Bibliotheek Universiteit van Amsterdam 01 3395 5062 Boekbinderij Drukkerij RUSTENBURG Tel.72 17 78 Amsterdam  ENGELAND, DERDE EN LAATSTE DEEL. WAAR. ACHTER, BIJVOEGZELEN E N VERMEERDERINGEN VOOR HET EERSTE DEEL»   Ji jn g e l a :n .1), door J.W. YJLTX ARGHENHOITZ. UIT HE T HO ö GD UI T 5 CU YERTAAIJ). J) K JJJZJEJL. Te AilSTEI.TJAIM.Ijij A . B . S AA K £ S. M D C C X i' I .   BERICHT. jiiindelijk verfchijnt thans het Derde Deel van dit Werk in 't licht, waarmede hetzelve nu geheel Compleet is, tusfchen beiden komende omflandigkeden, zijn oorzaak yan deszelfs lange verwijting, vooral ook door de verandering van Uitgeever, ah zijnde de tegenwoordige Uitgever, door aankoop Eigenaar geworden yan het recht van Copij en alle de overige Exemplaar en van het Eerfte en Tweede Deel, en dus ook het recht ter Vertaling en Uitgave van dit Derde en laatfte Deel. Daar nu het Eerfte Deel na den eerfteii Druk , en het Tweede en dit Derde Deel na •Jen Tweeden Oorfpronglijke, doch veel vermeerderde Druk Vertaald is, en dus dia Vermeerderingen, die zeer intresfant zijn, aan het Eerfte Deel ontbreken, zijn die ag.ter dit Derde Deel als een Bijvoegzei geplaatst. Ook heeft den Tegenwoordigen Uitgever, in de mg overig zijnde Eerfte en Tweede Deelen, en bijzonder in het Eerfte Deel eenige Nooten door * n dm  n BERICHT. den Vertaaler aldaar geplaatst, om gewigtige Redenen, en op aandrang van kundige Liefhebbers laten veranderen , en erkend dus geene Exemplaaren voor de zijne, of door hem Ver* kogt, dan die met deze Veranderingen Verrijkt zijn, en tot meerder luister en fteraad word bij de afgifte van dit Derde Deel..e«« in V Koper gefneden Tijtel en Zinnebeeldig Vignet voor de. Drie Delen afgeleverd. verbeeldende: De Godin der Wijsheid Minerva geleid een Jongen Reiziger naar het Standbeeld van Engeland, welke door een Olijfboom overfchaduwd wordt, en aan wier Voet de noodwendigheden ten Akkerbouw, en der, Kunften liggen. In het verfchiet ziet men den oeve; $ler Theems.  INHOUD van dit DERDE DEEL. DERTIENDE HOOFDSTUK. Vermaaken der Engeifchen. Tooneel in Drurijlane, en in Coventgarden. Ms. Siddons de Melpomeen , en Ms. Abington de Thalia van Engeland. V ha. Uaansch Opera Tooneel. Tocftand des Engelfchen Schouwburgs. Entertainments, een bijzonder foort van Schouwfpeelen. BritfcheToneelpracht. Onderjcheid der Franfche en Engelfche Tooneelüsten. Britfchs Toaneelvrijheid. Het Zomertooneel in Haijmarket. Foote de Aristophanes der Engelfchen. Het Ampbitheater. Mislukte onderneeming om een Fransch Tooneel in London op te richten. Concerten, Ranelag en Vauxhall. Attifche bijeenkomst, 't Prachtige feest van Mevrouw Cornelij. V Engelsch Pantheon. Masqueraden. Theetuinen. Vrijmetzelaars loges. Wandelingen. St. James - Park. Green- Park. en Hijde - Park. De tuinen van Keniington. Spring en Worfl el fpeelen. Wedloopen. Haanengevechten. Vermaaken der Visfcherij. Clubs en Sociëteiten van zeer verfchillenden aart. Groote twistende Sociëteit in Fosterlane , en deszelfs zeer merkwaardige inrichting, enz. VEERTIENDE HOOFDSTUK. Toefiand der Wetcnfchappen in Engeland. De Univerjiteiten van Oxford en Cambridge. Forster. Baret ti. Nadruk der Duiti'chers. Boekhandel der Engelfchen. Bell's lees-Bibliotheek. Nieuwe Sociëteit der Natuurlijke Gefchiedenis in London. De Sociëteit van IVetenfchappen te Manchester. Geleerde Sociëteit in Bengalen. AanmerMn' gen over den tegenwoordigen toefiand der Letter* a ku:i-  tf \:l INHOUD. kunde in Engeland en Schotland. Overzetting van Duitfche Werken in 't Engelsch. Redeneerkunst in het Parlement, voor de Rechtbanken, en op de Predikftoelen. De Engelfche Taal. Bedenkingen ever het keren der Engelfche Taal in 't algemeen. Reizen rondom de Waereld. Voordeden door Cook's ontdekkingen het menfchelijk gejlacht toegebragt. Over .de aankleeving van oude Wetten. Bevestiging der in dit werk over Engeland geveld oordeel, van ten zeer daar toe gerechtigden Kunstrechter, in de Geleerde aankondiging van Gottingen. Academie van Kunften. Academifche redenvoering en Kunst" bekwaamheid van den Ridder R eijnolds. VBritfche Mufeum. Hamilton's beroemde Verzameling van Oudheden. Sloane's ongehoorde Ver* ■zameling van Naturalien. Hunters Verzameling van Munten. Lovers Mufeum. enz. VIJFTIENDE HOOFDSTUK. Befchouwing van Engelands tegenswoordige toefiand, met opzicht tot deFinantien, Staatszaak en en ■ Vrijheid. Nationaale fchuld en derzelvsr afbetaaiing. Fransch Commercie Traciaat. Verval van Enge-^ iand. Britfche Volksrechten. Brittannia een beeldNog eenige aanmerkingen over de Britfche Staatsmachiene. De Oost-Indtfchx Compagnie, haare Bezittingen , Inkomfien , Schulden en Staatkundige belan■gens. Pitt's Oost - Indifche BUI. Verdedigends Haat van Engeland. Engelfche Zeemagt. Britfche en Franfche Z:e-taktik. Presfn van Matrooten. Hospitaal van Greenwich. Eenige Wetten , de Britfche Zeemagt betrefende. Zeekrijgstucht, Overeenkomst der Britfche en Pruisli.fchc grondregelen in den dienst. Tegenswoordige Zeemagt van Engeland. Landtroupen. ^ Veldar%nec. Krijgstucht , Oeconomie en taktik. Voorrechten de? Soldaat en. Wutinij Bill. Tegenwoor-_ d'ige Militaire fiaat en deszelfs onkosten. Leger bij -Coxheath. Nationaale Militie, een Staatkundig en . Wijsgeerig Verfchijnzel, in alle zijne deelen verwonderev.swaardigen eertig. Bijluit van het Werk. E N-  ENGELAND. DERTIENDE HOOFDSTUK, Vermaalien der Engelfchen. Tooneel in Drurijlanet en in Coventgarden. Ms. Siddons de Melpomeen, en Ms. Abinqton de Thalia van Engeland. V Italiaansch Opera Tooneel. Toefiand des Engelfchen Schouwburgs. Entertainments, een bijzonder foort van Schouwfpeelen. jfubilée ter eereii van Siiakspeare. Cooks Reizen rondom ds Waerelt , een ongemeen prachtig Entertainment. Britfche Toneelpracht. Eigenfchappen des Engelfchen Schouwburgs. Koninglijke Complimenten. Tooneelregelen en inrichtingen. Verfchriklijke werking eenes Treur [pels in Coventgarden. Vervaarlijk oproer in den Schouwburg van Drurijlane wegens den Dichter O'kellij. Onderfcheid der Fransfche èn Engelfche Tooneellisten. Britfche Tooneelvrijheid. Bet Zomertooneel'in Haijmarket. Foote de Aristophanes der Engelfchen. Garrick en deszelfs prachtige begraafnis. Bijzonder Schouwfpel in Sadlers Wells. liet Amphithcater. De Koninglijke Circus aan den Theems. Kleine Tooneelfpeelen van verfchillenden aart. Stevens, Satijrique en Comicqne voorleezingen op het Tooneel in Haijmarket. Mislukte onderneeming om een Fransch Tooneel in lïi. deel, A Lon>  s DERTIENDE HOOFDSTUK. London op te richten. Concerten , Ranelag en Vauxhall. Attifche bijeenkomst, 't Prachtige feest van Mevrouw C o r ne l ij. 't Engelsch Pantheon. Groot fche gedaciunisviering van Handel. Masqueraden. Theetuinen. Prachtige Gast ma alen. Vrij met ~ zeiaars loges. Wandelingen. St. James-Park. Green-Park.- en Hijde-Park. De tuinen van Kenfington. Spring en Worft eïfpeelen. Wedloopen met gebondene beenen in zakken. Engelfche jacht. Bal en Kegelfpeelen. Wedloopen van Paarden, Ezels en Luizen. Wedfpeelen in Booten. Vergelijking deezer volksvermaaken met eene Venetiaanfche Ragatta. Haanengevechten. Vermaaken der Visfcherij, Clubs en Sociëteiten van zeer verfchillendcn aart. Slechte toefiand der bekende inftelling van Robin H o o o. Groote twistende Sociëteit in Fosterlane y en deszelfs zeer merkwaardige inrichting. Een voortreffelijke geestverlustiging. Ongemeen tooneel daar van, dat tot het Britfche Caraiïeristkq behoort. ]Slu koom ik tot de Engelfche vermaaken , die zich als alle andere zaaken, door hunne eigenaartigheid, en meenigvuldigheid onderfcheiden. Onder deeze is vooral het Tooneel. London heeft twee groote Engelfche Schouwfpelen, in Drurijlane en Coventgarden, waar op van het begin van Oétober tot Janij gefpeeld wordt, welk tijdvak men hier den Tooneeltijd noemt. Des zomers wordt het Tooneel in Haijmarket geopend, dat echter veel kleiner dan de andere is, en onder het  VËRMaAKÈN der ËNÖELSCHÉN. $ het beftuur van den Dichter Colmaw ftaat, gelp dat in Drurijlane door den Dichter Sheruhn beftuürd wordt; De Winter Tooneelen fpeelen daag* lijks, uitgenomen Zondags, maar het Zomer Too. heel flechts viermaal 's Weeks; Hier op fpeelt men van Mei tot Oétober, en zo wel als op de andere t Treur- Blij- en Klucbtfpeelen, waar toe voor ieder zomer Tooneellisten gehuurd worden. Het Italiaansch Opera-Tooneel wordt in December geopend , en in Mei geflooten. Hier fpeelt men weeklijks viermaal; Daar de Engelfchen niet zeer voor1 Opera's geftemd, én met de Itaüaanfche taal weinig bekend zijn, Wordt dit Tooneel door de gand^ fche Natie met onverfchilligheid aangezien, en de Adel alleen meent het om der modes wille te moe-* ten artderlteunen. In geen Schouwburg des waerelds wordt zo Veel geraas gemaakt als hier, waar1 toe dan ook koomt dat de decoratien, machinen, klederen, dansfen, kort om alles s de muzijk uitgezondert, dë Natie onwaardig is. De groote bezolding der Castraten, die hier zwaarder dan ergens is, verhindert den onderneemer zijne uitgaaven tot andere deelen deezes Schouwfpels uitteftrekken. Van daar datdeeze armzalige uitlandfché Opera met het Nationaal tooneel een zeldzaame tegenltelling maakt, dewijl de onderneemers Van hef laatfte zich fchatten vergaderen, daar integendeel die der Opera den een na den anderen bankeroet gaan, gelijk nog Voor twee Jaar gebeurd is. 't Is aanmerklijk dat Vreemde zeden, gebruiken, Vermaaken, en wat dies meer is, in Engeland niet A * fchij.  4 DERTIENDE HOOFDSTUK. fchijnen te kunnen aarten. Dit ftrekt zich uitte* alles , zelfs tot de Masq.ueraden, waarvan ik in 't vervolg fpreeken zal. De Italiaanfche Opera in London munt alleen daar door uit, dat maar geringe werkingen door ongehoorde kosten te weeg ge-bragt wórden. Het Operahuis zelve is groot en fchoon, de Loges daar in verhuurd , en alles in 't algemeen op buitenlaudfchen voet ingericht. De gandfche ouderneeming is gedwongen, zo dat men daar in geen fpoor van het Britfche earacter noch van den Nationaalen Geest, gewaar wordt. Dceze, daar in tegen, ziet men in alle deszelfsgrootheid op het Nationaal Tooneel, waar men kunst, pracht, patriottismus, vrijheidsliefde, kortom alles vindt, wat den Engelschman aantoont. Da twee Tooneclen in Drurijlane en Coventgarden zijn zo naijverig omtrent elkander , dat men het een niet ligt de voorkeur boven het ander geeven kan.Beide fpaarên- noch moeite noch kosten om de gunst van 't gemeen te winnen, en bij geene hapert het aan goede Tooneellisten. Als de voorkeur voor een jaar al bcflist wordt, wisfelt die in het volgende. Deezc naijver is van ongemeen en uitgebreid nut. Ce Franfchen wenfehen ook zeer, dat een. zodanige inrichting in Parijs mogt (land grijpen. In de vier laatfte weeken voor Paasfchen worden in beide Schouwburgen op zekere dagen Oratorio's uitgevoerd, wanneer de toegangsgelden verdubbeld worden. Gemeenlijk zijn zij van Handel's zamenltelling. De zangers zijn allen Engelfchen , din daar de text Engelsch is, en deeze niet zo als bij  VERMAAKEN der. ENGELSCHEN. 5 bij de Italiaanfche Opera, geheel na den toon ge» fchikt wordt, zo hooren de Britten, wegens hunne zwanre uitfpraak, zelfs niet gaarne eene m a r a , Engelsch zingen. Er zijn naa het oordeel van deskundigen onder deezeZangers firtuofo's, die niets dan eene Italiaanfche naam , en het zwervend leeven mankeert, om grooten roem te behaalen. 't Grootfte deel echter der hier levende buitenlandfche Toonkunftenaars, voor wien Engeland een waar Peru is, wil volltrekt voor deezen niet wijken , om het muficale monopolie voor zich alleen te behouden. Het Engelsch Tooneel was in de laatfte jaaren van des grooten Garricks leven ten toppunt zijnes roems. Dit was deszelfs glansrijkst tijdperk. De onfterflijke Meesterftukken van Shakspeare, en andere groote Tooneel- Dichters, wierden met eene in Engeland ongeziene kunst vertoond , en met pracht en na verdienste ten tooneele gevoerd. Dan, fchoon 'er maar een G a r r i c k was, haperde het echter in deezen tijd aan geene andere voortreflijke Tooneellisten, die waardig waaren, hem te onderfteunen, en dit tijdperk te vereeuwigen. Onder decze waren Abington, Barrij, Woodward, Weston, en meer anderen. Het jaar 1776, toen Garrick het Tooneel verliet, was als de leus van het ongeluk des Schouwburgs, de dood ontrukte daar aan in het gezegde Jaar de drie laatstgenoemde groote Kunftenaars, ook wilde Ms. Abington toenmaals het Tooneel verlaaten , maar zij veranderde van voornemen, op het aariA % hou'  6 DERTIENDE HOOFDSTUK, houdend bidden. Het groot verlies der voornoem^ de voortreflijke Toonecilistcn , vvierd echter van tijd tot tijd, hoewel onvolkoomen, herfteld. Vooreerst traden Hiinderson en Ms. Siddons te voorfchijn, die zich boven alle andere nieuw aangekoomene als groote kunftenaars deeden kennen, Beide betraden het Tooneel in Drurijlane, niet eene buitenfporige toejuiching. Deeze verminderde echter in opzicht van den eerden , nadat de tuimelgeest een weinig bedaard was. Men achte zijne groote talenten, zonder onrechtvaardig te zijn jegens anderen, en befchouwde zijnen dood die voor twee Jaaren, in eenen veertigjaarigen ou* derdom voorviel, als een Nationaal verlies, De bewondering over Ms. Siddons, ftijgt met den aanwas haarer volkoomenheid. En zij heeft eene hoogte bereikt, waar op zich Garrics zelfs i in zijnen glansrijkften tijd naauwlijks beroemen koude-. Men beweert dat geene Treufpel-Actrice in geheel Engeland, de grootfche Idealen van Shakspeare zo volkomen natuurlijk uitwerkt als zij. Haar inkoomen was in den Jaare 178Ó vijfen-twintig ponden fterlings, in de week, behalven twee Bevejices. Eene even zo uitmuntende bekwaamheid in liet Comicque bezit Ms. Abington. Zij is de Thalia van Engeland, gelijk Ms. Siddons de Meipomeen. Men kan van deeze bewonderenswaardige Kunstenaares wel zeggen, dat zij alle haare meede Schouwfpeeleresfen wanhoopig maakt, dat zij al[Ie factiën, 't geen in Engeland zo bezwaarlijk als zeld-  VERMAAKEN der ENGELSCHEN. 7 zeldzaam is, op haare hand heeft, en alle kenners volkoomcn genoegen geeft. Haare bekwaamheid wordt ook rijklijk beloond. In den Jaare 1785 had zij zich bij het Tooneel in Coventgarden, voor een zeker getal Rukken verbonden; voor ijder vertooning genoot zij dertig ponden fterlings , en daar te boven dén Benefice. Toen dit ia April 1786, gegeeven wierd , was haar ontvangst op dien dag twaalf honderd zestien ponden fterlings. Het hoogde dat in de Britfche Schouwfpel Jaarboeken is aangetekend. Misf Abington fpeelt geenedan Comicque rollen, maar ook, die met zo veel natuur, oordeel en kunst, dat men wel beweeren kan, dat geene grootere talenten op eenig Tooneel van Europa te voorfchijn traden. Zij is echter een vrouw van vijf-en-vijftig jaaren, en fpeelt niet alken doorgaans jeugdige rollen, maar vertoont zelfs onnoozele kinderen met de hoogfte begoocheling. Te gelijk is zij gefchikt voor de twee uifterften der zededelijke waerelt: een gemeen boerenmeisje, en een Dame van hoogen ftand. Welk een afftand van des landmans eenvouwigheid, en die in de eerfte rollen tot in d© geringde gebaarden bij haar uitblinkt tot in de hoogfte hoftoon der Dame, en der Gracienftand, die ais een voorbeeld der groote waerelt in London, betracht wordt. Hier in is zij gewis onnavolgbaar. Hoe grooter de bekwaamheid der kunftenaares is, die naast haar voortreedt, hoe meer men overtuigd wordt dat deze Vrouw eenig is. Om de Tooneelkunst te onderfteunen, had men voor vijf Jaaren A 4 ee-  - 8 DERTIENDE HOOFDSTUK. eenen gelukkigen inval. Bij beide bovengenoemde groote Schouwburgen , vind men nog uit de oude fchool meer bekwaame en een aantal gefchikte Tooneellisten, zo dat de rollen al veelmaal en toch goed bezet kunnen worden. De Beftierders der beide Tooneelen, zetten den naijver een tijd lang ter zijden, en kwamen onderling over ccn, elkander bij eene hoofdvoorstelling hunne beste Schouwfpeelers vriendfchaplijk te leenen, waar door men dan dikwerf die zeldzaame volkomenheid in de vertooning zag, dat alle rollen voortreflijk bezet waaren; deeze nuttige maatregel, bragt beiden voordeel aan; 't genoegen van 't Publiek , nam hier bij toe, zo dat de aanfehouwers op zulke dagen toevloeiden, en de beftierders rijkelijk voor dat gefchenk fchadeloos ftelden. ?t geen zij de geleende Acteurs moesten uitkeeren. Deeze belooning was na evenredigheid hunner inkomftcn bepaalt. Op. deeze wijze was het elks belang , de voortduur deezer inftelling te wenfehen, waar bij de Tooneelfpeeler, de Beftierder en het gemeen, allen voordeel hadden. Dan dit hield voor lang weder op. De voornaamfte eigenfehap der Engelfche Tooneelen is een foort van nafpeelen, die menEntertainments., noemt, en die maar alleen hier te lande vertoond worden. Deeze zijn tooneelftukken, waar in de dialoguen, door gezangen, en zomtijds ook door dansfen worden afgewisfelt, en waar bij prachtige Tooneelverzieringen , machieuen , ommegangen , en wat dies meer is , toegevoegd worden. De neiging der Engelfchen tot deeze Entertainment* is over- ■ 8  VERMAAKEN der ENGELSCHEN. 9 overdreeven, waarom dan de betlierderen ook geene kosten fpaaren, dezelve zo luisterrijk als mooglijk is, te maaken. Stoute fchcpperachtige Schilder ideën worden hier voorgelleld, kunstvolle mechauil'che ontwerpen gcrealifeert, en het geheel door zinrijke vindingen bekroond; de beste Dramatifche dichters, zelf Sn kriban, arbeiden hier aan. De merkwaardigfte nationaale gebeurtenisfen worden op deeze wijs in Tooneelftukken gebragt, en met groote pracht uitgevoerd. Zo zag men op den Londonfchcn Schouwburg de krooning des tegenwoordigen Konings , de inflalleering lot Ridder des Prinfen van Wallis te Wtttdfor; de groote Zcereyuë des Konings te Portsmouth van 't Jaar 1,774. het leger icCoxheath van het jaar 1778, en ook in 1783 de belegering van Gibralter. Die fchouwfpeelen worden, zo zij voldoen, in het eer-, fte Jaar zomtijds veertig, ook vijftig maaien vertoond, ja men heeft yeelen tachtig maaien in een Jaar met genoegen gezien. Zulke Entertainments dtiuren gemeenlijk een uur, ook wel anderhalf uur, en worden dikwerf na de langde (tukken van S u a k s p e are gcfpccld, wijlde Engelfchen op hunne fchouwfpeelenveei en verfcheidenheid eistenen. Ik heb hier die beroemde landdreek in Derbij shire onder den naam van thePeak bekend, op het tooneel in Drurijlane met eene verwonderlijke betovering zien nabootfen. Alle wonderen der Natuur welke deeze kleine landftreek in onderaardfche Holen, Grotten en Eergen oplevert, waaren hier met groote kunst aangevoerd. Bij de voorgemelde KqA 5 ning  io DERTIENDE HOOFDSTUK. ninglijke Kroning, en Ridderinfralleering overtroffen de nagebootfte Tooneel omgangen , zelf het voorbeeld in uiterlijke glans , van alle deeze pantomimifche, muficale Volksfchouwfpeelen, was het eeuwfeest van S h a ks p k a r e wel het uitmuntende. Toen dit feest de Engelfchen bijkans in eene Dramatifehe verrukking hield opgetoogen, had men in Diiitsehhnè nog geene Tooneeltijdingen, Toojicelalmanacken , en Toonecljournaalen, uit welke oorzaak eene hoogstzeldzaame plechtigheid ter eeren der ook onder ons zo zeer vergode Dichter onze Natie onbekend bleef, ofdatzelfs eenig nieuwsfchrijver dezelfde met een paar woorden zonder zaakkennis aankondigde. De plechtigheid van het Franfche Tooneel te Parijs in den Jaare 1777 ter eeren van Voltaire, was louter eene armhartige navolging van Shakspeare's eeuwfeest. Garrick, die, gelijk bekend is, dien onfterflijken Dichter aanbad, die hij zo veel verfchuldigd was, befloot zijn aandenken een buitengewoon feest te Vieren. Hij voerde dat belluit ook in den Jaare 1769 uit, en wel in het midden des zomers. Strafford een Stad in Warwkkshire de geboorteplaats des grootlten Bards wierd daartoe beltemd. Garrick noode gandsch Engeland tot dit Nationaal, feest uit. De toevloed der Menfchen was ookongelooflijk ; het grootfte deel moest in tenten zijn verblijf houden, die rondsom de Stad waaren opgeflaagen\ wijl die, fchoon zij niet van de klein/te is , dat groote aantal niet bevatten konde; ja duizenden gemeene menfchen legerden zich onder den  VERMAAKEN der ENGELSCHEN, ii èen blooten hemel, en veele aanzienlijke perfoonen diepen in hunne koetfen. De groote toejuiching van dit feest, deed Garrick beiluiten het zelve in den volgenden winter op zijn Tooneel in Drurijlane te vertoonen, daar het zelve tot den volgenden zonjer, niet minder dan zeven en negen* tig maaien herhaald wierd. Ik zelf heb het acht en twintig maaien, met veel genoegen gezien, waarom ik hier daar van een gering begrip geeven zal. Dit fchouwfpel was geen groot ftuk in vijf bedrijven , maar Hechts een Entertainmem, dat als gewoonlijk achter een groot fpel gegeeven wordt, 't voerde ten Tijtel: the Juhilèe, en duurde anderhalf uur. Garrick zelf was de maaker, zo ik niet mis hebbe. Het Tooneel verbeelde Strafford, De inhoud des ftuks was eene mengeling van zeer Contrasteerende Tooneelcn, die zich geduurende het Jubilée in deeze Stad werklijk zo toegedraagen hadden, of zich zo hadden kunnen toedraagen. Het waaren Engelfche fchilderijen der natuur, na het leven getckent, met fmaafc en vernuft uitgevoerd. Nu was het Tooneel in een boeren hut, onder oude vrouwen; nu op de firaat alwaar eene groote menigte gemaskerde perfoonen nachtmuzijk maakten; dan weder op de markt, waar men alle Tooneelen vereenigd zag, die men op groote kermisfen enkel gewaar wordt. Joodcn die handelen wilden, marskraamers die hunne waaren aanpreezen; dansfende honden en aapen, Wijven van een hoop volks omringd die ftraatdeuntjes zóngen. E» quilibrieten de paarden met Trompetters die hunne kun-  ja DERTIENDE HOOFDSTUK. kunften uitfchreeuwden , en briefjes uitdeelden, Menfchen die zich zelf floegen; Zakkerolders die hunne behendigheid in kleine diefflallen toonden en diergelijke vertooningen meer, die een zaamenvloeijing van veele honderden menfchen verbeelde ; eene Koninglijke uitgave aantoonden, en de betovering ten toppunt voerden. Hier mede waaren grillige en belangrijke Tooneelen verbonden, die echter een geheel uitmaakten. 'Er bevonden zich op de markt een aantal drinkgezelfchappen, die liederen ter ecren van Shakspeare zongen , en daar bij feestiglijk uit eenen beker dronken, die van 't hout cener moerbezienboom gemaakt was die de groote Dichter met eigene handen geplant hadde, deeze beker was een gefchenk van de Stads, regeering aan Garrick, die als een heiligdom aangezien , en zelfs van deeze drinkebroers met eerbied uitgedronken wierd. Eindelijk verbeelde het Tooneel de groote Markt van Straffort met een groote kerk in den achtergrond, uit wier Coupel,een klok bromde.de markt wierd met gemeen volk, dat men van de ftraat ingeroepen had opgevuld, om de markt zo veel te natuurlijker te vertoonen. Nu nam een der prachtigfte ommegangen èen aanvang, welke men ooit op eenig Tooneel gezien heeft. Volkoomen dezelfde die in Straffort het fieraad des feestes was. De optocht wierd door een groot aantal fchoon gekleede Dansfers seopent, die alleen met een ftaatige dans voor de oogen der aanfehouwers voorbijtrokken. Hier op volgden Nijmphen die den weg met bloemen be» ftrooi-  VERMAAKEN der ENGELSCHEN. 13 ftrooiden. Toen kwamen alle blij enkluchtfpeelcn van Shakspeare, na rang te vooifchijn, de voornaamste perfoonen van ijder ft uk gingen hier in procesfie, voorgegaan door groote vaandels, waar j op de Tijtels der ftukken gefchreevën waaren. De trein der Blijfpeelen wierd door een triumfwagen geflooten, waarop Tftalia zat, die door grotesque figuuren wierd voortgetrokken. Na deeze zag men de andere zanggodinnen. Venus met haare Gracien, grootfche Chooren van Minnegoden , en Schertzerijen. Nijmphen , Drijaden , Faunen en zo verder, die de beeldnis van Shakspeare met gezangen bijgeleiden. Daar na volgden de Treurfpeelen met hunne Vaandels en Herauden,en niet alleen de voornaamfte vertooners uit dezelve, maar ook andere daartoe behoorende dingen verfcheenen in deeze triumf. In Makbeth zag men naast de fpooken den grooten ketel. In Coriolanus de met wapens verfierde tent deezes Veldheers, en in Romeo en Julia de tombe der laatstgemalde. Als de perfoonen het voorfire des Tooneels (prosceuio) naderden , (lelden zij een hoofdtooneel des ftuks bij pantomime voor, waar door het geheel bijzonder verklaard wierd. De Koning Lear vertoonde zijn krankzinnigheid, en Richard UI zijn moed voor den flag. De geest van Hamlet trad in zijne gewoonlijke toerusting op, en vertoonde zich aan den Prins, waarop dat verfchriklijk Tooneel in pantomime ( geberdenfprache ) volgde. Makbeth verfcheen hier met zijne bloedige dolk en zijne GeEiaalin in nach.kleding met het licht in de band, *de  <4 Dertiende hoofdstuk.- de Jood Shijlock , in de koopman van Fenetièsi was bezig zijn mes te flijpen, Falstaff fchermdé met zijn zwaard tegens de lucht, Romeo nam het vergift in, en in dat oogenblik ontwaakte Julia in het graf. In het Treurfpel 'Julius Cesar zag men Lictöres en Adelaars, en bij Cariolanus eene menigte Roomfche Matroonen met (luiers omhangen aan de voeten des Helds leggen. Zijn tent, zo wel als de grafftede van Julia wierden door maehienen geheel onmerkbaar van achteren na vooren gefchooven, zo dat men de handeling zich ontwikkelen! en volenden zag zonder dat de trein daar bij opgehouden wierd , die met -de triumfwagen vart Melpomené gedooten wierd. Deeze wierd door Helden getrokken , en de zanggodin (tond in dezelve met een dolk iri de hand. Het laatfte Tooneel van dit prachtig fchotlwfpel verbeelde de Tempel der' onfterflijkheid. Hier zag men des Dichters voornaamlte (tukken in doorfchijnende fchilderijen, die op het altaar des Tempels pronkten. In deszelfs midden (tond Shakspeare's beeldniszuil ,op de éigen wijs als men die in de Abdij van iFestmunftef ziet. Hier verzaamelden zich nu de Zanggodinnen, Graden, Nijmphen, bekransten de beeldniszuil des Dichters met bloemen, maakten (taatige dansfen om dezelve, en zongen Jubelliederen tef ceren van deeze Godlijke Genie. 'tWas cenweezenlijke Apotheofis, niet aan een Dweeper, of Dwingeland, maar de zonderlingfte Talenten vrijwillig toegebragt. De hoogachting der Natie voor deezen oiiderflijken man was reeds te vooren zeer groot,  vermaaken der engelschen. ï5 groot, doch dit Jubile'e deed eene geestdrift ont. daan die geene paaien kende. Straaten , Kof■fijhuizen en Theetuinen wierden na zijnen naam genoemd. Hij werd in borstbeelden, en koperen plaaten in alle huizen gevonden, en zijn lof van alle menfchen gezongen. Om deeze waardige gedachtenis te vernieuwen, werd dit fchouwfpel in den Jaare 1776 andermaal in eene verfcheidenheid van vertooningen gegeeven, doch niet geheel met de oorfpronkelijke pracht, die Garrick's eerzucht en rijkdom afbeeldde; ook gaf men het nu en dan in volgende Jaaren, wanneer men altoos verzekerd was, van eenen vollen fchouwburg. In 't begin van 1786 echter werd het weder bét al den voorigen luider op het Tooneel gebragt, doch nu Hechts twaalf maaien, hoe zeer het Volk ook meerdere herhaalingen verlangde. Men wilde met ■een zo prachtig fchouwfpel, dat meer een feest dan een Tooneelduk is , niet verkwistend handelen. Maar de onderneemers hebber, wijslijk beflooten, het zelve liever Jaarlijks te vernieuwen. De beroenir de Actrice Ms. Siddons vertoonde bij de procesde van dit Jubilée Melpoméne op haaren eerenwagen daande, en geheel gekleed naar de gewoonte deezer treurige Zanggodin, ja naauwkeurig gevolgd ten aanzien van kleuren en kleeding, naar de fchilderij die de Ridder Reijnolds kort te vooren van haar als Melpoméne vervaardigde, zo als geheel London haar in de Academie - Zaal ten toon gefteld gezien hadt. Mea heeft het volgend fchoon Opfchrift op S IIA K>  l6 DERTIENDE HOOFDSTUK. Shakspeare gemaakt,dat weinig bekend is., en. ik daarom hier neder ftelle. Nature her penei/ to his hands commits And then in all her forms to this great mast er pis. Natuur fchonk haar penceel diens gr ooi en Meesters hand, „ En fieldehem dus voor in haar volmaaktften fland-.n- Het hier befchreeven Jubilee geeft een voldoend bewijs , dat de Engelfche Tooneelpracht door geen andere Natie geëvenaart wordt. Zij hebben zulks nog in het voorige Jaar (1786) door een ander verbaazend fchouwfpel bevestigd. Men kreeg namenlijk den invalomCooK'sReizen rondsom de waereld op het Tooneel te brengen. Hoe groot ook de daar aan verknogte zwaarigheden en, kosten waren, konden zij toch de volbrenging des ontwerps niet hinderen Dit, met koninglijke pracht .in London op het Tooneel in Coventgarden vertoonde, fchouwfpel is een pantomime met gezangen, getijtelt: Omai,OF de Reis om de Waereld. 't Is een volledige en leerrijke Verklaaring der eeuwig gedenkwaardige Zeereizen van den grooten Cook. Nimmer is. zulk eene prachtige pantomime in Europa gezien. Het Tooneel is in alle waerelddeelen. Men ziet de haven van Portsmcuth met de Oorlogfcheepen, de tuinen van Kenfmgton , de met fneeuwbedekte velden van Kamfchatka, en de paradijsachtige Eilanden der Zuidzee. Nu  VERMAAKEN der. ENQELSCHEN. i7 de. wooningen dier goedaartige wilden der laatstgenoemde waereltftreeken, dan hunne Morah of begraafnis plaatzen bij manefchijn. De Stad in Tongataboo, de voornaamfte der vriendelijke Eilanden, en de groote baai van O' Tahiti. Verder ziet men hier na rang de bewooners van dit laatfte Eiland, de inwooners van Nieuw-Zeeland, Tanna, van de Marquifaat-Eilanden, die der vriendelijke, Sandwichen Oost er- Eilanden die van Tjahuski , de inwooners van Siberien, Kamfchatka, Nootkafund, Prins ÏVillemsfund, Oonalafchka en anderen. Alles na de Costumen deezer Volkeren, in lijf kleur, kleeding, gereedfehnppen, en wapenen. De hoogst verfcheidene ongewoone zeeden en gebruiken deezer Aardburgeren zijn hier duidlijk voorgefteld, en daar bij de voortreflijke kunstplaaten, die de laatfte Reisbefchrijving van Cook verderen, met groote begoocheling nagevolgt; Onder anderen ziet men de hut der bekende Koningin Oberea. Men ziet 'er dus de hoogde en laagfte (tanden des menschlijken geflachts, van den Brit tot aan die van Kamfchatka toe. Zelf heeft men gepoogd de muzijk der verfchcidene rijken volgens de Costumen natevolgen. Het Schouwfpel eindigde met de dpotheofis des grooten waereld omzeilers Cook. Alle kenners (temmen zaamen overeen, dat het veld der fchilderkunst door deeze gelukkig bijgegebragte vindingen verbreedt wordt, en dè Tooneelvorming ten toppunt gebragt is. De groote kunftenaar Lauterbur g heeft men de uitvinding en fchets deezer betoovereade tegenüelling te Jil. deel, B dan-  i3 DERTIENDE HOOFDSTUK. danken, waar voor hij duizend Guinjes genooten heeft. De Schilders Richards, Carver, Catton, Turner en Hodges hebben daar aan onder zijn opzicht gearbeid, de laatfte heeft Cook op zijn laatfte Reize vergezeld. Ik heb dit Schouwfpel, daar ik toen reeds in Duitschland woonde , zelf niet gezien, doch daar van zo wel de omftandigfte befchrijvingen geleezen, als met kundige mannen , die daar van in London aanfchouwers geweest waaren, daar over gefprooken. Zij oordeelden eenftemmig, dat deeze ongemeene pantomime, voor zo prachtig, als leerzaam te houden was. 't Was een Geographisch Collegie over 't vijfde waereltdeel, waar bij naast het verftand ook de zinnen wierden bezig gehouden. Het Caracteristique der verfcheidene Eilanders wierd hier op eene zinlijke wijs in het geheugen geprent, en liet welligt meer indruk na , dan eene herhaalde leezing der Reisbefchrijving zelf konde bewerken. De beide Toonealen beginnen om zes uuren, en duuren tot tien of elf uuren. De Treurfpeelen van Shakspeare die met pracht en vertooningen doorvlochten zijn, worden Jaarlijks op ijder Tooneel wel twintigmaalen vertoond. Hier onder behooren voornamenlijk Romeo en Julia, Makbeth, Hamlet en Richard III. Van daar koomt het ook dikwerf dat op een vertoningrijk Schouwfpel, een zo ftacierijk nafpel volgt, waar toe meenigmaal eenige hondert perfoonen gebruikt worden. De Oeconomie, die bij alle Europifche too-  VERMAAKEN der ÊNGËLSCHEÜ. i9 tooneden voorzit, is hier louter eene medgezelle, en zelf eene onzichtbaare medgezelle, wier tegenwoordigheid men nergens befpeurt. Daar zodanige Tooneelpracht op onze Duitfche Schouwburgen, in het belagchlijke en kindfche vale, is het In London gandsch anders, waar bij de plechtige lijkdaatfle van Julia de hoogde illufie verfchaft. Een groot aantal Monniken van alle kleuren,"wit, zwart en bruin, vergezellen met kruisfenen waschkaarsfen, met zang en klank het ligchaam ter kerke , dat volgens Italiaansch gebruik in eene opene kist ligt, waar bij het Treurgeluid eener groote klok, eene ongemeene werking doet. In Cümserlands Treurfpel, de Carmeiïter, ziet men op het Tooneel eene Gottifche kerk met brandende waschkaarsfen op het Altaar, heilige beelden, kruisfen en zo voorts. Zo ook volgens oud gebruik gefchilderde vengderglaazen, waar het licht door heen fchijnt.Onder de zeldzaame Engelfche Schouwfpeelen behoort ook de beroemde Bedelaars Opera, Van G aij , waar in een fchaare ongebondene meisjes optreeden. Het Engelsch Tooneel heeft zeer veel dgenaartigs, hier onder behooren de volgende. Men vindt 'er geene uitkoopers , zelf de Koning betaalt telkens als hij den Schouwburg bijwoont. Dit gebeurt gemeenlijk eenmaal 's weeks, waar voor zestien Guinjes betaald wordt. Hij gaat beurtlings in beide Schouwburgen , waar hij naar gelang der publieke omdandigheden met meer of minder handgeklap ontvangen wordt. Een manier van eerbeB a wij-  ap DERTIENDE HOOFDSTUK. wijzing die de koninglijke Familie met diepe buigingen beantwoort. Ik was eens in den Schouwburg van DrurtjUné, als de tegenswoordig zijnde Koningin, die geene gelegenheid verzuimt, zich door allerlei wegen bij 't volk bemint te maaken, haare hoogachting jegens het Volk den aanfchouwer zeer duidlijk te kennen gaf. Een van haare jonge Prinsfen maakte zijn Tooneel compliment vrij achteloos , en naauwlijks merkbaar, waar op de Moeder hem bij het hoofd greep, en vooroverboog. Men begrijpt ligt dat deeze koninglijke handelwijs niet onopgemerkt bleef; en dat het handgeklap zich verdubbelde. Men verhaalt, dat in het jaar 1761, kort na het trouwen des tegenwoordigen Konings, eer nog de Britfche denktrant bij zeekere voornaame Dame, de Duitfche vooroordeelen in opzicht van rang en verdiende had doen afleggen, dat men bij gelegenheid van eene geringe buiging uit de Schouwplaats riep: dieper! dieper! Die Anecdote js geheel niet onwaarfchijnlijk, maar het is veel meer eigeuaartig aan het Britfche Caracter dat het in belediging uitbarst, zo draa de verachting in 't fpel koomt. De loges der koninglijke Familie zijn prachtig opgefierd, doch alleen voor een avond gehuurd , zijnde dezelve den anderen dag ten ge. bruike van een ijder. Alle Tooneellisten, zonder onderfcheid, genieten de voordeelen der Benefices. De voornaamlle van beide gedachten , hebben allen eenen avond voor zich. De overigen echter naar gelang hunner bekwaamheden, en inkoomden, moeten zich ver-  VERMAAKEN der ENGELSCHEN. 21 vereênigen bij twee, drie, vier, en zelf vijf. De onderneemer' beflist deeze clasfifleering maar de Speelers kiezen de ftukken voor hunne Benefice* De Toorieelmeester en andere opperbedienden des Schouwburgs hebben meede aandeel in deeze voordeden. Eer het gordijn opgetrokken wordt kan den aanfehouwer den Schouwburg weder uitgaan, en zijn geld.te rug bekoomen. Na het tweede bedrijf van het voorftuk wordt ijder een voor de halve prijs in gelaaten, waar voor hij dan de helft van het ftuk, en het entertainment ziet, dat de grootfte meenigte voor nam enlijk gevalt. De bouworde des Engelfchen Schouwplaats is zeldzaam, de Gallerijen, als zijnde de twee geringde plaatfen, hebben de gedaante van een Amphitheater, en zijn tegens over het Tooneel. Zij zijn boven elkander gebouwd, en hebben de frontloges onder zich, gelijk de zogenaamde zijdloges ter wederzijden. Deeze gallerijen zijn zeer groot, wijl het gemeene volk hier geen onaanzienlijke verzaameling uitmaakt. Men wordt echter de ontzachlij. ke ruimte die zij wegneemen, beneden niet gewaar, waar door het tooneel op het eerfte aanfchouwen klein fchijnt. De Schouwburg in Coventgarden echter geeft een bewijs dat groote en gedaante wel overdacht is , want daar hij eerst voor ongeveer twintig Jaaren gebouwd is, heeft men echter de bouworde des ouden in Drurijlane behouden. Het eenige onderfcheid deszei ven beftaat in de verderzelen. Men heeft zich wel gewacht, de vöorB 3 beej-  sa DERTIENDE HOOFDSTUK. beelden der Franfche en Italiaanfche Schouwburgen hier in natevolgen, dewijl ijder Engelschman daar van een afkeer zoude hebben. Alle Loges der onderfcheidene verdiepingen hebben eenerlei prijs, en een zelfde toegang , een inrichting, die zeer overeenkomftig is met de losbandigheid der Engel, fchen, en bovendien voortreflijk, dewijl men hier het recht tot alle loges heeft, en van plaats verandert, wanneer en zo dikwerf men wil, en zoekt gezelfchap na welgevallen. Elk nieuw ftuk moet een Prologue en Epilogue hebben, en deeze moeten het eerfte Jaar bij ijder vertooning herhaald worden. De volgende Jaaren worden zij weggelaaten. Het geraas des Volks in den Schouwburg eer het gordijn word opgehaald is verfchriklijk. Een Uitlander die aan deeze ongebondene vrijheidszucht niet gewoon is, gelooft dat hij in een Vechtperk is, alwaar men gereed ftaat elkander den hals te breeken. Vechten, niet te min valt hier zelden voor. 't Gemeene Volk op de gallerijen, alwaar het alarm het grootfte is, zoekt zich nu door luidruchtig geraas den tijd te verkorten , en daar hier eenige hon ■ dert menfchen bij een gepakt zijn, die van den toefiand geen, daar en tegen van hunne vrijheid een zo veel hooger denkbeeld hebben, zo is dit ver. fchijnfel geheel natuurlijk. Men heeft de gewoonte , als men ten Schouwburg gaat, de zakken vol Oranje Apppelen te fteeken , een vrucht die hier zeer goedkoop is, en in den Schouwburg zo wel ' ter verfrisfehing als ter verftrooijingftrekt. De fchil- len  VERMAAKEN der ENGELSCHEN. a3 len van deeze vrucht worden van 't volk op de Gallerijen dikwerf in 't parterre gegooid, of vallen daarin, als zij het voortooneel, dat men gemeenlijk bedoelt, niet treffen. Daar ter plaatze worden zij ook zo op een gehoopt, dat de Tooneelbediende, eer het gordijn wordt opgetrokken dezelve met den bezem moet weg veegen. Met de opening des Tooneels echter houdt alle geraas, en het gooien op, (ten zij echter eenige bijzondere omftandigheid het alarm maakend tooneel vernieuwt,) zo dat men de dilte en opmerkzaamheid van een zo onrustig gemeen ook bij de langde tooneelftukken bewonderen moet. Ik ken geen Tooneel, waar alleSpeelers hunne rollen zo goed leeren, als op de Londonfche Schouwburgen. Ook ziet men hier, de in Frankrijk uitgevondene , en anders over al in Engeland nagebootde wanfchiklijke manier van plaatzing des Soufleur-kasten niet, waar door het tooneel ontfierd wordt, en het voorzeggen en luidruchtig herhaalen, menigmaal den aanfchouwer, die na bij het Orchest geplaatst is, doet lagchen. De Engelfche Soufleurs daan in de coulisfes, en zeggen de woorden niet voor, maar zijn zo uitneemend oplettend, op den Speeler , dat zo draa deeze maar bewijs geeft van te haperen , die nahelping onmiddelijk zonder dat men het merkt, daar op volgt. De Speelers betoonen even zo veel achting voor de gallerij, als voor de loges, en het valt zelfs den rijkden en aanzienlijkden deezer kuridenaars niet in, hun uit het oog te verliezen, veel min B 4 zulks  24 DERTIENDE HOOFDSTUK. zulks omtrent de geheele vergadering te doen; eene om Handigheid die men op het Engelsch Tooneel geheel niet, op het Franfche zeer zelden ziet, die echter in halten niet ongewoon, en nog gewooner in Duitschlancl is. Ik was eens in den Schouwburg van Coventgarden, terwijl de Koning tegens» woordig waare , en de Schouwplaats opgepropt vol. Men hoorde onverwacht het gefchrei van een klein kind op de fchellings gallerij, men riep de moeder toe zich met het kind te verwijderen, zij deed zulks, en eenige perfoonen van het laagfte volk maakten haar daar toe ruimte, doch wilden niets van het ftuk verliezen. Straks hoorde men de ftem eens gemeenen kaerels, die de Speelers toeriep, een weinig op te houden." Dit gebeurde onmidlijk, onaangezien de tegenwoordigheid des Konings , en zo veele grooten des Rijks. Deeze ftilftand duurde ongeveer eene minuut, als die zelfde ilcm opnieuw klonk zeggende: „NowToumoij go „ on! 1 thanU Ton". ( Nu kunt gij weder voortvaarenl Ik dank ui) Niemand vond dit onfehiklijk, daar hier de geringfte mensch voor zijn geld, en dus op zulk een plaats met den Koning het zelfde recht heeft, en daar te boven de ftooring niet van de aanfehouwers der Gallerij voortkwam , uitgezonden van eene perfoon , wiens verwijdering men ten algemeenen nutte gemaklijk moest maaken. Gandsch volkoomene oproeren vallen in den Engelfchen Schouwburg zeer zelden voor, doch als zulks gebeurt, zijn zij ernftig. Ik heb een van deeze foort bijgewoond, die echter wegens deszelfs zeldzaam-  VERMAAKEN der ENGELSCHEN. *g zaamheid, voor mij al het aanzien eenes voortreflijken Schouwfpels hadde. Het was in den Jaare 1772. toen de lerfche Dichter O'kellij, een nieuw Blijfpel op het Tooneel van Drurijlane wilde doen vertoonen. Het ftuk voerde ten tijtel : A word to the i'.'ife, en wierd aangekondigt. Ongelukkig was O' kell ij bekend als een Schrijver voor de Ministeriale denkwijs , die voorheen zijn pen ter verdediging der Volksrechten gebruikt hadde, nu echter tot de andere partij was overgegaan, en een huurling geworden. Het misnoegen des volks en der regeering was toen verregaande, en nu verfcheen O'kellij met zijn Blijfpel, op goedkeuring hoopende. Zonder de daar aan verknogte gebeurtenis te gisfen , vervoegde ilc mij in den Schouwburg. Hij was vol, en het geraas in den aanvang niet grooter dan gewoonlijk. Ten laatftcn wierd het gordijn opgetrokken, en dit was het teken ter uitbarsting des woesten getiers. Men gooide Oranjefchillen, en andere dingen in menigte op het Tooneel, lïampte met de voeten, en bediende zich daar te boven van zekere mond-inftrumeuten om uit te fluiten , waar door men een gandsch doordringenden klank voortbrengt , die gelijk is aan den beroemden Warhoop, of het veldgefchrei der Noordamerikaanfche Wilden. Daar te boven wierd zo ontzachlijk gefchreeuwd, dat de Speelers het onmooglijk vonden, het Spel te beginnen , dan ook dit wilde men verhinderen. Veele andere aanfchouwers die geen aandeel in deeze antipathie hadden, en den Dichter van den fchuldigen huurling B 5 af  26 DERTIENDE HOOFDSTUK. afzonderden , bleeven in het eerst lijdelijk, daar echter hun voorgerteld vergenoegen ten eenemaal ftond verhindert te worden, wierden zij ook luidruclitig, en begeerden het Spel te zien DeSpeelers traden andermaal te voorfchijn maar moesten zich echter terftond weder verwijderen , dewijl 'er aan geen vertooning te denken waar. De gandlche menigte trok nu over en weder partij. Men fchreeuwde van weêrzijden, de eene om het ftuk te zien, de andere om het te verhinderen. Beide dreigden de verftooring des Schouwburgs. Garrick bevond zich in de uiterfte verlegenheid. Hij kwam zelf op het Tooneel, om het gemeen door voorftellingen te doen bedaaren. Dan, hoe zeer hij ook een gunfteling des Volks waare, wilde men hem echter niet toeftaan te fpreeken, wijl O'kellij, die men zo zeer haate, zijn vriend waar, hij wierd als de anderen mishandelt, en moest zich verwijderen. Het geraas duurde beftendig tot eindelijk O' k e l l ij zelve op het Tooneel verfcheen. Dit veroorzaakte eene algemeene ftilte, de onverfchrokkenheid, van dien zo gehaaten man, onder zulke beweegingen zich openlijk te vertoonen, geviel, en zijn vertrouwen op de grootmoedigheid des volks verzekerde hem tegens mishandeling. Hij fprak', en men hoorde hem oplettend. Met een bedrukt hart bad hij om verlof van zijn ftuk te rug te mogen neemen, dewijl hij het ongeluk gehad hadde , zeidehij, de vergadering te mishaagen, alvoorens zij zijn arbeid hadden kunnen beoordeelen. Men bewilligde deeze bede , en alles was rustig. Men  VERMAAKEN der ENGELSCHEN. a7 Men kon zo haastig geen ander Stuk op brengen, dus moest men zich voordien avond met het entertainment alleen vergenoegen. 't Geen men in andere Landen eene talrijke vergadering in den Schouwburg noemt, heet hier een ledig huis. De benaming a foll houfe wordt nu en dan gebruikt, als alles gedopt vol is, en eenige hondert menfchen te rug moeten keeren. Dit gebeurt gemeenlijk bij alle goede dukken. De ontvangst bij beide Tooneelen, in Drurijlane en Coventgarden , bedraagt als dan iets over de driehondert ponden Sterlings. De grootheid der uitgaven kan men daar uit beoordeelen, daar men die regelmatig of dagswijze berekent heeft. Deeze waaren in 't begin des Jaars 1785. bij het Tooneel in Drurijlane dagelijks hondert veertig ponden Sterlings, die onder de benaming van: the charges of the houfe bij de Benefices worden' afgetrokken. De aanneeming der Londonfche Tooneelfpeelers is gewoonlijk voor een Tooneeljaar (feafon) dat van Oclober tot aan Junij duurt. Smith, de eerde Treurfpela&eur bij het Tooneel in Drurijlane , heelt weeklijks achtien Guinjes gehadt. De geringde hebben vier en vijf Guinjes in de week. Voor de voornaamde echter heeft geene bepaalde bezolding bij de betaaling tijd, plaats, die, bijzonder bij de toongevende Tooneel-Dames zeer hoog is. Het Engelsch Tooneel is van het Franfche zeer verfchillend. Als men de bekwaame Schouwfpcelers van Parijs en London opmerkzaam waarneemt, ver*  3.8 DERTIENDE HOOFDSTUK. verwondert men zich over het verfchil in toon, gebaarden, uitdrukking, in een woord over alles wat hartstocht en Tooneelcaraclcr betekent. Bij de eerfte vergelijking daar van is men geneigt te gelooven , dat een der twee Volkeren in de Tooneell'peelkunde van de weg der natuur verwijdert is; eene nadere bekendheid echter met beide Tooneelen met beide Volkeren, en met de natuur, bewijst, dat de 'Tempel der laatde op menigvuldige wijzen kan bereikt worden. Hoe zeer is ondertusfehen de kunst verfcheiden, waar meede twee in alles tegenllrijdige Natiën' hunne hartstochten uitdrukken, terwijl het waare afbeeldzel de grondflag des Schouwfpel» is. Hij nu die met beide taaien wel bekend, en met behoorlijke kundigheid, in een kort verloop van tijd, een en het zelve ftuk, en wel bij 'herhaaling in London en Parijs gezien heeft, kan nog naauw de Caracteristiquc verfcheidenheid hier van ontwerpen, als toen b. v. het huwelijk van Figar o in December 1784. in beide Hoofdleden te gelijk vertoond wierd. De aandoenlijkheid der Engelfchen I bij het zien. eenes Treurfpels zelfs bij perfoonen die tot het gemeen behooren, .is zo groot, dat zij hierin door geen volk overtroffen worden, en maar zeer weinige hun daar in gelijk zijn. Bekend is het dat in Parijs veele Treurfpeelen gevallen zijn, wijl zij te fchriklijk waaren, doch mijnes weetens heeft zich geen voorval op eenig Fransch Toneel zodanig toegedraagen , als dat in London in den Jaare 1755. . op het Tooneel van Coventgarden voorviel. Men ver-  VERMAAKEN der ENGELSCHEN. a9 vertoonde den Oedipus, de beroemde Actrice Bellam ij had een rol in dit ftuk, en hoe bekend zij ook met de verdichte verfchriklijkheden des Schouwburgs waare, zo werkte toch het gruwlijke des Treurfpels zo fterk op haar, dat zij bij de eerfte uitkomst, waarlijk een fchrikkelijkTooneel, in onmagt viel, en in een volkoomene zinneloozen toefiand van het Theater gebragt wierd. Een gelijke fchrik, beving, de aanfchouwers, die midden in het ftuk heen 1 icj3cn, zo dat in weinige minuten de gandfche Schouwburg ledig was , uitgenomen eenige van 't gemeen, die hunne plaatzen op de Gallerijün niet verlieten, en ten gevallen van wien, het ftuk ook zonder Bel la mij, zo goed het mooglijk was , ten einde toe gefpeeld moest worden. De Engelfchen brengen veel hevigheid in hunne fpeelen, en drekken de regelen der betaamlijkfieid wijd uit. Nu weinige Acteurs de bekwaamheid bezitten om vcrheevene rollen met verdienile te fpeelen. In de oorfpronglijke Engelfche (lukken, die uit de Landsgefchiedenis genomen zijn, waar in enkel Britfche zeden worden voorgede'ld, is dit niet zo merkbaar, als bij overgezetteTreurfpeelen, gelijk Zaïre, Iphigenia, Horatius en andere, waar in de thans levende Engelfche Tooneellisten zich gandsch niet voordeelig vertoonen. De vrouwlijke Treurfpelrolien echter worden beter gefpeeld. De verdiende wordt bij de Vrouwen niet gemist, die hier de eer des Engelfchen Schouwburgs redden. De  30 DERTIENDE HOOFDSTUK. De Schouwburg in Haijmarket, eigenlijk voöf den zomer gefchikt , is ook des winters menigmaal open , als de Lord Camberlein daar toe verlof gunt. Onder deezen, die bijna zo veel als opperkamerheer is, daan de gezaamenlijke Schouwburgen in de Hoofdftad, zedert de beftiering van den Minister Walpoole die op de Londonfche Tooneelen zeer kwalijk behandelt wierde, en daar om door eene geregelde fterk betwiste Parlementsa&e de Tooneelfpeelers van het Hof afhanglijk maakte; van daar ook den naam van Koninglijk Theater , welke aan de drie voornoemde huizen gegeeven wordt, gelijk ook aan het Operahuis. De Tooneelisten noemen zich ook Koninglijke Dienaars. De befcherming beveiligt het hof om op het Tooneel niet belagchlijk gemaakt te worden. Daar echter in dit Land het Volk,den eerden, eu het Hof den tweeden rang heeft, zo heeft dat in den Schouwburg geene voorrechten. Ja men durft zelf niet na 's Konings komst wachten, als hij niet op den tijd daar is. Wegens deeze vrijheids zeden, is ook het Hof altoos* bij tijds daar. Eens echter was ik in den Schouwburg van Drurijlane tegenswoordig, dat de verwachte Koninglijke Familie over den gewoonen tijd weg bleef. Men riep dat men moest aanvangen. Waarop een der voornaamde Acteurs voortrad, en het volk berichte, dat de Koning uitdrukkelijk verklaard hadde te wenfchen dat duk te zien, en hij dus van het gezelfchap hoopte en. bad, nog weinige minuten geduld te hebben, was ech-  VERMAAKEN der ENGELSCHEN. Sï echter de bijeenkomst niet genegen deeze bede intewilligen, zo zoude hij onmidlijk beginnen. Men begreep te zullen wachten, dewijl 'er niets onbillijks gevorderd werd. De Koning kwam op het oogenblik, en drukte zijne dankbaarheid door eea te vriendelijker compliment uit , dat , gelijk ik reeds te vooren zeide, in eene buiging tegens de vergadering bedaat: een Britfche gewoonte, die, naar 't gebruik der oude Romeinen,met handgeklap vergezeld is. liet zomertooneel in Haijmarket had den beroemden Foote tot dichter. De overledene Hertog van Cumberland bezorgde hem daar toe het verlof'van Koning George den II. Men noemde hem te recht den Engelfchen Aristophanes. Behalven in de kunst van Satijricq te zijn, welke hem zo eigen was, dat hij 'er van overvloeide zo dikwerf hij zijne lippen opende, was hij den Griekfchen Dichter ook daar in gelijk, dat hij nog leevende perfoonen op het Tooneel aan zijne fpotternij blootftelde. Ilij bragt den Generaal Smith, de Hertogin van Kingston, den Ridder Colbrook, en meer anderen op het Tooneel. F oote ontwierp hier toe, een foortvan Schouwfpeelen. die tusfchen het blijfpel en de kluchten inliepen. Oudertusfchen hadden zij de verdiende van belangrijke fchetzen der Britfche zeden tc gceven, die enkel door de opeenftapeling klugtfpelachtig wierden. Somtijds nam hij algemeen bekende voorvallen , ontleedde dezelve , en vormde die dan in drie bedrijven , waar in hij de vóórnaamen der perfoonen behield,  li DERTIENDE HOOFDSTUK. hield, en maar alleen de toenaamen iets veranderde. Alle betrekkingen van zulke mannen , hunne manier van ipreeken, hunne eigenfchappen werden daar bij aangehaald; ja nog meer, Foote bezat de zeldzaame bekwaamheid van de fpraak en gebaarden van andere menfchen tot verwondering toe na te bootfen, 't geen hij dan bij zulke gelegenheden in volle maate uitoeffende. Zijn Schouwburg was dus altoos gepropt vol als hij zelve fpeelde, zelfs op de fchoonfte zomer dagen , als alles ons ter wandeling en natuurbefchouwing uitnodigt. Deeze voorkeur werd door het vergenoegen van een beftendig onweêrftaanbaar lachen vergoed. Een ieder, die deezen man naderde, fidderde voor zijne kunst, want hij verfchoonde niemand; waar bij nog kwam, dat zijne fatijricque aanmerkingen, en bon mots niet verboren gingen, maar door de openlijke dagpapieren algemeen bekend werden. Niemand vreesde hem meer dan Garrick, die daartoe dikwerf dof leverde, en als dan meer getroffen werd door een fatijricquen inval, dan hij genoegen finaakte in tien lofgedichten. , Garrick wendde daarom alles aan om deezen, vreeslijkenkunftenaar ten vriend te behouden; maar vergeefs, want niemand vond bij hem genade, als hem de luim om geestig te zijn overviel. Hij hadt den Graaf van S a n d w i c h , een der pijlaaren van het Noordfche Ministerie , in een voornaam gezelfchap zeer belagchlijk gemaakt ; deze ontdekte zulks, en daar hij kort daar na op eene publieke ■ plaats  VERMAAKEN der ENGELSCHEN. 3S Plaats met Foote in gezelfchap kwam, toonde Sandwich zijne gevoeligheid door de volgende vraag: „ Zeg mij eens Heer Foote, waar in ,, de grootfte waarfchijnlijkheid is, of gij eer de „Fr.... bekomen zult ^ of opgehangen wor„ den?" Deeze vraag, waarop de Minister zich denklijk vooraf gefpitst hadde , was van dien aart, dat een zinfpeelend en prompt antwoord bijna onmooglijk fcheen. Zulk een aanfpraak moest hoogst beledigend zijn, en daar bij nog verlegenheid verwekken. Het oogmerk echter werd geheel verijdeld, dewijl Foote de beleediging door een antwoord vergold , 't welk een meesterftuk van vlugheid heeten mag. Hij zeidc: „ Mijlord J „ dit hangt van de kleine omftaridigheid af, of ik ,, eerder uwe Minnaares, of uwe grondbeginzelen omhelfe." Aan den ftand eenes Schouwfpeelers in Engeland is in 't minst geene verachting verknogt, in tegendeel is aanzien en eere aan groote Tooneelbekwaamheden verbonden. Een groot Dichter, (zo ik niet niisfe Pope) zegt zo juist als voortrefh'jk: „ Plaijers are mirors made for men to fee, How bad theij are, how goodtheij ought to be." (dat is, vrij nagevolgd) De Tooneellist vertoont den mensch in fpiegelfchijn $ Hoe boos hij is , maar ook hoe edel hij moet zyn. III. deel. C Ga r*  34 DERTIENDE HOOFDSTUK. Garrick en Foote gingen niet alleen op efen zeer vertrouwlijken voet met de grooten des; Rijks om, maar zij gingen zelfs ten Hove, en gedroegen zich in de koninglijke vertrekken van St. James , als perfoonen , die daar behoorden. Het fterkfte bewijs van de groote achting der Engelfchen jegens een ftand, die in andere Landen zo verachtlijfc is, vertoonde zich bij Garric k's begraavenis, de plechtigfte, die men federt veele Jaaren in London gezien had. Zelfs Britfche Pairs waren niet alleen bloote Lijkverzellers, maar droegen de flippen des lijkkleeds tot aan het graf. Men verbeelde zich niet, dat dit jonge lieden deeden, die hunne waardigheid roekeloos veronachtzaamden r in tegendeel, het waren zeer eerbiedwaardige perfoonen , onder welken zich' de vereerenswaardige Lord C a mb den bevond , de eedle vriend" van Lord C h a t h a bi , die weinige Jaaren vroeger groot Cancelier van 't Rijk geweest was. Niemand misprees deeze vernedering, in tegendeel werd zij door de algemeene goedkeuring vergezeld en beloond. Garric k's vrienden deeden hem den voorflag, na dat hij in den Jaare 1776. het Tooneel verlaaten had, om lid van het Parlement te worden. Het hing louter van zijnen wil af, om deeze eerenpost tebekleeden. Maar hij verkoos liever de rustin zijnen ouderdom, en bij zijne groote rijkdommen. -' Hoe lang zal het nog wel aanloopen, eer wij den Duitfchen Schouwfpeeler zo veel eere zien genieten ? Zo de uitneemendfte bekwaamheid dit tijdftip moest aanbrengen, zo was het 'er thans reeds. Er ■ - •  VERMAAKEN der ENGELSCHEN. 35 is geen Duitsch Patriottismus nodig,om Schröd e r den grootften van alle levende Tooneelfpeelers in Europa te noemen. Kunstkennis , beoordeelingskragt , onpartijdigheid , en vooral een , door ervaaring dikwerf gebruikte, maatftok kunnen hier van alleen getuigen. Men zoude deezen voortreflijken Kundenaar te kort doen, die zo wel in de Treur- als Blijfpelrollen even zeer te bewonderen is, als men hem mét eenen le Kaïn vergelijken wilde. Een ijder, die hen in verfchillende rollen gezien heeft,zal dittoeftemmen. De voornaamfte Caraclers van Shakspeare, waar op G a r* kick zijn glansrijkst geluk vestigde, worden van Sciiröbër met gelijke kunst , maar niet met gelijke hoogfehatting, bij zijne Natie gefpeeld, dewijl die de maat zijner voortreflijkheid nog niet beoordeelen kan , en nog beftendig te veel geneigd is om Uitlanders recht, en meer dan recht te laaten wedervaaren. De voornaamfte Engelfche Tooneellisten zyn thans Ms. Abington; Ms. Siddons; Ms. Farren; Mr. King; Smith; Kemble; Quick en P alme r. De beftierders van het Tooneel in Drurijlane zijn, Sheridan, even beroemd als Parlementsredenaar en als Toeneeldichter, Linlei) en Doétor Ford; maar 't Tooneel in Coventgarden ftaat onder 't bellier van een eenig man, Harris genoemd, die, door zijne belanglooze handelwijs in het beloonen der Kunftenaars, en door zijne groote welbefteede uitgaaven, het ouder Tooneel in Drurijlane den voorrang heeft benomen. C a Ee0  St5 DERTIENDE HOOFDSTUK; Een zonderling Zomer-Schouwfpel ziet men in Sadkrs Wells , buiten de Stad, op een kleinen afltand van het noordlijk gedeelte. Eigenlijk is het voor 't gemeen uitgevonden; doch het wordt om zijne zonderlingheid van alle Handen , zelfs van Perfoonen van den eerden rang, bezocht. Het is een kort begrip van alle Kermisfpeelen , die onderling afwisfelen, en den aanfchouwer in betovering houden. Men ziet hier Koordedanszers , Springers , Worftelaars , Zangfpeelen , Danzen , Pantomimen , en faamenfpreekende Klugten, met prachtige Tooneelverfieringen vereenigd. De ongemeene kosten, die zo menigvuldige vertooningen vereifchen , zijn oorzaak dat hier den gandfchen zomer maar tweemaal afwisfeling van Speelen plaats heeft, die nieuwe Decoratien enz. vereisfchen. Men fpeelt hier zesmaal 's weeks , en geeft ijder aanfcho.uwer een vierde vlesch portwijn , die onder de toegang gelden betaald wordt. Op deeze wijs heeft men door een bijzondere uitvinding een zeer bij elkander affteekend Schouwfpel met een drinkgelag vereenigd, waar bij het dan gemeenlijk vrij woest toegaat. Mr. King , de beste Bli fpelfpeelder van het Tooneel in Drurijlane, was eenige Jaaren lang de onuerneemer van Sadlers Wells. De zomer van 1778 bragt hem, na aftrek van alle kosten , by de tweeduizend ponden Ster. lings aan. Men ziet hier in London door alle Jaar^ getijden Schouwfpeelen, die in andere groote Steden maar voor een korten tijd plaats vinden. Zó heeft de beroemde Paarderijder A s t l e ij zijn Rij- too- Éf  VERMAAKEN der ENGELSCHEN. 37 tooneel den gandfchen zomer open , 't geen ook met andere Kunlten verknogt is. Zo dat daar even als in Sadkrs Wells Klugtfpeelen met prachtige De-, coratien vertoond worden. Van daar heeft het den' naam van Amphitheater, en wierd door A s t l e ij , toen hij eenige Jaaren geleden afweezend was, voor vijftienhondert ponden Sterlings verhuurd. De Circus is een ander foortgelijk Schouwfpel, dat ook een geliefd Oord ter verlustiging van 't gemeene volk is. Zij ligt aan de Theems en hoort een ander bekwaam Paarderijder Hughes genoemd. Hier worden de Rijkunften door Klugtfpeelen , Concerten, Balletten, en zomtijds met Vuurwerken afgewisfelt. 's Winters zijn hier alle dagen Chineefche Schimmen, Marionetten, en voornaame Gochelaars in vaste Schouwplaatzen te zien. De Vechtfpeelen die hier voormaals zo bloedig waaren zijn geheel afgefchaft. Van de Dieren gevechten, dat barbarisch vergenoegen weet men in Engeland niets. Een in het voorig Jaar gcltorven Engelschman Stkvens geheeten, vond een Schouwfpel van een bijzonderen aart uit. Hij noemde het Le&ures upon heads, en trad daar mcede alle winters op het Tooneel van Haijmarket te voorfchijn. Eigenlijk waaren het Satiirique Comifche voorleezingen over alle Handen en volksklasfen Atv Britfche Nnrle, met diepe mensch, en waereldkennis, met vim heid, oordeel, en groote kunst voorgedraagen. Om zijne voorftelling zinnelijk te maakcn bediende hij zich van eene menigte bordpapieren bustes, wier C 3 af-  38 DERTIENDE HOOFDSTUK, afbeelding en hoofdtooizei de onderfeheidene ftaaÖen, hanteeringen en Caracters der menfchen voorHelden, die hij in fpraak. toon en gebaarden nabootfte. Hovelingen, Artzen, Advocaten, Predikanten , Kramers , Landlieden , Krijgslieden , Geleerden, Kunftenaars, Hofdames en Vischwijven alle kwamen de een na den anderen te voorfchijn. Men hoorde weinige triviale uitdrukkingen maar veel leerzaams in die Menfchenfchool, die ook, niet zo zeer om de betrachting der kennisfe die tot de Philofophie des levens behoort, waarom zich het kleinltc gedeelte des menschdoms bekommert , als wel om de vermaakelijke Mimik fterk bezocht wierd. Gemeenlijk befloot hij zijne voorleezingen met eene Satijre op zich zelf, om bij de zo rijkhjk uitgedeelde fpotternijen niet alleen ledig heen te gaan. Stevens ging ook na Amerika eer de oorlog in dit waerelddeel uitbarite , bleef'er eenige Jaaren, en keerde rijklijk beloond na Europa te rug. Men heeft meer dan eens beproefd om Franfche Schouwfpeelcn in London in te voeren, doch telkens met een ongelukkigen uitflag. Dit gebeurde , in 1752 de laatfte maal. Een aanmerklijk aantal Franfche Tooneellistcn, waaren met groote kosten, en onder zeer voordeelige voorwaarden ont« booden. Men had daar toe een eigen Schouwburg met prachtige fieraaden vervaardigt De vertooning wierd aangekondigt, de Schouwburg was gepropt vol, en nog duizende daar voor. Hoe zeer de Franfchen. tot een flechte ontvangst voorbereid waa-  VERMAAKEN der ENGELSCTIEN. 39 waaren, benam het raazend oproer des Volks hun allen moed ; vergeefs beproefden zij het ftuk aantevangen. liet ontzachlijk gefchreeuw uit het Parterre en de Gallerijen, dat ftampen, raazen, en werpen met Oranjefchillen nam geen einde. Geen Acteur durfde zich vertoonen. 't Gandfche Too> neel was overdekt met allerlei daar op geworpene dingen , en men wilde de ïooneelbedienden niet eens toe laaten het zelve fchoon te maaken. 'Er bleef dus niets overig dan den Schouwburg te verlaaten. Eenige dagen daarna nam men eene tweede proef.Een aantal jonge lieden, van vooruaamen ftand, had. den zich met degens gewapend, en de Loges naast het Tooneel bezet. Veele van hunne bedienden, en andere gehuurde menfchen hadden zich in het parterre geplaatst, om hun te onderfteunen. Het optrekken des gordijns was de leus ten aanval. Een hagel van Oranjeappelen viel op het Tooneel, de Acteurs vlooden heen, hunne bcfchermers in tegendeel fprongen met ontbloote degens uit de Loges, deelsophet Tooneel,deels in het parterre. Nu wierd het gevecht algemeen; men vernielde de lichtkroonen, machienen en banken; men verbrijzelde zij. fchuttïngs en balustraden; en eindelijk haalde men het dak 'er af. De ftrijd was woedend, en 't gefchreeuw vreeslijk. De Dames vielen in onmagt, en hunne dolle Lords, die het met het volk bezoeken wilden ontnam men de degens, brak die ftuk, en zond hun met bebloede koppen na huis. Het eindigde met eene gandfche flooping des gebouws, na 'er verfcheidene dooden, en veele geC 4 kwet-  io DERTIENDE HOOFDSTUK. kwetften, martelaars van de Franfche Tooneelfpelkunst geworden waaren. Na zulk een ontmoeting zou men gelooven, dat het dolheid waare een ontwerp van deezen aart te maaken. Toch gebeurde het in 1778, dat een aantal Engelfche Ridders en Dames, aan wier hoofd de Hertogin Weduwe van Bedford was, eert ibortgelijk ontwerp vormden. Alle mondlijke en fchiïftlijke waarfchuwingen , van verltandige lieden waaren vergeefs. De daar toe beftemde Franfche Tooneellisten wierdeu tegens voordeelige voorwaarden , en nog grootere beloften uitgenodigt, en ontvingen ook werklijk reisgeld. De onderneeming was vast beflooten. Nimmer wierden de nieuwstijdingen meer met fchimpdichten opgevuld. Men maakte flraatliedjes, welker inzichten dit plan tegengingen, en zong die op alle ltraaten; ja, 't geen welligt meer dan alles uitwerkte, was een fchoone vooraffpraak die den Acteur Palm er op Drurijlane''s Tooneel hield, waar in hij het gemeen badt, niet te dulden, dat de Engelfche Tooneelfpelkunst beneden eene vreemde gefteld wierd. Een overdreeven gefchreeuw der gandfche menigte beantwoorde dit verzoek, en getuigde van de geestneiging des Volks. Men vond dus eindelijk raadzaam , het ontwerp daar te laaten , en zal het waarfchijnlijk niet zo ligt weder vernieuwen. Daar het echter in onze Eeuw de mode is, zich met uitlandfche dingen te vermaaken, en de groote waereld in London even zo zeer na Franfche vermaaklijkheden haakt, als men in Parijs na den Engel* Ê  VERMAAKEN der ENGELSCHEN. 41 getfche doet, zo heeft zich zedert kort een Societelt van Standsperfoonen opgedaan, die iemand uit Frankrijk Tessier genoemd, hebbenlaatenkoomen, die hun alle wintersFranfche Tooaed&akkm bij infehrijving voorleest. De Concerten zijn in London zeer prachtig. De Engelfchen woonen dezelve met meer vermaak bij dan het Operahuis. De hooge prijs die gemeenlijk een halve Guinje is, belet het gemeene volk die bij te woonen, van daar dat hier alle hooge Standen verfebijnen. De grootlte Toorikunftenaars van allerlei foort welke men altoos veele in London vindt, zijn alle in de verfchillende Concerten verdeelt * die dikwerf op denzelvcn dag alle gelijk gegeven worden. De groote menigte der rijke, aanzienlij, ke en ledige Lieden , die in deeze Hoofdftad de vermaaken najaagen, is oorzaak dat deeze naijver hier geen. merklijk nadeel toebrengt ; want alle plaatzen van vermaak worden toch opgevuld. De hier zijnde Concerten zelfs die van den derden rang zouden elke Konings Stad eer doen; een Ranelagh , dat hier den tweeden rang bekleedt heeft als eene openlijke plaats van vermaak nergens zijn's gelijken. De rondeMajestueufe gedaante, en ongehoorde grootte van de Zaal, die heerlijke verlichting; die verwonderenswaardige menigte welgekleede menfchen , die in geftaadige beweeging zijn; de fchoone Muzijk, alles te zaam vereenigd ftelt een grootsch Schouwfpel voor. De grond is met tapijten belegd, zo dat men geen tred hoort; degcheele circulachtige wand is eene rei van nisfen, C 5 waar  42 DERTIENDE HOOFDSTUK. waar in Tafels geplaatst zijn, voor die aanfchouwers welke koffij of thee verkiezen. Eenige tafels ftaan in het midden der Zaal nevens eene ongehoorde groote fchoordeen, die bouwkundig met lampen verfierd is. Het Orchester vertoont een fierlijk Amphitheater, grootfche Gallerijen, verderen het overig gedeelte van deeze ongemeene Zaal ^aarvan de vengders rondsom aan het dak zijn. Deprijs van dit vermaak is een halve Kroon, dat is achtien goede Grosfen Duitsch geld, waar onder thee en koflij berekend is. Het Concert begint 's avonds ten acht uuren, en eindigt te middernacht. Dewijl Ranelagh niet in de Stad; maar in het Dorp CheU fea, eene Engelfche mijl van daar gelegen is, en 'er daar te boven geen wijn of andere derke dranken , zelf voor geen dubbelde of tien dubbelde betaaling gefchonken wordt , zo blijft het gemeene volk hier weg. Dit Concert vangt gemeenlijk met Paasfchen aan, en duurt tot aan Augustus. Het word driemaal 's weeks gegeeven; en is zomwijlen door een Vuurwerk verzeld dat in een daar bij behoorende Tuin wordt afgedooken. Men moet toch toedaan dat dit vermaak iets melancolicqs met zich brengt, en bij al deszelfs luister iets vermoeiens heeft, wijl men zich onophoudelijk in één kring beweegt, waarom ook Perfoonen van hoogen rang hier zelden langer dan twee uuren vertoeven. De beroemde tuin der Vauxhall is alle dagen open, uitgenomen Zondags, van de Lente tot het einde des Zomers, Vauxhall is niet de naam der Concerttuin, gelijk men gemeenlijk denkt, maar van een  VERMAAKEN der ENGELSCTIEN. 43 een fchoon Dorp , aan den Oever des Theems, waar in deezeTuin gelegen is. Zij legt twee mijlen van de brug vmWestmunfter,\\w door men zich bekwaamlijk van dien vloed bedienen kan, om deeze uitnoodigenden verlustigensplaats te bezoeken. De intreede kost een Schelling, dat wegens de toeftroomende menigte volks , bij goed weder, toereikend is tot de groote onkosten; zonder het groot voordeel te rekenen, dat de maaltijden, die hier zeer duur zijn aanbrengen. Hier koomen vier, vijf en zomtijds zesduizend menfchen bijeen, ja, men heeft 'cr mcenigmaal acht en negenduizend geteld. De Tuin is groot, en eenig in zijn foort. Een gedeelte derzelve is de Schouwplaats der woelige vermaaken, andere zijn ftille wandelwegen, en allee's, waar men uitrusten, en zijn gedachten ongeftoord verzaamelen kan. Deeze zijn maar matig doch met fmaak verlicht; daar en tegen heeft men in het muzijkalischgedeelte alles verfpild wat de zinnen verrukken kan. Een prachtig tempelachtig Amphi. theater maakt het Orchester uit, onder den vrijen hemel, is met fierlijke Poriiquè's omringd, die met drieduizend groote kristallen lampen verlicht zijn. Deeze Portiqite's dienen te gelijk ter omvatting van eene menigte fchoone nisfen, die in de gedaante van Chineefche lusthuisjes tot ververfchingen en maaltijden der aanfehouwers gefchikt zijn. Men ziet hier boomen met lampen behangen, en onder dezelve gedekte tafels; een prachtige Zaal met fchilderijen der nieuwfte Engelfche Gefchiedenis; zo ook een groot Optisch Schouwfpel, waar in een water-  44 DERTIENDE HOOFDSTUK. terval en verrukkend fchoon Landfchap hoogst betoverend vertoond wordt, waar in men het treffend geruisch des waters hoort. Het geheel is een Kunstwerk dat nimmer op een Opera Tooneel beter wierd uitgevoerd. Men heeft hier ter gedachtenis van Handel een Praalbeeld opgericht, die in 't fchoonfte deel des Tuins ftaat, en met lampen omringd is, dan dit is de eenige Beeldzuil welke hier gevonden wordt. Het Concert eindigt ten tien uuren; dan fchikt zich alles tot partijen, men begeeft zich ten avondmaal in de prieelen, denkt louter aan genoegen, dat tot dén aanbreekenden dag duurt, 't Is merkwaardig dat geen flecht weder, of eene aanhoudende zeer zwaare onweersbui dit Tuiuconcert doet af breeken. Als 'er flechts duizend menfchen daar zijn, gelijk zomtijds bij regenachtig weder gebeurt , zo mag toch in de muzijk noch verlichting seene verandering gemaakt worden, wijl deeze weinige zelf een publiek vertegenwoordigen, dat hier met het talrijkfte gelijke rechten heeft. Ik herinner mij dat het regenachtige weder eens drie weeken aanhield, en niemand na de afgelegene Fauxhall verlangen toonde , maar toen was toch de Tuin dagelijks tot groot nadeel van den eigenaar open, wijl de aankondiging voor alle dagen luidt. Op zulke natte tijden echter wordt het Orchester in de groote Zaal overgebragt. Voor twaalf Jaaren bedacht men een nieuw foort van vermaaklijkheid in London , die men AitUh Asfemhlij (Attifche bijeenkomst) noemde. Men kwam  VERMAAKEN der ENGELSCHEN. 45 kwam namenlijk in eene fcboone Zaal bij een, alwaar Focaal en Inftrumentaal muzijk, met voorleezingen van voortrcflijke Dicbtftukken, en het cktlameeren uit de beste Engelfche profa werken, elkander afwisfclden. De voorleezers waaren mannen van fmaak, die de kennis van het menfchelijk hart met die des Engelfchen Par nas vereenigdeu , en daaruit alles ter onderhouding van een zeer onder een vermengd Gemeen aanwenden. Dit zeldzaame vermaak, dat men voor den geringen prijs van een halve Kroon genieten konde, duurde eenige Jaaren maar is naderhand geheel te niet geloopen. Hier van was de fchuld voornaamenlijk bij eene buitenlandfche Vrouw van wie men met waarheid zeggen kan , dat zij zeer veel heeft toegebragt tot de groote Engelfche Luxe des jongden tijds. Ja nog vreemder is het, dat deeze merkwaardige Perfoon die een Epoque in de gefchiedenis der vermaaklijkheden eens magtigen Volks gemaakt heeft, thans in nooddruftigheid leeft. Deeze Vrouw, van Duit fche geboorte, die echter mijns weetens de eer niet gehadt heeft van ee • nen Duitfcher bekend gemaakt te worden, heete Madame Cornelij. Zij kwam voor omtrent vierentwintig Jaar na London, en wel in eenen ouderdom, waar in eene Vrouw niet meer op verove. ringen kan rekenen. Ook had de natuur haar daar toe alle uiterlijke aanlokzelen geweigert, boven dien fprak zij geene taal. Tijroller Duitsch, en zeer ge ■ brokzn Fransch , was het alles , wat haar tong toen ter tijde kon uitbrengen. Wie zou nu durven denken  46 DERTIENDE HOOFDSTUK. ken dat zulk een pcrfoon bekwaam zijn zoude, orri bij eene ernsthaftige en eigenzinnige Natie de toon aan te geeven? Zij zelf liet zich dit niet voorftaan. Een nooddruftig onderhoud was het doelwit haarer* wenfchen. Om dit te bekomen zag zij geen ander middel, dan die van haare middelmaatige of veel meer zwakke Item, Ten dien einde vereenigde zij zich met drie andere Speellieden en gaf zogenoem. de Concerten, waar voor ijder perfoon een Schelling betaalde. Hier meede kreeg zij toeloop, nu vermeerderde zij haare Speellieden, en verhoogde den prijs. Het geluk maakte haar kort daarna met eene voornaame Dame bekend, die door haare bekwaamheden weggerukt wierd. Dan kon deeze Vrouw noch bevallig zingen noch fpreeken, zij bezat echter veel verftand, een zeer fijne fmaak, en was onuitputlijk in vinding. Zij liet het nu aan haare vorige Speelmakkers over, om het volk te vermaaken, en maakte een ontwerp , om prachtige feesten voor den Adel te bereiden hoedaanige men voor geld nooit in Europa gezien hadde. En zij hield woord. Het ontwerp wierd goedgekeurd, en twaalf Dames van de eerfte rang, namen de voorzitting bij deeze onderneeming op zich. Madame Co rn el ij huurde hier toe een zeer groot en fchoon huis en liet het vorstlijk meubileeren. De vermaaken beftonden in Concerten, Bals en Maskeraden. Geene dan Intekenaars wierden hier toegelaaten, en deeze moesten eerst een fchriftlijke toeltemming meedebrengen van eene der twaalf voorzittende Dames en dan vermogten zij niet min- I  VERMAAKEN dep, ENGELSCHEN. 47 minder dan twaalf billets te neemen , die bij den aanvang zes Guinjes kosten, maar naderhand tot negen verhoogd wierden. In het eerde Jaar had zij reeds tweeduizend zevenhonderd Intekenaars. Hierbij kwam nog dat men haar beloofde alle Jaaren de Stichtingsdag van haare Indelling ten haaren genoegen tc zullen vieren. Dit gefchiede dan door middel van eene Maskerade, waar bij ijdereen zonder onderfcheid tegenswoordig zijn mogt. De briefjes kosten dan twee Guinjes, waarvoor dan ook om twee uur na middernacht eene heerlijke nachtmaaltijd gegeeven wierd. Ik weet door haar zelfs, dat op zulke dagen meer dan eens achtduizend diergelijke billets verkogt zijn. Geen deezer feesten was aan een vorig gelijk , en hier in blonk de vindingrijke Genie deezer Vrouw op eene bewonderenswaardige wijze uit. Men zag hier geïllumineerde colonnades (Soukngangc) en triumfboogen, en Zaaien en Tuinen met Oranjeboomen, en Springbronnen verfiert veranderen. Doolhofsgewijs aangelegde Bloembedden, doorfchijnende Schilderijen en Bijfchriften, trappen en toegangen met gckolcurde lampen in vormen van Pijramiden, en andere gedaanten gedeld, en festonsgewijs met Guirlandes gefierd. Amphitheatersgewijs gedelde eettafels, die een zo zeldzaam als fchoon aanzien hadden. Een reeks van kamers die ijder volkoomen na de Costume der Oosterfche Volkeren op het prachtigst gemeubileert waaren. Perjïaansch, Indisch, Chineesch enz. Bij dit alles vond een orde plaats die den luister van het feest nog meer verhoogde, op  43 DERTIENDE HOOFDSTUK. opdeSrichtingsdng branden in de Zaaien en Kamers gewoonlijk negenduizend waschkaarfen, en ook deeze moesten de oogen door menigvuldige onderfcheiden gedaanten en figuuren vermaaken. De Fee van dit toverpaleis wist van geene geldzucht, maar haar bedoeling was eer. Zij vond zich door de buitengewoone en algemeene goedkeuring beloond, welke haar zelf van zulke Perfoonen in volle maate wierd toegezwaaid, welke de heerlijklte feesten van ons waerelddeel hadden bijgewoond. In plaatze dus van zich fchatten te verzaamelen, had zij veel meer ongehoorde fchulden. Als zij tienduizend ponden Sterlings betaalde, zo liet zij daarvoor dertigduizend op nieuwe Rekening fchrijven. Alles wierd aangewend om de pracht van haar huis te vermeerderen die ook ten laatden Koninglijk was. Deeze onbegrensde onkosten echter hadden voor haar de onaangenaamtte gevolgen. Zij wierd meermaalen in hechtenis genomen, en telkens weder van haare befchermvriendinnen bevrijd. Doch dit holp niet. Haare fchulden groeiden beileudig aan onaangezien haare groote ontvangst. Men kan 'er zich een verbeelding van maaken, als ik zeg, dat zij aan een man dertienduizend ponden Sterlings fchuldig waar, voor geleverde waschkaarfen. Eindelijk wierd zij na de Kings Bench gebragt. Toch gingen haare feesten voort, endaar bij was zij onder geleide van eene Gerechtsdienaar altoos tegenwoordig. Men bedenke de hoogst zcldzaame gefteltenis van eene Perfoon, die duizendharten vermaak aanbragt, zich in hunne ver- maa-  VERMAAKEN der ENGELSCHEN. 4.9 manken laafde , algemeene verwondering tot zich trok, maar den volgenden morgen weder uit haan prachtig Paleis na de gevangenis kceren moest. Zo ging het een tijd lang, Daar echter door deeze haare afweezenhcid de eigenlijke fmaakvolle fchikkingen van haare vermaaklijkheden allengs verminderden , gebrek aan veele dingen de plaats des overvloeds innam , en geenen hoop tot verandering voor handen was, zo hielden die glansrijke vermaaken van tijd tot tijd op. De Schuldeisfehers maakten onderlinge fchikkingen, omtrent het geen 'er was, het huis wierd verhuurd, en Madame Cornelij raakte los. Zij leeft thands van de weldaadigheid haarerbefchermers, na zij meer dan twaalf Jaaren lang de Engelfchen in de Luxe onderweezen, en bij hun de eeren volle naam van: keizerin der smaak verworven hadde. Dat dit onderwijs-niet te vergeefs waare, bewijst de onderneeming om een Pantheon te bouwen, dat in groote en hoogte dat van Romen overtreft. Men ichreef daar toe negentigduizend ponden Sterlings in, die echter nog niet toereikende waaren. Dit is eigenlijk een prachtvolle Tempel den God der vreugde gewijd, waar men alles verzamelt heeft wat men fchoonheid, rijkdom en Majdteit noemen kan. Hier worden Concerten, Bals en Maskeraden gegeeven. Het dak der Koepel is dan heerlijk verlicht, ook worden dikwerf veranderingen gemaakt in betrekking der Decoratien.' Zo zag ik bij eene groote Maskerade de ongemeene Zaal geheel met Spiegels behangen. Men had de- III. deel, D zei-  5o DERTIENDE HOOFDSTUK. zelve niet gekogt, maar uit vier Spiegelmazijnen gehuurd , terwijl de waarde zesendertigduizend ponden Sterlings bedroeg. Hier worden eigenlijk de Concerten van den eerden rang gegeeven. Ook zijn het de eenigen waarbij de Koning zomwijlen tegenswoordig is. (*) De ongemeene muficale bekwaamheden , worden ook met eene uitneemende mildadigheid door de Bedierders van deezen Tempel beloond. De beroemde Zangeres Ajugari, zong in den Jaare 1777. den gandfchen winter in het Pantheon, en ontving volgens haar gemaakt contraéï, voor ijder avond hondert ponden Sterlings, waar voor zij twee Aria's moest zingen. Dat deeze foort van Luxe eer dijgt dan daalt, bewijzen de muficale feesten, welke men zedert eenige Jaaren in London , ter efiren van Handel gegeeven heeft. Feesten, die zo eenig in hunne foort waaren en zo ongemeen , dat de mooglijkheid der uitvoering zelf van de grootde Toonkundenaars buiten Engeland, in twijfFel getrokken wordt. Die verbaazing, waarmeede men in alle Landen van Europa het bericht der gelukkige voltooijing van dit Colosfisch ontwerp ontving is nog in ijders geheugen. Het muficale heir , dat in 't Jaar 1786. tot viering van dit Feest in de Westmunjierkètk bijeen kwam, was 717 Perfoonen flerk. Als (*) Sedert twee Jaaren bezoekt de Koning ook mdere Coiv fcrtzaalea.  VERMAAKEN eer ENGELSCHEN. 51 Als men in Junij 1784. dit gedachtnis feest voor de eerftemaal vierde, en daar meede vijf muficale Tooneelen verbond, was de ontvangst van deeze vijf Vertooningen twaalfduizend zevenhonderd zesen dertig ponden Sterlings , welk geld men na aftrek der daartoe aangewende onkosten tot een Fonds voor noodlijdende Weduwen van Mufikanten beftemde. De Maskeraden worden deels in het Pantheon, deels in het Operahuis gehouden. Hoe prachtig dezelve ook zijn , zo is toch dit buitenland sch vermaak voor de Engelfchen niet zeer gefchikt, wijl de natie te ernfiig is, en daar te boven het dansfen niet zeer bemint. De menigte der Vlasken, en de verfchillende uitvoering der zinrijke verbeeldingen met groote onkosten vergezeld, maaken het eenige aangenaame daarvan uit. Er zijn Dames die voor honderdduizend ponden Sterlings en meer , kleinodijen van de Juvveelhandelaars borgen , en daar voor eenige honderd Guinjes betaalen, enkel om daar mede eenige uuren te pronken. De Koning is een vijand van deeze vermaaken, en men verzekert dat hij niet weinig deel hadde, aan het ontwerp des Overften Luttrel die in den Jaare 1771. een groot Maskerade Gezelfchap zocht te ontrusten. Hij verfcheen in een doodkist, die in Engeland gemeenlijk zo klein zijn dat 'er alleen ruimte voor het ligchaam in is. Het doodkleed en al het aanhorige was na de Costumen vervaar tigd, en de kist zelfwaar in hij te leggen fcheen , en die hij droeg, omvatte het geheel. D a Het  53 DERTIENDE HOOFDSTUK. Het opfchrift op het dekzel was een Paihethisch verhaal dat het veelvuldig genot der vermaaklijkheden, den dooden, in zijne Jonglings Jaaren ten grave had doen daalen. De uitwerking van dit Schouwfpel was vooral onder de aauweezende Vrouwen, groot en algemeen. Het Doodenmasker ftond een tijd lang onbeweeglijk , en zonder geluid te geeven in eene hoek der Zaal. De Dames baden hem vergeefsch om te fpreeken, en in het tegenswoordig vermaak deel te neemen , om het fchrikbaare voorkoomen, een weinig te verminderen, eindelijk zeide men hem, dat het zeer onbeleefd was, het vermaak van een zo talrijk gezelfchap moedwillig te ftooren. Dan ook dit verwijt bleef zonder uitwerking, tot eindlijk een Matroozen Masker na hem toe trad, en alle zijne tegenswoordig zijnde Kameraden, nodigde om gezaamenlijlt den dooden uit het gezelfchap der levenden uittegooiën. Hier op verwijderde zich de kist om deeze lijkltaatfie niet af te wachten. Het Engelsch gemeen neemt op eene zeer bijzondere wijs deel aan de Maskeraden , welke zo veel onaangenaams heeft , dat men zich verwonderen moet, hoe kiefche Dames, door zulke omdandigheden zo duur gekogte vermaaken kunnen najaagen. De ongehoorde menigte Koetfen veroorzaakt , dat veelen wel een half en zomtijds wel een geheel uur op de ftraat moeten wachten, eer zij den reij kunnen treffen om voort te rijden. Geduurende deezen tijd zijn de Maskers van welk een ftand zij ook mogen zijn, aan de fpotternij van, het gemeen bloot  VERMAAKEN der ENGELSCHEN. -5S bloot gefield. Alle Koetfen die flilhouden, worden met pikfakkels van dit uitfchot des Volks belicht. Men onthaalt de Maskers met Vischtnarkts welfpreekenheid en vuile taal , waarop dan gelagch volgt, en waar van geen woord verlooren gaat. De Koetswielen worden beklommen, en de fakkels de daar in zittende onder de oogen gehouden. Deeze onvoegzaamheid, die debedienden bedaard moeten toelaaten, is niet wel te keer te gaan. Men zou dan een wet moeten maaken, waarbij het Volk verboden wierd, over ongewoonlijke, en fpotternij onderhevig zijnde dingen, die men op de flraat ziet, te lagchen. Dan dit vermaak en de uitfporigheid des Volks overtreedt de grenzen der nieuwsgierigheid en fpotternij niet. Niemand wordt aan het lijf aangetast, ja zelf geen Koetsglas ingeflaagen. Zij mengen zelf zomtijds galanterie onder deeze uitgelaatenheid, bij mijn eerst verblijf in Enge/and , toen die gisting wegens Wilkes zo groot was, viel het Volk op zekeren dag in, op alle na de Maskerade rijdende Koetfen , het beroemde motto Wilkes and libertij, met krijt te fchrijven. Zij deeden zulks zonder vraagen , maar alleen verzochten zij dit aan de Equipagie der vreemde Gezanten die hun zulks gaarne veroorloofden. De Theetuinen behooren ook tot de vermaaken der Engelfchen. Zelf vindt men die in kleine Steden. In en omtrent London vindt men die in verbaazende menigte. De bekoorlijkheid deezer Tuinen, de zindelijkheid, orde, en goede bediening, het talrijk Gezelfchap dat men 'er gemeenlijk aanD 3 treft,  54 DERTIENDE HOOFDSTUK. treft, en meer andere zaaken , maaken dezelve tot zeer aangenaame verlustigings plaatfen. In een van deeze Bagnigge Wells genoemd, heeft men des Zondags bij goed weder, het bijzonder gezicht, meer dan duizend menfchen te gelijk te zien Thee drinken. Ineen andere Shakspeare's Tuin genoemd , zijn in alle prieeltjes Tooneelen uit de werken deezes grooten Dichters gefchildert. Deeze Tuinen echter zijn alleen voor de middelltand en voor gemeene Lieden. Mansperfoonen van aanzien, bezoeken dezelve fchaars, en Vrouwen van rang geheel niet. Het zacht climaat is oorzaak dat zij ook des winters veel toeloop hebben, maar dan echter wordt men in een ongemeen groote Zaal geplaatst. In elk van die is een Orgel, doch op het zelve mag na de Engelfche zeden, des Zondags niet gefpeeld worden, hoewel die eigenlijk de Feestdag der Theetuinen is. De tallooze openlijke Maaltijden , waar van ik in het elfde Hoofdit.uk gefprooken hebbe, behooren ook tot de vermaaken der Engelfchen. Daar, alwaar de Brittemhxxïmm ftaatkundige bedenkingen uitftallen, hunne neigingen openleggen, en hun Patriottismus den vrijen teugel vieren kunnen, daar zijn zij in hun waar element. Hij die deeze Eilanders bij zulke gelegenheden gadellaat, moet de ongegrondheid van liet vooroordeel erkennen, dat hun als ongezellig voordek. Alle Volken en Volksregeeringen hebben door alle tijden heen, (zo wel de befchaafde als onbefchaafde,) de Dischplechtig'ieden voor eene der edellïe vermaaken gehouden. Hier. worden de  VERMAAKEN der ENGELSCHEN. 55 de ingefchapene denkbeelden van den vrijen mensch, om als Broederen te leven , allengs ontwikkeld. Hier mengen zich de Manden ondereen. 't Gevoel eener Republicainfche gelijkheid vervult een ijders boezem, en is de faus der gerechten. Ook worden buiten de ltaatkundige maaltijden, die dikwerf waare verbondsmaaitijden zijn, volgens Britfche zeden , bij alle toepaslijke gelegenheden, tafels aangerecht, waar zich eenige menfchen tot verrichting van bezigheden te zaamen voegen. Opzichters over Kerken , Hospitaalen , Bruggen enz. Richters, Inzaamelaars van Lasten, Schuldeisfchers van Bankeroetiers, Meedeleden der Academie van Kunften, ja de Koninglijke Sociëteit zelfs, met een woord allen die ter beraadflaaging zaamen koomen, moeten gezaamenlijk bij een eeten. Dit is een Carafterifeerende gewoonte der Britten, die bij geene thans bloeiende Natie in gebruik is. In oude tijden vond dit zo wel plaats bij de befchaafde Grieken, als bij de ruwe Duitfchers , en Minos en Lijcurgus bevooleij, uitdruklijk zulke Broederlijke gastmaalen. Deeze gewoonte heeft de uitbreiding der Vrijmetzelaaren in Groot - Brittannien zo fterk bevordert. In London alleen zijn over de tweehondert Loges. Men zou zich echter bedriegen als men daar uit den bloei deezer beroemde Sociëteit in Engeland wilde afleggen. De Loges zijn weinig beter dan Kroegen, {Clubs.') En de Medeleden, in betrekking der Ordens Geheimnis de onkundigfte in geheel Europa. Hoe gering ook bij hun de GeD 4 heim-  5(5 DERTIENDE HOOFDSTUK. heimkennis is, zo zijn de Vrijmetzelaars deugden hier toch, zo 't mooglijk is nog minder. Die Broederlijke Liefde, die in andere Landen juist zo groot niet is , als men daar van fchrijft, fpreekt en zingt, word in Engeland nog minder betracht , daa1- zo veele duizend menfchen in London daaraan deel hebben , zo dat maar een klein aandeel daar van op ijder vallen kan, 't geen niet veel grooter is dan dat men van de Christelijke Liefde verwachten kan. Ik zal deeze rijke (tof hier niet verder uitbreiden. Ik heb dezelve alleen aangehaald om dat de Vrijmetzelaars Loges meede tot de Britfche vermaaken bchooren. De Engelanders zijn zeker de grootde liefhebbers van wandelen in Europa. Deeze neiging heeft zeker de aanleg van zo veele Tuinen in London veroorzaakt, welke alleen tot wandelen dienen, de onderfcheidene Collegien der Rechtsgeleerden, de Gilden, en andere Sociëteiten, hebben hier Tuinen die voor ijdereen openftaan , doch op derzelver begeerte terltond afgeflooten worden. St. James-Park is echter de hoofdwandelplaats der Londonnaars. 't Is nevens het daaraan grenzende Green -Park van het aanbreeken des dags tot's avor.ds tien uuren open, en heeft niet minder dan zeventien toegangen , die als dan deels door Soldaatcn, deels door particuliere Perfoonen geflooten worden. Om aanzienlijke Perfoonen hier aan niet bloot te (lellen , zo verkoopt men (leutels van de Parkd«:uien voor eene Guinje. Hier van voorzien kan  VERMAAKEN der ENGELSCTIEN. 57 kan men den nacht na welgevallen in het Park toebrengen. Het aantal deezer neutels , die de Opzieners van het Park voordcel aanbrengen , was voor eenige Jaaren zesduizend vijf'iondert. Veel meer echter worden wegens de hooge prijs nagemaakt, behalven de ftempel, die men om een zo gering verfchil niet waagt te vervallenen, deeze kan men voor vijf Schellingen bekoomen , waarbij men echter gevaar loopt, dat de niet geftempelden bij ontdekking afgenomen worden. Men ziet Koeien en Geiten in het Park, waardoor het een zeer landachtig aanzien bekoomt, dat met de pracht van eene zo groote Stad, die zich zelfs aan deeze zijde vertoont, een zeldzaam contrast maakt. De Engelfchen drinken hier melk bij hunne wandelingen, die echter voor hunne oogen moet gemolken worden. De groote Allee die bet Park doorfnijdt is achthonderd vijftig Geometrifche fchreeden lang. Van alle ten openlijk gebruik zijnde plaatfen in Engeland, wordt geene zo nalatig als deeze beroemde Tuin behandelt, in aanmerking dat zij den geliefden Oord der Grooten is , en 't Paleis des Konings, der Koningin, en desPrinsfen van Wal. lis daar tegens aan fluiten. De grond van het Park wordt zo flecht onderhouden, dat men zeer voldaan zijn zoude , als hij zo goed was als die der openlijke landftraaten, en de daar in geplaatfte banken zijn door ouderdom bijna half verrot. (*) Dee- (*) Dit laatfte gebrek is zedert drie Jaar verholpen. D 5  58 DERTIENDE HOOFDSTUK. Deeze onbegrijpelijke nalaatigheid ftrekt niet tot fchande der Natie maar van het Hof, dat de eigenbaat der Parkopzichters na zicht trekt. Dit is een post die altoos aan een welgezien Hoveling voor zijn leven lang gegeeven wordt. Veele Buitenlanders kunnen deeze blijkbaare nalaatigheid met de Britfche volksgeest niet overeen brengen. Maar men moet zich herinneren dat hier geene openlijke aanftelling plaats heeft , maar bloot die van ean afgedankten Hoveling , die de onbefchaamtheid heeft, in 't aanzien van een gandsch volk, zijne ftraf baare eigenbaat te toonen, en de fommen ter onderhouding van het Park beftemd , zich toeeigent. Van daar het gemecne Volksgerucht, 't geen ook eenige Franfche Schrijvers als waarheid ter neder (tellen, dat de Schoenmakers in London Jaarlijks een zekere fomme aan de Opzichters van het Park geeven, om de fteenen in de Allee's niet te laaten weg ruimen. Onaangezien deeze ongefchiktheid is het de verzamelplaats zo wel van de groote waereld, als alle andere (tanden, als maar het weder zulks toelaat. Het daar aanpaalende Green-Park heeft weinig geboomte en geene Allee's. 't Is grootendeels eene met dijken doorfneeden bekoorlijk beemd. HijdePark is hier van alleen door eene (traat afgezonden, en dit is eigenlijk een zeer aangenaam lustwoud. Het ftrekt zich uit tot de Tuinen van Kenfington, die een nieuwe wandelplaats aanbieden. In dit Hij de-Park wandelt of rijdt de groote waereld, van beiderlei gedacht gewoonlijk 's morgens , zo wel bij win-  VERMAAKEN der ENGELSCHEtf. 59 winter als cles zomers. Dikwerf ziet men op fchoone dagen, eene dubbelde rei Koetfen, die van Hijde-Park lazKenfington , ("eene Engelfche mijl ver) reikt, cn daar bij veele honderden menfchen te paard. St. James-Park wordt echter om deszelfs legging als het middelpunt van 't westelijk gedeelte van London , boven alle andere tot dagelijks gebruik, de voorkeur gegeeven. 't Vermaak om daar te gaan wandelen is bij veele Inwooners der Stad een noodzaaklijkheid geworden , die uit dien hoofde het Park van St. James als een volkseigendom aanzien, dat echter zo niet is, want het behoort den Koning. Dit denkbeeld van eigendom gaf aanleiding dat de Gemalin van George II. een ontwerp maakte, om 'er een Franfche Tuin van aan te leggen, en dezelve dan voor het Volk te fluiten, De fchets daar van was reeds vervaardigt, ook wiste men reeds, vanwaar de hier toe benoodigde kosten zouden gevonden worden, toen de Koning goedvond, het plan aan den beroemden Graaf van Chesterfield te toonen, om zijn kundig oordeel daarover in te neemen. Het was 'er verre af dat de Koning van hem een politicq antwoord verwachte. De Graaf prees de fchets. Toen volgde de vraag? Hoe veel hij wel dacht dat deeze Tuin kosten zoude? Chesterfield antwoorder ,, niet meer dan drie „ Kroonen". (*) Dit vernuftig antwoord bewaarde (*) Een kroon is vijf Engelfche Schellingen, waarom de uitdrukking des Graafs hier als een woordfpesling, zeer toepaslijk waar. —  6V DERTIENDE HOOFDSTUK. de het Park, en 't gandfche ontwerp bleef ftilletjes achter. De Koninglijke Tuinen te Kenftngton, ftaan ook de gandfchen dag tot wandelen open. Alleen is de ingang ontzegt aan geheel gemeens menfchen, die het livreij der armoede draagen. Zij zijn groot en fchoon , worden wel onderhouden , en bijzonder in de Lente, eer de Adel zich na het Land begeeft, drok bezocht De Koninglijke Familie komt hier echter niet; maar is des zomers te Kew, Windfor, en zomtïjds in Hamptotfcourt , het eenige van de Koninglijke Gebouwen in Engeland dat eenen Koning waardig is. De Engelfchen zijn groote liefhebbers derParforsjacht, die altoos eene aanmerkliike menigte volks doet verzamelen. Men ziet dikwerf eenige houderden te paard achter eenen Vos jaagen, waar bij zij over flooten en hekken fpringen. De Wetten van 't Jachtgericht worden echter daar.bij zeer geftreng waargenomen, waar door de Landman tegens alle belediging van deezen aart, die in de meeste Landen zo gemeen is , volkoomen beveiligd is. Een ander foort van Landvermaak is het Kaatsfpel, zo ook het Kegelfpel, op groene bezoode plaatfen, waar bij de toefchouwers altoos wedden■fchappen aangaan. Voorts heeft men Worltelfpeelen, waar in vereischt wordt om elkander tegen deii grondwaar. *t Bel'oeft verder geen verklasriug welk foort van kroonen hier door verdaan wierden.  VERMAAKEN der ENGELSCHEN. 6ï grond te werpen; zo ook fnringt men over groote houtftapels , zonder zich te bezeeren. Een zeer grappig Spel voor het gemeen is het wedloopen met gebonden beenen, waarmeede de wedloopers toch eenige duimen voortkruipen. Doch de pronk van alle Britfche volksvermaaken , is het wedloopen in zakken , die de weddendcn over 't hoofd toegebonden worden, zo dat men niets van de menschlijke gedaante ziet, maar flechts opfpringende klompen, die als zij zich toeleggen om het doel te bereiken, dikwerf op den grond vallen, zich in 't zand omwentelen , en zich dan van zelf weder oprichten. 't Is merkwaardig dat men hier niet weet van na de Schijf te fchieten. Doch de reden daarvan is niet bezwaarlijk uit te vinden. De Burgers hebben hier geene muuren te verdedigen; zelf weet men hier van geene Burgerwacht. Zij hebben dus geene aanfpooring tot eene oeffening die hen van geen nut is. De wedloopen met Paarden zijn Caracterifecrende vermaaken der Engelfchen. De fmaak van deeze verlustiging was reeds den ouden Grieken bekend; eene omltandigheid die van hunne grootfte Dichters bezongen wierd, en die geenzins een niets betekenend gedeelte der voornaame Volksfeesten, deezer beroemde Natie uitmaakte. Voor een Buitenlander heeft dit Britfche vermaak echter weinig aanmerklijks; 't is genoeg voor hun dit nationaal Schouwfpel eenmaal gezien te hebben. Het aantal der loopende Paarden is niet bepaald , Vier, zes; of meer loopen te zaamen, om de geitel-  62 DERTIENDE HOOFDSTUK. frelde kring eens , twee , of driemaal , na maate de ruimte , doorterennen. In alle Graaffchappeu zijn Jaarlijks wedloopen, waar bij de groote waereld tegenswoordig is. Deeze duuren gemeenlijk twee 'of drie dagen, doch de avonden worden op Concerten en Bals gefleeten. Daar het grootfte deel der aanfdiouwers bij deeze wedloopen belang heeft, zo volgen duizenden hun te Paard na, en wel met zulk een vervaarlijk gefchreeuw of de Turkfche Ruiterij aanvalt. De Rijders der looppaarden zijn ligt en fierlijk gekleed. Zij worden voor het aangaan der wedloop gewoogen, gelijk ook de zadels, waar door de ligtlie, door lood in hunne zakken te doen zich in zwaarte aan de natuurlijke zwaarte der anderen gelijk kunnen maaken. Deeze weging des Rijders, die men Jockeys noemt, wordt na de wedloop herhaald, om overtuigd te zijn, dat zij geduurende het rennen niets van het hun toegedeelde gewicht hebben weggeworpen. De fnelheid deezer VVedloopersiszo buiten gemeen , dat die Jockeijs alle moeite moeten aanwenden de lucht door beweeging des rechter arms te verdeelen, om den adem niet te verliezen, 't welk gefchiedt doGr het geweldig zweep flaan op de paarden. De muts des Rijders is opzetlijk zo gemaakt dat zij hem zo wel voor de oogen tot een fcherm tegens de zon dient, als om de lucht te doorklieven. De beroemdfte Wedloopers hebben alle naamen, en worden afgefchildert, met nevens Helling hunner behaalde zegen , met die afbeeldingen , zijn de Herbergen, en Pachters wooningen rijklijk verfierd. Een  VERMAAKEN der ENGELSCHEN. 63 Een deezer Paarden, dat voor omtrent drieëntwintig Jaaren ftierf, heeft bovendien de eer gehadt van in Plaat gebragt en bezongen te worden. Het heete Childers, en wierd voor de grootde Wedlooper gehouden, die men ooit in Engeland gezien hadde. Men verzekert dat het in eene minuut een Engelfche mijl afliep. Zo luidt ook het bijfchrift op de Plaat, met bijvoeging dat, behoudens dezelfde berekening, dit Paard de wind in fnelheid overtrof. De Wetten deezer Paardeloopen, zijn ongelooflijk vooral bij de twee voornaamfte, die te Newmarket en Epfon gehouden worden, 't Gebeurt* dikwerf dat perfoonen hier hun geheel vermogen verfpillen, als zij op goed geluk wedden, en met de Wedkunfte onbekend zijn. Zulke wedloopen worden ook bij veele andere groote en kleine Steden des Koningrijks alle Jaaren gehouden. Men heeft ze zorgvuldig zo gefchikt en verdeeld , dat de Liefhebbers van de een na den ander reiz"en kunnen ; ook zijn alle deeze Paardefeesten in de AlmaBakken aangetekend. De Ezels koomcn hier eveneens in den rang en moeten wedloopen houden. Dit echter is meer een grap der Landlieden, dan een nationaal vermaak, ondertusfchen wordt het menigvuldig befchouwd, en ook daar bij gewed. Men heeft in Engeland de wonderlijke gewoonte deeze Dieren de ooren digt aan de kop af te fuijden , waardoor het op eene afzichtlijke wijze misvormd wordt. De behoefte der Engelfchen tot wedloopen is zo groot dat de zie-  ó4 DERTIENDE HOOFDSTUK. zieken in de Hospitaalen , en de Land en Zee Invalides van Chelfea en Greemvich, die noch Paarden noch Ezels kunnen laateu loopen , zich ten dien einde van Luizen bedienen, die ondanks de groote zindlijkheid deezer Gebouwen, toch tot de Huisgenooten behooren. Zij zetten dezelve op Tafel, en wedden dan op de (helheid of langzaame bevveeging van dit ongediert, waar door winst of verlies bepaald wordt. Geen geld, maar kannen bier, dat hoogde goed des Engelfchen Volks , is gemeenlijk de prijs der weddinglchappen, die men zonder ftrijd bedecht. Ook op de Tneems gefchieden wedloopen in Booten die geroeid worden. Zij vaaren van Elackfiïards Brug , of ook van de Westmunfter Brug, en zetten hunne cours na het fchoone Dorp Chelfea. Hij die het eerst het doel bereikt, behaalt gemeenlijk een zilveren Drinkfchaal ten prijs. Eene menigte kleine Vaartuigen en Booten met vlaggen en wimpels verlierd , verzeilen de drijdende partijen, waar bij dan natuurlijk derk gewed wordt. Dit vermaak heeft groote overeenkomst met eene Venetiaanfche Ragatta. De verfcheidenheid van 't Caracter der beiden Natiën , is echter hier bij zichtbaar. In London is dit eene uitfpanning des Volks en wel van de laagde KLasfen, waar aan de groote waereld geen deel neemt, en waar van de Regeering zelf niets weet. Zommige prijzen zijn door vrolijke Mannen voor bedendig bepaald, anderen worden door rijke of voornaame Perfoonen na welgevallen tot hunne eigene verlustiging uitgedeeld, in Vene- tien  VERMAAKEN der ENGELSCHEN. 65 tien integendeel Word dit nutteloos Speelwerk als een Staatszaak behandelt. De doorluchtige Raad, bepaald dag, uur en beloning; en het getijrannifeerde volk, zo hoog als laag , verheugt zich dan , op de genade zijnes gunftigen Gebieders. Ijder begeeft zich na het groote Kanaal , waar oude, zomtijds zeer oude tapijten uit de veugfters hangen. Deeze vcngftertapijten ziet men bij de Londonfche roei-wedloopen niet, wijl men den grond des kamers daar meede bedekt. Daarentegen wordt in Fenetien niet gewed, ook heb ik niets vrolijks maar wel veel deftigheids daarbij waargenoomen. Het Hanengevecht is bijkans weiniger vermaak dan de wedloopen. Zonder het daar bij op hét Spel gezette geld, zouden de Engelfchen geen geVecht van deezen aart willen zien, en de Haanen in vrede blijven. Zij hebben fpooren aan de voeten, men hitst hun tegeris elkander aan, en moedigt hun door gefchreeuw. Dit is gemeenlijk zo fterk, dat , als iemand toevallig zulk een vechtplaats naderde, men gelooven zoude een hoop raaiende menfchen te zien. Alle aanfchouwers hebben 'er belang in, en dikwerf beflist de overwinning of nederlaag van zulk een klein Dier het lot écnes Mans voor al zijn leven, 't Is opmerklijk dat de Vrouwen geen deel in het Hanengevecht neemen , terwijl zij over 't geheel zich met geene weddingfchappen ophouden. Hogarth heeft het Hanengevecht onnavolgbaar gefchildert. Om te toonen, dat dit vermaak III. deel. E al-  66 DERTIENDE HOOFDSTUK. alle rangen gelijk Relt, heeft hij den overledenen Hertog van Cumberland, Oom des tegenwoordigen Konings , die een groot Liefhebber daar van was, daar bij afgebeeld, en eene morfigen Schoenpoetfer naast hem, die in de hitte des gevechts gandsch vertrouwlijk met zijn geheele ligchaam op de fchouder des Prinfen leunt. Met Hengels en andere Inflxumenten te visfchen behoort ook tot de begunftigde vermaaken der Engelfchen, en is eigenaartig aan dit Volk. Men vangt ze met gekunftelde Vischjes, met eene verwonderlijke vaardigheid. Van deeze Kunstvischjes bedient men zich ook om Roofvisfchen te vangen. Rondsom London zijn Vijvers en kleine Wateren verpacht , die louter ten diende der Visfeherij zijn. Ik zal deeze reeks der Engelfche vermaaken met een Volksgebruik befluiten, dat zo wel vermaak als nut aanbrengt. Deeze zijn de Clubs welke de gezelligheid bevorderen , Republicainfche gevoelens inboezemen, en de public fpirit onderhouden. 'Er zijn daarvan ontallijke enkel in de Stad London, voor alle Standen en Ambagten; voor openlijke of bijzondere beltieringen, ter bereiking van beftemdc oogmerken en zo al meerder. Zij hebben alle hunne bijzondere naamen. Zommige daaronder zijn ongemeen talrijk, en fchieten Jaarlijks groote fommen te famen , om zekere oogmerken te bevorderen,.als de Humanij Societij, die prijzen voor alles uitdeelt waardoor de kring der menschlijke ellende verengt wordt. De  VERMAAKEN öer ENGELSCHEN. 67 De ÏVigh Club , wier Medeleden over de onvoegzaame uitbreiding van het Koninglijk geweld een waakzaam oog houden. Eene inftelling, dat van de groote Society of the bil! of rights onderfcheiden is, wier voorzorg-zich uitftrekt over de onderhouding van alle Engelfche Rechten, en de groo-.ite (leun van Wilküs was. Onder de tal* rijkfte behooren ook. De Societat der alten Britten, de Qniintuple Allianz ; die Freunde rund urn der Erdboden , en meer andere.' Tijd en uur is tot deeze bijeenkomilen bepaald. Men koomt te famen fpreekt eet en drinkt, maakt ontwerpen, en voert die uit. Het Spel is hier verbannen, daar voor heeft men zogenoemde Speelclubs, waar niets gefproken wordt dan van Hazardfpeelen waardoor hier ook ongehoorde fómmen verboren worden. 'Er zijn echter maar drie van deeze in London. Niemand dan de Intekenaaren mag daar bij tegenswoordig zijn, en wier naamen men zeer voorzichtig ballotteert. Ook hebben de vreemde Gezanten eene Club, waar in zij weekelijks bij een koomen, en waarin alle Ceremonieel wordt af. gclegt. Geen Gezelfchap koomt met eenig oog-" merk bijeen, daar men het vermaak der tafel mist. Zelf de Koninglijke Sociëteit der Wetenfchappen betracht dit gebruik, welke de band der 'Meedeleden vaster (bikt, en daar bij zo veele voordeden heeft, waar tegens men bezwaarlijk iets met gegronde redenen kan aanvoeren. In'tJaar 1784. heeft men het lang verledene vergenoegen der Attifche bijeenkomst, van welke ik gefproken hebbe, weE * der  68 DERTIENDE HOOFDSTUK. der vernieuwd doch zonder Muzijk. De bijeenkoomst noemt zich nu het Leesgezelfchap. De be« roemde Cheridan en Henderson, zijn daaronder de voornaamfte Voorleezers. (+) Van alle Clubs , zijn nochtans de zogenoemde Spouting Clubs of disputeerende Gezelfchappen de zeldzaamfte. Dit is een vermaak voor den geest, dat men in geen andere Stad van Europa kent. In het begin deezer Eeuw ontftond die , welke nog hedendaagsch onder den naam van Robin Hood bekend is. Deeze inftelling, hoewel de oudfte van dit foort, is tegenwoordig een der flechtfte, fchoon zij voormaals de eer gehadt heeft, nog al dikwerf vanSwiFT, Goldsmith, Foote, Garrick en andere groote Mannen vlijtig bezogt te worden. Veele voornaame Advocaaten, en Parlementsfpreekers , zelf de groote Lord M a n sfield hebben hier in hunne Jeugd hun redeneervermogen ontwikkeld en befchaafd. Ook bezocht de beroemde Stern deeze plaats tot aan zijn dood. Men koomt hier 's winters weekelijks eenmaal te zaamen, betaalt voor de intreede zesEngelfcheVenningen, twist over allerlei onderwerpen, en drinkt 'er Bier toe. Op deeze voet wierden meerder Sociëteiten in verfcheidene hoeken der Stad opgericht, waar door dus het Moedergezelfchap, Robin Hood ui verval kwam. De meeste Leden waaren Menfchen van geringen ftand. Betaamlijk- heid O Hrnbrrson ie kort daar aan in 1785 gedorver.  VERMAAKEN der. ENGELSCHEN. 69 heid en Orde wierden hier zeer verwaarloosd, en gaven de Buitenlanders die dezelve bezochten, een Hecht denkbeeld van den aart van dit Nationaal vermaak, dewijl zij de beste Gezelfchappen van dit foort niet kenden. Dit kwaad te verhelpen, en deeze Inftelling, na het oorfprongelijk ontwerp, met orde en waardigheid in te richten, wierd in den Jaare 1775. door een Gezelfchap ondernomen, dat daar toe een ontwerp maakte. Men huurde daar toe een groote Zaal, in de CHij in Fosterlane deeze wierd fchoon verlicht, en men verbood het Bier drinken, een maatregel, die allen daarvan verwijderde die het meer om de drank dan om geest opwekking te doen was. Men kwam wekelijks eens des avonds van acht tot tien uuren bijeen. De AVetten van dit Gezelfchap dat den tijtel van debatteerende Soektat aannam, waaren geheel na de Parlements bij» eenkoomften ingericht , de twistftofFen telkens in de Nieuwstijdingen aangekondigt, en acht Perfoonen wisfelden daar bij beftendig als Voorzitters af zo ontftond de volmaaking van een Edel genoegen, welks veelvuldig genot mij de aangenaamfte herinnering baart. Ik zal mij hier de moeite geeven , daar van een denkbeeld voor te draagen, daar het een Britsch Volksgebruik is, die de Duitfche Wijsgeeren behooren hoog te achten, en zeker aan weinigen recht bekend is. Men ftelle zich een groote, fraaie, en welverlichte Zaal voor. Lange reien van Banken vulden dezelve geheel. Aan deszelfs einde was, als in E 3 de  70 DERTIENDE HOOFDSTUK, de Academifche Gehoorzaalen, voor den Voorzitter een Catheder opgericht , die met Lichten , Schrijfgereedfchap, Acteboeken en een Zandlooper voorzien was. Een groot Choor in deeze Zaal was voor de Vrouwen , die hier toch niet fpreeken, maar bloot als toehoorderesfen aan dit vermaak deel neemen. 'Er waaren daar in veertig of vijftig tegenswoordig, 't getal der Mannen echter beliep zomtijds wel zeshonderd. Deeze waaren: Geleerden , Kunftenaars , Kooplieden , Handwerkslieden , Koninglijke Bedienden , Schrijvers van Advocaaten, Pachters, Koopmansbedienden, Militairen, Zeelieden en andere. Een ijder der aanweezenden , als hij 'er voor de eerde maal verfcheen had het recht , een dof, bij manier van vraag ter betwisting voortedellen. Dit gebeurde fchriftlijk. Men bragt het ontwerp of mede, of fchreef het daar. In 't eerde geval kan de Vraager geheel geheim blijven, 't Was genoeg zijn zaamgevouwen Papier door een Bediende, op den Catheder te laaten leggen, de vraagen waaren Phi. lofophisch, Zedekundig, of Staatkundig, Phijficalifche en andere Wetenfchappen betreffende vraagen te doen was niet verboden, men nam daar aan echter geen deel maar verworp veel eer den voordag, wijl zulke voordellingen geen algemeen belang bij zulk een groote menigte Menfchen verwekken konde. Alleen Theologifche doffen waaren uitdrukkelijk verboden. De Zitting wierd door den Prefident met een korte Aanfpraak geopend, dan las hij de  VERMAAKEN der ENGELSCHEN. 71 Papieren voor, welke de in gezondene Vraagen behelsden. Of de zelve aangenomen of verworpen zoude worden, wierd telkens bloot door opheffing der handen bepaald, eerst voor, daar na tegens de vraag. Was het grootde deel toeftemmend , zó wierd de ftrijdvraag in een groot Boek aangetekend, om op zijn tijd in rang te worden behandelt. Als men nu zodanig voor het toekomftige gezorgd hadde , wierd de vraag voorgeleezen, die na orde op dien avond aan de beurt lag. Hij die den ftrijd opende, had het recht om het laatst weder aftctreeden. De andere was volgens de regelen geoorloofd , eens over de zaak te fpreeken, ten zij dat de vergadering den Redenaar meer wilde hooren. Zulk eene goedkeuring wierd ook gevordert ajg Redenaar langer dan 15 minuuten fprak. De Zandlooper toonde den Prefident het verloop destijds, waarna hij openlijk vraagde: of men genegen was den Redenaar verder aantehooren. Als deeze zich wel uitdrukte klonk van alle zijden het gcfchreeuw: hearhim! hear himi {hoort hem); in het tegengeitelde geval wachte men zelden de vijftien minuuten af, om een teken van ongedult en mishaagen te geeven. De Voorzitter fchreef alle bewijzen voor en tegen met weinige woorden aan, en droeg dezelve kortlijk zaamengetrokken na het eindigen des redenltrijds de vergadering voor, zonder zijne gedachten daar over meede te deelen, en dan wierden de Hemmen op gelijke wijze door opfteeken der handen opgenomen. Scheenen zij hij den eerde opflagverdeelt te zijn, zo telde men dezelve, en E 4 dit  72 DERTIENDE HOOFDSTUK, dit gefclüede door een der partijen bij ijder tegenpartij. Hij die dt: overwinning behaalde ging dan zegepraalend heen. Met verwondering heb ik hier gemeene Menfchen gezien, die met de oude en nieuwe Gefchiedenisfen door en door bekend waaren , en de beste Wijsgeerige Schriften geleezen hadden. Hunne pasfende aanvoeringen en bewijzen , die dikwerf onmiddelijk voortkwamen , beweezen overtuigend dat hunne kennis grondig was. Als men hier nu de bekwaamheid der redeneertrant bijvoegt, die veelen eigen was, zo moet men toedaan dat zulke Tooneelen verwondering waardig zijn. 'Er kwam hier dikwerf een Wijnhandelaar, welke het fijnfte vernuft met het gelukkigfte voorkoomen. en veel welfpreekenheid vereenigde. Overreding droomde van zijne lippen, en 't was een wellust hem aantehooren. Deeze bekwaamheid der Engelfche onvoorbereide Redenaars rftegreifredner') overtreft verre de Italiaanfche Rijmers van dat foort. Dan tot de laatde Kunst behoort een muzicaal gehoor, een met Rijmen uit een Poëtifche fpraak aangevulde gedachten, en de gaaf van vloeiend te fnappen. Daarentegen de eerde wetenfchappeHjke kennis bezitten , en meer of minder Redenaars moeten zijn. Ik heb in Itali'én zelfs geen een verdandig Mensch gezien, die dit Italiaansch talent meer dan koude bewondering waardig fchatte, daar en tegen Buitenlanders die met de Engelfche Spraak bekend waaren, en de debatteerende Sociëteit bezochten, die gemeenlijk «k\or deéze zeldzaame geestvergeno.eging getroffen wier-  VERMAAKEN der ENGELSCHEN. 73 wierden. Ik heb zeer geleerde Mannen, Duitfchers en Franfchen daar bij gebragt, die zich doorgaans bij den aanvang niet overreden konden, dat deeze Redevoeringen niet voor af van buiten geleerd waaren. Zij kenden de zwarigheid van zulk een geestoeftening, en dus viel het hun zwaar te gelooven, dat Menfchen van zeer verfchillende Ambagten, zonder eenige voorbereiding bekwaam zijn zouden, voortreflijke redeneeringen te doen, die dikwerf waardig zijn, in alle Taaien overgezet te Avorden. Zij wierden echter daar van onmiddelijk onwederfpreeklijk overtuigd. Door zoortgelijke openlijke ftrijden, bijzonder als zij onderwerpen betreffen die het hart aandoen , verkrijgen de Britten door uitoeffening die gelukkige Kunst om geduldig tegenfpraak te hooren. Ook worden daardoor de vooroordeelen der Jeugd uitgeroeid , de Menschlijke geest te gelijk uitgebreid en bij gevolg ter vervulling der gezellige pligten gefchikt gemaakt. Zulke Sociëteiten, zijn daar te boven, waare Oratorifche Oeffenfchoolen, daar de Redeneerkunst in deeze Landen eene zo nodige eigenfchap is , om zich beroemd te maaken. Zij is in het Parlement, de Rechtbanken, Clubs, en bij de groote Volksverzamelingen bevorderlijk. Hier, bij de voorgemelde Sociëteit, verfchafte zij boven bet nutte, ook een edel vermaak, dat voor ijder aanfchouwer veel aanneemlijks hadde, en nog daar door vergroot wierde, dat een ijder na welgevallen ftofien kiezen, geliefde Ideën hooren beoordeel n, en dezelve ten tegenbeeld de algemeene opmerkE 5 zaam-  74 DERTIENDE HOOFDSTUK. zaamheid konvoordraagen. Een voorrecht waar van ik mij dikwerf bediend hebbe. In den Jaare 1780 en 1781. na ik Engeland aireede verlaaten hadde, deeg de zucht om Disputeergezelfchappen opterichten in dit Land zeer hoog. 'Er waaren in London over de dertig, waar van eenige alleen voor Vrouwen waaren. In eenige ftreed men alleen over Philofophifche , in andere bloot Godsdiendige, in de meeste over Staatzaaken. De besten behandelden beurtlings de Zedenen Staatkunde,' en flooten alle Godsdienftige Stoffen geheel uit, Die geenen mijner Leezers die niet Engelsch gezind zijn, of, gelijk een voornaam Dichter zegt, niet aan de Engelfchen gelooven, en daar door geneegen zijn mogten, mij van partijdigheid te befchuldigen, daar ik van de zachtmoedigheid, eedle denktrant, en grootmoedigheid des Britfchen Volks zo veel voordeeligs gefchreeven hebbe , worden verzocht, nevens zo veele in dit Boek ter nedergeftelde zaaken, noch de volgende daad naauwkeurig te beoordeelen, die alleen van zeer groot gewicht is. In December des Jaars 1778. bevond ik mij in de beste dier Sociëteiten in Fosterlane. De Oorlog tusfehen Engeland en Frankrijk was uitgebroken, en daartoe hadden de Engelfchen zo ijder een bewust is , hoogst gegronde oorzaaken , tegen de Franfchen voortgebragt. De Nationale Antipathie had ook toen geene grenzen , en was door alle (tanden uitgebreid. In dit tijddip was een Fransch- mati  VERMAAKEN der ENGELSCHEN. 75 man verwaand genoeg, in de Sociëteit te verfchijnen, en Frankrijk openlijk te verdedigen, daar de ftrijdvraag den Amerikaanfchen Oorlog betrof. Ik kon mijne zinnen bij dit Tooneel naauwlijks betrouwen, en wist niet of ik mij meer over de vermeetelheid des Franschmans. of over de Engelfche grootmoedigheid verwonderen moest. Men verbeelde zich een verzameling van zeshonderd Engelfchen 3 onder welke veelen, in aanzien van hunnen ftand tot het gemeene Volk behooren, doch alle verhit door Staatkunde, en in opzicht des Franschmans voorltel zeer eenftemmig waaren, en dan de verfchijning eens Franschmans in deeze groote menigte, die oude afgefletene argumenten uitftalde, en die in een gandsch koeterwaals Engelsch met de onaangenaamfte toon te markt bragt, en nog daar te boven, welk een ftof! De zaak die hij bewijzen wilde, was : dat het Franfche Hof uit waare men* fchenliefde de Amerikanen hijftond. Een grooter be. lediging voor een zo talrijk Gezelfchap, en wel onder zulke om Handigheden, laat zich naauwlijks uitdenken. Doch men hoorde zijn langwijlig gefnap en onzinnige opeenftapeling met gelaatenheid aan. Een Burlesque Redevoering, die taamlijk lang duurde, en te gelijk een toets was om het geduld der Engelfchen ten, hoogden top te beproeven. Slechte redeneeringen worden hier niet uitgellooten, maar door het ftampen met dokken wordt het algemeen misnoegen gewoonlijk te kennen gegeeven. Zo handelt men tegens Britten. Wat kon nu een Franschman verwachten} bij de elendigfie rede-  7r5 DERTIENDE HOOFDSTUK. deneering , die in deeze Zaal geklonken had , en daar te boven een keten van beledigingen was. Echter hoorde men bij deeze zo gemengde Vergadering, waar ijder volle vrijheid hadde, zijne gedachten te uiten geen gedruisch, even als of men afgefproken had grootmoedig te zullen zijn. Als zulke getuigenisfen niets voor het Engelsch Caracter be ■ wijzen, zo zijn alle Wijsgeerige en Gefchiedkundige befluiten fpütsvinnigheden. De Prefident bedankte hem na het einde des ftrijds, voor het vertrouwen dat hij in de Sociëteit gefteld hadde, door de taal van zijn hart in zulke gevaarlijke tijdsomdandigheden vrijmoedig uit te drukken. Hij zeide, te gelijk te gelooven dat waarfchijnlijk zeer weinige van de Vergadering met hem zouden inftemmen, echter had men door de dille opmerkzaamheid getoond dat zelfs zijne vrije, en hoogst onverwachte reden op deeze plaats zo wel als ergens eene andere gehouden konde worden. Deeze dankbetuiging des Voorzitters wierd algemeen goedgekeurd. Na dat men echter de welvoeglijkheid en vrijheid dit fchoone offer had toegebragt, zo traden ook te gelijk de beste Redenaars voor, niet zo zeer om de gehoorde wartaal te wederleggen , want dit was hoogst overvloedig geweest, maar wel om hem in een waar licht te dellen en belagchlijk te maaken. Deeze onderneeming wierd ook met een zo ongemeene vlugheid en vernuft, en fpotachtige Beelden uitgevoerd . dat de zich daar door vermaakende Vergadering, hun Avondmaal, de regelen der inftelling, kort om alles vergat, en tot middernacht bij een bleef. VE E R-  TOESTAND der WETENSCH. in ENG. 77 VEERTIENDE HOOFDSTUK. Toefiand der Wetenfichappen in Engeland. De Univerfiteiten van Oxford en Cambridge. Forster. B a r et tt. Uitfluitende Privilegiën in opzicht van werken van geest. Paralel tusfchen de aanmoediging der Engelfchen en Duitfchers. Nadruk der Duitfchers. Boekhandel der Engelfchen. Bell's leesBibliotheek. Nieuwe Sociëteit der Natuurlijke Gefchiedenis in London. De Sociëteit van Wetenfichappen te Manchester. Geleerde Sociëteit in Bengalen. Aanmerkingen over den tegenwoordigen toefiand der Letterkunde in Engeland en Schotland. Overzetting van Duitfche Werken in 't Engelsch. Wieund en Lessïng, Shakspeare's grootfie Lofredenaars. Onbekendheid der Engelfche aankweeking. Welfprekenheid. Derzelver aankweeking bij alle Folksclasfien. Glover Heldendichter, Redenaar, en Lijnwaadhandelaar. Redeneerkunst in het Parlement , voor de Rechtbanken , en op de Predikftoelen. Britfche Redenaars. Welfprekenheid van C arel Fox. De Engelfche Taal. Bedenkingen over het keren der Engelfche Taal in 't algemeen. Franfche welfpreekenheid en derzelver bron. Onbefchaamde aanbieding eenes Franschmans. Britfche Staatsgronden ter bevordering van verlichting. Reizen ronds-  78 VEERTIENDE HOOFDSTUK. rondsom de Waereld. Voordeelen door C o o k's oni • dekkingen het menfchelijk ge/lacht toegehragt. Over de aankleeving van oude Wetten. Newton's ontmoeting op het Tolhuis in London. Bevestiging der in dit werk over Engeland geveld oordeel, van een zeer daar toe gerechtigden Kunstrechter, in de Geleerde aankondiging van Gottingen. Academie van Kunften. Academifche redenvoering en Kunstbekwaamheid van den Ridder R eijnolds. Engelfche Kunstnaar, 't Britfche Mufeum. Hamilt o n's beroemde Verzameling van Oudheden. S l o ane's ongehoorde Verzameling van Naturalien. Hunters Verzameling van Munten. Lovers Mufeum. Hovenierkunst. Eigenaartige aanmerkingen der Engelfche Tuinen. In Duitschland alwaar Wetenfchappen, Geleerdheid en Opvoeding- zedert twintig Jaaren zo groote vorderingen gemaakt hebben en daar Gottingen door de edelfle naijver, alle Univerfiteiten van Europa en dus ook vaii Engeland verdonkert heeft, word de fchets en eigenlijke bezigheid der laatfie meerendeels door de vingeren gezien of ook kwalijk begreepen. Men kent de hier in veele (tukken onderhoiidene Monnikstucht, en Klooster methode. Deeze bevordert eenen ongelukkigen indruk, en teelt vooroordeelen die gegrond fchijnen. Ondertusfchen zijn deeze Univerfiteiten toch in hunne vorm en fchets zo bijzonder als eenig. Hunne oorfprong van  TOESTAND der WETENSCH. in ENG. 79 van zo hoogen ouderdom , hunne verdienden zo veel en zo vroeg ter wederherdelling der Wetenfchappen in Europa te hebben bijgedraagen, zo onderfcheiden. Hun roem, zulk een menigte groote Mannen te hebben voortgebragt, zo onloochenbaar; en in 't gemeen hun aandeel, om het tegenswoordige Gebouw der Menschlijke kennisfe optebouwen , zo onwederfpreekelijk , dat zij 'altoos nog de grootde aanfpraak op onze hoogachting en verwondering hebben, als ook zelfs hunnen invloed op de vordering der Wetenfchappen niet langer bemerkt wordt. 'Er is buiten dien nog een ander gezichtspunt, uit welke deeze Geleerde bijeenkomden verdienen befchouwd te worden. Deeze is dat in geen Land, noch in eenig tijdperk, een dichting gemaakt is, die zo onmiddelbaar de aankweeking eener Natie ten doel heeft, en die een zo onbedenkelijke opwakkering en zo grootmoedige onderdeuning uit edele Philantropijnfche uitzichten heeft. Zulks bewijzen de Vrijdommen en ongehoorde Voorrechten, welke de beide Univerfiteiten nog heden genieten; desgelijks die groote ja men kan wel zeggen onvoorbeeldelijke Rijkdommen die zij bezitten. Hier bij koomt het aanzien in de Engelfche Kerk , en het gewichtig voorrecht zeer veele Geestelijke Ambten en Bedieningen eigendommelijk te bezitten. De Univerfiteiten Oxford en Cambridge, worden beide volkoomen door hunne eigen Wetten bedierd, en zijn dus van de Burgerlijke magt onafhangelijk. Verder zijn zij bevrijd van Lasten, en zenden ijder twee  ïo VEERTIENDE HOOFDSTUK; twee Afgevaardigden in het Parlement, zo veel als de groote rijke Stad Bristol in dien Nationaalen Raad zendt. Oxford heeft vijfentwintig, en Cambridge vijftien Collegien, die allen door de mildadigheid van Koningen en particuliere Perfoonen zeer rijklijk begiftigd zijn. Het oogmerk bij die menigvuldige Gcfchenken en Erflaatingen, die in deeze Eeuw de Collegien ten deel vielen, wasi arme Studenten onderhoud te verfchaffen, desgelijks ook een Prefident nevens andere Geleerdheids Voorftanders , en ook een zeker aantal geleerde Meedeleden der Collegien , die men hier Fellows noemt te verzorgen , waar door zij met des te grootere vlijt die pligten ter onderrichting, niet zo wel bij hunne ondergefchikte , als in 't algemeen in opzicht des Menschlijken Geflachts vervullen konden. De Fellows worden uit de arme Studenten vcrkooren, en deeze keus maakt eigenlijk de verdienfte uit. Men kan zich gemaklijk verbeelden hoe groot de naijver bij nooddruftigen werkt, en de eergierigheid aanvuurt, daar zij de zekere belooning van hunne Vlijt en hunner Bekwaamheden voor oogen hebben; namenlijk, een rijklijk met eer en onafhanglijkheid verbonden onderhoud. De Prefident van het Collegie, de Voorftanders, de Tu. tors of Leeraars, worden uit de Fellows gekoozen. Eigenlijk zijn de Fellowsfchappen louter op de Studenten van hunne afzonderlijke Collegien bepaald ^ doch eenige Collegien maaken hier een uitzondering op, als bij voorbeeld het Allerzielen Collegie  TOESTAND JW»cWETENSCIJ. in ENG. 8i gie in Oxfvrd,: dat;,met den naam Douwning' genoemd in Cambridge, en andere, die hunne Fellows na welgevallen uit de gandfche Sociëteit uitkiezen, in eenige Collegien kunnen zo wel Leeken als Geestelijken zonder onderfcheid Fellows worden, in de meeste echter moeten zij doorgaans Theologanten zijn. Veele Collegien , bijzonder in Oxford, hebben prachtige Gebouwen, en allen .zonder onderfcheid ichoone ruime Tuinen met aangenaame Wandelwegen, die (:e Academie-Tuin,in Atheen gelijk zijn; waar in de. Academilche Philofophen peripathetifeerden. i Niet alIee" dat ijder Collegie zijne eigene Bibliotheek heeft, maar.veele hebben een afgezonden Obfrvatorhr.n. Daarenboven hebben de beide Univerfiteiten alles, wat tot de onderwijzing der Wetenfchappen behoort. Een groote Bibliotheek , een Kamnet van Naiuralia, een Kunstkamer, een Bötauifche Tuin , een Obfervatorium en zö voorts. Om zich een begrip van de Rijkdommen deezer Collegien te manken ,wcetemen dat een eenig derzelvefe/Co//,?gie der drieeenheid in Cambt idge (welke Univerliteit in vergelijking met Oxford veel minder rijk is; twaalfduizend ponden Sterlings inkomften heeft, en boven de Voorftanders zeventig Fellows onderhoudt. Ook zijn de leerdoelen in de meeste Wetenfchappen even zo door particuliere' Perfoonen gcfondeert, en groote prijzen ter" Jaarlijkfche uitdeeling vastgefteld. Met een woord, niets heeft van den kant der Natie gehapert, om de-edelfte gevolgen ÜI. deel. F . te  §2 VEERTIENDE HOOFDSTUK. te bevorderen, en als deeze niet bereikt zijn, en ook tot hier, daar toe geene hoop is, zo heeft men de oorzaak alleen te zoeken , aan de zo naauwe aankleevingder aloude Munniks leerwijze, en devoorige manier waarop men onderrichtte, hoe weinig die ook voortaan met onze tijden, en zeden drookende is. De voornaamde Perfoonen der Univerfiteit zijn: de Cancelier, Vicecancelier, en de Rectore's. De eerde wordt gemeenlijk voor zijn léven lang verkooren, en is altoos eene der grootden des Rijks. Lord Nort» bekleedde deeze met zo vee! eer verknogte waardigheid geduurende zijne Administratie , en is nog Cancelier van Oxford. De Vicecancelier wordt uit de Prefidenten van de verfcheidene Collegien gekoozen, en is verbonden de Aca* demiedad, tot zijne bedendige Woonplaats te houden , waar toe de Cancelier niet verpligt is. De Rectors worden uit de Fellows gekoozen , en wel Jaarlijks. Hunne Post is op de onderhouding der Univerfiteits-Wettenaehtteflaan, en op de zeden der Studenten te letten. Het aantal der Leeraars echter, die hier Tutors genoemd worden, hangt van de grootheid der Collegien, en 't getal der daar toe behoorende Studenten. Behalven de menigte arme Jongelingen, die hier vrije Onderrichting, Kost, en Woning hebben, zijn in ijder Collegie veele Studenten, die op eigen kosten leven. Alle Meedeleden van een Collegie t eeten 'smiddags en 'savonds bij een, in eene groo. te Zaal, in de manier der Kloosters gemaakt. Allen draa-  TOESTAND der WETENSCH. in ENG. 83 draagen zij lange Monniksldcederen, met ^eldzaame , ten deele koddige Hoeden van een vreemde gedaante. Dóór deeze Hoeden, en de menigvul' digerhande imaak der Kleederen, onderfcheiden zich niet alleen de Leden der verfchillende Collegien van elkander, maar ook wordt de Gradus en hetEerenampt bij de Univerfiteit, zo ook de trap waar op ijder Meedelid (laat, daar door betekend. Dit is voor een Uitlander zeer opmerklijk , en ftelt bijzonder bij groote Procesfiën, die bi] zekere Plechtigheden plaats hebben, een zonderling Schouwfpel voor. • Elk Collegie heeft een eigendomlijke vorm, Gefteltenis, ja zelf eene bijzondere Leerwijs. Men trekt de Studie der Clasficale Schrijvers, der Logt. ca, en der Mathefts, zo wel in Oxford als in Cambridge voor alle andere Takken van Wetenfchappen, ja deeze worden fchier bij manier van uitfluiting aangekweekt. Deeze voor den menschlijkeu geest, en de Engelfche Litteratuur zo nadeelige beperking, die onze alles bevattende tijdkring, zo weinig eigenaartig is, komt door de noodzaaklijkheid, waar in zich ijder Collegie bevindt, om de Voorfchriften des Stichters naauwkeurig te volgen, die in duistererEeuwen leefden, en daar door deeze Voorfchriften na hunne enge begrippen opflelden. Zij beftemden de aaukweeking der voornoemde Wetenfchappen, voor alle die geenen, welke aan hunne mildadigheid deel neemen wilden. Daar nu wegens het in Engeland zo geheiligd eigendomsrecht niemand bevoegd is , al waare het ook de gandfche Wetgevende Magt, bij deeze Stichtingen F 2 ver-  84 VEERTIENDE HOOFDSTUK, veranderingen te maaken , zo moeten deeze oude Monniks ontwerpen, bedendig nagevolgd worden. De affchaffing van dit misbruik, 't welk door de in Europa al ftijgende verlichting meer en meer begint af te fteeken , hoe zeer het ook voor de Wetenfchappen bij eene zo werkzaame en Genievolle Natie , als de Engelfche te verwonderen is, zal en kan daarom niet eer gefchieden, voor dat de Troon der Vrijheid op dit Eiland in duigen valt. Men vindt echter op de Engelfche Univerfiteiten Profesforeu in bijna alle andere niet voorfchreevene Takken der Menschlijke Kundigheid. Dan, daar deeze Leeraars goed betaald worden, en gevolglijk voor allen nooddruft beveiligd zijn, en daar te boven hun Leerdoel als een Monopolium bezitten , zo heeft geen naijver bij hun plaats, en de meesten verzuimen hunne pligten. Om de zo evengemelde reden worden op de Engelfche Univerfiteiten zeer weinig Studenten gevonden, die in de Medicijnen of Chirurgie dudeeren, en geene die zich op de Godgeleerdheid toe leggen, dan dezulke die tot de Bisfchoplijke Kerk behooren ; zo ook geene die zich de Rechten toewijden. De laatde begeeven zich na London, waar men voor het Rechtsgeleerd onderwijs zeer gezorgd heeft. De Studenten woonen hier in vastgedelde omtrekken, die men hier Inns of Court noemt, en een groot aantal Huizen en wijdluchtige Gebouwen bevatten die bij een hooren , en met Wandelweegen en Tuinen voorzien zijn. Zij heeten in London: Temple Inn, Graijs Inn en Lincolns Inn, In deeze Inns woonen veele dui-  TOESTAND der WETENSCH. in ENG. 85 duizende Menfchen, zelfs Perfoonen die niets met de Rechtfludie te doen hebben , dan de Huur is hier gering, de ligging in 't midden der Hoofddad , en daar té boven zeer aangenaam. Men kan hier na welgevallen geheele Huizen of enkele Kamers huuren. Het geraas van Menfchen en Wagens wordt in deeze Woonplaatfen niet gehoord , zo dat men rustig dudeeren kan. De meeste Advocaaten, zo wel Rijke als Arme, woonen in deeze Inns, en de daar toe behoorende Tuinen zijn den gandfchen dag voor een ijder open. De Engelfchen hebben de onafhanglijkheid ten grondflag van hunne geleerde Sociëteiten gelegt, die zij bij alle hunne ontwerpen niet uit het oog verliezen, van daar dat zij van geene Pennoenen iets willen weeten, welke de vrijheid van fchrijven en handelen zomtijds beperken zouden. Deze Grondflag veroorzaakt dat Menfchen van alle Standen Meedeleden van Geleerde Gezelfchappen worden. De Koninglijke Sociëteit telt bijna alle Pairs onder haare Leden. Zo ook de Sociëteit der Antiquiteiten , aan wie wij de bekendmaaking der prachtige ruïnen van Palmijra, Balbeck, Atheen en andere meer te danken hebben. Als deeze voornaame Britten nu tevens door hunne Schriften niets tot den bloei der Wetenfchappen bijdraagen, zo gebeurt dit echter door hunne buitenlandfche pogingen en door hunne Rijkdommen. De Geleerden maaken in andere Landen voor zich een Stand uit. Zij leven verdrooid , en worden door andere Standen of gehaat of sen minden weinig geacht. Maar in F 3 En-  86* VEERTIENDE HOOFDSTUK. Engeland behooren Perfoonen van allerlei Stand en Levensaart, tot tle Clasfe van Geleerden. Ministers , Magidraatsperfoonen , Advocaten , Artzen, Predikanten, Laud-edellieden, Pachters, Kundenaars, Kooplieden, en Soldaaten: Mannen die bij hunne Geleerde Zaamenkomden hunne bijzondere Burgerlijke beezigheden achterweege haten. Ook is het merkwaardig dat de Engelfchen de Polijhistorie , niet beminnen , maar zich met een Tak der Litteratuur bezig houden. Deeze Sociëteiten en Academiën , hebben thans allen een aantal Kamers in het door het Parlement nieuw herbouwd Sommerfet Paleis, 't geen tot de prachtige Werken der Bouwkunst behoort. 't Is onloogchenbaar dat uitblinkende verdienden hier meer dan in andere Landen, eerenposten en waardigheden bekoomen. De voorbeelden daarvan zijn ontallig. Prior, Addison en anderen, deegen louter doorhunne Schriften tot hooge Ministeriale Posten. De groote Locke, bekwam het eervol en voordeelig Ampt vanGeneraale Munt Direc. teur, en zijn Opvolger daar in was de onderfüjke Newton. De groote Mannen: Bacon, C laRe n d o n , Chat tam, en veele andere hadden bloot hunne verdiende, en liefde tot de Wetenfchappen, ten grondflag van hun geluk. De belooningen van onderfcheiden aart zijn hier de zekere gevolgen van Nationaale dienden, zo dat de beroemde Profesfor Forster, de Vader, wellïgt het eenige voorbeeld is, van onbeloonde poogingen, die ter eeren der Natie wierden aangewend. HU  TOESTAND der WETENSCH. in ENG. 87 Hij leed door de heimlijke haat van eenen onwaardigen Minister, wiens genegenheid hem waard zich in verfchriklijke afkeer verandert hadde , en toen daar door alles wat hem voordeelig was, verijdelde. Het lot van deezen verdien ftelijken Geleerden was waarlijk eenig. Zijn gefchenk van onbekende Zuidzeevogelen ,'t welk hij de Koningin aanbood , wierd tot een ijders verwondering aangenomen , maar niet vergolden; zeldzaamheden met groote moeite Jaaren lang bewaard, die men hem rijklijk in Engeland betaalen wilde. Dit offer in zeer onaangenaame geluksomftandigheden gedaan, wierd inderdaad door den tijd vergeetcn, daar meer dan eene pligt de herinnering daar van verwekken moest. De jonge Forster wierd in °t lot zijns Vaders meede ingewikkeld. Engeland verloor deezen voortreflijken Man, en nu heeft Duitschland hem ook yerlooren, nooit heeft een Buitenlander zulk fchoon Engelsch gefchreeven als hij; ook wordt zijne fchoone befchrijving van C 0 0 k's tweede Reis rondom de Waereld, die hij zelf mededeed, bij veele Geleerde Engelanders voor een Clasficaal Werk gehouden. De bekende Baretti, een geleerd Italiaan, die zedert meer dan twintig Jaar in London leeft, heeft ook de proef genomen om Boeken in de Engelfche Taal te fchrijven, waar in hij echter niet zeer gelukkig gedaagd is, dewijl zij in woordvoeging, ftijl en uitdrukkingen zoo fterk een buitenlandfche pen verraaden. Deeze Baretti verF 4 zaafct  88 VEERTIENDE HOOFDSTUK. zaakt het Caracter zijner Natie niet. ITif is ondertusfchen in zo veele dingen , die dit Volk betreffen, waar onder hij zo veele Jaaren geleefd beeft , en bij een niet geringe kundigheid, zeer bijgelovig; dit blijkt genoegzaam uit zijne Schriften ; ook heeft hij de Italiaanfche gewoonte van Ponjardeeren niet vergeeten , maar twee Engelfchen in een oogenblik op de flraat met een Mes neergeftootcn. Dit geval was zonderling, en daar ik onlangs openlijk wegens deeze zaak aangefproken ben, zo wil ik hier, daar over een paar woorden zeggen. Ba re tt i wierd van eene dier ongelukkige Meisjes , die des avonds de flraaten van London doorkruisfen , tot een wellustpartijtje uitgenodigd, hij verfmaadde haar, en door een kwade luim gedreven , mishandelde hij deeze ellendeling. - Haar moordgefchreeuw trok aanllonds menfchen derwaard , waar van twee Kaerels zich ter wraakc van 't beledigd Meisje opwierpen, die haar niet kenden, gelijk voor 't Gerecht beweezen wierd. Deeze Champions- waaren ongewapend , het was avond, doch nog geen nacht, en de flraaten niet zonder menfchen. Hoe gering was dus het gevaar van Baretti, een groot flerk Man, en wel in een Land daar het moorden geen gewoonlijk werk is? Baretti wierd van hun aangefproken, (angegangen); ik bedien mij hier van dit doeltreffend woord, want tot aanvallen, liet de Italiaan hun geen tijd. Met dat-alles trok hij zijn Mes, (tak den een op de plaats dood, maar de andere vluchte zwaar gewond. Als ik zeg dat hij het  TOESTAND der WETENSCH. in ENG. 89 het Caracter zijner Natie getrouw bleef, zo is de mening niet van Deugd of Ondeugd, maar wel van Ponjardeeren , (mesferftichen') en de Vendetta die de hoogfte plaats in zijne ziel innam, zo dat hij zonder genoegzaame oorzaak een doodlijk geweer meer aanvallende dan verweerende gebruikte. Wat Man in Engeland, Duitschland en elders, draagt wel geen klein Mes in zijne zak? en hoe fterk moet de drift tot wraak bij een mensen niet zijn , die zich de tijd gaf, hetuittetrekken, opea te maaken, en dan eerst om hem heen te ftooten ? Ik had bij vermelding van dit voorval, in de eerfte uitgave van dit Werk het woord moord gebruikt, zonder Baretti daar bij als eenen verraderlijken moordenaar te bedoelen; dan onmooglijk kon het mij bij gezond verftand invallen, dat die Geleerde op den moord van twee Kaerels die hij niet gezien hadde , was uitgegaan. Als ik dus van moord fpreek, zo verftaa ik daardoor een gevecht, waar in de eene partij gewapend en de andere ongewapend is. In geval nu de laatfte onderlegt en om» koomt, gelijk natuurlijk is, zo dacht ik dat het woord móórd evenwel niet ongepast waare. Bare t t 1 moest een Crimineelproces in de Old Bat,lij doorftaan. 'Er was geen klaager, het Meisje, die wegens haare neering het Tuchthuis vreesde, gedroeg zich voor't Gerecht zeer fchrander, en, daar, gelijk bekend is, in Engeland de geringfte pm.ftandigheid haperende , bij een Crimineel Proces , onmiddelijk alle verdere Rechtspleging ophoudt, zo wierd Baretti vrijgefproken. F 5 De  9o VEERTIENDE HOOFDSTUK. De zogenoemde Patenten of uitfluitende Privilegiën , ten aanzien van Geleerde Voortbrengzels, Kunstwerken, Machienes enz. waardoor defchranderfte Koppen der Natie hun eigendom verzekert wordt, zijn de bronnen van veele geestrijke uitvindingen, en der zich verheffende aankweeking in Groot* Brittannien. Niets is gemakkelijker te bekoomen, dan die Patenten, zelf voor Buitenlanders. Daar dit foort van Monopolie niemand tot nadeel is, en de industrie daar door wordt opgewakkert, zo kan men pok daar door groote fpeculatien onderneemen, en langduurige kostbaare onderneemingen waagen. De groote voordeden welke voortreflijke Britfche Schrijvers van hunne Werken trekken, zijn niet weinig aanmoedigend. Robertson'sHistorifcheSchriften , Blair's Predicatien, en Johnson's Engelsch Woordenboek, waaren in ftaat hunne Maakers te verrijken. De eerfte ontving voor zijn Gefchiedenis van Karel den V, vijfenveertig honderd ponden Sterlings. Hawkesworth ontving voor de compilatie der Reizen rondom dé Waereld zesduizend ponden Sterlings; en Pqp e's overzetting der IHade bragt hem honderdduizend ponden Sterlings op. De groote Gefchiedenisfchrijver Hu me bekwam door zijne Schriften, een groot vermogen; en daar de Boekverkoopers hem aanzochten om zijn Gefchiedenis van Engeland voorttezetten , en hem alle eisfchen voor af toe (tonden , zo voerde hij tot de grondflag yan zijne ontfchuldiging aan, dat hij- te rijk was. In Duitschland, alwaar de Opperheeren de Weeten-  TOESTAND der WETENSCH. in ENG. 9t tenfchappen zo weinig aanmoedigen, alwaar groote Vorften de Nadrukken befchermen , al was het ook maar om ellendige Papiermolens in hunne ftaaten voort te helpen, en bij deeze grondbeginfelen die aan de elfde Eeuwe voegden , nog fteeds met het woord opheldering beuzelen; in Duitschland zeg ik ,iszo iets , in onzen tijd ten minden, zeker niet te verwachten, ook blijven daar door groote Werken achter, die veel Jaaren arbeids kosten en groote Geldfommen vorderen. Dit zal welligt het lot onzer Kindskinderen in de negentiende Eeuw zijn, wanneer men de hooge waarde der Wetenfchappen , zonder welke de Menfchen niet veel beter dan Dieren zijn , in Duitschland naar eisch zal fchatten. De waarheid is zekerlijk zeldzaam , die zich op een bekende Anecdote vestigt, dat naamlijk die Vorst door Dichters en Journalisten ten Hemel verheven wierde, die zijne Onderdaanen het Rooven belette , en dat nog wel in de achttiende Eeuw, waar in men toch God lof van recht en billijkheid gevestigde denkbeelden heeft. Blumacker zingt zeer voortreflijk ten deezen opzichte: Een fieltenrot, in Duitschland opgetoogen, Vergreep zich hier aan Wijsheids eigendom. En hing haar kroost ten [pot van 't denkvermogen, De vodden van zijn eigen fchijnpraal om^ Ah  5s VEERTIENDE HOOFDSTUK. ■Als Rovers, bij het plondren van een haven, Door geenen roem dan winzucht aangefpoort Dreef deeze bende, als overwonnen flaaven, Een talloos heir van Wijsheids kindren voort. Een Duitfcher heeft de fchonfte Kunst verzonnen, (*) Die immer geest tot Wijsheids nut bedacht; Maar door de zucht tot blinkend goud verwonnen, Wierd deeze gunst vernield door 't nageftacht. Hoe fterk de Boekhandel in Engeland bloeit, kan men uit het voorzeide, en ook uit de kostbaare onderneeming der Britfche Boekhandelaaren beoordeelen. Bell's Uitgaave van Shakspeare met de voortreflijkfte koperen Plaaten , waar toe de grootde Kunftenaars in London en Parijs uitgenochgt wierden , een reeds grootendeds voleindigd werk , is daar van het nieuwlte bewijs. Deeze Bell is Eigenaar van een Leesbibliotheek die uit meer dan honderdduizend Boekdeelen beftaat. Onder de veelvuldige Sociëteiten, die in London haare zitting houden, behoort ook de zeer merkwaardige, en in Duitschland nog weinig bekende Sociëteit der Natuurgefchiedenis , die in 't Jaar 1782 opgericht wierd. De beroemde J. E. Smi t h , Bezitter van het Linneifche Kabinet, wierd daar van in 1784 Meedelid, en fchonk haar de tegenswoordige zeer eigenaartige inrichting. De Leden dee- zes ("*) De Boekdrukkunst. Een ijder weet boe Haarlem met ha; hoogfte Recht, dit den Duitfcher betwist. Vertaaler.  TOESTAND der WETENSCH. in ENG. 93 zes Gezelfchaps zijn deels ordinaire deels honoraire Leden. Hun'doelwit is, alle dwalingen bekend te maaken , nieuwe Ontdekkingen te dom , en die authenticq met alle daar toe behoorende verklaaringen de Waereld mede te deelen. De Sociëteit wil echter niet zo zeer gisfingen, als bepaalde daaden, die op een of andere wijs met de Natuurkunde vermaagdfchapt zijn, voordraagen. 'Er hebben zich buiten de Hoofdftad ook in de Provinciën veele Sociëteiten vereenigd , om den Akkerbouw, de Mechanica, en der Natuurkunde te bevorderen. Ik heb in het derde Hoofdftuk reeds melding gemaakt, van de Societen in Wallis, Bath enz. die zich met den Akkerbouw en Natuurkunde en zo voorts bezig houden. De Manchester Sociëteit gaat nog verder, en munt boven alle andere Provinciaale Sociëteiten uit. Zij heeft ook de aankweeking der Philofophie en Litteratuur met haaren arbeid verbonden, en in 't voorige Jaar Memorien uitgegeeven , die zeer leezenswaardig zijn. Deeze neiging der Britten om Wetenfchappen te bevorderen, heeft zich onlangs in het-verafgeleegenJzien getoond, daar de beroemde Ridder Wi lliam Jones, Koninglijke Richter in Bengalen, een met de Oosterfche Taaien zeer bekend Geleerde , te Calicut eene Sociëteit oprichte, welker oogmerk is, den toefiand der Wetenfchappen 'mAzien, zo wel in de tegenswoordige, als in de voorleedene tijd, de Staat- en Natuurkunde, Ouderdom enz. van dit beroemd Waerelddeel, dat ons-nog zo onbekend is, bekend te maaken. Haare Memo rien  94 VEERTIENDE HOOFDSTUK. rien zullen in 't kort de belang en leerrijkfte van allen zijn, die ons tot nu toe door Geleerde Sociëteiten in Europa gelevert zijn. Men kan toch niet loogchenen, dat ondanks alle deeze poogingen der Britten , hunne Litteratuur deszelfs Goudeeuw overleefd heeft. Een Helling die geen bewijs behoeft, daar alle Kenners der Letterkunde hier in overeenftemmen. Maar alleen in de Gefchiedenisfen zijn de thans levende Britten grooter dan hunne Voorgangers. Robertson en Gibbon: welke naamen! Zij alleen van de Schrijvers deezes Volks getuigen zulks ten aanzien der gcestaankweeking in een fchitterend licht, dat maar fcherpziende proevende oogen, veroorlooft, terwijl andere dat niet konnen ontdekken. Zelf de Tooneeldichters , die in Engeland zo rijklijk beloond worden, leveren niets meer 't geen den naam van voortreflijk draagen kan. Sheridan, de eenige van wien men nog iets diergelijks zou mogen verwachten heeft zich geheel aan het meer voordeel aanbrengend vak der Staatkunde overgegeven, alwaar hij zich door zijne groote Welfprekendheid, uitgebreide Kundigheden en fijne Smaak doet onderkennen. Hij is een fterkeVoorftander van Fox, en bekleedde voor eenige Jaaren, toen deeze zonderlinge Man Sta'atsfecretaris was , den eerrijken Post eenes onder - Staatsfecretaris, en waarfchijnlijk zal deeze Zoon eens Tooneelfpeelers eenmaal zelf Staatsminister worden. Dé Schotten hebben hunne rijke Nabuuren , den rang in de Wetenfchappen weeteu af te winnen. 5 Men  TOESTAND der WETENSCH. in ENG. 95 Men vindt in Edenburg meer waare Geleerdheid, en grooter Litteratuur bekwaamheden dan in Oxford en Cambridge te famen genomen. Robertson, Home, Home, Smollet, Monboddo, Macpherson, Ferguson, Watson en andere , zijn de eer van Schotland en de waare Brittannifch.e grootheid onzer dagen ; een tijdperk waar in de groote Luxe bij de Zuidlijke Britten de aankweeking der Geestvermogens enger beperkt. Dit is ook de oorzaak dat zij zich weinig om de Litteratuur der vreemde Natiën bekommeren. Van de Fvanfchen kennen zij echter nog de beroemdfte Schrijvers, hoewel zeer onvolkomen. Maar in de Duit fche Litteratuur zijn zelfs hunne geleerdde Mannen volkoomen onkundig. Zo wel zij, als de Franfchen vergenoegen zich met achting van de vorderingen der Duitfchers in de Litteratuur te fpreeken, zonder den aart of trap dier vorderingen in het minde te kennen, wijl zij de Taal niet verdaan. Hoe weinig beelden die twee zo zeer verlichte Volkeren zich in, dat de Duitfchers, Dichters hebben, tegens welke de beste der nu levenden onder hun een ellendig figuur maaken ? Dé flechte Overzetting van eenige Werken van Wikland, Klopstock, Lessing enz. zijn waarlijk niet gefchikt om een groot denkbeeld te geeven van de D uit fche Litteratuur, doch Gessner, en ook hij alleen, heeft het geluk gehadt den Britten door een goede Overzetting bekend te worden. Veertien Druk-  96 VEERTIENDE HOOFDSTUK. Drukken van zijn dood van Abel bewiizen dat men zijn bekwaaamheid op dit Eiland niet betwiste. Wie de voortgangen eenes Volks na billijkheid beoordeelen wil, moet deszelfs Taal kennen: zelf de beste Overzettingen zijn daar toe niet toereikend. Dit waar zijnde, heeft men zich op den lof der Franfchen en Britten , die geen Duitsch verdaan , met betrekking der Litteratuur weinig te beroemen. Zulk een Compliment is niet hooger te fchatten , gelijk een beroemd Geleerde aanmerkt, dan van iemand die ons zegt dat hij ons trés obeisfant ferviteur is. Als een onbekend Fransch Journalist, voor dertig Jaaren den geringden loffpraak aan een Duitfcher van Genie maakte , zag deeze zulks aan als eene gelukkige gebeurtenis. Men haakte toen op eene kinderachtige wijze na Buitenlandfchen roem. De Duit fche Litteratuur was in zijne ontwikkeling , de Engelfchen geheel onbekend; de Franfche daar en tegen verblindde door een honderdjaarigen glans , die op waarheid gevestigd was. 't Is onloogchenbaar dat de Franfchen onze Leermeesters waaren; ■ maar de Engelfchen nog veel meer, na Wie l and den groote ftap gedaan heeft, ons met Shakspeare bekend te maaken. Door de voortreflijkheid der Overzetting en den rijkdom der Duitfche Taal, leerden wij deeze Colosfifche Genie beter kennen, als ergens een ander Volk in onzen tijd hoopen kan. De beroemdde Britfche Commentatores hebben deezen grooten Geest niet beter verdaan of gevoeld, dan die  TOESTAND der WETENSCH. in ENG. 9? die voortreflijke Mannen, die toenmaals den Duitfchen Pamas de oiifterflijklieid verzekerden. Geen Brit heeft zulk een loffpraak aan Shakspearb gegeeven, als Wieland en Lessing. De eerlte roept uit: „ Walk Dichter geraakt niet in „ verzoeking om al zijn arbeid in 't vuur te wer,, pen, na hij Shakspeare's Werken geleezen ,, heeft? en zo de mijnen het vuur minder verdie„ nen, zo heb ik het alleen aandien onflerflijken Man te danken", (*) Lessing zegt: „Op de si geringde van Shakspeare's fchoonheden is „ een Stempel gedrukt ^ die de geheele Waereld ,, in eenen adem toeroept : Ik ben van Shaks,, p>- are! en wee de vreemde fchoonheid die het ,, hart heeft dezelve te digt te naderen". Zulke Duitfchers nu , welke de eigenlijke grootte van deezesLofredenaars harzeuen beoordeelen, zullende grootheid deezes Lofs bevatten. De Goudeeuw der Britfche Dichtkunst, waar in Pope, Drijden, Addison, Swift en andere groote Mannen bloeiden , was grootendeels voorbij, en men kende de Letterkunde deezes Volks in geene Landen van Europa. Schoolgeleerden, die in ftilte Folianten fchreeven en Naamen aanhaalden, kenden het voormaalige beftaan van Shakspeare, Mie ton, en andere uitmuntende Britfche Dich- (*) WiilandS oordeel (raat in de tiuitfcht Merkuur, en Lessings Lojforuak in zijn Dramaturgie. Daar ik beid» plaailen, woordelijk getrouw uit mijne gedachten aanvoere, go kar* ik deel noch Madzijde hier bepaalen. HL DEEL. Q  98 VEERTIENDE HOOFDSTUK. Dichters der voorige Eeuw. Zij alleen kenden ook de onfterflijke verdiende van eenen Bacon,Lock e en Newton. De laatfte was reeds dood, en zijn naam was nog naauwlijks in den kring der Duitfche groote Waereld genoemd. Even zo weinig kende men toen de Staatsbedrijven deezes Rijks; ja fchrandere Koppen vermaakten zich dikwerf met de Engelfchen , dat zij altoos het woord Vrijheid in den mond voerden. De Britten lagchten over die onkunde, zij gaven zich geen moeite om die ten toon te ftellen, maar vergenoegden zich met hunne eigene grootheid. Deeze kon echter niet lang verborgen blijven. Alleen waaren 'er ongemeene Mannen nodig, die door Europa op hunwoord geloofd konden worden, om den nevel te doen optrekken, welke het Zedelijke van dit Eiland omzwachtelde. Dieverdienden bezaten Voltaire, Montesquieu, Rousseaü, en II e l v e tt u s, en federt ving men aan de Britten met andere oogen te befchouwen. 't Is niet alleen te hoopen , maar veeleer zeker , dat dit tijdpunt der waardigfehatting voor Duitschland ook koomen zal, en welligt mag het volgende gelkcht die reeds beleeven. Dan daar wij in eenige vakken der hoogere Studiën nog achter uit zijn , zo hebben wij toch dat doel in anderen bereikt. De maatregel naar welken zulk eene ftoute ukfpraak gebillijkt wordt, zijn de Werken der Grieken , Romeinen, Britten, Franfchen en Jtaliaanen, die voor ons liggen. De Duitfcher die hier over nadere verklaring vergt, is te beklaageu. De  TOESTAND der WETÈNSCH. in ENG. 99 De Welfpreekendheid wordt in geene Landen van Europa zo aangekweekt als in Groot-Brittannien. In Frankrijk ,al\tfaar ook groote bekwaamheden in het redeneeren gevonden worden, zijn deeze alleen den Rechtsgeleerden eigen, en onder deeze is het nog maar alleen de Clasie der Advocaten, die voortreffelijke^ Redenaars oplevert. Zeer zelden vindt men die bekwaamheden in Franfche Magiftraatsperfoonen, wijl het niet nodig geacht wordt, en ook geen groote Eerenposten ten gevolg heeft. In Engeland daarentegen , is deeze de eenige weg om die te verkrijgen. Ken Engelsch Minister die niet openlijk iii 't Parlement kon voortreeden, is niet bekend. Bezit hij nu maar eng beperkte Redenaars bekwaamheden, zo kan hij die töch niet geheel ontbeeren. Hij moet met orde en klaarheid fpreeken, als hij in 't Parlement over iets, als Minister, gevraagd wordt, en dit dikwerf onvoorbereid. Eert zodanig ministeriaal antwoord, dat op gronden {leunen moet, en daar elk woord door de tegenpartij opgemerkt wordt, vordert gemeenlijk kloekheid, en tegenswoordigheid van geest', van daar dat 'eï wel flordige, en in hun vak onnutte, maar geene ounoozele , Ministers in Engeland zijn kunnen. In andere Landen van Europa, koomt al menig domkop, door Familie aanhang Rijkdom en Vorftengunst, door Hof kuiperijen enz. tot den Post vart Minister. Dan dit is in Engeland onmooglijk, waar de Staatsamptenaars, welke het roer in han len bekoom'cn, onmiddelijk, als ik' mij zo mag uitrukken , een Parlementairen Proeftijd houden n oeG 2 teri,  ioo VEERTIENDE HOOFDSTUK. ten, waar in dus hunne Kennis en Bekwaamheid , of het gebrekkige daarvan , niet onbekend kan blijven. De Welfpreekendheid wordt, daar en boven, bij alledanden des Volks, zelfs bij de lflagfte, aangekweekt, al waare het ook maar om in talrijke Patriottifche, Staatkundige zaaken van Koophandel betreffende, of andere Sociëteiten als Spreeker op te treeden , of bij de Burgerfamenkomften, en in Gerichtshoven uittemunten, in welke laatfte de Schoenmakers, Schrijnwerkers enz. als gezwoornen hun oordeel vellen. Hoe dikwerf worden Kooplieden, Fabrikeurs 'en Handwerkslieden voor het Parlement geroepen, om hunne gedachten over zekere zaaken meedetedeelen. Men hoort zulk een Burger met opmerking, en doet hem dikwerf voorftellen, waar op hij niet bedacht kon zijn; en toch zal hij zich voor zulk een verlichte Vergadering vrijmoedig verklaaren. Niet flechts deeze, maar het gandfche Rijk, is, na gelang der zaaken getuigen van zijn voordragt. Zulk een denkbeeld fpoort dc eerzucht aan. De beroemde Dichter Glover, Schrijver van het Heldendicht Leonidas, en Lijnwaadhand. laar in London, verfcheen in 'tJaar 1773 in het Hogerhuis , waar men zijn gedachten over een ftuk van Koophandel wilde hooren. Glover deed eene Redevoering van meer dan een uur lang. Deeze was zo fchoon, en wierd met zo veel fierlijkheid gedaan., dat zij de nijd niet weinig opwekte. De Hovelingen, bijzonder onder de Pairs, die wecens de vermoeiende Studie der Hofgebruiken, zich 55 met  TOESTAND der WETENSCH. in ENG. 101 met de Welfprcckendheid niet konden ophouden, en daarom liever Toehoorders in 't Parlement waaren , vonden het zeer ongefchikt , dat Glo ver, een uit het gemeene Volk, die een toe vallige eer genoot , zo maar in den toon van eenen, in het Hogerhuis zinenden, Pair gefproken hadde. De voornaamde Britfche Redenaars zijn thans : BURKE, FOX, PlTT, SlIERIDAN, M A n s« field, Thurlow en eenige andere. Sheridan hield den 8 Februarij 1787 een Redevoering van zesdehalf uur, waar over 't gandfche Huis in verwondering was. Men wil, dat binnen de Mliuren van het Brits Parlementshuis nooit zulk een Redenvoering gedaan is. Zij betrof de fonneele aanklagt van Hastings. De Redenaar bereikte volkoomen zijn doel, en bekwam zelf de hoogde Loffpraak van zijne tegenpartij. De Welfpreekenheid van Fox is verwonderlijk. De droom zijner gedachten en woorden-vloeit zo fnel, dat zij, die niet gewoon zijn hem te hooren, groote moeite hebben , om zijne opeengedrongene denkbeelden nategaan. Dit gebrek ontdaat uit de verbaazende vlugheid van zijn vindingrijk vernuft, en is gandschhettegengedelde van het gebruik van andere Redenaars , die bij gebrek van bewijzen vermoeien, terwijl Fox daarentegen meer zegt, dan men tijd heeft om bij onderzoek na te gaan. Daar nu ook de Welfpreekendheid voor de Recht ■ banken hoog geacht wordt, zo vindt men eene menigte Advocaten die hierin bijzonder uitmuuG 3 ten,  VEERTIENDE HOOFDSTUK. ten, en twee, ja drie uuren onvoorbereid voortfpreeken. Wat de Predikftoel-Welfpreekendheid echter betreft; zo is dezelve in de Schriften dergroote Britfche Theologanten te zoeken , daar men, gelijk bekend is, in Engeland het gebruik heeft, dat de Leerredenen in de Kerken, niet in de manier eens Redenaars voorgedraagen, maar Hechts voorgeleezen worden. 'Er is zeker in Europa geen rijker Taal dan da En* gel fche, die uit de tongvallen van zo veel Volkeren is te zaamgefteld. Uit de oorfpronglijke oud. Britfche en Caldonifche Taaien kwamen die der Veroveraars, der Deenfche, Saxifche en die der Noormannen voort. Nicolai maakt in zijn Reisbefchrijving de rechtmatige aanmerking , dat in de Engelfche Taal de benoeming van alle levende Dieren , die gegeeten worden, van Jnglofaxifchen of Duitfchen oorfprong zijn; en de benoemingen van toebereid Vleesch van Franfche afkomst; bij voorbeeld: Een Os heet Ox; Rundvleesch Beef; een Kalf Calf; Kalfvleesch Feal; een Schaap Sheep; Lamsvleesch Mutton; een Zwijn heet Hog. Dit is een oud Britsch Woord. Maar het gehouwen Zwijnsvleesch word zo als de voornoemde Vleesch foorten met den Franfchen naam Pork benoemd. Dit bewijst, dat de Britten, door Willem den Veroveraar overwonnen, het bereiden, of de verbetering der bereiding, van Vleesch eerst van cie Noormannen geleerd hebben. Het grootde van andere Engelfche Gerechten , zelf de Soup, wordt eveneens met, Franfche naamen , of liever verfransen-  TOESTAND der WETENSCH. in ENG. 105 franschte naamen uitgedrukt. De Duitfchers van den laagften rang des Voiks, in Engeland wooncnde ,weike de Engelfche 1 aal niet regelmatig geleerd hebben , kunnen met deeze zo vejfchillende benamingen niet wel te recht raaken, en fpreeken daarom onderling grotendeels eene bijzondere Taal. Deeze is een koeterwaals Engelsch, met plat Duitfche en Hoogduit fche Woorden doorfpekt, die met eenEarbaarx'i accent worden uitgegorgeld. Het is te bewonderen, dat uit deeze onordenlij. kevermenging zo veeier Taaien, een zo voortreflijk geheel heeft kunnen ontftaan, en dat zonder Grammatica , zonder vastgeftelde Regelen, zonder Woordenboek en zonder Taal Academiën, welke laatfte, als de ervaaring leert, geen Taal weder oprichten of volmaakcn kunnen. De beste Britfche Werken, zo welPoëtifche als Profaïfche waaren lang gefchreeven toen Johnson zijn Woordenboek uitgaf. Gelijk de wijze van S tagijr zijne Drarnatifche Regelen uit de Griekfche Meesterftukken uittrok, zo zoog Johnson de zijne, de Engelfche Spraakkunst betreffende, uit de beste voortbrengzelen van zijne Natie, en zo ontftond een der moeielijklle Werken, die ooit uit de Pen eenes grooten Geleerden voortvloeide. Het leeren der Engelfche Taal heeft voor een Duitfcher zeer groote, en zeer kleine moeite ia zich, al na zijn doelwit hier. omtrent is, en na hij het Fransch al of niet verftaat. Is hij hier meede bekend, en zijn oogmerk enkel om Engelfche Boeken te leezen, zo is met eenigen G 4 ijvei 3  is4 VEERTIENDE HOOFDSTUK, ijver, een tijdperk van vier weeken toereikend , om Öe Britfche Gefchiedfchrijvers, Romandichters, en andere ligte Schriften van dat foort te verdaan , wijl meer dan negen tiende gedeeltens deezerTaal met zeer geringe veranderingen Duitsch of Fransch wordt. Wijsgeerige en Poëtifche Werken eisfchen wat meerder tijd, nog veel meer de kennis dier Taal tot den trap om eenen Shakspeare en Milton in den Doolhof hunner Dichterlijke Schoonheden te volgen, en den gandfchen omtrek hunner uitdrukking te beoordeelen. Die echter niet voldaan is met het leezen van Engelfche Boeken, maar de Taal zelf na behooren fpreeken wil, die heeft de groote zwaarigheden der Uitfpraak en der Conftruétie te overwinnen, waartoe Jaaren vereischt worden. Ik zal hier eene bijzondere aanmerking bij brengen , welker waarde of onwaarde ij der Man van doorzicht en ervaaring beoordeelen kan. Ik twijffel namenlijk, dat 'er één mensch in de Waereld beftaat, die op een en dezelfde tijd twee Taaien geheel in zijn magt heeft, om daar in te fpreeken en te fchrijven. In veele tijdftippen zijn de voorbeelden menigvuldig, maar te eener tijd is mij geen bekend, als ik de gandfche Lettergefchiedenis doorloop. Ook heb ik op mijne Reizen onder de fijnfte Lieden van de Waereld nooit iemand gevonden, die in 't fpreeken de Rijkdommen van twee Taaien op eenen tijd geheel tot zijn dienst hadde. De reden is na mijne gedachten xdeeze, dat men met of tegen zijn wil, de eene Taal boven de andere verkiest, en wat dee-. £e dopr den tijd bij iemand grond wint, als ik mij £0,  TOESTAND der WETENSCH. in ENG. 105 zo mag uitdrukken, verliest noodwendig de andere , wier voortgangen in een toekomttigen tijd de eerfte weder te rug zetten. Wilde iemand om dit voortekoomen den onnoozele inval bezigen , om zo veel Boeken in de eene als in de andere Taal te leezen , en ook even dit in het fchrijven waarteneemen, zo moest hij het ook zo ver brengen, dat hij deeze angstvallige verdeeling ook waarnam in 't fpreeken met andere Menfchen, ja zelfs in het denken daaromtrent niet te misfen. 't Welk beide groote zwaarigheden zoude hebben , daar niet alle menfchen met welken wij omgaan, onze geliefde Taaien fpreeken, en het denken zo weinig als de fpraak, waarvan zich onze ziel bedient, van onzen wil afhangt. Gefteld echter, 'er was iemand in ftaat deeze zeldzaame evenredigheid in leezen , fchrijven, fpreeken en denken, in twee Taaien werkftellig te maaken, zo zal mijne mening nog ten gevolg hebben , dat hij geene dier twee grondig fpreeken of fchrijven kan. Ik fpreek hier alleen van die twee eigenfchappen, wijl men, zonder die te bezitten, niet alleen twee , maar drie Taaien grondig, ja tot een hoogen grond van volkoomenheid verdaan kan. Waar van men nergens meer voorbeelden dan in Duitschland vindt. De Franfchen hebben een ongemeen voordeel, dat men bij hunne beoefening betaamende hoogachting, of weinig, of geheel niet, in reekening brengt. Zijleeren , weinige Geleerden uitgezonden, geene uitheemfche Taaien. De 'beftendige bezigheid van hunnen geest, met hunne eigene in fpreeken, leeG 5 zen,  io6 VEERTIENDE HOOFDSTUK. zen, fchrijven en denken, baart eene welfpreekenheid', die men bij geene Natie zo algemeen aantreft; eene eigenfchap, die hun zeer onoverdacht, als een natuurlijk vermogen wordt toegefchreeven. Een wel onderweezen Franschman, die voor 't overige tot de alle daagfche Koppen van zijne Natie behoort, maakt daar door in vreemde Landen , in de groote Gezelfchappen, aan't Hof enz. indruk, als hij zijne verkreegene kundigheid fierüjk weet voortedraagen in een Taal, die alle zijne toehoorders gebrekkig fpreeken. Nog vollediger is zulks, als de Franschman een Man van Geest is. Hoe kan dan een ongelijk grooter Duitfcher met voordeel nevens hem optreeden? dan bij alle vaardigheid die deeze ooit bezitten kan, om het Framch te fpreeken, kan hij toch den Franschman, die zijn Moedertaal fpreekt in fierlijkheid van Framch niet evenaaren. Had R a ij n X l bij zijn verblijf in Duitschland, de DuitfcheTati, ik wil niet zeggen gefproken, maar flechts verdaan, zo dat hij zich bij zijne onderhoudingen en p-efprekken met de greotde geesten van Duitsch* land, aan een ijder in zijn Taal had kunnen uitdrukken, zo ben ik verzekerd, hij zou van eerbied Voor Mannen doordrongen geworden zijn , wier naamen hij zich nu naauwlijks herinnert, en wier verdiende hij in 't geheel niet kent. Ik heb een Franschman gekend, die niets dan zijne eigene Taal verdond, en boven dien, zeer beperkte vermogens bezat, Hij was Huis Secretaris ' van eene Poolfche Vordin geweest, en bezat ten naasten bij de daar toe oehoorende bekwaamheden. De '■■*? " 1 over-  TOESTAND der WETENSCH. m ENG. 107 overtuiging nagthans van zich in zijne-eigene Taal juist te kunnen uitdrukken, was bij hem genoeg, om zich ten eerden Voorleezer van den grooten Fredrik aan te bieden, een Post waar toe eigenfchappeu nodigwaaren, welker beftaan deeze Franschman niet eens droomde. Doch't kwam tot geeneproef, of hij bekwaam was, want de Pruisfifche Minister in Eerlijn die den aanbeveelingsj Brief ontving, antwoordde met zich te verontfchuldigen, dat hij den Franschman dien Post niet konde toevoegen. Een Duitfcher van zulk een tuk, zulk een duistere afkomst, zo hij dit ondernomen hadde, zoude de eer eener beantwoording opdien aanbeveelings Brief niet genooten hebben. Maar men hadt hem voor dol gehouden, Jk keer weder tot Engeland. Alle Europifche Regeeringen hebben zeekere Staatsregelen, die onveranderlijk gevolgd worden, onaangezien de verandering van Regenten en Ministers. Na de grond der zaaken geoordeelt, is het eene Staatsregel der Britfche Regeering de vermogens van den geest ijverig door aankweeking te bevorderen. Zij biedt de hand aan alle onderneemingen waardoor de grootheid der menschlijke kunde kan worden uitgebreid. Het overtuigendst bewijs hier van blijkt in de veelvuldige Reizen rondom de Waereld, die in onzen tijd van de Britten ondernomen zijn. Deeze eedle denkwijze der Regeering, en dat men daar op niet voor Engeland alleen, maar voor alle verlichte Rijken der Aarde aanmerking nam, blijkt bijzonder dooiden aart der bekendmaakingen van deeze Zeereizen. Men ondernam in de laatfte twintig Jaaren, onder 't beleid van ervaarene Zeelieden, de eene ex- pe-  io8 VEERTIENDE HOOFDSTUK. ^editie na de andere, zo wel na de Zuidzee, als na de Noordpool. In dit tijdperk wierd de Aarde zesmaal door de Engelfchen omgezeüd. Eens van Bijron eens van Wallis, eens van Carter e t , tweemaal van C o o k , die op de laatfte reize, de nog onbetreedene paden in het Noordelijk halfrond ontdekte, zo wel als op een na de laatfte den Zuidpool veel nader kwam, als het nog bij eenig fterveling gewaagd was. Het voornaame oogmerk was den ftillen Oceaan en deszefs Eilanden te keren kennen, waar van men nog zelf van Anson's tijden, zeer onvolkoomene begrippen hadde. Hoe zeer dit gewichtig oogmerk bereikt wierd is bekend. Van de eertijds zo verfchriklijke Straat van Magelladh, van deszelfs talrijke Eilanden, Zeeboezems, Baaijen en Havens, heeft men thans de naauwkeurigfte Kaarten, waar in Stroomen, Ondiepten, Ankerplaatfen, en Landingsplaatfen langs de Kusten zijn aangetekend. Hier door is het gevaar der Zeevaart , door gezegde Straat voor de Nakomehngfchap oneindig vermindert geworden. Eenige Kaarten , betreffende den Zuidlijkften hoek van America, zijn door Cook zelf vervaardigd, waar door de vaart om Caab Hom zeer opgeklaard is. Het is te verwonderen, hoe weinig van alle Natiën in deeze zo gewichtige aangelegenheid tot dien tijd gedaan waare, hoe hoog ook de Zeevaartkunde gefteegen was. Hoe veel dus de Geographie door deeze Britfche Reizen gewonnen heeft is ongelooflijk. Alle Landen, alle Eilanden die vroegere Zeelieden in de Zuidzee werkelijk gezien, of geloofd hadden te zien, wïerdeli zorgvuldig onderzocht, en alzo vond men hier  TOESTAND der WETENSCH. in ENG. 109 hier eene tallooze meenigte bewoonde Eilanden, in den onbekenden Aardkring van bijna tachtig graden der Lengte, die in allerlei afdanden van elkander afgeleegen waaren, of bij hoopen te famen lagen, en bij het aannaderen der Britten alle hun beftaan behielden zo dat na C00k's eigene woorden, in dit VVaerelddeel weinig meer ter ontdekking overig is. Men wist voorheen niet hoe ver de dille Oceaan naar 't Westen drekte , of door welke Landen hij begrensd was, Cook vervolgde reeds op zijn eerde Reize, de Kusten van deeze Zee tot tweeduizend Engelfche mijlen van Kaap Hicks tot aan het» door de Hollanders zoo genoemde, Nieuwholland. Al wat hij toen niet volledig onderzoeken konde, wierd op zijn tweede Reis opgeheldert, en deeze' ongehoorde Aarddreek omzeild, dienaCooK's eigen woorden, van grooter omtrek is, dan eenig ander Land in de Waereld, dat den naam van Waerelddeel niet voert. De tweede Reis van zijn groote Zeetocht, waar in hij van de beide Forsters vergezeld wierd, is de merkwaardigde van allen, niet wegens de ontdekte Landen , maar wegens de ontdekking en doorgezeilde Zeeën, in dreeken, waar men zeker Land verwacht hadde. Men kan wel zeggen dat deeze Onderneemingen de menschlijkheid fchijnen te verheffen, daar zij met wijsheid ontworpen, en met zo veel moed als kloekheid uitgevoerd wierden. De voordeden die het menschdom door deeze gevaarlijke Zeetochten behaalt heeft, zijn zeer gewichtig, en het nut daar van is zo onmiddelijk betoogbaar. Daar door zijn vee-  iio VEERTIENDE HOOFDSTUK. veele Befpiegelihgen der Verbeelding wederlegt, die onuitvoerbaare ontwerpen getuigen moesten. De gevaarenen moeilijkheden der voorige Zeereizen in deeze Waereldoorden zijn vermindert, en oneindige Zeevaartkundige aanmerkingen verzaamelt, die men nu ten nutte gebruiken kan , om Scheepen langs rotzigë Oevers door fmalle Zeeëngten, midden door gevaarlijke Klippen, en door vernielende Stroomen zeker heen te voeren. Men heeft eene menigte nieuwe Zeeboezems en Havens gevonden, waar in zich dé Scheepen bergen en verversfchen kunnen. De menschlijke kunde is daar door uitgebreid ten aanzien der Astronomie, Geographie, Philofophie en Natuurkunde in alle derzelver deelen. De Zeevaartkundige Astronomie was nog in haare Kindsheid, toen die Reizen voor 't eerst ondernomen wierden, zo zeer zelfs, dat nog in 't Jaar 1770. een Biitsch Zee Collegie nodig vond &oqïFa&a&z Hellingen van den beroemdenAstronomist, la Caille ten aanzien der Zons hoogte te wederleggen. Men heeft een menigte Tuingewasfen, en verfcbeiiiene Dieren uit de Europifche Landen, derwaard overgevoerd. Bij alle deeze weldaaden koomen nu nog de groote voordeelen der Philofophen, welke den mensch bertudeeren j en de vorderingen en trap. pen des gezelligen levens gadeflaan. De mensch toont zich hier in nieuwe gedaanten, en wel in een zekeren graad van beoeffening, welke het belang ongemeen verhoogt. Men leest met verwondering, hoe ver deeze Eilanders hunne vermaaklijkbe en gebragt hebben, De klaagliederen hunner Vrouwen,  TOESTAND der WETENSCH. in ËNG. tti wen, hunne Tooncelvermaaken; Dansfen; hunne in zekeren opzichte Olijmpifche Speelen ; de Aanfpraaken hunner Opperhoofden; de Gezangen hunner Priesters ; de plechtigheid hunner Godsdienftige Ceremoniën. Hunne Kunften en Manufacluuren; hunne zinrijke uitvindingen om het gebrek aan Materialen.en Werktuigen te verhelpen, hun Kleedingen; Scheepsmasten; Wapens , Vischtuig; hun Huisraad en Verfierzelen, dat in Tekening en uitvoering verwonderenswaardigis. Dit alles in verband genomen , als een eigendom van een-, tot hier toe gandsch onbekend, Volk in onbekende Rijken, moet onze verwondering ten top voeren. De volledige Gefchiedenis deezer Zeereizen , die met het laatften uit Co o k's Journaal getrokkens groote Werk geëindigt is, zal het laatfte nagedacht een fchat van belangrijke narichten opleveren. De Regeering heeft hier haare grootmoedige Menschlievende gevoelens, in opzicht tot deeze ontdekkingen tot aan het einde duidelijk doen blijken. Het wierd aan Doctor Do uglas opgedraagen , om het Handfchrift in order te brengen, en daarna het Werk met voortreflijke koperen Plaaten, en Kaarten uittegeeven. Daar en boven had hij toegang tot de Archiven der Admiraliteit , om de nodige Papieren , daar uit te gebruiken, die anders in alle Landen als Staatsgeheimen bewaard worden. OtideF deeze was ook de geheime inftruétie voor Kapitein Cook, op zijn laatfte Reize, die men werklijk heeft bekend gemaakt. De verkleeftheid aan oude, dikwerf belagchlijke, is-  112 VEER.TIENDE HOOFDSTUK. inftellingen, die met onzen tijd geheel niet oveïeenltemmen, is hier fomtijds verregaande. Men zou dezelve opheffen en veranderen, zo men de-1 zelve niet als onbeduidend behandelde, en in het Parlement niet beftendig met zo veele andere dingen bezig was, die al den tijd voor zich vereisenten. Tot deeze wanvoeglijke Wetten, behooren, die, volgens welke Uitheemfche Boeken aan het Tolhuis bij den invoer na het gewicht vertold worden. Voor Naturalia, en Kunstwerken echter bepaalen de Wetten geenen Tol; maar de Ontvanger geeft zelf de waardij aan. Is de fom in het oog loopend gering, zo loopt hij gevaar dat de Tolbediende hem dezelve tegens dien Prijs afneemt, waar tegens dan geen Protest baaten kan. De groote Newton had op het Tolhuisin London, een zeer bijzondere ontmoeting. Gandsch onbekend met deTol omttandigheden 4 ging hij op zekeren dag derwaard, om een Mathematisch Inftrument te ontvangen, dat een Buitenlandsch geleerde had uitgevonden, en het de Koninglijke Sociëteit ten gefchenk zond. Newton, was toen Prefident, en had groote verwachting van dit Inftrument, waar door hij het ook, op het vraagen der Tolbedienden voor onfchatbaar verklaarde, en gevolglijk een buiten gemeen zwaare Tol betaalen moest, die de geheele waarde van het Gefchenk verre overtrof. Ik heb het genoegen gehadt, te .ondervinden , dat een door kundig zeer competent Rechter, in het Jaar 1786. eene voorbeeldige en leerrijke cri- ticq  TOESTAND der WETENSCH. in ENG. 113 ticq over het tegenwoordig Werk in de Gottinger Geleerde tijdingen geplaatst heeft, en mijne Aanmerkingen grootendcels door zeer fcherpzinnige bijvoegzelen, en een op eigen ondervinding in Engeland zelf gegrond oordeel, bevestigd heeft. Deeze waardige Geleerde is ook van meening, dat het gemeene Volk in Engeland het verlichtfte van geheel Europali, en dat de onder een menging der Standen daar van devoornaame oorzaak is. „Van daar" zegt hij zo zinrijk als gepast, „ ontdaat ook de echte waar„ deering der verdienden , alwaar fchrijven niet ,, de eenige maatdok van dezclven weezen moet. „ Men erkent dit ook ronduit in andere Landen, „ maar de gandsch onvoorbedachte uitvoering dee„ zer gronddclling en wat dies meer is, 't welk ,, den Wijsgeer van Profesüe bekend is, zal men „ niet ligt in eenig ander Land vinden". De ilichting der Koninglijke Academie van Kunnen viel eerst onder de Regeering van den tegenwoordigen Koning voor. De aanleider daar van was de Hertog van Richjiond, die als Staatsman , als Redenaar, en als Generaal alom bekend en daar bij een groot Vriend der fcheppende Kunllen is. Hij opende voor omtrent twintig Jaaren in zijn Paleis in London bij Whitehall' een Gallerij ter oeffening van jonge Kun denaars. Deeze werd met veele Gips afdrukken van de beste Antiquen vervuld. In dit School vormde zich Mortimer, een Kundenaar van ongemeene bekwaamheden , die echter jong flierf. De Koning die de Kimden UI. deel. H be-  it4 VEERTIENDE HOOFDSTUK, bemint, volgde het voorbeeld van den Hertog van Richmond, en dichtte de tegenwoordige Academie , waar uit dus een Britfche School van Runden geboren werd» Men heeft een menigte fchoöne Kamers en Zaaien, in het prachtige Paleis van Sommerfethoufe door de Natie gebouwd, aan de. Profesforen , en fludeerende Kunftenaars ingeruimd. Zij hebben hier ten hunnen gebruike Tekeningen van beroemde Meesters, de beste Modellen van oude Standbeelden, een fchoone Bibliotheek enz. Jaarlijks worden Prijzen uitgedeeld, en de bekwaamde jonge Kundenaars op des Konings •eigen kosten na Italiën gezonden. Verder wordt bier door het Collegie der Profesforen over dé Schilderkunst en Anatomie geleezen, en de dag der Stichting plegtig gevierd. Gemeenlijk doet de Prefident der Academie , de Ridder Josua Reijkolds, op dien dag eene Redevoering. De ten toon ftelling der nieuwe Kunstwerken gefchiedr Jaarlijks in April, en duurt zes weeken , die in het voorig Jaar 1786. was de achttiende. De Academisten openen gewoonlijk deeze ten toon delling met een groote openbaare Middagmaaltijd, dien zij met de voornaamde Kundenaars, en Kunstvrienden houden.. Een ijder die de tentoon gedelde Kunstwerken zien wil, betaalt een Schelling. Dewijl Sommerfethoufe in deezen tijd de verzamelplaats der groote Waereld is, zo koomen daar door eenige duizend ponden Sterlings in, die ten nutte der Academie bedeed worden. Hier'  TOESTAND der WETfiNSCH. in ENG. 115 - Hier uit ontdaat nog een ander voordeel, de'betaaling houdt het gemcene Volk te rug, dat anders toeftroomen, en de hoogere Clasfe van Menfchen verdringen zoude. In deezen tijd zijn de openlijke Papieren opgevuld mét critiques over de ten toon gefielde Kunstwerken, en het is in den grooten kring der groote Waereld , een modisch gefprek onderwerp, op fchoone Kunst aanmerkingen te maaken. Menig jong Kunltenaar zou in een Stad als London, onaangezien zijne bekwaamheden, onbekend blijven. Maar deeze ten toon delling maakt hem bekent, verwekt naijver, beloont de verdiende, verfijnt den fmaak, en is het zekerde middel om de fchoone Kunften eene algemeene achting te doen verkrijgen. Veele Kundenaars , wier roem reeds gevestigd is, dellen hunne Werken'niet meer in de AcademieZaal ten toon en dit wordt gemeenlijk met het grootmoedigde oogmerk nagelaaten, om den ontluikenden roem der jonge Kundenaars niet te benadeelen. Sommigen echter hebben geen zin in die grootmoedigheid., andere doen het wegens oneenigheid met den Directeur der Academie. Ijder Schilder van eenigennaam, heeft in zijn Huis een foort van Kunstkamer, van Schilderijen, waarin men niet zelden vijf, zeshonderd en meer Stukken aantreft deels van hem zeiven, deels van anderen. De biizondere Gallerijen van IIe 1jnoe-d s , Romneij en West behooren tot de voornaamde Kunstmerkwaardigheden in London. Hier toe behooren ook de Werkdukken van fommige Beeldhouwers. H 2 Ver-  ii6 VEERTIENDE HOOFDSTUK. Verder is nog aan te merken dat de beste in EngeWlevende Kundenaars, zonder onderfcheid van Natie, Medeleden deezer Britfche Kunst Academie zijn. De Ridder Re ijn o l d s is een waar fieraad deezer Kunst Academie, zijne Redevoeringen, welke hij ter onderrichting van jonge Kundenaars houdt, zijn voorbeelden van Welfpreekendheid, en bewijzen een diepe kennis in zijne Kunst. (*) In den Jaare 1786. bewees hij op goede gronden, de zonderlinge delling , dat de Schilderkunst, daar zij voorzeker een Kind der Inbeeldingskracht is , zich niet in de enge grenzen der natuur en waarheid behoeft te bepaalen, maar zich, zoals de Dichtkunst, moedig in het Rijk der Verbeelding en der Schimmen wagen moet, wijl Schilderijen, die van de natuur afwijken echter zeer aanloklijk zijn kunnen. Reijnolds huwt eene gelijke uitoeffening aan zijne groote Theorie. Naar het oordeel van veele Kenners wordt hij in de Kunst vanPourtraiteeren, door geen levend Meester overtroffen. Hij zoekt bij de voordelling van zijn Origineel altoos iets kenmerkend uit, waar door hetPourtrait belangrijker gemaakt wordt, 't gebrekkige dat men doorgaans in de Beelden der grootde Schilders vindt, vermijd, en dit doel der Kunst in 't algemeen veredeld wordt. Dus fchilderde hij den grooten Proteus Garrick, tusfehen de twee Zanggodinnen Thalia en (•) Men vindt dezelve in 4e Nieuwe Bibliotheek der fchoon» Wetenfchappen overgezet.  TOESTAND der WETENSCH. in ENG. 117 on Melpomeen, twijfFelend wie hij den voorrang geeven zoude. Den Doctor Johnson beeldde bij af met een pen in de hand , waar van hij de fpleet befchouwde, en die, wijl hij bijziende was, digt aan de oogen hield , een gewoonte, die deeze beroemde Geleerde bij zijnen arbeid alle oogenblikken uitoeffende. Reijnolds, een groot Liefhebber derMuzijk, fchilderde zich zeiven, met de hand aan een zijner oorlappen , als om daardoor de harmonie der toonen te opmerkzaamer waar te neemen. Onder de Engelfche Kundenaars munten ook twee Vrouwen uit, de eene is Maria Coswaij eene Historiefchilderesfe van grooten Geest. Haare voorflellingen van Ossians Tooneelen zijn geheel in den geest diens onderflijken Bards, en meesta! met de kragtige uitdrukking van Michel Angel 0 afgebeeld. De andereKundenares is Ms. D amer, eene Bloedverwante van Lord Milton, die groote bekwaamheden in de Beeldhouwkunst heeft, eene voor de Vrouwen zeer ongewoone Kunst. Zij is eene leerlinge van Cavaceppi, en heeft reeds veele borstbeelden in de Academifche voorftellingen gegeeven. De handel in koperen Plaaten in Londen, is zeéén eenige Jaaren door den grooten uitvoer, niet al. leen na alle Landen van Europa, maar ook mOosten West-Indien, een zeer aanzienlijke Handeltak geworden. Ik heb reeds elders van de fchoone koperen Plaat Winkels gefproken, die in de voornaamfte flraaten van London, zo wel door de fchoonheid en H 3 me.  n8 VEERTIENDE HOOFDSTUK. menigvuldigheid der Kunstwerken; als door het belang der omftandigheden, den voorbijgaande Maande houden. Sommige deezer Winkels zijn alleen opgevuld met Karrikatuuren, en Staatkundige Plaaten, die aan de grootde winkelvengders opgehangen , en beftendig door een menigte van 't Volk bezichtigd worden. De voortreflijke Uurwerkmaakers behooren meede tot de Engelfche Kundenaars, die de dudie der Mathefis en Astronomie met hunne Kunst vereenigen. De voornaamdezijn,Arnold, Kkndall, Mud ge en Allen,deeze hebben allen in hunne Huizen een Sterren - Ohfervatorium, met de beste Astronomifche Indrumenten voorzien, om hunne Uurwerken na den loop der Gedarntens te regelen. Het Britfche Mufeum is eer een gedenktecken der Wetenfchappen en Kimden, dan dat het derzelver grootde bloei bevorderen zoude. De Verzaaroefingen van Naturalien, Mauufcripten, Kunstwerken, Medailles, enz. zijn ongemeen, en worden geduurig op eene, der Natie waardige',wijs vermeerdert. Men koopt geheele Kabinetten , en voegt dezelve tot deeze ongehoorde verzaameling toe, gelijk nog voor weinige Jaaren met het voortreflijk Kabinet van den beroemden Ridder Hamilton gefchied is, dat roet dit oogmerk voor achtduizend ponden Sterlings door het Parlement gekogt is. Dit Kabinet bedaat uit hoogstwaardige Oudheden. Het bevat zevenhonderd en dertig fchoone Vaafen, die men alle in de Praalgraaven van Grootgriekenland gevonden heeft, en deels tot Huislijke, deels tot Gods- dien?  TOESTAND der WETENSCH. in ENG. 119 dienftige gebruiken dienden. Voorts vijfentachtig Lampen uit Terra Cstta vervaardigd, veele vau welke met figuuren voorzien zijn. Negentig (lukken van oud Gipswerk en Modellen, waar vaneenigé gefchilderd zijn. Driehonderd Lampen van anticq Glas en andere Stoffen. Drie groote Urnes. Een Rotneinfche en tweeKarthaginenferStanddaznen. driehonderd fluks Wapenen en Rustingen. Zesenzeventig beelden van Goden uit Tempels. Een honderd eenenveertig Huisgoden, meerendcels op VoetT ftukken. Honderd vierentwintig Offers van allerlei foort, die men den Goden als geloften had aangeboden. Honderd twee en veertig Infirumenten en Huisfieraaden, zo wel ten Godsdienftige als Huislijk gebruik. Vijfenzeventig foorten van Slootcn en Sleutels der ouden. Vijfenveertig Zegels met Omfchriften; drie Spiegels; acht Lantaarns met Lampen; vijf Weegfchaalen; drie Paslooden; honderd zevenenzeventig foorten van gewicht; honderd tweeenvijftig Gespen. Honderd en zes uit Elpenbeen gewerkte Stukken van allerlei foort. Honderd drieënveertig gouden Sieraaden tot Kleeding. Honderd en negenenveertig Amuleten waar van de meeste van Goud zijn. Eindelijk Figuuren van Marmer en Ertz, zeer veele Cameen, en zesduizend fluks Munten en Medailles. Deeze uitmuntende Verzaameling is van Doctor Gissard. De Oudheden van Sloane bevatten ook veele, waardige zaaken, waar onder zeer wel bewaarde Mumien zijn. Men vindt hier Egijpüfche Oudheden , welke, de in dit Werk dikwerf gemelde H 4 W o r ï H-  120 VEERTIENDE HOOFDSTUK. Worthleij Montague gcfchonkcn heeft. Utt Mufeum is zeer rijk in Handfchriften. De Harleijsche vullen alleen twee Kamers, en bevatten zevenduizend zeshonderd en achtieu ftuks. De Naturalia van S l o a n e s Verzameling, welke dien Ridder over de honderdduizend ponden Sterlings gekost hebben, en waardoor men in het Jaar 1752. den grond tot het Rritfche Mufeum lei, zijn hier in veele Kameren verdeeld. De Bibliotheek be.ftaat uit twaalf Kamers, en heeft ook een Leeszaal , die daaglijks eenige Uuren ten gebrnike der Geleerden open is. Men moet echter daarom verzoeken , doch het verlof wordt geroaklijk verkreegen. De Leezers vinden in deeze Zaal alle gemaklijkheden, en des Winters een groot fchoorfteen vuur. In het Britfche Mufeum wordt ook een Affchrift van de Magna C har ta bewaard. Het Gebouw, waarin alle deeze Kunst en Natuur Schatten bewaard worden, is volkoomen aan de om Handigheid en het oogmerk voldoende. Het is, het ruimfte en fierlijkfte Paleis van geheel London. Hertog Jan van Montague, een Gunfteling van Karelden II liet het bouwen, en verkwiste daar toe het grootfte deel van zijn ongehoord vermogen. De beroemdfte Schilders welke zich aan dit wellustig Hof bevonden, la Fosse, Rousseau, Nonnoijer en andere, ontwikkelden daar in alle hunne Kunst, die men nog heden in zo veele ftukken bewondert. Een bijzonder Kabinet is 'er thans in London dat on-  TOESTAND der WETENSCH. in ENG. ïai ontegenzeglijk de grootfte Munt en Medaille Verzaameling in de geheele Waereld is. De onlangs geftorvene Doctor Hu n te r een beroemd Geneesheer, die groote Rijkdommen verworven hadde, was de Verzaamelaar. Hij belteedde daar toe eene halve Eeuw, en het grootfte deel zijner Vorstlijke vermogens. Voor twaalf Jaaren was het reeds Koninglijk, toen hij het door vlijt en geld nog ongemeen vergrootte. Een Engehchman, met naame Dicane bezat een dergelijk Kabinet, dat ook eenes Monarchs waardig was. In het zelve vond men bijzonderlijk eene menigte Munten der Parthen , en andere in de Oude Gefchiedenis beroemde Volkeren , die men zeldzaam aantreft. Hunter kogt het en voegde bet tot het zijne. De ongehoorde Naturalia Schat des Ridders Ashton Lever heeft ook den roem van Engelfche grootheid. Hier ziet men de grootfte Verzaameling van Vogels, die ooit aan de Liefhebbers der Kabinetten vanNaturalien, wierd vertoond, bij een gevoegd. Deeze Ridder Lever, een Edelman van groot vermogen in Lancastershire, viel op den inval om Natuurlijke Zeldzaamheden te vergaderen. Dit werd bij hem een nooddruft , zo dat hij al zijn vermogen daar aan verfpilde , en in weinige Jaaren de ongemeenfte voortbrengzels uit het Dierenrijk bij een bragt. Zijn oogmerk was nu, zich aan de Waereld als Bezitter van zo veele Zeldzaamheden te vertooneu, en ook, zo mooglijk door louter voordeel zijn zeer veranderde geluks omftandigheden, te verhelpen. Hij ging dus met zijne gandH 5 fche  122 VEERTIENDE HOOFDSTUK. fche Verzaameling van viervoetige Dieren, Vogels, Visfchen, Infeéten, en Mineraalen na London, waar hij in Leicesterfield een groot Paleis huurde, naamelijk, dat de tegenswoordige Koning als Prins van Wallis bewoond hadde. Hij betaalde daar voor Jaarlijks zeshonderd ponden Sterlings huur, en ftelde zijne Zeldzaamheden hier in zestien Kameren ten toon. Deeze wierd nu door zijne Vrienden, door zijne werkzaamheid, en eindelijk door aankoop van Kapitein Cook's eigen Verzaameling van Zuidlandfcke Huisfieraaden , Kleederen, Wapens en Goden , Natuur en Kunstvoortbrengzels zo zeer vermeerderd, dat zij het grootfte deel van dit uitgeftrekt Paleis vervulden. De glans der Verwen in de vederen der Vogels, hunne oneindige verfcheidenheid, de ongehoorde menigte van Vogels, en eindelijk die ongemeene fmaakvolle fchikking, die elke foort zo wel van Vogelen als viervoetige Dieren, in hunne natuurlijkfte, en meest Caraclerifeerende houdingen in den voordeeligften ftand deeden zien; alles te famen genoomen vertoonde in een opflag meer dan zich de levendigfte verbeelding fchetfen kan. Door dit heerlijk voordoen nogthans verloor het leerzaame, dewijl'er geen Clasfifche Orde in kon waargenomen worden. De onderhouding der Vogelen, waar van de vederen onveranderlijk gelijk bleeven, bekwam door dezelf verkreegeneondervinding,een hoogen trap van volkoomenheid. Men bood het Parlement den aankoop deezer Verzaameling voor 't Britfche Mufeum aan. Daar echter de ongelukkige Amerikaanfche Oor-  TOESTAND der WETENSCH. in ENG. 133 Oorlog toen zo veel geld koste, wilden de Parle"ments Leden niet van doezen voordragt hoóren. Den Ridder Lever echter, dié geheel geen vermogen meer bezat, werd door een Acte vergunt, zijn zogenaamd Mufeum , bij wijze van eene Loterij te verkoopen. Dit gebéurde ook in het voorig Jaar 1786. dezelve beftond in veertigduizend Loöten, ieder van een Guinje. De Kunst om Tuinen aanteleggen j is de eenigde waar in de Engelfchen gandsch hunnen eigen weg gevolgd hebben. De in geheel Europa aangenomene Sijmmetrifche regelmatigheid , in d'en 'aanleg van Tuinen, wordt bij hen veracht, de Natuur in haare fpooren gevolgd, en de !Kunst geheel aan haar onderworpen. Deeze methode was lang een voorwerp van fpotternij; maar thans begint men die in alle Landen na té bootzen. Hier zijn Lusthaagen doorzigtkundig doorgekapt; fchaduwrijke Wandelpaaden; aangenaameZoodenplaatfen; Vijvers; Kanaalen; fchoone Boomen op een hoop bij een ge» plant; kleine Beeken; die over Keizelfteentjes rislen; behoorlijke Alleds, waar wilde Roozen, en andere Planten waazemen , en waar in men de melodie van veelerlei Vogels höort. Bloembedden van verfchciden aanleg, om de zinnen te verkwikken, en de verbeelding te dreelen. Verders ziet men door Natuur en Kunst gevormde Grotten, Hermitages en Tempels , om de Wandelaars tegens de Zou te befchermen , hun rust te verfchaffen , en tot dille overweegingen uittenodigen. Dit alles moet net en met de grootfte Orde onderhouden worden.  iz4 VEERTIENDE HOOFDSTUK. den. De Sieraaden die enkel Kunst zijn, als Beelden, Colonnaden, Infcriptien enz. zijn in de Engelfche Tuinen onverfchilligc zaaken, terwijl zij in andere Eurepeefche groote Tuinen de voornaamfte zijn. De heerlijke Tempel der Britfche TVorthies is een ondergefchikt deel der Schoonheden van de beroemd (te Tuinen van Stove. Hoe onzichtbaar ook de Kunst in de Engelfche Tuinen is, behoort 'er toch groote moeite toe, om dezelve te onderhouden, bijzonder in opzicht der fchoone Zodenvelden, die beftendig gekniptt en gerold worden, een werk waar voor de Tuinier rijklijk beloond wordt. De vinding der Kunst om Tuinen der Natuur regelmatig aan te leggen, is ontegenltrijdbaar de Engelfchen toe te fchrijven. Zij die gelooven dat men die van de Chineezen geleerd heeft, kennen dit onweetend Volk en hunne Tuinen niet, wier aanleg gandsch van de Britfche aanleg der Tuinen verfchilt. Bacon Milton en Addison hebben zonder onderrichting der Chineezen , den waaren fmaak in dit vak bepaald, en Kent de vriend van PoPE}diezozeerdoor zijne Tuin Genie uitmuntte, verbande de Kunst geheel uit de Britfche Lusthoven. Zijn waardige navolger was Brown. Deeze Kunftenaar der Natuur herfchiep meenig Britsch Veld in een Tempé. Het is merkwaardig, dat in 't gandfche Koningrijk geen een eenige Tuin in den Franfchen fmaak te vinden is. De fchoonfte Tuinen op dit Eiland zijn die van den Marquis van Bukkingham te Stove in  TOESTAND der WETENSCH. in ENG. 125 'mBukkinghamshire. De Koninglijke te Kew, Mount. Edgecombe bij Pleijmouth, de Woonplaats van Lord Edgecombe, Stoarhead die des Heeren Hoare in Wildshire, Bknheim die van den Hertog van Marlborough bij Oxford, Painshill, Esher, Oantlands en C/eremom, alle vier in Surrij na bijZo»don, de laatfte behoorde den beroemden Lord Cliv e. Voorts is het gandfche Land vol Parken, die zulke Heerlijke en Romaneske Natuurfcbilderijen vertoohen, dat het in deeze Oorden alleen aan Arkadifche Herders mangelt, om zich te verbeelden gandsch 'mArkadkn te zijn. De voornaamfte zijn bij IVindfor, Riehmond en Greenwkh. VIJF-  io.6 VIJFTIENDE HOOFDSTUK; VIJFTIENDE HOOFDSTUK. Befchouwing van Engelands tegenswoordige toeftand-, met opzicht tot de Finantien, Staatszaaken en Vrijheid. Nationaale fchuld en derzelver afbetaaling. Rustige voorftag tot rechtmaatige weerftreeving van eenen drukkenden last* Waar Britsen antwoord. Fransch Commercie Traclaat. Verval van Engelandi Britfche Volksrechten. Brittannia een beeld. Nog eenige aanmerkingen over de Britfche Staatsmachiene. De Oost-Indifche Compagnie , haare Bezittingen. Inkomften, Schulden en Staatkundige belangens.V itt Oost-Indifche BUI. Verdedigende ftaat van Engeland. Voortreflijkheid der Engelfche Zeemagt. Subordinatie op de Oorlogfchepen. Merkwaardig voorbeeld daar van. Britfche en Franfche Zee-taktik. Presfen van Matroozen. Hospitaal van Greenwich. Eenige Wetten, de Britfche Zeemagt betreffende. Dapperheid der Engelfche Zeeofficieren. Lieuienant Dugdale, die alleen de Turkfche Vloot in Thesme verfloort. Ondergang van het Oost-Indisch Schip Hazewel. Admiraal H a wjk e in den ftag by Brest 1759. Admiraal Anson, zeldzaame zeden der Matroozen. Admiraal Keppel. Zeekrijgstucht. Overeenkomst der Britfche en Pruisfifche grondregelen in den dienst. Tegenswoordige Zeemagt van Enge-  ËNGELANDS TEGENW. TOESTAND. 127 geland. Landtroupen. Veldarmee. Verkoopen van Ampten. Krijgstucht Oeconomie en taktik. Foorrechten der Soldaaten. Mutinij Bill. Tegenswoordige Militaire ftaat en deszelfs onkosten. Leger hij Coxheath. Nationaale Militie, een Staatkundig en Wijigeerig Verfchijnzel, in alle zijne deelen verwonderenswaardig en eenig. Be/luit van het Werk. Wie de menigvuldige zaaken ,welke ik in dit Boek voorgedraagen heb, wel overweegt, zal de zedelijk waarlehijnclijke val van Engeland, waar over zo veel gefchreeven is, niet voor zo geheel onmooglijk houden , maar dezelve toch ten minden met veel beperking aanneemen. Ik wenschte dat ik het zelve van hunnen Staatkundigen toedand zeggen konde. Deeze is inderdaad veel fchriklijker, als men zich in 't gemeen voordek, met opzicht tot Buitenlandfche Verbindtenisfen, Nationaale achting , Nationaale rijkdom, Koophandel, en uitgebreiden daatkundigen invloed op andere Landen. Groot-Brittannien, dat in de fchaal van Europa thans als een ftaat van den tweeden rang zijn zoude, heeft zich door moed, geld, vrijheid en Regeeringsvorm tot een magt van den eerden rang ingedrongen, die zo veele Jaaren lang de driestand vzuNeptunus als Kóningin des Oceaans zwaaide, en alle wateren met haare Schepen bedekte; 't zal een Problema voor •deNakomelingfchap zijn, hoe een Staat met eigen , niets betekenende, Producten een zo uitgebreider! Han-  it8 VIJFTIENDE HOOFDSTUK. Handel drijven, en zo ongemeene Rijkdommen verzaamelen konde, en wel in eenen tijd, toen de industrie van allerlei aart, bij alle deszelfs Nabuuren groote voortgangen gemaakt hadde, en de Hollanders hun ontwijffelbaar aanmerkelijk voor uit waren. Het Tijdperk van den Britfchen bloei, fchijnt toch onwederfpreekelijk voor bij te zijn , als men de maatftok daar toe van 't Jaar 1768, neemt, 't Is waar dat men van een nog beftendig rijke Natie, die dapper, onderneemend, en vol bronnen is, bij welke de Nationaale geest zo zeer geacht wordt, het Patriotismus zo veel waarde en de Geest der vrijheid het Burgerrecht heeft, ongemeene dingen verwachten kan ; dan deeze hebben hunne grenzen, wanneer onoverkoomelijke hinderpaalen aan de grootmoedigfte handelingen der Patriotten het hoofd bieden. Niemand kan hooger begrip, van de hulpmiddelen der Britfche Natie hebben dan ik. De alles overheerfchende overdaad echter die ik in dit Werk door veele voorbeelden voorgcfteld heb, ondermijnt elke deugd. Vergeefs poogen enkele Mannen op te liaan, en zich tot onbedenkelijke opofferingen bereid te toonen. Men zal ze bewonderen maar niet navolgen. En hoe groot, hoe algemeen, hoe boven alle voorftelling verheeven moesten deeze Staatsoffers zijn, als zij niet alleen de onmeetelijke fchulden der Britten uit den weg ruimen, maar de Natie haare voorige waardij weder verfchaffen zouden? de lasten drukken het Volk zo zeer boven de evenredigheid hunner geweldige kragten , dat de Schatkamer altoos te kort koomt, en de Re-  ENGELANDS TEGENW. TOESTAND. 120 Regeering. 'daar door. beftendig in vredenstijd op nieuw leenen moet. De maat is vol. 't Is gevolglijk, niet onwaarCchijulijk , deezen Staat in eenige Jaaren merklijk te zien daalen, en op eenmaal inftorten. De eerfte Oorlog, waar in dit Volk wordt ingewikkeld-, hoe ook de uitflag daar van zijn mag, moet de noodlottige omftorting daar yan bewerken. Het toppunt van roem en geluk, omtrent het Britfche Rijk, na het einde des zevenjaarigen Oorlogs, was zeer hoog, zo dat men het niet gandsch voor ihorkerij houden kondc, als de Engelfchen beweerden, dat zij het evenwicht konden uitmaaken met de vereenigde Zeemagt van geheel Europa, niets is zekerder dan dat eene Natie, als zij, door zege en veroveringen aan den helderden en Staatkundigen horizont fchijnt, als dan gelijk eene , zich zelfverteerende, fakkel na haaren ondergang fnellen kan. In Staatkundige zo wel als natuurlijke ligchaamea ligt het zaad des doods in de gezondde fpijzeu , dat vroeg of laat ontbinding bewerkt. (*) De doorzichtigde Staatkundige Schrijvers, in Engeland, houden intusfchen de afbetaaling der Nationaale fchulden , gedeld zijnde, dat het mooglijk waare, voor het Volk zeer nadeelig wijl het niet twijtfclachtig is , dat men door afleiding van het Staatkundig levensfap, dat door zijnen omloop <"•) Het geen hier in het Oorfprongehjke Hoogduitsch volg-, raakende den Heer Pj tt, is reeds in het IDeel bladz. a»8. geplaatst en kan daar geleezerf worden. UI. DEEL. I  i5o VIJFTIENDE HOOFDSTUK, loop het Staatsligchaam fterkte geeft, Koophandel en Ambagten niet alleen ongemeen verzwakken zoude , maar vrij' zeker vernietigen. Want als men geen middel vond, het Geld na de afbetaaling in Engeland te houden, moest het natuurlijk gevolg zijn , dat het na andere Staaten wierd overgevoerd. Dit nadeel is klaarblijklijk, in het Jaar 1778. berekende men de fomme die den Buitenlanders in de Engelfche Fondfen behoorde, op : dertien milHoen en viermaal honderdduizend ponden Sterlings. Deeze ongehoorde Geldmasfa is in vredenstijd, bijzonder door Hollanders, die geen beter weg met hunne vermogens wisten, zo zeer vermeerderd geworden , dat tmen thans het Buitenlandsch eigendom, op zeventig millioenen ponden Sterlings fchat. Want als men flegts bij de geringe fom van dertien millioewen Haan blijft, die in evenredigheid eener Nationaale Schuld van tweehonderd en vijftig millioenen gering, maar in vergelijking met de in Groot-Brittannien omloopende geldmasfa van twintig millioenen ongemeen- groot is, zo is het blijkbaar, hoe hoog nadeelig zulk een verlies van Geld het Rijk zijn zoude. Naar het plan van Pr t t is de Regeering Schuldenaar en Schuldeisfcher te gelijk, die met de eene hand neemt,en met de andere hand geeft, Het plan ftelt vooraf, dat 'er geen Oorlog kan koomen , maar dat de Projecten van den Abt St Pierre, en andere Staatkundige Dweepers, omtrent eene eeuwige Vrede, reeds werklijk een begin namen. Vee.  ENOEI.ANDS TEGENW. TOESTAND. 131 Veelen beweereti , ffloof fterke gronden onder•fteund, dat, na eenen hoogst ongelukkigen Oorlog, welke de Natie heeft uitgeput, dit ontwerp, van het Volk Jaarlijks een nii!li>en te ontrukken waar door Koophandel en Manufacturen noodwendig lijden moeten, niet wel uitgedacht is; en te minder daar deeze fommen door nieuwe taxen opgebragt moeten worden , die daar en boven , ongelukkig gekoozen zijn. Zij vallen namenrlijk groote». deels op het handelend deel der Natie, en doen den Koophandel nadeel, dat van alle Engelfche Ministers der jongfte tijden, zelfvan de verworpenfte beftendig met hartlijkheid wordt toegeftemd. Een nog onlangs in Engeland uitgekomen Gefchrift over den boven aangehaalder! Tax omtrent de Winkeliers, die veel opziens in London verwekt heeft, is zo zeldzaam, daar bij zo kenmerkende, dat het bewijst wat' men in Engeland doen kan' zonder de Wet te overtreden, dat ik niet kan na' laaten, het zelve hier aan te haaien. De Schrijver haalt de zaak van den grond af op, dat niets den Engelfchen troon aan het huis van Hanover ontrooven kan, dan wanneer het de Rechten en Vrijheden des Volks benadeelt, en ongelukkige Lasten vordert, waar bij de Gefchiedenis van K aREi,I,enjACOBus den II aangehaald wordt, en daar na flpjat hij moedige, doch wel overdachte middelen voor, om de afichsffing deezer ongerechtige Winkel Tax te bewerken. Hij wil namenliik, dat de Sociëteit in deezen reeds te faamen gefpannen, rondgaande Brieven aan alle Handelfteden des 1 a Rijks  i3a VIJFTIENDE HOOFDSTUK. Rijks zal fchrijven, met verzoek, dat elk derzelver in het bijzonder, bij het Parlement in een bepaalt tijdpunt, Smeekfchriften inlevert en alle de gecnen, die Reprefentanten hebben , hun gelasten zullen, hunne ijverigfte poogingen aan te wenden , om deeze gemelde Acte te doen herroepen. Verder moesten de Winkeliers, in alle groote en kleine Kooplieden, zich van tijd tot tijd bij een voegen , en zo wel zich in Pcrfoon als door hunne Vrienden tot alle Kooplieden, en Grosliers in Groot-Brittannien, wenden om hen te verzoeken, deeze cnderneemingen te onderlieunen, dewijl het vertier van zo verfchillende Waaren in het klein zo naauw met den Handel in 't groot verbonden is. Een gelijk verzoek zouden alle Winkeliers aan alle Manufacturiers: en Fabrikanten , zo wel in Engeland als in Schotland voorflaan, van welken zij Waaren bekooinen, en vertieren. Als drie zo aanzienlijke Volksrangen , door één belang gedreeven, uit alle deeleti des Koningrijks Verzoekfchriften bij het Parlement inleverden, zou 'er geen twijffel aan zijn, of deeze partijdige belasting zou wel opgeheeven worden. „ Daar, (vervolgt de Schrijver) de vijand mag, tig geworden is, zo vordert de pligtvan ijder Bur, ger, nog verder te gaan, en (landvastigheid te toonen, om zich voor de Schuldgevangenis te bewaaren, en te verhinderen dat zijne Zoonen geen Slaaven, zijne Dochters, bij gebrek aan brood „geene Straathoeren worden. Ik beveel hun „ dus de volgende maatregelen, ter ernftige over„ weeging, aan, 'Er  ENGELANDS ÏEGENW. TOESTAND. 133 ., 'Er worde beflooten, dat, na een zekere be„ paalde dag, wij, (.Winkeliers) geene Waaren „ ergens van eenig Koopman of Fabrikant koopen „ zullen, die geen Verzoekfchrift aan het Parle- ment ondertekend heeft, en niet belooft, zijn „ uiterst vermogen tot wederroeping der bekende Acte aantevvenden. j, 'Er worde verder beflooten, dat wij zo wel s, veréénigd als ook Ijder in 't bijzonder, alle wet„ tige maatregelen zullen neemen, die in ons ver„ mogen zijn, om dit doel te bereiken. Wij zul„ len alle Kooplieden, Grosfiers, Fabrikanten, en „ Handwerkslieden zonder onderfcheid, niet alleen „ in deeze Hoofd (tad, maar in geheel Groet-Brit„ tannien , verzoeken , bij de aanftaande Parle,, mentszitting andere Reprefentanten te onderftcu„ nen en alle zodanige te keer te gaan, die de ge„ ringfte pooging doen , om de affchaffing der „ fchandelijke Belasting te verhinderen , en dat „ eene naauwkeurige Lijst van zulke kwalijk ge„ zinde Parlementsleden vervaardigd, en door het „ geheele Koningrijk verfpreid zal worden. „ Om alle verdere wispeltuurigheid , partijdig„ heid en verderflijke aantasting van Handel of ,, Handwerk voortekoomen, als ook om het leven, den eigendom, en de Vrijheden des Volks „, tegen volgende gevaaren te befchormen, zo be„ veelt men op het ernfiigst zulke Graaffchappen , „ Steden en Vlekken, welke bevinden dat hunne „ Reprefentanten voor die Acte ftemmen, onmid», deljjk op andere Perfoonen tot Leden, voor de !3 „vol-  134. VIJFTIENDE HOOFDSTUK. ,, volgende zitting bedacht te zijn, op dat geene „ dier vijanden des Volks weder in 't Parlement verfchijnen mogen. Zo ergens een Koopman of Handelaar het ge., ringde, 't zij middelijk of onmiddelijk durft aan,, tevangen , om de oogmerken der plunderaars te „ bevorderen , en deeze partijdige , fchandclijke en vernielende Belasting ons op den hals te laa,, den, zo zal hij vervloekt en verfoeid zijn, en „ van alle Handelaars als een pest der Sociëteit ge,, fchuwd worden. Niemand zal weder Handel „ drijven, of omgang methem hebben, _of ergens „iets van hem koopen, en zijn naam, en zij„ ne bijzondere Hanteer:'^. - \\b i openlijk in de „ Nieuwspapieren vermeld worden. Als een Ban„ kier zo dout zijn durfde;, in deeze zaak, tegeus ons in te werken, zo zal men de kragtdadigde S5 middelen aanwenden , waar door alle Kooplieden, Fabrikanten en Winkeliers op één vnstge,, delden dag hun Geld uit zijne Bank haaien. Ja „ ook zal geen verdere Handel met zulke Kooplie„ den , of Perfoonen van alle Standen gedreeveu „ worden, die hun Geld voortaan aan zulk een ,, Bankier vertrouwen. ,, In geval echter dat, teiens vermoeden, alle de „ hier bijgebragte maatregelen dan nog niet toerei„ kende waren, zo is ?er nog een middel overig, „ dat niet misfen kan, de Verraaders te doen beeven en hen te dwingen, hun fchandeliik ontwerp „ te laaien vaaien. Dat is , dat alle VVmkeliers in 31 Lm-  ENGELANDS TEGENW. TOESTAND. 135 ,, London, (*) op een bepaalden dag hunne Win. ft kels toefluiten, en daar door alle foort van Han„ del en Hanteering ftremmen, zo dat daar uit een volle ftilfland in alle bezigheden voortvloeit, gelijk het de waardige Fabrikanten vaa Manchester ,, in 't Jaar 1735 beproefden. Dit zal een klein ver,, lies zijn, om een groot en duurzaam kwaad voor,, tekoomen, en onze Nakoomelingfcbap van de ,, flavernij te bevrijden ; want geen Minister in ,, dit Land, hij zij zo halsftarrig als hij wil, kan „ ftaande blijven, als alle Winkels een Maand ge„ flooten blijven, en alle Handel ftil Itaat. Wil de „ Minister dat uiterfte waagen; weli zo zullen „ wij als vrije menfchen handelen, en moed toonen. Laat ons gelijkmoedig vergaan! en zo 'er onder onze befluiten fchurken gevonden wor„ den, die met de Hovelingen te faamen fpannen „ hunne Winkels open houden, om hunne meede „ Onderdaanen in boeien te kluisteren, zo zullen zij als de bitterde vijanden van hun Vaderland „ geacht worden. Alle menfchen zullen in alle hoeken der Stad, waar zij zich vertoonen durven, hen met vingeren nawijzen; zij zullen uit „ alle verkeering uitgeflooten worden, en men zal „ de Kinderen leeren hunne naamen te vervloeken, op dat hunne fchandelijke gedachtenis onvergee„ telijk blijve". Dus (*) Ik heb reeds te vooren gezegd, dat alle Handwerkslieden in Engeland opene Winkels houden, waar in zij hunne VVaarau te koop (tellen. 1 4  i36 VIJFTIENDE HOOFDSTUK. ' Dus verre de onbekende Schrijver. Als zijnemoedige voorflaagen gevolgd wierden, 't geen echter'niet te verwachten is, zo waren de gevolgen ligt te voorzeggen; namentlijk de herroeping der Acte of een Burger Oorlog. Het Commercie Tractaat, onlangs met Frankrijk geflooten , ftrijdt zo zeer met de Staatsgronden, federt < de Omwending in Engeland gevolgd, met de natuur des E'gelfchen Koophandels, kortom , met-het voordeel der gandfche Natie, dat men 'er geen woord over behoeft te reppen, 't Is een Hap te meer. waarnoor de eigendunklijke, onervaaren Minister den val van 't zinkend Engeland bevordert. Zeldzaam is tusfchen twee Volkeren , een zo ongemeen voordeeüg Tractaat van Koophandel gellonten, als het zogenaamde Methtim Tractaat, tusfchen Engeland en Portugal, 't welk federt tachtig Jaar de Goederen uit Brajil na Engeland overvoerde. Daar nu de Portugeezen in de laatfte Jaaren door hunne nijverheid zich minder af hangelijk zochten te maaken , en daar door zo menige bezwaarlijke gelegenheid gaven , bleef nogthans het Tractaat in ftand, en het was een meesterftuk der Staatkunde om het zijne oorfpronklijke.kragt weder te geeven. Na het verlies van America en den zin-kenden Handel, zou men denken dat alle aanmerkingen voor deeze Staatkunde hadden moeten wijken. In plaats van zulks wordt Portugal veel meer door het Franfche Commercie Tractaat op het gevoeligfte verhoogd , daar deeze voordeden , gefield dat zij mooglijk zijn, nu nog maar in hefpiege- lin-»  ENGELANDS TEGENW. TOESTAND. 137 ïngen bedaan , waar tegens P1 t t op de onbegrijpelijkde wijze, het bedaanlijke van Eraf/, daar voor verwerpt. Fox zeide zeer gepast, hetParlement moest deeze onderneeming des Ministers niet eer billijken, voor zij in kloeke taal op volgende wijs konden fpreeken: ,. Gij hebt de verouderde Wetten onzer „ Voorvaderen afgefchaft; Gij hebt hunne grond„ regelen waar na zij handelden omgekeerd; alleen „ na rijp overleg zien wij, dat Gij wel deedt. Gij „ hebt de banden, waarmeede wij aan oude Vrien„ den verbonden waren verbroken. Gij hebt ons „ daar tegens met hun verbonden , welke deeze „ Natie federt langen tijd als meededingers en vijan,, den aangezien heeft; doch wij.zijn nu volledig „ overtuigd , dat Gij ten onzen beste gehandeld „ hebt, en de bewijzen, die gij ons daar van hebt „ voorgelegd, zijn zo voldoende dat zij ons vol„ ledig vertrouwen voor u verworven hebben". Wie in het minst nog aan het nadeel van dit zonderling Tractaat twijffelt, worde door. de gegronde voordelling der Kamer van Koophandel daar van op het volkoomenffe overtuigd. Zij werd den 26 Februarij 1787, doch te laat, overgegeeven, daar in wordt openlijk getuigd dat in het geilooten Tractaat niet de geringde gelijkheid maar ongelijkbeid van het tegen elkander overftaand Handel voordeel , heerschte, dat de Franfchen in Glas, Porcelein , Netel- en Kamerdoek , Wijn , fijn Laken , Zomerdoll'en en Verfierzelen blijkbaar voordeel moesten hebben; dat de Visfqherij der Engelfchen 1 5 op  138 VIJFTIENDE HOOFDSTUK. op de Kusten van 'Spanjen en Portugal te gronde moesten gaan ; dat Frankrijk den Wolhandel uit Spanjen zou na zich trekken, en Engeland alzo gedwongen worden zulke Voortbrengfelen uit dat Rijk te haaien, die het niet onthoeren konde; dat de Franfchen even zo den Handel van andere Hoofdmateriaalen aan zich trekken zouden, die tot de Britfche Manufactuuren doorgaands noodig zijn; dat deeze hunne meerderheid verliezen zouden, zo draa men in Frankrijk britfche Inftrumenteu, Machienen, Persfen en Arbeidslieden na genoegen kon bekoomen ; kortom, dat de Franfchen daar door in Engeland een meer of min nieuwe Markt zouden oprichten, zonder de oude te verliezen; terwijl de Engelfchen ten minften gevaar loopen, den Handel met Spanjen en Portugal te verliezen zonder dat eenige bedingingen met Frankrijk zijn aangegaan, die de Engelfche Manufactuuren beftendig voordeel aanbrengen. Veelligt had de Minister zich na zulke gronden wel beter bedacht , maar de zaak was te ver gevordert. Zijn hoogmoed had zich niet kunnen vernederen , om het oordeel van kundiger Mannen vöor af inteneemen. Ja het fchijnt, dat de wensch, om den vrede met Frankrijk te doen voortduuren, alle andere belangens bij hem achterweege zettede; ten einde zijn aangevangen ontwerp in gerustheid uittevoeren. Een beftendige vrede met Frankrijk, zo hij mooglijk ware, zou ook den moed der Engelanders verflappen, en de magt van Groot-Brittannien op veelerlei wijs nadeelig zijn. Als 'er dus een Staat-  ENGELANDS TEGENW, TOESTAND. 139 Staatkundige grond, Wel doordacht, en door een honderdjaarige gelukkige ondervinding bevestigd ware , was het deeze, dat de bloei der Britten die der Franfchen niet evenaareu konde. tiet laatstgenoemde Koningrijk kan in korte Jaaren, behoudens een welgeichikt beltier, een bloei bekoomen, die, als hij al den Britfchen in zijnen tegenswoordige zinkenden toeftand niet evenaarde , toch op vaster gronden kan gebouwd worden, dan het Engeland, bij deszelfs ongehoorde fchuld, mooglijk is. Men dacht in den zevenjaarigen Oorlog door honderd millioenen ponden Sterlings , de fnaaren op het hoogst te hebben gelpannen. De gemaklijkheid echter om de Iuteresfcn te vinden, bragt het denkbeeld van onverdroogbaare Bronnen voort, en verwijderde alle ongerustheid. Sedert echter is men van die dwaling te rug gekoomen, daar die Schulden totover de derdehalf honderd millioenen gefleegenzijn, en men met alle Belastingen te kort koomt, wijl de Staats benodigdheden, zelfs in tijd van vrede veertien millioenen beloopen. De Inkomften namentlijk waren in den Jaare 1785. volgens echte berichten, Vijftien millioenen driemaalhonderd zeven en negentig duizend vierhonderd en een en zeventig ponden Sterlings, en de uitgaven, veertien millioenen viermaalhonderd acht en zeventigduizend eenhonderd en een en tachtig ponden Sterlings, waar onder de Interesfen der Nationaale Schulden alleen negen millioenen tweemaalhonderd vijf en zeventig duizend honderd negen en zestig ponden Sterlings beliepen. In den Jaare 1786. waren de Inkomften veer-  Ho VIJFTIENDE HOOFDSTUK. veertien millioenen tweemaal honderd en tienduizend ponden Sterlings, en de uitgaven zestien millioenen zesmaal honderd achtennegentig duizend zevenhonderd twintig ponden Sterlings. Een toevoeging aan deeze fchuldmasfa van honderd negen millioenen ponden Sterlings , gelijk een volgende Oorlog zal doen blijken, is eene volltrekte Staatkundige qnmooglijkheid, en een nationaal Bankeroet, bij den meer en meer vervallcnden Handel, is daar van het zekerde gevolg. Ontdaat zulks door een toeval, zonder dat men daar toe voorbereid is, zo zullen de gevolgen daarvan fchriklijk en onoverkoomelijk zijn; dewijl het noodlot aller Rijke en welvaarende Familien in Groot ■ Brittannien, zonder uitzondering, daarvan afhangt. De Handelen Zeemagt zouden door deezen flag wel niet vernietigd, maar toch gandsch onbedenkelijk ingekort worden, en dit Rijk in den tweeden rang der Staaren onmiddelijk worden neergedort. Maatregelen om dit ongeluk voortekoomen zijn onmoogli'k , alleen kan het door moedige beveelen verminderd worden. Hier toe echter behoort een geweldige operatie, die niemand moeds genoeg heeft te onderneemen, zo dat men blindelings ten afgrond fnelt. Het overtuigendst bewijs van dien grootenen plotzeliiken val van Engeland, waar door alle twijffel ophoudt, en alle begoocheling verdwijnt, geeven de Armelijsten des Konirgrijks, en de onderhouding door den Staat van deezen rang van menfchen. In 't Jaar 1680. waren de benodigde Penningen ter Ue-  ENGELANDS TEGENW. TOESTAND. 14t bevordering van het onderhoud der Armen , niet volkoomen zevenmaal honderdduizend ponden Sterlings. In 't Jaar 1764. waren zij reeds boven de twaalfmaal honderdduizend ponden Sterlings, en in 't jaar 1786. dus na een tijdperk van tweeentwintig Jaaren, zijn drie millioenen ponden Sterlings niet meer toereikende \ dewijl meer dan een nul. lioen Armen daar door moeten onderhouden worden (*) Of een Nationaal bankeroet, de Bank vati Enge* land met zich zal fleepen zal te bezien ftaaii. Deeze Machiene, welks inrichting ik boven befchreeven hebbe, houdt alleen het crediet van den Staat op, zo ook der Handelfocieteiten, en veele groote Huizen van Negotie niet alleen in London, maar ook in alle aanzienelijke Steden in Engeland en Schotland; en dit gefchiedt niet door Geld, maar louter door papier, dat, zolang de begoocheling duurt, hier beter dan Geld is. Het verwonderenswaardige van dit zo kun/tig papier Sijsthema, blijkt ten klaarden daaruit, dat, onaangezien den grooten Handel in alle Waerelddeelen , die immer eene Natie gedreeven heeft, en de groote Engelfche Rijkdommen, die ten ipreek- woord (•) De I.eezer gelieve de tegenswoordige aanmerkingen over d>n ongelukkigen toeltand van Éngelarli. e» 't geen ik in liet derd* Hoofdduk wegens deszelfs bloei zeide, niet als zich wederfpreekend aantemerken. De Industrie kan in eenen Staat groote ver. wonderenswaardige voortgangen maaken, zonder dat die echter vermogend is, een allergeweldigst kwaad te fluiten, en onmoog. iykheden yoortebrengen.  t4a VIJFTIENDE HOOFDSTUK. Woord geworden zijn, de geheele Geldmasfa, in evenredigheid in Groot-Erittannien gering is. Na de beste berekening bedaat zij, gelijk reeds boven gezegd is , in niet meer dan twintig millioenen ponden Sterlings, een fom die geduurende den Oorlog met America alle Jaaren benodigd was , en waarfchijnlijk den Koninglijken Schat niet overtreft, welke de Duit fche zuinigheid in een niet rijk Land bijeen vergaderde. Zulke vergelijkingen geeven aanleiding tot veele aanmerkingen; daar het in den eerden opllag belagchlijk fchijnt, dat e e n Duitsche Stad, meer gereede Rijkdommen in zich bevat, dan geheel Groot-Brittannien* De ongemeene werkzaamheid en nijverheid deiNatie, veroorzaakt echter dat men hier niets minder dan gebrek van Geld in den omloop befpeurt; integendeel behooren Goudklompen tot de gewoone tegenbeelden , die men in alle Oorden vindt. Dewijl de Banknooten, tot betaaling van grooter fommen dienen, en ook de ongehoorde Handel geheel met papier gedreeven wordt, kan het gezegde Geld alleen tot geringeren nooddruft gebruikt worden. Van daar dat deeze voortduurende verwonderlijke omloop, waar van Parijs en Amfterdam flechts zwakke beelden geeven, hier, ten aanzien der loutere Rijkdommen , enkel begoocheling is. De omloopende Banknooten, benevens die, welke federt vijftig Jaaren, en langer in Geldkisten beflooten zijn , waar van het beloop onbekend is, wijl het tot de geheimenisfen der Bank behoort, en ook niet berekend kan worden, die echter veel- Jigt  ÈNGELANDS TEGENW. TOESTAND. i4S ligt over de honderd mïllioen ponden Sterlings bedraagen zal, maaken met den ongemeenen voorraad van ruwe en verarbeide Voortbrengfelen der Engelfchen Rijkdommen uit. Zo lang derhalven de waarde van 't papier bij hen blijft voortduuren, en de tallooze Magazijnen met Koopmans Goederen opgevuld, niet ledig worden, zai niemand deeze Eilanders den rang der rijklte Natie onzes Waereld. deels kunnen betwisten. Men kan zich van hunne Rijkdommen, een bepaald begrip vormen, als ik zeg , dat men de gezaamentlijke Inkomften der InWooners van Groot - Brittannien, van alle Landerijen, Huizen, en Staatsfchulden, op zestig millioenen ponden Sterlings berekend heeft. , De Buitenlanders zijn tegenswoordig, gelijk boven gezegd is, omtrent voor een vierde deel Crediteuren van de Nationaale Schuld der Engelfchen, al het overige is de Staat zijnen Onderdaanen fchuldig. De betaaling van deeze Schuld heeft federt zo veele Jaaren eene menigte Projectmaakers in beweeging gebragt, die allen met weinig moeite dit groote werk wilden uitvoeren. Wil de Minister hun ontwerp niet inzien, zo beklaagen zij zich gemeenlijk bij het Publiek. Elk ontwerp tot deezer afïosfing bewijst toch niets , dan des Uitvinders onkunde in zijn oogmerk. Daar men Pitt die onkunde wel niet voorwerpen kan, zo blijft 'er niets overig, dan zijne hoop, van zich bij het Ontwerp van hem gemaakt zeer bepaald te houden. 'Er gebeuren fomtijds Politique wonderen , doch zij moeten echter tot den rei der mooglijk- he-  144 VIJFTIENDE HOOFDSTUK. heden behooren, waar van de afbetaaling van meer dan vijftien honderd millioenen Rijksdaalders.welke de volgende Oorlog weder met eenige honderden vergrooten- zal, niet beftaanlijk is. Men heeft berekend dat, als de gandfche Aarde, met eenen cirkel van Daalders, alle digt aan een geleegen, omgord was , de Engelfche Nationaale Schuld daarmeede nog niet betaald kon worden. Doe groot nu het ongeluk der Engelfchen bij een Nationaal Bankeroet ook zijn mogt, zo kon het echter nog verdraaglijk zi]n , als zij maar hun Staatsbeftier en vrijheid behielden. Het verlies deezer 'beide zo prijswaardige Nationaale Geluksgoederen , kan alleen deeze Eilanders wezendlijk ongelukkig maaken. Het heeft in Duitschlaud en Frankrijk aan geene onkundige koppen ontbroken, die van de onrustigeAmericaanen verleid, het En. gelsch Staatsbeftier vol grove gebreeken vonden. Men geloofde in Europa aan de andere zijde des AtlantifchenOcewns, het denkbeeld van eene vol. koomen Republiek te zullen zien gebooren worden. Niets fcheen zekerder, daar waarlijk groote Mannen, zich aan het hoofd van deezen nieuwen Vrijen Staat bevonden, die door de ervaarenis van alle Eeuwen geleerd, den kring van het Volksgeluk met eene vaste hand konden aftekenen. Echter is die voorfpelling nog niet vervuld, integendeel fchijnt de Regeeringloosheid aldaar wortel te fchieten. Het oordeel van den grooten Montesquieu over het Britfche Staatsbeftier wordt daardoor bevestigd. Onder geleide van deezen Wijs. geer  ENGELANDS TEGEN W. TOESTAND. H§ geer waag ik het te beweeren, dat voor een mag. tig Rijk, waar in de Onderdaan vrij zal zijn, veel ligt geen beter dan het Engelfche mooglijk is. Door dien de Koning de volftrekte magt in handen heeft, worden de Staatszaaken, niet opgehouden, maar gaan, Uitgezonderd, zeer weinige gevallen hunnen gang. Daar en boven is die magt nog aan de Wetten ondergefchikt, en deeze zijn weder verbonden aan de Grond Hellingen des Rijks, die het heiligdom des Volks zijn. Geen Monarch in ons Waerelddeel, heeft, afgezonderd van de Staats behoeften*, zulke eigendomlijke Inkomftsn tot zijne befchikking , als de Koning van Engeland. De Britfche Natie geeft hem Jaarlijks negenmaalhonderdduizend ponden Sterlings , deeze noemt men de Civillijst. Daar boven brengt hem Ierland negentigduizend, Wallis tienduizend, Cornwal zeventigduizend, en *t Hertogdom L.incastev twintigduizend ponden Sterlings op. Hier bij koomen nog Renten voor zekere oude Schalden, die men op honderdduizend ponden Sterlings berekent, en de inkomften van Hanover. Men vindt echter geen pracht aan het Hof van Engeland , en te vergeefs zou men te St. James een Schat zoeken: daar en tegen vindt men eene groote fpaarzaamheid in de levenswijs, met zinnelooze üitgaaven zeer wonderlijk gepaard. 'Er worden Hofbedienden met aanzienlijke Tenfioenen onderhouden, welker dienden tot de voorige Eeuw behooren, en waar van de aanhouding in dentcgenswoordigen tijd dwaasheid is. De belagchlijkiteBeIII. deel. K die-  r46 VIJFTIENDE HOOFDSTUK. dieningen behooren tot de Keuken ; de Panlikkers zelf der voornaamlte Familien fchaamen zich niet dezelve aanteneemen. Zulke Ambten worden Sinecures genoemd, aan dezelve is geheel geen dienst verknogt, behalven de moeite om dit, ten deele aanzienlijk, Ambt te aanvaarden. Wie zou gelooven kunnen, dat hier onder ook een Secretaris des Kanceliers van de Exchequer begreepen is? Thans wordt die Post bekleed door zekeren Mr. Beli n g ii a m Parlementslid van Newgate, die nooit in hoedanigheid van Secretaris zijn naam getekend heeft, dan bij den aanvang. De Koning heeft ook een Valkenier, die Jaarlijks duizend ponden Sterlings inkomlten heeft, terwijl hier geene Valken gevonden worden, 't Is zeer waarfchijnlijk dat het fijstema van omkooping de affchalhng verhindert, echter zijn deeze gepeniloneerden niet allen Parlementsleden. En heeft dan een Koning van Engeland, die bron van Grootheid en Rijkdom, zonder zulks, geen middelen genoeg om zig creatuu. ren te verfchaffen, zonder daar toe Geld te befteeden, waar meede hij, als het hoofd eener verlichte Natie, Wetenfchappen enKunften konde onder» fteunen ? In een beroemd Periodicq Werk (*) leest men eene voortreflijke verhandeling over den politicquen geest van Engeland. De ongenoemde Schrijver toont daar in eene zeldzaame Staats fchranderheid, en eene («) Berlinifchi iVSiunsfiU'ft Fiiruar, Mar? unTOpril iftè»  ÈNGELANBS TEGEN W. TOESTAND. ne zeer Philofophifche denkwijs. Het opdel werd, zo niet vroeger, ter zeiver tijd gefchreeven, toen het tegenswoordige Werk, dat wij onder handen hebben, voor het eerst verfcheen; 't was mij voor het overige aangenaam, met een zo Geleerden als Doorzichtigen Wijsgeer, in bijna alle punten eenitemrnig te denken , gelijk te begrijpen is. Het Voorwerpen van partijdigheid , welk ik op deeze nieuwe loopbaan te verwachten hadde, dat mij ook rijklijk ten deel gevallen is, werd daar door bij de Verftandigen zeer verzwakt, en het door mij aangevoerde te gelijk bevestigd, de Schrijver zegt: „ de eigentlijke gedeldheid, des geests, Waar door „ bij duurzaam ueitaat, de oorzaaken en gevolgen •»» des Parrii geestes, kort om dat, waar door En„ geland eigenlijk grootendeels dat is en blijft wat ,, het is, raakt den Duitfcher weinig. De Bewoo,, nervan het Zuidlijk Duitschland, weet voldrekt s, niet, wat hij van en over Engeland maaken', en denken zal. Integendeel in 't Noen; lijk „ Duitschland befchouwen zij het als een Land „ van dwaazen, waar de menfchen, in eens weg „ Lucbtdrcefcen zonder faamenhang maaken. Deel „ ze verbeeldingen der Toverlantaarn zal ophou,, den, hoe meer wij in den geest der Natie in„ dringen , hoe meer kennis wij van hun bellier „ .bekoomen. Wij zullen als dan zien . dat zij op „ de eigende manier handelen , als alle Natiën, „ welke ve 1 Republicains in haare Regeeringsl form hadden, eigen was. „ Om RepublicainfcheStaaten naar waarde te beoorK a „ dee-  r48 VIJFTIENDE HOOFDSTUK. „ deden, worden de Duitfchers door eenige voor„ oordeelen belemmerd. De voornaamfte zijn r „ onkunde der betekenis van het woord Vrij„ heid in een Staatkundigen zin. Opgevatte af- keer tegens alle Staatsbefticringen die veel Re„ publicainsin hunnen vorm hebben, en tegen den daar aan verbonden Geest van partijzucht, die „ dikwerf gering goed achter weege laat, en daar door grooter bewerkt, dikwerf een klein kwaad „ voortbrengt, om gewichtiger voor te koomen. 3, Mös er heeft het klaarst aangetoond, hoe zeer ,, de Menschlijke Rechten , en die eens Burgers „ onderfcheiden zijn , en welk eene verwarring uit de volkomene gelijkheid zoude voortvloeien. „ De groote Rousseau kende het Staatsbeftier „ van Engeland, toen hij zi)n ContrafrSocialfchTetf* ,, en daaTin de Bri.'fche Vrijheid zocht zoek te „ maaken. „ Het fterkfte bewijs des Engelfchen Staatsbe„ ftiers beftaat wel hier in, dat in dit Land, bo„ ven alle vergelijking, meer menfchen dan elders „ hunne kragten eenftemmig ontwikkelen kunnen. ,, De verfchillende voorwerpen, die zich door de „ verfchillende bezigheden aanbieden, openen al„ len eenen gebaanden weg tot eer en rijkdom. De „ Vloot, de Handel, de beoelfening der Rechten, „ der Godgeleerdheid, en Medicijnen bieden overtuigend de grootfte enaanlokkendfte belooningen „ aan. Uit de natuur der zaake, kan het klein„ fte getal Hechts het hoogfte toppunt bereiken, „ maar zelfs dit getal is, door de menigvuldige » ver»  ENGELANDS TEGENW. TOESTAND. 149 „ verfchillendheid der bezigheden, door de beftendige ondereen woeling van menfchen met men3, fchen, niet alleen hier grooter dan elders; maar •„ wat het zeldzaamst is , deeze grenzen (laan voor •,, ijder een open. De geringde Burger kan zich „ tot alles, uitgenomen tot den troon verheffen. ■„ Hier zijn geene Familien, die, uit hoofde van „ geboorte zekere voordeelen aankleeven. DeStan,', den hebben hier zekere vastgeftelde Rechten, „ maar het uitzicht om deezen ftand te bereiken, „ ftaat voorbeen ijder open. De eerfte opflag toont •55 te gelijk welke fpooren, en uitbreiding deezer .„ mooglijkheid der ontwikkeling van alle onder„ fcheidene kragten geeven moet. Echter behoort Kn kier toe m de Waereld overal gelukkige om.,, Handigheden ; doch in geen Land vindt men „ dezelve menigvuldiger dan hier. Het getal der „ geenen , die , zonder eene bediening te erlan„ gen, onaf hanglijk op het Land kunnen leven, is „ in Engeland ongelijk grooter dan elders, en de „ eer van 's Konings dienst heeft den vermogens, den Landbewooner noch niet veraehtlijk ge_ maakt. Hier zijn dus ongelijk veel.meer, wel„ ke hunne eigene geestneiging involgen, zonder .,, die , om brood te bekoomen , eene ongepast» „ gedaante te moeten geeven". Wat aanbelangt de Engelfche Vrijheid, kan een ijder Leezer, welken in dit Werk de aangevoerde zaaken toetst, de waarde daar van beoordeelen. Ik zal hier nog aanmerken, dat de Volks Rechten der Engelfchen, door vier Grondzuilen onderfteund K 3 war-  Iy, VIJFTIENDE HOOFDSTUK* worden, i. Door de- zogenoemde Conflitittions van Clarendon, ten tijde van Hendrik den II. 2. Door de Magne Charta, onder de Regcering van Koning Johannes bekoomen , die in den loop deezer Eeuw veifcheidene maaien door de drie Takken der Wetgeevende Magt bevestigd werdt..' %. Door de Petïtion of Rights (Verzoekfchrift of veel eer ontvouwing der Britfche Volks Rechten,); die onder de Regeering van Karei den I tot een Wet werdt. Eindelijk ten 4 Door die BUI' of Rights, die eigentlijk een behoed capitulatie was, bij de Troons beklimming van Willem en Maria, waar bij de oude Rechten plechtig geftaafd , nieuwe zo nadruklijk gevorderd werden * als bereidwillig aan het Volk verzekerd, en waarbij aan de gekroonde Hoofden de grenzen hunner magt werden aangeweezen. Het was op den 16 Februarij 1689, toen de twee Parlements Huizen, die hoogstmerkwaardige BiUy welke men niet zonder verwondering leezen kan , aan den Prins en de Prinsfes van Oranj e overhandigden, daar in wordt gezegd. „ En zij (de Britten) vorderen als een Recht , „ verlangen , en daan daar op, dat alle Grondwetten der Natie, als hunne ontwijffelbaare Voor„ rechten en Vrijheden duurzaam onderhouden 4, worden". Dit was de grondflag der eerde Parlements Acte onder Willems Regeering , die uitdruklijk eikent, dat (Stat. 2. Cap. 2.) ,, Alle Voorrechten, en Vrijheden, die in voor„ zegde Declaratie als recht gevorderd en be- 9> weerd  ENGELANDS TEGEN W. TOESTAND. 151 ,, weerd worden , vrije , oude en ontwijfFel„ baare Volks - Rechten der Inwoonders van ,, dit Koningrijk zijn." ' Wil men zich Brittannisn als een Beeld voor{tellen, zo is 'er wel nooit een gelukkiger uitgevonden, dan dat Neumann, de Dichter der Coras ontworpen heeft, en 't welk verdiende, door het penceel eenes Reijnolds, ter eere zijner Natie bearbeid te worden, en in het Paleis der Academie, en alle Patriottifche Societeitzaalen, in Engeland ten toon gefield te worden. Britiannia, gelijk een met den geest des Britfchen Volks hekende Duitfcher haar affchilder:, is eene bloeiende Vrouwelijke Schoonheid, op eenen hooren des overvloeds zittende, welke den drietand van A^tunus in haare Rechterhand houdt. In de andere Hand houdt zij een Evenaar, wiens Schaalen evenwichtig hangen. In een derzelve liggen de Tafelen der Wet, en in de andere een Hoed als het Beeld der Vrijheid; in haaren fchoot ligt de gulden Appel, die Paris de fchoonfte der Godinnen toekeurde. - Alle verdere aanmerkingen over de EngelfcheVn]heid zouden overtollig zijn; doch over't Staatsbeftier zal ik nog iets bijbrengen. Het evenwicht der drie deelen welke de Wetgeevende Magt hier uitmaaken, is verwonderlijk: de Koning, hetHoogeren Laagerhuis, zijn gandsch voor zich zelf waakende Staatsligchaamen , die ijder hunne eigene Conftitutions Voorrechten hebben, en daar dopr altoos omtrent elkander waakzaam zijn, dat zij K 4 dee-  i52 VIJFTIENDE HOOFDSTUK. deeze niet overtreeden zullen. De Koning is de Bron aller Ecre en Waardigheden, daar hij echter geen Wet, voor zich maaken kan, al was zij nog zo onbeteekenend,. óf het geringde onwettige kan uitvoeren, zo is zijn overwicht flechts een fchijn. Het Hoogerhuis heeft, behalven het aandeel in de Wetgeeving, nog dat Voorrecht, de hoogde Rechtbank des Rijks te zijn, ten welken einde ook de twaalf Hoofd-Rcchters des Koningrijks geen Medeleden, maar Bijzitters daar van zijn; zij mogen niet fpreeken voor zij gevraagd worden. Het eigendommelijk Voorrecht van het Lagerhuis is , dat de Nationaale Schat daar onder berust, waar van het Huis der Gemeenten alleen de deutel heeft. Daar nu het Geld de grootde drijfveer in het ondermaan» fche is, zo is dit deel der Wetgeevende Magt in ftaat om de twee andere in evenwicht te houden. Daarenboven heeft bet Lagerhuis nog dit bijzonder Voorrecht, van die Medeleeden van het Hogerhuis aan te klaagen, die men voor Staatsverraaders houdt. Zulk een Pair, fchoon hij ook te gelijk Minister ware , en niet flechts van den Koning maar van 't geheele Hogerhuis onderfteund wierde , kan door niets tegens het in hechtenis neemen beveiligd worden. Zo draa een diergelijke aanklagte van het Lagerhuis bij het Hogerhuis plaats vindt, heeft de aangeklaagde geene verdediging , geene befcherming, maar hij wordt onmiddelijk na den Towr gebragt, alwaar hij zich tot zijn proces voorbereiden kan. De beweeging der Britfche Staatsmachiene ge- fchiedt  ENGELANDS TEGENW. TOESTAND. 153 fchiedt volgens Montesquieu „ uit de be„ weeging der driften, des nijds, ijverzucht en de „ begeerte om zich te verrijken en uit te munten, j, die hier, door de vrijheid gewettigd, zich ia „ haaren geheelen omtrek kunnen uitbeelden". Uit de faamenfpftnning deezer hartstochten ontfpringen de Factiën , die even als de zeegolven met elkander ftrijden, daar na zich vermengen, en zich dan weder van nieuw aan verdeden. Deeze Fadtien , die ons van verre verachtlijk voorkoomen, bevorderen even zo dikwerf het goede, als zij het flechte veroorzaaken, en zijn van een vrijen ftaat niet aftezonderen. De Staatsminister Walpole had onder anderen twee zeldzaame Staatkundige grondbèginzelen: 1. dat elk mensch, hij zij wie hij wil, tot een «ekeren prijs te overwinnen is, doch dat het alleen daar aan hapert om dien prijs uittevinden. 2. Dat de Engelfche Ministers dikwerf in «ie noodzaaklijkheid zijn, Parlementsleden om te koopen, niet, om tegens hun geweeten , maar gandsch na derzelver infpraak te handelen. Daar geene Politique omftandigheden zo ingewikkelde begrippen met zich voeren, en zonder de noodige kennis zo zwaar te beoordeelen zijn, als het Britfche Staatsbeftier, zo is niets algemeener dan bij Buitenlandfche Geleerden , vooroordeelen en valfche aanmerkingen aan te treffen. Nog onlangs is de beroemde Schlosser in een groot Critisch Werk van eene openbaare partijdigheid befthuldigd, wijl hij gezegd had, dat de Amcri. \ caamu, zonder reden of oorzaak, en tot hun naK 5 dcc!  154 • VIJFTIENDE HOOFDSTUK. tffcel den Oorlog hadden aangevangen. Soulosser, de grootfte Gefchiedenis navorfcher, had zeker wel getoetst wat hij ter neer ftelde, en niet bloot op fc. Franfche Manifesten zijne denkb eelden over deeze zo merkwaardige gebeurtenisfen onzer dagen gegrond. 'Er behoort geene fchenpzinnigheid, maar kennis der zaaken toe, om den grond der zogenoemde onderdrukking der Amerkaanen te beoordeelen. Eene onderdrukking, die in zulk een groote maat van Vrijheid beftond, dat, Engeland uitgezonderd, geen vrije Staat in Europa, zich op grooter beroemen konde, die ook in deeze Provinciën', zulk een fchielijk aangroeienden bloei veroorzaakte, dat de gandfche kring der Gefchiedenis daarvan geen voorbeeld levert, 't Is immers waar, dat de toenmaalige Engelfche Minister, de voorftellingen der Amerkaanen met eene onoplettendheid behandelde, die bijna ongeloof baar is. De groote Chat ham, die het nadeelige van hun gedrag beftendig nadruklijk voorftelde , voerde eens, in een zijner redevoeringen, het volgende voorbeeld in vaerfen aan, uit eene der Balladen van Prior, welke het gedrag van een goed Echtgenoot jegens zijr.e beminde op het oog hebben, en zeer toepasfelijk waren op de Amerkaanen. „ Be to herfaults a l'ttte blind ,, Be to her virtues ver ij Kind*. „ Zie haare feilen met een half gelooken oog, „ Maar fchat in tegendeefhaar deugden altoos hoog'".  ENGELANDS TE GEN W. TOES TAND. 155 De klag'ten der Amerkaanen waren rechtmaatig, evenwel konden zij niet als eene Voldoende reden ter Oorlogsverklaring worden bijgebragr, daar alle Burgerlijke en Godsdienftige Vrijheden ongefchonden bleeven , en het bloot op Voorrechten aankwam, die eenen, den Monarch ondergefchikten, Staats Burger als niets betekenend moeten voorkoomen. Daar nu deeze voormalige groote bloei thans naauwlijks meer te vinden is, en het Nationaal geluk der Amerkaanen nu no"g louter in hoop beftaat, zo is het nadeel deezes gedenkwaardigen Oorlogs niet meer raadfelagtig. De Oost-Indifche Compagnie in Engeland kan inderdaad als een Staatkundig verfchijnzel worden aangemerkt, daar zij eene Sociëteit is, die Koningrijken bezit, waar van men de Inwoonders op zestien millioenen Menfchen berekend heeft. Eene Volks menigte, die de groote Britfche Eilanden in Europa, te faamen genomen, naauwlijks op de helft bereiken kunnen. Deeze beroemde Sociëteit heeft in haaren laatften Oorlog in de Indien, een Armee" van tachtigduizend Man onderhouden. Het getal van hunne Burgerlijke Bedienden, ftrekt zich tot over de driehonderd uit, die echter allen ongeme;ne Inkomften hebben. Men heeft bij het laatfte Parlements onderzoek bevonden, dat eenige derzelve zonder ongeoorloofde middelen, de ongehoorde Geldfomme van twintigduizend ponden Sterlings en meer , aan Jaarlijkfche Inkomften hebben. Het vaste inkoomen van den Gouverneur Generaal van Bcngaakn, is vijfentwiutigduzend ponden Sterlings.,  i56 VIJFTIENDE HOOFDSTUK. lings. De Regeering is de Compagnie vier millioenen en tweemaal honderdduizend ponden Sterlings fchuldig, en haare Inkomften uit Indien, beloopen na bij zes millioenen ponden Sterlings. Om een bevatlijke maatftok deezer lommen te hebben, zal ik bijbrengen, dat de vereenigde Inkomften van vijf Koningen, namenlijk: der Koningen van Zweeden , Denemarken, Napels, Sardinien en Polen niet grooter zijn , Monarchen, die buitenhunne andereStaaten zeven Koningrijken beheerfchen; van deeze zes millioenen moet een derde voor het onderhoud der Troupen in Vredenstijd aangewend worden. In den Oorlog daarentegen neemen zij meer dan de helft der gezaamentlijke Inkomften weg , dewijl men in Apen de Kunst der Europeèrs nog niet uitgevonden heeft, van de Soldaaten daar toe te beweegen, dat zij hun gevaarlijk Handwerk bij Brood en Wajer drijven. Niet alleen dcEuropifche maar ook de Jndiaanfche worden in dat Waerelddeel rijklijk betaald. Een gemeene Sepoijs krijgt meer Geld, dan een Lijfguardc des grootften Konings van ons Waereldsdeel , en dat in een Land , alwaar men de Rijst, welke hier de plaats van Brood vervult , dikwerf voor een Driepennings ftuk of nog beterkoop, bet pond bekoomen kan. Het tijdftip des geluks der Britten in Indien was de fiag, welke den aa Junij 1757 bij Plaspj geleverd werdt; een dag, welke het lot van Bengaaien befiiste, waarop Clive den trotfchen en fchriklijken Nabab Curajah Dowlah overwon , en den Engelfchen, die uit dit Koningrijk verdree- ven  ENGELANDS TÉGÉNW. TOESTAND. i57 ven waren , nevens hunne oude Bezittingen, groote Landerijen, en ongemeene Voordeden van Koophandel verfchafte. Tot fchadeloosilellingvoor de plundering van Caiicut, werd den Engelfchen aan Goud, Zilver, en edele Geileentens, elf millioen driemaalhonderdvijftigduizend zeshonderd en tweeënveertigRopijen betaald. Deeze Schat -, diein zevenhonderd Kisten gepakt, en in honderd groote Scheepen gelaaden was, werd onder geleide van alle gewapende Cha.loupen van den Admiraal Watïons Vloot, begeleid van eene tallooze menigte kleiner Scheepen en Vaartuigen , met Vaandels, Vlaggen en Wimpels verfierd , onder 't Gefchal van Europisch en Indiaansch Krijgsmuzijk, onder *t gedonder des Gefchuts, en een geduurig Vreugde Gejuich, in Triumf na Caiicut gebragt. Tegenswoordig bezit de Engelfche Oost-IndifcheCompagnie de groote Provinciën: Bengaaien, Bahor, Benares en een deel van Orizas, zo ook aanzienlijke Bezittingen op de Kust van Coromandei in het binnenlle van Decan, en op de Malabaarfche Kust , zonder de Factorijen in de Afiatifche Rijken aan geene zijde des Ganges te reekenen. Zij heeft verder de waardigheid van Grootadmiraal des Mogols in de Indi fche Wateren. De magtige Na. babs van Arcot, van Oude, en andere, zijn geheel van haarafhanglijk; gelijk ook de Raja van Tartjsra% zo ook veele Polijgaren of Woudvorlfen. Behoudens een verftandig Bellier, en wel doorgedachte Staatkundige maatregelen, voor het toekomllige, kunnen de Engelfchen zich in weinige Jaaren meester  t53 VIJFTIENDE HOOFDSTUK. ter van het gandfche uitgebreide Indostan maaken. Alleen zouden de Britten bezwaarlijk hunne Wetgeeving daar kunnen doen uitblinken. De beswaarlijkfte hinderpaalen, daan hier de beste Europifche ontwerpen in den weg. Deeze zijn: de overgroote afftand van 't middelpunt, het Britfche Rijk; de onvolkoomene plaatfelijke kennis zelfs van ervaarene Staatsmannen; en eindelijk de algemeene grondregels, die uit het verkrijgen van Rijkdommen voortvloeien, en die ijder Brit aanneemt, zo draa hij Zijn voet in Indien zet. Ik twijffel of zij wel eene van deeze Volksziekten te boven is. De tegenswoordige ftaat der Oost - Indi fche omftandigheden geeft daarom der Britfche Regeering gelegenheid om de Wijsheid haarer Staatkunde te toonen. Het noodlot der Americaanfche Provinciën heeft de Engelfche Ministers tot merkelijke leering verftrekt. Hoe veel meer behoedzaamheid behoort 'er niet toe, van London de Indien te beheerfchen, tusfchen het welke en de Theems de halve Aardbol gelegen is; dat volTroupen is, en ee! ne menigte van Rijke, Verlichte en onderneemende Britten als Inwoonders telt? Bij deeze zwaarigheden koomen nog de grondregels tex Indi fche Vorften, die enkel door geweld onder het juk der Britfche Compagnie gehouden worden, en daar, door altoos gereed zijn het zelve aftefchudden, zo draa de minfte gunftige gelegenheid zich daar toe aanbiedt. En eindelijk de heimelijke en openlijke beArWwn der Franfchen. om de vijanden der Engel¬ fchen in de Indien te vermeeraeren, buuug "'«ö>- 5 en  ENGELANDS TEGENW. TOESTAND. 159 «n handel te verkleinen, en in 't algemeen hun alle mooglijke hinclerpaalen in den weg te leggen. Ook is het zeer waarfchijnlijk, dat Frankrijk, bij een volgenden Oorlog, nadruklijke middelen ter hand zal neemen, om Groot-Brittannien de IndifcheVvovinden te ontrukken , door hoedanig een middel het ook zijn mag. De Gefchiedenisfen zo wel als de nieuwfte ondervinding , zijn rijk in voorbeelden van geweldige affcheuringen van afgelegene Provinciën, die van hunne overhcerfchers affcheiden, en hoe bezwaarlijk het valt dezelve in gehoorzaamheid te houden. Een bij het Voik geliefd Gouverneur in Indien, aan het hoofd eener magtige Armée , en een talrijke Vloot van Oorlogfchepen in het bezit der geplunderde Schatten, niet alleen van Indostan, maar ook van andere Rijken in Aften, die bijgevolg in ftaat is, zich aanhangers te verfchaffen, en hunne trouw jegens hem rijklijk te beloonen; zulk eenManheeft het volkoomen in zijne magt, door zijn zwaerd de toverketen der Staatkundige gevoelens door te houwen, door welke de Britfcke magt in het Oosten gevestigd is. Deeze Denkbeelden dringen zich zo diep in het verlichte verftand der menfchen, dat men voor eenige Jaaren fterk twijffelde, of de beroemde Hastin gs, Gouverneur Generaal van Bengaaien, van zijnen Aftatifchen Troon zoude afftijgen , en als een particulier Perfoon na London te rug wilde keéren. Dan deeze twijffeling werd door de Vaderlandsliefde beantwoord, van welke men.beweert, 4*t  ifjo VIJFTIENDE HOOFDSTUK. . dat zij in evenredigheid aangroeit, naar maate de menfchen van hun Geboorteland verwijderd worden , en dat de aangenaame hoope, van zich met Rijkdommen belaaden aan zijne Vrienden en Bloedverwanten te vertoonen, een ware Talisman is, die hen met de aangenaamheden van Afien te vrede ftelde, maar ook een zekere waarborg is, zo wel voor hunne trouw als voor hunne terugkeering in het Vaderland. , . Het tegenswoordige Engelfche Ministerie neeft alles gedaan, om zo veel mooglijk deeze weldaadige tovereij te doen ophouden, en wel door eene Wet, die de Troupen , en in 't algemeen alle Britfche Onderdaanen in Indostan, van hun Geboorterecht berooft; daar alle in de Indien, aangeklaagde Perfoonen, niet daar te Lande, te recht gelteld, maar na Engeland overgevoerd moeten worden, alwaar hun nog onbeweezen verraad voor een, uit. druklijk daar toe bepaalde, Rechtbank onderzocht kan worden. 'Er werd dus een Inquifitie Rechtbank opgerecht, die op den wenk van 't Hof, over de Goederen, en den goeden naam van een ijder zoude oordeelen, die moed genoeg hadde om moedige gelukspaden zo in Koophandel als Krijg op te fpooren, en daardoor de Rijkdommen van Groot-Brittannien te vermeerderen. Deeze Wet, die men gewoonlijk Pitts Bul noemt, (*) viel als een vonk uit de hel op de trot- O Van deeze Wet is breJer gefproken in 'c I Deel, bi, 238, 23?.  ENGELANDS ÏEGENW. TOESTAND. t6t fche Britten in de Oost. Zij deelden elkander hun gevoelen meede, dat door eene algevneene Sijmpathie aangevuurd werd. Meu hield onophoudelijke faamenkomften , zelf de Overheidsperfoonen riepen hen te faamen, en overal heerschte de grootfte eensgezindheid. Men verkoos eene meenigte Perfoonen, wier befiuiten men zich verbond met moed en nadruk te onderfteunen. Allen , die Indien kennen, beeven voor 't gevolg, en ik, terwijl ik dit fchrijf {Januari] 1787) vertrouw te kunnen beweeren , dat Pitt gedwongen zal worden, zijne BUI met fchande weder in te trekken , of dat de gevolgen voor Engeland verfchriklijk zijn zullen. Een in het voorige Jaar in London uitgekoomen Kunstplaat, ftek Engeland voor als eene dervende Vrouw, welke men eenen arm heeft afgefneeden „ waar door America verdaan wordt, de andere (Oost-IudiJn) is nog wel gezond en zenuwrijk; doch 'er daat een Genius met een Artz gereed om hem aftezetten. De Schulden der Compagnie waren in den Jaa» re 1786. nier hooger dan zeven millioenen ponden Sterlings. Ondertusfchen bedroegen de formeele Schuld opgaaven, Februari/ 1786. vijf millioenen eenmaalhonderd ncgenenvijftigduizend negenhonderdecneunegentig ponden Sterlings. Een Schuld, die in evenredigheid der Inkomften gering genoemd mag worden , en bij een beter Staats Huishouding zeer fpoedig kon afgelost worden. Dan eene Hechte Huishouding, die in eenen zo verren afftand van Europa onmooglïjk te verhelpen is, en de hebzucht ÜI. d E Ei.. L . yan  lóa VIJFTIENDE HOOFDSTUK. van alle Burgerlijke en Krijgsperfoonen., die huirncn voet in de Indien zetten, hebben de Compagnie meer dan eens op den randgebragt van een Bankeroet te moeten maaken. Het nut dat het Britfche Rijk, op zo veele wijs? zen, van de Qost-Indifche Compagnie trekt, is onafmeetbaar. Alleen worden de Tol Inkomften Jaarlijks op zesmaal honderdduizend ponden Sterlingsberekend. In het Jaar 1786. hadt de Compagnie eene Vloot van negenentagtig groote Scheepen, van agt i negenhonderd tonnen, en grooter , die allen tot de vaart na Indien dienden, zonder de menigte der kleine te reekenen, waar meede de Kusthandel in Afien gedreeven wordt. Elk deezer groote Koopvaarders voert twintig Stukken Gefehut. Dikwerf buurt ook de Compagnie Scheepen tot de vaart op Indien , waar voor zij van achttien tot tweeëntwintig ponden Sterlings per ton vracht geeft. Dit getal van negenentachtig Scheepen werd in den Jaare 1776 op drieenzeventig verminderd, wijl de Engelfche Admiraliteit toenmaals op een vermindering ftond. Deeze eisch werd gerechtvaerdigd door het gebrek aan Hout, dewijl het Hout in Engeland, tot Scheepsbouw gefchikt, zeer verminderd was, en dat, na de meenig der Engelfchen, boven alle andere Europeefche Landen in deugdlijkheid uitmunt. Het is een Völksfprookje bij At Britten , 't geen eenige Duitfche Schiijvers als waarheid ter neder gefteld hebben, dat namentlijk de Nabab van Arcot beftendig, een aantal Parlementsleden, in Sol-  ENGELANDS TEGENV7. TOESTAND. ,ö3 dij heeft, die hij door zijn Geld daar in zitting verfchaft. Die nu den toefiand en betrekking van Engeland m Indien, als ook de Parlements omftandigheden kent, zal deeze, den Nabob van Arcot toegezwaaide ecre, hoogst zouteloos vinden, 't Is moogiijk, dat zulk een Vorst, om door eene A&e een ontwerp te bevorderen , iemand in 't Parlementgeholpen heeft; maar dit met veel Leden beftendig te doen, en hun door groote Penfioenen aan zijn belang te verbinden , zulk een zinnelooze verfpilling, alfchoon ook de Engelfchen op de Kust van Coromandel hen het middel over gelaat en hadden, is niet te gelooven; terwijl die in Bengelen en andere deelen van Indien niets met hem te doen hebben. Hoe veele Wetten worden van 't Parlement gemaakt, die invloed hebben op den Nabal, van dmp en hoe veele zelfs van deeze worden van de Bedienden der Compagnie naauwkeun'g gevolgd? Als 'er nu veele Britfche Nobabs (gelijk zij fpots wijze om hunne, in Indien gewonnen, Schatten genoemd worden) in het Parlement zitten, gelijk niet te ontkennen is, zo' hebben zij zulks'hun ei- ' gen Geld te danken. Daarenboven is nog aan te merken, dat Vreemdelingen, fchoon zij niet genaturalifeerd zijn, zelfs Vrouwen , Interest in deeze Compagnie kunnen hebben, en ook naar evenredigheid hunner; daar bij ingelegde, Gelden hunne ftemmen in de Vergadering geeven kunnen. De Directeuren, die vierentwintig in getal zijn,van weiken één Voorzitter is , hebben een bepaald inkooraea uit de - algemeens L * Kas,  ÏÖ4 VIJFTIENDE HOOFDSTUK". Kas, en bedienen hun Ampt vier Jaaren achtereen. Groot-Brittannien heeft geene Vestingen. DeSchanfen bij eenige Havens opgeworpen, of oude Kasteelen, verdienen deezen naam niet, ook danniet, als de Werken bij Portmomh, Pleijmouth en Ghattam, na het tegenswoordig ontwerp, vergroor zijn. De Towr die beroemde Staatsgevangenis , die Schouwplaats zo veelcr gruwelen, is even zomin eene Vesting. Deeze is eigentiijk een Fort, welks Deuren en Muuren deri oploop des Volks fluiten. De Engehchman die nooit zijn Eiland ver^ lüaten heeft, heeft dus geen begrip van eene Vesting. De Zee, die dit Rijk omringt, en de daar opdrijvende gewapende Kasteelen, zijn alleen de Bolwerken des Rijks, die federt duizend Jaaren allen Vijandlijken aanval verijdeld hebben. Als zulke tandingen met een gelukkig gevolg moogiijk te ver. wachten waren , zou men die in den Americaam fihen Oorlog wel ondernoomen hebben, toen Engelands Vlooten in alle- Waerelddeelen verftrooid waren , en de Vijandlijke in het Kanaal een tijd lanQ de overhand hadden. Men ^beproefde zulks niet eens, fchoon groote toerustingen tot dien aanval gemaakt waren. Deeze toerustingen waren echter nog grooter in den Jaare 1761. onder't bellier van Choiseul. Toenmaals- hadt men zesduizend vlotgaande-Booten in gereedheid, deLandingsplaatfen aan de Kusten van Engeland waren gepeild , en over 't algemeen zeer kloeke maatregelen genomen, om-het beste gevolg te verzeekerew k Doch.  ENGE LANDS ÏEGENW. TOESTAND. .165 Doch de onderneeming bleef achter , wijl de Engelfche Regeering de naauwkeunigfte Berichten van 't geheele ontwerp had, en dus de nodige voorzorgen konde aanwenden. Deeze ontdekking gefchiedde door een Ierlandermet naame Macc a l l e s t e r , die in Parijs door een verwonderlijk toeval aan deeze zo gewichtige Staatspapieren gekoomen was, welke deeze onderneeming in alle deszelfs deelen bepaalden. Hij kwam daar meede gelukkig in London , en bekwam na het einde des Oorlogs, voor deezen uitneemenden dienst, van het Parlement twintigduizend ponden Sterlings. De voortreflijkheid van het Engelsch Zceweezen «n deszelfs inrichting, kunnen door hun gewaardeerd worden, die deZeemagten van andere Staaten kennen, en door vergelijking tot hunnen maatftok neemen. Het Caracler van de Britten en hunne rijkdom, is nergens fchitterender dan in hunne Oorlogfcheepen. De Bouworde zelfs verbindt .Schoonheid, Pracht en Gemaklijkheid in een hoq■gen graad. Zij zijn van al het nodige in zulk een overvloed voorzien , als men op geene Scheepen aantreft. Hier bij koomen nu nog nieuwe Uitvindingen, die men bij andere Zeemagten tot nog toe gebreklijk , of geheel niet in gebruik heeft. De -Schcepen zijn met Koper beflaagen, en met Ventilators of Windmaakers voorzien. Zij hebben Conductors of Afleiders, die den Blixem afleiden, en Uurwerken, die de lengte op Zee aanwijzen. Distilleerketels, om bij nood het Zeewater drinkbaar se maaken. Bakovens, om te midden in den Oceaan L 3 broed  166 VIJFTIENDE HOOFDSTUK. brood te bakken; zo ook Brouwketels; Smeeierijen; om nieuwe IJzeren Werktuigen te vervaardi. gen. BouwftolTen om nieuwe Vaartuigen in tijd van nnod te kunnen Bouwen, enz. door alle deeze zaaken wordt het onaangenaamc van het Zee leven cn deszelfs gevaaren verminderd. De ondergefchiktheid is, op de Engelfche Oorlogfcheepen, zo fterk, dat zij die der Pruisfchen bij den Militairen Dienst bijna overtreft. De oudfte Luitenant zelfs, die de tweede Perfoon aan Boord is, hoe aanzienlijk zijn Familie ook zijn mag, nadert altoos den Kapitein met den diepften eerbied , en gehoorzaamt blindelings zijne beveelen. De goede of kwaade luim deezes Opperhoofds is de algcmeene Vraagbaak op het Schip , wijl zijne magt zo uitgeftrekt is , dat hij zijn Scheepsvolk goede of kwaade dagen kan verfchaffen. Een oud Zeeman, die in Portsmouth mij dagelijks vergezelde, befchrcef het leven op de Oorlögfcheepen, met twee woorden. ,, Het is, zeide hij, een Hemel of een Hel, ,, na de geaartheid des Bevelhebbers". De Engelfche Admiraliteit gaf in den Jaare 1742 of 1743. een treffend voorbeeld van ftrengbeid wegens het fchenden der ondergefchiktheid. Een Oorlogfchip van Anson's Esquader, de Waager genoemd, was op de Kusten van heiVuurig Land(*) verongelukt. Het grootfte deel derScheepelingen, had zich aan deezen onherbergzaamenOever gered, de eigenzinnigheid des Bevelhebbers, en de algemee- (*} Tirra 'del Fuvgc.  ENGE LANDS TEGENW. TOESTAND. H7 'ineene nood in zulk een verafgelcegen hoek der Aarde , veroorzaakten zeer ongemeene Lotgevallen: hij een derzelver fchoot de Kapitein een Engelsch. man dood, en wel zonder genoegzaame wettige redenen. 'Er was niets meer nodig ©m de alreeds verbitterde Gemoederen op te zetten. Men geloofde nu meer gerechtigd te zijn hem als Moordenaar, dan als der gehoorzaamheid waardig, te befchouwen. 'Er wierd een Schip gebouwd, zo goed als moogiijk was, hier meede ftaaken de oproerigen in Zee, en lieten hunnen Bevelhebber nevens weinigen van zijnen Aanhang op de woeste Kusten van ZtiidAmerica. Deeze kwamen ook allen om 't leven, uitgezonderd de Kapitein en de Zeckadet B ij r o n , de tegenswoordige Britfche Admiraal; deeze Monden alle gevaaren en noodlottigheden van den verïchrifclijkften aart door, welke Bijron ook zelf befchreeven heeft, en kwamen eindelijk gelukkig in Engeland. De oproerigen hadden ook het geluk gehadt, met hun faamengeflandscht Vaartuig hun Vaderland te bereiken, al waar zij hun bedrijf tracht, ten te rechtvaerdigen. Zij werden echter geheel niet gehoord; maar men hield hunne aanzienlijk opgeloopene loonen ten voordeele van het Hospitaal der Invaliden, in, en de gefaamentlijke Officieren en Scheepsbeampten werden onbekwaam verklaard om den Koning weder te dienen. Hoe zeer gegeevene, of vermeende bevelen van een Britsch Zet Bevelhebber, alle andere aanmerkingen , en de oogenfchijnlijklte gevaaren overtreffen , zag men bij de belegering van Pondicherij in L 4 't  iöS VIJFTIENDE HOOFDSTUK. 't Jaar 1761, toen oogenbüklijk in het holle des nachts een geweldige Orkaan ontltond, welke der Engelfche Vloot, die de Siad belegerde, den onmiddelijkften ondergang dreigde. De Admiraal S tevens deeddoorhetGefciiutfein, de Ankertouwen te kappen; maar het geraas der- Elementen was zo groot, dat zelfs de naastbij geankerde Scheepen, den donder van het zwaarlte Gefchut niet hooren konden. Eenigen waren nog gelukkig genoeg, terftond door het geweld des Orkaans van hunne Ankers geflaagen te worden, zo dat zij de volle Zee nog bereiken konden; anderen echter blecven rijden , wijl zij van geene tegengeffelde bevelen wisten, tot zij eindlijk door de golven verflonden werden. Deeze Zeelieden vielen allen als een offer van 6c ondergefchiktheid der Engelfche Zeemagt. (*) Onaangezien de ligging van Engeland een Eiland is, was hunne Zeemagt in de middeleeuwen niet zeer uitfteekend. Alle Zeefteeden moesten , als'er Oorlog onttlond, een zeker getal Scheepen leveren. Deeze waren enkel Koopvaarders , die men met Soldaaten bemande. Toen Eduard de III. zijn groot ontwerp maakte om Frankrijk te veroveren, leverde London daartoe vijfentwintig Scheepen en zeshonderd tweeënzestig Man. De Engelfche Zeemagt begon eerst aanzien te bekoomen ten" tijde der Regeering van Koningin Elizabeth , en federd is zij beftendig geklommen , tot zij tot de tegens¬ ta Dit B»$iaade- in Indifn, nach Orme ^dtitttr band. f. -2$,  ENGELANDS TEGENW. TOESTAND. 169 genswoordige verwonderenswaardige grootheid gefteegen is. Bij het einde des Americaanfchen Oorlogs, belfond zij uit driehonderdzesenveertig groote en kleine Scheepen, waaronder honderd veertig van Lienie. De uitgeruste waren toen met honderdduizend Matroozen bemand , ijder van welke de Natie Maandelijks vier ponden Sterlings koste. Thans (1786) houdt de Regeering nog acchttienduizend Matroozen in beftendige Soldij. De ZeeTuighuizen zijn met een ongehoorden voorraad van alle mooglijke Zee en Krijgsbehoeften opgevuld. Deeze voorraad is bijzonder in Portsmouth enP/eijtnouth ongelooflijk ; ja zelfs de kleine Tuighuizen van Chatham , Deptfords Scheernesf en Woolwich zijn zo rijklijk voorzien, dat ijder derzelve tegen alle de Tuighuizen in gandsch Italië», te faamengcnomen, kan opweegen. Als men de Krijgsinrichlingen, Manoeuvres, taktike Gronden enz. bij de Landarmeeèn der Europeefche Natiën onderzoekt, vindt men bij dezelve veel overeenkomst; deeze gelijkvormigheid, die echter in trappen en tallooze manieren verfchilt, was federt eenige Eenwen meer of min het kenmerkende der EuropeefcheLegers. Maar na de verwonderenswaardige Veldtochten devPruisfen, vonden de Krijgslieden aller Volkeren van ons Waerelddeel hun voorbeeld , waar na zij zich allen fchikken konden. Hier door vermeerderde de gelijkvormigheid, en als men tegenswoordig afwijkingen in de Krijgs-Inrichtingen, Grondbeginzels enz. bij die Natiën aantreft, die in de Krijgskunst de grootfte vorderingen geL 5 maakt  v/0 VIJFTIENDE HOOFDSTUK. maakt hebben , vindt men toch geene tegendrijdige grondregelen. Bij de Zeeoorlogen echter is het gandsch anders, de Franfchen bij voorbeeld, die de Britten in het Zeeweezen voor hunne Meesters erkennen, hebben echter bij hunne Zeeoorlogen eene menigte eigenaartige, en ten deele zeer ongevoeglijke gebruiken, die niet alleen zeer veel van de Britfche verfchillen, maar zelf daar meede geheel drijden. Een der zeldzaamde is, de manier om het Gefchut in den Slag van buiten te laaden, waar bij de Soldaaten, met Bandeliers om het Lijf vastgemaakt , op het Kanon moeten omkruipen, en veel meer aan het Vijandlijk vuur bloot daan, een zo misfelijk als gevaarlijk gebruik, dat daarenboven den arbeid niet weinig vertraagt. De Franfchen richtten in het treffen hun Gefchut op de Vijandlijke Takelagie : de Engelfchen integendeel op het Hol van het Schip, 't geen een gandsch ftrijdig doel is. De Franfche Oorlogfcheepen zijn fterker bemand, maar uit deezen hoofde ook te Hechter bevaareu. Hier bij komt de uitdeekende ellendige Krijgstucht, die Rodneij, in zijn Bericht van de groote Zegepraal, den ia April 1782 behaald, ook als erbarmlijk afmaalt. Deeze veroorzaakte , dat het 'toenmaals veroverde Franfche Oorlogfchip de Ccefar van tachtig Stukken in de Lucht fprong. 't Is aanmerklijk, dat van alle op deezen beroemden Dag veroverde Oorlogfcheepen , geen een eenig in Engeland is opgebragt. Zij zonken allen, zonder dat men weet, hoe deeze fchriklijke ongelukken zich hebben toegedraagen, welke niet  ENGELANDS TEGENW. TOESTAND. m niet weinig toebragten om de Britten den Oorlog verdrietig te maaken. Het prachtige Schip de Stad Pa. rijs van honderd twaalf Stukken werd het meest betreurd. 'Er waren meer dan duizend Franfche Krijgsgevangenen aan Boord, en 't was met driehon• derd Engelfchen bemand. Een zeer ervaaren Officier, die bij Rodneij daar toe alleen was uitgekoozen , had het Commando. Dit ongeluk werd door een dergelijk bij Portsmouth vermeerderd, de Roijal George, een Oorlogfchip van honderd Stukken Gefchut, zonk door nalaatigheid van een van 't Scheepsvolk, bij ftil weder, nabij de Haven, terwijl het ten Anker lag. Veele honderd Menfchen verlooren daar bij het leven, en onder deezen ook de dappere Admiraal Kempenfeld. Dit verlies van dien voortreflijken Man , en zijn ongemeen fraai Schip, herinnerde den Britten het ongeluk van den Admiraal Balc hen, die in den zevenjaarigen Oorlog de Brittannia van honderdtwintig Stukken Gefchut commandeerde; 't was het grootfte en fchoonfte Schip, dat men tot nog toe in Engeland bouwde, 't Was bemand met twaalfhonderd Koppen, waar onder meer dan honderd Zeecaders uit de voornaamfb Familien des Rijks. Dit Kasteel ging niet verre van de Spaan, fche Kust te gronde, en niemand weet door welk toeval, dewijl 'er geen Ziel van afkwam; dit verlies wierd algemeen gevoeld en betreurd. Naar de regelen der Britfche Zeemagt, is een Oorlogfchip van honderd Stukken , honderdenvijftigvoet lang, eji eenenvijftig breed. Het heeft ruimte  rro VIJFTIENDE HOOFDSTUK. te en draagt voor tweeduizend eenhonderd tweeën* zestig Tonnen , die ijder twintig Centenaars bedraagcn. Ter bemanning van dezelve heeft men achthonderd vijftig Koppen, waar van het Maandelijks onderhoud vierendertig duizend ponden Sterlings beloopt. Dekleinfte Scheepen van Lienie voeren vjerenzestig Stukken Gefchut, en vijfhonderd Man, die van vijftig Stukken zijn een middelfoort tusfchen de Lieniefcheepen en Fregatten. Als het op liaan aankomt, plaatfen zij zich echter ook in ét Lienie i de Fregatten in tegendeel hebben deeze eer niet dan bij de hoogde noodzaaklijkheid , dewijl zij tegens het zwaar Gefchut der Lieniefcheepen niet beftand z;ju. De zwaarde Kanonnen op de Britfche Scheepen, die honderd Stukken voeren, fchieten tweeënveertig ponds Kogels. Sedert eenige Jaaren heeft men nog een nieuw foort van Gefchut uitgevonden, 't welk men Caronaden noemt, en honderd ponds Kogels fchiet. Hier mede zijn de grootde Oorlogfcheepen voorzien, en dan voeren zij vier of zes als extra Moordmachienen met zich, die niet tot het gewoon getal van het Gefchut gerekend worden. De manier waarop men in den Engelfchen Zeedienst de Oorlogfcheepen bemandt, is het laakcnswaardigdevan alle gebruiken deezes Eilands; ook is zij door geene Wet bekragtigd. Men werft naamentlijk het Volk met geweld. Daar deeze zich nu dikwerf verdeedigen, ontdaan hier uit bloedige tooneclen. De Wervers , die tot presfen gebruikt worden, zijn woeste Kaerels, die tot den Zeedienst  ENGELANDS TÊGENW. TOESTAND. ïjg dienst behooren, en daaglijks een Guinjevoorhunncn gevaarlijken dienst bekoomen. Een menigte van dit foort van Menfchen, zes, acht, of meer Mannen, noemt men hier Presgang. Deeze openbaare flrijdigheid met de Grondregelen der Vrijheid van de Engelfchen, heeft alle Menfchenvrienden mishaagd, en ontelbaare Schriften en Parlements debatten veroorzaakt. Maar de groote Staatsbehoefte, welke niet anders vervuld kan worden, vernietigde beftendig alle andere overweegingen. Te vergeefsch bood men in den laatften Oorlog groote Premien tot Handgeld aan de Matroozen, die zich vrijwillig op de Vloot wilden begeeven. Het getal, dat dienst wilde neemen, was echter gering, dewijt zij liever ter Koopvaardij vaarerr waar bij geen ander gevaar plaats vindt, dan beroepstraarig te verdrinken , en geen groote onderwerplijkheïd vereischt wordt. De twaalfduizend Scheepen die ten Britfchen Handel gefchikt zijn, moeten ook bemand worden. 'Dit alles heeft het presfen der Matroozen tot nog toe als eene noodzaakelijkheid gemaakt, welke het beftaan van den Staat doorgaans vordert. De Graaf van Ferre rs vormde in 1785 een ontwerp om dit kwaad af te fchafFen, en met geringe Kosten een heir van veertigduizend Matroozen in Vredenstijd te onderhouden, waar door dan hét presfen in Oorlogstijd onnodig zou zijn, doch het ontwerp werd in 't Parlement onuitvoerlijk geacht. Het Hospitaal te Greenwich is geen geringe aanmoediging voor de Zeelieden om den Staat te dienen. Het is een der grootfte en prachtigfte Ge- bosi»  r/4 VIJFTIENDE HOOFDSTUK. bouwen van Europa zeer bevallig aan den Theems geleegen, en met Koepels , Gallerijen op Zuilen rustende, Standbeelden, Schilderijen en wat dies meer is verfierd, waarin eenige duizend afgeleefde Zeelieden met de grootfte gemaklijkheid woonen, en waar uit een nog grooter getal onderhoud bekoomt. Deeze Invalides eeten van groote Marmeren Tafels, voor ijder worden weeklijks twee Hemb-< den gcwasfchen, en alle Jaaren worden de Bedden vernieuwd , waar van ijder het zijne afzonderlijk heeft. In 't algemeen is de zindelijkheid, die hier onder zo veele gemeene Menfchen geoeffend wordt, iets bewonderenswaardigs. De Lijken der hierverftorvenen worden, zonder onderfcheid van Religie, allen op een gemeen Kerkhof begraaven. Men heeft ook een Hospitaal voor zieke Zeelieden te Portsmouth, dat drieduizend Bedden bevat; desgelijks een te Pleijmouth. De Regeering heeft in de laatfte Jaaren de Zeemagt door onderfcheidene Wetten begunftigd, om den Dienstijver der Zeelieden te vermeerderen , waar bij het voordeel der Schatkamer dikwerf nadeel toegebragt is. Een deezer Wetten vergunt aan het Scheepsvolk der Oorlogfcheepen, zich alle beweegbaare Goederen uit de in den Krijg verover, de Scheepen tceteëigenen; maardegenomeneScheepen zelfs, hun Gefchut. en Krijgsbehoeften, vallen de Regeering te beurt. De verdeeling deezes Buits gefchiedt op een zeer ongelijke manier, waar over, na mijne gedichten, rechtvaerdig onder de Zeelieden gemord wordt. Want de Bevelhebber te-  ENGELANDS TEGENW. TOESTAND. 175 bekomt bijna zo veel, als al het Scheeps-Volk te faamen genomen. Deeze onbepaalde overdraaging van het Staatseigendom aan bezoldigde Dienaars is in waarheid zwaar te rechtvaerdigen. De Wetgeevende Magt, kan een goed , uit de Volksfchatten verworven, en aan het Gemeenebest gezamentlijk geheiligdm niet wegfchcnken zonder tegens de Natie te misdoen. Maar de Burgers van den Staat, die door Lasten optebrengen , de Krijgskosten betastten, behooren niet alleen de Vbordeelen der Veroveringen te genieten, maar ook alles , wat daar aan verknogt is. De natuurlijke to'eftaud van een Soldaat is Je Oorlog, de daar aan verbondene zwaarigheden , onrusten en gevaaren, zijn deszelfs gevolgen. In de Barbaar fche Eeuwen, voerden de Europee fche Heken den Oorlog op hunne eigene Kosten, zo als nog tcgenswoordig ae Kozakken, Kalmukken en andere zo wel ruwe als wilde Volkeren doen. De Sra Ibewooners betaalden daar toe niets zo lang de Belegeringen en Veldflaagen ■ verre van hunne Muuren voorvielen. Toenmaals kon men zeggen, dat de Soldaaten recht op den Vijandlijken Buit hadden. Als hun echter het geluk niet altoos gunftig was, en het dikwerf aan roof mangelde zo verkogten zij hun aandeel aan de Vorflen, die hun daarvoor een Soldij betaalden, welke zij federt bij alle befchaafde Volkeren genieten. Door deeze overeenkomst verlooren zij alle Recht, dat zij op het beweegbaare Goed der veroveringen hebben konden. Toen de Remein/che Krijgsbenden den Buit,  176 VIJFTIENDE HOOFDSTUK. Buit, in den Oorlog gemaakt, nog onder elkander deelden, gaf de Republiek hun nog geene Soldij; toen die ingevoerd werd behoorde de Buit niet meer aan de Soldaaten ; maar werd als een gemeen Goed aangezien; 't ftaat immers alle Regceringcn Vjti), de Onderdaanen te beloonen, die in den Oorlog den Staat gewichtige Dienften gedaan , of zich dikwerf door uitmuntende Daaden verheeven, hebben. Dit moet door bepaalde bevorderingen , voorrangen en Eerenposten, maar niet door Rijkdommen gefchieden, die in eenen vrijen ftaat niet den Senaat, noch minder de Regeering, maar eigentlijk het Volk behooren.' Een verftandige Wet, de Britfche Zeemagt be. treffende , is het verbod , in den Oorlog geene Vijandlijke Scheepen te rantfoeneeren , gelijk de Franfchen en andere Zeemoegenheden , uit een flechte Staatkunde, hunne Oorlogfcheepen en Vrijbuiters toeftaan. Deeze manier is voor den Kaper voordeelig, maar voor den Staat hoogst nadeelig; bij voorbeeld: de Franfche Kaper ontmoet een Engelsch Schip, en laat het, mids een fomme Gelds betaalende, zeilen, om dat hij nog niet in de Haven wil inloopen; hij ontmoet op zijne Reize anderen , met welken hij het even zo maakt, en dan eindelijk met zijn randfoen Gelden, die gewoonlijk in zekere Papieren beftaan, na Huis terug keert. Hier gaan de Vijandlijke Scheepen en Matroozen , die anders genomen waren, voor den Staat verlooren; waar tegens de Engelfchen gedwongen zijn , de veroverde Scheepen en hun Scheepsvolk na een Inge/-  ËNGELANDS TEGENW. TOESTAND. i77 gelfche Haven te voeren; ook dan als door de omHandigheden,, het rautfocu hoogst .voordeelig, ja noodwendig zijn mogr. De Engelfche Zeeofficieren kunnen zich den roem toeeigenen , de Rusfifche Zeemagt gevormd tc hebhen. Het gei uk der Rusfifche Vloot, in den laatltenporlog tegens de Turken, was geheel aan Greigh, ELPliI^GST0A,? Douglas , Lee en andere Lmfche Bevelhebbers toetefchrijven. De volgend > buitcngemcene Bijzonderheid is weinig bekend en bewgst den moed der Engelfche. Zeelieden, die in der daact verwonderaiswaardig is. Dikwerf nebeuren onder henDaaden, die met de llehih3i'dgHe der Grieken en Romeinen om den voorrang Itrij. den kunnen. ILt wagende, voorbeeld zal dit ge» zegde flaaveti. Een Enge/fcheLkm^nt, met name Dugdale, die in den Jaare i77o. in de Middelandfchc Zee als Vrijwilliger op de Rusfifche Vloot diende ondernam het gevaarlijk befluit om de Vloot der Turken, in de [laven van Tfchesme liggende te verbranden. Tot deeze onderneeming werden hem vier Branders gegeeven, die echter allen met Rus. fen bemand waren, aan wien deeze Vuurdienst geheel onbekend was, en die gevolglijk den grootften tegenzin daar in hadden. Dugdale naderde des Middernachts den mond der Haven, maar 'erbleeven drie Branders terug. en die, waarop hij zkh bevond , en waarop hij de Rusfifche Matroozen met het Pistool in de hand aan Boord moest houden Lep de Haven in. Hoe zeer 00k 2ijn gevaarJij£ iü. deel. M m voor-  178 VIJFTIENDE HOOFDSTUK. voorneemen de hoogde oplettendheid vereischte , zo moest hij die toch verdeelen, en op de gevaaren van zijn Schip acht daan. Deeze maakten zich de gelegendheid ten nutte dat Dugdale zich na het voorde gedeelte van het Schip begaf. De Stuurman verliet het Roer, en fprong met het gandfche Scheepsvolk in de Boot, zo dat de Engehchman gandsch alleen aan de woede der Turken, en der Elementen was overgelaaten , zijn dood fcheendoor Staal, Vuur, en Water onvermijdelijk, en niets was in deeze omftandigheden, zelfs vooreen Held, natuurlijker , dan aan zijae redding te denken. Dugdale dacht daar aan niet, in tegendeel, was hij, dus verlaaten, enkel vervuld met zijn eerfte voorneemen. Hij vatte zelf het Roer, ftuurde digt langs een Vijandlijk Schip, fchoon alles in de Haven in beweeging was, en een menigte Booten met Turken op hem afkwamen, hij klom op de Voorftengdes Branders, haakte een Touw aan eert der voornaamfte Turkfshe Scheepen , liep over 't verdek terug, waar reeds een Kruidkamer gefprongen was ,'t welk hem aanverfcheidenedeelenvan zijn Ligchaam gebrand hadt; toen fprong hij met een verwonderenswaardige onverfchrokkendheid, in het Ruim , lei vuur nabij de Kruidhoorn, ftortte zich daar na in Zee ,waar uit hij met groote moeite door de in de nabijheid zijnde Booten der Rusfen gered werd. In viif uuren was door den Heldenmoed van deezen éenigen Engehchman , de gandfche Turk/che Vloot verbrand, uitgezonderd eenige Galeien, en een groot Oorlogfchip, die van de Rusfen onver- hin-  ENGELANDS TEGENW. TOESTAND. i79 hindcrd werden weggefleept. De Graaf Orlow als Rüsfisch Admiraal, benoemde terftorid den dapperen DuéDALE tot Bevelhebber van het veroverde Oorlogfchip, van zeventig Stukken. Het Kasteel waar door de Haven gedekt werd, werd öog den eigen Nacht door de opzeilen Je Rusfifche fcchecpen befchooten en daardoor een Kruidmaga. »jn, ip de Lucht gedreeven, 't geen de Haven, t kasteel, en de daarom liggende Stad Tfchesme geheel verwoestte; zo dat, in acht uuren,van een • aanzienlijke, weluitgeruste Vloot, van een Stad, en yast Slot naauwlijks een Ipoor meer overig was. Wie «met genoodzaakt de onbegrijplijke Kloekmoedigheid van den Oost-lndifchen Zee Kapitein, Bevelhebber van het Schip HazfeweU, te bewonde. ren , dat in den Jaare x786 aan de Engelfche Kust ftrandde? Op dit Schip waren zeven jonge beminnenswaardige Meisjes, van goeden Huize, en alle verloofd aan Britfche Officieren of Burgerlijke Amptenaaren in de Indien, Twee daar van waren Doch'ters van den Kapitein , een zeer rijk Man , die voorneemen* was zijn laatfte Reis te doen. Een fchnkhjke ftorm wierp het, reeds half tot een wrak geworden Schip, bij den nacht op de Rotzen aan teZuidlijke Oevers van Albion. 'Er was geene mooglijkheid ter redding, dan het leven door zwemmen er af te brengen. Men verbeelde zich dat akelig gekerm dier Meisjes, die alle op het Halfdek waren, en den Kapitein omringden. Deeze edle Man was tot het binnenfte zijner Ziele bewoogen, en m het vermoeden, dat hem het gefebrei M * der  i8o VIJFTIENDE HOOFDSTUK. der Kinderen misfchien de nodige middelen ter redding niet mogte doen opmerken, vraagde hij den Stuurman of daar toe geen middel ware. Deeze antwoordde , neen I De Kapitein was een goed zwemmer en den Oever nabij, 't Was dus zeer waarfchijnlijk, dat hij zich door dit middel redden konde; doch dan moest hij die Meisjes hulpeloos aan haar droevig noodlot geheel overlaaten. Dit denkbeeld ontroerde hem. Hier waren geene pligten te vervullen; hij had geene rekenfchap afteleggen; ja niemand kon hem met recht befchuldigen als hij de redding zijns Levens- vooe een zekere Dood gekoozen hadde. Zijne tegenswoordigheid konde de ongelukkige Schoonen ook niets baaten. Alle deeze bedenkingen werden echter vermeesterd door de gedachte, hoe onedelmoedig het was zich van die Kinderen , welke om hem heen hingen, los te rukken, en zich alleen te redden. Naauwlijks hadt de Stuurman, die met het grootfte deel des Volks gelukkig aan Land kwam, op de voorige vraag dat fchrikkelijke: neen! geantwoord, of de Kapitein, de beklagenswaardige Meisjes hartlijk on.rroende, riep uit: Then, mij dear Childaen, we will perish toge. ther! (Dan, mijne lieve Kinderen zo zullen wij te faamen omkoomen!) Weinige oogenblikkeu daar na zonk de geheele Groep onder het treffendlte gefchrei in den afgrond der Zee. De naam van deezen Brit, die zich zo Heldenmoedig den dood wijdde was Price. Geene Jaarboeken van Zeevaarende Natiën, of van  ENGELANDS TEGENW. TOESTAND. ïtt van eenig tijdperk leeveren een voorbeeld op van ■een zo Itoute onderneeming op Zee, die men met den Zeedag van den Jaare 1759. vergelijken kan; toen de Britten, de Franfchen aan de Kusten van hun Land bezochten, en hunne Vloot verflrrooiden. Deeze, ten aanzien van de uittteekendheid, niet recht gekende Zeedag is eenig in zijne foorte. Want hij is zeker het grootfte voorbeeld van Menschlijkc ftoutheid, die ooit Menfchen , met eikanderen in verband ftaand'e, door Krijgsmóëd bezield, op deezen Aardbol getoond hebben. Hier zijn eenige kenmerkende trekken van deezen Slag. Zij, die mij voor partijdig houden, en mij als eenen Lofredenaar der Engelfchen befchouwen , welke Natie zij niet kennen, zullen weldoen als zij tot de menigvuldige bijgebragte zaaken, ook het volgende voegen, en beoordeelen. Ik /preek hier niet van een duister onbekend voorval , maar van een openbaar geval tusfchen twee magtige en nabuurige Natiën. Een geval dat tot de Gefchiedenis van onzen tijd behoort, en echter nog meenig beleezen Man, in het1 hier getekende Gezichtspunt nieuw zal zijn. De Admiraal IIawke begroette in den Jaare 1750. met de Britfche Vloot, de Franfche onder 't bevel van den Marquis de Constans, die in de Haven van Br en tot uitloopen gereed lag, en tot gewichtige onderneemingen beitemd was. Beide Vlooten waren elkander in fterkte gelijk. De Britten hadden drieëntwintig, en de Franfchen eenentwintig Lieniefcheepen, zonder de Fregat-. M 3 ten,  18c VIJFTIENDE HOOFDSTUK. ten, en kleine Vaartuigen aan weerskanten te reekenen. Constans werd door eenen goeden wind, en eene on(luimige Zee begunftigd, (welke de Engelfchen dwong zich van de Franfche Kusten te verwijderen ,) om uit Brest te zeilen.. Deeze wind echter nam in korten tijd tot een geweldigen (lorre toe. De wind was den Engelfchen gands ongunftig, hier bij kwam het ruwe en den Zeelieden zo. gevaarlijk Jaargetijde, in 't laatst van November, Hawke echter, zonder op AVind , Onweder , woedende Golven , Zandbanken of Klippen acht te Haan , wilde , alle Elementen ten I trotsch , des Vijands oogmerk verijdelen , en befloot dus met de ftoutheid eenes Zeegods in den vervaarlijkften ftorm flag te leveren. Hij, die niet ter Zee gevaaren heeft, weet echter wat een ftorm zeggen wil; een natuurlijk voorval, dat alleen bekwaam is, de menschlijke Ziel geheel werkzaam te houden, en de Dapperfte met vrees te vervullen. Zelfs dc bekwaamde Matroozen zijn niet onverfchillig als een ftorm hevig woedt. Deeze was een der allerverfchriklijkde, en daarenboven de Zee, waar in hij woedde, alom met Klippen bezet. Het denkbeeld, om in deeze omftandigheid flag te leveren, had iets boven menschlijks; ook beefden de moedigde Britfche Zeelieden op zulk een bevel en traden door ontzetting te rug. Eindelijk waagde de Opperduurman van het Admiraalfchip een voorflag. Hij hadt bevel bekoomen, ondanks de hooge Zee, na Land te houden, wijl het oogmerk van Hawke was, het Franfche Admiraalfchip aan te klampen. Hij ?ei-  ENGELANDS TEGENW. TOESTAND. 1S3 zeide dus in tegenswoordigheid van alle de Officieren : dat hij het voor zijnen pligt achtte hem , ("den Admiraal) te zeggen, dat zij bij het gevaar des ftorms van Klippen en Zandbanken omringd waren, die ijder oogenblik hunnen ondergang dreigden. Het antwoord desHelds was:„Gij hebt uw pligt betracht met mij te waarfchuwen, voldoe nu ook uwen „ tweeden pligt, met mijne bevelen te gehoorzaa,, men. Voer mij na het Franfche Admiraalfchip", Dit gebeurde, en de vermeetelfte Zeedag nam een aanvang. De Franfchen betrouwden zich niet hunne onderfle Gefchutspoorten te openen , om niet door de hemelhooge golven begraaven te worden. Hun zwaar Gefchut, dat altoos tusfchen Deks ge. plaatst is, werd hier door onbruikbaar. De Engelfchen, integendeel, openden de hunne, en tart» ten de woede der Elementen. Eindelijk deeden de Franfchen ook zo; van weerzijden werden, enkel door de holle Golven, Scheepen ten afgrond gedreeven. Ondertusfchen hadt een Engelsch Schip met een Franscfl Schip gedaagen , en het veroverd. De overwonnenen ftreeken de Vlag, maar een oogenblik daarna, midden in deTriumf, verzwolg de Zee het Britfche Oorlogfchip, zo dat 'ergeenfpoor yan den Overwinnaar overig bleef. De gevolgen van deezen Slag, welke den 20 November 1759 voorviel, zijn bekend. Zij waren zo groot, dat zij de vermeetele onderneeming des Admiraals, als de Bron daarvan febeenen te reebtvaerdigen; te weeten het vernielen der Franfche Vloot of liever het onbruikbaar maaken der Franfche. ZeeM 4 magt,  184 ■" VIJFTIENDE HOOFDSTUK. magt,' voor den gehteleji volgenden Oorlog. Het verlies van Canada, als meede van alle Frr.iirche Kienden in de IVest-Indiïn, en een roemrijke Vrede, die echter, naar Chatham's ontwerp, nog oneindig voordeeliger geweest zou zijn. Een Zeedag te midden in den ftorm te keveren, was tegens de Wetten der Britfche Zeemagt. Hawke werd ook dieswegens voor den Krijgsraad gevorderd. Doch de verantwoording was den Overwinnaar niet bezwaarlijk, welke de heerfchappij der Engelfchen over den Oceaan , zo Heldhaftig bevestigd had. Alle belooningen, welke zijne Medeburgers, en zijn Monarch hem konden toebrengen-, droomden dien grooten Man toe, ook werd hij tot Pair des Rijks , en Prefident der Admiraliteit bevorderd. Hij ftierf in 't midden'van den Americaanfchen Oorlog, dien hij hoogst misprees. Ook zulke Beloonmgcn ontving Anson, die in den zevenjaarigen Oorlog het Engelfche Zeeweezcn bedierde, en wiens Reizen rondsom de Waereld, veel overeenkomst met een Roman hebben. De Scheepen van zijne Vloot werden verbrijzeld of verltrooid, nog eer hij de Zuidzee, de plaats zijner beuemming bereikt hadde. In deezen onmeetlijken Oceaan, bijna verlooren , gebrek aan alles lijdende, zonder verdere hulp, in verwachting van Vijanden te zullen ontmoeten, tegens welken hij niets dan een -handvol zieke Zeeluiden, konde aanvoeren , was deeze groote Man in eene omdandigheid, die niet wanhopiger zijn konde. Hij hadt no.g twee Scheepen overig, een van vierenzestig ea een  ENGELANDS TEGENW. TOESTAND. 185 een van zeventig (tukken. Het laatfte was hij gedwongen met al zijn Gefchut en toebehooren in den grond te booren, dewijl hij met het ovevfchot van zijn hulpeloos Volk, naauwlijks een konde bemannen. Ondertusfchen was dit eenige genoegzaam voor hem , om verwonderlijke dingen te doen. Ans 0 n veroverde , hoe ellendig ook zijn toeftand was, een menigte Mexicaanfche Steden, plunderde dezelve uit, verfpreidde den fchrik langs alle de Kusten van Zuid- America, ging tweemaal na Canton maakte den Onderkoning deezvr verbaazende Stad bevreesd, en dwong hem naar zijnen wil te handelen. Hij bekroonde den loop zijner Daaden, in deeze ver afgeleegen Waerelddeelen , door de verovering van een zo genoemden Manillhchvaarder, die zeer Rijk belaaden, en van zulk eene grootheid was, dat het Schip na Anson's eigene uitdrukking, ah een Berg op de Zee lag. Na zes Jaaren afzijns, kwam hij gelukkig in Engeland te rug, en hield zijne intreede in London met een gevolg van tweehonderd dertig Wagens , alle met Goud en Zilver, deels in Scaaven, deels gemunt, belaaden. Deeze Schat werd zonder afkorting, aan Anson en zijne metgezellen overgelaaten. Ijder Matroos bekwam voor zijn aandeel twaalfhonderd vijftig ponden Sterlings. De Engelfche Matroozen maaken een geheel 011derfcheideue Klasfe van Menfchen uit. Van hunne Kfudschheid af leeven zij meer op 't Water dan op het Land, en worden daar door zo ruw als het Element zelfs. Hier bij koomen nu nog de EngelM 5 fch&  i86 VIJFTIENDE HOOFDSTUK, fche Nationaale begrippen, en Kenmerkende trekken , die , vereenigd met hunne levenswijs , natuurlijk een eigenaartige Kenlchets moeten vormen. Deeze vertoont zich opentlijk als 'er in den Oorlog Prijsgelden onder hun verdeeld worden. Ongewoon in 't bezit van groote Geldfommen te zijn, en ook met de waardij van het Geld onbekend, begaan zij de belagchelijklte uitfporigheden. Onder anderen heb ik een Proccstie gezien Van dertig Draagftoelen, die allen met Matroozen opgepropt waren , en die van veele Muzikanten verzeid werd. Geduurende het draagen, werd beftendig gedronken, gezongen, Fivat gefchreeuwd, en Geld onder de tallooze menigte , die hen Omringde , geftrooid. Zo ging de optocht door de voornaamfte ftraaten der Stad na eene Herberg, waar zij aanhielden met drinken en zingen. Op zekeren dag werd in een groot Huis van deeze foorte een Matroozen maaltijd befteld van twaalf Guinjes de Perfoon , een prijs waar voor de Tafel wel voorzien kon worden, met Spijze, en zelf met de fijnfte Wijnen, die de gewoone regels der Maaltijden yan Zeelieden over. treft; dan hun oogmerk was, om hun Geld fpoedig te verteeren. Dit doel hadden ook zes andere Matroozen, die een Herbergier hun gandfche vermogen, beftaande in tachtig Guinjes , overgaven, met voorbeding, hun alles te geeven wat zij eischtcn, en hun te zeggen zo draa het Geld verteerd was. Dit gebeurde, en toen gingen zij gerust weder aan Boord. De ftrenge tucht welke op de Engelfche Oorlog- fcheei  ENGELANDS TEGENW. TOES TAND, 187 fchecpen onderhouden wordt, en welke men op geene andere Europeefche plaats vindt, is welligt de hoofdoorzaak der buitenfpoorigheden van de BritfeheMatroozen , als zij aan de wal zijn , doch bij alle hunne dolligheden , begaan zij zeer zelden ongelukken. Ook is geen Volksklasfe bij de Engelfchen geliefder ofbemirder dan deeze Zeelieden. Smollet heeft in Roderich Rundon, en in Peregrine Pickle m-esterachtige Schilderftukken daarvan ontworpen. Bij alle hunne buitenfporigheden, en met alle de ruwheid hunner zeden , verbinden zij echter moed, Grootmoedigheid, eerlijkheid en aankleeving. De Britfche Admiraals , die zich grootendeels door kundigheid, ervaaring, en moed onderfcheiden, verhoogen en verluis teren het aanzien der EngelfcheZeemagt. Onder zeventien of achttien, welke in den Americaanfchen Krijg afzonderlijke Esquaders gecommandeerd hebben, was geen een eenige die onkunde heeft doen blijken. Veele huwen de ruwe levenswijs eenes Zeemans , waaraan zij van Kindschheid af gewoon zijn, aan de befchaafdfte leevensmanieren ,ja niet weinige zijn voorbedden van waare eerlijkheid, tot deezen behoort de Admiraal Keppel die in 't Jaar 1779. zich voor het Krijgsgerecht moest vervoegen , dat op aandrang des Graaven van Sandwich gehouden wierd, en waar in de Admiraal Pal lis er als klaager voortrad. Keppel een openbaar vijand des Graaven, uit hoofde van deszelfs niets waardig Caracter, nam het commando der Vloot op zich, wijl de Natie zulks wenschte. Naauwlijks wer-  m VIJFTIENDE HOOFDSTUK. werden de geringde Hoflijkhedcn tusfchen den Mï* nister en Bevelhebber waargenomen. Zo iets kan niet verborgen blijven. Het Volk, door Keppel's voormaalige Daaden aangefpoord, had groote verwachting van hem. Deeze verwachtingen werden echter niet vervuld. Nu verfcheen Palli s e r met zijne valfche befchuldigingen, zij vonden echter geen ingang, integendeel vermeerderden zij de genegenheid voor Keppel,'wijl hij opentlijk het offer eener cabaal zou worden. De Krijgsraad liep ter zijner eere af, na dat men alle dagen de woordelijke Verklaaringen der Getuigen in de Nieuwspapieren geleezen had. Het bericht zijner vrijfpreeking kwam des nachts in London , aanftonds werd de gandfche Stad geïllumineerd, en 't Huis van Pal user beftormd. Men wierp 'er alle Meubilen uit, en verbrandde die op de flraat. De Illuminatie werd den volgenden dag bij Keppel's aankomst hervat. De Rijken en Voornaamften namen daar aan recht hartlijk deel, en verfierden hunne Huizen rijklijk met Licht, als Kaarsfen , Lampen en Fakkels. De Illuminatie vond plaats tot in de armfte hoeken van London, en alle omliggende Dorpen, Aan de Bevelhebbers der Esquaders wordt gemeenlijk van deRegeering een uitgebreide magt toegeftaan , en wel om na bevinding van zaaken te handelen. Dit vergroot hun aanzien , en fpoort hunne eergierigheid aan. Zelfs de Kapitein van een Oorlogfchip is reeds een veel beduidend Man, en heeft in de oogen der Engelfchen een grooter Rang dan,  ENGELANDS TEGENW. TOESTAND. xfy dan een Generaal bij de Landarmeé. Ik ,heb een oud Kapitein gekend, met naame O'brien, een lerlander, die de eer gehadt heeft twee Europeefchs Kuningen op zijn Schip te vergasten, den Koning van Napels en den Koning van Portugal. De .bezolding der Zeeofficiers is ook zeer aanzienlijk,waar door de Uitlanders zich gaarne in deezen dienst indringen zouden, zo zij aangeftcld konden worden. Dit echter ftrijdt met de Staatsbeftiering; gemeene Menfchen van andere Natiën worden op de Scheepen geplaatst , maar niemand kan hoopen Officier bij tle Engelfche Marine te worden, die geen Brit of Ierlandar is. En deeze moeten allen van onderen af dienen, hunne geboorte mag ook nog zo hoog zijn, wijl geen Itand verkogt wordt. De Posten waar meede Knaapeu van twaalf Jaar-, en nog jonger, die ter bevordering beftemd zijn, op de Oorlogfcheepen den Zeedienst beginnen, is die van een lUid-Shipmatt of Cadet. Hun werk is weinig van dat der gemeene Matroozen verfchillende; de Prins W i l ji e m Hendrik, des Konings derde Zoon, diende dus vier Jaaren, en was bij geene gelegenheid van den geringlten dienst ontflaagen. 't Is merkwaardig, dat dit van onderen op dienen , zonder aanmerking van Familie of Rijkdom, eigenlijk tot twee Volkeren behoort , die in den Krijgsdienst te Water en te Lande, de grootfte, en wel de eenigfte voorbeelden zijn. Aan deezen wel overdachten , en vastgeflelden Grondregel,waar uit veele nuttigheden ontfpringen , is het waarfchijulijk toe te fchrijven, dat de Britten en Pruis, • fchsn  ioo VIJFTIENDE HOOFDSTUK. fchen op hunne verfchillende Elementen den hoog» ften Rang bekoomen. De Engelfche Zeemagt is tegenswoordig , zelfs in het midden des Vredes, op eenen ontzaglijken voet. Zij beftond den 31 Maij 1786, volgens het Admiraliteits Register, uit tweehonderd tweeënnegent'g Oorlogfcheepen, waaronder honderd en veertien Lienie Schecpen, dertien van vijftig Stukken welke meede in de Lienie liggen, doch daar toe niet eigentlijk behooren. Verder honderddertien Fregatten, en tweeënvijftig Oorlogfloepen. Voor het Jaar 1786. werd van het Parlement tot onder, houd der Zeemagt ingewilligd: twee millioenen viermaal honderdagtentwintigduizend driehonderd twintig ponden Sterlings. De meeste der voorzegde Oorlogfcheepen liggen afgetakeld , doch zijn alle in dien ftaat, dat zij uitgerust kunnen worden. De volkoomen uitgeruste en bemande waren in den aan. vang van het Jaar 1787. twaalf Scheepen van Lie. nie, vijf van vijftig Stukken, vijfendertig Fregatten, en tweeënzestig Oorlogfloepen. De Regeering houdt daar toe beftendig achttienduizend Zeelieden in dienst, veertienduizend eenhonderd veertig Matroozen, en drieduizend achthonderd zestig Zeefoldaaten. De groote oplettentheid der Regeering omtrent de Zeemagt is ten nadeele der Landtroupen , die daar door verwaarloosd worden. Ook bij deeze is het verkoopen van Standen nadeelig , om dat het eene Barbaarfche gewoonte is, die met alle begrippen van eer in den Krijgsftand ftrijdt. Als men het Fan-  ENGELANDS TEGENW. TOESTAND. iot Fantomedtx eere, aan deezen Stand verkuogt, dat bij onze oefening meer dan zelfftandig geldt, niet als voormaals, het heilige vuur VanV^tó, onderhoudt, zo zet men de Welvaart van gandfche Staaten in gevaar; want hoe verachtlijk zijn Huurlingen , die enkel om de Soldij dienen ? Men lette op den Pruisfifchen Staat, waar de Soldaat zo zeer in aanmerking koomt, en op den Portugeefihen, alwaar Kapiteins als Bedienden aan de Tafels der Generaals oppasten. (*) De eerfte verhief zich tot verwondering der Menfchen , en verheft zich nog Daarentegen de laatfte den Nieuwstifdingfchrijvers niet waardig fchijnt, hen in hunne onophoudelijke Alliancien meede in te fluiten. Het verkoopen van Militaire Ampten, dat voor een onvoegzaam geringe Geldfomme , zo niet een onweetenden en ruwen , maar een in den Krijgsdienst onervaarenen, Mensch tot Bevelhebber van een menigte Soldaaten maakt, is het zekerfte middel om den Krijgsdienst in verachting te brengen, en kan door niets, zelf niet door de grootfte Staatsbehoefte gerechtvaerdigd worden, Deeze Grondregel lijdt geene uitzondering, wat ook ooit de Lofredenaars eens voornaamen Veldheers zeggen mogen, die het na den zevenjaarigen Oorlog bij eene groote Armeé invoerde. De (•) 't k bekend, dat, toen de Graaf van Buckenburb, in den zevenjaarigen oorlog , als benoemd Bevelhebber der Troupen m Portugal kwam, bij over deeze vernederingverftomde en den achter zijn ftoel ftaanden Kapitein verzocht Ëüc tifefcord «ej te (eggen, en nevens hem aan te zitten.  io* VIJFTIENDE HOOFDSTUK. De oorfprong van dit misbruik in Engeland* iproot uit het bezuinigend ontwerp, om een menigte oude Officieren te verzorgen, zonderde Stichtingen der Invalides te bezwaaren. Men veroorloofde daarom bij. den aanvang alleen zulke Officieren, die oud en zieklijk waren, en zich daarenboven door verdiende deeze oplettendheid hadden waardig gemaakt, hunne Posten te verkoopen. Deeze bijzondere veroorloving werd zo dikwerf toegedaan , en zo zeer misbruikt, dat men die eindelijk als eene algemeene Britfche gewoonte bij de Armcé aanmerkte , en men zonder verdere omftanch'gheid, even zo gemaklijk eene Compagnie als een ftuk Lijnwaad konde koopen. Daar 'er geen Prijs bepaald was zo dong men daar over, en kogt duur of goed koop na de omftandigheid. Het afichaffen van dit misbruik was aan groote zwarigheden onderhevig, waar door de Regeering zich genoodzaakt vond, dezelve te bevestigen, maar door bepaalde verordeningen te beperken. Uit dien hoofde is nu de Prijs eener Compagnie bij de Infanterie vijftienhonderd ponden Sterlings, bij de Dragonders vijfentwintig honderd ponden Srerlincs en 20 verder. Als echter een Officier derft , of in den Oorlog omkoomt, wordt zijn Post niet verkogt, maar aan een volgenden Officier gegeeven , wiens hier door openvallende Plaats ook niet verkogt, maar na Rang van Ouderdom in den Dienst vervuld wordt, en zo gaat het tot beneden toe. Door deeze gepaste opklimming wordt de Militaire eergeest nog eenigermaate levendig gehouden, waar door  ËNGELANDS TEGENW. TOESTAND. 193 door het hier ook niet zeldzaam is,' dat gemeene Soldaaten door verdiende tot de Posten van Generaals opklimmen. De nog levende Generaals Jones en Robin son, (welke laatde een Luchtreis deed, om het gebruik der MrostaHfckeMachitne te bevestigen) dienden geheel van onder op. Ook zo had het plaats bij den O verden Fr as er, in het Jaar 1786 gedorven en den Generaal-Luitenant Preston, die als Opperbevelhebber van het Re. giment dorf, waar bij hij den dienst als gemeen Dragonder begonnen hadt. Nog daat aan te merken , dat geen verkoop van Posten bij de Artillerie of het Corps Ingenieurs plaats vindt. De geringe achting van het Volk voor de Landarmeé dremt den eergecst der Officieren, die zich daar door ook niet zeer op de Taktik toeleggen, en in het algemeen geene bijzondere genegenheid voor den Krijgsdienst toonen. Bij geen dand in Enge. land is het uitzicht van een jong Mensch, tot be. vordering van zijn geluk , zo bepaald als bij het Krij gsweezen. De dand eens Rechtsgeleerden , eens Koopmans, verder de Geestrijke, en eindelijk de Politique Loopbaan, waar onder ik ook alle door de Regeering bekleede Ampten telle, van den Tolfchrijver tot den Cancelier, alle deeze danden geeven meer vooruitzicht om een groote rol te fpee« len, of ten minden Rijkdommen te verkrijgen, dan de Soldaaten dand, die in Engeland, zelfs in de hoogde Posten, niets dan een goed inkootnen op. levert. Daar door gebeurt het dikwerf, dat Officieren den Krijgsdienst verhaten en zich eenen im+ III. deel. N fem  104 VIJFTIENDE HOOFDSTUK, deren Mand toewijden. Ik heb zelfs meer dan eenen gekend, die de Uniform voor den Priesterlijken Tabbert vervvisfeld hadden. Veelen worden Advocaten, en weder andere werpen zich in 't Staatkundig vak. De groote Chatiiam was Cornet, toen hij zijne Welfpreekendheid voor 't eerst in 't Parlement liet hooren en geheel Engeland verwonderde. Deeze Cornet fchcen den toenmaaligcn Minister Walpole gevaarlijk, en deeze was laag genoeg hem , uit wraak, van zijnen geringen Post te berooven. Chatiia m herhaalde bij herinnering deeze omltandigheid weinige Jaaren voor zijnen dood in het Parlement, en zeide: ,, In thofe titnes, when corrupt ion ftoopd fo low, as to take the Jlanderd „ out of the hands of a Cornet". (*) Het verlies deezes Staudaarts werd inkorten tijd door het Staatsroer des Britfchen Rijks vergoed. Eene andere Bron der zeer bepaalde Krijgsorderkunde, der Britfche Officiers, ontfpruit uit gebrek aan groote Monfteringen , waar aanzienlijke Corpfen vereenigd Krijgsverrichtingen uitoeffenen, en daar door zelf den traagften het beeld des Oorlogs levendig inprenten. In plaatfe van zulke leerzaame Monfteringen van gandfche Legers, voegen zich hier een of twee Regimenten bijeen, om hun» ne kleine werktuiglijke beweegingen na goedvinden te maaken. 't Gevolg daar van is, dat ijder Bevelhebber van een Regiment een fijstema voor zich -" ' zel- (*) In deeze tyden, wanneer de cnikonping zoo laag buigt, dat zs den Snndaart uit ean Cornets hand neemt.  ENGELANDS TEGENW. TOESTAND. 195 zeiven vormt, waar na hij zijne Manoeuvres maakt, en zijne Officieren onderricht. Deeze zo wraakbaare ongeregeldheid is in Vredestijd niet in het oogloopende, dewijl de Armeé niet te faamen trekt$ in den Oorlog echter voelen de Legerhoofden zulks zo veel te meer, en zonder den grooten Krijgsmoed der Britten, welke dikwerf het gebrek aan Krijgskunde vergoedt , zou deeze zo veronachtzaamde Krijgskunst, op Marsch, in de Legers, en in de Slagvelden , onder de oogen van ervarener Vijandlijke Benden, de gevaarlijkde gevolgen met zich fleepen. Voor den Americaanfchen Oorlog, toen de Officieren, die in den zevenjaarigen Oorlog gediend hadden , de Arraeé verlaaten hadden; vond men hier zelfs Generaals die niets van de Krijgsverrichtingen vcritonden. Deeze ongelukkige vijandfchap ontvonkte echter veele Britfche Officiers, om zich met ijver eene bezigheid te wijden, waarvan hunne eer, en hunne eigene Pcrfoonlijke zekerheid zo zeer afhing , zo dat de Armeé door een kostbaare ervaarenis geleerd, zich thans in eenen veel beteren ftaat bevindt. De kosten tot deszelfs onderhoud waren in den Jaare 1786. een milliocn negenmaalhonderdachtenzeventigduizend eenhonderd vijfenvijftigponden Sterlings, buiten de kosten der Artillerie. die in Engeland verbaazend groot zijn, wijl de Zeemagt zo veel Gefchut noodig heeft. De Post van Generaal Veldtuigmeester is daardoer een der aanzienÜjkfte en voordeeligfte des geheelen Britpchen Rijks, «n van meer gewicht, dan die des Opperden Bel N 2 vej.  iotf VIJFTIENDE HOOFDSTUK. velhebbers der Troupen. Ook wordt bij elke ver«andering in het Ministerie een ander gekoozen. Thans is de Hertog van Richmond, Grand'nutster of the ordonance. De kosten van de Artillerie, bedroegen voor den dienst des Jaars 178$. driein aalhonderdtachtigduizend zevenhonderd zevenenzestig ponden Sterlings. De Krijgstucht van eenige Regimenten is bij alhet gebrek geheel niet Hecht, en veele tot de in. nerlijke huishouding behoorende inrichtingen zijn lofwaardig., zelfs vindt men hier in veele uitmuntende. Geen Soldaat kan voor eenig misdrijf ftreng geltraft worden, zonder dat men hem vooraf voor een, uit vijf Officieren beltaanden, Krijgsraad ge> bragt, en zijne verdediging gehoord heeft. Deeze Krijgsraad kan hem echter alleen tot de fpitsroede veroordeelen. Heeft hij nogthans een hoofdmisdaad begaan, zo word een generaale Krijgsraad belegd , die uit dertien Officieren van verfcheidene Regimenten beftaat, die allen den Eed afleggen van onpartijdig te zullen oordeelen. Aan de zijde der Regeering hapert niets ter aanmoediging van den Soldaaten dienst. Zij geeft vijf ponden Sterlings voor de aanwerving van eiken Recruut, waar van de Werver een en een half pond Sterlings, en de geworvene drie en een half pond Sterlings, ontvangt. Op marsch moeten de Herbergiers door het geheele Koningrijk , de Soldaaten niet alleen quartier geeven, gelijk ik reeds elders gezegd hebbe, maar ook Bedden , Vuur en Lichs verfchaffen; waar bij nog daaglijks vijf Pinten, (on- v ,ge>  ENGELANDS TEGENW. TOESTAND. 197 geveer vier Vlesfen) Bier koomen. Heeft een Soldaat eenentwintig Jaaren gediend, en geeft de Bevelhebber van het Regiment een goed getuigenis van hem, zo heeft hij aanfprauk op het zogenoemde Chelfea pen/toen, dat Jaarlijks negen ponden Sterlings (honderd Guldens) bedraagt, en die hij waar hij het ook verkiest, verteeren kan. Dit wordt hem niet geweigerd, ten zij dat hij nog zeer gezond en fterk is, en gevolglijk nog langer tot dienen bekwaam is, wanneer hem het getuigenis van den Kapitein ook niet gegeeven wordt. Een, in den dienst verminkte Soldaat, bekoomt echter het Jaargeld onmiddelijk, al was hij ook flechts eenen dag Soldaat geweest. Ik heb in Chelfea een Invalide gezien, die in den Americaanfchen Oorlog, door het fpringen van een Ruk Gefchut beide Armen verlooren hadde; 'er werd door de Regeering een Man betaald, om deezen hulpeloozen, die gemeen Soldaat geweest was, te bedienen. 'Er zijn veele van deeze Britfche gepenfioneerden in Duitschland, die na den zevenjaarigen Oorlog, met dit rijklijk penfioen in hun Vaderland te rug keerden. Maar een claufule der Wet is voor den Buitenlandfchen gepenfioneerden nadeelig. Om alle bedrog voortekoomen , moet elk gepenfioneerde , Brit of Vreemdeling, dat Geld eens in 't Jaar Perfoonlijk luLondon koomen ontvangen, om daardoor zijn beftaan onwederfpreeklijk te bewijzen , waar door dan de Regeering van alle verdere moeilijke onderzoekingen bevrijd is. Een oud , in Engelfchen dienst grijs geworden, Soldaat, een Hefe N 3 van  198 VIJFTIENDE HOOFDSTUK. van geboorte, die ooit dit voordeel genoot, maar wien de Jaarlijkfche Reis na Engeland bezwaarlijk viel, fchoot mij eens op de ftraat van London op zij, en klaagde mij zijii nood. Ik Relde een Verzcfekfebrift voor hem op aan den toenmaaligen Lord Barrington, en ging zelf met hem ter onderfteuning. Ik Relde den Minister voor, dat het tegens het oogmerk der zo grootmoedig ontworpene Wet aanliep, dat een oud Man dien de rust noodzaaklijk was , daar het hem geoorloofd was het Gefchenk der Regeering in dei: fchoot zijner Familie te verteeren, beftendig op Reis zoude zijn; want liet Reizen van den Hefs, in kleine Dagreizen, heen en weder, nam hem een groot deel des Jaars weg. Ik floeg de Jaarlijkfche overzending van een levens Certificaat voor, door de Magiftraat der Stad ICasfel bekragtigt, of zelfs van den Mini.'ter van dit met Engeland zo zeer geallieerd Hof. Lord Barrington fcheen gandsch bereidwillig dit verzoek toeteftemmen, maar hij durfde niet over zich neemen , tegens de Parfementsaéte in deezen te handelen. Hij raadde den Soldaat, om alle twee of drie Jaar te koomen ^vanneer men hem het ftaangebleevene Geld betaalen zoude. Deeze. Raad vergezelde hij met een niet veriichtlijk Gefchenk uit zijne eigene Beurs. De Britfche Wetten hebben ook federt veele voordeden aan den Militairen ftaat toegeftaan, bij voorbeeld als een Soldaat afgedankt wordt, alvoorens hij den bepaalden tijd heeft uitgediend, welke hem recht geeft op het Penfioen, en hij zich behoeftig be-  ENGELANDS TEGEN W. TOESTAND. 199 bevindt, zo is het Kerfpel waar in hij zich dan ophoudt , verpligt , hem te onderhouden, hij mag geboren zijn waar hij wil. Dit is een gewichtig Voorrecht voor de Soldaaten , want als zij niet gediend hadden zo lag de pligt des onderbouds alleen op het Kerfpel waar in hij geboren was. Een ander Voorrecht, 't welk ijder gediend hebbende Soldaat geniet, betreft de Vrijheid , ergens een Handwerk of Neering, in welke Stad hij wil, na welgevallen te drijven, zelfs als volgens de Inftellingen en Privilegiën dier Plaats, zulks ook aan niemand vergund ware. Behalven de menigvuldige Militaire Hospitaalen voor afgeleefde Soldaaten , zijn 'er in Engeland nog twintig zogenoemde onafhanglijke Invalides Compagnien. Bij de Britfche Armeé wordt geen Vreemdeling tot Officier aangefteld, een eenig Regiment uitgezonderd, dat beftendig in de West-Indifche Eilanden in bezetting ligt. Daar de Engelfchen niets zo zeer vreezen, als het misbruik der Armeé, zo vereenigen zich alle Patriotten, tegens de onderhouding van een groot Leger in Vredestijd. Het getal der Troupen werd daar door bij den aanvang van het Jaar 1785, tot befcherming der Britfche Bezettingen in alle Waerelddeelen, van het Parlement op negenentwintig duizend driehonderd vijfen veertig bepaald, ( zonder de Troupen te reekenen die van Ierland betaald worden) en toen vonden eenige Parlementsleeden dit nog te hoog, en wilden het nog verkleinen. Is echter het getal der Soldaaten, ia evenredigheid met een zo magtig Rijk gering, N 4 20  200 VIJFTIENDE HOOFDSTUK. zo is het getal der Regimenten toch groot, van welke men niet ligt een geheel zal weg doen, van daar de bevorderlijke gevallen, door de menigte half bezoldigde Officieren, en door Recruuten om de Regimenten, in Vreedestijd zo zeer verminderd, weder voltallig te maaken. In het laatst van 17S6. beftond de Britfche geregelde Landmagt behalven de Landmilitie, waar van ik in 't vervolg fpreeken zal, uit vierentachtig Battaillons Infanterie, vier Bataillons Artillerie, zesentwintig Regimenten Cavallcrie, en zesendertig Compagnien Invalides. Hier bij kwam het Corps Ingenieurs, en een Esquadron Grenadiers te Paard. Van de Cavallerie Regimenten zijn'er drieëntwintig, ijder tweehonderd, en drie, ijder driehonderd Man Reik, die gezaamenlijkmetde Guarde tePaard, een Ruitercorps van zesduizend eenhonderd vijftig Man uitmaaken. De werkelijke ftaat der Infanterie met de Regimenten Guardes te voet bedraagt vierendertigduizend eenhonderd en zestig Man; zodat zonder de Corpfen der Artillerie, der Ingenieurs, der Zeefoldaaten, en der Invalides te reekenen, de Engelfche Armeé nog over de veertigduizend Man fterk is. Tot onderhoud van deeze Troupen bewilligde het Britfche Parlement in Januarij 1787. Twee millioenen driemaalhonderdachtenvi.ftigduizend negenhonderd tweeëntwintig ponden Sterlings, waaronder echter de aanzienlij» ke fommen die Ierland tot onderhoud der Engelfche Troupen betaald, niet begreepen zijn. Voor de [legeering van Ka rel den II. kende men in Engeland geen ftaaade Armeé, welke van den  ENGELANDS TEGENW. TOESTAND, aoi den Britten, en we) te recht, gelijk de gefchiede-. nis aller Eeuwen aantoont, het graf der Vrijheid genoemd werd. Deeze Koning voerde haar daan door, het eerst in, dat hij een beftendigeLijfwacht oprichtte , die alzo de Stam der tegenswoordige Legers is. Daar een daande Armee" in onze dagen, in een grootere ftaat noodzaakelijk is, zo hebben de Engelfche Wetten een middel uitgevonden , om ten minden de Vrijheid des Volks tegens de onderneemingen der Krijgslieden te verzeekeren. Dit gefchiedde door een Parlementsaéte, die ten tijtel voert: Mutinijbill, waar door de Armeé bij een gehouden en betaald wordt. Derzelver beftaan duurt echter maar een Jaar, wanneer zij telkens vernieuwd moet worden. Als deeze nagelaaten wordt, moet de Armeé uit malkander gaan. Zo lang dit gebruik plaats vindt , heeft het Britfche Rijk geen Willekeurige Regeering te vreezen. Het geringe aantal Soldaaten, hunne groote verdeeling, de zwarigheden om dezelve bij een te verzamelen , zonder opzien te verwekken ; de Patriottifche denkwijze der Krijgslieden, welke men niet weinig bij de Engelfche Armeé vindt, van den Generaal af tot de gemeene Soldaaten toe; de kortheid des tijds, in welke de onderneeming uitgevoerd moest worden , dit alles verdikt de eigendunkelijke ontwerpen in hunne geboorte. De fchielijkheid waarmeedc de laatfte Omwendig in Zweeden voorviel kan geen ' Britsch Monarch tot eene gelijke beproeving aanfpoorcn , wijl de gevallen oneindig ongelijk zijn. N 5 Een  soa VIJFTIENDE HOOFDSTUK. Een groot deel der Zweedfche Natie, zo niet het grootfte, wenschte de Koninglijke Magt uitgebreider te zien, en wachte flechts op het eerfte teken, daar van daadlijke bewijzen te geeven. In Engeland daarentegen kan zulk een wensch alleen in de hersfens van een niets waardig Hoveling, of een lnwoonder van Bedlam (*_) opftijgen. Merkwaardig is hier bij nog dat deeze Mutinijlill maar alleen de Landtroupen aangaat; waar tegens de Zeemagt, waar van men niets te vreezen heeft, op eenen vasten duurzaamen voet gegrondvest, en haare grootere of kleindere magt onbepaald is; men laat deeze geheel aan den Koning, wijl geen onderdrukking der Natie van de Zeelieden te vreezen is. De Vrijheid des Volks wordt nog door een ander groot middel verzekerd, dat eerst onder Chatham's beftier uitgevonden werd, envanzeermenigvuldig nut is. Een uitvinding, die een Staatkundig meesterftuk , maar , zo als veele andere Engeland betreffende, onbekend is. Ik fpreek hier van de Engelfche Landmilitie, die ijder Wijsgeer eerwaardig zijn moet, en in haare foort eenig is. Men heeft alleen eene diergelijke inrichting in Zwitserland , dat deeze echter met de Britfche niet te vergelijken is , zal ijder onbevooroordeeld Zwitzer toeftemmen, zo hij de laatfte niet kende, maar uit deeze weinige bewijzen beoordeelen wil. De oor- Een Huis voor Krankzinnigen.  ENGELANDS TEGENW. TOESTAND. 20S oorfprong deezer inrichting is zo oud a's Alfreds Regeering; maar men heeft dezelve in die volgreeks van Eeuwen, niet gebezigd; daarenboven was zij zo onbedenkelijk gebreklijk, en voor onze tijden ongepast, dat zij volftrekt als niet beftaande gehouden werd. Thans echter maakte men daartoe een verftandig ontwerp. Het oogmerk der Engelfche Wetgeeving was, een Leger opterichten, dat het Eiland inwendig in Oorlogstijden, als de ftaande Armeé zich buiten het Koningrijk bevond, bcfchermen konde. Alle Graaffchappen moeten hier toe Regimenten oprechten, en wel van Vrijwilligers en in den Lande gezeetene Lieden, Deeze worden alle weeken een paar uur in de wapenen geoefend, dit gefchiedt gemeenlijk Zondags, en wel vrijwillig, wijl het geene Wet is. Maar alle Jaaren worden zij in de voornaamfte Stad des Graaffchaps, volgens een Parlementsac"te , een Maand lang bij een getrokken om hunne KrijgsociTeningen in 't groot te maaken. Hier toe worden Jaarlijks honderddertigduizend ponden Sterlings gevorderd. Na Pitt's huishoudelijk ontwerp zou voortaan Jaarlijks maar de helft deezer Troupen verzameld worden, waartoe eenennegentigduizend ponden Sterlings toereikende waren. Hier bij is aantemerken, dat de bezoldingzeer.aanzienlijk is, maar zij heeft alleen plaats in Vrede of Oorlog wanneer de Landmilitie verzameld is; behalven dien ontvangen de Adjudanten, Sergeanten, en Tamboers hunne bepaalde Soldij. Niemand kan bij deeze Troupen Ofiicier worden , die geen vaste Goederen heeft, wel-  204 VIJFTIENDE HOOFDSTUK. welker bedraagen voor ijder Krijgsampt door de Wet bepaald is, dat is te zeggen, hij mag wel meer, maar geen minder Eigendom bezitten, als die tot de Pos-, ten behooren, waarop hij aanfpraak maakt. Een Gverfte die een Regiment commandeert, moet ten minden vijfhonderd ponden Sterlings inkoornen hebben enz. Het groote Patriottisch oogmerk om niet in Buitenlandfche Staatkundige.Oorloogen te vechten, maar Familie, Huisgoden (*) en Altaaren te befchermen, zetten alles in beweeging. Veelen der voornaamfte Mannen des Koningrijks , wier Ou. derdom , Rijkdom en Waardigheid niets minder dan den Militairen ftand toelieten, begaven zich onder deeze Landmilitie. Zij lieten zich door een claufule der Wet, die voor den Adel verneederende, maar zeer wijslijk genomen was, niet affchrikken. Te weten niemand van hun kon hooger dan tot Overfte benoemd worden. De Bevelhebbers der vereenigde Regimenten in Corpfen waren Generaals van de Veld Armeé, welke de Koning tot dit Commando benoemde. Het was niet zo zeer de grootere Krijgskundigheid der laatften, die deezen maatregel veroorzaakte, maar de vrees dat een der groo-, (*) Deeze uitdrukking zal hun niet ongepast fehijnen; die de groote aanlianglijkheid der Engelfchen aan hun Vaderland bekend is. D* Staatsgefteltenis, de Wetten , kortom alles wat het woord Vaderland in zich bevat, zijn hunne Huisgoden, die zij dagelijks Vewierooken, gelijk uit veele Beeldtenisfen der Patriotten, KamerÈ^raaden, , voorbeelden breiden onzen geest uit- De blinj, kende grondbcginfelen en daaden dier Volke- ren vuuren onze Zielen aan tot de edellle bej, hoeften, en als wij Mannen worden, wordt deeze vlam door de gelteldheid onzer Regeerings. i,, vorm gevoed, en wij gloeijen door een zekere ,, inwendige hitte, die bij gelegenheid tot hande- ling uitbarst, en buiten Brittannien nergens ge- kend, noch begreepen wordt. „ Als een Engehchman, in 't Reizen, Franks, rijk met Italién, Nederland met Zwitzerland, i( Oostenrijk met Pruisfen vergelijkt, en een „ grondige kennis deezer verfchillende Volkeren in waardij en betrekking verkrijgt, zo zal hij 4, die ten laatften met zijn Vaderland vergelijken, en overtuigd worden,hoe aoogEngelandov den „ ladder der Volkeren ftaat. Dan zal hi zien ; hoe veel elk enkel Perfoon, in ijder Land ,waar„ dig is. Hij zal zien hoe veel die in zijn Land UI, deel. P geldt*  ~ïü6 BIJVOEGZELS „ geldt. Dan, en-niet eerder zal hij zijn eigen trap1 ,, op den ladder der weezens leeren kennen , en ,, bevinden, dat de vooroordeelen, hem vroeg aangebragt, ten voordeele van zijn Vaderland, op „ waarheid gegrond waren. Voelt hij dan zijiïe „ Ziel doorj'een edelen moed ontvonkt, zalhijzich „ over zijne meerdere waardigheid verheugen, en ,, God danken, dat hij een Engelander geboren „ werd.'" BI. 39. achter reg. 25.] De Nationaale fierheid is de eenige ware fierheid, welke in alle Staaten eene deugd is , maar bij uitnemendheid in een vrijen ftaat. 'Waar deeze weldaadige fierheid diepe wortelen gefchooten heeft, daar blijft voor de fierheid, op perfoonlijke voortrekking van rang of waardigheid gegrond, weinig roem overig. Het geflacht der Perc ij's is een der oudfie en rijkfte in Engeland, echter huwden de twee eenige Zoonen des Ilertogs van Northumberland, van welken de oudfte den tijtel van Earl of Perc ij voert, de twee Dochters van een Koopman in London mat naame Burrel, Geene Schatten waren de grond. Hagen deezer huwlijken, want zij bezaten geen vermogen , maar ligehaamhjke bevalligheden, verftand en deugd; waarom ook de Hertog zonder bedenking daar toe zijne toeftemming gaf. BI. 42. reg. 14. achter het woord, voor/lag. ] Wederkeerige aanzoeken bewerkten toen ontfchuldiging van beide kanten, en zo werd de zaak geëindigd. ' BI. 46. achter den korten Inhoud:] Hu me zegt: „ de  en VERMEERDERINGEN. sa? M tic Engelfche Natie is de eenige in de gandfche „ Waereld, die geen Carafter bezit, ten zij men „ deeze zeldzaame eigenaardigheid zelve voor een b, Caracter neemen wil." Dit is volkoomen waar, en heefc zijn oorfprong in de Vrijheden des Lands, die de vermomming in ontelbaare gevallen onnodig maaken. Ondertusfchen, als zekere begrippen en grondftellingen bij een Volk zijn ingeworteld, en deeze zich menigvuldig in hunne handelingen vertooncn, zo kan men zulks wel als eene Volkseigenfchap aanmerken. BI. 49. achter reg. 21.] Moogiijk is'er geen verlicht Volk zo ligtgeloovig als de Britten ,waar door ook, in Engeland, meer bedrog dan ergens plaats vindt* Deeze ligtgeloovigheid echter ftrekt hun niet tot fohande, wijl zij uit een goede Bron ontfpruit, naamlijk uiteen bcginfel van zeedelijkheid, goedhartigheid en waarheidsliefde, i-.igenfchappen, die de weidenkenden , hoewel dikwerf bedroogen s echter in andere gevallen nog altoos veronderftellen. liet gaat vast, dat eene lange en kostbaare ondervinding het menschlijk hart tot een beftendig mistrouwen vervoeren kan; maar wie zonder zulks omtrent een ijder wantrouwend is , behoort niet tot den rang der goede menfchen. BI. 51. reg. 23. achter de eerfte fijllabe.] Wie de Engelanders voor ongrootmoedig houdt begaat de grootfte ongerechtigheid, niets is hier gemeenzaamer dan weldaaden, van een veel betekenenden aart, in ftilte uitteoeffenen, zonder dat de Weldoender bekend wordt. Noodlijdenden en andere P a Per>  sdt BIJVOEGZELS Perfoonen , ontvangen dagelijks Banknooten fa Brieven, zonder dat zij weeten, van waar zij koomen. De beroemde Graaf van C a ij l u s, weder • voer een foortgelijke grootmoedigheid kort voor zijnen dood. Deeze groote Oudheidkundige bekwam op zekeren tijd in Parijs een voortreflijk Stuk Oudheid, dat in Kasten wel ingepakt , aan zijn Huis werd afgegeeven , waar bij in het Engelsch eenige regels gevoegd waren, om hem te verzoeken , dat hij dit Gefchenk wilde aanneemen. C a ijlus , door dankbaarheid getroffen, wendde alle moeite aan, om zijnen Weldoender te ontdekken, doch te vergeefs. Hij bediende zich van het gereed middel der Engelfche Nieuwspapieren, maar niemand deed zich op ; dus bleef hem niets overig* dan de grootmoedige Britten door die eigende Papieren te danken. BI. 55. achter reg. 20.] De Franfche Gevangenen, die in den zeven Jaarigen Oorlog in Engeland opgebragt werden, ondervonden ook tot hunne verwondering de grootmoedigheid der Britten. Hunne Klederen waren verfleeten, zo dat zijniet dan Vodden konden omhangen. Zij leden , onaangezien hunne behoorlijke Soldij , veelvuldig gebrek, en bevonden zich in 't algemeen in een medelijdens waardigen toedand. Dit werd fpoedig in Lonaen bekend, en aandonds werden 'er Infchrijvingen geopend, en groote fommen door alle Rangen oes Volks te faamer: gebragt. De drift tot weldaadigheid omtrent de vijanden van Groot-Brittannien, die als menfchen hulpeloos wareu, ging zoover*-  in VERMEERDERINGEN. 229 ■verre, dat zelfs de Onderneetners dei- Schouwfpeelen, Benefices gaven, om deeze Behoeftigen te hulp te koomen. Nooit waren de Schouwburgen cpgepropter van Volk, honderden van Aanfchouwers betaalden hunne Lootjes met Goud, de ontvangst in beide Schouwburgen, die hier omtrent om Rrijd ijverden, was daar door zeer aanzienlijk, en ftrekte om het Fonds te vermeerderen, 'twelk de Noodlijdende Franfche Gevangenen, tot aan het einde des Oorlogs voor alle gebrek behoedde. In den Jaare 1776. werd in London een Gezel* fchap van Menfchenvrienden opgericht, dat zich de Humane Societij noemde. Deszelfs oogmerk is verdronkenen en verflikte Perfoonen, weder in 't leven te rug te brengen. Hier toe werden bekwaame Artzen en Wondheelers onder behoorlijke betaaling aangenoomen, en aan dezulke Premien ge. fchonken , die foortgelijke verongelukte Perfoonen , na het Voorfchrift door de Sociëteit bekend gemaakt, reddeden. Als een Artz of eenig ander Man zulk een verongelukten weder herltclt, geniet hij daar voor vijf Guinjes. Mislukt her, zo bekoomt hij echter drie Guinjes voor zijne moeite. Op deeze wijze wordt het Goud in leven her» fchapen. Dit edel Gezelfchap hield den 25 April 1786. in London, onder voorzitting van hunnen Prefident den Lord Stamford, deszelfs Jaarlijks Stichtingsfeest. 'Er waren tweehonderd Meedeleden te. geuwoordig. Men vertoonde hun de Lijsten, waaruit bleek dat federt de Oprechting tot den P % 20 April  a3o BIJVOEGZELS 20 April 1786, dus in tien Jaaren, veertienhonderd agtënvijftig verongelukte Perfoonen, door de maatregelen der Sociëteit, weder in 't leven te rug gebragt waren. Men ontving dien dag geene Toelagen, echter werden 'er nog tweehonderdnegentien ponden Sterlings als Liefdegaven in de Kasgebragt. De fchoonfte vertooning echter, die bij dit Feest plaats had, was het doorgaan der groote Zaal in Procesfie van zeventig Menfchen , Mannen , Vrouwen, en Kinderen, die allen hun leven aan deeze weldaadige Sociëteit te danken hadden. Het nieuwlte weldaadig Gezelfchap in Engeland is het zogenoemde Kent Dhpenfarij. Het werd eerst in December 1783 opgericht, om arme Zieken met Medicinale Voorfchriften, en Artzenijen bij te (laan. Zij kunnen dezelve laaten haaien, en de Artzen bezoeken hen in hunne Woningen, als zij zulks begeeren, waar voor de Sociëteit rijklijk betaalt. Sedert December 1783 tot Maart 1786 genooten vierduizend driehonderd en vijf Perfoonen deeze weldaad, volgens overgaave der Lijsten., waar van drieduizend zevênhonderdvijfenveettig weder herfteld zijn. 'Er is ook eene Sociëteit die Lijing in Charitif heet, welker oogmerk is, de verlosfing van arme zwangere Vrouwen te bevorderen; doch zij moeten gehuwd zijn. Zulke Vrouwen worden in haare eigene Woningen, met alle moogliike benodigdheden verzorgd. De Patroon van deeze Sociëteit is de Prins van Wallis. Een andere Sociëteit werd voor weinige Jaaren opgericht, ten einde Pe_r-  en VERMEERDERINGEN. aji Perfoonen, die uit hoofde van geringe Schulden gevangen gehouden worden, in vrijheid te Rellen. Deeze Sociëteit is zeker de eenige in haare foorte, waar van men in de Volks Jaarboeken een voorbeeld vindt. In Mei 1786, hadt zij reeds meer dan zesduizend Menfchen uit de Schuldgevangenisfeu des Koningrijks gelost. Het begrip van Grootmoedigheid, van Recht eu Billijkheid, is in Engeland bij alle Rangen des Volks zo groot, dat daar uitgrondRellingen voortvloeien, die de menschlijkheid eerc aandoen. Dit gaat zo ver, dat zelfs Britfche Staatsministers, dikwerf, de Staatkunde met al wat daar aan verknogt is, voor een oogenblik uit het gezicht verliezen, en uit liefde tot de billijkheid tegen hunne belangen handelen. Het gebeurde dus voor eenige Jaaren, dat de Ridder Joseph Jekijll zijn ongemeen groot vermogen aan de Natie bij Testament maakte. Dan de Regeering befchouwde dit als een groote onrechtvaerdigheid jegens zijne nagelaatene Bloedverwanten , en drong zelfs op eene Wet aan, waardoor deeze Ervenis te rug gegeeven werd, BI. 60. achter reg. 4.] Is eene fchande!ij7 ke misdaad de oorzaak van dit aan de paal ftaan, en de Patiënt gevolglijk aan het graauw overgelaaten, zo kan men geen walglijker of affchuwlijker. Schouwfpel uitdenken. Ten dien einde worden door de hef des Volks, uit alle oorden der Stad , alle doode Honden, Katten en andere Krengen, als meede alle vuile Eijeren bij een geflcept, en de, Misdaadiger daarmcede verfchriklijk gefmeeten, die P 4 op  03* BIJVOEGZELS op den afftand van zes voet het doel van een ijder is. Zijn 'er geene Hinkende Dieren, of vuile Eijeren bij de hand, zoo bedient men zich van dijk in drek, waaronder dan ook wel fteenen koomen, hoe ongeoorloofd dit ook zijn mag. De Krengen die van 't fchavot afvallen, worden geduurigweder opgenomen , en alzo duurt deeze hagelbui een geheel uur, waar door de ongelukkige gandsch van vuile Eijeren druipt, zijne hairen van de gebrokene fchaalen en de dooijers gandsch vervuld, en zijn gezicht geheel onkenbaar is. Dikwerf verliest hij door een Eijerfchaal een oog, dat hem dan in den dooijer drijvende uit het hoofd hangt. Maar het wreedlte van deezen toefiand is, dat hij zich daar bij volkoomen lijdelijk gedraagen moet, dewijl zijn hoofd en handen in gaaten geBooten zijn, hij kan zijn gezicht gevolglijk met niets befchermen, ja hij mag zelfs zijn hoofd met geen hoed bedekken. Voormaals waren de ooren der Pijloristen aan de paal genageld; doch dit ge • bruik is voor lang afgefchaft; daarentegen fnijdt men nu de ooren geregeld af, doch deeze gevallen zijn niet menigvuldig. In den Jaare 1785. gebeurde het merkwaardig voorval, dat de Kroonsleverander Atkinson, een Man, die driemaal honderdduizend ponden Sterlings bezat , wegens Meineed aan de Kaak moest ftaan. Zijne Schatten konden hem tegens deeze firaf niet befchutten, doch zij bewerkten dat hij niet mishandeld wierd. Een menigte Conftapels werden betaald, om 'er bij tegenwoordig  en VERMEERDERINGEN. 233 te zijn, daarenboven hadden zijne Agenten honderden van 't Gemeen door Geld op hunne zijde getrokken , die de Kaak omringden, zo dat de rijkeiV*'lorht ongehinderd ten toon kon ftaan. Daar het hem niet aan dezulken haperde, die zijne zaak in de openlijke Papieren verdedigd hadden , hielden veele zijne misdaad niet voor ten vollen bevveezen. Atkinson maakte zich deezentvvijffel ten nutte, en gaf op den dag van zijn Kaakpronken een prachtig Gastmaal, waar bij veele Perfoonen van aanzien tegen swoordig waren, die zijne daad voor onbeweezen hielden , en in welker oogen alleen de ftraf niet fchandvlekte. Een Framch Ridder werd ook daar toe genodigd, doch deeze ontfchuldigde zich, met te zeggen, dat de Wet van eere in zijn Vaderland niet toeliet, bij een Man ter maaltijd te gaan, die een oogenblik te vooren van het Schavot geklommen was. Ik heb een bedrieger in London aan de Kaak zien ftaan, wiens misdaad niet Staatkundig was. Hij bediende zich voortreflijk van deeze omftandigheid, bragt een Gefchiedverhaal op het Papier, 't welk met veel Kunst was opgefteld, en hem als een goedhartig Mensch afmaalde, die het flachtoffer van eens anders boosheid geworden was; hij maakte 'er veele Affchriften van, en toen hij de Kaak opltapte wierp hij dezelve onder 't Volk. Eenigen zijner Vrienden waren ook tegenwoordig, welke dit vertelfel mondeling onderfteunden. Het meedelijden des Volks werd daar door opgewekt, ?n hem gefchiedde geen leed. P 5 a  234 BIJVOEGZELS BI. 60. achter reg. 25.] Zij leeren hunne Kunst in twaalfLesfen, waarvoor men twee Guinjes betaalt. BI. 61. achter reg. 23.] Het gemeen maken van alle dingen, dat federt eenigen tijd in Duiischland wortel fchiet, is van eene onfchatbaare waarde, en van onderfcheiden nut. Dé Engelfchen, die alles, het mag dan hunne Natie tot voor of nadeel zijn, bekend maaken, hebben daar van een onbepaald denkbeeld. Fox fprak eens in het Parlement over deeze ftoffe, en drukte zich aldus uit: „ Indien het, (ïiamenlijk het bekend maaken van ,, zaaken} een wezenlijk kwaad is, zo zal men „ toch vinden dat daar uit een hoogst gewichtig nut voortvloeit, als men bedenkt, hoeveel ver„ trouwen daar door bij andere Natiën getoond ,, wordt, en hoe veel het toebrengt om de Engel„ fchen, aan zeker bepaald, en naar gronden ge,, regeld, Staatkundig gedrag te verbinden." BI. 65. achter reg. 18.] Menigen bieden, doch zonder hunne naamen te noemen, duizend, tweeduizend, en meerponden Sterlings als een gefchenk voor den geenen, die in ftaat is huneene voordeelige Bediening te bezorgen, die weinig moeite kost; het opbrengen wordt daar bij bepaald, en eene ftrikte geheimhouding gevorderd. Matresfen , Secretarisfen, Kamerdienaars, en andere Gunfteliugen van de Ministers maaken zich deezen wenk ten nutte, zo dat diergelijke bekendmaakingen , altoos het gewenschte doel treffen. BI. 66. reg. 19. achter 't woord afgeheeld:\ Nim-  en VERMEERDERINGEN. 235. Nimmer heeft een Duitfchervan Verfland en Kennis over deeze qmHandigheid gefchreeven , behalven nu onlangs, die echter de gandfche zaak in een valsch licht Helde, en alleen het bijzonder Caracter van Wilkes voordroeg, dat bekend Hecht was. 't Is ongelooflijk, hoe zeer deeze omflandigheid het oordeel der beste en kloeklte vernuften in alle Landen over dat twistgeding bepaalde. Niemand, zelfs de beste Vrienden van Wilkes, vertrouwde hem bij zijne onderneemingen edele be« ginfels toe. In tegendeel wist men, dat alles wat hij deed bedoeling op zich zeiven hadde. Dit verhinderde echter niet s dat hij voor zijne Natie veel goeds uitwerkte, en waarfchijnlijk nog meer kwaad Huitte. Want zonder zijne kloekheid waren Lord Bute's eigendunkelijke ontwerpen, veel ligt,tot rijpheid gekoomen, welker vernietiging niet minder dan de opmerkzaamheid des gandfchen Volks, en inwendige onlusten vorderde. Zonder de Staatkundige twistflreek van Wilkes, waardoor de Minister overhoop geworpen werd, was Engeland welligt toen het Tooneel van Burgerkrijg, of 'tgeeu nog veel erger was, een onbepaalde Monarchie geworden. Waardoor Groot-Brittannien dan binnen kort zoude ophouden, een Staat van de eerfte grootheid te zijn, en wel uit veelerlei oorzaaken, die uit de hier ontworpene, Zedelijke Schilderij des Engelfchen Volks, zich van zelfs voordoen. Ook viel hij gandsch blijkbaar in de ongenade des Konings, maar in plaatfe dat de Hraafen der Koning, hjke grajnfchap, die bij een getrokken op Wil,- KES  23<5 BIJVOEGZELS kes als in een brandpunt nederdaalden, hem door hitte verteeren zouden, zo dienden zij veel meer, om die ongemeene omdandighcid des te beter te verlichten. Wilkes kon dus, onaangezien zijn bekend Hecht Caracter, echter nog een Weldoender zijner Natie zijn , daar hier, niet de Man, maar de zaak in aanmerking kwam. De Dweeperij was even zo groot in de afgelegende Provinciën, waar men hem nooit gezien hadde, als in London, waar men deezen Volks Afgod van aangezicht tot aangezicht zag. De ondersteuning, welke Wilkes van de oprechtfte Mannen des Koningrijks ondervond, die hem volkoomen kenden, bewijst de gerechtigheid van zijne zaak, en dat hij, fchoon in zijne bijzondere levenswijs niet zeer oprecht, echter opentlijk Staatkundig mededemmens waardig handelde. Een Framch Theologant, wien alle Heidenfche Deugden een gruwel waren, poogde voor eenige Jaaren te bewijzen dat Trajanus en Titus flechte Menfchen , en de Deugden des laafden niet dan geveinsdheid geweest waren. Gedeld zijnde , dat dit waarheid was; wie moet bij het leezen der eedeJe Daaden van deezen Keizer niet geneigd zijn om uitteroepen: „ O Hemel! Iaat, tot welzijn der „, Menfchen , toch veele zulke Booswichten de Volkaren bellieren!" BI. 92. reg. 6. achter 't woord ging deeze noot te voegen:] Men heeft dit overtollig Collegie federt weder herdeld, wijl het Hof gaarne de Belooningen voor zijne Creatuuren vermeenigvuldigt, en de  in VERMEERDERINGEN* de Patriotten toen zo veel magt niet hadden, als voormaals bij de afdanking. BI. 92. reg. 23. achter 't woord haven.] Men kan zich een begrip vormen van de Engelfche Scheepvaart, als men hoort, dat in het Jaar 1782, dus nog voor het einde des Oorlogs, de Handel op America alleen honderd en tienduizend Tonnen beliep. Tot de Visfcherij op de Banken- van Terreneuf werden in het Jaar 1785. vierhonderd Scheepen , en zesduizend Matroozen gebruikt. In het zelfde Jaar berekende men , dat Jaarlijks door de Engelfchen honderdduizend Negers uit Africa na America werden overgevoerd. Van deeze ongelukkigen fterven gemeenlijk twintigduizend op Zee, en van de overigen omtrent zevenëntwintigduizend, bij hunne aankomst in America , wijl zij de Luchtgefteldheid van dit Waerelddeel niet kunnen verdraagen; dus blijft 'er maar ruim de helft over, daar door ontftaat nieuw gebrek, en deeze der menschlijkheid ontëerende Handel gaat dus beftendig zijnen gang. Men klaagt daar over in alle Landen van Europa en de Engelfchen en Franfchen, die denzelven voornaamentlijk drijven, fchreeuwen daar tegens het meest. Onmooglijk echter kunnen deeze Menfchenvrienden het einde van deeze Staatkundige onbillijkheid in onze dagen verwachten. Want de korte en eenvouwdige vraag is hier: of de Negerhandel voorttezetten , of de Suiker, en Koffijplantagien opteolferen. Dat is te zeggen : vermindert de Scheepvaart ; vernietigt de Zeemagt; geeft den Handel na Africa, en de West-Inclifche Eilanden op,  233 BIJVOEGZELS op, en met dezelve de Nationaale Waardigheid $ verzwakt de Staats Inkomften op eene onherftelbaare wijs; berooft millioenen Menfchen van hunne Kostwinning; met een woord: daalt van uwen rang onder de Volkeren der Aarde; en ofTert in een tijdperk, waar in de Overdaad zo onmatig heerscht, alles aan de menschlijkheid 't geen den grooten der Waereld zo dierbaar is. BI. 95. reg. i, achter 't woord Manufactuuren:] Het grootfte Voorbeeld van allen is de Stad Manchester, die in een zeer kort tijdperk tot een ongelooflijken Bloei gefteegen is. BI. 97. reg, 11. achter 't woord ftreedt:] Nu zal ik nog aanmerken, dat twee oorzaaken den Bloei der Manufactuuren alhier bewerken: Namenlijk de Steenkoolen, waar van veele Provinciën in Engeland en Schotland overvloedig voorzien zijn; en'de binnenlandfche Scheepvaart , die alle deeien des Koningrijks op eene gemaklijke wijs onderling verbindt. 'Er is misfehien geen Land in de Waereld, dat meer Mijnftoffen oplevert dan GrM-Brittannien. Tin, Koper, Blik, Zout, Steenkoolen en Ijzer, vindt men hier in overvloed, Engeland alleen, zonder Schotland te rekenen, levert Jaarlijks honderdvijftig Centenaars fijn Koper. De prachtige IJzeren Brug, welke in Shropshire over de Rivier de Severne gebouwd is, kan ten bewijs (trekken, hoe overvloedig dat Metaal hier zijn moet. BI. 97. reg. 16. achter 't woord plantend] Het haperde ook in onzen tijd niet, aan het ntemen vas  en VERMEERDERINGEN. 230 Van proeven om Wijn (lokken aantekweeken. Ik noem hier alleen de Wijnbergen met Bourgondifcht Ranken beplant, te Paijneshill\s\\Cotham, alwaar, onaangezien alle nalatigheid, en onervarenheid der Opzienders, fchoon geen Bourgonje, echter goede drinkbaare Roode Wijn is aangekweekt. BI. 97. reg. 2. van onder achter 't woord gevonden:'] En is eigenlijk een oudEngehch-NormandhchW.tf\\register, en verdient hier eene nadere opmerking en aantekening. Het werd altoos van de Navorfchers der Oudheden , als een eenig bewijslluk in zijne Toorte, en als een waardig Gedenkftuk gefchat, en was ook in 't geheel genoeg verftaanbaar. Deszelfs nut is zo blijkbaar, dat de Regeering federt lange tot eene Uitgave van dit Boek beflooten had. Alle Schriftlijke Copijen , waren onvolkoomen, of vol misflaagen, en de toegang tot het oorfprongelijke , dat in de Koninglijke Exchequer bewaard werd, was altoos met móeite en kosten vergezeld. Di Onderbedienden der Schatkamer namenlijk., maakten zich een oud gebruik ten nutte, waar door zij gerechtigd werden, voor 't enkel befchouwen van dat Boek een halve Kroon te vorderen, en even zo veel voor het affchrijven van eiken regel. Wie dit niet wilde betaalen, miste zijn oogmerk, want dan was de Opzichter niet bij de hand, de Sleutels verlegt , of de Bcampten hadden vacantie. Kortom dat oud gebruik werd zorgvuldig in acht genomen, en dewijl daar bij door de toeneemende Schrijflust en zucht tot navorfching, dagelijks navraag na het oorfprongelijke kwam, zo moest dit voor de Onderbedienden  BIJVOÈGZELS den een ware Goudmijn worden. Uit deeze eii andere oorzaaken kwam het, op voordragt vaii den overledenen Ridder Saville, tot een Parlemcntsbefluit. 'Er werd bepaald, dat het gandfche Handfchrift zo naauvvkcurig moogiijk na het oorfprongelijk op 's Lands kosten zou gedrukt , en aan de Parlementsleden om niet uitgedeeld Worden. Deeze Druk kwam voor tien Jaaren in het licht, en wel zo, dat zeer naauwkeurig Bladzijde voor Bladzijde, Kolom voor Kolom, Regel voor Regel s en Woord voor Woord, met het fchoon gefchreeven Oorfprongelijke ovcreenkoomt. Zelfs de menigvuldige verkortingen zijn door bijzonder, daar toe gegootene, Boekflaven uitgedrukt, en om de nabootfing zo volkoomen als moogiijk te maaken, heeft deeze Druk , even als het Oorfprongelijke noch Tijtel , noch Plaats waar het gedrukt is ; noch Jaartal noch Voorreden. Dat is echter ook alles wat men ten voordeele van deeze Onderneeming zeggen kan, en alles wat zich tot deszelfs cere laat zeggen; want de Uitgevers hebben 'er niets bijgevoegd, waar door het nut en gebruik van het zelve had kunnen bevorderd worden. Men vindt 'er noch naricht van de Echtheid deezer oirkonde , noch van den gelijktijdigen ouderdom met Willem den Veroveraar , noch 't Oorfprongelijk doel , noch moogiijk gebruik voor den Philofophifchen Gefchiedfchrijver , Oudheid- en Taalvorfcher , Staatsman en Rechtsgeleerden, van deeze en andere Landen; echter doeltreffende Gefchiedenis-Aardrijks- en Oudheidkundige Registers en tafelwijze voor-  en VERMEERDERINGEN. 241 Voorftellingen van de Voortbrengzelen, Bevolking, Inkomften, Belastingen, Waarde, en opbreng van ijder Graaiïchap, en van het gandfche Rijk, zo als het onder de laatfte Saxifche en Deenfche Koningen , en onder de Noormannifche Veroveraars omtrent den Jaare 1085 gefchapen ftond. Het is dus van den tijd van Willem den Veroveraar en bevat derhalven. enz. BI. 98. reg. 24. achter 't woord hoop: J Het zeive ontftond over de belooning van deezen moeilijken arbeid, 't geen een einde aan dit commentariëeren maakte zonder welk het niets anders dan eene Beeldfpraak is. In evenredigheid verfchaft Groot-Brittannien meer Menfchen het Brood in Fabrieken en Manufactuuren dan eenig Rijk in Europa, zelf Frankrijk niet uitgezonderd. Men vindt die door alle Provinciën van Engeland en Zuid Schotland. In den omrrek van London is een grooter getal dan bij Parijs of Lion , zo dat zij, onwederfpreeklijk, de grootfte Manufaftuurftad van ons Waerelddeel is. Men wil dat 'er alleen in de Wollen Manufactuuren een millioen en driemaalhonderdduizend Menfchen in beide Koninglijken arbeiden , waar van het grootfte in Vrouwen en Kinderen beftaat. Dan koomen de Manulactuuren in Staal, Metaal, en Katoen; vervolgens dié waar men in Leder, Hoeden , Aardewerk enz. arbeidt. Zelfs zijn de Zijde Manufactuuren hier bloeiende. Dewijl men III. DEEL. Q zjctj  3 4 2 B IJ V O E G Z E L S zich grootendeels van Chineefche Zijde bedient,, overtreffen de Engelfche Zijdenftoffen in fchoonheid, enfterkte allen, die in andere Landen gewerkt worden. Ifc heb zelf gezien dat groote menigten daar van na Parijs gezonden werden. Echter' wordt het groot vertier door den hoogen Prijs belemmerd. In London zijn eigenlijk de beste Werklieden in Manufactuuren en Fabrieken. Allen , die door fmaak en bekwaamheid uitmunten , verlaaten de Provinciën, en koomen na de Hoofdftad, alwaar zij beter betaald worden, grooter vermaaken genieten , en beter uitzicht hebben om Fortuin te maaken. Engelfchen, die Kunstwerken in Staal, Metaal, enz. begeeren, zoeken die niet in Birmingham, of andere Provinciefleden , maar in London. Ja ik weet dat 'er Buitenlandfehe Commis* fien van Galanteriewaaren, door de Fabrikeurs in Berminghamzdf, ter bewerking na London gezonden zijn. Als men in de Winkels Articuls van buitengewoonen Prijs aantreft, ontfchuldigt zich de Winkelier met te zeggen, It is town work (het isStads werk.) Men heeft verfcheidene Werktuigen uitgevonden , en daar toe alle Elementen gebe- , zigd; want behalven die door Water en Wind gedreeven worden, vindt men hier ook die door 't Vuur werken, zulk een Kunstftuk vindt men te Chelfea. EL loi,achter reg. 9.] Men kan ook te recht be- wee»  en VERMEERDERINGEN. 243 weeren, dat de Akkerbouw in geen Land tot zulk eene hoogte geklommen is, als in Engeland. BI. 101. achter reg. 20.] Behalven deeze zijn 'ef iiog meer zulke Sociëteiten in Engeland, als te Bath, Tork, JJtchfield, Manchester enz. Deeze algemeene zucht van alle Handwerkslieden en Volksrangen, om het welzijn des Lands op alle mooglijke wijzen te bevorderen, en uittebreiden, brengt het arbeidend gedeelte der Natie, hoe ruw het ook zijn mag, tot zeker aanzien, dat bij dien Stand nergens in Europa gevonden wordt. Hierdoor ontdaan zekere grondbeginzelen van eer, waar door de Britfche Handwerksman zich zo zeer onderfcheidt, en die daarom ook met een bijzonder Woord worden uitgedrukt. Plain Dealing, of „op„ recht handelen," noemt men deeze deugd, waar van de nalatigheid in Engeland, den goeden naam fchandviekt of geheel vernietigt. Bij verkoop wordt gemeenlijk niet overeischt, maar de naaste Prijs gevraagd. Hier door ontdaat een zeker vertrouwen, zelfs bij den onervaarenden Kooper-, en zo wel veel tijd als veel gezwets door deeze prijs'ijke handelwijze uitgewonnen. Een andere eigenfchap der Engelfche Kooplieden, die zij met geen Volk behalven de Franfchen gemeen hebben, is eene uitdekende beleefdheid jegens den geen die koopt, ja zelfs die niet koopt, De welgezeten Koopman dankt den gefcheurden Bedelaar , als deeze voor eenige pence's bij hem koopt. Iemand meer dimde waarde van iets aftevraagen, Q 3 eeü  244 BIJVOEGZELS een gewoonte, die in andere Landen zo algemeen is, bij ons (in Duitschland) zo weinig plaats vindt, is in Engeland een onteerende manier van handelen, en wordt als bedriegerij geacht. Een Buitenlander, zelfs een Franschman, wordt van zulke Britten wier Nationaale haat, tegens die Nabuuren diep is ingeworteld, echter in 'tftuk van Koopmanfchap even als een Engelander behandeld. Ook hier in heb ik dikwerf zelfs tegen mijnen wil vergelijkingen met de Italiaanen moeten maaken, aan welken deeze deugd geheel onbekend is. In hun Land ziet men een Vreemdeling als een Vogel aan, die men plukken moet. Vraagt men een gemeen Italiaan op de ftraat na een niets beduidende zaak, zo houdt hij de hand op om eene Belooning van zijn antwoord te ontvangen. Treedt men in een Winkel, zo is het aanzien eens Vreemdelings het onmiddelijk teken om geffingerd te worden. Het zeldzaamfte hier van is, dat de menfchen openlijk op hun bedrog roemen. Een Franfche of'Hoogduitfche Kramer, die van een Buitenlander meer vordert dan recht is , zal, zo hij zijn eisch zonder lang talmen verkrijgt, zulks aan den Rijkdom of de Milddadigheid desKoopers toefchrijven, en hem ten minften achting betoonen; maar de haliaan bedankt hem naauwlijks, en befpot hem, dien hij bedroogen heeft met een hoonenden lagch. - De onderneemende geest der Britfche Natie toont zich onwederfpreeklijk door de menigvuldige Han. delcompagnien. Deeze zijn de Zuidzee Compagnie;  VERMEERDERINGEN. 243 nïe; de Levant fche, de rffricaanfche , die van Hudfonshaai/,de Rusfifche, en eindelijk de ftitgebreiae Oost - Indi'fche Compagnie. Een omftandig bericht van alle deeze Maatfchappijcn zoude buiten mijn bedek gaan. Van de laatfte echter zal ik in het Derde Deel fpreeken, dewijl zij tegenwoordig zo grooten invloed op het Britfche Rijk heeft. Eenige Britten hebben zich even zo ftcrk , als geheele Sociëteiten , door ongemeene voor zich zelf uitgevoerde, onderneemingen doen uitmunten. BI. 102. reg. 19. Wedgwood nam meer dan vijfduizend proeven met onderfcheidene Aardfoorten en andere Materiaalen eer hij zijn oogmerk tot de gewenschte hoogte bereiken kon. Hij heeft enz. BI. 103. reg. 2. achter 't woord geemailleert:] De ligging van dit Etrurifche Vlek, is voor deeze Fabriek zeervoordeelig; dewijl het, wegens gebrek aan Steenkoolen, in weinig Oorden van Engeland moogiijk zijn zoude, die waren bij haare deugdlijkheid tot zulk een geringen Prijs te leveren. BI. 104. onder aan.] Het gelukkig of ongelukkig gevolg van eene oiiderneeming bepaalt gemeenlijk het oordeel der menfchen, zelfs de denkwijze der verftandigfte Mannen, wordt ai dikwerf na de uitkomst geregeld. Zo is ook het geval met Cox zijn Colosfisch ontwerp, grootsch als immer in eenig Vernuft ontftaan konde , en dat met zo veel uitzicht ook werklijk tot een zekeren trap uitgevoerd werd, mislukte, eer hij daaraan de laatfte hand leggen konde. Zijne kunstwerken worden Q 3 thans  s45 BIJVOEGZELS thans van hun, die dezelve nooit gezien hebben, als Neurenberger Stukjes bcfchouwd, en zijn grootontwerp als Goochelfpel behandeld. De Man echter zowel als de zaak, is té merkwaardig, om daar van nog niet iets te zeggen. 't Is onmooglijk zich een begrip van dit Mufeum te maaken, als men het niet in al zijn luister gezien heeft, zo als het in den Jaare 177*. voor een halve Guinje daaglijks door veele honderd Perfoonen befchouwd werd. Ik zelfs heb het, gelijk gezegd is, meermaalen gezien. De indruk die het op mij maakte, kan hier niet in aanmerking koo* men. Doch ik herinner mij nog zeer wel het oordeel daar over, van veele fchrandere en ervaarene Mannen , en dit oordeel flrekte voor zeker niet om de bewondering van min ervaarenen te verminderen. De toevloed van Menfchen en Rijtuigen was ongelooflijk, en duurde meer dan zes geheele Maanden, toen Cox om min vermogenden ook het genoegen der bezichtiging te veifchaffen, den Prijs tot op een vierde van een Guinje verminderde. Ook toen ontbrak het aan geen toeloop. Hoe groot ook de ontvangst ware, Hond dezelve toch in geene vergelijking met de ongehoorde groote Rijkdommen, die hier ten toon gefield werden , en hooger Intrest beliepen. Men rekende het vermogen van Cox op dertigduizend ponden Sterlings. Dat betekende echter weinig tegen zijne Schulden, die over de honderdduizend ponden Sterlings beliepen. De vertooning des Kunstwerks in London was  en VERMEERDERINGEN. 247 •was Hechts een bijkoomend voordeel tot aan de ■verzending, en geenzins het groot doel. Dit betrof alleen de Indiaanfche Vortlen. Eenige hin» derpaalen vertraagden deeze afzending. ZijneSchuldeisfc.iers kwamen inmiddels op, men verkogt de Kostbaarheden, zonder acht te flaan op den arbeid dien het gekost hadde, enkel na de waarde der Me* taaien , en Edele Gefteentens. Eenige overblijfzeis echter, die meerendeels in Engeland te rug ■kwamen, werden na de Indien gezonden, en naderhand voor een Drinkpenning bezichtigd. Wie deeze gezien heeft, en daarna dat prachtige en zoo vol fmaak zijnde Mufeum beoordeelen wil, handelt als iemand, die de Meubilen van een Paleis na de 'Keukengereedfchappen afmeet. Een voornaam Duitsch Geleerde, twnffelt, dat Cox het voorgemelde Kasteel den Keizer van China verkogt had, dewijl, zo hij gelooft, die Mo-narch den inkoop van dat kunstwerk niet zoude on•derneemen, zonder het alvoorens gezien te heb. ben. Ik dacht, dat na het begrip 't welk men zich natuurlijk van een Chineesch Keizer maaken moet, zodanig een koop, waar van de innerlijke waardij der zaak zo groot is, wel door opdragt in Canton gefchieden konde. Veelligt was het een Gefchenk van den Vicekoning dier Provincie, of van eenen anderen Rijksgrooten aan den Keizer. Dan het is genoeg, dat de zaak in Engeland als weezenlijk gehouden, en van niemand tegengefproken werd. ïlet Werk werd in London ingefcheept, verzekerd Q 4 2h  *48 BIJVOEGZELS en op een, aan de Compagnie toebehoorend Schip, overgezonden, 't Was dus bij eene menigte menfchen eene bekende zaak. Cox hadt zijne vijanden, welke de valschheid van dit voorgeeven, gewis tot zijne fchande, verbreidden. De honderdduizend ponden Sterlings echter daar voor ingekoomen, konden zijne omftandigheden niet verbeete. ren, daar zijne fchulden wel drie of viermaal zo groot waren. BI. 116. reg. 2. Bij het woord rollen deeze. Noot te voegen: ] Van deeze Clubs vindt men zeer getrouwe en met fmaak ontworpene Schilderingen , in de kleine Cafar na Coventrij van den Heer Juncer. BI. 118. reg. 2. van onderen achter het woord richten deeze Noot te voegen:] 't Schijnt tot hier toe dat Cagliostro daar in geen uitmuntendheid zoekt, hij leeft ftil en gerust in London, en laat de Genii, en alle Elementarifche Geesten ongeftoord in hunne Rijken handelen. BI. 120. reg. 1. ftaat: drie lees: dertig. £1.121. reg. 20. achter 't woord worden:] Dit vindt fints eenige Jaaren ook plaats in de Zuidlij ke. deelen, waar men St. George Fields, geheel met Hui2en bebouwd heeft. BI. 123. achter reg. 11.] De Volkrijkheid van London kan men niet naauwkeurig bepaalen. Daar toe worden zorgvuldige Volkstellingen vereischt, die aan veele zwarigheden onderworpen zijn. De Doodenlijsten jn Doopregisters, die hier zo geregeld ge- hou-  en VERMEERDERINGEN. 249 houden, en bekend gemaakt worden, kunnen tot geen maatregel dienen. De Jooden en Kwaakers laaten niet Doopen, en de Disfenters van alle Secten en Geloofsleeren laaten zulks in hunne eigene Kapellen verrichten, zo dat de Actus in de Kerklijke Registers wordt aangetekend. Ten aanzien van de Doodenlijsten weet men, dat zeer veele afgeftorvenen uit veelerlei oorzaaken niet aangekondigd worden; daarenboven weet men, dat veele duizenden Menfchen geduurende den dag in Lon^o/j arbeiden, of zich daar op houden , die des nachts na hunne Woonplaatfen na de groote Dorpen aan de Iloofdltad paaiende, te rug keeren. Zij leeven dus wel in London, fchoon hunne Woonplaatfen buiten de Stad zijn. Ondanks deeze onzekerheid, omtrent de waare Volks hoeveelheid, kan men toch met zeer veel waarfchijnlijkheid zeggen , dat het getal InWooners van London na bij de negenmaal honderdduizend beloopt, 't Is voldoende beweezen, hoe nadeelig een zo ongehoorde menigte Menfchen , die in eene plaats te faamen wonen aan alle Rijken nadeelig is. HadtLondon tweemaal honderdduizend In wooners, en waren de overigen in Steden van veertig, vijftig, en zestigduizend Menfchen verdeeld ; zou echter het middelpunt des Britfchen Rijks een der Volkrijkfte Steden van Europa en Engeland in 't algemeen nog in grooter Bloei zijn. De Pracht zou dan ook haare overheerfchingzo wijd niet kunnen uitftrekken. Zulke Colosfi. fche Steden als London en Parijs zijn de ware Graven Q 5 der  25» - BIJVOEGZELS der gezelligheid. In middelmaatige noch kleine Plaatfen, maar alleen in de ongemeen groote Steden , waarLicht en Schaduw, Deugd en Ondeugd, zo verwonderlijk vermengd zijn, en die zulke zeldzaame Tooneelen opleveren , daar gaat het den Woelzieken , en den Bedrieger altoos voordeelig. De Gefchiedenis van onzen tijd leevert ons daar van menigvuldige bewijzen op. Zijn de beide Steden de Hoofdzetels van twee magtige Natiën, die in de aankweeking der Geestvermogens onder alle Volkeren der Aarde den voorrang hebben; zijn zij federt langen tijd de Zetel van Geleerde Sociëteiten; de verzaamelplaats der voortreflijkfle Philofophen, Dichters, Redenaars, en-Kunftenaars van allerlei foort; het verblijf van verlichte Wetgeevers en Staatsmannen; de School van zo veele Letterkundigen , die alle Menschlijke Kundigheden doorwroeten, dezelve vergrootten, en dan aan de Waereld meede deelen; zo is het echter aan de andere zijde ook waar, dat de menigte der voorkootnende om Handigheden, wel een vluchtige befchouwing, maar geen diepe navorfching toelaat, dewijl tallooze Vermaaklijkheden het edelfle deel des tijds wegneemen; de beftendige afwisfelende verfirooijingen, de oplettendheid verzwakken, en het geraas van zo veele duizenden Hemmen en toonen de Opmerkzaamheid altoos ingefpannen moet houden, de fpeelende verbeelding zich voedfel verfchaft, de gedachten nogthans verflapt, en het navorfchend afgetrokken verftand als in flaap wiegt. Bh 129.  en VERMEERDERINGEN. 251 BI. lig. reg. 10. achter 't woord vaazen,] De Stookhaardjes in dezelve van glad gepolijst Staal, niet gebronsde fieraaden , die door een beftendig fchuren blinkend onderhouden worden. BI. 130. achter reg. 20.] Men verftomtals mende Lusthuizen veeier grooten van dit Rijk befchouwt, en eene Koninglijke Pracht ontdekt, bij voorbeeld: De Hertog van Northumbek.land bezit iu de nabijheid vrnRichmond, een Zomerpaleis, Sion~ haufe genoemd. Men vindt in het zelve twaalf kost. baare Antique Zuilen, die de laatstvoorgaande Hertog voor twaalfduizend ponden Sterlings te Romen kogt, en toen na Engeland liet voeren. Ik weet dat de beroemde Beau march ais, toen hij zich in den Jaare 1777. in London bevond, van Sioii' haufe verrukt ftond hoe bekend hij ook met de grootfte pracht van Parijs zijn mogt. BI. 131. reg. 6. achter 't woord behooren:] Zo dat men dus in 'f algemeen Within the Bills ofMortalitij, dat is zo ver zich de Dooden Lijsten uitftrekken, honderdenzesenveertig Kerspels telt. BI. 132. reg. 4. achter 't woord nagevolgd.] De Beestenmarkt, die ontegenzeglijk de grootfte in geheel Europa is, wordt in Smithjields, een groote afgelegene Plaats in 't Noorderdeel van London, gehouden ; alwaar de Dieren in afzonderlijke enge hokken te koop worden aangebooden. Bi. 137. reg. 4. achter 't woord Wallis: ] Het Paleis deezes laatften wordt Caritonhaufe genoemd. BI, 139. reg. 17. achter 't woord wezen:] Het is  =5* BIJVOEGZELS is het Elifecfche Veld van GrcofBrittanme», waar men eiken Rang van aanzien uit het Doodenrijk Zijne plaats heeft aangeweezen. BI. 143. onder reg. 14. ] £cn der laatfte Patriottifche Gedenkftukken is hier de ongelukkige Majoor A ndré gewijd, die in een hoogst gevaarlijk oogenblik zijne tegenwoordigheid van Geest verloor, en den dood eenes vernederden misdadigers fterven moest. Men ziet hier een Basreliëf, waarop een gedeelte van het bekend geval wordt voorgefteld. Een Officier, met het Vrede Vaandel in de hand, wordt na de Amerkaanen gezonden, om André te redden, die echter in het eigen oogenblik na de galg gevoerd werd. Delnfcriptie van het Gedenkftuk is op een zwart marmeren Tafel, waar men het volgende met Gouden Letteren gefteld vindt. „ Koning G e o r G £ de III, en de Engelfche „ Natie wijden dit de Gedachtenis eenes Mans „ die uit liefde tot zij y Vaderland een gevaarlij' „ ke onderneeming waagde, en daar bij om„ kwam. Hij leefde een te korten tijd, om „ het toppunt dier hoogte te bereiken, waar „ toe hem zijn moed gerechtigde. De fmart zij„ nes Konings , en zijner Medeburgeren over „ dit verlies, is een rechtmaatïge Tol, die zij„ ne asfche geheiligd wordt." BI. 148 achter reg. 16.] Niet verre van deeze Kerk is het Parlementshuis, een oud onaanzienlijk Gebouw, zo wel van buiten als van binnen, 't welk de Majefteit van een Britfche» Senaat hoogst onwaar-  en VERMEERDERINGEN. 253 waardig is. De gewoonte maakt dat het Parlement met deeze oudmodifche Vergaderplaats te vreden is, geduurende een tijd dat het beftendig ongehoorde lommen tot Nationaale bevordering aller Kunften inwilligt, die eigenlijk niet tot de Staatsbehoeftens behooren. De Parjements Leden der beide Huizen , verlaaten zeer dikwerf hunne eigene Vergaderplaati'en, om de debatten in de andere Zaal te hooren. De Leden van het Hogerhuis plaatfen zich midden onder de Leden van het Lagerhuis,- de laatfte echter doen zulks uit befcheidenheid niet, als zij zich onder de Pairs begeeven; wanneer zij zich onder de andere ftaande Toehoorders verinengen. Geduurende mijn laatst verblijf in Engeland, begeerden de Leden van het Lagerhuis een eigen afzonderlijke Gallerij in het Hoogerhuis Daar dit verzoek echter bij gebrek aan ruimte, en der anders zo zeer door de uitwaasfeming van veele Menfchen bezwangerde Dampkring werd afgeflaagen ; zo naamen de andere fchèverhaaling, en lieten de. Pairs een tijd lang niet toe om hunne plaats te neemen , des zij zich, gelijk alle anderen, op de Gallerij moesten vervoegen. Daar de debatten gewoonlijk tot laat in den nacht duuren, en niet zelden tot den volgenden morgen; zo is 't natuurlijk, dat de Leden van beide Huizen in dien tusfchentijd dikwerf hunne Zaaien verlaaten om frisfche lucht te fcheppen. Ten dien einde zijn 'er Koffijhuizen in de nabijheid, daar men in kan gaan zonder op ftraat te koomen. Aan  m . BIJVOËGZËL.J Aan het Parlementshuis grenst Westmunflerhatt'„ waar het Gerecht gehouden wordt, In deeze zeef ruime Zaal wordt de Koning gekroond. Zij heeft de hoogte eener Cathedraale Kerk, en is gebouwd zonder Pijlaars. Het zo genaamde Banquetinghaufe of IVithehall, een gedeelte van 't groot Palcis tot verblijf des Konings , dat in 't laatst der voorige Eeuw afbrandde, Haat hier omtrent. Dit overblijfzel, dat vol. koomen wel behouden bewaard is, heeft ten opzicht der Bouwkunde geen gering aanzien. Het is zoo hecht als prachtig gebouwd, en dient tevens ten Gedenkteken der onvoorbeeldelijke Rechtsplceging des Engelfchen Volks, want voor het zelve was de bloedltellaadje voor Karei, den Eersten opgericht, zo dat die Koning het zelve uit een der venglters door middel van een Brug beklimmen moest. Bk 150, onder aan.] De beroemde gevangenis Newgate behoort ook tot de merkwaardige Gebouwen van Engeland, zodanig als het onlangs herbouwd is. Men kan het een voorbeeld van Gevangenis Bouwkunst noemen. De Bouworde van dit Gevangenhuis is zo oorfpronglijk en kenmerkende , dat het uiterlijk zelfs ons eene fiddring aanjaagt. BI. 15a. reg. 20. achter't woord zijn:] In den Jaare 1785. begreepen de Opzienders deezer Brug de zuinigheid te betrachten. Men nam ten dien einde vierenveertig der daar iïaande Lantaarens weg, zo  fiN VERMEERDERINGEN. s« zo dat zij maar maatig verlicht, bleef. Hier over ontftond geen gering gefchreeuw, en men vraagde, of door het befpaaren van een weinig olij, de? inkomften van een Stad als London zo zeer verbeterd wierden? De weldaadige Tijdingfchrijvers wa. ren de Echo der Ingezetenen, die over deeze met der Britten aart ftrijdende kaarigheid eenpaarigmorden. Een ijder nam 'er deel aan, zelfs de zulke, welke verre van deeze Brug af woonden. Die kwalijk verzonnene zuinigheid duurde zes weeken , toen de Opzienders gedwongen waren de weggenomene Lantaarens weder op te richten. BI. 153. reg. 5. achter 't woord doorvaart:'] Zij heeft een effen fteenen pad voor de Voetgangers ter zijden , als de andere Bruggen, en derzelver breedte voor de Rijtuigen is tweeëndertig voet. BI. 153. reg. 14. achter 't woord geworpen:] Tot herftel van de Brug willigde het Parlement toenmaals vijftienduizend ponden Sterlings in. Aan deezeBrug vindt men het voortreffelijke Water Werktuig, waar door de Stad met Water uit de Theems verzorgd wordt. De Uitvinder van dit nuttig Werktuig was ten Duitfcher met naame M oritz die dezelve in den Jaare 158a aaniei. Na dat het door den beroemden H a d l e ij verbeterd is, geeven de Kenners den voorrang aan dit Wa. terwerk boven de Watermachiene te Marlij. Bij den Eb ftaan de Raders ftil; maar met den Vloed, en als de Stroom fnel gaat, zo draaien zij zesmaal in eene minuut om j de menigte daar aan gehechte pom-  456 B IJ V O E G Z E L S pompen, drijven ijder minuut agtduizend tweehonderd en agt mengelen Water, honderdtwintig voeten hoog op, in een Bak, van waar het door alle deelen van de Stad geleid wordt, en wel door houten Buizen in de flraaten , waar aan Looden Pijpen vast rehecht zijn, welke in de Huizen loopen. Men heeft om dit gemak te vergrooten, reeds in de voorige Eeuw aan de Noordzijde van London een ander Waterwerk aangelegd, waardoor men de zogenoemde New-River, door middel van eeneGragt afgeleid zijnde, na de Hoofdftad deed vloeien. Dit heeft het voordeel, dat het altijd Water geeft,'t geen te vooren zo niet was, dewijl, gelijk gezegd is, de Machiene van Moritz met den Eb ftil ftaat. Deeze Gragt heeft vijfmaal honderdduizend ponden Sterlings gekost en de voordeelen daar van behooren aan eene Sociëteit, die den naam van New-River Companij draagt, en het Privilegie van een corporatie heeft. BI. 153. reg. 19. achter 't woord uitteberften:] Hier aan is de overflechte Standplaats van dezelve toe te fchrijven. BI. 155. achter reg 6 ] De Towr is eigenlijk een ouderwetsch Kasteel dat ten Staatsgevangenis dient, en daarenboven een verzekeringsplaats is, tegens den oploop des Volks; hier bewaart men de Rijkskleinodiën; ook is hier de Munt en een Tuighuis, dat echter meer wegens de oudheid en zeldzaamheid der Gewerren, dan om den grooten voorraad der Krijgsbehoeften merkwaardig is. Men vindt in 't gand-  en VERMEERDERINGEN. 25? gandfche Rijk geen andere Munt, dan in den Towr, al waal" Jaarlijks anderhalf millioen ponden Sterlings gemunt wordt. In 't Jaar 1785. werden 'er nogthans derdehalf millioen geflaagen. Men vindt hier een zeer gewichtig Archif veeier gedenkwaardige Gefchriften en Oirkondcn, van den tijd van Koning Joiian tot op de Regeering van Ric hard den III. die in zesenvijftig Banden verzameld zijn, en ten gebruike van het algemeen is. Een ijder die iets na wil {laan, wordt deeze, aan den Staat, en niet aan de Kroon behoorende Archif, zonder zwaarigheid geopend. De Bunk van Engeland bewaart hier ook Affchriften van derzelver Hoofdboekcn. Aan den Voet van het Fort ftaat een Batterij van zestig zwaare Stukken Gefchut , die echter nergens toe dient, dan om den Koninglijken Geboortedag aan te kondigen. BI. 157. reg. 15. voor het woord Vermits. ] Zij zijn nogthans verpligt deeze Eerenposten aan te neemen, wijl het een Burgerpligt is. Maar zo zij het afflaan , moeten zij een Geldboete betaalen* en wel een verkoozen Alderman vijf honderd ponden Sterlings, doch een Sherif maar vierhonderdj Dit gebeurt dikwerf, vooral van Perfoonen, die veel bezigheden hebben, en daarom liever de geftelde Boeten bataalen. BL'150. achter reg. 6.] De Citij onderhoudt een eigen Bende Krijgsvolk, die uit zesduizend Man be. hoorde te beftaan; zo ook een Artillerie Corps van vijfhonderd Man. Maar het eerfte is niet voltallig. Deeze Soldaaten worden nooit gebruikt, zij zijn 11IS deel. - R dus  =53 BIJVOEGZELS «lus nodeloos. Zij hebben een oudmodifche Monteering, die een klugtige vertooning maakt. Waardoor deeze Stads Militie veel dof tot fpotternij oplevert, die de Tooneeldichters in hunne Kluchtendikwerf uitoeffenen. BI. 160. reg. 16. achter 't woord verzocht.'] Soldaaten echter daar heen te zenden, om de oogmerken der Regeering te bevorderen, is eene overtreding van alle Wetten , die het algemeene welzijn alleen kan rechtvaardigen. Daar dit nu bij alle wel ingerichte Regeeringsvormen het hoogde doel is , hebben de Engelfchen ook den verftandigen Grondregel: Salas Populi Suprema Lex , en zijn daarom meenigmaal te vreden geweest met kragtige, fchoon wederrechtlijke maatregelen, indien de omdandigbeden zulks eisehten. Tweemaal gebeurde het in deeze Eeuw dat zulk een inbreuk opde Rechten der Citij van London gemaakt werd. De eerdemaal onder de Regeering van Koningin Anna, toen het Graauw de partij des bekenden Sacheverells nam , en zijne woede tegens de Protestantfche Dhfenten den teugel vierde, en de tweedemaal in den Jaare 1780. toen het Gorbonsche Graauw tegens de Roomschgezinden optrok. Een menigte Troupen rukte bij beide deeze gelegenheden in de Stad, en dempten de: muiterij. Hier over klaagde het Volk geenzins, als zijnde eene onbehoorlijke uitbreiding van het Koninglijk gezach, maar was veel eer om de heilzaamheid van het oogmerk daar over wel te vreden». EL.  en VERMEERDËR1NGËN. 25I El. 162. reg, 6. achter 't woord antwoorden:] ('t Is bekend, dat deeze altemaal door een Minister vervaardigd worden , en de Koning dezelve Van buiten leert.) Bh 163. reg, 2. achter 't woord voldoen:] De billijkheid daarvan was klaar; doch London wenschte zo als het grootfte deel des Koningrijks, andere Reprefentanten te kiezen, dewijl de toenmaalige het vertrouwen van hunne Aanftellers niet meef Verdienden. EL 163. reg. 16 achter 't woord gaapen:] En de tegeuswoordig zijnde Minister, de befchutter des veroordeelden Parlements, zeer eenvouwdige gebaarden maakte. El. 164. reg. 4. achter 't woord geeven deeze Noot te voegen :J De Stad London en de twee Univerfiteiten Oxford en Camhïdge hebben alleen dit Voorrecht, alle andere Graaffchappen zenden hunne Adresfen en Verzoekfchriften aan den Staatsfecretaris, die dezelven den Koning aanbiedt. EU 166. reg. 7. achter 't woord heften:] 't Geen billijkheid en menschlijkheid vorderde. El. 16S. reg. 10. achter 't woord maaken deeze Noot te voegen:] De tegenwoordige Hertog van Norfolk is tot de Gereformeerde Kerk overgegaan, en nam dus met den aanvang des Jaars 1787. zitting in het floogerhuis des Parlements, alwaar hij zich in de eerfte dagen reeds tegen den Minister hooren liet. Bh 168. achter reg. 10. te laaten volgen :] Behalven den gemelden Hertog zijn 'er nog zeven anders R 2 Room-  2<5o BIJV0EG2ELS Roomfche Pairs, ook telde men in den Jaare 1780. honderdenvijftig welgegoede Edellieden, welke deeze Religie toegedaan waren. Ook waren 'er toendriehonderdnegenenvijftig Roomfche Priesters inliet Koningrijk. De Catholijken hebben drie Hoofdfchoolen, in Staffbrdshi're, Herfordshire en bij Birmingham, behalven meerdere kleinen. Op fommige plaatfen, onder anderen, in Hammerfmith, eenDorp nabij" London, hebben zij een foort van Nonnenklooster , waar Roomschgezinde Vrouwen te faamen woonen, en gandsch als Kloosterlingen leeven. Dewijl zij hier echter haare geloften niet kunnen afleggen, begeeven zij zich ten dien einde na Frankrijk of de Nederlanden, waar een menigteNonnenkloosters gevonden worden, en alwaar zij als Bruiden van Christus worden ingewijd. BI. 170. reg. 2. vooraan:] Deeze fpoedige err daar bij goedkoope Bediening was oorzaak , dat men ter voltrekking deezer Ceremonie zich dikwerf van de Gevangenhuizen in London bediende, waar in altoos disfentieerende Priesters gevonden worden. BI. 170. achter reg. 7.] Dit gebeurde in den Jaare 1754, en daar bij alle ondertrouw voor onwettig verklaard. Deeze Wet gelast, dat men de Geboden driemaal moet laaten gaan, waar van echter de Bisfchop dispenfatie verleenen kan, eer men de Trouw voltrekken mag; en dit moet in de Kerk zelf gefchieden door Priesters van de heerfchende Kerk. Dus blijft 'er voor Jonge Lieden , die doof Ouders of Voogden verhindering vreezen,. niet»  en VERMEERDERINGEN. eèi siiets over dan met fpoed na het nabuurig Koningrijk Jschotlandtt reizen,waarhet oudertrouw-gebruiknog plaats vindt. Dc Admiraal Rodneij had voor -eenige Jaaren het vreemd noodlot, dat .zijn Zoon , .een Officier onder de Landtroupen, en zijne Dochter beide-met hunne Liefjes doorgingen, en gelukkig in Schotland .kwamen. Waarna deeze verliefd^. Reizigers elkander tot hunne groote verwondering onderweg ontmoetten, en een zelfde onderneeming hadden aangevangen. BI. 171.reg. 8. achter het woord Totk:~\ De Inkomften des Primaats zijn Jaarlijks agtduizend negenhonderdponden Sterlings. Hierbij koomen nog veele ongerekende Inkomften, als bij voorbeeld: Het doopen ,der Koninglijke Kinderen, voor welke Ceremonie hij voor ijder Kind vijfhonderd ponden Sterlings ontvangt.De vruchtbaare Huwlijksftanddes tegen woordigen Konings is dicrhalven deeze Geestlijke Overigheid zeer voordeelig geweest. DeBisfchop vznLon^/dieeft zesduizend tweehonderdpondenSterlings én de Bisfchop van Banger, 't weik het geringfle Bisdom des Koningrijks is, heeft twaalfhonderd ponden Sterlings inkoomen. Het beloop der gezamentlijke zesentwintig Bisdommen is Jaarlijks tweeënjaegentigduizend vijfhonderd ponden Sterlings. BI 171. reg. 9. achter 't woord Hoogerhuis:] En wel niet als Bisfchoppen; maar om dat de Landen, die tot de Bisdommen behooren, Baronijen zijn. BI. xqi.achter reg, 9.] Behalven in Crimineele Proeesfen, waar in zij uit Christelijke barmhartigheid £ich verwijderen, om niet te behoeven te Hemmen. R % Hef  2ö4 BIJVOEGZELS Het recht van zitting in het Hogerhuis is echterniet verhecht aan de Bisdommen Codor en Man die wel tot de Engelfche Bisdommen behooren; doch derzelver Bisfchoppen zijn geen der zesentwintig Geestlijke Pairs, en wel, om dat zij niet door den Koning maar door den Graaf van Der bij, een <*Waereldlijk Pair, benoemd worden. Men telt in Engeland tienduizend Kerspels, van welke 'er vijfduizend vijfhonderdzeven zijn, welke den Leeraaren niet boven de vijftig ponden Sterlings Inkomften aanbrengen. De Engelfche KcxWy ke Bedieningen te faamen genoomen, en daaronder de beide Univerfiteiten Oxford en Cambridge. meede geteld, hebben Jaarlijks bij de drie millioenen ponden Sterlings Inkomften. In Schotland zijn maar achthonderd en negentig Kerspels. Tot het Hof des Konings behooren achtenveertig Hofcapellaanen , die allen verder bevorderd worden. 1 De Kerklijke grondftellingen en gebruiken zijn in Engeland geheel verfchillende met die van andere Protestantfche Landen, zo dat zij deels het Britfche kenmerk door hunne eigenfehap teekenen , en deels aanleiding geeven tot het denkbeeld, dat de Koning als een Leek echter het Opperhoofd der En. geifche Kerk is. Die Monarch kan , zo het hem geluste , Prediken en de Sacramenten uitdeelen , zonder dat hij tot den Priesterftand behoeft ingewijd te worden. In 't gemeen is het gewoonlijk Ordencn, en Exsiminceren der Engelfche Geestlijken van zeer geringe betekenis, dewijl de Britten zulks als Ceremomen aanzien, en zij alles, wat dien naam.  en VERMEERDERINGEN. 263 . «aam draagt, haaten. Elk Priester kan na welgevallen een Kerk bouwen, en behoeft daartoe geen verder verlof dan tet het bouwen vaneen Koornma■gazijn. Dit gefchiedt ook door Waereldlijke Perfoonen op 1'peculatien. Zo ook kan men Kerken h uuren, of Waereldlijke Gebouwen ineenoogcnblik in Kerken ■herfcheppen. Dit heeft men nog voor weinige Jaaren met een Huis van vermaak gedaan, dat zeer ruim .en in de gedaante van een Pantheon gebouwd was, ■en daarom ook het kleine Pantheon of de Rotunda genoemd werd. Het zelve lag in het Noorderdeel ■van London, en ftrekte het Gemeen tot menigvuldige Vermaaklijkhedeu. Daar die Stand van Menfchen nu, door de Week heen, aan hunne bezigheden bepaald zijn, en zij dienvolgens maaralleen des Zondags deezen Tempel van Bacchus bezoeken konden, mislukte dit ontwerp, en het Gebouw werd aan de Methodisten verkogt, die het federt tot hunne Godsdienstoeffening gebruiken. Men vindt in London Kerken , waar in zekere Predikatiën moeten gedaan worden, om de Waarheid van den Christelijken Godsdienst te bewijzen. De beroemde RobertBoijle maakte hier toe een Jaarlijks inkoomen van vijftig ponden Sterlings voor agt Predicatien, die ook in de Bowkerk regelmatig voor ledige Banken gedaan worden. Een ander Legaat ■van deezen aart isdatvan Bisfchop Warburton, Deeze vroome Man wilde dat de Leeraar in de Predikatiën door hem gefticht , de Godheid van Christus uit de voorzeggingen van de Profeetsn zoude bewijzen. De Kerken van den heerfchenR 4 den  BIJVOEGZELS den Godsdienst hebben Klokken, ; wier gelui ap Zon-en Feestdagen, bijzonder in de Citij, waar zij als op een gepakt ftaan , een verfchriklijk gebrom maakt , wijl veeleu het geluid van Stormklokken hebben. El. 172. reg. 14. achter 't word gehinderd i\ Tot het eindelijk onder de Regeering van Koningin Anna, door eene Acte werd afgefchaft. El. 173. achter reg. 7.] Onder de talrijke Sociëteiten in Engeland vindt men 'er een,welker doel de uitbreiding van den Christelijken Godsdienst is. Zij beftaat uit agthonderd Leden, en heeft zesduizend ponden Srerlings inkoomen, waar toe nog beftendig erfnisfen worden toegevoegd. Deeze Sociëteit zendt Misfionarisfen na Azia, Jfrica en America, om deBewooners dier Waerelddeelen hetEvangelium te verkondigen. Veele deezer Apostelen zijn Duitfchers , die gemeenlijk zich in Halle tot deeze zending beoeffenen, en dan met vijftig ponden Sterlings Jaarlijks uit de Societeitskas worden uitgerust, en daar meede de WaereJd intrekken. Bij andere Duitfche Misfionarisfen , die door andere Aalmoesfen onderfteund, zulke heilige Reizen onderneemen, bevordert de Sociëteit hunne vroome voorneemens, en bezorgt hen vrij na de plaats hunner beftemming. Het oogmerk in deezen, is goed,.doch ook dit is de grootfte verdienfte van onderneemingen, welker gering nut door de veelvuldige ouder vinding blijkbaar is. Alleen maar door fterke Dranken , welke uitgedeeld worden , kan zulk een Apostel zich. dikwerf Toehoorders ver- fchaf.  en VERMEERDERINGEN. 265 fchaffen. Blijft de Brandewijn achterweeg zo neemt het Christelijk onderwijs een einde. Gelijk men zegt: geen Geld, geen Zwitfer. Zo kan men ook met recht van veele Indiaan fche Volkeren, bijzonder in Noord'America zeggen; geen Brandewijn geen Toehoorder. Een Deensch Misfionaris, die de Iroquoifen tot Christenen bekeeren zoude, befloot de zuinigheid te betrachten, en zijn Rum zelfs te drinken, terwijl hij zeer verftandig befloot, dat het; genoeg was, als hij om niet Predikte. De verga, derde Iroquoifen zagen geduurig na den gewoonen fterken Drank om, toen hij hier van de eerfte proef nam , en toen dezelve niet te voorfchijn kwam, fchudde^zij het hoofd, en vraagden elkander met verwondering, waarom toch de wijze Man hen bij een geroepen hadde ? Een der zeden van de Americaanfche Wilden is alle twist zorgvuldig te vermijden. Daar door gaat de wellevendheid bij deeze anders ruwe Volkeren bij uitneemenheid ver. Zij dulden niet dat men elkander.bij 't redeneeren wederfpreekt. Hier over beklaagen zich ook de Christelijke Geloofs Leeraars als over de voornaamfte hinderpaal van hunne onderneemingen. De Indiaanen hooren het Godsdicnftig onderricht geduldig aan , en geeven hun gewoon teken van toeftemming, doch niet uit overtuiging , maar alleen uit beleefdheid. Franklin verhaalt daar van een merkwaardig voorbeeld, dat ik hier zal bijbrengen, wijl het de Zendingen in het algemeen, en dus ook de welgemeende onderneemingen deezer Britfche Sociëteit R 5 keu-  266* BIJVOEGZELS kenmerkt. Een Zweedsch Priester hield eene Redevoering voor een hoop Indiaantn, waaronder zich veele hunner Opperhoofden bevonden. Hij onderrichte hun van de gewichtiglte geheimen des Christelijken Godsdienst; van den val der eerRe Ouderen, door het eeten vaneenen Appel. Van de geboorte van Christus, zijne Wonderen, zijn Lijden , enz. Toen hij uitgepreekt hadde, Rond een Indiaansch Redenaar op, om hem te bedanken. ,, Al wat gij ons verhaalt [zeide hij] is alles zeer ,, goed. 't Is waarlijk zeer flecht Appelen te eeten. ,, 't Is beter daar van Cijder te maaken. Wij dan,, ken u voor uwe goedheid , om van zo verre her ,, waard te koomen, om ons de dingen, die gij van „ uwe Moeders gehoord hebt, te vernaaien. Tot wedervergelding zal ik ook het eenige, dat wij }, van de onze gehoord hebben, meede deelen. In ,, den beginne voedden zich onze Vaderen met het „ Vleesch der Dieren, maar leden honger als hun„ ne Jacht niet gelukkig uitviel. Twee van onze ,, jonge Jaagers, welke een Dier hadden gedood1, ,, leiden een groot Vuur van Hout aan, om ecu deel daar van te braad en. Toen zij nu gereed ., waren om hunnen honger te Rillen, zagen zij „ eene fchoone jonge Maagd uit de Wolken ncder,, daalen, en zich op een kleinen Heuvel, welken „ gij daar tusfchen het Blaauw Gebergte ziet, ne„ derzetten. Zij keeken eikanderen aan, en zei- den: ligt is het een Geest die ons wildbraad ge,, rooken heeft, en daarvan wenscht te eeten, „ laat ons hem daar vaneen gedeelte aanbieden. Zij „ brag-  en VERMEERDERINGEN. 267 bfagten hem zulks." Hij was met het Gefchenk ,, te vreden, en zeide: uwe beleefdheid en dienst- vaardigheid zal beloond worden. Kom na der„ tien maanden hier weder te rug, zo zult gij iets vinden, dat tot Uw en uwer Kinderen onder„ houd tot in het laatfte Nagedacht een groote weldaad zijn zal. Zij deeden zo. en vonden tot ., hunne groote verwondering planten, die zij te ,, vooren niet gezien hadden, en die echter federt, ,, tot ons hoogfte nut, onder ons beftendig zijn aangekweekt. Waar de rechte hand de Aarde ,, had omgewroet, vonden zij Indiaansen Koorn, „ en Boonen waar de linker gewerkt hadde; op de plaats , waar zij gezeten hadden , vonden zij ,, Tabak, enz." De goede Priester met deeze ijdle vertelling niet zeer te vreden, zeide: ,, 't Geen ,, ik u voordroeg waren Heilige Waarheden,'t geen gij mij vertelde, zijn louter Fabels, Verdichtfe,, len, en ongerijmde dingen." De Indiaan antwoordde toornig: ,,Het fchijnt mijn Broeder, dat uwe ,, Vrienden u, in uwe opvoeding, geen recht gedaan ,, hebben, en u in de regelen der al gemeene welle,, vendheid Hecht onderweezen. Gij weet dat wij, 5, die deeze regelen verRaan en uitoefTenen , alle ,, uwe Vertellingen geloofden , waarom weigert „ gij ook de onzen te gelooven?" Zo gaat het ook met de gevolgen der Zendelingen, welke de voorgemelde Sociëteit tar uitbreidingvan den Christelijken Godsdienstzo groote fommen kosten. De andre Tak van haar ontwerp is Yeei nuttiger; naamiijk om de opvoeding door vrije Schoo*  »68 BIJVOEGZELS Schooier* te bevorderen. Sedert den Jaare 1700, heeft zij alleen in London honderdenvierenzestig, in gandsch Groot.-Briitannien en Ierland zestienhonderdentachtig aangelegd. Haar voorbeeld heeft een menigte Patriotten in Ierlandvereenigd, om de vrijeSchoolen in dat Koningrijk nog te vermeerderen. BI. 173. achter reg. 26.] Alle, in Engeland wooneiule, -Christenen, die niet tot de Bisfchopiijke Kerk behooren worden met den naam van Dis/enters benoemd. In dit geval maaken zelfs de eigenlijke Calvinisten, wier leere zo weinig met de Anglicaanfihe Kerk Inftellingen verfchilt, geene uitzondering boven de onrechtzinnige Aanhangen. Ondertusfchen genieten allen eene onbegrensde Verdraagzaamheid. Echter moeten de Bewooners van Huizen de vastgeflelde Kerspeltaxen opbrengen, zij'mogen zijn wie zij willen, offchoon zij ook openlijke Atheïsten waren. Want Engeland is in Kerspels verdeeld , wier Inkomften bepaald zijn, zonder op de Godsdienftige gevoelens der J5eBitters van Landerijen en Huizen acht te liaan. Alle Godsdienftige Gebouwen, die niet tot de heerfchende Kerk behooren , worden geene Kerken, maar Kapellen , Vergaaderplaatfeu , en Tabernakels enz. genoemd, Echter zijn zij even zo geëerd als of zij met den tijtel van Kerken pronkten, en niemand durft onderneemen den Godsdienst te ontrusten, maar dezelve moet, volgens de Wetten, met opene Deuren gehouden worden, Ook betaa» Jen zulke Gebouwen geen vengfter lasten. BJ. iji.feg. %. achter 't woord Gereformeerden:] Vaq  en VERMEERDERINGEN. *6$ Van welke zich tweemaal honderdduizend in Ettgeland en Ierland, doch maar dertienduizend vijfhonderd in London bevinden, en het Kwartier der Stad, SpithalfielJs genoemd, bebouwden; zij bezitten in London drie Kerken, zij enz. BI. 174. achter reg. 17.] Behalven de Franfchen:, hebben de Duitfchers, de Zweeden, de Deenen en de Hollanders in London hunne Kerken. De Duitfchers bezitten 'er zes, vijf Lutherfche en eene Cereformeerde. Buiten de Hoofddad echter vindt men in Engeland of Schotland geen Iloogduitfche. Kerken. BI. 174. reg. 19. achter 't woord uit:] De naam van Secle is echter op hen niet wel toepasfelijk, daar veelerlei Gezindheden , zonder hunne eerfte Geloofsbelijdenis te verlaaten, zich tot de Gemeente der Methodisten voegen, die zich enkel door het Piè'tismus onderfeheiden, en ook zonder bedenken den Tertdatis denEedzweeren, waardoor de Koning als Geestelijk Opperhoofd erkend wordt. Hunne Godsdienst heeft onder anderen deeze bijzonderheid, dat de Vaerfen in hunne Liederen door beide Gedachten bij afwisfeling Gezongen worden , zo dat men nu enkel Vrouwiijke, dan enkel Manlijke, demmen hoort, 't geen een zeldzaame uitwerking te weeg brengt. El. 174. reg.21. achter 't woord Jaaren:] (1770.} in America.] BI. 176. achter reg. 3.] 't Was zeernatuurliik, dat de Leeraars van andere Gezindheden, en Secten met deezen Man fpotteden , en hem verachteden, 't geen qok  m • B IJ V O EG Z E L ? ook nog omtrent zijne nagedachtenis plaats y\Mh Hij kon onmooglijk onbenijd blijven. Want hoë konden andere Geestlijke Herders met geiaateuheid aanzien, dat de Predikatiën van Winrafield zulk een ongcmccnen toeloop hadden, tcrwM hun11e Kerken en Kapellen ledig waren? dat zijne Toehoorders in traanen fmolten, en de hunne'geeuwden of diepen, dat de rijklijkde Aahnoesfen hem toevloeiden, terwijl zij zeiven maar foaarzaam inzaamelden. Kortom, dat hij als een Man Gods geëerd wierd, en zich een duurzaamen roem verwierf, terwijl zij „iet geacht werden, maar vergeeten leefden en dierven. Zelfs zijne deugden vergrootten den nijd en werden van zijne vijanden dubbelzinnig uitgelegd. Daar zij hun oogmerk met bereiken konden, moesten eindelijk zijn wagen en Paerden, welke een zodanig Man, die beftendig reisde, zo nuttig waren, tot Hof van lasterinVerdrekkcn > ö Bh i76.achterrcg. ig.JDaaglijks gaan gandfche menigten, door aandachtige dweeperij aangevuurd van de Bisfchoplijke Kerk tot deeze Secle over' menigmaal gebeuren die Piëtistifche overgangen openlijk. Zo werd voor weinige Jaaren Sir HarRiJ Trelawneij, een rijke Baronnet, van dedweepkoorts aangegetast, toen hij zich nog op de School van Westmunfter bevond , en niet ouder dan achttien Jaaren was, Hij verliet de School, en deed eene Apostoüfche Pveis te voet door het geheele Koningrijk, waar hij ook overal op eene ton predikte. John  en VERMEERDERINGEN. 271 John Wesleij, de trouwde helper van thefield onrtrok zich aan zijnenLecraar,weinig Jaaren voor deszelfs dood, wijl zij wegens de Genade-Leer verfchilden. Hier op werd hij het Hoofd van eenen andereu Methodistifchen Tak, die thans nog onder zijne hoede aangroeit , maar waarfchijnlijk na zijn afderven met den dam van VVitjie-field zal vereenigd worden- Hij is thans een Grijfaart van meer dan tachtig Jaaren, echter nog vol vuur om het Piëtismus te verbrei» den. ■ BI. 177. reg. 1. achter 't woord Godsdienst:] Waar bij Hemel en Hel niet vergeeten worden, behalven des Zondags, wordt drie en viermaal in de Week Gepredikt, en wel des avonds, wanneer de toeloop des Volks ongemeen groot is. BI. 177. reg. is. achter 't woord gediend:] De Gravin Huntingdon» de grootde Vriendin der Methodisten, gaf tot den inkoop het meeste Geld. BI. 173. reg. 2. achter 't woord verrichten:] Zo zij al nog te Kerk gaan. In London daan de Kerken meest al ledig, behalven zulke Godsdiendige Gebouwen , waarin fomwijlen Methodisten Prediken , wanneer het aan geen Toehoorders ontbreekt. BI.1B0. reg, 15. achter 't woord worden: ] Indieft Leeraars, die in aanzien zijn, de Hofpartij tegenvallen, en openlijk hunne mening zeggen , zo dat zij oplettentheid ver>vekken, zo brengtmen dezelve door groote Prebenden of Bisdommen tot zwijgen. ML i8ï.  a?a BIJVOEGSELS BI. 181. reg. 3. achter 't woord verfchafen:'} Bij de meer aanzienlijken, onder de zo verfchillende Gezindheden , worden zij ook maar zeer weinig geacht. Wijl de Koning het recht heeft, deeze dagen in te ftellen, en men geen Koningiijk recht verjaaren laat, zo worden meenigmaal Boetdagen in onrustige tijden aangekondigd : dit gebeurde ook in den Amerhaanfchen Oorlog, toen het Volk door boete doening de onverzettelijke trotschheid der Ministers moeste goedmaken, doch ik heb nooit zulk een Boetedag beleefd. De Kerken waren ledig, en de meeste Winkels open, alle Handwerken gingen hunnen gang, en men befpotte opent-1 lijk de in {telling. BI. \82.ackterreg. 14.] Men mag voor 't overige' gelooven, dat het vieren deezer dagen, niet onder Karel öe Ui; toen deeze droevige Gebeurtenis nog voor ijders oogen zweefde , maar in onze tijden , zeer onltaatkuudig is. Wijl hier door het aandenken van eene daad herinnerd wordt, welke de Regeering moest wenfchen, dat uit de gedachtenis aller Eritten was uitgewischt. Hier door wordt het gemeende Volk door het plechtige van deezen dag, opmerkzaam , fchoon het zich anders over die Gebeurtenis niet bekommert , en de achting Voor de Koninglijke Waardigheid vermindert, daar het ziet, dat zij niet bekwaam was, dert ongelukkigen Karel den I. teger.s eenen fchandelijken dood op het Bloedfchavot te beveiligen. El. 182. reg. 15. achter 't woord zaaken:] De Engelfche^ Presbijteriaanen zijn van de Schotfche zeer'  en VERMEERDERINGEN. 273 zeer onderfcheiden , wijl de eerfte de belagchlijke ftellingeii, tot hunne Secle behoorende, voor lang afgefchaft hebben , en daar door de Anglicaanfche Kerk, tot op de Hierarchij en den uiterlij- 1 ken Godsdienst vrij nabij koomen. Hunne geloofsftellingen zijn echter niet weinig onrechtzinnig. Het onderfcheid irt hunnen Godsdienst is, dat iiunne heilige Vergaaderplaatfen van buiten noch binnen na Kerken gelijken. Zij willen van geene pracht hooren, en zouden Toorens noch Klokken fticbten, fchoon de Regeering hun zulks veroorloofde. Hunne Godshuizen zijn zonder Beelden of Schilderijen, zonder Altaaren of Orgels. . Hunne Leeraars treeden den Kanzei op in allerlei kleeding, Blaauwe, Bruine, Graauwe en fomtijds Zwarte. Hunne Gezangen en Leerreedenen zijn kort. Zij hebben hunne eigene Hooge Schooien, wijl zij in Oxford noch Cambridge ftudeeren. Sommige derzelve zijn in de nabijheid van London. De beroemde Doctor Priestleij behoort ook tot de Presbijteriaanen. De zogenoemde Anabaptisten , of Wederdoo- ; pers, maaken eene aanmerkenswaardige Secte uit, zij verfchillen echter zeer van de Wederdoopers in Duitschland bekend, en behoorden eigenlijk Baptisten , Doopers, genoemd te worden, dewijl zij de menfchen niet tweemaal, maar flechts eens Doopen, en wel als zij volwasfen zijn. Deeze Ceremonie gebeurt aldus : de Doopling treedt in een vloed, alwaar de Priester hem onderdompelt. In | London zijn afgezonderde met water voorziene III. deel. S Doop-  274 "BIJVOEGZELS Doophuizen , waar deeze Godsdienstplechtigheid' verricht wordt. Men vindt onder die Baptisten' Mannen, die in de geleerde waereld met roem bekend zijn. Deeze Seéte heeft in Engeland omtrent tweehonderd Godsdienstige Gebouwen. De zogenoemde Sabbatthten behooren eigenlijk ook tot deBaptisten, en onderfcheiden zich daardoor, dat zij. ook den Zaturdag , even als den Joodfchen Sabbath, zo wel als den Zondag vieren. Zij zijn echter zeer weinige in getal. In geene Landen van Europa vindt men zo veele Ariaanen, Sociniaanen en Unitarisfen, als in En-> geland , alwaar de Drieëenheid zo dikwerf van groote Geleerden beftreeden is. Nog voor korten tijd heeft Doétor Priestleij, die een Leeraar van een aanzienlijke Gemeente der Dis/enters is, dit ftuk zo ver gedreeven, dat hij in openbaare Gefchriften de Bisfchoplijke Kerk van Afgoderij befchuldigt, uit hoofde van de DrieeenheidsLeere.* 't Is merkwaardig dat de groote Newton ook, hoewel heimlijk, tot de Unitarisfen behoorde. BI. 183. reg. 5. achter 't woord plooien.] Met kleine Schoengespen, of Schoenriemen, en gladgekamde hairen. BI. 184. achter reg. 3.] Het Parlement heeft ook in opzicht van deeze Secte een verëercnde uitzondering gemaakt, in de merkwaardige Acte, welke de trouw van Echtgenooten bepaalt , en waarin uitdruklijk gezegd wordt, dat de Ceremonie in een Bisfchoplijke Kerk , en door een Bisfchoplijken Priester moet verricht worden, zonder onderfcheid tot  en VERMEERDERINGEN. 275 tot welk eene gezindheid het ondertrouwde Paar , 'ook mogte behooren. Alleen de Kwaakers worden daar van uitgezonderd, en kunnen hier in na hunne gebruiken handelen. Zij hebben veele Vergaderplaatfen in alle deelen van Engeland, in Londen zijn 'er zes. Hier bij koomen veele Schooien ter opvoeding van hunne jeugd, zo wel in de nabijheid van London als in andere Oorden. Deeze Schooien worden zeer geroemd, en als doeltreffend gepreezen. 't Is zeldzaam dat 'er onder deeze Secte geene Handwerkslieden, geene Landpachters, burgerlijke Beampten, noch Beedeiaars gevonden worden Allen zijn zij Manufactufiers, Winkeliers ofKoopl heden. Sommigen Studeeren in de Geneeskunde om hunnen Natuurgenoot hulp aantebrengen. Onder deeze muntte de onlangs geflorvene Artz Fothergill uit. Buiten twijffel ftrekt het tot eere der Kwaakers, dat een Franklin meedelid van hunne Secte was. BI. 184. achter reg. 16.] Behalven de reeds benoemde Secten vindt men nog andere in Engeland als Arminiaanen, Antinomisten, Sandemdnièn enz' waar van de onderfcheiden kenmerken op te tellen te wijdloopig zijn zou. Zij maaken ten deele maar kleine gemeenten uit, en zijn dienvolgens in opzicht van hunnen invloed van weinig belang. BI. 188. reg. 22. achter 't woord hragul Men beweert, dat Doctor Franklin, die een groot vriend van hem was, en kort voor den Amerikaan, fchen Oorlog bij hem op zijn Landhuis te Chelfea s 2 eeni-  a?<5 BIJVOEGZELS eenigen tijd woonde, hem tot zijn ontwerp, niet weinig aanvuurde. BI. 191. achter reg. 16.] 'Er heeft zich echter na dien tijd weder een Deïstisch Gelukzoeker opgedaan, die het Deïsmus eene nieuwe Kapel heeft toegewijd, die nog heden in weezen is, en waar in de Godsdienst bij infchrijving onderhouden wordt. Deeze Tempel is in de Esfexftraat niet verre van de Theems; de naam van den Priester is Lindsaij, die zich door Deïstifche Schriften in Engeland heeft bekend gemaakt. Onder de hoogere Volksrangen heerscht het Deismus buitengemeen fterk, zo da't men in gezelfchappen, Rechtbanken, ja zelf in het Parlement, zijne gedachten hier over ongeveinsd uitdrukt, zonder dat zulks ftoornis baart in de talrijkfte gezelfchappen. Het geroep to Order, dat door beide Partementshuizen klinkt, zo draa een Redenaar iets buiten den haak aanvoert, wordt niet gehoord y als een Lid van den Christelijken Godsdienst bijna redekavelt in de manier van een onbekeerden Chineefchen Mandarin. Voor weinige Jaaren heeft men eene Sociëteit gevormd , welker oogmerk was met allen Godsdienst te fpotten. Zij noemde zich de Helfche vuur Club. Hunne Vergaaderplaats werd in een foort van Tempel veranderd, waar in een Altaar ftond, waar voor men den Duivel plechtig aanbad. Elke faamenkoomst deezer helfche Ordensvrienden werd met eene uitnodiging aangevangen om den (At  en VERMEERDERINGEN. 277 cnzichtbaaren bijftand van Satans godheid te fmeeken. De bekende Graaf van Sandwich en veele andere voornaame Britten waren meedeledeu van deeze zeldzaame Chb, die echter te niet gegaan is. BI. 191. reg, 26. achter 't woord zijn.] Ook draagen zij geene baarden. BI. 192. achter reg. 17.J Het getal der Jooden in Engeland bedraagt ten naasten bij twaalfduizend, onder welke vierduizend Portugeezen zijn, die allen in de Hoofdltad woonen en grootendeels •rijk, of ten minften bemiddeld zijn. Zij onderhouden hunne armen wel, en hebben ook hun eigen Collegie, waar in jonge lieden, door de nodige Studiën tot Rahhinen worden opgeleid. Van de gezaamentlijke Israëliten leeven elfduizend in Lopdon, en het kleine overfchot in andere Steden des Koningrijks , waar zij overal hunne Sijnagogen hebben. BI. 203. achter reg, 2.] Deeze PnhJk Spirit heerscht onder alle Voiksrangen , van de laagde tot de hoogde, de verdorvene Marquis van Rocking ham is tweemaal eerde Minister geweest, maar nimmer genoot hij de inkomden, aan dien vereerenden post verbonden. Lord Strange, Vader van den tegenwoordigen Graaf van De r b ij , heeft ook tien Jaaren lang Cancelier van 't Hertogdom Lancaster geweest, maar de rijke inkomden daar van aan het gemeen gefchonken. Hij deed dit niet om volksaankleeving te verwerven, wijl zijne grondbeginfcls en handelingen een geheel S 3 an-  BIJV0EGZEL3 ander doel hadden , maar 't was louter de Pur bik Spirit die hem tot deeze grootmoedigheid aanzette. De beroemde Burke, die als Krijgsbctaalmeester ongehoorde inkomften hadde , die op, vierentwintigduizend ponden Sterlings en nog hooger gefchat worden, zelf als zich iemand in deezen voordeeligen post als den oprechtften man gedraagt; deeze Bukke lei het Parlement een ontwerp voor ter verbeetering van de Staatshuishouding , ten einde een wet te bevorderen , waar. door de bezoldingen merkelijk verminderd wierden. De zijne verlaagde hij tot vierduizend ponden Sterlings , en zelfs deeze ftond hij vrijwillig af, hoe onbemiddeld hij ook zijn mogt, om dat hij met den Graaf van Shelburne, niet van het zelfde Staatkundig gevoelen was. Het getal zijner aanhangers, die, tegens hun eigen belang aan , deeze bezuinigende Bill op. het kragtigfte onderfteunden, was niet gering. BI. 204. reg. 12.] Staat: Oxfordheeft twintig en Cambridge twaalf Collegien. Moet zijn: Oxford heeft vijfentwintig en Cambridge vijftien Collegien. BI. 204. reg. 24. achter 't woord beoogen.] Een Koopman in London met naame Gresham, bouwde geheel op eigen kosten de Beurs deezer Hoofdftad , onder de Regeering yan Koningin Elizabeth. Zijne Patriottifche handelwijs bleef niet onbeloond , wijl hem eene buitengewoone eere ten deel viel. Elizabeth, befchouwde dat Gebouw, na deszelfs voltooijing, waar  en VERMEERDERINGEN. m vWaar bij zij den Koopman haaren arm aanbood, en dus bedankte zij hem openlijk in den naam der Natie, voor zijne edelmoedigheid, terwijl zij hem ge•heel ontroerd voor de oogen des gandfchen Volks omhelsde. Hoewel men den grooten Chat ham in de Abdij van Westmumfter op kosten van het gemeen, een gedenkteken had opgericht, verëenigden zich echter , voor eenige Jaaren, fommige Kooplieden van London om hem ook een gedenkteken op het Raadhuis van Guildhail te Richten. Men opende eene infchrijving, en in korten tijd, was 'er elfduizend ponden Sterlings bijeen. Men droeg de uitvoering van dit werk op , aan een Beeldhouwer uit London, met naame Bacon, die agt figuuren daar toe vervaardigde, voor ijder van welke hem, behalven het Marmer en andere onkosten duizend ponden Sterlings betaald werd. Dit prachtig Gedenkteken is reeds voltooid. BI. 106. reg. 2ï. achter 't woord geeven:] Zo ontving de Admiraal Rodneij voor zijne overwinning van den 12 April 1782. de dankbetuiging van beide Parlementshuizen ; veele Corpora in Londotr onthaalden hem prachtig. Men floeg Medailles ter zijner eere; hij werd tot Pair des Rijks verklaard, en bekwam voor zich en zijne kinderen een aanzienlijk jaargeld. BI. 216. achter reg. 2.] Sir James Lowther, -een Engelsch Baronet, fchonk de Natie in den Jaare 1782. een Oorlogfchip van vierenzeventig Stukken. De tocnmaalige Minister der Zeezaaken , Graaf Sandwich verftomde, toen deeze grootS 4 moe-  28o BIJVOEGZELS moedige Patriot hem die aanbieding deed. Dat ge» fchenk was zo groot, dat hij zijne zinnen naauwlijks durfde betrouwen. Men rekent gemeenlijk deeze foort van Scheepen tegens duizend ponden Sterlings voor ijder Stuk Gefchut. Deeze daad is te merkwaardiger, wijl de Baronet voor een zeer zuinig Man te boek Bond. In den Amerikaanfchen Oorlog bouwden veele Graaffchappen, Steden, en Corporatien bij infehrijving Oorlogfcheepen, en richtte geheele 'Regimenten op, doch grootendeels met dat voorbeding dat zij niet tegen de Amerikaanen, maar alleen tegen de Franfchen en Spanjaards zouden gebruikt worden. Bh 217. reg. 1. achter het woord-is: ] Toen hij in 1783. voor de eerftemaal het Ministerie verliet, ging hij den volgenden dag na het Parlement, nam plaats in de Oppofitiebank , en ving zijne rede aan met deeze woorden: iiere I ftand, foor as. I was'. ,, Hier ftaa ik nu weder zo arm als ik was!" BI. 217. reg. 14. achter de eerfte Sijllabe:~] Een onderneemende en alles beheerfchende geest, vol bronnen, vol grootfche denkbeelden van een eedele denkwijze, en in een tijdvak dat de. omkooping zijn Vaderland als eene befmetlijke ziekte aanviel, en alle deugd met ondergang bedreigde, blonk hij even zo fterk uit door de zuiverheid zijner zeden. Gewis zal die groote Man een Afgod des Nageflachts zijn, als de naamen zijner tegenpartij, (te duister zelfs voor de fchande om die te bewaaren,) lang zullen vergeeten zijn. Bh  en VERMEERDERINGEN. 28» BI. 218. achter reg. 18.] Ziet hier een Stuk van een Parlements redevoering, welke die groote Man in den Jaare 1762, onmiddelijk na zijnen afftand gehouden heeft. Men herkent daar in zijn verheeven geest, en diep doorzicht waar meede hij Staaten en Menfchen befchouwde. „ Engeland ,, heeft thans de fleutel des Oceaans in handen; ,, zijne magt is grooter dan die van eenigen ande,, ren Staat in Europa; nog twee of drie veldtoch„ ten en alles is volbragt. Waartoe derhalven al„ Ie die tusfchenpoozen? Waarom zal men onze ,, vijanden tijd geeven zich door den Vrede te her- (lellen ? Waarom wil men het werk onzer groot,, heid niet voleinden? „ Europa, wendt men voor, begint argwaanend ,, te worden, en de ongeneigdheid tot Vrede, wel,, ke wij toonen koomt de Regeeringen, die zich ,, nog niet verklaart hebben, bedenkelijk voor; zij dreigen zich onderling te verëenigen. Wat raakt „ ons de argwaan van Europa? na de regelen der „ Staatkunde, behoort men niet te toonen dat ,, men die bemerkt, voor men'van het overwicht ,, verzekerd is. Als men dat heeft, is de bedek„ king nutteloos. Wat hebben wij van een Ver„ bond der Neutrale Staaten te vreezen ? Zijn wij alleen niet fterkcr dan alle Zeemagten te faamen j, genomen? Spanje verklaart zich ten rechten tij- de tegen ons, of ten minften in een tijdpunt, „ dat ons best te ftade koomt. Had deeze „ Kroon de Neutraliteit bij den aanvang des Oorm logs verbroken , zou zij ons in verlegenheid s -5 » ge-  m BIJVOEGZELS „ gebragt hebben. Zij heeft echter gewacht tqt „ Frankrijk ten grond geholpen was, eer zij zich . „ voor dat Rijk verklaarde, en zal zich insgelijks „ ten gronde brengen. Onze Vijanden bewijzen „ ons grooter diensten, dan wij ons zeiven bewij',, zen kunnen. Zij zouden het niet beter kunnen •„ maaken, als wij hun bevoolen maatregelen tot „ ons belang neemen. De voortzetting des Oor„ logs is het eenige middel, dat ons nog over'v fchiet, om het evenwicht te behouden, en te '„ verhinderen, dat eene groote magt Europa niet „ in boeien knelr. . Frankrijk is ter Zee ten on- dergebragt, maar nog niet te Land. Een drie„ jaarige Vrede geeft aan dit Koningrijk alle zijne ,, kragten weder. Laaten wij dien tijd aan de ,, Franfchen , zo moeten wij telkens van vooren ,, af aan beginnen. Wat kan Amerika ons helpen als wij Frankrijk niet voor altoos het vermogen „ beneemen van ons te ontrusten ? Wij hebben •■„ veele Vredeverbonden met deeze Kroon gefloo- ten, waartoe hebben zij ons gediend ? Ons te noodzaaken op nieuw den Oorlog te voeren. Wij hebben ontzaglijke fommen ten kosten dce. ,, zer Oorlogen aangewend; als wij niet op zeer voordeclige voorwaarden den Vrede fluiten, „ zullen wij bij onze overwinningen meer ver■„ looren dan gewonnen hebben. Welk bijzonder nut kan ons Canada verfchaffen? Zonder het vrije en rustige bezit der Visfcherij op de bans, ken van Terrs Neuve ? 't Geen men ons wil ■ Mtotéw* • af-  e*ï VERMEERDERINGEN. 283 ?, afftaan, bedraagt niet het twintigfte deel onzer gemaakte kosten. ,, Het Volk, zegt men, verlangt na den Vre,, de; en weet het Volk dan wel wat het wil? 't ,, Is een ziek ligchaam dat altoos waanwijs is, ,, en aan welks ftaat men denken moet, wijl het „ zelf niet denken kan. 't Is onvermogend, zegt „ men, om de belastingen langer te draagen. Zo ,, fprak het reeds in het tweede jaar van den „ Oorlog , en 't zou even zo fpreeken , als die ,, nog tien Jaaren duurde. De Staat, voegt men „ hier toe, is ten gronde geholpen , maar zijn zij het niet allen, die met ons in Oorlog zijn ? „ en zijn de Regeeringen niet rijk of arm, enkel in evenredigheid der Regeeringen van andere „ Staaten?" enz. BI. 221. achter reg. 2.]. Zijne bekwaamheden als Redenaar waren in der daad verwonderensWaardig. De bevalligheid waar meede hij fprak, en zijne edele manier van tusfchenpoozen, verrukten alle harten, en bewoogcn den toehoorder tot vervoering toe. Hij ving gemeenlijk bedaard aan , zijn vuur groeide, tot dat hij eindelijk als een ftroom alles overweldigde. Zijne ftem was doordringende , daar bij wist hij die zo te. maatigen, dat hij altoos verftaanbaar bleef, en zelfs het laatfte woord niet verlooren ging. Na het oordeel yan kundige tijdgenooten , werd hij in den bloei zijner Jaaren van geen Tooneelfpecler, zelf niet van Garrick, in de manier van gebaarmaaking overtroffen. Uit hoofde zijner natuur- .  2&4 BIJVOEGZELS tuurlijke bevalligheid kon hij in geen Maat of omftandigheid onbevallig zijn, zelfs niet toen hij op krukken in 't Parlement verfcheen en zittende tnoest fpreeken. BI. 221. reg. 5. achter 't woord zijn: ] De Britfche geest ter onderneeming, die door dwaazemaatregelen der Regeering, en eene keten van gemeene ongelukken , als verdorven was , werd van nieuws af aan geboren, zo draa deeze groote Man het Staatsroer aanvaardde. Bi. 222. reg. 27. achter't woord kon:] Indien het verfchijnen van geesten moogiijk was, zou hij zeker het rijk der fchimmen verlaaten, en wegens het Commercietractaat met Frankrijk even als Hamlet zijnen Zoon met den dolk toe fpreeken. BI. 231. achter Keg. 16.] Pitt die zich de uitvoering van dit ontwerp vast in het hoofd geprent hadde, Het terftond ten deezen behoeve iets van zijne aangeboorene oprechtheid achterweege, en bediende zich van Staatkundige ftreeken. Dan terwijl de Engelfche Minister in Ierland, Orde, die geheel na Pit t's inftructie handelde, het Ierfche Parlement voorftelde , dat Engelands toeftemming in deeze. Handel-Bill van de grootfte aangelegenheid was, verzekerde Pitt het Engelsch Parlement, dat de voordeden, aan Ierland toegeflaan, niets betekenende waren. M. 231. reg. 19. achter 't woord is:] Hij fchijnt deezen grondregel volftrekt tegen te gaan , • en heeft zich tot hier toe nog nooit als een vriend x  bm VERMEERDERINGEN. 285 vriend, maar als een vijand des Engelfchen Handels en der Manufactuuren j vertoond. BI. 231. reg. 23. achter de eerfte Sijliahe:] Zonder het herroepen der zinnelooze belasting, waar toe hij op vaste bewijzen gedwongen was, zouden de bloeiende Manufactuuren in Manchesier grootendeels ten gronde gegaan zijn. Insgelijks zou het met veele andere Manufactuuren, en de zo voordeelige Staalfabrieken gegaan zijn, indien zijn ongerijmd ontwerp van een kooltax tot eene wet gemaakt was. BI. 239. reg. 9. achter 't woord maaken:] Als het Engelsch Ministerie hem den voet niet dwars zet. BI. 241. reg. 7. achter aan te voegen:] Men heeft bij deeze gelegenheid in de Engelfche nieuwspapieren , den beroemden Burke toegeroepen: ,, Bruuts! en gij flaapt! " Bi. 244. onder aan onder de Noot:] Ingevolge deeze verordening werden onder het Commando van Engelfche Zee-Officieren een groot getal gewapende Wachtfchepen en Kustbewaarders uitgerust, tot verhindering des gemelden Sluikhandels, die op de Kusten der Engelfche Colonien onophoudelijk moesten kruisfen. Men noodzaakte de Zee-Officieren door Koninglijke orders, dien zelfden Eed te zweeren, dien alle Tolbedienden gewoonelijk moeten afleggen. Te vergeefsch bragten zij de bitterfte klagten in over een Dienst, dien zij als eene verneedering van hunnen ftand befchouwden; zij moesten gehoorzaamen en de rol van Tollenaaxea lp«t*  285 BTTVOEGZELS fpeelen, omeenen zeer gewigtigen Handel te ver* Hooren. Deeze behandeling der Britfche Regeering kori Van geen langen duur zijn 3 de Engelfche Volkplanters in Amerika werden daar door bijna tot wanhoop gebragt , waarom die Ordonnantie , na twee Jaaren , weder moest ingetrokken worden; gelijk met eene andere Wet van het Jaar 1764 ook gefchied was, welke den voorgemelden Sluikhandel wel niet rcgtlfreeks afkeurde, maar denzelven met zulke hooge Tollen bezwaarde, dat ze genoegzaam het oogmerk beweezen, om hem te vernietigen. Men kan met grond beweeren, dat deeze onwijze maatregelen den grond gelegd hebben tot de Omwending, die daar op gevolgd is , welke de hoogmoedigfïe onder de Amerikaanen te vooren nooit droomden, en niemand van hun Wenschte. Het was derhalven alleen de Regeeringstijd van George III. wanneer het zaad van dit groote kwaad met eene booze hand is gezaaid geworden, waar in het opkwam , en eindelijk de vrugten voortbragt, die alle onverdwaasde Menfchen in en buiten Engeland, natuurlijk moesten verwagten. El. 250. reg. 26. achter het woord voorzien:] Sedert den Jaare 177-. hebben de Ministers der Buitenlandfche zaaken, een nieuwen Tak ter vermeerdering van hunne bijzondere inkomften uitgevonden. Het gebruik van Pasfen, 't welk oorlog of llavernij aanduidt, en voor een vrij Volk in Vredenstijd ongepast is , werd op de Paketbooten ingevoerd. Daar deeze nu den Koning en niet het  en VERMEERDERINGEN. 287 het Volk betreffen, zo hadden zijne Dienaars dei vrijheid om deeze laage bezwaaring naar believen te fchikken. Uit kragte van hunnen eigenbaatigen last, moet een ijder, die zieh ten overtocht van de Paketboot wil bedienen, jvan de Engelfche Commisfarisfen daartoe in Holland, in Frankrijk en in At Nederlanden aangefteld ,zich voor eenige ducaten van een pas voorzien, zonder welke de Kapitein hun niet aan boord van zijn Postfchip neemt. Die uit Engeland met dezelve na 'e vaste land willen reizen, moeten die pas uit de Cancelarij haaien. Hier door koomen zeer aanzienlijke fommen in de beurfen der Ministers. BI. 251. reg. 21. achter 't Woord betaalde:] Alwaar de hooge Vracht over den Oceaan , Tol, Accijns, en andere Koopmans onkosten, de verkoopprijs meer dan verdubbeld hadden. BI. 257. reg. 21.3 Staat: agthonderden veertig. Moet zijn: achtenveertig. BI. 260. reg. 6. achter 't Woord Compagnie:'} Door de eerfte deezer waardigheden, behoorde hij tot de Wetgeevende Magt des Britfchen Rijks; de andere , (als ik mij van deeze benaaming bij eene met groot aanzien , en nog grooter invloed verbondenen ftand bedienen mag) verwierf hem het vertrouwen en den eerbied van alle handeldrijvende Natiën der Aarde; en door de derde Waardigheid ftond het dikwerf in zijne magt het noodlot van geheele Provinciën in Azien te beflisfen. BI. 277. onder aan bij te voegen: ] Het is de 20 beroemde Atïe van Navigatie, welke den Koop- han-  «85 BJJTVOEGZELS handel der Engelfchen tot die verwonderenswaardige hoogte heeft doen Hijgen. Men heeft in Duitschland van deeze Acte zeer verwarde en valfche denkbeelden, waar door nog onlangs, in een bekend Journaal, de beroemde Raijnal, erbarmelijk mishandeld werd , wijl hij zich onderwond deeze Acte als een Meestcrftuk van Staatkunde aan te prijzen; een zonde, waarin deeze Schrijver voor 't overige met de berpemdlte Staatkundigen aller Natiën deelt, 't Is hier de plaats niet R a ijn a l te verdeedigen , of de Gefchiedenis Schrijvers en Wijsgeeren, die gezaamentlijk dit oordeel geveld hebben, en nog van dezelve meening zijn * te rechtvaardigen tegens eenen duisteren Ongenoemden, die zich durft verfhouten om te zeggen: De Engelfchen hebben geene kennis van waare gronden van Regeeringe, wijl zij federt de Atïe van Navigatie niets voor nuttig, maar alles voor hoogst fchaadelijk houden. Ja zij hebben tot op den huldigen dag nog geen denkbeeld van Koophandel, en de Handelkunst is hun geheel onbekend. Deeze woorden zijn tot fchande der Duitfche Natie in Maart 1786 opgefchreeven. 't Is walglijk iets zo dood eenvouwig te berde te brengen , dat een Schooljongen of een onwectende Domkop op 't papier kan Hellen. Maar het geval zelf is zo gewichtig , en behoort zo zeer tot de Schilderij van Engeland, dat ik het hier niet mag overdaan. - Als de Zeevaart van een Volk eene haastige vlucht neemt, en tot eene hoogte ftijgt, die door niets geëvenaard wordt, die zonder voorbeeld in de  en VERMEERDERINGEN. 289 de Jaarboeken der Waereld is, en welke -nog veel magtiger en Volkrijker Natiën , met alle haare knevelarijen niet bereiken kunnen, zo kan de oorzaak niet verborgen zijn en minst bij een diepdenkend , üaatkundig en op zijn belang zeer opmerkzaam Volk; en ik denk dat men de Engelfchen vrij op hun woord gelooven mag, als zij, door eene honderdjaarige ondervinding geleerd, de Acte van Navigatie voor den grondflag hunner grootheid houden. Deeze beroemde Acte werd onder Cromwei, gemaakt, en onder de Regeering van Karel II in den Jaare 1660 nogmaals bevestigd. Eigenlijk was het eene onvoorbeeldelijke Monopolie, die niet aan enkelde Kooplieden, of een Handelgezelfchap, maar aan de gandfche Britfche Natie door de Regeering vergund was. Het nadeel, gemeenlijk aan een Monopolie verknogt, trof geen eenen Engehchman, maar alleen de Koophandeldrijvende Volkeren van alle Waerelddcelen, die zich, zonder keus te hebben , naar deeze Nationaale Wet moesten richten, of van den Koophandel met de Britten afzien. Allen , zonder uitzondering koozen het eerfte , en droegen alzo met of tegen hunnen wil tot de aanwasfende grootheid van Engeland bij. De korte inhoud deezer Wet beftaat in deeze weinige woorden : Dat het geen Natie vrij fond in haare Scheepen andere waaren na Engeland te voeren dan die haare eigene grond voortbrengt, of in haare Landen biwerkt wierden. De wetten en bepaalingen omtrent Contrabande waren, behooren niet tot deeze Acte. III. deel. , T Maar  *po BIJVOEG ZELS Maar op derzelver heimelijke invoering is alleen de verbeurtverklaaring gefield. Een Schip echter, dat andere Koopmansgoederen dan de voortbrengfelen zijns Lands aan boord heeft, en alzo deeze Wet overtreedt, wordt met de geheelc lading zonder genade , en zonder verontfchuldigïng aan te hooren verbeurdverklaard, het mag zijn van welke Natie het wil, en hoe gering ook de hoeveelheid dier goederen zijn mooge. Dit vindt zelfs plaats fchoon men bewijzen konde, dat de Schipper niets van de inlaading dier goederen geweeten hadcle. Het gevolg deezer Wet is, dat de Engelfchen zei ven genoegzaam alles wat zij benodigd hebben uit andere Landen af haaien. Hunne hier uit ontfpruitende voordeden gaan in 't oneindige. In plaatfe van honderden Scheepen die zij noodig hadden, hebben zij duizenden , en in plaatfe van duizenden Matroozen , hebben zij honderdduizenden. Deeze ongemeene bloei van den Scheepsbouw helpt eene tallooze menigte menfchen in Engeland aan brood, enverfchaft den Staat, in tijden van Oorlog, geheelc heiren van Matroozen, die veel geringer in getal zouden zijn , indien de Handel voor alle Natiën openfiond. Verder winnen zij de vrachten uit, die anders bij andere Volkeren verdiend wierden. De Britfche Zeelieden worden geoelfend, en hunne Kooplieden verrijkt, welke rijkdom weder door honderd Kanaalen den Staat toevloeit, en op wiens bijftand de Regeering in alle om Handigheden kan rekenen. Eindelijk kweekt de uitgebreide eigene Scheepvaart Route fpeculatieii, en groote onderpee-  .en 'VERMEERDERINGEN. 291 .ïieemingen aan, en daar aan alleen hebben de Engelfchen hunne magtigc bezittingen in dc indien te -danken; ja zonder de Acte van Navigatie waren de herhaalde Reizen der Engelfchen -rondsom de Waereld waarfchijnlijk niet ondernoomen , en het vijfde Waere-lddeel nog onbekend gebleeven. Deeze voordeden zijn zo blijkbaar, en toonen zich als van zelf aan het gezond verdand, zo dat het niet zo zeer onwctcndhicd als lompheid bewijst, daar meede te fpotten, en den Engelfchen gebrek aan kennisfe des Koophandels voortewerpen. Had men deeze weldaadige Acte niet gemaakt, zo zon het gevolg niet moeilijk te bepaalen zijn. Zo wel de Scheepvaart als Koophandel der Britten zou ver'flapt zijn, en de Hollanders, die inliet midden der voorigeEeuw, zich in den hoogden bloei bevonden , zouden zich onder anderen geheel van den Noordfchen handel meester gemaakt, en te gelijk de onontbeerlijke Scheepsbehoeftens na Engeland gevoerd hebben, en ook nog voeren; 't geen niemand voor twijfelagtig kan houden, die den loop des Handels kent, en weet hoe diépe wortelen hij in Landen fchiet, waar hij door rijkdommen onderfteund, en door geene bepaalingen gedreind wordt. De Jaarboeken der Britfche Koopvaardij vaart, bevestigen daarenboven de ongemeene voordeden deezer Navigatie Acte door daaden , die geen twijfïel over laaten. Onder de Regeering van Karei. I hadden de Engelfchen maar drie Koopvaarders van driehonderd Tonnen, en eenige honderd T 2 klein-  aoa BIJVOEGZ. en VERMEERDERINGEN, kleindere ; vijfentwintig Jaaren laater onder Karel II telden zij over de vierhonderd Scheepen van driehonderd Tonnen , en eenige duizenden kleindere Scheepen. Verbeteringen en Drukfeilen in dit Derde Dee^ Bladz. 7 reg. 27 ftaat betracht lees befchouwd. . 10 — ir Dichter — Dichters. 28 — 27 gevallen ■— vervallen. , 38 — IO betrachting ■— befchouwing, —1 — 39 — 27 hunne — haare. — — 46 — 3 . aantegeven — te geeven. 51 — 19 borgen leenen. 67 •— 3 dat die. ~ — 6y 17 Societat Sociëteit, — — 73 — 28 aanneem- lijks —■ aangenaams. — — 76 — 18 ergens eene— ergens op eene. — — 8t 12 Peripatheti- iêerden wandelden. 8.9 — 3 Vendetta — wraak, a