GESCHIEDENIS tan den Staat des DUITSCHEN R Y KS, en in 't byzonder der graafschappen HOLLAND en ZEELAND, geduür ende WILLEMS REGEERING.   GESCHIEDENIS VAN GRAAF WILLEM VAN HOLLAND, ROOMSCH KONING. DOOR M*JOHAN MEERMAN, FR r BÉÉR FAN DALEM. VIERDE DEEL, IN 'sGR AA VE N HA AGEy Bt MELIS van DAALEN W|Iïl|.^   I N II O U D VAN HET VIERDE DEEL ACHTSTE HOOFDDEEL. Van de Wetten en Rechtspleeging. uitschland. . Algemeenc aanmerkingen. Wetten en gewoonten: door het ganifche Ryk. ÏT. Wetgeevende macht des Ko^■nings en der Forsten. Byzonderheden omtrent plaatfelyke Wetten en Gewoontens. IJL Biirgerlyke Wetten. Overgang van eigendom in 'f algemeen. ÏV. Koop , Borgtocht, Naasting. V. Huwelyksgiften, Douarien. VL Opvolging in iemands bezitting. VIL Toefiemming der Aanvery/andten in vervreemdingen. VUL Bruikers.recht. Erfpacht. iX. Seryituten. X. Strandrecht. XL Enkele an" * 1 de.  vi Inhoud van het dere Rechten. XII. Verj'aaring. XIII. Straffende Wetten. Hoog Rechts gebied. XIV. Boodflraf. XV. Mindere flrafen. XVI. Boetens. XVIL Rechtsgebied. Recht van yiet geëvoceerd ie worden. Appèl. XV1IL Opperrechterlyk gezag des Konings. XIX. Rechterlyk gezag 1 der Vorjlen in hunne byijondere Staat en. XIX. Verfchillende foor ten van Rechteren eti hun Ampt. Griffiers. XX. Recht spieegingen. XXI. Byzonderheden der Rechtspleegingen. Arresten van vreemdelingen wegens Schuld. XXII. Getuigenisfen en eeden in het Gericht. Tweegevechten. XXIIÏ. Vonnisvelling en uitvoering. XXIV. Ontheffing dér Godsdienftige Gebouwen van het vatten van misdaadigers; en der Geestelykheid van waereldlyke Gericht en. XXV. Gerichtelyke plechtigheden. XXVI Scheidsrechters. XXVII. Holland en Ziel and. Wetten en Gewoontens. Burger lyk Recht. XXVIII. Pynlyk Recht. Doodflraf en anderen. XXIX. Geldboetens. XXX. Rechtsgebied. XXXI. Opperrechterlyke Macht van den Graaf. XXXII. Bailluwen XXXIII. Schepenen. XXXIV. Rechtspleegihg. N E-  Vierde Deel. vr) NEGENDE HOOFDDEEL Van de Finèntien en Munt. I. Duitschlamd. ïrikomflen tn Belastingen in 'f gemeen. Vryverklaa'rhgeh daarvan. II. Tollen. III. Andere gelykfeorügi belastingen'. IV. Belastingen op vaste goederen. V. Taille. VI. Thyns. VIL Tiendens. VIII. Allerlei Andere belastingen en takken van inkÓmfteri* X. Nog eenige algemeene aanmerkingen 'tot deeze jlofbehoorende. XI. Wyze van heffing der belastingen. Schatkist. XII. H öllAkb en Zeeland. Belastingen in 'r algemeen], kijf. Bedens. XIV. Taille en Schot. XV. Tiendens XVI. Andere belastingen op Landeryen. XVII. Tollen. XVlÜ. Andere 'belas, 'tingen en takken van inkomften. XIX Perfoonen die de belastingen invorderden en wyz'g van heffing. XX. DuitsciIland. De Munt een Regaal. Algemeene aanmerkingen, 'ever de Munt. Muntenaars. XXI Gouden Munt. XXII Zilveren en andere Munt. . Marken. XXIII. Ponden en Talenten. XXIV. Oneen, ÏVcdüms. XXV. Schellingen. XXVI Lo= * * shsh  VlTJ IWHOUB tan HET thones, Ferthones, Oboli, lelden. XXVÏ1. Penningen. XXVllï. IPrys der Goederen. XXIX. Intrest. XXX.Hollahd en Zeeland. Muntweezen, Prys der Goederen en Intrtst. ic>4>>4>4>^^:;4«>^ <£» 4> TIENDE HOOFDDEEL, v. <., , n ■:. .-v Van den Koophandel. JT. Duitschland. Groot" Verhond der Buitfche ' Kooplieden met Vlaanderen. 11. Groote Duitfche Handelfieden. ■ III. Verdere Binnenlandfche Handel en die der Kloosters. IV. Jaar- en. JVeek ■ Markten, V. Handwerken' en Fabrieken. VI Holland en Zeeland. Handel. VUT) uitschland Maat en en Gewichten. Holland èn Zes ïand. Maat en en Gewichten. ,«««0 MiXjJL .ir^.v.iV..' . • i '• * f  V i e r d e Deel. BYVOEGSELEN TOT WILLEMS GESCHIEDENIS. c°°- - i =a «9 j4delheid van Kleef leeft nog in 1242. bl. 28 r. -1243. Be Graaf geeft een' Gunstbriefaan de Lubeckfche en Hamburgfche Kooplieden. 282. 1245. Hy hangt zyn Zegel aan een' Brief van Nicolaas van Putten. Hy bewyst den Burgeren van Lubeck eene nieuwe gunst. 283. — 1245 Hy fchenkt zekere vryheid van Tienden aan de Bagynen van 'j Graavezande. 285 —— 1247. Nog iets omtrent Wittems Ridder fa* ging. Brief van Innocentius W aan hem over den Bisfchov van Bamberg. 285. Pausfelyke brieven aan Keulen, Mayntz, een'tge Geestelyke en waereldlyke Forjlen en aan * 3 Aken.  * Inhoud «ït Men a.86. Aan den Cardinaal Caputio en. andere Geestelyken over de Krnisprediking 9 de gelofte der Fr iefen &c. 289. De Paus kewyst eene gunst aan V Konings Geestelyke bedienden 292 ; en zoekt eenige Vorfien, die Willems vrienden waren* onderling te be* vredigen. De Hertog van Brabant een der voomaamften daar van. 293. De Koning Schenkt Tiendens aan de Abdy van Middelhurg 294. — 11148. De Paus zoekt Willem, aan Geertrui van Oostenryk uit te trouwen* en verdtr haare belangen ie bevorderen 294. De Koning verbreekt een Vonnis van Koen* raad; de Paus bekrachtigt, deeze daad. 298. sjr Konings gezag in Zwitferland nog zwak. Pausfelyke brief aan den Bisfchpp van Ghur over. de Kruisprediking. 299. Aan den Bisfchop van Bafelt welke Stad zich aan Willem onderwerpen wil. 301. De Paus ftaat aan den Koning een verzoek van Huwelyks • Difpenfatie voor een' Vafal tqe, en dat van de Friesfche Kruisgitekenden in zyn" dienst^ te mogen gebruiken. 302. Eenige vrienden van Wüïtnk in het. Noorden van Duhschland. 303.. fpezeggingen van den Paus aan eenige byzondsre Geestelyken, die den Koning 'helpen willen. 304. Iels omtrent Ottoo'sIIl vcrc- ye-  Vierde Deel. xr vering van Nymegen. Byvocging by het verhaal van 's Konings krooning 306. Iets omtrent *s Konings gift van den tol van Lobec, en omtrent Willem van Rickel. Nog iets omtrent 'j Konings Brief aan de Vafallen inz. van Nymegen. 309. Hy fchenkt eenx Gunstbrief aan de Duitfche Orde. 310. Dortmund on* def werpt zich hem, en hy bewyst den Burgeren eene bepaalde tolvryheid in zyne Erflanden. 311. Oppenheim hem nog niet onderworpen. Hy bewyst eene gunst aan Hendrik Buffels' 31a — i»49. Eed des Konings aan den Paus. 313. Hy beleent den Bis. fchop van Sion met de goederen der rebellen. 316. Iets naders omtrent de beleening des Markgraafs van Neurenberg met de Meranifche erfenis. 317. De Koning fluit eene Overeenkomst, met den Graaf van Katzenelnbogen. 319. Hy bewyst eene gunst aan het Klooster van den Troon der H. Maagd. 321. De Paus vermaant Lubeck tot gehoorzaamheid aan den Koning, en neemt daarna haare goederen in zyne befcherming 313. Floris bekrachtigt, den Brief zynes Broeders, aan Lubeck. 324 — 1250. De Paus flaat den Graaf van Gelder de Tiendens toe, mits hy. ze in 'j Konings. zaak gzbruike,. Willem be* 4 lc '  xij Inhoud van het legert Oppenheim en Breghele ; eenige Kloosterlingen helpen hem daar in. 32,5. Hy ver~ werft van den Paus eene gunst voor een Mayntzisch Geestelyken. 326*. Pausfeïyke excommunicatie van weerfpannige perfoonen en plaatfen in het Ryk. 327 — iiji. Willem verwerft eene Huwelyks — Difpenfatie van den Paus voor zekeren Wapendraager, en de aanbeveeling tot een" Geestelyken post voor Dominicus de Caleno. 328. De Paus zoekt Margaretha van Oostenryk aan Floris uit te trouwen, en den Hertog van Saxen te beweegen zyne Dochter aan Willem te geeven. 330, Pausfeïyke brieven by gelegenheid van Fr ederiks dood. Aan den Hertog van Saxen 332, den Markgraaf van Meisfen 334, den Hertog van Brunswyk 335, den Markgraaf van Brandenburg en de Hertogin van Brunswyk 336, den Hertog en de Hertogin van Beyeren 337 , den Aartsbisfchop van Keulen, den Bisfchop van Conftantz 340, alle Duitfche Geestelyken' famen, en eenige'Steden 341, aan Godfried van' thcnlach, aan den Aartsdiaken van Ldon en Broeder Hendrik, zyne Ugaaten in Duitfchland. 344,- aan den Bisfchop van Schw?rin over de aanftelling van een' Biffchop van Camin, den Koning aan.  Vierde L) e e Li üb?3 gsnaam 3 46;-nog aan eenige Edelen 348,' ^ St. Gallen 349, «» tftf» den getrouwen Adel van Zwaben 350. Aanmerkingen over 's Konings optocht tegen Koenraad 352. Hy beleent den Bisfchop van Paffau met de Re gallen. 353. Hy neemt een 'Nonnen Klooft er te Roermonde in zyne befcherming. Hy belegert Erbenheim en bewyst eene gunst aan de Graaven van Naffau 354. Be Paus ftaat hem een verzoek toe voor een Luiksch Geestelyken en den Heer van Niveile 355, — 12.52. en tegen een Pralaat in den Elfass 355. Willem verklaart het nieuwe Hildesheim voor eene vrye plaats 357. Hy geeft zy«' Cancelier het genot van a Paltzifche Dorpen 358. Lly ontheft Soest van het Strandrecht in zyne Erflanden. Hy ftaat het op nieuws afgevallen Lubeck aan de Markgraaven van Brandenburg af; en de Stadfmeekt hem dit in te trekken 359. Hy geeft aan deeze Mark. graaven een" Brief wegens de bepaalde tolvryheid In Holland. 361. Hy ftaat den\Graaf van Ifenburg eene weekmarkt toe. Iets naders omtrent de gift van Turin aan den Graaf van Savoyen 362. Hy vergunt aan Bremen en Stade voorrechten in zyne Erflanden: * 5 'twelk  xiv Inhoud van het H welk zyn Broeder bekrachtigt 364. Hy fchenkt tolyryheid aan V Kloofler Eberback 365. Hy vergunt aan 'f Klooster He gene de Mynen op hunne goederen. 366". Pausfeïyke bekrachtiging zyner Vonnisfen. Hy fchenkt leenen aan den Graaf van Wurtenberg 367, en het Slot Kif au aan de Spierfche Kerk 36?. Hy begiftigt het Klooster Hemmenrode 369. Hy bekrachtigt de gift van 1 Zwitferfche Edellieden aan de Abdy Frauenthal 370. Nog iets omtrent V Konings verblyf te Antwerpen , en zyn" twist, met, den Aartsbisfchop van Trier. Pausfeïyke Huwelyks-Difpenfa- tien, waar in Willem gemengd is. 371 ■ ■ 12.53. De Paus bevordert een1 Geeftelyken op V Konings verzoek, en heeft het oog op hem in eene\Huwelyks-difpenfatie. 373. Willem bewerkt by den Paus een nieuw voorrecht voor Aken. 375. Inhoccntius vermaant, den Hertog van Brabant tot pandyastigheid, en bewyfl hem en zynen Raadsheer eene weldaad 376. De Koning en de Stadhouder geeven hunne toeflemming tot het verhopen van land in Texel 377. De Paus /lelt op Willems voorfpraak. den Bisfchop van Samland tot. Bisfchop van Lvlb,eck aan, 378; Geeft eenige anders Gunstbrie- Vtn.9  Vibrob Deel. xv %tnt waar. in aan den Koning gedacht wordt 380; Zet ten onwettigtn Bisfchop van Halbtrftadt af, aan wien Willem de Regalitn ntds gegetven had 3&1. Nieuwe Pausfeïyke vtrgunningen , met eenige betrekking tot den Koning 383 > 12,54. Innocentius geeft den Bisfchop van Somland volmacht ter Kruisprediking in Duitschland 386, en ttnige Huwelyks- difpenfatien voor aanhangertn its Konings; fielt htm ook volkomen in H bezit des Lubeckfchtn Zetels, en herhaalt den tast dsr Kruisprediking 38?. Hy betoont ïycdtr aan 1 Gttflelyken op V Konings verzoek gunstbewyztn, Hy vermaant den Koning te vergeefsch de Vtaamfche gevangenen los te laaien 390. Willem bekrachtigt dt Bruidgift van Gtrrit van Batenburg aan deszelfs Vrouw 392. Dt Paus bekrachtigt op nieuws de gift des Ko* nings aan Albericus van Romano 393. Pausfeïyke Gunstbrieven met etnige betrekking tot den Koning 394. Nog iets omtrent 's Konings beleening van den Graaf van Gelder met Oytn, tn de gevelgen zyner verpanding van Nymegen 3jy6. Willem gebiedt, dat men dt Keulenaars niet befchadige om des Bisfchops fchulé 400. Iets over 's Konings e,ejrjlt bede 400. De Paus beloont een' vriend des Konings. Willem fchenkt  evi Inhoud van het dt vryheid aan zyne Dienstlieden te- Wimmenum 402. Alexander IV fchryft aan Albericus van Romano .& betcrachtigt des,. Konings brief aan denzelven 403 ~ 1255. Bergama gaat tot. de party yan deezen over 404: De Paus begunjligt op Witlems verzoek 1 zyner Blocdyerwandten. De Koning neemt, het- Kbofter Alten., burgh in zyne befcherming 405, tn bevoorrecht het Klooster Wesweiler 40Ö/ gelyk cok dat van den Troon der H. Maagd. Zyn brief wegens Altripp 407. Hy verpandt Ryksgaedercn ten voordeele van eenige Edelen 408. Hy herroept zekere onbillyke gunst, door hem aan het Klooster Maulbrunn beweezen 410. Hy bewyst 'er tent andere aan het Klooster Hailsbronn 411. Iets naders over Willems' beflisfing omtrent het vervreemden der Kloof ergoederen. De Koning bekrachtigt de bezittingen van bet Capittel yan Zurich 412. Zyne onderhandeling met een'. Burger dier Stad 413. Hy geeft een' Bevestigingbrief aan Bern.' Hy fchenkt e>n Gunstbrief aan het Klooster Caldenborn 414. Hy geep aan Waldeck een' last omtrent Reinbold Liebenceller 4 T5. Aanmerking omtrent, het geweld door Graaf Emicho van Leyningen gepleegd. Belegering van het Slot van een', d£r Rhynfche Verhandelingen 41(5. Dt Koning bewyst eene gunst aan het  s os Vierde Deel Xvij het Klooster Rheinfeldt. Pausfeïyke brieven, by welken de Koning in aanmerking komt 417. Alexander fchryft aan den zeiyen en aan anderen oyct den' wettigen Bisfchop van Wirizburg 419. Hy 'fchryft ook aan den Koning over de Regatien van het Sticht van Verdun. Hy maakt eenige verandering in eene Uitfpraak des Konings tusfehen den Bisfchop van Worms en een' Geestelyken 421. De Koning bekrachtigt aan het Capittel van Mayntz eene vroegere gift. Iets naders omtrent de wettigheid van 's Konings regeering 423. Gunstbewyzing der Koningin aan eene Hofdame. Iets naders omtrent de Voogdy over den jongen Floris. 424. Nog iets omtrent een' Brief des Konings over de Ad\>ocatie van Aalburg. Iets omtrent de afbeeldingen van Willem 425. Eenige verbeteringen van misflagett in het der Je tn vierde Deel, 426".  xvnjf Inhoud van het Vierde Dül. AANHANG V A N ilET VIERDE ÓEEL CODEX DIPLOMATICUS, Of Lyst der overgeblevene Handvesten en oorfpronkelyke Stukken, tot de GefcUedents van Willem of van zynen iyd betrekkelyk.  ACHTSTE HOOFDDEEL, Van de Wetten en Hechtsfleeging. ICr is mógelyk niets, dat een' oplettenden befchouvver meer m'et den aart van een Volk vertrouwd maakt; niets dat hem in deszeifs oorfpronkelyke of voortduurende zedtlykheid dieper doet indringen , en de gefchiede;-.is van zyn ftaatkiindig beftaan met meerder vrucht doorwandelen: dan' een grondige kenniszyner Rechtsgeleerdheid :- hoeallengs^kens de Wetten waar naar het leeft, by dat Volk, of uit zyne eigene denkensw3s, uit zyne eigene behoeftens zyn ingevoerd; óf van * andere-Natiën, wier juk het op zich moest laaden ,\ met wien het in Verbindtenisfe'n of Koophandel geraakte, wier Solons het had hooren roemen , gewillig of tegen zyne neiging zyn overgenomen; welken invloed dëëze Wetten zich op zyne befchaaving verworven hebben; of zy eerbiedig worden nagekomen, dan met losheid en verachting voorby gezien ; of zy dagelyks in aantal toeneemen, en iedere nieuwe gebeurtenis de Pandecten nog uitbreidt: dan of een doordenkend Wysgeer alle hoofdgevallen heeft vooruit gezien, en in algemeene regels begreepen; hoe vooral in de gefchillen tusfchen den man en zynen naasten detoepasIV. Deel. A fing L DUITSCHLAND. Algemeene aanmerkingen.Wetten en Gewoontens door het gant. fetae Ryk.  2 Achtste Hoofddeel fing der burgerlyke Voorfchriften plaats grypt: langfaam, kostbaar, partydig, langs al de kronkelige paden der balie-vittery; of fpoedig, gemakkelyken zeker; of'er in pynlyke gedingen geen misdaad de Maatfchappy ongeftraft verontrusten kan: dan of de vreedfaame Ingezeten , daar hy het Zwaard in de hand des Rechters ziet waggelen of bedriegchelyk voeren, gedwongen wordt den Natuurftaat te rug te wenfehen, in eeuwige angst zyn leven'door te brengen, en dikwyls tot behoud van 't geen hem het dierbaarfte op aarde is zyn eigen Rechter te worden. Ik moet volgens de regelen die ik my heb voorgefchreeven , in dit Hoofddeel flechts alles opzamelen, 't £>een my geduu*ende Willems tydperk in 't ftuk der Wetten en der Rechtspleeging onder 't oog is gek om en : zonder my in vroegere of laatere eeuwen te verliezen. Doch daar 'er zelfs in dit korte beftek zoo menig een nieuwe Keur aan deeze en die bewooners van des Konings Staaten 'verleend is, twyffel ik niet, of ik zal my, al ware het flechts door 't enkele voorftel van 't geen de gefchiedkundige Gedenkftuk" ken daar omtrent opleveren, in ftaat bevinden , om veel tot eene grondige kennis van onze Voorvaderen en de oude Ryksbewooners toe te draagen, en dus den algemeenen fchat van Mensch- en Volkeren - kunde te helpen verryken. Wanneer men de verfchillende optellingen van  Wetten en Rechtspleeging. 3 van al die foorten van Rechten, naar welken men toen in Üuitschland leefde, met elkander vergelykt: zoo zal men vinden, dat de algemeene verdecling in Kerkelyken Waereldiyk Recht, en de fplitfing van dit laatfte wederom in Wetten, Verordeningen (Statw turn. Rcfcnpium) Privilegiën, of welken naam gefchreeven regelen van gedrag ook anders voeren mogen , en in van ouds hergebrachte gewoontens, het zy algemeen voor het gantfche Ryk, het zy in 't byzonder voor enkele Gewesten of Steden, alles wat hier toe gebracht kan worden in zich vereenigt (a). Tecwyl de naamen der oude Salifche, Ripuarifche en andere Wetten, zoo wel als de verbindende kracht der Capitularien van de Franckifche Koningen zich allengskens in Duitschland verlooren hadden j het Romeiniêhe Recht pas even, door de Kcizeren on. derfteund, hier en daar eenig gezag begon te verwerven,- en alles, by gebrek van een Wetboek voor het geheele Ryk, of in de byzonderejgedeeltens van hetzelve volgensplaatfelyke Voorfchriften, of volgens gewysdens van vermaarde Schepenftoelen beflist wierdt: {chynt 'er echter uit de ruïnen van al het yoorige een algemeen Duitsch GewoonteRecht (#> Vergelyk Herrgott Qeneal. Habsb. TI 297 en 305 Sammarthani Ca 11. Chrift. III 216. Cerpf Dip/. I «00. A a  4 . Achtste* Hoofddeel. Recht ontftaan te zyn, en om deezen tyd gegolden te hebben fa), Ik vinde uitdrukkeJyk van een Jus Teut unicum gewag-, volgens welk' een Geestelyk Sticht in Silefiën, dat bosfchen en een landgoed van zynen Hertog ontving, dezelvcn- vcrUiuren moest (b.): gelyk aan een Klooster by Wetzlar goederen overgedaan wierden naa.r de verkooping van , het burgerlyk Recht ,(c). Volgens het gewoonc Recht, ftaat 'er elders, (jura corfueUf) kon men niets van zyne erfgenaamen vervreemden ( d). Toen de Koning aan de Graaven van Nasfau toeftond, om by zekere Stad eene Sterkte aan te leggen, wordt 'er tevens bygevoegd, dat dezelve- even als de Eyksltcden een vast Recht en Rechtspleeging bekomen zoude: mits van de gewoone order van rechten niet afwykende (e). De verdecling der boete op de overtreeders van het Vonnis in de zaak yan Avenues wordt insgelyks bepaald, volgens het geen tot hier toe in het Ryk gebruikelyk was geweest (ƒ). Wy zaobzTW' . b rno3inrtt^toöV 9-A ! \ (ij) Von SeichoW: Gejchickte der in Teutfskl. gilt enden Rechte. § 249, 286. (i>) 1249. 1254. Ludew. Rel. Mst. VI 487. (O 1250. Guden. Cod. Dipl. H 94. (V) '252- Ouden.' Cod. Dipl. II. 105. CO Zie onzen Cod. Dipl. 0p den 6 Nor. 1251, Xf) Minus I 2(58/  Wetten en Rechtsplp.ssing. 5 Wy hebben den .Koning in den'loop van dit Werk menigvuldigmaalen bezig . gezien . in het uitoeffenen zyncr wetgeevende macht: j dan eens met het verleenen. van Wetten eri i Voorfchriften aan Gewesten, Steden en by- : zondere |'erfooneny dan in het bekrachtigen j van vroegere gebruiken-; fomtyds wei eens ; door aan eene Stad, gelyk dit Aken te beurt , viel, te vergunnen om zelve met gemeen» fchappelyk goedvinden Verordeningen te maaken, die kracht van wet zouden verkrygen. De Vorsten handelden ieder in zyn Gebied op dezelfde wyze. Het nieuwgebouwde Witftock kreeg op zyn herhaald verzoek van den Bisfchop van Havelsberg Stendals burgerlyk Recht (a); de poorters van Ommen in Over. ysfel van den Utrechtfchen Prcelaat het zelf. de burgerlyk Recht als Deventer, Campen en Zwol Cè)> Nieuw Brandenburg, Gleichen en Goldberg wierden van den Markgraaf van Brandenburg en den Heer van Mee. klenburg met Wetten voorzien (c). De H'ildesheimfchen zyn ons reeds uit het voorige bekend. Hagene wjerdt door den Aartsbisfehop van Maintz met alle die rechten en vryheden begiftigd, die de burgers van O) 1248. Ludèw. Rel. Mst. VIII 269. (3) 1248. Re vu Hifl. Daventr. 25. (O 1248 en 1250. Francx.Alt. u. neuesMeeklmt,, IV 191, 185, 19a. A 3 11. Wetgee•ende nacht des Conings en Ier Vortcn. Bylonderne.len omrent plaat'clykebetten eti Sewoonens.  6" Achtste Hoofddeel. Aschaffenburg genooten, en die ook haar zelve reeds te vooren te beurt gevallen waren fa). Aan de Graaven van Kiburg had zich de Stad Friburg met al wat haar toebehoorde overgegeeven, en deezen bevestigen de Privilegiën en Vryheden (want ook die zyn uit.het ftedelyk Recht niet uitte fluiten), die de Inwooners van de Zaringfche Vorsten of van de Keizeren verkreegen hadden (Z>). De Aartsbisfchop van Keulen beloofde aan de Stad van dien naam in een Ver gelyk, waar van ik te vooren heb melding gemaakt, haar by de vryheden en rechten te zullen befchermen, die zy of by gefchrift, of haar oude en goede gewoonte tot die tyden toe verworven had, zoo binnen als buiten de muuren (c). Leuven zag nu ook haare Wetten door den Hertog van Brabant bevestigd (d). De Heer van Rostock: fchonk aan de Inwooners van deeze zyne Stad het geheele I.ubechfche Recht, ( omnis jujiitia eg integra juris conjeryantia Lu. becenfis), dat zy wel eer van zyne Voorouders gehouden hadden; het Stadsrecht zou binnen (a~) 1249. Gobkk. Cod. Dipl. I <5o8. (£) 1240. GüillimaNM de rei. Helv. U3 in Ihef. Hip. Helv. (O Lunig XVI $17. CO 1249. Diva bi Opera. Annal. Ltvan. 9»  Wetten en Rechtspleeginc. 7 binnen al hunne grenzen in kracht zyn fa). Te Culm en Thorn geboodt de D. Orde dat 'er naar het Maagdeburgfche Recht fteeds gevonnisd moest worden: doch de boetcnè (waarfchynlyk wegens het onderfcheid van vermogen der wederzydfche Ingezetenen) flechts op de helft te rekenen (£). Aan die van Freiberg gaf de Landgraaf van Thuringen het zelfde Recht daar zy te vooren naar geleefd hadden, en hy bekrachtigde beide hunne Rechten en Rechtsgebied met opzicht tot de bergzaaken (c). Merkwaardig is hier inzonderheid, hoe zeer het geen Vorst was die het verleende,het oudeHunfingcër Landrecht, reeds dikwyls door ons aangehaald, 't welk in dit tydperk in tegenwoordigheid van 3 Abten , en van de wysften van dit gewest by één verzameld vvierdt , gelyk deszclfs opfchrift getuigt. Een vermaard Friesch Gefchiedfchryver (dj zegt daarom ook, dat ( d) Lunig XIV 682. Dit Lubecksch Recht was in veele plastfen in den omtrek in gebruik. De Koning vss Denemarken gaf liet in 1248. aan Reval. Gadebusch I 249. (i) I2SI- Baczko Gefch. Pr. I 3^r. (O l2p5- Hornji Henr.illuftr. 313. Mollerï Chron. Frib. ad h. a. ( ^) Ubb. Emm 152. Vriesland moet dus ook by de kleine Cantoris van Zwitzerland gevoegd worden ^zie A 4 OM  & . Achtste Hoofddeel. dat die van Hunfingo eene byeenkomst van alle de Staaten van hun Gewest gehouden hebbende , hunne Vfiderlyke Wetten hebben overgezien, en 'er aan opgehelderd, hcrftcld en bygevoegd 't geen zy noodig vonden. Al wat in deeze Keuren niet begreepen was moesc volgens eene uitdrukkelyke bepaaling naar 's Lands gewoonte en recht beflist worden. Volgens het Landrecht van die ftreek, wordt 'er daarna nog vastgefteld, moest de Rechter alle Rechten , dat is Kesten, Landrecht en Edicten, verftaan. Behalven deeze jyst der voorbeelden van Wetgeeving van Willems tydkring, zal ik nu ookmededeelen'tgeenmyin fommige Gewesten en Steden, zoo van heerfchende rechten als gewoontens gebieeken is. Te Praag wierdt de Land-tafel, waar door men alle Recht- en Verfchreibungs - boeken van het Koninkryk Bahemen verftond, met nog eenige Jaarboeken 'in een prachtig gebouw in 't Klooster van St. Clemens, door Koning Wenceflaus met voordacht daar toe opgericht, ter bewaaring weggelegd ( a). By zekere bepaaling yan Rechtsgebied in dat zelfde Koninkryk, ons III D. 312 Wet. II Si. 1254. DipL ap. Mencïin I :~ó- ' ' " ' ■• '.Aj, ,■: o4 Zi  io Achtste Hoofddeel. zetenen (O gelyk dit het gebruik was; hy bekrachtigt of vervult dit daarna wederom naar het gebruik of de gewoonte des Lands. Somwylen wierden ook wel vreemde rechten in fommige gedeeltens van het Ryk te hulp geroepen. In de vernieuwde Keure van Culm en Thorn, aan welke ik dikwyls gedacht heb, verkoopt de Orde aan de burgeren dier plaatfen de goederen, die zy van haar in bezit hadden, naar Vlaamsen Recht (ad hereditatem #lammingicalem): gelyk ook hunnen erfgenaamen van beide kunne, de inkomften flechts uitgezonderd, die zich de Orde voorbehouden had. De nieuw bekeerde Pruisfen verkoozen en verkreegen by hunnen Vrede met dezelfde Orde het Poolsch waereldlyk Recht: waar onder echter niet begreepen wierdt al wat daar in ftreedt tegen God, de Roomfche Kerk of de Kerkelyke vryheid. Behalven dat vcele plaatfen op de wyze, waar van ik zoo even fprak, of haare oude Wetten en Gewoontens bekrachtigd zagen, of met nieuwe voorzien wierden: gebeurde het ook wel eens, dat de Landsheeren, gelyk nog tegenwoordig, by byzondere gelegenheden enkele Verordeningen lieten afkondigen. Die van den Koning van Bo- C<0 Er ftaat coram incolis terra. Doch dit kan zo» wel betekenen bewooneren van het Graaffchap, die,by het Gerent als getuigen tegenwoordig waren, als van de tyeggefchonkene hoeve, A*. 1250. Bond. 479.  Wetten en Rechtspleegikg. ir Bohemen tegen het rooven en plunderen, welke in een Hof te Leutmeritz vastgefteld, en in alle nabuurige Gerichtshoven bekend gemaakt wierdt («), en een paar Wetten van de Graaven van Holftein te Osfenwerder gegeeven, de ééne over het roepen der Aanverwandten eenes moordenaars tot een tweegevecht, de andere over de erffenisfen, door bastaarden nagelaaten (£), mogen hier tot voorbeelden verflrekken. Doch laaten wy de Wetten, onder des Konings beftuur het zy opgefteld, |het zy ver- i nieuwd, nog uit een nader oogpunt befchouwen. Sedert lang heeft men reeds bemerkt , dat het getal der ftraffenden dat der burgerlyken geduurende alle de duiftere Eeuwen ver overtreft; en de behoeftens der tyden vereischten inderdaad ook op eene meer gebiedende wyze, dat men zyn leven, zyne eer, zyne goederen tegen de woefte onderneemingen eenes aanvallers befchermde, dan dat men zich met bedaarder overleg in het doolhof der burgerlyke voorfchriften en bepaalingen inliet. Ik zal dan omtrent deeze laatften flechts eenige weinige aanmerkingen mededeelen, en daarna van de eerften wat uitvoeriger handelen. Byna C«) Ctntin. Co$mx Pras. 68. jCI)i»yAïHOR»T tfamb' Kirthen-Ceftk. II go. ui. Burgerlyte Wetten. Dverpang iran eigen, lom ih 't algemeen.  n Achtste Hoofddeel iv. ' Koop, Borgtocht, Kaasting. (*) 12-x. Sammarthani Galt. Chrifl. II aié- Byna alle de wyzen op welke [men eigendom verkreeg , worden opgeteld in den Gunstbrief des Konings aan de Kerk van Grasfe. 't Geen de inftelling tot erfgenaam by Testament (jus inftüutionis), legaaten, nalaatenfchappen (relifta mortuaria), gefchenken tot het doen van gebeden, gift, koop, ruiling en iedere andere titel onder leevenden of dooden, geheel of gedecltelyk (ex divifo vel indivifo), deeze Kerk had doen meester . worden , wordt aan dezelve bekrachtigd, en een ieder mocht haar geheel of gedeeltelyk erffenisfen, legaaten, fideicommisfen en jaarlykfche inkomften tot het vieren door Ziel-misfen van des Schenkers fterfdag, onder leevenden of dooden vermaaken: zonder dat de verontfchuldiging van het verzvvj'genvan een gedeelte van den prys, of van de Conftitutie die het herroepen der Privilegiën verbiedt, of van eenig ander gebruik of recht , zoude gelden (a). Omtrent de Nieuwbekeerden in Pruisfen wierdt in 1249. vastgefteld, dat zoo wel die thans het Christendom omhelsden, als die , 'er in vervolg van tyd toe zouden overgaan, voor zich en voor hunne erfgenaamen allerlei goederen zoo door koop als anderfints zouden kunnen verkrygen. Hunne beweeg, chelyke goederen mochten zy op allerlei wy. ze  Wetten en Rechtjpleegjnc. ij ze vervreemden, geduurende hun leven zoo wel als by hun dood; en hunne onbeweegchelyke, wanneer zy het noodig of nuttig achteden, denDuitfchen ChristelykenPruisfen of Pommeraanen verkoopen, aan de o. Orde evenwel daar by borg Hellende , voor de fom daar het Huk goeds voor vervreemd wierdt, dat, zy zich noch tot de Heidenen, noch tot de openbaare vyanden der Orde begeeven zouden. In de Hildesheimfche Keuren vindt men eenige bepaalingen omtrent koon en verkoop. 'Er wierdt by voorbeeld lomtyds boven den koopprys nog een fom, Oring- of Aimg-penning gebeeten,-betaald,om by het betoonen van rouwkoop door de eene of de andere party, 't zy door den kooper verlooren, 't zy door den verkooper dubbeld te rug; gegeeven te worden. Wanneer 'er een twist over verkochte goederen voor de Vierfchaar gevoerd wierdt, was de Advocaat der Stad verplicht 'er zich in te mengen. Zo de kooper van een paerd voorgaf ,•• dat- een burger borg voor hem bleef { habere warari. dism in aUquo ciy?Y, mocht deeze burger zich. niet buiten het-Bisdom' borg- voor hem; Hellen ( warandiam doen ). Van dergelyke borgtochten wordt ook elders dikwyls melding gemaakt, doch altyd van de zyde des - verkoopers Wy -zien ze eenige Edelen aan den Aartsbisschop van Mayntz, wien zy een Kasteel, een Rechter- lyk  14 Achtste Hoofddeel lyk gebied over -Sommige Dorpen en Kloosterhoven met de Brood- en Wyn-Markt te Biblos overgedaan hadden, daar ftellen (a)* De goederen van een' ander wierden op den tyd dat hy ze verkocht, nog door een' bruiker bewoond; hy belooft daar op den kooper verzekering, en verklaart intusfchen zich en zyn' zoon tot des koopers Pofifidejusfors tegen alle fchade, tot dat zy de volkomene warandis hadden (6). Op dezelfde wyze fielt een Ridder, die, om zich uit fchulden te redden, genoodzaakt wierdt zyn Vadcrlyk erfgoed tot geld te maaken , 2 borgen ( Fidejus fors) faan, op dat hy den kooperen, volgens de jaarlykfche gewoonte van het Land, warandU zoude doen (c~). Nog eene dubbele Overeenkomst van borg. tocht vinde wy in het geval van Aubertus de Hengst , die zich voor den Graaf van Gelder Plegius en Schuldenaar fielt van 4000 Livres, welken de Koning van Vrankryk op hem te eisfehen had: terwyl de Hertog van Brabant weder by Aubertus borg ( Fid jusybr) des Graaven wegens die fom wordt; de Graaf belooft den Hertog des wegen Schadeloos te zullen ftellen De I252« Gudeni C. D. I 625. Qb) 1249. Gud. C.D. II 90. (c) I250. Ibid. 93. (<0 i253. BjONDAM. 487»  Wetten en Rechtsfleeging. is De Advocatie bracht voor 't overige met zich, dat men de goederen daar dezelve op rustte, al waren het eigen goederen, zonder de toeftemming des Advocaats niet verkoopen konde (a). Het recht van naafting, gelyk ons reeds uit voorige Hoofddeelen gebleeken is, was bekend. De Duitfche Orde behieldt zich dezelve in het Verdrag ,dat zy met de nieuw bekeerden in Pruisfen floot, by het verkoopen van alle grond ftukken voor: daar by beloovende, dat zy nimmer kunstgreepen in 't werk zou ftellen, om den prys tot eene onbehoorlyke laagte neer tc dwingen ( b ). De Huwelyksgiften komen dikwyls voor. Onder deezen naam zien wy iemand een gedeelte zyner goederen aan zyn' Schoonzoon en zyne Dochter fchenken, met belofte van borgftelling deswegen, gelyk ook wegens andere ter zeiver tyd gedaane vervreemdingen CO. De Vrouw van den Heer van Keyferftuhl brengt ex dato propter nuptias, gemeenlyk Morgengabe geheeten, eenige Vafallen of lyfeigenen (homines*) mede (d). Maria Weduwe van Leuven, die haare Dochter de inkomen) Herrgott II 3t5. (3) 1249. Gadebüsch Liefl. Jakrb. I. 25a. Ce) 1252. Gud. C. D. II 98. C"Q 1255- Hkrrgott II 33©. V. Huwelyksgiften.Douaricn.  itf Achtste Hooffddeeï. VL Or • 'Ijiing in ; suds bez -mg. jt.asu ;d komften van een bosch mede ten Huwelyk gaf, flelde het in des Hertogs van Brabant handen O). De Graaf van-Batenburg vergunt zelve twee Jaarmarkten in de Stad van dien naam aan zyne Echtgenoote', inf-de hoedanigheid' van Huwelyks gift (è). Van het genot eener Douarie of lyftocht viriden wy in de perfoon der Graavin van Gelder een voorbeeld (c). - Omtrent de opvolging in de goederen eenes overleedenen' gojdt te Witftock, dit byzonder recht, van het geen zy van Stendal overnamen ©nderfcheiden, dat de gantfche erfportie, en dat gedeelte" dat heerwede en rade genoemd wordt,- dat is 's mans': wapentuig én 's vrouwen opfchik (d), na dendood van-een' deezer beiden in 'gelyke deëlen verdeeld-moést worden; de eene helft wierdt öen ovfergebleevenen, de andere dert Zoonen en Dochteren toe I erkend ; en zo ëén der Kinderen ftierf, deelden- de overigen dit, weder onder elkander; ftïèYven ze allen , dan ging de helft van hunne helft tot de naafte bloedverwandten, de andere helft tot - ' fa uïooQ s^sd 3tb rmvusJ tii-: a6 -01»* ■ ■• V- (a~) Butkens i Pr. 220. A°. 1253. dif ii TTOSUU ' Vi ' " Zie onzen Ctd. Dipl. op den 25 Maart 1254. O) 1248. Kremer Acad. Bcytr." zur GUL ti. Bergsch. Gefck. III in C. D. p. 102. Haltaus Glojjf. ad voc. Rade, '  Wetten en Rechtspleeging. 17 den overgebleevenen Vader of Moeder: gelyk ook plaats had, zo ze een van beiden zonder kinderen na te laateh overleeden waren. En indien dit het geval van beiden Was ,zoo verdeelden de bloedverwandten van elke zyde de nagelaaten goederen in twee gelyke deelen onder elkander ( a ). Dat in 't algemeen kinderen de natuurlyke erfgenaamen hunner Ouderen waren, behoeft byna niet beweezen te worden. Twee lieden die hun goed aan een Kloofter fchonken, voegen 'er by: al hebben wy ons nakroost tot onze erfgenaamen ( b). Koenraad de Blinde zag ten voordeele van een Klooster van al het recht, dat heni op eenige wyze op de erffenjs zyner Ouderen toekwam, af; waartegen hem het Kloofter, behalven eene fomme gelds , 1$ Akkeren, die zyne Ouders van een ander Sticht gehouden hadden, overliet (c). Het onterven van Kinderen, zo dit geen nieuwer voorfchrift is ' moest teHildesheim voorBurgemeesterengefchieden (d). Die wet vanOsfenwerder, van welke wy zoo' even fprakén, vergunde aan de c«) i248. LüDEW. viii 269» (O 1251. Gud. C. D. ii 97. (O Gud. i 611. (<0 1249. Schsid. Or. Guelph. iv 241. IV. Deel. B  i8 Achtste Hoofddeel. de erfgenaamen van bastaarden de opvolging in derzclvcr vermogen. ' Ook in de Schikkingen met de Pruisfifche bekeerlingen wierden bepaalingen aangaande het overgaan der bezittingen van den een' op den ander getroffen. By hun overlyden zouden hunne Zoons en ongetrouwde Dochters, of Ouderen, of Kleinkinderen, of Broederen cn Neeyen van hun erven: daar in het Heidendom dit voorrecht hunnen Zoonen alleen had mogen wedervaaren. Die zonder ..zulke erfgenaamen ftierf (de onwettigen waren hier volkomen uitgeflooten"), diens onbeweegchelyke goederen vervielen aan de Orde: zoo wel als de beweegchelyke, wanneer de Overkedene daaromtrent geen Schikkingen gemaakt hadt. Een Testament konden zy over beide Soorten van goederen fluiten : doch wanneer zy Stukken gronds aan eene Kerk buiten de Orde, of aan een' Geestelyken vermaakten , moesten die Kerk of die Geettelyke ze binnen 't Jiar aan een' Inlander verkoopenj anderfints verviel alles van zelve aan de Orde. Voorts wordt de Pommerfche gewoonte gezegd mede te brengen, dat Broederen de Vaderlyke erffenis gelykelyk verdeelen (a). Meer dan eene proeve eenes uiterften wils van deezen tyd zyn wy in ftaat onzen Leezeren voor te leggen. Zoo maakte een burger van Worms, eer hy zich in een Kioos- O ) B Aczk o I 26$.  Wetten en Rechtspleegtng. tg Klooster begaf, befchikking over zyne goederen. Zyne Zoonen worden erfgenaamen, en het gedeelte van den geenen onder dezelven, die vóór de Jaaren van onderfcheid bereikt te hebben ftierf, vergrootte het aandeel der anderen; flierven ze beiden binnen dien tyd, zoo kwam alles met de andere goederen der kinderen, roerende en onroerende, en tevens met het intrest dat 'er intusfchen van verliep, aan bet Klooster, zonder dat de erfgenaamen van Mans of Vrouws zyde 'er iets op te eisfchen hadden Ca). Franco van Kronenberg vermaakte het grootfte gedeelte van zyn eigendom aan het Duitfche Huis; doch aan zyne 2 Zusters, die beide Nonnen waren, liet hy om de 2 Jaaren een kleedingsftuk, en aan zyne 2 kleine Broeders jaarlyks tot hunne meerderjaarigheid toe 6 Oiïalia Tarwe Een Kanonnik te Mechelen, die by uiterften wil 10 Kapellen ftichtte, ftelt den Abt van St. Bernard tot zyne Executeur aan CO- Dat ook de wettigheid van een Testament fomwylen betwist wierdt, zal niemand bevreemden , die eenigfints metde behoedmiddelen O) 1251- GüDENI Syll. 209. O) 1253. Gud. C. D. IV 883. Octale fchynt hes ichtfte gedeelte eener mudde te zyn, CO 1250. Mir.su s II 096. B %  VII. Toeftemtning der Aanverivandten in vervreemdingen. 10 Achtste Hoofddeel. len bekend is, welken de Wet ter beveiliging van een'ieders recht op het geen een ftervende nabeftaande hem toe heeft gedacht, verplicht is uit te vinden. Een zeker Edelman had in tegenwoordigheid van een Klooster befchikking over zyne nalaatenfchap gemaakt. Het ongeluk waar van wy fpreeken was hem wedervaaren. Doch een Parochie - Priester , door den Bisfchop van Conftantz tot Rechter aangefteld, den raad van eenige Rechtsgeleerden ingenomen en de Hukken onderzocht hebbende, verklaarde het Testament voor onwettig , en verboodt een' ieder zich hier tegen aan te kanten, op ftraf van uit de gemeenfchap der Heiligen te worden uitgeflooten («). Het Leenrecht heeft my reed» doen handelen over de toeftemming der Aanverwandten van den Leenheer of den Vafal tot de vervreemding van goederen van dien aart. Dit zelfde had omtrent allerlei andere vervreemdingen plaats. Om dat men volgens het gewoone Recht zynen erfgenaamen niets ontneemen konde, verbreekt een Graaf van Gleichenftein de gift zyner Voorouderen aan een Klooster van goederen met allerlei rechten en het hoogfte Rechtsgebied Q). Een ander O) 'Er ftaat by: ipfum ttftamentmn inter'foquenfa I255. Herrcott Geneal. Haisè. II 317. C*) 1253. Gud. C. D. II 105.  Wetten en Rechtspleeging. ar ander Klooster had landeryen van een' Ridder gekocht. Deszelfs Weduwe, en minderjaarige kinderen flaan vrywillig van al de aanfpraaken die zy hier op maaken konden-, af. Doch de 3 overige toen dekoopgefchiedde nog minderjaarige kinderen laaten daar na hunne rechten gelden; en de Abt vindt zich genoodzaakt hen door gefchenkeu tot heb doen van afftand te beweegen ( *). Wy zien een' burger van Mühlhaufen over het verkoopen van een huis in die Stad met zyne Zuster, den Zoon en de Dochters vandeeze , en met de Zoonen zyn er a verflorvene Zusters raadpleegen; en alle deeze erfgenaamen doen plechtigen afftand ( b ). Drie Heeren van Strahlenberg verklaaren zelfs met toeflemming hunner. Moeder en anderer goeden vrienden eenige Hukken wyngaard-, ten voordeele vaneen Klooster, tegen zekere vergoeding vry van bede en verdere rechten (c). En het Testament van dien burger van Worms, van het welk. wy zoo even hebben melding gemaakt, wierdt insgelyks met toeflemming van zyne Broederen , (ó) iasr. Harenberg///)?. Caitdersh. Dipt. 764, .1.?: f BükiiÈÏ .^n- riS (b) 1251. Gvd. SylJ. 312. •cq n .a .0 tóoö co CO US<5. RU. 207. BS  22 Achtste Hooffddeel. ren. Zusteren, en van alle zyne mede - erfgenaamen opgefteld (a). i Dat Mans in giften hunner Huisvrouwen moesten inwilligen, zal niemand ([verwonder ringbaaren: gelyk Sophia van Gageldunck een Klooster met tocftemming van haaren Man en Momber, beweldaadigt- (b). Doch dit had ook van d« andere zyde plaats. Na dat een Ridder de verdeeling zyner Vaderlyke goederen met zyn' Zwager volbracht had, verkoopt hy het erfdeel dat hem te beurt was gevallen , niet alleen met tocftemming zyner kinderen, maar ook- met die zyner Huisvrouw (f)» er* de Graavin zoo wel als de Graaf van Blanckenburg doen afïtand Van de Advocatie op eenige plaatsjes (i> Voor't overige.had dit reeds oude recht, volgens welk het wegfchenken van eigen goederen herroepelyk was van de zyde der crfgenaamen, indien het niet door dcrzelvcr goedkeuring bekrachtigd wierdt, de Geestelykheid, waar aan zoo tallooze giften gelchied-1 den, op een middel doen denken, dat aan haar dus verkreegen eigendom nog eene meerdere vastigheid gaf. Hier toe Strekte de op- £*y «51* nid. 209. (*) 1253- MlRjEUS T 584. .z-: : .ao0 .-.-zt (4) Cf) 1250. Gud. C. D. II 93. ■ roe .V»«V .<■>£»* CO CO 1253. Ludew. VII 49É.  Wetten en Recht pleeging. '23 oplichting van een foort van Tusfchenoeribonen, aan Welken, onder den naam van Salmannen bekend, men nog behalven de toeftemming der N:.beftaanden , zyn recht op het weg te geevene fcuk goeds, als aan veilige bewaarderen , plechtig overdroeg: opdat de begiftigde het dan daarna van deczen ontvangen zoude (al). Ik heb twee Edellieden gevonden, die hunne wyngaarden nahun dood aan een Klooster vermaakten: docli ze intusfehen in de handen van Salmannen en eenige getuigen fielden; en deeze Salmannen zouden ze in 't vervolg naar hun eig-n recht en gewoonte aan het Klooster doen toekomen (£>). Volgens het Bruikersrecht (jus cohnian"wm),'t welk in deezen tydzoo dikwyls voorkomt, ftond de eigenaar van land en hofftede dezelven tegens eene bepaalde jaarlykjfche erkentenis, 't zy geheel in geld, 't zy fomtyds voor een gedeelte in iels anders (c> . aan ff oos : snitlsrrts! fOJricovbA ito f»on rr?» ,«bSf ■ («) Haltaus Glojfar. Genx. m. avi ad h. vee. (*) 1252. Gud. C.D. 1TP7- . Van ganzen en hoenderen vinden wy het GuS, c. D. V. 23. A°. 1253. Wy hebben ze ook fè vooren reeds geheel in koorn zien opbrengen. K luit 666. De' lieer van Loon, aan den Graaf v an„ Gelder zyn Rechtsgebied over een paar plaatsjes en alle vrye lieden die daar vertoefden, met5 huizen, waar van'er voiieenige vrye geriemd • B 4 wor- viii. Bruikersrecht. Erfpacht.  |4 Achtste Hoofddeel. aan den bruiker af. Deeze bezat het dan tot zyn' dood, wanneer het Optimale, dat is het beste paerd of de beste os van den ploeg den landheer te beurte viel: ook wel eens daarenboven een hoeveelheid wyn ('tgeen men Vinkopium of ÏVynkoop noemde), of in plaats van beiden het Hoofdrecht (a). Omtrent de opvolging der erfgenaamen in dit zelfde recht wierden verfchillende bepaalingen gemaakt. Dan eens wordt 'er by een dergelyk Verdrag gezegd, dat alles geheel aan den eigenaar te rug zou keeren (.'&); dan eens dat de erfgenaamen het weder moesten trachten te erlangen (O; dan weder dat het goed tot den eigenaar te rug keerde, doch dat de erfgenaamen het weer op nieuws konden verzoeken, en zo hier in niet toegeftemd wierdt, dit Bruikers-recht hun afgekocht moest worden , verkoopende, behoudt tevens van 3 huizen die aan het Hof van Loon toe behooren, 3 fchepels haver van iéder, een hoen en een' Advoc*aten fchelling: zoo wel als van een huis, dat aan zekere Kerk toekwam. Bond.' 503, A°. 1355. (#) Het laatfte vlnde ik ergens, zo de bruiker een waereidlyke, het optimale zo hy een Klöófterbroeder was. Gud.C D. III678. A°„ 1254. Elders wordt gezegd: het feëste pïoeg-paerd, genaamd het beste ktefd, of deszelfs Waarde. Gud. C. D. V. 23. CO 1250- Jbid. v. raS CO I2S2. Ibid. V. 14.  Wetten en Rechtspleegino. 25 moest worden (a). Nog op eene andere plaats was het aanneemen van den Wynkoop net bewys,dat dit verzoek den erfgenaamen des bruikers wierdt toegeftaan ; en anders neemt de eigenaar aan, deeze erfgenaamen of volgens het recht of naar vriendfchap te verwyderen (è). Vervreemden kon de bruiker het landgoed nimmer, of het ver ■ viel oogenblikkelyk weer aan den eigenaar: ten zy, wordt 'er in één geval bygevoegd, de vervreemding binnen § Jaar herroepen wierdt ( c J, Het jus manfionarium fchynt van het voorige niet te verfchilleri. Eén paar lieden zien wy het land, dat zv in vollen eigene dom bezeten hadden , aan een Klooster, fchenken , om het van het zelve naar de voorfchriften van dit recht weder te houden, tegen zekere hoeveelheid koorns des Jaars Doch O) Tbid. V 23. (bj Aut fecundum jus aut feeundimi amkitiam amsvere. Ibid V. 16. co ui*- v. 23. C<0 124°' Gup. C. D. II 89. Men vindt echter om deezen tyd ook land of de inkomften daarvan voor een', bepaalden tyd afgeftaan. Het Kloofter Deutz by voorbeeld vergunt de Villicatio eener Hoeve pan zekeren Ridder eerst voor 6, en toen een ander door een' valfcherr tid het-in zyne plaats had weeten te bekomen, voor ao B 5 Jaaren.  26" Achtste Hoofddeel. Doch het jus hereditanum, wanneer het tegens den eigendom (jusproprietarium') overftaat, komt met onze denkbeelden van erf, pacht O) het meeste over een, en onderfcheidt zich ciaar in van de voorigen, dat het Ojltyd tot de erfgenaamen des bezitters overging, zoo lang aan de voorwaarden voldaan wierdt. Een burger en burgeresfe van Wetzlar kreegen van het daar gevestigde Capittel een huis met een' daarbygelegen tuin en hof (curia), onder zekere reeds bovengemelde voorwaarden, voor 14 fchellingen ligt geld des Jaars, voor altoos (b). Hy moest daarenboven borg ftellen, en de goederen der borgen, eigene zoo wel als die in erf. pacht bezeten wierden , moesten zoo lang verpand blyven, tot dat het Capittel om. trent de betaaling van den Thyns zekerheid . V. sEiasbama; I 1 .0::' V '''. r..be. Jaaren, op voorwaarde van zekere dienften, voor welker levering hy borgen ftellen moest. D.e vervreemde akkeren der Hoeve moest hy te rug trachten te krygen; de onkosten voor opgerichte of verbeterde gebouwen zouden hem na verloop der 20 Jaaren volgens goedvinden der Familie en onder eede vergoed worden. Bondam 470. A°. 1248- - O) In Gelderland vinde ik het eens genoemd anmtuw patftim perpetuum. Bondam.477. (A) Een Cynsbaar huis heette fomtyds Cafate. Herw gott II 321. Verfcheiden voorbeelden van Thyns en vari een buis, die door burgeren beseten- wierden, viBdtmeo in Gud. Sylt.  Wetten en Rechtspleegis.g. 17 bekomen had; na zyn' dood, en by dien van eiken bewooner, waren de erfgenaamen tot het betaalen van een' Schelling verplicht ( a ). Ken ander burger van die zelfde Stad hieldt op deeze wyze een' molen van 't Capittel , ' dien hy met deszelfs toeftemming aan een Klooster overdraagt. Nu trok het Capittel een' jaarlykfehen Thyns voor zyn eigendom, en de burger voor zyn afftand; ontftond 'ef wanbetaaling, zoo moest hy zyne aanlpraak doen op het hof (de twia) van het Klooster: doch zo by zynen Thyns op nieuws verkoopen wilde, moest het Capittel op nieuws gekend worden (ft), la de vernieuwde Handveste van Culm en Thora vindt meivèenige bepaalingen, die tot dit erfrecht haare betrekking hebben. Eenige burgers dier plaatfen naamentlyk hadden goederen van de Orde gekrecgen. Na dat dehzelven vergund was, dat zy die goederen ook aan anderen verkoopen mochten y mits deeze koopers voor het land gefeaikt cn aan de -Orde aangenaam waren; mits zy ook die goederen van de 'Orde' Ontvingen , en haar tot 'deaelfde rechten en diensten ver* plicht waren aï's de voririge bezitters; en dat die zyn AUodie, of ten hoögften tien hoejtno^ • -" ttóaom : . ;* ven, .or.'-fov sa sb mm MP * (H9 t'- -•' 1253. Gud. C. D. V. s\- *r> I2S5. Gud. V. 27. Van een' tol in erfpacht geiokn, komt by tfö, voorbeeld voor.  28 Achtste Hoofddeel. ven in 't byzonefer verkoopen wilde, aan de Orde echter wegens het overige dezelfde diensten verfchuldigd bleef, als voorheen wegens het geheelcland; na dat voorts deeze diensten, voor zoo ver den oorlog betreft, op die wyze worden vastgefteld, als wy in het voorig Hoofddeel hebben opgegeeven: wordt 'er bygevoegd, dat die een Erfgoed van de Orde bekomen had (a domo haredatus) fkchts één Erfgoed (handitas) koopen konde ; dat men voor een ftuk goeds, 't welk! men van de Orde hieldt, den Broederen een' Keulfchen Penning en een pond Wasch betaalen moest, als een tekep van oppergezag en rechtsgebied, en dat men weezentlyk zyne goederen van de Orde hieldt: waar tegen deeze befcherming toezeide. Die den Thyns op den bepaalden termyn niet betaalde, gaf voor elke ij. dagen laater driemaal 10 fchellingen , en wierdt dan gepand. Zo een burger het Gebied verlaatende, zyn Verdrag met de Orde niet nakwam, moest eerst voor elke 6 weeken die zelfde fom door hem betaald worden : waarna de Orde zich tot de voldoening toe meesteres van zyne bezittingen maakte. Wat de burgers voor 't overige wegens hunne goederen hunnen Bisfchop aan Tiendens betaalen moesten, wordt vastgefteld, en de Orde neemt de de voldoening op zich van 't 'tgeen de Bisfchop meerder kon eisfchen (a). De (a~) Baczko I 379.  Wetten em Rechtspleeging. 2£ De Gefchiedenis der Stad MayntZ heeft ons van een voorbeeld voorzien, hoe ver 11 men het recht der Servituten uitftrekte. Myne Leezeren herinneren zich noch den burger, die door het optrtrekken van zyn gebouw het gezicht uit het Aartsbisfchoppelyk Hof benadeelde. Men verboodt het hem, zegt het Stuk waar uit wy dit ontleend hebben, in 't openbaar en gelyk het behoorde (publice & debite ) (a ). Het Strandrecht behoeft flechts genoemd te worden, om een' ieder, die het minfte , gevoel van menfchelykheid heeft overgehouden , de tyden waar in het in vollen bloei Itond, barbaarsch te doen heeten. Zo 'er Godsdienst en edelmoedigheid al niet de enkele beweegraderen van waren, geboodt ten minften het beter ingeziene eigenbelang fommige Grooten 'er afftand van te doen. Ons tydperk levert ons hier van eene meenigte voorbeelden op. Merkwaardig is inzonderheid zekere Verordening van dan Aartsbisfehop van Lyfland , Esthland en Pruisfen, en Dienaar der Kerk van Lubeck, in 1253: waarin hy, na aangemerkt te hebben, dat het Christendom barmhartigheid jegens de ongelukkigen vordert, en het doen aan een' ander 't geen men zelve wenschte te ondervinden , 'er op laat volgen: dat het eene der serfte tegenwoordige behoeftens ware, dat daar Cf) 13S°« GuD- C. D. 1 612, IX. Serviuin. X. Stwnisclu.  So Achtste Hoofddeel. daar de Kooplieden zich en hunne waaren aan een groot gevaar bloot ftellen, niemand (onder het voorwendfel, dat die den dood voor oogen heeft, weinig aan bet behoud zyner goederen denkt) verworpen en fnood genoeg bevonden wierdt, waar van hy echter tot zyne groote verwondering het tegendeel zag gebeuren, om heiligfehennende handen aan het eigendom van zulken te Haan, die de enkele goedheid Gods van fchipbreuk en doodsgevaar gered had: 't geen de wreedheid van alle ftruikroovers overtrof. Volgens de voorfchriften der Wetten , en dc vroegere Canonique en Keizerlyke Decreeten zulke gruwelen met Gods hulp willende tegen gaan , verklaart hy dat al die tusfehen Lubeck en Gothland ter Zee voeren, aan deeze zyde der Duna opzeilcnde, gelyk - mede naar alle gedeeltens van Lyfiand en Esthland, onder de Pausfeïyke en onder zyne befcherming ftaan zouden: verbiedende een' ieder, op ftraf des Geestelyken bans hen wederrechtelyk te ftooren: eene ftraf, die ook de deelgenooten en befchermers zulker misdaadigen trof. Die op eenige wyze goederen van deezen aart verkreeg, moest tot de dubbele vergoeding toe, even als een moedwillige doodflager, van het binnen treeden der Kerke geweerd worden. De waereldlyke Rechters moesten zulke rooveryen yverig vervolgen. In hetKerfpel, waar het gebeurd was, zou terftond de Dienst worden * op-  Witten en Rechtspleeging. 3f gefchort,'t welk men den Bisfchop der plaats en den waereldlyken Rechter waarfchuwen zoude , om de zaak te herftellen, eer de deuren deiTempelen weder open gingen. Zo deKerkelyke Rechter de vergoeding weigerde , zou hy terftond van den ingang der Kerke worden afgehouden, de waereldlyke inditgeval in zyne bediening gefchorst worden: zelfs die boven hem ftond, indien hy hem niet fchorfte, dezelfde ftraf ondergaan. Niemand van alle deezen zou, buiten eene volkomene vergoeding en berouw voor hunnen dood, eene Kerkelyke begraaffenis bekomen; zelfs zo hy in zulk een' ftaat zonder gebiecht te hebben ftierf, zou zyn lyk in Zee geworpen worden , om daar de verdiende wraak te ontvangen , en tot een voorbeeld van anderen ftrekken: daar hy tegen den Heer van aarde en van zee, en tegen zyne geloovigen gruwelen gepleegd had. Viermaal in dit Jaar, en in volgende'Jaaren eens moest deeze Verordening in de Parochie-Kerken , vooral der Zeeplaatfen, plechtig worden afgekondigd (0). Ook de Graaven van Holftein, toen zyaan Lubeck vryheidvan het Strandrecht vergunden, noemen het: eene verderffelyke gewoonte De 00 Dreyer Spee. jur. p. Lub, is$. C*) Ibid. 210. AV1248.  32 Achtste Hoofddeel. De Hertog van Mecklenburg: een berispelyk misbruik O). De Paus zelve: eene godlooze gewoonte, doch flechts na dat een Lubeckfch Raadsheer hem met 500 Mark Zilvers te Lyons was komen bezoeken, en een bevel voor den Bisfchop van hem verkreeg, om zulken die de Schipbreukelingen aantasteden, door de Kerkelyke tucht 'er van af te honden. (b ). De Koning van Denemarken en de Hertog van Zweeden ftaan den burgeren dier zelfde Stad in geval van fchipbreuk op hunne kusten toe, om de goederen,, die zy met eigen moeite en kosten redden konden, vry van alle tegenfpraak of afvorderingen te mogen behouden (). Men denke evenwel niet dat zulke misdaa. den noodzaakelyk de halsftraf naar zich fleepten. Slechts al te dikwyls wierden de allerzwaarften met geld geboet, en de macht om over dezelven als Rechter te vonnisfen, onder de inkomften van eene bezitting gerekend. Zoo zien wy den Heer van Mecklen. burg met het Klooster Rheinfeld de voordeden van het Rechtsgebied over hoofd ea handQ judiciumcapüis& mams') in een dorp, dat hy aan het zelve verkocht had, verdeelen: hem zelve \, aan de Kerk \ hier van toeëi- ge- O) 125-. Bertholet Hijl. du Z»«. V./r. p. 38. (*) 1254. Gud. C. D. I 649.  Wetten en Rechtspleging. 37 genende; een Gezandt van het Klooster en de Advocaat van den Heer zouden hier famen voorzitten. Doch ieder ander foort van Rechtsgebied en de beftraffing van alle andere misdaaden, wierden aan den Abt alleen zonder deelgenoot opgedraagen Zoo had ook zeker Ridder flechts een derde van het Rechtsgebied, 't welk de onthoofding of zwaarder ftrafFe laat uitoeffenen ( quod tendit ad decapitationm & ad majorern) in de gojdexen tot eene nieuw opgerichte Kerk behoorende, terwyl al het overige aan den Bisfchop van Lubeck toekwam (i). Dan nog duidelyker blykt dit uit het Hunfingoër Landrecht, zoo dikwyls door ons aangehaald, waar in wel melding wordt gemaakt van aanklagten des Konings tegen enkele Inwooners, op welke de doodftraf volgen konde: doch even daarna wordt gezegd: „ Alle Vedens „ der Friefen moeten met geld vergoed wor- . „ den zonder gevankenis, geesfeling, roe. i j, den en nyptangen. Hoofdmisdaaden (ca~ „ pitalia mala), of dievery, of andere doodelyke wanbedryven (mertalia mala) wov „ den, 70 de fchuldige geen geld heeft, met i „ het leven geftraft". Het fchynt zelfs, dat de- Aanverwandten genoodzaakt waren hem by («> 1*48. 5CHKÖD» Papist. Mickl. I 633. CO Lonig XVI c3  Xiv. i poodftraf. » i i 38 Achtste Hoofddeel. byte {laan, zo hy zelve door onvermogen zyn leven niet vry konde koopen. Intusfchen blykt hier tevens uit, dat indien dit middel om ongeftoord de rust der maatfchappy te kunnen omwroeten ontbrak, de Doodftraf uitgevoerd wierdt. Ook wordt dit elders door de benoeming van verfcheidene foorten derzclve geftaafd: ge? lyk het Rechterlyk gezag eener Kerk te Friburg in het Oostenrykfche door den Koning van Bohemen in alles bekrachtigd wordt, behalven omtrent het onthoofden en opT hangen (0). Verfcheidene proeven kunnen wy daar en boven aanbieden, dat dezelve daadelyk niet alleen opgelegd maar ook uitgevoerd is geworden. De Boheemfche Gefchiedenis alleen is vruchtbaar aan rechtspleegingen zoo wel als wetten van deejen aart. In 1250 geboodt de Koning op ie doodftraf alle Geestelyken en Waereldyken in zyn Koninkryk, dat zy hem tegen syn' Zoon moesten by ftaan: terwyl hy karna eenige Edelen , die den weerfpanïigen Kroonprins verleid hadden, twee lan twee met ketenen liet binden en in de reyankenis werpen (* b ). Een ander Schryrer verhaalt dat hy in 't volgend jaar wee:entlyk eenige Edelen, die zich in de fa- men- C«)Tenzel Sappl. Rifl. Goth. II 59S. C*) Chront Bob. ep. Memcken III 171$. -»  Wetten en Rechtspleeging. 39^ menzweermg ,regens hem gefmeed, hadden ingelaaten, liet onthoofden enradbraaken («)• Dezelfde Monarch liet dieven en ftruikroo. vers insgelyks aan het leven ftraffen (£), en een' Rechter die zich aan een misbedryf had fchuldig gemaakt, op den berg Petrzin methetzwaerd ombrengen, terwyl deszelfs Zoon buiten de muuren der Stad geradbraakt wierdt (c). Zoo mild was hy met dcrgelyke ftraffen, dat toen hy het gebouw te Praag, waar van wy boven gefproken hebben , oprichtte om 'er het Landrecht en de hooge Vierfchaaren in te houden, hy den Landrichter op verbeurte zynes levens geboodt zich niet nalaatig te gedraagen omtrent het recht doen aan een' ieder, *.t zy ryk of arm CO* Doch ook buiten dit Koninkryk wierdt fomtyds het droevige fchouwfpel vertoond van eenen burger, door zyne medeburgeren tot handhaaving der Wetten, tot veiligheid der famenleeving afgefneeden. Te. C«) Hacecii Boehm. Chron. 316. O) (Pradones & latrones) Contin. C osM« Prag.: É8. A\ 1249. CO I25°« ^id. 76. (<0 Hagecii Chron. C 4  4° Achtste Hoofddeel. Te Luik fjom van de onderwerping van iemand aan eene dergelyke ftraf voor burgeren van Crunenberg niet meer tefpreeken ) w erdt een oproermaaker op een' Wynbere opgehangen, zoo dat men hem in de Stad konde zien Qa). Het vermaardfte halsrecht wtusfchen, om de voorbeelden niet te vermenigvuldigen van allen die in dit tydperk zyn'voorgevallen, indien bet onder de rn^°r5emn/en geteld maS worden> de onthoofding der Hertogin van Beyeren, op haar eigen Echtgenoots bevel den 18 January «256 aan haar verricht. Hertog Lodewyk naamelyk, een man van 26 of 27 Jaaren zich met deRhynfcheBondgenooten op eenen tocht tegen de ftruikroovers , die de oevers van dien ftroom onveilig maakten, begeeveDde, had zyne jonge Geroaalin Maria, de dochter van Hendrik II van Brabant, by zyne zuster Elizabeth, Koningin van Sirilién en Jerufalem, op 't Kasteel van Donauwerth gelaaten Terwyl hy deeze onderneeming met al den voorfpoed, dien zyn vuurige geest en de rechtvaerdigheid. der zaak hem verkenen, doorzet, fchryft hem de Hertogin een brief: doch de bode, die 'er de brenger van zyn moest, verwisfeit dien met een anderen, dien zy hem tevens voor zekeren Ruiggraaf had mede gegeeven,en waar van een verfchillende couleur van zegel. wasch C*0 j255. FoüLLow Hifi. Ltti. J 35J.  Wetten en Rechtspleegikg. 41 wasch het onderfcheids - teken zyn moest. Lodewyk leest, begrypt den inhoud niet, ziet het aan voor een' minnebrief onder bedekte uitdrukkingen, en laat reeds in zyne eerfte woede den ongelukkigen befteller om 't leven brengen. Doch zyne jaloersheid vorderde geheel andere flachtöffers. Ylings het leger verlaaten hebbende, begeeft by zich met overhaaste dagreizen naar Donauwerth. De Bevelhebber van 't Slot komt hem verwelkomend tegen, en wordt op zyn bevel, als by geen mogelykheid onkundig van Mariaas trouwloosheid, ter neer geveld. Nu was het de beurt van deeze om eerst alle de verwyten aan te hooren, die de raazerny haaren Echtgenoot in den mond gaf, en hera toen het Vonnis der onthoofding, zonder vertraaging te volvoeren , over haar te hooren uitfpreeken. Geen verklaaringen , geen eeden van onfchuld,geen traanen zyn in ftaat hem terermurwen. Knielend bidt hem zyne Zuster, knielend het gantfche Hof, indien niet om genade, om uitftel ten minden tot op den volgenden dag. Niets beweegt hem, en de Scherprechter volbrengt zynen kst. Ook toen nog niet verzadigd van bloed, fteekt hy met eigen handen eene Freule van Brennenberg, dien de onthalsde in haar gevolg had gehad, een' dolk in de borst, en laat de eerfte Hofdame, eene vrouw van geboorte en een onbefproken Caratter, van een* toren in de laagte werpen. De Ruiggraaf C 5 in-  XV. Mindere ftraffen. 1 1 1 4* Achtste Hoofddeel. intusfchen was, om zyn leven te behoeden, oogenblikkelyk gevlucht. Zoo dra hy zich echter buiten des Hertogs bereik vondt, be. wees hy hem in brieven,zoo onwederfpreekelyk zyne en Mariaas onfchuld, dat Lodewyk 'er, hoe zeer te laat voor zyne rust, volkomen van overtuigd wierdt. Hy zocht toen de verzachting zyner wroegingen in eene openhartige belydenis by den Paus, en m het ftichten op deszelfs last van het Klooster Furftenfeld tusfchen Munchen en Augsburg (a). Wat mindere ligchaamelyke ftraffen en het bannen betreft, ook hier van kan het een en ander bewys uit deeze tyden worden bygebracht. Volgens het Rhynsch Verbond wierdt die een vredebreeker hielp, uit de Stad geworpen , en behalven dat in zyne bezittingen en gebouwen aangefproken. Daarna ftaat 'er nog eens: men zou hem met zyn geilacht uit dej Stadj verdryven, en al hunne huizen en gebouwen tot den bodem toe omkeeren ( b). In eene Overeenkomst tusfchen den Aartsbisfchop en de Stad van Bremen wordt vastgefteld, dat die een' anderen <«) ATENTINI Ji„„. Boj. fJÓl.llADERI Bav. tp&a II 295 Het moest eerst een Carthuifer-Klooster porden, doch by gebrek deezer Orde in Beyeren, wierdt et in, een Ciftercienfer-Klooster veranderd. O) Corps Dipl. i 803,  Wetten en Rechtspleeging. 43 deren om 't leven bracht, eene rechtvaerdige ftraf ondergaan , en zo hy voortvluchtig was, gebannen (profcriptio ) zou worden; die kleine misdaaden niet kon beteren,moest in 't openbaar gegeesfeld worden en de Stad afzweeren(«). De burgers van Luik* die de deuren van 't Capittel van St. Lambert hadden opengebroken, wierden veroordeeld om knielende om vergiffenis te vraagen en de deuren te herftellen, tervvyl men de belhamelen geesfelde (ï). Van de Achtververklaaring van Koenraad, en de banning der a Kanonniken te Mayntz , die zich aan diefftal hadden fchuldig gemaakt, is boven gefproken. Zoo heeft ons , aangaande de verbeurtverklaaring van de goederen eenes fchuldigen het geval van Eccelinus van Roroano reeds tot een voorbeeld kunnen verftrekken. Op zekere openbaare Rechtdagen in de Steden moesten de ftedelyke Rechters de voorrechten der Pasfaufche Canonniken bekend maaken; de Bisfchop zou de geenen die 't weigerden ftraffen met het verlies hunner goederen, en het in verzekering neemen van hunne perfoonen (c). Van het verlies van E ï een (*) Lünis XIII 522. (*D I254. foullon I. 354. (c) Jnfidatie. (Zie duCange.) HansiziiGem. Sast. I 392 .AV'1253.  I xvr. Doetens, 44 Achtste Hoofdibeel. van een Lundgoed, door een Boheemsch Edelman wegens ftroopery ondergaan, is in 't eerfte Hoofddeel melding gemaakt. Ik kome nu tot de uitgebreide en meer algemeene ftraf der geldboetens. De Koning eindigde byna iedere zyner Verordeningen met eene zwaare fom, aan den overtreederen op te leggen: die van 200 Ponden gouds, onder den naam van Koninklyken Ban, is onder dezelven de grootfte die wy aangetroffen hebben ; en met deeze wierden alle Edelen en Steden bedreigd, die de <\bdy van St. Guislain voortaan zouden ontrusten (a). 100 Mark gouds, geheel voor dc Keizerlyke Schatkist, worden by andere Brieven voorgefchreeven (b). Elders wederom begeerde de Wetgeever flechts de helft der boete voor zich. De icoo Mark zilvers, die op de pooging om den Giftbrief van Turin te verbreeken, worden gefteld, verdeelt hy in zulk een geval met den Graaf van ,Savoyen als de beleedigde party (O» Het zelfde had omtrent de 100 Ponden gouds in de vergunning aan de Kerk van Grasfe \i), de Ca) Mirjeui I 583. C*) M/IRII I 267. SCHATKN. II. JU CO Zie ons II D.p. 69. (f) 1251 Samuarthani Gali. Chrijl. III  Wetten en Rechtspleeging. 45 de roo Mark gouds in het Ryksvonnis van Avennes (a), deio» Marken puur gouds op de overtreeding der vergunning aan 'tKlooster Caldenborn ( b ), en de 50 Ponden gouds by eene weldaad aan 't Klooster Walkenried (O plaats. Wat andere boetens betreft, wy vinden in de Wetten van Goldberg een onderfcheid tusfchen den Vredefchelling en tusfchen Breuken gemaakt. Tot het eerfte behoorden onder anderen ook de geringé ftraften by de Nedergerichten opgelegd, 't geen alles aan de Stad kwam. Doch zulke boetens, die de 4 fchellingen te boven gingen, wierden breuken geheeten, en van dezelven behoorde der Stad flechts hec derde gedeelte (d). Men onderfcheidde ook de misdaaden zeiven , waarop geringe boetens gelegd wierden, tus* fchen Onrecht en Frevel. Een Monnik van het Klooster Albersbach , die een ftrafwaardig wanbedryf begaan had, betaalde aan den Rechter van Dornheim 3 fchellingen voor het eerfte, en 5 voor het laatfte (e> Zulk een («) MlERIS I 26!. Zie onzen Cod. DipL op d. 26 OSt. 1255. (e) Or. Guelph. IV 22$. CO FrAnck Altu. neues Meekltni. IV 101. (O Crusii Ann. Sutv. II iu  4# Achtste Hoofddeel een onderfcheid betrof ook fomwylen de perfoonen die dezelfde daad bedroeven* 'c'een de burgeren van Witftock met 4fchellingen boeten moesten, wierdt den vreemdelingen dubbel aangerekend Qa). ■ Ik heb, toen ik van de zeden derDuitfche Natie handelde , reeds verfcheiden misdaaden, en de hoogere of laagere trap van af. fchuwelykheid , die men uit de fchatting derzeiven 'er aan fcheen te hechten, leeren kennen. Ik heb dus hier flechts 't een erl ander na te haa-en, 'tgeen toen voorby ge. gaan is. - - Wy zagen zoo even, dat die te Bremen een'manflag deed, rechtvaerdig geftrafr, en zo hy voortvluchtig was, gebannen moest worden, 't Geen in de Overeenkomst, waar uit wy dit ontleend hebben, op deeze verordening volgt, geeft ons op eens een kort doch levendig denkbeeld van de geheele rechtspleeging deezer tyden. Zo hy, wordt 'er gezegd, het met zyne aanklaageren afgemaakt zal hebben, moet hy den Aartsbisfchop en de Stad 30 Mark geeven of niet binnen Bremen komen. Van het voorrecht van allerlei misdaaden met geld te kunnen afdoen, wierden flechts die geenen uitge- zon- Ca) 12+8. Ludew. Rel Mfl. Vin aó*p. 'Er ftaac hier eigentlyk: het Vadiacum der burgeren wordt op 4 fchell. boete bepaald &c. doch J^sdtarebeet in deliildesijKeure boetens betaalen.  Wetten en Rkchtsplbeging. .47. zonderd, die na met den Aartsbisfchop in afmaaking getreeden te zyn, de Stad wilden overgeeven of in brand fteeken: zoo-wel als derzelver Aanverwandten, gelyk ook de vreemde flaaven van dit voorrecht verftoken bleeven («). De Hildesheimfche Keuren mengen boetens op misdaaden en boetens 'op geringe overtreedingen der burgerlyke voorfchriften door elkander. Het tot 3 maaien toe niet in 't gericht te verfehynen wierdt met 6 penningen beftraft: gelyk mede het, opleggen ( ponere vel deponere~) der handen op de Reliquien, zonder toeftemming des Advocaats. Vier fchellingen betaalde de geen die zich op een' getuige beriep, dien hy niet bekomen konde, behalven dat hy zyne geheele zaak verloor. Indien iemand zich zonder reden beklaagde over een' bouw ten zynen nadeele voorgenomen (adificatioJibi fafta), moest hy 60 fchell. aan den Advocaat geeven; en even veel die door een' ander zonder wapenen tot bloedvergietens toe geflagen zynde, zyn beklag gedaan had zonder openbaare uitroeping (proclamatione $ublica). By de zwarte lyst der misdaaden, die ik uit de Friesfche wetten mynen Leezeren hier boven heb voorgelegd, moet ik nu nog eenige algemeene bepaalingen, tot deeze ftof betrek. <<*) Lunig XIII 222;  +8 Achtste Hoofddeel; trekkelyk, ontleenen. Den doodflag fchatten de Keuren van Hunfingoland op 16 Mark wit zilver; in wooningen der Rechters, op 't Kerkhof en in de Kerk dubbeld; in groötere en kleinere Gerechten ioo Mark Gro. ningschi met befchadigende wapenen een derde meer; des Donderdags als de Rechters zweeren tot onder den Dam 40 Mark met de boete, en 10 Mark zilvers tot den vrede, die anders van een' doodflag 5 fchellin gen was. De boete van het fchaaken eener Vrouw bedroeg 120 Mark, behalven de fchavergoeding aan de beleedigde. Een huis, dat onder het heirvaandel verbrand wierdt, moest met r5oo Mark gegolden worden; wierdt het enkel verwoest, zoo könde men met de helft volflaan. Het Hunfingoër Landrecht, na te vooren te hebben vast gefield, dat de Friefen flechts door misdaaden van hwnne goederen beroofd konden worden, zet op het breeken van den vrede van al wat heilig was 72 Talenten; van andere dingen 3 Talenten aan den Schout, 't geen 21 fchell. zyn van den Koninklyken ban. Die eens anderen bezittingen op eigen gezag overvalt, verbeurt 14 Mark} die een* ander op de openbaare wegen beroofde 10 Liudmerc, en aan den Schout den Koninklyken Ban van 21 fchellingen. Die den vrede niet hieldt omtrent Kerken en plechtige Vergaderingen betaalde 32 Reilmark en 31 fchellingen  Wétten en Rechtspleeging. 49 gen aan den Schout. Het IVeihma. (a) van eene Edele vrouw was 8 Talenten of Ponden, ■8 Oneen, 8 Penningen. Die eens anders huis des nachts in brand ftak, moest, indien hy het bekende, behalven eene dubbele fchavergoeding, aan elk der 4 hoeken 10 Mark betaalen j en van binnen zyn leven vry koOpen. ■ Begeert men behalven deeze Wetten ook hier en daar een voorbeèld van misdaaden, op deeze wyze te wreeken: de Kulmfche Handveste legt 4 fchellingen aaneenen fchipper op, die zich tegen den tol op de rivier aldaar verzetten wilde. De Bisfchop van Luik liet een' oproermaker, en de Koperkloppers die het waarfchynlyk met hem gehouden hadden , in eene zwaare boete beflaan ( b ); en te Trier hebben wy een' wederfpannigen Vafal des Aartsbisfchops door eenige aangeftelde Rechteren, onder andere vernederingen, ook in eene boete, van 200 Pond zien veroordeelen (c?). O) Wethma' fchynt het zelfde als Wette, dat ij •vergoeding eener misdaad door geld te zyn. Doch heï moet hier denkelyk in een' lydelyken zin genomen worden : naame itlyk als ftraf voofy eene misdaad jegens eene edels vrouw. .ris .*»Jt v\ .i'. :.'. k;i~ .. t., avlss (*) 1255. FoULLON Hift. Leod. i 353. "U".-?: .V.aTTi ;i,;r...* .Ws.0 .htjumka' l?.rt (4) Cc) Maisen. Arm. Trev. ii 144. HotfiuKié Hift. Trev. Dipl. i 743. IV. Deel. D  XVII. Rechtsgebied. Recht van niet geëvoceerd te worden. Appel*— jo Achtste Hoofddeel. Van de behandeling der Wetten ga iktbanti tot die der Rechtspleeging over. Het aanzien en de invloed zoo wel als de voordee.] len,mct het Rechtsgebied (a) noodwendig], verknocht, waren oorziak dat men aan hetj bezit van 't zeive in de eene of andere land-]; ftreek of plaats, zelfs wel daar men het ei-] gendom niet eens van genoot, oneindig; hechtte. Va de meesten zyner Gunstbrieven! fchonk of bekrachtigde de Koning allerleii foort van Gerechtigheden en Rechtsgebied! (merum & mixtum imperium) over fommige» Steden en derzelver Inwooners ( b ) : gelyk: hy ook aan de Abdis van Qucdlinburg macht: gaf in de Stad van dien naam den Rykskante oeffenen (cj. Men hoort zelfs van een C^ïnfommige Steden heette het Rechtsgebied JVeichbild,, toe /eer dit woord nog verschillende andere betekenisfen i heeft: gelyk die van Sxadsgrondgebied, Stadsrechten, vaste goederen der Burgeren naar dit Recht bezeten, fchattingen uit die goederen fpruitende; en het JVeichbild-recht was i het eigendoms recht der Stad op allodiaale goederen, die zy onder dien naam verkreegen had Zie Haltaus ai ' h. voc. De Graaven van Holftein geeven in 1248. landeryen aan Lubeck onder het recht, dat JVichbelde gehee. ten wordt. De Grenzen derzei ven zouden voortaan tot het JVichbellede der Stad, en tot de grenzen der Sl&i ïelve behooren. Dreyer Jus Publ. Lub. 211. (£) 1251. Sammajith. Gal!. Chrift.ïll titj.Corii Dij>l. I 200. C« ) I254. E R ATU, C. ©. £W/. S93,  Wetten én Rechtspleeging. 51 I een* tol, waar aanRechtsgebied verbonden wa?$ I fpreeken (t). Godfried van Leuven bezat het 1 hooge en laage recht ( juftitia major & minor') l\ op zekere landgoederen. Het water de Zona, :i dat daar voorby ftroomde, en waar over hem 1 het Rechtsgebied toekwam > vergunt hy teI vens met die goederen aan zeker Klooster, ^ om het naar welgevallen te leiden (6). 1 Talloos moesten dan ook de gefchillen 'ï zyn, die over dit foort van bezittingen ont'ij ftonden: gelyk Veele echte Stukken van deezen tyd eene beilisfing derzelven, of de bepaa* i ling der grenzen van ieders macht behelzen. ! Te Bremen by voorbeeld wierdt vastgefteld, 'I dat de helft der boetens voor den Aartsbis' | fchop en de helft Voor de Stad was; de Stads-Schout zou echter hier doorniet in zyn > recht verkort worden, ten zy de Advocaat van den Aartsbisfchop de misdaadigers voor i zich in't gericht betrok (c). De Heer van ' Oudenaarde hieldt van de Abdy St* Cornely! Munfter de Advocatien van 7 Dorpen te I leen, waar van hy, al beleende hy 'er we'i derom anderen mede, fleeds de Opper-Ad1 vocaat bleef. In 2 deezer Dorpen kreeg hy de .. <«) I248. POMTANÜÏ I I40. CO I2SI. MlRJEÜS l 423. Ca) Lome XIII axx. D %  jrt Achtste Hoofddbil de helft van de inkomsten der No vale Landen in eigendom, waar voor hy de Kerk by haare bezittingen in de andere helft verdedigen moest, doch behoudens het recht der Abdy om aldaar gerechtigheid te oeffer nen (a). Reeds te vooren hebben wy met een woord gewaggemaakt van 't gefchil, tusfchen den Heer vanBrandeck en den Abt van fAlbersbacb over het Rechtsgebied te Dornheim gereezen. Drie bejaarde lieden van beproefde eerlykheid tot fcheidsmannen ver.kooren zynde, beflisfen volgens het oude ^Stadsrecht, dat zo een Monnik op de markt ^buiten de huizen met een ander Kloosterling keef, of het bloed zynes Medebroeders of van wie het gok zyn mocht vergoot, hy door den Rechter der Stad in hechtenis moest gehouden, en voor den Abt of Proost ge.fleld wordpn, die hem naar welgevallen ftraf. fen konde. ; Was het een mindere misdaad, zoo wierdt tevens de fom der afdoening bepaald, (b). Nog een gefchil over het Rechtsr .gebied tusfchen den Koning van Bohemen en „de Kerk van Praag wierdt in 1249 dus be,flist. Zo iemand van de Vafallen (hemmes) der Kerk diefftal of roof, of dergelyke andere zwaare misdaad begaan had, zou de .ciJ i l nét v o «I. 1 <: ,flÜ8(O Lunig XIX Mn?. CO Grosii Am, Sutv. II liUl  Wetten en Rechtspleeging. $5 misdaadige aan een Koninklyk Vonnis onderworpen zyn, en de Kerk daarenboven zich zyne bezittingen toeëigenen. Beging iemand in de goederen der Kerke een' doodflag en ontfnapte hy, dan moesten de bloedverwandten des verflagenen hem naar 's Lands recht vervolgen: zoo echter dat de Vafallen der Kerk fciiadeloos gehouden wierden. Culm kreeg in zyne vernieuwde Handveste, zoo wel als Thorn, in groote zaaken \ der boeten , en van kleine misbedryven, dat is van 12 penningen en daar onder, alle?5 -ook mocht de Rechter van 't geen met 4 penningen en daar beneden geftraft wierdt, niets" kwyt fchelden ; van grootere misdaaden , als doodflag, bloedvergieten en dergelyken, kon hy zonder de Orde geen genade fchenken.In eene Uitfpraak over Rechtsgebied, die wy te vooren reeds gedeeltelyk geboekt hebben (fl), wordt ook gezegd dat de Richter' des Ridders in zeker Dorp geen ander recht had, als 'i geen gemeenlyk Pvdrtzcke geheeten wordt, "tgeeh hy terftond tot zyn gebruik moest aanneemen, op dat alles daar na zouvry zyn voor de Kerk van Lubeck. Te Nieuw-Brandenburg en te Gleichcn genoot de Stichter ]■ van al wat- het Gericht opbracht; en in een ftuk bosch,dat Kostock van haaren Heer gekocht had,kreeg deeze §', de (0) Uit Luhig XVI 517. p3  54 Achtste Hoofddeel de Stad het overige van de breuken (#). Ook; Croidberg deelde binnen zyne muuren voor een derde in dit foort van inkqmften 't Luidt zonderling, doch 't behoeft evenwel, na al wat wy te vooren omtrent de Nieuwbekeerden in Pruisfen gezegd hebben» geene opheldering, dat de D. Orde, by den Vrede, dien zy met hun floot, het hun als eene gunst aanrekende, dat deeze lieden voortaan allerlei zaaken van anderen zouden kunnen waarneemen, een' ieder voor 't Gericht roepen, en 'er hun recht van eisfchen: gelyk mede dat zy als wettige perfoonen tot alle wettige handelingen mochten worden toegelaaten, voor Geestelyke zoo wel als waereldlyke Rechteren van allerlei aartDoch laaten wy tot het geen meer algemeen in Duitschland plaats had, overgaan. Aan het voorrecht van niet dan door een' vasten Rechter , in een' ieders Woonplaats gezeteld, te kunnen betrokken worden, heeft men altyd met rede een oneindig groot ge^ wicht gehecht. Aan Utrecht en aan Mayntz vergunde Willem, gelyk wy op zyn'* tyd geboekt hebben, Brieven die dit behelsden: waar t>y hy echter in waereldlyke gedingen van gewicht het Rechtsgebied, 't zy in perfoon, 't zy door zyne Beampten te oefCO Franck Alt. a.ntuet. Mttklmb. IY185, ai*. C*) Oi*. ïpt.  Wbtten en Rechtsplseoimg. 55 ©effenen, zich voorbehieldfc (a). Die van Worms ontvingen op dezelfde wyze vergunning van den Paus, om zoo lang zy zich voor hunnen Bisfchop ( Ordinarius) ftellen wilden, niet buiten de Stad tegen wil en dank in 't Gericht te kunnen gefleept worden : de Pausfeïyke bevelen evenwel ten allen tyde uitgezonderd ( b). TeFriberghad zelfs geen Appèl plaats van 't geen voor den Advocaat en 24 burgers aldaar behandeld wierdt: hoe zeer men hier alle gedingen der inwooners befliste, zoo wel als 't geen op de bergen voorviel (e). Ook de Ingezetenen van Goldberg konden voor geen hooger rechtbanken gedagvaard worden, behalven al- C*0 1250.m1eriï I 267. Hansselmann. Vtrth. Landshoh. v. Hohenlohe. Jieyl. 125. Watmeer in den Gunstbrief aan Aken door den Koning be*olen wordt» dat geen Rechter aldaar ten bezwaare des Rechters C <» gravamcn judicis procedeeren mocht dan volgens uitwyzens van het Vonnis van Schepenen, wordt hier by in der daad, hoe wel de woorden eenigfints duider zyn, het zelfde voorrecht gefchonken. Het fchynt aan te duiden, dat geen vreemde Rechter het Vonnis, dat de ftedelyke Rechter op zyne aanklacht van Schepenen bekomen had, mocht verzwaaren. C*) Ï25S- Ludew. Rel. MJf. I 70. <)• Eindelyk de Bisfchop van Kameryk vergunde aan de Stad van dien naam , gelyk wy reeds gedeeltelyk gezien hebben, dat de bewooners noch in burgerlyke noch in lyfftraffeiyke zaaken van zyn Geestelyk en' waereldlyk Rechtsgebied konden afgefcheiden worden ; waarom zy ook aan zyne Beampten, Proost en Schepenen, onderworpen moesten blyven, terwyl hy hen verbiedt voor iemand anders in rechten te verfchynen, en hun verzekert, dat niemand buiten hem het vonnis van den Ban of opfchorting ooit tegen hen zou mogen uitfpreeken Somtyds wierd; echter het beroep op een hooger Gericht als een voorrecht befchouwd. Te Hildesheim by voorbeeld wordt gezegd , dat die den Advocaat Thyns of fchatting geeven moest, 3 maal des Jaars tot deszelfs wettigen Rechtbank , Echteding genaamd, moest komen, Op dat zo iemand in een ander Gericht ongelyk gedaan was, hy tot dat des Bisfchops zyne toevlucht konde neemen (c). In (*) Frank Alt. u. neuts Meckknb. IV 185. Mir/eus IV 410. O) Volgens het Rhynsch Verbond hadden de Schouten van 4 Steden het Rechtsgebied over den Adel langs een gedeelte van dien Stroom. Schoïpfl. Alf. Illuftr. " n 392.:  Wetten en Rechtspleging. 57 In het Vergelyk, in 1255 tusfchen de D. Orde en den Hertog van Cujavie over een gedeelte van het Löbaufche land getroffen, wordt bepaald, dat zo 'er in 't vervolg twist ontftond tusfchen de Mannen des Bertogs en die der Orde , de Aanklaager den Rechtbank des befchuldigden zou moeten volgen; en zo hy daar geen recht kreeg, zou hy zyne hulpe by een' hoogeren kunnen zoeken (a). De Bisfchop van Havels.berg verklaart zelve, dat by plichtverzuim van Burgemeesteren van Witffcock in het recht fpreeken, 't zy uit haat, gunst of vrees, hy of zyn Advocaat de zaak aldaar naar de grondbeginfelen der rechtvaerdigheid af zou doen (b). Het voorrecht evenwel van flechts voor zynen eigen Rechter te kunnen betrokken worden, belettede niet, dat wanneer burgers van de ééne of andere Stad , die 'er mede begiftigd was, zich buiten derzelver muur-en aan een mishedryf fchuldig maakten, zy • iTJ 3 daar II 302. Rechteren van worms beflistea een' twist over land tusfchen het Klooster Schönaugen en den Proost vaa Hayne gereezen. G u d. Sytl. ao6.: (<») Baczko I 300 en 395» Ludw. VIII 269.. Van het Appèl der nabuit, rfge Steden naai Culm is p. 320 van het voorige Dee! gefpreken. D5  58 Achtste Hoofddeel daar geftraft wierden daar zy gezondigd hadden. De Hildesheimfche Keuren zeggen uitdrukkelyk, dat den Advocaat van dat Rechts, gebied, in welk het zwaerd door iemand getrokken wierdt, het zwaerd ook toekwam. Zoo belooft ook de Graaf van Gelder aan den Bisichop van Utrecht,terwyl hy, de handen inde zyneD geflagen hebbende, hem eeuwige vriendlchap toezegt, dat indien een ftruikroover of ander booswicht door den Bisfchop voor 's Graaven Gericht ergens aan. gehouden wierdt, hy, of de Rechters die 'er in zyne plaats bewind voerden, denzei ven aan den Bisfchop zouden overgeeven ( aj. En in eene Overeenkomst, die hy met den Hertog van Limburg aangaat, verzekert hy hem, dat zo iemand op 't Geldersch gebied wierdt aangehouden, die het vry geleide des Hertogs gekwetst of 'er zich listig aan onttrokken had, hy eenen zulken zou ftraffen (6). Even eens was het ook met het burgerlyke gefteld. Een der Utrechtfche Capittelen, een ftuk lands verkoopende, ziet van alle recht van eigendom af voor de Vierfchaar van dat Rechtsgebied, in welk het land gelegen was (c). By de verdeeling der goe- deren («) 1253. Bondam 487. (*) 1253. Bondam 489. (O Zie onzen Cod. Dipl, op den t Au* rs*f*  Wetten en Rechtspleeging. 59 deren van twee Graaven beflisfen eenige Scheidsrechters, dat in plaatsjes, van welken de ééne helft aan den éénen, de andere aan den anderen toegeweezen wierdt, by ontftaande twisten der Inwooneren, de Aanklaager altyd door de Amptenaaren gedwongen zou worden den Rechtbank des Gedaagden te volgen (a). In een Verdrag tusfchen den Hertog van Brabant en de Keulenaars wordt wel bepaald, dat de Ingezetenen der beide lan. den in het Gebied des anderen niet zouden kunnen aangehouden worden , maar tevens dat fchulden en overeenkomsten, door die vaa Keulen in het land des Hertogs gemaakt, en over en weder, zouden worden afgedaan naar Schepenswyzing der plaats, of behandeld naar het recht des Vaderlands: zoo 't fchynt van den perfoon die de fchulden gemaakt had (£). Koning Abel van Denemarken vergunt zelfs aan die van Rostock in 1251 de oeffening van 't laage Rechtsgebied op de Jaarmarkt van Skanor: het zelfde recht, dat die van Lubeck aldaar gebruikten om hunne gefchillen met de Rostockers byte leggen (c). Ais («) 135». Wknck Hef. Landt *Gefth. I in C O. f. 19. (#) 1151. Bondam 485. CO Drkïer Sp.jur.p. Lui. p. 6$.  xvin. Opp rrechroriykgezag des Konings. i j v i '3 60 Achtste Hoofddeel. Als Opperrechter is'tHoofd des Duitfchen Ryks ons reeds uit menigvuldige voorbeelden békend. De hooge Gerichten in perf-on te houden, 'weèrfpannelingen in den Ban te doen, Rechters van allerlei rang te benoemen, bevelen aan Vorsten uit te deelen , dan eens om enkele lieden, dan omgeheele maatfchappyen te befchermen, of om anderen in ontweldigde goederen te'herftellen;hetAppèl van laagere Rechtbanken aan zich voor te behouden, en 'er by verfchillende omftandigheden wederom van af te zien: zyn zoo veel daaden van Willems Regeering, die ik tot ftaaving van dit gedeelte zynes gezags Hechts behoef aan te flippen, om mynen Leezeren de byzondere gevallen, waar in zy uitgLÖ-ffend zyn, weder voor oogen te brengen Tk zal hier fl'cbtsnog de a volgende, di ik niet vreet te vooren te hebben medegedeeld, byvoegen. Inde burgerlyke onëedigheden, die het Luikfche Bisdom in dit :ydpc rk gefchokt hebben, wierdt de Hoofdrad belegCid ' ie Bisichop had intusfchen kn Schepcnsbank biiitén dezelve getrokken, Doch de burgers' weigerden de Vonnisfen, ildaar door dcezc Rechteren geflagen, voor vettig aan te zien, en zy .verklaaren, dat ;o men over dö'voorwaarden van bevrediging niet over een konde ftemmen, zy n de voorkomende gevallen, voor des I$o- lings Gericht zouden trekken («). Deeze ■i , • J *. .■ ; ^ la ) Foullon Hifi, Leott. I 353.  Wetten ën Rfchtspleegikg. Si j had hier ook* twee Jaaren eer dit gebeurde»" I eene Opperrediterlyke daad gébeïFend met ! Schepenen tot het herroepen van zeker VonI nis bevel te geeven a \ ' Hst Friesfche j Landrecht {telt vast, dat de Asfega of ReChj ter dier Natie 'door het Voik 'verkooren moet worden éri voor den K.-izer zweöi ren. Zo de "Koning eene misdaad ten" laste van den een' of den anderen'had, waarop de doodftraf volgen kon, en doezé het ontkende: dan moest de ontkennende zyne onlchuld met 12 getuigen, die Vr' óp zwoeren, bevestigen, daar na zich ift een gérichtelyk tweegevecht met iemand^ die 's Konings perfoon daar by vo"rftc'd' , m" laaten (b en eindelyk zelve den eed doerii De doodrtrafrerf zouden opgelegd worden Volgens de uitfpraak des .Asfs^a en de gef rechtigheid'van het Volk»teVcnsmct den Bah des Schouts en met des Keizers "verlof fV)i Het rechterlyk gezag der Vorsten' ih hüti1 ne byzondere Staaten is ons -éven eens uit te veel voorbeelden reeds gebleeken om hier breedvoerig herhaald te worden: 't zy ..: i ;x rcv p.&'.u fieflfltiattlüi nah ita (*) CHAPEAoriLLE iï a8o. (*) Duiverfta ik: Cum Rege'tè contra ïLègem p*giltm ducere. , . O) focwidum Atfega judicium. & populi juflitiam juxt» Sculteti bannum & Imperattris Iffeptiamj. XIX. Rechterlyk ge^ag der j Vü' sten in hunne byzondereStaaten,  Achtste Hoofddeel zy het dan zeiven ten uitvoer brachten, 'tzy zy het door hunne BaiHuwen lieten waarneemen. In den Brief aan die van Utrecht, waar van wy nog zoo even fpraken, worden de burgeren gelast zich voor den Bisfchop hun Heer, of den Rechter in der tyd die, door hem {daar toe beftemd was, ten allen tyde te moeten Hellen («). De Hertog van Silenen verklaart zelfs dat hy het hooge Gericht ( judicium fanguinis of majus) over een plaatsje, aan een Klooster afgeftaan, door geen Advocaat zou doen houden, maar dat hy en zyne opvolgers zich da.ii- gemoedelyk en getrouwelyk zouden laaten vinden (i). Ook zien wy inderdaad deezen of geenen Vorst fomtyds den Scepter tegen het Zwaerd der gerechtigheid verwisfelen: den Markgraaf vajti Meisfen by voorbeeld te Mühlhaufen zyne Provinciaal - gerichten houden (c); den Koning van Bqhemen in zyn prachtig Rechthuis in perfoon partyen hooren en uitfpraak doen, met het uitdrukkelykfte bevel aan zynen Kamerheer, gelyk wy reeds boven verhaalden, om niemand af te wyzen, zelfs niet den allerarmften man van zyn Ko. flink- O) 1149. Ludew. VI 487, (c> 1250. Chron. Erf. «p. Sckanmat JP*W Balbini Epifi. Hifl. Bth. 266. & ÜAQtetl, Mithm. Chren. $15. xrx. ~* Verfchillende fooi* ten van Rechteren, «n hun Ampt. ( Griffier».  1 .Y.ÏY. .looi ïb-.f mv m rrmi ris .MfflA #4 • Achtste Hoofddeel; Den Rechter van Stiermark en den Maarfchalk des Konings van Hongaryen hebben Wy Vonnis hooren üitfpreeken in de zaak der D. Orde; den Graaf* van Luxemburg zynen Senechal omtrent het houden van zeker School in zyne Hoofdflad bevel "geeven; en Waldeck is ons reeds als Opperrichter der verbondene Edelen en Steden bekend. In de ^meermaalen aangehaalde Overeenkomst- tusfchen den Aartsbisfchöp' van Mayntz en den Markgraaf van Meisfen, als Voogd van den 'jongen Landgraaf van Hesfen, Wordt Bepaald dat zo een Vafal des ■éénen den fbifland van wapenen niet 'wilde houden , hy het aan den Provinciaalen Rechter des anderen 14- dagen te vooren moest te kennen geeven, terwyl 'er van beide zvden een bekwaam pérfoqn zou aangefteld wórden ", om hetVerdragte doen naar komen ^a). De benoeming van Fi'efchi tot •Paltzgraaf heeft ons de' natuur van dit gewichtig; Ampt genoegtaani leeren kennen. Den naam van HoHgriven en een Rechtsgebied dat het Holtgraafjchap genoemd wordt, heb ik ook ergens ontmoet ( b). De zaakén, welke het behoud der bosfchen be» troffen, met al wat tot deeze betrekking • , '*.'' ' had, C<0 l254- GüD' I ^42. ' Jungii Hift.'Benth. inProbatt. 69. A° iijj De Graaf van Tekenenburg gaf het aan- een Klooster.  Wetten en REcriTSPLEEGiNG. 65 . had, wierden in zulke Gerichten en door dit foort van Reehteren behandeld (a). Van het algemeene woord van Cumecit is . meer dan eens door ons gewag gemaakt. Ook van de Schepenen, of hoe zy anders heeten mochten die met den HoofdSchout recht deeden , en van derzelvcr - werk- heeft de ftedelyke inrichting ons eenig denkbeeld gegeeven. Aan die van Utrecht verklaarde de Koning, dat zo een Hollander of Zeeuw der burgeren gewoontens en oud. recht wilde kwetfen , hy helpen .zoude dezelven te herftellen volgens Vonnis (recognitio ) van Schepenen dier Stad (b). ^e Rechter en de Zyncn, ftaat 'cr in de Uitfpraak over het Rechtsgebied van Dornheim, moesten op een' bepaalden tyd en plaats zitten om recht te doen (c). In Friesland wierden de Abten mede tot beflisfmg van mocjjelyke zaaken als Rechters aangenomen" (d). :-ial «b at^?^.'^isiil 'W' gfeb .;<. >\u •;.!•»tv " y '..<.V.^ :;at;;3 Q £ q0 B0V (a) Haltaus Glojfar. ad. h. v. (£) Mieris I 267. Zoo even hebben wy van Schepenen in Brabant en te Keulen gefprokeu. Cc) Crusii Ann. Suev. II 81. ,(c/) Zie de Keuren. Voor 't overige is van Geeste. lyke Rechters ia 't Hoofdftuk van den Godsdienst reeds gehandeld. IV. Deel. É  65 Achtste Hoofddeel. In het Trierfche zagen wy den Aartsbis-j fchop eenen zyner Vafallen, die zich als j een rebè! gedraagen had, voor het'. Gericht 1 trekken, en toen door Vrederechters (Pa-]> cificatores) de verdiende ftraffe bepaa-ij len. Ik behoef niet meer te herinneren, dathett aanftellen der Rechteren doorgaans tot heti voorrecht van dien behoorde, aan wien hett Rechtsgebied over eene Stad of een Grond-1 Ituk toekwam : gelyk dit wederom veeltyds; met het eigendom zelve verknocht was; eni dus dat allerlei geestelyke perfoonen en ligchaamen, zoo wel als wacreldlyken, deeze: daad van tyd tot tyd hebben uitgeoeffend. Met voorbyfhpping van al wat uit de; geldftrafFen der misdaadigen den Rechteren i: toevloeide, zal. ik hier nu nog met een: woord van hunne inkomften fpreeken. In i zynen Gunstbrief aan Aken verboodt de Ko-, i riing , gelyk wy op zyn' tyd verhaald heb- j ben, den Keizerlyken Rechter in die Stad 1 van op zyn eigen gezag, zoo weinig als op dat < van het Hoofd des Ryks, 'er eenige belastin- ( gen af te vorderen. Doch dit was een geluk I *t geen niet aan alle plaatfen wedervoer. Toen Corvey aan 't;Sticht van Halberftadt . de Advocatie over eenige plaatsjes vergunde, bedong zy dat 'er geen belasting 1 aan de Vafallen mocht opgelegd worden, dan alleen de jaarlykfche inkomfte (penjio) E der Advocatie , zynde een fchepel tarvfe en k  Wetten bn Rechtspleeging. 6.j en een yerdona Halberftadtsch Zilver, behalven het geen den Advocaat wegens het toe. vallige in de Rechtspleegingen naar rechten behoorde. Voor aan ftaat dat de Abt van Corvey en zyn Klooster zeer klaagden over de dwingelandy der Advocaaten , die al te buitenfpoorig jegens de Kerk woedden, en dezelve plunderden (in eam grasfantttr) C«> Ontheffingen van het juk der Advocaaten: dat is van de drukkende lasten, knevelaaryen en heerendiensten , die de Ingezetenen van dit foort van lieden fomwylen ondergaan moesten; zyn niet minder dan zeldfaam (fc); de Aartsbisschop van Mayntz evenwel begeert by eene Izulke gelegenheid, dat de Inwooners van Hagene hem verantwoordelyk zouden zyn wegens eenig recht, \ welk men den Advocaaten gewoon was te betaalen (O. Omtrent de Rechterlyke plichten leveren de Friesfche wetten de uitvoerigfte voorfchriften op. De Keuren van Hunfingoland verbooden iederen Rechter om anders dan Donderdags tot onder den Dam ( dat is te Appingadam) te zweeren, of buiten den Eedflaaver, dien de Abten 'er toe zet- (a) 1253. Martene & D uk and I 1315. Lub. wig VII 496. W 1253. Gud. C. D. II 105. Schud. Qt, Guelph. IV 285, 229, .24,6. (O 1249. Cüd. C. D. I 60S. E 2  6% Achtste Hoofddeel. ■ zctteden, ten zy hy zelve uit den eed wilde geworpen zyn en boete verbeuren. Hy mocht geen grootere gefchenken aanneemeni dan 2 vierendeel biers. By de biecht zou««[ den zoo wel die gefchenken aanbooden als> | i de gecnen die ze ontvingen door de Pries-teren in den Ban gedaan worden , en dea Rechter wierdt genoodzaakt het dubbeld te} rug te geeven, of met 12 eeden te ont~| gaan, of den klaager met ecnen eed te: ftaaven. Volgens het Landrecht van dat; zelfde gewest moest de Asfega of Rechter: '.alle Rechten niet alleen verftaan: maar hy, moest tevens aan allen recht doen, ook aan: de geen die hem in de derde linie beltonden. Gefchenken mocht hy op verbeurte: van zyn Ampt niet aanneemen. Beleedigingen daarentegen, den perfoonen of goederen der Rechteren aangedaan , wierden fterkcr dan die van anderen gewroken. Het is uit het voorige genoegfaam gebleekcn, dat het tot des Bailluws zoowel als tot der Schepenen beroep, behoorde, ' om behalven het gericht houden en vonnis fprceken, ook by allerlei plechtige handelingen en het (luiten van allerlei Over-, éenkomften tegenwoordig te zyn Qa). De; Schout: ^ iiv ...,, r(a") Zie de opwBmg der lieden,- die te Aken over een; i Koopcontract Honden, by Gud. C.D. H 940. :A*.-1352.,! ?ie ook eene andere verjtoopiug, eene huwelyksgift,, borg-  Wetten en Rechtspleeging. 6sf Schout van Ladenburg ftelde zelve het Klooster SchönaUge'n, by handen des Abts, in het bezit der gifte van eenige burgers: om dat 'er aan den Bisfchop van Worms een Thyns van betaald wierdt ( Hier worden genoemd: in SyneJa, vel inplaclto banna, vel in ordinato plelis cswsntu, velvarve.  7*> Achtste Hoofddeel. by gaan reeds het voornaamlte is opgetekend (a), zal ik myne Leezeren echter niet vervcelen, maar liever terftond tot de byzonderheden van fommigen derzelven over gaan. Tyd en plaats van Gericht-houden komen daar omtrent het eerst in aanmerking. Hier van levert de dikwyls aangehaalde Overeenkomst over het Rechtsgebied van Dornheim ons een merkwaardig voorbeeld. Van Vrydags om 9 uuren, wordt hier bepaald, tot des Zaturdags om denzelfden tyd moest de Rechter met zyne Mede-Rechteren zitten ; en daar 'er van ouds geen plaats toe beftemd was, moest hy zyn' Richterftoel in de Marktftraat (Jh platea fori) plaatfen, voor welk huis het hem behaagde ( b ). In 't Quedlinburgfche wierdt een vermaard Pro. vinciaal Gericht gehouden by den hoogen boom (ad altam arborem); de Bisfchop van Halberftadt bekleedde hier den rang vari Voorzitter, en deed 'er onder anderen, in tegenwoordigheid van den Graaf van Kirch- berg O) Tot dezelven behoort nog een foort van openbaa- re Gerichten in eenige Steden, die Ehaffdding geheeten wierden, en waar de ftedelyke Rechters de voorrechten der Pasfaufche Canonniken bekend maaken moesten, op de rtraf die wy kort te vooren vermeld hebben. HansxZU Germ. Sacr. 1 302. (£) Crwsii Am. Sxcv. II 81.;  Wetten en Rechtspleeging. 77 .berg als Provinciaal-Schout, en van Schepenen , volgens de oude en verfchuldigdè gewoonte van dat gewest (juxtamorem provin. cialem debitum £f antiquum) eene gift van land aan zyne Kerk fa). Ik leeze ook ergens . van een foort van Volksbyeenkomst of Volksgericht fplebifcitum'),'t welk by den langen fteen (ad lapidem longum) by Buchelde gehouden wierdt, en waar dc Graaf van Bichlingen en zyn Zoon belooven zekeren molen, die aan het' Duitfchc Huis te Grifftedt nadeel deedt, te zuilen afbreeken, en nooit te zullen toelaaten dat hy weder ' opgebouwd wierdt (by. In zulke algemeene " Lands- byëenkomsten, 'gelyk in dit en het voorige geval bedoeld worden, en van welken gedeelteïyk reeds in het Vlde Hoofddeel gehandeld is, fcliynen zoo wel de gerichtely'kc zaaken, als de Staats-belangens behandeld ,te zyn. Van een Vonnis, door Schepenen van Luik buiten de Stad geweezen, en voor. ) wederrechtelyk gehouden, om dat het niet op de behoorlyke plaats geveld was, heb ik, reeds gefproken : gelyk ook meer dan eens. van het gebouw, voor de Rechtsplegingen in ■ de ■ Hoofdftad van Bohemen opge- Itpnc 3Ód mo , eév» bi eqod nsfae^ GO Erath Cod. Dipl. Quedl. 183. A°. 125* C*) 1255. Güü, C D, IV 885.  78 Achtste IIoofdd deel. xxi. Byzonderheden der Recljtsplee^ingcn,Arresten vanVreeradelingenwegens Schuld. C«) 1248. Gud. C. D. til 95?. Het navolgende is het kort verhaal der gerichtelyke behandeling van een burgerlyk gefchil, voor Rechteren van het Mayntzisch Aartsbisdom behandeld. Het Capittel van St. Miuritz en een burger der Stad waren de twistende partyen; en de oneenigheid was ontftaan over het afleiden van water voor een' molen. Na dat 'er eene wettig geding Uttis contejiatio) had plaatsgegreepen, wierdt 'er een termyn vastgefteld om zich onderling te verdraagen, of om weder voor de Vierfchaar te verfchynen om recht te ontvangen; de burger evenwel gehoorzaamde niet aan dit opöntbod : doch verfcheiden lieden getuigenis afgelegd hebbende van zyne toeftemming, dat het Capittel het water te rug kreeg , wierdt het ook naar rechten tot het bezit daar van toegelaaten (a> De vryheid en veiligheid des Koophandels bewerkte hier en daar eenige Overeenkomften tusfchen Ingezetenen van nabuurige Gewesten om van wederzyde elkanders fchuldenaars niet dan in de plaats daar zy t' huis hoorden aan te houden. Ik heb reeds van 'tgeen daar omtrent tusfchen Brabant en Keulen bepaald was, om het arrest der goederen zoo wel als der perfoonen buiten  Wetten en Rechtspleeging. 79 ten de woonplaats der Kooplieden voortekomen, gefproken. Hier behoort ook die vergunning, die de Graavin van Vlaanderen en haar Zoon in 1252 aan de Duitfche Kooplieden, die op haare kusten handel dreeven, verleende. Geen Koopman zou in Vlaanderen tot een tweegevecht kunnen gebracht, noch om andere misdaad geftraft worden, maar om de zyne alleen, naar het Schependom en de wet des Lands. Veel minder zou een der Kooplieden des Ryks , wegens eenes anderen fchuld, in Vlaanderen aangegaan of erkend, worden vast gehouden, zo hy niet zelve de hoofdfchuldenaar of borg ware. Deeze beiden , zo ze het ontkomen waren, moest men ih hunne woonplaats vervolgen. Schepenen en Gezworenen eener zulke plaats zouden den fchuldeisfcher voldoening bezorgen, naar het oordeel dier Vlaamlche Schepenen, voor welken de fchuld gemaakt was : indien naamentlyk de goederen zich daar bevonden J doch zo ze 'er in geen genoegfaam aantal voorhanden waren, zou het naar de wet en gewoonte der plaats, waar men den fchuldenaar vervolgde, ge*veezen worden. Kooplieden, zo ze niet te vooren wettig wegens iets aangeklaagd zyn, noch hunne belaadene fchepen zouden niet met geweld kunnen aangehouden of vastgezet worden, zo 'er niet iets nieuws bykwam, of 'er eenige reden ware , om welke . . .t . dit  XXIT. , Getuige- ' nisfen en ceden iii bet Ge- C richt. Tweege- "• veehten. r 80 Achtste Hoofddeel. dit naar 's Lands gewoonte geichieden konde. Een Koopman, die aangeklaagd, wierdt, konde zich door Schepenen zuiveren met zyn' eed; wilde hy dit niet doen, moest hy betaalen en vergoeden naar de wet deiplaats (a). De Keuren van Goldberg, minder bezorgd om Vreemdelingen- te begunstigen, vergunden den burgeren hunne- fchuldenaars, tot afdoening of borgftclling toe, in de Stad aan te houden ( b ). Het fpreekt van zelve, en wy zagen het, nog zoo even, dat men, het getuigenis van lieden der zaaken kundig, tot een bevvys van eigendom bezigde, Dat der Nabuuren, zegt de KuJmfche Keure, omtrent een wettig bezit moet e,ken aanvaller doen zwygcn". Schooten deeze middelen te kort , dan wierdt het opleggen van een' Gcrichtelyken eed een gewoone toevlucht. , Na zeer veel _ wedeiy,ydsche twisting over land tusfchen hetKloos.ter Schönaugen en den Proost van Hayne voor Rechteren van Worms, en na dat het oordcel van,Rechtsgeleerden of ervaarene lieden (confilimn prui-Mum) 'er over ingeroepen was, liet de Proost den Abt zweeren,;; dat hem de goederen toebehoorden, gelyk hy ze door deeze daad.ook wer. ielyk verkreeg: de order van het recht, ' ". 1 oani ui ' [ewej ina J; ia nefciffi?* (*) Dreyer Spec. jur. p. Lub. 233. GO Francs; Alt. u, wem Meckknb, IV lïgj  Wetten es Rechtspleegïïio. 8i |( dus wordt 'er bygevoegd) in alles bewaard [Zynde (a). Op eene andere wyze zwoeren |lo Edellieden, na dat een gefchil tusfchen |één' hunner Ordensgenooten en eeh KloosSter, insgelyks over land, door eene vrienSdelyke fchikking uit den weg geruimd was , Wat Reinard noch zynen opvolgeren geen Irecht meer op die goederen toekwam Het gerichtelyk tweegevecht, 't geen wy • reeds in verfcheiden gewesten hebben zien ftand grypen, fchynt voor een zachter middel dan de proeven van 't gloeiend yzer» met welken men voorheen zyne onfchuld be. wees, gehouden te zyn. De nieuw bekeerden in Pruisfen zelfs wierden op hunne ei* gene begeerte van deeze laatften vry verklaard: terwyl de Broederen der Orde beloofden hun niets met geweld te zullen ontneemen, maar recht en billykheid de over. land te zullen laaten houden. Omtrent het tweegevecht zelve vindt men wel eens wat laauwer bepaalingcn gemaakt. Zoo fchaffen ie Graaven van Holftein te Osfenwerder ;enë onredelyke gewoonte af, volgens welke, zo iemand gekwetst of gedood wierdt, teyne aanverwandten als bloedwreekers de aanverwandten des doodflagers, al waren deeze (<0 i248« Gudeni Syll. 206. (£) 1249. Gadebusch Liefl. Jahrb. I. aja, IV. Deel. F ~j  XXITT. Vormisvelling en Uitvoering. 82 Achtste Hoofddeel. deezen by het geval niet tegenwoordig geweest, tot het Duël riepen of anderfints vervolgden. Voortaan, kon dit alleen, wanneer zy 'er by tegenwoordig! geweest waren j gefch;eden: men [noodzaakte hen dan echten met 7' bekwaame getuigen, ter goeder naam fhande, en in 't'Eiland zelve geland,, die: af'.veezcnheid te bewyzen («). Zonderling was de gewoonte deezer tyden , volgens welke Rechters, die van de wyze waarOp zy in fommige gevallen vonnis flaaii.zouden: onkundig waren, of 'er flechts aan twyffelden, hier en daar genoodzaakt .waren, niet! öm met wyzeren-raad te pleegen, maar om. by nahuurigè Rechteren het vonnis zelve te: haaien.' Witftock moest'dit te Stendal, waar: van zy het fledelyk recht had overgenomen,, B.rcda te Antwerpen verrichten ( b), Dat' de uitvoering der vonnisfen , die: Schepenen geweezen hadden , aan den Hoofd*' , fchput toekwam, is reeds . uit den Aken.,! fchen Gunstbrief gebleekcn.' "' ' TT ' . 'l Jte 1 ma / . too . ■Hct: 1 {3bi3tvi b^ob'v^iö 3?.jsv>:•..;{ 'uusmm 02 t9m\ »L vi-j■ -d gil- nü3bn£v/i9vnsfi s^ttssI C«) STaphorst Hamk. Kirchen-Gefeh. II 30, (£) 1248. Lüdew, VIII 269. 'Er ftaat nog by: »f daar het die van' Sten dal gingen kaaien. 1248 r Gram,may-e Antiqq. JUrak. in Breda p.32. A*. 1253! 1 [ .VI  Wetten1 en Rechtspleeging. 83 Het dwaasfte onder alle vooroordeelen, als of gebouwen aan den Godsdienst gewyd, tot eene veilige toevlucht voor boosdoeners verftrekken, en zulke daaden , op. welke Goddelyke en menfchelyke Wetten ftraffen gelegd hebben, voor die ftraffen behoeden moesten, heerschte in dit tydperk, zoo wel als nog meenig eene eeuw daar na. In die Stadsgebouwen, zegt de Hertog van Oostenryk, die gemeeniyk cellaria genoemd woi> den, mocht niemand een' mensch vangen, berooven, deszelfs bloedvergieten, of hem voor den burgerlyken Rechtbank fleepen: maar die plaatfen moesten, als Heiligdommen Gods, van allen inval voor eeuwig bcvryd, vreedfaam en onberoerd bleven {a). Niets fmertte den Geestelyken meer, dan wanneer zy gedwongen wier den voor waereldlyke Rechtbanken te verfchynen; en wanneer een volkomene vryheid van Rechtsgebied niet te verkrygen was , wisten de Kloosteilingen zich ten minften binnen de muuren van hun Sticht zoodanig eene onafhankelykheid te verwerven. De Nonnen yan Falckenhagen krygen van den Paus dé ver- («) {inconvulfa} "1252. De Calantha Dipt. Sacr. Sty. 23. Cellaria zyn hier raisichiea Kloosters.' xxiv: Ontheffing der Godsdienftigegebouwen van het vatten van misdaadigers; en der Geestelykheidvan waereldlykeGerichten.'- •  v *4 Achtste Hoofddeel. vergunning, dat niemand haar voor een waereldlyk Gericht mocht trekken f>). Een Monnik van het Klooster Alpersbach te Dornheim, door den waereldlyken Rechter gevat zynde over eene misdaad op ftraat begaan, moest voor den Abt of Proost gefield worden , die hem naar welgevallen iïrafte (b). Te Luik poogden de Canonniken zelfs hunne bedienden aan Schepenen der Stad te onttrekken; en in der daad bevestigde hun een Jaar of twee daar na de Bisfchop dit voorrecht; en de Schout, zyn Stadhouder en de Schepenen moesten dit telkens by hunne aanftellling bezweeren (c). De Geestelykheid van Praag rustte niet, gelyk wy boven zagen, eer de Priester, om misdaaden in de gcwoone Gevankenis geworpen , weder op vrye voeten gefteld wierdt (j); noch ook de Bisfchop deezer Stad, eer hy uit zynes Konings o-yzeling ontflagen was (e}. ü Alle C*) Scha ten. Ann. Padeb. II 63. a°. 1249. (i) Crus 11 Ann. Suev. II 81. A". 1251. Verfcheiden andere voorbeelden hier toe betrekkelyk zyn fcoven aangehaald. Ce) 1251. 1253. Foullon Hifi. Leod. I q47 f, MaRTENE e X Dl'rand I I317. Cd) Cantin. Cosm. Prag.'78. A°. 1251.(e) Hagbcius II 316,  Wetten en Rechtspleeging. $5 I Alle Gerichtelyke daaden gingen met veel I plechtigheden of formaliteiten gepaard. De I Koning vervult daarom, naar zyne macht als j Opperheer, het gebrek dat zich in zyncn I Gunstbrief aan de Kerk van Grasfe bevinden I mocht (a). De Heer van Calenberg doet I het zelfde in het bevestigen eener gift zyI ner Voorouderen (b ). Een oude Chronyk I levert ons een voorbeeld op van getuigen I eener zekere fchenking aan een Klooster, | welken men by de ooren getrokken heeft (ff). Nuttiger evenwel dan deeze en dergelykc Crerimonien, was het vermenigvuldigen der fchriftelyke opftellen van Gerichtelyke han-' delingen. Zoo vinden wy , dat toen het Capittel van Wetzlar aan een' burger dier Stad zekere goederen fchonk volgens het Bruikers - Recht, beide partyen een affchrift van den Brief in handen kreegen Qd). Hoe dikwyls de beflisfing van onëenigheden aan Scheidsrechteren overgegeeven, door bemiddeling of onderlinge verdragen afgedaan ; en deeze zachtere wys van uitfpraak aan (V) 1251. Sammarthani Call. Chijl. III C$) 1354- Gud. C. D. II 105. . » (O 1251. Chron. Lunxlae.l 156. „, {«0 1252. Gud. C. D. V. 14 i *M F 3 XXV. Gerichtelyfce plechtigheden. XXVI, Scheidjrechtw*.  t6 Achtste Hoofddeel aan de ftrengere en veeltyds haatelvke, die na een wettig geding voor den Rechtbank moest volgen , wierdt voorgetrokken, heeft de loop deezer Gefchiedenis reeds meer dan eens kunnen doen opmerkon. Tot byïegging der twist over het Rechtsgebied van Dornheim, wierden 3 oude lieden ,1 van beproefde deud (virtute commendati) gekoo. zen ( Ook acht, zoo Inwoone. ren van eene Sterkte , als vrienden van de Graaven Diether en Eberhart van Catzenellebogen, maaken als fcheidsmannen eene verdeeling van 'tLand der beide Graaven (d). Met O) Crüsii Ann. Suev. II 81. (J) 1249. JLonig. XVI 3od. <0 1252. Gud. C. D. II ior. C<0 1250. Wewcks Hef. Unds-Cefch. I in Ctk\  Wetten en Rechtspleeging. 87 Met minder macht voorzien , maar daarom ook ongelukkiger in den uitflag, waren i andere' Heeren, aan wien de Aarcsbisfchop van Mayntz'het byleggen van een gefchil tusfchen den Burggraaf van Kirchberg en een Klooster had aanbevolen. Zy zagen zich buiten ftaat partyen te vereenigen, en weezen hen deswegen naar het Qucdlmburgiche Provinciaal Gericht Cfl). By den Vrede der D. Orde met den Hertog van Pommeren wordt zelfs bepaald, dat zo 'er twisten ontftonden, elke party een' fcheidsman , en die twee famen wederom een' derden verkiezen zouden; en zo zy het omtrent denzelven niet eens konden worden, of zo niet alle 3 ftemmen over een kwamen, men aan den Paus de beflisfing zou opdraagen. Een Vergelyk tusfchen den Aarts, bisfchop van Pruisfen en Ierland, en tusfchen die zelfde Orde , onder bemiddeling eeniger Geestelyken geflooten, wierdt dooiden kus bekrachtigd ( b ). In WillemsGraaffchappen heb ik by 'tgeen te vooren omtrent het geeven van Keuren in de fteden is medegedeeld, niets anders by te voegen, dan dat 'er om deezen tyd een Kernvoor geheel Zeeland in kracht is geweest. Naar deeze verklaart de Heer van van Putten * . - - i - * zy- O) «252. ERAth. Cod. Dipl. Quedl. 202. (£) Baczko i 259. F4 xxvn. HOM.AN» en Zeeland.Wetten en gewoontens. BurgerlykRecht.  88 Achtste Hoofddeel. 2 zyner Vafallen ter plaatfe daar zy woorv achtïg waren te zullen rechten, zonder dat zy buiten hunne toeftemming door hem aan zyn huis konden gedagvaard worden (V). Ijlde voornaam ften der Hollandfche Keuren wordt ook gefproken van het bezitten van goed volgens ftedelingen Recht, 't geen meer op gewoontens dan op eenig fchriftelyk Recht fchynt te doelen; van dergelyke oude ftedelyke gewoontens komen ons in de Keuren zeiven meerdere bewyzen voor. Het getal der burgerlyke Wetten om deezen tyd vervaerdigd, is niet zeer groot; en die 'er zyn , kunnen nog veeltyds eer tot de wyzevan procedeeren, dan tot het Recht zelve gebracht worden. Van fommigen heb. ben wy ook in vroegere Hoofddeelen reeds melding gemaakt. Den fchuldenaar van een' ander verbieden de Haarlemfche en Delftfche Keuren met tegenfpraak des Schuldêjsfchers in zyn huis op te neemen: of men ftond door deeze daad voor de fchuld zelve in. Omtrent de opvolging voegde men in deeze Steden by het voorige gebruik, 't geen tevens bekrachtigd wierdt, nog dit volgende by: dat de erffenis der ftedelingen, 't zy in of buiten C«) Zie onzen Cod. Dipl. op den ao Febr. 1236. (*) De Alk»aarfchen zal ik eens vooral niet lioerjiec Ris het zelfde met de Haarlemfchen inhosdende.  Wetten en Rechtspleeging, 89 buiten de Vryheid gelegen, aan den naasten erfgenaam hunner Maagfchap, zonder onderfcheid of het een Zoon of Dochter ware, I vervallen zoude. Te Zierikzee en Middelburg mocht noch maag nog vriend eenes weeskinds goed hebben, zonder hem vaste zekerheid te geeven. Van het Bruikers - Recht, en dat van goederen in erfpacht te bezitten, komen ih het tydperk dat ik behandele verfcheiden proeven voor. De Haarlemfche Keur bepaalt, dat de geen die land bezat, op voorwaarde van 'er een' jaarlykfehen Thyns voor te betaaien, het levenslang zoude mogen behouden , en het zelfs verkoopen konde mits hy' den dubbelen Thyns aan den Landheer voldeed. Stierf een man of vrouw die zulk een fchatplichtig land bezat, zoo zou de naafte erfgenaam het in erfrecht bekomen, mits insgelyks aan den waaren Landheer een' dubbelen Thyns betaalendejen zoo zoude dit van geflacht tot gedacht in 't on. eindige voortgaan (a). Jacob van Pernjs- ie («) Of hier tóe ook behooren de 100 fchellingen inkomften van 3 Erven te Delft, die Richardis in 1250. aan Loosduinen gaf ( Batav. Sacr. 438), en de 4 Pond 'sjaars, die Rynsburg aan Mathilde geeven moest voor da graslanden (grantina) die Intheyn geheeten worden, • F 5 welke  S>o Achtste Hoofddeel. fe en zyne erfgenaamen kreegen van den Burggraaf van Zeeland het uitfluitend recht om ftekken of ftaalen in de Mervvede te zetten, en 'er de winst van te behouden, voor altoos in erf-leen (a). Tot erkentenis van 's Graaven heerfcbappy, zouden 'er by den dood van iederen bezitter (formortura) aan denzelven of zyne erfgenaamen, of die 't van zynent wege hielden, 40 fch. Hollands voor Herewade betaald worden Van het aanbieden van een'visch by het aanvaarden van een erf-leen aan den eigenaar door den bruiker, zullen zich myne Leezeren uit het voorgaande ook wel een voorbeeld willen herinneren. Eindelyk Hendrik van Alblas ontving van het Kapittel van St. Mary te Utrecht Tiendens langs de Merwede, om voor eeuwig naar erffelvk recht te bezitten: zoo dac zyn oudfte Zoon , of oudfte Dochter , of naafte erfgenaam ze welke het van haar kreeg CKluit 480): dan of dit flechts het eene de opkomilen van het land, het andere huurpenningen geweest zyn, durf ik niet bepaalen. C* Tn allodium quod Erf-leen vulgo dicitur, geeft ook de Heer van Putten land aan 2 Vafallen, de Zoonei van Willem Obolus, en deszelfs mannelyke en vrouwelyke Opvolgers. Zie onzen Cod. Dipl. op dea 1 Maart (*D Btfehr. v. 4. JSritl p, a.  Wetten en Rechtspleeging. 91 ze na zyn' dood op dezelfde voorwaarden bezitten zoude; zy wierdt voorts voor onverdeelbaar verklaard, en zo de erfgenaamen ze" niet binnen jaar en dag met een gefchenk van een'Steur en van 10 Pond Holi. ■sjaars van het Kapittel kwamen ontvangen, wierdt ze voor aan het zelve te rug vervallen gehouden («). Omtrent het recht van naarling wierdt te Middelburg goedgevonden , dat zo een Poorter zyne erve verkocht, zyne Aanboerden, dat is Broederskind en Zusterskind en naderen, binnen 40 dagen na dat hy de gifte gaf, het om het zelfde geld daar de erve voor verkocht was, voor zich konden neemen; zo evenwel de Aanboerden buiten 'sLands waren, mochten zy de erve nog losfen 40 dagen na dat zy in 't land te rug gekomen waren, cn de verkooper moest hun by eede verzekeren, hoe duur hy dezelve verkocht had. Doch de bepaalde tyd vérftreeken zynde, verlooren deeze naastbeftaanden 'er alle aanfpraak op. Had de Kooper de penningen reeds betaald , zoo zouden ze hem wedergegeeven worden met zulke vormen als Schepenen goed zouden vinden. Voorts wierdt ook in die Stad voor de heiligheid van het eigendom eens burgers door (*);KiVXT o}.. A°. 1355.  ?ü Achtste Hoofdweel. door eene] byzondere wet zorg gedraagen: niemand, ftaat 'er, mocht der Poorteren goed vervechten of verbeuren , zo de Poorter het zelve niet vervocht of verbeurde met zyne hand. Ik zal nog deeze twee bepaalingen uit de Keuren der Hollandfche Steden aannaaien; de eene .betreft het te rug bekomen van ontftolene goederen, de andere het behouden van betwiste goederen door de Verjaaring. Geftolene goederen? welke by iemand aangetroffen wierden die 'er wettiglyk aankwam, gingen tot het eigendom des oorfpronkelyken bezitters over, zo hy zyn recht door getuigen ftaaven konde , mits 2 fchell. en 4 penningen aan den bode betaalende; de laatfte bezitter konde, zonder dat een eed van hem gevergd wierdt volftaaan met zich te verantwoorden door den derden man , van wien hy het verfcreegen had. Had iemand een jaar en langer goederen als onderpand bezeten zonder tegenfpraak, behoefde hy, wanneer hy in 't vervolg daarover ontrust wierdt, flechts zyn recht te bekrachtigen met een' enkelen eed (fola manu jurando). Delft zegt, dat hy in geval eenes zulken aanvals een Vonnis van Schepenen bekomen zoude. Zo ook iemand eenes anderen goed of zyne erve kocht, en het onder 't getuigenis van Schepenen geduurende een' dergelyken tyd ongeftoord voort»  Wetten en Rechtspleeging. 93 voortbezat, kon niemand daarna hem dwingen om 'er zich, 't zy gerichtelyk 't zy op eenige andere wyze, over te verantwoorden. In de behandeling der misdaaden en derzelver ftraffen zal ik ook hier te lande beginnen met de flauwe fpooren der doodftraf op te zoeken, daar waar het of den overtreeder aan middelen ontbroken heeft om zyn leven vry te koopen, of daar de overtreeding te zwaar gekeurd wierdt om tegen goud in ééne weegfchaal gelegd te worden. De Haarlemfche en Delftfche Keuren bepaalen, dat een Grasfator of geweldelyk kwaaddoener leven om leven, oog om oog, en lid om lid zou verliezen. Op het dooden met een mes (Canipulus) zetten zy de ftraf des doods, 't geen in de onthoofding fchynt beftaan te hebben ; uitdrukkelyk wordt deeze ftraf genoemd by het doen van zwaare en doodelyke buitenfpoorigheden in diefftal, brand, roof of venyn. Vrouwenkracht wierdt op dezelfde wyze geboet. De Dordfche en 'sGra• vezandfche Keuren zetten zonder verdere bepaalingen op den manflag het verlies des hoofds; de Zierikzeefche op het dooden met een moordgeweer. De Middelburgfche ftemt daar mede overeen, doch voegt 'er by: lehalven in gemeenen Jiryde. Die hier iemand binnen de Stad, of een' Poorter buiten dezelve zoo wel als binnen, met laa- gerj SCXVIIL Pynlyk Etecht. Doodftraffe en andere.  94 Achtste Hoofddeel. gen . doodfloeg verbeurde insgelyks het hoofd, behalven de vergoeding in geld; en het zelfde had' plaats omtrent den geen die iemand binnen'den Vrede ter neervelde, jnvxx .. ^et verlies der hand was. het tweede foort van ftraf, dpt my is voorgekomen. De . Haarlemfche Keur legt dezelve, zonder eenige verdere bepaaling, op het verwonden met een mes (canipiihis)f, gelyk. de Zeeuwfche op het verwonden met een moordgeweer: doch het kwetfen met eenig fcherp inftrument in 't algemeen , en het brecken van den Vrede kap met Tó Pond aan den Graaf, en even zoo.vee!'aan'dqn gekwetften worden vrygekocht. Tc Delft wordt' op dit brcekeri van den Vrede binnen de Vryheid'dezelfde'fom aan' den'Graaf en den gekwetften, met nog ft 'Pond aan de'Stad gezet, cn daarenboven het verlies der hand 5 en op het kwetfen met móöfdwapenen, behalven dit misfen van de band ende ic Pond aan den Graaf, flechts één Pond aan den gekwetften, en" één aan de Stad. De 's Gravézandfche Keur voegt, op het kwetfen met moordwapenen, by- hét verlies der hand nog deeze vergelding: dat het goed des misdaadigen zou zyn in des Héeren genade. Dc geest deezer verfchillen:de Wetten, wat het onderfcheid dor ftraffen betreft, is moeijelyk na te gaan. De DordfchcKcur bepaalt'de'wonde , waarop het hand verliezen ftond, met ze cenézw'aare wonde te noemen, waar aan men gewoon was den naam van  Wetten en Rechtspleeging. os van Achtbaar te geeven. Doch die 10 Ponden ryk was, en ze voor zyne hand veil had» mócht wederom deeze behouden. Op het fteeken van iemand (percutere) ftond dezelfde ftraf. Het bannen koomt vervolgens in aanmerkino-: doch dit, hoe wel niet zonder uitzondering, moet meer als een gevolg befchouwd worden van het niet verfchynen voor 't Gericht na dagvaardingen om fchulden zoa wel als om misdaaden, dan als eene der gewoone ftraffen, op deeze of geene misdaad zelve gefield; en het vorderde, gelyk de voorbeelden zullen aanwyzen, wei dikwyls het verlaaten of wegblyven uit eene Stad, ten zy men wilde aangehouden worden: maar behelsde tevens in onderfcheidene gevallen eene orimiddelyke overgift aan den hoogeren Rechtbank des Graaven. Schepenen van Haarlem konden vreemde fchuldenaaren, wegens fchulden voor hen verzekerd, en die niet op Zyn' tyd betaald wierden, voor het Stadhuis driemaal dagvaarden , veertien dagen tusfchen elke dagvaarding gefield zynde; die niet verfcheén 'wierdt gebannen, tot dat hy zyne fchuld voldaan, en den Graaf 3 Ponden (a) betaald had. Zo hy'gebannen zynde in de. Stad kwam, arrefteerden en bewaarden Sche. seriën met den Rechter en andere. Stedelin-. r • ■ , noiXw^ •-• ■<■--. - gen" 9i nepsbj.tan-'id riaiïfiBlqsb'/xJrn nasaabflvïn Te Delft'daarenbovet nog 10 fcheli. aan de S:ad>  p6 Achtste Hoofddeel.' gen hem insgelyks tot de voldoening: de< Rechter Ibrak intusfchen zyne goederen aam om er de voldoening en kosten uit te vinden; en hy konde van den Ban zich niet eeVder.heyryd zien, eer hy ook de fchade aartJ den SchuIdSisfcher vergoedde, naar uitfpraakj van Rechter en Schepenen. Het onderfcheid by eene wond was dat 'er by de 3 maal veertien 1 dagen nog 3 dagen gevoegd wierden. Een vechtende wierdt in die beide fteden gebannen, ten zy hy zyn misdryf door geld herltelde. Een' burger van Zierikzee riep men op dezelfde wyze, wanneer hy zich in Schouwen doch buiten de Stad bevondt, ten naasten dage als men recht zoude doen, voor de Vierfchaar van Schepenen in; kwam hy niet, of wilde hy tegen recht doen, zou hy verbannen worden, en zyn goed zoude zyn in Schepenwyzinge. De Middelburgfche Keur zegt flechts, dat hy gebannen zou zyn, tot dat hy recht gedaan had; van zyn goed zou door Rechter en Schepenen de volle eisch den Eisfeher voldaan worden : doch deeze moest het in zyn ge heel laaten, tot dat hem de andere recht deed" Wierdt een Poorter der beide Zeeuwfche* Steden door een' vreemden geflagen . of ge lyk 'er inzonderheid de Middelburgfche Keure by voegt, geroofd buiten de Poort: zoo riep men deezen in beide plaatfen binnen 3 dagen te recht, en indien hy niet verfcheen, verbande men hem wederom: 'tgeen door den Koning X of  Wetten en Recrtspleeoing. 97 of zyn' Bailluvv berecht wierdt. Op dezelfde wyze wierdt hier een burger verbannen, die een' klaagenden vreemdeling geen Schependom wilde doen; en niet eerder des Bans ontflagen, tot dat hy van zyne ongehoorzaamheid af had gezien. Een misdaadige die ontfnapte wierdt insgelyks in beide de Zeeuwfche Steden gedaagd om binnen 3 dagen te verfchynen , cn borg te ftellen; kwam hy wederom niet, zoo wierdt hy gebannen tot op de komst des Bailluws, die dit berechten zoude als Graaf. Vocht iemand van buiten tegen Poorters, daar zou komen de Bailluw met de Schepenen (of te Middelburg Schepenen alleen) indien 't mogelyk was, en het beteren , en eisfehen den buiten - man een' vrede, en zulk recht te doen als Schepenen der Keure wyzen (waar by Zierikzec- de borgtocht van een' Poorter vordert); zo hy 't weigerde, zouden in deeze Stad de Rechter en Schepenen, in de andere de Schepenen met of zonder den Rechter, te Vierfchaar gaan, met de klok de Gemeente famen roepen, en hem dwingen den Koning en der Poorte recht te pleegen; ontging hy het, voegt 'er Middelburg by, men zou hem daagen te recht te ftaan op den derden dag ter Vierlchaare der Stad ; wierdt hy gedaagd en kwam niet, men zou hem te banne doen, en nochthans zyne misdaad bedingen bin; IV. Deel. G nen  ! -98 , Achtste Hoofddeel. nen de naaste maand na! dit gefchied ware., Deed men dit niet, zoo moest men het oecheni (ditfchyntte zyn in rechten [voorrtellen')! van 14 nachten tot 14 nachten , of mem mocht het niet bedingen; en men zou dent balling houden in den Ban voor den Heer,, om te berechten te zyner naaste komst»; kwam de misdaadige vóór dien tyd in Middelburg, men zou hem houden over die; misdaad en over des Heeren recht en der Stad.. Als die van buiten onder elkander binnen de; Stad kwamen vechten, moest de Bailluw met: Schepenen komen, en eisfchen het recht des Konings en der Poorte ; ontzeggen zy 't, zoo zou de Rechter met Schepenen ter Vierfchaar gaan, en hen insgelyks daagen op den derden dag dat 'er recht gepleegd wordt den Heer en der Poorte; verfcheenen zy dan niet, zoo zou men ze verbannen, en fchryvcn ( voegt 'er de Zierikzeefche Keur by) hun naam ten koste des Bailluws, die 't als Graaf berechten zou: doch in plaats van deeze woorden zegt Middelburg, dat men echter voort zou gaan met de misdaad binnen zekeren tyd te bedingen, en dat men den balling zou houden in den Ban voor den Heere by zyne naaste komst: doch zo de misdaadige vóór des * Heeren komst in de Stad zich Helde, dat mén hem dan over de misdaad en over des Heeren en der Poorte recht houden zoude.  Wetten en Rechtspleeging. 99 Eindelyk wierdt te Zierikzee het uit dé Vryhcid gaan om gewapenderhand te vechten zonder toeftemming van Schepenen uitdrükkelyk verbooden , op ftraf van 'er niet ingelaaten te worden zonder den wil des Konings ertzyns Bailluws, behalven nog de betaaling van 1 Pond aaiïdc Poorte. Middelburg drukt dit dus uit: Een Poorter die in eens ïandmans ftryd buiten de Poort ging pra hem te helpen', en hier op zet zy dezelfde ftraffe, doch voegt 'er by: Een Poorter die in eenes Poorters twist tegen een' landman (buiten de Poort ging vechten, moest het beteren als of het binnen de Stad gefchied ware. Tot de lyst der ftraffen behoort ook nog 't verlies van het burgerrecht voor een Jaar; dit viel te Haarlem, boven de boete vaneen Pond aan den Graaf, den geenen te beurt, die het recht der Stad tegen vreemdelingen die 'er op aanvallen wilden, niet hielp voor* Haan. Doch 'tgeen wy reeds in Duitschland heb* ben opgemerkt, had ook in 't byzonder in myn Vaderland plaats.; en de geest der geheele crimineele wetgeeving kan tot het opleggen van boetens en geldftraffen op allerlei foort van wanbedryvën gebracht worden. Ik zal my dus in deeze flof ook wat breedvoeriger moeten inlaaten, alles evenwel Voorbygaande wat in een voorig gedeelte van dit Werk reeds zyne plaats gevonden G 3 heeft; xx lx» Geldbü* teiis.  Achtste Hoofddeel. heeft, en zonder my verplicht te achten den meer burgerlyken of meer pvnlyken aart der overtreedingen uit één te houden. Onder alle boetens is de zwaarfte die ik heb aangetroffen, die van ioj Mark op het overtreeden der Dordrechtfche Keur. Op het niet verfchynen in 't Gericht ftond te Haarlem 3 fchell. aan den Rechter wegens den Ban of het Rechtsgebied, behalven de vergoeding aan den eisfeher; te Delft nog daarenboven 2 aan de Stad. Op het niet verfchynen voor de 3** reize, wanneer men wegens vaste goederen (fuper aliqua he-editas) gedagvaard was , 2 fchell. aan den Rechter: doch te Delft 4 aan den Bailluw en 2 aan den Schout. Op het woordclyk (verbokwalyk, en tegen de wys van zweeren aan, een'eed te doen over vaste goederen 2 fchell. aan den Rechter; te Delft nog boven dien 2 aan de Stad Wanneer een Rechter aan twistende partyen den Vrede des Graaven aanzeide, betaalde de geen die voortging 10 Pond aan den Graaf, te Delft daar by nog één aan de Stad, De Middelburgfche Keur zettede vierdubbele boete op het kwetfen of misdoen van iemand binnen den Vrede ; en op doodflag aldaar, behalven 't verlies van 't hoofd, den vertegenen vierdubbeid van zyn goed te gelden, zynde 'tgeen er overbleef in 's Heeren genade. Zo iemand te Haarlem een ander in deszelfs huis had aangevallen en hem gedood, verviel hy in des  Wetten en Rechtspleeging. ioi des Graaven macht met al zyne medeplichtigen , en te Delft daarenboven met alle zyne goederen. Die in de Zeeuwfche Steden een'Poorter ten zynen huize ftrydelyk zocht, en aan 't huis vocht met flaan, fteeken , werpen, fchietcn, of hem lacht er. deed ( dat is fcholdt of belasterde) binnen zyn huis, of fmerte aan iemand zyner huisgenooten,betaalde 10 Pond aan den-be!eedigden, een aan de Poort en te Middelburg 6 aan den Heer. Die iemand in het huis eenes anderen op deeze wyze aantastte, moest $ Poad aan denbeleedigden, 5 aan den waard, en te Middelburg in 't byzonder 6 aan den Heer en één aan de Poorte, doch te Zierikzee 10 in de twee gevallen aan den Koning ter hand ftellen; en beide de Steden vinden goed, dat die in des huiszoekers hulp ftrydelyk kwam, den Heer 3 Pond zou geeven en der Poorte één. De fchade die men van büiten naar binnen deed, zou dubbeld gebeterd worden , doch enkeld flechts die van binnen naar buiten wierdt voorgenomen. Te Haarlem betaalde een Grasfator of boosdoener met geweld, die iemand in deszolfs eigen huis 't zy in perfoon 't zy door anderen gekwetst had, doch niet doodelyk, 10 Pond, en elk zyner medeplichtigen 45 fchell. aan den Graaf; aan den beleedigden naar het oordeel van Schepenen; te Delft gaf de aanvoerder mede 10 Pond aan den Graaf, en één daarenboven aan de Stad; zyne medeG 3 plich-  102 Achtste Hoofddeel plichtigcn ieder 15 fchell. aan den Graaf en ic aan de Stad; en Schepenen beoordeelden ook hier , hoe zich elk met den bekedjgden verzoenen moest. Die in een runs den Heer des huizes in de eerfte dcc m Steden opzocht om met hem te ftryden (qucefterit), beterde dit met 10 Pond aan den Graaf cn 10 aan dien Heer. Was het een ander, dien men aan iemands huis vechtenderhand opzocht, zoo moest 'er ook aan deezen nog 10Pond betaald worden , cn te Delft in beiden de gevallen nog één aan de Stad O). Te Dordrecht ftond op het aanvallen op iemands huis 10 Pond aan den Rechter, en aan den bewooner vergoeding naar uitwyzens van Schepenen. Die op het klokkeluiden 'niet verfcheen betaalde te Haarlem aan den Graave 20 fchell.; te Delft flechts 10 met 3 aan de Stad; het zelfde in de Zeeuwfche plaatfen met 5 aan de Stad. Die een' ander geduurende klokkclmden of 3 dagen daarna beleedigd of gekwetst had, gaf te Haarlem io Pond aan den Graaf en even veel aan den gekwetften; te Delft, fchoon hier de woorden uit ' wrok en met opzet bygevoegd zyn, vindt jnqn flechts van 5 Ponden aan den Graaf en i&l de.10 Pond aa« dea Graaf fchyaen hier flech»  Wetten en Rechtspleeging. 103 en één aan de Stad melding gemaakt (a). Wierdt een ftedeling van Haarlem doodgellagen, zoo vervielen alle de goederen des doodflagers aan den Graaf, en zyne Aan. verwandten] Qb) betaalden 32 Pond; was hy in zyn eigen huis opgezocht en dood. geflagen, 64 Pond. Doch voor een' Sghepen betaalde men in 't eerfte geval 42, in 't laatfte 84 Pond. Te Middelburg moest iemand , die een' ander binnen de Stad doodfloeg, hem gelden met 90 Pond Zoendink-penningen. Wierdt iemand in zyn eigen huis aangevallen, en verfloeg hy in zyne verdediging den aanvaller, zoo was hy te Haarlem en Delft verplicht, voor eiken perfoon op deeze wys verflagen , 4 penn. aan den Graaf te betaalen, die hem daarvoor verzoenen moest met de Aanverwandten des verflagenen en tegen hen befchermen. In de eerfte deezer Steden wierdt het draagen van een mes met iq Pond aan den Graaf geboet; op het uittrekken van het zelve ftonden 15; te Delft op beide mis. daaden 10 Pond aan den Graaf en 10 fchell. O) Het overige fchynt gebeterd tfi worden op dezelfde wyze als in 't Haarlemsen Privilegie. ■ O) 'Er ftaat amict prafentes: doch het fchynt en volgens de oude leezing, en uit vergelyking der Delftfche Wet, amici parentes, of amiti et (of vel) parentes tn moeten zyn; of enkel parentes. G 4  -Achtste Hoofddeel fchell. aan de Stad. De Zeeuwfche Keuren bepaalen mede op het draagen van moordwapenen binnen de Keure IO Pond aan den Graaf en x aan de Stad: doch het draagen van wapenen daar wanconstof is wierdt te Middelburg flechts gebeterd met 10 fchell. aan den Heere en ? aan de Stad. Op het geeven van eene oorvyg ftond te Haarlem i Pond aan den beleedigden en dezelfde lom aan den Rechter; te Delft daarenbo. ven üog g fcheIL aan d.. Stad ^ ^chepenen het met eenpaarigheid goedvonden zwaarder te ftellen. Te 'sGraavezande was het io fchell. aan den beleedigden en io aan den Graaf; te Dordrecht in t algemeen vergoeding voor den beleedigden volgens 't oordeel van Schepenen en 5 fchell. aan den Rechter. Lie voor den Rechtbank de Schepenen tegenfprak , of han vonnis, naar Stadsrechten gemeenfehappelyk uitgebracht, onrechtvaerdiglyk en hardnekkiglyk betwistede («rim), betaaide in de meefte Hollandfche Steden io Pond aan den Graaf, een aan ieder Schepen, en te Delft nog een aan de Stad. ie s Graavezande wierdt de geen die op een Schepen veder/prak, daar hy gedaagd wierdt , en daar een Schepen uit aller naara iprak, met io Pond aan den Graaf, IO aan den Schepen dien 't gefchiedde, en aan elk der andere Schepenen 3 geftraft; te Zienkzee nog daarenboven met een aan de Stad  Wetten en Rechtspleeging. 105 Stad: doch hier is het geval dus uitgedrukt: daar de BaÜLuw in gebanre fpraake de Schepenen by hunnen eed maant, en die dan den geenm wedtrzegt die die maning wederzegt. Te Middelburg was het io Pond aan deSchepeneh fa), 3 aan den Heer, een aan de Stad» wanneer iemand de maaning wederzeide, als de Schout de Schepenen by hunnen eed maande. Die valsch gewicht gebruikt had, betaalde te Haarlem den Rechter 3 Pond, te Delft 3 aan den Graaf en 5 fchell. aan de Stad. Die eenig recht .den Rechter toebehoorende met geweld van de Vierfchaar weg nam (aèftulit oïiranstuliO was te Haarlem 15 Pond aan'sGraaven Rechter, te Delft even zoo veel aan den Graaf, met nog één Pond aan de Stad, voor vergoeding fchuldig. Die in tegenwoordigheid van 2 Stedelingen Stadarrest van 's Rechters wegen bekomen hebbende, zonder deszelfs toeftemming uit de Stad ging , ' verbeurde in de eerfte deezer Steden 45 fchell. aan den Rechter: doch te Delft 10 Pond aan den Graaf, en een aan de Stad. ; , De 'sGraavezandfche Keure geboodt op het kwetfen zonder moordwapenen eene betering yan 4 Pond; en aan den gekwetften naar uitwyzing van Schepenen, volgens de groot- O) Hierop volgen de woorden: en die fcepenen oeghmen, G S  ioS Achtste Hoofddeel. Cterf der/0nde> W dooden eenes ™r ^^^Penen eene bete. Jng met 32 pond, behalven dat des dood X/°fdfn G^ toebehoorde: doch zo hy doodgeflagen was met moordwapenen, was de zoen en de betaaling van 64 Pond behalven de ftraf die wy reeds boven geS hebben dat hierop ftond. Van eene wond of kwetfing zonder verlamming zou de daader den gekwetften hier betaalen \ Porjd. van eene bloetreize 1 Pond , van eene ver der wond, en de kwetfing duurde 6 wee*en, moest den gekwetften betaalen 5 Pond hetk;:aldenGra^ Te Do^-chtft5ond op het kwetfen , zoo dat 'er bloed uit vloeide 20 fchell. aan den Rechter, en vergoeding den gekwetften naar uitwyzens Ltl™ Z\i 1 ItS Wl6rdt te 's Graavezande de Hairplochng met 10 fchell. aan den gekwetften en 10 aan den Graaf geftraft. De ter S werping kostte 'er zo fchell. aan den ter aarde geflagenen, en *o aan den Graaf,- te Dordrecht dezelfde fom aan den Rechter, en den be eedigden naar uitwyzens van Schepenen S te Zienkzee één Pond aan den Konin * en jo fchell. aan de Poort- l *iomrië> tf» 'c r „ , r°oit. Zo iemand te s Graavezande vermaand wierdt om iet, te bedwingen, dat door een-' nder tegen deVryheden gefchiedde, .in te! genwoordigheid van Rechter of Schenenen en hy zich dan afweezend hieldt, Zst ^ dit  Wetten en Rechtspleeging. 107 1 dit met 10 fchell. beteren. Te Zierikzee • was een Pond aan den Koning, cn 10 fchell. aan de Stad gefield op het wederzeggen eenes Poorters tegen zyn' Rechter , wanneer hy 1 door deezen vermaand wierdt hem by te Haan in hulp binnen dz Keur. Middelburg 'bepaalt in 'tbyzonder het geval, dat een burger op iemand van buiten fchuld te.eisfchen bad , en dat de fchuldenaar, reeds op 'sGraavenfteindoor den Schout in hechtenis gezet zynde, ontinappen wilde; de naaste Poorters, die men daar toe riep, moesten dan op dezelfde ftraf als in de andere der Zeeuwfche Steden den roependen helpen. De Zierikzeefche Keur begint met niet alleen de misdaaden, maar ook de perfoonen op prys te ftellen. Al wat den Poorteren gefchiedde in mesprizing ( dat is fchelding of verachting), wonding of dooding, moest gezoend of gebeterd worden, gelyk als of het aan een Zeeuwsch Edelman gefchied ware. Die iemand binnen de Keur te knipte of tot verlamming toe floeg, zoo dat men het voor het vierendeel van een' man of meer konde rekenen: deeze zou dubbeld beteren, zoo hoog of het buiten gefchied ware,'en des Konings of zyns Bailluws genade zoeken. Op het verwonden van iemand binnen de Keur, zonder eenige verdere bepaaling, ftond een boete van j Pond aan den Koning en 1 aan de Poort. De Middelburgfche Keur voegt hier nog by van elke incke of duim 10  i°3 Achtste Hoofddeel io fchell., en op de hand en in >t aangezicht • dubocld Die iemand met een' pot o'f blol floeg, moest hem vierdubbeld beteren, dcm Komng 3 Pond en f aan de Stad. Op he grV, Penby dehairen flaan, werpen &c flSj een boete van J Pond aan den Koning en 3 een Pi" de *ac\r Daar 2 Schepenen mee be aahel de" Vrede k^en eisfehen,, aar den i? ^ dl° hem wede^eide 3 Pond ^dSide0"10^ fr' Clk SchePen M Z mdZt' n l P°nd aan de Stad: dcX de S d ^n^' 5 3311 dGn Konin* > eén aan Scf deedenee!n 3n/Ik der geenen die d™ eisen deeden. Die den vrede belettede met Xe ^' g/F°nd aan den Ko"i4 ea 5 fchell aan de Poorte; te Middelburg eens zoo veel aan beiden. Die met zyne ligen zo den" K60 de"Zelven ^ zou den Koning „Pond en één aan de T^neJ,etaa!fn; Cn in de andere Stad nog xo Pond aan den geen op wien hy den vrede' breekt ,n T l7™ Vn'enden den breekt, zou den Koning 3 Pond gelden en aan de Poorte f. Daarenboven al wat de geene doet die den vrede geeft, zou hy aan hem dien hy het aandoet viervoudig herfteï j rent ^bu^ Keur zegteer ol trent, dat die van des Vredegeevers magen of vrienden den vrede dien hy 11 r"yhad; brak> eene.gelyke boete7ah ^ den Vredegeever zeivete vooren bepaald wis gelden zoude, zo hy overtuigd wierdt dat hy  Wetten en Rechtspleeging. 109 ihyhet gedaan had om den ftryd, die 'er te Sivooren wasj en die daar de Keur het eerfte ibrak, zou het beteren van vrede breeken. Die de Schepenen met woorden lasterde, l of gelyk'er in de Middelburgfche Keur ftaat, Pachter deed , als zy vrede eischten, was Jaan ieder hunner een Pond fchuldig. Wierdt Ue Keur gebroken in een' Schepen of meer: iFt kwaad dat hem gefchieddè, ook de dood'Jflag, zou viervoudig gebeterd worden. Injtusfehen wierdt een Schepen niet hooger jdan ieder Poorter geacht, wanneer hem in iteen gemeen gevecht waar in hy zelve ftry: der ware, eenig onheil wedervoer. Die veribannen wierdt met het Schependom uit de Istad, en dien men echter op het eiland opI hieldt, zou den Koning, indien hy verwoninen wierdt door 3 Schepenen, 10 Pond bekaaien, één aan de Stad en des misdaadigen ]fchuld. Te Middelburg luidt dit aldus: Die I iemand welke aldaar om gezekerde fchuld of | om roof te banne is gedaan, huist of hooft, 1 of houdt binnen zyn Ambacht tusfchen MaasI mude en Hedenzee buiten de Stad, na dat j het hem door 3 Schepenen is aangezegd: en de ftraf is dezelfde: doch die een' gebanneI nen om gezekerde fchuld binnen MiddelI burg hieldt in het huis waar in hy woonI de, eetende, drinkende of flaapende, zou | eene even zwaare ftraf ondergaan, en de J balling zou blyven des mans balling over ] al de fchade die hy by hem neemt. Ook zou  ïiö Achtste Hoofddeel^ zou de geen, die een' balling tegen Rechtei of Schepenen ftcrktc, dat hy Hem ontging, dezelfde boete en fchuld gelden. Die in|de Vierfchaar een' Schepen met woorden laster-- Ue ( a ). Pfl rif Srhpnpn hom 1-,;=.^ ^,,t«„ :_1 » /i _ — «vu^jjv,u «vm uiti uvci JO| recnten aaniprak (toegen of aantygen is hier het woord) , betaalde te Zierikzee den Ko-> ning 5 Pond, der Stad f\ te Middelburg den Koning zoo wel als der Stad 10 fchell., en in beiJe plaatfen daarenboven den Schepenen! 3 rond. Als een Schepen een'Poorter wedert lasterde in de Vierfchaar, en de Schepen het: hem aantygde, moest hy het hem beteren met! één Pond, der Stad met 5 fchell., en den Koning te Zierikzee met één Pond, te Middelburg met ro fchell. Die de Keur aan een' Schepen brak in de Vierfchaar, zonder des Schepens fchuld , moest hem 10 Pond betaalen, der Stad één en den Koning ro; te Middelburg echter aan den Koning deswegen flechts 3 Pond; en hier voegtdë Wet 'er by, dat zo ook een Schepen weder aan een ander man, zonder de fchuld van deezen, in de Vierfchaar de Keure brak, hy denzelven 5 Pond beteren zou, den Koning één, en der Stad 10 fchell. Een Poorter die een' anderen lasterde; O) Sater maninghe, ftaat 'er in de Middelb. Keure by: 't geen in den famenhang daar fchynt te betekeuen: wanneer de Schout de Schepenen, by hunnen eest niet gemaand had.  Wbtten en Rechtspleeging. til Jterde of fcholdt ( ver/preekt), zou volgens de JZierikzeefche Keur den Koning 10 fchell. bejtaalen en 5 aan de Stad; het andere zouden 1de Schepenen wyzen. Middelburg verftaat jhier buiten twyffel dezelfde misdaad, wanneer zy eene dergelyke boete, en eene betering van 10 fchell. aan den beleedigden, den geenen oplegt, die in de Vierfchaar een' anderen lachter /preekt. Gefchiedde 'er vechting tusfchen 2 Schepenen , of volgens de Middelburgfche Wet tusfchen een' Schepen en een ander man, zoo zou het kwaad dat i den geenen wedervoer die de vechting bei gonnenhad, hem gebeterd worden even of het buiten de Vierfchaar gefchied ware. VierI dubbeld zou elke wandaad , die ter Vierfchaar der beide Zeeuwfche Steden begaan wierdt, gebeterd worden, juist gelyk die van eeii' Schepen jegens een' anderen. Die des nachts wapenen droeg zonder gemeenen raade der Steden, zou het dubbele geeven van 't geen het draagen derzelven over dag hem opleide. Die een' ander krankte, zoo dat men het fchatten zou het vierendeel van een' man, zou den Koning 3 Pond betaalen, en één aan de Stad. Iemand van buiten die door de Zeeuwfche Stedën gewapend gaan wilde, moest een' Poorter ten zynen geleide neemen; anders zouden hem de Rechter en Schepenen aanfpreeken , of gelyk Middelburg zegt, de hand aan hem flaan; en eisfcheri hem?  1*8 Achtste Hoofddeel. hem af des Konings.en der Stads rechten: 3 Pond aan geenen, en één' aan deeze. Een Poorter die vreemder lieden wapenen in zyn huis ontving, betaalde den Koning jp fchell. en 5 aan de Stad: doch eens zoo veel die zyne wapenen aan iemand van buiten leende , om daar mede binnen de Stad te vechten. Die de klok luidde zonder gemeenen raad in iedere der beide fteden, gaf den Koning 3 Pond en één aan de Stad. Op het kiezen van een ander waereldlyk Heer (a) dan den Koning, ftond voor iemand die binnen Zierikzee woonde io Pond aan dien Vorst > en één aan de Stad. Stryd binnen de Stad wierdt hier dubbeld zoo hoog gebeterd als buiten dezelve. Te Middelburg ftelde men zelfs den ftryd binnen de Stad eens zoo zwaar, ■wanneer de Heer tusfchen Bornisfe en Hedenzee was, dan op andere tyden. Vierdubbeld zou intusfehen in beide Steden de hoogfte betering zyn van 't geen binnen de Stad gefchiedde. Reroef alleen, of het befleelen van een lyk, wordt in de Hoofdftad van Zeeland negenvoudig gewroken. Wanneer de Rechter een' burger by raade van 3 of meer Schepenen vermaande met hem te vaaren in des Konings oorbaar, en deeze het hem wederzeide, moest die on"gsi;tj '• ■ lfi WÜ*: Misfchien moet hier door flechts verftaan worden het zich onttrekken aan des Konings onmiddelbaar gezag jn de iene of andere Ambachtsheerlykheid.  Wetten en Rechtspleeging. 113 willige het beteren met 3 Pond aan den Koning, en één aan de Stad. De Keur van Middelburg bepaalt nog volgende ftraffen, die in die der andere fteden, of in 't geheel niet, of ten minften niet op dezelfde wyze worden aangetroffen. Zy ftelt op het meuken of verminken van iemand tot de helft eenes doodgeflagenen mans eene betering van 45 Pond; tot het vierendeel, eene van 22. \ Pond; behalven dat een zulke des Konings genade moest zoeken. Een gekwetfte , die over ontvangene wonden by Schepenen kwam klaagen, moest nevens 5 zyner magen door een' eed den geen die ze hem had toegebracht aanwyzen O); anderfints moest hy zelve zyne wonden beteren den Heere en der Stad. Op het breeken van de Keur aan iemand ftond een betering van 10 fchell.; op het verwonden, mencken of dood flaanvan een' burger buiten de Stad, dezelfde betering als of het daar binnen gefchied ware, ten zy het met lagen, met moordwapenen of binnen den vrede bedreeven zy : in welk geval een viervoudige betering vereischt wierdt. Van O) Dit komt my Voorde zin te zyn der oude Nederd. woorden deezer Keure, volgens de oorfpronkeJyke leezing: So wie dat in Midd. ghewond word, en den Schepenen fine wonden toegd, zo moe' hife thien, en moetfe bringhen vp den ghenen die hife thied met yiue zire maghe up den heieghen,- I V. Deel. H  H4 Achtste Hoofddeel. Van het goed des geenen, die een' andeni met moordwapenen gedood, en dus zyn hoofde! verbeurd had, zoude men vierdubbele ver*'| goeding doen, en dat 'er [boven bleef zoac in 's Heeren genade zyn: zyne vrouw even-i wel behieldt de helft van al het goed. Za iemand een' ander binnen de Stad, of een'i burger buiten zoo wel als binnen doodfloeg,; had het zelfde, doch zonder deeze laatfts by voeging, plaats. Zo drie of meer tegen één' vochten, en deeze ter zyner verdediging de Keure aan hen brak, moest hy hun allen eene boete beteren, zoo wel als eene; aan den Heer en aan de Stad, ten zy dat by; iemand kwetfte. Zo men een* burger on-1 recht deed van zyn goed buiten de Stad, by; kennis van Schepenen , een zulke mochtt gewapend met zyne vrienden gaan om zym goed te verweeren ; en de twist die daar: i voorviel, zoude men beteren als of zy te: ! Middelburg gefchied ware. Poorters die: onderling buiten de Stad vochten, en zich) 1 weer verzoenden eer zy famen binnen kwamen , verbeurden niet van dien fliyd. Die! ! overtuigd wierdt van roof, zou het beteren iJ den Heere i Pond, der Poorte 10 fchell.;het: | aan een' Poorter ontroofde zou de ontweldiger hem 4 dubbeld gelden het goed des geenen , dje boven de 22 Pond roofde, 1 kwam in 's Heeren genade, en men zou dit rechten voor den Heer. Zo iemand de gyzeling wederzeide of 'er uitging, die door Schepenen met  Wetten en Rechtspleeging. lig met Schout of Burgemeester op Poorteren i daar zy twist op vermoedden j of die weezenti lyk getwist hadden, gelegd was, gelyk zy i die leggen konden daar het hun goed dacht: I een zulke verbeurde 10 Pond aan den Heer I en i aan de Stad. By de geldltfaffen j in 'alle deeze Keuren op de fchuldigen gelegd, zal ik nu nog een paar andere voegen, uit 2 Gunstbrieven van Nicolaas van Putten ontleend. In een deezer Stukken verklaart hy van 2 zyner Leenmannen, aan wien hy zoo wel als aan hunrie nakomelingen den Koorndyk met het Ambacht in Spykenisfe in eigendom fchenkt i nooit meer dan 10 Pond , by het begaan vau een' doodflag, zoo weinig als van hunne helpers te zullen afvergen; en de ter neergei velde , wordt 'er bygevoegd, zal naar zynen Adel betaald worden (a). By het te leen geeven van land aan 2 andere Vafallen, vergunt hy denzelven tevens de rechten van dat land tot 27 fchell.; 'tgeen daar bovefl was, manflacht en vrouwenkracht, zou hy zelve doen beteren: doch roof en diefftai hun overlaaten (Z>). Dat de Koning by het geeven van Wetten de overtreederen met het C«) Zie onzen Cod. Dipl. op den 6 Maart 1245. C*) Zie onzen Cod. Dipl. op den 20 Fel». 1336. H 2  XXX. Reehtsgebied. 116 Achtste Hoofddeel. het verlies hunner goederen bedreigde, is ons meer dan eenmaal voorgekomen (a). De ftoffe van het Rechtsgebied, tot welke wy nu overgaan, móeten ons de Wetten van deezen tyd weder leeren kennen. In het Haarlemsch Privilegie wordt tot den grondflag van alles gelegd: dat die tegen een' burger der Stad eenige bezwaaren had in te brengen, nergens deswegen vergoeding kon bekomen dan voor het Gericht van Schepenen j de Graaf zeiveen zyne Opvolgers zouden niets anders van hun vergen. En zo iemand van de omliggende plaatfen een' burger ongelyk deed, omtrent goederen die hy wettiglyk bezat , zou de Schout van Haarlem met alle inwooners, ryk en arm, daar heen trekken en dat onrecht verbeteren, zonder dat de Graaf of de zynen zich daar aan ftooten konden. Zo de fchattingfchuldigen ( eenfuales) van een' anderen Heer door den Graaf en zyn' Schout Qb) gedagvaard wierden, mocht hun byzonder Heer hen den Rechter ontneemen, mits beloovende dat hy binnen 14 dagen rechtvaerdiglyk zou vonnisfen : doch zo dit niet achtervolgde, konde hy hen voor 't overige niet meer onttrekken aan het Rechts- (0) Mieris I 257, 263. (b) Delft zegt volgens het Latyn: door den Graaf door zyn Schout; de Holl. vertaaling echter fpreekt flechts van den Schout alleen.  Wetten en Rechtspleeging. ir? I Rechtsgebied der Stad. Zo één der rondom. J woonenden wettiglyk vermaand zynde, wei. è gerde zyne fchulden aan een Haarlemsch i burger te voldoen, mochten de Schout met j de ftedelingen van het zyne zoo veel neeI men, dat de Schuldeisfcher 'er behoorlyk uit voldaan wierdt. Wierdt een burger der Stad door een' Edelman of Dienstman gebannen of in bewaaring genomen, zoude de Graaf hem zoodanig houden, dat hy zorg droeg dat de burger en zyne goederen vry kwamen; en van.de, goederen des Edelmans of Dienstmans zoo veel neemen, dat hy daar mede zynen. burger (bwgenfi meo) voldeed. Te Delft kon ieder een, Ridder of geen Ridder , de eerfte echter, met uitzondering van fommige tydftippen, waar van reeds boven gefproken is, wegens eene fchuld voor ! Schepenen gezekerd, aangehouden worden. De 'sGraavezandfche Keur vergunt ook aan ' een' ieder,die aldaar om eene fchuld, in de Stad gemaakt, wierdt aangefproken, van waar ' hy dan ook komen mocht, het ftedelyke 1 Recht. Te Dordrecht insgelyks wierden de. ! fchuldenaars, vreemdelingen zoo wel als bur: gers, door Schepenen tot betaaling gebracht, ' of anders de perfoon den lchuldeisfcher overgegeeven. Die hier binnen de Vryheid vocht of ontfnapte, wierdt te rug gebracht en f voor Schepenen te recht gefteld. De tollenaar van Heusden, zich bezwaard H 3 ach'  ïtS Achtste Hoofddeel. achtende over een' Koopman of Schipper van Dordrecht, kon hem, volgens de Uitfpraak van Floris die ons bekend is, voor Schepenen roepen j en deezen, zo de fchipper verwonnen wierdt, moestenj fchip en goed aan de genade van den Heer van Heusdcn overgeeven (a). De beide Zeeuwfche Privilegiën zeggen, dat zo iemand van buiten een' burger aanfprak om fchuld, hy eerst met zynen Schout en Schepenen v Middelburg fpreekt alleen van Schepenen) in de Vierfchaar der fteden verfchynen moest: waar na, de fchuld beweezen zynde, men hem hier gerechtigheid zou laaten wedervaaren uit des aangefprokenen (of des banlings) goed, beiden van Ban en fchuld. Zq een Poorter van Zierikzee iemand van buiten beklaagde, moest hy hem al te hand Schependom doen: doch niemand van buiten, noch Schepenen noch 'sGraavenmannen, mochten een' Poorter der Vry heid elders aanfpreeken dan voor Schepenen der Kcure. Middelburg drukt dit bepaalder uit: niemand van buiten mocht met Schepenen van buir ten, noch met 'sGraavenmannen, eenig vonnis zeggen van P<|orteren der Stad, behalven jn d?e ftukken waar in het hun geoorloofd ware. Gaf een landman) gift van land, buiten Zierikzee gelegen, aan een' burger, het &) .f252« Mieris I 265.  Wetten en Rechtspleeging. 119 het moest voor Schepenen gefchieden: gelyk ween Poorter ook eenige gift van land mocht doen als voor Schepenen der Vryheid. Doch Middelburg, fchoon ze wel begeert dat. al het land, binnen de Keur gelegen, voor Schepenen der Stad gegceven moest worden, gebiedt in 't tegendeel, dat zo een landman land van buiten aan een' Poorter gaf, het voor Schepenen van buiten gefchieden moest. In wat Ambacht de Poorters,om land twisteden jegens die van buiten,moest de Koning, of de Bailluw die in des Konings plaats is, de waarheid bevraagen, dat is gelyk my voorkomt de daadzaak '( of quaftio fa&i) doen beflisfen, en hen fcheiden ; en deeze waarheid zou hy neemen aan Poorteren, of gelyk elders ftaat aan 3 Schepenen der Vryheid. Niemand mocht ook letten ( Middelburg gebruikt het woord van arrefteeren) of panden burgeren der beide Steden in het Graaffchap van Holland dan om hunne eigene fchuld. De Middelburgfche Keur heeft nog de volgende bepaalingen. Zo den Poorteren ergens buiten het Graaffchap van Holland onrecht wierdt aangedaan, zoo mochten,deezen een' Poorter uit zulk eene Heerfchappy, die op zyne beurt in 't Graaffchap kwam, in bewaaring neemen, tot dat den anderen recht ware gedaan, 't Geen lieden van buiten den Poorteren der Stad voor Schepenen beloofden of zekerden , het zelve mocht men op hen bedingen even als of zy PoorH 4 ters  izo Achtste Hoofddeel. ters waren; en zo ook Schout en Schepenen hen niet mochten bedwingen, zou de Heer het doen by zyne naaste komst, en maaken dat zy den Poorteren recht deeden. Eischte een Poorter eene ongezekerde fchuld van een' buitenman met 2 Schepenen en een'. Poorter, zoo mocht de vreemde zich zuiveren met een' eed: doch zo hy de fchuld beleedt, moest hy in 'sGravenfteen blyven tot hy den burger genoegen gedaan had. Waar een burger iemand vondt binnen het Graaf.' fchap, die hem eenige fchuld fchuldig ware, mocht by hem met 's Graaven Rechteren aanhouden, zoo lang tot dat hy voldoening gaf. 'tGeen gefchiedde binnen de Arne, of op den dyk,of eene roede binnen den dyk,zou men berechten binnen Middelburg en by de Stads Keure. Kwetfte iemand binnen Zeeland een' Poorter, of de Poorter een' anderen, dit zou by vonnis van Schepenen van Middelburg gebeterd worden. Aan iemand van buiten Walcheren, die recht wilde hebben wegens eene ongezekerde fchuld van een*' burger binnen de Stad, zouden de Rechter en Schepenen recht doen op den anderen dag, na den geen op welken hy het eischte. Eindelyk een Poorter die Ambocht, dat is* eene Heerlykheid had, mocht het zelve en de lieden die daar in woonden veryogheden, of 'er het burgerlyk beftuur en de Rechtspleeging waarneemen, even als of hy daar zelve zyn verblyf hieldt. Ik  Wjstten en Rechtspleeging. isy: Ik zal by 't geen in alle deeze Keuren omtrent het Rechtsgebied vervat is , niet meer voegen de bepaalingen, daaromtrent in de Overeenkomst tusfchen Holland en Vlaanderen gemaakt, welke men weet dat op gemeenfchap van Rechten voor Zeeland bewester Schelde uitkomen; ( a ) noch ook andere befluiten, door den Koning zeive in dergelyke zaaken genomen (b): dewyl dit alles in zyne Gefchiedenis eene uitvoerige plaats gevonden heeft. Ook zal men zich in het Klooster Loosduinen een voorbeeld van ontheffing der Geestelyken van vreemd of waereldtyki Rechtsgebied misfchien nog wel te binnen brengen. Ambacht of Officium wierdt de plaats genoemd , waar aan Rechtsgebied gehecht was. Men onderfcheidde dit laatlle in hooger en laager. Van daar die gift van land, door den Heer van Lede aan zyn' Schoonzoon gedaan met allerlei Rechtsgebied (cum cmni judicio) (c). De beide foorten worden uitdrukkelyk aan Hugo van Voorn door den Burggraaf zyn' Broeder over 't Land van Heenvliet afgeftaan (d). En in die twee Ca) 1250. Kluit 579. (b) Kluit 653. Mieris i 626. O) Zie onzen Cod. Dipl. op den 17 Maart 1353, Cd) 1253. Befehr. v. d. Britl. p. 3. H 5  ï*2 Achtste Hoofddeel. xxxi. Oppertechterlykc macht van den Graaf. twee gunstbewyzingen van Nicolaas van Patten aan twee paar Vafallen, van welken wy voorheen hebben melding gemaakt, Haat hy aan de eerften by den Korendyk in Spykenisfe het recht van alles te oordeelen toe , behalven de uitgezonderde zaaken, en wegens dat alles den hoogen en laagen Ban («); aan de anderen geeft hy land in erf-leen met het Ambacht, en behoudt het vonnisfen der groote misdaaden aan zich zelve (b). Het Rechtsgebied was dikwyls aan enkele perceelen landü gehecht. Boudewyn van Noordwyk by voorbeeld had het op 100 morgen lands tusfchen Veen en Warmond in 't Ambacht Veen ( c). Des Konings opperrechterlyke macht in zyne Graaffchappen is reeds uit zoo veel aangehaalde bewyzen gebleeken, dat 'er my flechts een naleezingj uit de Keuren, om dit ftuk te voldingen, overfchiet. Ik moet echter vooraf laaten gaan, dat dit gantfche gedeelte der Landsheerlyke macht in die eeuw in de Overeenkomst tusfchen Holland en Vlaanderen beknoptelyk in volgende woorden by een gevoegd is. „ Geen „ van beide Vorsten zoude in Zeeland be- wes- Ufi Zie onzen Cod. Dipl. op den 6 Maart 1245. CO Zie onzen Cod. Upl. op den 20 Febr. 1236. CO 1252. Kluit 632.  Wette» en Rechtspleeging?» 123 „ wester Schelde zonder elkander of elkan„ ders Bailluw verzoeken aanhooren 1 audire „ placita) y de gebannenen beryden («) (equita„ re bannitos) en alle recht en rechtsgebied „ oeffenen , de vergoedingen bepaalen ( emen„ das taxare) en de misdaaden (foresfatta') „ kwytfchelden of deswegen componeeren; L ook moesten de excautice ('t welk het zelf, de a's forfaites betekent) in roerende en „ onroerende goederen tusfchen beide Lands- heeren evenredig verdeeld worden" (, b ). In de Privilegiën der voornaamfte Hollandfche Steden wordt een gedeelte der boetens voor den Graaf beftemd; hy verklaart 'er zoo wel als zyne Opvolgers het eigendom van het Rechtsgebied te bezitten; kwam een vreemde gebannene wegens fchuld binnen die Steden , dan wierdt hy aangehouden, tot hy de fchuld, de fchade en den Ban des Graaven volkomen betaalde. Ook wanneer een gebannene by contumacie binnen de Steden verfcheen, moest de Rechter met de Stedelingen uit des gebannenen goederen, zo hy 'er de macht toe had, dat alles voldoen; anderfints zou de Graaf by zyne naafte komst het een en ander doen betaalen. De Graaf verklaarde hier, dat hy aan allen het pand en de ver. pande (a~) Dat is: te paerd achtervolgen. Zie Brasser «ver de Jaarmarkten &C. 225. CO Kluit 579. A'. 1250.  Ï24 Achtste Hoofddeel. pande goederen in nat of droog, in tienden* of iets anders beftaande, den burgeren volgens Stads gewoonte getrouwelyk zoude: doen behouden. In het Delftfche Privilegie beveelt hy uitdrukkelyk, dat al wat in het zelve .bevat was, en alle buitenfpoorigheden of; misbedryven (excejjus of forefaêta), dootu den Schout en de Schepenen moesten afgedaan worden, zo zy 'er de macht toe hadden: doch zo zy uit onmacht of nalatigheid hier omtrent in gebreken gebleeven waren, zoo zoude hy en zyne Opvolgers dit gebrek met aanwending van derzelver wettigen arm vergoeden, Andere opperrechterlyke daaden omtrent deeze Stad, de verbetering by voorbeeld dje hy zich. en zyner Tante voorbehieldt, wanneer 'er bedriegeryen omtrent de boter-maat aldaar begaan waren O), flap ik voorby. Te Dordrecht verklaarde Willem, dat hy noch eenig Rechter door hem benoemd jets meer zou toe wyzen (judicare) als Schepenen gevonnisd ( gefententieerd ) zouden hebben. Van de boete van elke misdaad behoorden hem twee derdegedeeldens, het overige aan de burgeren. Hy moest hier, Kt uit 492: zo de Koning hier niet meer als Heer eener Heerlykheid, of als eigenaar van een domaniaal recht, dan als Opperrechter verfchynt. Zie ook Mieris 1 262.  Wétten en Rechtspleeging." 12$ hier, volgens zyne belofte, een' goeden eh nuttigen Réchter aantellen, in plaats van zulk een' die voor de burgeren en vreemdelingen gebleeken was onnut te zyn. Zo een burger aan een' vreemdeling of een vreemdeling aan een' burger zyne goede, ren voor Schepenen geleend had^ en zyn geld op den bepaalden termyn van betaaling niet bekomen konde, zou de Graaf den anderen dwingen om te betaalen, of om een pand in de plaats te geeven ; en zo deeze niets meer overig had, zou hy den perfoon des fchuldenaars 'aan den fchuldeisfcher overleveren. In het Privilegie van Zierikzee begint de Graaf met de Poorteren, waar zy ook vaaren mochten of zyn, ook hun goed binnen zyn geleide of befcherming te neemen, en binnen zyn' Vrede en dien van zyn' Bailluw: gelyk hy aan vreemden en gebuuren, tusfchen Bacvliet en Heddelsoirde en. de haven op, dien zelfden Vrede geboodt dien zy binnen de Vryheid hadden. Het overwinnen van iemand , die een' ander met verbooden wapenen gekwetst of gedood had, moest gefchieden met des Konings waarheid of zyns Bailluws, en deeze moest aan 3 Schepenen genomen worden. Al wat binnen de Keur gefchiedde, 't geen door den Nederbailluw en de Schepenen niet berecht konde worden, zou berecht worden door den Bailluw, die als Graaf it  Ï2 waarneiCM (dat is net voorloopig onderzoek), die hy\ WPPl-on mn^Ut- C_l . . ,.»-.,vm wi^hl vdu oenepenen; in de plaats! van welke woorden dp WW ,rori »/i:jj„i 1 van iVilUUCl-| burg eenvoudi? vpnt. Aut ^ I den Heer kwam, hy het *y 2-y«e waarheid! berechten zoude, dnrh incnoi„i,B u„ 1 penen te neemen. De misdaaden der me-J dephchtigen eenes moordenaars worden ge-I zegd in 's Heeren genade zirh ha,r;„j~~ I ...,.v^aucil UJC liepen aan c vierendeel vam PPtl' mnn J 1 XXX1I. Bailluwen. —* man ui tiaar ooven, zou de Heer berechten, of hy die Rechter was over geheel Zeeland, of die gemeen Rechter is bewester Schelde. - Omtrent de overige hier toe betrekkelyke daaden des Konings wyze ik, omniet te uitvoerig te zyn, den leezer tot de voorige Deelen van myn Werk te rug c«) Ik daale nu van deezen Opperrechter tot de overigen, die in zyne plaats het zwaerd voerden, en derzelver plichten en voorrechten af. TatU£ de eerfte Plaats den Graaffelykheids.Officier in de voornaamfte Hollandfche Steden betreft: hy of de Bode moest ieder burger, die in 't gericht te verfchynen had, dagvaarden: doch wanneer het geldzaaken betrof, m tegenwoordigheid van 00 1317.380, II p, 10, 145.  Wetten en Rechtspleêgino. van ten minften i ftedelingen. Aan een" j vreemdeling die eenen uit de Stad voof j den Rechter riep, was hy verplicht binnen den 3den dag recht te doen. Kwam 'er twist | in de Stad, zoo moest by 'er by komen en des Graaven vrede aanzeggen voor 14 dagen,daarna nog eens, en voor de 3de maal nog eens voor dien zelfden tyd 5 de vierde reize voor een jaar en dag, en de vyfde en zesde reizen weder voor dien termyn* Wierdt iemand wegens fchuld die hy niet betaalen konde voor den Rechter aange- fproken, zoo moest deeze den fchuldenaar naar dé bewoonplaats der Bodens zenden, om daar 2 weeken lang gehouden te worden; intusfchen waren de Bodens verplicht hem te eeten te geeven; daarna moest de Rechter hem overleveren in de macht de$ fchuldeisfchers, die hem houden konde tot hy voldaan ware. Zo iemand in 't gericht voor den Rechter verfcheen, eischte deeze 't geen hy op hem wegens breuken of anderfints te vorderen had, van hem of van zyne 3 borgen (ab illo> fidejufforum primo, Ifecundo, tertio); verklaarde hy geen borgen te hebben, zoo behoefde hy den Réchter wegens de Bannen niets te betaalen: doch zweeg hy en vertoonde evenwel geene borgen, dan moest de Rechter hem ge. vangen genomen hebbende, met Schepenen hem door den Bode ïn eene verzekerde plaats doen bewaaren, die 'er dan verant- woor-  tïB Achtste Hoofddeel. woordelyk voor zyn moest: doch had óell Rechter in een zulk geval iets op een" j ftedeling te eisfchen, die goeds genoeg bezat om het te betaalen, zoo wierdt het ftellen Van borgen voqr onnoodig ge-f houden. Aan den Rechter mocht ge-, leide gevraagd worden van iemand, die op verdenking van een' ander gekwetst te hebben heen gegaan was (a), en binnen den termyn van 3 dagvaardingen, die elk 17 dagen duurden, dit geleide begeer* de. De Rechter koh het weigeren, doch men mocht hem echter binnen dien termyn niet vonnisfen. Voor den Rechter Wierden geroepen die famen hunne zaaken j behandelden. Die zyn geding verloor betaalde de kosten; en deezen moesten door den geen die zegepraalde by raade (b) van Schout en Schepenen, gelyk de Delltfche ( Keur zegt, {de Haarlemfche fpreekt flechts van Schepenen alleen, doch eischt 'er den eed des overwlnnenden by) gefchat worden. Het maaken van nieuwe Stads wetten wordt («) Als hy naamentiyk een' ander met een fcherp in-- j ftrument gekwetst en het zelve Weg geworpen had; hy kan zich dan, zo hy niet overtuigd wierdr, verontfchuldigen; zo 'er echter klacht over viel , dagvaardde men hem op de wyze die hier befchreeven wordt; en indien hy niet verfcheen, wierdt hy, gelyk reeds boven gezegd is, ais een balling befchouwd. ■ - i . - •-. j [i (*) (\Confilium~).  Wetten en Rechtspleeging. 129 ! wordt te Dordrecht aan Schout en Schepenen , te Haarlem aan Schepenen by raa- i de des Schouts, en te Delft aan dezelven by raade des Schouts of des Graaven opgedraagen. Schepenen moesten ook in deeze laatfte Stad by raade des Schouts ( Vil- \lici) de 52 Ponden die men aan Ricardis, en na haar dood aan den Graaf betaalen moest, over de inwooners verdeelen. Te Dordrecht mocht een Rechter niemand panden als met Schepenen. Zo een bur '.er, wordt in de Keuren dier Stad ook gezegd, recht wil hebben, moet de Rechter het hem verleenen: doch behoudens zyn eigen recht (jure ipjius falvo'). Zo Schout of Schepenen te Zierikzee, of beide famen in de andere Zeeuwfche Stad, eenen klaager weigeren Schependom of recht te doen, zouden de overige Sche. penen tot geen recht ftaan, en 'er zou geen vonnis mogen uitgefproken worden tot dat de klaager Schependom had. De Recnter (want zoo fchynt 'er geleezen te moeten worden) moest vasthouden den geen die iets te gelde gezekerd en echter niet gegoldn dat is betaald had: indien hy naamentlyk binnen de Keur kwam, en aan de maaning om de fchuld te gelden niet voldeed: of hy moest een' Poorter tot borg zetten, die binnen 14 dasen in zyne plaats betaalde. De Bailluw zou het kiezen van een' anderen waereldlyken Heer als den KoiV. Deel. I rüng  130 Achtste Hoofddeel. ning door een' burger, berechten gelyk des Graaf. In de wyzing van Rechter eni Schepenen (of volgens Zierikzee van Schepenen alleen) was het goed van den geeni| die gedagvaard zynde niet verfcheen , behalven dat hy intusfehen verbannen wierdt.. Volgens de Middelburgfche Keur waren al-. Je de Schouten verplicht den Poorteren i dcezer Stad van de kosten hunner landen; rechte rekening te doen; eer zy deeze ter 1 Vierfchaar van Middelburg gedaan hadden, zou inen hun niets behoeven te geeven. Twist binnen Middelburg, die de Schout berechten mocht,moest hy berechten binnen de maand na dat het gefchiedde, zo hy binnen 't Land was; anders mocht hy 't niet berechten: ten zy hy het oecchent van 14 nachten tot 14 nachten. Schout en Schepenen mochten ter hunner Vierfchaar rechten van roof van 22 Pond. Jk zal hier verder niet hcrhaalen de verfchilicnde bevelen zoo aangaande hetftukder gerechtigheid , als der geldmiddelen en der uitvoerende macht, die Willem aan de verichillende Bailluwen der Diftriélen, waarin; zyn Graaffchap gefmaldeeld was, van tyd tot tyd heeft uitgevaerdigd. Des Konings Bailluw in Zeeland alleen, cn niet de Schouten der Ambacht.sheerlykheden, kon. de bevelen omtrent de Heirvaart geeven, h al lagen de goederen onder het Rechts^ebied dsezcr Schouten: doch over de and'e. I • „ujO V I  Wétten en Rechtspleeging. 131 , re lasten fchynt hun de befchikking of ontjvangst opgedraagen geweest te zyn ( a). I Dat zulken die eenig Rechtsgebied buijjten den Graaf of zyne Bailluwen en Schouten bezaten, of zeiven als Rechter handelden of dit gezag aan anderen opdroegen, Jfs reeds overvloedig gcblccken. Die Broeders die van den Heer van Putten den KoJfendyk met eenig Ambacht ontvingen, moesten, indien het'hun vermogen niet te boven ging, de geenen vonnisfen die een' Joodflag begingen : doch zo zy zoo veel nachts niet hadden, of wel zeiven zich aan zoodanig eene misdaad fchuldig maakten, Wierdt de Heer van Putten de Rechter ( b). Ik zal hier nu op laaten volgen 't geen de beuren ons van de taak en van de voorrechten Ier ftcdelyke Schepenen leeren, met wegaating van al wat daaromtrent reeds vroeféV, en nog zoo even, daar wy hen met Je Bailluwen famen hebben werkzaam gezien, is medegedeeld. Zonder eed konde een Schepen van Haarém getuigenis geeven : doch de Delftfche Ceur zegt: op zyn' eed 'er toe vermaand :ynde. 't Stond aan Schepenen te oordeelen, jf iemand om fchuld gedagvaard zich met :'yne eigen hand, dat is zoo ik meen met jen eed, verontfchuldigcn konde of niet. Die „(«> Kluit II II 57°> Zie onzea c,d' D!tL °P ^ 6 Maart I24S' I 2 xxxiu. Schep«j(; nen. '  132 Achtste Hoofddeel. Die in de 3 jaarlykfche Gerichten , in del Kerk te houden, over 't bezit eener erffeJ nis (zo hareditas hier geen vast ftuk goeds! betekent) niet aangefproken was, kon deJ zelve daarna volgens Vonnis van Schepel nen blyven bezitten. Om de ftraf op grool te misdaaden,te ondergaan, moest iemand te Haarlem ten minften door 2 Schepenen overtuigd zyn; fomtyds ftaat 'er in 't al-, gemeen: door Schepenen; de Dordfche Keur zegt: indien het den Schepenen be-; kend geweest was. Een dief in iemands huis gevonden wierdt bewaard, en door den Schout by Schepenen aangeklaagd, waarna de Schout hem volgens Vonnis vanSchepenen behandelen moest, By de meeste misdaaden en ook in burgerlyke twistgedingen oordeelden Schepenen, op dezelfde wyze als de Jury in Engeland, flechts over de waarheid der daad en niet over het recht; om deeze reden vindt men zoo dik-: wyls de woorden: indien hy door 2 of meer Schepenen overtuigd zal geworden zyn; en het was vervolgens de Schout,, die de ftraffe naar den inhoud der wet! opleide. Doch in 't geval dat ik het laatfte uitdrukte, heeft de reeds tegenwoordig; by ons gewoone wyze van Rechtspleegeni plaats. Dat Schepenen by kwetfuuren , behalven de ftraf, ook de vergoeding bepaalden, die aan den beleedigden gefchieden 1 moest, hebben wy reeds gezien. Zy fchat-. teden 1  Wetten en Rechtspleegino. Ij3 iteden de wond naar derzelver grootheid, .1 gelyk de 'sGraavezandfcne Keur dit duides lyk verzekert. Te Dordrecht fchynt hun vjwerk in dergelyke gevallen zich wel alleen ■kot de vastftelling van de vergoeding beipaald te hebben. In de Zeeuwfche Keuren Ihebben wy hooren fpreeken van de waarlïheid te neemen aan, of verwonnen te worgden door 3 Schepenen. Schulden van «vreemdelingen aan burgers konden in de iHollandfche Steden (te Dordrecht wordt ?fer ook uitdrukkelyk bygevoegd: van burIgers aan vreemdelingen) voor Schepenen Jgezekerd worden: gelyk Schepenen ook in ijgeval van wanbetaaling de waardy^der fcha■Jde bepaalden. Met den [Rechter farlten gaven •Izy iemand in de gevankenis over, die den '■' Rechter iets fchuldig was en geen borg gefield Jihad, ten zy by verklaarde ze niet te kunnen :: ftellen. Die te 'sGraavezande een' Schelpen, als hy fprak, wederfprak, moest vert| wonnen worden binnen de Vryheid. Nien mand mocht voor Schepenen komen, ten , zy door hen geroepen; niemand hét Vont nis van een' Schepen, met goedvinden der ;• overigen genomen en bekrachtigd, verl breeken. Het beftraffen van alle misdaai den die in. de Vryheid voorvielen, ftond • in de plaats, die ik het laatfte noem. de, tot hun zeggen. Te Dordrecht moest i de geen die binnen de Vryheid gevochten •I had en ontfnapt was, te rug gebracht worl 3. den  134 Achtste Hoofddeel. den en het beteren naar het Privilegie er Vonnis van Schepenen. Slechts een Scheper of Raadsheer, of iemand in de Stad geërfd! kon tegen een' ander wegens twist of ilryc ..getuigen. Voorts wordt hier vastgefteldJ dat zy blyven zouden in 't recht dat huni ne voorgangers gehad hadden. In de Zeeuwfche Steden oorkondeden zji den roof boven een Pond; gelyk medd j (wy hebbjn hier van te vooren reeds mel.1 | ding gemaakt) 't geen 3 witachtige man nen zagen en daar toe zwoeren. Drié ] Schepenen moesten het te Middelburg iet j mand aanzeggen, wanneer hy eenen huis; 1 de, die om fchuld of roof gedaagd was: | Twee Schepens en een Poorter mochten hunnen balling binnen de Poort aan hou- 1 den, en het was niemand geoorloofd eenen ( te fterken tegen Rechter of Schepenen om j hem te doen ontfhappen. Wanneer 2 Sche-; penen en een Poorter gingen om der Poor' te recht, mochten zy wegens misdaaden, die daar tegen hen gefchiedden, zei ven ge-: tuigenis draagen. Zo het Schepenen flechts [ bekend ware, dat men eenen Poorter ten 1 opzichte van zyn goed buiten de Stad on- : recht deed: zoo mocht hy gewapend met zyne ' vrienden gaan om zyn goed te verweeren. ] Wy hebben hen daarenboven meer dan: t eens by giften en andere dergelyke hande-, ' lingen ais getuigen ontmoet («). Vaai; («) Klvit 508, $1$.  Wetten en Rechtspleeging. 135 Van Gezworenen in de Hollandfche Stcij den , en van 's Graaven Mannen in Zeeland, dij enkel voorkomen , zoo wel als van hun werk, is reeds elders in 't voorbygaan gc: fproken. |' Omtrent de wyze van Rcchtpleegen heeft ijreeds zoo veel in het tot nu toe verhanlidelde moeten invloeien, dat eeni-c nalecIzingen voldoende zullen zyn om deeze ftof i|te voltooijen. 1 De Dagvaarding gefchiedde in de meeste 1 Hollandfche Steden van den eenen burger teil geri den anderen, om te verfchynen over 14 | dagen: een'tyd echter,die de gedaagde verI korten mocht. Had hy tot zyne verontIfchuldigfhg getuigen noodig, kreeg hy weJderom 14 dagen tyd: doch niemand dan leen burger kon tegen een' burger getuigen > 'c £ccn by eeda gefchieden moest ( a ). In -" " r, . 1 3. O) De Delftfche Keur, na gezegd te hebben: Oppidanus pot est ferre testimonium & non alius, voegt 'er by: fed contra extraneum ÖppiJanus bonum poteft ferre teflimonium, & contra Oppidanum fimpHciier. Doch deeze eenigfmts duiftere woorden veranderen van gedaante, zo de Nederd. vertaaling by Mjeris geloof verdient. Deeze zegt flechts, dat een Poorter getuigenis mag draagen tegen een' vreemden en een' Poorter; en zy brengt het woord fimplkiter by de vclgeude wet: dus leezende: fitnplicitcr Oppidanus juratus tenetür ferre teflimonium &c. dat is: een eenvoudig üedèïïrig moet by zyn getuigenis een' eèd 'voegen, doch een Schepen of Gezworene flechts by zyn' voorigen eed 1 4 vêï' XXXIV. Rechts:  J3°* Achtste Hoofddeel. In de Zeeuwfche Steden, gelyk reeds boven van Middelburg alleen is opgemerkt mocht niemand getuigen die noch land noch huis had, noch fchot noch lot goldt in de Vryheid.. In eene dagvaarding wegens geldzaaken moest in Holland de fom die men eischte uitgedrukt worden: gelyk by het niet verfcbynen den klaager ook zoo veel wierdt toegeweezen. Zo de gedaagde verfcheen, kon hy zich met zyne eigene and, dat is zoo 't fchynt by eede, verontichuldigen, tenzy hy wegens gewedde hand (de ma. nu promisfa, misfchien eene fchriftelyke belofte; aangefproken, of anders overtuigd wierdt. Over eifferis of vaste goederen ( al%. qua hereditas) moest iemand 3 maal gedagvaard worden, eer men hem dezelve afwees; de aanklaager mocht in 'c geheel niet weg blyven. Zoo verloor ook iemand zyn gedij; in eene geldzaak, wanneer hy woorddyk kwalyk en tegen de wyze van zwee>en een' eed gedaan had: doch in een gefchil over vaste goederen, flechts als hy by den derden eed de behoorlyke wyze van zweeren te buiten was gegaan, enden eed kwalyk gedaan had. Die wegens zwaare misdaaden befchuldigd doch niet overtuigd wierdt, konde zich met een' on- vermaand worden. Uit vergelyking eener dergelyke plaats jn het Prïvi egie van Haarlem fchynt deeze leezing wel 4e waare te zyn: indien mzn jimplhiter in fimplem Verander»,  Wétten en Rechtspleesins. 13? enkelen eed verontfchuldigen (fola manujurondo). Geen vreemdeling, of nabuurig Ridder , of iemand anders kon een' burger, om welke reden ook, binnen de Steden tot een tweegevecht uitdaagen, zoo weinig als ergens elders in 'sGraaven gebied; de eene burger kon dit ook niet den anderen doen; en de Dordfche Keur voegt 'er opzettelyk by: ook geen vreemdeling eenen vreemdeling. In het Privilegie van Zierikzee wordt flechts van het eerfte gedeelte deezer Wet gewag gemaakt. Dagvaardingen eenes burgers door den Bode, om voor de Vierfchaar te verfchynen, moesten aan zyn huis gefchieden, en, gelyk wy reeds zagen , in tegenwoordigheid van 2- of meer Stedelingen. Die een' ander wegens fchuld aanfprak en-goede getuigen had, behoefde zelve de fchuld niet te bezweeren, maar konde met den eed zyner getuigen volftaan- Zo te 's Graavezande iemand geflagen of gekwetst wierdt, en Schepenen de zaak niet konden uitvorsfehen ,zou men. de geenen die 'er by geweest waren bedwingen de waarheid te zeggen by hunnen eed. Die te Middelburg wegens fchuld gedagvaard zynde niet verfcheenen en daar op gebannen was, moest, wanneer hy weder t' huis kwam, binnen de naaste 8 dagen dat men recht mocht doen den klaager te recht ftaan: anders behieldt de klaager wat hem toegeweezen was. 't Geen hier des nachts gefchiedde, zou men naar vereisch van zaaken bewyzen. t * Dit  138 Nbgbmde -HeoroDKiL.' Dit is het geen wy omtrent de Wetten en Rechtspleeging hier te lande in ftaat zyn omen leezeren mede te deélen. Ik zoude hier nu nog iets omtrent Uitfpraken buiten het Gericht moeten by voegen, indien niet alle dergelyke beflisfingen van Scheidsmannen, voor zoo ver die in dit tydperk •behooren, reeds in den loop der Gefchiedenis zelve hadden plaats gevonden. 1. DUITSCHJ.AND. Inkomftcuen Belastingen in *t gemeen. Vryverlluringendaar van. NEGENDE HOOFDDEEL. Van de Finamkn en Mum. M. •: föé nvb *uia ob'aoJ im en leest byna geen' Brief, in dit tydptrK uitgevaerdigd, waarin , zo 'er een Stad of Landftreek te lëéri wierdt uitgegeeven, of verpand, of de Vryheden dérzelve bekrachtigd, niet tevens van inkomften, voordeden, renten en dergelyken gefproken wordt, door zulke plaatiën opgebracht: 't zy dan dat dit uit de natuurlyke voortbrengfels gehaald wierdt 9 't zy dat de belastingen van allerlei foort, den bcwomeren opgelegd, deeze fommen uitmaakten; en zonder onderfcheid of 'er ie Koning in deeze zyne betrekking, dan of  FlNANTIBN EN MüNT. ÏJ9 of 'er Vorsten, Edelen, Steden, Kloosters de eigcnaaren van zyn mochten. Te gelyk roet de Steden, de Sterktcns en de Dorpen in,.Piemont, die de Graaf' van Savoyen van Willem jor.tving, f wierden hem aldaar de Gericht-oeffenende macht (rationes )y de Regalien en de andere gewoone belastingen l (exaUiones) toegeftaan, die 'er anderfints van rechtswegen door den Monarch of op zyn byzonder bevel konden afgevorderd worden. Van alle die inkomften moesten de Vafallen des Graaven aan deezen, of aan zyne Stadhouders verantwoording doen (a). By de gift eenes landgoeds aan het Gcestelyk Sticht van St. Pctersberg ftaat wederom: met alle voortbrengfels en opkomften die men 'er uit gehaald heeft en uit haaien kan, en met elk voordeel, dat 'er nu aan vast is of aan vast v/orden kan (b). Dat de inkomften eener plaats niet al tyd flechts aan éénen bezitter toebehoorden, is reeds voor een gedeelte gebleeken. De Bisfchop van Havelsberg ftorid, gelyk wy boven verhaalden, f van zekere winst dié hem in eigendommelyk recht toekwam, aan Witftock af; mits, voegt hy 'er by, hier uit en O) Corps Dipl. I 200. A*. 1253. O) Enitibus & rediHbus qüafiih & itiqüireMdii cm om»i vtilitate cïV. Aêt. Gof. 63.  ci4o Negende Hoofddeel: en uit de andere Stads inkomften 'het nut en het aanzien (honesias ) van 't plaatsje bezorgd wierdt (a). Zoo bepaalen ook de Bis. ichop van Halberfhdt en de Abt van Corvey, dat de inkomften van Groningen , zo hier ooit Stad of Slot gebouwd mocht worden, tusfchen hen beiden gemeen moesten zyn (>). Het is voornaamentlyk met de eigentlyk gezegde belastingen, dat ik my in dit Hoofddeel zal bezig houden, welke of van de inwogneren zclven, of van de doortrekkendengeheven wierden; de verfchillende takken derzelven zullen my de natuurlyke orde aanwyzen , die ik in het behandelen deezer ftoffe te volgen hebben, en den draad, langs welken 'er alleen uit dit doolhof ontkoming te vinden is. In 't algemeen zyn het veeltyds de ontheffingen of bevrydingen van lasten die ons of van hunre foorten een denkbeeld geeven, of ten minften aantoonen dat 'er meerdere fooien van bekend waren. De Graaf van Gelder belooft alleen, dat hy noch zyne Op* volgers geen afvordering zouden kunnen doen op de Curies of Renthoeven van het Utrechtfche Capittel van St. Mary op de VeJuwe, noch op de Mannen aldaar woo- nende C«) 1248. Lup. Rel. MJl. VIII 279, . (*) OU. VII 4^  Finantien en Munt. 141 nende («)• Doch by de bekrachtiging van een voorig Handvest ontflaat de Koning van Bohemen het Bisdom Praag en de Mannen daar toe behoorende van alle afvordering of kwelling (exaüio Jeu inquietatio) van zekere verkooping (hier volgen een meenigteSlavonifche woorden), algemeene Bedens ( Collec. te) en dergelyke; en kort daar na ontflaat zyn' Opvolger de Boheemfche Geestelykheid even eens van alle laage verplichting, en de kwellingen der afvorderingen (b). Vier ftukken wyngaards van een Klooster verklaarden de Heeren van Strahlenberg vry van het recht van bede (jus precaria) eh verdere rechten; en een' wyngaard en akkers aan hunne eigen Zuster toekomende ontheffen zy van alle afvordering en bede (c). In andere dergelyke vryverklaaringen, den inwooneren van dorpen of landgoederen, 't zy dat ze 'er zich kwamen neder zetten, 't zy dat ze 'er reeds lang gevestigd waren, 't zy zelfs wel eens by het verkoopen, door den eigenaar toegeftaan of voorbedongen, wordt telkens van allerlei lasten, belastingen, bede, afvordering en wat van dien aart meer («) Bondam 509. A°. 1255. (5) Lunig Ctd. Germ. Dipl. I 962, 963. Qe) Cüdeni Syll. 207, ai9. Aff, 1250 & 1353-  H* Negende Hoofdj&eel. meer is gefproken (». Al wat de Mayntzenaars in de Staaten yan den Heer van Hohenfels iri 1253 bezaten, zouden zy , ftaat er in zeker Contract van dien tyd, met dezelfde rechten als voor 'dóezen blyven houden: doch van het federt aangekochte die lasten betaalen., die de goederen vóór den verkoop gehoon waren op te brengen (b). Zoo wordt ook wel eens tegen het invoeren van ongeoorloofde belastingen gewaakt, gelyk het Klooster Gösfe eenen Edelman zyne fchuld kwyt fcholdt, mits hy geen onbehoorlyke Steura of afvordering nam van de goederen der Kerk, van welken hy het gebruik had (c); en men vindt eene verklaaring, volgens welke eene afvordering in 9 kleine huisjes , tot zekere Advocatie behoorende , zoude ophouden ( d). ' Men moet intusfehen het ftuk der belas, tingen, waaj- van ik tot nu toe in 't |f, f>) Onera, petjiio, exadlio &c. Zie de voorbeelden. Gud. C. D. II 106. Chron. Col/eg. Sr. J0a in j0a.n»is Rer. Mog. II 700. Mir^us I SciirödYr Papift. Mecklenb. I 633. (*) Gud. I 632. f c ) 1254. D e G a l & h t h a Liplomatsr. Saer. Buc* £tjr. 1 66. ' " C<0 ^Lerbec Cron. Mind, in Lsibnitz Scrififtt JBrunsv. II 184. *  TrNASTTIEH EN MüNT- I43. gemeen en in hun famenflel gefp-rokea heb, eenigfints uit een ander oogpunt befchouwen als in den tyd in welken wy leeven. Zulke althans die. van landeryen en huizen, of van de perfoonen die dezelven bouwden of bewoonden geheven wierden, waren-in der daad niet anders dan de Thyns, door den bruiker die ze in erfrecht hieldt den weezentlykcn Grondheer opgebracht; en de Vorst koomt daar by meer als bezitter van Domeinen in aanmerking, dan dat hy eenig recht van Opperheerfchappy als Landsheer uitoeffene. Ik zoude dit evenwel als, geenen regel buiten alle uitzondering durven opgeeven; en het vervolg zal leeren., dat dit ten minften niet omtrent alle belastingen, vooral niet ten opzicht dei- Stedelyken plaats greep. Die van Mayntz hebben wy reeds gezien, dat in alle Steden, Vlekken, Dorpen cn Sloten des Ryks vry waren wegens huizen, erven, akkers, wyngaarden en ander© bezittingen , van meest alle fubfidien O). Ik zal hier verder niet herhaalen, 't geen ik in de Gefchiedenis zelve van dergelyke gunstbewyzen des Konings, of van die Brieven, waarin van ftedelyke lasten gefproken wordt, geboekt heb. Koning Koenraad had insgelyks vastgefteld, dat die te GelnI .vk 4 -a^i haufen O) H ars solman* rmb. Landi'hoh *. fij^ff  11 t44> NeobHDE Hoofddeel; haufen of op den berg 't zy eigene 't zy; fcliattingfchuldige (proprittaria vel cenfualia)) goederen van zyn hof hieldt, met de burge-en naar evenredigheid in de bedens eni belastingen der Stad zoude deelen ( a). In de Steden der Vorsten en mindere eigenaars had het zelfde plaats. Het pas gebouwde Northeim kreeg van den Hertog; van Brunswyk vrydom van de tributen eni belastingen, die hy haar anders had kunnen) opleggen (b); Nieuw-Brandenburg en de: Stichters van Gleichen om dezelfde reden 1 eene tot 5 of 6 Jaaren bepaalde vryheid (c);; Breda ^an zynen Heer een dergelyk voorrecht, dat flechts by eenige gelegenheden] uitzondering leedt (d ). Zulke gunsten hebben wy ook wel eensn aan enkele perfoonen en gebouwen in Steden zien verleenen. Onder anderen gaven 1 3 Edelen aan het Duitfche Huis eene Hofftede; en erve tcurt s &area) te Clingenau, om 'er'1 een huis te bouwen vöor hun en al wie zy • 'er wilden doen woohen (mits het geen lie-- = deni (*) 1251. Lunjc XIII 785. (*) Lüdew. Ret.Mst. XII 619. Cc) 1248. Franc* Alt. «. mtuts Meekleni. IVa , ipi, 192. (O Grammate dntiaa. Brat. ia êreU p. 3a.\i  FlNANTIEN EN MuNT. 145 den waren die volgens 't een of ander recht deezen Heeren toebehoorden,, vry van verscheidene belastingen en de overige Stads-, dienften («). Doch 'c wordt tyd dat ik de bronnen van beftaan, welken de Koning, de Vorsten en Edelen uit de bezittingen hunner onderdaanen of ingezetenen fcheptcn, één voor één onderzoeke. Van niets wordt meerder melding gemaakt dan van de tollen, en dus zal ik de behandeling derzelven voor die der overigen laaten gaan. - Het Hoofd van Duitschland had zyne Rykstollen. Lobet, gelyk boven verhaald is, was één derzelven; en deeze bracht zoo veel op, dat toen hem Willem aan den Graaf -van Gelder te leen afftond, 'er icoo Mark -des jaars uit konde gevonden worden, om tot een Douarie der Graavin haar leven lang te verftrekken. Rechtsgebied en goederen waren tevens aan deezen tol verbonden (b). Te Mühlhaufen bevondt zich ook een TolAmpt, wegens de inkomften van welk de Vórst insgelyks met de Stad wilde fchikkingen maaken (O- Wanneer hy verder aan ! * de O) 1251. Herrcott. Geneal. Habsb. II 28£^ 1248. Pontan. 140. Kremer Asai. Beytr. zvr Cül u. Bergfche Gefch. III C. D. ioï. ' (O Lunic XIII 1426. Grasshoff de «rig. S? antiq. Mühlhuf* p. 175. ; IV. Da&L. K Tollen*  I4Ó Negende Hoofddeel. de burgeren van Aken toeftaat om 't ge-I hecle Ryk door te handelen, vry van allel afvorderingen van tol en andere lasten (a) ,| en aan Duisburg vryheid van tol en allel onbillyke lasten vergunt;, zoo te Keizers-} weerd als elders te water en te land O):! komt het my niet voor, dat de Koningi hier mede de Vorsten en andere eige-f .naars van tollen in hunne rechten beperkt, maar flechts dat deeze ontheffing; zich tot de Rykstollen, door het geheelc* Ryk verfpreid, heeft uitgefrrekt. Aan den: Graaf van Savoycn fchonk hy een Ryksleen: een' kleinen' tol naamelyk van4 penningen te Trofeilo .; verder verfcheideni Plaatfen in Piemont met de Tollen, eni het recht om dc;:elven door zyn geheel! Gebied te heffen (c). Van dien tcBrubach,, waar mede zyn Zwager beleend wierdt,, én dien de Ryksvorsten met hem fchattcden, is reeds • tu vooren uitvoerig mei-, .ding gemaakt. Door het gantfche Ryk wordt van tol- ■ len, aan byzondcre Vorsten, Edelen, Steden of andere Maatfchappyen toebehoor rende, gefproken. De kusten der Oostzee; de^ oevers van Rhyn, Elbe, Donau Zk cns I D.-p. 289. (b) 1248. TESSCHENMACHfiü^/;w.C/;V.;'»C.D.^. i. L  -Finantien en Munt. 147 cn mindere Stroomen ; de landftraatcn, bruggen , poorten waren 'cr mede bezwaard ; cn geen gelegenheid wierdt veronachtzaamd , ora ten koste des gedrukten handelaars de fchatkist van den beftuurdcr •eencs gewests te vullen. Wat in het Rhynsch Verbond hier omtrent bepaald zy, hebben wy boven reeds medegedeeld. Lsaten wy hier de voorbeelden , die ons aan 't fték der Tollen en de wyze van de- • zeiven te heffen het meeste licht fchynen by te zetten, ter neder ftellen. Meer dan eens wierdt het geliefkoosd Sticht van Schönaugen van deezen. gelddwang vry verklaard. Wegens al wat tot de behoefte der Broederen, 't zy van het Klooster zelve, 't zy van de gebouwen die bun toebehoorden,] langs den Nccker cn Rhyn op of neder gefcheept wierdt, vergunde hun de Hertog van Beyeren dat zy zoo van de rechten als lasten van alle afvordering en tol ontheven zouden zyn: gelyk hy zynen bedienden ook verboodt, om van hun en van de hunnen byHufenof elders in zyn gebied iets deswegen te eisfehen (0); en de Heeren van Strahlenberg ftonden aan eenige Monniken uk dit zelfde Sticht, die in een bepaald gebouw woonden, toe, dat zy met hun eigen huisgezin hun Wyn naar ver- O) 1247* Gudeni Syll. 206, K %  14^ Negende Hoofddeel. verkiezing in en uit mochten voeren , zonder dat wederom zyne bediendens hen ftooren of iets van hun neemen mochten («). Van de onrechtvaerdige afpersfing van Tollen, door den Aartsbisfchop van Mayntz ondernomen, en door den Paus met den Kerkenban beftraft, hebben wy vroeger gefproken. In de bylegging van een gefchil tusfchen den Aartsbisfchop van Keulen en de Stad van dien naam, wordt onder anderen vastgefteld, dat alle Tollen zoo te Nuys als elders, welken de Aartsbisfchop zonder recht en tegen het Privilegie der • burgeren ontvangen had, nog daadelyk ontving, of onrechtvaerdiglyk zou kunnen ontvangen, geheel zouden ophouden volgens inhoud der Stedelyke voorrechten. Zo daar en tegen eenige burgers voorby zynen Tol vreemde goederen onder hun eigen naam hadden gevoerd, moesten de overige burgers dezelven aan den Aartsbisfchop in handen ftellen, beide met hunne goederen en perfoonen; en deeze zou, na hun de goederen ontnomen te hebben , ook de perfoonen van zulke bedriegers naar zy;. goedvinden , en zoo als hy het raadiasinst oordeelde, mogen aanfpreeken (£). Van de Brabanders zien wy dat zy te Keu. . ' 3 len (<0 I,J52' MM. si2. O) 1252. Lunig XVI pil.  Finantiek en Munt. 149 len den fchuldigen en gewoonen Tol betaalen moesten. Te Arnhem wordt van Tol en van Marktgeld gewag gemaakt, waarvan het Dujttche Huis te Nymegen het Rechtsgebied bezat, doch het in 1249 voor igo Pond kleine penningen, 't geen elders 100 Pond Deventerfch heet, verkocht («)• Het is belangryk, gelyk ons dit zoo even reeds omtrent Lobet gelukt is, onder dergelyke voorbeelden 'er ook fomwylen aan te treffen, uit welken men het beloop en de waardy zulker Tollen kan, afneemen. Te Smitshüfen kreeg Hendrik van de. Leek 'er ecilen van St. Mary te Utrecht benevens eenige gebouwen in erfpacht; hier voor betaalde hy des jaars 200 maat beste tarw, 42. Ponden Utrechtsch, en eene belooning van een varken of de waarde daarvan (een ferto") aan de bediendensvan 't Kapittel, als zy met een fchip om wyn té naaien voorbyvoeren, in het opzeilen zoo wel als in 't afzakken; en zo deeza jaarlykfche vervoering eens geen plaats meer mocht hebben, zou hy die 9 fchellingen Keulsch hun op eens te Utrecht bezorgen (6). Zeven jaar te vooren had 'er een andere fchikking omtrent dcczen zelfden Tol plaats gehad. De Bisfchop had :cr 100 («) Pontanus 142. Bond. 483. (*) 1255. Kluit 666. K 3  15© Negende Hoofddeel. ioo Mark Ktulsch voor bekomen, die hy door eenige Vafallen liet heffen, om 'er goederen voor te koopcn. Gysbrecht van Amfbl zou die voor zyn leven bezitten, daarna de Kerk; zo dc Bisfchop 'er zich tegen aankantede, zou het geld van zyne inkomften genomen worden; zo Hendrik van de Leek de ioo Marken niet betaalde, zou de Bisfchop aan den Heer van Araftel 8 Ponden 's jaars moeten geeven zoo lang hy leefde en het geld niet betaald was ( a ), Te Utrecht zelve had de Kerk den eigendom van de Stadsbrug , doen de S:ad ~ van derzelver inkon ften, waar voor zy echter aan de Kerk 25 Ponden eens betaalen moest, en verder f in de gemaakte en te maakene kosten aan de brug (b): waar uit men kan befluiten dat deeze brug aan Tollen jaarlyks tusfchen de 7 en ic Ponden zal hebben ingebracht. Zoo zien wy ook, dat de Tollen van den Hertog van Brabant te Maastricht, Antwerpen en Gelder, voor 300 Mark Kculsch des jaars aan den Graaf van Gelder verpand, voor § weder ingelost wierden (c). Aan die van Hamburg, om ook uit de Noor- (<*) Uiteen oorfpronkelyk ftuk van d. 1,7 Sept. 1248. C£) da 216. CO 1353- Butkens I$r. 93. Bond. 494,  FlNANTIEN EN MüNT. 151 Noordelyke ftreeken van Duitschland eenige bewyzen aan te haaien, gaf Hertog Albert van Saxen vryheid van alle belasting te Louwenburg cnlslinge, welke by het gemeen Ungeld genoemd wordt, wegens alle hunne waaren, die zy in het heen voeren of te rug keeren naar die plaatfen brachten: doch van levensmiddelen (de annena) zouden zy flechts de helft deezer belasting behoeven te voldoen; den Tol zouden zy-geeven, gelyk altyd gebruikelyk geweest was, en gelyk alle die daar heen kwamen en alle vreemdelingen hem gewoon waren op te brengen (0). Daarentegen vergunden de Graaven van Holflein vryheid van Tol en Unpflichten tc Hamburg en door hun gantsch gebied aan de burgers en kooplieden van Riga en daarna aan de burgers van Brunswyk een dergelyk ontflag van Tollen te Hamburg, mits zy flechts eene kleinig heid aan de Graaffclyke' tolbedienden ter hand fielden (c). Tenjvoordeele deezer Stad zelve zagen zy ook van eenige Tollen af (dj. Lubeck kreeg niet alleen van , dSkgntPfiaq.> ótrirvoft nota.{. deezé O) 1250. Lambecji rer. Hamb. II 38. in Lin-denbrog Scfiptt. Septentr. r k ; • % gat A*i A - * r 71 * G '(O ' (b) 1251. G'a'debusch Liefl. Jahrb. I 257. (c) Rehtmeier Braunfehw.,I^tncb.Ck>;o%. p«i&Z. Cd) Trazigeri Chror.. Hamb. af. Westpba* tiEN Monum. ined. II 1287. ?S*<*IS53; E 4  |59t Negende Hoofddeel. deeze Graaven even eens vryheid van belasting en Tol door hun geheel gebied (a), en van den Hertog van Pomroeren en Stettin, en dien van Dymin, ontflag van Tol door geheel Pommcren (b): maar de Hertog van Zweeden zelve fchenkt of bekrachtigt hun op hun verzoek dezelfde Tol - vryheid, die de Zweeden op Lubeck. vaarendc genooten. De Schipper evenwel moest op zyn woord die geenan welken hy op zyn febrp ais weezentlykeLubeckers kende, by hunnen Advocaat, op de plaats daar hy aanlandde, opgeeven ( c ). Onder de voorrechten, door den Markgraaf van Brandenburg aan den Stichter van Nieuw Brandenburg toegeftaan, wierdt ook dit geteld, dat de Stad nimmer van vette waaren,als verfche visch die 'er icheep gebracht wierdt, boter, kaas, boenders, eyëren, peulvruchten en andere groentens, vlasch en linnen Tol zou betaalen Zo een burger visch , haring of andere waaren van verre in de Stad bracht, en ze daar bleeven, 2ou hy 'er insgelyks van ontflagen zyn. Vreemdelingen die 'er waaren ter verkooping invoerden , zouden flechts 4 penningen voor . ... ; v; y den C*) D re ter Spec.jur.p. Lub. 210 & 206. A° 1548 & 1255. C*D Ibti. 197. A°; I25r.  FlKANTIBN B N MüNT. I53 den wagen betaalen , doch zo zy 'er verder mede gingen, den geheelen Tol. In alle plaatlen van des Markgraafs gebied zouden de burgers tolvry zyn («). By den Vrede der D. Orde met Schwantapol, verplicht zich deeze van geen Weichfel-tol te neemen» maar flechts den Brugge-tol, waar j van de Orde nog vry zou zyn (b). In de I vernieuwde Handveste van Culm enThorn I ftaan de burgers en Vafallen deezer Steden het recht dat zy tot nu toe op den Scheepstol (Navigium) gehad hadden, ten voor* deele dier Orde af: deeze echter moest den Tol verhuuren of verkoopen aan lieden die in de 2 Steden woonden; zy zouden deswegen voor de Rechters dier Steden te recht ftaan, en de Tol zou niet verhoogd worden. Als de Rivier toelag, mocht de Orde op goedachten der Rechters en Burgemeesters dier Steden 'er eenen ftellen naar welbehaa. gen. Alle Geestelyken zouden altyd met al hun goed vry zyn. Een Schipper die zich tegen den Tol verzetten wilde, zou 4 fchell. boete betaalen ( c ). Voor 't overige ftaat de Orde aan beide Steden door het gantfche land om> (*) 1248. Franck Alt. V. neues Meckleah. IV 15*1, (J) Baczko 214. Sq. Elders vindt men van afvordeij ringen op ftraaten en wegen gewag (£> I Te Munchen was zekere Tol by eene poort | aan een Hospitaal door den Hertog van BeyeI ren toegeweezen ( c); en die van Oostenryk | ftelde vast, dat binnen Gratz en Neuftadt I geen zyner Amptenaaren in die gebouwen Jen wooningen, die men Ce.luria noemt, en aan welken reeds by gelegenheid der vryplaatfen gedacht is, Tribuut of Tol, 'tgeen gemeenlyk Steura genoemd wordt, mocht afvorderen (d). Op het Artikel der Tollen zullen wy laaten volgen die foorten van belastingen, die 1 of in der daad onder andere benoemingen j hetzelfde zyn, of die 'er anderfints de meeste overeenkomst mede hebben. Toen de Koning in den meermaal aangeha&lden Aken* fchen Gunstbrief den burgeren vryheid van Tol Qteloneum) gaf door 't gantfche Ryk, voegt hy 'er by: ook pedagium , caradia t ye&igal, of hoe 'rook heette. De woorden van veüigal en teloneum worden in deezen tyd ge- ,...-',/: - ' ■ < ■ O) 1251. Gjeorgisch Regcfla Chrttut* Dipt. 1091. Herrgott /. c. 305. CO 1251. Adlzreiter Ann. Boic. I 66$ CO 1252. De Galan tha Diploma taf: Sacr. Duc, Styr. II 33. / . . HL indere t;eykfoortigcelasunten.  t56 Negende Hoofddeel. gemeenlyk door elkander gebruikt. Wanneer ze, gelyk in dit cn andere gevallen als on. derfcheiden worden opgegeeven, fchynt het eerfte meer van goederen die men voorbyvoerde geheven te zyn , het laatfte van perfoonen en goederen beide. Pedaghmi is het Franfehei%7g, en heeft dus eene zeer algemeene betekenis:'doorgaans volkomen het zelfde als Tol (O- Caradia was 't geen van eene gelaadene kar wierdt opgebracht (b). Onder Sttura moet men zich weder een algemeen woord voor allerlei belastingen denken; fomtyds evenwel droegen eenige Tollen ook wel eens deezen naam; van 't een en ander zyn ons pas zoo even de bewyzen voorgekomen. Zoo hebbben wy ook gezien dat Ungelden óf Unpflichten tot het zelfde geflacht behooren; zy worden of met Tollen verwisfeld, of by dat woord gevoegd (c). De Muta of mout moet hier mede toe gebracht worden, die wel fomwylen een'Tol in't algemeen betekent; doch dikwyls voor een' zulken gebezigd wordt, welken men van fchepen, met goederen bevracht, gewoon was te heften. De Hertog van Oos- tenryk C«) Het wordt in het Mayntzifche en Piemomeefchè taigelyks gebruikt Güden. \6tf. & Corps Dipl. 1200. DVCANGB Mi. h. VtC. (O DVCANGI.  FlNANTlEN EN MüNT.' 157 tenryk geeft aan een Klooster vryheid van mout en tol door zyn gebied («), en aan een' ander ftaat hy toe, dat zy hunnen wyn en voorraad jaarlyks door de mouten van zyn Hertogdom vry van alle belasting konden doorvaaren,verbiedende z^Moutcnaars (mutuarii) hier tegen aan te gaan Q). Eindelyk behooren hier de Haven- en Strand- of Oevergelden (portus & ribagii). Zy maakten een gedeelte der bezittingen van 't Bisdom Grasfe uit, die wy den Koning hebben zien bekrachtigen (c). u„t;« fr.hier ondoenlvk de belastingen op de levensmiddelen fteeds' van de Tollen te onderfcheiden. By het doorvoeren op ftraa. ten of rivieren, by het invoeren m iteuen draagen zy gemeenlyk den laatften naam: -erwyl, wanneer zy van den éénen burger aan den anderen verkocht worden, of zelfs . -.vanneer men 'er den vreemden verkooperen inarktgeld van laat geeven , men ze gemeenIjKe met den eerften beftempelt. In hetLatyn wordt het woord van Vtdigal dan het meest gebezigd: doch in den Giftbrief, dien ik zoo %ven noemde, Cabella en Leydi; daar an- der* ia) 1*53. GioigiïCH Rtgtjl» Chntttl. Dipl. C*) 1253- Chron. Lünalat. I 150. (O SAMMART*AKr\Ctf//. Cbrifi. Hl 31$.  ryB Negende Hoofddeel. ;derfints Cabllla dik wy Is-eene belasting-in een'i rnimen-zin te kennen geeft. Plafavcum komt in den Turinfcben Giftbrief voor,: en wordt mede aan den Graaf] yan Savoyei gefchonken. H >t betekent ookï in 'lalgcmeco eene belasting: doch meest die: men van levensmiddelen hefte: oorfpronkplykbuiten tv.yffel , die op de P atem of! openbaare'wegen van dezelven-in 't voorbygaan wierden afgenomen ( a). Te Luik ontftond 'er over deeze belasting op de levens-, middelen . en het recht van dezclven op - te leggen, telkens verfchil. Omtrent het begin van Willems Regeering in het Ryk, verklaarde de Bisfchop hier toe niet gerechtigd te zyn die o'p den wyn wierdt in 12^.3 verpachc ( c i , eb 'm 't volgend Jaar Accyns op bier cn ;wyp voor <; jaaren gelegd ( d). In 1 -55 voi nn Burgemcestcren r,og eens een' Impost op de.Jevensrmddeien in l tegen welken echter de Canonniken opkwamen , brweerende dat:hct:met hunne Körkelvke Vryheheden ftrcedr. Do Bi8fch Te Uim behoorde | van dc inkomften van v/yn, meê en bier, den Graaf.vanDillingen, iie aldiar Advocaat was, toe, de a overige gedeeltens genoot zyn Stadhouder (d). De Bisf.:hop van Worms kreeg 10 Ponden uit den Tol'in zyne Hoofdftad, jdie lefende marht geheeten, en Jaarlyks op St. Remigius betaald wierdt (e). Te Kroppenftede wier3 in zekere penningen van -het bier op het CLd ab ioO *ri »braïT * ffl »r$Ht vfaPM. rmdotintt^ n*v -si -f iv nooq*3 aas ansö .nnsq \ ziwst COMaïsenii Ann. Trev. II 144. (O Be&tholet #//Z. Geen Keizerlyk Rechter mocht aan die van Aken taille of bede opleggen» noch hen tot eenige meerdere gifte aan het Hoofd van Duitschland noodzaaken als zy vry willig aan zouden bieden (d). De Mayntzenaars worden van bedens, Steuren of andere fubfidien wegens allerlei bezittingen door 'tgantfche Ryk ontheven (e). Te Clingenau daarentegen verkrygen flechts de (ö) Bertholst V pr. 38. (b~) Antiqq. Gofiar, 69. (O 1-55. SeHOEPFt. Alf. illuflr. II 357» CO Zie den Akenfchen Giftbrief, CO iiA n 8 S ELM A n N /. C. IV. Deel. L  v. Taille. iê% Negende Hoofddeel. de bevvooners van een enkel gebouw vryheid van tailles, bedens en de overige diens,; ten der Stedelingen O). Eene andere vryverklaaring van deeze en verdere belastingen op landeryen wierdt aan het Sticht van Ruprecht te Ockenheirn, wegens deszelfsi Privilegiën, door eenige Edelen gefchonken, die de Advocatie van deeze grondftukken gekocht hadden Qb). . By een ftuk goeds in 't Hesfifche vinde ik de ontheffing eens dusi Uitgedrukt: „van allerlei bedens Qab omni pe„ titione) behalven 30 fchepels gerst (O-'* 't Capittel van Bingen verkocht 'er eene (d). . Het tweede foort waarvan wy fpreeken moeten, en dat wederom of lasten in 't gemeen betekent, of in 't byzonder van: vaste goederen geheven wierdt, was de: Taille. Men heeft dezelve reeds gedeelte-, lyk uit het zoo even verhaalde leeren ken-, nen. Aan den Graaf van Savoyen worden 1 yerfcheiden Steden, Stcrktens en Dorpen ini Piemont, onder anderen ook met deeze TaiU les- gefchonken (<). De Graaf van Luxemburg ,, O) Herrgott II 305. (f) 1250. Lünig XII 7$. Cc) Küghenbecker j4nn. Hajf. III 343. (<0 1249. Gud. III rfi4. C 0 Zie des Konings bekenden Gunstbrief,  FlNANTIEN EN MUNT. löj xemburg, na bekaaid te hebben wat zyne burgers van Grevenmacheren op zouden; brengen, voegt 'er by: „ voor 't overige, 5, behoudens da Tiendens en den Thyns, „ zullen zy van alle ongeoorloofde afvor„ dering en van elke Taille (a tallia quacun-, „ que) vry zyn" ( a). Men fchynt deeze belasting zoo wel in voortbrenfelen van den grond als in geld te hebben geleverd: terwyl 'er van 30 mudden haver en 7 Ponden Leuvenfche munt, die op de Tailles van Outremeufe en Arche geheven wierden, wordt melding gemaakt (&). De Cenfus of Thyns is het 3de foort dat wy bedoelen. Wy hebben in het voorig Hoofddeel reeds breedvoerig van den Jaarlykfchen penning onder deezen naam gehandeld, dien de erfpachters van Landgoederen of huizen den eigenaaren ter hand fielden. Ik laat hier dus flechts enkel eenige voorbeelden volgen, waar in de betekenis van dit woord mogelyk meer algemeen, of van de andere verfchillend is. De Thyns wordt door den Koning onder die voorrechten opgeteld, die de Graaf van Savoyen met de Piemontfche plaatfen , aan welke zy gehecht waren, genieten zou (c); en in den Mayntzifchen Gunstbrief (*) Bertholet Hifi. du Lux. V pr. 38. O) 1253* De Marne Hifi. de Namur atfo. (O Zie den Gunstbrief. L % vr; Thyns,  i64 Negende Hoofddeel, brief wordt hy uitgezonderd van de algemeene ontheffing van lasten, welke aan die Stad door 'fcgantfche Ryk wierdt toegezegd: j, behalven", ftaat er, „ de Thynfen, die „ aan den Koning en het Ryk van oude tyden af betaald moesten worden O)"» Zoo vindt men ook dat de Hertog van Teek zynen onderdaanen toeftond hunne goederen en bezittingen aan zeker Klooster op te draa. gen, terwyl hy zich evenwel den Cenfus van éénen Penning voorbehoudt ter gedachtenis zyner beheerfching (2>). Te Hildesheim hebben wy boven gezien, dat fommige lieden dit foort van belasting aan den Advocaat verfchuldigd waren. Van land en huizen, zeide ik zoo even , dat de Thyns het meest wierdt opgebracht. Het eerfte zie ik fomwylen vry en zonder denzelven verkoopen fomwylen weg- fchenken op de uitdrukkelyke voorwaarde, dathy'er fteeds van betaald zou worden Cd); e,nby de verpanding eener Tiende aan de Kerk van Afchaffenburg, bedingt zich deeze na de losfing evenwel den ouden en verfchuldigden Thyns (a ) Hanjselmann /. c. Qèy 1349. Hifi. Zaringa-Bad. i sio. Cc) Aan Scliönaugen. 1255. Gud. Syll. 225. C^) Door den Bisfchop van Verdun aan een Luikscb Nonnen-Kiooster 1250. Mir/sus IV 411,  FlNANTIEN EN MUNT. 1% Thyns van 15 fchellingen Würtzburgfch r» Omtrent gebouwen vinde ik eene Overeenkomst van den Hertog van Brabant met het Capittel van St. Maria te Antwerpen, -volgens welke 'er binnen eene gracht, die aan 't Capittel toebehoorde, huizen mochten opgevoerd worden, met verdeeling 'van den Thyns die hier van komen zou, tuslchen den Hertog en het Stift (b). De Stichter van Nieuw Brandenburg kreeg een derde van den geheelen Thyns der onbebouwde erven (de areiOi en de Stichteren van Gleichen insgelyks een derde van dien der velden en tuinen (de aryis & viretiO in de beide plaatfen (c). Even eens zien ook binnen de Sterktens van Hamburg de Graaven van Holffcéin, ten voordeele der Burgeren, van den Thyns der Erven, die gewoonlyk Koningthyns genoemd wordt, af (d). Voorts wierdt de Thyns dan eens in geld , gelyk gebleeken is, dan eens in veldvruchten betaald. In het Oldenburgfche zyn ons eens reeds deeze woorden voorgekomen: }, Zoodanige tarwe, als men gemeenlyk voor • . . den .--<-. HVX OIK'J J -I .. - ) O) 1249. Gud. C, E>. II 91. ( V) 1249. Mir&us I 582. r,0 1248.. Franck Alt. Ui neues. Mecklenb. IV 191 en 192. 1 1 „(el). Lambecii Rer. Hamb. II 38. «> LlNDKbr'og. Script./Sepf. > . ■>'•-> 1 . " '* L 3  X66 JSegénde Hoofddeel. Tiendens. Hagbcii Boehm. Chron. 318. CO MiRisus II 1000. één by voorb.van 10 Pond, 10 Scbell. eh 38 kapoenen. Capones firmati betekent misfchien gemeste. 'C*) 1249. Lunig XVII 305. „ dchCenfüs betaalt (0). " De Koning van Bohemen zelfs, toen hy den Hongaarfchen Oorlog in 'tzin had, leide allen zynen Amptenaaren een'Koorn-thyns op (b). In Brabant voldeed men hem fomtyds gedeeltelyk in kapoenen (c). Het .laatfte hoofdfoort van belastingen op vaste goederen, van welk wy handelen wilden, zyn de Tiendens, die in 'tvoorbygaan reeds zoo dikwyls hebben moeten genoemd worden. Men- weet, dat het een inkomen van de voortbrengfelen der Landeryen was, oorfpronkelyk door de Geestelykheid bezeten, en langfaamerhand voor een gedeelte ook in de handen der waereldlyken geraakt, niet zonder dat deswegen van tyd tot tyd tusfchen beiderlei Ryksbewooners onëenigheden reezan. Enkel komen evenwel, gelyk zoo even bjyken zal, ook Tiendens van huizen voor. Van tuinen, parken Qndagines)y kreupelbosfchen,.wyngaarden, visfcheryen, vee en voeder voor vee wierden zy mede fomtyds genooten (d). Wy  Fl na ji tien en :MüNT. l6j Wy hebben verfcheidene Contracten en bepaalingen omtrent het recht van Tiendens te heften , uit dit tydperk overig. Van een der voornaamften, 't geen naamentlyk tusfchen den Bisfchop van Lubeck en de Graaven van Holftein' geflooten wierdt, is boven reeds 'teen ander aangehaald. Van elke Hoeve bebouwd of onbebouwd (zo ze flechts bebouwd kon worden ) of braak liggende , moesten in een zeker Diftrift 4 maatéfl zuivere tarwe aan Tiende betaald worden > en wel volgens die maate, met welke men tot nu toe gewoon is- geweest de Tiende te meeten. De Graaven droegen op zeker Land,goed $ Hoeven aan de Kerk op , werwaards alle Vafallen ( homines) van het Oldenburgsch Gebied 'sjaarlyks op eigen kosten hunne Tiendens brengen moesten. Op de 6 Duitfche en -3 andere Dorpen zou de Kerk thans de 4 maaten tarwe van de Hoeve alleen genieten, in plaats dat zy te vooren de 6 maat gerst diej'er van den Akker (aratrum) betaald wierden, met de Graaven deelde. Ook ;erkenden zy, dat zy door geheel Oldenburg geen Tiendens van de Kerk te leen hielden, of aan anderen te leen konden geeven, behalven in 2 Dorpen, daar zy de helft deezer inkomfte trokken (a). Een van deeze zelfde Graaven verpandde ook om- f>J Lvnic XYII 305. L 4  i6"8 Negende Hoofddeel, omtrent dien tyd met zynes Broeders bekrachtiging aan den Bisfchop cn den Cantor der Lubeckfche Kerk voor 300 Mark, om binnen korten tyd ingelost te worden of aan hen - te vervallen, de Tiendens van zekere Dorpen, en de helft in .die van 3 Dorpen, 't geen de decima ag aria was; tevens met die van elk Novale of. nieuw Dorp (viïla) dat 'er op de eene of andere wyze gekomen was (a). . Uit hondert voorbeelden blykt, dat de iiendens thans meenigmaal flechts losfe bezittingen waren, die door allerlei foort van Vervreemding (*) allengskens in geheel andere handen, welke tot de goederen zei ven geen.de minfte betrekking meer hadden waren overgebracht. Wy ontmoeten een' Kidder, die fchoon hy niet gelukkig in zyne vorderingen, flaa-gde, uit naarn zyner Vrouw op de Tiendens van zyne eigene en van andere goederen aanfnraak maak. te (Oj en wy zien eene Parochie aan een Klooster met die bepaaling fchenken, dat de iiende aan den wettigen eigenaar zoude - biy- ' '•' •• ••"»» • c nablsid I (tf) i*4P- Ibid. 3C6. j£> Vo°« ce.j2r Tiende die vlocht Wc# scheid. Or CucipL IV 243; van een, arnlere diü «1 leen en achterleen gehouden wierdt, ibid. 2*7. CO 1249. Lvnig it$é rr*'~ z ■ ' > )  FlNANTIEN EN Mü NT. ÏÖQ blyven («). Boven reeds hebben wy vernomen, dat de Paus aan een Klooster te Namen vergunde, om Tiendens, die hun oorfpronkelyk toebehoorden, van particulieren in te losfen. En de Bisfchop van Utrecht, "om dat de Canones godvruchtiglyk bevolen hadden, dat men de Tiendens uit de handen der leeken moest inlosfen ten gebruike der Kerken, daar zy als de fchattingen, aan de armen op te brengen, behoorden befchouwd worden, geeft het eigendom der Tfende van 4 huizen,1 waar van een' Edelman die 'er mee beleend geweest was had afgezien, aan het Capittel van Zutphen (£). Of men van nieuw aangebouwde of aan te bouwene akkeren ook Tiendens moest leveren, en wien ze toebehoorden1,- was om deezen tyd tusfchen veclen een geduurige twistappel. In Brabant, wees de Paus | der Novale Tiendens aan den Hertog toe, en | aan de Pastoors der Parochiën waar de velden.in lagen (£_).' ln het Keulfche in .(Vs rzh~ . s 't te-, g^fóatfri 'tejj rt&toiJ n*V {ocDteidati&Aad O) 1253. Gdb. c. d. II 95. 1 1255. Bond. 501. (O M(ir^us II 12,55. Elders echter (v. IIeurv JHft. v. d. Bosch) wordt gezegd, dat de Bisfchop van Luik den Hertog van Brabant in den ban deed, om $at hy zich de gemeene weide aanmaatigde, en de novaale Tkniens aan de Gresteh&heid onthielde L 5.  i?o Negende Hoofddeel. 't tegendeel dwong hy eenige Heeren,, die ze zich wilden aan maatigen, ze aan de^ Kerken af te ftaan.fa). In eene Overeenkomst tusfchen den Graaf van Gelder en hett Capittel. van St. Marie te Utrecht wegens* landeryen op dc Veluwe wordt vastgefteld:: dat zo het Capittel eenig oudhoevig land,, dat is 't welk reeds te vooren bebouwd was; geweest, en waar van het Tiendens trok,, uitbreidde, de Graaf daar nimmer Tiendens i van neemen zou: doch zo het van 's Graaven wpefteny of , gemeente" iets aan zich trok , zoude het verplicht zyn ze hem van hetzelve op te brengen (b). Menigvuldig zyn de voorbeelden zoo van waereldlyke als geestelyke Vorsten, die van deeze meer dan anderen drukkende belasting,• daar $e allen onderneemingsgeest in den akkerbouw uitdoofde, afftand gedaan hebben. De Graaf van Bentheim ziet af van ai het recht dat hem in d^Novalia, door de bewooneren van zeker, huis, dat aan een Klooster behoorde, kon toekomen: 't zy in Tiendens, *t zy in andere opkomften (c\ De Aartsbisfchop van Keulen gaf insgelyks zyn recht op dezelven in zeker landgoed kin .: • r 4 de Ca) 1254. LüNi» XVII S7S. tb) Bond. 509. A«, 1255. CO 1254. JuN&n Sift. Bmh. in frtim. p. nl  FlNANTTEN EN MüNT. l~l de Abdy van Rode over (a); en aan die Ivail Marienkamp by Koeverden fchonk de fl Bisfchop van Utrecht de grootc en kleine iTiendens, die van het bebouwen dernicu: we landen zouden kunnen voortkomen (b). j Van de Noyalia der Falckenhagenfche .Nonnen, die zy zeiven bebouwd hadden, mocht niemand Tiendens eisfchen, mits ze 'er ook niemand te vooren van genooten had (c). De Castelein van Sachfenhagen eindelyk en zekere, nieuwe Kerk zouden eik 2 Hoeven vry hebben van de Novalia die nog door het ploegyzer bewerkt moesten worden (¥). 'Er zyn ook nog inkomften van Novaale landen, onder den naam van Warafchetum bekend (e). Zoo hieldt de Heer van Oudenaarde een' Thyns van de Abdy van St. Corne'li Munfter te leen, welken hy uit de helft van al het Warafchetum in 2 Dorpen trok (ƒ). Ook van Negendens wordt hier en daar ge- rr ■■ :i aib .' ;. .' I i -d. 3-lÖs 1 1 •' C<0 124?. MlR/EUS iv 409. (b~) 1252. Oudh. v. Deventer ii 345. (f) 1249. Schaten. Ann. Paderb. ii 63. C<0 1253. lunig xvii 114. (O Ducange ad h. V. ' (ƒ) 1248. Lunig xix 1189.  mi. Allerlei andere belastingencn tukken van in— fcemften. (O 1248. Iïerrg^tt GcneaL Haksb. II 28.8. 172 Negende Hoofddeel. gefproken. De burgers van Grevenmachern zouden den . Graaf van Luxemburg dc 9de fchoof van hun koorn, en den oden korf van hunne wyngaarden overlaaten: mogende zy noch 't een noch 't ander inzamelen, eer aan 'sGraaven rechten voldaan was (a); en 't is denkelyk ook in deezen zin dat Keizerin Agnes aan 't Klooster St. Petersberg by Goslar het odc gedeelte van den honig op eenige landgoederen gefchonken had, welke gift Idoor den Koning bekrachtigd wierdt (b). Behalven de tot nu toe behandelde hoofd^ belastingen op landeryen , komen 'er hier en daar nog eenige minder gewoonen, benevens eenige andere takken van inkomften' uit het land ontfpruitende voor, van wel^ ken ik thans nog in 't voorbygaan iets zeggen moet. . . v Stipendium en Colleéla zyn algemeene woorden, docii waar van het laatfte althans veel van liggende gronden gebezigd wordt. Vry van alle betaaling van die beiden geeft de Graaf van Habsburg aan het Hospitaal van St. Jan' eene erve met een' appelboomgaard te Lauffenburg v(0; en de Ko. C«) 1252. Bertholeï Hifi. du lii.w Vj>t: 38, CO 1252. Goflttr. antiq. 44.  FlNANTIEN EN MUNT. I?3 Koning van Bohemen wordt gezegd in 1250 eene ColleSta door geheel zyn Ryk te hebben ingezameld, van eiken beploegden akker (aratura) iets ontvangende (a). Inde Culmfche Handveste zien wy de burgers ontheffen van alle onrechtvaerdige ColkÜae, 'van gedwongene inlegeringen, en van alle onbehoorlyke afeisfchingen ten opzicht van al hunne goederen (b). Door Terragium verftond men insgelyks zeker landgeld. Een Nonnenklooster in het Luxemburgfche ontving het Terragium van Happife, zoo omtrent het geheele Vinagiwn van dat Goed, als in 't geen de reeds gebouwde of nog te bouwene landeryen zonder uitzondering zouden opbrengen CO* Dit Vinagium wederom was een Thyns, die , wegens een fchatting - plichtig ftuk wyngaards, in het voortbrengfel zelve betaald wierdt (d). De Graaf van Luxemburg verklaart 'er eene Abdy op één zyner Goederen vry van (e> Wy Qay Cont. Go'stó* Prag. 73(Z>) Baczko I 282, 379(c) 1253. MiRffius IV 245. (rf) Ducange: fchoon het volgens hem ook wel eens Heerendienst, van wyn met wagens en paerden te karren, aanduidt. (<0 Berth olet V pr. 45.  174 Negende Hoofddeel. Wy hebben reeds in een voorig Hoofddeel van Angarte gefproken, en ze voorgefteld als doorgaans Heerendienften aanduidende, die in het leveren van wagens of' osfen tot Corvèes beftonden. Zy betekenen echter ook meenigmaal ieder ander foort van dwang; fomwylen lasten aan akkers of perfoonen opgelegd f». In deeZen zin mocht Duisburg in. een nabuurig bosch het benoodigde hout en fteen tot haar gebruik , uit houwen, zonder 'er iets voor te betaalen coafti aut angariati (b). Ufagium of ufuarium, dat eigentlyk niets meerder zegt dan het gebruik van iets, wordt veel op het genot van bosfchen toegepast, en met pafuagium (of t geen men voor 't weiden van beesten betaalde) verbonden. Zoo wordt aan dat Nonnenklooster waarvan ik zoo even fprak, het Ufuagium bekrachtigd tot het opbouwen haarer fchuuren met derzelver toebehooren, overal daar het Dorp (de villa) van Aisfe het Ufuarium had; gelyk mede in de bosfchen van den gantfchen Ban van Anfelieres tot al haare behoeftens, haare huizen, fchuuren en fchaapftallen, gebouwd of nog te bouwen, die tot het Sticht behoorden; ein- delyk («) DujCANGE. d. A V248' TEtïCHÏNUACHS* dMH. Cliv. i» C.  FlNAMTIEN EN MüNT. I7S i delyk ook de weide voor allerlei foort van I dieren in die bosfchen, en het Ufétghm zoo i van akers als beukjes tot voor 100 varkens ({toe, zonder betaaling van Pafuagium (a). - Welk een aanzienlyk gedeelte hunner bei zittingen de Landsheerén uit de boetens ] en breuken "hunner ingezetenen trokken, i is uit de wetten ten overvloede gebleeken. ] lk voeg hier enkel by, dat te Goldberg de | Vredefchelling geheel ten nutte der Stad I was, en in het recht van Geleiie beftond, in I de contributie by het aanvaarden van het I burgerrecht, in het befchermgeld der burI gers, als mede in de geringe ftraf by de I Laager-gerechten (£). Deezen VredeI fchelling ftonden ook de Graaven van I Holftein aan de Stad Hamburg af («)• Voorts genoot de Bisfchop van Worms van den Schout zyner Hoofdftad jaarlyks op St. Maarten 16 Ponden (d). Door het recht van Geleite, dat ik zoo even noemde, verftond men dat van eene fomme op den reiziger te mogen heffen, voor welke hy beide voor zyn' perfoon en (*) MlR-EUS l c. {b') 1248. Franck^//. ». veues Mecklenb.IV 191, (c) Traziger) Chren. Hamb. ap. West? haleK Qfonunt. ined. II taï^. Cd) Schannat Hift. fVormat. in probatt. f, ia*  i?6 Ne gendse^ Hoofddeel. en zyne goederen de hulp der ftèrke hand! tegen allen aanval, en veiligheid op zynetochten verkreeg: eene belasting, die zol men flechts de voorwaarden nakwam, in zulke roofzieke tyden gaarne wierdt opgebracht. Men vindt op den Rhyn vam een leen, 't welk den naam van Geleite*. droeg, melding gemaakt O). Mogelyk was; bet een ontheffing van deeze belasting,, wanneer de Graaf van Catzenellenbogen aan een Klooster verklaart het zelve onder zyn vrygeleide te neemen (b). Onder het woord van Innungen begreep men de inkomften der Gildens in de Steden, by eengezameld uit het geen de leden waar uit deeze Gildens beflonden, 'er toe opbrachten CO- -De Bisfchop van Havelberg ftond | daarvan, die hem als Opperheer (jan principali) toe kwamen, aan Witftock af, om 'er het welzyn der Stad van te bezorgen (dj. Wachtgeld, gemeenlyk Vigilia geheeten, fchynt insgelyks een ftedelyke belasting geweest te zyn. Onder de vryheden van die (<0 1249. Lunig XIV 467. . O) 1252. WEKCKS.JIef. Lands-gefch., m C. D. f>. 2 De villa Oud Boren 125 (e). 'Er blyft my nu, daar ik omtrent het opleggen en-ontdaan van belastingen, zo© -wel als het belecnen daar mede, in geen herhaalingen wil vallen, om deeze ftof te -voldingen niet anders overig, dan van de . wyze van heffen hier nog iets • by te voegen. - Wy hebben ;in 't voorbygaan reeds hier en daar aan eenige perfoonen gedacht, wien het opgedraagen was ze te ontvangen en. te verantwoorden. Te Aken zagen wy reeds vroeg j dat het de Keizerlyke Rech_ ters waren, aan welken de Koning verboodt den burgrren belastingen af te vorderen; en hoe zich de Advocaaten fomtyds hier in gedroegen > is ons mede in een i-voorig; Hoofddeel gebleekcn. Te Mühl. hamen troffen wy .een lol-ampt en hier (*) Gob. I 641. (*) '253- ScHATEN. ii 72. CO ia55' Schoepfl. Alf. tllujlr. II 553. (/) 1252.' Güd. I 625. CO "55. Ludw. I 77-  FlNA'NTÏEN EN MüNT.- l8r hier (a) en elders Tollenaars aan. Dan waren het in 't algemeen bediendens,- dan wederom mochten de Ve&ores van de Heeren van Strahlenberg, gemeenlyk Schoten genoemd, aan een met tolvryheid bevoorrecht Klooster geen' penning afneemen (b j. De Graaf van Catzenellebogen geeft in een dergelyk geval zynen Commisfarisfen of Amptenaaren (Procuratores feu Officiales'), of Slotvoogden of Tollenaars of derzelver bediendens eenen zulken last(c> De Hertog van Oostenryk noemt by het invorderen van de Steuer te Neuftadt en Gracz zyne Amptenaaren in 't gemeen (i): doch in eene vry verklaaring, die wy aangehaald hebben, noemt by zyne Dienstmannen, Moutenaars en Rechters; en gebiedt hen tegen zyne vergunning niet aan te gaan (e)- Opzieners en Amptenaaren QPrcepoJiti Officiales) ftaan met dat zelfde oogmerk in een' Brief van den Graaf van 6 Grai- (a) Lunig XIII 1426, Gudeni Syll. 314. (£) 1252. Gudeni Syll. 212. (O Wencks Hef. Laxds-gefch. in C D, p. 20. A°. I252- (rf) 1252. De Galantha Diphmatar. Sacr. Duc. Styr. II 23. CO *35V Chron. Lunaelac. I 150. M 3  i8a Negende Hoofddeel. Graifesbach opgetekend («). Ia Piemont waren het de Vafallen des Graaven van Savoyen, die hora of zynen Stadhouders verantwoording doen moesten wegens alle in. komften (è); en de Bisfchop van Utrecht liet de 100 Mark Keulsch, die hy voorden tol te Smitshuzen bekomen had, door eenige Vafallen heffen om 'er bezittingenvoor te bekomen (<;)• Ik vinde nog ergens van eenige Edelen gewag, die onder de benoeming van Forarii des Graaven van Hohenloh voorkomen (d). Zy gingen in tyd van oorlog rond, en deeden allerlei afvorderingen ten behoeve van een legér, vooral ten opzichte der fpyziging van men fchen en vee (e). De Overeenkomst tusfchen den Aartsbisfchop van Keulen en die Stad (ƒ), té vooren door ons- medegedeeld; en de bepaaling te Hildesheim , dat iemand dan flechts door den Tollenaar kon vastgehouden CO 1255. Lunig XVIII 329. (£) 1252. Corps Dipl. I 20*. CO I2S5- Bokdam 502. CO Ludew. II 228. C#") Zie Ducange. Hun naam komt vui Fodrum: van daar fourragie tn foariërs. Cf) Lunig XVI 918.  FlNAN TIEN EN M Ü N T. Io^ den worden, wanneer hy reeds den tol voorby gevaaren was O): leeren ons ten overvloede, gelyk wy 'er ook buiten deeze voorbeelden niet aan twyffelen zouden, dat het Huiken geen nieuwe weetenfchap is, en dat men zich ook toen heeft poogen optedringen, dat het verkorten of inhouden van de rechten eenes Landsheers, voor al van die der Oppermacht waar aan men zelve gehoorzaamt, een minder fchandelyke diefftal zy, dan dien men zich omtrent een' medeburger mocht veroorlooven. De Schatkist des Konings draagt door elkander den naam van Fiscus of Camera. Alle boetens wegens 't overtreedcn zyner bevelen worden derwaards heen geweezen; en toen hy. alles, wat in de goederen van Eccelinus van Romano aan het Ryk pf zynen Fiscus behoorde, aan deszelfs Broeder Albericus fchonk (i), koomt het my voor, dat hy door beide deeze benoemingen het zelfde poogt aan te duiden. Ook de lchatkist der Duitfche Vorsten heette hunne Canura O;. Met een Verdrag, tUSfj (a) Scheib. Gr. Guelph. IV 243. (A) 1250 R.ayn/.ldus XIII 6Ö4. (c) Van bier wordt 'er ook te Utrecht eens gefproken, by gelegenheid eener fomme gelds die te betaalen ftond, van het Officium der Kamer van een Capittel. 1255. Bondam 502. M 4  XII. HOLLANT SN ZEElANh. B5- lastingen m 't algefceen. (*) 1:52. Gud. C D. I fijjj, fff Negende Hoofddeel. tusfchen den Aartsbisfchop van Mayntz en den Graaf van Ziegcnheim geflooten (a), zal ik dit Artikel eindigen en deeze ftelling ftaaven. De Geestelyke Vorst belooft 400 Mark aan den Graaf te zullen betaalen, zoo dra zyne Kerk tot een ruimer beftaan zoude geraakt zyn. De Graaf verklaart daarentegen zich te vrede te zullen houden met de fom eerst dan geheel te ontvangen , als de Aartsbisfchop op eens 2000 JVIark té gelyk gebeurd had; of 300 als 'er zich 1500, of 200 als 'er zich 1000, of* 100 als 'er zich 500 in zyne Cimera bevonden. Anders zou de Graaf 40 Mark aan opkomst van goederen, of 50 van leenen langs den Rhyn genieten. Zoo dra hy 12 Mark van die leenen ontvangen had, zoii hy den Aartsbisfchop van 100 Mark ontdaan; en altoos ftond hef deezen laatsten vry , om door'de betaaling der volle fom van 40a de leenen weder in 'te koopen. Verfcheiden bladzyden der voorige Deelen van dit Werk zoude ik moeten uitfebryven, indien ik by het behandelen van den ftaat der Hollandfche en Zeeuwfche inkomften alle de vergunningen en bepaalingen des Graaven hier 'op nieuws als voorbeelden wilde te boek ftellen. Ik zal my vergenoegen met het voornaamfte aan 'te flippen, nog  FlNANTIBN EN Mü" NT. lS5 po» onaangeroerde bewyzen 'er by te voegen, algemeene regels op te geeven, en voorts de plaatfen, waar alles jn de Gefchiedenis zelve uitvoeriger verhaald is, te noemen. Zyne aan eenige Kloosteren toegeftaane ontheffing, wegens een bepaald ftuk gronds, van allerlei afvordering of bezwaar (exactio, gravamen), dat den lande kan opgelegd worden en gewoonlyk opgelegd wordt, of gelyk het ook wel eens luidt, waai mede andere ftukken gronds bezwaard worden(a); des Pausfen goedvinden, dat noch Geestelyke noch waereldlyke perfoonen van de Egmondfche Abdy nieuwe of onbehoorlyke fchatttingen mochten eisfchen (b)', de op» komften van het halve Alkmaar eersc tot het jaarlyksch gebruik des Graaven door dat zelfde Egmond afgeftaan (f), en daarna de gantfche Stad voor 10 jaaren van alle rnogelyke lasten vry verklaard (<0; die van Moordrecht eindelyk, boven andere lieden van des Graaven Gebied, insgelyks van alle belastingen en afvorderingen onthe. , ■ ven CV) Klwit 632, 653» 5). Uit die vam Walcheren gaf de Burggraaf aan zyn" Broeder Hugo 30 Mark 'sjaarlyks te leen (V). ■ Taille en Schot waren belastingen op> landeryen, die, weinig van elkander 011-. derfcheiden , fomtyds wel voorkomen als: geheel het zelfde beduidende: gelyk wan. ■ neer 'er ergens ftaat; Ta lles, 't welk ge- ■ meenlyk Se!.ot genoemd wordt (d). Men vindt byna flechts in d? Zeeuwfche Gunstbrieven van dezelven melding gemaakt. Alleenlyk ftaat 'er in dien aan de Kerk van Thofan, dat zy daar van zoo wel als van alle Bede wegens al hunne bezittingen in Holland, Zeeland of elders vry zoudqn zyn: doch daarop volgt weder, dat, wat hunne nog te verkrygene landeryen be^ treft-, zy, zoo dikwyls des Graaven landen m Zeelmi Tai'lss of Beden opbrachten, roet de Ontvangers der Taillen en 's Graa-, ren Baiiluvven moesten afrekenen , en de door  FlNANTlEN EN MüNT. l8ö door den Graaf vastgeftelde Taillen en niet meerder t>etaaien, niet tegenftaande de tegenfpraak der Schouten (o> Men kan terzelver tyd uit die woorden: zoo dikwyls, opmaaken, dat zo het een en ander al vaste jaarlykfche belastingen geweest zyn, zy ten minften by fommige gelegenheden^ ook buitengewoon gevorderd wierden. 't Is noodeloos hier andere dergelyke vryverklaarin?.en des Graaven van Taille of van alle Schot voor eene bepaalde hoeveelheid lands ter neer te ftellen (*). Van Wulfert van Maalftede vinde ik ook, dat hy aan een Klooster in Zuidbeveland 25 Maaten (m-furas) lands gaf, vry van het Schot des Graaven CO- Voorts wordt in de Middelburgfche Keuren van het ftaan in den Schotbrief, en in de Zierikzeefche van Schot en Lot in de Stad te gelden gfffprqken: 't een en ander was 'er noodig om tot getuigenis toegelaaten te worden. De Cmfus. of Thyns is elders reeds, geheel behandeld, en van de Tiendens i§, veel gezegd. Men heeft zfe dikwyls in* groote en •kleine Tiénden zien ohderfcheiden I die; niet zcl- (O 1248. Mieris I 254. (O Zie Kluit 567, 610, 653 , Qudh. van. Zeel. H 137. CO Kluit go§. XV. Tiende.  190 Negende Hoofddeel. zelden faam gevoegd worden: gelyk de HeerI van Putten ze beiden aan eenige Nonnen! in Noordbeveland gaf («), Te Reesveld wordt van eene waare en rtchte. Tiende gefproken (*); te Oestgeest van Tiendensi met derzelver toebehooren (c); cn omi deeze reden op meer dan ééne plaats vam alle Tiendens of Vertiening. De Bisfchop: van Utrecht ., om 'er een voorbeeld van aam te haaien, bevrydde daarvan het land vam Alabran?iv»ard, een eigendom der Kerk vam onze'lieve Vrouw van Thofan (d> Dehi Landsheer hebben wy byna door het gant-fche Graaffchap Tiendens zien bezitten, cn ze naar welgevallen verruilen, fplitfen, hè-leenen, in gebruik of in eigendom we». ■ fchenken; fomwylen land verkoopen, doch de Tiende zich voorbehouden (e); fomwylen weder zyne Tiendens aanwyzen, od dat CO v. d. Hobve ^1241. Zie andere voorbeelden Mieris i 212. Kluit 670. en ons II D. p -20 .'Er komen echter afzonderlyk groote Tie«dens te Verho'tt' •Mieris i 293, cn kleine te Haarlem &c. voor. '7 ons Cod. Dipl. op Oft. 1252. CO Ons ii D. 35Ó. CO Mieris i 212. CO 1248. Mieris I 251. Zie ook ons Cod. D^ op den 17 Maart 1254. r* CO Zie by voorb. onit II D p. 320 én 356.  Finantien en Munt. 1-9i dut 'er door anderen iets uit genooten mocht worden (a)> eens eindelyk het gefchil met Utrecht over eene dergelyke bezitting aan Scheidsmannen opdraagen (b). Zoo bekrachtigde hy ook die van anderen ( c), en maakte fchikkingen omtrent de wyze hoe ze dèèzen te heffen hadden. Aan de Middelburgfche Abdy by voorbeeld ftond hy toe , dat Simon van Subburg de Tiendens die haar in Westfubburg behoorden, door zvne bediendens in 't hof der Abdy moest laaten brengen (dj. Voorts bevonden zich de'Tiendens ook hier in allerlei handen, van waereldlyken zoo wel als van Geestelyken; en zy leefden 'er mede gelyk met ieder ander eigen goed. De Heer van 'Noordwyk bezat ze op 100 Morgen lands tusfchen Veen en Warmond (e). De Hoer van Putten gaf land aan i Vafallen met de verticning (ƒ), cn 15 maaten .Tiendens by Kapelle in Zuidbeveland aan t Klooster Je- • ,' Bév bl&lfïW OMfhOBl .1'JJ:>,r/ (i) Mieris I 253. CZ>) Kluit 636. CO Van Egmond. Mieris I 253. C Van die der nieuw aangewonnen landen vinde ik dikwyls gewag gemaakt. Aleid, Weduwe van Dirk Vit., gaf reeds aan Rhynsburg 2 Pond Hol!, des Jaars van de Tienden der nieuwe Villa die Sconendorp genoemd wordt (d): gelyk dit Klooster daarna voor eeuwig van den Bisfchop van Utrecht de nieuwe groote en kleine Tienden kreeg van 2co Gemet land, 't welk het in Walcheren eerst aangewonnen of ingedykt had (e). Deeze Kerkvoogd fchonk ook aan zyn Capittel van St. Pieter Tiendens van nieuwe landen in Walcheren, welke de Priesterlyken genoemd wierden (ƒ): gelyk mede elke groo- (a) Mieris I 238. CO Zie onzen Cod. Dipl. op den 6* Maart U45. CO Vergelyk Oudh. van Delft 441. CO 1237. Kluit 479 en Mieris I 213. CO Kluit 517. en onzen Cod. Dipl. op den 11 Aug. 1248. CO 1245. Mieris I a»8. IV. Deel. N  i§4 Negende Hoofdbeel. groote en kleine Tiende, uit de Novaale landen voorkomende, die Nicolaas vam Futten reeds bebouwd had, of die hy of? anderen naderhand bebouwen zouden ini Berwoudesmur, en in alle de verdere plaat-fen die aan Nicolaas of zyne Opvolgers toe- ■ behoorden (a). Egmond wierdt in de Pausfelyke Bul, van welke wy zoo even fpraken, ook van de Tiendens haarer nieuw aangewonnen landen ontheven : doch zy genoot ze van die der anderen. Aan Dirk van Haarlem, by voorbeeld, gaf zy f der Tiendens van zulke landen, Rotiand geheeten, van de kerken van Voorhout, Noordwyk en Sasfem af tot de helft van het Allartsbosch en van de Zee tot het Leydfche Meir ( behalven de Tiende in Eröuck by Sasfem) 't welk haar alles te vooren in vollen eigendom toekwam, onder zekere voorwaarde te leen: met belofte, zo hy 'er eenige moeijelykheid om ondergaan mocht, hem fchadeloos te zullen ftellen (i). Ik merk, ter voltooijing deezer ftoffe nog enkel aan, dat men 'er ook bier te Lande op bedacht begon te zyn, om de Tiendens weder tot de Geestelykheid, die 'er de oorfpronkelyke eisfchen op vormde, te rug te brengen. Het voorbeeld der Westkappel- fche O) 1237. Mieris I 213. O) 1*49. Mieris I 25*.  FlNANTlEN EN MUNT. 195 fche Tiende, zbö even aangehaald, ftaaft dit reeds eenigfints; nog meer de Pausfeïyke vergunning aan Egmond, om de Tienden hunner Kerk, welken in handen van andere lieden gekomen waren, weer in te mogen losfen (a). Dan, dat of de poogingen daar toe fomwylen onvermogend geweest zyn, of het belang der Kloosteren dit niet fteeds gevorderd hebbe, is insgelyks pas even gebleeken. Toen de Tiendens van Westfriesland aan den Koning voor altoos wierden afgeftaan, weet men, dat de Paus ze na 5 jaaren den wettigen eigenaaren weer wilde ter hand gefield hebben. Wat andere belastingen op landeryen betreft : wy hebben 'er te Delft nog tweederlei aangetroffen, van welke beiden de Landsheer de burgeren ontfloeg: de ééne was, dat hy de pacht der erven binnen de Stad had kunnen vermeerderen; de andere beftond in het geld, dat zy by aanneeming van huurlanden onder de Vryheid gelegen, 't zy by koop of by erfFenis, gewoon waren te geeven, en dat den naam van Landwinning droeg. Het fchynt cenigfins vreemd, dat de verplichting den Landeryen, Steden, of Dor'pen opgelegd, om zoo veel man of fche- pen O) Mieris I 238. N a xvi. Andere belastingen Dp landeryen.  XVII. Tollen. 1 196 Negevde Hoofddeel. pen tot des Graaven heir-tocht te leveren, meest in éénen adem met Taille, Bede en dergelyke belastingen genoemd wordt, 't zy dan by de vry verklaaringen van dit alles ,'t zy wanneer by zulk eene gunstbewyzing de heirtocht van 't overige alleen wordt uitgezonderd O): doch wanneer ook het recht op deeze dienften als een gevolg van het landeigendom befchouwd wordt, verklaart zich alles van zelve. Ontheffingen van Tol door Willems geheel Gebied, te water zoo wel als te land, of gelyk 'er in de 's Graavenzandfche Keur gezegd wordt, overal in de Graatfèlykheid van Holland, wegens alle goederen, hebben wy onzen Vorst aan eenige Steden van dit Gewest (ft) en aan eenige daar buiten gelegene Kloosters CO zien fchenken; aan deeze laatften echter fomtyds met bepaalingen: gelyk van koorn, hout, {leenen of 't geen zy tot hun gebruik (d) — by GO Zie de voorbeelden in het 7de Hoofdd. daarvaH lygebracht. CO Haarlem, Alkmaar Delft en 'sGraavezande. CO Onder anderen Thofan by Brugge, 't welk veee goederen hier te Lande bezat. Mieri» I 2*4, Ma. ■ienweerd kreeg ook eene dergelyke vergunning. lis I 2512. A°. 1255.  FlNANTIEN EN MüNT. IOf by anderen 't geen zy tot hunne eetenswaaren («) noodig hadden en van hier lieten komen; Affligem voor 20 vaten wyn des jaars (b). De verfchillende benoemingen van het jus vionogU, calctagii, pedagii & pajfagiii welke wy boven verklaard hebben, komen voor inWillems Gunstbrief aan de Abdy van Villers, die van dit alles, wegens 't geen zy tot haar eigen gebruik in Holland en Zeeland kocht , mitsgaders van de' daarmede gelaadene fchepen , vryheid kreeg (c). Den Brandenburgeren zagen wy ook dat geen meer Tol of peage dan aan die van Lubeck mocht afgeëischt worden, zoo dikwyls zy met goederen dóór de a Graaffchappen doortrokken (d). Ammerss, NiemaDsvriend en Geervliet zyn de plaatfen, welker Tol het vermaardfte geweest most zyn. Wy kennen reeds de GraafTelyke vergunningen aan het Daitfche Huis: in 1248, om ioo vaten wyn of iets van dezelfde waarde voorby de 2 eerfte dee- («O Harkenrode. 1248. Zie ons II D. 325. O) Zie OM II D. 379. (O Zie ons N D. 380. C<0 Bbgkhahhs Hifi. Befehr, f. Branieni, P, IV. p. 1138. N 3  19? Negende Hoofddeel. deezer plaatfen vry te mogen vaaren; en vier jaaren laater, om aan geen van drieën, zelfs ingeval van vervreemding, te kunnen opgehouden worden wegens het voorby voeren van geld, brood en wyn (a). In eene dergelyke ontheffing voor die van Dordrecht, behalven van wyn, lakens, ftaal en yzer, en van den halven Tol van zouten mondkost, worden de Graaffelyke Tollen van Moordrecht en Almsvoet by die van Ammers en Niemansvriend gevoegd (b). Uit het geen deeze laatfte plaats opleverde, wierden fomtyds kleinigheden aan gunftelingen aangeweczen : gelyk een Aam wyn aan de Abdy van Bern door den Landsheer (O, cn 5 Pond Hollandsch aan het D. Huis, zoo lang zeker Priester leefde,door de Weduwe Adelheid (d). Wat de Tol van Geervliet ten naaften by opgebracht nebbe, is ons uit den Verpandingsbrief van denzelven gcbleeken. Evenwel wordt 'er bygevoegd , dat zo de 400 Mark 's jaars,'die de Graaf van Henneberg 'er uit trekken zoude, tot de afbetaaling toe der 4000 waarCO Zie ons II D. 324. Mieris I 270. CO 1249. Mieris I 255. {O 1242. -Kerkel. Oudh. jp Utr. III 6%. Cd) 124a. Register van het D. Huis v. Utr.  Fin antiek en Munt. 199 waarvoor het verpand was, 'er niet uit konden gevonden worden, de Tol van Ammers dit gebrek zou vervullen (a). Dat de kooplieden van Lubeck en Hamburg hier dikwyls met hunne waaren voorbyvoeren, en f per Cent -van den eerften koop by eede betaalen moesten, en in het terug komen met Vlaamfche lakenen 1 fchell. van de baal van één foort, zullen wy in de Byvoegefels tot dit Deel moeten mededeelen. Zy zoo wel als die van Dortmund kreegen buiten dien, wanneer zy ter zee zyn Gebied aandeeden, waar dit ook zyn mocht, tolvryheid behagen van I per Ct. Van dien vóór Hcusden is by meer als ééne gelegenheid gefproken. Een Dordsch fchip betaalde hier aan den Heer van Heusden, eigenaar van deezen Tol, voor een half 100 zout, a penn.Holl. in 't opvaaren en één in 't wederom komen; voor meer, 6 penn. beide reizen; voor andere waaren gaf men volgens recht. Op 't voorbyvaaren ftond een boete. De tollenaar moest den fchipper of koopman op zyn woord geloov'éri en zyne reize iaaten vervolgen: doch dacht hyden Tol verkort, dan moest hy zich, zoo als wy reeds boven verhaald hebben, by Sche- O) Ons II D. 35a. A°. 1249. Reeds te vooren (in 1235) was ook uit deezen tol geld aan andere» «Mjyreweezeii. Zie ons I D. 122. N 4  *oo Negende Hoofddeel. Schepenen van Dordrecht bezwaaren, welken, indien hy gelyk had, fchip en goed verbeurd zouden verklaaren ten voordeele van den Heer van Heusden. Zo iemand buiten ftorm of ysgang den Tol voorby voer tot aan den toren te Aalburg, moest hy dubbeld vertollen en i Pond betaalen; voer hy nog verder, zoo pntnammen hem fchip en goed O). By den koop van land verkreegen eenige Vafallen yan hunnen Landsheer een' vryen watergang door de Gouw in den Rhyn, zonder eenige afvordering van geld (b). Om de kosten van een fpui by Sparen, dam goed te maaken, zouden, de voorby vaarende fchepen naar hunne grootte ia, 8, 6" of i penning voor doorgang moeten geeven. Na dat de hoofdfom te rug gekomen was, zouden de Hollanders vry zyn, doch de vreemdelingen nog, zoo lang het den Graaf en zynen Raad goeddacht, tot het onderhoud, dien Tol blyven voor^betaalen Cc) Met de helft van Alkmaar ging ook de Tol aldaar van het £gmondfche Klooster op den Landsheer over, en hy zou met Mei lajp denzelven beginnen te trekken (d). Ein- C«) 135c MltlM I 2Ó5. tb) Zie ons i d. p. 137. a». 1344. (O Mieris i 376". '• • -o nys&sb :.rf ... o 0.;:ï ju) (O «48. Mieris' ï 553.  Fjnantien en Munt. 201 Eindelyk behoort hier toe nog de vergunning aan de Abdy der Hemelspoorte, om wegens 200 Gemeten in Zeeland, cn 't land dat zy daar nog verder verkrygen mochten, ook van Tollen ontflagen te zyn ). Dit ziet waarfchynlyk op Tollen in de buurt, waar zy anderfints wegens de voortbrenfelen dier akkers iets hadden moeten voldoen. Wanneer ik de inkomften van de botermaat te Delft, die Willem en zyne Tante aan Rhynsburg in erfrecht fchonken (b), genoemd heb, en de flachtrenten (mattattria petitiones), in plaats van welken Moordrecht op den tyd dat hunne nabuuren die opbrachten , den Graaf 3 Ponden Hollandsch ter hand zou ftellen (c): zoo fchiet 'er van andere belastingen op leevensmiddelen niets meer om hier aan te haaien over. Ook ga ik dien tak van inkomften , die uit de boetens en de Gerichtsoeffenende macht gehaald wierdt, geheel voorby. Tot de toevalligen kan ook gebracht worden , 't geen den Graaf, wanneer hy het Keizerlyk Hof bezocht, wanneer hy Ridder wierdt of huwde, geleverd moest worden. Haarlem _. en CO Zie ons II D. 347* CO 1243- Kluit mi, CO I554« Mieris 291. N 5 xviii. Andere belastingen en takken van inkomften.  xix. Perfoonen die de belastingen invorderden , en wv?e van heffing. soa Negende Hoofddeel. en Delft: waren dan tot 20 Ponden verplicht C<0; wanneer een Broeder des Graaven Ridder wierdt, of een Broeder of Zuster huwde, betaalden zy beiden r5: doch Delft gaf dit nog boven dien in geval van het huwelyk van des Graaven Zoonen en Dochtercn. . Te Alkmaar was men in de eerfte io jaaren ook van deeze giften ontjagen, doch als dan zou het met wederzydsch goedvinden worden vastgefteld. Dat de inkomften van Zeeland bewester Schelde tusfchen Holland en Vlaanderen ge, lykclyk verdeeld wierden, is op zyn' tyd uitvoerig genoeg gebleeken. De achterftallen, che de Stadhouder in 1248 der Graavinne fchuldig was , wierden op 6000 Pond gefchat. Tot de inkomften der Steden behoorde, behalven wat zy van de boetens en de onopgeëischte goederen eenes vreemdeling ontvingen, onder anderen ook 'tgeen iemand by het burger worden wierdt afgevergd • te Delft bedroeg dit niet meer dan 5 fchell. te Haarlem en 's Graavenzande maar 3. Het bevel des Konings omtrent de tolvryheid der Brandenburgers in Holland en Zeeland ging aan zyne Bailluwen, Tollenaa- ren GO Te Delft ftaat in het oorfpronkelyke 10, doek ui de vertaanng ook to.  1 FlNANTIEN EN MüNT. 10% ren en Beampten (>> Zo° wiei'de" 00} zyneBailluwen en ïollenaaren m het Graaffchap Holland en het Gebied van Zeeland (terra Zeelandite) door hem gelast de burgers van Dortmund niet hooger te bezwaaren dan die van Lubeck ( b ). 't Geen Egmond uit de Aalsmcerfche Bede wierdt toegezegd, moesten insgelyks de Graaffelyke Bailluwcn bun leveren (O- Te Texel had Willen nuntii ( wy zouden ze Commisfarisfen noemen) om de Tiendens te ontvangen ; en zoo goed als ze aan deezen aldaar wierden ter hand gefield, waren de 20 maa ten gerst die hy aan Egmond uit deeze Tiendens fchonk. Voorts hebben wy gezien , dat ze op 's Graaven kosten in het fchip van 't Klooster voor Texel gebracht moesten worden; en dat, zo hier in ten opzichte van den tyd eenig verzuim gepleegd wierdt, 6 man van 't Klooster op 's Graaven kosten zouden moogen teeren, zoo lang tot dat zy het bekomen hadden (d). In Zeeland blykt het uit een voorbeeld, pas kort te vooren aangehaald, dat 'er Ontvangers der Taille geweest zyn, en dat voor (*■) Bxckuann. /. o CO Zie onzen Cod. Dipl. op d. »J Dcc-. 1248, CO Mieris I 293. CO Mieris I 25$.  XX. ~ DlTITSCH- land. De Munt een Regaal. Algtrneenen aanmerkingenover de Munt. Munic. 204 Negende Hoofddeel. voor 'toverige de ontvangst der Graaffelyke inkomften den Bailluwen is aanbevolen geweert : .terwyl de Schouten met het innen van kleinere belastingen zich hebben bezig gehouden Ook zagen wy in de Middel! burgfche Keur, dat de Schouten den burgeren van de kosten der landen rechte rekening moesten doen voor de Stads Vierfchaar. De Vlaamfche Vorsten hadden in Zeeland bewester Schelde geen Ontvangers; hunne helft der inkomften wierdt hun door de Graaven van Holland toegezonden O). Behalven des Landsheer Amptenaaren, met dit foort van werk belast, is ons nog zoo even een Tollenaar van den Heer van Heusden voorgekomen. De Heer van Subburg had andere bediendens, die de Tiendens der Middelburgfche Abdy onder zyn Rechtsgebied in haar Hof moesten brengen f». Als een byvoegfel op dit' Hoofddeel der belastingen en inkomften zal ik 't geen tot de Munt en eenige daar mede verknochte onderwerpen behoort, laaten volgen. Het recht van geld te flaan, met al de voordeden die hetzelve opleverde, was om deezen tyd niet alleen een Keizerlyk Re- 00 Kluit I P. II p. m. w U p( iï ^ (*) Kluit 567.  Ftnantien en Munt. 205 Regaal,maar wierdt, gelyk de meeste Landsheerlyke rechten , door de eigenaaren der verfchillende Vorstendommen en Steden in den hunnen bezeten; ja zelfs voor een der belangrykfte voorrechten, en van welken men het minfte gaarne afftand zou hebben willen doen, gehouden. Wy hebben den Ka» ning driemaal van de Munt hooren fpreeken: eens toen hy den Graaf van Savoyen toeftond door zyn geheel Gebied die op nieuws te mogen flaan (*); nog eens toen de oudfte Fiefchi van hem verlof kreeg overal in ftalien allerlei Munt, die Keizer-, lyke genoemd wordt, met 'sKeizers naam en borstbeeld, en die alom gelden zoude, te mogen vervaerdigen (A); en eindelyk in zynen Brief aan de Ryksftad Mühlhaufen, alwaar hy zegt dat zyn Gezandt, wegens het Muntampt en de inkomften daarvan , volgens zyn Koninklyk goedvinden met de Stad fchikkingen zoude maaken ( Me*i ziet in alle die gevallen den Monarch beide als Hoofd des Ryks en Opperleenheer handelen, en men ontdekt in hem de bron, uit welke alle de Vorsten des Ryks hunne voorCrf) «053. Ctrps Difl. 1 ttoo. (£) Lunig C. Ital. Dipl. II .2459. (c) Ghaiihoff dt Orig. £ƒ Antiq. Mühlhuf* p. 175. Lunig XIII 1436.  2o6 Negende Hoofddeel. voorrechten fchepten. Van Willems Munten zeiven hebben wy 'in de plaaten by het 2de Deel van dit Werk eenige geringe fha- len doen zien. De Hertog van Beveren liet in t>c). In zekere vergunning van den Bisfchop van Ermeland aan de D. Orde O) 1252. Lunig XVI 917. In de Friesfche wetten is ons te vooren insgelyks reeds een bepaaling omtrent valfche Munters voorgekomen. (£) BaczjCo I 282, 379.  FlNANTIEN SN MüNT, 209 Orde wordt bepaald, dat zyne Munt en diï jder Broederen die zich te Elwingen bevon;den, te gelyk zou veranderd en vernieuwd I worden, en het zelfde gewicht hebben (a). Van Muntmeesters of Muntenaars wordt q op meer dan ééne plaats, te Gotha onder ijl anderen (i), gewag gemaakt. -Te Worms si maakten zy zelfs een byzonder ligchaam uit; Óen het munten wierdt 'er irr een byzonder [| gebouw geoeffend. De Opperkamerheer des wBisfchops was over hen gefield; en de ij Muntmeester, hun Hoofd, behoorde tot de i Dienstmannen van deezen Kerkvoogd (c)i I Het geen wy daadelyk omtrent den prys leeniger dingen zullen mededeelen , en de Igewoone intrest van het geld zal den over-» ■ vloed of de fchaarfte van goud en zilver be1 ter leeren kennen dan al wat ik in 't algeSmeen 'er van zou kunnen aantekenen, In 1't Klooster van St. Emmeran-wierdt een alitaar van zilver geftolen, waaraan 67 Pond «■goud hing (d). Van de Boheemfche Gees- telykheid verhaalt men, dat:: zy aan den Bis- . O) Ibid. 289 en 389. 1253. Galetti Cefch. ». Befchr. des Her* zogtk. Gotha II 14. : (O Schannat Hifi. lFurm. 205. Gud. Syll. 2a> Cd) Adlzreiter Ann. Bok. I 667. IV. Deel, O ÏXÏ. Goude» munt.  aio Negende Hoofddeei» Bisfchop van Breslau voor den Paus 1000 Mark zilvers in goud oübracht (ö): dan, of dit gefchiedde op 's Pausfcn uitdrukkelyk bevel, of wegens het gemak der verzending , of om de grootere fchaarsheid van het zilver, durf ik niet beflisfen. Het blykt oo& niet of het in gemunt geld dan wel in flaven geleverd zy. Ponden en Marken gouds, ook eens Marken puur gouds, hebben wy den Koning verfcheiden reizen op het overtreeden zyner wetten als eene boete zien ftëllen; en wel op zulk-eene wyze door elkander, dat men het niet dan voor hetzelfde geld kan houden: doch of het een denkbeeldige of geflagen penning' geweest zy, toonen de Stukken van deezen tyd niet aan. Omtrent het Draciima goud of den Rhynfchen Aureus of /Jureclus fchynt dit laatfte zekerder: 6*6 penningen (waarfchynlyk kleine zilvere geldftakjes, die lamen omtrent 5 fchell. bedraagen mochten) te Regensburg geflagen, waren te Augsburg aan zulk een' Jureolusgelyk..De Hertog van Beyeren, tevens met zyne muntverplaatfing naar Landshut, verflimmerde het geld zoodanig, dat 'er toen, om die zelfde fom uit te maa.. ken iS-: zulke penningskens verciseht wierden. Buiten zyn Hertogdom verlooren zy daar O) Balbini Efit. Hifi. Boh. 266.  FlNANTIEN EN MüNT. £ll daar door hunne gangbaarheid: doch hy nam ook in zyn Gebied geene anderen aan. Zyn Zoon bracht by deszelfs munthervorming alles wederom op den ouden voet (a). Zo * verfchillende Schryvers (i) beiden den losprys van den Zoon des Konings van Denemarkèh uit de zelfde gevankenis eh op den zelfden tyd bedoelen, zou een Jureus een Mark puur zilver, en dus ia fchell. geweest zyn. In eene onderhandeling daar en tegen tusfchen den Graaf van Gelder en het Klooster Marienweerd, wordt van een* Erfthyns van 3 denarii aurei gefpröken, en 'er uitdrukkelyk bygevoegd, dat men ook voor elk deezer denarii 3 fchell. Keulsch zal kunnen geeven (c). Naar Marken, Marken zilvers of, gelyk 'ér dikwyls bygevoegd wordt, Marken zuiver of beproefd Qd) zilvers, rekende men het O) Aanal Augsb. ap. Menckeh I 1448. AvenTINi Ann. Boie. 657, 663. (£) Alardi Res Nordalbing. ap. WestphaledS Monum ined. rer. Germ. I 1793 en Herm. Corneri Ckron. ap. Eccard II 805: doch de eerfte noemS het jaar IZ54. de andere 1252. (O i25°- B 0nd. 477. Cd) Examinati: dit woord heb ik flechts eens gevonden. Erath. C D. (juedl. ï8i; gelyk in \ Htraftngoosch Landrecht Marken wit zilvers genoemd wordea, O a zal kunnen geeven ( c). XX li. Züverei en andere Munt. Marken.,  2It Ne ai» dm H ó o f d d i b L. het gahtfche Keizerryk door; en dit was zelfs de meest gewoone wyze om groote fommen fa) uit te drukken. De Keulfche' Mark had onder allen den meesten roem, en goldt langs den geheelen Rhyn en in de nabuurige jftreeken (b); ja 'er wierdt, gelyk de Culm en Thornfche Wetten ons aantoonen, tot zelfs in Pruisfen toe naar gerekend. Elk der zeiven bedroeg 12 fchellingen Keulsch (c), gelyk ieder van deezen wederom 12 penn. waard was. Het Huk gelds derhalven, waarvan wy zoo even fpraken, dat altyd tot een. ftaal moest dienen, bedroeg meer dan eene Mark, en fchynt de weezentlyke, de Mark in 't tegendeel een denkbeeldige Munt geweest te zyn* Dat (*) Gelyk by voorb. de D. Orde en de Hertog van • Pommeren 2000 Mark zilvers zetten op het overtreeden des tusfchen hen geflootenen vredes. Baczko I 214. Sq. (i) Zie onder anderen Corps Dipl. I 2045 w»ar echter by ftaat: Keulfche Marken ad fabricam eujusque ai. vitatis. Men fchreef fomtyds: zoo veel Marken Colonirnfium legalium \denariorum,- of Colon. denariorum bonoruru & legalium. Willem bepaalde oolc de huwelyks-gift zyner luster van Henneberg in Marken Keulsch. Cc) Gud. V 16. Butkens I pr. 93. Wanneer'er ; by God. II 107. gevonden wordt, dat édne Mark ge- ; lyk Was aan 10 lcheil. Keulsch, fchynt dit van ttfleffe i dan Keu'fche Markee te moeten verftaan worden.  FlNANTIEN EN MUNT. 2IJ j Dat de Keulfche Munt tot een voorbeeld j en maatftaf voor anderen gebezigd wierdt » ] heb ik reeds te kennen gegeeven. Zoo ï moest de Quedlinburgfche Abdy aan den \ Paus eene Mark zuiver zilvers, gelouterd j Qdefecati) naar het Keulfche gewicht, I opbrengen (<*). Dit maakte Keulen ook f dikwyls tot het middelpunt, waar grooI te betaalingen gefchiedden. De Bisfchop I van Minden van de Abdy van Fulda HameI len gekocht laebbende voor sco Mark, I wierdt 'er uitdrukkelyk tusfchen de parI tyen vastgefteld, dat Keulen de plaats der I voldoening zyn zoude (b). Intusfchen I fchynt het zilver deezer Stad daarom niet voor het allerbeste, dat toen in Duitschland gangbaar was, gehouden te zyn geworden. Uitdrukkelyk voegt men ergens, daar van Marken en Schellingen Keulsch gefproken wordt, 'er deeze woorden by: of yan beteren, te dier tyde in omloop zynAi (c). Elders vinde ik dat de puure Mark op 5 Fertmes gefchat wordt (d), daar ' de (a) 1251. Lunig XVIII 212. f b~) Schaten. Ann. Paderb. II 72. CO I253- Guden. II 107. 14} 1249. Scheid. Or. Guclph. LV 230. en A°. 1254. Heinecc Ant. Cufl 274. O 3  814 Keöehde Hoofddeel. de Keulfche 'er flechts 4 bedroeg («). Dit ' zoude evenwel door een onderfcheid tusfchen den Keulfchen en Nederfaxifchen Ftrt» ontftaan kunnen (2>). Voorts worden dë Marken Keulsch fomtyds met Marken Engelsen voor gelyk luidende woorden gehouden (f); en dè Mark Sterlings, naar welke de Graaf van Loon rekende in 't geen hy beloofde voor de vrykooping van Barleduc uit Willems gevankenis (d), fchynt bier van mede niet vevfchild te hebben» Behalven deeze heb ik nog Breemfche (e)s Hoexterfche (ƒ;, Zürichfche (g) Marken in die Steden of den omtrek derzelven aangetroffen. Slavonifche of Wendifche worden in eene Onderhandeling tusfchen een paar Kloosters in de Oude Mark op- CO Dipl. ap. Kluit 666. A°. 1255. (£) Zie ook zoo even p. 212. Net. e. CO Kremers Acad. Beytr. zur Gul- u Bergfche fefcb. III in C. D. 102. (d) Mantelii Hifi. Lof ioï. (O t-EKBRCKCkron.Mnd */>.Leibnitz Scripn. Brunsw. II 186. Lunig XVI /13. Cf) Falcke Traditt. Corb. 872. Cg) Mare* ponderh Jurkenfn. Herrgott Gemal. Habsb. II 316.  F INANTIEN E» MüNT. lïry 4 opgenoemd («> In Friesland zie ik van Marken Fivelinger Munt melding maakenO)? en in de dikwyls aangehaalde wetten deezer landftreek , van Marken Groninger Muntflag. Een Mark wordt 'er op 4 Wtdum, en deeze wederom op 10 penn. gefchat. Een Lindmerk was hier ook 4 JVedum waard: doch dan houdt de Weium 12 penningen in. 7! Groote Marken maakten een Reilmerk. Eindelyk wordt mede in deeze wetten het woord van Geldmerka , dat zoo even weder voorkomen zal, gebezigd. Ook van Ponden vinde ik geheel Duitschland door gewag gemaakt. Volgens het Rhynsch Verbond mocht een Jood niet meer aan Intrest neemen dan 2 penn. in de week van ieder Pond te Keulen, Halle en Straafsburg: altyd naamentlyk in dezelfde evenredigheid, fchoon de Ponden van verichillende waardy mochten zyn (c); in 't jaar zou het 4 Oneen van 't Pond zyn; die 5 Pond aan eigen geld (fua moneta) ryk was en daarboven, zou een' penning 's jaars tot - O) 124.9. Rudloff. Cod. Dipl. Hifi. Megapol, m. • 37• (£) 1250 Ben inga Lift. v. Oostfriesl. p. 70. Ubbo Ejim. 15'- (O Dus verfta ik die woorden: de libra — in eadem quantitate de Colon. Hall. & Slrgentorato, O 4 XXIII. Ponden, en Talenten.  «Tfj Negende Hoofddeel. tot het bouwen van een Vredehuis geeven. In het Oostenrykfche wordt ook gedacht aan zoo veel Ponden wettig geld (V). Het Pond te Halle in Zwaben was veel minder waard dan ééne Mark zilvers, ter? wyl 'er by de verkooping van een huis voor ioo Ponden en 40 Mark uitdrukkelyk wordt bygevoegd: de Mark betaalende voor 3 Pond min 5 fchell. (b). Doch langs den Rhyn fchynt dit onderfcheid zoo groot niet gewéést te zyn. Ik zie aoo Mark Keulsch, buiten twyfFel een jaarlykfch inkomen, voor 3000 Ponden inlos-fen 't geen, indien 'er dezelfde fpecie by' bedoeld wierdt, al omtrent op het gewoone intrest van dien tyd zoude uitkomen. Doch over 't algemeen fchynt het Pond meer waard geweest te zyn dan de Mark. 't Geen wy ftraks gezegd hebben omtrent de febatting, door Quedlinburg aan den Paus te betaalen, llaaft dit nog te meer: het was gelyk wy zagen, ééne Mark zuiver'zilvers, gelouterd naar het Keulsch gewicht. Doch daar het Latynfche: ad pondus Colonienfs, waar mede dit uitgedrukt wordt, ook zoude kunnen betekenen: naar het Kculsche Pond: Cm) 1252. Herrgott II 300. (*) Hifi. Zaringt Bad. IV «23. CO B.utkens I pr. 93.  Finantie» en Munt. «17 .Pond: zoo beweerde de Abdy, dat men doof die laarfte woord niets anders dan eene Mark verftian moest, gelyk zy door eene Pausfeïyke verklaaring hier ook in gefterkt wierdt (a). \Trierfche O), Leuven?, fche (c) , Luxemburgfche' Cd ), Utrechtfche (e), Bafelfche (ƒ;, Bambergfche (g) Ponden komen, behalven die wy reeds hebben opgenoemd , van tyd tot tyd voor. Ponden Deventersch, ook jPonden kleine Penningen geheeten, zagen wy nog onlangs in Gelderland bezigen. In Lotharingen wordt van Livrts forts de Champagne gewag gemaakt (A). Men hoort zelfs van Ponden eenes («*) 1251. Lunig XVIfl »ii ea 199. (*) Hontheim Hifi. Trtvir. DipU i 734. Bertholet Hifi. du Luxe.ui. V pr. 37. C«) De Marne Hifi. de Namur 269. Cd) Bertholet ibid. 3$. (_e) Heda 216. Kluit 666- en onzen Cod. Dipl. op d. 1 Dec. 1250. Wettige Utr. Ponden CTraj. legal. denar.~) Bond. 502. (f) Herrgott II 897. Cg) Schannat Vindem. litt. Coll. II p. 123. {k) Calmkt Hifi. de Lorr. III 222, O 5  2l8 Negende Hoofddeel. eenes enkelen Capittels, dat van St. Steven haamentlyk te Befancon (a). Ook naar Talenten rekende men in verfchiliende ftreeken des Ryks fomtyds met byvoeging der plaats waar zy gangbaar waren: gelyk Hallifche (c), Wormsfche (ij, Utrechtfche (e). Te Halle was een Talent van een Pond niet onderfcheiden, dewyl het vreemde woord van Talent hier verduitscht wordt door een Pfund Heller (f). In het Hunfingoër Landrecht vinde ik deeze woorden insgelyks verwisfeld: doch het Talent 'er flechts op 7 penningen Keulsch gefchat. Daarna evenwel koos men een' ligteren penning en nabuuriger Munt. Voor 't geen, dat men tc vooren op 72 Talenten gefield had, eischte men nu flechts jo fchellingen Rednathes Munt (g). 3 (*) Lunig XVr 1081. (£) Zie de Keuren van Hilde$faeim; pkrou. Auflrah mp. Freherum I 459. De Galantha Diplomataf facr. Styr. II 185. (O Gud en. Syll. 222. ( d) Ibid. 109. (O Kluit 564. (ƒ) Crusii Annah Suev. II Ri. (g*) Dus denkelyk na-ar iemand genoem i, wiens naam hier verbasterd ij.  FlNANTIEN EN MüNT. 5 latenten aan den Schout maakten *i fchellingen van den Koninklyken Ban uit. Ook in de Höxterfche Chroniek zie ik, dat men in 1249 een Talent Jigte Munt in een zwaar Talent herfchiep (in naturam gravis redigebatur ) (a). 1 De Oneen (Uncice~) zyn ons reeds uit het Rhynsch Verbond bekend. Men rekende 'er iomtyds te Mayntz na (b ); en Hallifche (O zoo wel als Wormsfche (<0 Oneen komen net naame voor. Drie deezer laatften waren aan 5 fchellingen gelyk. In Friesland in 't tegendeel maakten 5 Oneen en 4 penningen 24 fchellingen Geldmerka uit (O- Ducange fielt 8 Oneen op eene Mark en 12 op een Pond. Van den Wedum , die in 't Huufingoosch Landrecht alleen genoemd wordt, heb ik reeds alles medegedeeld, wat 'er my van gcbleeken is. De Solidus of Schelling ging door gantsch Duitschland in zwang: doch men maakte onderfcheid tusfchen den ligten en den zwaa- ren. O) PauliNi Rer. Gerni. Syntagm. p. 57. (_b) In de berekening eener avondimaityi Chron. Coil. Sti Petri in Joann. Rer. Mog. II 479. (c) Gud. Syiï 226. (<0 Ibid. 209. ( e) Hunfingoosch Landrecht. XXIV. Oneen, Wedu»9? XXV. Sthellingen.  &2© NïtfENDE H 00 FDD IEL» ren. De eerfte bedroeg flechts de helft van den laatften, en dus 6 penningen zwaar (V)daar de zwaare, waar toe de Keulfche behoorde, 12 penn. zwaar bedroeg (*). Intusfchen hebben wy reeds gezien, dat de Keulfche ïcneiiing daarom niet de allerbeste in het Ryk was ("f), fchoon 'er wyd en zyd door Duitschland naar gerekend wierdt: gelyk Willem 'er onder anderen den tol te Brubach naar bepaalde. Cd ). Zelfs was het niet al tyd zeker, dat de Keulfche fchell ing in zyn foort den ligten overtrof. Te Wetzlar heb ik een huis in erfrecht zien geeven voor 7 fchellingen Keulsch, of zo de ligte Munt beter was, voor 14 (e). Voorts wierdt ook £e Hildesheim de fchelling 12 penningen waard geacht De Leuvenfchen moet onder de ligtften behoord hebben, terwyl 'er derdehalf derzelven noodig waren om éénen Keulfchen uit te maa! ken Cg> Nog Hechter evenwel fchynen da O) Gud. V 22 en 23. (*) Ibid. II 107. y 27. Cc) Gud. II 107. Zie ook V '26. (_d~) Joann. 458. Ce) 1253. Gud. V .'5. (f) Zie de Keuren. Cg^ MlRiE vs I 424.  FlNAKTlE» BN MtJHT. 221 de Kirlrafchen geweest te zyn. In de vernieuwde Handveste van deeze Stad en Thorn wordt vastgefteld, dat,'er voortaan altyd 60 denarii folidi ééne Mark zouden weegen; en in 't vervolg gezegd,^ dat vyf Culmfche nummi altyd aan éénen KeuJ.fcb.en gelyk zouden zyn: 't geen zeer wel overéénftemt met de waardy der Keulfche Mark, die wy reeds gezien hebben uit 12 fchellingen te beftaan. 'Er blyft nogthans een duisternis omtrent het woord denarius & nummus: minder nog om dat ■het eerfte anders altyd voor penningen doorgaat; maar vooral om dat de nummus in deeze zelfde wetten weder voor hec Yierde gedeelte van een' Solidus genomen wordt- 'Dat men in die Steden flechts meê 30 Selidi geftraft wierdt, als het Maagdenburgsche Recht eene boete van 60 opleide, hebben wy boven gezien, doch toen reeds aangemerkt , dat dit aan den meerderen rykdom der ingezetenen van die groote Koop* ftad fchynt toegefchreeven te moeten wor. den; anders zou het eer voor de zwaarte der Culmfche Munt, dmi haare ligtheid bewyzen. De Luikfche (<0, Lusemburgfche (i;, Mayntzifche (c), Trier- fche Ca) Ibid. IV 411. ) Eertbolit V pr. 36. . (f) Chron. Co'.!. Sti Pstri in Joann Stribtt, M»g. II 477. ' •  XXVI. Lotones, Fertko*«, OioSi, telden. ï2z Negende Hoofddeel. febe C«), Wurtzburgfche (A), ZurichicheCO» Brandenburgfche (d) en Deventerfche (e) worden zonder bepaaling varia derzelver inhoud genoemd, 't Geen' mem in de Friesfche wetten omtrent den fchelung ontmoet, is pas even aangeftipt. Lotones komen ons in het' Raveitein.. fche (ƒ} en nog eens by de verkoopingvan een huis te Halle voor (g). Vol-, gens Dücange bedroeg het de helfte eener Ohce en dus wat minder dan een fchelling. De waarde des Ferth is reeds gebleekefj zeer verfchillend geweest te zyn. Te Keulen goldt hy5 |e. lyk zyn naam ook fchynt mede te brengen, i van eene Mark (h)y elders gingen - ■ ^ • 'ér - (*) MiRasus IV 555. . tb) Gud. C. 5, II pt. Cc) Herrgott II 301. Cd) Francs Alt. u, neues Mecklenb. IV ipr. (.e) Bondam 450. Cf) Erath C. d. Quedl. 20T. 'Er wordt hier >ok p. i97. van een Lotus penningen gefproken. Cg~) 1251. Ludw. Hel. Mfi. V71. {h) Klhit 6Ó6".  FlNANTIEN EN MUNT. 223 'er 5 in eene puure Mark (a). In 't bepaalen van een' erf-thyns voor land aan 't Kapittel van Wetzlar vind ik hem nog hooger gefchat, terwyl 6 fchellingen der. allerbeste loopende Munt hier aan een Ferto gelyk gefteld worden. Ook te Halberftadt muntte men dit foort van geld (6). Te Luik en Mechelen hoort men fomtyds van Obolif waarfchynlyk een paar penningen , fpreeken ( c ). In 't Ravensbergfche. wordt eens gezegd: 4 penningen en een Obulus (d): 't geen aan minder waardyl dan van een' penning zou doen denken. In de Hunfingofche wetten treft men ielden aan. Doch allergemeenst is de Denarius of Penning. Wy kennen hem reeds uit het j Rhynsch Verbond, en uit het geen buiten dien van deszelfs waardy heeft moeten gezegd worden: 't geen ik niet herhaalen wifa Alleenlyk zal ik myne leezeren nog ten opzicht van de verfchillende berekening van dit geldftukje doen opmerken, dat by de bepaaling van den Brubachfchen tol 12 Penningen van hetCentncr koorh en 6 Keulfche O) Schkid Ör. Cuelph. IV 230, (i)LuD* Rel. Mfl. VII 496. Mart. & Durand Coll. amplijf. I 1315. (O MiRiEUS II 1001. IV 557. Cd) Erath Cod.. DipL Ovedl. 195. . XXVII. Pennin» en.  «24 Negjemde Hoofdbeen. fche Penningen van een vat wyn, dat 4 Carraat bevattede, geëischt wierden (a). De Thyns van een' Wyngaard te Senzig' worde gefteld op 8 penn. gewoone Munt (b). Waarfchynlyk zyn dit Luxemburgfche Pen-'. Hingen geweest, die, met by voeging van den naam deezer Stad, nog elders verfchynen (c): gelyk mede Hallifche, Wormsfche fd), Brusfelfche (e), L.uvenfche < f) en Luikfche (g). Ook van Penningen Rednathifche Munt wordt in de Hunfingofche Keuren gefproken. Dit is het, wat ik van de Duitfche Munten deezes tydperks noodig geacht heb mede te deelen, zonder dat het my altyd «hogelyk is geweest te kunnen bepaalen, welken onder dezelven tot de denkbeeldige en welken tot de weezentlyke geldftukkeii moeten gebracht worden. Hier mede hangt de prys van fommige goederen en waaren, en de intrest van 't geld zoo nauw aan elkan» Ca) 1252. Joank. 45?. . C^) 1*51. Bertholet V pr. if. (O Ibid. pr. 38. C<0 Beide te Ladenburg. Gudenj Syll. 217. 1 CO MlSJEHS I 766. Cf) Ibid. II 1000. Cs) MiR/jeus IV 411 en. 557.  Fimantien en Munt. 3,25 %aïider, dat ik gemeend heb eenige berichten daaromtrent hier niet van af te kunnen fcheiden. Voorbygaahdé 't geen te vooren omtrent den koop- of verpandings - prys eeniger Ste den of Landen gezegd is, of 't geen de waardy eener onzekere hoegrootheid lands betreft («), zal- ik terftond den verfchillenden prys der Hoeve Qmanfus), welke 12 morgen bedroeg, voor zoo' veel my die is voorgekomen, opgeeven. Eens vïnde ik dezelve voor 11 Mark vèrkocht eene andere niet ver van Erfurt voor 135 (Oi weder eene voor i8| (d)s en het duurfte van allen 6\ Hoeveü voor 200 Mark beproefd zilver; hier waren echter? 8 areee of Hoflieden by (O. Daarentegen golden 'er wederom anderen niet boven de 3 of 4 Mark (f). De zeef ofr- der- O) By vsorb. Van een' bosch nfet allerlei Öukkéa gronds en; verfcheiden rechten, voor 350 Mark verkocht, Francs Alt. u. neues Meckl. V 214. A°. 125e, Van velden iaugia) voor 70 Ponden Bafelfch. Herrgott II 297., en dergeiyken. O) IIahni 1 Coll. Monum. I 96. (O Dipl. Gleichenf, ap. Mencken I 5*6. (V) Erath Cod. Dipl. Ouedl, 204. (f ) Ibid. 181. 00 Lüdw. Rel.m.i 7». Gru. C D H/oóen 04*, IV. Dt&L. P xxvra. Prys d*$ goederen.  2*6 Negende Hoofddeel. derfcheidene deugd of ondeugd van den bodem, ongelyke geldfoorten en waarfchynlyk ook de verfchillende grootte van de Hoeve verklaart ten overvloede deeze onevenredigheid van den prys. Voor 8r Mark, om 'er dit, fchoon minder dan het voorige bepaald, nog by te voegen, wierden aan een Klooster gegeeven 6 Hoeven en een Wyngaard, die 's jaarlyks 9 Erfortfche Schepels en 14 fchell. opbrachten, en 7 Hoeven, die op een Ferto na 3 Mark leverden (a). Na deeze rekening mag de Hoeve door elkander omtrent op 5 Mark gefchat worden. Met de morgen lands of akkers Qugera, agri) is het op dezelfde wyze gelegen. Dan goJdt eens elk 3?- Mark (b): dan flechts ccn Hallisch Pond (c); dan 10 Hallifche Oneen (d). Voor $3 akkers ploegbaar land en een ftuk weiland wierden eens 46 Mark Keulsch gegeeven (e), en 25 Mark voor een' wilgenbosch van 5 en een ftuk weiland van 25 akkers (f). Voor 26 o) Schamnat Vinden;, litt. Coll. I p. 122. (i) Gud. C. D1. ii 99. CO IèM> hi 676. Qd) Gvd. Syll. 226. (O Gud. c. d. ii 93. CjQ Hahnii Ctll. manui». I of.  FlNANTIEN EN MuNT. 227 2f5 Mark. zilvers wierden wederom 61 akkers ploegbaar land, met zoo veel weiland als 14 man op éénen dag konden maaijen, en de inkomften van 12 fchell. en 12 jaarlykfche Thynfen (Canones) van eenige hoven en huizen te Sande verkocht (a). Een ftuk lands van 6 ploegen ([aratra) uit een bosch by Frankfort wierdt op 100 Mark gefchat (A). Enkele boeren -hoffteden 'onder den naam! van Curia, Curtis of Schopoza (het daartoe behoorend land daar by gerekend) komen ook van tyd tot tyd met de bepaaling van de waardy derzelven voor. Een Curtis, doch daar het recht van Priester - aanftelling aan vast was, goldt 113 Mark (c)j een' andere, die 'sjaars 15 zakken koorn en eene maat groente opbracht, flechts 33 Zurichfche Marken (d); en eene Curtis fuperior en 2 Schopuozts, die 25 zulke zakken betaalden en 18 penningen, wierden voor 50 f Mark zilver verkocht (e). Eindelyk 1 Scho- (a) Schannat Viïem. litt. Coll. I pag. 145. (£) Zie onzen Cod. Dipl. op d. 18 Maart 1255. Cc) Schoepfl. Hifi. Zar. Bad. IV 217. (J) Herrgott II 316. ' (e) Ibid, 3.99. F z  2ï8 Negende Hoofddeel. % Schopoza, waaruit 'sjaarlyks 15 fchell. Zurichsch getrokken wierden , voor 10" Ponden (tf). Wat Seracia zyn, kan ik niet met zekerheid bepaalen: misfehien fchuuren daar de boter in gekarnd wierdt; 7 derzelven vind ik eens dat voor 20 Pond wettige Munt verpand zyn geworden v b ). Wat den prys van 't koorn betreft, zoo zou, volgens het even gezegde, zoo veel land als jaarlyks een' zak koorn opleverde, doch de huizing daar onder gerekend, 2 Mark waard geweest zyn, eh dus de zak omtrent 233 fchellingen. Jn het Luxemburgfche goldt in 1251 de Schepel koorn ifrumentum >L geen tarwe fchynt te zyn) '4 fchell. Luxemburgsch, en de Schepel rog iets minder dan 7 Pond (c). Dc Erfortfche Schepel, waarvan wy zoo even fpraken, fchynt ook omtrent 4 fchell. gegolden te hebben (d). In tyd van duurte wierdt te Straasburg voor een viertel koorn 16 fchell. gegeeven (#.); en dat men het in •co mi. 391. CO Ihid. 300, A'. 1252. Cc) Bmtholrt V pr. %6. CO schawkat 4 *. i *, 122. CO i*4> GoLDMirER. Stratnb. Ckren. gj.  Finakties en Munt. iif> in *t Oostenrykfche voor eene zeer groote fehaarfte gehouden hebbe, dat een Maat koorn met n Talenten, op enkele plaatfen elk meretrum zelfs met 3 fchellingen betaald wierdt, is reeds te vooren gezegd (a). Tweemaal heb ik voor een' molen 54 Mark zién geeven, waarvan, de eene nog daarenboven nieuw was (&); en tweemaal 100 Mark voor een' halven molen: doch by één' deezer laatften waren'land, weide, visfeheryen en allerlei toebcbooren (0> voor een' anderen moesten 10 Keulfche fchell. jaarlyks aan Erfthyns geleverd worden (rf); Van den prys van enkele gebouwen in Steden zyn ons nog'onlangs een paar voorbeelden voorgekomen. Het is ligtelj k na te gaan, hoe1 vcrfdhillend dezelve',zyn moest. De waardy eener' Advocatie hing insgelyks van de uitgeftrektheid van het Diftriéfc en de meenigte der ingezetenen af. De zwaarfte die ik my herinner is die van Coblentz, voqr welke de Aartsbisfchop van ' . t. . ,■ : Ca) 1252. Chrtn. Avflralt ap. Freiierum'I $-,q. fb) Ludw, Rel. Mfl. I 67. IÏó'rnii Hcnr. P.l. [13. ' • ,t ,_, ;AO ^ (O Chron. Lubec ap. Me ybom. II 397.. Lunig XVII 307. '"•i^oï II, .0 j o (»7 Cd) J255. Gud. C. D. V 27. I V; ia «O :*fc P 9 1 o  230 Negende Hoofddeel. Trier 700 Mark Keulsch gaf (a). Vam 150, 140 en minder treft men 'cr verfcheidenen aan Omtrent den prys dzr levensmiddelen en 1 andere waaren hebben wy in 't algemeem verhaald, dat te. Luik deswegen een vast.. ftolling gemaakt wierdt (c> Wat men fomtyds voor maaltyden beffcemde, is ook reeds; hier cn daar ter neer gefield. 18 Oncem wierden by voorbeeld te Mayntz op deni avond vóór St. Maarten tot een dergelyk; gebruik verordend (iyy elders 2 Mark (V);; elders wederom wierden 'er 3 zoo tot fpyzen op eene maaltyd als voor boter, omi het gehccle jaar door de groentens fmaa-kelyker te maaken, weggelegd (ƒ). Eeni varken hebben wy te Utrecht reeds eeni Ferto zien .waardig keuren. Voor een Ta- ■ lent had men in het Ravensbergfche 4 fchaaSÖ . . .... PCU *oO ÏTCV Oib e'H' • rffyywj CO Massinii /inti. Trev. II 144. Lunig XVI 113. Lerbeck Chron. Miné. *p. Leiinitz Seriptt. Bmmv. II 184. Gud. C. B III 675. CO f oullos I 347. CO T255- Chron. Coll. Sti Petri in JoANN. Rtf. ifeg. II 479. (O Gud. II 107. (ƒ) 1252. Qüd. V 19.  Finantien en Munt. 231 pen (a). Om een eeuwig licht in eene Kapel te onderhouden wierden by 10 fchellingen, die men 'er niet genoegfaam toe bevondt, nog 2.0 penn. jaarlyksch bygevoegd (fc). Een waschkaars van ï Pond wordt op iets meer dan een' fchelling Keulsch gefchat. (o 9 Schoenen of 9 paar fchoenen van eene Mark flocxters, en een ftuk grys laken van 1 zulke Marken, verfchynen in de Handvesten der Corveyfche Abdy (d). Een orgel te Praag kostte 26 Mark (e). De Huwelyksgift van 4000 Mark Keulsch , door Willem aan zyne Zuster gegeeven (ƒ>, en de losprys van 6000 Mark zuiver zilvers voor den Zoon des Konings van Denemarken uit de Keullche (g), en die van 1250 Mark Sterlings voor Barleduc uit de Hollandfche gevankenis (A) leeren ons, (O Eïatb Ctd. Dipl. Qiiedl. 195. CO 1*53- Chron. Coll. ibid. 478. CO Gud. II. 107. (O 1254. Falcke Trad. Corb. 872. (O 1255. Conti», Cosm. Prac. 85. CO Zie ons I J>. p. 353. (O Heem. Cojlneri Chron- ap. Eccard II 895. A*. 1252, verjjeleeken met ALAKDiResNordalb. ap. Wïstphalïn I 1793. A9. 1254, die aurei heeft. CO Mamtemi Hifi. Lef. 198. A°.i2SO, P 4  2x;x. ïatrest. I | ( }3* Negende Hoofddeel. ons, hoe hoog men om deezen tyd de aanzienlyken fchattede.' Aan eene Douarie J'J?"™? ^ Gel(k* ™n 1000 Mark is reeds gedacht. De fchaarsheid van het geld verhoogde uit haaren aart den prys van het zelve, en maakte derbalven den intrest zwaar: doch de woekerzucht fpeelde déarby tevens geen mmderen rol, cn wist zich van dié fchaarsheid , gevoegd by de behoeftens van onvermogende lieden, ter hunner vernieling te bedienen. Zeker Klooster wordt gezegd te vreezen voor den verflindenden kolk des woeker*Ca); Trialle en Maagdeburg woonden zeer ryke Jooden, die langs geen andere wegen tot die trap van vermogen waren .opgeklommen (-/>) Het Rhyftsch Ver bond, gelyk wy zagen, trachtte aan dit misbruik paaien te zetten', cn verboodt den woeker in de Steden, terwyl het den Jooden een'bepaalden intrest toeïiond/c) Doch dit geneesmiddel-zelve ftrekte tot niets anders dan om de hevigheid zoo wel als het on geneesfelyke der krankte aan den da- ie brengen. Twee penningen van 't #0jSÏ in 1 . -bS *? " f •• v- •« pi - :-«-• >de (*) Vorago ufurttrum. 1250. Ludew. Viij, I Q) Cs,aNt? ji Metropol. 2J3. _ Cf) Omtrent cfe Christenen-beftemde het niet,- 0m fat onder deezen de wbekeraan geëxcommuniceerd e« loerden ilechtpr mt de terag^ye gedwongen, «ieraio.  Finantien en Munt. 233. .de week en 4 Oneen des jaars, is een ysfeJyke fom. Indien een Pond en een Mark langs den Rh'yn het zelfde waren , zou men in.het eerfte geval van de 144 penningen .'er 104 aan jaarlykfehen intrest hebben moeten geeven v«); en in het laatfte , gefteld, gelyk Ducange (b) hier een voorbeeld van. by brengt, dat 'er 12 Oi;cen op eert Pond gingen, zou dit nog 331 per Cent in 't jaar zyn. Doch de onbeftemdheid der geldfpecie maakt het hier onmogelyk iéts juists te beflisfen. En In) allen gevalle raakte dit ook flechts de Jooden. Laaten wy beproeven, of 'er uit andere gebeurtenisfen iets duidelykers af to neemen zy. In een Vergelyk tusfchen den 'Aartsbisfchop' van Keulen cn , Woufer van'.jGulick' 'met zyne Bruid wordt de intrest. eenvormig op10.per Cent gerekend (O. By de ver'■• - ■' (■ '3 • ■ pan";•. :; -AA mhb to* i&JhtfM '- 1 > Ca) Op Loto of Loot zegt Ducange, dat het \ Once is, en dn: 'er 16 .zulke' Looten'of 8 Oneen op êèrre Mark- gingen. 'In'dien dit algemeca was, -eoude BM Vond Volgens die zelfde rekening j hooger als een Mark komen (hoe zeerwy hoven gezien hebben, dat op fommige plaatfen een Mark veel meer was dan een Pond > \ cn .inderdaad het rfchyntr hier hooger IffSifbftSi "gtöomen worden: doch dan is het nog 104 penn. van de éió* en dus filet veel minder dan 5"^"pe? ëenfc'' tb) Ghjrar.trl vitf^tcÜi^ ':'"J C & ) Cc) KRthkr Aead. Brttr. znr Grti.'ÜS Sergféa Cefch. III in C. D. p 95.' . N;_" „ ' ' P S  *34 Neöinde Hoofddeel. panding van Tribur aan Catzenellebogeni had het zelfde plaats (ê\ Zoo is het isM omtrent met het Contract tusfchen deni Aartsbisfchop van Mayntz en den Graaf vam Ziegenhayn gelegen; de eerfte moest aam den laatften 400 Mark betaalen. Zoo lang dit niet gefchiedde, zou hy hem 40 aan! opkomften van Goederen, en van Leenen langs den Rhyn zelfs 50 geeven; en zoo dra de Graaf \% Mark van die Leenen had, zou hy den Aartsbisfchop van 100 Marken ontdaan (b). Dit ging echter niet altyd door. Akkers, die 9 fchellingen aan thyns deeden, worden eens voor ia Markingekogt (O» 'twelk den 16*™ pen. ning of 61 Per Ct. uitmaakt. Daarentegen worden weder andere goederen, die 20 fchellingen en 6 penningen opbrachten, voor ao Mark (omtrentden i2<*«i penning of %\ PerCt.) verkocht (rf): gelyk nog eens 12 Marken voor ééne Mark inkomften gegeeven wierden (O- * Mark, gegeeven om 'er 9 fchellingen 's Jaars voor te bekomen, CO Zie onzen Ctd. Dipl. op dea 13 Maarc 1244. CO rago. Erath. C. d. Outdi. iJj. C3) 1252. Gud. C D. I. tfoj. CO Gud. C. D. lh 12e. 40 Md. ioj.  FlNANTïEN EN MlJ NT. 435 men, nadert wederom meer by de io van 't honderd ( a). De volgende gevallen zyn onbeftemder. Iets dat 15 Zurichfche fchellingen opbracht, wierdt voor ro Pond verkocht Cb% Zo men hier Ponden van | hooger dan eene Mark, dat is van 18 fchellingen, aanneemt, krygen wy 15 van de 180, of fff PerCt. 200 Mark Keülsch worden ingelost tegen 3000 Pond (c); dit is in diezelfde verondcrftelling, die uit dergelyke proeven niets minder dan onwaarfchynlyk wordt, wederom 10 Per Ct. Daarentegen hebben wy, by gelegenheid van den Tol van Smitshufen gezien, dat § Pond Utrechtsch als de jaarlykfche intrest van 100 Marken' iKeulsch befchouwd wierdt. Een Huis te Halle, dat 5 Lotones aan huur deed, wordt voor 4! Mark verkócht (d). Zo 'er 16 Looten op de Mark gingen, zou dit flechts omtrent een intrest van 7 Per Ct. uitmaaken. Eindelyk de 81 Mark Zilvers gegeeven voor land dat byna 5 Mark en 9 Erfortfche Schepels leverde, zo men elk derzei ver voor 4 fchellingen, en dus alles famen op 8| Mark fchat, zullen zich op (4) Elgentl. sl Erath. Cod. Dipl. Qttedi. in&. (A) Herrgot, II. 301. (e) Bütkehs, I. pr. 93. CO 1251. Ludew. Rel. Miï. V. ju  XXX. Holland en Zeb- iand. Mun tweezen, prys ; Ti de fom die den Heer van Putten-doot yn' Vafal betaald moest worden, wanneer eeze een' manflag deed, wordt in Ponden ui ver gelds. (puriorum denariorum ) bedonen («> In 't geen tot Zeeland betrek( : ' hl adiftJi t king 1 < ' '' . 'J 'J' •»'. ÏGOV ït,V i' ::. Ui Ca) I255 schannat jr/èdik. St. Coll, 1. p. 122.' C&) Goudhoeven, 313. ia ... ..0 .•;.*■;-"> ■. rAjig j& ..v r*) Cc) Vergeïyk § 28 van 't Haarlemfch m« « 28 van Alkinsarscli PriviL .j-- to •>.">- 2 CO Cd) Kluit 4-9 Mieais l. aïjr-.en.in de Keueei). C O Zie ons Codi Dipl. pp deojé Maan ja45. ,-,  Fiuantien en Munt. 23^ I Ring heeft zie ik veel van Ponden Vlaamfch a gewag maaken (0); en de 6000 aan agteritallen, die de Graavin van den Graaf te j vorderen had, waren zulk een foort van 1 Ponden (b). Naar Marken rekende men insgelyks 1 fomwylen: gelyk toen Hugo van Voorn l van den Burggraaf zyn' Broeder 30 Mark | 's Jaars uit de bede van Walcheren te leen i kreeg CO- Van eene Mark Zilver wordt I in zekeren Gunstbrief des Konings gefproI 'ken (d^ en in den Dordfchen VryheidsI en nog een' anderen Brief, van Marken ij Keulsch, ieder van 12 fchellingen (e). Schellingen Hollandsch en Penningen i komen in de Keuren en elders ieder oogenI blik voor. Van den prys der goéderen en 'waaren I valt byna niets te zeggen. De Vrouw I van een' Vafal van den Heer van Putten i kreeg 30 Ichellingen Hollandsch van zeker I land tot eene Huwelyks - gift Tien Ca") Kr uit 482, 520. Cè) Kluit 536. CO I253- Btfchr. van den JB/jtl p. lp. CO Zfe ons II D. tri C. D, 353. (>) Zie ons I D. p. 352. ( f) [)it0litimn: Zie ons Ctd. Dipl. op d. l6"Septem-  «3? Tiende Hoofddeel. Groot Verbond der Duitfche Kooplieden net Ylaands» Tien Per Ct. was ook hier de gewoo- • ne intrest van 'tgeld. De beleening vam Arnoud van Duvenvoorde met 4 Pon-, den 'sJaars uit de bede van Veur, die op zou houden zoo dra de Graaf jhem 40 j Ponden eens gaf, leert dit ten duidelykften. Zo Richardis 109 fehellingen Hollandsch inkomften aan Losduinen gaf, vam 3 hoflieden te Delft, zoo lang ieder Jaar te ontvangen, tot zy hun 35 Ponden op eens betaald had 'twelkbynai5 van 't honderd uitmaakt, fchynt dit meer voor de vryvvillige gift eener Godvruchtige Jonkvrouw aan een Klooster, dan voor een' algemeenen regel gehouden te moeten worden. Ca~) 1250 BataV'Sacr, 438. TIENDE HOOFDDEEL- Xk kan de behandeling deezer ftof niet gevoeglyker intreeden, als met eene Overeenkomst, tusfchen de Graavin van Vlaanderen en de Hamburgfche en andere Koop- lle- Van den Koophandel.  Koophandel. 435 lieden in 125a geflooten, te deezer plaatfe in te vlechten. Deeze laatften naamentlyk dreeven een' Herken Handel op de bloeiende Vlaamfche Kooplieden: doch de drukkende Tollen en Lasten, die men aldaar vorderde, beroofden hen van alle winst. Zy raadpleegden hier over in eene Vergadering der verbondene Steden, en allen vonden goed geraeenfchappelyk en zoo ras doenlyk eens Gezandtfchap naar Margaretha af te vaerdigen, en met haar in fchikkingen te treeden over een billyker en draagchelyker Tol, en zulke andere middelen, als het behoud des Handels vorderde, en dat wel eens voor altoos. De Hamburgers zeiven, als die onder allen by den uitflag het meeste belang hadden, wierden met de zorg voor dit Gezandtfchap gelast, en zy benoemden tot de volvoering van het zelve 2 Raadsheerlyke Mannen, Herman Hoyer en Jordaan (a). Deezen Haagden gelukkiglyk in hun werk, en het Stuk,' waar van wy fpreeken, zag weldra het licht: een Stuk, 't welk tot de gefchiedenis des Koophandels van deezen tyd van het uiterfte gewicht is: daar men 'er met een' opflag uit ondekt, hoedaanig de waaren geweest zyn, welke de Noordelyke Ste. (o) Lambesij Rtr. Hamb. II 37/» Lin»en*roc» Seriftt. rer. Stftenfr.  Tierde Hoofddeel. Steden van het Ryk vervoerden en veri kochten: 't zy dan dat deeze waaren als voortbrengfelen van het Ryk zelve moeten befchouwd worden, of dat men ze van elders gehaald hebbe, gelyk 'er van beide foorten in worden opgeteld. Men ziet 'er tevens het foort van fchepen en de voer.werken uit, die men 'er toe gebruikte, de Gewichten naar welken ze afgemeeten of gewoogen wierden; zonder evenwel dat het altoos blyke,. in hoe ver het Vlaamfchen of Duitfchen waren; en eindelyk ook eenigermaate, hoe men de waaren tegen elkander gefchat hebbe O). In een' orkn Brief dan van de maand Mey 12.52 verklaart de Graavin Margaretha van Vlaanderen en Graaf Guido haar Zoon * dat zy by den raade hunner edele en vroede lieden, die zy daarop van hunne zyde genomen hadden, en by de toeftemming van Herman Hoyer, fpeciaal-Bode' der OO Dit Stuk berust op de Hollandfche Leenkamer Jk heb het kever hier in de Gefchiedenis zelve met eenige verduitfehingen zoo in fpeliing, ais woorden en ftyi willen invlechten, dan in den Cod. Dipl. achter ditDeel in zyne oorfpronkelyke Viaamfche gedaante plaatzen: daar anders of dit Hoofdfhjk onvolledig zou geworden zyn, of het geheele ftuk byna tweemaal had moeten gednïkt worden. Hier en daar fchynt het ook met fouten te zyn afgefchreeven ; eenige woorden die. ik,in 't gr heel niet 'verftond, heb ik onyerkïaard moeien Jaaten.  Koophandel. 541 cïër Kooplieden van het Ryk, die by open Brieven van deszelfs Steden macht had omtrent fommige zaaken, waarin het. Ryk bèlang ftelde, te handelen; voorts met gemeene bewilliging van. den Tol van den Damme, en van de gedeeltens dier Stad, en van de Vryheid die 'er toe behoorde, om het gemak en de gemeene nuttigheid zoo wel van de Graavinne en haar Zoon, als van gemelde Kooplieden en andere Vreemdelingen, omtrent deezen Tol het volgende hadden vastgefteld. Van alle de Schepen die vaaren en keeren binnen het Zwin. t Een groot Schip gebalkt is fchuldig den Graave 12 penningen Vlaamfche Munt, den Leen-knechten 4. Een Schip dat lofe boihingken heeft, den Graave 8 penningen, den Leenknechten 4. Een Schip dat een Vare heet, dat het roeder hangende heeft, den Graave 4 penningen, den >L'een- knecht 4. Zo het roeder aari de zyde hangt, betaalt het flechts 1 aan elk. Een Schuit die boert (waarfchynlyk een boord of gangboord) heeft, betaalt den Graave 2 penningen, en als zy zonder boert is, 1. Een Del/chip (laage of gemeene Boot) geeft niets. Een Scarpoife 4- penningen aan den Graaf en 4 aan den' IV. Deel. q Leen-  24a Tiende Hoofddeel. Leen - knecht. Aangaande de Schepen die» verkocht worden, moet de Kooper enij Verkooper van elke Mark 6 penningen» betaalen. Ook moeten van alle Schepen» die men verkoopt, hoe duur of goedkoop» dit ook gefchiede, den Leen - knechten 6% penningen gegeeven worden: ten zy het» beneden de Mark verkocht wordt: in welk! geval men niets betaalt. Van gekocht en| verkocht Scheepsgewand moest kooper! en verkooper den Graave z penningen vanJ de Mark leveren. Een Schip dat uit Zeel natte netten brengt is fchuldig zyn Jieghe-A doch zo het drooge netten brengt, niets. Een Heecboot (misfchien Haakboot ) die; achter yzeren vingerlyn heeft, betaalt deni| Graave en den Leen-knecht elk 4 pen-! ningen; die ze niet heeft, 2. Van allerhande Dranken en natte dingen. Een vatWyns, hoe groot het zy, geefthi den Graave 4 penningen; een ton Mee; j 3; een ton Bier 1; een vat Zeems (Ho-. 1 nig), gezuiverd of niet, betaalt als men: 1 't verkoopt een' hellinc; als het flechts: 1 doorvaart 4 penningen. Een hondert Oly,, 1 als men 't verkocht, 2 penningen. F. en vatl 1 Oly d:it doorvaart 4 penningen. Een vat: ï Smouts, van w,at foort ook, 't welk door-. < vaart,, c  Koophandel; 24.3 vaart, 4 penningen; zo men het ten Damme verkoopt, ook 4 penningen. Een vat Wynazyns hetzelfde. Van Beesten en van allerhande yieeich. • Een Paard of een Os, ten Damme verkocht, betaalt 2 pennirg?n. Als Friefen of Deenen Paarden of Oïfen daar brengen om te verkoopen, worden 'er van ieder ftuk , ,'tzy het verkocht Worde of niet» ook 2 penningen betaald. Een Baek ("Varken ) of een Viik \ penning. Een Hepe9 tmisfchlen Hespe of Ham) 1 penning. Èen Zwyn f penning. Van allerhande Vhfchen. . Een Meerzwyn geeft 4 penningen ; een hondert Salmen 4 pennningen; een Steur 4 penningen; een duizend Haring 1 pen. ning; een duizend Makereelen 2 pennin gen; een hondert Harders 2 penningen'. een hondert Kabeljauwen 4 penningeneen honderd Schelvislchen 2 penningen • een hondert Elften 4 penningen ; een mande met Botten of met Pïadife (Schol) of met Witingen, van eiken oer een heilink; zo zy in 't Schip gegooten (waarfchynlyk op één geworpen ) zyn, is al de hoop fchuldig 2 penningen. Een hondert Stokvisch Q. a 1 pen-  t\\ Tiende Hoofddeel. I i penning; een duizend Palingen 2 penningen; een vat vet Visch 4 penningen; zoi men het uit het vat deed, het gewicht: {waghe) 1 penning; zo men het buiten 1 het gewicht verkoopt, een' penning voor• 't weegen; en een hondert Stokvisch 4; penningen. Van Wollen en wollen Laken. Een zak Wol van elk gewicht 1 penning; van het halve gewicht 1 penning. Een torfeel Lakens over 't host of hoeft gebonden 4 penningen; in de midden gebonden a penningen; met priemen te faamen getto-p ken 2 penningen; elk Laken dat iemand? verkoopt 2 penningen. Zo iemand zyril torfeel ontbindt, insgelyks van ieder ver-M kocht Laken 2 penningen; van de ande-> "ren die hyniet verkoopt, zo men het tor«• 1 feel over hoofd over al bindt, 4 pennini gen, bindt men 't in de midden 2 penningen. Een Dozyn Kousfen 2 penningen by elkaar,- een i dozvn 1 penning ; 3 paar Kousfen \ penning. Die ten zynen behoe-: ve Kousfen koopt, is niets fchuldig; hoe veel Kousfen 'er ook in het torleel mogen zyn, betaalen zy, ais hetzelve gebonden iSji zoo veel als hier boven wordt voorge^ fchreeven. Een hondert Watmaeh oï Strakdoeken 2 penningen; een monct La< ken ï ponning. Van  Koophandel. Van Koorn en van al dat men levert by viertalen. Van 45 hoeden en daar boven Tarwe, ismen fchuldig 3 j viertalen of viertels; van 25 tot dg hoeden, den halven hoed ; van ï5" hoeden opwaards tot 25 hoeden, ééne viertale ; beneden 15 hoeden, 2 penningen. Het zelfde heeft ook plaats van Wieken, Boonen, Erweten, Koorn, Zout, Appelen, Peeren, Kalk, Hafelnooten en alle andere dingen die men gewoon is met viertalen te meeten; de kóoper en verkooper echter zyn van elk Schip dat zy met de voorzeide dingen laaden, 3 viertalen fchuldig. Van Huiden en alle foorten van Vdien. Een daler Huiden is fchuldig een' penninu; van 't geen' 'er meer of minder dan een daker is, elke Huid 1 penning; en dit is te verftaan van Osfenhuiden , Koeien-, Geyten-, Kalveren-, Herten-, Bis- (dat is Bokken) huiden, zaelvellen : maar elk zaelvel geverwd 1 penning. Een hondert Knippi?ien-vellen 4 penningen; een 50, 2 penningen; een 25, ; penning; daar beneden niets. Een hondert vachten 4 penningen; en daar beneden, 't zy de Knippinenvellen al of niet verkocht zyn, ' 2 pen,Q. 3 nin-  24Ó" Tiende Hoofddeel. Dingen. Zo 'er Vellen in een torfeel zyn, betaalt het zelve naar maate het gebonden is, volgens het hier boven bepaalde'. Elk QEterveJ | penning; een taltna gr&Sufcvverks 8 penningen; een duizend Scène» nes/en (a) 4 penningen; een t meel vellen of Conynen doorvaarende 4 penningen. Zo mén Hazen- véllen verkoopt ten Dammc, is de tyniimr Ichuldig | penning; een honderd Ko n-n • vellen 2 penningen". Elh tymmcr Hcrmyns- veilen, zo men ze ten Ddrnme verkoopt, 1 pennning. Een dozyn rood lajdi 1 penningen. Bevondt het zich tn een torfeel of in kisten, betaalt het volgers het zoo even va.ngcftelde. Ken dozyn Wulftcrs 1 penning; de töffeel Corduaan, even als de andere torfeelen, zo het in den Dim verkocht wordt, het dozyn 2 penningen. Van allerhande Met aaien. Een hondert Yzers van meynlouds Jl-ie is fchuldig 16 pennii'Stn ; een honderd glo den Yzers, die men Tuttenrebben noemt, 12; een hondert Back - yzers 11 ; een hondert Tor yzers 4 ; een hondert of Quintaal Spaans yzers 1 ; een vat Staals 4; een Aanbeeld 4; een vat of (a~) Derjkeryk kamt dit woord Van het Engeifche Skin; eene Huidi doch bet foort durve ik wiet bepraten.  Koophandel. 247 of torfeel Zwaarden 4; een last Kopers doorvaarende 6 penningen, doch j2 zo het ten Damme verkocht wordt; een last Tin even veel,- een duizend Kopers of Tins, doorvaarende 4 penningen ; ten Damme verkocht wordende 8. Een voeder Loods 1 i ; een hondert Sikelen 4, En dus nederwaards en opwaards van deeze en andere dingen. Een grootc Schaar gekocht of te koop gedraagen ï penning. Van allerhande Vetheden en van fVafcb. Een gewicht Ruets geeft een' penning; een gewicht Stneers r penning; ecn gewicht Boter 1 penning; een half gewicht van deeze dingen \ penning; ecn o-cwicht Herpoys of Spiegelharst 1 penning ; een gewicht Wasch 4 penningen, en 8 zo het ten Damme verkocht wordt. Een fchippond Wasch doorvaarende 6 penningen; ten Dann;e verkocht wordende ï2. Een gewicht R^fmn (dcnkelyk Harst) 1 penning; een gewicht Kaazen 1 penning; een vat Teers 2; een botkin Wasch 4. Q4 Een  348 Tiende Hoofddeel. Van Lynwaaden, van Garen en van Zeildoeken. ^ Een torfeel Lynwaads 4 penningen; zo t gebonden is in de midden 2. Een hondert Lynwaads, zo het verkocht wordt j 4« Een torfeel Lynwaads, dat men ontbindt, voor elk hondert 't welk men 'er van' verkoopt, 4 penningen ; zo men het niet verkoopt, en men 't weder bindt over 't hoofd, betaalt het gcheele torfeel 4 penningen, bindt men in het midden, 2. Een hondert kluwen Garen4 penningen; als men 'tverkoopt eh weegt, voor 't weeyen i« Een zak Garens 2. Een torfeel naar'maate het gebonden is. Een rol van Malefighes of Zeylkleeds doorvaarende 2 penningcij. Van Kcopmanfchap die in vaten komt of in zakken. Een vat Asfche verkocht om geld % penningen; zo men Asctf verruilt tegenS &nder goed, zoo is elk foort van goed zyn' gezetten Tol fchuldig. Een vat peks Vzy op het water , 't zy op het land, Vzy men het verkoope pf niet, 2 penningen.; i iinen Peks 1 p; 4 timen 1'! Een vat of een kist giazefne vingherline fof'riiigen) 4. Een zak Kwikzilvers 2; verkoopt men het, van de Mark 2. Ecn vat met Okkernootcn 4 Een zak met hoor-  Koophandel. «49 hoornen, zo ze by één liggen, van de Mark 2 penningGn. Een zak met Okkernoöten 2; zyn zy in 't fchip gegootent van den lest (of ]ast) I2. Een zak met Roeden van Spanjen 2; verkoopt men het ten Damme, van de Mark 2. Een zak mét 'Lazure 2. Een zak' met ver de grete (ytrdegris), evenveel; verkoopt men het ten Damme, van de Mark 2 zak (waarfehynlyk 2 penningen.) Een zak met Spaanfche Pruimen 2. Een tonne Scoen 4. Een zak met Hoemeien (Hop) 2. Een zak met Wynfteenen 4 Een hondert Wynfteenen £ Van Goederen van gezvicbte, en van Fruiten. * Een ke.k Aluins, Comyns, Amandelen, of Pepers doorvaarende is fchuldig*4 penningen. Een halve kerk 2; ^rtoopt men het ten Damme, van de "kerk 8. Een f/ay el Vygen of Rozynen 2. Een gewicht Zwavels 1 penning. Van daar men mede Verwt. Een kuipe Weede 2 penningen. Een meefe pf een tonne Wecds 4. Een tobbe Slyps 2. Is het Slyp gegooten in 'tichip, overal 4* Een fchuit met Meekrap 2. Een wagen met Meekrap is fchuldig van elk paard | p. Q 5 en  25° Tiende Hoofddeel. en van den last 2 penningen. Een hor^ dert fconc IVouden 4 ; en zoo apwaards en nederwaards. Van ecn duizend C:rexden geeven kooper en verkooper elk 1 penning. Een vat Caerden betaalt 'er 4. . Van Ke telen van Potten en dergelyken. Een Ketel of een Eekken of een koperen Pot, als het verkocht wordt, van dc 5 fchellingen 1 penning, daar bcne-r den l ; van de 10 fchellingen 2 ; van de 15, 3; van de 20, 4, en daar boven niet. En zo 'er vericheidenen in éénen band waren gemaakt, te Dinant of elders , hoe veel 'er ook in het bindfel wartn: het is fchuldig 4 penningen. Een Keulfche Pot met yzer genageld (ghena* ghet ) 4.^ Een Klok 4. ' Een Schel 2 penningen. Van Beddingen en van Halsbergen. Ecn Cultte (Beddefprei) die men verkoopt, is fchuldig 2 penningen, Een Bed 2; een Peluw of een Küsfen r. En wat desgelyks is, in eene kist, dat geldt 4 penningen. Een gewicht Pluimen ij van wefegen 1 Een- hondert Vilts 4. Een gewicht Vlekken 1. Een Hdlsbereh of een Hahberguelr dat men te koop diaagt ,  Koophandel. 251 draagt, hetzy het al fff niet verkocht worde, betaalt 4 penningen. Van Look, van Ajuinen en van St eenen. Een wagen Looks of Ajuins is fchuldig 2 penningen; een halve wagen 1 ; een vierendecls wagen \\ en daar beneden niet. Een Molenfteen 2 pennoigen. Een Slypfteen 3. Een paar Qu:em- (dat is handmolen ) fieen \. Van Wetfteenen de Mark 2 penningen. Ecn hondert Mortier 2; en zoo opwaards en nederwaards als hier voorzeid. Een hondert' Kalkfteen 1 penning. Van Hout. Doet men Hout of Boorden. uit de fchepen op het land ten Damme, en men verkoopt het, zoo geldt de Mark 2 penningen; verkoopt men het in 'twater, zoo geldt het niets. Een hondert Maltin (of Mouden, een foort van Vaten ) of Mldewten 1 penning. Een hondert Troggen 4. Een Brugfcfte Kist 4. Ecn Keulfche Kist j. Een Wan { penning. Van  252 Tiende Hoofddeel. Van Scheepstuig *(alame~), van Kruideniers waaren (mercerien), en yan Vlasch. Van Koekinen Vloeien zyn fchuldig kooper en verkooper van de Mark 2 pen? ningen; een gewicht Reepgarens r; verkoopt men het ten Damme, de Mark 2. Een meefe Vlasch of Kip 4; verkoopt men het, het gewicht 1, en van weegen 1. Bastenre linen (waarfchynlyk Touw) 4 penningen. Een Marschman die in zyn marsch draagt Peper, Wasch, Beckine, Hoofdklcederen, Hoofdlaken , te hine mouwen of desgelyks, zo het doorgaande van boven vastgebonden is, betaalt hy 4 penningen ; verkoopt hy in de Pinxter dagen , zo is hy fchuldig 4 penningen. Van Schuiten en Lastwagens. Een Korf-fchuit is fchuldig r penning; zo zy ook andere Koopmanfchappen in heeft, 2. Een gelaaden Wagen of Kar in zyn komen van elk paard J; zo hy ontlaadt, en weder ander goed oplaadt, is elk paard fchuldig 1 penning. Van  Koophandel. 253 Van Kleine Stukken en van gemeenen Rechte. Een rzweviltene Hoeden 2 penningen ; een mande met Karsfen of met Pruimen i; een kuip met Eyeren by water komende een kist met Eyeren f; een mande met Eyeren |. Verders die iets ten zynen behoeve koopt in fpys of in kleeding, is niets fchuldig; de Tollenaar zal geene kist open doen, eer hem 4 penningen betaald zyn; en elk Koopmans knecht mag op zyn' eed 2 kisten houden, die aan zyn' Heer of aan hem toebehooren, indien 'er geen tolbaar goed in is. Van het Wcegen. Al wat men weegt, de Heffers zullen hebben van het Gewicht \ penning, 't welk de kooper en de verkooper gelden; zonder lood hebben zy van weegen 4 penningen. Alle dingen waarvan hier gewag gemaakt is, van welk foort het ook zy, zullen Tolgelden naar de waarde der dingen, die hier boven befchreeven ftaan, en dat redelyk; en zo het by geval gebeurde, dat een gelaaden Schip van vreemden Lande kwam in de Haven van het Zwin, en eenig Schipknaap uit de Steden het eischte : moest het wel zynen voerlast ontlaaden; doch de Koopman-  ©54 Tiende Hoofddeel. manfchappen, die men daarrïa weer in 't Schip terug bracht, betaalden geenen Tol; maarzo zy Koopmanfchappen te koop booden of verkochten, zouden zy den voorzeiden Tol fchuldig zyn. Voorts is deeze Brief met het Zegel der Graavin en haaren Zoon bekrachtigd. Een Schryvèr, die niet lang 'geleeden eene opzettelyke Gefchiedenis desDuitfchen Handels zynen Landgenooten heeft medegedeeld, van dit Gczandtfchap en het daaruit voortgevloeide Verdrag gefproken hebbende O), voegt 'er by, dat "federt aan de Niederlage of het Waarenhuis te Brugge een beter inrichting als te vooren gegeeven wierdt. De verbondene Hanfe- fteden verkreegen om den zelfden tyd in de nabuurige Saxifche Landen van Hertog Albrecht omtrent dezelfde Privilegiën als men thans in Vlaanderen was meester geworden (Z>). Twee Jaaren vroeger denkt men gemeen lyk, dat de Hanfifche Niederlage in London gebouwd zy; 'er wordt in 1257 gefproken van eene Cïldehalla der Duitfchen aldaar, door Kooplieden van die Natie bewoond, fchoon zy 'er lang te vooren Handel op dreeven (c). Laat O) Fisscher Gefchichte des T. Handelsll 5$. Qb) Ibid. II 15. CO Ibid. II 50.  Koophandel. i55 Laat my nu ook de overige berichten inzamelen, die omtrent den Koophandel deezer Eeuw in het kort beftek van Willems Regeering my zyn voorgekomen. Dat Hamburg, zoo wel als Lubeck haare waaren tegen Vlaamfche Lakenen gingen verruilen, en de Hollandfche Tollen in 't voorby vaaren voldeeden, hebben wy reeds in een voorig Hoofddeel geboekt; en wy zullen in de Byvoegfelen haare Ingezetenen , zoo wel als die van Bremen (a ;, Stade en Dortmond, wanneer zy's Konings erfTelyke Staaten aandeeden, met derzelver Goederen in zyne befcherming zien neemen: 't zy 'er van ter Zee, 't zy 'er binnen 's Lands ichade aan hun Schip gefchiedde, gelyk mede by het doortrekken: zelfs met belofte van fchavergoeding. De Wcstfaalfche Stad Söst kreeg mede ecn Privilegie van hem, ten voordeeie haarer Schepen, die aan de Hollandfche kusten mochten Schipbreuk lyden. De Lubeckers weeten wy ook reeds, dat tevens met dc Brandenburgers in de Tollen aldaar begunftigd waren. Hunne Goederen, zoo wel als die van verfcheiden andere Kooplieden, fchynen veeltyds eerst tot aan den Rhyn of Leek te lande vervoerd, en hier, om hun- CO Zie ook Bremen als Handel-Stad befchouwd, Luimig III 222. Ü. Groote Duitfche Handellïeden.  25<5 Tiende Hoofddeel. hunne verdere beftemming,' vooral naaf" Vlaanderen, te bereiken, ingeicheept te'' zyn; op den terugtocht had wederom het tegenovergcftelde plaats ( a). Wat Hamburg in het byzonder betreft, haare gelukkige ligging aan den mond van een' der eerfte ftroomen van het Ryk, en de Noord, zee als voor haar heen gefpreid, maakte Ze tot eene by uitneemendheid gefchikte plaats om de Duitfche goederen te ontvangen en naar andere Landen, te vervoeren, zoo wel als tot eene Stad van doortocht voor de waaren die de Koop.' heden van het Ryk voor eigene rekening verder heen brachten. Van haaren Handel op Denemarken getuigt een vergun-' ning, door den Koning van dat Gebied' haar in 1250 gefchonken: dat naamentlyk de goederen die iemand uit Hamburg, in zyn Ryk Schipbreuk lydende, door eigenen' arbeid en op eigen kosten redden konde ' aan den zeiven door niemand mochten betwist worden (*;. De Burgeren en Kooplieden van Riga hebben wy reeds, door de Graaven van Holftein met de Tolvryheicf te Hamburg zoo wel als door hun geheel Gebied zien begunftigen. Aan die van Bruns. wyk, ("«) Beckmann Hifi. Befchreib. der Marei' Brand. P. IV. p. 1138. CO Lunig XIII  Koophandel. 257 wyk , Maagdeburg en andere omliggende Steden en Vlekken Honden op hun verzoek deeze zelfde Graaven ook toe, dat zy van elk Last rood en wit Koper, Tin en Metaal te Hamburg flechts i fchelling Tol zouden behoeven te geeven; 6 penn. van een last Lood; 8 penn. van een vat Wyn in deeze Stad gekocht, en 4 van een half vat; van een vat Zalve 1 fchell.; van een half vat 6 penn ; indien het minder was, van elk Noormansch gewicht •2f penn.; van Lakens, Lymvaad, gemengd werk (de yario opere), Peper, Komyn, Wierook, Zwavel, Wynfteen, Amandelen, allerlei foort van Huiden, allerlei Smeer of andere Waaren, evenveel voor ieder Noormansch gewicht; van den Chorus (of 30 Maaten) Koorn , dien zy uitvoerden, 2 fchell.; van de Last Haring 1 fchell.; de majori ferro of frumento (a) 2 penn. ; de minori 1 penn.; van het pond Kalamynfteen en Kryt 1 penn.; van het pak 2 fchellvan het drieling (de terningo') 1 fchell. Op het weetens of onweetens verzuimen van aan dien Tol te voldoen, ftond de ftraf van het negenmaal te vergoeden. Indien 'er tusfchen den Hertog van Bruns wyk (a) Thorkelin Diplomatar. j4rno - Magnaanum i 195 heeft de eerfte leezing ; Rehtmeyeüs Brauvr fchw. Luneb. Chron. p. 493 da laatfte. IV. Deel. R  258 Tiende Hoofddeel. wyk en de Graaven of eenig ander Hecfi oneenigheid ontftaan mocht, zoudenevenwel de Kooplieden het vrygeleide genieten , tot 40 dagen toe na' dat het hunwas opgezegd. 'Et febyren by deeze vergunning 6 Burgemeesteren ■ (Confitles~) vanHamburg tegenwoordig geweest te zyn,, met den Advocaat en den Tollenaar. Eem Stads -Cnrmonnik, die tevens Priester wass in eene nabuurige plaats, vervaerdigde het! Stuk als Schryver. Jk vinde ook in een) ander oorfpronkelykStuk van deezen tyd (V) „ dat de weg tusfchen Salzwedel en Ham., burg, gelyk ook tusfchen Lubeck enSalz--; wedel , door een' geduurigen doortocht van 1 i Kooplieden bezocht wierdt. Deeze Han- ■ 1 delsweg ging te water op de Jetze over Mi-. , zacker in de Eibe, en dan over Mollen j naar Lubeck, of over Hizacker naar Lauen-. | burg, en zoo verder naar Hamburg. . Lubeck, gelyk uit het geen wy zoo even , , en ook te vooren by gelegenheid van ( Strandrecht en van Tollen, omtrent haar f in ons verhaal hebben laaten invioeüen \ voerde geen minder uitgeltrekten Handel t als haare Zuster Hamburg De Oostzee zelfs was haar gelegener dan aan deeze tot vervoering haarer Goederen. De ZeeOor- I CO Een Diplo-.na van Hertog Albrecht van Sixen Lsuenburg van 1243. Fisciier Üefch. des Teut [eken Handels. II 48.  Koophandel. 259 Oorlog dien zy in 1250 met Denemarken voerde, had zynen grond in hét aanhouden der Lubeckfche Kooplieden in Schonen t\a): doch deeze fpoedig geëindigd zynde, gaf Koning Abel haar nog in dit zelfde Jaar veiligheid' door zyn geheele Ryk, zoo in het gaan als in hét komen, voor alle haare Waaren en Goederen; alle zyne onderdaanen moesten de Lubec. kers in alle opzichten als vrienden behandelen (b). Twee Jaaren laater nam Koning Erick hen onder zyne byzondere befchermingj waar zy ook in zyn Ryk kwamen zouden zy alle vryheid genieten, die zy ónder zyne Voorouders gefmaakt hadden. Geen der Koninklyke Tolbedienden ( Exacter(s) mocht hun eenige hindernis toebrengen (c). Tusfchen beiden echter (in Maart 1251) klaagde nog de Bisfchop van Roskild aan den Paus, dat de Advocaat en de Gemeente van Lubeck eenige zeefchuimers in hunne Schepen en op hunne kosten, onder voorwendfel der tweedracht tusfchen hen en den voorigen Koning van Denemarken, by het Slot Cop- pen- O) Herm. Corneri Chron. ap Eccart li (£) Dreyer Spec.Jur. publ. Lubec. p. 65 fo (O Ibid. R *  2öV Tiende Hoofddeel; buurieel DorDen. 't eeen tot zvne tafel. goederen behoorde, vyandelyk haddeni doorgetrokken; de Kerken en andere: huizen en gebouwen van dat Slot en die: Dorpen verbrand hadden; en dereliquien,, boeken, privilegiën en fieraaden der Altaaren weggevoerd O). Ook met Haquini Koning van Noorwegen fluit Lubeck ini October 1250 een verdrag van Vrede eni Handel. De Monarch zegt daar in, datt 'er tusfchen zyne onderdaanen en die vam deeze Stad tot hier toe veel vyandfchapi geheerscht had; dat evenwel, daar zy hemi nu den Heer van Bardwick en anderen 1 als Gezandten hadden toegezonden, die: alles aan zyne beflisfmg overlieten: hy; hun al het gebeurde vergaf, en na met: zynen Raad en deeze Mannen daar over gehandeld te hebben, vastftelde , dat 'er eeni wederzydfche Vrede zou ftand grypen;. zyne Ingezetenen en de hunnen zouden over en weder, waar zy zich ook met! hunne] Waaren vervoegen wilden, vryheid: van komen en van zeilen hebben> vriendelyk ontvangen en vreedfaam behandeld: worden: beide .en opzicht hunner perfoonen en hunner goederen. Wier den de: Burgeren van Lubeck ergens door hunne i vy-, C«) Thorkelin I ltj.  Koophandel. 261 vyanden aangevallen of benadeeld, en 'er waren Noorwegers by , zoo moesten deezen hen als vrienden en broeders naar hun vermogen befchermen; en zoo ook in een omgekeerd geval. Hunne Kooplieden, wanneer zy in zyn Ryk kwamen, zouden 'er even goede voorrechten en vryheden genieten, als zy 'er immer genooten hadden; en al gingen 'er eenige lieden tegen deeze bepaalingen rukeloos .aan: zou hier om echter de tegenwoordige Vrede niet verbroken, maar flechts vergoeding of ftraf aan de fchuldigen opgelegd worden (. Corps Dipl. \ 200. Cc) Bondam I 494, %66 Tiünde Hoofddeel. hun hout, fteen en dergelyken veel op voer- en rytuigen uit ons Vaderland (aji Het aanleggen der markten, het zy dan jaarlykfchc voor waaren van grooter aanbelang , het zy weekelykfche tot het meer gewoone gebruik, ;wierdt onder de Regf^ën, van deezen tyd getold. De Koning gaf aan den Graaf van Savoyen het recht van door dcszelfs geheel Gebied deeze nundina & mercata op te richten (b); en hy bekrachtigde de huwelyks - gift van twee [aalmarkten, door Gerard van Batenburg in de Stad yan dien naam, aan zyne Vrouw ge, daan (e;: daar Gerard deze markten van hem te leen hieldt. Dan het belangrykfte , t welk wy in dit opzicht hebben aangetroffen , is een Gunstbrief van Keizer Frrd-ik janSpiersinia48 toegeftaan. Indeezen ze^t ie Monarch : Op gefchikte plaatfen heeft ven de algemeene Jaarmarkten Cumdiuitgevonden, op dat de nuttigheid W allen, welke wyd en zyd door den menchclyken vlyt te weeg gebracht wordt, loor wederzydfehen Handel alom bevorlerd worde. Zogende : derinuven. voor üïl . , het  Kóóphandel. ?6f het gemak zyner Ingezetenen, vindt hy goed de Stad Spiers, -gefchikt en wel gelegen om wederzydfehen Handel te ceffefcè'n, te beftemmen, om 'er jaarlyks eene algemeene Markt op het feest van St. Simon en Judas en de ir volgende dagen te vieren: daar by bepaalende , dat, onder zyne en des Ryks befchermirg, naby en vèr af woonenden met hunne waaren hier faarnen konden komen, en volgens gewoonte gemeenfchappelyk hun voordcel doen, indien flechts vergunningen aan nabuurige Markten op dezelfde dagen hun daarin niet hinderlyk waren. Hy beveelt nu, gelast en vermaant allen en een' icgelyk , dien de gewoonte van hun voordeel te zoeken en het gemak van goederen aan te treffen overal heen roept, dat zy op den bepaalden tyd en plaats onder zyne en des Ryks befcherming met goederen, waaren en andere gerieftens, die men zich onderling tot gemeenfchappelyk gemak bezorgt , opgeruimd ' en fpoedig ( hi'aritcr et prompte) by een zouden komen om die Markt te houden: zullende .aan allen die 'er zich heen begaven, 'cr blèevep en 'er van terug kwamen , veiligheid en gerustheid vergund worden; in hunne perfoonen en goederen zouden zy van alle kanten fchadeloos worden gehouden; niemand zou hen dmrven heleedigeni of hun om eenige reden, welke het Ook ware, eenig b-Vtzel toe-  sóS Tiende Hoofddeel. toebrengen, zoo lang zy derwaards heen gingen; en onder de Keizerlyke befcherming zouden zy behouden te rug keeren (a). Van Plaatfen, waar men gewoon was kleinere of weekelykfcbe Markten ter verkryging van levensmiddelen of dergelyken te houden, zyn ons reeds verfcheiden voorbeelden voorgekomen. Te Stendorf was 'er zulk een,, onder den naam van ■Macellum O). Te F<-eiberg zagen wy lieden, die 'er met Tafels op zaten, eene kleine fom betaalen (O- Een brood- en .wyn - markt te Biblos wierdt aan den Aarts;bisfchop van Mayntz door eenige Edelen -verkocht (d). Te Dornheim beftuurden de Heer en ecn Klooster de Marktzaaken famen; en hier worden, behalven brood en wyn, ook koorn, zout en vleesch onder de goederen die men 'er te koop bracht opgeteld (e)- Volgends de Handveste van Culm en Thorn wierdt de Munt op eene gemakkelyke wyze ingericht, op dat (O Lunig XIV $66. • (O Gud. C. D. V 13. CO Hornii Henr UI. 31 r, O) 1252. Gud. I 625. CO Cru«11 Ann. Sutv. II 82,  Koophandel* 469 dat een ieder' vryelyk zou kunnen koopen al wat men gewoon was op de Markt te brengen. (a~). Wy zullen inde Byvoegfelen tot Willems Gefchiedenis van zyne vergunning eener Weekmarkt aan Nieuw-Hildesheim fpreeken ; die 'er heen ging en van te rug kwam begeert hy dat befcherming en rust genieten zou. Aan de Graaven van Nasfku ftond hy even eens toe in hunne Stad Herborn eene Donderdagfche Markt op te richten (-&); en aan den Graaf van lfenburg eene weekelykfche, in welke plaats hy het goed vondt: mits aan geen onderdaan van het Ryk die 'er zich heen begaf, door of van wegen den Graaf eenig nadeel wierdt toegebracht (c). Van de Arnhemfche is eerst onlangs door ons gewag gemaakt. Een Koornmarkt te Wetzlar (d) en Paerdenmarkten in Friesland (e) worden ook genoemd; en Franckj. fort aan de Oder is ons reeds als Marktvlek bekend (ƒ). Wat CO Baczko I 386. CO Orig. Najfov. II 287. CO Kremer Beitr. xur Gül. u. Berg/cheGefck. U 129. fd) 1254. Gud. C. D. V 26. CO 1250. Menconis. Chron. ap. Matthjeum in Anal. III 233. CO Sacittarii Dif.Hift.March.acEleEt.Brarrd.  . mndwei ken en Fa briekei). ( Twee daar van wierden eene Mina, misfchien het zelf-. (O Gelyk Erford. Schannat Vind. litt. Coll. I. >. 122. (O Bondam 500. A°. 1255. CO ElATH 195, 197. Cd) Erath 195. Zie ook te Yooren bl 257 van dit Deel, waar mede van een Pak en Tertüngum gefproken wordt; het eerfte kan omtrent 24 pond, en het tvveede 12 bevat hebjen. CO MlRiEUS II. icoo. S 2  276" Tiende Hoofddeel. zelfde als Octak (a), 10 een Meretretum geheeten. Ook van vierendeelen eener Mudde wordt gewag gemaakt. Zo de Verto ter plaatfe welke ik beneden aanhaale (b) geen munt maar een foort van maat betekent, zal het waarfchynlyk van eene dergelyke grootte geweest zyn. De Loto wordt als een zekere hoeveelheid rogge aldaar uitdrukkelyk genoemd. Koornzakken of Frusta (c) en Talenten, welke laatften op 50 of 100 Ponden gefchat wierden, maakten de grootere maaten uit. Voorts wordt in de Herfordenfche en Gandersheimfche ftukken nog van maalingen (MoU cia) mout van haver , van zoo veel malt rogge tot het brouwen, of gelyk 'er nog eens ftaat, zoo veel meltede bracii quod fit molitum gefproken; daarna van eenige Vatingen rog tot het brood, en rog of gerst tot het brouwen. 'Er komen daarin Manipuli haver, Lapides of Stukken wasch, Umaof Potten honig en boter voor, ' Oneen eyeren, Cochlearia of Lepels van zekere grootte van er weten; ook aan Ellen wordt daarin gedacht , O) Zes Octalia tarwe komen voorby Gud. IV 883 a° 1253. Erath aor. (O Een Hofïtede bracht 15 Zakken er» eene Muddt groenten» op. Hbrrcott. Gen. Habsb. II 316*  Koophandel. dacht, en de visch wordt by Scnufce of twintigen toegeteld. Nog in een ander ituk wordt van eene Sarcina of- Pak lakenen (<*) en in de Culmfche Handveste van een Pond wasch van 2 Marken, 't geen hier zeker een gewicht en geen geld is3 gefproken. Omtrent de vochten zal ik alleenlyk zeggen dat de wyn veel by Caraaten, of zulke vaten die men op eene kar konde laaden , verkocht wierdt. Centners of 100 Ponden (è), Aamen en Emmers, treft men mede fomwylen aan. Van Cunei en eene Amphora bier: zoo wel als van eene Tina of vat van het zelfde vocht, maaken de 2 Verordeningen, die ik nog zoo even noemde, melding. Een Soma of Last fchynt gelyk geweest te zyn aan een Aam en 3 Emmers (cj. Van een vierendeel vat vindt men by bieren zoo wel als by wynen melding («O- De Stoop was eene der geringfte verdeelingen. In Holland is ons de Maat meer dan eens voorgekomen: te Delft by voorbeeld van de Ca) Zie 0110 Cod. Dipl. op 1243. C b) Van Oly by Gud. I 627. Cc) Vergel. Schoepflin Hist. Zaringo - Bad. IV. Qd) Zie de Friesfche wetten. S 3 vm. Hol 1. ah 3 en Zee- LAND. Maaten en Gewichten  A? 8 Tiende Hoofddeel. de boter. Aan de Kerk van Egmond wierden in Texel 20 Mudden gerst, (gemeenlyk Hunt) volgens Haarlemfche maat toegeweezen (a). Het Dortfche Privilegie gewaagt van Centners, het Haarlemfche van een Steen garens. Aamen komen insgelyks fomwylen voorj en eens is ons van een Mindelon wyns, aan elke Rhynsburgfche Nonne toegeweezen, gebleeken (h). (*) Mieris I 253. CJ) Kluit 491. B Y.  BYVOEGSELEN. TOT WILLEMS GESCHIEDENIS.   28l BYVOEGSELEN TOT WILLEMS GESCHIEDENIS. EeRSTE DEEL 11. 116. Adelheid van rileef, de Weduwe van Graaf Dirk VII, leefde nog in 1242: toen zy den Broederen van St. Marie in het D. Huis te Utrecht 5 Ponden Hollandsch uit den Tol van Niemantsvriend fchonk: zoo lang Joannes Priester in Maasland, weleer haar Capellaan, in leven was (a). I 135* Ik heb reeds boven gezegd, dat de C_a~) Repertorium van brieven &c, berustende in de Archieven van den Land'Cmmandeur van het D. Huis te Utr. S 5 1235"'«43»  "43> i i < c t i 28a Byvoecselen tot de Kooplieden van Lubeck en Hamburg niet alleen ter zee op de kusten van ons Vaderland Handel dreeven, maar ook de waaren der Oostzee en der haar omringende ftreeken door het Hollandfche Gebied en voorby den Geervlietfchen Tol naar Vlaanderen heen voerden; van daar brachten zy langs den zelfden weg weder lakenen te rug. De jonge Graaf, onder wiens inkomften de Tol van Geervliet geene der minst aanzienlyken uitmaakte , verbindt zich den 17 Augustus deezes Jaars te Leyden, om deeze Kooplieden en hunne goederen , zoo lang zy zich op zyn Gebied bevonden, onder zyn vrygeleide te neemen: waar tegen zy zynen Tollenaar van hunne eigene goederen ééne Mark van de roo zouden geeven, naar den eerften koop 'erekend, en door hunnen eed te vergevisfen; van de Vlaamfcbe lakenen die zy :e rug voerden, 2 fchelh van het pak van :én foort. Het geen 'er verder bygevoegd vordt is my duister voorgekomen. „ Zo ,het my behaagde, zegt de Graaf, dit Vry, geleide te herroepen, zoude het zelve van > den dag der 'herroeping af bekrachtigd en , ongefchonden blyven." Veele getuigen waen by die Graaffelyke gunstbewyzing egenwoordig, en hingen hun Zegel aan eezen Brief. De naam van Willems «:'ttunttnde Moeder, Mathilde Graavin van lolland, ftaat boven aan. De overigen zyn  Willbms Geschiedenis? a8j zvn de Heeren Volpert van de Leek, ; Willem van Teilingen, Nicolaas, Dirk van Wasfenaer, Dirk van Gouda, Nicolaas van Putten , Hendrik van Voorne, Wolfert van Maalftede, Godfried van Cruiningen, Willem van Stryen, Willem van Altena en Nicolaas van Borsfelen: de laatfte alleen zonder byvoeging van den Ridderlyken Titel van Heer ( a). I 137. Op den 6 Maart gaf Nicolaas van Putten te Geervliet een' open Brief uit, by welken hy een paar lieden onder zekere voorwaarde met eenig land beleende! verzoekende tevens den Graaf van Holland en Nicolaas Perfyn hun Zegel aan deezen Brief te hechten ( b ). In het midden deezes jaars zich by zynen Oom te Utrecht bevindende, bekrachtigt Willem niet alleen den Burgeren van Lubeck de gunst die hy hun 2 jaaren vroeger beweezen had, van hunne perfoonen en goederen zoo in het heen gaan als terug keeren door zyn geheel Gebied onder zyn vrygeleide, zyne befcherming en behoeding oprechtelyk genomen te hebben, maar breidt dit nog verder met deeze bewoordingen uit: het zy ze van de buiten- of z(e- O) Dreyer Spec. jur. publ. Lub. 239. £*) Zie onzen Cod; Dipl. op deezen Datum. 1*45»  "45- I i i I 1 t j z l h a d ze yöw binnen, of door fchipbreuk, of met e'm geheel behouden en niet befchadigd fchip zyneni Byvoegselen tot zee-zyde langs de grenzen zynes lands, 'tzy ze van binnen, of door fchipbreuk, of met efn geheel behouden en niet befchadigd fchip zynen bodem aandeeden, of er op eene andere wyze doortrokken. Hy gebiedt vervolgens ook alle zyne onderdaanen hun op geenerlei wyze hinderlyk, maar, gelyk hy het van derzelver liefde jegens hem verwachtte, hun m alles bevorderlyk te zyn, en de perfoonen en goederen deezer Burgeren uit 's Graaven naam voor fchade te helpen hehoeden: met verzekering tevens, dat welke fchade' of ramp hun ook van zynent of iemand anders wege zoude toegebracht worden, hy hun vegoeding en te rug gave van 't geen hun toekwam ongetwyffeld ver[chalfen zou, op dat zy altyd veilig op ;yn geleide en zyne befcherming zouden ornnen vertrouwen. Dit gefchiedde op len eerften July; en het i^ niet onwaarchynlyk, dat de eene of andere bemachti;ing door Hollandfche Ingezetenen van een verongelukt Lubeksch Schip of der daarin >evatte en aan het oever gedreevene goeleren, volgens de beginfelen van het Itrandrecht, met de klachten tevens dac alk een daad met den aart van vryge. ;ide ftrydig was, tot deezen nieuwen Gunstrief aanleiding gegeeven hebbe;. Of ui Hamburg ook een dergelyke uitbreiing der voorige vergunning verleend zy, kan  WtLLEMS GESCHIE DENIS. 285 kan ik met geen zekerheid bevestigen f». I 146. Dat Willem, behalven zynen Vryheids-brief aan 'sGraavezande, ook den aldaar gevestigden Bagynen vrydom van Tienden gefchonken heeft, van alle vruchten welke binnen haaren Hof aldaar zouden wasfchen, leert ons een Brief van Hertoch Albrecht van Beyeren, van den 15 November 1404, waar by hy deeze fchenking bekrachtigt (fc). I 130. De Cardinaal Legaat las zelve de Hoogmis in de Keulfche Domkerk, toen Willem tot Ridder geflagen wierdt (r). I 234. Zeker Schryver (d) verhaalt , dat 'er behalven den Graaf van Holftein, op den zelfden dag dat Willem Ridder wierdt, ook verfcheiden andere aanzien, lyken tot deeze waardigheid verheven wierden. I 236. Tot het getal der Geestelyke Vorften, die zich terftond aan Willems zyde fchaarden, behoorde ook de Bisfchop van Bamberg. De eerfte brief, door Innocen- tiua (0) Dreyer 1. c. p. 232. C * ) Zie onzen Cod. Dipl. op dezen Datum. C») Berchemius Chron.MSt. Gelr. (<0 Alardi Res Nardalbingicx ap. WestkulenJW» 9um. intd. rtt. Qirm p. 1793. "45^, I24 de Duitfche Prselaaten door den Cardinaal • Legaat op 's Pausfen last vermaand zouden , worden hunne macht by de zyne te voer gea. Het blykt uit den oorfpronkelyken ■ Brief, dat de Legaat aan den Hertog reeds • te vooren beloofd had, dat hy alle de t Geestelyke Heeren van Duitschland by open Brieven deeze hulp aan den zeiven T 3 zou 1247.  Ï2471*2*8. 294 BïVOE CS EL-EN TOT zou doen toezeggen : 't geen de Paus ;| nu goedkeurt, cn Caputio gelast, deeze Mannen daar toej te vermaanen en des noods op Pausfelyk gezag te dwingen,, met uit den weg ruiming van het beletfel 1 des Appèls (_a). I 246. Den 29 December fchonk de Koning aan dc Abdy van Middelburg de tiendens der nieuwe Landen mee derzei veraanwasfen, die hy aan Hugo Boudewym-Zoon verkocht had (b). Tusfchen den 21 en 28 January vaer— digde Innocentius uit Lyons verichcidcni Brieven af, die haare betrekking hadden 1 tot de zaaken van het Hertogdom Oosten-ryk. Jk heb, op bi. 329 en de volgenden,, den ftaat van dat Gewest federt den doodl zynes laatften Hertogs .,,afgefchetst: dochi toen de ftükken nog niet kennende, die; my federt onder 't oog gekomen zyn, ook; niet geweeten, dat de 3Jaus reeds om deezen tyd, onder de vcrfchillende mededingers naar het betwiste Gebied, Geertruii vooral, de Broeders Dochter "van deni verftorven Hertog en Weduwe van een" Bohcemfchen Prins, begunftigde. Zy had: zyn goedvinden zelfs over het aangaan] van: O) Zie SJle deeze JJrieren irv onzen Cod. Dip. opA. 19 en 20 Nov. h. a. QF) Uit een Register op de Hall. Leenkamer.  Willems Geschiedenis. 595 li van een tweede Huwelyk gevraagd; en |hy', haar gaarne wenfehende met iemand | verbonden te zien , die haare eisfehen op iOostenryk tegen zoo veel vyanden kon ihandhaaven, meldt aan Caputio, dat hy Szyne krachten moest infpannen, om een' lecht tusfchen haar en Koning Willem, of jiemand anders die voor haar gefchikt en Jder Kerke toegedaan was, te fluiten. |Hy bekrachtigde ook op haar verzoek het Testament van den Hertog haar Oom, waar by haar deeze, volgens eene Keizerlyke vergunning, veele rechten en goederen had nagclaatcn, en herflelt alles wat daarby mogeiyk door nalaatighcid van de eene of andere gewoone plechtigheid mocht verzuimd zyn; en hy gebiedt den Legaat, om de Duitfche Orde, die ook in Oostenryk gezeten was, en eenige plaatsjes, geld en goederen bemachtigd had, welke haar door haaren Oom vermaakt waren, haar die met fchavergoeding re rug te doen geeven, met bedreiging 'anderfints der Kerkelyke Cenfuur, zonder Appèl. Indien zy hier niet naar mochten luisteren, moest hy, wanneer hy het goedvondt, den Koning van Bohemen vermaanen, om haar uit de Inkomften der D. Orde in zyn Ryk fchadeloos te ftellen. Geertrui hieldt haar verblyf op 't fterke Slot Obalenberch, aan het Sticht van Neuburg ('t welk een paar mvlen boven Weenen ligt) toebehoorenT4 deï 1248,  I-24S. V I ïfo ' Byvó'egs'elen tot de; èn de Paus verbiedt deswegen aan den Proost en het Capittel 'aldaar dat Slot tegen, een ander te verruilen, dan met de Hertogmne zelve , die zig bereid betoond had hun eene Sterkte van dezelfde waardy inde plaats te geeven. Aan den Bëftuurder der Kerk van Saltzburg fchreef de H. Vader, dat daar de Hertogin in yver voor geloof en Godvrucht ontbrand en met een' mannelyken moed bezield, zich bereidde den vyanden der Kerke tegen te liaan, hy haar hierin en in dc handhaaving van haar recht te hulp moest komen, en de Plaatfen cn Sterktens van zyn Geestelyk Gebied, wier inwooners zich aan den afgezetten Keizer Frederik by eede verbonden hadden, in den Kerkelyken Ban moest doen, en tegen de bewooneren zeiven ten opzicht van hertydelyke en geestelykc proccdeeren. De Bisfchop van Olmutzennog een ander ( CmolucenCiS 6? Selxowenfis) kreegen ieder in den hunnnen dezelfde bevelen. Den Koningen van Hongaryen en Bohemen vermaandeInocentius, ieder by een' byzonderen Brief, deeze edele Vrouw, daar zy voorneemens was zich tegen de vyanden der Kerke aan te gorden, ook uit eerbied voor hem en den Anostolifchen Stoel ie willen rekenen als byzonderlyk aan hem lanbevolen; en haar in tyd van nood, laar toe opgeroepen zynde, in haar recht ïh tegen haare vyanden tc willen byflaan:' zoo  Willems Geschiedenis. 297 zoo dat zy ondervinden mocht, dat 's Pausfen verzoek aan den Koning haar van dienst geweest zy. Eindelyk pryst en bedankt hy een' Graaf, die haar in het doen gelden haarer rechten onderfteund had, en vermaant ook deezeo, onder voorwaarde van zondenvergeeving daar verder in voort te gaan: vooral in haar de begunstigers van Frederik te helpen beftryden. Uit dit alles O) blykt, dat het niet de tweede echt van Geertrui met den Markgraaf van Baden, eerst dieper in dit jaar getroffen, geweest zy ( gelyk wybl. 332 meenden), die den Paus gunstig omtrent haare rechten op Oostenryk heeft doen denken: maar dat hy reeds vroeger, na Margaretha, des laatften Hertogs Zuster voor zyne oogmerken onnut te hebben bevonden, en afgezien te hebben van zyn voorig ontwerp om Ooftenryk den Koning van Hongaryen ten prooi te geeven , op dat het ten minsten niet in Frederiks handen zou vallen, de party Van Geertrui genomen hebbe. Het heeft' de hoogfte waarfchynlykheid , dat zy, om haare rechten te doen gelden , Innocentius hebbe laaten aanbieden, een Huwelyk naar zyn welgevallen aan te gaan: op dat hv dus aan den een' of anderen lieveling J te O) Zie alle deeze brieven in onzen Cod. Dipl. op rfee zen Datum. . T 5 1248.  1948. I ( < ( t j 1 t tl V 298 Byvoegselen* tot tevens een zoo aanzienlyk Hertogdom zou kunnen toevoegen, en deeze,met de macht van het zelve toegerust, het getal van Frederiks vyanden zoude kunnen vermeer, deren. Dat Inocentius fpoedjg afzag, van haar aan Willem uit te trouwen, is uit de afgelegenheid van beider erffelvke Staaten Jigtelyk op te maaken. I 247. .Omtrent deezen tyd moet de Koning zeker Vonnis van zynen Mededinger Koenraad verbroken hebben, waar by die Vorst een' met het kruis getekenden^ Zwitfcr, Koenraad gezegd Judi-man van Furgow, wegens eenige buitenfpoorighe: den in den Ban gedaan, cn hem daar door verhinderd had zyne gelofte naar te konen. De verbreeking hier van was op hen grond gefchied, dat Frederiks Zoon ;een gezag over den man had; en 'twas >pk op dien zelfden grond dat de Paus, >p verzoek van deezen, Willems brieven laaromtrent dsn 4 February bekrachtigle, en den Proost van een nabuurig Klooser in het Kerkgebied van Conftantz gelastte udemansSchoonvader, die, federt het Vonlis van Koenraad, aan zynen Zoon deszelfs /rouw met haar Huwelyksgoed ontweligd had, hem dit alles, tevens met den inisfchen genooten intrest; dier goederen 'eer te doen ter hand ftellen Qa). . I248. («) Zie onzen Cod, Dipl. op dezen Datum.  Willems Geschiedenis. 299 I 248. Ook uit andere Stukken is jduide]yk af te neemen, hoe gering het gezag van onzen Koning nog in Zwitferland geweest zy. De Advocaat van Friburg klaagde aan Innocentius, dat zeker Edelman en eenige andere waereldlyken van het Bafelsch en Conftantzisch Kerkgebied hem beleedigingcn aandeeden; en dat hy deswegen by den waereldlyken Rechter geen recht konde bekomen: dewyl het Volk in deeze fineken den Roomsch Koning Willem, wien de heerfchetppy over zyn Vaderland toe. kwam, vyandig was, en den Vervolger der Kerke aanhing; den Paus vervolgens biddende om met zyn gezag daar tusfcher beiden te komen: gelyk deeze in een Brief aan den Proost der Kerke van Neuf fchatel in het Kerkgebied van Laufanne op den jo Febr. dit ook doet (a). He fchynt hier uit intusfchen, dat de Stad Fri burg reeds om deezen tyd, en niet eers in 't volgend jaar (ziebl. 334), de part; van Willem omhelsd hebbe. Den 20 deezer zelfde maand fchreef Inno tius een' Brief aan den Bisfchop van Chnr die wederom het ftuk der Kruispredikin ten onderwerp had. Hy verklaarde hei daar in, dat, hoe zeer de zaak van 'tHe: lige Land hem ter harte ging, het alge meene belang der Kerke thans echter met 01 C«) Zie onzen Cod, Dipl-op deezen Datum. 1248. » t f > I a r a-  1248. i (O Zie onzen Ced. Dipl. op dezen Dxütm. (£) Bondam 465, 302 Byvöegselen tot onmiddelyk zyne zorg vereischte , wegens het grootere gevaar dat aan dezelve boven t hoofd hing: daar de Vervolger van God en van Menfchen, de Engel der duisternis, met loosheid de werktuigen van bedrog en list voortgaande te gebruiken, zich volkomen opofferde aan de vernieling van Geloof en Kerk. Daar Koning Willem nu deeze zaak had opgevat, gelyk hyals Befchermer der Kerke verplicht was, doch in zich zelve geene genoegzaamé krachten had om dezelve door te zetten, ebiedt de Paus den Bisfchop, terwyl het een gemeenfchappeiyke zaak was waarby alle Christenen belang hadden, om volgens den last, dien Caputio hem daar omtrent ge. geeven had, het woord des Kruisfes tot Willems hulp bet geheele Ryk door te pre. diken en te doen prediken-: met belofte dérzelfde zondenvergeeving, die den zulken gefchonken wierdt, welken naar Pala?ftina overflaken. (a) By den Gunstbrief, aan Duisburg in ?t leger voor Keizersweerd gegeeven, was ook ie Graaf van GuKck tegenwoordig. Ogiers Teflachtnaam kan ook van Hocka geweest jyn (A).  Willems Geschiedenis. 301 I. 253. De Bisfchop van Bafel had zich fteedsaan de zyde van Innocentius gefchaard, _ en in 't geen men toen de eer van God en de verheffing der Kerke noemde, yverig betoond; terwyl in 't tegendeel de Stad van dien naam het met Frederik en Koenraad hieldt, en men 'er het Bisfchoppelyk Paleis zelfs had om ver gehaald- De Kerkvoogd, die tevens de Verdediger of Capitein deianders vrye Stad was, bevondt zich deels door ziekte, deels ook zoo 't fchynt door zedelyke zwakheid en door traagheid tegen de Burgeren niet opgewasfehen: 't geen den Paus bewoogen had deszelfs waereldlyke macht binnen Bafel intusfehen aan iemand anders op te draagen. De Burgers hadden echter federt te kennen gegeeven, dat zy zich onder de gehoorzaamheid der Kerke en van Koning Willem te rug wilden begeeven, indien zy flechts verzekerd waren nimmer over de plundering van des Bisfchops gebouw te worden verontrust. Het fchynt dat Innocentius deeze voorwaarde gaarne aannam; en hy fchryft, op den 94\ en 26 Maart zoo aan den Bisfchop van Straassburg als aan dien van Bafel zelve 'over de hervatting van zynen post als Capitein der Stad, zo zyne gezondheid het weder toeliet, en hy weder tot het werk dat  1248. < j l I c I g V, V n; OO Zie onzen CW. 0p deezen Datum. 302 BïVOEGSELEN TOT dat 'er aan vast was, bekwaam mocht bevonden worden («). I. 254. Op den 8 April willigde de Paus twee verzoeken des Konings in. Het eerfte, van een' meer huisfelyken aart, betrof eenen van Willems begunftigdq Vafallen (hy wordt Nicolaas van" Stribefe genoemd: doch ik durf my op de leezing, die in 't geheel in deeze regel gebrekkig is, -met verhaten), Deeze was met zekere Wrowehna gehuwd, zonder geweeten te hebben, dat zyn Vader haar ten doop had gehouden; en daar 'er, om in zulk een' echtte' mogen bly ven, Pausfeïyke dispenfatie noodig was, begeert de Koning dezelve voor zynen vriend; en de Paus fchryft aan Ca?utio, dat hy 's Konings bede toeftemde ïn dat de Legaat, zoo hy de zaak be vondt ïaar waarheid voorgefteld te zyn, daarin laar zyn goedvinden kon handelen. Het ndere verzoek betrof meer onmiddelyk de penbaare zaak van Willem en van de .erk. De verandering naamentlyk van dc slofte der Friesfche Kruisgetekenden, eiken zich tot eene reize naar het H. Land ïrbonden hadden, in die van aan den Ko- ! ng m zyne oorlogen te hulp te komen , waar  Willems Ges ciiiedsnis. 303 waar van wy omtrent het eind van 't voorig Jaar gefproken hebben, moet aan verfcheiden zwaarigheden zyn blootgefteld geweest , gelyk de toon van 's Pausfen Brieven ons toen reeds liet gisfen. Willem drong federt dit werk by den Paus door byzondere Brieven aan. En deeze, dien wy in February daaromtrent reeds in Zwitferland gemakkelyk gezien hebben, fchreef nu aan den Legaat, dat hy, alle omfiandigheden overwoogen hebbende, deeze lieden tot zulk een getal als hy noodig zou keuren van de Kruis-gelofte ontheffen zou, mits zy tot den door hem te bepaalenen tyd den Koning hielpen: in welk geval zy insgelyks dezelfde zondenvergeeving genieten zouden, die aan hun, welken naar Jerufalem reizen, wordt toegeflaan. Wy hebben bl. 263 van dc zaak zelve gehandeld; doch de 5 Brieven, die wy federt daaromtrent bekomen hebben, zetten dezelve in een helderder licht ( a ). Uit een' Pausfelyken Gunstbrief van den 9 April aan zekeren Osnabrugfchen Kanonnik blykt het, dat de Bisfchop van dat Sticht, de Abt van Corvey, Graaf Otto van Bentheim des Konings Bloedverwandt, Graaf Otto van Tecklenburg, en Graaf Hen- («O Zie den laatften ia onzen Cod. Dipl. op den % April deezes Jaars. 1248.  SQ4 Byvoegselen tot 1248. • ] 1 ] < O) Zie onzen Cod. Dipl. op deezen Datum. Hendrik van OJdenburg het allen met den Paus en zynen lieveling hielden. Op hun gemeenfcbappelyk verzoek gelastte Inocentius den Bisfchop om dien Kannonik by de eerfte gelegenheid van een behoorlyk Kerkelyk Beneficie, te voorzien: al had hy (ik voeg 'er dit flechts by als een nieuw bewys van Paufselyke Dwinglandy) al had hy reeds elders een zoodanig Beneficie; of al was 'er in de Kerk die men wilde aanwyzen flechts een bepaald getal van Kanonmken, by eede of anderfints bekrachtigd; of al had de Paus zelve aldaar te vooren anderen aanbevolen; of al ware hun van den Apotolifchen Stoel vergund tot het aanneemen van iemand niet gehouden te zyn; of al konden zy door geen Pausfeïyke Brieven, welken van deeze gunst geen melding maakten, niet in den KerkëSaièmt *efchorst of geëxcommuniceerd worden; of welke andere reden ook des Kanonniks bevordering zou kunnen uitftellen of verïinderen (0). I 25? en 258. 'Er is een misfiag ingeflo>en in de Nooten deezer a bladzyden. n de eerfte moet de Cod. Dipl. van ons 1 Deel 327, in de andere Tesschenma:her 221 aangehaald worden. I 264. Drie Pausfeïyke Brieven, den ar Mey  Willems Geschiedenis. 305 iMey fteeds uit Lyons aan Caputio afgejiva^rdigd, houden zich bezig met de belooIfning van Thomas van Beliomanfo, Kaijpellaan van Innocentius en Proost van jkheims; Deeze maakte tóebereidlelen om tómet Geestelyken, Ridders, VVipendraagers |en Knechten Koning Willem te hulp te jjkomen. De Pau« gebiedt zynen Legaat Jhem te. vergunnen, dat zo hy % Jaaren ■lang in den Koninklyken dienst tegen Frejiderik en deszeifs aanhang bleef, hy, even wis die naar het H. Land trokken, de inijkomften zyner Kerkelyke waardigheden ijop dezelfde wyze geheel zoude trekken, als of hy in perfoon in deeze Kerken ver. jjtoéfd had; hy en de zynen kreegen boven Idien, onder de voorwaarde van deezen drieJjaarigen dienst, alle dezelfde vergunninIgen, privilegiën en vry heden, die aan de joverzee - ffceekenden wierden toegeftaan. |Aan een' Kanonnik van Arras, Clericus Ivan Beliomanfo, die mede in perfoon den (Koning wilde byftaan, wordt, zo hy zyn Ivoorneemen nakwam, in een byzonder Ifchryven, het zelfde vergund: met byvoe'Iging ook van_dia voorrechten, die het Capittel van Arras gewoon was den zulken te fchenken (a). I i6f. * <<0 Zfe-onfen Cod. Dipl. op deezen Datum. IV. Debu V 1248.  .1248. 30(3 Byvoegsblen tot I 265. Wat 'er ook van de echtheid der beleening van Otto II door Keizer Fre^ derik 1 met Nymegen zyn moge, zeker is het, dat Graaf Otto III deeze Vesting3 die waarfchynlyk door een' Keizerlyketi Slotvoogd voor Frederik II bewaard wierdt,1 zelve ter een der- Rerke, gelyk 'er in eerii Brief van den Aartsbisfchop van Keulen gezegd wordt, en dus misfehien reeds vóór Willems verheffing veroverd heeft. De Onkosten , daar aan hefteed, hebben tot des tegenwoordige verpanding van deeze Sterk* te, dat is het Keizer lyk Paleis of Burgt I en de Stad, kunnen medewerken ( a). Voor^ "t overige fchynt de Graaf om deezen tyd 'f de daaden des jongen Konings veel be- { ftuurd te hebben ( b ). In een Handfchrift, genoemd Die Tafelvan ' den Kersten ghelove, in 140-4 door eenen''1 Dibc vam Delf, onder anderen Regent * der Keulfche Hooge Schoole, opgefteld , I treft men eene befchryving aan van de;,(i wyze waarop de Roomsch Koningen ge* f woon zyn gekroond te worden, met by- ai voeging dat die plechtigheid ook aan ^ Graaf Willem op zulk eene wyze geoef-1 fend zy. Dit verhaal tverfchilt in hetl:s wee. 1 ■ [ («O Bondam 475. cn 467. met de Nooten. (£) Berchbmius zegt in zyne Mft. Chnnyk. v. Gek ierl. Ipfitts eletli erat diredor.  Willems Geschiedenis. 307 aweezentlyke niet veel van de overigen. aDe troon waarop men den gezalfden Kojping plaatst, wordt daarin gezegd van 4 Losten of Colommen gemaakt te zyn, met liet opfchrift: Prudentia, Juftitia, Form vitudo. Temper antia. Na dat de Aartsbisschop van Keulen hem deezen Troon heeft Jloen beklimmen, brengen hem die van idayntz en Trier niet, volgens ons ver> taal, naar het Altaar; en 'er wordt hem , tier geen belofte afgevergd: maar de zalting van 's Konings rechtehand door den r Aartsbisfchop van Mayntz volgt terflond i p deeze troonbeklimming, gelyk ook de . plegging der handen door dien van Trier 9 n dan de verrichting der 4 waereldlyke , rorsten. By het omgorden van 't zwaard j wdt hem toegeroepen: Neem aan het t waard der befcherming , 't welk de Engel m Held Machabeus bracht, om 'er de weder>bannelingen mede te bedwingen &c.: 't geen ,];ker waarfchynlyker is als by het zwaard , m een Scepter te fpreeken. Deeze Scepj r wordt hem daarna eerst door den ; artsfpysdraager in de rechterhand get :even, terwyl hy den Kloot van hem in ,; linker bekoomt. Na de hier op volnde toejuiching en hulde van alle de rooten leest een Geheimfchryver den Kong zynen plicht voor; st welk flechts 1 ierkomt op eene uitbreiding der 4 Caruaaldeugden, waar van de naam op da v » 4 py- ia48^  124?. 3oÜ Byvoecselen tot 4 pylaaren des Troons getekend was. Hel blykt niet duidelyk waar deeze Troon ge; plaatst geweest zy; in de Sacristie de Stiftskèrk was de Koning volgens den Schry ver van wien wy fpreeken , zoo wel ai volgens ons verhaal, ingekleed. Dan n eerst laat deeze Chronyk den Koning in è Kerk voeren; hy wordt op zyn' rug o: het Hoog Altaar gelegd; de overfte Prses laat die tegenwoordig is zingt Mis en 'fi creert op zyne borst a!s op een gewyj Altaar. Fan dier Ofjïci (ik voeg het ove rige in de woorden zeiven van Dirc va< Delf hier by) te fcriyen dat fiüde in dfé Capittel te langhe vallen; wat fueter oracie en ghebeden, wat fueter ymnen en lovefanc wat fueter benedictiën ende wyinghe dair ghi j fcien, dat mogktn fi weten die dat Officimi heblen ghelefen, dat mit groter conften va fcryft en yan woorden ghedichtet is. Da\, na fó. heeft die Con'nck toebereid wrfcbap ene | cost na eysch Jyns groten ftaits buten dake, ena j heeft al dat heerfcap ghesstelic en waerlic i gast- ghebeden , dair . grote fingerie, hovefchet ende tucht ghe/cien, die nu niet hier en bun ytnt.'. vertellen; wmt dat bet weten die curiai i hofluden en heren. Na dat daer gheghete 1 ir- en die armen gefpyst, fo maken hem here \ toe en vorsten, ridderen en knechten fuverlic i t ha^en wapen, en comen in een plaetfe tomüre fteken en' breken. Daer na fo fpelen (i di Jcaecspul, dair ic hier na jol of fcriver. Dat  Willems Geschiedenis. 309" JDaer na fo comen gheroepen tic bifonder van heren en vrouwen, en fonden den coninck, iie hy elc bijonder cegaeft en weder ghtleit tot horen lande mit crachtigher hant voor haar viandeu. a). I 298. Berchemius, in zyne Chronyk van Gelder, zegt niet dat de Koning den Tol van Lobec met al deszelfs Rechtsgebied den Graaf te leen heeft gegeeven, maar dat hy hem dien met al deszelfs leenroerige en andere goederen vry en ongeftoord gelyk voorheen ter bezitting gefchonken heeft. 1 300 Willem van Rickel, Kanonnik en Aartspriester van Aken, was reeds Kapellaan des Konings, toen deeze hem de Abdy van St. Truyen bezorgde (*). Dit zou doen denken, dat by geduurende de belegering zich niet binnen de Stad, maar in Willems Leger bevonden hebbe. I 306. Volgens Berchsmius fchreef Willem letterlyk uit Nuys aan alle zyne Vafallen, Dienstmannen, Slotvoogden en andere Mannen van Nymegen, dat zy het Slot O) Dit Hafidfchrift is eerst in 14R0 hier tï lande door een' geweezen Koster te Velfen afgefchreeven, heeft aan het Klooster van St. Catharine te Haerlem toebe. hoQrd, en is thans het eigendom, yan den Hr Advoc. Visser in 'sHa'age, die dc vriendelykheid gehad heeft tny het zelve mede te deelcn. - , ' Iifeate XIX 543- V 3 1248.  1248. w ■ > 3IO ByVOESSELEN TOT Slot aldaar aan Graaf Otto zouden toeër-' kennen (asfignarent), en hein voortaant [ ten opzichte van alle rechten verantwoord | ding doen als te vooren aan den Koning \ Zelve. Of deeze j Schryver 'er nog iets anders mede meent, wanneer hy een weH nig verder den Koning, insgelyks te Nuisi in het gebouw waar in hy vertoefde, dent Beleenings - brief van Nymegen nu nas zyne krooning nog fterker laat vernieuw wen, zoude ik byna in twyffel trekken. I3I3- Den 11 December gaf de Ko^ ning nogmaals in dit Leger voor Keizers* f, weerd een' Gunstbrief aan de Broederen |, van het Duitfche Huis van St. Maria in0 Jerufalem, op verzoek van derzelver Com-i, mandeur Albert van Hallenberg, in wel? ken hy wegens de uitmuntenheid van hunne \ Orde, en naar het voetfpoor van voorigOj] Keizeren en Koningen, hunne Vryheden j \ Bezittingen, Landeryen en alle hunne Goe^! deren, die hun thans toebehoorden of die[ zy op eene wettige wyze zouden kunnen ft verkrygen, bekrachtigt. (a> De voorige Brieven hadden meer byzondere gunften, j, aan de Orde in zyne erffelykc Staatenj; beweezen, behelsd, dan zulk eene algemee- \ ne en plechtige verklaaring, die hy hun \ nu als Hoofd des Ryks liet uitvaerdigenT' I 310V O) Hifitrisch Diplom. Unterricht vtn des Demi Jéntn Ritstr-trdent PriviUgitn. Fel. £eyi. N', t.  Willems Geschiedenis. 311 i I 316. Acht dagen eer Willem Tremo ifiia dat is Dortmund, in het Graaffchap IMarck aan de rivier Eems gelegen, aan iden Aartsbisfchop van Keulen verpandde, tiadden de Graaf, dc Burgemeesters en alle tle Burgers dier Stad aan deezen Kerkvoogd tefchreeven, dateendrachtelyk geraadpleegd «ebbende overzyn' onlangs ontvangen Brief, 4y .vóórgenomen hadden aan Koning Willem te zullen gehoorzamen, volgens het fcedsformulier (in hac verba) dat hy hun •had toegezonden. En daar het ongetwyfTeld zeker was , dat zy behalven den AartsJisfchop geen Vorst of Heer tot hunne mderlinge gefprekken en beraadflagingen vilden toelaaten, of aan 't hoofd derzelven ;edoogen: zy hem ook baden, dat hy hun lusdanig mocht raadgéeven en hen helpen» lis met zyne eer overeenftemde en zy ran hem vertrouwden (a). De uitkomst ïeeft geleerd, in hoe ver hy aan dit verdoek voldaan, en het vertrouwen in hemgeleld verdiend hebbe. Willem intusfehen ftond op den zelfden dag Ier verpanding den Burgeren eene weldaad toe, 11 He misfehien gefchikt was, om hen over het " remis hunner onmiddelyke onafhankelykheid 3 /an het Ryk te troosten. Zy zouden voortaan !, C<0 Kindunger Münfierijcke Bepragc zurGefch. > Veutsthlandtslll 178. V4 12.48,  1248. 1249- 3ï« Ayvoegs&lsü tot • taan gelyk de Lubeckers, wanneer zy ter| zee zyn Gebied aandeeden, fteeds éénel Mark van de 100 betaalen. >Hv gelastl dan ook alle zyne Bailluwen en Tolienaa-I ren in zyn Graaffchap Holla nd of Gebiedf (terra) van Zeeiand, de Kooplieden dee-| zer Stede niet te bezwaaren (a) Hetl fchynt hier uit intusfcben, dat de Lubec-Ï kers nog eene andere vergunning hier om-I trent moeten bekomen hebben, als die! door ons op 12*3 aangehaald is: want: deeze fpreekt alleen van den Geervlietfchen tol, en van waaren , die in haare: vervoering naar Vlaanderen daar voorby; moesten , en niet van zulken die onmid-. delyk uit Duitschland herwaards gebracht: wierden: in wat voor een gedeelte yam 's Graaven Gebied zy dan ook aankwamen., I 317. In plaats der woorden : en *er een\ volkomen Jachtrechf te genoten, by de gift; van Reesveid, door Willem aan Brederode gedaan, moet men leezen: De Koning: {laat hem voor deeze bezittingen in. I. 321. De Koning had ook in 't voor-• leeden jaar aan Hendrik Buffels het tweede deel van den Vriefen dickmojre heer-, lykheid en tiendens in erfleen gefchonken. (a) I 327 Cd-) Dseyers Nehsnjlunden p. 329; # in Ejusd» Specm- Jitr. publ. Lubtc. vom Strandrecht.  Willems Geschiedenis. 313 I 32,7. Oppenheim, gelyk uit het vol. gende blyken zal, ging thans nog niet tot des Konings zyde over. De eed van Koning Willem aan den Paus , van welken ik te vooren flechts in ftaat was een uittrekfel mede te deelen, is federt door Wür dt wsin in zyne Nova Subfidia Dipl. T. XI. pit een Hand. fchrift der Vati.caanfche Bibliotheek in deszelfs geheel uitgegeeven ; en hy is te belangryk voor de Gefchiedenis die ik be-. handeld heb , dan dat ik hem niet mynen leezeren te deezer plaatfe voor oogen zou leggen. Dus luidt hy: „ Ik Willem, door Gods genade Roomsch Koning, „ verbinde my , beloove, zegge toe en „ zweere aan U, myn lallerheiligllen Heer „ en myn allerwaardften Vader , Paus „ Innocentius IV. , aan uwe Opvolgeren „ en aan de Roomfche Kerk, in tegen„ woordigheid der Ryksvorften en Éde> „ len, die hier onder gefchreeven zyn, „ dat ik alle de bezittingen, voorrechten „ en rechten der Roomfche Kerk naar j, myn vermogen ter goeder trouw zal befchermen en. bewaaren. Die bezittin„ gen, welke de Roomfche Kerk te rug bekomen heeft, zal ik haar vry en ge- „ rus- C Uit eeu Lemma in een Register op de Holl. Leenkamer. V s  *H9> 314 Byvoegselen tot „ rustelyk laaten behouden , en haar in het behoud derzelven behulpzaam zyn: „ doch die welke zy nog niet te rug be„ komen' heeft, zal ik haar helpen te rug „ bekomen, en 'er haar daarna naar myri vermogen en zonder bedrog by be„ fchermen ; ook het geen my daarvan ii voor de banden gekomen is, zonder „ zwaarigheden haar trachten te rug te geeven. Hier toe behoort de gantfche », Landftreek tusfchen Radicofani en Ca„ pranica, het Exarchaat van Ravenna» 5, Pentapolis, de Mark Ancona, het Her„ togdom Spoleto, de goederen der Graavin „ Mathilde, het Graaffchap Abruzzo ('er ,, ftaat Bretenorium), met de daaraan „ grenzende landen , uitgedrukt in ver„ fcheiden Privilegiën der Keizeren, van „ Lodewyks tyden af. Alle deezen zal ik s, naar myn vermogen te rug geeven en „ gerustelyk laaten vaaren met al het ,, rechtsgebied, Territoir en voorrechten. „ Wanneer ik evenwel tot het ontvangen der Keizerlyke Kroon of van wegen „ de behoeftens der Kerk, door den Paus„ felyken Stoel geroepen, gekomen zal „ zyn, zal ik op 's Pausfen bevel van dee. 3, ze l.anden eene volmacht bekomen „ (vocctus scctsjero ■ de mandato fummi Ponti' „ ficis eccipiam procurationem ah eis). „ Ook zaï ik behulpfaam zyn om de „ Roomfche Kerke het Koninkryk Sicilien 71 te  Willems Geschiedenis 315 „ te doen behouden, en 'er haar by te „ befchermen. Ook zal ik u, myncn „ Heere den Paus Innocentius , en uwen v Opvoigeren , alle. gehoorzaamheid en eer„ bewyzing betoonen, welke Godvruchtige en Catholieke Keizers en Koningen ge„ woon geweest zyn den Apoftolifchen „, Stoel te betoonen. En indien de „ Roomfche Kerk om myneïit wille in oorlog zal moeten treeden, zal ik haar „ naar maate de nood het vordert, in de „ kosten te hulp komen. Dit alles nu zal 3, Ik zoo wel by eede als in gefchrift bekrachtigen, wanneer ik de Kroone des „ Ryks zal verkreegen hebben. De Ryks» 'vorften en Edelen , in welker tegenwoordigheid ik gezworen heb , zyn Siegfried Aartsbisfchop van Mayntz, „ Aartscancelier van Duitschland, Hendrik verkooren Bisfchop van Spiers Cance„ lier van het Koninklyk Hof, Albcrt „ Graaf Svan Dillingen, Ulrich Graaf van „ Wurtenberg, Wildgraaf Coenraad, Gerard „ Graaf van Dietz, Emicho Graaf van Leiningen , Anfelmus Maarfchalk van „ Vinftingen, Werner van Bolland Spys!, draager, en Werner zyn Zoon Schen„ ker, Ulrich van Minzenberg Kamerheer, Coenraad van Smedevelt, Frederic van Randenberg , Godfried van Bingen, j, Sigefried van Runckel, Crafto vanBoch» berg , Willem Advocaat van Aken, „ Wïric 1249.  3I<5 B Y V O E GS ELEN TOT 1249. Wiric van Daun en verfcheiden anderen.'*. I. 329. Op denzelfden dag , dat hy deezen fchriftelyken eed van getrouwheid voor den Paus vervaerdigde, beloonde hy de gehoorzaamheid des Bisfchops van Sion of Sitten in 't Walliferland. Hy had vernomen, dat deeze Kerkvoogd de rebellen tegen Romen en de Koninklyke waardigheid beftreeden had, en dat hy Icheen voort te zullen gaan met hen: te beftryden. Om hem dit te vergelden , en hem en zyner Kerke toe te voegen, 't geen hy door zynen yver den weerfpannelingen ontnomen had of nog ontneemen zoude, 't geen tevens aan anderen tot aanwakkering voor 's Konings dienst zou ftrekken: beleent hy hem cn zyne Kerk met alle die bezitttingen en goederen, die hy van de Vervolgeren der Kerke en de weerfpannelingen tegen den Koning, welken Frederik en deszelfs Zoon Koenraad op eene veroordeelbaare wyze hadden aangehangen, verkeegen had van 't geen zylieden in de Sloten, Landeryen en Steden van Borgundella en van Guald (Franche Comté en het Pays de Vaud) in het Kerkgebied van Laufanne bezaten: gelyk mede 't geen hy nog in 't vervolg van hun zoude mogen verkrygen; mits deeze Landen flechts niet in het tydelyke aan de Kerk van Laufanne toebehoorden, en mits 'er aan niemand in dezelven eenig recht- op toekwam  Willems Geschiedenis. 31? "kwam, die in de Pausfeïyke en Koninklyke gehoorzaamheid ftond (a). ° i 335. II. ü45. De beleening der Ryks^ goederen die Otto van Meran in Bourgondien bezeten had, fchynt niet alleen aan deszelfs Zwager Frederik Burggraaf van Neurenberg, maar ook aan den Vader van deezen, Burggraaf Koenraad, door Willem gefchied te zyn. Zy beiden althans geeven den 3 July H5S te Straafsburg eene Quitantie aan Jan Graaf van Bourgondien en Heer van Salins, waarin zy verklaaren 7000 Mark zilvers van hem ontvangen te hebben , en daar voor aan hem en de erfgenaamen die hy by Ifabella van Courtenai. de Graavin zyne Huisvrouwe, verwekt had, te hebben afgeftaan al hun recht in hel Graaffchap Bourgondien met het geen 'ei toe behoorde, en in het Koninkryk vat Vrankryk, de Advocatie van Befancon uit gezonderd: zoo wegens Elizabeth Frede riks Gemaalin, als wegens Koning Willem gift van alle de leenen , die Hertog Ott< Elifabeths Broeder wel eer wegens Bour gondien van het Ryk hieldt, en die z; thans ook op eenige andere wyze in da Graaffchap houden mochten ( b). Te ze! Ca") Gall. Cbrist. htflrKmenta ad T. XII p. 43 Hier uit moet opgehelderd worden de bekrac ïjging van Willem, die wy reeds den 21 van die zelf< maai 124$. I * I > f t 1 h le id  3iS Byvoegselen tot 7249. maand hebben zien volgen en II D. bl. 245 geboekt hebben, en de beleening van den Graaf van Bourgondien met die gewesten; en dus moeten ook te dier plaatfe de woorden: by Koenraad zyri Broeder veranderd worden in: by Koenraad zyn' Vader; die tevens met Fre. derik zyn' Zoon met dat gedeelte der Meranifche erfenis moet beleend geworden zyn. ( a) Jan van Bourgondien had wel een' Zoon dia Hu50 heette: doch 'er fchynt hier echter uit den famenhamj Jan zelve, en niet deeze Huga te'moeten verilaan worden. Denkelyk hebben eenige nieuwe vorderingen tos «eeze herhaalde overeenkomst aanleiding gegeevej. zelvcn dage worde- 'er een Huwelyïc geflooten tusfchen Jan des Graaven van Bourgondien Zoon en Alis Frederiks Dochter; aan welke de voornoemde bezittingen als een Huwelykgoed door de beide Burggraaven worden afgeftaan. Dan, in Juny des volgenden jaars 1256 geeven zy beiden benevens de Burggraavin Elizabeth op nieuws een' open Brief uit, in welken zy al hun recht, regeering en aanfpraak die zy op dezelfde bezittingen zouden hebben kunnen voeren, het zy uit erfrecht, of gift, of de fchenking van Koning Willem, of op welk eene andere wyze ook, afftaan en verkoopen voor 1040 Mark zilvers aan Hugo(a) Paltzgraaf en Alis Paltzgraavin van Bourgondien en derzei ver Erfgenaamen. Zy doen voorts ?y hgchaamelyken eede afftand van het al-  Willems Geschiedenis. 519 algemeen Privilegie door Koning Willem hun gefchonken , in welk, zeggen zy, een vergunning bevat wordt van alle de leenen, die Otto van Meran van Hem en het Ryk gehouden had, en ook van, die, welken Radbout (Rapoto) Piltzgraaf van Beyeren insgelyks van het Ryk had gehouden: gelyk mede van dat leen, 't welk Willems Voorzaat, de verkooren Koning Hendrik van Thuringen aan Otto gefchonken had Ca). I 335. De belooning van Wildgraaf Emicho is gefchied op den 26 Febr. (b). I, P37. Tusfchen dit en het voörig fterfgeval in floot Willem nog ftèeds in 't leger voor Ingelheim eene Overeenkomst met een nabuur ig Graaf, Diether UI. van Katzenelnbogen. Terwyl deeze van zyne zyde aan de Roomfche Kerk , aan den Koning en zyne Opvolgeren hulpe tegen Frederik, deszelfs Zoon , en tegen ieder leevend mensch belooft, zegt Willem met voorweeten van zynen Raad hem op den 23 Maart eene fom van 700 Marken Keulfch toe. Driehondert daarvan zoude hy hem van het eerfte geld, 't welk hy van de C*") Zie de 3 ftukken by Shes Arshivifehe Nebem êrbeiten. II 43, 44, 45. (O Wencki fftsf. Landsgefch. I 323,  (*) Wïuck? Hesf. landsgefch. T.l.fo C. D.p, 17, 3^0 Byvoegselen tot den Paus 0f van elders bekomen, zouden laaten toetellen; voor de andere 400 verpandde hy hem de Ryks-Dorpen Tribur, Oinsheim , Wasferbiblos, Crumfiadt en ^ornheim, met derzelver toebehoorfelen; indien 'er minder uit de inkomften dan 40 Marken, het intrest van 400, gehaald konde worden , zou de Koning het fcem er by moeten leggen: doch indien meer, zou hy het terug moeten geeven , ten zy de Vorst het hem liet houden. De verkooren Bisfchop van Spiers, als Keizerlyk Kanfelier, geeft 5 dagen daarna eenen byzonderen open Brief uit, in welken hy deeze Overeenkomst kortelyk herhaalt en bekend maakt. (a). Zoo moest de Koning door geldfommen of verpandingen de hulp der kleine Ryksvorften, die hy tot zyne onderneemingen noodig had, fteeds ten duurfte en op eene voor het Ryk nadéelige wyze koopen. I. 342. De naamen Jüjlingen, Bonlandia, Wokic van Miftmberg, en Biegen, moeten in Vinstngen, Bolland, Vlric van Minzenberg en Bingen veranderd worden. Behalven het bevel , in de Uitfpraak zelvé omtrent Namen aan de inwooners van datGraaffchap gegeeven om Avennes te erkennen, wierdt hier van nog. een byzondare opca  Willems geschiedenis. 321 open Brief, waarvan de inhoud weinig van het voorige verfchilt, op denzelfden dag uitgevaerdigd. («). I. 344. Op zyne reize van Mayntz naar Brusfel trok Willem door Nasfau. Hier bewees hy op den 9. aan een Ciftercienfter Nonnen - Klooster , de Troon der H. Maagd geheeten , en door Gerhard II. Graaf van Dietz met zyne Gemaalin Agnes, pas 6 jaar geleeden, uit een ftuk goeds dat hy van het Ryk te leen hieldt gefticht, die gunst , dat zy de huizen tot haar gebruik beftemd, die zy in Ryksfteden koopen mochten of reeds gekocht hadden, vryelyk en gerust zouden bezitten : verklaarende de Koning dezelven vry van alle belasting. De grond van 't Klooster zou geen Ryksleen meer blyven, maar het eigendom des Kloosters worden ; en de Graaf van Dietz, de Zoon zoo 't fchynt des voorigen, die zich weinig maanden vroeger mede in 't leger voor Iagelheim bevonden had, zou voortaan, in plaats van het zelve, eenige allodiaal goederen in Laucken van- gelyke waardy van den Koning te leen bekomen (b ). I. 347- O) Lunig Cod. Girm.Dipl. II. 2462. tb) Orig. Naflbvic. II. 283. Wencks Hef.'Lands* fefeh. I. 544' IV. Deel. X 124?-  322 ËYVOEGSELEN TÓT 1*49» s e I. 347- De laatfte aanhaal'ing in de Noot moet niet zyn bi. 105 maar 291. 1. ?49- Hendrik van VJanden, verkooren Bisfchop van Utrecht , bevondt zich niet den 12 maar den 4 July te Mayntz by den Koning. Vier regels daarop moet men daar om ook leezen: binnen iets m er dan 3 maanden, h 373 Willems bevestiging der belofte aan zyne Zuster is van den 4* riet den 12 July. I. $§9% In het Noorden van DuitschIand waren in dit jaar des Pausfen poogingen gelukkiger peweest om eene gewichtige ftad in 's Konings belangens over te brengen. Met bevreemding ziet men uit een' brief, den 1 July uit Lyors gedagtekend, dat Lubeck, aan welke Willem reeds als Graaf meer dan ééne weldaad beweezen had , gelyk wy weeten dat zy dezelven nog in" 't voorleedene jaar had bezeten en wier 1 andel fchier niet gedoogde dat zy met den Opperheer van Holland in onmin leefde, evenwel nog de zyde van Frederik koos. Het is de moeite waard hen brief in zvn geheel te leeren kennen. „ Innocentius, Bisfchop en knecht „ der knechten van God, aan de Geeste, lykheid, de BurgemeestCren en het Volk ,. van Lubeck een'gezonderen geest! Snak, kende naar het behoud uwer zielen, en. , u terug trachtende te brengen tot de » een*  Willems Geschiedenis. 323 ,, eenheid onzer Moeder de Kerk, die u L in geloof gebaard heeft, van welke gy L eenigen tyd lang op eene verdocmelyke I, wyze zyt afgeweeken, hebben wy noo« |, dig geoordeeld u te verzoeken en te verI, maanen,enu tevens door een'Apostolisch L gefchrift ten fterkften te gelasten, dat 1, gy van de getrouwheid (iaat ik liever I, zeggen uwe verraadery) aan den ge wee9 zen Keizer Frederik, naar Gods recht, vaerdig gericht door den mond der al, gemeene Kerke veroordeeld', die zyne , volgelingen in den afgrond der eeuwige , verdoemenis fleept, volkomen afwykt; , en nederig terug keerende tot uwe ver, eering der H. Kerke, die u als Zoonen , van zegening met de zoetigheid haarer i genade koesteren zal, onzen zeer waar, den Zoon rd| Christus , den doorluchten Roomsch Koning Willem, als een CathoJiekcn Vorst] mannelyk en met nadruk daar het mogelyk is byitaat, en hem als uwen Koning tracht te gehoorzaamen, en aan zyne oogmerken te voldoen: op dat niet de Heere, wiens inftelling gy wederllaat, terwyl gy aan ' de macht door Hem verordend niet onderdaanig zyt, tegen u het zwaerd eener ftrenge wraak verwekke, en dat de geen die voor Ulieden gedachten des vredes denkt, een oordeel van zwaare x s » droef.  8*4 Byvoegselen tot 1249. droefheid ('t geen God verhoede!) opt uwe halsftarigheid doe nederkomen." Deeze brief, misfchien door nog kragt-: daadiger middelen onderfteund, deed haare uitwerking: want reeds den 3 November deszelven jaars ontving de Raad en de Ge-: meente deezer zelfde Stad 'er eenen twee-: den, in welken van de voorige weert fpannigheid geen melding meer gemaakt wordt: maar waarin hy op hun verzoek, als getrouwelyk volhardende in onderdaa-i nigheid jegens den Apoflolifchen Stoel ei Koning Willem, hunne perfoonen zoo wel als tegenwoordige en toekomende goede-: ren in des Heiligen Petrus en zyne be-: fcherming neemt () 1 400. Te Mayntz had het Capittel,, fchoon 'er geenPrsebende te~ dier tyd open ftond, zekeren Geestelyken, die aan den Spysdraager van dat Sticht nauw vermaag- fchapt Zie onzen Cod. Dipl. op deezen Datum, O) posENSECKM Ann. Haff. Coll. VIII p. 2f$.  Willems Geschiedenis. 327 fchapt was, tot Kanonnik uit eigen beweeging opgenomen. De- Legaaten in Duitschland waaren gewooniyk met de {macht voorzien om eene zulke verkiezing voor onwettig te verklaaren, en 'er wierdt dus, om Koenraad 1, zoo heette de nieuwe Kanonnik) daar tegen te beveiligen, een Pausfeïyke Dispenfatie vcreischt. Willem die onlangs zelve te Mayntz geweest was, en de beide daar by belang hebbende perfoonen aan zich verplichten wilde, fchryft hier over aan Innocentius en deeze vaerdigt den 26 November, uit Lyons den ge. vraagden Vryheidsbricf af (a). I 402. Den 5 December gelastte de Paus den Bisfchop van Spiers alle plaatfen in Duitschland, wier Heeren of Ingezetenen aan de party van Frederik of Koenraad toegedaan waren , of die met hun, onder voorwendfcl van ftilftand of van een Verdrag van Bondgenoodfchap , eenige Overeenkomst Booten, ten nadeele der zaak die nu door Koning Willem en de zynen wierdt voortgezet, van de gemeenfchap der Kerke te fchorsfen en die perfoonen by naame te excommuniceeren. tot dat zy weder tot de Kerk tc rug keer den: een' ieder voorts die zich in zu't een' ftijftand of verdrag met den geweezer Kei Ca) Zie onzen C«d. Di?l. opdeeeen Batunu X 4 1250.  1250. 1251. (b) Zie-enzen God. Dipl. op den p January 125N 328 Byvoegselen tot Keizer of zyn' Zoon had ingelaaten, van de verplichting en den eed deswegen ontheilende. («). TWEEDE DEEL. bl. 1. Zekere Wouter, Wapendraager, die den Koning in zyne Oorlogen getrouwelyk byfïond, had een Huwelyk in den- 4den graacj geflooten. Willem pleit voor hem by den Paus, dat deeze echt om die reden niet mocht verbroken worden; en Innocentius, die zyne geneegenheid zegt te willen betoonen aan allen die den Koning onderfteunden, gebiedt den Minderbroeder Jan van Diest, yan het Luikfche Kerkgebied, na de zaak dus bevonden te hebben, aan Wouter en zyne Vrouw de Dispenfatic te verkenen (Z>). II 4. De Koning deed ook om deezen tyd een verzoek aan den Paus om de getrouwheid van zynen Clericus Dominicus de Caleno te beloonen. Innocentius gebiedt daarop ecn' Kanonnik van Kameryk, dien hy zyn' Schryver noemt, zoo fpoedig doenlyk deezen Man een genoegfaam Kcrkelyk Beneficie in Duitschland te bezorgen, al was 'er de Zielenzorg aan verbonden,- en voorts al hadden alle die omftandigheden plaats, die wy reeds boven by eene derge- iy- O) Zie onzen Cod. Dipl. op deezen Datum.  Willems Geschiedenis. 329 lyke vergunning hebben opgeteld. Dit Pausfelyk bevel fchynt c-chter in de uitvoering zwaarigheden ontmoet te hebben: want byna 3 jaaren laater vernieuwt Innocentius het zelve, op 's Mans klachte dat hy 'er nog geen vrucht van genooten had, en voegt 'er by: niet tegenflaande aan fommige Aartsbisfchoppen en Bisfchoppen van het Ryk van den Paus vergund mocht zyn, dat 'erin hunne Stichten niemand zonder hunne toeftemming eene Kerkelyke waardigheid bekomen konde: behalven door Pausfeïyke Brieven, die van deeze Stichten uitdrukkelyk melding maakten; en dat zy zeiven tot Uitvoerders daar van benoemd wierden; niet tegenflaande ook dat Dominicus nog niet in de H. Orders was opgenomen: waar toe hy zich by de eerfte bekwaame gelegenheid aanboodtDan ook dit tweede bevel was voor eerst nog zonder vrucht. De Geestelyken in het Ryk kwamen op nieuws met hunne Pausfeïyke Brieven te voorfchyn, die tegen zulk eene aanftelling aandruischten, Dominicus vertoont dit wederom aan zy nen Geestelyken Vader; en deeze fchynl geen ander {middel geweeten te hebben, dan by herhaaling in zyn antwoord aar denzelven te gelasten, dat geen dusdaanigt Brieven, van welken inhoud ook, hem in zyn< X 5" be. I251. 1  33° Byvoeoselen i o f bevordering zouden kunnen lünderlvk zyn. ( a ). li 5 5 ?. Wy vinden ons thans in ftaat een breedvoerig verflag te doen van t geen de Paus in een twintigtal Brieven, allen op den 18 February en een paar vol» gende dagen uit Lyons gefchreeven, ter bevordering van Willems en zyne eigene belangen in het Ryk ondernomen heeft. Een derzelven is aan de Hertogin Margaretha van Oostenryk gericht, om haar tot een Huwelyk met Floris des Konings Broeder over te haaien: waarvan wy bl, ?4o van het Iide Deel gefproken hebben. ISa eene erkentenis, dat zy in eerbied jegens de Kerk van haare Voorouders niet ontaardde, en eene betuiging zyner geneegenheid voor haar en haar Huis , verklaart hy onder alle de zorgen zyner bediening ook aan haar welzyn te denken. Daar hy nu begreep, dat het haar en haaren Onderdaanen nuttig was, vooral in 't midden der zwaarigheden die de vaerdige boosheid der waereld haar verwekte, de vertroosting van een' Echtgenoot niet te misfen, die haar tot een* getrouwen bewaarder en tot een' befchermer tegen a} wat zich (*) Zie onzen Cod Dipl. op den 4 February, 125r» 20 November 1253, en 6 July 1254.  Willems Geschiedenis. 331 zich jegens haar verhief, verftrekken konde: zoo badt en riedt hy haar,met iemand die met haar overeenftemde een Huwclyk aan te gaan: en wel, berustende in den raad van den Aartsdiaken van Laon, zyn' Kappellaan, die haar deezen Brief ter hand zou ftellen, met Floris van Holland: een' Man, gelyk hy vernomen had, van gedaan-; te en van zeden haarer hand volkomen waardig: op dat deeze Echtgenoot haar Hoofd mocht worden in den Heere door eene eerlyke en fteeds nauwer verknochte famenleeving in den geest der eendracht, en haar heilzaame helper in het beftuur haarer huisfelyke zaaken, Dan van dit Huwelyk kwam even weinig, als van het geen hy nu tusfchen den Koning en de Dochter des Hcrtogs van Saxen wilde bemiddelen. (Ik heb ook .hier van bl. 50 van het llde Deel even gewag gemaakt) Wy wenfchen U, fchreef hy hem, met ons] geheele hart tot onderwerping aan de Kerk te noodigen, en U met Koning Willem, die binnen kort onder Gods welbehaagen tot de Keizerlyke waardigheid verheven ftaat te worden, door een' onverbreekelyken band te vereenigen: op dat gy met hem voor één hart en ééne ziel moogt gehouden worden. Wy bidden, vermaanen en raaden U dan, dat gy uwe Dochter, met een kostelyk Huwelyksgoed, gelyk het eene Bruid die Keizerin moet wor- 1251.  332 BYVOEGS ELEN TOT worden betaamt, aan Willem ter Gemaalinne wilt geeven: op dat ook gy zelve moogt roem draagen, dat gy uwe eigene Dochter tot eene declgenoote der hooge Kcizerlyke waardigheid gemaakt hebt; en de Koning door haar, als een ander deel van zich zelve, zich verheuge U tot Va• der te hebben : 't ^cen wy hoopen dat tot beider welzyn verftrekken zal ( «). Doch des anderen daags fchreef hy breedvoeriger aan deezen Hertog, om hem tot het veranderen van party te be weegen. Na eenige loftuitingen wegens zyne vroegere trouw, verzekert hy hem in zynen voorige geneegenheid jegens hem te volharden: in dat vertrouwen, dat daar de Hertog weleer in donkere tyden een Zoon des lichts had poogen te zyn, hy nu in zoo glansryke dagen zich zoo veel te meer be- (a) Hot is zonderling, dat 'er een tweede Brief van den Paus van dezelfde dagtekening en aan den zelfden Hertog gericht, en omtrent van gelyken inhoud als de eerfte, voornaamelyk hier in van den voorigen verfchilt: dat 's Hertogs Dochter nader omfchreeven wordt als Kleindochter van den overleeden Koning van Hongaryen; dat 'er van een' ryken Bruidfchat geen melding in gemaakt wordt; en de Hertog in plaats der eer van een' Keizer en Keizerin tot Zoon en Dochter te hebben, meer door het vertrouwen wordt aangezet, 't welk de Koning in alle zaaken zynes Ryks in hem als zynen Vader ftellen zou. Waarfchynlyk zyn het 2 verfchillende opltellen geweest, waar van flechts één is afgevaerdigd.  Willems Geschiedenis. 333 beroemd zou maaken door eene fchitterende en krachtdaadige Godvrucht: vooral daar de Rechterhand des Heeren thans kracht gedaan had, en de Vervolger der Kerke was weggenomen, aan Wien de Hertog zyne Dochter ter Vrouwe had toegeftaan: hoe zeer hy des wegen dien van de. Kerke afgelheedcnen geen geneegenheid had moeten toedraagen, maar den zeiven met zyne Dochter tevens ter zyde had moeten ftellen: daar de Zaligmaaker boven allen moet bemind worden, met verlaating van Vader, Moeder, Broeders, Zusters en Kinderen. Veel hinderpaalen, zoo gaat hy voort, hebben tot nu toe den vrede van den Christelyken Godsdienst verwyderd, en de Kerk belet voor 'tgeer ter eere Gods en het heil der Volkcrcr ftrekken konde, te zorgen. Dan, daar ni de duisternis geweeken en het licht H zyne volheid is opgegaan; en daar he thans allen Vorsten en U in 'tbyzonde: ten uiterften gemakkelyk vallen kan tot ecn voorvechter der Kerke en een' verdelge der rebellen te verftrekken: zoo bidden vermaanen en beveelen wy U, als een voorwaarde van zondenvergeeving, df Gy onder 't geleide van den Engel de Heils, Uals een' uitmuntend Veldheer tc die dingen begeeft, waar door uwe Mo< der de Kerk van vreugde overftroorr worde; U met den Roomsch Koning W: Ie 11 1251. i r > t s »t d ij  334 B?VOEGSELEU TÓT 1 < l d g O h ft !em, die eerstdaags tot de Keizerlyke waardigheid verheven ftaat te worden, zonder üitftt'ï verzoent hem den eed van'trouwe zweert; en hem zoo opentlyk en mét macht byftaat', dit hy door uwe hulp moge zegepraaien en het Ryk tot rust brengen: op dat gy 's Konings gunst en de dankzegging der Kerke daar door verwerft. Hy vermaant hem vervolgens, onder voorwendfel van Koenraad of een' van Frederiks andere Zoonen, zich geen ftruikelblok in den weg te laaten leggen: daar deezen geen recht op de Kroon, die in het Ryk niet erffclyk is, toekomt* Vpor 't overige tendt hy hem den Aartsdiaken van Lion, -n Dirk (a) Meester der Duitfche Orde n Pruisfen toe om nader met hem te utn delen. ' Zo de Hertog van Saxen zyne 'Dochter an Keker Frederik had toegeftaan, was ie Dochter wederom van deezen met den ioon des Markgraaf» van Meisfen verloofd* >it had waarfchynlyk met veele andere reenen dien Vorst insgelyks tot nu toe af. ïhouden, van tot de party van Willem ver te gaan. Het had everwei, fchreef 2m nu Innocentius, een' man van zulk :n' naam en deugd, als Gy voor te boek aat, en fchynt te zyn, en dien onder de aan- 00 De Landmeester JDietrich vag Groningen. Zf® czko l 292. A  Willems Geschiedenis. 335 aa^zienlyken van Duitschland de Kerk federt lang begeerd heeft dat haar toeviel, niet moeten weerhouden om U by uwen Schepper en Verlosfer aangenaam te maaken door de Kerk te hu-p te komen. Nu Frederik dood is, hebt gy intusfehen volkomen vryheid uw voorig gedrag uit te wisfehen. Het gemelde hüwèlyk moet 'er U niet van afhouden: daar het te vooren wegens de jeugd der verloofden niet heeft kunnen voltrokken worden, en dit ook thans niet gefchieden kan. Overlegt dan volgens uw doorzicht, welk een voordeel en eer gy u zelve kunt toebrengen. Het overige van deezen brief is, gelyk in die aan den Hertog van Saxen, een opontbod tot het byltaan en huldigen van Willem, en een aanbeveeling der 2 in Duitschland rondreizende Pausfeïyke Gezandten. In den brief, met het zelfde oogmerk aan den Hertog van Brunswyk gefchréeven, wordt deszelfs vrees voor Frederik als de hinderpaal zyner vroegere ftaatkundige bekeering opgegeeven: doch nu hy de vryheid weder bekomen had, om 't geen lang in de ziel der Godvruchtigen verborgen was geweest, door daaden aan den dag te brengen , vermaant hy hem den Koning, tot wiens verheffing hy iftn den beginne af aan, edelmoedig en pryswaardig ge' lyk het hem beta imde , had toegeftemd , te hulp te komen en trouwe te zweeren. Dee- 1251. i  1251' 336 Btvoecselen tot Deeze met andere letteren gedrukte woorden , indien ze in een' ftrengen zin moesten opgenomen worden, zouden ftryden met het geen wy , op het voetfpoor van alle andere Schryveren, van 's Hertogs voorige aanhankelykheid aan de party van Frederik geboekt hebben: doch zy fchynen flechts ingericht om aan dien Vorst zyn' overgang thans gemakkelyk te maaken, en zy gronden zich waarfchynlyk flechts op eer.ige algemeene gezegdens, waarmede Otto misfchien in 1247 zich zal verontfchuldigd hebben, van wel in zyn hart, maar nog niet opentlyk in 's Pausfen belang te kunnen overgaan. De Markgraaf van Brandenburg ontving mede een' brief van foortgelyken inhoud. Doch aan de Hertogin van Brunswyk fchreef Innocentius nog afzonderlyk , op eene wyze, die eenig licht aan dien voor haaren Echtgenoot kan byzetten. Veele harten der geloovigen, die lang hunne dagen in bitterheid doorbrachten, heeft de ontferming des Allerhoogften met blydfchap vervuld: door den man, die inverfcheiden gedeeltens der aarde een' zwaaren ftorm verwekt heëft, den geweezen Keizer naament. lyk, weg te neemen. Zyne en zyner aan. hangeren listen hebben echter niet te weeg kunnen brengen, dat gy ter eere des Goddelyken naams omtrent uwe Moeder de Heilige Kerk niet voor uitneemend gehoorzaam ge?  Wille ms Gjlschiede nis. 337 ! gehouden -wordt, by u zelve vroomelyk 1 overleggende, welken eeuwigen roem u n zulke verdienften zouden verwerven. Hy j vermaant en beveelt haar daarop haaren 3 Echtgenoot s de andere Hertogen, Markj graaven en Edelen die aan haar vcrvvandt war I ren, te trachten te beweegen en te doen bei weegen, om zich Gode en der Kerke door I onderwerping aangenaam te maaken, en den 1 Roomsch Koning by te liaan en te huldigen, i Voor't overige , eindigt hy wederom, Doch1 ter van zegening en van genade! zenden wy a U en uwen Echtgenoot, den Aartsdiaken van Laon en Meester Dirk toe. Uit myn voorig verhaal zal men zich her. inneren , dat deeze poogingen eerst in den aanvang] des volgenden jaars op een huwelyk van Willem met 's Hertogs Dochter , en eenige maanden laater op' de onderwerping des Hertogs van Saxen, der Markgraaven van Brandenburg en van dien van Meisfen zyn uitgeloopen. Een andere Vorst daar en tegen, aan wien Innocentius ook tegenwoordig zyne brieven richtte, de Hertog van Beyeren naamentlyk, bleef aan de eens 'genomene party tot zynen dood, die in 1*5.3. voorviel, getrouw. Innocentius om hem te winnen' zoeiït het gedrag, tot nu toe door denzelven gevoerd, daarmede te verfchoonen, dat onder* alle de geen die voor Frederik bevreesd waIV. Deel. Y ren I15T.  338 B yVOEöSELEN TOT Ï25I. ren geweest, de Hertog het inzonderheid 1 om eene rede geweest was, aan welke men 1 geloofde dat hy nog dikwyls al zuchtende; terug dacht, en welke ook veele anderen 1 niet zonder yzing voor hunnen geest konden 1 brengen. Nu God door de traanen en de klaagftem van veelen bewogen, den Tyran. had weggenomen , cn aan het Christen Volk aanleiding tot rust en vrede gegeeven had,, had ook hy zyne vryheid weder, om zyne: macht in de oeffening van deugden te be-. proeven. Het overige van den brief bevat dezelfde vermaaning als aan de voorige Vorften, behalven dat hem de Broeder Hendrik van de Orde der Predikheeren als Pausfeïyke Gevolmachtigde wordt toegezonden, en dat 'er in geval van weigering der gehoorzaamheid aan Koning Willem deeze bedreiging wordt bygevoegd: anderfints zal de Kerk , zoo veel zy het door zich zelve, door al haare getrouwen en door den Koning zal kunnen doen, in 't geestelyke en in 't wae. reldlyke tegen u procedeeren: zoo dat gy eindelyk, wanneer de rechterhand des Heeren zegepraalt, in de angst van uw gemoed ondervinden zult, dat het onberaaden en gevaarlyk is de gelukkige omhelzingen der Moeder die haare Kinderen verheft, de Kerk , te ontvlieden, en met verwerping van het licht u in die duisternisfen in te wikkelen, die uw tydelyk en eeuwig verderf berokkenen. Do  WïLLBMS GESCHIEDENIS. De Hertogin, zyne Echtgenoote, kreeg ook ter zeiver tyd, even als die van Brunswyk, een Pausfelyk bevel om haaren man itot gehoorzaamheid aan de Kerk te vermaanden: doch niet, gelyk die andere, uit de bejftendige trouw der Vorftin, maar enkel uit èaaren plicht en haar belang ontleend: hoe sfceer hy oek haar met den Titel van Dochter Jvan zegening en genade vereert. God heeft u, gelooven wy, welzoo veel verftand gefeeeven om te bevatten, dat tydelyk en feeuwig geluk enkel door zyne gunst verkreegen jvorden; en dat die zonder zyne hulp meenen te Kunnen leeven, te vergeefschwaaken, en hunhe raadflagen cn arbeid zienverlooren gaan. | 5y moet dan nimmer daar in toeftemmen, lat de Hertog de Goddelyke Majefteit beeedigt, met dezulken tegen de Kerk te onSerfteunen, welken hy niet voor beminnenswaardig maar voor affchuwelyk moest houen. Gy zult, dus eindigt hy, (indien zy ynen bevelen gehoorzaamde ) veelcn der naeelen ontgaan, die vooral den Hertog en ok u boven 't hoofd zouden kunnen hanen , zo hy verzuimt tot God en de Kerk tei ug te keeren, of de bypaden zyner gevvoone awaaling blyft bewandelen. - Laaten wy nu ook onderzoeken, wat de aus by deeze gelegenheid aan eeni ge Gees^ ?lyke Vorften van bet Ryk en eenige Stesn meldde, fa ia$i.  34.° Byvoegselen tot 125*' Den Aartsbisfchop van Keulen hadden zooi wel des Konings berichten, als de monde J lyke vernaaien des Bisfchops van Albanoy .dien wy nog in November des voorleeder jaars met den Koning te Bergen aantroffen 1 ten hoogflen by Innocentius verhever wegens het geen hy nog onlangs in dd voortzetting van Willems zaak met zeei veel yver verricht had: 't zy door hem of zyne tochten in de buurt des Rhyns te on: derfleunen, 't zy door het getal zyner aani hangelingen te vermeerderen» of op eenige andere wyze. De Paus pryst hem hier ovei ten hoogflen, en moedigt hem, vooral-wei gens het meerdere gemak 't welk Frederiks dood aan de gantfche onderneeming toe zoii brengen, tot nieuwe medewerking met dei Koning, als den kweekeling zyner doorzet ting, in deszelfs tegenwoordigen voorfpoec aan: op dat Willem hem als zynen voon naamften bevorderaar befchquwen en in d( ingewanden zyner liefde bewaaren mocht Hy gebiedt vervolgens den Aartsbisfchop zonder, vertraaging in perfoon" zich by hen naar Lyons te begeeven, om over deeze ei andere zaaken met hem nader te handelen. Den Bisfchop van Conflantz gelast hy te: zeiver tyd alle Edelen of anderen, en de be: wooners van alle Sterktens , Steden en Dor pen van zyn gebied,' die tot de gehoor: ' zaamheid der Kerke terug wilden keerem i aan te neemen en van den Kerkenban los te fpreei  I Willems Geschiedenis. 341 fpreekeri: na eerst eene behoorlyke cautie t van hun geëischt te hebben, dat zy in onderwerping aan den Apoftolifchen Stoel volharden, en den Roomsch Koning Willem, eerlang tot de Keizerlyke waardigheid te | verheffen, hulde zweeren zouden , en hem als hunnen Koning opentlyk begunftigen en met macht onderfteunen. Voorts kreegen alle Aartsbisfchoppen, en andere Prfelaaten van Duitschland famen een' I brief, die flechts to't een Credentiaal des [Aartsdiakens van Laon verftrekken moest, I en waar by zy tevens gelast wierden hem Ivoor zich, zyn gevolg CFamilia) en zyne I Voerlieden (EveÜores) van het noodigegeI noegfaam te voorzien. Wat dc Steden betreft, meldde InnoI centius aan de Raadsheeren en het Volk van | Worms, van Spiers, van Oppenheim, van iFranckfort en van Gelnhaufen, en eindelyk Sin ecn' zesden Brief aan de Raadsheerenen I het Volk der Steden , Vlekken en Dorpen jvan Duitschland, hoofdzaakelyk het zelfde Ihet geen hy aan de Vorken gemeld had. IHy herinnerde hen aan Frederiks affcheiding | van de Kerkgemeenfchap , en afzetting van Ide Keizerlyke waardigheid, die hy door de I gunst der Kerke bekomen had. Hy fchreef Ihet dus.aan dwaaling en aan dwang toe, dat |ey hem tegen God en de Kerke aan hadJden blyven aankleeven, en de Kerkelyke vryI heid in zoo veel opzichten geftoord hadden. Y 3 Daar 1251.  34« Byvoegseleu tot 1 \ ( 1 1 Daar God nu door hem weg te neemen een einde aan de rampen van zoo veel lieden gemaakt had, en 'er nu voor deeze Stedelingen geen bcletfel meer was om uit de duisternis der boosheid tot het licht der onfchuld over te gaan , vermaant en beveelt hy hen fpoedig tot de Kerke terug te keeren- Hy; verzekert hen, dat, daar het uit vrees voor 's Keizers dwingelandy gefchied ware, hunne voorige halsflarrigheid vergeeven zou worden; en dat de Kerk, die altyd een' geopenden fchoot had om haare Zoonen gunstryk in te ontvangen, met moedtrlyke tederheid hen in haare omhelzingen zoude opneemen en met overvloed van genadig welgevallen koesteren. Ook de Koning zou hen met volle toegenegenheid zyne gunst doen genieten. Geen verkeerde raadflag, geen booze inblaazing van anderen moest hunne gelukkige bekeering terug houden: daar Koenraad nimmer Koning geweest was, noch zich als Stadhouder van hem gedraagen konde, die van het Ryksbewind op Goddelyk gezag in het Concilie van Lyons was vervallen verklaard: joo dat geen van Frederiks Zoonen op het Elyk eenig recht had. Zy moesten zich dan ïaasten om den wil van Innocentius te voL >rengen, en den Koning trouw zweeren. Zo zy zich hier tegen aankanteden, zou de ECerk, op de kracht der Goddelykei hulp ^trouwende, met den Koning famen zoo Se-  Willems Geschiedenis. 343 tegen hen handelen, dat de ondervinding hen leeren zou dat het voorzichtiger ware geweest aan de Godvruchtige ftem der Kerke nederig gehoor te geeven. Doch aan de Raadsheeren deezer zelfde Steden (behalven dat Friedberg hier in de plaats van Worms verfchynt) fchreef hy afzonderlyk, dat zy uit de brieven die hy aan hen en het Volk had toegezonden zyne geneegenheid hunwaards zouden hebben opgemerkt ; en dat hy hen dus badt, fmeckt , en onder voorwaarde van zondenvergeeving beval, alle zorg en raarltigheid aan t.« wenden, dat dit volk zonder vertoeven tot den Ichoot der Kerke terug keerde en den Koning huldigde en met macht onderfteunde: anderfints zouden zy zwaar moeten vreezen, dat en God, over wiens zaak thans geflreeden wierdt,over zulk eene fchuld naarjde grootheid zyner macht zich zou] wreeken; en de Kerk, die gaarne haare Godvruchtige Zoonen verheft, met den Koning tevens hen van wegen hunne onbuigbaare hardheid, van haare gunst vervreemd zou achten. Uit deeze beide brieven wordt nader opgehelderd , 't geen ik in het Hoofddeel der Steden over het ariftocratifche en democratifche gezag in dezelven heb medegedeeld: terwyl'cr tevens uit blykt, dat Willem in het voorige jiar, toen hy Gelnhaufen enOppenheim belegerde, tot het inneemen deezer plaatfen Y 4 flechts isyr.  544 Byvoegselen tot 1251. flechts vruchtelooze poogingen heeft aangewend. Intusfchen deeden deeze Stukken, indien al op eenige, ten minften niet op alle die Steden uitwerking: daar fommigen zich eerst een of twee jaaren laater fchynen overgegceven te hebben , en Worms het althans zekerlyk niet vóór 1253 deed. Ook aan een enkel Edelman, die Godfried van Hoenlacb (zo deeze naam hier niet, gelyk meer anderen, verkeerd;gefpeld is) geheeten f>), en wegens zyne Godvrucht en zyn weldoen aan de Geestelykheid zeer gepreezen wordt, zendt Innocentius dergelyke brieven toe: waar in hy onder anderen zegt vernomen te hebben, dat Godfried zich reeds lang aan de Kerk onderworpen zou hcoben, zo het zonder zyne veelvuldige en ichande en verlies had kunnen gefchieden. Wy hebben reeds dikwyls van de zending des Aartsdiakens van Laon naar Duitschland, om nieuwe overwinningen voor de Kerk te behaalen, gewag gemaakt. Twee Pausfeïyke Lastbrieven , die hem hier over wierden ter hand gefteld, zyn ons insgelyks in hun geheel nog overgebleeven. In den eerften, waarvan wybl. 6 van ons II. Deel gefproken hebben, wordt de reden waarom hy den Vorften des Ryks tevens met Meester Dirk wierdt (a^ Er is nog een Slot Holach in Franken. Blisfchien moet het wel Hohsnloh zyn.  Willems Geschiedenis. 345 wierdt toegezonden, in het goede getuigenis gezogt 't welk de Bisfchop van Albano by Innocentius van hem had afgelegd, en in de eigene ervaaring van deezen iaatften van 's mans naarftigheid, fchranderheid en yver, vvaarmede hy reeds meenigmaal de hem opgedraagene zaaken verricht had. In den anderen, twee dagen na den voorigen gefchreeven, meldt de Paus hem, dat daar hy om zyne deugdfaame hoedaanigheden hem tot den Hertog van Beyeren en tot eenige Edelen en anderen in Duitschland had afgevaardigd, hy hem beval, dat zo eenige Steden, Sterktens of Dorpen in het Ryk mochten weigeren tot den fchoot der Kerke weder te keeren, en zich weerfpannig tegen den Koning gedroegen, hy tegen dezelven en ook de geen, die zulk eene Godvruchtige daad wilden verhinderen en ftooren, zoo door zich als door allerlei daar toe gefchikte Geestelyken en Kloosterlingen, die de Heilige Vader begeerde dathem daarin helpen zouden, de tydelyke en geestelyke middelen , dié hy daar toe gefchikt rekende, in 't werk zoude Hellen: al waren fommige al van Pausfeïyke vergunningen voorzien, dat zy van de Kerkgemeenf£hap niet konden opgefchort of afgefneeden worden, dan door Brieven, die van deeze vry verklaaring uitdrukkelyk melding maakten. Zulken daar en tegen uit de Edelen en anderen, zoo wel als uit dc Y 5 Ste- 1251'  i 3 1 1 1 2 I I ji V h \ z; w v; n< w z( 346' Byvoegselem tot Steden, die zich aan de Pausfeïyke Hem gehoorzaam betoonden, moest hy vriendelyk opneemen en tot de Kerkgemeenfchap weder toelaaten; ook in dit geval de Steden die daarmede geflagen waren, van de opfchorting ontheffen: alles echter onder behoorlyke cautie voor toekomende trouw. Het is zonderling, dat daar de Hertog van Beyeren de eenigfte Vorst is, die in deezen Lastbrief van den Aartsdiaken uitdrukkelyk genoemd wordt, de Paus ech:er in zyn fchryven aan dien Vorst flechts /an den Broeder Hendrik uit de Orde der Predikheeren, als zyn' Zendeling gewag naakt: daar hy in't tegendeel aan de overige Duitfche. Prinsfen den anderen aanbeveelt. Wat hier van ook de reden zy, Broeder lendrik kreeg insgelyks een' Lastbrief, 00 goed als woordeiyk van denzelfden inoud a's die van zynen Amptgenoot. Eindelyk moeten wy nog een' Brief van mocentius van den 19 February deezes lars aan onze leezeren doen kennen, die rel alleenlyk by eene byzondere gelegeneid gefchreeven is, doch insgelyks tot fillems Gefchiedenis, de toedracht der aken in het Ryk, en 'sPausfen handelyze zyne betrekking heeft. De ^isfchop tn Camin had deezen om zekere redesn gebeden hem het ontflag van zyne aardigheid te verleenen, en tevens ver>eht dien van Schwerin te gelasten om het  Willems Gischiidenis 347 het Caminfche Capittel voor te fchryven van binnen een' bepaalden tyd dien Zetel van een' bekvvaamcn Herder, en die aan den Roomfchen ftoel en Koning Willem getrouw was, te voorzien, met des Schwermfchen Kerkvoogds raad en toeftemming: mogende deeze anderfints zelve een' zoodanigen aanftellen. De Paus in dit verzoek bewilligende fchryft nu aan dien van Schwerin, dat hy zekeren Herman, Neef des Hertogs van Brunswyk, een'Man door wiens werkzaamheid en macht die Kerk voorfpoedig zoude kunnen beftuurd worden, door het Capittel moest doen benoemen, indien de Koning het goedkeurde Ceum aeceptavirit). Weigerde het Kapittel, zoo moest de Bisfchop deezen Herman op Pausfelyk gezag zelve aanftellen, en hem zoo van het Kapittel als in het geheelo Kerkgebied doen erkennen en gehoorzaamen. Geen Privilegie of Pausfeïyke vergunning, waar van het Capittel eigenaar mocht zyn, zouden dit beletten. En daar ons, dus eindigt Innocentius zynen Brief, de zaak des Roomfchen Ryks vooral ter harte gaat, en wy op alle middelen bedacht zyn deszelfs voorfpoed te bevorderen: zoo gebieden wy U in geenen deele met de verheffing van Herman voort te gaan , eet gy »s Konings toeftemming daar toe verworven hebt. Want wy begeeren die flechts %ot Prselaaten der Kerken te doen aanftellen, die  34S Byvoesselen tot 1251. : < < 0 die den wil en de macht hebben de gemelde zaak met nadruk voor te ftaan. Misfchien befchouwde de Paus deeze benoeming als een nieuw middel om den Her. tog van Brunswyk te winnen, en tevens om door Jeen' man van die geboorte zyne belangen aan de kusten der Oostzee zoo veel te meerder te bevorderen: doch hieldt evenwel nog eenige twyffelingen aangaande deszelfs gezindheid juist om die betrekkingen op het Hof van Brunswyk over, de oplosfing van welken hy begreep dat den Koning, die hem beter gekend zal hebben , het best waren toevertrouwd (a). In de volgende maand zettede de Paus zyn werk nog voort, en fchreef aan eenige weinige lieden, die hy mogelyk by zyne circulaire Brieven voorby had gezien. Zoo vermaande hy op den 6 Maart Filips van Wall en Esten, Gerard van Erbeftein, Ruiggraaf Hendrik en Filips van HohenFels, omtrent in den zelfden ftyl dien wy^ reeds genoegfaam hebben leeren kenden, tot gehoorzaamheid aan de Kerk en fèn Koning, met uitnoodiging omaanBroeler Hendrik, dien hy ook tot hen afzondt, mnne begeerte te kennen te geeven (men rerfta hier door de voorwaarden hunner ver- (0) Zie alle deeze Brieven van 18 tot ,20 Febr. ir< izen Cod. Dipl. op deeze dagen.  Willems GfiscöiE bENis. 349 verandering van party): zullende hy hun toeftaan al wat in zyn vermogen was. Aan den Abt van St. Gallen vergunde hy, den i2den, even omtrent gelyk onlangs aan den Bisfchop van Conftantz (daai tog de Roomfche Kerk, aan wier hoofc hy fchoon onverdiend geplaatst was, de; Zondaars te rug keering begeerde, en d< plank van berouw aan de fchipbreukehn gen toereikte) omallerleiGeestelyken en wac reldlyken van welke plaatfen ook inDuitsch land, die den Roomsch Koning Willer aanhangende, en hem in handen van de: Abt hulde zweerende, deezen laatflen tc hunnen befchermer verkoozen, van de voc rige Excommunicatie, en hunne Lande van de opfchorting der Kerkgemeenfcha te ontheffen, ook aan die Geestelyken on flag te geeven van eenige onregelmaatij heden, waar aan zy zich misfchien mochtc fchuldig gemaakt hebben: alles naar maa hy het noodig zou oordeelen, en na vooren cautie voor het vervolg van de ze lieden genomen te hebben. Hy moe ook de ligchaamen der dooden, die wege het Interdict buiten de Kerkhoven begr: ven waren, derwaards heen laaten bre gen, of ze'er laaten rusten, indien ze : mochten ter aarde befteld zyn: mits flechts by hun fterven openbaare teken van berouw gegeeven hadden. Zo eeni perfoonen en plaatfen hem en den Bisfch v 125*. ' 1 1 t n P i n :e :e it is .a. nerze ;n ge dp an  i i ] 1 l •a a g $ b d< ti ni K al V( fei 30 ÈYVOEGSELEN TOT van Conftantz' tevens tot Befchermers en Bevelhebbers (Capitaneos) verkoozen, moest hy alles wat hem hier by vergund was, met denzei ven te gelyker tyd verrichten. Eindelyk fchreef hy, op den 31 Maart, aan die Edelen van Zwaben, welken der Roomfche Kerk getrouw waren, den Brief van welken wy bl. 7 van ons II Deel hebben melding gemaakt. Hun afzenden van den Graaf van Guttenberg naar Lyons fchynt tot oogmerk gehad te hebben, om hem de bewyzen voor te leggen hunner ftandvastigheid in het verdedigen van de Kerk en de Catholyke vryheid tegen derwelver vyanden. Innocentius na hen hier sfeer gepreezen, en de wyze waar op hy 3un Gezandt ontvangen had geroemd te ïebben, verzekert hen dat hy op hunne >ehoorlyke befcherming bedacht was; da> iy deswegen aan Koning Willem een' Brief fzondt, om zich fpoedig meb een' Herken rm ter hunner hulp naar Zwaben te beeeven, en de vyanden in de kracht zyner .omnklyke dapperheid te vernielen: waar 7 hy nog een bekwaam Legaat zou zen;n om de goede zaak te bevorderen. £* isfchen vaerdigt by Broeder Hendrik ook iar hunne Ureeken af, om het Kruis tegen aenraad en deszelfs aanhang te prediken ! vyanden vtn hun en van de Kerk, en >orts tegen deezen aanhang naar een Pausyk voorfchrift te werk te gaan. En onj he»  Willems Geschiedenis. 351 hen verder te bewaaren van door den i voorfpoed hunner vyanden aan 't wankelen ij gebracht te worden, verzekert hy hen ook, i gelyk hy de Zivaaben in 't gemeen gedaan i had, 'dat Koenraad, die zich reeds al te i duidelyk als een navolger der Tyranny \ zyner Voorouders betoond, en zich ook 1 van de Vaderlyke trouwloosheid verdacht i gemaakt had, dat hy dat adderen ge- 1 broedfel, 't welk de Kerk in haare Leden i vervolgd had, nooit tot de Keizerlyke of 1 Koninklyke waardigheid, noch tot het VorI itendom Zwaben, waar van allen die van j dit Geflagt overig waren, zoo om VaderI lyke als om eigene misdaad verdiend hadI den verwyderd te worden, zou doen verI heffen. Verre zy het dan van ons (de 1 Edelen moeten eene vrees voor iets dergelyks 1 te kennen gegeeven hebben ), dat deeze vcranj derlykheid in ons uitgefproken vonnis zou kun. I nen plaats grypen, en dat wy floffe tot rechtmaatigverwytzoudengeeVen,dooreen' trotfchen doch van ouds bedorven muur weer op te bouwen, dien de ftrengheid van God heeft om ver geworpen. Weest dan ftandvastig in den Heere en eendrachtig in uwe onderlinge befcherming, tot dat de vyand voor uw oog zal moeten onder doen: terwyl de Pausfeïyke belcherming U fieeds zal koesteren (a). Wan. Ca) Zie deeze en de twee yoorige ftukken in om Co/, jpifi. op Maart deeses jaars. I25I*  352 Byvoegselen TöT Ï25I. 1 s Wanneer men deezen Brief met het geen wy bi. 16 en de volgenden van ons II D. verhaald hebben, vergelykt, ontdekt men, dat de aantocht van Koenraad met een machtig leger voornaamentlyk tot de zending van den Graaf van Guttenberg, die buiten tvvyffel fterk op onverwylde hulp heeft moeten aandringen, aanleiding gegeeven heeft. Doch Willem, die op zyn allerlaatst den 13 April reeds by zynen Begunftiger te Lyons geweest is, en van wiens overwinning by Oppenheim, over zynen mededinger behaald, de Paus op den 31 Maart nog niet het geringfte fchynt geweeten te hebben, moet zekerlyk, toen deeze hem tot een' fpoedigen optocht •ter hulpe der Zwaaben aanzettede, reeds lang met zyn leger op weg geweest zyn, 'indien niet zelfs den beflisfenden flag, die Koenraad weer naar Beyeren deed wykeir, geleverd hebben : welk laatfte my het waarfchynlykfte voorkomt . £r blyven intusfchen in deeze geheele omftandigheid van 's Konings leven zwaarigheden over, die wel niet onoplosbaar, doch evenwel moeijelyk te vereffenen zyn, indien men niet het geheele verhaal der Hiftoriefchryvers om ver wil werpen. Den 17de» Maart bevindt hy zich oritegenfpreëkelyk iog te Utrecht: terwyl Koenraad reeds met syn leger te Spier* gekomen is. . De Paus ïoodigt intusfchen zynen lieveling, zonder aan.  Willems Geschiedenis; 353 1 aan deezen optocht van deszelfs vyand te > -denken, (ten zy men ftelle dat die uitnoöi diging veel vroeger gefchied zy) by zich s te Lyons tegen de Heilige week en het ] Paaschfeest, 'twelk toen op den 16 April i viel. Den 31 Maart fchryft hy aan de 3 Zwaabfche Edelen, dat hy Willem tot een' I optocht ter hunner onmiddelyke hulp aan1] zet (in den tegenwoordigen tyd): zonI der gewag te maaken van deszelfs heir> dat toen althans reeds ver naar boven langs den Rhyn moet opgetrokken zyn. Koenraad intusfchen wordt door onzen Monarch, men weet niet op welken dag, by Oppenheitn geflagen; en Willem is, zo niet in de eerfte dagen ten minften in de eerfte helft van April > reeds aan de voeten van zyn' Geestelyken Vader. Il37 tot 43. VanEhrenbreitftein, waar wy den Koning op den 24 Juny hebben aangetroffen , moet hy terftond zyne wapenen tegen Boppard gekeerd hebben; Hy beleende althans in het Leger by deeze Stad reeds op den 1 July den onlangs verkooren Bisfchop van Pasfaü met de Rega^ lien (fl). Het beleg deezer Sterkte heeft zekerlyk tot den 27 Augustus geduurd, en dat van Bligenhufen is tusfchen beiden ondernomen. Op («) Oeffei, Scriptt, ren B»kar. I 716. IV. Deeu Z *  354 Byvoegselen tot r*5?» Op den laatften July be vondt hy zich te Erbeftein, en nam 'er het Cisterciënfer Nonnen Klooster van Roermonde in het Luiksche Kerkgebied met al deszelfs bezittingen onder zyne en des Ryks befcherming: met de vergunning, dat die zich in haare Stichting begaven, de leengoederen uitgezonderd, alles zouden mogen behouden , 't geen haar eigendom geweest zou zyn, zo zy de waereld niet verlaaten hadden. 30 Marken gouds, tusfchen de Keizerlyke fchatkist en de beleedigden te verdeden , wierdt als de boete der overtreeciing van deezen Giftbrief vastgefteld. (a). De Krygstochtcn des Konings wierden nog ver ui het najaar voortgezet. Wy vinden hem op den 6 November in het Leger by Erbenheim: waar by aan zyne waaide Bloedverwandten, Walram en Otto Graaven van Nasfau, met voorweeten van zyn Raad vergunt, om in hunne Stad Hcrborr: .eene Sterkte te bouwen, en eene wcekejykfche Donderdagfche Markt aan te leggen: gelyk mede dat deeze Sterkte, even. als de Ryksfteden , een vast recht zou bekomen, mits 'niet afwykende van den gewoonen rechtsvorm ( b). Voor 't overige ichynt de Bekrachtigings-Brief der voor- rech- ' f a) Zie onzen Cod. Dipl. op deezen Datum. Ca~) Orig. Nasfovic. Il 287.  Willems Geschiedenis. 355 i rechten van Bremen (bl. 41 en 362) ons Itoe tot den 28 September des volgenden 11 Jaars te behooren. JI 45. Wy bezitten nog twee andere ftukijken, door Innocentius te Milan op den 1*4 en 28 July uitgevaerdigd, die hunne betrekking tot Willem of zyne Gefchiedeïms hebben. Het eene is een bevel aan Iden verkooren Bisfchop van Luik, om 1 Meester Simon de Tranfitu, een' Geestelyken van zyn Sticht, voor wien de Koning dit verzocht had, met de eerfte openvallende Praibende, zonder op eenig Canoniek beletfel acht te geeven , te voorUien. Het tweede een jlast aan den Cardinaal Legaat van St. Sabina, om den Heer kan Nivelle, die in den 4 den graad gehuwd Las, toe te ftaan van in dit Huwelyk te iïogen blyven: daar 'er uit eene echtfeheiling zwaare vyandfehappen, door deeze rereeniging bygelegd, op nieuws ontftaan nochten; en daar deeze Edelman, die aan \q Kerk getrouw was, ter vergelding lier gunst zich aangebooden had den toomsch Koning in de zaak der Kerke en les Ryks met vrucht te zullen dienen (<*). II 49. Op den lellen January gaf de Paus lit Perugia een bevel aan den. Bisfchop 'an Metz. Hy had aan dien van Straafs- burg O) Zie onzen Cod". Dipl. op deezen Datum. Z * t*5T. 1252.  1*5** 356 Byvoegselen tot burg eenigen tyd geleeden gelast, om zekeren Simon Kanonnik van de Kerk in deezee Stad, een' Broeder van den Heer van Licht tenberg (dus geloof ik dat de naam geleezen moet worden) die aldaar Advocaat ent aan den Apostolifchen Stoel by uitneemenheid getrouw was, in zyn Kerkgebied van de eene of andere Geestelyke waardigheid te voorzien. Doch een Kanonnik vanSpiers? Anfelmus van Flersheym wist daar na dooi Pausfeïyke brieven zich ergens in het Straafsi burgfche eene Prselatuur, die in het tee genwoordige ftuk gezegd wordt aan Simor van rechtswege toe te komen, te ven werven. Dan de Vader en de Broeden van deezen Anfelmus waren opentlykc aanhangers van Koenraad, en hadden eenige, Sloten en Sterktens van het Ryk bemach tigd. Willem en de onlangs verkooret Bisfchop van Mayntz doen hier omtren: aan Innocentius voorftellingen; en deeze: die het onbehoorlyk vondt, dat de Zoo: nen van hem die de Kerk en Kerkelyks vryheid vervolgden, tot Geestelyke waar. digheden verheven wierden , van weikei men hen veel eer berooven moest, gebied op 's Konings en 's Bisfchops verzoek aai den Kerkvoogd van Metz, den Vader et de Broeders van Anfelmus te beweegen om binnen twee maanden tot de gehooi zaamheid aan den Roomfchen Stoel te ruj te keeren, en hunne Sloten aan den Ka ninj  Willems Geschiedenis. 357 ning te overhandigen; en by weigering daar van , met overlegging van den Legaat van St. Sabina, Anfelmus uit zyn' post te ftooten, en dien aan Simon op te draagen: niet tegenflaande dat de Paus het verfchil zelve over de wettigheid van Anfelmus aanftelling reeds voor zyne vierfchaar getrokken had, en dat de Bisfchop vanStraafsburg gezegd wierdt eene Pausfeïyke vergunning te bezitten, dat niemand in zyn Sticht, zonder zyne toeftemming, door het Hoofd der Kerke van eenigen post voorzien konde worden («?). II 57. Dc Koning verklaarde op den 26 February deezes jaars nog uit Brunswyk. op verzoek zynes Capellaans, Koenraad Scholaster te Hildesheim, de nieuw gebouwde Stad tusfchen het oude Hildesheim en Losbeck gelegen, voor eene vrye plaats, haar van alle lasten en gefchenken ontheffende: zoo dat zy aan niemand tollen of iets anders behoefde op te brengen als alleen aan den Opperproost, onder wien zy zoo ten opzicht [der gehoorzaamheid, als van de inkomften altyd bleef ftaan. Deeze zoude 'er de Ambachten zoo in mechanique als andere kostwinningen mogen verordenen en de Gildemeesters aanftellen, die hem flechts O) Zie onzen Gtd.DipI. opdeezea Datum* Z 3 1252-  35S Byvoegselen tot flechts zouden moeten ontzien en flechts zyne uitfpraaken naarkomen. Daarenboven vergunt de Koning aan deeze Stad éenen Marktdag in de week, het zy op den Zondag, het zy op eiken anderen, dien zy 'er zich als den voordeeligften toe zouden uitkiezen: allen die zich daar heen begeeven, of 'er van te rug keeren zouden, onder zyne befcherming neemende (a). II 58. Op den 20 Maart beloonde de Monarch ook de veelvuldige dienften engetrouwheid van zyn' Cancelier, den verkooren Bisfchop van Spiers , met aan hem en zyne Kerk de twee {Koninklyke Dorpen, Hafelach en Behelen (thans Hasloch en Boehl), in het Paltzisch' Ampt Neuftadt gelegen en onder Spiersch Kerkgebied, tot zoo lang ten genotte te fchenken, tot dat Willem of 'deszelfs Opvolgers hem 50 Mark zilvers betaalen konden. De Abt van St. Truien, een Proost van eene der Spierfche Kerken, een ander van de Kerk van Fulda, de Graaf van Waldeck, de Heer van Wefemalen, de Graaf van Solms en anderen Waren 'er by tegenwoordig (b). O, O) Vertheid. Reeht der Burgert. Rathfwahi, Beyi. Ne. 2. Suprem. Cathedr. Hildesk. Praepof. &c. Beyi. F. N". 6. (i) 3e oszen Ced. Dipl. op deszen Datum,  Willems Geschiedenis. 359 II 59. Gelyk de Koning reeds aan verfcheiden Duitfche Steden, die op zyne Krflanden handel dreeven, gunden gefchonken had, ontving ook in dit jaar de Stad Soest in het Graaffchap Marck, welke reeds vroeg een aanzienlyke Koopftad was, eene vergunning van hem ten voordeele haarer Schepen, die aan de Hollandfche Kusten fchipbreuk mochten lyden of geleeden hebben Qnaufragium paflis) (a). De Cardinaal Legaat Hugo , de otider« werping des Hertogs van Saxen eri des Markgraafs van Brandenburg aan Koning Willem bewerkt hebbende, bedient zich terftond van dit voordcel, met zulke Steden en Vlekken, welke hunne hulde aan den lieveling zynes Meesters weigerden, om dat de ftemmen dier beide Vorsten aan zyne verheffing ontbroken hadden, nu ook van dit voorwendfel te berooven. Lubeck fcheen op nieuws weder afgevallen: de Legaat althans had zich federt 2 jaaren veel vergeeffche moeite gegeeven , om' haar de («) Westphalen Monum. ined. rer. Cimbr. & Me. gepol. in prsefat. T. IV. p. 131. De Gunstbrief zelve fchynt intusfchen te zyn verloorcn gegaan: ten minden is hy tot nu toe niet te voorfchyn gebracht. De Heer Dreïer echter in zyn Spec. Jur. pub/. Lubec. p. 238 is van gedachte, dat .de waarheid der zaake, die ook dooc anderen bekrachtigd wordt, hier niets by .verliest. Z 4 1252,  1252. 360 B VV O E GS EL EN TOT de Stads- Steuer aan den Koning te doen opbrengen; en deeze misfchien wanhoopende om haar door zyne eigen wapenen zoo fpoedig te bedwingen, of den zoen der Markgraaven hier door 't zy koopende 't zy beloonende, had hun de Stad by opene Brieven afgedaan (gelyk hy kort daarna Oppenheim, 't welk ook nog niet in zyn bezit was, aan den Aartsbisfchop van Mayntz verpandde). Qp den zelfden dag dat de onderwerping gefchiedde, fchreef de Legaat reeds aan de Bisfchoppen van Schwerin en van Havelberg, dat hy tegenwoordig geweest was by een Jplechtig Hof, te Brunswyk gehouden, in welk de Hertog en Markgraaf de verkiezing van Willem bekrachtigd, hem eenpaariglyk tot Koning verkoozen, en hem hulde ( cautela ), trouw .en raanfchap beweezen hadden. Daar nu de Steden en Vlekken, die zich om de zoo even genoemde reden verontfchuldigd hadden van den Koning te gehoorzaamen, niet tegenflaande hy door de Vorsten die 'er belang by hadden wèttig verkoozen, zyne verkiezing door den Paus, aan wien het recht van bekrachtiging toe kwam> goedgekeurd, en hy te Aken plechtig gezalfd en gekroond was, deeze reden niet langer konden bybrengen, gebiede hy [de beiden Bisfchoppen de Burgeren van Lubeck ernftig te vermaanen, om vóór het aanflaande Pinxterfeest Willem als hunnen Ko-  Willems Geschiedenis. 361 Koning in alles te gehoorzaamen, of wel in zyne plaats den Markgraaven van Brandenburg, aan welken de Koning gezegd wordt, volgens de daar van vervaardigde Brieven, Lubeck te hebben afgeftaan. Andersfints moesten zy die Burgeren excommuniceeren, en de Stad in den Kerken-ban doen: zoo dat 'er buiten laatfte Olyfel en Doop geen Sacramenten wierden uitgedeeld. Lubeck intusfchen had veel tegen eene vervreemding, die haar van eene vrye Ryksftad tot het eigendom van een byzonder Heer vernederde, en fchreef aan Willem een' fmeekenden brief, om aar te houden , dat hy ze toch niet van hem verwyderen} mocht. Het Verdrag van Wol merftede maakte nog in dit zelfde jaai een einde aan haare twisten met den Mark graaf («). De vergunning des Konings aan de Mark graaven van Brandenburg waar van wy o] deeze bladzyde fpreeken, gefchiedde t Brunswyk den 26 Maart, en dus den-da te vooren, eer Willem aan de Amptenaj ren. zyner Erflanden daar over fchreei 'Er wierdt daar in gezegd, dat om de zui verheid hunner oprechte trouw, en d fbandvastigheid hunner hartelyke j liefde hu Ca) Dkeyers Nehenftunden f, 3a3? 33.3» ï '>•1 Z 5 ) 5 y s e * tl  %6% ByvoJegselen tot - 1 1 i hun deeze gunst wierdt toegeftaan; dat zoo dikwyls een of meerdere Ingezetenen (hommes) der Mark Brandenburg, met welke goederen het ook ware , door het Graaffchap Holland en deszelfs Gebied (diflrictum) door zouden trekken, zy geen tol of peage zouden betaalen, dan zoo als de Bur gers van Lubeck aldaar gewoon zyn (a). II 63. De Koning moet reeds op den 25 April te Brunswyk te rug gekeerd zyn, waar hy de verdienden van Graaf Dirk van Ifenburg beloont, met hem op zyn verzoek eene Weekmarkt toe te ftaan, in welke plaats zyner bezittingen het hem goeddacht: mits echter geen van Willems Onderdaanen, die zich derwaards heen mocht begeeven, noch van den Graaf zelve, noch van iemand anders van zynen 't wege eenig bezwaar ondervondt (aliquod iravamen infemtur). Dit laatfte fchynt meer op het betaalen van een vastgefteld Marktgeld of tol der Goederen, dan op alerlei kwellingen in 't algemeen geduid te noeten worden (b). II 68. Volgens Pingon Auguft. Taun pag. (*) Gércken Dfplmatar* vit. March Brandtnh* • 3. (*•) Ksjembr Btjtr. sur Gül. u. Birgfchg GefcJu I 129.  Willems Geschiedenis. 363 pag. 45 feq. bezat Willem VII, Zoon des Hertogs van Montferrat, nog een jaar of 9 te vooren, uit kracht van zekere huwelyks-verdragen, Turin. Hy was naamentlyk Kleinzoon van Moeders zyde van Arnodeus van Savooi jen. Aan Thomas II vati Savooijen, welken Piemont te beurt gevallen was, fmaakte deeze afzondering van een zoo gewichtig gedeelte van dat gewest , gelyk men zich ligtelyk verbeelden kan, op geenerlei wyze. Keizer Frederik; fchonk hem, door welke beweegredenen dan ook getroffen, beide de Stad en het Kasteel van Turin , waarvan het laatfle eerst kort te vooren by de brug over den Pb gebouwd was, benevens eenige omliggende plaatsjes. De jonge Hertog van. Montferrat kantede zich tegen de gift des Keizers van 't geen hy meende hem wettiglyk toe te komen, wel zoo veel aan als hy vermocht: doch de oneenigheid wierdt ten laatften bygelegd, zoo dat Graaf Thomas in het bezit van dat alles bleef; en dit was het ook 't geen Koning Willem, de gift van zyn' Voorganger in de regeering des Ryks bekrachtigende, hem niet alleen liet behouden, maar ook eenige Steden, die tot het Turinfche gebied behoorden , 'er by voegde : gelyk Saluzzo, Mondovi, Chiére , Savigliano, Coni en Fosfano, Ti 1252.  125*- 3*4 Byvoegselen tot II 69. Onder de Gunstbrieven, die hy geduurende zyn kort verblyf te Antwerpen tegen het midden van Juny uitdeelde, behoort 'er ook een, op den i2de" aan de burgeren van Bremen en Stade vergund, welken het fchynt dat hem ftandvastiger hebben aangekleefd dan die van Lubeck, of zich ten minften hem thans onderworpen hadden. Daar de handel deezer Steden, gelyk wy boven reeds aantoonden, door Willems Erflanden heen op Vlaanderen ging: hadden 'er ook de Vlaamingen, zoo wel als de ingezetenen dier plaatfen belang by, dat de waaren, met welken handel gedreeven wierdt, tusfchen beiden aan geen zwaare belastingen bloot gefteld, noch de Kooplieden opgehouden, verhinderd of gekweld wierden. Een burger van Brugge derhalven, Willem Gedulf, zoo wel als een burger van Bremen, Arnold gezegd Donald, komen beiden by den Koning, en bewerken dat hy die van Bremen en Stade , door Holland en Zeeland doortrekkende, en ook binnen zyn geheel gebied verblyvende, onder zyne en des Ryks befcherming neemt, en hun dezelfde gunst bewyst, welke wy, zegt hy, ons herinneren wel eer aan onze lieve getrouwen, de burgeren van Lubeck te hebben toegeftaan: willende , dat zy dezelfde gunst, vryheid en rust genieten; verbiedende voorts hun ongelyk aan  Willems Geschiedenis. 365 aan te doen (a). Men ziet, dat hy aan den afval deezer laatfte Stad, reeds niet meer gedenkt. II 81. Den 17 Augustus bekrachtigt Horis reeds uit Middelburg de onlangs door zyn' Broeder aan die van Bremen en Stade gefchonkene gunst en vrydom, op raad zyner getrouwen, Heer Hugo van Kralingen en anderen O). II 83. Of de Koning vóór den eerften July reeds te Franckfort aangekomen zy, en flechts van daar tusfchen beiden een' tocht naar Mayntz gedaan hebbe, dan of hy zich in deeze laatfte Stad op dien dag nog 9P weg bevondt naar de plaats waar de Ryksftenden vergaderden, is niet volkomen zeker. Doch dat hy toen in het Paleis des Aartsbisfchops gehuisd hebbe 3 waar deeze en de Aartsbisfchop van Trier. benevens Graaf Dither van Catzenellenbogen, deszelfs Broeder Eberhard en nog 2 andere Heeren uit dat zelfde geflacht, mei eene groote meenigte Edelen en Geestefy ken, zich mede ophielden, leert ons zekere Giftbrief, by welken hy aan het Kloostei Eberbach, eene Benediétyner Abdy in der Rhyn O) Pratje Alm md neues aus den Herzogthü* mer Bremen u. Verden V. 31. <*) Cassels Bretnenji* II 27^. 1252. l  t i t a 3(56 Byvoegselen tot Rhyngau niet ver van Mayntz, tol-vryheid fchenkt- (a). (Jok op den 3*» ju]y was Willem nog te Mayntz: van waar hy den Abt en Broederen van het Klooster Hegene eene nieuwe weldaad bewyst, hun vergunnende, dat zo zy op hunne goederen eene ader van metaal, zilver, koper, lood of tin konden vinden of bewerken: zy die zonder iemands tegen.egging tot hun eigen gebruik mochten behouden, (by. II 92. Daar Minzenberg (want dus moet men in plaats van Mifenberg leezen) in 1249 des Konings Kamerheer was, en deeze titel in het tegenwoordig ftuk tusfchen den naam des Graaven van üenneberg en ien zynen ftaat, twyffel ik byna, of men den zclven ook hier niet moet aanmerken ds flechts door eenen misdag achter dien van Hfenneberg geplaatst. Hier door zou ook hervallen, 't geen ik III D. bl. 369 omtrent lennebergs bekleeding deezer waardigheid ;ezegd heb. Voorts moeten ook de naanen van Gelren de Vilneuve (c ) , van Walsterk en van Rinckel in Gerhard van, WeiU au, Waldeck en Runkei veranderd worden. CÏ». C«) Wen chs Hef. Lands-gefch. I in C. D. p. r„ CA) Küchenbecker Au, Haf. Coll, VIII p. 27*;  Willems Geschiedenis 367 Cingenhan is ook waarfchynlyk een verkeerd gefpelde naam. De Brief van deti Paus aan den Abt van Fulda deed eigentlyk, zonder in 't byzonder van de Graavin van Vlaanderen te gewaagen, flechts in 't algemeen van een Koninklyk Vonnis, op den Ryksdag met toeftemming der Vorsten door Willem uitgefproken, gewag, volgens welk die allen van hunne Ryks-leenen vervallen verklaard wierden, die dezelven binnen jaar en dag na 's Konings Krooning te Aken niet van hem verheft hadden. De Paus gebiedt den Abt dit Vonnis zelve of door anderen te doen uitvoeren : welke Privilegiën dezulken ook mochten hebben van vryheid van Excommunicatie , zonder uitdrukkelyken Pausfelyken last, of dergelyken. Innocentius had reeds den dag te vooren op Willems -verzoek, oofc in een' Brief aan hem, deeze zelfde bekrachtiging en in guarantie-neeming toegezonden (a). Beide de ftukken beginnen met deeze merkwaardige woorden: Het is betaamelyk dat dt Vonnisfen, die plechtig door Koninklyke uitfpraak worden lekend gemaakt, om ongekrenkt te blyven, het fteunfel der Pausfeïyke bekrachtiging niet ontbeeren. II 93. De Koning fchynt geduurende zyne Ca") Zie ©nzea Cod. Dipl. op den 2 Dèc. deezes jaars. I1S2-  3(58 B YVOE G SELEN TOT 1252. 1 ne regeering aan Graaf Ulrich van! Wur^ tenberg verfcheiden leenen gefchonken te hebben; gelyk blykt uit de belofte van Richard zyn' Opvolger om dezelven te bekrachtigen •(>). II. 96 en 109. Het oorfpronkelvk ftuk, waarin Willem al het recht, dat hem tot nu toe op het Slot Kislau toekwam, aan de Spierfche Kerk opdraagt, is my federt onder 't oog gekomen, en niet op den Ryksdag van Franckfort, maar eenige maanden laater, te Mayntz naamentlyk op den 27 November , uitgevaerdigd ; 't geen tevens aantoont, dat hy niet den geheelen wii£ ter in Nederfaxen hebbe doorgebracht. De gift gefchiedde in tegenwoordigheid van den Aartsbisfchop van Mayntz, van de Zangers der Mayntzifche en Straafsburgfche Kerken Koenraad en Hendrik; van Eberhard Proost van Mocftat; en van de volgende Edellieden: Wildgraaf Koenraad, Emicho Graaf van Leiningen, Ruiggraaf Koenraad, Koenraad van Bruberg, Wierich van Daün ( de Duno), en verfcheiden andere Geestelyken en waereldlyken. Willems oogmerk by dezelve was buiten twyffel, gelyk hy zich dus ook uitdrukt, om zyn' beminden Vorst en Cancellier, den Bisfchop van Spiers, die hem door deszelfs verdienften aangenaam was, een' dienst te bewyzen , fchoon de wyd- Cfi) Gebauer Leien Kei/er Richards 374.  Willems Geschiedenis. 36 wydfche v^rklaaringen voorafgezonden worden: cat g^en milddaadigheid voortreffelyker was, dm die tot lof en eer van den Schepper aller dingen, den Koning der Koningen, en van Gods allergodvruchtigfte Moeder, de Maagd Maria, ( deeze was Patroones der Spierfche Kerk) gefchieddej en dat men al zyne geneegenheden aan hem verfehuldigd zy, van wien alle dingen komen, en wien alle macht in Hemelen op Aarde verleend is fa). II 97. Een Giftbrief des Konings aan het Ciftercienfer - Klooster Hemmenrode , op hun verzoek verleend, waarin hy hun Gefticht met al hunne bezittingen in zyne en des Ryks befcherming en geleide neemt, waarheen zy ook door het,Ryk moesten reizen: deeze Brief leert ons den bepaalden dag, op welken hy Franckfort, waar de Ryksdag zich by één verzameld had, had verlaaten: den 2ofte mamentlyk van July had hy van daar nog een openbaar ftuk uitgevaerdigd; cn reeds den volgenden 2iatn gaf hy de vergunning van welke ik fpreeke in het leger voor Lorkenhaufen, een Plaatsje even boven Caub aan den Rhyn gelegen (£)* II O) AS* Ac ad. Theod. P'alatin ber uit Perugia gefchreeven. Dezelfde Legaat kreeg ook in dit jaar, ia ■ :(0)Aaa Acad. Theodoro-^alat. Tom.W.Hi* fior. p- 333 j niet de dawby gevoegde geleerde aaonjgs» t'ingen van den Baron van Zurlauben. Aa a 1 '58.  372 Byvoeg'selen tot ï3 52- in Juny, July, Augustus en October verfcheiden bevelen om Huwelyks. dispenfatien in een' verbooden graad aan fommige Heden te verleenen, waar by fteeds op de eene of andere wyze aan den Koning gedacht wordt Eea Burger van Luik by voorbeeld, Werricus van Hodege, die zich aan. eene jonkvrouw van die zelfde Stad, Ida gezegd Lecavalleresca, by eede, en zy weder aan hem verbonden had, wordt gezegd aan Willem toegeneegen te zyn, en zich aan te bieden, om hem hulpvaerdig te worden. Aan een ander Edelman, Burghard van Zigemberg, krygt de Cardinaal flechts verlof, in een dergelyk geval de Dispenlatie te verleenen , indien het met de zaak der Kerke en het belang des Konings overeenftemde. Voor een Henegouwsch Edelman , die niet genoemd wordt, had de Cardinaal zelve gefproken, en getoond dat zyne gehoorzaamheid aan den Koning en de Kerke van nut zou kunnen zyn. Een Ridder van het Luikfche Kerkgebied , Johan van Hoxheim,had vóór zyn huwelyk de Voordochter zyner Vrouw ten doop gehouden. Voor deezen hadden Willem en zeer veele Edelen den Paus brieven van voorfpraak toegezonden , om de zynen, waar by hy verzogt des niet te min in een huwelyk te mogen blyven, door welke veele twisten met de Familie .zyner Vrouw waren bygelegd, te verfter- ken.  Wi*ll e'ms Geschiedenis. 373 ken. De Pausfeïyke vergunning heeft dit ' byvoegfel: zo het zonder veel ergernis konde gefchieden en de Cardinaal het voor den Koning heilzaam oordeelde. Dit laatfte wierdt even eens gezet by eene vergunning om in den 4den graad te trouwen, welke aan den Graaf Herman van Grueningen met de Dochter van een' Graaf van Weringen van het Conftantsch Kerkgebied ( de beide Graaven waren in open oorlog geweest en Hedewig moest nu den vrede verzegelen) wierdt toegcftaan ( a ). II 109. In de Noot b moet men in plaats van 273 leezen 237. II 11 o. In January fchreef de Paus'op nieuws uit Pcrugia twee brieven aan den Cardinaal Legaat van St. Sabina,- de eene raakte Everard, Proost van St. George te Keulen, in wien de Koning veel belang ftelde, en die Broeder was van Arnoud van Diest, van wien wy zoo even nader zullen fpreeken. Innocentius had reeds een' geruimen tyd geleeden last gegeeven, dat de Cardinaal hem met het eerfte openftaande Bisdom in het Ryk, dat hem aangenaam was, voorzien moest: doch terwyl de gelegenheid zich daar toe, niet fpoedig genoeg opdeed, zekere algemeene herroeping (*) Zie onzen Cod. Dipl. op d. 20 Jun.; 13 en 18 July, 31 Augustus en 2 October. A a 3 Ï4ft.  374 Byvoegselen tot ping van zulke gunstbevvyzen uitgevaerdigd, waar door aan Everard' alle hoop tot de bevordering met welke hy zich gevleid had, ontnomen wierdt. De Koning had te Lyons evenwel mondeling voor deezen Man by zynen Begunftiger gepleit, en nu weder onlangs fchriftélyk: 't geen thans^ den Paus bewoog, niettegenftaande de her" roeping, den voorigen last te vernieuwen. De tweede Brief bevattede de vergunning, om welke de Legaat zelve verzocht had, van eene dubbele Huwelyks - dispenfatie te verleenen wegens verwandfehap met de gewoone byvoeging: indien het met de zaak der Kerke en des Ryks. en met ha belang van den Roomsch Koning over een kwam: de ééne voor eene Nicht des Aartsbisfchops van Maagdeburg , Cecilia Graavin van Haland, met een' Zoon van den Graaf van Gleichen; de ardere voor een' Broeder van den Advocaat van Gera, in het Nauemburgfche Kerkgebied, die zelve Advocaat van PirU:n was , met eene Dochter van Herman van Leutenberg £a) (dit laatfte paar was federt lang gehuwd en had verfcheiden Kinderen). De yver waar mede de Aartsbisfchop, de Graaf van Gieichen - . cn C<0 Men fchynt Platten en Leurenberg in plr.rr? van Plewe en Luhccmburg te moeten leezen; de naam van 1ïaiaui h waarfchynlyk ook verkeerd gefchreevcn.  y> Willems Geschiedenis. 375 en de Advocaat van Gera met de hunnen de Kerke dienden , had den Cardinaal Legaat tot deeze voorfpraak bewoogen (0). II Hz- De Gunstbrief, by welken de Koning het Klooster Mendingen in het Bisdom Verden in zyne befcherming neemt, Haat by Lyssman Hifïor. Nachricht vom Cioster Mendingen, p. 8.Scheidii Orig. Cuelph. IV. 243. II 115. Wy hebben te vooren van de vergunningen gewag gemaakt, die de Koning in 124S en 1249 den. Akenaaren fchonk, of van Innocentius voor hun verwierf. Om deezen tyd deed hy op nieuws by denzelven een dringend verzoek voor hun: 't geen zoo veel ingang by den Vader der Kerke vondt, dat hy op den eerften Maart deezes jaars aan alle de Geestelyken en Waereldlyken dierStad, welken federt hunne terugkomst tot de Kerk van getrouwheid aan dezelve en van gehoorzaamheid aan den Koning brandden, toeftond, om zoo lang zy daar in volhardden, door geen Apostolifche brieven of die van Legaaten over eenige zaaken buiten hunne Stad in 'c gericht te kunnen geroepen worden, behalven door een byzonder bevel, waarin van («-) Zie onzen Cod. Dipl. op den 9 en 20 January deezes jaars. A a 4 125-3-  37 c 2 is onzeker: doch daar wy deezen reeds den 3den te Utrecht en den gden zelfs te Leyden aantreffen, heeft deeze .bekrachtiging , byna indien niet zeker, in 's Konings tegenwoordigheid iets zonderlings in een' plaatsbekleeder. In zyns Broeders afweezenheid hebben wy ze hem meer zien vergunnen. Doch hy gaf immers ook tot het leggen van eene Spuifluis door den Dam van het Spaarne zyne toejtemming. II 119. De Paus bevondt zich deezen geheelen Zomer te Asfifen, waar wy hem wederom op verfchillende wyzen in zyne. ;ri des Konings belangens werkzaam vinden. Den 5 Juny fchreef hy aan den Bisfchop. ran Kameryk. Eenigen tyd geleeden had nnocentius aan den Aartsbisfchop van ^jfland, Esthland en Pruisfen toegeftaan. )m, by de geringheid zyner inkomften, die [er Lubeckfche Kerk, welke toen van een' ïerder beroofd was, zich te mogen toecirenen. Dan, federt had deeze Kerkvoogd lenige inkomften uit het Lyflandfche Sticht 2r by bekomen, waar van hy gevoegcheyk Iceven konde. De Paus begreep nu, lat hy de Kerk van Lubeck niet altyd zon-' Ier Opziener konde laaten; en hier toe cheen niemand hem gefchikter dan de Min[erbroeder Jan van Diest, Bisfchop van lamland, voor welken Willem nog boven ien als voorfprceker opkwam. Zyne voorichtigheid en yver , zegt de Paus in deezen  Willems Geschiedenis. 379 zen brief, in veele zatken betoond, kennen wy by ondervindi. g: terwyl hy den Koning onophoudelyk heeft bygt ftaan, en tegen de rebellen het Kruis gepredikt, zich aan eene meenigte gevaaren voor het alge. meene welzyn der Kerke bloot ftellende: zoo dat 'er doör zyn' dienst verfcheiden Kasteelen fn Dorpen van Duitschland tot 's Konings gehoorzaamheid te rug gekeerd zyn. Innocentius heveelt dus den Bi&fchop van Kameryk hem met herroeping der gunst, aan den Aartsbisfchop van Lyfland te vooren toegeftaan, (mits het flechts bleek dat deeze thans gemakkelyk beftaan konde) zonder op eenig beletzei acht te geeven, aan 't hoofd van het Lubcckfche Sticht te plaatfen (a). Wy hebben deezen Geestelyken , een' Brabander van geboorte, die toen Coadjutor van het Sticht van Utrecht was, reeds in het voorige jaar in des Konings gevolg gezien; en hem tevens in het Iiide Deel van dit Werk ais deszelfs Raadsheer doen kennen. In January 1251 fchynt hy nog enkel Monnik in het Luikfche geweest te zyn, gelyk een te vooren bygebracht ftuk bewyst. Voor 't overige zal het vervolg doen zien , dat deeze Pausfeïyke last eerst omtrent 9 maanden laater heeft kunnen uitgevoerd worden. V pp Zie onzen Cod. Di.l. op" deezen Datum. ™53«  1253- 3 i 380 Byvoegselen tot Op den iften July vaerdigde Innocentius een Brief aan den Cardinaal Legaat van St. Sabina, die hem wederom om een' Dispenfatie-brief wegens een reeds voltrokken HuweJyk in den 4den graac{ verzocht had voor Gerard Heer van Dolboi, welke, zoo wel als zyn Broeder Hendrik Graaf van Luxemburg, zich altyd aan den Legaat onderworpen had betoond; 't verzoek wordt ingewilligd: mits Gerard eerst behoorlyke cautie Helde wegens zyne toekomende aanhankelykheid aan de Kerk en den Koning Den i7den Augustus beval de Paus den Thefaurier van Munfter, om Gerard, Kanonnik van St. Pieter te Dtrecht, wegens zyne braafheid, en op 's Konings verzoek, van de eerfte openkomende Preebende in lyn Sticht te voorzien (b). Godfried , een van *s Konings Kapellaanen, ivas federt lang Kanonnik van St. Jan te Luik geweest; een ander echter had zich van eene Praibende meester gemaakt, die kar naderhand open gevallen was, en die Serard meende dat hem naar rechten toe3ehoorde. De Paus zyne klacht vernomen ïebbende, gelast den 30 Augustus den De- O) Zie onzen Cod. Dipl. op deezen Datum. C?XZie onzen Cod. Dipl. op deezen Datum.  Willems Geschiedenis 381 Deken en Zanger der Brusfelfche Kerk dit gefchil binnen 3 maanden te beflisfen, of de partyen anders aan hem toe te zen* den (a). Eindelyk ftaaat hy ook op den 1 October aan den verkooren Bisfchop van Luik op deszelfs verzoek deeze weldaad toe, dat -hy de inkomften der Kerkelyke goederen van zyn Sticht, die binnen de eerste 3 jaaren ledig vielen, één jaar lang konde genieten j niet tegenftaande alle Canonieke beletfelen: mits by flechts tot de bediening der Kerken het noodige daarvan afzonderde. Hy moest de fommen die hier van komen zouden geheel be'teeden tot afdoening der zwaare fchulden, die hy in den getrouwen dienst der Kerke en des Konings gemaakt had ( £). En in der daad , behalven alles wat wy hem tot nu toe ter bevordering deezer belangens hebben zien verrichten , had hy den Koning nu eerst onlangs in deezen zelfden Zomer hulpbenden toegezonden , die Floris den flag van Westkappel tegen de Vlaamfche legermacht hielpen winnen. II. 146. In November en eenige volgende maanden ontmoeten wy den Paus eindelyk we. C«) Zie onzen Cod. Dipl. op deezen Datum. (£) Zie onzen Cod. Dipl. op deezen Datum. 1253.  382 Byvoegselen tot ƒ253. < ] ] i £ c I 1 S è S l d z weder in zyne Hoofdftad, waar hy uit het Lateraan verfcheiden brieven tekende. De eerfte derzelven van welken wy fpreeken moeten , is van den iQiten November, en aan den Bisfchop van Wirtzburg gericht, en betrof het Sticht van Halberftadt. Het Hoofd van het zelve had eenigen tyd geleeden, den Cardinaal Legaat vruchteloos om zyn ontflag verzocht; deeze begj ypende dat dit voor. de Kerk fchadelyk zyn zoude, had zelfs op ftraf van nietigheid het Kapittel verbooden tot eene nieuwe keuze over te gaan , eer van 's Pausfen wege het ontflag aan den Bisfchop was toegeftaan. Een der Kanonnijen intusfchen, dien de myter in 't oog Aak, weet met hulp van eenigen zyner MedcKanonliken den Legaat een paar valfche berichten )mtrent deeze zaak te doen toekomen, ende 3odens, welken daar mede belast waren gefeest s verzekeren by hunne terugkomst even eugenachtig aan den B sfchop, datdc Legaat n zynen afftand bewilligd had, Ludolf van. ladein ( zoo heette de Kanonnik ) wordt in er daad te:ftond daarop tot Bisfchop van ïaib'jrftadt gekoozen , ontvangt vanKoning Viüem de Regahen en het beftuur van dat ticht, en bemachtigt deszelfs Sloten en anere Goederen; de Aarts Bisfchop van layntz eindelyk, als Metropolitaan van de ierk van Halberftadt, zonder, even gelyk e Koning» van da waare toedracht oer aake onderricht te zyn, bekrachtigt zyne vei*  Willems Geschiedenis. 383 verkiezing. Dan de Legaat, dit alles vernomen hebbende, verbreekt niet alleen dezelve , maar verklaart den nieuwen Bisfchop, die zelfs weigerde voor hem te verfchynen, geëxcommuniceerd; ontflaat Kerkelyken en Waereldlyken in het Bisdom van de gehoorzaamheid aan hem; vernietigt al wat by in zyne nieuwe waardigheid mocht verricht hebben, en beveelt eenige nabuurige AartsBisfchoppeh en Bisfchoppen dit niet alleen aan zyne gewaande onderdaanen aan te kondigen , maar eiken Zon- en Feestdag zelfs, onder het gelui der Klokken en met aangeftoken kaarsfen hem opentlyk als geëxcommuniceerd uit te roepen. Èen gedeelte van het Kapittel intusfchen verzoekt tot hunne meerdere gerustheid in deezen de Pausfeïyke bekrachtiging der uitfpraake des Legaats. Deeze wórdt thans door Innocentius gegee. ven, met last aan den Bisfchop van Wirtzburg om ze, onaangezien alle beletfelcn, te doen uitvoeren, tot dat Ludolf de behoorlyke vergoeding gegeeven had: doch zonder % dus eindigt de brief, dst aan den Koning hier door eenig nadeel worde toegebracht. Drie dagen laater fchryft Innocentius aan den Bisfchop van Samland, dien hy onlargs tot het Sticht van Lubeck had aanbevolen, en die (dit zyn zyne uitdrukkingen ) gezegd wierdt etn vrvnd des Konings te zyn. De brief behelst flechts eene vergunning aan de Dochter des Paltzgraaven van Tunigen, die met 1253'  384 Byvoecseleh tot 1253. met een' Edelman, aan de Roomfche Kerk getrouw, gehuwd was, fchoon hem te na beflaande, om in haaren echt te mogen blyven, indien de Bisfchop dit met het belang des Apoftohfchen Stoels en des Konings overeenkomftig oordeelde ( a). II. 147. Den 5den January gaf Innocentius den Bisfchop van Straafsburg last tot het verleenen van een' ■ dergelyken Dispenfatiefcrïef aan Wouter van Efchibach en Kunigonde, Dochter des Graaven van Sultza, die , gelyk dikwyls te deezer tyd, gehuwd waren om de oneenigheden der twee Familien by te leggen, en reeds verfcheiden kinderen gewonnen hadden. Behalven Wouter zeiven, hadden Koning Willem, de Bisfchoppen van Straafsburg en Conftantz, en de Abt van St. Gallen, ieder by byzondere brieven aan den Paus, deeze gunst voor hem verzocht. Zyne kinderen worden hier by tevens verklaard wettig in zyne goederen te kunnen opvolgen ( b). By een bevel, in dezelfde maand aan den Scholasticus der nieuwe Kerk buiten de muuren van Höxter in het Paderbornfche Sticht gegeeven, om Jan Kanonnik van Lubeck in eene der Breemfche Kerken van eene O) Zie onzen Cod. Dipl. op 29 Nov en 3 Dec. deezes Jaars. f» Zie onzen Cod. Dipl, op deezen Datum.  Willems Geschiedenis. 385 eene Geestelyke Waardigheid te voorzien, wordt de Hertog van Brunswyk , wiens Clericus dezelve was, en die nevens eenige andere Geestelyke en Waereldlyke Heeren voor hem deeze gunst verzocht had, zoo 't fchynt als een rede van meerder ingang, Zwager des Konings genoemd fa). De Aartsbisfchop van Maagdeburg, door den Koning ontbooden zynde, om de Regalien van hem te komen ontvangen, was op de landftraat gevangen genomen en ge- > plunderd; en had, eer hy weder op vrye voeten gefteld wierdt, zich nog daarenboven moeten loskoopen. Om hem by deeze fchulden te gemoet te komen , ftaat Innocentius hem den 6 February op zyn en des Konings verzoek, omtrent dezelfde gunst toe als onlangs aan den Bisfchop van Luik. Dit wierdt ook op den a&en aan den Bisfchop van Utrecht vergund, om de onkosten goed te maaken, in welken hy zich voor den dienst der Kerke en des Konings geftoken had; hoe zeer de Gefchiedenis omtrent de byzonderheden deezer hulpe, federt zyne aanftelling, niet zoo veel als van fommige anderen heeft aangetekend. In deezen brief wordt niet gezegd, dat Willem het voor den Bisfchop verzogt hebbe. Dit vindt men daarom Zie onzen Cod, Dipt. op den 28 January deeze» Jaars. 'V. Deel, Bb 1254.  58ö Byvoegselen tot "54- daarentegen weder in een' brief van den zelfden inhoud, dien de Paus den 14 Mey uit Asfifen aan den Bisfchop van Hildesheim gaf, ter uitdelging der fchulden,- die hy door de verdediging der rechten van het Ryk en zyne Kerk gemaakt had Intusfchen zondt de Paus den ióden deezer maand den Bisfchop van Samland volmacht om in het Duitfche Ryk den geloovigcn het woord des Kruisfes te prediken, en allen die, om de Kerke en den Koning tegen Koenraad en zynen aanhang by te liaan, het teken des Kruisfes aannamen, dezelfde zonden - vergiffenis en voorrechten te fchenken als of zy naar 't Heilige Land trokken, hen onder de befcher • ming des H. Stoels te neemen, en hun op de gewoone wyze Confervateres toe te zenden. Aan de Geestelyken inzonderheid, die zich in deezen ftryd gingen mengen, moest hy verlof geeven om hunne Kerkelyke inkomften, tot 3 Jaaren toe, te verpanden, even eens gelyk dit ook ten opzicht van Palaestina vergund wierdt. Hy mocht ook alle Priesters der Kerken iri Duitschland met derzelver gemeentens, zoo dikwyls hy het noodig vondt, hier toe by een roepan, en hen indien het rereischt wierdt, door de Kerkelyke tucht noodzaaken om (0) Zie onzen Cod. Dipl, op deezen Datum. ■ t  W tllems Geschiedenis. 387 om aan deeze byeenroeping geboor te geeven; en op dat de toeloop des Volks tot het aanhooren van deeze Kruisprediking aanzienlyker worde, mocht hy aan alle waare boetvaerdigen, die 'er zich heen begaven, 2,0 of 40 dagen aflaat fchenken van de hun opgelegde boeten. Om dit werk nog fterker door te zetten, geeft hy hem en den overigen Kruispredikeren". in Duitschland, den volgenden dag nog eene byzondere volmacht omtrent eene zaak, die den Duitfchen Adel zeer ter harte ging. Het Canonieke récht verboödt de Kerkelyke begraaffenis van allen , die in de Tournoci-Spèllen , waar zy flechts gingen om eene rukelooze vértooning hunner krachten te geeven, om 't leven kwamen. Wy willen, zegt de Paus, deeze fpellen geenfints aanmoedigen, en verwenfehen dezelven met ons geheele hart. Zo 'er zich echter zulken heen begaven en 'er in fneuvelden, die deeze Predikers oordeelden, dat eenigen naar hun vermogen geëvenredigden onderftand aan den Koning in de gemeene zaak tegen Koenraad en de zynen bevveezen, of het teken des Kruisfes aanvaard hadden, zou dc Bisfchop en zyne Broederen, uit gunst voor den Koning en voor 'tgeen hy voor den vrede van 't Christen Volk volvoert, aan de zulken de Kerkelyke begraaffenis mogen toeftaan: gelyk ook wanneer hunne 'erfgenaamen , bloedverwandten of vrienden het Bb a be- 1254»  388 Byvoegselen tot t254- belang der Kerke op deeze wys hadden zoeken te bevorderen: mits 'er Hechts in hun allen openbaare tekenen van berouw zich vertoond hadden, (a). Slechts weinig dagen daar na, wierden aan denzelfden Bisfchop weder een paar volmachten van Huwelyks-dispenfatien toegezonden: de ééne voor 5 perfoonen in het Ryk , die het Kruis ten nutte des Konings hadden opgenomen, en voor welken de' Koning het aan den Paus en den Bisfchop gevraagd had. De andere voor den Zoon van Koenraad van Thengen die zich met de Dochter van Ulrich van Snabelburg in den echt wilde begeeven ; de beide Vaders, die in het Bisdom Conftantz woonden, hadden blyken van trouw aan de Kerk en den. Koning gegeeven; en deeze zoowel als de Bisfchoppen van Straafsburg en Conftantz hadden den Paus om deeze gunst verzocht ( b). Myne Leezeren herinneren zich het bevel, 't geen de Paus in 't midden des voorleeden jaars omtrent de verheffing des Bisfchops van Samland tot het Sticht van Lubeck aan dien van Kameryk gegeeven had. Thans fcheen (<0 Zie onzen Cod. Dipl. op den 16 en 17 February deezes jaars. ( b ) Zie onzen Cod. Dipl. op den 22 en 25 February deezes jaars.  Willems Geschiedenis. 389 fcheen hy nog vollediger onderricht, dat de Aartsbisfchop van Pruiïfen zyn verblyf op eene gelchikte plaats, en waar hy van de inkomften van zyn Aartsfticht gevoegchelyk ! beftaan kon, had gevestigd. Hy gaf nu in een' brief van den 4 Maart (a) aan den Cardinaal Caputio een nieuw bevel, om met I herroeping van 't geen te vooren deezen Aartsbisfchop vergund was, den Samlandfchen Kerkvoogd in 't bezit van het Bisdom Lubeck te ftellen (Z>); en dat dit terftond ten uitvoer gebracht zy, bewyst een andere Pausfeïyke brief, den 5 April aan den Bisfchop van Lubeck afgevaerdigd, en een' herhaalden last behelzende, om de hem te vooren opgedraagene Kruisprediking en andere zaaken getrouw en voorzichtig ten uitvoer te brengen: zonder te letten op voorige Pausfeïyke vergunningen, aan fomraigen toegeftaan, van niet te kunnen geëxcommuniceerd worden {c). Aan C«) Dit bewyst, dat Caputio reeds vóór April (Zie 1 II D. p. 174.) naar Duitschland weder afgezonden zy. (£) Uit alles wat wy van Johan van Diests verheffing 1 tot den Lubeckfchen Bisfchopsftoel gezegd hebben, ontI vangt ons kort verhaal daar van II D. bl. 218 meer \ der licht. (O Zie onzen Cod. Dip. op den 4 Maart en 5 Apr3 1 deezes jaars. Bb 3 1254-  5$>o Byvoegselen tot 125:4- Aan den Cantor van Kameryk, en aan den Abt en Prior van het Klooster Afflighem in dit welfde Kerkgebied, wierden eindelyk nog uit het Lateraan den 5en 6 de" April Pausfeïyke brieven afgezonden. Aan den eerften, om Meester Petrus van Hostrefelj aan den anderen om Reinier van Thenis, beiden Geestelyken, in eene der Luikfche Kerken die hun het aangenaamfte was tot Kanonnik te doen verkiezen, en hun de eerfte openvallende Praebende te bezorgen. Voor beiden had de Koning byzondere verzoeken by Innocentius gedaan (fl). li. 358. De Koning zelve ontving om trent deezen tyd van den Paus een' brief, tot het oogmerk van hem met Vlaanderen te verzoenen ingericht. 5, Noch uwe daa„ den, noch de miidfte gefchenken die gy „ mocht uitdèeien, zullen", zegt deeze daar in , „ zoo veel toebrengen om U te ver„ heffen, als de nuttige verkrjging van „ veele vrienden; deeze onuitputtelyke , fchat wordt door het gebruik eer vergroot als verminderd, waar van om. '„ trent geldfchatten het tegendeel plaats „ heeft. Benaarftig U dan, myn waardfte Zoon, om U een' byzonderen fchat van „ vrienden te verwerven, door welker me- ia ) Zie onzen Cod. Dipl. op deeze Datum.  Willems Geschiedenis. 391 „ dewerking > wanneer dezelve te pas „ koomt, onderfteund, gy tot den wasdom „ naar welken gy verlangt moogt geraa„ ken. Terwyl nu het oogenbiik reeds j, daar is, dat gy myne beminde Zoonen > j, Guido Graaf van Vlaanderen en Johan » Heer van Dampierre zyn' Broeder, U „ toegeneegen kunt maaken, daar zy tot it nu toe uwe vyanden geweest zyn, en „ hen ter uwer gehoorzaamheid vaerdig „ kunt bekomen , indien gy hun, welken „ reeds over lang de wapenen tot uw ver„ derf hadden opgenomen, nu volgens „ uwe aangeboren zachtmoedigheid, daar „ zy uwe gevangenen zyn, de Vryheid „ vergunt. Wy verzoeken, vermaanen en „ bidden U met yver, voor uw welzyn „ zorgende in hartelyke toegeneegenheid, dat gy hen en hunne aanhangeren van „ den band der gevankenis onflaat; terj> wyi gy hen daar door met fterker banden der liefde aan U zult vasthechten, en „ door hen te herftellen in hunne voonge „ vryheid, hen in eene altyd duurende en „ gewillige dienstbaarheid aan U brengen „ zult: want het is een vry natuurlyk ge„ volg, dat wanneer zy zoo groote mensch„ lievenheid zullen ondervonden hebben, zy U ook met genoegen de plichten zullen „ bewyzen, die men zynen weldoeneren „ fchuldig is. Doe het dan fpoedig, myn „ Zoon; wy dringen 'er op aan: terwyl Bb 4 „ V 1254.  392 Byvoegselen tot „ U uit hunne gevankenis geen voordeel „ hoegenaamd kan toekomen, maar de vy„ andfchappen tusfchen U en hunne vrien- den en aanverwandten flechts dagelyks „ fterker worden, welke door hen op j, vrye voeten te ftellen terftond zouden „ kunnen oevredigd, ja geheel en tot den „ wortel toe uitgeroeid worden. En wat ons betref, zo gy ten uitvoer brengt't geen „ wy U welmeenend aan de hand geeven, „ zult gy ons geen gering genoegen bewyzen, „ en wy zullen uwe gehoorzaamheid mee „ waardige loftuigingen in den Heere ver„ heffen." («> Dat Willem echter aan deeze dringende verzoeken zynes Begunftigers geen gehoor heeft gegeeven, zonder dat eenige verkoeling! tusfchen hem en den Paus 'er het gevolg van geweest zy, heeft de Gefchiedenis die ik behandeld heb aangetoond. II 168. Tusfchen des Konings verblyf te Dordrecht in de eerfte helft van Maart en zyn bywoónen der Westfriesfche krygsonderneemingen in Mey, hadden wy zyne voetftappen verlooren. Een Brief, te Nymegen op den 27 Maart getekend, komt aan (<0 Würdtwrin Nova fubfid'a dlplomat. i p. '60, die deezen brief uit een' Mfl. van de Vaticaanfche Bibliotheek genomen heeft, en hem op het laatst van J253 brengt.  Willems Geschiedenis; 393 aan deeze gaaping eenigermaate te hulp. Gerrit van Batenburg hieldt in de plaats van dien naam, aan de oeveren der Maafe gelegen, twee Jaarmarkten, of om eigentlyker te fpreeken het voordeel 't welk hy 'er van trok, van den Opperheer van Duitschland te leen, en had by zyn Huwelyk 'er eene Bruidgift aan Bela zyne Huisvrouwe van gemaakt: doch daar het geen eigen goed was, behoefde hy 'er des Konings bekrachtiging toe, die hy geen zwaarigheid vondt te verwerven (a). II. 18 2. Willem had, gelyk wy I. 0.396 bl fa> verhaald hebben, den 2 Oélaber i 250,, de goederen van Eccelinus van Romano, hem als een' Rebel ontnomen, aan deszelfs Broeder Albericus opgedraagen, na dat de P;.us dit reeds te vooren in zyne Geestelyke waardigheid gedaan had, tevens met hetuitfpreeken der ftraf op ketteren vastgefteld. 's Konings Brief wierdt, op het verzoek van Albericus,doorlnnocentius'uit Lyons den 271N0vember daaraanvolgende bekrachtigd. Doch Albericus , die zich of nog niet volkomen in zynes Broeders bezitting geplaatst zag, of 's Pausfen gunst jegens hem als wankelende befchouvvde, vraagt thans om eene nieuwe be. (; 397 dat Strippi of iets dergelyks genoemd wierdt, bevonden en daar den Graaf van Gelder deeze gunst beweezen hebbe: hoe zeer het verzwygen van zynen naam onder de getuigen van den Brief, bl. 169 door my aangehaald, my niet doet gelooven, dat die Graaf den Koning op deezen tocht verzelde. In Duitschland in 't tegendeel heb ik federt 1252 den Koning nooit meer in een leger aangetroffen: behalven alleenlyk op den 13 July deezer jaars, geduurende zyn' ongelukkige twist met den Aartsbisfchop van Mayntz, 1 voor de Stad van deezen naam (a). Berchemtus fpreekt het uitvoerigfte in zyne Chroniek van de byvoeging der fooo 1 "by de ióooo Mark, waar voor Nymegen | aan den Graaf van Gelder verpand was gej weest. Deeze beloofde op den Hofdag te ( Nymegen in Juny deezes jaars (zonder f den dag te bepaalen: want het geen van j den i9den gezegd is behoort tot de gift van Oyen) krachtdaadigen onderftand tegen >i Anjou, die de grenzen des Ryks vyandelyk j aangevallen had. Om hem hier toe in | ftaat te ftellen diende de belofte der nu I by de voorigen gevoegde 5000 Mark. En 1 daar hem dit in een' tyd van behoefte van het Ryk was toegezegd, zou nimmer het I voordeel dat het hem -aanbracht hem by de (<*) Bondam Charterboek I 495. vergeleeken met de ia» by gevoegde Nota. e  398 Byvoégselen tot de "terug gave der geheele fom kunnen aangerekend worden. Koning Richard bekrachtigde dit alles na Willems dood, en voegde 'er by, dat in geval van! aflosfing hy het Slot van Nymegen, als zyn byzonder Paleis, op niémand anders zou overdraagen. Dit laatfte 't geen wy als eene belofte van Willem hebben opgégeeven, wordt hier dus tot zyn' Opvolger betrekkelyk gemaakt. Misfchien bekrachtigde ook deeze flechts in dit opzicht eene daad van onzen Vorst. In de Handvesten behoorende tot de Befchyving en Chronyk yan Nymegen bl. 87 wordt uit het Chron. Boll. op het jaar 1248 verhaald, dat de- Verpandingsbrief van Nymegen te Luik zou zyn betekend, ten overftaanvan den Bisfchop van dat Sticht, de Aartsbisfchoppen van Mayntz, Trier, en andere Kerkelyke en verhevene lieden; en dat toen tevens bedongen zou zyn, dat zo immer de pandpenningen wierden afgelost, .het echter geen' Roomsch Koning of Keizer zou vryftaan de Stad met haar Ryk aan een uitheemsch Heer over te draagen: maar dat de Graaven van Gelder altoos te vooren zouden moeten gewaarfchuwd worden en- anderen voorgetrokken , fchoon ook door de sulken een meer» der fom mocht worden aangebosden. Dan , wat 'er ook van dit verhaal zy, de Schry- ver  Willems Geschiedenis. 396 ver dwaalt ontegenfpreekelyk zoo in jaartal als plaats. Wat -eindelyk de verplaatfing der Kerfpelkerk van buiten die Stad naar binnen haare muuren betreft: 't geen ik gezegd heb, dat door den Koning op zyne kosten gefchiedde: zoo worden in het zoo even aangehaalde Werkje bl. 348 uit een' ouden en te Keulen berustenden Brief, bezegeld door Graaf Otto, het Kapittel der H, H. Apostelen te Keulen en door de Stad van Nymegen, deeze woorden aangehaald: Vastgefteld met den Rechter, de Schepenen en de overige Burgers der Stad, voor haare en der Inwecneren bekeef ie. Berèhemius zegt in zyne Chronyk, dat de Graaf, insgelyks in Juny deezes jaars, met den Rechter,. Schepenen en de overige Burgers, tot deeze verplaatfing van den Aartsbisfchop van Keulen verlof, en van het Capittel der H. H. Apostelen aldaar,1 als Patroon dier Kerk, toeflcmming verworworven had, zonder eenige benadeeling van rechten en goederen; dat zy daar op eene vrye plaats van die Stad, Hundisbrug geheeten, met de toeflemming des Konings die 'er Grondheer van was, tot het bouwen eener Kerk en Kerkhof aan het Kapittel op uitdrukkelyken wil der Stad gegeeven hebben: terwyl de Graaf en de Stad zich verplichteden, aan het Capittel tot vergoeding van die plek gronds, be- 1254»^  1254- 4oo Byvoegselen tot beneden het Slot en de poort, die een eigen* dom der Kerke geweest was, waar de Priester placht te woonen, en die nu door de nieuwe Stadsgracht vernield was geworden, eene andere bekwaame erve, niet ver van de nieuw te bouwene Kerk afgelegen, aan den Priester te geeven. Men moet over de nieuwe Kerk omtrent 18 jaaren gebouwd hebben: althans in 1272 wierdt dezelve nog door Albertus den Gromcn, volgens deeze zelfde Chronyk, ingewjd. De Koning fchynt uit dit verhaal 'er niets dan den grond toe gefchonk - trte lebbe. j. Voor 't overige dient men, in de door ons bl. 18^ in de Not. a aangehaalde plaats van Pontanus, 144 in plaats van 244 te leezen. Il 188. In een Register op de Hollandfche Leenkamer vindt men melding ge. maakt van zekeren Brief des Konings, waar by hy vastftelt, dat men die van Keulen niet befcuadigen zoude om des Bisfchops fchuld. Van de dagte' ening van dit Stuk wordt geen gewag gemaaKt: doch alle om. Handigheden fc'iynen te moeten doen be. fluiten, dat het een gevolg geweest zy van den verregaanden twist, waar in hy zich op 't onverwachtfte- met zynen voormaaligen vriend vondt ingewikkeld. II199. 's Daags eer de Paus aan den Aartsbis. fchop van Mayntz over zynen twist met Willem fchreef, antwoordde hy hem op eene vraag die  willems 'GêS CHÏEDENlSi QOt 'dié de Praïlaat den Geestelyken Vader in eene zaak van het Kerkelyke Recht had voorgelegd. Eenige Duitfche Geestelyken en Capittelen, volgens gewoonte aan de eerfte bede des Konings willende voldoen(o), hadden beloofd ee'nïge Geestelyken die hy hun aaribeveelen zou, van Kerkelyke waardigheden te zullen voorzien, en den Paus verzocht, dat dezulken voor ééne reize mochten voorgetrokken worden aan den geen * voor welken van zynent vVege dergelyke posten Zouden gevraagd worden. Innocentius had dit toegeftaan. De Aartsbisfchop raadpleegt hem thans, of dit zich ook tot zulke Geestelyke waardigheden moest uitftrekken, daAr zielenzorg aan verbonden was. De ?aus verklaart, dat hy zich niet eens zyne vö'örige vergunning aan de- Duitfche Geestelyken herinnert: doch dat dezelve althans ten opzicht van alle posten, met zielén zorg | verbonden, en die ter begeeving van Romen ftonden, in geen aanmerking moest komen, en de Mayntzifche Geesee* lykheid dezelven aan bekwaame perfoonen moest opdraagen (b). De (a~) Zie hier van ons I D. p. 324: Welke plaats Üer" wederom uit opgehelderd wordt'. (£} Zie onzen Cod. Dipl. op den as July dée2è| Jaars. IV. Deel. Cc ■in f43  40» Byvoegselen tot ; \ oJ "' li i i •1 j De laatfte brief van Innocentius, van yelken wy nog gewag moeten maaken, is ran den 25 July uit Anagni, en aan den i it van het Renedictyner Klooster Liesfens 11 't Kamerykfche gericht. Ter belooning :ynes eerbieds voor de Kerk en der vaer» iige gehoorzaamheid waarmede hy zich by ien Koning zocht aangenaam te maaken, ;eeft het Hoofd der Kerke hem het weinig seduidende voorrecht, dat geen Geestelyke lem zonder openbaare en wettige reden fan de Kerkgemeenfchap af kon fnyden, :en zy op byzonderen Paus feiy ken last, in tvelken de tegenwoordige vergunning geïeel was ingeweeven ( a). II 220. Reeds op den 31 October beirondt zich Willem te Egmond. Hier fchonk ly de vryheid aan. alle zyne Dienstlieden :e Wimmenun, die hy weleer van het Klooster had overgenomen, tegen de geenen ! die hem onder Egmond hadden toebehoord. Zo evenwel een den.elven of van hunne nakomelingen ooit het zy door een Huwelyk , het zy auderfints op nieuws te rug moc^t vallen in de dienstbaarheid (minifte. riaiitas) of flaaverny van den Koning, of van iemand anders: zoo zoude dezelve den Koning wegens alle zyne allodiën en landgoederen in alles dienen, a s of hy vry wa- f» Zie onzen Cod. Dipl. op deezen Datum  Willems Geschiedenis. 403 ware. Geen Mnifterialis, buiten Wimmenum . vertoevende, zou onder dat Dorp een Goed kunnen koopen,' ten zy hy den Koning wegens dat Goed, als of het dat van een Vry man ware, diende (a). |;e ruiling waar ^vanhier in gefproken wordt, fchync dezelfde te zyn waar van wy bl. 170 hebben melding gemaakt, en die op den 21 Mey van dit zelfde jaar is voorgevallen. II 226. De bekrachtiging van 't geen Innocentius en de Koning ten opzicht van Eccelinus en Albericus van Romano had .den voorgenomen, gefchiedde, opdeslaat^ften verzoek, eerst plechtig den 20 Maart des volgenden jaars uit Napels:'doch oo den ,22 December fchreef Ajexander IV hem uit diezelfde Stad een' dergelyken brief van opwekking als zyn Voorganger eenigen tyd gelecden hem insgelyks had laaten toekomen. Hy prees daar in zyne ftandvastigheid in het geloof; hy verklaarde niet onkundig te zyn van het veelvuldige verlies en de fchade, die Albericus en zyne Stad Trevife van .de vyanden der Kerk veel jaaren achter ..één met verlies der goederen en gevaar des levens hadden uitgeftaan, en hoe hy zich omtrent zyn' Broeder gedraagen had Hy belooft hem binnen kort krachtdaa-" dige maatregelen te zullen neemen om zynen toeftand, dien van zyne Stad, en van O) Zie onzen Ct*. Dipl. op deeze Datum. *C~ Cc a 1254-  404 Byvokgse'lhS Tót' andere Getrouwen der Mark Trevife bih* nen kort weder op te helpen; en voorts dat hy zich nimmer met Eccelinus verzoenen zou, maar zelfs in geval van zyn berouw aan Albericus de goederen laaten, die Koning Willem hem gefchonken had, van welke gift hy tevens den inhoud be-; vestigde ( a De Stad van Bergamo, door Innocentius wegens haare aanhankelykheid aan Frederik en zyn' Zoon in Hen Geestelyken Bah gedaan zynde, verzocht den nieuwen Kerkvoogd, federt zy weder tot haareti plicht (of, gelyk de Paus zich uitdrukt, tot haar eigen haft ) te rug gekeerd was, ontheffing van deeze ftraf. Alexander legt haar den eed van gehoorzaamheid aan de Kerk op, het verlaaten van derzelver vervolgers* het niemand byftaan of begunftigen tegen dezelve, en het doen van den eed van getrouwheid aan Koning Willem , gelyk die door de Burgers van Milan was afgelegd. Onder deeze voorwaarden krygen de Bisfchop van Bergamo, en de Provinciaale Prior der Predikheeren in de Lombardie van den Paus in een' Brief uit Napels van den 4 January verlof om de Stad van den Ban te ontheffen ($> Hoe (/O Zie onzen Cod. Dipl. op den 22 December 1254.* j eii 20 Maart 1255. (*) Zie onzen Cod. Dipl- op deezen Datum.  Willems Geschiedenis. '405 Hoe fpoedig Willem in eene dergelyke onderhandeling met Alexander geraakte * als in welke hy te vooren met den overleeden Paus geftaan had, blykt uit een' brief van het pas verkooren Kerkhoofd, reeds den 24 Febru. ary uit Napels aan den Cardinaal Caputio gefchreeven. Aan Arnoud en Hendrik, beiden Kannoniken van Luik, en beiden Zoonen van den Graaf van Loon, des Konings Bloedverwandt, had Innocentius op Willems verzoek den Cardinaal Legaat last gegeeven eene Geestelyke Waardigheid op te draagen, die met hunnen ftand overeenkwam. Door den dood van Innocentius was dit onuitgevoerd gebleeven. De Koning geeft het aan Alexander te kennen, en deeze vernieuwt het bevel zyn.es Voorgangers O). 11. 234. Den 25^ February neemt Willem nog, op haar verzoek, de Superieure en het Klooster van Altenburgh, niet ver van Wetzlar afgelegen, op het voetfpoor zyner Voorgangeren , en op dat zy door geen flechte lieden konden beleedigd worden, met alle haare tegenwoordige en toekomende wettig verkreegen goederen, in zyne byzondere befcherming: verklaarende tevens, dat zy geen anderen Advocaat als het Hoofd des ■ C") Zie'onzen Cod. Dipl. op deezen Datum. Cc 3  4ö6 Byvoegselen tot des Ryks behoeven tè hebben : gelyk haar dit door de voorige Keizeren vergund was. Niemand mocht haare dus in haar perfoonen of bezittingen eenige hindernis toebrengen ; zy mochten zich in 't tegendeel tegen haare geweldenaaren befchermen ; en alle des Konings Dienstmannen in den omtrek moesten haar, wanneer zy daar toe wierden opgeroepen, met hulp, raad en gunst byfhan ( a ). II. 23?. Nog gaf de Koning den loden Maart uit Hagcnau een' Gunstbrief aan het Twcebrugfche Klooster WersWeiler ( b). Hy nam hetzelve daarin niet alleen met al hunne goederen onder zyne en des Ryks byzondere befcherming : maar hy vergunde hun ook de Ryks ■ Leenen in Udenheim gelegen , die door den Koning met de plechtigheid der Vaandelen gewoon waren opgedraa^en te worden, en die het Klooster van Graaf Gerard van Dietsch en deszelfs Huisvrouw met 's Konings toeftemming gekocht had, voortaan in vryen eigendom te bezitten: gelastende voorts zyne Amptenaaren te Oppenheim, Ob Wefel en Lautern om den Abt en de Monniken te befchermen by het genot van al hunne voorige rech- O) Ludolfi 01fervatt.Forens. I. 406". ( b ) Zie onzen Cod. Dipl. op deezea Datum.  Willems Geschiedenis 407 rechten, vryheden en gewoontens alöm in het 'Ryka). II. 236. Het Diploma ten voordeele van den Heer van Sultzburg wordt door anderen niet op dén 12den rnaar op den 9dea Maart gebracht: doch toen was de Koning nog niet te Spiers te rug , dewyl wy hem deri leden te Hapenau gevonden hebben. Op den )8den treffen wy hem te Gelnhaufen aan, waar hy aan het Klooster van den Troon der H. Maagd eene nieuwe gunst bewees. Hy fchonk naamentlyk op voorziening zynes Raads aan dit Gefticht een ftuk gronds in het Bosch by Franckfort, 't welk Lindehe genoemd wordt, te dier plaat- ' fe daar het woud gehakt is, zoo veel als noodig was tot den arbeid van zes ploegen: onder deeze voorwaarde evenwel, dat zo hy of zyne Opvolgeren voor dit ftuk gronds 100 Mark wilden betaalen, zy het voor dien prys altyd terug zouden moeten geeven Op denzelfden dag geeft hy aan Bisfchop Hendrik van Spiers een' open Brief wegens Altruphen (Altripp ) ( c) doch welken ik niet heb kunnen te zien bekomen. Vyf ( a ) Zit onzen Cod Dipl. op deezen Datum. (*) Zie onzen Cod. Dipl. op deezen Datum. ( c ) Haibeklin N. D. Keichs -ge/ih.X. B. Vorr.p t. Cc 4  O) Wjencks 3&y4 Landsgtfrk. T. I. C. D. ^0$ EVVOI GSSLE» TOT Vyf dagen laater bevondt de Koning,* Zyne reize vervolgende, zich te Boppard. H,ier geeft hy, om de fchadens, die Diether van Katzenelnbogen, Werner van Eppenftein en Reinhard van Hanau, als erfgenaamen van Gerard van Eppenftein, geleeden, en de fchulden in welken zy zich daar door hadden ingewikkeld, te vergoeden , volmacht aan Emicho Graaf van Leihingen, Adolf van Waldeck en Werner van Bolland, om de helft van de wettige Ichulden deezer Edelen uit het verpanden van Ryksgoederen, waar die ook mochten gelegen zyn, en raar eene eigene fchatting, in 't werk te ftellen;• de Koning verklaart deeze verpanding voor goedgekeurd te zullen houden O). Wyhebben boven gezien, dat Willem reeds in den aanvang zyner regeering de hulp des Graaven van Katzenelnbogen voor de inkomften uit vyf verpande plaatsjes, en gedeeltelyk voor eene beloofde geldfomme gekocht had. 't Zy nu dat hy hem deeze fom daarna niet beeft kunnen voldoen, en daarom nog meerdere Ryksgoederen aan, hem verpanden moest; 't zy dat de inkomften , waarvan ik zoo even fpreeken zal, heg} nu wegens die fchulden zyn te beurc' ge-  Willems Geschiedenis. 409 gevallen: althans Willem moet hem nog 10© Mark 's jaars hebben toegeftaan , de . helft uit het Schouts-Ampt van Boppard, en de helft uit de goederen die het Ryk te Trebur (a) bezat, te heften. Koning Richard bekrachtigt hem deeze gift zynes Voorgangers , tot dat de Ryksvorften beflist zouden hebben, of dergelyke giften en verpandingen , door Willem op deeze wyze. gedaan, wel behoorden te geldenCb ). Aan Graaf Emicho van Leiningen zelve verpandt de Koning op even dien dag voor 590 Mark zilvers een Landgoed in Bullikem en een huis (Curia ) in Godramftein, met de toebehoorfels deezer goederen en alle rechten : tot dat zy voor dezelfde fom doc-r den Koning weder gelost wierden (c). Het fchynt dus dat Emicho om zynen last te volvoeren terftond op het verpanden van deeze Ryksgoederen gedacht hebbe, en zich zelve aangebooden om ze over te neemen. De, («) W.enck. T. L 323- meent, dat onderTribur mede moeten verftaan worden de Dorpen in het Dipl- vsn 13 Maart 124.9 opgenoemd: die inkomften wierden toen famen flechts op omtrent 40 Marken gefchat. (£) Ibid. p. 28. CO Kramer Ceneal. Cef.h. des Ardenn. Cefchi. in 'Cod. Hipl. p. 251. Cc 5 1*55.  410 Pyvoegselen tot De Koning had eenife vveeken te vooren het Klooster Maulbrunn in zyne befcherming genomen, en iets la-iter beloofd het by deszelfs voorrechten te handhaaven. Hoe zeer de eerfte dier SfftbrCeVèn flechts aan het Klooster toezegt, dat de Koning de Advocatie over» deeze goederen nimmer vervreemden zou, maar ze fteeds onder de befcherming des Ryks ?a u doen voortblyven, en aan zyn Keizcrlyk Rechtsgebied onmiddelyk onderworpen: fchynt echter de vergunning aan het Klooster om deszelfs' eigen Advocaat te mogen kiezen,-of daar uit opgemaakt, of by een' anderen my onbekend gebleeven Gunstbrief door de Geestelyken te zyn verkreegeri geweest. Dan zy hadden waarfchynlyk in dit opzicht de rechtvaerdigheid des Konings verrast. De Kanonniken der Spierfche Kerken vertoonden hem, dat het Klooster door hun Sticht was opgericht, en dat het den Bisfchop toekwam het zelve van een* Advocaat naar zyn welgevallen te voorzien. Dit vernomen hebbende, verklaart de Koning mede op den 23 Maart, dat hy de voorrechten van het bisdom Spiers niet willende benadeelen, hetzelve in het recht dat zy van ouds in dat opzicht gehad hadden, bekrachtigt.niet tegenflaande de Brieven, van hem door dat Klooster met verbloeming der waarheid {veritate tacita) verkreegen, dat zy zich zeiven een' Advocaat konden verkiezen ƒ en  Willems Geschiedenis. 411 en met herroeping van 'tgeenbyonweetende tegen de Spierfche Kerk gedaan h&d (fl). II 237 De bekTachtigingsbrief van Beben. haufen is van den 25ften en niet van den 2* 'Maart. Den 27flen was Willem te Keulen, en hier vergunde hy aan het Cistercienfer Mans-Klooster Hailsbronn in het Anfpachfche een' open Brief,jin welken (na vooraf te hebben laaten gaan, dat de Scepter eenes Konings hooger verheven, en zyn gebied door God voorfpoediger beheerscht wordt, naar maate 'er aan de Godsdienftige Stichtingen door den Vorst meerder achting beweezen, en ter vermeerdering van haar -vermogen iets toegebracht wordt) hy deeze Geestelyken, hun Klooster en hunne Goederen, tegenwoordige en toekomende, in zyne en des Ryks byzondere befcherining neemt: verklaarende, dat hy hen en hunne goedereren aan niemand zou toevertrouwen (committere), en begeerende, dat geen Waereldlyk perfoon zich iets daaromtrent aanmaatige, noch hun, tegen hunne privilegiën aan, eene belasting afpersfe. Hy vertrouwt hun daarenboven de Kapel te Alten-furt by Neurenberg, met derzelver toebehooren, zoolang het O) Würdtwein Subfd. Dip/. V. 304.  4i* Byvoegselen tot het hem behaagde, ter bezitting en om ze te doen bedienen, toe Ca). II 3egeert; en deeze Advocaat zoude boven iet vastgeftelde niets van het Klooster isfehen, noch de Advocatie langer be. deeden, dan het nut der Kerke het vorerde, en de Proost het goedvondt. Een loete.van 100 Mark puur goud: de helft voor  Willems Geschiedenis. 415 Voor *% Konings fchatkist, de andere helft voor den beleedigden, wordt op het overtrceden deezer voorrechten gefteld; en M-ester Arnoud'van Holland, Proost van .Wetzlar, Willems eerfte Geheimfchryver, was de geen die het ftuk uitvaerdigde (a). II 264 Den Brief, by welken Willem 'in dit jaar aan den Prins Bisfchop van Straafsburg en aan den Provinciaalen Landrichter Graaf van Waldeck een' last omtrent Reinbold Liebenceller geeft, heb ik federt gevonden. Dezelve is gedagtekend "tót' Trajectum minus (eene plaats die in de buurt van Oppenheim en Worms, waar de Koning zich toen ophieldt, fchynt gezocht te moeten worden) op den 17 November. Hy draagt hun daarby echter de zorg niet op, om deezen Man, die hier een Straafsburgsch Ridder genoemd wordt, tot het bezit zyner goederen in Trenheim weder te helpen, maar om hem wegens zyne gehoorzaamheid (devota ob~ fequia) en wegens alles wat hy verricbt ' had in het behartigen der belangen van het Ryk, uit het Stedeken Trenheim met deszelfs toebehooren en goederen, welken Kci- O) Schoettgen und Kreysigs "Diptomatatïa II 1255.  416 ByvoegseleN Tóf Keizer Frederik wel eer aan Wolphelinus, Schout van Hagenau in diezelfde plaats ontnomen had, naar zyne verdienften en moeite te vergoeden: beloovende Hy te zullen bekrachtigen de gunstbewyzingen, die zy dien Ridder, naar hun beste inzien, beweezen hadden (a). II 266 Not. a. Het geweld door Graaf Emicho van Leyningen gepleegd, komt des te zonderbaarer voor, daar hy een van 's Konings vrienden, indien niet zyner Amptenaaren was, aan wien hy nog onlangs tevens met Waldeck, het Hoofd der verbondelingen, en met Bolland bevel gegeeven had om aan eenige Edelen derzelver geleedene fchadens uit Ryksgoederen te vergoeden. II 267. De Graaf van Katzenelnbogen. was wel tot het Verbond toegetreeden : doch had daarom nog geen lust van zyne voordeel ige tollen af te zien. Zyne eigene Verbondgenooten poogden hem hier toe te d^ui. gen, en 26 Steden vereenigden zich in dit jaar met nog eenigen haarër aanhangelin. gen, om zich van zyn Slot Rheinfels te bemeesteren, voor welk zy 66 weeken, hoe wel vruchteloos, lagen. Wy vinden niet, dat de Koning hier in het minfte aandeel ge- (ö) Schoepflin Ah. i'lujlr. I. 414.  WiLLiMis Gèschïsdknis. 417 genomen hebbe: waarfchynlyk om dat hy *s Graaven onderftand, gelyk'ons nog zoo even gebleekenis, geduurig genoot, (a). II. 274. Wy vinden nog ergens gewag van een' open Brief des Konings "in dit jaar» doch zonder bepaaling van plaats of dag, aan het Holfteinsch Mans - Klooster Reirtfeldt verleend: waarin» bp verzoek desBisfchops van Lubeck , al deszelfs goederen in het gebied van Ratzeburg', Schwerin, Stettin, Mecklenburg, Holftein, Wagrien en Stormarn gelegen , zoo wel als een huis te Lubeck met eenige inkomften van molens bekrachtigd en in des Konings befcherming genomen wordën (£). II. 276. Ik zal hier thans ook nogby één voegen, 't geen van Alexander, voorzoo ver het tot deeze Gefchiedenis betrekking heeft, tot myne kennisfe gekomen is: fehoon iet de grenzen van dit jaar en van's Ko« uings leven overfchreeden moge. In eene -Huwelyks-dispenfatie , wegens te nauwe verwandfchap , die hy eenen Abt in 't JBrandenburgfche en den Provinciaalen Prior ■ider Predikheeren in Duitschland gebiedt, na behoorlyk onderzoek, aan Markgraaf Johan rvan Brandenburg en de Dochter des Hertog! C *) Wenck Hef Undsgefch. I 333. (i)DREïïRsNebenjlunden 345. IV. Dkbi: D d  413 ByV 0E6SBLKN TOT togs van Saxen; op verzoek der beide Vorsten te verleenen, geeft hy , behalven de uitroeijing der tweedracht die te vooren tusfchen de twee landen had plaats gegreepen, ook de vaerdige, nuttige en gewichtige dienflen, die zy der Kerke en den Roomsch Koning in derzei ver algemeene belangensbeweezen hadden, tot eene drangrede deezer gunstbewyzing aan de hand. Dit gefchiedde den 7 Mey; en den 19 December deeze jaars krygt de Bisfchop van Brandenburg een' dergelyken last, indien het naamentlyk den Roomsch Koning aangenaam was , ten nutte van Koenraad, des Markgraafs Zoon, en Conftantia Dochter des Hertogs van Polen : wederom op verzoek der Ouderen, en om zwaare vyandfchappen tusfchen de twee Staaten by te leggen ( a> Van eene vergunning, den 8ftenDecemcember aan den verkooren Bisfchop van Spiers op deszelfs bede gegeeven, óm wegens het Cancelierfchap, dat hy aan Willems Hof bekleedde, tot het St. Michielsfeest des volgenden jaars uitflel van inwyding in zyn Bisdom te bekomen, is reeds bl. 368 van het III. Deel gefproken (b). Innocentius fchynt eenigen tyd geleederi aan den Cardinaal Legaat van Sta Sabina volmacht Ca) Zie onzen Cod. Dipl. op deeze Datums. £é ) Zie onzen C«V Dipl. op deezen Datum,  Willems Geschiedenis. 419 macht verleend te hebben, om aan een nog onbepaald Edelman vao Henegouws toe te ftaan èeri' echt in den vierden gras te fluiten'j zo hy meende dat het aan dezaa der Kerke en des Konings tot voordeel moei ftrekken; en de Legaat aan een' Broeder va de Preekheeren-orde te Rysfel wederom la: te hebben gegeeven, om deeze gunst o Euftatius de Rodio en Agnes van Oranfa gnies, beiden Henegouwers, en tot het Bisdoi van Kameryk behoorende, toe te pasfei De Monnik gehoorzaamde niet, dan na da hy door Alexander daar toe op nieuws uil drukkelyk bevel bekomen had; en hier' 0 ging het huwelyk voort. Doch de Bislcho: van Kameryk fcheen deeze Dispenfatie, doo den Monnik verleend, niet voor volledig ti keuren. De Paus, om alle onaangenaam heid die' dit verwekken mocht voor t< komen, bekrachtigt thans dezelve den ( January 1256, en geeft daar van eenïg( dagen daarna aan den Bisfchop van Kame ryk kennis, met verbod aan het gehuwde paar eenige ftoornis toe te brengen- zul lende de Aartsbisfchop van Rheims, die des wegen ook aangefchreeven wierdt, hem anders tot reden brengen f>). Nog na des Konings dood fchreef Ale. xap 1256 ^ Zk °nZen C°d' D!p!' °P den 9 *n 20 J301""* ig fW n d k I h t [> ti 1. t  4ïo Bttoegseleh tot xander, die op den aden February hier van de tyding nog niet bekomen kon hebben, hem een' Brief uit het Lateraan over den wettigen bezitter van 't Sticht van Wurtzburg. 'Er was tusfchen den Bisfchop en tusfchen 's Konings Canci lier, den verkooren Bisfchop van Spiers, over deezen Zetel en over andere gefchilftukken lang oneenigheid geweest, die in een' open kryg fchynt uitgebroken te zyn. De Paus had om het geheele bederf des Bisfchops van Wurtzburg voor te komen, de beflisfing daar van aan zyne twee Cardinaal-legaaten, Caputio en St. Sabina opgedraagen; deezen, partyen gehoord hebbende, wyzen het Bisdom den Bisfchop toe, en leggen den Cancelier een eeuwig ftilzwygen in deeze zaak op, gebiedende hem de Hoofdftad, de Sloten, Dorpen en wat hy van dat Sticht bezat, den wettigen eigenaar te j-uj te geeven, en alle de Inwooneren daarvan van den eed, dien zy hem mochten gedaan hebben , ontflaande: met verbreeking tevens van al wat hy.in deeze waardigheid mocht verricht hebben. Het Kapittel, de Geestelykheid van Stad en Kerkgebied, de Stad zelve en dat Gebied, en de Vafallen. en Ministerialen deezer Kerk kreegen in "byzondere Pausfeïyke brieven bevel om den wettigen Herder te gehoorzaamen. Aan Willem verzocht de Paus hem vriendelyk te ontvangen, hem volgens gewoonte  Wil'le'ms Geschiedenis. 421 de Regalien te verleenen , en hem voor 't overige ais een aanzienlyk lid des Ryks met zyne Koninklyke gunst te vereeren. Aan den Abt van Fulda wierdt in 't byzonder toevertrouwd om den Bisfchop in 't bezit van zyn Sticht te herfL-llen (a). Op verzoek van den Bisfchop van Verdun , had Alexander ook onlangs aan Willem gefchreeven, om de Regalien van dit Sticht niet aan dien Kerkvoogd in perfoon, maar aan deszelfs Commisfarisfen uit zyn' naam op te draagen. Des Konings dood had de uitvoering hier van belet; en de Paus draagt nu zelve aan dien Kerkvoogd, den 28 Maart, daar Jut Ryk thans ledig ftaat, uit 's Konings naam deeze Regalien op: mits hy den aanflaanden Roomsch Koning, wanneer zyne verkiezing door den Pausfelyken Stoel zou bekrachtigd zyn, getrouwelyk deed toekomen, 't geen zyne Voorgangeren den zeiven beweezen hadden (b). Eindelyk bekrachtigde ook de Paus den 1 July eene Uitfpraak, den-20 Mey door de zelfde twee Cardinaal-Legaten die ik zoo even noemde te Romen gedaan in een gefchil tusfchen een' Geestelyken, Eberhard, Broeder C«) Zie onzen Cod. Dipl. op deezaa Datum, (J) Zie onzen Cod. Vipl. op deezen Datum. D d 3 1255.  4&2 ByVOEGSELBN TOT der des Ruiggraafs, en tusfchen den Bisfchop van Worms. Dit gefchil had de Bisfchoppelyke waardigheid, tot welke Eberhard verkooren was, zelve betroffen. Beide partyen hadden Koning Willem tot heur Scheidsrechter benoemd, die de zaak op zekere wyze beflecht had. Alexander verklaarde wel het Vonnis voor krachteloos, wegens de onbehoorlykheid Cinconvenieii' tiam) van het Compromis: doch befloot ter zeiver tyd op nieuws, dat de daar in vervatte fchikkingen zouden naargekomen worden: te meer daar de Bisfchop van Worms, dien wy als een' vriend des Konings kennen, 'er zelve in toegeftemd en het reeds bezworen had; daar na was echter deeze den Paus in perfoon komen verzoeken, dat hy, wegens de geringheid zyner inkomften, de voorige fchikkingmochtmaatigen. Hoedanig juist de Uitfpraak van Willem in dit gefchil geweest zy, is ons onbekend: doch de Legaaten, aan wien nu de zaak ter afdoening wierdt opgedraagen beflisfen hoofdzaakelyk, dat de Bisfchop zynen mededinger met een jaarlyks pen? fioen van 150 Ponden Wormsch, zoo lang dezelve leefde, te vrede moest ftellen.de inkomften van Eberhards Geestelyke waardigheden, zo hy die mocht hebben, ?er van afgerekend. Na 's Bisfchops dood pf alftand , zq Eberhard dan nog leefde, 1 zou dit uit de inkomften des Stichts betaald wor?  Willems Geschiedenis. 413; worden. Weigerde de Bisfchop op de vastgeftelde termynen deeze jaarlykfche fom uit te keeren, zoo zou hy daadelyk van den ingang der Kerke geweerd worden. Voor 't overige zouden de twee mannen onderling vrede houden, en elkander niet meer beleedigen (a ). II 277. Het laatfte ftuk, 't welk ons van den Koning bekend geworden is, is van den :7 December 1255 en uit Keulen gedagtekend. Wy zien hier duidelyk, om welken tyd hy uit Duitschland naar zyne erflanden te rug gekeerd zy, om eerst te Utrecht eene onaangenaams ontmoeting te ondervinden, en dan in den Westfriesfchen veldtocht zyn leven te verliezen. Het ftuk zelve behelst flechts de bekrachtiging der gift van de Kerk van Ehenheim, 9 maanden te vooren (zie bl. 136 van dit Deel) door hem aan den Deken en het Kapittel van Mayntz gedaan. Het fchynt, dat dit van eenige lieden, en inzonderheid van de Abdis van Homberg tegenftand ontmoet had, en dat het Kapittel om die reden des Konings bekrachtiging verzocht (£). li 292 Not. a. Ver van eene vernietiging van " O) Zie onzen CV. Dipl. op 20 Mey en 1 July C b ) Wurdwein Nova fubjid. Diplom. VHI 218. Dd 4 1255. •25 III 418 Noot c.Hierleeze men: ZieKRiwers (]rig. Najfov, Pars Dipl. aS-7. III 426 en 430. Men voege in de Noot l. van beide de bladzyden byOctober den 27en in. I .4 III 432. Maart in de Noot b moet Mey zyn. .... III 441. DeNootö. moet zyn: Zie Bondam I 502. LI ,43. By Hendrik Buffels moet ook komen , üül Jv E^mug hem in 1248 een erfleen fchonk. Zie ons IV u. óx*. III 449 Noot e. In plaats van 10 Ieeze men 16 September. III 451 De Noot a. moet hier weder verbeterd worden, gelyk op bl. 441; en in de Nootc. moet het jaargetal zyn 1254. III 459. Ook hier leeze men in de Noot III 461 Simon van Urcke. 'Er ftaat in beide de aangehaalde ftukken Simon de Urbe; en men moet op deeze wyze leezen. III 464. ffermbolt of fVeremhut Vten Hage , dien wy hier flechts uit Jo. v. Leydeh hebben opgegeeven? is ons federt door het verkoopen van zvn land op Texel bekend geworden. Zie IV. 377. VIERDE DEEL bl. 4 Noot e. De aanhaaling behoort hier te zyn: Zie Kremer Qrïg. Nasfovic. Pars Dipl. 287. IV 16. Noot b. Bondam I 494 in plaats van ons Cod. Dipl. IV. 45.  43^ Byvoegselen tot IV. 45 Voeg by deeze lyst van Boeten*, door den Koning vastgefteld, ook de 30 Mark gouds, waar van wy bh 354 van dit Deel gewaagd hebben* Noot b. Lees wederom: Zie Schoettgen en Kreisig. Diplomatar. II 709. IV Het jaartal in de Noot c behoort te zyn 1254. IV 190. ByOctob. in de Noot a voege men d. 27 in. IV 312. De Noot* oi(. col de onderfte regel oenooxc, moet b zyn, en ftaat op de volgende bladz. IV 326 Noot b. Het Werk van KuchenBecker heet niet Annales maar AnaleStn Hajjïa. Voor 't overige gelieve de Leezer uit de Byvoegfelen tot 's Konings Geichiedenis den Staat van het Ryk en deeze Graaffchappen, welken wy -afgefchetst hebben, zelve te vervolkomenen, en daar het noodig mocht zyn te verbeteren* EINDE van het VIERDE DEEL.