ANTWOORD op de V R A A G, door de MAATSCHAPP Y, TER BEVORDERING FAN DEN LANDBOUW, TE AMSTERDAM, VOORGESTELD Om, naar aanleiding van de door de Maatfckappy uitgegeevene Verhandelingen , en wel byzonder naar het gefchetfte Plan vati JOACHIM FREDRIK MULLER te vervaardigen en uittewerken Het derde deel van een Landbouwkundig Schoolboek 3 enz.' door HENDRIK P O N SE, Huisman te Geervliet. Aan welk Antwoord de Gouden Medaille en bovendien twintig Ducaaten zyn toegeweezen.   LANDBOUWKUNDIG SCHOOLBOEK, derde deel* ■eerste zamen spraak* Over de Veeteelt in H gemeen, en die der Runderen in by zonder» Landm. Onder de benaaming van Veeteelt verftaan wy die bezigheid, welke beltaat in het doen vermcenigvuldigen , voeden en oppasfen, van alle fuorten van voordeel aanbrengend Vee: en daardeeze bezigheid wel voornamelyk ten oogmerk heeft het verkrygen van de verfchillende foorten van nuttige voortbrengfels van het zelve, door welke niet alleen de Boereftand, maar genoegzaam het gantfche menfehelyke geflagt levens-onderhoud,voedzel en dekzel bekomt — zullen wy de verzameling en bereiding dier voortbrengfels mede onder die algemeene benaaming bevatten: en dit onderwerp dus in twee voornaame Afdeelingen behandelen : beginnende met de teelt dér Runderen. Zoon. Zeg my eens vóór af, welke byzonderheden gy onder elk der door u opgegeevcn dee* len der Veeteelt wilt begreepen hebben? A Landm*  ft Landbouwkundig Landm. Zeer goed. — Tot het doen vermuttigvuldigen behoort de kennis van de goede hoedanigheden van het Vee; de tyd op welke men het tot de voortteeling toelaat — de hulp welke men by de verlosfing kan toebrengen. —— Tot de voeding, het opvoeden van het jonge Vee, inzonderheid van de jonge.Kalveren; het toedienen van voedzel, vooral in den winter; de inrichting van de (lallen, zo tot voordeel voot het Vee als tot verzameling van de mest. Tot de oppasfing behoort het rein houden van het fe*.— voornamelyk het voorkomen, of geneezen van de ziekten, waar aan het onderworpen is. Zoon. Gelyk brengt zyn's gelyken voort: leer my dus eens, welke hoedanigheden de Runderen behooren te hebben ? Landm. Ten eerften - Schoonheid is een der vereischten. Ten tweeden — datzy, vet geweid wordende , zwaar kunnen tveegen. Ten derden — dat de Koeijen veel goede melk gee ven.De eerstgenoemde hoedanigheid ontftaat uit de evenredigheid en nette famenvoeging der deelen, uit welke het Rund beltaat. De tweede uit de grootheid en gevoedheid van die deelen. De derde uit de geIteldheid van die deelen, welke tot deformeering en verzameling van de melk gefchikt zyn. De gronden, waar op het Vee gevoed wordt, brengen tot deeze hoedanigheden veel toe. —-'Er is, over het algemeen , een kennelyk onderfcheid tusfchen de Groningfche , Friesfche , Noord- en Zuidhollandfche, Zeeuwfche Koeijen. De Veehoeder kan derhal ven alleen zyn vlyt aanwenden, om Rundvee te teelen, 't welk zo veel goe-  Schoolboek*, jj goede hoedanigheden heeft, als d'e grond, waarop hy het voedt * hem kan opleveren (*). Zoon. Welke hoedanigheden behoort het Rundvee te hebben ? Landm. Het hoofd van een Rund moet niet te kort en te vleezig zyn; het voorhoofd moet breed wezen , de oogen groot en levendig, de hoorens moeten dun en een weinig opwaards fraai gebogen zyn, de ooren groot en Üerk, de hals niet te lang, de fchoft en fchouders breed, de borst laag by den grond , de lendenen regt en wel aangevult, doch niet dubbel ofte vleezig, het lyf rond, het kruis niet te breed van beenderen, het ftaartbeen niet zwaar, een weinig naar het kruis verheeven, en agter op de hysbeenderen wel fluiten, de heupen fyn en plat, de billen moeten agter en aan de zydenregt neergaande en niet te vleezig zyn, de ftaart fyn en lang, zo dat het laagfte wervelbeentje op de hak kan reiken, van een goeden pluim voorzien» de beenen moeten fterk zyn, regt onder het lyf ftaan, de huid dun, en los op het lyf liggen. Van een Os moet het lyf zwaar, een Koe daarentegen niet dikbuikig zyn. ■*- Een breed voor. hoofd, fraaije hoorens , regte lendenen , fynheid der heupen, en van den ftaart, zyn hoedanigheden, die betrekking hebben op de fchoon* heid, en zyn dus-minder voornaam als breede fchouders, zwaare borst, en breede lendenen, wel- (*) Zie over de hoedanigheden vim het 'Rundvee, de Verbande* iing van G. Reinders, te vinden in het DercteDeeis eeifte Stuk van de Verhandelingen van dë Maatfehappy wj bevejdering vta siert kaflflbeuw te Amftenlsig» A %  4 Landbouwkundig welgevoedde heupen en billen: want een Rund,, dat fmal van fchouders, eng van borst en feherp van lendenen is, afhangende heupen heeft, is niet alleen onaanzienlyk, maar kan ook niet zwaar weegen. Zoon. Waarom moeten de lendenen en billen niet te vleezig zyn ? Landm. Als de lendenen en de billen te vleezig zyn, wordt het ligchaam vnn een Rund daar door gelyk aan dat van een paard, en dit is een wezentlyk gebrek. Men noemt zulke Runderen Paarden of Varkens Billen. Zy kunnen zwaar weegen, maar worden nooit vet. — Zullen ook geen goede melk-geevende Koeijen worden. Men moet daarom zulke Kalveren nooit opvoeden, en boven alles een Stier vermyden,diedeezekwaade hoedanigheid heeft : te meer nog , om dat de Koeijen van zulke Kalveren zeer bezwaarlyk verlost worden. — Zoon. Zyn groote en levendige oogen, groote ooren, een dunne losfe huid, en dat een Rund agter wel geflooten is, en een langen ftaartheeft, ook voornaame hoedanigheden? Landm. Groote levendige oogen en een losfe huid , zyn kenteekens van werkzaamheid , gezondheid , en groeizaamheid. Een Koe, die agter niet gefloten is, kan een Brul of Brommer zyn, of ftaat bloot om het te worden. Een Koe , die een korte ftaart, dikke huid en kleine ooren heeft, zal doorgaans niet veel melk geeven. — Zoon. Zyn 'er niet nog meer tekenen, waaraan men dit kan waarncemen ? Landm.  Schoolboek. 5 Landm. Ja. Deeze zyn, dat de lendenen van de Koe een weinig doorgebogen, en de kuiltjes, die in den voorkant van de agterbeenen, tegen ■ over den frneerfchyf, jjf het lit boven de waai gevonden worden, diep zyn; dat de meikaderen, dat zyn die, welke van het Uijer onder langs den buik naar de voorbeenen loopen, groot en zigtbaar, en de kuiltjes, door welke die naar binnen gaan, wel geopend zyn; voorts dat het Uijer agter wel geklooft, en voor breed zy. Ook moeten de. kwartieren zig even groot verwonen, en de fpeenen wyd van" een liaan. Dit maakt het Uijer onder breed en wel gekloofd Koeijen, welker Uijer een kegelvormige gedaante heeft, zullen niet veel melk geeven: ten minste zyn deeze niet zeer aanzienolyk. Zoon. Brengt het hair van een Rund ook iet» toe tot de meer of mindere waarde ? Landm. Het hair dient het Rundvee voornaan melyk ter verwarming. Daar nu de witte couleur de lichtltraalen afwyst, volgt, dat het witte hair het minste ter verwarming gefchikt is : gelyk ook indedaad de withairigen het eerst en meest door de koude aangedaan worden. Die witte lendenen hebben kunnen ook weinig koude verdraagen en zyn daarom ook af te keuren. — Vaalbont, vooral kroeshairig, is mooi en goed Vee: dan men moet letten,dat ze een witten pluim aan de Haart hebben. Zelden toch krygen zy een goeden vaalen pluim.Blaauw-bonthairigen zyn niet teverwerpen.-Ondertusfchen komen daar veel withairigen van voort. Dit is zo niet met de zwart en roodbonthairigen. Deeze zyn daarom meer geacht. De zwarthairigen kunnen de meeste koude wederiiaan, om dat de A 3 zwar»  6 LA NDBOUWKUNDlg. zwarte couleur de lichtftraalen niet te rug ftoot. — Zoon. Welke zyn de tekenen, waar door men den ouderdom van het Rundvee kan waarnee. men? Landm. ■ ■»■■ i. De tanden en de hoorens. Tegen dat het drie Jaaren oud wordt wisfelt het de middelste. Krygt tanden in plaats, die veel grooter en breederzyn. Als het uitgewisfelt heeft is het vier Jaaren oud. Dan tekenen de tanden niet meer. Op het vierde Jaar zal een Koe twee Kalveren voortgebragt hebben, — en heeft dan, digt aan het hoofd, twee kerven op de hoorens. Deeze kerven vermeerderen naar het getal der Kalveren, die de Koe voortbrengt. Daar door kan men den ouderdom vaii de Koe, en het getal van de Kalveren, die zy voortgebragt heeft, bepaalen. > Zoon. Wat moet een Landman doen, om een goed aantal Koeijen, deeze eigenfchappenzoveel niogelyk hebbende, te verkrygen ? Landm. Hy moet vooral toezien, dat de Stier, waardoor hy zyne Koeijen laat dekken, die goede hoedanigheden zo veel mogelyk bezitte. Als de Stier flegt is, kan men op geene goede Kalveren rekenen, al is het dat men goede Koeijen heeft. Wanneer daarentegen de Koeijen gering zyn en de Stier goed is, mag men met grond goede Kalveren verwagten. -— Zoon. Heeft de ouderdom van Stier en Koe geen invloed op de goede hoedanigheden? Landm. Men kan de voortteeling toelaaten, als het Rundvee den ouderdom van zestien a ag- tien  Schoolboek» j', tien maanden bereikt heeft. Echter zyn Kalveren van zulk jong Vee minder gevoed en ter aankweeking minder gefchikt. De beste verkrygt men, als de Stier in het tweede en derde Jaar van' zyn ouderdom is, en de Koeijen 4, 5 of ö Jaaren oud zyn. De Stieren worden wyders zelden langer aangehouden , om dat moeijelyker te regeeren zyn: om niet aan te merken, dat jonge Koeijen gevaar loopen, door zulke zwaare Stieren bedorven te worden. — Een Stier, die zestien a agtien maanden oud en volwasfenis, voegt zeer wel by jong Vee en wordt daar door niet benadeeld. Als echter de Koeijen veel grooter zyn , zal de Stier, by het af komen, op den grond vallen en kan daar door de lendenen breeken en bedorven worden. Met de kuis-hokkelingen is het eenigzins anders gelegen. Als die met de 16 a 18 maanden tot de voortteeling worden toegelaaten, en vervolgens gemolken worden, groeijen ze traager. Goed onderhoud kan dit echter verhelpen, zo dat nog goede Koeijen worden kunnen. Wanneer de Vaarfen, door het melken, te veel in groei veragteren, zyn die zeer goed, om Koeijen van te trekken, die tegen den winter kalven. Veele Huislieden, die Bouwland hebben, en het jonge Vee in den winter meest ftroo geeven, voeden die tot Schotten op, en laaten. ze met het derde Jaar kalven. Indien men on* dertusfchen fchoone fyne Melkkoeijen aankweekenwil, moet men niet fchotteren, dat meest altoos hoogftaartige, grove Koeijen maakt; maar ze het tweede Jaar laaten reijen, en dan, gekalfd hebbende, het derdejaar laaten overloopen. A 4 Zoon,  & Landbouwkundig Zoon. Op welken tyd van 't Jaar laat men de Koeijen dekken ? Landm. Zy, die de melk zoet verkoopen, of Jet geheele Jaar door Kalveren mesten, maaken lchikking, om 't geheele Jaar door melk te hebben. Zy die Kaas en Booter maaken, en geen of weinig jong Vee aanhouden, hebben de Kalveren liefst in de maand April, of tegen den tyd, dat de Koeijen in het land zullen gaan. Zy die te gelyk de Kalveren willen opvoeden, begeeren die vroeger. De Kalveren, die in February en Maartgebooren worden, zyn het best voor de opvoeding gefchikt. Ten dien einde laat men de Koeijen van half Mey tot half Juny dekken. Begeert men de Kalveren in April , laat men dit in het laast van Juny en in de maand July doeD, De gewoone tyd der dragt van een Koe is veertig weeken. Des kan men de Kalveren altyd zo veel vroeger in den winter, of zoo veel laater in den zomer verkrygen, als men begeert. Koeijen, die in September of October kalven, dienen de Kaas en Boter-Boeren minder, maar zyn voordeelig voor die hun melk zoet verkoopen, of voor de Kalvermesters: gemerkt die in den winter het meest gelden. Natuurlyk brengt een Koe elk Jaar een Kalf, en kan dus, in dien tyd, twaalf weeken onbezwangerd zyn. Als nu een Koe gezond js en goed onderhoud .heeft, wordt die, in dien tyd, doorgaans, zes weeken na het kalven, en voorts van drie tot drie wecken togtig. Wanneer dit niet gefchiedt, en men de Koe niet vaar wil laaten, of laater wil doen kalven, aal men die een goede hand vol jonge kervel in- gee-  S choolbobk; 9 geeven. Zy zal dan meest altoos agt dagen daar na togtig zyn. Zoon» Zou men niet even zo goed Vaarzen, die tegen het voorjaar twee Jaar oud moeten worden, of het reeds zyn, indemaandFebruary, door den S tier, kunnen laaten dekken ? Zezouden dan ook tegen den winter kalven. Landm, Dit doende zal de Koe gemolken moeten worden in dien tyd, in welke zy het meest door het wisfelen moet lyden. Men zal 'er dan weinig melk van te wagten hebben, ten zy men dit door kragtig voedzel wil vergoeden. Daar en tegen, als een Vaars met haar tweede Jaar kalft, en in den zomer gemolken wordt, geniet men daar van de voordeelen ,in een tyd, in welken ze minder van onderhoud kost. - Als men die dan in de maand February van het volgend Jaar laat reiden, heeft zy, in den tyd, in welken zy het meest door het wisfelen te lyden heeft, alleen haar eigen ligchaam te onderhouden,en kan dan,in den daar op volgenden zomer, fchoon uitgroeijen.. Zy zal tegen den winter kalven, en meer melk geeven , als wanneer zy dan, voor de eerfte maal, gekalft hadt. Als men zodanige Vaarzen een geheel Jaar ledig laat, kan men daar van fterke en zeer goede melk-geevende Koeijen trekken, die tegen het voorjaar kalven. Ze zyn dan beter, dan wanneer zy, met haar vierde Jaar voor de eerfte maal kalven: want die geeven,'in dat Jaar, dikwils weinig melk. — , Zoon. Heeft een Koe, geduurende den tyd der dragt,geene byzondere oppasüng noodig? Lmdm. Deeze oppasfing bepaalt zig voornameA § Jyk,  to Landbouwkundig lyk tot het vermyden van alles, wat oorzaak kan zyn, dat zy de Kalvers verfchietcn, of niet VoIdraagen: als daar is, dat men die in den herfst, by nat en koud weer, en weinig voedzèl te lang in het land laat loopen , of dat men die, als zy op ftal ftaan,in de twee Iaatfte maanden, naar een andere Hal vervoerd. Zelfs wordt de tyd van het kalven vervroegd, als men, in de laatlte maand, de Koe,in dezelfde ftal,op een andere plaats brengt, of in het voorjaar van de ftal neemt en in de weide laat gaan. Zoon. Welke hulp zal men de Koeijen by het kalven toebrengen? Landm. Als de verlosfing natuurlyk is, heeft een Koe by hetkalven weinig hulp n0odig. Als de Banden, of Hysbeenderen gezakt zyn, het Uijer vol, en de melk geformeerd is, moet men de Koe in acht neemen: want dan is de tyd van kalven daar , en de arbeid op handen. Als de Koe in arbeid komt, en dit eenigen tyd duurt, zonder dat 'er iets te voorfchyn komt, zal men de hand met Olie befmeeren en zeer voorzigtig onderzoeken, of alles wel is. _ Als men de voorfte voeten van het Kalf en den fnuit kan voelen, doet men daar verder niets aan tot dat de voorste beenen te voorfchyn komen , of dat het vlies waar in het Kalf befloten legt, gebroken is. Dan zal men het Kalf by de voorbeenen vatten en voorzigtig aftrekken. — Door de Koe te fchielyfc te helpen, maakt men de verlosfing moeiielyker. De deelen hebben dan geen tyd om zigbehoorlyk te'ontfluiten Zoon. f5 Zie hier over Het IX Deel en X Deels Ifte Stuk der Pry,Ver. — h*n«  Schoolboek. is Zoon.Uoe zal men deKoe dan verder behandelen? Landm, Ten eerften melken, en een ; aar gewoone Emmers vol water geeven, 't welk men een wéinig warm maakt, en waar onder men de eerste melk,die de Koe geeft, of ook wel eenige handen vol rogge meel mengt. Het een en ander dient om de koorts voor te komen , of te doen verminderen \ de dorst te lesfchen; de vogten te verdunnen, en de kragten te herftellen. — Voorts moet men de Koe zo lang gade liaan, tot zy de nageboorte kwyt is: om dat het fomtyds gebeurd, dat de_ lyfmoeder te gelyk met de nageboorte wordt uitgeworpen, 't welk men moet tragten voor te komen; om dat die niet als met veel moeite kan binnen gebragt worden en het leven van de Koe daar door in gevaar is. Zoon. Door welke middelen zal men dit voorkomen? Landm* Als men ziet, dat door het fterk werken tier Koe, de agferfte deelen der Lyfmoeder te voorfchyn komen, moet men de Koe met geweld opjaagen en met beide handen de lyfmoeder fluiten. Om de werking van de fpieren der lyfmoeder te doen bedaaren,en de perfingen te doen ophouden, geeft men de Koe één pond gemeene Siroop in, die men met warm water dun en vloeibaar maakt. Men gebruikt daar voor ook wel een net, beftaande uit twee lange touwen, die los geflagen en zagt zyn. In het midden zyn dee- hindelittgen OVêr de Verloskunde der Koeijen. door de Maatfchappr lx bevordering vaa den Landbouw, ia '£ Jaar 1791 >«itgegeeven.  «* Landbouwkundig deeze touwen, ter wydte van een goede hard breed , en ter lengte van anderhalve fpan, met dunne touwtjes of iedere riemen aan eikanderen gevlogten. Deeze dunne touwtjes of riemen komen in de gedaante van een ladder regt voor de klink. Twee einden van de touwen gaan over de lendenen. Twee tusfehen de agterbeeJien en het Uijer^onder langs de buik naar vooxen. Daar worden alle vier de eindens vast gemaakt aan een touw, het welk daartoe, kort agter de voorbeenen, om het lyf gebonden is. Boven op de fl-aart is een band,die het nederzakkenvan het net belet. — In de zyden worden de touwen met kleene touwtjes by den anderen gebonden, tp dat alles in ordre blyve. — Als dit alles wel bezorgd is, en op de rechte plaats blyft, kan de Koe de lyfmoeder niet uitwerpen. Dan zulk een net doet de Koe veel ongemak aan ; yooral.wanneer men het wat ftyf moet aanbinden.-— Zoon. Hoe zal men de Kalveren behandelend . Landm. De Kalveren worden op eene van de Koeijen afgezonderde plaats op fchoon ftroo nedergelegd, afgewasfehen, of wel, zo ras droog zyn, metdrooge borftels ftyf afgeborfteld, om de gedroogde 11 yin van de huid te krygen en de uitwafeming , noodig voor de gezondheid, te bevorderen. Ook dekt men dezelve wel eens lugtig. — Dan dit baat weinig,want zy doen alaanitonds poogingen, om over eind te komen en te leeren gaan. Als zy gaan kunnen en droog zyn, geeft men hun te drinken : waar toe melk gebruikt wordt, die het eerst van de moeder gemolken is, met kookend water bloedwarm gemaakt. Voorts zal men de tweede melk van de Koe  S C H O O L I O ï Ü, IJ Koe geheel voor het Kalf bewaaren. — Als die niet toereikend is, om het Kalf nog twee of drie keeren te drenken , zal men daar toe ook de der. de melk geheel of gedeeltelykgebruiken. Sommigen zelfs geeven deKalveren de vars gemolken moeder-melk , geduurende de eerfte veertien dagen, zo om dat dit nog beter geacht wordt, als om dat de melk ook dan eerst goed Wordt om te karnen. Zoon. Ik heb meermaalen hooren zeggen, dat men een Kalf de griest of de eerfte melk van de moeder geeven moet. — Is de noodzaakelykheid daar van in de natuur van het Kalf gegrond? Landm, Ja zeker. — Als een Kalf wel zal groei jen, moet het zig ontlasten van de drekftoffen, die in de ingewanden zyn. — Daar nu de eerfte melk van de Koe door de natuur beftemd is tot het eerfte voedzel voor haar Kalf, en tegelyk de eigenfchap heeft, dat de genoemde drekftoffen daar door worden afgedreeven, volgt, dat, wanneer men gezonde Kalveren begeert te hebben, haar dit voedzel niet onthouden moet worden. Kundige Huisluiden voeden daarom haare Kalveren agt dagen en langer met de melk der moeders, en genieten daarvan gewenschte voordeden. — Zoon. Welke byzonderheden zal men by de opvoeding der Kalveren in acht neemen? Landm. Dit hangt af van de befchikking, welke men daar over maakt —• Mestkalveren worden in hokken geplaatst, waar in zy weinig beweeging kunnen maaken, en voorfcherpekoude en zwaare hitte bevrydzyn. — De mesthokken moeten van onderen met roosters gemaakt zyn op dat dè Kalven altoos droog ftaan. Droogte en rynheid toch fes  14 Landbouwkundig bevorderen de groei en gezondheid der Kalveren. Voorts moeten zy met zoete melk gevoed worden. Zoon. Hoe veel zoete melk moet men aan een Kalf geeven ? Landm. Alle Kalveren kunnen niet even veel melk verdraagen. Oplettenheid en ondervinding moet ons in iïaat Hellen om dit te bepaalen. Hier by ftaat aan te merken , dat het fchaadelyker is, Kalveren, inzonderheid als die nog jong zyn, te veel, dan te weinig melk te geeven: want als men die te veel melk geeft,wordt de fpysverteering bedorven. Daar door ontftaat een loop, die de groei doet ophouden en voor veelen doodelyk is. — Deeze kwaal is zelfs befmettelyk door den flank. — Dies dient men zulk een Kalf van de overige te verweideren. Het beste middel tot herftel deezcr kwaal, uit degylbeid der melk voortfpruitende, is,"hun gekookte melk te geeven, die weder tot bloedlaauw bekoeld is. Ook is het zeer goed, Mestkalven, 4 weeken oud zynde, na het drinken, wat fchulpzand te laaten likken. Wanneer zy met de kug gekweld zyn, kan men dezelve de Judas ooren, of droog, of in melk gekookt, waar door de borst verzagt wordt, ingeeven. Zoon. Valt 'er by het voeden van deMestkalveren ook niet nog op andere byzonderheden te letten? Landm. Ja! Men moet dezelve de melk twee maal op één dag, op gezette uuren, toedienen. Dit gefchiedt best zo ras als de Koeijen gemolken zyn. De melk is dan nog warm. Ten anderen moet de melk, die men de Kalveren geeft,altydbloedwarm zyn. Ali de melk, in den tyd, dat die gemol-  S C H O O L B O E !§ molken en naarhuisgebragt wordt,watverkouwd is: Cen dit heeft by een koele lucht altyd plaats,) zal men daar zo veel kookent water by doen, als noodig is, om die wederom bloedwarm te doen worden. — Om dit te weeten, zal men de melk in den mond neemen, want dit met de hand te voelen, is minder zeker. Deeze twee laatfte byzonderheden moet men ook in acht neemen by het voeden van de jonge Kalveren, welke men tot Os, Stier, of Koeijen wil opvoeden. — Deeze geeft men, na dat zy,twee of meer dagen,de melk der moeder gedronken hebben,Karnemelk» of liever de tapte, of afgeroomde melk, die, minder zuur zynde dan de Karnemelk, beter voor de opvoeding van deeze Kalveren is. Sommigen achten het echter nog beter,zulkeKalveren,de eerste vier weeken, zoete melk te geeven, om dat ze daar door fterker worden,en men die ook vroeger fpeenen kan. Voorts laat men dezelve de vryheid oin hooi te eeten zo dra zy het begeeren. De melk wordt in een ketel over het vuur warm gemaakt. Men moet, door dezelve geftaadig te roeren, voorkomen, dat die nietkappelt. — Ook maakt men de Karnemelk met kookend water warm. — Zy kappelt dan minder. —• Die de laatfte manier volgen, hebben doorgaans de gezondfte Kalveren, wanneer het zeer koud is. Echter wordt de melk daardoor zeer veel dunder. Dit is evenwel minder fchadelyk, dan wanneer men de Kalveren melk geeft, die gekappeld is: want dan zullen die nooit wel groeijen. . Zoon. Zou het niet beter zyn, zodanige Kalveren alleen zoetemelk te geeven? Zy zouden dan immers beter groeijen? Ltndm.De verdere op voeding derKalveren kan met de  1(5 Landbouwkundig de Karnemelk zeer wel gefchieden. Is ook minder kostbaar. Daarenboven leert de ondervinding, dat wanneer men de jonge Kalveren te veel goed doet, zy dan, na dat zy gefpeend zyn, zo wel niet doorgroeijen , dan wanneer men die maar zo veel geeft, dat zy glad, lterk en maatiginhetvleesch zyn. Zoon. Hoe lang zal men de Kalveren met melk moeten voeden? Landm. Men kan de Kalveren niet wel fpeenen of de melk onthouden, voor dat zy in het land gaan. Dit kan niet wel gefchieden dan wanneer het wier aangenaam wordt en 'er genoeg gras in 't land is. Tegen dien tyd zal men ze de melk langzaam ontwennen, eh 'er, van tyd tot tyd, wat meer water onder doen. Nogbeterishet,datmen ze in het weiland nog eenigen tyd wat melk geeft. Dan fpeenen zy zig zeiyen. Doch hier toe heeft elk geen gelegenheid: want dit kan niet gedaan worden als men digt by de wooning geen weiland heeft. Nochtans behoorenzyaltyd twaalf ti dertien weeken oud te zyn, als men haar de melk geheel onthoudt. Zoon. Kan men de Kalveren, die in April en Mey geboren worden, en in July of Augustus drie maanden oud zyn,niet even zoo goed in het land brengen, als die welke in May drie maanden oud worden ? Landm. In die tyd is de zomerhitte zeer toegenomen, en de vliegen zyn dan iïerk vermeenigvuldigt. Het Gras is minder voedzaam. "Door het een en ander lyden de pas gelpeende Kalve» ren zeer veel. Het is daarom beter, dat men zulke Kal.  School boek* ïf kalveren, in het land de noodige melk geeft. Ze zyn dan, tegen den tyd, dat het Vee van de hette en vliegen meer te lyden heeft, aan de lucht gewent. — LaateKalveren,daarentegen , kan men, den geheelen zomer door, of tot in de maand September, binnenshuis houden. Zy worden dan zeer goed. Zoon. Wat ftaat ons ten aanzien van de voeding van het Rundvee aan te merken? Landm. De wyze op welke het Rundvee gevoed wordt; de hoedanigheid en het foort vari voedzel, 't welk men het zelve geeft, hangt te veel af van de omftandigheid, in welke de huisman is , om daar veel van te zeggen. — Dit is ook minder noodzaakelyk, om dat de natuur van hec Rundvee zig daar veelal naar fchikt: aan het voedzel en de wyze van behandeling zo geWoön wordt, dat het, by een verandering van voedzel eh Van behandeling , alleen in den beginne zo welvaarende niet is \ voor al, als die verandering groot is. — Het zal 'er dus voornamelyk op aari komen, dat men het Rundvee hét voedzel in een bekwaame hoeveelheid* op gezette tyden,toédiene, en zorge, dat.voedzel en wyze van behandeling, zo veel mogelyk, overeenkomen met de natuur van deeze dieren. - Indien de weilanden geen genoegzaam onderhoud voor het zelve opleveren t moet het, op veele plaatfen in ons land zelfs, den geheelen zomer door, des middags, en des avonds gevoedert worden. Zoon: Wat foort van voedzel wordt in die gd« vallen aan het Vee gegeeven? Landm, In het gemeen alle foorten van voof  r8 Landbouwkundig het Vee eetbaare groentens, welke indebosfchen en koornlanden groeijen, daar uit gehaald, en naar huis'gedraagen worden: voorts die, welke de koornlanden op verfchillende tyden van den zomer opleveren : te weeten , eerst de Klaver, vervolgens de Spurry, daar na de Knollen, daar toe op de ftoppellanden gezaait. Zo lang het Vee buiten gaat, wordt het met loof gevoederd. Op ftal en in 't voorjaar geeft de mangel-wortel een groote vervulling. Zoon. — Daar, in die ftrecken, alwaar het weiland zo fchraal is, het Vee in den zomer met zo veel moeite gevoed moet worden, begryp ik niet, hoe men aldaar in den winter het Rundvee het noodige onderhoud kan bezorgen? — Landm. In die ftreeken, van welke wy fpreeken, worden de beste weilanden, dat zyn die, welke aan de boorden der Rivieren gelegen zyn, veelal tot hooilanden gebruikt, en twee maal in een zomer gemaaid. Het laate hooi wordt voor het Rundvee opgelegd, terwyl het hooi van het eerfte gewas meest alleen voor de Paarden bewaard wordt. Benevens dit hooi heeft men ook Jlroo, het welk veelal gefneden wordt, en, met hooi vermengt, het Rundvee wordt voorgezet. Maar voornamelyk voedt men aldaar het Rundvee met Knollen, waar van men voor den winter een goeden voorraad by den anderen brengt. Deeze worden in ruim water, mer ander groente kaf, gefneden ftroo , peulen van raapzaad , boonefchillen enz. gekookt. Deeze fop wordt het B"ndvee tweemaal daags warm gegeeven. — Kca'houdt dit wel doorgaans voor het beste voedzel  § C H 0 O L B Ó fe' K b 1$ te! ett 'onderhoud 8* dan ik heb dikwils ge'dagt, dat warhié foppen'het Rundvee niet natuuriyk zyn. De ingewanden hioeten "er noodwendig door verzwakt wordeü. Om die reden zoude ik'denken i dat het beter was,dat men die foppen vólkomen koud liet wórden , voor dat men die het Vee voorzet. De rüst is wyders voor het Rundveeeven zoo no'odig als het voedzel. De nacht is dé tyd der rust; Als het Vee iri dé weide is, ftaat het niet op om té eeteh , vóof dat de dag aanbreekt. Als het des avonds duister wordt gaat het wederom ter rust. Als meti het Rundvee in den winter op ftal heeft, zal mén dit, zó lang ten minsten de dagen niet al tb kort zyr. * navolgen, en het des morgens geen eeteh geeven voor dat de dag begint. Des namiddags zal men mede ) zo veel rhogelyk, zonden , dat het Rundvee verzadigt is tegen den tyd dat het donker wordt. «-= Het Rundvee zal dan het meeste voordeel hebbeii van het voedzel. Daar het natuurlyk is, dat de rust het Rundvee voedt, of ten gevolge heelt, dat het voedzel minder fpoedig verteert, volgt, dat hien het voedzel moet vermeerderen, naar maate de dagen in het voorjaar langer worden; Het beste weiland wordt tot het weiden van Koeijen én Vetweiders gebruikt. In den winter is het geraaden, die, benevens goed hooi, nog het een of ander foort van kragtfger voedzel te geeven: als Lynkoeken, Borftel, Spoeling, Haver en Paarde» boonen, geele Wortelen, Man gel wortel enz. Dari hoe nadeelig het ook is magere Koeijen te heb* ben, moet meri hier in evenwél zö vér niet gaan, dat het onderhoud,-dat meri haar in den wintel? B s geeft}  so Landbouwkundig geeft,voedzaamer en kragtiger zy, dan dat, 't welk zy in den zomer in het weiland vinden.—Daar nu het jonge Rundvee met geringer en minder kragtig voedzel kan gevoed worden, zal men het evenwel niet zo fchraal houden, dat het niet behoorlyk kan groeijen. Huisluiden * hooge landen hebbende , kunnen jong Vee, met meer voordeel,groot brengen, dan anderen. Zy laaten dezelve het geheele jaar buiten loopen, een fchuur zettende, waarin dezelve des nagts opgefloten worden. In het midden van dezelve wordt hun hooi voorgezet. Dit jonge Vee, aldus opgebragt, is veelal gezonder en flerker, dan die des winters Op Hallen Haan — kosten minder en maaken veel goede mest, als men de fchuuren flrooit. Zoon. Hoedanig moeten de Hallen zyn, in welke het Rundvee des winters gehuisvest wordt? Landm. Als de Hallen zo zyn ingericht, dat "er het Rundvee ruim en gemakkelyk in geplaatst, en fchoon en zindelyk kan gehouden worden, en tevens voor fcherpe koude bevryd is, voldoen die volkomen aan het oogmerk. De byzondere inrichtingen van de Koeftallen gefchieden, derhal ven, naar de verkiezing van den huisman, of zyn gegrond in de byzondere omftandigheden , waarin hy zig bevindt. De ftaanplaatfen worden in Noord - Holland met zeer goed gevolg beflraat. De Hal kan mede van Heen , de groep van onder met estrikken gemaakt worden. De platte KoeHallen zyn voor het Rundvee het gemakkelykst, maar men kan de Koeijen op dezelve niet fchoon houden, ten zy men deeze dik in het ftroo kan zetten. Hier toe heefc een huisman, die alleen de  Schoolboek; at- •de Veeteelt beoeffend, geen gelegenheid. Op ftallen, die groepen hebben, kan men de Koeijen zonder ftroo fchoon en zindelyk houden, maar deeze zyn niet gefchikt voor Osfen. Ook kan 'er het jonge Vee-niet wel op geplaast worden: het zal dan myns oordeels best zyn, dat men het jonge Vee en de Osfen op een platten ftal plaatst, en de Koeijen op een ftal, waar agter een digt gemetzelde groep is, welke de mest en het water •ontfangt. De groepen dienen in eene fteene gemetzelde en wel gevloerde put uit te loopen, om de pis te bewaaren, die de fterkfte mest is: vooral als zy in de groep met de drek, vermengt is: —waar by nog komt, dat men, door een en ander, démest en het water der Koeijen met een digten kruiwagen zeer gemakkelyk op de mestvaalt kan brengen, waar door te gelyk de met veel ftroo vermengde mest, die van de platte ftallen komt, kragtiger zal worden, en beter zal rotten (*)• Z«o«. — Hoe moeten de: Koeijen al verder behandeld worden? Landm. ——Ze moeten tweemaal daags „ dat is, des morgens en des middags, op gelyke uuren, goed en zuiver uitgemolken worden.. Men. moet de ftal wel luchten, of van lucht verwisfelen, het welk zeer gevoegelyk gefchieden kan,, wanneer men de vengftersopen zet,aandiezyden,. waar van geen wind komt, de ftallen wyders dagelyks bevvicrookende, waar door eene byzondere- (*1 Dit laatfte ral van veel nut zyp, voor huislieden, welke bouw» laud" lubben. ' B 3  ftï Lawrbouwkun&x© re verfrisfelin'g te weeg gebragt wordt, die voor zeer weinig kosten verkregen kan worden: naar dien men een geheelen winter geen ƒ 2:-;- aan wierook noodig heeft. Ook zal men de mest ten minsten eens, zo niet tweemaal daags uit de Hallen doen: het Vee wyders, met een hei, of van fyne bej-ke ryzen gemaakten boender, of ftyven borftel,.fchoon afboenende, en van alle [tuf en vuil gheid reinigende..—Dit bevordert de uitwaas» feming; doet het Vee wel groeijen, en een aan= genaam voorkomen hebben. TWEEDE SAMENSPRAAK.' Over, de ziektew en ongemakken van het Rund* vee, derzslver.kenteekens, oo,rzaakenr en middelen ter geneezing. — Landm. Indien ik alles moest melden, wat een Veedo&or wel behoord te weeten, dan zou dit ftuk al zeer uitgebreid moeten zyn: — want dan zou ik voor eerst moeten handelen van de ver» fchillende deelen, uit wélke een Rund beftaaf Van de betrekkingen, welke die deelen tot elkander hebben, en de wyze van haare onderling vereende werking — ten tweeden, zou ik moeten fpreeken van de geneesmiddelen; van derzelver aart, kragt en werking enz. Deeze kundigheden, die het befchouwend gedeelte deezer^geneeskunde uitmaaken, zyn de gronden, op welke een veritandige en redelyke ge;ieeswyze moet gebouwd  Schoolboek. 23 bouwd worden. Zonder het eerste zal men den aart der byzondere ziektens niet kunnen bepaalen, en zonder het laatfte de meest gefchikte geneesmiddelen geenzins kunnen voordraagen. Wy zullen ons dus. alleen by de meest gewoone ziektens en ongemakken van het Rundvee bepaalen, en ter geneezing van dezelve de eenvoudigfte hulpmiddelen, van welke het nut door de ondervinding bewezen wordt , aan de hand geeven: waar uit dan ook tevens blyken zal, dat zy inhetbefchouwend gedeelte, dat is, in de zo evengenoemde kundigheden gegrond zyn, het welk wy by gepaste gelegenheden, met een woord, zullen aanftippen : — eerst fpreekende van de ziektens en ongemakken van de jonge Kalveren, dan van die, waar aan het Rundvee in allerlei ouderdom onderworpen is, — hier na van de ziektens, en ongemakken, die de Koeijen by het kalven overkomen, en waar aan de Melkkoeijen onderworpen zyn — laatftelyk zullen wy het een en ander zeggen, over de pestziekte der Runderen. — Zoon. Aan welke ziektens en ongemakken zyn dus de jonge Kalveren onderworpen? — Landm. Ik achte het niet noodig alle de ziektens en ongemakken, waar voor de Kalveren bloot ftaan, hier op te tellen (.*)• Van zulke, die door ruwe behandeling veioorzaakt worden, by voorbeeld, zal ik in 't geheel niet fpreeken. Deezezyn door goede behandeling gemakkelyker voor te komen als te geneezen. Wanneer wy "er ■ ■ wy- (*) Zie liier overdePrysverh. door de Maatfchappy, terbcvordct"m£ van den Lai.db. uilgcgeeven, VI Dtcl pag. 1% en 4.1. B 4  fl4 Landbouwkundig Wyders die ziektens afzonderen, waarvoor ook ouder Rundvee vatbaar is, kan men die tot de Volgende brengen. 1. De wormen op de tong. 2. Een kwalyk geneezen of ontftooken navel. 3. Verkouwdheid. 4. De loop of'fchyt. 5» Stilttand in k bloed. 6. De kug, 0f jagt, anders de hag of hyg. Kalveren, die wormen op de tong hebben, beginnen even als gezonde , te drinken, doch zeer langzaam , ftootende met de neua geweldig op den bodem van den emmer. Zoon. Waar uit omflaat dit ongemak? Landm. Dit is minder bekend. Misfchien is dit gebrek natuurlyk aan alle jonge Kalveren eigen. De m.eesten toch hebb.en wormen op de tong. De meenigte derzelye is oorzaak, datje tong, ter plaatfe daar de wormen zitten , m?t kleine zweertjes bezet wordt, dat zeke.r vopr de beesten hinderlyk is. ~r Zoou. Was het niet goed, dat men de Kalveren eenigen tyd, by de moeders liet , even gelyk Veulcml Z.ou dit en veele andere ongemakken bier door met voorgekomen worden? Landm. Als men de Kalveren tot Aanhouders aankweekt, zou men daardoor zeer fterke en gezonde Kalveren verkrygen; vooral, als men diezoianoby de Moederkoe het, tot dat zy in Haat waren, om zig met gras en water, te voeden. Maar Kalveférx^vde moeder gelaatenden gefchi'kt terfiachting, zotMeu geen blank of wit vleesch hebben eu dus een hoedanigheid misfen, die in de vette Kal.  Schoolboek. %5- Kalveren zo zeer begeerd wordt. Dan dit is de grootile zwarigheid nog niet eens. Door de Kal-, veren te laaten-zuigen, zou men een groot gedeelte.van de -voordeden misfen, die de Koeijen aanbrengen, en tevens in gevaar zyn, dat de Koeijen fcheeve uijers kreegen: geen evenredigheid zynde tusfchen het voedzel,.dat dejonge Kalveren noodig hebben,en de melk,die onlangs gekalfd hebbende Koeijen op onze gronden geeven.—-Ook is dit gebrek veeltyds voor te komen, door de Kalveren, onmiddelyk na de geboorte, een handje vol keuken zout te geeven, en daar mede de tong te wryven. Dit dient tevens om de mond van flym en vuiligheid te zuiveren, en de lust tot drinken op te wekken. Dit zuiveren met zout dient veeltyds eenige dagen agtereen herhaald .te worden. Om de wormen en de zweertjes te verdry ven, is wyders niets beter dan zout, in water ontbonden, met een weinig honing, en daar mede de tong van tyd tot tyd gewasfchen: tt waar door men dikwüs niet noodig hebben zal, een mes, dat niet al te fcherp is, te gebruiken, om.de blaasjes of zweertjes, waar onder de wormen zitten, doorte fchrabben. Is men echter gedwongen, daar toe te komen, wryft men de tong daar na met zout, waar door de. wormen Her ven. -— Is de tong door bet fchrabben veel befchadigt, geneest men die door het wasfchen met azyn , waar onder een weinig honing, of iiroop gemengd wordt. — Zoon. Waar aan kent men ecu kwalyk geneezen "navel? Landm. Een goede navel is glad en droog. B 5 Als  $6 Landbouwkundig Als de navel gezwollen is, en 'er vogt uitlekt, heeft het Kalf een kwaade navel. Zoon. Wat is de oorzaak daar van ? Landm. By de geboorte breekt de navelftreng meest altoos, voor dat de agterfte deelen van de Kalveren buiten de Koe zyn , om dat die zelden zo lang is, dat die heel kan blyven. Wanneer nu de navelftreng te fterk is, wordt het Kalf inwendig geforceerd, of het navelhuisje fcheurt. Ook kan de navelftreng te kort aan het lyf afbreeken. Zo ras daarby, vervolgens, eenigeontfteeking komt, ontftaat dit ongemak. De Kalveren krygen ook een kwaaden navel, als andere Kalveren daar aan zuigen, en al is het, dat daar door geen zweering ontftaat, is dit ten uitersten nadeelig: want Kalveren, die aan de navel gezogen worden, zullen niet groeijen. Zoon. Hoe zal men dit ongemak voorkomen? Landm. Om het forceeren ; fcheuren van het navelhuisje; en het te kort af breeken van de navelftreng, vóór te komen, kan men, als het Kalf tot voorby de navel gebooren is, de navelftreng met een fphaar afknippen ; maar men moet dan ook niet verzuimen, om het Kalf fpoedig van de Koe af te trekken: — want als het Kalf tothetkruisen agterbeenen gebooren is , en dan blyft zitten , fterft het in een' korten tyd. — Het zuigen der Kalveren aan de navel van andere, kan men voorkomen , door ze zoo wyd van den anderen, te zetten, dat zy malkanderen aan de buik niet bezabben kunnen. Zoon. Door welke middelen kan men dit ongemak geneazen V Landm,  Schoolboek. Landm. -r—— Ik heb het altoos kunnen doen, door de navel driemaal daags met brande. wyn te bevogtigen. Dan men kan daar toe ook andere opdroogende middelen gebruiken, (§) by Voorbeeld, brandewyn met campher, daar in ontbonden, i lood campher op een pint brandewyn. Fyn gefchraapt kryt, met raap-oly, tot een zalfje gemaakt, is mede een eenvoudig, opdroogend en heelend hulpmiddel, dat hier toe kan diehen, j | Zoon. Aan . welke tekenen kent men de verkoudhei,d,der Kalveren? ' Landm. Als de Kalveren treurig en ongefteld zyn, weinig,of in 't geheel niet, willen drinken, én meri tevens weet , dat ze aan ftrenge koude bloot gefteld geweest zyn, het zy door het vervoeren met wagens of fchuiten, of door het open liaan van de deuren der fchuur, of ftal, kan menliet befluit opmaaken, dat ze kou gevat hebben. Het zekerfte middel, om de Kalveren voor verkouwdheid te bevvaaren, is, om ze by koud weer in de open iugt wel te dekken , doch binnens huis, op de ftal is droogte en versch ftroo, genoegzaam. Ruime en hooge fchuuren zyn beter, dan laage ftallen ,'■ om dat die te veel broeijen. Het warm houden van de Mestkalveren is wyders zeer wel te doen, want die worden, als zy vet zyn, geflagf. Dus kan men die altyd voorde koude bevryden. Maar de Aanhouders zal men beter zo opvoeden , dat zy eenigzins tegen de onge- mak- (f) Zie hier. over Verhsud. der Maatfchsppy van den Landbouw i yi Deel, pag. 21 en. a.2.  a& Landbouwkundig makken gehard zyn. Een weinig koude fchaadt niet, als zy 'er aan gewoon zyn. Het komt 'er voornamelyk op aan, dat men ze voor fchielyke' verandering van warmte en koude bevryde. — Door; de koude, welke haar van boven op de lendenen' valt, worden zy wel he't meest benadeelt. — Zoon. Hoe zal men de Kalveren van deezeziek^ te geneezen ? Landm. Men plaatst ze in een hok, waarin geen tocht of koude lucht kan indringen, alwarehet, dat men zulk een hok , binnen in de 'fchuur, van ftroo of riet moest maaken. In dit hok zal men rykelyk ftroo werpen, en de Kalveren zo veel mogelyk daar mede dekken. — Dan, tot meerdere verzekering van het welgelukken van dit middel, kan men de Kalveren ingeeven het middel No. i. hier agter gemeld. Zoon., Nu moeten wy fpreeken van de loop. — - Landm. Ja. Die is tweeërlei, en fchaadt de Mestkalvcren meer als de Aanhouders: althans, wanneer de laatfte zo oud zyn, dat zy eeteu en herkauwen. Zoont Welke zyn de oorzaaken deezer kwaal? Landm. —, De loop ontftaat, of vit eene gevatte koude, of uit het zuur worden van de melk. Als de loop eerst begint,is die meest aheos bruin ^ veranderende vervolgens ineen witte, welke laatste een gevolg is van een hoogen trap van verdoe \-en,of kwaade fpysverteering. Wanneer de Aanhouders met karnemelk gevoed worden , krygen zy zeer zelden de witte loop. • Zoon, Hoe zal men deeze ziekte geneezen? Landm. Als de loop uit eene gevatte koude ontftaat }  S c h o o i b o e Ei ao, ftaat, is niets beter, dan de Kalveren warm te houden , de geftremde uitwaasfeming, zo daar door,,als door het fterk wryven, met een hand 'vol ftroo, vooral langs den ruggegraat, van het hoofd tot agter toe , te herftellen , en wyders het drankje No. i. te geeven. Wanneer uit het zuur der melk ontftaat, is niet beter dan tweemaal daags een goede lepel boom-oly, of telkens i loot kreefts-oogen, of, by gebrek van kreeftsoogen, fyn gefchraapt kryt integeeven. Als de loop pas begonnen is, en men op goede gronden weet, dat die ontftaan is, uit te veel voedzel,eh eene daarop gevolgde kwaade fpysverteering, of door de prikkelingen, welke de zuure en fcherpe ftoffen in de ingewanden maaken, gelyk dit zeer dikwils het geval is byde Aanhouders,en genoeg» zaam altyd by de Mestkalveren, kan men die geneezen met het middel No. 2. —r Dit middel is onfeilbaar, als 'er nog geen ontfteeking der ingewanden plaats heeft. Zelden gebeurt het, dat men het tweemaal behoeft integeeven. Men zou ook, in plaats van dit poeijer, kryt of pypaarde kunnen gebruiken (*"). Zoon. Waar aan kendt men de ftilftand in het bloed? Landm. Dit ongemak uit volbloedigheid ontftaande , overkomt de Kil veren zeer fchielyk t zonder dat men 'er te vooren eenigeongefteldheid aan befpeurd heefr. Als deeze ziekte eerst begint, liaan de Kalveren met de agterpooten agter uit. (O Zie over deeze ziekten, Veth. van de Mastfchappy v*n dea landbouw te Amfterdam, VI Deel, pa». 57-681  Jo Landbouwkundig uit. Daar na vallen zy op den grond, ftaan fchlëlyk weder op, en dat geduurig , tot zo lange de ziekte zó zeer toegenoomen is, dat de kragten om op te ryzen öntbreeken. Zy blyven dan óp de zy liggen, en maakenfterkë beweegin* met de voor en agterpooten, 'en nerven in korten tyd, indien men geen hulp toebrengt. Deeze ziekte, die ook de bloedziekte, of ook wel de Waar genoemd wordt, kan men fpoedig geneezen, door de Kalveren over de ooren te fnyden dat ze bloeden. Indien de ziekte echter reeds zo verre de overhand genomen heeft, dat men weinig bloed bekomt, moet men de Kalveren fterk laaten wryven, waar door de laating veel bevorderd wordt. Dit laaten moet men onmiddelyk, en zonder eenig tydverzuim te werk ftellen, zo ras men de Kalveren bloed - ziek vindt, zonder na huis te loopen. Ook kan men deeze ziekte geneezen, door zeeeh hand vol zout met een kop karnemelk integeeven. Zoon. Waar aan kend men dé kug? Landm. Aan het geduurig hoesten, en de benauwde ademhaaling, welke zy by tusfchenpoo. zen hebben. Hoewel de Kalveren aan deeze ziekte niet zoo fchielyk fterven, als aan de voorgaan* de , kan die nochtans een verfchrikkelyke verwoesting aanregten. Zoon. Uit welke oorzaakeh ontftaat deeze ziekte? Landm. Uitzwakheid.Kalveren,laatinhetvooriaar gebooren, fchraal opgevoed, of tejongvari de melk afgenomen , ftaah veel meer voor deeze ziekte bloot, als Kal veren, die gezond en fterk zyn.  Schoolboek. Si zyn. Bykomende oorzaaken zyn, laage, Vogtige weiden: ook, wanneer heete-dagen, in het laatst van Juny en July, door koele nachten gevolgd worden. Hier komt by, dat de Kalveren verzot zyn op het gras, dat op de laagfte plaatfen van het weiland, in de bodem der greppen, en aan de flootkanten groeit. Dit weeke en onvoedzaame gras verzwakt de maag en darmen, maakt de fpysverteering gebrekkig, waar door maag en ingewanden met 11 ym en andere vuile ïtoffen opgehoopt worden. —> Zoon. Welke behoed-middelen kan men gebruiken ? Landm. Men moet geen zwakke Kalveren tot Aanhouders opvoeden, maar daar toedefterkfte, van moeders, die in de fleur van haarleevenzyn, uitkiezen Deeze, na dat zy eenige dagen de melk van haare moeders gedronken hebben, met karnemelk opvoeden, zo dat zy glad, fterk en goed in 't vleesch zyn. Men moet ze ook niet te fchielyk, in eens, van de melk afneemen. Op de ftal zal men ze volop met goed hooi voederen. Daarna een goede hooge weide geeven. — Wanneer men de Kalveren voor 't eerst van de ftal naar het land brengt, moet het weêr gemaatigt, en de lucht koel syn. Anders gebeurt het dik.wils, dat zy, om de hitte te ontvlieden, in het water loopen, dat zeer ongezond is. Als zyzig dit hebben aangewend , zullen zy altoos liegt groeijen. Nog beter is het, dat men ze op de werf, of in den boomgaard, of op een weide, • die  3» Landbouwkundig die naby de wooning is, langzaam aan de lucht gewennei Zy kunnen dan in de ftal, of in de fchaduw van de wooning rusten, en herkauwen. Kan men ze den geheelen zomer aan een dyk weiden, zo dat zy, in de fchaduw van de wooning, of in een hok, zig tegen de fteekende hitte der zm kunnen beveiligen, zal men beter Kalveren hebben, ' dan op Weiland, daar veel geboomte is, of in boomgaarden, waarin ze dikwils aan de kug onderheevig zyn. Zoun. Krygen de Kalveren deezekugnietreeds, terwyl zy nog op ftal liaan i en met melk gevoed worden ? Landm. De Mestkalveren hebben, als ze drie a vier weeken oudzyn4 en vervolgens,doorgaans, een klein kugje. Dan dit fchaadt niet. Men houdt dit voor een bewys, dat ze wel groeijen. Maar zy, zo wel als de Aanhouders, krygen ook wel een kwaadaardigen hoest. Deeze verfcheeltech. ter veel van kug of hag, waar van wy nu fpreeken: want die hoest is een gevolg van een verzuimde of kwalyk behandelde verkouwdheid; is doorgaans verzeld van fterke loop ; frotteren uit de neus; dragt in de oogen. Dikwils ook met ontfteeking van de keel en onderkaak, zo dat de kalveren niet behoorlyk kunnen drinken, en de melk uit de neus te rug komt; eindigende met ontfteekende rotkoorfen, diebefmet- ' telyk zyn, en van een fpoedigen docd gevolgd worden. Daar integendeel de kug een verval van kragten ten gevolge heeft , en in een longteeling, doch meest in waterzugt eindigt. Zoon. Door welke middelen kan men den boeit.  Schoolboek. 33 peest uit een kwajyk behandelde verkoudheid ontftaan, geneezen? Landm, Door het middel No. i. fpoedig in 't werk te Hellen : want, ais deeze ziekte de zo evengenoemden trap van kwaadaardigheid verkregen heeft, is 'er weinig hoop op geneezing. Die» welke niet fterven, blyven doorgaans zwak en kwynende. Het is daarom dikwils voordeeligst, zulke Kalveren weg te doen. Wil men egter de geneezing onderneemen, moet men ze afzonderen; — de uitwaasfeming herflellcn, doorliet aftrekzei van één vierde pond drooge vlierbloemen, waar in één unce falpeter ontbonden is, en het Kalf met ftroo, of met een kleed wel toedekkende» Daar na zal men het driemaal daags een half mengelen aftrekzei van lynzaad geeven, en twee a driemaal daags het hoofd ftooven over de waasfem van heet water,of heete garst, die men,half gaar gekookt, in een zakje onder den muil van liet Kalf hangt, en boven het hoofd toebint. Dit laatste middel is uitneemend gefchikt,om deontfteekirig van de keel te doen ophouden, de verftopte vaten in het hoofd en de longen te openen * en het fnot te doen ontlasten. — Zoon. Hoe zal men de eigentlyke kug der Kalveren geneezen? Landm. Deeze kug, of hag, wordt van alle kundigen thans vooreen maaghoest gehouden; moet dus door verdunnende en maagzuiverende midde. len geneezen worden (*). Hét zout is daar toe een , CO Zie hier over Verh. van ds Maatfcliappy, ter bevord. vaa Ètn Landb. VI Deel, bladz. 107 — enz. eu 14 en volgende. c  24 Landbouwkundig een gefchikt middel. Ik heb Kalveren van de kug geneezen, door dezelven, in het eerst om den anderen dag, daar na om den derden, en vervolgens om den vierden dag een hand vol zout, met karnemelk, te laaten opdrinken, of in geeven. Wil men een ander geneesmiddel gebruiken, dat mede niet omflagtig en zeer goed is, men neeme een lepel vol zeefchuim en een goede hand vol zout: doe een en ander in een bottel vol karnemelk, en geeve het in eens in. Dit middel behoeft zelden herhaald te worden. Zoon. Nu volgen die ziektens en ongemakken, aan welke het Rundvee, in allerlei ouderdom, onderworpen is, niet waar Vader? Landm. Ja! — Wy zullen ons eerst bepaalen by de uitwendige gebreken en ongemakken; daarna van de inwendige ziektens fpreeken. Zoon. Welke zyn de meest gewoone uitwendige gebreken van het Rundvee? Landm. i. Brand op de oogen. a. Wonden. 3. Kneuzingen. 4. Gezwellen. 5. Zweeren. 6. Het klaauwvuur. 7. Gebroken klaauwen. 8. De wolfin de ftaart. 9. Het fpeer in de mond. 10. Het fchurft. De ontfteeking der oogen kan ontftaan door Haan of Itooten , door hooizaad, of eenige andere vuiligheid, in de oogen gevallen, gelyk dit fomtyds gebeurt, als het Rundvee uit een' ruif  S c m o o u o u; 35 tt^moet eeten. Ook door brand of zinkingen , die op de oogen vallen * gelyk dikwils gebeurd aan Kalveren, in den eerften zomer, dat zyinhet land loopen. De ontfteeking der oogen een gevolg zynde van vuiligheid, in het oog gekomen, moet men het oog van die vuiligheid tragten te zuiveren. - Door een ftuk zuivere fpons, met een mengzel, voor drie deelen uit water,en voor één deel uit brandewyn beftaande, doordrongen en tusfchen de oogleden geplaatst en uitgedrukt, zal het zelve vogt gere* delyk den geheelen oogbol befproeijen, en het zig aldaar ophoudend vreemd ligchaam uitfpoelen. — Als de ontfteeking ontftaat uit zinkingen, of fchcrpe ftofFen, die op de oogen vallen,' ïal men,met een pennemes, of eenig ander klein mesje, één gat door elk oor, en door datgat,eert riem van nieuw kalfsleer, dat zagt is,en waarvan men de einden aan malkander knoopt, om het uitvallen voor te komen, fteeken. De wonden, die niet zwaar zyn, geneezen zon* der dat men 'er veel meer aan behoeft te doen, dan de vliegeu 'er af te houden, en tegen de lucht te beveiligen. Beide kan gefchieden, door'ereen lap linnen of zeildoek voor te binden. Wil men de geneezing meer bevorderen, dan moet men dei wond bevogtigen, wasfchen en fpuiten met bierazyn, vaar door byna alle verfche wonden, by het Rundvee en Paarden, geneezen worden. Als de wonden zwaar zyn, moet men dezelve met wat brandewyn en water uitwasfchen, en vervolgens plukfel van oud linnen daar op leggen,het zelve dikwils met azyn en water bevogtigende ; voorts C 2 sor-  jó" Landbouwkundig zorgende, dat 'er geen ontfteeking by komt, door de huid rondom de wond te fmeeren met het mengzel No. 3. Wil men een wondzalf gebruiken, gelyk fbmtyds noodig is in diepe wonden» die geftooken zyn, en een kleine opening hebben, men bereide die naar het voorfchrift No. 4. Zoon. Wat onderfcheid is 'er tusfchen de behandeling der wonden, en die der kneuzingen? Landm, Gelyk men by de geneezing der wonden, veiligst, alleen zulke middelen gebruikt, waar door de ontfteeking voorgekomen, en de wonden tegen de lucht beveiligt worden ; zoo moet men de geneezing van de kneuzingen ook voor het grootfte gedeelte aan de natuur overlaaten. Het zal genoeg zyn, dat men het aange* daane deel eenige maaien daags wascht, met een mengzel azyn en water , waar onder men wat brandewyn, of amoniakzout kan doen. • Als de kneuzing gefchied is op eene plaats, die vleezig is, of daar het vel ruim is, en een fterkezwelling ten gevolge heeft, moet men die als een gezwel behandelen. — Zoon, Hoe zal men een gezwel geneezen ? Landm. Een gezwel, het zy het ontftaan is, door vallen, ftooten of liaan, of door een verzameling van kwaade ftoffen in het bloed, zal men best kunnen geneezen, door het te befmeeren, met het middel No. 3. — Wanneer door dit middel het gezwel niet verdwynt, maar tot verettering overgaat, zal men best doen, de ettermaaking, door het opleggen van warme koemest te bevorderen , 't welk, ten opzichte der zweeren , het zelfde goede gevolg hebben zal i zor-  Schoolboek. ' 37 zorgende, dat men dezelve, ryp zynde, 't geen dan plaats heeft, wanneer men in de etter, beweeging befpeurt, opene, op dat de etter zig behoorlyk ontlaste. Open zynde, zal men 'er de etter uitdrukken, en de holligheid voorzigtig uitwasfen met een mengzel van azyn en boom-olie, van elks even veel, of ook door wasfchen en fpuiten met azyn. — Dewyl de zweeren, op deeze wyze behandelt, zelden kwaadaardig zyn,kan men die met het genoemde mengzel geneezen. — Men kan dit ook verrigten, door die te verbinden met bazilicum, die men kan maaken na het voorschrift No. 5. Zoon. Waar aan kent men het klaauwvuur? Landm. Als het Rund aan een van de voor of agterpooten kreupel is, en de poot, boven de klaauwen, en rondom de koot, dik gezwollen en heet is, dan zegt men, dat het het klaauwvuur heeft. Dit is te geneezen, door de poot op die plaats te.laaten bloeden, door de agterfte kleine klaauwen af te fnyden, of, voor in de poot, even boven de klaauwen, één of meer vlymflagen te geeven. Het beste middel is, met de vlym de huid van de poot voor open te fnyden, beginnende by de koot, en eindigende tusfchen de klaauwen. Als het bloeden ophoudt, kanmeneen doek met {eer om de poot doen. Het geneest dan fpoediger. Zoon. Hoe zal men de gebroke klaauwen van het Rundvee geneezen ? Landm. Als de klaauwen voor gebroken zyn, moet men het Huk van de klaauw, daar die gebroken is, afhakken, waar mede .het dier geholC 3 pen  §8 Landbouwkundïo pen is. — Het gebeurt wel, dat defchoeofhoorn van de voet agter los gaat, door het fpringen of forceeren. De Koeijen kunnen daar van zeer kreupel zyn. Dit ongemak wordt fpoedig geneezen, door de plaats te bevogtigen met gekampherde brandewyn, of genever. — Men moet daar fpoedig by zyn: want als dit kwaad wat veroudert en 'er etter in de wond komt, heeft men veel moeite. Dan moet de Koe op ftal, om dat de vogtigheid en de beweeging de geneezing hinderlyk zyn. Zoon. Wat is de wolf in den ftaart ? Landm. Deeze kent men daar aan, dat de ftaart onder by de pluim week is. Men heeft dit ongemak in den winter, als de Koeijen op ftal ftaan , meest onder de kalfdraagende. Een fterke beweeging van den ftaart, en een meer dan gewoone zagtheid van denzelven doen ons vermoeden, dat de wolf in den ftaart is. Men neemt een hros of penclst, fteekt die op de zagtfte plaats, kruis, weegs, door den ftaart:. voorts rukt men de huid der Koe van de lendenen los; beginnende van de fchoft, en eindigende by bet kruis. Men herhaalt dit, om de twee of drie dagen , tot dat men by het afnypen, de huid niet meer hoort kraaken, Dit laatfte middel is de Koeijen zelfs zeer heilzaam, al is het, dat men voor de wolf niet vreest. Het doet haar wel groeijen, en een Landman behoorde, by het af boenen van zyn Rundvee, altoos te beproeven, of de huid op de lendenen, wel los is. Zoon. Het fpeer in den mond, wat is dat voor een kwaal? Landm. Als de fpeeren, of, zoo als anderen die noe-  Schoolboek. *?> roemen, de kegeltanden te groot , dat is, de inwendige wanden van den mond gezwollen zyn , belet dit ongemak het eeten , en herkauwen. Om dit ongemak te geneezen, knipt men met een fchaartje de punten van de ontftoken kegeltanden af: — wascht den mond twee a drie keeren met een doek, die in wynazyn wel nat gemaakt is. Dit middel is ook goed, als de tanden der Koeijen los ftaan, het welk altyd plaats heeft, als zy den wolf in den ftaart hebben. Zoon. Hoe zal men de fchurft der Koeijen geneezen P Landm. Men neemt mans pis ; doet daarin eenige handen vol gemeene tabak; wascht daar mede de door fchurft aangedaane plaatfen. Hier mede zal de fchurft doorgaans geneezen zyn. Ik heb daar voor nooit een ander middel behoeven te gebruiken. Anders neemt men, by een pint iynzaad o/ie,cen half pond buskruid, en zoo veel water, dat het vloeibaar genoeg is, om het met een kwasje te ftryken. Dit geneest fpoedig. Zoon. Aan welke inwendige ziektens zyn de Runderen onderworpen? Landm. De inwendige ziektens van het Rund« vee, welke het meest voorkomen, ontftaan, als hooft - oorzaak , uit de natuurlyke dikbloedigheid dee/er dieren. Deeze kunnen wy ons voordellen onder de benaaming van het vuur. Deeze ziekte, die een fpoedige hulp vordert, geeft men onderfcheidene benaamingen ,naar de deelen, welke 'er door aangedaan worden, of naar de verC 4 fchyn»  #d Landbouwkundig fchynzelen, welke men by deeze ziekte waarneemt. — Zo fpreekt men van i. Het bilvuur. a. Het lendevuur. 3. Het fnotvuur. 4« Het zwellend vuur. 5« De blaar. 6. Het ftille vuur. 7« Het darmvuur. S. En het Jonge vuur. Zoon. Welke zyn de bykomende oorzafakea yan deeze ziekte ? Landm. De fcbielyke groei. Om die rede ftaat het jonge Vee de twee eerste jaaren aan deeze ziekte meer bloot, dan in een verderen ouderdom. Ook ziet men , wanneer mager Vee, door goed gras, of 'ander kragtig voedzel, fchielyk in vleesch aanwint, het zelve zeer ligt door deeze ziekte aangetast. Daarom zal men, om deeze ziekte voor te komen, het Vee aderlaaten. — Ditmiddel behoorde in het voorjaar aan het jonge Vee nooit verzuimt te worden , als het twee a drie weeken in het land geweest is, en men ziet dat hetfrisch aan den groei is. Wanneer men jaarig Vee heeft, dat wel gevoed en kloek in het vleesch is, doet men heter, het zelve, in het laatst van Maart, of begin van April, wat bloed aftetappen. Zoon. Worden die onderfcheidene foorten van vuur ook op verfchillende wyzen geneezen? Landm, Alle deeze verfchillende foorten hangen van zeer veele verfchillende oorzaaken af, en maaken daar door de geneezing moeijelyk. Het voorzichtigst dierhalven is de vol*  S CHOOLBOEK. volgende algemeene regelen , hier omtrent, in acht te neemen. Wanneer het vuur uit eene volbloedigheid voortkomt, en het dier daar by wel in het vleesch is, zyn aderlaatingen en het drinken van karnemelk de beste geneesmiddelen. Wanneer dezelve ontftaat uit fchraal en liegt voedzel, moet men met de aderlaating voorzichtig zyn, en liever de beesten beter voedzel bezorgen , en haar in eene andere weide laaten gaan. —— Wanneer de oorzaak, (zo als de voorbeelden leeren) in het ilegte en vogtige weêr gelegen is — doet men beter, het Rundvee op ftal te zetten en warm te houden. Het büvuur heeft men meest in de lente onder het jaarige Rundvee te dugten. Men kent het daar aan, dat het Vee niet eet noch herkauwt , traag opftaat, en dikwils kreupel gaat, aan een van de agterpootten. Men houdt deeze ziekte voor zeer gevaarlyk. Men ziet 'erveelen vanfterven. Sommigen zelfs houden het voor ongeneesfelyk, dan te onrecht; want veelen worden geneezen, door die te laaten in den ftaart, en ze een goede theekop vol raapolie in te geeven. Zoon. Gelieft my nu de noodige ophelde» ring, aangaande het lendevuur, te geeven? Landm. Als een Rund het lendevuur heeft, gaat het, agter, heen en weer waggelen, of flingeren. Het wordt dikwils geholpen door een fterke laating in den ftaart. Als het dier door-de laating niet volkomen herfteld is, en 'er op het kruis plaatfen zyn, op welke de huid van . den vet-rok los gegaan, of door vogtigheden, die tusfchen C 5 de  ■ft Landbouwkundig de huid en den vet rok verzamelt zyn, van den vetrok gefcheiden is, moet men het kruis befmeercn met het middel Mo. 3. — Zoon. Waar aan kent men het fnotvuur, en hoe zal men dat geneezen? Landm. Als een Rund het fnotvuur, of, zoo als hetook wel genoemd wordt,het oogevuur heeft, zwellen de oogleeden. De ademhaaling is dan moeijelyk. Daar door ontftaat fterk blaazen door den neus, waardoor meer of min, vogten uit den neus loopen. Men geneest deeze ziekte dikwils vry lpoedig , door een laating aan den nais.„ Zoon. Waar aan kent men het zwellend vuur, en hoe zal men dat geneezen? Landm. Het zwellend vuur kent men daar aan, dat het dier over het geheeleligchaam fterk opgezet, en de huid om het lyf ftrak gefpannen is. Deeze ziekte wordt dikwils geneezen, door een. laating aan den hals. Ookfnydt men wel over de beide ooren, door de aderen, die over de ooren loopen, en men legt daar doeken op, die in genever nat gemaakt zyn, om de wonden wel te doen bloeden. Ze zyn dan in één uur herfteld. De blaar verfchilt van de even voorgaande daar in, dat het Rund niet alleen onmatig dik opzwelt, maar dat het pruis zeer fterk de neus en mond uitloopt, en de ademhaaling moeijelyk is. Men geneest die, door een ftukje van de tong met een fcherp fchaartje afteknippen, en daar door een weinig bloed af te laaten. Men kan deeze ziekte ook geneezen, door de Kot een pass  Schoolboek. 43 paar handen vol zout in een bottel karnemelk in te geeven. De tongblaar is minder gewoon. Egterzeer gevaarlyk, als 'er niet fpoedig goede hulpmiddelen aangewend worden. Ze beltaat in een of meer puisten of zweeren op de tong, welke eerst wit, daar na rood, en vervolgens zwart worden, en eindelyk in kankeragtige zweeren, die de, tong afknaagen, en den dood van. het dier ten gevolge hebben, veranderen. — Dit ongemak wordt geneezen met een iïuk zilver, waar aanfcherpe tanden zyn, door welke de zweer doorgekrabt wordt. Daar na wascht men de tong, twee maal daags, met flerken wynazyn, daar zout, peper, look en wynruit in getrokken zyn, tot zo lang de volkomene geneezing daar is. Men houdt deeze kwaal voor hefmettelyk. Daarom moet men het Vee, twee of drie maaien daags, de tong uit den mond haaien, en naauwkeurig bezien, of ze gezond is. Ook kan het van nut zyn, de mond der gezonde Runderen dagelyks met goeden afcyn „te wasfchen. Dit geduurig bezien der tong is zeer noodzaakelyk , om dat men geen uiterlyke teekenen van ziekte by de tongblaar ontdekt (♦). Men kan het ftille,of het meest gewoonevuur, of het bloed, in den beginne,door geen uitwendige tekenen waarnecmen. Als het dierfchielyk ongëfteld wordt; niet eet noch herkauwt; kan men het vermoeden. Men legt dan de hand aan de CO Z5e Verhandelingen door de Ifaatfchappy, ttt bevordering ,#an den Lasdh. te. Amfterdara, VI Heel, bladz. 155. enz.  44- Landbouwkundig de linker zyde van het dier, tusfchen de voorbout en het lyf: voelt men dan de pols zeer di« en fterk flaan , kan men zeker zyn , dat het Rund het vuur heeft. Men doet dan een goede laating aan den hals, waar door zy herfteld worden. De kenteekenen en oorzaaken van het darmvuur, gelyk ook de middelen ter geneezing, zyn minder bekend, maar de uitwerkingen deezer ziekte.zyn vreesfelyk. De Runderen worden zelden gered, eu fterveu daaraan binnen een korten tyd. Wy hoopen, dat de pooging van eea aanzienelyke Maatfchappy in ons Vaderland een gewenscht licht over deeze ziekte verfpreiden zal. ... ■Zoon. Van het longvuur heb ik fomtyds hooien fpreeken, als van een zeldzaame doch zeer &evüariyke ziekte? • ^ancim. Het longvuur, of liever de ontfteeking uer long , gelyk ook de ontfteeking der lever, milt, enz.: zyn minder gewoon inftreeken, daar het Rundvee meerendeels met gras, of hooi en water gevoed wordt, als in zulke oorden, daax men het Rundvee lynkocken, busfel, fpoeling, of eenig ander kragtig voedzel in groote hoeveelheid geeft: om dat deeze het bloed fterk vermeerderen en verhitten, in zo verre, dat eene of andere bykoniende.oniftandigheid, inzonderheid een fchielyke verandering van hette en koude (het üy door kout drinken, als de dieren heet zyn, of door verandering van lucht veroorzaakt) de ont. fteeking van het zo zeer tot bederf voorbereid bloed ten gevolge heeft ; welke ontfteeking dan op  Schoolboek. 45 Op de long, lever, milt, ribbeviies,: keel, of ook wel op twee of meer van deeze inwendige deelen te gelyk post vat. Zoon. Welke zyn de kenteekens van deeze ziekte V Landm. Dat de Koeijen zeer dun zyn; veel hoesten, en veeltyds fteenen; moeijelyk ademhaalen; fterk kwylen, en de tong uit den mond laaten hangen. Zoon. Welke middelen zal men ter geneezing aanwenden ? Landm. Dewyl deeze ziekte ook van een ontfteekendea aart is, of mogelyk alleen in een ontfteeking der longen beftaat, zal het aderlaatert van veel nut zyn. — Men zal te gelyk in de linker borst een dragt moeten zetten : want men weet, dat blaartrekkende pleisters, tegen de ontfteeking der ingewanden, in menfchen, met nut gebruikt worden. De inwendige geneesmiddelen, welke voor deeze ziekte worden opgegeeven,zyn meenigvuldig (*), en worden, zowel de gezonden als de zieken toegediend, wanneer die by malkanderen op ftal geftaan, of in eene weide gegaan hebben. Van de ziektens fpreekende , wier oorzaak in de ingewanden huisvest, moet ik u nog een C) Deeze ziektens vorderen een meer kunstmatige behandeling Men kan daar toe een bekwaame handleiding vinden by Anto* Ca rl von Weillborg, Anleitung fur das Landvolk e„? Nurnberg 1787. zeid 80 en volgend: en een duidejyk onderricht' aangaande de geneezing^van het longe en miltvuur, in het Vilde Deels ade Stukder Verhandelingen va„ de Maatfehappy, ter bevordering va» den tandbomv te Atnfterda»,  46 Landbouwkundig eene ziekte doen kennen, die ook in het bloed fchuilt, maar van de voorige zeer verfchilt; gemeenlyk genaarat de vuurigheid, of men zegt van een Rund, deeze ziekte hebbende, de Koe is vuurig. Deeze ziekte ontftaat gemeenlyk uit eene flegte fpys-verteering; uit liegt voedzel, waar door het bloed fcherp wordt, en het dier vermagerd. — By deeze ziekte is de afgang zwart en taai; de huid zeer vast op het lyf. Een laating zal doorgaans deeze ziekte volkomen geneezen. Dan het is van veel nut, zodanig een Rund ook een zagte buikzuivering te geeven, zo als het middel No. 6. Zoon. Welke zyn die ziektens,waar van gyzoo even fpraakt, van welke de oorzaak in de ingewanden huisvest? Landm. r. De verftoptheid. 2. De loslyvigheid. 3. Bedorven ftoffen in de maag. 4. De galziekte, j. De zwelling. 6. Het bloedpisfen. 7. Het ongans. Door de verftoptheid verftaat men de ophooping van de drekftoffen in de ingewanden, of dat het dier geen behoorlyke ontlasting heeft,of,gelyk fomtyds gebeurt, in het geheel geen mest kan maaken. Om deeze ziekte te geneezen, kan men ontlastende middelen gebruiken , zo als No. 6 of No. 7. Dan men kan deeze ziekte doorgaans fpoedig geneezen, door een Koe, een musje lavas, en even zo veel boomolie, ineens, in te geeven. Zoon.  Schoolboek. 4? Zoon, Gebeurt het ook niet, dat het Rund een verftopping in de waterwegen heeft? 'Landm. Dit geval is zeldzaam. Dikwils kan men fpoedige hulp toebrengen,dooreen Koe,een weinig fyn zout, of een propje tabak, dat men nat gemaakt heeft, in de fcheede te fteeken. De fchaft vaneen Os of Stier beftrykt men met geftooten uijers, of knoflook, met raapolie gemengd. — Als men vermoedt, dat dit ongemak uit koude ontftaan is, geeft men het dier een glas genever met geftoote uijen of knoflook. Als de hardheid der pols (f)» of de onmaatigehette van het dier, ontfteeking doet vermoeden, zou dit middel fchadelyk zyn. — Men moet dan een laating doen in den hals , en een zagte buikzuivering geeven. Daar door zal de ontfteeking en de fpanning der vaten verminderen. Tot een buikzuivering is een paar handen vol zout metkarnemelk gemengd, dikwils van een groot nut bevonden. Een hand vol kervel, met een goede hand vol petercely, in een mengelen bier gekookt, en ingegeeven, is ook zeer goed. Zoon. Welke middelen zal men tegen de loslyvigheid gebruiken ? Landm. Als die uit koude ontftaan is, zal men daar veiligst niets aan doen ; ten ware het dier daar door te zeer verzwakte. Als de ziekte langer duurt dan twee of drie dagen, en men vermoedt (D Zie over bet 'voelen der pels der Runderen een naauwkcurig onderricht in her IXde Deel van de Verh. der Maatfch. ter bevordering van den Landb. te Amfterdam, bladz. 305.  4§ Landbouwkundig moedt, dat die ontftaat door fcherpe ftoffen, dié de ingewanden te fterk prikkelen , zal een zagte buikzuivering , als No. 8. van veel nut zyn. Daarna zal men het dier,eiken dag, drie a vier loot gerookt fpek, of een glas boom-olie ingeeven, waar onder men een paar lepels vol brandewyn kan mengen , daar mede aanhoudende , tot dat de geneezing daar is. — Als de dampigheid (§) der Koeijen oorzaak van de loop ic, kan men, door deeze middelen, de loop wel doen ophouden, maar niet geneezen: om dat de dampigheid voor ongeneeslyk gehouden wordt. Zoon. Waar aan kan men zien dat een Rund bedorven ftoffen heeft, en daar aan ziek is? Landm. Als het treurig is, weinig eet, en de ziekte by tusfchenpoozen af en toeneemt, dat is, dathetkoortfig is, 't welk men uit de rasfe pols kan waarneemen; wanneer het, in de fterkfte vlaagen van de koorts, hygt, of ook wel fteent, en men tevens geen teekens van het vuur of bloedziekte kan waarneemen; dan moet men belluiten, dat de ziekte uit een vervuilde maag voortkomt. In dit geval is de boekpens, of zouter met kleiagtige, of taaije llymige ftoffen opgevult; het welk men ook daar aan kan waarneemen, dat de afgang bleeker is als van gezonde Runderen, of andere natuurlyke hoedanigheden mist. Deeze ziekte wordt best geneezen door ontlastende middelen, die te gelyk de Ingewanden verfterkeri. Het middel No. 9. is uitneemend, en mist zelden een gewenschte uitwerking te doeti. Het zout is . ook (§) Andere noemen deeze ziekte aangiiranJ.  SCHÖDtBÓIt 49 •ok zeer goed, dan dit word in den beginne der ziekte voor bejaarde Runderen dikwils niet kragtig genoeg bevonden. Men kan 'er naar omftandigheden gebruik van maaken; Als het middel No; 9 een goede uitwerking gedaan heeft, kan men tot het gebruik van het zout overgaan, om daar door dé verdere geneezing te erlangen» Dan, vermits men in de bepaaling van de ziekte kon misgetast hebben, zal men het diertevoorenwat bloed aflaaten. Zoon. Deel my uwe aanmerkingen over de galziekte mede? Landm. Deeze ziekte heeft men het meest in het afgaan van den zomer. Men kan die veeltyds voorkomen, door het Vee in de maand Augustus bloed te laaten , of een purgatie te geeven. Zy ontftaat uit een verdikking der gal,, waardoor verftoppingen ontftaan in de gal weegen ; — de gal door het bloed opgenoomen en in het ligchaam rond gevoerd wordt. De kentekenen zyn, dat het dier fchielyk ongefteld wordt, weinig eet en herkauwd ; ook geweldig fpuit. De oogen ftaan dof en waterig, het wit daar van ziet fomtyds geel; de oogleden zyn gezwollen, de gang traag, en dikwils pynelyk, ftyf, fomtyds kreupel en men heeft zigtbaare tekenen van koorts. — Zoon. Hoe zal men deeze'ziekte geneezen? Landm. Men moet aanftonds bloed laaten , als de pols hard en vol is: voorts de zagte buikzuivering No. 6 geeven : ten ware het overvloe. dige ontlasting uit de natuur hadt: want dit heeft veeltyds plaats. Voorts geeft men, om den andeD reri  50 Landbouwkundig ren dag, het middel No. 10 tot de volkomen geneezing toe, die zelden mist: ten ware 'er reeds werkelyk een ontfteeking van de lever , long, of milt plaats hadt: komende my waarfchynelyk voor, dat de galziekte de voorlooper is van deeze gevaarlyke kwaal. Zoon. Wat is de zwelling? verfchilt die niet van het zwellend vuur? Landm. Deeze ziekte ontftaat, meest altoos, door het al te overvloedig gebruik van roode klaver, een groote hoeveelheid zuuragtigvogt bevattende , waar door de ingewanden te fterk geprikkeld worden, dat een onregelmatige beweeging van de ftoffen, die in de ingewanden zyn, ten gevolge heeft. Deeze ziekte verfchilt daarin van het ivindvuur, en van de blaar, dat de zwelling alleen aan de linker zyde gezien wordt: heeft daartegen veel overeenkomst met een andere ziekte,welke men de zvindzugt, of de dikte noemt, en beftaat in een verzameling van lucht in de holligheid van den buik (*): tegen welke laatste ziekte ik nooit geneesmiddelen heb zien gebruiken, maar wel verfcheide Runderen, door de natuur alleen, herftellen. Zoon. Hoe geneest men de zwelling, die uit het overmaatig eeten van de roode klaver ontftaat? Landm. Zo ras men dit ongemak befpeurt, moet men het dier a a 3 lood zuivere potasfche, in water gefmolten, ingeeven, en deeze gift, als ze (*•) Zie over deeze ziekte Verin van de Mnatfchappy vin den I.andb. te Amilerdam, VI Deel, bl. 69 en volgende.  Schoolboek. 5t ze niet helpt, herhaalen. — Voorts moet men het dier de roode klaver eenige dagen geheel onthouden. Zoon. Wat is de oorzaak van het bloed pisfen? Landm. Deeze ziekte is byzonder eigen aan het Vee, op fommige foorten van gronden geweid wordende. Het voedzel is dierhalven meerendeels oorzaak deezer kwaal. De lucht en het jaargetyde brengen daar ook toe; want men heeft deeze ziekte meest in de maanden May en Juny , als 'er fcherpe noorde en noord-ooste winden waaijen. Zy is evenwel, op die byzondere foorten van gronden,nooit algemeen. Op gronden,daar deeze ziekte zeldzaamer is, blyft het Vee 'er niet altoos van bevryd: waar uit volgt, dat 'er de byzondere gefteldheid van het Vee iets toedoet.—Het kan ook zyn, dat het eeten van fommige kruiden oorzaak hier van is. Ontlastende middelen verergeren de kwaal. Men wagte zig dierhalven voor deeze middelen, zo ras 'er gegronde vrees voor deeze ziekte is. Ook moet men, als het dier dof en treurig is, weinig eet, fchielyk zeer dun wordt, en 'er dus vermoeden is, dat deeze ziekte plaats heeft, oppasfen, om het dier te zien wateren, om het zekerste teken van deeze ziekte, het ontlasten van bloedig water door de piswegen waar te neemen. Deeze ziekte, die zeldzaam uit volbloedigheid voortkomt, vereischt geene laating. — Men geneest dezelve best door verzagtende middelen, zo als oly, met verfche eijeren en melk gemengd. *D a Som-  5^ Landbouwkundig Sommigen maaken ook gebruik van het middel No. ii. Zoon. Wat is het ongans ? , Landm. Deeze kwaal ontftaat alleen door het Vee, laat in het jaar, in regenagtig wéér,oplaage moerasiige weiden te laaten loopen. Men kent deeze ziekte daar aan, dat het Vee vermagert; de buik zwelt; de oogen dieper in het hoofd ftaan als natuurlyk. In eenen niet al te ver gevorderden trap plaats hebbende , geneest deeze ziekte op ftal , door het drooge voedzel, dat zeer natuurlyk is: want deeze ziekte beftaat in een flapheid of wateragtigheid van het bloed. Te ver gevordert, verminderen de kragten langzaam. — Ze fterven doorgaans in het voorjaar, in de maanden Maart of April. — Geneesmiddelen tegen deeze ziekte heb ik nooit te werk zien fteilen. Sommige landlieden voederen zulk Vee, twee maal daags, met paardeboonen; fteilen daar mede deeze dieren op de proef. Zy fterven dan fchielyk, of raaken aan de groei, en geneezen volkomen. De paardeboonen zyn een zeer verfterkend voedzel, byzonder gefchikt om het bloed te verdikken: dan, dewylzyeenigzints moeijelyk verteeren, ten minsten een kragtig voedzel zyn, zou men myns oordeels beter doen, dat men vooraf de maag en ingewanden zuiverde en verfterkte, door het Vee,om den anderen dag, een hand vol zout in een bottel karnemelk in te ge-even, tot zo lang, dat men uit de meerdere levendigheid van het Vee, en graagte in het eeten,de fpysverteering verbetert heeft. Naden geest van terpentyn, die in allen opzichte de voorkeur verdient, en niet genoeg aangepreezen kan worden, ko-  Schoolboek; ^j. komen het zout en de bloem van zwavel, als middelen tegen het ongans der Schaapen, in aanmerking. — Daar toch het ongans der Schaapen zoveel overeenkomst heeft met het ongans onder de Runderen, t wy ffele ik niet, of men zou door deeze middelen, en vooral door den geest van terpentyn,ook het ongans onder het Rundvee geneezen. Zoon. Zeg my eens, welke ziektens aan de Melk- of Kalf koeijen alleen eigen zyn? Landm. i. Het agterblyven van de nageboorte. 3. Het blyven leggen van de Koeijen, na het Kalven. 3. Ontftooken uijers. 4. Zeere fpeenen. 5. Het fchielyk verminderen der melk zonder eenig teken van ziekte. Zoon. Waar door ontftaat de agterblyving van de nageboorte? Landmlk zal de voornaamfte,of (*) de gewoonde oorzaaken opnoemen.Voor eerst als deKoe een dood of onvoldraagen Kalf voortbrengt, blyft de nageboorte meest altyd agter. —- Dit ontftaat uit de onrypheidvan de moederkoeken, zig van de baarmoedertepels niet- los maakende voor dat zy volwasfchen zyn. Daar dit dus, in dit geval, door afrotting moet gefchieden, worden daar toe eenige dagen vereischt. Ten tweeden ontftaat dit uit sene krampagtige famentrekking van den hals der baarmoeder, door koude ontftaan. — Tenderden door flapheid, of werkeloosheid van de baarmoeder. Zoon» CO Zie overdeeze ziekte Verhand; van de Maatfchappy van daa< Landb. te Amfterdarn, IX Deel, bladz. 260. d a  54 Landbouwkundig Zoon. Welke middelen gebruikt men hier tegen? Landm. Als de ziekte der Koe enkel beftaat in het agterblyven' van het navuil, is het dikwils veiligst daar niéts aan te doen, maar alles aan de natuur overtelaaten, die de ontlasting der nageboorte ten langften in negen dagen verrigt. Het is evenwel niet kwaad die ontlasting door gepaste middelen te bevorderen. — Daar toe is noodig, dat men de oorzaak daar van grondig weet. Door het agterblyven van het navuil lydt de Koe wel veel, maar door het gebruik van verkeerde middelen, zou men nog grooter onheil bewerken. Als de eerstgenoemde reden plaats heeft, is het klaar, dat afdryvende middelen alleen van nut kunnen zyn. Wanneer de moederkoekjes nog zoo vast zitten, dat die door een fterke famentrekking van de baarmoeder niet los worden, hebben die middelen geen andere uitwerking dan de koortfen te vermeerderen, of wel, wanneer 'er door een moeijelyke verlosfing, of door volbloedigheid der Koe een geneigdheid tot ontfteeking plaats hadt, zou die daar door in een daadelyke ontfteeking van de min of meer befchadigde, of met bloed opgevulde deelen, veranderd worden. Ook zou het kunnen gebeuren, dat door de fterke poogingen der Koe, om het navuil uit te werpen, de draagzak te gelyk naar buiten gebragt wierdt. Best dierhalven, vier a zes uuren na de verlosfing met de hand na binnen te tasten (*_), de moeder! koek- <♦") Zie Met over Verhandelingen van de Maaifchappy van den landb. te tolterdam, IX b"! Uadz. tff. ta Geueesyy, van de ziels-  Schoolboek. £5 koekjes voorzigtig los te pellen, en het geheele vlies of de nageboorte na buiten te brengen. — Als men dit niet durft onderneemen, kan men op den vierden dag, als de moederkoekjes door de rotting eenigzints los geworden zyn, het middel No. is ingeeven': dat ook zeer goed is, als een Koe, na het afgaan van de nageboorte, de korte ftof niet kan kwyt worden, en daar door kwynt en vermagert. Zoon. Wat moet men doen, als de te rug blyving der nageboorte, door krampagtige famentrekking van den hals der baarmoeder ontftaat V Landm. Als men vermoedt, dat de Koe by,of kort voor de verlosfing koude gevat heeft, moet men de belette uitwaasfeming tragten te herftellen, door de Koe te dekken en warm drinken te geeven. Ook zou men, als men zeker weet,dat het vatten van koude de oorzaak van de ziekte is, de Koe alle drie uuren 60 droppels van het pynftillend tinktuur van Syd&nham QLaud. liquid. Sydenh.) kunnen ingeeven. Dan daar de krampagtige famentrekking van den hals der lyfmoeder ook uit volbloedigheid ontftaan kan, en' de nageboorte ook fomtyds te rug blyft, door een ophooping van drekftoffen in de ingc\vanden, zal men tevens, als men het eerste geval vermoedt, een laating doen, en in het laatste geval de Koe een zagte buikzuivering geeven. Vier a zes lood bitter purgeer zout (Sal Amarunï) is daar toe zeer gefchikt. Zoon. ziektens en kwaaien der Paarden . door A. Fontein, te Amfterdairi^ by G. Wcmars 1775. bladz. 114. En de Aant. 115 en u5. D 4  iS Landbouwkundig Zoon. Welke middelen zyn , ingeval flap of Werkeloosheid der baarmoeder hier van oorzaal; is, de beste? Landm. Uit uw vraag volgt van zelve vry klaar, dat meer dan eene zeer van elkander verfchillende reden of oorzaak dat te rug blyven bewerken kan. — Het komt 'er alzo op aan, om denaatste oorzaak te kennen. Voor min geoeffenden is dit niet zeer gemakkelyk. Men moet dierhalven oplettend en voorzigtig zyn, wil men geen roisilagen begaan: te meer nog, om dat het te rug blyven der nageboorte ook ontftaan kan uit ontfteeking der baarmoeder, of pynelyke zwelling der met bloed opgevulde deelen ; veroorzaakt door een moeijelyke verlosfing, ofruuwe behandeling, waar over wy ftraks nog een woord zullen zeggen. Wanneer men dierhalven de zo even op. gegeeven oorzaaken niet vermoedt, en men geen zwelling of tekens van ontfteeking aan deteeideelen befpeurt, kan men gelooven,datdeveerkragt der baarmoeder, om na de verlosfing in te krimpen, vermindert, of geheel verdweenen is. Men beproeft dan, of men door zagte ontlastingen die een meer als gewoone beweeging in de ingewanden der Koe veroorzaaken, en ook dikwils de baarmoeder in werking brengen, de affcheiding en uitwerping van de nageboorte bevorderen kan. Ten dien einde kan men het zo even ge üoemde purgeer zout gebruiken., of men kookt twee roode karooten, in twee mengelen karnemelk. Men geeft die in ééns. Het middel No il is in dit gev;ii ook zeer heilzaam. Dan, als'de Koe» na het gebruik van één deezer middelen, de na.  Schoolboek» g? nageboorte niet ontlast» of zo fterk aan den aft gang was, dat men het niet raadzaam vondt de ontlasting te bevorderen, zal men het middel No. 12 gebruiken. Ondertusfchen moet men zich in alle deeze gevallen niet te zeer verhaasten, om dat het te rug blyven der nageboorte zelden gevaarelyke toevallen veroorzaakt, en de natuur zig gemeeuelyk in deeze gevallen zelfs redt. Zoon. Als het geval eens werkelyk plaatsheeft, dat de baarmoeder naar buiten gekomen is, wat dan? Landm. Het uitzakken der baarmoeder , dat fommige Koeijen by het kalven door een onvoorzichtige, onkundige, of geweldige behandeling . overkomt, kan niet anders herftelt worden als iloor die voorzigtig, en tevens met de daar toe noodig zynde kragt, zonder dezelve te kwetfen, naar binnen te brengen, waar van een Koe weinig hinder heeft, wanneer men daar in op volgende wyze te werk gaat. Men neemt zoete melk, die men bloed warm maakt : — wascht 'daar mede het uitgezakte deel, gebruikende daar toe een linnen doek. Als de baarmoeder verkond, of gezwollen is, dient deeze wasfching ook tot eene ftooving. Men moet 'er mede aanhouden tot dat de.zwelling verdweenen is; leggende 'er inmiddels, ter dekking, een doek over, die men geduurig nat maakt. Ook moet men zorgen» dat de melk de behoorlyke warmte behoudt,door ' 'er geduurig wat heete melk by te doen. Alamen dan gereed is om het werk te beginnen, doe men zo mogelyk het Koeh o&t op de voorpooten knielen, de agterpoine» wyders in eene ftaanD 5 de  5& Landbouwkundig ze%hejvfzgvbrengende e" b™ide,opdiewy- melk zvn d0Cken' diS in de wa™* volkomen K ,t,geBIaakt' 20 dat de nagels volkomen bedekt zyn. Men neemt dan de binne? w IS' h°rten of £c^n na X, 7r men hier in beda"d « voor- te 1 L Zf' WarG de baarmoeder ™™ ware in'Hf «f^». gewest of befchadfec de^arm ^^^^T0^ ■h^A u i , 8 buiten te brengen,een hand breed boven den pisvveg of fcheede ftyf af e b^den, en dan af te fnyden. Maar dit maakt Jet beest met alleen onvrugtbaar, maar fielt he ook aan levensgevaar bloot. Dierhalven moet dit niet dan in den alleruiterilen noot, wanneer het geval voor desperaat gehouden kan worden gefchieden Hierom kan men den Landlieden niet* genoeg aanbeveelen, om toch, by de verlosZ derKoeijen.alle mogelyke oplettenheid en vooï zorge te gebruiken , waar door die uit^M; voorgekomen kan worden. ""zakking Zoon. Door welke oorzaaken ontftaat het blv ven leggen der Koeijen? ly Landm. Dit ontftaat (♦) door i. De C') m vin.lt dceze ziekte mkemis vslhmMd jfl ^ ^ Deel  Schoolboek, 55» I. De wolf in dén Maart. *. Door de moederziekte , of de ontfteeking ■van de baarmoeder. 3. Door de mclkverplaatfing. . 4. Door het niet toetrekken van den hals der baarmoeder. Van de wolfin den ftaart zullen wy thans niet fpreeken. Ik heb u de middelen daar tegen reeds opgegeeven. Een huisman, die zyn' Vee met een beiioorlyke oplettenheid waarneemt, zal nimmer in het geval komen, dat -zyne Kalfkoeijen door de verzwakking, die de wolf veroorzaakt, magteloos zyn om op te ftaan. Zoon. Welke zyn de tekens, waar aan men ziet, dat de Koeijen de moerziekte hebben, of dat de baarmoeder ontftooken is? Landm. Als de Koeijen van deeze ziekte overvallen zyn, vergaat de eetlust. Doorgaans befpeurt men een zeer fterke dorst. Zy ftaan onrustig. Als zy gaan flingcrt het agterlyf heen en iveêr. Het uijer blyft gefpannen. Zy houden op melk te geeven. Daar by heeft 'er een opftopping van den drek en het water plaats. De ziekte meer toeneemende, zwelt de regter zyde. Ze raaken van de been. Daar na zwelt ook de linker zyde en het geheele agterlyf. De ontfteeking gaat over tot koud vuur , daar de dood op volgt. Somtyds neemt deeze ziekte zo fchielyk de overhand, dat het dier fterft binnen den tyd van vierentwintig uuren. 'Dan het gebeurt ook wel, dat de Koe eenigen tyd langer leeft. In die Dscl van do Vcrb. van da Maatf. van den Landb. bl.dz. 293 en*  6o Landbouwkundig die gevallen eindigt de ontfteekinginverè'ttering, of in eene verharding. Eene oplosfing van de ontfteeking heeft alleen eene volkome herftelling ten gevolge. Zoon. Door welke middelen kan men die bekomen ? Landm. Zo ras men deeze ziekte ontdekt, doe. men een ruime laating aan de agterpooten. Naar maate van de fterkte der Koe tappe men vier , zes, of meer ponden bloed af. Dit in een mindere hoeveelheid, om de vier of zes uuren, herhaalende, tot dat de toevallen verminderen. Voorts zal men door andere in en uitwendige ontfteekingweerende middelen, die men met geduld aanhoudend moet gebruiken, de ontfteekingtragten weg te neemen (f^ Als deeze ziekte niet ontftaan is uit eenmoeijelyke verlosfing, of uit eene daar by plaats gehad hebbende ruuwe behandeling, is de volbloedigheid der Koe daar van doorgaans de naatste oorzaak. Dan men moet tevens aanmerken, dat deeze ziekte meer gemeen is by Koeijen, die in den zomer, wanneer de lucht heet is, als by die, welke in het voorjaar, of in den herfst kalven: waar uit volgt, dat de ruuwe behandeling by de verlosfing; de volbloedigheid; het kalven, by heet wéér, de naatste gelegenheid-geevende oorzaaken tot deeze gevaarlyke ziekte zyn, en dat wanneer deeze drie oorzaaken by den anderen plaats (t) Zie de zoo even aangeh. Verhand, van de Maatfchappy var, den Lamib. bl?,dz. 308 enz, alwaar, een kunstmaatigc behandeling van deeze ziekte gevonden wordt.  Schoolboek. é'ï plaats hebben , de Koe in het uitterste gevaar is. Dus moet men in het heete jaargetyde de meeste voorzorg gebruiken. Een ruuwe behandeling by de verlosfing moet men altoos vermyden. Dit kan zeer wel gefchieden door de regelen te volgen, welke vervat zyn in twee of drie Verhandelingen, daar over door de Maatfchappy van den Landbouw uitgegeeven (§). Voorts moet men een volbloedige of te vet geworden Koe, vooral wanneer die in den zomer moet kalven, op een weide laaten, die wel niet fchraal behoeft te zyn, maar op welke het gras kort is. De moeite, welke zy doen moet om het lyf vol te krygen, vcrpligt haar tot eene meerdere beweeging, die haar zeer gezond is. Tegen dat het uijer begint te zwellen, dat is drie weeken of daar omtrent voor het kalven, moet men de Koe drie a vyf 0* bloed aflaaten; het zelve veertien dagen daar na nog eens herhaalende. In de laatfte week voor het kalven, moet men de Koe, des avonds als het koel begint te worden, de weide eenige keeren op en neder laaten dryven, zonder evenwel dezelve te vermoeijen. Aïs de Koe gekalft heeft, zal menhaarhetmiddelNo.i3ingeeven,en het Kalf twee a drie dagen by de Koe in 't land laaten. Deeze middelen zyn beproeft, en misfen zeer zelden de Koe gezond te houden. Zoon. (§) Zie Verhandelingen over de verloskunde der Koeijen, door de Maatfchappy van den Landb. te Amfterd,. zynde het IX en X Deels, eerfte Stuk, van haar Verhandelingen', in 1703 uitgegeey&a.  6a Landbouwkundige Zoon. Door welke oorzaaken ontftaat de melkverplaatzing? Landm. De melkverplaatzing of het melkvuur ontftaat veeltyds uit de volbloedigheid der Koe; fomtyds ook door onzuiverheden , of fchadêlyke ftoffen in de ingewanden; waarom, in de meeste gevallen, de zo even genoemde middelen ailergefchikst zyn, om ook te gelyk deeze ziekte voor te komen. Men kent deeze ziekte daar aan , dat de Koe op den eerften, tweeden of derden dag, na dat zy gekalft heeft, geheel ophoudt met melk te geeven, en het uijer flap en ledig blyft. Voorts ziet men een week gezwel aan den buik, dat langs denzelven, volgens den loop der meikaderen, van de borst tot het uijer, en zelfs aan de binnenzyde van den agterfchcnkel tegen over het uijer zig vertoond. De Koe is onvermogend om op te ftaan; blyft ftil liggen in die houding, waar in gezonde Koeijen anders gewoon zyn te rusten. De verdere toevallen zyn koortfen, die met koude beginnen, en met heevigehette afgaan. By het toeneemen der ziekte worden de koortfen heeviger. Als de Koe beter wordt vermindert de koorts, en de voordeelige tusfehenpoozingen zyn van langer duur. — Zoon. Door welke middelenkan men deeze ziekte geneezen V Landm. Het voornaamfte en kragtigfte middel is een ruime laating in de melk-nderen,welke,zo ras men deeze ziekte aan een Koe waarneemt, zonder uitftel, moet verricht worden. Wanneer op de laating geen betering of zigtbaare vermindering der toevallen volgt, moet, ingevalle men te-  Schoolboek. 63 tekenen van volbloedigheid waarneemt, de laating herhaalt worden. — Dit geen plaats hebbende, moet de Koe, na die laating, op die tyd dat de koorts af is, een buikzuiverend middel gegeeven worden. Het middel No. 7 is daar toe zeer goed. Ondertusfchen moet men niet verzuimen, van dien tyd af, dat de ziekte begint, tot dat de volkoome geneezing daar is, de Koe alle twee uuren te melken (1). Zoon. Gy hebt gezegt dat het blyven leggen der Koeijen , ontftaat door het niet toetrekken van den hals der baarmoeder? Landm. Dat is zo, maar of de magteloosheid om op te ftaan daar uit ontftaat, dat de hals der baarmoeder niet toetrekt, dan, of daar by een algemeene werkeloosheid, of verzwakking der fpieren plaats heeft, zal ik niet bepaalen, maar alleen zeggen, dat, wanneer een Koe na het kalven blyft liggen, en men geen tekens van ontfteeking waarneemt, de melk behoorlyk in het uijer komende, men dan befluit, dat het gebrek in fiapheid en werkeloosheid der fpieren, of in het niet weder toetrekken van de baarmoeder beftaat. —- Dan is het raadzaam aan het dier het middel No. 13 te geeven. Als de Koe niet opftaat, moet dit na verloop van 24 uuren herhaald worden , tot zo lange de Koe opftaat. Ook is het niet ondienstig, wanneer het dier zwak is, hetzelveeen glas brandewyn met water gemengd in te geeven, Cf) Zie meet over de geneezing van deeze ziekte de even aangch. Verhandel, bladz. 3a2. en volgend, en het Vilde Deels ade Stuk yan dezelfde Verh. pag. 4. en volg.  6"4 Landbouwkundig ven, om de werking der fpier-veezelen aan te zetten. Zoon. Hoe wordt de ontfteeking der uijers beat tegengegaan of geneezen? Landm. Oorzaaken hier Van zyn,wanneer feherpe ftoffen zig op het uijer zetten; wanneer de Koe niet behoorlyk uitgemolken wordt; of wanneer aan beleedigingen van ftooten , of fchoppen is bloot gefteld geweest. In die gevallen ii een laating in de melk - aders van zeer veel nut. Voorts moet men het uijer, of het ontftookendeel van hetzelve, dikwils uitmelken, en van de ge* ftikte of bedorven melk , geronnen bloed enz. zuiveren.*i-AIs de brokken te taai,of te droog zyn en «iet fchieten willen , is het van nut het uijer te fmeeren met oude Varkens reuzel, of met een zalf van een gelyke hoeveelheid door elkander gefmolten boter en raapolie, om de brokken zagter te doen worden, en te doen verdeelen, en die alzo, door de fpeenen, uit het uijer te kunnen trekken, dat zeer noodzaakelyk is, nietalleenom dat die brokken de ontfteeking vermeerderen , maar ook, om dat de uijers, of het ontftooken gedeelte van dezelve, niet zouden opdroogen. — Het beste geneesmiddel tegen een' ontftooken uijer is een mengzel, beftaande uit zeven deelen manspis, en een agtfte deel genever, waar mede men het uijer vyf a zes maal op een dag bevogtigt. — Dit middel , in tyds gebruikt ^ zal byna nooit misfen , de ontfteeking te doen verdwynen. — Verfche koedrek met azyn gemengd, is ook zeer goed bevonden. Men moet dit mengzel liefst een weinig warm maaken, . . voor  Schoolboek* *| voor dat men het uijer daar mede befineert. Het middel No. 14 wordt ook zeer heilzaam bevonden. — Zoon. Door welke oorzaakeri oritftaan de zeero fpeenen der Koeijen, endoor welke middelen zal réén dié geneezen? Landm. Of door brand, die op de uitwendige deelen van het uijer valt, of door het melken met morsfige handen, of door het leggen op morsfige weiden enz. In het eerste geval vertoont zig dit kwaad door bladders op de fpeenen en op het uijer, die fchielyk open gaan, en een ontvelling Van, eh klöoyen in de fpéeneh ten gevolge hebben. In dit geval is een kleine laatirig van veel hut. Daar na zal men de fpeenen en het uijer wasfchen met het zo evengenoenide mengzel van pis en genevcr, waar mede men zonder fout de fpeenen der Koeijen geneezen kan. Ook is hér, goed, na het melken, telken reize, de fpeenen met fchuim' van dé meik te bevogtigen. — Zoon. Als de melk te rug blyft, zonder dat rnetl eenig teken Van ziekte befpéurtj wat zal meri dan doen? Landm. Gy moet reeds begrepen hebberi, dat 8'ëëze ziekte verfchilt van de melkverplaatfingj waarvan wy gefprooken hebben. Ook moeë de'agterblyving van de melk, als die uit gebrek aan voedzel ontftaat j voor geen ziekte gehouderi worden , gelyk ook niet, als de Koe gewoon1' is' weinig melk té geeveri. Maar als een Kcfi j' die gezond fchynt en met graagte eet^ en tevenswel onderhouden wordt, dc gewoone hoeveelheid melk niet geeft, dan zal men verpligt zyn mid-.  Lamdboüw kundig delen te gebruiken, om dezelve wederom tot de melk te brengen. Zoon. Welke zyn die? Landm. Als de melk trapswyze, dat is, langzaam vermindert, ontftaat dit uit eene overmaatige dikte, en eene daar mede gepaard gaande traage omloop van het bloed .Daar dus de eerfte oorzaak de verdikking, of de kwaadé hoedanigheid van het bloed is, zal men die tragten weg te neemen, en ten dien einde de Koe twee a drie pond bloed aftappen, en den volgenden dag de purgatie No. 7 geeven, en verder wel voeden. Gemeenlyk word dit kwaad daar door volkomen geneezen. Als de melk zeer fchielyk vermindert , gelyk dikwils gebeurt, ontftaat dit uit ongefteldheid, of verftopping der vaten, door welke de melk geformeerd wordt. In dit geval neemt men een goede hand vol annyszaad; kneust dat in een vyzel, en kookt het in twee koppen zoete melk ; _ geeft het, bekoelt zynde , in eens in. Zelden behoeft men dit middel te herhaaien. Dikwils is de Koe den volgenden darweder by de melk. — 0 Zoo.n. Nu zullen wy nog moeten fpreeken over de pestziekte onder het Rundvee £ Landm. Ja ! maar daar over zullen wy kort zyn. Van de oorzaaken deezer ziekte zullen wy niets zeggen, dan alleen dat die door befmetting overgenomen wordt, niet alleen als het Vee in den zelfden ftal, of in dezelfde weide befloten is, maar ook, uit den omtrek,- naardemaal.de fmetftoffe tot op een' zekeren] afftand door de lucht wordt omgevoerd. Zoon. Kan men ook wel veel zeggen van di  S c h o b t is o ï iti 'èf 'de geneesmiddelen, die in deeze ziekte dienstig geoordeeld worden? Landm, Neert: want hoe zeer kundige mannen zigbeyverd hebben ^ om den aart van deeze ziekte té kennen, en 'er dienstige geneesmiddelen tegeri Op te geeven, zyn *er,tot heden toe, geen geneesmiddelen bekend, die de kragt hebben, om deeze ziekte te overwinnen; Zóón. Kan men geen behoedmiddelen tegeri deeze ziekte gebruiken? Landm. Ja ! — Deeze zyn de vermyding Var» alles, waar door de befmetting kan overgebragt worden. *tt Het zou zeer onverftandig zyn i een door deeze ziekte aangetast Rund onder de gezonde Runderen te brengen, of gezond Vee te brengen op een ftal, of in een weide j alwaar korts ge» leeden ziek Vee geweest was. Dit zal niemand ligt ondérneemen. Het zou even onvoorzigtig zyn, het zieke Vee te bezoeken, en dan, zonder van kleederen te veranderen, by de gezonde te gaamDewyl niemand met grond daar aan kan twyffelen,datdebefmetting, van de eene tot de andere plaats, door de lucht wordt overgevoerd i zo kari men de mogelykheid niet ontkennen, dat die door Be kleederert kan worden overgebragt (*). Eefi ander behoedmiddel beftaat in een behoorlyke oppasfin g van het Vee, dóór het te verzorgen van onbedorven voedzel, zuiver water én frisfché iucht; het Vee dikwils te borstelen, en de uitwaas* fctiung gaande te houden:—want bedorven voed- zel^ • f>) Zie hier over Verli. van de Maatfch. ter beyoidwiog tan deó tan*, te Amftesdam, YI Bed, P»g= K9> «B» & a  öS Land»ouwkukd!© zei, onrein water en onzuivere lucht, brenger} kwaade en tot rotting neigende hoedanigheeden in het bloed; vermeerderen dus de vatbaarheid voor deeze ziekte, die eigentlyk in een meer of minder hevig bederf der vogten beltaat. Dan , hoewel 'er voorbeelden zyn, dat men, by een goede behandeling en zorgvuldige oppasfing , het Vee voor de befmettelyke ziekte bewaard heeft, C) kan men evenwel niet gelooven , dat men daar door het Vee altoos voor deeze ziekte zou kunnen beveiligen. Nochtans mag men óp goede gronden vast Hellen, dat de aanvallen der ziekte minder hevig zullen zyn by Vee , dat wel behandelt wordt, dan by Vee , dat door flegtvoedzel , vuil water , en een morsfige behandeling bloed verkregen heeft, het welk kwaade, of tot rotting neigende hoedanigheden heeft. Zoon, Zal men dan in het geheel geen midde. len tegen de Veepest gebruiken? Landm. Het gebruik der middelen is niet geheel af te keuren. In fommige gevallen fchynen zy nut te doen. Als een Rund door de befmettelyke ziekte is aangevallen, wordt het eerst hardlyvig, en daar na dikwils geheel verltopt. Om dit voor te komen, geeft men zulk een dier op den tweeden of derden dag der ziekte een purgeermiddel No. 6. — Dit voldoet aan het oogmerk genoegzaam. De ondervinding heeft geleerd, dat in deeze ziekte de aderlaatingen ten uiterste gevaa- re- (*) Zie hier over de Verh. van den Heer BloysvanTr.eslong, te vinden in het IfteDeel der Verh. van Je Maatfchappy te< fcevord. van den Landbouw, bladz. 241. ei vozende.  Schoolboek, " 69' relyk zyn, althans wanneer de ziekte reeds een paar dagen geduurd heeft. Dus moet men, in gevalle van zigtbaare ontfteeking, daarmede zeer voorzichtig zyn, in den aanvang der ziek¬ te , ingevalle van ontfteeking, flegts eene zeer kleine laating doende.— Dan met meer zekerheid van een goed gevolg kan men geneesmiddelen gebruiken, ingeval de dieren, uit deeze ziekte opkomende , niet fpoedig herftellen, maar traag blyven eeten en niet herkauwen , of dat een met bloed vermengde afgang bewyst, dat de ingewanden door de fcherpte van de drekftoffen befchadigt zyn geworden. In het eerste geval geeft men het dier een musje, of een vierde van een pint boom-olie, en in het laatste een half musje boomolie met even zo veel azyn. Het kragtigfte middel, tot nog toe tegen deeze zo gevaarlyke ziekte bekend, is de inenting. — Zoon. Hoe gefchiedt die? Landm. Men neemt linnen ftopgaaren, fnydt dat aan enden van omtrent zes duimen lang. Deeze bevogtigt men met ftof uit de neusgaten van een Koe,die twee a drie dagen, het zy natuurlyk of door inenting, ziek is. Als deeze draaden wel doornat zyn, fteekt mén 'er vier door een naald, die gelyk is aan een paknaald, fcherp van punt, voor wat platagtig, en aan de zyden fnydende. Men vat dan agter op de dye, of op een andere plaats, daar het vel ruim is, het vel tusfchen den duim en den voofften vinger, en fteekt dan de naald tusfchen het vel en den vetrok. De draaden, die de naald volgen, laat men zitten, en knoopt de enden aan malkander, om het uitE 3 val-  f9- Landbouwkundig vallen voor te komen. Vier dagen daar na kam men de draaden weg neemen. Op den vyfden of zesden dag vertoonen zig de eerfte tekenen van de ziekte. Zoon. Dit middel komt my voor ten uittersten gevaarlyk te zyn. Daar door toch maakt men het Vee voorbedagtelyk ziek? Landm. Het is den mensch eigen alle gevreesde onheilen van zig af te weeren.r- Wanneer het kwaad van dien aart is, dat het door alle mogelyke middelen niet geheel» afgeweerd kan worden , is het even zo natuurlyk, dat men een ligter onheil gewillig op zig neemt, om een veel zwaarder ramp te ontwyken. Dit gefchied door de inenting. Daarom moet men zig die niet voorftellen ais gevaarlyk, maar als een middel, om ons dierbaar Rundvee tegen de verwoestende aanvallen Van de pestziekte te beveiligen, en de nadeelen Voor te komen, welke daar door ontftaan. Als het Rundvee natuurlyk door de pestziekte wordt aangevallen , ziet men een veel kleinder getal uit de ziekte opkomen. —— Van vyf, die natuurlyk ziek worden, fterven 'er ten minsten twee. — Daar en tegen blykthet, uit de proeven, welke door de aanmoediging van de Maatfchappy ter bevordering van den Landbouw te Amfterdam, van het jaar 1777 tot 178Ó, en dus in tien agterëenvolgende jaaren, door een groot aantal onderfcheide perfoonen,op drie duizend zeven honderd zes en negentig Runderen, genomen zyn, dat 'er van dit ingeente Vee maar omtrent twaalf van het honderd zyn geftorven (*). Zoon, (*) Zie Verh. van de Mtftf. V*a den Larjdb. te AmfUrdam, VI ïitil Madz. 177. ——s  SCHOOLBOEK. 71; Zoon. Dat onderfcheid is aanmerkelyk, en volgens die opgave zou men, door middel van de inenting, van elke honderdltuksRunderen,agt en twintig beesten meer in het leven behouden, dan wanneer die natuurlyk door de befmettelyke ziekte wierden aangevallen ? Landm. Ja. En dit is nog al het voordeel niet» dat door de inenting verkregen wordt. — Men kan het Vee de ziekte inënten, terwyl het nog jong en van geringe waarde is. — Daar door worden onberekenbaare nadeelen verhoed. Gy weet, hoe zorgelyk het is,wanneer kalfdraagende Koeijen ziek worden in de laatste helft van den tyd der dragt; hoe dikwils het gebeurt, dat 'ervan de twaalf kalfdraagende Koeijen geen vier uit de ziekte opkomen: terwyl die, welke overblyven, nog byna altoos het Kalf verleggen; waar door de voordeden in dat zelfde jaar zeer veel minder zyn, dan wanneer de Koeijen gezonde en voldraagen Kalveren voortbrengen. Met de Vetweiders i» het byna even eens gelegen. Het is waar, men kan die, vet zynde, in tyds verkoopen: maar men zal dan ook ondervinden, hoe de Kooplieden ten hunnen voordeele gebruik maaken van de verlegenheid , in welke men zig bevindt; — in geval de Vetweiders van de Veepest overvallen worden, weet men, dat die, welke uit de ziekte opkomen, meerendeels zo vermagerd zyn, dat zy onber kwaamzyn,om geflagt te kunnen worden. Zoon. Als dit zo is, moeten 'er redenen zyn, waarom 'er van de ingeente zoveel minder fterven, als van die, welke natuurlyk ziek worden? Landm* Dq voornaamite redenen daar van zyn, E 4 voor  ?« La NDB0TJWKTJNDI6J- voor eerst, de gefteldheid van de dieren. Kalveren, van gebeterde Koeijen gebooren, zullen ' gezond en frisch zynde, en , zes a a gelyk beweidt, en niet dan in den uiterftennoodvoor hooi-land gebruikt. Dit toch komt zeer nadeelig uit: want de grond, van zich zelve reeds fchraal en onvrugtbaar, verarmt daardoor-nog meer. Men wint weinig hooi, en by groote hette verfchroeid en verdort gras en bodem geheel en Dit zy genoeg over dit gewigtig onderwerp, waar over nog veel gezegd zou kunnen worden, zo wegens den ge'zegenden invloed, die de. Schaapenteelt op de verbetering der woeste Hei-, en Geestgronden heeft, als wegens de voordeden, die het beteelen van dusdaanigegronden met boekwyt, rogge, haver, fputry, raapen, geele en mangel-wortelen enz. wedcrkeerig aan de voortzetting der Schaapenteelt toebrengen kan ;. .gemerkt dusdaanig eene bebouwing allerbyzon- derst - O Zk over do bebouwing van Woeste gronden, Verhand, van de Maatfchappy ter bevordering van den Landb. te Amfterd. Vde Deels iffle Stuk pag. 73. en volgende, en het Vilde Deel 3de Stuk, alytiat ondeifcheidene proeven worden opgegecvjn,  78 Landbouwkundig derst ten voordeele der Schaapen -fokkery (trekken kan. Wy gaan dus over tot de wyze, op welke de Schaapen het best vcrmeenigvuldigdgévoed en opgepast worden. Met betrekking tot de vermeenigvuldiging moeten wy letten , 1. op derzelver goede hoedanigheid , *. op den tyd der vermenging, 5. op de hulp, die men, by de verlosfing, toebrengen kan. '£r zyn verfcheide foorten $ of rasfen van Schaapen. Alle overige goede hoedanigheden gelyk ftaande, zyn de grootfte zeker te verkiezen, niet alleen om dat die meer wol geeven, maar ook om dat zy zwaarder weegen. De grootfte rasfen voegen best op de vetfte weilanden.' De kleindere op de mindere gronden. Elk kieze dus voor zig zulk een ras, 't geert met de hoedanigheid van zynen grond het meest overeenkomt: zyne kunde en vlyt wyders aanwendende, om zulk een ras tot die volmaaktheid te brengen, als de gefteldheid van zynen grond en andere omftandigheden hem mogelyk maaken. Zoon. Welke zyn de goede hoedanigheden vari een Schaap? Landm. Een zwaare lange hals, natuurlyk gekromt , al« die van een Paard : een groot ligchaam: — groote heldere oogen: — een breede rug, tedere korte pooten; dikke ftaart. De huid onder de vagt roodagtig van koleur, frisfche adem; gemakkelyke gang, veel witte O, ïange , fyne , glanzige wol. Dit laatste inzonderheid is van zeer veel belang voorden be^ zit* (•) De Schaapen met witte w6I zyn té vèrkiezcnboven die, welké zwarte of bruine wol draagen. zie Öa'ubbn ion Onderw. jSg. %pi  SCHÖOLSÖEKé i9 Bitter. Een Schaap, 't welk een breeden rug, een dik en rond lyf, en dus wel gevoede ledemaaten heeft, kan zwaarder weegen, als een Schaap, dat fmal van rug, en fchraal van ledemaatenis, gelteld dat zy elkander in hoogte eii lengte gelyk zyn. Dus zet deeze hoedanigheid de Schaapen niet alleen fchoonheid, maar ook een wezenlyke waarde by. Een gebogen hals, heldere oogen, radde gang, frisfche adem en roodagtige huid zyn tekenen van wakkerheid, iterkte en gezondheid; drie vereischten, die in een Schaap aller* noodzaakelykst zyn , en wier nuttigheid geen breedvoerig betoog behoeft. Dus is het van zeer veel belang Schaapen tot de voortteéling ujt te kiezen, of aan tekoopen, welke de genoemde hoedanigheden hebben, —want Schaapen, die niet gezond en fterk, of te jong zyn , zullen doorgaans zwakke Lammeren voortbrengen. By het uitkiezen van de Ooijen, en vooral van den Ram, moet men byzonderacht geeven op de hoedanigheid der wol. Nifct's toclt is nadeeliger als Ooijen, van goede wol voorzien, te doenpaaren met Rammen, welke grove enhairi» ge wol hebben. Daar door zal de wol der Lammeren zeer veel flegter zyn als die der moeders, Rammen gebruikende, die veel fyne en lange wol hebben, zal óe wol der nakomelingen tot dien trap van veelheid , lengte en fynheid gebragt kunnen worden, welke de aart der gronden en andere omftandigheden mogelyk maaken (*). Naar maa* (*) Zie hier over Dadbenton, uitgegeven door de MaatC van den Lwidb. VJllfte Deel pag. 97. en velg, e» 217, % volg.  8o Landbouwkundig maate dierhalven de Rammen de Ooijen in grootte, veelheid, lengte en fynheïd der wol overtreffen , krygt men fpoediger zagte wol. —• Daarom moet meri geen moeite ontzien en geen koste fpaaren, om goede Rammen te bekomen. Zelfs zou het voordeeiig zyn, dezelve uit vreemde landen te doen overkomen (*). Daar ondertusfchen de Lammeren, die van de ui tgezogtfte Rammen voortkomen, alle,niet even goed uitvallen , zal men uit de volgende geflagten telkens die Ooijen uitzoeken, die het meest verbeterd zyn , en doenpaaren met den Ram, die dezelve voortgebragt heeft. Een Ram, die wel gevoed wordt, kan des noods voor drie geflagten dienen. Dan zal die wel één of meer Rammen voortgebragt hebben, welke hem in deugd gelyk zyn. Het is best, dat men de Rammen niet gebruikt voor dat zy geheel volwasfen zyn. Een Ram zes maanden oud, is doorgaans ter voortteeling bekwaam. Ech* ter ftelle men zulks nog wat uit, -om hem fterker en kragtiger té maaken. Een Ooi is daartoe metde 7 of 8 inaanden bekwaam. Maar ook is het goed, dit nog wat, om gelyke reden, uit te fteilen. Beide zyn op de drie, vier a vyf jaaren tot de voortteeling best gefchikt. Ze kunnen echter goede Lammeren voortbrengen tot den ouderdom van zevën of agt jaaren toe. Zoon. Waar aan kent men den ouderdom der Schaapen ? Landm. Aan de voorste tanden, die agt in ge» : . ; j . tal (*) Zie over de voordeden biet van Daubenton OnderWü tnz. paj. 93.  Schoolboek. 8ï ïal zyn. Deeze zyn, wanneer een Schaap één jaar oud is, fmal en puntig. In het tweede vallen de twee middelste tanden uit, en *er komen twee in plaats, die veel breeder zyn. Op het derde jaar heeft een Schaap vier breede tanden in het midden, en vier fmalle en puntige ter wederzyde. Op het vierde heeft het zes breede tanden, en twee fmalle, één aan elk einde van de rei. Ten einde van het vyfde heeft het uitgewisfeld. — Dan heeft men geen vaste tekens meer, waar aan men den ouderdom der Schaapen kent (*). Zoon, In welken tyd van het jaar zal men de Schaapen doen paaren? Landm. In het laatst van September en in October. Een Schaap draagt omtrent vyf maanden. Dus krygt men de Lammeren in het laatst van February en Maart, 't geen in ons Vaderland de bekwaamde tyd is. Dan heeft men minder Voor zwaare fneeuw en ftrenge vorst, die de jonge Lammeren zeer nadeelig is , en veelen doet fterven, te vreezen. In ftreeken, daar het weiland fchraal is , is het voordeeliger, dat de Lammeren in het laatst van Maart en in April geboren worden, om dat men dan minder kosten heeft, om de Moeder-fchaapen van genoegzaam onderhoud te voorzien. Zoon. Hoe veel Ooijen kan men aan één Ram geeven? Landm. (») Zie Daüüenton Ondefwys voor de Schaapherders, veitaaid in uitgegeeven onder opzigt var. de Maatf. van den Landb, te Aav* fteidam' VIII Deel pag. 37 enz. -  8a Landbouwkundig Landm. Men moet hier by de fterkte van den Ram in aanmerking neemen. Een llerke en gezonde Ram, zeven maanden oud, kan twintig en meer Ooijen bevrugten. — Twee, drie, a vier jaaren oud zynde, wel 40 k 50. Dan, wil men een goeden Ram by zyne kragten bewaaren, is het best, dat men hem niet boven de twintig Ooijen geeft. De Lammeren zullen dan minder zwak zyn, en fterker groeijen. Intusfchen moet men de Ram» -men, vooral in den fpeeltyd, vangoedonderhoud voorzien. Dit zelfde moet men doen, omtrent de lamdraagende Schaapen, hen voorts bewaa» rende voor alles, wat de vrugt kan doen fterven; als zwaare vcrmoeijing , fchrikken , ftooten , fchoppen of flaan. — Ze moeten elkander niet te, fterk drukken, of te digt op den anderen in de hokken of aan de ruif geplaatst worden: —vooral niet in de twee laatfte maanden der dragt. Zoon. Welke hulp kan men by de verlosfing toebrengen ? Landm. De moeders hebben dan maar hulp noodig, wanneer eene of andere oorzaak de verlosfing vertraagt, of moeijelyk maakt: — alleen is het, de verlosfing natuurelyk afloopende, noodig, dat men het Schaap van de anderen afzondert, op dat het niet van het eerfte Lam vervreemde, gelyk anders dikwyls gebeurt. Zoon. Welke zyn de beletzelen, die de verlosfing moeijelyk maaken of vertraagen? Landm. Een kwalyk gefielde moeder; of een verkeerde legging van het Lam. Beide kante gelyk plaats hebben. De verlosfing wordt vertraagt als de moeder te zwak, of te veel drift in het bloed  Schoolboek. bloed is; wanneer men krampagtige famentrekking der fpieren befpeurt. Ook kan het Lam dan alleen, zonder hulp, naar buitengebragtworden» wanneer de fnuit, op de voorste pooten rustende, naar de opening van de baarmoeder, of de klink gekeerd is. Alle andere liggingen noemt men verkeert. De zwelling van het uijer en de ruiming van de klink toonen wyders, dat de tyd van de verlosfing daar is. Dan moet men naauwkeurig op alles letten. In geval een Schaap lang in arbeid blyft, moet men de reden tragten op te fpooren. Vindt men, dat het Schaap te magteloos is, om het Lam te kunnen afzetten, geeft men het één of twee glaazen verwarmende en verfterk ende dranken — by voorbeeld, gemeene wyn, of goed oud bier; genever of brandewyn, met water gemengd. — Vertraagt een te fterke drift in het bloed , en een krampagtige beweeging der fpieren de verlosfing, 't welk men uit de rasheid der pols, het flaan der zyden, droogheid der lippen en mond, enz. opmaaken kan — dan is een laating van veel nut. Is de verkeerde ligging van het Lam de oorzaak, moet men na binnen tasten, en de ligging veranderen. Dit kan best gefchieden door iemand, die kleine handen heeft. Men moet de hand met olie befmeeren (*). Zoon. Wat moet men na de verlosfing doen? Landm. Een uur of twee na de verlosfing wat lauw water geeven. Dit vermindert de koorts en (») Zie hier over Daubenton Onderwys voor de Schaap, ierders, yag. 110 en volgende. 1 -  84 Landbouwkundig en bevordert de affchciding van het navuil. Voorts geeft men ze wat kragtig voedzel om te verfterken, en de melk te doen vermeerderen. Men fcheert de wol van de uijer, op dat de Lammeren de fpeenen te beter zullen kunnen vatten. Men laatze twee of drie dagen in rust by hunne Lammeren blyven. Zoon. Wat moet men by het voeden derSchaapèn in acht neemen? Landm. Het verzorgen van voedzel moet overeenkomstig den ouderdom en de byzondere gevleidheid der Schaapen; naar de bedoelingen van den eigenaar; en naar de gefteldheid vandegron-, den, op welke hy dezelve voedt, gefchieden. De opvoeding der Lammeren wordt meerendeels aan de zorg der moeders overgelaaten. De melk is het gefchikste voedzel. Men moet acht geeven, of de moeders een genoegzaame hoeveelheid goede melk hebben, en of elk Lam de eigen moeder zuigt. Als de melk der moeders bedorven is,of kwaade hoedanigheden heeft, het welk ontdaan kan door ontftooken of vuurige uijers, of door ziekte van de moeders, zal men het Lam van demoeder afneemen. Men kan het Koemelk geeven, of, als men een moeder heeft, waar van het Lam geftorven is, geeft men het aan deeze. Om het re doen aanneemen wryft men dit Lam tegen de wol van het doode. Dit middel ftelt men ook in 't werk, als de moeder ziek, of geftorven is, of dat één Schaap twee of drie Lammeren heeft, en niet fterk genoeg is, om ze alle te voeden. Zoon. Wat doet men als het Lam de moeder niet  SCH00LE0EK, niet zuigt, of wanneer het door ouder Lammeren verftooten wordt? Landm. Als het Lam door zwakheid belet wordt het uijer van de moeder op te zoeken, zalmen een weinig melk uit de fpeenen der moeder melken, en het Lam door de keel gieten. Voorts het Lam by het uijer brengen, en de melk in den mond melken; het vervolgens de fpeenen in den mond geevende. Wanneer het Schaap het Lam wegftoot, of niet tot het zuigen wil toelaaten, zal men het uijer met een ftyven borstel geduurig borstelen, en, terwyl het Lam zuigt, het Schaap vast houden. Het betert dan fchielyk. Wanneer de jonge Lammeren dooi andere verftooten worden, kan men niet beter doen , als deeze ■Schaapen met haare Lammeren van de overige af te zonderen, . Voorts moet men de pas gebooren Lammeren voor nattigheid en een al te ftrenge koude bewaaren, tot dat zy doorloopen en huppelen, en eene betere dekking van wol, deeze ongemakken kunnen weêrftaan. Wanneer zy twee weeken oud zyn, beginnen ze hooi te gebruiken. Zy eeten ook gaarne haver, het zy alleen, of met zemelen gemengd. Dit korte voeder is haar ongeo meen voordeelig. Als zy benevens de moeder in goed weiland graazen, is dit minder noodig (•_). Zoon. Wanneer zal men de jonge Rammen fnyden, en tot Hamels maaken? Landm. Op den ouderdom van twee , vier a zes (•) Zie overliet voeden der Lammeren Daubbnton Ori«' derwys voot de Schanph. pag. lïj. en volgende. F 3  86 Landbouwkundig zes weeken. Men moet daar toe een gematigde luchtsgefteldheid waarneemen ; vermits ftrenge koude en grootehette een nadeeligen invloed op de geneezing van de gemaakte wonden hebben. Zoon. Wat moet men by deeze bewerking in acht neemen ? Landm. Wel gemaakte gezonde fterke Rammen, van de fynfte wol voorzien, bewaart men tot de voortteeling. Tedere Rammen, die flegte wol hebben, zal men ook niet tot Hamels maaken, maar liever by de moeder vet doen worden om te Aagten. Ze zyn op den ouderdom van vier, zes, a agt weeken goed om gegeeten te worden. De Schaapen, nog Lammeren zynde, legt men op den grond, of neemt ze Op zyne kniè'n , laat ze by de vier beenen vast houden, maakendc ter wederzyde van de zak met een fcherp mes een infnyding, waar door de ballen naar buiten kunnen komen. Daarna fnydt men de banden of ftrengen een weinig boven de ballen af. — Anderen vatten de naar buiten gebragte ballen, één voor één, met de tanden, terwyl zy de zak, daar de ballen uit gekomen zyn, met de handen zeer ftyf vast houden, trekkende de ftrengen wyders aan ftuk , dat niet aangepreezen kan worden. Als men oude Rammen tot Hamels maakt, bindt men, met fterk pikgaaren, de zak boven de ballen zo ftyf als doenlyk is , zo dat zak en zaadballen, door gemis van voedzel, fterven en afvallen. Dit noemt men afbinden (*). Zoon. (») Zie hierorer DaubImtik Onderwys voor de Schaaph. pas-  Schoolboek. "87 Zoon. Wanneer moet men de Lammeren fpeenen? Landm. Dit kan op den ouderdom van twee maanden gefchieden. —— Men moet dit doen in een tyd, in welken zy in het veld genoegzaam voedzel kunnen vinden. — Zonder dat, zouden zy te zeer vermageren. j Zoon. Hoe kan dit gemakkelykst gefchieden? Landm. Als men de Lammeren van de moeders zo verre kan verwyderen, dat zy elkanders item niet kunnen hooren, gaat dit zeer gemakkelyk. Ze zyn dan elkander ras vergeeten. — Het is goed als men by de pas gefpeende Lammeren eenige oude Ooijen kan voegen,die in dat jaar geen Lammeren gehad hebben, om ze tot geleiders te dienen en ze geruster te doen weiden. Wyders is het goed, dat men, daar toe gelegenheid hebbende, de Lammeren met de oude Ooijen, eenigen tyd, voor dat men dezelve wil fpeenen, in die weide laat loopen, daar men de Lammeren geduurende de fpeening denkt te laaten weiden. Zy zullen dan, na eenige dagen, in huis, opgefchut geweest te zyn, op dat land rustiger weiden en gemakkelyk afwennen. Zoon. Hoe moet men de Schaapen naar hunne byzondere gefteldheid voeden.? Landm. Zulke, die door ziekte, of door een of ander minder bekende oorzaak verzwakt zyn, m , by het weiden met de overige, niet over ..pag. 133 eri volgende; alwaar men ook een befchryving van het fnyden , der Vrouweiyke Lammeren vindt, en pag. 397 en 299, alwaar m«u deeze bewerking Plaat No. V en VI afgebeeld ziet. F 4  88 Landbouwkundig over den weg kunnen, moet men, door een of ander kragtig voedzel (*), verfterl ven: want dewyl zy altyd agter aan komen, vinden zy in 't geheel geen, ten minsten geen goed voedzel. Hier door verzwakken zy nog meer en blyven eindelyk geheel agter. De zogende Ooijen, zo wel als die geenen,die gemolken worden,moeten,ingevaImenhun geen beste weide kan bezorgen, ook met kragtig voedzel onderfteund worden. Wanneer men eenige Schaapen wil melken , verkiest men liefst de zulke, die de flegste wol hebben. Daar aan toch kan men weinig bederven. Zoo». Hoe worden de Schaapen gevoed naar de onderlcheide bedoelingen van den eigenaar? Landm. Alle Schaapen moeten altyd goed onderhoud hebben. Zy zullen anders vermageren,verzwakken en kwynen. - Ze worden meer ongans— Ook zal een Schaap, dat fchraal gevoed wordt, minder wol opleveren. Om die reden moet het getal der Schaapen, welk men houdt, evenredig zyn aan het voedzel, 't welk men in den zomer, en vooral ,n den winter aan haar kan bezorgen! De Lammeren, na dat zyde moeders ontwend, en aan gras en groene kruiden gewoon zyn, kunnen het eerste jaar by fchraalder voedzel leeven. Dus zal men, de omftandigheeden ons daar toe verpligtende,de fchraahte weilanden voor de jonge en betere tot het weiden van oude Schaapen gebrul ken, en de laatfte ook in den winter het" beste voed- (♦) Zie Over de ondcfcheide foorten ran nuttig en kragti* voedftal voor de Schaapen D a v b e n t o h Onderwys ska, pag. 63 „ Volgende, . ■  Schoolboek. 8S> Voedzel toedienen. Wanneer men de Schaapen wil vetmesten, zal men daar toe, in den zomer, de beste weilanden, en in den winter het min kostbaarste en kragtigfte voedzel gebruiken ( > De gefteldheid der gronden is wyders zeer verfchillende. -Zezyn, ofvrugtbaar, offchraalder, zoet of brak; droog, dat is, het water gemakke}yk doorlaatende; of vogtig, dat is, dat 'erhet regenwater langer op blyft ftaan, of wel, dat dezelve te weinig boven het zomer water liggen, en dus laag of dras zyn; — voorts door flooten, met water gevuld, afgeperkt, of niet. Zoon, Welke gronden zyn voor de Schaapen, het gefchikste? Landm. De drooge, en de brakke, mits dat de laatste niet al te laag zyn. Op zoete gronden, al js het, dat die veel gras opleveren, blyven de Schaapen zo gezond niet. — Byaldien ze tot de laage gronden behooren, zyn dezelve, naar maa» te zy vogtiger zyn, bok ilcgter. Zoon. Kunnen dan de zoete gronden, die laag zyn, tot het beweiden met Schaapen niet gebruikt worden? Landm. Als zodanige gronden vrugtbaar zyn en voedzaam gras opleveren, zyn ze goed, om'er de Schaapen op vet te weiden. Dan men moet daar toe gezonde Schaapen neemen. Om 'er de Schaapen op te doen voortteelen zyn ze minder geCO Zie over het vetmesten van Schaapen, en over de daar toï iienstigfte voedzels Daubenton Onderwys enz, pag. 139 en volgende. F 5  9» LandbouwkuNdïq. gefchikt, om dat de Schaapen, op zulke gronden weidende,zeer ligt ongans worden. Zoon. Blyven dan de Schaapen op de brakke gronden gezonder? Landm. Ja.—De brakheid der gronden doet het gras, het welk op dezelve groeit,een hoedanigheid hebben, die voor de Schaapen zeer gezond en voordeelig is. Het hooi van brakke gronden is ook het beste, dat men begeeren kan. De reden daar van is, dat het zout zeer gefchikt is, om de flappe en wateragtige gefteldheid, welke de Schaapen,op vogtige gronden weidcnde,en door waterachtige kruiden gevoed wordende, verkrygen, te verbeteren. Hierom zyn de brakke gronden, en die, welke aan het overftuiven van zeewater bloot liggen, met voordeel tot de Schaapteelt te gebruiken. ' De gezondfte Schaapen heeft men echter op hooge gronden. Het voedzel, het welk zy daar vinden , is minder wateragtig en geeft vast vleesch, fteevige en zagte wol, en een fterk ligchaamsgeftel. Zoon. Het voeden of weiden der Schaapen op weilanden , die door met water gevulde Hooien van den anderen gefcheiden zyn, verfchilt zeker van het voeden en weiden van deeze dieren in ruime en ópen landftreeken? Landm. Ja. In befloten weiland kun. «en de Schaapen geweid worden, zonder dat 'er iemand by is, en in opene velden kan dit niet gefchieden, ten zy dat een Herder dezelve geleidt, In bcfloten weilanden moet men weinig Schaapen by den anderen, onder of nevens Paar den, of Runderen, weiden. Zonder deeze voorzorg  Schoolboek. 9* zorg groeijen de Schaapen liegt, en de Paarden en Runderen lyden 'er nadeel door, niet alleen in dat zelfde jaar, maar ook in het volgende. Het weiland wordt, gelyk de landlieden hetnoemen, fibaapig. Dit gebrek wordt alleen verholpen door 'er de Schaapen eenige tyd af te houden. In tegendeel kan men de Schaapen, welke van een Herder door ruime velden geleid worden, in groote koppels, of kudden van drie honderd en meer, by den anderen weiden. Zoon. Hoe kan één Herder zulke groote kudden, van die gronden afhouden, waar op zy niet mogen weiden, en doen gaan op die plaatfen, daar hy wil dat ze zullen weiden ? Landm. Dit doet hy door middel van zyn Staf, of Herdersfchop , en met behulp van zynen Hond, welke tevens dient, om de Schaapen tegen de Wolven te befchermen (*). Zoon. Op welk een wyze voedt men de Schaapen in den winter? Landm. De Schaapen moeten, het geheele jaar door, in het veld gaan om te weiden. Dit is ter gezondhouding zeer noodzaakelyk. Zwaar gevallen fneeuw alleen kan oorzaak zyn,datmende Schaapen niet buiten dryft. Dan is het noodig, dat men ze eens daags een of ander foort van groen voeder toedient (f). - Het drooge voeder dient alleen, om in den winter gebruikt te worden,wanneer men geen genoegzaame voorraad van groen voed- C) Zie bier over Daubenton Onderwys pag. 9. en volgende, alwaar de wyze, op welke dit gefchiedt, nauwkeurig befchreeven is. tt) Zie Daubekton p3g. 64 en 55> e" f3»  j03 Landbouwkundig voedzel heeft. Dus moet men, naar maate de? Schaapen op het veld minder groen voedzel vin» den, dezelve een grooter hoeveelheid droog voeder toedienen (*). Zoon. Hoe moet de huisvesting der Schaapen ingericht zyn? Landm. De ruime lucht is voor de Schaapen zeer voordeelig en gezond. — De Schaapen, die op befloten weiden graazen, worden, den geheelen zomer door, des nachts op het veld gelaaten, en zouden zelfs in den herfst en winter niet noodig hebben opgehaald te worden, uit hoofde van fel» Je koude of harde vorst, byaldienzy genoeg voedzel op het land vonden, en een drooge plaats hadden om op te flaapen. De wol, waarmede deeze dieren gedekt zyn, befchut haar genoeg tegen de koude. Ook belet deeze het regenwater tot op de huid van het Schaap door te dringen. By ruuw of buijig weer, en fterke winden, met regen verzeld, kan men ze des avonds in affcheidingen, volgens de opgave van Daubenton ingericht, brengen, om ze voor het verongelukken in de flooten te beveiligen. De Schaapen, welke van een Herder op onafgeflote velden geweid worden, doet men des avonds in omheindeplaatfen by den anderen dry ven, of befluit ze in perken ct). Zoon. Zyn dan befloten ftallen af te keuren ? Landm. (»} Zie over liet voedzel der Schaapen , en de manier om dezelve te voeden, Daubenton pag. 63-91. (f) Wat Perken zyn, waar van, en hoe dezelve gemaakt worde», aie Daubenton Onderwys pag. 166-170.  Schoolboek. 93 Landm. zyn ten minsten de flegtfteverblyfplaatfen, die men aan de Schaapen kan geeven. De lucht wordt in dezelve doordeuitwaasfeming en door de mest geheel bedorven. Ook doet de warmte de dieren zweeten, waar door zy verzwakken: terwyl de buiten lucht op dezelve een zeer nadeelige werking doet , veroorzaakende dikwils zwaare ziektens. — Ook zyn de warmte en uitwaasfeming in befloten Hallen zeer nadeelig voor de wol, daar door haare fterkte en zagtheid verliezende. Een' open' en ruime verblyfplaats, diefrisfehe lucht van alle zyden binnen laat; een overdekte loots (*), de Schaapen tegen den regen befchuttende, en aan welker beide zyden kleine afdaken gemaakt zyn, om 'er de ruiven, uit welke de Schaapen eeten, onder te plaatfen, is dus boven een ftal te verkiezen. Men kan zodanig een loots grooter of kleinder maaken, naar het getal der Schaapen. Maakt men die wyd genoeg, kan 'er een ruif in het midden gefteld worden. Dan kunnen 'er over de geheele lengte vier reijen Schaapen eeten. Men moet dezelve wyders eer te groot dan te klein maaken, om meerdere ruimte aan het Vee te geeven. Als de latten van de ruif te wyd van den anderen ftaan, ftrooijen de Schaapen te veel voeder. Men kan ook, in plaats van een ruif, een tralie mand gebruiken, of een bos hooi in een touw binden met een ftrik of lits, toeCO Zie de afbeelding van zulk een loots voor een bepaald geral ■Schaapen, by Daubenton Onderwys pag. J89. Plaat 1. en do befchryving daar van in het zelve werk, pag. 35. en volgende.  94 Landbouwkundig toefchietende naar maate het bosch kleinder wordt. Het voer op den grond vallende zal door de' Schaapen niet greetig gegeeten worden. Men zet daarom, onder de ruif, bakken, op dat het geftrooide weder in de ruif gelegd zal kunnen worden. Deeze bakken dienen tevens om de Schaapen het kort voer te geeven. Om ook de kosten van zulk eene loots, hoe zeer veel minder, dan die van een ftal, tebefpaaren,zoumen, digt by de wooning, met weinig kosten, een plaats door dezelve, of door geboomte, tegen de felle winden gedekt, kunnen affluiten, om de Schaapen daar in des 's winters te huisvesten (*). Zoen. Welke oppasling hebben de Schaapen verder noodig? Landm. Ze moeten rein en zindelyk gehouden worden. Dit dient niet alleen ter bewaaring der gezondheid, maar tevens tot bewaaring of verbetering der wol. Men moet dus altoos, vooral m den winter, zorgen, dat deplaatfen, waar op de Schaapen zullen liggen, rein en droog zyn. Als ze op de mest of in perken of kooijen opo-efloten zyn , zal men ze rykelyk van ftrooizel verzorgen De ruiven moeten ook laag by den grond en niet m een te veel overhellende of te fchuinen rtand geplaatst zyn, op dat het hooizaat en andere vuiligheid niet tusfchen de wol valle. Dit toch veroorzaakt jeukerigheid , waar door de Schaapen genoodzaakt zyn zig tegen paaien of andere harde ligchaamen te wryven, 't geen de wol be- na- (•) Zie over deeze manier van huisvesting der Schaapen in den winter Daubsnton Onderwys voor de Schaaph. pag. 27 en 202.  Schoolboek, 95 radeeld. —— Ook geeft het hooi, op de ligchaaraen der Schaapen vallende, den jonge Lammeren aanleiding, om het zelve van 's moeders ligchaam af te neemen, en tevens de wol uit te trekken en op te flikken, het welk zeer nadeelig is. Men kamt, of borftelt de Schaapen niet, maar het is goed, dat men, nu en dan, de wol eens met de handen doorwryft. — Zoon. — Op wat wyze worden de zogenaamde Hok-Schaapen het best des winters vet gemaakt? Landm. Men neemt zo veel Schaapen als met de ruimte van de ftal of hokken overeenkomt. By voorbeeld. Op een hok van 24 voet breed en 43 voet lang, plaatst men in December ten minste no Schaapen. De ftal of hok moeten zodanig bevloerd en met drie duim zaagzel bedelh zyn, dat de ier niet iii den grond weg zakken, en de onderste zoode der mest by 't wegneemen heel blyven kan. Voorts moeten de Schaapen, by droog weêr, zo droog mogelyk, op 't hok gebragt worden. Men begint dezelve langzaam op te voeren met hooi en boonen. Het hooi wordt haar viermaal daags, des morgens ten 7, ten 1, ten 4, en ten 8 uuren 'savonds gegeeven,in ruiven, nauw van latten en met touwen aan de zolder hangende, zo dat ze 'er ter wederzyde kunnen bykomen. Schiet 'er hooi over, moet dit weg genomen worden, om dat de Schaapen, zeervies zynde, het toch niet zouden eeten. De boonen worden, eens daags, ten ia uuren gegee ven, voor ieder Schaap een kop, in bakken, die 2 voet boven de mest hangen, en, naar maate de mest verhoogt, opgeheesfen worden. Het ftroo wordt, na  ^ Lanbbouwkundiö na dat de boonen opgegeeten zyn, dunnetjes geftrooid. De waterbak , die nimmer ledig zyn mag, moet alle agt daagen uitgefchrobt worden. De voordeden beftaan in den verkoop der vette Schaapen, en in de mest. — 8 vierkante voeten van dezelve is een voer van a8oo f8, dat van 18 tot 19 guldens opbrengt. Zoon. Wanneer worden de Schaapen gewasfchen? Landm, Tegen den tyd, dat zy gefchooren zullen worden. Een afloopende Rivier, die een vlakken oever heeft, is daar toe het best: want om het wel te doen, dient men met de Schaapen in het water te gaan. Stilftaande waters zyn daar voor dus minder gefchikt (*). Zoon. Wanneer fcheert men de Schaapen? Landm. In de maand May heeft de wol haar volkomen wasdom en rypheid. Dan moet men fcheeren. Anders zou de wol van zelve uitvallen. Langeruitftel zou dus dubbel nadeel toebrengen: Want men zou de wol, die uitvalt, k wy t zy n, en by het fcheeren de jonge wol, die onder de vagt opkomt, affcheeren , waar door de wol in het volgende jaar korter zyn zou als weezen moet. Zoon. Kan een of andere omitandigheid geen oorzaak zyn, dat men het fcheeren moet üitllellen? Landm. Men mag de Schaapen niet fcheeren, ten zy de wol volkomen droog is. De wol nat van de Schaapen afneemende, bederven de vag* ten. Ook moet men de Schaapen niet fcheeren ah Zie hier over nader Daubenton Onderwys p. 140.  Schoolboek. 9? als het koud, nat of winderig is, wantdari'zou- , den de Schaapen daar door zeer groote nadeelen lyden. .... ; , ; Zton. Hoe zal men dit werk best verrigten ? Landm. Men bindt de pooten om ze ftil te doen leggen, fnydende de wol zo kort als mogelyk is, zonder de huid van het Schaap te kwetzen. Men gebruikt daar toe een fchaar met breede blaaden, die, door middel van een beugel, de beide bladen van agteren vereenigende, van zelve open gajit C*). Zoon. Welke voorzorgen gebruikt men na de fcheering? Landm. Pas gefchoren Schaapen moet men aan geene nypende koude, of zwaare regens , geduu» rende de eerfte veertien dagen, bloot fteilen. Ze zyn daar tegen niet beftand , worden bevan-» gen en verkleumd , fomtyds zo fterk, dat zy 'er. van fterven. Sterke zonnefchyn is haar ook zeer nadeelig. Het vel verdroogt en wordt rimpelig, waar door ze fchurft worden., Zoon. Wat moet men, by het weiden der Schaapen, in acht neemen? Landm. Eenige kundige Mannen zyn Van oordeel , dat de nachtlucht en de daauw dë Schaapen zeer nadeelig zyn. Ze willen dat men dó Schaapen onder dak zal brengen, als het des zomers regent, gelyk ook des avonds, voor het vallen van den daauw. Misfchien is de nadeelige uitwerking, welke regen, daauw en nachtlucht op de Schaapen fchynen te hebben, alleen toe te fchryveri aan de meerdere vogtigheid van onze.. gron- O) Zie hierover Daubenton Onderwys enz. pag. jgfc G  98 Landbouwkundig gronden, die in den zomer, na den regen, in defl nacht, fterker uitwaasfemen, en de. Schaapen, op den grond leggende, benadeelen. — Dus zouhet beveiligen der Schaapen tegen den regen, daauw en nachtlucht, op vogtige óf laage gronden noodzaakelyker zyn, als op drooge weilanden. Zoon, Moet men, by het weiden der Schaapen, niet nog andere voorzorgen gebruiken ? Landm. De Schaapen, deé avonds ophaalende, of des nachts in perken befloten houdende, zal men die des morgens niet ter Weide laaten ga«an, voor en aleer de daauw meerendeels opgetrokken is. Ook zal men de Schaapen niet laaten weiden, als het gerypt heeft. De daauw, én nog meer de ryp, of het bedaauwde én bevrozen gras, verkoelen de Schaapen te veel , verzwakken de maag, veröorzaaken buikloop. Men heeft hier voor minder te vreezen, als de Schaapen des nachts in de weide blyven, en een volkomen vryheidgenieten. De natuur is afkeerig van dat geené, 't welk nadeelig is'. Ook doet het bevrozen °ras in den winter geen nadeel, by aldien zy ook droog voer krygen. Vooral is het noodig, dat men de Schaapen, inhetheetejaar-faifoen,voordezon beveiligt. Dus zal men ze in den zomer, op het midden van den dag, in de fchaduw doen rusten Daar door voorkomt men veeie ziekten, en wel byzonder het Ongans. (*) (*) Zie Verhand, van de Maatfch. van den Landb. teAmfterdan» Ö Desis 1 Stuk pag. 120. VIER-  S CHÖOtïOÏÏ. 99 tlEE.DE ZAMENSPRAAk.' Pan de Ziektens en Ongemakken der Schaapen; der zeiver Kentekenen; Oorzaaken en Geneesmiddelen. Landm. Gezonde Schaapen hebbende, dezelve suiver water en voor haar gefchikt voedzel, irs een genoegzaame hoeveelheid, geevende; en wy, ders voor eene te fterke, of ongeregelde uitwaasfeming zorgende, zal men weinig ziektensteVreezen hebben/ Zoon. Daar de ader van het oog het voorn aamfte kenmerk van gezondheid is, hoe moet deeze gelteld zyn ? i . Landm, De aders van het wit van het oog moeten zeer zigtbaar, van eene fchoone roode coleur zyn. Het vleesch, in den hoek van het oog, aan den kant der neus, tevens een fchoone roode coleur hebbende, is het dier gezond. Zyne krag» ten kan men wyders beproeven, door het by een .agterpoot te vatten. De meerdere of mindere kragt, die men aanwenden moet,om de poot vast te houden, geeft ons de graad van fterkte aan de hand. Zoon. Moet men niet vooral op de hoedanigheid van het voedzel der Schaapen letten? Landm. Ja. Het bloed van een Schaap krygt, door het eeten van flap en wateragtig gras en :kruiden, al zeer ligt een flappe en lymige getteldheids Ook kan een Schaap, alleen droog voeder G a kry-  aco Land.bouw kundig krygende , niet lang volmaakt gezond blyven. Hier uit volgt, dat het voedzel der Schaapen noch te droog, noch te wateragtig zyn moet. Merk wyders op, dat een Schaap omtrent het voedzel keurig is. Dus moet men het-des winters best hooi en het zuiverste ftroo geeven. —- Bedorven water, hooi of ftroo, daar een kwaade lucht aan is, moet men nooit voorzetten. Byaldien men geen ander dan flap en onvoedzaam hooi heeft, of bekomen kan , moet men het verbeteren, door 'er gehakt ftroo, zemelen, en wat zout door te mengen— Ook kan men de Schaapen verfterken, door dezelve, naar omftandigheid, wat rogge, garst, haver, of boekwyt te geeven. Zoon. Is de geregelde onderhouding der uit.' waasfeming eene zo voornaame zaak voor de gezondheid? Landm. Ja zeker! Een geftremdeuitwaasfeming heeft altoos een zeer nadeeligeri invloed op bet dierlyk geftel. Daar nu de Schaapen beter tegen de koude dan tegen de hette beftand zyn, zalmen ze altoos meer tegen de hette dan tegen de koude beveiligen. Men brenge dezelve dus, by heet weêr, op het midden van den dag, op koele plaatzen , of in de fchaduw. In den winter fluite men dezelve niet op in al te warme ftallen. Zoon. Aan welke tekenen kent men den flesten ftaat der Schaapen? Landm. Aan het hangen van den kop, traa°-en gang, weinig eetlust, Hinkenden adem; aan^de aders in het wit van 't oog; aan de bleekheid van het tandvleesch, aan de losheid van de wol op de huid, en het uitvallen van dezelve. Zoon,  Schoo'lboe k. ïoi Zoon. Aan welke ziektens zyn de Schaapen onderworpen ? Landm. Wy zullen ons by die voornamelyk bepaalen, waar door zy in ons Vaderland byzonder aangetast worden, als i. De buikloop. ft. De buikpyn. 3. De hette, of het bloed. 4. Het fchurft. 5. Het ongans. 6. De bottigheid, of de leverziekte. 7. Het kreupel. De buikloop overkomt de Zuiglammeren zeer dikwils —Ze ontftaat uit zuure ftoffen, die de ingewanden prikkelen en fnydingen veroorzaaken ; voortkomende van de melk, die by de verteering tot zuur overgaat. Om dit voor te komen legt men groote ftukken kryt by hen. Zy zullen daar aan likken en van deeze ziekte bevryd blyven , — of'er door geneezen worden. Als een Schaap buikpyn heeft blyft het over end ftaan, zonder te eeten, krapt met de voorste pooten, en is onrustig. De buik is meer of minder gezwollen; de ademhaaling belemmerd; de zyden Haan rterker als natuurlyk — alle welke toevallen meer en meer toeneemen, tot dat zy , door verdikking, of het vuur in de ingewanden, neervallen en fterven. Zoon. Waar uit ontftaat deeze ziekte? Landm.' De oorzaak van deeze ziekte is het voedzel. Wel is waar, dat de Schaapen zodanig ge planten, welke voor haar een vergift zyn, weigeren ; — maar het te overvloedig gebruik van G 3 plan-  Soa Landbouwkundig planten, die zy gaarne eeten, kan deeze ziekte te weeg brengen. Hier toe behooren alle .die kruiden, die fapryk, of te malsch en wateragtig zyn, in de fchaduw, op laage, ofvogtige plaatzen groeijende. Ook kan deeze ziekte veroorzaakt Worden door het eeten van gras» dat met daauw of ryp belaaden is, of wanneer men de Schaapen laat drinken, kort na dat zy erweten, boonen, of eenig ander foort van graanen gegeeten hebben. Als de Schaapen hongerig zyn,moet men ze niet, of ten minsten niet lang, laaten weiden op de roode of witte klaver, op de rupsklaver , of op de jonge planten van tarw 9 rogge» garst, klaproozen enz.— Het maatig gebruik van zulke planten doet de Schaapen nut ; het overmaatig en gulzig gebruik is daar en tegen zeer nadeelig. Ja, hoe zeer het overvloedig gebruik deezerplanten min fchadelyk wordts naar maate dezelve verder in groei gevordertzyn, en een meerdere lievigheid verkregen hebben a ondervindt men nochtans, dat het te overvloedig genot van hooi van de roode en rupsklaver de Schaapen doodelyk zyn kan. Voor het weiden der Schaapen op gras , dat met dauw of ryp belaaden is, kan men zig wagten, door de Schaapen op te houden tot de daauw of de ryp Opgeheven is. De Schaapen , de nacht over in het veld blyvende, vermyden dit door haar eigen ingefchaapen gevoel. Zoon. Hoe zal men deeze ziekte geneezen ? Landm. Wanneer de buik-pynen voortkomen uit het zuur worden van het gras, is niets beter, $an, van tyd tot tyd, een lepel oly in te geeven. Ook 1 'a*3  Schoolboek; 103 zal een laating nut doen; gelyk mede het ingeeven van een kleine hand vol zout. Voorts zal men het Schaap doen draaven, of loopen, tot dat de winden zig ontlasten, en het Schaap mest maakr. Dit gefchiedende , is het gevaar over, en het Schaap herftelt fpoedig. Zoon. Aan welke tekenen ziet men, dat de Schaar pen het bloed hebben ? Landm. Zy hebben het zeer benaauwd; houden den bek open, om adem te kunnen haaien. Zy fchuimhekken en bloeden uit de neus. Geen fpoedige hulp komende, worden de oogen rood. Eene ontfteeking van de keel en de naast daar by zynde deelen maakt, binnen korten tydt, een einde van dezelven. De fterkfte en welgevoedfte Schaapen ftaan het eerst en meest aan deeze ziekte bloot i byzonder als zy hun vleesch en vet fchielyk verkreegen hebben. De naaste oorzaak ligt in de overmaatige gezondheidt of wasdom van het dier , of in een te fterke vermeerdering van het bloed, waar door de vaten te zeer gefpanhen , en de omloop vertraagd wordt. De bykomende oorzaak is gemeenlyk de hette der zon. Men laate dus de Schaapen des zomers altoos zo weiden, dat het hooft in de fchaduw van het ligchaam geplaast is, of dat zy de zon agter zig hebben; nooit verzuimende, dezelve, op het warmfte van den dag, in de fchaduw te laaten rusten. Wan- (*) Zie over de beste en gemakkelykfle maaier om ten Schaajj feioed te laaten Daubenton Onderwys pag, r;>S en 343. G 4  Ï04 Landbouwkundig Wanneer men wyders zo fpoedig mogelyk eene Iaating doet, en dit in tyds verrigt, zal het dier fchielyk herftellen. Zoon. Waar aan kent men het fchurft der Schaapen ? Landm. Wanneer het S.chaap zig wryft tegea de ruiven , of eenige andere harde ligchaamen ; zig krabt met de pooten, of met de tanden, wan-, neer men waarneemt, dat wolvlokken, op plekken » alwaar het dier met de kop komen kan, verplaatst zyn, of dat men deelen van het lyf, welke onder, het bereik van de pooten zyn, vuil.en beflykt vindt; moet men de wol van een fcheiden, om te zien, of de huid , op die plaatzen, leenig en zagt is. Vindt men het vel hard , met fchubben , ofkorsten bedekt; -— bezet met korrels , of puis. ten , die rood of ontftpoken zyn, eene witte of groene coleur hebben, kan men hier van zeker zvn. Het kwaad vertoont zig gewoonlyk het eerst op de voorbouten. Zoon. Uit welke oorzaaken kan deeze ziekte pntftaan? Landm, Uit te zwaare vermoeijing, te weinig, bedorven, liegt voedzel; uit morsfigheid ^ bedorve lucht, te groote warmte in de ftallen — in een woord — door alles, wat het geftel verzwakt en de vogten bederft. Deeze kwaal is bor fmettelyk. Het eerste, dat men dus doen moet, is dezelve van de gezonde af te fcheiden; van goed onderhoud te voorzien, zuiver en kragtig voedzel, onbedorven water, frisfche lucht en reine legging te bezorgen. Voorts bereide men de zalf 8a(  Schoolboek. 105 Ho. 15. waar mede men 30 a 32 Schaapen fmeeren kan, doende dii zo dun mogelyk: want als men deeze zalf te dik over het lyf fmeerde , zouden de Schaapen 'er door benadeelt worden. Best gefchiedt dit op de volgende wyze. Men fcheidt de wol van elkander en wryft de zalf op het bloote lyf, eerst oVer de ruggegraat van den /kop tot den ftaart.- Dan agter de voorbouten, zo ver de wol loopt, en voorts de agterbouten tot aan den buik.—Vervolgens langs den buik ter wederzyden, in het hangen van.de ribben, en eindelyk onder den hals tot aan de borst. Als men dit met de vereischte naauwkeurigheid heeft verrigt, ziet men, drie a vier weeken daar na, de Schaapen nog eens na, fineert die, welke nog niet volkomen geneezen zyn, nog eens, zeer dun, op die plaatzen, waar men nog eenige overblyfzels van het fchurft waarneemt. Als het fchurft niet al te zeer veroudert is, zullen zy daar door volkomen geneezen zyn. Zoon. — Is deeze wyze van geneezen niet door . de Maatfchappy van den Landbouw bekend gemaakt? Landm. Ja — Ze heeft daar voor aan den Uitvinder of Opgeever van dien , Swerus Jamze , geweezen Knegt aan het Haagfcbe Schouw, eene zilvere Tabaksdoos, en vyf en twintig gouden Ducaaten daar in, vereerd, en tevens, by die gelegenheid, nog een ander middel van den braavenen kundigen JDfrk Gerritfe van Beufekom, gewoond hebbende xtLoenen, en aldaar overleden,bekend gemaakt , dat door de ondervinding even zeer proefhoudend bevonden is. ~ G S Zoon.  106 La ndbouwkundig Zoon. — Waar in beftaat dat? Landm Men neemt voor eene kudde, by voorbeeld van 5Q ftuks, waar onder 'er eenige befmet zyn, 5 SJ Potasch, 4 f8 Aluin. 10 fë Rook-tabak van de flegtste foort, 5 te Bruine Siroop. 4 Kop Keukenzout. Men kookt ditzagtjes, geduurende een half uur, onder eikanderen, in één vierde ton oud agt guldens bier, laatende het in die befloten ketel koud worden, Met dat fmeerzel fineert men met een dotje wol, daar in vogtig gemaakt, de Schaapen, zo wel de gezonde als de zieke, over het gehcele lyf, voor van den kop af, tot aan het onderste van den ftaart toe, kop en pooten alleen uitgezonderd , de wol vooraf van eikanderen fcheidende. Voor de tweede ftreek begint men weder van vooren tot agteren, blyvende omtrent vier duim van de eerfte ftreek af, zo vet fmeerende, dat de ftreeken van weerskanten tot el? kanderen kunnen toetrekken! —,Men werkthier mede aldus voort, tot dat het Schaap over het geheele lyf gefineerd is. De geneezing volgt vry. zeker. Ook verliest de wol hier niets by. Een Schaap, van deeze ziekte aangetast en byna uitgeteerd, moet omzichtiger behandeld worden. —? Men fmeere zulk een Schaap dus liever op voormelde wyze, geduurende vier agtereenvolgeude dagen, telken dage alleen één vierde gedeelte van 't geheele ligchaam. Het fmeeren behoeft, noch in 't een, noch in 't ander geval, herhaald 4 tc  Schoolboek. ïpj Êe worden, Twee dagen na de geneezing kunnen dezelve onder éene gezonde party, zpnder vrees voor befmetting , gebragt worden. Zoon. Waar aan ziet men, dat een Schaap c«. gans is? Landm. Het eerste en byzonderste kenteken is, dat de aders van het wit der oogen bleek zyn, het tandvleesch en de huid minder rood als van gezonde Schaapen, Hier by komt een mindere graagte in het eeten, ligte zwelling van den buik , toeneemende zwakheid en vermagering ; een traage afgang en een minder groene drek, $an in een' gezonden ftaat. Zoon. Vit welke oorzaaken ontftaat deeze ziekte? Landm. De oorzaaken van het Ongans zyn in at gemeen al dat geene, het welk het Schaap verzwakt, de doorgaande en geregelde ufVwaasfeming ftremt; de omloop der vogten vertraagt; de fpysverteering verzwakt , of bederft. Dus komt deeze ziekte voornamelyk van het flegte voedzel ; van de fchielyk afwisfelende luchtsgefteldheid; van koude en hette; vogtigheid der landen, als mede van onoplettende behaudffi ling. Zoon. Hoe kan men deeze ziekte geneezen ? Landm. Zo ras men 'er iets van ontdekt, plaatze men de Schaapen op een drooge en gezonde weide. Neeme wyders gemeen of keukenzout. Voorts zwavel en aluin. Deeze middelen hebben het voorrecht, dat de Schaapen 'er niet afkeerig van zyn, en meu zig over de juiste hoeVeelheid niet fterk behoeft te bekommeren. Zoon-  leS Landbouwkundig Zoon. Hoe gebruikt men deeze middelen? Landm. Een Schaap , ligt ongans zynde, kan men geneezen, door het, om den anderen dag, een lepel vol zout te geeven. De ziekte meer toegenomen zynde, kan men 'er een half a drie vierde loot bloem van zwavel byvqegen, of, om den anderen dag, twee maal daags, drie vierde loot bloem van zwavel, tot de geneezing toe, na drie a vier weeken volgende. By het afneemen der ziekte kan men de gift verminderen. Men kan het zout en de zwavel onderjiet hooi of gras ftrooijen. Nog beter is het, een en ander te mengen ondereen deeg van havermeel, of lynkoek, of uit de hand te laaten likken. Op die dagen , dat de Schaapen deeze middelen gebruiken, moeten dezelve weinig drinken. Eenigen tyd voor en na het gebruik van zout of zwavel moet men dus hec drinken beletten. — De Schaapen, van het ongans geneezen , blyven wel eens zwak en fukkelend. Storten fomtyds weder in. De voornaamfte toevallen overwonnen zynde, moeten de Schaapen dus nog van de gezonde afgezondert blyven, en dezelve, twee maal ter week, twee maal daags, telkens van een vierde tot een half loot fyn geftampte rotsaluin onder hun gewoon voeder ingegeeven worden. Hier door zullen zy in den tyd van drie weeken volkomen herftellen. De gedroogde en fyn geftampte eiken bast, onder het voeder gemengd,is ter verfterking van de Schaapen van veel nut bevonden(*). Zoon. r (*} Zie verder,over deeze ziekte, de Verhand, vanDr. Veirac^ »e vinden in het 11 Beels i Stuk van, de Verhand._van.de Maal» fchappy van den Landbouw te Amiterdam.  SCHOOLBOEK! ïCy ■Zoon. — Is 'er niet nog een ander beproefd Behoed en Geneesmiddel tegen het Ongans? . Landm. Gewis. *■ De Maatfchappy van den Landbouw heeft, van tyd tot tyd, met zeer groote reden,den Geest van terpentyn aangepreezen.—Een" lepel, gemengd? in twee lepels water, elk gezond Schaap ingegeeven, na ze alvorens twaalf uuren te hebben laaten vasten , is een beproefd Behoed en Geneesmiddel tegen Botten én Ongans. • Men geeft dit eens in 't midden van Juny , en, ten tweeden maal, in O&ober: — vroeger of laater naar goed vinden, doch voor den fpeeltyd. Zyn de i>chaapen reeds ziek , moet men het zelve op voorfchreven wyze, met eene tusfchenpoozing van zes dagen, twee maal herhaalen. De giffen moeten wyders evenredig zyn aan de kragten 4er dieren; zo dat men aan een Lam flegts de helft geeft van 't geen voor een groot Schaap noodig is C*)« Zoon. Welke zyn de kentekens der Bottigheid, of Leverziekte? Landm. Dezelfde, ais die van het Ongans. De verdere loop van deeze beide ziektens, gelyk ook de toevallen, zyn zo gelyk, dat veelen het Ongans, en de Bottigheid, of Leverziekte, als een en dezelfde ziekte befchouwen ; by welke fomtyds Botten , of Wurmen in de lever gevonden worden, (f) Zoon. (<) Zie verder Veirac, II Deel i Stuk van de Verhandelingen der Maatfchappy van den Landbouw. (t) Zie eene befehryving deezer Wurmen van Profesfor Camper, Nieuwe Wyze van Landbouwon, s Stuk pag. 301 en volg.  ÜO L A ND BOUWKUNDIG Zoon. — Hoe denkt men, dat deeze Wurmen in de Schaapen komen? Landm. Men denkt,- dat dezelve op laage graslanden en in ftil ftaand, of liegt water, in grooten overvloed, gevonden worden ;dat ze zig des avonds, by het vallen van den dauw, en des nachts meer over het veld verfpreiden, als op den dag. Dusmoeten de Schaapen, als het'gras bedaauwd is, vooral niet op laage gronden weiden. Wanneer men de Schaapen op laage grónden moet hebben, geeve men, aan elk Schaap, eens of twee maal ter week, een once, of twee loot gemeen zout, of jl loot bloem van zwavel. Dit doet de Botten fterven , voor dat zy de Schaapen eenig nadeel kunnen doen. f. Zoon. Hoe zal men deeze ziekte geneezen? Landm. Door de hier vooren tegen het Ongans aangeprezene middelen. Vooriil door den Geest van terpentin, in voege voorfchreven toegediend. — Zoon. Wat is het Kreupelt Landm. Een kwaadaartige en ftinkende Verzweering tusfchen de klaauwen der Schaapen , waar door zy kreupel gaan, dikwils geheele koppels aantastende. Dit ongemak begint met een opzetting van het vel rondom het gaatje of opening, boven de klaauwen van een Schaap o-evonden wordende. Die opzetting verandert in een kleine zweer, die grooter wordt, en waar uit een ftinkende etter vloeit, door welks fcherpte de zweer zig fpoedig van tusfchen de klaauwen tot onder de hoornen of fchoenen der voet uitbreidt, zo dat zy,om voedzel te zoeken, op kniëa  S C H O O I ï O E K, tii knièh kruipen moeten, en, zonder hulp gelaaten, fterven. Zoon. Uit welke oorzaaken ontftaat dit ongemak? ' ■ Landm. Waarfchynelyk uit eene verttopping van gemelde opening, boven de klaauwen van het Schaap, dienende tefnoodige ontlasting van een vógt, dat in een by de Schaapen eigenaartig beursje , aldaar' ónder de huid geplaatst, gevonden wordt. Dit fmeerig vogt, onder het gaan uit het beursje gedrukt wordende, dient ongetwyffelt tot belproeijing en leenighouding vandehoornige klaauw. De ophooping van dit natuurlyk fnieerzel,'binnen dat beursje, vcnvydert de leden; veroorzaakt pynelyke rekkingen; is alzo de natuurlyke oorzaak dei* ontfteeking en verzweering van dëri omtrek der klaauw enz. De uitfnyding van dit beursje, in het begin van dit ongemak, voor dat 'er zwelling en verzweering by komt, zo als door Brasser aan de Maatfchappy opg'egeeven en door deeze bekend gemaakt is, is een zeer 'eenvoudig Vóórkomend eb heelend middel:— terwyl het weiden der Schaapen op ftyve en drooge gronden, by nat weer; te zorgen, dat dezelve ten minsten op eene drooge plaats kunnen rusten; bet afwasfeben en zuiveren der pooten van de zodanige, waar aan men eenigzins twyffelt —zeer gepaste behoedmiddelen zyn, waar door men veel kwaad voorkomen zal. Indien echter dit alles niet helpt ,^ en de verzweering des niet tegenftaande daar is, zal men, met een fcherp mes, de zweer openen, en byzonder het Iioorn van de poot zo ver weg fnyden, als de zweer daar  113 L a n dbouwkundio daar onder uitgebreid is, de poot wyders mefc terpèntyiiwater rein afwasfchende. Daar na befraeert men dezelve, orn den anderen dag, met de zalf No. 16. By de affnyding' van het hoorn aanmerkelyke hloedllorüngen komende, gebruikt men, tot ftopping daar van, voorloop van brandewyn , waar in groene vitriool opgelost is. De geneezing volgt fpoedig ais het kwaad niet al te zeer veroudert is. Het wasfchen met terpentynwater moet by elke fmeering gefchieden. Een drooge ftandplaats is voor de geneezing zeer noodzaakelyk (*}. Zoon. Zyn de Schaapen niet mede aan zweeren , wonden, kneuzingen, verrekkingen enz. onderworpen ? Landm. Ja. Die ongemakken kunnen op de zelfde wyze, en door de zelfde middelen geneezen Worden, als foortgelyke by de Runderen (f), Alleen komt in aanmerking, dat men, by het geneezen van de wonden, zweeren, vèrrekkingeri eri kne'uzingen der Schaapen, zulke'middelen de voorkeur geeft, die onfchadelyk voor de wol zyn. C*) Zie, over het Kreupel dér Schaapen, Verhandelingen der Maat-J fchippy van den Landbouw, VII Deels a Stuk, pag. 45. eu voH gendc. Cf) Zie hier vooren bladz. 35 > 36 j 3Z« V Y F-  Schoolboek. VïFÏ ï Z AMENSPRAAK. Over de Paarden. Landm. De overige hoedanigheden gelyk ftaande, zyn de grootfte Paarden, boven de kleindere*. zo wel tot den arbeid, als tot de voortteeling, te verkiezen. De groote Paarden worden altyd bo-f ven de kleindere begeerd , vooral by zwaaren arbeid ; dewyl zy daar door minder vermoeid worden. Ze kunnen het dus beter uithouden by het bebouwen van zwaare kleigronden. Op de zandgronden kan men klcinder Paarden gebruiken* Het hoofd moet klein, fchraal en kort zyn. De ooren klein, wel geplaatst, naauw, regt fyn en los. Het voorhoofd boven fmal, effen en rond. De kuilen boven de oogen gevuld. De oogen groot en levendig, gelyk met het hoofdgeplaatste De kaaken niet te grof, qf te vleezig. De holte tusfchen de kaakbeenderen open en zigtbaar. De mond wel geopend, doch niet al te wyd gefpleeten.. De lippen niet te dik. De neusgaten weï open. De baard niet te vleezig noch te plat. Ook niet te verheven. De laagen niet te hoog , noch te laag. De hals lang en verheven , naa boven dun en fcherp, naa vooren fmal toeloopende. De maanen lang, niet te dik. De fchoft fcherp en verheven. De borst breed en open. De fchouders plat, los en beweeglyk. De hoogte der voorpooten evenredig aan de grootheid van het ligchaam. De voorarm lang, breed en Iterk. H De  IT4 Landbouwkundig de kniën vóór breed en plat. De pyp, of het deel van het been, tusfchen de knie en de koot» glad. De pees grof en vast, los tegen het been leggende. De kogel evenredig naar het been , dat is, niet te reer of buigzaam; te dik, ofte bol. De koot niet te lang, noch ook niet tekort. De hoef rond en fterk. De voet van onder hol. De hielen verheven, open en gelyk. De rug en lendenen kort, fterk, breed en gelyk. -De ribben ruim in haaren omtrek, en wel rond loopende. De buik rond en gezonken, de flanken wel gevult. Het kruis breed, rond en wel geklooft. De heupen vol, niet te kort nog te lang. De billen evenredig aan het kruis.— De heupen breed en wel gevleescht. De ftaart lang, agter wel fluitende. De agterfchenkel plat, voorzien van fterke en van de pyp gefcheide peezen. De waai of hak groot, droog, open en buigzaam, glad en elfen op de fpatten C)« Laatftelyk, dat het lugtig, regt en fterk op de beenen is, zo, dat het» draavende en ftappende, het lighaam gemakkelyk draagt. Veele deézer goede hoedanigheden hebben, zo als gy wel begrypen zult, nietalleen veel invloed op de fchoonheid, maar ook op de gezondheid van het dier zelve. Om hier van overtuigd te zyn, behoeft gy u flegts een Paard voor te fteilen, fmal van borst, plat van ribben. Aanftonds zult gy moetentoeftemmen, datdeholligheid van de borst daar door kleinder, omtrek heeft; (*) Zie het Werk getiteld.—— De kunst van het oordeelen over Paarden , door DourcelAt, by Interna en lilioe l ts Amiicrdam.  Schoolboek. ilS heeft; dat dc longen zig dus minder kunnen Uitzetten, waar door het Paard minder lucht kan inademen. Het moet dierhalven menigvuldige* inademen, en kortamig zyn. Daar de ingewanden van den buik ook niet wel in de platte ribben befloten kunnen worden , Itaan zy bloot om een hangbuik te krygen. Zy hebben daar en boven een verheven of fcherpen rug.— Dus nooit een goed kruis. Zulk een Paard is dierhalven niet alleen onaanzienlyk , maar ook zwak. Wanneer de deelen van de pooten van een Paard niet evenredig aan het ligchaam , te zwak zyn , of geen juiste evenredigheid tot malkanderen hebben, ontftaan daar door ongemakken, welke het dier het arbeiden moeijelyk maaken, of ook wel kreupel doen gaan. De koot, te kort zynde „ ftaat het Paard te fteil op de voeten. — Wanneer die te lang is, heeft het tegendeel plaats. De voet zakt dan te veel door. In het eerste geval is het lid niet buigzaam genoeg. Dit maakt dat het Paard ligt overkootig wordt. — In het laatfte geval is het al te buigzaam, en ftelt de voeten buiten kragt. Zoon. Kan men uit de verfchillende koleur van het hair befluiten tot de meerdere of mindere goede hoedanigheid, of deugd der Paarden? ° Landm. Kundige Paardenkenners houden de verfcheidenheid van koleur van het hair voor een fpeeling der natuur, en fteilen vast, dat'er onder alle foorten van hair goede Paarden zyn; — dat^de leerzaamheid, gehoorzaamheid, gewilligheid, vlugheid, goedigheid; gelyk ook de teo-ensertelde ondeugden van domheid, koppig* Ha hcid,  xi<5 Landbouwkundig heid, luiheid en kwaadaardigheid, haar voornasmen grond hebben in de inwendige gefteldheid, of het temperament, waar van de koleur van het hair geen gevolg is, noch ook geene aanwyzing doet — terwyl anderen de hoedanigheden en geaardheeden der Paarden uit de koleur van het hair als zeker afleiden (*). Voor zo verre echter de koleur het oog meer behaagt, zet zy de Paarden eene meerdere waarde by. Deeze waarde is ondertusfchen meer gegrond in de verkiezing , als in de wezendlyke deugd. Als men dierhalven Paarden wil teelen tot zyn eigen gebruik, zal men op het hair minder letten als op de vvezcntlyke hoedanigheden. In geval men Paarden tot den verkoop wil teelen, komt het hair zo wel als eenige andere hoedanigheid in aanmerking. — Men moet dierhalven zulke Rasfen tot de voortteeling verkiezen, in welke de genoemde deugdelyke hoedanigheden, in den hoogst mogelyken trap van volmaaktheid , gevonden worden ; dezelve voor verbastering bewaarende, door het vermyden van Hengften, die zwak, traag, koppig,of kwaadaardig zyn,en verbeteren door Hengften, die in fterkte, moed, leerzaamheid enz. uitmunten Q). Om CO Zie Uier over Boutouit De konst om over da Paarden te oordeelcn, pag. 205. en volgende: alwaar ook de onderfcheide foorten van liair, tekenen enz. worden aangewezen. Ct) Zie over dit gewigtig ftuk der Paardenftoetery de in den jaare 1793 door de Maatfchappy van den Landbouw bekroonde Verhandeling van den Heer Cohnelis Tiihi, te vinden in het XI Deels 2 Stuk : alwaar mtde voerkomt, bet geen dieswegens reede-  Schoolboek. uy. Om goede en fraaije Paarden te fokken is het noodig, dat het Moederpaard van hoofd gebreken vry; fraai, kloek, fterk van maakzel, wel gerond van zyden zy. De Veulens het voorftel gemeenlyk naar de moeder hebbende, is het noodig , dat het Moederpaard de kop en hals fraai en wel gemaakt heeft, zig van vooren wel op doet, of, gelyk men 't gewoonlyk noemt,wel uitkomt. i_ Zoon. Waar aan kent men den ouderdom der Paarden ? Landm. Het Veulen heeft, als het een halfjaar oud is, twaalf tanden voor in,- den mond, zes onder, en zes boven.. — Deeze noemt men melktanden.— De twee middelste vanelke rei vallen uit in het derde jaar. Het krygt daar voor vier tanden, die veel breeder , geeler, en van boven af tot aan het tandvleesc.h toe, geftreept en een weinig uitgeholt zyn. Dus heeft een Paard op het derde jaar zyne vier grasbyters, want zo worden deeze tanden genoemt.' In het vierde jaarwisfelthet'er wederom vier; twee boven en twee onder. Dus heeft het Paard, op het vierde jaar, agt breede tan den, of vier grasbyters en vier middentanden. In het vyfde jaar wisfelt het dë hoektanden, zo dat een Paard, als het vyf jaar oud is, uitgewisfelt heeft—Vervolgens ziet men naa de holligheden der tanden.,-?- In een Paard van zes jaar zyn de holligheden van de vier grasbyters gevuld.-—.Op het ze- gtdteid is door Mat^isu Dutz? en Ssrvaai va» bxn Berg, welke laatfte wel byzonder aan de hand geeft, ie> wyze, op welke de beste Paarden met het meeste voordeel «Dgeftty tarnien wotdes, «3  H8 Landbouwkundig zevende jaar de holligheid van de middelbanden, en, als het agt jaar oud is, ook die van de hoektanden (*): *■» zynde wyders omtrent de keentjes of holligheden der agterste tanden in acht te neemen , dat hierin een merkelyk onderfcheid gevonden wordt by Paarden, die.in de laatfte jaaien op zandgronden;, en in die , welke op kleigronden geweid zyn. Zoon. Hoe oud behoort de Hengst te zyn om te dekken? Landni. Ten minsten :drie jaaren. Beter echter is het, dat ze vyf a zes jaaren-'oud zyn. Het dier is dan in de beste kragt: — Men mag dan kloeke en gezonde Veulens verwagten. Zoon. Hoe oud behoort de 'Merrie te weezen? Landm. Des ktindigen laaten een Merrie reeds op de drie jaaren dekken. Dit geeft voordeel, zonder de Merrie te benadeelen, die daar door zelfs beter uitzet (f). Zoon. Welke is de bekwaamfte tyd om de Paarden te laaten dekken ? Landm. Zo men de Merriën in het laatst van May, of begin van.Juny, laat'dekken, zalmen,daar de dragt elf maanden is, de Veulens krygen tegen den tyd,dat dePaarden in'tJandgaan, dat goed en tevens min kostbaar is. Met het fpeenen wagte men wyders, in dat geval,, tot dat de zo- <») Zie hier over BouR.a.elat.«~De kwst over het oordaeleti wn Paarden, pag. 2.18. en volgende. Amftcrdam by G. Wamars, 1775. pag. 7 en vozende,  Schoolboek. ï37 daags daar onder gedaan, is veeltyds van een goede uitwerking. Helpen deeze middelen niet, doe men het Paard de waasfem van half gaar gekookte wintérgarst inademen. Men doet die in een zakje, waar in men de neus van het Paard fteekt, het zelve boven de ooren met een touwtje vast maakende. Men neemt de garst zo heet als het Paard verdraagen kan. — Herhaalt dit twee of drie maal op één dag, tot dat de volkome geneezing, byna nooit misfende , daar is. Zoon. Waar aan kent men den kwaaden droes ? Landm. Aan een geftaadige uitvloeijing van een Hinkenden etter, ofkleeverige ftoffe, uit één, of ook wel uit beide de neusgaten; bruin of geel, ook wel groen of roodagtig van coleur; altyd gepaard met eene opzetting van de klieren van de onderkaaken , die daar door minder beweeglyk , en aan het been fchynen vast gegroeid te zyn. Deeze ziekte wordt ongeneeslyk gëöordeelt, •en 'tevens voor befmettelyk gehouden (*). Men wagte zig dus zorgvuldig voor een kwaaddroezig Paard, en ontdoe 'er zig op de best mogelyke wyze van. Zoon. Is de hoest niet eene ziekte, welke mede uit het vatten van koude ontftaat ? Landm. Dit heeft wel veeltyds plaats ; maaide hoest kan ook ontftaan uit een kwaade hoedanigheid der vogten, welke in de longpypjes en in (*) Zie over deeze ziekte eene Verhandeling van P. Camper, te vinden in de Nieuwe Wyze van Landbouwen, 2 Stuk-pag. 32. en dcnNederlandfchenStalmeester van L. W. F. van Oebschelwitz, 'sHag^byf. yan Clesf, 1763. pag. 2.23. en volgende, 1 5  3$ Landbouwkundig in den ftrot en gorgel prikkelingen veroorzaa, ken. Dikwyls krygen de Moederpaarden deeze ziekte, als de Veulens pas gefpeend zyn. Zoon. Hoe geneest men deeze ziekte % Landm. Het Paard niet dikwils of niet fterk hoestende, is de ziekte van geen groot belang, en wordt zeer ligt geneezen door het middel No. zo. Ais de hoest fterk is, en het Paard veel maaien hoest, is 'er vreeze voor een ontfteeking in de borst. In dat geval moet men tevens in den hals ader laaten, om de ontfteeking voor te komen, het welk men, naar de omftandigheid,nog eens of twee maal, binnen de twee maal vier en twintig uuren,, herhaalt. Ook is 't goed het P.iard, twee of drie maal op een dag, de waasiem van heet water, of heete garst te laaten inademen, en. warm water met honing gemengd te laaten drinken. Zoon. Waar aan kent men de longziekte? Landm. Een Paard , de longziekte of teering hebbende, is treurig, kwynt, eet weinig. — Het hoest en ontlast fnot uit de neus, dat etteragtig, en veeltyds ftinkende is : wordende de ontlasting door den hoest aangezet of bevordert. Op de geneezing deezer ziekte kan men niethoo» pen. Zoon. Waar aan ziet men, dat een Paard dampigis? Landm. Aan de kortademigheid, gcmakkelyfc waar te neemen aan de gefpannenheid en het fterk , frtan der zyden, welke kortademigheid veeltyds Van hoesten verzcld is (*). Zoon. O Zie Gcnccsw. van de Ziektens en Ongerti.derPaard«r),M.jró tot Cr.  Schoolboek. 139 Zoon. Waar Uit ontftaat deeze ziekte? Landm. Een Paard, eng van borst, naauw van vooren , plat van ribben zynde, kunnen de longen zig niet uitzetten, en een genoegzaame hoeveelheid lucht bevatten. De toevallige dampigheid ontilaat uit lang en fterk ryden, flegt hooi, ftoffige of muffe haver , te overvloedig voedzel, te veel ftil ftaan op morsfige ftallen, of in bedorven lucht — in een woord, uitaiies,wa.t de vogten kan bederven, de longen verftoppen of ontftellen. Zoon. Hoe geneest men deeze ziekte ? Landm, Zeer bezwaarlyk. De Paarden nog jong en de kwaal niet veroudert zynde, kan men de geneezing beproeven. Dan het is veeltyds best, zulke Paarden te gebruiken, zo als ze zyn, en ze zo veel mogelyk, het geheele jaar door,buiten in het land te laaten.— Ze zyn in den zomer goed voor den ploeg. Ook in den herfst en lente zouden ze daar goed voor zyn. Maar, dewyl men ze op ftal kragtig voedzel onthouden moet, zyn ze te flap en magteloos om te arbeiden. Ze mogen geen klaverhooi nog Paardeboonen; ook maar weinig grashooi en zeer weinig haver hebben. Als men ze op de ftallen niets anders geeft dan frisch firoo zyn zy 'er het best aan. Zoon. Wat is vervangenheid? Landm. 'Wanneer hals cn voorste beenen ftyf zyn; wanneer het treurt en niet wil eeten. Ook' kan het b zwaarlyk voort gaan. Het is een zeer -gëvaarlyke ziekte , en wordt zelden volkomen ge'ieezcn. Zoon. Waar uit op*.il?.":t de'cz'c ziekte ? Landm.  14° Landbouwkundig Landm, Wanneer het, zeer heet zynde, fchiei lyk koud wordt; het zy door het ftaan in de opene lucht, of door het drinken van koud water: gelyk ook, wanneer een Paard, heet zynde, haver krygt, voor dat het bekoeld is ; byzonder wanneer dit zo dik in de krib geworpen wordt, dat het Paard die met volle monden kan opneemen. In het eerste geval zegt men dat het Paard verftyfd is. In het laatfte geval zegt men het Paard is verkoornt. Zoon. Hoe geneest men deeze ziekte V r Landm, Men moet fpoedige hulp aanbrengen». Zo ras men dierhalven dit ongemak befpeurt , moet men het Paard, in de beide gevallen, een ruime laating doen in de fpooraderen, aan beide zyden van den buik , en dan een Paard, door koude vervangen, ingeeven het middel No. 18. Aan een Paard, dat verkoornd is, het middel No. 19. Wanneer men 'er ten eersten by is, zullen de Paarden veeltyds den anderen dag geneezen zyn. Men brengt ze binnen 'shuis, dezelve wyders , na het ingeeven van deeze middelen , wel dekkende C). Zoon. Waar aan ziet men, dat een Paard de Vyver heeftV Ct) Landm. Een Paard, deeze ziekte hebbende; is (*) Zie over deeze ziekte — Geneeswyze van de Ziekten cn Ongemakken der Paarden, pag. 11S. (t) Deeze ziekte is by de Landlieden algemeen bekend onder decze benaaming, en is myns oordeels dezelfde, die in de aangehaald; Geneeswyze enz. een ontfteeking der corkliercn genoemd wordt. Zie het zelve werk pag. 59.  Schoolboek. 141 ïs treurig, laat het hoofd hangen, eet niet, en is zeer onrustig. De vyveraders, tusfchen het oor en het bovenfte gedeelte van de kaak, zyn gezwollen, welke zwelling zig naar beneeden den hals verlengt, naar maate de ziekte toeneemt. Vervolgens zwelt het geheele hoofd, de beweeging en onrustigheid vermeerderen, en het fterft binnen korten tyd. Zoon. Uit welke oorzaaken ontftaat deeze ziekte? Landm. Uit eene te fchielyke bekoeling. Kwetzingen en kneuzingen , of te rug gebleven droesftoffen kunnen mede oorzaak tot deeze ziekte zyn. Zoon. Hoe zal men deeze ziekte geneezen ? Landm. Het laaten is in deeze ziekte het voornaamfte, zo niet het eenigfte zekere geneesmiddel. Men laat in dit geval onder de tong, in het verhemelte van den mond, of in de neusgaten ; tevens doet men een ruime laating in de fpooraderen. Dit alles in tyds verricht wordende, is het Paard fpoedig gered. Dan het is zeer goed, dat men tevens wat fyn zout en,peper of nog liever wat asch van rooktabak in de neusgaten blaast. Zoon. Waar uit ontftaat de loop? Landm. Deeze ziekte, meer gemeen onder de jonge Veulens, nog byde moeder zynde, ontftaat meest altyd door het voedzel. De Veulens leeven voor het grootfte gedeelte van de melk der moeders. Die melk, tot zuur over gaande veroorzaakt zuure ftoffen in de ingewanden ' waar door de loop ontftaat, de Veulens fchielyk ver»  f 42 Landbouwkundig vermageren en in gevaar van fterven zyn. By ouder Paarden is ze zelden gevaarlyk, ten ware die door liegt water, of zeer liegt voedzel was ontftaan en te lang duurde. Een Paard, in het voorjaar in het land gedaan, krygt altoos een loop , gemeenlyk vyftien a twintig dagen aanhoudende. Zoon. Welke geneesmiddelen zal men tegen de loop gebruiken? Landm. De oudere Paarden hebben zelden eenig geneesmiddel noodig, ten ware de loop te lang duurde en het Paard 'er door vermagerde. Dan zal men het Paard weinig hooi en haver, voorts water geeven, daar wat tarwen-meel door geroerd is. Wanneer een zuigend Veulen de loop heeft» geeft men aan de moeder eenige reizen wat tarw tot voeder, en aan het Veulen, dat zulks doorgaans met graagte aanneemt, één, of één en één half pond zuiver gerookt fpek, drie of vier dagen agter eikanderen. Zoon. Waar door ontftaat de buikpyn ? Landm, De buikpyn, daar aan kennelyk, dat het Paard dikwils gaat liggen, weder op ftaat, en treurig naa de zyden omziet ; ontftaat uit koudein de ingewanden; door winden, niet ontlast, en veroorzaakt door het drinken van koud water; of het eeten van fapryk voedzel. Ook ontftaat de buikpyn zeer ligt als de Paarden, uit het land gehaald, op ftal 'aanftonds fterk ge voedert worden met haver , en ander graan , of dat men te veel kaf, of gefneden ftroo onder de graanen mengt. 'Er zyn zelfs Paarden, die aanftonds door buikpyn aangedaan worden, als men kaf onder de  Schoolboek. 24* de haver Voedert. In dit geval is deeze ziekte gevaarlyker, om dat 'er groote vreeze voor ontfteeking van de maag of ingewanden is; dewyl door de meerdere droogte van de ftoffen, welke in de ingewanden zyn, de doortogt van het voedzel belet wordt. Het beste middel om deeze ziekte te geneezen moet bepaald worden, naar xnaate van de verfchillende oorzaaken. Wanneer verharde drekftoffen daar van oorzaak zyn, is -jr pint oly met wat zout zeer dienstig. — Wanneer de buik-pyn ontftaat uit gevatte koude, is niets beter dan warm toedekken; wyders een glas brandewyn ingieten en zagt te laaten loopen. Zoon. Waar aan ziet men dat een Paard niet 2:an wateren? Landm. De zyden flaan fterk in zulk een geval. Het Paard is onrustig, ziet dikwils naa agteren en grinnikt. De hand, met olie vet gemaakt, in den aars van een Ruin , of in de fcheede van een Merrie geftoken', vind men de] blaas zeer jgefpannen. Zoon. Welke zyn de oorzaaken deezer ziekte ? Landm. Gemeenlyk liegt water ; het onthouden van drinken in heet weêr; overmatige arbeid; het komen uit warme ftallen in een te groote koude; drinken van veel koud water; fcherpheid der pis, ontftaan door overmatig of liegt voedzel , en eene natuurlyke gefteldheid der blaas. Zoon. Hoe geneest men deeze ziekte? Landm. De ziekte hevig, en ontfteeking van klaas, of nieren, ge vreest wordende, zal men een las-  144 Landbouwkundi© laating doen aan den hals. De ziekte niet verminderende, herhaalt men dit, vyf of zes uuren daar na, nog eens. Ondertusfchen zal men middelen aanwenden , om het water te doen ontlasten. Ten dien einde fteekt men in de fcheede van een Merrie een weinig fyn zout, of een propje nat gemaakte tabak. De kooker van een Ruin of Hengst beftrykt men meteen zalf, gemaakt van geltooten knoflook met raapolie. Zoon. Waar uit ontftaat het bloed pisfen ? Landm. Gemeenlyk uit fterk arbeiden in heet weêr, of door bloedrykheid van het Paard. Ook wel door het gebruik van liegt voedzel, en troebel, of bedorven water. Zoon. Hoe geneest men deeze ziekte? Landm. Men geeve geen ander drinken dan water, daar rogge meel in geroerd is (*) '•> voorts het middel No. ri. Dit is by uitftek goed bevonden (f). Zoon. Kan men gemakkelykontdekken, dat een Paard wormen heeft? Landm. Ja. Het Paard wordt mager, de eetlust vermindert. Het ziet dikwils om naa den buik. Men vindt wormen in den afgang. Wanneer dit plaats heeft moet men fpoedig middelen aanwenden; want eene ontfteeking der ingewanden kan 'er dikwils het gevolg van zyn. Zoon. Welk middel kan men gebruiken? Landm. C*) Door dit middel alleen worden de Koeijen van deeze ziekte, geneezen, maar men moet ze dan ander voedzel onthouden. (t) Zie meerover deeze ziekte—Geneeswyze van de Ziektereet {.'aarden, pag. t  Schoolboek. *4*f Landm. Het middel No. ia., drie dagen agter den anderen, driemaal daags, onder het gewoone voer, ingegeeven, herftelt gemakkelyk en zeker. Zoon. Waar aan ziet men, dat een Paard het vuur heeft? Landm. Als het Paard fchielyk ongefteld wordt en niet eet, trekt men wat hair uit den ftaart. Zyn de wortels niet glad en zuiver, maar verdeeld , dan weet men, dat het Paard het bloed, of het vuur heeft, dat is, dat het bloed in fommige voornaame bloedvaten wordt opgehouden, waar door het fchielyk verdikt en ontftoken wordt, het welk dan een fchielyken dood ten gevolge heeft. Zoon. Heeft het vuur by de Paarden ook geen verfchillende benaamingen, gelyk by de Koeiien? Landm. Men noemt deeze ziekte naar de uitwerkfelen, welke men 'er van ziet, en naar de deelen , welke 'er door worden aangedaan. Zo fpreekt men van het ftille, van het woelende, en van het lendevuur. Het voornaame, zo niet het eenige middel van herftel, is het verminderen van bloed door ruime laatingen. Tegen het ftille vuur laat men gemeenlyk in den halsader. De benaaudheid en woelingen aanwyzende, dat de ingewanden fterk aangedaan zyn, laat men in de fpooraderen. Als een Paard het lendevuur heeft, daar aan te zien, dat het agterlyf heên en weêr flingert, moet men noodzaakelyk in den ftaart laaten, en 'er veel bloed uit laaten loopen. Anders is men in gebaar , dat het Paard, van agteren, meer of min, lam & zou  t.fS Landbouwkundig zou blyven. Des niet tegenftaande gebeurt het dikwils , dat Paarden, het lendevuur gehad hebbende , by het wenden, hun agterlyf niet regt over eind kunnen houden. Zoon. Is de zwelling door winden ook een gevaarlyke ziekte? Landm. Niet zo gevaarlyk als het vuur. Zonder fpoedige hulp zou echter een Paard 'er dikwils van fterven. Het ligchaam zeer gefpannen zynde, en het Paard geen drek ontlastende,noch winden losfende, zal men met de hand, vet gemaakt met olie, den drek uit den aars naar buiten brengen. Daar op een tabakspyp met tabak lugtig itoppenj wel aanfteeken , en den fteel in het fondament brengen , met kragt den rook naa binnen blaazende. Dit doet men door de kop van de pyp in den mond te neemen, of een andere tabakspyp met de kop net op de kop van de aangeftoken pyp te zetten. Als de rook in de ingewanden van het Paard komt, loost het Paard de rook, en tevens de winden; de zwelling vermindert. Zulk een Paard wordt ook zeer fchielyk gered, door een tabakspyp in het fondament te fteeken, en in de kop wat raap-olie te gieten, welke door den fteel naa binnen loopt. De winden ontlasten zig dan gemeenlyk aanftonds. Ook is zeer dienstig, een paar lood anys-zaad, een weinig geftampd, of in water gekookt, in te geeven. Zoon. Nu komen wy aan de uitwendige ge» breken zo ik meen ? Landm. Ja —maar daar over zullen wy al mede kort zyn, en ons voornamelyk bepaalen by die, wel-  S C H O o 1 ! o ï f, jr4?, welker geneezing met vrugt ondernomen kan worden. Deeze zyn i. Gebreken van den Mond. a- ■'—■ —— der Oogen. 3* of ziekte der Huid. 4* "" — van de Beenen. 5 " ^ van de Voeten. 6' 7* van buiten aan gekomen, gelyk Wonden, kneuzingen, zweeren, verrekkingen. Zoon Welke zyn de gebreken van den mond? Landm. Het hangen der roosters; zweeren in den mond; kwetzingen van de tong, of van de klagen ; kiezen die te hoog uitfteeken. Zoon. Het hangen van de roosters wat is dat voor een ongemak , en hoe kan men het zelve geneezen ? Landm. Agter de bovenste grasbyters, of middelste tanden, vertoont zig een uitwas, gelyk, en fomtyds laager hangende, als de voorste tanden , of bovenfte grasbyters. Het Paard wordt daar door belet te eeten, waar door het vermagert. Zodanig een uitwas daar zynde, beproefe men eerst, of de verflapping en uitzwelling van dit geheemelte-vlies niet door het wasfchen met azyn en een weinig brandewyn te herftellen is. Dit niet helpende, fteeke men drie of vier gaten in 't uitwas. Zo ook dit niet helpt, fnyde men het weg. Het weg branden met een gloeijend yzer komt het laatfte in aanmerking; moet voorzichtig, en vooral niet geweldig, gefchieden, om de beenderen van het gehemelte niet te befchadigen. - De wond geneest men, door K a de-  Ï4? LANDBOUWKUNDIG dezelve, driemaal daags, te wasfchen met een mengzel van azyn en brandewyn. Zoo». Wanneer zweeren of puisten in den bek daar van oorzaak zyn, wat dan? Landm. Die zweeren of puisten moeten geopend, en de mond, drie maal daags, met azyn en pekel, tot de geneezing toe, gewasfchen worden, Zoon. Wat zal men doen als de kiezen van bet Paard te hoog uitfteeken ? Landm. By het wisfelen der tanden en kiezen worden de afgaande door de uitkomende langzaam uit haar plaats gefchoven. Het gebeurt fomwylen, dat het boven gedeelte der uitkomen, den zodanig in de onderste holligheden van de afgaande vast gehegt is, dat deeze niet kunnen afvallen. Hier door wordt het Paard niet alleen belet in het eeten, maar de nieuwe groeijen daar door buiten de natuurlyke orde. Hierom moeten de afgaande tanden'en kiezen, by het wisfelen, in tyds, weg genomen worden. Indien echter, in weerwil dier voorzorg, de kiezen, of tanden te hoog uitfteeken, is het best de punten af te veilen. foon. De tong, of laagen van het Paard, door gebit gekwest,of befchadigdzynde,wat kan men daar aan doen? Landm. Den mond dikwils wasfchen met een mengzel van wyn en honing. In plaats van wyn kan men ook azyn neemen. Z«on. Wat zyn Maan-oogen? Landm,  Schoolboek. Landm. Een Maanoog (*) begint met een ontfteeking en zwelling der oogleden. Te gelyk loopt 'er gemeenlyk een klaar vogt uit, fomtyds zo fcherp , dat het de bekieedzelen doorknaagt. Deeze toeyallen duuren vyf, agt of tien dagen, en komen vervolgens, twintig of vyf en twintig dagen daar na, wederom, tot dat het oog geheel duister en bedorven is. —— Dan houden de ontfteeking en tevens de pyn op. In de tusfchenpoozingen van deeze ziekte kan men wyders een Maanoog van een gezond daar in onderfcheiden, dat het minder klaar is , en de oogleden nog eenigzins gezwollen zyn, waar door het oog zig kleinder vertoont. Ook houdt het traanen niet geheel op. Zoon, Waar uit ontftaat deeze ziekte ? Landm. Deeze ziekte, naar het oordeel van Kundigen, eigentlyk beftaande inzinkingen, by vlaagen af en toeneemende , wordt veroorzaakt door moerasfige weiden ; bedompte ftallen 5 het eeten van nieuwe haver. Veele houden deeze ziekte erffelyk. Dan zou eigentlyk de oorzaak m de natuurlyke gefteldheid van het dier zelva gelegen zyn. Zoon. Hoe geneest men deeze ziekte? Landm. Men zette een dragt van vlas en Paardenhair m de borst, en houde 'er die vyf a zes maanden in. Men berooke wyders het oog, drie maal daags, met wierook, of met tabak ;.wasfchen- de C*3 Zie een nauwkeurige befchryving van deeze ziekte in r>. Kunst van het oordeelen over de Paarden , door Bohrcblat,' pag. ;o tn volgende. K3  ïjo Landbouwkundig de daar na het oog, twee maal daags, met het oogwater No. i\. Zoon. Wat gedaan, wanneer "er zig een vlies , of fchil op ,ket oog begint te vertoonen? Landm. Ten eersten, eens daags , fyn gefchraapte Kerklcijen , kleijen, of nog liever fyn gefchraapt zeefchuim , met een perthèfchagt of ftroohalm, in het oog geblaazen. Zoon. Hoe veelerlei zyn de gebreken, of ziekten der huid? Landm. Men kan die gevoeglyk brengen tot deeze twee, te weeten: — de uitwendige worm en het fchurft, — want de lazcry, de rasp en de egclvoeten zyn , wel befchouwd, niets anders dan een verouderde fchurfr. De uitwendige worm vertoont zig door ontfteekende knobbels, die zig langzaam tot zweeren zetten ; eenigzins naar de wormgaten gelykende, die de Koeijen in het voorjaar op de lendenen hebben. Ze zyn zeer gevaarlyk, en vertoonen zig, — of van den anderen gefcheiden, aan de zyden van de agterkaak, langs den hals, op de fchouders, en de zyden van den buik: — of" gelyken naar een touw met knoopen, tastende dikwils borst cn fchouders, fomtyds alle de voorste deelen aan, tot aan de kroon van de voet, of het dik van 't been , de agterbeenen , het bovenste gedeelte van de agterkaak, de wangen, de lippen enz. Deeze knobbels, tot rypheid komende , worden fomtyds groote zweeren , die onverdraaglyk (linken. De geneezing kan men beproeven. Zo ras men dusdanige knobbels ontdekt, wasfche men dezelve met een mengzel van mans  Schools, oe is* mans pis en groene zeep. Men doe dit zo fpoedig doenlyk, om dat de kwaal veroudert zynde, veel moeijelyker herftelt (_*). Zoon. Uit welke oorzaaken ontftaan de ziektens, der huid? Landm. Veel al uit morsiigheid, liegt voedzel, en al te warme ftallen. Ze zyn befmettelyk. Men vermyde daarom het plaatfen van gezonde Paarden byde zulken. Zoon. Hoe geneest men het fchurft der Paar* den? Landm. Men moet de met kleine jeukerige puisjes of witte rooven aangedaane plaatfen wasfchen met pis, daar tabak in geweekt is; — de te warme ftallen luchten. Men geeve voorts frisch, ftroo en hooi tot voedzel; rosfche en horstele wijdeis goed; doende elk Paard, dagelyks, twee a drie lood bloem van zwavel, in wat natte zemelen, gebruiken. Vindt men de wasfching met tabak en pis niet kragtig genoeg, kan men het middel gebruiken, voor het fchurft der Koeijen, hier vooren bladz.39.opgegeeven,of anders het middel No. 16. Dit laatfte moet zeer dun gefineerd, en fterk ingewreven worden. Zoon. Wat is de lazery? Landm. Een verouderde fchurft , zig in kleine knobbels, zo menigvuldig, dat zy het aangedaane deel geheel bedekken, vertoonende, waar uit een dunne en ftinkende etter zipelt. Het hoofd door deeze ziekte aangedaan zynde, noemt £*) Zie hier over meergemelde Geneeswyze van de Ziektens &c der Paarden, jiag. uo en volgende. K 4  152 Landbouwkundig noemt men het lazery. Zig plaatfende in de buiging van de kniën, hiet het rasp. — Het been langs de pees, van de hiel tot in het midden,met deeze fchurft bezet zynde, noemt men het mok. Wanneer kroon en hiel 'er van aangedaan zyn, noemt men het een mok, oï egelvoet. Zoon. Geeft die onderfcheiden' benaaming ook eenige nuttigheid? Landm. Ja: want dit zelfde foort van ongemak is meer of min gevaarlyk, naar de deelen, welke 'er door aangedaan zyn. De lazery, en de rasp kunnen gemakkelyk geneezen worden. Daar van zyn nooit zulke kwaade gevolgen te vreezen, als van de mok, of egel voet. Door het laatlle wordt het Paard dikwils byna onbruikbaar. Ook is dit ongemak , zeer veroudert, byna ongeneesfelyk. De rede daar van is, dat de toevloed van vogten naa de voet veel fterker is, als naa andere deelen van het ligchaam. Zoon. Hoe zal men deeze ongemakken geneezen? Landm. Zo dra men cenig beginzel van zodanige ongemakken befpeurt, zal men het Paard laaten , en, op dat 'er geen kwaade vogten in het bloed te rug blyven, eiken dag, even als by de fchurft, twee lood bloem van zwavel in natte zemelen laaten gebruiken; verder de geneezing beproevende met het middel No. 16. Voor de mok, en de egelvoet, of het begin van dit ongemak, namelyk de zwelling van het been, en het uitvallen van het hair, zou ik liever gebruiken het middel No. a2. Dit middel zal zelden een volkomen geneezing misfen; is zuiverend en op- droo-  Schoolboek, 153 droogend. Ook wordt 'er de uitwaasfeming niet door° verhinderd. Wanneer dit kwaad meer verouderd is, moeten fterker en nog kragtiger op* droogende middelen gebruikt worden (*)• Zoon. Hoedanig zyn de gebreken van de bee* nen ? Landm. Deeze zyn van een geheel anderen aart, en bekend onder den naam van luipen , dikke hakken, bosfen, gallen en fpatten. De luipen en dikke hakkenjyn ongevoelig. — De bosfen, gallen en fpatten pynelyk , doen het Paard hinken, of ftyf en kreupel gaan. Zoon. Dan zyn de luipen en hakken minder nadeelig? Landm. De luipen verhinderen het Paard wei? nig , maar zyn zeer afzigtig, byzonder als zy groot worden. Ze zitten boven aan de voorbeenen, digt aan het lyf, en worden veeltyds veroorzaakt door het leggen op de hoefyzers. Be dikke hakken komen voort van wryvingen, of kneuzingen, en vertoonen zig duidelyker als de voeten in haare kragt ftaan. -r- De luipen zitten zeer bloot en zigtbaar aan de elleboog van het Paard, Ze worden beiden zeer wel geneezen door het middel No. 23. Zoon. Zyn de bosfen , gallen en fpatten ook gelykfoortige ongemakken? Landm. De bosfen, gallen en bol, of bloedfpatten zyn in natuur en hoedanigheid zeer aan eikanderen gelyk; ontftaan uit gebroken vaten, uit CO Zie den Nederlandfche Stalmeester. pag. 332. en velgend*» K5  151 Landbouwkundig uit welke liet vogt, om dat het niet wederom in die vaten kan te rug keeren, en door het lig. chaam rond gevoerd worden, zig uitftort, en tot zagte knobbels zet, die, van tyd tot tyd, harder en groote* worden. De bosfen zyn een gezwel, dat zig vertoont binnen aan den voorkant van het agterbeen, in de buiging van de waai, of een zwelling van den gantfehen band, die de waai omvat. De gallen heeft men tusfchen de pees en de pyp, aan de zyde van het been, tegen over de hiel, en ook laager. De bloedlpatten zyn met anders dan een verwyding van de ader, die langs den zydelingfen binnenkant van de waai loopt. Van de drooge of beenfpatten zal ik thans niet fpreeken (*;. Zoon. Ontftaan deeze ongemakken ook alle uit dezelfde oorzaaken ? Landm. Ja. De oorzaaken daar van zyn fterk forceeren door zwaaien arbeid, of verftopping van de vaten. Paarden , die op laage gronden gevoed worden, en bol van beenen zyn, ftaan voor deeze ongemakken het meest bloot. Zoon. Hoe kan men deeze ongemakken genee-. zen? Landm. De geneezing moet zo ras die ongemakken, of eenige van dezelve zyn ontdaan, beproefd, en dan zulke middelen gebruikt worden, die de vogten doen opdroogen, of verdeden, en tevens de gebroken, of verwyde vaten geneezen. Ten (*) Zie over deeze Ziektens of Ongemakken van debecnen der Paarden Boürgelat — De Kunst van het oordeel >n enz. pag. i32.enz.  Schoolboek, ïsS Ten dien einde kan men 'er doeken, of plukzel op leggen, in brandewyn nat gemaakt, en geduurig nat gehouden — of een pap van Schaapenmest en azyn, zo dikwils vernieuwd wordende , als die droog is. Ook kan men het middel No. 24. dat tegen deeze ongemakken zeer geprezen wordt, gebruiken. Een bloedfpat wordt best geneezen,wanneer men, by tyds, dat is, zo ras men dit ongemak ontdekt, 'er de ader laat uitneemen , of, zo als men het anders noemt, het Paard laat korten. Zoon. Aan welke gebreken zyn de voeten der Paarden onderworpen ? Landm. Aan Overbocven, Steengallcn, de Vyt, of Verrotting van de zool, en Barsten in de hoef, of Kwartier-voeten. De o verhoef is ^en harde verhevenheid op de kroon, hooger of laager, boven het hoorn van de voet geplaatst. De drukking van het bovenste gedeelte van het hoorn tegen deeze harde verhevenheid veroorzaakt pyn, waar door het Paard kreupeler wordt, naar maate die laager geplaast is. De geneezing daar van is dikwils zeer moeijelyk. Het gereedfte middel is dezelve dagelyks te kloppen met een groen ftokje, ter dikte van een hamerdeel, en dun te fmeeren met gebraaden fpekvet, zo heet als het Paard het kan verdraagen. Ze vergaan ook, ais het Paard veel door kluitig land moet gaan. Zoon. Wat zyn fteeiigaïlen, cn hoe worden die verdreven? Landm. Als 'er eenige roodheid komt aan de zool van den voet, noemt men dit een fteengal. Ze  356 Landbouwkundig Ze geneezen. ligt door dezelve dikwils af te fleeken,ende yzers zo te leggen, dat zy niet gedrukt worden. De vyt is bet zelfde foort van ongemak maar tast de ftraal, of het vleezig deel van den voet aan. Dit is een kwaadaartig ongemak, en kan van die gevolgen zyn, dat het niet kan geneezen worden, zonder de zool uit te neemen (*}. Zoon. Hoe geneest men dé barsten in de hoef, of kwartier-voeten P Landm. De barsten in de hoef, die niet zo diep zyn, dat zy tot aan het vleesch gaan, vei oorzaaken geen pyn, of kreupelheid. Ze geneezen dikwils van zelve. De barsten zo diep zynde, dac zy tot in bet vleesch komen, moet men de kanten weg fteeken tot aan het leeven, en de zalf No. 25. gebruiken. Zoen. Hoe moet men de wonden van de Paarden behandelen Landm. Verfche wonden in eenig vleezig ge. deeltc van het Paard geneezen doorgaans gemakkelyk. Open en vlak zynde kan men ze beitryken met de zalf No. 4. en ze met een kleed tegen den indruk der lucht, en voor de vliegen beveiligen. Zyn ze weinig open en diep,zo als die zyn, welke van een Koe gedoken worden, dan zal men een ftokje neemen, en daar aan een propje maaken van plukzel ; daar mede de zalve No. "4. in de wond brengen, eene wiek, met deeze zalve" vet gemaakt, in de wond fteekende. Intusfchen moet C*) Zie hier over Geneeswyze van de Ziektens en Kwallen vai Paaiden, pag. 162.  SCKOÖLEOEK, moet rrien, om de ontfteeking te weeren, de huid twee of drie maal op een dag befmeèren met het middel No. 3. Zoon. Worden de Paarden ook niet wel geI;v;est,wanneer zy beflagen worden? Landm. Ja. Dit noemt men vernagelen , dat is, dat de nagels zo hoog geflagen zyn, dat zy in het vleezig deel van den voet komen. Men kan dit zien aan het hinken van het Paard. — Men kan de nagels, die te hoog zitten, vinden, door met een hamer op de nagels te kloppen: want als men op de nagels klopt, die het ongemak veroorzaaken, gevoelt het Paard pyn, en trekt de voet naa zig. Als men 'er die na gels uit trekt, voor dat die eenige ontfteeking verwekt hebben, en wat heete terpentyn in het gat giet, heeft men daar verder niets aan te doen. Als die reeds etter veroorzaakt hebben, moet men,onder in den voet, die plaats wel openen,tot in het leven van den voet; in het gat heeten terpentyn gieten; de plaats met werk toedekken, en , om den anderen , of derden dag, indien dit noodig is , op die zelfde wyze verbinden. Even zo handelt men als een Paard een fpyker in den voet getrapt heeft; want zulke gevallen kunnen anders de allergevaarlykfte gevolgen hebben. — Zoon, Als de voet boven op de kroon bezeerd is, zo door het trappen van Paarden, als anderzins , zyn daar geene kwaade gevolgen van te • yreezen? Landm. Dit kan een ontfteeking ten gevolge heb-  15? Landbouwkundig hebben, en een ontitoken voet (*) is een aller, ergst ongemak. Men kan zulk een wond echter vry gemakkelyk geneezen, door die dikwils met pis te wasfchen. — Voor het overige is het brengen van fyn geftoten of gemaalen peper in de wonden in 't gemeen het beste middel om dezelve te lierftellen. Zoon. Hoe behandelt men de kneuzingen? Landm. Verè'ttering voor te komen is het voor. naame einde, dat men zig by de behandeling van kneuzingen moe: voorftellen. Dit gefchiedt dus best door middelen , die de ontfteeking doen bedaaren , en het faamgehoopte vogt verdeelen. Als de kneuzing plaats heeft in een vleezig deel, kan men het middel No. 3. met een gewenscht gevolg gebruiken. De kneuzing zeer zwaar zynde, zou het noodig zyn, wat bloed af te tappen. Een bult, of knobbel, veroorzaakt door de drukking van het gareel, of van den zadel, verdwynt zeer fpoedig, door 'er 11 yp , dat is het gruis of het flyk, dat by het ilypen van den llypfteen afgaat, en zig in den waterbak, die onder de fteen is, verzameld, op te leggen. Als een paard een llag tegen het been gehad heeft, gebrüiktmen het middel No. 23. In plaats van gecampherde brandewyn kan men een derde pekel onder de pis mengen. Boterpekel, dat is die, welke, onder het bouwen en bewerken van de boter, in de tobbe, of vloot blyft, is ook zeer goed. Zoon. CO Zk hier over Geneeswyze van de Ziektens en Ongemakksa 4ec Paarden, pag. 152.  S CHOOLBOEÏi 35* Zoon. Hoe zal men de zweeren behandelen? Landm. De zweeren zyn veeltyds het gevolg van kneuzing, of beleediging. De vogten, welke zig op de beleedigde plaats verzameldhebben ,en zig door de aangewende middelen niet laaten verdeden , gaan tot verëttering over. Een zweer kan ook ontftaan door kwaade ftoffen in het bloed, welke zig verzamelen , en een gezwel maaken. Dit ziende zal men het middel No. 3. gebruiken, en beproeven, of men die ftoffen kan verdeden, en het gezwel doen verdwynen. Gelukt dit niet, zal men middelen gebruiken, die de zweer doen rypen. Een pap, gekookt van brood en melk, of van meel van lynkoek, of van mostaardzaad met Koemest, legge men daar op. Wanneer men den etter voelt beweegen, zal men de zweer openen, of wel op de plaats, daar men de opening wil hebben, een doek met verfche menfchendrek leggen. Men moet de opening altoos zo maaken , dat de etter zig gemakkelyk kan ontlasten. Na die ontlasting zal men de wond met pis uitwasfen, en vervolgens, eens daags, verbinden met wieken van plukzel, of gehekeld vlas, vetgemaakt met de zalf No. 5. Door deeze behandeling zal een gemeene zweer zeer wel geneezen. Zoon. Wat zyn verftuikingen? Landm. Verftuikingen , of verrekkingen ontftaan , wanneer door geweldige beweeging, of door een kwalyk gedaane ftap, de beweegbaare beenderen in de geledingen, welke juist op elkander pasfen, en daar ter plaatfe met een fterken band omgeeven zyn, eenigzints verzet worden, doch aanftonds weêr in ©rde geraaken. Daar door  1Ö3 L A N dbouwkundig door worden de bindzelen , en de naast by gelegen fpieren en trekkers uitgerekt, of gefcheurd, waar uit zwelling, ontfteeking, pyn en moeijelyke beweeging ontftaan. — Zotn. Hoe kan men die kwaal geneezen. Landm. Verkoelende en ontfteeking weerende middelen zullen in den beginne de meeste vrugt doen. Het middel No. 3. gebruike men dierhalven. De zwelling vermindert, en het aangedaane deel niet heeter zynde dan de overige deelen van het ligchaam , zal het middel No. 23. van zeer veel nut bevonden worden. De pyn nog niet geheel verdwenen zynde, izal men een mengzel van brandewyn , zeep en gom ammoniac door elkander roeren, tot de dikte van een zagt fmeerfel; daar mede de aangedaane plaats twee maal daags befmeeren, en fterk met de hand inwryven. Verkiest men dit niet, neeme men het middel No. 26. fmecre daar mede, twee maal daags, tot de geneezing toe, de zalf mede wel inwryvende. ZEVENDE ZAMENSPRAAt Over de Geiten, Varkens, Hoenders, K*U koenen, Ganzen, Eenden, Duiven, Beijen enz. Landm. De Geiten en Bokken worden gehouden om het vleesch, de melk, de huid en het hair. Ook meent men, dat de lucht, of ftank , wel-  SCHCGLËGEKj iét welke de Bokken afgeeven , zeer goed is om de Paarden gezond te houden. Hierom voeden fom» migen zelfs een enkelden Bok , om die des winters in den Paardenflal te laaten loopen. Ondertusfchen legt men zig minder op het aankweeken van Bokken en Geiten toe, om dat men ze ïiiet wel, zelfs niet in beflote weilanden, zonder herder kan laaten graazen. Zy loopen daar zeer ligt uit, kunnen over een plank gaan, klimmen agter de hekken om, of fpringen over de flooten* Ook doen zy zeer veel fchade aanveelerleiboomgewasfen ; eeten de jonge loten ; fchillen de takken, en zelfs de Hammen van groote boomen. In de tuinen lyden de moesvrugten ook zeer veel van dezelve. Om zeker te zyn, dat zy geen kwaad gullen verrigten, moet men ze vast binden. Op hei en geestgronden vinden zy zeer wel voedzel^; beminnen een- droogen grond; eeten gras en kruid, gelyk de Schaapen. Sommige lieden, geen of weinig ander Vee hebbende , voeden twee of drie Geiten by een Koe, offlegts twee of meer Geiten, om ze te melken: want zy geeven, naar derzelver groote, veel melk; die daar en boven zeer voedzaam en gezond is, en tot het maaken van boter en kaas gebruikt wordt. Zy» die op deeze wyze Geiten houden, doen dit, om melk en boter voor het huisgezin te hebben, en mest voor den moeshof te vergadeten. De Geiten, voor een kleinen prys te koop, sosten daar en boven niet veel van onderhoud. Ze eeten weinig, en men kan ze byna alle foorten van groente uit den moeshof, en boomgaard, of den afval daar van voor leggen. Zy L. l«e;  fjÖZ L A N d B O U W KUNdig keven dus, voor een gedeelte •> .van dingen, die an» • ders niet gebruikt worden. Kinderen kunnen ze hoeden en.'oppasfen. Ook zet men ze veel aan eeii lang touw in het veld om te graazen. — De natuur van dit Vee heeft wyders veel ge* lykheid met die der SchaapeD. Ze . zyn op den zelfden ouderdom tot de voortteeling bekwaam, en op den zelfden ouderdom in de beste kragt van 't leeven. Men kent den ouderdom op de. zelfde wyze aan de tanden. Zy draagen hunne jongen denzclfden tyd, en worden op den zelfdeil tyd gedekt.' De Jongen blyven even lang by de moeder. De. Bokken worden op denzelfden tyd gefneden. — Zy worden op dezelfde wyze gevoed. De grootfte, wélke het zagtfte en langfte hair hebben, worden voorde beste rasfen gehouden. Zoon;. Wat moet mgn by het doen vermeenigvuldigen'der Varkens in acht neemen? Landm. Een goed ras kiezen. Daar hetr Varken alleen gevoed wordt om het vleesch y worden die voor de beste gehouden, welke het zwaarfte kunnen weegen.- Zoon.. In welk een .ouderdom zyn de Varkens tot de voortteeling bekwaam ? Landm. Agt a negen maanden oud zynde. - Ze draagen haar Jongen vier maanden. Dus kunnen, zy,den ouderdom van één jaar bereikthebbende* haare eerste Jongen werpen. Zoon. In welk een jaargetyde zal men de Zog> tot den Beer toelaaten ? Landm, In de maand November en December* Dan heeft men in de maanden Maart en April? .1 de  ï Schoolboek. 16% de Biggen. De Zog gezond zynde, kat den Beer wederom toe met negen dagen. Ze kan telkens agt of tien, en fönityds meer Jongen voortbrengen. De voorjaars Biggen worden veel in den volgenden zomer vet gemest. De najaars Biggen den winter overgehouden , en in den daar aan volgenden zomer gemest. Een Speenvarkentje is jöen begeerlyke fpyze. Ze worden voor best ge* houden een maand oud zynde. Zoon. —- Wat moet men by het einde van den dragt verrigten ? Landm. De Zog ,in een hok opfluiten; daar in fn'sch ftroo werpen, haar verder in 't oog houdende. 'Wanneer ze het ftroo te zamen draagt; 'er een nest van maakt, genaakt de verlosfing. Ook is de Zog- voor de verlosfing doorgaans ziek,' en komt niet by de trog. Zoon. Moet men by de verlosfing eenige hulp ^oebrengcn ? Landm. Dit is zelden nodig. Men moet evenwel, by de verlosfing tegenwoordig zyn, om in geval van nood de Zog te helpen; de navelftreng af te knippen, en de Jongen aan de prammen te zetten;. Ook zoeke men de nageboorte; werpe die zo wel als de doode Biggen buiten het hok , op dat de Zog , door het eeten van dezelve, niet uitgelokt worde haare Jongen op te eeten. Wanneer de Zog eenigzins kwaadaartig is , gelyk meermaalen gebeurt, is het best, haar in alle ftilte geheel alleen te laa* ten. Het zal dan byna nooit gebeuren, dat zy «enig kwaad,.aan de jonge Biggens doet. Ook weeten deeze zig wel te redden. La De  ï$\ landbouwkundig De Biggen moeten wyders wel van ftroo voorzien worden , om ze droog en zindelyk te houden» Terwyl zy nog klein zyn, fnydt men het wat kort, anders kunnen zy 'er niet door komen. Veertien dagen oud zynde, geeft men ze gelegenheid, om wat te drinken, en wat haver of zemelen te eeten. Drie weeken oud zynde, worden ze gefneden, en een week daar nagefpeend. Dan zyn ze in ftaat om van de moeder afgezonderd opgevoed te worden. Men geeft ze dan karnemelk, en wat haver, zemelen, of gemaale garst. Jonge Herfsmrkens, die des winters in het land loopen, genieten veel voordeel van de Paardeboönen, die haar fterk inde voeten maaken , en wel doen groeijen. Zoon. Hoe zal men de Varkens verder voeden? Landm. Dit gefchiedt het best als men ze in het weiland kan laaten loopen, of dat men ze in het veld kan dryven, op plaatzen daar zy gras kunnen plukken; of op de ftoppellandefn; of in "bosfchen, daar veel eiken en beuken boomen groeijen. Zy zoeken daar voor een gedeelte zelfs haar voedzel. Men behoeft ze dan weinig te geeven. By de akers van eiken en beuken boomen worden zy zelfs vet, en hebben zeer goed vleesch en fpek. Wanneer men ze in de bosfchen niet kan hoeden, of laaten loopen , moet men ze, als men ze wil mesten, op het fchot leggen, en te eeten geeven van dat geene, 't welk men voor de minste prys kan bekomen, of voor de hand heeft, als karnemelk, wei, zemelen, gemaale garst, erweten, boonen, fpoeling, of  Schoolboek. itfg of draf uit de branderyen, gekookte aardappelen, en gekookte geele peen enz. Zoon. Op welke wyze worden de Varkens wel het meest gemest? Landm. In de branderyen worden veel Varkens met fpoeling vet gemaakt. Het fpek is echter minder en flapper dan van ander voedzel. In Noord-Holland, daar het maaken van kaas een overvloed van hui geeft, wordt aan de Mest varkens afgeroomde hui gegeeven, met pel of garste meel, by beetjes te gelyk. Hier door groeijen zy zeer wel, zelfs tot 400 en meer ponden. In Zuid-Holland, alwaar komyne kaas gemaakt wordt, mest men mede met hui of wei, waar onder garst, boekwyte, of pelmeel gedaan wordt; of ook wel gekookte beeste aardappelen, dat zeer goed hard fpek geeft. r Die geen kaas maaken , voeren afgeroomde of tapte melk, die, voedzaamer dan de hui zynde, minder toevoer van meel behoeft. Dit fpek is mede zeer goed; doch niet zo hard als met hui en meel gemest. Het is zeer goed, dat het mesthok een loop hebbe, die dik op geftrooid wordt, waar door men veel mest vergaart ; de Varkens zindelyker blyven , en minder ftyf worden. Ook is het zeer goed, dat 'men op de plaats, in het hok, waar op zy gewoon zyn te rusten, ftroo doe. Dit maakt dat ze zagt leggen 5 bewaart ze voor ftyfheid en be» vordert den groei. Zoon. Zyn de Varkens niet aan ziektens onderhevig? Landm. Ja. Zy ftaan altyd bloot om vuurig te worden. Dit ongemak heeft men meest ondep L 3 dq  ïfjfS' Landbouwkundig de Biggen» • Men kent deeze ziekte daa? . aan, dat zy 'er zwart en fineerig uitzien, byzonder rondom de oogen en aan de ooren; dat zy ftyf worden, en bezwaarlyk gaan. De oorzaa-: ken van deeze ziekte zyn gebrek, aan beweeging in de open lucht. Als de jonge Varkens wel groeijen zullen, is het dus zeer goed, dat zy wat ruimte hebben om te loopen -t en van de zon befcheeneu worden. Dan deeze ziekte ontftaat ook door to weinig voedzel, of als men de Biggen voedzel geeft, dat voor haar moeijelyk te verteeren is, gelyk Paardeboonen en erwéxen. Zoon. Welke middelen zal men gebruiken om deeze ziekte te gpneezen? Landm. Het beste is , de kleine klaauwen te fnyden dat ze bloeden; voorts een party roods, bieten, in genoegzaam water heel gaar gekookt» met het water koud te laaten worden, en aan de Var«j kens te geeven. Men kan 'qr wat melk onder doen, om haar beter te doen drinken. Het helpt altoos. Zoon. Krygen de Varkens ook niet nog andere ziekten ? Landm. Ja. Maar wanneer die aanweezig zyn is 'er weinig aan te doen. Veel echter kan men voorkomen , door de Varkens wel te voeden, en om de veertien dagen wat zeepzop , waar in linnen gewasfchen is, want dit is goed. genoeg, door haar drank te mengen, of eenige handen°volklit. te wortels in de kuip of trog, waaruit zy drinken, te leggen. Voorts moet men in acht neemen, dat men de Paardeboonen zeer fpaarzaam ca weinig te geiyk geeven moet aan Varkens  SCHOOLSOEK, l&j die dezelve ongewoon zyn. Anders krygen ze zeer ligt een verftopping, en het vuur in de Ingewanden, waar van verre de meeste fterven. Daar aan gewoon, heeft men daar voor. minder te vreezen. Zoon. Kan men dan aan deeze ziekte niets doen 9 Landm. Men kan ze in de ooren en in den ftaart fnyden, om ze bloed te doen ontlasten, eenftukje vierkruid in het dunne van het oorfteeken, en een ftuk brood, met groene zeep befmeerd , doen eeten, of wat raapolie door den hals gieten. Deeze hulpmiddelen zyn ook van nut by andere ongefteldheden van de Varkens. Als een Varken de klem in den bek heeft, zal men:-het bovenste gedeelte der kaaken ten wederzyde van de kop fterk wryven met groene zeep, waar door het fpoedig over gaat (*). , Zoon. Wat zal men by het voortteefen van Hoenderen in acht neemen ? Landm. Men zorge dat de Hennen , zo veel eijeren hebben , als zy bezitten kunnen; -Gewoonlyk geeft men 'er elf a dertien. Voorts zal men het nest voor andere Hennen verbergen, te gelyk zorgende, dat de Hen een bekwaame toegang tot haar nest benoude. Men zal ook wat water naby het nest plaatzen, en de Hen, op gezette tyden, naby het nest, wat voedzel geeven, en dagelyks toezien, of 'er ook door andere Hénnen eijeren by de Broeihen gelegd zyn.' Dit p-efchiedendes zal men die weg neemen; want ° ■ ' ' daar- (f) Men verzekert dat door dit middel ook de Paarden geneezoi vüiuL'i van de klein. Dit verdiende wel cenig nader onderzoek. L 4  365 LandioüwküUbis daar uit zullen geen Kuikens komen. Om ét broeheijeren te beter te kennen, merkt men die met zwarte vlekken, het welk gemakkelyk gefchiedt, door ze een weinig nat te maaken, en dan tegen een zwart gebrande kopere of yzere pan te wryven. Doorgaans komen de 'Kuikens te voorfchyn op den één en twintigften dag, na dat de Hen gezeï i*. Tegen dien tyd zal men de Hen zo gerust laaten als mogelyk is. Zy zou anders fomtyds de eijeren verlaaten, voor dat de Kuikens alle uitgekomen waren. Op den twee en twintigften dag, komen ze uit het nest te voorfchyn. Als het nest hoog geplaatst is, neemt men de Hen met haare Kuikens uit het nest, en fluitze, immers voor eenigen tyd, in een hok op. Nattigheid en koude zyn voor de jonge Kuikens fchadelyk. Zonnefchyn daar en tegen zeer voordeelig. De warmte doet haar zo wel groeijen als het voedzel. Zoon. Wat voedzel geefc men de jonge Kuikens? Landm. In het eerst boekweite grutten, of gebroken garste grutten. Daar na krienzel, dat is de afval van tarw. Als zy wat grooter worden kan men haar alles geeven wat de oude eeten • te weeten — zomer garst, boekweit, haver, zemelen enz. — Men geeve het altoos op gezette tyden, en in een wel geregelde hoeveelheid. Vooral ftrooije men het in den winter, op een drooge plaats. Wanneer 'er fneeuw is, moet men 2e binnen 's huis het eeten geeven; want de fneeuw  Schoolboek.. l6§ fneeuw met het graan pikkende, worden zy daar door zeer benadeelt. Zoon. Op welken tyd van het jaar worden da Hennen tebroeijen gezet? Landm. Het voorjaar is daar toe de gefchikste tyd. Men moet echter zo lang daar mede wagten tot de Hennen dit zelfs verkiezen. Dit hangt af van den tyd» op welke zy met het leggen van haare eijeren begonnen zyn. Men kari ze ook zeer wel in den zomer eijeren geeven tot in de maand July, of in het begin van Augustus, maarniet wel laater; want in het warme jaargetyde groeijen de Kuikens het voordeeligst. Zoon. Hoe zal men de Kalkoenen teelen? L^ndm. De Kalkoenen in het voorjaar haare eijeren gelegd hebbende, zetten zy, even gelyk de Hennen, zig te broeijen. Men geeft haar dan elf a dertien eijeren. Zy leggen door» gaans ook een grooter getal dan zy kunnen bezitten. Agt dagen gezeten hebbende, geeft men ze nog twee a vier Hennen eijeren, en men verwagt dan de jonge Kalkoenen en Kuikens drie weeken daar na , want de Kalkoenen bezitten haar eijeren vier weeken. Terwyl zy zitten worden zy op gelyke wyze als de Hennen behandeld. Het is goed, dat men de Kalkoenen niet te broeijen zet voor in het laatst van April, want de jonge Kalkoenen zyn teêr, en kunnen nog koude nog nattigheid verdraagen. Ook zyn ze veel moeijelyker op te voeden dan de Kuikens. Zoon. Waarom worden aan de Kalkoenen Hennen eijeren gegeeven? Landm, De Kalkoen neemt die jonge Kuikens L § net  ifo Landbouwkundig nevens de jonge Kalkoenen, als haar eigene joni gen, aan; betoond die dezelfde liefde en zórg, daar in nog zc-er veel boten dé Hennen uitmuntende. Dit doet die. Kuikens zeer veel goed , en dient te gelyk, om de jonge Kalkoenen te leeren eeten ; want de jonge kalkoenen zyn vee! traager en dommer dan de Kuikens. 'Zóón. Wat'fpys geeft'men de jonge Kalkoenen? . ■ rc delyk groot zynde, in dat zelfde jaar nog wederom willen zwermen , waar door zy bederven; Aan de jonge zwerm heeft men dan ook nietsi Dierhalven moet men» by het zetten van de jongs  Schoolboek. 18* ge ftokken, in aanmerking neemen, of het nog vroeg in den zomer is. Naarmaatehetlaaterinden zomer wordt, zal men die grooter moeten maaken. Ook zal men de zwermen grooter moeten zetten, in natte, dan in drooge jaaren. Zoon. Hangt het van onzen wil af, of dezwermen klein of groot zullen zyn ? Landm. Ja. Zelden echter gebeurt het, dat 2e te groot zyn. Te klein zynde, doet men twee of drie zwermen by den anderen. Zoon. Op wat wyze gefchiedt dit? Landm. Men laat de zwermen-in de korf, in welke die gefchept zyn, tot aan den avond. Dan ftelt men de korf, in welke men de Beiën over öorten wil, met het open einde om hoog; be-. rookt de Beiën een weinig, en ftort ze wat hoging op het lyf. Dan ftelt men de korf, die men kedig maaken wil, boven op de ledige. Dooreen ilag met de vuist, boven op den top van de korf, vallen de Beiën naa beneeden in de ledige korf. Men ftelt wyders de korf, daar de Beiën nu in zyn,op haare plaats, den ledigen op zy voor dezelve leggende, Alles fchikt zig dan zeer wel, vooral ^ wanneer men zwermen , die op den zelfden dag gefchept zyn, by den anderen doet. Zoon. Wanneer eens twee of meer zwermen by den anderen vliegen, wat dan te doen? Landm. Te groot zynde, om by den anderen gelaaten te worden, zal men die in twee of meer korven fcheppen. Hoe zeer by den anderen ftaande, zullen ze evenwel in twee of meer deekn gefcheiden blyven, elke zwerm zig om haar m 3  ïga Land'bouwkundig eigen' moederbeië zettende. Dus kan men eet* deel in de eene, en een ander deel in een andere korf ftryken. Zy zullen dan elk afzonderlyk blyven, ten ware dc beide moederbeiën in eene korf waren, In dat geval moet men in de korf naa de moederbei1 n zoeken, en in elke korf één moederbei zien te krygen. Danzullen de Beiën zig van zelve verdeelen. ' Men, kan de moederbeicn gemakkelyk kennen : wanE zy hebben een veel langer lyf, en zyn veel geelder van coleur. Zoon. De jonge zwermen fterk genoeg zynde, heeft men dan verder daar aan niets te doen? Landm. De jonge zwermen vyftien of twintig dagen gedaan hebbende, zal men onderzoeken^ pf de jonge Beiè'n geregeld werk maaken, dat is, of de honingraateh in goede orde a gelyk aan, gewerkt worden — of de groote en kleine elk byzonder zyn 5 dan of de ruime cellen , waaje uit de hommels, of Broed-beiëu voortkomen, en de kleine, waar in de Honingbeiën worden uitgebroeid, door elkander ftaan — of'er meer als één eitje in één celletje gcLgd is. Deeze fouten in een Beiënkorf ontdekkende, deugt de moederbeië, die de geheele korf regeert, niet. Van zodanige korven is nooit iets goeds te wagten. Het best is, die ledig te maaken, en de Beiën op een andere korf te ftorten. Zoon. Hoe handelt men met de oude ftokken? Landm. De eerste zwerm afgevlogen zynde y keert men dc korf om, en fnydt met een lang mes, dat wel fcherp is, de hommels, welke nog •niet uitgekomen zyn, de kop af. Deeze toch zou-  Schoolboek. jRgf zouden niets anders doen als de honing verteeren, en de tweede zwerm met een groot aantal onnutte kostgangers bezwaaren. Zoon. Is 'er nog iets aan de oude korf te doen, als de tweede zwerm afgevlogen is ? Landm. Neen, Maar als de derde zwerm afgevlogen is, beziet men de korf wederum, eh lhyt al de moederhuisjes, die men vinden kan, weg, om voor te komen, dat 'er geen meer zwermen afvliegen, De korf nog ryke'lyk van Beien voorzien, en nog veel jonge Be.ë.i, die nog uitgebroeid moeten worden , in het werk zynde laat men één moederhuisje ftaan. Anders zou liet kunnen gebeuren, dat de korf ongeregtigdwierdt, Men kan dan ook het werk wat inkorten , om "het te eerder te kunnen zien, Zoon. Waarom fnyt men alle de moederpypen weg, als 'er weinig Beiën in dc korf'zyn ovcrgebleeven ? Landm. Wanneer 'er weinig Beiën in de korf zyn, moet men de korf verfterken, en 'er zoo veel op ftooten, als men noodig oordeelt; het jaargetyde en de gefteldheid van den zomer, even als met de jonge ftokken, in aanmerking neemëride. Gewoonlyk geeft men ze het derde zwerm te rug. Dikwils een tweede van een andeieftok. Dit moet men doen, drie a vier dagen, na dat zy afgezwermd hebben. Een zwerm op een oude ilok doende, zyn zy altyd van een Koningin voorzien. Zoon. Hoe bezorgt men de Beiën in den winter? Landm, Als het wéér liegt wordt en 'er in het M 4 veld  *84 Landbouwkundig veld niet meer te haaien is, behooren de.Beiën. van voedzel, voor den geheelen winter,voorzien të 2yn, het zy dat ze dat zelve verzameld hebben, af dat men de zwakke ftokken,door het inzetten van volle honingraaten, in tyds verzorgt, heeft. Men moet ze dan in een ftal, agter digt, en boven wel gedekt, op digte planken plaats zen, dc openingen, welke 'er tusfchen de' horven en de planken mogten zyn, met taaijeklei digt fmeerende. Voorts moeten de onderste ingangen met klei geheel toegeftopt worden. De bo-=' venste zal men , als de Beien niet meer uitvliegen, ook met klei toeftoppen, met een dun' priempje'er kleine gaatjes dooi fteekende, om de lucht binnen te laaten. Dit is ruim zo goed als den ingang te doppen met een dun plankje, waar^ in eenige kleine gaatjes geboord zyn. Tegen de felle koude dekt men de Beiën , door rie-raatteu, bf ftroo tegen den voorkant van dë Beiënftal te' plaatzen* Het ftroo moet echter nooit digt tegen de korven leggen. Dit zou de muizen aanleiding; geeven, om de korven te doorknaagen, den ho-' ning op te eeten, en de Beiën te verwoesten. Want deeze zyn, benevens de mieren, rupzen," en fpiunekoppen , natuurlyke vyanden van de Honingbeië i.' * ' Zoon. Zyn de Honingbciën ook niet aan ziektens onderworpen? Landm. Ja. De gemeenste ziekte is de loopc Deeze ontftaat gemeenlyk, als men de Beiën, inliet voorjaar, wanneer haar voorraad geheel ver-' tëerd is, met honing moet voeden. Deeze toch |s maar een gedeelte van het voedzel 9 dat zy ge-4 brui-  ' S C H O 0 ï- B O E J$i ï*5t bruiken: want zy hebben ook brood, dat men In byzondere celletjes verzameld vindt. Men heeft;, 'er ook, waar in brood en honing te famen op«;eiead is — Om deeze ziekte voor te komen, moet0 men , in den tyd'dat men de Be ën be, roofd, eenige honingraaten, met brood gevuld, bewaaren op een drooge plaats, om ze in het;, voorjaar te geeven. Wanneer deeze ziekte plaats heeft', geneest men die met wat pis onder den honing te mengen (*)• . , . , ■'Zoon. Zou men in ons Vaderland den teelt de?. Zy wurmen met voordeel kunnen doen? Landm. Onze luchtsgefteldheid is zeer yeranderlyk. De opvoeding van de Zywurmen is dus in ons Vaderland veel moeijelyker, als m Landen, daar de lucht gemaadgt en het weer beftendiger is. De groote zwaarigheid is het gebreK aan Moerbezien-boomen. Men zou dus een begin moeten maaken met die te planten. Daar van voorzien zynde, zou men er voordeden van verwagten mogen. De Zywurmen vorderen een omzigtigebehandeling,eneene naaukeurige oppasüng. Echter'loopt het werk in eenen korten tyd af. - De Zyde, in ons Vaderland gewonnen , is , naar het getuigenis van kundige Waarneemers, by uitneemendheid goed, Zoon. (») Zie over de ziekten» der Beiën - Staatkunde der Natuur, ta Amtada* by S. van Êwld 17S4, waar in over de opvoeding en teelt der Hofifiigbïiën getandelt wordt. Daar beeft men ook een juiste onderrichting aangaande den teelt der Zywurmen. M 5  i$è Landbouwkundig Zoon. Wat dunkt u van den teelt van tamme KoIiynen ? Landm. Dat die, de hoeveelheid van. voedzel in aanmerking genomen, zeer weinig opbrengen kan. Het is een aangenaame uitfpanning voor kinderen, die veel vermaak vinden, in dit Vee te voeden, te reiiigen, op te pasfen en te verkoopen, — Voorts zou van de wol van de zogenaamde angorifebeoï ruighairige Konynen, waarfchynelyk, voordeel te trekken zyn. Men zou dus den teelt van dezelve niet zonder hoop od eea goed gevolg kunnen beproeven. LYST  Schoolboek» «i? 1YST van GENEESMIDDELEN, No, t. N cemt eenhand vol gedroogde Vlierbloemen ; giet daar op twee a drie koppen ziedend heete zoete melk; laat dit in een maatige warmte twee uuren trekken en het vogt door een doek loopen; geeft het dan 's avonds laauw tg drinken. — No. ». Neemt de ribben van een Varken\ brand die in het vuur gloeijend; ftampt ze, koud geworden zynde, tot pulver. De gift is een goede .lepel vol, met een klein bierglas vol boom olie. No. 3*. Neemt een hand vol Klei, twee lepels olie, en drie lepels azyn* Mengt het onder malkander tot een pap, zo dat men het bekwaam kan fmee- ren. _T No. 4. Neemt twee deelen boom-olie, enééndeelVenetiaanfche terpentyn 5 fmelt de terpentyn met de boom-olie op een zagt vuur; laat het bekoelen ; doet 'er dan wat groene zeep onder. Dit is een' zeer goede wondzalf. Naar maate de wond zuiverer wordt, vermeerdere men den terpentyn , en vermindere de zeep. In plaats van zeep kan men Spaans groen neemen. — r No. 5.  ï8{? Landbouwkundig >h, No. 5. Neemt * eg KeeIe was, en|tt witte harst, es even zoo veel wierook ; fmelt alles op een zagt vuur; gefmolten zynde, doet men daar by één, gezuiverde Varkensreuzel, en laat het, nog, warm zynde, door een do>ik loopen. No.' 6. Neemt twee handen vol gemeen zout, en daar, Wy eên half gg gemeene Siroop ; geeft het met water of varsch bier, in eens, in. No. 7. Neemt twee, loot zenebladen; giet daar op een, half pond kookend water; laat dit, in een maatige, warmte , een half uur trekken i vervolgens door een doek loopen; doet 'er dan twee a drie loot, ?out van Glauber by, en geeft het, ineens, in^ No. 8. Neemt één lood rhabarber;. geeft die, met: water gemengd, in eens in. Men mag de gift naar omftandigheden vermeerderen tot twéé lood» No. 9. Neemt één en één half lood colequint, en ttry Ipod zenebladen; kookt een en ander in twee koppen varsch bier, een kwartier uur; laat het toegedekt ftaan, om te bekoelen; giet het vervolgens door een doek, en geeft het de Koe laauw in. No. 10»  $ c til d ö t s b e fti No. l'o. Neemt boontjes bakelaar twéé lood, en een kleine hand vol bladen van zevenboom, klein gefneden ; ilampt dit te famen fyn ; kookt het in een bottel varsch bier, en geeft het in eens in. No* li, a. . Neemt gerookt rundvleesclu eeh vierdepond, fnydt het in platte ftukken., braadt het in een pan, tot dat het zb hard is, dat het tot pulver kan geftampt worden 5 floot het dan klein, eri geeft het met zoete melk in eens in. ~ No. ir; b; Neemt boontjes bakelaar en draakeblöed, vaft ieder twéé lood, itampt alles tot een fyn poeder; kookt dit in een bottel varsch bier, een-kwartier lang, op een zagt vuur; .geeft het in eens in, ïVl-n geeft dit middel eens daags, tot dat de ziekte ophoudt. Het ttopt- niet zoo fchielyk als het voorgaande. No. 12. Neemt bladen Van zevenboom, rozemaryn en lavaszaad, van elk twee lood; kookt dit te fasemen een kwartier uur, in oud bier, wel toegedekt; laat het bekoelen; zygt het door een doek, eri geeft het in eens in. —« No. 13; Neemt twéé lood Colequint; kookt die een kwartier uur in een bottel varsch bier, wel toe» ^cdekti zygt het door, en geeft het in eens in. No. 14,  iJS LANDB OUWKUtfDlü No. 14. Neemt een half pond roode bolus; twee pinten" azyn; doet 'er zo veel meel van lynkoek by, dafe het ue dikte heeft van een pap, waar mede men het ontftoken deel, drie of viermaal daags, befmecrt. No. 15. Neemt kwik i één half pond; olie van lauw rierbeziën, één en één half pand, wryft dit wei onder een4 No. 16. Neemt terpentyh-olie ao oneens Venetiaanfchen terpentyn 4 dito. Varkensreufel , g dito. Gebluschte-kalk j 16 dito. Ammoniac zout , 1 dito^ Ruuwe aluin < 1 dito. Menie . . 1 dito. Laat de vettigheden eerst op een zagt vuur ■fmelten doet 'er dan de fyn gemaakte poeijers" by, en op het laatst het ammoniac zout. "Wanneer de zalf te dik wordt, doet men 'er nog wat terpentyn onder. Men bewaart deeze zalf in verglaasde potten, die men met een blaas toebindt..' No. 17. Neemt fenegriek, ezels komyri en boontjes ba* keiaar, van ieder één half pond; itampt alles tot een poeijèr. De gift is een goede tinnelepel voI„ ééns daags. . No, 18., Neemt een half lood fafiraan, klein gefneden | doet  Schoolboek. 191 doet die in een half mengelen zoete melk; ftelt dit op een zagt vuur, tot dat het wel getrokken is; geeft het dan in eens in. — No. 19. . Neemt mettfchendrek,ter groote van een hoenderei; doet daar by een vierde pint wyn-azyn,en zo veel water, dat het vloeibaar genoeg is, om in te geeven; maakt dit mengzel laauw, en geeft het in eens in* No. 20. Neemt roode bieten, gezegt karooten; fchrapt die met een mes heel fyn ; geeft van dit fchraap. fel, drie maal op een dag, telkens vyf a zes lood onder wat winter gerst. —■ ' No. 21. Neemt witte vitriool, één vierde lood; doet daar'op twaalf looden roozewater; laat dit een wyl ftaan; zygt het dan door. Tot de wasfching gebruikt men best een ftuk fpons. No. 22. Neemt campher, vier lood; wryft die klein; doet die op één bottel brandewyn; neemt dan één vierde deel van dit vogt, en drie vierde pis; wascht daar mede het aangedaane deel, drie of vier maal daags. No. 23. Neemt een lood campher ; wryft die klein 5 mengt een half pond groene zeep, en even zo veel fyn gemaale mostard, wel onder malkanderen 5 doet  >p2 Landbouwkundig &cl doet de campher daar by. Smeert eens daags met dit fmeerfel , en wascht de aangedroogde masfa, om den derden of vierden dag, fchörrt af, met zeepfop. De geneezing mist byna nooit* No. «4. Neemt Peter olie 2 lood» Olie van aarde 2 Nardus olie i Spyk olie r Deeze oliën, wel onder maikanderen gemengd <» Imeert men daar mede eens daags. Men moet ze wel inwry ven', en mèt een heet yzer , of gloei» jendë kool wel indroogen. No. sj. Neemt by één half pond terpentyn-olie, één* half pond geele was, eh vitriool, ter groote van een muskaat - noot; fmelt dit over een zagt vuur; laat het zo lang kooken, tot dat de vitriool wit wordt; fmeer hier mede, drie dagen agter den anderen, en vervolgens drié maal om den anderen dag; laat het Paard ftil op ftal ftaan. No. 25, Neemt olie van lauwrierbeziè'n , de althéa, populier zalf, en olie van camille; fmelt alles wel onder m al kan deren ; wryft het fterk in, cn houd 'er een kool vuur, of heet yzer tegen, om het wel te doen intrékkefii