o 62 6308   01 1889 0342 UB AMSTERDAM    WILLEM D E V Y F D E, PRINS VAN ORANJE, ENZ. ENZ. ENZ. T00 NEE LS P EL, GESCHIKT VOOR DE OPVOEDING PER JEUGD. Te A M ST E L D A M, By de meefle Boekverkoopers,   VOORBERICHT. Daar niemand kan ontkennen, dat men, in onze dagen, de hooge Overheden des lands, zo wel als de Regenten van byzondete Steden, heeft zien lafteren, zal ook niemand willen ontkennen, dat die daad ten hoogften verfoeijelyk is, vermits dezelve niet dan inlandfche verdeeldheid3 en haat van de onderdaanen tegen hunne Opperhoofden, ten gevolge kan hebben. De verachtelykheid dier lajiering, den nog onervaren en daarom ligt te verleidene jeugd voor te /lellen, was een gedeelte van myn oogmerk, en daar toe vond ik geen bekwaamer voorwerp dan onzen doorluchtigen Erfftadhouder, Willem den Vyfden. De verhevene deugd van ouderliefde, heb ik getracht te doen uitfchitteren in het gedrag van de beide jonge Prinfen. Immers kan men die deugd de kinderen niet te veel prediken noch te behagelyk voorftellen. Een klein trekje van de Vaderlandfche gefcbiedenis,hebik aangehaald, om gelegenheid tot vraagen te geeven ,oordeelende , dat men reeds veel gevorderd is, wanneer men de jeugd nieuwsgierigheid tot wetenswaardige dingen heeft weeten in te boezemen. Zie daar myn gantfche oogmerk, in het op/lellen van dit geringe Tooneeljlukje, dat, zo ik het geluk mag hebben van te behaagen, door meer anderen, van dien aart, zal gevolgd worden.  PERSONAADJEN. Willem di Vyfde, Prins van Oranje, enz, enz, enz. Frederica Sophia Wilhelmina, Prinfes van Pruis/en, en Gemalin -\ van „ Willem Willem Fredrik ~\ \. den ^ Zoons 1 Vyfden Willem George Fredkikj j Het Tooneel is in het Hof van Oranje,  Willem D E vyfde, PRINS VAN ORAIMJE, ENZ. ENZ. ENZ. TOONEELSPEL. EERSTE TOONEEL. Oranje, alleen. Hy zit aan een tafel, houdende een papier in zyn hand. Akelige omftandigheid voor een Staat, wanneer het Volk kwaade vermoedens tegen zyne Regenten opgevat heeft! (Hy legt het papier neder; zit eenige oogenhlikken in diepe gedachten; heft daarna zyne handen ten Hemel, en zegt.) Gy, óGod! almagtige Befchermer van het Land, dat zyne onwaardeerbaare vryheid, ten kolte van het bloed myner Voorvaderen , verkreegen heeft! Gy alléén zyt getuige van het geene 'er in myn hart omgaat. . Och moge A3 te  6 WILLE M de lafter genoodzaakt worden, befchaamd te rugge te keeren! mogt myn lieve Vaderland overtuigd worden, dat Oranje geen onwaardige fpruit zyner doorluchtige Ouderen is, en niets hartlyker wenfcht, dan zyne Landgenooten wederom op den fchoot der voorfpoed te zien bloeijen; ben in de armen der vrede te zien wederkeeren; hen te zien deelen in die vergenoegdheid des harten, welke de Nederlander zo ongeveinsd vertoont, wanneer hy oordeelt wél geregeerd te worden! (#y zucht.) Hoe fmartlyk valt my de verdenking der voorwerpen myner genegenheid! Een Vader, die onder den laft zyner huishoudingbynabezwykt, en echter, tot zyne pynlyke grieving, moet verneemen, dat hy het gehaate voorwerp zyner kinderen is; —— een Regent, die den welvaart des lands nimmer uit het oog verlieft, maar alle zyne zorgen en bekommernisfen, op dat punt alleen doet uitloopen * en evenwel moet verneemen, dat men hem van ontrouw, en het koefteren van fnoode oogmerken verdenkt ; zie daar twee voorwerpen welken men zekerlyk ongelukkig mag  DE V Y F D Ë. 7 mag noemen; twee voorwerpen van welken met reden gezegd wordt, zy ücmken het waare bittere van dit kortftondig leven. ( Hem ontrollen eenige traanen die hy afveegt.) TWEEDE TOONEEL. Oranje. Willem. Willem, eenigzins haaftig inkomende. TTader! is het niet reedstyd? hoe! vind ik u dan wederom droevig! wel goede Hemel! 't is of de vreugd ons hof ook geheel verlaaten heeft. Oranje. Lieve Willem! ( Na hem 'eenige oogenblik-. ken fieri aangezien te hebben ) Omhels my. Willem, met drift, hem om den hak vallende. Maar och , ween dan ook niet! ■ Foei, wat flaat uw hart geweldig fterk! —— Ik durf 'er myn hand byna niet ophouden. O r a nj e Och! mogt ieder Nederlander zyn hand op Siyn hart leggen, en befpeuren dat het bataA 4 vifch  3 WILLEM vifch bloed, 't welk het doet Haan, niet verbafterd, maar even als het bloed onzer zalige Voorvaderen, aan het behoud des lands toegewyd is; dan zou ik, ondanks de rampen welken het Vaderland drukken , myn hoofd wederom ruftig opbeuren, verzekerd zynde, dat myne kweinende Landgenooten zouden gelooven, dat Oranje hnn heil niet uit het oog verlooren heeft. Willem. Gelooven zy zulks dan niet reeds wederom, Mynheer? Oranje. Hy laat een diepe zucht. Och ! of zy 't geloofden! Willem. Ik mag u zo niet hooren zuchten, Vader; » zyt tog minder bedroefd! altoos konmynbyzynuvermaaken,en nu Oranje. Hy reikt hem zyn hand toe; Willem vat dezelve aan en kuftze. Altoos verheugde ik my in u te zien, om dat. ik hoopte het genoegen te zullen hebben, van zelf u te mogen vormen, tot een waardige Regent van Neêrlands Volk, welk geluk ik door den ontydigeu dood van mynen Vader heb  DE V Y F D Ë. 9 heb moeten misfen; doch nu de zo fmadelyke hoon van dat Volk, my dagelykfch doet zien, hoe het omtrent Oranje denkt; my maar al te duidelyk doet hooren, dat het alle getrouwe dienften, al de tedere liefde, en het om hunnent wil vergooten bloed onzer Voorvaderen , vergeet; nu het, op losfe, en daarom vloekwaardige, vermoedens, het huis hunner doorluchtige redders laftert; nu kan ik u niet aanzien zonder te weenen; te wel begrypendc dat ik u voorberyd tot het aanvaarden van een beduur, 't welk u hetle- ven bitter zal maaken. Willem ! hoe zal ik u kunnen leeren, op watwyzegy beftand kunt blyven, tegen den ftorm welke het Huis van Oranje is beginnen aantevallen , en zekerlyk met myn'' dood niet op zal houden te woeden? Willem. Spreek niet van uw' dood, lieve Vader; het is niet dan met de uiterfte droefheid dat 'k daaraan kan denken ; ook zoudt gy u te vergeeffch vermoeijen, met my tot uwen opvoige voor te beryden; want ik begeer geen gezach, hoe genaamd ook, te voeren, A 5 over  to WILLEM over een Volk dat u zo vreeslyk mishandelt. ' Neen Mynheer , veel liever verkies ik, in de eenzaamheid, als een ver» geeten burger, rayne dagen ten einde te brengen. Oranje. Verban dat voorneemen myn Zoon; want het bevat eene morring tegen de fchikking der Godlyke Voorzienigheid. Wy moeten de poft waarin wy gefteld zyn, met alle yver en getrouwheid waarneemen, en die niet verlaaten, wanneer wy zien dat dezelve ten hoogften zorgelyk zal weezen. Willem. Het is niet de zorg, Mynheer, welke my een tegenzin in het Stadhouderlyk beftuur over Nederland doet hebben, maar de onbillyke lafter waar mede men het huis van Oranje bezwalkt. Oranje. Dat de lafter u grieve , waarde Willem; dat zy u traanen doe ftorten; — maar dat zy u van het betrachten uwer pligten niet aftrekke. Blyf altoos gelooven dat het almagtig Opperwezen, de harten kent, en een rechtvaar.,  DEN VYFDEN. 4 ï vaardig Rechter is. Buig u onder zyn aaubïddelyk welbehaagen; loof zyne fchikkin. gen, fchoon gy dezelven met u eindig ver. nuft niet kunt doorgronden. Tracht altoos zo te leeven , dat God uw gedrag goed keurt, en och, dan is niet de Vorft alleen, maar zelfs hy, wiens hart, naar deszelfs zwakheid, voor het tweede kruimeltje bezorgd is, wanneer het eerfte tot een niet half toerykend voedfel voor zyn honger gediend Leeft, gelukkig. Niet altoos, lieve Willem! niet altoos zullen wy op deeze wereld leeven , eenmaal zal de dood ons , als onze Voorvaderen, in het graf ileepen, en dan houdt alle verdriet, alle kwelling en elende op, ja dan begint de zon van ons waar geluk eerft recht te fchynen, is het flegts dat wy ons naar den wil van het altoos goed. doend Opperwezen gedraagen hebben , en niet behoeven te fidderen, wanneer wy geroepen worden , om voor zyne onzydige rechterftoel te verfchynen. Nimmer zal ik vergeeten, het geen men my voor. hield, na ik het lyk van myne dierbaare en Yorftlyke moeder, had helpen ter aarde beA 6 " IteU  12 WILLEM itcllcn. (Hy veegt zyne traancn af.) De prachtige tombe ( zeide men my) welke gy zo even befchouwd hebt, bevat de overblyffels van uwe doorluchtige Voorvaderen, die zig deeze eeretekenen, door hunne daaden waardig gemaakt hebben; volg hen dan na, indien gy eene dergelyke nagedachtenis wilt overlaaten. Gy hebt de plaats gezien , alwaar de lichaamen der afgeftorvenen verborgen worden, tot den dag des oordeels, en aldaar zal ook uw lichaam, na den dood, moeten komen; tracht hier dan zo te lecven, dat gy, met geruftbeid, het oordeel van den Rechter van 't Heelal, over alle uwe bedryvcn, kunt afwachten. Wille m. Ik dank u voor uwe dierbaare les, Myn» heer, en wenfchte van gantfchen harte, dat de Nederlanders, u redelyker behandelden ; gy zyt hunne liefde waardig. Oranje. Schoon ik in de overmaat myner droef heid van hun allen fchyn te fpreeken, is het echter niet waar dat zy allen mynelaftcraars; dat zy allen myne vyanden zyn: het huis van Oran-  D E V Y F D E. • 13 Oranje heeft ook nog zyne vrienden, zyne voorftanders, en onpartydige beminnaaren. W ii, le m. Maar Vader, waarom doet gy niet alles wat mogelyk is, om de booswichten welken u fchenden , en den roem van ons Stamhuis trachten te verduifteren, te achterhaalen, op dat zy ftraf naar verdienften ontvangen? Oranje. Hy vat Willem by de hand , drukt dezelve tederlyk, en wyfl met zyn andere hand naar den Hemel. God regeert; ■ Hy is rechtvaardig ; 1 Hem laat ik myn zaak aanbevo¬ len. -■ Och myn Zoon! hoe zoet is het, zig in zyne handen over te geeven. Hy zal 't wèl maaken, Willem ; myn ziel beruft in Hem. —— Ik V0T. der geen wraak over myne vyanden, te wel bewult zynde dat ik mede, zonder genadige vergeeving myner zonden, voor het gericht van myn en Koning, niet zou kunnen beftaan. - Geloof my, myn Zoon; ik houd alle de Nederlanders, alle myne Landgenooten, voor myne lieve broeders; A 7 ca  H WILLEM en derhalven zou myn hart bloeden , wanneer één van hun, op myne klagten, gegreepen , en naar 'sLands wetten geftraft werd. Och, Willem ! mogelyk zyn het flegts lafteraars om loon; en omgekochte booswichten zyn boven allen ons medelyden waardig. Alleenlyk fmart het my tot in het binnenfte van myn hart, dat de goede Gemeente door hen misleid wordt; hunne laftertaal, als met groote teugen indrinkt, en Oranje houdt voor het geen hy waariyk niet is. ———- Ik ben ondertusfchen de eerfte niet, myn Zoon , wiens poogingen en aanzoeken, tot behoud van het Vaderland ingericht , ten kwaade geduid worden : Graaf Floris heeft dien bitteren kelk reeds moeten drinken, toen hy een verbond gemaakt had, met den Franfchen koning, Filippus; want men befchuldigde hem van het land verkocht te hebben, en zekerlykheeft deeze laftertaal niet weinig toegebragt, om den fnooden Velzen te doen befluiten, zynen edelen Meefter de beiden handen afte houwen, en hem verder door een menigte wonden te dooden. Wil-  DE V Y F D E, Willem, verlegen. Vader! och! 011 a n j e. Nu myn Zoon ? Willem. Ik wenfchte dat gy my het lot van Graaf Floris niet herinnerd had! Oranje. Waarom niet, Willem? Willem. Weet gy niet dat ik u bemin? - Och! indien uwe lafteraars eens zo veel invloed hadden Oranje, teder. Waarde Zoon! hoe verheug ik my in uwe liefde! — doch blyf ons oud vaderlyk gevoelen aankleeven ; blyf gelooven dat God alles ten beften zal fchikken, en de vyanden van het huis van Oranje, als voor deezen, ook thans in hunne averechtfche oogmerken zal vereidelen. Willem, zeer verlegen. Maar; — Willem de eerfte, is echter door Balthazar omgebragt, O r a k>  ï£ W I L L E M OllA n.j 3. Door omkooping van den vyand. Willem. Gy hebt ook uwe vyanden, Vaderlief. ■ De Liniere was mede geen vriend van Willem den derden; —— hoe klopt myn hart van angft! Oranje. Stel u geruft myn Zoon: geloof my dat gantfch Nederland niet van deugd verbafterd is: laage Zielen alleen, hoonen hunne overheden. Willem. Maar het ondankbaare Nederland; het land dat thans de affchuvvelykfte menfchen voortgebragt heeft; ja gantfch Nederland heeft u echter zo lief niet als uwe kinderen. O r a nj n. Doe my altoos in uwe liefde deelen ; een toevlucht in zyne kinderen te mogen vinden Wille m. Toevlucht Vader! ja befcher- mers zelfs. (Hy vertrekt, doch keert met tene edele drift wederom, vat de hand van Oran-  DE VYFDE.- n Oranje, kuft dezelve vuuriglyk, en zegt met nadruk,) ja, lieve Vader! befcb.eemers. DERDE TOONEEL. Oranjb, alleen. Hoe gaat myn toeftand hem ter harte! Tog altoos is het verdriet met eenig zoet vermengd; de vuile laster heeft my ten voorwerpe verkoozen; myn hart zucht onder het baldaadig fchenden van mynen naam; doch het juicht over de toegenegenheid myner kinderen. ■ Als regent word ik gehoond, gefmaad, en ge- fchonden; 'doch als Vader; och? als Vader is myn geluk volkomen. (Hy plaatft zig aan de tafel, en vervolgt na eenige oogenblikken toevens. ) ó Nederlanders! zyt tog minder partydig, minder bevooroordeeld, en meer rechtvaardig, 't is niet my alleen dien gy door laftertaal bezoedelt; gy fchent uwen eigen luifter; gy bevlekt uwe oude en door de gantfche wereld beroemde deugd, daar de vreemdeling zig eertyds over u verwon-  18 WILLEM wonderde, en u met verbaazing befchouwde, zal hy u thans met verachting aanzien en uw gedrag befpotten. — Indien uwe Voorvaderen eens opftonden VIERDE TOONEEL. Oranje. Fkederica. Frederica, het laat ft e gedeelte van de voorgaande alleenfpraak gehoord hebbende. Mag ik u bidden, Mynheer, behandel uwe lafteraars, tog met meer verachting ; zy zyn niet waardig, dat gy uwe ruft aan hunne fchendtongen opoffert. Oranje. Hoe kan ik Mevrouw! —— de fchande waarmede ik onverdiend overlaaden word, is een dolk in myn hart. Frederica. Maar gy doet hen in hunne oogmerken flaagen: het verdriet dat gy toont te gevoelen over hunne behandeling, doet hen triumpheeren. Or an-  DE V Y F D E. Oranje. Dat zy triumpheeren : — God weet dat ik onfchuldig ben. Frederica. Is Willem by u geween: ? Oranje. ja Mevrouw; ik heb hem over myn geval onderhouden. Frederica. Hy kwam, in de uitterfte verwarring na» zyn' Broeder vraagen. Oranje. Och! ik verheug my in myne kinderen: de Braave Willem heeft my de tederüe blyken van zyne deugd en ouderliefde gegeeven, en waarlyk de jonge Fredrik toont op zyn beurt niet minder, dat hy zynen broeder in alles hoopt te volgen. Frederica. Hun gedrag is my lief: Nederland zal mogelyk in hun erkennen , die hoedanigheden , die vaderlyke hoedanigheden, welken zy weigeren mynen braaven Echtgenoot toe te Haan. Oran-  26 WILLE M Oranje. Neen Mevrouw. Nederland is blind voor alles wat het huis van Oranje betreft; alleenlijk ftaart het met arendsoogen, op de gelegenheden om het met nieuwe lastertaal te bezoedelen, en deszelfs poogingen verdacht te maaken. Federica. Gy deelt dat verdriet met meer Vorflen, Mynheer: heeft de doorluchtigfte aller Koningen , de dappere Frederik, hij, wien men met recht den naam van rechtvaardige gegeeven heeft, ook zyne lasteraars niet! —— én Immers zyn de beledigingen van dien aart , de gtoote Catharina aangedaan , ons meer dan eens onder de oogen gekomen ? — Ja wat vorft, en zelfs wat mensch is in onze dagen fchootvrij voor de kwaadfpreekendheid! Wy beleeven, over het algemeen genomen, niet meer dien gulden tyd, waarin zedigheid het hart beftuurde; billykheid oordeelde, en gehoorzaamheid, den onderdaan by zyne plig- ten hield. Die het onbefchaamft durft lasteren, wordt voor een groot vernuft gehouden ; die aan 's vorflen poogingen en voor-  DE V Y F D E. voorflagen, een flinkfche draai weet te geeven, is een doorzichtig Staatkundige, enhy die volgens de averechtfche gevoelens van zyn boosaartig hart, de goede gemeente doet fidderen, voor de uitkomft van de netelige tydsomltandigheden, wordt toegejuicht, als of 'er verdienfte beftond , in het reeds beknelde hart, door akelige voorfpellingen, ter dood toe beangst te maaken; en deeze booswichten hebben het reeds zo ver gebragt , dat de onderdaanen op hunne verfchrikkingen als verlekkerd zyn ; zy hebben de harten bedorven ,• want daar men zou verwachten , dat die valfche Propheeten , voor niet minder dan eene fteeniging te vreezen hadden, worden zy , gelyk ik gezegd heb, toegejuicht , en voor uitmuntende mannen gehouden. Oranje. Verftandige Frederica! maar, Hemel! wat doet onze Kinderen V Y F-  2a WILLEM VYFDE TOONEEL. Oranje , Frederica, Willem, F red rik. (De beide jonge Prinfen komen met wu bloote degens de kamer in.) Oranje. TW/Tillem!.... wat betekent dat ontbloots *» geweer ? Willem. Onze genegenheid voor u, Vaderlief. (Tegen Fredrik) Gy hebt my uw woord gegeeven? Fredrik. Ja, waarde Broeder; Vader is my zo Hef als u , en myn grootfte vermaak ftel ik la hem zulks te toonen. Oranje, verbaasd tegen Frederica. Mevrouw! Willem, tegen Fredrik, na Frederica, door haare ftilzwijgende verwondering, mede blyken gegeeven heeft , van het oogmerk der jonge Prinfen niet te weeten. Plaats u dan aan de linkerzyde van Vader;— ik zal aan zyne rechterhand gaan. Oran1-  DE V Y F D E. 23 Oranje, met de uiterfte verbaasdheid. Kinderen !.... wat wilt gy! • Willem. U befchermen, Mynheer. — Het denkbeeld van 't gevaar , waarin gy 11 bevindt, heeft ons zo levendig getroffen, dat wy beflooten hebben , u , zo veel onze geringe krachten zulks toelaaten, tegen allen aanval te befchermen, en die ontaarte Nederlanders welken u itout durven fchenden, te toonen, dat wy waardig zijn , uit het doorluchtig huis van Oranje gefprooten te weezen. Wy verzoeken derhalven verlof, van u 011ophoudelyk te mogen vergezellen , en uws Jyftrawaiuen te weezen. Frederica. God!— welk een deugd.' Oranje, weenende. Dierbaare Kinderen! — braave Helden! (Oranje en zyne Gemalin , bmhelzen de jonge Prinfen beurtelings.) Frederica. Willem!— uwe daad verrukt myn hart.— Blyf uwe edele gevoelens koerieren , en gy zult  24 WILLEM enz. zult in fpyt van alle Vyandcn , gelukkig zyn. Oranje. * ö Nederland! zie welk een ftamhuis gy met lastertaal bezo.edelt. — Och mogt elk Landgenoot een Willem voor my weezen. (Hy omhelst Willem, geleidt daarna de beide jonge Prinfen by de hand voorwaards, en zegt.) Lieve Kinderen ! in u vergeet ik myn beklagenswaardig lot; blyft myne vrinden, ja blyft myne Lyftrawanten. God , die zyn zegen aan oudcrlievende Kinderen toegezegd heeft, zal u befchermen, en uwe deugd met de eeuwige gelukzaligheid bekroonen. EINDE.