01 1842 2492 UB AMSTERDAM  A. K L Ü I T, ACADEMISCHE M JE JD -JET?® JE JR ING, over het misbruik van 't. ALGEMEEN STAATSRECHT, o f over be nadeelen en onheilen, dib uït het misbruik in de beoefeninge voor alle burger maatschappij ente wachten zijn. feï TG ESPR.OKEÏT OP 'SL^iNDS HOOGS SCHOOL TM 7LSIBEN, OP M^^NP s4G PI» J>. FSMJt. 1 7 8 4. jij de neder legging van zijnen post als rector. magnificus. 1 TE LEIDEN, b ij LUZAC en yak DAMME, m dcc l xxxvi i.   AAN DEN ■JL JE J£ 'M R0 J^üï'e hier de Redevoering, bij liet'nederleggen mijner waardigheid als Rector Magnificus te Leiden, in 't Jaar 1784. door mij in 't openbaar uitgefproken. Dezelve bevatte niets van onze Landszaken. Evenwel heeft ze toen ter tijd bij velen aandacht verwekt, en onder zeker Jlag van menfehen bijzondere gewaarwordingen veroorzaakt. Ik zal er de drijfveren niet van opfporen. Over den inhoud en l-et oogmerk fchrecf men nog dien zelf den dag Brieven naar Utrecht, 'sllage, Amjleldam , en eldei r. Van Jommigen is mij de inhoud niet onbekend gelieven. De ongunst der tijden, en de vooringenomenheid, door eenige lieden kun/lig tegen mij verweit of gekoeflerd, deden mij, op raad van goede menden, bejluiten, de uitgave uitteftellen tot bezadigder tijden. Deze thans, onder 't gunjlig befrl der Voorzienigheid, gekomen zijnde, bejloot ik tezelve, zoo als zij gefchreven en gefproken is, in ,in Neder duit sch gewaad geJloken, voor alle Nediianders en beminnaren van ware Vrijheid, lees, aar te maken, en hen 'm fiftH  A A N DEN LEZER. flaat te jlellen, om uit eigen oogen te zien. De bekrompenheid van tijd verbood mij alles uitte/preken. Ik hebbe dit onderfchcidenlijk met deze teekens [_~] in den tekst aangeduid, fchoon 'tin den grond der zake geene verandering geefti Alle de onaangenaamheden, mij in dien tusfchentijd bejegendy en de hoofdperfonadien, die daarin hunne rol fpcelden, thans optehalen, en openlijk kenbaar te maken, valt in mijnen fmaak niet. Zijn mij wegens mijne denkwijze uit enkele overtuiging ^ en de daarop rustende getrouwe 'vasthouding, aan de oude en gevestigde'Regceringsvorm dezer weleerzoo gezegende Gewesten, vele herdigheden bejegend: dit, volkomen, en tot mijn geiocgen afgedaan, en hierdoor den kwaad-willenden thens de mond gefiopt zijnde $ verkieze ik 'toverige' met den mantel der liefde te bedekken; en wiusch den Lezer vrede en zegen ! ■ ■■ A. KLUIT,  A. K L U I T, ACADEMISCHE R JE JD JE VO JE IJSTG, OVER HET MISBRUIK VAN *T ALGEMEEN STAATSRECHT, OF DE ONHEILEN, DIE UIT D E SZEÏ.FS VERKEERD GEBRUIK VOOR ALLE BURGERSTATEN TE WACHTEN ZIJN. VlTGESPKOKtilf i>i.JV J(. F E E R. I 7 S 4. ^JfA al iemand uwer, Toehoórers! durven ontkennen, dat de mensen, in eene Burgermaatfehappij geplaatst, benevens de gezondheid des lichaams, niets hartelijker behoort te betrachten, dan om met zijne medeburgeren het leven in voorfpoed en ftille gerustheid doortebrengen, en het zelve tegen alle, zoo buitenals binnehlandsch geweld, te verdedigen en te A be»  2 OVER 'ï MISBRUIK VJ.N bewaren? Maar, even gelijk in de zorg voor 's lichaams welftand de post van eenen Geneesheer doorgaans met doornen bezet, en aan vele moeilijkheden onderhevig is ; en er lichtlijk onder de zulken, die zich voor geneesheerert uitgeven , de zoodanigen fchuilen , die, ten bederve van al te lichtgeloovigen , aan onbedreven Artzen zich vertrouwende, deze allerheilzaamfte kunst misbruiken:, even zoo is 't gelegen bij het opfporen der middelen, benoodigd, om den welftand niet flechts van elken burger, maar ook, óm den groei en bloei eener ganfche Burgermaatfcliappij te bevorderen , te handhaven, te bevestigen ; vooral dan, wanneer cr ziektens zijn te genezen5 en er zich vreeze opdoet, dat in het herftellen van zoodanige ziektens, die de hand van kundige Staatshervormers fchijnen te vereifchen, onberadene vermetelheid ,van eenigen, die voor geneesheeren' van een Gemeenebest zich opwerpen, dien Gemeenebestftaat zeiven, vaak grooter nadeelen zoude toebrengen, en deszelfs ondergang verhaaften. Was er immer eene Eeuw, die vruchtbaar kan heeten in 't voordbrengen van treflijke Staats - Artzen, door wier kunde en behulp de Voorrechten der burgeren in. Europa bef yorderdj door wier kunde en behulp tot handha-  't algemeen staatsrecht. 3 having hunner gerustheid en gelukftaat de uitmuntendffce voorzieningen gedaan ; door wier kunde en behulp de Burgerlijke Vrijheid op de ftévigfte grondflagen gevestigd; kort-, om! door wier lesfen de Rechten der Burgermaatfchappijen allertreflijkst in hun waar daglicht gefield en gehandhaafd zijn: voorzeker, Toehoorers! deze onze Eeuw mag op zulk eenen gelukftand roemen! Maar hoe uiemuntender, hoe voortreflijker voor alle Maatfchappijen deze Voorrechten zijn: dies te meer is het te bedroeven, dat ve* len met ongewasfchen handen deze heiligdommen naderen, en die heerlijke kundigheden, die ons zoo tot de betrachting der Rechten van 't menschdom , als tot zijne Verplichtingen, opleiden, zoodanig misbruiken, dat, ten langen lesten , indien men op dien voet voordgaat, de Burgerlijke Maatfchappijen in de Maatfchappijen zelve te zoeken zullen zijn. Dit een weinig aandachtiger bij mij zeiven overdenkende , verbeeld ik mij, dat het voor zulken mijner Toehoorers, die 't welzijn van een Land en de ware Vrijheid in den Burgerftaat oprecht beminnen, niet onbevallig, en teffens.van den post, dien ik bekleede', niet geheel vreemd zal zijn, wanneer ik in dit uur ten onderwerpe mijner Redevoering Ü voorftelle A 2 een  4 over 't misbruik van een Eetoog van 't misbruik van 't Algemeen Staatsrecht, met aanwijzing van de onheilen en nadeelen,_die in de beoefening voor alle Burgermaatjchappijen hieruit te wachten fiaan. * Ik zal naar de bekrompenheid van tijd deze ftoffezoo trachten te behandelen, dat ik, ter zijde latende het uitgebreide veld van 't Algemeene Staats- en Natuurrecht, alleenlijk intrede in den echten en hechten band van Rechten en van Plichten, die Overheden en Burgers onderling vereenigt; en dan nader, eenige en wel de meest doorftekende Misbruiken , en de Onheilen , daaruit te duchten , voor elks oogen affchildere. Hiertoe verzoeke ik , mijne Toehoorers! uwe aandacht en genegen harten , van alle vooroordeelen ontdaan! Wij, Menfchen! wij allen worden vrij geboren ; wij allen zijn in den natuurftaat malkander volkomen gelijk; gelijk in vermogens, gelijk in rechten. Aan niemands wil of oppermagt, dan die der Godheid en der gezonde Reden, onderworpen, kennen noch erkennen wij eenige wetten door anderen gemaakt, en kunnen aan niemand tot iets verplicht worden, dan waartoe wij zelf onze toeftemming gaven. Zal het gezond verftand wel im-  't algemeen staatsrecht. 5 Immer deze waarheid wraken of in twijfel trekken? Maar vestigen we het. oog op dezelfde natuur des menfchen. Wij, menfchen, diezelfde menfchen, komen in dien natuurftaat ter wereld , naakt en berooid, machteloos, krachteloos, van alles behoeftig en gebrekkig ; ja wij zouden binnen uuren of oogenbiikken moeten omkomen, tenware ons anderen hielpen; zelfs, tot jaren gekomen, zouden we in 't eenzame omzwerven, altijd vol kommer en beducht voor onheilen, en aldus een woest, ongeoefend en ellendig, leven leiden. Slaan wij het oog op deze rampzaligheden des eenzamen ftaats, en op de vervelende flilheid dezer omzwervingen ; maar overwegen wij teffens den ons ingefchapenen trek tot verkeeringe met onze natuurgenoten; als dan kunnen wij gemaklijk tot dit redenbefluit geraken, dat in der daad de mensch genegen is tot een maatfchaplijk, tot een gezellig leven. Maar hoe bezwaarlijk zoudt ge uit dien trek tot gezelligheid het befluit afleiden, dat wij, menfchen, ook van nature gedreven worden tot een zoodanig Maatfchaplijk leven, of 't omhelzen van zulk eene Maatfchappij, /die door gebiedende Oppermagt bezield, ons konde verhinderen, om naar eigen willekeur, en A 3 naar  <5 over 't misbruik van naar de enkele aandrift der natuurwetten te leven; aangemerkt wij, in 't zelfde oogenblik, waarin wij zulk eene Burgermaatfchappij met anderen aangingen, en ons daardoor aan nieuwe Vcrbintenisfen en Plichten onderwierpen, ontwaar worden, dat wij, dien Natuurftaat vaarwel zeggende, een aanmerklijk verlies onzer natuurlijke vrijheid ondergaan; dat wij de verongelijkingen, die ons worden aangedaan, aan eens anders oordeel moeten overgeven, en ook ons zeiven onderwerpen aan 't opperfte gebied van 't Algemeenebest, gefield in handen van menfchen, met ons, buiten dat, van gelijke bewegingen, geaardheden, en rechten. Hoedanig een Opperst Gebied, hoe zachtzinnig hoe goedertieren en menschlievende het ware , zelfs al hing het in eene eigenlijke Volksregeering af van den algemeenen Volkswil, of ten minften van het grootfte gedeelte van Stemgerechtigden, des niet te min in zich bevatten zoude alle die Rechten, zonder welker uitoefening het eindoogmerk eener Maatfchappij niet te bereiken is; in zich bevatten alle die Middelen en behulpfelen, welke tot het algemeene welzijn , en tot deszelfs behoeftens, vereischt worden; in zich bevatten alle de bevoegdheid, om zoodanige Regels en Wetten aan anderen voortefchrijven j uit kracht van de welken  't algemeen staatsrecht. 7 ken de natuurlijke Vrijheid van elk ondeelbaar lid, ten dienfte van het algemeene welzijn , in vele gevallen naauwer beperkt wordt, en door 't gezag van welke wetten, in de bedorvene gefteldheid van leven en zeden, wij ons gewennen moeten, om onze woeste driften inteteugelen; met een woord; in zich bevatten 'trecht en de magt, om ons te noodzaken tot het involgen van zoodanige maatregelen, waarvan wij, wij! Vrije lieden! anderfins afkeerig zijn, en tot het nalaten van daden, waartoe onze driften ons geweldig vervoeren. Zoodanig toch is 't eindoogmerk eens Burgerftaats, die tot het bereiken van 't algemeene nut en de welvaart van 't ganfche lichaam ftrekken moet. Maar welk oogmerk niet bereikt kan worden , dan door het aangaan van eene Maatfchappij van velen bij eikanderen, die alle hunne krachten, wille en genegenheden, tot dat einde vereenigen ; en tot bereiking van welk oogmerk, er eene Oppermacht van nooden is, eene Oppermacht , die*echter aan niemand is aangeboren ; die niemand van nature toekomt; die ook niemand tegen wil en dank van anderen zich kan aanmatigen , noch immer zonder algemeene toeftemming wettig verkrijgen! Is dit, Toehoorers! waarlijk zoo, en beA 4 vat  8 . over 't misbruik van vat die Burgerlijke maatfchaplijke Vereëniging zeervele zaken in zich , die den menfchen ganschnict genoeglijk of aangenaam zijn; ja, btengt de natuur zelve der onderwerping, die van zulke Oppermacht afhangt, dikwils de grootfte bezwaren en moeilijkheden met zich: dan moeten er zeker gewichtige redenen geweest zijn, waarom de mensch, met voorbij zien zijner aangeboren evengelijkheid, in eene Burgerlijke Maatfchappij, door eene Oppermacht bezield, zich .begeven, en zijne Vrijheid aan naauwer banden gelegd hebbe; aan banden, die, buiten de natuurlijke verplichting, nog daarenboven door eenig zedelijk vermogen, ons, menfchen, die te voren als geheel vrije lieden in 't wilde daarhenen leefden en naar willekeur omdwaalden, verhinderen en beletten, om door ondeugden, door begeerte om boven anderen uittemunten, door toomelooze hebzucht, en door alle fnoode gruwelen, aangedreven, malkander als ver» fcheurende wolven aantegrimmen, of als visfchen malkanderen opteflokken, of de zwakkeren ten prooie van de machtigden of van heerschzuchtigen te doen worden. 't Zal onnoodigzijn, Toehh., om hier ter plaatze angstvallig te onderzoeken, of men den eerften aanvang en oorfprong Van Koningrij'  't algemeen staatsrecht. 9 rijken en Volksftaten hebbe toetefchrijven of aan den oorfpronklijken bedorven aard van 't menschdom, of aan derzelver behoeftigheden, of aan onderlinge vrees, of aan nog grootere gevaren, die in den ftaat der natuur den menfchen te wachten (tonden (i). Ook is mijn oogwit niet, om uit te weiden in wijsgerige bespiegelingen over de wijze, op welke in de eerfle kindschheid der wereld, de Burgerlijke Maatfchappijen en hare Regeeringen gevormd zijn, of ten minften kunnen gevormd zijn, of, indien zij aan haar eindoogmerk allernaaukeurigst zouden beantwoorden , hebben moeten gevormd zijn; en of zulks gefchied zij door een tweederlei onderling Verdrag, met tusfchenkomst van een Bejluit, of op eenige andere wijze, hoedanig't ook zijn moge (2). 'tZij (1) Over den wfprong van 't [Oppergebied, en wat de menfchen daartoe aangedreven heeft, is zooveel gefchreven, en loopen de gevoelens zoo wijd uit een, dat ik liefst eenige hoofdgevoelens hierbij een voegde. Men zie er breeder over thomasids Jurisprud. divin. III. 6. 12. puffendorf Jur. nat. et gent. Vil. 1 en 3. wolff Jur. nat. P. VUL C. 1. j. h. joehber, laüod.injus publ. univ. P. Spee. L. I. c. 1. En zoo veie anderen als over 't Oppergebied gefchreven hebben. (2) Ook hier over, namelijk over 't ware verband, en de wijn van 't aangaan van dit verband verfchillen A 5 do  IO OVER 'T MISBRUIK VAN 't Zij genoeg, te zeggen, dat er bij den mensch geen recht van gebieden, geene onderwerping van zijnen wil aan eenen anderen, kan uitgedacht worden dan door middel van eenige Overeenkomst, of door eene, 't zij uitdruklijke 't zij ftilzwijgende, toejiemming, zoo van de zijde der genen, die aan een ander, of aan meer anderen, of aan allen te zamen, dat is aan 't ganfche Volk, het recht en de bevoegdheid opdragen, om hunne bedrijven, van nature vrij en onaf hanklijk , in overeenkomst met het algemeene welzijn, te bepalen ; als aan de zijde van hun, welken die bevoegdheid van anderen ontvangen; en dat, diensvolgens, en de Voplichtingen en de Rechten, zoo van Overheden als van Onderdanen , op eene Overeenkomst (3) fteunen. Daar nu een iegelijk aan zijne de Geleerden ten allerfterkften. Men zie de beknopte voordracht van alle die gevoelens ter aangehaalde plaats van den gel. boehmerus, c. 2. de nexu Imfsrii ciyilis, (3) Ik fprcke van de natuurlijke Overeenkomst, zoodanig als die in den aard der zake zelve ligt opgefloten, waar bij nochtans veeltijds nadere uitdruklijke Bedingen gevoegd worden, die de Oppermacht of haar rechten naauwer bepalen, of nieuwe wijzingen (modificatien)' geven, en waaruit dan de bijzondere Regeeringsvormen voordkomen, die men noemt fmdamenteh Grond-  't algemeen staatsrecht. ii zijne Verbintenis gehouden is, zoo vindt men bij het denkbeeld van eene Verbintenis teffens veronderfteld alle die vereischtens, zonder welken het bovengenoemde eindoogmerk niet bereikt kan worden! Dan vloeit hier uit voord die naauwere beperking en band, waardoor aller wil en geneigdheden, welken in den Natuurftaat tegen eikanderen worftelden, en voor de burgerlijke zamenleving gansch ongefchikt waren, in eenen algemeenen wil als t'zamenloopen. Dan vloeit hieruit voord de bevoegdheid en het recht , om wetten te maken, nuttig voor den burgerftaat. Dan vloeit hieruit voord de volledige verplichting deiburgeren, om die wetten te gehoorzamen, of zich anderfins te onderwerpen aan de daarbij vastgeftelde ftraffe. Dan vloeit hieruit'voord niet alleen het Recht van den Souverein , maar ook zijne gegronde en wettige Verplichting, om de middelen in 't werk te ftellen , waardoor ondeugende Burgers worden afgefchrikt, en van hunne poogingen weerhouden , om wejmeenenden te benadeelen en de openbare Grondwetten van den Staat, welke de Conflitutie uitmaken, dat is, de nader uitgedrukte fundamentele Grondwetten in onderfcheiding van de natuurlijke, die in alle Re^ geeringen plaats hebben.  12 OVER 'T MISBRUIK VAN re rust en 't algemeene welzijn te verftoren. Zonder dit vermogen kan men geen denkbeeld van de Oppermacht maken. Deze macht weggenomen , of hare werking verwaarloosd wordende, zoude het geen Burgerftaat meer zijn. Dit recht is het, 't welk uit den aard van 't Opperbeftier voordvloeit. Dit vordert het natuurlijk verdrag tusfchen Overheid en Onderdanen. Dit is de grondfteun, waarop alle zekerheid en veiligheid der Burgermaatfchappijen gebouwd ftaan. Dit is de bronwel, waaruit alle burgerlijke wetten, die naderhand opkwamen, zijn voordgevloeid. Uit kracht van dit Verdrag kunnen alle menfchen, zoodra zij leden van den Burgerftaat worden, hunne aangeboren rechten , hun lijf en leven , hunnen goeden naam, hunne goederen, hunne vrouwen, en kinderen, voor welken zij te voren bezorgd waren, te geruster bezitten , als die nimmer deze hunne aangeboren rechten hebben afgeftaan, maar, met het aangaan der Burgcrmaatfchappij, zich daarom aan een Oppermacht hebben onderworpen, om die goederen en voorrechten te meer te beveiligen, en de Vrijheid, wie niemand, die weldenkt, anders dan te gelijk met zijn leven verliezen zoude, tegen geweld en verongelijkingen, door de Wetten, als door even zoo vele  't algemeen staatsrecht. 13* Ie omtuiningen, te verfchanfen. Uit deze bronwel eindelijk verkrijgen de Burgeren voor zich het genot van nog andere en zeer verfchillende levensgenoeglijkheden en voorrechten, in den natuurftaat hun geheel onbekend, eerambten, waardigheden, voorrechten, bijzondere gunften of Privilegiën, en wat diergelijke dingón meer zijn. De Oppermacht dan is de ziel eener Burgermaatfehappij ; en het eindoogmerk dier Oppermacht is de Vrijheid, Veiligheid, Gerustheid, en de handhaving van ieders rechten, welken niemand beveiligen noch bewaren kan, wanneer elk doen mag wat hij wil; en niemand kan waarlijk vrij heeten , ten zij die teugel er bijkome, door welken een ander belet worde, om zijne Vrijheid ten nadeele zijns evenmenschs te misbruiken. En dit denkbeeld van GerustfleUing heeft wel voornaamlijk de menfchen aangenoopt, om met behouding(4) van (4) Niemand toch wordt geacht zich aan eenige Oppermacht onderworpen te hebben, om zijn perfoon of goederen ten prooije te Hellen van overheerfching, maar om die te beveiligen. Die onderwerping brengt alleen mede de verplichting, om van den dienst van zijn perfoon of zijne goederen zoo veel toe te brengen, als 't algemeene welzijn vordert, en zulks naar de  14 OVER 'T MISBRUIK VAN van hunne perfoneele vrijheid en bewaring hunner goederen, zich liever te fchikken onder eene zekere Staatkundige onderwerping, en dus éen minder kwaad te kiezen boven zwaarder rampen, dan te volharden in dien akeligen toefiand, waarmede de Natuurilaat gepaard ging- Dewijl nu de wijze, waarop zoodanige Burgermaatfehappij wordt aangegaan en voltrokken, geheel onverfchillig, en alleen wettig is die manier van Regeeren, waarin Overheid en Onderdanen bij den aanvang hebben ingeftemd; gemerkt zoodanige Regeeringswijze afhangt alleen van de onderlinge overeenkomst der genen , die dat verdrag om te gebieden en ow te gede meestmogelijke evenredigheid met anderen. Waarvan het oordeel aan den Souverein is overgelaten. Van deze aangeboren rechten is dan niet meer afgedaan, of aan 't oordeel en den dienst van de Oppermacht onderworpen dan het gemeene welzijn vordert. Maar velen verwarren hiermede zeer lichtveerdig de verkregen Rechten, waardoor de eene burger boven den ander iets vooruit krijgt, 't zij in levensgenoeglijkheden', Voordeelen, Eerambten, Rangbekleedingen, Vrijdommen van Rechtsbanken, van dienden of belastingen, en alles wat onder de benaming van Octrooyen of Privilegiën voorkomt. Al wat men bij zulke Privilegiën verkregen heeft, veronderilelt een hooger Gever.  't algemeen staatsrecht. 0{ gehoorzamen onderling aangingen, en dewijl uit even dit bedrijf der menfchen, en uit dit verdrag, 'tzij daadlijk 't zij vooronderfteld (5), alle de verfchillende Regeeringsvormen moeten worden afgeleid: zoo volgt van zelve, dat die ganfche menigte van onderhandelende perfoonen, bij de eerffe inrichting der menfchelij* keMaatfchappijen, de Opperfte of Souvereine Magt, of't recht van te gebieden, 't welk de Majesteit genoemd wordt, aan zich zeiven, als bij zamenvattïng in één lichaam, of kon blijven behouden, of, naar omftandighe* den van tijden, van zaken, van menfchen en van plaatzen, aan één-enkelen perfoon of aan meer perfoonen in één lichaam of Vergadering vereenigd opdragen. Maar hoedanig eenen Regeeringsvorm men zich ook voorftelIe; altijd is en blijft er dezelfde onderwerping I van willen en van krachten; alleenlijk met dit verfchil, dat in eene zuivere Volksregeering (Democratie) liet ganfche Volk bij een genomen, dat is, de ganfche zamenvatting van alle menfchen als in één lichaam begrepen, uit kracht van Overeenkomst, met elk ondeelbaar - lid, (5) Hiermede fnijden wij. af de bedenking van anderen , dat van zulk Verdrag niet altijd duidlijk- blijkt, waarvan lager een woord., *  . over 't misbruik van lid onderling gemaakt, het Majesteits-rechc bezit en uitoefent; en alsdan is in dien Regeeringftand de Oppermacht of de Majesteit in waarheid bij het Folk, (6) bij allen te zamen, zoodat aan deszelfs befluiten, ftem, en gebied, het minder getal, hoezeer het verfchille, en uit betere oogen zie, zich verbindt te on- (<5) Men begrijpe mij .wel; door het Volk worden niet verdaan de inwoners van deze of gene plaats, dorp oijlad in 't bijzonder; die kunnen nooit in eenen gezonden zin van 't Staatsrecht het Folk heeten; noch minder een zeker, 'tzij groot of klein, gedeelte van zulke plaats, dorp, of Jlad. Maar alle de ingezetenen van alle de plaatzen, dorpen en deden, die onder ééne Oppermacht daan, of eenen op zich zelf daanden Staat uitmaken, die maken het Volk uit. En 't is dus eene allerongerijmdde Gevolgtrekking, zelfs in de alleronafhangklijkde Volkregeeringen, dus te redeneeren. De 'Souvereiniteit is bij het Fuik. Ergo zijn de Magidraten van die of die Stad ondergefchikt aan het Volk van zoodanige dad; en de Burgerij kan hunne Regenten afzetten , of voor zich ter verandwoording roepen. Deze Regenten toch vertoonen, of, gelijk het andere noemen, reprefenteren niet dat gedeelte van het Volk, of de Burgerij, maar den Souverein zelf; fchoon zij uit het Volk , ja fomtijds door het Folk of deszelfs daar zijnde gedeelte gekozen wierden. De keus van een perfoon, en 't geven van de rechtsmacht aan dien perfoon t zija onderfcheiden dingen.  'f ALCEMEEN STAATSRECHT. I? onderwerpen j eti tot het gehoorzamen aan de gefielde wetten even zoo kan verplicht worden; (7) als in de andere Regeeringsvormen, wanneer het recht van Regeeren berust in, handen van Hem, of van Hun, die doe* 't zelfde onderling Verdrag dit recht om te gebieden verkregen hebben. 'tZijn derhalve waarachtige, ja allerwaarachrigfle Voorfchriften van 't algemeene Staatsrecht: Alle Oppermacht is osrfpronklijk uit de toeflemming der Burgeren ! Alle Oppermacht fpruit uit overeenkomst! Uitmuntende Hellingen! Waardig met gouden letteren in de harten van Vorften en Burgeren te worden ingegrift! En och! of er nooit eenige Burgerlijke Maatfchappij beftaan hadde, of nog beflond, dan op zoodanige hechte grondbeginfelen gebouwd' Wat flerfling toch van gezonde zinnen zou dur- (7) Dit is de groridilag der voornaamfte, zooniet de eenige grond, waarop een Volksregeering berust. En deze derhalve kan plaats hebben in alle eenvoudige en op zich zelf ftaande Lichamen, of bijzondere Steden, gelijk in Griekenland te Athene, in Italië te Rome, in Zwitzerland te Geneve. Wat dan het meefte deel der Stemmen, naar de rechte orde befloot ofbefluitj wordt veronderftcld den algemeeneh wil des Velks uii te maken.  OVER 'T MI SE RUIK VAN durvenfteilen, dat menfchen, van nature vrij, éenig Oppergebied over anderen, die even vrij zijn, hebben kunnen verkrijgen dan door Ver-, drag ; dat iemand zich aan een ander onderwerpen-tof tot gehoorzaamheid kan gedwongen worden dan door Verdrag; en dat mitsdien alle Majesteitsrechten anderen oorfprong hebben, dan Verdrag. Inzonderheid is waarachtig het zeggen, dat het welzijn des Volks de hoogfte. wet, moet ■zijn. Niets uitmuntender zeker, niets heerlijker kan er gezegd , niets vóortreflijker uitgedacht worden dan deze grondleer! Dit moet de-hoogfte , .de gewichtigfte wet voor alle Overheden zijn! Dit moet de regel van alle Regcering, het richtfjioer van. ajle Burger-ftacen zijn. Hiertoe zijn we maatfchappelijk. bij den anderen gekomen; hiertoe hebben wc ons onderling verbonden; hiertoe zijn we in den Burgerftaat geboren; hiertoe opgevoed! Zoo behoorden dan, Toehoorers! alle Burgerftaten te zijn ingericht; zoo ook zouden zij allen geweest zijn ; zoo zouden zij nog zijn, indien de natuurlijke gefteldheid en de geaardheden der menfchen in velen opzichte niet bedorven waren ; indien geene heerschzucht , geene weelde en overdaad, geene gierigheid, geene hebzucht , en andere fnoode gebreken, dewelke de Romcinfche Zedemeefter SALLB-  't algemeen staatsrecht. i<) sallustïus als in een tafereel heeft afgefchetst, velen der fterflingen tot deugnieten cn booswichten gemaakt hadden. En hoe wensehlijk ware het, dat in de benaming van liet algemeene welzijn, zoo even u afgefchetst j nimmer eenig misbruik van 't algemeene Staatsrecht ware ingeflopen. Immers! nooit kon men fchooner of fchijnbarer benaming, nooit vruchtbarer voorwendfel, >dan even dit (tlgemeene welzijn uitdenken, onder welks dekmantel de zulken, die nieuwigheden brouwen, aan de eene zijde de Rechten der Burgeren en onderdanen, of heimelijk of openlijk aanvallen en kwetzen; aan de andere zijde de Rech* ten der Overheden en Magiftraten, elk in zijnen kring werkende, aantasten en vertrappen. Het algemeen Welzijn is eene breede gordijn, waarachter vele fnoodheden van weêrzijden fchuilen. Dit algemeene Welzijn, aangemerkt als het voorname einde van alle Volkfiaten, verliezen vooral de zulken geheel uit het oog, die uit de Leerfchool van machiavel hunne gevoelens halen over de Vorjlen; die, daar zij fchier alle verplichtingen der Opperheeren en llegeerderen, om der Burgeren belangen te bevorderen, vernietigen of verkleinen ^ niet zoo zeer het gezonde Staatsrecht fchijneh te B a mis-  20 OVER 'ï MISBRUIK VAN misbruiken, als wel het Staatsrecht zelve te verloochenen. Maar waartoe van zulke ment fchen gefproken? In deze Eeuw toch, waarin de Letteroefeningen en Wetenfchappen zoo uitftekend bloeien, en de zuivere Zedeleer in haar waar daglicht gefield is , verwekt de naam van machiavel, bij elk die hem hoort noemen, reeds zoodanig een afgrijzen $ en de afkeer, de gevoeligheid, en-de verontwaardiging over die tijden, waarin zijne LeerflelJingen bij de menfchen ingang vonden, zijn zoo flerk en diep in 't harte als ingebrand, dat, naar mijn inzien, indien Hij herleefde , geene menfchen, wat zeg ik? — geene beeften, zijn' perfoon en omgang zouden kunnen verdragen (8). Meer (8) Had ik geen reden, Lezer! om te vernachten, dat ik door zoodanige openlijke verklaring volkomen gezuiverd zoude zijn geworden van alles, wat ooft door llinkfche pennen of gefprekken tegen mij was aangevoerd. Ik verbeeldde mij zulks ten minften ; daar ik machiavels Leeringen over der Vorften Recht en Macht zoo openlijk cn zoo krachtig had tegengefproken. Men oordeele dan hieruit, hoe edelmoedig de Heer L. J. B. in Lpiden gehandeld heeft, wanneer hij, eene zoogenaamde Schets van deze mijne Oratie aan den Post van den Nederrijn zullende overzenden, de haatlijke Leerftellingen van machiavel in N°. 212. voor;  't aegemeen staatsrecht. ai Meer nabij het Misbruik- komt de Lcere van eenen Schrijver, welke, met oogmerk om zich te verzetten tegen eenige oproerige en muitzuchtige lieden, en tegen de verderflijke Grondftdlingen eener Secte, welke men de Monarc horna chi noemt, die bij zijnen leeftijd in Engeland de Soitvereine Oppermacht als 't ware in orde wilde brengen; dezelve aan de Onderdanen wilde onderwerpen, of liever geheel poogde te vernietigen* hierdoor tot een vlak tegenovergefteld uiterfte verviel, en, terwijl hij de leere van machiavel voor zeker gedeelte vooraf liet gaan, (doch op zijne wijze^; en daarop in N°. 219. de ontleding dezer Oratie, op enkel aanhooren, dus aanving: Toen ik Uwel Ed. een fchets toezond van de verderfelijke Leer van machiavel, dacht ik weinig, dat Jlschts twee dagen daarna de Heer a. kluit bij het neder leggen zijner Waardigheid eene Redevoering doen zoude , waarvan de hoofdsteilinoen in haar foort nitt minder vreemd waren NB. dan die van den gemelden Auciew. Zulke Gefchriften en Gezegden, in dien tweeden Machiavel voorkomende, zijn toen gretig gelezen en geloofd. En die Schrijver heeft lang het oor van vele verftandigen gehad. Thans heeft men hem leeren kennen. Ondcrtusfchen zijn den Geleerden ook hekend de gedachten van de Heeren conring rus en bruckerus over den zelfden M4?jiiay£lj waarvan nader. B 3  42 OVER *T MISBRUIK fAN te inriep , nogtans dezelve in eene betere ge* daante, met meer uiterlijken fchijn van recht bekleedde, en ze dus in aanneemlijker houding en eenigzins billijker te voorfchijn deed komen: ik bedoele hobbesius, die, alhoewel hij een verdrag toeflaat, waardoor c!k iid afzonderlijk, aan zijnen evenmensen, ook in 't afzonderlijke befchouwd, zich verbindt, en in die verbintenis zijne wettige rechten fielt, nochtans van gevoelen iê , dat het Volk, als zoodanig, van alle recht heeft afftand gedaan ; en die daardoor den Oppergebieder een onbepaald recht tot alles toekent (9). Door welke leere hij niets anders heeft uitgericht, dan dat hij, in zoo verre met MACHiAvel, aan den Opperheer eene onbegrensde en onbepaalde macht toefchrijvende, [aan de andere zijde, uit hoofde van 't Recht, dat hij aan elk lid der Maatfchappij toekent, 't welk zon-? der regel of beflier geheel onzeker en willekeurig is; indien hij al niet hierdoor een recht van allen tot alles (10) ten tooneele voert, ten (9) Men leze over deze Voorltellingc de aanmerkingen van den beroemden j. u. eoehmer ter genoemder plaatze, P. Getier. C. 2. §. 14. p. m. 58, 59* Vcrgel. p. in, en p. 175. (10) En uit dit recht vyi allen tot alles vloeit dan zeer  't algemeen staatsrecht. ten minften aan die oproerigen, die hij beftreed, de wapenen in de handen gaf, waarmede zij hunne niet minder heillooze grondbeginfelen, onder 't volk verfpreidden. ] Maar fteilen wij ook dezen Man ter zijde, en befchóuwen we meer van nabij de Leerftellingen dier Secfe, van welke hij, hobbes, een zoo geweldigen afkeer gevoelde. De menschJijke natuur is toch zoodanig gefield, dat , hoe fterker afkeer men voor iets gevoelt , men dies te ligter, naar eeilen anderen kant, dikwils niet minder gevaarlijk en fchadelijk, overflaat. Toen in de XVI. Eeuw de valfche leerbegrippen van machiavel in Frankrijk en elders zwaarwichtige rampen d-eh Volkeren berokkenden, en zeervele ongelukkige burgeren de ijsfelijkfte onderdrukkingen moeften ondergaan: zoo rees er tegen die heillooze leer van machiavel een vermomd Schrijver op, met name stephanus juKius brutus, 't zij hij volgens de gedachten van den grooten hugo de groot geweest zij philips de mornay, of, naar de natuurlijk het oorlog van allen tegen allen (beilum omnium adverfus omnes) niet enkel als een daad, een feit, maar als een recht. En dus komt alles op het verderfiijk bejinfel van 't Recht van den Sterkfien neder. B 4  S4 OVER 't misbruik van de méening van den geleerden boecierus, h ubertus languet, of dat iemand anders zich onder dien naam verfchool (n), die met anderen van zijnen aanhang, met zulk eene drift en woede op dien Schrijver aanvielen, dat zij in een tegengefteld uiterfte, te weten het Monarchomachismus, vervielen. Deze menfchen, op gezonde Rechts- en Staatsbeginfelen, zoo als zij in den eerften opflag zich voordoen , bouwende, hebben niets anders in den mond, en och! was het ook bij allen altijd in het harte! dan dien onfchatbaren naam der nooit genoeg geprezene Burgerlijke Vrijheid. Deze verheffen , loven, prijzen zij alom, en zij wordt met opgetooiden woordenfmuk, dikwils meer gefchikt om uiterlijke vertooning te maken of te misleiden, uitgebazuind ! Zij hebben den mond vol van de plichten der Overheden, terwijl zij ;die der Burin) Men leze hierover bod deus Hijlor. Jur. tfatur. 52. h. kok hl er Jur. Social. &> Gent. in Schol, ad S. 1324. Velen houden er theod. nbeza Voor. Zie hertius in Disf. An fumma Return femper fit penes Populum, Opp. T. I. P. I. p. 303. Doch de Gel. brucker in zijne Mijloria Critica PhiltfopMae T- IV. P. 2. p. 797. ftelt als vrij zeker op den voorgang van s. b ayle vast, dat Hubert Languet de Schrijver zij,  't algemeen staatsrecht. 25 Burgeren veeltijds voorbijzien ; ja, zij gaan nog verder, en verklaren, en zulks op zich zelf naar waarheid, dat alle Oppergebied uit Overeenkomst fpruit; dat alle Oppermagt uit den boezem van'tFolk oorfpronglijkis; maar zij geven eindelijk aan dat alles eene zoodanige uitlegging, evenals of 't geen uit den boezem van. 't Folk voordfpruit, ook daarom altijd bij het Folk berusten bleef. Waaruit zij dan vormen I dat wanfchapen Monfter in 't openbare Staatsrecht, de ongerijmde verdeeling van de wezen- . lijke en perfonele Majefteit, een monfter, ■'t welk, zoo immer, vooral in deze dagen, : de kruin om hoog verheft. Deze Schrijvers dus den fchoonfchitterenden naam van burgerlijke Frijheid misbruikende, en de Rechten en Vrijheden van eiken burger in '% bijzonder, op den, ganfchen Burgerftaat , en het openbare Regeeringsbeftel toepasfende en uitftrekkende; en hierdoor alles t' huisbrengende op eene gewaande befchrijving eener volftrekte Volksregeering: worden met den echten naam van Monarchomachi (12) of (ia) 't Woord beteekent naar de Ietter Monarchenbejïrijders. Maar de zin, die er aan gehecht wordt, is algemeener, en geeft te kennen zulken, die de wettigs Oppermacht beltrijden, en geene andere Macht B s «r  2.6 OVER 'T MISBRUIK VAN of Vorjienbeftrijders betiteld, niet daarom, omdat die menfchen den naam alleen van Monarchen haten, of het enkel op de Koninglijke en eenhoofdige Regeeringen geladen hebben; maar omdat zij de Oppermacht, het recht van Opperfte Gebied, zelf beknibbelen, aantasten, ontkennen, en de denkbeelden, die xij zich koefteren van eene flechts bij aanbeveling toevertrouwde Macht, alomme verfpreiden; en mitsdien door eene vreemde kunstgreep en wonderbare verdraaiinge des rechts , aan lichtgeloovige gemoederen eener onkundige menigte pogen inteboezemen, dat het Volk, 't welk zijne Overheden aanftelt, altijd boven de aangeftelde Overheden, verheven is. ■ Doch om het verregaande misbruik van het Staatsrecht, en de onheilen, uit zulk een misbruik voor alle Staten te duchten, duidlijk te ontvouwen, zoo laat ons de fpitsvondige gefleepenheid van deze menfchen een weinig naaukeuriger en van nabij befchouwen. Deze lieden namelijk ontkennen, dat het Volk, 't welk de Majesteit, of de Majesteitsrechten van gebied aan eenig Souverein (13) op- eikennen , dan die van 't ganfche Volk, zoo als in den Tekst. (13) Ik tjen met de vertaling van 't woord Frimeps, Verst',  't algemeen staatsrecht. £7 opdraagt; hier,mede zich van al hun recht en macht, om zelf te gebieden, ontdaan heb» be; en zij Hellen dat het zelve die Majesteit' aan zich behoudt, en niet anders dan de uitoefening van de macht aan den Souverein op¬ draagt. Waaruit bij hun dan voordlpruit die heillooze verdeeling tusfchen de wezenlijke Ma* jejleit des Volks, en de perfoneele des Sourereins of des Opperheerfchers, als met gelijke fchreden voordtredende (14). ■ Maar, geëerde Toehoorers ! wij hebben, om met sallustius te fpreken, of thans de ware benamingen van zaken verloren; dees zijn ons uit de handen gefiagen door den aanhang van junius brutus, en voor 't vervolg zullen maar alleen gelden de nieuweling* fche Forst, eenigzins verlegen geweest. In't Latijn bctcekent dit woord Staatkundig niet enkel één perfoon, maar ook alle foort van perfoonen of lichamen, bij wien de oppermacht huisvest. Wanneer het dan, gelijk-hier, genomen wordt in tegenoverftelling van de onderdanen, in wat regeeringsvorm 't ook wezen mag, zal ik liefst het basterdwoord Souverein gebruiken, te meer , om dat dit woord in onze Ncderduitfche gefebriften federd ccnigen tijd zeervecl en zeifs van Folksregeeringen gebruikt is, onder de benaming ran 't Souvereine Folk. (14) Dat is, altijd gelijktijdig beftaande en in werking zijnde of kunnende zijn.  *8 over 't misbruik van Iche Syftemaas \'an de Heeren price en priestley; met vaarwelzegging aan alles, wat ons de uitmuntende verftanden, gro- tiussen, fuffendorffiussen, cocceji , huberussen, thomasiuss en, en zoovele andere treffelijke Staatsrechtfchrijvers hebben nagelaten: of deze leer is eene ongerijmde, bedrieglijke, en voor 't wezenlijke welzijn van 't algemeen eene allerfchadelijkfte leer, meeftendeels bouwende op dubbelzinnige beteekenisfen van woorden en niet zamenhangende gevolgtrekkingen en belluiten. , De invoering toch van zulke onderfcheiI ding tusfehen wezenlijke en perfoonele Majesteit berust op dezen glibberigen en Josfen zandgrond, waarbij zij zichzelven en anderen verbeelden, dat menfchen, die van nature vrij zijn, in dien natuurftaat, zoodanig een Burgerverbintenis , als ik boven gefchetst hebbe, uit kracht van welke, een iegelijk hunner, even zooveel van zijne vrijheid afftond, overgaf, en op een ander of meer anderen, of op de ganfche meenigte als in een lichaam bevat (15), overdroeg, als er vereischt werd om (15) Ik bevat in deze ornfehrijving de driederlej Eoofdregeeringen , de Eenhoofdige , de Staats- en de relksregeering, zonder mij met de veelvuldige gemengde Re-  't Algemeen staatsrecht.' 2w h^sty 'nieb Ü6 ,ofcnlis'bgntijva,.,: gfoprechtheid. Want van 't harte oordeelt God. En in Stemgevingen komt het getal, en niet de kunde der Itemtoen te pas. (17) In 't Latijn hebbe ik: populum Imperante Supétiorem. Ik wist hier- voor geen duidlijker woord dari hij of zij, die 't opperfte bewind voerent 't zij die Ktnwg heet, o£ Stqten, of 't Foz'fczclf,  *t algemeen s t A A t s r e c iit. 31 grooten iuifter praalt, [ineen fchitterend gewaad gedoscht de oogen benevelt, en reeds Vele ftervelingen tot bondbrekers, tot bedriegers, tot meineedigen, tot muitelingen, gemaakt heeft]. Zie daar eene veronderftelling en voordracht, van welke de onfterflijke h ugo grotins reeds ten zijnen tijde verklaar, ide, dat zoodanige Leer, waarbij fommigen ■> fielden, dat de Oppermacht overal en zonder uit* zondering bij het Folk was, in alle Burgermaatfchappijen aanleiding tot ontelbare rampen gegeven hadde, en eene wijde deur opende voor opflanden, zamenzweeringen, oproeren, binnen landfche oorlogen, en andere ijsfelijke* verwoeflingen (18) ! Heeft nu deze verderf- lijke C18) Men zie n. grotius Jur. Bell. et Pac. I. '3. 3. t. puffendorff Jut: Nat. VII. 6. 5. fq. en alle andere gezonde Staatsrechtfchrijvers, die hun voet- ' fpoor gevolgd zijn. Do woorden, van grotius fijfc, gen klaar: Rejicienda est, zegt hij, earum 'opinio, qui ü b 1 q u e « s ih k sxcüfTiONï fummam potejlatem esje volunt popuii, üa ut ei Reges, quolies Impern fuo male utuntur, et coërcete et punire liceat: quae fententia quot malis eaujam dederit, ct dare etiamnwie posjit, penitus animis recepta,. nemofapiens non videt. Dat is: Het gevoelen der zoodanigen moet verworpen worden, die Hellen, dat de Op-' permacht overal en zonder uitzondering, bij het Volk ist zeo dat he: Volk de Koningen, zoo dikwijls zij hun  32 over 't misbruik van Iijke Leer reeds ten zijnen tijde de gemoederen van fommige menfchen aangevuurd, en fchrikbarende onheilen verwekt; wat moeten wij dan denken van onze tegenwoordige dagen, waarin met ruime handen door gansch Europa, [en mitsdien ook door Nederland,] diezelfde zaden geftrooid worden, en tot.eenen rijken en vruchtbaren oogst uitfchieten en opwasfen! Dan, ten einde wij op geene losfe gronden iets fchijncn te zeggen of te verzieren : laat ons een weinig nader het binnenfte heiligdom dezer Sekte, zoo gevaarlijk voor alle BurgerHaten en voor het algemeene Welzijn, intreden, en hunne Jeerftellingen kortlijk befchouwcu. 't Zijn toch die. lieden, welkej met de menschlievendfte gevoelens voor hunnen evenmensen aangedaan , overal in den mond hebben en in hunne gefchriften omdragen de gezondfte en beste leerftellingen , die tot een welingericht beleid van eenen Burgerftaat ver- ftrek- gebied kwalijk gebruiken, geoorloofd zij te beteugelen, en te ftrafFen. Indien zulk gevoelen eens in "s menfchen harten wortelen fchiet, is er geen verftandig mensch,. die niet bemerkt, tot wat rampen het zei-, ve aanleiding heeft gegeven, en ook nog geven kan," Dus fprak grotius.  't algemeen staatsrecht. g3 ftrekken ; te weten: dat de Oppermacht uit toe" fiemming geboren wordt: dat het Folk mee (ter is &m zich eenen Regeeringsvorm te verordenen: dat alle Regeeringsbeleid naar zijn eindoogmerk moet ingericht worden: dat de Souverein het volk (reprefentéert) vertegenwoordigt: dat de Overheid geene andere gehoorzaamheid van onderdanen kan afvorderen, dan overeenkomflig met het einde der Burgermaatfchappij. Kortom ! dat alles uit den boezem van het Folk hervoord fpruit. Treflijk! voorwaar > en overheerlijk gezegd! zoo men 't hierbij liet berusten! Maar, Toehoorers! het heeft weinig moeite in, om den adder, die hier in 't gras verfchuilt, te ontdekken , en om die Leeraars , dewelken deze heerlijke voorftellen misbruiken, met hun eigen zwaard te vellen. Wij willen zeergaarn hun aanftonds toegeven (en waaromniet?), dat, om het recht van te gebieden aan eehig Opperheer (19) door het Volk optedragen , vooraf gevorderd wordt, dat dit Recht , voor de gedane opdracht, geweest zij in den boezem van hun, die dat opdroegen (20). [Immers in het vormen (19) Souverem, wie hij zij, of hoe ingericht (20) Men verfta dit van eene ganfche Masfa van JRêïfchen; niet van elk mensch in 't bijzonder. Nie-  34 over 't misbruik van men en inftellen van alle Burgerftaten worde veronderfleld, dat een Volk , dat is , eene zaamgevatte menigte van vele menfchen, zijn eigen meefter geweest zij, vrij geweest zij, en 't geen het aan een ander opdraagt, te voren in zijne eigen macht gehad hebbe. ] Maar, daar niemand ook dit betwisten zal, dat, ter inrichting eener Vrije Burgermaatfchappij, tot bereiking van 't onderlinge algemeene welzijn (want van de overige wijzen om 't Oppergebied te bekomen, hoedanig er . velen zijn (21), fpreke ik hier niet) teffens vermand had toch in den natuurftaat 't recht om een ander te gebieden; dit recht is dan niet overgegeven; even zooheeft ook niemand recht over zijn leven; dit recht is dan ook niet overgegeven, namelijk door elk in 't bij- • zonder. Want wat men zelf niet heeft, kan men niet overgeven of vervreemden. Daar moet dan iets anders overgegeven zijn ten aanzien van 't gebieden en van zijn leven. Waarvan ftraks. (21) Ik fpreke hier alleen van de oorfpronklijke of natuurlijke Inrichtinge van een Burgerftaat, en niet van andere manieren om een Oppergebied te bekomen^ door wettige oorlogen wordt een Volk gedwongen, om zich aan eenig ander Souverein en zijne Regeering. te onderwerpen; en zoo op meer manieren. Van welken men leze puffendorff Jur. Nat. VII. 6. 7. waar bij evenwel toch de toejlemmifig of ovirgifte noodwendig Vereischt wordt.  fT ALGEMEEN STAATSRECHT. 35 vereischt wordt, ten minften in de eerfte geboorte en wasdom van 't menfchelijk geflacht vereischt is geworden (indien echter ooit de menfchen met zoovele gerustheid en bedaarde overweging inderdaad (22) zijn bijeengekomen), dat de menfchen, ieder, hoofd voor hoofd, aangedreven door de verdrietelijkheden, de beroeringen, de ontrustingen, waarvoor zij van nature, wegens onderlinge vreeze voor verongelijkingen, en door vele andere oorzaken, blootftonden (23), hunne na- tuur- (22) Men moet wel onderfcheiden den oorfprorjg der Burgerftaten, hifiotisch en Jtaatkundig of wijsgerig befchouwd. Hifiorisch befehouwd, dan is de vraag, hoe zijn de meefte Rijken en Vorftendommen opgeko' menV Maar Staatkundig, dan vraagt men, hoe hadden zij behooren optekomen en aantcvangen. Indien HU Jlorisch! dan vraagt men, wat verbintenisfen hebben er in de Burgerftaten plaats. Indien Staatkundig! zoo is de vraag, welke moeften de Verbintenisfen zijn, indien alles naar de meest mogelijke volmaaktheid verordend was; die in de Uitoefening toch echter nimmer te bekomeh is. (23) De oude HeideTifche Dichters fchetzen ons den oenvoudigen en heerlijken ftaat der menfchen in de gouden Eeuw zoodanig, dat die ons den ftaat der Recht, heid voor den val vertegenwoordige. Maar zij laten er al fpoedig eene zilveren, koperen, en eindelijk ijzeren Eeuw op volgen. C a  over 't misbruik van 'tuurlijke vrijheid of losbandigheid vaarwel zeiden , en uit dien hoofde liever, elk voor zich, zooveel van hunne vrijheid afftonden (24) en overgaven, als vereischt werd, orrr (24) Zij ftonden, bij voorbeeld, af't Recht, dat elk zijne eigen beledigingen kon wreeken of boosdoenders te keer gaan : bij voorbeeld! werd iemand ftrafbaar, om het verkorten vair eens anders recht; dat ftrafrecht behield hij niet meer aan zich, maar gaf dat over aan de ganfche Maatfchappij, en die beraamde bij nader befluit, in wiens handen zij dit zoude ftellen, 't zij in handen van de meerderheid van 't ganfche Volk (in een Volksregeering), of van eenig lichaam van vele leden (in een Staatsregeering) of van één enkel perfoon (in een eenhoofdige Regeering). Indien men dit in 'toog houdt, (dunkt mij,) kunnen vele zwarigheden over den oorfprong van 't Majefteitsrecht van Leven en Dood opgeheven worden. Niemandtoch heeft in den Burgerftaat recht op zijn eigen leven! Dit Recht dan heeft hij niet overgegeven , nog kunnen overgeven. Maar niemand'heeft ook recht, om mij van het leven , leden, of goederen te beroven. Gefcbiedt dat echter in den Natuurftaat; dan geeft mij dit een wed&rrecbt, hoe men dit ook noemen mag. Dit wederretht nu of d» oefening van dit wederrecht geef ik over. En dit kon ik overgeven. Of men dit nu noeme een overgift van 't recht of van de oefening van 't recht; dit fchijnt geen verfchil te geven, en meer op een woordenftrijd neêr te komen, 'c Oogmerk nu eencr Maat- fchap.  'T ALGEMEEN STAATSRECHT. 37 om zulk einde te bereiken : zoo heeft dan ook •dievrijwilligeovergift of verlies, als een noodwendig gevolg, medegebracht, dat men die ■hulpmiddelen, die onderfteuningen , die bevoegdheden of rechten aan een ander of aan meer anderen opdroeg, zonder welken dat einde niet te bereiken ware. En hierin beftaat het Opspergebied, of't recht om te gebieden, en de verplichting, om aan dat Oppergebied te gehoorzamen. Dewijl dus het Oppergebied een verbintenis uitmaakt tusfehen menfchen , vaia nature elk te voren volkomen en in alles vrij, een verbintenis, met hunne eigen toeftemming vastgeklonken, uit kracht van welke verbintenis, elk hunner, hoofd voorhoofd, zijnen wil, om des algemeenen belangs wil, onderworpen heeft aan den wil en het oordeel van .hem, of van hun, aan wien zij opdroegen het recht of de bevoegdheid, om de bedrijven van elk hunner te regelen , overeenkomftig het einde der maatfchappij e : zoo -volgt van zelf, dat dit recht of bevoegdheid om te gebieden, of naar wil en oordeel in alles fchappij is niet temporeel, maar om in ftand te blijven voordduren. Zoo lang dan die Maatfchappij duurt, zoo lang duurt die overgfte, 't zij dan van 't recht, 'C zij van de oefening van 't recht. C 3  38 over 't misbruik van les te handelen, niet meer is gebleven in de macht van ieder, hoofd voor hoofd; maar dat het^ door tusfchenkomst van een voorafgaand beding en Overeenkomst is overgedragen aan hem, of aan hun, of aan het ganfche lichaam der zaamgekomen menigte, bijeen genomen, aan wie dit recht gegeven of opgedragen is. Want, wanneer door middel vaij, een wettig Verdrag, met onderlinge toeftemming, iets aan een ander of aan meer anderen wordt opgedragen, en van een ander wordt aangenomen: dat dit opgedragene dan niet meer bij den opdrager verblijft; behoeft geen bewijs (25). En het doet niets ter zake, of deze rechten van gebieden, van regeeren , door elk hunner worden opgedragen aan één perfoon, of aan meer perfoonen, in een Vergadering bijeen gevoegd, of aan allen te zamen, of 't ganfche Volk; indien maar blijkt, gelijk ik vertrouwe dat alle weidenkenden erkennen zullen, dat het Oppergebied of 't recht tot Re- gee- (25") 't Wordt dan zeer onverfchillig, of men dit noemt een recht of flechts de oefening van een recht. Geef Ik de oeferdng van een Recht, bij onderling verdrag, aan iemand over; zoo lang dan *t verdrag in ftand blijft» kan ik die oefening mij niet toecjgenen. Z.ie Aanteeg (MO  'T ALGEMEEN STAATSRECHT. 39 geeren heeft kunnen gegeven worden , of aan één, of aan meer bijeen, of ook aan allen te zamen (26), aan wiens of aan wier wil, oordeel en ftemmên, ook zelfs in het laatfte geval, het minder getal der burgeren zich verplicht te onderwerpen, [ja zelfs, hoezeer de gefchiedenisfen van den mensch en zijne zwakheden ons leeren, dat de meerderheid des Volks niet altijd het beste en 't rechtvaerdigfte uitkiest, aan die meerderheid beloofd heeft zich te onderwerpen (27)'] even als in d.e overige vormen van Regeeringe. [De (26) De Volksregering of Democratifche Inrichting» dan zoo wel fteunende op eene voorafgaande Verbinttftjfi als alle andere Regeeringsvormen. En 't is dan zeer j onnaaukeurig, als men zegt: dat de Regeering oor/pronkl (ijk is bij het Volk, in plaats van te zeggen, dat het pru \ mitive Recht om te bepalen, hoe men de Regeering wil inrich\ ten, oorfprongklijk in den Natuurjiaat bi) 't Volk was. Men ! verwart gemeenlijk het ius regendi civitatem met het ius determinandi quoinodo populus quis regi velit; dat is : het recht { zelfvan te regeeren, en van te bepalen de w'jze van regeeren. Het eerfte is even zoo weinig oorfpronklijk bij het Volk, als bet is bij elk individueel perfoon uit het Volk. Dit onderfcheid is zeer krachtig betoogd en aaBgedrongen door rei nier vrij aart, Brieven, D. XIL bl. 146—167. welke Schriften niet genoeg kunnen aangeprezen worden. (37) Dit maakt den aard der Volksregeericg uit. C 4  4-0. OVER 'T MISBRUIK VAN [ De wijze nu! waarop dat recht, 't welk in den natuurftaat elk voor zich bezat, om zichzelven en zijne daden naar eigen willekeur en zin in alles te regelen, zich te befchermen, en eens anders verongelijkingen van zich af te weren, heeft kunnen opgedragen worden, is zeer verfcheiden geweest naar mate het eiken Volke oorbaar fcheen, 't zij volkomen en geheel, 't zij onder verfchillende bepalin-. gen, die bij dat algemeene en natuurlijke Volksverdrag, tot hiertoe door ons betoogd, zijn bijgevoegd]. En van. deze Opdracht van '« Recht (28) aan één, of aan een Staatslichaam, of En hierin is zoodanige Volksregeering altijd zorgelijker en voor de vrijheid der minderheid dikwijls gevaarlijker dan andere Regeeringsvormen, vooral der zulken, die meer gemengd zijn Wil het Volk in eene Yolks.regeering hollen, daar is nooit fluiten aan. Wil een. Vorst hollen; hij krijgt fpoedig tegenwerking. Dit is, klarer betoogt in het Weekblad de Vredebazuin, DA II. N°. 75, (28) Ja, om alle woordenvitterij of woordenftrijd voortekomen, kan men 't flechts oefening van 't Rechp, noemen; doch die niet eer ophoudt, vopr dat dit Vei;-, drag ophoudt; dat is: de Souverein, wie hij zij, Volk, Staatslichaam, o,f Koning, behoudt die oefening zoo lang de Souverein dezelfde blijft. Raakt die Verbintenis, te niet, gelijk er vele gevallen zijn, als bij 'tib-rven, VA",  't algemeen staatsrecht. 41 of aan't ganfche Volk bij een genomen, ontkenen alle de verfchillende vormen van Regeeringen en Burgerftaten, Monarchien, Aru jiocraticn, Democratien, en allerlei gemengde Regeeringen, haren oorfprong, als in welken, hoe men ze begrijpe, altijd een en dezelfde overgeving van recht en gebied aan den Oppergebieder, en altijd eenen dezelfde belofte vaa ■gehoorzaamheid befpeurd wordt, hoewel er niet altijd mede gepaard gaat dezelfde klem en kracht van gebieden, noch dezelfde gelijkheid van alle de burgeren, noch deelgenootschap aan 't Opperfte bewind. [Wantfchoon. de Souvereiniteit in allen opzichte dezelfde blijft, de manier nochtans, waarop dezelve geoefend wordt, verfchilt in alle die Regeeringsvormen. In eene Koninglijke of eenhoofdige Regeeringe, ontdekt zich (alle het overige buitertgefteld) een groot onderfcheid in de rangen der burgeren > in hunne aanzienlijkheid, en eerambten. Jn de Ariftocratifche of van een verkoren Vorst, bij troonsverlatfng, bij. afzetting enz. dan is'teen ander geval; dan (kan men zeggen) keert de Souvereiniteit terug, van waar zij kwam., of liever, dan keert het Recht, om een nieuw, befiier te vormen, weder tot het Volk, indien het dit verkiest, e$ niet reeds te voren ook daaromtrent voorzien is.. C 5  42 over 't misbruik van of de Regeering der voornaamften, dat is in zoodanigen vorm van beftier, waarin de Souvereiniteit aan eene Vergadering, uit meer menfchen of lichamen, wier leden van tijd tot tijd elkaar vervangen of verwisfelen, en die uit den volke genomen zijn, bij overeenkomst(29) is opgedragen; vertoont zich altijd veel grooter en aanmerklijker evenredigheid of gelijkheid der onderdanen en medeburgeren. Maar in den volkomen Democratifchen Staat, waarin geene overdragt van 't Recht van regeeren , door de ganfche algemeenheid bij een genomen, gedaan is, maar waarin alleen de oefening van tdat Recht aan eene Vergadering, door die allen, is toebetrouwd, (30) (gelijk eer- (29) Hoe deze te verftaan zij4 is boven gezien, 't Doet niets ter zake, of er zulk Verdrag uitdrukkelijk of ftiizwijgende zij, wanneer eene zoodanige Regeeiingwijze honderd, ja meer jaren bij voordduring zoo van nderdanen als Overheden in alle handeling voor wettig erkend , en op die gronden alles gebouwd is. (30) In dit geval dan komt de onderfcheiding van de oefening van t recht, en die van 't recht zelve te pas. Heeft dan eene Vergaderinge plaats (in America noemt men het een Congres) zoo oefent die Hechts de macht, maar de Oppermacht zelve blijft dan bij het Volk, 't welk bij Meerderheid befluit, en 'twelk Hechts de Execu- tivt  't algemeen staatsrecht. 43 eertijds te Rome ten tijde der Gemeenebest- re- tive Macht of de Uitvoering aan die Vergadering tocbetrouwt. HLer doet het Folkgeene overgifte, maar 't beveelt. Even zoo war het te Rome. Zoolang daar de Gemee- nebestregeering duurde, was het: velitis jubeatisve Quirites? Wilt ge en beveelt ge dit alzoo, Roomfche Burgers l Maar wanneer de Tweedracht deze Regeering had ve nietigd, en de Keizers als Alleenheerfchers door die Tweedracht den troon geftegen waren; toen was het, volgens de eigen woorden van het Fragment, dat te Rome bewaard wordt: ,, Dat Fespafiaan het regt en de magt zal hebben om alles te doen, dat hij voor de Republiek dienjlig, en met de Majejleit van alle goddelijke en ir.enfchelijke, algemeene zpowel als bijzondere zaken overeenkom/lig, zal oosdeelen, op dezelfde wijze ah het aüoustos, tiberius, en cuudius hebben bezeten." Eri hoe had-het augustus bezeten? op dien voet, waarop het volk zelf, door de koninglij ke wet, die het gezag , van den Forst behelst, op hem en op zijn perfoon, zijn ge„ heel leftuur en zijne geheele magt heeft overgedragen. " Zie dit woordelijk in de Vertaalde Redevoering van « den Heer c. noodt over het Regt der Opperjle Magt, bh 98. en 93. die deze woorden zelf bl. 95. dus verklaart: ,, dat hier mede de Keizer de magt ontvangen had, om Weiten te maaken op zoodanige wijze, als hij zou goedvinden, 't zij door fchnftlijke, 't zij door mondelinge yerklaaringen. " En dus ging die zelfde macht, die te vorerj bij 't Volk of bij de Meerderheid geweest was, nu over op den Keizer. Ik behoef niet te betogen, da* ik volkomen met den Hoogleeraar koodt hierin over-  44 over 't misbruik vam regeering, en heden in eenige Americaanfche Volk- , overeenftemme; des Hoogleeraars ware gevoelens over die plaatzen vindt men heel onlangs opgehelderd in zeker Werkje, ten titel voerende: de souvereiniteit der Staten van Holland verdedigd tegen de Hedendaagjche Leer der Volksregeering, zoo als dezelve, onder anderen, ook voorgedragen wordt in een Gejehrift, ten tijtel voerende: grondwettige herstelling van nederlands staatswezen, ifte en 2de Stukje, 8vo. Dit Werkje is reeds a. 1785. in 't licht verfchenen, maar door den Schrijver niet vervolgd, omdat hij meer en meer befpeurde, dat de reden zwichtte voor drift, en gerechtigheid bij velen hadt plaats gemaakt voor geweld en onrecht; doch waarin hij toen reeds vele dingen voorfpeld heeft, welken de uitkomst in deze dagen geleerd heeft; men zie alleen over de Wapeningen, bl. 24. de Gecovfiitueerdens, bl. 12. fqq. '{ veranderen der gevestigde Conjlitutie, bl. 23. 30. • Terwijl hij ook zijnen wensch, bl. 35. gedaan, voor een groot gedeelte, thans reeds vervuld ziet. Doch dit in 't voorbijgaan. In dit genoemde Werkje nu bouwt de Schrijver volmaakt op dezelfde gronden, als hier boven gelegd zijn, en hij toont bl. 72. daarbij aan, hoe ongepast en verkeerd, om niets meer te zeggen, men de Redevoering van dien Lcidfchen Hoogleeraar g. noodt over het Regt der Opper/ie Magt, onlangs in 't Nederduitsch vertaald heeft uitgegeven, met oogmerk (gelijk de Voorrede uitwijst) om Hem ook als een Voorftander van de Volksregeering te doen voorkomen. Ik zegge liefst hier over niets meer. De geleerde en gegronde Aan,- mer-  't algemeen staatsrecht. 45 Volkplantingen (31): daar heeft niet alleen eene volkomen of uitftekende evengelijkhcid plaats , maar teffens is er te vinden de vrijheid van ftemgevingen en befluiten over zaken van 't Oppergebied en der wetten, en 't deelgenootfchap aan de gemeenelands-regeering; hoedanig deelgenootfchap eigenlijk uitmaakt die vrije Regeeringsbejlelling, of Staatkundige Vrijheid,' die van anderen (32) wel met merkingen van den Vaderlandfchen Stantsbcfchouwer, kunnen, op verfcheiden plaatzen, over alle deze onderwerpen nageflagen worden , en licht geven. (31) Ten minften liet men het aldus bij het eerfte begrip voorkomen. Thans heeft de ondervinding doen zien, dat zulks niet kan doorgaan. En de groote Washington is de eerfte geweest, die aan het Congres zelve eene hooger en uitgeftrekter Macht poogde te geven, fchoon aan vele bepalingen onderworpen. Indien ik iets zie, zal alles met der tijd nederkomen op de Engelfche Conjlitutie, Kamers van Reprefentanten, enz. alleen met dit onderfcheid, dat men den naam van Koning weglatende, die zelfde Praerogativen zal overbrengen op eenige meerdere Perfonadiën, in een Congres vergaderd; tot dat het een of ander tijdftip die zelfde macht in handen ftelt van den zoogenaamden Prefident van 't Congres. De Gefchiedenisfen der Vol. keren geven grond tot dusdanige voorfpelling. (32) Ik bedoeie de Heeren peice, priüstley, en bunne navolgers.  4<5 OVER 'T MISBRUIK VAN met eene uitmuntender, maar dikvvils dubbelzinnige en minder gefchikte benaming Burgerof Burgerlijke Vrijheid (33) genoemd wordt. 't Stond derhalve te voren in de macht van elk der leden , die te zamengenomen naderhand het algemeene Volk uitmaakten, om te beramen, of zij 't recht, om zichzelf te bellieren (33) Burgerlijke Vrijheid namelijk is bij mij 6e zoodanig ge, die elk Ingezeten, elk Burger, ieder in 't zijne, geniet, endieinelkenRegeeringsvorm onaffcbeidlijk plaats heeft, ten minften hebben moet, en waartoe alle Regeer ring verordend is. En hier op pasfe het zeggen; waar geen Vrijheid is, daar is geen Vaderland. Maar Politique of Staatkundige Vrijheid is bij mij de bevoegdheid om mede deel te hebben aan de Regeering. Hoe meerder Deelgenoten aan de Oppermacht, hoe grooter Staatkundige Vrijheid. ' Uit de verwarring van deze twee denkbeelden zijn vele twisten en moeilijkheden gefproten. En hier uit hebben fommigen, zelfs Staatrechtfchrijvers, gezegd, dat, bijvoorbeeld, in Eenhoofdige Regeeringcn geene Burgerlijke Vrijheid is; verfta'tin den zin van vrije Bevoegdheid van Burgers om mede te regeeren; en da* is alles vereffend. De Heer price, over de Burgerlijke Vrijheid, zegt bl. 8- Waarde Wetgeving van één afhangt, leeft het Volk in ftavernij. Recht zoo! Maar verfta er door Ssaatkundige Slavernij. En dan kan men 't zelfde zeggen van alle Regeeriiigen, ook van Staatsvergaderingen, ja zelfs van de Volksregeering. Waar toch de wetgeving van het grootfte gedeelte afhangt, 't welk nis*  't algemeen staatsrecht. 47 ren ( 34 ) aan een ander of aan anderen wilden overdragen, en dus afzien van zoodanig recht, dat hun in hunnen bedorven ftaat, naaulijks tot voordeel, dikwils tot nadeel, zoude geftrekt hebben. De mensch nu is van God met de Vrijheid befchohken , met oogmerk om die te gebruiken en te genieten, en mitsdien ook zoo te gebruiken, dat de Vrijheid zelve geenfins aan deze zijne Vrijheid hinderlijk zij of in den weg fta. Waaruit men befluite, dat de mensch niet alleen die vrijheid heeft kunnen , maar ook heeft willen gebruiken overeenkomftig zijn eigen welzijn]. Voor Zooverre nu de Burgers op zulke wijze hunnen wil aan het oordeel en de wetten van den Oppergebieder of Souverein hebben onderworpen: voor zooverre ontftaat uit die Verbintenis van Onderwerping de nood- wen- niet altijd het bedaardfle en verilandigfte is, daar leeft het overig deel in fluvernij. En wat zeggen dan zulke fchitterende Uitdrukkingen? Niets ter wereld! Alleen bedriegen zij ttikundigen voor een tijd; maar den kundigeh geven zij üoffe tot gelach of tot beklag. En de gevolgen zijn dikwijls voor eene ganfche Natie doodlijk. (34) Immers het Recht, om een ander te bellieren bezaten zij zelf niet, en 't kou dus niet op- of overgedragen worden.  48 over *t misbruik van wendigheid van bedrijven, doen en Jaten, dat is, het gehoorzamen. De Burgerlijke gehoor* zaamheid toch heeft dezelfde palen en omtuiningen , als de Souvereine Oppermacht. En op deze grondllagen rust volkomen het gebouw van die wettige Oppermacht, van die Majesteit, die den Souverein toekomt, hij zij hoe hij zij. En hoe kan dan eene dubbele Majesteit des Volks en des Vorsten, [_reëele en pcrfonele~\, op den zelfden tijd en wijze beftaande, gedurende het aanzijn en de bevoegdheid van een wettig Oppergebied, bij overeenkomst verkregen, met mogelijkheid plaats hebben, of zelfs in de verbeelding gefmeed worden? En echter! van foortgelijke, maar zeker! zwakke redeneringen bedienen zich de aanhangers van junius b r u t u s, [en hij wordt daarin gevolgd van alle de Oppermachtbejlrijders (Mo* narchomachi), die eindelijk , na het ophalen van den lof der Staatkundige of Regeeringsvrijheid, bij hun met den dubbelzinnigen naam van Burgerlijke Vrijheid beftempeld, alles doen ne« derkomen op dezen droevigen en voor alle Burgermaatfchappijen noodlottigen toon: dat het Volk, 't welk den Souverein heeft aangejleldt daarom altijd hoven den Souverein verheven is. Een redenbefluit Toehoorers! uitnemend bedrieglijk! en waarop reeds honderdmaal ge*  't algemeen staatsrecht. 49 geandwoord is. Eene tegenwerping dezer Oppermachtbeflrijders , die in den eerften opflag vleiende verleidt; maar die door zeer velen vooral door den geleerden ulricushuber, 't fieraad van Friesland, reeds grondig weêrleid is. Want zulk een redenbefluit heeft wel kracht in zoodanige verbondene Maatfchappijen, waarin 't niet aankomt op gebieden en gehoorzamen; maar 't gaat geheel mank in de zulken, die andere inrichtingen hebben, in welken alles, wat te voren afhing van den vrijen wil en verkiezing, naderhand volgens de gemaakte Overeenkomst en uit kracht van die verkiezinge geworden is eene zaak van verplichting (35) of noodzakelijkheid. Want, daar (35) Dit brengen de begrippen van Verdrag of Overeenkomst mede. Die leeren duidlijk, dat het geen eerst van onzen wil afhing, als dan eene noodzakelijkheid wordt, zoo dra wij ons verbonden hebben. Deze Overeenkomst is vooral heilig in zaken van Re. geering, in. betrekking tot het ganfche Volk. Jk zegge , 't ganfche Volk. Geheel iets anders is het ten opzichte van elk afzonderlijk lid der Maatfchappij, aan wien niet betwist kan worden het recht en de vrijheid, om .Uit die Maatfchappij te fcheiden, mits hij ook afzie Van de voordeden aan dezelve véibonden, en mits hij zijne Vennoten of Medeburgeren, en ook de Maatfchappij zelve, geen nadeel toebrengé. Van buitengem&  50 pver 't. misbruik van daar alle' Majesteitsrechten uit Overeenkomst fpruiten; en 't recht om te gebieden, en de ver* plichting om te gehoorzamen, uit die Overeenkomst hunne kracht bekomen: zoo verkrijgen, na de opdracht, en na 't aannemen van 't Oppergebied, en na de gedane belofte van ge- hoor- ne gevallen, waarin 't ganfche Volk deel neemt, fpreken wij hier niet. Die blijven altijd buiten gefloten. Niemand zal, bij voorbeeld, een Souverein, die openlijk een Tyran wordt, onder dezen algemeenen Regel begrijpen willen. Zoo één is geen Vorst meer van zijn Volk, maar hij is de Vijand van zijn Volk. En met een Vijand houdt het Verdrag op. Maar wat is de toepasfinghier niet moeilijk te treffen! Men ziet in onzen leeftijd daar de beklagenswaardige Voorbeelden van. Uit wat gronden toch anders heeft men in onze dagen in zeker Land- en Volkverdervend, en onder den zoeten en bedrieglijken Vrijheidsman* alle gronden onzer Landsregeering en Conititutie omkeerend Gefchrift en Weekblad zien beweren, dat de Staten van Holland, die voor de Hooge en Wettige Overheid van deze Provincie erkend worden, door het Volk, door Boeren en Schouten, tér verandwoording kunnen geroepen en ter ftraffe gevorderd worden. Zie dit in den Post ■pan den Nederrijn, N°. 290. bl. 1166. vergel. N°. 532. De bedoelingen en grondbeginfels van welk Gefchrift, over 't geheel genomen, zijn in hun waar licht gefteli in het Zevende of laatfte Nommer der Vaderlandfche Britvin. ■ .SjjaaidUoi-lu-Lta assis t ©yïSs uq 3  JSR ©VER 't-MrsBRUIK VAN Want bedoelen zij met deze hunne Reprêfen*. tatie, dat de Souverein of de Overheden, inden zin van 't gemeene Burgerrecht, alleen maar zijn lasthebbers van het Volk ; dat deze Overheden , enkel volgens eénen lastbrief of commisfie, door de Onderdanen zelf worden aangefteld ; en dat zij aan die iastgevende onderdanen , wien men dan het Folk noemt, van alles , wat zij doen, raadplegen, en befluiten, verplicht zijn opening 'en rekenfchap te geven $ en dat de macht dier Overheden , en hunne rechten , als alleen van zulken lastbrief afhangende, door de onderdanen, door de burgers, door het volk, of ten minften door 't verftandigfte en- grootfte gedeelte van de burgeren % zoo dikwijs het hun lust (38) , kunnen inge- ttok- (3,8) Mogelijk zegt iemand fpitsvinnig: neen! niet zoo dikwils het hun lust, maar 200 dikwils zij hun Macht misbruiken, of kwalijk regeeren. Dan wij andwoorden hierop, dat, hoe zeer die woorden in de theorie van de mijne verfchillen, de zaken toch in de practijk op 't zelfde nedérkomen. Vergelijk een lager Aanteekening. En daarom zegt te r-echt de Gel. huber. 1. 1. bl. 50. dat zulke gezegdens de grohdflag niet zijn noch zijn kunnen van eene geregelde Maatfchappij, maar de ïechte bronwel zijn van alle verwarring; quippe, controverjiis omni die futuris, utrum bene an male Respublica ge* ratur, quae nee judice alio- qutm firn decidi posjït. Halen» de  't algemeen staatsrecht. 55 trokken , en vernietigd worden (39 )? Of b» 3 doelen zij eene zoodanige Volksverbeelding, volgens welke ieder Koning, ieder Overheid, in wat Regeerigsvorm 't ook zijn moge, deplaats vervangt van alle de genen, van wien hij zijn recht de verder grotius aan I. 3. 9. Immers moeten hieruit eeuwigdurende twisten, oneenigheden, en verwarringen geboren worden; zoo over den Rechter als over de gegrondheid van zijn oordeel, of dit of dat door den Souverein welgedaan zij; of hij kwalijk regeere; of hij zijne Macht waarlijk misbruike of niet? Doch men verfta mij wel. Ik fpreek van 't Souvereine Opper, gezag, over de handelingen, uitfpraken, en beoordeelingen van zaken in het uiterfte Resfort, maar niet van bijzondere Magiftraten of ondergefchikte Regenten of Regeeringen van enkele plaatzen, allen weder onder «en gemeen Souverein Itaande. Zulken ook kunnen fomwijlen Reprefentatief zijn, zonder dat het de Souverein zeifis. De vraag is alleen, of de'Souverein, hoe ook gemodificeerd, aan wien het uiterfte Resfort bij eene Conftitutie eenmaal is toegewezen, nadat hij ïn dat laatfle Resfort gefproken heeft, dan nog afhangig kan gemaakt, en door het Volk kan ter verandwoording gefteld of afgefteld worden, alleen omdat hij Hechts- het ganfche Volk reprefenteert. Want van buitengewone en ■ ongewone gerallen is hier de fpraak -niet. >. i'j.'.üiïu/ &i 1, j< si >«jf jLto« .--Ij.. t, (39) Dit komt dan neder op 't gevoelen van je ah J.acques rous.seau, die in zijn Contract. Social deD 4 zen  $6 OVER 'x MISBRUIK VAN recht:verkrijgt, over wien hij 't bevel voert^ wier perfoon hij zao verbeeldt en vervangt; dat alles, wat die Overheid of Souverein, ter bevordering der algemeene belangen, volgens zijn oordeel doet, zulks door 't ganfche Volk gerekend wordt te gefchieden? Indien dit laat-, fte? Dan zijn wij 't eens. Elk Souverein re-, prefenteer.t zijn Volk, als i die intreedt in de plaats van hun, wier gezag op hem is overgegaan (40). ' ; In-. zen grondregel (telt: „ Het Folk maakt met zijne Overheden nooit eenige Ferbintenis., maar 't fchrijft hun Zie ' (4.6) Ik fta gaarn toe, om in dezelfde Vergelijking te blijven, dat, als men in een huishouden van Vader, Kinderen, en Bediendens, öp de Macht ziet; de kinderen te zamen fpannende, altijd in macht boven de Vader zijn; en dat zoo ook het Volk of de Ingezetenen, wan-* neer zij zamenfpannen of opgeruid worden, altijd boven den Souverein zijn. Dit leeren zoo vele ijslljko Burgeroorlogen! Maar daarom wordt te recht tegen die Leeraars van 'sVolks Alvermogen aangemerkt, dat, gelijk de Vaderlijke Macht, zoo ook die des Souvereins, niet is eene Phyjïque of natuurlijke kracht, maar het morele vermogen of een zedelijke maeht, die eene verplichting tot gehoorzamen veronderftelt; zonder welke het bellum omnium contra omnes van hobbes ook niet langer een Macht, of dadelijk bedrijf, maar een Rechs zoude worden. Met reden lezen wij daarom elders deze aanmerklijke woorden: „ Het zedelijk vermogen van „ het gezag is niet het gebruik van Macht of geweld; maar „ het is het recht om te gebieden, en dat Vermogen beftadi „ alleen, emdat het zelve 'de verplichting tot gehoorzaamheid #, Hf»  *t algemeen staatsrecht. 6$ Zie daar dan eindelijk de ware bedoelingen Van jvnius bRutus en zijnen aanhang opengeleid! Zie daar 's Volks Alvermogen, als eenè kroonvorftinne op den tioon gezet! Ziedaar eene Leer van 't Staatsrecht, die in allen deele fchijn heeft, en , indien zij in eenen gezonden zin wordt opgevat, eene gezonde Staatskunde behelst, zoo zeer als er eene kan uitgedacht of aangeprezen worden : maar die helaas! v eronder fielt. Indien men dan niet anders dan de magt, dat is de oefening van geweld, in aanmerking neemt, in de „ vergelijking tusfchen Overheden en Onderdanen: zoo is al,, tijd het voordeel aan de zijde der laatstgenoemden. " En elders: Als Oproer, Overmagt, of geweldige Wapening begint, hoe wetteloos ook, dan ligt altoos de Overheid achter. Dan verliest het gewis de hooge Overheid. Men leze hier over het vertaalde Werk van den Gel. more au, de plichten der Overheden of Vertoog over de Rechtvaardigheid, als den grond van alle de Pligten van eenen Vorst, Leiden 1779. 8vo. Welk Werkje in deze dagen dubbel lezenswaardig is, ook daarom, omdat uit het zelve een klaar" denkbeeld te maken is van de verfchillen, die thans in Vrankrijk zijn, over de betrekking der Parlementen met den Koning en met de Staten Generaal van 't Rijk. Vergelijk denzelfden, in zijnen Brief, fur les Dijférences de la Monarchie et du Despotisme, geplaatst voor zijrt groot W erk, Principes de Morale , de Politiiue £? de droit Public, puifés dans l'Hifloire de la Monarchie de Frame. Voeg er bij No. 75. van 't Weekblad de vredebazuin,, E Waaï-  66 over 't misbruik van laas! met zoovele ftrikken en kwikken opgéfierd, met zooveel vernis en blanketfel beftreken, onder eene onwetende gemeente heromwandelt; die door den enkelen klank vele onkundigen bedriegt, den kundigen ten fpot verftrekt, of wel, tot afgrijzen! Hoe fpeelt men hier toch niet weder met dubbelzinnige woorden ! Zien wij 't kortiijkl Indien men door het Volk verhaat de ganfche zamenvatting van alle Burgers, die eenen Volkftaat uitmaken , zoo der genen -die regeren als die geregeerd worden, en, die door een onderling Regeeringsverdrag zijn t'zaam gekomen, en alzoo te zamen hunnen Regeeringsvormhebben ingefteld: dan, dan omhelzen wij die leer van ganfeher harte en ftemmen ze toe! Zeker kan waarin dit overgebracht en toegepast wordt op onze eigen Landszaken, ten tijde, dat de Politieke Kruyer, de 'Courier van Europa , en ie Post van den Nederrijn^zoo onophoudelijk fchrecuwden : te wapen! Burgers! te wapen! Uw Vrijheid wordt verkracht \ en toen men de brave Burgers wijs maakte, dat de Souvereiniteit in Holland niét was bij de Staten (in dien zin zoo als het tweede gedeelte der Deductie van dcn.Jare 1587.' d. 16. Oct. dit aanduidt) maar dat die bij het Folk zelve beruste, en.men zich met veel voordeel bediende van de duiftere en dubbelzinnige uitdrukkingen van Reprefentative Folksregeering, «n Souvereine Folksreprefenwiten.  't algemeen staatsrecht. 6*7 kan het Volk, in dien zin genomen, de Overeenkomst verbreken. De Souverein kan , met toe/temming zijner Burgeren, het Verdrag met dezelven aangegaan, losrukken. De Onderdanen , mits te zamen vereenigd, kunnen xnet toeftemming des Souvereins hunne Verbintenis vernietigen. Alwat toch met onderlinge overeenftemming is aangevangen, kan, mits niemands recht fchcndende, door dezelfde overeenftemming vernietigd worden. Als dan keert het volk, het algemeene Volk, indien 't zulks oorbaar of noodzakelijk oordeelt, in den Natuurftaat te rug ; daar moet eene nieuwe bezieling, thans den lichame onttrokken, gezocht worden ; ten minsten, de band, die er wast over de manier van bevelen en van gehoorzamen, wordt losgemaakt, en daar moet eene nieuwe verbintenis gemaakt worden. Op die wijze wordt het Verdrag , waarbij zich elk voor zijn hoofd verbonden had, en naar welks richtfnoer hij leefde, wettig ontbonden (47), en de fundamentele grondwetten, die bij de natuurlijke we^t bijgevoegd waren, worden noch van Vorst (.47) Dat is, indien al niet liet Volk, regeeringloos gemaakt, hier door tot eene ruwe en woefte menigte vervalt; gelijk het in den Natuurftaat was; ten ■minften Wordt dan a]e itrth van Regeering, die er te voren was-,' E 2 ver*  68 OVER 'T MISBRUIK VAN Vorst noch van Onderdanen gefchonde», maar door onderlinge overeenkomst, of vernietigd of veranderd ! Indien deze Leeraars het gebruiklijke woord* voek in dien zin willen opgevat hebben; zoo zal geen verftandig mensch deze zuivere, echte, en rechte Volksleer, weigeren toe te ftemmcn. Maar tot wat einde dienen dan deze Volksleer, deze fchoonfchijnende leerftellingen, die thans met uitftekende woordenpraal op 't tooneel treden, en , met zoo kostelijke faufen toebereid, even als verlokkende fpijzen, den/ burgeren dagelijks worden opgedischt ? [Op die manier toch , mijne Toehoorers fpeele men volmaakt met woorden ; men vertelt het onkundige volkje loutere fpreukjes, en hun, die boven het gemeen in kundigheden verheven, maar niet altijd op den waren aard der Verbintenisfen tusfchen Overheden en Onderdanen verdacht zijn, hun verkoopt men wind enrook. ] Indien toch zoodanig een voorval , 't welk in vele eeuwen, ter naauwer nood eens, vreed- vernietigd, en daar moet een nieuwe Staatsvorm ge> maakt.. Want zander Staatsvorm, in wat Ilcgecring 'e ook zij, is 't Volk geen Folk, maar fiechts een woefte menigte zonder regel, en elk is nieelter.  't algemeen staatsrecht. 69 vreedzaam en bedaard toegaat ; en waarvan dus de voorbeelden zeldzaam zijn, namelijk het omkeeren of veranderen eener eenmaal vastgeftelde Regeeringsvorm, zonder opfchuddingen en beroeringen, zonder ijsfelijke flachtingen onder menfchen en burgers, zonder de allerfnoodfte tusfchenkomst , opruijingen , en aanblazingen van bedorvene of heerschzuchtige burgeren, die den gevestigden Regeeringsvorm trachten omver te werpen; indien, zeg ik, zoodanig geval in dagelijks uitkomende Gefchriften door gansch Europa den gemoederen wordt ingeprent, en hun deze rook en wind verkocht wordt: wat meent gij zal er dan eindelijk van den ganfchen toeftand van Europa's Burgerftaten worden? Maar indien junius brutus, indien de ganfche bende der Oppermachtbejlrijderen, een andere benaming van Folk mogten bedoelen, en onder dat woord bevatten alleen de burgeren en onderdanen , of eenig voornaam gedeelte van burgeren, die nieuwigheden in 't hoofd hebben; burgeren , die, door den zelfden band van recht en plicht als de Overheden, zich verbonden hebben tot onderhouding der grond-' ïvetten van 't Staatswezen, en die uit kracht van 't Oppergebied wettig daartoe kunnen gehouden worden ; dan zult gij gemakkelijk beE 3 grij-  70 OVER 'T MISBRUIK VAN ' grijpen, Toehoorers, waar zülke ongerijmde Leer op nederkomt; op welke verfchalkende wijze , en tóe welke bedrieglijke eindens, de naam van Folk door de ij veraars voor dit verderflijke Leerftelfel misbruikt wordt ! Want is dit de meèning, dat de bezworen Regeeringswetten, dat de ganfche vorm van regeering , alleen door de burgers kan vernietigd en veranderd worden, en den Souverain eene nieuwe wijze van Regeeren worden voorgefchreven, wanneer het hun oorbaar dunkt, of zoo er eenige convenientie, of gefchikte tijdsomftandigheid, zich opdoet, of eenig voorwendfel of misbruik kan opgegeven worden, zoo maar het grootfte deel, of het groodle cn beste deel der onderdanen , daarin medefbmme: is dit hunne meen-ifig ; dan is het afgedaan met alle Koningrijken , Republieken , Volkftaten, met hunne rust, veiligheid, geluk, ja met de Vrijheid zelve; alsdan zal het nimmer haperen aan oproerige heethoofden, die zelf naar bewind of eerambten ftaan; en het zal den Volkverleidcrcn nooit aan voorwendels en fchijnredenen ontbreken, om eene wufte en ligtgeloovige gemeente opteruien, ja zelfs weldenkende ' Vaderlanders te verleiden, en in den waan te brengen, dat de zaken van 'sLands beltuur niet recht.gaan, *1n£ , , en  't algemeen staatsrecht. 71 en door de Overheid verzuimd worden. Nooit derhalve kan er verderflijker noch fchadelrjker Leerftelling in het Staatsrecht v/ord'en uitgedacht; nooit ftreelender vergift, in zoeten honig ingedoopt , worden opger diseht; i en helaas! 't wordt dagelijks in verfcheiden landen van Europa opgedischt. Vergun mij de zaak door één voorbeeld optehclderen! Onder alle de Majesteitsrechten-,, die aan eenen Souverein toekomen, 't zij in eene Eenhoofdige, 't zij Staatsregecring, of wen de Regeering bij het Volk zelve is, wordt der Wetgeyende macht de wezenlijkfte en hoogfte plaats gewijd,, zoo dat zonder dezelve geene Oppermacht beftaat, en deze weggenomen zijnde , er geen burgerftaat meer zijn zoude. Verbeeld u nu , dat de gemaakte wetten, en hare bepaling, tegen zin en wil der Oppergebieders, verder nog afhanklijk gemaakt worden van het veranderlijk begrip , en nooit eenparige oordeel van de menigte: waar zal dat eindelijk op nederkomen ? _ De menfchen toch, die in den bedorven levensftand, door velerlei kwade hartstochten, en verfchillende geestneigingen worden aangedreven, hellen van nature over , om aan niemand onderworpen te zijn; zij willen liefst alles naar eigen zinlijkheid befchikken, en kunE 4 nen  72 OVER *T MISBRUIK VAN nen bezwaarlijk door vreeze voor Godlijke of menschlijke ftraffen worden aangefpoord , om den Overheden, die uit kracht der Oppermacht het algemeene welzijn trachten te behartigen, die gehoorzaamheid, die zij aan de wetten ver» fchuldigd zijn, te bewijzen, en hunne woe» fte driften en begeerte , om mede te heerfchen, te beteugelen]. Ik beroepe mij als getuigen op de gedenkboeken van alle Volkeren en hunne gefchiedenisfen. Ik beroep mij op zoo vele fnoode en ondeugende menfchen, als er oulings in de Burgerftaten bekend waren, die woedende in vermeteheid , niet dan fchelmftukken ademden, hun Vaderland den ondergang brouwden, alles te vuur en te zwaard dreigden te vernielen, en liever zagen, dat de Burgerftaat te gronde ging, dan in dien Burgerftaat geene eerfte plaats of rang te bekleeden,- of die de eerambten, waaraan zij, het land in rust zijnde, wanhoopten , door het invoeren van verwarringen, dachten te beko-i men. Eén Napelfche Mas Anjello is in ftaat, om honderd duizend menfchen tot de wapenen te doen loopen. Eén Engelfche Lord kan in't Huis der Gemeenten een fmeekfchnft aanbieden, tot het eifchen' eener onbillijke zaak, Van meer dan honderd duizend burgers onderteekend, 't welk, zoo overgegeven,' zoo van.  't algemeen staatsrecht. 73 van de hand gewezen (48) wordt. Eén j trams brutus kan alle Burgermaatfclïappijen in verwarring brengen. Want daar partijfchappen komen, daar zijn altijd hoofden van partijen, opruiers des volks, van welken ieder voor zich gemeenlijk naar meer gezags ftaan, en onder den ruimen dekmantel van 'sLands welvaren en't behoud van den Staat, hunne oog- (48) Bekend is't, dat door aandrijven van Lord cordon, voor weinig jaren, aan 't Engelsch Parlement een Request is aangeboden, onderteekend met 150000 namen, volgens de Couranten; waarvan de parkementen rol gezegd werd zoo zwaar gewogen te hebben, dat zij. op een kar is voordgetrokken. En echter heeft het Parlement toen goedgevonden, het verzoek daarin vervat, van de hand te wijzen. Over dp bevoegdheid tot zulk Request aanbieden, oordeel ik niet. Ik geve hier alleen voorbeelden van den invloed van aandrijvers op eene gemeente. Men mag dan hier wel toepasfelijk maken, 't gene ikkortlijk las in de Vaderl. Letter - Oeffeningen, Mengelwerk , D. VIL n. 2. bl. 81. ,, In alle Volksregeringen is hij de eerjle, die het test weet te fpreeken. Gelijk de-Monarch door het zwaard, Zo regeert daar de Redenaar door zijne tong. Gelukkig het Volk, indien het de waarheid is, welke het leidt l Maar helaas hoe dikwijls laat het zig niet door de drogredenen van eenen w.'lfprekenden Volksman vervoeren, die konjliglijk zijne Jieerschzugtige Inzigten , onder het voorwendfel van liefde voor het Vaderland en Algemeen Welzijn, weet te verbergen, E 5 «  74 over 't misbruik van oogirerken (49) bedekken; en onder dien fciioonen glimp alles wat te voren met gemeene toejuiching verricht was, op 't aandrijven van eenige weinigen, veranderen. Op dien voet zijn altijd de Onderdanen in ftaat, om hunne verbintenisfen te^breken, de wetten te fchenden, en den ■Regeeringsvorm naar willekeur te veranderen. O! welke eene uitzinnigheid ! O! welk een misbruik van 't algemeene Staatsrecht! En hoe groote en geduchte onheilen zijn hieruit voor allé Natiën niet te wachten! [Indien toch de Burgers, indien het Volk, door ijdele fchreeuwers dikwils gaande gemaakt, in die gedachten geraken, dat alles, wat te voren, tot .bevestiging der rust ■eri vrede eener Maatfchappij , gedaan en verordend is, door hun mag veranderd worden, 'omdat het aan fommigen minder dienftig voorkomt: en de welmêenende dochkortzigtige meenigte te verleiden. O! hoe berouwde het de goede Athenienfers van te veel geloof ge. geven te hebben aan de redevoeringen van eenen listigen Demosthenes! Een redenaar , die tot het Volk fpreekt, is nimmer te betrouwen. Zijne konst is bekwaam den leugen als waarheid te doen voorkomen. " Maar hoe gevaarlijk is 't dan niet, zulke Volksmannen, 't zij met mond of pen, in alle andere Rcgeeringltaten den vollen ren té geven. (40) De Schi ijver van de Vrijheid in den Burgerftaat, bl. 351- enz. geeft hier van treffende Tafereelen.  't algemeen staatsrecht. 75 komt: dan is het gedaan' niet alle openbare Staats- en burgerlijke rechten]. Maar dan ook zal. er geene onderlinge trouw tusfehen volkeren en natiën langer beftendig zijn ; met dat zelfde recht of glimp van recht kan men Verbonden eli Verdragen, nie-t buitenlanders aangegaan, onder allerlei voorwendfels, vooral van 't dienilige en 't nu zoo ftrokende, door het Volk laten verbreken, en zulks voor billijk en geoorloofd houden. Dan is ieder Vorst, ieder Volk, gerechtigd, om verlorene rechten tc rug te eifchen, die zij te voren gehad hebben. [Neem, ten voorbedde , de Muiiiterfche Vrede! Bij deze hebben eertijds de Spanjaards, hebben de Oostenrijkers, afftand gedaan van alle recht, dat zij voorhenen op deze onze Nederlanden gehad hebben. Dan mogt weleer de Spaanfche Koning; dan mag nu de Vorst uit het huis van Ooitcnrijk deze Verbiritenisfe vrij.te niet doen , en zich beroepen op zijn Volk; zeker op het Volk, als bij welke de Oppermacht is, en welks wezenlijk Oppergezag (Majestas realis) boven die des Keizers verheven is; en dan mag dat Volk, tCfgtan zia of wil des Vórftcn, zulk plechtig aangegairi Verbond vernietigen ]. Want of die. Verbonden met buitenlanders zijn aangegaan, of met hun eigen Opperheer, aan wien het Volle 't ÉI . * be-  76" over 't misbruik van bewind had opgedragen; dit maakt geene verandering in de trouw zelve, of in de plechtigheid en kracht der verbintenis. Verdrag is verdrag. En dat moet heilig onderhouden worden. Dat dan 't gewaande Volk van junius brutus dit alles vernietige; dat het grootfle en aanzienlijkfte gedeelte der Natie zulke Overeenkomften vernietige, hoe krachtig zij ook op de openbare trouw gevestigd, hoe plechtig zij door een ieder, zoo uit den' volke als door de hoofden deszelfs, 't zij ftilzwijgende , 't zij uitdrukkelijk bezworen zijn. Maar! Zoo gij dat alles vernietigt, gij Oppermachtbeftrijdcrs ! dan, dan vernietigt gij teffens, ten minften gij vcrftoort de inwendige rust van eenen burgerftaat; gij doet alle Koningrijken en regeeringen op hunne grondflagen daveren; [en, kan eenRegeeringsvorm, eenmaal vastgefteld, niet zoo gemaklijk, zonder vreeslijke landberoeringen, zonder burgerlijke oorlogen, die met de heilloofte poogingen van oproerkraaiende burgers gepaard gaan, het onderfte boven gekeerd worden;] zoo wapent gij, dus doende, burgers tegen burgers, en brengt den beroerden natuurftaat van hobbes wederom te rug, en berokkent der Burgermaatfchappijen onophoudelijke oorlogen; Maatfchappijen, zeg ik, die, bij onder- lin-  'T ALGEMEEN STAATSRECHT- 77 lingeovereenftemming begonnen, of eeuwig duren moeften, of met gelijke onderlinge overcenftemming vernietigd of veranderd worden. O! noodlottige Leer der Oppermachtbeftrijders, die, door alle volkeren, welke hunne ware belangen kennen, veracht moet worden; als die onder den fchoonfchijnenden dekmantel van Burgerlijke Vrijheid, tot den ondergang van alle Koningrijken en Gemeenebesten is uitgedacht! [eene, leer, die alle Volkeren, alle Burgergenootfchappen, alle menfchen, zoo zij wijs waren, moeften verfoeien; eene leer, die ten allen tijde een ieder zijn eigen rechter, en alle burgers tot foldaten maakt (50) ]. Zoo fraai, Toehoorers! maar'ook, zoo ongelukkig fpeelt, en bedriegt men zich mee (50) Mijne Redevoering heeft in 't algemeen gebroken, 't Is 't noodlot der tijden geweest, dat de tocpasiïng door kundige Toehoorers op ons dierbaar Vaderland gemaakt is, of heeft kunnen worden, als waarin federd weinig jaren ftraffcloos deze Leer aangekondigd; de voorflanders dier Leer hoogbewonderd; derzeiver Schriften als hoogbewonderde gefchriftm zijn uitgevent, en zelfs den naam van ju n ius bhutus, of ook wel junius brutus secundus openlijk er voorgezet; ja, 't geen nog verder gaat, dat die Leer op onze Staatsconftitutie is toegepast; en die ze voorilaan , openlijk beloond, verheven, en als Vaderiandminnaars en i5--  78 . over 't misbruik van niet het woord Folk. Men keert het Tooneel ■ om, en men maakt van den Alvermogenden {Forst van machiavel een machiavels \ Alvermogend Folk , of liever een Volk van junius brutus, welks leden mogen doen, alles -wat hun lust en oorbaar dunkt; en al wat rechten eerlijk is, verzuimen; zoo zij maar zelf de macht bekomen! (51) Want toch, dat deze lieden den mond altijd vol hebben van Burgerlijke Frijhcid, een woord zoo lieflijk voor de ooren, zoo ftreelende voor het hart, en met reden voor ieder een beminlijk ! Deze hunne Vrijheidsleer bevat of een ijdel gezwets van woorden en windverkooping; of zij verwarren op eene vreemde manier de bijzondere Vrijheden van eiken Burger voor zijn ei- Patriotten geprezen zijn. Doch ik trede hier in geene bijzonderheden. De uitkomst hecht hier het zegel aan. Maar. velen hebben niet geweten, dat zij door deze Leer zijn weggefleept, om zich den naam van Patriot te geven. (51) Ik bedien mij hier van cicero os woorden, daar hij den droevigen toeftand van '.t Roomsen Geniee■nebest ten zijnenJjjde beklaagt, in een der Redevoeringen tegen catilina, die de zaken zoo verre komen liet, dat hij liever met het Gemcenebest te gelijk, dan zonder het zelve wilde verloren gaan, volgens ei ceroos zeggen. '  't algemeen staatsrecht. 7c) eigen beftaan, hoedanige in alle Regeeringen plaatsgrijpen, met de Staatkundige Vrijheid, of het recht en bevoegdheid om zelf mede het bewind te voeren, [en de Burgervoorrechten, die in eene Volks-regering alleen plaats hebben, pasfen zij zonder onderfcheid toe op alle overige formen van Regeeringen. Soortgelijke voorftanders der Vrijheid, daar zij menschlievender, billijker , rechtveerdiger dan anderen willen fchynen, doen deze hunne menschlievendheid, billijkheid, rechtveerdigheid, zeer onvoorzichtig ftrekken ten bederve van 't ganfche menschdom, en ten gewisfen ondergang van alle geregelde burgerftaten. Want wat toch is Burgerlijke Vrijheid! Beftaat dezelve in eene aanhoudende fchending deiWetten onder den fchoonen glimp van Vrijheid ! Beftaat zij daarin, dat de Burgers zelf bepalen, hoe verre zij de wetten gehoorzamen willen ; daarin, dat alle onderdanigheid en burgerlijke verplichting aan hun eigen goedvinden onderworpen worde ? Of beftaat zij hierin, dat men aan de eens gefteJde wetten gehoorzaamt; naar die wetten leeft; dat ieder burger, vrij en veilig, doen kan alles wat zijn hart en. zinnen opgeven, indien hij Hechts zorge, eens anders rechten niet te krenken; en mitsdien zich. houde aan de verbintenisfen, rech-  gO OVER 'T MISBRUIK VAN rechten en plichten , waaraan zich een iedeY verbindt , zoodra hij zich aan eenige Oppermacht of regeeringswijze onderwerpt; zich verzekerd houdende, dat de wetten hem tegen alle geweld en verongelijkingen zullen beveiligen, zoo lang hij zelve naar die wetten leve; boven welke vrijheid den mensch niets aangenamer, niets genoeglijker gebeuren mag. Wij zijn verre af van te denken, dat door zoodanige Vrijheid de verplichtingen der burgeren vernietigt , of de Oppermacht hier door aan hun oordeel zoude onderworpen worde. Alle menfchen, dieleden van den burgerftaat willen worden, zoodra zij zich der wetten van dien Burgerftaat onderwerpen, moeten hunne betrachtingen daar henen inrichten, dat zij naar die Wetten leven, even gelijk iemand, die in eene bijzondere Stad ter inwooninge zich nederzet, de bijzondere keuren en verordeningen, die hij aldaar vindt, ook zelf, ftilzwijgende, omhelst, 't Stond te voren in zijne macht en aan zijne vrije verkiezing, of hij naar die wetten wilde leven; maar eens gekozen hebbende, wordt het geen te voren vrije verkiezing was, nu eene zaak van noodzakelijkheid en van verplichting (52.). , Maar (52) Dit fchijnt geen gezond verftand te Kunnen te-  *T ALGEMEEN STAATSRECHT. 8l Maar 't is ook eene looze kunftgreep dief Oppermachtbeitrijderen , dat zij overal met groottenen ophef van de Verbintenis/en en de Plichten der Overheden opgeven; maar weinig zich bekreunen aan de verbintenisfen tnplichten der Burgeren, en die als met ftilzwijgen voorbijgaan; en aan den anderen kant den mond vol hebben van der burgeren Voorrechten, privilegiën, en vrijheden, en die altijd inroepen; terwijl zij de Majefteitsrechten en de kracht der Oppermacht ten eenemaalverkleenen, en van dezelve zoo fpreken , als of die rechten altijd van den willekeur des Volks afhingen. — Hier mede is het, dat zij die grondregelen, welke alleen plaats hebben in eene volftrekte Volks- tcgenfpreken. En evenwel ontkennen dit de Voor; • ftanders dier ruime Staatsleer, ais die alle verbintenis ; van Regeering maar als eene piovifionele voorziening aanmerken; verwarrende zichtbaar de vrijheid van elk ondeelbaar lid, om de Maatfchappij te verlatenj met de weêrzijdsch aangegane Verbintenis van een gansch Volk met zijne Overheid. Gelijk ik boven aanmerkte. En met dat alles wordt hier nimmer uitgefloten, dat een Burger, meenende verongelijkt of te ftreng gehandeld te worden, hier over geen beklag zoude mogetl doen. Hiertoe zijn de Rechtbanken verordend. Hiertoe zal een billijk Regent nooit weigeren den toegang tot zijn perfoon. Doch hierover fpreken wij thans niet< F  82 over 't misbruik van Volksregeering, waarin alles afhangt van het oordcel der geheele menigte, of ten minften van de meerderheid der ftemmen dier menigte, juist die grondregelen , zeg ik, tocpasfen op Eenhoofdjge, of Staats - regeeringen of andere wijzen van Gebied ; en dit der lichtgelovige en wufte gemeente in het hoofd trachten te brengen. Dit toch is het eigenlijke werk der Oppermachtbeitrijderen! Dit is 't onderwijs in de Leerfchool van stephanus junius brutus, 't welk eene ruime deur openzet voor allerlei losbandigheid! Immers gelijk er geene verfchrikkelijker willekeurige heerfchappij (53) is, dan die onder wettigen rechts- (53) Despotismus. Ik noenie willekeurige Heerfchappij, in eenen Staatkundigen zin, zulke, die zich aan geene bepaalde wetten bindt. Men vorwarre toch geenzins eene eenhoofdige en wettige Regeering met eene willekeurige en ongebonden onwettige; geene Abfoluu en disfoluta poteflas. De Abfoluta poteflas kan wettig in alle Regeeringsvormen plaats hebben , zelfs in de Volksregeering, en heeft in de laatfte wel het meefte plaats. In die laatfte is de abfoluu Macht bij de meerderheid in eene geregelde en wettige zamenkomst; maar de Disfoluta is bij eene ganfche woefte menigte, bij de menigte des Volks, dat dikwils zonder regel of onderzoek befluit. Men leze over deze verfcheidenheici eenen aanmerklijken Brief van den Franfchen Hifto-  't algemeen staatsrecht. 83 ïechtstitel wordt geoefend ; zoo is er geene verderfiïjker en geduchter losbandigheid, dan die onder zulk uiterlijk fchoon masker van vrijheid, onder den naam van 't algemeene wel' zijn, zich verbergt. Niet ten onrecht zeide daarom de Roomfche Gefchiedfchrijver en teffens Staatkundige corn. tacitus van eenige Heerschzuchtigen „ Om 't gebied om te keeren, geven zijde Vrijheid voor; als zij't om~ gekeerd bebben, tasten zij de Vrijheid zelf aan; en dus gaat Vrijheid door Vrijheid verloren, of de uiterfte losbandigheid der Vrijheid eindige op 't laatfte in de uiterfte flavernij. Op dezen grondflag echter van Vrijheid berust dat eeuwigdurend gefchreeuw der Oppertnachtbeftrijderen over de zoogenoemde lijdelijke Gehoorzaamheid ; een monfter zeker! waarvan (gelijk zij met reden zeggen,) allé vrije halzen van menfchen een' affchrik hebben moeten! Maar wat verftaan die voorftanders Van junius brutus toch door lijdelijke gehoorzaamheid! Bedoelen zij daarmede, dat de Bur- riefchrijver, Mr. moreau a M. se la condaMine, Jur les differente* de la Monarchie et du Despotis. me; dans fes Principes de Morale, enz. boven aangehaald; welke een verftandig lezer op alle Regeeringivormen gemaklijk kan toepaslijk maken*  84 over 't misbruik van Burgers, even als redelooze beeften gedwofr* gen worden, den wil en wenk van hunne meefters op te volgen, en zich naar hunne zinlijkheid te laten voorddrijven, die hen melken,, fcheren, keelen, opeeten, en verllinden. Degoede God beware ons voor zulke gehoorzaamheid! Zodanige zoude noch de reden, noch de wet der natuur, noch eenig burgerverdrag toelaten! En zulke vinnige fpotternijen laten wij voor dieSecte over! Geene verplichting toch ftrekt zich immer uit tot eene onderworpenheid, tot welke de onderdanen hunne toeftemming nooit hebben kunnen, nooit hebben willen geven. De grenspalen van gehoorzamen zijn dezelfde als die van gebieden. Geert Souverein kan iets bevelen of den onderdanen opleggen , ftrijdig met de Godlijke en Natuurwetten, of dat de grenzen der Oppermacht of der naderhand bijkomende verbintenisfen te buiten gaat; noch zijne bevelen buiten het eindoogmerk van den Burgerftaat, te weten, het algemeene welzijn , uitftrekken. Zoo verre dan de wettige Oppermacht gaat, zoo verre gaat ook der burgeren Verplichting (54)! Maar (54.) Men oordeele hieruit, of in fdeze Redevoering te vinden zij de leere" eener Lijdelijke Gehoorzaam' luid? 't Is waar.- De Heer B..,, die deze Redevoering. voor-  't algemeen staatsrecht. 85 . Maar indien eene zoodanige Gehoorzaamheid bedoeld worde, die. voordfpruit uit de onderwerping van den algemeenen wil aan eens anders Oppergebied, zoo verre de Souverein de grenzen zijner macht niet overfchreedt; indien zij dit bedoelen; zoo zullen alle Maatfchappijen de handen van vereeniging hun lichtelijk, toereiken. Naar den aard en gefteldheid van 't Gebied, is de onderwerping van den wil en de gehoorzaamheid geregeld. Maar zet eens, op uwe wijze, die gehoorzaamheid, door de burgeren aan de Overheid verfclmldigd, aan eene zijde, of ten minften onderwerp gij eens, al het gene zij bij hunne verbintenis verfchuldigd zijn, telkens aan het oordeel van ieder hunner: (want daar willen die leeraars henen!), zoo neemt ge teffens alle uitwcrkfcls der Oppermacht, de ganfche bevordering van 't Gemeenbelang, 't welk het eindoogmerk van alle Maatfchappije is, weg,; of gij wordt ten minften genooddwangd, om alle verordeningen, die enkel en alleen van 't oorvoortijds op enkel hooren opgaf of verdraaide, kon zeggen; deze woorden zijn niet uitgefprolren. Maar betgansch beloop der Rede kon hem buiten dat licbtlijk overtuigd hebben , dat die Leer daar niet henen liep. Doch het inoest zoo wegen. De Man had toen het oor F 3  ïgTj - OVER *T MISBRUIK VAN '* oordeel van den Souverein moeten afhangen, te onderwerpen of te doen afhangen van het oordeel van elk en een iegelijk , of hij wil gehoorzaamen of niet? Maar bleef er wel eenige Burgerftaat in ftand, indien alleen naar ieders eigen zinlijkheid den Souverein gehoorzaamheid bewezen werd ? Denkt flechts aan eenen huisvader, en zijne kinderen, die aan het vaderlijk gebied onderworpen zijn! Denkt eens wat het voor hem zijn zoude, vader te zijn, als hij altijd van 't oordeel zijner kinderen zoude moeten afhangen. Voorzeker zijn en Vader en Vorst, volgens verbintenis, beiden, verplicht om wel te regeeren, en beiden regeeren zij wel, indien zij beramen 't geen tot bevordering der gemecne welvaart voornamelijk behoort. Maar indien ever die middelen, die dat gemeenbelang moeten bevorderen, het Volk, indien de Onderdanen, indien anderen buiten den Souverein, zich van voren het oordeel vermeten: zoude men die niet mogen vergelijken bij verdwaasde lieden? dewijl de gefchiedenisfen, dewijl de ondervinding van alle tijden, volop bewijzen uitleveren, dat zulk een oordeel nooit eenparig is; waardoor men dikwils de heilzaamfte raadflagen aanziet voor allemadeeligst; en in tegendeel de allernadeeligfte, maar dikwils met groo- Vt  't algemeen staatsrecht. 87 té toejuiching van eenen onkundigen hoop volks ontvangen, voor allerheilzaamst en voor nuttig doorgaan. Geen Oppergebied derhalve is met zichzelven langer beftaanbaar, wanneer ieder burger, hoofd voorhoofd, zich het oordeel over de gemeene zaken aanmatigt; en de. -Oppermacht heeft op die voorwaarde nooit kunnen opgedragen worden, dat ieder, naar zijn goedvinden, naar zijne eigen zinlijkheid, zoude gehoorzamen, 't Is hierom, dat de uitmuntende h. de groot reeds ten zijnen tijde, .waarfchuwde, dat, indien dit grondbegirifel van niet te gehoorzamen doorging, hieruit de alleruiterfte verwarring in alles-zoude ontftaan, alzoo de Vorst ter eener, en 't Volk ter andere zijde de kennisneming van een en dezelfde zaak aan zich zoude trekken; hoedanige ■uitftekende wanorde nooit eenig Volk in de gedachten heeft binnen komen (55). Dit (55) Men zie h. g r 0 t i u s de Jure Belli et Pacis, L. I. C. 3. §. 9. n. 2. vergeleken met en», wol ff, Jur. Nat. P. VIII. C. 1. g. 82 — 84. waar hij de .woorden van grotius aanhaalt. ,, Recte monet Grotius, Ji hoe admittatur, Jummam fequi confujionem, cogni.tioiiem de eaiem re pro jure psteftatis, obtentu actus boni malive-, hinc ad Je Rege trahente, inde populo, qualem m um perturbationem nuüi populo in mentem venire potuit. Vergel, boven hl. 60, F 4  83 over 't misbruik van . Dit zoo zijnde Toehoorers! vraagt mogelijk iemand, van waar dan die beguiche!ing; des verftands bij de Voorftanders van frice's Leer, en anderen, die de Burgerlijke Vrijheid zoo hemelhoog verheffen? Ik antwoorde; Wilt ge de bron der dwaling , die zoo vele andere dwalingen met zich fleept, meer van nabij befchouwen! De ganfche grond van 't kwaad is hierin gelegen, dat zij de Burgerlijke Vrijheid, die aan elk burger afzonderlijk en onaffcheidelijk toekomt, aanhoudend verwarren met de Staatkundige Vrijheid, of de bevoegdheid om zelf te regeeren. En, het geen 't ergfte is, dat zij de hoedanigheden of vereischtens der laatfte, onverfchillig, toepasfen op de eerfte,-} -waartoe zij alles, wat betrekking heeft alleen op eene Volksregeering of eene zuivere Democratie, op allerlei Regeeringsvormen overbrengen ; en hierdoor die treflijke en fraaie fchilderijen ophangen van Regeeringen , waarin elk burger deel heeft aan het Souvereine gezag ; waarin elk 't recht van ftemgevingen heeft ^waarin alle burgers worden toegelaten tot de binnenffce werkradereu en drijfveren, niet alleen van zijne Regeering, maar die dan ook kennisfe bekomen moeten van de geheimen der naburen ; om mede inzage te hebben in dingen, die 'c verftand van den gemeenen , m an  't algemeen staatsrecht. 89 man te boven gaan. Zoodanig een Burgerftafat. en openbare Vrijheid, als zij met levendige verwen in de kunftigfte tafereelen ons ophangen, is nergens te vinden; heeft nergens in de groote omwenteiinge van eeuwen plaats gehad, en nimmer zal men eene diergelijke Platonifche Republiek of Utopia vanMORUs aantreffen. Indien de voorftanders dezer Vrijheid dit trachten in te voeren, en niet veel eer heimlijk hunne heerschzuchtige poogingen te bevorderen: zoo zal men voorwaar! eer zij deze hunne oogmerken in den bedorven toeftand van 't menschdom bereiken, eerder, helaas! alle Burgerftaten zien omgekeerd, alle Vorftendommen vernietigd, millioenen van menfchen door burgeroorlogen te vuur en te zwaard verwoest, verdelgd, en broeder tegen broeder, in hunne eigen ingewanden zien wroeten (56)! Is (56) 't Verdient zeker zijne opmerking, dat alle de Tkeoretifclie Sysiemata, alle de befchouwende zamenftelfels, en heerlijke voorfchriften, om eenen Staat wel interichten, nog nimmer eenen zoodanigen volmaakten Burgerftaat hebben uitgeleverd, waarin de' natuurlijke evengelijkheid zoo veel mogelijk behouden, en de rechten en vrijheden onderling bewaard bleven; waaria de Vorst of de Overheden niet meerder heerschF 5 zuch-  '90 over 't misbruik van" ' • ïs dit het eindoogmerk der Burgermaatfchappijè ? Zijn dit de. voordeden van die zoo hoog bewonderde Vrijheid ƒ [ Of hebben niet veel eer, de ware beminnaars eener gezonde Staatkunde, door zulk uitftekend Misbruik van 't Staatsrecht, door deze verleidende Syftemaas, reden om te duchten, dat de welge•fteldfte Burgerftaten, onder den verlokkenden naam van Vrijheid , die in losbandigheid van zelfs ^zuchtig waren dan de Onderdanen, en waarin vaak bijzondere belangen der Onderdanen niet aanliepen tegen dieder Vorften of Overheden; en zoo ook, omgekeerd. En evenwel met alle die.óneindige Politique en^Rechtskundige Ccfchfiften, en Schrijvers over de Burgerlij. *te en Natuurlijke Vrijheid, van aristoteles en PLAtO af, tot ricuard frice, hume, r o u s- S e a u, r a y n ai, m a b l y., en de Americanen, behoor, den wij immers vrij verder ,gevorderd te zijn; daar luist het tegendeel plaats heeft, én'daar de beklaag, fijke voorbeelden van burgerlijke verdeeldheden, tweefpalten, en oorlogen van Onderdanen tegen hun', ne wettige Overhëden, fomtijds om geringe redenen, die bij de' leer van 't gezonde Algemeene Staatsrecht en deszelfs Gronden geheel onbekend of verworpen zijn, welken tegenwoordig hieruit meer en meer op. rijzen, en alle Sociëteiten verder den'val dreigen; aan Europa meer bekommering moeten inboezemen [ cn doen vrezen, dat wij, over 't gehéél genomen, onder den naam van 'Vrijheid veeleer achteruit gaan, dan  *t algemeen staatsrecht. pï zelfs ontaardt, te eeniger tijd in diezelfde, ja in nog erger, woeftheid zullen te rug vallen, dan waaruit zij allengskens, na 't verwerpen van machiavels Leerftellingen, het hoofd verheven hadden. Want juist die fchrijvcrs, welke voor de allerijverigfte Vrijheidszoonen willen gehouden wezen, terwijl zij de vrije halzen der menfchen daarentegen aan hunne voorfchriften, dieniet dan losbandigheid ademen, po- dan voordeel toebrengen aan de rust en welvaard van de Burgerftaten in Europa, over 't gemeen genomen, alzoo bij alle beroeringen en tweedracht het niet altijd -de groote hoop, en de; gemeene Burgers zijn, die er bij winnen , of bij welvaren. De Geleerden hebben opgemerkt, dat alleen de twee verfchillende Factiën in Engeland, van 'de vitte en roode Roos, of van de Huizen van york en lancaster, dat Rijk geftaan •hebben op 13.volledige Veldfhgen, vol van bloeden moord , en dat die Burgerverdeeldheden , volgens commines het leven gekost hebben aan omtrent Elfmaal honderd duizend menfchen, en tachtig Prinfen van den bloede. En dit nog maar enkel over het recht van opvolging tot de Eoninglijke Kroon. Dit gefchiedde in Europa, en in een zoodanige Vrijer Regeering gelijk die van Engeland. Van andere despotique Regeeringen, in 't Oosten en Westen, fpreek ik niet! 't Ware te wenfehen, dat alle eigendunklijke Regeeringe en handelwijze, zoo aan de zijde der Monarchen, enz. als der Volkeren, konde verhoed worden ,  91 OVER h MISBRUIK VAN pogen te onderwerpen, voeren met hunne verleidende fchriften niet anders uit, dan dat zij de beftgeregelde Burgerftaten , die zij gaarn zelf beftierden, het onderfte boven zullen keeren. : Ik weet: men werpt ons alhier tegen Griekenlands vrije Gemeenebesten, door het Volk zelf btftierd; en; waarin alle de Magiftraten, op Jast van 't Volk, hunne Ambten bekleeden, en den, en dat eenmaal welgeregelde, door vaste wetten gevestigde, en voor de Vrijheid der bijzondere Leden, best gefchikte Regeeringen, alle eigendunklijk bellier vervingen; tot bekoming van welken echter, (indien 'tooit mogelijk ware) zoodanige overdrevene Syftemata van Vrijheid de gefchiktfte middelen niet fclnjncn te zijn. Thans vertoont zich in Europa eene algemeene gisting van hervorminge der Oppermacht, en om dezelve meer tot de zoogenaamde oorfprongkl.ike eenvoudigheid terug te brengen. De uitkomst zal leeren, of de Onderdanen, na vele bloedvergieten, er meer bijwinnen zullen, dan of wel het uiteinde zal bevestigen dat bekende zeggen van pha*. drus; Humiles laborant, ubi potentes disfident. Het Volk toch wint er niet bij, offchoon al eenige heerszuchtige, na veel tweefpalts, grooter worden, en onder den naam van Vrijheid den Vorflen of andere Regeerderen zoo veel van hunne macht onttrekken, als zij zeiven z.ch aantrekken. Men vindt overal .geene wAS- H I K T O N S.  't algemeen staatsrecht. 93 en met eene ontleende magt naar eisch der laftbrieven het Volk alleen vertegenwoordigden ( reprefenteerden. ) Maar vooral dringt men aan't voorbeeld der Stad Rome, 't Opperhoofd der wereld, de Beheerfcheresfe van den ganfchen aardbodem, die ook zelve ten eenigen tijde door eene Volksregeering beftuurd, gebloeid en heerfchappij gevoerd heeft, en waarin men die lieflijke en oorenftreelende woorden vernam: Roomfche Burgers, is dit zoo uw wil en bevel! Ik ontken deze zaken niet (57), Toe- (57) Ik beftrij'de de Volksregeering niet. Ik prijs ze daar zij is, of daar ze zijn kan, en erken ze als een Regeeringsvorm, waarin de meefte gelijkheid is. Maar ik fpreke van 't misbruik, dat in de toepasfing derzelve op alle Regeeringsftaten gemaakt wordt. En verder bedoele ik ook niet, hier ter plaatze, de Heeren teice, priestley, en hunne Medeftanders in 't verfchil met juk ius brutus in te mengen. Bekend is de Leer van den Heer r. p r 1 c e , omtrent de verfchuldigde Gehoorzaamheid; maar bekend is ook, dat hij met den Heer j. j. rousseau, enz. de ware gronden der Vrijheid en der Burgerregeering daarin ftelt, dat de macht is en blijft een Volksoppermacht. Hij leert ons dus 's Volks Alvermogen. Bekend ook is zijne leer over de kragteloosheid der Verbintenisfen en overgffen, die de Voorouders - ten nadeele van de Vrijheid en aangeboren rechten der Nakomelingfchap hebben aangegaan. Waardoor w  94 over 't misbruik van Toehoorers! Maar even dit moest den tegertfprekeren doen bloozen, als over een bewijs ten krachtigften tegen hunne ftelling gekant ï De goede hemel toch beware alle Republieken, en Vorftendommen , voor zoodanig een onheil, dat hij zichtbaar verwart het recht van elk lid, in de Maat. fchappij geboren, met dat der ganfche Maatfchappij. Het ftaat toch aan ieder ondeelbaar lid der Maatfchap. pij, 't welk geboren wordt, volkomen vrij, om zoodanige Maatfchappij, waarin hij geboren is, (zijn natale folum) te verlaten of optezeggen, mits hij daardoor geen nadeel toebrenge aan die zelfde Maatfchap. pij, die daarop verordeningen maken kan. Maar de verbintenis van 't ganfche lichaam der Maatfchappij, welke er is tusfehen Overheden en Onderdanen, wordt hier mede niet verbroken, of vernietigd, even zoo weinig, als eenige Burgers, door vertrek uit een ftad,waardoor zij hunne vorige Verbintenis losmaken , hier mede de Maatfchappij zelve vernietigen. Die beftaat en die blijft door een zedelijken band verbonden, zoo lang er aan de zijde der Overheden en der Onderdanen onderlinge plichten en verbintenisfen waar te nemen zijn. Waarmede ik echter altijd buitengewone gevallen blijve uitfluiten, in wat vormen van Regeering die ook mogen voorkomen. Doch dit ftuk is voor eenigen tijd onderfcheiden getoond in het bovengemelde Werkje, de Souvereiniteit der Staten van Holland verdedigd, bij gelegenheid, dat de Schrijvers der Grondwettige Herjielling over dit onderwerp der Verbintenisfert bus-  't algemeen staatsrecht. 05 dat eenig Volk, binnen de wanden en muren van eene enkele Stad begrepen, immer zulk een.Meefterfchap over anderen uitoefene, dat het zich zoude beroemen Overwinnaar en Temmer te zijn van 't ganfche wereldrond, en terhunne (lellingen voordbrachten, waartoe ik den lezer verwijze. Genoeg zij het hier te zeggen, dat wij lichtlijk de meefte Hellingen der Heercn price enz. kunnen omhelzen, zoo lang dezelve bepaald blijven bij eene Folhregeering, zonder andere Regeeringsvormen daarin 'ts mengen. Als dan kan ik met hem zeggen bl. 7. In alle vrije Staten is een ieder zijn eigen wetgever, bl. 8. Waar de wetgeving van één afhangt [voeg er bij of van eenig Staatslichaam], heft het Folk in flavernij, [dat is in eene Staatkundige Slavernij , gefteld tegen Staatkundige Frijheid, of 't recht om mede de wet te geven. ] Van die zelfde Volksregeering kan men dan zeggen (zie zijne nadere Aanmak, bl. 25.) het regt van wederfiand kan derhalve niets minder zijn, dan het regt, dat een Folk heeft, om zoo dikwerf het dit Handig oordeelt, zijne Regeerders te veranderen, en der zeiver 'magt te bepalen. Fan 't oogenblik of, dat dit is gefchied; wordt de Regiering het Werk des Folks, en de Regeerders desztlfs Gevolaigtigden of Bedienden. Maar ftrekt men dit uit, ook tot andere Regeeringsvortnen, waarin anderen doen en bevelen al wat.in een Volksregeering de meerderheid des Volks doet en beveelt: dan fpcclt men met het woord Folk, eh men verleidt onkundigen, vooral zichzelf, hoe welmeenend en braaf men ook zijn moge.  96 over t misbruik van terwijl 't van binnen de volfte Vrijheid geniet, de overige natiën aan zich onderwerpe, de-onderworpenen onder een ondraaglijk juk van flavernij doe bukken, verwonnen Koningen, met ketens aan den hals geboeid, in zegepraal herom voere, en voor der Goden altaren flachten zie. Wie in zijne Vrijheid, in zijne Volksregeering, op die manier zijne overheerfching en ftaatzucht toont, die ftelt voorzeker weinig waarde op de Vrijheid der overige Volkeren en Natiën. En evenwel met zulk foort van redeneeringen, voorftellingen, of zeg ik liever, verftandsbegoochelingen, fpelen, vooral in deze dagen, de navolgers van junius brutüs, frice, priestley (58); en trachten (58) Voor zoo verre namelijk de Leer van price, priestley, en hunne' Medeftandcrs, in hare toepasfing, zich niet bepaalt tot de Volksregeering, maar dezelfde Grondregelen op alle vastgeftelde Regeeringen t'huis brengt en toepast. Want daarin Hemmen zij overeen met de Leer van junius brutus over 's Volks Alvermogen. Ik heb mij daarom gewacht, om at 't boven aangewezene ftiptlijk te zetten op rekening der genoemde Schrijvers, vooral in hunne verkeerde toepasfing van derzelver Lecre op deze of geene vastge, ftelde Regeeringen, waarin 't Misbruik eigenlijk gelegen is.  rT ALGEMEEN STAATSRECHT. 97 ten hiermede onkundige lieden, of die niet op hunne hoede, en die in 't Staatsrecht geheel onbedreven zijn, te misleiden. Deze hunne wijsbegeerte derhalve is die vernielende pest, die zoovele rampen en omkeeringen van Gemeenebesten veroorzaakt heeft, en nog veroorzaken zal; die zoovele handen van burgeren met bloed en moord bezoedelde; die de aanblazing is tot alle oproeren ; eene pest, hoedanig er geene zwarer of affchuwelijker voor het menschdom kan uitgevonden worden !J En 't is hierom niet zonder reden, dat de beste en Staatkundigfte Leeraren zich tegen deze Oppcrmachtbejirijders, zoo deftig en ernftig, verzet hebben; waar onder (59), om thans (59) Daar is nicf één eenig gezond Leeraar in 't Staatsrecht, of zij gewagen van deze verderflijkc Leerftellingen der Monarchomachie of Oppermachtbejlrij'deren. Men zie de opgenoemden, h. grotius de Jure Belli et Pacis, L. I. C. 3. cocceji ad grotium, ad h. 1. T. I. p. 257. fqq. 4W. u l r. huber. de Jure Civit. p. 50. et 365. fqq. ed. tiiómas. gribnerus Princ. Jur.Prud. L. II. p. 185, 201. boeiimerus Intrad. Jur. Publ. Univ. P. Gen. C. 5. j. 20. P. Spec. L. I. C. 2, §. 20. en Cap. 4. §. 21. fqq. waar dees kundige Schrijver ter eerder plaatze de vergelijking makende tusfehen die twee Uiterjiens in het Staatsrecht, G het  pS over 't misbruik van thans niet te fpreken van h. g r o t i u s, de beide het Machiavellismus en het Monarchomachismus, van het laatfte in zijne taal dus fpreekt: monarchom-ac li i post Parifienfes nuptiasfua dogmata Jpargere coepcrunt. Dum enim miferi Galli arte Machkvellica in tot cnxietates et miferias deducti es/ent, defperatio et moeror oh perpesfa et inJlantia viala pronam Jlravit viam ad Monarchomachismum; inde varia fcripta edita, veluti hottomanni FrancoGallia, item Anonymi fcriptwn de iure Magiflratuum; item Antimachiavellus. Notae imprimis funt stephani j uNii bruti Findiciae contra Tyrannos , lamberti eabaei Politica Christiana Utraque Secta in principia hujns disciplinae graviter impingit. machiavellismus hoe ius in effectu plane tollit, vel in ludiIrium vertit; ast monarchomachismus vinculum fubditorum et obligationem eorum enervat. llle Reges facit Tyrannos, hostesque Reipublicae, hic Populum rebeliem. llle fubditis fervitutem intolerabilem parat; hic licentiae populari fenestram aperit. Voeg hier bij den Gel. joh. n i c hertius Oper. Tom. I. P. j. in zijne Verhandeling p. 307. An fumma Rerum femper fit penes Populum ; waar hij alle de Bewijzen voor en tegen kortlijk overweegt. heineccius ad s. r uffendorff de Off. Hom. et Civ. L. II. C. 9. 5. 4. ubi ik: Media Iiaec fenientia est inter Monarchomachorum et Machiavellistarum. doctrina: 1.) hi Principem, etiam Tyramum, non peccare, Jubditk$ue fic in obfequi» gloriam esfe relictam fiatuunt; 2. ) illi populum Principe putant fuperiorem, et Majeflate'Reali (cum Principis Majeflas tantum s £ a s o k a l i s ƒt) gaudere exi- Jli--  't algemeen staatsrecht. 99 deCOCCEJI, ulr. h u b er. , gr1bner, b oeh- fiimant. Hinc colligmt, Principem a Subditis posfe fupplicio adfici, et ea maxime ratione utuntur: qui cui imperium defert, is est fuperior; poptilus Principi imperium detulit, populus ergo principe est fuperior. Sed egregium Sophisma; eodem modo colligere posfum: qui domino potestatem dominicam dettdit, is est dominus et fuperior: fervus, qui fe Jponte addixit, hero detulit potestatem dominicam in fe, ergo est heri dominus, eoque fuperior. Diflingue populum in Jlatu naturali et chili: in Ulo mn quidem fuperior quisquam est, fed omnes aequales; postea quam yero in civitates fecesferunt hemmes, emnes voluntates fuas fubmiferunt voluntati Imperantis, adeoque facti funt inferiores. Hinc invertimus potius argumentum: qui alteri detulit imperium, is voluntatem illius voluntati fubmifit, adeoque factus est fubditus; populus, eet. ergo, eet. Kegnat haec Monarchomachorum doctrina m franc, hottomanni Franco - Gallia, althusïi Politica; steph. junii bruti Findiciis adverpus Tyrannos ; ji i l t o n i Findiciis populi Anglkani, scheiii de Jure Imperii. Doe hier bij Obfervqt. Halenf. Tom. VI. Obf. i. de hifi oria Maehiavellistarum et Monarchomachorum. jj. duodeus Hijlor. Jur. Nat. (J. 52. h. xoehlerus de Jure Sociali et Gentium, Spec. V. g. 1,524. et §. 1497. En in 't gemeen over alle deze Schrijvers en Secte het oordeelkundige Verflag in jac. bruckerus Hiftoria Critica Philofophiae, T„ IV. P. II. p. 793—803. ed. 1744. Vergel. in 'l Ne', derduitsch g. n q est Algem. Staatsrecht, B. L Hoofdft.III. bl. 53, ik kon ook hier vele Academifche Ver* G % fc-an-  ico over 't misbruik van boehmerus, en vele anderen: hooren we ira flechts den gel. herm. conring (60), een man in't Natuur-en Staatsrecht zeer bedreven, die, met de grootfte verontwaardiging over de leer van deze menfchen niet gefchroomdheeft haar met zoovele woorden te noemen: een heilloos gevoelen, geboren ten verderve niet alleen van Koningrijken, maar ook voorzeker van alle, zelfs der allergeregekifte Gemeenebesten. Van zachter uitdrukkingen bediende zich de Gel. christianus thomasius (6i) een man in godlijke en menschlijke rechten even zeer ervaren , wanneer hij die Schrijvers doopt met den tijtel eener waanwijze Jecte ( 62 ). Tegen hen dan behoorden alle welmeenende Vaderlandminnaars hunne ge- voè- handelingen (Disfertatiom) aanhalen, die bewijzen zouden, dat deze Leer op de Leidfche Hoogefchool altijd veroordeeld zij geworden. (60) Zie conring Oper. Tom. III. bl. 877. 915. (61) th 011 as 11 Jwüprud. Dhin, L. III. C. 6. n. 120. (62) Secta inepta. 't Latijnsch woord ineptus bchooff onder die woorden, die zich beter laten voelen, dan in 't Neêrduitsch overbrengen; 't beteekent iemand, die ongerijmd handelt, of fpreekt, maar deze ongerijm 1heid veelal zoo weet te bekleeden, dat zij van ieder een zoo geraaklijk niet gekend wordt.  't algemeen staatsrecht. 101 voeligheid dies te meer te betoonen, hoemeer die 'fecle hare ftellingen niet enkel bepaalt bij 't onderwijs in de Leerfcholen, maar die. ook 'openlijk onder' de gemeente verfpreidt. Hierdoor wordt het gevaar te grooter, hoe zekerder het is, dat, indien ergens, voorwaar in deze ftudie zich ondeugende hartstochten en partijfchappcn vermengen, [en de geesten der wufte gemeente tot burgerlijke oneenigheden aangevuurd worden, zoodat zij, dikwils gcwapendcr hand, als voor haardfteden en altaren, zich in de bres ftellcn voor eene Vrijheid, die, in hun harfenbrein gefmeed-, ook eindelijk op eene harfenfchim nederkomt]. Met geen ander oogwit toch wordt geheel Europa als oVerkropt van zoovele braafheid-ademende (63), honigzoete, en met (63) Ik wist geen beter woord , om uittedrukken het Latijnfche Scripta candida. Alleen moet ik hier eene Anecdote bijvoegen, die zien doet, met wat wrevel toen door fommigen deze Redevoering is aangehoord. Het was juist de tijd, dat de Brieven van Candidus intrek waren, en bünne vergiftige werkingen deden. Toen ik nu die woorden uitfprak, hoorde ik, op den kanfel Maande, zeker iemand tegen zijne Medebroeders met eene vrij verftaanbare ftemme zeggen: daar krijgt Candidus ook al wat. Men oordeele, wat invloed zulks onder de Academifche Jeugd koude maken. G 3  103 over 't misbruik van met alle menschlievendheid opgevulde Gé' fchriften, alleen om met dit ongevoelig werkend vergift de harten der Burgeren voortebereiden; ['t welk hoe verborgener 't infiuipt, hoe fchadelijker het is; als 't welke alle de drijfvêren eens Burgerftaats verüiapt, alle banden der menschlijke Maatfchappij losmaakt, alle trouw verbant, en't lichaam en de ziel der Maatfchappije te gelijk eenen doodelijken ondergang dreigt]." Indien men dan eertijds te worftelen hadde met de Machiavellisten (64.), thans is de worfteling grooter met de Monarchomachi of Oppermachtbeftrijdcrs, als welke feóle niet openlijk, maarbedekter lage, het leven en den fteun van alle Burgermaatfchappijen poogt te ondermijnen. Beide deze gevoelens zijn derhalve de uiterfte (64) Men vatte dit op van 't gemeen gevoelen. Doch daar zijn geleerden, zelfs van rang, die, hoe ook het misbruik zij der Leere van machiavel en zijne Navolgers,-echter machiavel zelf, zoo in andere zijne Werken, als in zijne Leer over de Vorften verfchoonen, ja hem zijnen Lof niet weigeren; noch ook zelf van allen grond ontbloot achten, dat die Schrijver, welke op andere plaatzen den Republikeinfchen Regceringsvorm niet ongenegen zich vertoont, meer op 't oog zoude gehad hebben, om eene Satyre te fthrij-  't algemeen staatsrecht. 103 fte klippen van het zuivere, het gezonde Staatsrecht, op welke eene Burgermaatfchappij, ongelukkig verzeilende, noodwendig te gronde moet gaan. 'tIs daarom, dat, bij vergelijking en tegenoverftelling dier beide Wangevoelens, volgens fommiger gezegde de leer van maI chi'avel, de Koningen maakt tot wettelooze, en, zoo zulks mogelijk ware , tot rechtvaerdige Dwingelanden; de andere leer de Volkeren maakt tot wederfpannige , tot bondbrekige, ja, tot rechtvaerdige Koningsmoor der s : dat de eene leer den onderdanen ondraaglijke flavernij berokkent, en hun geene Vrijheid overlaat; de andere eene openbaare losbandigheid .der burgeren invoert, en de Regeerders regeert: dat de eene geene andere dan Koninglijke heerfchappijen erkent;.de andere alle.onderfcheid tusfchen Eenhoofdige, die der aanzienlijk- ftcn, fchrijven, en de Tirannen en hunne fnoode kunftenarijen ten toon te ftellen , hun de mom afterukken, en de willekeurige, onafhanklijke, en onrechtvaerdige Opperheerfchappij vanVorllen op 't haatlijkst aftebeelden: van welk gevoelen zelfs niet vreemd is de Gel. brücker Hiftor. Crit. Philof. Tom. IV. P. II. bl. 791. Wij laten dit in 't midden. Alleen zeggen wi in zulk geval; dat het tegengif, 't welk tegen dat Ver gif had moeten gefteld worden, niet krachtig genoeg bij hem te vinden is. G 4  104 OVER 'T MISBRUIK VAN ' ften, eh andere zaam gefielde Regeeringen, den bodem inflaat;. alles naar de begrippen eener Volksregeering afmeet, en eeuwig de Burgerlijke met de Staatkundige Vrijheid verwart (65). Daar bleef nog veel over, Toehoorers! en mogelijk niet minder gewichtig, indien ik wilde ophalen alle de onheilen en misbruiken, door het algemeene Staatsrecht al te lichtvaerdig toepashjk te maken op eenen reeds gevestigden ftaat van afzonderlijke Gemeenebesten ( 66), en op reeds vastgeftelde wetten en rechten; of indien ik van die gevallen fprak, waarin men de ' '■' Staat-, (65) Alle deze tegen {tellingen vindt men in de boven aangehaalde Schrijvers. (66) Mén leze hier over hertius de Jurisprud. Univerf. Sect. II. §. 5. Immers gelijk het bijzonder Burgerlijke Recht of iets bijvoegt of aflaat van 't Natuurlijk Recht; zoo kan men ook zeggen, dat het bijzondere Staatsrecht van deze of geene Volkeren iets bijvoegt of-afneemt van *t Algemeene; het eene, door de Macht des Oppergebieders ' binnen naauwer palen te befluitcn; het andere door de wijze te befchrijven , om de Oppermacht of andere- Rechten uitteoefenen,'' cn de plechtigheden , welke daarmede moeten- gepaard gaan. Als dan valt-niet meer de vraag: wat eischt het Algemeene Staatsrecht? maar wat is er iji die of die Regeering onderling bepaald of verordend, waar aan men zich houden -moet Neem een voorbeeld uit de Engelfche Conltitutie.  *T ALGEMEEN STAATSRECHT. I05 Staatkunde of't voorzichtig Staatsbeleid (67) met het Staatsrecht verwart. Maar de tijd beveelt mij te eindigen. Men gunne mij omtrent dat alles deze eene bemerking ! Uitmuntend op zich zeiven befchouwd zijn de voorfchriften en lesfen van 't Staatsrecht, die niet verzuimd behooren te worden ; gelijk dit door mijnen geachten Ambtgenoot voorheen van dit Geftoelte is aangewezen (68). Maar indien deze niet voorzichtig worden ingericht, en hunne grenzen bepaald; kunneii zij even zoo fchadelijk worden, als zij, wel begrepen,en richtig toegepast, dekennis der rechten van. Overheden en Burgeren bevorderlijk zijn. Gebreken zullen er altijd zijn, zoo lang er men- (67) Hier over was veel te zeggen. De verwarJ ringen hieruit ontftaan zijn groot. Vele Geleerden, die over 't Algemeene - Staatsrecht fchreven, vermengen hier mede de Staatkunde (Politica). En die over de Staatkunde fchrijven , verwarren er 't Staatsrecht mede. Hierover klaagde reeds h. grotius in Proleg. j. 57. Zij verfchillen vooral daarin, dat het Staatsrecht den Burgerftaat befchouwt onder 't oogpunt van 'trecht, de Staatkunde onder dat van't nuttige'en oorbare. Het misbruik dezer laatfte is dan vooral groot, wanneer zij on! het nuttige het rechtvaerdige zoude verkrachten. (<58) Zie Clar. pestel, Orat. de damnis ex neglectu Juris Publici Univerf. ortis enz. * G 5  toS over 't misbruik va'n menfchen leven." Misbruiken zullen er plaats hebben, zoo lang er Burgerftaten zijn. Deze voortekomen, deze te verbeteren, zoo verte 't bèftaanbaar is met de natuur van 't Oppergebied^ met- de Grondwetten van ftaat, en met de Verbintenisfen met anderen aangegaan: -dit moet de zorg, dit moet de glorie van eenen Souverein uitmaken." Dat dan de Overheden altijd gedenken, dat zij 's Volks rechten in handen hebben; dat zij den perfoon des Volks- verbeelden; dat zij vérplicht zijn ** Volks burgerlijke Vrijheden ongefchonden fe bewaren. Dat zonder de Vrijheid er geene Oppermacht is. Maar dat de burgeren ook gedenken;-' dat er geene Vrijheid-is- zónder Oppermacht, dat deze de ziel is der Maatfchappij;. dat de burgers beftiering noodig hebben, om vrij te leven. Dat zonder zulk Oppergebied, ,'t welk hen bezielt, zij een ijdel onbezieldïlichaam zouden zijn, een woefte en ongeregelde mengelklomp, door verkeerde en tegenftrijdige hartstochten iierwaards en derwaards heengedreven, gelijk fchapen zonder herder, een leger zonder hoofd, een fchip zonder ftuurman, 't welk ten prooie der winden wordt overgelaten. [Neem toch de Oppermacht weg; zoo gaat alle gehoorzaamheid, alle gerustheid, alle rechtvaerdigheid verloren j en-zijn de1 1' ze  't algemeen staatsrecht. 107 te verloren, zoo zal er geen huisgezin, geene familie, geene. gemeenfchap van menfchen, van vrienden, van broederen, kortom, geene banden van vereeniging een oogenblik langer beftaan of zich kunnen handhaven. Alles zoude in 't korte worden omgekeerd en te gronde gaan. Dat dan Volkeren en Natiën overwegen, dat de rechten der Overheden en de zorgen daaraan verknocht voor hun zoovele fpoorflagen (trekken moeten, om hunne Overheden te eerbiedigen, hen te volgen, hen te beminnen; en dat zij overwegen, dat hun vermogen eene genezende kracht bevat, een heilzame weg, een altijdwakend, altijdvaerdig, altijdwerkend hulpmiddel is, om de burgeren van allerlei ftanden tegen onheilen en, fchaden te. befchermen. Dat zij zich vergewisfen, dat de Plichten der Overheden de echte grondflagen zijn, waarop de verplichtingen der onderdanen berusten. Indien 't toch hun post is, ons te verdedigen tegen onze eigene onberadene vermetelheden en tegen alle fnoode konftenarijen van kwalijkdenkenden , tegen weelde, heerschzucht, en alle andere gebreken, die in de Burgerftaten gemaklijk influipen, hen overmeeiteren, en ver« nielen: zoo is 't zeker ook onze post, den Overheden die onderlteuningen en hulpmid- de-  f68 over 't misbruik van ' delen te verfchafïen, door welken zij in üait geraken, om de toomeloozè losbandigheden Van kwalijkgezinden, die op 'sLands bederf èn ondergang toeren, ;en hunne heimelijke Mgén te keer te gaan; met een woord, te zorgen,'dat het allen'burgeren welga! In zoodanige onderlinge medewerking van Rechten en Plichten keert al het- voordeel, geheel en al, ten nutte van het Vólk ; maar de zorgen, moeitens en verdrietigheden', die 't Opperbefher verzeilen', komen voor de Overheid op.' Kortom !'befehouweh wij de Rechten van den Souverein niet-als blijken der Onderwerping maar als-de waarachtige hulpmiddelen ter vast-: ftelling en bevestiging van 's menfchen ware én onvervalschte, zoo ftaatkundige als burgerlijke, Vrijheid, en van aller rust, voorfpoed en geluk, op die Vrijheid gevestigd. Zoo, 'Toehoorers! zoo behoorden alle Volken Burgerftaten gefteld ter zijn ! ] En och of! wij, Nederlanders! wij Batavieren! ook allen zoo bezield waren ; zoo ons Vaderland beminden, dat wij de Vrijheid zonder Regeering onbeftaanbaar rekenden ; zoo te gelijk het'Vaderknd en de Vrijheid beminden, dat vij, met aflegging van alle partijfchappeny in de voorzichtigingefteldeen wijsberaamdè wetten berusteden, en degemee- ne  't algemeen staatsrecht. 109 ne vijanden van het Vaderland , zoo wel hen, die binnen'sLands, doorijdei eerbejag, heerschzucht, en verderflijke grondbeginfels aangedreven, onzen welvaart verftoren, en in de ingewanden van 't Gemeenebest wroeten , als hen, die buiten 'sLands onze vrede en ffcille rust onophoudelijk beroeren ;met de krachtdadigfte wapenen der Eendracht verwinnen, en alles wat tegen de Burgerlijke Verbintenisfen en tegen de geëerbiedigde Grondwetten van 't Gemeenebest aandruischt, te keer gaan; ons verzekerd houdende, dat zij, die de geheiligde en bezworene Wetten van Neêrlands Staatswezen trachten om te keeren of te fchenden, den naam van ware Vaderlanders niet verdienen. Eindelijk, daar altijd de hoogfte Tweedracht de naafte trap is tot volmaakte Regeeringloosheid, dat we mitsdien onder de Godlijke gunst en befcherming met vereenigde vermogens trachten te beletten, dat dit ons fteeds gelukkig, hoogst bewonderd, en tot verbazings toe gezegend Bataafsch Gemeenebest, der losbandigheid den losfen teugel viere, en door onderlinge zamen fpanningen en verdeeldheden ten langen lesten de vrijheid zelve verloren ga. Ik heb gezegd.