OVERDENKINGEN.     OVERDENKINGEN 3 S IJ GELEGENHEID VAN HET ONTROEREND STERVEN; VAN DEN H O O G' E E R WA A RD IGEN, HO o g-g E LEE RD EI/ EN GODZALIGEN HEERE GERARD JOHAN NAHUYS. SI O O CL RE RAAR. D E R H. GODGELEERD HEID EN KERK-GE« SfHIEDENIS OP LEÏDBNS HUOCE SCHOOLE; BEROEPEN lEERAAR. DER GEMEENTE ALDAAR; LID DER GELEERDE HOLLANDSCHE, ZEEWSCHE, EN ANDERE MAATSCHAPPIJEN, ENZ. OVERLEDEN DE» 9. I» W IJ N M A A N D IjSf. DRIE DAGEN NA DESZELFS EG'TGENOOTE DE WEL-ED. GEBOREN VROUWE, CATHARINA WALBURG van MANSVELT. DOOR JOIIANNES CHRISTIAAN MOHR. Lid der Hervormde Gemeente te Amjïeldam. TE AMSTELBAM, Bij HARMANUS K E Y Z E R, 178*  ÜITOECEVJEM NA ONDERZOEK IX COKDKEURING VAN DE CECOMMITHIRDI» HER E. W. CLASSIS VAN AMSTERDAM, DEN 19 MAART 17S2.  VOORBERIGT. ]~[_"et zou mij niet verwmderen, als mij, bij het in 't licht ■komen-dezer Overdenkingen, wieri toegevoegd: Half-gefleten droefheid ftelpen, Mee vertroosting in den mond; . Is den halfgenezen' helpen , Met een' nagel in de wond. Om dit voor te komen, moet ik zeggen: (i ) Dat daarvan een verMazende langzaamheid der drukpers de fchuld is ; alzoo, behalven het plctatjen , waar van ik een nette uitvoering verlangde, mijnentwege , dit Stukjen reeds bet licht had kunnen zien voor het begin dezes jaars: maar CO Dat het evenwel verre af is, dat de droefheid reeds half - gefleten zijn zoude: ie beroerende omjlandighedeti van- het geval, mogen wat ophouden het onderwerp der algemeens gefprekken te zijn; het wezenlijk befef en gevoel der grootheid van het verlies , kan niet anders dan , bij meer bedaarde befchouwing , te dieper wortelen , in een ziel die Sions belang kent en mint. Waarlijk, die NAHUTS fterven, zoo op zig zelve, als in, ie omftandigheden, zou houden voor een geval, niet zeldzaam'af gewigtig genoeg, om zoo gezettelijk overdagt, en voor het Nakroost bewaard te worden; zoutoonen een zeer onoplettend befchouwer te zijn van Gods Kerk- en Waereld - beftuur. 1 Mijne hoogachting voor — liefde tot —- en vriendfehap met den Zaligen Man, gevoegd bij de zugt om dit geval mij zeiven, en mijnen mede - christenen ten nutte ie maaken, en bij de verwagting van veelen, waren de hronmn, uit welke deze ftrtom mijner Overdenkingenvloejde... Dezelve getuige dan, wat NAHUTS * 3. ■ \ wj ;  vï VOORBERIGT. was; hoe ik hem beminde; hoe mij zijn doodfmertte; tot welke gedagten mij die opleidde. Aan bevoegde Kunstrigteren heb ik alleenlijk te verzoeken, dit mijn doel in liet oog te houden; en daarbij, dat dit de cerftemaal is dat ik eene foortgelijke loopbane infiappe, en dat mij, zonder iemands herinnering, bewust is hoe ver zulke als VA N ALP HEN en VAN LOO, mij daar in vooruit zijn. Waarom dan in dien trant gefchreven ?... Ik durfde deze taak aan de Dichtkunst niet vergen. Belialven de vrees, dat zij mij eindelijk, als een gelegenheid - dichter , ledig mogt wechzenden, begreep ik, dat haar bijftand, deels weder dezelfde zijn moest , dien ik van haar genoot bij het betreuren van mijnen zaligen Kunstvriend VO ET, en mijnen zaligen Leeraar PERIZONIUS, deels egter ook zeer verfchillende, naa mate der nog veel uitgebreider Jloffe die zig hier opdeed; en welk een.Jlerkte van geest zou ik wodig gehad hebben, om in zoo beroerende befchouwingen, tevens alk groote en kleine vereischten der Dichtkunde in 't oog te hou. den!,.. Ik werd dan haast bepaald tot,dezen fchrijftrant; ik liet aan mijne gedagten hunnen vrijen en natuurlijken loop: ik geef den, Jlijl niet op voor Poëtisch Pro/a ; oordeelt men dat dezelve hier of daar zig zoo hoog verheft, menfchrijPe zulks meer toe aanhet treffende van mijn onderwerp , dan aan mijne bekwaamheid in dezen. Ik zeg, dat ik mijnen gedagten den natuurlijken loop liet... Maar, kan men dan, over zoo ontroerende omftandigheden, op die wijze , in die orde denken?.. ., Zeker, niet in de eerfle oogenhlikken, wanneer verflmmw, zugten; fchreïen; morren; twijfelen  Y O O R B E R I G T m len of het waar — of het wel mogelijk is; zig beiirtlings in 'tge. moed afwisfelen: maar veel beter in een volgend tijdperk van meer bedaarde redeneering; kon men dan zoo vaardigfchrijven als denken , en dat onafgebroken , zeker de natuurlijkheid zou veel winnen bij minder kunst-orde; maar dit n?H doenlijk zijnde , vooral mij niet, in afgebroken fnipper- uuren mijner tijdelijke bezigheden, oordeel ik dat,. in eene meer befchaafde orde, het tegennatuurlijke te vermijden, zoo ver is als men liet gewoonlijk brengen kan: of ik dit gedaan heb , laat ik aan befcheiden oordeel. De aanleiding tot het pladtfen der vier gezangen van L OD E NST E IN, is op hl. 71 te vinden. ...Ik weet dat in deze en andere van V Mans Liederen, uitdrukkingen voorkomen, van welke zig ook bedorven Mystiken bedienen; maar elk die weet wie LODENSTEIN was , is ook genoeg verzekerd, dat hij die niet in hunnen bedorven, maar in een1 zuiveren Bijbel-zin, gebruikt heeft: hun verkeerd gebruik kan die bewoordingen niet kwaad maaken; in tegendeel, 't gene misbruikt wordt om een kwaad oogmerk, te verbergen , moet in zig zelve goed zijn: dat men geen lood en keï'en, maar Goud en Juweelen namaakt, dat de huichelaar de Godvrugt nabootst, dat de dwaalende woorden der Waarheid bezigt; bewijst tefierker de waarde van echt Goud, echte Juweelen, echte Godzaligheid , echte Waarheid. Tot mijn greot genoegen kan en mag ik nog dit melden: Schoon ik in dit werkjen waarfchijnlijk onderjleld heb, dat nahuts uit' muntend werk over Pa,ulus brief aen de Philippiërs, zou moeten onvoltoojd blijven, is evenwel nog door Zijn H. Eerw. het y?'Hoofd* fluk  «ft VOORBERIGT. ftuk afgewerkt, genoegzaam op den zelfden voet als ie s voorige, en zal met het 4*, door eene andere goeds hand bewerkt. zoo dra mogelijk is, het licht zien; zoo dat de Kerk nog grootenieels van deze jchade zal bevrijd blijven. Ik eindige indezen wensch : dat God mijne poogingen zegene; Zijn vclk in Hem getro'st doe berusten: NAHUTS na zijn fier ven nog riitttig doe zijn: en ons na zoo veelen druk weder verblijde...» Elk zende daar toe, voor Kerk en Vaderland, deze zugi met mij tot den Qpperregenaar: Laat Uw Genade ons met haar' troost verrijken; En bat Uw werk aan Uwe Knegten blijken, Uw Heerlijkheid niet van hunn' kindren wijken; Uw Liefde, Uw Magt, behoede ons voor bezwijken: Sterk onze hand en zegen onze vlijt; Ja, kroon ons werk, en nu en t' allen tijd'. ' J. C. M O H R. Amftclilam , derr 20, in Sprokkelmaand 1782. OVER-  OVERDENKINGEN;, , E IJ GELEGENHEID VAN HET ONTROEREND STERVEï, FAN DEN G li 0 0 T E N GERARD JOHAN NAHUYS EN DESZELFS EGT GENOOT E. j£ o iemand agter mij wil komen, die verlogene zig zeiven, hij „ neme zijn kruis op, en volge mij." (" § ) ... Deze eerfte les, als voor de deure van Jefus School gefcbreven, was hetregttijdigonderwerp van onsgefprek, in eene aan Gods dienst gewijde bijeenkomst; toen ons de boodfchap gebragt werd: „ Ja vrienden ! ons kruis dragende Jefus „ volgen, is een pligt, tot welken wij thands op eene allerbijzon„ derfte wijze geroepen worden." En behoefden wij toen elkanderen te vragen, welke de weg was , waarin deze pligt te pas zou komen? daar wij, met gansch Amfteldam, trilden en beefden voor den eerften bode uit het treurend Leyden... voor den bode , dien wij, nog eer wij fcheidden, verwagtten, met halsrekkende begeerte vreesden, te ontvangen? Niemand behoefde een woord meer te zeggen. Wij 'CD Matth' XVI: 24> "afi  % treurende OVERDENKIKGjïN. Wij weenden: ja ook hij die anders niet kon weenen, Verbleekte, beefde , en weende luid : Die meest gevoelde, ilond , beweegloos ais de fteenen 3 . Verftomde , en fchreide eerst laater uit: (_* ) Ja 't was zoo!.. n a hu y s .' —- onze n a h u ys , was dien morgen Baar zijn eewighuis gegaan. ... Ach! üahbïs geftorven ! de groote NiiiüTj — mijn. nihuts, is niet meer op de aarde — is niet meer Hoogleeraar op Leydcn's Hooge School — is neergedaald in de wooningen van ftof en donkerheid, — is nu het voorwerp mijner treurende overdekkingen. è Donkredag, die duizend nagten in aakligheid te boven gaat!.... ftikduiftere avondftond, waarop de maar, de doodlijke maar, even als de fchrik des nagts, in't donkere langs de huizen omwaart: ie doodmaar, welke ieder zig haast, en ieder fchrikt, om aan zijne bekenden, aan's mans lievelingen, bekend te maaken — de doodmaar cgter, die op den volgenden dag, gelijk flcgts twee dage» te vooren die van's Mans voorafgeftorvcn Wsdörbclfte , door de rouwklagers, langs alle griften — alle ftraten dezer groote wereldftad, tot algemeeïien fchrik , (laat uitgebromd te worden. Ja, met alle reden betrekken uwe aangezeten ; billijk weenen «we pogen, Gemeente van Amfteldam .' die hem, naawlijis een half (*■) Dus onderneem ik ( want dit wr.s hier, waarheid) 4 Regels te volgen, éoor den Hcere h- vanalpheh, uit klopstock's Liederen medegedeeld,. in RiEDF. ls Theorie II. d. bl. ?Si  TREURENDE OVERDENKIRGEH. $ tialfjaargeleden, nog blinken zaget in den kring uwer Letfraren!... met regt treurt gij, Godgewijde Priefterfchaar! die hem toen nog uwen Medebroeder noémdêt ; en die, terwijl hij nog daadlijk toonde onze Leeraar te blijven, u ook verblijddet in de eer, hem als uwen Ambtgenoot te büjven erkennen... Gij fchrikt tegen do uitbrekende ontroering der Gemeente: naaxvlijks durft gij het woord voor haar uiten, dat'er evenwel uitmoet: ,, nahuys is niet meer! Doodlijke maar —vergeefsch roep en fchieew ik de vluggewiekte faam toe: „ Verkondig het niet te Gath, boodfehap het niet op de >„ ftraten van Askelon; opdat de Fiüftijnen zig niet verblijden, en de ,, dogters der onbefnedenen niet opfpringeh van vreugd... op dat de be„ ftrijders der zuivere waarheid zig niet beroemen, dat zulk een gedug., te vijand, in volle wapenrusting tegen hen ftaande, nederplofte" .. Neen ! gansch Nederland weergalmt van rouw; en van wien , van .welk een' driftig' tegenpartij der der menschverlaagende waarheden van onzen Godsdienst, mag , durf ik zulk eenen booz-ea denk voeden — van wien in mijn ziel laten opkomen , dat hij zig hier verheugen zoude?... Neen! ook deze zijn huns ondanks ontroerd; deze zelfs kunnen de aandoeningen der menschlijkheid, over dezen, flag — en verzeld met zulke omftandigheden — niet bedwingen. Verkondig het dan vrij, fnelle lugtbodin! door 't ganfche Leewendaal.... Is 't een troost in bittere droefheid, als andere met ons fchreïen , gun mij, gun onze Yftad, ook die fiaawa vertroofting ... Laat door al het land, Sion met ons weenen J A 2 Treifc  ♦ TREURENDE OVERDENKINGEN. Treur met ons; Gij, vrugtbaar, ziel - en zinverrukkend oord Alwaar de grijze Vecht op haren glazen wagen , De Bisfcbops - ftad befproejt; De aloude Bisfchops-ftad, die nahuys en zijne Egtvriendinnetol wieg en bakermat verftrekte ; die Stad, die zetel van geleerdheid, welke hem de lange loopbaan zijner letteroefeningen, metznlkezeld zame vermogens, met zulk een onvermoeide en onvermoeibare vlijt, met zulk een ongemeenen roem , door zag rennen !.... wier dikwerf al te ongetemde Schooljeugd zijn jeugdige wandel reeds een blinkend voorbeeld verftrekte .... wier ftreelend vooruitzigt die groote dingen van hem verwagtte — of moest ik zeggen , naawlijks zoo gioot verwagten konde — welke de gezegende uitkomst in hem bewaarheid heeft. Treur nu, beroemd Utrecht! daar uw groote Voedfterling niet meer is; en daar u niets van hem overblijft, dan de roem , dat gij hem het eerde licht aanfchouwen zaget -— dan de fombere eer, dat gij de bewaarfter zult zijn van zijne beenderen en die zijner Egtgenoote .... Of zoudt Gij ook LeyJen's School het geluk benijd hebben , welk haar te beurte viel, en welk haar, inde Godgeleerdheid , met u om den bovenprijs hadde doen dingen ? — Netn! ontbloot van zulk eene laakwaardige nijdigheid, verblijdct Gij u in datzelfde vooruitgezigt, dat nu beide, als om ftrijd, het Rijk van den eewig-gezegenden Veilosfer, aan wiens belangen gij beide zijt {oegeheiligd, in Nederland ten toppc van luifttr zouden beuren; Dat  ïreurende overdenkingen. 5 Dat haast de zegendroomen Van Rhijn en Vecht, als zij, te zamen zouden komen, 't' Zaam vloejen door Mesfias Rijk. Ja gij verblijdet u te meer, dat al de luider, die uwe Mededingfler Van hem ontleenen zoude, door wederkaatfing, ook uwen luider zou vergrooten —- dat gij de eer zoudt hebben en behouden, die Zon. welke haar met fchitterglans bedraalde, uit uwe kimmen te hebben zien opgaan: treur dan nu, dat deze Zon op den middag onderging. .. Treur gij bijzonder, voortreffelijke bonnet! Ster van de eerde grootte aan Neêrlands Kerkhemel! die onder de gezegendde werktuigen, welke Jefus, na de Aposteltijden, ooit tot heil zijner gemeente gebruikt heeft, een voornaame plaats bekleedt: die, onder een verbaazend aantal flonkerdeenen aan uwe kroon, mijnen nahuys de hoofddiamant mogt noemen — mijnen nahuys, voor wien , daar hij 't was die u op zijde dreefde, die u nu reeds ingehaald had, ook zulk een zeldzame kroon fcheen wecbgelegd' Groote Man! deze luider, die ook op u zou afgedraaid hebben is nu, helaas! met hem verdwenen. En, wat woorden zal ik tot u gebruiken, achtbare Weduwe! hoog. bejaarde Moeder van zulk een' grooten Zoon ?... Mogt u in eemVen nadruk worden toegegalmd : ,, Gelukkig de borden die zulk eenen ge„ zoogd hebben " thands moogt gij liever de ganfche menigte der treurenden toeroepen:,, Aanfchouwt en ziet, of'er ééne fmert zijge„ lijkroijne fmert}" Noemt mij nu Mara, want Cs Almagtige heeft mij 4 3 fait-  ê tred rin de overdenkingen. „ bitterheid aangedaan "... Gij weent met — gij weent boven, gansdi Utrecht — gansch Neêrlands Sion ; dat dan geheel Neêrlands Sion , dat dan geheel Utrecht,bij het weenen om uwen Zoon, ook weene met u en om u. Veifprci ó Utrecht, dit akelig niewt door het u nabij gelegen Gelderland.... Laat het Harderwijk hooien, wierHooge School, uwe kleinere zuster, ook reeds mijnen nahuys begeerde , ora door hom tot grooteren killer opgevoerd te worden... Doe het klinken tot in het aangename Ede, het Geldersch Paradijs, welk de eerftelingen van 'i Mans Evangeliedienst genoot, en naawlijks eenige maanden genoten had, toen de talrijke en bloejende Gemeente van Amersfoort, tot tweemaal toe, vrugteloos geweld op hem deed , om van daar dien jongen Apollos reeds op grooter tooneel zijner gaven over te brengen Eda ! alwaar ik zelf, nog onlangs, nahuys naam hoorde zweeven op al de tongen der cenvouwige landbewooners, op de blijde tongen zijner geeftelijke kinderen ... waar ik mij door elk hoorde bidden, dat ik hem bewegen mogt, hun nog eens bij gelegenheid, het bewijs zijner liefde te verniewen, hun nog eens zielcnvoedfel toe te dienen. Treur dan, beminlijk Ede ! vertoon nu geen Eden, daar u met ons die hoop nu voor altoos afgefneden is. Aanzienlijke Maas-ftad! kleiner Amfteldam! airede is de doods-, bode ook tot u gekomen ! tot u die , in plaats van den grooten hofstede, geen gelukkiger keuze kondet doen... u, die  treurende overdenkingen. j langer dm een der andere Gemeenten in welke nahuys blonk, u in zijnen glans verblijden mbgt... die hem , na een agt-jaarig genot van zijnen dienst, aan mijne Amftelftad moest afftaan!.. j aan mijne Amftelftad, die hem , reeds in den aanvang van zijn werk onder u , begeerde, maar vergecfsch ? Gij bekleeddet hem toen reeds met die waardigheid, die hij om ons weêr afflond, tot welker bekleeding op den hoogften trap hij egter gefchikt was % maar aeh.' om zig flegts voor een oogenblik in dien luifter te vertöonen!... En, leeraarlievend Rmerdam ! hoe ongaarne liet gij hem los, toen wij hem ten|tweedemale riepen, en hij zig door God zelf gedrongen vond, in onze ftem „ Koom over en help ons " de roepftem van zijnen Hemelfchen Zender te eerbiedigen?... Da. dit de verbaazende aanbiedingen, de ongehoorde verzoekingen getuigen , in welke uwe gadeloze liefde hem biragt, ten einde hem tot blijven te bewegen!... Dat dit die voortreffelijke Mannen in BurgerHaat en Kerk getuigen, welke., van uwe en onze zijde , tegenwoordig waren, bij hetzeldzavnej het aandoenlijke tooneel zijner verklaaring„Ik zal trekken! Dat hier de traanen fpreken , met welke gij ditdieibaa? pand uwe muuren zaget verlaten! ... Of voelt gij nu een heimelijk genoegen, dat andere na u, zoo veel minder genot dan gij van hem hadden — dat hunne verwagting te leur werd gefteld ?... ö Neen! de liefde is aiet afgunftig; zij zoekt niet enkel zig zelve ! Uwe groote — en onze nog grootere Gemeente, behooren tot het Koningrijk van dcnzelfden Jefus! Treur dan. vrij', ja ftort een vloed van A 4 x tra«<  £ treurende overdekkingen. traanen.... Gij, zoo min ais wij, zult ooit weder het voorregt genieten, dat hij, uwe en onze liefde de wecfteen zijner liefde zijnde, u van-zijn honigdruipende lippen de woorden des eewigen levens zal doen toevloejen.... Dat uwe onvermogende Schooljeugd luidkeels fchreïe , voor welker opvoeding tot nuttige Leden van Kerk en Burgerdaa,., hij binnen uwé muuren zulke wel - ingen'gïe en gezegende fchikkir.gen gemaakt heeft —• fehikkingen, aan welke hij, tot nog uitgebreider nut, bezig was tot zijnen dood toe (*) ... Och! dat ze niet met hem in 't dof verzinken mogen J Voer, 6 Maasdad! het rouwgeluid, langs uwen rollenden droom , naar het veel nedrigc-r OW-beterland, in uwe nabuurfchap; welk zig ook, fchpon nog geen jaar tijds, in 't geluk verheugde mijnen naHuy's tot Herder te hebben! Geluk, welk daar ook gedenkteekerren heeft nagelaten, zoo duurzaam als de eewigheid! Genaê-tropheên, die den algemeenen brand van al der menfchen werk op de aarde ontkomen zulten.... Oud - beierland! van welken ned'rigen kandelaar zig zijn helder licht zoo wijd en zijd verfpreidde, dat het niet alleen u, maar zelfs het verafgelegen Middelburg in de oogen blikkerde. Dat dan ook geen woede, zig meer en meer verbreedende droomen, den rouwgalm duiten , om niet door te dringen in het bekoorlijke Walcheren , en aldaar het fcheeprijke Vlisfingen, en Zeelands hoofd- £*) Uier van is , omler bet zetten van dit hhd , resds een bewijs in 't licht jtüótr/eii, in de Prijsvërhand'etmgen tot verbetering der openbaare Schooien,, «loor de Zecwlche Maatfchappije uitgegeven.  TE KURENDE OVERD ENKINOEN» t hoofd- en hofftad Middelburg, in treurgewaad te kleeden. ... 7 Middelburg ! welk bijna vijf Jaaren den roem had hem onder uwe Opzieneren te tellen; welk u nog die zeldzame mengeling van vreugd en droefheid herinnert, toen gij hem , voor 't eerst verzeld met de Huisvrouwe zijner jeugd, met welke hij nu in hetftof verzeld is, maar tevens als beroepen Leeraar te Rotterdam, tot U van Utrecht zaget wederkeeren,.... Middelburg , welk, daar gij nu te afgelegen waart om, zoo veel als anderen, hem in 't openbaar op uwe Predikftoelea te hooren , een duurzamer gedenkteeken zijner liefde , met vermelding van uwen uitgebreiden lof, in gefchrifte hebt ontvangen !... Helaas! gij zult, zoo wel als wij en ganseh Neêrlands Sion,. de voordzetting van 't gene Hij u opdroeg, nu voor eewig derven ! - En gij, Vlisfwgenl dat als een klein Tyrus, met Zebulons nakroost, aan de haven der Zee woont, thands de kweekfter van kloeke helden, die, op het blinkend fpoor van uwe en onze Voorvaderen-, de oude Hollanders en Zeewen , hunne vaderlandlievende poo2 LOFVERMELDENDE O VER D E NK I N 6 E '# Vaders eewige Liefde... Jefus wigtig Borgwerk... Zijne Godlijkc Heerlijkheid, in zijne diepfte vernedering en fchuldverzoenendcn Kruisdood doorftraalende... Zijne verheerlijking aan 's Vaders Regterhand ! ( Dittoone wederom dat rneesterft.uk van gewijde uitlegkunde , 's mans afzonderlijke Verhandeling over Phii. II. vs. 5 -11.).., "s Geestcs kragtdaadig Genadewerk in het hart des dooden zondaars ... het eewig Verbond der Genlde en Verlosfinge !... Dit waren de begunstigde voorwerpen zijner openbaare en bijzondere befchouwing en vcrlusting; dit de leerftellingen, welke hij piet in den Bijbel bragt, maar uit denzelven getrokken had, en in het fchoonfte verband te zamen fchakelde. Welk een opgeklaard licht had hij, in de ruimte der Godlijke beloften ... in de onbepaalde algemeenheid der aanbieding van Genade en Zaligheid door het Evangelie, ook aan de grootften der zondaren, zonder benadeeling van Gods bijzonder Raadsbefluit... in de geloof-uitlokkende bevestiging der hemelfche toezeggingen, door de dierbare zegelteekenen van het onwankelbare Vrede - verbond... in den weg des Geloofs; zoo als dat de Godlijke gifte, in 't Evangelie uitgeboden, zig toeeigent, met vertrouwend berusten in het getuigenis van den God Amen!... Vertrouwen, zoo onderfcheïden van eene ongegronde vastftelling der Zaligheid, als aan de andere zijde , van een twijfelend zoeken en begeeren der Genade, waar in de ziel het middenpunt harer ruste zoo min kan als mag vinder., ... maar vertrouwen ook, welk het geloovig hart vervult met  .LOFVERMELDEKDE O V ER D E N K IN 6 E Hi' 15 met vrugten der geregtïgheid , die door Jefus Christus zijn, to: prijs en heerlijkheid van God! Op zulke vaste, op zulke zuivere, öp zulke Evangelifche groa-: den , bouwde bij zijne beöeffenende en bevindelijke Godgeleerdheid. — Hun, die de bevinding der vrootnen voor dweepenj uitmaakten, behoefde men alleen te vragen; ,, Is nahuts dan ook eendweeper?" om hen te doen verftommen.... Wie hoorde' immer zonden beftraffen met meer wijs en voorzigtig beleid — de> fchuilhoeken van het bedrieglijke hart der mondbelijderen ontdekken met meer naawkeurigheid en getrouwheid.... Hoe fidderde elkj: wanneer hij, nu en dan op Ebals Vloekberg geklommen, het vreeslijke lot des Godlozen, de verwagting der Huichelaren, het ake-* ligc vooruitzigt der ongeloovige verwerpers van de aangeboden ge-s nade, met zwarte verwen, met donderwoorden afteekende... i Evenwel, 't was zijne meer begunstigde bezigheid , op Gerizim te ftaan; de hemelpoort open te zetten; het zalige, het beminlijke, van den weg naar't hemelfche Sion, van den dienst van Jefus, met leevendige kleuren af te maaien ; onfterflijke zielen te bewegen, te fmeeken, te bezweren bij alles wat dierbaar is, te bidden als of God door hembade, „ Laat u verzoenen met den verzoenden God!"... Wien fneed dan niet dit treffend woord: „ Och, mijn arme medezondaars! " door oor en hart? — Hoe werd hier het ongeloof veroordeeld, de twijfelingen opgelost, het zwak gemoed opgeleid tot het aangename genot van eenen gegronden geloofs - troost in leeven en ftervenJ  3°: POFVERMELDEMBE O V E R D E X R I K 0 E ïf. . En gij, mijn Rei?genooten op den heiüelweg j hoé nuttig ftasj # bijzonder zijn Evangelie - dienst ? hoe njpnigwerf werd gij onder zijne prediking befchaamd , verwakkerd-, befi.uurd, bemoedKl, vertroost, hemel waards gevoerd?... Zeker, hij noemde onze afwijkingen , onze tr-ouwtoosheden, met 'geen zagte naamen ; hij po-?, de ons hart daarover te doen bloeden, en ons telkens met fchnamte: tot onzen Borg, en tot onzen Hemelfchen Vader, te doen wederkeeren. . .. Hoe verwakkerde hij ons in de loopbane dér Godzaligheid, door ons niet alleen het genoeglijke, het Godverëerénde, maar ook het verkrijglijke aan deze zijde der,-eewigheid , van eene waare, ja van eene blinkende, doch Evangclifche Heiligheid aantetöonen!... Hoe-voegde hij, het trekken van de Geestlfjke kragt, alleen uit Christus, den vrugtbaarmaakenden Wijnftok, bij ons toebrengen van alle naarstigheid, om onze roeping 4n verkiezing in ons- gemoed vast te maak.cn , bij ons zoeken van God met het geheeie hart!... Dit getuigde nog zijne allerlaatfte Leerrede in Amfteldam (§•). Hoe gepast'was zijn raad en beft uur in moejeiijke ca duistere wegen! hoe ziel - uitlokkend ■ zijne bemoedigingen' 'tcgen-dè kragt der verdorvenheid , tégen verzoekingen en beflrijdingen-!- zijne vertroostingen in-alle uit-en inwendig kruis!., en was 't niet wel eens, of maan én- zon en ftarrenkringen beneden onze vlugge voeten zonken , als hij, op eenen trant dat men zig naawlijks verbeelden kon menfchentaal te hooren , met de fterkfte en leevendigfte kleuren die op de aarde te vinden zijn, die zalige ver* C§) Over l?f. CXIX; vs. io.  lof vermeldende over den kin 6 e Wv 3$. verwagting affchildcrde, welke hij na reed's geniet, onder déze» uitroep : ó Heerlijkheid! de helft... neen!'^duizend duizendst deel Is nooit op de aard- gezegd van deze zaligheden!' 6 Droevig ftaamlen daar beneden! Wie fpreekt, wie denkt het uit . God, G od. geeft zig geheel > Ja, verhemelde ziel! wij herdenken wat gij waart : bedagten wij niet eens daar onder wat gij nu daar boven zijt, wij zouden bezwijken! dan ach! 't Loodder'aarde ftremt Weêr 't zweeven naar het hooge Hemelhof! Op de aarde misfen wij u ; daar zullen wij u nooit weder hooren prediken; van daar zult gij ook nooit weder ons hart naar boven voeren onder uw uitmuntend bidden! Uitmuntend bidden!.... Ja, zoo voortreffelijk n ahuts was, in Gods mond tot ons te wezen , was hij ook wanneer hij onze mond tot God was. Dat was regt voorbidden! juist zoo ingerigt dat elk mede bad .' dat was geweld doen op der mehfchen harten, om die met zig, tot'voor den Troon der bevredigde Hemelmajefieit, te voeren; geweld doen op de van eewighei'd 'bewogen ingewanden der Godlijke bermhartigheid! dat was onze' eigen gedaante voor God vertoonen! dat was de innigfte zugtingen van Gods Kïndere^ voor hunnen hcogen Vader nederleggen !.... En hoe kon hij pleiten voor. Land eh Kerk! dat getuigden, op-'t'nadrukkelijkst zijne voorbiddingen,,in.de thands beroerde en fiikduiflere omftandigheden van  "3* lofver mildkndï 0verden.eingei7. yan ons geliefde Vaderland.! . i(. Hij was 't die tevens bidden durfde voor onze vijanden; maar op een wijze, waar in de laster vergeefsch hare klaawen zou geflagen hebben!. i. Ach ! die voorbidder, die mos es, die held, die in de opengebroken bres, met bet wapen des gebeds, zig aan het fpits ftelde, is niet meer! die zuil van Land en Kerk is gevaüen! Daar gansch Nederland .billijk hier over moet treuren, hebt gij In't bij zonder trcurens-dof, die behal ven zijn openbaar, ook zijn bijzonder huislijk onderwijs genieten mogt... dat huislijke onderwijs, welk ik mij een voorregt zou gefchat hebben bij te wppnen.!... dat huislijke onderwijs, niet bepaald tot de jeugdige Spruiten der aanzienlijken, maar tot welk hem de laagde rang van menfchen niet te gering was mede aan te nemen en, enkel volgends hunne vorderinge, nevens die van den hoogden daat te piaatfen... dat onderwijs, waar uit gij zoo veel leerdet, maar welk gij nu ook voor altoos derven moet! Welk een wijsheid draaide af van zijne oordeel - uitingen in de Kerklijke Vergaderingen!.... Welkeen vol vaardig en onvermoejd.behartiger was hij van het welzijn en den bloej. der Gemeente; en hoe gelukkig wist hij daar toe , zijne achting bij groot en klein, zijnen -toegang tot de Hoofden des volks, al den ukgebreiden invloed dien bij had, waar en wanneer hij konde, dienstbaar te maaken! Met welk eene kloekmoedigheid, die hem verhief boven eene angstvallige befluiteloosheid, en het opzien tegen heerfehende voor-» oordeelen, velbragthij 't gene hij nuttig, en waar toe hij tig ver.» püge  lof v erm eld e nd e overdenkingen. 33 plige oordeelde; zonder zig, door fchroom voor veelerlei oordeelvellingen van vrienden of vijanden, daarvan terug te laten houden' dit toonde wederom 's Mans reeds'gemeidc Leerrede, over de kunftige mededeeling der kinderziekte. Hoe gunttig of ongunftig men ook over die zaak zelve denke; zeker, een nahuys werd vereischt om dat onderwerp, zoo ongewoon voor den predikftoel, zoo verfchillend beoordeeld, te behandelen — voor 't eerst op eenen Nederiandfehen Kanfel te behandelen — op zulk een kundige en godvrugtige wijze te behandelen ! Hoe groot was zijne gematigdheid, omtrend zulken die van hem vcrfchilden, zelfs omtrend die Christen-gezindheden, welker belijdenis zig, in meer of min gewigtige leerftellingen, van de zijne onder- fcheidde Nooit werden zij door hem verachtelijk uitgemaakt; nooit hun gevoelen in een valsch licht geplaatst, om het zelve dan, als een' man van ftroo, met éénen flag omver te werpen, en zig daar op de overwinning toe te fchrijven.... Neen ! hij, zijn Huk volkomen meefter, verzekerd van de goedheid zijner zake, voerde onbefchroomd , de fteikfie gronden voor hunne gedagten, uit echte , uit de beste bronnen, in al derzeiver kragt tegen zig aan i era beflreed en overwon die dan, op zulk eene eerlijke en redelijke wijze , dat zij zelf die beftreden werden, dikwerf tegenwoordig zijnde,' het zonder verbittering, ja kundig zijnde met eenig genoegen, aenhoorden.... Hier zag men de waare Christelijke Verdraagzaamheid, de echte Tolerantie, welke zig ook verblijdt in die burgerlijke verC draag-  34 LOF VERMELDENDE OVER DE N K I N C E ff. draagzaamheid, welke in ons vrije Gemeenebest met reden ft and grijpt, en door de geheelc Christenheid geroemd wordt. Maar niet die hedendaags valseh- genaamde Tolerantie, welke, alleen de ftem der ganfche wereld durvende tegenfehreewen , zig beklaagt over de onverdraagzaamheid van Nederland; daar zij ondertusfehen, in haar denkbeeldig Gemeenebest, waar in de heerfchende Godsdienst, uit de leerftellingen der Reden, verrijkt docr Jefus zedenlesfen, beftaan zoude ; naast de Kerken van dien Godsdienst, wel tempels voor de Zon en Jiipiter, Wel Mühamedaanfche Moskeen, wel altaren voor den broodgod Mtuzzm , maar alles behalvcn predikftoelen voor de gehaatte leer, der Verzoening door het bloed van Gods Zoon , en der kragtdadige Genade van zijnen Geest, zou toelaten ... Deze onverdraagzame verdraagzaamheid, vond in hem zulk een' fterken tegenftandcr, als nij een voorftander der waare was} zulk een' gevreesden vijand, als hij zig manmoedig toonde bij het aanvaarden van zijnen Iaatften post.,.. Juicht nu over zijnen val, voorftanders dezer verdraagzaamheid!... Maar, ik herroep mij : dit verbiedt u de algemeene menfchenKefde: hier juicht gij niet. Vooral was hij uitnemend verdraagzaam omtrend zulke leerflellige en uitlegkundige BioedprverfchHlen« als in Nederlands Hervormde Kerk plaats hebben: zoo weinig als mogelijk was werden die door hem behandeld — nog zeldzamer ais verfchilftukken behandeld — nooit op eene haatverwekkende wijze behandeld ... altijd liet hij elk daar in vrijheid, fchoon evenwel altoos vrijmoedig uit-  lOFVERMELÖEMnÊ. eVERÖENKI"NOEW. gj uitkomende voor die leerwijze, voor die leiding van gedagten, welkt hij de beste, de klaarde , de zuiverde oordeelde, van welke hij overreed was.... Dit verbond hem in üefde aan de breede rij van alle zijne Ambtgenooten, zonder op iemand, fchoon van een andere denkwijze, fchoon beneden hem in gaven en toejuiching, immer laag te Vallen ; ja dikwerf vrugt voor zig zeiven erkennende, uit redevoeringen van zulken, die in de gemeente minderen toeloop hebben; zijn genoegen in derzel'ver leerredenen betuigende, en de aanmerkingen tegengaande die een ander daarop maakte : geen wonder, dat dit, als mede zijn voorbeeldig bijwoonen van hunnen dienst, dikwerf tweemaal op eenen dag, waarop hij zelf reeds gepredikt had, ook de algemeene liefde en hoogachting zijner medebroederen tot hem trok. Van deze zijne gematigdheid, zoo wel als van zijne andere voortreflijkheden , geeft getuigenis, het voortreflijk Bijbelwerk, door hem ondernomen, met zijnen Ambtgenoot in deze Gemeente, den wakkeren, en ook door andere Schriften met en zonder naam reeds beroemden, j. tan hu ys klin kenb er g. Een verfchijnfel, welk nog in het begin van deze Eewe, in Neêrlands Kerk* onder de onmogelijkheden zou zijn geteld geworden. (*) Dit was nahuys, dit alles was hij, zwik een Leeraar w.. Jazeker, hij was een mensch! een zondaar, een gebrekkige :... maar een mensch uit duizenden; en evenwel zulk een mensch, die het als vordering in heiligheid en zaligheid aanzag, zijn gebrek hoe langer hoe grondiger te kennen, door Jefus bloed bedekt te vinden, door zijnen Geest te beftrijden, en door zig meer en meer uit te firekken, al fterker te jagen naar de volmaaktheid in kennis en deugd, te klaarer , tot te meerder verootmoediging, te zien hoe ver hij nog daarvan verwijderd bleef. Ja, groote ziel! zaagt gij mij thands uw' roem verheffen, En woonde 't minst verdriet nog in uw hoog verblijf, Wat hartstogt — ik durf naaw dien uiten — zou u treffen T Waar 't niet tot Jefus eer dat ik uw kenfehets fchrijf. Vaaie rijd ! begluur deze-kenfehets vrij met vlammende oogen: durft gij éénen trek daarvan logenftraffen? ja hebt gij in 's mans geheels' leiéven eene enkele zigtbare vlek kunnen toonen? Gij zwijgt, fa kunt noch durft ge zeggen , fpijt uw villus t... Neen wilt ge niet zeggen, uit boosheid Zuivre Waarheid dan! die u zclven tot mijne  i'OFVER-MELD'E N DE OVERDENKINGEN. ^" ':ne geleidvrouwe hebt aangeboden .,. u ftel ik deze afbeelding in han'öen. ... is ééne trek daarvan u tegen ? vertoon dat zoo openbaar als ik mijn tafereel doe Neen! antwoordt gij ten eerften. Gij fchrïjfc hier onder met uw eigen hand, en bekragtigt het, door uw onverbreekbaar zegel met zonneflraalen verfierd,, voorde nakoom'iingfehap. DIT WAS M TT N GROOTE N A H U Y S. Heb dank voor uwe volvaardigheid, beminlijke Hemeltelg!.... Maar zal het nagcflacht deze uwe bevestiging we! noodig hebben"? zullen niet dan, wanneer waarfchijnlijk dit tafreel mijner treurende •overdenkingen , hoe flerk door u geilaafd, reeds lang zal vergeten zijn, ja zoo lang Gods" Geest en waarheid in Nederland blijft woonen,'("en mogt dit zijn tot "het einde der eewige heuvelen!^ 's Mans voortreflijkc Schriften, demeeftë trekken' van deze mijne 'kenfehets uitroepen, en hem doen bekend blijven als een' getrouwen knegt des grooten 'Konings, die zijne ontvangen vijf talenten , 'met eene naarfligheid" en arbeidzaamheid waarvan zelden voorbeeld was,' op 'woeker gezet , en nog 'vijf, ja meer talenten daarmede 'gewonnen heeft'! ■ Onvermoeibare naarfligheid! Die hem de plaatfen zijner aange-■ •naamfte uitfpanning tot dorre woeftenijen zou gemaakt hebben , indien'men hem de gelegenheid benomen had om bezig te zijn in het werk zijns- Heeren!....- die hem zijnen tijd , tot de kieinfte afmetingen-toe, deed uitrekenen en uitkoopên, om niets vajj dien kosC 3 a«S-  3$ lofvixmelbende oyerdenkingen. telijken fchaf vcrgeefsch te laten voorbijvliegen ... die hem, meer danCefar titus , eiken dag zou hebben doen betreuren, op welken hij niets nuttigs goGaan hadde ... ja, die hem menigmaal, deal geheelen dag in z«>OERENd".E «TERDENZIKCE»; pen werd, om 100 fpoedig een hemelburger en een lid der hemelfche Academie te worden!... Ach! wie dagt, toen hij, denpderzelver Herftmaand , te Hillegom predikte, da: dit zijne katlte leerrede zijn zoude?... Ach! wie dagt toen hij, op den 14. dier maand zijn geliefde Amfteldam verliet, dat hij die Stad nooit weêr betreden, nooit weer zienïoude? ... Ja> nadden wiJ dat kumen ^ ken, met weike hoopen zouden veele raar Hillegom getrokken zijn! met welke treurende aangezigten zouden wij den HaarleWchen weg vervuld, en hem het eewig vaarwel toegeroepen hebben {... O hoe wel doet de eewige wijsheid, dat zij het toekomende voor ons verborgen houdt • Ach Leyden ! dagt gij dit, toen gij hem, dien avond, uwe poort weder in zaget komen!... toen gij hem, in uwe heiligdommen, voor 't laatst, onder het gehoor van Gods Woord zaget nederzitten? toen gij, nog op den 13. dierzelve maand, op bijzonder verzoek van eenen uwer Leeraren, hem als een uitdeeler der Godlijke verborgenheden, aan de hoogwaardige en heilige Verbondstafel, voor 't eerst in 't openbaar hoordet fpreken, en als uit den mond der opperde Wijsheid uitroepen: „ Wie is liegt ? hij keere zig her„ waards! komt; eet van mijn brood, en drinkt van den wijn dien „ ik gemengd heb; verlaat de flegtheden , en leeft, en treed op „ den weg des verftands"... Maar ach! ook tevens voor 't laatst, en als ware 't om u, voor één oogenblik, de fchatten te doen zien, waar van gij verder geen genot zoudt hebben dan dat ge- zigt  ÏEROIREKDE OVERDEHKINOEJf» r 4& zigtuwer oogen!... Ach! hoe hadt gij dat bedehuis beftormd,; indien gij dit geweten haddet!... Ach! treurend Leyden! dagt uwe nu rouwdragende Schooljeugd dit, toen hij een' aanvang maakte de loopbaan der Godgeleerdheid met haar in te flappen? dagt gij dit, toen hij, nevens uwen geleerden en voortreffc! ijken rietveld, plegtig aan u, als uwen beroepen Leeraar, werd voorgïfteld? . . . toen de dag tot zijne inzegening op den 7. van Wijnmaand bepaald was?.., kondet, durfdet gij toen denken, dat hij u, op dicnzelfden dag, zou voorgefleld worden, als het voorwerp uwer vuurigde voorbiddingen, in dreigend doodsgevaar, en reeds beroofd van zijne lieve Wederhelft?... dat gij zijne Intreereden» die hij naawlijks had afgewerkt, niet zoudt hooren!... en evenwel , 't was zoo!... en evenwel, helaas!... ja, hij ft erft!.. en daar liggen!... helaas daar liggen nu... al die ftreelende vooruitzigten! al die blijde hoop voor Leydens Hoogefehool, voor Neêrlands Kerk, voor de belangen van Waarheid en Godvrugt, voor de opvoeding der Jeugd, voor het heil van 't Nageflacnt, voor de ^ voordplanting van Jefus Rijk zelfs in Oosten en Westen!... Ach! daar ligt nu dat onwaardeerlijk t'zamenftel van Godgeleerdheid en Kerkgefchiedenis, welk van zijne lesfen te wagten geweesd ware • waarvan de aanvang, in dezen Zomer, zijn hoofdarbeid in de» Academierust, zijn tijdwinst in anders ledige uuren van uitfpanning was... Daar ligt nu, behalvcn zijne onvoltoojdc werken, van welke wij, onder 's Heeren .zegen, zulke uitnemende vrugten te gemoet zagen,  beboerende overdenkingen. de hoop die hij gaf op de uitgewerkte verklaaring van nog meer gewigtige Hukken. .. Daar liggen nu alle die vooruitzigten, welke niet flegts den oppervlakkigen , maar den diepstdoordenkenden befchouwer zoo wel gegrond toefenenen, welke hem reeds bij voorraad de rijkire «iankftof opleverden : daar liggen ze nu eewig methem inhetftof!... -Daar liggen nu al de troostgronden , welkeik mijne Amftelgemeente bij zijn affcheid toezong! maar welke mij nu niets overlaten, dan dieallen oin te keeren, en op fchorrén toon dus daar tegen in te zingen: Ach! Ach! mijn nahuys gaat, hij zinkt in 't zwijgend graf : Hij eindt zijn nuttig Ieeven; En zal gansch Neerland nooit die fchoone vrugt meer geven, Die hij zoo overvloedig gaf! Daar ligt, ó Lcydsch Atheen! uw hoop op'woelig groejen: Helaas! dit Pronkjuweel Van Neêrlands Ilerdrenfchaar is nu niet meer uw deel! Geen nahuys zal uw thands doen bloejen » Treur, wakkre Jongelingfchap die u aan Jefus wijdt! Wat loopbaan flond u open! Daar ligt het voorwerp nu van uw en Neêrlands hopen! Een droom heeft ons te vroeg verblijd. Treur, dierbaar Vaderland ! een blixemftraal zie *k' breken, Door 't dikker persfend zwerk : Och dat met hem Gods'Geest niet wijke uit uwe Kerk! Zijn dood zij daar van ons geenteeken! Treur  beroerende overdenkingen. 45 Treur Amftelftad ! gij zult voor eewig nahuys woord» Dat keurig prceken dervend Niets zal zijn vlugge pen voord-aan urneer doen erven, Wat u of andren heeft bekoord! 't Geen hij van Faulus brief aan Ph'lippi's Kruisgemeente, Bij u nog overliet, Blijft nu onafgedaan. ... 6 gadeloos verdriet! ö Wond die treft tot in 't gebeente! Hij zal met klikkesbiro, uw wattren heilgezant, Tot kort en wijs verklaaren, Van 't ganfche Bijbelwoord, zijn' arbeid niet meerpaarea: Wagt niets meer uit die dierbre hand. En nimmer zal ons ooit de blijde hoop weêr ftreelcu, Dat in ons tempelchoor , Zijn rijkbegaafde mond, ons luistergraag gehoor, * Nog wijsheid - fchatten meê zal deelen !... Welk een treurige parodie, van 't gene ik gemoedigd zong, flegts ruim een half jaar geleden !... Ontzaglijke verwisfcling !. .. Wie zag oojt vrolijker, en zoo 't fchcen gegronder hope, fpoedigcr en oriverwagter afgcfncdcn? .... En, dat alles nog te boven gaat, wie zag oojt zulk een gedugtcn flag, in eenen t'zamcnloop van zeldzamer, van vrcesrijKer omflandigheden! Sta mij bij , o zuivre Godvrugt! behoed mij van buiten 't fpoor te hollen , nu zig deze aan mijne befchouwing opdoen!... ze waar des  $5 EÏEOBEBEDE OVERDïNJCIfTGÉIT. den mij telkens voor mijnen ontroerden Geest; ik verfchoof ze zoo lang ik konde. .. maar ach! ze persfen mij, mijn hart moet zig nu ontlasten! Terwijl nu reeds het derde Najaar agter een , Gods flaande hand over het zondig Nederland was uitgeftrekt, door kwaadaartige Koortfen, en andere nog meer befmettelijke ziekten , die hunne duizenden verfloegen en in het graf fleepten; kreeg ook een dier doodlijke dienaars van den God des Hemels, bevel om te klimmen in de renderen der wooning van mijnen w auvYs. .. Blindelings, zonder reden van dit vreemd bevel te vragen, gehoorzaamde hij, en de koorts dreef den voortreffelijken man uit zijn Studeerkamer naar zijn Legerftede,... maar een koorts, van welke wij, op de eerde berigten, in een' man van die Jaaren, in een zoo gezond en fierk Lichaauisgeilel, dat noodlottig gevolg niet vreesden.. Ja die welligt zulk een doodlijke uitwerking niet gehad zou hebben, indien niet een tweede nog vreeslijke* bode een Godiijk bevel ontvangen had zig daarbij re voegen... Een Godiijk beve! f is dat mogelijk ? Ja!., fluit uw oogen, vleeschlijk vernuft; en geloof zoo blindelings als de redenloze fchepfclen Gods raad dienen, dat, daar geen Muschje op de aarde valt zonder zijnen wil, ook geen Aap ef Baviaan een trede verzet buiten dat zelfde welbehagen. Bij eenen verniewden en derkeren aanval der koorts, zit 's Mans geliefde Echtgenoote, met de jongde tedere vrugt van hun huweïjksbed , gerust voor zijne legerftcde... welligt is Gods weg in het hei- < O 27 Sept.  BEROERENDE OVERDEKKINGEN. 4f heiligdom, is des Ghristens betamelijk gedrag onder de tugtigende hand des hemelfchen Vaders, het tijdig onderwerp van hunne nuttige t' zamenfpreking... In een oogenblik verfpreidt zig een fchrik, een verward gefchreew door het ganfch&huis: etn Aap of foort van Baviaan, voor weinig dagen in het naastgelegen hsis gebragt, maar woedend geworden en losgebroken, vindt, ondanks alle voorzorgen , middel om in 's Mans huis te komen , en helaas! in de Kamer te komen, waar in zig eenige zijner tedere Kinderen bevinden: het boosaartige beest valt aan op zijn vijfjaarig Zoontjen, een kind, onderworpen aan toevallen, welke het tot een voorwerp van medelijden maakten. Dit weerloze Schaap, veel te zwak om tegenHand te bicden, wordt door de ontftelde Moeder, op.het gerugt toegefchoten... wordt door de tederhartige Moeder... gevonden.., onder de klaawen van het vergrimde dier, als onder die van een'hongerigen wolf, bezig het met klaaw en tand te wonden.... IJslijke vertooning , die de menschiijkheid doet trillen!... Wie kan zigdcaandoenlijkheid van dit fcho»wfpel akelig genoeg veibeelden!... Geen wonder dat, op hetzelfde oogenblik , de buiten zig zelve gevallen Moeder de voedfel - bron voor haar teder Spruitjen derft!— geen wondei dat de febrik haar ook te bedde werpt! ... geen wonder dat het gejammer zig door het geheele huis, en eerlang daar buiten verfpreidt! door het huis, gisteren nog de wooning van zegen, van huwelijksgenoegen , van vrede, van viiendfchap , van wijsheid; n« ■van fchrik en vei warring, van faert en akeligheid.,.. In 't midden  84 BEROERENDE OVERDENKINGEN. van het huis, ligt het ongelukkig Kind, aan hoofd en voeten gekwetst, onder de handen des VVondheelers .... aan de eene zijde de kranke Man, wiens koorts in die oogenblikken zijne redelijke vermogens in wanorde brengt aan de andere zijde, en zoo verre ais mogelijk is van hem verwijderd, wordt de verfchrikte Vrouw gelegd; de eerfte koorts ontneemt ook haar de uitoeflening der reden, en het dier, welk hare ziekte veroorzaakte, is t'elkens bij verpoozingen het voorwerp harer maalingen. Terwijl de kunst van den ervaren Wondarts eenen gelukkigen uitflag zijner poogingen belooft, ten opzigt van het Kind , fpant die der beroemde Hoogleeraren in de Geneeskunde aüekragten aan, om den waardigen Vader en de brave Moeder te redden, van het dager lijksch toenemend doodsgevaar; maar vergeefsch! De dood is doof, hij hoort geen kermen, hij drijft den fpot met alles wat de geneeskunde ten beste heeft. Wat zeg ik? de dood is flegts een dienaar van den Heer vanleeven en dood! Ach! God houdt zig doof op al het kermen, op de fteia van duizend vuurige gebeden, op beken van traanen. Beider gevaar neemt hand over hand toe De veriTands - vermogens blijven in verwarring. Eenoogenbiik flegts komt tusfehen beide, waar op hij beider dood voorzegt, waarop hij zijne lieve kinderen en den fchat zijnergefchriften, aan zijne waarde Broederen beveelt, met deze bijvoeging: „ Nu mets meer van de aarde". Een ander gunstig tijdftipje valt in, waarop hij eenen bode zendt tot zijne kranke  i E R OEEïK D 8 0 V*E r D EN K IN 0 E 4#. kranke Huisvrouwe , om te vragen hoe zij 't heeft: cri op deze boodfchap geeft de liefde haar ook het oogenbliklijke vermogen om hem te rug te laten weten: Zeg mijnen iieven Man, dat ik het wel „ heb, en dat nu in ftilheid en vertrouwen zijne fterkte zij, ge" lijk ook de mijne is" (l) ...< En ach! dit is het laatfle, bijna het eenige, dat zij met bewustheid fprak.... Haar Man laat j nog daarna , eens vragen of zij nog bidden kan ; maar neen! hij draagt daarop haar en zig zeiven ] eii tevens de vaste gronden van het huls zijner Zaligheid, reeds voor veele jaaren gelegd, waar óp hij nu de heerlijke Eewigheid inwagtte, den Hartenkenner voor ; in een zoo vüurig gebed» dat de Geneesheeren , hoe doodlljk zij deze inipanning vreezen , hem niet durven fluiten... iHtusfcher), zij fterft j (2 ) die aanzienlijke, doch nedrige — die minzame,' die Öodvrugtigé Vrouw! die brave Huismoeder! die Vrouw, van welke de keurige Bijbel - fchilderil eener deugdzame Huisvrouwe ( $ ) een ecKt afbeeld fel was! die Vrouw, eenen nahuys waardig!, gaat haren Man voor ih de donkere doodsvalei 1 Daar ligt ml de Man! daar ligt mijn NA nuts, afgefcheUrd vatt zijnebeminde Wederhelft, en zonder het te weten !.. . Merl blijft om zijne herflelling bidden; en te gelijk, bij de gehoopte herflelling, fchrikken voor de tijdflip, waar op men hem zijnen eenzamen ftaat zal jnoeten openbaaren.... Of heeft misfcbien reeds een van die onzigtbare hemelgeesten, die uitgezonden .worden ten dienste van hun die de Zaligheid beërven zullen, hem daarvan kennis gegeven ?... Immers» na dien tijd vroeg hij noojt meer naa zijne Huisvrouwe!... maar ook, at- (I) Ik meen 3 Öétober. , „ CO Den 6 O&ob. fnjorg. i. of ft uur- (§ j Spt. X&&1» » 5"- B  S ER OÏRE If D'E OVERDENKINGEN. Da'dfen'tijd hoorde men heirrnaawlijki met bewustheid {préken; dag nog eens', wanneer hij, met eene verwonderlijke bedaardheid, aan den genen die hem een middel' ftbnd toe'te dienen, dedingen opnoemde, ennaa waarheid 'opnoemde, uit welke hij het middel t'zamen gefield dagt.. Vergeefschi hield men papier bij de hand om bij 'verder gewenschte gunstige oogenblikken, eenige van 's Mans laatfle woorden op te teekenen; ten einde die, als een' duuren fchat, te bewaaren, en aan zijne vrienden en lievelingen bekend te maskert Hij fpreckt we! van zijn Academie - v. erk ; hij vraagt we! of 't nu niet de tijd_ zijner bevestiging was: maar ach! niets dat waardig was.oj> te.fchrijven! .zelfs die laatfle verkwikking werd ons geweigerd! . .. Heiaas! de kunst fchiet ook op hem te kort! hij volgt zy,ne.V«}uwe0 na drie dagen, jn^tjombre doodsdal,.^). - • Het ganfebe gedacht, wordt in. .ec^en.dubbelen.rouw^gedowrpeld!,Een hoogbejaarde,,^ zwakke Moeder overleeft eenen Zoon, dien ze nu even tB#. Deed dit God}.. Was dit het werk, dit de beftelling van een Wezen, wiens Goedertierenheid, in onze heilige boeken , zoo menigmaal, bof' ven de wolken, bovèri-de hemelen verh«vëh, zoo menigwerf als eewigduurend geroemd wordt ? ... die de groote Hoorer dér gebederi is .. i die ons door zijn' eigen Zoon heeft verzekerd : 'Indien Ji;gt1 twee vah ü i' zsmenftemmen op de aarde , over eenigt zake die zij' zouden mogen begceren, die zal 'hun gefchieden ! (§) Was die nu, door de t'za-» menftemming van duizenden zijner Kinderen , in alle hoekeft vaJJ Nederland, zoo ver het gerugt van dit treurgeval kon doordringenf niet te bewegen ? ... Van Nederland \ tot hier toe zijn geliefd Lancl, zijn' andcf Canaan; de woon- en fchuilplaats zijner Kerk en Waaf-» heid; kortgeleden nog de zamelplaats zijner zegeningen, maaf' thands het voorwerp zijner zwaare kastijdingen! <. < .-♦!m?o\iöV'w»,,ha£ ■:- . - .v -:'--!?ef^ (*) De hier gemelde bijzonderheden zijn de best mogelijke t'zamefi voeging der beriaten, Welke mij uit de beste bronnen zijn toegekomen: en ik heb dit gedeelde van 't fr.uk,. voor.de uitgave, voorgelezen aan iemand, die het grootffe deel vari het treurgeval zelf bijgewoond heeft, ten einde niets dat onzeker was in '» licht te brengén.... Alleen'zijn de verba al en ee'nigzins verfchillende , oferï hoe ver, zijn Hoog Eerw. het voorgevallene met Vfouw en Kind ten eerfte ge* weten , en dus ook in hoe verre zulfcs tot verergering zijner ziekte medegs. lyerkt hebbe. ' p a  -52 'lEROE'RKNDE O V E R 0 EK KI NtfEÏT. Helaashoe ctieper ik denk, hoe grooteT de ftof tot weenen wordt!... Ach! mijn k a ii u t s wech gerukt, in zulke ftikduistere omftandighedcn van mijn dierbare Vaderland {... Omftandigrraden, fn welke, in den allertreurigften nadruk, de bedreiging vervuld wordt: Ziet, ik zal wonderlijk handelen met dit mik, wonderlijk en wonderbaarlijk: •wint de wijsheid zijner wijzen zal vergaan, en het verJland zijner verjlandigen zal zig verbergen. (j) Omftandigheden ■, in. welke de raad van de Oudften wijkt, en de fchranderheid der geflepenfte Staatkundigen verftompt; in welke Nederlands Zinfpreuk: Boor Eendragt worden kleine dingen groot, zoo voordgaande, ftaat te worden veranderd in deze : Door tweedragt werden de grootjle dingen klein.... Omftandigheden, door mijnen nahuys, in meer dan ééns Leerrede, even bij den aanvang, en zelfs nog voor de uitbarsting van het oorlogsvuur, zoo naawkeurig aangekondigd,, ja voorzegd, dat, indien nog iets van den Profetifchen Geest in Gods Kerk is, Cen immers daar zijn 'er die, met den Zaligen Vader brakel gezegender. gedag ten-is fe! dit niet onbepaald durven ontkennen) hij op dien tijd daar door aangeblazen fcheen ($$) .. . Helaas] in deze omftandighedcn, valt zulk een zuil van Land en Kerk! zulk een Voorbidder! zulk een nuttig werktuig in de hand van Gods Geest! ja ook zulk een wijs e&gefchikt beftuurer vari ide Gemeente in den weg van hunnen pligt; in tijden, waarin de aanleidingen zoo fchijnbaar groot zijn voor bet volk, om buiten het fpoor te hollen, en de achting te vergeten omtrend zulken, aan wien men die verfchul- C§D M. XXIX: 14. " ( §§ ) Deze Leerredenen waren voonl over Jer. XIII: 16. en Pf. CXIX: 75.  BEROERENDE OVERDENKINGEN.' 5,3 digd is cn blijft! waar in zelfs de terzoekingen zoo groot zijn voor Gods Kinderen , om de opgeheven handen naar den Troon van jah , moedeloos te laten zakken!... Ach dje Aaron! die onderfteuraer der handen in het voorbidden —ligt ncêrgeveld!.. Treurig voorteeken! Zoo werd het Kind van den afvalligen Jerobeam, voor de verdelging van zijn huis, als een ontluikende bloem afgefneden.... Zoo werd de Godzalige Koning Jofias, in het beste zijner dagen, door eenen doodlijken pijl wechgerukt; om hem het kwaad niet te doen zien, 't welk je h 0 va h over Juda en Jerufalem gezworen had te zullen brengen!... Zoo iTerf de beroemde Oudvader Auguftinusvoor Hippo's verwoesting !.. . Ja zoo fterf, in den aanvang van Nederlands tegenwoordige oorlogsrampen, mijn Vader perizonius! Diepe wond voor Amftels Sion! die nog fmertte, toen ze vergroot werd door het vertrek van mijnen nahuys!.. Wond die nu begon te genezen , federt wij, niet alleen zijne plaats vervuld zagen doorzijnen Godvrugtigen Naftreever de haas; maar ook in zijnen Zoon, nahuys plaats vervangende, den Vader zoo volkomen wedervonden als, behoudends het verfchil in jaaren en ondervinding, mogelijk is!... Wond die nu, door nahuys dood, op niew aan 't bloeden raakt .. Zoo werd , te gelijk met mijnen n ahuys, Amftels lieftaligen claver afgefneden: Middelburg ui eenen dubbelen rouw gedompeld; haar bruystens nedergeveld, en haar hoefman > een man van wien ook, met groote ieden, wat uitmuntends verwagt werd, in den bloej zijns leevens, gerukt uit D 2 ^ien  $\ • beroerende o v er de nkin 6 e n. dien hof, waar in hij kort geplant was, even begon vrugt te dragen (*), Wélke ep ëén gehoopte ftof om, met lodenstein, vreezende Op te'zingen: Des Hemels Heer wil mooglijk 't Land verlaten, Want ziet, hij pakt zijn kostelijkfte vaten. Waar, 'groote God! zal dit uw weg zijn met Nederland ? ... Zult gij iandit Land, door wonderen verhoogd, ten prooje geven aan een Volk dat, hoe bedorven Nederland zij, nog meer verdorven is?... Hooge God' zal dit uw Wijsheid, uw Rechtvaardigheid, uw Goedheid, toelaten?... En is 't uwp ftrenge Geregtighefd nog Biet genoeg , in de eene vuist, het vernielende oorlogszwaard tegen f>ns uitgeftrekt te houden; moet ze ook' met de andere hand, de vuurige pijlen van krankheden, in zulk een aantal ónder ons werjpea?... Ja was't niét genoeg, dat het oorlog aan onze flinker—de doodlijke ziekten aan onze regterhand, en zelfs iri ons midden, duizenden verfioegen; moest ook eene fchicht worden afgefchooten, pm éénen te vellen, die meer was dan duizend?.... Hier blijft, tot onheil van't menschdom , Hat'pax, diefchraaper , die onderdrukker der weerloze onfchuld— ginds Slangilnrt, die verleider der jeugdjaar ftlsckctag, die lasteraar, dieiwistltooker — voorfpoedig loeven. .. C*) En nog een niewe (lag trof onze Araflelgemeente, onder 'c- drukken dejses, in-den febicljjken dood van den beroemden. Gudgeleerden Wijsgeer, den IVijzen en Godvrugtigen a buurt... Dus gaf het jaar jzSi. een voorbeeld zander voorbeeld , dat Amlteldam vijf Nederduitfche Hei vormde Leeraars in deszclfs omkring ontvielen; en daar onder drie, die zonder niinagting der turee ovctigen , elk in hunne onderfcheiden ,gaven , wet regt onder de grootde mannen jran Nederland geteld wijrden.  BEROERENDE O V E R D £ N K I N 0 E N.' f$ v,an... Die dronkiiart — die verwaarlozer — die verkwister — blijft over , tot verdriet en bederf van vrouw en kinderen Ginds leeft een ftoköude — een kindfche — een van verftand beroofde — een uitteerende — zig zei ven en alicn die hem omringen in den weg.... en zulk een man, zoo nuttig, zoo geliefd, zoo begeerd, wordt zoo ontijdig wechgerukt! ... Moet ik — kan ik gelooven, dat dit het werk is van het beste aller Wezens!.... Ik vraas niet: Moest zulk een ook fterven ? of waarom, indiea • • • • > de aarde , indien Nederland, zijns niet langer waardig was.: Waarom Elia's paarden, niet In 't vuurige gareel gebonden,,. ... ,„ En uwen knegt, uw' vriend gezonden, Om hem te redden uit verdriet En voor uw hoogen Troon te dragen? Leeft Enoch's God niet meer omhoog, Die, boven 's Hemels Starrenboog, .. . „.,, ., ,;.„„, , • . , ., nab sib - oa^iw-i usv afeabioov 't Heelül fpant voor zijn zegewagen ? Neen! ik weet, en ik eerbiedig deze onveranderlijke uitfpraken van het heilige Boek: Het is den menfche gezet eenmaal te.fterven.:. Wat man leeft er die den dood niet zien zal ? ($) .. en Abrahams Geloof; Mofes orimiddelijke vcfkeering met God; Davids Godvrugt; Salomo's Wijsheid; Petrus heilig ijvervuur; Paulus gezegende Evan< geliediens't ; Joannes genot van Jefus tëêrlïe Liefde : konden hun geen öntüag bezorgen van deze algemeene wet; .. Strenge wet, op...t sissaiwy wu usb a^ïsbaidiDWM a»«t*èw;?30 *I •f&btxföm (§) Hebr. IX: 17. K LXXXIX: 45». D 4.  5Q" VtROBREWDE overdenkingen. pervlakkig bezien... maar eindeloos wijze - eindeloos goedertieren wet,' wanneer we met verlichte verftands- en geloofs - oogen diebefchouwenr..Ik wil dan diezelfde Wijsheid en Goedheid eertfedigen , welke ook hjhuis aan dat fterflot onderwierp.... Waar, nog eens, groote God ! moest hij nu reeds fterven? Sterven in zulk eenen t' zamenloop van omftandigheden die, elk om 't zeerst, dit fterven te fmertvoller maaken, dit fterven met de onvergeetbaarheid merkteekenen ? Moest hij dus fterven in het midden van zijnen roemrijken loop?... Moest dan Leyden, moest Nederland, zulk een blijde deur der hope geopend worden, en wij even daar in zien; om die, met ?oo veel te meerder ontzetting, in "t eewige nagtüot te zien val. Jen ?.,. Mishaagde u dan zijn getrouwe en onvermoejde arbeid ?... Woudt gij uw ongenoegen"toonen in 't gene hij ondernomen had, en anderen door dit voorbeeld affchrikken ?... Streed gij dus ten voordeele van zujken , die den eewig gezegenden jesus , in zijn Godlijke Zoonfchap, en in zijne Middelaars-heerlijkheid aanranden ; die zijne leere in een verfijnd heidendom poogen te hervormen?... Veldet gij, om hun eenen goeden denk van hunne zaak in te boezemen, zulk eenen gevreesden tegenftanderm voile wapenen, mei uwe eigen hand neder?.,. Moest hij fterven in zulk een' duifteren tijd van oorlogen verwarring; om fmert tot onze fmert te doen, en uw yplk, nog boven de andere inwooneren des Jands, dubbel te wpnden? ... Is het weenen uwer kinderen dan uw vermaak ?... Maar.  S ER 0 ERENDE ^0 V ER D ZNKIKG ES.' StjJ Maar vooral: moest hij' fterven op zulk eene wijze — door zulk eenen weg ?... ' Sterf Abner — Abnerl dan gelijk een'dwaas ?... die Held! Die Groote in Ifraë'1 ? ...... Zoo begon David zijne rouwklagt over dien vermoorden krijgsman; .. Maar mag ik ook niet wel uitroepen: „ Is dan hahüts geftórven gelijk een dwaas fterft! "... Moest hij worden afgefneden door eene ziekte, die hem grootendeelsberoofde van het gebruik zijner uitmuntende vermogens?... Mogt dan die weibefpraaktc mond, die'tong die wijiëer was als de pen eens vaardigen Schrijvers, in die iaatfte dagen niet meer overvloejen van Gods lof?...' Mogt hij,'die menigmaal' de zalige verwagting van Gods gunftelingen zoo verrukkend befchre'ven, die nog met eene meesterlijke fchilderije dier heerlijkheid zijn werk aan 't Y befloten had, in die laatfts' oögenblikken, geen blijken geven, dat reeds zijn groote geest de Pa-: rïidijs - lugt riekte, terwijl die los werd van debanden des lichaams ?.... Mogten wij zelfs die :-flaawe vertroosting niet hebben., dat' zijne.' Iaatfte woorden voor ons bewaard wierden ? .. . ■ En ach! moest zulk een ziel-doorgrievende weg tot dit fterven. dienstbaar zijn?... Opperheer van alles!" dagt gij dan niet aan deze uwe eigen toezegging aan uwe Kinderen : Fan het gedierte der aarde zult gij niet vreezen : want met de Jleenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn ? ($) Is die belofte niet gegrond op het verniewde regc over de fchep- fe* CS) Job v: ü, sj. ■P S  5£ ÏÏROERENDE Q V E R D E.NK Iïf.CÏ felén; door den grooten Middelaar verdiendj voor,die,gelukkigen-, tot welke nahuys en zijn Egtgennote mede .behoorden?.., En evenwel: moeiten ze dus fterven?,.. beide tegelijk fterven?.. en vijf tedere Telgen, daar onder een zoo ongelukkig , .en nu gewond Kind, vader en moederloos, van elkander verftroojd, agterlaten op dit tooneel van zonde en ellende!... Ach Majefteit! wat feadden deze Schaapen gedaan, om hen dus, door éénen flag, te beroovcn, van het opzigt eens zoo waardigen Vaders, en van de feulpe eener zoo lievende Moeder ?.... Deed Gij dit, die het godloze heidenfche Ninivé verfchoondet, om de kinderen en zuigelingen die daar in waren? ... Gij, die verboden had, moeder en jong van jedenloze dieren, te gelijk te Aagten, al ware het ten offer op uwen Altaar —- en wiens bermhartigheid fj indien onder beesten ook den wettigen huwlijksband plaats hadde, zekerlijk dien op dezelfde wijze zoude ontzien hebben ?.,,. En rigttet gij nu zulk een akelig treurtooneel op -, in het huis van mijnen — van uwen nahuys!... uwentoiegt!.... uwen vriend!.... Werd dat gezegende - dat liefderijke — dat vreedzame — dat voorbeeldige —c dat godzalige huisgezin ... werd dat, door u aangetast — door u uitgeroejd — op zulk een wijze.... Ach! mijn hart en pen ziddert!.... op zulk een wijze... dat indien gij dus,' de met gruwelen opgevulde wooning van eenen geweiddrijvendcn godlozen getroffen had, vroom en onvroom daarin een toonbeeld , uwer reeds op de aarde wrekende Rcgtvaardigheid, zou gezien en geëerbiedigd hebben!.. . Maar- nu? ja wat nu?...  BE'EOE RENDE OVErRDEN«-I-»'Gïff» nut.'.. Wildé God zijn eigen Volmaakthedeh-én Deugden —- * .Listig oB . * WD» föfi r na .: I^M TOT HIER 'TOE, EN NIEt VERBKR. : Uw kiel fteekt in een Zee van Gods - geheimenisfen, Die 't al verzwelgt, wanneer Gods Geest het roer nicthoüdfcfc Hier ziet het fchérpsi vernuft de fijnile naalden misfenj Geen ftervetijke kiel is voor 'die: zee gebouwd. I Godt mogt — ai wagt u — zig ook eens bij u verhoogen, : Door zijn verfchijning uit eemdondreüde onweerwolk! Zoo duit mij op dezen oogenblik de Godvrugt.... en hoe regt-tijdig voldoet ze hier aan mijne bede' en hare belofte, wanneer ik ge* vaar zou loopen om aftewijken!.. O! op welke blinde klippen haci daar mijn bootjen niet kunnen verzeilen!., in welke eindeloze dwarrelftroomen niet verzinken! ja, Heilige Jefus! ik weet het; ik zie het... Ik kan over mijnen vriend zoo niet weenen, als Gij deed bij het graf van uwen vriend Lazarus; ik kan, over dit leed van Neêrlands Sion, geene zoo reine traanen Horten , als gij, toen gij het veroordeelde Jerufalem genaakttt!... Dit uw volmaakt fchreïen, verzoene borgtogtelijk al de onreinheid mijner rouwklagten ; dit wasfche mijne traanea, op dat mijn gebed mij niet veroordeele!... Maar dit zij ook nu voords mijn voorbeeld in'mijn weenen; uw Geest, door u verworven, fchenke mij daartoe invloed uit u, mijn leeven-gevend Hoofd; Hij büjve mijn Leidsman in het fpoor van Waarheid en Gadvrugt.  9» BS DA ARENDJE OVERDENKINGEN. Luifter dan, mijn beroerde ziel! wat. Gods Geest jn zijn Woord zegt: en val in uw ftof neder voor zijne Hoogheid. Zult gij de onderzoekinge Gedsvviden? zult gij, tot de volmaaktheid toe, den Almagtigen vinden?., ze is hooger dan de hemelen', wat kunt gi)doen?... dieper dan de helle! wat kunt. gij weten?... langer dan de aarde is hare mate, en breeder dan de zee! Wie heeft de wateren met zijne vuist, of holle hand, gemeten , en van de hemelen met de fpanne de mate genomen ? Wie heeft met eenen drieling het ftof der e.arde begrepen, de bergen gewogen in eene wage, en de heuvelen in eene weegfehde?... Wie heeft den Geest des Heeren beftuuri, en wie helft Hem als zijnen raadsman onderwezen?. . . Ziet, de volken zijn bij Hem geatht, als een druppel nan eenen emmer, en als een ft of jen aan de iveegfchale : ziet, hij werpt de eilanden henen als dun ftof... . Alle zeiken zijn a's niets voer Hem, en ze worden bij Hem geacht, minder dan niets, en ij ielheid... Hij it 't die daar zit beven den kleot der aarie, en deszelfs inwooners zijn als fpringhaanen voor zijn aangezicht! jfiftj is 't die de hemelen uitfpant als een' dunnen doek, en breidt ze uit als eene tente om te bewoonen... Is niet God in de hoogte der hemelen ? Zie toghet opperfte der ftarren aan, dat ze verheven zijn!..., en denk dan ,dat Hij vraagt: Zoudt gij mij van het werk mijner handen bevel geven ? dat Hij zegt: Gelijk de hemelen heegcr zijn dan de aarde, alzto zijn mijne wegen hooger dan uwe wegen, en mijne gedagten dan uwe gedagten (5) •• • • En hop hoog is de hemel, die hemel aller hemelen! (*) Die (§) Job XI: 7-9- XXH: "« XXVI: 5, 6. XV: 15. Jef. XL: 12, 13. ISl?. az. XLV: n. LV: 8.  E t DA A * E N B E • VÏRÖENKtlïCïf!?. öi (*) Die Hemel, waar rondom alleenlijk Zonnen praaien ? Waar voor de heldre glans der t' zaam gevïoejde ftraalcc, Den fchoonften voorhang weeft van allerzuiverst licht: Geen fcheëmrénd dampgewest' èèns aardbols durft te 'digi,' Een' fiof-verdoenden blik van dezen Hemel naaken;Daarfnelt, bewolkt, van verre, als vlugtend voor datbiaakénv De laagre Schepping voord... Daar zweeft het telloos taf B Van wacreldklooten,. klein , niet merkbaar in dat'dal; Gelijk verachtlijk ftof, waar in gewormtea wroeten Wat opftuift — dwarrelt — zinkt tot onder 's wandlaars, voeten, Verheven denkbeeld!...'. welk een ftipjen wordt hier de aarde — welk een niets de mensch, een-ftipjen op die ftip bij den Hemel — bij 't Heelal -rr.bü Hem ,.op wiens Magtwoord, bet .louter Niet ooremkreeg, en 't groot Heelal op 't oogenWib vérfcheen Jij» bij Hem, voor wien de ftarren , de hemelen niet zuiver zijn in-zijne oogen.: hoe veel min de mensch, die een made is, en des inenfchev kind , die een worm is! wiens grondjlag in het ftof is l Sta hier eerbiedig ftil, mijn ziel.'.... Ik ben zulk een ftof jen, zulk een wormpjtn, zulk een Adams-kind f.... Ik kan geen wormpjen maaken — het geringfte infeét, door mij vertreden, nietinket leevèn herftellen.... Tot élk vah die was niets minder noodig dan tot mij— niets minder dan de Almagt, detWijsheid, de Goedheid, de oogenbliklrjke Voorzienigheid, van dien God, die niet door swJ'UakW ;.:.> --■ ■- ■ I 'ói'T ; r': "7 dëzó- (*)Dus waage ik de vertaaling van eeltige regels uit k.e,epstöck' * mes» Sias, iZang: regels, van welke lavatsr zegt, dat indien klopstock niets ge jicht bad dan deze , bet..genoeg ware. om hent onder dê yaqrtreffelijfcfte Poëten plaats té geven"; eh onze'van klphen, dat Zijn WEd., na twee dagen zoekens, geen gelijkfoonig voorbeeld bij onze Dichtcren konde vinden.  'Si .lE-B AA*;ENI>E ÜVn-p£» IIS(3£jri deze diertjens, maar door mij, beieedigd is.... En evenwel': vervorder ik niet mijnen weg, mijn' noodzaaklijken of vrijv, iiligen'gang, zonder te zien of te ontzien, of ik welligt duizenden dier kleine, fchoone,. ai veel weerloze, .al veel onfchadclijke . dikwerf nuttige fchepfeltjens z,aj vertrappen? ... doet mij het ontzien van een fpin, die hare kunftige.webbe.in mijn pad geweven heeft, wel befluiten eenen omweg tc nemen?... maak ik niet vrijmoedig gebruik, van deze overblijffelen -der heerfchappije vart Adam over 'de aardfche •fchepfelen; dfer heerfchappije , mij in dien Eerstvader, llegts door GpA verleend.— door,mij in Ji.em reeds verloren— door mijn eigen misbruik nog meer verbeurd — dopr'Christusden Erfgenaam van alles, .voor mij .weder verworven ? ..:..-... _£n zat ik. dan-öbd; mijnen Maaker— wiens Algenöegzaamheid'de'jonuitputtelijke voofTaadfch'uut is van al hef mogelijke.... zal' ik"' HtfrH ," zijne* 'irölftrel:te — zijne oorfprongiijke — zijne onafhanglijkc "— zijne'vrljmagtige —zijne vlekloze Opperheerfchappije betwisten , over zijn eigen maakfel, welk Hij daarilellen — verbreken — vernietigen — we- •'- f- 'ba'ii-i . *"■ rnofl der herftellen kan, naa en door het weibehaagen van zijnen wil.... waar.aan Hij niets fchuldig is... weik.aan de vierfchare zijner Regtvaardigheid vervallen, en daar voor .verdoemlijk is. ... Zal ik Hem willen dwingen; om. wormen, die op,den onderften trap van^ de voetbank zijnes Troons kruipen - om walglijke wormen — zijne, reeds in de fioojt begonnen Eewighe'id beraamde, wegen te veranderen; fchoon zijne voetftappep, op deze zondige aar- - - 'ie,  BED AAHIïNDE OV ER D E W K I N G E ïf» de, 'Iederoogenblrk, voor duizenden mijner'medewormèn en ftofgenooien, doodlijk zijn ?'. . ^ .. Of zou Hij dat moeten doen , om eenen der 'feboonften en nutt !gften onder die wonnen?.1.. Maar was aï die 'glans 'en nuttigheid' niet van Hem zeiven oorfpronglijk? Ontbreekt het'Heen ash'fcba'tten 'van diezelfde gaven, om anderen daar mede' te bededen ? Morst'ook deze'niet evénwel, vroeger öf laater, dat lot ondergaan ?'.... l3a', vraag dan nudenÈè'wigen, bij w'ièn duizend jaaren zijn, als voor chs de verloopen dag van gisteren^ waarom Hij de ftap die, voor dien üftmüntehden'öndcr"de zondeh-woniienjdoodTijk v/as, niet ceriigé —- niét veertig öf vijftig' jaaren laater zette !.^'." Neen J bedenk u eerat, of u dit geoorloofd, of dit voor u veilig zijn zoude :" oï'gij beïtód zoudrzijn, tegen'den fchrik van een* blixemftraal , die u, te digt naderende aan het gewest der eerwaardige donkerheid waar in God woont, met ontzetting zou doen zien^ Wttartfóftr-tsstft ^sslno tra boidrqa ila SjjUws 3 3§Iiws dat gij u gewaagd had op eenen grond, wiens betreding, met de fchoenen der fterflijkheid aan de voeten, zoo verboden als gevaarlijk is.... Gij, noch niemand maake zig fchuldig aan de boogfts misdaad van gekwetfte Godlijke MajeReit!... Geen zondaar betwist© Hem, die zijne Orper-vrijmagt, met blixemende letteren, bijna op elk . | . ) Jlfj u li : (TM ,,• " ■ R i ft . i(i blad des Bijbels gefchreven heeft, de Regten der Godheid'! ï)at nimmer fterveling, zoo dwaas.lijk als vermetel, Gods Onafhanglijkheid taste in de'go.uden kroon; 'Noch zijnen Maaier oojtvan' zijn' gëdirgten zetel, , Voor laager regtbank trekke. . . . . , ...Ne«ir!  ,«4 1idaaxikde o v E R d e ü x i n g e ïf, Neen J Souvereine Hemel-Majefteit! Ik ben te gering : ik leg de , hand ep mijnen mond. Eenmaal heb ik gefproken , maar ik zal nut and■•woorden; oj'tweemaal, maar ik zal niet voordvaren... Ik ben van gisteren , en ik weet niets: ...Ik vermag niet van vuege Uwe Heogheid... Gij ,zijt tog in den Hemel, endoet alles wat U behaagt: en wie zal tot U zeggen: ,, Wat doet gij ?"... Gij andwoordt niet van alle Uwe daa. den... Uw doen is Majejleit en Heerlijkheid. ("§ ). Hier in is mijn pligt als fchepfel, hier in zal mijn voorreg t zijn als Christen, blindelings te berusten; en in dit diepe, geval te zeggen: GOD nam njhuïs .'„, wech; alle vleesch zwijge.voor Zijn aangezigt ! ".... Kan ik dit piet doen naa wensch en pligt, doen Gij het mij doe door uwe Genade: Buig Gij mijn' wil, en wil die niet buigen, Maak mij gelijk, aan kindren die zuigen. Verëenigt zig nu mijn geheele ziel met dezen pligt ?.... Ja , ze zwijgt... ze zwijgt uit eerbied en ontzag Maar moet ze niet nog meer doen ?... Ja zeker; ze moet ook zwijgen, uit liefde tot God en zijne Deugden... zwijgen, met hartelijke goedkeuring van ' *s Hemels diepe wegen... ja, ze moet Hein onderworpen zijn met blijfchap, en over al zijn doen Hem prijzen en verheerlijken. Dan, mij dunkt, ik hoor mij vragen : Is u dit oojt mogelijk, door deze zoo afgetrokken befchouwing der onbeperkte Vrijmagt yan den Almagtigen ?... Ontwijfelbaar zou mij dit mogelijk zijn, waren in mijn hart, de hoog- (S) Job. VIII: 9. XXXI: aj. XXXUI: IJ. XXXIX: S7- 33. PC CXI: 3. JCXV; 3.  beöaarïnde o v e r d in k i n c e n.' hoogten van vleeschbjk vernuft, en de diepe kuilen van nederbuigende bedenkingen, tot een' effen weg gebaand: ware in mij, de kennis van God bevrijd van de ondermaanfche duifternisfen, èe liefde tot Hem ontheven van de aardfche onvolmaaktheden , de gemeenfchap met God niet geftoord door de wacreldfche vermiddelingen ... Ja zeker; bet is dan mogelijk, voor geeften die in den Haat van nahuys zijn. Maar hoe"? ... Immers een zedelijk middel kan, wel in een zedelijk onvolkomen onderwerp minder, maar zelfs in een volmaakt onderwerp noojt meer, te wege brengen, dan 't gene waar toe het in zijnen aart gefchikt is i wie kan iets goed keuren, zonder dat hem iess goeds daar in vertegenwoordigd wordt f Immers Vrijmagt is, in 't afgetrokkene, noch deugd noch voorregt; ze wordt dit beide alleen, naa mate der zedelijke volkomenheden, welke in het onderwerp met haar gepaard gaan ! Goed I juist hier moet ik zijn: juist deze aanmerking kan dienea om dit ftuk door te denken... En doe ik zulks; ja, dan wordt, zoo wel de vreugde en liefde, ais de eerbied, waarmede de Gezalig. den in alle Gods wegen berusten , wel zeker geboren uit de bcfchouwinge van Gods vrijmagtige üpperheerfchappije; dan... Iet wel!... niet uit die befchouwinge geheel in 't afgetrokkene , maar pit de befchouwinge van het vrijmagtig Opperbewind van hei hoogst volmaakte Wezen.; van eenen' God die, zoo zeker Hij alles doet, en does kas, wat Hem h&}t*agt, even zeker ook niets kan doen dan 't X geus  66 bedaareh de. overdenkingen. gene Hem kan bebaagen; en'aan wiens hoogst volmaakte natuur, even zeker , niets behaagen kan , dan 't gene beandwoordt aan zijne zedelijke Deugden j aan zijne hoogfte Wijsheid , die altijd de beste einden zig voorrtelt te bereiken door de beste middelen; aan zijne hoogfte Regtvaardighcid, die aan eik gevende wat hem toekomt, door loon en ftraf, de zedelijke orde handhaaft j aan zijne, hoogfte Goedheid, die de mededeelzame bron zijnde, waar uit de geheele Schepping vrijwillig vloejde, in hare onbeperkte veerdrtrooming door niets bepaald wordt, dan door de Opperde Volmaaktheid zelve, befchoWd in hare Wijsheid of Regtvaardighcid ; eindelijk aan zijne hoogfte Waarheid, die getrouw is in 't vervullen aller Godlijke uit- fpraken Deze overreding, dat in God geen andere vrijmagt kan plaats hebben , dan die door deze zijne Deugden bepaald en beftuurd wordt; dat is met andere woorden, dat Gode even zedelijk onmogelijk is zijne vrijmagt te misbruiken, als zijn woord te breken (§) — dezeallerfevendigfte overreding is het, die de hemelHngen , zuivere liefde , haulijke goedkeuring , blijde lofzangen, doet voegen bij het eerbiedig ontzag, waarmede zij in Gods vrij. magtjge beftuuringen berusten.... Deze waarheid is het, die zij zeker, duizendmaal meer zien dan wij op de laage aarde; maar die egter, ook hun, nog duizendmaal een voorwerp van gclosf zonder zien wezen zal: immers zoolang dit aardsch tooneel nog niet afgeloopen is, en zij nog, met ons, deszelfs geheele ontknooping, in den laat» Jten oordeelsdag te gemoet zien. Iï (?) Hebr. VI: *&  BEDAA3ENDE OVERDENKINGEN. 67 h dit zöo ten aanzien der bemellingen, hoe zai dan een aardeling Komen rot die gevorderde vrijwillige en God-lievende berusting in Gods vrijmagtige handelingen? ... Van den zondaar in zijnen natuurftaat fpreek ik in 't geheel niet:' deze tog fteit zijn hoogfte goed in zijn eigen opperheer te zijn ; en daar hij God baat, haat hij ook de Godlijke Opperheerfchappije 'over hem ; daar hij de regte denkbeelden van God verloren heeft, ftelc hij zig ook Gods Vrijmagt even zoo voor , als hij zelf die oefenen zoude, wanneer hij raagt had alles te doen wat hem behaagde: hij kent dus geene andere onderwerping daar aan, dan die van onvermogen en flaaffche vrees: ,, Wat zal men daar tegen doen ? 't is Gods handf " is de taal} die bij vëejëü nog voor lijdzaamheid en gebogenheid doorgaat. Maar ook de mensch , in wien Gods waare kennis en liefde bij aanvang herfteld is, ligt nog zeer bloot, wanneer hij op Gods Vrijmagt al te afgetrokken ftaröogt, om op die klip vast te zeilen,-' waarop de lijdzame Job gevaar liep te ftrandén, toen dit zijn taal was: Zo het aan de kragt komt, ziet, Hij isjlerk; en zo het aan 't rent komt', wie zai mij dagvaarden?.... Dit is een ding, daarom ik zegge: Den opregien en den godlozen verdoet Hij; als de geesfel haastlijk doodt, bef pot Hij de verzoeken der onfchuldigen... Want Hij is niet een man , als ik ; dien ik andwoorden zoude, zo wij t' zamen in het gerigte kwamen : daar is geen febeidsman tusfehen ons, die zijne hand op ons beiden leggen mogte... Is Hij tegen iemand, wie zal Hem dan af kieren? wat zijn ziel begeert, dat zal Hij deen: ivant Hij zal 1l mi  éS BEDAARENDE OVERDENKING EK» volbrengen dat ever mij bejeheiden is , en dergelijke dingen zijn er veele bij Hem: hierom word ik voor zijn aangezigt beroerd, aanmerke het, en vreeze vor Hem, enz. (| _).. . Geen wonder zeker.'... zulk een denkbeeld van eene volftrekte Vrijmagt, niet verëenigd, in onzo gedagten, met die van Wijsheid, Goedheid, en Heiligheid, leidt ons menfehen, die natuurlijk van dwang en overheerfching afkeerig zijn, die t'elkens onze vrijheid misbruiken, en anderen hunne mate van gezag en vermogen zien misbruiken ; al te gereedlijk tot het denkbeeld eener Vrijmagt, ontbloot van , ja ftrijdig tegen , Goedheid, Billijkheid, en Wijsheid; dat is, tot de willekeurigheid van een' magtigen geweldenaar, wiens wil zonder reden zijn eenige wet rs Haatiijk denkbeeld, zelfs op een mensch — op een* aardsch' Vorst — God - ontëerend, op God, in zulk eenen zin toegepast !.. Maar hoe God - verheerlijkend wordt het denkbeeld van diezelfde Godlijke Vrijmagt, als wij die in haarwaare licht plaatfen; in zulk een licht, dat al Gods zedelijke Deugden hare vereënigde ftraalen aan dezelve mededeelen; in dit licht: „ Het welbehaagen », van Zijnen oneindig Wijzen, Heiligen, en Goeden Wil, is Zijne „ hoogfte, is de cenige Hem betaamende Wet, in alle Zijne voor„ rremëns en handelingen. '' Zulk een Vrijmagt behoort tot Gods hoogfte Volmaaktheid en Gelukzaligheid! zulk een Vrijmagt maakt God bemihlijk ! Ja waarlijk', hoe onbeperkter de Vrijmagt is van zulk een' Koning , hoe grooter geluk voor zijne onderdaanen f Hier, mijn zief." hier is dan grond voor u, en voor alle uwe me» (§) Job IX : vj. 22. 23- 2a 33. en XXIII: 13 — IS-  SEDAARENDE ©VERDEK KI N G Eïï. mede - christenen, om in dezen hoogen weg ook uit liefde te berusten: Waarlijk, de Almagtige verkeert het regt niet... Zie , Ged is geweldig , nogthands verfmaadt Hij niet; Hij is grott van kragt, doch door gerigte en groote geregtigheid verdrukt Hij niet • • • Houd dit in het oog: laat deze overreding diep in u daalen- deze zal u, op de aarde, het voorbeeld der 'hemellingen na doen ftreeven; en al is 't dat gij minder zien moogt en meerder gelooven moet, deze onberispelijke, deze heerlijke Godlijke Vrijmagt, in met het Zijne te doen ■wat Hij wil, niet alleen met ontzag doen toeftemmen, maar met liefde billijken, en ziende of niet ziende, als Wijs, Heilig , en Goerf, prijzen.... Deze overreding zal u, ook in dit geval, met uw ganfche hart doen zeggen: Hij is de Heer ! Hij doe wat goed is in zijne-oogen! Ik ben veijlomd: ik zal mijnen mond niet open doen: want Gij, jehovah, hebt het gedaan (55} •••• cn wat lcan het anders zijn dan wijs en goed, dat de eewige Wijsheid, de bron van Goedheid doet*? lioogc God!... bet is dan Wijs... het is dan Heilig... het is dan Goed... dat gij nahuys hebt doen in het ftof nederdaalen; dat gij dat deed , zoo fpoedig... op zulk een vreeslijke wijze... in zulke bange dagen'!... Deze gadeloze ftrijdigheid met alles, watniet alleen mijn verdorven, maar herboren verftand toefchijnt, moet ik dan op dezen grond gelooven 1 ja mijn ziel , gelooven!... blindelings gelooven'!... Is 't mogelijk ? — dit gelooven!... Ja mijn ziei! vraag niet langer; fchroom u van wegen de duifternisfe ; fluit --;->:«r ., t. ', :. *■• V """ • -•hier Job XXXIV: ia. XXXVI: 5. XXXVII: 23. CfD 1 S*™- III: 18. Ff. XXXIX: 1. E 3  7» bedaarende overdek kikgen. hier uw .vleeschlijk oog... blindelings zonder zien, tegen alle'zien aan gelooven, dat is 't geloof, welkGode eere geeft, en Zijne Waarheid , Zijne Deugden , op 't hoogst erkent en verheerlijkt. Hemelmajelleit! ik geloof het dan!.. Ja Ilemeifche Vader! ik ge loof het, kom mij tegen mijne ongeloovigheid te hulpe... Ja ik geloof het!. . En och ! kon dat geloof nu regt uit zijn eigen grondbeginfel fpreken! kon het vrij uitfpreken zoo als het moest! dan moet ik zeggen : ,, Vader! nu door U in dit Heiligdom geleidt, wil„ de ik niet dat Gij anders gedaan haddet, al zou ik ook nimmer „ daarvan reden weten. " Triumf Geloof!... de vaste rustgrond die mijn ziel hier voelt, verzekert mij, dat ik hier, nietdoor eene fchoon - fchijnende Pbilofophie verleidt, maardocr Gods goeden Geest in een effen land geleidt ben.... Is dit Wijsbegeerte? dan is 't die van den Bijbel; die mij daar eindigen doet waar Jefus zelf eindigde , fchoon Hij zag 'r. geno ik gelooven moet: Ikdanke UVader'. Heer des Hemels en der ifat del Ja Vader', ikdanke U, alzo» is onbegonnen eewjg ge jsieesA het ivelbehaagen voor ü! ($) Zoo behaagde het Uwe onafhangelijkc Vrij magt; ten einde , langs dezen weg, Uwe Wijsheid, Regtvaardigheid , en Goedheid , te luisterrijker te openbaaren, op 't hoogst te doen. vevëeren!... Is dit Wijsbegeerte? dan is 't die van den, reeds meer dan een Eewe zaligen, en nog beroemden Leeraar in n a a t; y s geboorte - ftad, den kosteüjken lodens tein; toen hij, in zijne banden, onder anderen zong; £S)Matt. XI: ,5,a6l Maa:  SE DA ARENDE ©VERDENKINGEN. 71 Maar weet ik 't niet, wijl 't nogthands uit De Goedheid komt, is 't goed te noemen; Eu wijl het uit de Wijsheid fpruit, Ais onverbeterlijk te roemen. Wie zou ooit, om eigen voordeel , Wenfc'ien dat die keten brak; Of dat fchatten , in zijn oordeel, Ligter dan zijn ongemak! (•*) Hiermede verëenigt zig mijn hart, fchoon van verre... Ja, zout ik , nietig ftofjen , om mijn eigen voordeel, of om het voordeel van duizenden mijner leem-genootcn, wenfchen, dat de diamanten Keten '^dov*' fów ©oü bib - vjm" fj*5 Deze Reesfchc gezangen van dien weergn'ozeu Man, welke, zo & niet van uien imaal ontbloot ben, waardig z'jn om aangevoerd te worden onder de treffertdjts voorbeelden van liet waire verhevene in de Dichtkunde, zijn zoo gepast» en waren mij zoo gezegend tot flilling van niijn gemoed, dat mij b.jna ieder couplet in verlegenheid bragt , nopens het maaken eener keuze om hier iets in te voegen; zoo dat ik eindelijk overgehaald werd , dat viertal geheel, aan. 't einde dezer Overdenkingen te plaatfen , of ze ook anderen tot hetzelfde nut mogteri dienen'.. .. Dah , om geen bloot nafchrijver te zijn van het gene, met groote reden , in zjo veelei handen is ; en te gelijk , om daaj door het fchoone dezer (lukken te (terker te doen vallen in dichtkundige oogen; heb ik de vrijheid gebruikt te beproeven , om al het gene daar in niet overeenkomt met de hedendaags ftrengerc dichtwetten, te veranderen: doch zoo, dat ik zelfs de mirifte zaaklijk.e verandering allerzorgvuldigst gepoogd heb te vermijden , fchoon dit fomtijds vrij moejeijk viel... Het déidé', zijnde een rijmloos ftuk,, bewijst dat dit ook toen reeds niet onbekend was ; en zoo als nu door mij eik couplet van 't zelve op eenen gelijkmatigen trant gèb'ra'gt is, denk ik dat het niets nagecit aan de fcjiqonfte Oden , welke in dezen tijd het licht zien.. . In het vierde , houde ik den uitgang van prijzen en aanwijzen , in twee kort op elkander vólgende coupletten, tusfehen welke het woord ptijzen meermaal met nadruk herhaald wordt, voor eene uitzondering van den gulden regel , dat vrijheden geen fieraden zijn , en zoo ook noemen en roemen op het einde van 't ftuk ; ik bepaal cgtcr niet, of de zalige dichter dit, ook als een (feraad . dan als eene hein te veel eïeen vrijheid, gedaan liebbe... Van de tw.ee/eerfte (hikken had ik den aanhef wel kunnen rfJaten , als andere omftandigheden behelzende; maar ik koos liever de Hukken volledig te laten. £ 4  ?4 8edaarikde ov e r b e n k in g e m. ▼an Gods eewigen Raad gebroken wierd; die keten, waar in KAhuys fterven, en wel in alle deze omftandigheden, een raoodige fchakel in Gods oordeel was ?... Of moest de gaafche keten geheel anders zijn gefchakeld gewecsd?... Had nahuys daar in moeten gevlogten zijn, als veertig tot vijftig Jaaren Leeraar in Am fteldam of Hoogleeraar in Leyden?... Zou ze dan beter gewecsd zijn?.., Wie durft ja zeggen?... en durft iemand dat fiegts denken, dan duide niemand mij ten kwaade dat ik anders denke, en tot eer van God meene te moeten denken. Ik heb zulke ruime en hooge gedagten van de eewige Goedheid — van die Goedheid , die zoo uitgebreid is, zelfs omtrend Gods veroordeelde en overwonnen Rijks - weêrfpannelingen op deze aarde; die zoo vee! grooter, d;e eewig en tot boven de hemelen is, over zijne Kinderen — van Hem , die Adams kinderen niet plaagt of bedroeft van harte — dat ik noojt kan gelooven , dat God dezen zoo zeldzamen , ons zoo bedroevenden ftap, zou beflocen en gedaan hebben; indien Hij andere fchakels der dingen beter, indien Hij die even goed, gekeurd had, tot alle, tot dezelfde oogmerken Zijner hoogfte Wijsheid dat ik niet kan, niet maj , niet durve denken, dat Hij daar toe zou gekomen zijn , zonder de gewigtigfte redenen, zonder Hem verheerlijkende, en over't geheel nuttige bedoelingen Neen! het eewig onafhangiijk oordeel van Zijn eewig alwetende verftand keurde't beft, dat nahuys zoo vee! nut op de aarde niet dede als ons verkieslijk en waarfchijnlijk voorkwam: Zijn eewige wil bepaalde  J!E» AA-RESDE OVERDENKINGEN. '73 de daarom.; hij moest fterven, hij moest juist zoo fterven; en dat om .Zijneeer,meer te doen winnen, dan het fchepfel kon verliezen; ja om, door die winst van Zijne eer, het gezaligde fchepfel eindloos meer te doen winnen dan het fcheen te verliezen:... om, terwijl de ftrijdende Kerk. op de aarde treurt, met reden treurt over .Sions fchade, billijk gevoelig is onder Gods flaande hand; terwijl God zelfs dat treuren met welgevallen aanziet: de zegevierende Kerk inden Hemel, ten zelfden tijde , over denzelfdcn weg, over den roem van Gods ganfchen grooten Naam in dezen weg; te meer te doen juichen, te vrolijker danken. Berust gij nu hierin, mijn ziel?., of wilt gij niet berusten, voor dat gij niet alleen gelooft dat 'er zulke redenen voor God zijn, maar ook die redenen zietl.. en zoudt gij dan, in 't Iaatfte geval, dezelve ook willen wikken en beöordeelen, of ze wel kunnen opwegen tegen uwe droefheid en fchade ?... Alwetende Nierenbeproeverl doorgrond Gij mijn hart en gedagten; zie 6 God! of die fchadelijke weg in mij zij!... Ja , helaas! Gij vindt dien in mijnen ouden mensch ... doch dezen uwen vijand, die niet wilt dat Gij óver hem Koning zijt, fla hem dood ! geef Gij mij kragt om hem aan Jefus Kruis te klinken!... Maar , wat zegt de geest mijnes gemoeds ?.. Immers daar vopr is het geloof een voldingend bewijs, ja een verzeifftandiging, der zaken die men niet ziet: Die keurt een onderdaan baldaadig uit te fpattcn, Die 't Rijksgeheimen-boek van zijnen Koning eischt. E s ölie  T'4 BEDAARENDE OVERDEKKINGEN. dié erkent: Het is Gods een eene zaak ie verbergen; die wil zig dus'Aaron's heilig ftilzwijgen tot een blinkend voorbeeld fielten: of alleenlijk uitbreken in dezen eerbiedigen uitroep van den hoogverjichten Jefaïas: Foorwaar! Gij zijt een God die zig verborgen houdt! ($) ó God! ik berust dan in Uwen weg, uit liefde tot Uwe Volmaaktbeden j.Vja, Gij hebt, gelijk in alles, zoo ook hierin, we! gedaan!.. Ja, terwijl de ganfcbe Hemel ons treuren op de aarde goedkeurt, en evenwel juicht over Uwe Heerlijkheid in dezen weg; wil ik, ook zelfs terwijl ik met Uwe Kerk op de aarde treure, terwijl ik haar voorga in dit treuren , des Hemels juichen, goedkeuren, ja mij met den Hemel paaren in het prijzen van Uwe Deugden , fchoon niet ziende maar geloovende, ... ja , ik moet — ik wil bet nog eens hernaalen —. al zou ik hier beneden nimmer iets daar van te zien krijgen, ^ Is deze taal ook al te fterk?... of fpreekt zoo het God: verterend Geloof?. .. fpreekt het zoo in mijn hart ?... Ik weet in deze oogenblikken niet anders dan JaJ... Heb dan nu en eewig dank, ó Geest des Geloofs.' . .. Houd Gij zelf mij daar; en doe mij, in dit geloof, mijne overdenkingen gelukkig voleinden. Waar, zou God evenwel, in deze duistere diepte, niet eeniaa lichtftraalen laten zien ? ... zou Hij zijne Kerk in zulk . eenen proefweg leiden, zonder door eenig aanfchouwen haar geloof te onderfteunen?... Immers dit is cok zijn gcwoone weg niet: Hij weet wat maakfe! wij zijn... Hij die , om onze zwakheid tehulpe te C§) Spr. XXV: a. Lcv. X.: 3. Jef. XLV: 15.  ïerus-tehde overdenkihgeb» Y$ te komen, het geloof aan zijne getuigénisfen , door zigtbare teekenen verfterkt; wil ook in de wegen zijner Voorzienigheid, zoo veel te zien geven, als Hij voor ons noodig oordeelt, om in het veel meerdere, dat voor ons gezigt verborgen'blijft, door geloof'te wandelen Schoon niemand, fchoon geen Mofes, in dezen ftaat der fterflijkbeld, Gods aangezigt kan zien en leevend blijven; nogthands werd aan Mofes vergund,- in een kloof van Horebs rots, en overdekt meteen wolk , het agterfte deel te zien van het teeken der onzigtbare Godlijke Heerlijkheid: en de God van Mofes, wn ook nu nog,' aan zijn geestlijk Israël, uiterile einden zijner wegen, kleine fuukjens der zaken, met bewolkte oogen te befchouwen geven. En durve ik ontkennen, dat mij nu en dan, in mijne eenzaamheid'en onder'deze Overdenkingen, of iri den openbaaren Godsdienst en in de t'zamenfprekingcn met Gods Volk,'iets heeft toegedraald, waardoor ik de eer der Godlijke Volmaaktheden, in dit treurgeval-, meer of minder zag doorblinken ? — waar door ik zag dat deze weg, hoe krom,"evenwel voorwaards loopt tot bereiking van Gods heerlijke eindoogmerken?... Immers Neen!... Welaan,laat mij dan'beproeven, tot meerder berusting en bemoediging, mij zei ven en mijnen mede - reisgenooten, zoo veel ik kan, onder de oogen te brengen , wat ik in de wechrukking van den grooten ka uur s gezien heb, van Gods Wijsheid, betrekkelijk de Waereld en de Kerk meer in 't gemeen; wat van zijne Regtvaardighcid en Heiligheid, meer opzigteiijk tot Nederland, en het daar in ge-  "jf* 8ERÜSÏES0Ï OVEE DE »ic IN SE N. gebouwde Sion in 't bijzonder; en wat van zijne Goedheid en Lief. de, vooral ten aanzien van Hun, die de bijzondere voorwerpen mijner herdenking zijn. Ik begin met Gods Wijsheid: cn hoe onmogelijk het óns toeschijne, dat nahuys fterven niet tot wezenlijke fehade voorde JKerk zou verftrekken; ik vertrouwehet zal —ja, het zaUlijken, en niet flegts geloofd maar gezien worden, dat dit mogelijk is bij God, die de duisternis tot licht, en het kromme regt maakt. Welke onbekwaame zoo wel als onbevoegde regters zijn wij fcortziende en verduisterde fterveliugen j over de waare belangen van Christus Koningrijk.'... Wij beöordeelcndezelve, even gelijk wij die van aardfche Rijken en Gemeenebesten, gelijk wij die van ons lieve Vaderland doen, naadiet gene wij daar van weten: en in zoo verre ons oordeel, door eene van - zelfheid, werkzaam is omtrend alles, waarvan onze redelijke geest kennis krijgt, kan ons zulks niet anders dan vrij ftaan ; mids wij ons oordeel beftuuren door de regte regelen... Dan, onder deze regelen onzer beöordeeling der belangen, bij voorbeeld van ons Land, behoort ontwijfelbaar deze: dat wijvastftellen, in hun die ons regceren, meer kennis van alle omftandigheden, op welke zij het oog te houden hebben, dan wij bezitten, dan ons mogelijk is, dan ons nuttig zijn zoude, te bezitten — kennis van zulke omftandigheden, zonder welker wetenfehap bet ligt viele , dat hun het zelfde zou goeddunken 't gene ons nu ook raadzaam fchijnt; maar door het inzien van welke, zij tevens de fchade-  XERÜSTEHDE O VE K D E W K IW G E K. li delijke gevolgen doorzien, die zulk een befluit, aan andere zijden, zou kunnen hebben; gevolgen , die wij mede zien zouden, indien; ons die omftandigheden, zoowel als onzen Regeereren, bekend waren, ... Het is deze regel, die ons het voorbaarig berispen hunner handelingen, welke ons dikwerf krom fchijneH, vooral in zulk een tijdsgewrigt als wij nu beleeven, ten fterkften moet ontraaden... Jvlaar in hoe veel grootere» nadruk moet dan deze zelfde overweging ons flil houdea, ten aanzien der handelingen van den Koning des Hemels en der Aarde; en niet flegts in het algemeene Koningrijk zijner Magt, maar vooral ook in zijn bijzondere Genade - rijk!,.. Immers; dwaasheid, onbillijkheid, wreedheid, trouwloosheid, hoe ongaarne wij ooit komen moeten tot de onderftelling daarvan in aardfche Regenten, zijn egter in hun, als zondige menfchen, mo- . gelijk: maar Reden en Openbaaring verzekeren ons van de volflrekte onmogelijkheid dezer zedelijke gebreken in God; van Zijne Wijsheid, Regtvaardigheid, en Goedheid; en niet minder van Zijne Trouwe in deze hoofd - belofte van het Genade-Verbond: Ik zal u ut een G$d zijn: in welke Hij zig verbindt, om deze Deugden, ja alles wat Hij is en heeft en doet, te zullen dienstbaar roaaken, aan het waare en eewige heil van dat Volk, om welk te vergaderen, deze zondige aardkloot gefpaard wordt tot den jongften dag; en welk, na dien dag der dagen, eewig, als natuurgenooten van Gods eigen Zoon, eenen aanmerklijkea rang onder dc zalige Wezens bekieeden zal. Waai  78 berustende overdenkingen. Waar henen wil nu ons oordeel in dezen Oceaan van zaken'! ..i Even gelijk elk van ons .... Zit aan den oever van den tijd, Als aan een' ftroom, die zeewaards glijdt, Én telt de golfjcns , die voorbij gaan voor zijne .oogen"; ' Docli kent zijn' oorfprong niet, noch waar hij henen gaat: Maar God, die 't oog op alles flaat, , Ziet zijn begin en eind' van boven 's hemels boogen. ' Zoo heeft God ook, altijd, te gelijk, en geheel, het begin en einde voor zijn gezigt, van alie die gebcurenisfen, welke wij, elk afzónderlijk, of in verbinding fiegts met weinige andere, zien voorbij fnellen... Wilden wij het belang van Sion grondig beöordeelen, het geheele ontwerp dier Godsftad.in de Eewigheid gemaakt, moeiten wij voor onze oogen hebben ... Wij kunnen, ja, oordeelen, en ih zoo ver goed oordeelen, over het gene, tegenwoordig en in't afgetrokkene, tot heil van Gods Gemeente zou kunnen ftrekken: en • dat is, buiten tegenfpraak , haar groej en bloej; de zuiverheid harér leer ; de' heiligheid hares windeis ; hare befeberming door Godvrugtige Overheden; hare opbouwing in kennis en deugd,'door uit4 muntend bekwaame, geleerde, ijverige, Godzalige Leeraars; door zulken als nahuys was.' Hierom mogen, hierom moeten wij bidden... Zoo leerde Jefus ons bidden : ,, Hemelfehe Vader! Uw Koningrijk kome! " ... Wij oordeelden dan , en in zoo ver regt: De verheffing van nahuys op het Hoogïeeraars Eergeftoelte kon, e*  BERUSTENDE OVERDENKINGEN. en zoude als bet Sions Koning behaagde, dezen bloej der Kerk, der Kerk van Nederland, bevorderen; ja deszelfs duurzaamheid verzekeren tot in het Nagedacht... Maar behaagde dit nu den groo- , ten Koning ? ... De uitkomst zegt; Neen ... Hoe! behaagde hem dan de voorfpoed der Kerk niet?... Ja zeker, die behaagt Hem ... Maar wie zegt ons nu, dat het gene ons dus toefeheen. waarlijk allermeest tot heil der Kerk flrekken zoude ? Ik vraag mij zeiven in de eerfle plaats-: Is het belang van Nesrlands Sion dat der geheele Kerk?.,. Immers Neen... en Goddank Neen!... Ook buiten Nederland, ook onder Neêrlands tegenwoordige vijanden , vergadert Jefus zijne Gemeente !... Wat vordert nu de betrekking, die het deel der Kerk in Nederland op het Geheel heeft?... Groote God! ik wandel niet in dingen die mij te hoog4 en te wonderlijk zijn!... 't Is waar; Nederland, dat klein laag hoekjen lands op den aardkloot, heeft reeds millioenen burgers van den hemel uitgeleverd; nog is het de kandelaar , op welken het licht der Waarheid allerzuiverst brandt en fchijnt.... Maar is hier in de waarborg, dat Nederland dezen voorrang behouden moet tot het einde der waereld ? .... God behoede ons voor dat zwaarfte aller oordcelen, hoe billijk door Nederland verdiend, dat Hij den kandelaar van zijne plaatfe nemen zoude!... Evenwel, dit is eene bedenking die in deze dagen wel aandagt verdient: het Evangelielicht, met 's Heeren Geest, is Wel, even als de natuurlijke Zon, in het Oosten opgegaan; het heeft vervolgends zig, in plaats naar het Zuiden, naar het Noor-  «KRüSTfiNDE 6 VERDSNKÏN6E N. Noorden omgewend, en fchijnt nog in deze Noorderlanden • maar bet Voorzegging - woord geeft grond om te verwagten , dat het zig ook eens naar het Westen keeren zal. .. en wie weet nog, waar toe, in dezen , de tegenwoordige Staats-omwenteling in de Niewe Waereld wordt dienstbaar gemaakt ?.... Dit zijn niet meer dan bedenkingen: evenwel ze bewijzen mede, dat 's Heeren wegen en gedagten oneindig hooger zijn dan de onze. God zounogthands het Westen kunnen zegenen, zonder dien zegeir aan het Noorden te onttrekken: en immers, eens zal zijn Naam één zijn op de ganfche aarde.... Laat mij dan mij zeiven tot Nederland bepaa'len.... Dan vraag ik in de tweede plaats : Is niet plaats, tijd, mate, en wijze van den voorfpoed der Kerk bepaald ?.... Beitaat in den uitwendigen groej en bloej alleen de voorfpoed?... Wat zon deze zijn , zonder den meer geestelijken ?.... Wat zou een nahuys- wat zouden honderd Leerlingen van nahuys zijn, al kon Hij hen alleen zoo voortreflijk maaken als hij zelf was 5 indien niet een niewe Geest - bedeeling dat heil volmaakte?... lImMers tot niets, dan tot zwaarer verandwoording en veroordeeling der onbekeerd geblevenen... Wat, indien eens thands, in Nederland, de meefte uitverkorenen reeds ingezameld waren; en Gods Goedheid Hem daarom wederhield, deze verandwoording. nog meer boven mate te verzwaaren?.... Maar, ik keer eillings te rug van dit gewest der donkerheid.... Neen! ik wensen , ja ik heb grond van hope; Gods Geest zal nog veel werk in Nederland te doen hebben: dan is  berustende overdenkingen. g x is mijn derde vraag : Had Hij daartoe na iiuys noodig? . . Immers heen, .. Hij kan de vijanden der waarheid , indien ze zig verblijds» wilden om dat na hu ys bun uit den weg is, zulk eene oogenbliklijke vreugd toelaten, en evenwel voor zijne Waarheid zorgen: Hij kan avee deeien van den Geest die op dezen Elias was, leggen op andero Eliza's, die in Schco! en Kerk arbeiden, ja nog tot dien arbeid toegerust v/orden.... En heeft Hij dat nog noodig ? moeten 't juist z"urkè fchitterende werktuigen zijn om het meeste nut te doen?... Is bet in tegendeel niet meermalen zijn weg, Zijne kragt in zwakheid te 'volbrengen, op dat de uitnemendheid dier kragt de Zijne iil, en op dat niet het werktuig, maar Hij alleen, al de eer da?r voor öntvange ? "... Wil bij dus niet dikwerf menschlijke vooruitzigten te leur Hellen, die alleen op de uitnemendheid der middelen,, met al te veel voorbijzien van Hem, gebouwd worden ; en dus de rietftaven ons afnemen, de afgoden uit ons hart wechdoen, om de ledige plaats met zig zeiven te vervullen?... Heeft niet Leydens ( Hóoge School, in de lda'tffe ja'arefi , herhaalde blijken opgeleverd van zulke verijdelingen der fcfibohftd menschlijke verwagtingen ... Ik zal van den Godvrugtfgen, doch afgeleèfde'n Vader de koor niet fpre- I ken; maar de rijkbegaafde van schei le , ook van mijne Yitad tot haar gekomen — haar beroemde hoogvliet; hoe kort hebben ze i dén gewïgtigenïlooglecraar - post bekleed! —haar voortreffelijke van - de? kemp , wiens Vader en Grootvader met hem in Nederlands gezegende gedagcenis zijn , mogt als Hoogleeraar der Godgeleerdheid F ' gecs  82 berustende overdenkingen. geen ééne lesgeven— en nu ftelt God inden grooten na hu ra daarvan een niew voorbeeld, dat op al die andere het zegel drukt... Wat is het billijk belluit uit dit alles? dan dit.. . Zulk een, op zig zeiven wenscblijke , vermeerde bloej van Leydens School en Neêrlands Kerk, ftrookte, in dezen tijd, om bij God bekende redenen, niet met Zijne Wijze en Heilige oogmerken... Hij begreep het nut der Kerk anders , Hij begreep het beter. Immers, indien eens op eene andere wijze, door nahuys fterven, Gods Volmaaktheden meer opgeluifterd, en het nut van Sions waare Leden, door de meerdere kennis van die Volmaaktheden, en van hunne verpligtingen ; meer bevoordcrd wierden, dan door 's mans. leeyen had kunnen gefchieden : zou dan zijn fterven niet een kostelijke dood in 's Heeren oogen moeten genoemd worden ? — zou liet dan geen heerlijk , geen nuttig fterven zijn ? ja! zegt Gods Volk; doch met traanen in de oogen... Komt, laat mij beproeven of ik dit klaarer kan maaken. God toonde dus aUerbiijkbaarst, Zijne Vrijmagtige Opperheerfchappije over Zijne febepfelen, over Zijne Kinderen , over Zijne Knegten... Zoo vast ik overreed ben, dat men Gods Vrijmagt niet te begrijpen hebbe als een willekeur zonder reden ; zoo zeer ik weet dat dezelve daarin befta, dat Hij alleen door Zijne eigen Volmaaktheid , en door niets hoe genaamd buiten zig , in Zijn willen en werken bepaald wordt — even zeker is 't mij ook, dat de gcfteldheid dezer waereld, als voiftrekt afhankelijk van Hem, en vooral de  BERUSTENDE BVERDENKINGEN. g'3 de zedelijk zondige gefteldbeid harer bewooneren, ook zulke wegen Zijner Voorzienigheid allernoodzakelijkst daar in vordert, als gefchfkt zijn , om Gods onafhanglijk vrijmagtige Oppergezag over alles te drukken op harten, die zoo zeer geneigd zijn 't zeive te veriogeöeri.... Deze dus noodzakelijke openbaaring Zijner Vrijmagt, waar en wanneer het Zijne Wijsheid, Goedheid en Regtvaardigheld toelaat, is in deze gevallen de genoegzame reden der Eewige Wijsheid, ja de wigtige reden waarom die gevallen, dikwerf met verberging van de redenenen oogmerken der Wijsheid, alleen van de zijde der Vrijmagt, aan het benevelde oog der aardbewooneren moeten verto&nd worden ... Voldoende reden dan voor de wechnemlng van piii'ïï! — voor zijne wechneming in eenen zoo ontzaglijken weg! daar God bedoelde , door dit luidrugtig' geval, elk' die 't hoorde eenen indruk te ge/en van zijn hoog gezag... elk' toe te roepen! ,,Zwijg, alïèvleésch', voor het aangezigt van j eh o vah. " Nog meer: God rigtte dus een zigtbaar gedenkteeken op, dat niets hoe genaamd , den eenen mensch in tijdelijke gevallen onderfcheidt van den anderen; dat niets ons kan beveiligen tegen het fierven ja ook hoe uitgebreid nuttig-, hoe noodzakelijk, naa ons inzien, iemand zij in deze waeield ... Zeker , ligt zou een Godvrugtig, maar zwaar door Gods bezoekende hand gedrukt huisgezin, in deze kiagt Uitbreken: „ Och Heer! Zo gij met ons waart, dit alles zoiï ,, ons niet wedervaren ! wij zien hier in geene tugtigingen van een' verzoenden Vader, maar Hagen; van een' vergramden Rigter!'"... -F a Nu  84 JEiUSTENDÏ OVERDENKINGEN. -Nu mag ik zulken toeroepen: Ga met uwe gedagten naar Leyderï, en begeef u daar in het huisgezin van den ftervenden nahuys — van dien grooten , door elk daar voor erkenden Godsvriend !. .. Zie daar, tot uwe opbeuring, tot wechneming van deze bedenkingen, in welke proefwegen de God van Job zijne lieffte Kinderenwcl eens brengt. Hoe ligtfchrijft zig de ijdele waereldling, in de kragt zijns leevens, nog een menigte van jaaren en een ongeftoord genot van aardfche genoegens toe!... Hij ga naar de zerk die de lijken dekt van nahuys en zijne Egtgenoote, en denke: In den cmkring van drie weken, zat dit paar , beide in de vaag huns levens, in hun huis; omringd van lieve,kinderen, tijdelijke goederen, hooge eer, uitgebreid genoegen: en lag ook nevens elkander hier reeds ontzield neder... Welk een iTem klinkt uit deze donkere wooning des doods door gansch Nederland: „ Waakt dan, weest eok gij bereid^: want ter „ welker uuregij het niet meent zal de Zoon des menfehen komen : In „ dezen nagt zal men misfehien uwe ziel van u afeifehen"—welk een ftem : „ Zondaar ! wat zult gij te dugten hebben, van een God, wiens beproevingen omtrend zijne Kinderen zoo hoog kunnen gaan? ,, hce vreeslijk zal het zijn inZijne Rigteriijke handen te vallen! " — welk een ftem tot al de Vroomen.. . „ Verhegt tog niet te veel uw „ hart, aan't goed en eer en vreugd der nietige aarde! " Hoe menig zondaar paajt zig met de rampzalige gedagte, dat een krankbed hem , voor zijn' dood , nog tijd geven zal om zig tot God te bekeeren ea zijn ziel te bergen!... Uit cteze vergiftige bron hebben , dui-  berustende OTUIIKKIKCÏH. SS duizenden gedronken, en zijn den eewigen dood geftorven ; duizenden doenhetnog, zig beter gevolgbeloovende , omdat één, en wel een die het niet opzetlijk tot daar toe uitgefteld had, door een wonderwerk behouden is.. . Elk die het verder wil waagcn, wende zig eerst tot de begraafplaats van nahuys en zijne Wederhelft; en denke; Hier liggen twee, die beide in weinige dagen werden afgemaajd , door eene ziekte, die hun het geregelde gebruik van hunne ziel - vermogens benam... Zij roepen uit hunne grafzerk ieder toe: ,, Sterveling! ,, Leer hier in gezonde dagen uwe zaligheid uitwerken, om zoo dra „ God u op een krankbed nederiegt, u neder te leggen met dit woord: 'k Heb uw Verbond opregt bezworen; Dat groote werk is afgedaan: % Laat mij dan nu in vrede gaan. Hoe gemaklijk zou iemand op de gedagten kunnen vallen : Ik zoek op allerlei wijze tot nut te zijn, in mijnen kring op deze aarde — ik-heb groote, uitgebreid nuttige, noodzakelijke dingen ondernomen — zoo lang ik daar in bezig ben, zal Gods Wijsheid niet toelaten mij wech te rukken... En hoe ligt zou deze denk, iemand, die zijne verrigtingen bepaalde tot het gene alleen tijdelijk nuttig was, endoor verfiaaving aan veel bezigheden zijn onfterflijke deel tot hier toe verwaarloosd-had, {lijven kunnen in zijne zorgeloosheid !... Zulk een keere zig tot dit graf; en zie daar in, met den grooten nahuys , de uitgebreidst nuttige ontwerpen voor Eerk en Vaderland, de ftreelcndfte uitzigten voor dit en het opkomende geF 3 flacht  S6 ■ berustende OVEItDENKIKGSÏÏ, flacht, begraven-— ditgezigt roepe hem neg tijdig terug vzn ds verdooving , in welke zijn dwaaze gedagte hem dreigt te ftorten. Maar zou dan ook dit fterven de luiheid en werkeloosheid i rodïken? zou het voedfcl geven aan traage handen en flappe knïën?.,., Kiets minder dan dit!. . Keen ! in tegendeel, uit dit graf van n a hots klinkt nog een andere ft cm ; de weergalm van deze ftèm des Koninglijken Predikers, toen hij, in zijnen, ouderdom, de ijdel|»eïd van al het beneden - maanfehe befpiegelde: Alles wat uwe h ad vindt om te doen, doet dat met uwe magt ; wam daar is geen werk, nech verzinninge , noch wetevfchaf,, noch wijsheid, in het graf waar gij "benen gaat ($)... Woorden die ei'k' mensch , elk' Christen, zijn moeten als prikkelen en nagelen, diep ingeflagen door deze meefters der verzamelingen, saiomo onder het Oude, en onder anderen mijn n a»uys onder het Niewe Verbond, die gegeven zijn van den eenigen Herder!.... Woorden, die eik moeten dringen, om in zijnen jkring en betrekking tot de Waeield en de Kerk ; als Mensch, als Burger; als Huisvader, als Christen, als Leeraar, als Overheid; zoo jnittig te zijn voor de belangen der Wijsheid, der Waarheid, der Godzaligheid , als hem mogelijk is... Och dat ze elk , och dat ze ook mij, vleugelen bijzetten, om ijverig voord te gaan, t' elkcns gedaan werk te maaken, om wanneer de Heer komt, gevonden te worden, waakende en alzoo doende: ja om. dan, in ftervenstijd, het niet afgedaane in zijne handen latende , niets meer te doen te hebben dan te fterven. $S)?red. IX: if.  berustende overdenkingen. Dat niemand nu zig verfloute verder te vragen : Maar moest het juist nahuys zijn, die fterven, die zoo fterven moest, tot zulke ■einden?... ]k zou wedervragen : Zet men de piegtigfte gedenkteekenen niet allerbest op de grootfte hoogten? Kon dan de Godlijke Vrijmagt wijzer handelen, dan den grooten nahuys daartoe uit te kiezen, op dat elk het zien zoude en vreezen, op dat elk dc ficra dezer roede zoude hooren, en Gods ganfehen Naam daar in ver-hceriijkt zien?... Ja kon zijn dood hooger worden verheerlijkt, dan door denzei ven dienstbaar te maaken tot zoo veel hooge oogmerken?... VVierden deze daardoor in veeier harten bereikt, zou dit ook geen bloej der Kerk zijn ? en zou dan zijn dood niet zoo nuttig zijn als zijn ieeven was?... Wat zeg ik?... Zou die met nog heilzamer zijn, dan zijn verder leeven zougeweesd zijn?... En werd nahuys door zulk eenen dood verongelijkt?... Immers neen! Ontbonden te worden en met Christus te zijn, was Htm zeer verre het beste; hoe zeer zijn blijven in het vleesch noodiger fchcen om onzent wille... De groote nahuys was een zondaar; hij moest vroeg of laat fterven... Waarom dan zoo vroeg ? ... Alzoowas Gods Welbehaagen Zoo kwam best overeen met hst geheele ontwerp van Gods Werken, zoo Wijs ais Vrijmsgtig door Hem gekozen... Hij werd te vroeger een Hemelling.. . Hij was nu rijp voor den Hemel; op de aarde en in Gods Kerk had Hij alles afgedaan wat Gods Wijsheid goedvond dat hij doen zoude, er. 4us 's Hemels Raad uitgediend. .. Wat zou hij dan langer op dit F a wis-  38 BERUSTENDE OVERDENKINGEN. wisfelrond gedaan hebben ?... Hij ftsrft buiten zijne vermogens ? maar hij had die niet meer noodig tot uitwerking zijner zaligheid; en hij bleef, even daar door , grootendeels buiten het gevoel van de hevigheid zijner ziekte — Eene ziekte, die ( gelijk ik hoore) naa het oordeel der Geneeshecren, voor hem te gevaarlijker was naa mate hij geleerder was. .. Stel eens dat deze ziekte , uit aanmerking zijner lichaams-geteldheid en omftandigheden , niet dan door eene buitengewoone Voorzienigheid van hem had kunnen geweerd worden... Stel ook , hij ware daarvan herftcld geworden , maar ontbloot van ten groot gedeelte zijner uitmuntende 'zielvermogens, gelijk ik mede van agteren verneem dat door de Geueesheeren gevreesd werd: wat dan?... Wie kiest dan niet liever zoo als God koos; dat hij ftierve, dat hij niet ontkleed maar overkleed, en de kragten zijnes geestes niet verminderd, maar mateloos verhoogd en vermeerderd wierden ! Of verongelijkte Gods vrije hertelling ook zijne tedere Kinderen— zijne oude Moeder — zijn Geflacht! ó Neen!... Hij die in zijn Woord zegt : Laat uwe Weezen agter, en ik zul die in het leeven behouden; wil en zal ook de Vader dezer Weezen zijn; Hij zal in liefde gedenken aan dit zaad zijner Kinderen én zijns Knegts, en daar aan, de veelvuldige beloften in zijn Woord gedaan, Ja en Amen maaken, die als t'zamen gepakt zijn in deze hoofd - belofte des Genade - verbonds: Ik zal u tot een God zijn en uwen Zaade na u ! Tedere Spruitjens ! indien u , bij de ontwikkeling uwer Re-  BERUSTENDE OVERDENKINGEN. 84 Redenvermogens, deze mijne Overdenkingen over den voor u aft lertreurigften dood uwer uitmuntende Ouderen, in handen komen'; bewaar dezelve dan, als eenen kostelijken fchat: niet om hem die dezelve- t'zamenftelde , maar om hun die daarvan de voorwerpen zijn... bewrftrze, ter hunner gedagtenisfe, zoo lang gij og deze aarde zijt... bewaar ze, met dankzegging voor uw geluk,'' dat gij uit zulke Ouderen gefproten zijt... bewaar ze (dit durf ik in bet geloof aan Gods onveranderlijke Trouwe bijvoegen) op dat ook dit blad, wanneer gij, naa mijn wenfchen en bidden, Geestlijk en Lichaamlijk, de vervulling der Godlijke toezeggingen ondervindt, u tot een zegel en getuige zij dat Hij jeiiov ah is! Waardige Broeders van mijnen nahuys! Gij kunt, gij zult zoo ik vertrouwe, ten aenzien dezer tedere en aan uwe liefde bevolen Kinderen, zoo veel van u afhangt, de middelen zijn , door welke God zijne beloften aan dezelven bewaarheidt... Gij kunt, gij zult gelijk ik wensch en hope, ook middelen der Voorzienigheid zijn om uwen Zaligen Broeder, door nog meerdere zijner keurige Schrift ten, na zijnen dood nog nuttiger te maaken... Wordt gij, en alle die zig zijner Weezen ontfermen , door den Opper-zegenaar, als Obed - edom, om der Arke wille gezegend, — Vergoedt God aan u ,' en aan al het overblijvende wederzijdfche Geflacht, nu in den diepflen rouw gedompeld, uw anders onherfteibaar verlies met Zig zeiVen. —i- is Jefus uw oudfte Broeder, gelijk Hij die uwer kostelijks doodss was.— zegt God met kragt en nadruk, in zijne Liefdetot F s uwe  jfO BERUSTEND! OVERDENKINGEN. ttwe grijze Moeder: „ Ben ik u niet beter dan tien Zoonen?" — dan vervult de eewige Liefde mijnen wensen; dan zege gij allen, fchoon inet bloedende harten en traaneude oogen: 't Is alles wijs en goed, wat onze Vader doet, Wie roept na deze overwegingen niet uit< Waarlijk het dwaaxe Gods (het gene in Gods Wegen den dwaazen mensch dwaas fcMjnt) is wijzer dan de menfehen! .. Had ik vermoed zoo vealen honig uit het Lichaam van dezen Leew te zuilen haaien ?... Welk een Zee van Wijsheid! Zee van Waarheid J... aanvangloos! En eewig!.. eewig, eindeloos! Uw diepte wis, een afgrond is, Door niets bepaald, Waar al wat reedlijk is in dwaalt. Dwaalt, maar van zig zelv' alleen, Tot de eew'ge Waarheid, de eew'ge Reen. Ja, de eewige reden van dezen ganfehen weg, zelfs van die bijzonderheden , op welke ik welligt, na duizend overdenkingen, geen andwoord vinden zoude, wit'ik den alleen - wijzen God overlaten, om zoo ver Hem behaagt in de Eewigheid te ontdekken. De verw, hier flegts gefpat Op Iosfe draaden, kon geen'duidlijk denkbeeld geven: Maar al die draaden, voor mijn oog nog hier beklad, Zie 'k door Gods Wijsheid daar ten kunst - tapijt gewecven. KI»  berustende overdenkingen. j>| Billijk" geloof en hoop ik dit! en billijk paar ik mij nu reeds met d© Hemellingen, in het prijzen dier Wijsheid over zoo vee! als ik zie... ja ook over 't gene ik niet zie... Ja daar over, dat ik 'tnu nog niet dies zie!.. Ja Vader! al zoo is gewecsd het Welbehaagen voor U, Maat zou ook de Eewige Wijsheid goed , en tot Sions heil noodig gevonden hebben, hare Regtvaardighcid in dezen weg ten toort te fpreiden? . .. Ontwijfelbaar ! en immers ook daarvan ftraalde mij reeds het een en ander toe. Zeker; niet geheel zonder fehijn, zou in iemand de gedagte kunnen oprijzen : of ook nahuys fchieüjke en gedugte wechneming een blijk ware der Godlijke afkeuring van zijnen overgang naar Leyden? Hooge Scboole — naar Leyden, alwaar dat vreeslijk onheil op hem en zijn huis wagtte ... Verre zij evenwel deze gedagte van mij... Neen! mijn Godsvriend kende 's Heeren item: hij was opgetrokken naa des Heeren Mond, en dit weet ik ... Ik vermeet mij wel niet, licht te hebben in dat tedere en gewigtige ftuk, dikwerf zoo duifter en ingewikkeld voor de Godzaligften onder 's Heeren Knegten: hun gaan of blijven in geval van beroepingen... Ik heb dat licht ook niet noodig, als niet in dien post door Gods Voorzienigheid gefteld zijnde... Evenwel, dit algemeene dunkt mij* tc moeten vastftellen: indien een Leeraar, niet los en onbezonnen, niet door bij - einden aangefpoord, niet tegen zigtbare aanwijzingen eener noodzakelijkheid van blijven, niet met overdwarsfing der bepaalingen van zijn gemoed , is opgetrokken, om eene wettige (fchoon mid- de-  : xikus tihdi ovïjdihkikisjr, delijke) Godüjke roeping te gehoorzamen — kortom, indien zijn geweten hem getuigenis geeft, dat hij alle redelijke middelen heeft aangewend om zijns Zenders wil te weten , dat hij niet zou willen gaan dan onder Zijne hooge goedkeuring, en onderbefpreking der medegang van Zijn Aangezigt — dat dan geen kruis, hem in dien weg volgende, hoe hoog het ga, een betooning kan zijn van Gods ongenoegen over zijn vertrek, maar een beproeving tot andere Godlijke einden; tot einden, welke hem die getroffen wordt ten goede medewerken, doch tot regtvaardige bezoeking voor anderen ftrekken kunnen.... Hiervan ben ik ten volle verzekert ten opzigt van mijnen nahuys: en noch mij, noch iemand ftaat vrij, hier eene op enkel fchijn gebouwde onderftelling van het tegendeel , in zijn hart te laten post vatten. Maar fla ik aan de andere zijde een aandagtïg oog op Nederland; bezie ik Neêrlands Kerkftaat; befchouw ik het beste deel der Kerk, de waare Sioniten —■ dan roept mij alles toe: „ Regtvaardig „ heeft God n a h u y s afgefneden." — dan galmt alles uit éénen mond : >, Ja Heere! gij Almagtige God! gelijk alle uwe oordeelen, zoo is ook », dit, Waaragtig en Regtvaardig! '* Mijn Vaderland ! welk een treurig voorteeken dit fterven van nahuys, indezen donkeren tijd, voor u zon kunnen zijn, daar over heb ik mijne regtmatige bekommering reeds geuit; en zeer veelen, die meer ervaren zijn in Gods wegen, ftemmen daar in met mij mede Wee u, indien hem God te lief gehad heeft om hem awen doodlijken dag te laten beieeven; indien hij weehgerukt ware voor  ïirustende ov iïdihkihoeb. 33 voor den dag van uwen ondergang als een Volk aangemerkt, voor het verlies uwer Vrijheid en Voorregten!... God behoede mij dien doodlijken dag te begeeren! God geve mij, hoe de nood hooger mogt klimmen, te fterker in het gebed aan te houdéhl... Maar dat elk zig in Gods tegenwoordigheid ftelle, en zijn geweten tot Rigter maake, of Nederland het niet regtvaardig verdiend heeft, dat Goal zulk een Sieraad, zulk een Zuil van Land en Kerk , heeft wech^e- noinen ja, cm mij niet breeder in het algemeene uit te laten; elk. vrage met mij zig zeiven: Heb ik niet verdiend dat nahuys ons ontnomen wierde? hoe heb ik mij omtrend het Evangelie,, hoe omtrend dezen Evangelie - dienaar gedragen ? ... Ongelukkigen, die onder zulk een aantal genade - middelen, die ook onder de prediking van nahuys, ongeloovig en onbekeerd bleeft tot op dezen dag !.. Hoe ontzaglijk zal dit uwe verandwoording, uwe veroordeeling, uwe rampzaligheid verzwaaren! hoe zullen alle zijne ontdekkende, waarfchouwende, uitlokkende leerredenen en fchriften, tegen u getuigen in den dag des grooten Oordeels ! hoe zullen die alle u pijnigen in de onheritelbarc onbegrensde Eewigheid!.. indien gij niet, nog in dit heden der Zaligheid, door de herdenking daarvan, en door de Vrede - boden die een verzoend God in Christus nog tot u zendt, u laat bewegen tot het geloof!... Och was dit nog de navrugt van 's Mans werk! loogt nog een zaadjen, op 's Hemels juisten Hond Gekimt uit den ontdoojden grond, i heüg  94- ■ beruste nd e o v e r d e n k i n ff e tt. hem in den Hemel verblijden... Mogten deze mijne overdenkingen dienstbaar zijn, om dit nog bij den eenen of anderen te doen' uitfpruiten! ook biju, die wel door zijnen dienst bij aanvang tt zeiven Ieerdet kennen, maar tot heden uw hart gefloten hield voor de aankloppingen van den liefderijken Jefus!... Nu zijt gij dien Evangelie-prediker kwijt: betreurt dit, met billijking van Gods weg in dezen; maar betreurt nog meer uw ongeloof, en dingt niet langer tegen den koop om niet, dien hij u aandiende en u nog aangediend wordt. Maar daar waren 'er, die zig meer bijzonder omtrend mijnen nahuys bezondigden'... Hoe veelen, die niet alleen onkundig waren, maar niet kundiger wilden worden, en hoofdig weigerden van die kleinwetendheid te worden overreed en genezen — die uit dit beginfel laag vielen op zijne leerredenen, zoo haast dezelve buiten den omtrek der eerfle en algemeen bekende waarheden gingen zoo haast die eene meer dan gewoone infpanning vorderden... En och, dat hier aan ook niet vecle waare Godvr.:gtigen zig hadden fchuldig gemaakt!.. Ik zeg dit tot mijn fmert, en (ik weet het) tot fmert, ook van andere Geleerde en Godzalige Leeraren, die 't hierom naawlijks waagen durven, tot genoegen van meer kundigen, dien bekenden kring eens over te fchrijden... Onbetaamlijke handelwijze! doorPauius zoo fterk afgekeurd in 't 6de hoofdftuk van zijnen brief aan de geioovige Hebreen—door mijnen nahuys zoo ernftig tegengegaan , in die keurige verhandeling, welke wij van hem over een gedeelte van dat zelfde hoofdftuk in handen hebben... Gij die hier aaa  2erustende O v er d e H kin o E S. aan fchuldig zijt — Nu zal nahuys geleerdheid u niet verveelen , uwe onwetendheid niet meer befchaamen... Regtvaardig, ook ten uwen opzigte, heeft God hem wechgenomen... Dat dit a nu met droefheid en fchuld - erkentenis voor God brenge ; ons meerder wijsheid doe fmeeken ; beter gebruik doe maaken van de kundigheden uwer andere heilgezanten: dat dit u nu van agtereö meer prijs doe ftellen op de voordering in kennis der waarheid , die zoo voordeélig is aan de zuiverheid uwer bevinding'en bcocffenïng der Evangeiifche Godzaligheid! Anderen herinner ik mij, die in een tegenöverfhand uiterfle vislen. ..Het waren zulken,die met dezen voortreffelijken Leeraar eene afgoderije, bedreven , waar van de eenige waare God, die na - ijverig is over Zijne eere, geen onverfchillig aanfehouwer kon zijn... Immers zij in de eerfte plaats , voor welken nahuys een andere Ezechiel was, wiens woorden zij wel hoorden maar niet deden (f): die, op niets minder belust zijnde, dan op de ervaaring van de kragt der waarheden welke hij aandrong, hem om zijne verrukkende Hem en verheven zegging-kragt volgden, en de prediking van andere even getrouwe Leeraren met verachting verwaarloosden; die dus het pardon van den Koning des Hemels en der aarde , naawlijks hunner ooren waardig keurden , indien Hij hun de eer niet deed, het door eenen zijner voornaamfte Rijksdieriaren hun aan te kondigen !... Tergende ondankbaarheid, die biliijk de terugroeping van zulk eenen Gezant ten gevolge had ! Haar <§3 Ezecb. XXXIII: 31, 33.  fS berustende overdenkingen. Maar ook zij onder Gods Volk, wier opgenomenbeid met die uitmuntende middel, hun de groote Opper-oorzaak deed voorbij zien5 van die fchoone en volle beek gebruik deed maken, met al te veet verlating van de onledigbare bron, ja van den grondlozen Oceaan, waar uit die vlocjde: en met deze zal ik mij zeiven influiten cn in de fchuld ftellep. . Allerbilfijkst bragtcn wij de 200 zilverlingen onzer liefde, onzer hoogachting, toe aan zulk eenen Leeraar — maar alieronbillijkst gaven wij hem een deel der icoo zilverlingen, van zulk eene liefde en achting, welke zijnen en onzen Opperheer en Opperleeraar, den beteren, den hemelsch - wijzen salosio, alleen en onverdeeld toekwamen... Met alle reden vervoegden wij ons tot dit middel, in verwagting van zegen — maar alleronredelijkst verwagtten wij van hem eenen zegen , dien de Opperzegenaar alleen kan fchenken... Met 200 veel regt maaken wij eene keuze rusfehen onze Leeraren, als wij aan eene tafel, voorzien met een' overvloed van gezonde en aangename fpijzen , van welke allen te gelijk men niet nuttigen kan, liefst naar die tasten,..welke voor onsen bii'zondcren fmaak en gezondheid de verkieslijkfle is"— maar eigenzinnig en ondankbaar zouden^ wij dan al het andere aangedisch.e verachten... Zou het niet een allerverfmaadendfte behandeling van den milden Gastheer zijn,, wanneer hij, onder het ceten, een der voortrefiijkfte fchotelen had laten afnemen; en wij eene andere, in derzelver plaats komende, met niet min gezonde, niet min voedzame, niet min aangename, jt ook  BERUSTENDE OVERDENKINOEN. 97 bok met kunde en vlijt toegemaakte fpijze , weigerden aan te roeren, alleen om dat die van wat min verheven geur, en wat minder pragtig opgedischt ware? Gij, die in deze afteükening trekken vindt van uwe verkeerde handelwijze omtrend nahuys—en ik ga voor in 't erkennen dat hier meer dan één'e trek is die ook mij fchuldig maakt... Laat ons God billijken die hem wechnam, en Israëls Kerk volgen in dit Klaaglied: ,, De kroon onzes hoofds is afgevallen ; wee nu onzer, dat wij zooge,, zondigdj zulk eenen fchat verzondigd hebben! " Laat ons ons zeiven oordeelen, op dat wij niet van God, door nog meer kastijdingen, geoordeeld worden ; Goëls Borgbloed vérzocne ook dit ons wangedrag! Zijn Geest zuivere dit zuurdeeg meer uit onze zielen ! Zijn Trouw en Goedheid verblijde ons na deze dagen van druk , na dit jaar in welk wij zoo veel kwaads gezien hebben. Maar ach , mijn God! waar blinkt üw Trouw, uw Goedheid hier ? Deze zugt welt van uiews uit mijn hart cp j... Ja, Gij zijt Wijs, Gij zijt Regtvaardig;,.. Maar uw Waarheid, uw Liefde! geven die dan geen grond meer, om door gebeden de gedugte Hagen uwer Geregtigheid af te wenden ? — is 'er geen zekerheid meer in uwe toezeggingen , zoo'ver die tot dit aardfche leeven betrekking hebben ? ... Ziel! grijp fchieiijk het gelooffchild aan ■— hier kon 't weer afgrondspijlen hagelen Neen! onmogelijk kan Gods Wijsheid en Regtvaardighcid zijne Waarheid te naa komen... 't Is waar, Hij bedekte zig. gelijk het fchijnt, met een wolk; zoo dat geen -O ge-  $3 BERUSTENDE OVERDENKINGEN. gebed, geen fmeeken, worftelen, pleiten, van al zijne Kinderen in Nederland, daar door konde — zij hebbenop Hem gezien, ja Hem, in menigte en aandrang , als een waterftroom aangeloopen; en immershunne aangezigten zijn fehaamrood geworden ! —vrugteleos -was onze vcrëenigde beflorming van den Vaderlijken Troon; wij konden het verzoek niet verkrijgen ... Maar, hebben wij naa 's Vaders wil gebeden?... Zo ja; dan hebben wij dit verzoek, gelijk alle die tot 'den tijd betrekkelijk zijn , gegrond op beloften , die deze uitgedrukte of ftilzwijgende, maar allerbetaamlijkfle voorwaarde hebben : Ir» 'dien onze begeerte overëenftcmt met Vaders eere en ons wezenlijk 'geluk; indien ze overëenftemt met Zijnen wil, die altoos, wanneer die van onzen verfchilt, oneindig beter is; indien onze bede iniftemt met die van onzen grooten Hoogeprieiier, die altijd het beste voor ons bidt — kortom, dan hebben wij aan de bede: Uw Koningrijk kome doorNAUVYS herflelling, onmiddeiijk deze verbonden.Uw Wil gsfehiede... Zalige weg! niet te vernederend voor ons; zoo bad zelfs de groote Jefus in de dagen zijnes vleefches—altoos nuttig voor ons; want wij krijgen altijd het beste — noojt befehaamende voor ons, als wij het regt inzien; want als wij bidden: „ Vader! ceef ons ons verzoek; maar flemt dat niet overeen met het „ gene Jefus naa Uwen Raad bidt, verhoor dan niet ons maar Hem :" dan worden wij zoo zeker altijd verhoord, als Jefus verzekerd is dat de Vader- Hem altijd hoort. .. Wel nu, terwijl wij baden om het aardfche ><£«wn van nahuys en zijne Egtgenoote, terwijl onze vereende item.  berustende ü ve r de N k in g e j*.' fteni tot voor den Troon des Aïwetenden drong, verhief ons verheerlijkt Hoofd deze flem hoven de onze: Vader', ik wil dat daar ik ben , eok deze bij mij zijn die Gij mij gegeven hebt, op dat ze I mijne Heerlijkheid mogen aanfchauwen Toen dreunde 't hooge Choor! een item klonk van den Troon^ Die 'c flerfiijk oor niet zou verdragen: fi Deze is mijn eenige en mijn hoogstgeliefde Zoon : Zijn eisch is al mijn welbehaagen." enftraks werden de Engelen uitgezonden,-om hunne ontkerkende zfea len om hoog te voeren ;■ en om hier en elders, een aantal bidders onzigtbaar te fluiten, met deze of dergelijke infpraken : „ Het is ,, goed dat dit in uw hart geweesd is — maar fpreck niet meer van! „ deze zake"... Geen gebrek aan trouw of liefde omtrend ons, heeft God dan belet ons in dezen te verhoeren; maar zijne allergrootfte liefde tot zijn' eigen Zoon: die zoo wel naa zijn befluitend aïa bevelend Welbehaagen bidt, en die volflrekt onbepaalde belofte» van verhooring heeft in alles wat Hij bidt... God zou, indien dia groote Melchizedek niet tegen ons in gebeden had, onze begeertes voor nahuys , even zeker vervuld hebben , als Hij, onder mijn I fehrijven dezer overdenkingen, de vereende zugtingen voor onzen Godvrugtigen hamers ter, zoo fpoedig verhoord, en hem als uit den dood ons wedergegeven heeft... Hoe blinkt dan, beide jj$ hst geven en in het weigeren, zijn Wijsheiden Goedheid uit' Zijn Goedheidi.. ó Ja! ook die fprcit hier eenige beminlijké •- C j 200*  ZOO vertroostende overdenkingen. zonneflraalen door de dikgepakte donderwolken! en bij den blixcm der heilige Regtvaardighcid , wordt mij gegund iets te zien van den Smaragden Regenboog , die het opperfte van den Troon der Souvereine Hemel - majtfteit omgeeft ! Is 't mogelijk? vraagt mij iemand: Leest men ook druiven van doornen, of vijgen van distelen? blinkt er de minfte Goedheid uit in dezen vreeslijken weg?.. Ja! fta daarbij ftil, Godvrugtig gemoed, tot uwe verder en volkomen vertroosting. nahuys moest van de aarde naar den Hemel gaan — dit Haat mi vast... Maar, kon dan de Godlijke Goedheid gepaster tijdilip daar toe gekozen hebben, om den eenen zoo wel als anderen het verlies minst te doen gevoelen ?... Hij werd wechgenomen, na zijn vertrek van Amfteldam : en wel zoo lang daarna, dat de fmert, die zijn heengaan veroorzaakt had, merklijk verminderde,- dat zijn plaats vervuld was, en voor verre de meeften zoo gewenscht vervuld , dat debüjfchap daarover nu versch de droefheid vervangen had... Hij werd wechgenomen, eer hij aan Leyden's Kerk in zijn volle waarde bekend was; eer'zijne liefde daar zulke diepe wortelen kon fchieten; eer een aantal Nazireërs nog den regten fmaak had van dit banket ... Wie ziet hier geen Godlijke goedheid I geen ontfermende verfchooning ? nahuys moest ten grave gaan, met de hoogfte eer die in Gods Kerk kon behaald worden — tot dezen "top was hij nu opgevoerd... Maar, hoe voortreflijk zijne bekwaamheden waren, hoe ge»  vertroostende overdenkingen. ïdr gegrond' onze verwagring daarop was: wie verzekert ons van die beandwoording onzer vooruitzigten, welke 's Hemels zegen alleen fchenkdh kan?.. Wie zegt ons dat n a h u y s , als Hoogleeraar, zoo gelukkig als hij in de hoedanigheid van Leeraar deed — zoo gelukkig als zijn groote Gamaliël — zou gearbeid hehben? En indien ja — dan mag ik met reden vragen : Zou het dan voor een' ftervchng bijna mogelijk zijn geweesd , om eene nog meerdere vergrooting van eerbewijzingen, toejuichingen, loffpraken, te dragen , zonder verheffing van zig zelvcn ?.. . Mogelijk nam hem God wech, om dat Hij dit vooruit zag, en hem bewaaren wilde voor de uitbreking van dit fchadelijkc onkruid onder zijne edele vrugten. Nog eens: was het geen goedheid voor dit allerbeminlijkst paar, dat God hen betden wechnam , zonder bijna hunnen huwelijksband los te maaken? ... Zij werden gefcheïden voor niet meer dan drie dagen ; geduurende welke de Vrouw hare verwisfeling geen oogenblik beklaagde, en de Man van de fcheiding onbewust bleef, tot hij naa den geest, haar in de plaats der Zaligheid onfeheidbaar wedervond!... Zou-niet een Godvrugtig en teclerlievend huwlijkspaar , zulk eene wijze van fcheiding,'de ontroerende omftandigheden en het belang der Kinderen daar afgetrokken , eerder wenfehen dan afbidden?.. . Mogelijk wenschte dit waardig paar wel eens, in een' vriendlijken twee-' ftrijd , liever te gelijk te fterven, dan de een de ander lang te laten overblijven in deze rampwoeftijn!... Althans, ze zijn kort gefcheïden, om in de gewesten der Volmaaktheid eewig t'zaam vereend te blijven. G 3 Eewig  I»2 VERTROOSTENDE OVERDENKINGEN. Eewig vereend! ... Ja!... Ik weet, de huwlijksb.and op zigzg}veis een aardfche betrekking; en wanneer die alleen aardsch blijft tusfchen een bekeerde en onbekeerde, zal noch kan in het tweede perk van ons aanwezen, waar men God, en de eer zijner Volmaaktheden bemint boven alles, 'tminfte fpoor daarvan overblijven; bijgevolg ook geen fmert over het verderf van een onbekeerd gebleven Egtgenoot, zoo min als over iemand anders... Maar geheel anders is het, wanneer de lichaamlijke betrekkingen op deze aarde verzeld waren met, en bevorderlijk aan eene geestlijke : deze wordt door den dood piet verbroken: de waare, de geestlijke liefde tot elkander, gaat jnede naar den Hemel; verfpreit daar hare vrtigten; vergroot daar het inzien in al de leidingen der Voorzienigheid op de aarde; geeft daar eindeloos voedfel aan den lof der Godheid!.... Die vermeerdert dan ook daar, het geluk dezer nu eewig verbondenen. Immers, daar zij nu beide rijp waren voor de Eewigheid, gedoog* 4e Gods Goedheid zoo min als zijn Wijsheid , hen langer te laten blijven in dezen ftaat van beproevingen onvolmaaktheid... Deze Gelukkigen waren vroeg gefchikt tot die zalige (laats - verwisfeling J(.. Is 't een uitmuntend yoorregt, vroeg in 's levens lentedagen, getrokken te worden door Genade; nog grooter is het, bereid door Genade , vroeg te worden opgenomen in Heerlijkheid! -r- vroeg te zegepraalen over Satan, Waereld, Zonde, en Dood ; terwijl anderen nog Sn het ftrijdperk der warrende Waereld moeten blijven! Dan, fla hier weder een oogenblik (lil!.. Verfchijnt mij een vroeg  vertroostende overdenkingen.- ÏQg vroeg fterven ook, ter liefde van mijnen nahuys, in een al te gun-, tftig licht; maar dat bedroevend kon zijn voor grijze Godzaligen ?.. Zal ik ondernemen, hier eene keuze te maakentusfehen vroeger of laater fterven? ben ik daar toe wijs genoeg? ... Neen! ten minflen voor mij zeiven zal ik den Heere laten kiezen In 't afgetrok- kene evenwel, dunkt mij best mijne gedagten dus te leiden: Elk Geloovige blijft zoo lang — niemand hunner ook langer — op de aarde , dan noodig is om toebeteid te worden voor den Hemel; en wel niet flegts voor den Hemel in 't gemeen, maar voor dien. bepaalden trap van heerlijkheid , dien kring of rang, die betrekking, (. of hoe men 't anders noemen wil ) tot welke hij in dien ftaat verör-, ,dend is... De zelfde oogenblik , waar op zijn toebereiding daartoe op de aarde hare volkomenheid heeft, is ook die, waarop hij in alle. zijne aardfche betrekkingen, 's Hemels Raad uitgediend, en al het nut waar toe hij gefchikt was iets bij te brengen , volbragt heeft — is dus. ■ook de oogenblik van fterven Wat volgt hier uit ? Dit ; dat alzoo deze bijzondere trap of betrekking in den ftaat der Zaligheid, ten aanzien van elk bijzonder perfoon, hier op de aar-, de volftrekt onbekend en onkenbaar is ; ook geen gevolg, noch ten nadeele, noch ten voordeele, van iemands meerder bereidheid voor den-Hcmel zclven, uit zijn vroeger of laater fterven te trekken is. Een Godvrugtige, die weinig voordering in kennis en heiligmaaking gedaan heeft, kan vroeg worden wechgerukt: zijn wechneming is altijd voor hem een zalige verwisfeling; waarfchijnlijk evenwel is. C 4 hli  Ï04 vertroostende overdenkingen. hij gefchikt tot een' minderen trap van heerlijkheid, dan een ander, die bij het fterven van dien eerften ook niet verder was, maar overgelaten wordt om het op de aarde verder te brengen. Een ander Godzalige heeft reeds groote (lappen op den hemeiweg gedaan — hij wordt op hetkrankbed gelegd — hij fchcen rijp voor den Kemel— maar hij wordt buiten alle verwagting herfteld .. Volgt, hier uit, dat hij nog niet gefchikt was voor de Zaligheid ? ... Neen ! zelfs was hij !t rriisfehien reeds voor een' aanmerklljken trap daar-> van ... Maar hij moet tot nog hoogeren rang in de heerlijkheid worden bereid —• hij zal nog tot veel nut worden gefield — hij zal grijs tvorden tot een' zegen voor de aarde,- en al zijne verzamelde Kundigheden en bevindingen, al de vrugten die hij nog in de Waereld en de Kerk zal gedragen hebben, zuilen hem nog meerder vrugten voordbrengen in de Zalige Eewigheid!... De Hemel zal hem niet ontgaan; maar 't gene hij op de aarde nog doen moet, en waar onder pligten zijn die in den Hemel geen piaats meer kunnen hebben, zal hem den Hemel te zaliger maaken ... O! wie zou niet naar zulk eenen ouderdom wenfehen! en wie wenschtde aarde niet geluk, met zulke palm- en ceder-boomen , die in den grijzen ouderdom nog vrugten dragen, nog vet en'groen zijn, om te verkondigen dat jehova n regt is ?... Ongelukkig zekc- zou de Waereld en de Kerk zijn ; indien het algemeen doorging , dat de Godzaligen , dat de beste Godzaligen, het vroegst wechgenomen wierden... Langheid van dagen behoort onder Gods beloften en zegeningen, zoo lang  VERTROOSTENDE OVERDENKINGEN.' 2*5- {ang als een vroeger fterven niet nog grooter zegen is. Evenwel, daar is nog een Kind van God , vroeg tot Hembekeerd, daarbij boven anderen bedeeld met groote vermogens, boven anderen gefteld in gunftigc gelegenheden : deze maakt, in kennis, in geloof, in heiligheid , jn zelfyerloogening, in uitgebreide nuttigheid , zulke voqrderingen , dat hij ieders oog naar zig trekt, en vqelen der verstgcvoorderde ouden agter zig laat... en ziet! terwijl hij blijft jagen naar de volmaaktheid. — Schielijk vliegt de kerker open voor den rijpgeworden geest] En die 't menschdom meest beminnen treuren om hem'tallermeest, maar, terwijl de aarde treurt, juicht de Hemel!... Deze niewe hemclling heeft, in een der kortfte loopbanen, eep der eerfte kroo, nen behaald! Hier heb ik nahuys afgemaaid.'.. Hij was 't die zoo liep dat hij dezen hoogeren eerprijs wechdroeg... Welk een zegen ! zoo vroeg bereid te zijn , niet alleen voor den Hemel, maar voorden looi: van dien dienstknegt, die met de meeste talenten de grootfte whist gedaan had ! — voor die bijzondere kroon , met welke zulke Leeraars blinken zullen die veelen geregtvaardigd hebben! (*) I ' Dia- (_*'') ygt zal men merken , dat ik h;er het oog heb op de keurige Overdenkingen door den Heer Mr. h. van Atpiien in 'c licht gegeven, bij gelegenheid van liet vroege affterven zijner eerde Huisvrouwe... Niemand meeile evenwel dat ik dien door-kimdigen cn Godvrugtigen fleer hier in wil tegenfpreken... Integendeel, ik ben het in de zadc met zijn WE. volkomen eens : alleen denk ik dat mijn gezegde hier ter plaatfe nog eenige bijzonderheden wat kan ophelderen; om maar één voorbeeld te geven ... Op de vraag, of joannes dan zoo vroeg niet voor den Hemel gefchikt ware dan petrus en de andere Apostelen... kan ik op de hier gelegde gronden veilig andwoorden. .. Hij was zeker lang bereid voor den Hemel zelven : maar hij moest, door een langer leeven dan da Q 5 ande-  tGfr vertroosten de o v e r d e nki n 0 e h, Diamanten hemelzalen! opent u voor 't fterflijke oog... Schuift «pen, Gordijnen der Eewigheid f... i Och dat ik nu iets kon zien van .die Heerlijkheid, welke mijn Godsvriend met zijne Gade, naa den geest ondervinden , terwijl hun floflijk deel in het ftof ligt.'.. Och dat zig hier Gods Liefde en Goedheid in haren vollen glans aan mij ontdekke!... Maar wat begeer ik, broos ftcrveling! die door dezen glans ftekeblind zou worden ?... Ik zou zien willen, 't gene geen oog gezien geen dor gehoord heeft, en in geens menfchen hart is opgekomen, 't gene God bereid heeft voor hun die Hem lief hebben! Och dat ik evenwel iets moge zien — iets zien door een berookt fpiegelglas in een 'duistere reden; zoo ver 's Heeren Woord ons > in dezen aardfchen ftaat aanleiding geeft j In dezen wensch beftaare ik hun geluk van verre. — nahuys en zijn Egtgenoote leeven! — Zij leeven in heerlijkheid ! Dit gelooven wij, dit weten wij, zoo zeker als de gronden Zijn, op welke Gods Woord ons gebiedt onze zaligheid te bouwen— als de kenteekenen van hemelburgers zijn, welke de Bijbei ons opgeeft. — Ja zij leeven , zij leeven Gode !... Zij leeven, nu niet meereen 1 aardsch andere Apostelen , bereid worden, indien niet tot eenen nog hoogeren , ten niin■ften tot eenen verfchillenden rang in den Heniet.... Immers daar de andere voorgcfchikt waren om, door den marteldood , Jefus leer te fhaven; wrd hij bewaard , om zulks na hun door zijn pen te doen , tegen inbrekende dwaaüngen ... Indien nu onze ftaat en betrekkingen hier boven, eenig verband zuilen hebben met die hier beneden, moet hier uit zeker ook eeuig onderfcheid volgen tus. fchen joANNEsen de andere Apostelen... Maar hoedanig?.,, Hiervan zal ik mij wel wajjtcti iets tc willen bepaalen!  VERTROOSTENDE OVERBENKINSEJf. S.&J aardsch leeven; maar een hemelsch leeven-ontkerkcrd uit den aardjcheu tabernakel — met Christus — in de onraiddelijke nabijheid •van het Wezen aller wezens! — Zalige vcrwisfeiing! beider Geest, bijna onbewust van zig zeiven , doordien het lichaam een onbekwaam werktuig voor dat oniloflijke deel geworden was , zag zig, eer hij 't wist, in ruimer lugt -gevoerd — van alle banden des ilofs ontflaakt — in het zalig gezelfchap der reine Hemelgeesten. Wier vrolijk - juichend lied het fombere Abarim, Herfchiep in een Mahanaïm! Geleid met hemelzangen voeren ze omhoog! . . Aarde'— maan—» ion — planeten — ontelbre zonnen -r- zweefden ze voorbij... Elk oogenblik zagen ze duizenden zonneftelfels onder hunne vlugge voeten zinken... Ze naderden den Hemel der hemelen , het onmeetbaar middenpunt van rt onbegrensd Heelal, om welk men welligt de geheele Schepping, in de fchoonfte orde, in eenen noojtbegrijpbaren, op de laage aarde nimmer merkbaren loopkring, van daar ziet om. wentelen... De ftofvernielende glans van dezen Hemel was verdraagbaar voor verhemelde geesten... De paerlenpoort der hgmelfche Godsftad ging open — en de korts nog zondige zielen, verfchenen voorden Rigter, wiens eewige Zoon hun' Borg en Voorfpraak' was!... En kon toen het vonnis anders zijn dan allerheuglijkst — dan die; Gaat in de vreugde uwes Heeren!... Kon hun eerst woord gsn ander zijn dan dit; Triumf Genade! Zo»  t»S vertroostende overdenkingen. Zoo werd eerst de Vrouw naar boven gevoerd: en toen het he-" ajelsch geleide getuige was geweesd van hare intrede , keerde het te rug; om ook Hem , met nog grooter zegepraal, tot haar op te voeren: en terwijl de aaide hun ftof befchreit, weergalmt de hemel van den roem der Godlijke deugden in dezen weg, van blijde lofzangen over hunne aankomst. — Maar welke verbeelding - kragt is in ftaat, eene fchilderije te geven, der eerfte onderlinge ontmoeting van dit paar in die gewesten der volmaaktheid! toen de ziel van mijnen n aïi uys daar aankwam, en niet, dan welligt door de Engelen , wist dat zij hem reeds voorgegaan en veilig aangekomen was!... Toen ze ook daar de zielen van twee hunner vrocggeftorven Kinderen vonden!... Toen veele hem reeds voorgegaane geestlijke Kinderen, op het zien van hem , die hen door het Evangelie voor Christus gewonnen had ,. juichten, terwijl een nog grooter aantal op de aarde om hemfchreide! — Toen de verheerlijkte geest van Vader rERr. zonius hier zoo tpoedig, zijnen teder - geliefden timotheus bij zig 'kreeg , voor wien hij ook eertijds dagt dat nog zoo veel werk op de aarde zijn zoude; en toen die zalige Vader, door nahuys als oog - en oor-getuige, ditftreelende berigt ontving: „ TJw Op„ volger en uw Zoon, treden aan het Y in uw voetfpoor, declcn „ daar in uwe liefde "!.. Hier is zwijgen de beste welfprekendheid: Wie maalt met doove Kool het fchittrend' Zonnelicht? Het is mij genoeg, mijn nahuys leeft — Hij leeft hierboven! — daar (maakt hij volüp die Kanaansvrugten, van welke hij hier fleg'ts en-- kele  vertroostende overdenkingen. 100 kde afgefneden trosfen proefde , en aan de Woeftijnreizigers toonde! Hij kent God!.. Hij kent den verheerlijkten Immanuël!.. Hij kent Gods groote werken in de natuur, oneindig meer dan hier!.. Hij kent het hoofdftuk van Gods wegen, Zijnen Genadeweg omtrend Adams zondige Kinderen ; die gulden keten der Zaligheid , waar van de fchakels, uit de noojtbegonnen tot in de noojt eindende eewigheid door loopen!... En welk een kennen is dit ? — welk een kennen in hem» die hier reeds zulk een wijd begrip des harte had ? ... Veel zag hij reeds op aard': maar hoe hij meer en meer Begrenzen nader kwam der aardfche kundigheden, Hoe meer door hem ook werd beleden: „ 'k Zie weinig ! — bijna niets — oneindig is de Heer!'* En in weiken nadruk zag zijn geest, welk een klein ftukjen der zaak zijn groote kennis op de aarde was, reeds in de eerfte oogenblikken zijner aankomst in het gezelfchap der Hemellingen!... Hier moest die groote aardfche Leeraar ten eerften leerling worden. —« maar zou het ook zijn, om eerlang, gelijk op de aarde, veelen voorbijftreevende, daar ten Leeraar van anderen te verftrekken ?.. ïk weet, Jesus blijft daar , en wel onmiddelijk, de Opper - leeraar; maar dat dit alle middelijke voordering in kennis, door de Engelen en door de voortreflijkfte en langstverhemelde verlosten, aan anderen , geheel zou uitfluiten , is mij niet waarfchijnhjk: zelfs doet zig niet onaannemelijk op , dat uitmuntende Leeraars, onder hun werk op de aarde , ook tot dit deel van het Hemelwerk worden voorbereid. Dit  rSro Vertroostende o VerdeNkince». Dit egter in 't midden latende, en zuik ern'grooten Geest naoogende in de ftille Eewigheid ! 6 ] welke verrukkende uitzigten in deze' Eewigheid doen zig hier op aan mijne aandagt i .. Deze Geest brengt alle zijne op de aarde vev-zameide kundighe-den in den Piemel met zig: deze worden door de hoogfte Wijsheicf niet nutteloos voorbijgegaan : Neen! deze zijn 't, die in dien nieweff ilaat, door den nu onmiddelijk in de ziel werkenden Heiligen Geest, van uur tot uur worden ontwikkeld. — In dezen ftaat, waar in alle neigingen tot de aarde, dus ook alle zondige neigingen, indenzeifden oogenblik, door den dood verbroken, en door liet inzien van God en zijne Liefde verzwolgen worden; waar in het lichaam geen aanleiding tot zonden oojt meer geven kan, en van waar de duivel met alle zijnwerktuigen oneindig verwijderd moeten blijven!.. In dezen ftaat, waarin dus alles t'zarnenfpant, om de onafbrekelijke aandagt der van nur tot uur vergrootende geest - vermogens, in de aller wetenswaardigfle befchouwingen, elk oogenblik iets niews, iets groots, te doen ontdekken ; en in de allerverrukkendfte genietingen van dien Reeds volmaakter gekenden God , zig te baden in den Oceaan der eewige Liefde des Vaders! — der Liefde van Jefus, in het eewig de Engelen verbaazende G'ethfemané ; op liet eewig verwonderlijke Golgotha l... Welk een diepte van Wijsheid, Almagt, Goedheid, Regtvaardigheid , en Waarheid ziet hij nu in alle Gods paden —ook in den weg met Hem en zijn Egtgenoote — ook in hunne wechneming vaa de aarde!.. Hoe prijzen ze God daar over i.. Hoe worden ze nu veranderd: naa  VER TRO OS T ENDE OVERDENKINGEN. XtX naa jesus beeld, van heerlijkheid tot heerlijkheid door's Heeren Geest;. . . . A . Hier dwarlen mijn gedagten. Verbeelding - kragt, hoe ftout, beziet die hoogte, en zwigÊ. Al wat wij hier gevoel, en zelfs verrukking achten , Is bij dien Hemel - gloed als 't koude Noorderlicht (" J)' . Hoe zien zij nu dat groote, dat Godlijke gezigt, het plegtftaatig. Priesterwerk van Melchizedeks tegenbeeld!... Welke Godsgeheïmeii vrorden hun daar ontdekt I.. Hiermede in te (temmen vergroot hunn» Zaligheid. Hier mede inftemmenf Bidden zij dan ook nog?.. Is alhet bidden daar niet verwisfeld in eewig danken?... Ja! maar noojt danken zij' dan biddend, noojt bidden zij dan dankend... Ook de waare liefde tot hun Kroost. ook de wezenlijke liefde tot de Kerk en tot het Vaderland, is mede naar den Piemel gegaan... Ja! zij bidden daarnog; voor hun Kroost: of wil men liever het .zelfde Zeggen onder dezeuitdrukking; Zij vertrouwen daar hun teder, hun zwervend Kroost, aan. God den Vader der Weezen; aan Jefus den besten Kindervriend; aan den Heiligen Geest, die hun tot afwasfching der zonden in den Doop beloofd en verzegeld is — en zouden wij dit niet met hun doen ?.. „ Hij vertrouwt daar zijne geestelijke Kinderen, die hij hier in heiftrijdperk liet — hij beveelt daar al het werk, dat hij op de aarde nog onvoltoojd iiet; al zijnen arbeid, ten nutte van hét opkomende geflaeht; ten bloej der Hooge Schoole; tot heil der algemeene Kerk, en der bijzondere Gemeenten op welke hij betrekking had; totuitbrei- ■ .ding • (*) Puikregels van een «srKloenlijkftuk, uit een edele pen gevloeje?.  jïï VERTROOSTENDE OVERDENKINGEN. ding van Jefus Rijk onder Je Ooster - en Wester- indianen (*), tot bevoordeling der belangen van Geleerdheid, van Waarheid , van Godzaligheid — dat alles in éénen bundel, beveelt, betrouwt hij nu aan de Wijsheid van den grooten Kerk-koning; dat die het alles zal laten afloopen, op zulk een wijze als meest tot Zijne eere is; dat die gefchikte middelen weten zal, tot vervulling van dat alles — en zouden ■wij dit niet met hem doen ?... Hij vertrouwt daar zijn Vaderland, met alle deszelfs nooden, toe aan Hem, wien alle magt gegeven is in hemel en op aarde, om de ganfche Waereld te befluuren, overëenkomftig de belangen van zijn bijzondere Genade - rijk — en zouden wij ook dit niet met hem doen! Of zijn alle banden aan het Vaderland geheel door den dood afgefneden?... Ik denk, wei de Iichaamlijke, dit fpreekt van zeiven; maar niet de geestlijke, welke ons eene toegevoegde liefde inboezemden voor dat Vaderland, welk ook het land was onzer geestlijke geboorte, en onzer verkeering met vooruitgereisde en agtergelaten Hemelburgeren... Voorregten, die ons wel eens vrolijk deden aanheffen: Waarom wooh ik in Nederland, Daar 't heil wordt aangeboden ? Waarom niet daar men outers brandt Voor duizend valfche goden ? Zoo veradelt dan het Christendom de liefde tot het Vaderland, in zig zelve een enkel burgerlijke deugd, die door den heiden zoowel afs C*) Eenie Leerrede, kort voor zijn vertrek van bier, gedaan over I>f. LXVIÏs a. 3. was gefchikt, om dienstbaar te zijn aan een ontwerp tot dat groote doelwit.  VERTROOSTENDE ©VERDENKINGEN. Tij als door den Christen kan geöeffend worden, tot een der Christendeugden; tot een deugd, welke in den Hemel geen plaats ontzegd kan worden... Immers , elk volk op de aarde is een bijzonder lichaam, en als zoodaanig een bijzonder voorwerp der Voorzienigheid,'ja van wegen der Voorzienigheid, welker einden in den tijd bepaald blijven , met den tijd moeten afloopen; behalven in zoo ver dezelve invloed hebben op de Kerk.... Als zoodanig zijn dan ook de aardfche volksbetrekkingen, en Gods zegenende en ftraffende handelingen omtrènd dezelvè, de befpiegelingen waardig der hemelburgeren uit alle volken, talen ën geilachten; ja zoo veel waardiger in den ftaat der afgefcheiden geesten, om dat, voor den dag der opftandinge, deze Godlijke wegen moeten ontwikkeld, en de bedoelde verheerlijking van Gods Deugden daar door bereikt zijn.... Maar, wie zal God daar in op de aarde verheerlijken? — alleen die weinige ftervelihgen , in welke, bij hunnen lust om 's KoningS gangen in het Heiligdom na te fpoóren , zig de gelegenheid paart om meèrdan 't algemeen daar vart'te Weten?... Zeker, hun aantal is te klein, indien niet de hèmellingen het volmaakter doen — de heméllingèn, wier lofzangen over Babels eindelijken val, die ontwijfelbaar een zoo Wel burgerlijke als kerklijke gebeurenis zijn zal, ons voor uit geboekt Zijn in het XIX. Cap. van Jefus Openbaaringe aan Joannes. Nederland, en Gods weg met hetzelve , Was dan ook, finds meer dan twee Eewen, en is nog, een voorwerp, jai een begunstigd voor* werp , Yan de befchouwing der gezaligden : zij die het burger-  rJÏ4 VERTROOSTEND! OVERDENKINGEN. ' fehap van Nederland voor dat van het bovenhemelfche Kanaan ver-wisfeld hebben, behouden dan uit dien hoofde nog banden aan een volk, dat in den Hemel bijzonder bekend is, als door Jefus verko,zen tot een wooning Zijner Kerk en. Waarheid; dat als zoodanig het voorwerp blijft van Jefus voorbidding; en waarom dan ook xiet van die der hemellingen — der Nedeilandfche hemellingen —• dier bijzondercn, die de gebeugenïs der rampen, waar in ze hun geliefde Vaderland lieten , niet verloren maar medenamen ? Mij dunkt, ik hoor andwoorden: Om dak zulks in den Hemel ftrijdig biddden zou veroorzaken. — Immers, hier in is het land onzer tegenwoordige vijanden in 't zelfde geval; het heeft ook weliigt miljioenen hemgljingen opgeleverd , het levert er nog op; daar is nog een zegen in dien bijna gansch verrotten druiventros... Maar Neen! evenwel kunnen hunne gebeden niet flrijden. Beider gebeden worden daar, niet alleen, gelijk hier beneden , onderworpen aan — maar gerigt naa-jESus alleen verdienstlijke voorbidding... Beide ,wenfchen en bidden niet alieen , gelijk op de aarde, om den Geest, tot verootmoediging en bekeering; om de komst van jefus Rijk, ook zelfs in dezen weg; om den dierbaren Vrede- in Gods gunst: maar beide zien ook daar ten voüe en onbeneveld door , wiens twistzaak de regtvaardigfte is.... En kan ik dan. tan.oogenblik twijfelen , of beide zien in Neêrlands zaak die der weerlops vertrapte om'chuld; beuie trekken zig die aan; beider volmaakte heiligheid verfoeje de trouwloosheid, trotsheid, wreedheid, en roof. I . .1 Z"gt  ?ERTROOSI\ENDE OVERDENKINGEN. Hf „ligt onzer vijanden?.. Ze zien dan beide vertrouwend op God, die den verdrukten regt doet; ze bidden dat Hij dit op Zijnen besten tijd toone; ze verwagten, dat God, als Hij Zijn gerigtswerk in Nederland zal voleindigd hebben, dan ook t'huis zoeken, en door genade of ilraffen vernederen zal, de grootsheid des harte vandenBiitfchen Asfyrier, die nu, hoewel hij het zoo niet meent, een tugtroede in Gods hand voor ons is. (_*') Geluk dan Nederland ! al verliest gij voorbidders op de aarde , gij wint die in den Hemel 1 daar verzamen ze zig ! daar zijn ze in uw belang! en daar ze tevens in Jefus belang zijn, daar ze met Hem inftemmen, daar Hij met hen initem!; hoe kan het anders dan wel zijn? Ja, al maakte. God het regtvaardig nogduisterer; al liet Hij eenigen tijd het geweld zegepraalen; Hij zal het ten beste' keeren!.. Och wierd Nederlands vernedering voor God, en wederwijswording, daar door te wege gebragt!... Hoe het ga, in alle Gods wegen , ook mst Nederland, zal de Hemel, zal uw nahuys, Gods Heerlijkheid eerbiedig bewonderen... en wij zullen 't met Hem doen, Reisgenooten naar ons beter Vaderland ! als wij komen daar Hij is. Wiens nieren verlangen niet in zijnbinnenfle?wie roept niet hijgend uit: Gewiekte tijd! verhaast uw vlugt! En gaat vooruit, mijn lieve vrinden, Of volgt mij; 'k zal u wedervinden Daar, waar men dood noch fcheiden dugt!... (*~) Zie Jef. X. geheel... Dit hier heredeneneerde diene tevens tot ophelèi-dug van eenige regels in mijnen Lijkzang op Vader »sai*OBtV» M. I& Hz 1 ■ ■ '■  ii6 .vertroostende overdenkingen. ■ Zalige nahuys met uwe Egtgenoote! die uw geloof en hoop, als uitgediende wandelftaven , aan de Hemelpoort hebt nedergezet! wier' geloof nu in aanfehouwen, wier hoop in genieten veranderd is! .. . Maar wat zeg ik ? ... Neen! gij blijft, door een volmaakt geloof,: door-een onwankelbare hoop, nog groote dingen verwagten; grooter dingen in Waereld en Kerk dan tot hier toè gezien zijn... Maar vooral, gij blijft nog, op Gods trouwen waarheid, met Piulus, die groote zaak verwagten , met welker befchouwing gij affcheid naamt van uwe Amftelgemeente : den Zallgmaaker, onzen Heere Jefus. Christus uit den Hemel :. die ons vernederd lichaam veranderen zal, op dat hetzehe geijkformig warde- Zijnen heerlijken lichaame (5J!'... O welke groote dingen' deed gij- ons toen reeds hooien, ja door het kunstglas des geloofs zién! ... maar nu , nu g:j dat verheerlijkte lichaam van den gekruisten Godmensch van'nabij kent; nu gij gewoon zijt aan dien glans, die de zon tot eenen donkeren (lof klomp zou maaken!'—- b wat zoudt gij, kwaamt gij voor eenen oogenblik tot ons weder, ons nu daarvan zeggen kunnen! ... Dan , wat zeggen? .. \ 'Onuitfprekelijke woorden, die geen'mensch geoorloofd zoo min als mogelijk zijmuit.te fpreken ! — deze aan men-fchen te vernaaien; wier taal, uit niet dan aardfche denkbeelden beftaande, geen één woord heeft, om de heerlijkheid des Hemels in haar eigen aart en wezen uit te drukken!... Zwijg dan, mijn ziel! en bedeed alle oogenblikken die u van de aardfche bezigheden overblijven, aan het doordenken van deze woorden: Nu zijn wij 'i'd *tf.»J*.- .•-" >• «,' ■ ■ --'•■; . CS) riiil.m; 2», ai." C§§)' I Job. ÖI: *.  vertroostende ■ overdenkingen. IÏ7 kinderen Gods, en liet is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen ; maar dit weten wij, dat als Hij zal geopenbaard zijn , wij Hem zullen gelijk wezen, want wij zullen HEM ZIEN'GE LIJK HIJ j s. A A N GE Z IGT A A N A ANGEZl G T K E N N E N, CE LIJK IV IJ GEKEND ZIJN! Zaiige tuiHiiTS met uwe Egrgenoote !... Och ware ik reeds over den dood bij u !.. maar,, laat God mij nog lang op de aaide, het zij dan om te meer bereid te worden voor den Hemel.. . Onze liefde en vriendfehapblijft! wij zien elkander eens weder; om, niet als hier, nu en dan , maar onafgebroken — eindeloos — in het allerzaligde gezelfchap>— bij god — bij j esus — t' zamen te vfibkeéren! Zalige nahuys! wie zou u dan weder hier wenfehéh ? ... Neen ! geniet nu uwen loon!.. Geniet uien, in de eewige toeneming vaneen gansch zêer uitnemend eewig gewigt der Heerlijkheid!... Klim tot een' trap van uitmuntendheid in de zegepraalende Kerk, evenredig aan dien gij in de tlrijdehde had!. .. Ik kan niet meer. Hier laat ik mijn' waardTgen nahuys met zijn beminlijkè Vrouwe, En eindig mijn lievend herdenken vim hun bei"'hreïciijk fterven... Neen i in Gods weg nu berustend, leg ik mijn renre flegts neder ', Maar mijn gemoed zal beflendig, hevcnd aan nahuys ged.-iiken. Elk volg' hun geloof en hun wandel; en tot den jor.gften der dagen , Bewaare hun graf, in het marmer, dus hun gedagsnis in zegen: bf. grootje NAHUYS, en zijn waardige egtoenoot, GELIJKLYlK, elk tot sghrie , ge1roffen door oen d.o.oj}., zijn hier vereend in *t stof, hun geest in de f.nglhn Rl;ïl''^: draagt wijsheid , waarheid, liefde, en teder. kroost hiep. leed, de godvrdgt wijst naak. god, wien t heilig donker. kleedt, hoop ziet in de eewigheid, tot troost in 't ritter schreien. E I N D E- - H 3 HART-  ïlS BESCHAAFDE GEZANGEN HARTSTERKTE in JEIIOVAIL eerste zang, .Zroet gezelfcbap, dat met mij, 's Hemels Heerfcher, vrij en blij , Pleeg te loven met gezangen, In 't gezegend' Vaderland ; 'k Zwijg ook niet, fchoon nu gevangen, 's Hemels Geest ontziet geen band. 's Hemels Geest, dat dierbaar pand, 's Hemels Geest ontziet geen band : Hoor des Hemels lievelingen , Pauliis, en zijn Reisgezel, In de woede boejen zingen; 's Hemels Geest kent geen gekwel. Israël in Babels dwang, Weigerde, 't is waar, gezang: Waar men vergde 't heilig 'zingen, Onder godloos feestgejuich ; Dies zij liefst aan wilgen hingen , 't Eertijds vrolijk fnaarentuig. God is, boven 's Hemels boog, Schoon wij laag zijn , even hoog : Zitten wij in 't treurig' duifter, Nog behoudt dat eewig Licht, Al zijn gloed en al zijn luifter, Waardig onzen lof, ons dicht. Niets, ja min dan niets, zijn wij, Bij des Heeren alwaardij; Mag zijn eer te fchooner blinken , Hij doe 't al' dan wat Hij doet; Of wij drijven, of wij zinken, Wat Hij doet is even goed. Wij  VAN J. V A N L O D E N 5:T X l N, t\*\ Wij zijn niet dan voor den Heer ; Al ons hei! is in Zijn eer, En Zijn eer in ali' Zijn werken: Schoon Hij ons dan zinken doet, Nog past ons Zijn' dof te flerkcn; Wat Hij doet is even goed. Wijsheid zonder einde of paai, Zijn Gods wegen akeuiaal [ Zijn ze zuurheid , zijn ze zoetheid, . Ons gemoed zij altijd ftil , Want, de wezenlijke Goedheid, Maakt het goed, door dat Zij 't wil. ,, Kwaad!" zegt fomtijds ons gevoel; Maar die wijsheid mist hn-ir doei : Als wij eens de reden zagen, Waarom dus de Hemel koos, Onze wijsheid zou verbaren, Onze zin wierd ziitoeioos, Dikwijls meenen wij, Gods eer, Ware op andre wijz' veel meer, Dan op zulk eene , «ft te breiden: Maar wij feilen in dien vond ; Om dat, anders dan wij zeiden , In Zijn' Raad gefchrevcn ftond. Ondoorgrondelijke Raad , Waar in enkel Wijsheid ftaat ï Onbereiklijk hooge vonden ! Onberisplijk wijs befluit! Ounafpeurlijk diepe gronden! Mensch noch Engel denkt u uit! B 4 R*3^  TS# IISCIlliFDl tlUSOIï Raad ! waar door de hemel ftaat; En des aardbols wigt en maat, Wonder kundig afgereekend, Wonder kunfHg is gefteld, Eew en ftonden uitgerekend, Starrenheir en ftof geteld! Raad ! waar naa de hemel zweeft, En zig voedt wat is en leeft! Die de radren en de veeren , Van dit wigtig uurwerk drijft j Zoo dat, in hun talloos keeren , Niets verwart of agterblijft! Raad! ons lieven , zoo gewis , Waardig, als 't Gods Goedheid is' Wie zou oojt, om eigen voordeel, Wenfchen dat die keten brak? Wie, dat fchatten, in zijn oordeel, Ligter dan zijn ongemak ? Nutter ging geheel dit rond Dan één ftip daarvan ten grond!...; Hier verdwijnt wat oajt moog' blinken; Vrijheid , vrienden , rijkdom , ftaat!.., Laat het vallen, laat het zinken! Niets befta dan deze Raad! Zoet gezelfchap ! buig uw kniên, Dat de Hemel 't ons doe zien, JEn ons willen doe verdrinken; Tot wij met verwondering, In dien Oceaan verzinken, In vergeten, alle ding, HART-  VAN J. VAN" tOIISSTIIK, X» II ATI T STERKTE in JE HO VAR tweede zang.- w aar blijft daar het Vaderland ? Ja waar blijft die zoete band, Waar mijn maagen, waar mijn vrinden, Waar het vroom gezelfchap mij , jMeê te vargen en te binden Wist in zoete flavernij ? 't Scheen wel groot en van geVigt , Waardiger dan 't zonnelicht ; Maar het ziei - verdervend Eigen, Was daar in , en ongezind Tot dat Niets zijn zig te neigen, Waar in 't hart zijn ruste vindt. In dat heilzaam' Niets verdwijnt, 't Licht dat in de vriendfchap fchijnt; Daar verdwijnt mijn keus van blijheid, Daar mijn rust in eigen-huis, Daar de blik van gulden vrijheid, Voor 't genoegen in het kruis. Als mij in gedagten fchiet, *< 't Godiijk AI en 's fchepfels niet; Dan vind ik mijn hoogst vermaaken, Alles Gode toe te'ftaan, Al het eigen te verzaaken, Al mijn lust te doen vergaan. Alles komt den Hemel toe, Wat ik denke en fpreke en doe,. Wat ik hebbe of zal vermogen, Wat mij lief is, wat mij lust, AI 't begeeren mijner oogen, „ b k& Mijn genoegen en mijn rust, H $ Ri)  jat S.ESCIIAAFBK GEZANG IK Hij die alles fchiep uit niet, Eischt dat ai Hem hulde bied; Hij is de onuitputbarc ader, Hij is de aanvangloze fpring, jüe Oceaan , waar 't al te gader Uitvloejt, dat beftaan ontving. Wij zijn niets dan ftof en aard, En bij Hem geen ftofjen waard: Hoop, wat heerlijks'is te vinden In het gansch Heelal, op een; - 't Stofjen, zweevende op de winden, Heeft gelijke waardighecn. Alles help' mij dat ik 't niet, Zie van al wat fchepfel hietl Niets , ja niets , is 't fchepfel waardig! Vriendfchap, goed, vermaak noch eer! En wie noemt dit onregtvaardig ? Alle ding behoort zijn' Heer. Leent Hij oojt ons eenig goed, 't Is uit Goedheids - overvloed ; Hem te danken zijn wij fchuldig : Maar neemt Hij 't ons weder af, Niets te dragen ongeduldig : Want het keert tot Hem die 't.gaf. 't Gaat weêr tot dien Oceaan , Waar het eerst is uitgegaan! Wis, mijn heil is niet gelegen, In dat mij iets goeds gefchiedt; Maar dat ik de Goedheid zegen', Als de Heer het Al geniet. Heeft  VAN ]. VAN L O B IBS T £ I 3fï 11 Heeft de Hemel wat Hem lustj Dan is al mijn last gcbluscht' God is eindeloos gelukkig ï Dat is mij ; ik ruste, ik zwoeg', Ik zij vrplijk, ik zij drukkig; Altijd vreugds en heils genoeg. Ik ben niet dan tot Gods eer ; Krijgt Hij die, wat wensch ik meer? En die zal Hij, zonder feilen, Altijd krijgen, wat Hij doet; Zoo zal ik mijn heil bezeilen ; Door het kwaad en door het goed. Zit ik eenzaam, 't is mijn vreugd, Dat zig God om hoog verheugt, Waar Hem al Zijn Englen boven : Welk een gal men mij' ook biedt, Zoet is 't mij, dat God hier bovcn3 't Zaligst Godiijk zoet geniet. Foei dat ik , onachtzaam mensch! Heil zogt in mijn eigen wensch l God ontleert mij zulks regtvaardig! 'k Schat dan niets al wat men ziet, Hem alieen het alles waardig; Dit 's miin heil. of ik ken 't niefe HE»  BESCHAAFDE GEZANGEN HET VERHEVEN HART VAN EEN' G O D E - L E E V E N D' CHRISTEN. G rootmoedig hart, dat alles overfchrijdt; Dat van deze aard'ten hoogen Hemel ftapt; Trapt op bergen, En rotzcn als vlakten: Stout als de reuzen, Zonder herreltwist. Des Hemels licht leert tl, des Hemels glans, En wat daar is, van binnen door re zien ; Wat den wijzen , Verftandijen blind is, Hun in de letter, Diepverborgen blijft. De Wijsheid zelf, dat eewig grondloos diep , Die Oceaan van Goedheid zonder peil, De Beminlijke, Oneindig genoegzaam; Toont aan uw oogen, Hier zig ongedekt. Een' aardfch' Monarch naar 't oog Tien is te klein; U lust alleen den Schepper , 's Hemels Heer , Met des. Hemels Volmaakten te dienen: Dit is uw glorie, Waar verheven ziel! Een Opper-vorst van *t waereldrond te zijn , Het kostlijkst dat de rijke Ganges fchenkt. Lust die 't laage Gemoed kan verleiden; Schijnt wel begeerlijk , Maar is u te klein. Het wezenlijke, ert zelf de Wezenaar, Waarvan het fchoonfte en rijkfte een beekjen is; Wai? een beekjen !... Een druppel! een fchaduw!, .. 't Opperfte Wezen; Dat is zelf uw deel. Gij kent geen dienst, geen Iaage flavernij, Geen lust brengt u meer onder zijn gebied ; Gunst van menfehen , Noch eere, noch fmaadbeid , Noch uwe wijsheid: Neen! gij ftaat te hoog. Der  VAN J. VAN li O D E N S' T 2 I N. Der reuzen trots was, rotzen van 't gebergt' Te fcheuren . en te rtap'en op elkaar; Ötnsvan ISabel, Gods Troon te beftormen : Dwaaze verbeelding! Nutteloos gewoel! Maar gij gebiedt de bergen u tot hulp; Zij liaan ten dienfte op uw geloovig woord, Om u zeiven , Uw fchroomiijkften vijand , U te onderwerpen, Tot uw eewig heil. Thans word gij noojt meer door uw' wil. ontrust, Gevijzeld toe dien top, om zijn gewoel In 't oriwrfkbre Befluit te verliezen: Zalig dit «.erven, Daar gij eewig leeft! Wat is te ftéil voor uw zoo hoog gemoed, Dat niet door u , maar door den Hemel werkt? Gij laat laage Gemoederen kreunen , Gij grijpt het fteilfte, Zonder kommer aan. Is Simfom niet, is David niet uw beeld? Zoo min als hen verfchrikt u Reus noch Leew: Daar geen deugden, Zoo hoog en zoo zwaar zijn, Tot wier bctragting, U 't geloof niet heft. ó Zalig Niet! ^.edelmoedig Niet! Daar ge in uw oog een niet, een ftofjen blijft: Ja naa waarheid! Maar, ziel! deze waarheid, Maakt u veel hooger, Dan de hoogfte Vorst. Groothartig Niet, dat zich verachten kan! Den Hemel bid ik om geen boogre gaaf: Dat ik niets ben , Plij Alles alleen is, Dit 's mijn genoegen: Niets verlang ik meer. " E T  ■jÉSe BESCHAAFDS GE.ZANGEH HET ONEINDIG LICHT, WOONENDE IK DE DONKERHEID. O Heilig! Heilig! Heilig Licht! 6 Wijsheid , nimmer naa te fpooren ! Die 's menfehen wijst en fcherpst gezigt, Bedwelmt, ma?r Englen kan bekooren: Ik buig met ootmoed mijne kniën, Dat zig Uw Goedheid mijwaards keere; Mij geve, dat'ik , zonder zien, U aanbidde en godsdienstig eeie! Uw knegt ( § ) ging in de duisternis; En daar alleen waart Gij te vinden, Wiens woonplaats in het donkere is, Om aller fchepfien oog te blinden. Gij zijt een Licht, en woont in "t Licht: Maar welk geen menfehen nadreö kunnen ; Waar voor het oog, boe feberp ook , zwigt, Als Gij 't van verre een' blik wilt gunnen. ó Blindheid! zaslger donkerheid , Dan 't kostlijkst licht in 't aardfche leeven! Wie zou niet, dankbaar en bereid , Zijn vleeschlijke oogen daar voor. geven ! Mijn rechter oog, zoo rasch 't mij neeg Tot ergernis, moest ik verblinden; Maar dan is ook mijn flinker veeg , Wil 't hier het zien zig onderwinden. ó Zaaige'dwaasheid! daar op de aard', Wat wijs is, zig in moet verliezen: Hij is alleen de Wijsheid waard, Die deze dwaasheid kaa verkiezen. Als (§) Mofes ExoiJ. XX: ai.  VAN.J. VAN LODEN S.TEIH. ÏSJ Als mij des Heeren Wijsheid doet De reden zien van hare wegen , Dan dankt Haar mijn verblijd gemoed , Het prijst die, maar het fpreekt niet tegeD : Maar ook, als dit Haar niet gelust, Dan prijs ik blindlings al haar daaden; En daar in vind ik meerder rust. Dan in naar reden blind te raaden. Wat peilt een fchepfel 's Scheppers werk, Of 't reedlijk is en 't wit kan raaken? De Schepper is zoo wijs als flerk: Dat Hij het doet kan 't reedlijk maaken, De Hemel werke wat Hij wil; • 't Zijn de eewig - wijze Raadsbefluiten, Die Hij volvoert: zwijg, fchepfel, fl.il; Sluit uwe reên en wijsheid buiten. Tel op uw vingren vrij, wat regt, Wat onregt zij in 's Heeren daaden; En luister wat uw reden zegt: ,, Dat baat de Waereld ; dit zal fchaden." 6 Dwaaze mensch! voor dezen was Ik ook zoo wijs; maar toen Gods trouwe Van deze wijsheid mij genas , Stond ik^die dwaasheid af met rouwe. Eerst dagt ik; 11 was mijn Hemel, vas Gods doen de reden aan te wijzen : Nu is 't mijn Hemel, als ik kan, Al zie ik niets, Zijn Wijsheid prijzen.  ''BS BESCHAAFDE GEZANGEN VAN Jv VAJS LODENS T EI N. Ja; prijzen, prijzen, is mijn pligt; Niet vragen of het goed of kwaad is ! VVac Kan her. anders zijn üan Licht , Dat de uitvoer van des Hemels Raad is? Wat doet de zaalge Geestenfcbaar, Al juichende door Kdens dreven: Dan prijzen, 't gten door de uitkomst haat Wordt van dien Raad te zien gegeven'{ 'k Heb zoo veel bezigheden met De Wijsheid b:indlin^s dus te nrijzen, Dat mij de tijd ontbreekt , zoo net , Wat goed of kwaad fchijnt, aan ie wijzen. God fchiep mij enkel tot Zijn eer; Niet tot een rigter Zijner werken; Blijkt mij de reden niet, te meer Kan ik mijn eigen dwaasheid merken. Kortom; toont mij de Hemel oojt, Van iets't waarom, i& zal Hem roemen; En werk en reden , beid voiioojd , Al prijzend, Gode-waardig noernea: Maar weet ik 't niet , wijl 't nogihands uit De Goedheid komt, is 't goed te noemen; En wijl het uit de Wijsheid ipiuit -,< Ais onverbeterlijk te roemen. - Wie is 't die dan niet billiik febat, Daar onze reden niet dan waan is, Gods doen te priizen, meest om dat Het door de Wijsheid zelf gedaan is'  N A B E R I G T. D aar welligt eenige bijzonderheden der /peiling de aandagt van Taalkenneren zullen trekken, oordeel ik iets daarvan te moeten zeggen; doch met de minst mogelijke woorden, alzoo deze plaats niet gepast is voor eene uitvoerige taalkundige verhandeling. Ntojt voorheen met opzet, noojt verder dan door oplettend afzien van goede Schrijveren en Dichteren, mij op de Taalkunde gelegd hebbende, was tot voor een paar jaaren, mijn /peiling meest gelijk aan die onzer niew berijmde P/almen: federt egter heeft meer dan één ongezogte aanleiding mi] gefpoord , en zelfs genoodzaakt, opzetlijker werk daarvan te maaken; mijn geliefde NAHUYS, die ook hier in zoo groot was als in al het andere, was daarvan een der voornaam/ie oorzaken... Intus/chen kwam ik, even daar door, in een" zekeren maalflroom aangaande eenige bijzonderheden; gelijk kundigen zullen gemerkt hebben uit mijne laatst uitgegeven Dichtjlukjens; in welke, fchoon ik in elk afzonderlijk ftuk tragtte mij zeiven gelijk te z>jn, egter cenig verfchil is , niet alleen met mijne voorige fpelling in mijn Prijsvers en elders, maar ook zelfs onderling. Die bijzonderheden heb ik nu gepoogd tot vaste regelen te brengen, komende voornaamlijk uit op deze vier: ( i ) Betreffende de enkele en dubbele klinkletters. Dc meeften z^jn het eens, dat die te verdubbelen in alle woorden welke, in lénig geval, eene verdubbeling aannemen, al te overtollig is; en aan de andere zijde , zulks nergends tt doen, dan daar de enkele eene verwarring in de uitfpraak maaken zoude, in veel gevallen tegen deji aart der taal aanloopt: maar de regels om een' middenweg tusfehen die beide uiterften te houden, zijn, of zeer willekeurig, of ontleend 1 hei  i3c NABERIGT. het zij uit vreemde, het zij uit geheel verouderde talen ... Met hulp van eenen zeer waarden en kundigen vriend, heb iknu tot dien middenweg, deze, zoo het mij voorkomt, aller■ eenvouwigjle, gemaklijkfle, en in onze tale zelve gegronde regelen gevonden. (§) a. In alle mannelijke en onzijdige zelfjiandige naamwoorden, het meer—naa het enkelvouwige te fchikken, O v. zoon, den zoonc, zoonen) maar in de mcefte vrouwelijke , welke willekeurig laten om te Jchrijven (6. v. zaak of zake) in het meervouwige den enkelen klinker te gebruiken, (zaken) en dit beide te laten doorgaan in alle woorden daarvan komende. b. In de werkwoorden: alle die met dubbele klinkletters, inden onvolmaakt voorleden tijd, regelmatig verbuigen ( b. v. leeven, leefde) altijd met dubbele, en alle die in de gemelde tijdvoeging de klinkletters op eenige wijze veranderen (b. v. géven, gaf: fchrijven, fchreef, fchreven) altijd, ten zij deuitfpraak verdubbeling eischt, met enkele klinkletters tefchrijven ;... Met uitzondering ; in't eerfte geval, als het werkwoord afftamt van een naamwoord met een' enkelen klinker (b. v. loven van lof) in 't laa'fie geval, nis het komt van een naamwoord met een'onverwisfeMren dubbelen klinker (&. V. loopen, koopen , ophoopen, in onderfcheiding van hopen, komende van het vrouwlijke naamwoord hoop of hope.) c. In allerlei andere woorden: de buigingen het oorfpronglijke, en het meer-het enkelvouwige te doen volgen; uitgezonderd de bijvoeglijke naamwoorden in baar en zaam uitgaande , van welke allen (behalven openbaar) Ut bare en zaïne ajleide, als zeer kort in de uitfpraak zijnde, gelijk ook aangename, dat veel korter is dan (5) Indien ik de rpelling van ae verkoos (_maar dan moest men cok ue fp'llen~) }k zou daar in deze regels niet volgen , maar de enkde a en u volfirekt dvorhouien , tot de uitfpraak de verlenging door de e noodzakelijk maakte.  NAB ER IGT. 131 dan vooraaarne,bekwaarne enz. Deze reden geldt ook in zulke zelffbandige naamwoorden als Zondaren, Leeraren enz. ook in hare. (2) Aangaande de g en ch, verkieze ik, in alle gevallen waar in dit twijfelachtig is ,degte gebruiken; behalven in eenige woorden die eene zeer fcherpe uitfpraak eifchen ( b. v. fchicht) en noords ter onderfcheiding, zoo veel doenlijk is, (want ik weet dat men 'door dit middel die niet allen kan ontwijken) van gelijknaamigs woorden, in welke ik dan ook dat onderfcheid door alle afleidingen heen doe hopen (b. v. om dat acht, van agc 8 , onderfcheiden wsrdt, fchrijf ik ook achting enz. ) ( 3 ) De uitwerping van alle drieklanken ah overtallig, is een opmerking welke ik reeds lang bij mij zeiven had, doch bij gebrek Van gezag - hebbende voorgangeren niet durfde gebruiken: maar nu mijn NAHUTS mij voorgegaan is in zijn werk over den brief aan de Phüippenfen, heb ik eindelijk bejloten hem daar in te volgen. Hier uit vloejt de/peiling van naaw ,eewig , riiew , gezaajd, blocj, oojt, £72 dergelijke : in zulke gevallen als de 3 laatfle, heeft mende oude y veranderd in den klinker i, maar men doe het in den medeklinker), enmen zal zien dat die, in de werkwoorden zaajen, bloejen enz. dezelfde plaats in alle buigingen behoudt als alle andere medeklinkers in 't midden der werkwoorden — De ij welke fommigen nogin"die gevallen gebruiken , komt mij even overtallig voor als de u in de eerfte gevallen agter aa, ee, ie, enz. (4) De onder/cheiding van, na dien dag, ma dien regel, naar die plaats, ben ik ook aan NA HUTS /huldig : het laatfle geval is zoo wel. onderfcheiden van het tweede als van het eerfts; 'in het wel volgen van eenen regel nadere ik dien niet meer, maar Wjve daareven naa bij. - Zo gebruik ik als indien., en zoo als gelijk. Ia W*  i59 NABERlG T. Wat het onderfcheid maaken tusfchen ij m y betreft: de y op het einde der ivoorden zou ik afkeuren, ik hoor geen verfchil in den ■klank van mij en mijn — in den uitgang lijk, ter onderfcheiding h.v. van ongelijk en onmogelyk , heeft het zekerlijk meer reden; egter kon ik ook nog niet befluiten dit te volgen. Ik zou nog iets kunnen zeggen, omtrend de buiging der bijvoeg' lijke, voor onzijdig zelfjïa?idige naamwoorden , en eenige kleiner bijzonderheden; maar ik acht het gezegde genoegzaam, doch zoo veel eek noodig, om hiervitn aan des kundigen eenige rekenfehap te geven: alzooik deze regelen, welke ik meen ten deele niew te zijn, in dit Stukjen voor de eerjle maal gevolgd heb; evenwel meer in het befchaaven dan in het eerjle opjlellen, deels door mijne aandoeningen, deels ook door dien ik dezelve toen nog niet met mijnen vriend tot een vast Jlelfel gebragt had; en van daar is 't dat men , in 'f begin , mg eenige, doch weinige, ingeflopen onnauwkeurigheden hieromtrend zal vinden; de meejle in oojc en noojt, eenige meden wereld voor waereld, 2 maal ch voor g, 2 maal aen voor aan. Behalven deze, zijn de volgende DruKfeilen te verbeteren: Bladz. 7. rcg. 5. ftaat ? moet zijn : •■■ 10. 16. ten moet zijn ter . 2a. I. TU, moet zijn Ik i« as. 5. het Godiijk Schrift moet liever zijn de Godlijke Schrift » 36. 8. ! moet zijn ? . 40. 13. eenen moet zijn een _ 41. 15. — de fleutel moet zijn den fleutel . . 47, 18. hetzelfde moet liever zijn denzelfden . 48. boven aan , ftaat 84. . 13. dagelijkse!] moet zijn dagelijks . . — 14. — doof moet zijn doof ■ 6|. 11. doen Gij het mij doe moet zijn dos G.'j het mij doen —— èl. 1. de moet zijn den cja. 10. verzekert moet zijn verzekerd — 114. 10. — biddden moet zijn bidden  By den Uitgever dezes zyn de volgende WERKEN gH drukt ef in getallen te bekomen: H. van Lis, verzameling van twintig oefeningen over verfcheidenKeurftorTenzodes0.alsN.Tefi:amentsi!i4to. 33:3 Nieuwe Verzameling van eenige Oefeningen ,■ in 4to- . _ . . . . a 2 : 10 NB. 'c eerde is bijna uitverkogt, en wordt niet meer apart afgelevert. B. Smytegelt, des Christens heil en cieraad , voorgefteld in vyfenveertig Predikatiën over Philipp. IV: 7..en CoII. I.: 22. in 4to de vierde druk. . . . , a 2 *: 10 C. Bodaan , Leereder Waare die naar de Godzaligheid is, waar agter, de Opftanding der twee getuigen, nevens de Plicht der dienaaren, en de kentekenen van den Staat der Natuur cn deiGenade, 410. 2 deelen. . . . a , . . G. Saldenus, dedroevigfte Staat eens Christens, en een Christen vallende en opftaande, in 8vo. ' . . a - : 12 P, Doddridge, Capernaums Schuld en Oordeel, in een Boetpredikatie over Matth. XI: 23. en 24. de tweede druk groot 8vo a - : 8 J. C. Lavater , Hiftorisch Verhaal van de nookgehoorde Gruweldaad te Zurich, door bet vergiftigen van den Wijn des Iï. Avondmaals, benevens twee Redenvoeringen daar over gehouden, gr. 8vo a - : 12 T. Wïtcócks, Een uitgelezen druppel Hotaigs uit de Steenrotze Christus, of een klein woord ter vermaninge aan alle heiligen en zondaars, waar agter een gemeenzaam gefprek over de vrye Vergevinge der zonden, in groot 8vo, tweede druk. . . . . . m a - : 0" De nuttige Huis en Bijbelfche Almanach, waar in', benevens'al hetnoodige tot een Almanach behoorende, gevonden wordt niet alleen een handleiding om de Jeugd tot kennïsïe van da Heilige Hiftorie en Landbefchryving op te leiden; maar ook om dezelve te ftichten, enz'. Dit wordt alle Jaar regulier uitgegeven, en is ieder ftukjen verfierd met XÜ. Bijbelfche Konfttafreelen, en derzelver dichtmatige verklaaringen: reeds 17, agtereenvolgende Üukjes zijn hier van in het licht, en zijn alie | by een of ieder afzonderlijk te bekomen, a 12 11 in IranTc-he b. 20. ft. fchildp. b. 2j. ft.en maroquin. <ïo ft. Kern der Godlyke Waarheden voor de Jengd, in extra klein Formaat, mee 9 fraaje koperen Plaatjes, zeer gefchikt tot Prezentjes voorde kinderen, a 7 ft. in franfche banden 12 ft raaroquin 16". -ftuiv. De  De School der Deugd, Of de weg tot een gelukkig en voor* fpocdig Leven, zeer gefchikt en reeds gebruikt ter prijzen voor de Jeugd , in 8vo.'| . ■ • a Vj 11 J. H. Wefterhff, Bevcstingredcn van den Wel Eerw. Heer 'p Broes, in 410. - " • • • >■■ '•• a u '• 9 ? Aardens, Lijkzang op het Affterven van den Wel Eerw. Hetr 1 H. WesterhofF. . . ■ ' ;■ ' V : 3 ? V. P'W, Nuctig Huisgebruik, of ftichtelyke Gebeden en Gezangen voor Huisgezinnen en byzondere Perfoonen, ongemeen nuctig door deszelfs beknoptheid en Klaarheid, m F^Ridderus', de Èigenfehappén en groote aangelegenheid van 'eenen Opperbevelhebber, zo te Water als te Lande, m tijden van Oorlog , enz. Nieuwe en verbeterde Uitgave: een allernuttigst Werkjcn in deze Dager., in gvSvo. a • : 12 Opwekking aan alle belijders van den waren Gereformeerden Godsdienst, en Aanmerkingen over denzclven, 2^ltukken Redenen Schriftmatig Betoog,' dat'de Leer van de algemeen^ aanbieding der Zaligheid, overeenkomstig.s met Gods Wooid en de teer der Hervormde Kerke, gr. 8vo. . a - .. 10 ? van Loder.Jlein, over den Sabbath, in 8vo. . . a - - 15 T c Kempis, Navolginge van Christus, m lamo, . a - : ia 4 Koelman, Pra&yk der Godzaligheid, waar agter, de Altoosduurende Plicht van een Christen, m i2mo . a - . 4 " • . Natuur en Gronden dcsGeioofs , in i2mo. a - : 8 . Veertien Beftieringen, omtrent de oefeninge der Ric^f^^Ster Wonderwerken van jefus Christut Sm mS: dit werk is van zeer groot belang om de Schijng «nden van 't ongeloof te keer te gaan , ,s groot 6Xo bladz in 8vo, voor den genngen prns van . a 1 - 4 r CMohr, Brief aan den Schryvcrvan den Denker, ter beantwoording van zyn Ed. Vertoog No. 395■ • ; ' a : ■ 3 Ontzaglyke doch Nuttige Befchouwinge by c banden van den Amfteldamfchen Schouwburg, de Zesde druk, in Syo-^ ^ Tróostftoffe op 't óverlyden van den M*£$g& STpgewek't by \ Gebruik'van d| 3^ GeS^^Ss wónderen, der Bevestiging en Intrede van den Wel Le.w Heer Godgewyde Nederlandfche Diehteren J.E. Voet. . a - . 5  'j. C. Mohr en J.van Laar, Tweetal Lijkzangen, ter ge'dagtenisfe van den gezegenden Evangelie - dienst , en het betreurde Affterven van den Wel Eerw. Heer R. Perizonius, in gr. 8vo. . • • • a - $£ . - • • By het Affcheidvan den Hoog Eerw. Heer G. J. Nahuys , geroepen tot Hoogleeraar in de H. Godgef. en Kcrkel. Gefchiedenisfen te Leyden, gr. 8vo. . • • • a " •' 5 .— . Amftels Sion getroost, door de blyde inkomft onzer drie jongde Leeraars, de Wel Eerw. Heeren G. de Haas , A. F. v. d. Scheer en T. Kloppenburg Perizonius, in groot 8vo a - : 4. G. Voetius , Twistreden over de Schouwtoneelen , de 2de druk, met een Voorreden , door J. C. Mohr , in 8vo. . . . • • . a ■ : 8 C. C. L. Hirschfeli, de Winter, een Zedelyke Befpiegeling , in 8vo • a - : 14. if. Pieierfon, Aanmerkingen over 't misbruik der Letter V. in groot 8vo. . . . . . . a - : 6 F. de'Hias, Verheerlykt en Vernedert Portugal, nevens een verzameling van verfcheiden Gedichten met Platen , en 't Poürtraic van den Dichter, door J. Houbraken, in groot '%zo. Ï-A 366» . . . . a'S * -' dito groot papier. . . . . . a 5 :- J. van vondel, Virgilius Maroos Werken inProfa, 4to. 83:'c zelve op groot papier a 3 : 10 . > de Heerlykheid der Kerke , in 4to, . . a 1 : - . Heldinne Brieven met 't Pourtrait, 4to. a j : ■ . Horatius Lierzangen , 4to. . . a 1 : - Een eigen Gefchrift Davids, op nieuw b'erymd om by. de Nieuwe Pfalmen te voegen. . . . a - : 1 jf Verbrugge, Examen van Land en Zee Chirurgie, de tiende druk, vermeerderden verbeterd door J. D. SchHchting, in 8vo. . . . . . . a 1 : i5 O. Ackrel, Heelkundige Waarnemingen , vertaald, en met by» voegzelen vermeerderd,doorE.Sandiforc,ingroot8vo.a 1 ; 14 S Sharp, Oordeelkundige Aanmerkingen over de tleelkunde en 't behandelen der Operaticn, benevens de Inftmmenten daar toe dienende, met Platen, in groot 8vo. ..32: 10 E. Sandifort, Heel en Ontleedkundige Verhandeling over eene Slagader-breuk in de groote Slagader, uitwendig open* geborften, met Platen, in groot8vo. . • . . a - : 10 J. G. Kruger, Proeve eener Verhandeling over de Leer der Zieie, en deszelfs vermogens, op de Reden en ondervinding tieunendc, in groot 8vo. . . . . a 1 - 16 w. mid-  iV. Wildrickt Ernftig doch tefFcns fcherfend onderzoek over de oorzaken der Kinderpokjes, Mazelen, Loop, Roode'.oop, . Schurft enz. in gr. 8vo. . . . . a i : u> Generale Keuren en Ordonnantiën van de zes Hoofddorpen van Waterland, als Ransdorp» Zuiderwoude, Landsmeer, Zuntlerdorp, Broek en Schellingwoude, met den aankleven van dien, in 4to. . . . . . a - : 12 Engelfche Nationale Koopman, in gr. 8vo. . a 1 : - H. Spilk , Befchryving van een nieuwe manier om MolenAsfen en Molen Roeden van meerder fterkte en duurzaamheid, cn tot minder kosten, te maken als volgens de gewoone manier &c. met een Afbeelding in 't koper , verbeeldende eene Molen met deze Nieuwe As en Roeden, in groot 8vo. . ' . . . a - : 10 ■ !— Verhandeling over de Zwemrokken , of Bericht van een Middel om Schipbreuklijdenden voor verdrinken te behoeden , gr 8vo. . . . . a - : 7 Brief aan een Vriend, behelzende eenige Aanmerkingen over zeker Project van een Ordonnantie voor de Kamer van De-, foiate Hordeis binrjen Amfteldam, in groot 8vo. . a*- : 14 Gepaft Wederantwoord aan den Schrijver van 't kort Antwoord op zeker ProjeóL, enz. . . . a • : 4 Bylage, zynde een brief van den Advocaat Noordkerk over dat zelve Sujet. . . . . a - : 6 Bulla in Coena Domini van Paus Leo X. met aanmerkingen van M. Lutherus , in gr. 8vo. . . a - : 10 jf. J. Orlers, Befchrijving van Leyden, nieuwe druk, in drie deelen, met verfcheiden Platen vermeerderd, in 4to. a 4: • Leven van StaniflausLeczinski,Koning van Polen, 2 deelen, in 8vo. . . . . . . a 1 : 8 ■ van Ferdinand de Toledo, Hertog van Alba, 2 deelen met platen, 8vo. . . . . . a 1 : 16 Fritfms, HiftorifchePhilofophifche &c. Ruft-uuren, met platen, in 8vo. -. . . . . a 1 : - De Gevallen van een Vrymetzelaar, door hem zeiven befchreven, 2 deelen, 8vo. . . . a 1 : 18 Nog is bij den Uitgever dezes gedrukt en te bekomen, eenen Bundel van 23. Lijkzangen , op het affterven van den Hoog Eerw. Heer g. j. nahuys, uitgegeven onder het opzigt en met een Voorberigt van den Schrijver van dit Werkjen, kunnende bij hetzelve worden gevoegd: kost 12 (tuiv. en op best papier 16 ftuiv.