WEEKBLAD ter bevordering van W A A R H EI D, . DEUGD en GELUK5 ten NUTTE VAN HET ALGEMEEN. N°. i. ' Als Jezus zyn oog floeg op de menigte, die hem yerzelae, had hy inacrlyke aandoeriingtn over hun'; om dat zyeven gelyk fchaoten t (Tie geenen herder hebben, afgemat en verflrooid waren' „ Ach'! zeide hy teen H~*yne letrtmgtm, „ daar een' iyk~> L^tTmaar te nemg arbeiders! Bidt toch den Heer en Eigenaar van deczen oogst ,dpt hy tot denzetven arbeiders uitzende!' - • j mattheus IX. vs. 36 - 38. vorens de overzetting rm hamels veld. • hartelyk geliefde l a n d g en o o t e n ! f ËU ik ooit eene plaats.uit Gods heilig Voord me: awdoenina gelceZen, dan is het d,e, aan het hoofd lyk in het NiemtTTestament;, zoo dib^is, ^ c. Sm één oogenblikje-tyds toe uitbreken Kan \ e.I op eenmaal leeze ik dan niet,, maar, aTs * zd éeneHhog A  «C 2 > fie (chriftuurplaats vindt, dan bepaale ik 'er my geheëf' en al by, denke 'er.- ernstig ovtr naa, gcvoele 'er de' kracht van door en door, en biddeGod, dat ik'er toch mar doen mooge. Wonderlyk wordt het my-om het hart, byzonder als ik zo iets van jezus vinde, het zy in zyne woorden of in zvne daaden, waar men zyne tedere menf.-henmin zoo "duidelyk ziet doordraaien, en dan zuchte ik menigmaal: lieve jezus! laat my u toch geduurig naavolgen; laat ik het geluk van myne medebroederen bevorderen, gelyk gy deed! - - Boven alles echter, word myn gevoelig hart by deeze woorden dikwerf getroffen, door de korte, maar zielroerende belchry ving, die maytheus ons daar in geeft van den toefhnd des volks by dejooden tentyde, toen onze gezegende Zaligrriaaker op aarde om wandelde, van de innerlyke aandoeningen,- welke die beste menfchenvriend, j s z u s, gevoelde, by het zien van de fchaare volks, die hem omringden, én van de opmerklyke en hartelyke woorden, waar in hy zich tot zyne jongeren of leerlingen, by die gelegenheid, uitliet Maar dan dacht ik ook dikwyis: is het in onze dapi ren doezen opztclïtê by onze Natie wel veel beter? Loopen er by ons ook met om, onkundiè om¬ trent de gewichtigfte zaakeu, met een verduisterd veritand en een verwilderd hart, zwervende geryk fchaapen, die geen'Herder hebben? is de oogst niet wroót en zyn de arbeiders niet gering?— Laaten'er zich wel veelen aan geieegen liggen, om den gemeenen manen zyne kinderen,,- die de hulp van menfchenvrïenden hier in het meest behoeven, te onderwvzen, "in kezen en fchryven, m de eerlte noodzaaklyke gronden van de-' rekenkunst, in de kennis van zich zeiven, en van die dingen, welke' op hun de naaste betrekking hebben geryk degroote werken van God in de fchepzelen, die hen omringen, de uitfteekende weldaaden, die zyne vaderliefde ons in het christendom gefehonken heeft, de aangenaame plichtendie men als mensch, bnr«een christen betrachten moet, dezorge, die men voor zyne eigen gezondheid moet draagen, en aadere beiangryke voorwerpen meer?' Mi  <€ 3 >■ , _ Als ik nu zoo veelen myner arme medeburgers aag, 3ie noch leezen noch fchryven konden; van God of zyn gebod iets vinsten; don Bybel naauwlyks by naame kenden ; in ver gevorderde jaaren nog geene belydenis van hun geloof gedaan hadden; nooit inde Kerk kwamen, dan om zich te laaten trouwen of een kind ten doop te orengen; in de verdcrflykfte dwaalingen en het fehan-' delykst bygeloof en ongeloof verzonken waren; roekeloosheid vertoonden in hun gedrag, wanneer het hun eenigzins naar het uitwendige wél ging, en met eene laffe, ongegronde en flaaffche vrees behebt waren, zoo draa het hun eenigermaate tegen liep of wanneer zich maar eenig ongewoon verfchynzel in de natuur, hoe weldaadig ook, by voorbeeld in het onweder, opdeed, wat hunne onkunde hen als verfehriklyk en verwoestend deed befchouwen; hunne dierbaarfte plichten onbefjhroomd overtraden, en zieh aan de yslykfte ondeugden , die de menschheid ontcercn, overgaven, ja helaas! reeds zo diepgezonken waren, dat zy zelf hun ongeluk niet eens begrcepen en de weïdaadige hand van den eenen of anderen menfehenvriend, die hen wilde helpen, gramftoorig van zich frieten: — als ik dit alles zoo befchouwde, zuchtede ik dikwerf by my zeiven: ach.' dat overheden, leeraars en fchoolmecsters hunne plichten jegens den getneenen man en zyne kinderen toch beter waarnamen en fteeds waargenomen hadden, men zou zo een algemeen bederfgewislyk niet aantreffen! - en dan bad ik tot God naar het bevel van myneu verlosfer: Heerevan deezen grooten oogst, zend toch rechte arbeiders daar in uit! Bedroefde echter dit tooneel mynen geest, ik werd aan den anderen kant niet weinig opgebeurd, zoo dra ik zag , dat ook andere waare volksvrienden te Bodengraven, Edam en op meer andere plaatzen in onsVaderland,de zaak uit dit zelfde oogpunt befchouwden, en de hand aan het werk floegen, zoo dat men,, om van de gezegende poogingen der eerften niet eens te fpreeken, uit die der Iaatflen, eene gantfche Maatfchappy, onder de Zinfpreuk: TOT NUT VAN 'T ALGEMEEN, Zag Olltftaan, Wel- ter takken xich welhaast verfprcidden over ons geheel,. Al Jm  4 4 > Vaderland, e'n die zich juist de verlichting en vcrbc.te-* ring van den gemeenen man tot een doel ftelde van keure nuttige werkzaamheden. Hoe gaarne ik toen al tot dit groote oogmerk wilde medew erken, de omftandigheden evenwel lieten -bit nog niet toe, tot dat ik cindclyk in de gelegenheid gefield werd, om, ter piaatze, waar ik my thans hevinde, ten minsten 'in zoo verre het myne toe te brengen, dat de Maatfohappy met een, nieuw departement vermeerderd werd, het welk in leden geenszins het minste van allen is. Het hier by alleen te laaten beriasten, fcheen my toe nog zeer weinig gedaan te zyn, en ik wenschte niets vuuriger, dan op de eene of andere wyze zelf in perzoon moer werkzaam te wezen, cn rayne krachten te beproeven, ter bevordernig van dit zelfde oogmerk, vat de Meatfehappy bedoelt, door een of ander gefehrift, gefehreeven in den toon, en gefchikt naar de vatbaarheden en behoeftens van den geringer burger, het fpoor volgende van die boekjens, welke door onze Maatichappy uitgegeeven zyn. '■ ■ Ik verkoos daar toe liefst een Weekblad, clewyl de ondervinding geléeraard heeft, dat tydfchriften, meer dan eenige andere, bydraagen, om nuttige kundigheden uit te breiden; dat zy met meer graagte, en algemeener geleezenworden, biykens Godsdienstvriend, Menfchenvricnd velmeenende Raadgeeyer enz. Terwyl men ze ook afwisfelender» en dus aangenaamer om te leezen maaken kan, waarom zelfs de Maatfthappy, gclyktydig met my, een dergeh/k ontwerp had gekoesterd, het welk zy echter, om dat 'er reeds zo veele weekbladen in ons Vaderland gefehreeven worden', weer liet vaaren. Maar hier in was ik eenigzins van een ander gevielen , en begre,ep, dat 'er wel veele en zeer nuttige weekbladen gefehreeven worden, gelvk de opgenoemde , ■ maar dat die toch niet een' ander ontbeerlyk maakten, het welk zvn bellek wat ruimer neemen', en nog meer andere zaaken, dienstig voor het algemeen, behandelen zou,'waarop gemelde weekbladen, naar hun be-"  «C s > -fceftek, zich niet konden inlaaten, terwyl hetZiVhnog meer tot de taak en de behoeften van het volk zou nederbuigen, dan gewoonlyk gefehiedt. Ik.belloct dcrhalven, om een bericht, welk ik ree 's lange te vooren had opgefteld, en dat de goedkeuring van Heeren IIoofdbeMuurders zoo wel als van andere geachte Leden der Maatfchappy meer had moogen wegdraagt re nu, daar dezelve' haar eigen'ontwerp va ar en liet, tc linten drukken, en het werd in' December i7ni alom gratis of voor niet uitgegeeven, terwyl myri vast befluit was, om met den aanvang van het jaar I 7 92het weekblad zelf te beginnen. Dan, gètyk wy menigmaal zien, dat Gods wegen niet onze wegen en zyne gedachteir niet onze gedachten zyn, terwyl wy dikwerf eerst van achteren ontdekken, datzaaken, die ons inden beginne onaangenaam toefchynen, in het vervolg niets dan zegen achtcrlaaten: Zoo ging het my hier ook. ' In plaats van met het weekblad te beginnen, zag ik my genoodzaakt, (om Welke redenen, zal ik hier niet melden, dèwyJ ik mênlchen, die 'er de oorzaak van waren, en die thans buiten flaatzyh'i my verder leed loc te voegen, fp.wcn wil, daar God ook wanre menf.henvrienden verwekt heeft, die op eene edelmoedige wyze mynen druk in vreugde hebben veranderd,") om eene rcize door verfcheiden Provintiin van or?s Vaderdcrland te onderneemen, en juist deeze reize was het, die my gcfLhikt maakte, ommyndoel, in het [chryven van dit myn weekblad, zooveel beter, te kunnen bereiken. Nu leerde ik de zeden van onze Natie, zo goede, als kwaade, beter dan ooit kennen; nu zag ik de onkunde en het bederf van vcrfehillc*de klasfen van menfehen, ook van den minderen Burger en gemeenen IVIan, maar tevens de heilzaame poogingen, die pdele mannen van alle kanten verëenigdeu, om dit te keer ie i gaan en eenen aangenaimen dageraad te verfpreiden, waar alles tct dus verre duister was, en zagdiepoogin,gcn bekroond met gevolgen, die nog meer goeds voor de toekomst belooven. God! bad'ik meermallen by , iny zclven, zegen verder de bemoeyingen van d«e«e braave Nederlanders.' • A 3 iest  < 6 > Iets moet ik van die reize mynen lezers vertellen, het welk zy, oogenbliklyk naa het vertaal, zien zullen, dat hier byzonder te pas komt, daar het licht yerfpreidt over de volgende nommers van myn weekbladen. & E I Z B van den SCHRYFER, na e b w ZEKER POSP in on» r.ADERLAND T Ik kwam dan voorleden Zomer op een' Zarurdag naarmddag m een dorp aan , dat juist niet heel groot is en waarvan xk den naam, om zekere redenen voor IkTr, £Ver7P Zal Eeniê'zins ve™°eid trad ik m de Herberg binnen, en eischte een kopje thee voorneemens zynde, om dien avond nog een uur drié of vier verder te wandelen, na eene Sta'd, alwaar ik den Zondag over Wilde blyven. De Kastelein kwam ik wel dia dat hy geen te vreden hart bezat, en daar hy alles, wat ik hem.vroeg, aietfeene lompe ftuursheid beantwoordde, kon'ik ó^ok fchieïyk h° befluiroprnaaken, dat hy niet veel .verfond bezat: want verftandtge menfchen zyn altyd beleefd Dewyl ik nu gcene ftuurfehe, verdrietige menfchen fW mag, haastede ik my, om maar ^eêr weo.'etJ omT;/nfneP den Waard, naa eenige«ogenblikken, om te weeten, wat ik verteerd had forfchtgj5emmiVer3' T Heer;" 2Cide ^ me£ eene 4&  < 7 > Agt Stuivers voor een paar kopjes ellendige fiappe thee, zonder zuiker of melk, antwoordde ik, is al vry duur voor zo een gering dorp, als dit is, en voor zo een kleine Herberg. „ Juist daarom, - hervatte hy op een' nog lomper toon, - moet ik agtftuivers hebben; hoe zou ik anders kunnen beftaan? Pasfagie is 'er door dit Dorp niet, en, naa dat onze heidcnfche Dominé met zyn' mallen .Schoolmeester ailerley nieuwigheden opgebragr hebben, loopt al het volk, oud en jong, Zondags tweemaal na de Kerk, en s'avonds nog na de School, om den Schoolmeester te hooren prediken, ■ ha, ha, ha! tér? wyl myn herberg, die te vooren alle Zondagen tot laat in de nacht, opgepropt vol volk was., nu door niemand byna meer bczogd word. 'Er komen nog wel vreemden in het Dorp, om, zoo zy zeggen, den Domme en Schoolmeester te hooren, maar die logeeren^ zelden meer by my, want men kan die luiden nooit voldoen. Zy gaan liever by Dominé zelf, by den Schoolmeester, of by den een of ander' lompen Boer, dan dat zy by my "komen. En als ik niet met Huiken nog een Stuivertje verdiende, of indien klaas Buur, evert de Schoenmaaker en nog eenige braave Kerels meer, my niet dikwerf de penning gunden yoor een vaderlandfehe flok, dan mogt h a r me n ,(zoq was de naam van den Kastelein,) wel hoe eer hoe. liever met de Noorder-zon vertrekken." Ik zag nu wel, met wat flag van een man ik te doen had, gaf hem de agt Stuivers, maar konde my met weerhouden, hem neg de volgende vraagen te doen: - Hoe komt het, Kastelein! dat gy my zelf bedient? Heet gy geen' Knecht of Meid ? Zyt gy niet getrouwd' Hebt gy geene Kinderen? En knnt gy niet het een of ander by-de hand vatten, waar door'gy 'er nog wat by verdient, als het zoo flapjes met de neering gaat? . " Raarevraagen, antwoordde hakmen, enfkweet met, wat jou dat raakt, myn Heer! Evenwel zal ik er je met weinige woorden 0p dienen. - Al zedert eenige jaafen ben ik van myne vrouw gefcheiden, en waar is, weet ik niet. Het malle wyl zeide, A 4 dat  *£ « > dat zy met nry niet. leven konde, alleen om dat ik — wel een borrel lust en de vrouw van evert zomtyds vriendelyk toefprak. Myn Zoon heeft dienst genomen, en loopt thans te Koeverden in de kruiwagen, om dat hy een paar maal de kreupele waard geflagen, en eenige reizen klappen aan zyn kameraaden had uitgedeeld, Myne Dochter is hem in het Guamifoen naagevolgd, heeft zich laaten beflaapen en is nu te Amfterdam, in een zeker Kosthuis, waar, zulje wel kunnen raaden. Meer kinderen heb ik niet. Knechten en Meiden heb ik nu en dan wel gehad, maar zy bly ven niet lang, en ik kan het thans ook alleen wel af. Maar wat zou ik 'er toch by doen ? Een ambacht heb ik nooit geleerd, niet eens leezen of fchryven, en met de Boerdery of Akkerbouw wil ik my niet inlaaten; dat vereis cht te veel hoofdbreekcn en ik mag ook geen' zwaaren arbeid doen." — Kom, dacht ik, van dien man heb ik genoeg, om hem zo wel met medelyden, ais met afkeer te befchouwen. Ik verliet hem met deeze woorden: Man! Man! Gy wandelt op een' boozen weg tot uw tydelyk en eeuwig" verderf!— Dat zyn myne zaaken, mvnHeer! Zeidehy; ik groetje! - Ik loosde eene diepe zucht, en fprak by my zeiven: God! Hoe laag kan de inensch vallen, als hy in onkunde opgroeit en aan de zonde gehoor geeft! Ilemelfehe Vader! Ontferm u over hem!- Het gezegde van den Kastelein, aangaande den Prer dikant en den Schoolmeester, maakte, dat ik het Dorp niet verlaaten kende, zonder deeze twee mannen eerst te leeren kennen. Want byaldien Jlechte menfchen kwaad van iemand fpreeken, is .dit gewoonlyk een bewys, dat die iemand een braaf men is.— By den Dominé wild e ik nu niet gaan, om dat ik begreep, dat hy thans aan het ftudeeren weezen zou op zyne prceken, en ik begaf my daarom tot den Schoolmeester. Eene zindelyk gekleede vrouw van middelmaatige jaave.i op:ndc my de deur, met een allerliefst kind op. den arm, terwyl nog twee kinderen, een meisje vaa vier en een Jongetje van zes jaaren, aan hanre zyde huppïk'.cn. Naa my vriendelyk gegroet te hebben> ver/.ogt zy mv, b'"»*»" te komen, cn zeide, teen ik my-  <( 9 > ne begeerte te kennen gaf, cmhaaren man te fpreeken: -,, Het fpyt my, myn Heer! dat myn man nog niet te 'huis is, maar ik verwacht hem alle oogenHikken, en als gy een weinigje geduld wilt hebben, hy zal wél dra "komen. Hy heeft de gewoonte, om Zaturdags namiddags met de fchoolkinderen uit wandelen te gaan, terwyl de meid het fehoolvertrek reinigt; want, zegt hy, de kinderen, die de geheele weck zitten, moeten ook eens beweging hebben; dat is hun gezond, en zy moeten zoo wel uit Gods werken in de natuur leéren, als uit de boeken." Dat is braaf! Antwoordde ik.— Inmiddels hadden de twee lieve gezonde kleinen zich vertrouwlyk by my gevoegd, en terwyl kaatje my haare mooye pop liet kyken, lcidc j a n my de lieve prentjes feit in het Schoolboekje van NedcrlandfcheDeugden, dathy geftadig by zich droeg, en waar uit hy al eenige (tukjes* Wist te vertellen. In diï gczelfehap had ik met vermaak nog eenige uure'.i kunnen doorbrengen; maar het duurde niet lang, of ik zag den Schoolmeester van verre over het land aatakiomen, met eene geheele zwerm van grooten en kleinen rondsom zich; ik fpoedde my hem te gemoct, zóó had my dit gezicht ingenomen, maar nog meer verheugde ik my, toen ik zag, dat zy 'er allen even gezond en vrolyk uitzagen en even begeerig fchccncn, om te luisteren na het geen de Meester hun over Gods groote werken in de natuur zeide. Zoo draa wy elkander zoo digt genaderd waren, dat wy malkaêr verftaan konden, groctcde de Schoolmeester my beleefd, terwyl alle de Kinderen den hoed afhaalden, en ik gaf hem myne begeerte te kennen, om het een en ander met hem te fpreéken. „ Gy doet my veel eer aan, myn Heer! Zeide de vriendelyke man," — en nu wandelde wy gezamcnlyk huiswaards. „ Zóó kinderen,"— zeide hy,— „ Gaat nu elk na zyn huis, denkt naa over het geen, waar van wv • géfproken hebben, en komt morgen by tyds weêr by my, om te kerk te gaan. " — „ Goed, lieve meester!— Riep de geheele fchaar»" a s wy  Wy bedanken u voor het onderwys, en wy zullen 'et pnze ouderen ook veel van vertellen " eefd gegroet te hebben, terwyl klaas en dirk, ee1L Twaalfniere/00r Van den ^holmeester, ï S Jr o LT, deJ^er neS™j™ oud, beneevens wg agt of tien kostkmderen, ons in huis volgden die S^Zvne113 hUMe veSSn'gtveTzoeht ul ^.T'^aa °"S ont^ngen te hebhen, 7' ikwa,#te neemen -dat zy °™ver- rS-Steïf^' * ^dere/entothet van den met den BRAAVEN SCHOOLMEESTER, ZELDZAAM. iNu begonnen wy aanftonds een gefprefc met elkaér dat wel verdient, hier geplaatst te worden, om dat wv er den verftandigen en braaven Sehoolmeester, dzen wj zeldzaam zullen noemen, uit leerenkennen enZl er ook nog al eenig nut voor ons uit haaien k„f Omjeehter het verveelende te myden van het ceduS zeide ik en antwoordde hy, zal ik 'er maar & enfk hT Ka/ik m^^"20 Sf^P^ «ata dienen? 7 Heer ook met h« een of ander 0J5l, Ik da"kV\ zeer' Meester! ik heb zoo even eer* tnee gebruikt hier in de Herberg, en ik wensen" te deczen avond nog wel verder te gtan hy. Hebt gy dan zulk een' haast, myn Heer»- e^ dusTaïhet !af7 M*/"W«*. tot de naaste Stad, en uus zal het laat worden, eer gy daar komt. Ik kan wel  vel denken, dat gy in die herberg niet gaarne zult bjyven, en daarom meer fpocd zoudt maaken. Maar indien gy met myn huis voor Kef wilt ncemen, het Haat u zeer ten dienst. ik. Haast heb ik al en niet, zoo als men het neemt. Ja, het is waar, in die herberg zou ik niet willen vernachten, en ik wenschte in de naaste Stad morgen den openlyke Godsdienst by te wooncn, alwaar een braaf man als Predikant Haat, die ftichtelyk predikt, een voorbeeldig gedrag leidt en ook lid "van de Maatfehappy: tot Nut van 't Algemeen is. Evenwel heb ik aldaar geene andere dringende bezigheden, en ik wenschte ook uwen Dominé wel te lecren kennen en te hooren prediken, om [dat de kastelein 'er my opmerkzaam op gemaakt heeft, die my ook heeft aangefpoord, om u «p te zoeken. Maar het zou waarlyk de paaien van befcheidenheid te buiten gaan, indien ik, die u toch, geheel onbekend ben, van uw vriendelyk aanbod gebruik wilde maaken. hy. Wat het laatftes betreft, wees daarom geheel onbezorgd; wat ik zeg, meene ik en gaarne hcrhaale ik myn aanbod. 'Er komen wel meer vreemden by my Jogeeren, die by h arm en niet wezen willen, déwyl zy 'er flecht bediend worden, duur betaalen moeten en lomp worden bejegend. Omflag maake ik niet, maar gy dient voor lief te neemen, zoo als gy het vindt. Gy zult het u niet beklaagen , wanneer gy onzen braaven Dominé ede lh art hoort ■prediken"'en nader leert kennen. Maar één ding moet ik u vraagen: heeft de Kastelein u op Dominé en my wezcnlyk opmerkzaam gemaakt ? ik. Ja waarlyk! en wel op volgende wyze. Hy fprak vau u- beiden op eencn laagcn toon, en ik heb de gewoonte, om iemand fchiclyk voor'braaf te houden, wanneer Hechte menfchen kwaad van hem Ipreeken. Zie daar openhartig de rede van myn bezoek. iiy. In de daad, dit bevestigt rnv op nieuw in een gevoelen, het welk ik al lange gekoesterd heb, dat naamlyk onze yy ancien zelfs menigmaal zeer nuttig voor ons zyn, ook dan, wanneer zy ons fchaden. doen willen, en dat dit ons zoo vee! te meer bevvee- gen  < 12 > ren moet, om, naar jezus les en voorbeeld, hun Van harten te vcrgeeven. ik. En evenwel is dat nut, waarvan gy hier (preekt no°- maar toevallig : als men 'er nu eens byvoegt, dat zy^ons dikwerf onze fouten en gebreken leeren kennen, wanneer onze vriend ze niet merkt, of uit vricndfchap dezelven als kleinigheden aanziet, en ze ons niet onder het oog wil brengen, uit vreeze, dat . hy ons vertoorne of beledige; en dat onze eigenliefde ons al te zeer verblindt, dan dat wy ons zeiven onpartydig zenden beöordeelen: - Zoo zullen wy zeker nog meer worden aangefpoord, om vcrzoenlyk jegens de vyanden, js Gode zelfs dankbaar vobr dezelven te wezen. hy. Dat is gewis, en het verftrekt my ook eeni«■ermaate tot vergoeding, voor het geen ik van dien kastelein reeds heb moeten uitftaan. Ik zal. hier over thans niet klaagen, maar alleen een kort woord zegern over den oorfprong van zynen haat tegen den Predikant zoo wel, als tegen my. Voorheen ftond hier een Dominé zemelknoop er, en een Schoolmeester waanwys. De eerfte was wel te vreden, als hy des Zondags nademiddags zyne CatechismusftorTe had herhaald en daar by eenige Religiehaat tegen een paar Roomfchen en Lutherfchen, die in het Dorp woonen, had ingeprent, wanneer de Zondagen dit hem zo fcheenen mede te brengen, vooral de 29 en 3ofte Zondag; in zyne bybelverklaaring, terwyl hy voormiddags bet Oude Testament door predikte, veel fprafc "van het voorbeeldige in de hutte des ftichts, in Aarons borstlap en bloeijende flaf enz. Ook een geheel jaar laiw het Hooglied verklaarde, dingen op den predikftoel braot die men niet verftond en die even zoo min een- nut konden te wege brengen, — En tot aan de 1'Hftvan d^n Profeet Jonas'was gekomen, teen hem de dood overraste. De laatfte tras mede zeer vergenoegd wanneer hy Zondags avonds halve uuren lang, op 'de' een of andere vraag van Dominé konde antwoorden, v-at men dan Catechizeeren noemde, 'erin d» Zomer eenige zo genaamde oeffemngen by hield, en in de week de kinderen uit de gewoone Schoolboeken,- naar de algemenen flenter , zoo watjleezen,  < tf > fchryven en reekenen leerde, hen de" Catechismusvraag gen liet op zeggen enz. Dewyl beiden zich verder niet om het volle noen. om de jeugd bekommerden, bleef alles natuurlyker wvze dom°en voer 'er byzonder har men de Herbergier wel by, die altyd, en vöornaamlyk Zondags zyn huis vol had, van lieden, die den tyd met zuipen, dobbelen, kloppartyen enz. doorbragten. Do-, miné beflxafte hen zomtyds hard in de preek, nraar dat hoorden de meesten' niet, om dat zy met ip de Kerk kwamen, zeggende: Wy kunnen den Domme toch niet begrypen, en anderen fpottcden daar mede by hunne drinkgelagen. Was Dominé nu vlytig by. ■ hun in huis gekomen en had hy nuttiger precken gedaan , dan zou dit zeekerlvk zoo erg niet hebben geloopen. De Schout en de overige Dorpsregenten .zochten dit wel te wecren, want wy hebben hier eene. braave overheid, maar men zeide: wy zyn in een vry land en zullen keven, zoo als wy zeff willen, en daar mede was het uit. Meester w a a n w y s werd nu in eene Stad beroepen. en ik kwam hier heencn. Ik was reeds cenigen tyd lid van de Maatfehappy: tot Nut van 't Algemeen geweest, en had my altyd op dc opvoeding der jeugd en dezaaken, die daar toe behooren, toegelegd. Ik fiond verbaasd , alles hier in zoo een' verwarden toeftand to .vinden, maar ik gaf den moed niet verlooren, floeg de hand aan het, werk, en werd byzonder door dit denkbeeld aangemoedigd: het volk is wel dom, maardat -is nog beter, dan indien het alles ingezogen had, wat mcn"hetzelven wel heeft, willen bybrengen, want nu is het ten minltc nog niet met zo veele vooröordeelen DCZCt __ ik befloot, om dc oelTeningen van meester Waanwys voort te zetten, en ging zelf by de luiden, om hen aan te moedigen, dezelve te bezoeken. Eerst verklaarde ik eenige teksten uit het Ni Testament, Voegde 'er allengs het een en ander uit de natuur by< deelde eenige Boekjens uit, die dc Maatfehappy heeft Ditgegeeven, gelyk schouten over het btjwo.n van Gód, wigeri over de Kenmerken ecner Gcdlyke openbaaring, ten oever over de beste opvoeding der jeugd ^ds Schets van den braaven Man en meer an-  <€ »4 > hiidereflf vr.ar over ik dan in die oeffeningen fprak» eil zóó doende gelukte het my, om de menfchen. die altyd begcerig op wat nieuws zyn, allengs des "Zondags uit de Herberg te lokken; elke week kreeg ik *er meer in de oeffening, vooral, om dat ik die akyd met: eene of andere zedelyke vertelling befloot, en nii Werd hakken verbaazend boos op my. Hy zocht my eerst by Domine zwart te maaken, door my voor te . ftellen als iemand, die nieuwigheden zocht in te voeren; maar dit mislukte hem, om dat de Predikant gaarne zag, dat de menfchen door myn toedoen uit de Herberg bleeven. Voor het overige was Dominé juist niet best met my te vreden, maar gelukkig bekreunde hy zich met weinige zaaken buiten den 'predikftoel. En har m en konde my weinig nadeel doen, om dat de Regenten van het Dorp, my de de hand boven het hoofd hielden. Naa dat ik hier een jaar geweest was , fti erf Dominé z emelknooper, en wy kreegen in zyne plaats onzen tegen woordigen geliefden Leeraar edelha r t. Nu ging alles goed, en'wy ontwierpen tezamen een plan■, hoövi y het volk en de jeugd wyzer en beter zouden maaken. Myne roef7eningen heb ik tot hiertoebehouden en voortgezet, behalven dat-Dominé die'er den mcesten tyd zelf by is, my zomtyds aflost. De Schoolboekjeus van de Maa:« fchappy heb ik allen in myne school iugevoerd , en wel op deeze wyze. Ais het een of ander kind wèl geleerd en braaf opgepast had, deed ik het zo een Boekje prefent, en gaf het de vryheid, om daaruit te lecren. Het geld daartoe leeverde eene fpaarpot op, waar in elk kind een oortje gaf, als het te laat in de fchool. kwam, .zonder dat het toereikende rede ter verönt* fchuldiging konde bybrertgen enz. De nayver ,w'erd gaande. Elk wilde'uit die mooye boekjens lecren, en zy waren bygevoig weldra algemeen. ■ Thans .bezocht niemand de Herberg meer, dan Evert, een Schoenmaaker, die eerst Zoldaat geweest is, zich hier heeft neergezet, van toeten noch blaazen weet, en zelfs in de week heele dagen in de kroeg: zit, vermits hy te lui is om te werken, zoo dat vrouw en kinderen honger moeten lyden; klaas, een boer0 die alles in de war laatloopen, en wiens huis en hoi dasu£  *C is > daarom aanflaande week zal verkogt worden; en da* nog eenige weinige anderen van dat fiag van volk meer. Myn Heer kan dus begrypen, waarom de Herbergier my geen goed hart toedraagt, maar alle mooglykc verdriet zoekt aan te doen, en my ten minsten, om dat hy nu niets anders meer uitrichten kan, by deezen en geenen poogt te lasteren, gelyk hy by u heeft zoeken te doen. Hier by komt nog, dat ik eenige kost discipelen heb, wier Ouders ons menigmaal bezoeken, en dat 'er nu en dan wel eenige anderen uit naby gelegen Steden komen, om Dominé te hooren prediken. Deezen flapten eerst altyd by harmen binnen, maar, wegens zyne Hechte behandeling, blyven zy daar nu van daan, en logeeren gewoonlyk by den Predikant of by my. harmen fchryft nu, op onze reekening. wat hy zich zeiven eigenlyk te wyten heeft, en zoekt zich, zo veel hy kan, door laage fcheldwoorden tewreeken. Het vervolg in het tweede homvier. ik» MIDDEL TER SPOEDIGE GENEEZING, WANNEER MEN ZICH GEBRAND HEEFT, EN TOT VOORKOMING VAN GROOTE GEVAAREN, DIE 'ER ANDERS UIT ONTSTAAN KUNNEN. Men maake, wanneer men zich aan Vuur, heet Yzer, of kookend Water gebrand heeft, aanftonds eenen Pekel van koud water met veel zout, en fteeke het gebrande deel daar in ; men laate het zoo lange 'er in fteeken, tot men geene finert meer gevoelt, waar üit blykt, dat de brand uitgetrokken is.. Als men by voorbeeld den voet verbrand heeft, moet men de kous niet uittrekken, maar het been met kous en al in den pekel zetten , om dat met het uittrekken wel eens een lap vel mede weg gaat, dat de geneezing moeilyk, langzaameren zomtyds gevaarlyker maakt. — Dit is een beproefd middel ter geneezing van den .brand, waar van ik verfcheiden voorbeelden uit myn eigen ondervinding zou kunnen aantoonen , en waarom ik het al eens voor een jaar in de Zwolfche Courant heb doen plaatzen. Het verwekt ook weinig of geene fmarte aan het gebrande deel, ja verzagt dezelve veel meer, en geneest biflaeri zeer korten tyd. JD»  4. 16 > VER T E N T I E. VANEEN BOEK, HENDRIK 'EH ANNA. De Maatfehappy tot nut van 't al of meen, die al zoo veele mooye Boekjes voor den Burger-man heeft laaten drukken', heeft in dit jaar een heel mooy én leerzaam historieboekje uitgegeeven van hsndrik en anna, dat zeer vermaaklyk te leezen is en heel nuttig ook. Het is opgefteld door den Heere p. hartman, te Ryp , die, om dat hy het zoo mooy gemaakt , heeft, \an de Maatfehappy eene zilvere Eerepenning'er voor heeft gekreegen. -Gelyk alle de Werkjes van de Maatfehappy maar weinig kosten, zoo kost dit hccle Boekje cok maar Acht Stuivers, en is by alle Bcekverkoopers in ons geheele Vaderland te krygen. ■ Het is haast even zoo gefehreeven, als dit eerfte NommeA van net Weekblad, maar nog veel mooyer, en ik zal 'èr by de eerfte gelegenheid de beste meer van vertellen,' om u begeerig op het boekje zelf te maaken. Dit Weekblad' wordt alle Maandagen voor twee Stuivers uitgegeeven. Te AMSTERDA M, , By: A. BORCHERS 8 n Z O O N„ " En is alom by de voornaamfte Boekverkoopers in ons Vaderland te bekomen. Die ons met een vertoog,naar den aart van het Week? blad gefchikt, wil vereer en, gelieve. zynen Brief te addresfecren aan de üiigecvers deezes. 1