KORTE VERHANDELING, OVER HET HUWELYKj Als de Onfchuldige trek der Mcnfchen, tot het Min* vermaak , en teffens ftrekkende tot verbinding van onderlinge Liefde en Hulpe. Ten dientien van die geene , welke zig in de Huwelyken Staat willen begeeven, Biierswyze voorgefteld. Uit 't Engelsch vertaald. UDC C X Ci Word uitgegeven Te Alkmaar by Hartemini , Amfterdam Bam, Brongers, Elwe, Kuyper , Drayert Langeveld, J. Roos, G.Rqos, van Vliet, Fermandel , Wynands, van Welven, Hout' graaf* Kryt enz., Arnhem Moeleman, Deventer Brouwer, Dord Bluffé, Krap, de Leeuw en PFanner, Gouda Verblaauw , Groningen Groeneberg, Haarlem Lootjes van Brusfel, Kampman en Tetmans , 's Hage Gaillard, Thirry en Menfing , Klis, Leeuwenflein , Munier en Gautier, Leiden Honcoop, Herding, Meerburg, Pluygers, Erve Does , Trap , van Tiffelen en Onnekink, Middelbu'g Keel, Rotterdam Bothal, D. Vis en van der Dries , Utrecht Wili, Emenes, de Waal, v. d. Brink, J. Fiscb, Tsfervfont en Siepkamp, Zaandam Quakkelfttin en J. Kool, Zutphen van Eldik en veele andere.   I 3 VERHANDELING over het H U V E L Y K gpA&±AgaY- eifcht, Milord, dat ik Ü myne S^q^I gedagten over het huwelyk medeI Jf^^ | deele ; het onderwerp uit. zyne É/wrvm^ natuurlyke grond-beginfelen verklare , cn de algemeene regels aanwyze , naar welken de onvervalfchte Reden gebiedt eene Maatfchappy , zo heilzaam voor het menfchdom , en de grondflag tevens van alle anderen, in te rigten, Ik beken rondborftiglyk, dat ik meer dan eens in bedenken heb gellaan , of ik Uwe vragen behoorde te beantwoorden en Uw verlangen te voldoen, of liever Uwe heufchheid Ai om  4 r om verfchooning te verzoeken. Het ftuk is my altyd even moeilyk als teer voorgekomen , en om 'er wel over te fchryven, diende men tevens den Man van de wereld, den Gehuwden, der Vrouwe en den Wysgeer genoegen te kunnen geven. Wat middel om zo vele verfchillende belangen over een te brengen , en daar toe juift den gelukkigen middenweg te treffen? Hoe zal men een ding beredeneren , waar van 't gevoel in den menfch, zo levendig, zo natuurlyk is, dat hetzelve alleen ten rigtfnoer fchynt te moeten- dienen. Kan men zelfs de Huwelyks-geheimeniffen, waaraan de duifternis en ftilte van den nacht geheiligd fchynen, zonder blaamwaardige onbefche-idenheid openlyk aan den dag leggen ? en mag ik my vleien die gelukkige wendingen en kiefche uitdrukkingen te zullen vinden , welken tevens zeggen en niet zeggen; der waarheid niet te kort doen , zonder de zedigheid in 't geringft te kwetfen ?' Wat vernuft , daarenboven , is foedig genoeg om iets nieuws aan den dag te brengen, over een ftuk, 't welk federt byna 6000 jaren beide gedeelten van het menfehdoni bezig houdt ; en wie in ftaat, om 'er bedaar-  % 5 # daardelyk, en buiten eenig eigen-belang, rover te redeneren ? De Gehuwde befchouwt mhTchien den echten-ftaat van al te naby, om dien wel te kunnen kennen ; de Jongman is 'er te verre af, om zyne denkbeelden des aangaande met genoegzame juiftheid te vormen. Deze of Die nogtans moet 'er over redeneren. Deze zwarigheden , Milord , ontftaan uit het onderwerp zelve , en maken deszelfs behandeling ongetwyffeld moeilyk ; dan of dit niet genoeg ware om my te belemmeren, dringen 'er verfcheidene anderen op my aan, die de moeilykheid merkelyk verzwaren. Hoe zal ik het Hellen met zo vele ftrydige gevoelens, nopens dit ftuk by de Wereld in zwang gaande, die allen op eene Oudheid boogen, welke dezelven even zeer eerwaardig maakt ?' Hoe zal ik my gedragen tuffchen den ftraffen en eigenzinnigen Zedemeefter, die, de natuur geheel» lyk uit het oog verliezende , de Min aan 't voorfchrift, hem eeniglyk door de knorrigheid ingegeven , wil boeien , en den minzieken Jongman , die in de Liefde geene andere wet wil erkennen dan de Liefde zelve? Zo vele tegenftrydige begrippen met den A 3 an-  % 6 £ anderen te willen plooien , gaat boven 't mogelyke; ik verkies derhalven dezelven thans ter zydc te zetten, en in 't geheel geenen acht te Haan, op 't geen de Wereld doorgaans denkt of voorfchryft, nopens 't Huwelyk en de Liefde. Sta my toe, Milord, tegenwoordig met die vryheid te redeneren, welke Gy aan Uwe Vrienden vergunt , en die hunne kout met U zo zoet en geneuglyk maakt. Wat Jooden , Romeinen , Hcidenfche of Chriften-Wysgeeren over dit onderwerp gedagt hebben , of nog denken , Haat my derhalven hier niet te onderzoeken ; de Waarheid komt thans alleen in aanmerkinge ,. en Uw verlan^ gen ftrekt om te weten wat het gezond Vernuft ons des aangaande leert. In dezen met het gezag van eenen Lycurgus, of met het gevoelen van eenen Plato of Ariftoteles deftig voor den dag te komen, ten bewyze dat het Natuurlyk Recht of dus of zo gebiedt, is, regt uit gezegd, niets anders dan met de Wereld den fpot te fteken ; ook zal ik my wei wagten, in dit Huk met die Hoog-eerwaardige Leeraren van eene zekere Orde te rade te gaan, welken te veel achtbaarheids by 't Ge* meen verworven hebben , om met een* een- yott-  A * 7 r voüdigén Philofooph in gefprek te treden, en hem eenig onderwys te geven; Ik weet niet om wat reden deze verhemelde Mannen volftrekt een Verdrag van dezen aart , waar in de eeuwige zaligheid geen regtltreeks belang heeft, hebben willen heiligen, en zulks juift in eenen tyd, dat een gedeelte hunner zig van de vryheid , hun door de Natuur verleend > beroofde , om zeiven deze verbintenis aan te gaan. Dan 't zy hier mede zo 't wil, al wat tot de Vierfchaar dezer eerwaardige Luiden behoort , is voor my een, Noli me tangere. Ik eerbiedige heel zeer alle hunne gewysden, maar uit eerbied gebruik ik die met fpaarzaamheid. Laten we, Milord , in plaats van dezen, de Natuur zelve ondervragen , hare leiding volgen , en langs dien weg zoeken te ontdekken , waar in eigenlyk de maatfchappy , onder den naam van Huwelyk bekend, tot welke de Natuur eenen zonderlingen trek heeft ingeplant, befta ; waar toe dezelve ingerigt, en welk haar hoofd-oogmerk zy. Om hier in wel te flagen , dienen we de gcftcldheid van den menfch te dezen aanzien , benevens zyne natuurlyke neigingen en tochten met eenige nauw-  % 8 # nauwkeurigheid na te gaan , ten einde daar uit af te leiden , of dezelven aan eenigeil hooger regel behooren ondergefchikt te zyn , en zo ja , welke die regel zy. MuTchien zulllen we , op deze wyze philofopherende, eindelyk tot iets dat vaft en wel beftemd is geraken, enten zelfden tyde dat wy de geheimfte verborgenheden der Natuur tragten na te fporen , reden vinden om de Wysheid van derzelver Maker te erkennen. Eén ding, Milord , zult Gy my gunftiglyk gelieven toe te ftaan, 't welk is, dat dewyl ik voor heb met niemand raad te plegen , maar my gehcellyk aan myne eigene denkbeelden over te geven, ik thans ook genen anderen voor mynen Rechter kenne , dan U alleen. Gy zult my weder op 't regte fpoor brengen, wanneer ik mogt mis hebben, en nademaal Gy in uwen perfoon twee hoedanigheden , beiden even noodzakelyk in dit ftuk, vereenigt , die namelyk van Minnaar der Jufferfchap en van een verftandig Man , ftelle ik met vermaak en zonder agterhoudinge myne gedagten aan Uw oordeel. f Het eerfte , dat zig aan mynen geeft voordoet en op de treffendfte wyze in 't oog valt, is  9 r is die algemeene trek tot de vermaken der Liefde , welken ik aller Wege by alle menfchen aantreffe. Wanneer ik dezen trek wat nader onderzoek , bemerk ik eerlang dat hy tot het getal der zülken behoort , die den menfch natuurlyk eigen , onafhankelyk van zynen wille, een noodwendig gevolg van zyn gcftel, en het werk van den Schepper der Natuure zei ven zyn. Het onderfcheid der kunnen fchynt my hier van een doorflaand bewys , gelyk mede dat dezelfde natuurlykc oorzaken , die het leven onderhouden en bewaren, tevens onvermydelyk die tochten wekken , welken den menfch tot het vermaak en de Liefde noopen. Maar dit is 't niet alleen. Die zelfde neiging , die natuurlyke trek des menfchen tot de zoetigheden der Liefde 5 is zo fterk ; werkt met zulk eenc hevigheid , dat zy den menfch tot de grootfte uitfpörigheden kan vervoeren , en niets , hoe mocilyk of hachlyk, ontziet om zig te voldoen; De dringendfte bewceg-redenen , het gezigt van het blykbaarfle gevaar , zyn nauwlyks in ftaat het ovcrheerfchcndc vermogen van vermaak en luft in teugel te houden. Denk , Milord , hoe B on-  10 f onbcgrypelyk cie kragt, hoe groot de werkzaamheid dezer teelzugt , op zig zelve befchouwd , moet zyn , daar we in weerwil van alle de voorzorgen hier omtrent aangewend ; in weerwil van de ftcrkftc ketenen , om deze natuurlyke hevigheid en ongeftuimc drift aan band te leggen, gefmeed , dagelyks zo vele wanbedryven en ongeregeldheden zien plegen! Laat ons by deze aanmerkingen een oogenblik ftil ftaan ; zy leiden my tot verfcheidcnc gewigtige bedenkingen. In de eerfte plaats, wilde ik deze natuurlyke neiging van den menfch tot liefde en lult , hoedanig ook by wylen derzelver uitwerkingen mogen zyn, niet als eene onvolmaaktheid of ondeugd der menfchelykc natuure hebben aangezien. Op 't ergft genomen , is 't fiegts een onvcrfchillig ding , dat niets kwaads in zig-zelvcn heeft, 't Geen ik even te voren gezegd heb , doet my dus denken ; dat, namelyk , deze trek, deze natuurlyke tochten door dezelfde oorzaken worden voortgebragt , die tot onderhoud des levens en der kragtcn werken , en dat, om kort te gaan , deze ingefchapen drift juift op dezelfde wyze in den menfch plaats heeft, als 't Ge-  *t Gezigt, dc Reuk , de Smaak en andere zinnen. Doch nauwlyks heb ik eenen voet verzet, of ik zie my ffcraks gefluit door eenen barfeh Zede - Leeraar of gefronften Theologant. Men mag deze Luiden ontwyken zo men wil, men ontmoet hen overal. Laten we hen voor een oogenblik hooren. Deze trek tot liefde en vermaak , zeggen zy (*) , dien Gy tot een wezenlyk gedeelte van den menfch wilt maken , en eerder als eene volmaaktheid dan als een gebrek fchynt te befchouwen, is het gevolg van zyne natuurlyke bedorvenheid; 't verleidend lokaas van 't vermaak heeft dc deur geopend aan het kwaad en aan de zonde, en 't is onbetwiftbaar, dat zo' de menfch in zynen ftaat van onfchuld had volhard, hy eene volftrekte heerfchappy zou gehad hebben over deze bewegingen enz.