F I E S K O.   F I Ë S K O; OF, DE SAMENZWEERING TE GE NUA. REPUBLIKEINSCH TREURSPEL, VAN F. SCHILLER; VOOR HET TOONEEL BEARBEID DOOR C. M. PLUMICKE. Te AM S T E R D A M, by ABRAHAM MARS, 1800. Met Privilegie.   VOORBERICHT. jBy de leezing van dit meester/luk , zoo als let oorfpronglyk door f. schiller in 't Hoog* Suitsch uitgegeven , en daarna ook in onze taal overgehragt is, wenschte ik meermaalen hartlyk, dat het gefchikt ware om ten tooneele gevoerd te kun* hen worden; dan daar dit, myns bedunkens, niet dan met eenige indedaad noodzaaklyke veranderingen zou heb' ben kunnen gefchieden, waartoe ik my noch bekwaam, noch bevoegd oordeelde, moest ik my, even als 't ove* Tig gedeelte van het publiek, met de leezing al* leen vergenoegen. Een' geruimen tyd daarna, viel tnyi by toeval, f. schiller's Verfchwörung des Fiësko , von c. m. plumicke für die Bühne bearbeitet, in handen: zoodra ik hetzelve doorgelezen, en met het oorfpronglyke ftuk van schiller ^vergeleken had, kwam het my voor, dat plumicke het nergens had veranderd, dan daar zulks volftrekt noodzaaklyk geweest was, en dat hy, hoe moejelyk die taak sok ware, de bekende vruchtbaare genie van schil-  VO ORBERICHT. Ler eigenaartiglyk had weeten te vervangen, zonder de fchoonheden van het geheel te verminderen ; of, zo» ah plumicke zelf, in zyn voorbericht, zegt' „ dat „ hy den ryklyk vruchtdraagenden boom flechts eenige] „ al te weeliggroejende uitwas/en had ontnomen, zotM „ der deszelfs vrucht of wortel te befchadigendaarï zich alzoo de gelegenheid aanbood, om myn' langbedwon*ê genen lust eindelyk voldaan te zien, -was ik het weldra ^ met my zeiyen eens, om van dit fchoone /luk, naar dei bearbeiding van p-lumicke, eene vertaaling te on*l derneemen, waarmede ik vertrouw myne Landgenoot ent geen" ondienst te zullen hebben gedaan. Iz. de ] O N G H,  Geene exemplaaren zullen voor echt gehouden worden , dan die door den fecretaris van den flatk fehouwburg ondertéKend zyn. ^  PERSOONEN. ANDREAS DORIA, Hertog van Genua : em eerwaardig grysaart van 80 jaaren ; kort, nadruklyk, en nog eenigzins levendig in zyne uitdrukkingen. GIANETTINO DORIA, zyn Neef en benoemd opvolger: ee» man van 26 jaaren ; ruw en trotsch van charakter JULIA, weduwe Qraavin Imperiali: eene fchoone coquette vrouw trotsch en vol bitter fpotachiig vernuft. FIESKO, Graaf van Lavagna; hoofd der famenzweering : een fchoon man, van 23 jaaren; verjiandig en minzaam; doch tevens trotsch en eerzuchtig — in één woord, een hoveling. LEONORA, geniaalin van Fiësko: eene bevakige jonge vrouw, vol gevoel, en van een deugdzaam charakter. VERRINA, een der Eedgenooten: een man van 60 jaaren, van beproefde trouw; ernstig, forsch en diepdenkend. BERTHA, dochter van Verrina : een zachtaartig onfclmldig meisje. BOURGOGNINO: een edel en fchoon jongeling."| KALKAGNO, een jiout en niet onbevallig -wel- I lusteling. « > Eedgenooten. S A C C O: een man van 45 jaartn. J CENTURIONE, n | Misnoegden, doch nader- ' ZIB O, ^ hand mede famenge- De vier Gebroeders ASSERATO,J zworenen. LOMELLIN, vertrouweling van Gianettino: een bedorven hove- ! ling. UO MAN O : een fclülder; yrypostig en verwaand van charakter. , MULEY HASSAN: een moor; geestig en volleerd in fchelm- flukken. ROSA, ~> BE LI A \ kamerjuffers van Leonora. Duitfchers, lyfwachten van den Hertog. Drie Burgers. Verfcheidcn Edelen en Hofdames, Burgers, DvMfchers, Soldaaten, bedienden en Folk. Bet tooneel is in Genua, fjet tydperh der gefchiedenis,'tjaar 1547. F I-  FIËSKO; O F , DE SAMENZWEERING TE GENUA: REPUBLIKEINSCH TREURSPEL. EERSTE BEDRYF. EERSTE TOONEEZ. ■ Het tooneel vet beeldt eene zaal in V paleis van Fiësko: van verre hoort men danfen , muzyk, én V gewoel van een bal, leonora, gemaskerd: "ROS a, BELLA: zy komen fchielyk, en vol verwarring, in. LEONORa: zy rukt zich het masker af. N iets meer! geen woord meer! — 'T is zoo klaar als de dag. QZy werpt zich in een" armftoel.') Voor myne oogen! eene beruchte coquette! In 't gezicht van geheel den Adel van Genua! - voor myne weenende oogenI ROSA. Neem toch de zaak voor 't geen zy in de das die langduurige kusch op haaren ontblooten arm! ha! en zyne zoo zeer zichtbaare verwarring! — Galanterie zegt gy? - neen, neen! 't was liefde, en gecne galanterie. (Z) JULIA. Dat is ook zoo: in 't geheel niet - Ga wat terug Graaf, gy zult het garueerfel van myn kleed fcheuren - Beleediging, zegt gy?\Vie is hier die my beleedigenkan?-Ik bid, ga toch terug Graaf! ga toch heen! FIËSKO, op zyne ééne knie. Niet vóór gy my den vermetelen,..  TREURSPEL. c, JULIA. O fraai! zeer fraai! bezienswaardig! dat 'er nu toch iemand ware, die de Graavin van Lavagna by dit verrukkend tooneel riep! - Hoe, Graaf! waar blyft de gemaal? Deeze houding zou uitneemend weezen, in 't flaapvertrek van uwe vrouw, wanneer zy in den almanach haarer lief koozingen bladert, en een gebroken getal in de rekening vindt — Sta toch op! — of wilt gy welligt de onbefchoftheden van uwe vrouw met uwe galanteriën boeten? FIËSKO: hy fpringt op. Onbefchoftheden? aan u? JULIA. Op te ryzen — den ftoel terug te ftooten - de tafel den rug toe te keeren — de tafel, Graaf! waaraan ik zit. FIËSKO, Dat's onverfchoonelyk, JULIA. En meer was 't niet ? - Is 't myne fchuld, Qagchende,) dat de Graaf zyne oogen heeft? FIËSKO. Het is de fchuld van uwe fchoonheid, Signora! dat hyze voor niets anders heeft. JULIA. Geene vleieryen, Graaf! daar, waar de eer alléén . "het woord -moet voeren. Ik eisch voldoening — A 5 '  io F I E S K O: (Trotsch.") Doria en Fiësko? — Behoorde de Graavin 1 van Lavagna zich niet reeds vereerd genoeg te ach- I ten, als de nicht des Hertogs haare keuze beny. 1 denswaardig vindt? (Vriendlyk, terwyl zy den Graaf haare hand toereikt, om dezelve te kusfchen.) Ik ftel ! eens het geval, Graaf, dat ik dezelve zoo vonde.,. FIËSKO, leevendig. Wreede! en my dan nog zoo te kwellen! Ik weet het, godlyke Julia! dat ik alleenlyk eerbied voor u 1 moet gevoelen: myne reden gebiedt my als onderdaan de knieën voor' het bloed van Doria te bui- I gen-, maar myn hart bidt de fchoone Julia aan: myne liefde is eene misdaadige, maar tevens eene heldin, j die koen genoeg is, om door den ringmuur des rangs-heen te dringen, en tegen de verteerende zon der Majesteit in te vliegen. JULIA. Eene groote graaflyke logen, die op fielten aan- I hinkt! — zyne tong vergoodt my, terwyl zyn hart voor de beeldnis van eene andere klopt. FIËSKO. Of liever, Signora! — onwillig flaat, om het weg- j tedrukken. (Tef.vyl- hy Leonora's beeldnis, dat aan J een hemelblaauw lint hangt, van zyne borst neemt, en I het aan Julia geeft.) Richt gy uw beeld voor dit | altaar op , dan kunt gy deezen afgod nederwerpen.  TREURSPEL. n JULIA: 'zy ftsekt de beeldnis Jchielyk by zich, en is zeer vergenoegd. Een groot offer, op myne eer, dat mynen dank verdient. (Zy hangt Fiësko haar beeldnis om.) Zoo, flaaf, draag de kleur van uwen heer! (Zy vertrekt.") FIËSKO, met drift, Julia bemint my! - Julia! Nu benyd ik ook geene Godheid. (Zich met blydfckap naar de zaal wendende.") Deeze nacht zy een feesinacht der Goden! Holla! bedienden! (Eenigebedienden.) Dat de vreugde algemeen zy! Muzyk en dans moeten, door haar gedruis, den middernacht uit haaren looden flaap wekken! duizenden van brandende lampen moeten de morgenzon, in haar opkomen, afwyzen! en rukt, met drift, een'' dolk ten voorfchyn.)  3a FIËSKO: BERTHA: zy zinkt aan zyne voeten neder. Myn vader ! VERRINA: na een oogenblik peinzens, werpt hy den dolk weg. Neen! 'er is nog gerechtigheid in Genua, (Hy. rukt Bertha op.) ' ELFDE T O O N E E L. De voorigen. SACCO, KALKAGNO. KALKAGNO. IS[eem 't ons niet kwalyk, Verrina; ons ongeduld dryft ons in den nacht naar u toe: op het bal zou men ons ligtlyk hebben kunnen opmerken: ook haasttet gy u zoo fchielyk weg. SACCO. Waar voor houdt gy de reden van Fiësko? — en het verdachte gefluister van den Prins met Lomellin? KALKAGNO. Gy hebt zekerlyk ook gehoord hoe trotsch hy hem, toeriep: „ Kom Procurator!" zyn laatdunkende ver-j achtende toon liet niet onduidelyk bemerken, dat'er weder een nieuw gevaarlyk complot beftaat. SACCO. I . , j • Zeker, zeker, Kalkagno. Neemt niet morgen de] wrkiezingsweek der Republiek een' aanvang? moeten! 'er geene nieuwe Senators verkozen worden? KAL«  TREURSPEL. 33 kalkagno." Zo gy wilt, zyn wy vroegtydig in de Signoria.... Maar hoe! wat! een dolk op den grond? - Verrina's gezicht (iaat verwilderd! Bertha weent! - Hier is gewis een ongeluk gebeurd. VERRIna: hy zet twee ftoelen , en zrgt flaa. tig. met eene gedwongens bedaardheid. Neemt plaats. SACCO. 3 Vriend, gy doet ons veYfchrikfcen. KALKAGNO. Zóó zag ik u ïiog nooit, vriend. Had Bertha niet geweend, dan zou ik vraa-gen: „ Gaat Genua verloren ?" verrina, op een' ontzettenden toon. . Verloren ! - plaatst u. kalkagno, verfc Wikt, terwyl zy beiden gaan zitten. Man! wat deert u? (preek; ik bezweer u, fpreeki / VErrjna, ah voeren. Hoort dan. KALKAGNO. . Wat vermoeden.... Sacco! VERRINA. Genueezen! - gy beiden kent den ouderdom myns naams; uwe voorouderen hebben de mynen den (leep nagedragen : myne vaders voerden de oorlogen van den C  84 FIËSKO: Staat: myne moeders waren voorbeelden voor de Genueefche vrouwen: Eer was onze eenige bezitting, en de zoon erfde die van den vader — weet iemand ook het tegendeel? " SACCO. Niemand. KALKAGNO. Ik verzeker u, niemand. VER.R INA. Ik ben de laatfle van myn gedacht: myne vrouw ligt begraven: deeze dochter was haar eenigfte nalatenfchnp - Genueezen! gy kunt getuigen hoe ik haar heb opgevoed: kan iemand my befchuldigen van myne Eertha verwaarloosd te hebben? dat hy te voorfchya ueede! KALKAGNO. Uwe dochter is een voorbeeld van braafheid en deugd. VERRINA. Vrienden! ik ben een oud man: verlies ik haar, dan hecht my niets meer aan dit leven, en myne gedachtenis wordt met haar uitgebluscht. (Met eene ver» fchrikkelyke verandering van ftem.) Ik heb haar verloreu! — myn (lam is onteerd! SACCO en KALKAGNO, te gelyk, en met groote aandiening* £>af verhoede God]  TREURSPEL. 35 Verrina, ziende dat Bert ka ziek, vol vertwyfeling, op haaren floel wringt. Wsnhoop niet, dochter! deeze mannen zyn dapper , en goed: beweenen deezen u , dan zal het ergens bloeden - Waarom zyt gy zoo verflagen, mannen? (Langzaam en met nadruk.) Hy, die Genua onder 't jok .brengt, kan immers ook wel een meisje overweldigen? sacco en kalkagno, te ge/yk: zy ryzen op, en werpen kunne /loeien terug. Gianettino Doria! (Bourgognino treedt binnen.) bertha, met een' fckreeuw , terwyl zy kaar geziekt verbergt. Omuuren ftort op my neder! - Myn Bourgognino! TWAALFDE TOONEEL. De voorigen. bourgognino. bourgognino: ky nadert Bertka, zeer vrohk. erheug u, meisje! ik breng u goede tyding -J Edele Verrina! reeds lang beminde ik uwe dochter; maar ik heb het nimmer durven waagen u om haare hand te verzoeken, dewyl myn geheel vermogen, op onzekere bodems, van Coromandel herwaart fteven•de: zoo op 't oogenblik, daar ik van het bal kom, bericht een bode my,dat myn fortuin, gelukkiglyk, op de rhede aangeland, en my een onberékenbaare fchac C 2  S6 FIËSKO: ten deeïe gevallen is. Verfchoon myn ongeduld ;ik zag nog licht in deeze kamer — O Verrina! ik ben thans een ryk man; fchenk my uwe Bertha! ik zal haar gelukkig maaken. (Bertha bedekt, op nieuw, haar gezicht , en weent overluid, Eene lange tusfchenpoozing.) verrina, bedaardlyk, tegen Bourgognino. Hebt gy lust, jongman! om uw geluk met eene ont. eerde te deelen? bourgognino, met drift. Onteerd! — wie zegt dat? verrina, als vooren. Haar vader - en, van heden af, geheel Genua, bourgognino. Gy maakt my raazend, grysaart! (Met woede, tegen Bertha.) Ik wierd dan, door eene ligtvaardige, bedrogen ? •verrina, met eene dreigende houding. Bourgognino !.. .. (Hy bedenkt zich weder.) kalkagno. Niet alzoo, Bourgognino; 't meisje is rein als een engel. bourgognino, verbaasd. Nu, zoo waar als ik zalig hoop te worden — rein en ontëerd; dat gaat myn begrip te boven — Hoe! gy ziet elkander aan en verdomt — de naam van het een of ander misdaadig monster fiddert op uwe beevende  TREURSPEL. 3? tongen: o, ik bezweer u! maakt myn verftand niet tot den fpeelbal van uw kortswyl! zy is onfchuldig, izegt gy, niet waar? zy is onfchuldig? VERRINA. Myn kind is niet fchuldig. BOURGOGNINO. Derhalven , geweld? (Hy neemt, vergramd, den dolk van den grond.) Genueezen! by alle ondermaanIfche zonden! waar — waar vind ik den roover? VERRINA: hy treedt naar hem toe, en fchreeuwt hem in "t oor. Even daar, waar gy den dief van Genua zult vin: den. {Bourgognino jiaat roerloos. Verrina gaat een" ge* ruimen poos, vol gedachten, op en neder; daarna /laat 1 hy (lil en zegt:) Indien ik uwen wenk verffa, eeuwige Voorzienigheid! dan wilt gy Genua door myne Bertha verlosfen — nu dan, zie neder! (Hy nadert Bertha, terwyl hy het rouwfloers, langzaam , van zynen arm los: maakt: vervolgens op een" plechtigen toon.) Vóór dat het bloed van eenen Doria deeze affchuwelyke vlek van myne eer wischt, moet geen ftraal van het daglicht op deeze wangen vallen; tot zoo lang (hy werpt het , floers over Bertha's hoofd,) moet gy blind blyven.- BOURGOGNINO. Verfchrikkelyk! verfchrikkelykf, Verrina! (Eene doodfche tusfchenpoozing — Men ziet elkander zeer beden. ' kelyk aan.) C i  38 F * I E S K O: VERRINA, plecht iglyk , doch vol afgryzen, zyne hand op Bertha's hoofd leggende. Vervloekt zy de lucht, die u verkoelt! vervloekt de flaap, die u verkwikt.... BOURGO G NI N O , aan zyne voeten. Ontaarte vader! houd op! houd op! VERRINA. Vervloekt zy elke traan, die uwe elende verligting fchenkt! — Ga in 't benedenfte gewelf van myn huis; ween en kerm; vertraag daar den tyd door uwe fmart, en gevoel daar den vernielenden ftryd tusfchen aanweezen en vergaan —Deeze vloek uws vaders ruste op u... BOURGOGNINO. Om Gods wil, houd op! VERRINA. Tot dat 'Gianettino zynen lantiten adem heeft uitgeblazen. {Een plechtig zwygen — Bourgognino ftaat op , en gaat, vol van de hevigjle aandoening, op en neder: ep ieders gezicht is ontzetting te'leezen: Verrina ziet elk van hun, met een vast en doordringend oog, aan.) KALKAGNO. Verrina! wat hebt gy gedaan? S AC CO. Zulk een verfchrikkelyke vloek over uwe arme,, onfchuldige dochr:'r! VERRINA: hy houdt Bourgognino tegen, en neemt hem, minzaam , by de hand. Niet waar, tedere bruidegom! dat is verfchrikke-  TREUR SPEL. 39 lyk. (Met zeer veel ernst.) Wie van u zal nu optreeden, en thans nog van koelbloedig uitftel fhappen? Genua's lot is op myne Bertha geworpen. By God! ik wil my over myn kind niet erbarmen, vóór dat een Doria ter aarde zieltoogt. Gy fiddert! Meek als geesten zien zy my aan! (Hy geleidt hem voorwaart.) Scipio! ik bewaar haar tot gyzelanresfe van uw' tirannen - moord : aan deezen dierbaaren draad b.oud ik uwe — myne — en u-lieder verpügtingen vast. Genua's despoot moet vallen, of het meisje vertwyfelen. BOURGOGNINO, vol woede in ftem en gelaat. Vallen zal hy — vallen voor Genua, gelyk een pfferftier! (Voor Bertha nederknielende, rukt hy zyn zwaard uit, legt de twee voorjle vingers van zyne rechterhand op hetzelve, en vervolgt plechiiglyk.') Zoo zeker als ik het zwaard in Doria's hart zal omkeeren , zoo zeker zal ik den bruidegomskusch op uwe lippen drukken. (Hy ryst op.) VERRINA. Zoo! zoo! geeft elkander de hand! — Dit is het eerste paar, dat door de razerny wierd ingezegend. KALKAGNO: hy trekt zyn' dolk , en knielt neder. Hier knielt nog een Genuees, die zyn vreeslyk Haal voor de voeten der onfchuld legt: zoo zeker moet eens myne ziel den weg ten hemel vinden, als deeze .dolk den weg tot Doria's leven vinden zal. (Hy flaatop.) C 4  40 F I E S K O: SACCO, even als Kalkagno. Ten laatft,en,doch niet minder kloekmoedig, zweert ook Raphaél Sacco — Zo dit b'liirkend ftaal de gevangenis van Bertha niet omfluit, dan fluiie zioh het oor van mynen ontfermer, wanneer ik in myne laatfte oogenblikken tot hem bid. VERRINA, met een opgehelderd gelaat. Genua dankt u in my, myne vrienden! Ga nu, dochter, en verheug u dat gy het groote offer des Vaderlands zyt. BOURGOGNINO: hy omhelst Bertha, terwyl zy vertrekt. Ga! vertrouw op God en Bourgognino! op één' en denzelfden dag zullen Genua en Bertha vry zyn. (JBeitha veruydert zich.) DERTIENDE TOONEEL. VERRINA, SACCO, KALKAGNO, 'BOURGOGNINO. KALKAGNO. N og één .woord, Genueezen! eer wy verder gaan. VERRINA. Ik gis wat gy zeggen wilt. KALKAGNO. Zuilen vier patriotten genoeg zyn, om detiranny.  TREURSPEL. 41 die magtige hydra, te verdelgen? moetan wy het volk niet gaande maaken ,en den adel op orize zyde lokken? VERRINA. Hoor: ik heb federd eenigen tyd een' fchildcr in 't werk, die zyne geheele k'unst verfpilt om dèhval van Appius Claudius te fch'ildefen. Fiësko is een groot vereerc-r der kunst, en verlustigt zyne verbeelding gaarne in groote gebeurnisfen: wy zullen liet fchildery naar zyn paleis doen brengen, en getuigen zyn als hy hetzelve befchouwt: welligt dat deeze befehouwing zynen geest weder opwekt; welligt.... BOURGOGNINO. Weg daarmede! Verdubbel het gevaar, zeide eens een held, niet de helpers. Reeds langen tyd gevoelde ik zeker iet in myne borst, dat zich door niets wilde laaten verzadigen; op dit oogenblik weet ik wat het is — dorst naar tyrannenbloed. Komt, myne vrienden. Einde van het eerste bedryf. C 5.  42 F I K S K O: TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Het tooneel verbeeldt een voorvertrek in '/ paleis van Fiësko. LEONORA, ROSA. ROSA. N een," ik verzeker u, gy hebt verkeerd gezien: het wantrouwen leende u haare achterdochtige oogen» LEONORA. 'T was Julia naar 't leven: fpreek my niet tegen. Myne beeldnis hing aan een hemelsblaauw lint; deeze aan een vuurkleurig en gevlamd - Myn lot is beflist. TWEEDE TOONEEL. De voorigen. JULIA. JULIA, op eene trotfche wyze binnentreedende. "Verfchoon my, Graavin! de Graaf bood my zyn paleis aan, om den optogc naar het raadhuis te zien: de tyd zal my lang vallen. Laaten wy elkander onderhouden, Mevrouw, terwyl de chocolade gereed gemaakt wordt. (Rofa vertrekt.) LEONORA. Begeert gy dat ik ü hier gezelfchap doe vraagen?  TREURSPEL, 43 Julia, bits. Als of ik dat hier zoude moeten zoeken. My Hechts zoo wat te diverteeren, opdat de tyd my niet lang valle, is alles wat ik begeer. (Zy gaat, met eene trot* fche houding, op en neder} LEONORA. 'T is myn ongeluk, Signora, dat het genoegen van uw byzyn,door myn' tegenwoordigen luim, voor my verminderd wordt. julia. 'T is eene haatlyke ongefteldheid, die u dit naargeestig, gemelyk voorkomen geeft: vlug, levendig en geestig, moest gy zyn: dit is de weg niet, om uw' gemaal aan u te verbinden. (Rofa komt binnen, met een" bedienden, die chocolade brengt, en weder vertrekt, Rofa bedient, tcrwyl Julia vervolgt} Foei, Mevrouw! datgy zoo onachtzaam omtrent uw ligcha'am kunt zyn; gy moest wat meer uwe toevlugt tot de kunst neemen: een weinig blanketfel op die wangen, op welken de zelfverveeling en melancholie zoo duidelyk te zien zyn. LEONORA, ter zyde, met levendigheid, tegen Rofa. Wensch my geluk, meisje! zekerlyk heb ik mynen Fiësko niet verloren — of iü heb alles aan hem verloren. JULIA. Gy fluisterdet daar van verliezen; maar, myn Hemel! hoe kvvaamt gy ook op den d.roevigeu inval, om  44 F I É S K O: Fiësko te neeraen? — waarom begaaft gy u op deeze hoogte, myn kind, waar gy tog opgemerkt — vergele. ken moest worden? de man, die in de asfembleën van de bon ion gezien was, kon onmogelyk een party voor u zyn. (Zy neemt een" kop chocolade.') leonora, fchertfende. Als hy nu, by zyn huwelyk, eens het befluit genomen had , die huizen van de bon ton te willen myden, aldaar niet meer gezien te willen zyn? julia, op een" onverfchilligen toon, ah of zy het gezegde van Leonora niet gehoord hadde. De Graaf heeft een inneemend voorkomen—wereldkennis - fmaak - de Graaf had het geluk onder lieden van rang kennisfen te'maaken - de Graaf heeft gevoel en een levendig temperament: nu rukt hy zich vol vuurs uit den betoverendften kring;, komt naar huis; deechtgenoote verwelkomt hem met eene alledaagfche tederheid ; bluscht zynen gloed met een' vochtigen ,kouden kusch , en dient hem haare liefkozingen fpaarzaamlyk voor, als of hy een kostganger ware - de arme echt-; genoot! ginds lagcht hem menig bloejend ideaal toe -I hier walgt hem eene knorrende gevoeligheid tegen — om 's Hemels wil, Signora! moet hy niet zyn verfland verliezen? of, wat zal hy kiezen? leonora: zy biedt haar een1 kop chocolade aan, en zegt met eene nadruklyke gevoeligheid. U, Mevrouw ~ als hy dat verloren heeft.  TREURSPEL. 45 jul ia. Goed — deeze fteek treffe uw eigen harr.— beef voor deeze befpotting; maar eer gy beeft, bloos 1 leonora. Is dat ding u ook bekend, Signora ? julia, Waarom niet? of meent gy dat het alleenlyk een ftreek van het toilet is? (Zy lagcht.~) Ei lieve! men fchynt uw' toorn gaande te moeten maaken, zo men u een vonkje geestigheid wil afperfen — maar genoeg voor ditmaal: 't was alleenlyk fcherts, Mevrouw. Reik my uwe hand ten blyke van verzoening. LEÖnora: zy geeft haar de hand, ter'wyl zy haar op eene veel betékenende wyte aanziet. Graavin! — wegens myn' toorn kunt gy gerust zyn» julia. I Grootmoedig, indedaad! Maar zou ik dat ook niet kunnen zyn? (Langzaam en naarvorfcher.d.') Wanneer ik de beeldnis van een' perfoon by my draag, moet daaruit niet volgen, dat het origineel my dierbaar is? wat dunkt u? leonora, bloozend, en in verwarring. Wat bedoelt gy ? julia. Ziedaarl — oordeel zelve. (Zy geeft haar haare beeldnis, en lagcht boosaartiglyk.')  4« F I Ë S K O: LEONORA, merkbaare verbittering. Myne beeldnis? aan u? (Zy werpt zich, vol droef, heid, in een" armftoeï.) En van Fiësko? JULIA, met valfche blydfc'tap. Ziet gy? - Heb ik n betaald? - Niet waar, Mevrouw? had ik oo!t geen naaide-punt in gereedheid? ■(Tegen Rofa.) Laat myne koets voorkomen. (Rofa ver. trekt) Myn werk is verricht. (Tegen Leonora, haar onder de kin ftreelende.) Troost u, myn kind! hy gaf my dat beeld in verbystering. (Zy vertrekt, valschlyk lagc'tende. Leonora blyft in diepe overpeinzing zitten.) DERDE TOONEEL. KALKAGNO, LEONORA. KALKAGN O. D e Imperkli kwam my met veel drifcstegen... hoe, ■Signora! én gy zoo ontroerd? LEONORA, deordrovgen van droefheid. '- Keen; dat is ongehoord! KALKAGNO. Hemel en Aarde! gy weent, immers niet? LEONORA. Vriend des verraders! ga uit myn gezicht. KALKAGNO. Des verraders? van wien, Signora? gy doet myI veifchrikken.  TREURSPEL. 47 "Leonora» Van myn' gemaal - maar neen; van Fiësko, KALKAGNO. Wac moet ik hooren? LEONORA. O, niets dan een fchelmiluk, dat by u gangbaar is, o mannen! KALKACNOt hy grypt met drift haare hand. Signora! ik heb een hart voor de weenende deugd, leonora, zeer er;;stig. Gy zyt een man - uw hart is niet voor my. KALKAGNO. Geheel voor ü - vol van u - o dat gy wistet hoe zeer... hoe oneindig zeer... Ik bezweer hetu... LEONORA. Geen meinëed! houd op,- gy tergt den vinger Gods, die denzelven optekende - O mannen! mannen! KALKAGNO. Uwe verbittering maakt u onrechtvaardig, Graavin.Moet dan het geheele gedacht voor den moedwil van een' eenigen boeten? leonora. ' Ik bad uw gedacht, in dien eenigen, aan - zoq ik het in hem dan ook niet mogen verfoejen? KALKAGNO. Beproef het elders, Mevrouw ;gy hebt de eerstemaal  48 FIËSKO: uw hart kwalyk weggefchonken — ik weet eene plaats daar het waardiger hefteed zou zyn. LEONORA. Zoudt gy den Schepper uit zyne wereld kunnen liegen? — Ga, ik wil niets van u hooren." KALKAGNO. O dat gy dit vloekvonnis nog heden in myne armen terug riepet! LEONORA, met oplettendheid. In de uwen? KALKAGNO. In myne armen, die zich openen; om eene veria, tene opteneemen, en voor verlorene liefde fchadeloos te (teilen. LEONORA: zy ziet hem veelhetikenend aan. . Liefde? KALKAGNO, geknield, en met vuur. Ja, ik heb het gezegd, liefde: Graavin, flechts één woord; myn leven en dood liggen op uwe tong. LEONORA, met gevoeligheid en waardigheid terug treedende. Huichelaar! dit was dr.n de bedoeling uwer deelueeming? — met ééne kniebuiging verraadt gy vriendfchap en liefde — Ga voor eetnvig uit myn gezicht) ga! Fiësko's fchande kan geen' Kalkagno by mjj doen ryzen. KAL-  TREURSPEL. 40 KALKAGNO: hy flaat, met ontzetting, op. Mevrouw! LEONORA. Affcbuwelyk , boosaartig gedacht ! tot dus verre dacht ik, gy bedroogt flechts vrouwen-, maar neen, gy wordt ook u zeiven tot verraders. KALKAGNO, als vooren. Signora \ LEONORA. Vlugt, zeg ik, zo gy uw leven lief hebt, en u nies aan Fiësko's wraak wilt blootftellen: verjoon u nooit weder voor myne oogen. (Zy vertrekt fchielyk.) KALKAGNO: hy ziet, v0l verifa'rring, haar een poos na, en flaat zich daarna voor het hoofd. Domkop! VIERDE TOONEEL. FIËSKO, HASSAN. , FIËSKO. W ie was hy, die daar heenging? HASSAN. De Marquis Kalkagno. FIËSKO. Deeze neusdoek bleef op de leuning van den ftoel hangen. Myne vrouw is hier geweest. HASSAN. Zy ontmoette my zoo even, en fcheen in eene ilerkê drift te zyn. D  5o FIËSKO: FIËSKO, De doek is vochtig, (f/y fteekt denzefoin by zich} Kalkagno hier! Leonora driftig en ontfteld! (JSa eenig peinzen.') Hasfan ! deezen avond zal ik u vraagen wat hier gebeurd is. HASSAN. De kamerjuffer Rofa hoort gaarne zeggen dat zy blank is: zy zal.... FIËSKO. Hebt gy volvoerd het geen ik u heb opgedragen? HASSAN. Tot een jota toe. FIËSKO: hy gaat zitten. Zeg op dan - Hoe fpreekt men van Doria, en van de tegenwoordige regeering? HASSAN. O, foei! op eene affchuwelyke wyze: de naam van Doria alléén jaagt de menfchen eene koorts op het lyf: Gianettino is gehaat als de pest: alles is misnoegd. FIËSKO. Spreekt men ook van een' geneesheer, die deeze koorts en pest moet verdryven? HASSAN. De ftad fluistert lang en breed van zekeren — vanj zekeren.... FIËSKO, fchielyk opjlaande. Domkop! heeft Genua meer dan dien eenigen? ■  TREURSPEL. 51 HASSAN. Zoo min.als zy twee Graavén van Lavagna heeft. FIËSKO, zich weder nederzettende. En wat fluistert men wegens ur ne vrolyke levenswyze? HASSAN, hem met groote oogen aanziende. Hoor, Graaf van Lavagna! Genua moet verheven over u denken. Men kan het niet overeenbrengen, hoe een cavalier, uit één der eerste huizen gefproten van talenten en verftahd - met zoo veel vuur en invloed - die vier milioenen bezit-wien vórstlyk bloed door de aderen vloeit - hoe een cavalier als Fiësko, wien, op den eersten wenk, alle harten zouden te gemoet vliegen. • • • FIËSKO, zich , met verachting, van hem afwendende. Uit den mond van een' fcburk te moeten hooren... HASSAN hy beluistert hem. Hoe Genua's grootfte man den val van Genua verflaapt: veelen beklaagen - zeer veelen befpotten de meesten veroordeelen u : alleenlyk meent zeker Jefuit geroken te hebben, dat 'er een vos in den ilaaprok fteekt. FIËSKO. De eene vos riekt den anderen - Wat zegt men van myne roman met de Graavinne Imperiali? HASSAN. - 'T geen ik my wél wachten zal te verteHen. • D 3  52 FIËSKO: FIËSKO, Spreek uit de borst: hoe (louter hoe beter — Wat fluistert men? HASSAN. Men fluistert niet — In alle publieke huizen — op de markt — op de wandelwegen, fchreeuwt men overluid - FIËSKO. Wat? wat? Ik beveel u niets verborgen te houden. HASSAN, terug treedende. Dat gy een gek zyt. FIËSKO. Goed — Daar, neem deeze fëquinen voor uw bericht — Dien zotskap heb ik voor u opgezet, Genueezen! (Op- en neder - gaande, tegen Hasfan.) De woorden, die gy my aangebragt hebt, zyn' goed — maar zou men daaruit, wanneer het 'er toe kwame,ook op daaden kunnen rékenen ? HASSAN. Even als, uit vreeslyk famentrekkende onweérswol. ken, op den naderenden llorm. Men (leekt de hoofden byëen} men rot te famen: door geheel Genua heerscht eene drukkende zoelheid : de mismoedigheid hangt, als een zwaar onweder, over de Republiek — flechts 'één rukwind , dan vallen plasregens en blikfems te | gelyk.... FIËSKO. Stil, luister! wat betékent dat geraas?  TREURSPEL. 53 HASSAN, naar het venster ziende. 'Tis het geroep van eene menigte menfchen,dievan het raadhuis komen. FIËSKO. Heden moet een Procurator gekozen worden. Laat fchielyk een rydtuig voorkomen: de zitting kan on* mogelyk reeds geëindigd zyn: ik wil 'er nog heengaan: de verkiezing, kan niet in orde afgelopen weezen Luister! nadert het verward gedruis niet meer en meer? 't is geenzins een gejuich van goedkeuring. (Schielyk.) Spoedig, ik heb een voorgevoel. Gianettino is dolzinnig. Ik durf wedden, dat 'er opfchudding in de Signoria ontdaan is. HASSAN, aan het venster. Wat's dat? zy komen de ftraat Balbi af - duizenden van menfchen! - hellebaarden g!ins:eren! - zwaarden! - Holla! verfcheiden leden van den Senaat Huiven hier binnen. FIËSKO. Is 'er oproer? Spoed ü naar beneden , Hasfan ! fpring 'er tusfcheu; noem myn' naam; zorg dat zy hier binnen komen. (Hasfan gaat met drift naar beneden.) Wat het verftand der mieren, met moeite, byëen (leept , wordt dikwyls, door één' dwarrelwind des toevals, \ in een oogenblik, famengevoegd. I D 3 ■  54 FIËSKO: V T F D E TOONEEL. FIËsKO, CENTURIONE, ZIBO, de gebroeders ASSERATO; deezen komen met drift binnen. Z IBO. "Vergeef het onze gramfchap, Graaf! dat wy onaangediend binnenkomen ! CËNTU«IONE. Ik ben befchimpt, doodlyk befchimpt, door den neef van den Hertog, in 't gezicht van de geheele Signoria. FIËSKO. Wie waagde het, 't gouden boek te bezoedelen, waarvan ieder Genueesch edelman een blad is? ALLEN, te gelyk. Doria. FIËSKO. Zoo lang de zon Genua befchenen heeft, is door niemand grooter inisdryf begaan. ZIBO. Te geheele adel is in hem (op Centurione wyzende,") mishandeld. CENTURIONE. De geheele adel moet in myne wraak deelen. Om 'myne eer te wreeken, zal ik geene hulp behoeven te verzoeken. ANTONIO ASSERATO. De rechten der Natie zyn verwoest.  T R E> U R S. P. E L. 55 HETTORE ASSER AT O. De Republikeinfche vryheid heeft eene doodlyke wonde ontvangen. FIËSKO. Gy tergt myn geduld:zegt wat 'er is voorgevallen. ZIBO. Hy was de negen - en-twintigfie onder de kieshee> ren; had , tot de keuze van Procurator, een' gouden bal getrokken: agt-en-twintig Memmen waren opgeno-» men*' veertien Hemden voor my, en even zoo veel voor Lomellin: Doria en de zynen.... CENTURIONE, hem in de reden vallende. Ontbraken nog. Ik Hemde voor Zibo - Doria befeft gy wat myne eer lyden moest? - Doria.... A N T O N1 O ASSERATO. Zoo iet heeft men niet beleefd, zoo lang de oceaan om Genua vloeide.... CENTURIONE, met drift voordvaarcnde. Doria trok een zwaard, dat hy onder zyn'fcharlaken mantel verborgen had, Hak myn verkiezingsblad daaraan, en riep in de vergadering uit.... ZIBO. „ Raadshaeren! het geldt nietl het is doorboord l „ Lomellin is Procurator!" CENTURIONE. „ Lomellin is Procurator!" en hy wierp zyn zwaard op de tafel. D 4  56 F I Ë S K O: FIËSKO, na eenig zwygen, op een' vasten toon. En wat is uw befluit? CENTURIONE. De Republiek is in 't hart gefloten, en vraagt gy nog wat ons befluit is? FIJ;SKO. Het riet moge door een zacht geblaas geknakt worden; om eiken te vellen wordt een florm vereischt - Ik vraag wat uw befluit is? ZIBO. My.dunkt,men behoorde te vraagen wat Genua befluit? FIËSKO. Genua? Genua? weg daarmede! Genua is een broos ding, en breekt waar men het aanvat - of rékent gy veelligt op de Patriciërs? weg ook met deezen! hun heldenvuur is, met Levantfche goederen, in baaien geklemd , en hunne zielen wapperen angst» valliglyk rondom hunne Oost-indifche vlooten. CE NTURIONE. Leer onze Patriciërs beter waardeeren. Naauwlyks was de trotfche daad door Doria volvoerd, of eenige honderden vloogen, onfluimig, op; gingen met groot gedruis uit de vergadering, en verfcheurden hunne klederen op de markt: de Signoria floof uit één. FIËSKO. Gelyk duiven uit elkrnder vliegen, wanneer «en fperwer op hunnen grond nederflrykt.  TREURSPEL. 57 CENTURIONE, Otijluimig. Neen! gelyk tonnen buskruid, wanneer een brandend lont 'er invalt. ZIBO. Het volk is ook woedend. FIËSKO. Die blinde onhandelbaare colosfus, die, in 't begin, met lompe vuisten, veel geraas maakt, alles wat hem omringt, met opgefperde kaaken, dreigt te verHinden , en eindelyk over draaden garen ftruikelt 'T is alles vruchtloos, Genueezen! de tyd der heerfchapye over de zee is voorby: Genua is onder 't gewigt van deszelfs naam nedergeftort - het kan niet meer vry zyn - het heeft een' Monarch noodig: huldigt daarom den dolkop Gianettino! CENTURIONE , met oploopendheid. Neen! nooit, vóór dat zich de woedende elementen verzoenen, en de noordpool zich met den zuidpool vereenigt - Komt, broeders! FIËSKO, hen naroepende. Blyft, blyft toch! (Het gedruis rondom het paleis neemt meer en meer toe.) Voortreffelyk! Het ftroo der Republiek begint te ontvlammen: het vuur heeft reeds huizen en torens aangetast — Voord! voord! dat de [brand algemeen worde! dat de lustig opwakkerende wind de verwoesting aanblaaze! D S  53 FIËSKO: ZESDE TOONEEL. FIËSKO, HASSAN, fchielyk inkomende. HASSAN. D e eene menigte volgt de andere hier binnen. (Alsl uitgelaten, aan het venster} Zie! zie! FIËSKO. Zet de hofpoorten vvyd open: laat alles indringen wat voeten heeft — Dwaazen! gelooft gy dat Fiësko van Lavagna zïil voordzetten, 't geen Fiësko van Lavagna niet begonnen heeft? - Het oproer komt ils geroepen, maar de famenzweering moet de myne zyn - Zy itormen de trappen reeds op. ZEVENDE TOONEEL. FIËSKO, TWAALF BURGERS. ^ EERSTE BURGER. " raak over Doria! TWEEDE EN DERDE BURGER, te gelyk. Wraak over Gianettino! FIËSKO. Bedaart, bedaart, myne landslieden! Dat gy my uwe opwachting dus maakt, is eene blyk van uwe! goedhartigheid; maar myn gehoor is te aandoenlykj 0>m EERSTE BURGER. Te gronde met Doria!  TREURSPEL. 53 TWEEDE EN DERDE BURGER, te gelyk. Te gronde met oom en neef! ' FIËSKO, die hen, lagchende, telt. Twaalf man - een verfchrikkelyk leger! EERSTE BURGER. De Doria's moeten weg. TWEEDE BURGER. , De Staat moet eene andere gedaante hebben. DERDE BURGER. Onze Vrederechters van de trappen af te werpen! EERSTE BURGER. Denk eens, Lavagna! de trappen af, toen zy hem by de verkiezing tegenfpraken. DERDEBURGER. Dat zal men niet dulden. EERSTE, TWEEDE EN DERDE BURGER, te gelyk. Dat mag men niet dulden. TWEEDE BURGER. Een zwaard in den Raad medeteneemenl EERSTE BURGER. Een zwaard! — in de zaal der vrede 1 DERDE BURGER. Met fcharlaken bekleed in den Senaat te komen! [niet in 't zwart, gelyk de overige Raadsheereu! EERSTE BURGE R. Met agt hengsten door onze hoofdftad te ryden!  6a FIËSKO: TWEED E BURGER. Een tiran! EERSTE EN DERDE BURGER, te gelyk. Een verrader van 't Land en van de Regeering. TWEEDE BURGER. Tweehonderd Duitfchers van den Keizer, tot eene lyfwagt, te koopen! EERSTE BURGER. Buitenlanders tegen vaderlandfche kinderen! TWEEDE BURGER. Duitfchers tegen Italiaanen! DERDE BURGER. Soldaaten naast de wetten ! EERSTE, TWEEDE EN DERDE BURGER, te gelyk. Hoog verraad! muitery! Genua's ondergang! EERSTE BURGER. Het wapen der Republiek op zyne koets te voeren! TWEEDE BURGER. Een ftandbeeld van Andreas, midden in den hof der Signoria! » EERSTE , TWEEDE EN DERDE BURGER , te gelyk. In duizend ftukken dé levendige en fteenen afgod ! in duizend ftukken ! FIËSKO. Genueezen! waarom dit alles tegen my? EERSTE BURGER. Gy moet het niet dulden; gy moet hem de duimen op de oogen houden.  TREURSPEL. 61 TWEEDE BURGER. Gy zyt een verftandig man, en moet verfland voor ons mede hebben: gy moet het niet dulden. DERDE BURGER. Gy zyt ouder van adel dan hy, en zoudt gy verdraagen....? FlËS.KO. Uw vertrouwen vleit my zeer: kan ik het door daaden verdienen? EERSTE, TWEEDE EN DERDE BURGER, te gelyk, en woest fchreeuwende, \ Sla toe! — floot hem ter neder! — verlos oris! FIËSKO. Gy zult, hoop ik, met bedaardheid nog wel een woord van my willen hooren ? EERSTE BURGER. Spreek, Lavagna. EERSTE, TWEEDE EN DERDE BURGER, te gelyk. Spreek! FIËSKO: hy zet zich neder. Genueezen! — Het ryk der dieren geraakte eens in een' burgertwist: de eene party vocht tegen de andere, en een vleeschhouwers hond bemagtigda den troon: déeze, gewoon het flagtvee tegen het mes in tejnagen, hield, in het Ryk, beestachtig huis; baste, beet, en knaagde aan de beenderen van zyn volk: de natie morde; de kloekmoedigllen vereenigden zich , en bragten den vorstlyken bulhond om hals — nu wierd  FIËSKO:" een ryksdag gehouden, om de groote vraag te bellisfen, welke regeeringsvorm de gelukkigfte was - de Hemmen verdeelden zich in drie partyen: Genueezenl voor welke zoudt gy u verklaard hebben? EERSTE BURGER. Voor 't volk. ALLEN, te gelyk. Voor 't volk. FIËSKO. De Hem van 't volk won het: de regeering wierd democratisch: ieder burger gaf zyne Hem; de meerderheid drong het door - Weinige weeken verliepen 'er, en toen verklaarde de mensch dcezen nieuw opgeworpen' vryen Haat den oorlog: het volk vergaderde: het paard, de leeuw, de tyger, de beer, de oliphanr en de rinoceros, traden op, en brulden overluid: ,, Te wapen !"Nu kwam de beurt aan de overigen : he: lam, de haas, het hert, de ezel, het geheele Ryk der infeftëri , de vogelen , het gantfche menfchenfchuwe heir der visfchen, allen traden daar tusfchen, en riepen, op een' weeklaagenden toon: ,, Vrede!" - Ziet; Genueezen! het getal der vreesachtigen was grooter,, dan dat der ftrydbaaren; dat der domrnen meer dani dat der verflandigen — de meerderheid drong het door:! het Ryk der dieren lag de wapens neder, en wierd doori den mensch onder brandfchatting gefleld. Dit flaatsi fysthema wierd dus verworpen — Genueezen! tod welk zoudt gy thans genegen zyn?  TREURSPEL. 63 EERS.TE BURGER. Tot de regeering der aanzienlyken. EERSTE EN DERDE BURGER, te gelyk. Ongetwyfeld tot de regeering der aanzienlyken. FIËSKO. Dat gevoelen vond ook de voorkeur: men verdeelde de bezigheden van den Staat in vetfcheiden kamers: wolven bezorgden de finantiën; vosfen waren hunne fecretarisfen; duiven beltuurden de crimineela jutlitie; tvgers waren goede mannen tot minzaam ver» gelyk; de bokken beflisten huvdyks-procesfen ; haazen dienden als Coldaaten; de leeuw en de oliphant bleeven by de bagagie; de ezel was een afgezant des Ryks, en de mol overfte opzichter over de waarneeming der ambten — Genueezen! welke verwachting vormt gy u van deeze verdeeling? Wien de wolf niet verfcheurde, wierd door den vos bedrogen; wie deezen ontkwam, wierd door den ezel met voeten getreden: de tyger bragt de onfchuld om hals, daar dieven en moordenaars door de duiven genade wierd gefchonken; en eindelyk, wanneer de ambten nedergelegd wierpen, vond de mol, dat ze allen onberispelyk waargenomen waren: de dieren wierden onvergenoegd en op. roerig — ,, Laat ons," riepen zy éénftemmig, ,, eenen ,, monarch verkiezen, die klaauwen en herfens, en „ (lechts ééne maag heeft!" en allen huldigden één opperhoofd - (lechts één, Genueezen 1 - (Terwyl  64 FIËSKO: hy met fierheid in hun midden treedt.) Deeze was de leeuw. ALLEN: zy klappen in de handen ; werpen hunne mutfen in de hoogte , en roepen , te gelyk. Bravo! bravo! dat hadden zy flim uitgedacht. EERSTE BURGER. Genua zal dit voorbeeld volgen, en Genua heeft ook reeds zyn' man. FIËSKO. Ik wil hem niet kennen — Gaat nu heen, en denkt om den leeuw. (De burgers vertrekken met groot gedruis.) 'T gaat gewenscht: het volk en de Raad tegen Doria! het volk en de Raad vóór Fiësko! — Hasfan! Hasfan! — Ik moet my deezen wind ten nutte maaken — Hasfan! Hasfan! — Ik moet deezen haat verfterken! deeze belangneeming aanwakkeren; — Voord, Hasfan! bastaart der helle! Hasfan! HasfanJ A G T S T E TOONEEL. FIËSKO, HASSAN. HASSAN, als uitgelaten. jLVTyne voetzooien gloeijen nog - Wat hebt gy nu weder voor my te doen? FIËSKO. 'T geen ik u beveelen zal. HASSAN, op een'' vleienden toon. Waar zal ik 't eerst, waar het laatst, heenloopen?  TREURSPEL. 65 FIËSKO. Het loopen zy u voor ditmaal gefchonken: gy zult door de menigte gedragen worden - Houd u gereed: ik zal u, op 't oogenblik,'als den omgekochten moordenaar, die my naar 't leven Hond, bekend maaken, en u gebonden aan de crimineele rechtbank overléveren. HASSAN, eenige treden terug wykende, Signor! — dat is tegen onze afïpraak. FIËSKO. Wees volkomen gerust: 't is immers niets meer dan een kluchtfpel! in dit oogenblik hangt alles daarvan af, dat Gianettino's aanflag op myn leven ruchtbaar wordt — Gy zult een pynlyk verhoor ondergaan. HASSAN. Moet ik bekennen, of ontkennen? FIËSKO. Ontkennen: men zal u op de pynbank brengen: den eersten graad ftaat gy door: deeze kleinigheid kunt gy op rekening van uwen fluikmoord affchryven — by den tweeden graad zult gy bekennen. HASSAN: hy ftaat een oogenblik in gedachten , en fchudt het hoofd. De duivel is tog een fchelm. Die Heeren konden my wel eens ten eeten houden, en my daarna, enkel uit de klucht, doen radbraaken. FIËSKO. Ik verzeker u op myne Graaflyke eer, dat gy'er E  66 FIËSKO: heelhuids zult afkomen, (Hy reikt hem de hand.') Ik zal verzoeken, dat, tot myne genoegdoening, de uitfpraak van uwe draf aan my overgelaten worde, en. dan zal ik u, voor 't oog der geheele Republiek, vergiffenis fchenken. hassan. Top! Ik laat het my wèl gevallen: zy zullen my de leden wel wat uit elkander wringen; maar dit zal dezelven ook des te buigzaamer maaken. fiësko. Schielyk! geef my,met uwen dolk, een' fchrap over den arm , dat 'er bloed uitloopt — Ik zal my houden, als of ik u op de daad gegrepen had — goed. (Hy grypt hem, met een vreeslyk gefchreeuw, by de keel.) Moord! moord! moord! (Benige bedienden komen, met verbaasdheid, binnen.") Laat alle toegangen bezetten! de poorten grendelen! (Hy fleept Hasfan weg. De bedienden vliegen , in de uiterfte verwarring, over het tooneel.) NEGENDE TOONEEL. Het tooneel verbeeldt eene zaal, in''t paleis van Andreas, gianettino, lomellin: zy komen met drift op. gianettino. Laaten zy om hunne vryheid brullen, als de leeuwin om haare jongen. Ik blyf daarby.  TREURSPEL. LOMELLIN, met verlegenheid. Maar, genadige Heer!.... GIANETTINO. Voor den duivel met uw maar, Procurator van drie uuren! Ik aal geen hairbreed wyken- Laaten Genua's torens hunne toppen fchudden, en de woelende zee haar neen daar tusfchen brommen; ik vrees niets. LOMELLIN. Geloof my, 't gepeupel is fmeulend brandhout, en de adel blaast 'er de vlam in. De geheele Republiek, het volk en de Patriciërs, alles is in beweeging GIANETTINO. Dan (la ik als Nero op een' berg, en zie dién vermaaklyken brand aan. LOMELLIN. Tot dat geheel de oproerige hoop zich in de afmëtt van eenen partyganger werpt, die eerzuchtig genoeg is om in de algemeene verwoesting te oogden. GIANETTINO. Zotheid.' zotheid! Ik ken flechts één', die gevaarlyk worden kon, en voor dien is gezorgd. LOMELLIN. Zyne Doorluchtigheid! (Andreas ziende, treeden ij te rug en maaken eene diepe buiging?)  $8 FIËSKO: TIENDE TOONEEL; De voorigen. ANDREAS. A N D R E A S. Signor Lomellin! myne nicht begeert uitteryden. (Lomellin maakt eene diepe buiging, en vertrekt: An* dreas vervolgt.) Hoor, Neef! ik ben zeer over u te onvreden, GIANETTINO. Gun my een oogenblik gehoor, doorluchtige OomJ ANDRE AS. Dat gun ik den geringften bedelaar in Genua , zo hy 't waardig is; maar den booswicht nooit - al ware hy zelfs myn Neef: het is reeds een groote gunst, dat ik u den Oom doe ontmoeten; gy verdiendet den Hertog en zynen Raad te hooren. GIANETTINO. Slechts één woord, doorluchtig Heer» AND R E AS. Hoor,wat gy gedaan hebt, en verantwoord u - gy hebt een gebouw omver gerukt,dat ikgeduurendeeene halve eeuw zorgvuldiglyk heb opgericht - het maufoleum van uwen Oom-zyne eenige piramide-de liefde der Genueezen-die ligtzinnigheid vergeeft Andreas u. GIANETTINO. Myn Oom, en Hertog!.,..  TREURSPE'L. 69 ANDREAS. Val my niet in de reden — Gy hebt het fchoonfle kunstwerk der Regeering befchadigd; een kunstwerk, dat ik zelf, voor de Genueezen , van den hemel haalde; dat my zoo dikwyls myne nachtrust, zoo veel gevaarseri bloeds, gekost heeft: voor geheel Genua hebt gy myne vorstlyke eer bezoedeld, dewyl gy voor myne inrichtingen geene achting hebt betoond: voor wien zullen dezelven voordaan heilig zyn,wanneer myn eigen bloed ze veracht ? — deeze domheid wordt u door uw' Oom vergeven. GIANETTINO, op een' toon, die gevoel van beleediging aanduidt. Doorluchtig Heer! gy hebt my tot Hertog van Genua opgevoed. ANDREAS. Zwyg! — Gy zyt aan hoog verraad fchuldig; gy hebt den Staat eene wonde in 't hart toegebragt: neem u in acht, knaap! u voegt onderwerping. Om dat de herder, aan den avond van zyn dagwerk, terug trad, waandet gy, hy had de kudde reeds verlaten. Om dat Andreas gryze hairen draagt, meendet gy reeds vryheid te hebben, als een ftraatjongen, zyne wetten met voeten te treeden. GIANETTINO. Bedaar, Hertog! ook in myne aderen bruischt het bloed van Andreas, voor wien Frankryk beefde. ANDREAS. Zwyg! ik beveel 't u - Ik ben gewoon, dat de E 3 .  wm ?0 FIËSKO: zee luistert, wanneer ik fpreek — Gy hebt de majej. tueufe Gerechtigheid, midden in haaren tempel, in *t aangezicht gefpogen — weet gy ook, hoe men dat opneemt, rebel? — Antwoord nu. (Gianettino ziet, fpraak/oos, naar den grond. Na eenige tusfehenpoozing.) Ongelukkige Andreas! in uw eigen hart hebt gy den worm uitgebroed, die aan uwe verdiensten knaagt! Ik bouwde de Genueezen een huis, dat de vergangelykheid zou trotfeeren, en wierp 'er zelf de eerste brandftofin. (Op Gianettino wyzende} Deezen! (Na een kort fiiizwygen, en met eene bedaarde deftig' heid} Onbezonnene! dank het dit gryze hoofd, dat •gaarne door familie-handen ten grave gebragt wil worden — dank het myne fchuldige liefde voor u, dat ik niet den kop. des vermetelen, van een ftraftooneel af, den beleedigden Staat toewerp. (Ify vertrekt} ELFDE TOONEEL. gianettino, den Hertog vergramd en fpraakkos naziende. lomellin, buiten adem en verfchrikt. lomellin. "Wat heb ik gezien? wat gehoord?-thans! thans!" Vlucht, Prins! thans is alles verloren! gianettino, met eenige grimmigheid. Wat was 'er te verliezen? lomellin. Genua, Prins I Ik kom van de markt: het volk om-  TREURSPEL. 71 cingelde een'moor,die gebonden voordgefleept wierd; de Graaf van Lavagna , en meer dan honderd Edelen, volgden hem tot in 't rechthuis, waar de misdaadigers gepynigd worden: de moor is betrapt op een' verra. derlyken moord , dien hy aan Fiësko wilde volbrengen. gianettino, ftampvoetende. Wat! zyn dan heden alle duivels losgelaten? lomellin. Men onderzocht fcberplyk, wie hem omgekocht had: de moor bekende niets: men deed hem de eerste foliering ondergaan, hy bekende niets; men bragt hem op de tweede , en hy bekende — bekende!. .. Doorluchtig Heer! waar waren uwe gedachten, toen gy uwe eer aan een' deugniet prys gaaft? gianettino, hem verwilderd toegrauwende. Vraag my niets! lomellin. Hoor verder! Naauwlyks had de elendige het woord Doria uitgefproken; (liever had ik mynen naam op de rol des duivels gelezen, dan den uwen hier gehoord,) of Fiësko vertoonde zich aan het volk: gy kent hem; gy kent den man, die beveelende fmeekt, en met de harten der menigte woekert: de geheele troep ftond als verfteend, en hield, fchier ademloos, een verwilderd oog op hem gevestigd-, hy fprak weinig, maar ontblootte zynen bebloeden arm: het volk vocht om de droppelen optevangen, even als of het E 4  72 FIËSKO: reliquiën geweest waren. De moor wierd aan Fiè'sko's willekeur overgegeven, en, - welk een doodfteek voor ons! - Fiësko fchonk hem vergiffenis - nu brak het dofte gemor des volks in een brullend ge. tier uit: elke ademhaaling vernietigde eenen Doria; en Fiësko wierd , onder het duizendmaal herhaald geroep van lang leeve Fiësko ! naar zyn huis als gedragen. gianettino, met een' gedmngenen lagch. Dat het oproer my tot aan de keel ftyge! het enkel woord, Keizer Karei! zal 't in een oogenblik doen bedaareu. lomellin. Bohemen, Prins, ligt ver van Italië. gianettino: hy vertoont hem een' brief met een groot zegel 'er op. Dat is zoo, maar zie hier Karel's eigen hand en zegel - zoudt gy my zot genoeg achten, om doldriftige Republikeinen te tergen, wanneer zy niet reeds verraden en verkocht waren? lomellin, verflagen. Ik weet niet, wat ik denken zal. gianettino. Myn befluit is genomen. Overmorgen zullen twaalf Raadsheeren vallen: Doria wordt Monarch, en Keizer Karei zyn befchermer ~ Waarom treedt gy terug?  TREURSPEL. 73 LOMELLIN. Twaalf Raadsheereu! myn hart is niet ruim genoeg, om eene bloedfchuld twaalfmaalen te bevatten. GIANETTINO. Zotskap! men werpt ze aan den voet van den'troon neder — Ik bragt den afgezant van Karei onder 't oog, dat Frankryk nog fterke partyen in Genua had, die hem zeer gemaklyk, voor de tweede maal, den voet konden ligten, zo men haar niet fpoedig, met wortel en tak, verdelgde: dit vond by den ouden Karei ingang: hy ondertékende mynen aanllag, en gy, fchryf thans het geen ik u zal voorzeggen. LOMELLIN. Nog kan ik my niet begrypen.... GIANETTINO. Zet u neêr, en fchryf. LOMELLIN. Maar wat zal ik fchryven ? (Hy gaat zitten.) GIANETTINO. De naamen der twaalf candidaaten — Frans Cen» turione. LOMELLIN.' Tot loon voor zyne keurflem, zal hy de lykftaatie openen. GIANETTINO. Cornelio Calva. \ LOMELLIN. Calva. E 5  74 FIËSKO: GIANETTINO. Michaël Zibo. LOMELLIN. Zeer goed om zyne drift voor het Procuratorfchap te bekoelen. GIANET TINO. Antonio Asferato, met zyne drie broeders. (Lomellin houdt op: Gianettino herhaalt met nadruk.) Met zyne drie broeders. LOMELLIN, na gefehreven te hebben. Verder. GIANETTINO. Fiësko van Lavagna. LOMELLIN. Draag zorg! draag zorg! over deezen zwarten fteea zult gy den hals nog breeken. GIANETTINO. Scipio Bourgognino. ' LOMELLIN. Die moge ergens elders bruiloft houden. , GIANETTINO. Waar ik geen fpeelgenoot wil zyn - Raphaël Sacco. LOMELLIN. Voor deezen zou ik gaarne pardon vraagen, tot hy my myne vyfhonderd fcudi betaald had; dan, (hy fchtyft) de dood fluit de rekening. GIANETTINO. Vincent Kalkagno.  TREURSPEL. 75 LOMELLIN. Kalkagno - Den twaalfden fchryf ik yoor myne rekening, of onze doodvyand is yergeten. GIANETTINO. Het einde goed, alles goed. Jofeph Verrina. LOMELLIN. Recht: dat was de kop van de Hang. (Hy ftaat Op, ft rooit zand op V gefchrift, loopt hetzelve door , en reikt het den Prins over.) De dood geeft overmorgen een prachtig gala; hy heeft twaalf Genueefche Vorsten genodigd. GIANETTINO: hy gaat aan de tafel en ondertékent het gefchrift. 'T is gedaan - over twee dagen moet een Doge verkozen worden: zoodra de Raad vergaderd is, worden deeze twaalf, op het gegeven fein met een' zakdoek, gelyktydig nedergefchoten; waarna myne tweehonderd Duitfchers (tormenderhand het raadhuis zullen bezetten: en als dit verricht is, treedt Gianettino Doria in de zaal, en doet zich huldigen. (Hy fchelt.) LOMELLIN. En Andreas? GIANETTINO. Is een oud man. (Een bediende.) Als de Hertog naar my vraagt, ik ben in de mis. (De bediende ver» trekt.) De duivel, die in my is, kan 't best onder •t raasker van een' heiligen incognito blyven.  76 FIËSKO: lomellin. Maar dit papier, Prins? o iane t tino. Dat neemt gy ,en Iaat het by onze party rondgaan Deezen brief, (hy haalt een ander verzégeld papier te voorfchyn,) moet gy, met een' expresfe , naar' Levanto zenden; hy geeft Spinola van alles bericht, en beveelt hem, zich morgen ochtend ten agt uuren hier in de hoofdftad te laaten vinden. (Hy wil vertrekken.) lomellin. Een lek in 't vat, Prins! Fiësko komt niet meer Sn den Raad. gianettino, heengaande. Des zou Genua evenwel nog een' muiter hebben? Laat my daarvoor zorgen. (Hy gaat in een zyvertrek: Lomellin vertrekt aan de andere zyde.) TWAALFDE TOONEEL. Het tooneel verbeeldt een voorvertrek in 't paleis van Fiësko. fiësko, met brieven en wis/els. hassan, fiësko. V ier galeien zyn des binnengelopen? hassan. Zy liggen gelukkiglyk* in de Darfiaa, ten anker,  TREURSPEL. 77 FIËSKO. Dat komt gewenscht - Waar komen die expresfe» van daan? HASSAN. Van Rome, van Piacenza en uit Frankryk. FIË S K O : hy opent de brieven, en loopt ze vlugtig door. Welkom , welkom in Genua ! (Zeer blygeestig.) Mefl tnoet de couriers vorstlyk onthaalen. HASSAN. Hum! (Hy vil vertrekken.) FIËSKO, verder kezende. Halt!halt! Hier komt werk voor u— Morgen vroeg zal een geheele troep verkleede foldaaten ter ftad in» fluipen; gy zult uwe handlangers aan alle de poorten verdeelen, met den last, om op de binnenkomende pasfagiers een waakend oog te houden: eenigen zullen troepsgewyze binnentrekken als pelgrims, die in bedevaart naar Loretto gaan; anderen als ordensbroeders, of als Savoyaards; wederom anderen als tooneelfpeelers, kraamers, of als een troep muzikanten; maar de meesten, als afgedankte foldaaten, die Genueesch brood willen eeten: eiken vreemdeling moet afgevraagd worden, waar hy zynen intrek neemt;is 't antwoord,indegonde /lang, dan moet men hem myne wooning aanwyzen, hoort gy, kaerel? ik maak ftaat op uw beleid. HASSAN. Dat kunt gy, Signor! zoo goed als op myne boosheid: als my één hairlok ontfnapt, moogt gy beide  78 FIËSKO: myne oogen in een windroer laaden, en 'er musfchen mede fchieten. (Hy wil vertrekken.') FIËSKO. Halt! nog eene bezigheid. Die galeien zullen by deezen en geenen wel wat fterk in 't oog loopen: neem wél op, wat men daarvan zegt; vraagt iemand u raar dezelven, zeg dan, dat gy, zoo van verre, gehoord hebt, dat uw Heer daarmede jagt op de Turken wil maaken: verftaat gy 't? HASSAN. Ja, volkomen. D,e baarden der Turken liggen boven op: wat in de korf is, mag de duivel weeten. (Hy wil andermaal vertrekken.") FIËSKO. Zacht, zacht! nog ééne voorzorg. Gianettino heeft thans nieuwe reden om my te haaten, en my ftriiiken te fpannen: ga, onderzoek by uwe oude makkers, of 'er ook wederom een nieuwe fluikmoord op til is: Doria bezoekt verdachte huizen: maak uw hof by de dochters der vreugde; de geheimen van het cabinet verbergen zich gaarne in de ploojen van een' vrouwenrok: beloof haar ryke kennisfen — ja beloof haar zelfs my: niets kan te eerwaardig zyn, dat gy niet in dit moeras moogt dompelen, tot gy den bodem gepeild hebt. HASSAN. Zacht! Ik bedenk daar, dat ik ingang heb by zekere  TREURSPEL. 79 Diana Bononi; deeze heb ik, voorheen, menig vet brokje toegefchikt; eergisteren zag ik Lomellin ui: haar huis komen. FIËSKO. Juist van pas! even deeze Lomellin is de hoofd» fleutel tot alle de uitfpoorigheden van Doria : ga,zonder uitftel, by Bononi een bezoek afleggen : veelligt is hy deezen nacht de Endymion van deeze kuifcheLuna. HASSAN. TMog één woord, waarde Heer. Wanneer my de Genueezen vraagen; en de duivel haal my, dat zullen zy doen — wanneer zy my vraagen: „ Hoe denkt ,, Fiësko thans over Genua?" wilt gy dan uw masker nog langer draagen, of wat zal ik antwoorden? FIËSKO. Antwoorden? — wacht — De vrucht is toch ryp; weeën kondigen de geboorte aan — zeg hun: „ Genua „ ligt op het blok; Fiësko weet den flag te beftuu„ ren en aftewenden." HASSAN. Wat zal ik niet al aanbrengen! by myne eer, het zal een aart hebben - Lustig op, vriend Hasfan! — ten eersten in een wynhuis: myne voeten hebben handen vol werks; maar ik moet eerst myne maag in flaat Hellen , opdat zy by myne beenen een goed woord doe. (Hy gaat driftig heen; doch komt fchielyk terug.) Apropos! ik had daar.door al datgepraat.haastietvergeten: gy hebt  8o FIËSKO: gaarne willen weeten, wat tusfchen uwe vrouw en Kalkagno gebeurd is? - Hy liep een blaauwtje, waarde Heer! en dit is 't air. DERTIEN DE TOONEEL. FIËSKO. Ik-beklaag u, Kalkagno: meendet gy, dat ik, om den nieuwen roman , het teder articul van myn huwelyksbed prys zou geeven? - welkom met deeze zwagerfchap! gy zyt een goed foldaat; dit zal uwen arm, tot Doria's ondergang, aan my verbinden. (Met fterke fchreden op- en neder-gaande.~) Thans is de groote ftryd met Doria begonnen: alle werktuigen van het groot ontwerp zyn in beweeging; alle fpeeltuigen voor het verfchrikkelyk concert geflemd; 'er ontbreekt niets dan het masker afterukken, en Fiësko aan de patriotten van Genua te vertoonen. (Men hoort gerucht.) Een bezoek! - Wie of my nu komt ftooren? VEERTIENDE TOONEEL, FIËSKO, VERRINA, ROMANO, SACCO, BOURGOGNINO, KALKAGNO, daarna twee bedienden. FIE S K O : hy gaat de inkomenden met eene opgeruimde houding te gemoet. "Vv^elkora, myne waardige vrienden! welkom! wat ge-  TREURSPEL. 81 gewigtig toeval voert u herwaart? - Gy ook, waarde broeder Verrim? (Tegen Bourgognino.') Welkom , jonge held! onze kennismaaking is nog groen, maar myne' vriendfchap voor u is ryp. Hoe is het ? - zyt gy omtrcnt my van meening veranderd? BOURGOGNINO. Ik ben daartoe op den weg. FIËSKO. Verrina! men zegt my, dat deeze jonge Ridder uw fchoonzoon zal worden. Ontvang myne volle goedkeuring over deeze keuze: maar - hier begroet ik een' vyfden gast, my wel vreemd, doch genoeg by my aangeprezen, dewyl ik hem in deezen waardigen kring aantref. R OMA NÓ. Ik ben een fchilder, Monfigriof; myn naam is Romano, die zich met diefnM aan de Natuur geneert, en hier tegenwoordig is, (met eene diepe buiging) om • de hoofd-trekken tot een' Brutus-kop te vinden. FIËSKO. Uwe hand, Romano! uwe Meesteres is eene nabeftannde van myn huis. Ik bemin haar broederlyk. De kunst is de rechterhand der Natuur: deeze heeft flechts fchepfelen, geene heeft menfchen gemaakt — Wac fchildert gy wel zoo, Romano? (Verrina wenkt tusfchen de fchei-men.) ROMANO. Tooneelen uit de eeuwen der oudheid. Te Florence F  8j F ï Ë S K O: ftaat myn ftervende Hercules; te Venetië myne Cleopatra; de woedende Ajax, te Rome, waar de helden der oude wereld in het Vatikaan weder opftaan. (Een bediende brengt een befchilderd paneel; een ander een1 fchilders ezel. Romano zet het fchilderftuk op den ezel.) Hier is myn laarfte werk. fiësko, op eeti1 vergenoegden toon. Gy kondet nooit gewenschter gekomen zyn. Ik gevoel my heden ongewoon opgeruimd; zoo geheel open voor de fchoone Natuur - Orftdek uw tafereel — Schikt u in een' kring ,myne vrienden! dan kunnen wy allen te gelyk den kunstenaar bewonderen. (Hy fchaart de overigen.) Zoo , zoo ; zet nu het fchilderftuk te recht. verrina, ter zyde tegen de anderen. Let wel op, Genueezen! romano: hy trekt den ezel wat terug; ontdekt het fchilderftuk, en gaai bezyden hetzelve ftaan. 'T is de gefchiedenis van Virginia en Appius Claudius. (Eene lange tusfchenpoozing , waarin zy allen, met veel aandachts en onderfcheidene uitdrukkingen van ge* voel, het fchilderftuk befchouwen.) verrina, in vervoering. Stoot toe, gryze vader! - Verfchrikt gy, dwingeland? - Hoe, Romeinen! ftaat gy daar zoo verbleekt, als roerelooze blokken? - Vervolgt hem! - Ziet! het ftaal glinstert - Volgt my, ftugge Genueezen! ftoot  TREURSPEL. 83 toe! (Hy trekt zyn zwaard, houwt en fteekt 'er mede naar 't fchilderfluk.") 't Is Doria! velt hem neder! FIËSKO, glimlagchende tegen "Romano. Begeert gy nog meer goedkeuring? uwe kunst maakt deezen ouden man reeds tot een' droomer. VERRINA, afgemat. Waar ben ik? Zyn zy bet ontkomen? weg,als Windblaazen? Gy hier, Fiësko? — De dwingeland leeft nog, Fiësko! FIËSKO. Goede oude! vindt gy deezen. Romeinfchen kop zoo bewonderenswaardig? weg met hem! -zie dit meisje! hoe natuurlykis deeze af beelding! hoezacht! hoe recht vrouwlyk! welk eene bevalligheid ligt nog op deeze , verbleekte lippefi! welk eene wellust in dien ftervenden blik! - O, onnavolgbarr! godlyk! Meer zulke nymphen , Romano! dan wil ik voor uwe phantafiën nederknielen, en de Natuur een' fcheibrief geeven. BOURGOGNINO, ter zyde. Verrina, is dit de heerlyke uitwerking, welke gy K beloofd hadt? FIËSKO. Ja, ik zie het, 't is uw laatfte arbeid, Romano! nw geest is uitgeput; gy moet van nu af aan geen penceel meer aanroeren.... maar door het bewonderen van den kunstenaar, zou ik byna het meesterftuk : zyner kunst vergeeten: indedaad, ik zou hier kunF 3  S4 FIËSKO: nen ftaan, en voor alles, wat my omringt, zoo gevoelloos worden, dat ik zelfs geene aardbeeving zou hooren. Neem uwe fchildery weg. Wilde ik deezen Kop van Virginia betaalen, dan moest ik Genua in pand geeven — neem ze weg! r oman o. De kunstenaar laat zich met eer betaalen — Mag ik 't u fchenken? (Hy wil vertrekken.') FIËSKO. Een weinig geduld, Romano! (Hy gaat met fierheid keen en weder, en fckynt over iet gewigtigs te denken: nu en dan werpt hy op de anderen een' vlugtigen en doordringenden blik: eindelyk neemt hy Romano by de hand, en brengt hem voor het fchilderftuk.) Treed nader, fchilder! (Met nadruk en waardigheid.) Gy ftaat daar zoo trotsch, om dat gy leven, op levenloos doek, naarbootst, en groote daaden met weinig onkosten vereeuwigt; gy praalt met dichterlyk vuur, met dit mergloos poppenfpel der verbeelding, zonder hart, zonder daadverwekkende kracht; gy verdelgt tirannen, op het doek - en zyt zelf een elendige ftaaf - gy maakt Republikeinen vry met een' penceel-trek - en kunt uwe eigen ketenen niet verbreeken. (Grootseh en beveelend.) Ga! uw werk is gochelfpel. Dat de fchyn voor de daad wyke. (Met fierheid, terwyl hy het fchilderftuk omwerpt.) Ik heb gedaan - wat gy fltchts fchilderdet.  TREURSPEL. 85 (Allen ftaan verbaasd. Romano, diep getroffen, vertrekt, en neemt zyne fchildery mede.) FT FT IE N D E TOONEEL. FIËSKO, VERRINA, BOURGOGNINO,' SACCO, KALKAGNO. FIËSKO, hunne verbaasdheid afbreekende. Dacht gy welligt dat de leeuw (liep, orn dat hy niet bralde? Waart gy verwaand genoeg om u te verbeelden, dat gy de eenigen waart, die Genua's ketenen gevoeldet? de eenigen, die begeerdet dezelven te verbryfelen? Eer gy ze van verre hoordet rammelen, had Fiësko ze reeds verbroken. (Hy opent een fecretaire; neemt 'er een paket brieven uit, die hy, geopend, op de tafel verfpreidt.) Hier zyn foldaaten van Parma! - hier is Fransch geld! - hier zyn vier galeien van den Paus! Wat ontbreekt 'er nog, om een' tiran in zyn nest optejaagen? wat weet gy nog meer uit te denken? (Daar sy allen fpraakloos ftaan, treedt hy, met gevoel van eigene grootheid, in hun midden.) Republikeinen! gy zyt gefchikter om tirannen te vervloeken , dan om hen te verdelgen. (Allen, behalven Verrina, vallen met eerbied voor hem op de knieën.) VERRINA Fiësko! - myn geest buigt zich voor **a uwen myne knie kan het niet - gy zyt een groot m«ïu F 3  86 FIËSKO: fiësko. Geheel Genua ergerde zich over den wellusteling,. Fiësko; geheel Geiua vloekte den fchandelyken wyvenzot, Fiësko: Genueezen! Genueezen! myne gemaakte ligtmisfery heeft den arglistigen despoot bedrogen: in den zwachtel der ongebondenheid lag het verbaazend werk) der famenzweering gewikkeld — genoeg! Genua kent my in u: myn vuurigfte hartenwensen is bevredigd. Bourgognino:zieh moedloos in een1 arm» floel werpende. Thans ben ik niets meer tegen Fiësko. fiësko. Welaan! — laat ons fpoedig van gedachten tot daaden overgaan: alle werktuigen zyn in gereedheid: ik kan de ftad te land en te water beftormen: Rome, Frankryk en Parma, dekken my: de' adel is in myne handen: de harten van het volk zyn voor my: ik heb de tirannen in flaap gewiegd: de Republiek is voor eene omwenteling ryp: als het fortuin ons begunstigt , ontbreekt 'er niets meer — Maar waar peinst Verrina op? bourgognino. Geduld! Ik weet een enkel woord, dat hem, met fchrik, uit zyn diep gepeins zal wekken. (Hy treedt naar Ferrfna, en roept hem, met nadruk, als van ter zyde, toe.) Ontwaak vader! uwe Bertha vertwyfelt!  TREURSPEL. 87 VERRINA. Wie fprak daar? - Aan 't werk, Genueezen! FIËSKO. Overlegt de uitvoering van ons ontwerp ryplyk: de nacht heeft ons by dit ernstig gefprek verrascht: weldra flaapt geheel Genua; maar gy zult, terwyl de tiran, vermoeid door de zonden van den dag, zorgloos in zyn dons nederzinkt, voorbelden waaken Welaan! laat ons, eer wy fcheiden, ons heldhaftig verbond door eene omarming bezweeren. (Zy -fluiten, arm in arm ge/lrengeld, een' kring,') Hier verëenigen zich Genua's vyf grootue harten tot één, om over Genua's gewigtigst lot te beflisfen. (Zy voegen zich nader byéén.) Dat eer het gantfche gebouw der wereld iuttorte, en de uitfpraak der hoogfte Gerechtigheid de banden des bloeds en der liefde vanéén fcheure, eer de band tusfchen dit vyfvouwig heldental gefehonden wordt! (Zy gaan uit elkander.) VERRINA. Wanneer komen wy weder te famen ? FIËSKO. Morgen, tegen den middag, zal ik uwe gevoelens nader verneemen. VERRINA. Morgen, tegen den middag. Goeden nacht, Fiësko! - Bourgognino kom. (Ter zyde.J Gy zult iet zeldzaams hooren, (Deiden vertrekken.) F 4  M FIËSKO: FIËSKO, tegen de overigen. Gaat gy de achterpoort uit, opdat Doria's fpionnen niets merken. ZESTIEND E TOONEEL. FIËSKO, vel nadenkens heen en weder gaande. W elk een oproer in myn hart! welk een ebbe en vloed in myne denkbeelden!- gelyk verdachte broeders, die op eene ftioode daad uitgaan; op de teenen voordfluipcn, en hunne als vuur gloeijende aangezichten vreesachtig ter aarde wenden, fluipen de dartele verbeeldingen myne ziel voorby - Halt! Halt! Laat ik u in 't aangezicht lichten! gy behoort of tot het liverei van den eeuwigen logenaar - of gy zyt uit de hemelfche bron van echte vryheidsliefde gevloeid, die op zelfgevoel, innerlyke waarde*, en patriotfche oogmerken, fteunt - Fiësko Republikein? Fiësko Hertog? - Is hier niet de fteile afgrond, waar zich de grensfcheiding der deugd bepaalt? waar'zich hemel en hel van elkander verwyderen? hebben hier niet helden geltruikeld? zyn hier niet helden gezonken, wier naamen nog door de wereld met vervloekingen overladen worden?- Zacht, Fiësko! was het ook niei hier, dat helden twyfelden, ftH ft0nden - en halve goden wierden? - (ffy ffreekt ras/bher.) Gryp moed! gryp moed, Fiësko! om groot te zyn,om de eenige te  TREURSPEL. t9 heeten! zou de verhevene, de van vooroordeelen vrye man, even als de gemeene, door vrees benepen worden..? (Hy gaat in diep gepeins heen en weder: na. eenige tusfchenpoozing.') Het zy zoo — de harten van geheel Genua zyn op myne zyde: nog maar weinige fchreden, en ik ben Genua's grootfte man; myne Leonora , Genua's Regentes! O hoe listig is de verzoeking, die voor eiken duivel een' engel plaatst! — Ongelukkige zucht om uittemunten ! overoude verleidfler! eenmaal kuschten engelen aan uwen hals eenen hemel weg: zy wierden weggefleept door het fyreenen-gezang va» oneindigheid; en zwakke menfchen verlokt gy door goud— door vrouwen en kroonen! Einde van het tweede bedryf. F 5  po FIËSKO: DERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Het tooneel verbeeldt een kerkhof: hier en daar ontdekt men kruisfen en vèrvallene grafnaalden. 'T is nacht. Een flormwind huilt door de takken der hoornen. verrina, bourgognino: zy houden elkander aan de hand. BO URGOGNINO. r waar voert gy my heen, vader? de onder, drukte fmart, met welke gy my bevolen hebt u te volgen, doet zich nog beftendig uit uwen vreeslyk hygenden adem hooren: breek toch dat akelig Uil» zwygen af! (Zy blyven ftaan.) verrina. Hier is de plaats. bourgognino, rondziende. De verfchrikkelykfte, die gy hadt kunnen uitvinden: zo \ geen, wat gy hier wilt onderneemen, met de ysfelykheid van den nacht en van deezen oordoveréénftemt, zullen myne hairen te bergen ryzen. verrina, met een' woest en blik den geheelen omtrek befchouwende. Dezelve is bloeijend, verrukkelyk, in vergelyking van den nachtmyner ziele—Met voordacht voerde ikuher-.  TREURSPEL. 91 waart, jongeling! Hier, waar de verrotting de ligchaa- , men verteert, en de dood zyne verflindende tafel houdt — hier, waar 't gekerm van verlorene zielen de duivelen verlustigt; hier, waar de begocheling der wereld haare taal verandert — hier wil ik met u fpreeken. BOURGOGNINO. Wat zal ik , na deeze akelige voorbereiding, hooren? VERRINA. O, dat de koude des ouderdoms, of de looden kommer,de vlugge fpringbron uwer geesten geftremd, en zwart, geronnen bloed, den weg tot uw hart voor *t gevoel der lydende Natuur geflopt hadde,om u vatbaar te doen zyn voor de taal myner finarte, en bekwaam om myn vreeslyk befluit te verneemen. BOURGOGNINO. Ik zal het aanhooren; 't zal ook het myne zyn. VERRINA. Dat niet, myn zoon! Verrina alléén moet het vol'voeren — het alléén draagen kan hy niet — Hoor Scipio!.... BOURGOGNINO. Wat, zal.... VERRINA. Stil! luister, maar antwoord niets! niets, jongeling! hoort gy? niet één woord moet gy antwoorden —— Fiësko moet fterveul  *s FIËSKO: bourgognino, met verbaasdheid. Sterven? Fiësko? verrina. Sterven! — Hemel! ik dank u, 't is 'er uit! — Fiësko moet fterven, zoon! fterven door myne hand! maar eerst zal hy Genua bevryden. bourgognino. Genua bevryden! en evenwel fterven* verrina. Ja, zeg ik u — fterven, zonder zyn' roof te genieren — Ga nu! 'Er zyn daaden, die zich aan geen menschlyk oordeel onderwerpen —die den Hemel alleen voor beflisfer erkennen; en deeze daad is eene van dezelven — Ga! bourgognino, buiten zich zeiven. Verrina! verrina. 'Ik begeer noch uwe berisping, noch uwe goedkeuring ; ik weet wat het my kost, en daar is 't wèl mede: maar hoor — want de navorfching zou u 't verftand kunnen doen verliezen —hoor—Zaagt gy hoe hy zich in onze verbaasdheid fpiegelde ? zou de man, wiens glimplagch geheel Italië misleidde, zyns gelyken in Genua: dulden? — Ga! Ga! Fiësko zal de dwingelanden verdelgen, dat is zeker — maar alleenlyk om Genua's ge-, vaarlykfte dwingeland te zyn, dat is nog zekerer. (Hy vertrekt fchielyk: Bourgognino ziet hem verwon' etend en fpraakloos na, en volgt hem langzaam.')  TREURSPEL. 8 FIËSKO: FIËSKO: hy werpt, zeer ontroerd, den brief op de tafel. Kroeskop! tiendubbele duivel! .hoe komt gy aan deezen brief? HASSAN. Ten naasten by zoo - als uwe Hoogheid aan de Republiek komt. Een expresfe moest daarmede naar J^evanto vliegen: ik kryg 'er lucht vsn; loer op den knaap in een' hollen weg; paf! daar ligt de vos - en hier hebben wy 't hoen. FIËSKO. Zyn bloed kome niet over u: de brief is me: geen goud te betaalen. HASSAN. Ik ben met zilver te vreden. (Ernstig en met nadruk.') Graaf van Lavagna ! ik heb het kortlings op uw leven toegelegd ;gy fchonkt my vergeeving; maar (terwyl hy op den brief wyst,) hiermede vergoed ik weder alles — thans, denk ik, hebben de doorluchtige Heer en de gaauwdief met elkander effene rékening; voor het overige kunt gy den goeden vriend uwen dank betuigen'— Hier, numero twee. (Ily geefi Fiësko, op eene veelbetikenende wyze, een' tweeden brief.) ÏIESKO: hy neemt den brief met verwondering aan, en leest denzelven met verbaazing, Zyt gy doi? HASSAN. Numero twee , zeg ik. (Hy flelt zich in eene trotfche\  TREURSPEL. honding naast Fiësko, met de armen over elkander gcflagen.) De leeuw was toeh zoo dom niet, toen hy da muis bet leven fchonk. (Op een' listigen toon.) Wie zou ook anders het net voor hen doorgebeten hebben? — Hoe behnagt u dat? FlfsKO. Kaerel! hoe veel duivelen bezoldigt gy? HASSAN. ' Om u te dienen - Hechts dén, en die is een graaf» lyke kostganger. FIËSKO.' Doria's eigene handtekening'! — Van waar hebt gy dit papier? HASSAN. Zoo warm uit de handen van myne Bononi: fk begaf my nog in den voodedenen nacht byhsar;lreth's rden klank van fchoone woorden, en dien vanno^- fchoonere fëquinen hooren: de laatften maakten indruk; 's morgens, zeer vroeg, moest ik om befcheid komen - ds Graaf was 'er werklyk geweest. en had met dit zware op wit de entrée tot een contrabande paradys betaald. FIËSKO, toornig. Verachr.elyke w'yven-flaaven! — zy willen Republieken verdelgen, en kunnen voor eene hoer geen geheim bewaaren — uit deeze papieren zie ik, dat Doria en zyn aanhang een complot gemaakt hebben, om my, met elf Raadsbeeren, te Vermoorden, en Gianettino tot fouvereinea Hertog te maakeo. Ga-  100 FIËSKO: HASSAN. En dat reeds morgen vroeg; op den eigen dag, dar 'er een Doge moet gekozen worden. * FIËSKO. Maar de aanflaande nacht zal den volgenden morgen in de baarmoeder ombrengen - Spoedig, Hasfan! myne ontwerpen zyn ryp. Roep myne vrienden byëen; wy zullen den verraderlyk moordenden boef den pas affnyden — Haast u, Hasfan! HASSAN. Vooraf moet ik myn' verborgen' dievenzak nog van myne overige tydingen ontlasten. Twee duizend mannen zyn gelukkiglyk binnen, en by de capucytien gehuisvest — knap volk! FIËSKO. Uit eiken kop groeit voor u een fcudi. Schurk! haast zou ik u om den hals kunnen vallen. Een meesterftuk! Genua is niet meer te redden. HASSAN, vetfrouwelyk. Ha, Fiësko! wy zullen Genua,met ons tweeën,zoo doorëen fmyten , dat men de oude wetten en handvesten met bezems zal kunnen wegvaagen. Ik heb u nog niet gezegd, dat ik ook onder ons guarnifoen myne vogels heb, op welken ik my zoo zeker kan verhaten, als op myn' hellevaart. Ik heb, met overleg, gezorgd, dat wy by elke poort ren minsten zes creatuuren onder de wacht hebben, die genoeg zullen zyn om de  TREURSPE L. 101 overigen te bepraaten , en hunne vyf zinnen onder den wyn te zetten: hebt gy lust deezen nacht een' kans te waagen, dan zult gy de wachten bezopen vinden. FIËSICO, Hasfan! ik geef u myn woord; wat de Graaf n nog fchuldig blyft, zal de Hertog u vergoeden.... HASSAN, Hier is nog êen biljet van de Graavin Imperiali: zy wenkte my, toen ik haar huis voorby ging, was zeer minzaam, en vroeg my, fpottend: of de Graavin van Lavagna geen*' aanval van geelzucht gehad had? vervolgens fchonk zy my eene beurs vol fëquinen, en gaf my deeze poeders; hiervan , zcide zy , moet gy voor uwe Mevrouw, dagelyks, één in de chocolade roeren. FIËSKO : hy rukt de poeders uit de hand van Hasfan , en gaat driftig op en neder. Monster! monster! kan zulk eene hel in de ziel eener vrouwe plaats vinden! — Ik dank u, hemelfche Voorzienigheid! uwe wegen zyn wpnderlyk! (Hy breekt het biljet open — Na het gelezen te hebben.) Ik neem de uitnoodiging aan - Ik zal haar overreeden my hier heen te volgen — Hasfan! fpoed u zoo veel gy kunt. Roep alle de eedgenooten byëen. HASSAN. Dit bevel heb ik vooruit gegist, en hen derhalven, op myne eigen hand , allen hier befcheiden: zy zullen oogenbliklyk komen. G 3  los FIËSKO: fiësko. Ik hoor hen reeds t daar1 zyn zy — Hasfan! verlaat u op myn woord. Ga in 't voorvertrek, to; datikfeheli « HASSAN, in 't heengaan, ter zyde. De moor heelt zyn werk verricht; de moor kan heengaan, r r F D E TOONEEL. fiësko, verrina, bourgognino, kalkagno, sacco. fiësko, de binnenkomenden tegemoet gaande. W elkom! welkom, elk die nog dezelfde is als gisteren! (Hy fluit de deur digt, en komt daarna-terug.) Gaat duen, myne vrienden, (rillen gaan zitten.) Genueezen ! dit is een merkwaardig oogenblik. VE R R IN Am Gy hebt ons opgeroepen , om 't ontwerp tot een tirannenmoord te beraamen. Vraag ons, wy zyn hier om u te antwoorden. fiësk o. Des, ten eersten - eene vraag, die laat genoeg komt om vreemd te klinken - Wie zal vallen? (Allen zwygen een'' geruimen tyd.) verrina, met nadruk. De tirannen ! fiësko. Wèl gefproken, de tirannen. Ik bid u, geef naauw-  TREURSPEL. 103 keuriglyk acht op de volle betékenis van dit woord: wie is méér tiran ; hy die den wil, of die de magc heeft om de vryheid te verdelgen? VERRINA. Ik haat den eersten; den laatften vrees ik - Dat Andreas Doria valle! KALKAGNO, bewogen. Wie? Andreas? de afgeleefde Andreas! wiens rékening met de Natuur veelligt overmorgen vervallen is? SACCO. Andreas, de zachtmoedige Andreas? FIËSKO. De zachtmoedigheid van deezen ouden man is te duchten, daar de doldriftige woede van Gianettino flechts belagchelyk is - dat Andreas Doria valle! Dit fprak üwe wysheid, Verrina. BOURGOGNINO. Ketenen van (taal of van zyde - beiden zyn ketenen. Dat Andreas Doria valle! FIËSKO, naar de tafel gaande. Zoo is dan over den- oom en den neef de (taf gebroken. (Hy fchryft een oogenblik -) Men ondertékenel (Allen ondertékenen.') Het wie? heeft zyn bcflag. (Teder gaat weder zitten.) Nu tot het even zoo merkwaardig hoe? fpreek gy eerst, vriend Kalkagno. KALKAGNO, Wy moeten het verrichten, als foldaaten, of als G 4  ,04 FIËSKO: muiters: het eerste is gevaarlyk, dewyl het onsnood, zaakc ons geheim met eene menigte te deeien ; ook 3 het veel gewaagd, dewyl de harten der Natie nog njet geheel gewonnen zyn - tot het andere zyn vyfgoedl dolken genoegzaam: over drie dagen is 't in de kerk van Lorenzo hooge mis: beiden de Doria's zullen dezelve bywoonen, en dan.... maar ikheb, geioofik~ hiermede myne meening reeds genoeg geopenbaard. fiësko. Raphaël Sacco! x s a g c o. Het komt my beter voor, oom en neef tot een' maaltyd te aoödigen, alwaar zy keuze kunnen hebben, om aan onze dolken den dood te eeten, of denzelven met goeden Cypnfchen wyn in te drinken: deeze weg fchynt my „0g al de geraaklykfte toe. fiësko. Nu gy, Verrina! verrina. Pen open hart fpreekt ronde woorden: de fluikmoord brengt ons met banditen in broederfchap: het zwaard in de vuist duidt den held aan. Myn gevoelen is, dat wy ópenlyk het teken tot oproer moeten geeven, en, (tormende, Genua's patriotten .tot wraak oproepen, (Hy ryst op, waarin de anderen hem volgen.) b o u r go g ni n 01 hy valt Verrina om den hak. Eb, met de wapenen in dehaud, het geluk dwin-  TREURSPEL. 105 gen ons gunstig te zyn: dit is de (tem der eere en de myne. fiësko. En ook de myne! (Tegen Kalkagno en Sacco.) Foei, Genueezen! het geluk heeft reeds te veel voor ons gedaan; wy moeten ons het werk niet te ligt willen manken — derhalven oproer! en wel nog deezen nacht. (Verrina en Bourgognino ontzetten: de overigen i'erfchrikken.) kalkagno. Hoe! nog deezen nacht? — De tirannen zyn nog te magtig, en onze aanhang te zwak. sacco. Nog deezen nacht! — en 'er is nog zoo weinig verricht! FIËSKO. Uwe zwaarigheden zyn zeer gegrond; maar leest deeze papieren. (Hy geeft hun de handfchriften van Gianettino, en wandelt, terwyl zy nieuwsgierig leezen, met eene gedwongene vrolykheid, heen en weder.) Nu vaarwel, Doria! gy fchoone der! ftout en vermetel (londt gy daar, als of gy den horizont van Genua ia pacht hadt: zaagt gy dan niet, dat ook de zonden hemel ruimt, en voor de naderende maan wykt? Goedén nacht, Doria! bourgognino, na dat ieder gelezen heeft. Dat's yslyk! G 5  io6 FIËSKO: kalkagno. Twaalf met één fchot? verrina. Morgen in de Signoria I bourgognino. Geef my de lyst: ik zal fpoorflags door Genua ry« den, dezelve elk voor de oogen houden — en de fteenen zullen achter my opfpriugen, terwyl de honden moord en wee zullen huilen. allen, te gelyk. Wraak! wraak! wraak! nog deezen nachtI fiësko. Nu zyt gy, waar ik u wenschte — zoodra de avond valt, zal ik de voornaamfte misnoegden op eene vrolykheid noodigen; naamlyk allen, die op Gianettino's moordiyst ftaan, en boven dien nog de: Sauli, de Gentili, Vivaldi en Vefodimarii allen.dood-. Tyanden van het huis van Dciia, dien de fluikmoor-■ der vergat te vreezen: zy zullen myn ontwerp met: opene armen omhelzen; daar twyfel ik niet aan. bourgognino. Wy ook nier. ' fiësko. Eerst en voor alles moeten wy ons van de zee verzékeren: galeien en fcheepsvolk heb ik: de twintig fchepen van Doria zyn ongetakeld, onbemand, en des ligtlyk te overrompelen: de mond van de Darfena  TREURSPEL. io? moet gefloun - alle hoop o4m te ontvluchten afgebeden worden: zyn wy meester van de haven, dan ligt Genua aan eene keten. VERRINA. Dat's onbetwistbarr. FIËSKO. Dan moeten de vaste plaatfen der ftad veroverd, tn met volk bezet worden: de gewigtfgfte is de Thomas-poort, die naar de haven leidt, en onze zee. magt met de Iandmagt verbindt: beiden de Doria's worden in hunne paleizen overvallen en vermoord: in ü'e de (haaten wordt alarm geOagen, overal de alarm» klok geluid: begunstigt het geluk ons, zoo zult gy in de Signoria het overige verneemen. VERRINA. Het ontwerp is goed: laat ons nu zien, hoe wy de rollen zullen verdeeletr. FIËSKO, met nadruk. Genueezen! gy ftéldet my vryvvilliglyk aan 't hoofd der famenzweering", zult gy ook myne verdere bevelen gehoorzaameu? VERRINA. Zoo zeker als zy de besten zullen zyn. FltSKO. Genueezen! het woordje onder ons vaandel, heet fubordinatie: wanneer ik de hoofden naar myn' wil niet kan belhiuren — verflaat my ten vollen — wanneer  108 FIËSKO: ik het opperhoofd der fatnenzweering niet ben, dam heeft zy, in my, het eerste medelid verloren. VERRINA. Een vry leven is wel twee uuren dienstbaarheid waardig: wy zullen gehoorzaamen. FIËSKO. Verlaat my dan nu. Eén van u moet de ftad vifiteeren,en my van de fterkte en zwakte der vaste plaatfen naauwkeurig bericht geeven - een ander zal het wachtwoord uitvorfchen - een derde de galeien be. mannen - een vierde zal de tweeduizend mannen naar myn flot voeren: ik zelf zal, tegen den avond, alles in orde gebragt hebben: met den klokflag van negen uuren. moet ieder in myn flot zyn, om myne bevelen te hooren. (Hy fchelt.) VERRINA. Ik neem de havsn voor myne rékening. BOURGOGNINO. Ik de foldaaten. KALKAGNO. Ik zal het wachtwoord uitvorfchen. SACCO. En ik de ronde door de ftad doen, ZESDE TOONEEL. FIËSKO, daarna HASSAN. FIËSKO. Jtlmik- Genua'stroon beklimmen, (Hyfchelt nogmaals.) 3  TREURSPEL. ,109 HASSAN. Monfignor! FIËSKO: hy neemt een papier van de tafel. Allen, wier naa'men op die blad ftasn, zult gy deezen nacht tot eene comedie en bal noodden, HASSAN. Waarfchynelyk om medetefpeelen ? — Hm! de en» trée zal halzen kosten. (Hy vertrekt} FIËSKO, hem terug roepende. Nog eens, Hasfan! — Hier. (Hem eene goudbeurs geevende} En hier. (Hy geeft hem den ring van zyne hand} Zoodra dit (op de lyst wyzende} bezorgd is —' wil ik u niet langer in Genua ophouden. ZEVENDE TOONEEL. HASSAN, beurtlings de beurs en den ring befchou* wende, en Fiësko gémelyk naziende. Ei, Heer Graaf! ftaat het zoo tusfehen ons? — ,, Zoodra „ dit bezorgd is,wil iku niet langer in Genua ophouden," dat heet ,uit het Ghristelyke in myn Meidensch overgezet: „ Als ik Hertog ben, laat ik den goeden vriend aan de eerste Genueefche galg de beste ophangen." Goed: hy vreest, om dat ik zyne fluipwegen weet, dat ik zyne hertogelyke eer over myne tong zal laaten fpringen — zacht, Heer Graaf! dit hadt gy toch eerst moeten afwachten — Thans, oude Doria! ftaat uw leven in myne hand — hoe! als ik u eens waarfchuwde? als  Iio F I E S K O: ik eens heen ging, en het eedgefpan ontdekte? - i zou niet minder doen, dan het leven van den Ilerto| van Genua redden, en hem een Hertogdom doen be houden: deeze hoed, ten boorde toe vol met goud zou zyn dank en myne belooning zyn. (Hy wil ver trekken; doek blyft plotsling ftaan.) Maar zacht, vrient Ihsfan! gy zyt op weg om een dom fluk te begaan Foei, foei! daar zou myne gierigheid my haast eene dui velfche pots gefpeeld hebben Wat zal grootei onheil flïchteu; dat ik Fiësko misleid, of dat ij Doria aan zyn flngtmes overléver? ja , dat moge myr duivel uitpluizen! — Zal Fië.-ko zyn plan ter uitvoei brengen? - zal Doria omfnappén? - (Lagckende Hu, hu, dat zou een fpe&akel geeven, als de koppen der rebellen eaus in de gaarkeuken van den beul vloogen! — maar dan die vrolyke flagtery van deezen nacht; als beide hunne doorluchtigheden aan de kunstgreepen van een' moor verflikten? - Neen! uit dit wargaren moge een Christen zich helpen: voor een Heiden is dit raadfel te diepzinnig - Ik zal een' geleerden om raad gaan vraagen. A G T S T E TOONEEL. Het tooneel verbeeldt eene kanier by de Graavin Imperiali. julia: zy zit by eene tafel: gianettino biiinentreedende*. gianettino. JL~Xoe zoo verwonderd, myna zuster?  TREURSPEL. m julia, opjhaande. Omdat het zeker iet buitengewoons moet zyn , 't geen den Kroonprins van Genua naar zyne zuster voert". gianettino. Gy zyt immers altyd van vlinders, en ik van wespen omgeven: men heeft nooit vryheid — Laat ons gaan zitten - Ik b,eb u eene vraag te doen. julia. Gy maakt my ongeduldig. gianettino. Wanneer heeft Fiësko u voor de laatftemaal bezocht* jul ia. Eene zonderlinge vraag! even als of myn geheu. gen dergelyke kleinigheden bewaarde. gianettino. Ik moet het volllrekt weeten. jul ia. Wel nu - gisteren avond was hy hier. gianettino- Merktet gy ook eenige achterhoudendheid in hem* julia. Hy was als naar gewoonte. gianettino. Ook nog de oude, cezelide fmoorelyk verliefde* julia: zy ftaat met^drift op. Broeder! ' gianettino. Zeg my, nog de oude fmoorelyk verliefde?  na F i Ë S K Oj JULIA. Waarvoor houdt gy my? GIANETTINO. Nu, nu, word maar niet moejelyk, zusje! 't is my immers lief, dat Fiësko nog dezelfde vuurige minnaar is: dat alleen wilde ik maar weeten. Vaarwel! (Hy wil vertrekken; doch Lomellin ziende, blyft hy.) NEGENDE TOONEEL. De voorigen. LOMELLIN. LOMELLIN, de hand van Julia kusfchende. "Verfchoon myne vrypostigheid, Mevrouw! (Zich tiaar Gianettino keerende.) Zekere zaaken,die geen uitflcl dulden.... JULIA. Ik wil u niet ftooren, broeder. (Zy vertrekt.) GIANETTINO. # Is alles in orde gebragt, tegen morgen? LOMELLIN. Alles, Prins! maar de courier, die heden vroeg naar Levanto reed, is nog niet terug gekeerd; ook > heb ik Spinola nog niet vernomen: zo hy eens opgevangen ware! — Ik ben in de grootfte verlegenheid. , GIANETTIN O. Wees niet bezorgd : gy hebt de Iys't immers by de hand t i LOMELLIN, verlegen , in zyne zakken tastende. Monfignor! - de lyst - ik weet niet - o ik her-'  TREURSPEL. u3 herinner my, dat ik ze in myne fecretaire gelegd heb. GIANETTINO. Zeer goed; als gy ze maar hebt: ware Spiuola. maar hier Ivoor al het overige heb ik gezorgd. Fiësko, zoo ik hoor, vermoedt niets; hy is nog altyd dezelfde eerliefde zot. LOMELLIN. Vertrouw niet te veel op die flang. GIANETTINO. Zyt gerust. (Zacht.) Fiësko wordt morgenochtend dood in zyn bed gevonden : die zaak is gefchikt. LOMELLIN. Maar zal een verfchrikkelyk opzienbaaren. Hebt gy haare doorluchtigheid geen' wenk gegeven? GIA NETTINO. Foei! die moet men , om Fiesko's wille, met meer omzichtigheid behandelen —Kom nu; ik verwacht'deezen avond nog troepen van Milaan, en moet myne orders aan de poorten geeven.- (/« V heengaan ontmoet hy Fiësko.) TIENDE TOONEEL. De voorigen. FIËSKO. j-_ GIANETTINO, terug fpringcnde. Ha! FIËSKO, zeer verpligtend. Ik verzoek vergeeving, Prins l Ik meende de GraaII  n4 F I Ë S K O: vin Imperiali hier te zullen vinden; maar deeze onverwachte ontmoeting wint my een bezoek uit, het-: jvelk ik voorgenomen had.,.. GIANETTINO, zeer verlegen. My ook, Graaf - kon niets gewenschter.... ha! Lomellin! ga en roep myne zuster. (Lomellin vertrekt. Gianettino vervolgt,nog verwarder?) Hoe zal ik, Graaf! — hoe kan ik - die ongelukkige misvatting met dien moor... FIËSKO, hem in de reden vallende. O , eene kleinigheid, Prins! Ik verloor minder bloed - droppelen , dan gy fëquinen: ondertusfchen wenschte ik,dat wy beiden dit voorval vergaten — Wy menfchen handelen , omtrent elkander , naar maate wy elkander kennen;en wiens fchuld is het anders,dan de myne, dat myn vriend Doria my niet ten vollen gekend heeft? GIANETTINO. Evenwel zal ik nimmer daaraan denken, zondera hartlyk om vergiffenis te verzoeken. FIËSKO. En ik nimmer, zonder 't u van harten te vergeevea. ELFDE TOONEEL. De voorigen. JULIA, die door Lomellin binnengeleid worde. FIËSKO: hy gaat Julia te ge moet, en kuscht, vol eerbied, haare hand. j\j.en is by u gewoon, Signora, (op Gianettino wy-  TREURSPEL. n5 zendt,") zyne verwachtingen altyd overtroffen te zien. Hoe fchoon komt gy my heden voor! bekoorelyker dan ooit! die pluimen — die bloemen — die paarltn in uw hair — voortreffelyk ! maar, (haar voor den fpie* gel leidende,") waartoe die hairen zoo gedwongen opgeftreken? vergun my, fchoone Graavin! dat ik dLzeiven geheel dooreen werpe. (Hy maakt haar opgebonden hair los, en laat het onachtzaam langs haaren boezem en fchouders nedervallen.) julia. Dat gy mannen toch altyd zoo genegen zyt tot verwarren! fië s k o, zieh bezig houdende met het hair op zyne vingeren te krullen , op een" naïven toon, tegen Gianettino. Hairen en Republieken! niet waar, dat-is ons onverfchillig? — Ook deeze.pluim is niet wél geplaatst. (Hy fchikt nog eenige hoofdvercierfels in orde.) Uwe Laura verftaat de kunst wel om oogen te bedriegen; maar harten te misleiden - daarvan heeft zy geene kennis. Laat ik uwe kamenier eens zyn! julia. Lavagna! gy zyt in de kunst uitgeleerd. gianettino, trekt Lomellin aan zyn kleed. Die arme zorglooze jongen! fiësko. By myne, eer! deeze dragt zal morgen in Genua de H a  n6 F I Ë S K O: mode zyn. (In een galante houding.') Mag ik u zoo door de ftad geleiden, Graavin? JULIA. Verfchoon my, Graaf! ik verwacht bezoek} ook heb ik hoofdpyn, en zal t'huis blyven. FIËSKO Dat kunt gy,.als gy wilt: maar gy kunt het niet 'willen, lieve Graavin! - Deezen middag is hier eene troep tooneelfpeelers van Florence aangekomen, die zich aangeboden heeft om in myn paleis te fpeelen nu heb ik niet kunnen verhinderen, dat de meeste adelyke Dames van deeze ftad hetzelve zullen bywoonen, en dit brengt my in de uiterfte verlegenheid, dewyl ik niet weet, hoe ik de eerste loge zal vervullen > zonder myne gevoelige gasten te beleedigenj doch daartoe is nog één. middel mogelyk. (Hy maakt eene diepe buiging.) Wilt gy de goedheid hebben, Signora, dezelve inteneemen? (Julia bloost, en beantwoordt zyne buiging even nederig.) GIANETTINO. Daar fchiet my iet te binnen, Graaf: gy hebt een' kruisvaart tegen de Turken in den zin ? FIËSKO, Deezen avond zal men de ankers ligten: ik heb iuist daaromtrent eenify ftruikelt over eenige wapens. Hoe! zyn hier ook wapens? zibo. Comedie-tuig. centurione. Zullen wy hier blyven ftaan, gelyk de gekken aan  TREURSPEL. 125 den Acheron? Komt, laat ons gaan! (Zy gaan naar de hofpoort.') de schildwachts aan de hofpoort, met eene barsfe ftem. Terug! centurione. Moord en dood! wy zyn gevangen.' zibo. Verraden en verkocht. VT F D E TOONEEL. De voorigen. verrina, sacco. een schildwacht» Vr erda ? verrina. Vrienden van het huis. (Ferfcheiden Edelen volgen hem,) zibo. Zyne vertrouwde vrienden'! Nu klaart zich alles op. s 'a c c o, tegen Ferrina , met wien hy reeds in gefprek is.- Zoo als ik u zeide. Leskaro heeft de wacht aan de Thomas-poort; hy is Doria's beste officier en blindelings aan hem verknocht. verrina. Dat verheugt my.  I2Ö FIËSKO: ZIBO, tegen Ferrina. Gy komt gewenscht, Verrina, om ons allen uit den droom te helpen. VERRINA. Hoe zoo? centurione. Wy zyn by eene comedie genoodigd. VERRINA. Dan gaan wy een' zelfden weg. centurione, ongeduldig. Den weg van alle vleesch, niet waar? — gy ziet immers, dat de deuren bezet zyn: waartoe dient dat? zibo. Waartoe die wapens? centurione. Wy ftaan hier, als onder de galg. verrina. De Graaf zal aanftonds zelf komen. centurione. Dan.zal hy, hoop ik, zich haasten, want myn geduld loopt ten einde. (Alle de Edelen gaan, achtef op het tooneel, heen en weder.) bourgognino, Vit het Slot komende, ter zyde tegen Ferrina. Hoe ftaat het in de haven, Verrina? verrina. Alles is behouden aan boord.  TREURSPEL. 127 BOURGOGNINO. Het Slot is gepropt vol van .foldaaten. VERRINA. 'T is digt by negen uuren. BOURGOGNINO. De Graaf maakt het vry lang. VERRINA, ter zyde tegen Bourgognino. Altoos nog te fchielyk voor zyne verwachting Bourgognino, ik word yskoud, als ik om zeker iet denk. BOURGOGNINO.. Vader! overyl u niet. VERRINA. Men kan zich niet overylen, waar niet getalmd mag worden: zo ik den tweeden moord niet begaa, kan ik den eersten nimmer verantwoorden. BOURGOGNINO. Maar wanneer zal Fiësko fterven? VERRINA. Zoodra Genua vry is, fterft Fiësko. EEN SCHILDWACHT aan de hofpoort. .Werda ? ZESDE TOONEEL. De VOOrigen. FIËSKO, EENIGE BEDIENDEN, met fakkels, die achter op het tooneel ft-aan blyven. FIËSKO, opkomende. VJoed vriend! (Allen buigen ziek: de fchildu/achten  i»8 F I Ë S K O: prefenteeren het geweer?) Welkom, waardfte gasten} gy zult niet wél te vreden zyn, dat de huiswaard u zoo lang liet wachten. Vergeef 't my! {Zacht, tegen Verrina.) Is alles gereed? verrina, aan v oor van Fiësko. Naar wenscb. fiësko, zacht tegen Bourgognino. En gy? bourgognino. Alles in orde. 1 fiësko, tegen Sacco. En by u? SACCO. Alles goed. fiësko. En Kalkagno? bourgognino. Die ontbreekt nog. fiësko, overluid tegen de wachten aan de poort. Dat men fluite! (Hy neemt zyn' hoed af, en treedt met eene fiere houding naar de vergaderden.) Myne Heeren! ik heb de vryheid gebruikt u tot een fchouwfpel te laaten noodigen — niet Hechts, om u te vermanken ; maar om u rollen in hetzelve optedrnagen. (Hy dekt zich weder.) Lang genoeg, myne vrienden! hebben wy Gianettino's euvelmoed en de aanmaatigingen van Andreas verdragen: indien wy'Genua willen redden, is 'er geen tyd te verliezen — Wasrtoe denkt 61 ■i  T R E Ü R S i> E L. 109 gy wel dat de twintig galeien dienen, die 'de Vaderlandfche haven belégeren ? tot welk oogmerk de verbindnisfen, door deeze Doria's gefloten?tot wat einde de vreemde wapens, die zy tot in 't hart van Genua voerden? — thans is het niet meer met morren en verwenfchingen gedaan - om alles te redden moet alles gewaagd worden: een overdreven kwaad eischt een fterkwerkend geneesmiddel. Zou 'er wel iemand, irt deeze vergadering, laaghartig genoeg zyn, om een* Heer over zich te erkennen, die niet meer dan met hem gelyk ftaat? (Men hóórt een zacht gefluister.) Hier is niemand, .wiens voorouderen niet rondom de wieg van Genua ftonden: wat hebben dan nu die twee burgers vooruit, dat zy hunne ftoute vlugt boven onzê hoofden durven neemen? — (Het gefluister neemt toe.) Gy allen zyt plechtiglyk opgeroepen, om de zaak van Genua tegen haare onderdrukkers te verdédigen. Geen van ulieden kan een hair breed van zyne rechten af. wyken, zonder te gelyk de ziel des Staats te verraaden. (De onfluimige beweegingen, onder de aanwezenden , doen hem een poos zwygen : daarna vervolgt hy.) Gy gevoelt het - nu is alles gewonnen. Deii weg toe roem heb ik reeds voor 11 gebaand. Wilt gy my volgen? Ik ben bereid om u te geleiden. Deeze toebereidfelen, die ulieden nog voor weinige oogenblikken met ontzetting vervulden, moeten thans dienen, om uwen heldenmoed aantevuuren. Wy hebben flechts s ' I  i3o FIËSKO: eene gemeenfchaplyke zaak — en die is, de tirannen van hunnen zetel te rukken, en te verdeken — Kimt! ons ontweTp, hoe hagchelyk ook, voorfpelt een' gunstigen uirflag — want myne maatrégelen zyn goed — de onderneeming is rechtvaardig — want — Genua lydt, BOURGOGNINO. Genoeg! dat Genua vry zy! met dit veld-woord gaan wy de gantfche magt der helle onverfchrokken te gemoet. FIËSKO. Dat was mannen-taal — Nu eerst verdient gy het gevaar in zyn geheel te kennen, dat ulieden en Genua boven 't hoofd hing. (Hy geef kun de lyst van den moor, en roept tegen de bedienden) Brengt ons licht. (De Edelen dringen rondom de fakkel en leezen. Fiësko vervolgt tegen Verrina.) Alles ging naar wensen , vriend I VERRINA. Spreek niet te luid. Ik heb ginds gezichten zien verbleeken, en knieën zien fidderen, CENTURIONE, met woede. Twaalf Raadsheeren! duivels! — Elk neeme een Zwaard! (Allen vallen op de gereedliggende zwaarden aan.) ZIBO. Uw naam ftaat 'er ook by, Bourgognino. BOURGOGNINO. Die zal nog heden, hoop ik, ook op de keel van Doria te leezen zyn. ('Er wordt aan de poort geklopt.)  TREURSPEL. 131 een wacht. Werda? kalkagno, angstig. Goed vriend! doe open! wat ik u bidden mag, doe open! b ourgognino. *T is Kalkagno. FIËSKO. Doet open, foldaaten! ZEVENDE TOONEEL, De yoorigen. kalkagno, verfchrikt en buiten ademi daarna een duitscher van de lyfwacht, achter op het tooneel. —. _ kalkagno. Vlucht, wie vluchten kan! alles is verloren! FIËSKO. Verloren? wat? kalkagno, nog buiten adem. Wy zyn verraden-Uw moor, Lavagna!... Ik kom uit het paleis der Signoria - hy had gehoor by dea Hertog. (Alle de Edelen verbleeken; Fiësko zelf verandert van kleur.) verrina, met bedaardheid, tegen de wachten. Soldaaten! houdt uwe hellebaarden op my aan! ik wil door de hand eens beuls niet fterven. (Alle dê Edelen loopent met ver/lagenheidt door elkander?) I a  iga F I Ë S K O: FIËSKO, zich herftelknde. Waar heen? wat doet gy? (Ter zyde tegen Kalkagno.) Naar de hel met u, Kalkagno! (Overluid.) Het was Hechts een loos alarm, myne Heeren! (Zacht tegen Kalkagno.) Oud wyf! zulke dingen in 't byzyn van deeze gasten te zeggen! (Overluid.) Ook gy, Verrina? blyf! houd (tand ! Is dit nu de moed van tirannen - verdelgers?-Kalkagno !gy (peelt uwe rol meesterlyk-Merkt gylieden dan niejt, dat deeze tyding eene uitvinding van my is? Spreek, Kalkagno! heb ik u niet bevolen, om deeze Genueezen eens op de proef te Hellen? ■ VERRINA, ter zyde. Zie, Bourgognino! hoe hem dat lagchen op de lippen bederft. FIËSKO. Dat fchande en verachting op ulieden rusten, zo deeze kinder- proef u reeds doet terug deinzen! Om deezen vlek uit te wisfchen moet gy als leeuwen vech. ten. (Zacht tegen Kalkagno.) Zyt gy 'er zelf by geweest, vriend ? KALKAGNO. Ik drong door de lyfwacht heen, om, volgends uw bevel, het woord by den Hertog te haaien - en toen ik zyn paleis verliet, bragt men den moor daarbinnen. FIËSKO, overluid. ■ De Oude is des te bed gegaan? wy zullen hem uit de veêren trommelen. (Zacht.) Sprak hy lang met den Hertog ?  TREURSPEL. r.33 KALKAGNO. Myn eerste fchrik., en het gevaar, dat u bedreigde, deeden mv naauwlyks twee minuten vertoeven. FIËSKO, overluid en op een" opgeruimden toon. Ziet toch eens, hoe onze landslieden nog beevetii (Zacht.) Gy hadt ook zoo fchielyk niet moeten uitvaaren. KALKAGNO, zacht. Maar om 's Hemels wille,Graaf! waartoe zal deeze aoodlogen baaten? FIËSKO. Om tyd te winnen, vriend ' de eerste ic'irik is voorby. (Overluid) Hei! bedienden! dat men wyrrtrenge! (Zacht.) En zaagt gy den Hertog verbleeken? (Overluid.) Houdt moed, broeders! wy zullen elkander,op den dans van deezen nacht, nog een' dronk toebrengen. (Zacht.) Spreek toch! zaagt gy den Hertog verbleeken ? KALKAGNO. Het eerste woord .van den moor moet famenzweering geweest zyn; want de Oude trad, zoo bleek ds de dood, terug, FIËSKO, in verwarring. Hm! de duivel is listig, Kalkagno! hy verried niets vóór dat hun het mes op de keel ftond. (Men brengt eeti" beker met wyn. Fiësko houdt denzch'en de Edelen toe, en drinkt.) Op ons goed geluk, vrienden! E U R. S P E L. 141 FIËSKO. Néén, dierbaare Julia! myne oneindige liefde blyft SU borg voor de duurzaamheid van ons geluk. JULIA. Ach, Fiësko ! hoe lang zal deeze oneindigheid duuren? u te vangen, dat vertrouwde ik rnyne bekoorlykheJen wel toe; maar ik vrees, dat zy niet vermoigend genoeg zullen zyn om u te houden. FIËSKO: hy werpt zich aan haare voeten, en omvat, vuuriglyk, haare knieën. \ Julia i JULIA. I Nog één woord, Fiësko! — Wy zyn heldinnen„ zoo lang wy onze deugd nog veilig waanen - kinderen, wanneer wy haar verdédigen; {Hem firak en wild in de oogen ziende,) furiën, als wy haar wreeken —Hebt gy my verftaan? FIËSKO, gémelyk, terwyl hy opftaat. Dit gaat te ver! -wat durft de onverzadelyke trotsch'beid van eene vrouw niet eifchen, wanneer zy een* 'man voor zich ziet kruipen, en nog twyfelt? - Ha! ik ontwaak weder. (Een' koelen toon aanneemende.) Den Hemel zy dank, dat myne oogen nog by tyds opengaan. Gryp moed, Mevrouw! gy zyt thans tzeer veilig. JULIA, verbaasd* Graaf! welk eene wending!  H3 F I Ë S K O: FIËSKO, met de groot/Ie onverfchilligheid. Neen, Mevrouw! gy hebt volkomen gelyk; w; beiden kunnen de eer Hechts éénmaal op 't fpel zetter^ (Hy kusckt, jiaatiglyk, haare hand.) Ik zal 't genóf gen hebben u, by het gezelfchap, myne achting te betuigen. {Hy wil fchielyk vertrekken.) JULIA. Blyf! zyt gy raazend? blyf! Moet ik het dan zeg^ gen? - zeggen,-wat het gantfche manlyk gedacht* op de knieën - in traanen - op de pynbank, mynen hoogmoed- niet zou hebben kunnen afpersfen? (Zy brengt zyne hand aan haare wangen.) Voel hoe de be-: kentenis op myne wangen brandt - O Fiësko! mym geheel geflacht zal my eeuwig haaten - Fiësko! iki bid u aan. (Zy valt voor hem neder.) FIËSKO, fpotachtig. Dat doet my leed, Signora! (Hy wykt eenigefchreï den terug, laat Julia liggen, en trekt aan den bengel1 oogenbliklyt verfchynt Leonora, en de Eedgenooten tree-den, te gelyk met kaar, binnen.) DERTIENDE TOONEEL. FIËSKO, LEONORA, JULIA, DE EEDGENOOTEN, BEDIENDEN. FIËSKO: hy geleidt Leonora eenige treden -j- -_. voorwaart. Xiier is myne gemaalin - eene hemelfche vrouw! (Hy werpt zich in Leonora's armen.)  TREURSPEL. 143 ju LI 4) met een" gil, opfpringende» Ach! ik ben yreeslyir bedrogen! (Zy werpt ziek in een' armfioel.) LEONORA. Dat was ook al te geftreng, Fiè'sko! FIËSKO. Een flecht hart verdient niets-minder: deeze genoegdoening was ik aan uwe traanen verfchuldigd - (Tegen het gezelfchap.} Neen, myne Heeren! ik ben niet gewoon by elke gelegenheid in een kinderachtig vuur optevliegen. Ue dwaasheden der menfeben kunnen my lang doen lagchen, eer zy my gevoelig manken — doch, deeze verdient volkomen myne gramfchap; want zy heeft vöor eene engel dit gif gemengd. (Hy vertoont de gifpoeders: alle de aanwezenden treeden met affchrik terug.) JULIA, met opgekropte woede. Goed! goed! zeer goed, Mynheer! (Zy wil ver* trekken.) FIËSKO: hy voert haar hy den arm terug. Geduld, Mevrouw! — wy hebben nog niet afgedaan — dit gezelfchap zal toch wel gaarne willen weeten , waarom ik myn verftand zoo heb kunnen verlochenen, om met Genua's grootfte zottin zulk een' dollen roman te fpeelen. JULIA, opfpringende. Dat is niet om te verdraaien — beef. (Dreigende.) Doria's donder zal zyne zuster wreeken. C  144- FIËSKO: FIËSKO. Erg genoeg, zo dit uwe laatfte gal is - dan, ik moet u de boodfchap brengen, dat Fiësko van La. vagna, uit den geflolenen diadeem van uwen doorluchtigen broeder, een'ft rik heeft gedraaid, waaraan hy den dief der Republiek nog deezen nacht ophangen zal. (Julia verbleekt •• hy vervolgt met eer? bitteren lagch.) Niet waar? dat kwam onverwacht? (Op een' bitfen toon?) Ziet gy nu wel, waarom ik het noodig achtte de fcherpziende oogen vin uw huis bezigheid te verfchaffen; waarom ik my (op Julia wyzendc) achter deeze zotte liefde verfchool; en"— (op Leonora, ■wyzendé) dit edel gefteente verwaarloosde? (Met eene diepe buiging?) Ik dank u voor uwe genegenheid, Signora! — en geef u myn tooneelcieraad terug. (Hy geeft haar haare beeldnis?) LEONORA, fmeekende op Fiësko aandringende. Myn waarde Fiësko! ach! zy weent; ik bid u! JULIA, trotsch} tegen Leonora. Zwyg, gehaate...! FIE S K O , tegen een" bedienden. Wees eens galant, vriend! bied deeze Dame den arm: zy heeft lust om myne Staatsgevangenis te zien. Gy zult 'er voör inftaan, dat Mevrouw door niemand lastig gevallen wordt. JULIA, in de uiterfle woede. Dat de vreeslykfte vloek duizendmaal op u weege! _ fnoo.  TREURSPEL. 145 fnoode, valschhartige huichelaar! (Tegen Leonora, met grimmigheid.') Verheug u niet over uwe zegepraal; ook u zal hy in 't verderf Horten; dan zich zeiven — Smart en v.ertwyHeling zullen zyn deel zyn. (Zy vertrekt met drift: de bediende vo'gt haar) FIËSKO, tegen de Eedzenooten. Gy hebt gezien wat hier gebeurde. Myne eer is gered — Als 't kanon gelost wordt, zult gyray af haaien. VEERTIENDE TOONEEL, LEONORA, FIËSKO. LEONORA. Jr ië'sko! — Fiësko! — Ik verfta u flechts ten hal. ven; maar ik begin te fidderen. FIËSKO. Leonora! eenmaal zag ik u aan de linkerzyde van eene Genueefche vrouw gaan; ik zagu, in de asfembléen van den Adel, den tweeden handkusch der Ridders voor lief neemen — dat viel my hard,' en ik zeide tot my zeiven: dit zal niet meer gefchieden — Hebt gy 't krygsgedruis in myn paleis wel gehoord? Wat gy vreest is waar — Begeef u ter rust, Graavin! — morgen zal ik de Hertogin opwekken. LEONORA: zy flaat ibeide haare handen famen , en werpt zich in een' ft oei. 1 Hemel! myn voorgevoel heeft my dan niet bedrogen !... Ik bei? verloren! K  i4« FIËSKO; fiësko, bedaard en met waardigheid. Twee myner voorouderen droegen de drie dubbels kroon: het bloed der Fiësko's ftroomt niet gezond dan onder het purper. {Met levendigheid.') Zou uw gemaal fiechts een' geërfden glans rondom zich verfpreiden? neen, Leonora! heden nacht werp ik myne voorouderen het geleend vercierfel in hun graf toe. De Graaven van Lavagna fterven uit — en de Vorsten beginnen. leonora, hem ernstig aanziende. Wees toch omzichtig, Fiësko! bedenk, dat gy om den Hemel fpeelt - Zoodra alles op het fpel ftaat — is. elke worp godslastering. fiësko, lagchende. Stel u gerust! Het fortuin en ik zyn het met elkander eens. leonora. Is 't mogelyk? Fiësko vertrouwt op eene bedriegfter? — vertrouwt zich aan rebellen? Geloof my, Fiësko! in de brandende zon des troons verdort het teder plantje, liefde: het hart van den mensch, zelfs dat vaneen' Fiësko, is te eng voor twee alvermogende Godheden — Godheden, die tegen elkander zoo vyandig zyn! — Liefde en Heerschzucht! — O myn geliefde! zelden beklimmen engelen den troon, en nog zeldzaamer treeden engelen 'er af.  TREURSPEL. 147 FIËSKO. Leonora! houd op! de brug is achter my weggenomen.. LEONORA. Zeg dat niet: daaden alléén zyn niet meer te ver« helpen. (Levendiger , terwyl zy hem met beide armen omvat.') Keer terug! overwin u zeiven! doe afftand van eene alles bedwelmende grootheid, en de liefde zal u fchadeloos Hellen - Kan myn hart uwe onverzadelyke begeerten niet ftillen? - o Fiësko! dan zal de diadeem het nog veel minder doen. (Met tederheid.) Ach! een arm fchepfel gelukkig te maaken - een fchepfel, dat haaren hemel aan uwen boezem vindt — üou dit in uw hart nog een ledig vak overlaaten? FIËSKO, jlerk aangedaan. Leonora! wat hebt gy gedaan? (Magtloos valt hy haar om den hals.) Ik zal geen' Genuees meer onder de oogen kunnen treeden. (Men hoort een kanotijchot: Fiësko rukt zich uit haare armen: alle de Eedgenoot en komen binnen.) FT FT IE N D E TOONEEL. De voorigen. EEDGENOOTEN. KALKAGNO. JL is tyd. K 2 komen binnen.)  ,48 F I Ë S K O: FIËSKO, tegen Leonora, op eer? moedigen toon. De eer en de vryheid roepen my! Vaarwel! (Hy wil met drift vertrekken?) BOURGOGNINO. Hemel! de Graavin! (Leonora valt in onmagt; allen fpringcn toe om haar te onderfteunen. Fiësko buiten zich zeiven, aan haare voeten.) FIËSKO. Leonora! Redding ! Om 's Hemels wille! (Rofa en Bella komen haar te hulp.) KALKAGNO. Genua roept! Laaten wy ons fpoeden, Fiësko! FIËSKO, terwyl Leonora een weinig bekomt. O! zy leeft! zy leeft! (Hy fpringt moedig op, enx zegt tegen Kalkagno en Bourgognino.) Volgt my, vrienden! Slaat toe! Genua en vryheid! De overwinning, of dé dood! (Alle de Eedgenoeten volgen hem.) Einde van het vierde bedryf.  TREURSPEL, 149 V Y F D E B E D R Y F. EERSTE T O O N E E L. Het tooneel verbeeldt, eene groote flraat in Genua, T is nacht, FIËSKO, ge-Heil zy den Hertog van Genua I (Hy geeft een" wenk aart de officieren def L 2  I64 FIËSKO: foldaaten , om de gewoone militaire eer te bewyzen.) Lang leeve Fiësko, de Hertog van Genua! allen, te gelyk, de hoeden afneemende. Lang leeve Fiësko! de Hertog van Genua! (Een korte vaandel-marsch. Fiësko flaat den geheelen tyd, met het hoofd op de borst gebogen , in eene peinzende houding.) kalkagno. Het volk en de Raad ftaan gereed om hunnen Opperheer, in 1 vorstlyk gewaad, te begroeten — Vergun ons, doorluchtige Hertog! u, in zegepraal, naar de Signoria te geleiden. fiësko. Veroorloof my eerst iet met myn hart te verevenen - Ik moest zekere dierbaare perfoon, in angstvallige verwachting, terug laaten; eene perfoon, die de glorie van deezen nacht met my zal deelen. (Met aandoening, 'tegen de omflanders.) Hebt de goedheid, my naar uwe Hertogin te begeleiden. (Hg wil vertrekken.) kalkagno. Zal deeze plaag der menschheid hier blyven liggen , en zyne fchande in eenen hoek verbergen? centur'one. Dat men zyn' kop op een' hellebaard fteeke. zibo. •Dat men zyn' verfcheurden romp langs onze ftraaten fleepe. (Men befchouwt het lyk by het licht der fakkels.) kalkagno, verfchrikt, eenigzins zacht. Genueezen! ziet! - Hemel! dat is geen Gianet-  TREURSPEL. 165 tino's gezicht! (Allen zien, met verbaasdheid, op het lyk neder.) FIËSKO, toetreedende, werpt op hetzelve een* doordringenden blik, en zegt, terwyl hy lang. zaam , en met de hevig(le aandoening, zyne oogen weder afwendt. Neen, neen, boosaartige duivel! neen — dat is geen Gianettino's gezicht. (Hy laat zyne oogen wild rondgaan.) Genua is myn, zeidetgy? Myn? (In ysfelyke vertwyfeling, nu op het lyk, dan op de omjlanders ziende.) Helfche begocheling! - 't is myne vrouw! (Zyn zwaard ontvalt hem , en hy (lort met een' gil op het lyk neder. "Er heerscht eene lange en doodfche Jlilte. De Eedgenooten ftaan roereloos, en in eene houding, welke 'Jchrtk en verbaazing aanduit - Men richt Fiësko op: hy vervolgt, afgemat, met eene dofe ftem.) Heb ik myne vrouw vermoord, Genueezen? Ik bezweer u, ftaart niet, zoo bleek als geesten , op dat fpel der Natuur ï)e Hemel zy geloofd! - hen, wien goden-wellust ontzegd is, wordt geene kwelling des duivels opgelegd. (Met eene verfchrikkelyke bedaardheid.) Deeze gelykenis,... Ha! Genueezen! 't kan niet waar zyn: het was maar een droom! TWAALFDE TOONEEL. De voorigen. ROSA. ROSA, buiten adem rondzoekende. Nergens, nergens vind ik haar weder! (Ter zyde.) L 3  %66 FIËSKO. O, da: men my het leven beneeme! wat heb ik na nog te verliezen? (Tegen de Eedgenooten.) Hebt meds'yden met my, gy mannen! hier verliet ik myne meesteres... FlESKO, wild op haar toefchietende. Uvve meesteies ? < , ROSA, verblyd. Gelukkig dat ik u vind, myn beste Heer! wees niet toor.iig op ons! wy konden haar niet langer terug houden. FIËSKO, van ongeduld beerende, Jlaar niet terug houden? waarvan? ROS A. Van u na te ylen. FIËSKO. Waarheen? — O zwyg! — neen, fpreek! —• waarheen? waarheen? ROSA. Nnar 't gedrang van het oproer. FIËSKO. Naar de hel met u! - Ach, Rofa! haare kleeding? ROSA. Een fc'rrkken mantel, dien wy hier vonden. C.ENT(j;UO.\'E en ANTONIO ASSERATO , te gelyk, 'T nas hier, dat Girnet in o vermoord wierd. F 1 Ë K O ' hy 'reedt waggelend terug Eenigen der Eed* genootén onder/leunen hem. Na eene korte twfc'ienpoozing zeg', hy tegen Rofa , op het lyk wyzende. Uwe meesttres is gevonden - darr! (Rofa /lort, Piet een gil, op Leonora $ lyk neder, Fihka niet, met  TREURSPEL. 167 verwoede blikken , in 't rond , en grypt vp-votgends, in vertwyfeling, naar zyn zwaard, zeggende:) Terug, gy ■ menfchen- gezichte»! (Tegen één" der eedgenoot en, die naast by hem ftaat.) Ha, vervloekte! gy Het haar ontfnappen! (Hy treedt verfchrikt terug, ziende dat hy zich bedrogen heeft; leunt, weemoedig, op zyn zwaard; houdt, als wezenloos, zyne oogen op den grond gevestigd, in eene houding, welke wanhoop en fmart aanduidt; ver* volgends eensklaps uit deeze bedwelmingontwaaker.de , flaat hy vreeslyke blikken naar den hemel, en.zegt:) O! boa ik nu de gantfche fchepping met myne tanden verduiden! - kon myn adem eene pest yerfpreïden! - kon ik de geheele Natuur in het,,Niet doen wegzinken en my met haar.... KALKAGNO. Myn waarde Hertog! FIËSKO, hem omarmende , met afgrysfelyke vreugde. Ha! welkom! (Hem voorwaart rukkende.) Hier, Almagtfige! hier is nog een, dien uw donder verpletterd heeft! - Wel bekome u de verdoemenis, broeder! Gy hebt haar ook bemind - zy is doadl (//v drukt KalkagnoS hoofdtot op't lyk neder.) Wanhoop vry! zy is dood! CENTURIONE, met deelneeming. terwyl Rofa , die intusfchen bekomen is, over 't lyk heen ge. bogen, kermt en weent. Lavagna ! FIËSKO, met fidderïng het lyk naderende. Hier ligt myne vrouw vermoord! - en ik, ik ben L 4  *6i FIËSKO: haar moordenaar. (Tusfchenpoozing. Hy is in ftille fmart als weggezonken.) Wee my! - uit een' hemel van gelukzaligheid (lort ik in den dieplten poel der verdoemenis neder! - O ! 'Hy werpt zich in Kalkagno's armen, ziet met een' treurige» blik rond, en zegt, na eene aandoenlyke tusfchenpoozing.) Zucht hier iemand ? Y i by God! Zy die hunnen vorst verworgden, wee«en. (Hy treedt naar het lyk, en blyft, in eene ernstige houding, voor hetzelve ftaan.) Is 'c mogelyk! daar, waar verttokte moordenaars in traanen wegfinelten, zou Fiësko niets dan vervloekingen uitboezemen. (Hy zinkt, weenende, by 't lyk neder.) Vergeef my, Leonora ! vertwyffeling en woede zullen u niet weder opwekken! (Haare hand vattende.) Sederd jaaren vervroJykte my reeds het uur, waarin ik de Genueezen haare Hertogin zou aanbieden - Leonora ! - dat uur is gekomen - uw Fiësko is Hertog van Genua - en Genua's geringfte bedelaar zou zich beraaden, om zyn' verachten ftaat tegen myne kwelling en myn purper te verwisfelen. (Met hevige aandoening.) Hy heeft nog eene gade, die in zyne elende deelt - maar ik... met wie kan ik myne hecrlykheid deelen ? (Hy weent ' heriger, en verbergt zyn aangezicht aan den boezem van Leonora: op aller aangezichten is ontroering te leezen.) KALKAGNO. Zy was een voorbeeld voor haar gedacht, de kroon pnzer vrouwen. ZIBO. Dat men voor als nog dit treurig voorval aan het  TREURSPEL. 169 volk niet bekend maake! het zou welligt de onzen den moed kunnen beneemen. FIËSKO: hy ftaat op ,en z"gt, met een' bedaarden ernst, tegen Rofa en het gevolg. Voert deeze heilige - met al den eerbied, dien zy verdient, in ftilte' naar myn paleis. (Leonora's lyk wordt met veel voorzicktigh id weggedragen. Na eene 'plechtige tusfchenpoozing') Hoort Genueezen! zo ik den wenk der Voorzienigheid verfta, dan doeg zy my deeze wonde flechrs, om myn hart voor eene naderende grootheid te beproeven: het was de hagchelykfte proef: thans vrees ik noch fmart, noch verrukking, meer: komt! ik volg u daar Genua my verwacht — De Natuur vorderde, dat ik uwe ongelukkige Vorstin, myne tedergeliefde gade, deeze korte oogenblikken van rouw* en droefheid wydde — thans leef ik alléén voor Genua en de vryheid — Komt, myne vrienden! volgt uwen Hertog! (Zy vertrekken. Men hoort van verre fc'iieten.) DERTIENDE TOONEEL. BOURGOGNINO, van de eene zyde , en BERTHA, in een' zwarten mantel gewonden, van de andere zyde opkomende. BOURGOGNINO. JLxet gevaar-is nog niet voorby: de vyandlyke magt gelykt naar een' veelhoofdigen Hydra — Ik moet Fiësko Zien optefpeuren. (Hy vertrekt,) L 5  l7o FIËSKO: bertha. Uy is 't (Hem herkennende.) Scipio! Scipio! bourgognino. By myn zwaard! ik ken deeze ftem. bertha, zy werpt den mantel af, en vliegt hem om den hak. O wat blydfchap! ik heb hem, dien ik zocht, ge« vonden. bourgognino. Bertha! — Hemel! hoe komt gy hier? bertha. Centurione opende myne gevangenis; ik wond my in deezen mantel, drong door het gewoel van den ftryd heen — en (Jiem aan kaar hart drukkende,") vond u, myn geliefde! (Men hoort een onftuimig gejuich; tusfchen heiden het geluid van pauken en trompetten?) VEERTIENDE TOONEEL. De voorigen. verrina. bertha. Myn vader! bourgognino. Verrina! verrina, verwonderd. Hoe komt gy hier, myne dochter...? bertha. De dwingeland is dood! myne gevangenis geopend — en hier is Bourgognino. verrina, tegen Bourgognino. Ik hoorde zoo even een fterk gejuich, wien geldt dat?  TREURSPEL. 171 BOURGOGNINO. Men zal, in de Signoria, Fiësko to;- Hertog uitroepen. VERRINA, met de hevig/ie woede. Eer zal men.... BERTHA, zich , beangst, aan Bourgognino vasthoudende. Myn vader is vreeslyk , Scipio ! v E li RIN A. Laat my alleen, kinderen - O G;nua! Genua ! BOURGOGNINO. Het gemeen vergoodt hein, en eischte, met een woest getier, dat men hem het purper zou aanbieden. De adel zag dit met fiddering aan, doch durfde niet weigeren. VERRINA. Dan zal de arm eens grysaarts hem van voor de poort van't paradys wegrukken, en 't gemeen van den rand des afgronds terug jaagen. (Op een" meer gemaatigden toon.) Myn zoon! ik heb alle myne bezittingen tot geld gemaakt, en aan boord vr.n uw fchip doen brengen: neem uwe Bertha mede, en (leek, onverwyld, in zee: welligt zal ik u volgen - welligt ook niet. Gy begeeft u naar Marfeille. (Met ftèrke aandoening.) God geleide ul BOURGOGNINO. Vergun my dat ik by u blyve, vr.der! deeze arm zal u onderfteunen, VERRINA. No- heb ik geene onderfteuning noodig. Ga, myn zoon! ga, myne dochter! (Na beiden omhelsd te  ïf* FIËSKO: hebben, wil hy fchielyk vertrekken.) Deeze weg voert my tot Fiësko. bertha. O, myn 'vader l bourgognino, hem terug houdende. Bedenk aan welk gevaar gy ublootllelt! verrina. Gevaar? - heb ik hem niet, met .gevaar myn3 le» vens , tot die hoogte verheven ? (Hy trekt Bourgognino ter zyde.) Ik zeide u immers, jongeling! Genua moest eerst vry zyn? - nu is het oogenblik daar! niet de verlosfer — maar de roover Fiësko zal vallen ! (Beiden nogmaals omhelzende.) Ontvangt mynen zegen, en vaart wel! — God geleide u! (Hy vertrekt fchielyk.) bourgognino. Verfehrikkelyk! (Hem naroepende.) Verrina! bertha. En wy zouden vluchten? vluchten, in deezen ake» ligen nacht, zonder myn' vader? bourgognino: na eenig peinzens. Hy wilde het zoo - Welaan! kom, fiertha! laat ons gehoorzaamen. (Met moeite voert hy kaar weg.) VTFT1 EN D E TOONEEL. De dag begint aantebreeken. Het tooneel verbeeldt het plein voor de Signoria. De voorgevel van het gebouw is door eene prachtige colonade onderfleund; men gaat, met eenige trappen, in hetzelve. Gewapende foldaaten houden de toegangen be-  TREURSPEL. j73 zet. Onder het volk hcerscht eene groote bexeeging: ' wen hoort, in 't paleis, muziek van pauken en ti ompetten, fiësko, in hertogelyk gewaad, vertoont zich , met zyn gevolg , in de puort van het paleis ■• zoocka het volk hem gewaar wordt, roept het, met een vrolyk gejuich: Lang leeve Fiësko! - lang leeve de Hertog van Genua ! fiësko, verrina. fiësko: hy komt, flaande het voorgemeld geroep, langzaam en zwaarmoedig de trappen af: in dit oogenblik verfchynt Ferrina: Fiësko, hem ontdekkende , wenkt zyn gevolg achter te biyven , en komt fchielyk naar hem toe. ""Welkom, getrouwe Verrina! reeds lang wenschte ik u te zien. verrina, met ernst en deftigheid. Ik was ook begeerig om Fiësko te ontmoeten. fiësko. Weet gy reeds wat hy verloor? v e r r i n a. Eene gade! en met haar zyn' befcherm-engel! Verrina beklaagt Fiësko. fiësko. En bemerkt gy,behalven dat, geene verandering aan uw' vTiend? verrina, met achterhoudendheid. Ik wensch, geene. fiësko. Maar ziet gy dan geene? verrina, zonder hem aan te zien. Ik hoop, neen.  174 F I Ë S K Ot fiësko. Verrina! Ik vraag, vinJt tv geene? verrina, een" vlugtigcn blik op hem flaasde. Ik vind geene. • fiësk o. Nu, ziet gy, dan moer het tog waar zyn, dat de magt geene tirannen maakt. Sederddaarvan weet het lam, de Republiek, te fpreeken: Sgy hebt het den wolf, Doria , uit de kaaken gerukt, L het zelf te verduiden maar, voor deeze keer Jgehoeg daarvan! - In 't voorby gaan - zeg my eens, Hertog! wat misdeed toch die arme duivel, dien gy aan de Jefuiten-kerk deedt opknoopeu?  -7& FIËSKO: FIËSKO, Die fchurk had in Genua brand gefticht. v e r r i n a. Maar de wetten en de vryheid lieten dien fchurk tog ongemoeid? fiësko, 1 Verrina! gy fielt myne vriendfehap onder brandfchatting, verrina, Weg met vriendfehap ! Ik zeide u immers, dat ik u niet meer bemin, ja ik zweer, dat ik u haat, Fiësko! Niet als de onderdaan tegen zynen Heer — niet als de vriend tegen zynen vriend; maar als mensch regen mensch fpreek ik tot u, (Met nad, uk , en hem ter zyde leidende} Vorstlyke fchelmftukken verbryfelen wel eens de goudfchaal van het menschlj k misdry f; maar gy hebc den Hemel getergd, en voor die rechtbank zal het proces beTist worden, (Fiësko befchouwt hem , verbaasd tn fpraakloos , met wyd geopende en doordrii gen de oogen-) Bedenk geene uitvlugten! wy hebben thans met ei. kander afgerëkend. CNa eenige oogenblikken heen- en weder-gegaan te zyn.) Omhels my, Fiësko! - Lier is niemand zoo naby, dat hy my kan zien weenen, of u kan zien gevoelen. (Hy omhelst hem met hevigheid.) Gewis! nooit floegen twee grootere harten tegen elkander. (Eene aandocnlyk ftille tusfchenpoozing.) Wy beminden elkander met zoo veel oprechtheid, zoo broederlyk. (Hy legt beide zyr.e handen op Fiësko's Jchoudcren3 en ziet hein zeer weemoedig ai.n,) Fiësko! Fi-  TREURSPEL. i77 Fiësko ! gy ontruimt eene plaats fn myn hart , welke ' het menschlyk gedacht, driemaal verdubbeld, niet weder vervullen kan. FlfSKO, zeer ontroerd. Wees myn vriend! ver r ina. Werp dat haatelykepurper weg, en ik zal uwriend zyn — Deeerste Vorst was een moordenaar,en voerde het purper in, om de vlekken van zyn misdryf onder die bloedkleur te verbergen - Hoor my, Fiësko! - ik ben een krygstnan, en verfta my weinig op befchreide? wanden — Fiësko! — deezen zyn myne eerfte traanen. (bmeekende.) Werp dit purper weg! FIËSKO, als vooren. Zwyg! verrina, heviger. Fiësko! — Schoon men my ook alle de kroonen deezer wereld aanboode, of met de uitgezocht(!e folteringen bedreigde, om. my voor een' eenigen fterveling de knie te doen buigen, ik zou niet knielen; (Hy knielt) thans doe ik het voor de eerste maal. (Op een* fterk fmeekenden toon.) Fiësko! werp dit purper weg! fiësko. Sta op , en terg my niet meer. verrina, met heraadenheid. Ik (la op, en zal u niet meer tergen: (terwyl hj hem^fnellyk.een" ponjaard in de borst wil drukken:) maar dat een zelfde dolk ons... (Het gevolg fchiet toe.Y M  ï78 F I E S K O: fiësko: hy vat Ferrina, gelaten en koelbloedig, '• by den arm, en weert den floot af. Niet zoo , Verrina ! (Zyne borst ontblootende.) Ik zul tl het werk lifter maaken — Wat aarfeit gy, Grysaart? hier (op de eene knie nederzinkende,) uw dolk treffe nu den vriend en den Hertog. verrina. Ik ben magtloos — ontwapend. (De dolk ontvalt hem.') Fiësko! gy zyt meer dan mensch. (Eene flille tusfchenpoozing , geduurende welke Fisëko hem omarmd houdt, tot dat hy zich losrukt.) Laat my los ! Ik moet u bewonderen ; maar uw vriend kan ik nooit worden. (Men hoort van verre het geraas van wapenen en trommels; tusfchen bei' den een verward en overftaanbaar gejuich") ZESTIENDE TOONEEL. Be VOOl'igen. kalkagno, centurione! daarna jülia. kalkagno, angstiglyk opkomende. Fiësko! Andreas Doria is terug; de helft der ingezétenen heeft zich aan zyne zyde gevoegd. centurione, van den anderen kant opkomende. Vlieg ons te hulp, Fiësko! op de burg ftaan zy nog zoo vast als muuren: zo gy wilt, is alles nog niet verloren. FIËSKO, tegen zyn gevolg. ■ Komt myne vrienden! de laatfte hand aan't werk! volgt uwen Hertog! (Terwyl hy wil vertrekken, hint bet vreugde geroep van „ Lang leeve de Hertog Andreas!"  TREURSPEL. 170 fae Zanger kie nader, liet volk dringt Fiësko te gemoet: midden onder hcize!*e Juüa ) jtn.IA, met ten Vtaard in de hand, op F:ê:h» aanvallende. Ed FickI:ü ftcrve! { De F.edgenooten ontwapenen haar met geweld. Na eene tusfchenpoozing vervolgt Julia, vol woede.) Ha, vervloekte! (Tegen de Eedgenooten) Wat doet gy? Deeze is een verraoder! De roover Uwer Vrvlieid! De moordenaar van myn' broeder! FIËSKO, met waardigheid voorwaart treedende , tegen hef volk en de Edelen, . Genueezen! gy moogt richten! — Hoe bekwam ik dit purper? — Kon ik u uwe vryheid weder fcbenkeu, zonder het bloed van dien dwingeland te plengen? — Is 'er één onder ulieden, die het waagen durft, my, in dit gewaad, een' roover te noemen? ALLEN, uitgezonderd Verj'ina , die , geduurende dit tooneel, in ernstige overpeinzing flaat. Niemand! FIËSKO. ■ Nu dan. (Tegen zyn gevolg, op Julia Wyzende.*) Maaf hoe ontkwam deeze furie haare gevangenis? EEN SOLDAAT, .vooruit treedende. Wy bewaakten haar met alle oplettendheid ; maar te middernacht rukte zy één' van de onzen het zwaard van de zyde, doodde, in raazende woede,een' twee» den, en ontkwam. FIËSKO. Genueezen! wat zal haar vonnis zyn? M a  l8o FIËSKO: ALLEN. De dood! weg met haar! men fleepe haar naar *t fchavot! FIËSKO. Bedwingt u, Genueezen! (eenige oogenblikken diepe ftilte,) en hoort de eerste bede van uwen Hertog! — Spaart haar leven - om Andreas wille. JULIA, tegen Fiësko. Vloek zy het loon van uw medelyden! — Waagt gy het nog, eerlooze! den heiligen naam van myn' oom op uwe lippen te neemen? — Leonora is niet meer! de diadeem , dien gy geftolen hebt, groef bloe. dige fpooren op haaren kruin; ook gy zult onder des« .Zelfs gewigt nederzinken, verrader! FIËSKO. Men voere haar weg! JULIA. Dat gebiedt gy? - huichelaar! - (Fiësko geeft de foldaaten een* wenk om haar wegtevoeren: terwyl deezen haar aangrypen, vervolgt zy ) Beef voor de wraak, die op u wacht! (In de grootfte vertwyffelingS) Dood en verderf over Fiësko! (De foldaaten feepen haar weg: in dit oogenblik hoort men onder het volk een verwat d geroep van „ Andreas Doria! - daar komt hy! - daar » i« hyf)  TREURSPEL. 181 ZEVENTIENDE TOO NE E L. De voorigen. andreas doria, Gevolg: daarna sacco. (By het opkomen van Doria heerscht eene zichtbaare verbaasdheid.) JANDREAS. a, hier ben ik, de verradene, de verbannene, en thans in zynen rang herftelde Andreas. Ziet niet op dit gewaad, ziet op myn beevend , en in uwen dienst grys geworden hoofd — laat de oude Andreas , niet de Vorst, tot u fpreekeu — Hoe flaat gy zoo bedeesd, myne vrienden?* — Fiësko zelf flaat de oogen neder, en vreest den blik van zyns gelykeu te ontmoeten. (Zich naar Fiësko wendende,) Is het uw geweten, dat u zoo doet bloozen? — is het fchaamte, omdat de moor waarheid gefproken heeft? — of is 't alleen de weérfchyn van uw kleed? (Hy gaat, op eene vertrowselyke wyze, naar Fiësko.) ' Geef my uwe rechter hand — de myne beeft alleenlyk van ouderdom — Fiësko! ik vergeef u uw verraad! — ik vergeef u den dood van myn' Neef! — het geen gy thans zyt, was ik zestig jaaren lang: ik dacht Genua gelukkig te zullen maaken — maar ik bedroog my — welaan! ik wil *t van u leeren. Volbreng gy dat geene, waartoe myne krachten te kort fchooten! met deeze omarming neem ik u tot myn' zoon aan ! Ga , (Terwyl hy de hertoge* lyke kroon afneemt, en dezelve voor Fiësko's voeten legt.) M 3  tS2 F I E S K O: en wees Hertog van Genua! —maar vergun my ééne bede ,Fiësko! (lechts ééne, van den Burger Andreas i van uwen tagiigjaarigen vader! Haast u om het oproer tegen te gaan! wyd uwe regeerïng door zegen in! (Hy wil zich aan de voeten van Fiësko nederwerpen, en deszelfs knieën omvatten ; doch deeze verhindert zulks.-) O , wat ik u bidden mag, fpaar het bloed van uwe medeburgeren, die eens myne kinderen waren. (Men hoort, buiten, een woest gefcheeuw van „ lang leeve Fiësko J 9, lang leeve onze Hertog!") SACCO, met drift, opkomende. Heil en zegen zy u, Hertog Fiësko! Gy overwint, uwe vyanden zyn geflagen! FIËSIIO, die, geduurende dit gantfchc tooneel, in ernstige overdenking ge/laan heeft, met waardigheid. Nu dan! my is de overwinning! en Fiësko is Hertog! — Hoort my, Genueezen! — Eene onleschbaare dorst naar groote daaden — de liefde voor eene echtgenoote, die waardig was Genua's Vorstin te zyn — ën (tegen Andreas) de haat tegen de dwïngelandy en buitenfpoorigheden van uwen Neef, waren de dryfveêren, die my bewoogen te doen, 't geen ik gedaan heb — Nu ftaa ik aan de eindpaal myner bedoelingen — Genua's Hertogelyke zetel duldt geene deeling — (lechts met ééne ware dit mogelyk — met Leonora — (zeer weemoedig,) maar zy, die my dierbaarer was dan het leven; zy, voor wie ik alles waagde, is niet meer — met myne eigene hand fcheurde ik dea  TREURSPEL. i8j bloesfem van den boom, wiens vruchten ik wilde ge. nieten-, haare verheffing vorderde eene diepe wonde; dan, ach! ik trof myn eigen hart! - myne Leonora is niet meer! - (Na eene kleine aandoenlyke tusfchenpoozing vervolgt hy, met grootheid, tegen Andreas.) Wat uwe foldaaten niet vermogten - wat de bezweering der vriendfehap , (op den dolk wyzende, zonder denzeiven optehefen,) Verrina! wat deeze dolk niet kon uitwerken - dat hebben, o Andreas! uwe wyze gemaatigdheid, uwe grootmoedigheid, en uwe deugd.uitgewerkt - Leer thans de myne kennen! Gy hebt my tot uwen zoon aangenomen; maar het bloote uitzicht op een' troon is te gering voor den geenen, dien gy reeds uws gelyken noemdet: bezit denzelven geheel! (Hy geeft een" wenk om de hertogelyke kroon opteneemen: men reikt hem dezelve over, en hy zet ze Andreas weder .op.) Zyt wederom Hertog! - (Op de Eedgenooten wyzende.) Aan deezen, die zich myne vrienden betoonden, vergiffenis te fchenken, als de Vader uws Volks te leeven, zy uw roem!-de myne, als verlosfer van myn Vaderland, (Andreas omhelzende,) als uw zoon, (Ferrina omhelzende,) als uw vriend, (terwyl hy fnellyk den dolk opneemt,en zich doordekt,) als Vorst te derven! ANDREAS, zich zeer ontroerd tot hem wendende. Fiësko! VERRINA, hem vast in. zyne armen fluitende, terwyl de overigen hem onderfleunen. Ha! Fiësko! welk eene daad! Nu zyn wy weder vrienden! - Ontvang myn' laatften kusch! (Tegen de omftanders.) Wat daat gy daar zoo verbleekt en befluitloos? Hulp! Redding!  i»4 FIËSKO. FIËSKO, terwyl hy in de armen van Ferrina langzaam nederzygt. 'T is te vergeefs! - en waartoe ook, Verrina ? — Genua is gelukkig! - Fiësko is gelukkig - want hy fterft - noch zonder vrienden - noch zonder - roem. Qly fterft.) andreas. Zoo veel moeds, zoo veel deugds, verdiende meer geluks dan eene kroon hem geeven kon. verrina. Fiësko! dat ik u met myne traanen zalve! - O hoe veel heeft Genua in u verloren! en evenwel was uw dood noodzaaklyk om Genua te redden. andreas, meer bedaard, doch zeer aangedaan. En waarom niet de myne, Verrina? — ik oude man ontvang nu te gflyk twee wonden in myn hart: ik verlies een' neef - en een' zoon. (Fiësko's lyk omvattende.) Maar aan deeze zal het doodbloeden. (Hy ryst , eenigzins bedaarder , op , ontbloot zyn hoofd, en treedt met waardigheid en eerbied voorwaart.) Eeuwige Wysheid! hoe ondoorgrondelyk zyn uwe wegen! in uwe hand berust het lot aller ftervelingen,, en deszelfs afwisfeling hangt Hechts van één' uwer wenken afl — Met een onbezwaard geweten fta ik hier aan den avond myns levens, en wacht ook op uw bevel - maar vergun my nog die Jsatfte troost, dat ik Genua, vóór mynen dood, wederom rustig en gelukkig zie. E I N D E.