01 1178 2124 UB AMSTERDAM  EMMA CORBET o F DE RAMPZALIGHEDEN VAN DEN BURGERLYKEN OORLOG.   EMMA CORBET, O F DE RAMPZALIGHEDEN van den BURGERLYKEN OORLOG. N A A R DE FYFDE UITGAF2 UIT HET ENGELSCH VERTAALD. EERSTE DEEL. Tb AMSTERDAM, i By de Weduwe JAN D O L L-, m d c c l x x x i v«   VOORBERICHT AAN DEN L E E Z E R. * Het is nodeloos iets te zeggen tot aanpryzing van een werk, dat, in een kort doch treffend tafreel der rampzaligheden van den burgerleken oorlog, ons de ver' hevenfle gevoelens, waarvoor het menfche. lyk hart immer vatbaar is, met de lavendigjle verwen, op de bevallig/Ie wyze, affchildert. Alle de karakters zyn door esne meester' lyke hand, volgens de Natuur, gefchetst. Dat vai Emma is grootsch, verheven en glorieryk, en toont ons, wat de kuifchi liefde in eene tedere ziel vermag? Dit van Hammond is van een gelyken aart, — Emma was voor Hammond, Hammon J , voor Emma gefchapen. — Robert R ay* muni  U VOORBERICHT. mund zal u mogelyk in den beginne wat luimachtig en wonderlyk voorkomen, doch ly de volgende ontwikkeling van zyn karakter zult gy gaarne met my toeftem. men, dat gy het onder de dierbaatfte ze. geningen des Hemels zoudt achten, een man van zulk een edel hart, als Raymund, tot uwen vriend te hebben. De oude Corbet is een eerwaardige, door tegen • fpoeden gedrukte , grysaard, die door eene lofelyke, fchoon zomtyds wat te ver getrokken Enthufiasme voor de vryheid der Americaanen, zynen haat tegen den edel. moedigen Hammond, die zich ongelukkig voor de zaak der Britten in de bresfe fielt, Óen ruimen teugel viert, en zyne dochter diesweegens, fchoon in weerwil van zyn hart , zomtyds met zielgrievende verwyten overlaadt, doch die eindclyk de fiem der Natuur boven die der partyzucht gehoor gevende, alles gevoelt, wat een tederhartig vader, dis eensklaps alles wat hem het  VOOREER. I C II T. *i het dierbaarst was, in het [tof ziet wegzinken < ooit gevoelen kan. Deeze vier hoofdkarakters zyn onze hoogachting en Helde waardig, terwyl zelfs de zulken, die meer in de fchaduwe /laan , — als dat van den ongelukkigen Eduard 2Jne grootmoedige godvrugtige Louiza, — eene edelmoedige ziel hogzuel eens een traan van het harte zullen lokken. Voorts is dit werkje geenzins gefchoeid op den gewonnen leest dier verdichte ver haaien, of zogenaamde Romans, waarin da bedrukte deugd eindclyk a'tyd zegepraalt en beloond wordt. Dit geeft een valsch denkbeeld van mcnfchelyk leven, terwyl zy, die de deugd alleen met dit inzigt tiaar ft reeven , by het aftreed&n van het toneel zig, met een te leur ge fielden Brutus, bcklaagen zullen ,dat zy eene fchaduwe voor bet liebbaam hebben aangegrepen. Het uiterlyk geluk is zeldzaam aan de deugd verknogi , doch zy heeft eg.  iv VOORBERICHT, egter ook haarc belooningen , die verre boven alle aardfcbe voordeden en geneugten verbeven zyn, daar zy bet geruste zelfsver. noegen aankweekt, — daar zy ons verheft en verédelt boven het groote gros der laage en in 'tflof kruipende ftervclingen daar zy ons gelykvormig maakt aan het Opperwezen , daar zy ons bereidt voor de hogere bedoelingen der Eeuwigheid. Dit op de trefendfte wyze te doen zien, beoogde de kundige opfteller van dit werkje. Mogt gy onder het leezen van het zelve de aandoeningen ondervinden, die myn te de. re ziel, by het vertaaien van hetzelve, ge. voelde, — en mogt dit godlyk vuur van megevoe'igkeid u opwekken en aanfpooren, o:n een gedeelte der rampen te verzagtcn, waar onder zo veelen uwer medemenfehen gehukt gaan, dan — dan zoude ik den tyd bie -aan ten koste gelegd, onder de zalig/le ogenblikken myncs levens achten. E M-  EMMA CORBET. EERSTE BRIEF. AAN HENDRIK HAMMOND* Hammond , gy hebt my beledigd! He kan u niet langer met genoegen zien. Staak uwe bezoeken. Myne Dochter Emma zal de uwe niet zyn. Ik heb ecne zwaarigheid. Wilt gy hooren, waarze in beftaat? En als ik u dezelve al openiegge, zult gy ze dan uit den weg ruimen ? Gy kunt, gy behoort, gy moet het doen , of het is gedaan met onze vriendfehap. Met één woord, wilt gy het voor my mogelyk maaken om u my«en zoon te noemen ? Ik fchryf aan u in vertrouwen. Antwoord zonder uitftell C A R E L CORBET. A TWEE-  2 EMMA CORBET. TWEEDE BRIEF. AAN CAREL CORBET. TP^aar is dan mogelykheid, myn waarde JL^ Corbe;, om uwe zwarigheden te boven te komen! Gy verzoekt als een gunst, hetgeen gyeisfchen kondt als een recht. Edelmoedig Vriend ! O noem my toch het geval, meld my uwe verwachtingen, en geef my (dit is alles wat ik wenfchen kan) de gelegenheid om dezelve te voldoen. Zyt gy niet de befchermer myner jeugd geweest? Zyt gy niet de Vader van Emma? Ik ben gehee! ongeduld en ik ben altyd de uwe HENDRIK HAMMOND. DER-  EMMA CORBET. 3 DERDE BRIEF. AAN HENDRIK HAMMOND. Schoon zyn uwe beloften, en de taal, waarin dezelven vervat zyn, is juist gefchikt naar uwe jaaren en overeenkomllig met uw karakter. Ik haast my, om u de gelegenheid te geeven , die gy begeert. Geef uwen Lastbrief terug, — dien Lastbrief, welken gy, in weerwil van alle afraadende waarfchouwingen, verzogt en bekomen hebt. Leg uw zwaard af, of trek hetzelve ter handhaaving en verdadiging van Godsdi- nst en Vryheid. Uw fchoolmakker Eduard is, gelyk gy weet, het flagtoffer deezer vyandlykheden geweest. Myn lieiftekind is niet meer! Hy was rykelyk onderleid in de Coloniön. — Het vlek, dat hy bewoonde, was door zyne voorouders ontgonnen, die, met veel moeite en kosten, een' wocsten grond, welke de Maatfchappy tot geen nut verftrekte, tot A 2 eea  4 EMMA COREET. een veelbelovend land hebben aangelegd. Dit erfgoed verviel op den ongelukkigen jongeling, juist toen de Dwingelandy haare ketenen begon te fmeeden voor de Vryheid. Hy ftak de zee over, om zyn eigendom te verdadigen. Hy kon niet gedoogen, dat het erfgoed van zy« een Oom hem door den Verwoester ontroofd wierd, zolang hem nog een hand overbleef, om den geweldenaar voortekomen. Hy nam bezit van het land, 't welk te vooren onder het bellier van een agent geweest was. Gy weet hoe fchielyk hy wierd aangevallen, hoe ras zyn geringe plek gronds verwoest lag — zyn huis in den brand geftoken — en hoe hy gewapend wierd weggefleept, toen de vyand voor zyne deure naderde. Hy wierd foldaat uit dwang. Hy vocht — hy fneuvelde! Dezelfde flag, die den zoon heeft neêrgeveld, heeft byna ook den Vader getroffen. — Echter heb ik in het byzyn van Emma en H alle de krachten :nyner ziel poogen intefpannen. Doch. de  EMMA CORBET- 5 de wond is nog niet geheeld. Zy bloedt nog uit myn hart. — In een anders oog Icheen zy wel te ftaan. Ik hebze verbonden met den zwagtel der ftaatkunde, fchoon ik altoos ieder beginzel, waaruit het bloedbad van America zynen oorfprong nam, en elke beweegreden die hetzelve deed ftand houden, in myn hart vervloekte. Langen tyd heb ik deeze gevoelens by myzelven opgekropt. Ik deelde een ander niets mede, van hetgeen 'er in myzelven omging: — maar nu ik bevind, dat uwe yver, waarde Hendrik, eene verkeerde richting genomen heeft, nu is het tyd om te fpreeken — het is tyd, oin u te zeggen, wat ik voor altyd denk te verliezen of te winnen. Hammond, gy ftaat op het punt, om u in eene onrechtvaardige zaak te wikkelen, eene zaak, waartegen ik my als Patriot en als Vader moet verzetten. De drift, waarmede gy gezagt hebt het gezag te bekomen, om onder uwe Landgenoten tegen uw eigen Landgenoten ten ftryde te trekken, heeft iets in zig, dat myn natuur geweld aai doet. Hem, in wien A 3 'ik  6 EMMA CORBET. ik een tederen menfchenvriend verwachtte, vind ik eenen wreedaart. Zoekt gy een Held te worden, de middelen zyn by de hand. Verander van party, en dit zal in zig zelfs reeds een heldendaad zyn; — of hetgeen nog beter is, zo gy de fraaije kunften des vredes wilt beoefenen , en hulde doen aan de Muzen, die u beminnen, verantwoord u by uwen Begunftiger — den Graaf — wegens de moeijelykheid, die gy veroorzaakt hebt, ■ neem de hand van EmmaCor- bet, en deel met haar het vermogen van haaren Vader. Zodanig zyn myne gevoelens wegens uwe eer, en de gefchenken, die ik u aanbied . geeven myne achting voor uwen perfoon te kennen. Daar ik bemerkte, hoe onverzettelyk gy geneigd waart om dien verraderlyken aanflag tegen de regten der Natuur en van het menschdom te helpen bevorderen, dacht ik u blindelings te laaten 'gaan, om de zwarte Naamlys't der Britfche Onderdrukkeren nog meer te vergrooten: doch ik kende maar al te wei  EMMA C Ö R E E T. 7 wel de bron en den voortgang van dat gevoel, hetwelk u aan myn éénig overgebleven kind verbond, en het (tuitte my tegen de borst, dat de zoon van mynen afgeltorvenen Vriend zich zeiven zou in de bresfe (tellen voor zo eene onedele en onmenfchelyke zaak. Emma, fortuin, en myne genegenheid — alles is vooru. Gy weet den prys, engy zyt nu bewust, dat 'er flegts één weg is, waardoor gy hetzelve verkrygen kunt. Vaarwel dan , denk'er ernftig op, eerbiedig myn vertrouwen, en verbeur myne achting niet. Ik ftel u op den toets. GAREE CORBET. A 4. VIER-  8 Emma corset. , VIERDE BRIEF. AAN Ci rel corbet Schildkn. Ik heb geen meer tyd nodig, om myzelven te bepaalen , dan om deeze bepaaling in gefchrift te flellen. Ik eerbiedig uw vertrouwen. Myne beginzels doen my ieders byzondere gevoelens als heilig befchouwen, fchoon deeze zelve beginzels my dringen, om uwe achting te verbeuren, indien ik dezelve niet anders behouden kan dan alleen ten kosten van mynen pligt. Wy zien - ongelukkig de Americaanfche gefchiilen uit een verfchillend oogpunt; doch het is voor den krygsman genoeg, te gclooven, dat de zaak, die hy verdedigd, regtvaardig is. Gy befchuldigt my van onmenfchelykheid. Waarom? Ik wilde befchuldiging niet terug kaatfen. Kunnen wy dan een ftaatsverfchil niec uit verfcheiden oogpunten befchouwen, en egrer vrienden blyven? Beiden kunnen wy handelen naar ons gevoel, beiden naar beginzelen. Gy verbeeldt u dat America verongelykt is,  EMMA CORBET. is terwyl ik haar befchouwe als die den elften aanval gedaan heeft. Wie heeft de waarheid aan zyne zyde, of moeten wy over gevoelens met eikanderen ftryden? Ik heb geen deel aan den dood van uwen zoon, en indien 't myn noodlot eeweest ware, hem in den ttryd te ontmoeten, kan ik my het juiste ftip voorHellen, in hoe verrede Natuur harereg ten had doen gelden. Ligtelyk zou zy ons beiden van de grensfen onzer phgten een weinig afgeleid, en uit eene wederzydfche zugt voor eikanderen gefpaard hebben. — Nog meer! Had ik het zwaard op zynen boezem zien blikkeren myn eigen kling zou hem in dat oogenbhktot een fchild verflrekt hebben, en gy weet Biet, hoe veel ik zou gewaagd hebben voor den broeder van Emma. Doen wat myn' lastbrief betreft, o, wees verzekerd, dat ik denzelven niet ver. zogt heb, voor dat ik alle zo wel mogeIvke als waarfchynlyke gevolgen overwogen had, die ontdaan konden> waneer ik denzelven bekwam. Ik heb ze beiomen, en ben'er blyde over. Oofczou  10 EMMA CORBET. ik ze niet terug geeven, al kon ik 'er een Diadeem voor koopen, om ze met Emma op eenen Rykszetel te voeren. Van party veranderen.' Neen, myn Heer, indien deeze de voorwaarden zyn, neem de hand, die gy my toezegt, terug, en bezit onverdeeld haar fortuin en al het uwe. Gy hebt niet naauwkeurig in den grond van myn hart gezien. Daar ik aan den eenen kant zo teergevoelig niet ben, om myne driften intewilligen ten kosten van de heilige trouw, en den plegtigen dienst, dien ik aan myn land gezwooren heb, zo ben ik ook aan de andere zyde zo laag niet, om op haar erfgoed te vlammen, zonder eenige poogingen aantewenden, die met het vermogen myner jaaren beftand zyn, om ietstot haar fortuin toetedoen. Geen vaderlyk erfdeel is my ten deel gevallen, doch de Natuur zal dit mogelyk op eenige wyze vergoed hebben. De kunften van den oorlog fchynen in dit tydsgewricht meer dan die des vrcedes de fterkfte aanfpraak te msaken op de vermogens van den jeugdigen Engelschraan £ en ik heb;-  EMMA CORBET. II heb geen denkbeeld van die vadfigheid, welke zig vergenoegt om zig in de armen der fchoonheid en voorfpoed te werpen, zonder eenige pooging om 'è zelve te verdienen. Neen , myn Heer, indien ik een teder belang Tiébbe in de'genegenheid van Emma, gelyk ik denk te hebben, zo is dit op een edeler, wyze gezogt. Doch wat heb ik myn zaak 'met zo veel ernst te beplyten, daar gy mpgelyk deezen weg alleen inflaat, om my te beproeven, of de verkleefdheid aan het land myner geboorte niet zwakker zy dan de drift voor myne minnares. Ja, ja, dit is uwe toets. Gy wist nog niet welke drift of zucht my ten opzichte van uwe dochter bezielde, en het zal u, vertrouw ik, niet onaangenaam zyn, derzei ver grond zo wezenlyk te vinden, als uwe vriendfchap of zorg immer wenfchen kan. Vaar wel, waarde Vriend, ik bedank u voor uwen kunstgreep, en (lel myn eer in iedere welgelukte pooging, die my nader aan uw hart verbindt. — Vaar wel. HEN O RIK HAMMOND. A« VYF.  tt EMMA CORBET. VYFDE BRIEF. AAN HENDRIK HAMMOND. A rme misleidde jongen! ontfang dc laatfte blyken myner goedheid, die ik u ooit betoonen kan. Ontfang myn medelyden. Gy wilt dan uit beleefdheid ophouden, u by my onaangenaam te maaken, op dat ik my geene onheuschheid jegens u zou te wyten hebben. Gy behoort, ats een man van eer, de brïefwisfeling met Emma te laaten varen, en laat deeze afftand als uit u eigen zeiven ichynen voorgekomen te zyn. . Dan uw geweeten zal u dit het best voorfchryven. Hierna verzoek ik u te gedragen. Wanneer gy zo fchielyk vertrekt, zal het juist op eenen enkelen brief min of meer niet aankomen; doch verdere liefdesverklaringen zal ik als verleidingen aanzien. Vaar wel! U te wenfchen, dat gy wel rnoogt flaagen in uwe onderaeemiDgcfl, zou hetzelfde zyn, als, deel  EMMA CORBET. jQ deel te neemen in uwe dwaasheid: gy behoort my daarom deswegens te ver* ontfchuldigen. Dit kan ik alleen uit den grond van myn hart betuigen, dat ik zeer bedroefd over u ben. De Hemei had u gegund langs bloemryke paden te wandelen; op dien weg, welken gy gaat betreden, moogt gy fchrik en verwoesting aantreffen, doch geluk en éér zult gy 'er nooit vinden. CAREL [CORBET* A ï ZES»  ■Emma c o r b e t. ZESDE BRIEF, aan caree corbet. 'VVVeest niet bedugt, myn Heer, dat ▼V ik my by u zal indringen. Ik zal nooit een buis betreden , waar de deur niet vrywilüg voor my openftaat. ■ Hetgeen gy goedvindt verleiding te noe.men, fchynt my zoo volftrekt toe een onbetwistbaar regt te zyn , dat ik de vryheid neeme, om'er by te volharden. Ik heb reden te denken, dat de genegenheid van uwe Dochter zig gezet: heeft. Ik heb dezelve onder uwe goedkeuring, en met uwe onmiddelyke toeftemming aangekweekt. Ik heb geen hart, dat geduurig van party kan ver» anderen, om zig te vlyen naar de wei- - felende gevoelens van een derden, al fchoon hy den heiligen naam van Vader * voerde. Het is Emma en Emma alleen^, welke met my den ftroom onzer liefde cd van onze verftandhouding kan fluiten. A 7. lk  EMMA CORBET. 15 Ik beroep a op haar geweeten, dewyl gy u niet gevoeglyk op het myne kunt beroepen* Ik geef geene aanleiding tot ongehoorzaamheid, maar ik zal nooit het geringde van die trouw fchenden, welke als een vrywillige band der ziel door Emma Corbet onverbreekbaar gefchonken is aan HENDRIK HAMMOND,'  16 EMMA CORBET. ZEVENDE BRIEF. AAN HENDRIK HAMMOND. Onverbidlyke jongen! Ik zal niet meer op u aand-ingen. Laaten bier alle onze betrekkingen voor altyd ophouden. Weinig dagt ik, toen ik u, onder het masker van opregte Eenvoudigheid, 't welk gy aannaamt, toeliet, de tedere genegenheid van myn kind te zien, dat 'er in uwen boezem zulk een bloeddor» ltig hart klopte. Dan, frel zo veel om haar in 't werk, als 't u belieft, ik twyfel niet, of zy zal tot haaren pligt wederkeeren, en haaren verleider laaten vaaren. CAREL CORBET» ACHT»  ï M JI i CORBET. 17 ACHTSTE BRIEF. AAN CAREL CORB*-i Zyt voorzigtig, myn Heer, gy be-' treedt eenea gevaarlyken grond. Verdoof toch uit partyfchap de zugt niet, welke ik voor u, als Vader van Emma,gevoele. Ik zal uwe beveelen zo veel gehoorzamen, als in myn vermogen is, en hoope, dat deeze de Jaatfte onzer brieven zyn moge. Doch ik kan zo ongevoelig geen affcheid neemen De wisfelvalligheden van den oorlog, Heer Corbet, Hellen ons geduurig bloot voor de plunderingen van denvyand. Het is onzeker, of ik weder behouden dit land betreeden zal. IK kan gevangen genomen worden; ik kan koomen te fterven. Daarom zal dat gedeelte uwer brieven, 't welk over ftaatkundige onderwerpen loopt , het best onder uw eigen bewaanng zyn. Zy volgen hier ingeflooten. G*e« toeval ' zou  18 EMMA C O R B E T. zou dit toevertrouwd pand ooit uit my. nen boezem rukken, maar ik durf niet vertrouwen, dat ik 'er alryd eenevyiige fchuilplaats voor vinden zal. Dat de bemel u zegene, en ons eens beter vrienden maake, is de vuuri-e wensch van HENDRIK HAMMOND* NE-  EMMA CORBET. 19 NEGENDE BRIEF. AAN HENDRIK HAMMOND. Uw edelmoedige ziel bekoort my, terwyl zy my verlegen maakt. O Hammond, waarom hebt gy op nieuws myne tederheid gaande gemaakt? waarom hebt gy niet liever olie in 't vuur geworpen , en myn misnoegen verzwaard? Het is egtcr niet te laat. Gy hebt het no fchroomdheid wat te verre getrokken, doch ik kan dit zo min helpen, als ik de traanen weerhouden kan, die myn oog ontfpringen, zo dikwils ik aan onze fcheiding denk. Somtyds fchecn gy my met een blik van 't oog te berispen: maar myne dwaaling is, op zyn ergst, flegts een geringe uitwas , fpruitende uit eenen fchoonen (tam, en voortgeteeld op eenen goeden grond. Ook zal myn lieve Hendrik my zo gering niet fchatten, B 3 om  5° EMMA C O R E E T. om geene toegeeflykheid voor my te gebruiken. O fpreek my dan vry van alle verachtelyke treeken, en wilt niet gelooven, dat ik één oogenblik zou kunnen beftaan , zonder om u te denken, zonder alles voor u te gevoelen , wat liefde en dankbaarheid ooit gevoelen kunnen. Uwe laatlle letteren, myn Vriend, zal ik heilig bewaaren,als de gedenkteekens eener deugd, die over alle zelfzoekende beginzelen van eigenbelang zegenpraalt, en wanneer ik my ergere over de dwaasheden en ondeugden van 't menschdom, dan zal ik tot deeze dierbaare bladen myne toevlugt neemen. Daar zal ik, onthaalt op de verborgen fchatten van een teder hart, de dwaaze pronkeryen vergeeten, die in de Maatfchappy heerfchen, en my, om uwent wil, met het menfchelyk geilagt verzoenen. — Nog eens, vaar wel. E M M A. DER-  EMMA C O R li E TV 3» DERTIENDE BRIEF. AAN EMMA CORBET. De aangename brief van myne bekoorlyke Emma ligt op myn hart, en ik neem de pen op om denzclven te beantwoorden. Zy wierd myne arme Louïza ter hand gefteld aan het huis van myne kwynende en beminnelyke Zuster. Zy zeide my, dat zy u verwagtte. Een uur lang heb ik met genoegen op u gewagf Doch toen wierd ik verdrietig, ach regt verdrietig. Egter, dagt ik, 'er is niet aangelegen.' Het zal haar niet mogelyk of raadzaam zyn. Het nuttige en het mogelyke, weet gy, zyn de beginzelen, die onze daaden bellieren. Met dit alles had ik geen moed genoeg, om deeze onzekerheid met eene gevoeglyke bedaardheid langer uitteftaan. Wel Broeder, zeide Louïza, (terwyl een aandoenlyke traan de welfprekendheid van haare uitdrukkingen vergezelde) heeft niet de lange aaneenfchakeling van uws B 4 Zus-  32 EMMA CORBET. Zusters ellende en teleurftellingen, —teleurftellingen , die voor altyd duuren, u geleerd het verlies van een enkel onderhoud geduldig te verdraagen ? Ik gevoelde de kragtvan de berisping,doch bleef even ongemaklyk. Myn Zuster ging heen, en myne ongerustheid vermeerderde. Om dezelve te ftilien nam ik de pen op, die voor my lag, en fchetfte op t papier myne aandoeningen. Laaten zy u aangenaam zyn. Laat de opregtheid myner gevoelens het gebrekkige in de Poëzy vergoeden. Laat my toch weeten, dat gy thands bedaard zyt, en laat ik u ontmoeten, zo vrolyk als gy 's morgens behoort te zyn. Louiza zal u om tien uuren opwagten. Arme Louïza! ach was Eduard niet gefneuveld i Ach dat de broeder van Emma nog in 't leeven was! dat hy met myne oogen de beleedigingen aanzag, die dit ongelukkig Land worden aangedaan, en dat hy even. fterk bezield door Louïza, als ik door Emma, zich thands toerustte, om voorde zaak der Britten te ftryden aan de zyde van HENDRIK HAMMOND. VAAS-  EMMA CORBET. 33 VAARSEN, GESCHREVEN DOOR HENDRIK HAMMOND IN DE OGENBLIKKEN, DAT HY OP EEN ONDERHOUD MET EMMA WAGTTE. O hoe trilt het angftig harte, Als hst ftreelend uur genaakt, Dat aan 't wagten, vol van fmarte, Een gelukkig einde maakt! Zou het niet de ziel verkwikken, Van verlangen afgemat, Die de draaiende oogenblikken Als gerekte jaaren fchat: Zou zy, die bedrukt moest klaagen Door mislukking afgetreurd, Als zy 't licht van hoop ziet da.igen; „ Niet weer juichen op haar beurt? B J J*.  34 EMMA. CORBET. Ja, myn Emma, denk wat kwyning My uw lang vertoeven baart: Denk wat heil, op uw verfchyning, Aan uw Minnaar wedervaart. Mag hy met uw komst zïg vleijen , Dan is alles licht en vreugd, Zorg of vrees wekt, in 't verbei jen, Xouter Imart of zielgeneugt. Blyft gy weg; dan moet hy vreezei, Wat of toch de reèn mag zyn ; Wat u hinderlyk kan weezen, Regen, wind, of zonnelchyn! Alles moet dan zamenvloeijen: Zefyrs, koeltjes, lentelueht: Alles, wat uw komst doet (poeljen; Wenscht hy met een t:dre zucht. Zo  'ïM.MA CORBET. 35 Zo verlangt en woelt myn harte, Emma, tot het uur genaakt, Dat, na zo veel minnefmarte, Myn gehoopt geluk volmaakt. Dan verfchynt in vollen luister; Ka al 'c leed, myn blydfehap weêr. Zo fireelt na een aklig duister, Ons het zonnelicht te meer. B 5 VEER-  Q <5 È M M A CORBET, VEERTIENDE BRIEF. AAN HENDRIK HAMMOND. Al dat fierlyke, dat fchoone, dat beminnelyke, hetwelk het menfchelyk vernuft in zynen prilften bloei, door de verhevenfte oeferjing aangekweekt, immer kan voortbrengen, bevatten de brieven van mynen dierbaaren Hammond; in 'c byzonder dat kostbaar gefchenk, hetwelk in den laatften brief, gedagteekend uit het vertrek van Louïza, was ingefloten. Ach dat Emma een bevoegd regter was, om haaren held al de éér toetewyzen, die hy waardigis te ontfangen ! Doch daar dit onmogelyk is, zo zy het genoeg, dat gy in deeze tedere uitflortingen van uw hart, uwe Emma nieuwe proeven van genegenheid gegeven hebt, fchoon dezelve niet nodig waren, om de maat van ieder gevoel in mynen boezem vol te meeten. Egter kunnen uwe bekoorlyke herhalingen en ver-  EMMA CORBET. 37 vernieuwingen nooit onwelkom zyn: ook zal myn Hammond wel een gunftig oog willen flaan op deeze onöpgefmukte taal van het hart, deeze nedrige en erkente]yke letteren, welke de eenvoudige Natuur aanbiedt. Het is geenzints het ineengeflingerd loof van den Laurier, het is flegts een eenvoudig kransje van dankbaarheid en liefde. Moet ik echter niet, ja behoor ik niet te beeven, wanneer ik u pryze ? O dat America, myn Hendrik! die wisfelvalligheden van den oorlog! ach dat tooneel van rampzaligheden, reeds zo dodeiyk voor den Minnaar van Louïza! Ik bezwyke onder de gedagten. De tyd fluipt vast heen, zelfs terwyl ik over zyne gezwinde vlugt fpreeke. — Alle uwe bekende -— beproefde deugden , die deugden, die my op het harte dringen, die my de traanen van dankbaarheid uit de oogen persfen , — Het is verfchrik- ]yk, het is te veel Ik bid u, wees minder goed, minder beminlyk, minder verpligtend. Ach indien gy den band zo B 7 naauw  38 EMMA CORBET. naauw toehaalt, — indien gy myne beminde ketenen zo vast fluit, - dat elke vertroosting, iedere vreugde van het fynfte gevoel afhangt; — indien gy dus ieder voorwerp buiten uzelven denkt te vernietigen — een ledige ruimte in de Natuur fchept, — of hetzelve in myne denkbeelden alleen met uw beftaan aanvult — en dat beftaan ieder ogenblik aan zo veele gevaaren is blootgefteld — wat zal 'er dan van my worden ? Of wanneer de wreede noodzakelykheid u van my zal afrukken, gelyk zy binnen kort zal doen, hoe kan ik dit verdragen? Myn hart yst, wanneer myne verbeelding zig dien wyden en verfchriklyken afftand voorftelt, die ons haast van een zal fcheiden, en dat tot zulk een rampzalig einde.' Hoe weinig hoop, hoe weinig vertroosting! Onze verftandhouding zal vertraagd — afgebroken — verboden zyn. De zagtfte en Iiefelykfte vertroosting, van pen tot pen gevloeid, zal voortaan ter genade van de woeste golven en winden daarheen zweevcn. Onze wederzydfche gevoelens zal-  EMMA CORBET. 39 zullen van de verfchriklyke omftandigheden van den oorlog afhangen. Wy zullen niet langer dezelfde lugt inademen, onder dezelfde luchtftreek wandelen, op hetzelfde eiland rusten; maar vaneenfcheiding, onzekerheid en ellende zullen hierop volgen. Vervloekte, dodelyke burgertwist, die den moord en bloeddorst aanmoedigt! gy, die zo onnatuurlyk in den menfchelyken boezem woedt, (waar anderszints alle bevalligheden en tedere aandoeningen haaren zetel moesten vestigen) en den mensch tegen zyn evenmensch in het harnas jaagt — Gy die eenen beminden Broeder ontydig ten graave hebt gefweept, en eenen Vader, Zuster en Minnares met zilte traanen zyne asfche doet beweenen, — gy, wiens lpeer thands gedrild fchynt over myn fidderend hart, hetwelk bloedt op't aandenken der gevaaren van den jongeling,dien ik aanbidde. Rampzalige oorlog, toegerust met alles wat het" geluk van het menschdbm kan vernielen, hoe meaig- vul-  4° EMMA CORBET., v-uldig, hoe ysfelyk zyn uwe verfchnkkingen! Ik kan dit denkbeeld niet langer uit. ftaan, Hendrik.' Laat my een weinig bedaaren. Hebt gy uw vast befluit niet genomen ? wat beftaa ik dan ? zal ik u poogen omtezetten? Ach vergeef myne onftandvastigheid! Ik kan het niet verbeteren, waarlyk ik kan niet. Geen tong, geen pen, zelfs niet de uwe, myn Vriend, hoe welfpreekend dezelve ook zyn moge, is in ftaatjom die uitborftende tederheid, waarvan myn natuur in dit aandoenlyk ogenblik geheel vervuld is, naar waarde aftemaalen. Denk om het lot van Eduard, en denk wat het uwe kan zyn ! Eefchouw den zielgrievenden toe/land van Louïza, en denk in wat ftaat mogelyk eerlang uwe Emma zyn zal! —- Maar waar dryft de drift my heenen!— Ik ben niet voldaan over die geduurige en aandoenlyke bekommering; ik moest dezelve beftryden met dat beleid, hetwelk wy, volgens uwe  emma corbet. 4* uwe verzekering, niet zonder fchande kunnen ter zyde (tellen. Helaas, Hendrik, ik ben door deezen uwen wreeden last tot dien bitteren (laat gebragt, dat ik niet meer berispen noch pryfen mag. Ik durf niet meer fchryven, want ik gevoel reeds de overflelpeade aandoeningen, die de tederheid over my uitttort. Mogelyk zou ik u in dit tydttip raaden Neen, ik wil de pen my niet meer toevertrouwen; ik zou uwe achting verliezen, indien ik dezelve langer voerde. O Hendrik, Hendrik, vergeeft het my en beklaag my. Bewaar my, terwyl gy uzelven bewaart; geef de glorie niet meer dan haar toekomt, en maak, dat 'er iets overfchiec voor uwe beevende e m m a* VYF-  4-2 EMMA C O S. B E T, VYFTIENDE BRIEF. AAN EMMA CORBET. Helaas, wat hebt gy toch voor met uwe tederheid, die my het hart doet bloeden. Om s'hemels wil, myne lieve Emma, matig uw gevoeligheid met een weinig befcheidenheid. Uwe fierlyke eu aandoenlyke letteren doorgrieven myne ziel. Traanen van angst mengen zig met die van verwondering, terwyl ik ze leeze. Laat ik u egter verzoeken, uw gemoed wat te verfterken, op dat gy het myne niet geheel verzwakt. Laat toch uw Hendrik de zaak, die hy verdedigd, geene fchande aandoen, of het beroep, dat hy verkozen heeft, bevlekken! Waarde, ongelukkige Vriendin , doe toch eene groote en edele pooging, om uwen bezwykenden geest weder optebeuren , om uwen zielsverwoestenden ' toeftand te onderfchraagen, en een lee- ven  EMMA CORBET. 43 ven te bewaaren, dat my zo dierbaar is, dat dezelfde flag Ik kan dit onderwerp niet vervolgen,— wek, wek u zelve op, myne Emma! fpan om mynent wil alle de kragten van uwe ziel in. Wy zyn beiden nog jong — Het zy wy ons te water of te land, het zy in het bloedig oorlogsperfc of in de bloemryke velden van den vreede ons bevinden, wy (laan altyd en overal onder het waakend oog der Voorzienigheid. Het toekomende is een wyduitgeftrekteruimte, welke binnen haaren omtrek duizende zegeningen bevat. Worftel dan onverfchrokken tegen den ftorm! Gy fielt u de zaaken veel te zwaarmoedig voor. Verfcheiden omHandigheden zullen zig buiten twyfel aanbieden, om onze edele verftandhouding met allen fpoed te bevorderen. De wyde waereld van gevoelens en gewaarwordingen zal nog (leeds voor ons open (laan. Door middel van derzelver vriendelyke hulp zullen wy dezelfde paden blyven bewandelen, fchoon de zee ons van  44- EMMA C O R B E T. van eikanderen fcbynt gefcheiden te hebben. Hoe verre ook van my afgelegen , zult gy het onder de verhevenfte zegeningen achten, te denken, dat 'er ergens in de bezielde Natuur de verblyfplaats is van de eenftemmige, de dicrbaare wederhelft van Emma, wien geen toeval ooit veranderen kan , die altyd even getrouw, even ftandvastig tegen alle beproevingen van vreugd of fmerte gewapend is. Emma, befchouw de laage driften, de grove liefkozingen in het gemeene leeven — van de ge woone minnaars. Let 'er toch aandachtig op, en onderzoek dan uw eigen hart • onderzoek het myne. Befchouw de zuivere bron der Liefde , welke dezelve vereenigt. — Moogt gy niet op eene edele wyze grootsch zyn op de verhevenheid uwer verbintenis ? O Emma gy behoort niet ongelukkig te zyn. Wy hebben beiden te veel reden,, om vergenoegd te zyn. Zou Emma altoos ween en ? Laat zy veeleer met dankbaarheid erkennen, dat, fchoon 'er fomtyds zig eenige bitterheid mepge in de zui. vere  EMMA CORBET. 4J" verc bron der geheiligde Vriendfehap, gelyk altyd min of meer by ieder zucht van een deugdzaam hart plaats vindt, 'er egter ogenblikken zyn, waarin het genoegen doorbreekt met dien luister, welke ons fchadeloos fielt voor ieder tusfchenkomend verdriet. Van dien aart was het tydftip, toen ik u in haast die letteren fchreef, welke gy met uwe onwaardecrbaare loffpraak vereerde. Daar dan de balans ten onzen vcordeele overflaat, zo laat ons niet klaagen, myne Vriendin, maar integendeel, wanneer bet knagend verdriet of mismoedigheid onder de kwyncnde zorgen ons drukt, onszelven kloekmoedig opbeuren, mrt die verzekering, dat de ryke flroom, fchoon eenigen tyd in zyncn loop geftremd, egter zal wcdcrkeercn , en liefelyk en effen door zyne kanaalen heen. vloeijcn. Deszelfs oorfprong , myn lieve Emma, kan nooic opdroogen. Het is een kristallen bron van leevendig water, welke altyd ftroomt, en geene onreinheid op haare oppervlakte dulden wil. Ach is 'er wel iets zo gefchikt om den moed  4<5 EMMA CORBET. moed van den krygsman te doen wegzinken, als de traanen van Emma? Zy zal dan voortaan die alles wegfleepcnde aandoeningen van tederheid geenen toegang meer geeven. Zy zal de balzemende Zegeningen der ftreelende hoop aanzoeleen. Zy zal die geweldige vervoeringen, 'lo doodelyk voor myne Eer, zo verwoestende voor haare gezondheid, in toornen en beteugelen. Zy zal zig verzetten tegen de woeste golven der tegenfpoed, en niet toelaaten dat zy haar overweldigen. Is dit niet zoo myne lieve Emma? Kom dan tot u zelve weder, myne hartsvriendin. Leg uw hoofd gerust neder op dat getrouwe kusfen, hetwelk myne liefde voor u heeft toebereid. Zoek u'te vertroosten en te vervrolyken, en weer het verdriet en misnoegen van u af. Doe dit alles, en uwe edelmoedige wenfehen zullen verhoord worden. Doe zoo, en alles zal wel zyn. Dan zal de Vreede op nieuws haar verblyfneemen in uwen edelen boezem, en van haare blankfte pluimen voor uw een peuluw vervaardigen. HENDRIK HAMMOND. ZES-  EMMA CORBET. 4: ZESTIENDE BRIEF. AAN L O Ü I Z A HAMMOND. Ik kan geen woorden meer breeken met zulk een koppig mensch als uw broeder. Hy heeft zyn befluit reeds van te voren maar al te vast genomen. Beproef gy uwen invloed, om Emmaas wille, om uwen vermoorden Eduards wille, om uwentwille, en om zynentwille, die gaarne uw Vader zou geweest zyn, en die nog {leeds blyft uw toegenegenfte Vriend CARE. L CORBET, ZE-  4§ EMMA CORBET. ZEVENTIENDE BRIEF. AAN CAREL CORBET. W/aai-om moet gy in de Iaatfte to*v neelen van myn ten einde fnellend leeven myne ziel op nieuw doorgrieven. Is dit beftaanbaar met het karakter van bloedverwant cf Vriend? Myn Broeder verbeeld zig, dat hy zvne pligt betragt. De ongelukkige Eduard, fchoon hy een andere party koos, verbeelde zig helaas hetzelve. Indien de lusfchenfpraak van Emma te kort fchietj wat kan Louïza doen? My ontbreekt alle vermogen, my ontbreekt alles, behalven myne onderwerping aan den wil des Hemels, en daaraan heb ik my onderworpen. Ai beroof my toch niet van deszelfs troost en' invloed door dat rampzalig fchildery, hetwelk gy weder op nieuws voor my afmaalt, en dat myn verzwakt lichaam zo min dan myne afgematte ziel verdragen ken. — Corbet, wat  emma corbet. 49 wat ik u fmeekcn mag, laat my de (lerkte myner godsdienftige beginzelen behouden , en wek geene hartstochten op, die ik in flaap gefusd heb. Wanneer myn Broeder onder zeil gaat, zal ik deeze woelende Stad voor altyd verhaten , en in een afgelegen oord myn kwynend leeven flyten. louïza hammond. AG-  50 EMMA CORBET. AGTIENDE BRIEF. AAN HENDRIK HAMMOND. T" 1 oe lief, hoe kiesch berispt gy my, J- _l waarde Hammond, en hoe erkentelyk , hoe bekoorlyk zyn de traanen, die op de voor my liggende bladen afvloeijen. Hendrik, ik bloos, wanneer ik denk, hoe verre gy my overtreft. De hoop verfpreid zelden haare lichtftraalen over my, zelfs in die ogenblikken , waarin haare liefelyke begogelingen het aangenaamlte zyn moesten. Doch gy hebt my weder nieuwen moed gegeeven. Arme aandoenlyke LouizaJ wat zou zy niet willen geeven om haaren Eduard in dienzelfden Üand te zien, als ik mynen Hendrik! Weg dan, vertwyvelende wanhoop! ik ben geruster, ik ben beter, oneindig geruster, — oneindig beter. Ik kan u op myn woord van eer verzekeren , dat ik het ben. De verfchriklyke dig egter vertoont zig geduurig voor my, even als een kwaaden geest,  EMMA CORBET. 5t geest > die, het zy waar ik my ook wende, my byiederen ftap altyd tegenftreeft. Hoe verkeerd is toch de menfchelyke Natuur, welke ons altyd geneigd maakt, om het genoegen, dat wy bezitten, te verwerpen, en ons een toneel van droefheid voorteftellen, dat yiogelyk nooit gebeuren zal. O wanneer ik denke aan den fchoonen dag van uwe terugkomst, myn Vriend! Hy zal eens komen. Zou hy niet ? en in dien tusfehentyd zal uwe meêwaardige tederheid tot heilzaame art- zeny verfirekken. Waarlyk zy zal het doen. Zy doet het. Wat zegt gy, zoudt gy een bloodaart worden ? dat verhoede de Hemel! myne oogen zyn terftond opgedroogd — uwe traanen zouden een kettery zyn in hec voorwerp van myn hart. O Hendrik, gy hebt my van naby getroffen. De overweeging, de overweeging alleen van uwe Eer zal my met uw vertrek bevredigen. Ga dan heen — ftreef op den weg der glorie — en ach mogt zy u fpoedig lyden tct den vreede, en tot uwe EMMA. C 2 KE-  52 EMMA CORBET. NEGENTIENDE BRIEF. AAN EMMA CORBET. Nu ! myne altoos dierbaare Emma, roep uweD moed en uwe ftandvastigheij tot uw hulp. Het uur van affcheid is gekomen. De orders zyn gegeven, om onder zeil te gaan. Het is de Item van myn Vaderland, die my roept — die my roept in 't uur van den uiterften nood. Zy daagt haare Zoonen ten ftryd ter haarer verdeediging. Zou ik deeze ftemme niet hooren, zou ik haar niet gehoorzamen ? Ja ik ga onder de begunftiging van myne Emma. Haare goedkeuring is de trompet, die my aanmoedigt. Haare deugden ftellen my in ilagorde. My dunkt ik zie myne lieve Emma voor my zweeven, my door haare fchoonheid bezielen. Maak u weg, fchreeuwt zy uit, maak u weg, myn Hendrik, ik fchenk het bevailigst offer, ik leen u aan mynen Koning, ik vertrouw u aan de Brit-  EMMA CORBET. 53 Britten, ik beveel u aan de Voorzienigheid, op wiens rechtvaardigheid wy onze laatften toevlugt dellen. Ik onderwerp my. Ga dan, myn Hendrik, vaarwel, gaa — Als de fehepen over en weder vaaren, myne Emma, zullen wy getrouwelyk onze tedere" verftandhouding beurt om beurt verwisfelen. \Vy zullen , by herhaaling, telkens onze dierbaare geloften vernieuwen , die wy eens op deu,plechtigu:e wyze vervullen zullen. Maar het ladtfte affcheid moet deezen avond betaald worden, Laat ik, o beste der Jonkvrouwen, myn hart in uw boezem uitflorten ten huize van myne teergeliefde Zuster. Ik zal niet meer fchryven. Laatcn de ftille traanen van Louiza onze klagten beteugelen. Indien het geduld dezelve kan uitftaan in de uuren van wanhoop, dm heeft het vermaak buiten twyfel een gelyk regt op ons in de ogenblikken van hoop. Befchouw den dringenden nood, welke een rechtmatige aanfpraak maakt op myne ftandvastigheid, en wilt my toch die dapperheid, dat-vuur, C 3 die  54 EMMA CORBET. die onverfchrokkenheid niet beneemen, welke ik in dit hachgelyk tydsgewricbt aan myn en uw Vaderland in 't openbaar verpligt ben te betoonen. —— Vaar wel! HENDRIK HAMMOND. TWIN-  EMMA CORBET. 35 TWINTIGSTE BRIEF. AAN HENDRIK HAMMOND. Neen, myn Broeder, het kan niet zyn. Ik kan u in de laatfte uuren van uw verblyf in Engeland niet zien. Ik bemin u al te teêr, om dit te kunnen uitftaan* Het is zelfs nu niet zonder moeite, dat ik de pen houde. Myn hart is te teder, myne gefteldheid te zwak, om zulk een affcheid bytewoonen, — om de traanen van Emma, de omhelzingen van mynen Broeder, en myn eigen angst te verdraagen. Veroncfchuldig my dan dieswegens. Het is eene zuivere opregte genegenheid, die my hiervan onttrekken doet. Ik wil u niet moedeloos maaken- Ik wil Emmaas aandoenlykheid geene nieuwe ftoffe verfchaffen. Ik wil myn vermoeid hoofd aan deezen peuluw onttrekken, en myn verblyf voor uw komst verlaaten. C 4 'Dit  JÖ EMMA CORBET. Dit onleesbaar gekrabbel zal u overgeleverd worden door de dienstboode, die op u zal blyven wagten. Ik behoef myne wenfcben niet te vernieuwen. Gy zult niet in gebreke blyven te verftaan, hoe zeer ik u beminne! Egter heb ik één gering verzoek, en dit immers zult gy uwe arme Louïza niet weigeren. Gy gaat dan naar dat oord, waar de dierbaarfte en beminnelykfte der Mannen, (gedoog dat ik hem zo noeme, en flel de ftem der Partyzucht tegen de taal der Natuur niet,) vermoord ligt, of indien dit woord u beter dunkt, met eere gefneuveld is. Zyne gedagtenis i3 my dierbaar, Hendrik, — zyne asfche kan my niet onverfchillig zyn. O indien gy dien grond kondt vinden, waar hy fneuvelde — indien gy my verzekeren kondt, dat zyne heilige overblyffels, — indien gy flegts eenen enkelen traan van mededogen over hem kondt flaaken — om uw Louizaas wille. Maar het is onmogelyfc. Ik  ï m m A . CORNET. 57 Ik gevoel myne zwakheid, en ik vrees, datv ik u misfchieïi met dezelve zal bevlekken. Dan daar uw hart thans vol is van liefde, zo is het ook vatbaar voor edelmoedige daaden. Zou het goedgunltig fortuin, in het midden van het gewoel des oorlogs, niet een klein plekje aarde tot eene gedagtenis vergund hebben voor de overblyfzels van mynen Eduard o vergeet toch niet hetzelve te bezoeken vergeet niet hetzelve voor verder geweld te bewaaren — vergeet niet, dat het gewyd is door eenen vloed van traanen , die uit uws Zusters oogen vlieten — dat het aan de Vriendfchap en Liefde is toegeheiligd. Vaar wel! louïza hammond. C 5 EEN-  j8 EMMA CORBET. EENENTWINTIGSTE BRIEF* AAN HENDRIK HAMMOND , Schildkn. "JT\e tyd van ons affcheid is dan be. ■L-' paald , en ik zal door eene gunftige fchikking in ftaat zyn, om met u eenige uuren van de aangenaamfte droefheid doortebrengen. Helaas myn Vriend, myn dierbaare Hendrik, de Natuur zal haare fchattin>; afvorderen, en ik kan niet waarlyk ik kan niet weigeren dezelve te betaalen Gy betoomt egter den aart der droefheid door eene kragtige taal, en ik bemin u, hoop ik, te veel om u fchande aantedoen. Van de regten deezes oorlogs verfta ik niets —dit alleen weet ik, dat gelyk ik aan de eene zyde deezer bloedige ftaatskrakeelen eenen broeder verlooren heb, ik zeer mogelyk- -zelfs meer, dan eenen broeder aan de andere zyde verliezen kan, daar zy my beiden poogden te overreden, datzy den weg van hun pHgt be.  EMMA CORBET» 5$ bewandelden. Helaas hoe zal de reden in zulke gelegenheden de juiste grensfen aanwyzen! Moet de rede hier niet verftommen, en de menfehelykheid in ftilte haare craanen ftorten? Doch ik fchy hiervan af. De fexe wordt toch omcin. geld door tegenfpoeden, en niets fchiet voor haar over, dan geduldig te bukken onder haare rampen. Ik ben onpasfelyk, en fmeek u, my zo veel van dien ach hoe zal ik het fchryven laatften avond te vergunnen ah gy kunt. EMMA. Gefchreven in haar lsam:r voor de samenkomst. C 5 TWEE*  ÖO EMMA CORBET., TWEEËNTWINTIGSTE BRIEF. E M MA AAN- HAAR VADER, S~^y hebt dan, zo 'c fchynt, het billiet van Louiza gevonden, daar zy haar huis deezen avond aan Emma en Hendrik aanbiedt. By welke gelegenheid haar dit briefje ontvallen is, weet ik niet. De ontroerde hand is altyd beevende,, en het geflingerd hart kan niet op zyne hoede zyn tegen de gemeene wisfelvalligheden. Dan hoedanig dit ook zyn moge, ik ben egter niet bedroefd, dat dit papier in uwe handen gekomen is. Ach, myn waarde Vader, het verligt integendeel mynen boezem; want het kwetste myne Eer, dat ik onder verdenking lag, van iets in 't geheim gefmeed te hebben, dat zo in alle opzichten het daglicht verdraagen kan. Gy eischt van Hammond, dat hy my niet meer bezoeke.. Hy gehoorzaamt. Gy verzoekt, dat ik * zonder eenige redenen te mogen vraagen,. in  EMMA CORBET»- 6l rn 't geheel niet meer van hein tegen u, fpreeken zal. Ik gehoorzaam. Gy begeert, dat ik myn uiterfte vlyt zal beproeven, om hem van America aftehouden. O gy kunt ligt denken, hoe vaardig, en tevens, indien gy Hendriks geliefkoosde drift kent, hoe vruchteloos ik dit onderneem. Het dubbele vermaak, om u, myn Vader, te verplichten, en tevens myn eigen hart te voldoen, was reeds fterk genoeg by my, om hierop zo zeer-aantedringen, dat ik zyne genegenheid byna in afkeer veranderd had. Gy fmeekt my, dat ik hem niet meer beminnen zal, en ik zeg u met de grootfee openhartigheid, dat dit onmo- gelyk is onmogelyk, myn lieve Vader, om dat het ftrydig is met die beginzelen, welke alle de daaden van. myn leeven beflierd hebben. Myne achting — neen! dat woord is veel te koel — myne liefde voor Hendrik is niet, gelyk gy weet, de opwelling van een enkel ogenblik, de Romaneske overyling, van een verhit geflel, C i nodi:  6*2 EMMA CORBET. noch die befpotlyke dwaasheid, welke van verwondering opgetoogen is voor de bekoorlykheden van hec fcharlaken kleed eens krygsmans. Het grieft my in myne ziel, dat hy dit beroep verkoozen heeft: ik heb al te veel traanen geftort over de asfche mynes broeders, om eenige zucht te hebben voor den kryg. Maar myne liefde was reeds gezet vóór alle deeze onheilen: Ook kan geen ongeval iets verminderen van 't geen uw eigen oordeel en de welfprekendheid van myn hart zo lang hebben goedgekeurd. Gy hebt thands fchielyk een misnoegen tegen Hammond opgevat, maar een gezette liefde kan zig zo vaardig niet fchikken naar zulke omkeeringen. Wat in de Natuur geworteld is, kan door de Kunst niet dan met veel moeite ontworteld worden- Dan het treft my, myn Heer, dat dit u mishaagt. Doch zal ik bedriegelyk handelen, om my met u te verzoenen ? Zal ik de Natuur verkragten, om myne kinderlyke pligten te voldoen? Zal ik den eenen grooten pügt tegen den anderen zetten, om dus de uit-  EMMA CORBET. c"3 uitmuntendheid van beiden te verdelgen? Neen, gy zoudt my deswegens haaten, en ik zou myzelve haaten. Dat ik in deeze grievende tydsomftandigheid, daar ik op het punt ftaa, van te verliezen, het geen gy nog kort geleden voor uzelven het dierbaarst achtede, in ftaat hen, om met zulk eene beredeneerde bezadigdheid te fchryven, is, helaas! geen teeken van myne onverfchilligheid, maar een voorbeeld — misfchien het kragtigfte dat men geeven kan — van die beftendige genegenheid, welke van de Eer haaren oorfprong nam, en door de Deugd wierd opgekweekt. Door liefde verbonden te zyn, is het voorfchrift der Natuur. Aan een man van deugd en verftand verbonden te zyn, is het voorfchrift der kieschheid, en tevens, zo ik my verbeeldde, een teeken van eene goede gefteldheid. Zodanig, myn eerwaarde Vader, waren de eerile grondbeginzels, die ik van u ontficg. Wilt gy nu uwe eigen beginzels omverv erpen, of is het thands, daar de vcrdi.-nüen van het voorwerp coenecmen, be-  €\. EMMA C O R B E V. betaamelyk, hetzelve die liefde te onttrekken , welke volgens de uitfpraak der Natuur en het gezond vernuft in evenredigheid fchynt toegenomen? Dan gy hoopt, zo ik merke, dat de tyd eji afweezigheid myne liefde zal doen flyten. Ik wil niet inftaan voor de fterkte van mynen geest, want ik ken de broosheid onzer Natuur. Indien myn Vader zig ftreelt met het denkbeeld van veel hierop te reekenen, zal ik deeze bron van verwagting niet opdroogen. Ik, ben geenszints, dank zy myne befchaafde opvoeding , zuik een hoofdig meisje,, dat ik in verzeekeringen van eene eeuwigduurende ftandvastigheid zou uitbarften, alleen om myn Vader te kwellen,, en myn hart te verzetten tegen zyne wenfehen. Liever wensehte ik myn eigen gefteldheid te kunnen mistrouwen,, en, terwyl ik myne genegenheid zo voor hem open legT dat hy naar waarheid over dezelve oordeelde. Doch ik durf hem niet misleiden, die met het hoogde regt. vorderen kan , dat ik openhartig met hem. han-  EMMA CORBET. 65 handde. Ik wil niets verzeggen; maar is eene verbintenis, naargelange zy met bedagtzaamheid is aangegaan, ook niet ftandvastig en duurzaam ? En daar deeze verbintenis myne eerfte en eenigfte genegenheid is, en daarenboven een man van een onbevlekt karakter en van eenen met my eentlemmigen aart tot haar voorwerp heeft, heb ik dan geen recht om zeer fterk te vermoeden maar blyf in den waan , dien gy zo fterk hebt opgevat. Ik prys u, myn Vader, wegens de zagtheid van uw verbod. Gy dreigt niet — gy fcheldtniet. Dit mogt mynen rampfpoed vermeerderd hebben, maar het kon myne genegenheid geenszints verflaauwen. Hiervan fchyuen de Ouders gemeenlyk zo onbewust, dat zy het uitwerkzel van hun gezag door het geweld, waarmede zy hetzelve oefenen, geheel vernietigen. Zy verbysteren, doch overtuigen niet, zy verfchrikken, doch bevredigen niet, en zy rechtvaardigen byna de ongehoorzaamheid hunner kinderen, door de woeste  66 EMMA CORBET. woeste wyze, waardoor zy dezelve tot hun plicht dwingen. Hemel i de klok flaat — het uur is gekomen — het minuut — het ogenblik nadert. Ik zal fchellen, dat de knecht dit op de zaal brengt. Myne voeten zyn naauwlyks in ftaat, om my de trappen aftedraagen. De eenvoudige Natuur beroept zig op uw mededogen, myn Heer; — zult gy haar afflaan? O myn Vader, myn Vader, myne krachten hebben reeds haar uiterst vermogen geoefend, eer de toets begonnen is. Laat my ongelukkig zyn. Doch reik my — ach reik my uwe vaderlyke hand toe by myne terug, komst, en laat myne tederheid de uwe niet verminderen. Vaar well EMMA. DRIE  EMMA CORBET. 6? DRIEËNTWINTIGSTE BRIEF. HENDRIK AAN EMMA. (*) Nog tien minuuten, terwyl het rytmg reisvaardig gemaakt wordt, heb ik voor my. Deeze zullen aan Emma zyn toegewyd. Betoom toch, dat ik u dit nog eenmaal fmeeken mag, uwe buitenfpoorige gevoeligheid. Eenige dille traanen, eenige zagte zuchten, en de aandoenlyke wellust eener tedere droefheid wil ik niet beteugelen maar zulk een aan- val, als van den laatften avond En egterik gevoel zelfs de 0nge.7n.dheid van myn eigen (telling. — B'yï egter niet gehegd aan eenige moedbeneemende verbeeldingen. Wy zullen eikanderen weder ontmoeten • en dat in gelukkiger daagtn. De aangenaam- heden van gezellige en huisfelyke ge- meen- (*) Na de byeenkom.c.  68 emma c o r b e t. meenfcbap zullen weder de onze zyn, en in den zagten boezem van huizelyken vreede, zullen wy, zonder bedwarm, zonder eenige kunstgreepen of vermommingen, alle de zaligheden der tcderte en welbeftierde vereeniging fmaaken geloof my, Wy zullen. Ach, myne Emma, gy zyt uzelve en my deeze redelyke aanmoedigingen verlchuldigd, en ik bid u van dezelve gebruik te maaken. Indien Emma niet met kloekmoedigheid gewapend is hoe kan Hendrik verwagren te overwinnen. Het is een al te drukkende ftnerte voor haar en voor hem zelf te gevoelen. Het ogenblik om te vertrekken is rt * lieve Vriend! en dan, — wat dan? o vaarwel voor een langen tyd — voor daagen, weeken, maanden, jaaren misfchien voor eeuwig! Ach myn arm hart! Het is egter in de daad niet zoo; neen, het is alleen de taal der befwymende Natuur in haare wanhoopigfte ogenblikken. Het zyn flegts onze perfoonen, die ge. fcheiden zullen zyn; onze zielen zullen altyd te zaamen vereenigd zyn in eene liefelyke verkeering, }n eene verhevene verkeering zo zuiver als dierbaar zo teder als bekoorlyk. Wat is tyd ? — wat is afftand ? Onze harten zullen geene fcheiding kennen Ik wil, ik moet niet wanhoopen. Hen-  EMMA CORBE T. 71 Hendrik ik.ben beter dan den Iaatflcn avond, fchoon ik egter overdelpt ben van tedere droefheid, fchoon myn traanen zoodanig vloeijen, dat zy myn gezigt verduisteren. Gy zult 'er de fpooren van op dit papier zien. -— lk zal geloof flaan aan uwe voorzegging. Welk een dag voor uwe reis ! Het is het zinnebeeld onzer liefde. Beurtelingfche afwisfeling van zonnefchyn en regenvlagen , van lachjes en traanen. Neem u zelf toch in acht om mynent wille. Behoed u tegen de drenge koude der doordringende nachtlucht. De gevaaren, waaraan gy u, volgens uw beroep, moet blootdellen, zyn helaas! genoeg: ach vergroot dezelve niet door eigen verzuim. Vaarwel! Ik zal op de tederde wyze aan u denken, en met allen ernst voor u bidden. De Hemel zegene, onderdeune en vertrooste u! Hoe myn hand fammelt maar de tyd kort op, en indien ik geene geweldige pooging op my doe, zal het ogenblik,  72 emma corbet. 0 blik, dat deeze u nog ter band kan gefield worden, my ontfnappen. Nog eens dan, in een beflisfend en teder woord vaar wel! e m m a. VTF.  E M M 'A CORBET. 7 5 VYFENTWINTIGSTE BRIEF. AAN DEN HEER ROBERT RAYMUND. WAARDE BARONET! Ïk heb nog geene de minde gelegenheid gehad, om die voordel, 't welk my zoo aangenaam is, aan myne Dochter te melden. Alleen kan ik u zeggen, dat de jongman vertrokken is. Om openhartig met u te werk gaan, zy is deerlyk op hem verzot; maar als gy eens kennis met haar gemaakt hebt, zal zy, hoop ik, verftandig genoeg zyn, om onderfcheid te maaken. Volbreng uw voorneemen, om by my uw intrek te neemen , tot dat gy naar 't Land gaat, en dan zal er zig van zelfs gelegenheid genoeg aanbieden, om die verdienden ten toon te fpryden , welken ik my verzekerd houde, dat de edelmoedige Emma niet weerftaan kan. Met Hammond is het by my afgedaan, zo dat gy voor D 2eenc  74 EMMA C O * B E T. geene ftrydige belangen behoeft bedugt te zyn. De liefde van jonge lieden is onbeftendig. Heer Robert Raymund, zal haar een edeler neiging op verhevener beginzels inboezemen. Koom fchieJyk over en voeg u by ons huisgezin. Altyd de uwe CAREL CORBET. ZES-  EMMA CORBET. 75 ZESENTWINTIGSTE BRIEF. AAN EMMA CORBET. Ik dobber in het midden der zee, terwyl ik deezen fchryve : mair de wind is, als uit beleefd'eid, gaan liggen, of liever, hy waait niet fterk genoeu, en in deeze haven blyven wy op de reede liggen , tot dat hy weder opfteekt. Gy kunt ligt denken , hoe ik deezen tusfchentyd belleeden zal; hy zal aan de liefde en Emma zyn toegewyd. Ik heb uw dierbaar affcheidslegaat doorfnuffeld ■ neen geen legaat foei, dat Woord is te dodelyk — uw affcheids- pand. Ja ik heb het doorfnuffeld, en zo een krygsman a's ik ben , bloos ik egter niet u te zeggen, dat ik het met myne traanen befproeid heb. Ik drukte het met eene vuurige doch kuifche drift aan myne lippen, en mynen boezem.— Ik leg het zagt en digt op myn klop. pend hart, en ik ben zo verligt D * zo  76 EMMA CO R ,B E T, zoveel, rriyne Emma, als ik moest zyn, of a!s beftaanbaar is met de menfehelyke Natuur in zulk een tydsgewricht. Ach myne dierbaare vriendin, het is in de daad een aandoenlyk tydsgewricht. Nu gevoel ik, dat ik my zeiven een al te harde taak heb opgelegd. Ik waande dezelve even lugtig te kunnen afdoen als een krygsmanceuvre, maar nu bevind ik, dat hy, die met lidteekenen fpot, nooit wonden gevoeld heeft. De Natuur wordt weerfpannig, en ik heb des te meer te lyden , nadat ik haar minder heb botgevierd. De angst myner ziele • [Geen myner Medeofficiers is omtrent my, en ik mag in ftüte myne zwakheid 'zagtjes uitboezemen voor Emma.] — De angst, myner ziele werpt alles neder, wat haar voorkomt, en nu de zaak voorby is , kan ik u openhartig be, lyden , dat het laatfte uur, 't. welk ik in uw byzyn heb doorgebragt, het fmerte- lykfte van myn leeven was. Hoe bevindt gy u in dit ogenblik, myne Emma ?  E M M A C O R H E T? 7? rtia ? O hoe veel heb ik vcrgeeten te vi.aagen en hoe veel heb ik egter nog "te vraagen'? Ach was 'er nog zulk een uur voor my! — By het einde van dat eerfte aandoenlyk toneel ftond ik op het punt, om den postillon last te geeven , van weerom te keeren. 'Er 1'choot my veel te binnen, en dat, docht my, was van te veel gewigt, om te zeggen — maar ik bevond, dat het alleen de dralende Natuur was, die worlteldc, om derzelvcr voorwerp te laaten vSaren, en dat het nergens aóders op zou uitkomen , dan op eene herhaling van de tederfto aandoeningen. Het zou ons beiden maar zwakker gemaakt, en de droefheid in; onzen boezem dieper hebben ingegrieft. Nog eens dan, vaarwel, myne'dierbaare Emma. De Hemel verecnige ons beiden eens naauwer met eikanderen! U, zo als ik u mogt wenfehen, Afj, zo als gy my mogt pegeeren 1 Nu zal ik myn bed , of laat ik liever zeggen, myn kooi opzoeken; het (laat my nog niet wel ter hand. De zee is, D 3 Bf*  78 EMMA CORBET. gelyfe gy weet, het element van den Joldaat niet, en het zal nog wel wat aanloopen, eer ik my naar derzelver-ongemakken fchikken kan. HENDRIK HAMMOND.. P- S. O zyt toch de tedere Vriendin van myne lieve Louïza J Vervul by haar het verlies van eenen tcderen broeder; kweek haar afneemende gezondheid op; verfpreid aücngskens het zagte Jicht der vertroosting over de fombere droefheid haarer ziel, en laat zo veel fchoonheid, bevalligheid en deugd niet ontydig tea graave daalen! ZE-  EMMA CORBET. 19 ZEVENENTWINTIGSTE BRIEF. AAN HENDRIK HAMMOND. T\e wind verroert zig niet, daar is U geen de minfte beweeging in de lucht Onder begunftiging van dit denkbeeld , fchryf ik in haast dit briefje, o:n het interollen by het ingefbtene, dat myn hart, zinds uw vertrek, bedagt heeft. O myn lieve Hendrik, laat het op tm hart liggen, en al het teder vermogen hebben, dat ik het wenschte te geeven. Ach dat ik in weinige woorden alles even zagc als kragtig kon uitdrukken , om het gebrek der beknoptheid te vergoeden, .en tevens die rampen cn ellenden te verzagten, tot welke de arme meufchelykheid gedoemd is. E M M A.' D 4 • AGT-  8o EMMA CORBET, AGTENTWINTJGSTE BRIEF. AAN LOUÏZA HAMMOND. hoe hebt gy het hart van uwen* ^ broeder getroffen, myne beminlyke Zuster! Het onderwerp, dat gy aanroert, is teer; maar wat is 'er in Hendriks vermogen , dat hy niet zou willen onderHeemen voor Louïza? 't Is egter, wat hard, dat gy my uw hand onttrekt; — Ik mistte uwe omhelzingen, terwyl Emma op mynen boezem weende, en ik had u veel, zeer veel in 'tbyzonder te zeggen, 't welk ik u dagt medetedeelen. Bewaar de ingeflotene papieren, om by een onverhoopt voorval te ontzegelen, en vol» gens derzelver inhoud te handelen. Zy behelzen de laatfle wil van uwen teerminnenden broeder. HEJXDRIK HAMMOND. NE-  EMMA ■ C O R B E T. til NEGENENTWINTIGSTE BRIEF,' AAN E M M A " C 'O R B E T. Schoon de wind een weinig begint optcfteeken, is hy egter ons' tegen, het geen my gelegenheid geeft, om het eenigst deel van uw perfoon, dat my alleen gevoeglyk op de zee kan verzeilen, te ontfangen. Weet dan, dat die toegezonden hairlok mynen dichtgeest heeft opgewekt, maar gy zult wel eenige infchiklykheid willen gebruiken voor vaarfen, die op de baaren gefchreeven zyn. Doch ik ben een vyand van Apologiën. Die vaarfen hebben voor my een zwaarmoedig uur opgehelderd', en zy zullen hetzelve voor u doen. Dat zy dit heilzaam oogmerk mogten bereiken is de hartgrondige wensch van HENDRIK HAMMOND. D 5 AAN  82 EMMA CORBET, AAN EEN B O RSTSTUK, WAARIN EEN HAIRLOK VAN EMMA. TeJre waarborg myner liefde! Balfem voor myn minnefmart! Gunst van Haar, die !r hart my griefli', Neem uw woonplaats by dat hart. Gy zul: daar getuige weezen Van een oriuitbmschb'ren gloed, Boven hoopen, boven vreezen, Trouw in voor-, en tegenlpoed. Als de hoop van b'yde maaren My den bangen boezem fïreelt, Fn het windje langs de baaren Met ve;!i;fie z eitjes fp-"':., Dan  E M M A C O R B E'T. 83 Dan ziet gy den bloedïtroom zwellia, Die door kloppende ad:rs vloeit, Ziet dien d.aa'en of verinellen Maar uw indruk hem doorgloeit. - Hier voor ieders oog verborgen, Woont ey veilig en gerust.' Van myn hartsgeheim en zorgen 1 Zyt en blyft ge alleen bewust;' Kom dan, waarborg myner liefde Balfem voor myn minnefmart! Gunst van Haar, die 't hart my griefde i Heersch in d'omtrek van dat hart. Gy kunt myn geluk' volmaakcn. Werk door zachte heerfcfwppy, ■ Dit de drift, die my doet biaa'.icn, ' U en cyner waardig zy.1 D:6 * Draag R  74 E ~M M A e O R B E T, Draag gy zorg, dat in dees hov;n Nimmer onkruid wortelen fchlet. Bloempjes., die my vrucht belooven. Ach ! belet haar wasdom niet-' Zuchtjes, die op wieken fpoeijen . Van den zoelen westenwind; Traanen, die den grond befproeijen, Grond, die deezen daauw bemint Zulke traanen , zulke zuchten, . Daauw en wind voor 't minnend hartj Geeven hoop op de eêlfte vruchten, Artzeny voor minnefmart. Doch, valt-my den gloed der firaalen Van het noodlot fireng en flraf, Guqst van Emma! — haiilok! — daakn Wy dan faamen in het graf! . D 5R.  E M M A C O R B E TV o)' DERTIGSTE BRIEF. AAN CAREL COEBET,«fc' Uwe uitzigten zyn by my nog zo klaarniet, Corber! Egter is 'er iets,dat my aandryfc, om te beproeven, of ikvan hetzelve geen gebruik kan maaken.Ik vermoede egter, dat een jongeling, van vyfentwintig jaaren in een net fcharlaken pakje eenige indrukfelen zal gemaakt hebben, die niet wel kunnen uitgewischt worden door een bedaagd man in een donker fnuif kleur kleed met breede opflagen naar de wyze van onze Voorouderen ; en het is nu te laat, Carel, om een kleeding te veranderen, die reeds meer dan twintig, jaaren zo om myn rug geflungclt heeft. Egter wil ik wel koomen; want na al myn fwerven mis ik nog de behendigheid van het huil'elyk genoegen. Uw Dochter, dunkt my, zoude regte D i Vrouw-  ö6 e' M 'm a c o r b e t. Vrouw zyn, en heeft in myne oogen, ■ geene andere gebreken, dan dat zy wat te « is j daar ik voornamelyk wat tegen heb, om dat ik fterk vermoede, dat z-7 zal denken, dat ik wat ie oud ben. Geen nood, ik zal het best beentje vooruitzetten , ^n in een dag of twee by u zyn. Intusfchen zal ik een nieuwe pruik iaaten maaken,*en u toonen, hoe yverig of ik ben, om my, zo veel mogelyk, . te fchikken, om uw Dochter inteneemen, daar ik belast hebbe, dat de pruik juist zo gemaakt werde, als of ik myn eigen hair droeg, want, zedert ik uit Indien kom, bevind ik, dat in het oog van een jong meisje niets zo belagchelyk ftaat als een pruik; en in dien tyd, toen ik myn Vaderland ver'iet, zag men 'er met zulk een losfe pruik uit als een Cupidootje met gekrulde lokken. O Tempora. Maar wy willen zien, wat wy doen kunnen. Waarde Vriend,' ik ben uw dienaars en denk, dat ik nog maar zo een vyfen. Jvtifitig. jaar-'ben, koe. st r .-. y;r t'r? d. •  E M MA CORBET.- 87 EENENDERTIGSTE BRIEF. AAN HENDRIK H A M M O N D , ScUldkn. IToe crkentclyk zyt gy geweest voor i die kleinigheid, welke ik u gezonden heb, o myn dierbaarfte en vernuftigere Vriend! daar gy altyd den loop van dien ryken ftroom beftiert, (welke geene verandering kent, maar overal daar hy vloeit, niet dan vrugtbaarheid en de ïiefelykfte geuren veripreidt,) om my altoos te vertroosten, te veimaaken, of te leeren. . Hoe blyde ben ik dat gy behaagen vondt in zulk eene beuzeling- Ik was eerst van zints het hair in een hartje voor uw hemdftrook te plaatzen, doch ik overwoog den aart van die kiefche genegenheid, welke gy voor uwe Emma gevoelt. Ik herdagt, dat ze afweezig was, dat zy al het uiteilyke vermyddc, dat zy het ydeie, en de brood.ironkeu * nieuwsgierigheid van die verwande Heidun, v.elke :z'z verttee'dftn, dat f-d-.-r- hcid~i  V° E '1,1 MCA C "O S B' E TJ! ' heid onbegaanbaar is met de dapperheid, bèzwaarlyk zou kunnen dulden. Om deeze redenen verkoos ik dan het hart ie alleen in dien ftand te fchikken , waarin uwe kiefche partydigheid hetzelve waar* fchynlyk liefs: zou willen geplaatst hebben, Dat het dan altyd, myn lieve Hendrik, om uwen hals hange en voor geen ander oog toeganglyk zy, dan alleen voor dat van den eigenaar. ~- Dat het tot eenen geheiiigden Talisman ftrekke —- tot een zagt fchild over uwen boezem gehangen door debeevende hand eener Minnares O dat ik hetzelve mogt bezielen met alle die deugden, welke onder/leid worden in de bezitting te zyn van de weldaadig. fte geesten ■— dat deszelfs bekoorlyfcheden kragtig genoeg waren, om u even veilig te bewaaren voor ziekte, droefheid en ongeluk ■— voor den kogel en het zwaard — als ik voorzeker geloove, dat het gezigten het gevoel van hetzelve' u tegen alle indrukzelen der verleiding en tegen het oefenen van ongeregeldheden wapenen zal! Uwa  E II HA CORBET. «9- Uwe brief, vvaarby uwe vrolyke ea welluidende zangen waren ingefloten, trof my op myne legerftede aan, van waar ik opvloog met die gefwindheid, welke het uitwerkzel is van de vrywillige aandryving eener ongemaakte liefde. Even gelyk een hartfterkend middel, daar men lang naar verlangde,en dat men zeer van noode heeft, ontfingik hetzelve in een aandoenlyk ogenblik. Ik las en luikte op , ik weende en was wel. O verwonderlik vermogen eener deugdzaame drift! Ja gy voortreflyke, edele Vriend, het is beflist. Uwe onwaardeerbaare liefde zal de onderiteunende troost zyn van myn toekomend beftaan. Ach dat nooit een woord van twist of eene oneenige gedagte opkoome, om deeze zo heilige en zuivere Vriendfchap te vcrftooren! De verheven geest van onze achting, mvn Hendrik, zal deszclfs kiëfehen invloed uitbreiden over ah.e de onftuimigheden eener zee, die veel flormagtiger is, dan die, op welker oppervlakte thands uw vaartuig dryft. Over ieder ogenblik van bekommering zal  90 EMMA CORBET. zal onze liefde haare zagte uitvloedzeisverfpreiden, gelyk de liefelyke koeltjes uit het zuiden de balzemrykfte geuren van de- fchoorfte bloemen gegaard, alomme uitftorten. Ach Hendrik, myn hart verfmelt. als ik frhryve, en de zagte traanen vloeijen in eene aandoenlyke en lieflyke verzekering van onzen toekomenden gelukflaat: doch bekommer 'u niet, dat ikweene, — zulke traanen kunnen my geen hinder doen. Zy *yn kostbaare droppelen, die de dapperheid kracht byzetten, en ver-fnsfehen, daar zy vallen. O welke heilige uuren waren het, die wy te zaatnen in vriendlchap, geiprekken en boeken geil-eten hebben' Onverdeelde aandacht, elkander vervangende gedagten, onderlinge traanen , al wat dierbaar of fiërlyfe was, maakte ieder ogenblik uit. Voer de gedagtenis van deeze onze gemeenfehap over de onmeetbare wateren. Herroep voor uw geheugen den tyd, toen onze aandagt, -on-  EMMA C O U B E T. 01 onvermoeid (harende op de onfterfelyke bladen van zedelyke fchriften, in plaatze van verpoozing, fterker aangroeide, en boe langs hoe meer gevestigd bleef., wanneer ons verftand en ons hart zig gelyker tyd verfynde en uitbreidde. Ja, Hendrik , ik zal tragten dien zagten geest van voorzegging aantereemen,welke zo fchoon een vuur over uwe vertroostende letteren ademt. Ik wil den bloefem der roozen niet plukken, zonder tevens de prikkeling van haare fcherpe doornen te gevoelen. Ik neem hem. dankbaar aan met zynen iteekenden aanhang ik plaatfe hem op mynen boezem. — Ik heb beloofd niet misnoegd te zyn; dcch indien zomtyds een ftille klagtemy ontglipte, heb dan toch eenige infehiklykheid voor my, en bekyf my niet! Ach hoe dikwerf heb ik, zedert uw vertrek, gewenscht, u op reis te mogen vergezellen, en aan uwe zyde te deelen in alle derzelver gevolgen; want hoe me-  92 E/'M M A C O R E E T, menigvuldig, hoe ysfelyk zy ook yynmogen, egter, Hendrik, is uwe toeftand yerdragelyker dan de myne. Gy hebt op- uwe reis veele voordeelcn boven haar, die gy'in eenzaamheid hebt agter-gelaten. De fnelle gefwindheid der beweeging is zeer gunftig; terwyl gy met rasfe fchreeden voortfheit, worden uwe zinnen ongevoelig gellreeld , door de frischheid der lugt4 en vermaakt door de verandering der voorwerpen, terwyl uw arme vcrlaatene minnares, die aan denzelven plek gronds als vastgeketend, alleen het tegenwoordige kan opletten, te vergeefsch rondsom zig ziet naar het geen zy verlooren heeft, een kwynend oog van verlangen op het toekomende werpt, en in de pyniging der nadenking bekent, dat' deeze en geene zaaken wel eer warm maar thands helaas niet-- meer zyn» Het is myn lot geweest, meer'dan eens zedert uw vertrek, de ftraat, waar gy woonde, doortegaan. O denk, met welk een ontroering .ik. de vcnüers van uw  •E M M A C O R E E T. uw laatstleden vevblyf befchouwde! Het gezigt van uw graf kon naauwlyks eenige aandoenlyker denkbeelden gewrocht hebben • en egter gevoel ik, dat my de lust ■zal bevangen, om dezelve dikwils voorhytewandelen. Ik wil van deeze kleinigheden liefst geene redenen geeven. Ik verhaal dezelve alleen in myne eenvoudigheid. Zal uw gevoelig hart dezelve niet gemaklyk verklaaren? En nu , Hammond, moet gy bekennen, dat ik den vereischten trap van heldenmoed bereikt heb; nu moet gy bekennen , dat ik genoeg van 's krygsmans aart heb..aangenomen ; want ik kan de -pen houden, en gevoelens, die een zweem van bedaardheid hebben, uitdrukken, terwyl myne oogen vol ftaart van traanen, en myn hart opgekropt is van droefheid. Wat kuntge meer van eene vrouwelyke wysbégeerte verwagtcn? Wat kuntge meer verwagten van eene minnares, die één uur van uw afwee/en voor een fmertelyk ongeluk hield?  5>4- EMMA CORBET. Ik zal deezen brief afzenden, fc'-ooa er niet veel kans is, dat hy u noa ageerhaaien zal. Indien dit niet gebeerde — • wat dan — wat zal zyn noodlot zyn ? — Ik bekommer 'er my niet over. Schoon alle de gevoelens van myne ziel voor het oog der gantfche waereld openlagen, kon ik het onderzoek wel uitftaan. Ifc kon zelfs nog roem draagen op de' bekoorlyke zwakheid van myn hart, indien het indedaad eene zwakheid is. De mogelykheid, dat gy deeze letteren nog zoudt kunnen ontfangcn, is wel waardig, dat ik het waage, om de/elve aftezenden, en daar ieder ogenblik nu van de grilligheid der winden afhangt, zal ik niet langer draalen met dezelve te verzegelen. Vaar wel! EMMA. TWEE.  EMMA 'C O R E E T. 95 TWEEËNDERTIGSTE BRIEF. AAN EMMA CORBET. Uw dierbaar gefchenk, komt my.even als een zegen over myne reis, ter ha.id terwyl de wind opfteekt, en al het fcheepsvolk in beweeging is om ons reisvaardig te maaken. Wy hebben reeds de ankers geligt. Weldra zullen de zeilen niet meer tegen de mast flodderen; want ik zie de matroozen reeds het ftaande want beklauteren, en de zeilen naar den wind .ctten, welke eindelyk gunftig is. Alle handen zyn aan 't werk -• alle harten zwoegen van verfchillende driften, —- ik gevoel dat wy in beweeging zyn, — Ik hoor de kiel reeds de baaren klieven. — De wir.d blaast frisfeher, en de zoele dampen, die ons in de haven drukten., klaaren op. Als ik myn oog naar 't fchip wende zie ik het wit der fchuimende golven. Helaas het ftrand*khynt te wyken, en wy ftrec- ven  ~06 EMMA CORBET. ven de zee al verder in. De Lootfen, die ons cot dus verre, om ons in het een -en ander behulpzaam te zyn, in hunnen boot gevolgd zyn, beginnen thands te wenden, en maaken zig gereed om de haven weder intehaalen. Laat ik kort zyn —- verfcheiden van myne medeofficieren ftaan ledig op het dek, en anderen fchreeuwen en raazen in de kajuit, terwyl Hammond het affcheid fchryft aan het beminnelykfte meisje, dat de roem en de wellust van zyn leeven is. Ik fchaame my niet te belyden, dat 'er een zwaare zucht van myn hart gaat, en een traan langs myn2 wangen rolt. De cfficiers zien my aan, als of zy my van blooheid verdagt hielden- Laaten zy begaan! In den dag des ftryds zulien wy zien, of de tederheid dan of de ligtzinnigheid grooter moed en heldhaftigheid inboezemt. Ik 'heb een footje gegeven aan den bootsman, die vlytig agter ons roeit, maar het laatste laatste ogenblik is,gekomen, en het laatste — laatste affcheid het  EMMA CORBET. 9? het eindelyk Vaarwel moet gegeven.— . Vaarwel danl > Gy blyft in de volle bezitting van myn hart. Ik laat u aan uw eigen deugd en aan het toeverzicht van het Opperwezen over. HENDRIK HAMMOND, E DRIE-  '98 E M >£ A CORBET. DRIEËNDERTIGSTE BRIEF- AAN EMMA CORBETo AAyn Broeder en uiu Vriend is dan vertrokken! Hoe gaat het met u, myne lieve Emma? Zyn de heftige fmarten van zulk een grievend affcheid wat bedaard ? uw teder gevoel wat bezadigd, uw zwoegend, kloppend hart wat meer in rust? Ik ftel u deeze vraagen in den boezem van myne afzondering voor- Ik teeken dezelve uit myne heilige fchuilplaats, waar myn weduwlyk hart (want het was reeds lang gehuuwd) in HriMe eenzaamheid op den dood peinst. Onder al het leevende zyt gy, een zeeker ander perfoon. en Hendrik de eenige voorwerpen, die ik ter harte neeme. Voor uwe gezondheid en verlegen toeftand heb ik nog eenig gevoel, en zo lang gy in weezen zyt, zal 'er in de waereld nog iets zyn, dat my aan haar verbindt. - Het overige behoortEduard. Vyf-  emma corbet. 99 Vyftien maanden, myne Vriendin, heb ik in wanhoop doorgebragt, en fchoon mynefmarte zig in de vyf volgenden juist zo uiterlyk niet vertoonde, was zy egter niet minder grievend. Op myne zinneloosheid volgden zagte zulten, en ftUIe traanen eener gezette droefheid. Het is nu niet eene hartstochtelyke, maar beredeneerde droefheid. Hier zit ik onder het fombere loof der Lykcypresfen, -- - Eene gewydde fchaduw ! — Ik roep de Godsvrugt aan, dat zy myne fmarten heilige! Zy komt zy kom; myne Emma! — In 't midden van het zagte lommer van den avond zie ik haar hemelfche gedaante langs 'eenen ftraal der zilveren . Maan nederdaalen. Juist op dit ogenblik ftort zy eene heilige droefgeestigheid ove-r myn hart. Zy bereidt my voor de befchouwing van 't geen my het dierbaarst was. Zy uit den naam van e d u a b d in den toon eener hemelfche wclfpreekendheid. Zy roert de E 2 te-  ico emma corbet. tederfte maar. Zy vervangt den pein- fenden zugt in eene zagte maat en verrykt den ftroom der droefheid met Cherubstraanen eener eenflemmige liefde. — De verrukking is op het hoogst. Het is nu fchemerlicht, myne Emma. De Vleermuis maakt haare ronden in de lugtj en de arme Fidelio flaapt aan mynen voet. Ik bezig deeze laatfte Ronden van den dag met fchryven, terwyl het papier op mynen fchcot ligt. — De uil, die het licht der zonne fchuuwt, verlaat zyn klimop, en vliegt rondsom my. — De dorpklok luidt. — Deezen nagt is de ziel eener weduwe verfcheiden! — Het is dan de doodklok, die ik hoor! O Hemel! Helaas, ik meende u optebeuren, en zal u door myn eigen droefheid aanftee* ken. Dat de aangenaamheden van deeze overpeinfingen alleen voor my zyn! -— Vaarwel! — Ik leg de pen neder, tot dat ik dezelve in gunftiger ogenblikken weder kan opvatten. VER-  EMMA CORBET. 101 VERVOLG, Het is in 't byzonder ongelukkig voor u, Emma, dat ik my van de waereld heb afgezonderd, juist daar myne vertroostende zorgen voor myne Vriendin zo aangenaam zyn. Dan daar de tegen- woordige gefleldheid van haar hart geheel gefchikt is voor zagte aandoeningen, ben ik zeer geneigd om haar gezelfchap aantezoekcn. Myn landverblyf is aangenaam. Het weder is fchoon! De Eenvoudigheid fchynt haaren zetel op myn hutje, als haar liefde wooning, vastgehegd te hebben. Zy heeft haar zelf afgezonderd in een priëel van heestergewas, aan welker Ram een vrugtbaarmakend beekje kronkelt. Myne fchaduwryke lommer is regt gefchikt om den zagten geest van gerus» ten ootmoed minfaam te ontvangen. Onder het digtbewasfen loof der bladerryke telgen, rusten de lieflyke aandoeningen eener heilige droefgeestigheid, luisterende naar het fomber geklag van E 3 de  102 EMMA CORBET. de tortelduif, en het zagt geruisch van eenen waterval. Is dit niet een fchuüplaats voor het hart van Emma? Zelfs Louïza (ach hoe ellendig is zy in vergelyking van u) kan hier eenige vertroosting vinden onder de fombere be. koorlykheden der Natuur in haare eenzaamheid , niet, myne Vriendin, om de zuiverfte vlam der edelfte liefde te vernietigen, maar te bedaaren, niet om dezelve uittedoven, maar fiegts te matigen. Ach kom dan kom by een meisje, dat u lief heeft —- kom by de zuster van Hendrik kom by' haar, die Eduard betreurt. Afzondering is de voedfter der min. In deeze ftreélc houdt zy haar verblyf. Deugdzaame liefde bloeit hier onder de roozen. De Vriendfchap, (ach ik mag gerust zeggen de Bloedvriendfchap) wagt u op in de gedaante van Louïza. Alle die zagte en heilige aandoeningen, dat ophelderend vergenoegen, 't welk u nog ontbreekt, lokken u herwaards uit. Hier, daar gy verder afgezonderd zyt van het gewoel der waereld, zult gy naauwer met Hen- ' drilt  tm M: A C O R B-Er T. lgg| drik verknogt zyn. Daar gy het oog der ziel alleen naar hem opheft, zult gy u byna geheel fchynen te verbinden aan een leeven , dat ons beiden het dierbaarst is. Zelfs de frisfche lugt zal u hier haaren byftand bieden. De heflykheid van den zagten morgen, zowel als de helderheid van den avond zal u hier gunftig zyn. Uwe zugten zullen niet meer zo zwaar vallen. — De geweldige ontroering van uw hart zal zig neerzetten — de onftuime hartstochten zullen veranderen in eene zagte kalmte, gelyk de vlakke zee, wanneer geene adem des winds over haare oppervlakte blaast. Eenige weinige daagen, die gy in dit ftreelend verblyf doorbrengt, zullen u in duizend opzigten nuttig zyn. Ik weet wel, dat het teder hart nu moet gevoelen,' en 'er het zwakke gefiel onder zal lyden; egter is myne droefheid niet befmettelyk, en zy zal de;: loop uwer tedere aardoeningen niet verhinderen. De traanen der eenftemmige Liefde, E 4 die  ï'04 EMMA c O R » E T. die gy misfchien over uwe Louïza flor-' ten zult, zullen u met dankbaare erkentenis vergoed worden. Hier zullen wy te gelyfc eikanderen fchuldig zyn, en iwyt fchelden. Zoek dan uws Vaders toeftemming te verkrygen, en kom fchie3yk tot myn landhutje. I.ODIZA HAMMOND, vies-  EMMA CORBET. ISj VIERENDERTIGSTE BRIEF. AAN FREDKRIK BERKLEY, ScbiUhU Hy is fcheep gegaan, Frederik , maar ik heb nog geen reden, om my uit dit vertrek veel goeds te voorfpellen. Wat het eigenbelang van den Vader betreft, daar heb ik juist geen vrees voor, maar daarmede kom ik niet heel ver. Om u de waarheid te zeggen, ik ben Ml dit opzigt al een heel misfelyke knaap, en ik zou bedanken, om een hand te aanvaarden, die aan een ander verloofd was, of zig met weerzin overgaf. Ook zou ik niet gerust kunnen zitten onder het denkbeeld , dat ik een Vrouw bezar, die haar perfoon tot een equivalent van rykdommen of eertitelen gegeven had. Ivlogelyk zult ge zeggen, dat bet ry op mynen ouden dag nier heel fraai (laat, om zo keurig en viesch te vallen, en dat ik niet denken moet, dat ik met zulkc Etiquette» by een jong mooi mei.je E j  Ï0f5 E M M. A C O R B E Tv welkom zal zyn, daar ik egter, volgens uw verbeelding, op of moet:. Hoor, Frederik, laat my myne eigen grillen, en behoudt gy de uwe! Ik wil u, uit oude kennis wege, in vertrouwen, eens een zeer zot ftukje van my melden. Gy hebt niet meer te doen, dan myne historie aantehoren, en ze my op myne wyze te Iaaten vertellen. Ik ben thands nolens volens- verliefd. Gy moogt 'er om lachgen, doch ik voel, dat het niet in myn vermogen is, om 'er my zei ven uittereddcn. Ik wou, dat ik de myd nooit gezien had! Dat heet eerst wederwaardigheden ! Wanneer een man op . zyne jaaren zo zoetjes en zagtjes in alle zedigheid naar zyne eeuwige rustplaats, voortflumpert, dan nog van zulk een flekelig ding, als Cupido, een klap om de ooren te krygcn, dan maar zoo met pyl en boog in de hand aangevallen te worden — kan 'er dat wel door is het niet te gek — te vernederend ? Ka dat gy op eene fchampère wyze ja  EMMA C O B. B B T. I©7 geandwoord hebt, zal ik u verder melden, dat. dit zo veel vermogende belachgelyke ding de ernstigfte plaag van de waereld is, en dat my nog meer bedremmeld, is, dat (zulk een ouden knaap, als ik ben) bet geheele ding nieuw voor my is —« zo nieuw, als het weezen kan voor den mafïten melkmuil, wanneer by de eerfte zuchten loost voor een huppelend vyftienjaarig meisje. Ik ben immers in myn drieenveertigfte jaar niet reeds aan 't fuffen? ben ik wel Frederik ? — Dit is bet immers niet; wat men eigenlyk heet van de liefde geprikt te weezen? Zou het wel? — Ik moet toch een weinig op my zeiven pasfen. Ik moet toch uit verkiezing geen zotskap weezen. Maar die jonge fpringer! die gelukkige Held! Alle de om Handigheden van zynen aart en karakter, voor zo verre ik dezelve heb kunnen opneemen > als gezondheid , een aanvallig voorkoomen , genie, geest, moed en dapperheid, dit alles heb ik maar volftrekt tegen, heb ik niet Frederik? S 6 Laa-  So8 1 M M A COHêT. Laatcn wy eens zien, wat wy hier; tegen in de fchaal leggen kunneD. De jicht — een pokputtig bakkes — niet» van hetgeen men genie noemt min» der moed dan befchroomdheid, en levensgeesten, die al zo wat afgefloofd zyn onder alle de fm^rten en verdrietlykheden van waereldfche onlusten. Ik heb 'er niet veel zin in, Frederik. Het zal niet lukken. Myn fchaal is te ligt, zy is in de lugt geflagen, en ik heb de balans op eene vervloekte wys voor myn kop gekregen. Miar hebben wy 'er dan niets tegen mtewerpen, om een bedaagd Jonker zo eens op 't aequiiibrium te brengen. JaJ een goede klomp geld. Dat goud maakt een gewigt van vyftigduizend' pond uit. Hoe fchoon is toch de kragt van dat metaal, Frederik! Onze haanige Jonker heeft maar niets om 'er tegen optewegen ,, naar den waan van de waereid; es egter,. indien het mogt gebeuren, dat 3ranjJ ook van dit gevoelen was, aea ■km een grilziek fcLsjzeU dat ik base  B. m m a conn. ios« eiinder zou achten, en dat juist om eene omftandigheid, die myne kans fchooner maakt. Het fortuin van Hendrik Hammond is niet te breed. Hy heeft weinig geld. maar hy heeft wat, dat voor een teder hart duizendmaal meer afdoet. Hy heeft fentiment \ — O dat vervloekte fentiment I— een woord, Frederik, van nieuwe uitvinding, om oude aandoeningen naar de mode uittedrukken een woord, dat fommigen gebruiken, die veel beweging maaken, weinig verftand hebben, en nog minder gevoelen. Een woord dat — dat — in 't l omflandighcden, die zig van trek tot trek ontwikkelende, de verdienden van het beminlykst karakter voor m; ontdekten, en my, op den groedflag deiondervinding, buiten alle mogelykheid van verandering gefield hebben. Zo uitfteekend, zo kostbaar, Louïza, was ieder bcweeging in de ry van die gebeurtenisfen, welke te zamen gewerkt hebben, om die trouw — die heilige trouw, welke tusfehen Emma en uwen broeder befwooren is, in een onwrikbaar ciment te leggen; zo dat, fchoon ik geenzints eene byzondere voorbefchikking dryve, en my niet ligt overgeeve aan de woeste verbeeldingen van het bygeloof, ik egter zeer fterk geF 2 neigd  Ï24 EMMA C O R B r -T. neigd ben om te denken — en hierin beftaat myn hoop, — dat iets, 't welk magtiger is dan een louter toeval, d:t moet befchikt hebben Ik hen geenzints van een wuften of wispeltuurigen aart; ook heb ik geen woest karakter. Ik fchrik voor geweld , en al wat tot uiterftens oyêrilaat. Die pathetieke maatigheid welke aan de eene zyde zig affcheidt van de fombere wanhoop, en aan den anderen kant, van de gevaarlyke onftuimigheid der verrukking, is, zo ik anders my zelve wel kenne, myn onderfcheidend karakter. Ik ben aan het lot van Hammond verbonden door die tederüe banden eener eenfiernrnige liefde, waarop geen tyd noch verandering eenigen invloed hebben kan. Waarom zou ik dan dit edele inftinct geen' vryen loop geeven ? Gy hebt my dikwils hooren zeggen, dat ik ieder regel, weiken de Rede voorfchryft, om het gedrag vaT de fexe zuiver en beminnelyk te maaken; en om die fchoone welvoeglykheid, zonder welke de vrouw, iyke bevalligheden vera^ijyk en heilloos wor-  S; M M A C' O R B E T. I 35 worden, te bewaaren, in myn hart eerbiedige. Maar waar gebiedt ons de Rede om ons te onthouden van den vcrzagtenden balfem, die ons gegeven is, om de wonden van dit leeven te heelen? Neen, myne Vriendin! uw eigen deugdzaam hart, dat onaffcheidelyk verfcnogt is aan de gedagtenis van den 'beminnelykften en teêrbeweenden jongeling, zal voor my plyten, en myne ftandvastigheid regtvaardigen. De Hemel zelfs zal ze regtvaardigen , ja bet onveranderlyk üpperweezen, dat den hemel bewoont. Tot kieschheid hel ik zeer over. Degewoonte geef ik alles, wat zy kan verwagten. Maar de Natuur, die door de waare deugd getugtigd en bcftierd is, wyde ik myn hart. Terwyl ik het aan haar toe wyde, draag ik het aan Hendrik op , en het is met niet minder roem dan vermaak, dat ik de zuster van mynen lieven Hammond berigtén kan, dat zyn gedrag zo kiesch, zyne gevoelens zo eenvormig zuiver en zyne tederheid met die verhevene waardigheid verfierd was, F 3 zo  12(5 EMMA CORBET» zo als het aan een' man betaamt —— en eene vrouw die te ontfangen —» vuurig, egter beflendig zagt en fchitterende, zo dat ik my geen enkel woord, het zy gefproken of gefchreven, herinneren kan, dat ik in de laatfte ogenblikken mynes Ieevens uit het tafreel van myn geheugen zou wenfchen uirtewisfchen. Indien dit de lof van den Dichter is, wat zal dan de roem van den minnaar zyn van den jongen, belangryken minnaar, die door het gevoeligst hart bemind wordt, en van den krygsman? En kan het de eigenfchapder genegenheid voor zulk een man zyn, dat zy de bewegingen der wentelende raderen volgde, en mede zou vliegen3, gelyk die voortrollen? of zou zy begraven' worden in het graf van ieder alledaagsch gezelfchap? of zou zy moeten opgegeven worden aan den hoogden graad van het fchitterend leeven, het-, welk nooit, zelfs niet in het minst bezighoudend ogenblik-, de oogen van Emma kan bedriegen, of haare gevoeleus doen, wankelen, Ydels.  EMMA CORBET» g$] Ydcle gedagten ! dwaaze vordering! Wil myn Vader hebben, dat. ik ai heE voorfedenc vergeet? Het is onmpgelyk! Laat hy liever my een man aanbieden, die meer beminnelyk, meer volmaakt, meer teder, meer inneemend, meer vernuftig is dan Hammond? Dat hy een tweeden Hendrik by my inleide, die verhevener is dan de eerde, of andcrzints, dat hy geene poogingen aanwende, om dat fchrift uittewisfehen, het. geen de deugden van den eerden behelst. Egter geloof ik niet de vryheid te heb» ben, om het ontwerp van myn Vader tegentegaan. Ik verlaat het edel doelwit myner ziel niet, en bemin myne gelofte, die ik in tegenwoordigheid van een alweetend Opperwcezen in myn hart heb opgeteekend. Doch ik zal my niet opcnlyk tegen myns vaders poogingen verzetten. ïk zou my tevens voor het ligtzinnigde en onwaardigde meisje houden, indien zulke poogingen eenigen invloed hadden op myne trouw. De tyd zal mynen Vader overtuigen van F 4 de  128 EMMA CORBET. de waarde zulk eener onbuigzaame ftandvastigheid, en hierop ftel ik myn vertrouwen. Mogt de hemel ons beiden meer vertrooscing verfchaffen, Louïza! Vaarwel] E M M A* VEER.»  E M M A C* O R B E T. 120 VEERTIGSTE BRIEF. AAN CAREL CORBET, Schildkn. Help my toch, Corbet, (want ik ben eene arme eenvoudige zie!) eene kleine zwarigheid uit den weg ruimen, of liever dezelve te wederflaan : als dat verrigt is {want dat moest eerst -Ngeiban zyn) ben ik tot uwen dienst, en zal binnen twee uuren, (want ik ben reeds vermoeid van al dat reizen en trekken) tot uwent zyn. • Nu dan ter zake: Wees oprecht met my! s Hoe (laat het tceh tus- fchen u en den jongen Hammond ? Is hy vertrokken onder het zegel van uwe toezegging? Ik vraag niet wat Emmi verklaard heeft, dat zal zy my zelf wel zeggen, als ik de vryreid gobaiike my by haaf te vervoegen. Maar ik wilde eigenlyk weeten, of gy, als haar Vader, hem by zyn vertrek, eenig teeken van F 5 uw  130 E M M A CORBET. uw welgevallen gegeeven hebt. Ik moest by deeze jonge lieden niet-aangezien worden, als zo een onbefcheiden oude knappert, die zig op een fchoon Huiver geld, en een armzaligen lap van titels veel laat voorftaan, .en dan zo eindelyk het voorwerp van befpotting onder de geheele familie worden. Ik verneem, dat, geduurende myn buitenlands verblyf, deeze Hammond onder uw voogdyfchap was, dat hy met u en Emma eenige jaaren op datzelfde landhuis , Castleberry genaamd, dat ik van u gckogt heb, geleefd heeft; dat de jongman daar in zeer goede gunst by u ftonda en zyne verklaaring aan uwe Dochter u niet ongevallig was. Dan, daar ik niet hoor, dat gy eenige rede hebt, om hem uwe vriendfchap optezeggen, zo kan ik maar in 't geheel niet begrypen, waarom gy, volgens uw zeggen , hem thands 3aat vaarens. Om u de waarheid te zeggen, ik vrees, dat gy denkt, dat ik een beter partuur zoude zyn. Kyk, Care], ik ben geen held.  JS'il M A CO R B E X- S3I he!d, msar een eerlyk man, en gy moet uw woord niet breeken, (gelyk menig door eerlyk man wel eens gedaan heeft) cm u al te ilreng te fchikken naar zekere omftandigheden. -— Laat ons eens, als oude Vrienden, die eikanderen op nieuw weer ontmoeten, praaten. Toen ik Engeland verliet, was ik arm, en gy waart ryk. Nu is het in de omwenteling van het ondermaanfche niet onmogelyk, dat, daar ik thands ryk te rug gekomen ben, gy naar evenredigheid arm zyt; —- dat is, gy hebt mogelyk een verftandig ontwerp voor, maar ziet geen kans om het ter uitvoer te brengen. Ik kan geene andere reden bedenken voor die lchiefyke verandering ten nadeelevan Hammond, — want gy pleegt -nog al vast in uwe fchoenen te ftaan—ten zy gy door eenige drukkecde toevallen genoodzaakt waart van uw plan aftezien. — In 't kort is 'ér iets moeiieJyks in uwe tegenwoordige omftandigheid, dat gy door eene verbintenis met my kondt verbeteren? en zou, Ham? 6 mokd,  Ï32 EMMA O 0 R B E T. mond, dit buitengefloten, niet even zs wel het voorwerp van uwe keuze zyn> als hy van de keuze uwer Dochter is ? Gy moet voor de vuist handelen, Cosbet, wat komt u kas wel te kort? Schend toch uit nooddruft uwe verbiatenisfen niet. Verneder u om eene Jeening te doen, daar gy u zo gerust op uwen geldfchieter verlaaten kondt, en daar gy, met myn fchuldenaar te wofden, my a^.n u kondt verpligten. Voor een' medevryer te plyten zou onnatuuEJyk zyn — maar een vriend uit zyne dwaling te redden, en my zeiven voor fchande te bewaaren, is zeer welvoeglyk. Juist zo als ik myn knegt met mya pakkaadje naar uw huis zond, kwat» een oud boezemvriend van u by my ia. Ik noemde pas uw naam, of hy fchreeuvrde uit — arme Corbet, hoe bedroefd moet hy zyn om het vertrek van den jongen Hammond, die aan zyne dochter Emma verloofd is. De Jongen is als VCK-  tj M M A CT'O jRf B: E Ti 133 : Voluntair naar America gegaan, en, indien hy in die onderneeming niet iheuvelt, is hy by zyn terugkomst getrouwd. Corbct is geweldig op hem verzot, en hy is ook een .aardige jonge fpringer. Ik ontftelde, doch zeide niets. Ik kom by u om opheldering, lieve Carel. Neem toch uwe meerdere genegenheid voor my, of uwe byzondere omftandigheden in geene aanmerking. Ik wil liever ongelukkig wezen, dan my belaggelyk maaken. Van myne vriendfehap kunt gy gebruik maaken, juist daar gy gelegenheid hebt om dezelve te vormen*; mids ik my, naar eene behoorlyke overweging, kan verzekerd houden, dat gy haar het onvriendelyk aanzien niet wik geeven,van inbreuk te doen op deregteo van een ander, Vaar wel. ROBERT EAYMUHB. E 7 EEN»  *34 E M M"A: CORBET. EENENVEERTIGSTE BRIEF, AAN DEN HEER ROBERT RAY,\irjND, r^y dwingt my tot eene zeer ontydige VJ opheldering, onrydig , omdat zy overhaast is, en ik van voornemen was» u hiervan by de eene of andere bekwaarne gelegenheid in een vemouwelyk uur opening te geeven; dan daar de omftandigheden geen uitflel veelen, zal ik my hier naar moeten fchikken. Ik ben door het een en ander toeval zeker zo ryk niet meer - als toen gy van hier haar Indiën vertrok: egter ben ik te ryk en ik zou my zeiven zo achten, al had ■ ik maar een enkele Guïnje in myn zak — om Emma aan uw fortuin uittehuwen, op dat ik het myne zou verbeteren. Ik beminde Hammond, even als een vader, en ik was ook waarlyk van meening om ^ hem in eenen wettigen zin tot vader te zyn. Doch dat denkbeeld is nu gehee] bymy uitge7/iseu3 en kan nooit" weer op*-  E Ivï M A ■ CORBET. 13? 5 opkomen, - Het vair my een weinig hard, dat gy my in zulk eene nooddruftigheid onderftelt, dat het voor my niet langer mogelyk is, zonder myn crcdiet te verliezen, het groot geheim mynes levens voor my zeiven te houden. Hendrik Hammond is tegen allen raad en vermaaning aan ocverzetlyk verkleefd aan die wreede Rovers, die met het zwaard in de hand binnen in dat land vallen, waar myn teergeliefde Zoon ge- fneuveld ligt, dat land, waar men het onmenfchelykst bloedbad heeft aangeregt, en aan welkers welftand ik door de tederfte en belangrykfte banden verbonden ben. Ik zou u, ja ik zou zelfs een keizer afwyzen, die naar myne Emma ftond, indien hy zyne hand zo heilloos bevlekt had met het menfehenbloed van america. Ach ongelukkig land! gy zyt my dierbaarder dan ha Jeeven, hetwelk ik thands kwynend voortflccpe, dierbaarder dan alles, wat ik aan deeze zyde van het graf kan vmafc£eD, — dierbaarder dan myne.. Doek»  136" E'MMA C O R B E T.' Dochter — ja zelfs dan myne Emma, om dat gy, even gelyk zy 'het voorwerp zyt myner liefde, en nog meer van myn mededogen. De bloedberg** Hendrik is vertrokken om zyn zwaard te drukken in den boezem — den boezem van myn land — de Iyktombe van Emmaas ' broeder — en het graf van edelmoedige daaden. De Natuur zelf ligt bebloed aan uwe oevers, daar de onmeïfchelyke moeder met haar eigen barbaarfche hand den dolk wrong in de in. gewanden van haar-kind.' i Maar ach eene vreefelyké geduchte wraak ftaat voor de deur. Jk 'zie haar met een prophetisch oog op dit ogenblik voor my. Alle de gruwelen zullen met yslykheden op yslykheden vergolden worden. De dolk, dien men op het hart der Americanen gewet heeft, zal op zyne beurt de dïepga;.pendfte wonden fa den boezem der Britten toebrengen. De plegtige keeten der gevolgen wordt zigtbaar. ja, ja myn Vriend, rrog eene iorte poos, en de arme verJaatene, die vocht  EMMA CORBET. I37 vocht en ïheuvelde voor zyne eige haard*, ftede — voor vryheid — voor de aaagenaame en fterkkluistereude beginzels van menfchelykheid voor vader, zoon en broeder — voor het onnozel wicht, — de bedrukte weduwe en de treurende minnares —— ja, ja nog een luttel tyds, en zy zal eenen wreeker vinden. Nabuurige volken, getroffen door verontwaardiging, zullen het harnas ter harer verdediging aanfchieten. Koningryken en heerfchappyen zullen zig haar zaak aantrekken, en dé itroomen bloeds, die uit haare nu uitgeputte aderen zyn voortgevloeid, zullen door de verfchrikkelykfte flagting ih dubbele maate vergolden worden. Bloed voor bloed, en verwoesting voor verwoesting ! Ach myn arme Eduard ! myn verwoesten eigendom myn mishandeld America! Gy herinnert u mogelyk, dat ik by de eerfte vraagen, die ik. u voorflelde, uwgedagte wegens den oorlog begeerde te weeten? Ik ontving toen een antwoord, dat  138 EMMA CORBET. dat vleijend was voor myn hart.enzedert dien tyd liet ik myn oude zugt voor ü haar vollen loop hebben. Met Hendrik breek ik myn woord niet. — Emma, denk ik, zal met zagtheid wei te winnen zyn. O indien zy nu nog haar hart, zelfs maar in 't geheim, aan dien vryzvilllgen moordenaar lchenkt, zullen deeze gryze haircn van droefheid fchielyk ten grave 'daalen. Maar neen! ik ben daar voor nier bedugt, zy is geheel pligt. Zy heeft liefde voor de bron van haar beftaan. Kom dan. Spreid uwe deugden ten toon, en poog my uit myne verlegenheid te redden, door u te doen beminnen boven eenen roekeloozen jongeling, die gereed flaat om te verdelgen , hetgeen het dierbaarfte is voor uwen CAREL CORBET. TWEE-  EMMA € O R B E T. 139 TWEE h,N VEERTIGSTE BRIEF. AAN CAREL CORBET, Schi'Jktt. Gy verbaast my. Ik meende, dat gy, even gelyk ik, een burger waart van deeze waereld, en niet flegts van een byzonder gedeelte van dezelve. Wat my betreft, ik heb al dieEnthufiastifche drift al lang weggereist. Daar is zekerlyk zo iets van eene natuurlyke zugt, die ieder heeft voor de plaats zyner geboorte ; om dat daar ons weezen het eerst wordt vastgehegt aan de groote keeten der Maatfchappy om dat daar onze eerfle denkbeelden ontluikten om dat daar onze eerfte vriendfchapsbanden, onze tederfte betrekkingen, onze verwagtingen en wenfchen zig vormden, —■ om dat daar onze kindfche liefkoozingen zig het eerst vertoonden en onze vroege nooddruft vervuld wierd. Uit dien hoofde is het, dat. ik met meer genoegen de toneelen zie, die my Engeland, dan die my  J4° EMMA C O R B E T. Indien aanbiedt — dat ik myn eigen moedertaai veel hooger acht dan eene uicheemfche _ dat ik niet zonder eene eenzydige vooringenomenheid dat vlek aanzie, — \ welk nog met on?itwj.chbare trekken in myn geheugenis isafgeteekend — waar ik de onfchuiOïge vermaken myner jeugd mogt fmaaken. ja dat ik nog altyd eene tedere zugt van dankbaarheid behoude voor die Jommerryke boomen, welker zagte fchaduwen zo dikwils in den zomer myne vroege kindsheid üreelden. Zo ver, Vriend Corbet, gaat myne verkiezing ten voordede van myn land, en verder niet Het is myn noodlot geweest te reizen — ik zou wel haast zeggen overal waar Europeaan en vcrfpreid zyn. Ik heb zelfs gereisd, waar de burgerlyke maatfchappy nog geene vorderingen gemaakt had, doch ik heb nog nooit ergens geweest, (en ik hoop, dat ik 'ernooit komen zal,) waaide godiyke trekken van het menfchelykaaafchyn myn oog. niet ontmoetten. Want  EMMA C O R E E T. I4T "Want hoe onderfcheiden van kleur, van tinten of gelaat zy waren, ik zag genoeg om myn eigen foort te ontdekken en te crkmnen. — Ik maakte geen onderfcheid tusfchen blank of fwart, het getaande of het geele, noch omtrent derzelver verfchillende mengeling of fchaduwen, — Ik zag dezelve opgeregte gedaante ik zag myn geflagt; en thands verklaar ik u in ernst, dat ik altyd voor alle gedaantens van mannen en vrouwen, waar ik dezelven ook aantrof, eene zekere zugt gevoelde, zonder dat ik nog iets van hunne byzondere neiging vernomen had. Toen ik ren van rader by befchouwde, bevond ik, zowel by befchaafdc als wilde volken, veel, dat my aanftond, en ook veel dat my mishaagde, maar'er was geene, dieikmyne genegenheid geheel ontzegden kon. Het voornaamfte, dat my tegenflaat, Corbet, is dat eeuwig geharrewar van den eenen Staat tegen den anderen. Toen ik verfchillende landen doortrok, en ik. bevond, dat zy [allen of in oorlog wa-  142 EMMA GORBET. waren, of zig tot den oorlog toerustten, of de wonden van een voorleden oorlog heelden, begon ik te denken, of niet de zugt naar eenen eerlyken dood (dat is 'om elkander uit eigenbelang of glorie, uit trotsheid of nyd de keel aftefnyden, en de leeden te breeken) in deeze yzere of ftaale eeuw in 't byzonder algemeen eigen was Doch toen ik met groote bedaardheid in een ledig uur de kaart van de waereld inzag, en bemerkte , dat reeds van de fchepping af, of ten minften kort daarna, tot op onze dagen, deeze wyze van bloedvergieten ftandvastig in de mode is geweesc, zo gaf ik het denkbeeld op, van myne tydgenooten in 't byzonder, om deeze rede wreed of bloedgierig te noemen, en ik betreurde een gebruik, dat ik niet kon goedkeuren Egter zyn 'er in alle legers beminnenswaardige karakters, en de menschlievendheid verfpreidt haar zelve min of meer over ieder klima t. Toen ik de oorzaaken van de oorlogen naafpoorde tusfchen de verfchillende krygsmagten van menfchen van één foort (waarvan cn-  EMMA CORBET. 143 ontelbaare menigte eikanderen verflag n hebben) heb ik de oorzaaken zo ellendig ongelyk gevonden aan derzelver fchriklyke ukwerkzels, dat ik dikwils in traa- , nen fmolt, fchoon. ik nooit in gramfchap- 1 ontvlamde. Millioenen, lieve Vriend, wierden dikwils opgeofferd aan den wenk van een gun teling, aan de grilligheid van den Vorst, of aan de lonken van een hoer. De aanleidingen zyn alIerverachtlykst,maar de gevolgen moorddadig- Wat toch kan een goedhartig mensch anders doen, dan het misbruik van het gezag en de uitzinnigheid der eerzucht te beklaagen ? En daar het op het (tuk van eigendom aankomt, fcheclt het dikwils maar een hairtje; ja zelfs dan , wanneer de geregtigheid aan het hoofd der legerbenden het zwaard voert, wordt egter het bloed van menig onfc iuldigen in het geding geftort, en zelfs in de blaakende ogenblikken der op handen zynde z?ge, wanneer de overwinning haare toejuiching erlangt, dan zelfs is 'er voor den held, indien de bron der menschlievendheid in zyn hart niet ge- heel  E M MA <; O S B E T, h«I is uitgedroogd, ruim zo veel/toffe Wt d;ernis ™ mededogen, dan tot vreugd. Aca vriend Cofbet, wanneer ^hy zig eens agter het luidrugtig gej Tk ^verbergt om in ftiile eenzaamhe/d e overpemfen, door welke middelen de overwinning behaald is — Wanneer . overweegt, dat Z0WeJ zyng J ten a s zyne vyanden (die toch ook menfchen zyn) op het %veId veld liggen _ terwyl zo veele anderen, die nog meer beklagenswaardig zyr, 1D f»^««en zogten, moet dan de Jan! werkrans niet-verwelken op zyn kruin? Zou dan zyn verrukking niet gefluit worden, het medelyden in zyne oogen tintelen, en de terug deinfende fchrifc zyn bloed in het hart doen bevriefen 9 Zodanig, myn Vriend, zyn myne gei dagten overdit ftuk; ik heb dezelve ont leend uit de bron der treffendfte ondervinding. Zy vloeiden van zeiven voort uit de wonden myner medefchepfelen. Aangefteld zynde tot het ambt van heelmeester ten tyde van oorlog, in de vroegfte jaaren mynes leevens, moest ons  EMMA CORBET. I45 ons Schip meer dan eens de fchokken van openbaare vyandlykheden ondergaan. Ik had zo veel om handen, dat hét byca te veel was voor myn hart. By het einde van myne reis bood zig eene gunstige gelegenheid aan, om mynen wreeden post te verlaaten, waarvan ik een zeer gereed gebruik maakte. Zedert dien tyd heb ik my zeiven van zulke toneelen onthouden, waarvoor de Natuur mij niet gefchikt had, en ik heb een ander beroep gekoozen. Ik vervloek den oorlog, en zeivs de gedagten van oorlog. Dat Engeland in verfchil ligt met zyne Coloniën is ongelukkig. In beide landen heb ik Vrienden, die my dierbaar zyn. In beiden heb ik eigendommen. Maar ik durv geenszints naar de eene of andere zyde overhellen, om myn eigen Syftema van algemeene menschlievendheid, welke een tyd lang de grondflag van myn geluk geweest is, niet op losfe fchroeven te ftellen. Ik heb alle politieke gefprekken zorgvuldig vermyd , en het is alleen de voorzigtigheid van uw gedrag, (welke u zelden van G dce-  146 EMMA CORBET. deeze dingen fpreeken doet) die my uw gezelfchap, waarde Corbet, zo behaag]yk maakt. Ik ben nu reeds te oud, om my voor eene party in de bres te Rellen, maar ik kan mynen leeftyd, ge]yk ik eenigzints gevoel, tot eene bezigheid , die meer met mynen aart overeenftemt, bezuinigen. Ik bemin eene onfchuldige fcherts. Ik bemin myn Vriend. Ik bemin u, en ik bemin uwe Dochter. Uwe vuurige beginzelen overtuigen my nu, dat eene verzoening met Hammond, met betrekking tot u, het zelfde is, als olie in' het vuur te werpen. Ik zal daarom zo wel om uwent als om mynent wil beproeven, hoe ver ik Emma kan brengen, om haar behaagen te doen fcheppen in een man, die den vreede bemint. Alleen begeer ik, dat gy my aanmerkt als iemand, die onzydig blyft omtrent diezelfde beginzelen, waarin gy party trekt, omdat ik denk, dat het regt ie, en omdat ik voel, dat het gelukkig is. Op deeze voorwaarde zal onze oude Vriendfchap ftand houden, en ik zal lleeds de uwe zyn, ROBERT 8AYMPNÖ. DRIE-  EMMA CORBET. I47 DRIEËNVEERTIGSTE BRIEF. AAS ROBERT RAYMUND. rj^oegcflaan. Had Hammond onzydig willen blyven volgens die zelfde beginzels van algemeene goedwilligheid, ifc zou nog eenen naam beminnen, die my nu een vloek is; dus verzoek ik u hier niet meer van te fpreeken. Voor myn pare, ik kan niet onzydig blyven. Myn ziel is geheel in vuur —- ik adem eene edelmoedige wraak tegen de Britten. Ik koom 'er voor uit. Kon ik dit afgezolde lichaam aan Engeland ontrukken, zonder een onmiddelyk gevaar voor een leeven, waarop myne Ernma een regt heeft, ik zou niet langer dit vervloekte land betreeden. Wy weeten nu elkanders gedagten, en daar dit onderwerp my altyd onthutst, wanneer het op de baan komt, wil ik in uwe begeerte, om 'er nooit weer van optehaalen, gaarne berusten. Myne gevoelig. G 2 held  1^8 EMMA CORBET. heid omtrent dit punt zal ik nooit verliezen , maar het doet my geweldig aan , om dezelve te uiten. Kom dan terftond. Ik heb Emma reeds bereid voor het gezelfchap van een beminlykman, en haar onze oude boezemvriendfchap verhaald. Vaarwel! CAREL COKEET. VIER.  EMMA CORBET. 14Q VIERENVEERTIGSTE BRIEF. AAN LOUISA HAMMOND. Gy maakt myne nieuwsgierigheid gaan-' de, terwyl gy dezelve tevens beteugelt. O fchoone ongelukkkige, is het niet een weinig hard iets geheim te houden voor haar , die de Suster van Eduard is, en in 't openbaar haare verwondering betoont voor Hendrik? Het zou eene onvriendlykheid zyu , indien geene byzondere omftandk'heden hier voor pleitten. Deeze, ik houde my des verzekerd, zullen het ftilzwygen van Louifa wettigen. Geheiligd, diep in uw hart begraaven, en boven alle mogelykheid van mededeling moet het geheim zyn , dat gy alleen voor u zelve wilt houden. Ik wagt met eene geduldige tederheid het ogenblik van een ruimer vertrouwen af, terwyl ik u intusfehen flegts wil verzekeren , dit ieder omltandigheid van uw leeven, ieder, wending van uw G 3 lot  150 EMMA CORBET. lot de naauwlïe betrekking heeft op myn hart, fchoon ik my zelve thands onthoude, om verder by u aantedringen. Dit alles ben ik u verfchuldigd ter beandwoording van die tedere zorgvuldigheid, die gy voor het welzyn van Emma betoont; wier voornaamfte vermaak aan deeze zyde van de affcheidende Zee alleen beftaat in haare verftandhouding met Louifa, Nu alle die verveelende partyen aan een kant raaken, is de wanorde, waarin myn hart geftort was, wat bedaard. Wy hebben het dampige Londen verlaaten, en ademen nu een helderer lucht. Het huis van een zeer oud Vriend van myn Vader, die laatst uit Indien gekomen is, is thands ons verblyf , en "het was eertyds het verblyf van Emma en van Hendrik ; want het is dat eigenfie Castleberry, waar myn Vader, (die het zedert aan den tegenwoordigen eigenaar vcrkogt heeft) met zyne uitgelezene Vrienden eenige maanden in den Zomer pleeg te verkeeren. Ze-  EMMA CORBET. l$t Zedert zyne Amerikaanfche tegenfpoe- den ach vergeeft het my, dat ik 'er van ophaale vervloekt hy dit land, en heeft het geheel verkogt aan den bewindsman , die het opzigt heeft over de landhuizen en buitenplaatzen van Robert Raymund (zo is zyn naam) voor zyn thuiskomen in Engeland. De bewindsman woonde in dit vlek, en het wierd de verblyfplaats van den Heer Robert, voor dac myn Vader wist, dat het door zyn Vriend bewoond wierd. Heer Robert is zeer in zyn f. hik met den koop, en het ftrekt myn Vader tct genoegen , dat hy een eigendom, 't welk eertyds zyn vermaak was, in zulke goede handen ziet. Gy zult u dit buiten twyvel nog wel herinneren, want gy waart de medgezellin onzer ontluikende jeugd. Louifa en Eduard, Hendrik en Emma vormden daar onzen lieven familie-kring. Gy hebt my wel eens gezegd, dat het u ftreelde deeze gevoelens te koesteren, maar het is mogelyk thands voor uwen zwakken geest te veel G4 ge-  152 EMMA CORBET* gevergd, ik zal dus deeze fhaar niet meer roeren. Heer Robert Raymund, onze Gastheer, is een zwaarlyvig en bruin man van een goed Naturel en een zeer gevoelig hart, die eenige niet onaangename byzonderheden heeft, benevens groote rykdommen, die hem zedert eenigen tyd zyn aangeërfd, doch hem geenzints, gelyk wel eens gebeurd , trots of onbefcheiden gemaakt hebben. Hy was tot de Geneeskunde opgebragt, en praaifeerde in zyne. jeugd als Chirurgyn. Hy is vol anecdotes, en by uitnemendheid gefchikt om de converfatie levendig te houden, zonder egter den praat alleen te willen voeren. Ik ben in 't byzonder het voorwerp van zyne aandagt, buiten twyvel, omdat hy wel bemerkt, dat ik het meest moet opgebeurd worden; en ik beandwoord zyne beleefdheden zo veel, als de tegenwoordige toeftand van myn hart nog toelaat. Dan met betrekking tot dit Landgoed* my-  EMMA COHBET. 1^3 rnyne Vriendin, ben ik zo wat bedrogen. Ik ben hier gevallig op eene plaats, waar byna ieder blad van ieder boom my heilig ichynt. Een zagte geest fchynt hier rondom my te ademen, —— Overal, waar ik myne oogen wende zie ik de trekken van Hendrik. — Ik betreed nog diezelfde paden , waar wy arm aan arm geflingcrd te zamen wandelden -— en ik flaap in dat zelfde vertrek, dat des fomers voor zyn rustplaats beftemd was. Dit zyn wel kleinigheden, Louifa, doch zy hebben eene naauwe betrekking op myn hart. Ja myne dierbaarfte Vriendin, deeze plaats is vol van zagte aandoeningen , vol van bckoorlyke Iieflykheden, die thands regt gefchikt zyn, om mynen zwaarmoediQen geest te flxeelen. Hoe gedrukt, hoe uitgeput dezelve ook zyn moge, ik heb egter een duidelyk gevoel , dat dit landverblyf my thands een waar genoegen verfci aft. Het liefelyk geruisch der kabbelende ftrooi men, de balfemryke helderheid van de bigt,de zagte fchaduwen de-rlommerryke öcomen, de frischbejd van dat. groen,, G s> 4t  154- EMMA C O R B- E T> welk te gelyk ons oog bekoort en ftreelt* het verrukkelyk gezang der lieve vogeltjes, de ontluikende knopjes der tederfte bloemen —— dit alles fpant te zamen, om die tedere rust voorttebrengen, welke Louifa befchreven heeft, en die het natuurlyk gevolg is van een deugdzaam doch te leur gefield hart. Maar ikblyf fteeds ongelukkig. Nu ik niet meer praaten mag van de dierbaare bron myner fmerte gevoel ik des te meer. Myne droefheid, die zig gedeeltelyk in woorden pleeg te ontlaaden , is nu verdubbeld door eenzaamheid en flilzwygen, even gelyk beekjes , die, hoe dieper zy gaan, des te meer gemurmel zy maaken. Ik fchryf deeze in de rotzige holte van een kleine grot, die in den tuin ftaat, waar ik in uw geliefkoosd uur der flaauwe fchemeringen naar buiten wandele, om in 't midden des welbekenden 3dems van den avond te peinsfen, en te treuren. Doch terwyl ik van. myne afgezonderde fchuilplaats fchryve» fta ik op het punt van befpied te wor=~ den j.want de treeden van ccnen. indraagt  E M M A C O RB E T. I55 ger befprinf en myn oor. Het is Heer .Robert Raynuuid. Vaarwel,ach Louifa, vaarwel. EMMA. P. S. Indien ik u te veel wogt treffen, zo beteugel myne pen. G 6 VYF-  EJ<5- EMMA C 0-R B E VYFENVEERTIGSTE BRIEF. AAN- EMMA CORBET. Ach neen. myne bekoor]yke Süster, (ik zal van myn regt niet afftaan> —- ik kan het nu verdraagen ik wenschte wel te fchreijen, overvloedig te fchreijen want ik ben gelukkig ach welk een groocsch gezegde! Ik had laatst zulke verfchriklyke uitzigten voor my, die ik eensklaps zo onverwagt zie weggeruimd, dat ik thands het licht der Zonne met een opgeklaard gelaat aanfchouwen kan, en 't geen iiegts een ogenblik te vooren my de grootfie ellende fcheen, thands de. grootfte zegening is. —- Ga dan i ga dan voort om my te vermaaken, te roeren en te treffen. Heilryk zyn alle die verfchillende aandoeningen, welke uwe pen inboezemt. Ach Emma, Emma, denk welk eèn ftraal van gelukzaligheid, doorbrak in den boezem van haar,,  E.M M- A C O R B E X. l$f welkers voornaamfte overgebleven fchat uic de kaaken des doods gered is. Denk, O.denk wat een moeder gevoelt, wanneer, zy in alle haare fynere levensdeelen gewond is, en dan wederom herfteld — Helaas, wat heb ik gezegd! welk eene woeste verrukking! In welk een mymerende vlugt wordt het hart vervoerd, dat niet gewoon is aan zulk een fchitterend bezoek! ach Emma, Eduard is, dood, en egter is het beftaan in dit ogenblik dierbaar voor hem en vooraan. LOÜISA HA MM OHO, G f ZSS*.  153' e m m a sorbet* ZESENVEERTIGSTE B'RIEE» aan louïza ha MM o n Da \Y7at een moeder gevoelt".'— Ik *V verftaa dit niet. En egter kunnen zulke gevoelens op zulk een tyd uitgeboezernd niet dan uit eene enkele geheiligde bron voort vloeijen. Wat een moeder gevoelt! O groote God , Louiza, hoe zal ik dit vertolken? Wat zal ik 'er van denken ? Ik moet myne eigene aandoeningen in eenftenv migheid met de uwe Rillen; ■— maar wat moet ik egter denken? Overweeg myne onzekerheid! Overweeg, wat gy 3an uwe getrouwe, aan uwe langbeproefde Vriendin verfchuldigd zyt. Overweeg, wat ik aan u verfchuldig ben. Overweeg,,. dat ik ben uwe eigene e m m  EMMA CORBET. 15* ZEVENENVEERTIGSTE BRIEF. AAN EMMA CORBET. Gy zyt Emma, gy zyt myne Vriendin. Gy zyt voor my en ik voor u al was begrepen is in die liefelyke befchryving, die wy beiden duizendmaal herhaald hebben Hoe dikwerf hebben wy met zusterlyke handen, Myn Emma! eensgezind , een zelfde taak volwrocht •' \ Was of de kunstnaald dan, door onze harte» banden Yereenlgd , éénen krans met dubble fchoonheid vlocht. . Eén 'nart, één zelfde zin, beftier Je alle onze daaden. Het was of ééne (tem uit beider monden iprak. Zo ftreng'ien zich in een de jonge wyngaardbladen , prykt de dubb'Ie kers op 't.fchconst ua eénen tak... fifc.i  ESO EMMA eORBSH En zou ik u eene nieuwe aanfpraak, om my te beminnen, onthouden ■ eene aanfpraak, die gy egter nog nier kent? — Wat gy denken zult? O denk al wat het ttderfle is denk,, dat ik regt heb op al uw mededoogen, op al uwe genegenheid — denk dat het eenigst plegtanker der eerwaardigfte liefde aan het graf ontrukt is, en denk tevens, dat gy in Louïza de weduwe befchcuwt van deu rampzaligen Eduard.' L O tl IZ A HAMMOKD»  EMMA CORBET. l6l AGTENVEERTIGSTE BRIEF. AAN LOUÏZA HAMMOND. Een vrouw, eene weduwe, en de moeder van een wees ren minden van. een vaderloos kind! gehuuwd aan mynen broeder, en dit het eerflre fpruitje? Ik ben geheel fchrik, geheel verbaazïng, en fwem in myne traanen. O verklaar my het geheim. Laat ik in diezelfde taal, waarin gy begonnen hebt, voortvaaren, en u zagtelyk berispen : Is dan 'c vertrouwd g vf>rck , die kostelyke tyd, Dien wy, ais zusters, zo vernoegd, zo vrolyk ficcten, Zyn dan die ftonden, aan ons hartsgeheim gewyd, Is alles, myn Vrindin I is alles dan vtrgeeten ? Neen, neen, gy zult my alles vertellen, en naar waarheid de zuster zyn van EMMA. NE.»  1Ö2 EMMA CORBET. NEGENENVEERTIGSTE BRIEF. A&N EMMA CORBET. Tk ben te ver gegaan, om terug te treey den, en gy zult alles weeten, fchoon myn geweten my verwyt, dat ik trouw gebroken heb. Ik ben gemeenzaam met den tegenfpoed; doch de nieuwheid der vreugd was voor my te veel om te draagen , en heeft my verraden. Ik doe beJydenis in den dicrbaarften en zagtfien fchoot van de zuster van dien man, die my in de eerbaarfte banden gekluisterd, en het geheim tot eenen dubbelen pligt gemaakt heeft. Ik zal egter, zonder eenige agterhouding met u te werk gaan , zo ras als myne verfterkte kragten dit zullen toelaaten. Op myne leevendige drift is thandé eene kwyning gevolgd, die veel erger is, dan ik ooit te vooren ondervonden heb, cn ik heb. my andermaal genoodzaakt  emma corbet. I63 zaakt gevonden, om u van myne legerftede te fchryven. Schort dan uwe nieuwsgierigheid op; heb medelyden met myne zwakheid , en bid om myne herftelling; maar gy moet, om geene reden, hoe genaamd, by my komen, zelfs fchoon gy in eenigen tyd niets meer van my hoorde. Ik weet hoe alles by my in wanorde is, en voor en aleer dit weder opgeklaard is, zou ik niet gaarne hebben , dat gy de zuster van Emma, en de weduwe van Eduard zaagt. O laat toch myn geheim in het binnenfte heiligdom van uwen boezem berusten! Vaar wel! louïza hammono.  I0"4 EMMA CORBET. VYFTIGST,E BRIEF. AAN FREDÏRIK BERKLEY. VV/ees'zo goed, om my eens te zeggen, of het dolheid of fufheid is, daar ik thands toe gebragt ben, want dat 't het een of ander is (of het moest een mixtuur van beiden zyn) is buiten tegenfpraak. Ik kan 'er niet toe komen, Corbet, öm my aan uwe dochter voorteftelien, Ik heb 'er ook geen moed genoeg toe, om dit zelve te doen. En waarlyk, hoe meer ik gemeenzaam met haar verkeere, (waar toe ik alle gepaste gelegenheid aangryp) hoe meer ik haar zie, haare ftem hoore, en duidelyk en klaarden zin bevatte, die van haare lippen vloeit, wanneer zy dezelve opent, hoe minder ik in lTaat ben om te fprcefeen, ja geene de minste ftoutheid hebbe om te gelooven, dat zo veele verdiensten, bevalligheid en jeugd iets ernftigs zullen willen fpreeken met zulk een bruin  EMMA 'CORBET. IÖJ bruin verbranden knaap, en zulke onfentimenteele weczenstrekken, als de bedaarde Robert Rayni'und heeft. Zy had laatst een aandoenlyke luim om bitter te zugten, en traanen te ftorten, die op eens zo onvoorziens uitborstten, dat ik, fchoon ik wel weet, dat het uitflortingen zyn van haare liefde voor den jongen voluntair, het my egter niet van myn hart mogt, om dezelve te fluiten, maar dat ik ook een beetje van dat zelfde goed zo langs myne wangen liet flippen, in waare compagniefchap van fympathie. Ik zou op myn woord, ik gevoel, dat ik zou, —— en ik weet niet lugtig genoeg met myne aandoeningen omtefpringen , om dezelve te vermommen. Egter heb ik haar nooit, zedert haar komst op Castleberry, van waar gy ziet, dat ik u thands fchryve, den naam van Hammond hooren noemen. Is dit niet vreemd? Ik dagt altyd dat de tong iemand in zulke gelegenheden verried. zy  Ifjrï EMMA « o r b E T. Zy ziet, dunkt my, Hammond,maar fpreekt zyn naam nooit uit. Het komt my voor, dat ik dit zo kan Ieezen uit haare oogen: die waarachtig zetels zyn van alle fynere gevoelens, en gevormd fchynen, om al wat zagt en teder is, uittedrukken , zo dat ik my hierover niet behoeve te verwonderen. Gy, Vriend Frederik, zyt volleerd in deeze zaaken; onderricht me dan ook, als je blieft. Ik weet van degroote weereld niet veel mee te praaten, dan het geen het maaken vamzalvenen pleisters betreft, en daarom zal ik 'er ook maar alleen van oordeelen, zo ver ik 'er verftand van heb. Ik denk in de daad, dat ik my in eene zeer buitenfporige onderneming heb ingewikkeld De fpiegel, die juist naast de tafel hangt, waaraan ik nu fchryve, bevestigt my in deeze gedag, te. Daar is zulk een zigtbaar air van vertrouwen, in de onderilelling dat ik wel zal Hagen, dat indien niet eene ver-  EMMA CORBET. I67 verzengde luchtftreek al het frisfchc van myn bloed verzengd had, ik zekerlyk zou bloozen. Ik fchryf, zo gy ziet, aan u nog op mynen ouden trant, want voor het overige heb ik mynen ouden weg geheel verlaten. Het is met dat alles al een wonderlyk zoort van gebrek, dat ik bezit, om wezenlyk te denken, dat ik te oud en te leelyk ben, om een jong meisje zo op my te doen verlieven. Egter is dit denkbeeld juist zo verkeerd niet. Wat zal ik kiezen? Spreek Emma aan, zegt de Drift; Vrees voor een blaauwtje, hervat het gezond Verftand; — Geef het dan op , en denk 'er maar niet meer om zegt de Voorzigtigheid; — Ach leer my, hoe ik zal vergeeten te denken , antwoord de liefde in de taal van Romeo. Een aardige worfteling voor zo een deftig man van drieënveertig jaar; niet waar Frederik? Tusfchen ons gezegd en gebleven, ik denk, dat, wanneer ik, na zo lang mogelyk te ta rnen, myn gevoel een  IÖ8 EMMA CORBET. een dwaze rol heb Iaaten fpeelen, en my zelf ellendig genoeg gemaakt heb, ik bevinden zal, dat myn tyd voorby is, en dat ik alleen een party kan maaken in de Tempel der Verbeelding, daar alle mannen hunne eige meisjes kiezen zonder vrees van teleurftelling. Met dit al kan ik maar niet begrypen, dat 'er eene ze« kere kieschheid is in deeze behandeling. Zy fpruit voort uit eene levendige vrees van belaggelyk te worden. Tedere gevoelens en al die fleep van gewaarwordingen , die zy voordbrengen , ftaan zeer gracelyk zo op de vyfentwintig, maar wanneer men de andere zyde van de veertig reeds bereikt heeft, dan wordt die belle pafion zo wat outrée. Daar ik tot dus verre alleen met lieve zoete meisjes, en nooit met ontugtige vrouwlui heb omgegaan, heb ik nog zo veel vuur, dat ik het een jongeling van agrtien jaaren wel zetten durf, doch ik ben tevens in myne eerde verliefdheid (want het is volflrekt maar zo) zo bloode en handeloos als een jongen, die voor het eerst van zyn leeven met de fexe in gezel-  EMMA CORBET. IÖ0 zelfchap komt. Het is meer dan vreemd, en misfehien meer dan medelyden waardig-; maar fchoon gy met myne belydenis moogt fpotten, ik gevoel egter alle de trillende aandoeningen der tederheid. ROBERT RAYMUND. II EEN-  r]0 EMMA CORBET. EENENVYFTIGSTE BRIEF. AAN LOUÏZA CORBET. Bidden om nwe herftelüng! O hoe vuurig is myn gebed voor u, dat ik tot den grooten Her/teller opzend. Zo dierbaar als de naam van Hammond is, zo gaarne als ik denzelven fchryve, zo aangenaam alle die gewaarwordingen zyn, welke myn hart ontroeren,wanneer ik den. zeiven op het papier geteekend zie; daar is, dunkt my, nog iets dierbaarer, nog iets loffelyker, nog iets aangenaamer in dien van Louïza Corbet. Ten minflen haar titel, dien zy aanneemt, fchynt de zuster zo naauw aan myn hart te hegten, en zo zagt voor myne ziel te brengen, dat ik eene ongemeene vreugde gevoele, wanneer ik eenige tydicg van haar ontfange. Ook een kind —- een kleine Eduard is het niet zo? Doch ik zal den ftroom bedwingen — ik zal 'er niet  emma corbet. 171 niet meer van reppen. Jk zal voor uwe herftelling bidden, en dan — ach dan zultge immers een volkomen vertrouwen itellen in uwe zuster e m m Ai H a TWEE.  E M.M A C O R B E T» TWEEËNVYFTIGSTE BRIEF. AAN FREDERIK BERKXEY, Schildkn. Ik ken de toevallen der licbaamlyke ongefteldheden, doch ik ben niet ervaren genoeg om „de ziekten s der ziel juist te bepaalen. Eilieve, gy leepe knaap, zeg my eens, wat moet men denken van een jong meisje, die, wanneer zy gelegenheid ziet om met u te praaten, liever verkiest met een man van drieënveertig jaaren te kuijeren en te fnappen, dan met zekere jonge aardige ipringertjes, die thands aan myn huis een bezoek afleggen; en bovenal wanneer zy zig onder de tugt wilbegeeven, en eene fcholier zoekt te worden. Ja, ja lach 'er maar om, maar wees verze'kerd, dat ik hoop heb: want Emma heeft voorgefteld, om,geduurende haar verblyf op deeze plaats, by wyze yan . landvermaak Waar-  E M M A CORBET. 1/3 Waarachtig Hendrik,-gy zyt zulk een gryner, dat men bang zou worden om met u te fp reeken ' — gcduurende haar verblyf, zo als ik gezegd heb op Castleberry, de kunst te Iceren van de Chirurgie: Nu daar deeze tak van wetenfehappen haar'van geen wezeniyk nut zyn kan, zal ik u eens doen weeten, hoe ik hierover verkieze.te denken —- ik verkies dirdari aantezien, ais een zeer weivoeglyken weg, om my te vertellen, dat myne vrietdfehap haar niet onaangenaam is, en dit denkbeeld vleit my; zodat ik u maar zou verzoeken, om niet weer als zo een raav te leggen kriskrasfen tegen de vertroostingen van myn hart. Ach lieve Vriend, de helft van de verwagtingen van dit korte keven zyn bedriegelyk, doch daar zy ons bedotten, moeten wy ze egter niet verfmaden. De verbeelding alleen is in menige gevallen even zo aangenaam, als P 3 de  174 EMMA CORBET. de zaak zelve. Denk zo, en het is zo. Indien het geluk in onze denkbeelden geplaatst is, zo moet hetzelve dikwils afhangen van de fchoone fchaduwen der verbeelding, en men mag wel zeggen, zonder in het wonderfpreukige te vervallen, dat deeze niet zelden een weezenlyk beftaan hebben. Vaarwel! ROBERT RAYMUND, DRIE-  EMMA CORBET. 175 DRIEENVYFTIGSTE BRIEF. AAN JUFFRODW ARNOLD. Louifa heeft my by een klein briefje, dat ik zo even ontfangen heb, verboden , om voor het tegenwoordige aan haar te fchryven, en de fmertelyke gevoelens, die my thands drukken, zyn in de daad ook niet gefchikt om een.hart aantebieden, dat van dezelfde droefheid doorgriefd is. Ik zou 'er egter onder moeten bezwyken, indien ik mynen boezem niet eenigzints ontlasten mag van dit verfchriklyk drukkend gewigt. Ach myn lieve nigt, myn waarde Cara* lina onderfteun gy my dan tochl 1 Zeg, my, wat ik u fmeeken mag, waar het gevoelig hart een heiligdom vinden zal ? Zeg my toch, welk eene fchaduwryke lommer ondoordringbaar genoeg is, om dien fchrik aftckeeren, wel*fee. een ongelukkig meisje befpringt , H 4 daar  I7°" EMMA CORBET. daar het voorwerp van al haar hoop en al haar vrees binnen opeengepakte, en beilisfende gevaaren bedooten is ? Hendrik, uwe gunfleling Hendrik, weetgy, is vertrokken, om zyn land te verdeedjgen, zyne dapperheid ten toon te fpryden, en zynen Koning te dienen. Ik prys de onderneeming, volgens de wetten van éér, maar ik betreur derzelver afgryfelyke gevolgen, wanneer ik ze toetze aan de wetten van hec gevoel en de menfcbelykheid. Ik heb my niet durven verzetten tegen de gloeijende redenen van mynen dierbaaren reiziger. Fiaauw ademde ik eenen vrouwelyken wederdand. Ik vreesde, dat myne genegenheid te veel met het zelfzoekend eigenbelang zou befmet fchynen, indien ik my tegen onze fcheiding verzette. Ik deed de zagtheid myner fexe, de tederheid- myner Natuur geweld aan , om dien droom te bedwingen, die zich met gantfehe golven over myn hart dortte, dat zwoegde onder den zielenangst, welken ik niet uitten durfde. Hy, die thands op  ■E' M M A CORBET. 177 op zee zwerft, en vol vuur is, om het toneel des oorlogste bereiken, is 'ereen proef van ! Misfchien had ik hem van dit hachgelyk beftaan afgebragt, daar de liefde en menfchelykheid (ach hoe onbegaanbaar met oorlog en verwoesting) de beginzelen zyn, welke het helderst fchitterden in de vlekkelooze gefchiedenis van Hendriks jeugd. Doch ik-vreesde voor de gevolgen van de onverbidlyke Eer, die mogelyk de beevende hand zou vervloekt hebben, die hem voor het zwaard bevrydde. Nu dan, myne Carolina, nu, daar hy zo verre verwyderd is van de ftemme mynes geklags, en ik hem niet meer ontwapenen kan door haaren zagten invloed, laat, ach laat my dan treuren laat ik die brooddronke en onverzaadbaare heerschzugt vervloeken, die de verwoesting over het land verfpreidt. Ach dier* vervloekten geest des oorlogs\ dies geest, die met reuzenftappen treedt oves de beste en fchoonfte aandoeningen desziele^— die met vermaak het gejammer» ü 33 AÉÜ  173 EMMA C 0 R R E T. der gewondenen aanhoort, en de zugten der ftervenden —- wiens fcheepen zeilen op eene zee van traanen, en voortgewaaid worden door de zugten, die den tederften boezem ontwrongen worden. Ik zie dien blceddorstigen heerfcher. Hy fchiet over de landen der verfchrikte verbeelding, gekleed in een' karmozynen tabberd , dietienmaalen geverwd is in het bloed zyner Toegewydden. Het zagte groen der Lente verwelkt, daar hy voorby gaat. De flroo-. men van overvloed, die eene gelukkige waereld befproeiden en bevrugtigden, (laan in hunne bronnen opgedroogd,. of rollen voort tot troebele wateren, Zie, hoe de overvloed en fchoonheid der Natuur overal, waar de onmcdogende Monarch nadert, voor hem neervallen., Geheele Landflreeken werden met den wortel uitgerooid, en geheele ryken deelen in de algemeene verwoesting. Zie, hoe de vrees-, de wanhoop^ en het geheele gebied der flrafren aan zyncn zegen wagen gekluisterd is, ter., wy! de minnaar, de vriend, de va.- der^  rUHl C 9 R BE T. 175 dér , de weduwe, het weesje en alle de deugden, bebloed, de zegeftaatie volgen —- verfchriklyke yslyke ftoet! —— en waartoe dit alles ? waar toe myne Carolina? waarom moest de rust der waereld dus verlloord worden ? waar. om verdient hy, die zyn hand opheft tegen het leeven van zyn evenmensch, en een opzettelyk moordenaar wordt, eertitelen en toejuichingen? Hoor, antwoord de Menfchelykheid, en wees bedaard, als gy kunt. De beftierders van verfchillende Landen maaken, in het misbruik van hun gezag, inbreuk op het geen zy valfchelyk elkanders eigendom noemen. Menfchen, die eikanderen geheel onbekend zyn,en dikwils duizende mylen van eikanderen afliggen , vangen het oorlog aan om eenige weinige plekken van dat veragtlyk flyk, het welk 't tegenswoordige zig af ffoovende ea wroetende geflagt eens be dekken zal, terwyl het leeven der Inge zetenen aan het zwaard wordt opgeofferd. H 6 ©jïze-  ï8o EMMA C-0JR2EÏ. Onze geheele aarde, hoe uitgeftrekc derzelver fchoone heerfcbappy ook zyn mooge, zou voor deeze dwergjes van fterveiingen niet groot genoeg zyn, om onder eikanderen te verdeelen. Ook zyn de onvermydelyke ellenden van dit kortftondig leeven, met alle deszelfs zedelyie burgerlyke en gezellige onheilen, niet genoegzaam zonder de hulp van eenen ontydigen en vrywilligen ilagtsr. De verwarring van het toneel, het geklikklak der wapenen, en dat politiek Muziek 't welk het gefchrei der £enaauwdbeid verdooft, moet deeze gevoelens overfchryden, en de menfchetykheid heeft geen tyd om-te hooren of gehoord te worden. Dan in vreedzaamer ogenblikken, wanneer een zagter vermogen den boezem weder bewoont, en den beminnelyken troon, van waar het verdreven was, weder inneemt, ö hoe goddeloos en veragtlyk moeten dan deeze Staatskrakeelen fchynen, die beflist worden met het Horten van menfchenbloed. En konden deeze Helden zo koel de gevolgen van deeze barhaarfche handel wy-. MÉ  E" M U k 3 O'R B E ï. ïSï ze inzien, van eene handelwyzet, die het uitgedrukte beeld, der Godheid misvormt en wegvaagt, om te gebieden over eene waereld, die gefchikt was ter onthaal en gemak, tot rust en vermaak van 'r geheele menschdom? ■ Konnen zy de aanfehouwers zyn van die rampzaligheden, welke het gejuich der overwinning zo wel als het gekrysch der nederlaag verzeilen? Konnen zy de cn- vertroostbaare weduwe op haar verlaten bed in onmagt zien nederzinken, terwyl het onnozele wigt te vergeefsch zyne lieve handjes uitttrekt, om eenen Vader by desfelvs te rugkomst te omhelzen, eenen Vader, die naakt, van een gefcheurt en onbegraven aan een vreemd en onherbergzaam ilrand daar heen gefmeeten ligt? Zou niet het-. gevoel van het menfchelyk mededogen deszeivs zagten invloed herneemen, ,en alles ineenftemmen om de zegeningen der algemeene broederfchap aautekweeken? [ Hoe veele ellendigere, verlaatenen en ti.l 10».  182 2 M M A C O K F JE T. gefneuvelden liggen thands te kwynea op de van traanen doorweekte legerfteden, terwyl de wufte meenigte den lof weergalmt van eenen, die den lauwer verdiende, met zyn Koning te verryken en zyne Landsmeisjes den doodfchrik op het lyf te jaagen! Ik ben geen Staatkundige, Juffr. Arnold, ik ben een Christen ; ik ben eene, die den Godsdienst des vreede3 aanbidt, eene, die men nooit overreden zal, dat de Goddelykc gedaante. van den mensch, dat het uitgedrukte beeld van het Opperweezen zo fchoon en zo beminnelyk ge-, fchaapen is, om op eene wreede wyze ten fpot te ftrekken aan de woede baldadigheden der heerscnzagt, hoogmoed en dwaasheid. Ach, myn dierbaare Hendrik, wat moeten wel uwe gewaarwordingen zyn by het einde van het bloedig.-gevegt, daar gy zulk een levendig gevoel hebt van al wat beminnende is! Gy , wiensboezem zagter w d3n de levenwekken«ie. koeltjes- dér Lentei <— wat moet; m  EMMA CORBET. I83 gy gevoelen, indien eenige hulpelooze vrouwen, verzeld van alle haare vaderjooze weezen, van uwe zegenpraa-ende hand den geflagten man, en den geilagten vader zullen afeisfchen? O indien flegts de verbeelding zulk een groep voor uwe ziel fchildert, die wanhoopig door de gelederen heenltuivt, en in de hartbreekende toonen van den woeden zielsangst u toeroept geef hem my weder, geef hem my weder! Hoezoudt gy dit kunnen uitftaan, gy Hammond, wanneer de zugten, de traanen en hetgefchrei der Vrouwen te gelyk uwe ziel zullen doorgrieven ! . Of indien het aan den anderen kant; (en de kans ftaat helaas gelyk) uw noodlot mogt zyn te fneuvelen O gy dierbaarde, die het meest bemindwordt, en zulks ook het meest waardig zyt -— zou* een kwaadaartig gedernte, wiens invloed niet zelden het lot va»; den Held beüist zou' dat zulks be- flooten hebben! —— O Carolina 3 Carolinahet bloed fiolfct  I§4 ï M M A CO 'S J ETj my van fchrik in de aderen. Ik kan op den duur het Godvrugtig voorbeeld van de ootmoedige Louiza niet navolgen. Ik woede, ik raaze. Ik kan het niet uititaan , waarlyk ik kan niet. Hoop, pligt, Godsdienst zyn ongenoegzaam! Ik zal nog ontdekt worden in den diepgrieven- den zielsangst myner droefheid. . De traanen ftroomen over myn papier myn zinnen zyn verward i— ik zyg op den grond neder — ik ben ach hoe zal ik verbergen wat ik ben? hoe de ysfelykheden vermommen, die den geest-rtederdrukken van uwe zeer bedroefde E :M M? Ao .  EMMA C0RBE1. iB-J VIERENVYFTIGSTE BRIEF. AANFREDRIKBERKLEY, ScHldkn. Myn fchoone pupil maakt verwonderlyke vorderingen in haare nieuwe ftudiën, en was haar hart niet te zagt, om de pyn, door haare hand veroorzaakt;, te verdraagen, zy zou binnen korten tyd een lid kunnen afzetten, en de wond, zo goed , als de beste, toemaaken. Zy befchouwt deezen dorren tak van wetenfchap als een tydverdryf. Doch het helpt haar weinig, want door alle poogingen heen, die zy aanwendt, ora zig te vermaaken, en te vermommen, befpeur ik haare zielsfmerte. Ach Frederik, dat het my gegund waare., haare droefgeestigheid te verligten ! Egter indien Hendriks beeld nog in haaren boezem zweeft, en ach, dit, is maar al te zjgtbaar ——■ zou het voor my nieï.  28 eigcnlyjc te. ff reeken, in de 0\ 2£~  EMMA CORBET. 207 overblyfzels van zyn gelaat, zoudtge in zyn linker wang een diepen houw bemerken , welke zig niet als mededinger kon opwerpen tegen de glorieryke verfchroeidheid van de andere, welke onbeledigd was gebleven; fchoon Nestor zelf zeide „ De geheele wang in ver„ gelyking met de halve wang ziet s, 'er even het zelfde uit als een verlo„ pen poltron; het is een wang, „ (fchreeuwde hy uit,) die haar pligtniet „ fchynt gedaan te hebben, maar hier,'» vervolgde hy, terwyl hy de andere zyde van zyn weezen met een zegepraalende houding naar ons toekeerde, „ hier zyn ,., de teekenen van den dienst." Beide Carbinen hadden indedaad in denzelfden ftryd gediend. In het ftuk van Eer, waren hunne Credentialen zodanig, dat zy weinig reden hadden om jaloers op eikanderen te zyn. Niets kan zo gelyk verdeeld wezen, dan de brallende teekenen van hunne wederzydfche broederfchap in de dapperheid. Hunns beide buitenwerken waren ellendig gebeukt j.  £C8 E M RT A C O R B 'E T. beukt, Het is te pynewaard optemerv ken, hoe de zaak tot hun beider genoegen en crediet was afgelopen. De dye van Julius wierd het flagtoffer van eene borstweering, en Nestor was toen juist by hem, wanneer hy de éér had van zyn linkerarm in een konterfcharp te verliezen. Doch even als of de fortuin zig niet verbeelden kon, dat een arm, en wel een linker arm een genoegzaam aequivalent was voor een geheele dye, die by een enkel beflisfend gefis van een kanonkogel was afgezet,beroofde zy Nestor van zyn regtervoet,dien hy. op den Vlaamfchen bodemin eene befchanfing had agrergelaten. De jonge Carbine droeg aan zyn nek de zigtbaare fpooren van een musquet, . en de kogels , waarmede dezelve geladengeweest was, waren dwars door zyn Iin-' ker kakebeen gegaan, hadden eenigen der witfte tanden van de< waereld medegenomen , en waren mogelyk zelfs nogwel in een van derzei ver buitenwerken te zien. Om de. militaire fchaal aan dezyde van Julius in evenwigt te brengen ; had  EMMA CORBET. 2QQ had hy het geluk onder zyn hoed, dien " hy zelden uit dien hoofde droeg, eene eerbiedwaardige kneuzing te bedekken , die by zyn linker oor een aanvang nemende, niet alleen derzelver grootfte gedeelte had weggevaagd, maar alles, wat het op zynen weg ontmoette van het eene end tot het ander, welke aanzienlyke flag gefchiedde ter eere van het baftion. Maar Julius had ook zyne wonden , die geene vertooning maakten. Zyn hemd bedekte 'er niet minder dan zes, in zo verre dat zyn borst even als een draaibord regt en dwars doorkruist, was. Ik ontdekte in het gelaat van Julius een 'zekeren zegepralenden blos, wanneer hy zyn hemdsboord openmaakte, onder voordwendzel, dat het hem te warm wast Maar de oude Carbine beteugelde zyns broeders eerzugt met zyn regter arm op den fchouder te ontblooten, of liever, met my te verzoeken,om denzelven te ontblooten , en aldaar eene bedekte battery van ftriemen te vertoonen, welke een fchoon partuur waren voor de wonden van de borst van Julius, ZO-;  2IO EMMA COREET. Zodanig waren de gelyke getuigfchrif. ten hunner onderlinge dapperheid, en indien, zeide hy, de een of ander van ons op zulk eene gelyke uitdeeling geen roem kon draagen, zou het onze vriendfchap menig een llag hebben toegebragt, en mogelyk kwaad bloed onder ons gezet hebben. Hier is het fragment gefcheurd. ********** * * * * * * * * ********* * * * * * De oude Carbinen, na eenen Jangen reeks van Jaaren, ten dienfte van hun land fchanfen en loopgraaven gedelvd te hebben , bevonden eindelyk, dat zy niet langer veld konden houden. Zy gingen den tempel des vreedes in, doch geenzints óp dien voet, als de gewoone leeden. De oude Carbine in 't byzonder bleef zekere kleine Privilegiën genieten, en de jongde was in de bezitting van die vervallen, welke voortvloei-  EMMA CORBET. 211 vloeiden van de zulken, die nieuwsgierigheid hadden om het Hospital te bezigtigen; wanneer hy zodanig met zyn flumpen rond huppelde, dat het een ieders medelyden en verwondering gaande maakte. Een andere fcheur in 't fragment. ******** * ******* ******** * Nu Nestor was een man, by wien de oude krygsdrift nog onverander!yk was overgebleven. Niets had dezelve kunnen te onder brengen. De Militaire zugt was geenzints in zynen boezem uitgeftorven, Het hart van den foldaat was nog zigtbaar in zyne kleine flaapftede. Daar zag men nog het gebeukte harnas, dat zyne borst bedekt had, aan den wand hangen, benevens den fnaphaan, wiens yzeren mond by het laadgat genoegzaam was uitgeileeten. Zy waaren helder en glad gefchuuid, en hy paste naauw-  212 EMMA C O R B E TS naauwkeurig op, omzes'weekJyks fchoonte maaken. Maar dit was nog niets. Het praktikaale gedeelte van de krygstucht des foldaats oefende Nestor in den omtrek van veertig duimen diameter. Zo ras wy allen ter zyde van het bed waren nedergezeten, begon deeze zonderlinge plegtigheid. Hy had zes foonen, die allen nog klein waren, allen voor hun Vaderland leefden, en in 't geheim door hunnen Vader tot den Krygsdienst wierden opgebragt. Het was zyne gewoonte, driemaal s'weeks alle de kostgangers, behalven zynen broeder, optelluiten, en zyn gezin in de kunst des oorlogs te onderwyzen. Zo arm als hy was, had hy waarlyk- de kosten gedaan om hen uitterusten. Hy had oz iets van een uniform voor hun opgemaakt,, en hen in hun gewaad met het zwaard, , de musquet en de bajonet, uitgemonsterd.  EMMA CO -REET, 213 De oefeningen van den foldaat wier= den hun door den ouden geleerd. Ieder dag was voor den een of anderen tak der krygskunst gefchikt. De Zoonen van Neftor Carbine hadden geen denkbeeld van die ontzenuwende weelde, om zig door kunst warm te maaken. Zy leenigden de ftrengheid van het guure jaarfaifoen door een edeler vuur. Hunne opvoeding was geheel krygshaftig. Des avjnds luisterden zy naar 't geen voorgeleezen wierd, en zy trokken hunne zwaarden uit, om dat geen in praktykte brengen, wat zy s'morgens gehoord hadden. Zy oefenden de fterkte hunner armen in deezenboertenden ftryd zodanig, dat zy voorbereid wierden voorden wezenlyken oorlog. Thands was de avond gefchikt voor 't ravelyn, dan weder voor het bas.:on, nu eens voor den vestingbouw., dan weder voor het delven van loopgraven, nu eens voor het formeeren van een halve maan, dan weder voor het zamenftellen van een hinderlaag; nu eens voor de hoornwerken, dan weder voor het befchutten der fchanskorven, het  214 EMMA CORBET. het mynen, de borstweering, defchietfchans of dergelyken. Zy hadden juist een deezer krygsoefeningen begonnen, zo als wy inkwamen. Het zal best zyn dit te vernaaien voor de jonge Carbine zyne historie vertelt. Laat hem dus een weinig langer op het bed rusten. De jonge troepen waren drie aan drie in den omtrek van de plaats opgetrokken, en het voorwerp van den aanval was een breede groote houten doos, die regtop tusfchen de ftrydende partyen gezet was. Aan den eenen kant waren de aanvallers, aan den anderen de verdedigers. De vader voerde het Commando, en ter goeder tyd kwam de broeder, die in plaatze van, gelyk ik boven gemeld hebbe, op het bed te blyven rusten, met eene verrasfende vaardigheid opfprong, en als het hoofd van de tegenparty voortftumperde , maakende een foort van krygsmuziek met een klei- 1 ne  EMMA CORBET. 215 se trom, die hy met een hout inftmjm.-ru ftoeg, dat hem voor een wapen diende, terwyl intusfehen Nestor een fluit nam, die hem tot een clarionet vcrftrekte. Het gevegt wierd in de nauwkeurigfle krygsorde uitgevoerd. Zy trokken aan , retireerden , verzamelden zig weder by een, en kwamen weder opzetten. Ieders hart zwoegde van eerzugt, ieders oog glinsterde van hoop op de overwinning. Het krygsvuur, dat flegts jok en fpel fcheen , wierd wel ras ernftig, en de twee generaal zelve wierden door' eene wezenlyke drift bezield. Julius hefte een krygsgejuich aan, en Nestor bleef niet in gebreke, om de zynen aantemoedigen. Doch thands veranderde de ftryd van gedaante, om dat een van de belegeraars (een jongen van ongemeene dapperheid) een der belegerden gevangen nam. De Overwinnaar maakte een lustig gezwier met zyn degentje, terwyl de bedroefde gevangene zyne flaverny met heete traanen betreurde. De ' ge-  2ïS EMMA CORBET. generaal van de verwonnen parcy gaf teekenen van verflagenheid. Zyn tegenftreever was moedig op zyn leeger, vervolgde zyne overwinning, nam een tweeden van den vyand gevangen , en de ftad, (dat is de houten doos) was over. Aan de eene zyde hoorde men een vreugde gefchrei, terwyl het arme over fchot van de verwonnen troepen wegfloop in eenen hoek agter het bed, dat tot eene inlegering ftrekte. Julius iloeg den doodmarsch met zyn houten trommelftok, maar Nestor en zyne troepen, nadat zy de poorten van de ftad (dat is de dekzel van de doos) hadden opgebroken , gingen tot de plundering over. Zy beftond in alle de magazynen van den vyand, voorzien van nieuwe deegens, krygshoeden, houten bajonetten, confituuren en vrugten. Deeze waren de pryzen der overwinning. Zy waren allen met reg- gewonnen, en wierden onder de overwinnaars volgens de jaaren verdeeld. Het kleine meisje, dat op het bed zat, fprong nu op, nam een  EMMA CORBET. «17 een kleinen teenen korfje van den haak, en ftrooide bloemen op de paden der overwinnaars, die een triumflied zongen , terwyl zy de plaats in 't rond marfcheerden. Zodra deeze plegtigheden geëindigd waren, kwamen beide partyen te voorfchyn, gaven eikanderen hartelyk de hand ten teeken van vriendfchap, en dan eindigde deeze gantfche zaak met een Lang leeve de. groote George onze Koning, en een algemeen hoezee» ******** ******* ******** — onze kleine armen, vervolgde Julius, (wien ik nu niet meer ftooren zal) wierden in onze vroege jeugd tot den krygsdiecst gehard, want onze vader, wiens beenen ■ Dat alle heiligen hem zeegenen; fchreeuwde Nestor! K «— meer  218 EMMA CORBET. —— meer dan een halve eeuw- in verfcheide ftreeken van Vlaanderen en Duitschïand gerust hebben., heeft het eerst die manier van optrekken-uitgevonden, welke myn broeder gevolgd heeft. Andere Volken gaven hunne kinderen ipeeltuig, zekerlyk om dat* zy 'er om grynden, maar wy mogten zelvs geen hoepel of dryftol hebben, voordat wy ze eerst wonnen. Wy kenden de moeijelykheid om pryzen te behaalen» en hadden 'er des te meer achting voor; en wy waren dus reeds gefchikt voor krygshaftige daaden, eer andere kinderen nog een denkbeeld van glorie hadden. Arme zielen! zei Nestors tweede Zoon, op eene verachtlyke wyze. Wy konden reeds in de ryfchool te paarde fchermen, eer zy nog op het zaadel van hunne houten paardjes konden vastzitten. Ryp voor de praktyk vvierden wy reeds in onze ontluikende jeugd naar het krygsveld gezonden, en wy  EMMA CORBET. 2If> wy beiden gingen als voluntairen in den dienst van ons land. Zo deeden wy, zeide Nestor. De Natuur, die ik nog zo ftumperig als ik ben, danke, gaf ons eene goede geftalte, en fchoon wy met zulke meisjes bakkesjes, als dat van onze moeder, ten velde trokken, — (gy weet Nestor , men zeide dat gy op ende uit naar haar geleek)— hadden wy egter zelfs in de eerfle Campagne geene reeden om te bloozen. Ket eerfte gevegt, dat wy bywoonden , viel in de grootfte hitte van den zomer voor, en wy raakten wel ras die zagte trekken kwyt, welke zo laf ftaan op het gelaat van den krygsman. O met welk een vermaak befchouwden wy by onze te rugkomst hoe wy veranderd waren. Ik herinner het my nog, zeide Nestor, glimlachende, De trekken van onze moeder waren ' K 2 door  2 20 EMMA C 'O R B E T. door de lugt geheel uitgefleter. De Zon had den Held in ons gelaat geteekend, en wy verheugden ons, dat wy 'ër zo verheven verbrand uitzagen. Maar let wel, Heer, een paar griizieke nufjes gaaven voor, dat zy zin hadden in onze mooije bakkesjes, voor dat wy den cerften uitval gedaan hadden, dat is, eer wy nog waardig waren, om bemind te worden; maar juist toen wy te rug kwaamen, kreegen zy het in 't hoofd om queliie te maaken mat onze vertooning. Zy zagen dien vrouwelyken blos niet meer, en zogten andere vryers op. Zy gaven ons den fchop, Heer, voor een paar knapen, die beefden voor het gekletter van een hagelbui. Zo veel te beter, zeide Nestor. Wy hebben het genoegen gehad van een dezer vlegels om veedievery te zien opknoopen, en de ander, weet gy, zal heden agt dagen in de Pilorie Haan, ïk  EMMA CORBET.. 221 Ik zal 'er my op vapenen, dat verzeker ik u, riep één van de jongens. ■ Neen kind! zeid? Nestor, hy is niet waardig dat de zoon van een foldaat de hand aan hem flait. Vervolgens , Heer, hadden wy geen tusfehentyd van rust. Engeland hoorde aan alle kanten in Europa de trommel roeren , of het gefchal der Trompet. Het was onze pligt voor haar in de bres te fpringerv •fii roi3imvvsh'.iJ/:iw sü Vader, zeide de oudfle van de jongens, wanneer zullen wy denkêlyk oor-, log hebben ? Myn Broeder, Heer, —— ("vervolgde de Carbine, die zig door geene invallen van zyne kinderen van zyn üuk liet brengen) myn broeder Heer, had de Eér van- 't eerlte ongeval. Gy noemt het niet byzyn regtenaam, zeide Nestor. K,3 Hy  222 EMMA CORBET. Hy zegenpraalde by zyn eerfte proef a als krygsman. Ik ben een ouder Broeder, zeide Nestor, en de eerfte ilag was myn geboor» teregt. Ja maar ik was wel dra gelyk met hem. Want tegen het fluiten van de Campagne, gaf een onbedagte fchoot — daar ik van den Prins geen kwaad dagt — de vier vingers van myn linkerhand aan den vyand. In deezen toeftand namen wy de winterkwartieren in. Doch zo ras was myn broeder niet geneezen, of een wond in zyn weezen.— Gy kunt "er hier nog de lidteekenen van zien, Heer, zeide Nestor. In zyn weezen; maar hy heeft 'er een nog veel dieper in zyn hart ge. kreegen. In zyn hart, fchreeuwde de jongfte van  EMMA CORBET. 223 van de zes zoonen, terwyl hy zyn Vader op den fchouder lloeg? Waarom jokt gy? Hier is het nog frisch en levendig. Ik kan het voelen kloppen. God faewaare het nog lang zoo, antwoordde de oudfte. Het zou een harde post voor ons zyn, wanneer deszelvs leeven ophield. Dat beloov ik u. Geef my nw hand, Ferdinand, zeide Nestor, engy, broeder, gaa voort met het verhaalen van uwe historie, want het bevalt dien jonker en zyn kleine meisje wel, en ik mag het ook gaarne hooren. Gy zyt altyd goed om wat voor kinderen te vertellen. Ga dan uw gang! —— Zoudt gy wel gelooven, Heer^ dat zo een teer knaapje al een der degelykfte jongens van Engeland aandorst ? Van Engeland ? van de waereld moest gy gezegd hebben, fchreeuwdeNestor, zyn knie fchuddende. K- 4. —— als  S-H EMMA CORBET. • Als een brave jongen, die hem den Kling verftond, ftak hy den punt regt op, wende zig met zyne gewonde zyde naar zyn meisje, en vertoonde, om haar intenemen, zyne lidteekenen als een brief van recommandatie. Regt zo, zeide Nestor, terwyl hy zyne knie ftil hield. '—"— °P deeze wyze vervolgde hy de fterkte te beftormen, die reeds tril. de in den boezem van de arme meid, en in minder dan een maand, (dat maarin 't geheel geen tyd was voor zulle eene belegering,) nam hy zegepralend bezit van het fchoone Kaïlecl haarer genegenheid. By het bloed, dat ik geltört heb, Heer, zeide Nestor, en by de overgeblevene droppelen, die nog in myn lichhaam vloeijen, Fransje was de beste en braaffte meid, die ooit naast een, foldaat te bed lag.. Nes-.  E"'M MA C O R !I Ti 215 Nestor, zeide Julius, houd uw mond ——« ■ Zyne Ieeden Heer, waren byna altyd in beweging. De Oorlog voerde dezelve weg. Wat wil dat beteekenen ? Bekreun 'er u maar in 't geheel niet over (mogt hy tegen zyn wyf zeggen) ik blyf egter verwinnaar. Vrees niets. Al fchoon ik tot een romp gefchoten was, zou ik nog met de ftompen zwieren, myn meid! Een foldaat, wiens kinderen reeds in zyne aderen gebloèd hebben, is onverwinbaar. Hy is onkwetsbaar in zyne zoonen. Laat ons vegten, Vader, zeide een van de jongens driftig, terwyl hy met zyn floret zwaaide, - Dus wilde, myn" broeder, de wonden des oorldgs heelen , eJoch wit hiervan zyn mag: wonden zyn maar bedroefde dingen in een Familie. Myn broeder twisttedikwils met my over dit onder, "verp. Julius, (mogt hy zeggen) gy zyt K j ( maar  225 EMMA CORBET. maar een half getrouw onderdaan. daar^j uw Vaderland alleen dient als een Individu, en ik hetzelve met de vereenigde kragt van een geheel gezin te hulp koome. Als een Individu moet gy eensfterven, doch had gy zorg gedragen, om u zeiven te vermenigvuldigen, zo als ik gedaan heb , mogt gy nog duizend, jaaren verwagten te leeven en te verwinnen. Broeder, broeder, het is een, valsch denkbeeld; een foldaat behoorde in zyne Majefteits landen het vroegst van alle menfchen te trouwen; waarachtig, dat behoorde hy te doen." En des al niet te min , Heer, was ik maar nooit tebepraaten. Neen, fchoon een frisfche meid my aanbood, om myn knapzak over haar fchouders te flingeren, na dat ik myne dye verlooren had; om u de waarheid te zeggen, ik had niet veel zin in zekere plegtigheden, die tusfchen myn broeder en zuster by hun verfcheiden plaats hadden. Fransje weende juist niet: veel, maar ik geloof, dat zy in haar hart getroffen wierd, door eene droef, beid* die veel dieper griefde, dan die: aig.  EMMA CORBET. 227 zig in een paar nat bekreeten oogen laat zien. Nestor hemde fterk'. En wat myn broeder betrof, fchoon hy zyn hoed bars op zyde zettede ■ zig verkouden hield zyn wapentuigen fchuurde, en magtig bromde, zo bleef hy egter niet altyd onbeweeglyk. —— En hoe duivel zou hy dit ook een week agter eikanderen hebben uitgehouden? Deeze dingen, Heer, ftuitten my geweldig tegen de borst. Het gefis van een kogel is niet met al. Het mag on3 hoofd medenemen, of alleen onzen hoed afneemen: aan geen van beiden is veel gelegen, maar het gefchrei van eene vrouw, de grievende angften van een wyf, die iemand in zyne Jaatfte ogenblikken door de gedagten zweeven —Neen Heer — neen, dat verzeg ik. —■Ik kan dat niet vcrdraagen — ik wil leeven en fterven als een vryer. X 6 , . Maar  2-28 EMMA C O R B- E Tt. Maar dit is .nog het ergfte niet, Heeft. De dood overvalt zomtyds den krygs. man, wanneer hy 'er niet tegen gewapend is. Hy klopte aan broeder Neftors deur, en ileepte Fransje mede, terwyl zy hem oppaste in eene koorts, die.de fmert der wonden hem had op den hals gehaald. Hemel, dat was, een ysfelyke dag, niet waar Nestor? Verfcbriklyk, riep Nestor, terwyl hy. zyn hoofd van hetgezelfehap afkeerde. Zy ftierf fchielyk. Courage, zeide ik5 . Broeder. Hy wenkte met,zyn hand en fprakniet. Broeder zeide ik, hou moedt Spot," antwoorde hy, met een driften aandoening (indien hy my zo in koelen bloede had aangefproken, ik geloof, ik zou het hem beduid hebben) „ Spot, zeide hy (op zulk eene wyze-, dat ikr het ■ hem wel vergeeven moest terwyl hy tevens met zyn voet tegen den grond; ftampte) itaa-ik hier, dunktu, voor Godalmachtig-, of voor den vyand? Komt 3sr eenige moed voor hem .te pas ? Gy. ZOUdt--  E< M'M'A- C O" R' B E Ti 229> zoudt my eerder raden geduld te hebben. '* Ik fprakniet meer, want het arme Fransje lag dood voor zyne oogen, en daar zy te zamen maar een bed hadden, daï juist niet te groot was, lag de levende en dpodeby eikanderen4 Kind,-(zeide Nestor tegen het kleine meisje dat fnikte, terwyl zy haar vcor- fchoot over haare. oogen trok) ■ • Kom hier! Gy.lykt volkomen op uws moeder, Geef my een zoen. Nestor, (vervolgde Julius) deed eene floerfchen band om zynen arm, en hy was in zyn ziel bedroefd. Hy beftelda Fransje ter aarde. De welvoeglykheid. Ga niet verder, zeidé Nestor.- De welvoeg'ykheid vereischt» dat ik den ftoe-t verzelde». Myn armo Garbine ftortte- de eerfte traanen, dia ik ooit op zyne wangen zag. O, hy was geheel.weggefmolten van droefheid. ZyK.--7"i ae-  «3° EMMA CO RB E T. ne trekken waren zagter dan die van zyne moeder. Hy moest den man tegenhouden, die de fpykers op de doodkisC nagelde. Julius, GA NIET VERDER, Zeg ik-,' fchreeuwde Nestor, terwyl hy zynedochter tegen zyne borst drukte. Ik wou, dat myn oom zyn mond hield, zeide een van de jongens; . Hy maakte eene opening in het geflooten dekzel, en keek door de reete ("ver. volgde, Julius.) Hy kon zyn oog niet van het graf afhouden. Hy ftreek zyn hand zagt over de doodkist, toen de • doodgraver dezelve in den kuil liet zak-, ken. Hy ging op zyne knie liggen, om toetezien, datze zagtelyk op den grond nederdaalde. Hy gaf het op, en onderwierp zich naar zyn zeggen, met eenevolkomene gelatenheid}- dan ging hy heen, en dan keerde hy te rug; ging andermaal heen3n3. ea bezogt wederom op. nieuwa-  EMMA CORBET. 231 nieuws het graf, wringende zyne handen: en verklaarende, dat hy zich ten allen, tyde onderwierp.—■ Wilt gy my •vermoorden Julius? zeide.: Nestor; Hou op, zeg ik. In 't kort, Heer, hy — hy —■ hy — deed by deeze gelegenheid zo veel, dat waarachtig, indien een man eenige' liefde voor eene vrouw heeft, hymaarvryer behoort te blyven. [ Hier is het Fragment gefchonden, en i eenige bladzyden onleesbaar, ] ****** * * * * * *-. ******* « # Na ]ie(; gevegt kwamen de forn- bere gedagten weder te rug Julius. wreev zyn aanzicht twee of driemaal tegen het kusfen, en verklaarde dat, terwyl de wind in dat kwartier nog bleef' aau»  Sg*'- » M Mr A CO K S' E; TV' aanhouden, zyne oude ongemakken hern' nog een weinig nypen zouden. En in dit Hospitaal, Heer,zyn wy nuvoor.onsieven.geplaatst, zeide Julius. Hy wreev zyn wezen weder tegen het kusfen. Ja, zeide hy, opftaande, wy hebben onzen tyd gehad I. Hierop begon Nestor op de fluit ts- blaazen doch men hoorde geene vandie toonen, welke uitzucht tottydverdr.yf voortvloeijen, maar de aandoeningen van zyn^bar.t.Hy was geheel'gedagten, wanneer hy zyne toonen langzaam voortfleepte, en by het fluiten van de maat, rolde een traan uit zyne oogen.. Zy vloeide byna neer. tot op-den boord • van zyn bovenlip, en zette zich daar r neder, en fchoon hy zyn hoofd voor-en agterwaards wendde, trilde zy op.den rand van zyne wang en viel niet.. Toen hy de deur openmaakte, nam ik de gelegenheid waar, om hem iets in de hand te floppen.., Hyy  EMMA CORBET. 2%$ Hy nam het aan, als geld, dat een dapper en eerlyk man, die ondcrfland nodig heeft, behoort aantenemen, en ftelde 'er geene fchande in, om *t te ontvangen. 'Er kwam een fomber lachje in zyn gelaat, maar zyne traan viel niet af. Hy had zyne Dochter vast aan zyne hand. Zy zag zyne traan , en haalde haaren neusdoek uit. Laat dat ftaan, kindlief, zeide Nestor, Deeze traan is uwe moeder gewyd* O Hoe zyn de Carbinen tebenyden^ zeide ik, toen wy heengingen. Gy vleit ons , hervatte Nestor,, terwyl hy een zagte buiging maakte. Ik ging twee fchreeden voort, enkeerde te rug. De traan was afgevallen, waarfchynlyk toen hy zig boog. 2y  234 EMMA CORBET-. Zy was gedroopen op het aangezicht van myn kleine meisje, en daar horig zy als een daauwdroppel die van een ontlui, kend rozenknopje afvloeit. Goede God, zeide ik, welk een rasfe verwisfeling! Dit zeggende, bevond ik dat zy ver* dweenen was van de wang van myne Dochter, toen ik de uitroep deed! Helaas zy is dan geheel en al weg s zeide ik! Neen,na dat ik myn hand een weinig daarna ophef te, en aan myn wezen bragt, bevond ik, dat het dierbaar offer dereenftemmige liefde voor de derdemaal van plaats veranderd was, en al bévende van myne wang hing. Ik kwetfte het, en ******* ***** ******* EEN-  ■ EMMA CORBET. 235 EENENZESTIGSTE BRIEF. AAN EMMA CORBET. Ik heb myn verhaal opgefteld in die tusfchenpoozingen, wanneer ik vry van pyn was, en by een volgenden post zal I het afgevaardigd worden aan Emma, van 1 wie ik reeds met angst alles verlang te : booren, wat haar geluk en gezondheid i betreft. LOUÏZA CORBET. TWEEENZESTIGSTE BRIEF. AAN LOfJISA CORBET. De byeenkomst is afgedaan, en nieuwe verfchrikkingen overftelpen het bebloede hart van EMMA. P. S. Ach wat bewyst dat Fragment van uwe Carolina anders, dandatdeoor:log, op zyn best, genomen, zo ver, flhriklyk als glorieryk is» DR IE-  23S EMMA CCS. B B T.- DRIEENZESTIGSTE BRIEF. CORBET AAN ZYN EN AGENT. Tk kan met geene mogeïykheid geld lig-B. ten, en de ondergang is volkomen! van den ellendigen CAREL CORBET..' VIERENZESTIGSTE BRIEF. ' AAN FREDRIK BERKLEY, ScUldkn. TT\e vrolyke dagen zyn voorby. Mynhart is geheel veranderd. Emma is ziek. Haar vader worstelt met grievende rampen, die hy verborgen houdt, en naar deeze tegenfpoeden van dit huisgezin kunt gy den ongelukkigen toefband afneemen van ROBERT RAYMUND.. V.YF  EMMA CORBET. 237 VYFENZESTIGSTE BRIEF. AAN LOUÏZA CORBET. Ik weet niet, of ik lang genoeg leven zal, om u de verfchriklykheden van mynen toeftand te melden. Dienzelfden avond, toen ik de opfebortingvan onze bycenkomst verzogt, gevoelde ik een' zekere aandrift, die kragtiger en heiliger was , dan eene gemeene nieuwsgierigheid , om te weeten, of myne vermoedens gegrond waren. Voor deeze byeenkomst fcheen myre verlegenheid groot genoeg. Helaas, wy roepen geduurig, dat ons hart zal breeken , zonder dat wy weeten , welke een nieuw pak hetzelve nog draagen zal; zelfs dan, wanneer wy denken, dat het reeds ten vollen overladen is. Kom hier, dierbaare Emma, zeide myn  238 EMMA CORBET* myn vader toen hy my zagtjes naar hem toe trok— zyn hand beefde, toen hy mynen tabbaard aanraakte. ■ Kom hier; ik kan u niet ge. noeg danken voor ahe die tedere infcbifclykheid, die uw gehoorzaam hart over deezen ouden boezem heeft uitgeftort. Maar watu betreft, myn kind, uw on' gelukkige vader kan u niet onderiteu- nen. Ongelukkig, zegt gy? O allerongelukkig!?, myne Emma' Ik ben in verlegenheid en deeze is zo prangend, dat ik gedrongen ben geweest (ach harde nooddwang) van dit fchoone Buitenhuis te verkoopen, dat meer dan een eeuw Corbet voor deszeifs Heer erkend heeft. Deeze zelfde plaats, myne hefde,diemy achfpaar my,Emma, *— deeze zeIfde plaats, het geheiligd vlek uwer geboorte] behoort nu een ander, en zo zyn de onlangs aangeërfde landen,' die ons rondsom hetzelve aanlachten. Ik heb  EMMA CORBET. 230 heb myn ondergang reeds voorzien, doch voor een ieders oog bedekt gehouden, zelfs (en dac wel voornamelyk) voor u, tot dat ik thands in de armen der ellende ben nedergeftort. Op dit ogenblik wordt myn huis inLondon geëxecuteerd, en hierin beftaan de laatfte overblyfzels van een fortuin, dat voor eenige jaaren by de honderd duizend ponden bedroeg. —— Die vervloekte Oorlog! die verwenschte Amerikaanfche gefcbil- len ! die burgerlyke wdede , welke dezelfde belangen van het zelfde volk van een gefcheiden heeft! —— En dit is nog maar het begin, myn kind ! — maar wat zal het einde zyn ? Ach ftaverny • gevangenis! hoe ver- fchriklyk zyn uwe fombere wallen, en fmartende boeijen voor hem, in wiens boezem de godlyke vlam der Vryheid gloeit! hoe onverdraaglyk voor een oud man voor eenen vader,op wiens Dochter dit geduurende haar leeven moet nederdaalen. Ach  24-0 EMMA C -O R B E T. ^ch gy beminde ftroom eener bron welker oorfprong geflopt is — wat, wat zal ik doen ? De beflisfende flagkwam eergisteren my te treffen. Voor dien tijd had ik nog een rykgelaaden koffertje tot een waarborg maar het is thands gevlo- gen. Het laatfte ongeval heeft 'er ons van beroofd. Ik zou nog genoeg voor myne hooge jaaren en uwe jeugd hebben , maar die post van gisteren l Het is niet noodzakelyk u een omflandig verflag te geven myner rampen. Zy hebben my verbryzeld, geruïneerd Het is onherflelbaar — ik ben tot den bedelzak gebragt. — Ach Emma,.gy die met zulke verheven uitzigten zyt opgevoed, wat zal 'er van u worden ? Uw broeder is gefneuveld. Uw vader een oud en zwak man een prooi van de grievendfle fmartendes lichhaams, en van den angst der ziele, die door de akeligfle overwegingen gefolterd wordt. Uw eigendom zo wel binnen als buiten laads (want het my-  EMMA CORBET. 241 myne was natuurlyk het uwe) verlooren of weggeroofd. Emma! wat zal 'er van u worden? Wilt gy myne jeugd vernieuwen —— uw vervallen fortuin weder opbouwe.] ? Ik kon niet fpreeken, Louiza. Indien gy, vervolgde myn vader, met een minzaam lachje hem die u onderricht wildet ontfangen daar is een edelman, ryk, edelmoedig, deugdzaam , en van wien gy reeds goede gedagten hebt opgevat een edelman , die eerbied heeft voor de hand'van Emma. —Ach . wat heb ik gezegd! — febandelyke offerande! — vergeef het my, vergeef het my, myn kind. Gy zulc niet verkogt worden, myne Liefde. Neen, neen .'Laaten wy ons zeiven boven het vuige belang verheffen. Laaten wy te zaamen den donkerenKerker intreeden. — Laaten wy arm, nooddruftig zyn laaten wy de gemeene behoeftens der Natuur beftryden maar laaten wy ons zeiven niet verachtlyk maaken. L Ik  242 emma corbet. Jk zeeg, als dood, in zyne armen neder, in de met traanen befproeide armen van mynen vader, die waggelende onder den last, my te bed bragt; daar ik nog lig, en daar waarfcbynlyk binnen weinige daagen ■— ach vaarwel! e m is A. ZES-  EMMA CORBET. 243 ZESENZESTIGSTE BRIEF.(S) AAN EMMA CORBET. "VJeen, myne geliefde zuster, ik wil, ik J-^ kan geene lange gefchiedenis zenden. Eenige weinige bladzyden zullen de voornaamfte omftandigheden behelzen, en laaten deezen genoeg zyn, tot dat ik u in 't vervolg nader onderhoude. . Uw vader had akyd eenzugt om het fortuin van Eduard by zyn buwelyk uittebreiden, en Eduard had reeds genoeg voor zyne wenfchen. Hy verwittigde zynen vader van de liefde, die hy voor Louiza had opgevat. Dit bragt eenige twistredenen voor. Myn broeder was 'er gevallig by. Hy kwam juist in, toen üw vaderuitfchreeuwde.„ Wat 3, toch dan armoede aan het einde is 'er te wagten met een meisje als Louiza „ Hammond , die nog geen honderd ,1 pon- (*; Voor de ontvangst van de voorgaande L 2  244 EMMA CORBET. „ ponden in 't jaar inkomen heeft?"— 't Gefprek hield op, Myn Heer, ("zeide Hendrik tot Eduard, toen zy alleen waren) had iemand anders dan Emma's vader op deeze wyze van myne zuster geiprooken , hy zou voor deeze onbefcheidenheid geftraft geweest zyn. Ik bemin , Emma Corbet, en aan haar is hy verfchuldigd dat En ik bemin Louiza Hammond, Myn Heer, (hervatte uw broeder) doch myn vader heeft nog armen aan zyn lyf, en als deeze te kort fchieten, heeft hy aan fpraak op die van zyn zoon , om hem te verdadigen tegen de baldadigheden van een jongen, indien hy beilaan durfde. — Het is hier de plaats niet om deeze queftie aftedoen, zeide Hendrik. Zy gin* gen heen- Hendrik beveelde Eduard, op eene onverdraaglyk ftrenge wyze, om nooit zyne hand aan Eouiza te bieden, terwyl Eduard 'er op aandrong, dat Hendrik  EMMA CORBET. 245 drik geeD verder aanzoek zou doen op de genegenheden van Emma Men beloofde aan weerskanten elkanders verbod naatekomen, en ftaafde deeze beloften op de verfchrikkelykfte wyze Eduard liet zyne bezoeken na, zonder dat ik 'er de reden van wist. Hendrik deed hetzelvde,en gy waarteven onkundig van 't geen 'er aanleiding toe gaf. Ik wierd ziek. Eene felle koorts tastte my aan, en men wanhoopte aan myne herftelling. Eduard hoorde van myne krankheid , en kwam my bezoeken, ten tyde dat Hendrik van huis was. Hy vond my op het uiterfte De koorts had zig tot een bederf gezet, en de geneesheeren belasten, dat men zo veel mogelyk vermyden moest, om niet over mynen adem te koomen. Het bed wierd beftrooid met kruiden, die men gefchikt dagt om de befmetting voortekomen. Eduard, zonder zich hier aan te bekreunen, of zig zeiven eenigzints te ontzien, kwam myne kamer inftuiven, wierp zig op zyne kniën voor myn bed, en viel met zyn hoofd op myn aangezigt, dat ban de twist wierd aan geene zyde der Athlantifche Zee wel dra ernftig, en dreigde dien landftreek , waar Eduard. zyne eigendommen had, met roof en bloedbad. Louiza, (zeide hy my eens. 's avonds) ik moet de Zee overfteeken. Myn goed loopt gevaar: Gy hebt ?er zo' wel, als ik belang by, dat ik hetzelvepoog te verdadigen» Egter zal ik nogeen maand afwagten om-de uitkomst tewrnemen van de voorwaarden die1 tus«» 1 r fthvm  Z$0 EMMA CORBET. fchen beide landen zyn voorgeflagen. ■ Indien zy vreede medebrengen, kunt gy ligt begrypen , hoe gaarne ik in Engeland blyve; Doch indien zy van dien kant worden afgel1agen,zult gymoe. ten befluiten om voor een korten tyd van my affcheid te neemen. Dan (vervolgde hy) daar niemand kan ftaat maken wat de gevolgen zullen zyn ook van de kortfte fcheiding, zo had ik eene vuurige begeerte ,omii, voor dat ik vertrek, met den tederften van alle menfchelyke titelen de myne te kunnen noemen. In 't openbaar kan dit niet gefehieden, want fchoon myn vader zyne toeftemming niet weigeren mogt, onze vereeniging egter zou hem ongelukkig maaken. Neen Louiza.' laaten wy ons geluk alleen voor ons zeiven bedekt houden, tot dat het gefchikt zy om bekend te worden. Deel 'er voor myne te rugkomst aan Emma, of Hendrik of iemand anders van de familie, niets van mede. Ik heb hier myne redenen voor, welke nog veel gewigtiger zyn , dan die ik zo even gemeld heb. Kort  EMMA CORBET. ÊJt Kort na dit gefprek myne Emma, trouwden wy in ftilte, en men ontdekte noch verjmoedde zelvs niets van die fchikkingeh, i welke de huwlyksplegtigheid vergezellen I of volgen. Voor dat myn ongelukkige man j op reis ging, fteldehy my een verzegeld ■papier ter handen, 't welk zynen wilbe* :ihelsde, en begeerde, dat ik dit niet voor i zyne terugkomst zou openen. In de vaste ihoop dat dit nog eens gefchieden zou, ;jheb ik eerst voor weinige dagen het zeigel opengebroken, en nu, helaas, bevind lik, dat het de testamentaire befchikking is van zyne buitenlandfche eigendommen , waar van hy my alleen geheel tot erfgenaame heeft aangefteld. Ja myne lieve Emma, daar is nu een vaderboze Eduard, en de hemel alleen weet of de vader voor zynen dood van deszelfs geboorte iets geweeten heeft. ;Ik heb verfcheidemaalen brieven afgezonden, die geheel vervuld waren van imoederlyke tederheid en zorgen, doch lik heb geen antwoord ontfangen. L 6 Aan  *J2 EMMA CORBET-. Aan Juffr. Arnold, die waarde enedelmoedige Vriendin heb ik te danken dat het geheim van mynen man is bedekt gebleven, niettegenftaande een toevaj het beloofde byna ontdekt had. De arme kleine was laatst zeer ziek, en men verwagtte ieder ogenblik niet anders dan zynen dood; het was dat tydfb'p, toen iku, (ach Natuur,) dat verwarde gekrabbel fchreef, waar by Emma verzogt wierd om haare bezoeken te vergeeten. Zo als ik het huis van onze waardige Carolina bereikt had , bevond ik,, dat de dood zyne yskille hand over myn kind had opgeheven. Ik weende bitter. Ik offerde het gebed eener verlaatene. weduwe op, om niet geheel beroofd te worden, en fmeekte het heilig Opperweezen, (ach hoe ernftig) om den ee. tien te herftellen, of beiden tot zig teneemen.. Myn gebed wierd verhoord; myn kind kweekte op. Uw brief kwam juist in dewarmfte, ongewoonfte en wegfineltende ogenblikken der moederlyke ver-  EMMA C O R B' E T» ZEVENTIGSTE' BRIEF. AAN CC O R B ET, ScUUhl. \T7* zyn waarlyk geene nieuwe belet" J-> zelen nodig. Zy waren van te voo- :jren reeds menigvuldig en groot genoeg. IMyne voornemens-te vervolgen, na het igeen ik nu verftaan hebbe, zou inde- - idaad, onuitvoerlyk zyn. Ik zou fchrikken om Emma te naderen, daar ik eerder de rol van een koopman dan van eenen minnaar zou fcbynen te fpeelen. 'O ik laak die beminnelyke kieschheid iniet, welke de armoede in een edelmoedige ziel voortbrengt. Zou ik op eene ; laage wyze een verding maaken over de hand van Emma? Maar boe! Zal ik het |dan zo maar opgeeven? Laat my eens :bedenken. Ik  2Ö3 EMMA 'CORBET. * * * Ik heb 'er een ukvlugt op be. dagt, Heer Corbet, maar ik zal 'er uwe toeltemming en hulp toe nodig hebben. Daar is maar een weg open, die my eer aandoet en verpligt, en ik beroep my op u by de oude regtèrj onzer vriendfchap, om u naar myn verzoek te fchikken. — Neen het kan niet weezen. Het kan in geene aanmerking komen. Ik moet my aan myn noodlot onderwerpen. Maar verlaat my eenter niet. Wees gerust, Luik weder op. Overdenk eens wat men het best zou kunnen doen. Geef my eens op hoe groot uwefchade zy, en laat ons te zamen handen ineenllaan om uwe rampen te verzagten. ROBERT RAYMUNE. EEN-  EMMA CORBET. l6t EENENZEVENTIGSTE BRIEF. AAN DENZELFDEN. Dat befluiteloos briefje, het welk ik heden morgen in uw vertrek zond, , is niet waardig dat gy de moeite neemt i om het te ontcyfFeren. Ik moest myn l medegevoel van uw tegenwoordig ongei, luk op eene andere wyze uitgedrukt hebben , die beter beantwoordde aan de opwellingen myner vriendfchap. Ik zogt zo veel kundlchap te krygen van de voornaamfte perfoonen , die in uw verlies deelen, als noodig was om my in ftaat te Hellen van eenige geoorloofde zetten te bedenken, om uwen toeftacd te verligten, zonder uwe kieschheid te ; kwetzen. Doch, ik zou maar broddeN ; werk maaken , en u in den weg werkeD, . terwyl ik u trachtte te helpen. Myn hart ligt op myn tong, en ik heb geene bei hendigheid genoeg om iets te verzoeken, I als het nodig is om dit met eene kunftige wending te doen. Ontfang dan, lieve Corbet, een eerlyk en welmcencnd hart in plaatfe van befchaafde manieren. En  2Ö2 EMMA CORBET. En is 'er wel eenige tooi nodig om eene inleidingte maaken tot een daad vanvriend- fchap! En indien dit zo niet is, waar toe dan zo veel vooraffpraak? Corbet, ik ben een van die knaapen , die de waereld fpilpenningen noemt. Ik waardeer het geld niet verder, dan het in ftaat is om my genoegen te geeven. Myn geluk hangt af van een goed gezelfchap en niet van my alleen. Ik heb hetzelve bepaald tot dien lieven huisfelyken kring, welke Emma en haaren vader in zynen omtrek befluit. Buiten deezen fcheidsmuur wil ik niet omdwaalen, en indien ik hun geluk kan bevorderen , zal het myne des te volkomener zyn. Zie daar myn Syltema. Het is eenvoudig, en beknopt. Ik ben, gelyk gy weet, door een ongemeene kans van het fortuin ryk geworden. Het geen ik heb is te veel voor my om te verteeren, en het zou niet genoeg zyn, indien ik eene zugt had om fchatten op fchatten te ftapelen. Het is juist voldoende, om drie menfchen gelukkig te maaken, in zo ver het geluk van het geld af hangt. Laat het dan onder drie per- foo-  EMMA CORBET. 163 foonen verdeeld worden , doch laaten flegts twee van dezelven de bron weeten, waar uit de derde verzorgd wordt. Gy kunt Emma ligt doen gelooven ,(het geen indedaad ook waar zal zyn) dat uw verlies door een onvoorziene wending herfleld is. Zy zal over deeze gebeurtenis te veel verblyd zyn, dan dat zyhaar zelve over de middelen zou bekreunen. Of, indien zy al begeerigis om dezelve te weeten, is haare nieuwsgierigheid van dien aart, dat zy ligt kan te vrede gefield worden. Ik hoop dat gy my te lief hebt om eenige zwarigheden te maaken, en egter zal ik 'er my op wapenen om ze optelosfen. 't Is waarachtig een harde en lastige zaak, dat zulke nietsbeduidende pligten tusfehen vriend en vriend zo zeldzaam zouden zyn, dat zy iemand over een aanbieding van deezen aart ver. legen maaken; even als of men in de maatfehappy niet anders verwagten moest dan etiquettes en pligtpleegingen. Al wat ik van u begeer is dat gy geen tyd wilt verliezen, om uwe zaken in orde te brengen, en nooit anders denken wilt aan de oorzaak hoe dezelve vereffend zyn, dan om  254 EMMA CORBET. om uw hart te vervullen met de tederfte gewaarwordingen, enden grondflag van die vriendfchap, welke tusfchen ons gelegd is, des te fterker te maaken. Met Emma neem ik myne maatregelen op de gemelde voorwaarde, maar ik zou om geene fchatten van de waereld willen, dat gy haar iets van onze byzondere fchikkingen meldde. Ook moet gy haar niet pogen overtehalcn. Laat haar op den ouden voet, zo als zy van te vooren gewoon is, begaan. Het zou zeer onredelyk zyn om te verwagten, dat zy myuit liefde trouwen zou, en bewaar my toch, om 'shemels wil, voor de verlegenheid om eene hand aanteneinen, die zy uit dankbaarheid opofferde. Ik ben blyde dat iku eenige blyken myner vriendfchap heb kunnen aanbieden, voor dat zy bepraat is. Ik verzoek heden om uw gezelfchap, en gy behoevt u niet te ontzien, indien gy ontdekken moogt, dat 'er iets, van 't geen men dwaaslyk de kennis van de waereld noemt, de hand of het hart aankleeft van ROBERT R A Y M ÜND.  EMMA CORBET 0 F DE RAMPZALIGHEDEN VAN DEN BURGERLYKEN OORLOG. II. DEEL»   EMMA CORBET, O F DE RAMPZALIGHEDEN vam den BURGERLYKEN OORLOG» naar DE VYF D E UITGAVE UIT HET ENGELSCH VERTAALD. TWEEDE DEEL, T e AMSTERDAM, / By de Weduwe JAN D O L L, M D C C L X X X I V.   1 E M M A CO R BE T. j TWEEENZEVENTIGSTE BRIEF. AAN DEN HEER ROBERT RAYMOND. (i TY7at: za' u zeggen? Verbeeld w zei ven een oud man, zyn peuJuw befproeijende met zyne traanen, en op iieene onverwachte wyze eerst door eene: i gezwinde wending van het fortuin , toen' li door de verrukkingen van dankbaarheid i getroffen. Ach Raymond, Raymond, :de waereld ziet deeze oprechte aanbie. I dingen der vriendfchap zo zeldzaam, dar men het nauwlyks op zig durve neemen, om dezelve te aanvaarden; en menig een is te gronde gegaan, om dat de igewoonte hem niet vergunde veel verplichting te hebben. Myne rampfpoeden zyn zeker alleen ©n-ütaau uit de ysfelyke gevolgen van A 3 den-  EMMA CORBET. den oorlog, en geenzints uit de twistende weelde, welke de vreede aankweekt. Niet myne ongeregelde levenswys,maar de algemeene verwoesting heeft dezelve voortgebragt. En egter de fom zo groot de omftandigheden zo hachgclyk de . Nu, nu, ik zal my zelven trachten optebeuren, en wy zullen zamen praaten: maar ik zie 'er verbaasd tegen op. T'is als of ik denk, dat ik nog zulk eene aanbieding kon doen zelvs in deezen winter van myn leeven, want myn hart is nog warm ; maar hoe zal ik 'er toe komen 5 omze zelve aantenemen. ? Ik kan wel dulden dat gy thands zo veel meerder zyt dan ik», maar hoe kan ik De waereld is zelv voor den. ftoutften van ons te fterk, Heer Robert. Tot welk eene hoogte moeten de gemeene dwaalingen niet zyn opgeklommen, en welk een ellendige eeuw moe-, ten wy beleeven, waarin de hand der, mild-.  EMMA CORBET. % milddadigheid zelve beeft, wanneer zy zig uitftrekt, uit vreeze dat haare beweegreedenen — In 't kort, myn Vriend! ik kan aiet fchryven, maar kom by my. C. A B E T. CORBET. A 4 DRIE-  8 EMMA CORBET. DRIEENZEVENTlGSTE BRIEF. AAN FREDERIK BERKLEY, SchiJdkn. Tk denk, dat 'er een misverftand moet -1 geweest zyn in den brief van Corbet,. dien ik by de uwe heb ingefloten. Want ik bevinde dat zyne zaaken aiJen weder vereffend zyn, en de edelmoedige wei. gering van mynen voorilag aan Emma, op eenen tyd, wanneer de meeste ouders denzelven het aannemeiykst zouden acht. ten, heeft geen kracht meer. Het verbod is opgeheven, en ik heb weder vryheid om my zeiven op eene tedere wyze ongelukkig te maaken. Corbet is nu zo verre in gezondheid herfteld, als zyne omftandigheden ver^ beterd zyn, en ik heb zo even tydiog gekregen, dat Emma beter is. Og myn arm hart, hoe zal ik haar gezigt kunnen uitftaan! — Indien haare ziekte haar merkelyk heeft afgenomen indien mtn  EMMA CORBET. 9 men aan haar zien kan dat zy pyn heeft, of nog niet geheel buiten gevaar is, zaï ik gewisfelyk my zeiven ontdekken. M y dunkt, ik heb my haar nog meervauJ harte tot myne Vrouw gewenscht, zedert haare ongefteldheid en verlegenheid, ■ dan toen zy gezond en in onbekrompen omftandigheden was. Haare weekhartig. ■ heid en angftige bekommernis bekoort ■ my niet minder dan haare fchoonheid. ■ Waarlyk, Frederik,de goedhartige dien' ften van eenen Vriend zyn dan eerst regt beminnelyk, wanneer zy van de waereld 't minfte bemerkt worden. De zwakheden, waaraan de tedere geftalte der Sexe onderworpen is, necmen ons misfehien meer in dan haare frisfche bloei. De bloem der gezondheid fchynt geene be. fcherming nodig te hebben. Zy ontluik;.' van zelf voor het aanfehyn der zonne in eenen Haat van onafhanglykheid; doch1' wanneer wy haar opkweeken, terwyl zy? al kzvynende het hoofd laat hargen, ea gereed ftaat om op de aarde neerte vallen > clan ".7ordt onze zorg des te dierbaarer^■A 5; asas^r  IO EMMA CORBET* naar mate zy noodzaakelyker wordt. Heiis veel eer de bloedverwant en vriend., dan wel de hovenier, die by zulk eene gelegenheid den meesten ingang heeft; en indedaad men zal altyd bevinden, datde zagtfte trekken van onze natuur de beste zyn,. en dat men de voorwerpen dan het meest liefkoost, niet als zykragtig en fterk verdaadigd zyn, maar als zy door hunne tederheid en onweerftaanbaarheid ons harte roeren.. Emma éét in het beneden vertrek. Ik heb haar zedert eenige dagen niet gezien. Gy kunt u geen denkbeeld vormen, Frederik, van den aart dier gewaarwording, welke in den tegen woord igen toeftandvan myn hart tusfchen hoop en vreeze deelt. Maak hier uit op, zo gy kunt», hoe het. thands gefteld is met. Uwen ÜQSERT R A Y M U N J>.., VJER>  emma corbet.. ii VIERENZE VENTIGSTE BRIEF. aan emma c o r b e tv» Ta, myn dierbaar kind, het geen ik u «'deezen morgen beweerde, is waar. Door een byzonder geluk,, dat zeldzaam aan menfchen, die zig in verlegenheid' bevinden, te beurt valt,-heb ik mynen ftaat herfteld. Het was even als eene onverwachte opkomst in de laatfle wor* Helende ogenblikken van het menfchelyk leeven ; want had het ontzet langer weggebleeven, het zou de dood van myn Crediet geweest zyn, en gy zoudt deeze gryze hairen in de gevangenis mee uwe traanen beiprocid hebben. Ach, de middelen, de middelen, myn kind, waar door deezemagtige zegening wierd uitgewerkt — de edelmoedige hand, het edelmoedig hart, van waar" ■ maar het is my verboden hier van te fpreeken, Kunt'.  12 EMMA CORBET. gy niet ghfen? Neen! het isonmoglyk! Het fchynt een al te verheven vlugt, eene vlugt die te na aan den hemel zweeft voor eenig aardsch vermogen, om — En echter, indien 'er "zulk een menfchelyk weezen was, die uwen vader voor fchande, en u zelve voor behoeftigheid behoed had, • ach Emma, indien 'er zulk een karakter onder uw oog zig vertoonde, en met u kennis zogt te maken — wat zou uw aandoenlyk en teer gevoelig hart hem niet verfchuldigd zynV CAREL CORBET» VYF-  » M M A CORBET 1$ VYFENZEVENTIGSTE BRIEF. AAN FREDERIK BERKXEY, Scbildktt. Frederik, ik heb de bron myner verwondering en verlegenheid weder aanfchouwt. Zy kwam: zy zat aan tafel ; fprak weinige woorden met een fluwecle ftem: zugtte zagtjes, en ging weg. Nooit zag ik cenig fterveling van aarde gevormd , die met zo veel bekoorlykheden het harte weet te treffen. Zy neemt ons des te meer in, naar maate zy minder in haaren bloei is. De droefheid had de roos van haare wang gevaagd , en 'er de lcelie alleen overgelaten , die op eene bevallige wyze het verlies van haare gezellinne fcheen te betreuren. Zy floeg haar oog gedurig op my ; en de ziekte, die haar geftel verzwakt had, fchynt aan myne genegenheid nieuwe kragten gegeven te hebben. Myne begeertens zyn toegenomen 9 maar myne verwagtingen niet gevorderd. A 7 ik  14 EMMA CORBET». Ik zie haaren kiefchen trek van zig te verwyderen; en daar ik denzelven erkenac, zo bereide ik my om vcorttegaan. Ja Frederik, ik heb myn befluif genomen , om opening van zaaken te doen, en dat we] terftond! Vaarwel 1 ROBERT RAYMUND, ZES.  B M M A CORBET» Tf ZESENZEVENTIGSTE BRIEF. AAN CAREL CORBET, ScUldkn. Deeze overgangen zyn byna te fterk voor my. doch ik zegene deeze dierbaare harttrcffer.de wending , die myn vader weder gelukkig maakt. Zo als het briefje, dat dit, nieuws inhield, my ter hand kwam, ftond ik op het punt, om my in uwen fchoot te werpen , eerwaarde vader, en u daar te verzekeren, met welk een blymoedig hart ik door alle wegen, werwaards het ongunstig fortuin u leiden zou, uwenschte te ver» zeilen, en hoe bereidvaardig myne hand was om voor uw beflaan te werken. Ik had reeds veele tedere redenen bedagt,. om de fyaarzaamheid der natuur te be- . wyzen, en u te doen zien, hoe gemak3yk en met hoe weinig zy kan te vrede gefield worden. Ik. zou u vertoond hebben , hoe zagt eene legerflede was, die door de zorg uwer dochter gefpreidwas;  Ï'S E M M A CORBET» en hoe gezond het voedzel was, dat ut? kind had toebereid. Ook zou ik niet in gebreeke gebleeven zyn om u te herinneren het geen gy eerder in uwe tederheid dau in uwe verwarring vergeten had: namelyk die fom van drie duizend pond, die ik van mynen laatflen oom wettig geërfd heb; noch van die fcbitte- rende kleinodiën, welke thands te draagen of te bewaaren voor Emma even fchandeiyk zyn zou, terwyl haar vader in-verlegenheid is. Doch alle deeze redenen zyn thands onnodig, daar gy weder in ftatrc gefield zyt; en daar is, zo het fchynt,zeker edel werktuig geweest, dat de Voorzienigheid befchikt heeft, om deeze zegeningen te weeg te brengen. Welke aandoeningen ik beiden verfcbuldigd ben , behoeft gy naauwelyks te vraagen. Indien myn ziel niet Ongevoelig is, zo moet ik haar geheel in dankbaarheid en gebeden, in Io£ en verwondering uitftorten. Doch dan nog, dunkt my, zou deeze vriendfchap, myn jieve vader, karig beandwoord worden. 'Daar. eene. grootsfomrae gelds binnen  emma corbet. 17- het bereik van ons eigen vermogen is, moest niet onze eerde bey vering zyn — Ach vergeef my; gy leerde my de taal der natuur te beminnen, en moet niet verftoord zyn, wanneer de gelegenheid dezelve uitten doet. De weldaadigheid is een ftraal, die van den miiden hemel in 'smenfehen ziel nederdaalt om dezelve optebeuren en te verheugen: doch indien wy 'er niet zuinig genoeg mede zyn, indien wy te kwistig met deszelfs. luister omgaan, en niets van ons zeiven doen, terwyl hy op ons neerfchiet — Gm kort te gaan, myn vader,. ik gevoel dat ik een weinig jaloers ben , uit hoofde dat, daar gy noodzakelyk uw vertrouwen op een zeker ander moest vestigen, gy uwe gewoone genegenheid niet hebt doen zien voor uwe. e m m a. ZE?»  I§ E M M A CORBET. ZEVENENZEVENTIGSTE BRIEF. AAN FREDERIK BERKLEY, fTHoen ik even na het morgen ontbyt met Corbet in den tuin wandelde* vatte hy my by de hand en dezelve tegen zyne borst drukkende, zeide hy, nu vriend Robert, is het tyd; myne doch. ter is herfteld; neem de kans waar, om uwe edelmoedige genegenheid teverklaaren. [Waarlyk, Frederik, ik kan 'er zo veel edelmoedigheid niet in vinden, om een jong mooi meisje tot zyne vrouw te Zoeken.] Ik zal u gelegenheid aan de hand geeven, (vervolgde Corbet) en ik bid den hemel, dat het in haar vermogen mag zyn om u haar hand en hart te fchenken. V E Ui  EMMA CORBET. 19 VERVOL G. De Heer Corbet, verwittigd my dat Emma nu in de boekenkamer gegaan is» Zy is, zegt hy, van daag geheel teder* held. Het is dan heden de Gifis. Het is nu de bekwaame tyd om te fpreeken, en egter denk ik, dat ik nooit minder gefchikt was voor de onderneming. Och dat ik wat jonger, aardiger, zo ryk niet, en wat meer bevallig was. Waarlyk ik wenschte nu wel dat veele dingen wat anders waren, daar ik, voor dat ik Emma gezien had, volkomen mede in myn fehik was. Ik hoor haar egter geen woord reppen van Hendrik. Zeker van dien kant ziet het 'er nog al wel uit. O hoe grypt elk zinkend mensch naar een ftrootje! Ik wil deezen brief niet fluiten voor dat ik 'er iets byzonders van onsgefprekkan by* voegen. V E R-  2D EMMA C 0 R B E T. .VERVOLG. Het is gedaan. Het lot is geworpen, Ik heb myn vonnis geleezen, zonder my zei. ven te ontdekken. Ik kwam in de boekenkamer , en vond Emma ach hoe zal ik u den toeftand befcbryven, waarin ik haar aantrof? Zy had de verwoestingen van den Oorlog waargenomen, zoals dezelve in prenten afgebeeld rondfomden wand hangen. De traanen ftonden iiï haare oogen. O die oogen! Wat fchort'er aan, Emma? zeide ik. Ik weende over de afbeelding eener vqlkomene overwinning, hervatte Emma. Zy fcbetfte my toen den bloedigen voortgang van eenen gefchilderden veldflag, en fprak my met-al die edele drift, welke de menfchenliefde inboezemt, dus aan. —— ,, Ach, Heer Robert, befchouw de heelden der verwinnanrs en verflagenen. Zie. daar twee magtige. heirlegers van men- -  EMMA G O R B E T. 21 menfchelyke weezens eikanderen te gemoed trekken; daar zy van te vooren in koelen bloede hun plan beraamd hebben, om eikanderen op den flagtbank te brengen om in 't groot die zelv- de misdaad te bedryven, welke anders in een enkel voorval begaan met de ftrafFe van wedervergelding, of ecncn fchandelykeu dood geboet wordt. Een enkel individu te vernietigen wordt tot een fchandvlek gerekend, maar by den moord van een gantsch leger, wordt de trompet ftoutmoedig opgedoken om de zegenpraal uittebrommen. De ftrop en galg, de ysfelykfte te regt ftelling of de ftik donkere gevangenis wagtten op hem, die in eene overyling der drift of in de woede der prangende nooddruft, het voorwerp, dat hem in het aanfchyn tergt, het vermogen beneemt om hem verder te kwellen , terwyl de kraakende laurier wordt afgerukt, om eenen krans te vlegten voor die Helden, welke weder, keerende van de fteden, die zy ontvolkt, en de landen, die zy verwoest hebben, vol vreugde te huis komen, en  22 EMMA CORBET. en met al de eer, die men voor deeze bloedige ilagters beftemdheeft, worden ingehaald. ■— Hier zweeg zy een ogenblik. Het vuur eener edele verontwaardiging gloeide in haare oogen, en zy ftrekte haren blanken arm weder uit naar het Schil* dery en ging dus voorts ,, Hier, myn Heer, ziet gy eenen wettigen en met glorie bekroonden moor. dcnaat in zyne juiste gedaante afgebeeld. Zie — zie die zidderende elendeling wordt met eenen kogel in zyne zyde getroffen! — Hier ligt een hoofd van het lichhaam gefcheiden. Daar zyn de van een gefcheurde ftukken van eenen arm, die van de fchouder is afgerukt, ea daar ziet men de gewonde rosfen fchuimbekkend hunne meesters vertreeden, die in hun bloed liggen te zwemmen. „ Gefchonden regten,betwistte landftreeken zyn de groote pointen waarmede zy dit alles goed maaken! Hoe on-  emma corbet. 23 ongegrond, hoe kinderagtig, hoe onvoldoende ! „ Ach, aard*, gy algemee- ne moeder, gy, wier voedende borsten genoeg opleveren voor -alle uwe kinderen, die u zoeken aantekweeken, op welk eene wyze zyt gy toch tot een voorwerp van eerzucht of de oorzaak van bloedige krakeelen geworden. In welke befpottelyke ftukken eener denkbeeldige eigendom zyt gy van een gefcheurd! Hoe heeft men om u getwist, en geoorloogd! Hoe dikwerf hield de milddadige zon, die over uwe oppervlakte fchynt, om de graanen tedoen zwellen, en uwe verfchillende voort- brengzels te koesteren Ach hoe dikwils hield zy haare draaien te rug, en liet uwen groenen fluijer in den rouw gedompeld! En egter waart gy zelve, (o onvoorzigtige moeder van deeze ktakeelende mieren) ——-- gy zelve waart eenigermaate de oorzaak van deeze gruwelen. Ach dat verderflyk en betoverend febuim, dat in uwe ingewanden güns-  ?4 E M M A C O R B E T. glinstert! Waarom is dat glansryk kwaad niet bedekt gebleeven? Waarom wierd het de looze nieuwsgierigheid der kinderen toegedaan om zelvs de ingewanden hunner moeder opterytcn, en eenen onnatuur'lyken oorlog met hunne broederen over de verdeeling van den buit aantegaan? Gierigheid en eerzucht behooren tot het zelfde huisgezin, en helpen elkanders ondeugden. De misdaad van de eene beftaat in roof, en van de andere in verwoesting, waardoor dezelve bekomen wordt. „ > Dan ginder is de vernieling fneller en glorieryker zie hoe zy in gindfchen hoek bezig zyn , om de dooden en zieltoogende uit den weg te ruimen. In dat verfcheurde lichhaam fchynt egter nog eenig leeven. Het ademt nog op het tafree]. — Hoe de ftroomen van ach myn God! Dat paard ftaat gereed om met den hoef op zyne borst te trappen. Een an¬ der zet hem het zwaard op den ftrot. Laat af, laat af barbaar! ■ hy  emma corbet. *5 .hy is van uw eigen gcflacbt, - hy is uw medefcbepfel mogelyk is hy door de naauwfte, de dierbaarfte, de t r d e 8 s t e banden verknocht • houd uwe heiligfchendende hand te rug vermoord hem niet .wiens beftaan doorweeven is . met zyne — vermoord zyne hulpelooze kinderen niec ontziet den tederen ftaat eener weerloozc jeugd ontzie de zagtfte banden der huwlyksliefde ontzie uwen GOD' Ach Hendrik, Hendrik, Hendrik, zulk een noodlot, ja zulk een verwenscht noodlot ftaat u te wagten! ach Hammond, zulk een —— Zy zeeg gevoelloos op den grond neder. De akelige beelden van ichrik en afgryzen hadden haare ziel doorgrievt. Het was eene edele mymering van tederbeid en menfchenliefde, doch het kwam te fchielyk op haare jongfte herftelling. Zy is weder te bedde gebragt. Ongelukkige Emma! Ach Heer Berkley, wat fchiet 'er nu II. deel. B nog  2-6 EMMA CORBET. nog over? Zy hefc my tenminlten bevryd voor eene vrugtelooze verklaaring. Haar eigen neiging is hopeloos doch vast gevestigd; maar de myne is twyvelmoedig. Zy heeft'te gelyk myne liefde en verlegenheid vermeerderd. Welk een edel gevoel! welke deugdzaame droef heid! welk een heilige en ongekreukte trouw! Ik zal blyde zyn, wanneer de tyd komt, dat zy van hier gaan. Ik wil my voor altyd met dit gezin vereenigen. Want ik gevoel dat het my onmogelyk zou zyn, om langer van dit huisgezin afgezonderd te leeven. ROBERT RAYMOND. AGT-  EMMA corbet. 27 AGTENZEVElNTIGSTE BRIEF. aan c corbet. Schildkn. T Jet hart van uwe dogter, myn dier-I ■ baaie vriend, is niet op zyn (lel. Laat haar nooit eene omftandigheid kennen , welke haar alleen ongelukkig kan maaken. Uwe robert raymdnd. B a NE-  28 EMMA CORBET. NEGENENZEVENTIGTE BRIEF. AAN EOÜÏZA CORBET. W/Y zvn naar de ftad te rug gekeerd. »» De hier ingeilootene Letteren zullen u de aandoenlyke toneelen doen kennen, die plaats gehad hebben, zedert de laatfte ftremming in onze briefwisfeling — eene ftremming , myne waardfte Louiza, van de eenftemmigfte liefde: want fchoon gy nog onlangs by herhaaling gezegd hebt,.dat gy zeker aandoenlyk vermaak gevoelde, in het deel neemen in die fmerten, welke zo overeenkomstig waren met de uwe, zo kan ik niet dan blQozen over de fmerten, die ik u dikwils veroorzaakt heb. En egter port my de natuur, de arme zwakke natuur ter zeiver tyd op het kragtigfte aan, om myne fchuld te vernieuwen. Myn hart is opgekropt van droefheid, en ik heb Louiza nodig om my dezelve te helpen draagen. En wie  EMMA CO EET. 29 wie anders dan Louiza zou my vertroosten? Juffr. Arnoïd heeft een edelmoedig, en gevoelig hart, zy is geestig en verftandig, maar ach.' zy heeft nooit zo ruim uit dien bitteren fchoon heilzaamen beekergedronken, die deweeligheid van den geest te onderbrengt, en ons regt gefchikt maakt om de ellenden van anderen te verzagten. Zy is eene weduw, zonder de regte waarde van haaren man te kennen, en de liefde fchynt in haare ziel eene ondergefchikte drift aan die der glorie. Hoe komt het toch, myne vriendin, dat wy niet van Hendrik hooren ? Ach welkeen aandoenlykonderfcheid tusfehen een postery en een fchip! Ach afftand, afstand, het is nu eerst, dat ik begin te voelen, wat gy z\t! Louiza, ik fmeek u op het nadruklyklte, zend toch uwe gebeden mee die van Emma op tot dat vermogend weezen, op wiens wenk de winden en woefie golven bedaaren. — Bid hem voor een B 3 oq-  30 EMMA CORBET». ongelukkig meisje, wiens liefïtefchat op eere benyde zee geflingerd worde. Smeek hem, dat de vrye fcheepen eikanderen o tmoeten mogen, en datderzelver aifcheid het myne mag verzagten. Smeek dat dit my mag vergund worden, en myn hart zal in rust zyn. \ — ■■■ In rust! Zal myne gejaagdheid dan hier door geftild zyn ? Zyn het dan flegts de bruifchende golven, die ik te vreezen hebbe ? Helaas de gevaaren der zee zyn flegts een begin van die van het land. De eerften zullen naauwelyks over zyn, of de laatften zullen een aanvang nemen. Waar zullen dan myne fmeekingen eindigen ? De befchaafdheid der volken, en de voorfchrif ten der natuur, de flem der eerzucht en die des vreedes zyn zo onderfcheiden, dat 'er eene eeuwigduurendè oorlog fchynt afgekondigd tusfehende Godlykeen menfehelyke wetten. Dat teder en aandoenlyk belang,. *t welk de natuur ons gebiedt te neemen in het lot van die geenen, wier leeven en welvaart ons dierbaar is, doet ons eene zugt  emma corbet. 31 zugt gevoelen voor onze eige landgenooten en boezem vrienden, en het is uit dit beginzel, en geenzints om de ydcle praal der heerschzugt of de barbaarfche trotsheid der overwinning, dat ik my dezaak aantrekke van Hendrik en zy- ne lotgenoten, ■ ik wil geene land- genooten zeggen, want het fchynt, dat wy met deezen in Oorlog zyn, en zy met ons. Het is een wyd uitgeftreke en eertyds in vriendfchap leevend huisgezin, dat thands in zig zelv verdeeld is. Wien moeten wy dan als vriend, en wien als vyand befchouwen ? Louiza, wy lyden helaas bitterlyk by dit gefchil zo wel' van den eenen als van den anderen kant. O God van vreede! heel de wederzydfche wond, en gedoog niet dat die ysfelykheden, welke tusfchen onderfcheiden volken, zelfs by vyandelyke natiën zo verfchriklyk zyn, nog onverdragely. ker worden, wanneer zy onder broederen woeden. De fpooren van de krygseer, Louiza r B 4 door-  3* EMMA CORBET. doorfnyden de ingewanden dermeniche]ykheid, en de heldenmoed lacht met den affchrik van het mededogen. Maar ik, die nog zo verheven niet ben om de eenvoudigheid myner gevoelens te verdooven , zal egter de Overwinning zelvs onder de menfchelyke rampen blyven tellen Ik ben geheel ongefteld, doch heb my zelve met het fchryven een weinig opgebeurd» Vaarwel! EMMA. TAG-  EMMA CORBET. 33 TAGTIGSTE BRIEF. AAN FREDRIK B E R KEET. Ik word door de aandrift myner genegenheid heen en weer geflingerd. Thands ben ik in London', en pas Emma op m haar ziekvertrek, waar ik alleen van wegens myn beroep toegang hebbe. Haare genegenheid teert fterk op haare gezondheid. Egter is dezelve zeer welvoeglyk met haare jaaren, en derzelver voorwerp is beminlyk. Het is eene genegenheid, die de natuur, dè deugd, en de Godsdienst' te zamen eerwaardig maaken. De jeugd zet haar eene nieuwe bekoorlykheid by. De tegenfpocd werpt 'er eene zagte en innemende fchaduwe over. De ziekte verftert haar met een'e byzondere tederheid; en de afwezendheid onderfteunt de teerhartigB 5 heid  34- EMMA G O R B E T. heid, om het geheel nog treffender te maaken. Zodanig is de liefde van Emma; terwyl de myne de zugt is van een man } die met den afgod van zyn hare op eene verzotte toegeeflyke wyze rond* fweeft, daar hy zelvs overtuigd is van zyne dwaasheid en wanvoeglykheid. Gy moogt met my fpotten, my aanftooten, my ten beste raaden ; 't is alles te vergeefsch Frederik.. Ik kan Emma niet verlaaten. Zy is ziek, en ik ben ellendig. Zy bemint een ander, en dit ontflaat my niet van den tol dien ik vlytigaan haare deugden fchoonheid betaale. Zy is my op- den weg mynes levens ontmoet, en doet my als een doode ltilftaan. Ik kan niet voort-, gaan. Lach niet, fpot niet, maar heb medelyden met myne gevoeligheid of so gy dezelve eenen anderen naam ver-. kies.;;, te geven,, hoe gy. ze dan noemen, wilt-, heb: 'ex ten- mir.s-.ten; deernis me-de.;. Bi»-  EMMA CORBET. 3J Ik beproef of ik weer op myn verhaal kan komen, doch ik vorder niet veel. Om de waarheid te zeggen, ik onderneem dit werk met tegenzin, en kan 'er dus geen goed gevolg van wagten. Vaarwel 1 ROBERT RAYMÜND. EEN...  5^ EMMA CORBET. EENENT AG TIGS TE BRIEF. AAN EMMA CQ.RBET. Daar zal geene gelegenheid meer zyn ^ myn lief meisje .om laDger'gebruik te maaken van het vermogen van eene Dogcer of Vriend. De Voorzienigheid , die nog fteeds over my blyft waaken, heeft eeniger maate de verwoestingen van den oorlog vergoed.. Uwe neef Fanshaw is komen te over-lyden , en fchoon hy ons geen van beiden , geduurende zyn leeven. heeft wil. len zien, heeft hy my egter by zyne laatfte wil bedagt, en in zyn Codicil deeze aanmerkejyke woorden gezet.—** Aan Carel Corbet tien duizend pond, om dat ik hoor, dat hy by den Ameriiaanfchen Oorlog geleden heeft; en aan Emma Corbet, zyne Dochter, (welkers £or-  EMMA G O R B E T. 37 fortuin door den zelfden weg zeer verminderd moet zyn,) vyf duizend pond, mits dat zy niet moet trouwen met een Officier of eenig ander perfoon, die in deezen Oorlog dient." Vaarwel, Iaat deeze tyding u verkwikken. CAREE CORBET. B j TWEE-  38 S KM A CORBET.. . TWEEENTAGTIGSTE BRIEF. AAN C. CORBET. ScWdktl. Gezegend zy degedagtenis van eenen man, wiens edelmoedigheid zulk een pak van myn hart heeft afgeligt. Ja, myn lieve en eerwaarde vader ik herleeve. Ziekte en droefheid verdweenen op uwe tyding. Wy hebben nu genoeg om ieder wensch te voldoen, wel. ke de Natuur kan vormen. Ik was verleegen wegens de middelen, om u de vry willige aanbiedingen myner tederheid, het offer myner pligt te doen aanvaarden , maar myne bekommering is thands uit den weg geruimd. Tien duizend pond zal den avond van een deugdzaam leeven verfieren , en drie zyn genoeg voor alle de. behoeftens van 38 M M A». mm  -EMMA CORBET. 39 DRIEENTAGTTGSTE BRIEF. AAN LOÜISA CORBET. T"\ at (leeds aanhoudend uitdel verfchrikt my. Ach welke ogenblikken hebik gefleeten, —■ welke dagen en weeken heb ik doorgebragt! Wat ik u bidden mag, Iaat Robert alle de nieuws papieren van de voorledene maand, die hy krygen kan, opkoopen en dezelve zonder tydverzuim overzenden aan de fidderende 3 M M A.  '40 emma corbet» VJERENTAGTIGSTE BRIEF. aan emma corbet. Drie duizend pond» myne lieve Dochter! Wel, gy hebt thands agt duizend pond, dat geheel uw eigendom is. Hoe kunt gy my geluk wenfchen, en □ zelve vergeeten. Doch gy vernietigd op eene edelmoedige wyze alle overweegingen van het laatfte, terwyl gy alleen op bet eerfte denkt. Zodanig is de edele onagtzaamheid uwer Natuur, pok moest ik u hebben doen erinneten , dat alle de hinderpalen van eenen bekoorlyken hoogmoed thands uit den weg geruimd zyn, en dat 'er een open en onverhinderde toegang is voor elke tedere eenzydighcid, welke gy onderRelt de verwagting te begunftigen van uwen hartelyk toegenegenen vader, ca rel c ore et»  EMMA CORBET. t\i VYFENTAGTIGSTE BRIEF. AAN C. CORBET. Scbildkn. Ik wil my niet houden, als of ik u niet verftond, myn lieve vader. Gyfchynt by aanhoudenheid zeer bezorgd, ommy met een waardig man als de medgezc-I mynes leevens, te vereenigen. Maargy herinnert u niet, dat myne keuze reeds gedaan, myne beginzels bepaald zya en myn hart onvervreemdbaar verbonden is. Ik heb eene onverwinlyke eerbied voor de waarheid. De zugt, die my voor haar bezielt, heb ik van de agtenswaardige oorzaaken van myn bellaan ontleend, en gy zult u immers niet verwonderen, dat ik ftandvastig op de wegen myner geleiders blyf voortwandelen. Dit, myn Heer, heb ik u dikwils gezegd. Men heeft my geleerd het geluk van dit leeven niet als afhangelyk te befchouwen van de ftelregels der waereld, maar van dat ingewikkeld vertrouwen  42 EMMA CORBET. wen op dat vermogen , 't welk de Hemel gevestigd heeft op den troon der ziel, als een onfeilbaar regter in alle gevallen, daar het op eene zedelyke uitfpraak aankomt. Het is een harde zaak voor my geweest met alle die rampen te worstelen , die zo lange over ons huis gehangen hebben , en fchoon de uitbarstende natuur my wel eens onverhoeds overftelpte, was het egter in deeze gelegenheden niet, dat ik het ongelukkigst was. • Wanneer alleen het ontfermend oog van het Opperweezen op my geflagen was, wanneer ik eene ftiüe fehuiiplaats zogt en daar in 't geheim met myn eigen hart kon fpreeken , en alle deszelvs neigingen doorgronden: dan, dan t myn vader, was het dat het uiterlte van uw Emma's ellende over haar wierd uirgeftort; want zy vond het onmogelyk haare genegenheid te fpeenen van een onderwerp, dat zo geheel en al en met zulke voldoende reden van u goedgekeurd doch nu zo geheel en al (ach vergeef het my) zonder eenige bondige redenen verworpen js. Ik kan op dit ogenblik, mva  EMMA CORBET. 43 myn dierbaarile vader myne gedagten niet genoeg by elkander zamelen , om meer te zeggen : maar gy zult u wel willen erinneren, dat gy het waart, die de eerfte vonken van tederheid voor Hendrik in mynen boezem ontltak. Buiten dien, wy waren te zamen opgebragt, toen de zagte indrukzelen der liefde eenen gemakiyken toegang vonden, en zonder eenige agterhoudenheid openlyk beleden wierden, daar gy hem als een wees van eerlykebeginzelen, verdienstenen een gezond verftand voorftelde. Ik vertrouwde op alles wat gy zeide, en het bekoorde my dat uwe gevoelens met de myne zo volmaakt overeenkwamen. Degenegenheid kreeg haaren vollen wasdom , en ftond reeds in vollen bloesfem, eer gy dezelve trachte te vernietigen of flegts te beteugelen. Dan, eensklaps, zegt gy gy hebt uwe redenen (die egter tot dit ogenblik gedeeltlyk onverklaard blyven) om te begeeren, dat ik om Hammond niet meer denken zal; egter verzekerd gy my, dat het geenzints het fortuin of 'eenige andere omltandigheid met betrek- king.  44- Emma corbet. king tot het geen de wecreld een goed partuur noemt is, 't welk eenige verandering in uwe achting gemaakt heefr. Gebrek van verdienfte weet ik zeker dat het nier zyn kan; en egter zoekt gy my fteedsuithet hoofd te praaten dat ik my zelve verbinde aan verdienfte,bevalligheid en deugd. Ik ben blyde, dat deeze manier om eikanderen, fchoon in Jt zelfde huis, by briefwisfeling te o; derhouden , by geval heeft plaats gegrepen. Eet fchynt in 't eerst zo wat vreemd, maar het is nu door degewoonte gemeenzaam geworden. Men mag in myn geval wel zeggen,dat ik den fchaamteblos verfchoone, en myn geheele hart uitftortte. Doch wat praat ik van bloozen. Waarlyk dit is niet noodig.Ik geef my niet'over aan de opgefraukte drift eener Romaneske liefde. Met deeze zal ik my nimmer ophouden, waar ik kan vermoeden dat het by iemandeenigeonaangename gewaarwording zou verwekken. Ik beminne met eenvoudigheid en naar waarheid, en het is verre buiten myn ver- rao-  emma corbet. 45 mogen zo verre als de bewaaring van eene plegtige gelofte van derzelver verbreeking is — om van voorwerp te veranderen, zo langdeszelfs zuiverheid nog niet veranderd is. De Eeden, die by het altaar worden afgenomen, mogen de tederheid bekragti. gen, doch zy kunnen dezelve niet doen geboren worden; en onder de laage verbintenisfen der rrrc-nfehen is het niet 1 vreemd, dat zy door openbaar gezag ; geftaafd worden . zonder dat zy ooit van het verftand of het hart vooraf eenige toeftemming verkreegen hadden. Ik kan niet denken dat de wetten van het land, of het land zelve genoegzaam zyn om een vrouw gelukkig te maaken. De huwelyks plegtigheid is zeer eerwaardig, doch zy kan tevens ook een allerellendig! fte Inurelüng zyn Dat is.zykan ellende 1 voortbrengen, terwyl zy de Eer aan» I brengt. De plegtigheid is alleen bet zeigel der onderlinge liefde,doch de band moet reeds te vooren gelegd zyn; en in i het ftuk der liefde houde ik my op dit ogen-  46 EMMA CORBET. ogenblik zo hejjig vereenigd met Hendrik, aïs of alle de plegtigüe formulieren der aarde tot bevestiging derzelve van myne lippen waren afgevloeid. Dit denkbeeld zal ai tyd in mynen boezem huisvesten, het zy dat de bevestiging van bet zelve verre af of naby is. De hemel bedoelde 'er geenzints eene vcorbygaanden genegenheid van eenen korten tyd mede Het is voor ons gantfche leeven. Het is om het voorwerp onzer liefde door alle gevaaren en wisselvalligheden te volgen. Dit heilige vuur moet altyd even helder en zuiver branden, en niets, dan de dood kan het zelve blusfehen. Daar ik dus reeds naar den geest en naar waarheid bedongen ben, zo kunt gy gemaklyk oordeelen, myn vader hoe ligt ik het zonderling legaat van mynen Neef kon opofferen. De politieke gevoelens van Hammond hebben niets te doen met myne genegenheid voor hem Ik betreure hem in zo verre, als deeze gevoelens hem op de gevaarlykfle paden des levens gevoerd hebben. Ik verkoos geenzints den Officier  EMMA CORBET. 47 eter maar den mensch, en fchoon het helaas niet zeer waarfchynlyk is, dat onze perfoneele belangen zullen vereenigd worden, zo is egter de band onzer zielen al te fterk en kragtig gelegd, dan dat een vyfentwintigmaal verdubbeld vyfduizend pond denzelven zou kunnen losmaaken of verbreeken. Ik voel my zelve geneigd om te verklaaren , dit geene waereldfche beweegredenen in ftaat zyn, om my door eenige kostbaare giften te doen overhaalen; maar ik word fchielyk beteugeld, en bevinde, na een naukeurig onderzoek in myn kinderlyk hart, o myn dierbaare, dierbaare vader, dat één beweegreden en een alleen mogelyk geweest is, om uwe Emma tot een ,.agtoffer van het geld te maaken. Hadden de Ia^tfte fiurpen van het fortuin in haare volle kragt blyven aanhouden , had het God behaagt haar geweld te doen toeneemen had alles wat eigendom en vlyt kon b$ eenbrengen, ongenoegzaam geweest, ■ 1 en hadden deeze eerwaarde hairen aan de  4? EMMA CORBET» de droefheid moeten overgeleverd worden , en had niets dan uws dochters gehoorzaame hand de armoede van eenen vader kunnen verhelpen, in dat ysfelyk geval, myn beminde vader, indien gy een regt begrip van myn natuur hebt, kunt gy gisfen, waar toe de verzoeking my zou gebragt hebben. Ik zou de voorwaarden in het codicil begrepen aangenomen, en mynen vader voor de armoede beveiligd hebben op een tyd van zyn leeven, waar de menfchelykbeid niet in ftaat is om dezelve uitte? ftaan. Ik zou dan niet met een officier v getrouwd hebben, die in deezen burgeroorlog diende. En egter zelvs dan zou myne genegenheid in zyn geheel gebleeven zyn, fchoon derzelver laatfte uitzigten veranderd Waren. Het beeld van Hendrik zou in dediepfte fchuilplaatfen myner ziel gegraveerd blyven, en fchoon ik alles wa. mogelyk of noodzakelyk was aan de pligt opofferde, zou het lang, ja zeer lang aan-  EMMA CORBET. 49 aanlopen, eer ik dat kuifche en bekoorJyke gevoel kon bcgeeven, 't welk my in alle wisfelvalligheden een regt geeft om hem te achten — ach meer dan te achten — te beminnen ja te- dcrlyk te beminnen. Emma» II. de ei» C ZES.  p EMMA CORBET; ZESENTAGTIGSTE BRIEF. AAN HENDRIK HiMMOKDj Schildkli, (Te New-Jork, Boston, of elders in de Armée van den Generaal in America> Ach Hendrik ik kan het niet langer uitdaan. De Hemel weet, waar gy op dit ogenblik zyt! De Hemel weet of gy bedaat! Ik ben in den uiterden argt. Ik zal deeze weinige letteren aan haar noodlot overgeeven. Indien zy u mogten bereiken, meld my toch uwen toedand, meld my uwe ongevallen! Wilt my toch niet langer pynigen , wilt my niet vermoorden! en neem het eerde ogenblik waar om myn ontroerd hart gerust te dellen. Gy weet niet wat ik om uwent wille al heb uitgefcaan! gy weet niet, welke huisfelyke r8mpen zig nog hebben opgehoopt op myne benaaowdheid, die geene verzwaa- rbg  EMMA CORBET» Jï ring meer fcheen te kunnen lyden ! Geen ogenblik rust, geen ogenblik gezondbeid zal ik kennen, voor dat ik van u tyding hoore. Van u hooren! Mogelyk helaas, zelfs terwyl ik dit fchryve mogelyk heeft reeds een barbaarfche hand — Ach Hendrik, Hendrik — deugdzaam, flandvastig en van harte te beminnen — de volkomen waarde en het dringend gevaar van het beminde voorwerp te kennen, ce wenfchen naar berigt en egter te fchrikken, om het zelve te hooren; behoort dit niet, ach behoort dit niet onder het uiterfte der rampzaligheden of der zegeningen ? EMMA. G 2 2E-  54 EMMA CORBET. ZEVENENTAGTIGSTE BRIEF. AAN DENZELFDEN. Schoon reeds een brief van my op de zee gefiingerd wordt , en ik wel weet, dat hy nog verfcheiden dagen op derzelver ontroerden boezem zig bevinden zal, eer hy u ter hand komt; heb ik egter weder de pen opgenomen met eene vermeerdering van angst, en, indien dit mogelyk ware, van tederheid. Ik ben ziek en zy willen niet dulden dat ik myn kamer verlaat. Zy kunnen my egter het gebruik niet ontzeggen van die geringe werktuigen , welke het geluk kunnen hebben van u den ftaat van myn hart overtevocren. Zy zeggen my dat het gevaarlyk is. Hoe verachtte ik hunne waanwysheid! Ik heb geen onderwys nodig in de Theorie van het geduld; Ik heb het zelf reeds lang geoefend. Doch fchriklyke ontroeringen, al te groot voor het geduld zelf, hebben my  EMMA CORBET. 53 my eindelyk overhecrd! ach ik fmeek by a! den zielsangst, dien gy my ver* oorzaakt, by die fchrikvolie dagen en nagtcn, die gy my doet uitftaan, eerbiedig toch myne tegenfpoeden. Verliet, vergeld en herftel dezelve. Eén bfadzyde één regel, flegts één gezegde zal genoeg zyn. Zeg maar, dat alles wel is zeg dat gy leeft, en ik zal weder bedaard zyn. Ach Hammond, waar gy ook zyt, of wat u mogt overgekomen zyn, indien 'er flegts mogelykheid is om my berigt van u te zenden, gy zult (uk meewarigheid met den ftaat vin myn gemoed) gy behoort aan my te gedenken. Ten zy — dat de hemel verhoede ach ik wil geen ogenblik langer zulk een ysfelyke gedachte uitftaan, . en egter deeze onzekerheid, deeze zielgrievende onzekerheid vertoont voor mynen geest niet dan de fchrikkelykfte beelden. Vertel my alles uitdruklyk, volkomen, omftandig. Ik bezweer' u, ik fta 'er op dat gy my alles zonder uitftel, zonder vermomming laat weeten. Helaas wat fchryf ik — wat raas ik! C 3 maar  J4 EMMA C O E B E TV maar ik zal bedaard zyn, waarlyk ik zal, Ik zal myn gemoed tragten te wapenen tegen ieder flag Ach Hammond, Hammond 3 hoe ellendig maakt gy uwe EMMA CORBEXl AGT'  EMMA CORBET, JJ ZEVENENTAGTIGSTE BRIEF. AAN LOUIZA CORBET. Wensch my geluk, Louiza! wensch u zelve geluk wensch het menschdom geluk,want een van deszelfs voornaamfte fieraadeh leeft nog. Hy beftaat. Hy leeft. Ik ben herfteld. Hendrik is wel. Houd het ingeflotene by u. Heilig het zelve met een zusterlyke kus» maar ach gy moet niet uitwisfchen dat Emma by ieder regel heeft uitgedrukt. Het is wel geteckcnd op zee; doch de brief doet my egter moed fcheppen. Ik betrouw op de Voorzienigheid, en ben zeer gelukkig. Ontvang myn fchat, doch houd hem niet langer dan de post weer vertrekt. Zo lang fcheide ik van den dierbaaren medgezel myner bedfponde , uitliefde totu — tot u, die de zuster van Hendrik zyt. Ik kan niet flaapen, zo lang hy buiten myne bezitting is. Het is een blyk myner Vriendfchap, die alle C 4 ge-  JÖ EMMA C O R B "E V. gemeene banden verre overtreft. Myn koorts neemt af. Myn pols begint weer een gezonde maat te liaan. De Hoop woelt door alle myne aderen heen. Ik kan het bezoek der draaiende zon weder verdragen, en„zal my nu aan de rust onttrekken, terwyl ik in het binnenfte van myn hart dat vermogen, "t welk my alleen kan helpen, aanroepe, om zyne begonne goedheid te vervolgen. Vaarwel! EMMA. AG T.  e m m n corbet. 57 NEEGENENTAGTIGSTE BRIEF. aan emma corbet. T^indelyk, myn lieve Vriendin, doet ■ 'er zig eene gelegenheid van zelj ve op. Ik had reeds lang een zwaar : paquet, in verwagting van zulk eene gun. ftige kans, gereed gemaakt, doch het i was vervuld met donkere nevelen van : moedeloosheid en de beelden eener i ftrenggepraamde angst. Betere vooruit ! zigten beginnen zig te vertoonen, en ik heb myn deerlyk nieuws in 'zee geworpen. Wy hebben ons gevoegd by de ; fcheepen, die met ruime en edelmoedige 1 aanbiedingen van verzoening belast zyn. : Zy zyn, dunkt my, regt overeenkomftig gefchikt naar den eerzugtigen en inhaa: ligen geest van den Americaan, en zy kunnen, denk ik, niet wel afgeflagen worden. Het korfele kind zal weder beginnen te bloeijen, wanneer het zig ' eens ordentlyker naar de moederwetten C 5 ge-  53 EMMA CORBET. gefchikt heeft. De fchatten van het andere waereldromi zullen weder gedeeld worden. De wapenen van een groot volk zullen in 't vervolg niet aangevoerd worden om eikanderen te befchadigen, maar onderling te verdadigen. Onze wederfpannige medconderdaanen zullen tot hunne vorige gevoelens geleenigd worden. Emma ik ben nu binnen het gezigt van het land De verzoening verfpreidt haare Engelenvleugelen voor ons, en myne tegenwoordigheid zal, vertrouw ik, niet verder noodzakelyk zyn-, dan om my de gelegenheid te geeven, van een getuige te weezen der vreugd van een pligtvergeeten kind, dat in de befcberming van zynen beledigden vader weder aangenomen wordt. Groot Brittan je , zo gehoond als zy is, zo vrugteloos haare toegeneegene handelwyze geweest is . en zo fmadelyk haare beweezene goedheid beantwoord is» zal egter haar America met verrukking weder omarmen. De voorbygaande verwydering zal alken dienen, even gelyk de oneenighedea tusfehen boezemvrienden,.  emma corbet. 3f> den, om de banden van toekomende vriendfchap des te mee* te doen fchitteren, O v r e e r> e, gy die het beeltenis der Godheid zyt! daal, ach daal neder op die aarde, van welke het misverftand van tegenftrydige belangen u zo lang met fchrik heeft doen te rug deinzen ! Smelt de harten der twistende landgenoten in een, en vereenig de verfchillende belangen, die zy voorftaan, op dat zy allen uwen goddelyken invloed mogen erkennen. — Tem door uw Ikflyk vermogen den fleren geest der eerzucht» verzagt de gefpannen zenuwen van het oppergezag, cn laat het gezigt der beledigde majesteit de trekken aanneemeö van eenen rederen vader. Ach, - koom, wat ik u fmeeken mag,koom zonder uitftel! Laat Hendrik niet vegten tegens de zaak,. waar voor Eduard fneuvel. de! Laat 'er geen rede van oorlog meer overblyven I Verfpreid uwe fneeuwwitte wieken over het zelfde volk! Breng dea broeder in de armen van zynen broeG kleefdheid aan Waarheid en Natuur te mogen volharden. Ut heb geen kennis van ftaatskrakeelen, of Congres ver. fchillen. Ik bemoei my niet met de woedende dwalingen der Partyzugt. Ik bouw alleen op die eenvoudige beginzelen van 't zedelyke leven, welke my verzekeren, dat flandvastigheid ten voordeele van een bekend en waardig voorwerp (geenzints een hardnekkige vooringeno. menheid met een ondeugend karakter) de grondflag is, waarop al wat edel, al watregtmaatigengoed is,kan worden opgebouwd. Myne kundigheden zyn zeer bepaald. Zy ftrekken zig niet uit om die' Hellingen te begrypen, welke de aarde om eenen ydelen damp der overwinning verwoeden. Ook zouden zy de ontwerpen der Regeering niet durven doorgronden. Al wat zy zig aanmatigen loopt alleen langs dat beknopt en geliefkoosd zamcnflel, daar ieder meisje in behoort ervaren te zyn; namelyk dat eene welgevestigde tederheid nooit kan verzet worden, dat zy de Hormen van tegenfpocd rustig kan braveren, dat ons Ie-  §0 EMMA C O R E E T. leven tot den laatften ademtogt moet bezield zyn met het vuurigft.e voornemen om dezelve aan te kweeken, en dat de dood, de dood alleen de banden kan verbreeken, welke de deugd gelegd beeft; Indien rnyn geliefde vader voor een ogenblik flegts de luidrugtige gefchillen van een harrewarrig geflagt wilde ter zyde ftelien, en zig kon onderwerpen aan de bekoorlykheden van dat onzydig vermogen , 't welk over waarheid en valschheid bezadigd oordeelt , hy zou hier van ten vollen overtuigd zyn. Ik houde my verzekerd, dat hy het zyn zou: want zyn natuur is leenig.en zyn hart is zagt. Ach denk welk een taak het voor uwe ziel-zieke Emma is, in de noodzakelykheid te zyn om op zulk em tyd dit plyt te moeten aanvangen: Koom tot haar legerftede misfchicn kan de oor« zaak van onze twist nu reeds ■ Ach. om 'shemels wil, myn vader, koom-  EMMA C O B-'B E T. Qï koom haaftig by my help my in myne ysfelyke worfteüngen verlos rny van my zelve — wisch de bittere traan af, welke de angst my van het harte lokt, en red, eer het te laat is, uwe dochter uit de armen van den dood. EMMA, NB.  S>2 EMMA CORBET. NEGENENNEGENTIGSTE BRIEF. AAN EMMA CORBET. /"^Vndankbaare Emma! ontaard 'en on' gevoelig kind! gy zyt niet waard den zielsangst, dien ik om u uitltaa, noch de tederheid, die gy van my ontfangt. Ik gaf u redenen, die voor een braaf meisje kragtig genoeg waren om duizend Hammonds te laaten vaaren. Hier aan heb ik zeker bet fchielyk vertrek te wytcnvaneen edelmoedigvriend, die, ik moet het u nu maar zeggen (want ik kan het niet langer opkroppen) zyn fortuin aan uwe voeten wilde onderleggen. Dit, dunkt my, moest gy zelve wel gezien hebben , daar niets dan de onbegrypelykile botheid onkundig kon blyven van het oogmerk van alle die gedienstigheden, welke zedert eenige weeken aan u verkwist zyn door den Heer Robert Raymond, een martj ach:  EMMA CORBET. 93 ach onbcdagtzame! die uwen ouden vader in de crifis van zyne rampfpoeden gered heeft; en te kiesch om uwe tedere beandwoordingen van liefde , daar hy flegts als eene gunst naar Hond, als eene fchuld te eisfchen, is hy byna met een gebroken hart weggegaan. Ik had hem beloofd dit in vertrouwen voor u bedekt te houden , doch gy dwingt het my af. Ja, gy blyft nog al voortmymeren om eenen wrcedaart, die tegen de beste en dicrbaarfte banden uwer familie ten ftryde trekt. Ik zal het niet langer dulden. Gy voert eene beflisfende taal, en noemt dezelve de uitfpraak der reden. Gy werpt u zelve op als een regter en ffcelt uw verliefde (tem tegen de geheiligde beginzels van een patriot en vader. Het is niet om uittcdaan. Laat my niets meer hier van hooren! Houd maar op met uwe bedreigingen wegens pooken, pylen, en dood. Ik zie met een oog van minachting op al die romaneske gekheid. Gy moet niet denken om langer by my aantedriDgen. Gy behoevt my myne  SH EMMA CORBET. myne eigene gefteldheid niet te leeren, Myne beginzels zyn niet minder heilig dan uwe drift. Uwe beginzels! wat zyn dat? wisfewasjes. De myne zyn de plegtige aandoeningen van een minnaar van zyn vaderland, en een vervloeker van deszelvs onderdrukkers, een vervloeker van Hendrik Hammond! Waarom wilt g-'y my hier toe brengen ? Ik weet niets /Van zyne wonden, doch zo hy 'er eenige ƒ gekregen heeft; zal hy 'er denkelyk meer weerom gegeven hebben; ten minsten zal het aan zyne bloeddorftige pogingen niet ontbroken hebben; en ieder wond treft den boezem van uws vaders geboorteland. Uwe genegenheid is die van een meisje, welke naar een jongen hunkert. Kan zulk een zugt eenigzints gelyk geHeld worden met dat edele vuur, het welk de liefde tot vryheid ont!teekc,dat afgryzen, (hetwelk zo onverzetljk als verheven isj tegen de overweldigde regten en de gebroken trouw? Is uwe kinderagtige, fchoon halfterrige genegenheid waardig om in vergelyking gebragt te  EMMA CORBET. 95 te worden met die drift, welke de borst vervult en de gantfche ziel in vuur zet van uwen verdrukten en beledigden vader? CAREL CORBET. IION.  p5 EMMA CORBET. HONDERDSTE BRIEF. AAN LOUISA CORBET. "T\e trekken van myne pen zullen u genoeg den ftaat van myn hart ontdekken. Ziekte, droefheid, krankzinnigheid en wanhoop zyn de apologiën, die ik voor myn ftilzwygen inbreng. Bedroef u niet, om het nieuws, dat gy zendt, of liever dat gy my zulk nieuws zendt. Het heeft my eene gedagte ingeboezemd, welkers invloed my moed infpreekt, maar ik heb gezondheid nodig. Ach dat ik mogt herftellen — dat ik maar een weinigje kragten kon aan winnen. Genoeg! het fchryven zou my verzwakken. Ik moet my zelve op kweeken. Nog een nieuwe rede van droefheid! De Heer Robert Raymund heeft edelmoedig man! wat gevoel ik niet voor hem! Lcui.  EMMA CORBET. $J Louiza, vaarwel. Bid toch om myne berftelling; Ik zal dezelve tot een edel voornemen aanwenden, Ik zal van ■ dezelve gebruik maaken, gelyk men van : ieder gunstbewys van God behoort gebruik te maaken. Louiza, Vaarwel! EMMA. II. DEEL. E HON-  ICS EMMA CORBET.. HONDERDENEERSTE BRIEF. AAN EMMA CORBET. Het nieuws van van daag ! ach hoe zal ik het verhaalen! De rebellen, zo als zy genoemd worden, hebben het grootfte gedeelte verflagen van : Dan dit is egter louter Couranten tyding. Misfchien is Hendrik onder die geenen, welke den moord ontkomen zyn. Ik kan zulke flagen niet uitftaan. Ik zal niet meer naarvorichen. Laat ons hoopen de wanhoop zou my den dood doen. LOUIZA CORBET. HON-  EMMA CORBET. 9Q HONDERDENTWEEDE BRIEF. AAN LOUIZA CORBET. Het is genoeg! Laaten wy met onze naarfpooringen ophouden. God AU i: magtig zegene myne Louiza en haar kind! De barmhartigheid en de befcherming der Voorzienigheid rustte op haar! Emma, op haare kniën neergebogen Zend dit gebed op tot haaren Schepper. : Het is haar legaat. Het is het katfte kransje van liefde en zusterfchap. Vaarwel! Vaarwel! Vaarwel! EMMA. E 2 HON.  1-00 EMMA C O R B ET. HÓNDERDEN DE R D E BRIEE. AAN DEN EE£R ROBERT RAYMOND. ORaymund , Raymund! myn oudfte vriend, myn trouwfte medgezeJ. Ach heb mededogen met deB zielsangst van een vader, van een vader, wiens vervolgingen zyn kind hebben weggedreven ! Emma is weggelopen. De Hemel weet waar zy beland is. Onder voorwendzel van een vriendin digt by de frad te gaan zien, is zy naar een van de openbaare postplaatfen gegaan, met meening, zo als zy zeide, om met den avond te rug te koomen. De vriendin, die my meende te bezoeken, was Juffr. Arnold van Richmond, om wie zy dikwils als oude buurkennis geroepen heeft. Ik bleef daarom volkomen gerust tot :fcheemeravond. Omtrent negen uuren begon 'er een zwaar weêr van donder en weerlicht optekomen. Ik zond een knegt aan Juffr. Arnold, in ver-  e- m m a corbet. ioi verbeelding, dat zy bang mogt zyn om alleen door het weêr te gaan. De knegt kwam van Juffr. Arnold weerem met tyding dat Emma nog kort geleden haar in 't voorbygaan had toegeroepen, dat zy morgen op reis ging, doch dat zy in groote haast weer was weggegaan. Het was omtrent middernagt, eer ik deeze verfchrikkelyke tydingen kreeg. Ik belas, te. dat men de paarden zou inipannen, en met allen fpoed naar alle huizen reiden, waar openbaare Logementen zyn* Het volk was al te bed, en-ik kon nauwelyks antwoord krygen op myne vrager. Geene was 'er voldoende. Ik zwerfde- alle ftraaten door als een krankzinnig mensen; want gy weet,hoe verzot of ik opEmma ben ! Ik kon den koetzier geene- direkte aanwyzing geeven , — hy fleepte my overal rond, en ik bad hem liever overal, evenveel waar, te gaan, dan naar myn eigen huis. Alles ver- geefs geen fpoor noch voetftap, i geen flikkering van hoop. Hard- E 3 nek-  102 EMMA CORBET. nekkig kind! Hoe ! fchoon ik haar dwong om den onedelmoedigen Hendrik te vergeeten, was ik daarom haar vader niet? Maar ik zal my toe bedaaren brengenIk zal haar voor eeuwig affnyden. Ik ben zo t'huis gekomen. De dag begint aantebreken. De dienstboden zyn overal op den loop om een wegge, vlugt meisje optefpooren. Welk een fchriklyke morgen! De lugt ftaat geheel in vuur. — De wind blaast hard -—• Het firmament opent zynen vlammenden boezem. — Ik zie in deszelfs ingewanden. Ik zit geheel alleen. Ach, myn hart, welk een donderflag was dat! Hy rolt nog langs den aardkloot. Ach Emma, Emma; myne Dochter — myn kind myn troetelkind ■ waar, waar zyt gy ? Ach wondf.rwerKENDEGoDlBefchouw een verflagen vader op zyne kniën, zo kreupel en afgeleefd als hy is, u bidden, om zyne lieve vlugteling te behoeden. Misfchien, Raymund, dat onze arme troostelooze — de onderlinge vreugd van onze harten — moge-  EMMA CORBET. IO3 gelyk heeft een onverwagte flag —— ik durf my zulke verfchriklyke denkbeelden niet voordellen. Neen, neen: Emma is eindelyk ongehoorzaam. Zy is eerloos, zy heeft haaren vader misleid, Zy- Waar of myne knegts zo lang blyven? Fielten, hoe kunt gy fpotten met eene ; droefheid als de myne? gy weet niet, wat het is vader te zyn! Helaas! ik ben woedend. Zy zyn naauwlyks heengegaan, en indien zy nu reeds te rug kwamen, zou ik ze voor I altoos uit myn gezigt verbannen. Ik f weet niet, wat ik hebben wil. Dit weet ik alleen, Raymund, dat 'erin'tgantsch ij geheelal geen ongelukkiger mensch is dan CAREL CORBET. E 4 HON-  104 EMMA CORBET. HONDERDEN VIERDE BRIEF. AAN C. CORBET. Schildkn. Toen uw brief kwam, Hond' ik op het punt om u eene expresfe te zenden. Ik heb van Emma gehoord.' Ach, myn vriend, gy moet u zeiven met kloekmoedigheid wapenen. De post bragt my de ingeflotene omtrent een uur voor donker. Emma leeft, zy is weer gevonden voor het overige moetgy u zeiven bereiden. Bereid u zeiven om eene getrouwheid, heldenmoed en onvertzaagtheid te hooren, die, hoe ook de uitkomst moge zyn, de verwondering verdient zelfs van ons, die zy bedroefden Ik bemerke, dat uwe tegenwoordige toeftand, myn lieve ongelukkige Corbet,. te veel overeenkomst heeft met de myne, om u thands gezelfchap te houden. Eac.t  EMMA CORBET. IOJ Laat ons beproeven wat wy ieder afzonderlyk kunnen uitdenken.- Lees den brief van onze lieve zwerfftér, en zeg my, wat wy doen zullen! Uwe 1 ROBERT R AYMUNI?. £%5 eö&:<-  110 EMMA C O R. B E T. HONDERDENVYFDE BRIEF. AAN DEN HEER ROBERT RAYMOND. * Ik frrrsefcJden byftand van een man, wiens edelmoedigheid ik ken, diemy met zyne achting vereert, en wien ik eerbied toedrage uit hoofde van die oude vriendfchap, die reeds lang onze familiën vereenigde. By het kragtig vermogen van alle deeze gevoelens fmeek ik u, op 't ontvangen van deezen brief mynen vader een bezoek ce geeven. Verzeker hem, dat zyn dierbaar, dierbaar af beeldzel onverminderd in myn hart leeft. Zeg hem dat myn weggaan op deeze wyze geenzints een wufte trek is vaneen meisje, dat zegenpraalt over de kwellingen van haren vader, maar voortvloeit uit de deugdzaamfte volftrekt onweerftaanbaare, en aller- aaauwst gezette beweegredenen: uit * De ingeQootene van Emma.  EMMA CORBET. IC7 uit eenen plïgt, die aanfpraak maakt op myn hart, myn verftand, myn geheele ziel. O laat hem toch niet denken , dat ik ro m draage op de noodzakelykheid» die my van hem verwyderen doet. Ik wenschte,dat alle pligten hand aan hand gepaard gingen, en dat fommigen van derzelver onderwerpen niet zo verre van eikanderen aflagen. Verre verheven boven alles, wat na bedrog zweemt, zou ik mynen vader zelfs over de tegenwoordige maatregelen geraadpleegd hebben, doch hy zal zig wel erinneren den fchrik, dien zyn laatfte onderhoud my op het lyf gejaagd heeft, en zal dan overtuigd zyn hoe onmogclyk het was zulk een opening van zaaken te waagen. Egter wil ik zelfs nu niet denken om myn vertrek te regtvaardigen , omdat ik liever mag lyden , dat fommigen my zelf berispen, dan een voorbeeld van ongeregeldheid aan anderen te geeven. Doch het vermogen, welk my fterkte geeft, om de gewigtige zaak, die ik ga onderneemen, te vol* voeren, heeft iets in mynen boezem geplaatst, dat my met myne ondernceE 6 ding  108 E M M A C O R B E T. ming bevreedigt. Ach myn Heer Robert, daar is een pligt, die volbragt, ten minden onderdaan moet worden.. Natuur , rede, eer en de heiligde trouw dringen allen op my aan. Zelfs God, op het noemen van wiens ontzaggelyken naam ik my in allen eerbied nederbuige, fchynt van zynen hoogen hemel met goedkeuring op my. nedertezien, Alle naafpooringen zullen vrugtelooszyn. Nooit zou ik iets, dat naar een ontwerp zweemt, het welk zo verfchriklyk voor myn natuur is, hebben ingevolgd, indien ik het op de eene of andere wyze had kunnen vermyden. Myn vader za} zig zekere gevoelens wel te binnen brengen, en my by deeze gelegenheid in zyn eigen hart regt doen. . Myn Heer Raymond, ik heb altoos gewenscht my zelve gelyk te zyn, en de verfchillende gedeeltens van myn gedrag met het geheel te vereenigen. \ Echter wil ik de befchuldiging van aan my zelve ongelyk te wcezen, in dat enkele geval, gaarne verdingen terjief- de  K-M.M A CORBET, IQQ, de van doch , een verdere opheldering is hier noodeloos. Ga dan, liefderyke bemiddelaar tus-- fchen vader en kind ga, en beplyt - myne zaak in de welfprekende taal der vriendfchap. Verwerf voor my de vaderlyke vryfpraak — onderfteun zya hart, en laat hem toch niet tot een prooi der droef heid worden. Vergeef het my, dat ik u myn addres niet kan opgeeven. Beklaag my dat ik tot den last van geheimhouding gedwongen ben. Laat het genoeg zyn, dat ik u in het vervolg by iedere bekwaame geiegenheid eenig narigt van my doe toekomen. Ach Vaarwel! EMMA CORBETi HON-  110 EMMA CORBET. HONDERDENZESDE BRIEF. AAN DEN HF.ER ROBERT RAYMÜND. Uw brief, Heer Robert, met des elfs dierbaare, doch ysfelyke ingeilootene, is my wel ter hand gekomen. Hy ligt na voor myne oogen , welke in traanen zwemmen ter boetedoening voor de uitzinnigheid , die myne Dochter heeft weggejaagd. Ik zie nu maar al te klaar wat 'er van de geheele zaak is. Ach myn vriend, ik behandelde de gehoorzaamde der kinderen met eene buitengewoone ruuwheid , en in den patriot vernietigde ik den vader. Ik vervvagtte dat eene ziel, als die van Emma, zig binnen de paaien van het politieke zou laaten omfchryven. Vervloekt zy de woede der Partyfchap! Verdoemd de dwingelandyen van den oorlog1 Ach wat willen landen ja waerelden zeggen by het verlies van een dierbaar kind verfierd met alle de deugden van Emma? Blinde dolle  EHMi CORBET. III le yver! wat had gy met het hart van een oud man te doen? Wat met den gewyden tyd der zilvere hairen? Is myn ouderdom gefchikt om zig in deeze beroertens intelaten? Neen! Ik moest myne lieve dochter aan mynen boezem gedrukc, en met eene onbeperkte goedwilligheid voor de vereeniging van een verdeeld volk vuurig gebeden hebben. Dat zou het ware Patriotismus, de echte menfchenüefde geweest zyn. In plaatfe van dit, heb ik, zo eenplompaard en fuffer als ik was , my met eene heethoofdige ylzinnigheid in den ftryd gemengd. Ik liet my aan ieder geruchtje van verstandhouding geleegen liggen; en terwyl ik van regtvaardigheid fprak, moedigde ik den moord aan; geheel vergeetende, of te bloeddorstig om te denken , dat ieder leger van weerskanten uit bloedvrienden en landgenoten beüond. Zie Raymund, hoe ik geftraft ben! Maar waar, waar is ondertusfehen 1-mma? Geen dagteekening! geen addres! Zo een jong fchcpzcl , zonder vrienden, geheel alleen, van eenen teêren aart, ei af-  IT.2 E. M. M A CsO R B s yt afgemat- van vermoeijenis, Derhalven Ziek! Aan geen arbeid gewoon, en zonder hulp! Ach hemel! Doch zyza! weer te rug komen. Deeze gedagten verligc my. Laat ik dezelve aankweeken. Hoe teder zal .ik tegens haar zyn Met welk een goedheid zal ik om haaren hals hangen, en haaren blos op mynen boe. zem verbergen wat zal ik niet alzeg- gen — hoe zal ik haar liefkoozen —• hoe haar vertroosten! — Ach ik zal haar hartelyk kusfehen, om haar tot vertrouwen en bedaardheid te brengen. Ik zal zelfs fpreeken (vergeef my Heer Robert vergeef de uitvloeijingen van een boetvaardig harQ — ik zal zelfs van haar geliefkoosd onderwerp fpreeken. De naam van Hendrik zal zelfs gemeld wor* den, en indien het haar goed doet, niet zonder tederheid. Helaas! Wat heeft die jongeling gedaan, dan — ja ja, Emma zal te rug koomen. Zy moet. Zy zal. De tedere en beevende draad mynes levens wordt door deeze hoop alLeen opgehouden» . tic  EMMA CORBET. II3 Ik heb in de nieuwspapieren advertisfementen laaten plaatfen, waarby ik haar vriendelyk verzoek 't huis te koomen, met omfchryving van haar perfoon, om* Handigheden en gelegenheid, doch met verberging van haaren naam! Ik heb naar alle de haavens verfcheiden boodens afgezonden, om haar op de tederfte wyze te fraeeken en hartelyk te bekyven. Indien haar Romaneske natuur ach ik vermoede , dat zy ïn 't hoofd heeft om was 'er ooit iets zo woest? — maar zy zal niet in ftaat zyn om het te volbrengen, en ik kan zelf niet den» ken, dat het wel uittevoeren zou zyn.. Zy zal wederkeeren. Ik zal de fchat van mynen ouderdom weer bekomen. Maar wat is dat wagten intusfchen benaauwd! ■ i\ch haast u, myn vriend, om het zelve te verzagten. Ik ben ziek, en Emma is niet by my. Ik zie haar niet aan de clavercimbel. Ik hoor haar betoverende ftem niet. Ik befchouw haare beminde trekken niet die trekken,  I 14 EMMA CORBET. ken, welke alle zo veele afbeeldzels zyn van baare dierbaare moeder . haare moeder 1 die in het graf zou beeven, als zy Daar komt een knegt my zeggen , dat *er niets dan haar eigen kleine gelddoosje weg is. Alle haare kleederen liggen nog booven. Ik durve het niet gaan zien. Ik durf de deur van haare kamer niet openen. Het zou my de dood doen. CAREL CORBET HON-  EMMA CORBET. 115 HONDERDENZEVENDE BRIEF. AAN FREDERIK BERKLEY. Scbildktl. Ik ben niet bedroefd, dat het u niet gelegen komt, om my te koomen zien. Voorwerpen van zwaarmoedigheid, weet ik, kunt gy niet wel verdragen. Castleberry levert thands weinig anders op. Bk plag dezelve even yverig te ontvlugjten als gy, myn vriend. Doch thands zyn zy my dierbaar geworden. Ik bemin de eenzaamheid, welke dit tooneel ilmy verfchaft. Het was laatst verfierd door het gezelfchap van Emma. Ach (bevallig en ongelukkig meisje! Zy is miet alleen van my afgeloopen, maar iverpligt my zelf den ftap, dien zy geda n heeft , by haaren vader goed te jmaaken. Ach Frederik haar taal is zo llieffelvk, haar vermogen over my zo lonweerftaanbaar en haare ftandvastigege(negenheid voor dien gelukkigen Hamjmond, dien heidhaftigen raedevryer, zo  IIÖ E M MA C O R B E T. zo eerwaardig, dat myn geheele ziel zig'. als gedrongen voelt om te gehoorzamen < aan die zelve begeerten*, die my, in wanhoop dompelen. Wat is 'er.niet in i de. waereld, dat ik niet zou willen doen,. om haar flegts één gelukkig ogenblik te bezorgen! Helaas, myn vriend, zo oprecht, als ik weet, dat gy my bemint, ik durf u niet zeggen , wat ik in den zin heb. Befchouw daar- eens zo een jong fchepzel, dat zig op de. woeste en onftuime zee. ftaat te wagen, bewogen door eene heilige aandrift voor den waardigften minnaar , die zelf het fchoonfte meisje vetlaaten heeft, en haar gezelfchap vrywillig opoffert aan-de liefde tot zyn vaderland. Befchouw dus deezen minnaar, als eenen, die de keuze van Emma is, .en in allen opzichte van geftalte en ouderdom met haar over een, komt... Wanneer gy alle deeze omftandigheden rypelyk overwogen hebt, zeg my dan, wat ik in myne jaaren, en in mynen teeftand behoor te doen. Myn vriend , nie^ -  'EMMA CORBET. H7 niemand weet hoe veel deugd en kragt 'hy bezit dan na een uur van ernftige overdenking. Berkley, ik heb een zeeker ontwerp in den zin» en indien flegts een weinig meer nadenken het geheel met de infpraak , die my altyd eenpaarig beftiert, overeen kan brengen , zal ik iet-s onderneemen, dat u zal doen lagchen. Doch tegen dergelykc dingen zal ik my wapenen. Ik heb alleen twee groote vermogens te raadpleegen, myne rede, en myn geweeten. Wat deeze my inboezemen , kan nooit door fpotterny weg gelagchen worden. Lach dan, maar vergeet niet, dat uwe vrolykheid botgevierd wordt ten kosten van eenen vriend, die -ongelukkig is. Vaarwel! ROBERT RA Y|M Ux\ D. HO N-  Il8 EMMA CORBET. HONDERDENAGTSTE BRIEF, AAN LOUIZA CORBET. Porlsmouth Ik fchryve deezen in eene der gemeene logementen van deeze ftad, van waar ik binnen een half uur naar America zal vertrekken. Ik heb vast befloten deeze reis te volbrengen , het kost wat het wil. Befchuldig my niet, lieve Louiza, van eenig wantrouwen , omdat ik u geen kennis gaf van myn voornemen. Ik zou nooic het denkbeeld kunnen verdragen, dat ik eene vriendin in een vertrouwen had ingewikkeld , dat in de uitkomst oneenigheid zou kunnen veroorzaaken. Wanneer onze ziel zig eens tot zeker plan bepaald heeft, is het nodeloos eens anders raad intenemen, en iemand in familiezaaken geheimhouding opteleggen, is in 't gemeen niet anders dan den vertrouwden perfoon met het een of ander  EMMA CORBET. IIQ gedeelte van de zelve in vyandfchap te brengen. De haast en ontroering, waarin ik deezen fchryf, kan ik u niet uitdrukker. Dit huis is opgepropt van matroozen, en derzelver vrienden, die van hun affcheid neemen. Ik heb my uitgerust in een net vermomd pakje. Gy zoudt niet gelooven welke moeite ik gehad nebbe om het zelve te bekomen, en aantetrekken. De wind laat my geen tyd over om u dit volledig te befcbryven. Ik ga als pasfagier op een fchip genaamd Hen. drik. De klank zelvs van deezen naam, doet my aan met eene lieflyke bygelovigheid. 'Er is een boot van 't fchip gekomen, om my aan boord te nemen. De kapitein is reeds hier, en giet den brandewyn door zyn keelgat, als of het water was. Ik boert dus met omftandigheden, myne lieve zuster, om alle uwe zwarigheden door myn verhaal wegtenemen, wans  *20 ETMMA C O S ï E T. want gy ziet dat ik voor deeze taak ben opgewasfen. De bootsman komt by my. Hy zegt dat de wind gunstig is. Het eerfte aanzien van de zee is ysfelyk. Maar zy leidt my naar Hendrik. Vaarwel. De zeelieden zyn ongeduldig. Zy noemen my de mooyweer matroos. Deeze boertery is juist gemikt naar myne gefteldheid, doch zy hebben geen het minfte vermoeden op Emma. Ach . vaarwel! zy ileepen my voort. Ik moet den brief toevouwen. Ik moet -u in de daad vaarwel toeroepen. EMMA. HON.  emma corbet. 121 HONDERDENNEGENDE BRIEF. aan fredrik bfrkxey, Schildkfl. Frederik, ik heb nu myn befluit genomen. Weg alle zelfzoekende flap- bartigheid! weg met al datonvoeg- lyke voor myne jaaren! Kom hier, gy vermogen van een meer gefchikte verbintenis! Kom, godlyk afbeeldzel der bekoorlykfte en eerwaardigfte vriendschap kom en bezit my geheel! Berkley, ik heb myn hart opgebeurd, en het is ligter. Myn geest is weer in orde. Ik ben geneezen van de duizeligheid der drift, en zal eene belangeloozer vreugd genieten, waarin de begeerte geen deel heeft. Vaarwel myn vriend. Ik heb my uit •' gerust om naar zee te gaan. Gy kunt myne beftemming ligt gisfen. Ik volg het noodlot van de onvergelykelyke Em . H. deel. F ma  122 EMMA CORBET. ma in haare tedere pelgrimagieop debaaren. Daar dobbert thands defchoone en getrouwe vlugteliDg. Myn knegt is bezig om optepakken. Ach laat my de 'troostelooze Corbet geleiden, en houd my geen ogenblik langer op! ROBERT RATMUKD HONi  EMMA CORBET. I23 HONDERDENTTENDE BRIEF. AAN DEN HEER ROBERT RAYMUND. /~^y waart nog geen twintig minuuten weg geweest, myn edelmoedige Raymund, of ik kreeg een brief, - een brief, myn vriend, welker inhoud — ach Heer Robert ik bezwyk onder de dubbelde worsteling van vermaak en wanhoop. Ondoorgrondelyke Voorzienigheid! Ik heb dan nog een zoon. Eduard leeft nog. In dit ontroerend ogenblik Iaat ik een* vaderlyken traan op het gezegend papier vloeijen, dat voor my ligt. Ach was dit nieuws eenige maanden vroeger gekomen, toen myne kragten nog niet bezweeken waren! Ach die onverzoenlyke ongefteldheid die my aan myne kamer en bed boeijent! Ga dan, myn vriend ga dan, ver- wonderlyke uitmuntendftc vriend! vlieg F 2 naar  124 EMMA CORBET. naar myne kinderen ! Ach dat de hartbreekende zugten van eenen vader uw fchip op deszelfs reis mogten doen voortfpoeijen! God geeve het gezwindheid! JViisfchien mogt gy myne kinderen nog zien, misfchien nog behouden! Ach, indien « myn zielsangst vergeetende, ben ik op myne kniën gevallen, om een gebed aftefmeeken. « Ach indien dit gebeuren mogt, wat ik u fmeeken mag, fpan dan alle uwe vermogens in ! Zeg Emma , dat ik geheel vermurwd ben, dat ik zwigtte voor haare plytende tederheid dat ik voort- aan niet meer de woedende patriot ben —- dat ik thands geheel vader ben! Zeg Eduard, dat ik my over zyne deugd vet wondere, doch beeve voor zyn leeven. Zeg hem , dat 'er burgerbloed genoeg vergooten zal zyn, zonder den Aroom nog meer te doen zwellen door bet bloed, dat uit zyne aderen vloeit. Bid  EMMA CORBET. I2 Eid hem dan het optegeeven Hemel.' wat wilde ik daar zeggen hy kan niet onzydig blyven. Alles verbiedt dit zyn eer zyne beginzelen —— zyn leven — zyn ziel -— zyn land! Wat zal ik doen Raymund, en waar zal ik my wenden ? wat zyn myne laatfte tegenfpoeden in vergelyking van deeze? Myn zoon en myn dochter beiden . leiden van my weggerukt! Ga dan myn vriend. Deeze zal u per expresfe toekomen. Indien ik u nooic meer zien mogt, vaarwel dan voor eeuwig! CAREL CORBET. F 3 HON-  125 EMMA CORBET. HONDERDENELFDE BRIEF. EDUARD CORBET AAN ZYNEN VADER. "\7a dertien maanden onder de gewonJ-^ den den grootften zielsangst uitgedaan , en meer dan eens voor een prooi des doods gehouden te zyn, ben ik eindelyk in ftaat eenige weinige letteren te fchryven, om u te verwittigen, dat ik leeve; welk berigt ik my vleije dat eenen vader-, zuster en vriend zal ftreelen. De arm en fchouder,-die gekwetst waren, zyn eindelyk zonder afzetting geneezen , doch de helft van de linker wang is weg. Deeze tydingen had ik reeds Jang naar Engeland doen afvaardigen door brieven,die ik by verfcheidengelegenheden en door verfchillende wyzen heb afgezonden; doch daar ik geen antwoord bekomen heb, zo vreeze ik of dat de uwe niet wel befteld zyn, of dat de myne nooit tot u gekomen zyn. Waar]yk de oorlog maakt een verfchrikkelyke ftui-  EMMA CQREET. 12 7 ftuiting in deezen tak van verftandbouding, fchoon 't het eenigfte middel is, welk zulk eene gevaarlyke afweezigheid kan te gemoet komen. Washington biedt my, uit overweeging, denk ik, van myne lidteekcnen, de gelegenheid aan, om in 't toekomende buiten het gewoel des oorlogs te gaan leeven. Doch ik ben nu te ver gegaan, om dit met eer te aanvaarden* Ik hoop dat het niet meer nodig zyn zal op den vyand lostebranden; en inde daad zy beginnen van vreede tcpraaten, fchoon 'er nog geen wezenlyk vootuitzigt van zulk eene zegening voor handen is. Ik fögt in 't eerst, ter verdaadiging van het myne, en moet, vrees ik, nog zo aanhouden. De Engclfchen blyven die geenen bloodaarts noemen, welke zy beproeven dat mannen, en gevoelen dat helden zyn. Morgen zal ik 'er eens w,.der de bajonet opzetten, en de musquet op fchouder neemen. leder man moet in dit land vegten. Wy wapenen ons niet om loon, maar voor ons F 4 ei.  128 EMMA CORBET. eigendom, niet voor krygsbefolding. maar voor vryheid en leven. " Wat doet myn oude vriend Hendrik leedig t'huis te blyven, nu de helft der Europeefche jongelingfchap in de wapenen is? Waarom kiest hy niet de eene of andere party, en komt 'er regt voor uit? Hy plag nog wel eens een warm gefprek met my te houden ten voordeele van Groot - Brittanje , maarthands moet hy van gevoelen veranderd, en de zaak van America hem dierbaar zyn, al ware het alleen om haare jeugd, haare dapperheid en haare ongelukken. Zeg hem, dat ik blyde zal zyn, hem hier te ontmoeten hem, in dat geval, als eenen broeder te omhelzen; en op deeze voorwaarden zullen wy beiden den een of anderen dag te rug komen, en de vrugten van een wederzyds huwelyk fmaaken; want niettegenftaande uw tegenftreeven, myn vader, moet ik u nog herinneren, dat myn hart alleen op Louiza gevestigd is. God doe ons eens  EMMA CORBET. li? eens te zamen gelukkig en eensgezind in één huis woonen; het is my om het even in wat koningryk of land. EDUARD CORBET. F j HOJNT»  130 EMMA CORBET. HONDERDENTWAALFDE BRIEF. AAN C. C O R-B E T, ScUUktl. Ik was zo te paard gedegen, teen uwe brief met deszelvs ingeflotene (die ik naar eens vaders zwoegenden boezem te rug zend) my ter hand kwam. Ik trok myn voet uit den ftygbeugel, om te leezen, te weenen, en my te verheugen. Ach Heer Corbet, gymoet nooit wanhoopen. Dat zelfde Vermogen, 't welk uwen zoon als uit den. dood deed opryZen,— eenen zoon die reeds lang in de verbeelding van zyne familie dood was, zal ook uwe dochter behoeden. Hoe toch alle de fchakelen van deeze dierbaare verbindende keeten te zamen hangen ! Het is zekerly k de hand der Voorzienigheid, welke dezelve verbindt! Ik wyde hem „my zelf als een demoedig werk-  EMMA CORBET. 13* werktuig , en haast my, om die gevoelens ten toon te fpryden, welke ik in myn hart koesterde. Zyt wel getroost myn altoos dierbaare Corbet, zyt getroost, en vaarwel 1 ROBERT RAYMUNB. F Heer Corbet, de fchielyke vreugd, welke uw laatfte brief veroorzaakte, heeft de tedere voornemens van Eduard verydeld en zyne arme Louiza in eenen ftaat gebragt, die my voor haar doet beeven. De kalmte van haare ziel was reeds lang omgekeerd, en ik, die altyd haar trouwe gezellin geweest ben, kan u verzekeren, dat, als zy zelf dagt het bedaardfte te zyn, zy het naast was aan dien ftaat, welke van alle anderen, op deeze kommerlyke waereld, de aan' doenlykfteis. Waarlyk, myn Heer, gy moest zo voorbaarig niet geweest zyn fchoon gy het wel met haar meen- de. Gy erkende haar voor dochter. Ik kan u met geen mogelykheid vertellen, in welk een verrukking van dankbaarheid  EMMA CORBET- I43 heid zy hier van fprak. Alles zou wel zyn maar -zagt! Zy wordt wakker! Ach welk een gezigt! hoe verwilderd! hoe verfchrikkelyk! Ik moet uitfcheiden met fchryven. CAROLINA ARNOLD. DON-  144 EMMA CORBET* HONDERD DRIEËNTWINTIGSTE BRIEF. AAN JUFFROUW ARNOLD. T_Jct is- of'er een vloek ligt, op alJ les wat ik doe, en alles wat ik zeg. O dat ik dien onzaligen kon vinden, die den doodlyken geest van deezen vernielenden oorlog nog blyft aankweeken! Ik zou op hem invallen, en hem aangrypen als den verrader van beide de bloedige Janden,die hyaan de heerschzuchten het eigenbelang heeft opgeofferd. Helaas de ongelukken , die hy my heeft toegebragt, zyn niets in vergelyking met dien angst, die ysfelykheden, en die verwoesting, welke de zagte banden van het gezellige leven vernielen! die de koorden van het hart by bloedverwant en vriend van een fcheuren. Kom hervoor moorddaadig fchepzel! ■ Tree te voorfchyn indien gy hart ge-  EMMA CORBET. 145 genoeg hebt. Aanfchouwhet gezwollen oog van een vader, wiens huis gy van al wat hem lief en dierbaar is beroofd hcbtc Ach Juffrouw Arnold, myne woede is vergeefs. Myne ziel is overflelpt van duizende geweldige aandoeningen, die eikanderen vernielen, die eikanderen tegen fpreeken. Ik vervloeke my zeiven ; want heb ik niet my zeiven in alle deeze yslykheden gedompeld? ja dat heb ik. Zot! SufferJ Fielt! Ha! Daar kryg ik brieven. Het aan de deur kloppen van den post gaat my door de ziel. Deeze welbekende letteTen vernietigen alle lichhaamelyke fmerten , als ik ze befchouwe. Ik heb ze voor my. O gruwel , gruwel ! ach myn kind, myne Emma! —— Lees, en heb deernis met my ach neen lees, en vervloek my i CAREL CORBET. II. D F EL. G HO-N-  J46 emma corbet. HONDERD VIERENTWINTIGSTE BRIEF. aan c corbet, Schiklkn. * TH\oor beloften, verpligting en de wetten der natuur verbonden, om u getrouwe berigten van my zei ven te zenden , durf ik niet langer de lotgevallen verbergen, die overgekomen zyn aan de grootfte ellendeling, die ooit — Myn lieve, lieve vader, indien al wat van Emma overig is u nog dierbaar is of in uw geheugen leeft, fchenk my a! uw mededoogen. Ons fchip is aangevallen, is Haags geweest, en is genomen. Ach welke opeen* geftapelde hoopen van menfchen, door menfchen vermoord , zag ik korts rondsom my liggen. Myn bloed Rolt my van IchnR m ue aderen ! Het is ook gedeeltelyk gcjtort, want ik ben gewond, Doch het • Ut mgeSootene van Emma.  EMMA CORBET. 147 bet is niet veel van aanbelang. Ach dat het liever een doodwond ware, dan < Ik ben befpied. Pennen en papier geeven aanleiding tot vermoe. dens. Ach wat hebben zy te vreezen ? Emma is geene gevaarlyke gevangene ■ zy treurt, en zwigt onder haar noodlot. Zy biedt geen tegenftand. Ik moet het overfchot van dit verhaal in mynen boezem fmooren. 'Er worden nieuwe gevangenen aangebragt. Zy komen binnen! Wien zie ik onder den ftoet! . Ach myn God, is rhet mogelyk?—— moet ik niet myne oogen——» G % De  I48 EMMA CORBET. De ttveede ingeflotene van den Heer robert raymüjd. Corbet, de gunst der Voorzienigheid rust voorzeker op myne onderneeming! Gelukkig toeval! ik heb uwe dochter te gelyk behouden en verlost. Het behaagde God my als gevangenen op dezelfde plaats te voeren, waar ik haar onder de menigte onzer ongelukkige landsgenooten vermengd vond. Zo als ik inkwam, beving haar zulk een geweldige fchrik, dat zy zig zelve aan my ontdekte. Haare mannelyke klceding kon haar niet lang vermommen voor myne oogen, die zo gemeenzaam wa. ren met haar gelaat en trekken. Zy bezweek in myne armen. De gevangenen waren te veel verzwolgen in de gemelyke zwaarmoedigheid van hun eigen melancholie, om de droefheid van een ander optemerkcn. Het papier, dat ik hier influite, is, gelyk gy ziet, bezoedeld met droppelen bloeds van haar eigen lieven arm, ge-  emma corbet- 149 vallen van haaren boezem. Toen zy weer bekomen was , kwam een der officiers, die ons befchermt had, by ons. Zy lloeg haar oog even op hem (het was het eerst, dat zy hem gezien had, zedert hy inkwam) en toen zeeg zy zonder eenig teeken van leven op den grond, Zy lag als eeu lyk neder. Genadige hemel!— Och God, groote en goedertierene God! fcbreeuwdc de officier, het is, — het is het moet Emma het moet myne zus. ter zyn! Thands omhelzen Emma en Eduard Corbet (want het was uw zoon, myn vriend) elkander?" op hunuc Kniën. Het was geen tyd om veel te fpreeken. Zy wierd uit de gevangenis gebragt. Ik kreeg verlof om haar te verzeilen. Eduard Corbet geleidde haar in zyne eigene armen naar een afgezonderd vertrek. Hy kree^ ontflag voor dien dag van verdere krygspligtcn. Hy paste uwe G 3 arme  150 EMMA COSIETi arme Emma op. Ach Mr. Corbet, was ook niet ledig. Washington was juist in dezelfde Had gelegerd, terwyl hy zig tot eenen nieu» wen aanval gereed maakte. Men kan zeer gemaklyk toegang tot hem krygen, en daar ik op myn woord van eer ontflagen was, had ik het genoegen, om een gefprek met hem te houden. Ach gy kunt ligt denken wat het onderwerp was! Wat toch zou het anders zyn, dan de vryheid van de gevangene Emma? De Generaal hoorde degefchiedenis van haare liefde, zo als ik dezelve verhaalde. Ik hield 'er niets van bedekt, dan het geen eenige betrekking had tot myne eigene voorige dwaasheid Ik bragt het verhaal niet verder. De bekoorlyke traan van tederheid ftond in het oog van den waardigen krygsheld. Hy weende. Geheiligd, zeide hy, zyn de regten der gastvryheid. ik voer geenen oorlog te-  EMMA CORBET. I.fï tegen de tederfte driften. Haare opwellingen zyn my altyd heilig. Ik gevoel dezelven met myn geheele ziel. De fchoone gevangene, Heer Robert, kan gaan, waar zy wil. Ik zal eenige perfoonen last geeven, om haar te verzeilen, en voor allen hoon en beledigingen te behoeden; maar gy, Heer Robert, dunkt my, moest haar als vriendb]yvca volgen. - . Gy zyt beiden- vry. Ik vloog naar Eduard met deeze tyding. Emma had hem thands berigt gegeven van haaren toeftand. Op welk een ogenblik trad ik de kamer in! Uw zoon uitte, of liever hy trachte te uitten den naam van vrouw en vader, van Louiza en zynen kleinen Eduard. En ben ik dus gezegend, (riep hy uit) en is myn vader nog onkundig, welke aanfpraak, welke dubbele tedere aanfpraak Louiza Corbet op hem heeft? Toen drukte hy zyne zuster in zyne armen, en zy weenden te zamen. G 4 De  1^2 EMMA CORBET. De ongelukkige jongeling wierd al te ras van eene onverwagte ontfleltenis be vangen. Hy wist niet dat Hendrik in de wapenen was. Hy wist niet dat hy een vyand was. Egter liet by de fierheid van den krygsman voor een wyl vaaren, en handelde als een mensen, als een kind der natuur als de echt¬ genoot van Louiza, en de broeder van Eduard. Ga dan myne zuster, zeide hy, uwe loop is te glorieryk om gefluit te worden. Daar ik uw gedrag befchouwe, zal ik my boven alle vooroordeelen der partyzucht verheffen. Helaas , myne zuster, ik ken maar al te wel de droefheid der liefde en affcheiding, om dezelve niet te eerbiedigen. Gy vindt my hier als .den vyand van Hendrik, doch het is thands geen dag des flryds, en indien hy op het ogenblik hier was, zou ik dan deeze armen nietuitftrekken, om den minnaar van Emma te omhelzen ? Ga dan! Doch wy zyn heden in eene wanhopige onderneeming ingewikkeld. Morgen trekken onze legers op. Ik beef voor u! Mogelyk zullen wy elkander nooit weer  E M M _A_ CORBET. 153 weer zien mogelyk ach vertrek, vertrek myne allerlieffte zuster, eer het denkbeeld van u voor altyd te verliezen my in verzoeking brtnge om myne belofte te breeken, en — —- Nog deeze broederlyke kus, deeze tedere omhelzing, en vaarwel! Laat my geen tyd om natedenken, geef my geene gelegenheid om de gevolgen te overweegen van zulk een — Ach Heer Robert, ruk haar van my, zy heeft de overhand op myne liefdeken ik zal niet in ftaat zyn — Hier hield hy op. Emma zag den ftorm der tederheid opkomen , en een meer dan menfehelyke ftandvastigheid vertoonende, als of zy vreesde, dat zy verhinderd zou worden om het grocte voorwerp van haare onderneeming, dat haar zelfs dierbaarer was dan et nen broeder optefpooren , nam zy my t y den arm, en brak een toneel af, dat al te grievend was, om te vervolgen. C 5 Zo  154 EMMA CORBET. I Zo ras wy alleen waren ik word geltoord Vaarwel! VERVOLG. Nauwelyks waren wy buiten het bereik van die zugten, welke Eduard uk den grond van zyn hart loosde, of zyne beminnelyke zuster viel op haare kniën, drukte myne hand aan haaren boezem, en fprak my dus aan: O edelmoedige verlosfer , ik wyde aan u het eerfte ogenblik, welk de verwarring van opeen gedrongen toevallen my vergunt, om de fchatting myner dankbaarheid voor u uitteflorten. Ik vraag niet naar de middelen , door welke de Voorzienigheid u tot my geleid heeft, maar ik gevoel de beweegreden van uwe reis zo harttreffende, zo volkomen — ach ! Heer Robert, waarom hoopt gy my op met deeze hartgrievende weldadigheid? Waarom volgt gy de voetftappen van haar, welkers vooringenomen hart en verpandde hand het onmogelyk maaken om uwe goedheid of uwe .edelmoedigheid te beloo- nen?  EMMA C O R B E T. rjf j nen? Een beminde broeder zelf, wien ik niet meer in 't leven dagt te zyn, zeifs geen lang verboren en op nieuws weer gevonden Eduard had het vermogen op my, om van bet voorwerp myner pelgrimaadjeaftezicn. Neen, by deeze tedere uitftorting der traanen, welke nu uw hand befprocijen, zweer ik -— Maar het is niet nodig.. Befchouw een meisje, dat een ftandvastig befluit genomen heeft, Heer Robert; ach, waarom zyt gy dan -— Waarlyk het Is vrugteloos, waarljk dat is het. Ga dan, wat ik u fmeeken mag. Keer tot mynen dierbaaren, mynen kwynen- den vader verzeker hem, dat zyne Emma buiten gevaar is zeg hem dat zyne geliefde zoon is weergevonden. Helaas ik was reeds vergeeten, dat gy my gezegd had, dat hy hier reeds van bewust was, doch wat 'er van zyn moge, keer weder; het is niet no lig dat gy my volgt: Hoe kunt gy verwagten — Jk verwagt het met, Mifs Corbet, G 6 zei  I56 EMMA CORBET. zeide ik, terwyl ik haar poogde opte- . beuren. In. deezen ftand wil ik blyven , riep zy, tot dat gy my uw eer verpandt» dat gy alle die fchuld , welke het niet in myn vermogen is te voldoen, hier vereffend zult achten. Het is hier geen plaats noch tyd om te redeneeren,Heer Robert.. Gy hebt my zelfs nu verhinderd in de grootfte bedoeling van myn leven. Ik fmeek u, my te verlaaten. Ik ben niet onbewust van uwe neiging, en heb het alleen aan uwe voorzigtigheid te danken, dat dezelve my nooit uit uw eigen mond ontdekt is. In 't kort myn Heer, ik moet aandringen, om • Ik bemerktte haare misvatting, myn lieve Corbet, en lostte dezelve met korte woorden op. Hoe zal ik u die uitvloeijing, die üitborsting der tederfte dankbaarheid befchryven, toen zy bevond maar waarlyk ik verdien met half dat zy zeide, niet half dat zy dagt. He.  EMMA CORBET. IJ? Helaas! het is nog de liefde, die my aandryft fchoon, waarlyk niet de liefde, die door de grovere verbeelding aangevuurd of door eene hevige drift geleid wordt! Heb medelyden met een ongelukkigen die een verpand hart vervolgt Egter bemin ik haar te zien haar te dienen, haar te verpligten. Ik bemin haar te • Alweêr belemmering! Geen wonder. Ik fchryve in 't midden der toneelen Van geduurige beroerten. De zetel en fchouwp'aatien van den oorlog zyn voor myne oo"en. De wagts van eenen edclmoedigen vyand, die meedogen heeft met de r.impen van het gezellige leven, zya in de voor- en achterhoede. Overal zie ik eene doodelyke toerusting. Daar is geen vooruiuigt van vreede. Op ieders gelaat is het mistrouwen geteekend. Uic ieders oog fchitterc hef bloedvonnis. Als wy ons voorwaards wenden, hooren wy de weeklagten vr,n weduwen en dochters en vaderlooze kinderen. Geheele huisgezinnen zyn beezig om hunne C 7 doo-  fj8' EMMA CORBET. dooden te begraaven, die uit het bederf van een gemengd bloedbad gered zyn. Wy ziende eenelykftaatfie op de andere langs ons voorby gaan. De doodklok luidt op alle ftraaten; maar Emma blyft nog by haar voorncemen. Haare oogen fmelteii weg van traanen, de doodskleur ftaat op haar gelaat, doch haar hart zwoegt van liefde, en haar ziel is onvertzaagd,- Vaarwel ! VERVOLG. Ach geheiligde bron van volmaakte tederheid ! Emma heeft tyding van haaren Hendrik. Onze naarfpooringen zyn einde'yk van een gewenscht gevolg. Hy is nu met zyn regiment te John's Town, derwaards wy onze reis met allen fpoed zullen wenden. Ik wil u niet ophouden met kleinigheden, die ons tusfchen beiden zyn voorgekomen. Zy beduiden niets by ondernemingen van groote aangelegenheid. Wy zyn maar een dagreize^ van de beftemde plaats af. He.  EMMA CORBET. 159 Hemel, Corbet, de roozen hebben zig eensklaps weder verfpreid op de wangen van uw kind, en de bleekheid van vermoeijenis, ziekte en bloedftorting (welke geenzints gering geweest is) is geheel en al geweeken op de blyde verwagting van haaren Hendrik te mogen zien. Het vereischt zckerlyk eene edelmoedige pooging om onze te leurftellingen met genoegen optenemen. De genegenheid te verwinnen, is, voel ik wel, niet altyd in ons vermogen ; maar dezelve van den eenen op den anderen weg te brengen , als de eerfteongefchikt of onbillyk is , ftaat zekerlyk in onze magt. Hendrik zelf kan Emma niet opregter aanbidden dan ik. Myn geheele hart is aan haar verpand. Dikwils beeft het, dikwils bloedt het, doch ik heb maar alleen te kiezen om het voorwerp van haar achting, of van haar afkeer te zyn. Ach ik zou die vooringenomen zugt, welke myn gedrag in den boezem van Emma geplaatst heeft, voor geene aardfche vreug-  160 Emma corbet. vreugde verbeuren willen. Zy erkent my voor haaren vriend, voor haaren lesten vriend. Zy praat met my zonder agterhouding. Zy ziet my zomtyds aan, terwyl eene zagte traan in haare oogen ftaat. Ach die traan 1 Zy is meer waardig dm de bezitting eener wederftrtevende fchoonheid, die door goud., grootheid of dwang was ondergebragt. Ik voel haar over myne zinnen vloeijen. Gezegende fympathie! Zuiver uitvloeifel! Grootmoedige glorieryke Emma! Ik fchryve deeze berigten van onze reis zomtyds in het rytuig, en zomtyds in een vertrek. Emma wil thands dat de voerman zal ophouden. De deur van de postchais is open. Zy fpringt 'er uit, en fluistert my in, dat zy een gelukkigen mval krygt. Ik zal haar volgen. VER-  EMMA CORBET. l6l VERVOLG. God van alle goedheid! fchiept gyooit nog zulk eene Emma? In 't voorbygaan viel haar aandacht op eenige heesterboschjes, die geheel bedekt waren met bleekkleurige besfen, die met geheele trosten van de heggen af hongen. k hielp haar dezelve afplukken» zonder naar de reede te durven vraagen. Zy had een ernftïge houding over zig, welke alle nieuwsgierigheid naar de beweegredenen den pas affneed en ons geene andere zorg overliet, dan om haar met eene ingewikkelde gehoorzaamheid ten dienste te Haan. Ik wist niet voor den avond het oogmerk dat Emma had om deeze besfen afteplukken, en toen loeide zy my derzeiver nuttigheid kennen. Nu zal ik 'er een proef van neemen waarde Robert, zeide zy, terwyl zy het bundeltje opnam, en ia haar kamer  rrT4 EMMA C O R B E D» ging in een logement, daar wy tegen fchemeravond plysterden. Binnen het uur kwam zy weder by my« zy kwam weder by my, Corbet: maar hemel! hoe verfchillende van die Emma, welke zo even van my wasafgegaan. Gy kent dat heldere en doorfchynende wit, dat zig op haar gelaat met dien fpreekenden blos vermengt.. -— Gy kent die veel beteekenende tinten van tederheid en blaakende menfchenliefde, van aandoenlyke zagtheid en bekoorlyke drift, welken haar geftel uitmaaken. Verbeeld u dan myne verbaasdheid , daar ik dezelve geheel verkleurd befchouwde in de donkere fchaduwe vandiebyzondere vermomming, welke het fap der besfen, die wy geplukt hadden, over haar vel verfpreid had. De fmet was diep ingedrukt, kragtigk, en, naar het uiterl'yk aanzien, onuitwischbaar vastgezet. Het geleek naauwkeurig naar de kleur van zomrnigen dier Wilden, welken wy in de Had, daar wy doortrokken, gewond zagen. Het  EMMA COREET. 1^3 Het was zekerlyk een-ingeeving (zeide Emma, die zig verblydde, toen zy zig in den fpiegel befchouwde, hoezy vet* anderd was.) Ach hoe verre overtreft deeze kleur, vervolgde zy , de fchoonde gedaante van de waereld. Ik zal Hendrik bydaan, hem by zyne lieve hand vatten, en hem in alle gevaaren verzeilen , zonder hem door «yerrasfing verlegen te maaken, of door tederheid te ontwapenen. Ach myn goede Heer Robert , zo romanesk als de Rappen mogen fchynen, die ik gedaan hebbe, kunt gy egter verzekerd zyn, dat ik niets dan met de hoogstmogelyke omzigtigheid doe. Ik poog zelfs nu my niet te verzetten tegen de ysfelyke deugden van Hendriks beroep. Ik wil my niet tusfchen hem en zynen pligt dellen. Ik zal in zyne gevaaren deelen, want ik mag niet langer lyden, dat hy zo veele ellende verduurt, zonder ten minden eenige pooging te doen, om mynen vriend ten dienste te daan. Uw edelmoedigheid zal deeze verdeediging wel willen aanneemen, indien het gedrag van Emma  IÖ4 EMMA C O R S E T. ma in deezen tyd van beproeving in de daad eenige verdeediging nodig had. Ik kon niet antwoorden, Heer Corbet! Zelfs haare openlyke bekentenis van liefde, die zy Hendrik toedraagt, wordt voormy eene nieuwe bron van tederheid en verwondering. Alaar wy ryden thands weder af. Dex eerstkomende plysterplaats brengt ons te * * * Vaarwel! VERVOLG. -Ach Corbet, Corbet, wie kan zich op de vreugd, op het genoegen van een ogenblik verlaatcn ! Door welk een toe. val wierd myne laatile red." afgebroken! - " Uw zoon , uw arme zoen uw Eduard, uw lieve beminde Eduard is nu zcaarlyk Houd u ftandvastig, ongelukkige vri>nd, tegen den ilorrn. Te leeren lyden is de we-  E M MA CORBET. I5«? wetenfchap van hec mënschdom. Een ieder heeft zyn hartzeer. De oorlog, die millioenen in het ftof doet wegzinken , heeft eindelyk ook — Maar ach! voor welk een zaak fneuvelde de edelmoedige jongeling! — Onmagtig om ons affchcid te kunnen uitftaan, verkreeg hy zyn verlof en volgde ons. De menschlievende Generaal flond hem toe zyne zuster optezoeken, om haar tot het leger van Hendrik te geleiden, of haar te overreeden om te rug te keeren. Hy beloofde binnen drie daagen wedertekomen. Helaas hy zal niet meer te rug keeren! Een troep Engelfchen was bezig om een dorp aftcbranden, na eenen verrasfenden aanval. Eduard trok zyn zwaard fchoon 'c niet baaten mogt om zig zeiven te verdeedigenbcneevens de inwooners , die vol fchrik en wanhoop ginds en herwaards vlugtten. Het was hier myn vriend, dat uw zoon zyne wónden ontfing — ja zyne doodwonden! De  1C6 EMMA CORBET.. De veroveraars dreeven het vee weg, belaadden zig zeiven met den buit der overwinning, lieten toen de arme boeren wegvlugten , en keerden weder tot de troepen, daar zy zig van hadden afgefcheiden. Eduards bloed ftroomde, doch daar hy onzen weg had opgefpoord, gaf hy de noodige aanwyzing aan twee foldaaten, die hem verzelden en voortfleepten. Hy wilde nog eens, zeide hy, zyne zuster zien. Deeze menfchen, die in de daad van die geenen waren , welke onder zyn bevel Honden , gehoorzaamden zyne order. Zy hielden hem ieder onder een arm vast, daar hy in de chais zat. Arme jongeling! Ik behoev u niet meer te zeggen. Hy viel in onmagt op hunne fchouders, en met zynen fïervenden adem drong hy 'er nog op aan, dat zy zyn lichhaam aan Emma zouden brengen, van wie hy door den gids, die het laatst van ons was afgegaan, en dien hy  EMMA CORBET. I67 hy op zyne te rug reis ontmoette, tyding gekregen had. Zyne arme en troostelooze medgczcl]cn kwamen met hunnen dooden meester aan. Zy bereikten de ftad, daar wy plysterdcn, en reeden de vensters van onze herberg voorby, toen wy een gefchreeuw hoorden van — de legers zyn flaags, de legers zyn ilaags!" De postillon fprong van zyn paard; de twee ibldaaten , (die de voorzigtigheid gehad hadden , om hunne monteering naar de Amcrikaanfche wyze te veranderen) fprongen V3n hetrytuig en voegden zig by de menigte, welke zig op de ftraaten by een drong. Het lichhaam van Eduard was verhaten. Emma (die toen juist haare aanmerkingen wegens haare vermomming geeindigd had) een mensch levenloos ziende liggen, klom in de deur van de postchais, en daar zag zy Ach  168 EMMA CORBET. Ach,Heer Corbet,welk een opeenftapeliug van rampen heeft het noodlot voor de deugdzaame Emma befchooren ! Moest^ het dan zyn,die uwen dood ver. oorzaakte, lieve jongeling, zeide zy? Geen taal kan haar zielslyden befchryven, dat door niemand dan door my alleen wierd ODgemerkt, want de gantfche ftad was in opfchudding, op het nieuws van de bataüje; Alle huizen waren leedig. De beide legers hadden den gantfchen nagt op marsch geweest en hunne kragten waren uitgeput. Wy hoorden dat het grootfte gedeelte was flaags gevveestte Jonh's-Town, en in di? plaats lag het regiment van Hendrik. Wat (lond ons te doen? Eduard lag dood voor ons. Emma nam zyn yskoude lyk in haare armen. Zy fcheen als verzonken in de gevoelloosheid eener onherftelbaare droefheid. Zy vergat voor een wyl haaren Hendrik. De ont« fteltenis verfpreidde zig ieder ogenblik verder de fchrik vertoonde zig in ellerleie gedaanten. In zulk eene onv Handigheid hier te blyven was dwaasheid ;  emma corbet. 159 heid: de ziellooze overblyfzels van Eduard overtclaaten ach ysfe- lyke gedagte!— Ach Heer Corbet de toedel van den oorlog en de angst der fledelingen onder al dien fchrik en verbaasdheid zyn niet te bcfchryven. Grysaards flecpten hunne ftokoudcleeden van het eene huis naar hec ander, wanhoopig van te kunnen ontvlugten , en de moeders met hunne kinderen Hepen wee nende by ons. Met eenen godvrugtigen fpoed onderKeunden deeze handen myn hart (dat aan alle de vriendfehapsbanden van Emma is toegewyd) en bereidden in haast een graf voor de overblyfzelen van uwen zoon. —Emma getroffen doordefombere plegtigheid barstte uit in eenen vloed van traanen, en zig boven alles verheffende, wat ooit van haare fexe verhaald is, hielp zy my in de laatfte lykpligten der liefde. Wy zyn zo even van het geheiligde vlek te rug gekomen, waar Eduard be. II. deel. H gra-  1^0 EMMA CORBET. graven ligt! Emma luikt weder op zy heeft een groot gedeelte van den tyd op haare kniën gelegen , terwyl ik deeze omftandigheden van onze droefheid opfchryve. Laat ons gaan, Heer Robert, zeide zy, of blyf gy liever hier , edelmoedig man, en laat my vertrekken. Ik heb nog mynen pligt jegens Hendrik te vervullen. — Alle beklag was te vergeefsch. Zy zag het gevaar, maar gevoelde geene opwellingen van vrees. Zo'zagt en teder van aart zy is, verhefte zy zig zelve boven allen menfchelyken moed. Ik drong 'er op aan om het voorregt te genieten van haar te verzeilen. Zy drukce myne hand in de haare, en wy reeden af naar het tooneel des oorlogs. Het was in alles een aandrift der plegtigfte verrukking. Emma had haar befluit genomeD, — en ik ben de vriend ■van Emma. Doch  emma corbet. 171 Doch dat oog vol traanen, dat zy op het graf van Eduard wierp, doorgriefde my de ziel. Nog één geheiligde kus wil ik op de aarde drukken, Heer Robert, en dan zal ik niet langer zammelen. Heb medelyden met eene zuster! Ik frond op eenen zekeren affland, en ik zag de bevallige haar affcheid neemer. O welke ogenblikken waren dat! Zy kwam naar my toe als of zy haar ziel had opgebeurt, doch zo als zy een ftandvastig befluit fcheen genomen te hebben, verviel de natuur weder tot eene zusterlyke tederheid, en zy omhelsde nog eens dejaarde. Eindelyk alle haare kragten byeenzamelende riep zy uit „ de wil van God gefchiede!" en toen vervoegde zy zig by my in eenen weenenden ootmoed. VERVOLG. Emma Corbet is zekerlyk een Engel en geen (terveling! Ik heb byna dertig H 2 uu-  17* EMMA CORBET. uuren aan eene hevige koorts, die my fchielyk overkwam, ziek gelegen. Het kon nooit op een erger tyd zyn voorgevallen, want wy waren midden in het cringendfte gevaar van ons leven, en egter was Emma niet overtehaalen, om my een ogenblik te verhaten. Zy heeft my opgekweekt als of ik haar kind ware. Zy heeft my met haar eigen handen de geneesmiddelen toegediend. Kooit was een ouder zo tederhartig. • Zulk een liefde van dankbaarheid zulk een alles te bovengaande aandacht! Ach zegen haar, zegen haar! . Ik ben nu weer in ftaat om te gaan, en de voetftappen te volgen van myne lieve gezellinne. Vaarwel! Vaarwel! VERVOLG. Hemel, ik beef om u te melden, hoe digt wy by het veld des oorlogs zyn! Wy kunnen het vuuren van het gefchut in de nabuurige wouden hooren. De Engelfchen fchermutzelen met de rebellen in  EMMA CORBET. I73 in twintig verfcheiden gedceitens vin Jee* zen omtrek. VERVOLG. Ja Corbet, Hendrik is onder ben. Hy wordt hier van de arme beevende boeren en hunne meesters voor den fchoontlen Officier in de armee van den Britfchen Generaal gehouden. Niemand durft thands te bedde gaan. Het is overal niet dan een toneel van bloedftorticg, plundering, en wanhoop. De zwakke Emma bezwykt van vcrmoeijing. ■ Ik fchryve, als de tyd my het toelaat, van zins om overal mjne genegenheid voor uw dierbaare familie, zo ver myne vermogens toelaaten, ten toon te fpryden, De Hemel alleen weet of dit paquet ooit ——• Ach verfchriklyk uiteinde! Verfcheiden gewonden menfchen ryden ons voor byin een wagen. Emma loopt fchieH 3 ry k  174- EMMA CORBET. Jyk naar vooren, dm den voerman te vraa. gen, of Hammond nog leeft — „ Hy heeft zints het aanbreeken van den dag gevogten", was het antwoord. Op dit ogenblik komt hier een jonge vrouw voorby. gevolgd door het lykvan haaren man. Waarlyk het is te veel. Emma ligt op de aarde neergeflagen. Ach indien zy ftervt! ■ ■■ • VERVOLG. Beter tydingen! de rebellen zyn op de vlugt geflagen. Wy hebben alles doorkruisd, maai te vergeefs. Men zegt dat de Engelfchen op hun retour naar John's-Town ftaan, Emma fchept moed. Ach had ik maar een weinig meer kragten s Heer Robert, en alles zou wel zyn, zegt zy. VERVOLG. Het fchriklyk nieuws is gekomen ! — Ach  EMMA CORBET. 175 Ach Heer Corbet, de flag ligt 'er. Het leven van uwe arme Emma zal ras ten einde loopen, want Hendrik Hammond is hoe zal ik het uitflameren > Hendrik Hammond is DOOD. VERVOLG. De menfchen, die de flagting ontkomen zyn, brengen thands de bevestiging van het nieuws mede. Emma, de ziel- toogende Emma, is op het punt van - —— Ik kan niet fpreeken: ik kan niet fchryven. Ik zal haar niet overleeven. Vaarwel! P.S. Mogelyk is dit het laatfle berigt, dat wy u zullen kunnen toezenden. Ik heb zo even een Officier ontmoet, die met eenige depêches naar Engeland wordt afgezonden. Wy moeten de gele. H 4 Sen~  175 EMMA CORBET. genbeid niet verliezen. Ach Corbet, indien gy nooit iets meer van ons hooren mogt, ontfang den Iaatften wensch van hem, wien het leeven alleen dierbaar is, in zo verre het bevorderlyk is voor het geluk van Emma. Indien deeze bron voor eeuwig geflopt, voor eeuwig gefloten is, wat is 'er dan in de waereld, dat het beflaan eenigzints draagelyk kan maken voor zulk een ellendeling als ROBERT RAYMUND. N. B. Ik heb het gewaagd, om Emma zagtjes in het oor te fluisteren, dat ik op het punt flaa om het paquet te verzegelen, dat myn beevende hand gefchreeven heeft, als het een vlugtend ogenblik kon aangrypen. " Aan myn vader!" zeide zy ., Och God, och God !zeg — ja zeg hem'" -——« Hier vouwde zy haare handen te zamen, zag naar den hemel, poogde nog eenige woorden te fpreeken, en zonk op het bed neder. Cc  I M M A CORBET. H7 Ongelukkige Corbet! deeze ysfdyke oorlog heeft al de eer en vreugd van uw buis te niet gemaakt. Helaas! hoeveele duizende vaders heeft het Malven u niet gewond zonder op deeze waereld eenige middelen van herftel te vinden? Ik heb de ingcflotene op de kamer van Emma ter Huik en in haast weggefchreven in tegenwoordigheid van die getuigen, welken ik hier by heb aangeroepen. Als wy met een deugdzaam hart fterven, zoek gy dan, eerwaarde grysaard, in vreede te leeven, en wagt den flag af, waar by God u ter bekwaamer tyd gelasten zal, om tot ons optekomen. Nog eens zal ik naar Emma zien, om u haar Iaatften onderhoud te zenden.. Zy zucht.. De zilvere koord is neg niet geheel verbroken, maar het klamme, klamme H 5 zweet  178 EMMA CORBET. zweet druipt zo fnel van .m—. Neen -— ik heb na een uur of twee verpoozens, haar eens weder bezogt. Haar pols fchynt nog al wat te beloven. In haar oog is nog eenige hoop. Zirme Corbet, laat dit u vertroosten — laat dit u weder met het leven verzoenen. Ten derden maale heb ik naar haar omgezien. De Officier, die naar de hoofdkwartieren met het nieuws van den voorof tegerfpoed, welke de verfcheiden troepen in dit gedeelte van 't land verzeld heeft, vertrekken zal, is zo belee'd geweest van naar my te wagten. Ik zeide hem, dat 'er eens vaders geluk of wanhoop aanhing, indien hy my wilde verpiigten. Zyn JaattTe ogenblik vertoevens is daar. Op dit ogenblik verfchynt my de Cherub van uw kind want ik durf 't u niet verbergen van een anders hand zal het met een meer verpletterend gewigt komen, —- Nu,  EMMA CORBET. 179 Nu> nu zelfs nu myn vriend, zyt gy, vrees ik, binnen weinige minuuten van alle uwe kinderen beroofd. Indien haar koorts nog een uur zo blyft aanhouden, gelyk zy op dit tydspunt woedt, kan geen aardsch vermogen haaren overgang naar den hemel fluiten! Doch hierom moeten wy ons mogelyk niet bedroeven, maar de menfchelykheid, die in haar middelpunt gefchokt wordt, kan niet — Ach myn God, ik hoor een gil — , ik durv geen ogenblik langer vertoeven. Ach Vaarwel. ROBERT RAYMUND. HON*  l8o emma corbet, HONDERD VYFENTWJNTIGSTË BRIEF. (*) aan c. corbet. Scbildkn. "T\at puikjuweel van haare fcxe, uwe •P*-/ dochter! Hoe verre verheven bO' ven de gewoone vlugt der menfche'ykheid is de man, die haar vergezellen mag in alle haare gevaaren, in alle haare fmerten. De fchryver van deezen brief, (of om eigenlyk te fpreeken de perfoon, die deezen brief heeft opgegeevenj weet niet door welke middelen of in wat taal hy u de wonderen zal overvoeren, die hy.u gaarne wenscbte medetedeelen. Met langzaame fchreeden - ach Heer Corbet, laat ik u de zegeningen vernaaien , welke door de beftemming der Voorzienigheid gewrocht zyn. Open uw hart, ba  KMMACORntT. 1»! om het beste, het dierbaarfte nieuws te hooren, dat gy in dit ondermaanfche ooit hooren kunt. Ach laat de zielgne. vende fmerte van dat berigt, 't welk Robert Raymunds brief ongetwyfeld veroorzaakt heeft, grootendeels weggenomen worden door de aangenaamer tyding, die gy in deezen ontmoeten zult. De handteekening van den perfobn, die nu deezen brief opgeeft, zou u te veel onthutzen. Hy gebruikt daarom een amanucnfis om den weg te baanen voor omftandigheden van eene ongemeenevreugd, en dezelve voorzigtigheidshalve u langzamerhand medetedeelen. Den inleidenden ftap tot een nieuwgeluk moet gy eerst hooren. Gy, dieden bitteren drinkbeker tot den grond hebt moeten uitdrinken , moet nu beproeven, om, zonder dat het u vergiftige, den fmaak van een lieflyker iumengzel te verdraagen. Uwe Emma is van den oever des doods H 7 ge-  182 EMMA CORBET. gered. De tegenhoudende hand van den hemel wierd fchielyk naar haar uitgeftrekt. Tien daagen na het vertrek van 't paquet vrn den Heer Robert, was zy in ftaat, om haar bed te verlaaten. En tot welk een doeleinde verliet zy het? Standvastigheid, ach hoe heilig is uwe kragt , als zy bezield wordt door liefde! Indien Hendrik gefneuveld is, zeide zy, blyft het de pligt van Emma, om dezelfde lykpligten jegens hem te volbrengen , die zy aan Eduard volbragt heeft. Zy was 'er op gezet om het lyk naartefpooren van een man, die oorzaak geweest was van alle haare ongelukken. De edelmoedige Robert Raymund was op dien tyd zelf aangetast door eene ziekte , welke zyn leven dreigde: -— Zo dra hy buiten gevaar was, bezorgde zy hem op de tederfte wyze, en ging alleen naar  EMMA CORBET. 183 naar die bosfchen, waar nog onlangs de fchermutfeling was voorgevallen. Onder weg had zy de, voorzigtigheid om weder gebruik te maaken van die beziën, welke den huid verkleuren: daar by bediende zy zig van zekeren bast, dien zy in haare menigvuldige naarfpooringen had leeren kennen. Ach Heer Corbet, befchouw de dierbaare en tedere Emma, zonder befchermingzwervende in de bosfchen van America. Befchouw haar daar zy niet meer dan het noodzakelyk dekzel over haar lichhaam heeft. Befchouw de tederfte en lieftalligfte gedaante voor alle de gevaaren van een woest en onbekend land blootgefteld haar voedzel van de heggen plukkende vermomd en wanhoopend omzwervende , zonder te weeteu waar zy belanden zal! Ongelooflyk was haare arbeid en vermoeijenis, om hem optefporen. De bosfchen zyn hier, gelyk gy'weet, zeer uitgebreid, de wocstenyen onmeetbaar. Ka  I$4 EMMA C O R 2 E T. Na verfcheiden dagen reizcrs, geduurende welken tyd zy geen mensen te gemoet kwam. die haar eenige de minde kundfehap geeven kon, vlyde zy zig, als naar gewoonte, tegens den middag, neder, en beweende haar ongeval. Nauwlyks was zy neergezeten , of het geluid van menfehelyke demmen , op een zekeren afdand zig doende hooren, nam haaren aandagt in. Zy dend fchie» lykop, worstelde door de takken, en zag door een kleine opening in het woud» 'eerdge foldaaten, die met een bende Indiaanen flaags waren; maar terwyl zy de perfoonen van den eerden nauwkeurig opnam, wierden de laatden op de vlugt geflaagen, en trokken met eene ongelooflyke fnelheid af: De foldaten zSten hen na, en beiden waren reeds uit het gezigt, eer Emma tyd had om digter by hen te komen. Zy zag egter genoeg, om haar te overtuigen, dat het foldaaten van een Engelsch Regiment waren, en het uniform der officieren tot het regiment van Hendrik behoorde. Gy kunt has»  EMMA CORBET. iSj haare wanhoop ligt bezeilen, toen zy Hendrik niet onder hen zag. De lyken van verfcheiden Eqgelfchen lagen ginds cn herwaards door het bosch verfpreid, maar het Hchhaam van Hammond was door geene vlyt optefpooren. Nog onvermoeid volhardende ging zy voort, fchoon de natuur teen reeds byr.a was uitgeput, en alles haar begaf, bchalven haare tedere ftandvastigheid, die door de liefde bezield wierd. Eindelyk ontfermde zig de Voorzienigheid over haar, en wendde haare (tappen naar een breed voetpad, waar langs een menfehelyke gedaante als dood lag uitgeftrekt, met een pyl in den boezem. Gy begrypt reeds, dat het niemand anders was dan Hendrik zelf. Gy moogt het zelfs opmaaken, maar geen tong is in ftaat om u flegts een flaauw denkbeeld te geeven van dien onvergelykelyken heldenmoed en trouw , welke thands Emma bezielde! Zy vondt het Hchhaam nog warm; de pols floeg zagt, en  186" EMMA CORBET. en het hart klopte flaauw als van eenen zieltoogenden. Zy ontrukte den pyl, en zoog de wond uit. ■— Zy had wel gehoord, dat deIndiaanen pylen gebruiken, wier punten vergiftigd zyn: en te regt beiluitende, dat deeze een zodanige was, drukte zyde wond, zonder eenige bedenking, met haare lieve lippen. Dit by komend gevaar was voor haar een nieuwe beweegreden om het te doen. Ach Heer Corbet, welk een engel is uwe Emma! Langzamerhand kwamen 'er meertee» kenen van leven te voorfchyn. De te' dere Emma verbergde voor eenigen tyd haar ongelukkig pand, dat zy nauwlyks voor de lugt bedekken kon. Eer hy weder volkomen bykwam, vermeerderde zy haar vermomming zo veel in haar vermogen was. Ach niemand dan de groote Schepper der natuur is welfprekend genoeg, om u de verrukking van dit verwc:;der!yk fchepzel te bekhryven, toen zy voor het eerst het lang geflooten oog van Hendrik zig zag openen voor  EMMA CORBET. I87 voor het licht, openen om haar zelve te aanfchouwen. Denk, Heer Corbet, hoe moeïjelyk het voor haar was, om zig in dit verrukkelyk ogenblik bedekt te houden; en bedenk dan, welk een tegenwoordigheid van geest 'er nodig was, om de dierbaare en gevaarlyke uitftortingen der liefde te beteugelen. De fluweelzagte toonen der liefelykfte ftemme van de waereld waren zo kunstig veranderd, dat zy volkomen met het overige van haare vermomming overeenftemden. Zy laafde hem met het geen het goed fortuin haar op de jagt onder de vrugten van het bosch verleende. Hy kon zig niet opbeuren. Ceene foldaaten kwamen te rug. Zy waren in de fcbermutzeling gefneuveld , en wierden te vergeefs gezogt ! Geen huis was hier omtrent, zelfs geen hut; en zy durfde niet te ver van de plaats, daar hy lag, afdraaien, om het vlek niet uit het gezigt te verliezen. Doch thands gevoelde Heüdrikde prikkeling der nooddruft, welke zelfs Emma niet verfchaf- fen  183 EMMA C O R e E T. fen kon. Vrugten en green ters, welke beurt om beurt. zo als zy Emma op den weg voorkwamen, wierden ingezameld, waren niet kragtig genoeg. Het was als of de honger wilde voltcoijen, het geen het vergift begonnen had. Door gebrek aan behoorlyk voedzel, na het uitftaan van zo veele afmattingen, was hy in eene kwyning vervallen , die zelfs erger wasdan die van Emma, welke de tederheid boven alles wac haar overkwam fcheen verheven te hebben. In deeze ogenblikken was het, dat Hendrik zig aan de wanhoop overgaf in deeze ogenblikken fmolt zyn hart van dankbaarheid jegens zynen befchermer. —- -Ach edelmoedige onbekende (fprak hy met een zwakke ftcm) wie gy ook zyn moogt, ontfang de dervende erkentenis van eenen man, dien gy van eenen ontydigen dood hebt zoeken te bevryden. Hadden uwe vriendelyke poogingen wel ge-  EMMA C O R E E T. I H9 gelukt, hoe veel dank zoudt gy niet behaald hebben van eene der beste — der dierbaarste. — Maar dit mag nu zo niet zyn. Myne krag- tcn begecven my mogelyk eer het nog een uur verder is ach laat my, laat my dan des hemels zegeningen affmecken over die lieve treu. rige, welkers traanen mogelyk pp dit ogenblik voor den fterveuden Hendrik vloeijen. — Ach myn Heer! waardige jongeling, kost gy haar zien, ■ kostgy haar myne dervende gevoelens overbrengen kost gy haar verzekeren , dat myn iaatfte zugt Maar neea het is onmogelyk- Zy is duizend mylen van deeze doodelyke ftrcnlen verwyderd. Geen nood, O God, hoor my! Geef gy haar deezen aagt, dit ogenblik in , wat myne laatile zngten waren! Ach Emma! Emma, myn leven, myn liefde t Hier viel hy op den boezem van Emma, en zou ivaarlyk geitorven zyn, had hy ge-  190 EMMA CORBET. geweeten, dat het Emma was, die hem onderfchraagde. Zy drukte zyne hand. Zy kon niet fpreeken. Haar fmeekend oog was op den Almagtigen Vader der Genade geflagen. Laat geen menfchelyk hart het vertrouwen op den hemel ooit opgeeven. Het is nooit te Iaat. zyn toeverlaat op God te ftellen! Binnen het gczigt van dit wanhoopig paar kwamen 'er thands eenige paarden aanryden. Zy waren belaaden met provifie en monteeringen, die in fleeden en kleine wagens voortgetrokken en gevolgd wierden van drie detachementen foldaaten, die door den Generaal tot het overbrengen van deezen toevoer gefchikt waren, en aan de noordzyde van het bosch moesten post vatten. Onder deezen fleep was ook eenigvee, in 't byzonder kalveren. Ik behoev u niet te zeggen, welk een gebruik of de onvermoei-  EMMA CORBET. 191 moeide Emma hier van maakte: haar inneemend fmceken, en de treffende eenvoudigheid van haare droefenis, gevoegd by den ellendigen toetend van een Engelfch officier, die genoegzaam op den oever van den dood fcheen , had zulk een volkomen invloed op de foldaaten en het volk, die by de fleeden en wagens waren, dat zy alles, wat Emma kqa wenfchen, maar aanlangden, en haar zelfs een fleede met een muilezel en een gids toeftonden, om den Capitein Hammond naar John's-Town te voeren. Dus door de Voorzienigheid ten tweedemaale van den dood gered, zal ik u niet ontroeren met een verhaal der moeijelykheden onzer reis of der vorderingen van Hendriks herftelling, daar ten minsten deeze genoeg zyn om Emma Corbet te vereeuwigen;dan ik zal uwe verbeelding geleiden naar John's-Town, waar Hendrik en zyne befchermfter eindelyk aankwamen, en djn Heer Robert Raymund van  192 EMMA CORBET. van zyne koorts herfteld vonden , zo als hy op het punt ftond te vertrekken om Emma natevolgen. Haare onafgebroken zorgen wierden thands onderftcucd doordien uitmuntenden man , en Hendrik wierd binnen korten tyd de voedftérhng van beiden. Hy kon thands wandelen, praaten, en zyne wonden waren geneezen. Op een agtermiddsg wierd Hendrik door den Heer Robert langzamerhand be. reid voor de tederfte verrasfingen, die ooit het hart van eenen minnaar konden roeren; hy maakte zig zelf bekend als den vriend van Corbet —.~- hy verzekerde Hendrik, dat hy Emma in een goeden ftaat van gezondheid befchouwd had kort voor dat hy Engeland verliet. Hy beweerde in de kragtigfte taal, haa« re ftandvastigheid, haare verkleefdheid, haare liefde —— en zeide dat haare genegenheid zo fterk was, dat hy zig niet verwonderen zou den eenen dag of den ander  emma corbet. 1^3 anderen te hooren dat zyin America aangeland was. ■— Ja> Ja. en in America is zy aangeland riep zy uit (daar zy op dit ogenblik volgens het zo aangenaam beraamde plan binnen kwam) Zy is gearriveerd — zy is bier zy is nu in het by- zyn van haaren lieven Hendrik zy biedt hem nu de hand van Emma voor eeuwig! Emma" was nog in haar mannelyk gewaad; maar zy had de fmetten van haar beminnclykgelaat afgevaagd, en ontdekte genoeg, dat Hendrik eerst op zyne kniën viel om denhcrftellendenGcdaantebidden, en zig toen in de armen wierp van de tederfte der vrouwen. Gy zult van my niet verwagten, dat ik u vertealen zou wat zy beiden op dit ogenblik gevoelden. Gy kunt niet verwagten, dat ik u dien gantfehen reeks der bekoorlykfte droefheid en daarop volgende gelukwenfchingen befchryvc, toen II. deel. I Hen-  ÏP4 EMMA CORBET. Hendrik alle de ondernemingen van Emma hoorde verhaalen. Hy bevondt zig zeiven den gezegendften, den geachtften, den bemindften der mannenIHy vond Emma alles, wat geen taal kan uitdrukken. In 'tkort, het was een valsch gerugt, gelyk gy ziet, dac Emma te John's-Town wegens Hendriks dood gehoord had. Hy was voor Emma bewaard , om hem optefpooren en te her- ftellen. Hy is nu ontdekt, hy is herfteld. Emma is nu voor zyne oogen Emma, de edelmoedigfte de . Ach Heer Corbet! Hendrik is de gelukkigfte der menfchen. Hy kan u nu zeggen dat hy het is hy dieteert deeze ophelderende bladen ■ de woorden rollen van zyn dankbaar nart> — De tederfte gunsten der Voorzienigheid rusten op hem. Zy zyn zigt- baar zy zyn tastbaar. Nu zult gy niet langer weigeren, om hem de hand van Emma te geeven ! Ach dat hy haar waar-  EMMA CORBET. 195 -waardig was. Verberg, wat ik u fmeekenmag, deeze tedere omftandigheden voor Louiza, zyne zuster. Hy neemt den fchry ver de pen uit de hand en — Neen! het is niet nodig den brief te teekenen. De naam is u nu bekend. Vaarwel 1 la HON-  I§6 EMMA CORBET. | HONDERD EN ZESENTWINTIGSTE BRIEF. AAN C. CORBET, ScHldkn, T> e goedgunstige Voorzienigheid heeft JL** zig eindelyk over ons ontfermd. Hetpaquet van Hendrik zal u zekerlyk eer dan deeze ter hand komen. Ik kan u niet ligt zeggen hoe ik my zeiven, eenige daagen geleeden, geheel, om zo te fpreeken, in kern vernietigd hebbe. Hendrik neemt fterk aan De zorgvuldige oppasfingen van Emma , die in de daad zo zuiver als kiesch waren, hebben hem genoegzaam uit den doode opgewekt. Egter benyde ik haar by_ kans het deel, dat zy in deeze ontdek, king en alle dcrzelvèr gelukkige gevolgen gehad heeft. Ik kan het naauwelyks myne ziekte vergeeven, die my zo langen tyd het huis heeft doen hou. den.^Hst is Emma alleen, die Hendrik behouden heeft. Hst is Hendrik alleen die  EMMA C O K B E T. 197 die zig zulk eene behoudenis kan waardig maaken. Gy kunt u niets zo tedee verbeelden a!s zyne dankbaarheid, zo warm als zyne liefde, of zo volmaakt als zyne kieschheid. Ik had ditzokicsch van een officier niet verwagt, en ben niet minder verwonderd dan vergenoegd. Ja myn lieve oude vriend, gy hebt nog eene dochter, en zult, binnen korten tyd, kunnen roemen, dat —• Ach myn vriend, hoe oneindig laag. ben ik gevallen beneden den (landaard van myne eerzugt! Hoe onzuiver is de menfchelyke deugd! Hoe zwak is de menfchelyke moed ! Het uitzigt,dat Hendrik uw zoon zal worden , bekoort niet half zo veel dit weerfpannig hart, als het behoorde te doen, en egter, de hemel is myne getuige, dat ik alles aanwende om zyne gezondheid .en zyn geluk te doen toenecmen. Mogelyk ben ik nog niet geheel belangeloos. Ik peins op alles wat maar mogelvk is-om het geluk van Emma te I 3 be-  198 EMMA CORBET. bevorderen. Ik ben 'er moedig op om haar te behaagen. Ik befchouw Hendriks jeugd en wenfche, dat zy alle de geneugten moge genieten, waarvoor zy gevormd is. Ik overweeg myn eigen ouderdom, en denk dat myne dwaasheid onvergeeflyk is. Ik ben 'er volkomen van overtuigd, en egter kittelt het myn hart. Ach, Heer Corbet, welk een listig en woelend beginzel is het, dat wy in onzen boezem voedden, en dat zig even gelyk een flang tegen zyne voedfler keert? Het ileekt, en wy worden 'er niet om vertoornd." het pynigt en wy kunnen het maar niet van ons verdryven. Somtyds gelykt het een heelende balzem, die in onze wonden vloeit, en ons voor al ons lyden beloont. De ellende, welke het gevolg is van eene tederheid, zo als de myne, is met zulke aangenaame inmengzelen verzoet, dat een teder hart onmogelyk kan wenfchen, dat het van hem wierd afgewend. En egter, myn vriend, het is  EMMA CORBET. IQ9 is al te ftyf-gezet, Ik heb bevonden, dat allepoogingen maar te vergeefs zyn, om my zeiven tot or.zydigheid overte- . haaien. Het is deugd en fchoonheid, die my bekoord die my gekluis¬ terd hebben! Eer zulk een ziel, gelyk de myne, zig uit deeze banden redden kan, moet eerst het betoverend vermogenvan derzelvervoorwerp veranderen, haare fchoonheid leelykheid, en haare deugd ondeugd worden. Dit is buiten tegenfpraak. Het groote punt van eigen zedclykheid is in ieders magt, en gevolgelyk ook in de myne. Het.menfchelyk hart bemint als het naar zyne infpraak luistert het ziet zyne afdwaaling, en beeft op dat aanzien: maar de maatfchappy, de godsdienst, en de wetten moeten allen geëerbiedigd worden, en hy, die dezelve denkt te overfehryden, maakt zig zeiven veragtelyk. Vaarwel! ROBERT RAYMÜND. T 4 HOM-  2C0 EMMA CORBET. HONDERD EN ZEVENENTWINTIGSTE BRIEF. AAN DEN ZELFDEN. Emma, vercierd met alle de bevallig, heden der vrouwelyke kleeding, fchynt thands, zedert de laatfte vermomming van haare bekoorlykheden, nog beminnelyker dan ooit te vooren. Zy heeft haare voorige gedaante weder aangenomen. Ach Corbet, welk een meisje! ■ Gelukkige , gelukkige Hendrik! welke jaaren van zegeningen j ■ Myn vriend ! ik ben niet wel.— Ik ben niet, zo als het behoort. ■ Ik kan niet fchryven.' Vaarwel, Vaarwel!, ROBERT R AYMUN D. HON-  £ M M A C O R E E T. 201 HONDERD AGTENTWINTIGSTE BRIEF. AAN HENDRIK HAMMOND. De lange afweezigheid zal uwe eigen geldzaaken zo wat in wanorde gebragt hebben; ten minsten zal de oorlóg u uwe remifes zeer irregulier hebben doen toekomen. Als een krygsman en ongehuuwd perfoon kunt gy u eenigzins naar deeze ongelegenheden fchikken; doch, daar gy in eene andere betrekking op het punt Raat, om u te belasten met de liefelyke zorg voor eene deugdzaame vrouw , zo geyoelt gy zelf wel, hoe veel de zaaken van gedaante veranderen. Ik heb by louter toeval ontdekt, datgy onderRand van Engeland verwachtte. Dat gy by deeze gelegenheid geld nodig hebt is zeer natuurlyk, doch dat gy 'er naar moet wachten is zeer fmertelyk. Gelukkig heb ik genoeg medeI 5 ge'  302 EMMA CORBET. genomen, om ons beiden te geryven. De ingeflotene zal u terftond tot dat einde kunnen dienen. Gy zegt, datgy myn vriend zyt; gy hebt thands gelegenheid, om u zulks te betooncn, door gebruik te maaken van het geen ik u aanbiede, tot zo lang gy naar Engeland gaat, wanneer het u behaagen mogt om my het montant weder te voldoen. Ik leg u, gelyk gy ziet geene verpligting op, maar (leek u in fcbulden. De eenigfte interest, die ik zou begeeren, is, dat gy in deeze zaak by Emma mynen naam niet noemt. Deeze omftandigheden betcekenen tusfchen ons mannen niets; het zyn gewoonelyke zaaken. Vrouwen, weet gy, zien altyd zonaauwkeurig naar de middelen, en zyn, het zy gehuuwd of ongehuuwd, altyd zo kiesch, dat een braaf man beeft om dat geene aantebieden, waarvoor zy bee» ven om het te ontvangen. Ik weet dat gy geld noodïg hebt, en laaten wy dus maar geen complimenten maaken. Vaarwel! ROE E RT RAYMUND.  EMMA CORBET. "03 HONDERD NEGENENTWINTIG. STE BRIEF. AAN C. CORBET, ScMldkn. T Tendrik wordt lastig. Hy dringt "■-J- my, om Emma, uit hoofde van myne geneeskundige kennis, te verze. keren, dat hy thands volkomen gezond is. Om dit te bewyzcn toont hy eene ongewoone vrolykheid en leevendigbeid. Hy is een boezemvriend geworden van den KappelJaan van het regiment, en deeze heeft aangenomen om te volbrengen de Waarachtig Corbet, ik kan 'er maar niet toe komen, om dit alles zo uit myn hoofd te Rellen, of 'er zonder fmerte aan te denken. Wispelturige! Ik zal dit alles eindelyk nog wel te regt brengen, maar daar zyn zulke tegenftrydige aandoeningen, die myn hart I 6 be-  204 EMMA CORBET.' beftormen. Ik wandel wel op de regte paden, maar ik ben al te gevoelig voor de doornen > die my kwetfen. Vaarwel. ROBERT R4TMCND. 110 Is-  EMMA CORBET. 205 HONDERDENDERT1GSTE BRIEF. AAN DENZELFDEN. Ach Corbet, het is van den morgen tot den avond dat Hendrik my lastig valt om hem naar het outer te verzeilen! Hy weet niet dat ik eenige reden hebbe voor myne bartgrievende tegenwerpingen. Emma fchynt 'ereen medegevoel van te hebben dat zy niet kan uitboezemen. Zy fchynt zig aftepeinfen om eene verontfchuldiging voor my uittedenken. Zy heeft medelyden met my. Haare traanen getuigen dit. Hendrik ziet dezelve afvloeijen, en kustze weg met bévende lippen. Hoe! haar aan een ander geeven zelfs deelgenoot te zyn van de laatfte omftandigheid myner wanhoop ! Ach het is om te belterven het is volftrekt onmo- gelyk! Hendrik fmeekt my egter hy I ? be-  205 EMMA CORBET. beroept zig op my als eenen vader, als eenen verlosfer - Wat zal ifc doen ? Ik wensch hem geluk, ik wensch zelf, dat zy te zamen gelukkig zullen zyn maar by de plegtigheid tegenwoordig te zynl- den /lag bytewoonen, die alle hoop voor eeuwig affnydt! De Na. tuur dynst te rug voor deeze taak, en ik ben te veel aan haar onderworpen om dezelve aftedcen. Vaarwel! * ROBERT RAYMUND.. HON-  EMMA CORBET. 207 HONDERD EENENDERTIGSTE BRIEF. AAN DER HEER ROBERT RAYMUND. Ach myn vriend ontfang den tol van het geen ik voor u gevoele. Edelmoe" di^ man! wat kan ik doen om de fmerten te°verzagten, daar ik de ongelukkige oorzaak van ben. Denk, wat ik u frneeken mag, eenige reden uit om uzeiven dien morgen afweezig te houden. Roep een geoorloofd bedriegerytje te hulp om u zelf en my zo veele grievende won. den te befpaaren. Uwe tegenwoordigheid zou de zegeningen van deezen dag vernietigen zelfs van deezen dag, die my de hand van Hendrik geeft. Waarlyk het zou. Ik zie uwe ontroering. Ik zie uwe worsteling. Zy ont. fnappen in weerwil van de beminnelykfte poogingen uwer ziel. Zy breeken door uit uwen boezem. Ik zieze in uwe traanen. Ik gcvoelze in uwe zugten. Om  2c8 EMMA CORBET*. Om mynent wil om, u-went wil —- om 'sbemeis wil blyf niet langer, waariyk blyf nier langer onder het zelfde dak. Ik heb zo veel wezenlyke achting voor u, dat ik den dwang niet zou kunnen verdragen, die wel dra zal worden opgelegd. Uwe deugden hebben u in de tweede plaatsmyner genegenheden gefield — die tweede plaats is de vriend. Map, en deeze is en blyft de uwe, zo lang ik eenig bezef en gevoel hebbe der waardigfte aandoeningen. Maar ach denk toch, dat de eerfte plaats de liefde is, en dat deeze aan Hendrik behoort aan Hendrik myn aanflaanden echtgenoot. ■ Hy ftaat 'er op, hy dwingt, hy houdt 'er op aan met al den aandrang der tederheid, dat morgen de gewenschte dag mag zyn. Hy bekyft my byna, dat ik niet genoeg voor hem gevoele. Helaas, myn dierbaare vriend, het is uwe droefheid, welke men in uw gelaat kan leezen, en in uw laatfte onderhoud, toen wy te zaamen waaren, zo fterk  EMMA CORBET. 2Q9 fterk doorftak, welke deeze worsteling der dankbaarheid voortbrengt. Ik ben u verfchuldigd ach wat ben iku niet verfchuldigd ? Ik wenschte ik wenschte alles wat mogelyk was te doen, om u te dienen. Het briefje,datgymy vanmorgen toe. zond, heeft my gegrieft. Gy geeft daar uw voornemen te kennen, om Philadelphia te verlaaten. — Ik begryp de beweegreden; Neen gy wilt dezelve niet verbloemen, en hebtze reeds gedeeltclyk beleeden. Alles, zegt gy, kuntge, behalven dit,uitftaan. Myn lieve, lieve vriend oorzaak van zo veele vertrooftingen, verzagter van zo veele zorgen wat wilde ik niet wel geeven, dat nooit eenig toe. val deeze gevoelens voor Emma in uwen zagten boezem had te voorfchyn gebragt. Tot hier toe was alles wel » alles was graotsch en glorieryk. Gy verze-  aiO EMMA CORBET. zekert my nog al, datge ook het eenigüe gedeelte, dat nog overfchiet, kunt afdoen. Hiervan ben ik nog niet te wel overtuigd. Egter heeft sw vriendfchap my zo menigmaal in myn lyden, zo menigmaal in de grievendfte aandoesingen bygeftaan, dat zelf myn hart in dit gezegend ogenblik voor u bloedt. Wilde gy -— ach hoe hard valt dit verzoek, wüde gy zo goed zyn om u zeiven flegts zo lang te onttrekken tot dat uw gemoed in rast is, ik zou het zo lang uitftellen -— ik zou wel het een of ander voorwendzel bedenken om Hendrik —— Heb medelyden met my, Heer Robert, en behoed ons beiden voor de fmerten eener duidelyker verklaaring. Het zal misfchien niet meer in myn vermogen zyn, om u op deeze wyze te fchryven. Ik weet dat uwe vriendfchap 'er op zou aandringen, dat ik alle pligten en alle verbintenisfen ten ftrengflen zou naarkomen. Indien dus deeze uit dien hoofde  EMMA CORBET. 211 de de laatfte onzer wederzydfche brieven zyn mogt, zo fmeek ik u te gelooven, dat by ieder zugt, by ieder vuurig gebed, dat ik ten hemel opzend, uw gezondheid en uw geluk geen gering gedeelte derzelver zullen uitmaaken. Ik denk niet, dat onder het gebeurlyke iets in ftaat is, om my onder het zeker vooruitzigt van met Hendrik vereenigd te zyn, ongelukkig te maaken, en egter, Heer Robert, is myne oprechte achting voor u zo fterk, dat ik niet volkomen gelukkig kan zyn, zo lang ik eenigzins bewust ben, dat ik eenen deredelmoedigfte menfchen eenige fmerte veroorzaakt heb. Hendrik komt in en ik kan niet meer zeggen. EMMA. HON-  212 EMMA COSSET. HONDERD TWEEËNDERTIGSTE BRIEF.. AAN DEN HEER ROBERT RAYMUiSD. Ach onwaardeerbaar Vriend ! Waarom verlaat gy ons in dit bekoorlyk tydsgewrigt? Wilt gy, die mynen ichat door zo1 veele gevaaren geleid hebt, thands weigeren , om haar voor eeuwig in de getrouwe armen te zien van hem voor wiens omhelzingen gyhaar bewaard hebt. Hoe onvriendelyk l Uw knegt komt zeggen dat gy thands in uwe kamer ziek ligt; doch dat gy bellooten hebt te vertrekken, zo dra gy maar in ftaat zyt om vervoerd te worden. Dat moet niet zyn. Emma heeft haaren trouwdag uitgefteld, om dat haare geest te veel afgemat was. En nu zal ik denzelven nog een weinig verfchuiven op dat wy het fieraad van zulk een vriend ais Robert Raymund is, niet ontbeeren mogen. Ja: ik wil zelfs de bezitting van Emma uit- ftel-  E M M i c 8 R I> E T. =13 ft-llen.tot dat haar edelmoedige befchermer in ftaat is deeze vereenigmg door " n byzyn te heiligen. Gy houdt uwe Emer zo't fchynt. Ik wil op het ogenb ik daar byu komen. Gy zult my den toe*ang niet weigeren. Gy zult my niet ' ingaan, voor dat gy my uw woord gegeven hebt. Emma ftaat erop. Vaarwel, altyd dierbaare,altyd deugdzaamcHeer Robert, vaarwel! HENDRIK HAMMOND, HON-  214 EMMA CORBET. HONDERD DRIEËNDERTIGSTE BRIEF. AAN EMMA CORBET. TVVisch den inhoud van het briefje , * * en alle fpooren van ons onderhoud uit. Het was menfchelyke zwakheid. Het was de bekoorlyke inftorting van. een hart, dat een weinig van zyn vastgefteldpunt affpringt,doch weder te rug keert en zig in zynen ouden kring herRelt. Ik gevoel dat myn hoogmoed geraakt is. Ach Emma gy moest my zo verre in edelmoedigheid niet voorbyftreeven. Stel uwen trouwdag niet langer uit! Dat de uitgezogtfte zegeningen van het almagtig Opperweezen over denzelven mogen uitgeftort worden! Ik ben weder geheel my zelf, en ik ben de uwe in den geest der heilige vriendfchap, zo lang ik leeve. ROBERT RAYMUND. HON-  EMMA 5 O R B E T. 215 HONDERD VIERENDERTIGSTE BRIEF. AANHENDRiKH ammonDjSchüdkn, Ik wil niet langer dulden dat gy om mynent wil uwe vreugde verder uitftelt. Ik fchryf u uit een dorp, waar ik volgens ingenomen advies my heb laaten brengen, óm verandering van lugt te hebben. Laat my wectcn, dat gy de gelukkigfte der menfchen zyt, en wanneer ik 'er weder zo gezond, als het behoort, uitzie, om eene bruid of bruidegom aantekyken,zal ik niet in gebreke blyven, om u te Philadelphia te komen begroeten > waar het my ten hoogften aangenaam zal zyn om alles in rust te vinden. Vaarwel. Ik verzoek op de tederfte wyze myn refpedt aan Emma. — Hat*mond had ik haast gezegd. Vaarwel. robert raymond. HON.  ZIÖ EMMA SORBET'. HONDERD VYFENDERTIGSTE BRIEF. AAN C. CORBET, Schildhl. TT\e grootfte proef van myn leven , •Vr en zelfs misfchien van het menfchelyk leven is voorby, want ik heb zo even gehoord, dat uwe dochter de vrouw van Hendrik is, en egter ben ik in ftaat om de pen te houden. Is 'er niet een zekere bepaalde hoogmoed, die ons verheft na het volbrengen van de grootfte en moeijelykfte pligten ? Het is als of 'er een zeker bovennatuurlyk zelfsgenoegen om myn hart zweeft, als ik deeze zegepraal over myne driften befchouwe. Het is een offer van my zeiven aan de maatfchappy. Het is —— ach Heer Corbet, ik wensch hun van harte geluk. Deeze dag is hunne trouwdag. Er is zo even een Expresfe gcko. men aan myn buitenverblyf, daar ik my verlustige > verfuslige zeg ik! Helaas!  EMMA -CORBET. 21 £ 'Jaas! kunt gy niet de fpooren van myn bloedend hart ontdekken? Kunt gy 'er den grievenden doorn niet in vinden ? — Weg, weg! Dat moet niet zyn — en egter mag ik aan u, myn vriend, veilig iets van de overblyfzelen eener ongetemde zwakheid vertrouwen, indien gy misfchien geene geringe merkteekenen myner traanen op mynen brief mogt ontdekken, indien, by geval —— ■Het is buitenfporig. Hendrik Hammond is gefchapen voor Emma. Ik zal eens ernftig over myne hardnekkige zwakheid gaan denken, en een redelyker fchepzel tragten te worden. Waar* lyk ik zal, myn lieve oude vriend! geef my maar wat tyd. Het is omtrent elf uuren des nagts, terwyl ik deezen fchryve. Ik heb de plegtigheid niet bygewoond, die van den morgen volbragt is. II. DEEL. K Ik  2l8 EMMA-CORBET. Ik ftel my niet voor om voor eenige dagen weder naar Philadelphia te gaan. Het is een droevige melancholieke avond. Ik zit hier alleen in een groot vertrek. De zugten borstten uit mynen boezem, en de traanen rollen uit myne oogen, zonder eenige fchynbaare reden. Mogelyk dat ik het moet toefchryven aan de dampige vogtige lugt! De vogtige lugt! Ach neen aan de voorbygaande zwakheden der natuur zyn wy allen onderworpen. Misfchicn zal het morgenlicht my wel gefchikter maaken voor het geen ik wensch en behoor te zyn. In die verwagting zal ik nu de rust zoeken. Corbet, wat mag 'er :cch de reden van zyn? Zo als ik mynelaatfte gezegde befloot, girg ik in myn flaapkamcr, om naar bed te gaan, doch ik zette my zeiven in eenen ftoel naast het Iedikant neder, en ik heb nog geen de mins«  EMMA CORBET. 2lp I minste moeite gedaan, om my te ont. kleeden, fchoon het daglicht reeds begint aantebreeken. Allerhande muizenisfen hebben my gekweld. Ik ben omtrei.t veertien mylen van PhiJadclphia af, waar zig nu het lievfte paar, dat ik ooit befchouwde, bevindt. Corbet, ik ben verbaasd zwak en niet minder befchaamd over my zeiven, —— Foei, hoe kan ik dus praaten! Misfchien zit gy thands te treuren over den dood van eenen zoon en de afweezigheid van eene dochter, terwy] gy daarenboven nog de fmerten gevoelt van alle die ongemak-ken, welke uw afgeleefd lichhaam folteren en u zo ongelukkig maaken , als gy eerwaardig zyt. Ongelukkige vader, dierbaare vriend, vaarwel! Van myne rampen zult gy niet meer hooren. Ik bloos en leg my zeiven met betrekking tot dit onderwerp voor altoos het ftilzwygen op. ROBERT RATMÜND. K 2 HON-  23,0 E.MKA.C.0KÏE:T, .HONDERD ZESENDERTIGSTE BRIEF. AA-H c. CORBET, ScHldkn. Ik ontving uwe gelukwenfchingen; ik • ontving uwe zegeningen; en tot eene kroon van alles, wat het menfche]yk geluk kan voortbrengen, heb ik de hand van uwe dochter ontvangen. Ja myne verrukking heeft my vervoerd om zulk een Route uitdrukking te waagen. Ach Heer Corbet, ik blyf Reeds een mensch ik blyf vatbaar voor alle fmertelyke aandoeningen. Het fchrikkelyk berigt, dat gy my doet toekomen van myne arme zuster en van uw eigen afneemende gezondheid, hebben my ontroerd en gewond. 'Ongelukkige Louiza! lieve verlaatene van den edelmoedigen Eduard! Ach dat gy beiden by ons waart, door onze zorg , wierd opgekweekt, en veilig moogt rusten onder de befcherming der /ederftc omhelzingen.  E M M A * O'R E E T. 22* De Heer Robert Raymund , onze tweede vader en beste vriend, zou 'er om verheugd zyn. Doch hy houdt zig verre van ons op. Hy pleeg verzot te zyn op ons gezelfchap, en nu heeft de fomberfte eenzaamheid hém van ons verwyderd. Te vergeefs nodige ik hem', te vergeefs fmeek ik hem. Hy is melancholiek; hy is overftelpt van droefheid. Is daar een reden voor ? Ach dat ik dezelve kon wegneemen! Ik heb nu zes weeken in de bezitting van Emma Corbet geweest. Zy is myn vrouw! Groote God hoe zidder ik van dankbaarheid! Ach Opperfte Uitdeeler van alles goeds , indien het uw-goddelyk behaagen is om myne zuster en myne vrienden te herftellen indien het beftaanbaar is met dat ontzaggelyk raadsbelluit, (welkers ondoorgrondelyke diepte ik my niet vermeete te doorfnutTelen,) om ook een gedeelte van dat geluk, 't welk gy aan Emma en my gefchonken hebt, tot hen uittebreiden, zou de maat myner zegeningen indedaad zyn vol ge ■ K 3 mee-  222 EMMA CORBET. meeten! Ik ben door dit gebed getroost. Het zal aaDgenomen worden. Het wierd met de opregtfte aandoeningen van eene hartstogtelyke ziel aangeboden Ach myn vader, voeg, voeg 'er uwe vinnige gebeden by. Het is thands in den hemel voor Gods throon, den zetel der genade! Stel 'er uw hoop, uw vertrouwen op. Wy zullen allen gelukkig zyn. Wat kan ik zeggen, dat teder genoeg is om de herinnering van de kinderlyke pligten eener.dochter tot u overtevoeren. Wagt dit eerlang van haar ei* gen taal, die alleen het gefchiktfle voertuig is, om de opwellingen van haar hart tot u overtebrengen. HE ND R IK HAMMOND. HON-  emma corbet. 223 HONDERD ZEVENENDERTIGSTE BRIEF. aan c. corbet, Sebildkn. Ik heb myn kloppend woelend hart byna zo ver te ondergebragt als ik wenschte. De reden is zo een zwak vermogen niet, als wy ons inbeelden. Haar gebied is mogelyk niet regt bekend myn vriend. Het is geen dwingelandy, maar een zagtzinnig en genoegeIyk gezag dat zy oefent. De onderdaanen van haare heerfchappy zyn de driften; en daar deeze al van een zeer teer foort zyn, zynze moeijelyk te regeeren. Ik heb hier toe ons verftandelyk vermogen aangewend, fchoon geenzins volgens de gewoone beginzels. Ik fmeekte haar niet om my te bezielen met èieonverfcbiiligheid, welke gewoonlyk de zugt is van ben, die in hunne K 4 wen-  224 EMMA CORBET. wenfehen zyn te leur gefield. Het voor* werp van myne liefde is gehuuwd aan den man van haar hart. Zy verkreeg hem als de prys van ongelooflyke moeijelykheden. Ik zag hier mede alle hoop op haar bezit voor eeuwig afgefnedenHet was een onverdragelyke zielsfmert. Ik kropte dezelve op tot dat ik byna in wanhoop uitborst. Ik koesterde de drift ■ zelfs daar de onverbreekbaarfle banden tegens my waren zamengehegt. Ik zag de dwaasheid van myne najaa. gingen, en deinsde te rug-— ikdeinsdete rug, myn waarde Corbet, niet om op wraak te peinfen tegen eenen gelukkigen mededinger, maar om my zeiven voor verdere ellende te behoeden, en te denken-. Het is zelden te vergeefs, wanneer wy ons in ernst van onze driften beroe, pen op ons oordeel. Wy flaagen kwaa-lyk, omdat wy het niet ernstig genoeg meenen, maar alleen ons verbeelden dat wy het doen,.  EMMA CORBET., "5 Ik koos een ftil uur uit, en lag de eenvoudige facta- eens voor my. Zy waren niet uitgewerkt. De vrouw myner genegenheid, (dus redeneerde ik) is nu gelukkig getrouwd. Zy is edelmoedig genoeg ommedelyden en achting met my te hebben wegens de ellende,die zyJE>u> ten haaren wil veroorzaakt heeft, loevallen hebben dat geen bevestigd, t welk Corbet in 't eerst bedekte. Ik heb al te veel tot haar tegenwoordig geluk toegebragt, om my.hard te behandelen, en egter zal myne verdere hartelyke vriendfchap haar droefheid vergrooten, zo het zelfs maar niet te gelyk zig tot haaren man verfpreidt. Hoe bitter betaalt zy my voor myne voorige diensten! Wat let haar, nu zy in de armen van Hendrik is, om myne drift als hoonendo en godloos aantezien ? Zulke diensten! Moet ik dan dus denken en haar hierom vervolgen? Ach bitterheid! ach dwaasheid l Maar kan ik dan myne genegenheid verwinnen? Neen! het is niet mogelyk; K-5 het-  226" EMMA CORBET. het is ook niet noodzakelyk. Kwaade driften uittedooven, en de goede wel te bellieren zyn twee groote zaaken, die'binnen het bereik myner reede zyn. De Perfoon van Emma langer te begeeren, zou eerloos zyn. Het is door de wetten, van den godsdienst en God zeiven verbooden. Maar zyn dan louter zinnelyke driften, op myne jaaren, nog zo fterk, dat ikdezelven door geene moeite kan te onder brengen ? Wat zal toch het gevolg zyn van myne hardnekkigheid ? De droefheid van Emma, die nu niet anders dan vreugde fmaakt; de agterdocht van Hendrik, wiens hart in dankbaarheid jegens my weg fmelt; en het verwyt van myn eigen geweeten. Kan ik dit uitftaan, of is een hoofdige verkleefdheid aan dat geen, 't welk de rede my alleen weigert, en 't welk met dat alles toch hopeloos is, fterk genoeg om my te onderfteunen ? Doch wat ftaat my dan te doen ? Zou de reede niet haar vergelding" medebrengen, • geen evenwigt van belooningen voor zulke- ftren-  EMMA CORBET» 237 ftrengc kastydingen verfchaffen?Zyd:>et het met eene milde hand. Moet ik onder deeze vergeldingen de geneugten^ der vriendfchap niet tellen , die niet minder teder, hoewel minder deelneemend zyn het ftil uitgeboezemd gebed voor een menfchelyk weezen, wiens geluk my dierbaarer is dan dat van iemand op de aarde de edelmoedige zugten —*i de tedere traan — de vreugde der famen- Leving de zege over zig zeiven de blos der deugd, die met zig zelfs vergenoegd is — de lachjes van Emma je goedkeuring van den He- viel? Ach, Heer Corbet! wy hebben zulke fchoone vermogens, hadden wy den moed maar om dezelven te vertoonen. Wy zien 'er tegen op om een begin te maaken. Het hart beeft op 't aandenken van de moeite, die 'er aan vast is. Wy wagen het om de fteilte te beklimmen, en de fchrik bevangt ons. Doch alle moeite en zwarigheid, die wy ons voorbelden, valt allengskens toe, indien wy K G maar  42S ÏH M A- C O R 5 S Ti maar met allen ernst aanhouden. Hoe fleil de berg, hoe glibberig deszelfs pa>den ook weezen mogen, des te nader brengt ons ieder pooging by den top. De tweede flap is gemakkelyker dan de eerfte, de derde gaat gladder dan de tweede. . De beweegreden, waarom wy op. klimmen, geeft ons kragt. Wanneer deeze beweegreden zo groot is, dat zy het geluk van anderen betreft, en onzen eigen pligt iniluit, zullen wy buiten twyvel worftelen om 'er tegen opteklauteren-, Corbet, ik heb geworsteld ik kan niet zeggen hoe veel en hoe lang, maar ik kan u wel in de oprechtheid myner ziel zeggen , en zeg u, dat, fchoon ik" geenzins een gelukkig mensch ben, noch ooit weder zal zyn, ik egter nooit den dood van Hendrik noch eenige verwydering van Emma jegens hem wenfche. Ik kan hun- beider gezelfchap bywoonen, terwyl de tederheid en huuwlyks liefde in hunne fchoonfle trekken fpeelen. Er> fchoon dikwils een opkomende traan my waarfchuuwt, dat het tyd is om beent te  B-'M-'M- A CORBET, 22 9 te gaan, wordt myn hart egter nooit beilormd door het gevoel eener buitenfpoorige zugt. Hendrik kweekt myne vriendfchap aan op de zorgvuldigfte en minzaamfte wyze. Ik moet hem zyn geluk niet als een misdaad toereekenen. Ik onttrek my niet aan zyne omhelzin. gen, en fchoon ik zeldfaam het gefprek brenge op iets dat Emma betreft, is Emma egter altyd zyn onderwerp en zyn geliefkoosde ftoffe. Haar eigen gedrag komt volkomen overeen met ieder gedeelte, van haar voorige leven- Mogelyk is 'er geen aandoenlyker omftan.digheid, dan die zy moet uitftaan, wan,, neer ik tegenwoordig ben. Het is waar lyk te veel voor zulk een teder, zulk een opregt hart. Maar ik zal het uit, werkzel vermyden door de oorzaak wegtenemen. De menfchelykheid moet niet vermeeten om volmaakt te zyn. Ik heb de verwinning zo ver gebragt als ik ze brengen kon. Ik heb kragten gekregen door het onderzoek van myne zwakheid". Laat ik niet weder door myne roekeloosheid inftorten. Ik heb veel gedaan. Wan. K 7. neer.  23° EMMA e o R B E n. neer ik meer trachtte te doen. mogt ik alle de Lauren verliezen, die ik gewonnen had. OnvrywilJige gedagten kunnen de fterkfte ziel tot overtreeding brengen. Emma is eene tederminnende vrouw, eene tederhartige vriendin. De hemel fpaare haar dus, zo lang de aarde gefchikt biyft om haar het leven wenfehe, lyk te maaken. Doch de gemeenzaame onderlinge verkeering met dit huisgezin is thands wat te veel voor my. Ik pynig Emma maar, zo dikwerf ik haar bezoeke , en de natuur dryft my aan, om naar Philadelphia te gaan, zo dikwils zy maar eenig bedwang laat blyken. Ik verzoek u myn hofmeester te laaten zeggen,, om alles op Castleberry voor my in gereedheid te maaken. Ik wil naar Engeland te rug keeren. Daar is juist geen gevaar om weder inteftorten, maar ik b:n te dikwils verpügt om de redenen, die my redden kunnen, te herhaalcn. Eenige maanden afweezigheid zullen myn werk voltooijen. Hendrik en zyn vrouw « ik wenschte, Corbet, dat ik dit ■»cord met een vaster hand kon fchry- ven  EMMA CORBET. 231 ven zyn gelukkig. Ik verlaat hen in elkanders armen. Ik — -— Ach Corbet, Corbet, ik wil zonder uitflel naar Engeland vertrekken. EOBERT RAYMUJN'D. HOE-  232 EMMA C10 R BET» HONDERD AGTENDERTIGSTE BRIEF» ■ AAN DIN HEER ROBERT RAYMOND Ik ken uw menschlievend karakter, en zal uw weder iets aan de hand geeven om hetzelve intevolgen, wantik zal u eene gelegenheid aanbieden om my te verpügten. Ik heb my zelve een tyd lang gantsch niet wel geveeld, het welk ik egter niet geloof ontftaan te zyn uit eene ontroering of uit de vermoeijenisfenvanhetopkweeken van mynen dierbaaren Hendrik, wien de hemel aan myne zorg en myne liefde heeft wedergegeven , maar uit eene zekere andere oorzaak , die zig meer inwendig doet geVGelen. Ik heb 'er tegen Hendrik niet van durven reppen, en waarlyk het genoegen, , dat ik erlange om hem welvarend, en u, — ach myn edelmoedige vriend —-  EMMA CORBET. 233. gelukkig te zien, zou my nog hebben doen zwygen, indien myne pynen niet. zo hevig wierden, dat ik dezelven niet langer verbergen kan. Egter zal een weinigje van die vriendelyke hulp, welke uw ervaaren oordeel zo wel weet aantewenden, en welkers goede uitwerkzelen ik reeds zo menigmaal ondervonden heb, — ik houd 'er my verzekerd vaa . — alles weder in orde brengen. Geef my uw raad in vertrouwen en zonder uitftel. Gezegend zy uw mensch- üevend harten edele natuur! E M M "A, . HON-  C'34 EMMA CORBET. HONDERD NEGENENDERTIGSTE BRIEF. AAN C. CORBET, SckUdkn. T\ /TYn pakkafie was reedsgereed,de wind JJVJL was gunstig, en de oorlog zou my niet belet hebben om naar Engeland te fteevenen, en egter ben ik gebleven. Het menfchelyk geluk draait van het eene punt van zynen cirkel tot het andere, en is nooit beRendig. Emma is weder ziek. Gy moet my niet verwagten. VERVOL G. Ongelukkige Corbet, wanneer zal het noodlot eens ophouden om uw huisgezin te vervolgen en uwen vriend te kwel'len? Ik beef op de teekenen, die zig in Emma opdoen. Wan-  EMMA CORBET. 23S Wanhoop egter niet. Ik kan my bedriegen. Wy hebben lang de heelende hand ondervonden. Erken die. en zyc bedaard. ROBERT RAYMÜND. HON-  23<5 . e" m m a corbet. HONDERDEN VEERTIGSTE BRIEF» aan den heer robert raymühb. A ch myn vrouw, myn vrouw! - de fchat *■ -* van myn leven ! Verlaat haar nietHeer Robert, verlaat haar geen ogen¬ blik. Langen tyd heeft zy haare fmerten verborgen gehouden voor eenen ellendeling, die door 't noodlot gedoemd fchynt om haar door alles te bedroeven. Ja, Heer Robert, ik en ik alleen heb haar vermoord. Ik ben de vervloekte oorzaak. Koom, wat ik u fmeekenmag, terRond by my. Waar toe ben ik ge- fpaard! Is dit dan nu myn geluk? Is dat nu die blydfchap dat ik Emma, *— de groote, de glorieryke Emma mogt bezitten? Moeten zes maanden der hoogste zegeningen zulk een einder neemen? Ach dat ik geftorven ware — dat ik voor eeuwig was bedekt geble- - ven i dat ik nooit, nooit ■ ■ - Op  •E M MA C O S B E T. Ü37 Op myne kniën fmeck ik om uw hulp, uw gezelfchap, uw vertroosting. Ver. laat uwe afzondering. Blyf, woon, leef hier. Ik zend u deezen per expresfe. Ik heb orders om my weder by myn regiment te voegen, Vervloekt zy de oorlog! Ik wil 'er niet meer mede te doen hebben. Koom terftond! HENDRIK HAMMOND. IION-  238 EïfMA CORBET. HONDERD EENENVEERTIGSTE BRIEF. AAN C. CORBET. Schildkfl. X ch Heer Corbet, had het den he•*■-» mei behaagt, om deezen bitteren drinkbeker van my aftekeeren, of my een minder gevoelig hart te geeven, of ■ Doch laat ik niet fclaagen — ik berisp mogelyk dac het best is. Ellendeling, die verouderd zyt in droef, heid, hoe zal ik my best jegens u ver klaaren hoe zal ik voor u ver- bergen, het geen ik tóch voorzie, dat gy eens zult moeten weeten? Maar ach, befchouw mynen rampfpoed. Ik ben op de plaats zelve. Ik ben een aanfchouwer van het toneel ik ben agter 't ysfelyk geheim gekomen. Eic-  EMMA corbet. 239 Emma is vergeé ven. Mjet ik nog voortgaan? Hendrik ligt in eene brandende koorts waar in de droef heid, tederheid en fchrik hem te zamen geftort hebben. Ach die hoekige en vergiftigde pyl! dat vervloekte vemn, dat de lieve lippen der beminnclykfle vrouwe uit den boezem den gewonden boezem van haren egtgenoot trokken! Dit ogenblik opende en las ik de ingeflotene. • Wat ook de uitkomst zyn moge, wees 'er grootsch: op dat de hemel u tot een werktuig trcbruikt heeft, om zo veel Uitmuntendheid en deugd voorttebrengen als in Emma uitblinkt. Ik beef. Ik aanbiide. De ingcflootene van emma. Ik zend u deezen in uwe kamer, gefchree-  «40 * M M A € O B. B-E fchreeven in die van mynen man. Indien gy my in deeze om handigheid niet ste hulp komt, zal zyne tederheid hem den dood doen. Zyn koorts is, zedert gy laatst by hem waart, merkelyk toegenomen, maar zyne ylhoofdigheid is zo geweldig niet. üy heeft eenige tusfchenpoozingen, dat hy by zyn verftand is. Hy kuschte zo •even myne wang: hy gevoelde datze nat was, en veegde de traan af. In* dien gy myn fchrift kunt leezen, zo koom toch terfïond, en zeg hem, dat ik buiten allen gevaar ben : zeg hem dat ikhetvenyn kwyt ben : dat de tegenswoordige toevallen alleen de natuurlyke gevolgen zyn van dit hardnekkig vergift dat zich ontlaadt: dat ik in 't kort herfteld zal zyn. Indien gy eenige liefde voor my hebt, doet hem dit dan gelooven doet het door uw gelaat, uwe Item, uw kunst. Het mogt den voortgang van zyne ziekte beletten -—- het mogt 'er eene gelukkige wending aan geeven het mogt zyn dier-  EMMA CORBET. 24t dierbaar leven behouden. Ik beroep my ep den Heer Robert Raymund, ik ken den vriend, by wien ik my vervoege. Wat my betreft, ik zal zeer wel zyn. Ik gevoel dat ik zal. Ik neem alles wat gy voorfc ryft. Ik gehoorzaam aan alles wat het volk my belast. Ik zal niets weigeren, indien gy maar mynen Hen-drik mynen echtgenoot herRelt.—— Hendrik (is nu genoeg by zyne kennis om te onderzoeken wat ik thands 18» 1 Hy vraagt, hoe ik my bevinde? Ik heb het gordyn opgefchoven en hem verzekerd dat ik beterde. Hy is 'er gevoelig over. Hy vouwt dikwi s zyne handen te zaamen , en dankt zynen God, zynen zegeenden God! Hy roept om u. Nu .is het tyd. Blyf geen ogenblik langer Raan als gy deezen gcleezen hebtHaast, ach haast u naar Iï. DEEL h E M M A. Ik  242 EMMA C O R B E T. Ik ging. De arme man was misleid. De traanen van vreugde biggelden langs zyne wangen. Hy vatte myne hand. üy lag ze op zyn hart. Laat Emma niet te digt by my komen, (zeide hy) mogelyk zou myne ongefteldheid haar benadeelen. Zeg haar, dat ik haar zegene; maar laat zy niet verder over mynen adem komen. Ach Heer Robert (zeide hy vervolgens) gy zyt nu getuige van myne vreugde. Ik gevoel niets van myne ongefteldheid; breng myne vrouw deeze tyding. Het zal haare herftelling bevorderen. Het zal haar gelukkig maaken. Ik fmeckte hem, om toch te bedaaren. Hy ylde in de telkens afgebroken taal van vreugde. Emma kwam in, toen zyne bedriegelyke geestvervoering op het hoogde was. Hen-  emma c o r b e t. 243 Herdrik was verrukten gilde uit: Emma zal leeven! VERVOLG. Het noodlot van Emma zal erger zyn dan dat van Hendrik want Hen¬ drik, helaas, is niet meer! 's Avonds ten elf uuren blies hy zynen iaatllen adem uit. Hy ftierf in de armen van Emma. Emma ligt thands by het zielloos lyk, en luikt zyne oogen. Het behaagde den hemel my tot een getuige en deelgenoot te maaken van deeze" rampen, welkeruitllag ik u melde, doch met verzwyging van de omftandigheden, die ze verzelden, Het toeval zal u grieven, maar het omftandig verhaal van het zelve zou u L 2 den  244- EMMA CORBET. u-den dood doen: arme, beminde;door den oorlog beroofde grysaard.' Ik wil u niet zeggen, wat ik gevoel. Dit alieen weet ik, dat ik gaarne eenige jaaren van myn leven ten beste bad willen geeven, om het leven te fpaaren van dien ongelukkigen jongeling, wiens lyk voor myne oogen' ligt uitgeftrekt. Dit mag onnatuurlyk 'fchynen en vreemd luiden. Doch ik fta thands voor den onderzoeker der harten, die tot in dit doodlyk vertrek ziet, en kan my gerust op zyn godlyk getuigenis beroepen. V E R V O L G. Ik heb alle woorden uitgeput, om den lof van uwe dochter uittefpreeken; en egter kan ik geen taal bedenken, om haar regt te doen. Zy  e m ma corbet. 245 Zy verwon haar zelve om even na middernagt het vertrek van Hendrik te verlaatcn. Zo als zy zag, dat ik naar' haar toekwam, toen zy opftond, borst zy in traanen uit, en bad my op het bed-nedertezien. Hier ligt de arme Hendrik (zeide zy) — de man dien ik zogt de man, dien ik vond — de man, dien ik redde de man, wien de Voorzienigheid my leende - doch weder te rug'' nam.— Hy is myn echtgenoot —• .,I Helaas! hy was myn echtgenoot —— ik ben zyne weduwe Emma. Het zy zo! ik ben niet wanhoopend. Ik ben verootmoedigd. Het is allerhardst. Ik kan het naaulyks uitftaao. Wat was hy nog jong! Ach Heer Rc-' bert, gy kunt u niet voordellen hoe fterk ik hem beminde. Myn hart ftaat op.het punt van te breeken. Maar ik L 3 ' móet  246" emma corbet. moet niet misnoegd zyn. Ik ken myn pligt. Waarlyk dat is zo. En ik zal my daar van kwyten. Gy zult zien, myn vriend, dat ik zal. Ach Corbet, de droefheid overftelpte haar op nieuws, en zy viel weder op het bed neder. Andere pligten, zeide zy, roepen my. Ik heb nog kragten nodig om my te cnderfteunen. Ik zal my zelve tot bedaarep brengen. Zy wierd in een ander vertrek gebragt. Haar tred, haar omkyken, haar Rem, haar houding kaa ik u met geene woorden befchryven. E m m a nam affcbeid van Hendrik. Gy kunt u zulk een affcheid niet verbeelden. VERVOLG. Hendrik ligt in Iret graf. Emma is niet  b m m a corbet. 247 niet woedend maar onvertroostbaar. — Zy is diep in haar hart gegriefd. De zielsfmertc neemt haar lichhaam af. Doch zy verheft geene ftemme des geklags tegen de beproevende hand. Ik geloove in God, zeide zy laatst eens tegen my. Myne beproevingen zyn bitter. Maar ik zal niet onwaardig zyn om met Hendrik weder vereenigd te worden, wanneer ik in het (lof zinke* Ik voel, dat ik fterven zal: maar ik hoop dat de flag nog wat zal uitblyven: want ach Heer Robert, ik heb myne ïedenen — ach zulke redenen! VERVOLG. Haare redenen om te leeven kan ik niet langer voor u verbergen, myn eerwaarde ongelukkige grysaard! Uw dochter wenschte te leeven om de moeder te zyn van een kind, dat Hendrik haar heeft gèlaaten, L4 z?  S|2 EMMA CORBET. Z Y IS ZWANGER. Het vergift zal hoop ik, geen > En egter zou het kunnen zyn dat—. ■■ Het geval is nieuw. VERVOLG. * Emma heeft een ander befluit geno. men, waar toe Emma alleen bekwaam is, Dus fprak zy : — Myn oude vader, myne krankzinnige Louiza, de zuster van mynen dierbaaren Hendrik; — ach voer my tot hen. Myne geneesmiddelen kan ik op zee medenemen. Ik heb geen denkbeeld van gevaar, terwyl ik een deugdzaame en door den hemel beftierde genegenheid op. volge. Hendrik is dood, en ik heb niets te vreezen, daar ik nog een vriend —- nog een vader in 't leven en ook nog een weinig hoop hebl Ach Schepper, der Natuur beziel my met nieuwe kragr ten  emma corbet.' 240 ten, met nieuwen moed. Heer Robert breng u zeiven tot bed3aren, en verlaat Emma niet. Gy weet myn antwoord. Wy zyn nu op onze te rug reis. Emma is zeer gemaklyk geplaatst. Zy i heeft een kajuit op haar zelve. Alles wat de geneeskunst kon doen- is aan haar te werk gefield. ■ Het is te vergeefs . Corbet, zy moet sterven. Gy zult uwe dochter verliezen ——— Haar ziekte neemt by trappen toe doch is zonder herftel. Ik durf u niet ; vlei jen. V E R V O L G. Een kleine poos geleden kwam ik in de kajuit en vond uwe lieve Emma in L 5 voor-  25O EMMA CORBET. voorraad alle de tedere toezigt van eene moeder waarnemen. Zy was bezig met die tederhartige zorgen, welke het vooruitzigt — het op handen zyn de voor^ uitzigt van haaren arbeid regtvaardigde. — Een kleine witte tabberd of luijer lag reeds in gereedheid op de tafel 'voor haar. ■ Zy had een begin gemaakt om het kapje te plooijen. Indien dit, Heer Robert,(zeide zy) nog 'eens te pas komt Indien ik mynen echtgenoot mogt volgen, eer ik zyn kind aan deezen getrouwen boezem kan zoogen, ach vergeet niet —• wat ik u fmeeken mag — indien de kleine ellendeling in 't leven mogt blyven — ach vergeet toch niet hem te zeggen, dat zyn moeders handen de zwagtels bereidden, waarin zyne tedere lendenen het eerst bewonden wierden. Zeg hem, dat ik om zynent wille alleen ge-  EMMA CORBET. 251 gewenscht had te keven , indien het mogelyk was — Toen een weinig ophoudende, riep zy uit En hier is het afbeeldzel van mynen echtgenoot — in die koffer zyn Emma's brieven — daar ligt het mannelyk gewaad, waarin ik mynen Hendrik opipoorde. Deeze legaaten van jiefde, deeze panden van de getrouwheid eener moeder, 'er moge gebeuren wat 'er wil, befpreek ik myn kind. Zy kunnen niet dan allerdierbaarst zyn. Zouden zy niet van zulk een waardezyn, denkt gy, Heer Robert? (— Zy bemerkte, dat myne droefheid te groot was. Heer Robert Raymand, ik fteb mynen roem in uwe liefde, ik Rel mynen roem in uwe vriendfchap. Bevatte de aarde, of kon zy ooit voor Emma een ander man bevatten, dan hem die onder haare oppervlakte Raapt, gy behcevt L 6 niet?  252 EMMA CORBET. niet te tvryvelen, wie haar hart zou inneemen. Op welk een tyd fprak zy dit! Ach Heer Corbet! het enkele gevoel van zulk een ogenblik is eene myriade van gemeene leefcyden waardig. VERVOLG. Wy zyn aan land. Emma leefc. Wy zenden deezen met den post, dié vertrekt. Gy zult ze eenige uuren vroeger hebben, dan wy komen. Ik hebze gefchreven om alle verrasöng voortekoroen Om 's hemels wil fpan alle uwe kragten in , om uwe dochter te ontfangen. Gy moet u niet te veel ontflellen wegens haaren kwynenden toeRand. Gy moet dea blos niet meer op haare kaaken verwagten, den luister in haar oog, noch die fraaije evenredigheid van haare leeden, die zo juist als fchoon gevormd waren. Egter is zy geheel aandoenlyk, geheel innemend, geheel beminnelyk. Ik  EMJI-A C O * B E T. 253 Ik ben zelf fterk veranderd: doch, myn vriend! ik zal tot het laatfte ogenblik van myn leven onveranderlyk de uwe zyn. ROBERT RAYItfUND. L 7 HON-  254- emma c O r b e t, HONDERD TWEEËNVEERTIGSTE BRIEF. . aan frederik be skeet?. ScWdkit. T\e ingeflootene rauwe brieffchetzea ZUj'!cn u, myn vriend, in ftaat ftellen, om de voetftappen nategaan van eenige ongelukkige menfchelyke weezens zedert hun vertrek van London tot hun te rugkomst, , Het tegenwoordig noodlot fchynt allervindingrykst om onze ellende, door alle opeengedrongen middelen, die men maar bedenken kan, aan den gang te houden. , Ten twee uuren kwamen wy aan het huis van den ongelukkigen Corbet. Zyn dochter had de grootfte moeite van de waereld om de ftad te bereiken. Het eerfte voorwerp, dat haar trof, was een lïkkoets ftaande digt aan haar  E II MA C © R B E T. 255 haar vaders deur. In den gang zag zy de lykbeftellera een doodkisc van de trappen draagen. De van tegenfpoeden afgefloofde Corbet wierd onderfteund door twee knegts om het laatfte treurige affcheid te neemen van eene vriendinne welker overblyfzelen zouden begraaven worden. Hy bleef roerloos ftaan. Hy had mynen brief, dien ik drie dagen te vooren van Portsmouth had afgezonden, niet ontvangen. Hy was niet wel befteld. De brief kwam ons niet ter hand dan twee uuren na onze aankomst. Cor. bet was ons niet verwachtende. Onze chais kwam nader by " Emma vloog 'er uit De arme oude man de dochter —- Ik weet geen taal die gefchikt is om u alle deeze yslykheden. aftema- Byna een uur bleeven vader en kind geheel fprakelcos. Het onverwachte van deeze ziels ontroerende ontmoeting deed hua  2jS" EMMA CORBET. hun eensklaps verdommen en van fchrik verftyven. De lykkoets bleef wachten. De kistwierd 'er in geplaatst en toegefpykerd. Op dit ogenblik wordt de doodklok geluid voor de arme l o u i z <. De koster komt de lykdienaaren zeggen, dat de geestelyke ftaat te wachten. Rampzalige vrouw van Eduard] Zy ftierf krankzinzig. De lykkoets rydt heen. Ach war is dat hier een huis! Helaas het was reeds lang en na:r waarheid een huis van rouwe. Corbet en Emma zyn nog te zaamen in het vertrek, waar naast ik deezen fchryve. Den dienstbooden ziet de fchrik en verflagenheid ten oogen Uit. Ik hoor, dunkt my, de ftem van mynen gryzen medgezel in vriendfchap en droefheid. Ik ben fchielyk en in haast geroepen. Ach  emma corbet, 257 Ach vriend , ach Berkley ! waar toe wierd ik gefpaard! De verwarring, de ontroering en vermoeijenis hadden haar eenen ontydigen arbeid op den hals gehaald. De opkomende zon van deezen morgen ziet Emma de moeder van een leevend kiad. Het vergift fchynt zig aan dit kostbaar pand in 't minst niet medegedeeld te hebben. Het is een meisje. Helaas! Emma wilde in deeze omftan* digheden opfpringen van vreugde; zy wilde voor een wyl het gevoel haarer pynen vergeeten, om het kindje te zien, dat Hendrik had nagelaaten. Zy wilde het met een zorglyke blyk van moederlyke verrukking haaren kwynendea vader aanbieden. Maar zelfs Hen- driks- geflagt kan niet langer vreugde geeven want Emma Corbet is DOOD. Haar dood volgde terftond op de baarenspynen. Het viel in den midder* nagt voor. Haar lichhaam zou eerlang uit-  2jS EMMA CORBET» ukgeteerd geweest zyn door het vergift 3 't welk de kragt en fynheid van alle geneesmiddelen weerftor.d. Ras — maar al te ras zou het fchoore llagtoffer der ftandvastigüe liefde in het graf gedaald zyn: doch deeze plotzeiing overvallende zielsangften kwamen 'er thands nog by ach het was te veel. Zy bezweek 'er onder. . In haare dervende ogenblikken riep zy my tot zig: —'■— Het is Emrca's kind: neem het aan, zeide zy : het is myn affcheids gift! Ik kan niet meer myn vader - myn arme oude vader! " • Zy zeeg opihaar kusfen neder, vas waar zy twee maal te vergeefs haar hoofd rrachte optebeuren, en haar oog naar de voorwerpen rondsom haar optehefren. — TOEN LOOSDE ZY HAAREN LAATSTE N Z'J G T. Zo leefde, zo ftierf de getrouwde en fchoonfte der vrouwen. .Cs-  emma corbet. 2J9 Carel Corbet ftaat onbeweeglyk te ftaarén op het lyk van zyne dochter. De oude man is nu beroofd van alles ; Ik ben kinderloos, Heer Robert, (riep hyuit) zie hoe de b ur g er. x.yke oorlog tegens my gewoed heeft. " ■ * Berkley, ik heb haare yskoude lippen kust ik heb haar doodkille hand gedrukt. Op dat bed dat zelfde bed ■ . Doch ik durf geene gedagteo toegeeven. Zo gegriefd als ik ben , wilde ik echter gaarne op eene betaa melyke wyze bedroefd weezen. Ach dat ik in het graf waare! Godlooze wensch! Is 'er flegts een enkel tyd. ftip in den kleinen omtrek van 's menfchen beftemming, waar in niet iets prootsch voor hem te doen ftaat? Ginds ftaat de arme verlaatene grys- aard-j  ~UJ EMMA CO R BE TV aard, over zyn kind te weenen, en my met een meewaarig oog aantezien, als of by eenige vertroosting', geduurende het rampzaalig overfchot van zyn leven, fcheen aftefmeeken. De lykftaatfie van Emma moet nog voibragt worden. . De weduwe van Eduard heeft een' zoon nagelaten ■ De weduwe van Hendrik eene dceh. ter Ik zal niet derven, voor- dat de Hemel over hun befcnikt heeft. Ik heb nog gelegenheid genoeg om te leeven. ROBERT RAYMOND. HON-  -EMMA CORBET. 26ï HONDERD DRIEËNVEERTIGSTE ERIEF. AAN DENZELFDEN. A ch Frederik, ik kom zo even te rug /-i van de aandoenlykfte plegtigheid, I die iemand ooit met mogelykheid zien ; jjar,. Gy kunt nooit gevoelen, wat gy nooit kennen kunt! Onbekrompen in l uw beftaan, onbekommerd in uwen Rand, door geene kluisterende banden verbonden, kunt gy, gelukkig voor u zeiven, nooit eenig bezef, ten minsten geen volkomen bezef hebben vaneen hart. dat door den dood van ! een gefcheurt wordt, wanneer jeugd, i onfchuld en fchoonheid aan het Rof wor! den overgegeven, wanneer een neerllagtige vader over dat laatRe treurige verblyf zyn kwynend hoofd laat hangen — wanneer het weesje ——- Wat heb ik gezegd? Jeugd» onfchuld en  262 emma corbet. en fchoonheid! en zyn deeze dan allen in den akeligen fchoot der aarde voor altyd weggezonken? Zal geene van deezen ooit weder opftaan? Een akelige toeftand van ziel maakt onze aandoeningen byna toe zonde. Ja zy zullen a lt e n opftaan! De eene zal het eeuwigduurend beftaan voor de anderen verzekeren. De onfchuld zal de fchoonheid en jeugd onfterflyk maaken. Berkley, ik redeneere met een hart, dat byna breekt, terwyl de arme oude Corbet, die zyn gezin overleeft, in alle •de plegtige aandoeningen der droefheid , zyne eigene licfahaamsfmerten geheel vergeet, om alleen dat geen aantekweeken, wat zig binnen het zelve doet gevoelen. De Romaneske denkwyze der jeugd zal u mogelyk doen verwagten, dat ik het een of ander onderaardsch vermogen tot mynen byftand zal oproepen ■ dat ik den Hemel zelf van wreedheid zal befchuidigen en het twistend mensch-  EMMA CORBET. Z63 menschdom order de vriendelyke fchaduwen van ondoordringbaarc bosfchen zal ontvlugten, Dit moge misfchien beantwoorden aan het doelwit van den Romanfchryver, doch het ftrookt niet mee den aart van uwen vriend. Neen Berkley, een hart dat in de daad getroffen en vertedert is, kan zig in zulke ogenblikken als deeze zyn , in geene laster, lyke redenen uitlaaien. De eerde uitbarsting is voorby; de tweede, welke met luidtugtigheid en geweld een aanvang nam, bepaalt zig eindelyk tot het Rille, het aandoenlyke , en het plegtige. De oploopende en ftyfzinnige aart van - Corbet zelf heeft zig bepaald tot de ftomme weifpreekendheid der droefheid. De traanen vloeijen op myn papier, terwyl ik fchryve. Ik heb wel onfluimiger ogenblikken beleefd, maar zulk een ontzaggelyken en aandoenlyken overgang heb ik nooit gevoeld. Gy, die Emma niet kende, en fchoon gy een goed hare hebt, 'er egter geen gefchikt denkbeeld van hebben kunt, weet niet wat ik ver- loo-  2.6$ FrM'M A CORBET. looren hehbe. De wyze van baarèn dcod de aanleiding en dege- heeie zamenloop van omftandigheden, die 'er mede gepaard gingen, werpen over ieder voorval van het toneel zuike treffende kleuren van droefheid, dat ik in myne kamer als door een donderflag getroffen zit. en my reeds verbeelde in myn graf te zyn, met de waereld rondsom my. "Ik heb alle myne kragten ingefpannen om dus veel ten bcfluite van deeze aandocnlyke gebeurtenis te zeggen, op dat gy, myn lieve Berkley, of eenig ander petfooo, in wiens handen dezelve komen mogt, "u niet mogt vermeeten, om de weegen van den almActigen god die in alle de gedeeltens van deeze hartsttogtelyke gefchiedenis te verdeedigen zyn, in twyvel te trekken of te berispen. Verkeerde begrippen van Rraffen en belooningen leiden onze voetftappen raar ongodsdienstigheid en ongeloof. De laage benden der Romanfchryvers ■ doen  emma corbet. 265 doen de zaake der deugd een wezei U k onregt aan, wanneer zy het vermaak van den leezer aan de eenvoudige waarheid opofferen. Zwarigheden in den beginne van het verhaal; liefde in het midden; en een huwlyk op het einde, maaken, gemeenlyk altyd, het recipe van een modernen roman uit. Dit noemt men dan de beloonde deugd. Een of twee flegte karakters, misfchien, verdwynen van het toneel en dit noemt men de gcflrafte ondeugd! Verkeerd, dwaas befluit. Zie op het gemeene leven. Doet dc hemel niet zyne gezegende zonneftraa- ' len zo wel op den godloozen als op den opregten nederdaalen ? Zyn alle de belooningen zo werktuiglyk uitgedagt? Heeft niet de deugd haar zelfsverge- noegen? een vergenoegen,dat eene edele droefheid alleen kan voortbrengen? Js de eerbiedwaardige worsteling van een eerlyk man in alle opzigten fmertelyk? Vereischt de doorgang door een verwarden en doorna-j.tigen weg ——II. deel, M de  S65 EMMA CORBET. de reize door een hard en moeijclyk leven , zonder de fynfte plooijen van het hart optefcheuren.geen voorzigtiger bellier, dan het geen zig opdoet in het zamenftel van die veragtlyke bladen,welke de vrugten zyn van eene opgefrnukte kunst, en verwrongen verbeeldingskragt? Is 'er dan geene bekoorlykheid in de peinfende zucht, in de traan, die over het wee van anderen vloeit? Wellen zy op uit het hart van den treurigen, zonder hem eenigen heelenden balzem aantebieden. Duldt de Hemel alleen Hand vastigheid, ge.n vertroosting? Befchouw het leven van Emma! Heeft eene dood, die zo deugdzaam als christelyk was, den geest der nablyvenden niet verheeven boven alle de bekommeringen van gemeene weezens ? Ach Frederik, ik ben getroffen door het ailertederfte voorbeeld. Zeg, myn vriend, zyn myne traanen, gelyk ik nu weene, geene dierbaare en thands gefchikte verzagtingen ? Ja, ik gevoel — ik gevoel, dat zy 't zyr. Zou ik deeze ede-  EMMA CORBET. 267 edele droefheid willen raisfen ? Ach neen! Wat zou ik 'er voor ruilen kun- ncn ? De gantfche waereld is niet vermogend genoeg, om my dezelve aftekoopen. Ik geniet reeds van te vooren dat heilige genoegen, 't welk ik fmaaken zal, wanneer ik het gewoel en de tweedragt der maatfchappy ontfluipe by het ftille graf van de deugdzaame Emma. Denkt gy,dat ik haar minder beminne, om dat ik haar niet meer zien zal? Heeft zy iets in myne achting geleden by haare vlugt ten hemel? Zal zy als een engel verliezen, dat zy als een fterveling verkregen heeft. Neen ik bemin haar al te zeer. De Almagtige. heeft haar op den weg mynes leevens geplaatst, om de beste onzer hartstogteninhaar regt middelpunt, te doen be. paaien. Myne neigingen of jaaren zyn niet meer gefchikt om te veranderen. Ach dat de dochter van Emma in 't leven mogt blyven l Zal ik voor my zeiven voldaan kunnen met de gemeens M a phg-  263 EMMA COKBET. pligten der ouders om her. te klee- den, te voeden en optebrengen ? Denk eens Berkley, wiens kind het is! Ik ben fcbielyk naar beneden gegaan, om myn fchat te gaan zien! Het keft, het fiaapt. Ik heb zynen zagten adem op myne wang gevoelt. God wil het ipaaren. Louiza's wees. je is ook het myne. Corbet zal ook leeven. Ik ben dikwils, zedert ik begon te fchryven, aan zyn bed gegaan. Zyn aangezigt is bedekt. Het leven zal hem nogonverdraaglyk vallen, doch de tyd eener ootmoedige gelaatenheid zal wel haast komen. Ik fmeek u dan Berkley, de Voorzienigheid in haare wegen onveranderlyk te eerbiedigen. Zyt werkzaam in Godsvrugt, kweek uwe tederheid aan. Bemin, zo als ik Emma beminde; en indien  E, M M A C O R B E T. 2^9 dien gy ook zo veel vcrydeling mogt ontmoeten, wil uwe genegenheid niet verplaatzen, maar geef dezelve eene edelmoedige wending. De gemeene uitwerkzels eener tedere droefheid zyn verdrooijing of wanhoop. Had ik deezen toegegeven, dan was zo wel een oud arm man van eenen vriend als twee lieve kinderen van eenen vader verdoken geweest; en ik had die fchitterende draaien moeten misfen, welke het zelfsgenoegen in den boezem doet nederdaalen, en die mynen geest, in deeze valleije van droefheid, vervrolyken. Schryf dan de vergeldingen des hemels geen paal noch perk voor. De Romanfchryver zou my afgefchil. derd hebben , als eenen wanhopigen ellendeling, die den flag van het noodlot affmeekt.omzig ter zycer hulp te ontfermen. Befchouw gy de zaak, zo als zy in M 3 de  273 EMMA CORBET. de daad is, en zie een man, die nog wenscht te leeven, en zich zeiven wel beloond acht, Vaarwel! ROBERT R A Y M ÜKD.  EMMA CORBET. 27I HONDERD NEGENEN VEERTIGSTE BRIEF. AAN DEN ZELFDEN. Wy zyn we Ier naar Castlebcrry ver. trokken. Ach hoe zomber en treurig kwam my alles voor, dat ik ontmoctte! — Ieder boom, ieder boek, ieder Roel fc'.iecn my de fchadawe eener begraven vreugde. Emma komt weder in myn hart en treft het in duizer.de opzigten. •— L. deeze fmerten egter is tocb> een inmengzel van lieflykheid. Ik zouze niet misfen willen. Het van vreugde uitgehaten London, hoor ik, is thands verlicht wegens een gewonnen batalje. Het huis van Corbet verftrekt tot een voorbeeld hoe veel redenen de een zo wel als de andere party heeft om zig hie'-om, of by eene andere evéngelyke gelegenheid, te verheugen. Het is geen vyand, die deeze groöte onheilen heeft toegebra-t ■ neen, wy mogen gerust  2^2 EMMA C O R B E T. rust zeggen , het is onze laatfte gemeenzaame vriend. Ik koom niet meer te London. Die weinige jaaren, welke ik nog bereiken kan, zullen hefteed worden om myn armen lieven Corbet met het leven te verzoenen, den ouderdom een gerust kusfen te bereiden, en de kindsheid een koesterende wieg. Berkley, wensch my geluk! Myne kinderen zyn beiden weL De goedheid des Almagtigen rust op my» Ach vriend, ontfang myne hartelyke zegeningen. Laat uw hart liefderyk, uw leven zuiver zyn, en vaarwel. ROBERT RAYMUNEv HQN"-?  EMMA CORBET' 273 HONDERD EN VYFT1GSTË BRIEF. AAK DENZELFDEN. ^ntfang ten befluite onzer briefwisvJ feling over dit onderwerp den tol Van een teeder en van droefheid over. ftelpt ogenb'ik - - ontfang een op- fchrift voor de graftombe van Emma. De kleine Emma, zal. ik houde 'er my van verzekerd, haare thands verengelde moeder gelyken; ten minsten ik heb haar lieve trekken in myne verbeel* ding naar derzelver gelykenis geplooid, en als de liefde eene gelykenis zoekt, zo vindt of vormt zy dezelve. Doch hoe ook de ur.erlyke gedaante van dit dierbaar, allerdierbaarst pand zyn moge! o, mogt maar haar ziel de kleuren van haare moeder aanneemen; en Emma, die in den hemel is, nog eens de aarde verfietcn met de deugden van haar kind! vaarwei: ROBE RT RAVMUND.  274 EMMA CORBET, OPSCHRIFT VOOR HET GEDENKTEEKEN VAN E M M A. Sta, Wandelaar,hierflil .'Vertoef— indien uw hart Ooit deelde in 't zcet gevoel van de allerteerfïe fmatt. Vertoei -— zo waarheid, trouw 3 grootmoedig- hcid en liefde Uw aandagt immer trok , uw boezem immer giltfde. Vertoef — zo al wat fchco.i, al vf^c bevallig heer, U ooit verrukken kon, uw oog ooit (harendeedVenoef, — zo mannenmoed, die Rornes roem vcrftiekte , Met vrouwentcderheid , uw eerbied immer wekte. Vet-  E M MA CORBET. 275 Vertoef — zo 't godlyk vuur van meegevoeligheid Zyn koesterenden gloed heeft in uw ziel verfpreid. Maar zo bedrukte deugd uw boezem niet kan treffen; Zo gy de tederheid der min niet kunt bezeffen; Zo gy by eedlen moed met bloeijend fchoon vereend , Doch nu, helaas! verdelgd , geen zilte traanen weent; Zo vreugd, geneugte en lust, gedoemd om ras te fneeven, Ten offer toegebragt voor 's minnaars dierbaar leeven; Zo trouw, beleid, geduld, voor nood noch dood vervaard, Met al den glans der jeugd en maagdelyk fchoon gepaard; Zo al dat fchoon, die deugd, u niet houdt op-: getogen, Uw hart niet (belten doet, geen traan u perst uit de oogen, Wykdanvan hier! —- Ontwy niet dit geheiligd oord, Dees grafplaats, die alleen'c gevoelighartbekoort.