GESCHIEDENIS VAN GRAAF WILLEM VAN HOLLAND, ROOMSCH KONING. DOOR M^JOHAN MEERMAN, FR TH EER VAN DALEM. TWEEDE DEEL. IN 'S G RA AVENHAAGE, ByNICOLAAS van DAA LEN. en MELIS WETTE^5 .MDCCLXXXlvÉjU^4   INHOUD VAN HET TWEEDE DEEL. VIERDE BOEK. Van den dood van Keizer Frederik 11. tot den dood van Koning Koenraad IV. December 1250 — Mey 1254. ï25t I. TV Paus verheugt zich over des Keizers dood. II. Hy zoekt zich van Sicilien meejler te manken. III. En de regeering van'Koning Willem in Duitfchland te handhaaven. IV. Zyn brief aan dien Vorft. V. Willem vergunt aan de Abdis van Rynsburg, om eene buitengors by Ooftkappel in te dyken. VI. Hy bekrachtigt een Leenvonnis , ten voordeele der ' Middelburgfche Abdy geveld. VIL Hy beveelt aan zyne Dekenen en Bailluwen om de Abdy van Egmond te befchermen. VUL Hy ftaat de vrou. Jèlyke opvolging in het leen van Dirk Beukei en in 'het Burggraaf]chap van Leytkn toe. IX. Sa■ II. Deel. * * mn'  iv Inhoud van het menzweering tegen het leven van KoningKoenraaL Willem overwint hem ly Oppenheim X. Ontmoeting van den Paus en den Koning te Lyons. XL Willem verpandt Arles, Bpfanfm en LauJanne aan Hugo van Bourgondien. XII. Hy be. ■veftigt Graaf Koenraad van Friburg in 'het bezit van Neuenburg. XIII. Toul en Metz gaan over tot zyne party. Zurich laat de verdreeven Geestelykheid weder binnen. XIV. Hy bekrachtigt de voorrechten der Bisfchoppen van Seckau. XV. Vergrooting van Delft. Stichting der Abdy Koningsveld, XVI. De Aartsbisfchop van Mayntz wordt afgezet. XVII. Oorlogen des Konings langs den Rhyn. Hy bekrachtigt de bezittingen der üisjchoppen van Grasfe en van Sifteron XVILl Hy bekrachtigt afin het kloofter Schinne de inlósfmg hunner Advocatie. XIX. Hy neemt het Kapittel van Lébuinüs te Deventer m zyne befcherming. XX. Hy beleent Bertold Bisfchop van Pas/au met de Regalien. XXL Hy bekrachtigt de Voorrechten van Bremen. XXII. Hy en de Cardinaal Hugo benoemen den Abt van Fulda tot beflisfer der oneenigheden in de Abdy van Hirfchfeld. XXIIJ. Floris ftaat aan Willem 'van Pole de leensopvolging in de vrouwelyke linie toe. XXIK De Paus ftaat op Willems voorfpraak aan den Abt van Egmond de Bixfchoppelyke fieraafien toe. XXV. Hy brengt Graaf Thomas van Sa. voyen tot zyne party, en zendt aan Willem een verbond tusfchen de fteden Lodi en Novara ter bekrachtiging over. XXVI. Hy geeft op >sKo nmgs verzoek een' Gunflbrief aan het kloofter val St.  Tweede Deel. v St. Servaas te Utrecht. XXVII. Hy verkrygt van dien Vorft de wettigverklaaring van Obizzo van Efte en komt te Perugia aan.. XXVII1. Koning Koenraad vertrekt naar Italien en aanvaart de Siciliaanfihe regeering. i2.52. XXIX. Huwelyk van Koning Willem met Elizabeth van Brunswyk. XXX. Hy deelt. aan de kloojieren Mai ienthal en Bergen Gunjïbrieven uit. XXXL Hy voorziet Dordrecht van Privilegiën XXXII. Hy deelt aan de kloofieren Frankenberg, Poelden en St. Marienberg Gunjïbrieven uit. XXXIII. Dë Markgraaven van Brandenburg en de Hertog van Saxen onderwerpen zich hem niet al hunne Vafallen. XXXIV. Hy ftaat aan de Brandenburgfche onderdaanen eene bepaalde tolvryheid in, zyne erflanden toe. XXXV. Godsdien/ligheid des Konings. XXXVI. Zyne reize naar Saxen. Veele Vorfien onderwerpen zich aan hem. Hy lewyft eene gunft aan Bert ram Bevelhebber van Wegleben. De Koning van Bohemen zendt hem, gefchenken. XXXVII. Hy fchenkt aan zyri* Zwager den Graaf yan Henneberg de kenen van Graaf Ulrich van Muntzenberg. XXXVIII. Jh'y deelt aan het Kapittel St. Simon en Judas, en aan het Sticht St. Petersbergte Goslar Gunft. brieven uit. XXXIX. Floris bemiddelt ..een ge: fchil tusfchen de ftad Dordrecht en Jan Heer van Beusden. XL. De Koning beveelt aan die .van Goslar het kloofter St. Georgenberg te Gandersheim tegen alle geweld te befchermen. XLI. Hy beleent Graaf Thomas van Savoyen met Turin en tndere plaatfen. XLII. Hy vergunt aan de Jb* 3 9  vi Inhoud van het dy van Middelburg op zyne duinen vee te moogen weiden, en bevrydt die van St. Bernard van zekere laften in Zuidbeveland. XLI1I. Hy poogt te vergeef'sch een gevecht tusfchen den Bisfchop van Utrecht en eenige Vafdllen te verhinderen. XLIV. Hy fiiiit een Verdrag met de Stad Utrecht. XLV. Hy neemt de burgeren aldaar in zyne befcherming-, bekrachtigt hunne voorrechten en ontflaat hen van alle vreemd rechtsgebied. XLVI hy fielt zich in ftaat van tegenweer tegen de Weftfriefen en bouwt een huis te Alkmaar. XLVIL Floris bewyft eene gunft aan Boudewyn van Noortwyk en bekrachtigt' den Gunftbrief zynes Broeders aan de Abdy van St. Bernard te Antwerpen. XLVIII. De Koning neemt de Abdy Lockum in zyne befcherming en bekrachtigt haare Voorrechten. XLIX. Ryksdag te Franckfort. Deleenen van Koning Koenraad en van de Ryksvorften, die dezelven niet van Willem verheft hadden, worden verbeurd verklaard. L. Namen en Zeeland bewefter Schelde der Graavin van Vlaanderen ontnomen en Jan van Avennes toege. weezen. LI. De Koning geeft zekere vryheid aan het Leprooshuis te Sangershaufen ; de Adyocatie over het kloofter Denckendorf 'aan Graaf UIrich van Wurtemherg. LH. En den tol te Brubach aan Graaf Herman van Henneberg. LUI. Brief van eenige Slavonifche Bisfchoppen aan deleden van denRyks. dag. LIV. Willem beleent Hugo van Bourgondien met de munt te Salins en den Bisfchop van Spiers met deftadKislau. De Abt van Fulda zweert hem trouwe. LV. Hy verpandt Oppenheim aan den Aartsbisfchop van Mayntz. LV1. Hy beveelt de Sche-  Tweede Deel. vii Schepenen van Luik zeker vonnis te herroepen. LVll. Hy tracht Avennes in het bezit van Henegouwen te (lellen LVHL Hy ontjlaat de Burgmannen van Friedberg van de belafting en Heirvaart by zyn anftaanden Romertocht. LIX. Zyne oneenigheid met den Aartsbisfchop van Trkr. LX. Hy bevrydfde Duitfche Order van den tel te Geervliet voor brood en wyn. LXL Belangeloosheid des Konings in zeker gefchil met het Kapittel van St. Jan te Utrecht LUI. Hy deelt op zyne reize naar het Brunswykfche rundbrieven aan de Kerfpelkerk te Strafsheïm en aan het Nonnenkloofter te Ofterrode uit. 1253- LXIIL Hy vergunt aan de Kanonniken van St. Simon en Judas te Goslar, dat zy de Advocatien over hun Sticht weder mochten in handen trachten te bekomen. LX1V. Hy bevoorrecht het kloofter Walkenried- LXV. Hy beleent dm Graaf van Henneberg met de goederen vanLo. dewyk van Ofenheim. LXV]. Hy verklaart eene daad van Koenraad voor onwettig. LXV1L Hy deelt Gunftbrieven uit aan de kloofteren Mendingen, Riddagshaufen en St. Marienberg. LXV HL Hy verwerft voor de Middelburgfche Abdy eene gunft van den Paus. LXIX. Hy zegt dm twee Markgraven vau Brandenburg in zeker geval de opvolging in Saxen toe. LXX Nieuwe poogingen yan Innocentius ten voordeele van den Koning. De Hertog van Brabant laat zich met het kruis tekenen. /.XXI Willem ftaat aan het Kapittel van St. Maria te Utrecht de befchikking over eene Prebende af. LXXIL Hy bejluit tot het leggen van eene Stuiduis door den dam van het Spaarne. LXXIIL ' * 4 Hy  vin Inhoud van het Hy ontflaat het Loosduinfche kloofter van alle lasten LXXIV, Janleiding tot den oorlog met Vlaanderen. LXXV. Slag van Weftkappel. LXXVL .. Margaretha laat vrede aanbieden ; zy vindt de voorwaarde te hdrd. Zy wordt daarenboven nog met dén Ban gedreigd. LXXVL. Wormsgaat over tot 'jKonings party. LXXV1U. Willem beveftigt de voorrechten der ftad Nordhaufen. LXXIX. Hy houdt een Leengericht vóór de Maagdeburgfche Kerk en ftaat dan den Hertog van Brunswyk de opvolging toe in de leenen van zekeren Edelman. LXXX. Hy beleent de Bisfchoppen van Minden en van Toul met de RegaUeni, en den Bisfchop van Munftermet het Graaffchap Vecht. LXXXI De Kroonprins van Bohemen wordt Hertog van Ooftenryk. LXXXII. Dood van Hertog Otto van Beyeren. LXXXIII. De Koning fielt Hertog Alben van Brunswyk in t bezit der goederen van Guntzel van Wolfenbuttel. LXXXIV. Hy neemt de Abdy van Vïders in zyn vrygeleide en geeft haar zekere tolvryheid in zyneftaaten. 1254. LXXXV. Hy geeft een' Gu ftbrief aan het ' Bagynhof te Middelburg. LXXXVL Hy bekrachtigt de belèening van eridrik van Luxemburg met het Graaffchap Namen door Avennes gefchied. LXXXVIL Margaretha roept Karei van Anjou te hulp. De Koning geeft een Vonnis over die van Luik en bekrachtigt eene uitfpraak aangaande Henegouwen ten voordeele van Avennes. LXXX Vilƒ. Henegouwen wordt door het Franfche en Vlaamfche leger ingenomen. LXXXIX. Onderhandeling tusfchen den Koning en Anjou. XC. Poogingen van den Paus om Willem uit  Tweede Deel. Uit het gevaar eenes oorlogs te redden. Eenige Heeren uit deszelfs gevankenis vrygekocht. XCI. De Koning voorziet Mühlhaufen van een Voorrechtsbrief. XCII. En Middelburg van Privilegiën en Keuren. XCIII. Zyn tocht tegen de Weftfriefen zy worden in een zeegevecht door Gerrit van Heemskerk gejlagen. XClV.Hy beleent den Bisfchop van Minden met het Rechterampt over eenige plaatfen. XCV. Hy ftaat aan Hugo van Aker floot de leensppvolging toe in de vrouwelyke linie. X^VI. Hy ruilt eemgeMinifteriales tegen anderen van de Abdy vanEgmond. XCVIL Laat ft e lotgevallen, dood en CaraSter van Koning Koenraad. VYFDE BOEK. Van den dood van Koning Koenraad IV. tot den dood van Koning Willem. Mey 1254 January 1256. I. Willem wordt het rechtmaatige Opperhoofd des Ryks. II. Innocentius noodigt hem om deKeizerskrooning te Romen te komen haaien. III. En verzoekt om eene gunft voor Thomas van Savoyen. IV. Willem voorziet Alkmaar van Privilegiën. V. Hy houdt teNymegen een Hofdaggen vergroot de fomy waarvoor die ftad was verpand geweeft. VI. Hy houdt een Hofdag te Nuys. Zyn twift met den Aartsbisfchop van Keulen. VII Grondjlag van het Rhynfch Verbond. VIII. De Koning vergunt aan de  x Inhoud van het de kinderen van Simon van Haarlem om hunnes Vaders leengoederen famen te bezitten. IX. Zyntwift met den Aartsbifchop van Mayntz. X. Hy deelt aan Franckfort en Gelnhaufen Vryheidsbrievenuit. XI. Hy verovert Henegouwen ten voordeele van Avennes. XII Zyne voorwaarden van vrecle worden wederom afgeweezen. XIII. De Koningin bevalt te Leyden van een' Zoon. Verfraaiingen dier Stad. XIV De Paus vermaant Willem om den Mark' graaf van Hochberg'in den Ryksban te doen. XV. En verheft op deszelfs verzoek den Bisfchop van 'Samland tot het Bisdom Lubeck. XVI. Uitjiel der Keizerskrooning. XVII. De Koning ftaat aan de Abdis van Quedlinburg toe om in dat vlek den Ryksban te oeftenen. XVIII. En geeft aan die van Moordrecht eene bepaalde vryheid van laften. XIX. Laatfte lotgevallen, dood en Caracter van Innocen* tius IV. Alexander IV. volgt hem op. 1255. XX. De Koning geeft aan Worms een' Brief van vergiffenis, en bekrachtigt in een' anderen haare rechten. XXI. Hy neemt het Kloofter Maulbrunn in zyne befcherming, en laat dat van Zwyfalten 'weder opbouwen. XXII. Hy neemt liet flot Trifels met de Ryksinfignien in. XXIII. tiy bekrachtigt de Voorrechten van Spiers. XXIV. Hy deelt aan het Kloofter van den St Andreasberg Gunftbrieven uit. XXV. De Koning maakt Hagenau tot eene Vrye Ryksftad en bekrachtigt haare Voorrechten} gelyk ook die van Colmar. XXVI. Zyn Brief aan den Abt van Egmond. XXVII. Hy bekrachtigt aan Godfried van Sultzburg het leen van Berengouwe. XXVIII.Hy geeft de collatie van de KerkteEhen. heim  Tweede Deel, ki Jteim aan het Mayntzifch Domkapittel. XXIX. Hy bekrachtigt de voorrechten der Abdy Bebenhaufen. XXX. Hy (laataan Hugo van Naaldwyk toe het Ambacht Fel/en onder zekere voorwaarden te verkoopen. XXXI. Hy fchenkt eene bepaalde tolvryheid aan de Abdy vanSt. Bernard. XXXII. Hy verbetert en begiftigt deMiddelburgfche Abdy. XXXIII. Hy bereidt zich tot.een' tocht tegen de Weftfriefen; zoekt te vergeefsch hulp in Engeland, en belooft fan Utrecht fchadeloosheid voorliet doortrekken van krygsvolk. XXXIV. Hy houdt een' Ryksdag te Keulen. XXXV. Hy gebiedt aan die van Namen Graaf Hendrik van Luxenburg te gehoorzaamen. XXXVI Hy beleent Graaf Jan van Bourgondien met eenige gekochte goederen. XXXVII. Hy houdt een Leengericht en bekrachtigt deszelfs uitfpraak. XXXVIII. Hy overwint de Weftfriefen, fchryft eene nieuwe Heirvaart tegenhen uit, en bouwt Toomhurg. XXXIX. De Paus wenfcht hem geluk en maakt zekere fchikking omtrent de tiendens. XL. Willem zendt een' Afgezandt naar Dinant. XLI. Hy zorgt voor beter voedfel der Egmondfche Monniken. XLIL Hy hangt zyn zegel aan een Brief van den Zoon des Graaven van Kleef. XLIII. Hy fchenkt aan de Abdy van Ludenkerk de Collatie van Teffel. XLIV. Hy breidt de rechten der Heemraaden uit. XLV.Hy ontflaat die van Nierfiein van ongewoone Heerendienften. XLVL De Koning van Frankryk zoekt te vergeef sch eene bemiddeling tusfchen hem en de Graavin van Vlaanderen te weeg te brengen. De gefchillen eindigen eer ft na zyn' dood. XLVII. Hy belooft hefcher- ming  xn Inhoud van het Tweede Deel. ming aan de Heeren van het Duitfche Huis te Utrecht. XLVlll. Voortgang van het Rkynfch Verbond. De Koning bekrachtigt hetzelve. XLIX. Stryd over de opvolging in Thuringen. Willem beveelt den Graaf van Henneberg de Landgericht ten aldaar te herftellen. L. Hy bekrachtigt, de be. zittingen van het Kloofter Hegene. LI Ryksdag te Worms. LIL De Paus ontftaat op zyn verzoek de kerk van Goslar van zekere verplichting. LIH. De Koningin wordt door Herman van «ittberg gevangen genomen. LW. De Koning wordt te Utrecht met een' fteen geworpen. Oorlog tus< fchen Holland en het Sticht. LV. Ystocht tegen de Weftfriefen. 1256. Willem fneuvelt LVI. Zyne begraaffenis. LVIL Bericht van Willems aanverwandten na zynen dood. LVIII. Caractèf van Willem en algemeene beoordeeling deezer regeering. Codex Diplomaticus Of Lyft der Handveften en oorfponkelyke (lukken, zoo door Willem als door de geenen, die onder hem eenig deel aan de regeering gehud hebben, vervaardigd ; of anderfints tot zyne Gefchiedenis betrekkelyk, en in deeze twee Deelen aangehaald. Verklaar ing der vier Plaaten, welke aan het einde van dit DfiEL geplaatst zyn. GESCHIEDENIS  GESCHIEDENIS VAN GRAAF WILLEM VAN HOLLAND, ro 0 ms c ii koning. <&$^Hgh<& •• VIERDE BOEK. ! Van den dood van Keizer Frederik II. tot den dood van Koning Koenraad I V, December 1250 Mey 1254. T7 ene heugchelyker gebeurtenis dan het verJCj fcheiden van Keizer Frederik had Innocentius IV. nog nooit beleefd. Den man, die met onbeweegchelyke ftandyaftigheid geweigerd had zich onder het juk zyner dwingelandy te krommen; die hem uit Italien verjaagd en in een' langen onafgebroken oorlog bevochten had; die Bisfchoppen. s aan Romen getrouw, den dood der verachtelykfte booswichten had doen fterven; maar dien hy ook eene vyandfchap gezworen had, door geen traanen van berouw te vermurwen, door geene onderwerping te bevredigen: dien man voor zich heen naar het graf te zien draagen, had eene zoetII. Deel. A heid 1251. I. De Paus verheugtzich over des Keizers dood*  1251 rr Hy zoekt zich van' Sicilien (<0 Matth. Par. p. 7890 2 Vierde Bon, '• heid. voor den Paus, die flechts door harten, - zoo verbitterd, zoo bedorven als het zyne, gcfmaakt kan worden. Maar deeze blydfchap was zoo veel te hooger gereezen , daar de Keizer juift op eenen tyd den troon verhaten had, op welken zyne wapenen hunnen ouden luifter hadden begonnen te hervatten, en zyn onderdrukte aanhang het hoofd een weinig om hoog te fleeken. Ook was zyn hardnekkigfte vervolger de Cardinaal van Viterbo, Stadhouder van innocentius te Romen, en zulk eenen meefter volkomen waardig, onlangs uit het tydelyke gerukt, en de Romeinen 'hadden een dreigenden brief naar Lyons gezonden , om hunnen herder en Bisfchop aan te zeggen, dat zy hem ten fpoedigften weder in zyne hoofdflad verwachtten O). Aan deezen eifch gehoor te geeven, zoo lang de Keizer leefde , was even gevaarlyk voor den Paus als denzeiven van de hand te wyzen. Een fterfgeval derhalven, dat hem uit de bangfte verlegenheid reddede, en de hinderpaalen aan zyne terug* reize naar zyn Vaderland uit den weg ruimde, kon in geen gunftiger omftandigheden voor hem zyn voorgevallen. Zyn groote toeleg was nu op eene dubbele wyze het geluk, dat hem wedervaaren was, tot zyn voordeel aan te wenden. Het Konink. ryk Napels en Sicilien met den Pausfelyken ftoel  Vierde Boei. $ ftoel te vereenigen, maakte de eerfte en voornaamfte zyner bedoelingen uit. Pas even had j hy de tyding van zynes vyands dood verno- t men of hy verklaarde dit land, waarmede ln- 1 nocentius III. den Keizer in zyne jeugd beleend had, wegens de ontrouw en misdaaden deezes Leenmans aan Romen vervallen; en reeds in Tanuary des jaars **Sf. fcnryft hy, nog in de eerfte dronkenfchapzyner vreugd, eenen bnet aan de Siciliaanen , in welken hy zich onder andere van deeze uitdrukkingen bedient: Laaten de hemelen juichen en de aarde opfpringen ; daar het ysfelyk onweder, waarmede het Gode behaagd heeft ulieden voor een' geruimen tyd te bezoeken , door zyne onuitfpreekelyke barmhartig, heid in een' zachten zuidewind veranderd is; en hy , die niet opgehouden heeft u wreedelyk te kwellen, van de aarde is weggenomen. Eenpaarig moet gylieden een danklied opheffen en zorg draagen, dat uw voorfpoed voortaan niet meer gepord worde. Laat u dan niemand verhinderen van terftond m den zachten fchoot der Kerke weder te keeren, waar eeuwige ruft, vrede en vryheid op u wachten. Wy, die ons in den geeft verheugen, dat na eenen nacht van droefenis een dag van blydfchap voor u is opgegaan * zullen tot uw roem, «enoegen en voordeel alles trachten toetebrengen en u van eene fchandelyke flaaverny bevryden. Zoo verflond men reeds toen den laagen konft. greep om den volkeren, die men zyner heerfchappy onderwerpen wilde, te verzekeren, dat men het op niets dan op de vermeerdering A 2 i2jr. neefter e maaien.  III. En d£ regeei ng van Koning Willem 3n Duitfchland te handhaaven. O) Ravnaldus act h. « Cap.'ifeqq, 4 Vierde Boek. van hunne welvaart en hun geluk had toegé* ■ legd. Ten zelvden tyde, dat dit gefchrift wierd afgevaardigd, kreeg de Cardinaal Caputio laft om de gevoelens der Siciliaanen te gaan polsfen , en eenige andere Geeftelyken wierden hun als Legaaten toegezonden; terwyl erdoor geheel Duitfchland een Pausfelyk bevel, door de bedreiging des Kerkenbans vertterkt, wierd afgekondigd,by welk verbooden wierd iemand, die naar de regeering van Sicilien mocht Haan te onderfteunen r». Doch Manfredus, die dit Koninkryk voor Koenraad bewaarde, bevlytigde zich Hechts zoo veel te meer, om het dien Vorft, by zyne overkomft in Italien, ongefchonden ter hand te kunnen ftellen. De andere begeerte van het hoofd der Roomfche kerk was zynen lieveling Willem in het Duitfche Ryk volkomen te doen zegepraalen, en den aanhang , die het Zwaabfche huis er nog behouden had, geheel van het zelve aftefcheuren. Koenraad was na den dood zynes Vaders, buiten alle tegenfpraak , het wettig Opperhoofd van Duitfchland. Hy was in 1237 door de Ryksvorften, met eenpaarigheid van Hemmen, tot opvolger van Frederik benoemd en kort daarop tot Roomfch Koning gekroond Geen banftraal van het Vaticaan, geen afzet" ting door den Paus, geen verkiezing eenes anderen Konings, Hechts door eenige Vorflen in 't werk  Vierde Boek. S \ werk gefield, kon hem van dit verkreegen recht berooven. Doch het was iets anders eene rechtvaardige aanfpraak op den Duitfchen troon te kunnen vormen, en iets anders het bezit van denzelven zich door overmacht te kunnen verzekeren, mnocentius wendde nu alle poogingen aan om dit laatfte te beletten. Aan den Aartsbisfchop van Keulen en zyne onderhoorige Bisfchoppen maakt hy den dood des Keizers bekend, en gebiedt hen de maare daarvan zorgvuldig te verlpreiden. Den Aartsbisfchop verheft hy hemelhoog wegens de hulp aan Koning Willem toegebracht, hem vermaanende van ftandvaftig in zyn gedrag te volharden. Aan een' Kapellaan des Konings, een' Monnik van de Orde der Dominicaanen, van Eyka geheeten, draagt hy de prediking van het kruis tegen Koenraad en zyne begunftigers door geheel 'Duitfchland op, met vergunning van andere bekwaame lieden te moogen aanftellen, die dit werk op plaatfen, daar Eyka zelve niet tegenwoordig kon zyn 3 verrichten zouden. Aan een' ieder die zich met het kruis liet tekenen mochten deeze mannen dezelfde voorrechten toeftaan, die de belooning van een' tocht naar het Heilige land plachten te zyn. Voor het enkele aanhooren hunner redenvoeringen wierd een Aflaat van 40 dagen beloofd , en op het verhinderen daarvan ftond niet minder dan de kerkelyke Ban. Met een geheel ander oogmerk zendt de onderneemende Paus zynen Capellaan Jacob, Aartsdiaken Lvan Laon, naar DuitfchA 3 land» 125'.  i2$r. i j 6 Vierde Boek. land. Deeze, verzeld van Dirk, Meefter der Duitfche Orde in Pruisfen , die de taal des lands verftond, moeft de Hertogen, Markgraaven en Graaven van het Ryk gaan bezoeken , hen tot de Kerk terug trachten te brengen, en tot het hulde doe*i aan Koning Wil. lem beweegen. Aan de Hertogen van Beyeren en Saxen , de Markgraaven van Meisfen en Brandenburg , en eenige andere Grooten der Zwaabfche party fchryft hy zelve, en om hen met den Roomfchen ftoel te ligter te bevredigen, gebiedt hy den Bisfchop van Conftantzhen Weder tot de kerkrechten toetelaaten. Ook aafc de Zwaaben , Koenraads erffelyke onderdaanen, vond hy goed de afkeerigheid, die veelen derzelven reeds tegen hunnen Vorft, gevoelden , door een' brief te voeden en te verfterken. Herodes, zegt hy daarin, die de ziel van Chriftus in de ziel zyner geloovigen trachtte te verderven, is niet weggenomen, of een andere Archelaüs zoekt, als een erfgenaam der vaderlyke dwingelandy, het Vorftendom, dat deeze beftierd heeft, zich toe te eigenen. De kerk moet haare kinderen befchermen tegen de geenen, die zich in hunnen hoogmoed tegen den Heere en zynen Gezalfden verheffen. JVy verzekeren u derhalven, lat wy Koenraad, dien gy met rede verdacht loudt van het wreede gedrag zyner voorouderen te 'Mllen opvolgen, nimmer noch tot het Roemfche R.yk, noch tot de Keizerlyke waardigheid, noch ot het Vorflendom Zwaben zullen toelaaten. In ;en' tweeden brief prees hy de trouw van ver- fcheiden,  Vierde Boek. 7 fcfaeiden Edelen dier landftreek aan de Roomfche kerk, en beloofde hun nog eenen anderen Kruisprediker; terwyl hy den Graaf van Guttenberg, dien de Zwaaben als Gezandt naar Lyons hadden afgevaardigd, met alle vriendelykheid ontving («). Maar onder alle deeze woelingen vergat Innocentius niet den jongen Vorft, wiens belangens hy in Duitfchland zocht te bevorderen, zelve moed in het hart te fpreeken. Hyfchreef hem met dat oogmerk, den 15February, eenen brief, dien wy noodig achten, daar hy opWillerriS gefchiedenis niet weinig licht verfpreidt, hier geheel te moeten invlegten. Schoon uwe Moeder, de Roomfche Kerk, dus luidt hy, van toen af aan, dat de Heere, op de nederige gebeden zyner knechten, u tot zyn Gezalfden heeft willen aannemen , om zyne oprechte kinderen van het juk eener ellendige jlaaverny te bevryden, met eene aanhoudende overpeinzing onvermoeid over uwe bevordering gewaakt heeft, gelyk de daaden dit uitwyzen, zo trachten wy echter thans zoo veel tt meer het werk uwer luifterryke verheffing gelukkig te voltooijen, en u met alle bekwaame hulpe er gunjlbewyzingen by te Jiaan, daar de zaak dei Kerke en des Ryks , jegens welke de geneegenheü van veelen begon te verkoelen in plaats van te ont branden, door de Goddelyke hand tegenwoordi[ met meerder voorfpoed eenen verwachten en afge fineek O) lbid. Cap. 7 feqq. Schateni Ann, Paderb. II. 67. A 4 1251. IV. Zyn brief aa dien Vorft.  i ( j ! - o o É ■u êt S Vierde Boek, halven, waardffe Zoon, uwe doorluchtigheid in den naam des Heeren: werk zelve met ~ werk mede met de rechterhand des MerhoogL: bevorder de geenen, die getrouw zyn in 'den arbeid; tracht de ongetrouwen met eene behoorlyke voorzichtigheid tot hunnen plicht te rug te roepen Hier iZTt l gl im gr00Ur r°m tot der feizerlykeKroonegeraaken, waar mede wy, onder Gods hulp, u van gantfcher harte begieren te gieren. Laat uwe Koninklyke uitmuntendheid geen ligtgeloovig oor leenen aan de kw aadfpre ekenheid van fommigen, die u moogelyk het tegendeel ^ien, en die met de kronkelende loosheid der mdeflang uwe oprechte gevoelens zoeken te verVftigens met geen ander oogmerk, dan op dat zy le hefae, die gy v00r de Roomfche Kerk hebt, n waar mede dezelve u in alle oprechtheid bemint, verminderen of wegneemen zouden, en u nalaatig maken in het voortzetten van het groote werk, dat p handen is. Bewaar dan uw hart met de groot [le mzichtigheid Voor de zoodanigen- fluit uwe ooi el oor zulke vleiende oorblaazerrn, die u als een oorne heg omringen; tracht altoos toe te neemen igeneegenheid voor de Kerk, die u oprecht heeft °-f gehad, m nog lief heeft, en die, 'niet ophol "de u met moejerlyke tederheid lief te hebben, ,zo God wil en gy in het leven blyft, haaft tot Lroone des Ryks verheffen zal (V). De C<0 Ravnaldus ad- h. a, Cap. 9 & j.ffi„  Vierde Boek. 9 De Koning, dien wy in het laatft van het yoorleeden jaar te Bergen in Henegouwen geiaaten hebben, bracht het holfte van deezen winter in Zeeland door , en bevond er zich buiten twyffel nog, toen hem dit Pausfelyk gefchrift ter hand wierd gefield. Hier hadden de belangens van de voornaamfte Abdyen zyner erflanden, zyne oplettenheid bezig gehouden. De kerk van Rynsburg, gelyk wy boven zagen , bezat verfcheiden landgoederen in Zeeland, en had in 1246 eene buitengors met het recht van aanwinning van eenige Edelen gekocht. By Allartskerk had haar de Bisfchop van Utrecht 200 gemeten van dergelyken land gefchonken, en de Zufters van Boonen hadden deeze gift in 'c vervolg vermeerderd. Zoo lang die goederen nog niet in ftaat waren om dooi indyking in vruchtbaare akkeren te kunnen herfchapen worden , ftrekte het bezit derzel. ven aan de Abdy tot weinig nut. Thans warer er de flyken hoog genoeg aangewasfchen om dii over een gedeelte daar van te durven onderneemen. Ada, des Konings Tante en Abdi: van Rynsburg, verzoekt en verkrygt er vai haaren Neef de vergunning toe. In een' opei brief, aan zynen Broeder Floris of aan den Bail luw van Zeeland in der tyd gericht, en dei -16 January uit Middelburg gedagtekend, maak Willem zyne toeftemming tot het bedyken die gorsfen in de buurt van Ooftkappel bekend, ei gebiedt hen Ada by haar recht te handhaaven de geenen evenwel, die zich door haar be A S zwaan 125'. V. Willem vergum aan de Abdis van Rynsburg, omeeneBuitengors by Ooftkappel in te dyken. I l 1 t r 1 ]  10 Vierde Boek. 1251. VI. Hy bekrachtigt een Leenvonnis,ten voordeeleder Middeiburgfche Abdy geveld. zwaard mochten rekenen , voor hem te dagvaarden, op dat hy hunne klachten zou kunnen aanhooren en hun gerechtigheid laaten wedervaaren (a). En inderdaad de Koning bedroog zich niet in zyne vrees, dat er tusfchen de Abdis en de eigenaaren der naaft aangelande goederen oneenigheden ontftaan zouden , gelyk ze reeds meermaalen over de grenzen der Rynsburgfche bezittingen in Walcheren gereezen waren , en in de tegenwoordigheid van Willem en zyn Broeder voorgedraagen. Floris bewoog eindelyk de partyen hunne zaak aan de beflechting van 4 Zeeuwfche Edelen over te geeven, die den 6 Mey over de ligging van het ftrand, gelyk het aan een' ieder toebehoorde, naar billykheid uitfpraak doen (b). Het Leenrecht dobberde thans tusfchen het handhaaven van de opvolging in den nederdaalenden mannelyken ftam alleen, gelyk van ouds placht te gefchieden , of aan het ingefloopen en toeneemend gebruik om ze ook in de zydelinie en zelfs in de vrouwelyke te gedoogen 9 bot te vieren. Het belang der Vafallen, die dus de leenen onaffcheidelyk aan hun geflacht zochten vaft te hechten, vorderde het laatfte : doch een Leenheer, die het toeftond, fneed zich de hoop om zulke goederen ooit weer tot zyn eigendom terug te zien keeren volkomen af, en O) Mieris I. 261. Kluit in C D. p. 59S. Van der Hoeve Mft Handveft Chron. ad h. a, CO Kluit ihid. p. 602. Mieris I. 257.  Vierde Boek. ii ca maakte de afhankelykheid zyner onderhoorigen van hunnen Heer onbeduidender en flauwer De Abdy van Middelburg had veel Vafallen, en zag de gevolgen eener opvolging m elke andere dan in de rechte mannelyke linie als zeer gevaarlyk aan. In de beginfelen van zyn beftier had Willem reeds befliit, dat de Tiende van Simon van Zandyk ,die geene Zoonen had nagelaaten, aan die Kerk terug moeft vallen Doch Nicolaas, Abt van Middelburg, begeerig om ééns voor al een gefchil te zien afgedaan, dat ieder Leenman hem anderünts geduurig op nieuws kon verwekken, eifcht van den Koning een algemeen en beftendig Vonnis in deeze ftrydvraag. Hierover wordt te Middelburg een Hofgericht aangelegd , waar op verlcheiden Leenmannen des Ryks en der Abdy verfcheenen, van welken Willem en Dirk van Brederode,Ogier Willem van Herck,Dirk van Teylingen , Meefter Daniël, Boudewyr en Paulus van Brigdamme , Boudewyn var Soubburg en Pieter van Duiveland worden op genoemd. Hoe zeer ook deezen mannen di ftrengheid der oude gewoonte mocht tegen liaan, vonden zy evenwel geen gronden ge noeg om eene uitfpraak, die er tegen aanliep voor het licht te brengen, en ftemden eenpaa rig, dat zo de Abt niet zelve had toegeftaan dat een Vafal zich eenen erfgenaam voc zyn leen verkbor, het by gebrek van mannt iyke nakomelingen weder in den boezem de Kerke moeft vallen. Willem beveiligt de 3 Fl i r r n  VII. Hy beveeltaan zyne Deke-. nen en Bailluwen om de Abdy van Egmond te be (thermen. ' i ] I I li i d d h £ 9 di Jy z\ m i 12 Vierde Boek. 3 February uit kracht van zyn Koninklyk gezag dit Vonnis, het welk met zyn eigen voor. deel als Opperleenheer by uitneemenheid ftrookte, en aan eene geeftelyke ftichting, die hy begunfhgde, aangenaam was Ca). De Abdy van Egmond intusfchen, welke geneegenheid hy ook anderen Kloofteren mocht toedraagen, had de eerfte plaats in zyn hart. Door zyne Voorouderen gefticht, aan eenen Abt, die zyn Capellaan was en hem veelvuldige dienften beweezen had, ter beftuuring toevertrouwd , beminde hy haar boven allen en negeerde niets met zoo veel drift, dan dat zy jeduurende zyne regeering, en ook daarna teien alle geweld verdedigd, en by haare voorechten, geen daarvan uitgezonderd , bewaard tiocht worden. De Paus had pas even den Monniken toegeftaan, dat zy tot de betaaling van iften en de begeeving van kerkelyke bedieningen i geen ander geval konden genoodzaakt worden, an door brieven van zyn Hof, in welken van it ontflag uitdrukkelyk melding gemaakt wierd fier van geeft Willem aan de Dekenen en ailluwen van Holland uit Middelburg, den February, kennis en gebiedt de eerften om ! Egmondfche kloofterlingen met het geefteke, de anderen om hen met het waereldlyke raard mannelyk en met nadruk te befchersn, zoo dikwyls het van hun geëifcht wierd; en >) Mieris I. 257.  Vierde Boek. 13 en de wil van hunnen Vorft hierin in diervoege naar te komen , dat hunne vaardige gehoorzaamheid zynen lof mocht wegdraagen (a). In het midden der volgende maand treffen wy den Koning, die Zeeland nu verlaaten had, in de Hoofdftad van het Utrechtfche Bisdom aan. Hier wift hem Dirk Beukei te beweegen om by gebrek van Zoonen de leensopvolging aan deszelfs oudfte Dochter toeteftaan, gelyk hy hem- den hiertoe de vryheid gaf (Z>), en dus den geeft, die in het onlangs te Middelburg gevelde Vonnis had doorgeftraald, geheel uit het oog verloor, hoewel er echter op nieuws door geftaafd wierd, dat zulk een opvolging de toeftemming des Leenheers tot nu toe volftrekt behoefde. Te Leyden gebeurde omtrent deezen tyd iets dergelyks. Chriftina, de Dochter van den Burggraaf Jacob, had, gelyk alle adelyke weezen in die eeuw, onder de Voogdy haares Landheers geftaan. Zy trouwde met Hendrik Heer van Kuik. En deeze gelegenheid was door den Koning waargenomen, om het Burggraaffchap , 't welk ecrtyds een vry en eigen goed geweeft was, in een leen te veranderen. Dit was misfchien wel zelfs de voorwaarde, op welke hy in het huwelyk had ingewilligd. Uit deezen echt was een Dochter gewonnen. Hendrik droeg het Burggraaffchap federt, na 's Konings goedkeuring buiten twyffel (a) Zie onzen Cod. Dipl. (£>) Zie onzen Cod. Dipl. VIII. Hy ftaat de vrouweiykeopvolging in het leen van Dirk Beukei en in het BurgGraaffchapvan Leyden toe.  I25Ï IX. Samen zweenng tegen het leven van KoningKoenraad.Willem overwinthem by Oppenfceim. • i ( i 1 3 t i J4 Vierde Boek. • twyffel verworven te hebben, zyner Gemaa. linneop, gelyk ook de andere Leengoederen, die by van Willem hield; zoo dat desnoods haare Dochter haar in dezelven kon opvolgen O;. . Intusfchen had Koenraad, des Konings mededinger naar de Duitfche Keizerskroon , op middelen gedacht om zyne vyanden, wiens krachten van oogenblik tot oogenblik aanwiesichen tegenftand te bieden, en nog de laatfle proef te neemen, of het moogelyk ware hem het bewind over het Ryk , althans over het grootfte deel van het zelve uit de handen 'e wringen. Nog eer het voorleeden jaar ten einde liep, was die geduurig vervolgde Vorft te Regensburg eene famenzweering tegen zyn leven ter nauwer nood ontfnapt. Van dien tyd af aan, dat Regensburg met den Ban geflagen was, hield Albert I., haar Bisfchop, niet alleen zich buiten haare muuren op: maar be sorloogde zelfs onophoudelyk haare burgeren" ;h had nog onlangs 45 onder de gegoedften lerzelven , die hy door lift in zyne macht had veeten te bekomen, gekluifterd naar de vesing Stauff gefleept. Doch Koenraad en de iertog van Beyeren hadden hem weldra op de [evoeligfte wyze geleerd, dat men hunne gerouwfte aanhangeren niet ongeftraft mishanlelde. De Bisfchop, om zich op zyne beurt se CO Paringet Befchr. van Grave. p.jó.  Vierde Boek. 15 te wreeken, fpant met den Baron van Hohenfels tegen Koenraad, aan wien hy zyne verftooting en al zyne rampen toefchreef, famen. Zy weeten zich heimelyk den toegang tot de ftad en tot het kloofter van St. Jümmeran, daar die Koning zyn verblyf hield, te verwerven; en zo niet Fred-rik van Euvesheim , door Koenraad, een oogenblik eer het eedgefpan in zyne kamer drong, te verbergen en in zyne plaats op het bed te gaan nederliggen, zich aan een' onvermydelyken dood edelmoedig had toegewyd, zoude die nacht de laatfte van het leven deezes Monarchs geweeft zyn (a). Den volgenden morgen vertoonde hy zich aan een juichend volk. De Bisfchop wierd van zyn ampt en zyne goederen beroofd (Z>), en vluchtte naar Bohemen. Doch hier gekomen hitfte hy terftond den Kroonprins op om hem met de wapenen by te ftaan , en een' anval op Beye- (n) Koenraad fpreekt zelve uitvoerig van dit geval in den brief van vergiffenis, dien hy onder zekere voorwaarden aan de Monniken van St. Emmeran, in January deezes jaars, reeds fchonk Zie denzelven by Lunig XVIII. 656. (Z>) Hy bleef evenwel Bisfchop, tot dat de Paus zelve genoodzaakt wierd hem om zyne misdaaden tot den rang van Monnik te vernederen. In Juiy deezes Jaars bewerkte de ï'ausfelyke Gezandt Broeder Hendrik eene verzoening tusfchen de burgeren en de geeftelykheid van Regensburg, welke laatfte, teffens met den Bisfchop, veel door Koenraad en den Hertog geleeden had. zie Lunig XVII. 827.  i a i & e I n v t] w tr v; er m fti m w li va he ( Gei %6 Vierde Boek. Beye'ren te doen. Ook verzuimde deeze die gelegenheid niet, en hield zich eenige maanden bezig met dat gedeelte van het Hertogdom, Jat aan geene zyde der Dönau ligt, met het mar en het zwaard en de gierigfte plunderingen aan te taften (a). Hoe zeer dit Koenraad iad moeten beweegen om den Hertog zyn* Zwager.in de onheilen, die hy denzelve hoerel onfchuldig berokkend had, te onderfteuen, was echter het handhaaven zyner eigen roon tegen den gelukkigen Willem voor hem en nog gewichtiger taak, en moeft of nu beroefd, of voor eeuwig opgegeeven worden, [y vliegt dan in de eerfte lente deezes jaars iet een legér naar den Rhyn. In het midden in Maart bevond hy zich reeds te Spiers. De 'ding van zynen optocht waait fchielyk heraards over. Willem verzamelt in alleryl een nzienlyk getal, van ruïtery en voetvolk en ekt hem te gemoet. ByOppenheim, niet ver m Mayntz, ontmoeten zich de twee heiren/ i vallen met die woede op elkander aan, waarede het gewicht der zaake , om welke gebeden wierd, hen bezielde. Lang betwiftte ;n zich van beide zyden de eere der overinning. Doch de aanzienlyke verfterking, i Jacob, Bisfchop van Metz, aan het leger n onzen Vorft had toegebracht, maakte, dat t de benden van deezen ver in talrykheid boven '&) Aventini Anndl. Boj. 656. Adlzreitter Bok, \tis Annal. I. 6ó7. Crusii Jmal. Suev. p. 80;  Vierde B o ï x. t? ^en die zynes vyands wonnen. Hier onder wierd nu een ysfelyke flachting aangericht; de wanorder nam ras de overhand 5 en Koenraad ziende, dat de voortduuring van het gevecht voor hem gevaarlyk en de zege onmoogelyk was, wierd genoodzaakt de vlucht te neemen , en naar Beyeren, hoezeer ook aan de Boheemfche plunderingen blootgefteld, terug te keeren («). Omtrent den tyd , waaróp ëen zoo ongehoopt geluk den Koning te beurte viel, had Innocéntius hem door Gezandten en brieven laaten noodigen, om zynen weldoener, eer hy Lyons verliet, in die ftad een bezoek te komen geeven. Hy brandde van begeerte den jongen held, in wiens keuze hy zoo gelukkig gedaagd had, van naby te zien, en den tyd zyner Keizerkrooning met andere zaaken, het Ryk en de Kerk betreffende, met hem te beraamen. Dé gehoorzaaméZoon volgt met genoegen de roepItem zynes geeftelyken Vaders op', eri mi voor eerft geen tegenftand meer vreezende, begeefi hy zich van Oppenheim terftond naar Lyons, De Aartsbisfchop van Trier, irisgelyks dooi deri Paus genoodigd, was de eehigfte der Duit fche Ryksvorften , die hem derwaarts ver zelde. Willem in zyn' vollen Koninklyker toeftel (*0> en Arnoud met eene eerenwach vai (a) Gejla Trevir. Cap. 108. Masenii Annal. Trev. I n5. Hjeberlim p.J9fil- Calmkt. Hifi. de L0rr.lU.S5. rn Dit is de uitdrukking , waarvan zich d. II. Déél. B Chro x. Ontmoetingvan den, Paus en den Koning te Lyons.  < i ( \ l I d n v ït Cl ka pi ge fpi Kc pla lee tro bas wa hei i8 Vierde Boek. van 50 of 60 ruiteren komen er aan tegen het begin van April,na hunne reize met eene fpoed te hebben afgelegd, die byna zonder voorbeeld was. Innocentius ontving hen met uitneemen* de vriendelykheid, flond voor hun op toen zy mtraden, en bewees hun zoo veel eer „als van een' man van zynen rang en zyne trotschheid gevergd konde worden. De Koning moeft zich achter geduurende zyn verblyf te Lyons zoo hep vernederen, dat hy, wanneer zy famen in t openbaar verfcheenen, hem de hooger hand ïaf, en, wanneer de Paus te paard fteeg, hem len ftygbeugel vaft hield. Verfcheiden dagen eerden doorgebracht met onderlinge gefpreken en beraadfjagingen over den ftaat van het lyk. Intusfchen was de Heilige week genaerd en had een' ongelooffelyken toevloed van lenfchen naar Lyons gelokt, die het affcheid an den Paus wilden bywoonen, en voor de atfte reize zyne afïaaten en zegeningen ont- van- ironykfchryver bedient; deeze Koninklyke toeftel q echter flechts in eenige kleederen offieraafien, i\ V°^ens het even voorgaande, in een luiflerryk volg beflaan hebben, Onze Hollandfche Chronyken eeicen eenpaarig van eene ontmoeting tusfchen den rg ^d,.enL,PaUS' dle ini254 te Ganua zoude ats gehad hebben, toen Willem flechts van 12 uitlezen Ridderen verzeld, de Alpen heimelyk over£ zie Jo. a Lehhs 209 &c.) : doch dit is een openre misflag, tot welken deeze byeenkomft te Lyons. «jan syzwygen, fchynt aanleiding gegeeven w  Vierde Boek. 19 vangen. De Goede Donderdag, die in dat jaar Op den 13 April viel, wierd met groote plegtigheid gevierd. De Paus had het volk by één laaten roepen om hun in eene redenvöering het jongde vaarwel te zeggen. Deeze hield hy van eene iets verhevene plaats in zyne moedertaal; en de Aartsbisfchop van Trier, die met den Koning te zyde van Innoeentiusftond, verto!Kte dezelve in het Duitfch aan Willem en zyne landgenooten. In de vergadering eener me tgte van Bisschoppen wierd deeze Vorft vervolgens door het Opperhoofd der Kerke in de regeering van Duitfchland beveiligd, en de vloek over Koenraad uirgefproken. De Paus hs hierop eene Miste, reikte aan Willem het Avondmaal toe. zegende de byeengekomen fchaare en deelde aflaaten uit. Het overige van den dag wierd in vreugde doorgebracht. De Koning met eene groote menigte Praelaaten en andere Geeftelyken fpysden met den Paus aan zyne wooning. Het aanzienlyk gezelfchap bleef by' elkander tot Woensdag na Paasfchen. De Paus , den Aartsbisfchop van Trier toen zyne dankzegging betuigd hebbende voorde weldaadigheid, die hy den Koning beweezen , en den yver, waarmede hy de zaaken der Kerke behartigd had , gaf aan Willem en hem zynen Pausfelyken zegen en vertrok mar Italien («> Zyn lang verblyf te Lyons aan (-a) GeJlaTrev. 802. Ma^nius II. 145. Raynaldus ad h. a. Cap. 11. Nic. de Cürbio Cap. 30, B 2  ( < ] i Vi t ti ei te /» 20 Vierde Boei, aan het hoofd eener talryke hofhouding had niet alleen op de zeden der ftad den nadreiig. ften invloed gehad 0),maarde DuitfcheGeestelykheid zelfs had jaaren achter één het drukkende daarvan ondervonden. Om de *oo3ooö Mark, die hy geduurenne dien tyd aan Frederiks verderf te kofte lelde, te bekomen, mergelde hy haar uit. Nog onlangs had hy van de Boheemfche priefteren iooo Mark zilvers geëifcht, die zy den Bisfchop van Breslau in goud moeiten doen toekomen ( b). Van de Kerk van Verdun wierd dan de twintigfte, dan de tiende van alle haare inkomften gevorderd, met groote jaarwedden voor de geenen die het ?eld kwamen inzamelen (c). Ten zelfden dagje, dat Innocentius Lyons verliet, begaven de Koning en zyn reisgenoot zich ook naar Duitfchand op weg. Op 's Pausfen bevel verzelde een mder Legaat , Hugo Cardinaal Priefter van >ta Sabina , hen derwaarts: een man, die uit Ie order der Dominicaanen tot het purper verleven, zich onvermoeid met het onderzoeken der' (*) Matth. Paris. 819 verhaalt, dat de Cardinaal' ; Hahn. IV. 279- - d. B 3 I25T. XI. Willem verpandt Arles, Be Panton en Laufan-. ne aan Hugo van Bourgondiër l , li  Xir. Hy beveiligt : Graaf ïvoenraad van 1 Friburg ] ft het ( bezitvan v Neuen- \ *ürg. e ü h h K U <-<- te 22 Vierde Boei. van Anjou, die door zyn huwelyk met Beatrix " van Berenguier de wettige Graaf van Pnmnce geworden was, de ftedelingen had gedwongen zich onder beding van de bekrachtiging hunner voorrechten, op den 30 April deezes jaars aan hem over te geeven (fl;. Willem verloor dus byna niets by de verpanding eener Itad, die het weinig waarfchynlyk was, dat hem ooit weder gehoorzamen zou, en won in het tegendeel eene aanmerkelyke fomme gelds, die hy anderfints zoo ligt niet by één had kunnen brengen Te Befancon en te Laufanne fchynt het recht van munt te flaan, het voor naamite geweeft te zyn , dat hy in ftaat was aan Hugo over te doen (b). Des Konings tocht moet niet zoo fpoedie jyn voortgegaan, als zyne heenreize naar ryons geweeft was. Zonder te kunne., befli* en, waar hy zich onderweegs hebbe opgeiouden, vinden wy hem nog den 12 Mey te sasburg. Een Brisgaufch Graaf, Koenraad an Fnburg, aan den Koning vermaagfchapt, n tot nu toe een van deszelfs getrouwe Va. dlen, kwam hem hier by eede beiooven, dat y m alles, wat de Kerk en het Ryk betrof an door zich zei ven en de zynen, wanneer de oning goedvond het te vorderen , vo ;rtaan r goeder trouw en met al zyne macht zou- de CO Bofjchb Hifi. de Provence II. 269 & Penningboek of Weg^zer der Chron^n. in WiL  Vierde Boek. 23 de blyven dienen. Voor welke verzekering Willem aan deezen Graaf eene gunft van een' anderen aart betoont. Hy beveftigt naamentlyk eene uitfpraak des Landgraafs van Thurmgen, by welke deeze het fteedje Neuenburg en nog eenige goederen, waar op Graaf Koenraad het recht van eigendom voorgaf te hebben, doch waarvan een ander bezitter fcbynt geweeft te zyn, denzelve terug gaf, en hy belooft hem zyne hulp.en befcherming m het handhaaven deezer voorrechten fY). Het getal van 's Konings onderdaanen en der lieden en geweften, die zyne heerfchappy erkenden, wiefch intusfchen geduurig aan. Wy hebben gezien , dat Metz , fchoon haar Bis fchop de Pausfelyke zyde omhelsde, het echter fteeds met Frederik gehouden had. Het nabuurige Toul had haar voorbeeld gevolgd, en deeze fteden beoogden moogelyk al zoo veel door dit gedrag zich van haare Kerkvoogden onafnankelyk te maaken, dan aan de rechtvaardige zaak betaamelyk hulde te doen. Zy hadden zich in het voorleeden jaar nog onderling verbonden, elkander tegen haare wederzydfche vyanden en inzonderheid tegen Koning Willem te helpen. Doch Rogerius, Bisfchop van (O Schoepflin Hijl. Zaringo-SadAV. 220. Innocentius had reeds 3 jaaren te vooren de belofte des Landgraafs , om aan koenraad deKafteelen en Steden Neuenburg, Offenburg en Ortenburg te rug te bezorgen, beveiligd, ibid. 214. B 4 XIII Toul en Metz gaan over tot zyne party. Zunch laat de verdrceven Geeftelykheidweder binnen.  1251. r -- \ '[ j 1 l è U Viesde Boek; van Toul, meende ten behoeve zyner belajv 1 gen dezelfde wapenen te moeten gebruiken,' Hy floot eene overeenkomft met Thiboud If Graaf van Bar , Hendrik Graaf van Luxem' burg en Catharina Hertogin Regentesfe van Lotharingen, fchoon deeze juift niet onaffchei. delyk aan 's Konings zaak verknocht waren. De byeengevoegde bendens deezer Vorften belegeren Toul, en op den , Juny van dit jaar moet de ftad, niet fterk genoeg om zulk eene overmacht lang te wederftaan , haare poorten voor hun openen. De burgers belooven, van hun verbond met die van Metz te zullen afzien, Rogerius voor hunnen Heer en Willem voor Roomfch Koning te zullen erkennen ; waarop de Bisfchop zyne intreede binnen de ftad doet. Metz begaf zich nog in dit zelfde jaar, zonder dat er ons eenige omftandigheden van zyn bekend geworden , aan haaren Bisfchop en den Koning, dien hy vereerde, over (a). Of ook de vrye Ryksftad tunch om deezen tyd haaren zoen. met het lof van Romen getroffen hebbe, is niet met 'olie zekerheid te bepaalen. Zy ontving de ïeeftelykheid, die lang in een foort van balngfchap gedreeven was , wel weder binnen aaremuuren doen ons haare onderwerping aan Koning WilJem weder in twyffel trekken. Van de hoofdfhd der Elfafs, waar wy dien Vorft gelaaten hebben, vervolgde hy zynen j weg naar de laagere zoomen van den Rhyn. 1 Hy bevond zich den 17 Juny te Nuys , en \ willigde aldaar in een verzoek van den Bis 1 fchop van Seckau , een fticht in Nederftier- : mark onder het Salzburgfche kerkgebied. UIrich had de belangens van het Roomfche Hof en van den Koning met zoo veel yver behartigd , dat hy zyn' perfoon aan veelerlei beleedigingen en zyne goederen aan geweld en ontrooving had blootgefteld. De Paus had hem reeds voor zyne trouwe beloond (h), en Willem bekrachtigt hem thans, met goedvinden zynes Raads, alle de rechten, die voorige Keizers en Vorften aan de Bisfchoppen van Seckau hadden toegeftaan; inzonderheid mocht hy alle de voorrechten en vryheden genieten, die door de andere Prins-Bisfchoppen, onder den Salz- (Ja) Confuetudo, quce antea Regis tempore (Koenraad was toen reeds voor altoos naar Italien venrokken) in ufu fuit. Het verbond ftaat by Simler de rébus Helvet, p. 3. in eod. Thefauro. C b ) Fekete de Galantha Diplomataria facra Ducatus Styrice. I. 320. B 5 XIV. En bemachtigtle voorechtenlerBischop)en van Jeckau.  1251. XV. Vergrootinvan Delft. Srichtini der Abdy Koningsveld. 26 Vierde B o e ev Salzburgfchen zetel behoorende, genooten wkr< • den (a). Weinige dagen daarna bezocht de Koning zynen ge weezen reisgenoot, den Aartsbisfchop l van Trier op deszelfs veiling Ehrenbreirftein, en gedacht hier aan eene zyner geliefde bloed5 verwandten, zyne Tante Richardis, en aan Delft, 'C welk haar als een erffelyke bezitting gefchonken was. Wy hebben te vooren gemeld, hoe Willem dat gedeelte van Delft, 't welk door Hertog Govert van Lotharingen met wallen omgeeven was, van Keuren en een' Voorrechtsbrief voorzien heeft. De ftad was, federt ze ir* handen van Richardis gevallen en voor al federt haare vryheid op een' vaften voet gezet was , op de fpoedigfte en verwonderlykfte wyze aan inwooneren en rykdom toegenomen. Reeds in 1240 had een Edelman, Bartholom",u door het getal der arbeidslieden , die er aan werkten, zoo naby haare voltooijing. dat men het oude houte kerkje kon afbreeken, waarvan de plakken aan het Gafthuis gefchonken wierden. En de Koning, voegt hy er by . was wegens het goede dat hy aan Delft gedaan had} van de burgeren zeer bemind (Z>), Uit (a") Mieris I. 262. De woorden religioforum, vu tam regularemprofejforum, moeten zonder tegenfpraak in religiofarum-profejfarurn veranderd worden. (6) Befchr. van Delft Cap.l. Eyndius in zyne Chron. y. Zeel. p. 240. zegt, dat de Koning Delft zeer bewel. daadigd, en als te voorfchyn gebracht heeft; dathyde onvolmaakte muuren voltooid, en de veftingwerken door I25r*  12^1. I i i i 3ö Vierde Boe fc Uit andere niet minder echte berichten weetén wy , dat het groot Outer en het kerkhof van Richardis IMonne, kloofter reeds i j dagen na Pinxteren van ït$% door den Bisfchop vart Samland, Coadjuteur desBisfchops van Utrecht, ter eere var het Kruis, de Moeder Gods, den Euangelift St. Jan en alle de Heiligen is ingewyd, en dat een aflaat van 40 dagen aan een ieder wierd toegezegd , die op de verjaaring van dien dag het kloofter boetvaardig bezocht, en deszelfs timmerwerk door liefdegaaven zou helpen bevorderen («) Ook wierd er nog voor het einde van datzelfde jaar met de kerk van het gefticbt een aanvang gemaakt (Z>> Dan dit alles behaagde aan geene lieden mirder dan aan de Monniken, die reeds te vooren op Koningsveld geveftigd waren geweeft Zy vreesden door deeze nieuwe ftichting, aan de zuidzyde van hun kloolter geplas til, verdrongen te worden. Hunne bezittingen. die van Richardis en die van het meer begunfiigde Vrouwenklocfter, liepen zoo in elkander, dat zy vooruitzagen of reeds ondervonden, dat men hun landeryen betwiften zou, die men met vroome loor kond fterker gemaakt heeft. Doch daar hy omrent Middelburg hetzelfde voorgeeft, is het onzeker^ )f men dit niet voornaamentlyk van die ftad te verlaan hebbe. U) Zie des Bisfchops brief in de Kerkel. Oudk vait ï'lfl. p 5o5. \b) Ibid. 267.  Vierde Boek. 31 vroome milddaadigheid aan hunne jongere Zusteren meende te fchenken. Zy wendden zich derhalven tot Innocentius., en wiften hem op het voetfpoor zyner voorgangeren tot een' brief van befcherming en bekrachtiging hunner voorrechten over te haaien (V), die op den 11 October 1252 gedagtekend was. Dit ftuk beantwoordde echter niet aan hunne verwachting. Het bleek welhaaft dat zy zich niet bedroogen hadden, en dat Richardis niets vuuriger wenfchte, dan zich van deeze al te machtige Monniken te ontdoen. De Koning, om haar genoegen te geeven, onderricht zynen geeftelyken . Vader beter en beweegt hem, het zy om deezen Gunftbrief in te trekken, het zy om op de naarkoming van denzelven geen nauwkeurig oog te flaan. Hy verplaatft althans, gelyk; met de hoogde waarfchynlykheid gefteld wordt, deeze mannen in de Abdy van Middelburg, waar wy van hun nog nader zullen moeten gewagen , en hun gebouw wierd in een Godshuis veranderd (b); men treft hen ten minften (dit is volkomen zeker) op Koningsveld niet meer aan; en de Prooft , onder wien zy ftonden , bieef in 't vervolg alleen de Prooft der Abdy van Richardis. Willem vergenoegde zich niet Hechts met deeze bewyzen van hoogachting en genee- O) Zie deeze Bul ibid. 282. O) Petk. Opmeerus, in Opere Chroncgr. Zie Batav, facra I. 417. Kerk. Oudh. v. Delf 1.202. vergeleekcn met Ksrkel. Oudh. v. Zeel. I. 193. 1251-;  j2 5"i. 32 Vierde Boek, geneegenheid aan zyne Tante te leveren: maaf ■ hy beweldaadigde, zoo wel als zyn Broedet Floris , by aanhoudenheid haare geliefkoosde ftichting (a). Onder anderen ftond hy haar daarna in tegenwoordigheid zynes Kapellaans Petrus , Gardiaan in Middelburg, eene bede toe, en vergunde aan de Abdy de PriefteraanItelling van de kerk van Pynaker met alle de inkomften dier kerke, zoodra de thans leevende Priefter zyne bediening zou nederleggen, of door den dood van dezelve afgelosd worden (b). Richardis vervolgde intusfchen haaren bouw, en begiftigde dien met renten. Het paleis, waarin zy woonde, en het Kloofter, 'twelk er aangehecht was, befloegen famen verfcheiden morgen lands. Een dubbele gracht omringde hetgeheele gevaarte; tusfchen beide liep een wandelweg door een muur befchut; aan de yüidzyde lag een uitpad van 25 voeten breed. Eerft in 1166 wierd de Jonkvrouw door den dood aan Delft en haare nieuwe planting ont•rukt; men begroef haar in het kloofter in een' looden kift. Koningsveld en 'sKonings Uithof fa) Dit getuigt zyue Zufter Adelheid uitdrukkelyk in een' brièf van 1264 by Mieris I. 339. (Z>) Floris beveiligde dit na zynes Broeders dood, en daarna ook Adelheid in het reeds genoemde Jaar, toen 's Konings moeder Mathilde en 2 geweezen Kapellaanen van dien Vorft, waar van, gelyk gezegd is, de ééne er by tegenwoordig geweeft was, getuigde, dat Willem waarlyk deeze gift aan Koningsveld gedaan had. Batav.facr. I. 418. 419. ,  Vierde Boek; 33 floFbleevén tot 15/2 in weezen, toen die van Delft, na het lyk der ftichteres in de Nieuwe Kerk verplaatft te hebben , het beide in brand ftaken, op dat het den naderenden vyand niet tot eene fchuilplaats en dus der ftad, wegens de buurt der wallen , ten verderve möcht ftrek- ken (a). ... Ik heb bet verhaal van Delfts uitlegging en verciering met dat van de oprichting eener vermaarde Abdy, 't welk zoo nauw aan elkander verknocht is, liever onafgebroken en in één tafereel willen vöorftellen, hoewel de uitvoering daarvan niet alleen dit jaar, maar zelfs de Prenzen van des Konings leven overfchreedde, te meer daar deeze gebeürtenisfen in de Hiftorifche en Oudheidkundige Werken van ons Vaderland niet volledig en duidelyk genoeg, noct in de behoorlyke order geboekt zyn. Het behoort intusfchen tot het verdrietelykfte gedeelte van het werk eenes Gefchiedfchryvers, hei oog zyner leezeren fomtyds op ééns van d< aangenaamfte toneelen te moeten aftrekken ei op daaden, die der menfchheid tot oneer ftrek ken, te.moeten doen heenwenden. In plaat; van opkomende en ontluikende fteden roeper de onrechtvaardige en wreede bedryven, du in Duitfchland, om Willems regeering uitte brei CO Bat.facr. I 4*7- BleysWyk ï. 348/«ï- In <*i ïaarite werk vindt men uitvoerige en merkwaardige te keningen van de ruïnen, zoo als zich dezelven in ' jaar na de verwoeftiiig vertoonden. 1L Deej, c xvr. De Aartsbisfchopvan Mayntz wordt afgeze% t i t .  ] 3 t I i t r c e z V h r< is v 34 Vmos Bohc breiden, gepleegd wierden , thans onze oplettenheid. De Cardinaal Hugo, die hem opz^ zvn rUgrTrKan Ly°nS ver?e,d had • ^gint zyn Gezandtfchap met den Banvloek, dien Tnnocentms onlangs tegen Koenraad bad uitge- t; DruirrcMhef;len'/n ajie de ™— ftraf fot ht rh °°r d£ bedreigin? derzelfd« ltrat tot het gehoorzaamen van Willem te dwingen (ƒ> De ongelukkige Aartsbisfchop van Mayntz, Chriftiaan, die twee jaaren te vooren in sKomngs tegenwoordigheid verkoozen was, moeft nu het Slachtoffer der tyden en z>nes jreedzaamen menfchlievenden imborfts wor Jen. De gevechten, die de Koning tot hiertoe iad moeten leveren, waren meeft aan de oeve•en des Rhyns geftreeden; de fteden en kaseelen,die hy belegerd of ingenomen had, la;en ,n deeze zelfde ftreek. Verfcheiden landlopen enfterktens, onder welken eenige als ot dePalz behoorende, den Hertog van Beyeen gehoorzaam waren, bleeven er hier nog ver, waarvan hem de bewooners nog niet rkendof op nieuws verlaaten hadden, het zy 2 dan inderdaad aan Koenraad getrouw bleeen , het zy ze op dit fchoone voorwendfel nnne eigen onafhankelykheid of eene geheele «eenngloosheid trachtten te grondveften. Het onnoodig in 't breede uit te meeten , hoe ?el een Aartsbisfchop van Mayntz, die byna den C<0 Raynaldus ad h, «. cap, u;  Vierde Boe t. 3S &fl fleutel des Rhyns in handen had, tot de verligting en gelukkigen uitflag deezer oorlogen kon toebrengen. De Koning had Christiaan reeds meer dan ééns tot zyne heirtochten opontbooden: doch ongelyk aan zynen voorganger Sigefried, had de zachtmoedige Kerkvoogd fteeds geweigerd aan dit bevel gehoor te geeven, of ten minften het zelve met den grootften tegenzin opgevolgd. Dit verdroot den Koning, die van de geeftelyke Vorften m Duitfchland niet dan dienftvaardigheid en onderfteuning gewoon was. Alle zyne aanhangers murmureerden tegen den blooden en werkeloozen Priefter. De klachten hierover kwamen tot voor den Paus: men vertoonde hem Chriftiaan als geheel onnut voor de Kerk en derzelver belangens. De Aartsbisfchop zeide tot zyne verdediging, „ dat het niet zonder „ reden was, dat hy den Koning ongaarne op „ deszelfs tochten verzelde i dat de oorlog , op eene wreede wyze gevoerd wierd, en men van niets anders daarin hoorde dan van plunderen en branden, van wyngaarden uit te roeijen en koornlanden te verwoeften. Zulke dingen betaamden eenen Euangehedienaar niet. Tot alles in 't tegendeel wat door het zwaard des Geeftes, dat is Gods woord, kon verricht worden, was hy volvaardig, en in S zulke oorlogen zoude hy met de volkomenfte vrywilligheid dienen." Toen men hem hier» öp de voorbeelden der vroegere Aartsbisfchoppen voor oogen hield en afvroeg, of hy zich r q 2, fchaam- 1251.  1^5 xvn. Oorlogen des Konings lan gs den Rhyh. Hy be- '3ff Vierde Boek, - Ü fchMmde aerzelver voetftappen te drukkenantwoordde hy met die koele gelaatenheid, die de bewuftheid eener goede z,ak inboezemt: daar ts gefchreeyen : Jleek uw zwaard in uwe Jcheede Nu was zyn vai onvermydelyk. Een jonge Kanonnik van het Domkapittel, Gerard zoon van Wildgraaf Koenraad van Kirchberg, verhaaftte denzelven, door 20o Mark aan den Verdunfchen Kerkvoogd te belooven , indien hy by den Leeaat de afzetting van Chriftiaan en zyne eigen verheffing te weeg kon brengen. Hugo het zich tot het een en ander overhaa. en De eerfte geeftelyke Vorft van Duitfchland wierd gedwongen afftand van zyne waar. digheid te_ doen en overleefd zyne rampen flecht* weinig maanden. In zyne plaats verkoor het Domkapittel op voorftel des Legaats den Simonitifchen Gerard ; en deeze toonde wel dra door zyne daaden, dat hy meer gedegenheid had dan zyn voorganger om den Bisfchoppelyken ftoel naar den fmaak van lnnocentius en Willem te vervullen (a) EenTrierfch Hiftoriefchryver C*;"verhaalt ons, dat de Koning in dit en de twee volgende jaaren verfcheiden gevechten by Bacharach en eenige omliggende plaatfen gevoerd, veel* fterktens veroverd en zich veele wederfpannenngen door de wapenen onderworpen hebbe Wy ^Ca) Chron. Mog. p. ï2% & Serrarh rer. Mog.p. 606 (£) 4p- Massenium Am. Trevir. II. 145.  Vierde Boek. 37 Wy vinden hem althans den 21 Auguftus be- ] zig met Bligenhufen, een plaatsje dat tusfchen Pruim en Boppard in het lïierfche Aartsbis- d dom ligt, te belegeren. Hier was het nieuwe ü Hoofd der Mayntzifche kerk met zyn' Vader f( Koenraad reeds by tegenwoordig. Ook bevon- p den er zich de Carainaal Legaat, de Meefter C van de Order der Predikheeren, een Prooft s van Aken , Graaf Utto van Gelder, Wildgraaf Adolf, Sigefried van Witgenftein en verfcheiden anderen. In dit leger verrichtte de Koning op den pas genoemden dag eene regeer ringsdaad . die de grenzen van zyn recht en zyne macht verre te buiten ging Welke eisfchen hy ook als Opperhoofd van het Ryk op het Koninkryk Arles had moogen vormen, zoo had hy echter op het overige gedeelte van Provence , de onwedcrfpreekelyke bezitting van Karei van Anjou , geene rechten altoos. Raymundus, Bisfchop van Grasfe , wendde zich evenwel aan hem om de beveiliging en uitbrei. ding der voorrechten zyner Kerke te erlangen. Willem laat zich met goedvinden van zynen raad hier toe overhaalen en verleent hem op zyn Koninklyk gezag een' uitvoerigen Gunftbrief, waar in hy alle de bezittingen en vorderingen des Bisfchops bekrachtigt, hem veelerhande voordeden toeftaat, en de geenen , die hem in de uitoeffening zyner macht wilden ftooren , met zyne Koninklyke ongenade en eene boete van 100 Ponden gouds, de helft C 3 voor 25*. aehtïgt ibezitigensrBis- :hop- 3n van rasfe n van [iteron.  xvnr. Hy bekrachtigt aan het Kloofter Schinne de inlosfing hunner AdVocatie. 3§ Gierde Boek. • voor zyne fchatkift, de helft voor den belee. ? digden, bedreigt (a). Het voorbeeld van den Bisfchop van Grasfe wierd kort daarop door dien van Sifteron, Imbertus, gevolgd. Hy verkreeg van den Koning de beveiliging der gifte van het fteedje Lurs, die éen der voorige Keizeren hem gedaan had. Deeze Provencale Geeflelyken verkoozen liever een'Roomfch Koning, die zich om zulke afgelegen flreeken weinig bekommerde, voor hunnen Opperheer te erkennen , dan eenen Graaf van Provence, die altoos naby genoeg was om een waakend oog op hun gedrag te veftigen. Imbertus moeft echter in het volgend jaar zynen mfeflag belyden, en Karei zynen wettigen Heer hulde doen (b). Bligenhufen waarfchynlyk geen langen tegenftand hebbende kunnen bieden tegen de wape nen des Konings, wierd het leger terftond daarop voor Boppart aan den Rhyn, even boven Coblentz, gevoerd. Slechts 6 dagen na de gunft aan den Bisfchop van Grasfe beweezen, willigde hy hier de bede van eenige Duitfche Geestelyken in. Deeze waren de Abt en de Monniken van het Benediétyner. Kloofter Schinne in 't Graaffchap Hoya. De Bisfchop van Minden, in wiens Kerkgebied dit kloofter lag, had wel eer de Advocatie of het waereldlyk rechtsgebied CO Sammarthani Gattin Chrifiiana T UI. in troban (jP Souche Hifi. de Pmencs. I. 82?,.  Vierde Boe k. 39 gebied over het zelve van het geflacht van 01- i denburg gekocht: doch nu onlangs hadden de Monniken het voor 150 Mark zelve ingelolt en van het Mindenfche Capittel overgenomen* hiervan begeerden en verkreegen zy thans de Koninklyke bekrachtiging. Zy mochten voortaan alle hunne goederen, toekomende zoo wei als tegenwoordige, zelve befchermen («). Zoo groot een voorrecht het voor machtige Kloofteren was, van den laft der Advocatien n onrflagtn te zyn, zoo zeer verlangden zwakke- h re Stiften naar Koninklyke befchermingsbrie- P ven Zulk eenen ontvingen in dit jaar de b Prooft, Deken en 't Kapittel der kerke van I O. L. Vrouw of van St. Lebuinus te Deven- n ter, die men , door ryke aalmoezen onderfteund, c weer bezig was op te bouwen o). e Het leger des Monarchs lag nog voor Boppard, toen Bertold, die eenige weeken vroeger op nieuws tot het Pasfaufche Bisdom was, toegelaaten, de Regalien by bet Opperhoofd 1 des Üuitfchen Ryks kwam begeeren. Hy, zoo J wel als Rudger, die elkander om het draagen , van den myter beoorloogd hadden, waren beide gedwongen geweeft den zeiven neder te leggen. Rudger was een vyand van den Paus. Zyn mededinger, dien men eerft in zyne plaats had aangefteld, wierd onder voorwendfel der rampen , die hy den geplaagden inwoonderen van (a) Orig. Guelph V. 23. (ZO Moonen Ckron. van Deventer p. 19, C 4 !£1l XIX. iy ;emt ;t Ka» ittel in Le.ünus te leven;r in zye be;herïlng. XX. Mybeeentiertold (isfchop an Pasau met leRejalien.  *f*5 XXI Hy bc;rach~ 4© V I E R p E B O E' K. £ va" dat Sebied had doen ondergaan, insgelvks had zyne ongenade inS^J alleen te danken aan een aanbod, dat de Zoon van zekeren Poolfchen Hertog aan d»n Paus felyken Legaat Albertus van Bohernt deef van hem eenige Kafteelen, Landgoefen Ka ' nonn.ksdyen en Tollen in het Pasfaufche te" Jonde £fe indi6n hy hem tot bisfchop iaad (dit was de naam des vreemdeling bleef *5 maanden lang aan het hoofd van dafsticht oen hem grooter vooruitzichten in zyn vlell and bevvoogen het herderampt tegenf waereL yke bedieningen en een huwelyk§te S T* ,Nu was de weg voor Bertold weder geopend om voor de tweede reize on dfen zetel geplaatft te worden, gelyk ook zv ue keus en zyne beleening me§t het waere^ Jyk gebredgeene zwaarigheid ondergingen yoi gens fommigen intusfchen had fich de Le gaat, door zynenonwettigen handel, en door de onrechtvaardigheden waar toe hy aanS ding gegeeven had, zoo gehaat in het fiTsdom gemaakt dat zyne vyandén, die hem niet lZ daarna in hunne, macht .wiften te beïomen hem met uitgezochte Tmerten van hetllen beroofden f». - ieven T>e krygsverrichtingen van Willem in dit jaar , die zich waarfchynlyk niet tot Biigerl hufen ( a) Adlzreitter Atmal. Bak. t xj German. facra f sas „ ,7 °' Hanstzii ?. 6j3. 3 ' verSeleeken met Aventinus  Vierde Boek. 41 hufen en Boppard alleen bepaalden (a), hadden nu een einde genomen. Den 29 Septem- ber treffen wy hem te Antwerpen aan. Hier * gaf hy nieuwe proeven van die dankbaare ge- r moedsgefteldheid, die hem nooit verliet, en * die hem meer nog dan de ftaatkunde bewoog om de begeertens zyner aanhangelingen toe te ftaan , en hun gunften te bewyzen. Hendrik Woltman, Proconful (b) der ftad Bremen, had den Koning reeds in zyne jeugd in Holland en daarna ook elders dienften , die hem genoegen gaven, betoond. Thans kwam hy uit naam zyner Mederegenten, de Proconfuls en Burgemeefteren, en uit naam der gantfche burgery de beveiliging hunner fledelyke voorrechten verzoeken. Reeds Karei de Groote had hun vergund, „ dat die een jaar „ en dag, zonder opgeëifcht te worden, bin5, nen hunne muuren vertoefd had, voor vry „ moeft gehouden worden, waarvan alleen de lyfeigenen der Breemfche en der onderhoo„ rige Kerken wierden uitgezonderd; de geen a, zelfs, die zonder recht een' ingezeten op„ eifchte, moeft den Richter en den beleedig„ den eenige vergoeding ter hand ftellen. Stierf 3, iemand binnen dien tyd, zoo bleef zyne erf- „ fenis O) De Schryver van de Chronykby Matth^üs in Anal. VI, zegt Qp. 3740 dat Willem in dit jaar Boppard en andere plaatfen belegerd hebbe. (b) Welke waardigheid hier door verdaan moet worden, kan ik niet nauwkeurig bepaalen ; moogelykeene gerichtêlyke; zy heeft thans te Bremen geen plaats meer. [25r. gtde oor2chtenau Brc len.  42 Vierde B o e "k. „ fenis een jaar en dag lang onder de Keizer„ lyke macht, tot dat de wettige erfgenaam „ zich meldde. En zo iemand binnen dien „ tyd eene erffenis verkreeg, en jaar en dag „ m het bezit derzelve blyven kon, was hy „ nader om zyn recht te bewyzen, als een an„ der die ze, hem ontneemen wilde , 't geen » echter omtrent keikelyke goederen geen plaat had. " Deezen Gunftbrief bekrachtig, de m het begin der i^de eeuw Keizer Hendrik V., en ftond hun daarenboven toe, „omdoor „ geen waereldlyk Rechter buiten hun kerk ge„ bied te kunnen gedagvaard worden , zo ze 5> die zaak voor hun Aartsbisfchop wilden af3> doen. Zy verkreegen de vryheid om met „ hunnen Kerkvoogd famen den Koninklyken 3, weg aan beide zyden der Wefer van Bre« „ men tot aan de zee, gelyk ook de koo„die„ den, die met fchepen of waaren de ftad ba, j, zochten, te befchermen en te bevredigen ; „ en zo de Aartsbisfchop hun in het zuiveren s, der Landftraat zyne hulpe weigerde, moch9, ten zy de ftruik- en zeerooveren laa„ ten opvangen en te recht ftellen. De Pro„ confuh en Burgemeefters mochten wegens „ de hulp, die de ftad tot het voeren der Hei„ lige oorlogen had toegebracht, gelyk Rid„ ders, goud en allerlei fieraad op hunne klee„ deren draagen , en tot een bewys van dit „ recht mochten zy aan het beeld van Roland „ te Bremeneen fchild metdeKeizerlykewape„ nen in handen geeven." Fredrik I. had wel ook  Vierde Boek. 43 ook in 1186 den Brief van Karei den Grooten ] beveiligd: doch niets van Keizer Hendriks ver- e gunningen gewaagd. En deeze waren der Receering veel te gewichtig , dan dat zy dezelve aan de vergetelheid der tyden wilden overgeeven. Een den Koning zoo aangenaam perfoon als Woltman, wierd dus naar Antwerpen afgevaardigd , de brief van Hendrik V. in Willems tegenwoordigheid geleezen, dezelve met alle andere voorrechten, door vroegere Keizeren aan de ftad verleend, bekrachtigd, en de burgers daarenboven door Willems geheel geheel gebied in zyne en des Ryks befcherming genomen (a >. . Waarfchynlyk is de Koning ook nog laat in den herffl deezes jaars met den Cardinaal Hu- . g0 te Fulda geweeft. De kloofterlingen der , nabuurige Benediftyner Abdy Hirfchfeldt kwa- 1 men hier hun ongenoegen over hunnen Abt aan den Monarch en zynen reisgezel voordraaien. Doch deeze konden zich in die ftad niet lang genoeg ophouden om de zaak in den grond te onderzoeken,en benoemden er Hendrik IV. Abt van Fulda toe, wien die van Hirfchfeldt pok den eed daarop afnamen (/>)• Van de verrichtingen zynes Broeders Floris in het Graaffchap Holland, geduurende des Konings afweezenheid in dit jaar, hebben wy flechts ééne ervaaren. Hy hield zich in Au- guftus (o) Lunig Rricksarchiv XIII. £18 /ej,. (ZO Brower Antiqq. Fuld. p. 308. 251- XXII. ly en Ie Cardiiaal Hu;o beïoemenJen Abt /an Ful3a tot bellis fer] der oneenigheden in de Abdy van Hirfchfeldt. XXIII. Floris ftaat aan Willem  44 Vierde Boek. • guftus te Middelburg op. Een Haarlemfch "e burger Willem van Pole had van Ancelinus van s- Haarlem leengoederen gekocht, die van den Graaf verheft moeften worden. Floris, met _ goedvinden zynes -Kaads , droeg den 20 der evengenoemde maand dit leen aan den kooPer • op,en vergunde hem by een' gezegelden brief, dat by gebrek van mannelyk oir zyne oudlte dochter hem in deeze leenen zou kunnen op. volgen (a). Innocentius intusfchen , Lyons na een om5 trent zevenjaarig verblyf verlaaten hebbende , was met den gantfchen ftoet van Cardinaalen en Prslaaten te Genua aangekomen, en vertoefde er tot het laatft van Juny. De Koning had buiten twyffel by hunne onderlinge ontmoeting de dienften, welke hem de Abt van Egmond beweezen had, by zynen weldoener hoog geroemd, en hem dien Geeftelyken ten fterkften aanbevolen. Dit. bewoog den Paus om boven de vergunningen, die hy te vooren aan de Abdy had gefchonken, nu ook den Abt de Bisfchoppelyke fieraafien ter belooning toeteftaan, gelyk den 7 dier maand gefchiedde (b). Hy deed daarop eene reize door de Lombardie. In alle plaatfen , in welken hy zich vertoonde, ontving men hem met eene hoogachting en een' eerbied, die voor geheel andere hoedanigheden als de zyne bewaard moeften 'bly- O) Zie onzen Cod. DifL (ö) Mieris I. 261... ï*5J van • 0 deleen opvol ging in de vroi welyke linie tot XXIV. De Pau ftaat op Willem* voor fpraak aan den Abt van Egmond de Bisfchoppelyke fieraalien"toe. XXV. Hy brengt Graaf Thomas van Sa voycii  Vierde Boek. 45 blyven. Hy wendde intusfchen alle poogingen : aai. om de Gudphifche party te verfterken en der Gibellynfche den bodem in te liaan. Hy 1 ftih'e niet alleen verfcheiden oproeren, die in i de onderling verbonden fteden gereezen waren, j en deed de burgeren van Pavia, Cremona en , andere fteden inden Ban: maar het gelukte hem 1 ook den Graaf van Savoyen, die het weleer ' met Frederik gehouden had tot het verlaaten < van den Zoon deezes Keizers over te haa-1 len (a). De burgers van Lodi betoonden de- ] zelfd onftandvaftigheid. Zy hadden met die j van Novara, die tot de getrouwfte aanhangers van den Paus behoorden, een verbond geflooten Innocentius beveiligde hetzelve en zond het daarop aan Willem ter bekrachtiging ovlt b). In geduurige onderhandeling met dien Vorft, vervaardigt hy op het voorftel van denzelven, den 26 July, te Milaan een Gunflbrief voor het Ciftercienferkloofter van St. Servaas te Utrecht, en , daar het zich uit zyne inkomften niet onderhouden kon , belooft hy een aflaat van 40 dagen aan een' ieder. die het jaarlyks 8 dagen achter één milddaadig bezoeken zou (c)- Eindend) Guichenon Hift.Geneal. de laMaifon de Savoye I. 301. die er zelfs byvoegt, *t geen ik nergens elders gevonden heb, dat Thomas hem toen prachtig te Turin onthaalde. (è) Raynaldus ad h. a Cap. 43. (c) Matthver. XXVI. 3y geeft ip 's Koïings'erzoek ;en' ;unftarief aan riet Kloofter /an St.  125 Serva; Utreclit XXV] Hy vei ferygt van dii Vorft < wettig, verldas ring vj Obizzc van Eft en komt te Perugia *an. 4<5 Vierde BoU r. Eindelyk fchynt hy ook om deezen tyd aart - den Koning de zaak van Azzo VII., Markgraaf van Efté , te hebben aanbevoolen. Reinoud, Azzo's Zoon, was door Keizer Frederik als een I. gyzelaar, dien hy van zyne vyanden ontvangen - had , naar Apulien gezonden, en had aldaar by (tl eene adelyke Jonkvrouw een'natuurlyken Zoon le verwekt. Hy overleed niet lang daarna. De , oude Markgraaf, thans kinderloos en zonder n een' erfgenaam voor zyne ftaaten, begeerde zeer j dat deeze kleinzoon mocht wettig verklaard worden. Willem laat Zich hiertoe overnaaien , en de tedere Obizzo gaf wel haaft by het opwasfchen zoo veel bewyzen van geeft, dat Azzo, verheugd van het beeld zynes Zoons in dit jongsken weder te vinden, niet aarzelde van hem de opvolging in zyn Markgraafichap te verzekeren (V). Innocentius had nu eene volle maand te Milaan vertoefd, toen de burgers, die hunnen aanzienlyken gaft reeds moede waren , hem eene' groote rekening deronkoften voorleiden, welke zy, in zynen dienfl tegen den Keizer oorloogende, gemaakt hadden. Dit middel had de gewenfchte uitwerking. Hy verontfchuldigde zich met zyne armoede en lange ballingfchap en vertrok. Te Romen zich nog niet veilig achtende, veftigde hy voor eerft te Perugia in den Kerkelyken ftaat zynen zetel. En van hier hoopte (a) Muratoeï VII. 300.vergeleeken metChren.Mm. Paiumi ap. Ujrêtisiuk 594.  Vieude Boek. 47 hoopte hy nu met minder moeite alle de lis ten, waar van zyn doorfleepen brein by aanhoudenheid zwanger ging, te kunnen voortbrengen om Napels en Sieilien aan Koenraad te ontrukken (a). Ook deeze Vorft had eindelyk in den herfft van dit jaar het Duitfche Ryk verlaaten. Sedert de neerlaag van Oppenheim gaf hy alle hoop van het ooit aldaar te zullen meefter worden, volkomen op. Het getal zyner vyanden nam dagelyks toe. Zyn Schoonvader, de Hertog van Beyeren , was byna de eenigfte der Duitfche Vorften, op welken hy een onbeperkt vertrouwen kon ftelien. In zyn eigen Vorftendom Zwaben ontmoette hy even zoo veel tegenftand als in de overige gedeeltens van Duitfchland. Hy verkoos dus liever het voetfpoor zynes Vaders te volgen en Italien tot den zetel zyner regeering te verkiezen. Hy wilt wel, dat hy ook hier zonder verpoozing het harnas zou moeten torsfchen; dat het zwaard zyner openbaare en de dolk zyner heimelyke vyanden geduurig tegen hem opgeheven zoude worden; dat de Paus, indien hy konde , hem den laatften akker lands zoude betwiften. Doch alle deeze bitterheden had hy in Duitfchland reeds moeten fmaaken. Italien hoopte hy, dat hem ten minften een grooter aantal vrienden, een onbepaalder gezag in de regeering , min weer- (a) Matth. Par. p. 889. Müratori ibid, p. 2g8feqq. HiEBERUN p. 89. 125*1. XXVIIL Koning Koenraad vertrektnaar Italien en aanvaardtde Sicïiaanfcheregeering.  X25I, ( (a) Potter Handhich der Teutfche Rekhshift.1. 305;' Hy had ook voor zyn vertrek aan zyn' vriend en geweezen leermeefter Koenraad van Hohenlohe tot vergoeding der onkoften , die hy in zynen dlenfl gedaan, en defchade, die hy by Frankfort, doordat zyne benden en goederen in 'svyands macht vielen, geleeden had, het fleedje Rothenburg, dicht by zyn Graaffchap liggende, verpand. Chron. Worm. ap. Ludewig Reliq. MSt. II. 227. Indien door deezen fiag varf Franckfbrt niet die van Oppenheim gemeend wordt zoo maakt dit waarfchynlyk, dat de overwinning van November 1.248. by dö eerlïgenoemde ftad' hebb© plaats gehad. 4? V I E li D E B Ö E W. weerfpannige Vafallen en eene fchooner hnéi ■ ftreek zou opleveren. De beltiering van het Ryk derhalven geduurende zyne afweezenheid in handen van Hertog Otto van Beyeren gelaaten hebbende (a), ondernam hy met eenige Duitfche benden den tocht, en kwam in O&ober te Verona aan. Hier vond hy Eccelinus van Romano, die hem alle tekenen van eerbied en onderwerping betoonde , terwyl zyn heir van alle zyden door Italiaanfche krygslieden verfterkt wierd. Te Göito floeg Koenraad een leger op, in het welk by met de volkeren zy., ner party een gelprek en beraadflaging hield. In December verliet hy de Lombardie, en te Porto Navone zich op galeien ingefcheept hebbende, voer hy over de Adriacifche zee naar Apulien, waar hy nog eer het jaar ten einde liep behouden aanlandde. Manfredus gaf hem' het beftier des knds onmiddelyk over, en de Staaten  Vierde Boek. 49 Staaten en ingezetenen deeden hem hulde O): doch verfcheiden Siciliaanfche Edelen en fteden , en daaronder de Hoofftad Napels zelve, hadden zich reeds aan de Pausfelyke zyde gefchaard (7>). Het vertrek van Koenraad uit Duitfchland gaf welhaaft aan Koning Willem een' ruimer ademtocht, 't Was ligt te voorzien , dat de weinige Vorften 5 die tot nu toe aan den Zoon van Frederik eene ongefchonden trouwe beweezen hadden, nu hy het Ryk in een' hoopeloozen ftaat verliet, en hen allen als aan henzelven overgaf, zich met den ftroom binnen kort zouden laaten medefleepen, en aan de op gaande zon die offerhanden brengen, die dc ondergaande fcheen te verfmaaden. Om ech ter eenen zoo blyden dag fpoediger te doer aanbreeken, had Innocentius zynen Legaa Hugo gelaft een huwelyk tusfchen den Koning en de Dochter van eenen deezer Heeren te be werken. Behalven den Hertog van Beyeren waren de Hertog van Saxen, de Markgraavei van Brandenburg en de Hertog van Brunswyl en Luneburg nog de voornaamften der gee nen, die zich van de gehoorzaamheid aan he wettig Opperhoofd des Ryks niet hadden laa ten aftrekken. Allen waren zy na aan elkan der vermaagfchapt, en het was meer dan waar fchynlyk,dat,zo er één van party veranderde ei (a) Muratori lc. ILeberlin ?. 9*. (6) RaynalduS ad h. a, Caf. 38 & 43.- II. Deel. D I252i XXIX. Huwelyk van Koning Willem met Elizabeth.van Brunswyk. 1 l  1252. i i 2 | li fl VI ik te hi êe de by ve be: Ier vai de der • thil Gn Eli; ken 5© Vierde Boek. en zyn gedacht met het Huis van Holland door de banden der echt vereenigde, de overigen wel dra zouden volgen, en den Vorft, -die nu ook hun aanverwandt geworden was, voor Koning erkennen. Albrecht I., Hertog van Saxen, wierd door den Cardinaal Legaat het ïerft uit Willems naam om zyne Dochter a-njefproken. Doch % zy dat dit nog voor de ducht van Koenraad gefchied was, het zy dat Ubrecht dien ftap nog te gèvaarlyk hield, of ulk eene trouwloosheid van zich nog niet verrygen kon, het zy dat eenige andere reden em bewoog, hy floeg ten minften dit voorel van de hand. Otto I., Hertog van Brunsyk, aan wien daarna een dergelyk verzoek :daan wierd, en die zich nimmer, zoo veel weet, zoo fterk tegen Willem had uitgelaan als de Saxifche Vorft, liet zich eerder over alen , en zeide zyne Dochter EJizabeth ne Pnnces van uitmuntende hoedanigheden l n Koning toe. Van de Kinderen, die Otto zyne Gemaalin Mathilde van Brandenburg rwekt had, waren er nog 9 in 't leven. Alt en Johan , die wy hunnen Vader zul- zien opvolgen; Otto en Koenraad, waar1 de eerfte Bisfchop van Hildesheim en andere van Verden wierden. Helena, aan r Hertog Albrecht van Saxen gehuwd; Ma. de , Gemaalin van Hendrik den Vetten af van Anhalt en Prins van Afcanien; ■abeth, van welke wy tegenwoordig fpree; Adelheid, die zich met Hendrik I, Land-  Vierde Boek. si Landgraaf van Hesfen, in den echt begaf, en Agnes, eerft Nonne te Quedlinburg, daarna aan den Vorft van Rügen, Wenceflaus, verbonden O). Een zulke talrykheid van 's Hertogs Geflacht deed hem ook veelligt gereeder toeftemmen, in de vereeniging zyner Dochter met Koning Willem. Deeze, van den Legaat en den Aartsbisfchop van Mayntz verzeld , begeeft zich terftond naar Brunswyk. Hier had Zich reeds een meenigte van Vorften en Bisfchoppen, en de Adel van beide kunne uit den gantfchen omtrek verzameld. Wegens de op handen zynde Vaften wierd de 25 January tot de voltrekking van het huwelyk vaftgefteld. Het Paleis der Hertogen, door Danquard weleer gefticht en naar zynen naam Danqiiarderode geheeten, in volgende tyden door Hendrik den Leeuw vergroot en vercierd , tegen over den gegopten en vergulden leeuw, welken die trotfche Vorft ter zyner gedachtenis (Z>) te Brunswyk had opgericht , en by de Kerk van St. Blafius liggende, wierd ter viering van het feeft gefchikt (c). De grootfte pracht en plech- tig- *(a) Scheid» Orig. Guelph. iv. 81.' = (V) Hy nam wel eerft involgende tyden den leeuw tot zyn wapen aan: doch fchynt reeds toen dit moedig dier als een zinnebeeld zyner dapperheid befchouwd te hebben; moogelyk zinfpéelde hy op het geflacht der Welfen (Welpen) waar uit hy ftamde, en verkoos als een Leeuwenwelp aangezien te worden. (O VU, Herm. Corneri Chron. ap. Eccard. II. 805. D 2 m 1252*  i < e C d S Vi I v o Vierde Boek. tigheid wierd hierby ten toon gefpreid en di rermaaken en fpelJen van allerlei aart wisfelden elkander onophoudelyk af Doch de eerfte huwelyksnacht zoude bynaden jonggetrouwden noodlottig geworden zyn. Door de onachtzaamheid eenes Hofbedienden, wiens licht in het ftroo gevallen was, ontftond er brand op het flot. De vlam nam met eene verbaazende fnelheid binnen weinig oogenblikken de overhand. De Koning en Koningin hadden nau. welyks de tyd hun flaapvertrek te verlaaten ; aan het behouden van eenige koftbaarheden was zoo min te denken, als aan het aantrekken van kleederen. Omtrent naakend ontvluchtten zy het dreigend gevaar. Klizabeth, die de gangen van het Paleis het befte kende, was de geleidfter van haaren echtgenoot. De kroon van Willem, allerlei prachtig gewaad en verfcheiden kleinoodien wierden door het vuur /ernield. De dienaar, wiens verzuim dit ongeluk berokkend had, liet benevens twee an3eren, die zich in een vertrek met het vervaardigen van kleederen bezig hielden, zyn leven n uit medegedeelde berichten. Heineccius Antiqq. oslar 271. noemt het by verkorting Arx. Danqueroma. Crusius in Ann. Suev. II. 8o. & KRANTZI[;S in ixon. ad h. a. noemen het Palatium Leonis. en hetCW 'mac Rythm Brunfv. in Leibnitz Scriptt. Brunfv. III !4. het Hertogelyk Paleis van Kemnate. De oorlprone' m deeze naam is onzeker. Het gebouw, dat thans ? diezelfde plaats ftaat, heet het Mofthaus en wordt >orde Hertogen van Brunswyk niet meer bewoond  Vierde Boek. 55 ven in de vlam f». Zelfs fchynt zich de verwoefting tot dit Paleis niet alleen bepaald,maar ' ook een gedeelte der Oudltad aangetaft te hebben. Dit onaangenaam toeval deed eenige feesten , die den volgenden dag zouden plaats hebben gehad, tot den tyd van Paasfchen uic- ftellen (Z>). Het verhinderde evenwel den Koning niet van zich den volgenden dag weder met regeerings-zaaken bezig te houden. De Klooflers in het Brunswykfche en Neder-Saxen gelegen , zyn toeneemend gezag befpeurd hebbende, meenden nu hetzelve zoo we! als zyne tegenwoordigheid in deeze landftreeken , ten hunnen voordeele te moeten gebruiken. De Ciftercienfer Monniken van Marienthal by Helmftedt baden hem om eene befeherming, die hy reeds aan zoo veel andere geeftelyke Geftichten had toegezegd. Deeze bede wierd door den regeerenden Hertog, zoo 't fchjnt, onderfteund ; en Willem verzekert hun terftond de bezitting van alle die goederen, die hun van de Brunswykfche Vorften gefchonken waren, en die zy langs andere wettige wegen verkreegen hadden of nog zouden verkrygen. Hy vergunde in waereldlyke zaaken aan de Broederen van dat Gefticht het rechtsgebied over hunne eigen goe- reeht- (O Raynaldus ad 1251. Cap. 8. Gudenus /. 621. Alb. Stad. p. 319- Scriverius p. 195. (ö) Chron. Rythm, Vernac. Brunsv. I. c. D 3 1252. XXX, Hy deck jan de Kloofteren Alarienthalen Bergengunftbrievenuit.  1252. i } 1 I X XXXI. Hyvoor £( èietDordrecht Z van Pri- f] vilegien. n | 54 Vierde Boek. deren, en nam het kloofter met al deszelfs- perfoonen en bezittingen in zyne en des Ryks byzondere befcherming; dan, daar zyne geduurige afweezenheid hem verhinderde voor al hunne belangens te waaken, droeg hy zynen Schoonvader en den volgenden Hertogen van Brunswyk de Advocatie en de daarmede verknochte rechten over Marienthal op (a). Ook Rudolf, Abt van het kloofter Bergen by Maagdeburg, kwam om deezen tyd te Brunswyk en fmeekte om des Konings hulp tegen eenige laftige nabuuren, die zich noch door de rechtvaerdigheid , noch door den eerbied voor godsdienftige ftichtingen , noch door de kerkelyke ftraf lieten afhouden, om zich van de Kloofter-goederen meefter te maaken , • en de andlieden, die dezelve bouwden, uit te piunleren. Willem neemt hen in zyne befcherning en voorziet hen van eenige nieuwe voorechten, die genoeg in ftaat waren om het oofziek volk, dat hen omringde, voor 't verolg in toom te houden De belangens zyner erflanden trokken intus:hen, waar hy zich ook bevinden mocht,fteeds ?ne voorzorg en oplettenheid naar zich. De. ad Dordrecht had het geluk hiervan thans ee3 nieuwe proeve gewaar te worden. Twee aren te vooren had Willem, gelyk wy boven heb- C<0 Scheidii Orig.Guelph.lV.23s. {b^Chron. Bergenfe. op. Meybom. Seriptt. rer. Germ.  Vierde Boek. 55 hebben aangetekend, haar eene tolvryheid op de Hollandfcbe ftroomen toegeftaan. Dan deeze vergunning, zoo wel als die haar door voorige Landsheeren gefchonken waren , fielden haar we! in het bezit van verfcheiden gewichti: ge rechten: doch lieten haar noch ver achter die fteden van het Graaffchap terug, die met algemeene Vryheidsbrieven, Handveflen en Keuren voorzien waren. Het was echter onbillvk , dat de oudfle ftad van Holland niet in dezelfde gunftbewyzingen deelen zou, die zy aan jongere plaatfen reeds weldaadig had zien toereiken; en de Koning, die hier van overtuigd wierd, maakte nu ook ten haaren behoeven een' Voorrechtsbrief gereed, over welken zy geen reden hadden zich te beklaagen. Te Brunswyk wierd dezelve op den 28 January getekend, in tegenwoordigheid van 'sKonings Cancelier, den Aartsbisfchop van Spiers, zyn' Kapellaan, Willem Abt van St. Truyen, zyn' Geheimfchryver den Prooft van Homvelt , den Graaf van Waldeck en anderen. De Koning begint „ met de Poorteren van Dor„ drecht, op het voetfpoor zynes Grootvaders „ van alle beden en heirvaarten, behalven met „ ééne Kogge vol volks, gelyk mede van het „ onderhouden eener zekere brugge vry te „ verklaaren;" en fchoon zy federt meer dan ééns tot 's lands belaftingen het hunne hebben bygedraagen, en met den Graaf te velde zyn getrokken, hebben zy dit nimmer als eene verplichting : doch fleeds als eene vry willige daad D 4 be' 1252-.  1252. < 3 3 > t g d v 3! 33 33 5Ö VierdeBoek. btr0Ur'. YerV°,genS "WOrdt aan den Rech. 3, ter, de Schepenen en de 5 Raaden der ftad „ vergund hun eigen recht te verkiezen, en „ de Keuren, die zy goedvonden, af te kon W*gen. De Koning zou dezelven doen „ naarkomen, mits er zyn eiVen recht ™* V in de aanftelli«S der sLdsSedei^ 'als in " J*™Se zfkuen> ^e hy zich i„ deeze Keure " ^Z?Thehmdfn> nietdoor verkort wierd. „ In het vonnis der Schepenen zou geen ver 3, andenng door hooger rechtbanken konnen „ voorgenomen worden." Slechts een zeer genng aantal van pynlyke en burgerlvke wer ten worden hier voorgefchreeven f iïïftw lyk om dat de Koning het aan de ftad zelve wilde overlaaten, die fchikkingen hieromtrent e beraamen, die met de gefteldheid en betrekkingen der burgeren het befte ftrookten. Van ie boetens, op misdaaden gefteld, vervielen :wee derden aan den Graaf, en één derde aan 3e ftad. ,, Zo de Rechter, door den Lands, heer te Dordrecht aangefteld, voor de inee , zetenen nadeelig bevonden wierd, erkent , deeze zyne verplichting een' anderen in desl , zelfs plaats te benoemen: »,eene nederlaang van den Vorft, die, hoe zeer ook op ronden van redelykheid en billykheid fteunene, evenwel nog aan geen ééne ftad wederaaren was. Een Jyfeigene, die zich binnen de vryheid van Dordrecht ter woon begeeft , en binnen jaar en dag door zynen Heer met opgeëifcht wordt, zoude van de j> dienft-  Vierde Boek. 'iy dienftbaarheid ontflagen zyn. Schepenen :„ en Raaden zouden dezelfde Voorrechten bly„ ven genieten, die hunne Voorzaaten beze„ ten hadden. Wanneer de Koning te Dor„ drecht kwam, zoude men hem van de eet„ en drinkwaaren die hy behoefde moeten „ verzorgen," doeh niet, gelyk in fommige fteden gebruikelyk was, als een gefchenk aan den Vorft; „ hy beloofde de waardy daarvan „ te zullen betaalen, mits men hem i\ dagen „ borgde. Voor alle deeze gunftbewyzingen, „ die eeuwig en onverbroken moeften in acht „ genomen worden, zouden de Poorters 60 Pon- den 'sjaars in de Graaffelyke fchatkift ftor„ ten; waartegen Willem zich voor zich zelve en zyne nakomelingen tot het onderhouden „ deezer Handveften verbindt, en met eene „ boete van ico Mark Keulfch de overtreede„ ren derzelven bedreigt (#)•" De Koning vertoefde nog een' geruimen tyd te Brunswyk, waarin hy voortging de verzoeken der kloofterlingen in te willigen. Den 1 Maart nam hy de Nonnen van Frankenberg by Goslar, van de Penitenten order, met het geen haar op alle plaatfen toebehoorde, in zyne verdediging en bekrachtigde haare wettige bezittingen (è). Negen dagen daarna ftelde hy (3) Van d.e Wall, l.2Q.feqq. met da daarby gevoegde aanmerkingen. (6) Scheidii Orig. Gaelph. IV. 23Ö. D 5 125*2. xxxir. Hy deelt aan de Klooftere n Frankenberg,Poelden en St. MarienbergGunftbrievenuit.  1252. XXXIII, De Markgraavenvan Brandenburgen de Hertog van Saxen onderwerpenzich hem met al hunne Vafallen. 1 1 t t 58 Vierde Boek. hy Albert van Brunswyk,zynen oudften Zwager, tot befchermer aan der voorrechten en giften , welke het kloofter Poelden onder het Mayntzifche Kerkgebied van Keizeren, Koningen en Grooten genooten had («). Einde!vk verwierf ook, den 19, het Nonnenkloofter St. Manenberg by Helmftedt een' Koninklyken Brief van befcherming en van bekrachtiging zyner goederen (b). Doch er gebeurde iets in de evengenoernde maand, t welk onze oplettenheid meer verdient, en een gewichtiger gedeelte van 's Konings gefchiedenis uitmaakt, dan het verleenen van zulke Voorrechtsbrieven aan de verblvfplaatfen der ledigheid. De voordeden, die Willems aanhang hem uit zyn' echt met ééne der Duitfche Vorftinnen voorfpeld bad, begonnen zich fpoediger, dan men byna had durven hoopen , te openbaaren- Hertog Otto had , federt hy hem zyne Dochter ter Gemaalinne gegeeven had, niet opgehouden zyne beide Zwageren de Markgraaven Johan en Otto van Brandenburg en zyn' anderen Schoonzoon, den regeerenden Hertog van Saxen, aan te zetten )m het Hohenftauffifche Huis geheel vaarwel e zeggen, en aan denzeJfden, dien hyals Koning C<0 m 237. Reeds in 1242. had Hertog Otto die ,eric inzyne befcherming genomen , en den Monniken oegeftaanom eenen uit zyne Vafallen tot hun Advocaat ; verkiezen. Ibid. 194. CO Ibid. 236.  Vierde Boek. 59 .Hing eerbiedigde en die reeds in een groot gedeelte van Duitfchland de overhand bekomen had, trouwe te zweeren. Zy lieten zich ein en rechten daartoe behoorende ; waarby dat „van Gandersh. Dipl.p.i99- fpreektvan eenDipl, door den Koning ten zelfden dage aan het Kapittel van Gandersh. gegeeven, de tollendis Advocatis , doch dat hy het niet fcebbe kunnen vinden. ■ Ê 2 1252» XLI. Hy beleentGraaf Thomas van Savoyenmet Tnrin en andere piaatfen,  7 2 52, t 1 1 68 Vierde B o e r\ „van munt te liaan,jaarmarkten aan te leggeri „en tollen te heffen gevoegd wordt. Deinwoon>>. ders deezer P'aatfen worden gelaft hem hulde „te doen en te gehoorzaamen. Duizend Mark 3i zilvers, de helft in de Keizerlyke fchatkift, de „ helft in die des Graaven te ftorten, worden den ,, geenen, die Thomas in het bezit deezer voor„ rechten Zoude willen ftooren, als een boete „opgelegd." Keizer Frederik had wel 4 jaaren geleeden de meeften deezer plaatfen reeds aan den Graaf gefchonken : doch men had hem, inzonderheid federt Frederiks dood, het genot daarvan moeijelyk gemaakt. Boven al was dit door den Bisfchop en het Capittel van Turin ten opzichte van die ftad gefchied. De Koning fchreef dus ook aan deezen op den zelfden dag, „ dat hy alle de rechten en bezittingen, die hem „ van wegens het Ryk op de ftad en het Bisdom „ van Tunn toebehoorden, aan Graaf Thomas en „ zyneerfgenaamen gefchonken had; en gebood >,hen op ftraffe van eene even groote boete, als in den voorigen Brief bepaald was, hem hulde >, te doen en hem als hunnen wettigen Heer te „ gehoorzaamen." De Paus fchreef hem in Janua-y des volgenden jaars uit Perugia een' dergelycen brief, waarin hy hun betuigt des Konings chenking bekrachtigd te hebben, en de kerkeyke ftraf hun voor oogen houdt, zo zy den Sraaf niet erkenden. Eindelyk gaf Willem ook ian die van Milaan en Genua een fchriftelyk >evel , dat zy dien Vorft met al hunne macht wdden by te ftaan om het land van Piemont te hel-  Vierde Boek. 69 helpen behouden tegen die van Afti, Chieri en Alba O). De dryfveer deezer aanzienlyke gifte was alleen een gezonde flaatkunde: doch een minder gezonde Godvrucht had aan 2 andere vergunningen, die kort na elkander door hem gefchiedden, het voornaamfle deel. Om de ziel zynes overleeden Vaders van de folteringen van het Vagevuur vroeger te bevryden , om het welzyn van de ziel zyner nog leevende Moeder te bevorderen, en om de vergiffenis zyner eigen zonden te verwerven, ftaat hy den 8 Jursy aan de Middelburgfche Abdy de vryheid toe, om al haar eigen vee, het groote zoo wel als het kleine op zyne duinen te weiden; zynen Duinmeyer en alle andere lieden verbiedende haar eenigen hinder hierin toetebrengen Drie dagen daarop bevrydde hy, te Antwerpen vertoevende, de Ciftercienfer Abd^ van St. Bernard aldaar van het betaalen eeniger lasten of fchot wegens de 60 gemeten lands, die zy in het Kerfpel van Schore in Zuidbeveland bezaten (c). Intusfchen vond zich de Bisfchop van Utrecht in een' verderffelyken oorlog met de Heeren van eenige aangrenzende landftreeken, die tevens tot het getal zyner Leenmannen behoorden , O) Guichenon Hift. Gènéal. de la Maifon de Savoye. T. I. p. 301 feq, & T. II, preuves p. 93. Jeqq. (6 ) Kluit in Cod, Dipl. p, 608. (f ) Ibid, 609, E 3 1252. XLII Hy vertarnt aan de Abdy van Middelburgop zyne duinen vee te moogen weiden, en bevrydtdievan St. Bernard van zekere lasten in Zuidbeveland. XLIII. Hy poogt tc vergeefs ch  1252. een gevechttasfchen den Bisfchopvan Utrecht en eenige Vafallen te verhinderen. fo Vierde Boek. den, ingewikkeld. Wy hebben boven verhaald, hoe Gozewyn van Amftel, in 1249 tot Kerkvoogd van dat Sticht verkooren zynde , kort na zyne verheffing wederom wierd afgezet , en Hendrik van Vianden door bewerking des Aartsbisfchops van Keulen en met toeftemming des Konings in zyne plaats benoemd. Het Huis van Amftel fcheen zich de beleediging, aan. eenen van deszelfs afftammelingen betoond, niet aan te willen trekken; ten minften de nieuwe Bisfchop regeerde zyn Sticht geduurende de 2 eerfte jaaren in vollen en ongeftoorden vrede; en Gysbert van Amftel verzelde , na zynes Broeders vernedering, den Koning nog wel op zyne tochten, gelyk hy in Mey des jaars 1250 onder de getuigen genoemd wordt, die by het Verdrag, 't welk' Willem toen met Margaretha van Vlaanderen floot, tegenwoordig waren. Doch 't zy dat Amftel zyn misnoegen ontveinsde, tot dat er zich een gunftiger gelegenheid om zich te wreeken opdeed, 't zy dat het wys en moedig be* ftuur van Bisfchop Hendrik, die geene krenking der rechten zynes ftoels van zyne Vafallen dulden konde, hem verdroot: althans hy verj bindt zich met zyn'aanverwandt, den Heer Herman van Woerden en met den Graaf van Gelder om den Bisfchop te beoorlogen. De Graaf van Goor, federt het geen hem op Bisfchop Ottoos verzoek door den Koning was aangedaan, uit de gevankenis vrygekomen en op wraak bedacht, voegt er zich met de Hee- rea  Vierde Boek. 71 ren van Almelo en van Voorft gewillig by. De vyandelykheden bepaalden zichin'teerfltot eemVe invallen der vereenigde Ridderen in het Sticht. die Hendrik telkens met moed wift af te keeren , als mede tot eenige plunderingen en ttrooperyen. Doch beide partyen befloo. ten ras om een' dag te bepaalen , op welken zy met al hurme macht op een daartoe uitgezocht fljgveld verfchynen zouden en door een' algemeenen ftryd hunne zaak beflechten. De Aartsbisfchop van Keulen, die kort te vooren te Utrecht was aangekomen , begunftigde dit ontwerp , zettede Hendrik door woorden en zells door bygeloovige middelen tot dapperheid aan. en beloofde hem de ftad in zyne afweezenheid met de Kanonniken en de vrouwen te zullen bewaaken, des noods zelfs verdedigen. Doch Willem , wien de tyding van den voorgenomen flag te Antwerpen wierd aangekondigd, voedde hieromtrent gantfch andere denkbeelden. Het fmertte hem, dat de Heeren der. landfchappen, welken zyn Graaffchap omringden , die gedeeltelyk hem in den bloede beftonden, die hem in zyne oorlogen nog zoo veel hulp konden toebrengen, zich onder elkander gingen vernielen. Door zich aan de ééne of de andere zyde te voegen, had hy misfchien aan hunne oneenigheid reeds een einde konnen maaken; hy konde ook nu nog , zo hy ter rechter tyd het flagveld bereikte, den uitflag des gevechts naar zyn welgevallen beftuuren. Doch de vergrooting van Bisfchop Hendrik , wiens E 4 ver- 1151.  Ï252, j \ h c i Ti Vierde Boek, verheffing toch meer het werk van den Ked* ■ fchen Kerkvoogd, dan het zyne, geweeft was ' lag hem met na genoeg aan het hart, om er de vyandfcnap van zyn' Neef den Graaf van Gelder en van de Heeren van Amftel en Woerden aan tewaagen, die hem geduurende zyn ver. hlyf m Duitfchland, en vooral wanneer de Graavin van Vlaanderen of de Weftfriefen hem aanvielen, zoo noodlottig kon worden; en deezen 10 t tegendeel tegen den Bisfchop by te ftaan, zoude met zyne belangens en gedegenheden nog minder geftrookt, en de gantfche Geeftelykheid met haar Opperhoofd van hem afgefcheurd hebben. Hy befluit dan met de uiter. fte vaardigheid aan 't hoofd der benden, die hy by zich had , naar Utrecht te trekken , om, zo het doenlyk ware, vóór den 16 Juny (di fchynt de bepaalde dag des gevechts geweeft te zyn) zich in de ftad te kunnen vertoonen, en den Bisfchop zoo tot hetftaaken van zyn bloe dig voorneemen over te haaien, als hem met zyne vyanden te bevredigen. Binnen 4 ten ioogften5 dagen volbrengt hy zyn'tocht: doch iet gelukte hem niet in zyn doel te flagen, ter. vyl de Bisfchop een oogenblik eer Willem met ;yn volk dqQr de Weerdpoort f>) indrong, reeds (o Het is moeijelyk te gisfen , hQe Wi/lem de feerdpoort heeft kunnen binnen komen. Moo "elS eeft ny een'kleinen omweg door Holland genomen m m ). Het was derhalven met de utelykfte blydfchap, dat Innocentius de tyng van het geen op den Ryksdag tegen dien :haaten Koning beflooten was, ontving. Wiltö had in het voorleeden jaar, toen hy zyn' fchermer te Lyons kwam begroeten, hem van n voorneemen , om zoo ras moogelyk dit or de Grooten des Ryks te doen vaftftellen, rwittigd, en de Paus verklaart nu in een' ef aan zynen lieveling, die reeds den 20 Ju-gefchreeven wierd, „dat hy het vonnis, te;en Koenraad geveld, goedkeurt en met zyn ^poftolifch gezag beveiligt (by Tot zulk ie laagte hadden de innerlyke beroeringen en bygeloof Duitfchland gebracht, dat de beten , op deszelfs hoogfte en luifterrykfte ver-  Vierde Boek. 87 vergaderingen genomen, door eenen vreemden 1 Priefter moeften bekrachtigd worden. De Koning had nu ook gaarne tegen den Hertog van Beyeren dezelfde wraak als tegen Koenraad, waarvan Otto in het Ryk de Stadhouder was,willen neemen: doch hiervan wierd hy door eenigen der aanweezende Vorften, die moogelyk nog te veel betrekkingen op dien Hertog hadden, terug gehouden. Men vleide zich veelligt, dat Otto binnen kort , door overmacht gedwongen, en geen voordeel van zyne halsftarrigheid kunnende te gemoet zien, van zelfs het hoofd in den fchoot zou moeten leggen (a). Veel beter Haagde Willem in zynen moed f aan de Graavin van Vlaanderen , de oude vyan- e din van hem en van zyn huis, te koelen. Hy J had haar nooit kunnen vergeeven, dat zy hem s op een' tyd, toen de gewichtigfte aangelegen- c heden des Ryks hem elders riepen , tot een' , fchandelyken vrede gedwongen had; nog mm- < der kon hy verduwen, dat zy eenen Roomfch ( Koning telkens by herhaaling dorft vergen , ; haar wegens Zeeland bewefter Schelde hulde ■ te bewyzen. Zy leefde nog in beftendige onmin met zynen vriend Avennes en deszelfs Broeder, haare Zoonen van 't eerfte bed. Niet alleen «rok zy hunne wettige geboorte nog by aanhoudenheid in twyffel, fchoon de Paus in het (a) Chron. Erford. p. 104. F 4 Ï52. l. amen a Zeeind bewefterchelde erGraain van rlaanerenmtnonen en an van \.vennes oege,veezen.  I2?2. i j » i ! t i c i h t z i d o V d r< ft g' li; fc w 88 .Vierde B q e |, het voorleeden jaar de uitfpraak van twee Gee& teJyken, aan wien het onderzoek daarover wl aanbevolen , en die de zaak ten hunnen voor^ deele beflift hadden, had goedgekeurd : maar zy wilde ook niets minder gedoogen, dan dat bet Graaffchap Henegouwen reeds by haar lezen dóór Jan van Avennes beftierd zoude worlen, en om haar oogmerk hier in te bereiken , vas zy onvoorzichtig genoeg geweeft om den 3ailluw van dat land benevens, de Bevelhebbers Ier fteden en kafteelen, alle geboren Hene;ouwers,af te zetten,en 300 Vlaamingen van >eproefde trouw jn derzelver plaats te doen reeden. Alle deeze beleedigingen , den Kg. ling en zynen Zwager aangedaan, gepaard met e fmeekingen van Avennes, dat Willem hem 1 het bezit van Henegouwen met geweld zou erfieilen, bewoogen onzen Vorft ten laatften 3t eenen ftap te komen, dien hy tot hiertoe orgvuldig vermeeden had:dat is, opentlyk met 'iargaretha te breeken en het Verdrag van Heenzee, met hoe veel plechtigheid ook onlangs p nieuws bezworen , te vernietigen. Dit iel hem zoo veel te ligter, daar de oorlogen, 'e hy weleer in Duitfchland had moeten voe:n, voor het grootfte gedeelte waren afgereeden, en daar de gemoederen der Hene>uwers, wegens het invoeren van vreemdeigen in de eerfte bedieningen van hun Graafhap zoo zeer tegen Margaretha verbitterd aren , dat zy gereed ftonden by de flauwfte >op op een' goeden uitflag tegen haar op te ftaan  Vierde Boek. ||aan en haare heerfchappy met die van Avennes te verwisfelen ( a). De Koning nam dan de gelegenheid van deezen Ryksdag waar om haar door een Vonnis, 't welk hy meer aan de Duitfche Grooten dan aan zich zeiven kon toefchry ven , van alle de landen, die van het Ryk leenroerig waren, te berooven. De omftandigheden van dit plechtig leeqgericht zyn te merkwaardig en geeven ons te veel bericht van de wyze , op welke toen dergelyke befluiten genom.n wierden , dan dat wy dezelve hier met ftilzwygen voorby zouden gaan. Op zynen algemeenen Ryksdag de vierfchaar fpannende, verzocht Willem in tegenwoordigheid der Vorften en der aanzienlykften des Ryks, dat de Bisfchop van Wirtzburg mocht uitwyzen , of niet na zyne verkiezing tot Roomfch Koning, zyne beveiliging door den Paus en zyne krooning te Aken, alle fteden, fterktens en goederen tot het Ryk behoorende hem onderdaanig moeften zyn, en of binnen jaar en dag niet alle Vorften, Edelen en Leenmannen hunne leenen van hem verheffen moeften. Dit met ja beantwoord zynde, wierd de Bisfchop van Straasburg gevraagd , of de Vorftendommen en leenen derzulken, die dil laatfte opzettelyk verzuimd hadden , niet aar hem vervielen, en hy die niet naar welgevallen of voor zich zelve behouden, of aan wier hj Ca) Meyer ad h. a. Jac. van Grvpskerk Befchr, v Zeel. ap. Kluit in Cod. Dipl. p. 612 feq. F 5 1252 ; ;  185» 90 Vierde Boek. hy goedvond, te leen konde geeven. Ook dit wierd toegeftemd. Nu was het de beurt des Aartsbïsfchops van Keulen om vaft te ftellen, dat het vervallen der leengoederen dan inzonderheid plaats bad, wanneer de Edelen of Vafallen tot het verheffen hunner leenen door een Koninklyk ,opöntbod waren aangezet, en echter, 6 weeken en 3 dagen na daarvan verwittigd te zyn, weigerig waren gebleeven aan dit bevel te gehoorzaamen. Dit in 't algemeen bepaald zynde, wierd de Bisfchop van Wirtzburg op nieuws verzocht in 't byzonder te beflisfen, of de Koning niet naar zyn goedvinden befchikkingen kon maaken over de leengoederen der Graavin van Vlaanderen, die een jaar en dag lang, fchoon daartoe aangemaand, halsftarrig verzuimd had hem hulde te doen. Deeze vraag onderging, gelyk ligt te denken is, het lot der voorigen. De aanweezende Vorften keurden alle deeze uitfpraaken goed. De Koning velt daarop het Vonnis en geeft het land van Namen, het land beneden de Schelde, Aalft, Waas en de 4 Ambachten met derzelver toebehooren (d) aan zyn' geliefden Zwager Avennes, om die van hem en van het Ryk voor eeuwig op zulk eene wyze te leen te hou. den, als de Graavin die te vooren bezeten had. Eindelyk moeft de Aartsbisfchop van Keulen nog (s) Over de andere bezittingen der Graavin , die van Frankryk verheften, konde hy geen befchikkingen maaken.  Vierde Boek. 9i noguitwyzen, dat de fteden, fterktens en andere goederen , tot dit leen behoorende, nu ook aan Avennes moeften gehoorzaamen en de Leenmannen van hetzelve aan hem trouwe zweeren. De Koning, dit alles bekrachtigd heb. bende , geeft van dit Ryksvonnis een' open Brief, die door zyn zegel en dat van andere Vonten verfterkt wierd. Op denzelfden 11 July, waar op dit ftuk gedagtekend was, verklaarde hy in een' tweeden dergelyken Brief, „ dat Avennes zich zoo aangenaam en welge„ vallig by hem had weeten te maaken, dat „ hy hem met goedvinden zynes Raads die by„ zondere gunft had willen bewyzen van de „ landen , die Margaretha door haare fchuld 3, verlooren had, hem te leen te geeven. Dat •„ hy hem op den Ryksdag ook met de behoor„ lyke plechtigheid daarmede beleend en de ■,, hulde des wegen van hem ontvangen had; „ dat nu Avennes volgens een Ryksvonnis „ meefter was met de goederen van alle die „ gecnen, die hem als Heer dier landen geen „ trouwe wilde zweeren, naar zyn goedvinden „ te handelen, en dat zy, die Avennes in het „ bezit van deeze zyne rechten hinderlyk zou„ den zyn , eene boete van 100 Mark gouds > „ naar gewoonte tusfchen den Koning en den „ beleedigden gelykelyk te verdeelen, verbeu„ ren zouden." Veelen waren de getuigen van deezen Brief. Behalven de 3 Geeftelyken, die het Vonnis hielpen wyzen . ontmoeten wy hier de naamen des Aartsbisfchops van Mayntz, der 1252.  Q2 Vierde Boek. 125: LI. De Kc ning geeft ze kere O) Mieris I. 268. 269. (Z>) Zyn oudfte Broeder Willem van Dampierre was nu een jaar gelceden , na uit het Heilige land terug gekeerd te zyn, te Frazegnies in Henegouwen in een fteekfpel van 't paard geflooten en dood getrapt. De beide Avennes, door Margaretha befchuldigd van dit veroorzaakt te hebben, zuiverden zich hiervan door een' eed. Meyer Ann. Fl. ad 1251. Ruteaï? Arm. du Haynaut 2%g. (O Grypskerk by Kluit. 615. (<0 Mieris I. 277, \. der verkooren Bisfchoppen van Spiers en van - Luik, der Hertogen van Brunswyk en van Brabant, des Graaven van Henneberg Willems Kamerheer, der Graaven van Mifenberg, Gelren de Vilneuve,van Walteterk, van Loon, van Cingenhan en eenige Wildgraaven ; der Heeren van Bolland en van Rinckel; verfcheiden andere getuigen worden niet genoemd (a). De Paus, fchoon hy de wettigheid van de geboorte der Avennes in Auguftus op de begeerte van Guido van Dampierre op nieuws deed onderzoeken (c) , bekrachtigde echter den 3 December te Perugia het Koninklyk vonnis, waarvan Willem hem zelve verflag had gedaan, in een' brief aan den Abt van Fulda, dien hy teffens gebood de kerkelyke tucht aan de geenen, die er zich tegen aankanten zouden , te doen ondergaan (d). _ De Ryksdag van Franckfort duurde nog by. na de geheele maand van July door. Er zyn ■ ons behalven de meer algemeene befiuiten deszei-  Vierde Boek. 93 Keiven, waarvan wy reeds gewag gemaakt hebben , nog eenige byzondere Hukken bekend ge worden, die Willem op die aanzienlyke Vergadering heeft doen vervaardigen. Zoo verleende hy er, insgelyks op den 11 July, aan het Leprooshuis te Sangershaufen in Thuringen de vryheid om tot 10 hoeven toe aan Ryksgoederen, 't zy door koop , 't zy door fchenking verkreegen, te moogen bezitten (a); gelyk ook des anderendaags een' Gunftbrief voor Graaf Ulrich van Wurtemberg, waarin hy hem de Advocatie over het kloofter van des Heeren graf te Denckendorff met de daaraan verknochte inkomften voor 200 Mark Keulfch verpandt de brieven hiervan zyn beiden uit het leger vóór Franckfort gedagtekend. Ter zeiver plaatfe gaf hy ook, den 20 July , met toeftemming der Ryksvorften aan zynen anderen Zwager den Graaf van Henneberg, wegens de moeite en onkoften, die hy in zynen dienft met alle getrouwheid en yver gedraagen had, den tol te Brubach te leen. De Koning en de Stenden begrootten teffens de zwaarte van deezen tol:,, van 100 Ponden zout „ mocht Herman 2 Schellingen Keulfche munt „heffen; 12 Penningen van 100Pond graanen, „ en de helft daarvan voor een vat wyn, dat „ 2 Carraaten in zich hield. Van andere dingen „mocht ( a) Tenzelii Suppl. II. Hift. Gothante p. 6o2. (6) Bezold Docum. ndiviva Monaft. Wirtenberg Dqo. X. p. 466. 1252* /ryheid lan het ^e- sroos- luis te Sangers- ïaufen; ie Ad- /ocatie aver het doofier Denc- cendorf aan Graaf Ulrich /an Wur- :emberg.- LIL En den tol te Srubach lan Graaf Herman van Henneberg.  94 Vierde Bo e K. i2?2. , LUI. Brief van eenige Slavonifcr.c Bisfchoppen aan de Leden van den Ryksdag. Ca) Joannis Specilegium I. 457. O) Vergel. Gruneri Rss Hemmmi II. /. c. mocht hy zich naar dezelfde evenredigheid doen" „ betaalen." De Aartsbisfchoppen van Mayntz en Keulen hingen hier benevens den Koning hun zegel aan, en deeze tweeftonden met de Bisfchoppen van Straasburg en Spiers, en met de Hertogen van Brabant en Brunswyk er als getuigen over (a). Moogelyk was deeze gift des Konings aan Graaf Herman wel een vergoeding voor de leenen van den Graaf van Mintzenberg, die hy hem eenige maanden vroeger had toegezegd, doch die de onderwerping van dien Heer , welke op deezen Ryksdag mede verfcheen, hem buiten ftaat ftelde zynen Zwager thans te kunnen in handen bezorgen (b). Eindelyk ontvingen ook de Ryksvorften op deeze Vergadering by één gekomen een' merkwaardigen brief, in de voorleeden maand door den Aartsbisfchop van Lyfland en Pruisfen, en de Bisfchoppen van Schwerin en Ratfeburg gefchreeven. In denzelven klaagden deeze mannen den Koning by de Ryksftenden aan. De onderwerping van een' zoo machtig Heer als den Hertog van Saxen had Willem te zeer verheugd, dan dat hy niet uit dankbaarheid gaarne aan dien Vorft eenige rechten had willen afftaan, die anderfints aan het Opperhoofd des Ryks onbetwiftbaar toebehoorden. Ongelukkigerwyze had hy dit doende de billyke eisfchen van andere lieden verkracht. Hy had de zoo even  Vierde Boek. q5- j even genoemde Geeftelyken, die zich onder | het getal der Ryksvorllen rekenden, en wier 1 Zetels tot nu toe onmiddelyk onder de KeizeI ren geftaan hadden, den Hertog en zynen op. volgeren onderworpen ; en deeze had zich reeds van dit gefchonken recht beginnen te bedienen en hen belet de Franckfortfche Vergadering door hunne tegenwoordigheid talryker te maaken. Al wat hun overbleef was nu hunne klachten over dit willekeurig gedrag des Hertogs in den boezem hunner Medeftenden uit te ftorten. Gelyk de Kerk hierboven, zeggen zy in een' fchriftuurlyken ffcyl, volkomen vry is, zoo moet ook de ftrydende kerk op aarde, die Koningen tot Voedfterheeren gehad heeft, en die zonder vlek of rimpel aan den Vorft dir Vorften verloofd is, niet tot de Jlaaverny vernederd -worden, Hoe zouden wy het dan met ftilzwygen kunnen aanzien, Doorluchtig/Ie Vorften, dat men ons, die fteeds den Keizeren toebehoord hebben, onder mindere Heeren ftelde ? Oordeelt zeiven, of het een billyke daad van den Koning geweeft zy, i dat hy zonder onze toeftemming gevraagd te heb\ ben, zonder aan zyne verplichting te denken om de vryheden der Kerken ie befchermen , ons aan den Hertog van Saxen onderhoorig gemaakt heeft. , Die Hertog is wel een der machtigfte Vorften: \ maar wy zyn echter nu geen Koninklyk Priefter\ dom meer , maar een Hertogelyk. Dit heeft nimïmer plaats gehad, en zal ook, zo God wil, met i ons goedvinden nimmer plaats hebben. Het behaage idieden dan den Koning te beweegen om op raad 1252;  LIV. Willem beleent Hugo van Bour- £ondien met de munt te Salins, en den Bisfchop van Spiers (o) Scheidh Orig.Guelph. IV. 7461:248; inde noot echter op p. 74, fchynt hy de echtheid van dit ftuk eenigflnts in wyffel te trekken. Qb ) Goudhoeven p. 315. $6 Vierde Boe &! raad der Ryksvorjlen te herroepen , ,t geen hy*, moogelyk op ingeeving van byzondere lieden, met verachting van onze voorrechten gedaan heeft. Inzonderheid bidden wy de Aartsbisfchoppen, wier. belang het boven anderen is dat hunne Pairs niet van rang verminderen, te willen uitwerken, dat hy onze voorvechter worde tegen de tyrannifche macht, onder welke wy weleer gebukt gingen (a). Of dit gefchrift van eenige uitwerking geweeft zy, is rhy niet gebleeken : doch zo men het gezag des Konings en des Hertogs van Saxen in het Ryk om deezen tyd belchouwt, eri de geringe macht, die de andere Rykltenden zich over zulke Heeren dorften aanmaatigen, wordt het zeer gelóoffelyk, dat men dien brief, na dat d.szelfs inhoud door eenige fchyngronden wederlegd was. ter zyde gefield hebbe. Moogelyk is het ook op deeze Vergadering geweeft, dat Willem aan HUgo van Bourgondien, dien hy reeds in het voorleeden jaar, doch meelt met ingebeelde rechten begiftigd had, nu tot vergoeding de munt in een fteedje van Franche Comté, dat Salins genoemd wierd, fchonk (b ); en dat hy aan den Bisfchop van Spiers de dienften vergold, die hy als Cancelier hem op den Ryksdag bewees, met de kleine ftad Kislau, in zyn Sticht gelegen, denzel- ve  Vierde B o e ê 97 ve in eigendom toe te ftaan (a); fchoon een ander Schryver ( £ j deeze laatfte weldaad op volgende tyden brengt, en als eene erkentenis van 's Bisfchops verdienften omtrent het Rhynfche verbond befchouwt. Zekerder gaat het, dat Hendrik IV. Abt van Fulda, die 3 jaaren te vooren verkooren was geworden,hem thans als waereldlyk Vorft den eed van trouwe gezworen hebbe (c). Zoo dra de Ryksdag een einde had , trok Willem, van de Duitfche Vorften affcheid genomen hebbende, met de bendens die hy by zich had naar de zoomen des Rhyns. Hier vervolgde hy de belegeringen van eenige on gehoorzaame fteden en fterktens, die hy, gelyk wy boven gezien hebben, in het voorleeden jaar reeds ondernomen had. Althans wy vinden hem terftond na hetfcheiden der Franekfortfche Ryksvergadering voor een plaatsje s dat Caub genaamd en aan de overzyde van Bacharach gelegen was. Wat hy hier verricht, of in hoe ver hy in zyn oogmerk geflaagd hebbe is onzeker: doch uit zyn leger te dier plaatfe weeten wy, dat hy, den 4 Auguftus, de ftad en het kafteel van Oppenheim met al derzelver toebehooren aan den Aartsbisfchop van Mayntz en zyne Kerk, op raad zyner getrouwen , voor 2000 Mark zilvers verpand heeft, £a) Lehmann Speyerfeht Chronick 537. (6) Trithemii Chron. Hirfaug. ad 1254, Cc) Schainnat Hift.Fuld. p. 197. II. Deel. G met dé ftad Kisiau. De Abt van Fulda zweert hem trouwe. LV. Hy verpandtOppenheimaan den Aarts bisfchop van Mayntz. t  1252' 98 Vierde Bqek. heeft. Oppenheim was nog in vyandelyke han- den (a); en het was behalven die geldfom ééne der voornaamfte voorwaarden deezer verpanding, dat de Aartsbisfchop die ftad en al de andere weerfpannelingen des Konings zoude aanvallen en beftryden, en dat hy by aanhoudenhcid alle zyne krachten zoude infpannen, om in Duitfchland, Frankryk en elders de eer des Konings en de verdelging zyner vyanden te bewerken. En, om den Aartsbisfchop nog nauwer aan zyne belangens te verbinden, voegt Willem by den Brief, die hiervan gegeeven wierd, dit zonderling aanhangfel by, „ dat zo j, er by geval het minfte vonkje van tweedracht „ tusfchen hem en dien Kerkvoogd ontftond, „ eenige geeftelyke en waereldlyke Heeren, „ die toen in het leger tegenwoordig waren, „ beloofd hadden, dat zy den geenen, die „ tot de oneenigheid aanleiding gegeeven had, „ op de begeerte des anderen dapperlyk zou„ den aanvallen." Deeze mannen waren twee Prooften van Spiers en van Mayntz, de Graaven Koenraad en Adolf van Waldeck, de Heer Arnold van Dieft, Werner van Bolland 'sKonings Spysdraager, Gysbert de Vos Stadhouder van Rudensheim, en Sigefried Spysdraager van Rin- O) Hier door vervalt het gezegde van Lehmann in ons eerfte Deel p. 327 aangehaald ; ten zy men ♦eronderflelle , dat Oppenheim tusfchen beide weder m vyandelyke handen geraakt zy.  Vierde Boek. 99 Rinberg (a). De Koning,die ligt voorzag, dat hy binnen kort in een' kryg met Vlaanderen ftond ingewikkeld te worden, en dat het hem dan onmoogelyk zyn zou aan de oeveren des Rhyns die rol te blyven fpeelen, die hem tot hiertoe gelukt was, zocht op deeze wyze den laft des oorlogs in die ftreeken op de fchouderen zynes vriends te fchuiven; eene ftad, waarvan hy nog geen meefter was, daarentegen aan denzelven af te ftaan, fcheen hem geen groote verloogchening; en hy won bovendien by deeze verpanding eene fomme gelds, die hem by de toebereidfelen, binnen kort noodwendig door hem te maaken, ter rechter tyd verzekerd wierd. Weinige dagen daarop verliet hy het toneel deezer kleine fchermutfelingen, en begaf zich naar het Luikfche : zoo het fchynt, om met den Bisfchop van dat Sticht te beraamen, op welke wyze zy Avennes in deszelfs onderneemingen tegen Henegouwen het beft konden te hulp komen. Eer dit echter ten uitvoer gebracht wierd, moeft hy in eene zaak, die de ftad Luik zelve betrof, zyn Koninklyk gezag beproeven. De Geeftelyken en de burgerlyke Overheid leefden aldaar federt eenigen tyd in de verderfelykfte tweedracht. De knecht van een' Kanonnik had zynen meefter, tegen een' waereldlyken vechtende , bygeftaan, en dee- zeti £ a) Gudenus II. 103. G % 1252. LVL Hy beveelt de Schepenen van Luik zeker vonnis teherroepen.  iöo Vierde Boek. 1252. ■ Lvrr. Hy tracht Avennes in het bezitvan Henegouwen zen met een verbooden geweer afgemaakt. Hierop ftond de ftraf des doods. De Schepenen van Luik vatten en veroordeelen den misdaadiger. Doch de Kanonniken beriepen zich op een Privilegie van Keizer Hendrik IV., volgens welk zy hunne dienftboden zei ven mochten vonnisfen; en toen hier niet naar geluifterd wierd, brachten zy hunne klacht, door den Bisfchop onderfteund, voor Koning Willem, die even te Maaftricht (V) was aangekomen. Terftond liet deeze den dienftboden in vryheid zetten, en beval by een' Brief van den 15 Auguftus de Schepenen, dat zy hun Vonnis herroepen zouden: doch aan dit laatfte wierd niet voldaan, en de Kanonniken wierden daarna genoodzaakt harde middelen tegen de ftad te gebruiken, waarvan wy het verhaal*, als niet tot ons bellek behoorende, voorby gaan (V). De Koning en de Bisfchop van Luik beflooten nu Avennes het Graaffchap, dat hy zich toeëigende, met gewapende krygsbenden te helpen herwinnen. Ten hoogften waarfchynlyk is het, dat zy zich zeiven aan de fpitfe daarvan geplaatft hebben; en ik ben ook niet vreemd van (d) Alle omftandigheden maaken waarfchynlyk4 dat men hier onder TrajeSum Maaftricht, niet Utrecht te verftaan hebbe. (Z>) Chapeauville Gefta Pont. Leed. II. 280. en met eenig verfchil Fisen San&a Legia , R. Ecclefia filia,  Vierde Boek. ioi van de gedachte, dat Willem thans ten behoeve zynes Zwagers Valenciennes heeft ingenomen (V). Zeker is het, dat de Henegouwers, zo dra deeze hulptroepen aankwamen, of moogelyk reeds zo dra zy verwittigd waren dat de Koning Avennes by zoude ftaan, het drukkende juk van Margaretha zochten aftewerpen. Een vleefchhouwer Gerrit de Ronde flelde zich aan het hoofd van een morrend gemeen. Zyn aanhang nam van oogenblik tot oogenblik toe; verfcheiden Edelen voegden er zich opentJyk by, en onderfteunden de befluiten en onderneemingen der misnoegden op de krachtdaadigfte wyze. Het geheele land geraakte ras in de uiteifte wanorder. De Vlaamingen, die Margaretha over Henegouwen gefield had, wier:den door de muitelingen aangevallen, 80 derizelven om ?t leven gebracht, de neus en ooren aan hunne vrouwen afgefneeden, en deeze in izulk een' jammerlyken ftaat der Graavinne toeigezonden, met laft om haar te boodfchappen, Idat de Ronden ( zoo noemde zich het gantfche leedgefpan naar hunnen aanvoerder) haar dus mismaakt hadden. Margaretha wierd op dit fchouwfpel woedend, en bedreigde de daaderen met de zwaarfte ftraf: doch zy wachtte nog om wraak te neemen, tot dat zy tevens in Hiaat zoude zyn om den Koning in Zeeland [den oorlog aan te kondigen, 't welk haar by ge- (s) Wagenaar II. 305, brengt dit, gelyk gezegd as, op 1250, G 3 1252. te ftellen.  102 Vierde Boek. 1252. lviii. Hy ont flaat de Burgmannenvan Friedberg van de beladingen heirvaart by zyn'aanmaandenRomertogt. LIX. Zyne oneenigheid met den Aartsbisfchopvan Trier. O) Meyer ad h. a. Qb) Lunig Reichs-Archiv. XII. Abj. 3. p. 101. LimPMl publ. German. in Additt. ad L. VI. cap, $.p.6a. gebrek van manfchap in dit jaar nog ondoenlyk was (a). Des Konings verblyf in dat betwifte Graaffchap duurde echter niet veel meer dan eene maand. Reeds den 20 September deezes jaars vinden wy hem te Nidda, een plaatsje niet ver van Franckfort en flechts een paar mylen van de veiling Friedberg afgelegen. Reeds nu met de gedachte van zynen tocht naar Romen, om de Keizerlyke kroon te ontvangen, vervuld «, ontflaat hy de Burgmannen dier flerkte , tot belooning hunner onderwerping, van de belafting en de heirvaart, die eike plaats by zulk eene gelegenheid verplicht was volgens zekere bepaaling den Roomfch Koningen te leveren; het zoude alleen met hun goedvinden zyn, zo zy zyn leger alsdan vergrooten wilden (£). In de volgende maand trok hy wederom door het Trierfche Aartsbisdom. Hy fmaakte evenwel in deeze flreeken dat zelfde genoegen niet, dat hy daar voorheen wel had moogen ondervinden Het is een zeer zonderlinge omftandigheid in degefchiedenis van deezen Vorft, dat hy na een' geruimen tyd in de hartelykfte eensgezindheid met de 3 voornaamfte Aartsbisfchop. pen van Duitfchland geleefd te hebben, binnen weinig tyds met den éénen na den anderen in onmin geraakte, fchöon twee derzelven hem  Vierde Boek. 103 hem op den Duitfchen troon geholpen hadden, en de derde door zyne bewerking met den myter gekroond was. De redenen hiervan, welke de oude Schryvers voor een gedeelte verzuimd hebben ons aan te tekenen, kunnen veelerlei zyn. Veelligt rekende men de dankbaarheid , die men van elkander ondervond, niet geëvenredigd aan de verplichting die men elkander meende opgelegd te hebben. De heerfchzuchtige inborft deezer Geeftelyken belgdezich veelligt, dat de Koning niet meer zoo veel naar hunnen raad wilde luifteren , als in de eerfte jaaren zyner regeering. Nu het moeijelykfte werk achter den rug was en 's Konings gevaarlykfte vyanden in Duitfchland waren t' ondergebracht, verflauwde veelligt hun eerfte yver voor zynen dienft. Doch 't geen nog nader ter zaake komt, het geduurig doortrekken van den Koning door hunne ftaaten met geheele legeren van ruwe, dartele, hongerige manfchap, die niet wift wat ftrenge krygstucht was; het byëenvoegen in gevechten en belegeringen van de Koninklyke en Aartsbisfchoppelyke benden, moeft byna onvermydelyfe vroeg of laat aanleiding tot tweedracht tusfcheii Willem en deeze Vorften geeven. De Aarts bisfchop van Trier, dezelfde die den Koning weleer zoo lang by zich gehuisveft, die hen naar Lyons verzeld, die hem meer dan één; had helpen overwinnen, was nu de geen, dif zyn ongenoegen en toorn het eerft tegen hen deed uitfpatten. Wy hebben Willem toen hj G 4 naai 1252. 1 1 r  Ï252- io4 Vierde Boek. naar den Ryksdag trok, wel doorCoblentz zien doorgaan, doch niet ontdekt, dat de Trierfche Kerkvoogd hem naar Franckfort volgde, In het leger voor Caub treffen wy hem even weinig aan; en zoude het geen in den Verpandingsbrief van Oppenheim aan den Aartsbisfchop van Mayntz omtrent het ontflaan van oneenigheden wordt vaft gefield, niet reeds zyn' grond hebben in een fmeulend vuur van verdeeldheid tusfchen Willem en Arnoud ? Wat hier ook van zy, de Koning om deezen tyd met een leger , waar onder zelfs met het kruis getekenden zich bevonden, vóór of binnen Coblentz gekomen zynde , wordt op aanzetten des Aartsbisfchops door den Schout, de foldaaten en inwooners van die ftad met den degen in de vuift op het lyf gevallen. Sommigen van zyne krygslieden worden gekwetfl, anderen gedood, eenigen uitgeplunderd en gevangen genomen , verfcheiden zelfs onbarmhartig in den Rhyn geworpen. Zoo dra de Koning het gevaar met het overige zyner benden, ontkomen was, geeft hy Innocentius, die te veel belang in de handhaaving van zyn gezag had om iets dergelyks onverfchillig te kunnen aanzien, van deeze beleediging kennis. Teritond fchryft de Paus uit Perugia aan zyn' Legaat Hugo, „ dat „ hy deeze zaak, doch zonderden omflag van „ een Gericht, onderzoeken moeft , en zo „ hy mocht bevinden dat de klachte gegrond ?, ware, zou hy den Aartsbisfchop vermaanen jï om. eene zoo volkomen voldoening te gee- » ven ,  Vierde Boek. ioy „ ven, als de gefchonden eer des Konings en , der Kerke, en de ysfelykheid der misdaad ■ H vorderden. Weigerde Arnoud dit, zo zou„ de de Legaat hem binnen twee maanden in perfoon voor den Paus dagvaarden, en zo hy ook hier aan ongehoorzaam was, zouden '„ alle zyne onderdaanen van de gemeenfchap H der Kerke worden afgefneeden (»" De gevolgen van een' zoo verregaanden twift zyn ons geheel onbekend gebleeven , en 't is alleen door den Pausfelyken Brief, dat wy van de omftandigheden van dit geval zelve eenig onderricht bekomen hebben. Willem begaf zich , na zoo kwalyk in het Trierfche ontvangen te zyn, naar de Hoofdftad van het Keulfche Bisdom , waar hy het overige van Oftober en de eerfte dagen van November doorbracht. Hier trokken de belangens van het Duitfche Huis , jegens welk hy zich reeds meer dan ééns milddaadig betoond had , wederom zyne oplettenheid naar zich. De Meefter en de Broeders van deeze Order moeten hem in zyne onderneemingen geen geringen dienft hebben beweezen ; om dien te beloonen, „ beveftigt hy hun niet al„ leen, den 25 Oótober, de voorrechten, die ,\ zyn Vader Floris en hy zelve 4 jaaren t£ , vooren hun gefchonken had, maar hy be" vrydt hen ook van den tol te Geervliet vooi „ brood (a) Raynaldus ad h. a. Cap. 19. G 5 1252. LX. Hy be- vrydt de Duitfche Order van den tol te Geervlietvoor brood en wyn.  1252. LXI Belangeloosheiddes Konings in zeker gefchil met het Kapittel van StJan te Utrecht, C<0 MrERis I. 2jd; 106* Vierde Boek. s, brood en wyn. Geene vervreemding van „ den Geervlietfchen tol, ooit door een'Graaf ,) van Holland te onderneemen , zoude hen „ in dit recht kunnen benadeelen, en nooit „ zouden zy kunnen • gedwongen worden te „ dier plaatfe aan land te /lappen of zich op „ te houden." De Aartsbisfchop van Keulen met twee andere Geeftelyken van zyn Sticht ftonden als getuigen over deezen Brief, dien 's Konings Broeder wederom met zyne toeflemming en zyn zegel bekrachtigde (V). Kort daarop deed Willem eene daad, door welke hy zich niet zonder reden den roem eener ongemeene belangeloosheid en liefde tot gerechtigheid verwierf. Er was tusfchen hem en het Kapittel van St. Jan te Utrecht een ftryd ontdaan over den eigendom van zekere landeryen, rechtsoeffeningen en tiendens te Ovendrecht, Kudelfteert, Weftveen en eenige nabuurige plaatfen. Het Kapittel klaagde van omtrent dezelven zeer benadeeld te worden. In alaats van zyne eisfchen halsftarrig ftaande te louden, draagt de Koning, zoo dra hy deeze jezwaaren vernomen had,in tegenwoordigheid randen Cardinaal Hugo, terftond het onderzoek en de beflisfing deezer gefchillen aan zyn' Kapellaan , den Abt van St. Truyen op, aan ivelken de Prooft van St. Jan zich insgelyks onierwerpt; en Willem, die nog te Keulen was, ver-  Vierde Boek. iq'/ verklaart by een' Brief aan zyn' Kapellaan van den 29 Oftober (geiyk die van St. Jan ook van hunnen kant deeden) volkomen te zullen erkennen ennaarkomen, 5t geen deeze omtrent het gefchil bepaalen zoude. De Kardinaal, die hier als middelaar voorkomt, gebiedt den Kapellaan des Konings, dat hy zoo fch.elyk als moogelyk ware deeze zaak volgens God en zyn geweeten af zoude doen. Vier dagen daarna fchryft Willem aan zynen Broeder en aan alle zyne Edelen en Bailluwen in Holland, en eifcht van hun, „ dat zy den Abt te hulp zou„den komen in het onderzoek van't gefchil, „zoo dat zyn Graaffelyk recht er niet door ver„minderd wierd, noch de Kerk er nadeel door „leed O)" En de Abt, na een' behoorlyken tyd hefteed te hebben met de rechtvaerdigheid der wederzydfche vorderingen in overweeging te neemen, doet werkelyk in Mey des jaars 1251 eene uitfpraak tot zynes Meefters fchade. Hy wyft, den raad van rechtsgeleerden er goede mannen ingenomen hebbende. alle die bezittingen het Kapittel toe , het welk eeniger tyd door fommige Bailluwen , die de grenzer van hunnen Heer hadden willen overfchreeden in dezelven geftoord was; en hy gebiedt dei Koning zich naar dit Vonnis te gedraagen en het Kapittel geen overlaft meer aan t doen(i>> Een Hoveling, by wien de waarhei e (a) Kluit in Cod.Dipl. p. 636feq. (&) Ibid. 661. Heda p. 207. 125:2. i l I! t > i 1  Ï252. LXII. Hy deeli op zyne reize naar het BrunswykfcheGunftbrievenaan de 'Kerfpel kerk te S tra fsheim en aan het Nonnen- kloofter j te Ofter . rode uit. '' ( I < f c c r b 108 Vierde Bob it. en de billikheid boven het byzondere belang van ?ynen Vorft dusdanig zegepraalen , is buiten twyffel zeldzaam : maar nog zeldzaamer een Koning, die zich een' zulken vriend der gerechtigheid betoont, dat het een fyne doch edele vleiery in zyne Hovelingen wordt, gefchillen, waarin het ongelyk op zyne zyde is, ook tot zyn nadeel te beflisfen. Den winter nam Willem voor wederom in die gedeeltens van Duitfchland, die zyn huwelyk in het begin van dit jaar hem eerft had keren kennen, doortebrengen. Zyne Gemaalin was waarfchynlyk nog te zeer gehecht aan het land haarer geboorte, dan dat zy het verblyf in een ander geweft boven dat in haar Vaderland, waar de rang van Koningin haar thans, dubbeld geëerd maakte, zoude verkooren hebben. Ook dacht onze Vorft dat het betaamelyk ware, dat hy zyne Zwageren , de nieuwe Hertogen van Brunswyk met hunne verheffing jelukkwam wenfchen. 's Konings verrichtin-. jen geduurende de 4 of 5 maanden, die hy in lit Hertogdom en de nabuurfcbap van hetzelve vertoefde , betreffen meeft eenige voorrechten , aan geeftelyke perfoonen en Stichtingen loor hem verleend, en behoeven geen breed-oerig verhaal. Te Scharffenftein in het Eichseldfche verklaarde hy, den 15November, dat, aar de Kapel van Friedberg een Dochter van e Kerfpelkerk te Strafsheim was, hy, om de scheen der Kerken niet te verkorten, ook egeerde, dat zy geheel van haar afhankelyk zyn  Vierde Boek. 109 £yn zou (a). Drie dagen daarop te Oftcrrode in het Vorftendom Grubenhagen gekomen zynde, fchonk hy aan het Nonnenkloofter aldaar zyn recht op de Kapel te Lasvelde en de Advocatie in Hermerliggerode , mits zyn aandenken te dier plaatfe nimmer verlooren wierd (b). Toen hy zich den 8 January des volgenden jaars in het oude en Koninklyke Goslar -bevond (c), bewees hy aan zyne geliefde Kapellaanen, de Kanonniken van het Ryksftift St. Simon en Judas aldaar, voor wier belangen wy hem reeds meer hebben zien waaken , eene nieuwe gunft. Zy ftortten bittere klachten in zynen fchoot over de Advocaaten der landftreeken, in welken hunne kerkelyke goederen gelegen waren. Derzelver inhaaligheid was oorzaak , dat hunne Heerendienften, hunne renten en rechten zoo zeer verminderden en in vreemde handen geraakten, dat hun Rentmeefter nauwelyks den verfchuldigden cyns van de boeren (a) Joannis Specil I. 459. Zo dit hetKafteel Friedberg is by Franckfort, waarvan reeds gefproken is ( moet men in plaats van Strafsheim misfchien wel As~ fenheim leezen. De Indiftio X, zoude dit Diploma tot het voorig jaar doen behooren : doch de omftandigheden doen ons op het voetfpoor van den Hr. Haëberlin overhellen om het tot 1252 te brengen. (6) Scheidu Orig. Guelph. IV. 273. waar Willems zegel ook gegraveerd is. Cc) Heineccius in Antiqq. Goslar. 273. noemt Goslar antiquum Imperii domicilium en zegt, dat Willem de laatfte Roomfch Keizer of Koning geweeft zy, die deeze ftad met zyne tegenwoordigheid vereerd hebbe. 1253* LXIIL Hy vergunt aan de Kanonniken van St. Simon en Judas te Goslar, dat zy de Advocatienover hun Sticht weder mochten  1253- in handen trachten te bekomen. ) LXIV; Hy be- . voorrecht het ' Kioofter < Walken- , ried. 1 ( (g) Leuckfeldt Antiqq. Poeldenf. p. 292. 110 Vierde* B o e e. ren wifl te bekomen. Dit gemis'hunner tydelyke inkomften had wederom invloed op den Godsdienft, dien zy niet meer in in al deszelfs Uitgebreidheid konden waarneemen. Zy bidden , om deeze nadeelen te herftellen, den Koning, dat hy hun vergunne de Advocatien zei., ven, waarmede hy eenig Vorft of Edelen beleend had, te moogen inlosfen. en zoo dra ze door de Leenmannen in 's Konings handen waren nedergelegd . met al de daaraan verknochte rechtsgebied en rechten voor altoos te moogen bezitten. Willem, die het aanzien deezer Ker. ke meer ter harte nam, naar maate zy hem onmiddelyker dan andere onderworpen was| willigt hun hunne bede in en bedreigt de ichenderen zyner gift met eene boete van 20 Ponden gouds; tusfchen zyne fchatkift en den beleedigden te ver leelen. Drie Heeren van Wolienberg, de Advocaat van Goslar, C. de Pif:ina , en Koenraad en burchard van Brunswyk waren, de getuigen in wier tegenwoorlighe'd de fchriftelyke toezegging hiervan gechiedde (a). Te Brunswyk gaf hy,den 13 van die maand, lan het Ciflercienferkloofter Walkenried, op leszelf, begeerte eenen Brief, in welken hy lat Gefticht in zyne befcherming nam. en de lezittingen daarvan bekrachtigde. Ook vergunle hy hun het recht op de beweegbaare en on- beweeg-  Vierde Boek. iü beweegbaare goederen, de leenroerige flechts uitgezonderd, die de Monniken, indien ze het kloofterleven niet omhelsd hadden, door erffenis of op andere wyze verkreegen zouden hebben. Een boete van 50 Ponden gouds wordt den geenen opgelegd, die deezen Giftbrief zouden durven overtreeden (aj. Den 21, bewees hy eene nieuwe weldaad aan zyn' Zwager den Graaf van Henneberg, dien hy met het Kafteel Offenheim en met alle de goederen beleende, welke Lodewyk van Offenheim , onlangs kinderloos overleeden zynde , van het Ryk had gehouden. Herman fchynt zich echter zoo weinig in het bezit daar van te hebben kunnen ftellen, als een jaar geleeden van de Muntzenbergfche goederen, die hem de Koning , hoewel nog met minder recht als thans de Offenheimfche, had aangeweezen. De Graaven van Hohenlohe, aan den verftorven Lodewyk vermaagfchapt, hebben buiten twyffel deeze gift des Konings weeten te verydelen; althans zy zyn nog lang daarna de eigenaaren van Offenheim en 't geen er toe behoorde geweeft (b). Des anderendaags na deeze fchenking, verklaarde Willem vruchteloos en nietig de vervreemding , door Koenraad gedaan van eenige Bisfchoppelyke rechten der Kerk van Regensburg, 't zy binnen of buiten die ftad, ten voor- deele (a) Scheidii Orfg-. Guelph. IV. 233. (i>) Grüner Res Hermanni II. $, 149, 1253- LXV. Hy beleentden Graaf van Hennebergmet de goederen van Lode- • wyk van Offenheim. LXVI. Hy verklaarteene daad van KoeiH raad  ii2 .Vierde Boek. voor onwettig. lxvu. Hy deelt Gunftbrievenuit aan <3e Kloofteren Mendingen,Riddagshaufenen St. Marienberg. deele van eenige burgeren, en verbood een' ieder den Bisfchop en zyne Kerk in die rechten te verkorten (ö). Hy ondernam daarop eene kleine reize door het gebied van zyne Zwageren en door de nabuurige landftreeken. Den 3 February bevond hy zich te Luneburg. Hier nam hy een Cistercienfer Nonnenkloofter, in het Hertogdom van dien naam gelegen en Mendingen geheeten, in zyne befcherming en beveiligde het in het bezit van deszelfs goederen. Drie dagen daarna fchynt hy te Ferden geweeft te zyn. Agnes, de Weduwe van Palsgraaf Hendrik van Saxen , had van den overleeden Hertog, den Broeder haares Gemaals, het dorp Ifenhagen in het Luneburgfche tegen andere bezittingen geruild, en daar zy elders reeds een Kloofter voor Ciftercienfer Nonnen had aangelegd, begeerde zy nu hier voor Monniken van diezelfde Order er één te ftichten. Zy gaf dan Ifenhagen aan den Abt Arnoud van Riddagshaufen by Brunswyk over, onder voorwaarde, dat hy er vooreenigen zyner Geeftelyken een nieuw Kloofter zou oprichten. De Abt had dit reeds verfcheiden jaaren geleeden ten uitvoer gebracht, en er 12 zyner Monniken met een' Abt aan 't hoofd in geplaatft. De voorige Hertog van Brunswyk had dit begunftigd, en Albert deszelfs Zoon , die den Koning veelligt wel op deeze Ca) Laurentii Hochwarti Epifc. Ratisb. Catal. Lik lil. cap. 8. p. 106. In Oefelii Scriptt. rer. Bok.  Vierde Boeic. 113 1 deeze reize verzelde, bewoog hem die fchikj king goed te keuren en de overige bezittingen j van het kloofter Riddagshaufen te beveftii gen (a). Moogelyk is bet ook op deezen tocht (geweeft, dat hy, te tfelmftaedt gekomen, het I kloofter van St. Marienberg aldaar bezocht en I bevoorrecht heeft (T). Terwyl hy dus de geeftelyke Geftichten in 1 Duitfchland onderfteunde , had hy die zyner | erflanden niet vergeeten, en den Paus voor de I Middelburgfche Abdy het voorrecht afgeffmeekt, om. geduurende 5 jaaren, niet dan I door een byzonder Pausfelyk bevel in den Ban | te kunnen geworpen worden. In de Bulle, die uit Perugia den 5 February gedagtekend is, } zegt hy, „ dat haar dit gefchonken wordt,om „ dat O) Lëückfeldt Antiq. Poeïdenf. p, 105. Chron.Riddagshufenfe ap. M-ybom III. 356. doch in dit laatfte werk wordt gezegd, dat het Dipl. gegeeven is te Werdere op de Wefer, 23 Jan. 1252. Indict. X,'t welk waarfchynlyk zoo ten opzichte van plaats als dag verkeerd is opgegeeven-, zelfs dan, wanneer men ftelt, dat de beveiliging van Alten-Ifenhagen en van de goederen van Riddagshaufen in 2 verfchillende Dipl. gefchied zy. In Berntenii Ckro?i; Marienrod. ap. Leibnitz Scriptt. Bnmsv. ii. 434- wordt het gezegd op verzoek van Agnes gefchied te zyn, en als ééne gift befchreeven. (6) De brig. Monajl. Montis St. Maria Hehnft. ap. LEibnitz Scriptt. Brunsv. li. 428, waar dit op 1255 gebracht wordt. Dan , noch in 1254 noch in 1255 fchynt de Koning in Neder-Saxen geweeft te zyn. II. Deel» H 125-3; LXVIII. Hy verwerftvoor de MiddelaurgfcheAbdy eene gunft van dea Paus.  1253. LXIX. Hy zegt den twee Markgraavenvan Brandenburg:in zeker geval de opvolging in Saxen toe. : i (a~) Oudheden van Zeeland i. 47. ii4 Vierde Boek. „ dat zy(gelyk hy door toedoen van zyn' alVr„ liefïten Zoon, den ' >oorluchtigften Koning „ Willem verftaan had,) eene ftandvaftige „ trouw voor de Roomfche Kerk aanhoudend „ betoonden (a)" Van meer belang was een regeeringsd^ad , die hy na zyne terugkomft te Brunswyk in des Hertogs tegenwoordigheid, den 15 van diezelfde maand, verrichtte. Hertog Albert van Saxen. dezelfde die pas een jaar geleeden de party van Koenraad met de zyne verwisfeld had, vond nu des Konings bewind reeds zoo wel geveftigd, en had reeds zoo hooge denkbeelden van deszelfs gezag, dat hy hem de befchikking over het toekomend noodlot zyner flaaten dorft toevertrouwen. Hy verzocht hem de* twee Markeraaven van Brandenburg , johan en Otto, Alberts Neeven, het recht van opvolging in het Hertogdom Saxen, voor zoo ver het een leen was, te willen toeftaan, indien de Hertog zonder kinderen na te laaten Werf, of indien zyne kinderen voor hunne tneerderjaarigheid of insgelyks zonder erfgenaanen uit het leven gerukt wierden. Willem gaf gehoor aan deeze bede ; hy ftelde de twee Markgraaven nog daarenboven tot Leenhee•en aan van het kalteel en de ftad Zerbft; en laar tevooren Uda, de echtgenoote van Ri:hard van Zerbft, zyne Vafallin geweeft was, en  Vierde Boek; 115 en Greta, aan Heidenreich van Flartbeck gehuwd , de Vafallin der Markgraaven, deed hy nu omtrent deeze Leenmannen met hun eene ruiling (a). Innocentius had intusfchen niet opgehouden in Duitfchland alles in 'c werk te ftellen, 't geen hy dacht, dat de heerfchappy van een' Vorft, die zoo uitneemend aan zyne oogmerken beantwoordde, meer en meer konde uitbreiden en aan krachten doen toeneemen. Hy had nog onlangs aan den Legaat Hugo nieuwe bevelen gezonden om den Koning met raad en daad byte ftaan. Twee Geeftelyken, door hunne welfpreekenheid beroemd en van het volk geëerd, Willem Cichenfis van de Order der Predikheeren, en de Bisfchop van Samland, hadden brieven van hem ontvangen, met laft om het kruis tegen den aanhang van Koenraad te prediken en vergiffenis van zonden niet alleen aan die geenen te belooven , die de wapenen tegen hen zouden opvatten: maar ook. aan dezulken, die hunne fchatten tot foldy der krygsknechten in deezen heiligen dienft boftee. den zouden. By veelen had deeze dikwyls herhaalde pooging om de vyanden der.; Kerk te, bedwingen de gewenfchte uitwerking. De Hertog van Brabant liet zich nevens verfcheiden anderen met het teken des kruices beftem-, pelen. De fchulden,die hy van zyn' Vader had over- (a) Ludewig Reliq. MSt. ii. 247 feqq. H 2 LXX. Nieuwe poogingen van. Innocentiusten voordeele • van den Koning. De Hertog van Brabant laat zich met het kruis tekenen.  Ï2.T3- LXXI. Willem ftaat aan het Ka pittel vaa St. Maria te Utrecht de befchikkingover eene Prebendeaf. O) Mib^eus II. 1235. Ravnaldus ad h. a. c. 6, 116 Vierde Boek, overgeërfd, hadden hem tot nu toe nog niet geoorloofd den Koning zoo krachtdaadig, als j hy wel wenfchte, te ondertteunen. Dit fchreef hy aan den Paus, en deeze vergunde hem, in Maart deezes jaars, om hem eenigfints te gemoed te komen, § van de tiendens der nieuwgebouwde landen, terwyl hy hem teffens een' brief van aanmoediging overzond, om met „ dapperheid en ftandvaftigheid de zaak van „ Romen te handhaaven en Koning Willem by te ftaan : want wees verzekerd, voegde hy er „ tot eene drangreden by, dat de Kerk nimmer met haare vyanden een1 vrede zal fluiten, hy „ welken Koenraad op den Duitjehen troon her- Jteld wordt (V)." Reeds vroeg in de lente vertrok de Koning naar zyne erflanden, om tot den oorlog met de Graavin van Vlaanderen, die op handen was, toebereidfelen te maaken. Wy vinden hem den 3 April te Utrecht, waar hy aan den Deken en het Kapittel van St. Maria eene gunft bewees. Er was een Prebende in hunne kerk, door voorige Keizeren opgericht, en waarover de befchikking ook door deeze Monarchen en niet door hen geöeffend wierdt. Op hun verzoek ftaat Willem van dit zyn Koninklyk voorrecht ten hunnen gevalle af, en vergunt hun twee Priefteren in die Prebende te moogen aanftellen, mits dezelven terftond na hunne benoeming,  Vierde Boek. 117 ming, indien de Koning aan deeze zyde der Alpen was, met Geloofsbrieven van het Kapittel voorzien, hunne beveiliging van hem in perfoon kwamen begeeren (a |. Van Utrecht begaf hy zich naar Leyden. Men veftigde hier zyne opletienheid op eene zaak , ; die voor zyn Graaffchap en de welvaart zy ; ner onderdaanen van het uiterfte aanbelang j was: op de bevordering van handel en fc! eepvaart binnen het geweit. De gemeenfchap tus- 1 fch n het Y en tusfchen die plasfen en ftroomen, die federt naar alle zyden uitgebreid de Haarlemmer en Lt ydfche meiren gevormd hebben , was tot nu toe niet dan zeer gering geweed. Zo het Spaarne of andere wateren zich al fomtyds in het Y ontlaftten, waren echter de Huizen, door welke hun dit vergund wierd, zoofmal, dat flechts de kleinfte en lichtgelaadei ,fte fchepen deezen doortocht konden doordringen. Dit flremde de koopmanfehap , die de bewooners van het Zuidelyk Holland met de Ooft- en Weftfriefen anderfmts hadden kunnen dryven , op het alleraanmerkelykft.. Men deed derhalven van alle zyden hieromtrent voorftellingen aan den Koning; men vertoonde hem de moogelykheid om eene breede Spuifluis door den dyk, welke het Y binnen zyne paaien hield . te vervaardigen , en de zekerheid van door het middel van een' tol den fchepen die er (3) Zie onzen Cod. Dipl. H 3 1253- Lxxïr. -Iy beluit tot iet legden van :ene Spuifluis ioorden iam van iet Spaarne.  H8 Vierde Boek. 1253' LXXIH. Hy Ö'nt$aat het er genruik van wilden maaken op te leggen9 binnen weinig jaaren de geldfommen , welke zoodanig een onderneeming vereisfchen zou, in zyne fchatkift te rug te zien keeren. De Koning nam den raad van alle zyne Edelen , groote en kleine Leenmannen, en van andere goede mannen, wien hy wift dat 's lands wel. zyn ter harte ging , hier over in. Eenpaarig merkten zy het aan als eene allerheilzaamfte zaak; Floris gaf er zyne toeftemming toe; en de Koning verklaart, den 9 April, ,,dat hy in „ den dam van het Spaarne, of elders in de buurt5 „ daar hy het met zyn' Raad zou goedvinden > „ voorgenomen had een' Watergang of Spui ,, van 24 voeten in de breedte te doen maa„ ken, gefchikt om groote fchepen met hun„ ne Iaadingen door te laaten. Allen, die er zich van bedienen wilden, zouden naar maa3, te van de zwaarte van hun vaartuig, zoo „ lang, tot dat de onkoften hieruit gevonden „ waren, een' tol betaalen: doch tot het on5, derhoud van de Sluis zouden daarna flechts 3, de vreemde fchepen, en niet die Hollanders' „ tot eigenaaren hadden, aan denzelven on„ derworpen zyn, ten zy de Koning met zy„ nen'Raad hier omtrent andere bepaalingen j, mocht gelieven te maaken (a).'\ In het begin van Mey vinden wy den Koning in den Haag,waar de bouw van het nieuw Paleis f CO Mieris I. 276*.  Vierde Boek. iio Paleis, aan het welk men bezig was, hem buiten twyffel meer dan ééns heeft heengelokt. Zyne Moeder en zyn Broeder waren er thans c met hem tegenwoordig. Mathilde verzocht j hem om eene nieuwe weldaad voor haar be- j gun'ligd kloofter te Loosduinen: de ontheffing van alle ldften, beden en lchattingen, mitsgaders eenige vryheden voor de bedienden van het Gefiicht Willem ftaat haar een' eifch, die van wegen de uitgeftrektheid der klooftergoederen niets minder dan gering was, toe; en de drie Vorftelyke perfoonen bekrachtigen den Brief, die er van wierd opgefteld, met hun zegel O). Intusfchen was de tyd allengskens genaderd , op welken men een hardnekkigen oorlog met Vlaanderen en eenen aanval op de Zeeuwfche eilanden te gemoed zag. Margaretha had het Ryksvonnis, 't welk de Koning haar in het voorleeden jaar be wrocht had, uit geen ander oogpunt befchouwd dan als eene plechtige verklaaring, dat hy de oneenigheden , welke hen onderling zoo langduurig verdeeld hadden, voortaan flechts met den degen beflisfen wilde. De hulp, die hy daarop Avennes in Henegouwen had toegebracht, beveiligde haar in dit denkbeeld , en zettede aan de vyandfchap, die haar hart tegen Willem voedde, nieuwe en verdubbelde krachten by. Zy had zich federt bezig gehou- a) Kerkel. Oudh, van Delfl. 457- Batav. Sacraï.439- H4 '253- ,oosuinfcheloofter an alle aften. LXXIV. Aanleiding tot Jen oorlog met Vlaanderen.  I2J3, 12© Vierde Boe k. gehouden met het verzamelen van een machtig ■leger, om den Koning in zyne oogmerken te dwarsboomen en ware het moogelyk hem het eerfte te overvallen. Aangemoedigd door de belofte eener aanzienlyke foldy, hadden allerlei volkeren zich onder haare banier begeeven. Bourgondien, Picardie, Poitou, de overige gedeeltens van Frankryk en andere landftreeken hadden hunne eerfte Edelen , hunne dapperfte Ridderen , hunne fchoonfte en on-r verfchrokkenfte manfchap haar toegezonden; en deezen by den Vlaamingen en eenige Hene. gouwers gevoegd, maakten famen een heir van omtrent 100,000 krygsknechten uit («). Gui« do en Jan van Dampierre, de twee begunftigde Zoonen der Gravin, waren aan 't hoofd derzelven gefteld. Thiboud van Bar le Duc, aan hunne Zufter Johanna gehuwd, met zyn Broe. der Reinoud, Arnoud Graaf van Guisnes , Everhard van Chacenay, de Graaf van Joigni, de Heeren van Clermont, van Chigni , van Bofeck worden onder de voornaamften der geenen, die onder hun kwamen dienen, opgetekend. Ook Robert van Artois, Guido van St. Paul, Alphonfus van Boulogne vergunden, dat er in hunne ftaaten volk geworven wierd, en vervoegden zich mede by het leger (fe). Zoo («) Dc meefte Chronykfchryvers bcpaalen het op i50,coo: doch Gouïhoeven p. 310' heeft zeer waarfchynlyk gemaakt, dat dit getal te veel vergroot is. Matth zy de over te haaien. Deeze ftad, wier Bis. n fchop één van Willerns getrouwe aanhangeren P was, had zich van Koning Koenraad nog niet laaten aftrekken , en leefde dus ook met Richard (zoo heette de Kerkvoogd van wiens gebied zy de zetel was) in oneenigheid en vyandfchap. De macht des Konings was niet toereikende om die gewichtige ftad thans met geweld te beraeefteren. Hy moeft zich dan nog vergenoegen met twee Ridderen van Eppenftdn en Riedelsheim als Gezandten tot haar af. tevaardigen , en door dezelven haar trachten te beweegen om van party te veranderen. Doch ook deeze pooging liep vruchteloos af, en de Koning , die zynen tocht waarfchynlyk tot in de buurt der ftad had voortgezet , moeft het ongenoegen fmasken van onverrichter zaake naar zyn Vaderland terug te keeren. Kort daarop viel hem echter Worms door een ander middel als van zelve toe Bisfchop Richard had die halsftarrige omtrent het midden van Augustus in den Ban gedaan. Hy fchreef toen eenen Hofdag uit, op welken hy alle de Godvreezenden (met deezen naam beftempelde men den aanhang van Willem, 'terwyl die van Koenraad de Ongodvreezenden geheeten wierden) verzamelde , die hem eenpaarig alle moogelyke hulp beloofden. Op een' Zondag, die juift 4 weeken na den afgekondigden Kerkenban inviel, I 4 hield latover t'sKoingsmy,  Ï25 ?3 Dit is niet lang daarna ook ten deele gefchied. Premiflaus fchreef, den 17 September deezes jaars,uit Chrems aan den Paus, dat hy op begeerte van Valafcus met aanraaking der Euangelien en in tegenwoordigheid van eenige Bisfchoppen en Geeftelyken gezwooren had, dat hy en zelve en door de zynen met al zyne macht de Roomfche Kerk, den Paus en Koning Willem onderfteunen zoude. Zoo fchreef ook Wenceflaus, den 8 November uit Praag, dat hy voor 't oog van veeIe Geeftelyke en waereldlyke Heeren aan Va. lafcus denzelfden eed gedaan had, van Kerk en Paus, en Willem , zoo lang hy in 'sPausfen gunft bleef, getrouw te helpen ,'tleen van hem te heffen en hem hulde te bewyzen (b). Ook dit laatfte is buiten twyffel daarna, indien niet van Vader en Zoon beiden, ten minften van deezen gedaan. Op zulk eene wyze wierd een machtig Hertogdom, dat tot nu toe, door inwendige Muratorj Antiq. Ital. m. avi. VI. 88. C£) Calles Ann. Aiijir. II. 3Ö4 feq. 1253-  144 Vierde Boek. 1253, LXXXII Dood van Hertog Otto van Beyeren. wendige beroeringen aangetaft, aan het Hoofd des Duitfchen Ryks geen nut had kunnen toebrengen , onder deszelfs hoogfte regeering gefield, en eenen Vorft, die bem erkende, in handen gegeeven. De oorlog tusfchen Ottokar en den Koning van Hongaryen duurde echter nog eenige maanden , wanneer het Hertogdom Stiermark, 't welk Bela boven al in 't oog ftak, hem by een Verdrag van vrede wierd toegeweezen ;a). Dit jaar bleef voor Koning Willem ten einde toe gelukkig. In den nacht van den 30 November ftierf Otto van Beyeren , Paltzgraaf aan den Rhyn en Koenraads Stadhouder in Duitfchland, een Vorft, die nimmer had kunnen overgehaald worden om de party,tot welke hy zich ééns gevoegd had, te verlaaten, hoe weinig hoop er zich ook opdeed, dat dezelve ooit weer de heerfchende zou worden. Otto was verfcheiden maaien en door verfchillende Bisfchoppen op Pausfelyk bevel in den Ban gedaan, en nog weinig tyds geleeden had Innocentius aan den Bisfchop van Freyfingen dezelfde taak weder opgelegd. Zelfs de fchier onwederftaanbaare welfpreekenheid van den Monnik Berthold, een' geboren Regensburger, die zich federt omtrent twee jaaren door zyn yveren voor de zaak van Romen had begonnen beroemd te maaken, was te vergeefsch aan hem te («) Balbini Mifcell. Hijlor. Regni Boh. T. V. in Append. p, 8j.  Vierde Boek. i}5 té kofte gelegd De nacuur had deezen prediker van het kruis met de talenten, die de Kan- cel vordert, Zoo ryk begiftigd, dat foms een fchaar van 60.000 menfchen te gelyk , ja zelfs wel eens van ioc,öoo, naar zyne redenvoeringen luifterde , en dat hy door een fpraakvermoogen, dat zonder weergaê was, op de gemoederen zyner toehoorders den onbegrypelykften invloed had. Nog weinig weeken voor 'sfiertogs dood had hy ook zyne krachten beproefd om deezen tot de zyde van Innocentius overtehaalen: dog zonder de uitwerking, die hy van zyne leerredenen gewoon was te befpeuren , plaats te zien grypen («). Men merkte het dus als eene byzondere Üraf des hemels aan, dat de dood van Otto, die nog den avond té vooren met zyne Gemaalin en vrienden vrolyk had doorgebracht hem zoo plotfelyk overviel,dat geen Geeftelyke tot hem kon naderen, om hem tot boetvaardigheid te vermaanen en de kerkrechten toe te dienen. Lodewyk en Hendrik,; zyne beide Zoonen, verzoenden zich wel haaft met den Bisfchop van Regensburg, en verdeelden in 1255 hunnes Vaders ftaaten onder elkander. Dus wierd de Koning van den laatften openbaaren vyand, die hem in 't Ryk was overgebleeven. bevryd ; fchoön de zucht tot onafhankelykheid, die alöm was ingekroopen, hem (a) Chrön. Auguft. ap, Frèherum I. 529. Rader? Bavar. Santta I. 152. II. Deel. K :253-  1253- LXXX IK. De Koningftelt Hertog Albert van Brunswyk in "t bezit der goederenvan Guntzel van -Wolfenbuttel. LXXX IV. Hy neemt de Abdy van Villers in zyn vrygeleide,en geeft haar zekere tolvryheid 1 i ïjó* Vierde Boek. hem nimmer de vruchten eener duurzaame ruft, ' heeft doen fmaaken (a). Tegen den winter begaf hy zich intusfchen. naar de Nederlanden terug. Den 16 December bevond hy zich te Renisfe op 't eiland! Schouwen. Guntzel van Wolfenbuttel, over: wiens goederen hy 4 maanden geleeden in geval van deszelfs dood befchikkingen gemaakt; had, was wegens zyne halsftarrigheid in 't weigeren der hulde aan Koning Willem reeds over 1 lang in den Ryksban gedaan. Dit gaf den Ko-. ning het voorwendfel om zynen Zwager Albert terftond in 't bezit daarvan te ftellen. Hy gelaftte dan de Graaven van Wernigerode en van Meinerfen om dit ten uitvoer te brengen. Doch Peina was intusfchen door den Bisfchop van Hildesheim gekocht , die het tegen des Hertogs wapenen wift te verdedigen (£). Uit Zeeland begaf zich Willem naar Antwerpen. Hier baden hem de Geeftelyken der Ciftercienfer Abdy van Villers, tusfchen Nivelle en Gemblours in Brabant gelegen, dat hy hen op het voetfpoor zyner voorzaaten Dirk VII. en Willem I. onder zyne en des Ryks befcherming wilde neemen ; dat hy hen , waar zy ook in het Ryk mochten handel dryven of doortrekken, overal zyn geleide wilde doen genie- O) Ravnaedus ad h. a. Cap. 32 & 33- Heberun. >. 110. CO Scheidii Orig. Guelph. IV. 240. ILeberlin, >. 109.  Vierde Boek. 147 genieten; en dat zy door geheel Holland en : Zeeland, wegens alle de goederen, die zy daar ~ tot hun gebruik zouden koopen, en met een ^ fchip, of op eene andere wyze wegvoeren, van a'lerlei tol en laflen ontflagen mochten zyn. Steeds geneegen om de voorrechten der Kerkelyken, aan wien hy zyne gantfche verheffing te danken had, uit te breiden, en vertrouwende, dat deeze de gefchiktfte middelen waren om het welzyn van zyne ziel en van die zyner Voorouderen te behartigen , ftaat de Koning den Kloofterlingen hunne bede toe,en verleent er hun , dtn 20 December, een' open Brief van (a). Nog eenige weeken te Antwerpen vertoefd hebbende, keerde hy naar Zeeland terug. Den • 7 February des volgenden jaars, begunftigde hy j te Middelburg een Nonnenkloofter in die ftad e gefticht, en het Bagynhof geheeten, 't welk < reeds ryk aan landgoederen moet geweeft zyn , en een Leenhof gehouden hebben. Althans de f Koning maakt aan alle zyne Zeeuwfche Schou- J ten bekend, „ dat hy den grond, waarop haar „ Hof geveftigd was, van alle heirvaart en „ laftenvry had verklaard, en teffens vaftge. „ fteld, dat de aldaar woonende Nonnen we3, gens al het land, dat zy bezaten , voor Sche. „ penen van Middelburg alleen zouden kunnen „ te recht gefield worden, en dezelfde voor- „ rech- CO Zie onzen Cod. Dipl. K % zyne aaten. 1254= .XXXV ly geeft en1 iunftnef aan et Baynhof2 Middelburg,  1254- LXXX vi. Hy bekrachtigde be Jeening van Hen drik vai Luxemburg me het GraaffchapNamen, door Avennesgefchied. 148 Vierde Boek, „ rechten als de andere burgers dier plaats „ genieten («)." Doch regeeringszaaken van meer belang riepen hem niet lang daarna naar Mecht len, waar t verfcheiden zyner vrienden een mondgefprek met hem fchynen begeerd te hebben, Hier wa. ren ten minflen de Bisfchop van Luik en des1 zelfs Broeder de Graaf van Gelder^ de oudfte . Avennes en anderen vergaderd. Het eerfte wat er verhandeld wierd betrof het Graaffchap Namen. Dit land, gelyk wy boven gezien hebben, had Willem in April des jaars 1249 aan Boudewyn II. , Keizer van Conftantinopel , door een Vonnis der Kyksvorften laaten ontneemen, en aan Avennes, als Graaf van Henegouwen, waarvan Namen leenroerig was, laaten toewyzen. Doch deeze uitfpraak week zoo ver af van de regelen der billykheid, dat zelfs de Paus het niet waagen dorft ze goed te keuren, en, door de klachten van Boudewyn getroffen, den Koning ernftig verzocht te verhinderen, dat dien Vorft,die met de toeftenu ming van Innocentius het Griekfche Keizerryk te hulp was gefprongen, zulk een onrechtvaer digheid wierd aangedaan (T). Veel fterker nog verzettede zich het Hof van Frankryk,'t welk eene aanmerkelyke fom op Namen gefchooten had , tegen deeze verbeurtverklaaring. Om evenwel nog zekerder te zyn, dat men haar buiten O) Mieris I. 580. O) Kluit in Cod. Dipl. p, 550',  Vierde Boek. 140 buiten kracht zoude houden, zond de Griekfche Monarch zyne echtgenoote Marja zelve ' naar Frar.kryk. Blanche, de Moeder van Koning Lodewyk en in zyne afweezenheid Regentesfe van het Ryk, ontving haar minzaam, en liet zich overhaalen, om nog vóór haaren door), die in December 1252 voorviel, den fchuldbrief van 50,000 Livres, voor welken het Graaffchap verpand was geweeft, aan Maria terug te geeven. Sedert veftigde zich ook deeze Keizerin te Namen en handhaafde zich in deszelfs bezitting. Avennes, wiens vooruitzich' van het binnen kort in zyne macht te zullen bekomen , hier door aanmerkelyk verflauwde, dacht nu zyne eer te kunnen redden met het Graaffchap Namen aan een' anderen te leen te geeven, en hier toe koos hy Hendrik Graaf van Luxemburg, die er een' ouden eifch op had, en het, als grenzende aan zyn gebied», in ftaat was, zoo dra hem de gelegenheid de befte fcheen, met de wapenen aan te taften. Deeze opdracht gefchiedde in Willems tegenwoordigheid kort voor de byeenkomft te Mechelen. Doch thans begeerden Avennes en Luxemburg, dat hy dezelve met zyn Koninklyk gezag bekrachtigen mocht. Deeze, die het Franfche Hof reeds minder dan wel eer behoefde te ontzien, bewilligt in hun verzoek, beleent Graaf Hendrik daarenboven met dat gedeelte van Namen, 't welk onmiddelyk van het Ryk verheft wordt, en belooft hem eindelyk ter goeder trouw , dat hy met raad en K 3 daad 1254.  1254- LXXX VII. Margaretharoept Karei van Anjou te hulp. D< Koning geeft een Von nis ove die van Luik er bekrach tigt eene uitfpraak amgaandeHene'gouwen ten voor deefe van Avennes. (a) Mieris I. 281. De Marne Hifi. de Namur p. z&lfil. 150 Vierde Boek. daad hem zoude byftaan, om het Graaffchap " zelve in handen te hekomen (a). Na dat dit den 12 February was afgedaan , wierd er den volgenden dag iets anders voorgenomen. De Graavin van Vlaanderen, brandende van begeerte om zich over de nederlaag, die zy in den afgeloopen zomer geleeden had, te wreeken, had haar oog op Frankryk geflaa; gen Na Blanches dood wierd hier het roer der regeering, gelyk het heette door den jon; gen Lodewyk, een 12 jaarig kind, doch in der daad door de twee Broederen des afweezenden Konings, Alfonfus Graaf van Poitiers en Karei Graaf van Anjou , beftierd. Deeze Prinsfen bevonden zich te St. Germain en Laye, toen Margaretha, eene reize derwaarts ondernomen hebbende , hen by de banden van bloedverwandfehap , door welke zy aan den Heiligen Lodewyk gehecht was, kwam bidden en bezweeren, haar tegen het geweld en de onrechtvaerdigheid des Roomfch Konings te willen befchermen, en met haar famen dien Vorft tot het loslaaten der Dampierres, die hy nog gevangen hield , te willen noodzaaken. Bemerkende hoe weinig ingang haare bede vond, en dat men zwaarigheden op elkander hoopte om dezelve van den hals te fchuiven , befluit zy Karei alleen te roepen , en hem , indien hy haar by wilde flaan, het bezit van Henegouwen  Vierde Boek. 151 wen voor altoos aaötebieden, met belofte van alle onkoften, die deeze oorlog vorderen zou, te zullen voldoen. Terftond verdweenen alle tegenwerpingen , en de hulp des Franfchèn Graaven wierd haar toegezegd (a). Ook bleef deeze verbindtenis niet lang een geheim. Avennes, die zich door dezelve het Graaffchap Henegouwen zag uit de handen wringen, had op het eerfte ontvangen dier tyding , zich tot den Bisfchop van Luik , aan wien hy het naafte grensde, om onderftand gewend; en toeneen zekere Hendrik van Dinant, die uit het hef van 't volk tot Burgemeefter der Luikfche Hoofdftad verkooren was, door Margaretha omgekocht , zich hier tegen verzettede en ftaande hield, dat men de burgeren in den oorlog eenes vreemden Vorften niet dwingen kon de wapenen op te vatten , had Koning Willem reeds den 10 January, op 'sBisfchops klacht, te Antwerpen een Vonnis geveld, volgens welk de Schout, Schepenen en burgers van Luik niet mochten weigeren te dienen, wanneer de oorlog het befchermen van Henegouwen, een leen van 't Bisdom, tot doelwit had (Z>> Doch Margaretha zelve had federt aan dien Kerkvoogd bekend gemaakt, dat zy het Graaffchap (<0 Volgens Vredius Sig. Cm. Fl. in 0/>p. II. 45. heeft zich ook Margaretha in dit en de 2 volgende jaaren ^een Graavin van Henegouwen gefchrceven. CZ>) Foullon Hifi. Leod.ï. 35°. K 4 I2<4.  152 Vierde Boek, I2 54- LXXX VIII. Henegouwenwordt door het Franfche en Vlaamfche legeringenomen. fchap Henegouwen aan Karei van Anjou had. afgeftaan, en tevens hem gebeden, dat by deezen Heer als zyn' Leenman wilde aanmerken, De Graaf van Luxenburg en de Heer van Montagne hadden insgelyks brieven van haar ontvangen , met laft om hem als hunnen wettigen Leenheer hulde te bewyzen. Deeze ftukken wierden alle te Mechelen voorgeleezen. Avennes eifchte van den Bisfchop eene gerechtelyke uitfpraak, wie van hun beiden, Anjou of hy rechtvaerdige aanfpraak op Henegouwen had. Luxenburg begeerde te weeten, by wien hy den eed van trouwe moeft afleggen. De Bisfchop houdt zyn leengericht, uit een veertiental zyner Vafallen beftaande , en laat Willem van Hornes Heer van Thenay eene uitfpraak doen, die, gelyk licht te erachten is,ten voordeele van Avennes wierd ingericht. De Bisfchop en de Koning bekrachtigen die twee dagen daarna, den 15 February (a). Doch deeze middelen waren veel te zwak om Henegouwen tegen de overmacht van den Franfchèn Prins te beichermen. Hy had te Compiegne een machtig leger verzameld, waarin de Hertogen van Bourgondien en Lotharingen, de Graaven van Alencon, Vendomes, Eftampes en Auxerre, de Heer van Bourbon en de hoogfte Adel van het Koninkryk zich eene eer maakten te dienen. Zelfs had de oude betrekCO Deeze twee Franfche Brieven zyn by Mieris I. 270. ■ •  Vierde Boek. 153 betrekking van het Savooifche Huis op dat van Vlaanderen Graaf Thomas, hoe zeer ook anders federt kort den belangens van Koning Willem toegedaan. genoopt om Bonifacius zynen Neef en Pupil, van vyf Edelen verzeld en aan 't hoofd van eenige benaen derwaards te zenden. Hugo van Bourgondien een andere vriend des Konings liet zich ook tot deezen tocht gebruiken, en keerde, toen hy afgeloo-? pen was, met den jongen Bonifacius, die van Anjou , Margaretha en de Dampierres veele tekent n van vriendfchap in het leger genooten had, naar Savoyen terug ( a ). Welhaaft rukt Lodewyks Broeder in het land, dat voor zyne heerfchappy beftemd was. De Graavin, Rupelmonde verfierkt hebbende , om van de Brabantfche zyde voor geen aanval te vreezen te hebben, voegt zich met de benden, die zy by één gebracht had , by het Franfche hein. Crevecoeur, op de grenzen gelegen, bukte terflond voor hunne wapenen ; HamTy, Sauffbit en Haspres wierden in brand geftoken; Valenciennes belegerd. Doch hier ondervonden zy den eerften tegen ftand: in 12 dagen tyds tot vyfmaalen toe beftormd , dorften de burgers dier ftad de vyanden telkens terug ftooten. Men befloot derhalven zich thans voor dezelve niet langer op te houden. Bergen verdedigde zich flechts korten tyd. Haare poorten en haar Kafteel (a) Chron. de Savoye p. 136 & Guichenon Hijl. Geneat. de la Maïfon de Savoye p. 2/8. K 5 r?54-  '1254- 154 Vierde Boek. Kafteel wierden door Rafe de Gavre geopend, Anjou trok er met eenige benden binnen, en wierd in deeze Hoofdftad van 't gantfche Graaffchap voor Heer erkend. Nu vielen Soignies, Braine - le - Comte, Maubeuge, Reuk, Binche, Beaumont en le Quesnoi van zeiven in zyne handen. De meefte Schryvers voegen Ath insgelyks tot dit getal: doch één, die de Gefchiedenis deezer ftad opzettelyk heeft behandeld , verhaalt ons, dat de vyanden hier de hardnekkigfte verdediging beproefden en niets konden uitrichten («). Zekerder is, dat Bouchain, waar Adelheid Avennes Gemaalin in het kraambed lag, met eene welleevenheid, die zelfs aan de befchaafdfte tyden tot eer zou verftrekken, wierd voorby gegaan. Enghien was niet te bedwingen. Wouter, tot wiens eigendom die ftad behoorde, een man van beproefde dapperheid, bewaarde haar voor zynen vriend Avennes, en door deezen by tyds met 2000 man verfterkt zynde, deed hy meer dan één en voor de belegeraar en verderfelyken uitval (b). Anjou en Margaretha hier dus niet vorderende gingen op nieuws hunne krachten voor Valenciennes beproeven. Toen zy zoo weinig als de eerfte reize er iets met geweld konden uitrichten , zochten zy het over een anderen boeg te wenden. De Graavin met de Boussu H'fi- cTAth. ad. h. a. C&) Colins Hifi. des Seigneurs de l'ancienne Maifon d'Enghien p. 36 feq.  Vierde Boek. 155 de Regeering in onderhandeling getreeden zynde verklaarde, dat het eigendom van Henegouwen en Valenciennes aan Avennes zou blyven, en dat zy aan Anjou het recht van vruchtgebruik , 't welk haar zoo lang zy' leefde op dit Graaffchap toekwam, alleenlyk had afgeftaan. De ftedelingen veranderden hierop van voorneemen , en 100 aanzienlyke burgers kwamen den volgenden dag, een hoed met roozen op het hoofd, en een groenen tak in de hand, in het leger, en brachten Graaf Karei binnen hunne muuren, waar hy 8 dagen vertoefde, en waar de wederzydfche eeden op de vaftgeftelde voorwaarde in dien tusfchen tyd wierden afgelegd (a). Gantfch Henegouwen, op weinig fteden na , was dus binnen eenige weeken in de macht der Franfchèn geraakt en voor Avennes verlooren. Noch de Luikfche, noch de Brabantfche hulp, die hy genoot, vermochten hem tegen zulk een' aanval te beveiligen. In de overmaat zyner verlegenheid befluit hy zyne ëchtgenoote, die pas van haare bevalling herfteld was, naar Koning Willem haaren Broeder af te zenden om hem op het aanhoudendfte om onderftand te fmeeken. Zy begaf zich ook met het kind , dat zy ter waereld gebracht had, terftond naar Holland en volvoerde haaren laft met al die pleitgronden, die op een hart,voor tederheid, r medeCs) D'Outreman Hifi. de Valenciennes p. 142. 12 54.. LXXX IX. Onderhandeling tusfchenden Koninpr en Anjou.  1254- 1 ] ] i i i i$6 Vierde Boek. mededoogen en eerzucht vatbaar, indruk kun.' nen maaken. Had Willem om deezen tyd de handen ruim gehad, hy zoude naar geen Zustenyke traanen gewacht hebben.om een' Zwager, van welken hy zoo veel werks maakte, by te fpringen, en Anjou had moogelyk in elke ftad van Henegouwen het lot, dat hem nu flechts in de ééne of de andere te beurt viel, ondervonden. Doch in een oorlog ingewikkeld, die hem nader trof, kon de Koning tegenwoordig voor zynen vriend niet anders doen, dan aan den Franfchèn Graaf de onrecbtvaerdigbeid zyner handel wyze fchriftelyk aantoonen, en hem, indien hy van zyn voorneemen af wilde zien, zyne vriendfchap aanbieden. Het zoude dwaas geweeft zyn zich te verbeelden, dat zulk een brief op een' veroveraar , in den vollen loop zyner overwinningen begreepen, de minfte uitwerking te weeg kon brengen : doch eene verklaaring van oorlog had dezelve echter niet verdiend. Dan Karei, lie van het Graaffchap, 't welk Margaretha ïem had toegezegd, meefter was, moeft nu )ok van zyne zyde de voorwaarden hunner ver>intenis beginnen te vervullen, en den Roomfch £onmg aantallen. Hy liet hem door een' He-out een antwoord op zyn gefcbrift overhandigen, omtrent in deeze woorden vervat: Zoo veinig het my lufl uit Henegouwen te verhuizen, soo weinig geef ik om uwe vriend - of om uw bond. mootfchap. Biedt dezelve den geenen aan, die r naar begeerig zyn. De Koning van Frankryk is  Vierde Boek. 157 J ré myn Broeder, en kan my wanneer het noodig I is te hulp komen. U vrees ik niet en verlang 1 flechts u. op welk eene plaats gy kieft. aan 't hoofd myner benden te ontmoeten. Hoe aangenaam zoude het my zyn, indien ik eens den Wa~ terkoning (iuift toen was Willem bezig op de binnenlandfche zeeën van zyn Graaffchap kryg te voeren) op het vafte land kon lokken en daar myn moed aan hem koelen De Waterkoni g was geenfintsde man om zulk eene befchimpende taal ongewroken te verduwen. Do ondervinding had hem reeds geleerd dat de Franfche krygslieden, zoo weinig als anderen, onoverwinnelj k waren- Ook begon hy aan den oorlog met zyne wederfpannige onderdaanen reeds uitkomft te zien. Hy fchreef dus aan Margarethaas bondgenoot weder, „ dat fchelden het „ werk van vrouwen was, en dat het een' dap5, per held betaamde meer zynen arm dan zy„ ne tong te gebruiken; dat, zo hy inderdaad „ begeerde zynen degen met hem te meeten, j, hy hem de heide van Asfche niet ver van „ Maaftricht hier toe aanbood; dat aldaar een „ onoverzienlyke vlakte was, waar hem noch de wateren verhinderen zouden te ftryden, „ noch bosfehen of bergen voor hinderlaagen ,, zouden doen vreezen ; dat de 'dapperheid „ hier alles zou afdoen. Hy bepaalde teffens ,, een' tyd, op welken de twee heiren eJkan„ der aldaar zouden aantreffen , met vaftltel„ ling, dat die van beiden, die er het eerfte „ kwam, zyn' vyahd ten minften een dag lang „ moeft 12 Willem beminde het verblyf in eene zoo bloeiiende plaats, waar hy in het Graavenftraatje zyn Hof, in volgende tyden in een Kloofter veranderd, tot woonplaats had (&). Niet alleen lokte hem hier de Prsemonftratenfer Abdy , die door zyne Voorouderen gefticbt, doorhem reeds mildelyk begiftigd was: maar de geduurige twiften tusfchen hem en de Vlaamfche Vorftin over de gemeenfchappelyke bezitting van Zeeland maakte zyne of zynes Broeders tegenwoordigheid te Middelburg telkens ten uiterften noodzaakelyk. Deeze band was nu gebroken. De Weftkappelfche llag fcheen Margaretha alle aanfpraak op Walcheren en de andere eilanden voor altoos ontnomen te hebben. Doch nu kon ook een Keur, den burgeren door beiderlei Vorften verleend , niet meer in kracht blyven,dan door den alleen regeerenden Landsheer 't zy in haare voonge gedaante op nieuws beveiligd, 't zy naar vereifch der tyden verfmolten of uitgebreid. Dit beJ woog (O Mieris I. 170. Kluit inCod. Dipl, 388 C&) Boxhorn Chron. r. Zeel. I. Jfs 127. II. 73 fr, SMALWOAKG* Kieuw Chron. v. Zeel. I. 4™, L 2 1254.  12 54- ïó"4 Vierde B o ê k. woog dan onzen Vorft den Voorrechtsbriéf, van welken wy fpreeken, aan de poorteren zyher geliefde ftad ter hand te ftellen, veel uitvoeriger , meer met gunftbewyzen aangevuld, dan de eerfte, en, zoo veel ons bekend is, den oudften, die immer in de moedertaal wierd opgefteld (d). De Koning begint, gelyk ook Floris en Johanna gedaan hadden , met „ de „ burgeren werwaards zy zich begaven in zyn „ geleide te neemen , zoo dat zy fteeds aan „ zyns en zyner Bailluwen onmiddelyk rechts„ gebied onderworpen zouden zyn, en hy be„ veelt een' vaften vrede aan alle die te Mid,, delburg zouden komen. Een beleediging, „ aan een' burger buiten de ftad wedervaa„ ren, zoude geftraft worden , als of ze in 3, de ftad begaan was, en zelfs in fommige ge. „ vallen viervoudig. Om burger te blyven 33 moeft men ten minften van Kersmis tot Ma„ ria Lichtmis, en van half Mey tot de St. „ Jans Mis binnen de ftad zyn verblyf houden. „ Alle burgers, gelyk te vooren reeds was be„ paald geweeft, behoorden onder één recht „ en konden elkander niet dan voor Schepel „ nen ter Vierfchaar daagen. Tusfchen Maasmonde en Hedenzee" (de voorige Keur had flechts het eiland Walcheren genoemd) „ was „ het niemand geoorloofd een' gebannenen „ Middelburgfchen poorter te huisveften. „ Wierd CO Mieris ï. Aft^in voor een gedeelte doch nairwceuriger by Kluit in C. D. 634.  Vierde Boek. 165 L, Wierd aaneen' burger in het gebied eenes vreeraden Vorften onrecht gedaan , zoo „ mocht men eenen onderdaan van zulk een' 1„ Heer, die zich in het Graaffchap bevond,in j„ verzekering houden, tot er vergoeding van „ ongelyk gedaan was. Een burger, wiens „ goed buiten de ftad wierd aangetaft, mocht „ hetzelve, met voorkennis van Schepenen, „ met zyne vrienden gewapend gaan verdedi„ gen , en alle twift, die by zulk eene ontmoe; „ ting plaats had , moeft beflecht worden , als of ! „ zy binnen de muuren van Middelburg zelve <„ ware voorgevallen". Het was vervolgens een uitmuntend recht, 't welk by deeze Keur iden burgeren gefchonken wierd, „ dat nim; „ mer iemand over hun goed befchikkingen kon „ maaken, dan by des Heeren rechte bede : „ en met hunne eigen toeftemming, en dat de ; „ Schouten de bede van hun niet eer konden Ij,, invorderen,dan na dat zy ter Vierfchaar van, 1L Middelburg hun rekening hadden gedaan , i „ hoe veel een ieder wegens zyn land den Graa- „ ve fchuldig was. In het gantfche Graaffchap, t „ mocht een burger iemand, op wien hy geld b te eisfehen had, in verzekering laaten hou) L den. 't Geen binnen de Arne op den Dyk , L, of eene roede binnen's dyks gefchiedde, zou„ de berecht worden als ware het in de ftad L gepleegd," gelyk dit ook omtrent met dezelfde woorden in de Keure van 1217 was hvaftgefteld. „ Alle oneenigheid tusfchen , „ een' Poorter van Middelburg en een' inwoo,, L 3 „ ner 1254.  12 54- i66 Vierde Boek. „ ner der gantfche landftreek tusfchen Maas,, monde en Hedenzee " (ook dit gold te vooren alleen omtrent een' bewooner van Walcheren ) „ moeft voor de Schepenen der ftad be„ flift worden : doch, wanneer het om land 3, was, gefchiedde het door den Heer op gej, tuigenis der Schepenen. Die geen burger 3, was, mocht in de ftad noch erve, noch „ fteenen huis bezitten. Men konde geen uit„ fpraak doen over het goed eenes burgers , 3, ten zy men eerft uit zyn eigen mond de ver3, dediging gehoord had." 't Geen verder Floris en Johanna reeds hadden verordend, „ dat „ naamentlyk een misdaad, die te Middelburg „ gepleegd wierd, wanneer de Landsheer zich „ tusfchen Bornisfe en Hedenzee ophield, dub„ beid gewroken moeft worden, en dat een „ Poorter der ftad nergens in het Graaffchap in ,, verzekering kon genomen worden dan om „ eigen fchuld," wordt hier beveiligd; en ten laatften ook toegeftaan, »„ dat het geen Sche„ penen met de Poorteren, die zy er toe nee3, men wilden tot nut dier ftad op hunnen eed „ zouden goedvinden , even zoo befchouwd „ zou worden, als of het in deeze Keure was „ uitgedrukt." Voor 't overige zyn de boetens op rnisdaaden, fchoon insgelyks tusfchen den Graaf, de ftad en den beleedigden te verdeden , uitvoeriger en meeft anders bepaald dan in de vroegere Keure; met vaftftelling welke rnisdaaden door Schepenen en welke door den Landsheer berecht moeften worden. Twee wet-  Vierde Boek. 167 wetten van aanbelang daarentegen, -in 1217 1 uitgedrukt, worden hier voorbygegaan. By de ééne wierd den burgeren vergund, dat niemand binnen Middelburg voor 't gericht getuigen konde, dan die huis en erve aldaar bezat, en in de Pondboeken bekend was; by de andere wierd een zwaare boete op het kiezen van een ander waereldlyk Heer den fchuldigen opgelegd. Ik heb de oorzaaken deezer achterlaating niet kunnen opfpooren. Doch in '% algemeen kan men dit oordeel over Willems Gunftbrief vellen, dat zo het dappere gedrag der Middelburgers in den Weftkappelfchen flag hun niet byzondere gunftbewyzingen had waardig gemaakt , en zo de redenen, die tot het bevoorrechten der fteden aanleiding gaven, niet zoo dringend waren geweeft als wy dezelven te vooren befchouwd hebben, men hier den Koning by eenen Vader zou moeten vergelyken, die met partydige liefde aan fommigen zyner kinderen alles toeftaat, terwyl hy anderen koeler aanziet, en aan de eerften byna gantfch onderwerpt. Hy bracht nog daarenboven tot verbetering en verciering der ftad niet weinig by, hy herftelde haare vervallen of onvoltooide muuren en verfterkte haare veftingwerken(a). De Abdy te dier plaatfe genoot inzonderheid , gelyk wy nog nader zullen moeten te boek ftellen, buitengewoone blykenvan zyne geneegenheid. De («) Eyndii Chron, van Zeel f>.240. L 4 ^54-  Ï254 XCII Zyn ïocht i gen d( Weftfriefenzy wo den in een ze gevecl door Gerrit van Hecms kerk g( ïïagen. ï<$8 Vierde Boek, De aangelegenheden der regeering riepen - hem nu van Dordrecht naar het Noordelyke gedeelte zyner ftaaten. Hier vond hy alles in e- de uiterfte wanorder. Het bouwen van Mar. 1 quette, de toeruftingen, door Gerrit van Heems; kerk op laft van zynen Landsheer gemaakt - hadden ver van de Weftfriefen in toom tehou> den' dit volk » d^ geen dwangmiddelen dult den kon, in 't harnas gejaagd , of, zo zy al te vooren het zwaard hadden uitgetoogen, Hechts meer tegen den Koning verbitterd, en met een ;_ grooter heir tegen zyne benden doen aanrukken. Na dat men zich van beide zyden genoegfaam in ftaat had gefteld, om elkander onder de oogen te zien, begeeven zich de Kennemers , zoo wel als de Weftfriefen op de zeeën , welke de 2 landftreeken van elkander afzonderden, fcheep. Op den u Mey ontmoetten zich de vlooten en de woedendfte ftryd was er het onmiddelyk gevolg van. De Kennemers door Heemskerk aangevoert bevochten zich de eer der overwinning, en 5000 vyanden verlooren hun leven of hunne vryheid in deezen flag O). Of Willens benden daarna nog dieper m Weftfriesland zyn ingedrongen en er yerwoefting hebben aangericht, is niet met yolle zekerheid te bepaalen; althans 3 Gunftbrieven des Konings, waarvan er 2, op den 18 en 21 Mey vervaardigd, uit het leger by de verCé) Zie de Auteuren aangehaald by Ekblenbbrg a. éi. 1 •  Vierde Boek. 169 vernieling van Weftfriesland gedagtekend zyn, en de derde, insgelyks op den 21 Mey uit het " leger by Vronen gegeeven, toonen, wat hy om deezen tyd verricht en waar by zich eenige dagen na den flag bevonden hebben, gelyk er andere berichten bvvoegen , dat hydit Vronen benevens Ouddorp te dier zelfde tyd vermeefterd en met Keuren voorzien heeft («)• Ook leert ons één dier Brieven , dat de Bisfchop van Spiers zyn Kancelier, Werner van Bolland zyn Spysdraager, Meefter Arnold Geheimfchryver van 't Koninklyk Hof, de Graaven van Waldeck en Solms met verfcheiden anderen hunnen Vorft op deezen tocht verzelden. Alle deeze hooge Amptenaaren en Vafallen bekrachtigden eene daad des Konings, die hy in 't leger voornam. Op verzoek van Wedekind Bis- ; fchop van Minden, beleent hy deezen Geeftelyken met hetRichterampt over de vrye lieden te Steinwede, Haddenhufen en Borchere, Hertog Albert van Saxen had het zelve te vooren van het Ryk te leen gehouden, en het aan de twee Graaven van Schauenburg in even die betrekking opgedraagen, gelyk het deeze wederom aan den Graaf van Oldenburg voor 600 Mark zilver Breemfch verpand had. Albert door den Bisfchop bewoogen betaalt dien Graaf O) Miebis I. 474 en 494. Uit een' ander ftuk, in unzen Ccd. Dipl. aa.ntehaalen, blykt ook , dat de Koning aan de inwooneren van Huisduinen en Oudendorj? eenige Privilegiën gefchonken hebbe, L 5 [254, xciv. iy be- eent ien Bis- 'chop /anMin- ien met iet iech:eramptaver eenige alaatfen.  ï?o Vierde Boek, i2 ,vas zoo onzeker, dat hy het vooreerft nog mgeraaden vond, aan de krooning te denken. Dok hebben hem fommigen befchuldigd met >pzet dit werk vertraagd te hebben, deels om :ich de verzoening met Koenraad niet onmoo;elyk te maaken, deels om aftewachten, of Villem zich in Duitfchland zou kunnen handlaaven, en aan zyn' weldoener getrouw zou lyven : doch het bepaalde voorneemen van nnocentius om het Zwaabfche Huis geheel te nderdrukken, wraakt de eerfte deezer redeen,, en de andere, zo ze al in 't begin van 'sKo- (a) HSBERLIN II, 212 feq:  Vyfde Boek. 181 Konings regeering had plaats gehad, vervalt ten minften in de één of twee afgeloopen jaaren; behalven dat een gekroonde Keizer nog beter gefchikt was tegen een afgezetten en van de Kerkgemeenfchap verftooten Koning op te weegen, en aanhang te verwekken, dan indien hy flechts den minderen titel droeg, met welken hem de Ryksvorlten vereerd hadden. Wat hier ook van zy, alle hinderpaalen waren thans uit den weg geruimd, en Innocentius vaardigde nu een' brief naar Holland af, waarin hy den Koning meldde, „ dat de Goddelyke Voor„ zienigheid, den vrede in de Kerk willende „ herftellen, hem thans de duidelykfte bewy5, zen haarer goedertierenheid verleende, en „ hem de middelen aanwees om voorlpoedig „ te regeeren; dat er, nu Koenraad was weg„ gerukt, niemand meer overbleef, die de 3, macht had hem tegen te ftreeven , en dat „ hy hem deswegen bad, fmeekte, vaderlyk vermaande en van hem vorderde , dat hy „ met den Cardinaal Caputio geraadpleegd heb„ bende, alle zwaarigheden van den hals zou „ fchuiven, en zich bereiden om met een' Ko„ ninklyken toeftel naar Italien te trekken, en „ tegen het aanftaande Kersfeell te Romen te. 5, zyn, om aldaar de kroone des Ryks uit zy- ne handen te ontvangen («)." Niets kon intusfchen de onderneemingen des Konings aan geene zyde der Alpen meer be- ], vor- ' O) Mieris i. 291. M 3 I2?4. iii. In vci:oekt  1254- om eene gunft voor Gragf Thomas van Savoyen. 182 V Y F D E B O E K. vorderen, dan de gunft en medewerking des Graaven van Savoyen, federt hy zyne ftaa-* ten met Turin vermeerderd had. Wy hebben dien Vorft op het eind van het voorig Boek op nieuws de zyde-van Koenraad zien omhelzen. De dood deezes Monarchs fcheen nu den Paus een voordeelig tydftip, om hem voor de tweede reize voor zynen lieveling re winnen. Hy fchreef dus aan denzei ven , den 30 Mey uit Affifen, waar hy zich weder voor eenige weeken had heen begeeven, een' byzon deren brief over dit onderwerp, „ waarin hy Thomas als „ een machtig en dapper Heer, en die voor „ Willems belangens noodig was, affchildert; „ en oordeelt, dat hy hem door weldaaden tot de gehoorzaamheid van zyn gebied behoorde „ te beweegen; om welke redenen hy hem ter „ goeder trouw en op het fterkfte aanraadt om „ aan denzelven het Graaffchap en Kafteel A„ none, tusfchen Alesfandria en Afti gelegen „ en aan het Ryk behoorende, met al deszelfs „ rechten als een erffelyk leen te fchenken." Doet het, zoo eindigt hy dit gefchrift, uit achting voor den Pausfelyken ftoel: maar doet het zoo, dat de Graaf van Savoyen het niet zoo zeer befchouwe als een' plicht van uwe zyde, maar als ',en bewys van uwe geneegenheid jegens hem, en, hy daar door worde overgehaald uw eer en voordeel net al zyn vermoogen voor te Jlaan (a). Bui- O) Güichenqn Hifi. Geneal. de la Maifon de Savoye r. 11. pr. p. 90.  V ï f d e Boek. 183 Buiten twyffel voldeed de Koning aan deeze begeerte zynes vriends : doch of de aangele-' genheden der regeering hem ook zouden toeftaan aan zyn opontbod tegen het Kersfeeft te voldoen , hoe zeer hy ook anders op de eer der krooning mocht vlammen, was nog ten uiterften onzeker. Wy hebben hem het laatft in het midden van Weftfriesland aangetroffen, begreepenin het verheeren van dit weerfpannig geweft. Toen hy zyn' moed aan een volk van een' zoo kregelen aart naar genoegen gekoeld had, keerde hy naar de zuidelyker gedeeltens van zyn Graaffchap terug. Hier bleef het denkbeeld der hulp , welke de bewooners van Alkmaar hem in 't beteugelen zyner vyandige onderdaanen beweezen hadden, hem zoo levendig by, dat hy voornam hen deelgenooten van dezelfde voorrechten te maaken, op welken de burgers van verfcheiden Hollandfche fteden door zyne weldaadigheid konden roem draagen. Alkmaar, in oude tyden een aanzienlyk visfchers dorp, in 't welk de Utrechtfche kerk groote inkomften genoot («), was door de eerfte Graaven aan de Abdy van Egmond, die er tollen mocht heffen en een' Rechter aanftellen, voor een aanmerkelyk gedeelte afgeftaan. Terwyl het aan de weftelyke zyde tegen Kennemerland aanftiet, was het naar de 3 andere ftreeken tegen de zeeën en eilanden van Weftfriesland , op wiens (a) Mieris I. 21. M 4 1254. IV. Willem voorziet Alkmaar van Privilegiën.  < ] 1 i i f J?4 Vyfde Boek, wiens grond het nog even gefticht was, uitge, ftrekt. Deeze natuurlyke gelegenheid mengde het plaatsje fteeds in de Noordelyke onlusten, en dwong deszelfs burgeren om telkens de Graaffelyke party te kiezen, hunne Vorften tegen hunne eigene landslieden by teftaan, en hun tot eene wapenplaats te verflrekken. Zulk een trouw, fchoon door de omftandigheden afgeperft, ftelde hen wel aan den eerften aanval der vyanden bloot (gelyk het ongelukkig Alkmaar by herhaalde reizen plat is afgebrand en naakt is uitgeplunderd (a)); maar het moeit hun ook de liefde, het vertrouwen,' de voorzorg, de belooning hunner Landsheeren verwerven. Reeds in iiKJ had hen floris II., op hun verzoek en door bemiddeling van den Abt ran Egmond, van zekere bejafting'op de be ?raaffenisfen vry verklaard; mits zy voor 't ove•ïge.-de tiendens hunner veldvruchten, en, daar iet hun uit byzondere gunft was toegeftaan , ie twmtigfte fchoof bleeven opbrengen be mlven de rechten , die men van veulens ,' kal 'eren , fchapen , varkens en ganzen gewoon ras te vorderen (b). Koning Willem, na in 248 de helft van Alkmaar en deszelfs inkom-' leb van de Abdy te hebben overgenomen erbeterde, gelyk wy gezien hebben, en ver' raaide eene ftad, die hem zoo gewichtig was; en ( O Cf. Eikelenberg Alkmaar p. 21—61 (*; Mieris I. 8=!. , . 3  Vyfde Boek. 185 e.n daar de burgers, vóór zyne regeering, eene lange ruft hadden genooten, en door de visféhery, den akkerbouw en eeriigen koophandel tot krachten gekomen waren, dacht hy hun rju geen levendiger bewys zyner dankbaarheid te kunnen vertoonen, dan door hun verzoek om een' Handveft- en Vryheidsbrief goedgunftig in te willigen. Hy liet denzelven , den 11 Juny, te Leyden vervaardigen, en fchoeide hem volkomen op de leeft van den geenen, welken het nabuurige Haarlem eenige jaaren geleeden ontvangen had. Alleenlyk met deeze voordeelige uitzondering, „ dat de Ko,, ning hen geduurende tien jaaren uit byzon„ dere toegeneegenheid van alle bedens, beJaftingen en heirvaart, behalven Hechts tegen ,, de Weftfriefen, vry verklaarde; en dat hy als „ die tyd verftreeken was, met zynen Raad en met 3, de Schepenen der ftad overleggen zoude, hoe „ hoog zy redelyker wyze in dit alles gefchat ,, moeften worden (a)." Een uitmuntende ftaat. kunde in den Koning, die hen in een' tyd, waarin hy de aanhoudenheid hunner dienften verzekerd was noodig te zullen hebben, door weldaaden aan zich verbond, en die hen teffens door de ontheffing van andere laften tot dat geene gefchikter en gewilliger maakte, waar toe hy hen het meefte behoefde ! Toen deeze Keur wierd vaftgefteld, bepaalde men met één 3 (a) Ibid. 282. M 5 1254.  1254V. Hy houdt te Nymegen een Hofdag, en vergroot de fom, waar voor die ftad was verpand geweeft. («) Vak der Hoeve MSt. Handv. Chron. ad h. a. 186 Vyfde Boek. één, dat zo iemand uit het Kerfpel van Heiloo zich binnen Alkmaar neer kwam zetten , hy alsdan al zyn goed, dat hy buiten de ftadsvrjheid bezat, verbeuren zoude- (a). De Koning fchynt weinig dagen daarna weder eene reize naar Duitfchland ondernomen te hebben, waartoe verfcheiden redenen hem bewoogen. Eéne der voornaamfte was buiten twyffel de Ryksftenden, die 't meert aan zyne belangens verknocht waren , tot hulpe tegen de Graavin van Vlaanderen en Karei van Anjou te beweegen. Met dit oogmerk hield hy te Nymegen een' Hofdag , waar veele Vorsten verfcheenen. Zyn Neef de Graaf van Gelder, die hem reeds meer met raad en daad had bygeftaan, beloofde hem ook in de ongelegenheden , waarin hy zich thans bevond, zynen onderfband. De Koning, om hem daartoe te fterker aan te moedigen, fchonk hem niet alleen het Kafteel van Ojen in de Betuwe: maar vergrootte ook de fom van 16000 Mark, waarvoor Nymegen verpand was geweeft, tot 21000; zoo dat Otto en zyne erfgenaamen Nymegen zouden moogen houden, tot dat deeze volle fom van wegens het Ryk hem weer ter hand zou gefteld zyn; zonder dat evenwel de Graaf die 5000 Mark den Koning betaald hebbe. Van toen af aan begon Otto Nymegen als zyn eigendom te befchouwen, aldaar gericht te houden  Vyfde Boek. 187 den en de ftad te regeeren. Ook bracht hy 3 tot onuitfpreekelyk genoegen der burgeren, de ~ Kerfpelkerk , die tot nu toe buiten de muuren had geftaan,op zyne koften binnen dc ftad(a> By die zelfde gelegenheid wierd nog bedongen, dat zo ooit de fom wierd afgeloft, de Keizers het Paleis voor het Ryk zouden houden , en aan geen andere Heeren verpanden (i). Deeze regeeringsdaad was op den 19 Juny verricht (O; de vergadering der Ryksftenden [ bleef echter moogelyk nog langer by elkander. , Te Nuvs, waar de Koning van daar zich heen-1 begaf, waren wederom eenige andere Vorften , faam geroepen. Hier trof hem intusfchen een , gebeurtenis, die zyne dagen op nieuws in het niterfte gevaar bracht. Simon, Bisfchop van 1 Pad'rborn, te onvreden over het beftier des Keulfchen Kerkvoogds, onder welken hy ftond, had zich met eenige Weftphaalfche Pralaaten verbonden om hem den oorlog aan te doen: doch door de Leenmannen des Aartsbisfchops onverhoeds overvallen, was by gevangen in deszelfs handen geleverd. De Cardinaal Caputio, die Willem op deezen tocht verzelde, nam deel in het lot van Bisfchop Simon,en bewoog den Koning met hem medetewerken om - den Aartsbisfchop tot het flaaken van zyn ge- van- O) Pontanus 244 ( b") Smetius Chron. v. Nym. ad h. a. (O Zo men by Pontanus lS,JW.^^«^i veranderen. vr. ty oudt en' lofdag e Nuys. iyn wiftmct len \.arts>isfcliop'an Keuen.  1254 VIL Grond- flag van het Rhynfch verbond. j i88 Vyfde Boek. . vangenen overtehaalen. Maar noch fmeekin.' -gen, noch bevelen, noch bedreigingen vermochten op den verharden Geeftelyken iets uit te werken. Zelfs vond hy zich zoo zeer geraakt over den hoogen toon, op welken zy hem in zyne eigen ftaaten hadden aangefbroken, dat nu vergeetende al wat hy te vooren voor den Koning gedaan had, hy 't huis, waarin de twee aanzienlyke vreemdelingen zich aan den flaap onbefchroomd hadden overgegeeven , in brand liet fteeken. Een wraak, zoo Jaag en verraaderlyk in zich zelve, als onwaardig de bediening die hy bekleedde, en oproerig beide tegen zynen geeftelyken en waereidlykenHeer • De Koning reddede zich echter nog zoo gelukkig als voorheen te Brunswyk, met zynen reisgenoot uit de toeneemende vlam, en zy ver heten vluchtelings eene ftad, waarin hun Gaftheer hun zulke veege oogenblikken had doen doorbrengen (a). Terwyl zich Willem nog aan de laagere oe~ veren des Rbynftrooms ophield, viel er te Mayntz iets voor, dat in 't vervolg tot 'sKo nings gewichtigfte regeeringsdaad aanleiding gaf, en dat gefchaapen was om tot het geluk van Duitfchland op het krachtdaad igfte mede te werken. Dit Ryk was federt byna twee eeu wen het afzichtigfte toneel van inwendige be" roeringen geweeft. Van de oudfte tyden af aan O) Schatent. Am. Paderb. ii. 76. Alb. Stad ad i. a.  V ï f d ï Boek. 189 aan hadden de Keizers niets moeijelyker gevonden , dan om het krygszuchtig volk, over welk zy heerfchten, te verhinderen van hunne beleedigingen zeiven te wreeken, en het te dwingen om voor de majefteit der wetten en vier. fchaaren te bukken. Doch toen het Hof van Romen zich in de regeering van Duitfchland begon in te dringen , toen het Koningen en Keizeren dorft in den Ban doen, en de onderdaanen noodigde om hunnen Vorften de gehoorzaamheid op te zeggen; toen de Opperhoofden van het Ryk zich meer aan de Italiaanfche oorlogen lieten gelegen leggen dan aan het beteugelen hunner onruftige en naar onafhankelykheid hunkerende landsgenooten : toen verloor de gerechtigheid al haar gezag, een ieder beflifte zyne gefchillen met zyn eigen zwaard, en achtte het veel te laag, te lankwylig en te onzeker dezelven aan het oordeel van anderen te onderwerpen, 't Barbaarfche Vuistrecht nam nu de overhand. Elk Edelman beoorloogde met de krygslieden, die hy onder zich had, de nabuurigfte ftad, het naaftaangelegen kafteel, om de beuzelachtigfte en opgezochtfte reden; en elk was gedwongen zyne veiligheid in fterke floten, op den top eenes bergs gemetfeld, of in fteden , met hooge en dikke muuren omringd, te gaan opzoeken. De wreedheid en inhaaligheid kwamen welhaaft heuren vergiftigden invloed deezen ftryderen mededeelen. Het rooven, het plunderen, het brandftichten wierd algemeen. Geen reiziger , geen koopman. m4-  fpo Vyfde Boek'. 1254. man, die zich met goederen op den weg vef^ trouwde, had, zo men van zyn voorneemen verwittigd was, de flauwfte hoop van de plaats zyner beftemming onaangerand te bereiken. Al den rykdom, dien men zich met den degen in de vuift verwerven kon , rekende men zyn ontegenzeggelyk eigendom en de wettigft verkreegen bezitting. De adelyke floten waren als zoo veele holen van wilde dieren , waar men den roof binnen fleepte en in zekerheid bracht. Boven anderen rekenden zich die Edelen gelukkig, wier gebied door den Rhyn bevochtigd wierd. Zy verbeeldden zich, dat die Aroom om geen andere reden voorby hunne akkeren vloeide, dan om hun de gelegenheid te verfchaffen, van zich met de waaren, die langs denzelven kwamen afzakken, vet te mesten. De hardlte, de ondraagchelykfte tollen wierden den fchepen , met goederen belaaden , afgeperft; de handel kreeg de gevoeligfte fla-' gen; en de nyvere koopman wierd door de: onrechtvaerdige knevelaryen, die hy telkens; moeft uitftaan, en door het derven van den. winft, dien hy zich had voorgefteld, tot wan— hoop gebracht. De Gefchiedfchry vers van deezen tyd weeten byna geen woorden uittedenken om ons de roofzucht, die thans alom, en inzonderheid by den Adel heerfchte, met le. vendige verwen af te maaien. Toen Frederik II., zegt een derzelven (a), door den Paus in den Ca) Conradi Ep. Chron. Mog.ap. Ubstisium p. 574.  Vyfdb Boek. 191 den Ban gedaan was, verheugden zich de ftruikroovers, die beulen van het mnfchdom, ovtr den buit dien zy dachten te maaken. De ploegyzers wierden nu in zwaarden, de zeisfens in fpiesfen veranderd; een ieder was Jleeds van een vuurfteen en (laai voorzien, om in een oogenblik brand te kunnen [lichten. Het Mayntzijch Bisdom inzonderheid en de zoomen des Rhyns tusfchen Spiers en Keulen zagen rampen van allerlei aart op zich nederftorten. De Keizers zeiven fpraken niet dan van weerfpannige tyden, van de rufteloosheid des Vaderlands, van lange beroeringen in het Ryk, vruchtbaar aan misbruiken («). Doch 't was iets anders dit alles in te zien en te bejammeren , en iets anders eene zoo verouderde en ingekankerde kwaal te geneezen. Alle poogingen, die men daar toe had aangewend , waren tot nu toe ongenoegzaam bevonden ; men had de fmert flechts getracht te verzachten : maar het bederf niet tot op den grond der wonde toe durven opzoeken. De wetten zelve, die de misbruiken van 't Vuist recht tegengingen, dienden tot anders niet: dan om eene gewoonte, voor den burgerftaal zoo nadeelig, goed te keuren, en tot de laatfte nakomelingfchap voort te planten. De Landvredens, die men nog pas weinig jaarer geleeden gemaakt en bezwooren had , warer maar wapenftilftanden geweeft. De Geeftelyk hei< (a) Godenus I. 417. 47°' i2c4. 1 I l  12 54- 192 Vyfóe B o e f. hëid liad verkreegen, dat er eenige dagen irï de week van het oorloogen uitgezonderd wierden. Men had een' tyd beftemd , om zynen vyand , eer men hem op 't iyf viel, vooraf te verwittigen. Op het brandftichten, op het afdwingen van ongeoorloofde tollen, waren I zwaare ftraffen opgelegd: maar de Adel was ij zoo weinig gezind zich aan alle deeze bepaalin-1 gen flipt te onderwerpen, als zich de ftraf ge-1 duldig te laaten aandoen (a). Dan,'t geen aan de opperfte macht te zwaar! viel, wierd door een veel vermoogender dryf-'l veer, het eigenbelang van fommige Ryksftèn-1 den, van zelve te weeg gebracht. De bloei der I fteden was zoo nauw met den bloei des koop- ] handels verknocht, dat, indien deeze een' ge- ' ruimen tyd belemmerd wierd, ook haare welvaart op 't zichtbaarfte af moeft neemen. De voornaamfte burgers en Regenten der fteden hadden aan den handel deel, en dus ook by deszelfs onverhinderden loop het meefte belang. De onveiligheid der wegen en der ftroo. men was doodelyk voor hun beftaan, en het afdwingen van hooge tollen maakte het verzenden van goederen byna onmoogelyk. De duu-te der levensmiddelen wierd algemeen, en zelfs zoo fchroomelyk hoog, als men dezelve nog nimmer gekend had (b). Dit opende ten laatften Ca) Datt depacepull. Cap. 3 & 4. Robertson Hifi. of Charl. V. I. 274 feq. Schmidt III. 186 feq. Cbj Chron. Worm, by Ludewig Rel. MSt.ll. 125,  Vvfde Boe 8* 193 laatften hunne oogen voor den noodlottigen toeftand van het Ryk, en terwyl zy ieder oogenblik reden hadden om de onverzadelyke gierigheid der Edelen en Ridderen te vervloeken, begonnen zy op middelen te denken om zich tegen derzelver geweld te befchermen, en hunne macht te fnuiken. De Graaf van Catzenelebogen maakte dit inzonderheid allernoodzaakelykft. Hy had in 1246 een flot laaten bouwen, waaraan hy den naam van Rheinfels gaf, en 't welk beftemd was om den voorbyvaarenden fchepen zwaare belaftingen te doen betaalen; en dus aan de keten, welke den koophandel vaft gekluifterd hield, eene nieuwe fchakel aan te fmeeden. De fteden, die zich hierdoor het meefte gekweld rekenden, belegerden dit flot: doch vruchteloos. Zy vervoegen zich by Graaf Adolf van Waldeck, die onlangs Rechter des Koninklyken Hofs geworden was, om over de onrechtvaerdigheid, die hun aangedaan wierd, te klaagen, en hulp tegen den geweldenaar te vorderen. Doch de Graaf, hoe wettig hy ook haare bezwaaren mocht oordeelen, begreep, dat het zyne en des Konings macht ver te boven ging om de plunderzucht des Adels te beteugelen, en hunne floten in te neemen en te flechten. Een aanzienlyk burger van Mayntz. Arnoud Walpoden, die het ampt van Schou deezer ftad (Gewaltsbott, van waar zyn naan ontftaan was) erffelyk in zyn geflacht be II. Deel. N za 1254' 1 l t  1254- < ] i t i 1 i 19* V Y F D E B O E K. zat O), gaf eindelyk den raad aan zyne me1 deburgers, om zich met de andere fteden, door • 5t zelfde belang gedreeven, te verbinden, waar-. van hun de Lombardifche fteden een leerzaam i voorbeeld hadden opgeleverd, en zoo met ver-. eemgde krachten het eerfte ongelyk, dat hun wedervoer, gewapend af te wenden. Op dee-. ze wys zou het Vuistrecht zelve kunnen ftrekken om het Vuistrecht te vernietigen O) Deeze voorflag vond ingang by de geplaagde' ftedehngen, die in een ontwerp van dien aart uitkomft aan hunne langduurige rampen te gemoed zagen. De bemiddeling van den Graaf van Waldeck, die meer dan iemand in ftaat was, dit werk te verligten, wordt verzocht en verkreegen Mayntz en Worms braken het ys en verbonden zich in February deezes jaars , hoe zeer zy ook zeiven in fchulden ftaken, om haare tollen op het water af te fchaffen, gelyk jy terftond de andere fteden aanzetteden haar pdrag na te volgen (c). Keulen , Spiers , >traasburg en Bafel voegen er zich oogenbliktelyk by, en binnen kort lieten zich zoo -eel plaatfen overhaalen om als bondgenooten ot deeze maatfchappye toetetreeden, dat Koling Willem om deezen tyd een' brief uit Mayntz ontving, op den laatften Juny, uit ■aam .van Burgemeefteren en Schepenen van meer CO Gudeni Cod. Dipl. II. 405 feq. CO Alb. Stad ad 1255. CO Chron. Womat. ap. Lvmwia II. 125.  V ? f d e Boek. io£ jneer dan 70 Duitfche fteden gefchreeven , waarin zy hem berichtten, „ dat zy in die ftad „eene algemeene byeenkomft gehouden hebben„de, 'sdaags te vooren door de bemiddeling des „ Graaven van Waldeck, alle hunne oneenighe„ den hadden bygelegd en een' vaften vreden ge„flooten,welken zy hem baden door een' open „Brief te willen bekrachtigen, terwyl er zyn „ eigen voordeel en welvaart ten hoogften door )Jbevorderd wierden; voor 't overige betuigen„ de,datzy met groot verlangen naar zyne over. „komft haakten («)." Dit gefchrift wierd aan den Koning, waar hy zich ook toen nog mag bevonden hebben, door Gezandten overgebracht. Ten uiterften over eene tyding verblyd, die aan zyne regeering meerder nadruk, aan de gerechtigheid ruimer gebied, aan zyne onderdaanen la*chender vooruitzichten beloofde, beloont hy hen met milde gefchenken (2>), en vaart terftond met zyn gevolg den Rhyn op, om zelve by de raadpleegingen, die te Mayntz nog wierden voortgezet, tegenwoordig te kunnen zyn (OIntusfchen voegden de aanzienlykfte Ryksftenden, aan den Rhyn geveftigd,zich mede tot het ftedelyk verbond. De 3 eerfte Aartsbisfchoppen van Duitfchland en de Bisfchoppen van Worms, Straasburg , Metz en Bazel begreenen, dat hunne welvaart van die der zetelen t hun» (a) Mieris I. 276. (&)BEKAf>. 80. (O Trithemii Chrsn. Rirjaug. 5»j. N % 1254;  1254- 196 V y f d e Boek. hunnes Stichts volkomen onaffcheidelyk was; andere Vorften zagen even duidelyk in , dat hunne onderdaanen , zo de al te drukkende tollen niet alom wierden afgefchaft, en de algemeene roofzucht bedwongen , tot armoede vervallen moeften , en dan ook hunne eigen inkorr-ften aanmerkelyk afneemen; dat het hun te zwaar zou vallen, met zoo veel ryke en machtige fteden , die voor alles wat haar dierbaar was de wapenen voerden, in een' geduurigen ftaat van oorlog, te leeven. Eenige Edelen zelfs gaven van nu af aan reeds alle hoop op het voortzetten hunner oude handelwys op. En alle deeze lieden flooten nu, den 10 July, met de fteden een onderling Verbond (a ). Het begint „ met klachten over „ de onveiligheid der wegen, door welke vee„ le burgers in een' volkomen ondergang ge„ fleept zyn. Om deezen onheilen te ont„ worftelen, hadden de vereenigden den al„ gemeenen vrede van 1235 op nieuws be„ zwooren, en voor 10 jaaren , van dien dag „ af aan te rekenen, herfteld ; terwyl beide „ Vorften en fteden de onwettigheid hunner „ tollen bekenden , en de affchaffing derzei„ ven by eede beloofden. Allerlei lieden , „ geeftefyken, waereldlyken, minderjaarigen, „ zelfs Jooden , wierden in den Vrede begree„ pen. Tegen de verbreekeren daarvan zou- „ den (s) Chron. Worm. I, e.  Vy f-de Boek. 197 • den alle de bondgenooten met hunne gant" fche macht zich verheffen, en niet ruften tot „ dat zy hen tot fchaêvergoeding gedwongen „ hadden. Tot het byleggen hunner onder„ linge gefchillen zouden in elke ftad of Vors„' tendom 4 gezworen mannen benoemd wor'„ den (»" De Koning was nu reeds zelve te Mayntz, begunftigde de onderhandelingen, en deelde aan de aanweezende Vorften veeier-, lei Gunftbrieven uit (b). Ook zond hy een' Monnik van de Orde der Predikheeren, Thomas geheeten, naar Frankryk om met den Graaf vanPoitou, Lodewyks Broeder, raad te pleegen; gelyk het fchynt, dat die Monarch ook na zyne terugkoraft het Verbond heeft goedgekeurd (O- Evenwel vond Willem de zaaken nog niet tot die rypheid gekomen om zyne plechtige bekrachtiging te vereisfchen. Hy wenfchte dat het getal der verbonden fteden nog tot een aanmerkelyker getal mocht aanwasfchen, en inzonderheid, dat er zich nog meer Ryksvorften by mochten voegen , om een' fterker klem aan de inftellingen by te zetten, de toeruftingen nadrukkelyker te maaken, en dus den minderen Adel van zelve te noodzaaken van hunne dwingelandy te laaten vaaren, en zich in het bondgenootfchap op t« laa Ca> Corps Diplom. I. 202 feq. (6) Trithemius l. c (c) Jo. a Leydis in Wühelmo. N 3 1254.  198 Vyfde Boek. 1254- i I vin. DeKo- y ningverguntaan 1 de kin- ( deren van Si- 1 I F laaten neemen (a). Er vertoonden zich intusfchen wel dra gevolgen van dit verbond, die deszelfs heilzaame natuur betoogden, en al I 3e geenen die in het rooven hun genoegen eni :eftaan gevonden hadden, deeden fidderen. Dei jondgenooten koozen terftond na het geflooten Verdrag hunne Bevelhebberen , belegerden het flot Reichenftein, niet ver van Bingeni afgelegen , en hingen , na dat het in hunne: nacht gevallen was, al de ftruikrooveren, die: er in betrapten, op; waar toe de Koning ] ïun zelve eenige hulp fchynt bygezet te heb-. jen. Zy gingen voort met meer andere roóf- ■ ïeften op te fpeuren en te vernielen. Hunne: uygslieden zworven alom door het land, vin-;en en onthoofden een' ieder, die zich met het; mtfteelen van eens anders bezittingen bezig; ïield (b). Doch laaten wy den verderen voort-' ;ang van het Rhynfch verbond liever tot het: rolgende jaar verfpaaren, waar de ftof ons nog; iéns zal noodzaaken uitvoerig daarvan te hanleien. Op denzelfden dag, waarop het getroffen rierd, gaf de Koning in het leger voorde muuen van Mayntz, in het welk hy zich ophield, :en' Gunftbrief aan de kinderen van eenen zy. ler Hollandfche Leenmannen, Simon van Haar- (O Datt Cap. 4. Hahn IV. 280 Not. o. Struv, 582. by welke Schryvers de hiertoe behoorende Iaatfen der Chronyken ftaan uitgedrukt. Cb) Tkithemius Chrbn. Hirfaug. dit. Freheri II. 189.  V y f o e Boek. 199 Haarlem, wiens trouw jegens zynen Vorft hy verheft:zy mochten de Leengoederen, die hun Vader van hem gehouden had , famen bezitten, zoo dat wanneer één der oudften ftierf,de jongere hem altoos in 't leen zou kunnen opvolgen (a). Schoon Willem in den omtrek van Mayntz vertoefde, en buiten twyffel zich meer dan ééns in die ftad heeft begeeven, leefde hy ech. ter met den Aartsbisfchop, van wiens gebied zy de hoofdftad was, federt eenigen tyd in onmin. Hoe getrouw hy ook den Koning in de twee eerfte jaaren van zyn herderlyk ampt had bygeftaan, moet hy hem echter onlangs eenen krygsdienft geweigerd , en eene beleediging , die voor Willem zeer gevoelig was, aangedaan hebben. Hy haalde zich den toorn van zynen Opperheer hier door zoo volkomen op der hals, dat wanhoopende om weer de oude vriendfchap met denzelven door andere midde len herfteld te zien, hy zich tot den Paus ge wend en deszelfs medewerking en bemiddelinj had afgebeden. Innocentius, die niets ongaar ner zag, dan dat zyne aanhangers in Duitfch land door verdeeldheden van elkander wierdei losgefcheurd, flaat oogenblikkelyk handen aa: het werk, en fchryft tegen het eind vanjt ly (fc) uit Anagni, waar hy zich toen ophield eer O) Zie onzen Cod. Dipl. in de dagtekening mo< India. X. in XII. veranderd worden. (&) d. 23 en 26. N 4 1254- mon van Haarlem om hunnes Vaders leengoederenfamen te bezitten. IX. Zyn twift met den Aartsbisfchopvan Mayntz. f 1 1 jf i r •t  **S4 i 3 3 3 3 3: »: j; 53 Ji 33 33 33 33 >> 200 Vyfde Boek. een' brief aan den Aartsbisfchop en een' ande. ren aan den Koning. In den eerften zegt hy, 33 dat het Gerard niet onbekend kon zyn, hoe hy Koning Willem als eene plant, die hy „ door Gods goedheid met zyne handen ge„ zaaid en opgekweekt had, beminde; en dat „ deswegen die Kerkvoogd hem ook als een' openbaaren voorvechter der Kerke en verde3, diger haarer vryheden eerbiedigen moeft en 5, hem geneegenheid toedraagen; te meer daar » men groote voordeden voor de Kerk van „ Willem verwachtte, en daar Gerard in 's Konings hofhouding eene zoo aanzienlyke plaats bekleedde: Indien er eendracht en lief , de tusfchen hen beiden ftand greep , zoude , het Mayntzifche Sticht er zelve door toenee, men; het Ryk nieuwe krachten bekomen i , de hoogmoed der vyanden vernederd worl , den, en alle de vereenigde poogingen der I wederfpannelingen niets kunnen uitrichten. , Hy vermaande hem derhalven op het ernstigfte en beval hem uit achting voor den - Pausfelyken Stoel den Koning de behoorlyke eer en liefde te betoonen, en in alles wat tot verheffing en uitbreiding van het Keizerryk ftrekken kon, niet na te laaten van op het voetfpoor van zyn' voorganger hem met al zyne macht te hulp te komen, en de overige Duitfche Vorften in onderdaanig. heid en dienft vaardigheid jegens hem te over treffen, gelyk zyn rang by den Koning hooger was dan de hunne." i„ den brief aan Wil-  Vvfde Boek. 201 Willem ,, tracht Innocentius den vergramden „ Vorft tot vergiffenis der ontvangene belee„ digingen op te wekken. Hy ftek hem Ge. „ rards doorluchtig geflacht, de hooge bedie„ ning, die hy als eerfte Ryksvorft bekleedde, zyn vermoogen om den Koninklyken troon te onderfchraagen nadrukkelyk voor, en „ verzoekt hem uit achting voor den Room„ fchen zetel alle boosheid en ongenoegen, „ die hy tegen hem mocht opgevat hebben, af „ te leggen. Dezelfde voordeden , die hy „ reeds aan den Aartsbisfchop uit eene onder„ linge eenigheid voorfpeld had, vertoont hy „ ook hier aan den Koning, en verklaart hem „ eindelyk, dat het hem tot een zoo veel grooter genoegen zou ftrekken , zo Willem in „ deeze zaak aan zyne ■ vermaaning gehoor „ gaf, daar hy met al z\-n vermoogen werkte „ om hem tot den top van eer te verhef„ fen («)." De verzoening greep kort daarop tusfchen deeze twee mannen plaats; fchoon het onzeker is, of zy aan de Pausfelyke brie. ven zy toetefchryven, dan of zy voor des Konings vertrek van Mayntz reeds door andere middelen bewerkt hebbe kunnen worden. Althans eer Willem het gefchrift van zynen Geeftelyken Vader kon ontvangen hebben, bevond hy zich weder in zyne geboorteftad Leyden. Hier (a) Gudenus i. 643 feq. N 5 1254. ii£b  202 Vyfde Bost 1254. X. Hy deelt aan Franck- fort en Geln- haufen Vry- heids- brieveo Uit. Hier fchonk hy, op den 11 Auguftus en een paar volgende dagen , twee Vryheidsbrieven aan de ftad Franckfort, en even zoo veel aan Gelnhaufen. Hy verklaarde daarin, „ dat hy „ de burgeren dier fteden in alle de vryheden en rechten, die zy van zyne voorgangeren „ gekreegen hadden , zoude handhaaven, en „ dezelven trachten te vermeerderen , gelyk „ hy de fteden ook van de verpanding onthef„ te, die hy met eenige Edelen van die land„ ftreeken had aangegaan, en teffens vaftftel„ de, dat zy voortaan niet meer vervreemd, verpand of te leen uitgegeeven zouden wor„ den en flechts tot de Keizerlyke en Ryks„ dienften verplicht zyn." Franckfort had geduurende de laatfte regeeringen groote voorrechten genooten. Frederik II. had al de geen, die de jaarmarkten deezer ftad bezoeken zouden, in zyne befcherming genomen, en kort daarop eene Kapel binnen haare muuren gegefticht, die de burgers van een' Kapellaan by aanhoudenheid zouden moogen voorzien. Hendrik VII., zyn Zoon, had tot het jaarlyks onderhoud der brug over den Mayn de helft zyner inkomften uit de munt te Franckfort, en zoo veel hout als zy noodig hadden uit zyne nabuurige bosfchen beftemd. Koenraad IV. had deeze voorrechten bekrachtigd en den burgeren de misdaad vergeeven, die zy in 't ombrengen der Jooden, de bedienden der Ko. ninklyke fchatkamer, bedreeven hadden (a). Gein- CO Lunig ReUlis- Archiv. XIII. 557 feq.  VïFDE BOEÏ. 203 Gelnhaufen kon op ouder voorrechten boogen. Reeds Frederik I. had hier eene jaarlykfche markt, die 14 dagen duuren zou, ingefteld, en de derwaards heen reizende kooplieden in zyne befcherming genomen. De ingezetenen der ftede zelve, die handel dreeven, had hy het geheele Ryk door van alle de Keizerlyke tollen vryverklaard. Een ieder mocht zyne bezittingen aan zyne naafte erfgenaamen nalaaten, en zyne huizen of erven, zo de nood er hem toe dwong, verkoopen, mits aan zulke lieden, die ze zei ven bewoonden; en niemand zoude aldaar rechtsgebied moogen oeffenen dan de Keizer en zyn Schout. Hendrik VII. droeg eene byzondere geneegenheid voor dit Gelnhaufen , en bekrachtigde de tolvryheid der ftad. En nog pas 3 jaaren geleeden had Koning Koenraad, die er toen nog meefter was, den burgeren toegedaan , dat al de geenen, die eigene of fchatplichtige goederen in die ftad of op den berg bezaaten, tot de ftadsbeden en belastingen , zoo wel als de burgers zeiven, het hunne zouden moeten opbrengen («). Terwyl Willem te Leyden bezig was met het voortduurend bezit van zulke vergunningen aan twee getrouwe fteden te verzekeren, begon al* lengskens de dag te naderen, dien hy uitgekoo. zen had om op de vlakte van Asfche met den Graaf van Anjou te ftryden. Deeze Prins, die na (J) Ibid. 784 feq. 1254- XI. Hy verovertHenegouwenten voordeelevan Avennes.  2«4 Vypde Boek. na zyne intreede binnen Valenciennes op nieuws het Franfche en Vlaamfche leger voor Enghien , en moogelyk ook daarna voor Ath gevoerd had, had niet anders verwacht, dan dat zyne uitdaaging Holland en deszelfs Vorft met fchrik zou vervullen, en ootmoedig om vrede doen verzoeken. Toen hem uit Willems antwoord het tegendeel bleek, fchreef hy ylings naar Parys, om zynen Broeder Lodewyk, die in July uit het Heilige Land in zyn Koninkryk was terug gekomen , onderftand aan manfchap en krygsbehoeftens te verzoeken. Het heir , met welk hy in Henegouwen gevallen was, by dat van Margaretha gevoegd, was wel talryk en aanzienlyk : doch de moedige tegenltand , die het hier en daar had aangetroffen , de bezetting, waarmede elke der veroverde fteden moeft voorzien worden, en veelligt nog andere noodlottigheden hadden hetzelve zoo aanmerkelyk verkleind, dat Anjou, zonder door nieuwe benden verfterkt te zyn, het niet dorft waagen zynen vyand onder de oogen te zien. [n Frankryk vond zyne bede geen gehoor. De wyze Monarch, die in zynen tocht tegen de ongeloovigen alle de bitterheden van een' wreeden en hardnekkigen oorlog had moeten [maaken, vond geen de minfte geneegenheid ay zich zeiven, om, zoo dra hy de voeten weier in zyne Hoofdftad gezet had, deeze op nieuws te verlaaten , en een' Chriften Vorft, ioor wien hy zich niet beleedigd hield , ten gevalle zynes Broeders te gaan bevechten. Hy gaf  V y f d e Boe k. 205 gaf derl Graaf derhalven tot befcheid, „ dat zoo „ lang de Roomfch Koning hem zeiven niet „ vyandelyk aantaftte, hy Zich ook in geenen „ twift met hem wilde inwikkelen : doch dat „ Anjou voor 't overige doen konde 't geen 3, hem behaagde." De tyding der geweigerde hulp maakte den Prins byna raadeloos en deed hem nu te laat de ligtveerdigheid , met welke hy .Willem ten ftryde had opgevorderd , -berouwen. Hy dacht reeds aan eene verzoening met dien Vorft: doch Margaretha Helde al haare welfpreekenheid terftond in 't werk, om hem te overreeden van ten minften af te wachten, of de Hollanders ook werkelyk in 't veld zouden durven verfchynen. Vreeftniet, zeide zy ; de Koning zal nooit zoo vermeetel zyn. Schryf hem flechts, dat gy de plaats en den dag, dien gy bepaald hebt, aanneemt; Jla dan geruft uw leger op de heide op, en vertoef er twee of drie dagen. Wïes verzekerd, dat hy er u niet zal komen opzoeken, al laagt gy er ook jaaren achter één. Dus, zult gy u handhaaven als Graaf van Henegouwen: een rang , tot welken myn onwaardige Zoon zich nimmer zal verheffen, Door deeze aanmoedigingen liet Anjou zich eindelyk beweegen, en deed een antwoord aan Willem ter hand ftellen , by welk hy in het opöntbod toeftemde, met deeze by voeging, „ dat de geen, die zich „het eerft op de vlakte van Asfche bevinden zou, den anderen 3 dagen zoude verwachten.'"' De eenigfte hoop des Graaven was nu, dat het den  i ] J aorj V ? f d ! Boe kj den Koning of aan de wil of aan de macht ontbreeken mocht om aan zyn woord getrouw te zyn. Doch ook dit laatfte plechtanker wierd fpoedig afgefneeden. Verheugd, dat hem de gelegenheid vergund wierd om nieuwe laurieren in te zamelen, en met een' Heer, door dapperheid en edelmoedigheid vermaard, zyne krachten te beproeven, had Willem zyne bodens naar alle zyden uitgezonden om hem hulptroepen te verfchaffen. Hy had aan de Duitfche Vorften en aan alle zyne Leenmannen de hoonende uitdaaging medegedeeld, die hy van Anjou had moeten dulden, en hun zyn voorneemen bekend gemaakt van eene zulke beleediging niet ongewroken op zich te laaten ruften. Hy had hen gebeden aan zyne eer te willen indachtig zyn , hem in de omftandigheden, in welken hy zich thans bevond, te willen byftaan, en er de verzekering bygevoegd van ryke belooningen aan de getrouwen te zullen uitdee. len, en hun de hartelykfte dankbaarheid te zullen toedraagen. Zyne reize naar Duitfchland n Juny deezes jaars , was, gelyk wy reeds ïebben opgemerkt, met dat zelfde oogmerk sndernomen, en hy vleide zich veelligt, dat le mondelinge aandrang ook die geenen vinnen zou, die zich door brieven niet nadien laaten beweegen. Zyne poogingen intushhen waren lang niet vruchteloos geweeft. De hertogen van Brunswyk , Saxen , Limburg, Luneburg , de Landgraavin van Thuringen , eeni-  Vvfde Boek; aof eenige Markgraaven en andere Grooten hadj den hem benden toegezonden (a). In den 1 I Wenfriesfcken kryg hebben wy reeds verfchei| den Vorften in zyn leger aangetroffen, waarvan elk weder zyne krygslieden onder zich had. I Deeze allen famengevoegd, en, by het inrukj ken in Braband, door den Opperheer van dat | Hertogdom en de twee Avennes verfterkt > 1 maakten met de Hollanders en Friefen een heir I uit onder Willems bevel van weinig minder dan j 100,000 man. Hier mede verfchynt de Ko1 ning op den afgefproken dag, die waarfchyn! lyk één der dagen van September geweeft is, 1 op de heide van Asfche. Hy vond qr echter 1 zyne vyanden niet. Anjou, die flechts de i helft van 't volk, over welk Willem het ge? j bied voerde, had kunnen by één brengen, kon I niet van zich verkrygen hetzelve aan zulk eene J overmacht op te offeren, en verkoos liever de I fchande te draagen, van eene trotfeering, in i een onbedachtfaam oogenblik gedaan, niet te i hebben kunnen volhouden. Zoo dra hy dus * van 't aannaderen van 's Konings benden onder|i richt was, brak hy het leger voor Enghien, waarCu) Matth. Par. noemt ook den Hertog van Oos^ |i tenryk en dien van Beyeren onder de geenen, die Willem met krygslieden onderfteunden. Zelfs zou de (I laatfte 100,000 Mark Keulfch, die hy aan inkomften had i; aan deezen oorlog te koften hebben gelegd. Doch éi moogelyk is dit wel ten voordeele der vyanden geit1 weeft. De hulp van den Hertog van Ooftenryk is f om andere redenen niet waarfchynlyk. 1254.  aog V v p d e Boe k. waarin hy tot nu toe met Margaretha vertoefd had, onmiddeiyk op, en week naar Valenciennes terug. Willem, te vergeefsch 3 dagen op de heide hebbende doorgebracht, voert nu zyn heir midden door Brabant heen naar het veroverd Henegouwen. Zoo dra hy zich voor Enghien vertoont, opent hem Wouter dé poorten. Hy trok er met Avennes binnen, en beiden wierden door de dappere ftedelingen met eene blydfchap ontvangen, die men, van eene herhaalde en bange belegering ontzet, by het wederzien van een' geliefden Vorft zoo natuurlyk gevoelt, 't Was echter nutteloos zich lang hier op te houden. Valenciennes, de fterkfte plaats van het Graaffchap, ftak den Koning vooral in de oogen. Hy wilde thans beproeven, of hydie ftad ten voordeele zynes Zwagers voor de tweedemaal kon inneemen , en zich dat bolwerk der Vlaamfche en Franfche macht onderwerpen. Doch ook hier dorft Anjou hem niet afwachten. Zyn' perfoon er niet veilig genoeg rekenende, gaf hy het bevel over de veiling, wier bezetting hy te vooren verfterkt had,aan Hugo van Bouchain, en voerde zelve zyne krygslieden naar Douai, de uiterfte grensftad van de hem ingeruimde landfchap. Valenciennes wierd nu door den Koning omringd, en de belegering nam een' aanvang. Hugo zag terftond , dat hy met eene zwaarigheid zou te worftelen hebben. De burgers voelden geene de minfte geneegenheid by zich zeiven , om ten gevalle eenes vreemde- lings  V Y F D E B O E k. aoj lings de wapenen tegen een' Vorft te voeren, «die hun alJeenlyk den Zoon van hunne wettige (Landsvrouw kwam wederbrengen. Hy nam jhun dan uit mistrouwen de wapenen af, die hy flechts gedoogde, dat door de krygslieden der bezetting gevoerd mochten worden. Dit nam evenwel de vrees niet weg, dat zy de eerfte gelegenheid de befte zouden waarneemen, lom hunne ftad Avennes en den Koning in hanjden te fpeelen. Vooral was om deeze reden een juitval der bezetting ten hoogden gevaarlyk, jterwyl de plaats geduurende dien tyd voor 't grootfte gedeelte aan de bewaaring der burge* aren moeft toevertrouwd worden. Het wierd 3 aan Hugo derhalven als een rukelooze onder1 neeming toegerekend , dat hy met den Heer i van Belesme, een Normandifch Edelman, er iéénen op de vyanden dorft waagen. Dezelve ïhad evenwel geen ongelukkigen uitflag. Dit jhad de Bevelhebber aan den Graaf van Vendójme te danken, die, van zyn voorneemen ver3 wittigd, met eenige uitgeleezen benden van het jheir van Anjou was aangenaderd, en dezelven, J terwyl Hugo in een heet gevecht met de belejgeraaren begreepen was, in hun gezicht binjnen de ftad had geworpen, die hy teffens van I eenigen mond- en krygsvoorraad voorzag. Vaj lenciennes was echter met dat alles niet in ftaat I zich lang tegen de macht, die men er tegen 1 aanvoerde, te verdedigen. Hugo, na eenige ) beftormingen te hebben afgeweerd, gaf zich i ten laatften over. Men wil nogthans dat het II. Deel. O Kas" 1254.  1254. 2io Vyfde Boek. Kafteel, waarin Alexander, een Zoon van Ko • ning Bela van Hongaryen, bevel voerde, het langer hebbe uitgehouden dan de ftad, en dat deftroome- van vya deJyk bloed, waarmee hy in herhaalde woedende uitvallen den bodem rood verwde, hem en zyn geflacht den naam van Rougenpré, daarna in Ruhempré veranderd, verworven hebben (a). Het verlies deezer gewichtige plaats was voor de verbindtenisfen,die Karei en Margaretha met elkander hadden aangegaan, allernoodlottigft. Er bleef nu voor deeze niet veel anders mter over dan het hoofd in den fchoot te leggen . en voor geenen onverrichter zaake naar Frankryk terug te keeren. De Graaven van Blois en van St. Pol, en de Heer van Coucy, die, fchoon ze aan Avennes vermaagfchapt waren , in 't leger des Franfchèn Prinsfen dienden, bewerkten echter nog voor zyn vertrek een' ftilfiand van wapenen, geduurende welken alles in den ftaat zou blyven, waarin het zich thans bevond. Het fchynt evenwel , dat eer dezelve getroffen wierd, Bergen (è) en Binch zich aan Avennes (s) D'Outreman Hifi. de Valenciennes p. 144. Zier ook Butkens II. 278. Volgens fommigen zou hy dien titel reeds in 't Heilige Land verworven hebben , en dezelve hem hier flechts bekrachtigd zyn. Doch zyn Graffchrift in St Paulus binnen Valenciennes begunftigt ons gevoelen. W Vol gens de Handv. Chron. van V. d. Hoeve zou de Koning van hier aan Zierikzee eenige Voorrechten gefchonken hebben.  V y f d e Boek.' si! nes overgaven, gelyk zyne benden ook aan de Abdy van de Goede Hoop en andere nabuurige plaatfen veel nadeel toebrachten (V). De Graavin van Vlaanderen had eindelyk door de ondervinding geleerd, hoe ongeraaden het haar ware met Koning Willem in vyandfchap te leeven. Het beftand gaf haar wel voor eenigen tyd de ruft, die zy zoo lang gederfd har!. («) Melis Stoke II. p. 09 feq. en alle de andere Holl. Chronyktn. Msver & Sueyko ad h. a. Ruteau Hifi. du Haynaut. Delewarde Hijl. gener. du Haynaut IV. 16 feq. Volgens Matth. Paris p. 886 en 887. en Vossius 133, zou de Koning in deezen veldtocht de Friefen, die zich onder zyne benden gefchaard had» den, onredelyk en als vyanden behandeld hebben; 't geen hunne geneegenheid van hem vervreemde , hen bewoog om tot den vyand over te loopen, en , toen Willem hen hierin tegenging, naar huis deed terug k-eeren, Waar zy hunne landslicdet tot den opftand» die kort daarop volgde, zouden aangezet hebben, 't Is moogelyk, dat er in 't leger iets tusfchen den Koning en deezen landaart zy voorgevallen s doch dewyl ons niet verhaald wordt, wat er aanleiding toe gegeeven, noch waarin Willem de Friefen mishandeld hebbe, kunnen wy weinig hier over oordeelen: doch vry zeker fchynt het, dat dit voorval niet de reden geweeft zy van den gevolgden burgerkryg 1 dewyl deeze door de Weftfriefen, en niet die aan de overzyde der zee begonnen is; en 't waren tog de laatften , die zich in 't leger bevonden en niet de eerften, met welken hy reeds in oorlog was, die hy weinig maanden te vooren verflagen had, en die hy buiten twyffel niet genoeg vertrouwde, om ze zoq kort daarna tegen zvrW wanden te gebruiken. O 3 1254. xn. Zyne voorwaardenvan vrede worden we»  %i% Vyfde Boek; I2J4- derom afge- weezen. . s ! had, weder: doch het verbeterde haare omftandigheden niet. Henegouwen was geheel voor haar verboren. Het befluit van den Franckfortfchen Ryksdag bleef nog al zyne kracht behouden. De beide Dampierres wierden nog niet uit de Hollandfche gevankenis vrygelaaten. Van geen nabuurigeMoogendheid was er zoo fpoedig eenige byftand te verwachten. Dit alles deed haar naar een' duurzaamen vrede verlangen: Doch Willem had het jaar te vooren zulke ondraagchelyke voorwaarden van haar gevorderd, dat zy zich zelve niet voor de tweede reize zoo diep wilde vernederen, van hem op nieuws zyne eisfchen aftevraagen. Zy wendt zich dan tot den Franfchèn Monarch, die op haare bede, zoo uit zyn' eigen naam als uit naam der 5 Vlaamfche fteden, Gezandten naar den Koning afvaardigt om over den vrede en de vrykooping der gevangenen te handelen. De overwinnaar kon niet van zich verkrygen om veel van zyne voorige vorderingen te laaten glippen. Hy gaf tot antwoord, „dat „ er een vafte vrede voor Margaretha te beko„ men was, indien zy belyden wilde zyne Ma„jefteit gekwetft te hebben. De fteden van „Vlaanderen zouden, zelfs buiten bewilliging „haarer Landsvrouw, de Zeeuwfche eilanden voor altoos aan hem afftaan. Aan Avennes „moeft volgens de uicfpraak der Ryksvorften 't ,land van Aalft, Waas en de 4 Ambachten door ,zyne halve Broederen ingeruimd worden. Voor , 't overige zou het Verdrag, in 1246 door den „Ko-  V ï i d e Boek. ars („Koning van Frankryk en den Pausfelyken LeLgaat bewerkt, blyven gelden , en de beide L, Dampierres zouden 200,000 guldens voor hunLnen losprys betaalen." Op het ontvangen van Jdit befcheid vergadert de Graavin haare eerfte 1 Vafallen, en verklaart hun plechtig; dat zy op 1 zulke harde voorwaarden geen vrede kon fluijten; dat Vlaanderen na haaren dood door Guido van Dampierre of, zo hy in de gevankejnis ftierf, door zynen oudften Zoon geheel 1 moeft geregeerd worden, en dat zy van hunne 1 trouw en van den eed, dien zy haar eens Iplechtig gezwooren hadden, verwachtte, dat | zy haar tot den laatften druppel bloeds tegen {alle buitenlandfch geweld zouden verdedi. fgen Ca). I Voor als nog moeft het dus by den ftilftand i van wapenen, die in Oaober deezes jaars fchynt I getroffen te zyn, blyven. En het was reeds jveel, dat de Koning, voor wiens macht de j eene ftad van Henegouwen na de andere moeft | bukken, zich in zynen voorfpoedigen loop liet I ophouden, en tot het ftaaken der vyandelykI heden beweegen. Doch er liep meer dan ééne 1 reden famen om dit te bewerken. De Franfche I Prins was zoo goed als uit Henegouwen verJ dreeven; de helft van 't Graaffchap was onder I Avennes gehoorzaamheid terug gebracht, en deeze Edelman aan zyne Moeder gewroken. Dq (0) Meyer» Sukyro ad h. 0. Vossivs p. 130. 03 1254.  XIII. "De Koninginbevalt te Leyden van een' Zoon. Verfraai jingen dier ftad. Jo. a Lehjis Chron. Belg.p. i$6. 214. Vyfde Boek. De Koning had alle eer by dien krygstocht in1 gelegd, naar welken een Held en veroveraar dorften kan. Ook naderde het gedeelte des jaars, 't welk beftemd was tot zyne Italiaanfche reize; en deeze was van meer belang voor den luifter zyner regeering, dan het inneemen van eenige weinige fteden. En zou een tyding, die hem geduurende het beleg van Valenciennes gebracht wierd, hem ook niet hebben doen verlangen zyn Graaffchap weder te zien ? De Koningin had hem te Leyden op 't Huis te Lockhorft, het zelfde paleis, in welk Willem het eerfte daglicht gezien had, een' Zoon gebaard, die de opvolger in zyne ftaaten moeft worden. Om zich in het gezicht van deezen jongen erfgenaam te vermaaken, en tevens om zich tot den tocht naar Romen voor te bereiden keert hy thans naar Holland terug. Hy woonde er de plechtigheid des doops by, die wederom in de Pieterskerk aan het Graaffelyk kind ! bediend wierd. Waarfchynlyk was het by deeze gelegenheid , dat hy zich aan zyn' eigen doop herinnerende in dat gebouw eene prachtige Kapel liet vervaardigen, in welke dit bondzegel voortaan zou uitgedeeld worden, en dat hy dezelve met eene doopvont befchonk, die in Holland aan kunftig beeldhouwwerk haare wedergaê niet had. Een Gefchiedfchryver, die in 't begin der 15de eeuw geleefd heeft (a), dacht veel-  Vvfde Boek. 2ï$ veelligt aan deeze, wanneer hy zeide, dat de Doopvont, uit welke Willem zelve in de Chriftenkerk is ingtlyfd, ten zynen tyde nog gezien wierd, fchoon het moogeh k is, dat men de voorige toen nog bewaard hebbe. Doch ook deeze nieuwe kon noch de mildheid des fchenkers, noch het vernuft, dat er aan te koften gelegd wierd,tegen de woede der beeldftormeren beveiligen. Zy wierd in die dagen van dweepery en brooddronkenheid met de geheele Kapel vernield ; en alles wat er thans van dit gede' kteken van 's Konings Godsdiens, tigheid overfchiet, is een ftuk van het toetsfteenen altaarblad, op welk, in den gevel van het Raadhuis gemetfeld, het bekende tydvaars op Leydens belegering en ontzet in gouden en witte letteren gebyteld ftaat f» Willem gaf zynen jonggeboren erfgenaam den naam van Floris, dien ook zyn Vader gedraagen had. De feeften, die by deeze gelegenheid gegeeven wierden, waren geëvenredigd aan de vreugd, die de geboorte van een' oudften Zoon by Vorftelyke ouderen verwekt O). Leyden ontving , zoo 't fchynt , omtrent deezen tyd nog andere verbeteringen en vercieringen uit 's Konings hand. Zyn paleis in den Haag nog op verre na niet genoeg voltooid zvnde om bewoond te kunnen worden, het hy J intus- (a) Mieris Befchr. v. Leyden t 29- % i64- 3»^ ("ZO Melis Stoke II. no. 0 4 12*4.  Ï254- XIV. De Paus vermaantWillem om den Markgraafvan Hochberg in den Ryksban e doen. 216 V y ï d s Boek. intusfchen het Hof, waarin hy en zyn Zoon geboren waren, en waar het Graaffelyk geflacht zich het meefte ophield, op eene aanmerkelyke wyze veranderen ; ook leide hy het Bon over zyn Hof en den Koningsweg, die voorby de Pieterskerk loopt, aan (a). Wonder fchynt het, dat een ftad, aan welke zyn hart zoo zeer gehecht was, niet gelyk zoo veele andere Hollandfche en Zeeuwfche fteden met Vryheidsbrieven en Keuren door hem voorzien zy geworden; doch deezé bevreemding verdwynt wanneer men nagaat, dat Leyden nog niet had opgehouden een byzondere Heerlykheid van het Huis van Wasfenaer te zyn, gelyk zy het zelfs nog lange jaaren daarna gebleeven is. Hy was nog in zyn Graaffchap, toen hem een brief van zyn' begunftiger ter hand wierd gefield, die, den n September uit Anagni afgezonden, de byzondere belangen van Innocentius tot onderwerp had. Koenraad had by zyne uiterfte wil zyn' Zoon Conradinus dien wreedaart aanbevolen, en tevens Berthold Markgraaf van Hochberg tot deszelfs Voogd en Stadhouder der twee Sicilien benoemd. Men wendde van deeze zyde alle poogingen aan om dit Koninklyk kind minder droevige dagen te Ca ) Orler 2 XXIIL Hy bekrachtigt de Voorrechtenvan Spier?,  255- i e 3 3 3 9 3 "y l i § &3? Vyede Boek. „ Heer mocht hunnen bakkeren, flageren en „ anderen burgeren tegen hun wil goederen „ of waaren ontneemen, zich van hunne fche3, pen bedienen, of Banwyn in de ftad ver„ koopen. Van zulke ingezetenen, die eigen „ goederen in eigen of gehuurde fchepen lief „ ten vervoeren, mocht niets afgeëifcht worj, den. De munt mocht niet dan met alge„ meen goedvinden der burgeren verandering „ ondergaan. Door het gantfche Bisdom en „ in alle de plaatfen , welker inkomften der „ Keizerlyke fc.hatkift toebehoorden, zouden ,, zy vry zyn van tol, terwyl er teffens be„ paald wordt, hoe veel men hun te Straas,, burg zoude doen opbrengen. Die een jaar , en dag in de ftad een huis of erve zonder te* , genfpraak bezat kon in zyn recht niet meer , geftoord worden, zo zyne party er intus, fchen van had kunnen onderricht zyn." Phiippus bekrachtigde en vermeerderde deeze 'oorrechten wederom tegen het eind, der 12 de euw. Hy vergunde aan Spiers, „ dat zy noch , den Roomfch Koning, noch den Hertog , van Zwaben belaftingen zoude opbrengen , dan vry willig, en ftond toe, dat zy 12 ge, zworen Raden uit de burgers verkiezen , mocht om de ftad, te regeeren." Hendrik 7lh fchonk haar vryheid van tol te Oppeneim. " Zyn Vader Frederik II., behalven dat y hun een beek, die tot gebruik van zekeren em toebehoorenden molen afgeleid was, terug af , deed hun den gewichtigen dienft van eene jaar-  Vyfde Boek. «23 jaarlykfche markt, die 11 dagen duuren zou, : binnen Spiers op te richten en zyne befcher- • ming den geenen, die daar heen reisden, te belooven. Zulke waren hoofdzaakelyk de rechten, die Willem, den 13 February, aan deeze ftad verzekerde. Zyn gevolg beftond thans uit den Aartsbisfchop van Mayntz, de Bisfchoppen van Straasburg en Lubeck, den Graaf van Waldeck, twee Wildgraaven, Emicho Graaf van Leiningen en Otto Graaf van Nasfau, Arnoui van Dieft, Filips van Falkenitein den geweezen Bevelhebber van Trifels, twee Werners van Bolland , den éénen Spysdraager, den anderen Schenker des Ryks, den Heer van Ronckel, den Bailluw van Aken en verfcheiden anderen (a). Hy befteedde ook zyn verblyf te Spiers met aan eenige Kloofteren en Kerken weldaaden te bewyzen.. Aan Maulbrunn, dat hy onlangs in zyne befcherming genomen had, gaf hy nu een' anderen Koninklyken Gunftbrief, waarin hy belooft het by alle deszelfs vryheden en voorrech ten te handhaaven (b). Aan de Kerk te Visbeck, een waereldlyk Gefticht in 't Weftfaalfcbe Graaffchap Schauenburg gelegen , verzekerde hy, den 17 February, insgelyks, dat hy haare vryheden en voorrechten, die haar door Keizeren, Koningen of andere Vorften gefchonken waren , van haare eerfte oprichting aan, onge- fchon- O.) Lunio XIV. 462.f*t, (b~) Bezold Docum. rediviva Monaft. IFirtembcrg. D?cum, ViH. p. 804, P 5 *55- XXIV. Hy deelt lan bet Kloofter Maulbrunn , aan de Kerk te Visbeck en aan liet Kloofter van den St. AndreasbergGunftbrievenuit.  1255- XXV. De Koningmaakt Hagenau tot eene Vrye Ryksftad, en bekrachtigt haare voorrechten,gelyk ook die van Colmar. ^34 Vyfde Boek. fchonden wilde doen naarkomen (d). Het Maria Magdalena Nonnenkloofter van de Pceoitenten Order, en op den St. Andreasberg buiten Worms gelegen,nam hy. den 24 February, in zyne befcherming, en verbood haare kloostergoederen met belaftingen te bezwaaren (b). Hy ondernam daarop eene reize langs den boven Rhyn , die hy tot omtrent Brifach , daalde Elfafs aan het Bafelfche aanftoot, ja zelfs tot in Bourgondien uitftrekte (c). Onder de plaatfen, die hy op dezelve bezocht, behoorde ook Hagenau in de eerftgenoemde landftreek. De ftad en het gantfche land behoorden beiden tot de byzondere bezittingen van den jongen Conradinus. De Koning , zich hier aan weinig kreunende, verheft haar tot den rang eener Vrye Ryksftad. Zy had echter reeds van voorige Opperhoofden van Duitfchland gunften genooten. Frederik!. had de burgeren van belaftingen, inquartiering, verval van erffenisfen, tol, vreemde rechtbanken, en dergelyke drukkende lasten vry verklaard, en hun burgerlyke en pyniyke wetten voorgefchreeven. Deeze en alle ïndere privilegiën en rechten, die zy van de Keizeren en ook van Koenraad IV., die hun verfcheiden leenen en Ambachten had toege[iaan, bekomen hadden, beveiligt en vermeer, iert thans de Koning, te gelyk bepaalende, O) Lunig XIX.'p. 4. daÉ W ScHA^NAr Hifi. Epifc. IVormat. in probatt p -.26. r t (O Kreyer Basler Bifihums Éifiorie 123,  Vyfde Boek. 25S dat zy hem en zynen opvolgeren flechts 150 Ponden Straasburgfch geld zouden opbrengen als eene bede. Ook ftond hy hun toe , dat het Ongeld tot het gemeene nut der ftad gebruikt zoude worden. Ter zeiver plaatfe bekrachtigde hy ook, op den 10 Maart, de oude voorrechten van Colmar («). Te Spiers op nieuws terug gekomen deed Willem aan zyn' Vicecancelier den Abt van Egmond in een' brief verflag van deezen tocht. Op dat gy u , fchreef hy , over den toeftand onzer zaaken verblyden moogt, zoo weet, dat toen wy onlangs de bovenfte gedeeltens van Duitfchland omtrent den Rhyn bezochten, wy een' ieder zoo begeerig gevonden hebben om onze heerfchappy te erkennen, dat een Moeder zich over het weder levendig worden van eenen eenigen Zoon, dien de dood haar ontrukt had, niet meer verheugen kan, dan men zich over onze tegenwoordigheid verheugde, en ons welbehaagen en onze bevelen nauwkeurig opvolgde. En op dat er niets aan ons genoegen cntbreeken mocht , hebben wy ook reeds het flot Trifels met de Keizerlyke fteraafien, eene menig, te heiligdommen, een' onbefchryffelyken fchat, de fpeer en de kroon in onze macht, en bezittenzt vreedfaam ( b ). In tegenwoordigheid van den Bisfchop vai Spiers, van den Graaf van Waldeck, vai W (a) Schoepfun Alfat.illuftr. II. 354» 357* 369>553. (£>) Mieris I. 279. 1255- XXVI. Zyn Brief aan den Abt van Egmond. 1 xxvir j Hy be~ , krach-  1255. tigt aan Godfriec van Sultzburg hei leen van Berengo we. XXVIII. Hy geefi de collatie van de Kerk te fc-henheim aan het Mayntzi'fchDomkapittel. i f 235 Vyfde Boek:. zyn' Spysdrager Werner van Bolland, van Hü> go van Kralingen en van verfcheiden anderen , [bekrachtigde hy hier ook op den 12 Maart' aan een Opper Paltzifch Edelman, Godfried Heer van Sultzburg, het leen van het Ambacht Berengowe met deszelfs toebehoorfelen, hem nu acht jaaren geleeden door den Roomfch Koning Hendrik Raspo gefchonken (a). Hy hield zich intusfchen thans in de Vrye Ryksftad Spiers niet lang meer op. Reeds den tó Maart treffen wy hem op zyne terugreize naar zyn Graaffchap te Franckfort aan. Hier ftond hy ten voordeele des Mayntzifchen Domkapittels de Collatie en andere voorrechten af, die hem op de Kerk te Ehenheim, eene kleine Ryksftad in de Elfafs tot het Bisdom Straasburg behoorende, toekwamen. Dit was een vergelding der dienften, die de Deken en het Kapittel hem in de dagen van nood beweezen hadden,en aan welken hy thans in een' tyd van ruft en voorfpoed (dit zyn de woorden die Willem zelve bezigt) gedacht (£). Den (a) Koehler Hifi. Geneal. Dom. £? Com. de Wolffieinin Dipl. Litt. D. Onder Litt. C. is het Diploma van Koning Hendrik, doch die fchenkthem niet het Ambacht zelve: maar 40 Mark, daaruit 'sjaarlyks te ontvangen, en door den Burggraaf van Neurenberg hem ter hand te ftellen. (ö) Gcjdenos II. 117. Zie echter ons Eerfte Deel p. s.51. federt hebben ook de Mayntzifcbe en Hohen'urgrche' Kerken dit recht gemeenfchappelyk geoefend.  Vyfde Boek. 237 Den Rhyn al laager afgezakt zynde , bekrachtigde hy, den 22, van het Trierfche kafteel Hammerftein, alle de voorrechten, rechten en l vrj heden, welke de ryke Ciftercienfer Abdy t Bebenhaufen in het Hertogdom Wurter.berg J van de voorige Keizeren , van Frederik inzon- r derheid . ontvangen had ; gelyk ook alle bezit- < tingen en goederen , die in fcfslingen en elders x hun gefchonken waren, of die zy in vervolg < van tyd wettiglyk zouden kunnen verkrygen. De Kloofterlingen hadden hem om deeze gunft gebeden («). Eet ft ruim eene maand daarna ontmoeten wy den Koning weer. Hy bevond zich toen in Zeeland waar hy eenige weeken doorbracht, le Zierikzee vergunde hy, den 29 April, aan Hugo van Naaldwyk, „ dat hy het Ambacht „ Velfen met deszelfs toebehooren aan Wd „ lem Heer van Brederode verkoopen mocht; „ mits deeze het, zoo wel als eertyds Hugo, „ als een Graaffelyk leen bezat, en mits de „ Koning een jaar lang meefter bleef het voor 3, even die fom zelve in te koopen, in welk „ geval hy Brederode volgens de fchatting zy* „ ner goede mannen geheel fchadeloos zou moeten ftellen Den 28 Mey gaf hy te Middelburg aan de Ciftercienfer Abdy van St. Bernard te Antwerpen , (a) Bezold Documenta rediviva Monajleriorum prcecipuorum in Ducatu Wurtemb. In documentis Monajlerii Bebenhufani W. 12. (£) Zie onzen Cod. Dipl, 125?. XXIX. ly berachigt de oorechtenIer Ab~ ly Beenhauèn. XXX. Hy ftaat tan Hutjo van Naaldwyk toe het AmbachtVeifen onder zekere voorwaardente verkoopen. XXXI. Hy lchenkt  eene bepaaldetulvryleid 'aan de Abdy van St. Bernard. XXXII Hy verbetertenbegiftigt tie Middelburgfche Abdy. 1 1 I i 238 Vyfde Boek. pen, die reeds drie jaaren vroeger weldaaderi van hem genooten had, verlof om haare eetenswaaren, hout, fteen en al wat zy tot haar eigen gebruik behoefde, door Holland en Zeeland tolvry te moogen doorvoeren (a). Hy fchynt geduurende dit verblyf in Zeeland aan de Middelburgfche Abdy byzondere blyken zyner geneegenheid gegeeven te hebben. Reeds meermaalen hebben wy ontdekt, dat hy omtrent deeze oude Stichting niets minder dan onverfchillig was. Het gebouw, in de eerfle helft der voorige eeuw opgericht, begon reeds te vervallen en beantwoordde niet aan Wil. lems grootfcher denkbeelden van de pracht, waarop Paleizen en beroemde Kloofters in zyne dagen recht hadden, veel minder aan zyne liefde tot de Monniken deezer Abdy. Hy liet dan hun gebouw te deezer tyd byna geheel van nieuws opmetfelen , en er een veel deftiger lanzien aan geeven , dan het weleer bezeten ^ad; hy befchonk hen daarenboven rykelyk net landgoederen en tiendens (b), en bracht, jelyk men alle redenen heeft om te gisfen, de Monniken van het Pramonftratenfer manneniloofter op Koningsveld, wier nabyheid aan RU (a) Mieris ï. 292. (&) Volgens v. d. Hoeves Handv. Chron. zou hy lun reeds in 1247 de tiendens in Nieuwland gethonken hebben, met al wat er aan zou wasfchen; enevens eene halve hoeve lands, liggende onder Qofi:appel in twee polders.  Vyfde Boek, 239 Richardis onaangenaam was, meeft alle geleerde mannen , naar de Abdy van Middelburg over; aan welke Stichting hy tevens het recht verleende, om eenige Hollandfche kerken met Priefteren en Kapellaanen te voorzien, die de Abt benoemen zou: een recht, 't welk men meent, dat aan het Delftfche Manskloofter verknocht was, doch 't welk daarna , zoo 't fchynt, door de Abdy flechts zelden geoeffend is (a). Of Willem ook het Collegie der Kanonniken van St. Pieter te Middelburg gelticht hebbe, gelyk ik ergens heb aangetroffen (Z>) durf ik niet beflisfen. Zekerder is het, dat hy het Kloofter Zoetendaal, drie quartier uurs ten Noorden van Middelburg, voor Praemonftratenfer Nonnen heeft aangelegd, 't welk men als eene vierde dochter van de Abdy van St. Michiel befchouwt. De Schryvers, die dit aantekenen (c) , voegen er by, dat de Koning meer andere Vrouwenkloofteren in Holland en Zeeland heeft doen ontftaan: doch indien de reden, die zy daar van aan de hand geeven, de echte is , zo was de Godsdienftigheid des Vorften hier van niet de eenigfte dryfveer. Zyn hoofddoel zou, volgens hen geweeft zyn, om eenige dochteren, die hy buiten den echt Verwekt had , aan betaamelyke inkomften te hel- O) Batav. Sacr. TL in Epp. Midd p. 7. Boxhorn Chron. v. Zeel. I. 152. Oudh. v. Zeel. I. 193. (£) Gargon Walcherfche Arcad. II. 278. CO Chron. P. Zeel. in Wilh. Oudh. v.Zeel. 1.48.286, 125?.  3 255- xxxnr. Hy be reidt zich tot een tocht te gen de Weftfriefen;zoekt te 240 Vypde Böéé. helpen. Daar de oudfte Chronyken evenwel van geen natuurlyke kinderen des Konings fpreeken, en die befchuldiging eerft naderhand gefmeed is (0), kunnen wy dezelve ook niet als onbetwiftbaar befchouwen (i). De dringendfte omftandigheden noodigden Willem thans om de eilanden, die hem eenigen tyd gehuisveft hadden, te verlaaten. De nederlaag, die hy in den fcheepsftryd van 't voorleeden jaar den Weftfriefen had toegebracht, het gevangen neemen van eenigen hunner manfchap, en de uitplunderingen hunner bezittingen O) Snoius 88. heeftze , zoo veel ik weet, het eerfte geopperd. (2>) By deeze gelegenheid moeten wy nog van een verzoek gewag maaken, dat Willem kort na zyne krooning ten vöordeelé der Maaftrichtfche Geeftelykheid by Innocentius deed, en dat wy toen verzuimd hebben aan te tekenen. Deeze mannen maakten geen zwaarigheid, door het voorbeeld van hun Hoofd den Bisfchop van Luik gefterkt, op de onbedektfte wyze niet byzitten te leerai. Caputio gebood hen dezelve binnen 20 dagen te verftooten op ftrafte van opfchorting in hunnen dienft en inkomiten; en van afzetting en den Kerkenban , tien dagen daarna, indien zy zich intusfchen niet beterden. Deeze flerke bedreigingen vermochten echter by veelen niet eene nog fterker drift te overmeefieren. Zy gingen intusfchen voort! met hun Priefterlyk werk. Eindelyk fchreef Willem lan den Paus, dat zich fommigen hadden laaten over- ■ haaien om tot hun plicht weder te keeren, en verzoekt: voor hun vergiffenis en ontflag van de ftraf hunner on- • gehoorzaamheid, die hy ligtelyk verkrygt. Bau/zii Mifcell. VII. 444.  Vyfde Boek.' 241 gen had niets minder uitgewerkt dan de volkomen onderwerping van dit ontembaar volk. Willem was reeds niets anders in hun oog dan een woedende dwingeland , die op de vrye fchouderen zyne* onderdaanen een haatelyk juk zocht op te leggen, en wiens macht naar maate zy fterker toenam , ook nadrukkelyker moeft tegengaan worden. Het verlies aan krygslieden , 't welk zy in den laatften veldtocht geleeden hadden, was niet zwaar genoeg geweeft om hun den vrede af te dwingen ; hun grootHe rykdom beftond in landeryen , en deeze had hun de deerlykfte verwoefling niet kunnen ontrooven. Zy beQuiten dan Willems afweezenheid tot hun voordeel aan te wenden, en door geduurige invallen en ftrooperyen in Kennemerland hunnen Vorft te bewyzen , dat het hem nog niet gelukt was hen tot flaaven te vernederen. Dit begon reeds in de vroegfte lente deezes jaars; het fchynt echter geen genoegzaame reden geweeft te zyn, om hem uit Duitfchland naar zyne ftaaten terug te roepen; hy zoude anderfints buiten twyffel geen maand of langer in Zeeland hebben doorgebracht; en de Heer van Heemskerk was van volks genoeg voorzien om zich tegen zulke ligte aanvallen te verdedigen. Dan, allengskens brachten zy meerder benden by één, en hunne oogmerken wierden gevaarlyker. Dit noodzaakte den Koning om zelve uit Zeeland naar de Noordelyke gedeeltens van zyn Graaffchap over te komen. Hy vaardigde intusfchen Gezandten naar EngeII. Deel. q lanc 1255- ver- geefsch hulp in Engeland, en belooft aan Utrechtfchadeloosheidvoor het doortrekkenvan krygsvolk. I  1255 XXXIV Hy houdt een' Ryksdag te Keulen. (a) Matth. P-ar. 904. (*) Kluit in Cod. Dipl. 669. 24» Vyfde Boei?. . land af, om Koning Hendrik, zynen bloedver- • - wandt, tot een Verbond , waarin hem on-. derftand aan geld of manfchap zou toegezegd I worden, te beweegen. Doch deeze Vorft, in 1 moeijelyke regeeringszaaken betrokken , had I .hier geen ooren naar (0). Dus moeft zich 1 Willem vergenoegen met krygslieden uit; Duitfchland te ontbieden. Den 2o**Juny was: hy reeds in perfoon op Albertsberg, een Graaffelyk flot te Bloemendaal, niet ver van Haar-, lem , en hier belooft hy ter goeder trouw fchrif- 1 telyk aan de burgeren van Utrecht, dat hy hun al den fchade volkomen vergoeden zou, dien zy van 't volk, dat door hunne ftad naar zyn leger trok , zouden moogen lyden , volgens de waardeering, door goede mannen hier van te doen (2>). Het duurde evenwel tot diep in de volgende maand, eer hy zyn heir fterk genoeg oordeelde om ^er de Weftfriefen meê aan te vallen. Terftond zelfs, na den brief aan die van Utrecht afgezonden te -hebben, vertrok hy naar Keulen, waar hy tegen het feeft van St. Jan een' Ryksdag had uitgefchreeven. Met den nieuwen Paus, zoo 't fchynt, te vooren geraadpleegd hebbende over den gefchiktften tyd tot de Keizerskrooning, die nog niet aan hem verricht was, verklaarde hy thans zyn voornee-  Vyfde Boek. 243 neemen aan de faamgeroepen Vorften, om tegen het Paafchfeeft des aanftaanden jaars naar Romen te trekken, en geboodt hen, wanneer de Vaften begon zich gereed te houden, om dien tocht met hem aan te neemen. Augsburg wierd tot de vergaderplaats beftemd (a). De Koning was nog bezig hier met de Vorsten te raadpleegen, toen hy vernam, dat het meer dan tyd wierd den Friefen, die groote toeruftingen maakten , te keer te gaan Hy begaf zich dus terftond weer naar Albertsberg, van waar wy hem, den 20 en 2t July, twee open Brieven zien dagtekenen. Hy had, gelyk wy boven gemeld hebben, de beleening van Graaf Hendrik van Luxenburg met Namen, door Avennes in zyne tegenwoordigheid gefchied , in den aanvang des voorigen jaars bekrachtigd , en dien Heer beloofd alle zyne poogingen te zullen aanwenden om beiden de ftad en het kafteel, waar de Griekfche Keizerin Maria het nog meefter was, in zyne handen te brengen. Tot nu toe hadden de omftandigheden niet gedoogd, dat de Koning iets van aanbelang deed om aan zyn gegeeven woord getrouw te zyn ; en eer de Friesfche oproeren gedempt, de Vlaamfche onluften uit den weg geruimd , en de Keizerskroon verworven was, had Luxenburg weinig reden om zich (a") Trithemii Chron. Hirfaug. 596. Schaten Ann, Paderborn. II. 78. (J>) Trithem. I. c. Q * «55- XXXV4 Hy gebiedt aaa die van Namen Graaf Hendrik van Luxenburg te gehoorzaamen.  : » i i 244 Vvfde Boek. zich met Willems hulp te vleien. Hy beweegt evenwel dien Vorft om alles voor hem te doen wat thans in zyn vermoogen was. En hier op zendt de Koning op den eerften der genoemde dagen een bevel aan den Schout, de Schepenen en de burgery van Namen af, waarin hy „ de bekrachtiging der beleening herhaalt, hen „ gebiedt den Graaf van Luxenburg als hunnen ^, wettigen Heer te gehoorzaamen, en hun verzekert, dat zo zy hem in deeze zaak genoe„gen gaven, hy hen tegen alle geweld zou ver. „ dedigen, en hun welzyn op zyne Hofdagen en „ waar het hem doenlyk was, edelmoedig be„ vorderen («)." Dit gefchrift had een' geruimen tyd daarna de gewen fchte uitwerking , fchoon het de opfteller niet mocht beleeven , en fchoon Avennes door den Franfchèn Monarch gedwongen wierd de beleening te herroepen. Maria perfte den inwoonderen van Namen harde doch noodzaakelyke belaftingen if, en ftoorde hen in de wulpfche en ongebonden vermaaken, waarin zy zich opentlyk toe. *aven. 't Een en ander vervreemde de gemoeleren zoodaanig van deeze Vorftin, dat er een amenzweering om haar uit de ftad te verjaajen en Luxenburg binnen te laaten begonnen, :n in de Kersnacht des jaars 1256 gelukkig uit;evoerd wierd. Het kafteel hield zich nog wee jaaren langer, en viel niet dan door het 'erraaderlyk gedrag van Boudewyn van Avennes, (a) Mieris I. 278.  Vyfde Boek. 245 nes, dien zyne toen reeds met hem verzoende Moeder aan Maria te hulp gezonden had, den belegeraar in handen (0). Wy hebben den Koning, nu ruim 6 jaaren geleeden, den Burggraaf Frederik van Neurenberg met alle de goederen, die zyn Schoonvader en Zwager, de laatfte Hertogen van Meran in Bourgondien van 't Ryk gehouden hadden , zien beleenen. Doch federt had Jan Graaf van Bourgondien en Heer van Salins by den Burggraaf en deszelfs Gemaalin Elifabeth , en by Koenraad zyn Broeder , dien mede eenig land moet te beurt gevallen zyn, dringend aangehouden, dat zy hem tog alle deeze leengoederen by koop wilden afftaan, terwyl dezelven zoo na aan zyne ftaaten aangrensden, als zy van de hunnen ver afgelegen waren. Men luifterde te Neurenberg naar deezen voorflag; men koomt wel haaft wegens de fom overeen; des Konings toeftemming wordt gevraagd en verworven, en het koopcontract geflooten. Dit bekrachtigt Willem in een' Brief van den 2.1 July, beleent Graaf Jan en alle de kinde. ren, die hy by Ifabella van Courtenay zyne echtgenoote verwekt had, met de gekochte goederen, en gebiedt op ftraffe zyner ongenade de Bourgondifche Edelen en Vafallen hem trouwe te zweeren en allerlei hulpe te bewyzen (fc). Ter- («) De Marne Hift. de Namur p. 271 feq, (Z>) Du Bouchet Preuves de 1'HiJi. Geneal.de la Mai* fon de Courtenay p. 40. Q3 1255. XXXVI. Hy beleentGraaf Jan van Bourgondienmet eenige gekochtegoederen.  XXXVII Hy houdt een leengericht en 'bekrachtigt deszelfs uitfpraak. 946 VyFDEBoEK. Terftond daarop verliet de Koning Albertsberg en vertrok naar Egmond , zoo na by Alkmaar;, van waar men de Weftfriefen gewoon was te overvallen, gelegen. Hier was hy niet gekomen , of hy ontving er brieven uit Duitfchland , in welken men een gefchil tusfchen den Abt en het Kapittel van Corvey, eene beroemde Abdy in Weftphalen, aan zyne beflisfing overliet. „ Mag een Abt, die teffens „ Ryksvorft is, ( dit was de vraag, welke hem „voorgelegd wierd) zonder toeftemming zynes „ Kapittels de Klooftergoederen en leenen ver. j,koopen, vervreemden, verdeelen of wegfchen„ken?" Een Leengericht, door Willem binnen de Abdy van Egmond gehouden, wyft in deeze zaak een Vonnis tegen de vorderingen: der Abten , en vereifcht zelfs de toeftemming; des Konings in zulk een geval. De Koning; bekrachtigt het, als op billykheid en rede: deunende , den 27 July, vernietigende tef.' fens alles wat .hier tegen aan mocht gehandeld zyn (a). De: ( a) Schaten Ih 80. Georgisch in zyne Regeftm Chronol. Dipl gewaagt van een Diploma des Konings f) Jen 17 February deezes jaars te Spiers gegeeven,, ivaarin ditzelfde in 't algemeen als een vafle regel 1 sepaald wordt. Doch het zelve bevindt zich niet op 1 Ie doorhem aangehaalde plaats in het Reichs-Archiv,. ran Lünig. Ook geloof ik, dat er een misflag om-:rent begaan is, en dat het deeze verordening te Eg-mond met het datum van een ander Diploma is, waar-* yan die Schryver fpreekf.  V y f d ï Boek. H7 De tocht tegen de muitelingen nam nu zynen aanvang. Het is onzeker, of Willem zyne benden zelve hebbe aangevoerd , dan of hy deezen poft aan een' ander hebbe toevertrouwd , en intusfchen te Alkmaar of te Egmond den uitflag afgewacht. Althans hy voerde dien kryg niet ongelukkig. Eenige fterktens, door de vyanden opgeworpen, de groote zeeën, die hy vóór zich vond, een door de vroeg gevallen regenvlagen doorweekte moe. rasfige bodem beletteden hem wel zo© diep in 't geweft te dringen, als het hem een jaar geteeden , toen hy zyn leger had ingefcheept; had moogen wedervaaren f» Hy onderwierf zich echter een gedeelte van het zelve, nan 9 dorpen in , en dwong zyne wederfpannig( onderdaanen de tiendens van alle hunne bezit tingen, zelfs van zulken, daar men nimmer vai gewoon was tiendens te vorderen , hem en dei volgenden Graaven van Holland voor altoo; toe te ftaan (&> Doch niet te vreden met een< zoo gebrekkige overwinning, die, zoo drab den rug gekeerd had, de Weftfriefen fkcht aanmoedigen zou om hunne gedrukte landge nooten te verlosfen en den geleeden hoon t wreeken, befluit de" Koning van toen af aai in den aanftaanden winter, wanneer de bin nenlandfche meiren zouden toegevroozen zyn dee Ca) Ubbo Emmius p. 156- ( b ) Ravnaldus ad h. a. Cap. 54. Q4 1255. XXX VIII Hy overwint de Weftfriefen , fchryft eene nieuwe Heirvaart tegen hen uit en bouwt Toornburg. 1 l  248 Vyïde Boek. deezen kryg te hervatten, en dan, door geen 1 hinderpaalen belet, zoo ver zich Weftfriesland uitftrekte, zyne zegeryke wapenen heen te voeren , op dat er ééns een einde aan het plengen van dierbaar burgerbloed mocht gemaakt, de oude geeft van oproerigheid in dat geweft ge. heel onderdrukt, en Willem noch telkens van gewichtige regeeringszaaken door hen mocht afgeroepen worden, noch, wanneer hy Italien bezocht, het verwyt zou moeten hooren van naar groote dingen te ftaan, en echter zyne eigen onderdaanen in een klein gedeelte van zyn Graaffchap niet in toom te kunnen houden. Al ras daarna wierd er geheel Holland en Zeeland door een Heirvaart tegens hen be. fchreeven, en een ieder die hier in dienen zou, gelaft zich tegen den aanvang des naderenden winters in gereedheid te houden. De Koning befteedde de 2 of 3 maanden, die hy na den zomertocht nog hier te lande bleef, om alle foebereidfelen tot eene onderneeming van zoo veel aanbelang te maaken. Op dat echter Kennemerland voor zulke ftrooperyen, als het onlangs geleeden had, intusfchen niet meer vreezen zou, gaf hy bevel, dat ten ooften van Alkmaar, tot nu toe door geen veftingwerken gedekt , een flot gebouwt wierd , waaraan zyne verbittering tegen de Weftfriefen den naam van Toornburg gaf. Om den toegang van de ftad naar dit kafteel te verligten wierd er over den laagen en menigmaal overftroomden bodem een dyk aangelegd, en van denzelveq We&  VyfdeBoek. 249 Weft waards een weg gemaakt, die onder den naam van Koningsweg nog heden bekend is. Alles wierd met dien fpoed, welken de omftandigheden noodwendig vorderden, voltooid («). Alexander IV. kreeg kort daarop bericht van de voordeelen, die de Koning op zyne vyanden behaald had, en fchreef hem den laatften September een' brief van gelukwenfching,doch met dit zonderling by voegfel, „ dat Willem de „tiendens,die hem en zynen erfgenaamenvoor „ altoos waren afgeftaan, 5 jaaren lang genie„ ten mocht; na welken tyd dezelve den wetti,,gen eigenaaren, dat is zoo 't fchynt derGees„telykheid, moeften overgelaaten worden Men ziet naar welke zyde de inborft van deezen Paus hem het meefte deed overhellen , hoe veel bekrompener zyn hart dan dat van Innocentius was, wanneer het er op aan kwam om zyne volgelingen door weldaaden aan zich te verbinden , en hoe een ftouter ftaatkundc aan rechten van minder aanbelang door hem wierd opgeofferd. Dan Alexander was in eer feilen oorlog met Manfredus ingewikkeld, die hen O) Eikelenberg f, 77 Iei- Zie verder Ubbo EmAiius l. c. Beka p. 87 en Buchelius in Bekam p. 90. Chron. v. Holl. p. 173. Menconis Chron. in Matth^i yjnnal. III. 229. HetkafteeJ, dat Willem volgensdee. zen laatften in het overheerde land op een' zandigen grond en toegankelyk voor de ruitery zou gebouwd hebben. is waarfchynlyk geen ander dan Toornburg, (£>) Raynaldos i. c. Qs iW XXXIX. De Paus wenfcht hem geluk , en maakt zekere fchikking omtrent de tiendens. t i  XL. Willem zendt een' Afgezandtnaar Dinant. 250 Vyfde Boek, hem dwong naar Romen terug tekeeren, en die hem binnen kort gantfch Napels en Sicilien weder ontweldigde. Alle zyne vermogens waren naar deeze zyde gekeerd, en deeden hem den lieveling zynes Voorgangers, op wien hy ook minder betrekking had, en die zyn' onderftand thans minder behoefde, uit het oog verliezen. Tegen het einde van Auguftus bevond zich Willem , het toneel der binnenlandfche beroerdheden verlaaten hebbende, wederom in Zuid-Holland. De Bisfchop van Luik , zyn bondgenoot en vriend, was federt ruim een jaar in een' veel gevaarlyker burgerkryg begreepen dan de Koning zelve. De burgers zyner Hoofdftad, door Hendrik van Dinant opgeftookt, en met die van Huy en St. Truyen verbonden, hadden, het woord van vryheid in den mond, tegen hunnen Vorft de wapenen opgevat; en Dinant, waarfchynlyk de geboorteftad des belhamels, had kort daarop het getal der muitelingen vermeerderd. De Bisfchop, om deezen opftand te dempen, vond zich genoodzaakt naar vreemde hulpe om te zien. De Hertog van Brabant, de Graaven van Gelder, van Julich en van Loon ftonden hem met hunne krygslieden by. St. Truyen wierd het eerfte gedwongen zich aan haaren wettigen Heer op nieuws te onderwerpen. De Graaf van Julich verfloeg daarop den 12 Auguftus tusfchen Vignamont en Outé de bendens van Huy, verwoeftte haare voorfteden en kreeg de ftad zelve welhaaft in  Vïfd e Boek. *5» in zyne macht. Bisfchop Hendrik had intusfchen zyn leger voor Luik gevoerd. De burgers bepaalden eenige voorwaarden, zonder welker inwilliging zy weigerden zichovertegeeven; zy beloofden evenwel, indien men daaromtrent niet overéén kon komen, zich aan 's Konings uitfpraak te onderwerpen. Terwyl men bezig was hier over te handelen, befloot Willem, die zyn krygsvolk thans zelve te noodig had om er den Kerkvoogd mede te kunnen onderfteunen, ten minften te beproeven, of hy door minzaame bemiddeling die geenen van •< 's Bisfchops onderdaanen, die den llandaart van oproerigheid onder geen voorwaarden verlaaten wilden, weder tot zyne gehoorzaamheid terug te brengen. Met dit oogmerk zendt hy Gerard van Seinska , Burggraaf van Landskroon , zoo 't fchynt een Paltzifch Edelman , die in den Weftfriesfchen kryg voor hem geftreeden had, naar Dinant af, en geeft hem een' Geloofsbrief mede, aan alle de burgeren deezer ftad gericht en den 28 Auguftus uit Dordrecht gedagtekend (a). De Gezandt fchynt echter niet zeer in zyne verrichtingen gedaagd te zyn. Eerft na dat Luik haaren Vorft was te voet gevallen, en de Bisfchop tegen het einde van O&ober zyne intreede weder in die ftad gedaan had, wierd de vrede met Dinant herfteld, en den burgeren een zwaare boete opgelegd (b). Van (a) Gudenus ii. 951. (Z>) Hocsemius in Henrico Geldrenfi Gap. 5. Foulï-on i. 351 Jea. Fisen Etcl. Leed. ii. 3 fea. 1255»  t*ss. XLL Hy zorgt voor beter voedfel der EgmondfcheMonnifeen. » ( ) 1 1 1 ] 1 i v r i c «5* V y f d e Boek. Van tyd tot tyd dacht Willem geduurendé zyn tegenwoordig verblyf in Holland naar Egmond te moeten gaan om van daar een waakzaam oog op de beweegingen zyner vyanden te kunnen houden, en het bouwen van Toornburg door zyne aanmoediging te verhaaften. Lubbert de Abt van dit beroemde geeftelyke Gefticht, die, gelyk wy weeten, des Konings Kapellaan was, en door zyne verdienften, raadgeevingen en nadrukkelyke hulp zich diep in deszelfs gunft had weeten in te dringen, dacht de gelegenheid, dat een zoo hooge gaft by hem huisveftte te moeten waarneemen, om 'sKonings aandacht by den ftaat, waarin zich de Monniken bevonden, te bepaalen en hunne belangens hem aan te beveelen. Schoon lieden van allerlei rang deeze Abdy van haar :erfte oprichting af aan tot verfpillens toe nadien begiftigd, fchynen echter de geldfommen :n landeryen, haar toegeweezen, tot alles beïalven tot een aangenaam voedfel voor de :loofterlingen beftemd of gebezigd geweeft te :yn. Dit arme volk moeft zich dageJyks met iet groffte brood en het dunfte bier behelpen, bibbert had reeds uit mededoogen over het ;ebrek, dat zy leeden, de groote tiende van /borhout aangefproken, om van deinkomften lerzelve hun tarwebrood en wyn te kunnen oorzetten. De Koning van dit alles ondericht keurt niet alleen het gedrag des Abts vol. omen goed, en bekrachtigt deeze aanwending er tiende: maar fchenkt den Monniken ook, ora  Vïf de Boek. 453 'om op hunne voorbede te meerder aanfpraak te kunnen maaken, 10 Ponden 's jaars, insgelyks tot het dagelyks genot van wyn en tarwebrood te befteeden , en op de bede, die hy eiken herfft te Aalsmeer gewoon was te heften, te ontvangen; zyne Bailluwen teffens gebiedende deeze fom den Kloofterlingen zonder eenige zwaarigheid ter hand te ftellen. Zyn eerfte Geheimfchryver Meefter Arnold vervaardigde een' hiervan met 's Koning zegel gewapenden Brief, op den 22 September uitge^ geeven (a). De Zoon des Graaven van Kleef met verfcheiden andere Heeren moeten hierby tegenwoordig geweeft zyn , terwyl de Koning op den zelfden dag zyn zegel aan een' Brief van dien Vorft liet hechten, by welken hy, die onlangs met Adelheid van Hennisberg in den echt was getreeden, verklaart, wat zyn Schoonvader Heer Hendrik van Hennisberg aan deszelfs Dochter ten huwelyk had medegegeeven Of het ook om deezen tyd dan vroeger geweeft zy, dat Willem aan den Abt en het Kloofter van Ludenkerk of Luinkerk in Fries, land de Priefteraanftelling van het Kerfpel Tesfel met al de daarvan afhangende Kapellen en toebehoorfelen heeft afgeftaan , kunnen wy met geen volle zekerheid bepaalen. Een' brief van (a ) Mieris i. 292. C b ) Tesschenmaoher Annal. Cliv. inCod.Dipl.p.34* rz5S« XLIL Hy hangt zyn zegel aan een' Briefvan den Zoon des Graaven van Kleef. XLIH. Hy fchenkt aan de Abdy van Ludenkerkde Collatie van Tesfel.  251 V 7 f d e Boek. 1255- XLIV. Hy breidt de rech ten dei Heem xaaden uit. van 'sKonings opvolger (a), in 1284 verleent, geeft ons flechts een algemeen bericht van deeze gifte, die de Legaat Caputio bekrachtigde, terwyl de Priefter, die toen het Kerfpel bediende, van zyne waardigheid in de handen des Abts vrywilligen afftand deed. Tusfchenbeide riepen andere regeeringszaaken den Landsheer naar Leyden. Hier had hy 5 gelyk wy op zyn tyd geboekt hebben, in 1253 op raad zyner Edelen, groote en kleine Vafallen, en andere goede mannen, gelyk mede met toeftemming zynes Broeders beflooten by Sparendam of in de buurt een Spuifluis voor groote fchepen te maaken, en reéds den tol bepaald, door elk vaartuig naar maate van zyne grootte op te brengen. Dan, hoe veel lieden de Koning, toen hy dit verordende, ooki mocht geraadpleegd hebben, hy had verzuimd; het gevoelen der Heemraaden van het landfchap in eene zaak, die zoo zeer tot hun werk! behoorde, in te neemen. Als Raadslieden desi gemeenen lands, als zulken, dien het opzichti over dyken en wateren reeds van ouds was< toevertrouwd, hielden zy ftaande, dat zonden hunne toeftemming een onderneeming vani deezen aart, noch kon noch mocht begonnen] wor- O) Zie onzen Cod. Dipl. Deeze brief,die ons eerill onlangs is medegedeeld, werpt niet omver het geeni wy I. D. p. 362 Not. b. zeiden. De gift van het dorp: Tesfel, en het recht van priefteraanftelling aldaar aam eene Abdy gefchwnken, zyn zeer verfchillend.  Vt f d e Boek. worden, 't Is raoeijelyk te beflisfen ; of zy eenige zwaarigbeden in dezelve ontdekt hebben , die den anderen, met welken Willem het werk overlegd had, ontfnapt waren, dan of zy flechts hun recht om in iets van zoo veel gewicht gekend te worden, hebben willen handhaaven. Althans de Koning vindt hunne vorderingen gegrond, en aarzelt niet zynevooi rige verordening in te trekken, en by een* i open Brief van den 11 O&ober plechtig te verklaaren en te belooven, „ dat hy het welzyn „ zyner onderdaanen en hun gemeenfchappelyk „nut ter harte neemende, by Sparendam geen i „ Spuifluis zou laaten leggen, noch iets ver- ■ „ anderen of onderneemen, zoo wel aan dee' 3i ze plaats als aan Zytwinde, den Zeedyk en ; Zwadenburgerdam, zonder het goedvinden 1 „ der Heemraaden, zoo wel die het thans zyn, J „ als die het in volgende tyden weezen zul; „ len (a)." Zoo weinig leefden reeds toen ii de inwooners van het gelukkig Holland on; der eene willekeurige regeering, en zoo zeer i wierden door een' jongen driftigen Vorft, in ■ 't midden van den voorfpoedigen loop zyner ii'wapenen, de rechten der onderdaanen geëertlbiedigd, en hunne tegenkanting tegen zyneon| wettige befluiten gunftig opgenomen en flipt i in 't oog gehouden. Het leggen van de fluis i:[ fchynt ook geen voortgang gehad te hebben, j Floris CO Mieris i. 293,  1255- XLV. Hy ontflaat die van IMierftei; van ongewoone Hee rendienflen XLVI. De Koning vat Frankryk 256" Vvfde Boek. Floris V. Het in 1285,001 het te hoog vloeiend water af te keeren, den Dam langs het Spaarne , die niet genoegzaam meer bevonden wierd, in een dyk veranderen, door meer dan ééne fluis gebroken, en gaf hiervan eene verordening , in welke de gezworen Heemraaden geen geringe rol fpeelen («). Voor 't overige kan ik den brief van Koning Willem niet als eene oprichting van het Heemraads Collegie van Rhynland aanmerken : maar veel eer als eene opentlyke erkentenis van een onbetwiftbaar recht, 't welk hun in veel vroeger tyden dan deeze was afgeftaan (Z>). Te Egmond terug gekomen zynde vergunde hy den ftrydbaaren mannen en der gemeente van Nierftein, een dorp by Oppenheim gele- i gen, dat niemand hunner tot ongewoone of onverfchuldigde Heerendienflen .genoodzaakt - zou kunnen worden. Dit gefchiedde den 20 Ocfober, onmiddelyk voor zyn vertrek naar ' Duitfchland (O•'. Doch eer wy hem derwaarts geleiden, moeten wy voor de laatfte reize ons oog nog op ' de Vlaamfche oneenigheden veftigen. Nu een jaar geleeden was er een ftilftand getroffen tusfchen Ca) Ibid. 447. Cb) Men zegt, dat Willem een glas, met zyn wapen er op gefchilderd.aan de kerk van Sparendam gefchonken zou hebben, 't geen daarna in eene nieuwe kerk,aldaar gefticht, zou zyn overgebracht. Tegemv. ftaat der Vereen. Nederl VIII. 251, (c) GUDENUS IV. £87.  Vyfde Boek. 257 fchen Margaretha en den Graaf van Anjou aan de ééne en Avennes met den Koning aan de andere zyde. Den tyd, dien dezelve duuren zou, vind ik nergens bepaald. Avennes had zich in de lente deezes jaars zoo wel als zyn bondgenoot tot den Koning van Engeland gewend, om hulptroepen tegen de Vlaamingen en Franfchèn te verwerven: doch met een' even ongelukkigen uitflag (a). Sedert was er van geen van beide zyden het minfte verricht. Doch Margaretha , die meer met een' vaften vrede dan met een beftand gediend was,en nog fteeds haare twee geliefde Zoonen moeft derven, hield geduurig by Koning Lodewyk om zyne bemiddeling aan. De vreedfaame Monarch laat zich eindelyk overhaalen, om tegen den 1 No» vember in perfoon daar aan te Gend te komen arbeiden. Na de vorderingen der Graavin vernomen te hebben, vaardigt hy Gezandten, met een' brief van hem voorzien , naar Koning Willem af, om hem tot het vrylaaten der gevangenen te beweegen, 't geen tot de overige voorwaarden van een minzaam vergelyk den weg moeft baanen. Willem evenwel had hier geen ooren naar, en Lodewyk moeft onverrichter zaake naar'zyn Koninkryk terug trekken. Graaf Karei intusfchen eifchte eene vergoeding der onkoften, die hy ten gevalle van Margaretha aan den oorlog met Henegouwen ea (a) Matth. Par. 904. II. Deel. R 1255» zoekt te verge efsch eene bemiddeling tusfchenhem en de Graavin van Vlaanderen te weeg te brengen. De gefchilleneindigen eerft na zyn* dood.  i i i 258 Vypd^e Boek. en Holland gewend had, en Margaretha, om hem te vrede te ftellen, vond zich genoodzaakt zwaare belaftingen den Vlaamingen op te leggen. Met Holland wierd er, zoo lang Willem leefde, geen vrede geflooten; de gevangenen bleeven in 's Konings macht: doch evenwel pleegde men ook, zoo veel bekend is, noch van de ééne noch van de andere zyde vyandelykheden. Doch toen de haater der Graavin uit den tyd was weggenomen; toen Avennes, door deezen vriend niet meer gerugfteund, het tegen zyne Moeder en haare helperen niet alleen kon uithouden; toen Floris de minderjaarigheid zynes Neefs door geen onnoodige oorlogen ontraden wilde: namen de zaaken fpoedig een' anderen keer. De Koning van Frankryk, de Hertog van Brabant, de Graaf van Gelder en anderen traden nu tusfchen beiden, en .in 't midden van Oétober 1256, juift twee jaaren na dat het beftand was geflooten geiveeft, kwam men te Brusfel omtrent de voorwaarden van den vrede overeen. De beide Dampierres wierden voor eene zwaare fomme *elds, tot welke Gent alleen 8000 Ponden opdacht, in vryheid gezet en aan eene rykhalsende Moeder terug gegeeven. Floris fluit laarop uit zyn' eigen naam en uit dien des jon. jen Graafs met Margaretha en haare Zoonen 3uido en Jan een Verdrag, „ volgens welk , hy Guidoos oudfte Dochter, ook Margare, tha geheeten, ter Vrouwe zou neemen, en , de Graavin aan hem en aan zyn erfgenaa. „ men  Vvfde Boek. «59 „ men Zeeland en al het land tusfchen de Schel„ de en Hedenzee met de inkomften en rech„ ten daarvan te leen zoude afftaan; zoo dat „ hy het Vlaamfche aandeel voor zich zelve „ en het Hollandfche aandeel als Voogd van „ den jongen Floris bezitten zou, wordende j, tevens alle voorige verdragen omtrent dee„ ze landftreek vernietigd. Zo hy of zyne „ echtgenoote, zonder kinderen by elkander „ verwekt te hebben, flierf,zo zou de Graaf, „ tot huwbaare jaaren gekomen zynde, eene „ der andere Dochteren van Guido trouwen „ en dit land van Vlaanderen te leen bezitten. „ Zo ook dit huwelyk onvruchtbaar bleef, „ zou Mathilde, des Konings Dochtertje, aan „ eenen van Guidoos Zoonen met dezelfde ,, voorrechten gegeeven worden. En einde5, lyk zo ook deeze geen erfgenaam naliet,zoa „ hy, die te dier tyd voor wettige Graaf van „ Holland erkend wierd, mits betaalende „ 10,000 Mark, Zeeland als een leen van „ Vlaanderen bezitten. Wierd dit geweft on„ der verfcheiden erfgenaamen deezer perfoo„ nen verdeeld, zou elk den Graaf van Vlaan„ deren moeten hulde bewyzen. Daar de Hol„ landers tot hier toe tollen van de Vlaamingen „ gevorderd hadden, daar zouden zy ze bly„ ven vorderen. Een Vlaamfch koopman, „ door Holland reizende, kon wegens eene „ fchuld, die hy ontkende, mits doende eer* „ eed van zuivering, niet aangehouden wor„ den. Zo men hem echter op zyn woord E % ,8nM  2.60 Vyfde Boek. 1255. „ niet geloofde, moeft de zaak voor Schepe„ nen van die plaats, waar hy zich bevond, „ worden afgedaan; voor't overige alle fchaa, de,die hy door opgehouden te worden leed, „ door den aanklaager vergoed worden. Een „ Hollandfch koopman, in Vlaanderen be„ roofd, moeft door den Heer der plaats, „ waar dit gefchied was , fchaêvergoeding be„ komen, terwyl zich deeze weder op de in- wooners verhaalen konde. Ballingen uit de ,', verfchillende Graaffchappen zoude geen van „ beide Landsheeren willens by zich dul- den (a)." Voor 't overige wierd de uitfpraak , door den Koning van Frankryk en den Pausfelyken Legaat in 1246 gedaan, bekrachtigd; wordende daarenboven tot Margarethaas dood Crevecceur en Arleux aan Guido, doch Bouchain en Oftervant aan Avennes toegeweezen. De Graaf van Anjou ftond op verzoek zynes Broeders van zyn recht op Henegouwen af voor eene fom van 160,000 Livres, in 12 jaar te betaaJen (i). En de Roomfch Koning Richard verbrak twee jaaren daarna het vonnis van den Ryksdag van Franckfort, waarby Zeeland bewefter Schelde met Aalft, Waas, de 4 Ambachten en de andere RyksJeenen aan Margaretha ontnomen en Avennes was toeërkend, gelyk hy er haar dan ook, na dat Aven- 0) Meyer & Sueyro ad 1255 & 56. Mezerai Hifi. de France I. 608. Velly Hifi. de Frame V. 233.  Vyfde Boek*. *t5r Avennes in 1257 van dit zyn recht Plegt]'g had afgeftaan, in 1260 mede beleende («). Dit was het einde der langdüurige verfchillen , die het Verdrag van Hedenzee tusfchen de Landsheeren van Holland en Vlaanderen in eene by* na onafgebroken opvolging verwekt had, en die Willems regeering in 't byzonder , al had hy ook de Roomfche kroon niet gedraagen, merkwaardig zouden gemaakt hebben. Dit onftaatkundig Verdrag wierd nu wel tusfchen Floris, die het Vlaamfche aandeel overnam,en den jongen Graaf, die het Hollandfch aandeel behield , vernieuwd : doch gelukkig had het huwelyk tusfchen den Voogd en Margaretha van Dampierre geenen voortgang. Floris V. trouwde, volgens de overeenkomft, haare Zuster Beatrix, en hield van dien tyd af aan gantfch Zeeland als een vry leen van de Landsheeren van Vlaanderen (V). Wy hebben dit verhaal verder dan onze taak het eigentlyk vorderde voortgezet, om geen onvolkomen tafreel van de oorlogen tusfchen twee nabuurige Graaffchappen op te hangen. Thans keeren wy tot onzen Koning terug,dien wy reeds den 9 November te Oppenheim aantreffen , waar hy den Heeren van het Duitfche Huis van St. Marie te Utrecht dezelfde befcherming des Ryks toezeide, welke de burgers (a) Vid. Charta; citat. ap. Kluit i. P.U.p. 323 fiq. (£) Ibid. p. 333. Vad. Hifi. iii. 6 en 9. R3 1255» XLVII. Hy belooft befchermingaan de Heeren van het Duitfche Huis te Utrecht.  ï*55- xlviii. •Voortgang van het Rhynfch Verbond.De Koning •bekrachtigt hetzelve. KiUiT in Cod. Dipl. 675, a6a Vyjdk Boek. gers der ftad hunnes verblyfs genooten («). Doch des anderen daags verrichtte hy iets van oneindig meer belang. Het Rhynfch Verbond , waarvan wy in het begin des voorleeden jaars den oorfprong ontdekt hebben, was federt met groote fchreeden tot zyne volkomenheid voortgefneld. In Oftober van dat zelfde jaar kwamen de afgevaardigden der vereenigde fteden en Vorften wederom te Worms byeen. Hier wierden verfcheiden allernuttig, fte befluiten genomen om het bondgenootfchap zyne oogmerken te doen bereiken. „ Er moch„ ten geene tochten ondernomen worden dan .„ met goedvinden der bondgenooten. Nie„ mand mocht een' vredebreeker met mond3, koft, wapenen, geld, goeden raad of an- derfints onderfteunen, op ftraf van balling- fchap en verbeurte zyner goederen. Alleen 3, zulke onderdaanen van een' Heer, dien men # beoorloogde , welke daadelyk de wapenen „ voerden, zou men als vyanden behandelen,, „ en voor 't overige de voogdy en befcher-5, ming van weerlooze landlieden op zich nee- ■ „ men. Er wierd geen veer over den Rhyn geduld, dan vóór de verbonden fteden. Die i „ tot het Verdrag niet toetrad , zoude voor „ uitgeflooten van den algemeenen vrede ge,9 houden worden. De fteden wilden echter' 4£ met haare Heeren en landsgenooten in eens- ,, gezind- ■  Vyfde Boek. t6$ „ gezindheid leeven , mits dezelven haar in 5, haare rechten niet aantaftten. Mayntz en „ Worms wierden tot plaatfen benoemd, waar alle voorvallende zaaken bericht moeften }, worden, en van waar men alle brieven aan „ de verbonden fteden en ftaaten zou afvaar- digen: Mayntz voor den Neder -, en Worms voor den Boven-Rhyn. Op de algemeene Vergaderingen zoude elk Vorft en elke ftad „ 4 Gezandten of daaronder met volmacht j, doen komen, die opening zouden doen van „ 't geen er tot hunnent raakende de zaak des landvredens was voorgevallen. Zo een der „ verbondenen zelve den vrede brak, zoude men hem nog fpoediger dan een' anderen op „ het lyf vallen , en op de minfte achter„ docht zoude men zyne medeleden terftond door brieven van alles verwittigen. In de 5, huizen der Geeftelyken en in de Kloofteren „ zou niemand mee geweld moogen indrin- gen, veel min hun herberging, levensmid„ delen of dienften afpersfen. Elke ftad zou „ van haare buuren het bezweeren van deezen „ vrede vereisfehen, en die haar hierin niet te „ wille was, zou van den vrede uitgeflooten „ blyven, en zyn perfoon en goederen zou„ den ongeftraft kunnen aangetaft worden. „ Eindelyk zouden alle de bondgenooten zich „ in zulk een goeden en roemwaardigen ftaat „ van tegenweer ftellen, dat zy, wanneer 't „ vereifcht wierd, ten allen uuren bereid wa„ ren; en de fteden van Bafel tot aan deMoaR 4 „ fel 1255.  («) CODENUS i. 65Ï, 254 Vtfdi Boek. „ fel gelegen zouden 100 oorlogfchepen, die „ beneden de Moefel 500, alle welgebouwd „ en met fchutteren voorzien in gereedheid „ houden; benevens t'huis, een ieder naar „ haar vermoogen, zich wapenen voor ruitery „ en voetvolk aanfchaffen." Het Verbond op deeze wyze tot ftand gebracht zynde, fcheidde men van elkander. Men befpeurde er intusfchen by aanhoudenheid de heilzaame vruchten van, en het bleek hoe veel werks er de Koning van maakte en hoe zeer hy het handhaafde. Den 22 Mey deezes jaars fchreef de Graaf van Waldeck als Landrichter aan den Schout van Oppenheim, dat het Kapittel van St. Gereon te Keulen dikwyls by hem geklaagd had over beleedigingen te Nackheim aan hetzelve aangedaan , en dat hy dikwyls den Heer van Hohenfels vermaand had om aan het Kapittel recht te verfchaffen, en hem verfcheiden maaien Koninklyke brieven en bevelen deswegen had toegezonden: doch dat hy, daar dit alles te vergeefsch was bevonden, nu den Kanonniken toeftaat aan zich zeiven te Nackheim recht te bezorgen; en den Schout uit 'sKonings naam gebiedt, hun hierin behulpfaam te zyn, en hen in het bezit hunner goederen te handhaaven (a). Zoo gebood ook in dit jaar de Koning zelve aan den Bisfchop van Straasburg en aan den Landrichter door eenen brief, dat zy zekeren Rein-  Vvïde Boek. 265 Reinbold Liebenceller weder tot het bezit zyner goederen in Trenheim zouden helpen (a). Tegen den 29 Juny was er wederom een algemeene byeenkomft der Verbondelin^en te Mayntz , in tegenwoordigheid van Waldeck. Hier beflooten de fteden, om geene aanleiding tot twift met de Edelen te geeven, „ dat zy „ het burgerrecht en de daarmede verknochte „ voordeelen flechts aan zulken zouden fchen- ken, die met hunne vrouwen en huisgezin „ het geheele jaar door, behalven 3 weeken „ in den oogfttyd, binnen de ftad tegenwoor. 5, dig waren, en zelfs in die afweezenheid hun „ huis niet ledig lieten ftaan." En, den 15 Auguftus daaraan volgenden, wederom te Worms vergaderd zynde, maakten de bondgenooten deeze zonderlinge wet, „dat in elke plaats van „ hun gebied de ingezetenen, die met 5 Pond of daarboven gegoed waren, 'sjaarlyks éénen „ penning zouden opbrengen , om van de dus „ vergaderde fom een huis van vrede, dat is 5, waarfchynlyk een huis, waar in de raadpleegin- gen van het genootfchap te houden waren, „ gefticht zoude worden." Intusfchen wierden er een menigte gevonden, dien dit Verbond, van deszelfs eerfte oprichting aan, een doorn in het oog was. 't Was niet om uit te ftaan, fnoefden zy, dat zulk volk als kooplieden boven den Adel en lieden van eer de overhand hadden Emi- O) Schoepflin Alfat. fllujtr, ii. 524. (^è) Alb. Stad l.c. R 5 12 55-  "55 266 Vyfdb Boek. ' Emicho Graaf van Leiningen behoorde tot dit getal, en befloot zyne beleedigde lotgenooten te wreeken. Hy wift, dat er tegen het laatft van September weder een byeenkomft van Gezandten te Straasburg zou plaats hebben. Die van Mayntz en Worms 5 aanzienlyke mannen, reisden met elkander naar de ftad tot de Vergadering beftemd,toen hen de Graaf door zvne krygslieden in de ftilte van den nacht liet aanranden, en naar Landeck^zyn flot, gevankelyk heenvoeren. De beraadflagingen wierden hierdoor geftaakt, en tot den 14 Oéïober verfchooven, om als dan te Worms hervat te worden. Hier handelde men, doch met wat uLflag is onzeker, over het geweld door Emicho gepleegd («). Men bepaalde verder 4 algemeene jaarlykfche Vergaderingen: in January te Keulen, op Paasfchen te Mayntz, in July te Worms, en in September te Straasburg. Het getal der verbonden Vorften en fteden had zich nu reeds verbaazend uitgebreid. By de geeftelyke Heeren, wier naamen wy boven hebben aangetekend, vinden wy dien van den Abt van Fulda gevoegd. Lodewyk Hertog van Beyeren had de lyft der waereldlyken vermeerderd , en al zyne poogingen aangewend om het genoot- (a) Volgens Lehmans Speyerfche Chron. p.294. fielde hem echter de Koning nog in dit jaar tot Landrichter van Speyergau aan. Dus moet hy tot inkeer gekomen zyn Ook hebben wy hem te vooren meer i* \ Konings gezelfchap aangetroffen.  Vyfde Boek. 267 genootfchap te verfterken. De Graaf van Catzenelleboogen had zich gedwongen gevonden van zyne tollen aftezien en was insgelyks tot hetzelve toegetreeden. Een andere Graaf en een Graavin van Leiningen, die van Zigenhagen, Tubingen, Pfirt en Virnberg; drie Wildgraaven; de Landgraavin van Thuringen en elf mindere Edelen worden hier mede genoemd. Meer dan 100 fteden waren thans in den Landvrede begreepen, waarvan er alleen 60 en daarboven in Weftphalen gelegen waren, met Munfter aan het hoofd en met het aan dat Hertogdom grenzende Bremen. Behalven de 6 groote fteden, die het werk begonnen hadden, vinden wy nog gewag gemaakt van Zurich en Freyburg in Zwitferland; Breifach, Colmar ,SchIetftatt, Hagenau en Weisfenburg in de Elfas; Neuftat en Wimpfen in Zwaben; Heidelberg, Lauterburch en Oppenheim in den Neder Rhynfchen Kreifs ; Franckfort, en eenige andere plaatfen van den Opper Rhynfchen: als Friedberg, Wetzlar, Gelnhaufen, Marburg , Alsfeldt,Grunberg, Hirfchfeldt en Fulda; Mühlhaufen in Thuringen ; Afchaffenburg en Seligenftadt in Franken; en verder langs of omtrent den Rhyn: Bingen, Erpach, Bacharach, Oberwefel, Boppard, Andernach, Bon, Nuis en Aken, die de Hoofdftad van het Koninkryk genoemd wordt. Dit was de ftaat van het Rhynfch Verbond en deeze waren de leden,die hetzelve bezwooren hadden, toen Koning Willem in de eerfte helft "55-  1255- 2Ö8 V y f d e Boek. helft van November te Oppenheim kwam. Ik ■ behoef my niet te verdedigen van een wat breedvoerig bericht dier inftelling gegeeven te hebben. Ik fchryf in een gemeenebeft, 't welk mede aan eene vereeniging van verfcheiden bondgenooten om geweld en onderdrukking af te keeren zyn beftaan, zyne welvaart verfchuldigd is; en waar geen gedeelte der Gefchiedenis meer kan gefmaakt worden , dan 't geen dergelyke poogingen, door liefde tot vryheid aangewend, te boek ftelt; vooral wanneer de onweetende tyden der middeleeuw deeze vlam hebben doen ïchitteren, en wanneer geen Vaderlandfch Schryver zynen landsgenooten de minfte deezer byzonderbeden nog heeft medegedeeld. Ook werpt dit verhaal een ryker licht op den open Brief des Konings, van welken wy nu moeten fpreeken. De vereenigde Vorften en fteden, fchoon ze nog geen vier weeken geleeden te Worms waren verzameld geweeft, vonden echter, van 's Konings overkomft in Duitfchland verwittigd, goed, om te Oppenheim weder in zyne tegenwoordigheid te vergaderen, en de langgewenfchte bekrachtiging hunner Verbindtenis deelachtig te worden. Hier toe was het thans volkomen tyd. De Landvrede was tot eene behoorlyke fterkte en vaftigheid gekomen. Uit veele geweften van Duitfchland, zelfs van de zoomen des Rhyns ver afgelegen, waren er machtige Heeren en bloeijende fteden tot denzelven komen toevloeijen. Het wetboek was gemaakt; de  Vyfde Boek. 269 de macht dei- verbondelingen aan weerfpannigeh getoond. En Willem beminde de gerechtigheid te zeer om zyne plegtige goedkeuring langer aan eene zoo heilzaame inftelling te onttrekken. Hy begint zyne merkwaardige verordening „ met God te danken, dat het den„ zeiven behaagd had het geroep der armen, „ die door de dwingelandy van boosaardige ,, lieden in tyden van oorlog en tweedracht „ by aanhoudenheid bedroefd en jammerlyk on,, derdrukt waren, zoo Vaderlyk op te mer„ ken als genadig te verhooren ; en de ruft „ met den vrede, zoo lang van de aarde ge„ bannen in die dagen, waarin hy het roer des „ Roomfchen Ryks in handen hield, door den ,, dienft en arbeid van geringen, wonderdaa„ dig door de geheele waereld te herftellen. j, Hierop beveftigt hy deezen bezworen Vre- de met zyn Koninklyk gezag, en begeert „ dat er geenerlei foort van menfchen van uitj, geflooten blyve. Met eenpaarige toeftem- ming van Edelen en fteden en na rype over}, weeging zynes Raads beveelt hy, op dat er „ tusfchen hen geen nieuwe twiften ontftaan „ mochten, dat de Landsheeren en Edelen 3, hunne gerichten rechtvaerdig oeffenen, en J} zich met die rechten en heerendienften ver„ genoegen moeften, die hunne Voorouders „ 30, 40 of 50 jaar geleeden genooten had„ den. Zoo zouden ook kerken, fteden en ,, vlekken hunne oude rechten en vryheden „ blyven behouden. Een Heer, die zich door „ eene  1255- : ] 1 ( 3 3 1 3 3 3 3 > 3 3 3'. > 270 Vyfde Boek. „ eene ftad beleedigd rekende, mocht zich zel„ ve geen voldoening bezorgen, maar moeft „ by den Koning of zyn' Rechter den Graaf „ van Waldeck, of de Schouten van Boppard, „ Franckfort, Oppenheim, Hagenau, Weis„ fenburg en Colmar recht komen zoeken, en „ met hun gewysde voldaan zyn. Een beleedigde ftad zou zich op dezelfde wyze moe„ ten gedraagen. En eerft dan, wanneer de „ Rechter verzuimde een vonnis te vellen , i, zouden alle de bondgenooten famen den i, beleediger aanvallen. Zoo zoude men ook , met een' ieder, die deezen vrede op de eene „ of andere wyze fchond, vyandelyk handelen; ,, op dat een zoo nuttige inftelling des te hei, liger mocht onderhouden worden." Ook bereftigde Willem ten zelfden dage het bepaaen der 4 jaarlykfche byeenkomften, en de jondgenooten beflooten met zyne toeftemming m bezwoeren, „dat zo iemand de Gezandten, , naar de ftad der vergadering afgevaardigd , , gevangen nam, beroofde, kwetfte, of hun , moeite aandeed , men denzulken met ver, eenigde krachten en zonder vertoeven zou , beöorloogen , en niet ruften, tot dat men , hem met al zyne helperen volkomen had uit, geroeid, en op zoodanig eene wys geftraft, dat , aan anderen de luft tot dergelyke gewelde. , naaryen voor altoos vergaan zou; en dat men teffens de ftedelingen, die hen van kleederen, waaren en levensmiddelen voorzien , hadden, met hun gantfche huisgezin verban- „ nen,  VfFDE Boek. 27* „ nen , en hunne wooningen tot den grond 1255 toe afbreeken zouden." Op deeze wyze liep —— de byeenkomft te Oppenheim af. Had het den Koning moogen gebeuren zyn Ryk tot in een' hoogen ouderdom , en in geen buitenlandfche oorlogen ingewikkeld te beheerfchen j het Rhynfch Verbond , door zyn gezag gefchraagd, en door het Hoofd der Kerke goedgekeurd (a) zoude de inwendige ruft in Duitfchland voor altoos hebben kunnen herftellen: dan, zyn vroegtydige dood, gevoegd by da geduurige afweezenheid van Richard zynen opvolger ; de zucht des Adels naar onafhankelykheid; de aangenaame herdenking hunner oude levenswys; de onbeftendigheid der befte voorneemens en heilzaamfte ontwerpen: dit alles verydelde allengskens het nuttig oogmerk der vereeniging. De eerfte yver verflauwde ; de voorige misbruiken kroopen weder in; en de naam van Landvrede was binnen kort het eenigfte, wat er van zoo veel fchikkingen, vergaderingen , befluiten, toeruftingen en eeden overbleef (b). De Koning gaf in dit jaar nog een ander XLJX bewys van zyne begeerte om , in plaats van Stryd ó burgerlyke oneenigheden, gerechtigheid in het ver d£1 Ryk te herftellen en te handhaaven, zelfs in gf™j"n het Thurin- (a) Anon. Chron. Slav. in Lindenbrogg Scriptt. Septentr. p. 260. . O) Du Mont Corps Dipl. J. 202 feq, Datt Cap. 4. Hahn IV. 280 Net. e. Struv. I. 582.  1255". gen. Willem beveelt • den Graaf van Hennebergde Land gerichten aldaar te herftel- ' len. ! ] ] j : < 1 i ] I 1 I ] I 17a Vyfde Boek. het felfte van een' oorlog. Zyn voorganger in bet opperbeftier van Duitfchland, Hendrik, Landgraaf van Thuringen , was zonder kinderen na te laaten, geftorven. Aan zyn' Zufters: Zoon, Hendrik den Doorluchtigen , Markgraaf: iran Meisfen, kwamen buiten tegenfpraak de Landgraaffchap Thuringen en de Palts Saxen, ils leenen toe, die Keizer Frederik II. hem, weleer had toegeftaan. Doch Hesfen en eeni- ■ *e eigen goederen in Thuringen behoorden aan 1 syne Broeders Dochter Sophia Hertogin van 1 Brabant, gelyk er ook de Vorft van Anhalt»i nsgelyks een Zutters Zoon van den Landgraafj 1 tanfpraak op maakte. Sophia zettede zich weldra in het bezit van haar aandeel. Zy fcheen . iet aanvankelyk ongeftoord te doen. Doch, liet lang daarna begon de Markgraaf ftaande te i ïouden, dat hem gantfch Thuringen toekwam,, iet eigen goed zoo wel als het leen; de Prins: van Anhalt vormde zyne eisfchen; en de Land-, lenden van Thuringen en Hesfen zochten 1 nets meer dan zich aan alle gehoorzaamheid te: uittrekken. De zaaken bleeven intusfchen in 1 aamelyke ruft , tot dat Sophia na haares: Schtgenoots dood onvoorzichtig genoeg was: m in 1250 de voogdy over haaren minderjaa-. •igen Zoon Hendrik het Kind aan den Mark-. rraaf toe te vertrouwen. Deeze maakte zich 'erftond uit deszelfs naam van alle de bezittin- ■ ;en van Sophia meefter. Vier jaaren laater1 roomt zy uit Brabant in Hesfen terug, en be- • jeert haare landen weder. Omtrent dit Landgraaf- 1  Vyfde Boek. *73 graaffchap ontmoet zy geene zwaarigheid: doch de Thuringfche eigen lartden behoudt hy, op aandryven zyner Raadslieden, voor zich. Hier uit ontftond een oorlóg tusfchen de twee partyen, die in dit jaar reeds heftig gevoerd Wierd («). Willem mengde zich, zoo veel my bekend is, niet in een' ltryd, welken twee zyner aanverwandten tegen elkander begonnen hadden: doch hy zorgde daarom niet minder voor de veiligheid der ingezetenen van de betwifte ftreeken. Zyn Zwager de Graaf van Henneberg was Landrichter van Thuringen, en aan hem met den Zoon des Markgraafs famen was uit Hendriks naam het opzicht over dat geweft aanbevolen. De Koning gelaft hem de 4 Gerichten, die Karei de Groote reeds in Thuringen had ingefteld: dat van Gotha naamentlyk, van Weisfenfee, van Vogelsbergen, dat federt te Buttelftad overgebracht wierd, en van Mittelhaufen, alle geduurende de binnenlandfche beroeringen byna in onbruik geraakt (è), te herftellen, 't geen door deezen met allen yver wierd uitgevoerd (c). De oorlog (<0 Hsberlin p. 48 en 8(5. (6) Te Mittelhaufen echter had de Markgraaf van Meisfenin 1252 een ftreng Landgericht gehouden. Zie Galletti GefcMchte des Hertzogth. Gotha ï. 96. ' (e) Tenzeui Suppl. II. Hift. Goth. p.11 &604. Vergelyk hier mede Grüner Res Hermanni II. p. 155. die dit wel tegenfpreekt, doch niet met voldoende bewyzen wederlegt. II. Deel, 8 1255.  1255- L. Hy bekrachtigtde bezittingenvan het Kloofter Hegene. LI. Ryksdag te Worms. ■ j i i t i 2,74 Vyfde Boek. log duurde nog 9 jaaren daarna, toen Sophia en Hendrik het Kind van al hun eigen goed in Thuringen afftand moeften doen tegen 8 fteden en kafteelen aan de Werra, die men hun tot fchadeloosftelling overliet (at). Of het ook om deezen tyd en op verzoek van Sophia geweeft zy, dat de Koning het Hesfifch Kloofter Hegene van de Ciftercienfer Order, by Gemünde gelegen , vergund heeft alle de goederen, den Ryke toebehoorende, die zy door koop of gift bekomen hadden, te moogen behouden, en dezelven tevens heeft bekrachtigd , gelyk uit een oorfpronkelyk ftuk van zyn' opvolger Richard blykt (b), dan of ik by eene andere gelegenheid gebeurd zy, durf ik niet bepaalen. Toen de byeenkomft te Oppenheim, die aan tiet volmaaken van 't Rhynfch Verbond hoofdzaakelyk was toegewyd geweeft, een eind had genomen, vertrok de Koning naar Worms, Dm met de Vorften, die hem het meefte waren toegedaan, een' Ryksdag te houden. De r\fgezandten van verfcheiden fteden wierden lier mede toegelaaten. Men handelde er over len ftaat des Ryks, en over het geen dat de litbreiding zyner regeering zou kunnen bevorleren; inzonderheid over de Keizerskrooning ;n den tocht naar Romen, die van dezelve on- affchei- (a) H/EBÉRLIfJ p. I48. O) Gebauer Leben und Thaten des Kayfers Rkhards. 1 384.  Vyfde Boek. 2?5 affcheidelyk was. Zyn gantfche aanhang was hier by elkander, en gehoorzaamde gaarne aan zyne bevelen. Ook had Willem inderdaad geen wederfpannige onderdaanen meer, dan zulke Ridderen, die liever verkoozen zich van xooven en plunderen vet te meften, dan zich aan eene billyke regeering te onderwerpen (a). Nog ééns moeten wy het oog op Alexahder veftigen. Zyn voorganger had aan den Bisfchop van Hildesheim vergund , drie jaaren lang de inkomften der Kerken, die in zyn gebied zouden open vallen, te genieten. Die van St. Simon en Judas te Goslar was daaronder begreepen. Doch als een Koninklyke Kapel ën als onmiddelyk tot het Ryk behoorende, dacht zy zich veel te groot om onder zulk een' laft, gelyk mindere Kerken, gebukt te gaah. Zy wendt zich tot den Koning en bidt hem, öm haar in haare begeerte by den Paus te onderfteunen. Willem waagt dit zoo veel te eer, daar het een verzoek niet ten voordeele van zich zelve, maar een verzoek der geeftelykheid ten kofte der geeftelykheid was, en fchryft er aan Alexander over. Deeze, fchoon niet gereed,gelyk wy reeds befpeurd hebben, om alle des Konings begeertens in te willigen, ftaat hem echter by een' brief van dén 7 Ja. nuary (O Tritkemii Chron. Hirfaug. ex edit, Freheri II, 187. Ejusd. Chron. 594. Schaten Ann. Paderb. II. 78. S 2 1255-, LIL . De Paus ontflaat op zyn verzoek de Kerk van Goslar van zekere verplichting.  Vyfde Boek. nuary des volgenden jaars deeze bede toe, en ■ ontflaat de Kanonniken van Goslar van de verplichting die hen drukte («)• Voorts fcheiden wy hier van de betrekking tusfchen het Hoofd der Roomfche Kerke en Koning Willem af. Ook doet het vervolg der Italiaanfche zaaken niets meer tot ons beftek. ïrente bevrjdde zich wel in dit jaar van Kccelinus onderdaanightid: doch het voordeel daarvan was voor den Duitfchen Monarch in alle opzichten zeer gering. Manfredus handhaafde zich een' geruimen tyd in 't bezit der Sicilien, en ontweldigde de regeering deezer Koninkryken aan den jongen Conradinus, wiens voogdy hy op zich had genomen. Na Alexanders dood droeg het Roomfche Hof de regeering der beide Ryken op aan Karei van Anjou,die zich ook in 1266, na Manfredus in een gevecht van leven en kroon beroofd te hebben, in 't bezit derzelven Helde, en Conradinus, het eenigfte mannelyk oir, dat van het Zwaabfche huis was overgebleeven, twee jaaren daarna , toen hy de hem ontroofde landen kwam herwinnen, en door zyn ongelukkig noodlot in Kareis handen gevallen was, op een fchavot liet onthalzen Terwyl de Vergadering te Worms nog duur-' de, befloot de Koningin, die haaren echtgenoot aldaar verzeld had, intusfchen eene uit- fpan- (a) Heineccius Ant{q. Goslar. 276. CÓ Müraïori VII. 313. feq. Hjeberun p. 150. uii. De Ko- ningn wordt  Vyfde Boek. 277 fpanning te neemen, en het flot Trifels, dat zich onlangs aan Wi lem had overgereden, te bezichtigen. De Graaf van Waldeck had de \ eer haar derwaarts te geleiden. Met deezen en \ een taamelyk gevolg rydt zy dan in December ^ te paard naar die vefting. Zy was reeds by ^ Oggersheim, omtrent de helft haarer reize,ge- r naderd , toea Herman van Rittberg, een Edelman dier ilreeken, zich niet ontzag met zoo ve-.l gewapende mannen, als hy tot de onderneeming noodig oordeelde, op de Koningin en haar gevolg aan te vallen, en ze, tevens met de goederen die zy by zich hadden , in het flot op welk hy zyn verblyf hield binnen te fleepen. De haat, welke by fommige Zwaaben en Paltzers tegen een' Vorft, die fteeds hunnen eigen Landsheer beoorloogd had, over was gebleeven, gevoegd by de fpooreloosfte roofzucht deezer tyden , kan alleen de onbegrypelyke ftoutheid eener zulke daad verklaaren. De Koning vond zich genoodzaakt eene zwaare fomme gouds aan de vrykooping zyner Gemaalin te befteeden, zonder dat hy kans zag al het ontweldigde terug te bekomen, en zonder dat hy het thans geraaden vond den adelyken ftruikroover zyne getergde wraak te doen gevoelen (fl). Zelfs moeft hy zonder Elizabeth naar zyne erflanden terug keeren. De tyd tot den Ys- T tocht (a) Chron. Wormat. ap. Ludewig II. i'6. Heineccii Antiq. Goslar. 273. Teithemii Chron. Hirfang. 594. HjBberlin 113. S 3 1255. loor lerman na Ritt- erg ge- argea eno- len. LIV. )e Ko. ing  I255- wordt te Utrecht met ëen fteen geworpen,Oorlog tusfchen Holland en het Sticht. Vypde Boek. tocht tegen de Weftfriefen vaftgefteld was zoo na op handen ; de vyanden hadden van hunne zyde zoo veel voorbereidfelen gemaakt y dat Willem, dien men voor een'aanval van hunnent wege bevreesd maakte («), het niet waagen dorft naar het ontflag zyner echtgenoote. te wachten en langer in Duitfchland door te brengen. Onderweegs moeft hy nog daarenboven het ongenoegen fmaaken van weder in zyn' perfoon eene verregaande beleediging te ondervinden. Hy had te Utrecht de geeftelykheid dier ftad in het Noordelyk voorportaal der St. Mariekerk byééngeroepen. Hier ftond een Kapel, weleer door een' Kanonnik gefticht, aan de Moeder des Heeren, den Euangelift Johannes en St. George den Martelaar geheiligd , en door Graaf Floris III. met landgoederen befchonken (h). Vervuld met dankbaarheid over de onzichtbaare macht, die hem tot nu toe over zyne vyanden had doen zegepraalen; begeerig, indien hy nieuwen tegenftand ontmoeten mocht, naar nieuwe overwinningen: buigt hy zich in deeze Kapel voor St. George, dien het bygeloof als een' tweeden God der Heir-. fchaaren befchouwde, neder; vermeerdert de bezittingen van dien Heiligen met milde hand ; en geeft laft om aan zyne wooning meer fieraad by te zetten (V). Na dat deeze Godsdien fti- (O Schaten Arm. Paderb. II. 78. ( ö) Heda 211. {c) Ik heb dit gevoelen verkoozen boven het verhaal  Vvfde Boek. 279 dienftige verrichting in tegenwoordigheid der Utrechtfche Preelaaten was afgeloopen , zat Willem eenigen tyd met dezelven neder, om over de aangelegenheden van ftaat en andere onderwerpen een minzaam gefprek te houden » terwyl er zich een ongelooffelyke menigte volks in de rondte verzamelde, om het vermaak te genieten van hunnen Koning en befchermer te aanfchouwen. Op ééns vliegt er een zwaare fteen, door een onbekende hand geworpen , raakelings het hoofd des Vorften voorby, en valt niet ver van hem af op deu bodem neder. Een ieder is ontroerd , verlegen , verontwaardigd. De Koning in zyne vrolykheid geftoord, vat het moorddaadig werktuig op, houdt het zelve al weegende in zyne handen, veinft voor een oogenblik eene bedaardheid , die hem niet natuurlyk was, en fpreekt de Geeftelyken in dier voegen aan: Heb ik dit aan de burgeren van Utrecht verdiend , dat zy my met zoo groot een' fteen zoeken te vermoorden? is dit de vergelding voor het goede dat ik hun tot hier toe beweezen heb, voor de trouwt met welke ik my als hun medeburger fteeds ge- draa- haal van Beka en anderen, dat de Koning zelve eene Kapel ter eere van St, George gebouwd zou hebben , terwyl het aangehaalde Diploma het reeds onwaarfchynlyk maakt, en Buchelius ad Bek^m & Hedam het daarom ook reeds verworpen hebben. Want waartoe in ééne Kerk twee Kapellen voor denzelfden Heiligen ? S 4 I2T5'.  280 Vyfde Boek. 1255' droagenheb, voor den yver waarmede ik hunnen t ' =• vyanden ben te keer gegaan , voor het gevaar, de: moeite en de onkofien, die ik, om hen te yerdedi- • gen, niet geacht heb? Maar (hier kon hy zyn i toorn niet langer bedwingen) zoo waar als Godl en St. George leeven, het zal geen jaar duurenit of ik zal over deeze Majefteitskwetfing de volko- ■ menfte wraak neemen. En zonder naar eenige be- ■ tuiging van onfchuld te willen luifteren, dringt: hy door de verflagene meenigte door, en rydt; te paard uit de Had. Kort daarop ontvangt: Utrecht eene verklaaring van oorlog. De bur- • gery, door eene zoo treffende tyding in de uiterfie naarheid geftort, verzoekt haare Burgemeefterera zich naar Holland te willen vervoegen , en haare zaak by den vergraraden Vorft te bepleiten. Willems antwoord was onbewimpeld : De misdaadiger my in handen geleverd? Weftfriefen.Willem fneu velt Üng waaruit wy dit ontleenden bewoogen, 1 zich met den Bisfchop verzoend hebbe. Thans moeten wy tot het verhaal van een' , veel rampfpoediger oorJög overgaan en van ' een tocht gewaagen, in welken een fmertelyk toeval den Monarch, wiens leven wy befchreet ven hebben, op ééns uit al zyne grootheid uit(lootte, en zyne verheenziende oogmerken in rook deed verdwynen. De tyd tot het aanvallen der Weftfriefen , in den afgeloopen zomer bepaald, begon zichtbaar te naderen. December had reeds zyne vroege koude doen gevoelen en voorfpelde een' vorft, die de Noordhollandfche zeeën in harde vloeren veranderen zou, bekwaam om gantfche heiren van krygslieden te draagen. Een machtig leger was uit de geheele uitgeftrektheid van Willems erflanden by één vergaderd, om in 't weerfpannige geweft, wanneer 't bevolen wierd , in te rukken. Geen landfchap, geene ftad, die haare geneegenheid en yvcr voor een' beminden Landsheer in eene onderneeming, gelyk de tegenwoordige, niet betoonde, door hem met zoo veel manfchap, als zy opbrengen konden, te voorzien. Vooraf echter befloot de Koning den weg der zachtheid in te (laan, en te beproeven of het moogelyk ware door minzaame onderhandelingen die rampen voor te komen, die hy zich anders gedwongen zou vinden aan halsftarrige onderdaanen te doen ondergaan. Hiermede vorder-  Vyfde Boek. 285 derde hy echter niet. Zyne eisfchen van onderwerping, van 't ontvangen van Graaffelyke Bevelhebberen in Weftfriesland, van voldoening voor alle beleedigingen wierden met verachting van de hand geweezen; en nu wierd hun geboodfchapt, dat hun geheel geweft met het vuur en het zwaard vernield ftond te worden. Tegen den kortften dag begon het te vriezen ; en ook reeds op het Kersfeeft voerde Willem zyne benden, ruim 30,000 krygslieden fterk , naar Alkmaar en vervolgens naai Vronen. Om van hier in 't hart van Weltfriesland te kunnen indringen en de bedreigde ftraf ten uitvoer brengen , moeft die ruime zee worden overgetrokken, waarvan het bovenfte deel de Heer - Huigenwaard en het benedenfte de Schermmeer geheeten wordt, ec die in laater tyden droog gemaakt, in plaats van barre wateren, thans vette weilanden vertoont en gelukkige ingezetenen draagt. Doch 't zy dat tusfchen beiden de vorft door dooiweder vervangen wierd, 't zy dat men zich op eene zoo wyd uitgeftrekte kom zoo fchielyk niet dorft vertrouwen, het duurde tot diep in de volgende January, eer men deezen tocht ondernam. Heet van ongeduld om zynen imoed aan de muitelingen te koelen, reed Willem zelve, van weinigen begeleid, een eind 1 weegs vooruit om de fterkte van 't ys le beproeven; en nu overtuigd, dat het meer dan 1 een halven voet dik en zwaar genoeg was om (den lalt van zyn leger te torsfchen, kwam hy met 1255. 1256.  15,56. 286 Vyfde Boek. met het bevel terug van hem over het meir te volgen. Hy verdeelde toen het krygsvolk irj tweehoopen. Het bevel over den eenen, die ver de kleinfte was, vertrouwde hy aan Willem van Brederode, onder wien wederom Dirk van Lynden, aan het huis van Holland vermaagfchapt, gebood (V). Hy gelaftte hen de Drechterfriefen, ten zuiden van Medenblik woonende, op't lyf te vallen. Den anderen hoop befloot hy zelve aan te voeren en naar Hoogwoude den weg te wyzen: een volkryk en aanzienlyk dorp, waar de vyanden hunne meefte manfchap verzameld hadden. De tocht begon den 25flen. Waar Brederode kwam verzelde hem de overwinning, en al wat hem tegenftand wilde bieden wierd geflagen en ter neergeveld. De Koning had minder voorfpoed, en wierd voor 't eerft van het krygsgeluk, dat hem zoo lang gewierookt had, verlaaten. Hy vleide zich, dat het hem ligt zoude vallen het Weftfriesfche leger by Hoogwoude de nederlaag te geeven; dat dit in de pan gehakt en het dorp in brand geftoken zynde, het hart der overige rebellen van vrees zou wegkrimpen, en zy, daar nu de weg om in het gantfche land meefter te worden voor Willem gebaand (a) Butkens Jnnales de la Maifon de Lynden p. 85.; Zyn eerfte vrouw zou een Dochter geweeft zyn vani den Heer van Renesfe en van Margaretha van Hol-1 land. Sedert 1249 was hy met eene Dochter van den: Caftelein van Montfoort gehuwd.  Vyfde Boek. 287 f baand was, zich haatten zouden om zich aan t zyn verfmaad gebied op nieuws te onderwer1 pen. De Heer-Huigen waard was reeds zoo I goed als achter den rug: doch uit dien plas I Itrekte zich tot naby Hoogwoude een dikke j arm uit, die, het Berkmeer geheeten , by 't i opzwellen der Noordzee, waarmee hy gemeen] fchap had, zyne oeveren menigmaal overj fchreedde, de laage landen ter rechter en flin] kerzyde moerasfig maakte , en zelfs hier en ] daar verfcheiden poelen uitholde. De gant| fche ftreek tusfchen de zee en het dorp was zoo wel als de Berkmeer met ys bedekt, en fommige rietbosfchen alleen, uit lymige gronden en Itaande wateren opgegroeid, braken het anderfints eenvormig gelaat der ledige vlakte. Dan, de verfchillenheid van bodem en diepte maakte hier ook het ys verfchillend van kracht; en zoo moeijelyk dit het overige van den weg voor 'sKonings leger deed worden , zoo gunftig was deeze omftandigheid voor de Weftfriefen , van de gefteldheid hunnes lands volkomen kundig. In ligte wapenrokken, van lynwaad vervaardigd, gekleed; met werpfpiesfen, Deenfche bylen en halve pieken gewapend ; Honden zy niet ver van Hoogwoude in dichte hoopen gefchaard om den vyandelyken aanval af te wachten : doch achter alle de rietbosfchen hadden zy hinderlaagen geplaatft, met polsftokken voorzien en gelaft wanneer de Hollanders zich op plekken mochte waagen, die, te zwak cm hen te tillen, doorbraken, als dan toe te fprin- 1256.  288 Vypde Boék. 1256. fpringen en de worftelende krygslieden af të: maaken. Weinig vermoedden zy, dat deeze: ftrik voor den Koning alleen gefpannen wierd., Zyn yver had hem wederom, na dat er reeds• de eene en andere fchermutfeling was voorgevallen, van eenige Ridderen gevolgd, zyn leger: vooruit doen ryden , om den bekwaamften weg; te gaan opfpeuren, en te onderzoeken of er: ook ergens hinderlaagen mochten fchuilen, die; by, te paard gezeten, al helhonden ze ook uit! nog zoo veel manfchap, ligtelyk dacht te kun., nen ontwyken. Het dier, op 't welke hy; reed, was groot, zwaar en met yzere plaateni bedekt. Hy zelve had de volle wapenrurting; van harnas, helm en wat hier meer toe behoorde om 't lyf. Op 't onverwachtlte fcheurt! het ys daar het het dunfte en broosfte was onder dit gewicht van een. Het paard zakt tott aan zyn' buik in den modder. Het krygt felle fpoorflagen. Het wil zich redden , maan zinkt,terwyl het fpartelt en zichangftig maakt,, nog dieper naar beneden en valt ter zyde opj zyn' afgeworpen ruiter neer. Des Konings gevolg, buiten ftaat hem te helpen, acht zichi zelve niet meer veilig en vlucht. Eenige vyanden, den Ridder , wiens ongeluk zy uit hunneï fchuilhoeken hadden aangezien, verlaaten vindende , fchieten toe , en zetten hunne werpfpiesfen op zyne borft. Hy bidt, hy jammertt om zyn leven. Hy belooft het zwaarfte los., geld. Alles te vergeefsch. Het paard, de wa- • penrufting, het gevolg, het gebooden losgeld! zelve'  Vyfde Boek. 289 selve doen hen bemerken, dat zy een' aanzienlyken Hollandfchen Overften in hunne macht ■ hebben , en hunne woede tegens hem en zynen landaart flechts heftiger ontbranden. Zy vermoorden hem dan en fleepen het lyk naar 't Weftfriefche leger. Hier veroorzaakte dit gezicht eene algemeene ontroering. Men be-" greep terftond dat het de Koning Zelve was; 't Vergulde harnas, met den rooden leeuw en den zwarten arend er öp afgebeeld, maakte hem bekend. Ook hadden fommigen, vooral de Hollandfche overloopers, hem meermaaleri ontmoet. Men was verflagen over de begaanë misdaad; het geweeten dreef voor een oogenblik boven; men kon zich niet öntveirizén , dat men zynen Landsheer eerft getergd en tót deezen kryg gedwongen, eri nu met deszelfs heilig bloed fchuldige handen bezoedeld had. Men befloot dan het ontzielde ligchaam aan wéinige voornaame mannen onder hun over te gééven, om het heimelyk,zonder dat iemand Wift ter welker plaatfe, te begraavert : doch intusfchen evenwel dit geval tot hun voordeel aan te wenden, en onmiddelyk het Hollandfch heir^ dat zich van zynen aanvoerder beroofd vohd , te overvallen. Hier heerfchte zulk een verlegenheid, eer zy van 's Konings lot onderricht waren, zulk een moedeloosheid, toen zy zyn' moord vernamen, en zulk een wanördéf toen zy onvoorziens en zonder Bevelhebber wierden aangetaft , dat het den vyand welhaaft gelukte de ysfelykfte flachting onder hnü II. Deel. T «S*  1256. 290 Vyfde Boek. aanterichten, en allen die het zwaard ontkwa* men weder over de zee terug te jaagen. De buit, dien zy aan goud,zilver en gouden ketenen maakten, was zeer aanmerkelyk. Van den 2 8 January ,toen de Koning was afgemaakt, tot op den 3obleevenzy op het flagveld. Een' geruimen tyd daarna lazen zyhier endaar het gebeente der verflagenen op, en brachten het in eene Kapel by elkander. Het was intusfchen een fchouwfpel, dat traanen uit 'alle oogen perfte , om het bloeijend leger, dat men pas 3 dagen geleeden naar het vyandelyk land had zien heentrekken, in zulk een'jammerlyken ftaat in Ken. nemerland weder te ontvangen. Sommige fteden hadden er de manfcbap, die zy tot den tocht geleverd hadden , haaft geheel by ver. looren. Van Delft en Alkmaar kwamen flechts 5 krygslieden terug, hoewel met de onvruchtbaare eer van hunne baniere behouden te hebben. Van Dordrecht bleeven er niet meer dan 3 ( De Koning had by Elizabeth twee kinderen verwekt, Floris en Mathilde (d). Deeze laatfte fchynt jong geftorven te zyn. Floris V., de opvolger zynes Vaders , heeft veertig jaaren lang het Graaffchap , eerft onder verfchillende Voogdyen, en toen alleen geregeerd; en zoo hem een misnoegde Adel niet in de kracht zynes levens had omgebracht,zoude zyn belangryk beftier nog eene uitgeftrekter duuring hebben kunnen bereikenWat de overige aanverwandten des Konings na zynen dood betreft, zyne Moeder Mathilde bleef by aanhoudenheid hier te lande. Wy treffen haar meer dan eens als getuige aan ovei Giftbrieven haarer Dochter Adelheid (e). In 1261 (<0 Chron. Worm. 126. (&) Vredii Opera III. 343. BoxhornTheatr.H0ll.S4. (c) Magn. Chron. Belg. 270. Beka. p. 88. ( In ia6o gaf zy aan 't Rynsburgfche Kloofter tiendens en vryheden van tol tot welzyn der zielen van haaren Broeder den Koning en haaren echtgenoot Avennes (i). Behalven andere inkomften had zy ziel den eigendom van Schiedam en het rechtsgebiec aldaar verworven, waar zy daarna met Floris ééner O) Melis Stokead h.a. Jo. aLevdis 212.Kluit* C. D. 718. feq. Qh) Meyer ad h a. (O Zie verfcheiden brieven van haar by Mieris > 326 feq. Cd) au. 335. T 5 1256» 1 1 >  H56. Ï98 Vypde Boek. eenen haarer Zoonen, vertoefde, en welke " plaats zy met eene jaarmarkt en met Keuren voorzag f». Zy leefde eerft met de meefteVorftelyke Vrouwen, die zich in Holland ophielden 5 en daarna met den jongen Graaf in de befte verftandhouding, en ftierf in 1284 (*)• Jan* de oudfte Zoon, dien zy Avennes gebaard had, wierd na Margarethaas dood Graavin van Henegouwen, en toen de Zoon van Floris V., Graaf Jan ï. kinderloos ftierf, volgde by denzelven ook in de regeering van Holland en Zeeland op. Eindelyk des Konings jongfte Zufter, Margaretha van Henneberg bezat, galyk ons reeds gebleeken is, ook verfcheiden goederen hier te lande en bevond er zich van tyd tot tyd(c). Over het verdeelen der Moederlyke erffenis geraakte zy in oneenigheid met Adelheid; eerft 6 jaaren daarna wierd deeze twift bygelegd, en Margaretha zag ten voordeeie haarer Zufter, van al het goed, dat Mathilde op het eind haares levens bezeten had, volkomen af (d). Zy had haaren echtgenoot insgelyks verfcheiden kinderen gebaard: doch het kraambed wierd haar ten laatften doodelyk. Zy is het, van wie men de bekende fabel verdicht heeft, dat zy, wegens een onheufch verwyt aan zekere vrouw (o) Ibid. 347. 352. 370. 373. (6 ) Ibid. 436. CO Ibid. 337. 367. Cd) Ibid. 367.  Vyfde Boek. *99 vrouw te Loosduinen gegeeven, als eene ftraf van den hemel ter zeiver tyd zoo veele kinderen zou voortgebracht hebben, als men dagen in het jaar telt, van welken men de jongens Johan en de dochters Elizabeth noemde; dat deeze allen, na aldaar gedoopt te zyn, met hunne Moeder tevens den geeft gaven, en in hetzelfde Kloofter begraaven wierden. De waarheid is, dat Margaretha, op goeden Vrydag van x%77 des morgens om puuren,van tweelingen verloft wierd, en dus van zoo veel kinderen , als er in het kerkelyk jaar, dat met Zaturdag vóór Paasfchen eindigde, nog dagen gerekend wierden. Haar Zoon wierd inderdaad Johan en haare Dochter Elizabeth genoemd. Zy overleed ten zelfden dage, er wierd in het Noordelyk gedeelte van het Loos duinfche Kloofter ter aarde befteld {«). Graa Floris was in de laatfte oogenblikken van haa leven nog by haar ontbooden , en gaf zy ne toeftemming tot een Legaat van eenig< landgoederen by Loosduinen, dat zy aan haa re twee Kamerfreulles (è) Bartha en Ma thilde , voor de dienften , die zy haar lar ge jaaren achter één onvermoeid beweeze hadden 3 maakte (c). De Graaf van Het n< (a) Magn. Chron. Belg. 249. Scrivehii Toetsjleen het Goudfch Chronykje. Kerkel. Oudh. v. Delft. 466. (b) Domkellce - pedijfequa. (O Zie zyn brief van den 22 Auguftus van dat ja waarin hy belooft de Abdy van Rhynsburg, aan w II op ir, el-  30© Vyfde Boek. « i h d n: 4< k di neberg, haar Gemaal, overleefde haar nog 13 jaaren f». Volgens fommigen was hy na Willems dood in eenige aanmerking gekomen om den Duitfchen troon in deszelfs plaats te vervullen; waartoe hy echter met meer overleg, dan zyn Zwager weleer in dergelyke omftandigheden gebezigd had, geene geneegenheid betoonde (£). Hy verkocht in 1281 aan den Graaf van Henegouwen voor zich, zyn' Zoon Boppo en zyne Dochter Jutta, met den Markgraaf van Brandenburg gehuwd, het recht van erffenis zyner Gemaalin in Holland en Zeeland, en de jaarlykfche inkomften, die zy uit die ftreeken genoot, gelyk mede al wat hem federt haar dood wegens acbterftallen daarvan toekwam (O- Dan de Graaf, zoo 't fchynt, aan le voorwaarden deezer overeenkomft niet volkan hebbende, droeg hy in 't volgend jaar zyn jeheele recht aan den Markgraaf Otto van Branlenburg, zynen Zwager, op (d). Doch e die Jonkvrouwen dat land weder verkocht hadden, i 't bezit daarvan te handhaavem (a) Grüner de Rebus Hermamii II. p, 275 tb) Ibid. 161. CO Er wordt in dat Dipl. gefproken van 550 Mark e Willem en Floris V. hun uit de tollen van Am' ers en Geervliet hadden aangeweezen ,in plaats van io, gelyk boven is aangetoond ; 't zy dan dat de sning die gift daarna vermeerdert hebbe, of dat dit >or zyn' Zoon gefchied zy. Cd) Mieris I. 418. 423.  Vyfde Boks. 301 ! Doch laat ons nog ééns tot den Koning zelIven wederkeeren, en een beöordeelend oog op |zyn' perfoon en zyne daaden werpen. Willem I behoorde buiten twyffel tot het gering getal Ider geenen, aan welken de natuur zich ver1 maakt met eene meenigte haarer fchatten te bejfteeden, en die zy met groote zoo wel als met Jbeminnelyke hoedanigheden rykelyk uitdoft, i Een fchoone leeft, een bevallig en teffens manInelyk aangezicht,een vriendfchapfteelend voorI komen waren by hem zoo veel afdrukfels eener edele en voor deugden van allerlei aart gei opende ziel. De vroege oeffening in den waI penhandel, gevoegd by eene aangeboren fterk- te en een goed beleid , hadden hem eene zucht I tot den oorlog ingeboezemd, en maakten hem f aan den voet van vyandelyke muuren, in de I opene vlakte en op de golven der Weftfriesfche I zeeën even geducht. Men twyffelde fomtyds | wat men meer in hem bewonderen moeft: den 1 uitmuntenden Veldheer of den onverfchrokken | foldaat. Hy haatte evenwel den kryg, dien hy 1 niet voor noodzaakelyk hield, en zettede zy| ne overwinningen niet verder voort dan het belang zyner kroon het fcheen te vereisfchen. 1 Ver van de twiften, die tusfchen zyne onder| daanen ontftaan mochten, aan te vuuren, fpan- de hy veel eer al zyne krachten in om die vlam by haar eerfte uitbarfting te onderdrukken. Zyn i fnel en doordringend verftand, fchoon het zich 1 wel eens fchuil hield achter den nevel van de ] vooroordeelen zyner eeuw, of door ziedende drif- Ï2S& ,, —■ J LVIII. Caraéter van Willem en algemeenebeöordeelingdeezer regeering.  i 1 1 ] I f i i £ f b ï li t l d d h n Soi Vyfde Boek. driften overmeefterd wierd. verliet hem echter nimmer dan voor eene korte poos , ja brak zelfs hier en daar door zyne mishagen heenEen welberaadene ftaatkunde, te rondborftig en te verheven, om door laage konftgreepen haar doel te bereiken , bezielde hem by de rneeften zyner verrichtingen. Zy deed hem in zyn Graaffchap den al te ontzagchelyken Adel rortwieken door eene reeks van fteden met voorrechten te overlaaden, en wift hem evenvel de toegeneegenheid zyner Vafallen, dien iy andere gunften bewees, onwrikbaar te bevaaren, Zy deed hem in het Ryk de Geefteykheid met haar allesvermoogend Hoofd, die iem ieder oogenblik van dien troon konden aftooten waar op zy hem alleen geholpen had* len , wysfelyk vieren, zoo wel door de ftiptte naarkoming van alle de bevelen en vermaningen, die zyn weldoener hem toezond, n het yverigfte bevorderen van hun gemeen:happelyk belang., als door het bekrachtigen, andhaaven, vermeerderen van de rechten der !erke: een middel, waar door het hem weder gt viel alles wat hy begeerde van Innocenus te verkrygen. Die zelfde ftaatkunde deed em de Vorften van zynen aanhang door mils giften nauwer aan zich verbinden; die van 2 andere zyde tot hem overkwamen, hoe ng hoe zwaar zy ook gerebelleerd mochten sbben, voor hunne onderwerping beloonen j iemand ftraffen dan die in zyne trouw aan het ms van Zwaben onverzettelyk volhardde; de vry.  V y f d e B o e t: 303 1 vfyheden van allerlei foort van onderdaanen | fchraagen; het beteugelen van roovery en geI weid als eene gewisfe vermeerdering van zyn j gezag befchouwen. Doordrongen van die geJ voelens, die men toen met eene onvervalfchte | Godvrucht vermengde , gaf hy tallooze gef fchenken aan allerlei foort van geeftelyke Stich. I tingen; liet er eenigen op zyne koften opbou1 wen of verbeteren; begunftigde de giften die f haar door anderen gefchiedden ; zorgde voor haare veiligheid en ruft, droeg aan fommigen | eene meer dan gewoone hartelykheid toe. Dan 1 was het eens het welzyn van de ziel zyner i Voorouders, dan zyne liefde tot God en den \ Godsdienft, dan de eer van het Opperweezen9 I dan de voorbidding der Monniken,dan de hoop ; op eene toekomende belooning die hy als de I bron zyner fteeds vloeiende weldaadigheid aan i Kloofteren aanwees. De vafte overtuiging, ji dat zich de Pauzen niet zonder de goedkeuring en den wil des hemels zoo grenzeloos een geI zag hadden aangemaatigd , bewoog hem , zoo j'wel als de ftaatkunde er hem toe drong, om li dat gezag te eerbiedigen , en deed hem zyne ;; anders vernederende gehoorzaamheid aan Innocentius als eene gehoorzaamheid aan God zeiven befchouwen. Zyn hart was echter niet I bekrompen genoeg om in zulke vooroordeelen halleen een verzadigend voedfel te vinden, il Dankbaarheid jegens dat Weezen , dat hem 'i vroeg in zyne jongelingfchap, op het alleröni verwachtlte, buiten eenigen fchyn van goeden wit-  304 V y r d e Boek. uitflag tot eene poft van het eerfte aanzien in Europa geroepen had, en aan niemand toeliet hem van die poft te ontzetten; dat den eenen Vorft na de anderen voor hem deed bukken, dat hem telkens den palmtak der overwinning toereikte, was diep in zyn binnenfte gegraveerd, en ging met eene altoos vruchtbaare dankbaarheid jegens de geenen gepaard, die deeze onzichtbaare weldaadige hand als haare werktuigen hier beneden gebruikte. Een ongekreukt vertrouwen dat dezelfde, die hem zoo veel gunften beweezen en uit zoo veel gevaaren ge« red had, ook in 't vervolg het oog van tocgeneegenheid van hem niet af zou trekken , was even levendig in zyne ziel (a). De liefde tot gerechtigheid, fchoon in enkelde gevallen verloogchend, maakte eene zyner heerichende deugden uit. Zyne onderdaanen konden veilig hunne klachten in zynen boezem uitftorten, en vonden fteeds in hem een' yverig handhaaver hunfa) De Zinfpreuk van zyn Monogramma waren de woorden uit den 7iPfalm vs. 5 en 6: Spes mea Dominus a juventute mea; in te confifus fum ex utero ; de ventre matris mece tu es protector meus. Voorts fchynt het werkje waarvan Wagenaar fpreekt II. 406.: Guillelmi IL Hollandiai Comitis £f Romanorum Regis Agalma Religioforum , Jive meditationes circa mijieria pajfionis Dominica: een Gebedeboek, waarvan fommigen Willem voor den Schryver gehouden hebben, flechts tot zyn gebruik te zyn opgefteld. Althans- de Aantekenaar op de Kerket. Oudheden vanRhynland p. 277 zegt, daar hy van dit boekje gewag maakt,korte Latynfchë getydenl in handen ge-bad te hebben \ ten dimjïe van dett Koning o'pgeSeïdv  Vyfde Boek. 305 hunner op billykheid fteunende vorderingen, zoo wel als een' o'npartydigen beflisfer hunner gefcbillen. Overtuigde men hem van door een overhaalt, befluit deezen of geenen in zyne voorrechten te hebben aangetaft, was hy terftond geneegen om alles wat hy vaftgefteld had te herroepen, en ftelde grooter roem in de gulle belydenis van een' mi?flag dan in eene onbuigzaame halsftarrigheid ten kofte van voordeel , eer en geweeten. Zelfs wanneer het zyne eigene belangens gold, wilde hy niet gedoogen, dat men den evenaar naar zyne zyde 't geringfte liet overhellen. Met welke blydfchap ontving hy niet het voorftel om de kwynende gerechtigheid in Duitfchland weder tot haare oude krachten terug te brengen ? Met welk eene verftandige drift begunftigde hy dit heerlyk ontwerp? Met welk eene kloekmoedigheid fpeurde hy de overtreeders in al hunne fchuilhoeken op, en met welke onverbiddelykeftrengheid gaf hy ze aan het noodlot, dat zy zich op den hals gehaald hadden, over ? Hoe trachtte hy alöm wetten, vierfchaaren, Rechters, gerichtsformen, ftraffen te doen herleeven? Het welzyn van allen die zynen fcepter erkenden was hem dierbaar, en hy rekende de vermeerdering van het zelve de vermeerdering van zyn eigen geluk. Hier droeg hy zorg voor hunnen vrede en hunne vryheid; daar breidde hy hunne rechten uit ; gints ontfloeg hy hen van drukkende belaftingen; elders ve&II. Deel. V H' 1256.  I2 5<5. 306 V Y F D E B O E K. ligtte of verbrak hy de ketenen hunner flaaverny; nu eens hervormde hy fchamele dorpjes in bloeijende fteden; dan weer ftortte hy over lang vermaarde plaatfen zyne weldaaden uit; dan gaf hy aan den koophandel, de zenuw van eiken ftaat, zyne verflapte veerkracht terug. Werkzaam en yverig van geeft vloog hy beftendig van geweft naar geweft, van ftad naar ftad, van Holland naar het Ryk, van het Ryk naar Holland. Waar zyne tegenwoordigheid vereifcht wierd, verhinderde hem noch de verfte afftand, noch de ruwheid van het faifoen veel minder een logge traagheid of een verwyfde zucht naar vermaak te verfchynen. De edelmoedigheid verfpreidde dikwyls een' luifter op zyne daaden, en de meeften zyner vyanden hebben dezelve in 't heetfte des krygs, onder de fmert eener neerlaag beproefd. Voorzichtig in het neemen van befluiten; gaarne de gevoelens van anderen polsfendm"g Weftfriesland wordt tweemaal ftreng getuchti^t, en wreekt zich, om niet eene derde ftraf te ondergaan. Eindelyk ieder treurt over den dood var. zyn' Vorft,en deeze traanen prediken met zoo veel onpartydigheid als kracht de uitmuntende hoedanigheden van een' Heer, wiens nagedachtenis zelfs op de zegening van den thans leevenden Nederlander onbetwiftbaare aanfpraak heeft. V 5 CODEX 1256".   CODEX DIPLOMATICUS.   CODEX DIPLOMATICUS O F Lyst der Handvesten en oorspronkelykï stukken, zoo door wlllem als door de ge enen, die onder hem eenig deel aan de regeering gehad hebben , vervaardigd ; of andersints tot zyne geschiedenis betrekkelyk, en in deeze twe1 Deelen aangehaald. De nog onuitgegeevene ftaan hier in hun geheel; van de anderen is het begin en het flot alleenlyk uitgedrukt. I. JJ/ïlhelmus tutor Hollandie notum facio univerjïs has literas vifuris , quod contuli in fcodo dileüo £f fideli meo Wilhelmo Domino de Striene fex libras hollandenfes annuatim in thelo' neo de Ghervliet proximo poft dominum Symonem de Vrbe diletïum & fidelem meum percipiendas , prefentium Ut erarum tejiimonio, figilli mei munimine roboratarum, Anno Domini M, ducentefi- mt  $1% Codex Diplomaticus. «io trigêjimo quinto, feria fexta ante ApoftolofUm Symonis (f Jude. %6 0&. 1235. Zie ons I. Deel. p. 122. EenVidimus hiervan beruft op de Hollandfche Leenkamer. I I. j&« nomine SanEta £f individua Trinitatis. Eg$ Wilhelmus Tutor Hollandia, notum facio omnibus tam prafentibus quam futuris, —— Datum mno gratis 1236 VI. Idus Januarii , apud Leydis. Leyden 8 January 1237. I. 123. 1 I I. Ego Wïllelmus Comes Hollandie , &f ego B. Comes de Benthem. Notum facimus omnibus tam prefentibus quam futuris, —— AEtum /inno Domini 1240. VI. Idus Martii apud Middelborg. Middelburg 10 Maart 1240. L 129. I V. Wilhelmus, Dei gratia Comes Hollandice, univerfis, prafens fcriptum vifuris, falutem in Domino & cognofcere veritatem. A£tum Anno Domini 1241. in die Bonifacii. 5 juny 1241* ï. 132. V.  Codex Diplomaticus} $19 v. Hic. Willem Graue van Hollant. doe eend allen die defe letterenfullen zien dat Ic dat lant dat leget tusfchen rotte en wilenesbrunne dat die heers willem fcepecochte iegen mi, en dien hereghysbrecht huekele. bekinne vry van allen dike'. So wie d9 dat lant copet opgaende te halven vene waterganc fal het maken gelyc anderen landen. Defe lette* ren waren gemaket in die haga in antwoerde myn~ re vrouwe mire moeder, en vele mire manne. Ons heren jare m. cc. xlij des Saterdags na Jinte Gillijs dage. den Haag 6 Sept. 1242. i. 134. Deeze overzetting, zoo het fchynt, van een Latynfch Charter heruit op de Hollandfche Leenkamer. v L Ego Wilhelmus, Comes Hollandice, notum facio omnibus, prafentia infpetluris, — Datum Leydis Anno Domini 1242 feria quinta poft Lamberti. Leyden 18 Sept. 1242. i. 135. v i i. Willelmus Dei gratia Comes Hallandie & ütkar dis cjusdem gratia Domicella Hollandie. omnibus prefens fcriptum vifurisfcireverUatem.-Datum 6f aüum. Anno Domini 124,3. In oftavisMartini. 18 Nov. 1243. I3^« vul  giö Code'x Diplomaticus. VIII. Ego Wilhelmus Comes Hollandie omnibus prefentia vifuris tam prefentibus quam futuris quod vendidi fidelibus noftris Wilhelmo fculteto, tluoderico dofin , bernerdo abben , mauricio de Leydemuda & eorum fociis in ifta venditione quendam morum que vulgariter vena nuncupatur in loco qui dicitur polien continentem in latitudine undecim dijmidiam hovam & qucslibet hova lata circiter triginta virgarum in longitudine vero continebit duodecimvorlingajacentemintervenam domini Wil. helmi de brederoda & Domini Walmanni ipfïs 6? fuis fuccefforïbus ac heredibus perpetuo pojfi dendam Tali faUa conditione quod prcenominati emptores fohent in annis duobus proximis in venditione femper infefto beati Martini quinque libraspro petitione. Elapfis vero primis duobus annis folyent fmgulis annis feptem libras ad terminum prenotatum de terra viemorato Notandum vero quod quicumque terram optinebit infra terminos prcefcriptos folvet de prediftis feptem libris in annuatim folvendis ad quantitatem terre quam optinebit infra ditios terminos Jive fit dives Jive fit pauper nee debet nee poterit de bonis infra terminos memoratos contentis cogi ad mamem Jolutionem. Decima de hijs qui pojfidebunt ficuti ïlli folvunt de Waddincsvena tam minuta quam maiori mihi lilere refervata. Infuper ditïa terra habebit ductum aque qui Waterganc dicitur per aquam que Gouda dicitur usque in renum libere absque omni < • pecu-  CöDEX DlPLOMATlCUSi jj4Ï pecunie extorftone Preterea homines manentes in terra prenominata liberi ab omni fervicio permanebunt ex parte mea excepto eö quod mihi fervient in mea expeditione. Vt autem ijla venditio et conventie firma permaneat et inconvulfa prefensferipium contuli ditiis hominibus figilli mei munimins roboratum. Teftes autem qui interfuerunt dicl& yenditioni dominus nicholaus Perfyn dominus theodericus de Alkenmada et hugo de Lralingha. Datum apud Leyden anno domini m. cc xl Hij'; Sabbato ante feftum beati laurentiu Leyden 7 Aug. 1244. L J;if? Dit ftuk beruft op de Hollandfche Leert kamer. IX & X. In nomine Santtce & individuce Trinitatis, A. men. Qjia geruntur in tempore, Notum igitur fit tam prceftntibus quam pofteHï. quod ego Wilhelmus, Comes Hollandice, —Datum apud Haerlem Anno domini 1245 tl Dêel* %  $2i Codex Diplomaticus. X E Wilhelmus, Dei gratia Hollandrice & Zelandrics Comes univerfis prafentem paginam infpeÜu- risfalutem ac nofcere veritatem. , Aftum éf datum Antwerpics anno Domini 1246 Menfe Martio. Antwerpen Maart 1246. t 140. X I I. In nomine Santice individuce Trinitatis. Ego Wilhelmus Comes Hollandice, notum facio tam praj"entibus quam futuris, AÜafunthcec apud Delff, anno Dominica incarnationis 1246 in craftino Tiburtii £f Valeriani. Delft 14 April 1245. I. 142. XIII. Wilhelmus, Cemes Hollandia, dileStis & fi. delibus fuis Scabis ac univerfis opidanis de Delf falutem & gratiamfuam. — Datum Ziriczee aiu no Domini 12 46. in die Beati Georgii martiris. Ziericzee 23 April 1246. I. X I V. Willem, Gr ave van Hollant, allen den geenen die nufyn ofte naemaels wefen fullen, doe ick cendt, -~— Gedaen in'tjaer ons Heeren 124$ in de Maent van Meye, Mey 124(5; j, I45# XV,  Code* Diplomaticus. 323 X V. Willelmus comes Hollandie & Zelandie Vnk iierjïs prefentes litteras vifuris, falutem, et ceg- nofcere veritatem. Datum apud prefatum monafterium (Ajfligemenfe) menfe auguftotf jn yigilia beati laurentij . anno domini 1246. Afflighem 9 Aug. 1246"* I< iÖt. XVI. Wilhelmus Cornes hollandie. Vniuerfis tam prefentibus quam futuris prefens fcriptum infpecluns. Salutem et omne bonum. Datum apud Rinfe- burg Anno domini 1246 feria uil ante feftmt beati Michaëlis. Rynsburg 26 Sept. 1246. L 161. XVII. Willelmus Dej gracia Romanorum in Regem eleStus , femper Auguftus , fidelj fuo Balliuo in. Walacria pro tempore conftituto, graciam fuam $ omne bonum. Da'urn anno Domini 1247, Xii Kalend Januari] , Indiclione quinta. 2ï Decemb. 1247. 24^° XVIII. Willelmus dei gratia Romanorum in regem elee* ms femper auguftus vniuerfis ad quos prefens '\ripnm peruemrit gratiam fuam et omne bonum X 2 • Hos-  §24 Codes Diplomaticus. Hospitale fanüe marie domus teutonicorum jerofolimarum militis imperatorum predecejforwn noJlrorum ac aliorum principum et nobilium donatum libertatibus yolumus prefenti fcripto noftra fpeciali protectione gaudere et contra moleftatorum incurJus gratie noftre munimine confoveri fane ai noticiam vniuerforum qui per comitatum hollandie inftituti funt cupimus pervenire quod nos religionem domus prenotate fauorabiliter ampletlentes veftigiis 'nobilis viri florentij comitis hollandie genitoris noftri Karijjimi clare memorie inherentes quod nos precipiendo mandamus noftris fidelibus quod cum centum vafis vini uel rebus equiualentibus vnam nauem oneratam per thelonia noftra apud «mmers Jiue apud niemansurient annuatim fine thelonio libere et fine omni exaStione deducant volumus etiam feruari ipfis omnem libertatem que in literis patris noftri euidenter apparet yt igitur huius fa£ti dubietas db omnibus auferatur prefens fcriptum figillo noflro duximus roboratum Datum in caftris apud werden vir Kalend, februa. rij anno domini M. ducentefimo quadragefimo feptimo indiüione quinta. Leger voor Keyzersweerd 26 Jan. 1248. I.246. Dit ftuk beruffc op de Hollandfche Leenkamer. X I X. Willelmus dei gratia Romanorum in regem electu-s et femper Auguftus Vniuerfis Imperii fidelibus  Codex Diplomaticus. 325 bus hanc literam infpeÜuris. gratiam fuam et omne bonum, deo creatori noftro gratum et placens non ambigimus obfequium exhibere fi loca diuino cultui mancipata ampliare curauerimus et eorum promocionj ac commodo intenderimus cum ejfectu Significandum itaque duximus vniuerfis tam prefentibus quam futuris quod nos ecclefiam de harkenrode ciftercienfis ordinis cum perfonis et rebus fub noftram imperij protettionem recepimus fpecialem. volentes vt vbique per terras comitatus noftri tam per hollandiam quam per Zeelandiam negociari mcejfe habuerint fub conduÜu noftro libere per'traifeant et fecure ad hec de fpeciali noftri culminis gratia et favore indulgemus eis et concedimus ut in terris noftris vitXualia eorum butyrum feu quascunque alias res ad opus fanüimonialium ibidem deo militantium pertinentes per naues per currus uel in equis ab omni exaSlione thelonei tran. feant et perducant Statuentes et fub interminatione gratie noftre precipientes ut nullus fit qui aufu ductus t merario ipfas vel earum nuncios in perfonis uel in rebus moleftare uel impedire audeat aut dampnum aliquod nominatim in requirendo theloneo eis feu in aliis lefionibus irrogare quod fi fecent indignaiionem tremendi iudicis noftreque celfitudinis grauem offenfam fe nouerit incurfurum. Datum apud louanium. anno ab incarnatime domi. niu° ccv xlvij vin. Idus febr. indittioneV3. Leuven 6 Febr. 1248. I. 248. Een Vidimus van dit (tuk beruft op de Hollandfche Leenkamer. X 3 XX,  gao* Codex Diplomaticus, X X. Wilhelmus in Romanorum Regem eleiïus femper Auguftus, mm— Datum in Caftro apud Werden in die S. Walhurgis. Anno dominicce Incarnationis 1247. Inditï. 5. Regni noftri primo. Leger voor Keyzersweerd 25 Febr. 1248. 1.249. XXI. Wilhelmus Dei gratia Romanorum in Regem Elettus , femper Auguftus, univerfis , ad quos frafens fcriptum pervenire contigerit, gratiam fuam & omne bonum. Datum in Ziericze, III Nonas Martii Indictione quinta. Ziericzee 5 Maart 1248. L 250. XXII. fn den name des Vaders, des Seens, ende des Heylighen Geeft, Amen. Willem by de genaden Gods, ghekoren Coninck in den Roemfchen Ryck, ëlle die defe letteren hoiren oft fien, vrede, ghe- nade ende minne, ende alle goedt, Amen. — Ghegheven ende gheveft quinto Idus Martii In. iïbtione quinta. 11 Maart 1248. I. 251. XXIII. Wilhelmus Dei gratia Romanorum in Regem tkUus et femper auguftus. Dilefto Principi et con-  Codex Diplomaticus. 327 confanguineo fuo H. ilhiftri Duci Brabantie graHam fuam et omne bonum. Cum Advoeatia Ecclefie de Berna nobis et Imperia attineat pleno iure ipfam cum omnibus bonis fuis fub nojlro et lmperii proteUionem recipimus fpecialem , dileftioni tue mandantes et attentijfime te rogantes, fub noftra proteüione manu teneas et defendas, nee per' mittas quod in aliyuibus qui moleftare eam vel offendere prefumunt, damnum ullum vel gravamen aliquod irrogetur, Quod fi aliquis id in noflram ignominiam facere attemptaverit, quod pro juftitia dïÜitavit , facias invafores et moleftatores animadverfione debita puniendo gratum nobis in hoe preftiturus obfequium et noftra acceptabile Majeftati. Datum apud Trajeftum III. Non. Apriles Indictione V. Utrecht 3 April 1248. ï. 254. Dit ftuk is getrokken uit eene Defcriptio Ab. batice de Bern, MSt. in 8vo. p. 74, in welke het naar het oorfpronkelyke was overgebracht. XXIV. Willelmus Dei Gratia Romanorum in Regem Electus et femper Auguftus, Univerfis facri jmperii fidelibus graciam fuam et omne bonum , univerfitati veftre tenore prefentium noftra duxit Serenitas intimandum. Nos diletto ac fideli nofiro confanguineo Waleramo de Lymbourch opidum noftrum diüum Duspurg cum omnibus redditibus et X 4 Pr0'  §a8 Codex Diplomaticuj. praventibus nobis et Imperio ibidem cedentibus ab feryicium contra innimicos Eccleft.ce fanttce woftros, ac contra omnem hominem nobis fine omni dolo fideliter inpendendum in Elemofinam & feodum pro mille & ducentis marcis titulo pignoris abligajjs. Dwn autem Excellentia noftra premifto (Faltero, prefatum mille et ducentos marcis cum integra fmmna perfplyerit pretaxatum opidum cum omnibus redditibus et proventibus nobis et Imperio cedet libere et abfolute. quicquid autem preditlus Walterus titulo pignoris durante in prefatis redditibus collegerit hanc fummam non diminuet prelibatam. Volumus etiam quod confiietudines approbate et jura que opidanis de Duspurg ab jmperio funt hactenus obfervata nobis et jpfis fine diminutione qualibet obferyentur. L7f autem gontratïus fupraditlus robur firmitatis fine calumnia habeat prefentem paginam confcribi et figilli noftri feoimus munimme roborari. Kos Conradus Colonienfis Archiepifcopus. Th. Cleyenfis et Otta Gelrenfis Comités ditïo tra^tatui interfuimus unde ipfum prout diStus eft in antecedentibus perteftamur prefenti fcripto ad mandatum Domini noftri Willelmi Romanorum Regis jlluftris noftra figüla unanimiter opponentes. Datum in Caftris apud Werden iij Kalend. Maij in. êictione quinta Anno domini m°. ducemefimo xlviij0 anno fecundo v-egni noftri primo. J-eger voor Keyzersweerd 29 Apr. 124?. 1.257, Pil is getrokken uit een Regifler berustende  Codex DiïlomaticuSl 349 ten de op de Rekenkamer Z. K. K. M. ia Brabant, waar van de titel is: Hic incipiunt diverfa Privilegia Illujlr. Princ. Dm. Reg. & Imp. concef. fol. 10. XXV. Wilhelmus, Dei gratia Romanorum in Regem eleblus et femper Auguftus, Univerfis facrilm- perii fidelibus gratiam fuam et omne b"num. Datum in Caftris apud Werden. III Kal. Maij. Anno gratia 1248 Anno noftra coronationis primo. Indictione quinta. Leger voor Keyzersweerd 29 Apr. 1248, I.258. XXVI. Wilhelmus dei gratia Romanorum in regem electus et femper auguftus vniuerfis Chrifti ac facri imperii fidelibus ham noftram regiam paginam vifuris gratiam fuam et omne bonum Cum fidelibus noftris debeamus exiftere in gratia liberales maxime tarnen Serenitatis nofire vberius largitatem impendere quum nobis fpecialis funt aftriEtiad mticiam vniuerforum perviniat Quod nos fideli noftro Hugoni de Riedwyc ex fpeciali gratia jndulgemus quod bona que ipfe tenet a nobis in feodo poft decejfum fuum fenior ex heredibus fuis vaieat fub eodem juris titulo poffidere adieclo tarnen loc noftre gratie articulo quod ft ditlum feniorem (x heredibus predicli hugonis fine filio herede mori X 5 con-  gjer Cöbex Diplomaticus. COfittgerit prefata bona de vno ad alium etate ma. iorem liberorum fepediêli hugonis deuoluantur fub feodi titulo poffidenda. Vt autem huius gratie noftre dubietas ab omnibus auferatur prefens fcripturn Juper hoe datum Jigillo noftro duximus roborandum, datum in cajïris apud Werden anno domini millefimo ducentefimo quadrageftmo Oclavo Kal. maij indictione quinta. Leger voor Keyzersweerd i Mey 1248. I 259. Dit ftuk beruft op de Hollandfche Leenkamer. XXVII. Nos Wilhelmus, Dei gratia Romanorum in Regem elettus et femper Auguftus , univerfis hoe fcriptum infpeSturis notum , efte volumus mani- fefte, 1 Aftum et Datum in caftris ante Aquisgranum XVII Kal. jfulii, Anno Domini J248, V. Indict. Leger voor Aken 15 Juny 1248. 1.265. XXVIII. Wuïllelmus dei gratia romanorum Jn regem electus femper auguftus. omnibus prefens fcriptuminfpetturis. Gratiam fuam et omne bonum fciant tam prefentes quam futuri quod nos domum carnificum in zeerixee iuxta domum lapideam poponis fttam cum fundo fuo nee non cameras inter diïbam domum camificum et plateas ante et retro; nee non  Codex Diplomaticus. 331 1 non et ab orientali latre Jitas cum fundis fuis \ yendidimus fidelibus noftris egidio et lauen filiis | ellici modden. opidanis in zeerixee in ptrpetUum j pacifice poffidendas. hoe adie£to quod memorate do| mus et camere cum Jundis fuis remanebunt infra i noftram libertatem. &i quis vero diclos Egidium j et lauen fratres aut eorum heredes in prelibatis i bonis mole'fare prefumeret ipfos et eorum heredes I nos et noftri heredes deberemus in dictis bonis ab i omni iniuria et calumnia defenfare Infuper ne I fuper folutione prenominatorum bonorum in pofte| rum poffit oriri calumnia prefenti fcripto proteftan\ do cognofcimus et manifefle confitemur quodfepe. j diïti E et L fratres vltimum quadrantem nobis I integraliter perfolverunt vt autem ab eiusmodi con< tractu omnis amoueatur ambiguitas et prenominati ! E et L fratres nee non et eorum heredes poffint ! prefata bona perpetualiter poffidere prefentem pa> i ginam fecimus fcribi et ipfis porrigi iujfimus fïI gilli noftri munimine roboratam. atta funt hec per ; dominum mllelmum de grimbergis heinricum dieI turn buffel et per clericum noftrum magiftrum da nielem apud duuere. Datum apud zeerixe anno domini m cc quadrageftmo ottavo. menfe junio. Ziericzee Juny 1248. I. 267. Dit ftuk benul op de Hollandfche Leenkamer, XXIX.  33* Codex Diplomaticus. XXIX. Talis eft forma Pacis inita inter Comitijfam flandrice et Harmonies, et Willelmum filium eius Comitem flandrice ex una parte, et Flor?ntium fratrem Comitis Hollandice Eletti in Regem Romanorum ex altera AÜum Anno Domini 1248 in crajiino ollavarum Petri & Pauli Apoftolorum. 7 July 1248. I. 270. XXX. Florencius excellentijfimj Principis dominj W. Dei gracia in Regem Romanorum Elettj Germa. nus, dileStis fidelibus fuis Hugoni filio Tolff & Willelmo filio Tonis et eorum coheredibus falutem. ~ Datum anno Domini 1248. in crajiino Jacobi Apoftoli. 26 July 1248. I. 246". XXXI. Ego Willelmus, Dei gratia in Regem Roma. norum EleStus, femper Auguftus, & Comes Hollandice , Notum facio omnibus tam futuris quam prafentibus,, Datum anno Domini 1248, feria fecunda poft Beati Petri ad yincula. 3 Aug. 1248. I. 273- XXXII. Ego Florentius frater illuftris Viri Willelmi dei  Codex Diplomaticus. 333 dei gratia Romanorum in Regem EleÜi Comitis hollandie notum facio univerfis prefentes Litteras infpetturis Datum anno Domini 1248 in craftino Beati Laurentii. n Aug. 1248. I. 273. XXXIII. Ego Florentius de hollandia frater illuftris viri Willelmi Romanorum in Regem eleUi notum facio cmjiibus prefentes Litteras infpetturis • Datum anno Domini 1248 in crajiino Beati Lan. rentii. 11 Aug. 1248. I. 273. XXXIV. Willelmus Dei gratia Romanorum Rex , et femper Auguftus, univerfis Imperii fidelibus, ai quos prcefentes Litterce pervenient, gratiam fuam et omne bonum. Qui hujus fceculi vanitatibus abdicatis proponunt firmiter, prout eis defuper datum fuerit , in fanÏÏce converfationis profejjione ducere dies fuos , non funt pravorum hominum impugnandi moleftiis, fed dignis pocius bonorumfavoribus confovendi: proficiunt enim fibi per vita meritum, & aliis per exemplum. üane ad notitiam Univerfrum cupientes pervenire, quod Nos dilettarum Abbatijfa et Conventus fanctimonidlium in Rofntal Ciftercienfis < irdinis precibus grato concurrentes afftnfu \ ex ferenitatis noftra gratia Jpeciali duximus ftatuendum, quod omnia . ' bona  334 Codex Diplomaticus. hom qua jufiis modis in Imperio potuerunt haUt* nus adipifci, de quibuscunque donationibus tran* fierunt ad manus ipfarum, titulo proprietatis per* petuo pacifice pofiideant et quiete. Concejfum hu* jusmodi ex Celfitudinis noftra Clementia confif manies et figiüi noftri munimine roborantes. Nulli ergo fidelium noftrorum liceat hanc noftra ap. propriationis feu confirmationis paginam infringen vel ei aufu temerario contraire. Siquis vero contra id quippiam attentare prafumferit, noverit fe indignationem regiam incurriffe et a noftra gratia alienum Datum in caftris apud Aquis XV. Kalendas Septembris , indictione quinta anno Domini milleftmo ducentefimo xl octavo. Leger voor Aken 18 Aug. 1248. L 276* Dit ftuk is my uit Aken toegezonden. XXXV. Nos Willelmus Dei Gratia Romanorum in Regem eletïus femper auguftus Comes hollandie notum fieri volumus univerfis Datum anno' domU ni 1248 menfe feptembri. Sept. 1248. I- 274. XXXVI. Nos Willelmus Dei gratia 'Romanorum in Regem EleÜus femper auguftus Comes hollandie notum fieri volumus univerfis, prefentes Litteras infpettw ris — Datum anno Domini 1248 menfe feptembri. Sept. 1248. h 275. XXXVIl.  Codzx Diplomaticus, 33$ XXXVII. Wilhelmus Dei gratia Romanorum m Regem ele&us et femper Auguftus , dilettis Fidelibus fuis , Capitulo, Vafallis, Minifterialibus, totique familia Conftant. Ecclefm gratiam fuam et omne. bonum. Datum in caftris apud Aquis. lil. Non. Septembris. IndiÜ. V. Leger voor Aken. 3 Sept. 1248. ï.277. XXXVIII. Wilhelmus Dei gratia in Regem Roman, electus femper Auguftus , nobilibus et prudentibus viris poteftati, conftlio & vniverfo populo Mediolanenfi diletlis fidelibus fuis gratiam fuam & bo< nam voluntatem. Dat. in caftris. Leger (voor Aken. 1248.) I. 279. XXXIX. In nomine patris etfilii et fpiritus fanSti amen. Wilhelmus divina fayente clementia Romanorum Rex & femper auguftus Datum Aquis- grani XV Kalendas Octobris anno Domini 1248. Aken 18 Getob. 1248. I. 2pr; X Lp Wittelmus i Dei gratia Romanorum Rexyfem^ per Auguftus , univerfis facri Imperii fidelibus gratiam. fuam fif mne hnunu Datum apud A- quas  ^36 Codex Diplomaticus. auas II Kalend. Novembr. Anno Domini 1248» Inditïione VI. Aken 31 Oftob. 1248. 1» 29 *• XLI. Wilhelmus, Dei gratia Romanorum Rex, 6? femper Auguftus , per Frifiam exftitis videlicet fuis gratiam fuam et omne bonum. Datum apud Aquas grani , in curia magna noftra III Nonas Novembr is. Anno 1248, Inditïione VI, Anno vero Regni noftri primo. Aken 3 Novemb. 1248. ï« 298- Dit was reeds het tweede jaar van 's Konings regeering: doch hy begon na zyne krooning op nieuws te rekenen; en wanneer hy in 't vervolg fpreekt van het tweede, derde, of volgende jaaren zyner regeering, is dit altoos te verftaan van den tyd der krooning af, en niet van den tyd der verkiezing. X L I L In nomine Sanctte individua Trinitatis. Wilhelmus, Dei gratia Romanorum Rex , femper Auguftus, univerfis Chrifti & hnperiifi-. delibus gratiam fuam 6? omne bonum ■ Ac^ ■ turn ö* Datum in Curia noftra magna Aquisgrani I anno gratia 1248. Regni noftri anno primo, nis Novembr. Inditïione fexta. Aken 5 Novemb. 1248. I- 3°°< < XLIIL  Codex Diplomaticus. 33? X L I I I. Florentius filius Comitis Hollandie omnibus \ ■prefentes liter as infpeÜuris. in eo qui falus. om| nium ejï falutem. VI in caufts utilibus et none. I ftis. domini ac fratris mei W. Serenijfimi Romaihorum Regis ueftigiis debeam inherere ferenitatis } ipjius fublimatio me inducit. Defidero namque ut I per me Jïncerius honorentur. qui fue benignitatis I preminentia promouentur. Ad noticiam itaque \ vniuerfo'fum cupio peruenirè. quod commutationem \ medietatis uille in Alcmar et thelonei ibidem. ac i'denariorum modi] quam pre dittus dominus meus i Rex ac frater 'cum venerabili Lupperto Abbate et 1 eeclefta Echmundenfi prouide erdinauit pro vigin\ ti menfuris ordei que hvnt vulgariter appellantur . | dicto L abbati et ecclefie fue per menfuram de | Harlem in texle ajjlgnandis. prout in fcriptis ip\fius domini Regis fuper hoe confettis plenius cónI iinetur . ratam ac gratam habeo et acceptam. el 1 cum ad ipfam commutationem uoluntarius ac betneuolus confenfus meus accedat. pojfeffiones .]ura. | libertates ac premiffa omnia liberaliter ei legitime iconfirmata. figillo meo duxi perpetuo rohoranda. I feut progenitorum meorum et fepeditii domini ReI gis priuilegia fepeditïe ecclefie indulta eüülentius I proteftantur. Datum in caftris apud IVer dam | Anno domini millefimo ccmo xlviiï. Duodecimo | Kalend. Decemb. 1 Leger voor Keizersweerd 20 Nov. 1248. I. 312; 1 Dit ftuk het welk met een, wit zegel voorzien is, , Ien onder den Hr. Griffier Roykr berüftj heb ik uit het oorfpronkelyke afgefchreeven. , IL Deel. Y XLtW  338 Codex Diplomaticus. X L I V. Willelmus dei gratia Romanorum Rex et fem.per Auguftus Vniuerfis Imp erii fidelibus hanc liter am infpecturis. Gratiam fuam & omne bokium. Si fidelium noftrorum obfequia pia animaduerfione refpicimus et deo et hominibus per hoe credimus conplacere. Nouerint itaque finguli et yniuerfi quos fcire fuit oportunum . quod nos dileföo fideli noftro Arnoldo de Dyfordia titulo feudi contu'imus et concejfimus quatuor libras hollandenfis monete apud vorfcote de peticione feu precaria noftra quam ibidem in Vere noftra confuevit acci. pere celfitudo. hoe tarnen adjeclo . ut quam primum ei quadraginta libras hollandenfes dedimus ipfas libras reponere tenebitur et dare pro redditibus quatuor librarum quos a nobis et noftris fucceftbribus ratione feudi pojfidebit. Ad habundatiorem equidem gratiam ipfi A. liberaliter impendendam. redditus prediclarum quatuor librarum et fingula ac uniyerfa bona. qua a noftra ferenitate ■ hactenus tenuit et poffedit nomine feudi. Johanni < fratrifuo per prefens fcriptum concedimus fi fe- . peditlum A. absque fierede legitimo decedere et; premori contingeret. fub eodem laudamento quod' quatuor libre prelibate cum quadraginta libris hollandenfibus perfoluerimus et dederimus ufibus no- ■ ftris cedant . prout fuperius eft exprejfum. In ; cuius rei teftimonium prefentes liter as conferibi et figillo noftro fecimus communiri. Da-. turn in caftris apud Werdam Anno domini mil- ■ lefimo  Codex Diplomaticus. 339 lefimo ccmo xlviiivo Decimo Kalend. Decemb. IndiÜione VI. Leger voor Keizersweerd 22 Nov. 1248. Dit ftuk, 't welk onder de papieren van het Huis van Wasfenaer beruft, is ons te laat geworden, om in Wiliems gefchiedenis ter behoorlyke plaats te kunnen ingevlogten worden. Wy zullen er hier dus korteJyk den inhoud in 't Nederduitfch van mededeelen: De Koning geeft aan zynen Leenman Arhoud van Duvenvoorden 4 Ponden Hollandfche munt te leen, te Voorfchoten te ontvangen uit de bede, die Willem gewoon was aldaar onder Veur te heffen. Zoo dra hem de Koning 40 Ponden op eens betaalde, zoude dit genot van de 4 Ponden 's jaars ophouden. Stierf Arnoud zonder wettige erfgenaamen en vóór zyn' Broeder Johan, zoo zoude deeze in dit en alle andere leenen zynes Broeders onder dezelfde voorwaarden hem opvolgen. X L V. Guillelmus, Dei gratia Romanorum Rex, & femper Auguftus. Univerfis Imperii fidelibus , prcefentem litteram infpeêturis, gratiam fuam & omne bonum. Datum in Caftris, apud Wer- daetn , feptimo Kalendas Decembris , Indittione fexta, Anno Regni noftri primo. Leger voor Keizersweerd 25 Nov. 1248. I. 313. Y 2 XLVï  34° Codex Diplomaticus. X L V I. Innocentius Epifcopus fervus fervorum Dei dik&o filio . . . eleÜo Leodienfi falutem et apoftolicam benedictionem. Ex parte carijfimi in Chrifio filii noftri W. Regis Romanorum illuftris fuit a nobis cum inftantia pofiulatum, ut, cumpropter obfidionem aquenfem Leodienfis dioccefis nonnulla ipfius loei Ecclefia funditus fint defiructa, & ei licentiam transferendi eas ad alia loca vicinay ne de ccetero pojjit contingere fimile 3 concedere curaremus; quo circa difcretioni tuce per apoftolica fcripta mandamus, quatenus fuper hoe facias au- , thoritate noftra, quod videris expedire, contraditïores per cenfuram ecclefiafticam appellatione poftpofita compefcendo. Datum Lugduni quinto Jdut Decembris Pontificatus noftri anno fexto. Lyons 8 Dec. 1248. 1.301. Dit ftuk is ons uit Aken toegezonden. X L V I I. Willelmus, Dei gratia Romanorum Rex & femper Auguftus, univerfis Imperii fidelibus, quibus ha Littera ofienfa fuerint, gratiam fuam et omne bonum. Datum anno Domini 1248. Sabbato infra Ottavas fantli Andrea Apoftoli. In caftris apud Warden. Leger voor Keyzersweerd 12 Dec. 1248. 1.314. XL VIII.  Codex Diplomaticus. 341 X L V I I I. Wilhelmus Dei gratia Romanorum Rex femper Auguftus , uniuerjis Imperii fidelibus gratiam fuam £f omne bonum. Datum apud Wer- dum X Kalend. Januarii, Indictione VI, anno Domini 1248, anno uero regni noftri primo. Keyzersweerd 23 Dec. 1248. I. 317. X L I X. Gwillelmus Dei gratia Romanorum rex' & femper Auguftus univerfis imperii fidelibus hanc litteram infpeSturis gratiam fuam £P omne bonum. — ASta funt hec in caftro Novimagii anno Domini 1249. Datum apud Novimagum VII Kalend. Januarii, indictione VI. Nymegen 26 Dec. 1248. Ook dit ftuk is ons eerft na de uitgave van ons eerfte Deel bekend geworden. Het is te vin. den in Kremers Akad. Beitrage zur Gülchund Bergifchen Gefchichte III. in Cod. Dipl. 102. Met overlegging van zynen Raad, op verzoek van den Bisfchop van Luik, met volkomen toeftemming des Graaven van Gelder, des Bisfchops Broeder, geeft Willem aan zyne Nicht Margaretha, Graavinne van Gelder, in. dien zy haaren echtgenoot overleefde , eene jaarlykfche Douarie of Lyftocht van 1000 Mark Y 3 Keulfch  34-2 Codex Diplomaticus. Keulfch of Engelfch, als een leen te heffen uit den tol van Lobet, op den Rhyn aan den Eltenberg, welken tol de Graaf thans zelve van het Keizerryk hield. Na haar dood zou deeze fom weder aan de erfgenaamen des Graaven en niet aan de haaren vervallen, zo zy naamentlyk haaren Gemaal geene kinderen baarde. Deeze gift gefchiedde op het Kalteel van Nymegen, waarheen de Koning zich van Keyzersweerd moet begeeven hebben , den 2 6 December , in tegenwoordigheid van den Hertog van Brabant en Godfried van Leuven zyn' Oom , Graaf Dirk van Kleef en zyn Zoon Dirk, den Hertog van Limburg, de Graaven van Julich en Nuenaar, Govert van Perwis, Willem van Grinsbergen, Hendrik en Rudger van Kuik, Willem van Althena , Bertold en Gerard van Oye, en verfcheiden anderen. L. Willelmus dei gratia Romanorum Rex et femper auguftus. vniuerfis Imperii fidelibus hanc literam injpecturis gratiam fuam et omne bonum. Confuevit regie finceritatis benignitas. deyotorum ac fidelium fuorum obfequia condignis premiorum re. 'tributionibus prevenire ac eorum promotionibus intendere cum effeüu. Significandum itaque duxi. mus vniuerfis tam prefentibus quam futuris quod nen accidentes fidelia obfequia et deyota dilecli confanguinei noftri nobilis viri Willelmi de breitenroede que nobis exhibuit et exhibet indefejfe ac in antea  Codex Diplomaticus. 343 1 antea poterit exhibere. Hanc ei fecimus gratiam 1 et liberam dedimus facultatem ut terram Resuelt, | ac duas particulas terre eidem patrie adiacentes : que geren wlgariter nuncupantur et fuperius con. : currunt volumus et cenfemus vt unum ad aliud in iure Ulo quod Rerecht dicitur linealiter anneÜan. tur auctoritate noftra vendere fibi liceat et jn jure tproprietario alienare tamquam allodium fuum ceteI rum hoe tarnen adiedlo vt decimas et judieium ter; rarum earuwdvm fuis debeat vfibus retinere. Sane [quia fuper predictis diSto nobili plenam warandiam 1 exhibemus . mandamus regia autloritate diftricte precipientes ut nullus fit qui ipfum in hac noftra [gratia ipfi faÜa moleftare audeat feu Jngenij fcru- pulo impedire. Quod qui facere prefumpferit no : ftram indignationem et grauem ojfenfam fe nouerit lincurfurum. Ad huius etiam facti noftri memoI riam euidentem et Robur in pofterum duraturum \ prefentes literas confcribi et figillo noftre eelfitu|i dinis iuffimus communiri. Datum apud Waerdam. \ anno domini m°. cc. xlviij tercio Kalendas Ja1 nuar. Jndict. fexta. Keizersweerd 30 Decemb. 1248. I. 317. Dit ftuk beruft op de Hollandfche Leenkamer. L I. Wilhelmus, Dei gratia Romanorum Rex & l femper Auguftus, ChariJJimo Fratri fuo Florentio 1 de Hollandia gratiam fuam &f omne bonum. ■ Y 4 Da-  344 Codex Diplomaticus. Datum lapud Coloniam V\ Idus Januarij, In-, dictione fexta. Keulen 9 Jan. 1249. I. 331. L I I, (Littera mijfa Innocentio IV, continens jura\mentum fidelitatis per Dom. Wilhelmum, Regem Romanorum £f. Imperatorem electum, ante fui cor ronationem) Datum in. cajtro apud IngeU heim 11 Kalend, martii 1249. Leger voor Ingelheim 19 Febr. 1249. L 3 2 8. L I I I. Nos Wilhelmus Dei gratia Imperator -~ dat. in Caftris apud Ingelheim 1248. Leger voor Ingelheim 1249. 1.336. L I V. Willelmus, Dei gratia Romanorum Rex femper auguftus, univerfis Imperii fidelibus, hanc litteram infpetluris gratiam fuam é? omne bonum. • Adtum apud Maguntiam anno Dom. 1248. ¥. Cal. Maji Indictione VI. Mayntz 27 Apr. 1249. I, 342t L V. Omnibus hoe fcriptum vifuris et. audituris Da. vid fil. U. Comitis de huntygdun frater W regis Scotie  Codex Diplomaticus. 345 Scotie falutem in domino. Noverit vniuerjïtas veJlra me pro me et heredibus quibuscumque meis jnperpetuum quitum proclamajje et penitus refignajje. ac ipfas refignationem et quiticlamationem frefenti fcripto confirmaffe. domino W. regi Scotie fratri meo. & heredibus fuis quibuscumque. omne ius et clamium. quod unqam hobu], habeo. quocumque modo . jüre feu titulo habere potero vel mihi et heredibus meis aliquo tempore competere .poffit in toto regno Scotie feu aliquo retinemento. pro terra de gareviach. mihi et heredibus meis data . et conceffa a ditlo domino W. rege Scotie. a fe et heredibus "fuis. ita quod nee ego nee heredes me]. nee aliquis uel aliqua pro me uel pro me in predicto regno Scotie. aliquod ius uel clamium de cetero. aliquo tempore exigere poterimus feu vendicarc , Jn cujus rei teftimonium figillum meum prefenti fcripto eft appenfum. (1162) I- 343- Een Vidimus van dit ftuk beruft op de Hollandfche Leenkamer. L V I. Willelmus, Dei gratia Romanorum Rex, £f femper Auguftus, univerfis, hanc litteram infpec- "turis, falutem omne tonum. Datum apud Maguntiam , anno Domini 1249, quinto Kal. Maji, IndiÜione VI. Mayntz 27 Apr. 1249. I. 343-, Y 5 LVU  346" Codex Diplomaticus. L V I I. Wilhelmus Dei gratia Romanorum Rex femper auguftus dilecïis fidelibus fuis Vice-confulibus , advocato , Scabinis et minifterialibus nee non et univerfis civibus aquenfibus gratiam fuam & omne bonum. Ut ea que juftitiam fapiunt, et honeftatem exigunt, pxofequamur debita gratia, et favor affumpti culminis nos follicitat 6f inducit; fane prefenti fcripto ftatuimus et mandamus authorita. te regia ftrmiter ftatuentes, quatenus ftatuta inter vos de nova rationabiliter et de communi eorum confenfu ordinata a vobis univerfis & fmgulis usque ad tempus debitum inviolabiliter obferventur; fi quis vero transgrejfor hujusmodi extiterit, indlgnationem noftram fe nsverit incurriffe. Datum, apud Bruxellam fecundo Idus maft anno Domini mccxlix Indictione VIII. Brusfel 14 Mey 1249. ï. 344. Dit ftuk is my uit Aken toegezonden. L V I I I. Wilhelmus dei gratia Romanorum Rex femper auguftus „ Dilecïis fidelibus fuis prioriffe et conuentui monialium monafterij de porta celi traietienfis dyoccefis ordinis fancti benedi&i. gratiam fuam et omne bonum. fapit jufticiam. pie. tatem continet, et excellentie regalis benignitas nos inducit, ut ecclefias perfonas ecclefiafticas , debito et gratiofo prevenientes fauore beneficentie noftre  Codex Diplomaticus. 347 nojïre dexteram ad Mas in amplitudine Karitatis liberaliter extendamus hinc eji quod volentes JertAnareinterris quecumfruëtu multiplici recollige-ï, re valeamus in celis vobis et monafterio veftro prediiïo. promontoria que dune valgariter appellantur, fita intus vroneland weche et clinghenwaghe. vsque ad mare et darinchen contentum ibidem intuitu diuine pietatis conferimus perpetuo pofidenda. volumus quoque vt de ducentis menjuris terre que ghemete volgariter appellantur quas habetis vel adhuc dante deo in zeelandia poteritis adipifci, nullas precarias. exaiïiones. vel thelonea feu quocumque alio nomine cenfeantur vllo unquam tempore aliquatenus exfoluatis, fed a folutione ipforum fitis aultoritate prefentium perpetuo libere et exempte. Datum confiuentie xiij Kal. julii Indictione feptima, Coblentz 19 Juny 1249. I- 35r« Dit ftuk, 't welk op de Hollandfche Leenkamer beruft, is het eerfte, waarin Willem de rechte Indictie gebruikt. Alle de Diplomata, die hy tot nu toe als Roomfch Koning vervaardigd had, waren ééne Indittie te vroeg gedagtekend , het voorige flechts uitgezonderd , waarin, gelyk wy reeds hebben aangemerkt, een misflag moet zyn ingefloopen. Van nu af aan wordt de waare Indictie gebezigd , fchoon het volgende nog ééns de zesde in plaats van de zevende heeft, en er ook daarna nog wel een enkelde. fout omtrent begaan is. LiX.  348 Codex Diplomaticus. L I X. * Willelmus dei gratia Romanorum Rex et Jemper auguftus vniuerfis hane literam infpe&uris' Rei gefte memoriam. Datum apud mdgun- tiam Anno domini 1249 quarto nonas Julii indictiis fexta. Mayntz 4 July 1249. I. 353. Dit ftuk, 't welk wy eerft dachten in zyn geheel uittegeeven, hebben wy naderhand reeds gedrukt gevonden in Gruneri de rebus Her•manni II. Comitis de Henneberg in ejus opufculis II. p. 122. L X. Innocentius Epifcopus fervus fervorum Dei diïettis filiis Decano &f Capitulo Ecclefie Santtce Maria Jquenfis , leodienfis dioccefis falutem et apoftoluam benedictionem. Apoftolica fedis benig, nitas fineer e obfequentium vota fidelium favore benevolo profequi confuevit, et devotorum perfonas, quas in fua devotione promptas invenerit et ferventes, quibusdam titulis decentibus decorare ; ut autem ex fpeciali devotione quam ad nos ü? Ro. manam Ecclefiam habere re fcimus, nee non ex confideratione chanjfmii in Chrifio filii noftri Wilhelmi Regis Romanorum illuftris nobis fuper hoe inflantius fupplicantis favorem fentiatis , yobis epofiolicam accreviffe authoritatem, yobis prafen- tium  Codex Diplomaticus. 349 tium tenore indulgemus, ut nullus delegatus, vél fubdelegatus ab eo executor Jive eliam conftrvator a fede apojlolica vel legatus ipjius pojjit in vos excommunicationis, Jujpenjionis aut interditti fententias promulgare absque fpeciali mandato fedis ejusdem, faciente plenam de hac indulgentia mentionem. ISiulli ergo hominum Meeat hanc paginam noftra concejfionis infringere , aut ei aufu temerarin contraire ; Ji quis autem hoe attentare prcefumfcrit, indignationem omnipotentis Dei et beatorum Petri et Pauli Apoftolorum ejus Je noverit incurjurum Datum Lugduni xn cal. Septembris. Pontificatus nojlri anno VII. Lyons 21 Aug. 1249. I. 345. Dit ftuk is my uit Aken toegezonden. L X I. Wilhelmus Dei gratia Romanorum Rex femper Auguftus viris nobilibus Opizoni, Alberto, Jacobo, Thedifio 6f Nicoleto Comitibus Lavania , dileÜis fidelibus fuis gratiam fuam & omne bonum. Datum Confiuentice Anno domini 1249. 2 Non. Septemb. IndiÜione VII anno regni I. Coblentz 4 Septemb. 1249. L 364. L X I I. Willelmus Dei gratia Rex Romanorum femper Auguftus, fidelj fuo Symonj de Harlem , Mil ti. Bal-  350 Codex Diplomaticus. Balliuo fuo per Zelandiam conftituto , gratiam fuam & omne bonum. Datum apud Ziert- kfhe anno Domini ? 249 menfe Febr. Indictione Oct. Reddantur litterce. Zierikzee Febr. 1250. I- 371. L X I I I. Wilhelmus, Dei gratia Romanorum Rex, et femper Auguftus, univerfis Chrifti fidelibus gra- ti mi fuam & omne bonum. Datum apud Dordrecht, anno Domini 1249. Indittipne ottavat xai Kalendarum Martii. Dordrecht 17 Febr. 1250. I. 373, L X I V. Willelmus dei gratia romanorum rex femper auguftus Omnibus prefens fcriptum vifuris gratiam fuam et omne bonum volumus ad vniuerforum noticiam pervenire, quod nes dilecto ac fideli creditori noftro. Niclao filio Heynrici de Zierixe vendidimus Haymannas noftras apud burg et Ha. meftede et Zudkerken in Scaldia cum omnibus que poterunt ab eisdem Haymannis prouenire ipft niclao et fuis fuccefforibus jntegre et abfolute quiete per omnia in iure hereditario perpetue pojjidendas, Concedentes eisdem niclao et fuis fuccefforibus liberam voluntatem de eisdem Haymannis faciendam , et omnes denarios quos de memoratis Haymannis nobis^Aebebat, legitime perfoluit et plenarie primum cum nouijfimo quadrante, et vt hec yen-  Codex Diplomaticus. 351 venditio et eius folutio rata et inconuulfa per maneat, prefentem paginam Jïgilli noftri inprejfwne dictis nyclao et fuis fuccefforibus in teftimonium concejfimus roboratam Datum apud Zierixe V° (waarfchynlyk 1V°.) Non. Februar. Indictione viija. Zierikzee 1 (2) Febr 1250. I. 374. Dit ftuk beruft op de Hollandfche Leenkamer. LXV. Wilhelmus Dei Gratia Romanorum Rex femper Auguftus omnibus prcsfentia vifuris gratiam fuam et omne bonum, Volumus ad notitiam vniuerforum peruenire, quod nos diletto ac fideli creditori noftro Nicholao filio Heynrici de Zierixee vendimus haymannas noftras apud Burch et Haemftede in Scaldia cum omnibus que poterunt ab eisdem haymannis prouenire , ipfi Nicholao et fuis fuccefforibus jntegre et abfolute quiete per omnia jure hereditario perpetue poffidendas quarum quartam partem Wilhelmus frater fuus ficut dicïus Nicholaus et fui fucceffores pacifice et quiete poffidebunt, et liberam voluntatem fuam facient, omnes autem denarios de dictis haymannis nobis plenarie perfolutos et legitime prejenti poteftamur, Et ne ifte contraotus emptionis facie videatur irritari vel poffe annichilari, prefentem paginam figilli impreffione noftri dictis Willelmo et fuis fuc. cefforibus in teftimonium concejfimus roboratam, datum  352 Codex Diplomaticus. datum apud Zierixee pridie Kalendas aprilis ittdittione oÜava. Zierikzee 31 Maart 1250. I. 374- Dit ftuk beruft op' de Hollandfche Leenkamer. LX VI. Willelmus dei gratia Romanorum Rex femper Auguftus vniuerfis prefentes litteras vifuris falutem et cognofcere veritatem. —— Datum Bruxellie vu id. Maij. Indictione v11 j Anno domini 1250. Brusfel 9 Mey 1250. L 380, L X V I I. Wilhelmus dei gratia romanorum rex femper auguftus et 'comes hollandie vniuerfis prefensfcriptum 'ifuris imperii fidelibus gratiam fuam et omne bonum Cupientes ex liberalitate regia virum religiofum wilhelmum dei gratia abbatem fanÜi trudonis dilectum cappellanUm nöftrum fauore profequi fpeciali et ipfius ecclefie precauere dispendüs et jatturis notum facimus vniuerfis quod nos ad noticiam noftram de bonis et hominibus ecclefie fancti trudonis in alborghe et in villis adiacentibus quo ad nos ratione Comitatus hollandie pleno iure nofcitur pertinere predicto abbati et fuis fuccefforibus noUris comitibus hollandie facere et prö requifitione fiue reuelatione prediUi feodi ynam ma-  Codex Diplomaticus. 353 mare dm argenti et non amplius perfoluere tenebuntur adicimus etiamfi preditïam ecclefiamfancÜitrudonis et homines ipfius ab omni violentia et iniuria defendemus vt femper proteüione noftra gaudeant fpeciali nee moleftatione aliqua perturbentur Vt autem huiusmodi conceffio robur obtineat ftrmitatis prefens fcriptum Sigilli noftri munimine facimus roborari Datum bruxellis quarto decimo Kalend. Junii IndiÜione oÜava anno domini m° cc° l. Brusfel 19 Mey 1250. I. 38ij Een Vidimus van dit ftuk beruft op de Hollandfche Leenkamer. L X V I I I. Willelmus Dei gratia Romanorum Rex femper auguftus Comes hollandie , notum fieri vriumus univerfis AÜum Rruxelle anno Domini I250 quarto decimo Kalendas Junii inditïionè oüava, regni noftri anno fecundo. Brusfel 19 Mey 1250. I. 392; L X I X, Margareta Flandrie et Haynnonie Comitiffa univerfis prefentibus et futuris prefentem paginam infpeEturis falutem. Cum inter nos ex una parte, ei ferenijfimum Dominum Wilhelmum Regem Roman. illuftrem, et nobilem virum Florentiumfratrem eius ex altera parte AÜum Bruxel- II. Deel. Z «  354 Codex Diplomaticus. le anno Domini 1250. feria quinta poft Pentecoften. Brusfel 19 Mey 1250. I. 392. L X X. Willelmus Dei gratia Romanorum Rex femper auguftus. Vniverfis Imperii Fidelibus prefentes litteras infpetturis graciam et omne bonum. datum Bruxelle xvi (waarfchynlyk xiv) Ka* lend. Junii indictione ottava anno Domini 1250. Brusfel 19 Mey 1250. I. 392. L X X I. Willelmus Dei gratia Rem. Rex, femper Auguftus, univerfis &c. A^um Bruxellce, anno domini 1250, quartodecimo Kal. Junii Ind. VIII Regni noftri anno II. Brusfel 19 Mey 1250. I. 392. L X X I I. Willelmus Dei gratia Romanorum Rex et femper auguftus univerfis Chrifti fidelibus gratiam fuam et omne bonum. - Datum Bruxelle xiin Kalendarum Junii Indittione vm anno Domini 1250. Brusfel 19 Mey 1250. I. 392. LXXIIL  Codex Diplomaticus. 3SS L X X I I I. Willelmus dei gratia Romanorum rex et femper auguftus vniuerfis hanc Uteram infpetturis gratiam fuam et omne bonum. ad imitationem predecefforum noftrorum imperatorum feu regum promotionibus religioforum virorum intendere cupientes fignificandum vobis duximus quod nos abbati et conventui de loco Santti Remardi cifterc. ordinis facimus gratiam et conferimus libertatem ut per terras noftras hollandiam et zelandiam omnem annonam fuam feu ligna vel lapides aut alias res in vfus proprios convertendas, absque Omni prorfus exattione thelonei deduci debeant libere et fecure, inandantes et regia auttoritate precipientes ut nullus fit qui memoratos fratres ac eorum nuncios contra hanc gratiam ipfis fattam moleftare vel aliquid ex ipfis theloneum audeat extorquere , Datum apud Middelborch VQ Kal. Juli] indictione ottava. Middelburg 27 Juny 1250. I. 393; Een Vidimus van dit ftuk beruft op de Hollandfche Leenkamer. L X X I V. Willelmus dei gratia Romanorum Rex fempef Auguftus vniuerfis prefentem paginam infpetturis gratiam fuam et omne bonum. Vniuerfitati ueftre notum facimus quod nos nobili viro Willelmo de Iredenroede diletto confanguineo noftro dedimus terram fuam apud Reesueld que orientem veifum atZ 2 tingit  35^ Codex Diplomaticus. tingit viam Reesueldenfium feptentrionem verfum Vlam Niwenrodenfium, jn occidente uero terminatur ad lineam et regulam que wlgariter Ree ap. pM'dtur nobilis Mulieris Machtildis de forefto que quidem linea uel regula incipit a termine occidentali uie nuwerenroedenftum et protenditur aftendendo lineariter regulariter et directe quod wlgari. ter Reerecht dicitur, uerfus Wilthorft yerfus auftrum terminatur ditta terra ad auftrale latus de Reesuelde ad quandam lineam videlicet que incipit a termino vie Reesueldenfium et protenditur afcendendo lineariter regulariter et directe in Wilthorft quousque attigerit lineam et regulam predictam que incipit a termino vie occidentali niwenrodenfium et protenditur regulariter afcendendo uerfus Wilthorft. concurrens ibidem orto generaliter cum eadem licentiam dantes eidem Willelmo et plenam ac liberam facultatem totam terram predittam infra terminos fupradittos contentam vendendi in propria predia iure proprietario ab ementibus eam legitime poffidendam. Excepto eo quod uolimus quod diilus. W. et heredes fui ueram et rettam decimam dille terre a nobis et noftris fuccefforibus iure teneant feodali. In cuius rei teftimonium prefens fcriptum fieri fecimus et figilh noftro Regio communiri Datum in Caftris apud Bertoldesheim anno domini m° cc0 l fecundo. Indictione ottava. Leger voor Bertoldesheim 27 July 1250. 1.394. Dit ftuk beruft op de Hollandfche Leenkamer. LXXV,  Codex Diplomaticus. 357 L X X V. In nomine Domini Amen. Nos Wilhelmus dei j gratia Romanorum Rex femper Auguftus, > Datum apud Maguntiam. anno domini 1250, nonas Augufti Indictione otlava. Mayntz 5 Aug. 1250. I. 395. L X X V I. Vvillelmus Dei gratia Rom. Rex femper Aug. Nobili viro Albrico de Rom. diletto fideli fuo grat. et bonum omne. Dat. in caftris ante Geylenhufem vi non. otcob. inditt. XI anno domini 1250 regni vero noftri II. Leger voor Gelnhaufen 2061.1250. I.400. L X X V I I. Willelmus Dei gratia Romanorum Rex femper Auguftus univerfis Imperii fidelibus, ad quos ifta Litterce pervenerint, gratiam fuam ê? omne bo- num Datum apud Montes in Hannonia V Kalendas Decembris Indictione IX anno Domini 1250. Regni vero noftri anno tertio. Bergen in Henegouwen 27N0V. 1250. I.401. L X X V I I I. Willelmus dei gratia'Roman. Rex femper auguftus Kariffimo fratri fuo Florentio uel baliuo Selandie pro tempore conftituto gratiam fuam et 2 3 omne  358 Codex Diplomaticus. omne bonum < Datum apud middelburg anno Domini 1251. xvij Kal. februarii Indictione IX*. Middelburg 16 Jan. 1251. II. D. p. 10. L X X I X. Willem, by der genaden Gods der Roemeren Koninck, ende altoes meerdere, alle de ghetrouwen des Rycx van Roeme, die defe jeghenwoordighe letteren fullen fien , fyne gratie ende al goet. Dit 'wasghedaen in Middelburch, in 't Jaer ons Heeren 1250 des derden daecbs binnen Zille in der neghender Indictie. Middelburg 3 Febr. 1251. II. 12 LXXX. Willelmus dei Gratia Romanorum Rex et femper Auguftus Decanis &f ballivis Holland. Gratiam fuam & omne bonum Cum diletto Capellano noftro Abbati Egmondenfi fuoque conventui a fede apoftolica de fpeciali gratia fit indultum quod neque in penfionibus neque in provifionibus Ecclefiafticorum beneficiorum ab aliquibus per Litteras Apofiolicas feu legatorum eius de cetero impetrandas etiamfi habeatur in eis non obftante aliqua jn. dulgentia de qua fpecialem aut expreffam oporteat fieri mentionem. inviti cogi valeant uel compelli. nifi de ipfa indulgentia in eisdem Litteris habeatur mentio fpecialis & fuper eo datus fit eis conservator decanus aquenfis. cumque jdem clauftrum a  Codex Diplomaticus. 359 a noftris progenitoribus fitfundatum. nosque eundem locum pre ceteris claufiris noftri comitatus fpeciali diligamus in domino prarogativa & Mis yifceribus cupiamus ut per nos noftrosque fuccesfores a quorumlibet moleflantium iniuriis defenfetur &> in privilegiis & gratiis fibi fattis ac libertatibus hattenus habitis confervetur Auttmtate regia vobis di/irittius fub obtentu gratie nojtre duximus injungendum vt vos decani gladio fpintuali et vos baliui brachio feculari ipfos fuperpmdictis viriliter et efficaciter defenfetis quotienscunque ab ipfis fueritis requifiti. Mandatum et voluntatem noftram taliter impleturi quod de promp-titudine talis obfequii poffitis a nobis merito cwu mendari. Datum apud Middelburg anno domim m° cc° quinquaftmo. quinto Idus Februarii Inditt. IX. Middelburg 9 Febr. 1251. «• I3« Dit ftuk, waarvan het zegel verbroken is, heb ik zelve uit het oorfpronkelyke overgefchreeven. LXXXI. Wilhelmus dei gratia Romanorum Rex femper auguftus vniuerfis jmperii fidelibus prefentes hte. ras infpetturis gratiam fuam et omne bonum ad noticiam univerfitatis volumus pertinere quod no, Th. dicto buekel. feodum quod a nobis tenet filte fuefeniori fi ipfum fine filio mori contigent auctoritate regia liberaliter duximus coneedendum j» 0 2, 4 cmus  $6o Codex Diplomaticus. cuius rei teftimonium prefens fcriptum confcribi etftgillo noftre ferenitatis iuffimus communiri Datum apud traiedtum anno domini millefimo ducenteftmo quinquageftmo primo decimo fexto Kalend, aprilis IndiStione /Xa. Utrecht 17 Maart 1251. II. 13. Dit ftuk beruft op de Hollandfche Leenkamer, L X X X I I. Florentius frater illuftris Regis Romanorum vniuerfis quibus prefentia yidere contigerit falutem. • Datum anno domini 1251 fabbato poft inventionem fantte crucis. 6t Mey 1,251. jr. IOe L X X X I I I. Willelmus Dei gratia Romanorum Rex femper Aug. Nouerint uniuerfi ad quorum noticiam ifte pervenerint Datum Argentine IIII Idus Maij Inditt. VUIL Straasburg i2 Mey 1251.- jj, 23, L X X X I V. Wilhelmus D. G. Rom. Rex 3 (f femper Auguftus. j univerfis Imperii fidelibus hanc liter am infpecfytis gratiam fuam et omne bonum — Datum apud Nufciam,  Codex Diplomaticus. 361 Nufciam A° Domini 1251. xv Kal. Julii Inditt. nona. Nuys 17 Juny 1251-. & 2Ö- L X X X V. Wilhelmus, Dei gratfa Romanorum Rex femper Auguftus, univerfis Imperii fidelibus prcsfen-r tem paginam infpetturis gratiam fuam et omne bo- num. Datum apud Erenbrechftein, Anno Domini 1251 vin Kal- Juli], Indictione IK. Ehrenbreitftein 24 Juny 1251. U, 29. L X X X V I. Vniuerfis prefentia vifuris florentius de hollandia frater domini Willelmi Regis Roman. ïllufiris falutem nouerit vniuerfitas veftra quod de proui. dentia confilij mei contuli Willelmo de Pole opidano de harlem omnia bona que emit idem. W. erga Ancelinum de haerlem habenda et iure feodali posftdenda hoe additb quod ft fine legitimo filio idem decejferit filia fua maior natu ipfi fuccedet in perceptione bonorum predittorum. In cuius rei teftimonium prefenti litere figiïlum meum feci appendi Datum apud Middelburg anno Domini mw cc° lj dominica poft affumptionem beate marie virginis. Middelburg 20 Aug. 1251. H. 44* Dit ftuk beruft op de Hollandfche Leenkamer. Z 5 LXXXVII.  362 Codex Diplomaticus. L X X X V I I. Guillelmus Dei gratia Romanorum rex femper auguftus. Univerfis imperii fidelibus hanc litteram infpetturis , gratiam fuam et omne bonum. Datum in caftris apud Bligenhufen inter Pruigiam éf Bopardiam per manum Magiftri Arnoldi curice noftra protonotarii duodecimo cal. Sept. anno Inearnationis Domini 1251. inditt. IX. regni noftri anno III. Leger voor Bligenhufen 21 Aug. 1251. II. 3 8. L X X X V I I I. Wilhelmus Dei gratia Romanorum rex femper Auguftus. Vniuerfis Imperii fidelibus prefentem paginam infpetturis gratiam fuam et omne bonum. Datum in Caftris ante Bobardiam. vi Kal. Septembris Indittione IX Anno domini 1251. Leger voor Boppard 27 Aug. 1251. II.39. L X X X I X. Wilhelmus Dei gratia, Romanorum Rex, femper Auguftus, Univerfis Sacri Imperii fidelibus, prcefentes liter as infpetturis, gratiam fuam & omne bonum. Datum Antwerpice 4 Ka¬ lend. Ottobris, Indittione decima, Anno Domini I2C2. Antwerpen 29 Sept. 1251. II. 43. XC.  Codex Diplomaticus. 363 X C. Willelmus Dei gracia Romanorum Rex femper Auguftus imperii fidelibus , prefentem paginam infpetturis gratiam fuam êf omne bonum. Datum Brunswigk 7 Kalendas Februarii Indictione decima, anno Domini 1252. regni vero noftri anno primo. Brunswyk 26 Jan. 1252. II. 54- X C t Wilhelmus, Dei gratia, Romanorum Rex femper Auguftus. Univerfis Sacri Imperii fidelibus, prcefentes liter as infpetturis, gratiam fuam et omne bonum. Datum Brunswyk, quinto Cal. Februarii, Indittione decima, anno Domini 1252, Regni vero noftri anno quarto. Brunswyk 28 Jan. 1252. tl 57- X C I I. Willelmus Dei gracia Romanorum Rex femper Auguftus vniuerfis facri Imperii fidelibus , prefentem paginam infpetturis, gratiam fuam & omne bonum Datum Brunswich Cal. mirtii Indittione X Anno Domini 1252. Brunswyk 1 Maart 1252. II. 57' X C I I I. Willelmus Dei gracia Romanorum Rex femper Augu-  364 Codex Diplomaticus. Auguftus , Diletto fororio fuo illufiri Albert0 , Juniori Duci de Brunswic falutem et fincere di- lettionis ajfettum. . Datum Brunswic Anno Domini 1252. VII. Idus Martii Indictione X. Brunswyk 10 Maart 1252. II. 58. X C I V. Willelmus Dei gracia Romanorum Rex femper Auguftus Vniuerfis facri Imperii fidelibus prefentem paginam infpetturis gratiam fuam et omne bonum Datum Brunswick xini Kal. Aprilis Indittione X. anno Domini 1252. Brunswyk 19 Maart 1252.. II. 58. X C V. Willelmus Dei gratia Rom. Rex femper Aw gufius Univerfis Ballivis, Thelonariis feu ojjcialibus per Comitatum Hollandice & Tfelandice conftitutis Dilettis, Fidelibus fuis gratiam fuam &f omne bonum. ■- Datum Brunswick vi KI. Aprilis Indittion. X Anno Domini 1252. Brunswyk 27 Maart 1252. II. 59. X C V I. Wilhelmus, Dei gratia Romanorum Rex,femper Auguftus, vniuerfis facri Imperii fidelibus, prefentes litteras infpetturis, gratiam fuam & omne bonum. Datum Hallis VIL ld. April. Inditt. X Anno. domini 1252. Halle 7 April 12,52. II. 61. XCVIL  Codex Diplomaticus. 355 X C V I I. Wilhelmus, Dei gracia Romanorum Rex, femper Auguftus, Nobili viro C. de Eppenflein diletto fideli fuo graciam fuam et omne bonum. —. Datum Wolmerftede xn Kal. Maii Indittione X. Wolmerftede 20 Apr. 1252. II. 63. X C V I I I. Ick Floris van Hollant, Broeder Heeren Wilms des edelen Coninx van Roomen, maken kennelick allen luyden, den jegenwoordhige als den toeco- mende; Defe fake gefchiede tot Dordrecht in der Minrebroeders Reefter, in 't jaer ons Hee~ ren 1252, des Dinxdages na den Sondach als men ftngt in der Kercken Jubilate. Dordrecht 23 Apr. 1252. II. 66. X C I X. Wilhelmus Dei gratia Romanorum Rex, femper Auguftus. Honorabilibus Viris Decano totique Capitido fanttorum Apoftolorum Symonis & Juda in Gojlar, fuis fpecialibus Capellanis, gratiam fuam 6f omne bonum. Datum Bruns- vick, 1111 Kal' maft. Inditt. X 1252. Brunswyk 28 Apr. 1252. II. 64. C & Cl. Willelmus Dei gratia Romanorum Rex femper Au-  366 Codex Diplomaticus. Auguftus univerfis facri Imperii fidelibus prcefentes litteras infpetturis gratiam fuam &p omne bonum Datum per manum venerabilis H. Spiren- fis Èletti vices gerentis venerabilis Gerhardi Maguntini Archiepifcopi Sacri Imperii per Germaniam Archicancellarii, apud Brunsvich vi Non. Maji. Indittione X. Anno Domini 1252. Regni vero noftri anno quarto. Feliciter Amen. Brunswyk 3 Mey 1252. II. 64. C I I. Willelmus Dei gratia Romanorum Rex femper Auguftus Dilettis fidelibus fuis Confulibus Civitatis Gojlarienfis gratiam fuam & omne bonum. Datum Ganderfen Non. Maji Inditt. X; Anno 1252. Gandersheim 7 Mey 1252. II. 66. C I I I. VVïlidmus Dei gratia Romanorum Rex femper Auguftus■ Vniuerfis Imperij fidelibus, hanc paginam infpetturis gratiam fuam, &f omne bonum. •— Datum Traiettum Leodenfis Diocefis xi Calend Junij, Anno Domini 1252. Indiü.X Reg. gni noftri anno quarto. Maaftricht 21 Mey 1252. II. 69. C I V.  Codex Diplomaticus. 367 C I V. Villielmus Dei gratia Romanorum Rex femper Auguftus. Dilettis fidelibus fuis, Eletïo & Capitulo Taurinenfi, gratiam fuam & omne bonum. < Datum Traietti Leodienfis Diocefis , xi Ca- lend. Junij, Anno Domini 1252 Inditt. decima 3 Regni noftri anno quarto. Maaftricht 21 Mey 1252. II. 69. C V. Willelmus Dei gracia Romanorum Rex et femper Auguftus, yniuerfts prefentes liter as infpetturis graciam fuam et omne bonum. ■ Datum anno Domini 1252, fexto Idus Junij, Indittione decima. 8 Juny 1252. II. 69. C V I. Willelmus dei gratia Rom. Rex femper aug. Vniuerfis facri Imperij fidelibus prefentes litteras infpetturis gratiam fuam et omne bonum. —■— Datum Antwerpie. nj ld. Junij. Indittione decima. Anno domini 1252. Antwerpen 11 Juny 1252. II. 69. C V I I. Willelmus dei gratia Romanorum Rex femper Auguftus vniuerfis Imperii fidelibus prefentes litteras  3Ö8 Cödex Diplomaticus. teras infpetturis gratiam fuam et omne bonum. Ad noticiam yniuerforum uolumus pervenire quod conditionem et ordinationem fattam diletto fideli noftro Ogero de Hocka per kariffimam matrem noftram prefente Florentio kariffimo fratre noftro fuper terra in Hunteneffe et ficut in litteris ditta matris noftra inde confettis videtur plenius con■ tineri ratam habemus pariter atque acceptant dn cuius rei teftimonium prefens fcriptum exinde conJcribi figillo noftro iujjimus communiri. Datum Antwerpie iij ld. Junij Indictione Xa Anno Domini m° cc" l° fecundo. Antwerpen u Juny 1252. G VUL Willelmus dei gratia Romanorum Rex femper Auguftus vniuerfis Imperii fidelibus prcefentem paginam infpetturis gratiam fempiternam & omne bonum. Ad noticiam yniuerforum uolumus pervenire quod nos conditionem fattam Ogero de Hocka fideli noftro fuper terra Hunteneffe per kariffimam Matrem noftram M. Comitiffam Hollandia prefente kariffimo fratre noftro florentio prout in litteris ipfius fuper hoe confettis videtur plenius contineri ratam habemus atque acceptam. In cuius rei teftimonium prafens fcriptum conferibi & figillo noftro iujjimus eomuniri. Datum Antwerpie ij ld. Jun. Inditt. Xa. Antwerpen 11 Juny 1252. Deeze twee ftukken zyn my eerft onlangs door de  Codex Diplomaticus. 369 de vriendelykheid van den Heer Auditeur Brand, in 't oorfpronkelyke medegedeeld. Zy zyn van denzelfden inhoud, doch mee eenige geringe veranderingen van ftyl, en twee dagen na elkander vervaardigd. Van het laatfte is flechts een zeer gering gedeelte van het zegel, op geel wafch gedrukt, overig. De Koning bekrachtigt daarin zekere fchikkingen, die zyne Moeder, in tegenwoordigheid zynes Broeders omtrent het landgoed Hontenisfe met Ogerus van Hocka,zynen Leenman,gemaakt had. C l X. Wilhelmw, Dei gratia Romanorum Rex, femper Auguftus, univerfis facri Imperii fidelibus, prceftntem paginam infpetturis, gratiam fuam & omne bonum. Datum Trajettenfi Anno Domini 1252 xv Kal. Jul. Inditt. X. Utrecht 17 Juny 1252. II. 77. C X. Wilhelmus Dei gratia Romanorum Rex, femper Auguftus, univerfis facri. Imperii fidelibus, prafentem paginam infpetturis, gratiam fuam £? omne bonum. Datum Traject, xiv Kal. Ju- Ui Inditt. X Anno Domini 1252. Utrecht 18 Juny 1252. II. 77. CXI. Wilhelmus, Dei gratia Romanorum Rex femper Auguftus. Univerfis facri Imperii fidelibus, prafens privilegium infpetturis, gratiam fuam & II. Deel. A a omne  37C- Codex Diplomaticus. omne bonum. Datum Trajetti xiv Kal. Juli] , Inditt- X Anno Domini 1151. Utrecht 18 Juny 1252. II. 78. C X I I. Willelmus Dei gracia Romanorum Rex femper Auguftus Univerfis Imperii fidelibus , prefentem paginam infpetturis graciamljuam fef omne bonum. - - Datum Confluencie vi Kalendas Jul. Indittione X Anno Domini 1252. Coblentz 26 Juny 1252. II. 83. C X I I I. Wülermus, Dei gratia Romanorum Rex femper Auguftus univerfis facri Imperii Romani fidelibus, prafentem paginam infpetturis, gratiam fuam et omne bonum. ~— Datum in caftris ante Fr ankefort V Idus Julii Indittione decima, anno Domini 125 2 regni vero noftri anno quarto. Leger voor Franckfort 11 July i252. C X I V. Wülermus, Dei gratia Romanorum Rex femper Auguftus, univerfis prafentes litteras infpec turis Sacri Imperii fidelibus , gratiam fuam et om. ne bonum. Datum in caftris ante Franke- fortVIdusjulii Inditt. X Anno Domini 1252. Leger voor Franckfort 11 July 125 2. II. 92. C X V. Willelmus Dei graci* Romanorum Rex femper Au-  Codex Diplomaticus. 371 Auguftus. Vniuerfis Imperii fidelibus prefentem paginam infpetturis gracia u fuam & omne bonum. Datum in caftris ante Franekenfort V Idus- Julii Indictione X. Anno Domini 1252. Leger voor Franckfort I* July 12s2. II. 93. C X V I. Wilhelmus Dei gratia Romanorum Rex fe? femper Auguftus. Univerfis Imperii fidelibus has litteras infpetturis gratiam fuam Indittione duodecima, Anno Domini 1254. Leyden 11 Juny 1254. II. 185. C L I I. Willelmus dei gratia' Romanorum rex femper auguftus vniuerfis prefentes literas infpetturis gratiam fuam et omne bonum I Ad noticiam veftram volumus peruenire, quod nos attendentes obfequiofam deuotionem diletti fidelis noftri Symonis de Haerlcm liberis fuis auttoritate prefentium fingula et vniuerfa bona que idem a nobis tenet titulo feodali coniuntta manu ex liberalitate regia duximus concedenda Tali conditione adietta, quod quandocunque feniorem de dittis liberis decedere contigerit junior femper fuccejfiue in ditto feodo fuccedat eidem, jn cuius rei teftimonium prefens fcriptum confcribi et ftgillo noftro juffimus communiri Datum in caftris prope Magunt. iij ld. Jul. Indittione X anno domini m6 cc. Lii'j. Leger voor Mayntz 13 July 1254. II. 199. Dit ftuk beruft op de Hollandfche Leenkamer. C L I I I. Wilhelmus Dei gratia Romanorum Rex femper Auguftus Univerfis prafentes literas infpeftu. ris, gratiam fuam & omne bonum. ——— Datum Ley-  Codex Diplomaticus* 387 Ley da, quinto Idus Augufti, Indittione duodecima, Anno Domini 1254. Leyden 9 Aug. 1254. II. 202. C L I V. Wilhelmus Dei gratia Romanorum Rex, femper Auguftus t univerfis Imperii fidelibus gratiam fuam et omne bonum. ■■ Datum apud Ly- den > IV Idus Aug. Inditt. XII. anno Domini 1254. Leyden 10 Aug. 1254. II. 202. C L V. Wilhelmus Dei gratia, Romanorum Rex, femper Auguftus, prefentes Literas infpetturis Imperii fidelibus, gratiam fuam & omne bonum: — Datum apud Leyden, 4 Idus Augufti, Indittione 'undecima, Anno Domini 1254. Leyden 10 Aug* 1254. IL 203. C L V I. Wilhelmus, Dei gratia , Romanorum Rex , femper Auguftus, univerfis Imperii fidelibus,gratiam fuam & omne bonum. Datum apud Leiden , tertio Idus Augufti, Indittione duodecima, Anno Domini 1254. Leyden 11 Aug. 1254. II. 203. Bb 2 CLVIIo  388 Codex Diplomaticus. C L V I I. Wilhelmus, Dei gratia Romanorum Rex, femper Auguftus. Venerabili G Abbatiffe Quidelingeburgenfi. diletïe Principi fue gratiam )uam fef omne bonum. Dat. Egmunde. luNon. Nou. Ind. XIII anno Domini 1254. Egmond 3 Nov 1254. II. 220. C L V I I I. Wilhelmus , Dei gratia Romanorum Rex femper Auguftus Univerfis prefentes literas infpecturis . gratiam fuam et omne bonum. Datum apud Arnem xi Kal. Januarii, Indittione XIII. anno Domini 1*54. Arnhem 22 Dec. 1254. II. 221. C L I X. Wilhelmus Dei gratia Romanorum rex femper auguftus dilettis fidelibus fuis ciuibus Wormatienfibus gratiam fuam et omne bonum Datum Moguntice 2 cal. Febr. indictione 13 anno dom. ) 255. Mayntz 31 Jan. 1255. II. 227. C L X. Wilhelmus Dei gratia Rom. Rex femper Aug. &c.. univerfis Civibus Wormat. dilettis fidelibus fuis  Codex Diplomaticus. 389 fuis gratiam fuam et omne bonum. Dat. Lude 1255. januar. Inditt, XIII. January 1255. II. 227. C L X t Wilhelmus Dei gratia, Romanorum Rex, et femper Auguftus. Univerfis Imperii fidelibus , hanc literam infpetturis Gratiam fuam, & omne bonum. Datum apud IVormatiam Anno domini 1255. quarto JSon. Februar. Indictione XIII. Worms 2 Febr. 1255. H- 228. C L X I I. Wilhelmus Dei gratia Romanorum Rex femper Auguftus univerfis facri Imperii fidelibus prefentes literas infpetturis , gratiam fuam fe? omne bonum. Datum Spire ld. Febr. Indic tione XIII Anno Domini 1255. Spiers 13 Febr 1255. II, 233- C L X I I I. Wilhelmus Dei gratia Romanorum Rex fe? femper auguftus univerfis Imperii ceterisque Chrifti fidelibus, hanc Litteram infpetturis Gratiam fuam fe? omne bonum Datum apud Spiram An¬ no Domini 1255. xmi.Kal. Marcii . Indictione XIIia. Spiers 16 Febr. 1255. II» 233« Bb 3 CLXIV.  39io Codex Diplomaticus. C L X I V. Wilhelmus, Dei gratia Romanerum Rex 6? few* per Auguftus, Univerfis Imperii, reliquisqueChrifti fidelibus, has literas infpetturis, gratiam Jmm & omne bonum. Datum apud Spiram Anno Domini 1255. xiii Kalend. Mart. Indictione XIll. Spiers 17 Febr. 1255, II. 234. C L X V. Wilhelmus Dei gratia Romanorum Rex femper auguftus, Univerfis Imperij Fidelibus prefentes noftras infpetturis gratiam fuam fef omne bonum. —— Datum Spirce, Anno Domini 1255. fexto Kalend. Martij. Inditt. XIII. Spiers 24 Febr. 1255. II. 2-34. C L X V J. Wilhelmus, Dei gratia Romanerum Rex, Semper Auguftus, Abbati Hecmundenfi VicecanceU larie fuo, gratiam fuam & omne bonum. Datum Spira fef c. Spiers (Maart) 1255. II. 235. C L X V I I. Willelmus Dei gratia Rom. Rex femp. Aug. Vniuerfis Imperii fidelibus prefentes litteras infpetturis gratiam fuam et omne bonum. > Dat.  Code"x Diplomaticus. 39t Dat. Spire Hij ld- Martii Indictione XIII. Anno Domini 2255. Spiers 12 Maart «255. Ii. 236". C L X V I I I. Wilhelmus Dei gratia Romanorum Rex femper Auguftus Vniverfis facri Imperii fidelibus prefentem Chartam iifpetturis '■■ 'ratiam fuam 6? omne bonum. Datum Frankfort, xvn Kal- Aprilis Indittione XIII Anno Domini 1255. Franckfort ió Maart 1255. H* 236- C L X I X. Wilhelmus , Dei gratia Romanorum Rex, fef femper Auguftus. Univerfis Sacri imperii fidelibus , prcefentem paginam infpetturis, gratiam fuam, £? omne bonum. Datum Hamerfiein oc¬ tavo Calend. Aprilis indittione tertia decima, Anno 1255. Hammerftein 25 Maart 1255. II. 237C L X X. Willelmus dei gratia Romanorum rex femper auguftus. vniuerfis prefentes literas infpetturis gratiam fuam et omne bonum- M noticiam vniuerfitatis ueftre volumus peruenire. quod nos Hugoni de Naeldewic diletto fideli noftro liberam concedimus facultatem. quod Nobili viro W. domino de br ederoede diletto fideli noftro vender e posBb 4 &  39* Codex Diplomaticus. fit officium de vel/en cum fuis attinentijs quemaL modum tenebat a nobis titulo feodali volentes quod predittus Willelmus officium memoratum cum alijs feudis fuis a nobis feodaliter teneat imperpetuum pojfideat pleno iure tali conditione adietta quod fi nos afefto beati Marchi ewangelifte infra reuolutionem vnius anni dittum officium Emere decreuerimus ad vfum nojïrum fpecialiter retinendum fo • luta eidem Willelmo pecunia pro qua fepedittum officium comparauerit dampnvque proinde ad eftimationem- proborum virorum noftrorum hominum incurrijfe dinofcitur reftitutis eidem ad nos libere fine contradittione qualibet deuoluantur. In cuius rei teftimonium prefens Scriptum exinde fieri ftgilh noftro iujfimus communiri. Datum Sirkife iij KI. Maij. Indittione XIIIQ anno domini m°. cc. l" quinto. Zierikzee 29 April 1255. II. 237. Dit ftuk beruft op de Hollandfche Leenkamer. CLXX I. WUhelmus, Dei graüa Romanorum Rex, & femper Auguftus. Univerfis, hanc Litteram infpetturis , gratiam fuam, fef omne bonum. . 'Datum apud Middelborgh V. Kal. Junii, Indictione XIII. Middelburg 28 Mey 1255. II. 238. CLXXII,  Codex Diplomaticus. 253 C L X X I I. Willelmus dei gratia Romanorum Rex femper Auguftus I vniuerfis Imperij fidelibus ad quos prefentes litteras contigerit peruenire I Gratiam fuam et omne bonum. ■ Datum Albertimonte xi Kaïn. Julii Indittione Terciadecima. Albertsberg 21 Juny 1255. II. 242. C L X X I I I. Wilhelmus, Dei gratia Romanorum Rfx, Semper .tugufius Villico , Scabinis totiqüe communiiati villa Namurcenfis , dilettis fidelibus fuis , gratiam fuam & omne bonum. Datum Al- "bertvnonte 1253. X1IJ« Calendas Augufti Indittione XIII. Albertsberg 20 July 1255. II. 244. C L X X I V. Willelmus Dei gratia Romanorum Rex femper Auguftus vniuerfis nobitibus & vufjallis in L'omitatu Burgundia conftitutis, dilettis et fidelibus fuis, gratiam fuam fef omne bonum. Da- 'turn albertimonte duodecimo Calendas Augufti, indittione decima tertia, Anno Domini 1255. Albertsberg 21 July 1255. H. 245. Bb 5 CLXXV.  394' Codex Diplomaticus. C L X X V. Willelmus Dei gracia Romanorum Rëx femper Auguftus. Vniuerfis facri Imperii fidelibus, prefentes literas infpetturis, gratiam fuam omne bonum. ••• Datum apud Momfterium Egmundenfe vi Kal. Aug. Indittione XIII Anno Domini 12. s 5« Egmond 27 July 1255. II. 246. C L X X V I. Wilhelmus Dei Gratia Romanorum Rex femper Auguftus. Vniverfts Civibus de Dynanto, Fidelibus fuis, gratiam Juam fe? omne bonum. —— Datum Dordrecht V Kal. Septembris . Inditt. xiii Dordrecht 28 Auguft. 1255. II. 251. C L X X V I I. Wilhelmus, Dei gratia Romanorum Rex,fem„ per Auguftus,' univerfis pr a/ent es literas infpecturis , gratiam fuam et omne bonum. Datum Hecmunda per manum Magiftri Arnoldi dilett' Protonotarii noftri, X. Cal. Ottobris Indictione tertia decima, anno Domini 1255. Egmond 22 Sept. 1255. II. 253. C L X X V I I I. Florentius comes Holland, vniuerfis prefentes vifu-  Codex .Diplomaticus. 395 yifuris falutem. Accedentes ad noftram pref entiam prior in Echtlem. et celerarius in ludenkerke) coram nobis propofuerunt, ex parte abbatis et conuentus de ludenkerke grauiter conquerendo quod cum olim vt dicebant felicis memorie willelmus Romanorum rex quondam pater nofter jus patronatus rettorie ftue perfonatus thejfalie cum fuis appendicijs et capellis ipfis contuliffet libere propter deum. cuius fattum ventrabilis dominus petrus ad velum aureum dyaconus cardinalis tune dpoftolice fedis legatus per totam alemanniam prout afferebat confirmauit. quodam reynero tune rectore ditti perfonatus ad frugem melioris vitefuspirante dittam rettoriam in manus ditti abbath et conuentus libere refignante. Tandem quidam maliuoli inimico humani generis inftigante per comminationes et moleftias quas perfonis ditti mona. fterij intulerunt literas eis exhibitas a predittis fua aftutia extorferunt. ipfis tarnen remanentibus in pojfefione perfonatus eiusdem. vnde a nobis humiliter fupplicarunt vt nouas literas fuper poftesfione ditti perfonatus eis exhibere vellemus. Hinc eft quod prememorato monafterio concedimus per prejentes vt dittum perfonatum tali jure pojfideant in antea vti hattenus poffederunt. Datum feria quarta poft pentecoften . anno domini My. cc°. Lxxxmo quarto. 30 Mey 1284. II. 254. Dit ftuk beruft op de Hollandfche Leenkamer. CLXXIX,  39Ö Codex Diplomaticus. C U X I X. Wilhelmus, Dei gratia Romanorum Rex, femt per Auguftus, univerfis prefentes litteras infpecturis gratiam fuam et omne bonum. > Datum Leyde V Idus Ottobris , Indittione XIIII. Anno Domini 1255. Leyden 11 Octob. 1255. It 255. C L X X X. Wilhelmus Dei gratia Romanorum Rex fem. per Auguftus. Vniuerfis Militibus & univeyfitati de Nerftein, dilettis fidelibus Juis Gratiam fuam £? omne bonum. Datum apud Egmun- dam HU KI Novembris. Indittione XIII. Egmond 29 Octob. 1254. II. 256. Deeze brief behoort hoogftwaarfchynlyk tot bet voorige jaar „ en is by vergisfing °P 1255 gebracht. C L X X X I. Willelmus dei gratia Romanorum Rex femper Auguftus. Vniuerfis Imperij fidelibus prefentes Litteras infpetturis. gratiam fuam et omne bonum. Datum üpenhem v Idus 'Novembris Indictione xii rj Anno Domini 1255. Oppenheim 9 Novemb. 1255. II. 262. CLXXXII,  Codex Diplomaticus. 397 C L X X X I I. Wilhelmus Dei gratia Romanorum Rex femper Auguftus univerfis prcefentes Literas infpecturis , dilettis fidelibus fuis gratiam fuam & omne bonum. sittum apud Oppen¬ heim Anno . 255 vigilia S. Martini Indittione XIV. Oppenheim 10 Nov. I255j II. 271. C L X X X I I I. Ic ghy febr echt here van ameftelle riddre, make tont allen den ghenen die defe letteren fullen ficn ofte horen lefen dat ic ghelouet hebbe minen lieue here haren Florenfe graue van hollant van zeelant ende here van vriefelant dat ic hem weder fal gheuen die tuee letteren die ic h'bbe van Haren Willaem fmen vader die wilneer coninc was van rome Alfe van den goede van n rdingherlant , ende die tuee paweshrieue mit des abts bri.ue van fente pouwels van vtrecht van dien feluen goede ten eerftsn dat dat playt gheent werdet tuysken die abdisfe van elten en mi dat wi onderlinghe hebben van d Jen goede ende en worde dit playt niet cortelic 'gheent , foe gheloue ic minen voerghenoemden here den graue die letteren al ghader alfe hier bouen gh fclreuen ftaet weder te gheuen binnen defen iare daer wi nu in Jün , In orcon-  398 Codex Diplomaticus. crconde van defen brieue bezeghelt mit minen Jeghelen ghegheuen in ons heren iaren m. cc. xcj. des faterdaghes voer half vaften tote aelbrechtsberghe. Albertsberg 31 Maart i2or. II. 282* Dit ftuk beruft op de Hollandfche Leenkamer. C L X X X I V. Nos Wilhelmus Comes &c. vniuerfis prefentes vifuris vel audituris falutem cum notitia veritatis Cum nos ad perpetuam memoriam excellentijfmii principis domini guillelmi quondam regis romanorum pie recordationis fef propter cultum diuinum ampliandum de novo fundauimus vnam capelleniam deferuiendam in ecclefia beate marie in clauflro apud middelburg fuper ynum altare per abbatem dicli clauftri de noftro confilio parandum vbi ditïus dominus rex eft fepultus per vnum capellanum ijdoneum cuiusque flatus exiftat, cui nos et fueceffores noftri diiïam capellaniam conferemus quam dotauimus cum uiginti quinque libris tor. annuatim recipiendis annis fingulis de redditibus decimarum pertinentium ad medietatem cuftodie ecclefie parochialis de oeftcappel in walacria traiectenfis dijochefis nunc vacantem per mortem petri filii colini relinquentes et ajfignantes refiduum de decimis eiusdem medietatis cum alijs acci'  Codex Diplomaticus. 399 accidentijs et obuentionibus quibuscunque cuftodi qui eandem medietatem cujiodie a nobis Jeu a nol'ris Jucctjforibus optinebit. Nos igitur dietam capellaniam a nobis Jic fundatam et dotatam alerdo filio wilhelmi rape clerxo deferuiendam quoad vixerit Jeeundum omnem formam in literis fundationis et dotationis contentam contulimus et per prefentes conferimus pure et firnphciter propter deum jn cuius rei &c. Datum apud zirek. feria iij poft nycholai epifcopi et confejfor s anno XXV, Zierikzee 10 Decemb. 1325. II. 294. . Dit ftuk beruft op de Hollandfche Leenkamer. VERKLAA-  VERKLAARING •v '% v: siraS»^ro$\ 5? iHioH ^ m& t .1 snel i P . B ■ A, A,T fij pi. 11. PI. L bevat vier zegelen'van Willem, waarvan de drie eerften na zyne verheffing op den Duitfchen troon gebezigd zyn, het laatfte toen hy alleen de waardigheid van Graaf van Bolland - bekleedde. Fig. 1. » bevindt zich in Scheidii Orig. Guelph. IV. 2p8, en is van de twee volgenden eenigfints verfchillend. Fig, 2. heb ik naar het oorfpronkelyke, dat op het hoofd na bykans geheel onbefchadigd gebleevenis, laaten overtekenen. Het zegel Fig. 3. hangt 'aan het Privilegie van Rhynland, en de mededeeling daarvan heb ik aan de vriendelykheid van den Heer van Leyden Heer van Vlaardingen te danken. Fig. 4. is uit het in plaat gebrachte Privilegie van Haarlem in de Handveften &c. dier ftad hier overgenomen.  VERKLAARING DER PLAATEN. 4OI PI, II. bevat één zegel van Elizabeth des Konings Gemaalin, uit Kluit in Cod. Dipl. p. 745, en twee zegelen van Floris, Willems Broeder, met deszelfs Cachet, waarvan Fig. 2. na het oorfpronkelyke gevolgd is, en Fig. 3. in Vredii Sigill, Com. Flandr. III. Tab. 36 aangetroffen wordt. De zegelen van Willems Zufteren en Tantes heb ik, om het getal der plaaten niet noodeloos te vermeerderen, weggelaaten ; te meer daar ze allen uitgegeeven, en by Vredius of Kluit op de aangehaalde plaatfen te zien zyn. PI. III. bevat vyf proeven van fchrife van dien tyd, waarvan Fig. 2. uit het Privilegie van Haarlem, en Fig5.uk Erath Cod. Dipl. Quedl. zyn overgenomen, de anderen zyn na de oorfpronkelyke ftukken zeiven, door Willem en Floris uitgegeeven, gevolgd. PI. IV. Fig. 1 en 2. zyn twee verfchillendé Monogrammata of cyffers, uit de letteren van den naam famengevoégd, waarvan zich Koning Willem bediend beeft. Het eerfte, nog geheel onbekend, ftaat lt Deel. C c onder  4®2 Verklaarinö der Plaateit. onder zyn' Gunftbrief aan de Abdy van Egmond van den 5 November 1248, en is wederom na het 001 fpronkelyke afgetekend; het tweede bevindt zich in HEiN£Ccn^raf%. Gosl. p. 272, en elders. Hierby heb ik vier munten gevoegd. Fig 3 en 4. ftaan onder de GraaffeJyke munten door Alkemadk uitgegeeven , en behooren zonder de minfte tegenfpraak tot Koning Willem. Fig. 5. is in Meyers Aachenfche Gefch. PI. II. N°. 9. te vinden. Het fchynt een munt te zyn, die onze Vorft by gelegenheid zyner krooning heeft laaten flaan. De ééne zyde fielt Karei den Grooten , van wiens Ryk Aken gerekend wierd de Hoofdftad te zyn, voor, met het omfchrift: Kako . . . Rex. op de andere zyde ziet men een gekroond hoofd en twee armen, die eene ftad of een kerkgevaarte boven dat hoofd onderfchraagen; met de letteren: Wlls , waar uit niet anders dan Wilhelmus kan geleezen worden, dewyl deeze naam in verfcheiden Diplomata dus verkort wordt. Evenwel moet men dit muntje . met N? 2. van die zelfde plaat van den Heer Meyer, en met het geen pag. 867 van  Verklaaring der Plaaten. 403 van zyn werk daar omtrent gezegd is, vergelyken. Fig. 6. heb ik na eene munt, uit het nageiaaten Cabinet van den Heer Milaan Visconti my toevertrouwd, iaaten aftekenen. De letters Wil. aan de éénezyde,en een beeldtenis, volkomen gelyk aan dat van Willem op zyne zegelen, doen my gïsfen, dat het een munt van dien Vorft is. Het omfchrift aan de andere zyde is niet ligt te verklaaren en geeft geene opheldering. Ave in het krüis vindt men op meer munten van dien tyd. De ronde cirkel van onderen is de eigentlyke grootte der munt. Einde van het tweede Deel. Bericht voor den Binder. De vier Plaaten moeten hier agter,volgens haarNommer.geplaatft worden ,• er moet zo veel wit aangelaaten worden, omze buiten het Boek te kunnen uitflaan.