjes , die eenigen tyd afzonderlyk voortvloeyen , maar S emdlyfc m den boezem der Eigenliefde verhezen : nu maken zy één ftroom u [ zy zyn onaffcheidbaar. * Overeenflemming over den aart der phV en des geluks , is dan de gelykhefd waar van ik fprak. Overeenkomst iQ hu. ™ur maakt kinderagtige vriendfchap vrugtbaar in het bedryven van belachlvkheden. Gelykheid in gevoelens over wiL keurige devotie verfchjllen , maakt Dweenagtige Vrienden , die voor elkander yveren en bidden, zonder verftand en zonder vrucht Ondeugende Menfchen zyn flegts Medegezellen in het kwade ; nooit Vrienden. Eensgezindheid in fmaak , m gefcJjik£. heid voor de zelfde uitfpanningen , afkeer voor dezelfde dwaasheden , infchiklykheid voor elkanders zwakheden bevestigt de Vriendfchap. Uw hart , myn waarde Nicht , klopte toen gy nwe vriendin zaagt, toen gy haar nader leerde kennen. Uwe gevoelens vieJen , om het zo uit te drukken , elkan der m de armen. Gy ondervond de zeil' ftecnige kragt der zielen. Die Sympathie" waar  .ONDERWERPEN X. BRIEF. I?5 waar van veele menfchen geen denkbeeld kunnen vormen en daarom voor beuzelpraat houden , -ar die zo waaragtig beftaac als het ElcOrique vuur, dat men nu al meer begint te ontdekken. Uwe Vriendin £ nu een zeer wezentlyk deel van u «elf Waarlyk , Coosje , temperament cn geaartheid maken eigentlyk den Mensch niet uit Zy hebben dus met de Vnendfchap niet veel te doen zy die den bedryvcnden , niet den lydelyken menfch ten voorwerpe heeft. Lotje en gy , kunt dus zeer wel Vriendinnen zyn om dat gy beiden alleen verfchilt in het geen waar in gy lydelyk zyt , en het volmaakt eens zyt in alles dat in ftaat is om in ]onge harten Vriendfchap te doen geboren worden. De Heer * * * , hoe zeer hy naar uwe thuiskomst verlangt , en dat verlangen zie ik nog meer in zyne oogen dan in zyne woorden , heeft my gezegt : (want Wy praten dikwyls eens in vrvheid , Coosje J dat hy u al het genoegen gunt 't geen Lotjes byzyn u kan geven ; en dat gy, om zynent wil , uwe terug reis niet moet verhaasten. „ Myne liefde , voegde hy „ daar by , is niet zo bekrompen, zo „ zelfzoekend , dat ik haar , die ik zal » po-  i7<5 brieven over verscheiden " P°f"geIukkig te maken> zulk een tff „fchuldjg genoegen zoude doen vermini, deren ». Evenwel hy verzoekt , u . «^ Vriendin te mogen afhalen. Dit heb ± hem belooft ; 2yne edelmoedige hefde verdient wel eenige beloning l Het geen iic meer op dit ftuk te ze?, gen heb, zal ik met u onder vier oog4 afdoen. Vaarwel, myn lieve Nicht ELF  ELFDE BRIEF, GEËERDE BROEDER « Ons gefprek , dat my nog levendig in den geest ligt , heeft my aanleiding gegeven om u het volgende te fchryven. Gy hebt gelyk , veelen onzer gegoede Üeden ftaan naar den naam van Liefhebbers der werken zo wel van vernuft als der kunften of Geleerdheid ; en veelen van hen vallen op de oudheden; Verkiezen zy de Munten ? dan brengen zy het, dit moet men toeftaan , ook zó verre s dat zy een Socrates van een Plato, cn een Marcbs Aureliüs van een Tiberius taamlyk wel kunnen onderscheiden. Zy weten u ook te zeggen j dat het Pantheon en het Amphitheater twee zeer verfchillende gebouwen geweest zyn. Deeze foort van kundigheden , worderf echter het meest gebruikt in het verfierert III, Deel, M  i;$ BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN van Tuinen , en Lufthoven ; en worde ons kenlyk onder het woord fmaak. Smaak voerd het gebied over alle Kunilen ea Wetenfchappen. Smaak legt Hoven en grasperken aan. Smaak bevolkt deeze eenzaame plaatzen met een groot getal Satyrs , Faunen , en Dryaden : en terwyl het Ongeloof den Christelyken Godsdienst verdryft , zo hertelt de fmaak in onze Tuinen de Heidenfche Fabelleer. Zo de Landheer een vyver graaft, zet de fmaak 'er terflond een Neptunes in, deftig uitgeftrekea met een drietand , en leunende op de eene of andre rivier. Zo hy een doorzicht laat uithakken , Smaak plaatst aan deszelfs einde een Apollo of eene Flora. Men kan naauwlyks eenige fchreden voortwandelen , of men ziet niet dan Goden , en Godinnen. Zomwyl ontmoet men op nieuwe Buitens oude Tempelen met latynfche , (0f wel griekfche) Opfchriften verfiert ; op dat de eigenaar ons toone, dat hy een Liefhebber en kenner der Oudheid , en der talen zy. Dit gaat zo verre, dat men niet veeï uuren Buiten kan omwandelen , of men zal dit bewaarheid zien. Bezoek den ryken Burger in zynen Tuin ; Den grooten Heer op zyne Buitenplaats ; ja den Dominé in zyne Pas-  ONDERWERPEN. Xt. BRIEF. I7& Pastory , gy zult overal Goden en Godinnen ontmoeten , en dat wel eens zonder de betaamlykheid veel in agt te nemen. \ Ik gelööf niet , Broér lief, dat allé deeze menfchen afgodendienaars zyn , in den eigentlyken zin des woords. Doch wat : zullen de gemeene lieden , ziende hoe weinig belang men thans in den Godsdienst ftelt , toch moeten denken , als zy onze provintien met Heidenfche Godheden dpgevult zien ? Mooglyk beveiligt de gelukkige onkunde deezer menfchen heri wel vóór de aanbidding deezer afbeeldingen , en dan zeker is het gevaar minder ; maar waarom, vraag ik nogmaal, dëeze Goden , in zulk eene menigte , en Overal geplaatst ? Waarom verfieren ryke Lieden hunne fchoorfteenen met Lares en hunne Bibliotheken met Pcnaïti ? Indien wy in de Heidenfche Theologie geloofden, dan hadt dit eenigeri fchyn van. reden ; doch nu dient het alleen om ons dert fmaak der bezitters te doen kennen : iets dat ons niet grooter van hun dóet denken , dan voor wy wisten dat zy vari dien fmaak waren. Allen deezer hebben niet eens zö veel kennis als 'er vereischt irotdt om hunne Goden wél te plaatfen ï M % (20  ISO BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN (zo zy kunnen gezegt worden niet overal in den weg te ftaan !) Mynheer * * kogc als de Lui ook een partytjé Goden en Godinnen , maar dewyl hy die lieden niet regt kende , en by zyn Tuinman daaromtrend niet veel lichts konde krygen , prykc zyn Vyver. met een Boschgod , en zyn Bloemftuk met een Piuto ; terwyl Neptunes het Plein der Menagerie voor lief moet nemen , en eene Flora verwezen is tot het Slingerbosch, Zou men zynen fmaak niet kunnen toenen , al verfierde men tuinen , bosfehen of lanen , velden of vyvers , niet met deeze Goden ? Zou het Beeld der Gezontheid, der Vrolykheid, der Milddadigheid , minder fraay zyn indien een Picale het gehouwen hadt ? Zouden de beelden onzer doorluchte Vaderlanders die den Staat in den Oorlog met den degen , en in vrede met hunne pen uitmuntende' dienften gedaan hebben, ichoone Zaaien ontfieren P Kan een de RÜItE8 een Ces ar niet opwegen ? Een Willem de eerste , een Barneveld, zyq immers van oneindig meer belang voor ons, dan een Miltiade s of M a ri u s. levert onze intresfante Vaderlandfche Historie geen onderwerpen uit voor onze Sehil.  OKDEKWERPEN. XI. BRÏE*. iftc Schilders, en Beeldhouwers ? ó , myn lieve Broeder, indien ik eene fchilderes ware die een Heldendicht kon fchilderen , ik zou daar onderwerpen vinden , het penfeel van le Brun of Rob ben s overwaardig ! Ik bemin myn Vaderland om dat het het land der Vryheid is , en ik ben geemlyk als ik zie dat men het , (zeker om vreemden natevolgen) voor zo gering en van zo weinig belang houdt. Hoe kleinder deszelfs omtrek is , des te grooter moet onze verwondering zyn over het groot getal uitmuntende perfoonen , die het voor de Vryheid , den Godsdienst , de Kunlten , en de fraaye Letteren heeft opgevoed ; en over de menigvuldige en groote gebeurtenisfen die 'er zyn voorgevallen. Hier vaa eens nader. 'Vaarwel, w 3 TWAALF-  TWAALFDE BRIEF. MEVROUW, ZEER GEËERDE VRIENDIN! Het beleeft , Qm niet te S be°btthaaIwaar mde *y gen hebt zal niet Ugt uic gen gewacht worden , en dewyl Bal ! dat was een Bal ! Ik opende het 3, met een ouwe Sufanneboef, eenen Heer 3, Horlebeen : hy hadt , zo waar als ik 33 leef, geen handfehoenen aan ; en hom- pelde met my al om en om , even als n een danfende Beerf „ Maar daar is nog iets dat my krag,3 tig verveelt : deeze Luiden van fatfoen „ ftaan zeer op hunnen rang , en men 3; kan zich niet naauw genoeg wagten 3, om in deezen geen ergernis te geven. „ Een Notaris Vrouw , Juffrouw Pennefchagt , is zo boos op my , dat ik „ vrees dat zy haar man van party zal „ doen veranderen , om dat , op onze „ Dansparty, haare Dochter , een vinnig 3, hovaardig Nufje , nu eerst van 't fchooj gekomen , niet was opgehaalt om te dans33 fen voor deni Brouwers Dochter 9, offchoon da fok y/aereld wist dat haar  ONDERWERPEN XII. BRIEF. iS$ „ Dochter , zeide zy , een fatfoenMyk l meisje -was t van ou-wers tot ouwers , Ik wou, om een lief ding, myn waarde Mevrouw , dat gy myne Kleerkamer zaagt • gy zoudt u verbeelden dat gy 1 in een Franfche winkel kwaamt. Myne , Kamenier en ik hebben, deeze gehele week , niets gedaan dan kokardes ge" maakt , en met myne eigen bande* heb ik die aan zweeterige hoeden ge„ n hecht • Is dit uitteftaan ? Ik mag.my "zelfs niet kleden zoals ik wil; ik moet hooge kleuren dragen, offchoon die my , by uitftek , lelyk ftaan. Vaar. wel , en leef gelukkiger in de vrolyke \\ ftad dan ik hier leef ! enz. Gy , Mevrouw , zult my wel toe^ ftaan , dat Mevrouw Polit zeer te beklagen was ;. doch haar verdriet ontftond grotendeels uit den onbevalligen tyd waarin zy toen leefde. Het Buitenleven had 'er geen fchuld aan. En genomen , dat deeze Dame in onze geruste dagen leefde , zy zoude , met zulke ftadfche ne!gingen , en zulk een fmaak voor zaken , die , op zyn best genomen , onfchuldig kunnen heten , nooit gefchikt geweest zyn voor het Buitenleven, Ds  ÏOO BRIEVEN O VÉR VERSCHEIDEN De aangenaamheden die het Land om aanbied, zyn van eenen ftilien en zag. ten aart. Een harte dat niet aandöenlyk rs ; eene ziel die zich nimmer bezig gehouden heeft met overdenkingen hamwaardig ; driften die naar de ilem der Reden niet hooren ; een fmaak voor het kleine , het beuzelachtige , of het woeste, ftellen oös buten flaat om in een Paradys zelfs gelukkig te zyn. En lieden die in de groote Waereld leefden / dié voor haar opgevöedt wierden , en aan eene fatfoendelyke luiheid gewent zyn . kunnen in zich zelf" niets vinden dat hen aanmoedigt om de kennis met zieh' zelf fterk voort te zetten. Wat my betreft ■ ik ken geen grooter aardfche geiukzaiigheden , dan gelukkig te kunnen zyn op het Land ; en al wat de Stad met hare Comedien , Operaas Bals ^ enz. kan tentoon fpreiden , is enkel beuslary , by debefchouwing der bosfchen , weiden , velden , koornlanden , tuinen , en ftroomem Hoe menigmaal ik ook opfbnd om de Zon te zien opgaan ; hoe dikwyfs ik des avonds myn gezicht naar het Westen keer , en myne oogen , 't zy met of zonder Telescoop , den Harren hemej aanfchouwen; zo blyft dit altoos nieuw voor my , en myn hart vloeit over van dankbaarheid  ONDERWERPEN. XII. BRIEF» 191 aan dat Wezen , 't welk my in den rang der redelyké ichepzelen plaatfte , en dus in ftaat ftelde om te zien op welk een heerlvk fchouwtooneel ik my bevinde ! Aan weinig onderwerpen ben ik ook zo gehecht. Men 'kan my bykans eene Dweepfter noemen , als het myn gelieft Buitenleven raakt ! Ik zou liever een klein hoekje tuin en land , met een onaanzienlyk huisje daar op , bewonen , dan eene der Paleizen op Heere of Keizers gragt. 't Is waar , men heeft Buiten weinig gezelfchap , dat ons kan behagen ; doch wordt dit niet rykelyk daar door opgewogen , dat men ook , uit eene lastige befchaafdheid , niet verpligt is om menfchen te zien , te ontfangen , en met beleeft. heid te behandelen , die ons doodelyk verveelen , en die ons dien grooten fchat, Tyd, ontrooven ; om dat zy met zich ZPlf verlegen zyn , en niet begrypen , dat denkende menfchen , zéér véél te doen hebben ? Ik ben niet bang van menfchen; dit weet gy : ik bemin de gezelligheid ; maar indien ik kiezen moest , menfchea te zien die niet wys genoeg zyn om my te leren , en niet gek genoeg om 'er my eens mede te vermaken, of zelden iemand die een goedgezelfchap is te zien : ik  IC2 BRIEVEN OVER VERSCHEIDE» ik koos , zonder bedenking , het laatfte, Doch wat belet (ons , die altoos Buiten wonen , nu en dan eene Vriendin , onze agting waardig , by ons te noodigen 1 Lieden van de Mode moet men zeker niet op de Dorpen zoeken ; maar moet' men dan van de mode zyn 3 om alle vereischten te hebben , f die ons gezelfchap nuttig en aangenaam maken ? Meer dan eene eenvoudige Boerin ken ik , bezoek ik t en bezoekt my , en ik verzeker u , dat ik met die meer verftandige reden gevoert heb dan men in de fraaye Gezelfchappen zoude durven opperen. De karakters deezer Menfchen zyn niet van ééne zoort : de vrolyke , de peinzende , de vernuftige , de grappige , de ernffige heb ik hier gevonden ; en ik heb wel eens verbaast gedaan over de aartigheid van een antwoord , of de fnedigheid eener aanmerking. Men vindt zeer dége/jke lieden onder deeze menfchen ; en die eene uitgebreide liefdadigheid hebben. Onze ftedelingen zyn van dit alles onkundig. Yderen Boer is een lompert , ydere Boerin eene onnozele floefdie nietdan van werken weet ; en zy zullen zeer laag over my denken , als zy weten, datik uwen lang. vermaaklyk of nuttig met- des-  onderwerpen. XÏI. brief. Ï9§ deeze menfchen doorbreng. Eenzelvigheid is zelden aangenaam : dat bekèn ik ; maar-, zien zulke Burgers wel meer onderfcheid tusfchen dè onderfch'eiden foorten van gras en bladeren , dan tusfchen deeze myne Vrienden. Breng een verftandig mensch , die geWoon is , met aandagt te zien , in een Weide , of door een Akkerland , en vestig zyn oog op dat groen , dan zal hy niet alleen zeer duidelyk elk plantje onderïcheiden kunnen , maar zelfs elk grasje ; ja , hy zal geen twee vinden die elkander volkómen gelykenv Het geen ik van het groen zeg , paS 5k op myne Landlieden toe ; waar is dan die eenzelvigheid ? Ik zou , dunkt my , met veel reden kunnen beweren , dat men , in de groote Waereld , die ryké verfcheidenheid van karakters niet eens kan Vinden , om dat onze jonge lieden allen in der Mode-vorm gefatfoeneert worden , en géene (takte van geest genoeg hebben om te zyn 't geen zy zyn zouden , zö men hen niet geleert hadt, wat zy doen , wat zy laten l wat zy denken , en wat ey fpreken moéten. III. Deel. N Dit  194 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Dit betreffende de Converfatie. Doch de ware Beminnaars van het Buitenleven , hebben geheel andere bronnen van vermaak! zy ontfpringen uit 'de aandagtige en verftahdige befchouwing van de heerlyke Werken der Natuur. Onze ziel breidt zich , als 'c ware , uit , als zy zich omtrend het groote , het verhevene bezig houdt. En wie is zó ongevoelig godsdiensteloos, dat hy den rei' der gefchapene dingen, voorzo verre die onder ons gezicht vallen , kan befchouwen , zonder God te danken voor zyn beftaan , voor zyn aangenaam beftaan in een leven waar in even zo wel roc-zea als doornen groeyen.' Aandagt is de voedfterling der Eenzaamheid , en de Eenzaamheid woont op het land : van hoe groot een belang de aandagt voor verftandige , volmaaktbare we. zens is , behoef ik n , Mevrouw , niet te bewyzen. Ah de ftille en werkzame Landbewoner moede is van denken , lezen , of fchryven ; als zyne dierlyke geesten te veel verminderd zyn om hem zyne oeffeningen langer te doen voortzetten , ftaat hy opa en ademt blymoedigheid en gezontheid op Siküw in , terwyl hy in zynen tuin wan. delt *  ONDERWÉRPEN. XIÏ. BRIEF. I9J dele , en door bloemen en planten verkwikt word. De noodigé lichaams beweging kan ons (zo wy, niét eene geleerdè luiheid hebben ,) met ontbraken. Voor my is 'er altoos iets te doen j nu moet ik fchoffelen , dan harken • dan iets verplanten , dan opbinden ; deezen tak buig ik dus , én die bloem plaats ik daar. Ér is naauwlyks een plantje in myn tuin , of ik ken het van haby : en geene Co' quéttè kan met meer leedwezen het verval van hare fchoonheid ontdekken , dan ik het verwelken van eene bloem! of een Petitmaitré , dat hy grys' Wórdt, én rimpels krygt i dan het my deert, als ik eene fchoone ' hiacint , of aunèüla verlies ! Ma- ik , Mevrouw , uit dit alles niét wel myne oude telling bewyzen , dat onze gefchiktheid , tot iets dat wy gemeten ons eigentlvk gelukkig maakt , en dat ook onze ongefchiktheid ons in 't mid. den van 't geluk dat geluk niet doet fmaaken ? Ik erken dat een wys menseh * die zyne pligten gehoorzaamt , altoos te vre. den is met zyn lot ; en die plaats, daar 4....voorzienigheid hem ftelt, met genoeN a  IQQ BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN gen in houdt ; doch dit neemt niet weg dat ik den Hemel niet uit grond van myn bewogen hart dank* , om dat ik van myn twintigfle jaar af gedeelt hebbe in alle de beminlyke en nuttige Genoegens van het Buitenleven. Daar moest ik zyn , om , op myne wys , gelukkig te zyn; daar hoop ik ook, wanneer mynjot mogt verande. ren , te blyven. In weerwil van alle be•denkingen , zo wel gunftige als ongunftïge , my voorlang gewent hebbende , om viel ie doen en niet om te zien ; niet befluiten kunnende , om zulk een beuzelagtig vermaak als het bemoeyen met eens anders zaken geeft , aan veele menfchen, die , zo zy wyzer waren , of iets meer te doen hadden , dat zouden verwerpen , Iemand ter waereld te benyden. Ik blyve enz,  DERTIENDE BRIEF. WAARDE VRIENDIN 5 C3nder de veelvuldige karakters, die wy meermaal hebben opgemerkt , zyn ook de Raadgevende en Raadvragende karakters. Moli ere, die groote kenner van het mensehlyk hart , heeft ons in zyn Mariage Forcé van de laatfte een levendig afbeeldzel gefchildert , en getoont , dat men zelden raadpleegt , dan na dat men reeds befloten heeft wat men doen zal. Hoe onwaarfchynlyk dit by daaglykfche Opmerkers ook moge zyn , zo leert de Ondervinding dit ; en de oorzaak is niet zeer verborgen. Wat de Raadgevenden betreft , hun getal is Legio. Over die zal ik u eens ee, nige gedagten mededeelen. Hy die my raad geeft , gelooft altoos dat zynen raad door de Vriendfchap is opgegeven. Hy zegt het trouwens zelf;, en weinig menN 3 fehea  ÏP8 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN fchen zyn zo onbeieeft van hem niet op zyn woord te geloven. Indien wy echter nadenken , wat wy doen , dan zullen wy fpaedig beter onderricht worden. De Bron waar uit onze zucht om raad te geen Vloeit, is onze ydelheid ! De meestcn onzer zyn dwaas genoeg om te geloven , dat zy verüandig zyn , en veel verftandiger dan die en die , en nog aï een ander , die zy gemeenzaam kennen. Alles, wat deeze gedagten bevestigd , vleit ons. Hy die ons raad vraagt erkent zyne minderheid, en die minderheid ons behagende, doee ons ook den Raadvrager met goedkeuring belhouwen. Wy krygen daar door ook gelegenheid om van onze gevoelens , hellingen , en regels te fpreken; van ons zelf , en veel van ons zelf te fpreken , en, dat alles overtreft , zeer veel goeds van ons zelf te fpreken. Daar zyn ook maar weinigen, (zo. eenigen ,) die deeze gelegenheid va.n de hand wyzen. Méér ingenomen zynde met onze verwaanthcid , dan met het belang des Raadvragers , verlaat hy ons ook , doorgaans , zonder veel nuts opgedaan te hebben : en onze Raadgeving behelst veelal onze eige Lofreden. Zie daar , waarom de geest der verbeem«g Qas zo algemeen bezielt Indien wy waar»  ONDERWERPEN. XIII. BRIEF. IOO waarlyk , uit een beginfel van vriendfchap werkten , dan zouden wy 't nut des Raadpleegers in 't oog houden ; en zo wy eerlykheid by vernuft bezaten , zeker nut doen. Eene raadgeving kan ongetwyffclt zeer goed zyn , 'als 'er onkunde by den raadvrager is. Een Doctor , een Advocaat > een Predikant , kunnen ons zomtyds van veeL dienst zyn , door ons te onderrichten van het geen wy niet weten , en waar aan ons echter zeer veel gelegen ligt. In de meeste gevallen is zy echter onnut , ja meermaal belachlyk.! Zie hier de reden : men ftelt zich zelf ten voorbeeld ter navolging. Indien een heerschzuchtige raadpleegt , by een man van gematigde neigingen , zo zal hy dit antwoord krygen : zie van deeze uitzich„ ten af ; ftel u niet bloot aan ongemaki ken , aan gevaren , aan verdrietlykheden die gy zult ontmoeten. Geef u over ' aan de ftille genoegens der Oeffening ; „ leef gerust ". Laat de Raadpleger 'niets verzuimen om zyne heerfchende drift voor- ' teftaan : De gematigde man zal 'er op aandringen dat hy niet heerschzuchtig zy. Is dit echter wel verftandiger gehandelt , dan dat een Doftor tegen zyne Zieke zeiN 4 de  200 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN de : Heb toch geen koorts ! Alle oude lieden fpreken echter dus. Tndien een jongeling hen om raad vraagt , hoe hy zich best in de Waereld kan gedragen , zy roepen hem toe : Ontvlugt de Publieke „ vermaken , de vrouwen , en kinderag„ tigè bezigheden ; poog alleen uw for„ tuin te vestigen : volg ons voorbeeld „ Maar , zegt de Jongeling , ik ben nog ,, zeer aandoenlyk voor vermaak ; ik bemin „ de Sex; hoe kan ik 'er van afzien "? Hy heeft goed praaten f de oude lieden begrypen niet, dat hy iets van dit alles nor dig heeft , om gelukkig te zyn , niet lan* ger gefchikt zynde voor de flreelingen der zinnen. En elke drift , die wy zelf niet voelen , denken wy dat een • harsfehenfehim is. Oude lieden zyn ongefchikt voor de keurigfle zinlyke aandoeningen ; en zy vergeten , ongemerkt , hoe zy in hunne Jeugd daar aan verflaaft waren ! Als wy , myne Vriendin , zien , hoe yvrig men is in het Raadgeven , kan men zich verbeelden eene menigte zwemmers te zien , die elk door de byzondere trekking des waters wordende voortgezet , de hoofden uit de golven heffen , om elkander toe te .-roepen. ., My moet gy volgen : ,9 daar moeten ivy landen. Aan eenen anderen tfc  ONDERWERPEN. XIII. BRIE F. 20Ï te raden dat hy dit zegge , dit doe 5> beduide doorgaans niets ter waereld , zo, men zyn eigen belang niet bedoele. En wy kunnen zeggen , met den Vader van Lucinde, Gj, meester Josfe, zyt een Goudjmit. Toon imy eens een zot, die zich niet verbeeld , dat hy een verftandig mans gen drag zoude kunnen regelen. Dit herrinnert my het gedrag van zeker Koning der Wilden , die alle ogtend zyne hut uittreedt, pm aan zynen broeder , de Zon , zynen loop aantewyzen ! .Gy zult mooglyk zeggen : » De Raad„ gever kan zich ongetwyffelt vergisfen , „ en aan vriendfchap toefchryven , 't geen „ alleen eene vrucht zyner verwaantheid „is, maar hoe kan zich de Raadvrager daaromtrend ?o zeer misleiden ? ziet hy zyn waar belang dan niet " ? Zie hier myn antwoord : Wy zyn allen genegen, om te geloven , dat anderen in onze Belangen een oprecht en groot deel nemen ; en 't is zo niet. Voeg hier by , dat de meeste menfchen te zwak zyn om zich zelf te leiden, om zelf te befluiten; zy moeten overgehaalt worden tot het geen zy befluiten zullen ; en om N j dat  202 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN dat het niet moeilyk valt zulke menfchen hooge gevoelens van ons in te boezemen. Ik ontken niet , dat men , by "gebrek van raadvraging , niet in zeer veele fouten kan vervagen. Een verftandig man is ongetwyffelt de Loots, die ons van veel dienst zyn kan , op de reize des levens; maar wie is die verftandige man ? Indien wy hem vinden , dan zal ik de eerfte zyn om by hem te gaan , en ik zal zo veele jonge lieden medenemen , als 'er zy. nen wyzen raad nodig hebben. Het blyft met dit alles toch wddr , dat wy zo wel door verkeerden raad droevige mishagen begaan , als dat wy, door onze eigene zinlykheden optevolgen , zeer verkeert kunnen handelen. Om die reden behagen my deeze woorden van den wy. zen Socrates altoos :„ó, konde ik al» toos op myne hoede zyn , omtrend my» ne meerderen , en omtrend myne vrien« den konde ik altoos den vrede myner 3S ziel behouden , en een gerust hart be« zitten ! ó , konde ik altoos de ftem der .., Reden hooren l zy is de beste Raad» geeffter ", Zo wy de ftem der Reden gehoor geven a  ONDERWERPEN XIII. BRIEF. 203 ven , dan zullen wy in ftaat zyn om flegte raadgevingen te verwerpen , twyffelagtige bedenkingen op de fchaal van ons oordeel te wegen, en ons niet te laten bedriegen door den rang , de geleerdheid 5 den ouderdom , of de verdienden van den Raadgever ! Zoude 'er nu geen kans voor ons zyn , om hem , die verdient dat wy hem raadplegen , uittevinden ? waaraan kunnen wy weten dat zynen raad goed is ?t Ik geloof , ja , dat wy hem kunnen vinden en zynen raad beproeven. Alle Driften hebben hare byzondcre taal : men kan des , den gegeven raad overwegende , zien , uit wier mond zy komen. Ik heb reeds gezegt , dat verwaantheid de groote Raadgeever is ; Hare raadgevingen zyn altoos vernederende , en worden juist daarom weinig gevolgt. De Verwaantheid geeft hen , en zy worden door de Verwaantheid verworpen. Zy is het aambeeld die den hamer wcêrftand biedt. De kunst om eenen gegeven raad fmaaklyk te maken , is geheel onbekend by de Verwaantheid : 't is genoeg dat zy ons toefpreekt , en ons vernedert. zy  '204 brieveïTovër verscheiden Zy onderzoekt niet ; haare raadgevingen zyn beflisfend ; en haare beflisfingen zyn het kenmerk haarer onkunde. Zy redentwist over het geen zy denkt te weten en bemoeit zich met het geen haar onbekend is , niets ter waereld, Dit is de handelwys van een braaf verflandig man niet. Zyne eigenliefde toont zich niet in dit haatlyk Jicht. Zo hy eenen raad geeft , dan eischt hy niet, dat wy dien volgen. De ware Rede vreest altoos , dat zy het onderwerp, niet genoeg bezien , en uit alle gezichtpunten waargenomen heeft. Hierom zyn hare uitdrukkingen bedaart , en gematigt. Zy zegt t „ Ik geloof dat gy die zaak „ dus moet behandelen ; dit is myn raad ; „ en dit zyn de reden daar van ; maar „ volg dien niet zonder nader onderzoek ". Zy alieen kan ook ingang vinden by lieden van veruand ; en zo zy by gemeene verftanden niet altoos dat zelfde vermogen heeft , dat komt, om dat die menfchen meest allen befluiteloos zyn; om dat zy overgehaalt willen zyn , om dat zy alleen volgen willen. Zy leenen dus natuurlyk meer hun oor aan de luidfchreeuwcnde item der Dwaasheid , dan aan de twyffelagtige uitfpraken der wyzen, P©  ONDERWERPEN. Xllt BRIEF. 4©|, De raadgevende Vriendfchap fpreekt by* kans dezelfde taal , maar zy voegt de tekens harer deelneming in ons belang daaf nog by. Hoe veel , myne waarde , ligt 'er ons dan aangelegen , dat wy eene goede keuze doen omtrend onze Vrienden; en hoe dwaas doen wy, als wy onze byzondere belangens openbaren aan elk , die gelooft, dat hy in ftaat is ons te raaden. Indien wy de kennis met ons zelf meer doorzetteden ; indien wy ons eigen hare onderzogten 9 onze wezentlyke belangens kenden , en behartigden , welke ons altoos zullen ontglippen zo wy die kennis niet verkrygen , dan zouden wy meest altoos in ftaat zyn , om zo wel onzen eigen raadgeever , als Doctor , en Predikant te zyn ; immers in de dagelykfche voorvallen eenes huislyken levens. In groote en gewigtige zaken zullen wy echter altoos den raad eens verftandigen , eerlyken , tederhartigen Vriends nodig hebben ; 't zy , om dat wy niet kunnen befluiten tot iets 't welk best voor ons is ; 't zy, dat ■wy dat beste niet zién. Vaarwel, leef gelukkig. Ik ben altoos uwe waare Vriendin. VEER-  VEERTIENDE BRIEF. rv JL-'ie ongemakkelyke op uw zdfshéid j (mag ik het zo niet. wel noemen ?) die u , nu gy wat meer menfchen begint te zien , hindert , en u niet zo aangenaam maakt j als gy buiten dit gebrek (ik fpreek zo als ik denk) wezen zoudt; — Dit gebrek dan wenscht gy te verbeteren , en gy doet my de eere aan om te denken dat ik mooglyk u iets daar tegen zoude kunnen aanwyzen. Laat ik het beproeven i overweeg gy , in hoe verre myne denkbeelden gegrond zyn. Om alle byzonderheden in onze manieren , fpraak , en zelfs in onze kleding voor te komen ; om ons zekere ftyfhoofdige gehechtheid aan byzondere zaken , van geen belang in zich zeiven, af te wen. nen , is 'er , dunkt my , niets beters dan dat wy met veelderleye foorten van mea« MYN HEER!  ONDERWERPEN. XIV. BRIEF. 20? menfchen omgaan , en ons voegen by lieden , die met ons in jaren , in beroepen, in vernufc, in omftandigheden, en in gevoelens verfchillen. Hy , die zich als befluit in den kring van hen , die met hem in allen opzichte overeenltemmen, die het zelfde doel befchieten , die dezelfde begrippen koesteren , krygt daardoor zekere ftyfheid , iets pedants , t welk hem ongevallig zal maken , in het gezelfchap van andere lieden. Wy behoorden dus onzen geest in zulken naauwen omtrek met te befluiten ; maar uit te breiden , maar te verzoeten door onze denkbeelden te vermeerderen , en • onze manieren te befchaven. De noodzaaklykheid daarvan ondervindt gy , myn Heer , nu reeds : ik hoef dus niet veel woorden te fpillcn , om u iets te bewyzen, 't welk de Ondervinding u leert , en waar tegen gy reeds hulpmiddelen poogt op te fpooren. De Bezigheden waartoe jonge heeren gefchikt worden , (indien zy die behartigen , zo als gy gedaan hebt , meen ik,) nemen hunnen geest zo geheel in , dat men altoos kan merken , of het te pas komt of niet , wat hunne bezigheden .zyn; ten zy dat zy dit gebrek door eene goede opvoeding , of een gezond oordeel we-  fi08 brieven over verscheiden weten te vermyden. De Doctor , de Advocaat , de Kunstenaar , dé Koopman voeren altoos het woord , bffchoon men over een Onderwerp fpreekt waar in zy , in die hoedanigheid , geen het minlïe deel hebben. Ik zwyg van de Èerwaerdens ; elk weet, dat zy met dit euvel zo zeer als de öpgenoemden befmet zyn, indien zy niet wel opgevoed zyn , en weinig verftand hebben. Laat ik liever een Woord fpreken Over myne Broederen dé Poëten. Lastiger wezens geloof ik nieè dat 'er in de befchaafde waereld zyh ; en de kleinagting waarin dé Kunst der Kunsten 4 de Poëzy , by veeleri is 4 hebbe men te danken aan die eeuwigduu^ rende Babbelaars , welke hunne Vaerzerimakery voor Dichtkunde aanzien , en , want die helden zyn doorgaans byster vernuftig en magtig woeiagtig , j'uisè daarom menen, dat zy ons tiiet beter kurinen vermaken, dan door het' Öpfnyden (om geen Koningsgoed zoudert zy recitecren willen zeggen J hunner Vaerzen. Wat is intusfchen onbefchaafder , dan dat ik my meester maak van het discoers ? Dat ifc denkende en geoeffende menfchen het hoofd breek met myne opftellen ? Waarlyk , wy gelyken dus doende naar den Poëet waar^ van Vader Horatius fpreekt . . . Maar hoe  foNDE-RW-EUFSN. XIV. BRIEF. 20p hóe fpeel ik hier zelf zo magtig de Scavante ? dit is ook zo heel iriooi niet in my. Ten (lotte dan ! dit gedrag maakt ons , als alles nog ten besten keert, belachlyk , en doet ftemmïge uilskuikens geloven , dat al de Dichters misfelyke Portretten zyri, ja dat het Poëtisch vernuft, fen het gezond oordeel, niet in de zelfde^ harsfenen kunnen gevonden wO'den. Gy zyt , Myn Heer , geen Poëet ; dit is des buiten u ; doch ik zal u echter weer by komen , als: ik met onze fraane Dames gedaan hehbe. Deeze lieve Zielen, die het gezelfchap van kundige verftandige heden ichuweri , kunnen niet praten dan óver Bals , Danspartyën , amourettes ; en onze zoete jonkertjes , Over de zelfde Onderwerpen , of Over niet met al ! Elk driftig vóorftander van zekere Party in den Staat of in de Kerk , zal , zo eene goede opvoeding hem hiertegen nier behoedt , ydér die van de tégenovergeftelde Party is , voor een gek , een huichelaar of een verrader houden. Yder heethoofdig Dweeper verdoemt allen, die niet met herri langs den zelfden weg naar den hemel gaan willen , onder het geleide van den Heiligen dien zy blindeling volgen Zo is het ook gelegen met einze Liefhebbers van Paarden en Honden , met onze BeraihIII. Deef,. O naars  ars BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN *naars der Harddravery , en het Zweephaleri ; tot de knopen hunner rokken toe , dragen de merktekens hunner lief hebbery , en men kan geen kwartier met zulke knapen geplaagt zyn , of zy vertellen ons historiën in dien fmaak, waar aan wy niets hebben , en die doorgaans met een „ ei j ei , zeg je zo Jonker ? " beantwoord worden. Aan de misfelyke gewoonte, om zich altoos met dezelfde lieden , en dezelfde ■onderwerpen bezig te houden , hebbe men die naauwgeestigheid te danken welke onze Lieden van het grootfte fatfoen zo beuzeiagtig in gezelfchappen maakt , en die plompheid die de ryke Lieden zo onbefcheiden doet zyn , ja die onaangename' ontmoetingen die ons niet zelden voorkop men. Maar indien eeöe uitgebreider Zamenleving zo noodzaakelyk is , om ons voof de opgenoemde onvoegzaamheden te bewaren , hoe zeer behoorden wy dan niet op onze hoede te zyn, om die ongefchiktheid , die 'er vry natuurlyk is tusfchen lieden van zeer verfchil Jenden ouderdom , weg te nemen ! Ik zie , dikwyls , met ongenoegen , dat oude en jonge lieden, zo  ONDERWERPEN XIV. BRIEF. Üït zo zeer van elkander verwydert zyn ! Lieden van jaren voegen zich zo zorgvuldig in Collegies te zamen , als of zy het 'er bp toeleiden , óm toch met de jonge niets te doen te hebben ; en de laatden hebben bok veel meer lmaak in buitenfpoorigc vermaken om te zwerven , dan in het gezelfchap der eerden te zyn. Indien echter beiden zich eenigzins naar elkander geliefden te fchikken , zouden zy allen elkanders nut en vermaak bevorderen. Onze Jongelingen zouden gelegenheid hebben , óm met de gefprekkefl der bejaarden hun voordeel te doen , en niet al te lang jongens te blyven. De Ouden , peinsagtig en loom uit den aart , zouden door de blymoedige en levendige karakters der Jongelingen vervrolykt , en verlustigd worden ,' zy zouden hunne vermeerderde levensgeesten aan hunne jonge gezellen verpligt zyn , het verlies van oude Vrienden vergeten , en met een weltevreden hart de Ongemakken des öuderdoms dragen. Het is aanmerkelyk, dat men de beste jongé lieden vindt , onder hen die veel met hunne meer bejaarde Vrienden verkeren ; en de beminnelykde oude mannen onder hen,' die zich niet gefchaamt hebben met huilae jonge medeburgers omtegasn. O 2. $  *I2 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Ik zal niet onderzoeken wie van béiden in deezen meest te befehuldigen zyn van een gedrag \ Welk zo veel nadeel , en Ielyke gevolgen mede brengt. Dit zal ik zeggen, dat het voortvloeit uit eene zekere zeifsheid , cn ftyfhoofdigheid in beiden , welke hen niet toelaat omtrent elkander de minde toegeeflykheid te gebruiken. Ik erken dat hunne neigingen zozeer vam elkander verfchillen als hunne jaren : Geen van beiden wil iets toegeven , en beiden eisfchen zy echter toegeven theid. Hoe zelden ziet men de minfte gemeen' zaamhdd tusfchen een Vader en zyne Zoonen ! en hoe aanflootlyk is deeze overwe. ging , als wy naagaan dat de Natuur niets verzuimt heeft, om hen , door onderlinge liefde en kinderlyke dankbaarheid aan elkander te verbinden. Een Vader en zyne Zoonen zyn zelden wel te vreden in elkanders byzyn. De Vader zou met het zelfde recht kunnen eisfchen dat 2yn Zoon zo pcdagreus en zwak ware , als hy is-, als dat hy zoude willen , dat hy altoos dagt en deedt zo als zyn Vader nu doet ; en een Zoon kan met gelyke billykheid ' vergen, dat zyn Vader zyne jeugdige frischheid en iTprkfe en zyne zucht vöor verma-  ONDERWERPER. XIV. BRIEF. 213 maken hadt. Ik zal dit onderwerp niet verder uithalen , om dat het eigentlyfc niet op u toepasfelyk is , en maar van ter zyden inkomt. Uwe vraag meen ik beantwoord te hebben. Waarlyk, gy zyt nu nog jong genoeg om u van dit gebrek te ontdoen. Laat u niet door yver zonder verftand affchrikken van de Zamenleving. De Mensch is een Vriend der gezelligheid. Qy zyt , eigentlyk , niet gefchapen om een geleerd, maar om een verftandig , aangenaam, nuttig lid der Maatfchappy te zyn. Schik u in alles naar de menigte met wie gy gelyk zyt, indien uwe confcientie u niet zegt dat gy iets onbetaamlyks doet. Laat uw Pruikmaker met uw hoofd , en uw Kleermaker met uw lichaam begaan , indien do een u niet als een Pititmaitre , en de ander als een Tooneelkoning opfchikt. Ik weet wel , dat gy met een lange pruik , met rolkousfen , met carréfchoanen , en een rok met flyve panden , een zeer kundig , een zeer eerlyk , een zeer goedaartig man zoudt kunnen zyn ; maar ik zou toch denken dat zulke kinderagtige hardnekkigheid aan diergelyke beuzelingen , het teken was dat 'er iets in uw hoofd O 3 ' toch  «14 BRIEVEN OVER. VERSCHEIDEN toch niet richtig ware, en dat gy , coute qui coute , wildt opgemerkt zyn ; een zwak dat evenwel de bron is van veele zottigheden, en waartegen veelen niet genoeg waken, Til*  VY F TIENDE BRIEF. WAARDE OUDE VRIEND! „Tiiindelyk, zie daar , ik ben getrouwt.". Geluk, beste maat, met de Party ! Ik ben zeer verlangend om uwe Vrouw eens te zien. Gy waart immers het jonkertje van de Academie , Keesje ? En gy hebt ; my menigmaal dol gemaakt met uwe cretiqucs op de zoete fchaapjes , met wie wy, om dat wy ons wel hielden , gemeenzaam omgingen Of is het zo breed niet uitgevallen ? Je weet hoe 't gaat ; die zo veel praatjes heeft , en zo kieskeurig is, krygt dikwyls eene Vrouw met wie hy naauwlyks op eene Boerenkermis durft komen. Evenwel , ik hoop 'er het beste van. De drommel , jongen , zy fchryft een fchoone hand , hoor ! Want het adres van den Comunicatie brief was mee een zo fraaijen letter gefchreven , dat ik wel kon zien dat uw kippengezicht daar O 4 " Seua  BIS BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN geen deel aan had ; en komt volmaakt over een met hare handtekening. Het zal dus geen fcavante zyn : Want die Kinderen fchryven , doorgaans , al zo fkgt als een der beiden Rechten Doctor. Daar , tegen die klip , zal des uw Huwlyks geluk niet te bersten flopten. Ik maal geduurig over uwe Vrouw , en gy zult veel grooter gek zyn , dan ik geloof, dat gy met moeite ooit kunt worden , indien gy my dit kwalyk neemt. Nu , trouwens , Keesje , gy £yt immers , op uw wys , pok du Bonton ; mooglyk maak ik wel myn hof by u , door uwe Vrouw wat complimenten te komen maken ; wat fpyt het my , man lief, dat daar myn talent -niet ligt 1 Ik zal , hoe 't ook zy , de kennis met ti komen vernieuwen : onze Academie Vriendfchap was my te aangenaam ; ik heb te veel met u uvergcbragt, 0m nog langer , uit ilofheid , iets uitteftellcn waar naar' wy beiden verlangen. Wy zullen dan eens weer van ouwe dingen praten ; en hoe zeer wy ook in ons jeugdiger leven het omtrent veele dingen plegen oneens te zyn , zo twyffel ik niet , of wy zulïcn , nu wy beiden getrouwde lieden zyn, zo jongensagdg niet meer wezea, dat wy kib-  ONDERWERPT XV. BRIEF- 21? kibbelen zullen over zaken van weinig be, lang. Getrouwde Lieden , zeide ik ; want fchoon gy mynen Communicatie bner reeds voor vier jaren aan u afgezonden , niet hebt beantwoord , zo weet gy evenwel zeker , dat ik my , (met een aarug mooi Vrouwtje) in dien ftaat begeven heo. Ik zeg dit niet , Broêr lief , om u uwe onverfchilligheid te verwyten : ik weet , dat jonge Heeren die ryk zyn , en een fmaak voor vermaken hebben , het magtig volhandig hebben ; en dat niets dan flofheid daar van de oorzaak is. hu « flofheid wel geene deugd , doch kan , ter verfchoning , tusfchen ware VrmM*% véél afdoen : Den afftand waar in wy woonen , en de lange afwezighed werken haar in de hand ; maar om u te toonen dat ik u nog voor denzelfden hupfchen knaap boude , als toen gy met my de Collegies onzer Profesfoorcn naerstig waarnaamt , zal ik • u myn trouw , en onze levenswyze eens befchryven. Oordeel of ik u voor mynen Vriend erken ! want gy weet, Keeslief , dat ik geen groote liefhebber van 't brievenfehryven ben , doch ik WÜ myne kennis met u weêr aankoeken ; en over wie , of wat , zal ik u beter fchry, O 5 veQ  2X8 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN ven, dan over dingen die my zo bekend zyn , en niemand beledigen ? met voddige nieuwtjes houd ik my niet op. Luister dan naar het geen volgt j en, houd he| voor u, zo gy. kunt. Ik ben getrouwd met een teder , welgemaakt Vrouwtje ; • gy kent mynen fmaak °P dat ftuk ? Zy behaagd my ook nog zo zeer, als toen ik haar voor 't eerst ontmoette. Gy zyt te braven jongen om my daarom uit te lachen ; anders hield ik- het moogïjk voor my zelf. Dat Vrouwtje is , by al de Vrouwen met wie wy omgaan , bekent by den naam vaa kraak zindelyk. Maar dit is echter de reden waarom ik niet zo gelukkig ben als ik anders met haar zyn zoude. Deeze buiten, fpoorige nethèid verwekt my zo veel onrust en kwelling dat ik al 'zo lief myn vertrek te Leiden weer hadt , dan hier cea huis te bewonen dat groot , fchoon , eu zeer aangenaam is. • Ik fis zeer gereedlyk toe , dat wy verpligt zyn , om zo wel met opzicht tot onze huizen , als kleeding , zindelyk te zyn ; om dat zïndlykheid de gezondheid voordeelig , en behaaglyk voor 't oog is. Doch fchoon ik geene handen wil uitfle- \ kea  OKDERWERI-EN. XV. BRIEF. *1» jcen zo fmullig als die van. een flapper , zo wil ik ook dezelve met zes Laai des daags , even als ^ Mahometaan , wasfehen : en boe ongaam T in een Varkensfehot zoude woonen , / zo begryp ik echter , dat ik zeer pemg aan een huis heb, als ik dat onder voorwend"Ï van het. fchoon te houden , n.et mag gebruiken. Wat onderfcheid is er ook Lfehen een vuil huis en m^>M alle daag fchoon «^S^£*g 'er niets tegen hebben , dat ik alle Satur dL ens uit myn huis gefpoeld wierd , doeh d Wyfje maakt my boos, door my depots daaVyks te fpelen. Alle morgen, word myn gehoor geftreeld door het fchrooben , fehuuren , en uitflaan van matte» en karpetten. Alle voormiddagen word ik met myn boek, of fchryf gereed ichap. van de eene kamer in de andere gejaagt ; want die moet gcfchrobt , deeze g*»* en in een andere moeten de meuoelca (die altoos tegen u aangümmen!) gcwrevei worden. Leef ik dus niet in eene geduurige fchoonmakery , op dat myn huis fchoon zyn zoude. I Gy kunt wel begrypen\ dat myne Vrouw, op alle mooglyke wyzen zorgt , om den ■bei , en witten marmeren gang , pn■ ■ ver  220 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN ver te houden ; maar dat heeft zy ffieè de meeste nette Vrouwen gelyk; het met te ver ging, zoade ik 'er mede te vreden zyn : maar verbeeld u eens , Keese dat gy uwen Vriend op een paar vi* ten muilen ztet voortfloffen , zo dra hy de Vryheid wil om eens naar bo v^n te gaan ; en dit drommels Wyfje weet , met haar moofje bakkesje , L zoete woord;es, roy nog met gratie da2f toe te krygen. Zy is gebeel eene Vrouw, Keeshef; en het mag my niet van 't hart haar verdriet aan te doen. Hare • toe Jantje , doe dit om mynent wil nu eens> " Hare ,, zo ik u dit dorst vergen, kindLef. — Wat jammer dat zy zo kinderagtig ,s in dit fiuk f welke Vrouw zoude anders beter voor my gefehikt zyn * Zv zelf zweeft , ars een geest , Gp de toontjes haarer voeten door 't huis; de meiden moeten aïroos floffen over hunne fchoenen of muilen aanhebben , en die laaten ftaan aan den keuken trap : de knegt zelf, een fifcfe vent van zes voet s met een zwitfbrfche tronie, ioopt Gp 2yae kousfen door 't huis , even of hy eerr gaauwdief ware, die in ons huis gefloopea is, om ons wat te ontknarpen. Wat haar zetVe betreft, zdém is ^ ge-  ©KDETLWETSFEN. XV. ^RlIF. 221 ■gékleed , om dat wy zelden menfchen zien ; en zy lykt veel meer de Minne val . haar Kind dan. de Moeder. Hieromtrend heb ik vrede : ik bemin de eenvoudigheid , en zie niec gaarne dat eene Vrouw in haare zykamer zit , als of zy zo r naar een Bal zal gaan. Ik hadt echter liever dat zy zo dood nedrig niet ware , om dat zy de Vrouw van 't huis is. Alles , 'fc welk men in zyn eigen huis vryelyk gebruikt , en waarom men zo gaarne t'huis eet , en t'huis blyft , ftaat, of te pronk , of is weg gepakt , en ik moet my met heel gemeen huisraad behelpen. Wy hebben eenige kasfen met porcdein , maar eeten -uit Engelch Aardewerk. Ik moet , op dat de tinne droog gefchuurde kan toch niet vuil worde , uit een keulsch bierpotje drinken. Ons Tin wordt nooit gebruikt dan als wy volk hebben , maar ftaat alles in papieren ingepakt , even als of wy ons gereed maken om terftond naar Buiten te vertrekken. Met een woord , Keesje , alles wat aartig gemaakt , en van een goed gebruik is , wordt nooit gebruikt , uit vrees dat het morfig zoude worden , of breken. Wat  522 BRIEVEN OVER YERSCHÊIDE» Wat zegt gy hier van , myn Vriend § Zag de zoete Ziel- maar , dat Zy te verre van 't behoorlyke afweek ! Doch neen • Zy fielt 'er haare eer in , dat zy ten" voorbedde ftrekt in dit opzicht. Zy heeft zo veele goede hoedanigheden , zo veel gezond oordeel ; zy bevalt my zo zeer; zy is reeds moeder van drie lieve gezonde Kinderen ; ik heb zeer veel goed met haar betrouwt ; Zy heeft my Jjéf zy agtmy. Wat zal ik doen ? Geduldig zyn cn denken, 't kon veel erger. Indien gy befloot , om my eens te kc~ men verrasfen , kom toch niet met morsfige fchoenen in huis , en voor al , laat uw Patryshond u niet volgen : Gy zoudt dan niet. zó welkom- zyn , als ik weet dat een Vriend van my , myne' Vrouw zyn moet , zo hy haar deeze ergernis niet gegeven hadt. . Myn hart wenscht u alles in uwen nienwen ftaat toe, wat bekwaam zy om u denzei ven aangenaam te doen vinden J Gezondheid , Vrede, Eensgezindheid, Voor"fpoed , Kinderen , en wat iets meer zv Vaarwel, ik blyve uw Vriend. Jan*** ZES-  ZESTIENDE BRIEF. GEAGTE VRIEND ! De-elfde drift, die zeker foort vim Geleerden hebben , om alles op te fpoorea wat in ftaat is , hen de Zeden, de Géwoontens , de Kleeding , de Huislyke manier van leven der Grieken en Romeinen te leren kennen , heb ik met opzicht tot ons Vaderland. Niets Is my ^daaromtrend te beuzelagtig-.,. om dat het myne kennis mtbreid over een onderwerp , waar in ik zo veel belang mag ftellen, als het hen Vry ftaat met betrekking op oude Volken. Men vindt, in- onze oude fchryvers , voor al in. de Poëten , daar van veele berichten , die ons de levenswyze , de denkwvze , de kleding, enzovoorts, leren kenBen. Jammer is het maar , dat die aartige Vernuften zo weinig agting voor de betaamlykheid getoond hebben ! Mooglyk verg ik iets van hen , dat zy niet geven konden.  •22-» BRIEVEN OvÊR. VERSCHEIDEN den. De tyden veranderen, ten deezen on. zichte ten minsten , ten goeden. Men moet verbaast ftaan , als men de fchriftea van onze oude lieden inziet : de uitmantende Hooft alleen uitgezonden ; die weergalooze man is , voor zo véél ik weet, niet fchuldig aan dat wanhebbelyke , dat geen wel opgevoed mensch nu zonder veragting zoude kunnen lezen. De gea-te of- Dekker , en de Hoflyke Huk^ïTs behoeve ik alleen té noemen, oth, het geen ïk zeg , bewaarheid te vinden. Deeze aanftootlykheden komen het meest voor C^n dit verdiént onze aanmerking) m Bakken , die men op de oude, kamer, of m den ouden Schouwburg dén Volke Vértoonde. 'Er is ondertusfehen zo veel geest zo veèl natuurlyk fraai , Z0 iets flaifs m' veelen dèrzelven , dat men mooglyk het" eerlyk publiek geen geringen dienst zoude doen , mdien den een of ander daar toe bekwaam mensch zich verledigde, om die Bukken te zuiveren van allés , wat onze befchaafder , zo al niet betere tyden , ergert. Men zou hierdoor ook onze jongelieden , terwyl men hen hun Land leerde Kennen , uit de oude en nieuwe h/^tnrifche fchriften , teftens een denkbeeld kunnen geven van de wyze wgarop vooi. een  onderwerpen. XVI. briéf. 22? een paar eeuwen , en wat later , onze -Landgenoten leefden. Men zou het volks karakter met fterker trekken zien afgebeeld , en eene aangename verwondering in hun verwekken , door fchilderyen die zo oud zyn , dat zy juist daarom , al het vermaak der nieuwigheid zouden uitwerken. Laaten zy die gefchikt worden voor eene geleerde Opvoeding , de Oudheden leron kennen : hoe zullen zy anders veele der fchoonfle plaatzen der beste Griekfche en Latynfche Dichters verftaan, en-met vrugt lezen , indien zy dit verzuimen ? Maar , in een Land als het • onze dat door den Koophandel en de Fabrieken , zo wel als door den fcheepvaart, in ftand moet gehouden worden , hoeft men geen groot getal Geleerden. Ik hoop , myn Heer , dat gy my wel verftaat. Ik ben geene vyandin van Geleerdheid , want ik houde haar voor de kennis van veele , nutte , en aangenaam* zaken en voorvallen ; dit meen ik : dat men geen jongens voor de Studie moest fchikken , die de gefchiktheid van geest , van ziel , van hart van humeur , ja van lichaam niet hebben , welke 'er vereischt wordt om eens met roem de Voetftappen van eenen Hollebeek, Noord- III. D t el P kerk 9  225 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN kerk, of Boerhaven te drukkerij of waardig zyn door eenen Hennert , of Bukman Qrimm ,) onderwezen te worden. Onze jonge Lieden , ondertusfchen , die men tot Kunstenaars , tot Kooplieden , tot Fabrikanten , opleid , zyn verfteken van de middelen om kennis buiten hun beroep optedoen Veelen kennen noch hun Vaderland , noch de Regeeringsvorm : zy weten niet eens welke groote mannen hier certyds gebloeit hebben ; of wat 'er gebeurt is : en zo zy gcen fmaak voor iigtrmsferyen hebben , en eenige eerzucht bezitten , leggen zy zich nu toe op de voddige liefhebbery van Vaerzenmaken / Zonder verkreegen kundigheden , zonder Taalkennis , zonder genie , gaan zy aan dat elendig werk , en maken elkander wys dat zy nu eigentlyk de lui zvn die wat kunnen doen. De Beroemde Dichter Pope heeft eens een recept gegeven om een Heldendicht te maken. Maar men zou wel haast denken , als men zommige hunner Vaerzen leest , dat zy naar zoortgeIyke Recepten gemaakt zyn. Ik fla u wel' toe , dat deeze goede Jongens zich op deeze wys onfchuldig bezig houden ; en dat is veel in eenen leeftyd , waarin men slee  ONDERWERPEN. XVI. BRIEF. =27 niet dan te veel wordt aangedaan door vermaken , welke niet altoos onberispelyfc zyn : maar de agting die ik voor hunne gefchikte wys van leven hebbe , doet my wenfehen , dat zy zich in ftaat ftelden om hunnen trek tot oeffening beter te regelen; en zich denkbeelden verkregen die gezond, kennis die uitgebreid , en oordeel dat juist konden genoemt worden. Hiertoe zyn de gemeenzame verkering met bekwame Lieden , en het lezen van goede Boeken , hoogst noo.lzaaklyk. De geleerde Talen zyn deeze Jongelingen onbekent , maar indien zy die uuren , welke zy na tot het opftellen van magere Vaerzen befteedden , aan het leren der Ëngelfche , Franfche en Hoogduitfche Talen weidden ,- dan zouden zy wel ras zien , tot welke fchatten van kennis en vernuft , zy toegang krygen , die zich die talen hebben eigen gemaakt. Al de Clasfique Auteuren zouden zy , ten minften in de fchoonfte Ëngelfche Overzettingen kunnen lezen ; en hunnen fmaak verbeeteren , door te zien , hoe groote Geniën een onderwerp behandelen. Zy zouden Origineel zyn, ook dan, als zy een voortreflyk ftuk copieerden ; en men zou door het "ftyve eener letterlyke flaaffche navolP 2 giog  228 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN ging niet vermoeit worden. Ik beken dat men minder jonge fchryvers zoude hebben, doch wat zwarigheid ? men zou teffens de hoop kunnen voeden , dat wy , over eenige jaaren , daar zyn zouden , waar wy zyn moeten om met de beste Schryvers der genoemde Talen eens gelyk te kunnen liaan. ■ Het is ook volflrekt onmooglyk, dat men immer veele uitmuntende vernuften zal hebben , onder zulken , die de Natuur niet vormde , om Genten te zyn. Mooglyk is dit een groot geluk voor de zamenleving. - De grootfle Geniën zyn zelden de arbeidzaamfte leden der Maatfchappy. Hy, die door zyne geestneiging als door eenen fnellen ftroom wordt mede gefleept; hy, die tot in de toppen zyner vingeren de aandoeningen van zyn hart voelt kloppen , als hy zich bepaalt op het Groote , het Schoone ; hy , die geroepen is om een groot man in zyne kunst te zyn , kan niet zo beftendig , zo eenzelvig voortgaan langs den weg zyns beroeps , als wel best voor hem en zyn belang zyn zoude. Hoe goed is dus de Natuur , ook dan , als wy haar van karigheid befchuldigeq. IK  ONDERWERPEN. XVI. brief. 229 Ik befchouw onze jeugd ook niet in dat licht. De ondervinding verbied het my. Ik neem haar zo als zy meest al is , — bedeelt met bekwaamheden die verbetert kunnen worden" Wy hebben (wat de eene Dichter den anderen ook voor honig om den mond fmcere ,) nooit een Molière, by voorbeeld , gehadt , en ik "ken 'er onder onze tydgenoten ook geen één ; maar wy hebben echter Dichters gehadt , die verwonderlyk gelukkig Haagden in het fehilderen van] het Huislyk leven van ons gemene Volk , en van de levenswyze hunner tydgenoten. Jammer dat men hunne Boeken niet in alle handen kan geven! Zy , die onder ons in den dienst van Talia getreden zyn , zouden hun voordeel kunnen do=n met dc Voorbeelden, gehaalt uit onze oude Dichters ; en ons Tooneel , zo wel aartigc , fnedige , weiuitgevoerde Klugtjes , of Blyfpellen , als Dramas en Treur fpellen bezorgen. De dwaasheden en gebreken van onzen tyd hebben nu een ander voorkomen, dan toen Molière zyne Femmes .Scavnntcs fchreef? of toen onze lieden van fatfoen geen vermaak dan dat van Bachus en zyne dartele Vriendin kenden. En hoe fraai deeze oude Franfche BlyP 3 fpe -  230 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN fpelen ook vertaald waren , {iets dat ik tm fterkflen ontken ,) zo misfen zy by ons hun doel. Zeer is den fmaak te pryzen van hem, die le Frmfois d Londres overgezet heeft , onder den titel van : de Hagenaar te Enkhuizen , die verandering toont immers , dat die bekwame man wist, hoe men een ïtuk, niet uit onzen eigen boezem voortgevloeid , nuttig voor ons konde maken ? Ik zal by deezen Brief eenige Haaltjes voegen, getrokken uit de werken van een onzer oude Dichters , om het geen ik hun tot lof gezegd hebfoe , aan te toonen. Terwyl ik my teffens verheug, dat men thans geen fchaduw meer in onze hedendaagfche Tooneelfpellen ontmoet , van zulke onbefchoftheden , die den ouden Dichteren zo eigen zyn. Met een genoegen , 't welk alleen door zucht tot ons Vaderlands geluk en eer ivordt ingegeven , zag ik meermaal dat niet alleen de Bak , maar ook de ftaanplaats , vervult was met toekykers , die met het grootfte vermaak aandagtig toeluisterden , als 'er fchoone zedelyke Drama's vertoont wierden ; en een oud Vader* kndsch Ivlugtje " zonder iets Janhagelagtigs be-  onderwerpen. XVI. erief. 23I befmet , met een fchaterend gelach hoorden. Gelukkige tyd , dagt ik dan , waar in zelfs het Volk toont , dat men met vuil meer behoeft te zyn om het te vermaken , om het te doen lachen ! Nu kan een Gunsteling van Talia al het vermaak van een eerlyk man genieten , terwyl hy ons al fchertzende verbetert. Zie hier een "proefje van eenen grooten voorraad. De fchryver deelde in de vriendfchap van de Heèren de Groot en Hooft. De agtingswaerdige Tesselschade was hem niet ongenegen : evenwel zyn werk zelf moet niet dan flukswyze gelezen worden. Hoe is , in dit opzicht , onzen fmaak verbetert! Vaarwel. Ik blyve. P 4 TWEE  232 brieven over verscheiden TWEE SPINSTERS. Tryntje, Jutte en Elsje. "Wat doe je .? Spin je Wat Jutj'e ? dat is zeker heel mooy vlas. 't ls een gaarentje as ,'en zyd. Wel Buurwyf, wat fpinje ook ras ! Waar haal je de ftientjes, op den Nieuwendyk of in de Halfleeg ? Op de ouwe Markt , en op de Burgwal daar . is 't al leegt Wat geef je 't pond? Waar breng je het ? of heb je jou vaste huizen ? Ik heb hier zo wat werk om te beheeklen, en te bep'uizen. o Ik ken , al 2eg ik het zelf, 't knapjes doen, zo wel als onze Guurt , Of Hilietje Treuzels ; al zyn die de ammeraal' tjes van de Buurt. Als ik begin heb ik nog niet gedaan , dat kan ik je zeggen. Maar  ONDERWERKEN. XVI. BRIEF. =33 Maar de Hekelfters var. de Varkemart mogen 'er de muts wel by' leggen. Ik ben al meer als je O*»* ******* ne neus. Mit oorlof, lutje Jans , wat Mn je nou, Benist, Paaps , (^meaans , of Geus? MX" wat is 'er , niet waar , nu al te doen mit geloofszaken l Dat het aan ons twien ftond , wy zouden dat Hylik wel maken. Jutte. Zwyg Moêr , zwyg toch 1 Heeren Boeken zyn kwaad om lezen. Dat zin onze dingen niet: Laten wy ons bemoeyen mit ons werk. Elsje Snaps hebje nou en Lootje van de ouwe. of van de Nieuwekerk ? m , alle ding is duur , maar Anne Klaas in de drie Testen , Die doet zo veel goeds ! CG°d lo°n 't haar ,) hier aan de Vesten. . Je weet niet hoe veel boegjes dat zy 's Jaars we' huurt , En waar zy alle Zundag , Warmis , Kool , Erweten , en Boonen ftuurt , E„ Stokvis , en bry ; 6 t is ™ een deeglyk irvf . lang moet ze leven : Ps m  234 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Dat zy m een Roggenbrood was , ik Ioof da, zy heur zelf weg zou geven. Zy haalde daar g„ster nog een heele Web linnes uit de groote Bom , Wat deedt,' 'er mêe? maar ze dielden 't daar t nood was , mstig 0m. Pe lezende Jongen, Vit is 't.^ Zie daar , daar blyf ik Buunvyfjes; kykt, by dat titteltje. Tkïh, Maar hoe rein is dit ook ! kom Vaêr , IeeS nag ien Capittiltje. Uilige Maagd Marye ! maar kyeren ! Q dut n« evenwel Godswoord ? Ja, wel zie, ik word aer? en ^ ( .khad. het men leven niet ehoord. Ik ken geen A veur en B , men oUwers „ie,en het my niet lieren. Hoe mooi leest de knegt ! maar hoe kunnen 'c de menfchen zo verfieren * Nou dut -geef ik Jou, Vryer. mag ik je blMea lees dan nog iens. En Ewangelifetje uit de fchrift . ^ .. ^ alliens. Al ben ik roomschkattelyk , en ga ook wel een, in de preke , Maar  ©NDERWERPEN. XVI. BRIErF. 235 Maar wat is 't ? hier ezeid , ik ken 'er myn hoofd niet meê breke. Of daar en Paap ftaat en praat , in 't Latyn , en haalt het zo vart , Dat hy niet alleen ons maar ook zyn zelfs verwart , Men hoort ons flegt en regt en eenvoudig te leren: Wat weet ik of myns gelyk van dat harrewarrig dlspeteeren ? Els. Nou men Ridder van St. Joris , nou men vfyêr as en man , Lees nou nog ereis van dut Heiligje , mooi • van voor afan. Bouwen, Langlyf, en Zindelyke Neeltje. Bouwen uit, met het Spinnewiel. Neeltje. Kyk Vaer , zo winnen wy het weer ; zo word men gehulpen. Wy hebben ons goed niet verdaan zo as en party jonge wu'pen. Boe  230 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Bouwen. o Lyden wat breekt Mary Pietcrs nu al en danigen wynd ! Om dat myn wyf heur neusdoeken maakt mit lommeriïrikjes , Mit fcbuinsjes , mit fpaantjes , mit roó kwasjes, en mit zwarte ftrikj'es. Daar hangt 'er een over de Bedpan die ruikt aers nog aers , dan en kruid, o Neeltje 't is en amouraaltje ! Nou hy kost my ook een dikke duit. Men wyf het zukke vervaarlyke Hempies ; je ZQU ze deur een ringetje trekken. Mit en kostelyke paerfche fpriet , die we as 't paas pronk is, dekken. Ja we hebben zuk rein Huisraadje als ymet van de Buurt. In as men wyf heur Vaten , of 'er tinne werk fchuurt , Je gruwt dat je het ziet , 20 bezukt tentfg en klaar is het. Miest leid zy ,e fchuuren, te wasfen j ze fchrobt, of ze boent ; . 6 't Mag 'er fchier niet beuren dat ze me een, zoent. Nou heb ik an myn werkendaags lyf, myn> fUB; daagfche kleeren , enz. Piet ,  xvi. mm 2sv O piet, T.vnJans; en Aaltje Melis» Trïntje. Vrouwfchap, heb je niet *» P^sje veur u* voor deezen ienen nagt ? Wy komen uit de Leidfche Kaag , en fcben bui-, ten efloten , . , En 't past gien eerlyke vrouw te gaan in kitten . en kooten. Aaltje. Maar we hebben maar ien bed. Trïntj.b Dat fchaad niet , ik zal wel opblyven. Aaltje. Kom in Moêr , hang je huikje op , en zet je mandje hier neer. Tryntje. Wel Vriendinne 't is onverdient , echter ik dank je heel zeer. Maar hoe rein woon je hier ! Kyk hoe helder leid deuzen haart. A«rs  338 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Aers noch aers of fi in en begyne Celletje waert. Hoe glimt je kannebord , jou tin , Jou pypen en krenfen ï W«I zalige lui , je hebt hier alles , watje kunt wenfchen. Tuis | de balken zinne met witfcbulpzani efchuurt. Pl£t. Men wyf het gien weergas , ze is het pronkjo van de buurt. Zy wast en zy piast het hiele huig > a] moer]yk allienig. Aaltje: Ja , ik zit vast en lary , en ik zou men visch overhangen. Men man bet van deuzen ogtend een fchoone zóó gevangen.. Tryntje. Wel doe je dat zelf? dat's wonder ! of houje geen meid ? Aaltje; Och neen', wyfje , dat heb ik immers ftrak al ezeid ? Daar  ONDERWERPEN. XVI. BRIEF. *ty Daar moet ik zelf overgaan j ik moet de zoo kuwen .'. Zelfs bewribbelen , en 'er 't bloed uitduwen j Zou ik daar een dienstmeid mede laten begaan? Ik zegje dat de Visch my teugen zou ftaan : •t Is van dat moddige Volk , van die knoeten en poepen , Daar zy overgaan ; kynd , zal ik jou nut affnoepen. ïrïnt je. Te zegt de fyne waarheid , we hebben der nou tot onzent ien , Ik dien 'er ftaag na te lopen , in op de handen te zien , Zuk en Bely klonter is het. Hier liggen de Luuyer , daar de Doeken; Zy drummelt het goed zo weg dat zy 't zelf niet weer weet op te zoeken. Men betielen zien er uit als loot ; en zo je men koperwerk zaagt , Je zou 'er van gruwen zo rood is 't. Ik zeg dik- wyls , Aagt. Ga nou ereis vroeg te bed , en fta vroeg op ; wees rad kynd. Aaltje. Neen Kynd ik kook men eetentje , ik wasch zelf men vaatjes ; Men huiswerkje heb ik dus lang allienig eklaart. TfiYHTr  t+O BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Tk yhtje. Denk zusje dat gy alle jaar wel hondert daalders befpaart. En dan nebje nog je vryheid , en je goedje word niet vermorst. Wat het me onze Aagt wel goed afhandig gemaakt , en ontlorst. Men man is altemet zo boos dat hy 'er wel zou willen flaan. Wil ik wil van haar hebben , dan mot ik haar wat beloven. Mit die Deenfche Koppen kan men noch heen* noch weer; En die Moffinnen die ribzakken ons nog veel meer. De Noordhollandfche meisjes tinne wel goediger en klaar , j Maar die hebben zukken gerit van heur moêr , van heur Vaêr En van haar Speelnoots , en ze willen alle jaa- ren .Ten minften en reis of vier uit Spelenvaren. Neemt men een meid die zuinig en trouw is Die beeld zich in dat zy mier mans as de vrouw is. Die mogen we niet een oneffen woord toefpreken , V.. . Of  ONDERWERPEN. XVI. BRIEF. 24T Of ze zullen het aan de zoete fchaapjes van kW deren wreken. Piet.' Wyf, ik heb aan Tryntje laten zien men zul verde tuig en tas , Mit men roorffcharlaken wollenhefnt , daar ik de Bruigom in wal. Z' is verwonderd dat het zo gnap en gnut is , en nergens eftooten , En ze het zukken verweerden zin in jou Jak mit hanskoten , En in je blaauw verzelle rok , mit die ftootkant van fluweel. Trïntte. Maar hoe rein is alles , men zou 't met geen vuile hangtjes betasten Aaltje. Man , as 't je blieft, het eeten is ried; kom binnen zusje , als 't je blieft. Eet wat met ons , verfmaad onze kleinigheid niet ; Neem hee ten besten zo je gien fteedfche reinig, heid ziet. III. Deel. Q Tryst*  242 brieven over verscheiden . Trïïït je. Hoe kunje 't zeggen ? wil ik men muilen uittrekken ? Piet' Nou eet allegaer, ik kan niet nóón ; daat ftaat de Uetiel. En 't is geen benier dat ik visch veurdiel. Aaltje. Maar hoe boeragtig tast hy die visch aan mit zes vingers ! Nou, Tryntje , peuzel wat ; fmeer je flik bot- ter en brood , Wy hebben zukke koórheyeftjés ze zin ais en «oud zo rood. Marky Rompslomp. Die Huishouwen wil moet zelf by de hak , En over al byzyn : ik leef zo niet op men gemak , Als die handelooze vrouwen , die wel lustig kunnen fpreken Kryg  ONDERWERPEN. XVI. BRIEF. 243 Kryg me dit , haal me dat , maar zelf gien hand in 't kouwe water uitfteken. Die den hielen dag uitkyken , en bewaren zo de ftraat, En alles opnemen wat by de Buuren ommegaat. En de arme dienstboon verfnaauwen , en verfner- • ken ; Kyk , al zeg ik het zelf ik ben niet bang voor werken. Ik ben overal , ik fteek zelf , de handen uit den mouw. Zo de vrouw 'er niet na zag, wanneer of 't vleesch oyer zou ? Wanneer de zaal geveegt ? wie zou de bedden maken , En alles op zen ftel ? Hoor, ik beftruk men eigen zaken. Daar heb ik zelf de vrienden tegen van avond wezen nöön. Ik doe allegaer vol ; even , dat deelt fchoon. ft maak geen leep oog. Wat was 'er lest en fpul eer men 't kreeg te regt , O ti dat Peet aaltje maar gebeden was door ien luiegt. •L Was Nufje nichts fchuld : het fcheen in geen vaten te koelen. He wat de lui weten van geen overleggen , en 't overleg is 't al, zeg ik teugen men meiden. q 2 jii  244 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Ik heb daar en huis vol Dochters te vryen , Elk is grootfcber as aer: had ik het niet kunnen vleyen , Hoe zou 't 'er gaan , denk je ? Fkedïeyk ; Besje t de minnemoeder. Nu , Besje , fpoed je wat , tce , ga wat harder an. Besje. Och , och , lieve kynd , denk dat ik niet kan. Ik word zo zwaarlyvfg , ik heb zukke dikke bienen , Die binnen oud en of; die willen my niet meer dienen. Toen ik in men tyd was , toen was ik ei» gaauwen ien. Ik was en meid as en paerd ; ik kon ryen en omzien. Maar nou is 't gedaan , de ouderdom komt mit véul gebreken. Ik heb men tyd ehad; nou is 't joului der beurt.  . ONDERWERPEN. XVI. BRIEF. 24J Frhderyk. Besjo gedenkt al wat. Besje. Ja kyr.d, me mag nog heugen * 1 Van de Benifte oploop , hier binnen Amfterdam, Die alleTierst mit braiigt uit de Soutfteeg kwam. Door die met ziep gefineerde , fchreeuwende Naaktloper!. Doch nu zyn 'er hele degelyké lui onder de Be- niste Doopers, Maar Knipperdolüng , en Jan van Leyen waren twee fchalken , De tyd ftaat efchreven in de Nieuwekerk , an de hanébalken , En , na 't me veurftaat , was 't in jaar van vier. _ ifi^lf. — endartigen. Hadden de wet niet veurzigtig , *t gaan behartigen, Dair zou wat ebeurt zyn. Ja my is al wat over 't hooft elopen ! 't mag me heugen dat men om één ftuiver twintig • — eyers kon koopen , En een mooye Veugel mit en jeugd, om drie groot. Oai en oortje at men zyn' bekomst aan melk en wittebrood. _ , Q 3 En  2fó BRIEVEN ÓVER VERSCHEIDEN En men koft en hiele fchoot nuwbakken wormer Misfchuitjes , \ Om en blaauwe elfpenning ; en om negen duitjes T-wie Kopjes Boter : wat heb ik jou Vader dat . dik vertelt , Kom nou eens, ze vragen je hangden vol geld , Stikken van mans moet je nou hefteden. — Ja , men heer , je Vader was zukken man ! Zó ondeugdlyk goedarms , dat ik 't zo niet kalJen kan. Hy was niet hongdsgierig , of boos , en vermetel. Alle dommelyke Zundag waren we by hum op de warme ketel. Nog eet ik graag ftevige kost. Pekeivleesch , Worst , en jeus , Mit mostert en een brave appelfop dat fmaakt niet beus. ' Maar wat was de 1han voldoende ! en wat hadt hy 't altyd drok. Drink eens Minnetje , zei hy zo , dan kryg je weer zok. Eb je moeder zaliger , was zo rustig van ge. moed , Was 't 'Kurmïs , ze kogt ons fchoonhooffche koek , en Poppegoed. Als  ONDERWERPEN. XVI. BRIEF. 247 A!s het Sunterklaas was , zette men zeun by joului zen fchoen ; En wat pleeg zy 'er dan en alles in te doen ! Hiele peperhuisjes mit zuikere enen , en kapittelftokken. Mit en dryftol , en ien cuwangelie en mooy kappetories Mit en nieuw fchoolbord , ea kattekisfemis , en moeye ftories. Wat had de jongen te wawelen aan 't geen 'er in was ! An zen vygen , an zen neuten , en zulk gebras. Wat ftak 'er en geld in de appelen.. In as 't Korstyd was , dan noodde zy ons op de Wittebroodzop. In alle driekeuningen Huurde zy ons een groote Duivekater. Nou , ze zeggen dat 'er in den hielen Haag heur . weergae niet meer is. Ik heb toe jouweiu wat wils gehad , 't was myn regte uithof. En hoe rein was 't 'er ! 't is jammer , alle goe benieren raken of. Jou Zusier is over de Vond ten doop ehouwen , Van onze Beftoor , ei hoe hiet hy nu ook ? nou dat 's 't zelf. » Q 4 6 ie-  24-8 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Gierige Geeraard. Daar heb ik onze Geert en Obligatie vyf zes efchreven , Nou , ze het me ook voor elk en mooy oortje gegeven. Al is zy men wyf, dat fcbaad niet. Loon is arbeid waard , Ik doe niets voor niet. Of zy wat redement e» wat baart , Daar geef ik geen ding om. Dat is myn verval , dat hou ik zuiver. Ik en reken 't heur niet na ; won ze gisteren niet en reine halve ftuiver An dat zootje Visch dat ik veur zeuven oortjes zelf thuis brogt , Dat zy an Aal Mouweris ons buurwyf om en Vuuryer verkogt. 'Geld maakt alles goed. As men wyf en ik wat eeten , Dan rekenen wy mekaar de toogjes toe , en tellen de beten , En zo ik by geval één beetje overbeet , Dat fnyd ze op dc Kerfftok, op dat zy 't niet eh vergeet. * ! En  ONDERWERPEN. XVI. BRIEF. 249 En dat mis ik 's ander daags op 't maal. Buurwyf. Wel ouwe kennis , ik wensch je een goeden dag en.een goed jaar. In wat gat heb je zo lang eftoken ? zeg , ouwe Bestevaer ? Het vydemis van je aanzigt is me haast vergeten. Hoe gaat het met je gehoor ? Gekaard. Teemlyk. BuuKWYr. Kunje nog wat eeten ? Oeraard. Dat gaat nog al wel. Buurwyf. 1 En hog is 't met je gezicht? ter geea kwaad hart hebben. Ik bid u dan , overdenk het eens by u zelf , is het wel zo , dat gy niets te verzuimen hebt ? Alle menfchen van wat flaat , rang , jaaren of fex liggen onder de verpligting om iets te doen ; de Geleerden , de Staatsbeftierders , de Wysgeeren werken met hunne harsfenen , de ambagtsrnan met zyne handen , de kunstenaar met zyn vernuft en handen beiden. Elk geeft der Maatfchappy fchatting en een Ledigloper is een voorwerp van veragting ; hy heeft ook geen recht op den arbeid van anderen , en verdient onze op* lettenheid in geenen opzichte. Dit is nu nog maar betrekkelyk op de zamenleving. Maar keert de mensch in zich zelf ; vergelykt hy zyne neigingen by de zedelyke Wetten van zynen God ; flaat hy zyne oogen op het uitgebreide ryk der waarheid , en op de ryken d_r Natuur ; ziet hy de Geicbiedenisfen der oude en hedendaagfche Volken over , dan zeker zal hy wel. dra zien , dat 'er zeer veel voor hem te doen is , en gevolglyk dat elk uur een fchat is . dien hy ter verbetering van zyn hart , ter zuivering zyns oordeel , ter uitbreiding zyns verftands , er* ter vermeer*  ONDERWERPEN. XVII. BRIEF. 261 meei dering zyner kundigheden vlytig en zuinig moet waarnemen. Zou de goede en wyzc Schepper , die alle fchepzelen in betrekking tot elkander gevormt heeft , en onderhout , ons zulke ziels vermogens , zulk een kunftjg lichaam , zulke verlangens , zulke uitzichten , zulk een Herken trek tot onderzoek gegeven hebben , zonder ons te gelyk verpligc te hebben om altoos werkzaam te zyn ? dit denkt gy zeker zo min als ik. De werkzaamheid bevordert , de gezontheid onzes lichaams , en ook die van onze ziel. Ledigheid is de yéragtelyke moeder van allerlei ondeugden ; terwyl zy onze gezontheid ondermynt , maakt zy ons ziekelyk en misdaadig. En hoe fomber is het uitzicht op eenen ouderdom die noch verdienden , noch wysheid heeft ! is 'er ook wel een vernederender denkbeeld voor een Mensch, dan dit „ wat doe ik hier ? heeft iemand ooit eenig " nut van my gehad ? Weet ik iets van zo veele dingen , als ik , ter volmaking myner natuur , behoorde te weten. „ Heb ik ooit mynen God uit zyne na„ tuurlyke , en zedelyke werken pogen „ te kennen ? Wie kan belang in my „ nemen ? Heb ik wel het allergeringfte „ recht op de agting , ik laat ftaan erft 3 » kea  262 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN „ kentenis , van één éénig mensch. ?" Dit dunkt my dat onverdraagl.yk zyn moet ; en dat hy , die zulke denkbeelden zonder fpyt en fmart onder de oogen zien kan , afftand gedaan heeft van de waardigheid der Menfchelyke natuur ! Ik waarfchouw u ! maar zo gy niet van begrippen , en levenswys veranderd , is dit het verfmadelyk lot dat gy u zelf nu reeds toebereid. Wees wyzer ! bemin u zelf op eene verftandige wys. Breek de taaije banden die u aan de vadzigheid hechten , ruk haare flaapbollen van uw hoofd , en toont, dat gy uwe onpligtmatigheid ziende, moeds genoeg hebt om u te verbeteren. Dan zult gy eerst leven. Gy zult gezonder en blymoediger worden , en in het beminlyk denkbeeld „ ik doe zo veel 3, nut als ik kan ; ik leg 'er my optoe , „ om nog meer te kunnen doen ; ik ver3) dien de goedkeuring myner vrienden , „ en de agting myner medemenfchen zal een bron van genoegen voor u ontfpringen die ook in het uur des doods niet zal opdroogen. Gy zult wandelen , waardig den rang waar in gy geplaatst zyt , en u voorbereiden tot dien ftaat daar ons lichaam ons niet meer zal hinderen , maar daar wy geheel geest , geheel ziel , geheel leven zyn zullen. Vaartfêl. ACT-  AGTTIENDE BRIEF. ryheid van denken ," zie daar een onderwerp , waar over in onze dagen zeer veel gefproken wordt. Niet zelden verval-, len de Partyen tot uitersten die de denkende mensch met ftille aandagt ziet, 'en oplettend vermyd. Het zal mooglyk niet onnut zyn , dat ik u gelegenheid geef om uwe gedagten eens meer ingefpannen daarop te vestigen. Ten dien einde zal ik meer of min gebruik maken , van het geen zeker geleerd doch weinig gelezen Fransch fchryver daar over zegt , my niet kunnende herinneren, ooit iets over dit ftuk gelezen te hebben , dat my meer gegrond voorkwam. Dus fpreekt hy ; Over de Vryheid van Denken. Deeze woorden hebben twee byzondcre betekenisfen ; de eene is algemeen , de R 4 «*• Geëerde Vriend,  3Ó°4 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN andere feyzonder. In den eerden zin be» tekent Vryheid van Denken die edelmoedige kragt des verftands , die ons alleen , het geen waarheid is , doet omhelzen. In de tweede betekenis drukken deeze woorden dit uit : het eenig gevolg 't welk men kan wagten , (immers naar de begrippen der fterke Geesten} van een vry onderzoek , dat is , de Twyffeling. Zo loflyk als de eerfte is , zo verfmaadïyk moet de tweede geagt worden. De ware vryheid van denken houdt zich tegen de vooröordeelen op hare hoede. Zy geeft aan Leerftehek die men haar voorhoudt , alleen zo veel waarfchynlykheid als met den aart der zeiven overeenkomt. Die , die betoogt zyn , neemt zy aan ; die , die dit niet zyn , plaatst zy by de waarfchynlykheden. Zy ziet dingen waaromtrend haar geloof zich in evenwigt houdt ; maar zo het wonderbare zich daar by voegt , dan wordt zy minder ïigtgeloovig ; zy begint te twyffelen , en mistrouwt de bekoorlykheden der Inbeelding. Met een woord , zy ftemt het vcrwonderlyke niet toe , dan na zich wel gewapent te hebben , tegen den fterken ftroom die ons daar toe trekt. Met  ONDERWERPEN. XVIII. BRIEF. 2.6$ Met een woord , de vryheid van den- .. ken verzamelt alle hare kragten tegens de vooroordeelen , die eene verkeerde opvoeding ons omtrend den Godsdienst heeft ingeboezemt ; om dat men zich niet dan met groote moeite ontdoen kan van deeze vooroordeelen ; altoos behouden zy eenig vermogen over onzen geest , ook lang na dat wy dezelven hebben afgezworen. Moede van aan onszelf te zyn overgelaten , doet een fterke invloed die ons pynigt , ons min of meer tot haar overhellen. 'Wy veranderen van taal, van modes , van gebruiken ; 'er zyn duizend dingen waaromtrend wy anders denken dan in onze kindschheid. Onze rede fchikt zich gedienstig naar dit alles ; maar de begrippen , tot den Godsdienst betrekkeïyk , zyn by haar zeer agtbaar. Zeer zelden durft zy die onderzoeken , en de indrukken die wy in onze kindschheid van deeze vooroordeelen ontfingen, worden zeer zelden geheel uitgewischt, Zullen wy ons hier over verwonderen ? de gewigtigheid der zaak , het voorbeeld onzer ouders , die zelf overtuigt zyn van het geen zy ons leren , moet dit zeer natuurlyk voortbrengen. Onze bygelovigheid gaat zo verre 3 dat wy menen God te R $ die-  fflÓÖ" BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN dienen door onze. rede in banden te flaan. Wy vreezen ons voor ons zelf te ontdekken , en te zien dat wy dooien , even als of het voor de waarheid nadeelig zyn konde, dat zy in het flerkfte. licht gezien word ! Ik geloof echter geenzms, dat rnen zaken die tot den rechtbank des Gelooft behooren , moet onderwerpen aan de uitfpraken der Rede. Maar deeze eerbiedige onderwerping , deeze hulde, die de rede aan het geloof doet , vermindert het rechtsgebied der rede geenszins. Hoe » indien de Rede met zaken van Godsdienst niets te doen heeft , dan 2Ie ik nie6 waarom wy de dwaaze plegtigheden en valfche begrippen die men overal in allen eerdienst , buiten den waaren Godsdienst vindt , mogen afkeuren en verfoeiien Oopent men dus ook geenen weg voor dé zorfte Dweepery , en het affchuwlykfte Bygeloof ? Zo wy de Rede in deezen niet mogen hooren , dan moeten wy alles geloven ; en de gedrocntdykfte gevoelens zulen,ten fchande des menschdoms aangenomen worden. Is de Godsdienst l hy die ons bovén de dieren verheft , hy die onze troost en onze roem is ,' niet veelmaal dat geen, waaromtrend de menfchen  ONDERWERPEN. XVIII. BRIEF. 267 fchen het onredelykft handelen ? Zo moeilyk fchynt het , is het voor ons , niet tot uiterften te vervallen ! Zo men niet bygelovig is , vervalt men tot ongelovigheid : kunnen wy dan niet leerzaam zyn uit een beginzel van rede , en Christenen blyven als wy Philozqfen zyn ? Ik zal hier niet beflisfen , „ of de Godloochening dan of het Bygeloof den Godsdienst het meest beledigen ?" Hoe dit ook zy , de fcheidspakn die tusfchen beiden gezet zyn , hebben minder overweldigingen geleden , door het ftout vernuft "dan door het bedorven hart. Het Bygeloof is ' Godverzaking geworden , en de Godverzaking Bygeloof. Ja ! De vryheid van Denken , die in alle Godsdienften de beledigfter der gelovigen s geweest , die hen heeft uitgemaakt voor laage , zwakke , flaaffche zielen , is wel eens bygeloviger dan men zoude denken. Wat gebruik maken zy toch van hunne rede , die door gezach geloven dat men 3c gezach moet verwerpen ? Wie zyn zy toch , die zeggen dat zy geen godsdienst hebben ? Als men hen hoort fpreken , zou men bykans zeggen dat zy de eenige wy. zen  268 BRIEVEN OVER. VERSCHEIDEN zen ■ waren ; dat zy alleen den eernaam van Philofofen verdienen ; dat zy alleen de kunst bezitten om het ware te onderzoeken ; om hunne rede in evenwigt te houden , en dat alleen het gewigt der proeven en bewyzen haar kan doen overflaan. Alle andere menfchen hebben trasge vernuften , flaaffche harten , kruipen onder het juk des Gezachs , en Jaten zich weg voeren door allerhande gevoelens. Maar hoe veelen vinden wy onder hen j die zich door een (om 't zo uiÊ te drukken) bekwaam kind laten mede/Iepen l Laat 'er onder hen een dier gelukkige vernuften gevonden worden , die , door zyn Jevendigen, en oorfpronkelyken geest , den toon durft en kan geven. Laat die man, buiten dit zeer [kundig , zich ia de twyflaary werpen , om dat hy door zyn ondeugend hart misleid is : zyne fter-, ke Inbeeldings kragt zal over zyne gevoelens eene voïfïrekte magt oefenen ; eene magt des te grooter , om dat eene geheime overhelling tot vryheid aan zyne overwinnende redenen nieuwe kragten geeft. Hy zal zyne Geestneiging , zyne vervoering , doen overgaan in zyne Jonge vrienden ; hy zal alles doen bukken 3 alles overweldigen. By  ONDERWERPEN. XVIII. BRIEF. S69 By lieden van dit zoort wordt de verhandeling van Collins over de vryheid van denken , voor een Meesterftuk der menfche,vke reden gehouden. Men misbruikt in dt Boek deeze fchoone woorden vryheid van denk n ; men maakt het betreklyk tot het ongeloof i even als of hy die de waarheid zoekt daar noodzaaklyk moet uitkomen. Maar , dus ftelt men juist dat „een dat men moet bewyzen ; namentf k - „ Of men van algemeen aangenomene waarheden afwykende , noodwen*' nig zich alleen moet overgeven aan de bewyzen voor eene zaak ?•" De luiheid , en de blinde eerbied voor het gezach zyn de eenige hinderpalen der rede niet. De bedorvenheid des harte , de •ydeie eerzucht , de drift om zich aan 't hoofd eener gezintheid te zien, oeffenen ' niet zelden eene willekeurige magt over onze ziel , die haar met geweld affcheurt Tan de liefde tot de waarheid. Te vergeefsch brengen de Twyffelaars de lyst te voorfchyn, waarop de namenvan Socratks, Plato , Epicurus Cicero, Virgiliüs , Horatids, Tacitus , te lezen zyn-. Ik erken echter , dat deeze namen niet dan met ag. ting genoemt worden , door elk die deugd s  '27° BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN deugd , en vernuft eerbiedigen ; doch bewyzen zy , die ons deeze Lyst voorleggen , wel dat geene 't welk zy bewyzen moeten ? Als men , om te bewyzen dat deeze groote mannen vry gedagt hebben , eenige plaatzen uit hunne werken bybrengt , waar in zy zich tegen de algemene gevoelens des Volks aankantten , onderftelt men dan niet , dat het vrydenken het erfdeel der ongeloovigen is J En ftelt men dan al weer niet, hetgeen men moest bewyzen ? Ik ontken geenzins , dat 'er onder de heftryders van den Godsdienst , mannen zyn , in wier fchriften men treffende be. wyzen van oordeel en geleerdheid vindt ; ik fta zelf toe , dat zy den Godsdienst zeer groote dienften gedaan hebben , door aantevallen op het geen eigen tlyk onze Godsdienst niet is ; en door onze Godgeleerden te noopen , om zich méér te oeffenen , en verftandiger te fpreken • dat zy zeer veel toegebragt hebben om den geest des vredes , en der verdraagzaamheid meerder onder ons bekent te maken. Maar men kan met dit alles , niet ontkennen , dat veelen hunner den Godsdienst hebben aangevallen om eenen naam te maken : zulken waar van Swift «egt ,  ONDERWERPEN. XVÏIÏ. BRIEF. Ift fcègt , dat men nimmer zoude geweten hébben dat zy in de waereld waren , indien zy 'niet tegen den Godsdienst waren te velde gekomen ; want over welk ander onderwerp hadden zy toch zo kunnen fchryven, dat iemand het had willen lezen ? En indien zy voor den Godsdienst gefchreevën hadden , men zoude zulke elendige broddelaars niet dan^ met veragting befchowwt hebben. De Godsdiensteloosheid is een groote toevlugt voor veele fchrale vernuften. Zy vinden daar , het geen de Natuur hen weigerde. De ongemene gevoelens die zy leeren , bewyzen veel minder de grootheid hunnes vernufts , dan wel de zucht om voor zeer diepdenkende door te gaan. Zoude hunne verwaantheid ooit beüuiten kunnen , om flegts goed te keuren 't geen anderen gezegt hebben ? Kan zy zich vergenoegen met de tweede plaats, door de betoogde waarheden met nieuwe proeven te bevestigen, of door kragt van redenen in fterker licht te plaatzen ? Neen : de eerfte plaatzen zyrw reeds bezet , de tweede zyn te gering voor hunnen hoogmoed. Zy ftaan dan naar de eer om eene Secte opterichten , en halen oude en duizendmaal wederlegde dwaalingen op , of vallen op nievi-  2^2 BRIEVEN OVER VERSCHEIDBw nieuwe dwaalingen aan , die echteT toi onzen Godsdienst niet behooren, en toonen onderwyl. hoe veel het vernuft by onkundigen vermag, vooral als de Godsdienst daardoor gehoont wordt. Ifc blyve met veel agting, uwa * Dienaaresfe.  NEGENTIENDE BRIEF. WAARDE NEEF-! Ik weet niet of gy my wel begrepen hebt toen ik onlangs met u over eene fterke begeerte naar roem , welke ik in u befpeur, fprak. Ik keur geenszins af dat een jongeling van uwe jaaren , opgeleid tot de ftudie , door deezen fterken prikkel worde aangezet : integendeel ! Ik geloof zelfs dat men niet veel moet verwagten van jonge lieden die geene ambitie hebben; om dat zv de gezellinne des vernufts is. De wegen tot verfcheidene wetenfchappen 4yn zo onaangenaam, zo doornagtig; en in onze opluikende Jeugd vordert men van ons dat wy die bewandelen t indien onze Se*' en onze neiging ons der geleerdheid Wyden , dat verftaat zich van zelf. Wy kunnen in dien leeftyd uit de zuivere bron van pligt , niet altoos werken Die ontfpringt eerst in önzen boe. 2em als wy eenige vorderingen ra het ryk III. Deel. § öc£  274 BR.ÏËVEN OVER. VERSCHEIDEN der ^ overpeinzingen gemaakt hebben. Zucht tot roem , is dus noodzaaklyk om ons te brengen waar wy zyn moeten ; en indien zy een zwak zy , zo is zy het zwak van edele zielen. Wat braaf Jong mensch die levendig van geest , en arbeidzaam is , kan onverfchillig zyn over de wyze waar mede men hem befchouwt ? Onverfchillig zyn , of hy door zyne Leermeesters als een Voorbeeld aan zyne medeleerlingen wordt voorgeflelt dan of hy geen de minfle goedkeuring erlangt ? Ik hoop maar dat gy u ter verkryging van roem nooit zult bedienen van middelen die u , op zyn best , berucht , maar nimmer geagt kunnen maken. Men befchouwt doorgaans voor oorzaaken die de agtmg opwekken , alle zulke dingen , die iets volmaakts in zich behelzen , en verrichtingen die ten beste der Maatfchappy volvoert worden. Zodanig zyn alle uitmuntende deugden , verhevene zielsvermogens. Een Genie die zich altoos omtrend het groote en het fchoone bezig houdt ; de juistheid en vastheid van ons oordeel ; bekwaamheden voor nuttige en aangename Kunsten en Wetenfchappen; de fraaye Voortbrengzels der kunsten en handwerken ; de voor het Menschdom aut-  'ONDERWERPEN. XIX. BRIEF. 27J nutte ondekkingen ; de kragt , de vlugheid en fchoonheid des lichaams. 't Zyn echter onze goede en brave verrichtingen alleen, die öns de agting doen verkrygen, van hen wier agting ons alleen dierbaar behoorde te zyn. Om die reden plaatzen verftandige lieden , op de lyst der Volksdwalingen , de eerbewyzen die men betoont aan de ryken , de edelen , de geleerden» de aanzienlyken i om dat rykdom , adel* geleerdheid , en aanzien , niet tot ons behooren , en gevolglyk ons geen agting kunnen verwerven. Befluit hier echter niet uit , dat men in de zamenleving alle tekens van beleeftheid mag verzuimen , omtrend hen die ryker , aanzienlyker , edeler zyn dan wy. Ik fpreek alleen van die agting, welke men alleen der deugd en het gezond verftand <. werkzaam in nutte bezigheden , moet bewyzen, en geenzins van die uiterlyke tekenen, die de welvoeglykheid wil dat wy in agt nemen , als wy met lieden , boven ons in de Maatfchappy geplaatst , omgaan. Vrees niet , dat gy hier door iets laags doen zoudt , gy voegt u alleen naar de omftandigheden , en hy, dien men om eene der genoemde redenen met beleeftheid behandelt , toont zyne eige dwaasS 2 heid ,  è7G BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN heid , als hy waant , dat men hem dus behandelt, om zyn eigen waardigen perfoon» en geenszins om zynen rang , of middelen. Deeze gekheid is evenwel zeer in zwang l Menig niets beduidend fchepzel fteekt het hoofd wel trots omhoog , als het ziet, dat men zynen rang in agt neemt, meer om onze eigene welopgevoedheid te handhaven , dan om zyner nietigheids wilIe, Bedien u dus öooit van zulke vonden die u wel berugt , maar nooit geagt kunnen maken by brave menfchen ; dit herhaal ik nogmaals. Houdt u altoos bezig met het nafpooren der waarheid , en het betragten der Deugd , dan zult gy den prys waar op uw hart zo zeer geflelt is , ontfangen uit de hand van hem , die de God der Waarheid en de Vriend der Deugd is.. ' Vaarwel. TWIN-  TWINTIGSTE BRIEF. Mevrouw , zeer beminde Vriendin! M eer dan eens fpraken wv over de voor - en nadeden die de Christelyke Godsdienst ontfangt uit de vyandfchap zyner beftryders , en wy waren het daar in eens , dat de Godsdienst , inderdaad , grootlyks verpligt is aan hen , die 'er op uit zyn om hem zyne agting.by denkende menfchen te benemen. De lage en veragtelyke wyze, waar mede zy hem durfden behandelen , heeft zyne Vriendea voor hem te velde gebragt ; en wy zyn thans zo gelukkig , dat wy de fchoontte werken bezitten, ten zyner verdeediging gefchreven. Laten wy , den nooit dan met eerbied te noemene Jeruzalem , alleen in het oog houden. Die groote man zou my tot eene Christinne gemaakt hebben , indien ik , voor veele jaren niet reeds dat geloof uit overtuiging myner ziel , en met myn gehele hart had omhelst. S 3 Meft  278 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN Men ziet, helaas, méérmaal, ^onge lieden die zeer bigot , of oneuangelisch ftreng opgevoed zyn , 'indien zy bekwaam zyn tot nadenken , en zagte , zoete , vriendelyke neigingen hebben , die hen afkeerig maaken van alles 't welk heen leid, pm van hunnen Schepper wreede denkbeelden te vormen , en in de waereld ver. ftrooit rakende , tot eene algemeene Twyflary qverilaan. Hebben zy vernuft 2 dan loert elk vry» geest met wien zy omgaan op hen , om hen tot leerlingen te krygen. Ingenomen tegen eenen Godsdienst , dien zy niet ken: nen , en niet voorbereid om de H: Schriften wél te lezen , en te verftaan , zien zy dezetven niet meer in; en des te minder, om dat zy merken hoe met dat Eoek ] door zulke Lieden , wordt omgefprongen. Eén geestige , doch fchandelyke zet van VoLTAIRE, Of BOLINGBROKE , isin- ilaat om. hen voor altoos vyanden van den Godsdienst , en veragters van dat Boek te maken , 't welk by zyne kundige lezers 20 hoog gefchat wordt ! Ik beklaag hen ! myn hart bloedt als ik denk , hae veelen deezer Jonge zielen weggeueept worden, ik k*n niet zeggen tot  K ONBE* WMKS. XX. BRIK F, 279 tot het Omreloof, want zy hebben* zich niet in ftaat geftelt om ongeloog te kunnen zyn ; maar tot eene droevige onverfchilligheid voor ms van het allprgrootfie belang , zo wel in dit , als in he, volgende leven. En ik danke Go-i van harten , dat wy tegenwoordig Boeken hebben over den-Natuurlyken en.. geopenbaarden Godsdienst, die een Jong mensch metden grootften fmaak lezeö kan. Boeken waar in de aart en de.wetten van onzen Godsdienst, op d'e allertrcffcndfte , cn lchoonfte , op de allerklaarfte , - en gemoedelykfte wyze ten toone geftelt worden. Boeken , die niets hebben van dat drooge , dat Systematifche , dat duiftere, dat zwaargeestig >• welke derzelver lezing ondoenlyk maaKC voor jonge menfchen , die ongefchikt zyn om het nuttige oogmerk door zo veele doornagtige omzetzels wel te ontdekken. U Mevrouw , is bekend dat de Karacterkun.de van den, Bybel , door den Heer, Niemeyer in het Hoogduitsch Wchreven , werkelyk vertaald wordt : ± bid u, geef u zelf het genoegen , om het u, zo .rasch het wordt uitgegeven , te bezorgen : en laat uw zoon , vóór men hem den Bybel doet lezen , eerst dat treflyk boek lezen : Hy heeft verftand genoeg 3 S 4 010  iio BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN pm te zien met wat oogmerk men hes hem in handen geeft. Hoe gelukkig , Mevrouw, zyn onze Jonge lieden boven ons ia deezen opzichte. Wisten wy , in onze Jeugd , van redelyke godgeleerdheid ? Wierden wy niet , nog kinderen zynde, aan 't lezen gezet van een Boek , dat al zo min gefchikt is voor kinderen , als de Kartefiaanfche Philofophie. Hadt men ons , in plaats van Katechismusfen (van wat gezintheid ook ,) van buiten te doen leeren , en doen rammelen over dingen geheel en al boven het verhand eens kinds , uittrekzels bezorgt uit dat Boek der Boeken , waar in wy onze pligten geleerd hadden « hoe veel beter hadt men gedaan ! Myne hoogagting voor een Boek dat ik voor Gods Boek houde , is te groot pm te kunnen dulden, dat men het namelende kinderen laate lezen. Hoe zoude ik het in myn hoofd krygen kunnen, om aan eene vrouw, die verpligt'is in de Waereld te' leven , en die zo veele trappen boven myne ge'ukkige middelmaat verheven is" eenen Brief als deezen te fchryven ; indien ik u niet kende , indien ik niet wist hoe gairn gy iets leest waarom men wel niet kan lachen, maar waardoor wy aan bet denken raken : ik maak 'er dus geene de ipiintó verfchoning 'over , maar zal inte- fiefc  ONDERWERPEN. XX. BRIEF. fl8l gendeel u nog verder in deezen trant fchryven. Onlangs had ik gelegenheid om eenige Academïfche redevoeringen te lezen , uitgefprooken door den Meer Lowth, Profesfor in de Dichtkunde te Oxfort. De Oxfortfche Studenten ontfangen zo wel lesfen in de Dichtkunde , als in de Redeneerkunde ; en de fchrandere Profesfor onderzoekt in deeze Redenvoenngen , den aart 'der Hebreeuwfche Poëzy , volgens die regels , die de Cretieken altoos gebruikt hebben , omtrend de griekiche en latynfche Dichtftukken : men vindt hier eene diepe geleertheid , gepaart aan eenen zeer goeden fmaak ; twee dingen , dis niet altoos te zamen gaan 1 Hy toond aan , dat men de heilige Poëzy der Hebreuwen , zeer billyk aan de Oordeelkunde onderwerpen kan ; maar bemoeit zich niet in 't allerminfte met godgeleerde uitleggingen of verfchillen. De taal der Jooden , is , gelyk alle de oosterfche taaien , aanmerkelyk door de kragt , de ftoutheid , en de hitte der Sguuren en voortellen ; maar men. moet S 5 «'  282 BRïEVES OVER VERSCHEïBES erkennen , dat geene c'er Oosêerfcrie volken eenig begrip hadden van hec geen wy fmaak , kieschheid , en betaamlykheid noemen. Hunne gedurge zinfpélin-gen op de zwangerheid , en zommige andere ziekten der vrouwen , ffoot ons geweldig , die in een ander klimaat wonen , en aor dere zeden en taaien hebben. De geleerde Lqwth merkt , dunkt my, tfe regt aan , dat de meeste, beelden en Leenfpreuken veel te fterk , ja eenigzins huitenfporig zyn. Doch als men het karakter der Oosterlingen , en hunne taa* wèï in 't oog houdt J is dit by hen geen gebrek altoos. De Jooden waren een volk, dat eevoudig van zeden , ' en ■ eenigzins ruw en onbefcbaaft was. Hunne verbeefdingskragt ontgloeide door de hitte der luchtfh-eek , die zy bewoonden ; door de oorlogen die zy voerden; door de pracht var* hunnen raajestueufen , en fchrik verwekkenden Godsdienst : zy konden des zéér wéï die beelden eigenaartïg vinden , die ons veels te fterk voorkomen. Jn het groote , is die reusagtige flyl min aaaftootelyk dan in het bevallige. Zie eens' met aan» dagt, en in dit licht , het Hooglied* \ Dit dichtftuk is zo bevallig , zo zagt als innemend. De volgende woorden fchiidere» ons  onderwerpen XX. brief. 283 ^ns het fchoöne voorjaar op het aanlokke. . lykste t Sta op , myne vriendinne , myne ,/fchpone, kom hcrwaards ! De winter is voorby ; de plasregen is over ; hy is 11 overgegaan. De bloemen ryzen uit den 11 fchoot der aarde ; de zangtyd genaakt; de tortelduive wordt in onze landen ge" hoort. De Vygeboom brengt zyne jonge vygen voort; de Wynftqk geeft haaren reuk met zyne jonge druiven. Sta op myne " Vriendinne ■> myne fchoone, kom .her: j, waards". Dit is fchoon in alle Landen en ten allen tyden : hier is de Natuur met de cigentlyke kleuren gefchildert. De Leenfpreuken der Hebreeuwfche Dichters zyn duidelyk en treffende , om dat zy zo wel onder het oog der Dichters , als des volks waren. Zy zyn doorgaans ontleent van de grootfche voorwerpen in het ryk der Natuur , de Zon , de Maan , de Sterren enz ;. en de Dichters bedienen 'er zich meermalen van , om »er de rampen , of gelukzaligheden des Volks meede aftefchilderen. De Latynfche Dichters hebben insgelyks gedaan ; maar niet met dezelfde, kragt , of dezelfde hoq-. gc kleuren. Horatius is alleen vloeyend, sis  284 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEM als hy zingt : Lucem enz. Zie hier , Mevrouw , de vertaling van dit gedeelte der Vde Ode des IVden Boeks. j, Hergeef, o beminlyke Vorst, aan uw v Vaderland het licht. Wanneer uw aan*» gezicht in het oog uwer volken glin9, ftert , 'geeft het , gelyk de Lente , de „ dagen meerder fchoonheid , en de zoa meerder glans. De Hebreeuwfchp Dichters drukken zich ftouter , en met fterker geestvervoering uit. 't ls noch de dageraad , noch de Lente , noch een donkere nagt die zy ons vertoqnep ; 't is de Zqn , 't zyn de Starren die , als 't ware , door eene nieuwe Schepping eenen onbefchryfelyken luister verkrygen ; of gereed ftaan , om , 00genblikkelyk , in de eerfte duisterheid des ouden Chaos weg te vallen 1 Hoor eens hoe Jezaia den Volke de gunften van zynen God afmaalt. „ De Maan zal den glans der middag „ Zon hebben ; en de glans der Zonne j, zal zevenmaal grooter zyn. De Zonne „ zal niet meer ondergaan , en de Maan zal haar licht niet intrekken •— de dai'i gen uwer droefheid zyn voorby Maai;  ONJMRWERPEN. XX. BRIÊt. 28J Maar de heilige Dichters munten boven alles uit , in de kragt waarmede zy de grootheid en majefteit van hunnen God » vooral wanneer Hy ftraffc , afbeelden : „ God maakt van de wolken zynen wa- „ gen. God wandelt op de vleugelen der „ winden ; de verteerende blixems zyn. j, zyne dienaars ". Wanneer de Propheten , aan de Joodeti» Gods oordeelen over hen verkondigen , daim is het [meest altoos onder het zinnebeeld der verwoesting van den gehelen aardbodem. Dit beeld is in Je re nu as Boek verfchriklyk ! „ Ik zag het Land aan , en het was „ woest en ledig : ik zag den Hemel „ aan , en zyn licht was 'er niet : ik „ zag de bergen aan en zy beefden , en „ alle heuvelen fchudden. Daar was geen „ mensch ; en alle voogelen waren weg „ gevlogen , van wegen de hitte des „ toorns onzes Gods ". De ongewyde Dichters hebben geen ontxagverwekkender tafreelen. De Perfoons verbeeldingen fchynen de be-  j¥ brieven over verscheidsn begunffigde beeltenis der Hebreuwfche p0g ten geweest te zyn. Zy maken Juda Babilon tot perfoonen , en toonen ons haare Dochters weenende en ons hart door bittere klagten brekende. De Grieken en Romeinen hebben op hunne Gedenkpenning •gen onder de afbeelding .eener Vrouw gehele volken afgefchetst ; doch zy bedienden zich , in hunne fchriften, zeer zeldzaam van deeze afbeelding. Men vindc nog op de Romeinfche Gedenkpenningen , Juda , wenende onder den Palmboom. De veelheid der grootfche en kragtige denkbeelden , die men by de Propheten vindt , is verbaazend. De Grieken alleen , zyn , in dit opzicht, by hun te vergelyken ; want de Romeinen zyn maer vloeyend , en kiesch , dan verheven ; en zo men het Hekeldicht uitzondert flegts navolgers der Grieken. Men kan Jezaia, om de verfcheidenheid en rykdom zyner" af beeldzeis , om de heerlykheid zyner gedagten , om de zagtheid en weeligheid, gepaart aan de verhevenheid en het eenvoudige , voor den Homeros der Jooden houden. Jeremia heeft eene ftoutheid in zynen Oyl , en fierheid in zyne beelden , die treffend is ; maar hy overtreft Jezaia' in de kunst om onze driften optewekken. Je-  ©NDBRwTMEN. XX. beier 2*7 Jezaia boezemt fchtïk , Jekemia boezemt ontferming in ; de eerfte verfcheurt, ja vcrbryzek onze ziel; de tweede bedroeft ons hart , en doet 'er zyne eige gevoelens ïa doordringen. Uit het geene wy vaa Simonides hebben, en naar het geeBe de oude» van hem getuigen , moet Simon des zeer veel overeenkómfte hebben roet Jhremia. Ezechiel is ftout, £krk , |a hevig ; maar ontftelt en onbeïcaaaft. Men vindt in Eschyles de zelfde gebreken en dezelfde fchrsonheden. Ik fpreek niet van de andere Proprieten , om dat hun karakter min treffend , en vee! tnoeilykcr afcebeeldea zy. Hier fluit ik het uittrekzel 't geen ik u , mevrouw , toefchikte , wel verzekerd dat uwe kundige aging, voor de Heilige Schriften , dat met genoegen zal leezen. Is het domheid , of is het boosheid , denk ik dikwyls , die onze lieden van de mode , onze veragters des Bybels , beletten , om niet te zien 't geen de Heer Lowth zo wel heeft aangemerkt ? Niet altoos domheid ; want wy Mevrouw , kennen immers zulken , die op het hoott j , of lezen van fchoone plaatzen , uit ■Vï-kcilios of Horatiüs , toonen , dat  288 BRIEVEN OVER. VERSCHEIDEN dat zy 'fmaak hebben ; dat zy •vóelenl Laaten wy niet veroordeelen ; laaten wy óns verheugen , dat wy in ftaat zyn , om. het heerlyke te zien , dat 'er in de Heilige Schriften is ; Dat dat Boek , 't welk de zuiverfte denkbeelden van God , en ons de beste zedenleer voorftelt , teffens een. Boek van Smaak is ; en dat wy onzen geest verheffen , en verfynen , terwyl wy het ter ftichting , ja verbeetering van ons hart lezen ! Het is zedert eenigen tyd zeer in -de mode geraakt Esprits te fchryven ; dat is , uit de Schriften van beroemde mannen , uittrekzels te geven ; by voorbeeld, r Esprit de St. Real, F Esprit Encyclopedie , ja zelf heeft men f Esprit de Hen' ry IV. Een ftukje dat, voor zo veel ik vreet, nog niet vertaalt is ; iets , dat my nog al verwondert. Wat dunkt u , Mevrouw , als ik eens een Esprit der Heilige ■ Schriften opftelde , zodanig ingerigt , dat men de fchoone omfchryvingen , de ndtve wyze van verhalen , de heerlyke Zedelesfen daar in vondt ? zou dit niet van veel nut kunnen zyn , en onze Jonge lieden aanleiden óm 'tót de Hoofdbron zelve toe te treden'? a  onderwerpen. XX. brief. 28# Ik zou het niet onder deeze drie afdeelingen plaatzen ; neen : maar voor de voet op (zo als men hec noemt ,) nafchryven. en 'er , zo eenige , maar weinige aanmerkingen by doen , om de . aandagt der Lezeren niet te verdeelen , niet voor in te nemen ; en 'er boven plaatzen: Komt eu Leest. Ik zoude ook de Vaerzen, noch Capittels 'er byvoegen , maar alleen van Boek tot Boek voortgaan. Vaarwel Mevrouw , ik blyve met opregte agting, uwé Dienaresfe. UI Deel. T EEM-  EEN EN TWINTIGSTE BRIEF. Antwoord op den voorgaanden. MEJUFFROUW , EN WAARDE VRIENDIN i Hoe veel occupaties ik ook hebbe, en hoe weinig meestresfe ik ook van mynen tyd ben, zo is uwen van voorleden maandag my veel te aangenaam , om hem niet ten eerflen te beantwoorden. Het is , inderdaad , zo als gy zegt , ten opzichte van veelen ; en ik vrees dat dit kwaad niet ligt zal gefluit worden. Ongodsdienstigheid werkt zedeloosheid in de hand : is het dus te verwonderen dat deeze verkeertheid fland grype ? Ik heb aan mynen Zoon uwen brief voorgelezen , uitlatende 't geen hem betreft , de reden daar van kunt gy wel gisfen : en ik heb het genoegen u te berigten , dat hy my tweemaal verzogt heeft om dien te herleezen j en zyne aanmerkingen geven mj hoop , dac hy het  ONDERWERPEN. XXL BRIEF. 291 getal der zogenaamde vrydenkers niet zal vermeerderen. Myn waarde man , die U van zyne agting verzekert , verzoekt u nevens my ernftig , om uw nuttig plan ter uitvoering te brengen ; en indien ooit iets van u , by infehryving , in de Waereld komt , dan tekenen wy , èn Zuster C_ (te Rotterdam), voor vyftig exemplaren in i zo veel goeds wagten wy 'er van. Myne Zuster , die thans by ons Buiten is , heeft my verzogt u van harent wege zeer vriendlyk te groeten. Leef met uwe Vriendin gelukkig ; het ftaat dunkt my maar aan u beiden. Groet haar insgelyks vriendlyk van ons. _Wy allen hebben , door 's hemels goedheid , het önfehatbaar voorrecht van gezontheid eri vergenoeg'ng. Myn kleine jongen beging braaf te groeyen , ik denk dat de laatfté koortzen hem meer goed dan kwaad gedaan hebben, laantje is gelukkig berftelt ; en heeft geen <^c minste tekens der ingeente kinderpokjes. Ik fctïryf a dit , myne waarde , om dat ik weet , dat gy eend zorgvuldige en liefhebbende moeder niet icwatyk neemt, dat zy u over haare kindexen onderhoudt. Gy zult wel weten dat Nicht G—- overT 2 Ie''  / 2?2 BRIEVEN OVER VERSCHEIDEN leden is ? die brave vrouw ! Ik ben 'er fterk van getroffen ; en zie haren man of kinderen niet dan met trainen in myne oogen. Indien wy de fchikkingen der altoos wyze Voorzienigheid niet met eene ftille onderwerping moesten goedkeuren, zou myn bedroefd hart gedagt hebben , dat in deezen eene mistasting plaats hadt ! Daar is zeker eene rede voor , al zien wy die nog niet ; en zy , zy was ryp voor de Eeuwigheid. Het kraamkindje is weinige dagen na haar overleden. Ik heb de laatste uuren haars levens voor haar bed coorgebragr ! Zy is geftorven in de zalige hoop der Christenen , en met die edele bedaartheid, welke haar fchoon karakter zo eigen was in alle omftandigbeden. De tyd roept my. Vaarwel I nogmaal vaarwel. TWEE»  TWEE EN TWINTIGSTE BRIEF. MYNE JONGE VRIENDIN! X^aarom zoudt gy uwe blymoedige zielsgeftelthcid n et involgen ? geen mensch dat wel denkt , (en over anderen moet gy u niet een oogenbHk bekommeren ,) zal dit wraaken , wanneer het u ke n , en weet i dat een zeer goed oordeel uwe bedryven beftiert. Zommige benyden u een der beste giften der Natuur , en zouden gaarnezien dat gy óók mis deelde in een goed , 't welke zy niet kunnen genieten, 'c Zou my bedroeven zo zy in. Haat waren ééne uwer zagte trekken te verdiepen , of uw geest een oogenblik te bewolken ! De blymoedighcid is onfehatbaar- Zy maakt hare bezitters gelukkig . zo wel als hen , die met hare gunstelingen omgaan. Zy is de grootfte bevalligheid der jeugd , en de eenigfte aangenaamheid welke den ouderdom byblyft. Zy is de vvandin der treurigheid i de vreugd ftelt 3 zich,  294 BRIEVEN OVER. VERSCHEIDEN zich niet fterker tegen het verdriet. Zelden vindt men de blymoedigheid by den zie* ken. De vermaarde Scarron was graf pig , maar ik twyffel zeer fterk daar aan, of hy vrolyk was. De ware blymoedigheid vloeit , fchynt het , met ons bloed , en het beginzel des levens , door onze aderen voort. Onfchuld en Vryheid zyn hare liefde Vriendinnen. Zy , die alleen uitwendig is , gelykt eene dier verfierde bloemen , die flegts het gezicht bedriegen. Zy is echter een weinig eigenzinnig ; dikwyls behoeft men haar maar te noodigen om van haar byzyn verftokcn te zyn , en de verveeling komt in hare plaats. Men ontmoet in de converfatie lastige fpotters , en laffe Praatjesmakers , die , om dat zy doen lachen , zich inbeelden, dat zy regt vrolyk zyn. Als de blymoedigheid met het verftand , de deugd en de geoorloofde flreelingen der zinnen vereenigt is , dan noem ik haar Philofophie. Behou dan uwe gelukkige gefteltheid ; '«ar kan eens een tyd komen , myn Lief, waarin zy u van al zo veel , zo niet meer dienst zyn kan , dan de bedaarde en ftrenge voordellen der Rede. Leef altoos gelukkig , maar hoe dit zy , dient God }a Blydschap.j DRIE  DRIE EN TWINTIGSTE BRIEF. LIEVE GRIETJE ! Neen , Vriendin , gy krygt my niet weer by Oom Grommcr. Ik heb nooit verdr'etiger tyd doorgebragt ; wat is 'er voor my toch lastiger dan dat vergiftig knorren ? Dat de man nog eens uitfcheide, maar neen ; zo dra zyne oogen open zyn , begint hy met dat zoete werkje , en s avonds fcheidt hy niet uit , voor dat de flaap hem de oogen fluit. Alt os misnoegt zynde , doet hv eik door zyne bittere uitdrukkingen verdriet aan. Onze lieve Tante (dat voorbeeld van geduld en zagtmoedigheid 0 moet zo wel zyne flinken verdragen als zyne keukenmeid. De Neven en Nichten . beven voor hunnen' Vader. Nooit is 't eens wel ; nooit eet men eens eene gereste beete. Hy ontziet zich niet of 'er een knegt of meid by is. Betje , die wat aan de dommige kant , en wat ftyfjes gekleed is , noemt hy eene bangkykfter , en die zich als een molik toetakeld. Naatje , die vrolyk en levendig is , en zich zeer aarug voordoet , is een ydeltuit , en bang , dat zy geen t 4 vr?  295 brieven over. verscheiden enz. vryer zal krygen. Kees , is een loeris van een jongen ; Jan , een grootfche gek : en 't is met tante, mal moertje mal kindje. Gy kent hen allen , en weet dat de man beter kinderen heeft, dan hy verdient te hebben. Elk is bedeest in zyn byzyn ; niemand durft fpreken om niet afgegraauwt te worden. Hier uit volgt dat hy zyne kinderen niet kent ; zo min hunne goede als kwade hoedanigheden , heeft hy ooit regt gezien. " Is 't wel mooglyk dat zy hem voor hunnen besten Vriend erkennen ? is 't wel wonder , dat myne waarde Tante niet zeer vermaakt is met zyn byzyn ? Hy heeft al eens begonnen met my , om dat ik eens uit de kamer wilde gaan toen hy de pypen flelde , 'er by voegende : „ Oom , je kunt wel knor„ ren , denk ik , al ben ik 'er niet by ". En die zelfde misfelyke man heeft een edelmoedig hart ; hy is niet ongevoelig , hy is deugdzaam , en heeft vcrftand ; maar al hing 'er myn geluk aan , ik ben bang van hem ; ik kan hem onmooglyk lief hebben , al was hy duizendmaal myn Vaders oudfte Broeder. Hy is myn Oom , niets meer. Vaarwel. EINDE van het Derde en laatste D E E L.  By den DRUKKER deezes zyn de volgende Werken te bekomen. I Brieven over verfcheiden Onderwerpen, Uitgeeezeven door Mej: E: Bekkbr, wed: Ai Wolff en A: Deken. 3 Veelen compleet in gr. 8vo. a , ƒ 5-« • Op best Schryfmediaan. a / 7 • 10 II Economifihe Liedjes, meede door bovengem : uitgegeven. 3 Deelen compleet gr. 8vo. a ff 10 Op best Schryf Mediaan, a 0 . - . III Onderwyzend Gefprek , over het Geloof en de Zedenleer der Christenen , ook gefch'kt naar de bevatting van den gem eenen Man in negen -en - twintig lesfcn. meede door bovengem:uitgegeevengr.8vo. ƒ2: Op best'Schryf-Mediaan, a , 3: IV. Proeve over * Opvoeding aan de ZvV«rW/cA* Mofi^/v door Mej: E: B e k k e & Wed- A: Wolff 2de veel vermeerderde Druk, gr: 8vo. met eene fraaue Titelplaat, k „ . / *; - Op best Schryf - Mediaan, a 1 • 4 V BeemflerWïnter Buitenleeven, twee brieven door voorgem: uitgegeven gr: 8 vo. ƒ14: Op best Schryf-Mediaan, a. 18: VI /lardrykskunde voor Kinderen door C: G- Ra ff, uit het Hongdmtsch Vertaald en'met veele Aanmerkinge en verbeeteringen voorzien door voorgem^ ^8vo. VII Grondlegging tot den waaren Godsdienst, door J: Ï:-Stapfér, vertaald door t- W: van Haar. 12 Deelen gr. 8vo. j a ƒ 23: VIII Zedenleer, door gem: uitgegeeven en vertaald. 6 Deelen gr. 8vo. a ƒ 12. £  IX Bewys der Waarheid van den Christelyken God;dienst door G: Le*z Dodt: en Prof: Theol: Ordin: te Göttingen; uit het Hoogduitsch vertaald door |: W: vaN Haar, voorzien met eene Voorreede van Prof: Barkey, en opgedragen ?an den Hoog Edel Geft-engen Heere Mr. HendkikFagel, Griffier ter Vergaderinge van H: H: M : M: &c. &c. tweede veel verbeterde en vermeerderde Druk;gr. 8vö. a ƒ 4: - X Gefchied vernaaien des Ouden en Nieuwen Testaments, inzonderheid gefchikt voor de jeugd. In 't Hoogduitsch befchreeven, door een Gezelfchap in Zürich, onoer het bellier van f: J: Hesz, Pred: te Zürich; in 't Nederduitsch vertaald door J: W: van H ar, en opgedragen aan den Hoog Edel Geboorenen Heere Baron van Lynd n Heer van Hemmen Ordinaris Gedep: ter Verg: van H: H' H: H: M: M: &c. gr. 8vo. a/3. XI De Mesfias, Tsraels Koning Of proeve over het Koningryk van Christus : bepaaldelyk over zyn allerbyzonaerst, erflyk en eigenlyk gezegde Ryk, over het Land en Volk van Israël 'Door J: C: Ba dm, Luth: Bred: te Culenburg, gr 8vo. a ƒ 1: 16 XII Natuur - en Genees • kundige Bibliotheek, bevattende den zaakelyken 'nhoud van alle ÏMeuwe Werken, welke in de Geneeskunde en.Natuurlyke Histor'e, buiten ons Vaderland uitkomen. Door Ed : S andi • fort, yinat: & kir: Prof: Ord: te Leyden 10 Deelen met het Regi ter. in gr- 8vo. a ƒ 40: - XIII Handleiding tot de kennis in de Gcneezing van de Ziekte der Kinderc, In het Zweedsh ge-  aefchreeven door N. Rofea van Rofehftein , vertaald, met aanteekeningen en Bvvoegfelen vermeerderd doorEd:SANdifort Med: Doet: Hoogleeraar in de Geneeskunde teLeyden. tweede Druk aanmerkelyk vermeerderd, en waarby gevoegd is eene Verhandeling over de gebreken, welke de Kinderen fomtyds kort na de geboorte treffen, en tot de Heelkunde betrekking hebben. 2 Deelen gr. 8vo. è/4: 16 Dit voor alle Huisgezinnen zeer nnttig Handboek vervat de volgende Hoofdrukken als: Van de Minmn. Van de ongemakken, welke het zuigen geheellyk of gedeeltelyk beletten. Van de Verflopping. Van de Uitzakking van den Endel-darm. Van de Ontvelling. Van de IVtnd of Water - breuken. Van de Verkoudheid. Van de Buik-pyncn. Van het ongemakkelyk krygen der Tanden. Van de Sprouw. Van de Stuipen, van de Loot. Van dePokjet. Van de inenting der Pokjes. Van de Mazelen. Van de inenting der Mazelen. Van het Roodvonk- Van het Braaken. Van den Hoest. Van den Kinkhoest. Van do Geelzugt. Van de tusfehenpoozende Koorts. Van de Wormen. Van de Ëngelfche Ziekte Van het Waterhoofd. Van eenebyzonfoort van Keeltiekte. Van de Schurft. Van het ongedierte op het Hoofd. Van de Venusziekte. XIV Proeven van Dichtlievende Kleinigheeden door H: Riemsnyder. gr.8vo a ƒ'1 :t Dit Werkje vervat her volgende: Gedachten by eenen Lente- Morgenfiond. Het vernoegen. Aan mynen Geest. Aan eenen Vriend. Het Landleven. Gelukkig leven. Aan de Vreugd. De Mode. De Maanbswooners. Het geluk der Echtverbonden. Let  Het beftaan der Spooken. De Linden, jfaa den bloemperk van Doris. Galathee. De Spiegel. Het Kusje. Het gerugt. De Pylen van Cupido. Waarfchoumng aan de Maagden. Hymen en Cupido. Aan eene koele Schoonheid. Klagt eener Herderinne. Levens begin. De Verliefden. Het Roosje. De Turken. De Wensch. Het Affcheid. Uitfpraak over Bruine en Blaauwe Oogen. De Ruiker Bloemen. De Minnaar aan een Beek. De vrolyke Jongeling. Aan Belinde*s Rustbed. De flaapende Laura. Aan Doris. Het Karakter'der Vrouwen. &c. XV Liedjes voor Kinderen, door H: Riemsnyder. zeer zindelvk op' best Schryfpapier gedrukt a 12 St. De inhoud van dit Werkje vervat de volgende Dichtftukjes: Het jonge Boompje Lof der Onfchuld. Het veld Viooltje. Schoonheid en Hoogmoed. Mui-Zang. De Dood. De Appel. De Vryheid. De waare Grootheid. Het Kaartehuis De waare Rykdom. Het Vischje aan den Angel. De Waterbel. De Vlieg. De Zon. De ydele pragt dr Kleer en. De Musch en het Tortelduifje. Het Clavier. De Vriendfchap. De Tyd. De Vrees. De h raai en dó Nachtegaal. De Nyd. De arme Man. De Gryzaart. De Vlyt. De Koorde danfer. Het Lam. De Pop van Sneeuw. De Maan. De Schaduwe. De Byen. De Dryftol. Bet Vogelnes je. De Winter; Het Roote Kmpje. £fc. &c.