KSEdJniversiteit van Amsterdam 01 z/oö iöo i  TADEUiA^BSCHE Te AM STERDAM,bij B.M.LANGKYELB. MBCCXCVI. CHOCOLAAB   JOHAN YAN OXI>XJ}3AïvWEVi:X,P. C$lY!i^rcot?izSr,rasi7>icris dciz^d'iji Gmavenhaagen de Rechtsgeleerdheid, en de twee volgende jaaren naamlijk 1&66 en 1567, vervolgde hij zijne ftudiën* eerst te Leuven en daarna te Bourges in Frankrijk*; doch ter laatstgemelde plaatfe ondervond hij airede de onaangenaamc gevolgen van eene ftaatsberoerte; door den aldaar uitgeborsten burgeroorlog, werd hij op 't ' einde van den jaare 1567 gedwongen,metveele andere ftudenten Frankrijk te verlaaten; hij trok door het Hertogdom Bourgondiën en Bejanfbn, benevens een gedeelte van Zwitjerlana tot op Bafel, en dei) Rhijn afgezakt zijnde naar Keulen , vervolgde hij aldaar eenen tijd lang zijne ftudiën, gelijk hij geduurende de jaaren 1568 en 1569 mDuttschlandvn.Italiën deed- ini«o werd hij Advocaat voor 't Hof van Holland, in's Gr Jarenhaagen, alwaar hij in i5?2 ook bleef, toen Prefident en Raaden enz., naar Utrecht vertrokken; hii ftelde zig met nog twee andere Advocaaten onder het Gouvernement van den Prinfe van Orange, het eeen van dat gevolg was dat hij in verfcheidene gereformeerde kerklijke vergaderingen in bezending Jebruikt Werd, gehjk hij ook in 'sHaage aangefteld werd tot Commisfaris m de. zaak van de wapening der ingezetenen . moedig was de doorluchtige Nederlander zo wel als geleerd, want toen men in den Haag voor een overval der Spanjaarden vreesde, bewaakte hy met vijf fi,poosten het Hof, verfcheidene nachten na elkander; doch ziende dat'er ?eene orders • gefield werden , en het gevaar intusfehen groeide vond hi, geraden, in Februarij des jaar, 1573, «aar JJetJt te gaan, zweerende tevens de Spaanfche Geweetens beulen eene eeuwige vijandfehap, het welk hii ook met de daad bevestigde, want hij begaf zig op eigene kosten, onder de vrijwilligers die uittrokken om Haarlem te ontzetten ; doch zij hadden het ongeluk van voor den Hout geflagen te worden, alwaar hij ter naauwer nood het gevaar ontkwam - in den jaare 1574, werd hy aangefteld tot Commisfaris inde bevordering van het óntzet van Leijden, doormiddel van het doorfteeken der cly.cn; daarna woonde hij als Volontair, altoos op  JOHAN van OLDENBARNEVELD. 3 eigen kosten, verfcheidene exploten bij, evenwel heeft hij het eindelijk ontzet der gemelde hoogstbenaauwde ftad niet bijgewoond, ter oorzaakc dat hij door eene zwaare ziekte aangetast werd — in 1573 was hij Advocaat van Hunne HoogMogcnden, en had toen en de volgende jaaren eene uitgebreide practijk: in 1575 trad hij in den echt met maria van utrecht en ten volgende jaare reisde hij naar Zeeland, terverdediginge van zekeren Burgermeester van Zierikzee, in , eene zaak van gewigt. Zijne groote geleerdheid had reeds zo veel geruchts gemaakt dat hij omtrent den jaare 1576 door de ftad Rotterdam ernftig tothaaren Raadpenfionaris verzocht werd, welk gewigtig amt hij na lang beraad ook aannam, en in welke hoedanigheid hij in verfcheidene gewigtige bczendingen gebruikt werd , gelijk zulks ook van wege Hunne Hoog Mogenden dikwijls gefchïedde, zo naar uAntwerpep, als elders , ook «aar den Prins van Orange, die daardoor een groot vertrouwen in 'hem begon te ftellen. Ongemeen zyn de.diensten welken hij de ftad Rotterdam gedaan heeft; onder anderen werd zij door zijn beleid gefield in het'bezit der Officiën van Baiüuw en deSchoutsamteu der ftad en de vrijheid van dezelve, als mede in het bezit van het Bailluwfchap en Dijkgraaffchap van Schieland, en van de Schoutsamten daarvan af hangende, van welke officiën de Rotterdammers lang te vooren koopers en betaalers ,maar geen bezitters waren. In 1585 werd hij,benevens andere Heercn , door de Staaten van Holland naar Engeland gezonden , om der Koninginne de Souverainiteit over, of eeuwige protectie van deeze Landen aantebieden, zo hoopeloos ftonden toen 's Lands zaaken; zo hoopeloos zelfs dat de Koningin het gezegde aanbod van de hand wees, niettegenftaandq zij eenigen bijftand beloofde — Toen lei cester in 't Land zoude komen, bewerkte onze groote Staatsman dat alvoorens het Gouvernement van Holland en Westfriesland aan Prins m au rits werd opgedragen ; hiertoe werd hij zekerlijk door recht vaderlandfche gezinningen aangefpoord, gelijk het tevens bewijst dat hij geen' haat tegen 't huis van Orange voedde, offchoon dezelfde maurits, hem door een' beul 't hoofd heeft kunnen zien afflaan. A 2  4 JOHAN van OLDENBARNEVELD. In 158Ö werd hem door de Edelen en (leden van Holland de waardigheid van Raad en Advocaat van dien Lande, bij eenegrootfche bezending, aangeboden; doch hij weigerde dien post aanteneemen, vooral tot reden geevende zijne nog jonge jaaren, doch men drong zo fterk bij hem aan, hem voorhoudende hoe hij als een oprecht en ijverig» Vaderlander niet mogt weigeren die waardigheid te aanvaarden, dat hij dezelve eindelijk aannam, echter onder voorbeding dat hij zoude gehouden weezen daadlijk van zijn amt ontflagente zijn, zodra men eenige handeling voornam , om Holland vu Westfriesland weder onder den Koning van Spanjen te brengen : voorwaar een onbetwistbaare blijk dat hem den nam van Patriot met recht toekomt — Rotterdam ontfloeghem ru van zijnen negenjaarigen dienst als haaren Raadpeniïonaris, welk amt tevens aan zijnen broeder, e lias van oldenbarneveld werd opgedragen, die hetzelve ook tot zijnendood toe getrouwlijkheeft waargenomen» ' ■ De zaaken des Lands waren onder het beduur van leicester voornoemd nu tot zo hoog eenenftandvan Verwarring gekomen , dat onze Staatsman zig onophoudelijk in de pijnlijkfte omftandigheden bevond; tot zo verre zelfs dat hij dikwijls bedreigd werd met moord, gevangenis en wegvoering; doch zijn vaderlandlievend hart bleef ftandvastig; hij had zig aan 't heil des volks gewijd, en verloor't nooit uit het oog, 'tgeen hij eindelijk met een fchandelijken dood heeft moeten betaalen : de geleerde baudius, noemt hem te recht: een man groot van naame ende daedt, ende in alle lof uitftekende, dien wij in der waarheid onfen kloekJlen ende welfpreekendflen Raat-geever moghen noemen : op den wekken onfè Vaderlandfche vrijhetdt aldermeest ghejleunt heeft. Moejelijk viel hem de haat van denhaatelijken leicester, daarom dat hij ontdekt had hoe deeze expresfe last had om den Heeren Staaten een vredehandeling met den Koning van Spanjen voorteflaan, en andere fchandclijke oogmerken meer, ter oorzaake waarvan lecester \au Dordrecht naar den HaagXxdk om zig op hemtewreeTcen; de Heeren wijngaarden en casenbroot kwamen hem in den nacht, voor 't gevaar dat hem dreigde, waarfchouwen, waarvan het gevolg was dat onze Staatsman , nog dien zelfden nacht, naar Dc'Jï week.  JOHAN van OLDENBARNEVELD. s Wij kunnen alle de onderfcheidene ft'aatsbemoejingen van zijn Edelen niet optekenen, 'tis ligtlijk te begrijpen dat zij in eenen tijd als dien hij beleefde, veelen en gewigtig moeten geweest zijn; wij kunnen evenwel niet verzwijgen dat hij op het einde vanden jaare 1589 en 1590, de voornaamfte drijfveer geweest is dat het Gouvernement van Gcld:r!-.i;:d, Utrecht en Overijsfel aan maurits werd opgedragen ; het inneemen van 't kasteel van Breda, werd onder zijnen raad beleid, gelijk hij ook raadsman was in vcele andere aorlogsonderncemingen ; hij was tegenwoordig bij het belegeren van Zutplien; de verovering van Deventer werd op zijn ftandvastigen raad ondernomen en voordgezet, onder belofte dat hij en de overige Gecommitteerden van de Heeren Staaten , het leger daarna in Groningen en Ommelanden zouden brengen, anders dreigde die van Friesland, het volk, ter hunner repartitie ftaande, terug te zullen trekken. Nog verfcheidene andere veldtogten woonde hij in dezelfde qualiteit bij, en de verinoejenisfen daarmede vergezeld,Veroorzaakten hem een zwaar coiijcq ; ook verzocht hij in den beginne des jaars 1592, Cdezaiken van Holland nu op eenen goeden voet gebragt hebbende,") zijn ontflag van verderen dienst, beloovende zijnen opvolger een jaar lang te zullen bijftaan met raad en daad, doch zulks werd hem geweigerd; men (telde te veel belang in de verdienden van zulk een uitmuntend man, die ook van zijnen kant voor devereerende vordering van de Heeren Staaten niet onverzettelijk dorst blijven— ach! hadde hij't gedaan! hadde hij minder ontzach gehad , hij zoude zijn dierbaar hoofd niet op een fchavot verloren hebben. In den jaare 1592 woonde hij als Commisfaris ten velde de 'belegering van Steemvijk, Coeverden en andere plaatfen bij; in 1594 bekleedde hij dezelfde waardigheid in 't veroveren van Groningen , waardoor hij het beste gedeelte zijns levens in onophoudelijke vermoejing en herhaalde gevaaren doorbragt. In 't laatstgemelde jaar werd zekere geestlijke fchelm, michiel ren'ichon, een Priester, in foldaats kleederen vermomd, gegrepen, als met eenige andere fchelmen door de Spaan/eken omgekochtzijnA 3  6 JOHAN van OLDENBARNEVELD. de, om Prins maurits, fredrik h end rik, die toen nog te Leijden op de Academie was , benevens onzen grooten en dierbaaren Vaderlander, met de Heeren leoninus en aldegonde, te vermoorden j de booswicht werd naar verdienden geftraft. Het jaar 1595 en 1596, waren voor den Staat, des ook voor onzen held, ongelukkig, wegens verfcheidene mislukte ondernemingen, waarop echter ten eerstko menden jaare weder eenige veroveringen volgden: in dit zelfde jaar reisde hij naar Frankrijk en Engeland, ter oorzaake dat de Koning van Frankrijk zig tot het maaken van vrede met Spanje had laaten beweegen ; hij werd aldaar met ongemeene uitzondering behandeld, en door den Koning tot een afzonderlijk mondgefprek verzocht, ook was de uitflag zijner bezending heilzaam voor den Staat: in 1598 reisde hij andermaal naar Engeland om aldaar te handelen over eenen eisch op den Staat, van honderd en twintig tonnen gouds ; hij was in deeze bezending wel van meer Heeren vergezeld, doch alles kwam voornaamlijk op hem alleen aan, gelijk hij dan ook eene voldoende fchikking in deeze zaak bewerkte. Die niet geheel onkundig in de gefchiedenisfen des vaderlands zijn, weeten den verderen voordgang van den oorlog met Spanjen, en onze held had in denzelven geen gering deel, alles op dezelfde voorbefchrevene wijze: hij had het geluk en de eer van binnen Ostende gevangen te brengen, de Admirant van ^ir^agon, en verfcheidene Spaanfche Colonellen: in de belegering van Grave werd zijn Edele vier maal derwaards gezonden: het daarop volgende overlijden van deKoJunginne van Enge/and, in 1603, en het kroonen van eenen Koning, veroorzaakte onzen held weder eene togt denvaards, alwaar hij ook met een afzonderlijk mondgefprek met den nieuwen Koning vereerd werd, want op hem was altoos , in alle gevallen, het oog gevestigd : in de verdere aanhoudende krijgsbedrijven 1 van den Staat bleef hij den Lande dienen ; dikwijls Mond hij ten doel aan' levensgevaar, onafgebroken was het heen-en weder-trekken ; zo dat gij, waarde Lezer 1 in deezen man een pijler van het fèhuddend Staatsgebouw onzes Lands ten dien tijde , befchouwt; uwe verwondering zal dan ongetwijfeld ver-  JOHAN van OLDENBARNEVELD. 7 ftommend weezen als gij hem eindelijk, in den duisteren avond zijns levens, door een' beul zult zien beloonen. Hij had nu reeds den ouderdom van zeven-en vijftig jaaren bereikt, en vijf-en-dertig maal in drie-en-twintig jaaren de legers bezocht en gediend , des verlangde hij meer ernftig naar rust, en begeerde van allen dienst ontdagen te weezen, die hem echter niet toegedaan werd; wel werd hij van bezendingen in het veld bevrijd, (hoewel hij naderhand niet afkonde, in die hoedanigheid nog een reis naar 't Staatfche leger voor Wezel te doen,) maar in de raadzaalen begeerde men hem niet te misfen, zo dat hij nu wel veranderde van foort van bezigheden, maar niet ontheven werd van moejelijkheden ; de zaaken die geftadig onder handen genomen werdeni waren, ter oorzaake van 'sLands omftandigheden , van het zwaarde gewigt en van de verde uitzichten. Geene geringe moeite werd voor zijn Ed. veroor' zaakt door den toenmaaligendaatvan 's Lands geldmiddelen; in den jaare 1604, 1605 en 16^6, waren de uitgaaven bijna de helft meer dan de inkomften , en van 1598 tot het laatstgemelde jaar, waren de ftaatsfchulden tot 26 millioenen guldens gedegen. In 't midden van alle deeze vermogende en hoogstvaderlandlievende bezigheden, naderde het oogenblik dat den grond leide tot het rampzalig lot dat hem eindelijk getroffen heeft— Spanje neigde tot vrede, en oldenbarneveld trachtte denzelven te bewerhet vaderland lag hem te na aan't hart, dan dat hij niet zoude gewenscht hebben hetzelve van den geesfeldes oorlogs te bevrijden, in zo verre de edele zaak der vrijheid zulks konde gedogen — maurits fcheen zulks in 't openbaar goed te keuren, doch welhaast bleek, dat hij liever doorgevochten , en liever nog meer lauren geplukt hadde: anderen die met den Prins heulden berokkenden onzen held ook veele onaangenaamheden, zelfs werd hij het voorwerp van de doemwaardige pasquilfchrijveren : dit bewoog hem om zijnontflag te verzoeken ; doch hij mogt zulks niet verwerven ; Hunne Hoog Mogenden beloofden hem alles wat hem mogt overkomen te zullen houden als aan de volk vergadering van 's Lands hooge Staaten gedaan — fchooA 4  8 JOHAN van OLDENBARNEVELD. ne belofte zeker! maar evenwel heeft de beul het zwaard! door zijn' hals gedreven. Een volkomen vrede konde niet bewerkt worden, maar men floot, onder beleid van onzen bewonderens' waardigen Staatsman, een beftand van twaalf jaaren. Deeze ftaatsrust gebruikte de Advocaat om voor het huis van Oranje te ijveren, bewerkende dat de diensten van willem den eersten den Staat °-e. daan, aan zijne weduwe en kinderen op de fchitteresdfte wijze erkend werden, onder anderen werd aan Prins maurits gegeven eene rente van 25000 guldens jaarlijks,behalven verdubbeling van tra&ementen en gagie: maurits fcheen zulks ook te erkennen, onder anderen door 't bevorderen van 's Advocaals beide zoonen, 't geen den vader te meer aangenaam was, om dat hij geloofde zij zouden daardoor te naauwer aan 't huis van Oranje, dat hij nog niet van ondankbaarheid verdacht, verbonden weezen. Staande alle de voorgemelde gewïgtige bemoejingen van onzen held, had hij ook huwelijksgenoegens mogen fmaaken; zijn oudMenzoon reinier, zaghijcehuwelijkt aan de eenigde erfdochter van den Heere van brandwijk; zijn jongden zoon willem, aan de eenigfte erfdochter van den Heere van alde gonde; zijn oudfle dochter had in huwelijk een'zoon van den Heere lancelot van brederode, en zijn jongde dochter den zoon van den Heere van der m ij l e. Na 't fluiten van 't beftand ontving onze held ,'' °-Q. lijk zijne Mede-Gecommitteerden , volgends gewoonte, aanzienlijke gefchenken, die hij begeerde dat ten nutte' van 't algemeen aangelegd zouden worden ; doch dc anderen waren niet van dat gevoelen, des elk de zijnen ontving; (Graaf willem vannassau was één van deezen;) evenwel heeft men het ontvangen van die gefchenken oldenbarneveld alleen ten laste gelegd; want andere bijzonderen heeft hij nooit ontvangen: ware hij in deezen fchuldig geweest, alle zijne medehandelaars , ook willem van nassau, hadden gedraft moeten worden. Na het fluiten van 't beftand en de onaangenaamheden voor onzen held daaruit voordgevloeid, heefthj;  JOHAN van OLDENBARNEVELD. g den Lande even getrouwlijk nog blijven dienen , in verfcheidene aangelegenheden,.; en deezen werden afgewisfeld door de bekende verfchiUen onder de kerkleeraars van dien tijd , vooral op liet ftuk der predestinatie: hy deed alles wat in zijn vermogen was om te bewerken, dat die verfchiUen niet in 't openbaar uitborsten; begrijpende dat 's Lands rust daardoor een gevoeligen fchok zoude krijgen : o o m a r u s en a r m i n i u s , de beide hoofden der partijen , verdedigden, ten overftaan van verfcheidene Kerklijken, in denHoogen Raad , elk zijne gevoelens, doch oldenbarneveld verklaarde zig noch voor de eene noch voor de andere partij ; deeze en andere fchikkingen hadden eene volkomene tolerantie aan den kant der Staaten ten gevolge, doch verfcheidene heethoofden, feheurmaakers en geweetendwingers, ijverden daartegen, en deezen zijn derhalven te houden voor de oorzaaken van die beklagenswaardige omftandigheden voor den Lande, welken uit het twisten over de bepaalingen van den God des vredes gerezen zijn : een zee van voor- en tegcn.fchriften , eenige dragelijk ,andcren, en veelen , vol bittere gal en vervloekte fchenzueht, overftroomde het land : in de Hooge vergaderingen was men het nu mede over dit ftuk niet eens , waardoor de oproerpennen eenen vrijen loop gegeven werd — de Advocaat bad maurits hij wilde de Staaten in deeze mogelijke zaak zijnen bijftand bieden; doch deeze begeerde neutraal te blijven — eindelijk werd het zamenroepen van een Sijnode Notionaal voorgcflagen, ten einde op het zelve de zaaken tot eene vereffening gebragt mogten worgden dan Holland en TVestfriesland begeerden daarin niet te bewilligen, zeggende zulks ftrijdig te zijn tegen hunne vrijheid: deeze Provincie nam desaangaande eene refolutie, en gebruikte haar gezach over 't krijgsvolk, in't geeven van bevelen , hoedanig met hetzelve moest gehandeld worden , ter voorkoniinge of ftuitinge van alle daadlijkheden : hier over nu was maurits al mede ontevreden , meenende dat zijn gezach over het krijgsvolk daardoor te kort gedaan wierd, dit misnoegen werd vergroot door het zenden van Gecommitteerden naar den Brie/, alwaar men voor daadlijkheden vreesde; deeze Gecommitteerden hadden last de Officieren der militie, regelen van gedrag in deezen ftaat van zaaken voortefchrijven, waarover Prins maurits zig bij onzen held beklaagde, die alles deed wat mogelijk was om dat gevaarlijk misnoegen te ontzenuwen , doch niet alleen te vergeefsch, maar ook vergrootte hij daarmede het ongenoegen dat de Prins reeds tegen hem had opgevat:dit trof onzen loflijken vaderlander zodanig, dat hij den Prinfe aanbood liever als een vergeten As  ïo JOHAN van OLDENBARNEVELD. Snan buiten Holland te willen gaan woonen , dan onder't missloegen van hem den Lande zijnen dienst te blijven verkenen ; doch maurits keurde zulks niet goed , fchcidende zelfs van den Advocaat, die verpligt was een keer naar V\atien te doen , (hoewel hij zig niet wèl gefteld en zwak gevoelde,) met alle blijken van vriendfchap , nicttegenftaandc hij kort daarna zeide , voorneemens te zijn , hem zo klein te maaken als de ni'mjie in Holland. In 't afzijn van oldenbarneveld werden bij fommige fteden waardgelders aangenomen, alzo de gisting der gemoederen van tijd tot tijd heviger werd ; dit werd den volke voorgedragen als wilde men met geweld van wapenen verandering in de voorvaderlijke religie maaken ; en ook deeze fchikking werd den braaven oldenbarneveld toegerekend als eene misdaad, en vergrootte het ongenoegen van m a ur i t s tegen hem, alzo deeze de waardgelders meer vreesde dan de Spaanfche kasteden. Onze held van dit misnoegen meer en meer verzekerd zijnde , en de gevolgen daarvan vreezende, zond den Prinfe eene misfive, in dato 24 April 1618, waarin hij geheel zijn gehouden gedrag omtrent den Lande blootlag," en het zelve grondig verdedigde, gelijk hij zulks naderhand ook deed in eene breede remonftrantie aan Hunne Hoog Mogenden : beide ftukken ovenvaardig de leezing van allen rechtgeaart vaderlander , die ook niet zal kunnen verhinderen verontwaardigd te weezen , daarover , dat een man als oldenbarneveld, een man die zijn leven in de bezorgingen van 's Lands heil verlieten had, gedrongen werd zig te moeten rechtvaardigen; te recht zegt de groote vondel, daarop doelende : Die zorgt, en waakt, en ilaaft, cn ploegt, en zwoegt, cn zweet, Ten oirbaar van het Land een lastig amt bekleed, En waant de menfeben aan zijn vroomheid te verbinden , Zal zig te jammerlijk in 't eind bedrogen vinden Van 't wispeltuurig volk, dat, veel te los van hoofd, Genoten dienst vergeet, cn 't ergfte liefst gelooft. Gemelde zijne remonftrantie kwam ook in openbaare druk uit, en werd gevolgd van een bitter pasquil, dat echter door Hunne Hoog Mogenden verboden werd , die tevens eene fomme van 500 ponden , van veertig grooten't pond, beloofde aan hem die fchrijver of drukker zoude wectcn aairtebrengen , neemende ter zelfde gelegenheid den onwaardeerbaaren Vaderlander , onzen held, in hunne hooge befcherminge; Doch" , opdat wij de woorden van zeker fchrijver gebruiken ; Doch de voorfchreeven fauveguarde ende protectie , „ heeft hem daarna weijnigh geprofiteerd , want fijne partijen, „ ende contramineurs van alle fijne deughdclijcke dasden en  JOHANvanOLDENBARNEVELD. ii „ acticn , vcrkrceghen hebbende de gunftcn van eenighe, rusteden niet voor datfe hem van kant ende uit den wegh „ hadden — hij hadde te veel diensten gedaan , leefde haar te langh, ende wist altijdt haare aanflaaghen, ende listen te „ ontdccken, hadde te groote authoriteit, daar fij jaloers af waren". Deeze zijne vijanden lieten dan ook niet na Prins maurits verder tegen den doorluchtigen vaderlander optezetten. maurits had weetcn te bewerken dat het bcfluit genomen werd om te Utrecht da hem zo haatelijke waardgelders aftedanken, zeer tegen den zin van Holland, welke Provincie ook 't haare toebragt om den Prins niet te doen flaagen in de voorgenomene casfatie: onder de commisfie ten dien einde derwaards gezonden , bevond zig ook, van wege Rot' terdam, de beroemde hugo de groot, cn van wege Leiden rombout hogerbeets, de doorluchtige lotgenooten van onzen held. Intusfchen werden de Utrechtfche Waardgelders werkelijk afgedankt; en 't misnoegen van den Prins op onzen Advocaat en de twee andere bovengenoemde vaderlanders , nam hand over hand toe, zo dat men den Heere oldenbarneveld, dikwijls waarfchouwde voor het gevaar dat hem dreigde ; doch hij vreesde niet, want hij had een gerust ge■weeten : men wist alles zo te beleggen dat hij, met gezegde twee Heeren, den 29 Augustus iói 8 , des morgens vóór negen uure , naar den Hove komende, gearresteerd werd , uit naam van Hunne Hoog Mogenden : om hem ter voorgenomene plaatfe te krijgen , werd hem verzocht bij den Prins te gaan , die hem wilde fpreeken ; doch hij vond, in plaats van deezen , zijn arrest: de Staaten van Holland hier van verwittigd , waren 'er zeer over gebelgd , maar maintineerden evenwel hunne verleende protectie niet verder, dan door dezelve in hun beklag aantehaalcn; 's mans getrouwe knecht werd mede tot na den middag gevangen gehouden, doch toen «ntflagen ; niemand mogt den grijsaart vooreerst fpreeken; zijn zoon verzocht denPrins,de oude man mogt in zijn huis het arrest ondergaan ; deeze wees hem naar Hunne Hoog Mogenden, dan , o.ok aldaar werd niets uitgewerkt. Zie daar dan onzen held gevangen — mij dunkt ik zie alle mijne Leezers zijner nagedachtenis eenige traancn vereeren, en durf befluiten dat 'er verdubbelde verontwaardiging in hunne harten plaats heeft. Tegen den avond kreeg zijn Dienaar ,(jan f r a n c k e n,)  *2 JOHAN van OLDENBARNEVELD. verlof hem zijn nachtgoed te mogen brengen ; en des anderen daags vergunde men den gevangenen zeiven drie brieven te fchrijven , één' aan den Prins, één' aan de Staaten van Holland, en één' aan zijn huisgezin , dat in de doodelijkftc droefheid gedompeld was, en 't welk hij vermaande op God AImagtig te betrouwen. Den 7 September werd de rampzalige grijsaart, in een vooraf daartoe bereide gevangenis, in dat gedeelte van 'tUof alwaar de Staaten-Gcneraal vergaderen , overgebragt, na maurits in perfoon onderzocht had, of alles wè]genoeg verzekerd was: in het overbrengen , dat echter geheel gefchiedde zonder dat men de open lucht behoefde te pasreeren , moest de oude man driemaal rusten , zo zwak en afgetobt was hij reeds — ftreng werd hij voords bewaakt, cn hij mogt niemand zien , zelfs werd hem pen , papier en ink weder ontnomen ; ook mogt in'teerst zijn getrouwe dienaar niet af en aan gaan om zijne begeerten te volbrengen; den eerften zondag van 'smans gevangenfehap , tegen de ■ venfters opgeklommen zijnde om zijnen Heer te zien , werd hem zulks terftond belet, onder bedreiging dat als hij daarin niet afliet, men de venfters met planken zoude digt maaken , en zijnen Heer ook zelfs het licht ontneemen. 'T is ligtlijk te begrijpen dat het gedrag omtrent de gevangene Heeren gehouden groote fenfatie bij Holland verwekte , en zekerlijk waren de braave grijsaart met zijne lotgenoten weder in vrijheid gefield geworden, hadde men niet weeten te bewerken dat'er in defteden eene Macriftraatsverandermg voorviel, waardoor allen , die hunne zaak gehandhaafd zouden hebben, afgezet werden. Nog éénmaal werd hem vergund te fchrijven, doch de boeken en papieren die hij verzocht te mogen hebben , werden hem met vergund, — hij was nu een-en-zeventig jaaren oud maar had niet gedacht, gelijk hij bij zekere gelegenheid zeide , ze zo te zullen haaien; zijne zwakheid nam van tijd tet tijd toe, zo dat hij vreesde van den dood overvallen te zullen worden. Tot den 15 November liet men hem onverhoord zitten • toen gefehiedde de eerfte ondervraaging, en ftaande dezelve werd zijne gevangenis, ja tot zijn bed toe, naauwkeurig onderzocht, het geen daarna nog verfcheide maaien gedaan werd: in de vergadering was flechts een ecmeenen Spaan fehen ftoel voor hem gezet; doch geen ftoof met vuur voor zijne voeten, die hij echter, bij de volgende verhoeren, door zijn'  JOHAN van OLDENBARNEVELD. 13 knecht liet medebrengen, als mede zijnen gewoonen gemak-* lijker ftoel. _ Tusfchen den 15 en 20 November werd hij drie-en-twintig maal verhoord, alle welke verhooren, hij ook , op hooggunfiig verlof, in fehrift ftclde. 'Er werden verfcheidene vonden bedacht om hem van't een en ander dat van buiten omging te berichten : zijne huisvrouw zond hem een en andermaal, eenige fehoone peeren, waarin behendiglijk een pennefchaehtjen geftoken was, en in dat fchachtjcn een briefjen , aan beide zijden klein befchreven; doch door het fteclen van twee dier peeren door één' zijner wachten , werd deeze bron van zijn onfchuldig genoegen geftremd : dikwijls werd onze held gevifiteerd, zelfs moest de grijsaart zo wel als zijn getrouwe dienaar fomtijds de hemdrokken uittrekken, op dat ook deezen onderzocht wierdenDe groote zegels van den Lande, (onze eerwaarde grijze bekleedde ook het aanzienlijk en gewigtig amt van Groot-Zegelbewaarder ,) werden uit zijn huis gehaald, en bij den Heer van duivenvoorde in bewaaringe gefteld. Intusfchen wendden de Gezanten van den Koning van Frankrijk , op hooge order , alle moeite aan om de Heeren Staaten Generaal te beweegen tot zachtheid omtrent de gevangene Heeren ; goeden raad zeker gaven deezen , ware dezelve Hechts opgevolgd geworden! gij behoort, zeiden zij, den befchuldigden Rechters te geeven die niet fufpect, noch gepasfioneerd zijn , en die kunnen oordeclen naar de wetten van uwen Lande , niet naar conjecturen en prefumptiën, die dikwijls de rechters bedriegen. Na eene gevangenfehap van zestien weeken, prefenteerdc zijne huisvrouw en verdere familie een request, alleenlijk ftrekkende, om hem, onder behoorlijken borg, in huis te mogen hebben, ten einde den ouden man zijn lot draagelijker te maaken , en aldaar de bevelen van Hunne Hoog Mogenden aftewaehten ; want geen van zijn gezin had eenig denkbeeld van fchuld; intusfchen waren alle pogingen desaangaande te vergeefsch. Den tweeden kersdag 's avonds kwam men den edelen grijsaart zeggen, dat 'er door het te fterk ftooken der foldaaten brand in den fchoorfteen ontftaan was; dat hij derhalven een fehot zoude hooren, maar dat deeze hem geen fchrik moest aanjaagen: hij berispte het fterk ftooken der foldaaten,, zeggende tevens; het ware om ons allen te doen geweest; voor mij het ware kleine zwarigheid, ik ben oud; men Zou 'er nog wel om lagchen dat ik 'cr bleef.  14 JOHAN van OLDENBARNEVELD. Des ouden mans gezin hootende dat hij nu en dan zeer te onpasfe was , en geen voldoening op het request aan Hunne Hoog Mogenden krijgende, vervoegde zig nu, ook per requeste, bij de Heeren Staaten van Holland en West friesland, gevolgd van meer dan ééne deductie of verdediging ( doch de zaak bleef op den ouden voet, zonder eenige verandering^ de grijsaart moest fterven - van den zelfden kant, naamlijk die zijner huisvrouwe, viel men ook', bij nadere requeste aan, op zijne gedeclareerde partijen ; doch al mede om niet _ de grijsaart moest fterven — zelfs werd verklaard dat dit request de bedoelde Heeren ongelijk deed , en (bekkende was om hunne perfoonen te fuspefteeren: hier al mede geen troost verkrijgende, „ bevindende" (wy fchrijven een verhaal desaangaande, dat voor ons ligt, lettterlijk , over) „ dat defe veranderdeHeeren Staten van Holland niets minder ter „ herte nemende, dan de rechten van Hoogheden en privclegien des „ Lands voor te ftaan, en datfe gantfchelijk van de partije ingenomen „ waren, zonder eenigfmts te letten op de voorfchr. requesten de „ ductien ende wèl gefundeerde recufatie alle de werelt kcnnelijck, en„ dewelfagen ende bemerekten datfe alhier niets vruchtbaars meèr en „ hadden te verwachten, fo hebben (ij nochthans niet willen laten „ hare fchuldige plicht dien (ij van natuure wegen verbonden waren „ te volbrenghen, endemaakendealfo weder van den noot een deucht, „ hebben fij luijden hen wederom gekeert aan de Heeren Staaten „ Generaal" met een request, onder anderen inhoudende, dat eene gevangenis van nu bijna zes maanden, voor een' man van genoegzaam twee-en-zeventig Jaaren, reeds voor een ftraffe gehouden konde worden ; dan, ook deeze poging was vruchtloos _. de grijsaart moest fterven — by refolutie van de Staaten Generaal werden vier-en-twintig rechters over de gevangene Heeren benoemd; allen namen dien post gewillig op, uitgezonderd Mr. adriaan junius, Raad ordinair m denHovevan Holland, die 'er door hevige bedreiging toe overgehaald moest worden ; hij heeft zig des niettegenftaande naderhand beroemd zijn geweetcn bevrijd te hebben , alzo hij afftcmmcnde was gebleven;maar de meerderheid had de zaak haar vollen beflag doenverkriigen: m eene ziekte waarin junius kort daarna viel, en waaraan hii ook geftorven is . heeft hij zig echter over deeze zijne medezitting als Rechter over den grijzen Advocaat zeer beklaagd. De oude man wilde de vier-en-twintig die hem zouden oordeel°n niet voor zijne rechters erkennen: hij vond 'er onder anderen jongelingen onder, die eertijds in zyn gevolg waren geweest; hij hield ze voor ^fl Inttit- volk, van 't welke hij niets goeds ie verwachten had: dit zyn de hardfte woorden , die hij in zyno gevangenis gefproken heefthy vreesde met voor den dood, maar voor een eeuwige detenfie: een" breedemisüve, by wijze van testament, aan zijne huisvrouwe gefebreven, want hy had eenig papier, pennen en ink weeten te verbergen a s hem dezelvcn voor eenige oogcnblikken vergund waren konde ook met bclteld worden, zo dat hem alle vertroosting benomen was; ook mogt niemand hem komen zien; wèl had hii nog eenige correspondentie door middel van zijnen getrouwen dienaar die daarvan, m fpyt van alle dreigementen, ook niets wilde ontdekken, zeggende bi, zekere gelegenheid, dat hy zis liever vilde laaten ophand . gen; doch deeze correspondentie, behalven dat zij zeer moejeliik vns, weid ook.gefluit. J  JOHAN van OLDENBARNEVELD. tg In deezen en dergelijken akeligen toeftand verliep den tijd tot Zon-, dag den 12 Mei 1619, toen men hem kwam aanzeggen, dat hij op den volgenden dag zijne fententie des doods moest komen ltooren: fommige berichten zeggen dat hij in dit akelige oogcnblik op den rand van zijn koelvat zat, anderen dat hij zijne handen tegen den ftocl zettcde en met zijn ééne knie tegen de leuning van denzelven rustte: De fententie des doods ! zeidede grijsaart tot twee Heeren , daten hadde ik niet verwacht! ik meende dat men mij nog zoude hebben ge* lioord — laat ze: zeide hij van zijne Rechters, zien , hoe zij 't voor God verantwoorden : zal men alzo handelen met een goed Patriot l hem werd vrijke proceduuren die men tegen mij'ouden man van twee-en-, zeventig jaaren, gehouden heeft. Den Jaatflen nacht vóór zijnen dood, fliep hij weinig en toonde groot verhingen om met zijnen knecht te fpreeken, doch de foldaaten beletteden bet hem: hij verzocht dat men wat voor hem zoude leczen in den Zieken-troost ,'t geen één der drie Predikanten, welken toen bij hem waren, deed: hij vroeg naar de plaats alwaar hij des anderendaags zoude fterven — of hogerbeets en de groot ook zouden fterven — hijwenschte dat door zijn doodde oneenigheid die in 't Land was mogt ophouden - tusfehen vijf en zes uuren des morgens,(13 Mei,)zeide Hij tegen zijn'knecht: fnijdmijn hemd vóór open; en daarna: jan! zult gij tot den laatflentoe bij mij blijven ? 't geen deeze beloofde en ook gedaan heeft _ zeg mijne huisvrouw en kinderen, voer hij voord, dat zij elkander in Tiefde en eenigheid vertroosten, en dat mijne kindereu mijn huisvrouw minnelijk en■ vriendtijk willen weezen, den kleinen tijd die zij nogteleeyen heeft _ geloovende dat zijne Rechters bij tijds met de executie zouden willen beginnen, ftond hij vroeg op om zig te klecden, zeggende tegen zijn' knecht: Jan dit is de laatjle maal - hij gaf hem een zilveren doosjen om 'taan zijne vrouw te overhandigen, doch 't geld dat 'er in was, mogt de knecht voor zig behouden - hij paste het mutsjen dat hij gewoon was onder zijn' hoed te draagen voor zijn gezicht, doch bevond het te klein te weezen, waarom hij zijn' knecht gelastte de flaapmuts in zyn' zak te ftceken, en die te geeven als hij 'er om zoude vraagen. Op het ontvangen van den voorgemclden laatften affcheidsbricf, had zijn ter dood bedroefde huisgezin nog een klein request bij den Prins en s mans rechters ingeleverd , met verzoek om den grijsaart vóór zijn dood nog eens te mogen zien - men zweeg bij den ouden man van dat request; men vroeg hem of bij zijn vruuw en kinderen ook nog /xns begeerde tc zien ? waarop hij, v.111 hun verlangen onbewust ant-  i<5 JOHAN van OLDENBARNEVELD. .woordde: Neen; de lijd begint te naderen; liet zoude eene nieuwe alteratie weezen — de Prinlésfe Weduwe verzocht audiëntie bij ai aub i t s , op hoop van het lot des grijsaarts door haare voorbede te zullen leenigen; doch haar werd audiëntie geweigerd — ooi; werd zulks gedaan door de Staaten Generaal aan den Ambasfadeur van Frankryk, die op last van zijns Majcftcit, het zeilde met gelijk oogmerk verzocht; fpoedig zond deeze desaangaandc nog een ernftigen brief; maat alles te vergeefsch — de grijsaart moest fterven — in zijne laatlte oog&nblikken febreef hij nogmaals aan zijne vrouw en kinderen, en beval hun zijnen dienaar aan; dateerendc zijn brief, uit de kamer der droefenisfe ,iö A/ei 1619 Des morgens zeervioeg was het fchavot opgezet — alvoorcns hij ter ftrafplaatfe ging, deed de Predikant wa ll u s nog een gebed; daarna gaf hij de Predikanten, den gewelde naav Generaal, Zijn' dienaar en de twee foldaaten de hand, zeide hun * vaarwel, cn vertrok _ doch ter beftemde plaatfcgekomen zijnde moest hij terug ;.want het ontbod was een misverftand; hij keerde des .weder in zijn l.ainer, en las nog wel een half uur in eenFranschPfahnboek eindelijk werd hij weder ontboden, en zijne fententie wad hem voorgelezen : dikwijls zag men onder het leczen dat hij iet wilde zeggen; doch de Secretaris-las voord: na deeze gedaan had, zeide de grijsaar:: De Rechters zetten veel in mijne fententie dat zij uit mijne confesjie niet kunnen trekken; dat men,ait daar bijroege — voords 2eide hij : Ik dacht dat het de Heeren Staaten Generaal genoeg zoutte geweest hebben met mijn lijf cn bloed; dat mijne huisvrouw cn kinderen zouden mogen behouden het geen dat 'er is: is dit mijne vergelding voor drie - en - veertig jaaren dienst die ik den Lande gedaan hebbc'i men riep hem toe, voord! voord! — zijn knecht vattcde hem onder den arm,en hij ging,met zijn ftokjen in de hand naar't fchavot —< ziende dat 'er niets was om op te knielen, vroeg hij naar een' ftocl of kusfen; echter knielde hij tevens op dc-bloote planken r.eder: de knecht hield hem in zijnen arm tot het gebed gedaan was; in 't ontkleedcn zeide hij, op den beul wijzende : dat ais niet aan mij kome ■— zelf en r.isch ontknoopte'.hij zijn wambuis, en zeide: haast u I haast u I toen hij ontkleed was , keerde hij zig naar het volk, zeggende: Mannen ! gelooft het niet dat ik een landverrader ben, ik heb oprecht cn vroom gehandeld als een goed Patriot, en die zal ik flèrvcu — vervolgcnds vroeg hij om zijn muts, die hij zelf voor zijne oogen trok ^naar 't zand gaande, riep hij uit: jesus Christus zcl mijn Leidsman zijn. Heere God Hemeifche Vader ! ontvang mij. nen peest! het Jaatlte affcheid van zijnen knecht genomen hebbende, zeide hij: Maakt 't kort 1 maak 't kort ! en de grijsaart omving den laatlten llag — een flag die van duizenden nog gevoeld wordt „ het dierbaar bloed vloeide met drie of vier fterke flraalen uit hetligchaam; veele.i doopten 'er hunne zakdoeken in, anderen fneeden het bebloede hout uit het fchavot, weder anderen namen gretiglijk van 't zand met bloed gemengd, „doch" zegt zeker fchrijver te recht, „niet ' al uit eenderley meeninge" — bet lijk werdt in de capelle op 't Hof gebragt cn daarna begraven. r Dit is het cynde, ende het loon geweest, van defen ghetrouwen „voord-ander des Vaderlands, Yryheidt, Hoogheyt, Gerethligheyt, „ende foiviegUa. 1 -  ÏÏEIPJI IOOÏT Danielsz. Jziïz£'s JTOOTT,een yri/ze yriend der3>ea,/d, iOe/\J 111 dtela. aren heul en vreiuul • X'm Zwaard is Godsdienst, J~7~cztw zrn /i/u/a7 Waarop éen s/d rerreep\Vr .-i.ra/- vi/ie/: .uvrr desvi/d. i (7 W 'ff S ff /   tl EN RIK HOOFT, danielsz. fïebben wij in de voorgaande gedeelten van ons 20 nuttig als uitgebreid plan, onze waardige Landgenooten mannen doen kennen die hunnen tyd eere aangedaan , en verdiend hebben tot den laatften nineef toe, in gezegende nagedachtenis té blijven; mannen wier waarlijk edele grootheid van ziel boven allen laster is, en cieraadjen des menschdoms genaamd mogen worden; thans leggen wij de hand aan het vervaardigen der levensfehetfe van den waardigften Burgervader , den braaven hooft, wiens ontijdig affterven voor weinige dagen Nederland een gevoeligen fehok heelt toegebragt, en de oogen van verre het groorfte en beste gedeelte van deszelfs inwooneren van traancn heeft doen overvloejcn; Om onzen leezer met dit voorbeeld van burgertrouw eti onverwrikbaare ftandvastigheid in het bewandelen van heü pad der deugd genoegzaam bekend te maaken, zullen wij een gedeelte van ons kleine bellek inruimen voor eenige beknopte aantekeningen, wegens de oudheid en beroemdheid van het geflacht des braaven Grijsaarts, wiens levensfehetfe wij moeten vervaardigen. Te recht zegt men van dat geflacht, dat het federt twee eeuwen heeft uitgemunt in vaderlandsliefde, Godvrucht en. alle burgerlijke deugden; onze braave, grijze, jongstoverledene afftammeling uit dat roemwaardige geflacht, heeft, in zo verre hem betreft, geduurende zijnen geheelen leeversloop ,-mec fpreekende trekken de waarheid van dat gezegde bewe. zen — „ Meer dan twintig naamen van_ dit geflacht ,5? A  2 HEN RIK HOOFT, danielz. zegt zeker fchrijver, „ leest men op de regceringslijsten ,, dier ftad ,"' (Amfteldam.) „Het overtreft, in dit opzicht, alle andere aanzienlijke huizen, van welken leden op 't „ kusfen gezeten hebben: zo wel als elders," voegt die fchrijver er bij, ,, ontmoet men ook in de Nederlanden ver„ fcheidene aanzienlijke genachten, weikei' voorouders zig », geneerden met beroepen of kostwinningen , in welken zij „ een klein beftaan vonden, en den grond legden van den >, luister hunner nazaaten, doch die thans voor min aanzienlijk >, worden gehouden: van verfcheidene vermogende fabrikeuren in zijden - ea andere ftoffen, zaten de voorou„ ders op het weefgetouw: het geflacht der hooften u klimt ook op tot cencs keven sftand, die thans minder" (door eene veTkcerdc denkwijze,) „ dan voormaals wardt iT.-r.eiit'' Oui niet te gevvaagen van eenen k r ij n Jioott, dk melkboer tc Ouderkerk geweest is, tekenen T»ïj, ter ftjavingc van het bijgebragte , alleenlijk aan, dit men op zo veel moeten wij er hier van zeggen dat onze braave Burgervader niet fchroomde de hand te leenen aan het ontwerpen van het préparatoir plan van handeltractaat met de Amerlcaanen, in gevalle zij vrij verklaard mogten worden; men weet welke onaangenfame gevolgen dat ontwerpen gehad heeft. In alle gevallen is onze Burgervader zig zeiven altoos gelijk gebleven wij moeten over 't al¬ gemeen alleenlijk op hem in 't bijzonder ons oog vestigen , en behoeven, om daaraan te voldoen» met onze ge-  HENRIK HOOFT, danielsz. 13 dachten Hechts ruim zeven jaaren voorwaards te gaan* als wanneer wij den beminnelijken Burgervader in zijne waare grootheid ten tooneele zullen zien verfchijnen— tusfchca beiden evenwel moeten wij nog aantekenen, dat onze Grijsaart in den jaare 1781 door eene zwaare ziekte aangetast werd; weder herfteld, en ten raadhuizc verfcheenen zijnde, zag men weldra door 't in 't licht komen van verfcheidene blijde zangen , hoe zeer hij van zijne Antfiellaaren bemind was: één dier zangen, en die maar iri weinige handen is, luidt dus: Zo ziet mijn Amflelflad haar hooft wefr in den raad, Die zuil van Neêr lands kerk der burgren toever ast, Foor ieder keusch en gul, hoe laag de rang moog' weezen; Een vader, wien dit volk kan nad'ren, buiten vreezen; Gemeenzaam en oprecht; een Jieun der koopvaardij;' Aan Land en ftad getrouw; een cieraad van het T; Een fchutsheer en van kunst en edle wetenschappen ■—> Laat ons om zijn her/lel verheugd de handen klappen. II. R. G. In 1786) tekende de braave hooft mede op de a&e van verbindtenisfe tusfehen een aanzienlijk tal Ncderlandfche Regenten, ter handhavinge van 's volks vrijheid en onvervreemdbaare rechten — ieder Weet hoe vervalscht die acte in de zo genaamde Schuurmanfche Courant van dien tijd is opgegeven. Op den 1 Februarij des jaars 1787, de gewoone dag der jawJijkfche mzgiftraatsveranderingen te Amjleldam, ware»  iè HENRIK HOOFT, danielsz» tot Burgemeesters verkozen, de Heeren hooft, dedei en Bf ELS) die uit de afgaande Heeren tot Prelïdent verkozen de Heer clifford— offehoon onze Burgervader uit de bekende denkwijze zijner Coilegas wel konde befluiten dat hem nu niet veel zoets te Anaaken ftond, had hij echter liefde genoeg voor zijn Vaderland en Land-en Stadgenooten, (met nadruk voor de laatften , voor zijne lieve Amfletdammers,) om 't in liet toenmaalige' tijdsgewricht meer dan ooit moejelijk beftuur, te aanvaarden. hooft was het voornaamlijk die den bewusten voorflag van Haarlem, inhoudende het benoemen van een com- misfie tot het onderzoek der bornes van de uitvoeren- de magt, van den Stadhouder,. als Capitein - Generaal, en Admiraal, en het conferteeren der nodige plans en „ initru&iën, omtrent de waarnceming dier bedieningen, en de pligten en pracminentiën daar aan verknocht", •ls mede, het benoemen van eene commisfie van eenige leden der Regeering, tot examineeringe van de bedeni, kingen op de gencraale reprefentatie van het gcheele volk," enz; hoöft was het, zeggen wij, voornaamlijk, die het toetreeden tot deeze voorftelling onderfteunde, zo wel als het request der volksftemme ten dien zelfden einde, (tot toetreeding ,) bij de vroedfehap ingeleverd ; maar nu ftond eene andere omftandigheid geboren te worden , waarin de braave Burgervader zijne volksliefde konde doen blijken. Den 26 Februarij (1787,) zoude het Vroedfehap zijn , en de pointen van deliberatie behelsden, onder anderen, het cordon intetrekken, de afdanking van het bewuste corps van den Rhijngraave van salm, als mede het vernietigen van alle burgerfocicteiten en genootfehappen , op den grond dat burgers zig met geene regeeringszaaken mogen bemoejen: (de Steden Delft, den Briel en de Ridderfchap hadden de eer van deeze pointen ter vergadering van Hunne  HENRIK HOOFT, danielsz» ïf re Edele Groot-Mogenden geproponeerd te hebben:) dé inhoud deezer pointen ftreeden derhalven met de verlangens en oogmerken van alle de oprechte Vaderlanders , die, hier») van kennis bekomen hebbende en beducht zijnde dat in dé Vroedfehap eene toetreedende refolutie daarop genomen zoude worden, zulke maatregelen namen, dat op den morgen van den dag der deliberatie, (löFebruarij,) veele honderden van gewapende manfehappen op ondertcheidene plaatfen, doch allen nabij het Raadhuis, vergaderden , en uit het midden van deeze werd een commisfie van 95 Officieren met den alwaardigen y. van goudoever, (*) thans mede bij God, aan hun hoofd, naar Burgemeesters kamer gezonden, met het verzoek des volks, dat in de Vroedfehap op de bewuste pointen een befluit mogte uitgebragt worden , het welk dezelven declineerde: de Heer hooft ontving het verzoek, en tevens de verzekering der aanwezenden , onder aanroeping van den almagtigen God tot getuige , dat elk bereid was, lijf en leven i goed en bloed, ja alles wat hun dierbaar was voor hem te zullen opoffeen — welke aandoeningen moeten toen hef braave en gevoelige hart van den ouden vader niet beftormd hebben! j, Lieve vrienden! " riep hij zijne kinderen toe, „ik houde >, mij verzekerd van uwe beloften voor mijn perfoon , en t, ik beloof u tot alles te zullen medewerken ; alles wat in. it mijn vermogen is, zal ik voor u doen; ik ben bereid j, mijn hoofd voor u ten besten te geeven , indien de i, nood zulks vordert" — men kan zig niet verbeelden welk een gejuich hierop uit het midden der vergaderde me-, nigte opging; de Burgervader beklaagde zig intusfchen hartelijk over den weinigen bijftand dien hij van zijne beicc GolB (*) De Ievensfchets van deezen braaven Burger hebben wy onzen tydgenooten reeds meds-edeeld.  i8 HENRIK HOOPT, danielsz. Iegas, de Heeren dedbx en bebls, (de Heer cliffort was door onpasfelijkheid afwezig,) genoot, gelijk hij, in Burgemeesters kamer het verzoek van de burgerij voordraagende, andermaal ondervond; want de gezegde Heeren dedel en beels, begeerden in het verzoek des volks niet te Memmen : dit echter deed den braaven Burgervader niet afwijken van zijnen ijver voor het heil.zijner kinderen: „ Ik zal ," zeide die onvoorbeeldige Grijsaart, ,, uw ver„ zoek niet alleenlijk in de Vroedfehap brengen; maar wil, „ als Burger, wel de eerfte zijn., om dit ftuk, indien het „ bij de Staaten moet ingeleverd worden, te ondertekenen, „ en mij aan 't hoofd te ïteHen ,. om 't zalve naar den Haag ,, te brengen: ik zal de zaak der burgeren altoos als de ,, mijne aanzien en behartigen, en hun aller vader wee,, zen" — welke eene edele taal voor een' burgervader! — ten zelfden dage zeide de braave grijsaart: ,. Ik voor „ mij heb alles gedaan wat in. mijn vermogen was; maar ik „ kan niet meer! ik ben niet iii ftaat u voldoening te „ bezorgen ! — het hangt van u zelvcn af, om ze te be„ komen — wat mij betreft, ik waag mijn hoofd voor u, „ en ik vertrouw op uwe befcherming voor mijn per„ foon "— en weder op een anderen tijd: ,, Ik verklaar dat de zaak der burgeren, de mijne is; ja dat ik er mijn „ hoofd en bezittingen aan- zal waagen — ik bedoel gecne eigene eer of grootheid ; als ik, buiten op het land, met eigene handen het onkruid uitwicde, dan ben ik „ aan niemand, dan aan den Almagtigeu, voor wien „ alleen ik mij nederbuige, rekenfehap verfchuldigd"— en; Wat er ook gebeure, ik vertrouw mijne veiligheid aan dit volk, (waarvan ik vader ben, en dat mijne kinde„ ren zijn,) en op deeze dappere mannen die ons deeze eer >, aandoen." — Konden dergelijke betuigingen van een' Burgervader wel andere gevolgen hebben dan de leyendigfte  H È N R I K HOOFT, dAnmlsz. 19 liefde van-zijne kinderen?— meermaalen ook heeft hij door den ïhond van deezen hem hooren toeroepen : „ den laati, ften droppel bloeds is voor den braaven vader hooft!'* In deeze voor geheel Amjleldam zo nijpende, en voor Onzen dierbaaren Burgervader zo hagchelijke omftandigheden > werd hij dikwijls van zijne bedienden des morgens als zij hein kwamen wekken, (*) knielende gevonden, met den dicpften eerbied god biddende om onderfteuning onder den zwaaren last dien zijne fchouderen drukte; ook liet het barmhartig Opperwezen de bede van den vroomen grijssart nimmer onverhoord. < In de bovengemelde vroedfehap bleek met er daad dat hooft niet in ftast was den burgeren genoegen te geeven ; want er werd een befluit genomen rechtftreeks ftrijdig met huri verzoek: het volk begeerde derhalven dat er andermaal vroedfehap belegd zoude worden, met bijvoeginge dat men bij weigering van dien voor de gevolgen niet instond: h o 0 f t was het die deeze begeerte des volks bij zijne mede-regenten inbragt, cn hun, (daar zij weigerden dezelven intewilligen,) ook tot het andermaal beleggen van vroedfehap, en wel nog dien zelfden avond, overhaalde: eene bezending uit het volk kwam binnen om naar het befluit te verneemen; men verzekerde, dat zij voldaan zoude wordtn ; doch de ges zanten zeiden dat het volk zulks niet zoude gelooven» zonder dat de Heer hooft zelf het kwam zeggen ; de ijverige grijsaart trad daarop buiten i om zijne kinderen het hun voldoende befluit aantekondigen; doch niet voor al-» len zichtbaar zijnde , terwijl ieder hem ondertusfehen begeer de te zien, klom de grijze man op een' ftoel, en riep het B 2 (*) Dit moest altoos om zeven huren gefchieden.  üo HENRIK HOOFT, Banielsz. genomen befluit der menigte toe: geen wonder dat hij faeJ antwoord werd met een volmondig en herhaald gejuich , van: lang leeve onze Vader hooft! toen hij daarna voor een oogenblik naar zijnent zoude vertrekken, werd hy als in zyne koets gedragen, en onder een aanhoudend geroep van hoezé, door veele duizenden naar zyne woning begeleid, tcrv.yl eenige Officieren der Btirgerije aan wederzijde van h°trijtuig gingen : de Heeren dedel en beels belettcdc men intusfchen het Raadhuis te verlaten — omtrent ten 6 uure-des avonds werdt de braave' hooft, in gczelfchap van den Burgervriend goudoever, voornoemd, op de-, zelfde wyze als voorgemeld, weder van zyne woning naar het raadhuis vergezeld , en ten half tien uuren ontving de Burgery het aangenaame bericht dat de Vroedfehap, gedrongen door de treffende vertoegen van den braaven noorT, een befluit genomen had , in allen deele overeenkomftig met het verlangen van de burgerij: deeze refolutie werd terftond van de binnenpuie, op de burgerzaal, door den Secretaris , afgekondigd. Toen er, in Maart van het zelfde jaar, ([787,) oneeiligheid onder de Krijgsraad'sledeh van de Amjleldamfche Schutter)} ontftaan was, en fommigen van dezelven daarom •op het houden van krijgsraad aandrongen, weigerden de Heeren bedel cn beels, de gevvoonc kamer op het Stadhuis daartoe te openen ; de vorderaars van 't beleggen van dien Raad, behoorden tot de Vaderlandfche partij; onze Grijsaart bleef ftandvastig die partij aanh.mgen, en fohroomde niet te zeggen dat hij de gemelde weigering van zijne Collegas volftrekt afkeurde: (zie onze reed* gemelde levensfchetze van wijlen den volksvriend, goudoever:) te recht, indedaad, heeft men van hem gezegd:  HENRIK HOOFT, danielsz. 2J Zo (laat een eik, en tart den doneer, En haalt een grijzen kruin niet onder, Hoe fel ook 'i eislyk om/eer woei?; Zyn breeds lommer dekt voor vingen, De telgen langs zijn zv/aaren voet. Onze braave Burgervader heeft de uuren beleefd dat hij alleen Burgemeesters kamer waarnam , toen naamlijk zijne beide Collcgas . de meergemelde Heeren dedel en jeeli, door de volksftem van hunne waardigheden vervallen verklaard waren ; doch deeze omliandigheid , in de daad, is niet zonderlinger dan vcele andere waarin de Grijsaart zig bevonden heeft: hoe dringend, hoe gevaarlijk dezelve echter ook geweest mogen zijn,hij is altoos ftandvastig gcblccvcn,heeft zig altoos als een waar vaderlander gedragen, en heeft ook tot aan zijnen dood toe in de achting der weldenkende Nederlanders gedeeld, het geen de fehutterij van dien tijd hem op allerkie wijzen heeft getoond , en waarvoor hij ook hoogst erkentelijk was: hoe zorglijk is zijne wooning niet door dezelve beveiligd, toen Amjleldam door plonderzieke vuisten geteisterd werd! — bij het aanrukken van een plonderrot naar het huis van den Grijsaart, wapenden zijne knechts, die, gelijk alle zijne overige bedienden hem hartlijk lief hadden, zig met in zijn huis voorhanden zijnde donderbusfen, vastlijk befioten hebbende hun leven voor hunnen alwaardigen Meester en zijne bezittingen tegen de plonderzieke fielten te waagen; de Grijsaart zelf bood hun nog een paar degens aan, zeggende: Kinderen', verweert u , god zal u tegen die onverlaaten onderfleunen .< toen de hoop vagebonden tot op den hoek van de VijzelB 3  22 HENRIK HOOFT, danielsz. Jïraat genaderd w2s, werd op hen gefchotcn, waarom 's Grijsaarts bedienden, voor erger beducht, hem raadden, hij zoude zijn lijf bergen ; doch de edele man weigerde zulks, zeggende: ik zal mij met. u hier verdedigen , zo veel mijne krachten toelaaten, ofjïerven: hij hield toen, een degen in zijn hand— Het denken aan die dagen van algemeene beroering, brengt ons , na de onderfcheidene middengebeurtenisfen doorgelopen te heoben , de op de Republiek aanvallende Pruis/en voor den geest; ook in die hagchelijke oogenblikken bleef onze burgervader ftandvastig in zijnen trouw; hij gaf niet toe voor dat de Vaderlandsliefde zelve zulks gebood; de ftaat der zaaken was zodanig , dat een langer daadlijk ftandhouden , eene roekeloosheid zoude genoemd hebben mogen worden; ,, Lic„ ver" zeiden onze Burgervaders in een declaratoir aan het velk, ,, liever toeftaan dan te waagen , dat de ftad en burgerij, b Jialvcn de reeds geledcne en verduurde v rampen, eenige meerdere fchade zouden lijden, cn na die fchade geleden te hebben, nog, daar en boven, ge,, dwongen zouden worden, om die zelfde eifehen, en misfehien nog zwaardere te moeten toeftaan." Zij bc-. tuigden verder, ,, voor een alweetend God , en op den eed* dien zij, bij den aanvang hunner bedieningen, gedaan hadden , daarmede niet anders te hebben beoogd , dan de 4, voorkoming van de allergeduchtfte en onherftelbaarfte on.t „ kecring van deze ftad," federt heeft onze Burgervader het Raadhuis niet weder betreden— 't is nog in verfcher geheugenis hoe de ingerukte Pruisjifche foldaat op onder-, fcheidene plaatfen tooneelen van verwoesting heeft aangelicht ; wat weder desaangaande onze Grijsaart in 't bijzonder betreft, de Stolp, reeds gemeld, werd ten gruwclijkftcn mishandeld, en het hponiTee dat men ervondt, ten proo3e gegeeven: een buiten- goed, aan het geflacht der h o o f,..  HENRIK HOOFT, danielsz. 23 ten behoorende, en aan de Gaasp gelegen, werd mede gebe:l gerailleerd ; zekere kamer , de papejens kamer genaamd , om dat op het behangfel vcr.rehcidene papegaajen gcfchilderd zijn, verftrekt nog werkelijk daarvan tsn getuige ; want fchoon alles weder in bchoorelijke orde gebragt zij, blijft deeze kamer zo als zij door de Pruisfen verbaten is, ter gcdacht:nisfe. Men weet dat toen de Volkspartij het roer uit de hand genomen was, de Magiftraaten in alle Ncderlandfehe fteden door den daartoe gequalificeerden Stadhouder, of wel vm zijnen wege, veranderd werd: dit lot onderging onzeftads• regering op den eerften december des zelfden jaars (1787,) met bijvoeging van deeze noodlooze verklaaring; echter, zonder hunnen goeden naam of faam te fchend.-n ; want hoe zoude eene dergelijke ontzetting den goeden naam of faam van een braaf man kunnen krenken ? wat onze Grijsaart betreft, men moet toeftaan dat de liefde des volks tot hem daardoor merkelijk is aangewasfen. Na deeze cn andere gebeurtenisfen, verlieten veele voor. ftanders van 't patriotismus het Vaderland, uit vreeze van verdere vervolgingen te zullen ondergaan; doch onze braave Grijsaart week ook nu niet; bewust van zijne onfchuld, cn gerust op ,naar zijn inzien,zijnen pligt betracht te hebben , gaf hij zig geleidelijk over in de handen van zijnen God — bijna een half jaar na zijne ontzetting van de Burgemeesterlijke waardigheid, is hij nog in ons midden gebleven, en heeft zonder eenigen fchroom, als burger met zijne medeburgeren in 't openbaar verkeerd; thans echter beüoot hij, een afkeer voor de dagelijkfche beledigirgen zijner vijanden opgevat hebbende, zig naar elders te begeeven: dan, -hier toe werd groote omzichtigheid vereiseht; 't ftond te vreezen dat, hadde men zijne aftogt vernomen, de baldaadigheid zijn dierbaar lijf niet ongeB 4  ff henriic hooft pA.m^^ moeid gelaten zoude hebben; het dreigend gevaar moet zelfs al groot geweest zyn; men verhaalt ook dat hem zulks van hooger hand fcheen te naderen , en dat men had befioten den ouden man naar Louvejiein te zullen overbrengen ; ja ,„en bragt hem zelfs dat bericht; doch wij »oeten de waarheid hulde doen, en bekennen dat de belichter, w zijne ontfteltenis, den naam van hovy voor hooft had genomen, bij het hooren van 't gezegde bePuit; dit echter is zeker dat de braave Burgervader geraden vond geheel het vaderland te verlaten : er lag een fcheepjen (*) voor Durkerdam gereed om hem op ranselt grondgebied overbrengen; dan, de Grijsaart vond no? groote zwaarigheid om ongehinderd aan boord van het zelve te komen; „a rijp beraad werd een Zaandammer veerfchun (f) afgehuurd, en de braave hooft be-af ziz tfen I3 van April i788 , des morgens ten 6 uuren/geheel vermomd, in gezelfehap van den edelen vaderlander, den ^reJ-' P' een «gemeen vriend van onzen Grijsaart, die door hem tot in V Nieuwe diep ver.ezc'd werd, aan boord van dezelve, (J) en met dit vaartuig ,ZT^f:hTde Vrouw —Maria' ^ — Ct) Be Schuit yün gvsb. Westerveld. (§) Qnder de dorneffiguen die hij rnedenam bevond zig ook 2ifn gettouwe h (bediende, van wien wij „iet mogen l Z 2 t hMrnZi'mn b~M—oveiwaardïgeL J*eft, d.e hem altoos getrouw is bijgebleven en in JL h achting voor 0flbev,ekte deugd, en Lei^ I ^ ^ZZ- eZWMken' hl » ~ de ^ -on, X STÏft " Waar'a" Wj daarom was fc'ootgdleld: nZ £* «9* S£Vaar van door het « g P.ee„ aangevallen en mishandeld te zullen worden, SP'  HENRIK HOOFT, danielsz, 25 bragt men den besten zorger voor liet heil der Amjleldamfche burgertje naar het feheepjen voornoemd; doch daaraan genaderd zijnde, dorst men het oyerftappen nog niet eens waagen, teroorzaake van eenige visfehers welken aldaar lagen,.en reeds lang hunne aandacht op dat feheepjen gevestigd hadden ; men was te wèl overtuigd welke partij deeze, lieden toegedaan waren, om niet voor onaangenaamheden te vreezen , wanneer zij in 't vermoeden vielen dat eenig Amfteldamsch Patriot deeze gelegenheid befteld had om de vlugt te neemen; nu was men in dc uiterfte verlegenheid; de fchippcr 'van de gezegde veerfchuit, dorst zyne dierbaare vracht niet naar Noordholland brengen, want aldaar w«e de Grijsaart niet veilig geweest; (uit het voorgaande blykt, dat hy wegens zijne waardigheid van Hoogheemraad, in dien ftreck van ons Land niet minder bekend was dan in Zuidholland), en terug te keeren naar Amjleldam dat ware nog veel minder raadzaam; de Godvruchtige hooft wilde den fchipper uit zijne verlegenheid redden . en Hechts overfhppen ; hij zeide op de Godlyke Voorzienigheid te vertrouwen , die hem ouden man wel zoude befchermen voor de woede zij. ner zinlooze vijanden; ook had hij niet ongegrond betrouwd ; want naauwlijks tot de uitvoering van dat voorneemenbefloten hebbende, viel er, (welk een wonder '. -welk een zichtbaare bijftand Gods!) eensklaps zulk eene zwaarc mist, dat de grijze vlugteling van het eene boord aan het andere konde overgaan, zonder van iemand der gezegde visfehers gezien te worden— zo is de Almagtige altijd met de vroome en oprechte van harten ! — onze grijze bu-gervadcr ftortte daarvoor de hartlijkfte dankzegging uit voor den troon van zijnen hemclfchen Verlosfer. Zijn verdere reis was op verre na niet voorfpoedig : voor Enkhuizen bleef men de volgende nacht ten anker liggen; B 5  26* HENRIK H O O F T, danielsz. de volgende morgen (den i 4) andermaal bij Wieringex; want de wind was te fel om vejder te zeilen; den 15 des morgens ten 4 uuren, ligtte men het anker op hoop van Texel te bezeilen ; doch het woei zo fterk uit den Noordwesten dat men terug moest kceren,' weder bij Wieringen, ten anker komen , cn blijven liggen tot den 17 wanneer men des morgéns ten 5 uuren weder de zeilen ophaalde, voorbij Texel voornoemd ftevende, en in het Nieuwe Diep kwam , alwaar de Grijsaart, door aanhoudende tegenwinden verhinderd tot den 21 moest blyven liggen : toen weder zeil gemaakt hebbende, bevond men zig des middags tusfehen Kijkduin en Petten, alwaar geankerd werd tot des avonds omtrent ten 7 uuren , wanneer men de reis andermaal aaanam, doch het waaide den geheelen nacht zo fel met tegenwind , dat men zig des morgens nog op dezelfde hoogte bevond, verre buiten het gezicht van den wal; deeze gelegenheid bleef geheel den dag dezelfde, zo dat Capitein en Stuurman fpraken van weder in Texel binnen te loopen , doch oordeelden zulks tevens te vol gevaar: den geheelen volgenden nacht ftormde het geweldig uit den Noordwesten— dus fukkelende vorderde men zo weinig, dat onze Burgervader den 24 twee mijlen bezuiden Walcheren ten anker kwam: aldaar kreeg hij een Flaminger Fisfcher aan boord om het feheepjen naar Oflende te brengen; doch wind en weder werden andermaal zo ongunftig, dat men moest befluitcn naar Zeeland terug te keeren , het welk ook gefchiedde : men wierp des middags omftreeks 5 uuren het anker bij 't kasteel van Rammekes van waar men niet voor den 29 vertrok; nu werd de gelegenheid gunftiger;' ten 5 uuren pasfeerde men CJlende , ten 8 uuren Nieuwpoort, en 's nachts ten 12 uuren werd het anker voor Duinkerken geworpen ; ten volgenden dage flapte de braave hooft aan wal, ont-  HENRIK HOOFT, danielsz. 17 gangen wordende door den Heer r, de vink, Conful der Hollandfche Marine aldaar, bij wien de Grijsaart ook logeerde , en met zorgende onderfeheiding behandeld werd tot den 4 Mei eerstvolgende, toen hij van daar weder vertrok: zijn vriendlijke gastheer, benevens verfcheidene aanzienlijke Hollanders deeden hem uitgeleide tot halfweg Casfel en Wynoxbergen ; ten 5 uuren des middags arriveerde de grijsaart te G«/e/-voornoemd, en zijne reis terftond voordzettende , ten 8 uuren te St. Omer, alwaar hij mede van verfcheidene aanzienlijke patriotten verwelkomd werd; den 7 Mei vertrok hij naar Abevllle, alwaar hij den Heer hertog van Rotterdam aantrof, met wien hij ten volgenden dage naar Dieppe vertrok, daar hij zig een dag pphield, wanneer hij op Rouaan de hoofdftad van Nor mandiën ging, nog in gczelfchap van den Heere hertog voornoemd, die voords naar Parys vertrok, terwijl onze Grijsaart HonJIeur een bezoek ging geeven , in de nabijheid van welke ftad, het buitengoed Montesfier voor hem gehuurd was, doch 't welk hij zodanig Hecht gefteld vond, dat hij er zig bij den eigenaar op zeker accoord van ontfloeg: hij vertrok den 3 Junij naar Llzieux, en den 6 van daar naar Evreux ; ten volgenden dage naar Mantes, de eerfte ftad in lsle de Trance; den 8 van daar naar St. Germaln,, alwaar de grijze zwerver zeer Hecht gelogeerd was, en grouwzaamvan zeker onaangenaam wantgedierte geplaagd werd: den 10 vertrok hij van daar naar Neuilly, een dorp, alwaar hij op zeker buiten logeerden tot den 14. toen hij naar Parys vertrok, welke beroemde ftaci hij totdenaóften met zijne tegenwoordigheid vereerde— Nu de terugreis wc. der aangenomen hebbende, bevond onze grijsaart zig den 27 te Plcardlen; vertrok voords den 5 Julij van daar en ten volgende dage naar de Heerlijkheid van den Heere d'AMiENS alwaar hij op het kasteel ten allsrvricnd-  S* HENRIK HOOFT, danielsz. jjkften werd onthaald: van daar reisde hij naar Aras, op welke route hij veel van een allereisfelijkst «weder had te lijden: ter dcezer plaatze vertoefde hij weder «inen dag: den 14 eerstvolgende nam men de reis weder aan, en arriveerden den 15 des morgens andermaal te St. Ome,:- tot den 6 Augustus (17 «9) aldaar verbleeven hebbende, vertrok hij naar Puinkerken ; den 10 van daar naar Casfel, den n naar Rysfel, alwaar hij den 13 ging logeeren bii den Heer Collonel sul.yard, met wien, benevens Mevrouw deszelfs Echtgcnoote.hij den 22 iuzr,Tperen enden 24 over DixmuÜen naar O/lende vertrok; den 26 retourBeerde hij over Meupoort en Furnes weder naar Duinkerken, cn den 24 over Wynoxbergen naar St. Omcr; den 31 deed hij weder een tour mm Casfel, ten volgenden dage, ever Bailleul'cn Ermentieres naar Rysfel, den 8 over Metsen naar G»r//y*, den 9 van daar naar Cwrf, den 12 naar Stusfel, den 19 over Megchelen naar Antwerpen, alwaar Mj tot den 6 November vertoefde; en toen weder over Megche/e«naar tetourneerde, in welke ftad de grijsaart tot •Jen 16 Junij 1790 Weef; toen de braave man befioot weder naar het vaderland te gaan; 't geen ook gefehiedde, neemende hij zijne reis over West wezelBreda, Tilburg, 's Bosch, Hees en Ravenjyn naar Nymegen; verder over Arnhem, Zutphen ; voords naar Zuithem, buiten de ftad Zwolle, bij den braaven Batavier, den Baron p a lr and van zuithem alwaar de grijsaart met opene armen ontvangen werd, doch ook in dit gewest van ons vaderland mogt hij geene rust fmaaken, daar zijne tegenparlijders overal waren , vond de oude man ook overal zijne vervolgers', eene en andere huislijke onaangenaamheden decden hem befluiten'naar Loenerjloot te gaan bij züne zuster Mevrouwe de Weduwe vauemek; eenige weeken aldaar vertoefd hebbende, keerde hij weder naar Zwol om  H E N R. I K HOOFT, danielsz. 29 ter dier plaatfe order op zijne zaaken te Hellen, cn zig vervolgends naar Deventer te begeevcn, (andermaal bad hij die ftad reeds bezocht, bij wijze van uitfpannings reisjen,) doch naauwlijks had men tijding van dat voorneemen, of men liet den ouden man weeten dat hij zig had te wachten van er niet te komen, ten ware hij voor de gevolgen van zijne komst wilde inftaan ; de deugdzaame grijsaart, hier over gebelgd, zeide evenwel te zullen komen, hij zoude zien wat men met hem voorhadde ; ook zag men hem welhaast aldaar , doch naauwlijks zijne intrek genomen hebbende , kreeg hij een fchildwacht voor de deur , en nog denzelfden dag bevel van weder te moeten vertrekken; onze Grijsaart gehoorzaamde en vertrok, en bij zijn; uittrede uit het huis werd hij van verfcheidene Dames van aanzien omhelsd en vaarwel gekuscht, terwijl het gemeen hem ftrafloos vloekte, ende fchildwacht voornoemd zijnen knecht hoogst onvriendlijk behandelde; bij zijn afrijden vertoonden zig meer militairen rondsom zijne koets, die hem ook tot buiten de poort vergezelde, na zijnen koetfier bevel ontvangen had van niet meer danftapvoetste mogen rijden: een eind weegs buiten de poort gekomen zijnde , verlieten hem zijne geleiders, doch eenige bij de gezegende omwenteling ontwapende Scnerpfchutters, die mede de koets gevolgd waren, bleeven den ouden man vergezellen , niettcgenftaande alle verwenfehingen die hun daarom van het achterblijvend gemeen toegefchreeuwd werden— nog grooter onaangenaamheid werd hem bijna een jaar te vooren bij zijn verblijf vtGronïngen aangedaan, alwaar hij zig in de maand Augustus des laatstgemelden Jaars i bevond , en met eere - verfsn verwelkomd was geworden: ons is vertoond een Copie - extract uit het Refolutie bock dier Stad , gedateerd den 16 Augustus 1790, inhoudende, ,, dat op het voorgedragen e ter ver„ gaderinge door de Stads Advocaat Fiscaal opzichtlijk do  3o HENRIK HOOFT, danielSz-. onrustige beweegingén welken alhier dosr het verblijf ., van den Heere hooft, logeerende bij den Heer t. „ tiddens worden veroorzaakt, hebben H. Hrcn. Bur-. >, gemeesteren en Raad na gehouden deliberatien verftaan ,, dat aan den Heere hooft zal worden te kennen gege„ ven , dat zijn verblijf in deeze ftad aan Hun Ed. Achtb; niet aangenaam is, maar dat Hun Ed. Achtb. verwachten ,, dat de Heer hooft zig niet langer in desze ftad en ,, diens jurisdictie zal ophouden , maar op heden zig van ,, daar begeeven." ,, En zal extracl: deezes door den ftads Advocaat-Fis„ caal aan den Heere hooft worden ter hand gefteJd. '* enz.: 't fpreekt van zelf welke partij onze grijsaart op het ontvangen van dit bevel nam ; hij vertrok , en ter dier gelegenheid kwamen zeer fcherpe verfen te voerfchijn, die wij ons niet veroorloven onzen Leezer medetedeelen. Bij zijn vertrek uit Deventer voornoemd, nam hij zijne intrek bij den Edelen Heere zuylen van nvevelb buiten Deventer, bij wien hij agt dagen vertoefde; vertrok voords naar zijne bloedverwant den Graaye van twinckel,. alwaar hij wederom agt dagen verbleef, waarna hij andermaal de reis naar Loenerjloot aannam met voorneemen om niet weder andere gewesten van ons Vaderland met zijne tegenwoordigheid te vereeren; een vol jaar woonde hij vervolgends te Lotnen, in welken tijd zijn boersch , maar geliefd buitenverblijf de Stolp, tot zijn verblijf toebereid werd: aldaar hield hij zig bezig met het een en ander den landbouw en veeteelt betreffende, alwaar ook niet zelden veelc braave Amjlellaaren hem kwamen bezoeken, vooral op zijn' jaardag, als wanneer er tevens eene' menigte van verfen, ter zijner eere vervaardigd, in "I openbaar verkocht werden»  HENRIK HOOFT, danielsz. g* Een gedeelte van den zomer en kort na zijne terugreize bijna geheel het jaar, fieet onze dierbaare Burgervader gemeenlijk te Loener/loot, meergemeld, op de Lustplaats OValkenheinitig,) van zijne Zuster voornoemd, van welke hij eene buitengemeene vriendfchap heeft genoten, overeenkomftig het beminnelijk charaóter van deeze Dame, die ten voorbeelde voor haare kunne verftrekt; wier godvrucht en menschlievendheid roemenswaardig zijn, en die een onbepaald vertrouwen op God ftelt, hebbende ten gewoone fpreuke de Heere regeert; 't was ook bij die waarlijk edele Dame dat ik het geluk had onzen overledenen Grijs» aart, op zijnen jongstledenen verjaardag, een vers, bevattende de hartlijkc wenfehen van eenige batavifche vrouwer, voor zijn lang en gezond leven, en wegneeming van het geen hem nog verdriette, mogt aanbieden; maar't was ook aldaar dat hij, weinig tijds daarna, (den laatften Augustus dcczes jaars, 1794,) dooreen verval van levenskrachten, aanval van jicht, en eene, fchoon niet geweldige, beroerte, den geest gaf, in den ouderdom van 78 jaaren, a maanden en 8 dagen — hij ging tot zijnen God , alwaar hij onder het genot der eeuwige gelukzaligheid zijne kinderen verwacht. Zie daar, waarde Landgenóoten ! een beknopte levensfehett van den besten Burgervader; vaneen' man, nederig, menschlievend en vriendlijk ; die met fpreekende daaden beleed dat alle menfehen gelijk zijn, zo zij gelijklijk deugdzaam mo. gen genoemd worden; een man zo fpaarzaam en maatig in zijne levenswijze (*) als milddaadig voor de armen ; een (*) Zeldzaam gebruikte hij over tafel anderen drank dan bier; een glas regenwater was in alle gevallen van or.tftehenis zijn gewoon hulpmiddel; zelf droeg zijn lijf bediende beftendig eene zekere hoeveelheid daar van. bij zig, in die hagchelijkc omftaudigheden, waar-  't* HENRIK HOOFT, das iels l, trouw, eerlijk én oprecht man; een man van ecnvoudig'eri maar hartlijken Godsdienst; een onverzettelijk voorftander' der vrijheid; onvermoeid waakzaam voor 't heil van land én kerk; een man, wegens dat alles, van alle braaven bemind ; om wiens dood in 't openbaar door Suizende Bataaven tekenen van hartlijke rouw gedragen is; een man, met één woord, die een engel in menschlijke gedaante was. Om geene ongegronde redenen werd het dierbaar overfchot niet in het familliegraf te Amjleldam overgebragt; maar i den 3 September eerstvolgende , des avonds omtrent 9 uuren, met Tretkleine Staaten jagt, gevoerd, over Nieuïverfluh, naar Loenen, en ten volgenden dage , des morgens ten 5 uuren, te Vreeland, in de kerk, in het graf van den Heere dier piaatfe, bijgezet: het lijk werd gedragen door twaalf livereibedienden, en twee tuinlieden, en Werd alleenlijk vergezeld door den Graave van twikkel, en den Heere hooft van vreeland. 1 Wilden Wij hier eene opgave doen van de menigvuldige foorten van afbeeldingen, welken van onzen waardiger! Burgervader voorhanden zijn; van de talrijke Monumenten die voor hem zijn opgericht, en nog werkelijrt opgericht worden ; van de gezangen die ter zijner eere vervaardigd zijn , zeker wij zouden nóg een gantsch boekdeel met eene voldoende opgaave daarvan kunnen vullen — beter derhalven Ijesaangaande niets dan te weinig gezegd. in de Grijsaaart zo veel te lijden had, gelfjk hij er zig op het Raadhuis meer dan eens van heeft moeten bedienen — om veelc en gewigtigc redenen verkoos htj zijn ge'iefd water niet te ontvangen dan uit dc handen van zijnen vertrouwden lijf bediende boven b-doeld.; voor wiens onvooibeeldigetrouw.den bcininnelijken Grijssart betoond, God hem in tijd en eeuwigheid bel Done.  J c^yrri^n-e^A ^czcr^è roor 'f-Aai7 Tan i&tuZ> e/z l 4t(tai' r Jtèi rer/it altr litfy&Vj&tyfêk. m/s/^t van aian wcêruire^lc/; Se^ar^zci~)fr^Aeicls z-oofv-, Jic'-k wetioeA Accxre/ien ËtéóiZ— (ïoudoevej" ïs'~t Ji'cn 7?2cn Aitsr zzetr.   ISAAC van GOUDOEVER. H ebben wij eene gallerij aangelegd ter verzamelinge van de afbeeldingen der voornaameNederlandfche mannen en vrouwen, en welke gallerij derhalven tevens ten eerezuil voor ons dierbaar Vaderland zal verftrekken, daar zij, om zo te fpreeken, met de Hukken zal bewijzen dat onze Republiek vruchtbaarder is dan eenig Land des werelds, in doorluchtige helden, fchrandere (taatsmannen ,en beroemde kunftenaars; vruchtbaarder, naamiijk , in vergelijkinge van het zo kleine plesken gronds dat zij beflaat, gezien tegen de uitgebreidheid ook van. den minfi:en der overige Staaten ; hebben wij zulke eene gallerij aangelegd, en in welken aanleg onze tijd- en land-genooten een zeer zichtbaar genoegen neemen ; wij zouden zekerlijk de wezenlijke verdienden van dezelve uit het oog verliezen, plaatften wij er den achtenswaardigen Grijsaart, met wiens naam dit blad aan 't hoofd pronkt, niet in; hij heef: eene plaats in onze verzameling verdiend, door zijne edele, zijne belanglooze vaderlandsliefde ; door zijne onverwrikbaareltandvastigheid in het dringendfle gevaar waarin Amjleldam, en met die beroemde'wereldftad, geheel het Vaderland, zig bevond \ geene Prwsp/ckekrijgsmagt van buiten, ook geene dol]e en domme partijzucht van binnen , heeft hem een Jjjnbreed uit zijnen ftand kunnen doen wijken;de zaak die hij op zig genomen had te verdedigen ,en die hij ook met geheel zijn hart omhelsde, bleefhij getrouw, infpijtvan allen geweld, of dreigementen, en ter. befchaaminga van allen die , om de taal der Theologanten te gebruiken, Hechts mondbelijders toonden te weezen; de braave goudoever had zijn hart het Vaderland gewijd, en  2 ISAAC van GOUDOEVER. had ook zijn leven voor hetzelve veil—hijjlond als een rots, en trotfcerde de woedende baaren van den oceaan der heerschzucht; waarom zeker dichter op.'s mans agt- en- zeventigfte verjaardag, Nederland, hetzelve fprcekende ingevoerd hebbende, met recht, te:>en hem laat zeggen: Grijze zoon! ik ben verheugd Dat gij 't licht nog moogt genieten ; ■ (Schoonuwe onbevlekte deugd, Dcelen mocte in zielsverdrietcn;) Want gij, braave, grijze Zoon | Zijt een paerel aan mijn' kroon. Onze gallerij met het afbeeldzel van deezen onwaardeerbaaren ^Imflellaar en andere getrouwe Patriotten, in hoedanigheid van helden, of ftaatsmannen verrijkt hebbende, zal dezelve den nakomeling doen zien, welke lieden het waren, op wie dc partij van 't Hof, in onze jongde beroerten, haar vuilen zwadder zo onbezonnen heeft uitgebraakt, toen zij, door buitenlandfche krijgsmagt gefterkt, den toon floeg van een fnaar, die, zonderde gezegde verfterking, weldra ftuk gefprongen zoude hebben — wie ondertusfehen, verfchrikt door dit geluid , (en 't kon indedaad vrij grouwzaam inde ooren donderen,) zig door de ontwijking beveiligd moge hebben; hoe ook de ftraalen van den ftaats banblikfem door de Republiek heen hebben mogen fnorren, onze Grijsaart.de kloekmoedige en ftandvastige goudoever , heeft noch den donder der verfchrikkinge gevreesd , noch zig het heerfchend vermogen onttrokken; maar heeft blijven ftaan gelijk 't een' Batavier voegtte ftaan, diezigveilig acht in de armen van de Deugd; zig verlaat op de rechtvaardigheid van zijne zaak, en wiens kloekmoedigheid -•'ng-ovuurd wordt door de innerlijke bewust'  ISA AC van GOUDOEVER. 3 héid dat de Almagtige zijne bedrijven goedkeurt, om d'dt zij in den hoogden graad pligtmaatig zijn, ïsa-ac van goudoever dan . werd geboren den 29 Augustus desjaars 1712 , te dmfteldam , en niet te Amers■foord,ge\'yk men ineenigeder vecle jaar-en ccre-zangen, voor den waardigcn Grijsaart vervaardigd.gefteld vindt; onder anderen in één, gemaakt door zekere Dame, coRNEr, ia van l ix m on d genaamd, en waarin onze Grijsaart in deugd naast barneveld, dat 011'itervetijk Nederlandlche flagtoiïer van Staat, wordt geplaatst : fchoon de loflijke Dichteres hebbe mogen d waaien in de geboorteplaats van het waardige voorwerp haars zingens, daarin zeker heeft zij niet gedwaald ; de grijze b a r n e ve l d , die van het fchavot in de armen van den rechtvaardigen God is overgegaan ; die, niettegenftaande zijn hoofd door een' beul is afgeflagen, eene onvenvelkbaare eer voor zig zeiven , en eene nooit genoeg teverfocjene fchande voor zijne vijanden nagelaten heeft, de grijze b ar n e v e ld , was een zoon der Deugd, en de grijze goudoever was één zijner broederen. Alle dwaalingen hebben zekerlijk eene aanleidt-nde oor/aak; die van de dwaaling der genoemde Dichtereslé, omtrent de geboortefiad van onzenwaardigen goudo eve r, ligt daarin , dat zijne Ouders Amcrsfoorders waren , gelijk ook het meerder deel van 's mans geflacht zig nog ter dier ftede bevindt; jammer is 't onderfchen dat gezegde misflag in de verzen , die anderszins ongemeen fchoon zijn, gevonden wordt — van dit dichtftuk zijn alleenlijk eenige weinige afdrukken onder de vrienden des overledenen voorhanden, en is nimmer voor het algemeen gedebiteerd ; de Dichteres fchonk er den Grijsaart een op wit fatijn gedrukt, en achter glas, in eeneoverheerelijke vergulden lijst gezet. De Ouders van den Heere goudoever waren dan, gelijk gezegd \atj4mersjoorders,&ï)ïiégi&Aaw in den hoogen burgerftand geplaatst: zij verwekten in hun huwelijk verfcheidene kinderen, van alle welken thans flechs nog twee dochters in leven zijn.beiden voorbeelden van Godsvrucht, beminnelijkheid van gedrag, en verftandigp A 2  4 ISAAC van GOUDOEVER. voorftanderesfen van de zaak des Vaderlands; dat is de zaak der Vrijheid .waarom men met reden mag zeggen, dat de braave Vaderlander, goudoever, in die zijne twee zusters nog onder ons leeft .offehoon de dood hem ook aan onze zamenleeving onttrokken hebbe. Reeds in zijne vroege jeugd wierp het levendig vuur der deugd dat in zijn harte brandde,eenigefprenkjcns naar buiten, zeer zichtbaar in zijne kinderlfke bedrijven ; dié, overeenkomstig zijne nog niet ontzwachtelde vatbaarheden , wei weinig aanmerklijk waren , maar e/enwel tot zo veele aangenaame voorboden verftrekten, dat uit deezen fpruit, fpaarde de dood hem,een ftam zoude opwasfen , die het Vaderland eere , en der zamenleevinge zielsgenoegens zoude verfchaffen. fn gevolge deeze voortreffelijke aanlagen, liepen de kinderjaaren van onzen Grijsaart ongeitoord voorbij; zij liepen voorbij onder het genot van de aangenaamfte tevredenheid , van de liefde zijner braave Ouieren, en van de achting van allen in wier handen hij, ter vorminge van zijn hart en verftand, gefteld werd — de pligtbetrachtiiig i» bij soïd oever, van zijne kinderjaaren af, het hoofdvoorwerp zijner bemoejingen geweest. Nu jongeling geworden zijnde, onderwierp hij zig geleidelijk aan de keuze zijns Vaders, die hem', tot onderfteuning, op zijn eotnptoir, (hij was een handelaar in wijnen,) plaatfte; en zig dien keus ook niet beklaagde , ter oorzaake van den onvoorbeeldigen ijver, naauwkeurigheid en fchranderheid , waarmede zijne zaaken door den deugdzaamen jongeling waargenomen werden: nog geene vijftien jaaren bereikt hebbende , hield deeze reeds het grootboek.dat zekerlijk niet weinig zegt — in verdere jaaren bepaalde hij zig ook bij den gemelden harfdel, voor zijn eigen beftaan ,en heeft denzelven tot bijna twaalf]aareri vóór zijnen dood ter hand gehouden , toen hij verkoos zonder beroepsbezigheden het overige van zijne dagen teflijten, in het dankbaare genot van de zegeningen zijns Gods. Ten ftreng(ten aan zijn Comptoir verknocht, bleven hem weinig uurtjens van uitfpaning over, en die Weinigen bragt hij door met wandelenmiaar voornaamlijk,  ISAAC van GOUDOEVER'. 5 en vooral in lateren tijde.met het leezen van fraaie werken, derhalven in het verder befcbaaven van zijn verftand: als men nagaat welk een voorbeeldig getrouw vriend van zijn Vadorland de waardige goudoever geweest is , en na ont\angene verzekering dat hij zulks van zijne eerfte jaaren van onderfi heid af was, zal men zig niet verwonderen , dat hij met het onderzoeken der gefchiedenisfen van Neüeiland in 't algemeen, en van zijne Vaderftad in het bijzonder, een voornaam gedeelte van zijnen leeslust voldeed: op dien weg leerde hij de rechten van den burger kennen, en die keunis heeft in laatere tijden zijne belluiten zo groot eene vastheid bijgezet, dat zijniet uit hunne plaats verwrikt konden worden; die zelfde kennis maakte goudoever, in vervolg van tijd, derhalven , ook tot éénen der waardigfte Coloncllen van de jfrnfli Idatnfche Schuttert] ; want meer dan te bejammeren is het dat in Nederland, eeri Land Waarin zo veele kundige mannen gevonden worden, dikwijis de gewigtigfte posten ter bekleedingc opgedragen worden, aan wezens daartoe geheel niet geichikt," en die men derhalven alleenlijk, om redenen welken niet in aanmerkinge behoorden te komen, of begunftigtof vereert; het gevolg van deeze berispelijke handelwijze is ook, dat men niet zelden bij ons ziet, hoe een amtenaar, of hij die eene waardigheid bekleedt, zig in doods verlegenheid bevindt, wanneer hij, in voorvallen van aangc'egenheid, of zijn amt, of zijne waardigheid moet doen gelden ; zulk een onwaardig gunfteling kan, in eene aanzienlijke post gefteldzijnde, alleen de oorzaak weezen dat zijne onderhoorigen in de bekiaag^nswaardigfte omftandigheden geftort worden — alligtlijk, bijvoorbeeld, wordt deeze of geene man van aanzien, tot de waardigheid van Collone] der Burgerije verkozen , niettegenftaande die man, behoudens hij zeer braaf kan weezen, naauwlijks doorzicht genoeg heeft in de zaaken zijns beroeps, welverre dat hij de regeeringsfoim van Land en ftad, de ■rechten en pligten van den burger zoude verftaan, en zig in die moejelijke taak geoefend hebben; maar wat is het gevolg van zulke eene keuze zodra d<& A 3  6 I S A A C van GOUDOEVER. man in zijne waardigheid moet handelen ? niet anders dan verwarring, welke ook zekerlijk de nadeehgfre gevolgen na zig moet fleepen : hoe zeer kwamen onze Grijsaart zijne vergaêrde kundigheden niet te pasfe, toen in onze jongsledene troubelen de zaaken daarheen geftuurd werden, dat de fchutterij weder in haaren rechten Mand gebragt wierd , en derhalven nu niet meer zoude zijn een corps gewapende lieden, dat gewoon was, op gezette uuren, in de grootfte wanorde, langs de ftraaten tefukkelen, en alleenlijk dan betoonden uit moedige mannen te beftaan, wanneer er tegen een Compagnies ham , zwaare osferib, vette kalfsborst, een berg Compagnies kaas en brood , benevens een ftapel biervaten , of legio volle wijnflesfchen geftreden moest worden — punctum. Wat hetcharakter van goudoever betreft, hetzelve was in alle deelen beminnelijk', gelijk uit het geen wij op de voorgaande bladzijden aangetekend hebben, reeds overtuigende is optemaaken: had de dichtèresfe bovengemeld reden gevonden om , den Grijsaart toezingende, van haar hart te zeggen : Het ziet de lauwren die uw fchedel overiaaden. De lauwren die de hand der leliewitte Deugd , Om uwen blonden kruin reeds ilingetdc in uw jeugd 5 Niet minder reden had zij om hem, wat zijnen verderen leeftijd betreft, te noemen, Der armen toevetlaat, der weezen onderftand, De marmren fteunpilaar van 't zinkend Vaderland, De oprechtfte en trouwde vriend, de kroon der grijze hairen, Wat kunnen wij hier bijvoegen! goudoever was in alle deelen een braaf en beminnelijk man ; en dit fluit files prijswaardigs in.  ISA AC van GOUDOEVER. t ■ Eerst in het zeven-en-dcrtigfte jaar zijns ouderdoms werkte de liefde krachtig genoeg op zijn hart.om hem het huwelijksjuk te doen opneemen rfaij trouwde in de maand Mei des jaars 1749 , met Mejuffrouw agnetha ermina de lange , Dochter van den Heere de lange, mede een voornaam handelaar inwijnen.te^f/^e/^widen geruimen tyd van veertig jaaren heeft hij met deeze zijnhartvriendinne ceiivreedzaam en gelukkig huwelijkbeleefd;niet gelukkig evenwel ten opzichte van kroost: goudoever verwekte in zijn huwelijk twee dochters, van welken de oudfte op haar zevende jaar overleden is , en de andere niet langer dan zes weeken geleefd heeft —hoe gaarne hadden de iveldenkende jlmjleldammers, een' zoon , of meer zoons , dien zo waardigen Vader zien opvolgen, zo wel in deugd, als vaderlandsliefde! dan dit heeft der Voorzienigheid niet behaagd. Na eene echtverbindenis van veertig jaaren , gelijk wij reeds gezegd hebben, overleed de Echtgenoote van onzen Grijsaart, in demaand Maart, des jaars 1789: dit verlies trof zijn gevoelig hart met de grievendftp droefheid; de Godsdienst alleen, de beminnelijkfte onderwerping aan den altijd heilbewerkenden wille van den Almagtigen, was vermogend genoeg, om zijnetraanen te droogen , en zijne fmart te leenigen. Het bekendeloflijke charakter van den Heere goudoever , had ten gevolge dat men in het jaari752 of 1753, bij gelegenheid van eene vacature onder de Capiteinen van de ylinfteldamfcheSchuttertj^xttQQg op hem liet vallen ;hij omtrok zig ook niet aan die keuze, nam de waardigheid aan,en bekleedde dezelve in allen dcele metroem.offchoon de tijdsomftandigheden.als toen.niet vereischten om zijne manïchap te kunnen toonen ,welk een getrouw Vaderlander den ftaf, waaronder zij waakten, aanvaard had; deeze eer was voor onzen Grijsaart tot een volgenden tijd bewaard; tot dien tijd naamlijk waarin Nederland door de grouwzaamftè verdeeldheid gefchud is geworden , en waarvan wij nog de naweeën gevoelen- In den jaarei773 werd debraavegoudoever aangezocht tot het bekleeden van de waardigheid van Collonel der gezegde Schutterije;doch naar geene hoogere eer yerlange::de,en de bczwaarenisfen dier waardigheid iuzienA 4  8 ISA AC van GOUDOEVER. d<3, (welken hem, daar zijne jaaren reeds aan 't klimmen waren, nog gewigtiger voorkwamen,) weigerde hij aan het verzoek te voldoen, gelijk hij ook meermaals, bij herhaalde dringende verzoeken daartoe, bleef weigeren; doch na men Hem met kracht van vaderlandfche taal, het nut dat voor de Vrijheid en den Burger gelegen was, in een' man van zijne deugd, vaderlandsliefde, en kunde, den Krijgsraad te zien helpen fpannen, vertoond had, gevoelde hij zig niet bekwaam langer te blijven weigeren ; hij aanvaardde dan de waardigheid voornoemd, en heeft dezelve in het moejelijkfte tijdperk met den grootften lof bekleed , derhalven , van dien tijd af, zelf, om zo te fpreeken, aan eenen onvergankelijken eerezuil voor hem gebouwd, waarvan de volgende flaauwe trekjens ten bewijze dienen. Toen in den jaare 1786 de Stadhouder, willem de vjjfde, had kunnen goedvinden, de lieden Hattem en Elburg met Staaten - krijgsvolk te dwino-en, was 't onze Waarlijk edele Grijsaart, die, den waaien aart van dat gedrag befeffende, en de gevolgen voor de Vrijheid en het recht der burgeren daarvan voorziende, aandrong om eene bezending desaangaande uit het collegie van Collonellen en Capiteinen der ^Imjleldan;fche fchutterije aan Heeren Burgermeesteren te doen: Cdit gefchiedde 8 September:) de commiffie werd gelait te zeggen : „ Hoe Collonellen en Capiteinen , met „ aandoening vernomen hebbende, dat in Gelderland „ befloten was, de burgerlijke verfchiUen, met miii„ tair geweld te beflechten, en dat de Heer Capitein „ Generaal der Unie daarop zig had getoond zodanio„ a&tf, dat hij de fleden Hattem znElburg, daad* „ lijk door de troupen van den Staat had doen innee„ men, zig verpligt hadden gevonden, aangezien de „ algemeene vreeze, dat men welligt met zodanige „ nu gedeclareerde fentimenten, de troupen van den „ Staat zoude kunnen gebruiken, ter invafie van deeze „ onze Provincie;" Hun Wel. Ed. Gr. Achtb. met fchuldig refpea te moeten verzekeren, van het volle vertrouwen dat Collonellen en Capiteinen Heiden in Hunner Ed, Achtb. vaderlandfche trouw , hoogst-  ISA AC van GOUDOEVER. 9 wijze direaie, en volvaardige bereidwilligheid, ter verdediginge van s' Lands hoogheid en teritoriaal recht, tegen elk die daarop eenigen aandrang zoude willen doen. „ Dat zij Collonellen en Capiteinen ," dus luidt een verder gedeelte, van deezen voordragt; „ ook om „ ter hunner verantwoording bij de ingezetenen dee„ zer ftad, te toonen, dat zij zig deeze zaak wel de„ gelijk aantrekken, en geenzins inaftif zijn, ver„ klaaren gereed te weezen , al wat in hun ia, „ te zullen toebrengen tot foutien van Hun Ed, Gr. „ Achtb. genomene of te nemene refolutien, ter be„ waaringe van de algemeene rust, zo binnen als „ buiten deeze ftad, en de orders van Hunne Ed. Gr. „ Achtb. daaromtrent zouden afwachten en opvol„ gen " — ieder Leezer van gezonde hersfenen, zal wel befeffen van welk een gewigt deeze flap van Collonellen en Capiteinen , en hoe flhrander dezelve overlegd was; terwijl men pligtmaatig alle onderdanigheid en overgegevenheid aan den wille van Burgemeesteren betuigde, bond men bun tevens de handen, in het gevreesd toetallen tot de handelwijzen van den Stadhouder, en waarfchouwde men hun waarvoor Zij zig te wachten hadden, wilden zij de gewapende burgerij de rechten van Land en volk niet met kracht en nadruk tegen hén zien verdedigen -— Burgemeesteren begreepen zekerlijk ook wel wat het eigenlijke oogmerk der bezendinge was; doch durfden 'er niets van laaten blijken, maar betuigden hun genoegen over het gedrag van Heeren Collonellen en Capiteinen, en het ontvangen van de luisterrijke commiffie., uit hun midden aan Burgemeesteren geDe Burger-krijgsraad , aangemoedigd door den bijftand van zulk een ijverig en tevens bedaard Vaderlander als onze goudoever, befloot tot het oprichten van een defenfie-wezen in Amjleldam; voorwaar eene loflijke en hoogstnoodige zaak in zulken critiquen tijd als wij toen beleefden; eenen tijd waarin het onbedacht betrouwen op hoogere ftanden eene misdaad konde genoemd worden, vooral daarom, dat [de StadA S  io ISA AC van GOUDOEVER. houder tegen de poogingen des volks was; (mogelijk niet uit,;z/g zelvcn, maar op raad en aandrano- van anderen in zijne environs. aan welke anderen hij wel voornaamlijk zijne ondergaane verdrietlijkheden te danken heeft,) cn hij ondertusfchen den onbepaaldfteninvloed op die (landen had ccnc deputatie var» Capiteinen verfcheen ten huize van onzen eerwaardigen Grijsaart, om hem het ontworpen plan bovengemeld bekend te maaken; en wie zou anders hebben kunnen verwachten van een' man van zijne deugd, burgertrouw en vaderlandsliefde, dan dat hij 'er ter- ftond zijn zegel aan gehangen zoude hebben ?• zulks gebeurde ook, en de weldenkende goudoever bcfioot oogenbliklijk tot het doorzetten van dat ontwerp bij Burgemeesteren: eene commislie naar Hun. Ed. Gr. Achtb. werd daartoe benoemd , cn onze beminnelijke Vaderlander ftelde zig aan 't hoofd derzelvc : dit was genoeg ter verzekeringe dat Burgemeesteren niet zouo.en kunnen weigeren het burgerlicvend ontwerp goedtekeuren, waaraan de uitkomst ook beantwoordde: 'er werd een Defcnfie-wezen bepaald, en door Burgemeesteren daartoe benoemd, deBurger-Collonellen, voords uit de Capiteinen de Heeren nobel , jager , van iiogendorp, vaillant, en van som — deeze luisterrijke vergadering hieldt voords haare zitting in de Voelen, op de Garnaa'emarkt met aandoening geheugt mij, hoe dikwijls ik den gadeloozen Vaderlander en Burgervriend, die luisterrijke en heilzaame vergadering heb zien verlaten, als bukkende onder den zwaaren last dien hij, in zulk een rijd van verdeeldheid , zijnefchouderen voelde drukken; no°- geheugt mij hoe hij door een fchaarcging van toegevloeide nieuwsgierige ftadgenooten, allen met de eerbied op 't gelaat, en zig met den hoedin de hand in twee drommen gefchaard hebbende, om den alles waarden Grijsaart, maar nog geheugt my ook hoe, toen de ommekeer van zaaken nabij was, een fchoftig laag o emeen.den dierbaaren vriend vanzijne en hinineVaderftad, begnjnsde; hoe dat gemeen dan 't is eeentiid van toornen; gelukkig.hij die zig kan bedwingen;  I-S A A C van GOUDOEVER. *t Toen Am (Iels Pa'riotfche burgerij in 't begin van 't jaar 1787, begreep hoe nuttig het zoude weezen dat de openftaande üfficiersplaatfen bekleed werden , op dat iedere compagnie in haar geheel zoude weezen, waren 'er eer.igen in den Krijgsraad weiken die poogino- tegen «reefden; doch onze waardige goudoever°bleef zijne grondfteliingcn getrouw; hij, de zaak des vaderlands geheellijk toegedaan, en geene inzichten van eigenbelang hebbende, begreep dat een ligchaam geene gezonde werkingen kan verrichten, zo het niet in zijn geheel is, en Hemde daarom in de aanftellingen ter vervullinge van de plaatshebbenden vacatuuren, in fpijt van allen die zijne loflijke oogmerken desaangaande laakten. Den 14 Februari) des jaars 1787, gaf onze getrouwe Vaderlander zijn woord tot het lidmaatfchap van de toen beftaande vaderlandfche focieteit, welke door het aanwinnen van zulk een lid niet weinig in luister toenam: twee dagen daarna, (den 16.) verfceen de achtenswaardige Vaderlander voor het eerst 111 gemelde focieteit, en werd aldaar met een algemeen genoegen, dat zo groot als luidruchtig was, ont» vaneen. Haarlem had den 17 der laatstgemeide maand ter Vc gaderinge van Hunne Ed Gr. Mog. eene propofitie gedaan, om het garnifoen in V Haagé, ter meerdere be* veiliginge, te verfterken; vijf- en- twintig notabele ingezeten van Amjleldam vervoegden zig ten huize van de toen regeerende Burgermeesters beels en dedel, met verzoek,van tot de propofitie van Haarlem te willen toetreeden.en ten volgenden dage prefenteerde onzeGrijsaart, (het gewigt deezer propofitie inziende,) vergezeld van bij of in de zestig Officieren van de burgerije.in Burgermeesters kamer een requesi, door gemelde Officieren en c en aantal andere lieden ondertekend, firekkende ten fine als boven: de Requcstranten werdea vriendliik ontvangen, en het belluit van den Raad werd,overeenkomftig het verzoek, genomen. Het één en ander tot dus verre reeds bijgebragt, toont hoe ijverig de braave goudoever dc zaak der Vrijheid ter  12 ISAAC van GOUDOEVER. a-»., gezin, Sellacl.t,go.do™,"™ 6 ™ Wat dies meer zij otlu,fcen, en het DatrinMtmnc /L r t2£ende oogmerken van J / braavegoudoever richtte derhalven de pomten ter deliberatie gelegd zul en le wordeh zoude dechneeren; de meerderheid der ftemrïen la* ren tegen dit verzoek; doch de braave bZIZkZ HooFT.verzeierde onzen Grijsaart en zijne medéve zoekf het heil der burgenje veil te hebben; waarop de commX door die taal verrukt, op haare beurt, ZTÏ de tegenwoordigheid van de Heeren dedpt en beels , (de vierde Burgemeester was Xent ) dia Burgervader hooet onverwrikbaaren trouw 'LoZ 1" "a frJ middaSs» na geëindigde deliberatie, van de vroedfehap, verfcheen onze eenvaarde Gris Z£\\Zl)n TmmfC Weder ten «adhu z , en T asrsre Lteen ***** -  ISAAC van GOUDOEVER. 13 Intusfchen bleef de braave goudoever ook de drokke bezin heden van het defenfic-wezen onvermoeid waarneemen : den 6 Maart 07s7-) benoemde de Raad eene commisfieom, van zijnentwege, die bezigheden te onderfteunen , of liever te befpieden ; de daartoe benoemde Heeren waren, elias, huidecopbr van maarsseveen, abbema, en temmink, geadiiiteerd door den Secretaris van pabst ; ten tweeden dage verfcheenen die Heeren reeds ter vergaderinge van het aanzienlijkCollegie meergemeld—Thans had onze goudoever^het ongenoegen dat hij, eenen krijgsraadsvergadering, tegen den 21 eerstvolgende, belegd willende hebben, daarin door zijne mede Collonellen en anderen , gecontrarieerd werd ; echter wist de Grijsaart zijn oogmerk doortezetten; want op gezegden dag werd in de daad krijgsraad gehouden , maar in de poe/e«,aangéziën Heeren Burgemeesteren , (de burgervriend hooft uitgezonderd ,) het vcrfchil tusfchen Collonellen vernomen hebbende, geweigerd hadden, den fleutel van de gewoone krijgsraadskamer op het Stadhuis, te geeven; 't geen echter, gelijk blijkt, onzen Grijsaart niet heeft kunnen doen afzien van zijn oogmerk; ook zelfs na hij, benevens den Capitein gale isaac gales , dooi den 'Deurwaarder stopendaal, Van wegen het Hof, desaangaande geëxploiteerd ware geworden, op klagte van de overige Collonellen over_ het onrecht hun in hunne waardigheid, en meerderheid van (temmen , aangedaan ; onze goudoever en zijn mede-geëxploiteerden appelleerden voor den Hoogen Raad , en aldaar is de zaak blijven hangen in gezegden krijgsraad werd, onder anderen, onze braave Vaderlander aangeiteld in eene commisfie, ter handhavinge_ van der burgeren reenten en vrijheden, zo wel bij de ftad als bij de Provinciaale Staaten. Zie daar genoeg aangetekend om te doen zien op wat wijze de waarlijk edele goudoever zig indiehagchelijke tijdsomftandigheden heeft gedragen; zodanig gedroeg hij zig ook in het gantfche verder beloop der volksbewegingen, naamlijk altoos als die zig geheel het geluk zijner ftadgenooten en het herftel der vrijheid had toegewijd — geene tegendruisfehingen kon-  *4 I S A A C van GOUDOEVER. den hem ontmoedigen, geene bedreigingen konden hem yerfchnkkcn; vertrouwende op God en dercchrvaardigheid zijner zaake, vreesde hij niet; ook zelfs by de zogenaamde gezégende omwenteling, bleef GotmoKVER zig zeiven gelijk; echter heeft hij de negheden van ZlJne gewigtigé posten niet tot dat ont-achjyk tydfhp toe mogen blijven waarneemen: od zekeren dag in het Defenfiewezen zijnde, W hij een ongemak aan zijn been , veroorzaakt door een tó^ die er opgevallen was, dat hem noodzaakte zijné kamer te houden. Dit dan, waarde Lcezer.'isde levensfchets van een' man die, zijt gy een Waar Patriot, uwe hoogde acbrin- pïïdeSehf g'j f f d°°d ^^-géninf De Grijsaart ftierf 0p den n September des jaars l?9o , m den ouderdom van ruim 81 jaaren, aan een verval va« levenskrachten ; zijn fterven was als zijri levegeweest was ; naamlijk voorbeeldig: met eenebeworiderenswaard.ge bedaardheid van Geest, gevoe'de hy de Aarde zijrre voeten ontzinken, beval zijn Vader- and aan debefcherminge Gods.en ging zachtlijk ove, a t het gewoel der menfehen, in de%alige choo"der Engelen , om daar zijnen God tot in "eeuwigheid t e Den i7den eerstvolgende, werd het lijk van den onfter- ss bijgezet'in de oL : Talrijk zijn de afbeeldingen die van hem in prent m gaan, als mede de eerezangen . en jaarverzen wS. mede hij uit den boezem der Amfteldamfche Patriotten begroet ,.s:een klein gepünaeerd portrait van den waard?gen Gnjsaart, z,et het licht, methetomfchrift: isAtc van goudoever , OUDSTE COLLONEL van den braaven a!/- steldamschenburgerr-rvgsraad, in medaillon ; boeien ander van dezelfde grootte en 't zelfde formaat ook Z het hetzelfde omfchrift, beiden voords omS^SJ bloemkrans, en het eene met rondsom uitgietende Zo™ neftraalen: een andere af beelding, in een ovaal, ïoveï heerehjk geprmeteerd door den Heere f. pf, ffer ea  ISAAC van GOUDOEVER. rg h witte Regiment 'Fder Slmfterdamfche Schutterij 1787 :nog een grooter.en dat alle anderen overtreft, is vervaardigd door den beroemden vinkeles , naar 't fchildcrij van den uitmuntenden Kunstfchilder EKELs.en welk Schilderij ook de Vergaderkamer van het Defenfiewezen vereierd heeft; voeg hier bij de Afbeelding waarmede wij deeze leevensbefchrijvingvan den waardiger»Vaderlander hebben doen pronken —meer dan één Monument heeft de Graveerkunst voor hem opgericht; in een van dezelven , van klein formaat, is hij, als een tweeden hooft , naast dien dierbaarenBurgervader geplaatst, metduonderfchriftjen: Zie hier twee Grijsaarts, duur verpand, Aan 't waare heil vau Nederland. In een ander ziet men zijn omkranst afbeeldzel voor een colomswijs otitaar, waarvan ceri levendig vuur opgaat; aan zijne linkerhand ftaat een antiek vrouwenbeeld, houdende in haar rechterhand een zwaard, opwaards gekeerd itt de vlamme en rook , die van het outaar opgaan ; in haar linkerhand heeft zij een vredepalm: op eenen afftand van haar , ziet men een gedeelte van een Leeuw, houdende ziya. poot op het wapenfchild van Amjleldam ; voor haare voeten liggen de Handvesten van die ftad, en eene half opgerolde •kaart dcrzelve; ter rechter zijde van hetportrait, en fchuih boven het zelve, ziet men eenig oorlogstuig, onder anderen zeer zwaar kanon ; onder de afbeelding is 's mans wapen geplaatst, zijnde een goud veld, waarop vijf zwarte ringen -boven een zwarten arendspoot; alles gepunfteerd door den reeds gemelden Heere pfeiffer : onder hetzelve .leest men: ter gedachtenis van den ed. manhaften keere "isAAC van goudoever , oudfte Collonel der Amjlerdamfche Schutterij, in den Jaare 1787. Een derde en ongemeen prachtig Monument vervaardigd door de Heeren wijsman en van beek, op kosten van den uitgeever deezer leevensbefchrijving , ziet nog maar korten tijd het licht: het geheel verbeeldt een bosch waarin op een nfgefnedenColomjrustende^'op een zwart komsyvijs voetftuk,gejslaatst is, het porirait van den Grijsaart in een ovaal ti».  ió ISA AC van GOUDOEVER. maat, met het omfchrift, Geb. 29 Aug. 1712, Over/ i» Sept. 1793 : geheel dit middenftuk is omgeven met krijgstuig; boven aan, ter linker zijde, zweeft een Genius op een wolk, houdende een laucrkrans boven het hoofd des Grijsaarts; ter rechter zijde ftaat de Vrijheid , rustende met haar' arm op het ovaal; aan haar rechterhand ftaat een gewapend Batavier, en tegen over deeze , aan de andere zijde van het middemr.uk., een uitbeelding van de zeevaardij en overvloed; voor het voetftuk bovengemeld ziet men het Wapen van den Grijsaart, vcreierd met eiken en lauerbladen, een fakkel, en de trompet van den Faam ; aan de linkerzijde van den afgcineden coloin, ziet men een Engeltjen naast een vvierook vat; het houdt een uitgerold blad in de handen, waarop Uien leest: Wie kan ooit naar verdienste u looven, goudoever | teer bemind bij ieder Batavier? Uw deugd gaat allen lof te boven, -Zij zelf bekroont uw kruin, met eeuwige eeriauwrier: Wat wonder dat door Bato's neeven, Dit heilig Moufoulé voor u word opgeheven. PIETER PIJPERS. Op den voorgrond ligt nog eenig burger - wapentuig, en onder het geheel leest men in ongemeen rijk vercierde letters: TER GEDACHTEMSSE van den HEERE 1saac VAN GOUDOEVER, OUDSTE collonel DER AMSTERDAMSCHE schutterij, 1787. Andere vereerende , geestig uitgedachte kleinigheden, als vifiteKaartjens.nngen enz.zijn nog voorhandcn,doch te veel voor ons beftek om er voldoende van te fpreeken — wanneer zouden de jtmjlellaar* ook ophouden de nagedachtenis van hunnen goudoever te cereeren?  Jfya&M*;x£> mzó£,i&. aaaren zriütcbtZen , ? IcAoon. ze, ieder iet rerpunn^wtafi'esJciviAe aanJén'j &setreuze Aaa/jzaaf reeds'zeen in Ae/2eArAle^ete/z _ 3)^m»rtt /nazi is meetd ,önc reedt o/ye/neen \ i/i d'oiaex:, de ce/~ ?-a/i- •xeme. Tic/d'ene eten ; •dty, zenderfow. cdsAind, ?ras ze>nech-&y aZr znayi ; ^trvcAtzia eêne. eenzzuiZ & niet -yer der ren, lezn cv   SIMON FOKKE. IX Natuur, zegt men, is algemeen in haare bedeehngen; welke woorden te kennen gecven, dat de Natuur als eene zorglijke moeder voor heure veele millioenen van kinderen , geen van dezelven onvoorzien laat van die ^bekwaamheden welken nodig zijn tot het maatfchappylijke leven , en die als de beweegraderen daarvan befchouwd mogen worden; men beDaale zijne gedachten in deezen niet Hechts bij die grove bezigheden, waar* van de voordbrengfelen ofverfleten, of korten tyd na hunne geboorte, zo niet verflonden j dan op bevel van de WispeltuurJfro made *a h o »v dochter van den Notaris hof, mede te ^Imjleldam woonachtig: in zyne vroegfte .jeugd verwierf hij zig reeds de achting van zijne ouderen, zo wel als van allen in wier gezelfchap hij zig fomtijds bevond , zo wel door zijne kinderlijke aartigheden, als door zijn ongemeen buigzaam charakter ; zijne aartigheden zijn, als een jong plantfoen, door het voedzel van een onvermoeiden ijver, uitgedegen tot uitmuntende talenten, en zijn buigzaam charakter heeft zulk een hoogen graad van beminnelijkheid bekomen , dat hij tot aan zijnen dood toe, het lievelingsvoorwerp van een ongemeen breed tal van vrienden, en belanghebberen in zijne kunstbekwaamheden geweest is. „ Nu de jaaren des fchooltijds bcreikthebbende, zag „ men reeds," dus is van hem getuigd, „ dat er een kunftenaar van den jongen leerling zoude worden; „ alzo hij de randen zijner fchriften met allerleiefiguu„ ren betekende,- in dit vermoeden werd men nog meer „ gefterkt, door zijnen onvermoeiden vlijt en geestig- heid in het nabootfen van allerleie figuuren, door die „ met de fchaar in papier uittefnijden," enz. ziedaar derhalven ,in deezen beroemden Graveur, een bewijs van ons bovengeftelde „ dat," naamlijk,,, een kind in zijn „ vroege jeugd reeds doet zien waartoe zijne roeping „ leidt, en in welk fak, hij, nu een man geworden ,r zijnde, zoude kunnen uitmunten" — wilde men ons intusfchen tegenwerpen dat zulks niet altoos zeker gaat; wij zouden, op gronden van ondervinding, aanmerken , dat de fchijn in deezen zaak bedriegt, omdat men de voorwerpen niet genoeg van nabij kent: op dit oogenblik komt ons desaangaande meer dan één voorwerp voor den geest: zo kennen wij iemand die in alle zijne kinderlijke bedrijven getoond heeft een beminnaar van lijnen en figuuren te weezen, derhalven een Meetkunftenaar te zullen worden , en evenwel, hij is 't niet geworden , dat is,hij munt 'er niet in uit; maar, met dat' alles heeft hij in den loop der ftudiën van zijne jongelingsjaaren, ook de edele wiskunst ter hand genomen,, en overtuigvnd doen zien, dat hij volitrekt voor die kunst berekend was, maar op het verdere gedeel-  S I M O N FOKKE. 5 te van zijn levensreis zijn 'er rakken in den wind gekomen , die hem van cours hebben doen veranderen, zo dat thans zijn hoofdtalent als 't ware begraven ligt — deeze voorvallen hebben hunne grondoorzaak in de alleenregeringe Gods, en wie kan de wijsheid van dat beduur doorgronden? men vindt in het menschüjkc leven voorbeelden van nog grootere zonderlingheid in 't algemeene plan der zamenleeving, of, wil men, der levenspaden, die voorde menfehen afgebakend zijn — een jongeling van zeer laage geboorte, fwij hebben hem gekend en meermaals bewonderd,) begeeft zig tot de ftudie der telkunst, maakt daarin de nooitgehoordfte vorderingen, oefent zig vervolgends in de ftelkunst of Algebra, leert niet alleen een' hartog en strabb e verftaan, maar ftreeft hen zelfs in veele opzichten voorbij — naauwlijks de manbaarejaaren bereikt hebbende verbindt hij zig aan eene openbaare ligtekooi, leidt met haar een allerfchandelijkst leven , ja wordt een bedienaar van de vuilfte verleidinge voor de jeugd, en fberft als zelfmoorder op de fchrikbaarendfte wijze—< Wie kan in deeze en dergelijke gevallen overeenkomst of betrekking vinden? en wie zal reden geeven? zo lang wij niet meer van Gods wijsheid kunnen doorgronden, zullen wij ook niet verlichter wprden , in de bewonderenswaardige gpHra.TEp'ng'en veeier menfehen — en wat kunnen wij desaangaande verwachten ? Aan deeze zij' van 't graf is 't leeren en vergeeten; 1 Aan geene zij' van 't graf, dddr zullen wij iet weeten. Om tot onzen Kunstenaar wedertekeeren *- Reeds in den jaare 1725, toen hij derhalven flechts den ouderdom van 13 jaaren bereikt had, vonden zijne ouders geraden, in gevolge de voorgemelde doorftaande blijken van zijne talenten, hem als leerling te bededen bij den, ten dien tijde, niet onverdienstelijken Graveur jan caspar philips, ten einde onder het opzicht en geleiden van deezen Meester zig te oefenen in het tekenen , etfen , en plaatfnijden, maar voornaamlijk ftrekte hierin ten drijfveere de onder de Nederlandlch') A 3  6 S I M O N FOKKE. dichters bekend e gijsbert thijssens, aangehuwde broeder van den Vader onzes Kunstenaars, die de talenten van den Jongeling zo hoog fchattede, dat hij volftrekt begeerde, men zoude hem in den kring der Kuilstenaaren inlijven — onvermoeid nam de fchrandere jongeling hier zijne pligt en kunstoefeningen waar, en overtuigde derhalven dagelijks, dat de fprenkjens van het kunstvuur,'t welk zijnen geest zo voordeelig verwarmde, welhaast in volle vlam ftonden uittebreeken, en zeker, tot geen gering genoegen van zijne ouderen ; want wat kan htm, die kinderen hebben mogen verwekken, aangenaamer weezen dan de gegronde hoop dat die kinderen éénmaal tot luister van hunnen tijd zullen leeven, en den roem hunner tijdgenooten zullen wegdraagen; vooral wanneer zij tevens door hun gedrag toonen dat zij ook om hunne braafheid geacht zullen worden ? — meer vaders zouden voorwaar deeze aangenaame hoop, omtrent hunne kinderen, mogen voeden, ware het dat zij in derzelver aanleg, of plaatfmg in eenigen levensftand , meer raadpleegden met der kinderen begaafdheden, dan met hunne eigene keuze, welke keuze, dikwijls, ook nog op vooroordeel of onkunde gegrond is. Zeven jaaren bragt de beroemde fokke bij zijnen leermeester, novpngfmiold, rloor , en hcreikte, indien korten tijd, zulk eenen hoogen graad van bekwaamheid , dat hij deezen in de kunst verre te boven fteeg; zodanig zelfs dat men hem het vervaardigen van verfcheidene kunstige plaaten toebetrouwde, die vervolgends onder den naam van p h i l i p s in 't licht verfcheenen, en geen geringe voldoening gaven, 't welk den jongeling ten fpoore verftrekte om zig verder te bekwaamen, waarin hij dan ook zo ongemeen gelukkig geflaagd is, dat men hem in z;jn fak gehouden heeft, „ even als „ zijn groote tijdgenoot, de alomberoemde houbra„ ken, tot een voorlichtende baak van het kunstbeoe„ fenend nagedacht , on waardig dat zijn naam, „ voor altoos op de rol der Nederlandfche Kunstgra„ veurs, met het hoogfte recht, eene aanmerkelijke , plaats toegewezen worde". Hij had zig eene kleene maar kiefche verzameling  S I M O N FOKKE. 7 van prenten van callot, l e clercq, picart, en luiken, eigen gemaakt; deeze groote mannen, zijne voorgangeren, beftudeerde hij met den onvermoeidften vlijt: finaak en grondige kunde geleidden hem altijd als bij de hand, daarom volgde hij gezegde zijne gidfen niet flaafs, niet zo als de onvernuftige en fmaakloQze werkman volgt; neen,hij volgde, en vond tevens zelf nieuwe fchoonheden uit, vooral door ook anatomiebeelden, als mede de bevallige en rijke Natuur, te beftudeeren ,en aan haar het waare fchoone te ont« leenen : te recht zegt 's mans lofredenaar, van deeze wijze zijns ftudcerens fpreekende; „ Mogt elk jong kun* „ ftenaar dien weg inflaan, zig met ijver op defchoon„ heden der Natuur, en der voorhanden zijndekunst„ gewrochten toeleggen , uit eigene oogen lecren zien , „ en alleen naar het richtfnoer der gezonde reden Iee„ ren oordeelen, welhaast zoude dit het verlies dat de „ tijd ons Land aan Kunstlichten dagelijks doet lij-? „ den, telkens vergoeden , en ftijve en kunstloozefmaak „ de plaats voor eene meesterachtige behandeling inrui„ men, en ons Land in zijne aloude kunstëer bij de na„ buuren, krachtig gehandhaafd worden." Onze beroemde Kunftgraveur heeft ook eenige jaaren een Tekencollegie met zijne tegenwoordigheid vereerd; het zelve vergaderde to ^mfleldam in het Logement de Zon op den Nieuwendijk , gelijk hij in zijne jeugd ook een lid was van de toenmaalige Tekenacademie, die boven AsLeidfche Poort geplaatst was.en waarvan.onder anderen, ook de Kunstfchilders dubourg, quinkhart, en meer voornaame mannen, medeleden waren. Door gezegde loflijke wijze van ftudeeren week hij allengskens van de manier zijns Meesters af, hij verkreeg het krachtige van een' callot, het rijke van le clercq, het edele van picart, en het tekenachtige van luiken, al het welke nog opgeluisterd werd door het Vindingrijke van eenen romijn de hooge: naar maate de gelegenheid hem vergunde zij» ne verzameling van kunstgewrochten zijner voorgan» geren te vergrooten, 't geen vooral gefchiedde door, het aankoopen van 't voornaamfte u;t de nagelaten.9 4 4  8 S I M O N FOKKE. cabinetten van de Heeren jabach, roet, tol- 1inc, feitama, walraaven, rutgers, muilman, enz. rraar maate vermeerderde ook zijne talenten, en verfijnde zijnfmaak; zodat hij weldra de vraagbaak van zijne kunstgenooten werd, en men zig blindlings aan zijn oordeel gedroeg — welke eene voortreffelijke verzameling van fchilderijen.beeldwerken, tekeningen , prenten, enz. deeze beroemde kunftenaar bezeten heeft, blijkt uit de catalogus, na zijn af fterven, bij gelegenheid van de openbaare verkooping daarvan, Vervaardigd, welke catalogus, twee vrij dikke boekdeelen in groot octavo beflaat; niet minder blijkt zulks aan de groote fomme, welke die verzameling, bijgemelde openbaare verkooping, heeft mogen gelden. Meer en meer in kunde toeneemende Avaardoor zijn roem ook telkens nog hooger fteeg, werd hij verzocht zijn kunstrijke hand te flaan aan de plaaten in de Nederfandfche jfaarboeken , als mede' in de beroemde Viderlandfche Hijlorie ' van den grooten w a g enaar, met welke beide werken hij een voorbeeldlooze eer heeft verworven: „ De vinding," zegt zijn meermaals aangehaalde lofredenaar, „ de ordonnantie „ en tekening welke in al wat onze kunftenaar, be„ treffende 's Lands en andere gefehiedenisfcn, ver- „ vaardigd heeft . uitblinkt, is mot Ket hoogfte „ recht roemenswaardig; zelden echter"-, voegt hij er bij „ zag men hem van zijn werk eene uitvoerige te„ kening maaken, hij tekende meestal, even als de grootte luiken, zijn voorganger, op de plaat zelve, „ en deeze wijze van handelen maakte zijn werk le„ vendig, los , ongedwongen en origineel, daar zul„ ke prenten welken met angst naar 'uitvoerige teke„ ningen, al is het door den tekenaar zeiven, ge~„ volgd zijn, altoos het kenmerk van eene flaaf„ fche navolging met zig voeren, en niet hooger dan ,, goede copijen te achten zijn: deeze losheid en be,, valligheid van ordineeren, bleef hem tot zijn laatften „ levenstijd bij, gelijk blijkt uit de plaaten welke hij ,, in het beroemde werk van r o l l i n en t h a i l l i é, „ vervaardigd heeft, en welken, kort vóór zijn over?, lijden, voleindigd werden.",  SIM ON FOKKE, 9 Behalven gezegde capitaale werken in welken een aanzienlijk tal plaaten voorkomen, heeft de beroemde fokke nog veele andere gravures vervaardigd , waafr van wij aan 't flot deezer fchetfe van zijne levensbefchrijving eene opgaave, zo ver ons zuiks mogelijk is, zullen doen; bij die opgaave moet men echter nog voegen verfcheidene tijtels en vignetten, van welken, na zijnaffterven, volftrekt geen exemplaar in zijne uitgebreide kunstverzameling voorhanden was, het geen vooral toegefchreven moet worden aan het groot verlangen dat bij zijne vrienden heerschte, om iet van zulke eene onvoorbeeldig kunftige hand te bezitten , zo wel als aan den gullen en verpligtenden aart des Kunftenaars zeiven, 'waardoor hij fteeds gedrongen werd de verzoeken zijner vrienden intewilligen , offchoon hij ook door het êffiaan van een laatst exemplaar, van de eene of andeïe gravure van zijne hand, zijne verzameling eenigdefeët toebragte. Gul en verpligtend zeker was de beroemde fokke in den hoogften graad; ongemeen vrolijk van aart, en deugdzaam van gedrag : zijn gadeloozeijver en de ongemeene toevloed van hun die ter bevordering van hun voordeel, zijne hand gaarne bezig zagen, gaven hem weinig ledigen tijd; echter had hij zijne uurtjens van uitfoannino;, die hii ook, niettegenftaande zijne aanhoudende drukte, naar genoegen konde vermeerderen, ter oorzaake van de vaardigheid waarmede hij, als op eene wiskundige wijze, het graveerftift handelde — deeze zelfde vaardigheid ftelde hem ook in ftaat om aan eenen anderen kant zijnen menfchlievenden aart te kunnen voldoen, door naamlijk zijn onge_ meenen kunstarbeid, voor een maatigen prijs afteftaam evenwel hebben zijne zonderlinge talenten hem een aanzienlijk capitaal aangebragt — de bekwaame, endoor zijne bekwaamheid vaardige man,kan meer voor honderd guldens doen, dan hij die,ter oorzaake van zijne onbekwaamheid, en daaruit voordvloejende onvaardigheid, allerleie flingerflagen voorgeeven , en dikwijls, in de oogen van des kundigen, belagchelijkheden moet voorwenden, voor duizend guldens durft onderoeemem A 5  to S I M O N FOKKE. simon fokke heeft in den echtenftaat twee vrouwen overleefd, zijn eenle was sara bel li, dochter van den Almjleldamfchen Heelmeester van dien naam, vaij welke vrouw hem geboren werd zijn oudfte zoon, jan, een man ongemeen ervaren in de Historie zijns Vaderlands; en welke ervarenis hem wèl heeft doen flaagen in het vervaardigen.van twee Vaderlandfche Tooncelfpellen, die meermaals met ongemeen genoegen in het openbaar vertoond zijn — jan fokke is, naar de tijdrekening van de bedoelde Hukken, eenderoudften onder de openbaare SnifteIdatnfche Tooneeldichteren — meer andere hifiorifche werkjens getuigen van zijne kunde in dit ftuk der weetenfchappen. Na den dood van gemelde eerfte huisvrouw hertrouwde onze beroemde kunstheid, met cornelia sieu" Wersz, dochter van den Makelaar sieuwersz, uit welk huwelijk geboren is, arend fokke Simonsz, inderdaad een man van groote geleerdheid, en, even als zijn Vader, fchoon in andere opzichten, een eer van zijnen tijd — zijn de kunstfaculteiten der ziele , om zo te fpreeken van den Vader in deZoonen overgegaan, de braafheid van hart en minnelijkheid van gedrag, door welken de kunstrijke fokke geheel zij n leven door, bij alle zijne tijdgenooten zo bemind was, heeft die waarde Vader den nakomeling- nok «i ?ijne Zoonen nagelaalen— beiden nog in leven zijnde, ichrijft de befeheidenheid ons voor desaangaande niet breeder uitte weiden, te meer daar deeze braave Zoons eigenlijk thans de voorwerpen onzer bemoejingen niet zijn. Deeden en doen 's mans Zoons den Vader eere aan, niet minder herdenkt men hem aan zijne Zuster, de onnavolgbaare Tooneelfpeclderesle catharina fokke; dan, daar deeze in heur fak mede onnavolgbaare vrouw, de echtgenoote van den zo zonderling begaafden als beroemden Schilder, Graveur en TooneeJist, jan punt, geweest is, zullen wij van haar in delevensbefchrijving van dien grooten Nederlander, breed? voerig moeten fpreeken, waarom wij hier desaangaande kunnen zwijgen, simon fokke, genoot (taande geheel zijn leven pen wenfchlijke gezondheid, niet zelden het gevolg  SIMON FOKKE. tl van een welgeordend gedrag, en van een arbeidzaam leven, aan 't welk eene geoorloofde uitfpanning als nieuwe veerkracht geeft— weinig tijds vóór zijn'dood ! werd hij aangetast door een rhumatique zinkingkoorts die zodanig de overhand nam, dat hij den 10 April des jaars 1784 en des in de ouderdom van weinige maanden minder dan 72 jaaren, in de arme zijner kinderen overleed , op eene wijze zo benijdenswaardig als die Was Waarop hij geleefd had: de gerustheid zijns gemoeds bij het aftreeden van deeze aarde, getuigde van de inwendige goedkeuring over het gedrag dat hij bijna drie vierde van eene eeuw op dezelve had gehouden — met eene onvoorbeeldige bedaardheid zag hij zijn einde te gemoet, en hij ging tot zijnen Schepper in het christlijkst vertrouwen van ter eeuwige bruilofte een wolkomen gast te zullen weezen. Wat de lijst van 's mans arbeid betreft, en van welken wij boven fpraken, behalven de voornaame werken aldaar reeds door ons genoemd, kunnen wij op gemelde lijst nog brengen. Agt fraaje tekeningen , verbeeldende de begraavenis van raap, behoorende wel tot de Vaderlandfche Historie; doch die bij's mans leven echter nooit in 't koper gebragt zijn: na zijn' dood zijn vier van dezelven dooiden lieer brouwer in prent gebiagt. Ook zyn in de tegenwoordige cabinetten der kunstliefhebberen nogverfcheiden fraaje tekenihge van denberoem-? den Kunftenaar, voorhanden als het laatfte oordeel, met de pen getekend en uitvoerig met oostindifche ink gewasfchen; zijnde dezelve ook niet in 't koper gebragtgelijk mede nieteen prachtig hofgezicht met een vijver, ftaande ter linker zijde op den voorgrond , hetftandbeeld van Venus, waarbij een zittend en ftaand vrouwtjen,.en een zittend mannetjen ; ter rechter zijde twee gaande vrouwtjens, waarvan de eene een pak op haar hoofd heeft, verzeld van een jongetjen: over de vijver ziet men een anticq gebouw , waarbij eenige beeldjens; kunstig, uitvoerig, en zonachtig met oostindifche ink gewasfchen Een landfchap, met natuurlijk maanlicht, met zwart krijt enoostindilcheink gewasfchen naar n. bercium.  ia SIMON FOKKE, Een Landfchap, vol heelden en beesten, met zwart krijt, en gewasfchen naar a. van de velde. Twee uitvoerige Zeegezichten met oostindifche ink gewasfchen, naar l. bakhuizen. Meer dan één binnengezichten van kerken, door voornaame Meesters getekend, zijn door onzen beroemden kunstenaar geftoffeerd. Een bevallig en bergachtig landfchap, alleraangenaamst geftoffeerd, en fraai met zwart krijt en roet getekend. Een gezicht in de Haarlemmer hout, bij het dronkemans huisjen , met de pen, en luchtig gewasfchen met geele oostindifche ink. Een gezicht van 't bruggetjen te Overveen , 'in dezelfde manier. 'T Stadhuis en de Waag, ziende op de Nieuwe Kerk te Amfteldam, fraai en rijk geftoffeerd, en met geele oostindifche ink gewasfchen. De verkoopplaats van 't O. Z. Heeren Logement, met de pen en oostindifche ink. Een zeer natuurlijk gezicht van de Haarlemmer Trekfchuit, van binnen te zien. Veele onderfcheidene gezichten, alle ongemeen uitvoerig, en rijk geftoffeerd. Twaalf ftuks . verbeeldende Ap maanden des jaars , met de pen en oostindifche ink. Een Landfchap, kunstig met zwart krijt. Twaalf Plaaten, behoorende tot het Dichtwerk David, door wijle Mejuffrouw van merken. Zes-en-vijf tig Plaaten, behoorende tot de werken van hervei Cil.phe ars a L. Vier Plaaten in het verheerrelijkt en vernederd Portugal. Zes in het werk van dionisius cato. Zes in de Christcns Reize. Elf in de Vreugdebedrijven wegens de komst van zijne Hoogheid te .Amjleldam. Eene comicque verbeelding van den dood van dido, naar eene tekening van c. troost. Zes fraaje Land-en Water-gezichtjens, naar den Stom-, men van Cam-pen,  SIMON FOKKE. i$ De Bethlehemfche Kindermoord, naar picart. De badende Juffertjens , naar troost. De gewaande Heidin , naar j. b u ij s. Gezicht van de Kaap de goede hoop, naar co bel. 'T fpringen van het ooriogChip jllphen. VijfpJaaten in de vier Uiterflen. Tien in 't Vaderlijk Gefchenk. Dertig uit klinkhamer's Zinnebeelden. Twaalf in de befchrijving der Hottentotten. Tien in de Franfche Telemachus. Negen in Moeder de Gans. Dertig in de Contes de Feés. Zestien in het leven van haringhton. Negen in de Philofophe fans Jbuci, Twaalf in de nieuwe flavius josephus. Agt in de ^Arabella. Vier in de Marianne. Agt in de verkorte befchrijving van Amjleldam. Vijf-en-twintig ftuks in den Godvruchtigen Landman. Vier-en-twintig in de Vaderlandfche Historie verkort. Vijftien in Prudentia's werken. De brand in 't Hotel Dieu te Parijs. Brand van den Schouwburg, en Watervloed. Teken-academie, en IJsfchuitjens te Zaandam. Twee-en-zestig Bij bel fche Historiën, naar du boug. Vijf van de groote Onix. Vijf-en twintig bladen met beesten. Zes van de' Walvischvangst. Vier-en-twintig Zinnebeelden. Vier gezichten in Gelderland. Tien van Kleef. Veele onderf heidene plaatjens behoorende tot de Vaderlandfche Historie. Een onbegrijpelijk groot getal van tijtels, boven al voor Tooneeifpellen, alle welken ongemeen fraai zijn: voords veele vignetten, en andere plaaten. Men voege hierbij alle de voordbrengfelen van 's mans ftudie naar het leven, zijne Anatomie- en ColIegie-heelden, en men zal zig eenig denkbeeld van de naarftigheid deezes onvergelijkelijken kunstenaars kunnen maaken.  r4 SIMON F o K K È. De groote fokke gaat driemaal in prent uit, eens naar de Schilderij van jacobus buys, door j. greenwood, zwarte kunst; eens door j. houbraken, naar eene tekening van h. pothoven, en eens door den kunftenaar zeiven: onder het afbeeldzel door houbraken in 't koper gebragt, leest men het volgende vierregelig versjen, door's mans zoon j. fokke vervaardigd: Dit's fokke, door wiens ffift wij 'sLands Historieblaên, Mee edle vruchten van zijn kunde en geest zien praaien; Graveer- en Teken-kunst doen hem een lof behaalen, Die 't woên van nijd en tijd onfehendbaar door zal ftaan. Een ander bij fchrift, door zyn tweeden zoon, a. f o k« ke, luidt als volgt: Dit is 't gelaat van fokke, in tekenkunde ervaren, Die zijn graveerftift wijdt aan 't waarde Vaderland: Wie twijffle, ga te raade in 's Lands Historiebladen, Bij menig kunsttafrecl door zijn bekwaamc hand; Van dat de Batavier, des nabuurs twist ontweken, Met have en huisgezin zig hier gevestigd heeft, Door zo veele eenwen, finds 's Lands aanbegin verftreken, Tot zelfs op d'eigen dag die Neerland thans beleeft. 'T is recdlijk dat Pietuur 'smans ftoflijk deel bewaare ln 't woen van tijd en dood, door tekenpen en ftaal;  SIMON FOKKE. is Dat Clio echter vrij den lof van 't ftofloos fpaare, Wijl ftormne monden, met een woordelooze taal, Zijn fchrandre vinding voor het laate nakroost leeren. Geen nijdige afgunst, geen vernielend roest der tijd, Geen wisfellot van fmaak kan der gcdachtnis deeren Van hem, die zijnen roem in duurzaam koper fhijdt. 17 y>«- De volgende Extempore, van den bekenden Dich< ter frans de haas, ten tijtel voerende: Op den beroemden Ets- en Teken.KunJïenaar, denHeere s. fokke, en welk dichtjen nooit in druk geweest is, is ons gunftig medegedeeld ; wij fchrijven 't hier voor onzen Leezer, naar 's dichters handfchrift, af; Dit's fokke, die voorlang, ujj een doonuenu.- wijs Door Ets- en Tekcn-konst, verworf den fchoonften prijs • De fchilderkunst, hoe trotsch op haare kunsttafreelen, Roept, daar zij fokice's Kunst befchouwt: „ O eeuwige eer » Der Tckenaaren ! 'k leg mijn Vervv en kunstpenceelen „ Voor uw beroemde naald, met diepen eerbied, neêr: „ Wat taal, paneel of doek, moog' leeren door mijn ftreeken; „ Veel fchooner doet uw ftift het ftonane koper fpreeken".  16 SIMON FOKKE. Men heeft voor 's mans ftoflijk deel het volgend ideaal graffchrift vervaardigd: Wie Prent en Teken-kunst waardeert, Voorbeeldeloozen ijver eert, Betrachte op deeze zerk den ftrengften ecibieds pügt _ 'T is fokke, de eer zijns tijds, die hier begraven ligt.  ~^^^Mer denJósten zoon, den Ira^Picn AicWyirrrini , £/'en üèr/ïoi7-aet/cr, en een reern de/\r)' èdetda/idc'ny, Uiünuntc/id< in den rei derjèA'avieArsie rersüz/iden , ^ ƒSic rry-cfv rry&U. _ Acid, en bodedienst Ae^Aem^è; AA ie 'tmrr vatsi'tjU&EHMKN met noesten- r^tAiefe lowren/— èfie N1ETJVIENHVIJ7.F.N, dien dc AMnst ie abctlefc/ieiewen.   MARTINUS NIEUWEN HUYZEN. Zo iet kan gezegd worden krachtig werkende te zijn op de harten van weldenkende, van gevoelige menfehen , het is de zegenrijke nagedachtenis van afge* ftorvene bloedverwanten of vrienden — de bewustheid van dat zegenrijke 't welk tevens eene onafgebrokene loffpraak voor den overledenen is . kittelt hem die er deel in neemt, oneindig meer, dan anderen, tot een laager kring behoorende, gekitteld worden, door de bewustheid dat de overledene wiens bloedverWanten of vrienden Zij zijn, of een man van hoogen adel en ongemeenen rijkdom, of eenvooomaam amtenaar, of beiden te gelijk geweest is ; en geen wonder! de afltanden zijn hier hemelsbreedte verfchillende; de weldenkende en gevoelige harten zijn vatbaar voor den waaren adel, den adel der ziele; daar de anderen niet anders bedoelen dan eene ftaiidseigenfchap, welke geen waarde in zig zelve heeft; neen, maar al heurc waarde aan den adel der ziele moet ontleen'en ; 't was daarom ook dat bij de Egyptenaars, 'gelijk één der Lijkredenaaren (*) van den waarlijk edelen Man, wiens zegenrijke nagedachtenis wij, in de voor ons liggende weinige bladzijden, der vergetenheid zullen helpen ontrukken, te recht aanmerkt, dc vrienden en nabeftaanden van den overledenen , hoé wijdluftig, hóe ijvrig zij ook, in zeker gericht dat het "-ezeode volk gewoon was over hunne dooden te houden, in zijnen lof mogtcn uitweiden, nimmer van zijne afkomst fpraken , „ naardien alle Egyptenaar en voor even edel gehouden werden; en de eemgftê " adel, hun bekend , alleen in de uitmuntende eigenfchap-> " pen'van verftand en hart. en in het doen van goe|| de daaden gelegen was; dus erkende men reeds iri '', Egypten", voegt de boven bedoelde Lijkredenaar'et' bij „ zo wel ter waarfchouwinge hunner Koningen , als' ter aanmoediginge der ondérdaanen , dat afkomst, A De IIccr c, brendeb. ii erandis.  3 MARTINUS NTEUWENHUYZEN. „ rang,magt,rijkdommen,en foortgelijkevoorrechren,die „ enkel van onze ouders , vrienden , en omftandigheden „ buiten ons, afhangen, bij hét :^eoordeelen van ecu „ mensch niet kunnen gelden , maar dat des menfehen „ wezenlijke waarde alleen beftaat in die eigenf happen f en deugden, die door eigen oefening, door eigen vlijt, 'p M betrachting def pligten , verkregen en uitgevoerd „ worden , en die derhalven dien bezitter als een waar eigendom , zelfs na dat hij overleden is, alleen toebenoo„ ren, en hem voor hetnagefla.-htonftcrvehjk makken." Ja, zoi:der tegenlpraak beftaat daarin de wezenlijke Waarde van den Mensch, en 't is derhal-en niette bewonderen, dat weldenkende en gevoelige harter. o-eftreeld worden door de bewustheid dier wezenlijke waarde van hunne overledene bloedverwanten of vnenden.ten bewijze van welke' Waarde, derzelver' zegenrijke nagedachtenis, hun overal in de ooren indringt, als zoetüjk ruifchende .lente-windekens in den blpemtuin. Zonderling is het evenwel dat de bevatting van zulke eene zegenrijke nagedaentenis ,(deeze bevattingkan zelfs in den kleenften kring van zamenleving verkregen Worden,) en welke zegenrijkheid tevens, rreh'jk wij boven reeds zeiden, eene onaf»ebrokene"loffpraak voor den overledenen is, niet ieder' mensch, die vvaarhjk de grondbeginzels van adel, door onze goede moeder Natuur ingeplant is, aanfpoort, om zulk eene nagedachtenis te verwerven; want dat doet zij niet ■ hoe menig voorwerp van wezenlijke waarde ziet men niet zig op de haatelijkfte wijze gedragen! zodani°- dat hij wel kan verwachten, men za! om het nut en voordeel dat hij der kunstwereld aangebragt heefc, hem, na zijnen dood, altijd in zegening gedenken ; offchoonom zijne zedenlooze gedraagingen hoogftens verachten — zovthij zig met zijnen kunstroem dan tot zo ven-evergenoegen , dat hij den roem der braafheid , -daarbij als nier waardig befchouwt? — hoe hij er over denkt is met gemakhjk tebepaalen, maar zijne weinig achting: voor een zegenrijke nagedachtenis bij de deugdgezinden, is het gevolg van zijne weinige achting voor de Deugd zelve terwijl hij nog leeft; zij is geen voorwerp 2yner betracht>nge j de kunst alleen houdt hem bezig;  MARTINUS NIEUWENHUY2EN. 3 en de roem die hij in héuré fehool verkrijgt, vervult alleen geheel zijn hart; de vleiende uitzondering met welke hij overal behandeld wordt, maakt hem trots ; doet hem niet vreezen voor de minachting zijner tijdPenooten over zijn zedelijk gedrag; hij regelt derhalven dat o-edrag niet, en wordt zodanig gehecht aan dö voldoening zijner hartstochten, dat hij j buiten de kunst, niemand dan zig zeiven in aanmerking neemt, Ware het"thans onze taak deeze.ftofTe te verhandelen wij zouden het waagen eenige bewijzen aan de hand te geeven, daarvan, dat de zedenloosheid zeer natuurlijk meer moet vallen in lieden van verhevene kunsttalenten , cn zonderlinge geestvermogens, dan in hun die grover van vezelen zijn; wij zouden daatüitbewijzen hoe 't er dikwijls verre af moet geweest zijn, dat, gelijk de reeds aangehaalde Lijkredenaar zegt, het gericht dat de Egyptenaars over hunne dooden hielden , fterk op het hart der leevenden zoude gewerkt, hen van de ondeugd afgefchrikt, en tot het betrachten van deugd en goede zeden opgeleid hebben. Wij moeten met het bewerken van onze voorgenömenc leevensbefchrijving eenen aanvang maaken, en verheugen ons van harten, dat dezelve onbetwistbaar zal bewijzen, hoe evenwel een man van ongemeene talenten, een man van wezenlijke verdienften en waarde, tevens ook een vriend der Deugd kan weezen, cn derhalven den adeldoirf der ziele in den hoogften o-raad bezitten, waardoor ook zijne nagedachtenis bij ons in zegen blijft — ja, waarde Landgenooten! gij gedenkt met mij in zegening den waardigen mastinus nieuw en hutzen, en daar wij allen zij ne vrienden geweest zijn, om zijne deugd en zonderlinge talenten , gevoelen wij, zo wel als zijne* Bloedverwanten, en. braave grijze Vader, hoe aangenaam, en met hoe fterk eene kracht de bewustheid van het zegenrijke in die nagedachtenis, op onze harten werkt— men kan geen waar Patriot zijn, en dien edelen naam zouden wij tog niet gaarne willen af ftaan, indien men niet grootsch is op de eer van een land-en tijd-genoot tc raöoen weezen van lieden van talenten, voornaam- . ° A 2  4 MARTINUS NlEUWÉNHÜYZEN. lijk wanneer zij deugdzaam zijn; en ons, ons vrije' Nederlanders mag die eer meer dan eenig ander volk op den gantfchen aardbodem gebeuren! niemand zal zulks ontkennen, die Hechts een oogenblik overweegt Wat klein volk wij zijn, in vergelijk van hun die de Europafche Koningrijken bewoonen; ja wij mogen roemen op een zonderling groot aantal van braave en geleerde mannen en vrouwen; en mogelijk heeft Nederland nooit een' tijd gehad dat 'er zo veelen te gelijk geleefd hebben, als 'er thans onder ons leeven —hoe jammer is het dat zulk een bewonderenswaardig kwcckfchool van deugd, geleerdheid en kunften , zo lchandcïijk bedorven wordt! dat zulk een volk van talenten., een prooi is van de verachte]ijkfte verdeeldheid; dat lust en naijver in hun uitgebluscht worden door genoeg! wij bepaalen ons thans nader bij het edel voorWerp onzer tegenwoordige bemoejingen. martinus nieuwenhuyzen werd geboren te Middelharnis, op het Eiland Overflakk'é, den oden December, des Jaars 1759: zijn Vader is de braave jan nieuwenhuyzen, geboren te Haarlem, den eerften September 1724; een waardig grijsaart, die nog onder ons leeft, en door dat geluk onze harten in een onwaardeerbaar genoegen doet deelen, offchoon wij thans onze traanen met de zijnen mengen, en dien vloed op het eerbiedwaardig graf van zijnen beminden Zoon uitftorten : de oude man bedient thans nog in volkomen' welftand, als Predikant, de Doopsgezinde Gemeente te Monnikkendam, wer* Waards zijn Wel-Eerwaarde beroepen is van bardenburg in Staats-Vlaanderen, en voor welk beroep hij dat VznMiddelharnis voornoemd verwisfeld heeft - de Moedervan martinus Was g e z i n a wynalda, o-e- boren den 20 Juny, des jaars 1722, te Dokkumm Friesland, en op den 23ften Mei 1787, door den dood uit de armen van heuren dierbraren man , en die heurer braave Kinderen weggerukt — jan n i e u w enhuyzen verwekte bij gemelde zijne hartvriendin, behalven onzen m a r t i n u s , nog ecn'Zoon , a g e nieuwen huyzen, die den 22 September 1754,re Haartem, geboren, en den 12 September 1761, te JMiddet-  MARTINUS NIEUWENHUYZEN. S Urnis, overleden is; als ook eene Dochter, m argaretha nieuwenhuyzen,welkethans nog leek. Aan deezen eerwaarden Grijsaart is onze Republiek de lofliike en beroemde Maatfchappij, Tot nut van t 'jtlgemeen verfchuldigd: de edele zucht om den gemeenen burger verftandiger en gevolglijk gelukkiger te maaken, deed hem het liefdaadig ontwerp tot het oprichten van zulke eene maatfchappij fmeeden, en mn Wel-Eerwaarde mag den tijd belecven, dat dezelve reeds tot een talrijk gezelfchap, in verfcheidene departementen verdeeld, uitgedegen is, en den Vaderlande veele bewijzen vanheure nuttige bemoejingen gegeven hCDe kinderjaaren van hem die zig als man zo beroemd , en geheel Nederland zo waardig gemaakt necft; de kinderjaaren van martinus nieuwenhuyzen, ginp-en bijna ongemerkt vporbij ;cchter betoonde nij zigvroeötijdig een Zoon van verwachting te zijn en verheugde het hart zijner Ouderen niet alleenlijk daardoor; maar ook door zijn vrolijk doch onderwerpehjk gedrag, 't welk inderdaad niet altoos het geval is, t»J zioons die met aanlagen tot groote mannen te worden, beeiftigd zijn - hij bragt zijne eerfte fchoohaaren te \ir denburg door, onder anderen met de thans zo beroemde Vaderlandfche Dichteresfe, peuone lt,a moens, welke toen nog het gebruik van het dierbaar gezicht had , waarvan zij ; echter reeds in Lire vroede jeugd, door de kinderziekte, beroofd is geworden -"in gemelde Stad genoot hij het onderwijs in de beginfelen de Latijnfche taaie, van den WeiEerwaarden Heere, j. z u i d h o e k v a n l a a r e n in zijn Wei-Eerwaardens leven Lepraar der Nederdunfche Hervormde Gemeente. Toen zijn Vader in 1771 het beroep te Monnikendam aanvaardde, werd de ifW^K»-^* derdom van twaalf jaaren bereikt hebbende, ter verde e bevordering van zijn tijdlijk geluk, en aankweeki,w van zijne ontluikende talenten, opgedragen aan z nen Oom, dan ië l hoven s, die de eenige Zuster van zi rten Vader ter Vrouwe had ; deeze was Leeraar bij de Doopsgezinde Gemeente te Leyden. A 3  6 MARTINUS N1EUWENHUYZEN. De jonge n ieu w e n h u y z 2 n had nu een tweeden Vader verkregen, mede een man van deugd en vei'dienlten, en die zig het voorzichtig regelen van de opvoeding zijns Neefstotéén'zijner hoofdpjigten maakte: hij was met 's Jongelings Ouderen overééngeko-i men om hem tot het eerwaardig Predikamttebekwaamen, en deed hem derhalven de Latijnfche School getrouwlijk waarnecmen, in welke waarneming da Jongeling hem ook ongemeen voldeed, en doorfjaande blijken gaf van zijne talenten die zelfs zo groot waren, dat hij door eigeiae oefening de 'Engclfche enFranJ'che taaien volkomen magtig werd, eh ■ zonder veel behulps eener Dictionaire, zeer goed konde vertaaien : in vervolg van tijd oordeelde de .braave Vader en Oom dat de iigchaams gefteldheid van den geliefden Jongeling beter gefchikt zoude weezen tot het beoefenen der Geneeskunde .derhalven veranderden zij tot zoverre hun plan, dat in hetzelve den ftand van Prediker met dien van Doctor verwisfeld werd, en dit deeden de beide geleerde Vaders te gereder, daar de Jonge m artinus niet onduidelijk zijne neiging voor het beoefenen der medicijnen deed zien — inderdaad gelukkig het kind, dat op zulke eene redelijke en verltandige Wijze bcltuurd wordt! In gevolge deeze fchikking verfchaften zij den Jongeling het onderwijs in de Kruidmengkunde van den zeer ervarenApothccar galenos van derkaav, te Leyden , en deeden hem tevens deBotanifchelesfen van den Hoogleeraar vanroyen, aan 's Lands Univerliteit aldaar, hooren. De ijverige Jongeling verlustigde zig in zijne uurtjens van verpozing in 't gezeifchap van de edele Zanggodinnen, en zijne verzen waren inderdaad toen reeds de aangenaame aankondigers van een' groot Dichter, gelijk dan ook wel ra-sch bleek,dat zij eene waarheid verkondigd hadden : Het nadeel der onachtzaamheid werd door hem in zijn twee- en- twintig, ilcjaar vervaardigd, van welk dichtftuk men getuigt, dat het de des kumïigen even zeer verwonderd heeft doen ftaan, „ over de aartige wending en inkleeding u der gevoelens van den jongen Hekeldichter, als over  MARTINUS NIEUWENHUYZEN. 7 „ het waai- attisch zout, en de fijne fpotternij, welke „ overal in dit ftukjen doorftraaien" — Het Leydjche Genoutfchap , Kunst wordt door arbeid verkregen , piaatite ,in' 1783, één zijner diebtftukken, ten tijtelvoerende , Aan Lucinde, onder dezelfs werken, offchoon de Dichter geen lid van dat Genoo'fchap ware: zekerlijk eene eer die de waarde des ftuks, en gevolghjk.het"kunstvermogen en den geest van den Di.hter, verkondigt. Te Leyden vervaardigde hij ook reeds zijne nuttige apotheek, in vraagen en antwoorden , voor eerstbegi nnenden, aldaar in 17 82 gedrukt, bij l. her m kg, Den ouderdom van een- en- twintig jaaren bereikt hebbende, (*) ging hij , onder goedvinden van zijne Ouders en Oom, zijne Geneeskundige ftudiën te Barc.er■wvk voordzetten, onder de Hooglceraaren van g e u n s cn forsten ; aldaar 'eerde hij den beroemdften kruidkundigen van onzen tijd , den Heer ehrhart, van Hanover, kennen; deeze was toen op zijne Botanif'che reis te voet, naar cn door de Nederlanden, en noem,.onzen jongeling, in zijn verllag van die reis , de PL.ntenVriend nieuwenhuyzen ;nict tegenftaande een zwaare regen vergezelde martinus, benevens nög drie zijner jonge vrienden , den geleerden Reiziger lan^s de zee, fomtijds tot cte knieën toe in het water gaande, en betoonde, volgends het getuigenis van deezen, eene ongemeene vreugd wanneer hem een of ander'kruid, te vooren nooit door hem gezien, aangewezen werd; inderdaad eene overtuigende blijk van zijne liefde voor deeze hoogstnodige tak van Wetenfchap voor een'OoÊtorinde Medicijnen — van zijne daarin gemaakte vorderingen, getuigen een aantal lchnften, desaangaande door hem, ftaandc zijnverohji te Harderwyk, in'tlicht gegeven, (t) zo wel als zijne aanA 4 f* Omwent dee7en tijd, (in den jaare 1780,) deed bij belijderdsVni züri geloof aan de . Godsdienst der Christenen. er ontving de„ 8 Oefober des gemelden jaars , den H. Waterdoop van zijn Y/el-Eenvaarden Vader. Ct) Tot dit Tijdp.rk des beroemden Mans leven, behooren ook verfcheidene ftukken door hem zamengefteld, en geplaatst 111 de Genees'- Natuur- én Huishoud-kundige Jaartdektrt, alsprosven vaa zijne vlijt en ongemeene vorderingen.  8 MARTINUS NIEUWENHUYZEN, wijzing ven verfcheidene planten door den Hooglef;» aar de gorter, in zijn Flora Septem Provintiarum-. overgellagen, en zijne welbewerkte vertaaling van bovengemelde Botanifche rcize, van den grooten ehri-iart — zijne onvermoeide ftudie in het vale der Medicijnen, en de daaraan onaneheidelijk verknochte weeten'fchappen, hebben hem ook de lof en achting van de beroemdfte mannen, in die nuttige takken der alge»; meene geleerdheid, verworven. Drie jaaren lang te Harderwyk zijne ftudie voordgezet hebbende, vertrok hij vandaar naar de hooge Schoole teFraneker, alwaar hij den oden December, des Jaars 1783, derhalven juist opzijn vijf-en-twintigflen verjaardag, tot Doctor in de Medicijnen gepromoveerd werd, door den Hoogleeraar aan die Schoole, den zeer geleerden Heer gadzo coopmans —r Zie daar derhalven den ijver ende talenten van onzen Letterheld met den verlangden eerekrans bekroond! zie daar het oogmerk van den besten Vader, en den besten Oom, met den besten jongeling,bereikt — hoe betreurenswaardig is het niet dat zij zig Hechts een z,o geheel kleen tal van jaaren, in de vruchten van hun wèl overlegd plan hebben mogen verheugen! Wij kunnen niet voorbij hier aantetekenen dat toen onze geleerde Jongeling van Franeker terug gekomen zijnde om zijne boeken van Harderwijk te haaien , hij, met een afgehuurd vaartuig van Monnikkendam derwaards vaarende, door den harden wind, en een lek in het fchip* groot gevaar liep van te zullen omkomen ; doch hij werd door een' visfehervan Bunfchooten van boord afgehaald, en aldaar ter plaatfe terug gebragt, van waar hij vervolgens met een rijtuig zij nvoorgenomen reis deed;zig voords naar Edatn begeevende, alwaar hij de Geneeskunst uitoefende. Zodra zijn waardige Vader van het gemelde onti werp tot het oprichten van eene Maatfchappij, Tot nut van 't Algemeen, gefmeed had, deelde hij hetzelve zijnen Zoon mede, die het oogenbliklijk goedkeurde , en derhalven met recht voor een medeoprichter dierMaatfchappij gehouden mag worden : het menschJievend plan van Vader en Zoon vond zo veel bijvals dat men na verloop van weinig tijds, op den 16 November 1784, den grondflag dier Maatfchappij, thans  MARTINUS NIEUWENHUYZEN, 9 reeds mt meer dan 2200 leden beftaande, konde leggen: dit gefchiedde te Edam , daar de ontwerpers grooten bijHand kreegen: geen wonder derhalven dat deeze Stad zig verheugde, toen zij onzen jongen Geneesheer, binnen heure muuren zag! doch zij is onbeftendig in heure liefde, en zelfs, omtrent onzen jongen nieuw en huyzen, hoogst ondankbaar geweest. .. Toen de Maatfchappij om heuren Herken aanwas, bijzondere' departementen had opgericht, kreegen eemgen tegenzin in dat te Edam het Hoofddepartement was 5 vooral begreep men dat zulk een Stad op den duur geene bekwaame en vlijtige Leden zoude opleveren, de beide n i e w en h u y z e n oordeelden als deezen , 'er ontftonden verfchiUen over; om die te verdienen begeerde men eene buitengewoone algemeene vergadering, buiten Edam, belegen te hebben; net Hoofddepartement floeg dit verzoek af, en onze jonge Geneesheer , toen reeds Secretaris der MaatlchapiJ zijnde, (welke gewigtige post hij tot aan zijn dood toe, met lof, bekleed heeft0 protefteerde tegen deeze weigering; het welk hem de beschuldiging van oorzaak des verzoeks te zijn, op den hals haalde, hijwerd zelfs in de uitoefening vfc zijn Secretariaat gefchorst; de vergadering te Edam werd hem ontzegd , met last van te moeten vertrekken, waaraan hij, na vergeefsch geprotesteerd te hebben, ook voldeed; hij nam alle de papieren betrekkelijk het Secretariaat mede , en reed naar zijnen Vader te Monnikendam, laatende ziin huis, en meubelen "der Maatfchappij e, na hy zijn eigen meubelen bij zijn' Vader, voornoemd, in veiligheid had gebragt. over, aan de genade van hun die hem meermaals, in hunne brieven, metbraudftichtinne, (offchoon deeze nooit ten nutte van t Algemeen kan ftrekken.) bedreigd hadden: de dag van zyn gemeld vertrek was den 3often Jumj van het Jaar 1787. Na 't o-ezegde verfchil onder de Leden der Maatfehapij geknikt, en het Hoofdbeftuur derzelve naar Metdam verplaatst was, verkoos degeleerde martinus. ook die ftad tot zijn verblijfplaats, en wend, de aldaar zijne opgegaêrde kundigheden aan tot heil van zijnen medemensen , 't welk hem onafgebroken* bezignc ' A 5  io MARTINUS NIEUWENHUYZEN. den veTchafte; hij was ter gemelde ftede Genees» heer van de öeide Doopsgezinde Gemeenten aldaar; zi.n Kerkdienst , ais Diacon van de Doopsgezinde Kerk de Zon, en het moejelijk Secretariaat der loftrjke Maatfchapij, bovengemeld, gevoegd bij zijn werkend lidmaatichap, van de Maatfcnapijen Felix JMeritts, Du&rma tt ^micitia , en anderen, vorderden een goed gedeelte van zijn overigen tijd, zo dat men, dit befeffende, en de oogen op de boekwerken deezes grooten mans flaande, verwonderd moet ftaan , over de mogelijkheid dat zo veele bezigheden door een eenig mensch verricht hebben kunnen worden. Den asften Augustus des jaars 1789, trad hij te Haarlem ln huwelij k met a n n a maria herding, ler gemelde Stede ge oren , de Dochter van vincent ii e r d 1 n g en geertruida van gerdere! ill dit huwel jk heeft hij twee kinderen verwekt, naamlljk ge- zina geertrui 3 a nieuwenhuyzen cu jan nieuwenhuyzen, die inderdaad te houden zijn voor kin-leren welke hun dierbaarst pand \>erlorenhebberf. De geboorteplaats fijner Vaderen Vrouwe, Haarlem , werd op het alleronverwachtst ook zijne begraafplaats: eene ervenis aldaar teverefienen hebbende, vertrok hij fchoon zeer ongefteld, met zijne beminnelijke hartvriendin , en bevallige kinderen, derwaards , opden23ften Februirij deezes Jaars, (1793:) nog geen uur aloaar geweest zijnde,openbaa"de zig eene hevige rotkoorts, die zodanig de overhand nam, dat hij reeds den óuen der naastkomende maand Maart, en des na eene ziekte van niet meer dan tien dagen , des morgens, tusfehen half v jf en vijf uuren, zaliglijk ontfliep : men heeft* van hem getuigd, dat hij tot op zin ft<. rfbed toe, en derhalven waarlijk met veege krachten , voor, het hei! zijner g'eiiefd (le Maatfchapij, (lot Nut van het j4lg* mee",) geijverd heeft: den nden eerstvolgenden wérd zijn Ijk , uit het zelfde huis waaruit hij getrouwd was, in de St. Havo of groote Kerk, te Hcanem voornoemd, ter aan'e hefteld , en in het graf, en op het lijk van zijnen Oom, van Moeders zijde, denEervv. Heere age wynald a ,in levenLeeraar der Doopsgezinden, teHaarlem,en aldaar op den »9 Ocftober Ï792,in den ouderdom van 8ojaaren,overleden, bijgezet.-  MARTINUS NIEUWENHUYZEN. H • Om deezen waardigenMan, duizende-te vroeg ontrukt,, wèl te doen kennen zullen wij eene beknopte icbets van zijncharakter, aan zijnen meergemelden Lijkredenaar, dietevens zijn bijzonder goede vriend was, ontlecnen. martinus nieuwenhuyzen ftreefde , ^ als een uitmuntend vernuft door de'bloote kracht zijner natuurlijke begaafdheid, anderen, niettegen(taande al de hulp hunner kundigheden cn geleerdheid, verre voorbij: hij wist, als zodanig een vernuft, door den ommegang met menfehen, het leezen van licrlijke Schrijvers, en door eigene redendering, het zogenaamde fcholastique of kunstmaatige, ter zijde te ftclien, zonder daarom tegen de waare regels van kunften of weetenichappen te zondigen. Als een waar man van verdienften, bezat hij eene volftandige neiging om het welzijn der zamenleving te bevorderen ; aan trotschheid en eigenwaan, met deeze hoofdtrek ftrijdende, had hij geen deel: hij had een klaar begrip van zaaken, en bezat uitgebreide kundigheden ; zijn oordeel was beftendig, en zijn reden en gedrag, ontheven van vooroordeelen; hij was onvertfaagd, los van alle ongeregelde driften, vol van liefde, mededogen.en toegenegenheid voor het menfchlijk geflacht; oprecht en openhartig omtrent zijne gemeenzaame vrienden ; zedig zonder befchaamdheid; openhartig en gefpraakzaam zonder onbefchoftheid; toegeevend en infchikkend zonder vleierij, en vrolijk zonder krakeelzucht, des overeenkomftig met het charakter van braafheid-in gevalle hij beledigd werd.was hij zeer driftig van aart, doch vergaf ook gaare den geenen die hem beledigd had:,, Eindelijk"', zegt gemelde zijn Lijkredenaar verders woordlijk, „martinus nieuwen hu y- , zen, was' een Man van fmaak en geleerdheid te\, vens; hij wist wat onze Natie nog ontbreekt, en ), op welke wijze het haar in handen moest gegeven worden; nu eens fchreefhij ernftig — doch nimmer droog-zo als veele vertoogen van den Men- „ fchenvriend, welk werk hij gedeeltelijk _ fchrecf, en het voor zijne vrienden niet verborg, dit bewij- " zen; dan weder fchreef hij luimig en fatiriek; over 'f7 tuigd zijnde, dat de menfehen hunne gebreken veel , liever lagchende dan ernftig hooren berispen en aan.  Ï3 MARTINUS NIEUWENHUYZEN. „ wijzen: " veele zijner Maatfchappijlijke redevoeringen, „ toonen duidelijk, dat de fnaakfche verbeelding „ van schuppius, defchranderheid van rabener „ en het luimig vernuft van swift en holberg, ,, ia hem yeréenigd waren." — De Godsdienst Helde hy op hoogen prijs, doch „ zijne beftendige vro. " Jyknciavangee«» en die onafgebrokene vergenocgd„ heid, welke hem in alle zijne lotgevallen, tot zelfs op zijn ftcrfbed is bijgebleven," hebben ten wege gebrast* dat laage fchepfels, en die geheel geene menschkennis bezitten, zijne Godsdienftigebegrippen, nog kort voor zijnen dood, op eene onedelmoe» dige wyze miskendhebben - Bij 's Mans letterarbeid reeds genoemd, moeten zekerlijk gevoegd worden, een aantal yertaahngcn nithetLatynenHoogduhsch, en zijne lchriften ter verbetennge van het Schoolwezen, eene der noofdbedoelmgen van de Maatfchappij Tot nut van 'C Algemeen; als daar is zijn Spel- en Lees-boekjen voor eerstbegmnenden .zijne Verhandeling over hit Kunstmaatig kezen, en de Leeslesjens, bij die verhandeling behoorende; zijn Schoolboekjen van NederlandJche deugden; zyne Leevensfchetfen , gedeeltelijk, met a d r i a a n l o o s j e s,Pz. zijn Behuwdbroeder ,als gejouwd zijnde, met de zuster van zijne Vrouw, opgeflelo, en eindelijk zijn Trap der Jeugd: voords zijn door den grooten Letterheld en Menfchenvrind nog; Uitgegeven, Gezangen, De Mensch, Zang aan deJUenschüevendheid', Desdemona, Treurfpel; Bet leven, van fochard, «Wjustus schertserowiiz; T ALGEMEEN. Op den 6den van Lentemaand, 1793, In het z^jle Jaar zijns ouderdoms. Zal dan een reeks van droeve niaaren, Zo grievend voor het algemeen! Nog fteeds mijn doffe lier befnaaren? Rijst dan geen dag van vreugde? — neen! De dood fnijdt 's braaven leven af! Paar daalt de Mcnfchenvriend * naast den tiran in 't graf)  14 MARTINUS NIEUWENHUYZEN. Treur, Maatfchappij van Necrlands Braaven, Wier doel het heil des naasten is.' Een pacrel wordt in 't ftof begraven ; Een fchittrend licht, in duisternis! De dood velt uwen Vrind ter neêr, Wiens vlijt u naauwlijks bleek, of — ach.' hij was niet meer! O KiEuwEBitiiTiüii! was uw poogefi, Uw onbezweken moeite en vlijt, Dat rijp vernuft — dat kunstvermogen , Ons Hechts verleend, voor korten tijd; Helaas ! het licht uws levens zonk, Toen bij elk menfehenvriend, uw roem op 't fc'hoonite blonk.' Hoe billijk rollen hier de traanen, Van Echtgenoot — van menig Vrind.' Maar, hier —'hier is geen weg te baanen, Waar langs men vrienden wedervindt — Doch fcheidt de dood hen voor een poos, Zij zien elkander weer, hier na en eindeloos!  MARTINUS NIEUWENHUYZEN. is Pleng vrij een' traan, 5 grijze Stichter, Van Neèrlands beste Maatfchappij! Daar gij uw' Zoon, dien Volksverlichter, Ziet weggerukt van uwe zij Maar — dat — in 't nagelaten kroost — In zijn volzalig lot — uw edle ziel zig troost'.... Gij zult hem zeker wedervinden. Bij 't eeuwig zalig geestental; In eene Maatfchappij van vrinden, Waar dood noch graf u fcheiden zal! Daar vindt gij 't waare loon der deugd — Voor zorg, verdriet en moeite — een eindclooze vreugd GÜ fterft! — ó braave Vaderlander' Uw geest ontvlugt een flaafsch gebied! Uw oog ziet hier den Vrijheids-ftander — Maar ook der braaven rampen niet! Een zaalger lot was u bereid — Met Cherubs vrij te zijn, ginds, in de onfterflijkheid!  16 MARTINUS NIEUWENHUYZEN. De jongfte klanken uwer fnaaren Getuigen van uw' vrijheidsmin ; met welke vrouw hij eenen tijd var. veertien jaaren een vreedzaam huwelijk beleefd en verfcheidene kinderen geteeld heeft: ten volgenden jaare, voer hy voor Commandeur op één der kruisfers welken tegeii de Duinkerkers uitgerust werden; op welke togt hij het verdriet had dat zijn volk, om het deelen van de buit die hij behaald had, aan 't muiten floeg, 't geen hem noodzaakte binnen te ioopen. Op deeze en dergelijke wijze de zee blijvende bouwen . werd hij in 1640, door zijne gewezene touwbaandcrs baazen, aangedeld als Schipper, op één hunner Schepen, dat naar F-nambuk zoude ftevenen ; daarna deed hij nogmaals die togt, en ook verfcheidene andere Wcstindifche reizen ■,■ waarin hij zig ongemeen bevlijtigde op het doen van waarneemingen, ter verbeteringe van de voorhande zijnde Zeekaarten 't welk hem reeds eenen goeden naam deed krijgen, met dat gevolg dat onze Staat hem (1641) tot Capitcin ter zee Handelde, niet alleen, maar zelfs dat onze Held door den Prins van Oranje benoemd werd tot Schout bij nacht over de geheele vloot die naar Portugal zoude devenen, ter gelegenheid van zekere onlusten aldaar ontdaan , en waarin onze Staat zig mengde , om de Spaanfchen aldaar werk te verfchaffen — zie daar derhalven den bckvvaamen Zeeman reeds tot eanen aanmerkelijken trap van eere gedegen, ter  MICHIEL ADRIAANSZ. DE RUITER. S erkentelijke vergelding voor zijne verkregenc kunde, en hernailde keeren betoonde dapperheid. Den 3 November, omtrent middernacht, geraaktede Nederlandfche Vloot met de Spaan,che Haags. na* bij hei eiland St. Vincent, in welk gevecht onze Vaderlandfche held zig ongemeen dapper gedroeg, niettegen(taande hy eenmaal genoodzaakt was te krengen , om dat zyn kiel wel zes fchoten onder water had bekomen : in deezen togt ondervond hij ook reeds , dat in Nederland niet altoos de beste zeelieden, maar dikwijls de grootftc gunftelingcn, tot Capiteinen benoemd worden; verfciieidcne van deeze bevel hebberen, gedroegen zig als bloodaarts, niet tegengaande het loflyk voorbeeld , dat zy in onzen held voor zig zagen — Na de Spaanfchen tot wyken gebragtwaien, kwam de ruiter, andermaal in gevaar van te zinken geweest zynde, met de vloot, in de rivier van Üsjabon , alwaar de Bevelhebbers en Capiteinen , Cook do laf hartigen,") van ?sKoning, wege ieder met een goudenen keten, waaraan een medaille van het zelfde metaal hong, befchonken werd — vervolgends ftelde men de koers naar 't Vaderland, en onze held kwam, na door de woedendfte ftormen grouwzaam geteiste.d te zyn geworden, behouden te Vlisfingen binnen. Van den jaare 1643 tot 1651, voer hij weder ter . koopvaardye voor zyne oude Meesters, de Heeren lampsens , en behaalde in alle gevallen ongemeeue eer, offchoon hy der wereld van de aantekeningen, dat tydperk zyns doorluchtigen levens betreffende, beroofd heeft, door dezelve te verfcheuren, op dat men buiten ftaat zoude blyven eene befchryving van zijn leven tot dien tijd toe in 't licht te geeven, waartoe men zig toonde zeer begeerig te weezen; zijne nederigheid veroorloofde hem niet, daarin te bewilligen; de onderfcheidene overleveringen getuigen echter van zijn moed en beleid in de bedoelde togten; zo hij niet fterk genoeg was om zijnen vijand te verjaagen of te overwinnen, gebruikte hij de ongeaoordfte listen , cn reddede zig : in zekere omA 3  6 MICHIEL ADRIAANSZ. DE RUITER. Handigheid dat hij niet anders konde verwachten, dan tegen eenen overmagtigen Vijand te zullen moeten liaan , en derhalven zekerlijk geënterd ftond te worden, liet hij geheel zijn kiel van buiten , het wand, enz. met oude bedorvene ierfche boter dik befmeeren, 't welk van dat gevolg was, dat de vijanden, nu , overeenkomftig het vooruitzicht van onzen held , tot het enteren overgaande, nergens vat aanhadden, overal als op een glad ijs kwamen, over elkander heen buitelden , en na een kort gevecht door ds kuiter afgellagen werden: hij kwam voords met zijn geboterd Schip te Vlisfingen binnen, alwaar men zijn vernuft en dapperheid niet weinig bewonderden. In 't gezicht van de Stad Salèe tegen de Turken geüagen en hun verdreven hebbende, werd hij, aan land gekomen, door de Mooren ter gemelde plaatze met de uiterfte hoogachting ontvangen, zo dat zij hem, als in triuinph te paard de ftad lieten inrijden — de prijzen welken hij, in het gemelde tijdperk , en onderfcheidene togten opbragt, bedroegen een aanzienlijk getal, zodat onze held reeds een fchrik der zee geworden was. In 1650 werd zijne tweede huisvrouw hem door den dood ontrukt , en hij nam, zo uit mistroostigheid wegens dat verlies, als door het uitftaan van veele fatigues, het befluit van de zeeteverlaaten , en zijne overige dagen aan land in rust doortebren' fen, waartoe zijn derde Vrouw, anna van celdfr em niet weinig aanfpoorde; doch een hart als 't zijne, kon onmogelijk in dat befluit volharden: zijne vaderlands-liefde werd daartoe ook te fterk aangevuurd door de blijken van het belang dat de Staat in zijnen bijftatid fteide: in den jaare 165^ borst den oorlog met Engeland uit, en dat Land gedroeg zig, naar deszclfs gewoonte, zo opperhoofdig ter zee , naar de he,erfchappij over dezelve ftaande,' dat onze waardige de ruiter geen Patriot had moeten weezen, zo hij die gedraagingen meteen onverfchillig ook zoude hebben moeten aanzien — hadde Nederland'meermaals een' de ruiter op zee gehad, de Engeifchen  MICHIEL ADRIAANSZ. DE RUITER. ? zouden zig wel gewacht hebben van het zo fchandeKik te behandelen. _ De dappere tromp, nu reeds tegen de tf,//agee. rende was, zegt men , door ftorm genoodzaakt geworS t'huis te kecren, zonder de EngeIfeken te hebben kunnen fchaden; dit echter werd hem euvel afgenomen cn de Staaten befloten 'sLand* vloot , aanmerkelijk verfterkt, onder cn ander Bevelhebber m zee te teeneen; onze held werd, door de Staaten van Zeeland, daartoe aangezocht; hij echter bleef weigeren ; dan eindelijk wist men hem overtehaalen, om andermaal den Lande te dienen, fchoon met grooten tegenzin, niet alleen wegens den aart des vjjands, en deszelfs betrekking op Nederland, maar ook wegens de «refteldheid der gemoederen van binnen ; want de belinfelèn van tweedragt en oproer, heten z.g maai al te duidelijk zien, en vertoonden z,g, voor de oogen van een' man, zo kundig en doorzichtig ais onze de kuiter, in alle derzelver gevolgen: de twtstbron lag. naamlük, toen reeds, daar dezelve tot heden toe gelegen heeft; zij welde op in eene plaats vo 1 majefteit fn luister, cn alwaar de heilbodinne,Vo&stevreder.teid gena md, nooit haar trompet geileken heeft : deeze drongen aan op het aanfté.len vaneen' Capitein Generaal, en van een' Stadhouder, dien men meende te kunnen vinden in den Prins van oranje dan. Wii willen ons thans met dien met bemoejen. Onze held werd dan overgehaald om zig te laatPn aanftellen tot Vice-Commandeur over s Lands ïöot in de aan hem uitgevaardigde Comm.sfie desa ntande , noemden de Staaten Generaal d«i oSanders jongen: Den ^^iS^SSl vroomen, onzen lieven getrouwen nv ruiter." roemende tevens zijne goede qual.teiten, Tewezlne preuven van getrouwheid, manhaftigheid belui en Ervarenheid m het f uk van den oorlog te toDe 'ruiter kwam den 10 Augustus 1652. voor öftendTll de vloot, fterk, vijftien fchepen van S^f en nvee branders, bij welken vervolgend* A. 4  * MICHIEL ADRIAANSZ. DE RUITER. nog anderen zig voegden : den 26 eerstvolgende , lJoeg hij reeds tegen de Engeifchen , bij P/ei, *nndc en dreef hen op de vkigt, niettegenflaande met zulk eene groote meerderheid aan hunnen kant dat onze vroome Vaderlander zeide: „ Als de almagtigo » God kloekmoedigheid wil geeven, dan verkrijgt „ men de overwinning : dit werk is van God , zo ,, beuuurd, zonder dat wij daar reden van kunnen „ geeven*' — op deeze godvruchtige (lelregels bouwende, had hij zijne vlootlingen reeds voorgefteld, om den Brit in de haven van Pleimuide te bevecht ten , waartoe zij zig ook zeer genegen toonden te weezen ; doch de tegenwinden verhinderden hun in de uitvoering van dat befluit; 't geen onzen moedigen held met weinig fpeet, waarbij zig nog het verdriet voegde, dat hij verfcheidene moedwillige, of ten minden domme Capiteinen, onder zijn bevel had; het geen in het kort ophanden zijnde gevecht, tegen de Engeifchen , dat in 't begin van de Hoofden voorviel, nog nader bleek; want verfcheidene van de Capiteinen namen de duisterheid van den nacht te baat om aftedruipen 'na geëindigd gevecht flevcndc de vloot weder naar het \ aderland, en onze groote held nam andermaal het befluit, den zeedienst te verlaten, zo wel om dat hij rust zocht, als om dat de eer die hij genoot hem veele vijanden veroorzaakte, en niet minder uit verdrietlijkheid dat hij de lafhartige Capiteinen , boven bedoeld, niette, genftaande een onderzoek van hun gedrag aangefteld Werd, op vermogende voorfpraak, zag verfchoonen: zulke voorfpraak in zulke land verraderlijke lafhartigheid , is voor een waar Patriot onverdraagelijk: geluk evenwel dat men er niet van fterft , anders zouden er ook geene graven genoeg gemaakt kunnen worden. Nogmaals evenwel liet de ruiter zig bewegen in zee tegaan, en wel onder het opperbevel van den beroemden tromp , die gelast was onzen held met het bevel over een esquader van zijne vloot te voorzien, 't welk ook gefchiedde ; na dat Hunne Hoog Mo.  MICHIEL ADRIAANSZ. DE RUITER. 9 gende de Raaden ter Admiraliteit in Zeeland hadden geboden tezorgen dat de ruiter in zijn gezach, aanzien, achting en eere gehandhaafd wierd: zulks za£ op zijne vijanden voorbedoeld, die, naijverig over zijne grootheid , hem op allerleie wijze zochten te bederven Den 10 December des laastgemelden Jaars (1652,5 geraakte tromp met de Engeifchen flaags, weder in de Hoofden, in welk gevecht onze held , andermaal groote eer behaalde: in 't laatst van februari' des volgenden jaars 0653 ,) viel andermaal een gevecht met de Engeifchen voor , na onze de ruiter 's nachts gedroomd had, dat hem een vogel op de hand kwam, maar die, toen hij denzelven met de andere hand wilde grijpen, wegvloog: Zie daar den Vogel daar ik van droomde, riep de held, toen hij de Engeifchen zag cpdaagen: ook ontvloog de vogel hem, toen hij hem vangen wilde: hij enterde naamlij keenEf^ehcltman, doch werd zo dapper ontvangen dat zijn volk weder afhield, maar zodra had de ruiter niet geroepen : Mannen dat gaat niet aan! ééns daarin altijd daarin: 't fa lustig.' weer over.' of zijn \olk enterde andermaal.en overmeesterde den i?r//;doch door de lafhartigheid van eenige vlootelingen op den prijs niet kunnende pasfen, ontfnapte dezelve hem weder: voords werd hij van meer dan twintig Engeifchen pmfingeld; floeg er echter moediglijk door heen, met behulp van den Vice-admiraal jan evertszoon; nog twee dagen daarna werd het gevecht herhaald, telkens met groote eer voor de ruiter , niettegenftaande hij meer dan ééns geheel reddeloos gefchoten was; de Staaten van Holland beloonden onzen dapperen Vaderlander, en zijne heldhaftige medebevelhebberen, met eene erkentenis in geldswaarde; ook werd de ruïter ter vergadering van de Staaten van Holland ontboden , alwaar men hem mondlij k prees, en voor zijnen betoonden dienst aan d?n Lande bedankte, met ernftig verzoek van zig in volgende gelegenheden der verdediging van zijn Vaderland te wijden — Verlies niet uitliet oog, waarde Leczer! dat gij in uwe vcrA 5  1» MICHIEL ADRIAANSZ. DE RTJITÉR. beelding: een baanders knaap, deeze ongewoone eere ziet ontvangen. In Mei (1653,) voerde die knaap andermaal het bevel over een esquader van 'sLands vloot, die kort daarna met de Engeifchen flaags geraakte; den 13 Junij;) naamlijk nabij Duinkerken; doch zonder overwinning te behaalen ,ter oorzaake van de wanorde die op fommige Nedeiiandfehe Schepen plaats had: den 8 Augustus viel weder een zeeilag omtrent Katwijk voor, en twee dagen laater bij Terheiden en Scheveningcn , waarin veeien het leven verlooren , en onze held niet weinig geteisterd werd, zonder dat men befiisfend had geflagen ; de Hol/andfche Vloot geraakte verftrooid, en toen de kuiter dacht binnen te loopen, ontving hij bevel, om dezelve te gaan opzoeken, 't welk ook terftond in 't werk geneid werd. In dezelfde maand CAugustus) werd hem toegedaan een keer naar Zeeland te doen; doch hij was er naauwlijks of moest weder naar Texel, om nogmaals in zee te fteeken, ten geleide van een groot getal Koopvaardij-fchepen , op welke togt de braave Hollander in het uiterfte gevaar was; de ftorm vernielde twaalf of dertien van zyne fchepen, benevens andere vaartuigen. Van alle kanten werden hem, nu zijne heldhaftige gedraagingen wereldkundig geworden waren , den wierook van eenen welmeenendcn lof toegezwaaid; zo dat zeker dichter hem op goeden gronde dus aanfprak: Mauhafte ruiter ! puik van uw vermaarde leeuwen I Wie wat te zeggen weet van Hollanders en Zeeu'xen, Van u fpreekt niemand iet dm alle deugd en eer. Andermaal verfcheen hij ter vergaderinge van de Staaten van Holland, om van zijne laatfie togt verllag  MICHIEL ADR.IAANSZ. DE R.U/TER. * te doen; hij werd op de verpligtendfte wijzebedankt voor zijne gedaane dienften, en tevens bekend gemaakt, hoe men hem de hooge waardigheid van Vice-adimraal had opgedragen; hij nam tijd van beraad trachtte zig daarvan te verfchoonen ; doch de baanders knaapÖ\verd door de Staaten vernoemd, per misfive, gebeden, hij wilde zig in gemelde qualitei'verbinden het Vaderland te blijven dienen, waartoe hy dan ook befloot; en onder hetcollegie ter Admirahte.t te Jlnu fieldam geplaatst zijnde, zettede hij zig met er woon ter'dier ftede neder, alwaar hij tot zijnen dood toe gewoond heeft. De vrede met Engeland werd getroffen, waarna onze held in zijne nieuwe qualiteit, met vijf ooriogfchepen naar de Middelandfche Zee gezonden werd, ten geleide van verfcheidene Koopvaarders: overal waar hij kwam werd hij met dedoorflaandfte eerbewijzingen ontvangen : te Mallcga , aanland komende,had men de foldaaten in 't geweer gebragt, en de ruiter werdt onder het losfen van 't gefchut ontvangen; te Salée en elders \m zaaken van aangelegenheid den Staat nog gediend hebbende, kwam hij op 't einde van 't jaar 1654 in lexel, en vandaar 111 Jlmfleldam , alwaar Burgemeesteren hem met het groot burgerfchap van hunne Stad befehonken, waardoor hij gerechtigd werd, tot het waarneemen van de hoogde amten van ftads regeeringe; doch onze held was geroepen om geduurende geheel zijn leven op de woeste golven te zwerven. In 1655 werd hij met agt fchepen naar Barbaryen enz. gezonden, en deed op deeze togt de lurkfihe Roovers gevoelen, wat zij waagden met zig tegen een Bolland/bh Beid als de ruiter te verzetten : hij floot voords een verdrag met die van Salée, en had het genoegen van zijn onvoorbeeldig braaf hart te kunnen Voldoen, in het verlosfen van verfcheidene Christenen; begeleidde voords eene rijke zilver-vhot naar hei Vaderland, en kwam daarmede in Mei van het jaar 1656 behouden aan, wordende weder met een hartJijke vreugde verwelkomd, zo wel wegens hetbehou-  12 MICHIEL ADRIAANSZ. DE RUITER. den arrivemeÈt van zulk een dierbaaren Vaderlandfchcn held zei ven, als var de zeer groote fchat die hij ten veiiige geleide had verdrekt. - Rust werd heb echter niet gegund, maar weinige dagen thuis geweest zijnde, ontving hij weder last om m zee te gaan , ter bcveiliginge van onzen Koophandel in de Oostzee, die gevaar liep van benadeeld te worden , door den uitgaberden oorlog tusfchen Zwceden en Poolen; daar de ruiter was, was de zee veilig; onze Staat konde toen ook den held een behoorclijk getal fehepen onder zijn bevel geeven; 's Lands fchuitjen was nog niet in 't riet geftuurd. Voor Dantzig liggende doeg de donder met zulk een gebulder in zijn lehip, dat geheel de equipage van iehrik als roerloos ftond: de blikfem om de groote fieng heengefJingerd zijnde, werd de groote raa en het zeil zodanig doorboord, als of 'er met kogels doorgefchoten ware, doch verder leed de kiel van onzen held geene fchade— voorKoppenhaagen gekomen zijnde, werd de baanders knaap door den Koning in perfoon begroet, en op 't allerminnelijkst bejegend; het geen hem ook van den Hertog van Medina gebeurde: op deeze rei* ageerde hij nogmaals tegen de Turken, zworf als van het eene einde der aarde naar het andere, en werd, bij zijne thuiskomst, door de Admiraliteit te Jtmfteldam , wegens het neemen van tweeFranfche Schepen, (er was een vcrfehil tusfchen Frankrijk en onzenStaat ontdaan,) met eene gouden ketting be■fcbonken : in December 1657 kwam hij, na 't Vaderland veele en aanzienlijke dienden gedaan te hebben, weder in Texel binnen; alweder echter niet om rust te genieten: daar onze Staat in oorlog gpraaktemetPortt/gal werd de verdediging van 's Lands zaak ook weder aan den grooten held opgedragen, waartoe hij in 1658 andermaal in zee dak, doch ten zelfden jaare ook weder in Texel binnen kwam zonder iet van groote aangelegenheid verricht te hebben. In dat jaar brak nog de beruchte oorlog in 't Noorden uit; een oorlog -waarbij de Staaten zo groot aanbelang hadden, en die onzen held derhalven niet  Michiel adriaansz. de ruiter. is veel rust voorfpelde: de Staat vond goed den Konino- van Deenemarken bijteftaan, waartoe zo wel eene aanzienlijk oorlogsvloot als veele foldaaten derwaards gezonden werden; en het is ligt te begrijpen dat onze held weder van de partij moest weezen; zelis werd hem het opperbevel over de vloot, waarmede hij zg bij wassenaar, die reeds derwaards Wasvertrokkcn,moestvoegen,opgedragen: nu genoot de roemrijke Nederlander de eer dat hij met de andere Vlootvoogden , bij den Koning van Deenemarken ter maaltijd onthaald werd ; doch nog grootere eer wachtte hem in die gewesten; met de D&encn ver* eenigd beftreed hij de Zivcedcn zo moediglijk, dat deezen zeiven er verbaasd over (tonden ; de Stad Kartennmde werd door de ruiter grouwzaam befchoreu: hij bevond zig in een floep en vuurde het volk aan, door te roepen: Vak aan mannen! valt aan! of gij zult alten vermoord worden.' 't welk van dat gevolg was dat een compleete victorie op de Zweeden behaald werd; hetzelfde gebeurde op Funcn: voords werd de Stad Nijèurg met leeuwenmoed veroverd , en geplunderd , in 't aanzien van onzen held, die met een diep gevoel van medelijden daarover aangedaan was: wegens deeze overwinning werd hj van den Deenf hen Koning vereerd met een gouden keten en gedenkpennig ; hij werd verzocht 's Konings kunstkamer te komen bezichtigen, en de Vorst, benevens ziine Gemaalinne, kwamen aan zijn boord fpijzigen ;"ja nog meer, (voorbeeld zonder voorbeeld !) de Koning verhief hem, uit erkentenis, tot den adelftand , hem en zijne nakomelingen; vereerende hem een adelyk wapen meteen open helm, daarbij voegende een jaarwedde van twee duizend guldens , Hollandsch: de brief van adeldom was inde uitgezochtfte bewoordingen van vereeringe en loftuicinge opgefteld — waarde Leezer! overweeg met diepe aandacht het geen ik u van deezen held verhaal, en wilt gij er' het levendigst gevoel van hebben; vergeet dan toch niet, (ik moet het herhaalenO dat het de man is, die, nog jongen zijnde,  14 MICHIEL ADRIAANSZ. DE RUITER. , Slechts voor één ftuiver daags f„ Lanipléns iyubaan liep. dan, hij was van Natuure reeds edelman, want hii was uitmuntend m deugd en talenten J Jor J£ kTu rE RU1TER Van deeze aanmerkelijke SSJ* ■ tG1\vo]S^den jaare ook reeds weder mt om in de Mtddelandjche Zee te kruisfcn, op wdke kruistogt hij de 7*%^ j^J** Svf«WIgT ,nafien t0ebl'agt' verloste h,j veele floot die met Ttmts ,enn aderhand ook met ^vw; vertoste weder meer dan 130 Nederlanders uit de flaaverny, (by welken hij als een engel verheerelrjkt werd ,) en keerde andermaal naar het Vaderland terug; dan;'t was ook weder voor korten tijd; de Turkfche Roo- Z hivT ^ hU,n gCWoon 2eef<*^en, waartegen deihalven ook weder gewaakt moest worden; en 't gevolg daarvan was dat onze held in 1664, nogmaals met een vlcot naar de Middeïandfche Zee gezonden werd: op deezen togt vèrzelde hem zijnen eenigen zoon, Jonker engel de ruiter, toen nog geen vijfden jaaren oud zijnde: een-en-twintig dagen lang wis de groote held gevaarlijk ziek. "echter lier hij niet na, zo veel zijne krachten't vergunden, in alles wat de vloot en de zaaken des Vaderlands betrof, order te geeven: 't behaagde ook God hem weldra weder te hertellen, en in die herftelling het Vaderland op eene zonderlinge wijze te zegenen. In gevolge eene geheime refolutie, moest hii ziV nu naar Cabo verde, en de kust van G^Wbegeeven , om aldaar te herneemen het geen de ongetrouwe En* geljchen de A'ederlanafche Wettindifihe Compagnie ontnomen hadden: deeze togt was voor hein vol gevaars, alzo hij er onkundig was van de kusten; doch zijn voorzichtigheid en fchrander beleid, kwamen alle zwaangheden te boven: op Goerée ontmoette hii een ouden neger, jan kompany, diehem,nuvijf.0f zes-en veerng jaaren geleden, te PTisfingends Bootsmansjongen gekend had, en die onmogelijk kon gelooven dat die zelfde jonge thans Admiraal was.  MICHIEL ADRIAANSZ. DE RUITER. 15 Aldaar alles ten voordeele van den Staat verrich'fhebbcnde ftevende hij naar de grein-kust van Guiné , alwaar de negers niet alleen voor zijnen moed en krijgskunde moesten bezwijken; maar ook de Engeifchen, welken aldaar alles bezet hadden, en die eigenlijk beoorloogd werden: op deeze kust gebeurde het dat drie matroozen, op zekeren tijd aan lar.d geraakt, door den drank bevangen, onder elkander, na het licht uitgeblazen te hébben, als dolle menfehen, met mesfen in 't rond fneeden en flaken; de waard van den huize, waarin het moorddaadig gevecht voorviel, liep onvoorzichtiglijk toe om hen te fcheiden, en werd het flagtoffer der dolle woede van de vechtenden ; hij werd door één van allen getroffen dat hij 't bedierf; de vechters werden gevangen, doch allen ontkenden de daad, niettegendaande één van hun zekerlijk demoorder ware: hier over te recht gefteld zijnde, werd verdaan, dat zij zig alle drie tot fterven moesten bereiden, en dan om de galg looten; dit vonnis werd uitgevoerd, hij, dien het lot trof werd gehangen , en,' toen men meende dat hij den geest gegeven had, afgefheden; dan, men begon aan het beweegen van één zijner leden te befpeuren dat hij nog leefde; ook kwam hij weldra weder tot zig zeiven; het vonnis des doods was derhalven niet ondergaan; des kwam in omvraag hoe met den fchuldigen gehandeld zoude worden: de Generaal aldaar, valkenburg genaamd , verftond dat hij evenwel moest fterven, als verwezen zijnde om met den koorde geitraft te worden dat er de dood op volgde; doch de braave de ruiter , zo menschlievend als rechtvaardig, was ter floudop drangredenen bedacht, door welken hij den ongelukkigen bij 't leven konde bewaaren: hij zeide tegen den Generaal, dat men geen klaare blijken hebbende dat hij de rechte dood/lager was, hem we/door het /ot had voroordeeld; maar dat zulks geen vast bewijs van zijne fchuld me de br agt; dat het 'tot zo wel den ongelukkigen als den fchuldigen konde trejfen ; dat deeze man nu door Gods beflmiringe nog bij 't leven bewaard, onfchuldig konde zijn , af mirt  E<5 MICHIÈL ADRIAANSZ. DE RUlTÈRj fchuldig dan een der twee anderen, en derhafcctl behoorde ge/paard, of begenadigd te worden; dat ook het geen hij airede had geleden , te weeten de J'mart en 't gevaar des doods, tot een Jlrafvcrjlrek* te, en anderen ten fpiegel konde dienen: deeze en dergelijke redenen, te krachtiger door de waardigheid en deugdzaamheid des helds die dezelve voord* hragt, werkten zo fterk op het hart van valkenburg voornoemd, dat de gehangene pardon bekwam, het welk hem voor de voeten van zijnen redder bragt, dief daarna van hem altoos voor zijn tweeden Vader gehouden Werd: Ook leezen wij, ,, plagt hij federt te verhaa„ len, hoe hem de fchrik des doods, ten dien tijde, zo had bemagtigd, dat hij weinig geheugenis of „ gevoelen had gehad van het geen hem op dien dag ., overkwam ; dat hij na 't hooren van 't vonnis, bij„ na nergens van wist, en van de ladder geftoten „ wordende, in een diepen put fcheen f: vallen, zon„ der eenige finart of benaauwdheid tegevoelen: dus „ verre had de angst des doods, alle zijne levendige „ geesten verftikt," Den 20 April O665.) kwam, onze held met zijne vloot voor her eiland Barbados, laveerde daar in, doch de Engeifchen onthaalden hem op een ontzachlijk vuur, 't geen hem noodzaakte, daar hij hen niet genoeg konde naderen .aftehouden: den koers naar elders gezet, en zig weder hcrfteld hebbende, veroverde de dappere held verfcheidene Engelfche jagten, in veele hardnekkige gevechten, te veel om ze allen optenoemen ; hij verwekte zig van tyd tottyd meer bewonderaars , niet alleen onder de zynen, maar ook onder zijne vyanden, en vooral onder de Engeifchen; tevens ech1 ter verpligtte hy zyne overwonnelingen te moeten bekennen dat hy zo beminnelijk en edelmoedig een menfchenvriend als een geducht held was, niettegenftaande zeker Engelsch Schrijver zig heeft durven veroorloven van hem te zeggen, dat hij de equipagiën van zijne geroofde koopvaardijfchepen, zonder lijftogt weder M egzond; eene aantijging van allen grond ontbloot, en die haare ongegrondheid medebrengt, bij  MICHIEL ADRIAANSZ. DE RÜITÈR. if bij allen die het character van onzen onvoorbeeidigen Vaderlandfchen zeehehl kennen. Het trouwloos gedrag der, Engeifchen omtrent deezen tijd, met opzicht tot de Republiek van Nederland, verwekte eenen bloedigen oorlog, maar was' ook tevens aanleidende oorzaak dat onze held den hoogden eeretrap beklom, want de baanders knaap werd nu, door de Staaten van Holland, aangedeld tot Lieutenant Admiraal. Met zijn vloot herwaards ftevenende, en van den ftaat der zaaken hier te Lande kondfehap, eii wegens dczelven order bekomen hebbende, maakte hij zig in der ijl gereed om den vijand alle mogelijke aforeuk, te doen: tot op de kust van Noorwegen genaderd zijnde,, alwaar de Engelfche oorlogsvloot, veel derker dan de magt die hij onder zig had, zig bevond, was de held zekerlijk in hetuitu .ie: gevaar van door de Engeifchen overvallen en geslagen te zullen worden ; dan, 's nachts beveligde 1 em de duisternis, en over dag gaf God eene mist die hem en zijne vlooten ais met eenen mantel voor de oogea zijner vijanden bedekte; ook liet god de veranderlijke M ind uit zulke hoeken waajen, dat zij de Engeifchen en de Engeifchen hun telkens miszeilden: onze braave Vaderlander gaf ook Goüe alleen de eer van zijne behoudenis; zeggende tegen de zijnen: '7 is God alleen die ons buiten het gezicht van onze Vijanden geleidde. Voor Delfzijl genaderd zijnde, werd hij met het losbranden van het gefchut verwellekomd ; zo groot was de vreugd over zijn behouden aankomst in het Vaderland, om zo te fpreeken dwars, door de vijandlij ke kielen heen; dat ieder zig beijverde om herri 't eerst te begroeten: bij honderden ja bij duizenden kwamen de menfehen, zo vrouwen als mannen, van uur tot uur, in de vloot, en aan boord van onzen held, (die veele Engelfche vlaggen, tot eeretekeneti van overwinning achteruit had.gedoken,) om hem geluk te wenfehen met zijn behouden arrivement:' , Men voer,'* dus leezen wij desaangaande, „ vart' , 's morgens vroeg, tot's avonds Iaat, etlijkè dageix' £  il MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER. „ na elkander, aan zijn boord, uit fteden, uit dor„ pen en van het platte land; edel en onedel, burger en boer, kwam te voorichijn, en poogde ds „ ruiter cn de vloot te aanfchouwen, met ongelooflijkc betooning van gunst; de harten gingen open • van vreugde; de blijdfcbap blaakte ten aanfchijn uit, '', en gelukkig hield zig die geen die hem genaaken „ mogt; menigte van deftige en eerlijke vrouwen vielen hem om den hals en kuschte hem naar 's Lands " wijze of ze hunnen vader, of broeder, uit het ge", vaar des doods ontkomen, verwellekomden, cn " een ieder viel zijn deel te kort in het aanfchouwen des mans, dien ze voor één'der groot (ten zeehelden zijner eeuwe hielden —" op den gezegden togt had hij omtrent dertig fchepen van de Erigeh fchen genomen. Daar nu een nadere optogt tegen de Engeljchen, m»t o-eheel de vloot van den Staat op handen was, werd& de ruiter het bevel over die zeemagt opgedraagen; doch deeze eer verwekte onzen held on^-enoc-en, na hij reeds veel te doen gehad had mebt het Vheepsvolk, dat weigerde weder in zee te o-aan alvoorens aan land geweest te zijn, om vrouwen, kinderen, vrienden en vriendinnen te gaan bezoeken: na deezen ftorm doorgedaan te hebben, verklaarde de Lieutenant Admiraal tromp, dat hij onder den Lieutenant Admiraal de ruiter niet begeerde te dienen, en dat hij niet van meening was in zee te gaan; dewiil hem een ander, nu hij de vloot in goede orde en 'ftand had gebragt, boven 't hoofd werd gefield : deeze ftandvastige held was echter thans met ftandvastig, hij hield zijn woord niet, want hij vertrok metde vloot. Over dit tijdperk in het leven van onzen neld fnreekende, gedenken wij met fmart en ontzetrfntf aan den luister waarmede onze nu zinkende Republiek weleer onder de Mogendheden van Europa eepraald heeft; de vloot die thans in zee ftak beftónd uit niet minder dan drie-en-negentig oorlogschepen, met elf of twaalf branders, ettelijke behoeftfluiten, *n meer dan twintiggaljoots. jachten, en ander klein  MICHIEL ADRIAANSZ. DE RUITER. 19 Vaartuig; bovendien hadden de Staater, toen nog ver-, fcheidene fchepen in 't Land ; onder anderen twaalf kortlings uit Guinea gekomen, waarvan meh negen in 't kort kon in zee brengen, en nog eén goed getal groote fchepen van een nieuwen aanbouw, die bijna gereed waren óm dienst te kunnen doen - Vaderlanders! leest dit— denkt— en weent!— den ftaat van uw vaderland verdient uwetraanen— herinhért u hoé nóg niet lang geleden , de Engeifchen uwert koophandel den hartflag gaven, zonder dat gij bekwaam waart hen te kunnen keeren , ter oorzaake vari eene aanwezig zijnde verdervende hand, die u in haaren vervloekten vuist gekneld hield, en u naar den poel des verderfs voordrukte. . Eenige tijd hield de gezegde vloot, in vier éscjüaders verdeeld, zig bezig met het convojeeren vant'huig komende Schepen: onze held kwam met zijn esqdader omtren: Doggersbank * alwaar hij door een eisfelijken ftorm wind grouwzaam geteisterd werd, in dien hoogen graad zelfs, dat zeker fchrijver dcsaangaande met reden zegt: „ Hier verftrekte nu de öngeftuime i, zee als tot een veranderlijk tooneei der menschlijké „ zaaken, daar men de Godlijke beftuuring mét op„ merkende öogen op kan befehouwen; hier zag meri „ nu hoe God, de Oppcrbeftuurder der dingen, alle „ de raadHagen en voornemens der menfehen, hoé „ voorzichtiglijk dat men ze ook beléidt, en alle „ hunne naarftigheid, wakkerheid en voorzorgen in „ korten tijd kan fluiten en vernietigen: al de gröote „ gedachten die men van deeze vloot had gefchept» j, alle de welberaamde orders, bij de drie Heeren Gé„ volmagtigden, de ruiter * en de andere Opperhoofit den uitgegeven, al het verftand en de dapperheid „ van den eenen en van den anderen, dit alles werd ü hier door de beftuuring des Allerhoogften, en derf „ enkelen adem zijner ftormwinden, over ftaag ge« „ worpen, de hoop in bekommering verkeerd, eri H een merkelijk gedeelte van den rijkdom, die men „ in behouden haven zocht aantebrengeri, in dë i, handen der Engeifchen gegeven; voords de óhtB 3  30 MICHIEL ADRIAANSZ. DE RUITER. „ moeting van beiderzijdfche vlooten , en wijder bloed* „ ftofting°, vöor dit jaar belet; " ondertusfcheu diende de ramp de vloot thans overgekomen, alleenlijk ten verwijl van den grooten zegen die op haar Wachtende was, en om denzelven zo veel aangenamer te doen weezen. Verfcheidene kceren kwamen de beide vlooten in elkanders gezicht, zonder dat het echter tot een treffen kwam tot in de maand oétober, (1665,) bleef onze held op zee zwerven, ftond nogmaals een vreeslij ken ftorm uit, kreeg een zwaare ziekte onder het fcheepsvolk, en belloot eindelijk met de vloot op En* geland aftezeilen, dat ook gefchiedde t het welk op de kust aldaar geen kleine ontfteltenis veroorzaakte: den 17 der laatstgenoemde maand verfcheen hij met zijne geduchte magt voor de rivier van London, zonder dat hij 'er echter iet verrichtte; in de raad zaaien was men het over het oogmerk van den dapperen de ruiter niet ééns; een zwaare ziekte heerschte ook weder onder de fcheepelingen; weêr en wind was tegen, om kort te gaan , onze held liep den 3 November weder in Texel binnen; deed vervolgens voor de Staaten Generaal verflag van zijne langduurige tocht, alwaar hij op de plechtigfte wijze bedankt werd voor zijnen getrouwen dienst; hii verfcheen vervolgends voor het CoHegïe ter Admiraliteit te j4mfteldam% waar hij eenige Engelfche vlaggen, met een ftandaart, en een kroon overleverde; deeze kroon had hij in een Enge Isch fchip gevonden , met een' brief van den Hertog van joRK, bij welken hij ze tot een gefchenk aan den Koning van Ardra of jindra had gezonden; voor deeze overwinningstekenen, werd onze held , door het gezegde Coliegie beichonken met een zilveren lampet, ter waarde van vijftien-honderd guldens. Rust even wei werd den onvoorbeeldigen Vaderlander niet vergund; in't begin van het volgende jaar,Q1666,') kreeg hij weder bevel, om de uitrusting ter zee zo veel mogelijk te bevorderen, welk bevel hij ook zo ijverig volbragt, dat de Staaten weldra weder een outzachhjke vloot in Texel gereed hadden, en over  MICHIEL ADRIAANSZ. DE RUITER.. W welke den geweezen baanders knaap, nu Lieuferrant Admiraal, andermaal het opperbevel werd toebetrouwd. Hij liep weldra in zee, en trachtte terftond de Engelfche kust te naderen; doch werd door tegen» winden daarin verhinderd: ondertusfchen kreeg men berichten wegens de Engelfche vloot, die niet lieten twijfelen , of men zoude weldra Haags raaken: onze braave held voorzag een bloedig en hardnekkig gevecht, alwaarom hij zijne ofticieien met de volgende aaufpraak bemoedigde: „ JNu," zeide hij, „ is „ in 't kort de tijd aanftaande, dat wij bij de vijanden zullen komen; het wolvaaren van den Staat hangt „ aan de uitkomst van het aanftaande gevecht: wij ,, hebben met trotfche vijanden te doen, die tegen , alle reden onzen ondergang zoeken ; laat ons voor ,, 't Vaderland, voor de Vrijheid-% voor onze lieffte ,, panden, vrouwen en kinderen, vroomlijk ftrijden; ,, de gantfche wereld heeft nu 't oog op ons; wij ,, vinden hier gelegenheid om de fmaad van 't voorle,, den jaar met dapperheid uittewisfchen; draagtu dan allen als eerlijke en dappere mannen, u kwij,, tende naar behooren; wij hebben onze vijanden niet te vreezen noch ook niet te verachten ; want , het zijn zeelieden en foldaaten ; neemt dan een be, ftendig opzet om te overwinnen of te fterven; maar , vertrouwt dat God onze rechtvaardige zaak zal ze„ genen, dewiil wij alleenlijk oorlogen uit nood en „ om vrede; zijt ook verzekerd dat men de dapperen „ zal beloonen, maar de lafhartigen en mijueedigen „ met den dood ftraffen: hier is niet alleen eer to „ winnen maar ook buit; dat dan elk zijne eer en eed „ betrachte, en mijn voorbeeld volge; elk weet wat „ order ik hem gegeven hebbe, en pasfe op zijnen „ pligt —" deeze manlijke en recht Vaderlandfche, recht patriotfche taal, ontvlamde den moed in de harten van alle de bevelhebberen; dat ook ten hoogden noodig was; want zij hadden een grouwzaamen flag Voorhanden; het gevecht duurde niet minder dan vier dagen, gelijk men dien ftrijd ook gewoon is de vierdaagfhe zeejlag te noemen ; onbegrijpelijk groot B 3  22 MICHIEL ADRIAANSZ. DE RUITER. was de dapperheid die de Hollandfche zeeleeuwen, betoonden, maar voornaamlijk onze de ruiter, dien men daarom de ziel van 's, Lands vloot, heette— zeker iemand zeide.- Hij was de hand die de maat Jloeg in 't grof muzijk van zo veele duizende kartouwen^— wegens tromp vroegen de Engeifchen of 'er dan vijf of zes trompen in de vloot waren? want de de vlag van deezen hadden zij telkens op een ander fchip gezien, waarmede hij dan ook telkens onbefchroomd op de vijanden inliep— Behalven eenige Opperofficiereu bleeven van de Nederlanders, 800 man, omtrent 1150 werden gekwetst: de Engeifchen hadden S of 6000 dooden, met verfcheidene Capiteinen, 1240 gekwetften, en omtrent 3000 gevangenen; fchepen had men van beide zijden ook vcelen verloren bij behouden arrivement in het Vaderland genoot de dappere de ruiter uitftekende eer: onder anderen werd hij door de Staaten van Zeeland ter maaltijd onthaald ; ook ontving hij van buiten s'Lands, van de vrienden der Republiek, verfcheidene blieven van gelukwenfching; de drukpersfen rolden bijna onophoudelijk onder het vervaardigen van eerezangen voor onzen held, met één woord hij werd met eerlaurieren als bedekt. De Staaten hadden gaarne gezien dat hij nog in zee gebleven ware, doen zulks vond de dappere held onmogelijk, wegens hc: geen de vloot had geleden; evenwel verfcheen hij weldra weder op het pekelveld, om de vijanden van den Staat op nieuw onder de 00gen te zien; want rust heeft onze held niet mogen fmaaken zo lang hij geleefd heeft—Den 4 Julij Qi666,~) liep s'Lands vloot andermaal in zee: fommige Opperhoofden waren van voorneemen om in Engeland eene landing te doen, doch de ruiter oordeelde zulks ondoenlijk — na verloop van weinig tijds ontmoetten de vlooten elkander, en er werd weder twee dagen lang grouwzaam gevochten; doch door Verfcheidene omftandigheden zo nadeelig voor de Nederlanders, dat onze Held, die anders in den grootr ilen nood de groot.le moed betoonde, in 't bijzijn.  MICHIEL ADRIAANSZ. DE RUITER. =3 van zijn'fchoonzoon de witte, uitriep: O God', hoe ben ik zo ongelukkig! is 'er nu onder zo veele ciutzende kogelen niet één die mij wegneemt? — de zoon antwoordde hem: Vader \ hoe fpreekt gij zo vertwijfeld! en wilt gij fterven? laat ons dan opwenden , midden onder de vijanden hopen, en ons dood vechten _ dit bragt den held weder bij zig zeiven, zo dat hij zeide: Gij weet niet wat gij zegt; ah tk dat deed dan was het alles verloren: maar ah ik mtj zeiven en deeze fchepen kan behouden en afbrengen, dan kan men 't werk daarna hervatten ; dit gelukte onzen held ook, waarover hij door de Staaten, en zeer fterk door den Koning van Frankrijk, geprezen werd. Na in 's Lands Diep gekomen te zijn, werden verfcheidene vlootelingen, die hunnen pligt in het jongde gevecht niet behartigd hadden, geftraft; ook beklaagde onze held zig met nadruk over het gedrag van tromp, die zig echter verdedigde, en de ruiter in het ongelijk trachtte te (lellen: tromp evenwel werd van zijn Lieutcnant Admiraalfchap ontzet; (waarvan nader in onze levensbefchrijving van dien Held :) dlt tijdperk van 's mans leven kan gezegd worden dat geene te zijn waarin hij 't grootfte verdriet gefmaakt heeft: bij dat verdriet voegde zig de hartlijkfte droefheid over het verlies van zijn jongde dochter, een meisjen van omtrent elf jaaren oud, en van groote verwachting: zij overleed te Vlisfwgen aan de pest. 'T geen het verdriet én de droefheid van onzen held eenigzins verzachtte, waren' de nieuwe eerbewijzingen die hij ontving: de Koning van Frankrijk begiftigde hem met de orde van St. Michiel, en bet portraitvan den Koning zeiven, zwaar van diamanten; (want boven het hoofd was een diamanten kroon •,) voeg hier bij een zwaaren gouden keten en gedenkpenning, benevens een gefchrift, (trekkende tot een eeuwige getuigenis van de gunst des Konings, en de verdienden van onzen held — ook begeerde zijne Majefteit het afbeeldzel van de ruiter, het afoeeldzel van dien knaap van Jaagen afkomst, die voor één duiver daags als baanders jongen gediend had.  H MICKIEL ADRIAANSZ. DE RUITER. In 't begin van feptember was 's Lands vloot weder in ftaat om in zee te loopen, en de kuiter ontving andermaal zijne iuftruch'en als Generaal over dezelve: weldra ontmoette men ook de Engeifchen; doch het kwam tot geen hoofdtreffen, niettegenftaande 'er op den vijand gefchoten werd, waarbij onze held het ongeluk had dat hem een gloejeud pluis van een prop of lont achter in de keel woei, 't welk hem fterk deed braakeo. en weldra eene anderendaagfche koorts en langduurige ziekte ten gevolge had; 't geen echter, om reden die zig zeer wel laaten begrijpen, zolang mogelijk ftil gehouden werd; ook bleef de Held des niertegenftaande, de vloot met zijnen doorzichtigen raad dienen ; offchoon deeze't echter eindelijk moest opgeeven : hu verliet de zee en kwam te Amjleldam, a'waar hij langzaam herltelde, en weder aanzienlijke gefchenken ontving, ook werden in de onderfcheitiene Admiraliteits-collegiên zijn afbeeldzel ten toon gehangen. In 1667 liep weder een vloot van den Staat in zee, en onze held, nu weder geheel herfteld zijnde, werd ook weder het opperbevel over dezelve gegeven : in deezen togt werd het fort Charnes/e aan den hoek van de Rivier van Rochejler, of Chattam, gelegen, ingenomen-, de Koningsfchepcn op de Ri nP heróerinffen binnen 's Lands ftegen weldra tot i u ^° Y de Magiftraat van Amfteldam gedl%h0°b? was ftVdeSl voorzieningen te gebrulZ ent d"e voorzrenmgen werd onzenHeid deop. ffi^tt"^ afdoen met orders te geeven; want het oproer had geen verderen VOONadSSnog eenigen tijd onledig gehouden te hebben ^ Jn aandeel in het beftuur over debinnenlandfche land bevrijd bleve voor de overftroom.ng der Franlchen S 7 tMn, den oorlog aan den Stadhouder verklaard £Shn doch tegen welken echter, en wel daarom S5S*van de Republiek vecht:) in dat oogmerk 5 Shii ook wonder wel: na deeze verrichtingen ? ^ )htviel ook de verzoening tusfchen onzen Held, en den Heere tromp voor, door zoening het Land niet weinig meer verfterkmg be- kUKort hierop (lak de ruiter weder in zee, met voornoemen om Engelmi te benaatiwen, want deon usfenTfchen dat Rijk en Frankrijk, met onze Rcpubhek 'waren toen nog In volle kracht - Toen onzdZle held den vijand in t gezicht had het S oï. Win rchïp het Avondmaal des Heeren houd n veSaande dat men zig daardoor ook naar de Sè moest fterken - welk een voorbeeldeloos gedrag! hoe zeer Schikt om eerbied en waaren heldenmoed Snteboezemen!- de ruiter in de daad is een fpiegel deErhvidel "vervolgends' een fcherp gevecht voor waarïa onze Admiraal niet weinig eer behaalde, offchoon % En*0!W* °P fle overwinning dorden roemen^t7entdem^^ S3, naags. dat niet dan door de nacht geffifwaK en waarin onze Held geen m.nde* Sftïem San weleer behaalde, gelijk hij deswegen  30 MICHIEL ADRIAANSZ. dé RUITER. ook van Hunne Hoog Mogenden, nadrukkelijk be* dankt werd voor zijne mtftcekende dienften aan 't Vaderland gedaan: ook hadden de vijanden nu zoveel van de Nedenandfche dapperheid geproefd, dat zij een nader gevecht, waartoe de ruiter hen uitnoodi»de ontweeken; evenwel werden zij in Augustus deszelfden jaars weder van de dappere Hollanders, onder onzen Lieutenant-Admiraal aangetast, (omtrent Kijkduin en den Helder,) en dit gevecht was allerhevigst; de gantfche zee ftond in vuur en vlam; het donderen der mortieren was zonder verpoozing; de kogels, bouten, fchroot en fplinters vlogen aan alle zijden als hagelbuien? de Zee werd met dooden als bezaaid; 't gekrijt en gejammer der gekwetften verVervulde de lucht en het bloedvergieten was ijsfelijk— des niettegenftaandè werd de vijand tot wijken gebragtj en de' Hodanders bleeven meesters van de Zee/waardoor de roem van onzen Held niet weinig vermeerderde : men noemde hem Redder des Vaderlands, en zijne afoeclding, die men nu in prent liet uitgaan* werd Vercierd met het volgende onderfchrift. Aanfchouw den Held, der Staaten rechtenliand, Den Redder van 't vervallen Vaderland, Die in éérl jaar twee gtoote Roninjjjrjjken, Tot driemaal tos de vlag deed firijken, Het roer der vloot, den arm daar God door ftreê — Door hem hcrleev' de Vrijlicid cu de Vreê ! In 't volgende Jaar, O074,) werd de vrede gefloten ; deeze echter verfchafte onzen Held no°- geen rust: ten zelfden jaare deed hij een' aanflag op Martmiqüe en andere Franfche Eilandeni welke: aanflag hem evenwel niet gelukte Ten vol¬ genden jaare, werd zijn Zoon, Jonker engeü de  MtCBlEt ADRIAANSZ ÖE RUITER. it miTFi door den Bigelfchen Koning bevestigd ?rfde Ridderlijke waardigheid, bil . een openen Sief, die niet weinig lofs van 's Jonkers Vader ^Eindelyk komen wij aan ^en ^JJg, deeze onvoorbeeldigen Zeeheld, den togt Waai op Ne derland van dien onverwrifcbaaren fteun beroofd werdD?e varliesfina, door de Franfehen gefterkt, waren ooroèi? tegen Spanje; de ftaatkunde, van Nederland bra« mede dat de Kroon van S anje met eene lïot bijgedaan werd , en tot Opperhoofd van deeze werd weder de dapper de ruiter verkozen; met teïenftaande hij door de kwaaien des onderdon* belon aa getast'te worden ; ook had de Held geen goed foorgevSelen van deezen togt; want van zek eren vriend Zijn' hartvriend , affcheid neemende , zeide hy . Ik zeg u adieu! en niet alleen adieu, maar adteuyooreeu* Wg, want ik denk niet weêr te komen i tk tal op deeden ton bhren; ik voert; welk voorgevoelen bij Sn verS in^ijn huishouden geen kleine droefheid baarde - Op deezen togt bragt hy ook't zijns toe. tot het verïïen van eenige Hungaarfche Predikanten te Napels op de galeien gevangen zijnde — Den ö anuary leverde hij de ^anfihenflag, tusfchen Cli en Salino, welke flag zo hev.g was dat Z ruiter aan de Heeren Staaten betu.gde, nooit fchr.kkelijker bijgewoond te hebben - den 22 April ■ Ooeg fe| LderifiSd tegen de Franfehen in 't gezicht van den ber- Etna.eü hier was het dat hem den doodlijken kogel trof: de Held ftond op het zonnedek en -af alom order, toen het voorfte meerder gedeelte van Zijn flinker voet weggenomen werd ; ook werden beide de püpen in 't rechten been, omtrent een handbreed boven den enkel, met groote kneuzing aan {tukken geflagen; dezelfde fchot wierp hem van het zonnedek>, zo dat hij een' val deed van zeven voeten hoog, waar door hij aan zim hoofd nog eene kleine wonde bekwam, en deezen waren de eerlte ouetfuuren van eenige belang die hij m den ga.nfchen Sjd zijns levens had ontvangen: de zijnen werden doof  3ai MICHIEL ADRIAANSZ DE RUITER. dit rampzalig voorval te meer in moed ontdoken zo dat zy de overwinning bevochten, waar voor de*KofS onze'5 Hfd?et den tytel van Hertog, en 2000 ducaaten jaarbjks inkomen befchonk: gedurende het gevecht had de vroome de ruiter God crndig geJmeekt, om kracht en moed, voor zijne Officieren , matroozen en foldaaten : h,j verzwakte aïlerfpoedigst, zo dat hij zig met de grootte gelatenheid ter dood bereide : zijn einde gevoelendenaderen, lag hij geduurig met gevouwen handen te bidden, en zig verfcheidene fchriftuurblaatzen te herinneren ; onder anderen zeide hij overluid , met david's woorden QPf. 63.) O God'gi; zift mtjtt God, tk zoek u inden dageraad, mim zie le dorst naar ti; mijn vleesch verlangt naar u in een Land dor en mat:, zoneter water— De dood b'ragt Neerland den fejften (lag toe, op den 29 April des laars 1070,111 de baai van Syracufa want toen,en afdaar.ftierf de wereldberoemde Held de ruiter— zijn lyk werd terfiönd gebalfemd om naar 't Vaderland overgevoerd te worden , en zijne ingewanden Averden begraven op een kleine heuvel in gezegde baai gelegen: 't gebaU femde lijk werd (18 Maart 167 7,) te Amjleldam in 't choor van de Gereformeerde Nieuwe Kerk ter aarde bedcld met een Vordelyke datie: den zelfden avond Werd ook nog eene lijkreden over hem gehouden, en des anderen daags fprak Profesfor francius, in 'toezegde choor, dat geheel met zwart behangen was, een Lijkdicht iiit, van meer dan elfhonderd verzen lang; voords kwamen er taliooze lijkzangen in 't licht, er werd een' gedenkpenning geflagen , en zijn graf werd met een Vorstlijke tombe vercierd. Zie daar, waarde Leezer! de fchets des onvoorbeeldeloozen levens vaneen' Nederlander, inajnjeu°-d touw baanders knaap, en bijzijn derven Ridder, Hertog en Lieutenant Admiraal Generaal van Heliand en Westjriesland.