HEMELS PALMHOF OF GROOT ^ GETYDE-BOEK; Beplant met GODVRUGTIGE OeffeNINGEN ranKcrkelyke Getyden, Litanien Gebeden en Meditatiën, êc > Meeflcndeel getrokken uit de H -l en de H. Oudv^Ier&'. Door den Eerw. Pater WILHELMUS NAKATENUS, Priejler der Sociëteit Je/u. te antwerpen ^^^^^  APPROBATIE. Dit HEMELS PALMHOF, &c. uit het Latyn en Hoogduits m onze Nederduitfche Spraak klaarlyk overgezet, is waardig om met aandagt gelezen te worden. Het behelftveele Godvrugtige Oeffeningen, met zeer leerzame Onderwyzingen doormengt. ANTONIUS HOEFSLAGH* jLibr. Cenfor Antv.  Maximiliams Henrhus Dei Gratia Arrh; r*v „ Laudgravius Lucht enbergenfls. "awmus ™m: ces ex mente & yoluntate nSpefw PuP/C" helmum Nakatenum è Societate Tp?;?" ^ natorum aute noftro con£SJ fi,Con Febr-1 1 Maart^iöApril > S I79B ft B 4^br. gai Febr. g 8 April] 1 g^g®»SS!gstSSSg!S!S!SS{gs«!«3«r «5 1799 15 f ©20 Janu. M 6 Febr. f^Maarf ft 1800 ft cd 0 8 Febr. «25 Febr. «u April |j S 1801 « c Ki Febr. K18 Febr. ^ g April f ft 1802 « b «14Febr. g 3Maartgi8Apn ï $5 1803 g A « féd a"ericulis cun&is libera nos femper Virgo glo- KyHe&eleyfoen.iachri£te eleyfon. Kyrie eleyfon. Chrifti audi nos. Chrilll exaudi nos. Pater de Coelis Deu* , miferere nobis. Fil i Redemptor mundi Deus, miferere nebts. Spiritus Sanfte Deus, miferere nobis. Sanfta Trinitas unus Deus, miferere nobis. Sanfta Maria, ora pro nobis. _ Sanfta Dei Genitrix, "\ Vas honorabile, Sanfta Virgo Virginum, I Vas infigne devotionis , Mater Chrifti, | r*0^™^1^' Mater divinae graüas, Turris Davidica, Mater purifflma, Turris eburnea, Mater caftlffitna, P01?u? aurea' Mater inviolata, Fcederis arca, Mater intemerata, O Janua Cceli, O Mater amabilis, P Stella matutina, » Mater admirabilis, v Salus infirmorum , Mater Creatoris , L3 Refugium peccatorum, L3 Mater Salvatoris , Confolatrix affitftorum, f Virgo prudentiffima, o AuxlliumChriftianorum, o Virgo veneranda, £ Regina Angelorum, £ Virzo prsedicanda, f Regina Patriarcharum, » Virlopotens, Regina Prophetarum, Virgo clemens, Regina Apoftolorum , Virgo fidelis, Regina Martyrum, Speculum juftitiae, Regina Confeflbrum, Sedes fapientiae, Regina Virginum, Caufa noftra lastitiae, Regina Sanftorum om- Vas fplrituale, •> mum, r Agn-isDei, qui tollis peccata mundi, Paree nobis Domine. Agrus Dei, qui tollis peccata mundi, Exaudi nos Domine» Agn'us Dei qui tollis peccata mundi, Miferere nobis. V"-/. Ora pro nobis Sanfta Dei Genitrix. Jie/p. Ut digni efficiamur promifiionibus Cb-rifti, ON-  ONDERRIGTIXGE VAN HET GEBED. H Et Gebed is eea verheffinge, en aandagtige wVLkSSÜr* n0268 °emoeds tot God i aoor wj zekerlyk alles, wat ons of anderen zalig is verzoeken: ook de genade en kragt Gods p£. zen en zyne eeuwige Majefteit behoorlyk cere ± ± S de or D. Wie zal hem niet op het hoogfte vei wonderen over de goedaardigheid Gods tegen ons? terwylhyaanonszulkeeeregeeft, St w> met nem mogen fprekcn, en onze begeerten aetig me bod, en wy vereenigen ons met de Engelen cn onttrekken ons het gezelfchap dat wy met de onvernuftige Dieren hebben hier op \ll oen. Het Gebed is een werk der Engelen. Ea v' -'. f 07" • Die ?eene welke met wvze en 1 Üpcrfoncn veel preken, en gemeenuvcLmbben' nemen haaftelyk hare Zeden en \\} sneid aan. W at zal ik dan zeggen van die <-eeSiTS* m,et God (door bec Gebed) veeimfals ^amenfpraak houden? met wat grooter wys- r"hp,H^°°rZ1ftlgneid' eR deuSden zal het Uebed die zelve vervullen. ha dat Moifes Exod. 34.30. in 't Gebed zyn t'za- Sf^fÏÏ HP^'V1 ^ met 00&n ntt bonden aanjcboiiven. De Engelen -verheugen baar, dat zr onze Gebeden mogen bywoncn, en dezelve ekG^Z  Onderrigting van het Gebed, fyke Majefleit voordragen. Tob. ia.Lüc. 22. Aótor. 10. &c. 3. Hoe hoognodig het Gebed ts. Hier van [preekt tnsgelyks S. Chrifoft. L. 2 de or Deun. Als gy het Gebed nalaat, zoo doet gy even zoo veel als of gy den vifch van't water beroofde: wantgelyk als het water den yifch het levengeeft, alzoo geefthet Gebed onze zielen het leven. Daniël bad liever willen flerven, als bemvan zin Gebed Ct welk hy driemaal in den dagkmelende dede) laten ophouden. Dan. 6.10. liet Gebed moet ook onze hulpe en fterktezyn, om dedagelykfe bekoringen engevaarlykbedentewederflaan. S.Bwnfchryftfer. x de lef. Wy dragen onze ftrikken by ons, en voeren önzen vyand (dat is onsvleefch) altyd met ons overal: Dezen liftigen Hang (die niet anders zoekt als onze zielen ondergang) weet het zelve tegen ons te gebruiken, en hoe konnen wy de ftfrke aanvallen en liftige vervolgingen zonder hulpe des Gebeds wcderftaan? S. Chryi. zegt: Gee n werk kan na om wenfeb volmaakt wezen wanveer het Gebedverz-iimd word. Hom. 79. ad Fop Tot het befluit boord S. Chryfoft. L. 1. de or. D. Alle vlyt zullen v/y aanwenden tot het Gebed, en 't zelve meerahonslevenbetragtcn, enalzoozullen wy een waardig en Chrtftelyk leven voeren. Voornaam/Ie panelen des Geloof s. Het Geloof is de grondveft aller deugden en volmaaktheden, zyn te voren opgeregt m aandagtigheid. Eerde deel der voornaamfte Geloofspunten, t. Dat 'er een God en Schepper is van alle dingen. . 2. Dat God alle dingen regeerd. o. Dat onze Ziel oniterffelyk is. 1 Dat de genade Gods nodig is ter zaligheid. 5- Dat  Gebeden om te verkrygen een goede Bood. 5. Dat God Regter is over ons allen. 6. Dat God is Drievuldig in Perfbnen. 7. Dat den Zoone Gods Menfch is geworden, cn voor ons heeft geleden en geftorven is. Het ander deel der voomaamjle Geloofspunten. r. De twaalf Artykelen des Geloofs. 2. De zeven bedinge des Onzen Vaders. 3. De tien Geboden Gods. 4. De vyf Geboden der H. Kerke. 5. De zeven H. Sacramenten. Eenige willen bet Teken des H. Kruis, en de Engelfcbe Groet'entje daar by feilen. Deze Geloofspunten (ö Chriften Gelovigen) leerd zeiver en leerd die aan anderen. Bagelykfcbe Gebeden om te -verkrygen een GOEDE DOOD. Gemaakt en in druk uitgegeven tot Komen door den Uitmuntenden Cardinaal van de H. Roomjche Kerke Joannes Baptifta Ptolomei, van de Sociëteit Jefli, en aienjlig voor een ieder. ZyiiHoogw. Petrus Jofephus, Biffchop van Ant. werpen, verkend veertig dagen Aflaat voor al die' deze Gebeden lezen. ö Od! gy zyt alleen de Heere van myn leven. vJ Ik weigere niet van daag te leven, maar ik begcere niet te leven indien ik myn leven voor en tot uwen dienit niet zal hefteden. Is 't dat gy my ook van daag gebied te fterven, ik weigere de dood niet, ik zal fterven, op dat ik u zie; ik zal met u fterven, op dat ik eeuwig leve: Ach dat in my, van my, wegens my, en wegens al het myne, gei'chiede uwen alderheiligften wil, in dien tyd en in der eeuwigheid. Myn hert is bereid ó God, myn hert is bereid; Heer wat wilt gy dat ik doe? Heerwiltgy dat ik  Dagelykfcbe Gebeden om te lyde? Heer wat wilt gy dat ik worde? Wy bidden u öHeerc! word verzoend op hetontfangen yan onze overgevingen, en trekt genadig tot u ook onze wederfpannige wille. 't Is myn leet, en 't is myn leetuit ganticher herte dat ik u vertoornd heb 6 mynen God, om dat gy goed zyt, heilig zyt, myn liefde zyt, en mynen God zyt. . Ik bidde u ó Heere, dat de vienge en honingvloeiende kragt uwer liefde, mynen geeft afrukke van alles wat onder den Hemel is, op datik uit liefde fterve, aangezien gy God Menlch geworden zynde uit liefde van myne liefde u gewaardigd hebt te leven en te fterven. Heere Jefus Chriftus om de bitterheid des doods, diegy voor my geleden hebt aan het Kruis, byzonderlykin die uur, als wanneer uwe alderedelfte Ziele gefcheidenis uit uw' gezegend Lighaam, ik bid ü ontfermt umynder Ziele in haren uitgang, en geleid haar in het eeuwig leven, Amen. Verloft ons Heere, van' een fchielyke en-j onvoorzienige dood, % Als wy.zullen fterven, verloft ons Heere g van een kwade dood, rAls wy zullen ftarven, verloft ons Heere 3 van alle zonden, Als wy zullen fterven, verloft ons Heere 3 van de liften des duivels, , ° Als wy zullen fterven, verloft ons Heere f« van de bekoringe van mistrouw en wanhoop, é Als wy zullen fterven, verloft ons Heere 3 van alle fchrik en vreze, . S Als wy zullen fterven, verloft ons Heere 3. van den geeft van laatdunkendheid, cg» Als wy zullen fterven, verloft ons Heere g. van verhardinge des herten, Als wy zullen fterven, verloft ons Heere-' van uwe gramfchap, Als  verkrygen een goede Dood. Als wy zullen fterven, verloft ons Heere' van de magt des duivels, Als wy zullen fterven, verloft ons Heere van de pyne der helle, Als wy zullen fterven, verloft ons Heere van alle aanlokfels des werelds, des bloeds, en des vleefch, Heere geeft aan ons ftervende, dat wy ontfangen mogen de Heilige Sacramenten, y, Heere geeft aan ons ftervende, overvloe- g digheid van uwe goddelyke genade, ~* Heere geeft aan ons ftervende, een vol- § maakt berouw, n> Heere geeft aan ons ftervende, een vafte ^ Hoop en alderfterkfte Geloof, o Heere geeft aan ons ftervende, een bran- >» dende liefde, g* Heere geeft aan ons ftervende, verduldig- g heid en lydzaamheid tuffchen de pynen, 3" Heere geeftaan ons ftervende, vromigheid % tegen de aanvallen des duivels, ?T Heere geeft aan ons ftervende, een vol- 2. maakte gelykvormigheid met uwen wil, P* _ Heere geeft aan ons ftervende, een aldervierigfte begeerte om God te aanfehouwen, Heere geeft aan ons ftervende, de behoudenis van de H. Maget Maria, de befcherminge der Engelen en de voorfpraak van alle Heiligen, Heere geeft aan ons ftervende, de gebeden en hulp der Priefteren, Heere Jefus Chriftus Zoone van den levenden God door uwe H. Menfchwordinge, weeft genadig over onze zonden, en maakt ons zalig. Door uwe H. Geboorte, weeft-genadig over onze zonden, en maakt ons zalig. Door uw H. Doopfel en Vaften, weeft genadig over onze zonden, enz. Door  Dagefykfche Gebeden om te Door uw Heilig en werkzaam leven, *\ ^ Door uwen honger, dorft, en uw waken, g Door uwe zugten en uitroepingen, Door uwe alderbitterfte tranen, °!| Door den aldergrootften fchrik en droef- g heid uws herten, & Door uw bloedig zweet, o Door het zamcnbinden uwer handen, % Door u verfmadinge, kaakfmeten en be- £ fpottinge, Ig Door u Doorne Kroon, f» Door u dierbare Bloedftortingen, o Door u H. Kruis en Lyden, g, Door de Gal en Azyn van u gefmaakt, 3 Door uwe vyf Wonden, o Door uwen H. Doodftryd, | Door uwe alderheiligfte Ziel in de handen » des Vaders bevolen, en voor de vérloffinge des werelds van het Lighaam afgefcheiden, ^> Door uwe Dood en Begravenis, J p God Hemelfchen Vader, dat myn Ziele fterve 'de dood der Regtvaardigen. God Zoone Verloffer des Werelds, God H. Geeft, ö H. Drievuldigheid eenen God, " Door het Ingcwanduwerbarmhertigheid, •< Door de verdienften en tuuchenfpraak der Alderheiligfte Maget en Moeder Gods n g Maria, 5 <** Door de voorfpraak der H. Engelen en i-ë g1 Aards-Engelcn, & i. Gelyk die verblyd zyn A5 16  10 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Ik zal denken op Rachab en Babel, die my kennen. Ziet de Vreemdelingen, dievanTyrus, en 't Volk van Morenland, deze zyn aldaar geweeft. Zal men niet van Zion zeggen: Die en die Menfchen zyn in haar geboren; en de Allerhoogfte zelf heeft haar beveftigd. De Heer zal 't verhalen in de Schriften der "Volkeren en Vorften, der geene die daar in geweeft zyn. Aller woning is in u, gelyk der geene die zig verheugen. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Gelyk die verblyd zyn, zoo is de woningen van ons allen in u Heilige Moeder Gods. f. De gratie is geftort in u lippen. ty. Daarom heeft u God gebenedyd in der eeuwigheid. Onzen Vader, &c. t. En leid ons niet in bekoringe. ije. Maar verloft ons van den quaden, Amen. De Abfolutie en Lejfen, ziet pag. 13 en 14. , Deze drie navolgende Pfaltnen leeft men des IVoens» (tags en des Zaturdags ter Metten tyd. Antipb Verblyd u Maria Maget. Den 95. Psalm. Cantate, &c. ZIngd den Heere een nieuw Lied: Zingd den Heere geheel het Aardryk. Zingd den Heere en loofd zynen Naam: verkondigd van dag tot dag zyn heil. Verkondigd onder de Heidenen zynen luifter, onder alle Volkeren zyne wonderheden. Want den Heer is groot en zeertepryzen: hy is fchrikkelyk boven alle Goden. vWant  Ter Metten Tyd. ft Want alle de Goden der Heidenen zyn duivels: maar den Heer heeft de Hemelen gemaakt. Lot en luifter is voor zyn aanfchyn: heiligheid en grootdadigheid is in zyn heiligdom. h« W deTnTHeere ^ geflagten der Heidenen: brengd den Heere luifter en eere. MABre^irde"rHeere den luifter z™s Naams. a d-?^erglften' en gaat in zyne Voorhoven. Aanbid den Heer in zyn heilig Voorhof. Gelieel bet Aardryk beve voor zyn aanfchyn Zegt onder de volkeren, dat den Heer Koning is. Ook heeft hy t Aardryk vaftgefteld, het zal niet beroerd worden: de Volkeren zal hy oordeelcn in geregtigheid. . Dat zig de Hemelen verblyden en de Aarde ?f in°is C: ^ Zig dC Zee beroere ^ al wat Dat de Velden vrolyk zyn, en al wat 'er op a ft dan alle de Bomen der Boflchen vreugd bedryven. Voor 't aanfchyn des Heeren, want hy komt: want hy komt om 't Aardryk te oordeelen. Hy zal den Aardbodem oordeelen met regtvaardieheid: en de Volkeren met zyne waarheid. Glorie zy den Vader, &c. hPhï^,Verblyd,u ^ Maget' alleKetteryen hebt gy alleen gedood over alle de Wereld. Antipb. Gewaardigd u. Den 96. Psalm. Dominus regnavit, £rV. DEn Heer is Koning, dat de Aarde zig verheugen: dat veele Eilanden zig verblyden Rondsom hem zyn Wolken en duifternis: reetvaardigheid en oordeel zyn de vaftheid zyns lhroons. 3 >t ÏHZmT ?aat voor zvn aanfchyn henen, en t iteekt rondom zyne vyanden in brand. A 6 zyn  12 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, ■ Zyn blikzemen ligten over den Aardbodem; de Aarde ziet ze en word ontroerd. De Bergen finelten als Wafch voor het aanfchyn des Heeren: voor 't aanfchyn des Heeren van geheel 't Aardryk. De Hemelen verkondigen zyne regtvaardigheid: en alle de volkeren zien zyne heerlykheid. Dat zy allen befchaamd worden, die de Beet.den aanbidden: en die op hare Afgoden roemen. Aanbid hem, allen, gy zyne Engelen. Zion heeft het gehoord, en heeft zig verblyd: en de Dogters van Juda hebben vreugd gemaakt, .om uwe oordeelen, Heere. Want gy zyt den Heer, de Alderhoogfte over geheel het aardryk: gy zyt zeer verre verheven boven alle Goden. Gy minnaars des Heeren, haathet quaad: den Heer bewaard de zielen zyner Heiligen, uit de hand des kwaaddoenders zal hy ze verloffen. Het ligt is den regtvaardigen opgegaan, en blydfchap den geenen die opregt van herten zyn. Verblyd u, regtvaardigen, in den Heere: ea geeft lof tor gedagtenis zyner heiligheid. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Gewaardigd u dat ik ulove, 6 Heilige. Maget: geeft my kragt tegen u vyanden. Antipb. Na de baringe. Den 97. Psalm. Cantate Bomïne, £=rV. Zingd den Heere een nieuw Lied: want hy heeft wonderheden gedaan. Zyne regte^ hand, en zyn. heiligen arm heeft hem heil gegeyen. Den Heer heeft zyn heil bekendgemaakt: voor het aanfchyn der Volkeren heeft hy zyne regtvaardigheid doen blyken. Hy is zyner barmurtigheid indagtig gewor> den:.  Ter Metten Tyd. 13 den: en zyner waarheid tot 't huis van Ifraël. Alle de palen van 't Aardryk hebben 't heil van onzen God gezien. Juigd den Heere geheel het Aardryk: zingd, maakt vreugde, en geeft lof. Verheft den Heere op de Harpe, op de Harpe, en met Lofzangen. MetgedrevenTrornpetten, enmethetgeklank van Hoorns. Juigd voor 't aanfchyn des Ko» nings, des Heeren. Dat de Zee zig beroere en al wat 'er in is: deAardbodem, en allen, die'er op wonen. Dat de Rivieren met de handen klappen, dat de Bergen te zamen vreugd maken. Voor 't aanfchyn des Heeren: want hy komt om 't Aardryk te oordeelen. Hy zal den Aardbodem oordeelen met regtvaardigheid, en de volkeren met geregtigheid. Glorie zy den Vader, &e. Antipb. Na de baringe zyt gy een onbevlekte Maget gebleven, Gods Moeder weeft voor ons. een middelareffe. f. De gratie is geftort in u lippen. Daarom heeft n God gebenedyd in der eeu^ Wigheid. Onzen Vader, &c. f. En leid ons niet in bekoringe. Maar verloft ons van den quaden, Ameni. Absolutie. DOor de gebeden en verdienften der zaligfte Maria altyd Maget, en aller Heiligen, geleiden ons den Heere, tot't Ryk der-Hemelen, iji. Amen. t. Heere gebied, en geeft ons de Benedictie.. A7 Be-  14 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Benedictie. Ons gebenedyde met haar goedertieren Kind de Maget Maria. fy. Amen. Be eerjfe LeJJe. Eccles. 24. IN alle dingen heb ik rufte gezogt, en in de erffeniffe des Heeren zal ik wonen. Doen heeft hy my bevolen en gezeid denSchepper van alle dingen: endiemy gefchapen heeft, die heeft geruft in mynen Tabernakel, en heeft my gezeid: Woond m Jacob, en in Ifraël neemd u erffenisfe, en in myn uitverkorenen fchiet wortelen. Maar gy Heere ontfermt u onzer, ijs. God zy geloofd. f. ó Heilige en onbevlekte Maagdom, ik en weet niet met wat lof dat ik u verheffen zal: want die de Hemelen niet en hebben konnen omvangen, die hebt gy in u Lighaam en fchoot gedragen. f. Gebenedyd zyt gy boven alle Vrouwen, en gebenedyd is de Vrugt uws Lighaams. ^ Want die de Hemelen niet en hebben konnen omvangen, die hebt gy in u Lighaam en fchoot gedragen. f. Heere gebiedende geeft ons de Benedictie. Benediclie. De Maget der Maagden zy voor ons een Middelareffe by den Heere. jjc. Amen. Be tweede LeJJe. EN alzoo ben ik in Zion geveftigd, en in de geheiligde Stad heb ik desgelyks geruft, en' in Jerufalem is myn magt. En ik ben geworteld in dat cerlyk Volk, en in het deel myns Gödskis de erifenis van dien, en in de volheid der Heili-  Ter Metten Tyd. 15 ligen is myn onthoudinge. Maar gy Heere ontfermt u onzer, ije. God zy geloofd. f. Zalig zyt gy Maget Maria, die gedragen, hebt den Heer en Schepper des Werelds. fy. Gyhebt gebaard hem die ugefchapen heeft, en gy blyft Maget in der eeuwigheid. f. Weeft gegroet Maria vol van gratie, den Heer is met u. ^s. Gyhebt gebaard hem die ugefchapen heeft, en gy blyft Maget in der eeuwigheid. Als 7»e»TeDeumLaudamus£f/V/, zoovoegdmen in het einde van dit Refponforium: f. Glorie zy den Vader, en den Zoon, en den Heiligen Geeft. ijs. Gy hebt gebaard hem die ugefchapen heeft, en gy blyft Maget in der eeuwigheid. f. Heere gebiedende geeft ons de Benedictie. Benediclie. Door haar die Moeder en Maget is, verleend ons den Heer zaligheid en vrede. Vf. Amen. Be derde LeJJe. ALs een Cederboom ben ik hoog gewafichen in Libanon, en als een Cypreffenboom op den Berg Zion. Gelyk een Palmboom ben ik verheven in Cades, en als een plantinge der Roozen in Jericho. Gelyk eenen fchoonen Olyfboom in de Velden, en gelyk een Ahoornboom ben ik opgewaffchen by 't Water in de Straten. Gelyk Caneel en welriekende Balfem heb ik reuk gegeven: gelyk uitgekoren Mirrhe heb ik zoetigheid des reuks gegeven. Maar gy Heere ontfermt u onzer. f. God zy geloofd, Be navolgende Refponforium laat men agter als men Te Deum Laudamus zeid. f. Ge-  16" Onzer Lieve Vrouwe Getyden, f. Gelukzalig zyt gy, 6 H. Maget Maria, en alle lof zeer waardig: want uit u is opgegaan de Zonne der Regtvaardigheid, Chriftus onzen God. f. Bid voor het Volk, weeft een middelarefTe voor de Clerigie, fpreekt voor 't devoot Vrouwen geflagt, laatze alle hulpe gevoelen, die u heilige gedenkeniffe eerwaardiglyk vieren. fy. Want uit u is opgegaan de Zonne der Regtvaardigheid, Chriftus onzen God. f. Glorie zy den Vader, en den Zoon, en den H. Geeft. fy. Want uit u is opgegaan de Zonne der Regtvaardigheid,. Chriftus onzen God. Deze navolgende Hymnus mag men zeggen van Kersmijfe tot Septuagejima toe: en van Paajfcbentot den Advent toe. Maar word niet gezeid in den Advent, nog ook van Septuagejima tot Paajfcben: tt n zy op de Feejldagen van onze Lieve Vrouw. HYMNUS der H. Ambroftus en Augujlinut. UGod loven wy: U Heere belyden wy. U eeuwigen Vader, eerd alle 't Aardryk. Alle Engelen, Hemelen, en alle Magten. Cherubinen en Seraphinen roepen tot uwer eeren met onverzadelyke ftemmen: Heilig, Heilig, Heilig, is- de Heere God der heirfcharen. De Hemelen en Aarde zyn vol van de Maje* fteit uwer gtorien. Dat glorieufe Choor der Apoftelen* Dat loffelyk getal der Propheten. Dat blinkende heir der Martelaren loofd u. De heilige Kerke over alle den omgang der Aasden, belyd u. Den Vader van zeer groote mogendheid. Uwen  De Laudes. jZoorneCrWaardigen' waaraSti°en> eneenigen En ook den Vertroofter den Heiligen Geeft. Gy Chrifti zyt den Koning der glorie? Gy zyt des Vaders eeuwigen Zoon Als gy om den Menfch te verloflende Menfchhe d zoud aannemen, zoo en hebt gy desMagets Lighaam niet geichroomd. ëy ,i„ \eT°¥^hebbendedefcherpigheid des dde°r0dHSêmeeieLden Cd°*m Valerf ^ regterhand Gods» ^ de glorie uwes ^Men geloofd dat gy zyt den toekomenden Reg- h,,Sf rT bidden ^ u komt we Dienaars te hu'Pe *e gy met uwdierbaar Bloed verloft heb? Maakt, dat zy lieden onder uw Heiligen met de eeuwige glorie worden begaaft erfdeeT mMkt Zalig U Volk= en 'gebenedyd u heEn regeertze: en verheftze tot in der eeuwigVan dag tot dag gebenedyden wy u. eeuwigheden™ NMm * der e£Uwi^heid ** Jsss&iss^ons in dezen da^e z- Ontfermtu onzer Heere: ontfermt u onzer „Jkl V-er ons u barmhertigheid gewordenge yk wv in uw gehoopt hebben. geworden' CchïwdZerlt-ikFh0°Vt: * en zal niet beicnaamd worden m der eeuwigheid. DE LAUDES. t- fZPd hebt agt tot mynder hulpe. VJ *. Heere haaft u om my te helpen. Glo-  18 Onzer Lieve Fr ouwe Getyden, Glorie zy den Vader, en den Zoon, en den H. Geeft. Als 't was in den beginne, en nu, en altyd: en in der eeuwigheid der eeuwigheden, Amen. Alleluja. Antipb. Maria is opgenomen. Den 92. Psalm. Dominus regnavit, &c. DEn Heere is Koning; hy heeft zig bekleed met cierlykheid: den Heer heeft fterkheid aangetrokken en zig omgord. Ook heeft hy het aardryk vaftgefteld; het zal niet wankelen. Uw zetel is van doen af beveftigd: gy zyt van der eeuwigheid. De Rivieren hebben, ö Heere, verheven, zy hebben verheven haar gedruis: de Rivieren hebben haare baaren verheven. Door het gedruis van veele wateren. Wonderbaar zyn de opbruifchingen der Zee: wonderbaar is de Heer in de hoogtens. Uwe getuigeniffen zyn zeer geloofwaardig geworden: heiligheid, Heere, betaamd uw huis in langheid der dagen. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Maria is opgenomen in den Hemel, de Engelen verblyden hen, en lovende gebenedyden zy den Heere. Antipb Maria Maget. Den 99. Psalm. Jubilate, £rV. JUicht den Heere, geheel 't Aardryk: diend den Heere met vreugde. Gaat binnen voor zyn aanfchyn met blydfchap. Weet dat den Heer God is: hy heeft ons gemaakt, en niet wy ons zeiven. Wy zyn zyn volk en de fchapen zyner weide. Gaat binnen zyne poorten met lof; in zyne voorhoven met Lofzangen: loofdhem, pryftzy«aNaam. Want  De Laudes. de,n.Heer is licffelyk; zyne barmhartigheid duurd in eeuwigheid, en van geilagte tot geflagte zyne waarheid. S Glorie zy den Vader, &c. „ff. Ma/ia Maget is opgenomen in de Hemclfche flaapkamer, in welke den Koning der Koningen in eenen geftarnden Stoel zit. Antipb. Tot den reuk. a ó2' psalm. Deus, Deus, yc. ö (2.0d> Sy zyt myn God, tot u waak ik, VJ zoo haait als het ligt word. Myn ziel vleefch^ U'' h°Ê meaiSmaal dorft naar u myn' In een woeft, en ongebaand, en dorre Land j alzoo vertoon ik my voor uin't Heiligdom, om uw magt en uw heerlykheid te aanfchouwen. Want uw barmhertigheid is beter als 't leven; myne lippen zullen u loven. Alzoo zal ik u zegenen myn leven lang: en ja uwen Naam zal ik myne handen opheffen. Dat myn Ziel als met fmeer en vettigheid vertuid worde: en myn mond zal met vrolyke lippen lof uitgeven. y Als ik op myn bedde uwer geheugenis had: dagt ik op u 's morgens. rr,^mm Zyt myn helPer geweeft. En ik zal my verblyden onder 't dekzel uwer vleugelen Myn ziel heeft u over al gevolgd: uw regterhand heeft my onderfteund. Dog zy zogten te vergeefs naar myn leven: zy zullen gaan naar de onderaardfche plaatfep. ^yT?ui.len ten zwaden geleverd worden, en den Voffen ten deelen zyn! Dog de Koning zal zig in God verblyden: allL L % em zweeren, zullen zig beroemen: om dat den mond der qualykiprekers geflopt is Hier word niet gezeid, Glorie zy den Vader, &c Den  20 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Den 66. Psalm. Deus mrfereatur, &rV. GOd zy ons barmhertig, en geve ons zegen i hy befchyne ons met zyn aanfchyn, enzy ons genadig. Op dat wy op der aarde uwen weg kennen: en uw heil onder alle volkeren. Dat de volkeren, 6 God, u loven: dat alle volkeren u loven. Laat de volkeren blyde zyn, en zig verheugen : om dat gy de volkeren in geregtigheid oordeeld, en de Heidenen op der aarde beftierd. Dat de volkeren, ó God, u loven: dat alle volkeren u loven. De aarde heeft haare vreugd gegeven. Dat God ons zegene, onze God. Dat God ons zegene: en dat hem alle uitterfte palen des aardryks vreezen. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Tot den reuk van u welriekende zalve lopen wy, de jonge Maagdekens hebben u zeer lief gehad. Antipb. Gebenedyd zyt gy. Lofzang der drie Kinderen. dan. 3. Benediilus. GEbenedyd den Heere alle werken des Heeren: loofd en verheft hem hoogelyk in der eeuwigheid. _ Gebenedyd den Heere gy Engelen des Heeren : gebenedyd den Heere gy Hemelen. Gebenedyd den Heere alle kragten des Heeren. Gebenedyd den Heere Zon en Maan: gebenedyd den Heere gy Sterren des Hemels. Gebenedyd den Heere allen Regen en Dauwe: gebenedyd den Heere alle Geeften Gods. Gebenedyd den Heere Vuur en Hitte: gebenedyd den Heere Koude en Hitte.  De Laudes. m Gebenedyd den Heere Dauwe en Hyfele: gebenedyd den Heere Vorft en Koude. Gebenedyd den Heere Ys en Sneeuw: gebenedyd den Heere Nagten en Dagen. Gebenedyd den Heere Ligt en Donkerheid: gebenedyd den Heere Blikfemen en Wolken. Gebenedyden moet de Aarde den Heere : en loven en verheffen hem hoogelyk in der eeuwigheid. Gebenedyd den Heere gy Bergen en Heuvelen : gebenedyd den Heere al dat op de Aarde groeijende is. Gebenedyd den Heere gy Fonteinen: gebenedyd den Heere gy Zee en Vloeden. Gebenedyd den Heere gy Walviffen, en al dat hem in de Wateren roerd: gebenedyd den Heere alle Vogelen des Hemels. Gebenedyd den Heere alle Beeften en Vee* gebenedyd den Heere gy Kinderen der Menichen. Gebenedyden moet Ifraël den Heere: hy love en verheffen hem hoogelyk in der eeuwigheid. ° Gebenedyd den Heere gy Priefters des Heeren: gebenedyd den Heere gy Dienaars des Heeren. Gebenedyd den Heere gy Geefien en Zielen der Regtvaardigen: gebenedyd den Heere gy heilige en ootmoedige van herten. Gebenedyd den Heere Anania, Azaria, Mifaël, loofd en verheft hem hoogelyk in der eeuwigheid. Laat ons gebenedyden den Vader, en den Zoon met den Heiligen Geeft: laat ons hem loven, en boven alle dingen verheffen in der eeuwigheid. Gebenedyd zyt gy Heere in 't Firmament des He-  22 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Hemels: loffelyk en glorieus, en hooglyk verheven in der eeuwigheid. Hier word niet gezeid, Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Gebenedyd zyt gy van den Heere, ó Pogter, want door u zyn wy mede deelagtig geworden de vrugt des levens. Antipb. Schoon en cierlyk zyt gy. Dek 148. Psalm. Laudate, &c. LOofd den Heere gy van de Hemelen: loofd hem in de zeer hooge plaatfen. Loofd hem alle zyne Engelen: loofd hem alle zyne heirkragten. Loofd hem Zon en Maan: loofd hem alle Sterren en Ligt. Loofd hem Hemelen der Hemelen: cn alle Wateren, die boven de Hemelen zyn. Dat zy den Naam des Heeren loven: want hy fprak, en zy waren gemaakt, hy beval, en zy waren gefchapen. Hy heeft ze vaft gefteid voor eeuwig en voor altoos: hy heeft ze een gebod gegeven dat niet zal voorby gaan. Loofd den Heer, gy van der aarde: groote Viffchen en alle afgronden. Vuur, Hagel, Sneeuw, Ys en Stormwinden: die zvn bevel volbrengen. Bergenenalle Heuvelen: vrugtdragendHoutgewas en alle Cederbomen. Becften en alderhande Vee: kruipende Dieren en gevleugelde Vogelen. Koningen der aarde en alle Volkeren: Vorften en alle Regters der aarde. . jongelingen en Maagden, ouden met de jongen : dat zy den Naam des Heeren loven. ' Want zyn Naam alleen is verheven. Zyn lof is over Hemel en .Aarde: en hy heeft ' den  De Laudis. 2c. LOofd den Heer in zyn heilige plaatfe: loofd hem in 't firmament zyner fterkte Loofd hem in zyne mogendheden: loofd hem volgens de menigvuldigheid zyner grootheid Loofd hem met geklank der Bazuine: loofd hem met de Luite en Harpe. Loofd  34 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Loofd hem met de Trommel en met Zang en DamTeryen: loofd hem met Snaargefoel en Orgel. Loofd hem met welluidende Klinkfchellen: loofd hem met Klinkfchellen van vrolyk geluid. Al dat ademd loofd den Heere. Alleluja. Antipb. Schoon en cierlyk zyt gy, ó Dogter van Jerufalem: vreeflelyk als een welgefchikte flagordre der heirlegeren. Capittel. Cant. 6. DE Dogteren van Zion hebben haar gezien en verkondigd de alderzaligfte te wezen, en de Koninginnen hebben haar geprezen. 7fi. God zy geloofd. H Y M N ü S, ó Gloriofa. ZEer glorieufe Vrouwe, Verheven boven de Sterren. Die u heeft gefchapen voorzigtelyk, Dien hebt gy met uwe heilige Borften gezogen. Het geene dat de droevige Eva weg heeft genomen, Dat hebt gy metu heilige Vrugt wederom gegeven, Op dat die ellendigen in den Hemel zouden gaan, Zyt gy een Vcnfter des Hemels geworden. Gy zyt de Deure van den hoogften Koning, En een fchynende poorte des ligts. Gy Heidenen, verloft zynde, verheugd u, Want 't leven is u lieden gegeven door een Maget. Glorie zyu Heer, die geboren zyt uit een Maget, Met den Vader en den Heiligen Geeft, In eeuwigheid, Amen. f. Gebenedyd zyt gy onder de Vrouwen. üjc. En gebenedyd is de Vrugt uws Lighaams. Antipb. ó Zalige Moeder Gods.  De Laudes. _ Of ten tyde van Paajcben: Antipb. Koninginne des Hemels. ^Wg^,* 2g De* Lofzang Zacbari*. Luc. r. Beneditls rj.Ebenedyd zy den Heere God van Ifraël Den Eed ^S^SS3Sf ÏÏS totT^ handen Zy0dfe & ^Soe^oS P,'°pheet des Alderhoor: JJcerenaS Z°n oïnTT SY, Zük TOOr Om kofflg CzalX^e/eJde11 Z>'n we§en' ke tot vergiffen^ «ft den hooi? y °ni beZügt heeft den opgang viuuczy den Vader, &c ■ ~-v,v, È/ linden, en nie-  iS Onzer Lieve Vrouwe Getyden, niemand anders, zyt zonderling aangenaam geweeft, onzen Heere Jefüs Chriftus, bid voor dat volk, weeft een Middelareffe voor de Clerigie, ipreekt voor het devoot Vrouwelyk geflagt. Te Paajfcben zeid men deze Antipbona. KOninginne des Hemels verblyd u, Alleluja. Want dien gy waardig zyt geweeft te dragen, Alleluja. Is verrezen gelyk hy gezeid heeft, Alleluja. Bid voor ons, Alleluja. Na de Antipbona zeid men, Heere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. f. Heere verhoord myn gebed. En mynen roep kome tot u. GEBED. GOd, die gewilt hebt datu woord (door de Boodfchap des Engels) van datLighaam der zalige Maget Maria, de Menfchelyke Natuur ~,vnrip nnnnrmpn. verleend uwe ootmoedige bid¬ ders, dat wy, die waaragtelyk geloven dat zy de Moeder Gods is, door haare middelen en gebeden by u geholpen mogen worden: Door den zeiven Chriftum onzen Heere. Jjc. Amen. Aan de Heiligen. Antipb. 6 Alle Gods Heiligen wilt u gewaardigen te bidden, voor onze en aller menfchen zaligheid. f. Verblyd u in den Heere, en verheugd u gy *»o rrf-Tro or H i are* En glorieerd alle die opregt van herten zyt. GEBED. ft T fVfrp hehneri n vn k . dat betrOUWCnde 1S ■ ■ ULJ lid V WUlUJUUWi UW» *i. At-r »"v.v« —  Be Laud.es. t>y tms en Paulus, en alle andere Apoftelen, enwilt haar met uw eeuwige befcherminge bewaren. Wy bidden u Heere, dat alle uwe Heiligen ons in alles helpen: op dat wy hun verdienften gedenkende, hun befcherminge mogen gevoelen: En verleend vrede in onze tyden: En verdryft van uwe Kerke alle boosheid, befchikt onzen we» werken en willen, mede van alle uwe Dienaars in de voorfpoed uwer Zaligheid: geeft onze weldoenders de eeuwige goederen, en verleend alle gelovige Zielen der overledene de eeuwige ruft Door onzen Heere Jefum Chriftum uwen Zoon" die met u leefd en regeerd in eenigheid des h[ Geeft, God in alle eeuwen der eeuwen. ijs. Amen. f. Heere verhoord myn gebed. En mynen roep kome tot u. f. Laat ons den Heere gebenedyden. 3«. God zy geloofd. f. De Zielen der Gelovige moeten door Gods barmhertigheid ruften in vrede. ^. Amen. f. Den Heere geeft ons zyn vrede. 1^. Amen. Baar na zeid men een van deze navolgende Antipbo- nen, en dat knielende, bebalvenindenPaafcbtyd- als men doorgaans Jlaat. Van Onze Lieve Vrouw Ligtmis tot Paajfcben. Anf' W7 Eeft 8'egroet Koninginne der Hemel en VV Weeft gegroet Vrouwe der Engelen, Weeft gegroet wortel, weeft gegroet poorte, Waar uit het ligt des werelds gefproten is, Verblyd u glorieufe Maget. Boven alle andere de allerfchoonfte: Wel aan, ó uit 'er maten zeer fchoone, Wilt Chriftum voor ons verbidden. f. Gewaardigd u dat ik u love H. Maget. J)c. Geeft my kragt tegen uwvyanden. B a GE-  è8 Onzer Lie-ve Vrouwe Getyden , GEBED. BArmhertige God, verleend onze krankheid hulpe, op dat wy, die gedenkenifle der H. Moeder Gods houden, door het behulp van haar gebed, van onze zonden mogen opftaan: door den zeiven Chriftum onzen Heere. j$£. Amen. , f. De Goddelyke hulpe blyve altyd by ons. 15c. Amen. Van Paafchavond tot des Zaturdags avond naPinxter. Antipb. TZ" Oninginne des Hemels verblyd u, JX. Alleluja. Want dien gy waardig zyt geweeft te dragen, Alleluja. . Is verrezen gelyk hy gezeid heeft, Alleluja. Bid voor ons, Alleluja. f Verblyden verheugtu MagctMana, Alleluja. , J54'. Want den Heere is waaragtelyk verrezen, Alleluja. GEBED, è /^Od, die door de Verryzeniffe van uwen VJ' Zoon onzen Heere Jefus Chriftus, u gewaardigt hebt de wereld te verheugen: wy bidden u verleend ons, datwy door zyn Moeder de Masret Maria, de vreugden des eeuwige levens mogen genieten: door den zeiven Chriftum onzen Heere. ss. Amen. * |. De Goddelyke hulpe blyve altyd by ons. Amen. Van Zaturdags avond naPinxter tot den Advent toe. Antipb. \V/Eeft gegroet Koninginne, Moeder \V derbarmhértigheid;onsleven,zoeti^heid, enonzehoopeweeftgegroet. Totu roepen wv ballinge Kinderen van Eva. Tot u zug-  De Laudes. 29 ten wy klagende en weenende in dit dal der tranen. Och dan onze Middelarcffe, keerd uwe oogen der barmhertighcid tot ons. En wilt ons na deze ballingfchap Jefum de gebenedyde Vrugt uws lighaams tonen: ó zagtmoedige, ó genadige , ö zoeten Maget Maria. f. Bid voor ons H. Moeder Gods. ijt. Op dat wy waardig worden de beloften Chrifti. GEBED. ALmagtig eeuwig God, die bereid hebt 't Lighaam en de Ziel der glorieufe Maget en Moeder Maria, op dat ze door medewerkingen des li. Geeft, verdienen zoude te wezen een waardige woonplaatfe voor uwen Zoon, geeft dat wy, .die ons verblyden in haar gedenkenis, mogen door haar goedcrtierne gebeden van alle aanftaande quaad en van de eeuwige dood verloft worden, door den zeiven Chriftum onzen Heere, . Jjc. Amen. f. De Goddelyke hulpe blyve altyd by ons. 1$:. Amen. TE PRIEMEN. Weeft gegroet Maria vol van gratie, &c. f. Od hebt agt tot myndcr hulpe. vJ ijs. Heere haaft u om my te helpen. Glorie zy den Vader, &c. Alleluja. II Y M N U S. Memento. GEdenkt werker onzer zaligheid. Dat gy in voorlede tyden Uit de onbevlekte Maagd geboren, Een wezen van ons Lighaam aangenomen hebt. Maria Moeder der gratie, Moeder der barmhertigheid, Befchermd ons voor den vyahd, En ontfangt ons in de uure onzer dood. B 3 Glo-  «5ó Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Glorie zy tl Heere, Uit een Maagd geboren, Met den Vader en den H. Geeft, In eeuwige tyden , Amen. Antipb. Maria is opgenomen. Den 53. Psalm. Deus in nomine, &c. BEhoed my, 6 God, door uwen naam: en doet my regt door uwe magt. ó God, verhoor myn gebed: luifterd na de woorden myns monds. Want de vreemden zyn tegen my opgeftaan, en de fterken zyn op myn leven uit: en zy ftellen God niet voor hunne oogen. Zie nogtans God is myn helper: en de Heer is de befchermer van myne Ziele. Keer het onheil af op myn vyanden: en verniel ze in uwe waarheid. ïk zal uvrywillig offerhande doen: en zal uwen Naam loven, Heere: dewyl hy goed is. Want gy hebt my verloft uit alle verdrukkinge: en myn oog heeft nedergezien op myne vyanden. Glorie zy den Vader, &c. Den 84. Psalm. Benedixifli Dotnine, &*c. HEere, gy hebt uw Land gezegend: gy hebt de gevangenis van Jacob verloft. Gy hebt uws volks misdaad vergeven: alle hunne zonden hebt gy bedekt. Alle uwe gramfchap hebt gy verzagt: gy hebt li afgekeerd van uwe vertoornde verbolgendheid. Herftel ons, 6 God, onze Zaligmaker: enkeer uwe gramfchap van ons af. Zult gy voor altoos op ons vergramd zyn: of uwen toorn uitftrekken van geflagtetotgeflagte? ö God, gy zult ons wederom doen herleven: en uw volk zal zig in u verblyden.  Te Priemen. gi Toond ons, Heere, uwe barmhertigheid: en geef ons uw heil. Ik zal hooren wat den Heere God in my fpreken zal: want hy zal aangaande zyn volk, en zyne Heiligen en aangaande die, degeenendie zich ter herte keeren, van vrede fpreken. Zekerlyk zyn heil is na by den geenen, die hem vreezen: op dat de heerlykheid in ons land woone. De barmhertigheid en de waarheid hebben malkanderen ontmoet: de regtvaardigheid en de vrede hebben zich gekuft. De waarheid is uit de Aarde gefproten: en de regtvaardigheid heeft uit den Hemel nedergezien. Ook zal den Heer gunftbewyzen: en onze Aarde zal haare vrugt geven. De regtvaardigheid zal voor hem wandelen: en hy zal zyne gangen op den weg ftellen. Glorie zy den Vader, &c. Den 116. Psalm. Laudate, grY. LOofd den Heere alle Heidenen: loofd hem alle Volkeren. Want zyn barmhertigheid is op ons verfterkt: en de waarheid des Heeren blyft in der eeuwigheid. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Mariais opgenomen in den Hemel, de Engelen verblyden hen, en lovende gebenedyden zy den Heere. Cap ittel. Cant. 6. Wie is deze, die voortkomt als een opgaande dageraat, fchoon als de Maan, uitgekoren als de Zonne, vervaarlyk als een flagorden der heirlegeren wel gefchikt. ifc. God zy geloofd. f. Gewaardigd u dat ik u Iove, H. Maget. Geeft my kragt tegen u vyanden. B 4 Hee-  3* Onzer Lieve Vrome Getyden, Heere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. f. Heere verhoord myn gebed. fy. En mynen roep komc tot ü. GEBED. 6 {~2-°?> die 11 gewaardigdhebt, te verkiezen VJ de maagdelyke Zaal der zaliger Maria, om daar in u woorpiaatfe te nemen; wy bidden u geeft dat zy ons door haar befcherminge bevrydende, ook make blyde te zyn in haare gedagtems: gy die daar leefd en regeerd met God den Vader m eenigheid des H. Geeft, God in alle ecu wen der eeuwen, ijr. Amen. t. Heere verhoord myn gebed. &. En mynen roep kome tot u. Y. Laat ons den Heere gebenedyden. '} fy. God zy geloofd. f. De Zielen der Gelovigen moeten door Gods barmhertigheid ruften in vrede. Amen. TE T E R T I E N. Weeft gegroet Maria, &c. t- Od hebt agt tot myndcr hulpe. VJT fy. Heere haait u om my te helpen. „ Glorie zy den Vader, &c. Alleluja. H Y M N U S. Memento. GEdenkt -werker onzer zaligheid, Dat gy in voorlede tyden, Uit de onbevlekte Maagd geboren, Een wezen van ons Lighaam aangenomen hebt. Maria Moeder der gratie, Moeder der barmhertigheid, Beichermd ons voor den vyand, En ontfangt ons in de uure onzer dood. Gio-  Te Tertien. 33 * Glorie zy u Heere, Uit een Maagd geboren, Met den Vader en den H. Geeft, In eeuwige tyden, Amen. Antipb. De Maget Maria. Den 119. Psalm. AdDcminum, &c. IK riep tot den Heer in myne verdrukkinge: en hy heeft my verhoord. Heere verloft myne ziel van de booze lippen, en van de bcdriegelyke tonge. Wat zal men u geven, of wat zal men u by de valfche tong toevoegen? 't Zyn fcherpe pylen van een magtigen: en verwodtende kolen. Wee my! dat myn vreemdelingfchap zoo lange duurd: dat ik woone onder de inwoonders van Cedar. Zeer lange zweeft mynziel in vreemde gewesten. Met de geenen, die de vrede haten, was ik vreedzamig: als ik hen toefprak, beftreden zy my zonder reden. - Glorie zy den Vader, &c. Den 120 Psalm. Levavi, &c. MYne oogen heb ik opgeheven naar de Bergen : van waar myn hulp komen zal. Myn hulp is van den'Heere,. die Hemel en Aarde gemaakt heeft. Dat hy doch uwen voet niet laat ftruikelen:. en dat hy niet fiuimere die u bewaard. Ziet hy zal niet fluim eren, nog flapen, die Ifraël behoed. Den Heer bewaard u, denHeer is uw overdekZel; hy is aan uwe regterhand. De Zon zal u by dag niet hinderen: nog de Maan by nagt, B s Den  34 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Den Heer bewaard u van alle kwaad, den Heer bewaare uwe ziel. Den Heer bewaare uwen ingang en uwen uitgang: van nu af tot in der eeuwigheid. Glorie zy den Vader, &c. Den 121. Psalm. Latatusfum, &c. IK was verblyd in 't geene my gezeid wierd f wy zullen gaan in 't Huis des Heeren. Onze voetenftondenin uwe voorhoven, 6 Jemfalem! Jerufalem is opgebouwd als een Stad, die wel te zamen gevoegd is. Want daar henen trokken de Stammen op, de Stammen des Heeren: 'tis een bevel aan Ifraël, om den Naam des Heeren te loven. Want aldaar waren regterftoelen gefteld; de ftoelen van Davids huis. Verzoekt voor Jerufalem 't geene tot vrede diend: en dat 'er overvloed zy voor allen die u beminnen. Vrede zy in uw heir: en overvloed zy in uwe torens. Om myne broederen en myne naaften, fprak ik voor u van vrede. Om het Huis des Heeren onzen God, zogt ik voor u 't geene goed is. Glorie zy den Vader, &e. Antipb. De Maget Maria is opgenomen tot de hemellche flaapkamer: in welke den Koning der Koningen zit in eenen gefternden ftoel. Capittel. Ecclef. 24. EN alzoobenikinZiongeveftigd, en in de geheiligde Stad heb ik desgelyks geruft, enin Jerufalem is myn magt. fy. God zy geloofd. f. De gratie is geftort in u lippen. Daar-  Te Tertien. 5j fc. Daarom heeft u God gebenedyd in der eeuwigheid. Heere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. f. Heere verhoord myn gebed. fy. En mynen roep kome tot u. GEBED ö /"^Od, die door de vrugtbare Maagdelyk- VJ heid der zalige Maria, denmenfehelyken gcflagte, gaven der eeuwige zaligheid hebt °-egeven: wy bidden u, gund ons datwy haar *ebed mogen gewaar worden: door wien wy verdiend hebben te ontfangen den autheur des levens , onzen Heere Jefum Chriftum uwen Zoon die met u leefd en regeerd in eenigheid des H* treeft, een God in alle eeuwen der eeuwen. Vf. Amen. f. Heere verhoord myn gebed. En mynen roep kome tot u. T. Laat ons den Heere gebenedyden. i{£. God zy geloofd. t. De Zielen der Gelovige moeten door Gods barmhertigheid ruften in vrede. ^ Amen TE SEXTEN. Weeft gegroet Maria, &c. t. Od hebt agt tot mynder hulpe. VJ ^. Heere haaft u om my te helpen. Glorie zy den Vader, &c. Alleluja. H Y M N U S. Memento. GEdenkt werker onzer zaligheid, Dat gy in voorleden tyden, Uit de onbevlekte Maget geboren, Een wezen van ons Lighaam aangenomen hebt. Maria Moeder der gratie, Moeder der barmhertigheid, B 6 Be-  36 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Bcfchermd ons voor den vyand, En ontfangt ons in de uure onzer dood. / Glorie zy u Heere, Uit een Maget geboren, Met den Vader en den H. Geeft, In eeuwige tyden, Amen. Antipb. Tot den reuk. Den 122. Psalm. Ad te levavi, &c. TOt u heb ik myn oogen opgeheven, die ih de Hemelen woond. Ziet gelyk de oogen der Knegten op de handen hunner Heeren-, gelyk de oogen eenerDienftmaagd op de handen van haare Vrouwe: alzoo zyn onze oogen op den Heer onzen God, tot dat hy zich onzer ontferme. - Ontfermt u onzer, Heere, ontfermt u onzer: want wy zyn van verffnadinge zeer vervult. Want onze Ziel is 'cr zeer van vervult: zy is tot fpot der ryken, en tot veragting der hovaardigen.Glorie zy den Vader, &c. Dïn J23. Psalm. Niji quia Bomimts, &>c. HAd den Heer niet met ons geweeft; dat Ifraël nu zegge: Had den Heer niet met ons geweeft: als de menfehen tegen ons opftonden. Zy hadden ons zekerlyk levendig opgcflókt: als hun toorn tegens ons ontftak. Het water had ons gewiffelyk verflonden. Onze Ziel is gegaan door een waterbeek: zekerlyk zoude zy door een onverdragelyk water gegaan zya Gezegend zy den Heer, die ons niet ten roof gegeven heeft aan hunne tanden. Onze Ziel is, gelyk een Muffche, los geraakt uit den ftrik des Jagers; de ftrik is gebroken en wy *yn 't ontkomen. Qur*  Te Sexten. Onze hulp is in den naam des Heeren, die Hemel en Aarde gemaakt heeft. Glorie zy den Vader, &c. Den 124. Psalm. Qui confidunt, &c. Die op den Heer betrouwen, zyn als de Berg Zion: hy zal nooit ontroerd worden, die te Jerufalem woond. . De Bergen omringen haar: en den Heer omringd zyn volk, van nu af tot in der eeuwigheid. ö Want den Heer zal niet toelaten, dat de roede der godlozen verblyve op 't lot der regtvaardigen: op dat de regtvaardigen hunne handen niet uitfteeken tot ongeregtigheid. Doet wel, Heere, aan de goeden: en aan de geenen die opregt van herten zyn. Maar die zich begeven tot kromme wegen-, zal den Heer geleiden met de kwaaddoenders. Vrede zy over Ifraël. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Tot den reuk uwer welriekende zalve open wy, de jonge Maagdekens hebben u zeer hef gehad. Capittel. Ecclef. 24. EN ik ben geworteld in dat eerlyk Volk, en met het deel myns Gods is de erffeniife van dien en in de volheid der Heiligen is myn onthondinge.Jfc. God zy geloofd. f. Gebenedyd zyt gy onder de Vrouwen. £. En gebenedyd is de Vrugt uws Lighaams. Heere ontfermt u onzer. Chrjfti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. t. Heere verhoord myn gebed. En mynen roep kome tot u. B 7 GE-  $8 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, GEBED. BArmhertige God, verleend onze krankheid hulpe, op dat wy, die de gedenkeniiïe der H. Moeder Gods houden, door het behulp van haar gebed, van onze zonden mogen opftaan: Door den zeiven onzen Heere Jefum Chriftum, uwen Zoon, die met uleefd en regeerd ineenigheid des H. Geeft, Godin eeuwigheid der eeuwigheden, ijc. Amen. f. Heere verhoord myn gebed, ft. En mynen roep kome tot u. f. Laat ons den Heere gebenedyden. ft. God zy geloofd. y. De Zielen der Gelovigen moeten door Gods , barmhertigheid ruften in vrede. ft. Amen. TE NONEN. Weeft gegroet Maria, &e. f. Od hebt agt tot mynder hulpe. \j ft. Heere haaft u om my te helpen. Glorie zy den Vader, &c. Alleluja. H Y M N U S. Memento. GEdenkt werker onzer zaligheid, Dat gy in voorlede tyden, Uit de onbevlekte Maget geboren, Een wezen van ons Lighaam aangenomen hebt. Maria Moeder der gratie, Moeder der barmhertigheid, Befchermd ons voor den vyand, En ontfangt ons in de uure onzer dood. Glorie zy u Heere, Uit een Maget geboren, Met den Vader en den H. Geeft, In eeuwige tyden, Amen. Antipb. Schoon en cierlyk zyt gy. Den 125. Psalm. In convertendo, &c. ALs den Heer de gevangenen van Zion deed wederkeeren: zoo wiexdenwy als de geenendie yertrooft zyn. » Toen I  Te Nonen. 39 Toen wierd onze mond met vreugde vervuld : en onze tong met blydfchap. Toen zeiden zy onder de volkeren: Den Heer heeft groote dingen met hen gedaan. Groote dingen heeft den Heer met ons gedaan: wy zyn verheugd geworden. Heere, doet onze gevangenen te rug keeren: dat zy zyn als eenen waterbeek in 't zuiden. Die met tranen zaaijen, zullen met vreugde maaijen. Zy gingen geftadiglyk aan, weenden en wierpen hun zaad: maar dikwils zullen zy met vreugde komen, dragende hunne fchoven. Glorie zy den Vader, &c. Den 126. Psalm. Nifi quia Bom'inus, &rV. TEn zy den Heer het huis opbouwd, vrugteloos arbeiden zy die 'er aanbouwen. 'tEn zy den Heer de Stad bewaare, te vergeefs waakt hy die ze bewaard. Te vergeefs is 't datgy lieden opftaat voor den dag: ftaat op naar dat gy gezeten hebt, gy die , 't brood der fmerten eet. Als hy aan zyne beminden zal flaap verleend hebben: ziet zoo zullen de kinderen des Heeren erfdeel zyn: de vrugt des lighaams eene vergelding. Gelyk de pylen in de hand van eenen fterken: zoo zullen zyn de kinderen der geene die verjaagd waren. Gelukkig is den man die zynen wenfch daar van vol heeft: hy zal niet befchaamd liaan als hy zyne vyanden zal toefpreken in de poorte. Glorie zy den Vader, &c. Den 127. Psalm. Beari omnes, £srV. GElukkig zyn zy allen die den Heer vrezen: die in zyne wegen wandelen. Want  40 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Want gy zult van den arbeid uwer handen ecten: gelukkig zyt gy, en 'tzal u welgaan. Uwe Huisvrouw zal zyn als een vrugtbara Wynftok aan de zyde uws huis. Uwe kinderen zullen zyn als jonge Olyffpruiten rondom uwe tafel. Ziet zoo zal den menfeh gezegend worden die den Heer vreeft. Den Heer zegene u uit Zion: en 't gebcure u te zien het welvaren van Jerufalem, alle de dagen uws levens. Ziet ook uwe kindskinderen: den vrede over Ifraël. Glorie zy den Vader, &c.' Antipb. Schoon en cierlyk zyt gy, ó Dogter van Jerufalem: vreeffelyk als een welgcfchiktö flagorden der heirlegers. C a p i t t e ï>. Ecc/ef. 24 IN de ftraten, gelyk een Kaneel en welriekende Balfem, heb ik reuk gegeven, gelyk uitgekoren Mirrhe heb ik zoetigheid des reuks gegeven,ft. God zy geloofd. f. Na de baringe zyt gy een onbevlekte Maget gebleven. ft. Moeder Gods weeft voor ons een Middelareffe. ' Heere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. f. Heere verhoord myn gebed, ft. En mynen roepjeome tot u. GEBED. WY bidden ü Heere , dat gy de zonden van uwe dienaars wilt vergeven, op datwy* die u door onze werken niet en konnen behagen, door  Te Vejpem. ,t door den middel en gebed van de Moeder uws Zoons onzen Heere behouden mogen wezen; Door den zeiyen onzen Heere Jefum Chriftummven Zoone, die met ulecfd en regeerd in eente? ÏSuwe? lÜe/ft' G°d in alie «uwenl^r. eeuwen, ft. Amen. f. Heere verhoord myn gebed ft. En mynen roep kome tot u t. Laat ons den Heere gebenedyden. ft. God zy geloofd. hJ™E^u[c? deI GcIovigenmoetendoorGodjf barmhertigheid ruften in vrede, ft. Amen. TE VESPEREN. Weeft gegroet Maria, &c. f. fjOd hebt agt tot mynder hulpe. VJ ft. Heere haalt u om my te helpen. Glorie zy den Vader, &c. Alleluja. Antipb. Doen den Koning was. Den 109. Psalm. Dixit Dominus, &e. DEn Heer heeft tot mynen Heer gezeid: Zit aan myne regterhand; tot dat ik uwe wanden tot eene bank uwer voeten ftelle Den ftaf uwer magt zal den Heer uit Zion doen komen :_heerfch in 't midden uwer vyanden. . -bv u is 't Vorftendom ten dage uwer krast, in den grooten glans des heiligdoms: voor den dageraat heb ik u uit den fchoot geteeld. Den Heer heeft gezworen, en hét zal hem niet berouwen: gy zyt Pricfter in eeuwigheid volgens de wyze van Melchifedech. Den Heer is aan uwe regterhand: hy heeft in den dag zyner gramfchap de Koningen vernield. Hy zal regt doen onder de volkeren; hy zal de jerwoeftingen vermenigvuldigen: hy zal ze vu delgen, die hoofden zyn in een talryk Land. Hy  42 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Hy zal op den weg uit de becke drinken: daarom zal hy het hoofd opheffen. . Glorie zy den Vader, &c. Antipb Doen den Koning was in zyn rufte, Zoo heeft mynen Nardus haren reuk gegeven. Antipb. Zyn linkerhand. Den iia. Psalm. Laudate pueri, £fc. LOofd den He er, gy dienaren: loofd den naam des Heeren. Den Naam des Heeren zy gezegend, van nu af tot in der eeuwigheid. Van den opgang der Zonne tot den ondergang is den Naam des Heeren lof waardig. Den Heer is verheven boven alle volkeren: en boven de Hemelen is zyne heerlykheid. Wie is gelyk den Heer onzen God, die in 't hooge woond. En op 't nederige in Hemel en op Aarde zyne oogen Haat. Die den armen uit het ftof opwekt: en uit den drek den behoeftigen opregt. Om hem te zetten by de Vorften: by de Vorsten zyns Volks. Die de onvrugtbare doet woonen met een huisgezin : en maakt ze eene blyde moeder van kinderen. Glorie zy den Vader, &c. Antipb- Zyn linkerhand onder myn hoofd, en zyn regterhand zal myn omhelzen. Antipb. Ik ben zwart. Den iai. Psalm. Latatus, &c. IK was verblyd in 't geene my gezeid wierd: wy zullen gaan in 't huis des Heeren. Onze voeten itonden in uwe voorhoven ó Jerufalem. Jerufalem is opgebouwd als eene Stad, die wel te zamen gevoegd is. Want  ^^^^^m Te Vefperen. 43 Want daar heenen trokken de Stammen op, de Stammen des Heeren: 't is een bevel aan Ifraël, om den Naam des Heeren te loven. Want aldaar waren de Regterftoelen gefteld: de ftoelen van Davids huis. Verzoekt voor Jerufalem 't geene tot vrede diend: en dat 'er overvloed zy voor allen die u beminnen. Vrede zy in uw heir: en overvloed zy in uwe torens. Om myne broederen en myne naaften, fprak ik voor u van vrede. Om het huis des Heeren onzen God zogt ik voor u 't geene goed is. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Ik ben zwart, maar fchoon van gedaante, gy Dogteren van Jerufalem, daarom heeft den Koning my lief gehad, en heeft my geleid in zyn flaapkamer. Antipb. Den Winter is nu voorby. Den iaö. Psalm. Nift quia Dominus, £rV. TEn zy den Heer het huis opbouwe: vrugteloos arbeiden zy die 'eraan bouwen. 'tEn zy den Heer de Stad beware; te vergeefs waakt hy die ze bewaard. Te vergeefs is 't dat gy lieden opftaatvoor den dag: ftaat op naar dat gy gezeten hebt, gy die 't brood der fmerten eet. Als hy aan zyne beminden zal flaap verleend hebben: ziet zoo zullen de kinderen des Heeren erfdeel zyn; de vrugt des lighaams eene vergelding. Gelyk de pylen in de hand van eenen fterken: zoo zullen zyn de kinderen der geene die verjaagd waren. Gelukkig is den man die zynen wenfeh daar van  44 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, van vol heeft: hy zal niet befchaamd ftaan als hy zyne vyanden zal toefpreken in de poorten. Glorie zy den Vader, &c. Antipb Den Winter is nu voorby, den regen . is over en vergaan: liaat op myn vrindinne, en i komt. Antipb- Zeer fchoon. Den 147. Psalm. Lauda 'Jerufalem, &rV. LOofd den Heer, 6 Jerufalem: loofd uwen 1 God, 6 Zion. Want hy heeft de grendelen uwer poorten verfterkt: hy heeft uwe kinderen binnen u gezegend. Hy is 't die uwe grenzen in vrede gefteld heeft: en verzaad u met 't vette des koorns. Diezynuitfpraakop de aarde zend: zyn woord loopt fnellyk. Die den fneeuw doet vallen als wolle: en ftrooid den nevel uit als aflehe. Die zyn ys afwerpt als briezelingen: wie zal zyne koude konnen verdragen? Hy zal zyn woord uitzenden en ze doen fmelten: zyn wind zal waaijen en de wateren zullen vloeden. Hy is 't die aan Jacob zyn woord verkondigd : zyne geregtigheden en vonnilfen aan IfraëL Alzoo heeft hy niet gedaan aan alle volkeren : en hy heeft hen zyne regten niet bekend gemaakt. Glorie zy den Vader, ,&c. Antipb. Zeer fchoon en zoet zyt gy geworden in u welluftigheden, ó H. MoedeV Gods. Capittel. Ecclef, 24. VAn den beginne, en voor de tyden ben ik gefchapen, en tot de toekomende wereld en  Te Fe/peren. 45 en zal ik niet ophouden, en in de heilige woninge heb ik voor hem gediend, ft. God zy geloofd. II Y M N U S. Ave Mam. WEefl gegroet Zeefterre, Heilige Moeder Gods, En altyd Maget, Gelukkige poorte des Hemels. Gy ontfangende de groetenis Uit Gabriëls mond, Beveftigd ons in vréde, Veranderende den Naam van Eva. Ontbind de banden der misdadigen, Brengt voorts een ligt der Blinden, Verdryft alle ons kwaad, Verwerft ons alle goed. Toond dat gy Moeder zyt, Dat hy door u ontfangt onze gebeden, Die om onzen 't wille, Uwen Zoon heeft willen zyn. ö Zonderlinge Maget, Boven alle andere zagtmoedig, Maakt ons vry van zonden, Rein en zagtmoedig. Verleend ons een zuiver leven, Beryd ons een vryen en zekere weg, Op dat wy Jefus ziende, Met hem altyd verblyden. Lof zy God den Vader, Prys Chrifto den Alderhoogfte, En den H. Geeft, De drie Perfonen een Eere. ft. Amen. f. De gratie is geftort in u lippen. ft. Daarom heeft u God gebenedyd in der eeuwigheid. Antipb. ó Zalige Moedor, fe i Te  46 Onzer Lieve Vróuwe Getyden, Te Paajfchen zeid men deze Antipbona niet, maa? in de plaats de navolgende: Antipb. Koninginne des Hemels, gelykpag.28. i') Den Lofzang Maria. Luc. 1. Magnificat. MYn Ziele maakt groot den Heer. En mynen geeft heeft hem verheugd in :■: God mynen Zaligmaker. Want hy heeft aangezien de ootmoedigheid j. zyner Dienftmaagd: want ziet van dezen tyd \\ voorts zullen my zalig noemen alle geflagten. Want hy heeft groote dingen gedaan die mag- h tig is: en heilig is zynen Naam. En zyn barmhertigheid is van geflagte tot ge- fa flagte de geenen die hem vrezen. Hy heeft kragt gedaan door zynen arm; hy |j heeft de hovaardige verftrooid met den zin haars [I herten. Hy heeft de magtige afgezet uit den ftoel: en 1 hy heeft verheven de ootmoedige. De hongerige heeft hy met goeden vervuld: | en de ryke heeft hy ydel gelaten. Hy heeft ontfangen Ifraël zyn Kind: gedagtig n wezende zynder barmhertigheid. Gelyk hy gefproken heeft tot onze Vaderen: f| Abraham en zynen zade in der eeuwigheid. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Zalige Moederen Onbevlekte glorieu- || fe Maget, Koninginne der Wereld, zyteenMid- i delarefle voor ons by den Heere. Te Paajfchen Antipbona. KOninginne des Hemels verblyd u, Alleluja. , Want dien gy waardig zyt geweeft te dragen, Alleluja. Is verrezen gelyk hy gezeid heeft, Alleluja. Bid voor ons, Alleluja. * Hee- 1  Te Vefperen. 47 Heere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. f. Heere verhoord myn gebed, ft. En mynen roep kome tot u. GEBED. WY bidden u Heere God, verleend ons, uwe Dienaars, in eeuwige gezondheid der zielen en des lighaams te verblyden, en door dat eerwaardig gebed der zalige altyd Maget Maria: van deze tegenwoordige droefheid verloft te worden, en eeuwige vreugd te genieten. Door Chriftum onzen Heere, Amen. Aan de Heiligen. Antiph. 6 Alle Gods Heiligen wilt u gewaardigen te bidden voor onze en aller menfchcn zaligheid. f. Verblyd u in den Heere, en verheugd u gy regtvaardige. ft. En, glorieert alle die opregt van herten zyt GEBED. ö T TEerebehoeduVolk. dat betrouwende is, JljL op het voorbidden der H. Apoftelen Petrus en Paulus, en der andere Apoftelen, en wilt haar met uw eeuwige befcherminge bewaren. Wy bidden u Heere, dat alle uwe Heiligen ons in alles helpen: op datwy hun verdienften gedenkende, hun befcherminge mogen gevoelen: En verleend vrede in onze tyden: En verdryft van uwe Kerke alle boosheid, befchikt onzen weg, werken en willen, mede van alle uwe Dienaars in devoorfpoed uwer zaligheid: geeft onze weldoenders de eeuwige goederen, en ver-  48 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, verleend alle gelovige Zielen der Overledene de eeuwige rufte. Door onzen Heere JefumChristum uwen Zoone, die met u leefd en regeerd in eemgheid des H. Geeft, God in alle eeuwen der eeuwen, ft. Amen. f. Heere verhoord myn gebed. ft. En mynen roep kome tot u. t. Laat ons den Heer gebenedyden. ' ft. God zy geloofd. t. De Zielen der Gelovige moeten door Gods barmhertigheid ruften in vrede. ft. Amen. TE COMPLETEN. Weeft gegroet Maria, &c. t. "DEkecrd ons God onzen Zaligmaker. -L£ ft. En keerd uwe gramfchap van ons. • t. God hebt agt tot mynder hulpe. ft. Heere haaft u om my te helpen Glorie zy den Vader, &c. Alleluja. Den 128. Psalm. Scepeexpugnaverttnt, &rV. DIkmaals hebben zy mv beftreden van myn jeugd af, zegge nu Ifraël. . Dikmaals hebben zy my beftreden van myne jeugd af: dog zy hebben my niet overwonnen. Op mynen rugge hebben de kwaaddoenders gelmeed : zy hebben hunne ongeregtigheden verlengd. 00 Den Heer, die regtvaardigis, heeft de nekken der godlozen in ftukken gehouwen. Dat zy befchaamd en te rug gedreven worden allen die Zion haaten» Dat zy worden als 't gras op de daken: 't geene verdord is, al eer men het uittrekt. Waar van de maaijer zvnc hand niet vuld : nog zynen fchoot die de fchoven vergaderd En die 'er yoojby gaan niet zeggen: De zegen des  Te Completen. ^9 des Heeren zy over uüeden: wy zegenen u in den name des Heeren. Glorie zy den Vader, &c. Den 129. Psalm. Deprofundis, &c. Uit de diepten heb ik tot u geroepen, Heere: Heere verhoord myne item fmekfngUeWe ^ 1UifterCU de ftera mY™ Indien gy, Heere, de ongeregtigheden aanmerkt, Heere, wiezalbeftatn? S " 'er,by u genade is: en 00 uwe Wet heb ik u verbeid, Heere. Myne ziel heeft verbeid op zyn woord • mvn^ ziel heeft gehoopt op den Heere yM Dat Ifraël op den Heere hoope, van de morgenwake af tot 's nagts toe. Want by den Heer is barmhertigheid • en bv hem is overvloedige verloffinge 7 re]!tigh?dS Ifraêl Verl0ffen Uit'alle Zyne OTS* Glorie zy den Vader, &c. Den 130. Psalm. Domine non, HEere, myn hert heeftzigniet verhoogt- noe n v"iyueM00g:en hebben Z[S "iet verheven Ook heb ik niet gewandeld in groote en wondere dingen, die boven my zyn. Indien ik geen nederig gevoelenhad: maarmyne ziel verhefte gelyk een gefpeenden is by zyne Moeder; a zoo zy de vergelding aan myne ziele. Datlfraelop den Heere hoope, van nu af tot in der eeuwigheid. dltüC Glorie zy den Vader, &c. H Y M N U S. Memento. GEdenkt werker onzer zaligheid, Dat gy in voorleden tyden, C Uit " * ^ u o. memento. GEdenkt werker onzer zaligheid, Dat gy in voorleden tvHpn  ♦fo Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Uit de onbevlekte Maget geboren, Een wezen van ons Lighaam aangenomen hebt. Maria Moeder der gratie, Moeder der barmhertigheid, Befchermd ons voor den vyand, En ontfangt ons in,de uure onzer dood. Glorie zy u Heere, Uit een Maagd geboren, Met den Vader en den H. Geeft, In eeuwige tyden, Amen. Capittei/. Ecclef. 24. IK ben een Moeder der fchoonder liefde, etl f. 1 vrezen, en der grootheid, en der heiliger hope. , ft. God zy geloofd. f. Bid voor ons H. Moeder Gods. ft. Datwy waardig worden der beloften Chrifti. pi Antipb. Onder uwe befcherminge. Te Paajfcben laat men deze Antipbona agter, en dan ïi. zeid men deze Antipbona, Koninginne des He- f j mels, gelyk pag. 28. Den Lofzang van Simeon. LUC. 2. Nunc dimittus. I HEere laat uwen Dienaar,na u woord in vrede. 1 Want myn oogen hebben gezien uwen I Zaligmaker. Den welken gy bereid hebt voor 't aanfchyn 1 van alle volkeren. Een ligt tot verligtinge der Heidenen, en ter I glorie van u volk van Ifraël. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Onder uwe befcherminge, nemen wy 1 onzen toevlugt H. Moeder Gods, en wilt onze 1 gebeden niet verfmaden in de noden, maar van 1 alle perykelen verloft ons altyd, ö glorieufe en I gebenedyde Maget. Heere ontfermt u onzer. Chris- 1 ft. Datwy waardig worden der beloften Chrifti. pi  Te Completen. *j Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. f. Heere verhoord myn gebed, ft. En mynen roep kome tot u. GEBED. VVTY bidden u Heere, dat het glorieus gebed VV der zalige en eerwaardige altyd Maget Maria ons befchermd, en tot het eeuwige leven brengt, Door onzen Heere Jefum Chriftum ü« wen Zoon, die met u leefden regeerd in eenieheid des H. Geeft, God in alle eeuwen der eeuwen, Amen. f. Heere verhoord myn gebed. ft. En mynen roep kome tot u y. Laat ons den Heere gebenedyden. ft. God zy geloofd. Benedictie. Ons gebenedyde en beware denAÏmagtigen enbarmhertigenHeer, den Vader, en den Zoon, en den H, Geeft. £ Amen. Daar na leeft men een van de Antiphonen, die Raat pag- 27. methetVersenGebednadentyd. EnJeieid onsrtnenf G°ddelyke hulPe blY™> altyS met Dan leeft men: Onzen Vader, &c. Weeft gegroet, &c. En het Geloof, &c. weeitSe- C 2 GE-  52 GETYDEN VAN DE H. MOEDER GODS IN DEN ADVENT. En op den Feejldag van bare Boodfcbap. TER METTEN TYD. Weeft gegroet Maria vol van gratie, &c. Eere gy zult myn lippen open doen. ft. En mynen mond zal u lof verkondigen. t. God hebt agt tot mynder hulpe. ft. Heere haaft u om my te helpen. f. Glorie zy den Vader, den Zoon, en den H. Geeft. ft. Als 't was in den beginne, nu, en altyd en in der eeuwigheid der eeuwigheden, Amen. Alleluja. Van Septuagejima tot Paafch-Avond, in de plaats van Alleluja, zeid men Lofzyu Heere Koning der eeuwiger glorie. Dit onderbond men in alle andere Getyden. lnvitatorium. Weeft gegroet Maria vol van gratie: den Heere is met u. En word herhaald. Weeft gegroet Maria vol van gratie: den Heere is met u. Den  n   Ter Metten tyd in den Advent. Sy Den 94. Psalm. Venite exultemus, £rV. TT^Omt laat ons voor den Heere blyde zvn* on^nHlilanci:^11^2 gei"°ep makCn V00r God Laat ons zyn aanfchyn te gemoet gaan met lof: laat ons hem juichen met Pfalmen WPP r rraerrr\r.+ UT.. 1 vw. si-tiun mcuia ïü van P-ranp • r^on u=«- iS met u. 0 *-"-vl Want den Heere is groote Koning boven alle Goden. 660 Want alle de palen der aarden zyn in zvne hand: en de hoogtens der bergen zyn de zyne Want de Zee behoord hem toe: en hy heeft ™le™J?kt: en '£ dro°êe hebben zyn handen Komt, laat ons aanbidden en nedervallenlaat ons weenen voor den Heere die ons gemaakt Want hy is den Heer onze God: en wv zvn 't volk zynerweide en de fchapen van zynerfand is met ï.gegr°et ManavolvanSpatie: denH^er Heden, zoo gy zyne ftem hoord, wilt uwe herten niet verharden. ' We Gelyk als in de verbitteringe: gelyk als ten' dage der terginge in de Woeftyneï alwaar my uwe Vaders getergd hebben; my beproeft ™n myne werken gezien hebben. cProeit> en n J,-eering ja!fn l£ïïg Yas * verftoord op dat geIn5 Cn Zeute: Alt^d dwaIen ZV met 'er hertf En zy hebben myne wegen niet gekend zv en zullen m myne rufte niet ingaan, gelvk ik!? myne gramfchap gezworen heb. ' g y m is meeteïgCgr°et Maria V01 van &ratie- d<*Heer Glorie zy den Vader, en denZoon, endenH C 3 Geeft:  54 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Geeft: Als 't was in den beginne, en nu, en altyd: en in der eeuwigheid der eeuwigheden, Amen. Pen Heer is met u. Weeft gegroet Maria vol van gratie: den Heer is met u. H Y M N U S. jQuem terra. DEn welken Aardryk, Zee en Hemelryk, Eeren, aanbidden en pryzen, Die 't driederlei Schepfel regeerd. Hem heeft het Lighaam van Maria gedragen. Den welken Maan, Zonne, en alle dingen, Tot allen tyden dienen, Hem dragen de binnenfte leden Der reine Maagd: doorgoten met de gratie des Hemels. Zalige Moeder in gave, den opperften Werkmeeiter; Die de wereld in zyn hand heeft, Is onder de Arke uws Lighaamsbeflotengeweeft. ö Zalige die door den hemelfchen bode, Van den H. Geeft zyt bevrugt geworden. Door u Lighaam is uitgeftort, Die van allen Volk begeert was. Glorie zy u Heere, Die geboren zyt uit een Maget. Met den Vader en den Heiligen Geeft, In der eeuwigheid der eeuwigheden, Amen. Deze drie navolgende Pfalmen leeft men Zondags, Maandags en Donderdags ter Metten tyd. Antipb. Gebenedyd zyt gy. Den 8. Psalm. Domine Dominus, gfc. HEere, onze Heere, hoe wonderlyk is uw naam op geheel 't Aardryk! Want uwe heerlykheid is boven de Hemelen verheven. Uit den mond der fprakeloze kinderen en der zui-  Ter Metten tyd in den Advent. zuigelingen hebt gy den lof volmaakt, om uwe vyanden: om den vyand en den wraakeieri°-en te verdelgen. b " Als ik uwe Hemelen befchouw, de werken uwer vingeren: de Maan en de Sterren, die gv gefchapen hebt. bJ oa^Sf0g,d/n,Menfch' dat gy hem gedagtig zyt? Of des Menfchen kind, dat gy hit komt bezoeken ? J Gy hebt hem een weinig minder gemaakt als de Engelen: met heerlykheid en eere hebt °v hem gekroond. bJ En hebt hemgefteld over de werken uwer handen. Alles hebt gy aan zyne voeten onderworpen • veld?6" en01ienalteniaal: als °ok de dieren des' De vogelen des Hemels, en de viffchen der Zee: die de paden der Zee doorwandelen. Heere, onze Heere, hoe wonderlyk is uw naam op geheel het Aardryk. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Gebenedyd zyt gy onder de Vrouwen, en gebenedyd is de Vrugt uws Lighaams. Antipb. Gelyk uitverkoren Mirrhe. Den 18. Psalm. Cali enarrant, &?c. DE Hemelen vertellen de heerlykheid Gods* en het firmament verkondigd de werken zyner handen. De eene dag geeft overvloedig het woord aan den anderen: en de eene nagt toond den anderen de wetenfehap. 't Zyn geene talen of fpraken der geene, welker Hemmen men niet verftaat. Hunne klank is uitgegaan over het gantfche C 4 aard-  50 Onzer Lieve Fr ouwe Getyden, aardryk: en hunne woorden tot de einden van den omloop der aarde. Hy heeft zyne woontente in de Zonne gefteld: cn zy is gelyk een Bruidegom, die te voorfchyn komt uit zyne flaapkamer: zy is vrolyk als een held, om haren weg te lopen. Hare opgang is van 't einde des Hemels, en hare loop tot deszelfs einde: nog niemand is 'er die zig verberge van hare hitte. De Wet des Heeren is onbevlekt, en herfheld de zielen: de getuigenis des Heeren is zeker, en geeft aan de kleinen wysheid. De inzettingen des Heeren zyn geregtigd, en verblyden de herten: het gebod des Heeren is helder, en verligt de oogen. De vreeze Gods is heilig en blyft in alle eeuwigheid : de oordeelen des Heeren zyn waaragtig, en te zamen regtvaardig. Zy zyn tewenfchen boven goud en veelkoftelykë gefteenten: en zoeter dan honing en honingraten. Ook onderhoud uw dienaars de zelve: in die te onderhouden is groote loon. Wie is 'er die de zonden kend ? Zuiver my van die welke my verborgen zyn. Ook van de vreemden bewaar uwen dienaar. Indien zymy niet overheerfchen, zoo zal ik onbefmet en zuiver zyn van overgroote zonden. En 't zal zyn dat de woorden myns monds en de gedagten myns herten zullen aangenaam zyn voor u aanfchyn ten allen tyde. Heere mynen helper en mynen Verloffer. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Gelyk uitverkoren mirrhe, hebt gy eenen reuk der zoetigheid gegeven, H. Moeder Gods. Antipb.  Ter Met f en tyd, in den Advent. 57Antipb. Voor de flaapkamer. DDen 23. Psalm. Domine efi terra, £rV. En Heeren is de Aarde en hare volheid: de Aardbodem en alle die daar op wonen. Want-hy heeft ze gegrondveft 0p de Zeen: en op de Rivieren heeft hy ze vaftgefteld. Wie zal klimmen op den berg des Heeren ■ of wie zal ftaan in zyne heilige plaatze? _ Die onnozel van handen en zuiver van herten is: die zyne ziel niet ydelyk gebruikt, nog aan zynen naaften met bedrog zweert. Dezen zal zegen van den Heere ontfan gen: en barmhertigheid van God zynen Zaligmaker Dit is 't geflagt der geene die hem zoeken: die t aanfchyn zoeken van den God tan Tacob. Verheft uwe poorten, ó Vorften, en gy eeuwige deuren heft u op : op dat den Koning der heerlykheid binnen trekke. Wie is die Koning der heerlykheid? 't Is de ftryd" i? ^ maê'tis; de Heer die maSdS in den Verheft uwe poorten, ö Vorften, en gy eeuwige deuren heft u op: op dat den Koning der heerlykheid binnen trekke. Wie is die Koning der heerlykheid? 't Is de Heer der heirkragten, die is de Koning van heerlykheid. 0 Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Voor de flaapkamer van deze Maa°-d zingd ons geftadiglyk de zoete zangen der rneni* gerhande Hemmen. f. De gratie is geftort in u lippen, ft. Daarom heeft u God gebenedyd in der eeuwigheid. Onzen Vader, &c. t. En leid ons niet in bekoringe. ft. Maar verloft ons van den quaden. C S Sp  5f Onzer Lieve Vrouwe Getyden , Be Abfolutie en Lejfen, ziet pag. 64. Bingsdags en Vrydags ter Metten tyd. Antipb. Met u gedaante. Den 44. Psalm. Eru&avit, &c. MYn hert heeft uitgeboezemd een goed woord: ik fpreek myne werken uit aan den Koning. Myn tonge is als eene penne van. een fchryver, die fnellyk fchryft. Schoon zyt gy van gedaante boven de Kinderen der Menfchen-, lieftalligheid is geftort op 11we lippen: daarom heeft God u in der eeuwigheid gezegend. Omgord uwe zyde met uw zwaard, gyHoogmagtige. Met uwen luifter en fchoonheid. Span den boog, zy voorfpoedig, en heerfch om de waarheid, en om de zagtmoedigheid en regtvaardigheid : en uwe regterhand zal u wonderlyk geleiden. Uwe pylen zynfcherp, de volkeren zullen onder u nedervallen: zy zullen treffen de harten van 's Konings vyanden. Uw Throon, ó God, is in alle eeuwigheid: de Staf uws Ryks is een Staf van geregtigheid. Gy hebt de regtvaardigheid lief gehad, en gehaat de ongeregtigheid: daarom heeft, 6 God, uw Go d, u gezalfd met vreugde olie, boven uwe medegenoten. Mirrhe en derzeive zap, en Kaneel riekt menvan uwe kleederen, uit de yvore huizen: waar door u verluftigd hebben. Der Koningen Dogteren, die by u in eere zyn. De Koninginne ftaataan uwe regterhand met een goud Kleed, met een gewaad vanyerfcheide kleuren omhangen. Hoord  Ter Metten tyd in den Advent. 59 Hoord toe Dogter, en ziet, en neigd uw oor: en vergeet uw Volk en uws Vaders huis. En den Koning zal luft in uwe fchoonheid hebben: want hy is den Heer uw God, en zy zullen hem aanbidden. En de Dogteren vanTyrus, alle deryken des Volks zullen u aanzigt met gefchenken fmcken. Alle de luifter van des Konings Dogter is van binnen: zy is rondom met goude franjes vercierd. Haar kleedzel is van verfcheide kleuren. Agter haar zullen de Maagden tot den Koning geleid worden: men zal hare medegezellinnen tot u brengen. Men zal ze aanbrengen met blydfchap en vreugde: men zal ze geleiden in 't Paleis des Konings. In plaatze van uwe Vaderen zyn u Zoonen geboren: gy zultze tot Vorften ftellen over de gehcele wereld. Door alle geflagten zullen zy uws Naams gedenken. Daarom zullen de Volkeren u loven in der eeuwigheid, en altoos. Glorie zy den Vader, &c. Antipb Met u gedaante en fchoonheid neemd aan, gaat voorfpoedelyk voorts, en regecrd. Antipb. God zal haar helpen. Den 45. Psalm. Leus nojler, gfc. ONze God is een toevlugt en eenelterkte: een helper in verdrukkingen, die ons boven mate hebben aangetroffen. Daarom zullen wy niet vrezen als de Aarde zig beroeren zal: en de Bergen tot in 't midden der Zee zullen vervoerd worden. Hare wateren ruifchten en ontroerden zig, door hare fterkte daverden de Bergen. Het geweld des vloeds verheugd de Stad Gods: C 6 de  6o Onzer Lieve Vrouwe Getyden, de Allerhoogfte heeft zyne woninge geheiligd. God is in 't midden van haar-, zy zal niet beroerd worden: God zal haar helpen vroeg in den dageraat. De Heidenen zyn verbaaft geweeft, en de Koningryken wankelden: hy heeft zyne Item doen hooren: de Aarde wierd ontroerd. - De Heer der heirkragten is met ons: de God van Jacob is ons befchermer. Komt en beziet de werken des Heeren: de wonderheden die hy op de Aarde gedaan heeft. Wegnemende de Oorlogen tot het uitterfte der Aarde toe. Hy zal den boog breken, en de Wapenen verbryzelen: en de Schilden zal hy in 't vuur verbranden. Staat ftil en ziet dat ik God ben: ik zal verheven worden onder de Heidenen, en verhoogd worden op de Aarde. De Heer der heirkragten is met ons: de God van Jacob is onze befchermer. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. God zal haar helpen met zyn aanzigt: God en zal in 't midden van haar niet beroerd worden. Antipb. Gelyk die verblyd zyn. Den 86. Psalm. Fundamenta, &c. ZYne grondflagen zyn op de heilige Bergen i De Heer bemind de poorten vanZion meer dan alle de woningen van Jacob. Heerlyke dingen zyn van u gezeid: 6 Stad Gods. Ik zal denken op Rachab en Babel, die my kennen. Ziet de Vreemdelingen, dievanTyrus, en *t Volk van Morenland, deze zyn aldaar geweeft. Zal men niet van Zion zeggen: Die en die k . Men-  Ter Metten tyd in den Advent. c. Ingd den Heere een nieuw Lied: want hy heeft wonderheden gedaan. Zyne regterhand en zyn heiligen arm heeft hem heil gegeven. b s Den Heer heeft zyn heil bekend gemaakt: voor het aanfchyn der Volkeren heeft hy zyne regtvaardigheid doen blyken. 5 Hy is zyner barmhertigheid indagtig geworden: en zyner waarheid tot 't huis van Ifraél. Alle de palen van 't Aardryk hebben 't heil van onzen God gezien. Juigd den Heere geheel het Aardryk: zingd, maakt vreugde, en geeft lof. Verheft den Heere op de Harpe, op de Harpe, en met Lofzangen. Met  $4 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Met gedrevenTrompetten, en met het geklank van Hoorns. Juigd voor 't aanfchyn des Konings , des Heeren. . , . Dat de Zee zig beroere en al wat er in is. ae Aardbodem, en allen, die 'er op wonen. Dat de Rivieren met de handen klappen, dat de Bergen te zamen vreugd maken. Voor't aanfchyn des Heeren: want hy komt om 't Aardryk te oordeelen. Hy zal den Aardbodem oordeelen met regtvaardigheid, en de volkeren met geregtigheid. Glorie zy den Vader, &c. Antiph. Den Engel des Heeren heeft geboodfchapt aan Maria, en zy heeft ontfangenvanden H. Geeft. Alleluja. f De gratie is geftort in u lippen. i Daarom heeft u God gebenedyd m der eeuwigheid. Onzen Vader, &c. . f En leid ons niet m bekonnge. ft. Maar verloft ons van den quaden, Amen. Absolutie. DOor de gebeden en verdienften der zaligfte Maria altyd Maget, en aller Heiligen, geleiden ons den Heere, tot't Ryk der Hemelen. t'. Heere'gebied, en geeft ons de Benedictie. BeaediBie. Ons gebenedyde met haar goedertieren Kind de Maget Maria. ft. Amen. Be eerfte LeJJe. -r-^-n^ t?^„qi n.»v,ripi is pezonden van God in IJ een Stad van Galüeën, welkers naame is, rr_.__.i- „Q« A/Tocrpt- flip. ren huwelvk Ke- _ '„ i^r„«v, Dnvids huis. en den- ST™"fc'ÏSSÏ was Man, En den Enge. tot haat ingegaan zynde, heeft gezeid. Weeitj  Ter Metten tyd in den Advent. c$ gegroet Maria, vol van gratie: den Heer is met u, gebenedyd zyt gy onder de Vrouwen. Maar gy Heere ontfermt u onzer, ft. God zy geloofd. * J'M,e£En/el Galriël is gezon<*en tot de Ma- foLÏ h^r uen hTeIyk gegeven wa« aan tS' b°°5?happende haar dat Woord; en de Maget verfchrikte van dat ligt. En vreeft niet Maria gy hebt gratie gevonden by den Heer ft. Ziet gyzult ontfangen en bai-en eenen zóoAlieZolieiëen°emd W°rden deüZo^edes VaL?£?e ™ °°d ZaI hem geven David zvnS re*' P?1^^ ontfangen en baren eenen Zoo- Alde?Loygften.gJn°emd W°rden den Zoon des £„5^re ??bï,dende geeft ons de Benedictie. dJh£& 'e' De Maget der Maagden zy een Mid«telaicffe voor ons by den Heerl. ft. Amen. £f tweede Lejfe. T}En welken als zy dit gehoord hadde, is ontl ihn / gefeeft door zvn Woord > en zy dagheri?SShlg d£Ze -gI °etenis was- En den Engel t^argezeid: En vreeft niet Maria; want !gy hebt gratie gevonden by God. Ziet gyzult ! enïv f 2 m U Li!rhaam en baren eenen Z'ó'one tllLot^"Naam noemen Jesum. Dezen .zal groot zyn, en den Zoone des Alderhoogften ifevPnmTd^^rden- En den Heere God zal hem i geven David zyns Vaders ftoel, en hy zal re- S zvnSnrïShUiST Jacob in deree/wighefd, ^^SVfcmt^oS6111^ ^ W ft. God zy geloofd. y. Weeft  C6 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, y. Weeft gegroet Maria vol van gratie: den Heere is met u. Den H. Geeft zal van boven in u komen, en de kragt des Alderhoogften zal n omfchynen: daarom dat heilig dat uit u zal geboren worden, zal genoemd worden den Zoone Gods. y. Hoe zal dit gefchieden, want ik geenen Man en bekenne? En den Engel antwoordende, heeft haar gezeid. ft. Den H. Geeft zal van boven in u komen, en de kragt des Alderhoogften zal u omfchynen; daarom dat heilig dat uit u zal geboren worden, ,. zal genoemd worden den Zoone Gods. y. Heere gebiedende geeft ons de Benedictie. | BenediBie. Door de Maget en Moeder verleend : ens den Heere zaligheid en vrede. ft. Amen. De derde LeJJe. EN Maria heeft gezeid tot den Engel: hoe zal dit gefchieden, want ik geenen Man en bekenne? En den Engel antwoordende, heeft haar gezeid: DenH. Geeft zal vanboveninukomen, en de kragt des Alderhoogften zal u omfchynen, en daarom dat heilig dat uit u zal geboren worden, zal genoemd worden den Zoone Gods. En ziet Elizabeth u Nichte, deze heeft ook ontfangen eenen Zoone in haar oudheid: en dit is haar de zesde maand, die onvrngtbaar genoemd word, want alle Woord en zal niet onmogelyk zyn by God. En Maria heeft gezeid: Ziet de Dienftmaagd des Heeren, my gefchiede na u woord. Maar gy Heere ontfermt u onzer, ft. God zy geloofd. t. Ontfangt dat Woord, ö Maget Maria, dat U van den Heere door den Engel overgezonden is, gy zult ontfangen en baren God en Menfch: Op  De Laudes in den Advent. 47 Op dat gy gebenedyd moogt genoemd worden onder alle Vrouwen. f. Gy zult baren een Zoone, enu Maagdelykheid en zal geen fchade lyden; gy zult bevrugt worden, en altyd Moeder wezen ongefchend. Op dat gy gebenedyd moogt genoemd worden onder alle Vrouwen. „ *A Glorie zy den Vader> en den Zoon, en den H. beeft: Op dat gy gebenedyd moogt genoemd worden onder alle Vrouwen. DE LAUDES. f. f< Od hebt agt tot mynder hulpe. VJT ft. Heere haaft u om my te helpen. Glorie zy den Vader, &c. Alleluja. Antipb. Den Engel Gabriè'1 is gezonden. Den 92. Psalm. Dominus regnavit, &c. DEn Heere is Koning; hy heeft zig bekleed met cierlykheid: den Heer heeft fterkheid aangetrokken en zig omgord. Ook heeft hy het aardryk vaftgefteld; het zal niet wankelen. Uw zetel is van doen af beveiligd: gy zyt van der eeuwigheid. De Rivieren hebben, ö Heere, verheven, zy hebben verheven haar gedruis: de Rivieren hebben haare baaren verheven. Door het gedruis van veele wateren. Wonderbaar zyn de opbruifchingen der Zee: wonderbaar is de Heer in de hoogtens. Uwe getuigenhTen zyn zeer geloofwaardig geworden: heiligheid, Heere, betaamd uw huis in langheid der dagen. Glorie zy den Vader, &c. Antipb+Den Engel Gabriëlis gezonden geweeft tot de Maget Maria, die Jofeph ten huwelyk gegeven was. Antipb.  6i Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Antipb Weeft gegroet Maria. Den 99. Psalm. Jubilate, &c. JUicht den Heere, geheel 't Aardryk: diend den Heere met vreugde. Gaat binnen voor zyn aanfchyn met blydfchap. Weet dat den Heer God is: hy heeft ons gemaakt, en niet wy ons zeiven. Wy zyn zyn volk en de fchapen zyner weide. Gaat binnen zyne poorten met lof; in zyne voorhoven met Lofzangen: loofdhem, pryft zynen Naam. Want den Heer is liefiêlyk; zyne barmhertigheid duurd in eeuwigheid, en van geflagte tot' geflagte zyne waarheid. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Weeft gegroet Maria vol van gratie, den Heer is met u, gebenedyd zyt gy onder de Vrouwen. Alleluja. Antipb. En vreeft niet Maria.' Den 62. Psalm. Deus, Deus, &c. 6 /^i Od, gy zyt myn God, tot u waak ik, V.T zoo haaft als het ligt word. Myn ziel dorft naar u: hoe menigmaal dorft naar u myn vleefch. In een woeft, en ongebaand, en dorre Land: alzoo vertoon ik my voor uin't Heiligdom, om uw magt en uw heerlykheid te aanfchouwen. Want uw barmhertigheid is beter als 't leven: myne lippen zullen u loven. Alzoo zal ik u zegenen myn leven lang: en in uwen Naam zal ik myne handen opheffen. Dat myn Ziel als met fmeer en vettigheid vervuld worde: en myn mond zal met vrolyke lippen lof uitgeven. Als ik op myn bedde uwer gehengenis had: dagt ik op u 's morgens. Want  De Latides in den Advent. Want gy zyt myn helper geweeft. En ilc zal my verblyden onder 't dekzel uwer vleugelen Myn ziel heeft u over al gevolgd: uw regterhand heeft my onderfteund. - Dog zy zogten te vergeefs naar myn leven: zy zullen gaan naar de onderaardfche plaatfen a yxZUJ!en ten maarden geleverd worden, en den Voffen ten deelen zyn. - Dpg de Koning zal zig in God verblyden: alle die by hem zweeren, zullen zig beroemen* -om dat den mond der qualykfprekers geitopt is. Den 66. Psalm. Deus mifereatur, £rV. GOd zy ons barmhertig, en geve ons zegen' hy befchyne ons met zyn aanfchyn, enzv ons genadig. 7 Op dat wy op der aarde uwen weg kennen: en uw heil onder alle volkeren. Dat de volkeren, ó God, u loven: dat alle volkeren u loven. Laat de volkeren blyde zyn, en zig verheugen: om dat gy de volkeren in geregtigheid oordeeld, en de Heidenen op der aarde beloerd Dat de volkeren, ö God, u loven: dat alle volkeren u loven. De aarde heeft haare vreugd gegeven. Dat God ons zegene, onze God. Dat God ons zegene: en dat hem alleuitterïte palen des aardrvks vreezen. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. En vreeft niet Maria, want gy hebt gratie gevonden by den Heere; ziet gy zult ontvangen en baren eenen Zoon. Alleluja. Antipb. Den Heer zal hem geven. Lofzang der drie Kinderen. Dan. 3. BenediBus. /^_Ebenedyd den Heere alle werken des Hee- ^uwiïheU00^ £n V£rheft hem h0Oge]yk to *lr  -70 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Gebenedyd den Heere gy Engelen des Heeren : gebenedyd den Heere gy Hemelen. Gebenedyd den Heere alle kragten des Heeren. Gebenedyd den Heere Zon en Maan: gebenedyd den Heere gy Sterren des Hemels. Gebenedyd den Heere allen Regen en Dauwe: gebenedyd den Heere alle Geeften Gods. Gebenedyd den Heere Vuur en Hitte: gebenedyd den Heere Koude en Hitte. Gebenedyd den Heere Dauwe en Hyfele: gebenedyd den Heere Vorft en Koude. Gebenedyd den Heere Ys en Sneeuw: gebenedyd den Heere Nagten en Dagen. Gebenedyd den Heere Ligt en Donkerheid: gebenedyd den Heere Blikfemen en Wolken. Gebenedyden moet de Aarde den Heere : en loven en verheffen hem hoogelyk in der eeuwigheid. Gebenedyd den Heere gy Bergen en Heuvelen : gebenedyd den Heere al dat op de Aarde groeijende is. Gebenedyd den Heere gy Fonteinen: gebenedyd den Heere gy Zee en Vloeden. Gebenedyd den Heere gy Walviffen, en al dat hem in de Wateren roerd: gebenedyd den Heere alle Vogelen des Hemels. Gebenedyd den Heere alle Beeften en Vee: gebenedyd den Heere gy Kinderen der Menfchen. Gebenedyden moet Ifraël den Heere: hy love en verheffen hem hoogelyk in der eeuwigheid. Gebenedyd den Heere gy Priefters des Heeren: gebenedyd den Heere gy Dienaars des Heeren. Gebenedyd den Heere gy Geeften en Zielen der  T\. T J. . • » . . ajc uuuues m aen Advent. der Regtvaardigen: gebenedyd den Heere ev heilige en ootmoedige van herten. Gebenedyd den Heere Anania, Azaria, Mifaël loofd en verheft hem hoogelyk in der eeuwig- Laat ons gebenedyden den Vader, en den Zoon met den Heiligen Geeft: laat ons hem lowigheid * ^ dingSn verheften in der eeu- Gebenedyd zyt gy Heere in 't Firmament des Hemels: loffelyk en glorieus, en hooglyk ver! heven in der eeuwigheid. ö y Antipb. Den Heere zal hem geven David zvnc Vaders ftoel, en hy zal regeefen in der eeuwig! Antipb. Ziet de Dienftmaagd. Den 148. Psalm. Laudate, &c. LOofd den Heere gy van de Hemelen: loofd hem in de zeer hooge plaatfen Loofd hem alle zyne Engelen: loofd hem alle zyne heirkragten. m aue ren en Ligt.1" ^ en Ma£m: Ioofd Smalle Ster- ,vv^°fd hi.muHemeIen der Hemelen: en alléWateren, die boven de Hemelen zyn '<*2? Zy n Naam des Heeren loven': want hy fprak, en zy waren gemaakt, hy beval en % waren gefchapen. 1 "cv«u, en zy Hy heeft ze vaft gefteld voor eeuwi- en voor Ber-  }2 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Berge» en alle Heuvelen: vrugtdragend Houtgewas en alle Cederbomen. Beeften en alderhande Vee: kruipende Dieren en gevleugelde Vogelen. Koningen der aarde en alle Volkeren: Vorften en alle Regters der aarde. Jongelingen en Maagden, ouden met de jongen: dat zy den Naam des Heeren loven. Want zyn Naam alleen is verheven. Zyn lof is over Hemel en Aarde: en hy heeft den hoorn zyn volks verheven: hem loven alle zyne Heiligen, de Kinderen van Ifraël: het volk dat hem nadert. Alleluja. Den 149. Psalm. Cantate Domino, &rV. Zingd den Heere een nieuw Lied: lof zy hem j in de vergaderinge der Heiligen. Dat Ifraël zig verblyde in den geenen die hem gemaakt heeft: en zig de Kinderen van Zion | verheugen in hunnen Koning. Dat ze zynen Naam met zang en danfleryen loven : en hem lof fpcelen met Trommel en Harpe. . Want den Heer heeft een welbehagen in zyn 1 | volk: en hy zal de zagtmoedige tot heil verheffen. De Heiligen zullen met luifter van vreugde opfpringen: zy zullen zig verblyden op hunne! ruftplaatfen. Gods verheffingen zullen in hunnen mond zyn: M en tweefnydende zwaarden in hunne handen. > Om wraak te nemen over de Heidenen: en: de volkeren te beftraffen. Om hunne Koningen in de boeijen te fluiten: ! en hunne Edelen in yzere banden. Om 't befchreven regt over hen te oeffenen. v Deze luifter is voor alle zyne Heiligen. Alleluja., DENii  De Landes in den Advent. y§ Den 150. Psalm. Laudate, &c. LOofd den Heer in zyn heilige plaatfe: loofd hem in t firmament zyner fterkte Loofd hem in zyne mogendheden: loofd hem volgens de memgvuldigheid zyner grootheid •Loofd hem met geklank der Bazuine: lo'ofd hem met de Luite en Harpe Loofd hem met de Trommel en met Zang en Danfferyen: loofd hem metSnaargefpel en OrVe? Loofd hem met welluidende Klinkfchellenl°°S ,hem met Klinkfchellen van vrolyk Sd " A dat ademd loofd den Heere. AlleS Glone zy den Vader, &c ^1CiUJaAntipb. Ziet de Dienftmaagd des Heeren- mv gefchiede na u woord. «eeren. my Capittel. lfaiaii. H Y M N Ü S, 5 Gloriofa. ZES?eiTe°n!eUfe Vr0UWe' VCrllCVen boven & Die u heeft gefchapen voorzigtelyk, Dien hebt gy met uwe heilige Borftén gezogen Het geene dat de droevige Eva weg hee'ft gS ■Dat hebt'gy metu heilige Vrugt wederom gege- Op dat dieellendigen in den Hemel zouden gaan Zyt gy een Venfter des Hemels geworden g ' de Deure van den hoogften KoninpEn een fchynende poorte des Lts? B' fcy Heidenen, verloft zynde, verheugd u, D Vant '  $4 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Want 't leven is u lieden gegeven door een Maget. Glorie zy u Heer, die geboren zyt uit een Maget, Met den Vader en den Heiligen Geeft, In eeuwigheid, Amen. f. Gebenedvd zyt gy onder de Vrouwen. ft. En gebenedyd is de Vrugt uws Lighaams.. Antipb. Den H. Geeft. Den Lofzang Zacharia. LuC. i. BenediBus. GEbenedyd zy den Heere God van Ifraël, want hy heeft bezogt en gedaan de verlosfinge zyns Volks. En hy heeft ons opgeregt eenen Hoorn der Zaligheid, in David zyns Dienaars Huis. Gelyk hy gefproken heeft door den mond zyner heilige Propheten: die van 't begin der Wereld zyn. Verloffinge van onze vyanden: en uit de hand van alle die ons haten. Om barmhertigheid te doen met onze Vaderen: en te gedenken zyns heilige Teftaments. Den Eed die hy gezworen heeft tot Abraham onzen Vader: dat hy ons geven zoude. Op dat wy zonder vreze, verloft zynde uit de handen onzer vyanden, hem dienen zouden, in heiligheid en regtvaardigheid voor hem, alle onze dagen. En gy Kind zult een Propheet des Alderhoog-j ften genoemd worden: want gy zult voor des Heeren aanzigt gaan, om te bereiden zyn wegen. Om kenniffe der zaligheid te geven zynen volKe; tot vergiffeniffe van haare zonden. Door de grondige barmhertigheid onzes Gods: door de welke hy ons bezogt heeft den opgang| uit den hooge. Om te verligten den geenen die mduifterniffe; en  De Laudes in den Advent. en in de fchaduwe des doods zitten: om te be fchikken onze voeten in den weg des vreede* Glorie zy den Vader, &c. Vieeaes. Antipb Den H. Geeft zal van boven in u knt men, o Maria en wilt niet vrezen, gy ZVi\t k-h ben in u Lighaam den Zoone Gods. Alleluip Heere ontfermt u onzer. ^'eiuja. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. f. Heere verhoord myn gebed. ft. En mynen roep kome tot u. GEBED. GOd, die gewilt hebt dat u woord Cdoarde ■ B?°dfchaP des Engels) van datLighaam dï zalige Maget Maria, de Menfchelyke Natuu? zoude aannemen, verleenduweootmoedi-ebidders dat wy, die waaragtelyk geloven dat Sr de Moeder Gods is, door haar gebed by u geho? pen mogen worden: Door den zeiven Chrilhi» onzen Heere. ft. Amen. wuunu* Aan de Heiligen tot de Laudes in de Vefperen. Antipbona. Ziet den Heere zal komen en alle zyn Heilfgen met hem: en daar zal een groot Lii 'Wezen m dien dag. Alleluja ë S bl4ende Wolke.^ ^ ^ °Penbaren °P <** ft. En met hem duizende der Heiligen. GEBED. ÏVTT Ybiddenu ó Heere, wilt onze Confcientien W bezoekende zuiveren,op dat Tefus Chriftus uwen Zoone onzen Heere komende me 5 Heiligen, een bereide woonplaats inonsvSde Die met u leefd en regeerd in eenigheid des H Peeft, m alle tyden der tyden. ft. Amen D 2 f. Hee-  J6 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, f. Heere verhoord myn gebed, ft. En mynen roep kome tot u. f. Laat ons den Heere gebenedyden. ft. God zy geloofd. ■f. De Zielen der Gelovige moeten door Gods barmhertigheid ruften in vrede. ft. Amen. f. Den Heere geeft ons zyn vrede, ft! En het eeuwig leven, Amen. < Antipbona. HEilige Moeder des Verloffers, die de open Poorten der Hemelen blyft, en een Zecfterre, komt te hulpe het vallende Volk, welk zoekt op te ftaan: Gy die gebaard hebt met verwondering der Natuure, uwen Heiligen Schepper, Maget voor en na de Ontfangenifle: Die uit Gabriëls mond hebt ontfangen dat Ave, ontfermt u der zondaren. f. Den Engel des Heeren heeft Maria geboodschapt. , TT _ . ft. En zy heeft ontfangen van den H. Geeft. GEBED. W/Y bidden u Heere, ftort in onze herten u W gratie: opdatwy, diedoordeboodfehap des Engels bekend hebben de Menfchwordinge Chrifti uws Zoons, mogen door zyn Paffie en Kruis komen tot de glorie der Verryzemlfe , door den zeiven Chriftum onzen tieere. auiui. f. De Goddelyke hulpe blyve altyd by ons. ft. Amen. TE PRIEMEN. Weeft gegroet Maria vol van gratie, &c. y. f~"\ Od hebt agt tot myndcr hulpe. • ' VJ i^. Heere haaft u om my te helpen. Glorie zy den Vader, &c. Alleluja. H Y M-  Te Priemen in den Advent. 77 H Y M N U S. Memento. GEdenkt werker onzer zaligheid. Dat gy in voorlede tyden Uit de onbevlekte Maagd geboren, Een wezen van ons Lighaam aangenomen hebt. Maria Moeder der gratie, Moeder der barmhertigheid, Befchermd ons voor den vyand, En ontfangt ons in de uure onzer dood. Glorie zy u Heere, Uit een Maagd geboren, Met den Vader en den H. Geeft, In eeuwige tyden, Amen. Antipb. Den Engel Gabriël. Den 53. Psalm. Deus in nomine, &>f. BEhoed my, 6 God, door uwen naam: en doet my regt door uwe magt. ó God, verhoor myn gebed: luifterd na de 1 v/oorden myns monds. Want de vreemden zyn tegen my opgeftaan, ; en de fterken zyn op myn leven uit: en zy ftel1 len God niet voor hunne oogen. Zie nogtans God is myn helper: en de Heer fis de befchermer van myne Ziele. Keer het onheil af op myn vyanden: en ver) mei ze in uwe waarheid. Ik zal u vrywillig offerhande doen: en zal uwen [JNaam loven, Heere: dewyl hy goed is. Want gy hebt my verloft uit alle verdrukkinifnden11 °°S heeft nederSezien °P myne vyGlorie zy den Vader, &c. Den 84. Psalm. Benedixijii Domine, &rV. HEere, gy hebt uw Land gezegend: gy hebt de gevangenis van Jacob verloft. D 3 Gy  78 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Gy hebt uws volks misdaad vergeven: alle hunne zonden hebt gy bedekt. Alle uwe gramfchap hebt gy verzagt: gyhebt u afgekeerd van uwe vertoornde verbolgendheid. Herftelons, óGod, onze Zaligmaker: enkeer uwe gramfchap van ons af. Zult gy voor altoos op ons vergramd zyn: of uwen toorn uitftrekken van geflagte tot geflagte? ö God, gy zult ons wederom doen herleven: en uw volk zal zig in u verblyden. loond ons, Heere, uwe barmhertigheid: en geef ons uw heil. Ik zal hooren wat den Heere God in my fpreken zal: want hy zal aangaande zyn volk, en zyne Heiligen en aangaande die, de geenen die zich ter herte keeren, van vrede fpreken. Zekerlyk zyn heil is na by den geenen, die hem vreezen: op dat de heerlykheid in ons land woone. De barmhertigheid en de waarheid hebben malkanderen ontmoet: de regtvaardigheid en de vrede hebben zich gekulï. -. De waarheid is uit de Aarde gefproten: en de regtvaardigheid heeft uit denHemelnedergczien. Ook zal den Heer gunftbewyzen: en onze Aarde zal haare vrugt geven. De regtvaardigheid zal voor hem wandelen: en hy zal zyne gangen op den weg Hellen. Glorie zy den Vader, &c. Dén iï6. Psalm. Laudate, £fc. LOofd den Heere alle Heidenen: loofd hem alle Volkeren. Wantzvn barmhertigheid is op ons verfterkt: en de waarheid des Heeren blyft in der eeuwigheid. Glorie zy den Vader, &c. Antivh Den Engel G abriël is gezonden geweeft tot  Te Priemen in den Advent. 79 tot de Maagd Maria, die Jofeph ten Huwelyk gegeven was. Capittel. Ifaia 7. Ziet een Maget zal ontfangen en baren eenen Zoon, en zynen naam zal genoemd worden Emanuël, Boter en Honing zal hyeeten, op dat hy mag weten te verwerpen 't kwaad, en te verkiezen 't goed. ft. God zy geloofd. ■f. Gewaardigd u dat ik u love, H. Maget. ft. Geeft my kragt tegen u vyanden. Heere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. ■f. Heere verhoord myn gebed. ft. En mynen roep kome tot u. GEBED. GOd, die gewilt hebt dat u Woord (door de Boodfchap des Engels) van het Lighaam der zalige Maget Maria, de Menfchelyke Natuur zoude aannemen, verleend uwe ootmoedige bidders, dat wy, die waaragtelyk geloven, dat zy de Moeder Gods is, door haar gebed by u geholpen mogen worden: door den zeiven Chriftum onzen Heere. ft. Amen. f. Heere verhoord myn gebed, ft. En mynen roep kome tot u. f. Laat ons den Heere gebenedyden. ft. God zy geloofd. jr. De Zielen der Gelovigen moeten door Gods barmhertigheid ruften in vrede. ft. Amen. TE TERTIEN. Weeft gegroet Maria, &c. f. Od hebt agt tot mynder hulpe. vJT ft. Heere haaft u om my te helpen. Glorie zy den Vader, &c. Alleluja. D 4 HYM-  8o Onzer Lieve Vrouwe Getyden, H Y M N U S. Memento. GEdenkt werker onzer zaligheid, Dat gy in voorlede tyden, Uit de onbevlekte Maagd geboren, Een wezen van ons Lighaam aangenomen hebt. Maria Moeder der gratie, Moeder der barmhertigheid, Befchermd ons voor den vyand, En ontfangt ons in de uure onzer dood. Glorie zy u Heere, Uit een Maagd geboren, Met den Vader en den H. Geeft, In eeuwige tyden, Amen. Antipb. Weeft gegroet Maria. Den 119. Psalm. AdDominum, &?c. IK riep tot den Heer in myne verdrukkinge: en hy heeft my verhoord. Heere verloft myne ziel van de booze lippen, en van de bedriegelyke tonge. Wat zal men u'geven, of wat zal men u by de valfche tong toevoegen ? 't Zyn fcherpe pylen van een magtigen: en verwoeftende kolen. Wee my! dat myn vreemdelingfehap zoo lange duurd: dat ikwoone onder de inwoonders van Cedar. Zeer lange zweeft myn ziel in vreemde gewesten. Met de geenen, die de vrede haten, was ik vreedzamig: als ik hen toefprak, beftreden zy my zonder reden. Glorie zy den Vader, &e. Den 120 Psalm. Levavi, &c. MYne oogen heb ik opgeheven naar de Bergen : van waar myn hulp komen zal. Myn  Te Tertïen in den Advent. . Myn hulp is van den Heere, die Hemel en Aarde gemaakt heeft. Dat hy doch uwen voet niet laat fhruikelen: en dat hy niet fluimere die u bewaard. Ziet hy zal niet fluim eren, nog flapen, die Ifraël behoed. - Den Heer bewaard u, den Heer is uw overdekzel; hy is aan uwe regterhand. De Zon zal u by dag niet hinderen: nog de Maan by nagt. Den Heer bewaard u van alle kwaad, denHeer bewaare uwe ziel. Den Heer bewaare uwen ingang en uwen uitgang: van nu af tot in der eeuwigheid. Glorie zy den Vader, &c. Den 121. Psalm. Leetatus fum, &*c. IK was verblyd in 't geene my gezeid wierd: wy zullen gaan in 't Huis des Heeren, Onze voetenftondenin uwe voorhoven, ó Jerufalem!' Terufalem is opgebouwd als een Stad,, die wel te zarnen gevoegd is. Want daar henen trokken de Stammen op, de Stammen des Heeren: 't is een bevel aan Ifraël, om den Naam des Heeren te loven. Want aldaar waren regterftoelen gelield;. de ftoelen van Davids huis. Verzoekt voor Jerufalem 't geene tot vrede diend: en dat 'er overvloed zy voor allen die u beminnen. Vrede zy in uw heir: en overvloed zy in uwe' torens. Om rnvne broederen en mvne naaften forate ik voor u van vrede. Om het Huis des Heeren onzen God, zogt ik voor u 't geene goed is. Glorie zy den Vader, &cv D §, Antipb,-  %t OnZer Lieve Vrouwe Getyden, Antipb. Weeft gegroet Maria vol van gratie, j den Heer is met u, gebenedyd zyt gy onder de Vrouwen. Alleluja, Capittel. Ifaia ii. DAar zal een Roede uitgaan van de Wortel I van Jeffe, en een bloeme zal uit haar wor- I tel opgaan, en op hem zal rullen den Geeft des. I Heeren. ft. God zy geloofd. f. De gratie is geftort in ü lippen, ft. Daarom heeft u God gebenedyd in der eeu- E Wigheid. Heere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer, y. Heere verhoord myn gebed, ft. En mynen roep kome tot u. GEBED GOd, die gewilt hebt dat u Woord (door de 3 Boodfchap des Engels) van het Lighaam der j zalige Maget Maria, de Menfchelyke Natuur I zoude aannemen , verleend uwe ootmoedige J bidders, dat wy, die waaragtelyk geloven dat I zy de Moeder Gods is, door haar gebed byuge- I helpen mogen worden: door den zeiven Chris- I tum onzen Heere. ft. Amen. y. Heere verhoord myn gebed, ft. En mynen roep kome tot u. y. Laat ons den Heere gebenedyden. ft. God zy geloofd. y. De Zielen der Gelovige moeten door Gods i .barmhertigheid ruften in vrede. ft. Amen. TE SEXTEN. Weeft gegroet Maria, &c. y. Od hebt agt tot mynder hulpe. VJT ft. Heere haaft u om my te helpen. Glo- \  Te Sexten in den Advent. 83 Glorie zy den Vader, &c. Alleluja. 0 H Y M N U S. Memento. GEdenkt werker onzer zaligheid, Dat gy in voorleden tyden, Uit de onbevlekte Maget geboren, Een wezen van ons Lighaam aangenomen hebt. Maria Moeder der gratie, Moeder der barmhertigheid, Befchermd ons voor den vyand, En ontfanst ons in de uure onzer dood. Glorie zy u Heere, Uit een Maget geboren, Met den Vader en den HL Geeft, In eeuwige tyden, Amen. Antipb. En vreeft niet Maria. Den 122. Psalm. Adtelevavi, &>c. TOt u heb ik myn oogen opgeheven, die in de Hemelen woond. Ziet gelyk de oogen der Knegten op de handen hunner Heeren •, gelyk de oogen eenerDienftmaagd op de handen van haare Vrouwe: alzoo zyn onze oogen op den Heer onzen God, tot dat hy zich onzer ontfermc. •Ontfermt u onzer, Heere, ontfermt u onzer: want wy zyn van verfmadinge zeer vervult. Want onze Ziel is 'er zeer van vervult: zy is tot fpot der ryken, en tot véragting der hovaardigemGlorie zy den Vader, &c. Den 123. Psalm. Ni ft quia Bominus, £g*e. HAd den Heer niet met ons geweeft^ dat Ifraël nu zegge: Had den Heer niet met ons geweeft: als de menfchcn tegen ons opftonden. Zy hadden ons zekerlyk levendig opgeflokt:: als hun- toorn- tegens ons ontftak. D 6" Het  #4 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Het water had ons gewiflelyk verflonden. Onze Ziel is gegaan door een waterbeek: zekerlyk zoude zy door een onverdragelyk water gegaan zyn. Gezegend zy den Heer, die ons nietten roof gegeven heeft aan hunne tanden. Onze Ziel is, gelyk een Muffche, los geraakt uit den ftrik des Jagers: de ftrik is gebroken ea wy zyn 't ontkomen. Onze hulp is in den naam des Heeren die Hemel en Aarde gemaakt heeft. Glorie zy den Vader, &c. Den 124. Psalm. jQui confidunt, £fc. Die op den Heer betrouwen, zyn als de Berg Zion: hy zal nooit ontroerd worden, die te Jerufalem woond. _ De Bergen omringen haar: en den Heer omringd zyn volk, van nu af tot in der eeuwigheid. Want den Heer zal niet toelaten, dat de roede der godlozen verblyve op 't lot der regtvaardigen : op dat de regtvaardigen hunne handen niet uitfteeken tot ongeregtigheid. Doet wel, Heere, aan de goeden: en aan de geenen die opregt van herten zyn. Maar die zich begeven tot kromme wegen, zal den Heer geleiden met de kwaaddoenders. Vrede zy over Ifraël. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. En vreeft niet Maria, want gy hebt gratie gevonden by den Heer: ziet gy zult ontfangen en baren eenen Zoon. Alleluja. Capittel. Luc. 1. GOd den Heer zal hem geven David zyns Vaders ftoel, en hy zal regeeren in 't huis van  Te, Sexten in den Advent. 85 van Jacob in der eeuwigheid, en zyn Ryk en zal geen einde wezen, ft. God zy gclbofd. f. Gebenedyd zyt gy onder de Vrouwen. ft. En gebenedyd is de Vrugt uws Lighaams. Heere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt ü onzer. t. Heere verhoord myn gebed. ft. En mynen roep kome tot u. GEBED. GOd, die gewilt hebt dat u Woord (door de Boodfchap des Engels) van het Lighaam der zalige Maget Maria, de Menfchelyke Natuur zoude aannemen, verleend uwe ootmoedige bidders, dat wy, die waaragtelyk geloven dat zy de Moeder Gods is, door haar gebed by u geholpen mogen worden: door den zeiven Christum onzen Heere. ft. Amen. f. Heere verhoord myn gebed, ft. En mynen roep kome tot u. t. Laat ons den Heere gebenedyden. ft. God zy geloofd. r. De Zielen der Gelovigen moeten door Gods barmhertigheid ruften in vrede. ft. Amen. TE NONEN. Weeft gegroet Maria, &c. t- Od hebt agt tot mynder hulpe. , VT ft. Heere haaft u om my te helpen. Glorie zy den Vader, &c. Alleluja. H Y M N U S. Memento. GEdenkt werker onzer zaligheid, Dat gy in voorlede tyden, Uit de onbevlekte Maget geboren, Een wezen van- ons Lighaam aangenomen hebt. D 1 Ma-  85 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Maria Moeder der gratie, Moeder der barmhertigheid, Befchermd ons voor den vyand, En ontfangt ons in de uure onzer dood. Glorie zy u Heere, Uit een Maget geboren, Met den Vader en den II. Geeft, In eeuwige tyden, Amen. Antipb. Ziet de Dienftmaagd. Den 125. Psalm. In convertendo, &c. ALs den Heer de gevangenen van Zion deed wederkeeren: zoo wierden wy als de geenen die vertrooft zyn. Toen wierd onze mond met vreugde vervuld: en onze tong met blydfchap. Toen zeiden zy onder de volkeren: Den Heer heeft groote dingen met hen gedaan. Groote dingen heeft den Heer met ons gedaan : wy zyn verheugd geworden. Heere, doet onze gevangenen te rug keeren: dat zy zyn als eenen waterbeek in 't zuiden. Die met tranen zaaijen, zullen met vreugde maaijen. Zy gingen geftadiglyk aan, weenden en wierpen hun zaad: maar dikwils zullen zy met vreugde komen, dragende hunne fchoven. Glorie zy den Vader, &c.. Den 126. Psalm. Nijïqtiia Dominus, &c. TEn zy den Heer het huis opbouwd, vrugtcloos arbeiden zy die 'er aanbouwen. 'tEn zy den Heer de Stad bewaare, te vergeefs waakt hy die ze bewaard.* " Te vergeefs is 't datgy lieden opftaat voor den dag: ftaat op naar dat gy gezeten hebt, gy die 't brood der fmerten eet. Als hy aan zyne beminden zal flaap verleend heb-  Te Nonen in den Advent. 87 hebben: ziet zoo zullen de kinderen des Heeren erfdeel zyn: de vrugt des lighaams eene vergelding. Gelyk de pylen in de hand van eenen Herken: zoo zullen zyn de kinderen der geene die verjaagd waren. Gelukkig is den man die zynen wenfeh daar van vol heeft: hy zal niet befchaamd ftaan alshy zyne vyanden zal toefpreken in de poorte. Glorie zy den Vader, &c. Den 127. Psalm. Beati omnes, &-V. GElukkig zyn zy allen die den Heer vrezen: die in zyne wegen wandelen. Want gy zult van den arbeid uwer handen eeten: gelukkig zyt gy, en 't zal u wel gaan. Uwe Huisvrouw zal zyn als een vrugtbare Wynftok aan de zyde uws huis. Uwe kinderen zullen zyn als jonge Olyfipruiten rondom uwe tafel. Ziet zoo zal den menfeh gezegend worden die den Heer vreeft. Den Heer zegene u uit Zion: en 't gebeure u te zien het welvaren van Jerufalem, alle de dagen uws levens. Ziet ook uwe kindskinderen: den vrede over Ifraël. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Ziet de Dienftmaagd des Heeren, my gefchieden na u Woord. Capittel. lfaia 1. Ziet een Maagd zal ontfangen en baren eenen Zoone,en zynen Naam zal genoemd worden Emanuël, Boter en Honing zal hy eeten, opdat hy mag weten te verwerpen 't kwaad en te verkiezen 't goed. ft. God zy geloofd» % Den  88 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, f. Den Engel des Heeren heeft Maria geboodfchapt. ft. En zy heeft ontfangen van den H. Geeft» Heere ontfermt U onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. y. Heere verhoord myn gebed. ft. En mynen roep kome tot u. GEBED. GOd, die gcwilt hebt dat u Woord (door de Boodfchap des Engels) van het Lighaam der zalige Maget Maria, de Menfchelyke Natuur zoude aannemen, verleend uwe ootmoedige bidders, dat wy, die waaragtelyk geloven dat zy de Moeder Gods is, door haar gebed by u mogen geholpen worden: Door den zeiven Christum onzen Heere. ft. Amen. ; f. Heere verhoord myn gebed, ft. En mynen roep kome tot u. y. Laat ons den Heere gebenedyden. ft. God zy geloofd. f. De Zielen der Gelovigen moeten door Gods barmhertigheid ruften in vrede. ft. Amen. TE VESPEREN. Weeft gegroet Maria, &c. y. Od hebt agt tot mynder hulpe. VJT ft. Heere haaft u om my te helpen. Glorie zy den Vader, &c. Alleluja. Antipb. Den Engel Gabriël is gezonden. Den 109. Psalm. Dixit Dominus, £rV. DEn Heer heeft tot mynen Heer gezeid: Zit aan myne regterhand; tot dat ik uwe vyanden tot eene bank uwer voeten ftelle. Den ftaf uwer magt zal den Heer uit Zion doen komen: heerfch in 't midden uwer vyanden. By  Te Vefperen in den Advent. 89 By u is 't Vorftendom ten dage uwer kragt, in den grooten glans des heiligdoms: voor den dageraat heb ik u uit den fchoot geteeld. Den Heer heeft gezworen, en het zal hem niet berouwen: gy zyt Priefter in eeuwigheid volgens de wyze van Melchifedech. Den Heer is aan uwe regterhand: hy heeft in ! den dag zyner gramfchap de Koningen vernield. Hy zal reg't doen onder de volkeren; hy zal de verwoeftingen vermenigvuldigen: hy zal ze verdelgen, die hoofden zyn in een talryk Land. Hy zal op den weg uit de becke drinken: daar< om zal hy het hoofd opheffen. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Den Engel Gabriël is gezonden geweeft : tot de Maget Maria, die Jofeph ten huwelyk gegeven was. Antipb. Weeft gegroet Maria. Den 112. Psalm. Laudatepueri, &?c. LOofd den Heer, gy dienaren: loofd den naam des Heeren. Den Naam des Heeren zy gezegend, van nu Iaf tot in der eeuwigheid. Van den opgang der Zonne tot den ondergang is den Naam des Heeren lofwaardig. Den Heer is verheven boven alle volkeren: en boven de Hemelen is zyne heerlykheid. I Wie is gelyk den Heer onzen God, die in 't u hooge woond. En op 't nederige in Hemel en op Aarde zyne oogen flaat. ! Die den armen uit het ftof opwekt: en uit i den drek den behoeftigen opregt. Om hem te zetten by de Vorften: by de Vorsten zyns Volks. Die de onvrugtbare doet woonen met een huis-  po Onzer Lieve Vrouwe Getyden, huisgezin : en maakt ze eene blyde moeder van kinderen. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Weeft gegroet Maria vol van gratie, den Heer is met u, gebenedyd zyt gy onder de Vrouwen. Alleluja. Antipb. En vreeft niet Maria. Den 121. Psalm. Latatus, &c. IK was verblyd in 't geene my gezeid wierd: wy zullen gaan in 't huis des Heeren. Onze voeten ftonden in uwe voorhoven 6 Tefufalem. J Jerufalem is opgebouwd als eene Stad, die wel te zamen gevoegd is. Want daar heenen trokken de Stammen op, dé Stammen des Heeren: t is een bevel aan Ifraël, om den Naam des Heeren te loven. Want aldaar waren de Regterftoelen gefteld: de ftoelen van Davids huis. Verzoekt voor Jerufalem 't geene tot vrede diend: en dat 'er overvloed zy voor allen die u beminnen. Vrede zy in uw heir: en overvloed zy in uwe torens. Om myne broederen en myne naaften, fprak ik voor u van vrede. Om het huis des Heeren onzen God zogt ik voor u 't geene goed is. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. En vreeft niet Maria, want gy hebt gratie gevonden by den Heere: ziet gy zult ontfangen en baren eenen Zoone. Alleluja. Antipb. Den Heere zal hem geven. Den 125. Psalm. Niji quia Dominus, &c. TEn zy den Heer het huis opbouwe: vrugteloos arbeiden zy die 'eraanbouwen. 'tEn zy  Te Vefperen in den Advent. oi zy den Heer de Stad beware; te vergeefs waakt hy die ze bewaard. Te vergeefs is 't dat gy lieden opftaatvoor den dag: ftaat op naar datgy gezeten hebt, gy die 't brood der fmerten eet. Als hy aan zyne beminden zal flaap verleend hebben: ziet zoo zullen de kinderen des Heeren erfdeel zyn; de vrugt des lighaams eene vergelding. Gelyk de pylen in de hand van eenen fterken: zoo zullen zyn de kinderen der geene die verjaagd waren. Gelukkig is den man die zynen wenfch da» van vol heeft: hy zal niet befchaamd ftaan als hy zyne vyanden zal tocfpreken in de poorten. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Den Heere zal hem geven David zyns Vaders ftoel, enhy zal regeeren in der eeuwigheid. Antipb. Ziet de Dienftmaagd des Heeren. Den 147. Psalm. Lauda Jerufalem, &c. LOofd den Heer, ö Jerufalem: loofd uwen God, ó Zion. • Want hy beeft de grendelen uwer poorten verfterkt: hy heeft uwe kinderen binnen u gezegend. Hy is 't die uwe grenzen in vrede gefteld heeft: en verzaad u met 't vette des kooms. Diezynuitfpraakopdeaarde zend: zyn woord loopt fnellyk. Die den fneeuw doet vallen als wolle: en ftrooid den nevel uit als affche. Die zyn ys afwerpt als briezelingen: wie zal zyne koude konnen verdragen ? Hy zal zyn woord uitzenden en ze doen fmel- ten;  92 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, ten: zyn wind zal waaijen en de wateren zullen vloeden. Hy is 't die aan Jacob zyn woord verkondigd: zyne geregtigheden en vonniffen aan Ifraël. Alzoo heeft hy niet gedaan aan alle volkeren: cn hy heeft hen zyne regten niet bekend gemaakt. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Ziet de Dienftmaagd des Heeren my gefchiede na u Woord. CapitteI/. Ifaia n. DAar zal een roede uitgaan van de Wortel van Jeffe, en eenbloemezaluithaarwortel opgaan, en op hem zal ruften den Geeft des Heeren. Jje. God zy geloofd. H Y M N ü S. Ave Maris. WEeft gegroet Zeefterre, Heilige Moeder Gods, En altyd Maget, Gelukkige poorte des Hemels. Gy ontfangende de groetenis Uit Gabriëls mond, Beveftigd ons in vrede, Veranderende den Naam van Eva. Ontbind de banden der misdadigen, Brengt voorts een ligt der Blinden, Verdryft alle ons kwaad, Verwerft ons alle goed. Toond dat gy Moeder zyt, Dat hy door u ontfangt onze gebeden, Die om onzen 't wille, Uwen Zoon heeft willen zyn. ó Zonderlinge Maget, Boven alle andere zagtmoedig, Maakt ons vry van zonden, Rein  Te Vefperen in den Advent. 53 Rein en zagtmoedig. Verleend ons een zuiver leven, Beryd ons een vryen en zekere weg, Op dat wy Jefus ziende, Met hem altyd verblyden. Lof zy God den Vader, Prys Chrifto den Alderhoogfte, En den H. Geelt, De drie Perfonen een Eere. ft. Amen. y. De gratie is geftort in u lippen, ft. Daarom heeft u God gebenedyd in der eeuwigheid. Antipb. Den H. Geeft. Den Lofzang Maria. Luc. 1. Magnificat. MYn Ziele maakt groot den Heer. En mynen geeft heeft hem verheugd in God mynen Zaligmaker. Want hy heeft aangezien de ootmoedigheid zyner Dienftmaagd: want ziet van dezen tyd voorts zullen my zalig noemen alle geflagten. Want hy beeft groote dingen gedaan die magtig is: en heilig is zynen Naam. En zyn barmhertigheid is van geflagte tot geflagte de geenen die hem vrezen. Hy heeft kragt gedaan door zynen arm; hy heeft de hovaardige verftrooid met den zin haars herten. Hy heeft de magtige afgezet uit den ftoel: en hy heeft verheven de ootmoedige. De hongerige heeft hy met goeden vervuld: en de ryke heeft hy ydel gelaten. Hy heeft ontfangen Ifraël zyn Kind: gedagtig wezende zynder barmhertigheid. Gelyk hy gefproken heeft tot onze Vaderen: Abraham en zynen zade in der eeuwigheid. Glorie zy den Vader, &c. Antipb.  94 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Antipb. Den H. Geeft zal van boven in u komen, ó Maria en wilt niet vrezen, gy zult hebben in u Lighaam den Zoone Gods. Alleluja. Heere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. f. Heere verhoord myn gebed. ft. En mynen roep kome tot u. GEBED. GOd, die gewilt hebt datu Woord (door de Boodfchap des Engels) van hetLighaam der zalige Maget Maria, de Menfchelyke Natuur zoude aannemen, verleend uwe ootmoedige bidders, dat wy, die waaragtelyk geloven dat zy de Moeder Gods is, door haar gebed by u geholpen mogen worden: Door den zeiven Christum onzen Heere. ft. Amen. Aan de Heiligen. Ziet den Heere zal komen en alle zyn Heiligen met hem: en daar zal een groot ligt wezen in dien dag. Alleluja. f. Ziet den Heere zal hem openbaren op een blinkende Wolke. ft. En met hem duizende der Heiligen. GEBED. WY bidden u Heere wilt onze Confcientie bezoekende zuiveren,op dat Jefus Chriftus uwen Zoone onzenHeere komende met alle zyne Heiligen een bereide woonplaatfe in ons vinde. Die met u leefd en regeerd in eenigheid des H. Geeft, in alle tyden der tyden, Amen. f. Heere verhoord myn gebed, ft. En mynen roep kome tot u. f. Laat ons den Heer gebenedyden. ft. God zy geloofd. f. De  Te Completen in den Advent. oj f. De Zielen der Gelovige moeten door Gods barmhertigheid ruften in vrede. ft. Amen. TE COMPLETEN. Weeft gegroet Maria, &c. y.oOEkeerd ons God onzen Zaligmaker. ±J ft. En keerd uwe gramfchap van ons. f. God hebt agt tot mynder hulpe. ft. Heere haaft u om my te helpen. Glorie zy den Vader, &c. Alleluja. Den 128. Psalm. S ders, dat wy, die waaragtelyk geloven dat zy de Moeder Gods is, door haar gebed by u gehol- ■ pen mogen worden: Door den zeiven Chriftum t 0nzen Heere. ft. Amen. f. Heere verhoord myn gebed. ft. En mynen roep kome tot u. % Laat ons den Heere gebenedyden. ft. God zy geloofd. Benedittie. Ons gebenedyde en beware den Alma°tigen en barmhertigen Heer, den Vader, den Zoon, en den H. Geeft. ft. Amen. Antiphona. HEilige Moeder des Verloffers, die de open Poorten der Hemelen blyft, en een Zeefterre, komt te hulpe het vallende Volk, welk zoekt op teftaan: Gy die gebaard hebt met verwondering der Natuure, uwen Heiligen Schepper Maget voor en na de Ontfangemffe: Die uit Gabriëls mond hebt ontfangen dat Ave, ontfermt u der zondaren. . f. Den Engel des Heeren heeft Maria geboodfcbïiDt ft. Énzy heeft ontfangen van den H. Geeft. GEBED. WY bidden u Heere, ftort in onze herten n gratie: opdatwy, diedoordeboodfchap des Engels bekend hebben de Menfchwordinge Chrifti uws Zoons, mogen door zyn Paffie en Kruis komen tot de glorie der VerryzeniïTe, door den zeiven Chriftum onzen Heere. ft. Amen. f. De Goddelyke hulpe blyve altyd by ons. Ec. Amen. „ Onzen Vader, &c. Weeft gegroet, &c. des Engels bekend hebben de MenfchwordingeJ Chrifti uws Zoons, mogen door zyn Paffie en Kruis komen tot de glorie der VerryzeniïTe:, door: ïkgelove, «Sec.  GETYDEN VAN DE H. MOEDER GODS NA DEN ADVENT. Beginnende van Kers-Avond tot Ligtmifle. Te Metten word gezeid als voren, van UgtmijTe tot den Advent, pag. i. M DE LAUDES. Od hebt agt tot myndcr hufpe. ft. Heere haaft u om my te helpen. Glorie zy den Vader, en den • j , ^°on> en den H. Geeft. Als 't Z^™u?ih?ëlnne> en nu> e" altyd, en in der eeuwigheid der eeuwigheden, Amen. Alleluja. Antipb. 6 Wonderlyke vereeninge. Den 92. Psalm. Dominus regnavit, &c. DEn Heere is Koning; hy heeft zig bekleed met cierlykheid: den Heer heeft fterkheid aangetrokken en zig omgord. Ook heeft hy het aardryk vaftgefteld; het zal niet wankelen. de^euwSheir ^ af beveftiSd: S^van  loo Onzer Lieve Vrouwe Getyden, De Rivieren hebben, ö Heere, verheven, zy hebben verheven haar gedruis: de Rivieren hebben haare baaren verheven. Door het gedruis van veele wateren. Wonderbaar zyn de opbruifchingcn der Zee: wonderbaar is de Heer in de hoogtens. . Uwe getuigeniffen zyn zeer geloofwaardig geworden,: heiligheid, Heere, betaamd uw huis in langheid der dagen. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. óWonderlykevereeninge! den Schepper des menfchelyke geftagt aannemende een levendig Lighaam, heeft van een Maagd willen geboren zyn, en is Menfch voorts gekomen zonder zaat, en heeft ons mede gedeeld zyn Godheid. Antipb Als gy geboren zyt. Den 99. Psalm. Jubilate, £»rV. JUicht den Heere, geheel 't Aardryk: diend den Heere met vreugde'. Gaat binnen voor zyn aanfchyn met blydfchap. Weet dat den Heer God is: hy heeft ons gemaakt, en niet wy ons zeiven. Wy zyn zyn volk en de fchapen zvner weide. Gaat binnen zyne poorten met lof, in zyne voorhoven met Lofzangen: loofd hem, pryft zynen Naam. Want den Heer is lieffelyk-, zyne barmhertigheid duurd in eeuwigheid, en van geflagte tot geflagte zyne waarheid. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Als gy geboren zyt onuitfprekelyk uit een Maget, doen zyn de Schrifturen vervuld, gelyk den regen in het vlies zyt gy nedergedaald, om dat gy zalig maken zou het menfchelyk geflapt: wy loven u onzen God.  De Laudes na den Advent. ior Antipb. Den Doorn die Moizes zag. Den 62. Psalm. Deus, Deus, £fc. ! 6 /"^Od, gy zyt myn God, tot u waak ik, V.T zoo haaft als het ligt word. Myn ziel dorft naar u: hoe menigmaal dorft naar u myn vleefch. In een woeft, en ongebaand, en dorre Land: alzoo vertoon ik my voor uin't Heiligdom, om uw magt en uw heerlykheid te aanfchonwen. Want uw barmhertigheid is beter als 't leven: myne lippen zullen u loven. _ Alzoo zal ik u zegenen myn leven lang: en 1 ui uwen Naam zal ik myne handen opheffen. Dat myn Ziel als met fineer en vettigheid ver' vuld worde: en nayn mond zal met vrolyke lip1; pen lof uitgeven. Als ik op myn bedde uwer geheugcnis had: aagt ik op u 's morgens. Want gy zyt myn helper geweeft. En ik zal 1 my verblyden onder 't dekzel uwer vleugelen. Myn ziel heeft u over al gevolgd: uw regterInand heeft my onderfteund. Dog zy zogten te vergeefs naar myn leven: ;:zy zullen gaan naar de onderaardfche plaatfe.i. Zy zullen ten zwaarden geleverd worden, en I den Voflen ten deelen zyn. , Dpg de Koning zal zig in God verblyden: al; Je die by hem zweeren, zullen zig beroemen,1 om dat den mond der qualykfprekers geftopt is. Gl Den 66. Psalm. Deus mifereatur,' "&c. Od zy ons barmhertig, en geve ons zegenhy befchyne ons met zyn aanfchyn, enzv Jfons genadig. * \ Op dat wy op,der aarde uwen weg kennenten uw heil onder alle volkeren. ) Dat de volkeren, ó God, u loven: dat alle volkeren u loven. E 3 Laat  ïb* Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Laat de volkeren blyde zyn, en zig verheugen : om dat gy de volkeren in geregtigheid oordeeld, en de Heidenen op der aarde beftierd. Dat de volkeren, 6 God, u loven: dat alle volkeren u loven. De aarde heeft haare vrugt gegeven. Dat God ons zegene, onze God. Dat God ons zegene: en dat hem alle uitter«* fte palen des aardryks vreezen. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Den Doorn die Moizes zag onverbrand, bekennen wy te zyn u behouden loffelyke Maagdelykheid: Moeder Gods zyt voor ons een MicWdelarefie. Antipb. De wortel Jefie heeft voorts gefproten. Lofzang dtr drie Kinderen. Dan. 3. Benediclus. GEbenedyd den Heere alle werken des Heeren: loofd en verheft hem hoogelyk in der eeuwigheid. Gebenedyd den Heere gy Engelen des Heeren: gebenedyd den Heere gy Hemelen. Gebenedyd den Heere alle kragten des Heeren. Gebenedyd den Heere Zon en Maan: gebenedyd den Heere gy Sterren des Hemels. Gebenedyd den Heere allen Regen en Dauwe: gebenedyd den Heere alle Geeften Gods. Gebenedyd den Heere Vuur en Hitte: gebenedyd den Heere Koude en Hitte. Gebenedyd den Heere Dauwe en Hyfele: gebenedyd den Heere Vorft en Koude. Gebenedyd den Heere Ys en Sneeuw: gebenedyd den Heere Nagten en Dagen. Gebenedyd den Heere Ligt en Donkerheid: gebenedyd den Heere Blikfemen en Wolken. Gebenedyden moet de Aarde den Heere: en  De Laudes na den Advent. 103 loven en verheffen hem hoogelyk in der eeuwigheid. Gebenedyd den Heere gy Bergen en Heuvelen: gebenedyd den Heere al dat op de Aarde groeijende is. Gebenedyd den Heere gy Fonteinen: gebensdyd den Heere gy Zee en Vloeden. Gebenedyd den Heere gy WalvilTen, en al dat hem in de Wateren roerd: gebenedyd denHeere alle Vogelen des Hemels. Gebenedyd den Heere alle Beeften en Vee: gebenedyd den Heere gy Kinderen der Men* fchen. Gebenedyden moet Ifraël den Heere: hy love en verheffen hem hoogelyk in der eeuwigheid. Gebenedyd den Heere gy Priefters des Heeren: gebenedyd den Heere gy Dienaars des Heeren. Gebenedyd den Heere gy Geeften en Zielen der Regtvaardigen: gebenedyd den Heere gy heilige en ootmoedige van herten. Gebenedyd den Heere Anania, Azaria, Mifaël, loofd en verheft hem hoogelyk in der eeuwigheid. Laat ons. gebenedyden den Vader, en den Zoon met den Heiligen Geeft: laat ons hem loven , en boven alle dingen verheffen in der eeuwigheid. Gebenedyd zyt gy Heere in 't Firmament des Hemels: loffelyk en glorieus, en hooglyk verheven in der eeuwigheid. Antipb. De wortel Jeffe heeft voorts gefproten, uit Jacob is een Sterre opgegaan, en een Maget heeft gebaard den Zaligmaker, wy loven u onzen God. Antipb. Ziet Maria. e 4 Des  ff04 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Den 148. Psalm. Laudate, £rV. LOofd den Heere gy van de Hemelen: loofd hem in de zeer hooge plaatfen. Loofd hem alle zyne Engelen: loofd hem alle zyne heirkragten. Loofd hem Zon en Maan: loofd hem alle Sterren en Ligt. Loofd hem Hemelen der Hemelen: en alle Wateren, die boven de Hemelen zyn. Dat zy den Naam des Heeren loven: want hy iprak, en zy waren gemaakt, hy beval, en zv waren gefchapen. 1 Hy heeft ze vaft-gefteld voor eeuwig en voor altoos: hy heeft ze een gebod gegeven dat niet aal voorby gaan. „■L.°,ofd den Heer, gy van der aarde: groote ViiTchen en alle afgronden. Vuur, Hagel, Sneeuw, Ys en Stormwinden: die zyn bevel volbrengen. Bergen en alle Heuvelen: vrugtdragend Houtgewas en alle Cederbomen. Beeften en alderhande Vee: kruipende Dieren en gevleugelde Vogelen. Koningen der aarde en alle Volkeren: Vorften en alle Regters der aarde. Jongelingen en Maagden, ouden met de jongen : dat zy den Naam des Heeren loven. Want zyn Naam alleen is verheven. Zyn lof is over Hemel en Aarde: en hy heeft den hoorn zyn volks verheven: hem loven alle zyne Heiligen, de Kinderen van Ifraël: het volk dat hem nadert. Alleluja. Den 149. Psalm. Cantate Domino, &c. Zingd den Heere een nieuw Lied: lof zy hem in de vergaderinge der Heiligen. Dat Ifraël zig yerblyde in den geenen die hem ge-  De Laudes na den Advent. loj gemaakt heeft: en zig de Kinderen van Zion verheugen in hunnen Koning. Dat ze zynen Naam met zang en danfTeryen loven: en hem lof fpeelen met Trommel en Harpe. Want den Heer heeft een welbehagen in zyn volk: en hy zal de zagtmoedige tot heil verheffen. De Heiligen zullen met luifter van vreugde opfpringen: zy zullen zig verblyden op hunne ruftplaatfen. Gods verheffingen zullen in hunnen mond zyn: en tweefnydende zwaarden in hunne handen. Om wraak te nemen over de Heidenen: en de volkeren te beftraffen. Om hunne Koningen in de boeijcn te fluiten: en hunne Edelen in yzére banden. Om 't befchreven regt over hen te oeffenen. Deze luifter is voor alle zyne Heiligen. Alleluja. Den 150. Psalm. Laudate", &c. LOofd den Heer in zyn heilige plaatfe: loofid hem in 't firmament zyner fterkte. Loofd hem in zyne mogendheden: loofd hem volgens de menigvuldigheid zyner grootheid. • Loofd hem met geklank der Bazuine: loofd hem met de Luite en Harpe. Loofd hem met dë Trommel en met Zang en Danfleryen: loofd hem metSnaargefpel en Orgel. Loofd hem met welluidende Klinkfchellen: loofd hem met Klinkfchellen van vrolyk geluid. Al dat ademd loofd den Heere. Alleluja. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Ziet Maria heeft ons gebaard den Zaligmaker, welken Joannes ziende heeft geroepen, zeggende: Ziet dit Lam Gods, ziet den geenen, die weg neemd de zonden der wereld. Alleluja. E S Ca-  loff Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Capittel. Cant. 6. DE Dochteren van Zion hebben haar gezien i en verkondigd de alderzaligfte te wezen, en de Koninginne hebben haar geprezen, ft. God zy geloofd. H Y M N ü S, ó Gloriofa. ZEer glorieufe Vrouwe, Verheven boven de Sterren. Die u heeft gefchapen voorzigtelyk, Dien hebt gy met uwe heilige Borften gezogen. Het geene dat de droevige Eva weg heeft genomen, Dat hebt gy met u heilige Vrugt wederom gegeven, Öp dat die ellendlgen in den Hemel zouden gaan, Zyt gy een Venfter des Hemels geworden. Gy zyt de Deure van den hoogften Koning, En een fchynende poorte des ligts. Gy Heidenen, verloft zynde, verheugd u, Want 't leven is u lieden gegeven door een, Maget. Glorie zy u Heer, die geboren zyt uit een Maget> Met den Vader en den Heiligen Geeft, In eeuwigheid, Amen. y. Gebenedyd zyt gy onder de Vrouwen, te. En gebenedyd is de Vrugt uws Lighaams, Antipb. Wonderlyke verholentheid. Den Lofzang Zacbar'us. Luc. i. Benediilus. GEbenedyd zy den Heere God yan Ifraël.,, want hy heeftbezogt en gedaan de verlosünge zyns Volks.. En hy heeft ons opgeregt eenen Hoorn der zaligheid, in David zyns Dienaars Huis. ©elyk hy gefproken heeft door den mond zy* ner  De Laudes na den Advent. 107 'ner heilige Propheten: die van 't begin der Wereld zyn. Verloffinge van onze vyanden: en uit de hand van alle die ons haten. Om barmhertigheid te doen met onze Vaderen: en te gedenken zyns heilige Teftaments. Den Eed die hy gezworen heeft tot Abraham onzen Vader: dat hy ons geven zoude. Op dat wy zonder vreze, verloft: zynde uit de handen onzer vyanden, hem dienen zouden, in heiligheid en regtvaardigheid voor hem, alle onze dagen. En gy Kind zult een Propheet des Alderhoogften genoemd worden: want gy zult voor des Heeren aanzigt gaan, om te bereiden zyn wegen. Om kenniffe der zaligheid te geven zynen volke; tot vergiffenifle van haare zonden. Door de grondige barmhertigheid onzes Gods: door de welke hy ons bezogt heeft den opganguit den hooge. 0 Om te verligten den geenen die in duifternifle en in de fchaduwe des doods zitten: om te befchikken onze voeten in den weg des vreedes. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Wonderlyke verholentheden werdheden verklaard, de natuuren werden vernieuwd,. God is Menfch geworden, 't geene dat hy was. is hy gebleven, en dat hy niet en was, heeft hy aangenomen :, hy en heeft mengel nog deelinge geleden. Heere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. y. Heere verhoord myn gebed, ft. En mynen roep kome tot u, E 6 G 22.  ioS Onzer Lieve Vrouwe Getyden, GEBED. 6 ri°ud^die door de vrugtbare Maagdelyk«ön heidder zaüge Maria, denmenfchelyken geilagte, gaven der eeuwige zaligheid hebt <-egeven: wy bidden u, gund ons dat wy haar «ebed mogen gewaar worden: door wien wy verdiend hebben-te ontfangen den autheur des lemens, onzen Heere Jefum Chriftum uwen Zoon die met u leefd en regeerd in eenigheid des H.' ueeit, een God in alle eeuwen der eeuwen ft. Amen. Aan de Heiligen. Antipb. 5 Alle Gods Heiligen wilt u gewaardigen te bidden, voor onze en aller menfchenzangheld. t. Verblyd u in den Heere, en verheugd u gy regtvaardige. J ft. En glorieerd alle die opregt van herten zyt. GEBED. * "LJEerebehoeduVolk, dat betrouwende is, X. J. op het voorbidden der H. Apoftelen PetrnsenPaulus, en alle andere Apoftelen, enwilt üaar met uw eeuwige befcherminge bewaren. Wy bidden u Heere, dat alle uwe Heiligen ons m alles helpen: op datwy hun verdienften gedenkende, hun befcherminge mogen gevoelen: En verleend vrede in onze tyden: En verdryft van uwe Kerke alle boosheid, befchikton- ~v« w».g, weiden en wnien, mede vanalleuwe Dienaars in de voorfpoed uwer zaligheid • geeft onze weldoenders de eeuwige goederen en verleend alle gelovige Zielen der Overledene de eeuwige rafte. Door onzen Heere Jefum Christum uwen Zoone, die met u leefd en re<-eerd ui eenigheid des H. Geeft, God in alle eeuwen der eeuwen, ft. Amen. f. Hee-  De Laudes na den Advent. 10* f. Heere verhoord myn gebed, ft. En mynen roep kome tot u. f. Laat ons den Heere gebenedyden. ft. God zy geloofd. f.- De Zielen der Gelovige moeten door Gods barmhertigheid ruften in vrede. ft. Amen. f. Den Heere geeft ons zyn vrede, ft. En het eeuwig leven, Amen. Antiphona. HEilige Moeder des Verloffers, die de open Poorten der Hémelen blyft, en een Zeefterre, komt te hulpe hetvallende Volk, 'twelk. zoekt op te ftaan: Gy die gebaard hebt, met verwondering der natuuren, uwen heiligen Schepper, Maget voor en na de Ontfangenifië: Die uit Gabriëls mond hebt ontfangen dat Ave, ontfermt u over de zondaren. f. Den Engel des Heeren heeft Maria geboodfchapt. ft. En zy heeft ontfangen van den H. Geeft. GEBED. 6 f^Od\ die door de vrugtbare MaagdelykVJT heid der zalige Maria, denmenfchelyken geflagte, gaven der eeuwige zaligheid hebt gegeven: wy bidden u, gund ons dat wy haar gebed mogen gewaar worden: Door wien wy verdiend hebben te ontfangen den autheur des levens, onzen Heere Jefum Chriftum uwen Zoone, die metu leefd..en regeerd in eenigheid des H. Geeft, een God in alle eeuwen der eeuwen, ft. Amen. f. De Goddelyke hulpe blyve altyd by ons. ft. Amen. E7 TE  ïio Onzer Lieve Vrouwe Getyden3 TE PRIEMEN. Weeft gegroet Maria vol van gratie, &e T. Od hebt agt tot mynder hulpe. VJ ft. Heere haaft u om my te helpen. Glorie zy den Vader, &c. Alleluja. HYMNUS. Memento. GEdenkt werker onzer zaligheid. Dat gy in voorlede tyden Uit de onbevlekte Maagd geboren, Een wezen van ons Lighaam aangenomen hebt Maria Moeder der gratie, Moeder der barmhertigheid, Befchermd ons voor den vyand, En ontfangt ons in de uure onzer dood, Glorie zy u Heere, Uit een Maagd geboren, Met den Vader en den H. Geeft, In eeuwige tyden, Amen. Antipb. ó Wonderlyke vereeninge. Den 53. Psalm. Deus in nomine, $fc. BEhoed my, ö God, door uwen naam: en doet my regt door uwe magt. ó God, verhoor myn gebed: luifterd na de Woorden myns monds. Want de vreemden zyn tegen my opgeftaan, en de fterken zyn op myn leven uit: en zy ftellen God niet voor hunne oogen. Zie nogtans God is myn helper: en de Heeris de befchermer van myne Ziele. Keer het onheil af op myn vyanden: en verniel ze in uwe waarheid. Ik zal uvrywillig offerhande doen: en zal uwen Kaam loven, Heere: dewyl hy goed is. Want gy hebt my verloft uit alle verdmkkin- ge;  Te Priemen na den Advent. 111 ge: en myn oog heeft nedergezien op myne vyanden. Glorie zy den Vader, &c. Den 84. Psalm. Benedixijli Domine, &c. HEere, gy hebt uw Land gezegend: gyhebt de gevangenis van Jacob verloft. Gy hebt uws volks misdaad vergeven: alle hunne zonden hebt gy bedekt. . Alle uwe gramfchap hebt gy verzagt: gy hebt u afgekeerd van uwe vertoornde verbolgendheid. Herftelons, óGod, onze Zaligmaker: enkeer uwe gramfchap van ons af. Zult gy voor altoos op ons vergramd zyn: of uwen toorn uitftrekken van geflagte tot geflagte? ö God, gy zult ons wederom doen herleven: en uw volk zal zig in u verblyden. Toond ons, Heere, uwe barmhertigheid: en geef ons uw heil. Ik zal hooren wat den Heere God in my fpreken zal: want hy zal aangaande zyn volk, en zyne Heiligen en aangaande die, de geenen die zich ter herte keeren, van vrede fpreken. Zekerlyk zynheil is naby den geenen, die hem vreezen: op dat de heerlykheid in ons land woon e. De barmhertigheid en de waarheid hebben malkanderen ontmoet: de regtvaardigheid en de vrede hebben zich gekuft De waarheid is uit de Aarde gefproten: en de regtvaardigheid heeft uit den Hemel nedergezien. Ook zal den Heer gunftbewyzen: en onze Aarde zal haare vrugt geven. De regtvaardigheid zal voor hem wandelen: en hy zal zyne gangen op den weg ftellen. Glorie zy den Vader, &c. Den ii(5. Psalm. Laudate, £fc. LOofd den Heere alle Heidenen: loofd hem alle Volkeren, Want-  112 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Want zyn barmhertigheid is op ons verftcrkt * en de waarheid des Heeren blyft in der eeuwigheid. ö Glorie zy den Vader, &c. Antipb. ÓWonderlykevereeninge! den Schepper desmenfchelykengeflagts, aannemende een levendig Lighaam, heeft van een Maget willen geboren zyn, en is Menfch voortgekomen zonder zaat, en heeft ons medegedeeld zyn Godheid. [ Capittel Cant. 6. Wie is deze, die voortkomt als een opgaande dageraat, fchoon als de Maan, uitgekorens als de Zonne, vervaarlyk als een flagorden der t heirlegeren wel gefchikt. ft. God zy geloofd. jr. Gewaardigd u dat ik u Iove, H. Maget. £ ft. Geeft my kragt tegen u vyanden. Heere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. y. Heere verhoord myn gebed. ft. En mynen roep kome tot u. GEBED. t /~>Od! die door de vrugtbare MaagdetykVj heidder zalige Maria, denmenfchelyken geflagt gaven der eeuwige zaligheid hebt gegeven: wy bidden u, gund ons dat wy haar gebed gewaar mogen worden, door wien wy verdiend hebben te ontfangen den autheur des levens, onzen Heere Jefum Chriftum uwen Zoone: die met u leefd en regeerd in eenigheid des H. Geeft, een God in alle eeuwen der eeuwen, ft. Amen. f. Heere verhoord myn gebed, ft. En mynen roep kome tot u, f. Laat  Te f riemen na den Advent. i13 f. Laat ons den Heere gebenedyden. ft. God zy geloofd. y. De Zielen der Gelovigen moeten door jl Gods barmhertigheid ruften in vrede. ft. Amen. TE TERTIEN. Weeft gegroet Maria, &c. i| f. f** Od hebt agt tot mynder hulpe. VJT ft. Heere haaft u om my te helpen. Glorie zy den Vader, &c. Alleluja. H Y M N U S. Memento. GEdenkt werker onzer zaligheid, Dat gy in voorlede tyden, Uit de onbevlekte Maagd geboren, 1 Een wezen van ons Lighaam aangenomen hebt. Maria Moeder der gratie, i Moeder der barmhertigheid, ; Befchermd ons voor den vyand, ? Én ontfangt ons in de uure onzer dood. Glorie zy u Heere, : Uit een Maagd geboren, ! Met den Vader en den H. Geeft, ; In eeuwige tyden, Amen. Antipb. Als gy geboren zyt. IDen 119. Psalm. AdDominum, &c. TK riep tot den Heer in myne verdrukkinge: JL en hy heeft my verhoord. Heere verloft myne ziel van de booze lippen, 1 en van de bedriegelyke tonge. Wat zal men u geven, of wat zal men u by de a valfche tong toevoegen? 't Zyn fcherpe pylen van een magtigen: en I verwoeftende kolen. Wee my! dat myn vreemdelingfchap zoo 1 anti ge duurd: dat ik woone onder de inwoonders van I Cedar. Zeer  114 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Zeer lange zweeft myn ziel in vreemde gewesten. Met de geenen, die de vrede haten, was ik vreedzamig: als ik hen toefprak, beftreden zy my zonder reden. Glorie zy den Vader, &c. Den 120 Psalm. Levavi, &pc. MYne oogen heb ik opgeheven naar de Bergen: van waar myn hulp komen zal. Myn hulp is van den Heere, die Hemel en Aarde gemaakt heeft. Dat hy doch uwen voet niet Iaat ftruikelen { en dat hy niet fluimere die u bewaard. . Ziet hy zal niet Animeren, nog flapen, die ITraël behoed. Den Heer bewaard u, den Heer is uw overdek» 2el; hy is aan uwe regterhand. De Zon zal u by dag niet hinderen: nog de Maan by nagt. Den Heer bewaard u van alle kwaad, den Heer bewaare uwe ziel. Den Heer bewaare uwen ingang en uwen uitgang:, van nu af tot in der eeuwigheid. Glorie zy den Vader, &c. Den 121. Psalm. Latatu-sJUm, GrV. IK was verblyd in 't geene my gezeid wierd: wy zullen gaan in 't Huis des Heeren. Onze voeten ftonden in uwe voorhoven, 6 Jerufalem ! Jerufalem is opgebouwd als een Stad, die wel te zamen gevoegd is. Want daar henen trokken de Stammen op, de Stammen des Heeren: 'tis een bevel aan Ifraël, om den Naam des Heeren te loven. Want aldaar waren regterftoelen gefteld; de ftoelen van Davids huis. Ver-  Te Ter tien na den Advent. ï 15 Verzoekt voor Jerufalem 't geene tot vrede diend: en dat 'er overvloed zy voor allen die u beminnen. Vrede zy in uw heir: en overvloed zy in uwe torens. Om myne broederen en myne naaften, fprafc ik voor u van vrede. Om het Huis des Heeren onzen God, zogt ik voor u 't geene goed is. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Als gy geboren zyt onuitfprekelyk uit een Maagd, doen zyn de Schriftuuren vervuld-» gelyk den regen in 't vlies, alzoo zyt gy nedergedaald, om dat gy zalig maken zoude hetMenfchelyke gefktgt: wy loven u onzen God. Capittel. Zeelef. 24. EN alzoobenikinZiongeveftigd, en inde geheiligde Stad heb ik desgelyks geruft, enift Jerufalem is myn magt. ft. God zy geloofd. f. De gratie is geftort in u lippen, ft. Daarom heeft u Godgebenedydin der eeuwigheid.Heere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer, y. Heere verhoord myn gebed, ft. En mynen roep kome tot u. GEBED ö /^Od! die door de vrugtbare MaagdelykVJT heid der zalige Maria, denmenfchelyken geflagt gaven der eeuwige zaligheid hebt gegeven: wy bidden u, gund ons dat wy haar gebed mogen gewaar worden: door wien wy verdiend hebben te ontfangen den autheur des levens, onzen Heere Jefum Chriftum uwen Zoon: die met  ïi5 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, met u leefd en regeerd in eenigheid des H. Geeft, een God in alle eeuwen der eeuwen. ft. Amen. f. Heere verhoord myn gebed. ft. En mynen roep kome tot u. y. Laat ons den Heere gebenedyden. ft. God zy geloofd. y. De Zielen der Gelovige moeten door Gods barmhertigheid ruften in vrede. ft. Amen. TE SEXTEN. Weeft gegroet Maria, &c. y. Od hebt agt tot mynder hulpe. vJ ft. Heere haaft u om my te helpen. Glorie zy den Vader, &c. Alleluja. H Y M N U S. Memento. GEdenkt werker onzer zaligheid, Dat gy in voorleden tyden, Uit de onbevlekte Maget geboren, Een wezen van ons Lighaam aangenomen hebt, Maria Moeder der gratie, Moeder der barmhertigheid, Befchermd ons voor den vyand, En ontfangt ons in de uure onzer dood. Glorie zy u Heere, Uit een Maget geboren, Met den Vader en den H. Geeft, In eeuwige tyden, Amen. Antipb. Den doorn die Moizes zag. Den 122. Psalm. Ad televavi, ö?/. TOt u heb ik myn oogen opgeheven, die in de Hemelen woond. Ziet gelyk de oogen der Knegten op de handen hunner Heeren; gelyk de oogen eener Dienftmaagd op de handen van haare Vrouwe: alzoo zyn onze oogen op den Heer onzen God, tot dat hy zich onzer ontferme. Ont-  Te Sexten na den Advent. 117 Ontfermt u onzer, Heere, ontfermt u onzer: want wy zvn van verfmadinge zeer vervult. Want onze Ziel is 'er zeer van vervult: zy is tot fpot der rylcen, en tot veragting der hovaardigen. Glorie zy den Vader, &c. Den 123. Psalm. Ni ft quia Dominus, &c. HAd den Heer niet met ons geweeftj dat Ifraël nu zegge: Had den Heer niet met ons geweefl: als de menfchcn tegen ons opftonden. Zy hadden ons zekerlyk levendig opgeflokt: als hun toorn tegens ons ontftak. Het water had ons gewiffelyk verflonden. Onze Ziel is gegaan door een waterbeek: zekerlyk zoude zy door een onverdragelyk water gegaan zyn. Gezegend zy den Heer, die ons nietten roof gegeven heeft aan minne tanden. Onze Ziel is, gelyk-een Muffche, los geraakt uit den ftrik des Jagets: de ftrik is gebroken en wy zyn 't ontkomen. J Onze hulp is in den naam des Heeren, die Hemel en Aarde gemaakt heeft. Glorie zy den Vader, &c. Den 124. Psalm. Qui confidunt, 6rV. Die op den Heer betrouwen, zyn als de Berg Zion: hy zal nooit ontroerd worden, die te Jerufalem woond. De Bergen omringen haar: en den Heer omringd zyn volk, van nu af tot in der eeuwigheid. Want den Heer zal niet toelaten, dat de roede der godlozen verblyve op 't lot der regtvaardigen : op dat de regtvaardigen hunne handen niet uitfteeken tot ongeregtigheid. Doet  i i8 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Doet wel, Heere, aan de goeden: en aan de geenen die opregt van herten zyn. Maar die zich begeven tot kromme wegen, zal den Heer geleiden met de kwaaddoenders. Vrede zy over Ifraël. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Den doorn die Moizes zag onverbrand, bekennen wy te zyn uw behouden loffelyke Maagdelykheid; Moeder Gods wilt voor ons bidden. Capittel. Ecclef. 24. EN ik ben geworteld in dat eerlyk Volk, en met het deel myns Gods is de erffeniffe van dien, en in de volheid der Heiligen is myn onthoudinge.ft. God zy geloofd. y. Gebenedyd zyt gy onder de Vrouwen. ft. En gebenedyd is de Vrugt uws Lighaams. Heere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. y. Heere verhoord myn gebed. ft. En mynen roep kome tot u. GEBED. ö /~10d! die door de vrugtbare MaagdelykVJ heid der zalige Maria, den menfchelyken geflagt gaven der eeuwige zaligheid hebt gegeven: wy bidden u, gund ons dat wyhaar gebed mogen gewaar worden: door wien wy verdiend hebben te ontfangen den autheur des levens, onzen Heere Jefum Chriftum uwen Zoon, die met u leefd en regeerdin eenigheid desH. Geeft, een God in alle eeuwen der eeuwen, ft. Amen. y. Heere verhoord myn gebed, ft. En mynen roep kome tot u. f. Laat  Te Nonen na den Advent. 119 f. Laat ons den Heere gebenedyden. ft. God zy geloofd. y. De Zielen der Gelovigen moeten door Gods barmhertigheid ruften in vrede. ft. Amen, TE NONEN. Weeft gegroet Maria, &c. f. Od hebt agt tot mynder hulpe. VJ ft. Heere haaft u om my te helpen* Glorie zy den Vader, &c. Alleluja. H Y M N U S. Memento. GEdenkt werker onzer zaligheid, Dat gy in voorlede tyden, Uit de onbevlekte Maget geboren, Een wezen van ons Lighaam aangenomen neb» Maria Moeder der gratie, Moeder der barmhertigheid, Befchermd ons voor den vyand, En ontfangt ons in de uure onzer dood. Glorie zy u Heere, Uit een Maget geboren, Met den Vader en den H. Geeft, In eeuwige tyden, Amen. Antipb. Ziet Maria. Den 125. Psalm. In convertendo, &c. ALs den Heer de gevangenen van Zion deed wederkeeren: zoo wierden wy als de geenen die vertrooft zyn. Toen wierd onze mond met vreugde vervuld: en onze tong met blydfchap. Toen zeiden zy onder de volkeren: Den Heer heeft groote dingen met hen gedaan. Groote dingen heeft den Heer met ons gedaan: wy zyn verheugd geworden. Heere, doet onze gevangenen te rugkeeren: dat zy zyn als eenen waterbeek in 't zuiden, j J J Die  ï20 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Die met tranen zaaijen, zullen met vreugde maaijen. ö Zy gingen geftadiglyk aan, weenden en wierpen hun zaad: maar dikwils zullen zy met vreugde komen, dragende hunne fchoven. Glorie zy den Vader, &c. Den 126. Psalm. Nifi quia Dominus, £rV. TEn zy den Heer het huis opbouwd, vrugteloos arbeiden zy die 'er aanbouwen, 't En zy den Heer de Stad bewaare, te vergeefs waakt hy die ze bewaard. Te vergeefs is 't datgy lieden opftaat voor den dag: ftaat op naar dat gy gezeten hebt, gy die 't brood der fmerten eet. , ^ hY aan zyne beminden zal flaap verleend Hebben: ziet zoo zullen de kinderen des Heeren erfdeel zyn: de vrugt des lighaams eene vergelding. Gelyk de pylen in de hand van eenen fterken: zoo zullen zyn de kinderen der geene die verjaagd waren. Gelukkig is den man die zynen wenfch daar van vol heeft: hy zal niet befchaamd ftaan als hy zyne vyanden zal toefpreken in de poorte Glorie zy den Vader, &c. Den 127. Psalm. Beati omnes, &c. GElukkig zyn zy allen die den Heer vrezendie in zyne wegen wandelen, want gy zult van den arbeid uwer handen eeten: gelukkig zyt gy, en 'tzal u wel gaan. Uwe Huisvrouw zal zyn als een vrugtbare Wyiiftok aan de zyde uws huis. Uwe kinderun zullen zyn als jonge Olyïfpruiten rondom uwe Ziet zoo zal den menfch gezegend worden die den Heer vreeft. Den  Te Nonen na den Advent. 121 Den Heer zegene u uit Zion: en 't gebeure u te zien het welvaren van Jerufalem, alle de dagen uws levens. Ziet ook uwe kindskinderen: den vrede over Ifraël. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Ziet Maria heeft ons gebaard den Zaligmaker, welken Joannes ziende heeft luide geroepen, zeggende: Ziet dat Lam Gods, ziet den geenen, die wegneemd de zonden des werelds. Alleluja. Capittel. Ecclef. 24 IN de ftraten, gelyk een Kaneel en welriekende Balfem, heb ik reuk gegeven, gelyk uitgekoren Mirrhe heb ik zoetigheid des reuks ge» geven. ft. God zy geloofd. y. Na de baringe zyt gy een onbevlekte Maget gebleven. ft. Moeder Gods weeft voor ons een Midde» lareffe. Heere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. y. Heere verhoord myn gebed. ft. En mynen roep kome tot u. GEBED. 6 Od! die door de vrugtbare MaagdelykVJT heid der zalige Maria, denmenfchelyken geflagt gaven der eeuwige zaligheid hebt gegeven: wy bidden u, gund ons dat wy haar gebed gewaar mogen worden, door wien wy verdiend hebben te ontfangen den autheur des levens, onzen Heere Jefum Chriftum uwen Zoone:' die metu leefd en regeerdin eenigheid des H. Geeft , een God in alle eeuwen der eeuwen, ft. Amen. F y. Hee-  tal Onzer Lieve Vrouwe Getyden, y. Heere verhoord myn gebed, ft. En mynen roep kome tot u. y. Laat ons den Heere gebenedyden. ft. God zy geloofd. y. De Zielen der Gelovigen moeten door Gods barmhertigheid ruften in vrede, ft. Amen. TE VESPEItEN. Weeft gegroet Maria, &c. f. Od hebt agt tot mynder hulpe. VJ ft. Heere haaft u om my te helpen. Glorie zy den Vader, &c. Alleluja. Antipb. ö Wonderlyke vereeninge. Den 109. Psalm. Dixit Dominus, &c. DEn Heer heeft tot mynen Heer gezeid: Zit aan myne regterhand; tot dat ik uwe vyanden tot eene bank uwer voeten ftelle. Den ftaf uwer magt zal den HeeruitZion doen komen: heerfch in 't midden uwer vyanden. By u is 't Vorftendom ten dage uwer kragt, in den grooten glans des heiligdoms: voor den dageraat heb ik u uit den fchoot geteeld. Den Heer heeft gezworen, en het zal hem niet berouwen: gy zyt Priefter in eeuwigheid volgens de wyze van Melchifedech. Den Heer is aan uwe regterhand: hy heeft in den dag zyner gramfchap de Koningen vernield. Hy zal regt doen onder de volkeren; hy zal de verwoeftingen vermenigvuldigen: hy zal ze verdelgen, die hoofden zyn in een talryk Land. Hy zal op den weg uit debecke drinken: daarom zal hy het hoofd opheffen. Glorie zy den Vader, &c. Antipb- 6 Wonderlyke vereeninge! denSchcpper des menfchelyken geflagt, aannemende een le-  Te Fe/peren na den Advent. 123 levendig Lighaam, heeft van een Maget willen geboren zyn, en is menfch voorts gekomen zonder zaat, en heeft ons medegedeeld zyn Godheid. Antipb. Als gy geboren zyt. Den 112. Psalm. Laudatepueri, &c. LOofd den Heer, gy dienaren: loofd den naam des Heeren. Den Naam des Heeren zy gezegend, van nu af tot in der eeuwigheid. Van den opgang der Zonne tot den ondergang iS den Naam des Heeren lof waardig. Den Heer is verheven boven alle volkeren: en boven de Hemelen is zyne heerlykheid. Wie is gelyk. den Heer onzen God, die in 't hooge woond. En op 't nederige in Hemel en op Aarde zyne oogen flaat. Die den armen uit het ftof opwekt: en uit den drek. den behoeftigen opregt. Om hem te zetten by de Vorften: by de Vorsten zyns Volks. Die de onvrugtbare doet woonen met eeii huisgezin : en maakt ze eene blyde moeder van kinderen. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Als gy geboren zyt onuitfprekelyk uit een Maagd, doen zyn de Schrifturen vervuld, gelyk den regen in 't vlies, alzoo zyt gy nedergedaald, om dat gy zalig maken zou het menfchelyk geflagt: wy loven u onzen God. Antipb. Den doorn die Moizes zag. Den 121. Psalm. Latatus, £fc. IK was verblyd in 't geene my gezeid wierd: wy zullen gaan in 't huis des Heeren. Fa On-  J24 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Onze voeten ftonden in uwe voorhoven ö Jerufalem. Jerufalem is opgebouwd als eene Stad, die wel te zamen gevoegd is. Want daar heenen trokken de Stammen op, de Stammen des Heeren: 't is een bevel aan Ifraël, om den Naam des Heeren te loven. Want aldaar waren de Regtcrftoelen gefteld: de ftoelen van Davids huis. : Verzoekt voor Jerufalem 't geene tot vrede diend: en dat 'er overvloed zy voor allen die u beminnen. Vrede zy in uw heir: en overvloed zy in uwe torens. Om myne broederen en myne naafien, fprak ik voor u van vrede. Om het huis des Heeren onzen God zogt ik voor u 't geene goed is. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Den doorn die Moizes zag on verbrand, bekennen wy te zyn u behouden loffelyke Maagdelykheid, Moeder Gods zyt voor ons een Middelarefie. Antipb. De wortel Jefie heeft voortgefproten. Den 12(5. Psalm. Niji Dominus, &c. TEn zy den Heer het huis opbouwe: vrugteloos arbeiden zy die 'er aan bouwen. 'tEn zy den Heer de Stad beware; te vergeefs waakt hy die ze bewaard. Te vergeefs is 't dat gy lieden opftaatvoor den dag: ftaat op naar dat gy gezeten hebt, gy die 't brood der fmerten eet. Als hy aan zyne beminden zal flaap verleend hebben: ziet zoo zullen de kinderen des Heeren erfdeel zyn; de vrugt des Jighaams eene vergelding. Ge-  Te Vefperen na den Advent." 125 Gelyk de pylen in de hand van eenen Herken: zoo zullen zyn de kinderen der geene die verjaagd waren. Gelukkig is den man die zynen wenfch daar van vol heeft: hy zal niet befchaamd ftaan als hy zyne vyanden zal toefpreken in de poorten. Glorie zv den Vader, &c. Antipb De wortel Jefie heeft voortgefproten, uit Jacob is ecnSterre opgcftaan, een Maget heeft gebaard den Zaligmaker, wy loven u onzen God. Antipb. Ziet Maria. Den 147. Psalm. Lauda Jerufalem, &e. LOofd den Heer, 6 Jerufalem: loofd uwen God, ó Zion. Want hy heeft de grendelen uwer poorten verfterkt: hy heeft uwe kinderen binnen u gezegend. Hy is 't die uwe grenzen in vrede gefteld heeft: en verzaad u met 't vette des koorns. Die zyn uitfpraak op de aarde zend: zyn woord loopt fnellyk. Die den fneeuw doet vallen als wolle: en ftrooid den nevel uit als aflche. Die zyn ys afwerpt als briezelingen: wie zal zyne koude konnen verdragen? Hy zal zyn woord uitzenden en ze doen fmelten: zyn wind zal waaijen en de wateren zullen vloeden, , Hy is 't die aan Jacob zyn woord verkondigd: zyne geregtigheden en vonnhTen aan Ifraël. Alzoo heeft hy niet gedaan aan alle volkeren: en hy heeft hen zyne regten niet bekend gemaakt. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Ziet Maria heeft ons gebaard den Zaligmaker , welken Joannes ziende, heeft luide geF 3 roe-  12ö Onzer Lieve Vrouwe Getyden, roepen, zeggende: Ziet dat Lam Gods, zietden geenen die weg neemd de zonden des werelds. Alleluja. Capittel. Ecclef. 24. VAn den beginne, en voor de tyden ben ik gefchapen, en tot de toekomende wereld en zal ik niet ophouden, en in de heilige woninge heb ik voor hem gediend, ft. God zy geloofd. H Y M N U S. Ave Maris. WEeft gegroet Zeefterre, Heilige Moeder Gods, En altyd Maget, Gelukkige poorte des Hemels. Gy ontfangende de groetenis Uit Gabriëls mond, Beveiligd ons in vrede, Veranderende den Naam van Eva. Ontbind de banden der misdadigen, Brengt voorts een ligt der Blinden, Verdryft alle ons kwaad, Verwerft ons alle goed. Toond dat gy Moeder zyt, Dat hy door u ontfangt onze gebeden, Die om onzen 't wille, Uwen Zoon heeft willen zyn. ó Zonderlinge Maget, Boven alle andere zagtmoedig, Maakt ons vry van zonden, Rein en zagtmoedig. Verleend ons een zuiver leven, Beryd ons een vry en en zekere weg, Op 'dat wy Jefus ziende, Met hem altyd verblyden. Lof zy God den Vader, Prys Chrifto den Alderhoogfte, En  Te Vefperen na den Advent. lij En den H. Geelt, De drie Perfonen een Eere. ft. Amen. f. De gratie is geftort in u lippen. _ ft. Daarom heelt u God gebenedyd m der eeuwigheid. Antipb. Een groote verborgentheid. Den Lofzang Maria. Luc. i. Magnificat. MYn Ziele maakt groot den Heer. En mynen geeft heeft hem verheugd in God mynen Zaligmaker. Want hy heeft aangezien de ootmoecugneia zyner Dienftmaagd: want ziet van dezen tyd voorts zullen my zalig noemen alle geflagten. . Want hy heeft groote dingen gedaan die magtig is: en heilig is zynen Naam. En zyn barmhertigheid is van geflagte tot geflagte de geenen die hem vrezen. Hy heeft kragt gedaan door zynen arm-, hy heeft de hovaardige verftrooid met den zin haars herten. ' \, „ , Hy heeft de magtige afgezet tut den ftoel: en hy heeft verheven de ootmoedige. De hongerige heeft hy met goeden vervuld: en de ryke heeft hy ydel gelaten. Hy heeft ontfangen Ifraël zyn Kind: gedagtig wezende zynder barmhertigheid. Gelyk hy gefproken heeft tot onze Vaderen: Abraham en zynen zade in der eeuwigheid. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Een groote verborgentheid des erflenifle; den buik van een Maagd, geen Man kennende, is geworden een Tempel Gods, hy en is niet befmet geworden, uit haar vlecfch aannemende, alle volkeren zullen komen, zeggende : Glorie zy u Heere. Heere ontfermt u onzer. F 4 Chirs-  128 ^ Onzer Lieve Vrouwe Getyden, Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. T. Heere verhoord myn gebed. . ft. En mynen roep kome tot u. GEBED. & C2.0d- dJe^oor devrugtbareMaagdelykheid VJ der zalige Maria, het mcnfchelykgeflagte, gaven der eeuwige zaligheid hebt gegeven: wy bidden u, gund ons dat wy haar gebed mogen gewaar worden: door wien wy verdiend hebben te ontfangen den autheur des levens, onzen Heere Jefum Chriftum uwen Zoone, die met u leefd en regeerd in eenigheid desH. Geeft, een God in alle eeuwen der eeuwen, ft. Amen. v Aan de Heiligen. Antipb. 6 Alle Gods Heiligen wilt u gewaardigen te bidden voor onze en aller menfehen zaligheid. y. Verblyd u in den Heere, en verheugd u gy regtvaardige. ft. En glorieert alle die opregt van herten zyt GEBED. ê TTEere behoed u volk, dat betrouwende is X J. op het voorbidden derH. Apoftelen Petrus enPaulus, en alle andere Apoftelen, enwilt haar met uw eeuwige befcherminge bewaren. Wy bidden u Heere, dat alle uwe Heiligen ons in alles helpen: op dat wy hun verdienften gedenkende, hun befcherminge mogen gevoelen: En verleend vrede in onze tyden: En verdryft van uwe Kerke alle boosheid, befchikt onzen weg, werken en willen, mede van alle uwe Dienaars in devoorfpoed uwer Zaligheid: geeft onze weldoenders de eeuwige goederen, en verleend alle ge-  Te Completen na den Advent- 129 i1 gelovige Zielen der overledene de eeuwige ruit I Door onzen Heere Jefum Chriftum uwen Zoon, ! die met u leefd en regeerd in eenigheid des H. Geeft, God in alle eeuwen der eeuwen, ft. Amen. f. Heere verhoord myn gebed, ft. En mynen roep kome tot u. f. Laat ons den Heer gebenedyden. ft. God zy geloofd. f. De Zielen der Gelovige moeten door Gods barmhertigheid ruften in vrede, ft. Amen. TE COMPLETEN. Weeft gegroet Maria, &c. f T>Ekeerd ons God onzen Zaligmaker. ' J3 ft. En keerd uwe gramfchap van ons. f. God hebt agt tot mynder hulpe. ft. Heere haaft u om my te helpen. Glorie zy den Vader, «Sec. Alleluja. Den 128. Psalm. Sapeexpugnaverunt, &c. DIkmaals hebben zy my beftreden van myn jeugd af, zegge nu Ifraël. Dikmaals hebben zy my beftreden van myne ieu«d af: dog zy hebben my niet overwonnen. Op mynen rugge hebben de kwaaddoenders gefmeed: zy hebben hunne ongeregtigheden verlengd. Den Heer, dieregtvaardigis, heeft de nekken der godlozen in ftukken gehouwen. Dat zy befchaamd en te rug gedreven worden allen die Zion haaten. Dat zy worden als 't gras op de daken: t geene verdord is, al eer men het uittrekt. Waar van de maaijer zyne hand niet vuld: nog zynen fchoot die de fchoven vergaderd. F 5 Es  130 Onzer Lieve Vrouwe Getyden, En die 'er voorby gaan niet zeggen: De zegen des Heeren zy over ulieden: wy zegenen ivin den name des Heeren. Glorie zy den Vader, &c. Den 129. Psalm. Deprofundis, &c. Uit de diepten heb ik tot u geroepen, Heere : Heere verhoord myne ftem. Laat uwe ooren luifteren naar de ftem myner fmekinge. Indien gy, Heere, de ongeregtigheden aanmerkt, Heere, wie zal beftaan? Om dat 'er by u genade is: en om uwe Wet heb ik u verbeid, Heere. Myne ziel heeft verbeid op zyn woord: myne ziel heeft gehoopt op den Heere. Dat Ifraël op den Heere hoope, van de morgenftond af tot 's nagts toe. Want by den Heer is barmhertigheid: en by hem is overvloedige veiioffinge. En hy zal Ifraël verloffen uit alle zyne ongeregtigheden. Glorie zy den Vader, &e. Den 130. Psalm. Dominenon, gfc. HEere, mynhertheeftzignietverhoogt: nog myne oogen hebben zig niet verheven. Ook heb ik niet gewandeld in groote en wondere dingen, die boven my zyn. Indien ik geen nederig gevoclenhad: maarmyne ziel verhefte gelyk een gefpeenden is by zyne Moeder; alzoo zy de vergelding aan myne ziele. Dat Ifraël op den Heere hoope, yan nu af tot in der eeuwigheid. ■ Glorie zy den Vader, &c. HYM-  Te Completen na den- Advent. 131 H Y M N U S. Memento. GEdenkt werker onzer zaligheid, Dat gy in voorleden tyden, i Uit de onbevlekte Maget geboren, i Een wezen van ons Lighaam aangenomen hebt, Maria Moeder der gratie, '! Moeder der barmhertigheid, Befchermd ons voor den vyand, i En ontfangt ons in de uure onzer dood. IGlorie zy u Heere, Uit een Maagd geboren, Met den Vader en den H. Geeft, In eeuwige tyden, Amen. Capittel. Ecclef. 24. IK ben een Moeder der fchoonder liefde, en vrezen, en der grootheid, en der heiliger hope. ft. God zy geloofd, y. Bid voor ons H. Moeder Gods. ft. Dat wy waardig worden der beloften Chrifti. Antipb. Een groote verborgentheid. Den Lofzang van Simeon. L u c. 2. Nunc dimittus. HEere laat uwen Dienaar, na u woord in vrede. Want myn oogen hebben gezien uwen J Zaligmaker. Den welken gy bereid hebt voor 't aanfchyn ii van alle volkeren. En ligt tot verligtinge der Heidenen, en ter j glorie van u volk van Ifraël. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Een groote verborgentheid der erffe!-) niffe; den buik van een Maagd, geen Man keni l nende, is geworden een Tempel Gods: hyenis ïïf niet befmet geworden, uit haar vleefch aanneI mende; alle volkeren zullen komen, zeggende: 1 Glorie zy u Heere. F § Hee-  33* Onzer Lieve Vrouwe Getyden, £rV. Heere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer, y. Heere verhoord myn gebed, ft. En mynen roep kome tot u. 6 Od! die door de vrugtbare MaagdelykVJ heid der zalige Maria, het menfchelyk geflagte, gaven der eeuwige zaligheid hebt gegeven: wy bidden u, gund ons dat wy haar gebed mogen gewaar worden: door wien wy verdiend hebben te ontfangen den autheur des- levens, onzen Heere Jefum Chriftum uwen Zoone, die met u leefd en regeerd in eenigheid des H, Geelt, een God in der eeuwigheid der eeuwigheden, ft. Amen. t. Heere verhoord myn gebed. ft. En mynen roep kome tot u. y. Laat ons den Heere gebenedyden. ft. God zy geloofd. ONs gebenedyde en beware den Almagtigen en barmhertigen Heere, den Vader, den Zoon, en den H. Geeft. ft. Amen. Nu zeid men deze Antipbona, Heilige Moeder des Vertoners, &c. die ftaat pag. 98, met bet Gebed; Onzen Vader, &c. Weeft gegroet, &c. Ik gelove, &c. GEBED. Benedictie. VI-   w  133 VIGILIËN VOOR DE OVERLEDENEN. Dit Officie voor de Overledenen word geheel gelezen , dat is met de drie Noiïurne of negen heffen of AlderZielendag, en op den Sterfdag of Jaargetydevan eenige Perzoon, en dan worden die Antipbonen verdubbeld, en men leeft een bezonder Gebed. Enagter de Pfalmen, Heere geeft, &c. TE VESPEREN. Antipb. Ik zal den Heere behagen. Den 114. Psalm. Dilexi, êrV. *K bemin, om dat den Heere de ftem myns gebeds verhoord. Dewyl hy zyn oor tot my geneigd heeft, daarom zal ik hem aanroepen in rrwn*=> Hïio-pn De pynen des doods hebben my omcingeld, en de gevaren der hellen waren my ontmoet: ik vond verdrukking en fmert. En riep den Naam des Heeren aan: Verloft, ê Heere, myne ziel. Den Heer is barmhertig en regtvaardig, en onze God is 't die ontfermt. > Den Heer behoed de kleinen: als ik verdrukt was, heeft hy my verloft. F 1 Kecrd  134- Vefperen voor Keerd weder, myne ziel, tot uwe ruft: want den Heer heeft u wel gedaan. Want hy heeft myn ziel verloft van de dood • myne oogen van tranen, myne voeten van val- Ik zal den Heere behagen in 't land der levenden. Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. Antipb. Ik zal den Heere behagen in het land der levende. Antipb. Ay my. . Den 119. Psalm. Ad Dontimm, £rY. TK nep tot den Heer in myn verdrukkinge: en JL hy heeft my verhoord. Heere verloft myne ziel van de booze lippen, en van de bedriegelyke tonge. Wat zal men u geven, of wat zalmen u by de valfche tongen toevoegen? 't Zyn fcherpe pylen van een magtigen: en verwoeftende kolen. Wee my! dat myn vreemdelingfchap zoo lange duurt: dat ik woone onder de inwoonders van Cedar. Zeer lange zweeft myne ziel in vreemde °eWeften. ö . Met den geenen, die den vrede haten, was ik vreedzamig: als ik hen toefprak, beftreden zy my zonder reden. . Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. Antipb. Ay my, want myne pelgrimagie verlengd is. Antipb. Den Heere bewaard u. Den 120. Psalm. Levavi, &>c. MYne oogen heb ik opgeheven naar de Bergen: van waar myne hulp komen zal. My-  de Overledenen. 135 Myne hulp is van den Heere, die Hemel en Aarde gemaakt heeft. Dat hy doch uwen voet niet laat ftruikelen: en dat hy niet fluimere die u bewaard. Ziet hy zal niet fluimeren, nog flapen, die Ifraël behoed. Den Heere bewaard u, den Heer is uw overdekzel: hy is aan uw regterhand. De Zon zal u by dag niet hinderen; nog de Maan by nagt. Den Heer bewaarduvanalle kwaad: denHeer bewaare uwe ziel. Den Heer bewaare uwen ingang en uwen uitgang: van nu af tot in der eeuwigheid. Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. Antipb. Den Heere bewaare u van alle kwaad: den Heere bewaare u ziele. Antipb. Is 't dat gy de boosheden. Den 129. Psalm. De profundis, &c Uit de dieptens heb ik tot u geroepen, Heere : Heere verhoord myne ftem. Laat uwe ooren luifteren naar de ftem myner Indien'gy, Heere, de ongeregtigheden aanmerkt, Heere, wie zal beftaan? Om dat 'er by u genade is: en om uwe Wet heb ik u verbeid, Heere. Myne ziel heeft verbeid op zyn woord: myne ziel heeft gehoopt op den Heere. Dat Ifraël op den Heere hoope, van de morgenftond af tot 's nagts toe. Want by den Heer is barmhertigheid: en by hem is overvloedige verlollinge. En hy zal Ifraël verloffen, uit alle zyn ongeregtigheden. Hee-  I3<5 Vefperen voor Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. Antipb. Is 't dat gy de boosheden gade flaat Heere: Heere wie zal 't verdragen. Antipb. De werken uwer handen. Den 137. Psalm. Conjïtefor, £fc. IK zal u loven, Heere, uit geheel myn herte: om dat gy de woorden myns monds verhoord hebt. Voor 't aanfchyn der Engelen zal ik u lof zingen. Ik zal aanbidden tot uwen heiligen Tempel : en uwen Naam loven over uwe barmhertigheid en over uwe waarheid: want gy hebt uwen heiligen Naam boven al verheven. Op wat dag ik u aanroepen zal, verhoord my: gy zult de kragt in myne ziele vermenigvuldigen. Dat alle de Koningen der aarde u loven, Heere: want zy hebben alle de woorden uws monds. gehoord. En dat zy zingen van de wegen des Heeren: ■ Want de heerlykheid des Heeren is groot. Want den Heer is verheven, en ziet het nederig aan: en 't geene hoog is kend hy van verre. _ Is 't dat ik wandel in 't midden der verdrukkinge, zoo zult gy my doen leven; en gyzult uwe hand tegen de gramfchap myner vyanden uitfteken, en uwe regterhand zal my behouden. J)en Heer zal voor my vergelding doen: Heere, uwe barmhertigheid is in der eeuwigheid: verfinaat niet de werken uwer handen. Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. Antipb. De werken van uwe handen en wilt Heeie niet verfmaden. t. Ik  de Overledenen. 137 j f. Ik hebbe gehoord een ftemme uit den Hemel, tot my zeggende: ft. Zalig zyn de dooden die in den Heere fterven. Antipb. Al wat my den Vader geeft. Den Lofzang Maria. Luc. ï. Magnificat. MYn ziel maakt groot den Heer. En mynen geeft heeft hem verheugd in God mynen Zaligmaker. "Want hy heeft aangezien de ootmoedigheid zyn 'er Dienftmaagd: want ziet van dezen tyd voorts zullen my zalig noemen alle geflagten. Want hy heeft groote dingen gedaan die mag:tig is: en heilig is zynen Naam. En-zyn barmhertigheid is van geflagte tot geflagte : den geenen die hem vrezen. Hy heeft kragt gedaan door zynen arm: hy heeft de hovaardige verftrooid met den zin huns herten. Hy heeft de magtigen afgezet uit den ftoel: en hy heeft verheven de ootmoedige. Den hongerige heeft hy met goederen vervuld; en de ryke heeft hy ydel gelaten. Hy heeft ontfangen Ifraël zyn Kind: gedagtig wezende zynder barmhertigheid. Gelvk hy gefproken heeft tot onze Vaderen: Abraham en zyne zade in der eeuwigheid. Heere geeft haarlieden dé eeuwige rufte. En dat eeuwig' ligt verligte haarlieden. Antipb- Alwatmy den Vader geeft, komt tot my: en die tot my komt, en zal ik niet buiten i werpen. Onzen Vader, &c. Knielende, gelyk ook de na1: volgende Pfalm en Verzen. y. En leid ons niet in bekoringe. ft. Maar verloft ons van den kwaden. Als  138 Vtfperen voor Als men leeft de Vigiliën met drie NoBtcrnen of negen LeJfen,zoo leeft men niet deze navolgende Pfalm, Loofd myne ziel den Heer, &c. Maar wel die Verfen, Refponforien en V byzonder Gebed, als daar va volgd. Den 145. Psalm. Lauda anima mea, &c. LOofd myne ziel den Heer. Ik zal den Heer loven in myn leven: mynen God zal ik Pfalm zingen, zoo lang ik 'er wezen zal. Wilt niet betrouwen op de Vorften: op der menfchen kinderen, in dewelke geen heil is. De geeft daar van zal 'er uitgaan: en zy zulten wederkeeren tot hunne aarde: ten dien dage zullen alle hunne gedagten vergaan. ■ Gelukkig is hy, wiens helper de God van Jacob is: welkers hoop is op den Heer zynen God. Die Hemel en Aarde; de Zee, en al wat in hen is , gemaakt heeft. Die de waarheid waarneemd in der eeuwigheid: die, den geenenongelyklyden, regtdoet; die de hongerigen fpyft. Den Heer ontbind de geboeiden. Den Heer maakt de blinden ziende; den Heer regtze op die verbryzelt leggen, den Heer bemind de regtvaardigen. . Den Heer bewaard de Vreemdelingen; Wezen en Weduwen zal hy befchermen: en de wegen der kwaaddoenders zal hy te niet doen. Den Heer zal heerfchen in der eeuwigheid: uw God, ö Zion van geflagte tot geflagte. Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. - f. Van de poorten der hellen. ft. Verloft Heere haare zielen. f. Zy moeten ruften in vrede. ft. Amen. f. Hee-  de Overledenen. 13$ f. Heere verhoord myn gebed, ft.' En mynen roep kom. tot u. GEBED. A/^od! die onder de AooftoHfchcP (j met de Butchopreïj . ol Priefta waardigheid uw Dienaar hebt b eg 5 a - » } 1 u verleend hem in de hemel fc r>C < teug< lyk in hun gezelfchap te verzaden. 6 /^Od' die zyt een uitdeelder der genaden, \J en een liefhebber der menfehen zaligheid: Wv bidden uwe goedertierendheid, wilt de Broeders en Zufters onzer Vergadcringe, en onze WeldoSnders, die uit deze" wereld geleiden zvn door 't geftadig Gebed der zalige Maget Maria, en alle uwe Heiligen verkenen de gemeenfehap der eeuwige zaligheid. /S /^Od' Schepper en Verioffer aller GeloviV T gen verleend de Zielen uwer Dienaren en Dienareirenvergiffeniffe van allehaare zonden: op dat zy den Aflaat, die zy altyd begeert hebben door devote gebeden mogen verkrygen: Die leefd en regeerd in alle eeuwen der eeuwen. '■ R:. Amen. . _ Heere °eeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. f. Laat ze ruften in vrede, ft. Amen. Andere verfcheide Gebeden voor de Overledenen, ziet beneden agter de Laudes. Eet navolgende Invitatorium leeft men opAlder-ZielendagTen zoo dïkwils als men leeft die drie Nocturnen ; anders flaat men dat voorby, en men begint van de Antiph. en Pfalm dien dag vallende in dezemaniere: Maandagse» Donderdags de cerfte Notlurne: Dingsdags en Vrydags de twee-  Uo De Zielen Vigiliën NoSe"^ W°CnSda^s en Zaturdags de derde Invitatorium. laa?on^S/V3eV1,e dinSen ,evên; Komt gen leven? D°Q K°ning ™ alle din- Konit laat ons aanbidden. TER METTEN TYD. Den 94. Psalm. Ventteexultemus, &>c. TT" Omt laat ons voor den Heere blyde zvn • ^^n HeiSndVreUgCie ger°ep maken V00r óod Laat ons zyn aanfchyn te gemoet gaan met ioi: laat ons hem juichen met Pfalmen. Den Koning wien alle dingen leven: Komt laat ons aanbidden. Want den Heere is een groote God: en een groote Koning boven alle Goden. ° U' en een Want alle de palen der aarden zyn in zyne hand. en de hoogtens der bergen zyn de zyne. Komt laat ons aanbidden. Want de Zee behoord hem toe: en hv heeft toebS Cn 'C dr°°ge hebben zyn ^anden w°mt' laat ons a^Wdden en nedervallen: iaat ons weenenvoor den Heere die ons gemaakt Want hy is den Heer onzen God: en wy zvn 1 volk zyner weide, en de fchapen van zyne hand. JJen Koning wien alle dingen leven: Komt laat ons aanbidden. hcntiZ'J00^7,^ ftem hoord> wilt uwe nerten niet verharden. Gelyk als in de verbitteringe: gelyk als ten aage der terginge in de Woeftyne: alwaar my uwe  Ter Metten Tyd. 141 mwe Vaders getergd hebben-, my beproeft, en toyne werken gezien hebben, i Komt laat ons aanbidden. 1 Veertig jaren lang was ik verftoord op datgeflagt; en zeide: Altyd dwalen zy met 'therte. En zy hebben myne wegen niet gekend: zy .»,-, vniipn in mvnp rufte niet ingaan, gelyk ik in 'myne gramfchap gezworen heb. Den Koning wien alle dingen leven: Komt laat ons aanbidden. . Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. Den Koning wien alle dingen leven: Komt laat ons aanbidden. DE EERSTE NOCTURNE. Voor des Maandags en Donderdags. Antipb. Befchikt. Den 5. Psalm. Verba mea, &c. HEere, aanhoor myne woorden? neem agt op myn geroep. Let op de ftemme van myn gebed, myn Koning en myn God. Want tot u zal ik bidden: Heere, 's morgens zult gy myne ftem verhooren. 's Morgens zal ik by u ftaan, en befchouwen: want gy zyt geen God, die de ongeregtigheia begeert. De kwaadwillige zal by u ook met wonen: nog de onregtvaardigen zullen blyven voor uwe oogen. . , ., , , Gv haat allen, die ongeregtigheid bedryven. gy zult hen allen vernielen, die leugentaal fprebJ ken. 1  142 Be Zielen Vkilien ken Den Heer heeft een grouwel van den bloeddorftigen en van den bedrieger. Maar ik zal door de menigvuldigheid uwer barmhertigheid ingaan in uw Huis: ik zal aanbidden by uwen heiligen Tempel in uwe vreeze. Heere, geleid my in uwe regtvaardigheid • om myne vyanden maak voor u aanfchyn mynen weg regt. Want daar is in hunne mond geen waarheid* hun hert is ydel. ' Een open graf is hunne keel, zy handelden bedriegelyk met hunne tongen: veroordeel ze, God. Laat ze vervallen van hunne geda°tenverdryft ze om de menigte hunner goddeloosheden: want zy hebben u getergd, Heere . laat ze blyde zyn allen, die op u hoópen: in der eeuwigheid zullen zy zig verheugen- en gy zult onder hen wonen. En zy zullen grootclyks m u verblyd zyn, allen die uwen Naam hel hebben. Want gy zult den regtvaardigen zegenen. Heere, gy hebt ons met uwe goedguniti°teid, als met een fchild omringd. Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. Antipb. Befchikt, ö Heere mynen God, in u aanfehouwen mynen weg. Antipb. Werd omgekeerd Heere. Den <5, Psalm. Domine ne in furore, &c. HEere, ftraft my niet in uwe verbolgentheid, nog kaftyd my niet in uwe gramfchap. Ontfermt umyner, Heere, want ik ben zwakgeneeltmy, Heere, want myne beenderen zvn ontfteld. ' : En myne ziel is zeer ontroerd; maar gy Heere, hoe lange ? Keer  Ter Metten Tyd. 143 Keer u om, Heere, en verloft myne ziele, behoud my om uwe barmhertigheid. Want daar is memand, die in de' dood uw ^edagtig is: en wie zal u loven in de hel e. Ik bén vermoeid van zugten; ik zal alle nagten myn bed waffchen: met myne tranen zal tic myne railplaats begieten. Myn oó> is van de verbolgentheid ontroerd, ik ben veroudert onder alle myne vyanden. Gaat weg van my allen, die ongeregtigheid bcdryft: want den Heer heeft de ftem myns weenens verhoord. Den Heer heeft myn fmeken gehoord. den Heer heeft myn gebed aangenomen. Laat alle myne vyanden zeer befchaamd en ontfteld worden: dat zy zig zeer haaitelyk omkeeren, en zig fchamen. Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. Antipb. Werd omgekeerd Heere, en verloft myn ziele: want daar is niemand in de dood die uws gedagtigis. Antipb. Op dat hy niet en grype. Den 7. Psalm. Domine Deus, HEere myn God, op u heb ik myne hoope gefteld: verloft my van allen, die my vervolgen , en behoed my. Op dat-hy te eeniger tyd myne ziele nietroove, als een leeuw: terwyl 'er niemand is om te verloffen, of om te behoeden. HeeremynGod, zoo ik zulks gedaan heb: zoo 'er onregt in myne handen is. Indien ik het kwaad, waar zy my mede beloonden, vergoldenheb: dat ik dan te regt door myne vyanden nedergeftort en verydelt worde. Dat myn vyandmyne ziel veryolge en aantas.-  144 , De Zielen Vigiliën te, myn leven ter aarde treede: en mynen roem tot ftof brengen. Staat op, Heere, in uwe gramfchap: en verhef u tuflehen de palen myner vyanden. En regt u op, Heere myn God, volgens 't gebod, het welk gy bevolen hebt, en de vergaderinge der volkeren zal u omringen. En om haar keer weder naar boven. Den Heer oordeeld de volkeren. Oordeeld my, Heere, volgens myne regtvaardigheid: en volgens de onnozelheid, die in my is. De boosheid der zondaren zal vernield worden, en den regtvaardigen zult gy voorfpoedig maken: gy, God, die de herten en de nieren doorgrond. * Myne regtvaardige hulpe is van den Heere: welke de geenen, die opregt van herte zyn, verloft. God is een regtvaardig regter, hy is fterk en langmoedig: vertoornd hy zig niet alle dagen. Ten zy gy u lieden niet bekeerd, hy zal zynen degen zwaaijen: hy heeft zynen boog gefpannen, en hem bereid. En hy heeft 'er doodelyke fchigten op gefteld: zyne pylen heeft hy tegen de hittige vervolgers vervaardigd. Zie, hy was in den arbeid van ongeregtigheid: van fmerte ging hy zwanger, en baarde boosheid. Hy heeft eenen kuil geopend, en hem uitgegraven: en is in de gragt gevallen, die hv gemaakt heeft. Zyne fmert zal op zyn hoofd wederkeeren: en op zyn kruin zal zyn ongeregtigheid vallen. Ik zal den Heer pryzen volgens zyne geregtigheid: en ik zal den Naam des Heeren, des Alderhoogften, lof zingen. Hee-  Ter Metten Tyd. 145 '\' Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. 3 En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. I Antipb. Op dat hy niet en grype als een leeuw limyn ziele; als 'er niemand en is, die vcrloflc of zalig make. j f. Van de poorten der hellen. I ft. Verloft Heere hunlieden zielen. Onzen Vader, In flilte de refte, &c. De eerfle heffe. Job 8. SPaard my Heere, want myn dagen en zyn niet. Wat is den menfch, dat gy hem groot maakt, of waartoe ftcld gy u herte tot hem ? Gy bezoekt ihem des morgens vroeg, en haaltelyk proeft gy |hem. Hoe lange en zult gy my niet fparen? nog my niet toelaten dat ik myn fpeekzel mogt izwelligen? Ik hebbe gezondigd: wat zal ik u jdoen ó bewaarder der menfchen? waarom hebt gy my tegen u gefteld, en ik ben my zeiven 1 zwaar geworden? Waarom ncemd gy myn zon. den niet weg, en waarom enhaald gy myn boosheid niet af? Ziet ik zal nu in 't ftof der aarden ;fiapen, en is 't datgymy's morgens vroegzoekt, 1 zoo en zal ik dan niet wezen. ft. Ik gelove dat mynen Verloffer leefd, en in ï den laatften dag zal ik van der aarden verrvzen. jEn in myn vleefch zal ik zien God mynen Za'., ligmaker. t. Den welken ik zeiver zien zal en geen anrder, en myn oogen zullen hem aanfehouwen. ft. En in myn vleefch zal ik zien God mynen 1 Zaligmaker. De tweede heffe. Job 10. MYne ziele verdriet haars levens, ik zal myn fprake tegen my laten gaan. Ik zal fpre;ken in de bitterheid myn der ziele, ik zal God G zeg-  I4ó" Be Zielen Vigiliën zeggen: en wilt my niet verdoemen. Geeft my te kennen waarom dat gy my aldus oordeeld? Dunkt u goed te wezen, dat gy my te onregt vervolgt, en verdrukt my, het werk uwer handen, en dat gy den raad der ongoddelyken helpt? hebt gy vleefchelyke oogen, of zult gy zien gelyk een menfche ziet? Zyn u dagen ook gelyk eens menfchen dagen? en u jaren gelyk der menfchen tyd? Dat gy myn boosheid zoekt, en myn rechtvaaraigneici onaerzoeKtr en aar gy weet, want ik niet ongoddelyks gedaan en hebbe, gemerkt dat niemand en is, die uit uwe handen zouden mogen verloflen. ft. Die den Hinkenden Lazarus uit den grave verwekt hebt: gy Heere geeft haar rufte en plaatze van genaden. f. Die zult komen oordeelen levende endooden, en de wereld door 'tvuur. ft. Gy Heere geeft haar rufte en plaatze van genade. Be derde LeJJe. Job io. UHanden, Heere, hebben my gemaakt, en my rontsom henen gearbeid en worpt gy my zoo onverzienelyk van boven neder? Gedenkt (bid ik) dat gy my gemaakt hebt gelyk flym, en tot ftof zult gy my wederom brengen. En hebt gy my niet als melk gemolken, en my als eenen kafe geronnen? Met vel en vlees hebt gy my gekleed, met beenderen en zenuwen hebt gy my te zamen gevoegd, 't leven en barmhertigheid hebt gy my gegeven, en u bezoekinge heeft mynen geeft bewaard. ft. Heere als gy zultkomen oordeelen het Aardïyk, waar zal ik my verbergen, voor ?taanzigt aawer gramfchap ? Wantik hebbe zeer gezondigd in myn leven, Jk  Ter Metten Tyd. 147 y. Ik. vreeze myn misdaden, en fchame my vooru? Als gy zult komen oordeelen, en wilt my niet verdoemen. ft. Want ik hebbe zeer gezondigd in myn leven. f. Heere geeft haarlieden de eeuwige ruft. ft. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. Want ik hebbe zeer gezondigd in myn leven. Als men maar een Nofturne leeft, zoo gaat men voorts tot de Laudes. DE TWEEDE NOCTURNE. Voor des Dingsdags en Vrydags. Antipb. In de plaatfe der weiden. Den 22. Psalm. Bominus regit, £fc. DEn Heer beftierd my: en my zal niets ontbreken. In eene grazige plaatze heeft hy my gefteld. • Hy heeft my opgevoed byverfriffchende wateren. Hy heeft myne ziel herfteld. Op de paden der •gcregtigheid heeft hy my geleid om zynen naam. Ook al wandelde ik in 't midden van de fchatluwe des doods, ^zoo zal ik geen kwaad vrezen: aangezien gy met my zyt. Uw ftok en uw ftaf zyn 't die my vertrooft hebben. Gy hebt een tafel voor myn aanfchyn toegeregt, tegen over de geenen die my verdrukken. Gy hebt myn hoofd met olie gezalfd: en hoe kos* telyk is myn dronkenmakende beker. En uwe barmhertigheid zal my volgen alle de dagen myns levens: op dat ik langen tyd woone in 't huis des Heeren. Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwige ligt verligte haarlieden. G 3 Antipb.  J48 De Zielen Vigiliën Antipb. In de plaatfe der weide daar heeft hy my gefteld. Antipb. De verzuimeniffen. Den 24. Psalm. Ad te Domine, &9c. TOt u, HeeTe, heb ik myne ziel opgeheven. Myn God, op u betrouw ik, laat my niet befchaamd worden. En laat niet toe dat myne vyanden my uitlachgen: want niemand der geoner die u verbeiden zal befchaamd ftaan. Dat zy allen befchaamd worden die ongeregtighedenplegen zonder reden. Toond my Heere «we wegen, en leerd my uwe paden. Beftierd my in uwe waarheid, en onderwys my: want gy zyt God myn Verloffer, en op u heb ik den geheele dag gewagt. Weeft gedagtig, Heere uwe erbarmingen, en uwe barmhertigheden, die van der eeuwe zyn. Gedenkt niet demisdadenmyndcrjonkheid,nog myne onwetendheden. Volgens uwe barmhertigheid weeft my gedagtig: om uwe goedheid,Heere. Den Heer is zoet en regt: daarom zal hy de zondaars onderwyzen in den weg. Hy zal de zagtmoedigen beftieren in geregtigheid: hy zal de zagtzinnigen zyne wegen leeren. Alle de wegen des Heeren zyn barmhertigheid en waarheid: den geenen die zyn verbond en zyne getuigei iffen zoeken. Om uwen naam, Heere, zult gy myne zonde genadig zyn: want zy is talryk. Wie is den menfeh, die den Heer vreeft? Hy onderwyft hem in den weg dien hy verkozen heeft. Zyne ziel zal in 't goede verblyven: en zyn zaad zal de aarde beërven. _ Den  Ter Metten Tyd. 149 Den Heer is een fteunzel voor de geenen die ihem vrezen: en zyn verbond is om het hen te idoen kennen. Myne oogen zyn altyd op den Heere: want hy is 'ï die myne voeten uit den ftrik zal trekken. Ziet op my, en ontfermt u myner: want ik iben eenig en arm. De benaauwdhedenmyns herten zyn vermenigvuldigd : trekt my uit mynen nood. Ziet aan myne vernederinge en mynen overlaft: en vergeeft my alle myne misdaden. Aanziet myne vyanden, want zy zyn vermenigvuldigd: en zy haten my met eenen onregtvaardigen haat. Bewaard myne ziel, en verloft my: laat my i niet befchaamd worden; want op u heb ik myne [ hoope gefteld. Deonnozelen enregtvaardigenhebbenmy aangehangen: om dat ik op u wagte. Verloft Ifraël, 0 God, uit alle zyne verdrukkingen. Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. Antipb. De verzuimenilfe mynder jonkheid, en myn onwetendheden en wilt niet gedenken Heere. Antipb. Ik gelove te zien. Den 26. Psalm. Dominus illuminatio, &c. DEn Heer is myn ligt en myn heil: voor wien zal ik vreezen? Den Heer is de befchermer myns levens: voor wien zal ik fchrikken? Als de booswigten tegen my aankomen, om myn vleefch te eeten: myne vyanden die my verdrukken; zoo zyn zy bezweken en gevallen. Al ftond 'er een heirleger tegen my aan, myn G 3 hert  yyö Be Zielen Vigiliën hert zal niet vreezen. Al ftond 'er een krygflag tegen my op, zoo zal ik daar in hopen. < Eene zaak heb ik van den Heere gevraagd, deze zal ik zoeken: dat ik mag wonen in 't huis des Heere alle de dagen myns levens: dat ik de weiruften des Heeren rnagbefchouwen, enbezoeken zynen Tempel. Want hy heeft my ten dage des onheils geborgen in zyn Tabernakel: hy heeft my in 't verborgen zyner tente overdekt. Hy heeft my om hoog gefteld op een rotfe: en nu zoo heeft hy myn hoofd verheven boven myne vyanden. Ik ben rondom gegaan, en heb eene ofternande van groot gefchal opgedragen in zyne woontente: ik zal zingen en den Heere metPfalmen vereeren. Verhoord, Heere, myne ftem, met welke ik tot u geroepen heb: ontfermt u myner-, en verhoord my. Myn hert heeft tot u gefproken, myn aangezigt heeft u gezogt: uw aanfchyn, Heere, zalik zoeken. . Keerd dog uw aanfchyn van my met af: gaat niet weg van uwen dienaar in uwe gramfchap; weeft myn helper; verlaatmyniet, nogyerfmaad my niet, ó God myn heil. Want myn vader en myn moeder hebben my verlaten, maar den Heer heeft my opgenomen. Onderwyft my, Heere, in uwen weg: en brengd my op 't regte pad, om myne vyanden. Geeft my niet over aan den wille der geenen die my verdrukken: want daar zyn valfche getuigen tegen my opgeftaan, en de boosheid heeft tegen haar zeiven gelogen. ■ Ik geloof de goederen des Heeren te zullen zien, in 't land der levenden. Verwagt den Heer, draag u mannelyk: datzig uw hertverfterke, en verbeid den Heer. Hee-  Ter Metten Tyd: 15Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden Antipb. Ik gelove te zien de goeden des Heeren in 't land der levende. f. Den Heere ftellc hun met die Pnnlen, ft. Met de Prinfen zyns volks. Onzen Vader, £fc. In ftilte. De vierde LeJJe. JoB Ig. ANtwoord my: hoe groote boosheden en zonden heb ik? myn groote misdaden en verzuimenifte toond my; waarom verbergd gy u aanzigt, enmeend datikuvyandben? Tegeneen blad dat met den wind weggenomen word, zoo toond gy u magt, en een dorre ftoppel vervolgd gy? Want gy fchryft tegen my bitterheden-, en try wilt my vernielen over de zonden mynder jonkheid. Gy hebt mynen voet in de veterftok gefteld, en gyhebt gade geflagen alle myn wegen, en de voetftappen mynder voeten hebt gy. bemerkt. Die als verrotheid verteerd zal worden, en gelyk een kleed dat gegeten word van de motten. - ije. weeft myns gedagtig, 6 God! want myn leven eenen wind is: Nog en laat de menfchen gezigte my niet aanfehouwen. y. Uit de diepten heb ik tot u geroepen Heere, Heere verhoord myn ftemme. Nog en laat der menfchen gezigt my niet aanfehouwen. De vyfde Lejfe. Job 14. EEn Menfch van een Vrouwe geboren levende een korte tyd, word vervuld met veele ellendigheden. Die gelyk eenbloeme uitkomt, en word in ftukken gewreven, en vliet weg als een fchaduwe, en nimmermeer en blyft hy in eenen ftaat, En dunkt het u waardig opzulkenu oogen G 4, te.  152 De Zkkn Vigiliën te openen, en dien met u te brengen in 't oordeel? wie mag dog zinvermaken den geenen die van onzuiveren zade ontfangen is ? En mogt gy dat niet, die alleen zyt? Kort zyn des menfchen dagen, 'i getal zynder maanden is byu, gyhebt zyn einde gefteld, die niet en zullen mogen voorby gegaan worden. Gaat een weinig van hem, dat hy rufte, tot dat zynen begeerden dag als een huurling kome. ft. Wee my, ó Heere! dat ik zoo veel heb gezondigd inmynleven, wat zal ik katyvigmenfch doen? waar zal ik vlieden dan tot u mynen God? weeft myns genadig als gy zult komen in den laatften dag. y. Myn ziele is zeer beroerd, maargyóHeere komt ze te hulpe. Weeft my genadig als gy zult komen in den laatften dag. De zesde Lejfe. Job 14. Wie geve my dit, dat gy my in de helle befchermd, en my verbergd tot dat uwen razende toorn voorby gegaan zyn, en dat gy my tydfteld, in den welken gy myns gedenkt? Meend gyook dat een dood menfeh wederom leven zal? alle die dagen, in de welke ik nu ftry de, zooverwagte ik, tot dat myn veranderinge kome. Gy zult my roepen, en ik zal antwoorden. De werken uwer handen zult gy u regterhand uitreiken. Gy hebt myn gangen getelt,maarfpaart myne zonden. ft. Heere en wilt mynder zonden niet gedagtig zyn, als gy zult komen oordeelen de wereld door 't vuur. y. Myn Heere, myn God, befchikt inuaanfchouwen mynen weg. Als gy zult komen oordeelen de wereld door 't vuur," Hee-  Ter Metten Tyd. 153 Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. Als gy zult komen oordeelen de wereld door i't vuur. Als men maar een Noclurne leeft, gaat men tot de Laudes. DE DERDE N O C T U R N E. Voor 'j Woensdags en Zaturdags. Antipb. U believe Heere. Den 39. Psalm. Expeclans, AL wagtende heb ik den Heere verwagt, en hy heeft naar my geluifterd. Hy heeft myne gebeden verhoord: en my getrokken uit den poel van ellende, enuithetmod; derig flyk. En hy heeft myne voeten op eene 1 rotfe gefteld: en myne gangen regt gemaakt. Ook heeft hy my een nieuw gezang in den; ; mond gegeven: eenen lofzang voor onzen God. Veelen zullen 'tzien, en vreezen: en op den. [ Heere hopen. Gelukkig is den man wiens hope de naam desHeeren is: en die niet heeft omgeziennaarydel-heden en valfche dwaasheden. • Heere myn God, gy hebt uwe wonderheden: 1 menigvuldig gemaakt: en in uwe gedagten is i niemand uws gelyk. Ik heb ze verkondigd en 'er Cvan gcfproken: zy zyn vermenigvuldigd boven mate. Slagtoffer en fpysoffer hebt gy niet gewiltr l maar gyhebt my de 0oren volmaakt. Brandoffer en zondoffer hebt gy niet verzogt, O s Toe»-  154 De Zielen Vigiliën Toenzeideik: Ziet ik kom. In den inhoud des boeks is van my gefchreven, dat ik uwen wille doen zoude: myn God, ik heb 'ernaar getragt, en naar uwe wet in 't binnenfte van myn herte. In eene groote vergadering heb ik uw' regtvaardigheid verkondigd: ziet ik zal myne lippen niet doen ophouden: Heere, gy weet het. Uwe regtvaardigheid heb ik in myn herte niet verborgen: uwe waarheid en uw heil heb Ik uitgefproken. Ik heb uw barmhertigheid en uwe waarheid niet verborgen voor de groote gemeente. Gy dan Heere, wend dog uwe barmhertigheden vanmy niet af: uwe barmhertigheid en uwe waarheid hebben my altyd befchermd. Want zonder getal zyn de ellenden, die my omringd hebben: myne ongeregtigheden hebben my aangegrepen, en ik kondeniet zien. Zyzyn menigvuldiger dan de hairen myns hoofds: en myn hert heeft my verlaten. Heere laat het u behagen my te verionen: Heere ziet op om my te helpenDat zy te zamen befchaamd, en ter fchande worden die myne ziel zoeken: om ze weg te nemen. Dat zy te rugge wyken, en befchaamd worden die my kwaad willen. Dat zy fchielyk hunne fchaamte dragen, die my zeggen: Ha zeer wel. Laat ze verheugd en blyde zyn in u allen, die u zoeken: endatzy, die uw heil beminnen, altyd zeggen: Den Heer zy grootelyks geprezen. Nademaal ik arm en behoeftig ben, zoo is den Heer voor my bezorgd. Gy zyt myn helper en befchermer: myn God vertoef'niet. Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwig ligt verligte haarliedtn. Antipb.  Ter Metten Tyil ljy Antipb. U believe Heere dat gy my verloft: Heere wilt opzien ora my te helpen. Antipb. Geneeft Heere. Den 40. Psalm. Beatus, £rV. GElukkig is hy die agt neemt op den behoeftigen en armen, in den kwaden dag zal hem den Heer verloffen. Den Heer beware hem, en behoitde hem het leven, en make hem gelukkig op der aarden: en hy geve hem niet over aan den wille zyner vyanden. Den Heer kome hem ter hulp op het bedde zyner fmertc: gy hebt geheel zyn bedde in zyne ziekte omgekeerd. Ik heb gezeid: Heere ontfermt u myner: genees myne ziel, want ik heb tegen u gezondigd. Myne vyanden hebben my kwaad gewenfcht: wanneer zal hy fterven en zyn naam vergaan. En als 'er een binnen kwam om te zien, zoo fprak hy bedriegelyk: zyn hert verzamelde voor zigboosheid. Als hy kwam naar buiten en fprak. Zoo mompelden alle myne vyanden te zamen tegen my: zy beraamden tegen my 't geene my kwaad was. Zy hebben een boos ftuk tegen my befloten: Die flaapt, zal die niet weder opftaan ? Zelfs myn bondgenoot, op wien ik betrouwde die myn brood at, heeft zynen voet tegen my opgeheft, om my ter aarde te werpen. Maar gy Heere, ontfermt u myner, en wekt my weder op, en ik zal 't hen vergelden. Hier in heb ik aangemerkt, dat gy uw behagen in my gehad hebt: dat myn vyand zig over my niet verblyden zal. Gy dog hebt my befchermd om myne onnozelheid : en my vaftgefteld voor uw aanfchyn in der eeuwigheid. G 6 Ge-  ÏJ<* De Zielen Vigiliën Geloofd zy den Heer, de God van Ifraël van eeuwe toteeuwe: zoo moet net zyn, zoomoet net zyn. Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte» En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. Antipb. Geneeft Heere myn ziel: wantik, heb \ tegen u gezondigd. Antipb. Myn ziele heeft dorft 'gehad; GD e n 41. Psalm. Quem admodum, &c. Elyk een hart verlangd naar de waterbronnen* : zoo verlangd myne ziel tot u, ö God. Myne ziel' dorft naar den magtigen en levenden God: wanneer zal ik komen, enverfchynen «oor Gods aanfchyn? Myne tranen zyn my tot fpyze dag en nagt: : terwyl men my dagelyks zegt: Waar is uw God?' i Dit ben ik indagtig, en ftort myne ziel uit in my: om dat ik gaan zal naar de plaats der wonderlyke woninge, tot het huis Gods. Met eene ftemme van verheuginge en van lof, onder een geluid der geene die blyde maaltyd houden. Waarom zyt gy bedroefd, myne ziele? En waarom ontfteld gy my? Betrouw op God, want ik zal hem nog loven: hy is het heil myns aanfchyns, en myn God. Myne ziel is in my ontfteld: daarom zal ik uwer gedagtig zyn uit 't Land der Jordane, en der Hermoniters, van den kleinen berg. De eene afgrond roept den anderen, onder 't gedruis uwer water/luizen. Alle uwe hooge vloeden en uwe baren zyn over my gekomen. In den dag heeft den Heer zyne barmhertigheid bevolen: en des nagts is zyn gezang by my; het.gebed tot den God myns levens. ik.  Ter Metten Tyd. 157 11c zal tot God zeggen: Gy zyt myn befchermer-, waarom hebt gy my vergeten? En waarom ga ik bedroefd als den vyand my verdrukt? Als myne beenderen verbryzeld wierden, befchimpten my myne vyanden, die my verdrukken, zeggende dagelyks tot my: Waar is uw God? Waarom zyt gy bedroefd myne ziele, en waarom ontfteld gy my? Betrouw op God, want ik zal hem nog loven: hy is het heil myns aanfchyns, en myn God. Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. Antipb. Myn ziele heeft dorft gehad tot den levenden God: wanneer zal ik komen en opembaren voor 't aanfchyn des Heeren? y. En leverd den beeften niet de zielen der geene die u belyden. ft. En de zielen van uwe armen en vergeet niet tot den einde. Onzen Vader, &>c. In ftilte. De zevende Lejfe. Job 17. MYnen geeft zal verminderen, myn dagen zullen gekort worden; en alleen blyft my het graft. Ik en heb niet gezondigd, en in bitterheden blyft myn ooge. Verloft my Heere, en fteld my nevens u, en wiens hand gy wilt, laat tegen my ftryden. Myn dagen zyn voorby gegaan, myn gedagten zyn verftrooid, pynende myn herte. Den nagt hebben zy my gekeerd in den dag, en wederom na de duifterniffe hoope ik het ligt. Is 't dat ik verbeide, zoo is de helle myn huis, en in de duifterniffe heb ik myn bedde gemaakt. De verrotheid heb ik gezeid, gyzyt myn Vader: Myn Moeder, en myn Zufter de Wormen. Hierom waar is nu myn verwagtinge, G 7 eA  158 De Zielen Vigiliën en myne geduldighcid, gy zyt, ö Heere, mynen God. ft. De vreze des doods beroerd my, die dagelyks zondigd, en geen boete en doen. Want in de helle en is geen verloffing; ontfermt u mynder, óGod, en behoud my. y. God in uwen naam maakt my zalig, ea door u kragt verloft my. Want in de helle is geen verloffinge, ontfermt « mynder God, en behoud my. De agtjle LeJJe. Job 19. AAn myn Vel (het vleefch verteerd zynde) heeftmyngebeente gehangen, en de lippen zyn alleenlyk gelaten omtrent myn tanden. Ontfermt u mynder, ontfermt u mynder, ten minnen gy myne Vrienden: want de hand Gods heeft my geraakt. Waarom vervolgd gy my gelyk God, en word van myn vleefch verzaad? Wie zal my verleenen dat myn woorden gefchreven worden? Wie zal my geven dat ze gefchreven worden in eenen boek met een yzere griffie, en in een lode plaat: of immer dat men die graveere in eenen harden Iteen? want, ik weet wel dat mynen Verloffer leefd, en in den uiterften dag zal ik van der aarden wederom opftaan, en ik zai rontsomme overtrokken worden met mynen veile, en in myn vleefch zal ik God zien mynen Zaligmaker: Den welken ik zelve zien zal, en myn oogen zullen hem befchouwen, en geen ander: Deze myne höope is opgeleid in mynen boezem. ft. ó Heere, na myn werken en wilt my niet oordeelen, want ik en heb niet waardigs gedaan in u.tegenwoordigheid, daarom bid ik uwe Maes Je-  Ter Metten Tyd. T50 I jefteit, dat gy, ó God! wilt myn boosheid uitwiffchen. f. Wafchtmy nog meer van myn ongeregtighcid, en van myn zonden zuiverd my. Dat gy, ó iGod! wilt myn boosheid mtwis1 fchen. De negende Lejfe. Job 10. | W/Aarom hebt gy my uit de moeder gebragt? j W Och of ik vernield hadde geweeft, datnry ■ geen ooge en zage. Zoo zoude ikgeweeftheb' ben als of ik niet en ware, van den buik voorts t weggedragen tot den grave. En zal de kortheid I mynder dagen niet haaftelyk een einde nemen. j Daarom laat my toe dat ik een weinig mag myn I pyne beweenen, eer dat ik ga en niet weder en keere tot dat duifter land, en bedekt met de duifterheid des doods. Datland der ellendigheid en der duifternis, daar de fchaduwe des doods ij is, engeengefchiktheid, maar de eeuwigegrouweiykheid in woond. ft. Verloft my 6 Heere van de wegen derHellen, die de metale poorten gebroken hebt: engy hebt de Helle bezogt, en gy hebt hen 't ligt ge'| geven, op dat zy u zouden zien, die daar waren in de pynen der duifterniffe. t. Roepende en zeggende: Gy zyt tot ons gekomen onzen Verlofllx Die daar waren in de pynen der duifterniffen. Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. Die daar waren in de pynen der duifterniflen. Dit navolgende Refponforiam leejl men alleenlyk op Alderzielendag, en als men die drie Notlurnen leejl. ft. ó Heere, verloft my van de eeuwige dood in dien vrezelyken dag: Als de Hemelen en Aarde  ïöo De Zielen Vigiliën de beroerd zullen worden: Als gy zult komen oordeelen de wereld door 't vuur. y. Bevende ben ik geworden, en ik vreze als de onderzoekinge komen zal, en de toekomende gramfchap. Als de Hemelen en de Aarde beroerd zullen worden: Als gy zult komen oordeelen de wereld door 't vuur. t. Dien dag is eenen dag der gramfchap, der tribulatie en der ellende, eenen grooten en zeer bitteren dag. Als gy zult komen oordeelen de wereld door 't vuur. Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. ó Heere, verloft my van de eeuwige dood in dien vrezelyken dag: Als de Hemelen en Aarde beroerd zullen worden. Als gy zult komen oordeelen de wereld door 't vuur. TE LAUDES. Of 't Lof voor de Overledenen,. AntipL De verootmoedigde.. Den 50. Psalm. Miferere, (fc. ONtfermt u myner, God volgens uwe groote • barmhertigheid: en volgens de menigte uwer erbarmingen wifch myne boosheid uit. Wafcht my meer. en meer van mvne ongeregtigbeid: en reinigdmy van myne zonden. Want ik beken myne ongeregtigheid: en mvne zonde is altyd voor my. U alleen heb ik gezondigd, en kwaad voor u gedaan: op dat gy regtvaardig zyt in uwe woorden: en overwind als gy veroordeeld word. Want  Te Laudes. 161 Want ziet ik ben in boosheden voortgebragt: en in zonden heeft my myne moeder ontfangen. Want ziet gy hebt de waarheid lief: de onbekende en verborge geheimen uwer wysheid hebt t gy my geopenbaard. Befproeid my met hyfoop, en ik zal gereinigd worden: wafcht my, en ik zal witter worden i als Iheeuw. Geeft vreugde enblydfchap aan myn gehoor: i dat myne vernederde "beenderen door verheui ging opfpringen. Wend uw aanfchyn af van myne zonden: en ; wifcht uit alle myne ongeregtigheden. Schept in my, 6 God, een zuiver hert: en vernieuwd eenen opregten geeft in myn binnenfte. Verwerpt my niet van uw aanfchyn: nog neemd uwen Heiligen Geeft van my niet weg. Geeft my weder de blydfchap uws heils: en verfterkt my met eenen geeft, die my aanleide. Ik zal de bozen uwe wegen leeren: en de godlozen zullen zig tot u bekeeren. Verloft my van den bloedfchulden, ö God, de God myns heils: en myne tong zal uwe regt] vaardigheid met blydfchap verheffen. Doet myne lippen open, Heere: enmynmond :! zal uwen lof verkondigen. Want had gy eene offerhandebegeerd, ik zou ze voorzeker opgedragen hebben: de brandoffers s zullen u niet aangenaam zyn. Een bedrukte geelt is voor God eene offer| hande: een vermorzeld en verootmoedigd hert j zultgy, 6 God, niet verfmaden. Doet wel, Heere, volgens uwe goedgunftigheid aan Zion: op dat de muren van Jerufalem I opgebouwd worden. Dan zult gy de offerhande van regtvaardigheid , de  I6t Be Zielen Vigiliën deopdragten en brandoffers aannemen: dan sulles zy kalveren op uwen Autaar leggen. Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat ecuwig ligt verligte haarlieden. Antipb De verootmoedigde beenderen zullen hen verheugen in den Heere. Antipb- Verhoord Heere. Den 64. Psalm. Te decet, &c. Ubetaamd lof, ö God, in Zion: en in Jeru« falem zal men u belofte betalen. Verhoord myn gebed: alle vleefch zal tot u komen. De woorden der godlozen hebben de overhand over ons genomen: maar gy zult onze zonden vergeven. Gelukkig is den geenen die gy verkorenen opgenomen hebt: hy zal wonen in uwe voorhoven. Wy zullen vervuld worden door de goederen uws huis: heilig is uw Tempel. Wonderbaar ingeregtigheid. Verhoord ons, ê God onzen Heiland, de hoop van alle de uiteinden der aarde, en van die verre in de zee zyn. Gy, die de Bergen vaft zet door uwe kragt, en met magt omgord zyt. Gy, die het diepfte der zee beroerd, en'tgedruifch harer golven. De volkeren zullen verbaaft worden. En die aan de uiterfte palen wonen, zullen vrezen voor uwe tekenen: de uitgangen des morgens en des avonds zult gy verblyden. Gy hebt de aarde bezogt en ze zeer bevogtigd: gy hebt haar grootelyks verrykt. De beek Gods is met wateren vervuld: gyhebt hunne fpyze toebereid-, om dat zy alzoo vervaardigd is. Vervuld hare waterlopen , vermenigvuldigd haar  Te Laudes. 163 haar gewas; door hare regendruppelen zal ze met vreugde uitfpruiten. Gy zult den omloop des jaars van uwe goedertierendheid zegenen: en uwe velden zullen met vrugtbaarheid vervuld worden. De fchoone plaatzen der wildermffcn zullen vet worden: en de heuvelen zullen met vreugde omgord zyn. , . De Rammen der kudden zyn bekleed, en de dalen vloeden over vankoorn: zy zullen roepeu en ook lof zingen. Heere geeft haarlieden de eeuwige ruite. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. Antipb. Verhoord Heere myn gebed, totuzal alle vleefch komen. Antipb. My heeft ontfangen. 1 Den 62. Psalm. Deus Deus, £rV. 6 /^Od, gyzvtmynGod, totuwaakik, zoo VJT haaft als het ligt word. Myn ziel dorit naar u: hoe menigmaal dorft naar u myn vleefch? In een woeft, en ongebaand, en dorre land! Alzoo vertoon ik my voor u in'tHeiligdom, om uwe magt en uwe heerlykheid te aanfchouwen. Want uwe barmhertigheid is beter als 't leven: myne lippen zullen u loven. Alzoo zal ik u zegenen myn leven lang: en m uwen name zal ik myne handen opheffen. Dat myne ziel als met fmeer en vettigheid vervuld worde: en myn mond zal met vrolyke lippen lof uitgeven. ... Als ik op myn bedde uwer geheugems had; dagt ik op u 's morgens. ■£. - ' Want gy zyt myn helper geweeft. En ik zal my verblyden onder 't dekzel uwer vleugelen. Myne ziel heeft u over al gevolgd: uwe regterhand heeft my onderfteund. Dog  I6"4 De Zielen Vigiliën Dog zy zogten te vergeefs naar myn leven: zy zullen gaan naar de onderaardfche plaatzen. a Zy zullen ten zwaarde geleverd worden, en den voffen ten deelen zyn. i Dog den Koning zal zig in God verblyden; alle die by hem zweeren, zullen zig beroemen: om dat den mond der kwaadfprekers geflopt is. Den 66. Psalm. Deus mifereatur, &c. GOd zy ons barmhertig, en geve ons zegen: hy befchyne ons met zyn aanfchyn, en zy j ons genadig. Op dat wy op der aarde uwen weg kennen: ( en uw heil onder alle volkeren. Dat de volkeren, ó God, U loven: dat alle volkeren U loven. Laat de volkeren blyde zyn, en zig verheugen: om dat gy de volkeren in geregtigheid oordeeld, en de Heidenen op der aarde beftierd. Dat de volkeren, 6 God, U loven: dat alle volkeren U loven. De aarde heeft haare vrugt gegeven. Dat God ons zegene, onze God. Dat God ons zegene: en dat hem alle uitterfte palen des aardryks vreezen. Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. Antipb. My heeft ontfangen Heere u regterhand. Antipb. Van de poorten der Helle. Den Lofzang Ezecbia. Isaüe 38. IK heb gezeid in dc helft mynder dagen: Ik zal gaan tot de poorten der Helle. Ik heb gezogt het overblyfzel van myne jaren: Ik heb gezeid, ik zal den Heere mynen God niet zien in 't Land der levende. Ik  Te Laudes. IÓJ Ik en zal geenenMenfch voorts meer aanzien: en geenen inwoonder der rufte. Myn generatie is weggenomen: en opgewonden vanmy, als een huttc der Herders. Myn leven is afgefneden als van een Wever doen ik nog begonfte, heeft hy my afgefneden: Van den morgenftond tot den avond zult gy my einden. Ik hope tot den morgenftond: als een Leeuw zoo heeft hy alle myne gebeenten in ftuk gebroken. Van den morgenftond tot den avond zult gymy einden: Als een der Zwaluwen jong zoo zal ik roepen, ik zal bedenken als een Duive. Myne oogen zyn gekrenkt: opwaarts ziende *a de hoogten. Heere ik leide geweld, antwoord voor my: wat zal ik zeggen, of wat zal hy my antwoorden, als hy 't zelve gedaan heeft? Ik zal u alle myn jaren overdenken: in de bitterheid mynder ziele. Heere is 't dat men alzoo leefd, enisinalzulke dingen 't leven myns geeft, zoo zult gy my ftraffen en my levende maken: ziet in den vrede is myn bitterheid de alderbitterite. Maar gy hebt myn ziele verloft dat ze niet vergaan en zoude: gy hebt agter uwen ruggen geworpen alle myne zonden. Want de helle en zal u niet belyden, nog de dood en zal u niet loven •, zy en zullen u waarheid niet verwagten die in den poel nederdalen. De levende, de levende zal u belyden, als ik heden ook doe: den Vader zal de Kinderen te kennen geven u waarheid. Heere behoud my: en wy zullen onzePfalterloven zingen alle dagen onzes levens in 't Huis des Heeren. Hec-  %66 De Zielen Vigiliën Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. Antipb. Van de poorten der Hellen, 6 Heere, Verloft myn ziele. Antipb. Alle geeften. Den 148. Psalm. Laudate, LOofd den Heer gy van de Hemelen: tooïti hem in de zeer hooge plaatfên. Loofd hem alle zyne Engelen: loofd hem alle zyne Heirkragten. Loofd hem Zon en Maan: loofd hem alle Sterren en Ligt. Loofd hem Hemelen der Hemelen: en alle Wateren, die boven de Hemelen zyn. Dat zy den Naam des Heeren loven: want hy fprak, en zy waren gemaakt; hy beval, en zy waren gefehapen. Hy heeft ze vaft gefteld voor eeuwig en voor altoos: hy heeft ze een gebod gegeven dat niet zal voorby gaan. Loofd den Heer, gy van der Aarde: groote Viffchen en alle Afgronden. Vuur, Hagel, Sneeuw, Ys en Stormwinden: die zyn bevel volbrengen. Bergen en alle Heuvelen, vrugtdragendHoutgewas, en alle Cederbomen. Beeften en alderhande Vee, kruipende Dieren én gevleugelde Vogelen. Koningen der Aarde, en alle Volkeren, Vorsten en alle Regters der Aarde. Jongelingen en Maagden: ouden met de jongen : dat zy den Naam des Heeren loven. Want zyn Naam alleen is verheven. Zyn lof is over Hemel en Aarde: enhy heeft den hoorn zyns volks verheven: hem loven alle zyn Heiligen, dc kinderen van Ifraël, het volk dat hem naderd. Den  Te Laudes. 167 Den 149. Psalm. Cantate Domino, örV. Zingd den Heere een nieuw lied: lof zy hem in de vergaderinge der Heiligen. Dat Ifraël zig verblyde in den geenen die hem gemaakt heeft: en de kinderen van Zion zig verheugen in hunnen Koning. Dat zy zynen Naam met Zang en Danfferyen loven: enhemlof fpeelen met trommel en harpe. Want den Heer heeft een welbehagen in zyn volk: en hvzal de zagtmoedige tot heil verheffen. De Heiligen zullen met luifter van vreugde opfpringen: zy zullen zig verblyden op hunne ruftplaatzen. Gods verheffingen zullen in hunnen mond zyn t en tweefnydende zwaarden in hunne handen. Om wraak te nemen over de Heidenen: en de volkeren te beftraffen. Om hunne Koningen in de boeijen te fluiten: en hunne Edelen in yzere banden. Om 't befchreven regt over hen te oeffenen. Deze luifter is voor alle zyne Heiligen. Den 150. Psalm. Laudate, örV. LOofd den Heer in zyne heilige plaatze: loofd hem in 't firmament zyner fterkte. Loofd hem in zyne Mogendheden, loofd hem volgens de menigvuldigheid zyner grootheid. Loofdhemmetgeklankder bazuine: loofdhem mee de luite en harpe. Loofd hem met de trommel en met zang en danfferyen: loofd hem met fnaargefpel en orgel, Loofd hem met welluidende klinkfchellen: loofd hem met klinkfchellen van vrolyk geluid. Al dat ademd love den Heer. Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. Antipb. Alle geeften loyen den üeere. t. Ik  168 De Zielen Vigiliën f. Ik heb een ftem van den Hemel gehoord, zeggende totmy: ft. Zalig zyn de dooden die in den Heere fterven. Antipb. Ik ben de Verryffenifle. Den Lofzang Zacbaria. Luc. i. Benediclus. GEbenedyd zy den Heere God van Ifraël, want hy heeft bezogt en gedaan de verlosfinge zyns volks. En hy heeft ons opgeregt eenen hoorn der Zaligheid, in David zyns Dienaars huis. Gelyk hy gefproken heeft door den mond zynder heilige Propheten: die van het begin des Werelds zyn. Verloffinge van onze vyanden: en uit de hand van alle die ons haten. Om barmhertigheid te doen met onze Vaderen : eh te gedenken zyns heilige Teftaments. Den Eed die hy gezworen heeft tot Abraham onzen Vader, dat hy ons geven zoude. Op datwy zonder vreze, verloft zynde uit de handen onzer vyanden: hem dienen zouden in heiligheid en regtvaardigheid voor hem, alle onze dagen. En gy Kind zult een Propheet des Alderhoogften genaamd worden: want gy zult voor des Heeren aangezigt gaan, om te bereiden zyne wegen. Om kennifle der zaligheid te geven zynen volke; tot vergiffeniffe van hare zonden. Door de grondige barmhertigheid onzes Gods: door de welke hy ons bezogt heeft den opgang uit den hooge. . Om te verligteh den geenen die in duifterniffe en in de fchaduwe des doods zitten, om te bo fchikken onze voeten in den weg des vredes. Hee-  Te Laudes. j6£ Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. Antipb. ik ben de verryffenis en dat leven., die in my geloofd, al waar hy dood, zoo zal hy leven, ena! dieleefd, en in my geloofd, cnzalin der eeuwigheid niet fterven. Onzen Vader, &c. knielende, gelyk ook de naI volgende Pfalm en Verfen. | f. En leid ons niet in bekoringen ft. Maar verloft ons van den kwaden. Als men leeft de Vigilie met de Noclurne of negen Lesfen, zoo en leeft men niet deze naarvoïgende Pfalm Uit de dieptens, &c. maar wel die Verfen, Re/ponforien, en bet byzonder Gebed dat daar na volgd. Den 129. Psalm. Be profundi's, &c. T TIt de dieptens heb ik tot u geroepen, HeeU re: Heere verhoord myne item. Laat uwe ooren luifteren naar de ftem myner fmekinge. Indien gy, Heere, de ongeregtigheden aanfmerkt, Heere, wie zal beftaan ? Om dat 'er by u genade is: en om uwe Wet ;hcb ik u verbeid, Heere. Myne ziel heeft verbeid op zyn woord: my1 nc ziel heeft gehoopt op den Heere. Dat Ifraël op den Heere hoope, van de morj! genftond af tot 's nagts toe. '%* Want by den Heer is barmhertigheid: en by Jhem is overvloedige verlollinge. En hy zal Ifraël verloffen, uit alle zyn ongciregtighedcn. Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. j. Van de poorten der hellen. ft. Verloft Heere hare zielen. % Zy moeten ruften in vrede. ft. Amen. H f. Plee-  jtye De Zielen Vigiliën f. Heere verhoord myn gebed, ft. En mynen roep kome tot n. GEBED. 6 /~^0d! die onder de Apoftolifche Prieftereri Vj met de Biffchoppelyke of Priefterlyke waardigheid uwe Dienaars hebtbegaaft: wy bidden u verleend hem in de Hemelfche vreugd eeuwiglyk in hun gezelfchap te verzamen. 6 Od! die zyt een uitdeelder der genaden, VJT en een lief hebber der menfchen zaligheid, wy bidden u goedertierendheid, wilt de Broeders en Zufters onzer Vergaderinge, en onze Weldoenders, die uit deze Wereld gefcheiden zyn, door 't genadig Gebed der zalige Maget Maria, en alle uwe Heiligen verleenen de ge•meenfchap der eeuwige zaligheid. Jb /^Od! Schepper en Vcrloffer aller GeloviVJT gen, verleend de Zielen uwer Dienaren en DienarefTen vergiffeniffe van alle hare zonden: op dat zy den Aflaat, die zy altyd begeert hebben, door devote gebeden mogen verkrygen: Die leefd en regeerd in alle eeuwen der eeuwen, ft. Amen. Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. f. Laat ze ruften in vrede, ft. Amen. Voor een Man die geftorven is. YV7Y bidden u Heere, ontflaat de Ziel van \V uwen Dienaar, op dat hy dezer Wereld gepaffeerd zynde, met u mag leven, en 't geene hy door krankheid des vleefch in zyn leven misdaan heeft, wilt dat afwiflehen door de genade uwer allerbarmhertigfte goedertierendheid: door on-  Te Laudes. 171 onzen Heere Jefum Chriftum uwen Zoone, die met u leefd enregeerd in eenigheid desH. Geeft; God in eeuwigheid der eeuwigheden, ft. Amen. Voor een Vrouw die gejlorven is. WY bidden u Heere, ontflaat de Ziel uwer Dienareffe, op datzy dezer Wereld gepasfeerd zynde, met u mag leven: en het geene zy door krankheid des vleefch in haar leven misdaan heeft, wilt dat afwaffchen door de genade uwer alderbarmhertigfte goedertierendheid: door onzen Heere Jefum Chriftum uwen Zoone, &c. Voor een Rijjchop die geflorven is. ö Od! die onder de Apoftolifche Priefteren VJ met de Biffchoppelyke waardigheid uwen Dienaar hebt begaaft: wy bidden u verleend hem in de Hemelfche vreugd eeuwiglyk in hun gezelfchap te verzamen: door Jefum Chriftum onzen Heere, &c. Voor een Priejler die gejlorven is. 6 /~>Od! die onder de Apoftolifche Priefteren VJT met de Priefterlyke waardigheid uwen Dienaar hebt begaaft: wy bidden u verleend hem in de Hemelfche vreugd eeuwig in hun gezelfchap te verzamen: door Jefum Chriftum onzen Heere, &c. Voor Vader en Moeder als die geftorven zyn. ö Od! die ons geboden hebt dat wy zouden VJ eeren Vader en Moeder, weeft genadig de Zielen van myn Vader en Moeder, en alle hen voorlede zonden wilt die vergeven, en laat ons hen in die eeuwige klaarheid aanfchouwen: door onzen Heere Jefum Chriftum uwen Zoone, die H a met  17a De Zielen Vigiliën te Laudes. met u leefd en regeerdin eenigheid des H. Geeft: God in de eeuwigheid der eeuwigheden, ft. Amen. In een Jaargetyde. & /^Od! Heere der vergiffeniffen, geeft de ZieVJ lcn van uwe Dienaren en Dienareffen, der welker Jaargetyde wy heden houden, de plaatfe der verkoelinge, de zaligheid des ruft, en de klaarheid des ligts: door onzen Heere Jefum Chriftum. ft. Amen. Voor Broeders, Vrienden en IVeldoenders. 6 /^Od! die zyt een uitdeelder der genaden, VJ en een liefhebber der menfchen zaligheid; wy bidden uwe goedertierendheid, wilt de Broeders en Zufters onzer Vergaderinge, en onze Weldoenders, die uit deze Wereld gefcheiden zyn, door 't geftadig Gebed der zalige Maget Maria, en alle uwe Heiligen verleenen de gemeenfehap der eeuwige zaligheid, ft. Amen. Voor alle Gelovige Zielen en op Alderzrelendag. 6 /"^Od! Schepper en verlofler aller GcloviVJ gen, verleend de Zielen uwer Dienaren en Dienareffen vergiffeniffe van alle hare zonden: op dat zy den Aflaat, die zy altyd begeert hebben, door devote gebeden mogen verkrygen: die leefd en regeerd in alle eeuwen der eeuwen, ft. Amen. Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte. En dat eeuwig ligt verligte haarlieden, y. Laat ze ruften in vrede, ft. Amen. GE-  *73 GEBEDEN ONDER DE H. MISSE, Voor de Zielen in bet Vagevuur, getrokken uit den H. Vader AuguJUnus. Serm. 446. SAande uit uw Huis om naar de Mifle te gaan, zegt met den mond, otmet het hert: myn God, om dat ik zoo dikwils geftolen heb uwe Glorie door mvnp monden . en dat ik gefteld ben in het perykel van u in der eeuwigheid te biasphemeren in de Helle: doet my de gratie dat ik door deze Mifle, die ik nu gaan horen, mag verloffen een Zieltje uit het Vagevuur, op dat het u mag gaan beminnen in den Hemel, en u wedergeven de eere daar ik u zoo dikwils en zoo ontrouwelyk van beroofd heb. Zynde in de Kerke. BEeld u in dat gy omringeld zyt van alle de Engelen, Bewaarders der Zielen die in het Vagevuur zyn, dewelke rypelyk letten op de vierigheid, met dewelke gy met God handeld van hare verzoeningen. Tot den Confiteor. NEderbuigende u hoofd met den Pricfter, flaat uwe oogen tot den grond des Vagevuurs, om aldaar te ontdekken de Zieltjens, die met H 3 za~  174 Gebeden onder de Mijfe zamengevoegde handen verzoeken de hulpe van uwe Gebeden. Tot de Kyrie Eleyson. DAt is te zeggen: Heere, ontfermt u onzer. Beeld u in, dat deze arme Zielen zeggen deze woorden door den mond des Priefters, en vragen met tranen en zugten de barmhertigheid van onzen lieven Heere; voegt uwe ftemme by de hare, mengeld uwe tranen en zugten met de hare, en zegt uit het midden uws herten negenmaal : Heere ontfermt u dezer Zielen. Tot den Epistel. DEnkt dat gy ziet een Engel, die u uit het Vagevuur brengt een Brief, gediifteertdoor de Zielen die daar opgefloten zyn. Breekt hem open, en gy zult daar in gefchreven vinden deze woorden: Crucior in bae flamma: wy worden gepynigt in deze vlammen. Het is niet van noden dat wy veele woorden maken, om u lieden met ons te doen hebben eenig medelyden: gedenkt alleenlyk dat wy lyden de tormenten van een vuur, honderd duizendmaal meer brandende als het vuur van de wereld; en is 't zaken dat gy eenig gevoelen hebt van een menfch, gy zult u zeiven geheel en al geven tot medogendheid, en zult tragten ons te helpen met alle mogelyke middelen. Tot het Evangelie. Ziet deze Zielen omringeld in de Vlammen, en geboeid, nog min, nog meer als een gevangen tuffchen de ketenen, ziet hoe zy trachten met alle middelen hun daar uit te trekken, om te vliegen naar den Hemel, maar eilaas! al te vergeefs en zonder baat. Komt gy hun te hulpe, aangezien het zelve in uwe magt is; breekt  •voor de Overledenen. 17 ƒ breekt hunne banden door uwe gebeden, op dat zy ontbonden zynde, mogen in den Hemel aan God gaan doen een Sacrificie van Lof. Tot den Credo. DOet verfcheide Oeffeningen des Geloofs, gelykerwys: Ik gelove, 6 myn God, dat'er nooit eene Ziele zal komen in het Paradys met de minfte vuiligheid der zonden. Ik gelove dat de ftrengheid van uwe regtvaardigheid geene van myne gebreken zal laten ongekaftyd. Ik gelove dat wy altemaal in de andere wereld met uitterlyke tormenten zullen worden geftraft, is 't zake dat wy dezelve in deze wereld niet uit en waffchen: om het welke te doen, en ook om alle de pynen daar van te ontgaan, gelove ik eenen Herken middel te wezen, om by ftaan, én te helpen met groote liefde de zielen des Var gevuurs. Maakt dan een voornemen, van u zeiven daar toe, nu voortaan naarftiglyk te belleden. Tot bet Sanctus. VErtoond aan u zeiven, hoe de gebenedyde Maagd Marta, de heilige Engelen, en andere Heiligen •, aanhorende deze woorden, Heilig, Heilig, Heilig, &c. Hun zeivennederwerpende voor den Throon Gods, en van hem vergiffeniffe en barmhertigheid vragen voor de zielen des Vagevuurs: hoe onze lieve Vrouwe aan haren lieven Zoon toond hare borften, en hoe den Zoon aan zyne lieven Vader toond zyne bloedige Wonden, en hoe alle de Heiligen tonen al het geene zy ter liefde van hem hebben geleden. Voegd uwe genegendheid by de hunne, en zegt: ö myn God, ik bidde u door de oneindelyke verdienften van deze H. Perfonen, ontfermt u over deze arme zielen, H 4, Tot  176 Gebeden onder de Miffe Tot de Elevatie. Ziet onzen goede Zaligmaker verheven op den Galgeboom des Kruis tuffchen zyne uitterfte pynen, zyn zeiven keerende naar den kant van den goeden Moordenaar, en hem minnelyk zeggende: Heden zult gy met my zyn in het Paradys: bid hem uit den naam van de Zielen in het Vagevuur, dat hy haar deze zelve gunfte gelieft te doen, die hy dede aan den goeden Moordenaar, en zeggen: heden zult gy lieden met my wezen in het Paradys. Onder het opheffen der Kelk. ZEgt: myn God, een druppeltje van u kostelyk Bloed is genoegzaam, omuitteblusfchen den vierigen brand van zoo veel zielen, als 'er branden in het Vagevuur; laat het dan nu uitlopen tot hare verkoelinge. Tot den Memento. ZUlt gy bidden voor de Zielen van mye Ouders, Vrienden, Weldoenders, Vyanden, en voor de geene, die godvrugtig gewceft zyn tot de H. Maagd Maria, of wel voor de geene die uwe Gebeden aldermeeft van doen hebben , niemand hebbende die haar deze hulpe en liefde is betonende. Zegt godvrugtiglyk met den Priefter den Pater twjier, en houd vaftelyk dat ieder woord met vierigheid gefproken, een zoete verkoelinge zal by brengen aan hare pynen. Tot het Agnus Dei. STierd u zeiven tot den Hemelfchen Vader, en zegt hem: grooten God, ziet daar het Lam Gods, dat weg neemt de zonden des werelds, verleent toch door alle zyn lyden, dat zyne verdienften mogen dienen om weg te nemen  voor de Overledenen. t/ ? ttien de reft der pynen, dewelke die arme Zielen moeten betalen in het Vagevuur. Tot domine non sum dignus. BEmerkt dat het dien is, die tot zyn Apoftelen eertyds gezeid heeft: al watgy mynen \ Vader in mynen naam zult vragen, dat zal hy u geven. Betrouwd op zyne woorden; bid hem door zyne H. Wonden om eenige gratie te doen . aan die Ziele daar gy voor bid. Dominus Vobiscum en Oremus. Als de Miffe is een Uitvaart of Jaargetyde. GEeft, ö Almogende God! dat de ziele van uwen Dienaar (o/ DknareJfeJ N. die uit deze Wereld isverhuift, door deze Sacrificiën gezuiverd, en van hare zonden verloft zynde, ,kwytichelding der pynen, door Chriftus onzen ;Heere, Amen. Voor Vader en Moeder. WY bidden, ö Heere, dat de mcdedeeling van deze heilige Offerhande verkryge„ Ij voor de zielen van myne Vader en Moeder, de ji eeuwige rufte en ligt: en dat uwe eeuwige gra*ftie, my met hen kroone door Jefüs Chriftus.. Vaor alle Gelovige Zielen. 6 T TEere Jefus, laat het gebed van uw fme* XJ, kende volk, voordeelig wezen aan de' i zielen van uwe Dienaars en Dienareffen, op daö }, gy haar belieft te ontflaan van de pynen die zy t door hare zonden verdiend hebben, en van uw j; verloffmge deelagtig maken, die met den Vader Is en den H. Geeft leefd en regeerd in alle eeuwige \ heid, Amen. Tot de Benedictie. BEeld u in dat den Priefter, die den Perfoort van God vertoond, deze Benediftie gegeH 5. vejt'  178 De vyftien ven heeft aan alle de geene die in het Vagevuur zyn, en dat het meeftendeel hier heenen loopt om dezelve te ontfangen. DE XV. TRAP-PSALMEN. De eerftevyfPfalmen leeft men zonder Glorie zyden Vader. En in bet einde van den laatjien Pfalm zeid men Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte, &c. Men begint zonder Antipbona. Den 119. Psalm. AdDominum, &c. IK riep tot den Heer in myn verdrukkinge: en hy heeft my verhoord. Heere verloft myne ziel van de booze lippen, en van de bedriegelyke tonge. Wat zal men u geven, of wat zal men u by de valfche tong toevoegen? 't Zyn fcherpe pylen van een magtigen: en verwoeftende kolen. Wee my! dat myn vreemdelingfchap zoo lange duurd: dat ik woone onder de inwoonders van Cedar. Zeer lange zweeft myne ziel in vreemde geweften. Met den geenen, die den vrede haten, was ik vreedzamig: als ik hen toefprak, beftreden zy my zonder reden. Den 120. Psalm. Levaviy&c.' MYne oogen heb ik opgeheven naar de Bergen : van waar myne hulp komen zal. Mynen hulp is van den Heere, die Hemel en Aarde gemaakt heeft. Dat hy doch uwen voet niet laat ftruikelen: en dat hy niet fluimere. die u bewaard. Ziet.  Trap - Pfalmen. 179 , Ziet hy zal niet fluimeren, nog flapen, die 1 Ifraël behoed. Den Heere bewaard u, den Heer is uw over1 dekzel: hy is aan uw regterhand. De Zon zal u by dag niet hinderen; nog de : Maan by nagt. Den Heer bewaard uyan alle kwaad: denHeer | bewaare uwe ziel. Den Heer bewaare uwen ingang en uwen uitgang: van nu af tot in der eeuwigheid.. Den 121. Psalm. Latatus, £srV. IK was verblyd in 't geene my gezeid wierd: wy zullen gaan in 't huis des Heeren. Onze voeten ftonden in uwe voorhoven ö Je1 rufalem. Jerufalem is opgebouwd als eene Stad, die wel ■ te zamen gevoegd is. Want daar heenen trokken de Stammen op,, de Stammen des Heeren: 't is een bevel aan Ifraël, om den Naam des Heeren te loven. Want aldaar waren de Regterftoelen gefteld:: : de ftoelen van Davids huis. Verzoekt voor Jerufalem 't geene tot vrede' i diend: en dat'er overvloed zy voor allen die u : beminnen. Vrede zy in uw heir: en overvloed zy in uwe torens. Om myne broederen en myne naaften, fprak ik voor u van vrede. Om het huis des Heeren onzen God zogt ik voor u 't geene goed is. Den 122. Psalm. Ad tekvavi, £«rV. TOt u heb ik myn oogen opgeheven, die in de Hemelen woond. Ziet gelyk de oogen der Knegten zyn op deH & han--  ï8o Be vyftien kanden hunner Heeren; gelyk de oogen eener Dienftmaagd op de handen van hare Vrouwen • alzoo zyn onze oogen op den Heer onzen God' tot dat hy zig onzer ontferme. Ontfermt u onzer, Heere, ontfermt u onzerwant wy zyn van verfmadinge zeer vervuld Want onze ziel is 'er zeer van vervuld- zy is tot fpot der ryken, en tot veragting der hovaardig en. Den 125. Psalm. NifiBomimts, $fc. TEn zy den Heer het huis opbouwe: vrugteloos arbeiden zy die 'er aan bouwen. 'tEn zy den Heer de Stad beware;, te vergeefs waakt hy die ze bewaard, Tc vergeefs is 't dat gy lieden opftaatvoor den dag: Haat op naar datgy gezeten hebt, gy die t brood der fmerten eet. Als hy aan zyne beminden, zal flaap verleend hebben.: ziet zoo zullen de kinderen des Heeren erfdeel zyn; de vrugt des ligkaams eene vergelding. Gelyk de pylen in de hand van eenen fierken' zoo zuilen zyn de kinderen der geene die verjaagd waren. Gelukkig is den man die zynen wenfch daas van vol heeft: hy zal niet befchaamd itaan als hy zyne vyanden zal toefpreken in de poorten. Heere geeft haarlieden de eeuwige rufte.' En dat eeuwig ligt verligte haarlieden. Uier knielende zeid men, Onzen Vader, &c. in Jlilte. f. En leid ons niet in bekoringe. ft. Maar verloft ons van den kwaden. f. Van de poorten der hellen. ft. Verloft Heere haare zielen. f. Zy moeten ruften in vrede. ft, Anten. f. Hee-  Trap • PJalmen. 18i f. Heere verhoord myn gebed, ft. En mynen roep kome tot u. GEBED. WY bidden u Heere ontbind de zielen uwer Dienaren enDienareffen, en alle Gelovige afiyvige, van alle banden der zonden: opdatzy in glorie der Verryffenis met uwe Heiligen en Uitverkoren verwekt zynde, wederom leven: door Chriftum onzen Heere. ft. Amen. Dit Gebed gelezen zynde, leejl men deze volgende Pfalmen met Glorie zy den Vader, &c. in 'teinde. Den 124. Psalm. jQui confidunt, &c. Die op den Heer betrouwen, zyn als de Berg Zion: hy zal nooit ontroerd worden, die te Jerufalem woond. De Bergen omringen haar: en den Heer omringd zyn volk, van nu af tot in der eeuwigheid. Want den Heer zal niet toelaten, dat de roede der godlozen verblyve op 't lot der regtvaardigen^ op dat de. regtvaardigen hunne handen niet uitfteeken tot ongeregtighcid. Doet wel, Heere, aan de goeden; en aan de geenen die opregt van herten zyn. Maar die zig begeven tot kromme wegen, zal den Heer geleiden met de kwaaddoenders. Vrede zy over Ifraël. Glorie zy den Vader, &c. Den 125. Psalm. In convertendo, &c. ALs den Heer de gevangenen van Zion deed wederkeeren: zoo wierden wy als de geenen die vertrooft zyn. Toen wierd onzen mond met vreugde vervuld: en onze tong met blydfchap. Toen zeiden zy H1 on--  182 Dt vyftien onder de volkeren: Den Heer heeft groote dingen met hen gedaan. Groote dingen heeft den Heer met ons gedaan: wy zyn verheugd geworden. Heere, doet onze gevangenen te rug keeren: dat zy zyn als eene Waterbeek in 't Zuiden. Die met tranen zaaijen, zullen met vreugde maaijen. Zy gingen geftadiglyk aan, weenden en wierpen hun zaad: maar dikwils zullen zy met vreugde komen, dragende hunne fchoven. Glorie zy den Vader, &c. Den 126. Psalm. NifiDominus, &c. TEn zy den Heer het huis opbouwd, vrugteloos arbeiden zy die 'er aanbouwen, 't En zy den Heer de Stad bewaare, te vergeefs waakt hy die ze bewaard. "Te vergeefs is 't datgy lieden opftaat voor den dag: ftaat op naar dat gy gezeten hebt, gy die 't brood der fmerten eet. Als hy aan. zyne beminden zal flaap verleend hebben: ziet zoo zullen de kinderen des Heeren erfdeel zyn: de vrugt des lighaams eene vergelding. Gelyk de pylen in de hand van eenen fterken: zoo zullen zyn de kinderen der geene die verjaagd waren. Gelukkig is den man die zynen wenfch daar van vol heeft: hy zal niet befchaamd ftaan als hy zyne vyanden zal toefpreken in de poorten. Glorie zy den Vader, &c. Den 127. Psalm. Beati omnes, £=rV. GElukkig zyn zy allen die den Heer vrezen? die in zyne wegen wandelen. Want  Trap-Tfalmen. 183 Want gy zult van den arbeid uwer handen eeten: gelukkig zyt gy, en 't zal u wel gaan. Uwe Huisvrouw zal zyn als een vrugtbare Wynftok aan de zyde uws huis. Uwe kinderen zullen zyn als jonge Olyffpruiten rondom uwe tafel. , , ,. Ziet zoo zal denmenfch gezegend worden die den Heer vreeft. Den Heer zegene u uit Zion: en 't gebeure u te zien het welvaren van Jerufalem, alle de dagen uws levens. Ziet ook uwe kindskinderen : den vrede over Ifraël. Glorie zy den Vader, &c. Den 128. Psalm. Sapeexpugnaverunt, &c. DIkmaals hebben zy my beftreden van ntyn jeugd af, zegge nu Ifraël. Dikmaals hebben zy my beftreden van myne jeugd af: dog zy hebben my niet overwonnen. Op mynen rugge hebben de kwaaddoenders gefmeed: zy hebben hunne ongeregtigheden verlengd. , . , _: , ., Den Heer, dieregtvaardigis, heeft de nekken der godlozen in ftukken gehouwen. Dat zy befchaamd en te rug gedreven worden allen die Zion haaten. Dat zy worden als 't gras op de daken: t geene verdord is, al eer men het uittrekt. Waar van de maaijer zyne hand niet vuld: nog zynen fchoot die de fciioven vergaderd. En die 'er voorby gaan niet zeggen: De zegen des Heeren zy over ulieden: wy zegenen u m den name des Heeren. Glorie zy den Vader, &c. Hier knielende zeid men: Heere ontfermt u onzer, chi*>  184 De vyffi™ Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. Onzen Vader, £?c. In ftilte. • f. En leid ons niet in bekoringe. ft. Maar verloft ons van den kwaden;, y. Gedenkt uwer vergaderinge. ft. Welke gy bezeten hebt van den beginne. m y. Heere verhoord myn gebed, ft. En mynen roep kome tot u. GEBED. 5 Od! wien eigentlyk toebehoord altyd \J barmhertigte zyn en te fparen, ontfangt ons gebed, en ons met allenu Dienaars, die de ketenen der zonden tezamen bind, wilt door u goedertieren barmhertigheid genadiglyk ontflaan: door Chriftum onzen Heere. ft. Amen. Hier tta leeft men deze vyf navolgende P/olmen, en in 't einde van eiken, Glorie zy den Vader, &c. Den 129. Psalm. Deprofundis, &c. LTIt de diepten heb ik tot u geroepen, Hee) re: Heere verhoord myne ftem. Laat uwe ooren luifteren naar de ftem myner finekinge. . , Indien gy, Heere, de ongercgtigheden aanmerkt, Heere, wie zal beftaan? Om dat 'er by u genade is: en om-uwe Wet heb ik u verbeid, Heere. Myne ziel heeft verbeid op zyn woord: myne ziel heeft gehoopt op den Heere. Dat Ifraël op den Heere hoope, van de morgenftond af tot 's nagts toe. Want by den Heer is barmhertigheid: e» by bem-is overvloedige verloffinge. En  Trap-Pfalmen. 185 En hy zal Ifraël verloflen uit alle zyne ongeregtigheden.Glorie zy den Vader, &c. Den 130. Psalm. Dominenon, £-rV. TTEere, myn hert heeft zig niet verhoogt: nog ÏTA. myne oogen hebben zig niet verheven. *Ook heb ik niet gewandeld in groote en wondere dingen, die boven my zyn. Indien ik geen nederig gevoclenhad: maarmyne ziel verhefte gelyk een gefpeenden is by zyne Moeder; alzoo zy de vergelding aan myne ziele. Dat Ifraël op den Heere hoope, van nu af tot in der eeuwigheid. Glorie zy den Vader, Sec Den 131. Psalm. Memento Domines &c. GEdenkt, Heere, aanDavid, en aan allezyne zagtmoedigheid. Hoe hy den Heere zwoer, en den God van Jacob belofte deed. Zoo ik de woning myns huis inga; zoo ik myn bedftede opklimme. , ' Zoo ik myne oogen flaapvergunne, enfluimering aan myne winkbraauwen. Zoo ik myn hoofd laat ruften: tot dat ik eene plaats voor den Heere zal vinden, eene woontente voor den God van Jacob. Ziet wy hebben 'er van gehoord te Ephrata; wy hebben ze gevonden in de velden des wouds. Wy zullen ingaan in zyne woning; wy zullen aanbidden ter plaatfe daar zyne voeten geftaan hebben. Staat op, Heere, tot uwe ruft; gy en de verc bondkift uwer heiligheid. Dat uwe Priefters met geregtigheid bekleed worden: en uwe Heiligen zig verheugen. Om  185 De vyftien- Om uwen dienaar David wend dog het aangezigt van uwen Gezalfden niet af. Den Heer heeft David de waarheid gezworen, en hy zal ze niet verydelen: van de vrugt uws lighaams zal ik op uwen zetel ftellen. Indien uwe kinderen onderhouden myn verbond, en die getuigeniflen, welke ik henleeren zal: en ook hunne kinderen tot in der eeuwig^ heid: zoo zullen zy zitten op uwen Throon. ' "Want den Heer heeft Zion verkoren: hy heeft het verkoren tot zyne woning. Dit is myne ruftplaats voor alle eeuwen: hier zal ik wonen, want ik heb het verkoren. Zyne Weduwen zal ik rykelyk zegenen: ik eal zyne armen met. brood verzaden., . Zyne Priefters zal ik met heil bekleden: en zyne Heiligen zullen zig zeer verheugen. Aldaar zal ik eenen hoorn voor David voortbrengen : ik heb mynen gezalfden een lamp toebereid. Zyne vyanden zal ik met fchaamte bekleden: maar op hem zal myne heiliging bloeijen. Glorie zy den Vader, &c. Den 132. Psalm. Eccequam, &c. Ziet hoe zoet en aangenaam is 't, dat de broeders te zamen wonen. _ 't Is gelyk de Balfem op 't hoofd van Aaron, die over al afliep op zynen baard: die afliep tot op den boord van zyn kleed. Gelyk den dauw van Hermon, die opdenberg Zion nederdaald. Want aldaar geeft den Heer de zegen; en 't leven tot in der eeuwigheid. Glorie zy den Vader, &c* Den  Trap-Pfalmen. I87 Den 133. Psalm. Eccenunc, &c. Ziet, loofd nu den Heer, alle gy knegten des Heeren: gy die ftaat in 't huis des Heeren: in de voorhoven des huis van onzen God. Heft uwe handen 's nagts op tot het Heiligdom: en loofd den Heer. ^Den Heer zegene u uit Zion, die Hemel en Aarde gemaakt heeft. Glorie zy den Vader, &c. Heere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. Onzen Vader, &c. In ftilte. y. En leid ons niet in bekoringe. Sf. Maar verloft ons van den kwaden, y. Maakt zalig u knegten. fy. ó Myn God die in u hopen. y. Heere verhoord myn gebed. fc. En mynen roep kome tot u. REikt Heere u dienaars endienarefle de regte hand uwes hemelfchen byftands; op dat zy uit geheelder herten zoeken, en mogen verkrygen, al datzyregtelykbegeeren: doorChristum onzen Heere. 15e. Amen. Eter zeid men knielende: GEBED. DE  "i88 DE ZEVEN PSALMEN DER PENITENTIE8, Met de Gebeden tegen de zeven HOOFDZONDEN. Antipb. Enzyt, 6 Heere, onzer misdaden niet gedagtig, nog ook onzer Onders, en neemt geene wrake over onze zonden. Den 6. Psalm. Domine ne in furore, &r*r. HEere, ftraft my niet in uwe verbolgentheid: nog kaftyd my niet in uwe gramfchap. Ontfermt u myner, Heere, want ik ben zwak: geneeft my, Heere, want myne beenderen zyn ontfteld. En myne ziel is zeer ontroerd: maargy Heere, hoe lange? Keeruom, Heere, en verloft myne ziele, behoud my om uwe barmhertigheid. Want daar is niemand, die in de dood uw gedagtig is: en wie zal u loven in de helle ? Ik ben vermoeid van zugten; ik zal alle nagten myn bed wafTchen: met myne tranen zal ik myne ruftplaats begieten. Myn oogen zyn van de verbolgentheid ontroerd : ik ben veroudert onder alle myne vyanden. Gaat weg van my allen, die ongeregtigheid bedryft: want den Heer heeft de ftem myns weenens verhoord. Den   1  De zeven Pfalmen der Penitentie. 185' Den Heer heeft myn fmeken gehoord: den :] Heer heeft myn gebed aangenomen. Laat alle myne vyanden zeer befchaamd en I ontfteld worden: dat zy zig zeer haaftclyk om| keeren, en zig fchamen. Glorie zy den Vader, en den Zoon, en den Heiligen Geeft. , Gelyk als het was in den beginne, en nu, en altyd: en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Gebed tegen de Hovaardigheid. ONzen Heere Jefus Chriftus heeft zyn zeiven verootmoedigd, en is gehoorzaam geworden tot 'er dood toe, ja tot de dood des Kruis: En ik alderverworpenfte aardworm, ik ftof en aarde, ik aldergrootfte der zondaren, dewelke duizendmaal de helle verdiend heb, zal ik my niet fchamen met 'er herten te verheffen •, weeft myns genadig, ö Heere! ikbekenne enverfoeije myn hovaardy. Ik bidde, fmyt my niet in den afgrond der helle met den hovaardigen Lucifer en zyn medegezellen. Keerdu totmy en verloft myn ziele: helpt my, en maakt my zalig om uwe barmhertigheid. Ik heb voortaan verkoren verworpen te zyn in 't huis myns Gods, meer als te wonen in de Tabernakelen der zondaren. Pfalm 83. 11. Den 31. Psalm. Beati quorum, &c. GEtukkig zvn zy welker ongeregtigheden vergeven zyn: en welker zonden bedekt zyn. Gelukkig is den man, aan welken den Heer de zonden niet toegerekend heeft, enin wiens geeft geen bedrog en is. Om dat ik zweeg zyn myne beenderen verouderd, terwyl ik riep den geheelen dag. Want dag ea nagt is uwe hand op myn verzwaard:  JQO De zeven Pfalmen zwaard: in myn ellende, als de doorn door*e- fteken wierd, heb ik my omgekeerd. Ik heb myne misdaad aan u bekend gemaakt • en myne ongeregtigheid heb ik niet verborgen! Ik zeide: Myne ongeregtigheid zal ik tegen my aan den Heere belyden: en gyhebt de boosheid myner zonden vergeven. Hierom zal een ieder Heilige tot u bidden ten bekwamen tyde: ja als 'er groote watervloeden; zyn, zullen zy hem niet naderen. Gy zyt myne toevlugt tegen de verdrukking die my omvangen heeft: myne verheuginge verloft my van 't geene my omringd. Ik zal u kennis geven: en u in den weg, waar door gy gaan zult, onderwyzen: ik zal myne oogen vaft op u houden. . Weeft dog niet gelyk een paard of muil, die geen verftand en hebben. Met breidel en toom bind de kinnebakken der geene, die tot u niet naderen. De geefielen des zondaars zyn veelvoudig • maar den geenen die op den Heere hoopt, zal de barmhertigheid omringen. Verblyd u in den Heere, en verheugd n, °y regtvaardigen: maakt groote vrolykhéid, gy allen, die opregt van herten zyt. Glorie zy den Vader, &c. Gebed- tegen de Gierigheid. WAt kan ik in den Hemel of op der Aarden begecrenbuiten u, ö God myns herte, myn deel. God in eeuwigheid! Het oog word niet verzaad door het gezigt, nog het oor word vervuld door'tgehoor. Ik zal verzadigd worden als ■ u Heerlykheid zal verfchynen. Eilaas! dat ik met zoo groote vlyt tot nog toe de rykdommen gediend hebbe! En wat zal 'tmy baten indien ik de  der Penitentie. ipi ii de geheele wereld gewonnen hadde met verlies I van myne ziele ? De Mannen der Rykdommen hebben hare flaap geflapen, en zy en hebben niet 1 gevonden in hare handen. Ik zal tegen my be- 1 kennen myne onregtvaardigheid aan den Heere, : en gy zult my vergeven hoop ik, de goddeloos- j heid van myne zonden: Ik zal voortaan de be- | hoeftige barmhertig zyn, de kwalyk verkregene ! goederen zal ik wedergeven, en ik zal my ieve- \ j rig begeven tot uwen dienft. Gy Heere helpt ' my, de welke vervuld myne begeerten in goe- i deren. Pfalm 102. 5. Den 57. Psalm. Domine ne in furore, gtfc. T TEere, ftraftmynietin uwe verbolgendheid: j JlU. nog kaftyd my niet in uwe gramfchap. Want uwe fchigten fteken in my: en gy hebt 1 uwe hand kragtelyk op my gefteld. Daar is geen gezondheid in myn vleefch ter oorzaak uwer gramfchap: daar is geen vrede aan myn gebeente om myner zonden wille. Want myne ongeregtigheden zyntotovermyn hoofd gegaan: en gelyk een zware laft zyn zy my te zwaar geworden. Myne wonden zyn ftinkende en vuil geworden om myner dwaasheid wille. Ik ben ellendig geworden, en ten uiterften nedergebogen: ik gaan den geheelen dag bedroefd. Want myne lendenen zyn vol van befpottingcn: en daar is geen gezondheid in myn vleefch. Ik ben verdrukt en ten uiterften vernederd: ik brulde van het gezugt myns herte. Heere, voor uw aanfchyn is alle myn begeerte : en myn gezugt is voor u niet verborgen. Myn hert is beroerd, myne kragt heeft my verlaten : ja zelfs het ligt myner oogen is by my niet. Myne vrienden en myne naaften kwamen en ftoa- I  102 De zeven Pfalmen ftonden tegen my over: en myne nabeftaanden bleven van verre. ■ En die naar myn leven ftonden, deden geweld: en die my kwaad zogten, fpraken ydelheden: en verzonnen den geheelen dag bedrog. Dog ik als eenen dovcnhoordeniet, enalseen ftomme dede mynen mond niet open. En ik was als een m enfch die niet hoord, en die geenen wederfpraak in zynen mond heeft. Want opu, Heere, heb ik gehoopt: gy zult my verhooren, Heere mynen God. Dewyl ik gezeid heb: Dat dog myne vyanden zig nooit over my verblyden: want als myne voeten wankelen, roeren zy trotfelyk tegen my hunnen mond. Want ik ben tot de geeflelcn bereid; en myn fmert is altoos voor myne oogen. Want ik zal myne misdaad bekend maken: en bekommerd zyn van wegen myne zonden. Dog myne vyanden leven, en zyn magtiger dan ik: en die my t'onregt haten, zyn vermenigvuldigd. Die goed met kwaad vergelden, lafterden my: om dat ik 't goede volgde. Verlaat my niet, Heere mynen God, wykt dog van my niet af. Neemt agt op myne hulpe Heere, de God myns heils. Glorie zy den Vader, &c. Gebed tegen de Gramfchap. DEn eenen Menfch draagd gramfchap tegen den anderen, en verwagt hy van God genade? Hy heeft geen barmhertigheid voor een Menfch die hem gelyk is, en bid hy voor zyne zonden? wie zal voor zyne misdaden bidden? Met deze woorden fpreekt gy my aan, ö Heere, door  der Penitentie. 103 door uwen dienaar den Zoon van Sirach. Zal ik dan voortaan mynen haat tegen iemand nog derven voeden? Vergeeft ó Heere, vergeeft myne kwaadheid en hartnekkigheid in de welke ik tot nog toe volhard hebbe. Ik vergeve van herten wat dat iemand ooit tegen my misdaan heeft: en bidde ootmoediglyk, ftraft my niet in uwe verbolgendheid, nog in uwe gramfchap enkaftyd my niet: Och of ik! gelyk eenen doven voortaan niet en hoorde; en gelyk eenen Hommen, mynen mond niet open en dede: Als myne vyanden tegen my opftaan, en geweld doen om myn ziel te zoeken! en verlaat my niet, ómynHeeremynen God, en fcheid van my niet, want gy zyt myn geduld. Pfalm 70. 5. Den 50. Psalm. Miferere, &c. ONtfermt u myner, God volgens uwe groote barmhertigheid: en volgens de menigte uwer erbarmingen wifch myne boosheid uit. Wafcht my meer en meer van myne ongeregtigheid : en reinigd my van myne zonden. Want ik beken myne ongeregtigheid: en myae zonde is altyd voor my. U alleen heb ik gezondigd, en kwaad voor u gedaan: op dat gy regtvaardig zyt in uwe woorden: en overwind als gy veroordeeld word. Want ziet ik ben in boosheden voortgebragt: en in zonden heeft my myne moeder ontfangen. Want ziet gy hebt de waarheid lief: de onbekende en verborge geheimen uwer wysheid hebt gy my geopenbaard. Befproeid my met hyfoop, en ik zal gereinigd worden: wafcht my, en ik zal witter worden als fneeuw. Geeft vreugde en blydfchap aan myn gehoor: dat myne vernederde "beenderen door verheuging opfpringen, I Wend  194 De zeven Pfalmeii Wend uw aanfchyn af van myne zonden: en Wifcht uit alle myne ongeregtigheden. Schept in my, ó God, een zuiver hert: en vernieuwd eenen opregten geeft in myn binnenfte. Verwerpt my niet van uw aanfchyn: nog neemd uwen Heiligen Geeft van my niet weg. ! Geeft my weder de blydfchap uws heils: en verfterkt my met eenen geeft, diemy aanleide. Ik zal de bozen uwe wegen leeren: en de godlozen zullen zig tot u bekeeren. Verloft my van den bloedfchulden, ö God, oe God myns heils: en myne tong zal uwe regtvaardigheid met blydfchap verheffen. Doetmynelippenopen, Heere: enmynmond zal uwen lof verkondigen. Want had gy eene offerhande begeerd, ik zou ze voorzeker opgedragenhebben: de brandoffers zullen u niet aangenaam zyn. Een bedrukte geeft is voor God eene offerhande : een vermorzeld en verootmoedigd hert zult gy, 6 God, niet verfmaden. Doet wel, Heere, volgens uwe goedgunftigheid aan Zion: op dat de muren van Jerufalem opgebouwd worden. Dan zult gy de offerhande van regtvaardigheid, deopdragten en brandoffers aannemen: dan zul- \ len zy kalveren op uwen Autaar leggen. Glorie zy den Vader, &c. Gebed tegen de Onkuisheid. VAder ikheb gezondigd in den Hemel,en voor u, en ik ben nu niet waardig uwen Zoone genaamt te worden. Wat zal ik ellendige doen ? Want uwen geeft zal in den Menfch niet blyven, om dat hy vleefch is. Eilaas! weeft mynder genadig, dat ik met zoo veel duizenden vcrwor-J pe-l  der Penitentie. i pene (die hedendaagfch de afgryzelyke peft van } Onkuisheid in de helle fmyt) niet mede genomen i ben: fchryf ikalleenlyktoe aan uwe oneindelyke * goedheid. Zal ik daarom wederom zondigen? i. Zal ik daarom met voeten treden, uitliefde der ij beeftelykewelluften? ójefu! het dierbaar Bloed, | dat gy voor myne zonden geftort hebt. 'tZyver1 re van my! ó Jefu, dat zy verre van my! Ik H bidde u, ó Zoone der alderzuiverfte Maget Ma| ria, verloft my van den geeft der Onkuisheid. 1 Wafcht my nog meer van myne boosheden, en j van myne zonden zuiverd my. Verwerpt my niet |i vanuaanzigt, en neemt den Heiligen Geeftniet | van my. Pfalm jo. 12. Den 101. Psalm. Domine exaudi orationem. HEere, verhoord myn gebed: en myn geroep kome tot u. Keerd u aanfchyn van my niet af: op wat dag t ik verdrukt word, neigd u oor tot my. Op wat dag ik u aanroep, verhoord my haasl telyk. Want myne dagen zyn vergaan als rook: en 1 myne beenderen zyn dorre geworden, als een j verdroogd hout. Ik ben verflagen als hooi, en myn hert is uitI gedroogd: om dat ik vergeten heb myn brood i| te eeten. Om 't geluid myns zugtens kleefd myn geh, becnte aan myn vleefch. Ik ben gelyk geworden den Pellikaan der wil:i derniffe: ik ben geworden gelyk de Nagtraaf in / een huis. Ik ben zonder flapen geweeft: enbengeworden als een eenzame mufch op het dak. Den geheelen dag befchimpten my myne vyanden: en die my prezen, zwoeren tegen my. Ia Om  106 De zeven Pfalmen Om dat ik affche als broodat: en mynen drank met tranen mengde. Om uwe gramfchap en verbolgendheid: om dat gy my opgeheven en nedergeftoten hebt. Myne dagen zyn als eene fchaduwe verdwenen : en ik ben verdord als hooi. Maar gy, Heere, blyft in der eeuwigheid: en uw gedenkteken van geflagte tot geflagte. Gy zult opftaan en u ontfermen over Zion: • want het is tyd haar te ontfermen: want de tyd is gekomen. Want haar fteenen behagen aan uwe dienaren: en zy zullen zig ontfermen over haar ftof. En de volkeren zullen uwen naam vrezen, Heere: en alle Koningen der aarde uwe heerlykheid. Om dat den Heer Zion opgebouwd heeft: en zig in zynen luifter vertonen zal. Om dat hy gezien heeft op 't gebed der vernederden : en hun verzoek niet verfmaad en heeft. Men fchryve deze dingen voor het navolgende geflagt: en 't volk dat gefchapen zal worden, zal den Heer loven. Om dat hy van boven uit zyne heilige plaatfe nedergezien heeft: den Heer heeft van den Hemel nedergezien op de Aarde. Om de zugten der gevangenen te hooren: om de kinderen der gedooden te ontbinden. Op dat zy den Naam des Heeren verkondigen in Zion: en zynen lof te Jerufalem. Als de Volkeren zullen te zamen komen: en de Koningen om den Heer te dienen. Hy heeft hem op den weg zyner fterkte gezeid: geeft my te kennen het weinig myner dagen. Neemd my niet weg in 't midden myner dagen; uwe jaren duren van geflagte tot geflagte. In  der Penitentie. 197 In den beginne hebt gy, Heere, het Aardryk ge grond velt: en de Hemelen zyn de werken uwer I handen. Zy zullen vergaan, maar gy verblyft: en zulI len allen als een kleed verouderen. En gelyk een gewaad zultgy ze veranderen, e en zy zullen veranderd worden, i Dog gy blyft de zelve: en uwe jaren zullen | niet eindigen. De Kinderen uwer dienaren zullen woningen j hebben: en hun zaad zal in der eeuwigheid beI ftaan. ' • Glorie zy den Vader, &c. Gebed tegen de Gulzigheid. OCh my ellendige! de welke u Heer God, fontein des levenden waters verlaten hebj; be, en my hebt gegraven putten van wereldfche genugten; putten de welke geen water konnen ! houden! ik hebbe waaragtig vergeten te eeten | mynbrood, 't Brood des Levens, hebbende in zig | alle genugten, en de zoetigheid van alle fmaak, i! en heb getragt te vullen mynen buik met het I draf der Verkens! De fpyzen waren nog in den I mond der kinderen Ifraëls, als den toorn Gods 4 op haar nederdaalden: en gy hebt my zoo dik| wils gefpaard, als ik u beeld en gelykeniffe, 6 3 God, gelyk gemaakt hebt aan de beeften, door de 1 onmatigheid van fpys en drank! Och of ik voorI taan afichen gelyk brood at, en mynen drank 1 met tranen mengde, en myn fpyze was te doen 111 in alles uwen wil! De welke ons dronken maakt I uit de beek uwer welluften. Pfalm 45. ö. Den 129. Psalm. Deprofundis, &c. Uit de dieptens heb ik tot u geroepen, Heere : Heere verhoord myne ftem. I 3 Laat  198 De zeven Pfalmen Laat irwe ooren luifteren naar de ftem myner fmekinge. Indien gy, Heere, de ongeregtigheden aanmerkt, Heere, wie zal beftaan? Om dat 'er by u genade is: en om uwe Wet heb ik u verbeid, Heere. Myne ziel heeft verbeid op zyn woord: myne ziel heeft gehoopt op den Heere. Dat Ifraël op den Heere hoope, van de morgenftond af tot 's nagts toe. Want by den Heer is barmhertigheid: en by hem is overvloedige verlofiinge. En hy zal Ifraël verloflen, uit alle zyn ongeregtigheden. Glorie zy den Vader, &c. Gebed tegen de Nydigheid. ALzoo 6 God hebt gy de wereld bemind, dat gy uwen eenigen Zoon hebt gegeven! Op dat al die geene die in hem geloven niet vergaan, maar het eeuwig leven hebben. Gy doet u Zon opgaan over de goeden en kwaden, cnregend over de regtvaardigen en onregtvaardigen: En zal ik met Nvdigheid bevangen worden, als 't anderen wel gaat? Zal ik alles na myn wenfch begeeren, en myn bedroeven over myn naaftens geluk? 6 Onmenfchelyke boosheid! ó Helfch vergift! Vergeeft het my, 6 alderbarmhertigfte Vader, dat ik ooit daar in gezondigd hebbe: Uwe barmhertigheid is goedertierend! Geeft dat ik ook van dit oogenblik aan doe gelyk een uitver- • koorne Gods de barmhertigheid en goedertierendheid : en boven alles trachten te hebben de liefde, de welke is den band der volmaaktheid. Col. 3. 14. Den  der Penitentie. 199 Den 142. Psalm. Domine exaudi orationem, £srV. HEere verhoordmvngebed: neemtter gehoor myn gefmeek, volgens uwe waarheid: verhoord my volgens uwe regtvaardigheid. En treed niet in 't geregt met uwen dienaar: want niemand die leefd zal voor uw aanfchyn ïeatvaardig zyn. Want de vyand heeft myne ziel vervolgd: hy heeft myn leven vernederd ter aarden toe. Hy heeft my in 't duifter gefteld, als de geenen die overlang dood zyn. , • • En myn geeft is my beangft: myn hert is in my ontfteld geworden. Ik ben indagtig geweeft der oude tyden : ik overweegde alle uwe daden: de werken uwer handen overdagt ik. , Myne handen heb ik tot u uitgeftrekt: myne ziel is voor u, als eene aarde zonder water. Verhoord my haaftelyk, Heere: myn geeft is bezweken. Keerd uw aanfchyn van my niet af: anderzmts zal ik gelyk zyn den geenen die in den kuil dalen. Doet my 's morgens uwe barmhertigheid hooren: want op u heb ik gehoopt. Maakt my den weg beken d, op welken ik moet wandelen: want tot u heb ik myne ziel opgeheven. Verloft my van myne vyanden,. Heere : tot u heb ik mynen toevlugt genomen. Leerd my uwen wille doen, want gy zyt myn God: uw goede geeft zal my brengen op den regten weg. Om uwen naam, Heere, zult gy myn doen leven: door uwe geregtigheid zult gy myne ziel uit de verdrukkinge trekken. En door uwe barmhertigheid zult gy myne I- 4- vy-  200 De zeven Pfalmen der Penitentie. vyanden verdelgen: en ze allen te niet doen die myne ziel verdrukken, want ik ben uw dienaar. Glorie zy den Vader, &c. Antipb. Enzyt, ö Heere, onze misdaden niet gedagtig, nog ook onzer Ouders, enneemtgeene wrake over onze zonden. Gebed tegen de Traagheid. \V7Anneer, myn God, zal ik beginnen u te VV beminnen, entelovengelykhetbehoord: uit gantfch myn herte, uit gantfch myn ziel, en Bit alle myne kragten, die myn lief hebt gehad, met een eeuwige liefde, en my aan u gebonden hebt in eeuwigheid? Eilaas myne ziel heeft gefluimerd vanwanluft. Wee my die tot nog toe zoo traag geweeftbeninnwendienft, datikmetregt vrezen mag dat gy my zult beginnen te fpouwen uit uwen mond. Maar fpaard my Heere; wilt niet intreden in't oordeel met uwen knegt, want alle levendigen zullen niet geregtvaardigd worden in uwe tegenwoordigheid. Ik heb myne handen uitgereikt tot u, myn ziele is voor u als aarde zonder water. Heere verhoord my haaftclyk, myn geeft is bezweken. Maar uwen goeden geelt zal my leiden in den regten weg: om uwen naam, Heere, zult gy my levende maken. LITANIE, Der H. Kerke, die gelezen word in den algemeenen Nood. HEere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. Chrifti hoord ons. Chris-  Litanie der H. Kerke. 201 Chrifti verhoord ons. God Hemelfchen Vader, ontfermt u onzer. God Zoone Verloffer der Wereld, ontfermt n onzer. God H. Geeft, ontfermt u onzer. H. Drievuldigheid eenen God, ontfermt u onzer. Heilige Maria, bid voor ons. H. Moeder Gods, "| Evangeliiten, H. Maget der Maag- Alle H. Difcipelen den, des Heeren, H. Michaël, Alle H. Onnozele H. Gabriël, Kinderen, H. Raphaël, H. Steven, Alle H. Engelen en H. Laurens, Aards-Engclen, H. Vincent, Alle H. Choren der H. Bonifacius, zalige Geeften, H. Fabiaan enSebasH. Jan Baptift, tiaan, Alle H. Patriarchen H. Jan en Paulus, enPropheten, 5! H. Cosmas en Da- Ë3. H. Petrus, ^ miaan, °* H. Paulus, „ o H. Servaas en Pro- , o H. Andreas, f° thaas, [3 H. Jacob, o Alle Heilige Marte- o H. Jan Evangelift, 5 laren, £ H.Thomas, H. Silvefter, H. Jacob, H. Gregorius, H. Philippus, H. Ambrofius, H. Bartholomeus, H. Auguftinus, H. Mattheus, H. Hieronimus, H. Simon , H. Martinus, H.Thadeus, H. Nicolaas, H. Matthys, H. Willebrordus, H. Barnabas, H. Switbertus, H. Lucas, Alle H. Biffchoppen H. Marcus, en Belyders, Alle H. Apoftelen enj Alle H. Dodtoren, . I 5 H,  202 Litanie der H. Kerke. H. Anthonius, "1 H. Lucia, ' H. Benediótus, H. Agnes, H. Bernardus, H. Cecilia, H. Dominicus, H. Catharina, H. Francifcus, K H. Anaftafia, w H. Egbert, £ H. Barbara, £ H. Albertus, ? „os de uwe zullen worden. Wy bidden u ootnog ut u wv. . w voor De_ T « ™ rhvifturn uwen Zoone onzen Heere, die Lt uïe W en Door uwe oneindelyke goedheid, Door uwe groote barmhertigheid, Door uw geduld en langmoedigheid, Wy zondaren, wy bidden u verhoord ons. Dat wy u waaragtigen God altyd en over ah ^ belyden mogen, ^ DatwjmEen in Drievuldigheid, cnDrievul- g dig"in de eenigheid aanbidden, gDat gy ons wilt vergunnen u van gantfcher g herten te bemmnen, c Dat gy 't Volk tot uwen Heiligen Naam ge- » Een is hy, niet door veranderingen der Godheid in de Menfchheid, maar door aanneminge des Menfchheid van Gods Godheid. By een is hy geheel, niet door menginge der fubftantie, maar door eenigheid des Perfoons. Want gelykerwys de redelyke Ziele en het vleefch een Menfch is, alzoo God en Menfch, is eenen Chriftus. Den welken geleden heeft om onzer zaligheid wille, is nedergedaald ter helle, ten derden dage is opgeftaan van der dood. Hy is opgevaren in den Hemel, hy zit aan de regterhand Gods des Vaders Almagtig, van daar zal hy komen oordeelen levenden en dooden. Tot wiens komfte zullen alle Menfchen verryzen met hare Lighamen, en zullen rekening geven van hare werken. En die goede Werken gedaan hebben, zullen gaan in dat eeuwig Leven, en die kwade Werken hebben gedaan, zullen gaan in dat eeuwig vuur. Dat is het algemeene Chriftelyke Geloof, 't welk, ten zy dat iemand getrouwelyk en vaftelyk geloofd, hy en kan niet zalig worden. Glorie zy den Vader, en den Zoon, en den H. Geeft, gelyk als't was in den beginne, en nu en altyd, en in alle eeuwen der eeuwen, Amen. Opojferinge zyns zelfs aan de ALDERHEILIGSTE DRIEVULDIGHEID. t. Aan God den Vader. 6 \ Ldergenadigften Vader! Vader der barmJi\. hertigheid en God van allen trooft! Zietik alderfnoodften aardworm, die niet waardig ben uwen Zoon genaamt te worden, verfchyne voor uwe Goddelyke Majefteit, mynen Heer en SchepK 2 per,  %mS De kleine Getyden per, alleenlyk betrouwende op de verdienften van uwen Zoon, myn Zaligmaker JefusChriftus? myn Ziel en Lighaam en alles wat in my is, drage ik u op tot een eeuwige offerhande. Ontfangt deze offerhande tot vereeniging van 't Sacrificie dat uwen alderheiligften Zoon aan den galgenboom des Kruys, u heeft opgedragen. Ziet aan het aangezigt van uwen Gezalfden, en erkend in my het beeld, na dit voorbeeld gemaakt. Deze waardigheid ontfchuldige myne onwaardigheid,' deze heiligheid voldoet myn kwaadheid, enmake dat ik door een eeuwige liefde met u vereenigd leven en fterven, Amen. 2. Aan God den Zoon. ö A Ldergenadigften Zoon des AlmagtigftenjTJl Vader! glans zynder Heerlykheid, en de figure zynder Subftantie, alles dragende door de kragt van u Woord. Die als in Gods gedaante, waard ,hebtu verootmoedigd, zynde gehoorzaam tot de dood, ja tot de dood des Kruis. Op dat gymy, flave deszatans, zoude verloffen van de fchuld der eeuwige verdoemeniffe. Wat zaliku wedergeven, ö Heere Jefu; voor al 't geene gy my gegeven hebt. Ben ik my geheel aan u fchuldig, diemy, als ikhet eeuwig vuur verdiend hadde, en verloren was, herfteld hebt in u Vaders genade en ter eeuwiger zaligheid? Ontfangt my, ê Jefu, ontfangt u pand dat gy zoo duur verloft ' hebt: Ontfangt het geene datu toebehoord, want het is een werk van uwe Almogendheid, al 't geene dat in my gevonden word. Ontfangt het en bewaard het, op dat den oneindelyken prys»: van uw dierbaar Bloed niet verlorenen ga, Amen. 3. Aan God den H. Geest. § TTEiligen Geeft, die uit den Vader en den JlJ- Zoon voortkomt, hebbende met den Va-' der  voor den Zondag. 22t .der endenZoon dezelve Goddelykheid, Wezen en Glorie-, ó Leven en trooft mynder ziele? Ik gelove dat ik in u herboren ben in 't Water des Doopfels. Ik bekenne dat ik door de invloeijinge uwer kragt en goedheid beftierd en befchermd werde. Hoe zal ik u voor de oneindelyke weldaden genoegzaam bedanken? Om dat ik onder de Schepfelen niet liever en hebbe als my zelve, en gy niet anders buiten my eifcht: gelieft myn herte, myn zinnen, en alles wat in my is te ontfangen. Vereenigdmy, ó band dereeuwigeliefde met u, en met den Vader en den Zoon, ontfteekt en reinigd my met uwe vlammen, op- dat ik u met een kuis lighaam altyd diene en met een zuiver herte behagen, Amen. Dankzegginge tot de AlderheUigfte DRIEVULDIGHEID. IK erkenne, 6 Alderheiligfte Drievuldigheid, de ontelbare en oneindelyke weldaden, die ik van 't eerfte oogenblik mynder ontfangeniife, tot dezen tegenwoordigen dag ontfangen hebbe; voor de welke ik u bedanke uit alle myne kragten. Ik bedanke u ó Vader dat gy my naar 't evenbeeld uwer Godheid hebt gefchapen, en tót nog toe bewaard! op dat ik u, uwen Zoon, en den H. Geeft met uwe Engelen in der eeuwigheid love en bezitte. Ik bedanke u, ö Zoon, dat gy myne natuur om mynen 't wille aangenomen hebt, uw Bloed hebt geftort, en den alderbitterften dood zyt geftorven-, op dat gy my van de eeuwige dood zoud verlolfen, en uwen Vader verzoenen. Ik bedanke u, öH. Geeft, datgyu in my geftort hebt door 't Water des Doopfels, en my geheiligd hebbende, erfgenaam hebt gemaakt des eeuwigen levens. Hoe zal ik u ó alderheiligfte Drievuldigheid, na u welgevallen K 3 kon-  422 De kleine Getyden konnen bedanken ? Gy 6 H. H. Geeften! Uitverkoornen Gods, en inzonderheid gy gebenedyde onder de Vrouwen Maget en Moeder; offerduwe lof en dankzegginge voor my; want al wierden alle myne leden in tongen veranderd, zy zouden niet genoegzaam u ó alderheiligfte Drievuldigheid konnen loven en danken. Liefde tot de Heilige DRIEVULDIGHEID. MYnenGod, myn zoete liefde, mynhoogfte goed en alle myn verlangen: hoe kan 't gefchieden dat 'er eenige Creatuur zy die u niet bemind? Ikbeminne u, mynen God, ik bemin u uit ganfch myn hert, uit ganfch myne ziel en uit alle myne kragten! Ik verheuge my aldus over uwe glorie en Majefteit, dat ik duizendmaal liever wil te niet en verloren gaan, als dat gy iets van het goed, het welke gy zyt, zoud verliezen. Indien 'er iets in my waar, het welk gy niet en had, dat zoude ik gaarn en goetwillig u opdragen. Maar gy ö Heer mynen God, zyt de Fonteine aller goed, van den welken voortkomt alle goed, datis, datgeweeftis, en wezen zal. Wie zoude u niet beminnen? Ik roepe en biddemet den H. Auguftinus: ó Liefde, die altyd ontfteekt en nooit verkoud word, ontfteekt my en ik zal ontfteeken worden om geheel u alleen te beminnen; want hy bemind u minder die metuiets bemind, dat hy om u niet bemind. 6'. Aug. alleenfprake. Cap. 28. Beveelinge zyns zelfs. IKbeveelemy geheel, ö Heere in den fchoot van uwe goedertierenfte voorzieninge en wille, en rufte blydelyk in u alderheiligfte welgevallen. Schikt myn leven en alles wat in my is na    voor den Zondag. 223 na u welgevallen, tot u meerdere eer en glorie. Dat alleen bid ik u met alle kragten mynder ziele laat niet toe dat ik ooit van u gefcheiden wórde: Daarom verwekt en bewaard in my een levendig geloof, vafte hoop, en vurige liefde, en leid my door den weg uwer geboden, tot dat ik doorga tot de plaatfe des wonderlyke Tabernakel, tot den Huize Gods. Pfalm 41. 5. Eiffcbinge des Zegens^ GEeft my alderonwaardigfte Creatuur uwen Zegen God Vader, den Zoon, en den H. Geeft, Amen. De Almogendheid des Vaders beware my. De Wysheid des Zoons onderwyft my. De Liefde des H. Geeft ontfteekt my. Op dat ik u mynen God een m Wezen, en drie in Perfoonen, hier op aarde erkenne, beminne en love, en in den Hemel in eeuwigheid aanfehouwen en omhelzen, Amen. VOOR DEN MAANDAG. Korte Getyden van den HEILIGEN GEEST. TE METTEN. f. pvE gratie des H. Geeft verligt onze zinne» \_J en herten, ft. Amen. y. Heere gy zult myne lippen open doen. ft. En mynen mond zal uwen lof verkondigen; y. God hebt agt tot mynder hulpe. ft. Heere haaft u om my te helpen. Glorie zy den Vader, en den Zoon, en den Heiligen Geeft, gelyk het was in den beginne, en nu, en altyd, en in de eeuwen der eeuwigheden, Amen. Alleluja. k 4 Vm  324 De kleine Getyden Van Septuagefima tot Paaffcben, zegd men in alle Getyden voor Alleluja, Lofzyu Heere, Koning der teuiviger glorie. LOFZANG. Daald Heilig' Geeft, daald in myn ziel, Die eertyds op de Apoftelen viel, Vervuld met Goddelyke kragt, De herten van u voortgebragt. Antipb. Komt Heiligen Geeft vervuld de herten uwer Gelovigen: en wilt in die ontfteken het vuur uwer liefden. y. Zend uwen Geeft, en zy zullen gefchapen worden. ft. En gy zult het aanfchyn des aardryks vernieuwen. GEBED. WYbiddenuHeere, laatonsbyftaandekragt des Heiligen Geeft, die onze herten goedertierendlyk zuivere, en van alle tegenheden befchermd: door onzen Heere Jefum Chriftum uwen Zoon, die God wezende , leeft en regeerd met God den Vader, en den H. Geeft, VX alle eeuwen der eeuwen, Amen. TE PRIEMEN. f. De gratie des H. Geeft, &c. als voren. ; . y. God hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &c. LOFZANG. Gy zyt den vertroofter in den druk, Gy zyt den gever van 't geluk, Fonteine die het al befproeid, Want in de liefde de deugden groeid. Antipb. Komt Heiligen Geeft, &c. Met bet gebed als voren. T E  voor den Maandag. 02? TE TERTIEN. f. De gratie des H. Geeft, &c. als voren, f. God hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &c. LOFZANG. U gaven zeven in 't getal, Vervullen heel het aardfche dal, U kragt aan ieders ftem en mond, Een redenryke tale jond. . • Antipb. Komt Heiligen Geeft, Sec. Met bet gebed als voren. TE SEXTEN, f. De gratie des H. Geeft, &c. als voren, f. God hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &c. LOFZANG. Gy die de fterkfte zeiver zyt, Befchermd myn ziel in alle ftryd, Op dat ik als eene fteene Rots, Onwinbaar, Hel en Duivel trots. Antipb. KomtHeiligen Geeft, &c Met bet gebeA als voren. TE NONEN, f. De gratie des H. Geeft, &c als voren, f. God hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &c. LOFZANG. En laat niet toe dat 't helfch geweld, Myn ziel door zonden nederveld, En leid gevangen in den kuil, Vol van gekerm en droef gehuil. Antipb. KomtHeiligen Geeft, &c. Met bet gebed  225 7)e kleine Getyden TE VESPEREN. f. De gratie des H. Geeft, &c. als voren. y. God hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &c. L O F Z A N G. Toond ons verheven op den throon, Den grooten Vader, grooten Zoon, En dat gy van alle eeuw' en tyd, De liefde en band van beide zyt. Antipb. Komt Heiligen Geeft, &c. Met bet gebed als voren. TE COMPLETEN. f. De gratie des H. Geeft, &c. als voren. y. Bekeerd ons God onzen Zaligmaker, ft. En wilt uwe gramfchap van ons af keeren. y. God hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &c. LOFZANG. Komt fchepfels buigd u kniën neer, Voor uwen God, voor uwen Heer, Den Zoon en Geeft u liefde geeft, Zoo lang u tong en herte leefd. Antipb. Komt Heiligen Geeft, &c. Met bet gebed als voren, Na bet gebed zult gy in 't einde by voegen deze BEVELING E. ö TTEiligen Geeft, ik hebbe u deze Getyden XX gelezenmetinnigheid:opdatgymyzoud byftaan in myn uitterfte, en ik met u heerfchappye hebben in der eeuwigheid, Amen. LITANIE, Tot den HEILIGEN GEEST. Antipb. Komt 6 Heiligen Geeft, vervuld de herten  voor den Maandag. 22? ten uwer gelovigen, en ontfteekt in henlieden het vuur uwer liefden, die door verfcheidendheid van alle talen, de valken in de eenigheid des Heiligen Geeft verzameld hebt. HEere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. Chrifti hoord ons. Chrifti verhoord ons. God Hemelfchen Vader, ontfermt u onzer. God Zoon Verloffer der Wereld, * God Heiligen Geeft, Heilige Drievuldigheid eenen God, Heilige Geeft van den Vader en Zoon voortkomende , Geeft des Heeren, God van Ifraël, Heerfchappye hebbende over de Menfchen, Vervullende den omring der Aarden, Hebbende alle kragten, Alle goed werkende en alle dingen voorziende, O De Hemelen vercierende, 3 Alle waarheid ingevende, £ Geeft der Wysheid, 3 Geeft der Verftandelykheid, 'ss Geeft des Raads, o Geeft der Sterkheid, ^ Geeft der Wetendheid, £ Geeft der Godvrugtigheid, Geeft des vreze Gods, Geeft door wiens ingeven de Heilige Menfchen gefproken hebben, Geelt waarichouwende de toekomende dingen, Gaven en beloften des Vaders, Heilige Vertroofter de wereld berispende. Geeft, door wien de duivels uitgeworpenI worden, J . K 6 GeeS  2*8 De kleine Getydett Geeft uit wien wy herboren worden • Geeft door wien de liefde Gods in onze herten uitgeftort word, "Geeft der aanneminge van kinderen Gods Geeft der genade en barmhertigheid, * Geeft, die onze krankheid behulpig'zyt, Geeft, die getuigenis geeft aan onzen geeft dat wy kinderen Gods zyn, g* Geeft, onderpand onzer erffeniffe, g> Geeft, die ons geleid in den regten weg, 3 Levendigmakenden en fterkenden Geeft, Geeft der zaligheid, oordeel en blydfchap, ö Geeft des geloofs en vrede, § Geeft der ootmoedigheid en zuiverheid, S Geeft der zagtzinnigheid, waarheid en een- 2* dragtigheid, Geeft van berouw, vernieuwende enheiligmakende, Geeft des levens, van verduldigheid en zeegbaarheid , Geeft aller gratie, Weeft verzoend, fpaard ons Heere. Van den geeft der dwalinge, verloft ons Heere. Van den onzuiveren geeft, *i Van den geeft der Godslafteringe, Van alle hartnekkigheid en wanhope, Van alle vermetelykheid en wederfprake te- < gen de waarheid, . 3. Van alle boosheid en kwade gewoonte, % Van den nyd tegen de Broederlyke liefde, I o Van onberouwin 't uitterfte, f £ Door u eeuwige voorkomfte van den Vader m en den Zoon voortkomende, g Door uwe onzienlyke zalvinge, 3 Door de volheid aller gratie, waarmede gy * de H. Maget Maria altyd bezeten hebt, Door uwe Heiligen Openbaringe inhet Doop-J ael Chrifti, *Voor  voor den Maandag. 229 .Door uwe zalige komfte over de Apoftelen, verloft ons Heere. Door uwe onuitfprekelyke goedheid met de welke gy de Kerke Gods regeerd, de Martelaars verfterkt, de Doctoors verligt, en de Religie in fteld, verloft ons Heere. Wy zondaars, wy bidden u hoord ons. Dat wy in den geeft mogen wandelen, . Dat wy de begeerte des vleefch met en vol- <: brengen, 3*. Dat wy u nimmermeer en bedroeven , _ g. Dat gy alle de Kerkelyke Ordens in de hei- g lige Religie: en den waaragtigen geeft be- ifi houden wilt, , % Dat gy alle Chriften volk een herte en een g ziele fchenken wilt, 2. Dat gy ons vervullinge aller deugden verlee- g nen wilt, .M 6 Geeft Gods, „ J. . y. Zend uit uwen Geeft, en zy zullen gefcha- Pft.l:nrgynzult het aanfchyn des aardryks vernieuwen. GEBED, ö /^Od' die de herten der Gelovigen, door VJT de verligtinge des Heiligen Geeft hebt geleerd : gund ons in den zeiven regt wys te zyn, en door zyne vertrooftinge altyd getrooft te worden, door Jefum Chriftum onzen Heere, Amen, LOFZANG tot den H. GEEST. Vent Santte Spiritus. KOmt Heiligen Geeft laat nederdalen uit den Hemel, de ftralen uws ligts. Komt vader der Armen, komt gever der gaven; komt ligt der herten. K 7 A  530 Be kleine Getyden Alderbcften Vertroofter: lieffelyken ?alr der Zielen, zoete verkoelinge. 5 In den arbeid rufte, getemperdheid in de hitte, trooft in het geween. ó AlderzaligfteLigt! vervuld het binnenfte des herte van uwe Gelovigen. Zonderuwe Godheid, nietis'erin denMenfch niet is 'er zonder zonde. «*ju.u, Wafcht dat vuil is, begiet dat dor is, geneeft «at gequeft is. ' 6 Buigd dat ftyf is, verwarmd dat koud is regeerd dat verdoold is. ' Verleend uwe gelovigen, die op u betrouwen « zeven Heiligen gaven. Geeft de verdienften der deugd, geeft een zahgaffcheiden geeft de eeuwige blydfchap, Amen, f. De gratie des Heiligen Geeft. - ft. Verligt onze zinnen, en onze herten. y. Heere verhoord myn gebed. ft. En iaat mynen roep tot u komen. Laat ons Bidden. WY bidden u Heere, dat de kragt des Heiligen Geeft ons helpe, die onze herten genadie zuivere, en van alle tegenfpoed befchcrme God aan wie alle herten open zyn en alle wille fpreekt, en geen geheim verborgen is, zuiverd door de inftortinge des Heiligen Geeft de gedagten onzer herten, op dat wyu volkomentlyk beminnen, enwaardiglyk loven mogen Geeft uwe Kerk, bidden wy, genadigen God dat zy in den Heiligen Geeft vergaderd zynde door geen vyandelyke aanvegtingegeftoord worden. Door Jefum Chriftum onzen Heere, Amen f. Heere verhoord mvn gebed, ft. En laat mynen roep tot u komen Y. En de zielen der Overledenen moeten dooy  voor den Maandag. »3* door de barmhertigheid Gods, ruften in vrede, ft. Amen. Aandagtige aanroefinge tot den Heiligen Geeft, om zyne zeven gaven te verwerven. Komt Heiligen geeft, &c. Zend uit den Hemel de gaven uwer gratie, i TZ"Omtö Geeft derWysheid! onderrigtmyn ' ÏS* herte, op dat ik kan waardeeren en beminnen de Hemelfche goederen, en die voor alle wereldfche dingenftellen. Toond my daar en boven den weg om die te vinden, eneeuwiglyk te bezitten, Amen. Onzen Vader, £fc. Komt Heiligen Geeft, &c. 2 Komtó H. Geeft des Verftands! verligt myn verftand, dat ik alle Mifterien der zaligheid mag bevatten en omhelzen: en door u, den Vader en den Zoon mag verwerven, Amen. Onzen Va* Komt Heiligen Geeft, &c. 3. Komt ó H. Geeft des Raads! helpt my m alle voorvallenvan dit onftandyaftig leven: Neigd myn herte tot het goed, en keerd het van het kwaad: en leid my door den regten weg uwer geboden, tot het gewenfte einde der zaligheid, Amen. Onzen Vader, &c. Komt Heiligen Geeft, &c. 4. Komt 6 H.Geeftder Sterkte! geeft my kragten en fterkte aan myn herte, en beveiligd> het inallebenaauwdheden en tegenfpoedigc voorvallen- vergund my kloekmoedigheid tegen alle fchadelyke aanvallen der vyanden, op dat is nooit verwonnen van u, ó God! myn opperfte goed gefcheiden worde, Am en. Onzen Vader, &c. Komt Heiligen Geeft, &c. r Komt 6 H. Geeft der Kennis! maakt dat ik de vergankelyke goederen dezer wereld, en naar  232 De kleine Getyden ydelheid kenne en verfmade: en die nooit ge* bruiken als tot uwe glorie, en myne zaligheid- maar uwe eeuwige Beloningen ftellen voor alle wereldfche dingen, Amen. Onzen Vader, Ptfc. Komt Heiligen Geeft, &c. 6. Komt ó H. Geeft der Godvrugtigheid • beWeegd myn hert tot de waaragtige Godvrugtigheid, en tot de Heilige Liefde van mynen Heere en God: op datik hem in alle myne devotie altyd zoeke, en in de waaragtige liefde vinde, Amen. Onzen Vader, £tfc. Komt Heiligen Geelt, &c. 7- Komt ö H. Geeft der vreze des Heeren doorfteekt myn hert met de heilzame kinderlyke vreze: op dat ik u altyd voor oogen hebbe, en zorgvuldiglyk alles fchouwe, dat de oogen van Uwe Goddelyke Majefteit mishagen kan, Amen. Onzen Vader, £fc. f. Komt Heiligen Geeft vervuld de herten uwer Gelovigen. ft. En ontfteekt in haar 'tvuur uwer liefde. y. Heere verhoord myn gebed. ft. En iaat myn roep tot u komen. GEBED. Wilt in onze herten, bidden wy Heere, den Heiligen Geeft genadig inftorten, door Wiens wysheid wy zyn gefchapen, en door wiens voorzieninge wy worden beftierd. Door Jefum Chriftum onzen Heere, Amen. y. De Goddelyke hulpe blyve altyd met ons. ft. Amen. Een ander Gebed tot God den Heiligen Geeft. 6 ^ Agtmoedigften Heere God Heiligen Geeft, £Lu die met den Vader en den Zoon, in alles gelyk, even eeuwig en een wezentlyk zynde , onuitfprekelyk yan hen beide voortkomt; en die op    voor de Dingsdag. ; alle boosheid en onwouwigheid, en ondteeict |i regeerdGod in der eeuwigheid, Amen. VOORDEN DINGSDAG. Korte Getyde* AlderheiligRen NAAM JESUS. TE METTEN. * -TVEn Naam des Heerenzy gebenedyd in der \J eeuwigheid, ft. Amen. " ^eere^V zult myne lippen open doen l Smyneyn mondei uwen lof verkondigen. * God hebt agt tot mynder hulpe. ï' Heere haaft u om my te helpen, rinrie zv den Vader, en den Zoon, en den - Glorie zy oen v . ^ den beginne, f^Tefakydflfin^de eeuwen der eeuwigheden , Amen. ^, . ;„ fl//f eeuwiger glorie. LOFZANG. Ilc wü 's morgens eer de Zon opgaat, Ook lopen daar Maria gaat: En Tcfum vinden in het grat, DieJdoor zyn dood my't leven gaf. ^.^  234 Be kleine Getyden Antipb. Den Heere Jefus heeft hem zeiven verootmoedigd : zynde gehoorzaam geworden tot 'er dood en dat tot de dood des Kruis: waarom dat God hem heeft verheven,, en hem eenen Naam gegeven die boven alle namen is, op dat in den Naam Jefus alle kniën gebogen zouden worden der geenen, die in den Hemel, op der Aarden en onder de aarden zyn. f. Dat u ó God allen het Aardryk aanbidde en zingen. 3 «auluuuc, *. Dat het uwen Naam een Pfalterlied zinge, © Heere Jefu. ö ' GEBED. o (2Pd> die den alderglorieuften Naam van n£ nTen eemSgeboren Zoon ons Heeren Jefu cnrilti, door eene zeer groote zoetigheid, uwe gelovigen zeer minnelyk hebt gemaakt, en de boze geeften vervaarlyk en fchrikkelyk: Verleend genadiglyk, dat alle de geenen die dezen Naam Jefu devotelyk eeren op der aarden nu mogen proeven de zoetigheid van uwen heiligen troolt, en hier namaals verwerven de eeuwiee en onvergankelyke blydfchap. Door den zeiven Heere Jefum Chriftum uwen Zoon, die God zynde met u leefd en heerfchappye hebt in de eenigheid des Heiligen Geeft, door alle de eeuwen der eeuwigheden, Amen. TE PRIEMEN, t. Den Naam des Heeren zy, &c. als voren. y. bod hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &c. LOFZANG. Komt, roep ik, komt wel duizendfout, , Myn hert is tot 'er dood benoud, waarom myn God zoo lang vertoefd. Waarom myn ziel zoo lang bedroefd. Antipb,  voor den hingsdag. 235 Antipb. DenHeere Jefus heefthem zeiven verootmoedigd , &c. Het gebed als voren. TE TERTIEN. t. Den Naam des Heeren zy, &c. als voren, f. God hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &c. LOFZANG. Wanneer God met zynPyltjen fpeeld, En 't herte met zyn liefde ftreeld. Al gaaft gy hem al 's werelds goed, Hy zal 't verftooten met de voet. Antipb. Den Heere Jefus heeft hem zelvenve?ootmoedigd, &c. Het gebed als voren. TE SEXTEN. f. Den Naam des Heeren zy, &c. als vore», f. God hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &c. LOFZANG. Geeft dat myn ziel u zoetheid fmaakt, En dat myn hert in minne blaakt, In min verflenft en altyd bloeid, In min vergaat, en altyd groeid. Antipb. Den Heere Jefus heefthem zeiven verootmoedigd, &c. Het gebed als voren. TE NONEN, f. Den Naam des Heeren zy, &c. als vorenf. God hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &c. LOFZANG. Geen zilv're Pen, geen Pers, geen Konft, Heeft uitgedrukt wat Jefus jonft, Vermag, als Jefus 't herte wint, Wat zyne liefde daar in print. .  *3 &c als voren, f. God hebt agt tot mynder hulpe, &e Glorie zy den Vader, &c. LOFZANG. Wie Jefus liefde dronken maakt Alleen naar Jefus, Jefus haakt, En wilt nog peilt op anders geen. Als Jefus, en zyn min alleen TE COMPLETEN t BeekeSa^cdr J66™ ^' &c' y. Bekeerd ons God onzen Zaligmaker. * r*Heru U Sramfthap van ons af. y. God hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &c. ' L O F Z A N G. «Naam die 'tal te bovengaat, 6 Zoeten Naam als honingraat, ö Jefu, Jefu, Jefu zoet, ö Naam zyt duizendmaal gegroet mr£H& ?en0Heere Kus heefthem zeiven verootmoedigd , &c. Het gebed als voren. LITANIE, Van den Zoeten NAAM J E S U S. HEere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. Jefu Chrifti hoprd ons. Jefu  voor den Dïngsdag. Jefu Chrifti verhoord ons. God Hemelfchen Vader, ontfermt u onzer. God Zoon Verlofler der Wereld, God Heiligen Geeft, Heilige Drievuldigheid eenen God, Jefu, Zoon des levenden God, Jefu, eeuwig Woord des Hemelfchen Vaders, Jefu, Koning des Werelds, Aldermagtigften Jefu, Alderfterkften Tem, Aldervolmaakften Jefu, Alderglorieuften Jefu, Alderliefften Jefu, Alderwonderlykften Jefu, Aldervermakelykften Jefu, Aldereerwaardigften Jefu, 3 Alderootmoedigften Jefu, g> Alderzagtmoedigften Jefu, g Alderverduldigften Jefu, > « Aldergehoorzaamften Jefu, £ /.Klaarder dan de Zon, I a Schoonder dan de Maan, 8 Blinkende boven de Sterren, • Beminder der Zuiverheid, Onze Liefde, Beminder des Vredes, Voorbeeld aller Deugden, 3 IJaloers liefhebber der Zielen, o" Onzen toevlugt, l~' Vader der Armen, Vertroofter der Bedrukten, Schat der Gelovigen, Goeden Herder, Sterre der Zee, Waaragtig Ligt der Wereld, .Eeuwige Wysheid des Vaders, J * Blyd-  238 De kleine Getyden ..Blydfchap der Engelen, "I a Koning der Patriarchen, 0 Onderwyzer der Propheten, Meefter der Apoftelen, g * Doctoor der Evangelifien, «5 4 Sterkheid der Martelaren , o Ligt der ConfeiToren, » Bruidegom der Maagden, « Kroone van alle Heiligen, J * Zyt ons genadig, fpaard ons Jefu. tZyt ons genadig, verhoord ons Jefu. Van alle kwaden, n Van alle zonden, Van u gramfchap, Van de ljftige lagen des duivels, Van de ovcrtredinge uwer geboden, Van een onzalige dood, Van alle ongeluk, < Door u toekomfte, ~ Door u Geboorte, §5 Door uwe Befnydenifle, »o Door uwen arbeid, 5? Door uwe Geeffelinge, "7- Door u zware Kroninge, 5» Door uwe bittere Dood, Door uwe Verryffeniffe, Door uwe Hemelvaart, Door uwe glorie, Door uwe alderzoctfte Moeder Maria, Door het voorbidden van alle uw' Heiligen,* Lam Gods, die wegneemd de zonden der Wereld : fpaart ons Jefu. Lam Gods, die wegneemd de zonden der Wereld: verhoord ons Jefu. Lam Gods, die wegneemd de zonden der Wereld : ontfermt u onzer Jefu. Onz.cn Vader, &c. t. Ett  •voer den Dingsdag. ftjjj f. En leid ons niet in bekoringe. ft. Maar verloft ons van den kwaden, y. Den Naam des Heeren zy gebenedyd. ft. Van nu aan tot in der eeuwigheid. G E. B E D. 6 /~y Od, die den Alderglorieuften Naam vaat VX uwen eeniggeboren Zoon ons Heereri Jefu Chrifti, door een zeer groote zoetigheid uwen gelovigen zeer minnelyk hebt gemaakt, en de boze geeften vervaarlyk en fchrikkelyk! verleend genadiglyk, dat alle de geenen die dezen Naam Jefu devotelyk eeren op de aarden, nu mogen proeven de zoetigheid van uwen heiligen trooft, en hier namaals verwerven de eeuwige en onvergankelyke blydfchap. Door den zeiven Heere Jefum Chriftum uwen Zoon-, die God zynde met u leefd en heerfchappye heeft in de eenigheid des Heiligen Geeft, door alle de eeuwen der eeuwigheden, Amen. XXXIII. Godvrugtige zugten tot Jefum ter eeren. de 33 jaren die hy op Aarde geleefd heeft. Jefus waren God* 8 TEfu! waaragtig God, van waaragtig God, I weeft my eenen God, eenen Befchermer, v en tot een Huis der toevlugt, op dat gy my zalig maakt. Pfalm 30. 3. ójefu, evenbeeld des Vaders! vernieuwd den geeft myns herten, op dat, gelyk ik gedragen heb het beeld des aardfehen Menfche, ik alzoo ook drage het beeld van den Hemelfchen. 1 Cor. 15.4. ójefu, eeuwige Wysheid! neemd van my alle ydele wetenfehap: want ik wenfche niet te weten, als u mynen gekruiften Jefum. 1 Cor. 2. Jefus  De kleine GetydeH Jefus waren Menfch. 6 TEfu, vleefch geworden Woord! wonende I. onderons, maaktmy deelagtig uwer Goder delyke nature. 2 Petri 1. 4. ö Jefu Zoon des Menfchen! die, als gy waart in de gedaante Gods, de gedaante des knegts hebt aangenomen, laat geen hovaardye nooit in mynen zin heerfchappye hebben. Tok 4. 14. ó Jefu, eerftgeboren onder veele Broeders! maakt my, gelyk gy belooft hebt, een plaats in 't'Ryk uwes Vaders, op dat ik mag zyn daar gy zyt. Joan. 14. Jefus VerloJfer. 6 TEfu mynen Verloffer! ikhooreutoe, ontI fangt my: want door u Bloed hebt gy my v gekogt. 1 Cor. 6. 20. , ó Jefu mynen Zaligmaker! maakt my zalig, maakt my zalig: want daar en is geen anderen naam onder den Hemel den Menfchen gegeven, door den welken wy moeten zalig worden. Allor. 4. ö Jefu oorfprong myns levens! u leefd myne ziele, want gy zyt my 't leven en 't fterven gewin. Pbil. 1. 21. • Jefus Heer. 6 TEfu mynen Heer en God, bezit my, want " I ik ben uwen Knegt, en een Zoon uwer v Dienftmaagd. Pfalm 114. 6 Jefu mynen Koning, gebied my! ikbekenne dat uw jok zoet is, en uwen 1 aft ligt. Mattb. 11 30. 6 Jefu mynen Befchermer, onder uwe fchaduwe befchermd my, fteld my nevens u: en wiens hand gy wilt laten tegen my ftryden. Job 17. 3. Jefus Bruidegom. 6 TEfu, gy zyt my eenen Bruidegom des Bloeds! I trouwdmy vooruin barmhertigheid en ontJ fermeniffen in der eeuwigheid, OJeas 2. 19. o Je-  voor den Dingsdag. 24 r 6 Jefu myne liefde, fchoon boven de Zoonen der Menfchen: wathebikin den Hemel? en zonder u, wat heb ik gewilt op der Aarden? Pfalm 72. 25. ó Jefu myne vreugd entrooft, leidmy binnen in uwe kelderen, ik zal my verheugen en verblyden in u. Cant. 1. 3. Jefus Eerder. ö TEfu goeden Herder, die uwe ziele gefteld I hebt voor uwe fchapen. Om uwennaam zult •r gy my voortleiden en opvoeden. Pfalm 30. ö Jefu, levendig Brood dat uit den Hemel nedergedaald zyt: gy alleen vervuld met goeden, myne begeerten. Pfalm 102- 5. ójefu, Fonteine des Levens, myn ziele heeft naar u gedorft; maakt dat ik in vreugde wateren fcheppe, uit de Fonteine des Zaligmakers. IJai. 12. 3. Jefus Meefler. ö TEfuMeefter, ons van God gezonden, goedI heid en onderwyzinge, en wetendheid, •r leerd my; want ik heb uwe geboden geloofd. Pfalm 118.66. 8 S ö Jefu mynen Leeraar en Onderwyzer, leid my voorts in den weg van uwe geboden: want die heb ik gewilt. Pfalm 118. 35. 6 Jefu ligt der wereld, zend uitu ligt en waarheid : deze zullen my leiden en brengen tot op uwen H. weg en in uw'Tabernakel. Pfalm42.3; Jefus Voorfpreker. ö TEfu onzen Voorfpreker bv den Vader, I weeft de verzoeninge niet alleen van myne v zonden: maar ook voor de zonden der geheele wereld. 1 Joan. 2. 6 Jefu mynen Middelaar, verzoend my met L uwen  Be kleine Getyden uien Vader! want gy zyt een Middelaar tuffchcn WoidS' hier zal ik £ vrede flapen en ruften. Pfalm 4- 9- ^f/«f Geneesmeejler. h TFfus Geneesmeefter myns Lighaams en 5 T z?el'e;dieonzefmertenhebtgedragen en J met wiens tranenwy zyngenezen • ^53ft Tefu waaragtigen Samaritaan, giet Wyn en OheVnfync Wnden, en geneei^myn ziel. wantik heb tegenu gezondigd. Pfalm 40. ö Jefu onnoIelLam, die voor my geleid zyt, zuiverd myn hert, want gy neemd weg de zonden der wereld. 1 Joan. 29. Jefus Regter. A TVCn Reeter, die zult komen oordeelen de Ö TEievK en dooden, wilt niet intreden m J 't oordeel met uwen Dienaar. Pfalm 142. Tefu mvne Regtvaardigheid! antwoord voor ffiy:JwïnXalnietkonnenverantwoordenvoor ^iet'o^zaakrnynerhoope, fteldmy aan de Tegt rSn°d°onder uwe Schapen en* zal van t Kwaad gehoor niet vrezen. Pfalm m- Jefus Zaligmaker. ft TVCn deel myner erffeniffe! en myn portie J ï3^A&^#*  voor den Dlngsdagl 443 GEBED. ö TEfu, özoetftejefu! ÖJefuZoone der Maget I Maria, vol van barmhertigheid, naar uwe groote barmhertigheid ontfermt u mynder. 1 öAIdergenadigfteJefu, ikbiddeudoor'tdierbaar i Bloed dat gy voor de zondaars hebt geftort; dat j gy alle myne misdaden wilt afwaffchen, en wilt aanzien my ellendigen en onwaardigen, die u ' ootmoediglyk vergiffeniffe bid, en dezen Heiligen Naam Jefus aanroept, ö Naam Jefus, zoeten Naam! Naam Jefus, vermakelyken Naam! Naam , Jefus, verfterkenden Naam. Want wat is Jefus ; als Zaligmaker: Wel dan Jefu, om uwen Heiü; gen Naam weeft mynen Jefus, en maakt myjza1 hg. Laat niet toe dat ik verdoemd worde, die °-y van niet hebt gefchapen. ö Aldergoedertierenften Jefu, laat myn misdaden my niet verderven, die uwe Almogende goedheid heeft gemaakt ; o Zoeten Jefu, erkend dat uis, en wafcht af dat eens anders is. ó Genadigften Jefu, ontfermt u mynder terwyl het tyd is om te ontfermen, or» : dat ik niet verdoemd worde in den tyd des oordeels. De dooden zullen uniet loven, ó Heere nog alle die ter helle dalen, ó Minnelykften Tefu * 1 o gewenften Jefu, ögoedertierenftenjefu, ö Jei iu, Jefu, Jefu. Laat toe dat ik onder uwe Uit1 verkorenen geteld mag worden, ójefu, zaligheid l| der geenen die u geloven, ójefu, trooft der gee(nen die tot u vlugten, ó Jefu genadigen vergeiver aller zonden, ó Jefu Zoon der Maget Maria (geeft my de gratie vanWysheid, Liefde, Zuilverheid en Ootmoedigheid, op dat ik u volkomentlykmag beminnen, loven, dienen, genieten, en gloriëren met alle die uwen H. Naam |Jefus aanroepen, Amen. hs Ze-  244 De kleine Getydefr Zeven Schigten der Goddelyke Liefde, t. VVyAnneerzaliku, ö Jefu, met de armen myW ner ziele omhelzen? ik bidde, laat my door myne zonden daar van niet belet worden: want zy zyn myn ten hoogften leet om uwen 't wille. 2. Och of ik u alleen mogte bezitten, en in alle andere dingen arm was: om uwen 't wil mishagen'my alle goederen der wereld, gy alleen behaagd my. i 3. Gelukkig is den geenen die geen wereldfche zorg hebbende, u alleen mynen Jefus, dienen kan en wil: en ziet hoe zoet uwen geeft is in alles. ■ 4. Ik bcminne u, alderzoetften Jefu, boven Hemel en Aarde, en wat daarin begrepen word. Myn hert fchept alleen zyne rufte in u. - 5. ó Lieffte Bruidegom, ziet ik fta aan uwe de'ure en kloppe, wilt my inlaten, want ik verzaak en verfoeye gaarn en goetwilliglyk alle welluften dezer wereld. ■ 6. ö Jefu vergund my dat ik rufte op uwe Alderheiligfte Borft, op dat myn hert daar van ontfteken worde, en altyd brande. 7. ö Myn Leven, door 't welke ik leve, en zonder't welke ikfterve, vergnndmy datikmet u vereenigd worde, en in uwe armen fterve. Vyf Zugten van een Godminnende Ziele, tot de vyf letteren van den Naam JES US. JEfu mynen God en alles, waarom heb ik u ooit vergramd, die my tot den einde bemind hebt! moet ik u niet daarom ook beminnen: zoo wie niet lief en heeft onzen Heere Jefum Chriftum, die zy vervloekt. 1 Cor. 16 23. Eeuwige goedheid, zend uit u ligt en uwe waarheid, dat deze my leiden en brengen tot uwen Heiligen Bergen in uwe Tabernakelen: daar zal- ik   vm  voor den Woensdag. 245 ik my vreedzamiglyk verheugen in u ó Jefu mynen God. Hebr. 3. 19. Zyt gegroet, ó Evenbeeld des eeuwigen Vaders ! ó Schoonfte van gedaante boven de Zoonen der Menfchen! den welken de Engelen wenfchen te aanfchouwen. ó Verlangen myns herten!" toond my uw Aangezigt, en ik zal zalig zyn. Pfalm 79. 20. Verleend my, 6 oneindelyke goedheid, dieu tot een Offerhande der Liefde hebt opgedragen , dat ik wederom aan u als een Offerhande der Liefde mag opgedragen werden: en maakt dat ik waaragtiglyk zeggen kan: de wereld is my gekruift, en ik de wereld. Gal. 6. 14. Soetcnjefu, neemd weg mynen geeft, enftort in my den uwen, op datik zeggen mag : ik leve', nu voorts niet ik: maar in my leefd Chriftus. Gal. 2. 20. VOOR DEN WOENSDAG. Korte Getyden van den H. ENGEL-BEWAARDER. TEMETTEN. t. Od heeft zyne Engelen u aanbevolen, VJ op dat zy u zouden bewaren in alle uwe wegen. ft. Amen. y. Heere gy zult myne lippen open doen. ft. En mynen mond zal uwen lof verkondigen, y. God hebt agt tot mynder hulpe. ft. Heere haalt u om my te helpen. Glorie zy den Vader, en den Zoon, en den H. Geeft, gelyk het was in den beginne, en nu, en altyd, en in de eeuwen der eeuwen, Amen. Alleluja. L 3 " Van  24e kleine Getyden -Die de Geboorte en Ampt van St. JanBap-' tift voorzeid hebt, Die Boode waard van de Menfchwordinge _T des Woords, Bewaarder van de H. Maget Maria, •§< Medegezelle van de kindsheid des ZaligÖ makers, «ij Getrouwen Dienaar Chrifti, Gezant des Zaligheids, Een van de zeven Engelen ftaande voor •' den Heer, H.Raphaël,aldergetrouwften leidsman Tobie, « fVoorzigtigen uitjager der Duivelen, ï% Prefenteerder der gebeden aan God, •0 ' Kragtigen verdryver der blindheid, «s" Byftand in tribulatien, ö3 . Trooft in benaauwdheid, SI W ^Blydfchap der geene die u dienen, < HH. Engelen, bewaarders derUitverkoornen, ►§ HH.Engelen, waardige aandienders der He- £ melfche gaven, a HH. Engelen, doorlugtige bewaarders der • Koningryken, -Edele befchermers der Overheden, ' Voorzigtige regeerders der Koningen en Heeren, Sterfee bedwingers van de magt des Dui« vels> % Getrouwe Dienaars Gods, der menfchen w> bewaarders, wiMinneiyke verzoenders der menfche m boosheid1,. K Goedertierne blydfchap fcheppende in de befeeeringe der zondaren, Die de goede werken der menfchen aan ; I God prefènteerd, Wriendelyke Leeraars der Eropheten, J HH.  Door den Woenslag. %$\ HH. Engelen, treffelyke gezanten tot de Apostelen, bid voor ons. Hti.. Engelen, magtige befchermers van de Kerke Gods, bid voor ons. Alle HH. Engelen, die dienen voor den troon Gods, Bid voor ons. c rDoor de edele Goddelyke gaven uwer Na- ~ tuur, verligt ons. bpj Dooruwe onbegrypelyke kragt, behoed ons. t§;. Door de brandende liefde uws wils, befchermd ons. X LDooruwe glorie en zaligheid, beweegd ons. ö Chrifti, zaligheid der Engelen, wy biddèn u hoord ons. 6 Chrifti, cierlykheid der Hemelfche Geeften ,*]' ö Chrifti, fchynzel der Hemelfche flagorden, I Door de Cherubinen het hout des levens bewarende, Door den Engel die Agar onder haar Mèestereffen hand verootmoedigd heeft, Door de Engelen, die Ifaacs geboorte ge- ^ boodfchapt hebben, Door den Engel, die Ifaacs offerbelet heeft, 2J Door den Engel, die uwe benedictie aan a. • Abraham gebragt heeft, ts Door de Engelen, op de Leeder van Jacob « c klimmende, en nederkomende, g" Door de Engelen, die Moifes de Goddelyke ° Wet geleverd hebben, °" Door de Engelen, die Loth uit het midden der § zondaren geleid hebben, ?». Dóór de HH. Engelen, die geftadig den Heere toezingen: Heilig, Heilig, Heilig! Door den Engel, die de geboorte van St. Jan j Baptift gewaarfchoud heeft, • Door de Engelen, die uwe H. Geboorte aan \ de Schaapherders geboodfchapt hebben, . ' h 6 Door  si.T2 De kleine Getyden Door de menigte der Engelen die u op den' " Kersnagt loofde, zingende: Glorie zy God in den Alderhoogfte, Door de Engelen die ü in de wildernis ge- ^ diend hebben, Door den Engel, die u in den Hof verfterkt £ heeft, g; Door de Engelen, die in witte kleederen nef- 3 fens u graf gezeten waren, Wc; Door de Engelen, die in uwe Hemelvaart de g* Difcipelen vertoond zyn, o Door de Engelen, die Lazarus ziel in Abra- 2. hams fchoot gedragen hebben, g Door de Engelen, die dikwils de Legers der s° vyanden verftrooid hebben, Door de Engelen, die de Martelaren in de tormenten getrooft hebben, Aards-Engel Michaël, komt Gods volk te hulpe. Aards-Engel Gabriël , befchermd ons. Aards-Engel Raphaël, verloft ons. Heere ontfermt u onzer. Onzen Vader, &c. f. In de tegenwoordigheid der Engelen zal ik u mynen God toezingen. Sc. Ik zal aanbidden in uwen Heiligen Tempel, en belyden uwen Naam. GEBED. ê Od, die met uwe wonderlyke orden de vj dienften der Engelen en der Menfchen befchikt: Gundgoedertierendlyk, dat door de geenen die u dienen altyd nevens denThroon ftaan, ons leven op der aarde behoed word: door Jefum Chriftum onzen Heere, Amen. Gebed tot den H. Aarts-Engel Michaè'l. 8 "TTOrft der Hemelfche Heirfcharen H. MiV chaël! die den hovaardigen Lucifer met alle zynen. aanhang in den afgrond der hellen hebt.  vóór den Woensdag. 253 hebt gefmeten, ó befchermer en bewaarder der 'Kerke! ó Overften aller zielen die uit dit leven fcheiden! Komt myn ziel te hulp in haren laatften ftryd: befchermd ze tegen alle vyandelyke liften en aanvegtingen, zyt naar voorfpraak naar dit leven, en brengd ze tot de vreugden des Paradys, op dat zy aldaar met u en alle H. Engelen, God in eeuwigheid danken, loven en pryzen, Amen. Gebed tot den H. Engel Gabrièl. 6 QTerkte Gods, H. Gabriël! die de H. Maget O Maria de Boodfchap hebt gebragt, dat den Zoon Gods zoude Menfch worden: en van haar geboren worden. En die Chriftum in 't Hofje getrooft en gefterkt hebt: Ik love en pryze u, ö Hemelfchen uitverkoren Geeft! u biddende dat gy by Jefum Chriftum mynen Zaligmaker, en zyn gebenedyde Moeder, en Maget Maria, mynen voorfpreker wilt wezen, en my wilt verfterken in alle myne benaauwdheden, op dat ik van geene bekoringe overwonnen zynde, mynen God en Heer nooit vergramme. Anten,. Gebed tot den H. Engel Rafbaèl, 6 T TEmelfchen Geneesmeefter, en aldergeJLÏ trouwften leidsman Raphaël, die den ouden Tobias het gezigt weder hebt gegeven, en den Jongen door alle wegen van zyne reize hebt geleid, en gezond wederom gebragt: Weeft den Geneesmeefter van myne Ziel en Lighaam, verdryft van my alle duifterniffen der onwetendheid, en ftaat my by in de gevaarlyke pelgrimagie dezes levens: tot dat gy my tot het Hemelfch Vaderland brengd, alwaar ik met u het Goddelyfc aangezigt en wezen in alle eeuwigheden aanfchouwe, Amen. L ?. Ge-  $54 De kleine Getyden Gebed tot de H. Engel Bewaarder. 6 /"^ Etrouwften Leidsman, die my van God VJ toegeëigend zyt als befchermer enbewaarder! wat voor dankzeggingen ben ik u nietfchuldig voor alle die getrouwigheid en liefde die gy my dagelyks toond; Als ik flape, gy bewaakt my: Als ik bedroeft ben, trooft gy my: Als ik mis-trooftig ben, verfterkt gy my: In gevaar helpt gy my: In twyffelagtigheden, raad gy my: gy' houdmyvan 't kwaad, brengdmytot'tgoed, vermaand gy my tot boetvaardigheid, en verzoend my met mynen God en Heer. Ik was miffchien al voor langen tyd tot den afgrond der Hellen verftootcn, indien gy door u gebeden de gramfchap des Opperften Regters niet hadde van my afgekeerd. Ik bidde u wilt my nooit verlaten. Trooft myin tegenfpoed, befchermd myin'tgevaar, helpt my in bekoringen: op dat ik van haar nooit overwonnen worde. Alle myne gebeden en goede werken, draagiku opvoor 'tGoddelyk aanfchyn, en maakt dat ik na dit vergankelyk leven het eeuwige mag bezitten, Amen. PRO TE STATIËN, Des H.Caroli Borromei, voor den Engel'Bewaarder, om een gelukkige Dood te verwerven. I.TN den Naam des Alderheiligfte DrievuldigJL heid, des Vaders, des Zoons, en des H. Geeft, Amen. Ik ongelukkigen en ellendigen zondaar, proteftecre voor u, ó beminden Engel Bewaarder! dat ik wil fterven in dat geloof alleen, dat de H. Roomfche Catholyke Kerk leerd en geloofd, in 't welke alle Heiligen dés Nieuwen Teftaments gcftorven zyn, en buiten 't welke geen zaligheid te hoopen is. 2. IkPxotefteereook, 6 Engel Gods! datik onder  voor den Woensdag. 255 der uwe bewaarniffe en befcherminge, uit dit leven wil fcheiden, met vafte hoop van de Goddelyke barmhertigheid te verwerven, alhoewel myne zonden boven maten groot en veel zyn: Zekerlyk gelovende dat een druppel van het dierbaar Bloed myns Zaligmakers Jefu Chrifti overvloediglyk genoeg is, om niet alleen myne zonden, maai' alle zonden der geheele wereld af te wailchen. 3. Desgelyks Protefteere ik, ö H. Engel: dat ik wenfche en begeere deelagtig te worden de verdienften Jefu Chrifti, en zyner goedheid en genade, die hy geenen boetvaardigen zondaar, hoe grooten verfoeielyk dathy ook zy, geweigerd heeft. Ach! of ik mynen God, die ik boven al beminnen, en nog verlange te beminnen, nooit had vergramd. Ik vergeef uit gantfch er herten al 't geene dat iemand tegen my gedaan heeft, en alle myne fchulden, misdaden en zonden, fluiteikin 'tgoedertierenfte hert Jefu myns Zaligmakers, om vergeven te worden. 4. Voorts Protefteere ik, mynen Bewaarder, dat ik de Goddelyke goedheid bidde om ontfangen en gerekend te worden in 't getal der geene die van eeuwigheid gepredeftineerd, en erfgenamen der eeuwige glorie zyn. Uit liefde enver* langen des Hemels ben ik niet alleen bereid alle ellende enkwalen des werelds, maar ook alle de pynen en tormenten des Vagevuurs tot den laatften dag des Oordeels, te lyden: op dat ik alzoö door de oneindelyke barmhertigheid Gods, de eeuwige zaligheid mag genieten. 5. Eindelyk protefteere ik, ö getrouwften Bewaarder, dat ik u ftelle tot uitvoerder van mynen laatften wille: Drie gratiën wenfehte ik dat gy my van God wilt verwerven: De eerfte, dat ik uit dit leven niet fcheide zonder alle noodza- ke-  256 De kleine Getyden kelyke Sacramenten ontfangen te hebbeu. De tweede, dat ik van alle de droevige zugten die mynen Zaligmaker Chriftus Jefus, den tyd van drieuuren aan den Galgenboom des Kruis, heeft gedaan: maar eenen verwerven mag, door de kragt van den welken ik make de droevige zugten myns herten, in de uure myns doods; en dat de Alderheiligfte Maget Maria, my daar een aanfchouwinge wilmededeelen, van de geene daar zy haren beminden Zoon Jefus mede heeft aangezien : my nemende onder 't getal der geene die door haar voorfpraak, de eeuwige zaligheid in den dag des Oordeels zullen verwerven. De derde gratie is, dat gy mynen aldergetrouwften Bewaarder, my wilt byftaan als myn ziel van myn lighaam zal gefcheiden worden, en wilt maken dat ik eenen genadigen Regter vinde. Ontfangt in uwe zorg myn ziele, en uit het lighaam gefcheiden zynde, geeft ze over in de handen van mynen genadigften Schepper en Zaligmaker; opdat zy hem met u, en met alle Heiligenin de vreugd des Hemels klaarlyk zien, volkomentlyk beminnen, en in alle eeuwigheden genieten mag, Amen. VOOR DEN DONDERDAG. Korte Getyden van V HEILIG SACRAMENT des AUTAARS. TE METTEN. f. T\En Menfch heeft gegeten het Brood der _L/ Engelen, en hem word bereid de Tafelen des Heeren. ft. Amen. f. Heere gy zult myn lippen open doen. ft. En mynen mond zal uwen lof verkondigen. y. God  IX   voor den Donderdag. 257 y. God hebt agt tot mynder hulpe. 15e. Heere haaft u om my 'te helpen. Glorie zy den Vader, en den Zoon, en den Heiligen Geeft, gelyk het was in den beginne, en nu, en altyd, en in de eeuwen der eeuwigheden , Amen. Alleluja. Van Septuagefima tot Paaffcben, zegt men in alle Getyden voor Alleluja, Lof zy u Heere Koning der eeuwiger glorie. LOFZANG. Ik wenfche dat myn tong gelyk het zand, 't Geen menigvuldig leid op ftrand, Verdubbeld, Jefus Lighaam prees, En 't Heilig Bloed alle eer bewees. Antipb. ó Heere hoe zoet is uwen Geeft, die op dat gy uwe kinderen uwe zoetigheid zoude toonen. Verleend uit den Hemel het alderzoetfte Brood, met goeden den hongerigen vervullende , en den walgenden Ryken ydel latende. y. Heere gy hebt het Brood uit den Hemel gegeven. Rc. Dat in hem heeft alle vermakelykheden. GEBED. 6 Od! die ons onder het wonderlyk Sacra- VJT ment agtergelaten hebt de gedenkeniffe van u Ly den: wy bidden u geeft ons de HH. Misterien van uw Lighaam en Bloed zoo te eeren, dat wy in ons geduriglyk mogen gevoelen • de vrugt uwer Verloffinge, die God zynde, met God den Vader en den Heiligen Geeft, leefd en heerfchappye hebt, in alle de eeuwen der eeuwigheden, Amen. TE PRIEMEN. y. Den Menfch heeft gegeten het Brood der Engelen, &c. als voren pag. ajö. y. God  *tfg Be kleine Getyden Y. God Hebt agt tot mynder hufpè, &c. Glorie zy den Vader, &c. lofzang. Zyt duizendmaal van my gegroet, 6 Heilig Lighaam, heilig Bloed, Ik geloof dat dit de zelfde is, Die ftierf voor ons behoudenis. Antipb. ó Heere, hoe zoet is uwen geeft, && Met bet gebed als voren, pag. 257. TE TERTIEN. y. Den Menfch heeft gegeten het Brood der Engelen, &c. als voren. f. God hebt agt tot mynder hulpe, &c. • Glorie zy den Vader, '&c. lofzang. Ziet hier wat dat de Liefde doet, Hy deeld zyn eigen Vleefch en Bloed, Tot ieders trooft en zieigewin, Wie hoorden ooit zoo groote min. . , Antipb. ó Hè ere, hóe zoet is uwen geeft, &c. Met bet gebed als voren. TE SEXTEN. f. Den Menfch heeft gegeten het Brood der Engelen, &c. als voren, f. God hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &c. Lofzang. Den Wyn word Bloed, 't Brood word vlees, Dat voor my van der dood verrees, Al ftaan myn zinnen ftom en doof, Ik gelóóf dit met een vaft geloof. Antipb. ó Heere, hoe zoet isuwen geeft, &c. Met bet gebed ais voren. TE  •voor den Donderdag. 2J9 TE NONEN, y. Den Menfch heeft gegeten het Brood der Engelen, -&c. als voren, f. God hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &c. LOFZANG. ó Menfch gy word hier wonder groot, Wanneer gy nut het Hemels Brood, Met rypen'zin eens wel beziet, Het weldaad dat u hier gefchied. - Antipb. 6Heere, hoe zoet is uwen geeft, &e. Met bet gebed als voren. TE VESPEREN. y. Den Menfch heeft gegeten het Brood dier Engelen, &c. als voren. y. God hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &c. LOFZANG. Loofd dan dit Heilig Sacrament, Dat door 't geloof maar word bekend, Buigd Schepfels, buigd u kniènneer, Dit 's uwen God, dit 's uwen Heer. . Antipb. ö Heere, hoe zoet is uwen geeft, &e. Met bet gebed als voren. TE COMPLETEN, f. Den Menfch heeft gegeten het Brood der Engelen, &c. als voren. y. Bekeerd ons God onzen Zaligmaker, ft. en keerd u gramfchap van ons af. f. God hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &c. LOFZANG. Dat mynen mond den Vader pryft, En allen eer den Geeft bewyft, Dat eeuwig, eeuwig, eeuwig leefd, Die ons tot fpys zyn zeiven geeft, Amen. An-  ZÖo De kleine Getyden Antipb. ó Heere, hoe zoet is uwen geeft, &c Met bet gebed als voren. LITANIE, Van bet H. SACRAMENT des AUTAARS. 6 TTEilige Maaltyd in den welken Chriftus geJTl nut word: daar gedcnkenifle gehouden word van zyn Lyden, het verftand met gratie .vervuld, en ons gegeven word den pand der toekomende glorie. HEere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. Chrifti hoord ons. Chrifti verhoord ons. God Hemelfchen Vader, ontfermt u onzer. God Zoone Verloffer der wereld, ' God H. Geeft, H. Drievuldigheid eenen God, 6 Levende Brood dat uit den Hemel gedaald is, ö Verborgen God onder zienelyke gedaante van Brood en Wyn, 6 Gebenedyden Zaligmaker der wereld, O Alderzuiverfte en Alderheiligfte Offerhande, Koftelyken Wyn voortsbrengende Maagden, 5 Spyze der Engelen, „3 Lam zonder vlekke, f £ Eeuwig Woord Gods, Vleefch geworden, g en onder ons wonende, n Wonderlyk Myfterie van ons Geloof, r> Alderheiligfte Hoftie, waaragtige verzoening voor levende en dooden, Hemelfche prefervatief tegen de zonden, Alderheiligfte gedenkenis van 't Lyden ons Heeren, Gave, die alle mildheid te boven gaat, J Eeu*  voor den Donderdag. 261 Eeuwige prefent der liefde Gods, • Medieyn der onfterffelykheid, 0 Zeer hoogwaardig en levendigmakende Sa- 3 crament, S> Alderzoetfte Banket, in 't welk de Engelen g - dienen, »rt Band der Goddelyke liefde, * Fonteine der geeftelyke vreugd, 3 Vermaak der Heilige Zielen, o Teerfpyze der geene die in den Heere fterven, r' Pand des eeuwigen Levens, . 1 Heere weeft ons genadig, hoord ons Heere. Heere weeft ons genadig, verhoord ons Heere. Van de begeerlykheid des Vleefch, verloft ons. Heere. Van 't onwaardig nutten uws Lighaams en* Bloed, Van de begeerlykheid der oogen, «3 Van de hovaardye des levens, Van den geeft der onzuiverheid, 5* Van alle perykelen der zonden, Van de eeuwige dood, »a Door de onmetelyke liefde met de welke gy " dit H. Sacrament ingefteld hebt, Door u dierbaar Bloed dat gy voor ons aan't i? Kruis uitgeftort hebt, Door de vyf bloedige Wonden die gy in u Lighaam voor ons ontfangen hebt, Wy zondaren, wy bidden u verhoord ons. Dat u believe het Geloof, en de devotie toto ^ dit H. Sacrament in ons te vermeerderen, I ^ ■ Datgy ons van alle Ketteryen,ontrouwigheid, j en blindheid des herten wilt verlolTen en I o, bewaren, f3 Dat gy onze begeerte tot Hemelfchedingen {J3 wilt opheffen, en ons in uwen H. Dienft I 3. verfterken. J p Dat  26a De kleine Getyden . Dat gy ons mildelyk deelagtig wilt maken van«| ^ alle geeftelykc vrugten van dit H. Sacra- ^ ment, S." Dat gy in de uure onzer dood met deze He- melfche Teerfpyze ons wilt verfterken en I g bevryden, | g* Dat gy de Zielen van onze Broeders, Vrien- g den, Weldoenders, en van alle Gelovigen, 3. wilt de eeuwige rufte geven, § Zoone Gods, J s* Lam Gods, die wegneemd de zonden der wereld, fpaard ons Jefu. Lam Gods, die wegneemd de zonden der wereld, verhoord ons Jefu. Lam Gods, die wegneemd de zonden der wereld, ontfermt u onzer. Chrifti hoord ons. Chrifti verhoord ons. Onzen Vader, &c. % En leid ons niet in bekoringe. ft. Maar verloft ons van den kwaden, % Heere verhoord myn gebed, ft. En laat mynen roep tot u komen. GEBED, ê Od! die ons onder het wondcrlyk SacraVJT ment agtergelaten hebt de gedenkeniffe van u Lyden: wy bidden u geeft ons de HH. Myfterien van u Lighaam en Bloed zoo te eeren, dat wy in ons geduriglyk mogen gevoelen de vrugt uwer verlolïinge•, die God zynde, met God den Vader, en den Heiligen Geeft, leefd enheerfchappye hebt, in alle de eeuwen der eeuwigheden, Amen. EenaandagUg Gebed, dat den H. Ignatius veeltyds beeft gebeden. i. ^Iele Chrifti, heiligd my, a. JLl Lighaam Chrifti, maakt my zalig. ■ 3. Bloed  voor den Donderdag. 26$ 3. Bloed Chrifti, maakt my dronken, 4. Water derZyde Chrifti, wafcht my, 5. Paffie Chrifti verfterktmy, 6. ó Goeden Jefu verhoord my, 7. In uwe heilige Wonden verbergd my, 8. En laat niet toe dat ik van u gefcheiden worde * 9. Van den bozen vyand befchermd my, 10. In de uure des doods roept my, 11. En gebied my dat ik mag komen tot u, 12. Dat ik u met uwe Heiligen mag loven in der eeuwigheid der eeuwigheden, Amen. Godvrugtige Uitlegginge van dit Gebed. 1 ^jjPTele Chrifti, met alle gaven en gunften des H. Geeft vercierd. Heiligd my, door een i waar geloof, vafte hoop, en een volmaakte lief, de; dewelke nog tribulatien, nog benaauwdheid, nog de dood zelve ontbinde: 6 Ziele die door de nature Chrifto toebehoord: weeft by my door een genadige byftand en uitwerkinge, en heiligd 1: my door de heilige gedagten en genegendheden: |, Weeft aan myn ziele, een ziele en leven: want alle leven is zonder u dood. 2. Lighaam Chrifti, het welk niet alleen gegeven is tot de bitterfte dood, maar ook tot fpyze onzer ziele, en behulpmiddel der onfterffelykr heid. Maakt my zalig, 6 Goddelyk Hooft, in.'t 1 welk zyn alle fchatten der wysheid en wetend! heid Gods. Beftierd my, ö goedertierenfte 00j gen, die zoo dikwils voor my met tranen be: fproeidzyn, ziet my aan: ÓTonge desZaligmai kers, de welke hebt de woorden des eeuwigen levens, leerd my. 6 Magtige Handen, door wel* i kers aanraken de zieken genezen, de blinden veri ligt worden, de dooden verryzen. Neemd weg 1 alle kwalen en ziekten van myn Lighaam en Ziele. Verligt myne blindheid, en herfteld in, my het I le-  *i$4 De kleine Getyden leven der gratie. Wie zal my geven, 6 Heilige Voeten en Kniën, dat ik u met Magdalena omhelze, en by u vergiffeniffe vinde van myne zonden? ÓMinnelykeHeer! ó Schatkamer der Goddelykheid! ó Autaar der liefde, voegduby myn hert, en onfteekt het met liefde, aldus zal my 't zelve Chriftus zyn, en 't fterven winfte. 3. Chrifti Bloed, geheel voor my vergoten, waakt my dronken: op dat ik altyd tragte liefde met liefde te belaonen, de dood voor de dood te onderltaan, en tot den bloede der zonden te wederftaan. 4. Water der Zyde Chrifti, wafcht my: Meer en meer wafcht my en zuiverd my van myne zonden, op dat ik door de geopende Zyde Chrifti mag ingaan om zyn hert te omhelzen. 5. Lyden Chrifti; ö fterkite lyden, die alle onze zonden gedragen hebt, verfterktmy; enbeveftigd my tegen alle tegenfpoed, en geeft my kragten dat ik lafteringe en verfmadinge voor Jefus Chriftus blymoedig mag verdragen. 6. ó Goede Jefu! oorfprong en Fonteine van alle goedheid, verhoord my! Alhoewel ik eenen grooten zondaar ben; want uwe goedertierendheid verhoord ook de zondaren. 7. Verbreid het ingewand van uwe goedertierendheid, en in uwe Wonden, die gy gefteld hebt als een fchuilplaats der ellendigen, verbergd; op dat ik niet en worde ten roof mynder vyanden: nog vallen in de handen van mynen vergramden Heer. In deze uwe Wonden zal ik zorgeloos fchuilen-, hier zal ik, ó Jefu, uwe barmhertigheden altyd zingen. ■ 8. Laat niet toe alhoewel gy vergramd zyt, door de menigte myner zonden, dat ik van u gefcheiden worde- Ditbidde ik door uwe Heilige Wonden, door u alderdierbaarfte Bloed, en door uwe alder-  voor den Donderdag. 2ö"5 I derbitterfte Lyden en Dood: want van u gefcheijj den zynde, zoude ik terftond moeten hooren, I God heeft hem verlaten, vervolgd hem, envangd I hem; want daar en is niemand die hem helpt. I Hierombiddeiknogeens, ójefu! laat in der eeuI wigheid niet toe, dat ik van u gefcheiden worde. 9. Van den bozen vy and, die als eenen briefchen1 den Leeuw omgaat, zoekende wien hy mag verI Hinden, befchermd my; op dat den vyand nooit' zegge, dat hy meefter over my geworden is. 1 10. In de uure myns doods, als ik van alle Schep felen verlaten zynde, zal gaan in't huis der eeuwigheid, roept my verloren Schaap, die zoo menigmaal u ftemme geweigerd heb te hooren: alhoewel ik den naam van u Schaap niet waardi? en ben; want u Schapen hooren uwe ftem. Ik bïdde roept my. Niet bewogenzynde door myne verdienften, maar door uwe barmhertigheid. 11. En gebied dat ik tot ukome. Want gy zyt 't hoogfte en opperfte goed, waar toe wy allen gefchapen zyn. Gebied dat ik tot u kome, die alle tot u roept: Gy zyt my alleen genoeg: want wat heb ik in den Hemel: en wat begeere ik zonder u op der Aarden, God myns herten, myn | deel in der eeuwigheid. 12. Op dat ik met uwe Heiligen, alhoewel haar gezelfchap onwaardig, van u oneindelyke goed- | heid nogtans daar by gelaten, «love mynen Heer ji en Zaligmaker. Inde eeuwigheid der eeuwigbeden, Amen. Wanf neer ó Jefu, zal ik komen en verfehvncn vooru l aanfchyn. Aanbiddinge Chrifti in V H. Sacrament. ó TjEere Jefu Chrifti, waaragtig God en J.X Menfch, ik erkenneuhier waaragtigtce genwoordig, enaajibidde u ootmoediglyk: niet M twyf-  2 ningc, o Door uwe moeijelyke Kruisdraging,. S Door uwe pynelyke Kruiffing, n Door uwe heilige vyf Wonden, 5. Door u heilig Bloed dat uit uwe Wonden ge- 5 vloeid is, Door uw' menigvuldige zugten en tranen, die gy voor ons aan het Kruis geftort hebt, Door u bittere dood, I In-de uure onzes doods, J M 6 In  57<5 De kleine Getyden In den dag des Oordeels, verloft- ons Chrifti. Wy zondaren, wy bidden u hoord ons. Dat gy door u bitter Lyden en Sterven ons' wilt verfchonen, Dat wy door 't overdenken van u pynen en fmerten alle krankheden en tegenfpoed geduldiglyk mogen verdragen, Datwyin angft, benauwdheden en nood niet wankelen, en u niet vergrammen, Dat wy alle fchand,, ftnaad, veragting, armoede en tegenfpo ed van uwe hand mogen aannemen, Datwy valfche aanklaginge, en onregtvaar- dige oordeelen na u exempel gaarne ver- ^ dragen mogen, Dat gy de vrugten van u Kruis ons wilt me- 2t de deelen, & Dat gy aan 't Kruis verheven, ons van de § aarde tot u wilt optrekken, ö Dat wy door de kragt van u Kruis, de we- '< reld, 't vleefch en den duivel overwinnen 3 mogen, o Dat wy in u Bloed van alle zonden mogen ° gereinigd worden, Dat gy ons wilt verleenen ons Kruis dagelyks 3 op te nemen, en u gaarn na te volgen, " Dat uit liefde tot u, de wereld ons, enwyde wereld gekruift mogen wezen, Dat gy ons vleefch met alle zyn luften en be- geerlykheden wilt kruiffigen, Dat gy ons door u Kruis en bittere dood in de uure onzer doodverfterkenen befcher- men wilt, Dat gy door u Kruis ons in uwe glorie wilt brengen,. Chrifti die voor ons beangftigt, befpot, gegeeffeld, gekroond en gekruift zyt, Lam  voor den Vrydag. 27? Lam Gods, die wegneemd de zonden der wereld, fpaard ons Jefu. Lam Gods, die wegneemd de zonden der wereld, verhoord ons Jefu. Lam Gods, die wegneemd de zonden der wereld, ontfermt u onzer. Chrifti verhoord ons» Heere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. Onzen Vader, &c. f. Zy hebben myn banden en voeten door| graven. ft. Zy hebben alle myn beenderen geteld, f. Alle die my gezien hebben, hebben my belagt. ft. Zy hebben haren mond geopend, en haar hoofd gefchud. y. Weeft ó Heer indagtiguwer ontfermeniffen. ft. En uwe barmhertigheden die van 't begin : af geweeft zyt. ■f. Ziet aan myne vernederinge en armoede. ft. En vergeeft my alle myne misdaden. t. Wy aanbidden u Chrifti, en gebenedyden u. ft. Die door u Kruis de wereld verloft hebt. y. Heere verhoord myn gebed. ft. En laat mynen roep tot u komen. GEBED. ö T TEeie Jefu Chrifti, die uit den Hemel ter Jrl Aarden uitdes Vaders fchoot gedaald zyt, ; en hebt uw dierbaar Bloed tot vergiffeniffe van onze zonden geftort: wy bidden u ootmoediglyk, dat wy in den dag des Oordeels t'uv/er regterhand mogen hooren: Komt gebenedyde; die God zynde, met God den Vader, en den H. Geeft, leefd enheerfchappye hebt, door alle de eeuwen der eeuwigheden, Amen. M 7 Ver-  278 De kleine Getyden Verfcheide Gebeden van het Lyden JESU CHRISTI. Gebed van ieder puncl des Lydens. t Od , die om de wereld te verloffen, hebt vJ willen Geboren zyn, Befneden, van den verrader Judas met een kus geleverd: die hebt willen gebonden zyn, en als een onnozel Lam geleid tot den flagtoffer, verfmaad ftaan voor Annas, Caïphas, Pilatus en Herodes: die hebt willen befchuldigd worden van valfche getuigen, gegeelfeld zyn, gekweld met veel veragtinge, befpogen, met doornen gekroond, met vuiften geHagen , met riet gefmeten: die hebt u oogen laten verbinden, en uwe kleederen uitfchudden, die hebt willen genageld worden en aan het Kruis om hoog geheven: onder de moordenaars gerekend, met gal en edik befchonken, en meteen Lancie doorwond zyn. ó Heere ik bidde u door deze Alderheiligfte pynen, die ik onwaardig ben eerende, en door u Heilig Kruis en Dood, dat gy my wilt verloffen van de pynen der hellen, en leiden daar gy geleid hebt den Moordenaar, die metu gekruift is. Die met den Vader en den H. Geeft leefd en regeerd, God in eeuwigheid der eeuwigheden, Amen. O EFFENINGEN Tot den gekruiften ChristuM, en zyne vyf Wonden. Bereidende Gebed. 6 ~\ /Tlnnelyken Jefu! diemy hebt willen wezen 1.VJL eenen Bruidegom des Bloeds, ikwerpe my voor u voeten om u myne liefde en dankbaarheid te toonen. Maar wat zal ik u weder geven,die my totjien einde bemind hebt? Gy hebt my in uwe  voor den Vry dag. 279 Uwe handen en voeten, ja zelf in u hert gefchreven. Wie zal my geven dat, gelyk gy my, ik 1 u alzoo in myn hert gefchreven dragen ? En gelyk ij gy myne geheugeniffe ik alzoo de uwe nooit vergete. ó Jefu met wat overvloedigheid van liefde l hebt gv my bemind, die niet alleen uwe handen |i en voeten, maar ook uwe borft my hebt willen openen, op dat gy met de oneindelyke rykdom> men der geeftelyke fchatten, myn hert zoud vervullen. Ontfangd myne gebeden, die ik ter ee!; ren van uwe vyf Wonden ftorte. Hopende dat i: gy aan eenen ellendigen, den toegang van deze Fonteine des levens niet zult beletten. Gebed tot de Wonde der linker Voet 1, \Y7Eeft gegroet, ö gebenedyde Wonde der W linker Voet Jefu Chrifti, dewelke ik in den geeft kulfe; u met gantfcher herten biddende, 'I 6 Heere, dat gy myne voeten bevryd van den j ftrik die myne vyanden my gefpanncn hebben, j en myne ziele bewaard van den val. Laat den voet der hovaardye aan my niet komen, en laat my niet wandelen in dewonderheden boven my; maar laat my in den geeft der ootmoedigheid van 11 ontfangen worden. Ik legge neder voor deze Wonde alle myn kwellinge, op dat gy die met u Lyden en Kruis f vereenigd, en my gratie geeft met de welke ik i alle mynen tegenfpoed en ellende, uitliefde van u overwinne, en my voegen naar uwen heiligen ' wille, Amen. Onzen Vaderde. Weeft gegroet\&e. Gebed tot de Wonde der regter Voet. 2. YY/Eeft gegroet, 6 gebenedyde Wonde der W regter Voet Jefu Chrifti, de welke ik in den geeft kuffe. U biddende uit gantfcher herten: 6 Heere, die gy door de verdienften van I deze Wonde, myne voeten beftiere om te lopen den  a8o De kleine Getyden den weg van uwe Geboden: op dat ik ga van deugden tot deugden, tot dat ik zien u myne God en Heer in Zion. Voor deze Wonde legge ik neder alle myne fortuin en gelukkige uitkomfte, de welke uwe Goddelyke voorzieninge my genadiglyk gegund heeft: op dat myn gemoed door denvoorfpoed niet te zeer verheven zynde, u myn opperfte goed tot gramfchap verwekke, Amen. Onzen Vader, &c. Weeft gegroet, &c. Gebed tot de Wonde der linker Hand. 3. Vy/Eeftgegroet, ö gebenedyde Wonde der W linker Hand Jefu Chrifti, de welke ik in den geeft kuffe, u biddende uit gantfcher herte, 6 Heere, dat gy door de verdienften van deze Wonde, medelyden gelieft te hebben met myne zwakheid en onftandvaftigheid; my fterkende in alle goede voornemens , en dat gymy zulke liefde wilttonen, dat ik mag zeggen: Zyne linkerhand is onder myn hoofd, en zyn regter zal my ombelzen. Alle myne zonden legge ik neder voor deze Wonde, die ik onwetende of wetens en willens hebbe bedreven. Wilt die afwaffchen, ó Jefu! door u dierbaar Bloed, op dat zy in den dag des Oordeels het vonnis der verdoemenifle tegen my niet eneifchen, Amen. Onzen Vader, &c. Weefi gegroet, &c Gebed tot de Wonde der regter Hand. 4. \Y7Eeft gegroet, ö gebenedyde Wonde der ; W regter Hand Jefu Chrifti, die ik in den geeft kuffe, u biddende uit gantfcher herten, ó Heere Jefu, dat gy door de verdienften van deze Wonde, my kragten geeft tegen alle myne zienelyke en onzienlyke vyanden, en in den jongften dag fteld aan u regterhand, op dat ik mag hooren: Komt gy geknedydt. Yoor  •voor den Vry dag. 2gl Voor deze Wonde legge ik neder alle myne goede werken, ootmoediglyk biddende, dat gy die met uwe alderheiligfte werken vereenigd zynde, uwen Hemelfchen Vader wilt opofferen, en myne gebreken met uwe verdienften wilt verbeteren, Amen. Onzen Vader, &c. Weesgegroet, &c. Gebed tot de H Wonde van de Zyde Cbrijli. £. \V7Eeft gegroet, ó gebenedyde Wonde der W Zyde Jefu Chrifti! weeft gegroet bronader der liefde, onwaardeerlyke Schat, ö rufte mynder ziele! Zoude ik tot dezen Heiligen Autaar gaan, en kuffen dat hert dat van liefde is brandende. Ikbidde uó Jefu, door uwe oneindelyke goedheid, dat gy my niet wilt beroven van dezen trooft en eenigfte vlugtplaats mynder ziele. Wel aan myne ziele, loopt met betrouwen tot den troon uwes Bruidegoms, ontlaft u daar van alle zorgen met de welke gy gevangen zyt; voldoet daar alle uwe kiften en begeerten, en ruft daar in den gewenften vrede. Het dunkt my dat ik door de minnelyke Wonde van uwe Zyde, 6 Jefu! totu herte ingelaten worde. Hier biddeiku,ójefu! metdediepfteootmoedigheid, dat gy my wilt vergeven wat ik ooit met 'er herte, mond, of werken tegen u gezondigd heb. Reinigd en zuiverd my, ó Jefu! myn hert in het bad van u Bloed, en drukt daar in de gedaante van het uwe, en ontfteekt het met het vuur uwer liefde; op dat ik voortaan buiten u niet en beminne nog begeere. Voor deze Wonde van uw' alderheiligfte Hert, ó Jefu! legge ik neder alle de begeerten myns herte; bind en knoopt myn hert aldus aan 't uwe, dat zy nooit van malkander gefcheiden worde: op dat ik waarlyk met den Apoftel zeggen  282 De kleine Getyden gen mag; wie zal ons fcheiden van de liefde Chrifti? Tribulatie; of benaauwdheid, ofhonger, of naaktheid, of perykel, of vervolginge, of zwaard? Ikbenzeker, datnogdood, nog leven, nogEngelen, nog heerfchappyen, nogkragten, nog tegenwoordige, nog toekomende dingen, nogfterkheid, nog hoogheid, nog diepte, nog geen ander Schepfels ons zal mogen fcheiden van de liefde Gods, de welke is in Chrifto Jefu onzen Heere. Kom. 8. Onzen Vader, &c. fVteJl gegroet, £fc. Een ander Gebed tot de vyfde Wonde. IKbidde u Heere Jefu Chrifti, door de heilige Wonden, die gy ontfangen hebt aan't Kruis voor onze zaligheid: uit de welke gevloeid is dat dierbaar Bloed met 't welke wy verloft zyn: kwetft myn zondige ziele met den vurigen en magtigen pyl van uwe alderuitnemenfte liefde. Doorfteekt myn hert met de fchigt uwer liefde, op dat myn ziel zegge: Ik ben door uwe liefde aldus gewond; dat uit de Wonden uwer liefde, de tranen overvloediglyk vloeijen dag en nagt. Slaat Heere myn hert met 'tkragtig zwaard uwer liefde, en dringd door totinmynbinnenfte. De welke leefd en regeerd met God den Vader, en den H. Geeft, in der eeuwigheid, Amen. Andere Groeteniffen der vyf Wonden ChriJH, om daar door veel deugden te verkrygen. li Tot de Wonde der regter Voet. Om te verkrygen Ootmoedigheid. WEeft gegroet gratieufe Wonde, vloeijende Bloedfonteine Chrifti, geeft my eenvrugtbaar hert dat met geen misdaden befniet is, eenvoudig, ootmoedig, yverig, zig verheugende om de  voor den Vrydag. 283 •Ideminftetezyn. Onzen Vader, firV. Weeft geWroet, &e. 3. Tot de Wonde der linker Voet. Om Verftervinge. WEeft gegroet Wonde der linker Voet, vloeijende tot trooft der Menfchen: geeft dat |] daar door myn vleefch t'eenemaal verfterve, en Imyn ziele zig by u voege met een zuivere vereeninge. Onzen Vader, &c. Weeft gegroet, &c. 3. Tot de Wonde der regter Hand. Om Gehoorzaamheid. W7Éeft gegroet Wonde der regter Hand , die W rood zyt van 't Bloed Chrifti, geeft dat ik I «we Geboden met yver zoeke te dragen met het i herte, en met den mond fpreke, enin'twerkoelfene. Onzen Vader, &c. Weeft gegroet, &c. 4. Tot de Wonde der linker Hand; Om Êagtmoedigbeid. WEeft gegroet purpere Wonde der linker Hand Jefu Chrifti, maakt dat ik zagtmoedig blyve in alle droevige gevallen, en dat ik goedertieren zy aan alle menfchen. Onzen Vader, ifc. Weeft gegroet, &c. 5. Tot de Wonde der Zyde. Om Liefde. WEeft gegroetö doorboortHerte Jefu Chrifti, geeft ons blydfchap van herten, omdatgy voor ons open ftaat, maakt dat de liefde het onze ontfteeke met allerhande luifter der deugden. Onzen Vader, &c. Weeft gegroet, £fc. Groeteniiïeaanallede WondenCbrifti,omzynzelven en alk zyne Vrienden aan Chriftus te beveelen. WEeft gegroet, 6 heilig Hoofd onzes Zaligmakers Jefu Chrifti, voor 't welke^aUe  284 De kleine Getyden magten buigen, om onzen 't wit met Doornen gekroond, en met een Riet geflagen. Weeft gegroet, alderfchoonfte Aangezigt onzes Zaligmakers Jefu Chrifti, om onzen 't wil befpogen en geflagen. Weeft gegroet, aldervriendelykfte Oogen onzes Zaligmakers Jefu Chrifti, om onzen 't wil met tranen overgoten. Weeftgegroet, honingvloeijendeMondonzes Zaligmakers Jefu Chrifti, om onzen 't wil met Gal en Edik gelaafd. Weeft gegroet, alderedellte Ooren onzes Zaligmakers Jefu Chrifti, om onzen't wil met veele lafteringen en fcheldwoorden vervuld. Weeft gegroet, ootmoedigen Hals en Rug onzes Zaligmakers Jefu Chrifti, om onzen 't wil geflagen en gegeefleld. Weeft gegroet, waardige Handen en Armen onzes Zaligmakers Jefu Chrifti, om onzen 't wil aan 't Kruis uitgerekt. Weeftgegroet, alderzuiverfte Borftonzes Zaligmakers Jefu Chrifti, om onzen't wil benaauwd en beangftigd. Weeft gegroet, alderheiligfte Zyde onzes Zaligmakers Jefu Chrifti, om onzen 't wil met een Spies doorftoken. Weeft gegroet, genadige Kniën onzes Zaligmakers Jefu Chrifti, om onzen 't wil in het gebed zoo dikmaals gebogen. Weeft gegroet, eerwaardige Voeten onzes Zaligmakers Jefu Chrifti, om onzen 't wil doornageld. Weeft gegroet, geheel Lighaam Jefu Chrifti, voor ons aan 't Kruis gehangen, gewond, geftorven en begraven. Weeft gegroet, alderdierbaarfte Bloed, voor ons uit 't Lighaam onzes Zaligmakers Jefu Chrifti, Yloeijende. Weeft  voor den Vry dag. 285 Weeft gegroet, alderheiligfte Ziele onzes Zaligmakers Jefu Chrifti. om onzen't wil in de handen des Vaders bevolen, in dezelve bevehnge beveel ik heden en alle dagen myn ziel, lighaam, hert, leven, zinnen en werken, alle myne vrienden, wcldoenders,bloedvrienden, de zielen myner voorouderen, en alle vrienden en vyanden, op dat gy ons wilt befchermen en verloffen van alle onze zienelykeen onzienlyke vyanden, nu, en in der eeuwigheid, Amen. Onzen Vader, ö»c. Weeft gegroet, £fc. Gebeden van de zeven Bloedftortingen Chrifti, tegen de zeven Hoofdzonden. I. Van de Befnydenijfe, tegen de Hovaardigheid, ö TEfii! ó Zaligmaker des werelds, die agt daI gen na'taannemen van de Menfchelyke na- J tuur, u aan de Wet der Befnydenis onderworpenhebt, om ons daar door een exempel van ootmoedigheid en onderdanigheid te geven! Ik bidde u door dat onnozel Bloed, voormy in uwe kindsheid vergoten, dat gy alle hovaardigheid van my wilt afkeeren, en my verkenen een ootmoedig, en u behagend hert, Amen. 2. In V Hof jen, tegen de Gulzigheid. o TEfu! onverwinnelyken befchermer mynder I ziele, die in u onuitfprekelyken angft en J benaauwdheid Bloed gezweet hebt, om te niet te doen alle zonden, die onze eerfte Ouders met 't eeten van de verboden vrugt, en ik met onmatig eeten en drinken gedaan hebbe. Wilt door dit H. Bloed alle myne begeerlykheden van gulzigheid dempen. En geeft my dat ik voortaan alle myne verzading vinde inu, die de ware fpyze der zielen zyt, Amen. 3. In  286" De kleine Getyden 3. Inde GeeJJelingy tegen de Onkuisheid. 6 TEfu! ö fchoonfte Bruidegom van alle kuiI fche zielen, die u zuiver Lighaarn hebt la•J ten ontbloten en grouwzaam geeflelen, om voor myne fnode weiluiten enfchadelykegemakkelykheden te voldoen: Ik bidde u door dit dierbaar Bloed, dooriteekt myn vleefch met u Goddelyke vreze, op dat ik u in onkuisheid niet vergramme, en uftreng oordeel altyd vreze, Amen. 4. In de Kroninge, tegen de Gramfchap. 6 TEfu! 6 Koning aller eeren, hoe fchimpelyk I en fmertelyk is u heilig Hoofd met Doornen v gekroond, en met een Riet geflagen, en hebt nogtans hetminfte teken van gramfchap niet getoond: door dit H. Bloed dat uit uH. Hoofd gevloeid is, gund my dat ik de gramfchap nooit en zy onderworpen, maar altyd uwe zagtmoedigheid volge, Amen. 5. In 't uittrekken der Kleederen, tegen de Gierigheid. ó TEfu! êoorfprongenuitdeelder aller gaven en I genaden,dieuKleed,dataanuLighaamvaftv gekleef d was, gewilliglyk hebt laten uittrekken, door deze Bloedftortinge trekt myne genegen dheden af van alle tydelyke goederen, en geeft my gratie dat ik na myn vermogen de armen en behoeftigen gaarne mededeele, Amen. 6. In de Kruijinge, tegen de Nydigheid. ö "TEfu! 6 Fontein der goedheid, hoe rykelyk I hebt gy u Bloed uit u Handen en Voeten mF voor de zaligheid der Menfchen, zelfs ook die u gekruift hebben, vergoten: Door deze Bloedvergieting bidde ik u, dat gy uit myn hert wilt nemen allenyd enmisgunft: enmy de gratie wilt verleenen, van 't tydelyk en eeuwiglyk welvaren aan alle Menfchen te gunnen, en in alle gelegendheid te bevorderen, Amen. 7. In  voor den Vry dag. 7. In't openen der ff. Zyde, tegen de Traagheid. 6 TEfu! ó Leven der Menfchen, gy hebt toeI gelaten datu heilig Lighaam na uw dood, o9 aan 't Kruis met een Spies is geopend geworden, en niet nagelaten tot in de dood onze zaligheid te bearbeiden; uH. Bloed en Water dat uit uwe H. Zyde gevloeid is, wekke my uit den ichadelyken flaap myner traagheid, en wakkerd my aan om u ó Jefu hertclyk te beminnen, en u tot in de dood ftandvaftelyk te dienen, Amen. Zeven Groetenijfen, op de zeven woorden van Chriftus aan V Kruis gefproken. 1. YY/Eeft gegroet 6 Jefu! die voor onsftervenW de uwen Vader voor uwe vyanden bid, dat hy 't hun wil vergeven; geeft ons dat wy ras vergeven en geen wraak nemen, nog met't hert, nog met de woorden, nog met de werken. 2. Weeftgegroet, o Jefu! die den bekeerden Moordenaar hethoogfte goed, te weten, denHemel belooft, geeft ons de genade dat wy door een opregt berouw, nu en in onze fterfuure vergiffeniffe verdienen. 3. Weeft gegroet 6 Jefu! die uwe droeve Moeder onder 't Kruis itaande, aan uwen Difcipel hebt bevolen; hebt voor ons alzulke zorg, dat ons gemoed altyd geruft zy in alle gevaar. 4. Weeft gegroet ö Jefu! die gezeid hebt: Vader waarom hebt gy my verlaten ? wilt ons niet verlaten op dat wy niet en vallen, maar volftandig blyren in alle benaauwdheden. 5. Weeft gegroet ójefu! die uwen dorft beklagende, met Galle gelaafd word, (gy die alle dingen voed) maakt dat wy geene dorft en hebben als na de eeuwige goederen, verfmadende de genugten der wereld en des vleefch. 6. Weeft  2,8'8 De kleine Getyden v„5" Weel?ugegroet ó Jefu! die geboden des Vaders volbragt heb en oqs nwe\™f n ™* ™degedeeld, vergund ons dat wy uwe S boden niet a ppn wpi ha„; • w>"wt- &c- gen voleinden.ö""iCli' raaar00* mo~ mJ^Hn^gegro€t 6 Jefu' dieuw ^en fluit met de dood. en uw ^ï*. aan it„a „ l nwpHnn^ni' „m..: !'^"1 'd^i overgeeft: _ ».v^ulIUS; diuus ons ie ven. datwv in TOf. zekerdheid ons leven mogen fluiten, ïmen Maniere om den Rozenkrans te lezen ter eeren van de vyf Wonden. ' I. Aan het Kruis /preekt: QNzen Heere Jefu Chrifti heeft hem zeiven VJJ vernederd zynde gehoorzaamgeweefttot 2. Aan H' Aangetigt Chrifti, het welk is in plaats van't grootjle graantje, /preekt: A Anzietó God onzen befchermer, en aanziet ér, ^ a"gCZlgt uwesgezalfden. Onzen Va- Tot de drie kleine graantjes,/preekt: Ave Maria, &c. ter eerenvandedrie Nagelen, met de welke Chriftus banden en voeten doorboord zyn. Naar bet derde Ave Maria, voegd daar by: Ö VV7Aarde Moeder, laatmy de onverdraag- len tamyn SS? ™ " SekrUiften Z°0n gevoe- 3- Aan de JVonde der Zyde Chrifti: verzoekt daar m te mogen wonen, en ter lie/de Je/u tbrijti en Maria, zeggende: ö /^Oeden Jefu verhoord my, in uwe wonden VT verbergd my. Onzen kader, &c.  voor den Vry dag. 2g$ Aan de vyf volgende graantjes, /preekt: Ave Maria, &c. Naar 'f cj/ifc Maria, /preekt: 6 Waarde Moeder, &c. 4. Aan de Winde der linker Voet, ei/cbt een opregt berouw en vergijfenijfe der zonden, herhalende: 6 Goeden Jefu, &c. als voren Onzen Vader, gfc. Aan de vyf volgende graantjes, /preekt: Ave Maria, £srV. Na het vyfde Ave Maria, /preekt: 6 Waarde Moeder, &c. 5. Aan de Wonde der regter Voet, ei/cht met een voornemen van beterfchap,gratie om tegen te/laan aan de bekoringen en in deugden voort te gaan, herhalende: ó Goeden Jefu, &c. als voren. Onzen Vader, &>c. Aan de vyf'volgende graantjes, /preekt: Ave Maria, £fc. Na het vy/de Ave Maria, /preekt: N CHRIS-  apa De kleine Getyden CHR1STI BLOEDIG AANGEZIGT. Het welke alzoo in V Ier te van Maria, gelyk in den Doek Veronica uitgebeeld zynde, alle gelovigen voor gefteld word, om op't hoogjïe te eeren. GEBED. IS ditu Goddelyk Aangezigt, ó fchoonfte onder de kinderen der menfchen? Is dit t Aangezigt dat de Engelen altyd met de grootfte begeerte aanfehouwen? Ik zie u Hoofd, o Koning der Heeren, met Doornen gekroond, u Voorhoofd met bloed befprengd, uwe Oogen met tranen overgoten, uwe Lippen met de doodverf verbleekt Wie is een zoo wreed Menfch geweeft, die ü aldus mishandeld heeft? Eilaas! Myne zonden hebben dezen gr ouwel gedaan: en zal ikmy weder tot zondigen begeven? Aöh! of myn hert uitliefde en berouw berften mogte? Gy hebtmy o Jefu, tot in der dood bemind, en zal ik met zonden deze liefde vergelden?' Hoe kan ik, o Jefu voor u Aangezigt beftaan? Uwe liefde is niet te mm zoo iroot, dat gy ze zelfs totuwen kus toelaat. Dele bovenmatige liefde geeft my moet, om in uwen H. Naam tot u, ö Jefu, myne toevlugt te nemen, ja ook u Vaderlyk Aangezigt met eenen  -voor den Vrydag. 291 ff kus ootmoediglykte groeten, ubiddende dat gyu H: Aangezigt aldus op 't myne wilt leggen, gelyk I voor dezen Elifeus aan dat kind gedaan heeft, het welke daar door het leven weder heeft gekregen. J Laatmy uit dezen H. Mond, ójefu, uwen heiij ligmakenden Geeft fcheppen, op dat ik met den Apoftel mag zeggen: Ik leve niet ik, maarCbrijlus \ leefd in my. Uw ootmoedig Hoofd dat met Door1 nen gekroond is, dempt in my alle hovaardye en 1: ydclheid van dit vergangelykc leven. Uwe Goddelyke Oogen vernietigen alle begeerlykheden der i wereld. Uwe bloedige Lippen doode alle verdorvene en onbehoorlyke vleefchelyke genegendheI den. ó Liefde, ó bloedig Aangezigt, zuiverdmy van alle zonden, en drukt u evenbeeld aldus in :\ mynherte, dat ik voortaan u alleen als een heerlyke fpiegel aller fchoonheid aanfchouwe en beminne, als eenen fchat van alle goed beware, en alleenlyk zoeke de aanfchouwinge van u Aangezigt eeuwiglyk te genieten, Amen. Meditatiën, gemaakt door denH. Paus Gregorius'. | ö TTEere Jefu Chrifti, ik aanbiddeu hangende _L JL aan het Kruis, eneenDoorneKrooneop u hoofd dragende, ik bidde u, dat u Kruis my verloffe van den flaanden Engel, Amen. Onzen Vader , £z?c. Weef gegroet, &c. 6 Heere Jefu Chrifti, ik aanbidde u hangende aan 't Kruis gewond, metGalle en Edik gelaafd; en bidde dat u wonden moeten zyn een medi|i cyne myner ziele, Amen. Onzen Vader, gfc. Wcefl gegroet, &c. ó Heere Jefu Chrifti, ik bidde u door de bitterheid uwer Paffie die gy geleden hebt, byzonder doen u alderedelfte Ziele uit u gebenedyd Lighaam fcheide, dat gy mynder Ziele ontfermen wilt, als zy van myn Lighaam zalfcheiden, N 2 doet  202 De kleine Getyden doet ze als dan brengen tot in 't eeuwig leven, Amen. Onzen Vader, grV Weeftgegroet, &c. ö Heere Jefu Chrifti, ik aanbidde u nederdalende ter hellen, daar verloffcnde uwe gevangenen : Ik bidde u dat gy my daar nimmermeer en laat komen, Amen. Onzen Vader, £fc. Weeft gegroet, £srV. ö Heere Jefu Chrifti, ik aanbidde u in't Graf geleid zynde, met Mirrhe enkoftelyke Speceryen gezalfd; ikbiddeu, dat uwe dood mynleven zy, Amen. Onzen Vader, &c. Weeft gegroet, &c. ö Heere Jefu Chrifti, ik aanbidde u, verryzende van de dood, opklimmende ten Hemel,zittende aan de regterhand Gods uws Vaders: Ik bidde u, dat ik u daar mag volgen, engeprefenteerd worden, Amen. Onzen Vader, £fc. Weeft gegroet, £-rV. 6 Heere Jefu Chrifti, goeden Herder, bewaard u regtvaardigen, regtvaardigd de zondaren, ontfermt u over alle gelo vigen, en zyt my zondaar genadig, Amen. Onzen Vader,&>c. Weeft ge groetje. Gebed van de zeven Woorden Chrifti. HEere Jefu Chrifti Zoon des levenden Gods, de welke aan den galgeboom des Kruis hangende, hebt gezeid: Vader vergeeft bet baar, •want zy en weten niet wat zy doen. Geeft my die genade dat ik om uwen 't wil vergeve alle die my kwaad doen. En die gezeid hebttot den Moordenaar: H'den zult gy met my zyn in 't Paradys; doet my aldus leven, dat ik in myn fterfuur van u mag hooren: Heden zult gy met my zyn in71 Paradys- En tegen u Moeder gezeid hebt: Vrouwe ziet daar uwen Zoon: daar na tot den Difcipel: Ziet uwe Moeder: maakt dat uwe liefde my voege by uwe Moeder. En die gezeid hebt: Myn God, myn God! waarom hebt gy my verlaten? maakt dat  voor den Vrydag. 293 I ik in alle benaauwdhedcn en kwellingen mag zegI gen: Myn Vader en Heere, ontfermt u mynder, Jen helpt my mynen Koning en God, die mymet |u eigen Bloed verloft hebt. En die gezeid hebt: lk ibeb dorft? geeft dat ik altyd tragt na de fontein 1 der leven de wateren. En die gezeid hebt: Vader \in uwe banden beveel ik mynen Geeft. Wilt" my ontfangen als ik weder tot u zalkeeren, die gezeid hebt: Het is volbragt: maakt dat ik mag hooren uwe alderzoetfteftemme, te weten: Komtmyn Vriendinne, myn Bruid, komt, op dat gy met myne Engelen en Heiligen opklimt in myn Ryk, om u te verblyden, en daar teblyvenin eeuwigheid der eeuwigheden, Amen. Eijfchinge des Zegens. ê "\/Tlnnelykften Jefu, diemetuitgeftrektearJLVJL men ons tot uwe omhelzinge roept, en met geboogden hoofde ons den kus prefenteerd: Ziet ik nadere tot u, enzoeke deze geprefente erde gratie; maar ik zal niet los laten: 'tenzygymy gezegend hebt; gelyk gy gezegend hebt uwe Dienftmaagd de H. Hedwigis, u aan 't Kruis aanbiddende, die gy met uwe regterhand, den Nagel uitgetrokken zynde, hebt gezegend. Gebed van den Doek daar het Lighaam Chrifti in gewonden is geweeft, trooftelyk te lezen voor de Afgeftorvenen. fó Od! die ons in den Doek daar u H. LigVj haam, na dat het van 't Kruis afgenomen was, van Jofeph in gewonden is geweeft, een (teken van uLyden hebt nagelaten, verleend ons I genadiglyk dat wy door uwe dood en begravinge, totuweheerlyke Verrylfenis gebragt worden. Die leefd en regeerd met God den Vader, in eenigheid des H. Geeft, God in der eeuwigheid der eeuwigheden, Amen. N 3 VOOR  294 VOOR DEN ZATURDAG. Korte Getyden van de Onbevlekte Ontfangeniffe van de Alderbeiligjle Maget MARIA. TE METTEN. MYn lippen u verheugd, en met aandagt ontdekt> m, . Den Lof, den Prys, de Deugd: van een Maagd onbevlekt. ' 6 Vrouw' gebenedyd; tot myne hulp' u fteld: En vromelyk my bevryd, van des vyands geweld. Glorie zy den Vader, en den Zoon, en den Heiligen Geeft, gelyk het was in den beginne, en nu, en altyd, en in de eeuwen der eeuwigheden, Amen. Alleluja. . Van Septuagefima tot Paajfchen, zegt men in alle Getyden voor Alleluja, Lofzy « Heere, Koningder eeuwiger glorie. LOFZANG. IK groet u 's werelds Vrouw, Schoon Hemels Koningin, Maagd der Maagden getrouw, ó Dageraat vol min. Ik groet u vol genaden, ó Klaar door 'tGoddelyk ligt, In al des werelds kwaden, Sterkt ons met u gezigt. God heeft u Maagd geprezen. Voorzien van de Eeuwigheid; Dat gy zoud' Moeder wezen, Van zyns Zoons Majefteit. Die 't wezen heeft gegeven, Aard', Hemel, Zee, en Al,    Be kleine Getyden voor den Zattirdag. 295 En u Bruid hoog verheven, Be vry d van Adams val. f. God heeft verkoren haar, En uitverkoren jent, ft. En doet haar wonen, daar Hy woond in 's Hemels Tent. Befchermd Vrouw myn gebed; Tot mynder zielen vromen, En laat zonder belet, Myn roepen tot u komen. GEBED. 6 TTEilige Maria, Koninginne der Hemelen, iTi Moeder ons Heeren Jefu Chrifti, en Vrouwe des werelds, die niemand en verlaat en niemand enverfmaad: aanziet my goedertierlyk, ó lieve Vrouwe, met de oogen uwer genade, en verkrygtmy van uwen lieven Zoone vergiffenilfe van alle zonden, op dat ik die nu uwe heilige en onbevlekte OntfangenhTe met een devoot en toegedaan herte vereere, mogte verkrygen hier namaals denloopprys van de eeuwige zaligheid, door gunfte en gifte van dien Zoon, die gy (ó zuivere Maget) ter wereld gebragt hebt, onzen Heere, die met den Vader en den H. Geeft leefd en regeerd in volmaakte Drievuldigheid eenen God in eeuwigheid der eeuwigheden, Amen. Laat ons den Heere loven, Lof zy God van hier boven, De gelovige zielen mede, Verloft van alle lyden, Moeten ruften in vrede, En haar in God verblyden. Amen. TE PRIEMEN, ö Vrouw' gebenedyd, tot myne hulp' u fteld, En vromclyk my bevryd van des vyands geweld. Glorie zy den Vader, &c. N 4 LOF-  De kleine Getyden LOFZANG, IK groet u wyze Maagd, 6 Huis van God bewoond, Pilaar die God behaagd, Tafel met goud verfchoond. Van al 'der zonden fmet, Heeft God u ziel bevryd, Gy waard rein, puur en net; Eer gy geboren zyt. Moeder van al die leven, Jacobs fterre die opryft, Des Hemels deur verheven, Die al de wereld pryft. Prinfes der Engelen magtig, Wien de helfche vyand vreeft, Hulp' der Chriftenen kragtig, Ons aller toevlugt weeft. f. Den Heer heeft haar doen leven, In zynen Heiligen Geeft, En tuffchen al verheven, Dees Maget aldermeeft.. Befchermd Vrouw' myn gebed, Tot mynder zielen vromen, En laat zonder belet, Myn roepen tot u komen. Het vers en gebed als voren, pag. 295. TE TERTIEN. ö Vrouw' gebenedyd, tot myne hulp' u fteld, Eri vromelyk my bevryd van des vyands geweld. Glorie zy den Vader, &c. LOFZANG. IK groet u Sal'mons Troone, ö Arke Gods excellent, Regenboog ydoone; Doorne in 't vuur ongefchend. ó Roei-  voor de» Zaturdag. 207 6 Roeiken 't welk bloeid aardig! Deur die gefloten ftaat, Vlies van Gidion waardig; En Samfons honingraat, 't Is niet zonder betamen, Dat, die gy baren zult, Bewaard u vry van blamen, En van de Erfzonde fchuld. Hy koos u tot zyn Moeder, 6 Jongvrouw edel Maagd, Hy wou zyn ü behoeder;" Van al dat hem mishaagd, y. ó Vrouw gy blinkt zeer klaar, By God den Heere fchoon. ft. En als een wolkspilaar, Steld aldaar uwen troon. Befchermd Vrouw myn gebed, Tot mynder zielen vromen, En laat zonder belet, Myn roepen tot u komen. Het vers en gebed als voren. TE SEXTEN. 6 Vrouw"gebenedyd, tot myne hulp' u fteld, En vromelyk my bevryd van des vyands geweld. Glorie zy den Vader, &c. L O F Z A N G. MOeder en Maagd te zamen, 6 Aller Engelen vreugd, Gods Tempel vol betamen, Kamer vervuld met deugd. Trooft der bedroefde menfchen, ó Boomgaard vol van luft. ó Goed daar wy naar wenfchen, Naaft God der zielen ruft. Gebenedyde aarde, Des Priefterdoms vermaard; N 5 Hei-  298 He kleine Getyden Heilig vat vol van waarde, Van Erfzond' bewaard. Stad van den grooten Koning; ó Schoone Ooftfche Poort, En aller deugden woning, Na ons gebeden hoord. y. Gelyk een Lely ftaat, Onder de doorens gepraamd, Vf. Zoo is in Adams zaat, Maria ongeblaamd. Befchermd Vrouw' myn gebed, Tot mynder zielen vromen, En laat zonder belet, Myn roepen tot u komen. liet vers en gebed als voren. T.E NONEN. ö Vrouw' gebenedyd, tot myne hulp' u fteld, En vromelyk my bevryd van des vyands geweld. Glorie zy den Vader, &c. LOFZANG. 6 QTad daar wy naar vlugten, O ö Toren iterk gebouwd, Van David vry van zugten, Daar myn ziel op betrouwd. Gy waard gelyk ontfangen, En ook gebenedyd, 't Hoofd van de helfche Slange* Vertrad gy tot zyn fpytGy zyt die fterke Vrouw', Een Judith onverzaagd, Abifag Maagd getrouwe, Die den Koning behaagd, ö Rachel waard te baren, Hem die de wereld voed. Weeft van ons u dienaren, Wel edel Maagd gegroet. < ■ f. Gy  voor den Zaturdag. 299, f. Gy zyt zuiver en net, ö Myn fchoon' vrindinne, %. Gy hebt nooit Erfzond' fmet, Gehad van u beginne. Befchermd Vrouw' myn gebed, Tot mynder zielen vromen; En laat zonder belet, Myn roepen tot u komen. Het vers en gebed als 'voren. TE VESPEREN. 6 Vrouw' gebenedyd, tot myne hulp' u fteld» En vromelyk my b e vry d van des vyands geweld. Glorie zy den Vader, &c. LOFZANG. ó 'yPOnnewyzer pure, / j Daar de Zonn' na onzen wenfch, Te rug gaat wel tien uuren, Als God in u word Menfch: Gp dat den Menfch vol zonden: Mogt zyn verloft van pyn: Zoo is God zelfs bevonden, Minder dan de Engelen zyn. Dees Moeders perfoone, Blinkt als een dageraat. In haar Ontfangenis fchoone, Zoo dat haar niet misftaat. Ik zie een Lely ryzen, Daar rontsom doornen ftaan. Elk een die moet haar pryzen,, Schoon als een zuivre Maan. y. Gy hebt het Hemels ligt, ó Maget eerft verwekt. r*. Gy hebt 't aardryk digt, Met een nevel bedekt. Befchermd Vrouw' myn gebed;, Tot mynder zielen vromen,, , N 6 Ea  3®° De kleine. Getyden En laat zonder belet, Myn roepen tot u komen. Het vers en gebed als voren. TE COMPLETEN. Maakt Moeder dat u kind, Ons geheel tot u bekeerd, Dat hy die ons bemind, Ook alle kwaad van ons weerd. 6 Vrouw' gebenedyd, tot myne hulp' u fteld, Envromelyk my bevryd van des vyands geweld. ■ Glorie zy den Vader, &c. LOFZANG. 6 TV/TAget reine bloeme, 1VJL ö Ziel van God bewoond, Koningin vol van roeme, Met Sterren wel gekroond. Boven de Engelen fcharen, Blinkt gy zeer triumphant, Wil ons veropenbaren, Aan u Zoons regterhand. Tot u Moeder der gratie, Hoop, trooft in al ons nood, Zeefterre vol jubilatie, Vlugten wy weeskens bloot, ö Deur ftaat voor ons open, Bevryd ons van den ftryd, Wilt voor u minnaars kopen, Gods glorie en jolyt. f. Geftorte Olie zoet, Maria is u name. ft. Dit is dat u volk doet, U minnen al te zamen. Het vers en gebed als voren. Daar naar zegt: Den Vader, den Zoon, en den H. Geeft wil ons zegenen en bewaren. Op.  vsor den Zaturdag. 301 Opqferinge en bevelinge zyns zelfs aan de Heilige Moeder Gods MARIA. IK offer u aandagtig, Myn Vrouw' deze Getyden, Wilt voor de zonden klagtig, Ons u dienaars bevryden. En als wy zullen fcheiden, Komt ons dan in 't gemoet, En wilt den weg bereiden, Maria Maget zoet. Antiphone. DEze is de Roede in de welke nog botte der Erfzonde, nog fchorlfe van de dagelykfche zonden geweeft is. y. InuweOntfangeniffe, ö Maget, zyt gy Onbevlekt geweeft. ft. Bid voor ons den Vader, wiens Zoon gy gebaard hebt. GEBED, ó /"^Od! die door de Onbevlekte OntfangeVj niffe der heilige Maget Maria, hebt eene waardige woonolaatfe voor uwen Zoon bereid gemaakt: wybiddenu, dat gelyk gy uit het voorzien des doods van den zeiven uwen Zoon haar van alle vlekke hebt bewaard, onsookdesgelyks wilt verkenen, dat wy- door haar voorfprake zuiver en onbevlekt tot u mogen komen. Door onzen Heere Jefum Chriftum uwen Zoon, die -met u leefd en regeerd God in eeuwigheid der eeuwigheden, Amen. y. De Onbevlekte Ontfangeniffe van de H. Maget Maria. ft. Zyons een hulpe en befcherminge, Amen. <»> N 7 LI-  302 De kleine Getyden LITANIE, Van onze L. Vrouwe van L aurettew» HEere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. Chrifti hoord ons. Chrifti verhoord ons. God Hemelfchen Vader, ontfermt u onzer. God Zoon Verloffer der Wereld, ontfermt u onzer. God H. Geelt Vertroofter, ontfermt u onzer. H. Drievuldigheid eenen God, ontfermt u onzer, H. Maria, " *] GoedertierneMaget,' H. Moeder Gods, Getrouwe Maget, H. Maget der Maag- Spiegel der Regt- den, vaardigheid, Moeder Chrifti, Stoel der Wysheid, Moeder der Godde- Oorzake onzer blyd- lyke gratie, fchap, Alderpuurfte Moe- Geeftelyk Vat, der, Eerwaardig Vat, AlderzuiverfteMoe- Schoon Vat van de■ der, S votie, 3 OngefchendeMoed. ^ Verborgen Rooze, °* OngevioleerdeMoe- o Toren van David, to der, '° Ivoren Toren, '5 Minnelyke Moeder, o Gulden Huis, g Zeer wonderlyke « Arke des Verbonds, ?» Moeder, Dcure des Hemels, Moeder des Schep- Morgenfierre, pers, Behoudeniffe der Moeder desZaligma- Kranken, kers, ToevlugtderZondaAldervoorzienigfte ren, Maget, Trooftereffe der be- Eërwaarde Maget, naauwde, Loffelyke Maget, , Byftand der ChrifteMagtige Maget, J. nen, Ko-  vitor den Zaturdag. 303Koninginne der Engelen, *| Koninginne der Patriarchen, St Koninginne der Propheten, ^ Koninginne der Apoftelen, lo Koninginne der Martelaren, Koninginne der ConfefToren, g Koninginne der Maagden, ? Koninginne van alle Heiligen, Lam Gods, die wegneemd de zonden der Wereld, fpaard ons Heere. Lam Gods, die wegneemd de zonden der Wereld, verhoord ons Heere. Lam Gods, die wegneemd de zonden der Wereld, ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. Onzen Vader, £g*V. f. En leid ons niet in bekoringe. ft. Maar verloft ons van den kwaden, Amen. Weeftgegroet, &c. Antipbona. ONder uwe befcherminge nemen wy. onzen toevlugt ó Heilige Moeder Gods,en verftoot onze gebeden niet in onze noden, maar verloft ons altyd van alle perykelen: ö Glorieufe Maget, onze gebenedyde Vrouwe, onze Middelareffe, onze Voorfprakercffe, verzoend ons met uwen Zoon, beveeld ons aan uwen Zoon. • f. Bid voor ons Heilige Moeder Gods. ft. Op dat wy waardig gemaakt worden der beloftenifle Chrifti. GEBED, ö T TEere! wy bidden u, ftort uwe gratie in XJL onze herten, op dat wy, die door de boodfchap des Engels, bekend hebben de Menfchwordinge Chrifti uws Zoons, door zyne Paffie en Kruis gebragt worden tot de glorie der Ver- rys-  $04 De kleine Getyden ryflenifle: door den zeiven Jefum Chriftum onzen Heere, Amen.. f. Bid voor ons alderzaligfte Jofeph. ft. Op dat wy waardig gemaakt worden der beloftenifle Chrifti. GEBED. WY bidden u, ö Heere, dat gy ons door de verdienften des Bruidegoms uwer alderheiligfte Moeder wilt te hulpe komen: op dat ons door zyne voorfprake gegeven worde, het geen wy uit ons zeiven niet en konnen bekomen: die leefd en regeerd God in alle eeuwen der eeuwigheden, Amen. Verfcheide Gebeden tot de Heilige Maget MARIA. Gebed van den H. Auguftinus tot de Heilige Maget MARIA. 5 TTEilige Maget Maria, wie kan uwaardiglyk X X de pligten van dankbaarheid en Lofzangen voldoen, die met uwe byzondere toeftemminge.de verlorene Wereld hebt geholpen ? Wat Lofzangen zal u de zwakheid des Menfchelyken geflagts doen, de welke door uwen handel alleen den toegang heeft gevonden tot hare verkwikkinge? Ontfangt dan deze dankzegginge hoe klein en hoe gering dat zy zyn ten opzigte van uwe verdienften: en als gy onze begeerten en beloften ontfangen hebt, ontfchuldigd onze gebreken met uwe gebeden. Wilt onze gebeden inlaten in de Schatkamer van uwe barmhertigheid, en verwerft ons de genade van verzoeninge. Dat door u ontfchuldigd worde het geene wy door u eisièhen. Dat wy 't mogen verwerven 't geene wy uit eenen goeden geeft begeeren. Ontfangt dat wy opdragen, geeft ons dat wy bidden, ontichuldigd dat wy vrezen, want gy zyt de eenige hoop  •voor den Zaturdag. 30J hoop der zondaren: door u hopen wy vergiffeniffe onzer misdaden, en de alderzaligfte verwagtinge onzer beloningen, Heilige Maria, komt de ellendige te hulpe, ftaat de kleinmoedige by, verkwikt de weenende, bid voor het volk, fpreekt voor de Geeftelykheid, en voor 't Godvrugtig vrouwelyk geflagt, laat ze alle uwe hulpe gevoelen die uwe geheugeniffe vieren. Wilt vaardig wezen om de biddende te verhooren, en verwerft haar alle die gewenfte uitkomfte. Gelieft altyd te bidden voor 't volk Gods, die waardig zyt geweeft te baren den Verloffer des werelds, die leefd en regeerd in eeuwigheden der eeuwigheden, Amen. Gebed van den ff. Bernardus tot de H. Maria. WY bidden u, ö gebenedydeVindereffe der genade, Moeder des levens, en ter zaligheid , dat wy door u eenen toegang mogen hebben tot uwen Zoon, op dat hy ons door u ontfange, die ons door u gegeven is. Uwevolmaaktheid, ontfchuldigd by hem de fchuld van onze boosheid, en uwe ootmoedigheid aan God zoo aangenaam, verwerve genade aan onzeydelheid en hovaardigheid. Uwe overvloedige liefde, bedekke de menigte van onze zonden, en uwe glorieufe vrugtbaarheid, veroorzake ons een vrugtbaarheid van verdienften. ö Onze Vrouwe, onze Middelaarfter, onze Voorfpraaklter, beveeld ons aan uwen Zoon, verzoend ons met uwen Zoon, vertoond ons aan uwen Zoon: Maakt ö gebenedyde, door de genade die gy verdiend hebt, door de barmhertigheid die gy gebaard hebt, dat die door u heeft willen deelagtig worden van onze zwakheid en ellende, door u voorfpraak ons deelagtig make zyner glorie en zaligheid, Jefus Chriftus uwen Zoon onzen Heere, die boven alles is gebenedyd, Godin eenwigheid, Amen. Een  30Ö De kleine Getyden Een ander Gebed tot de Heilige MARIA. GEdenkt ö Heilige Maget Maria, dat het van; eeuwigheid niet gehoord en is, dat iemand totuvlugtende, uwe hulpe begeerende, of uwe voorfprake verzoekende, van u verlaten is. Ik. met zulk betrouwen gewapend, vlugt tot u ó Maget der Maagden: Maria Moeder Jefu Chrifti, ik kome tot u, ik lope tot u, ik ftaan voor u, zidderende en bevende zondaar. Ik bidde u ö. Vrouwe der Wereld, Moeder des eeuwigen Woords, wilt myn gebeden niet verfmaden, maar hoord myn genadiglyk, en verhoord my ellendige roepende tot u in dit dal der tranen. Wilt my byftaan in alle myne behoeftigheden, nu, enaltyd, maar byzonderlyk in de uure myns doods: ö genadige, ógoedertierne, ö zoete Maget Maria. Drie GroeteniJJe tot de H. Maget Maria, gebruikt van de H. Magtildis, om een gelukkige Dood. i. 6 TTEilige Maget, gelyk God den Vader JlJL door zyne Almogendheid u naaft God de aldermagtigfte gemaakt heeft, alzoo bidde ik, dat gy my wilt byftaan in de uure myns doods, en afkeeren alle vyandlyke magt. Weeft gegroet, &c. 2. ö H. Maget, gelyk den Zoone Gods u met zyne Goddelyke Wysheid en wetenfchap vervuld heeft; alzoo bidde ik, dat gy in de uure myns doods, myns ziel met het ligt des geloofs aldus wilt verligten en verfterken, dat zy door geen zonde-of onwetendheidvervoerd, en in verderffenifle gebragt worde. Weeft gegroet, &c. 3. ó H. Maget, gelyk den H. Geeft zyne liefde u ten eenemaal heeft ingeftort, alzoo wilt in de uure myns doods, de zoetigheid der Goddelyke liefde voor myne ziele verwerven, door de welke my alle de benaauwdheid en bitterheid ontnomen wer»  voor den Zaturdag. 3°7 werde, enmynhertvcrkwiktwordenmetdeHemelfche vertrooftinge. Weeft gegroet. &c. Gebed Om de H. Maria tot Patronejfe te kiezen. \ Lderheiligfte Maget, Moeder Gods Maria, ik /\ « Mn ppnpvnflïil onwaardia: om aangenomen te worden in 't getal uwer Dienai en. , niet te min fteunende op uwe wonderbare goe- dertierenuneia. enaaiigcipuuiuM^» » vanu te dienen-, kieze u heden, in't by wezen van uwen alderzuiverften Bruidegom Jogph.mynen Engel Bewaarder, en het geheel Hemelfch Hof tot myne byzondere Vrouwe, Patroneffe en Moeder: en neme vaftelyk voor my, 11 voortaan te volgen, u te dienen, en zorg te dragen, dat gy van andere gediend wor d. Ik bidde u dan 6 genadigfteMoeder, door 'tkoftelykBloed dat uwen Zoon Jefu Chrifti voor my geftort heeft, dat gy my in 't getal uwer kinderen wilt aannemen, en my van God graue verwerven ^dat ik in alle myne gedagten, woorden en werken my alzoo drage, dat 'er niets gevonden worde in mv dat de oogen Gods en de uwemishage, op dat 'ik mag verdienen dat gy myn 'er gedagtig zyt in de uure mynes doods, Amen. Gebed om Zuiverheid te verwerven. OCh' of ik u mogte volgen na mynen ftaat en vermogen, in de zuiverheid des lighaams en der ziele. 6 Maria, voorbeeld der kuisheid en fpiegeldesMaagdoms: Ikbekenne metSalomon, dat ik my niet onthouden kan, 't en zy het my van God gegeven word. Daarom kome ik tot u, 6 gebenedyde onder de Vrouwen, die den Zoone Gods, zonder verlies van uw Maagdom, hebt gebaard: Biddende dat gy my van hem de genade wilt verwerven, dat ik nooit valle of confenteere in eenige onbetamelyke woorden,,  3°8 Be kleine Getyden werken of gedagten: en alzoo tot de Bruiloft des Lams, en tot u, ö Maria! inde woninge der uitverkoren na dit leven ingelaten worde Want zalig zyn die geenen, die tot het Avondmaal der üruilott des Lams geroepen zyn. Apoc. 19. 9. Zeven Gebeden ter eeren van de zeven Vreugden van Maria, die zy gehad heeft op deze wereld. X' 6 TVTAlia! door de groote vreugd, weikeu A ^7-*- hcrt heeft gevoeld, als de Alderheilieite Drievuldigheid, door de Boodfchap van den Lngel Gabnel, u tot een Moeder van den eeni°en geboren Zoone Gods heeft verkoren; bidde Ik dat gy my wilt deelagtig maken van deze vroJyke Boodfchap, en my verwerven de eeuwiee zaligheid, Amen. IVeefl gegroet, &c. 2. ó Maria! door den overgrootentrooft, met de welke u hert overgoten is geweeft, als gy uwen Zoone, zonder fmerten geboren, omhelft en gekuft hebt, bidde ik u, dat gy my de genade wilt verwerven, dat ik desgelyks mynen Zaligmaker hertelyk beminne, en met hem eeuwigiyk verbonden mag worden, Amen. Weeft ~. groet, £?c. J & ?. ó Maria! door de blydfchao dieubevangen fieelt, als de drie Wyzen uit Ooftenland, uwen Zoon, als eenen Koning des Hemels en der Aarde, met drievuldige giften, te weten, Goud, Wierook en Mirrhe, vereerd en aangebeden hebben • Bidde ik dat gy my de gratie wilt verwerven dat ik aan uwen Zoon Jefu Chrifti, mynveritand, wille en memorie volkomentlyk opoffer, en in 't Geloof Hoop en Liefde ftandvaltelyk volherde, Amen. Weeftgegroet, &>c. 4. ó Maria! door de vreugd die gy gevoeld hebt, als gy uwen twaalfjarigen Zoon in den Tempel onder de Schriftgeleerden hebt weder gevonden, bid-  voor den Zaturdag. 3°3 bidde ik dat gy my de gratie wilt verwerven, dat ik desgelyken mynen Aldcrhefften Jefum, die ik door myne menigvuldige zonden verloren hebbe, door eene opregte boetvaardigheid 'met vreugde wederom vindc, enbeware, Amen. Weeft gegroet, &c. , c 6 Maria! door de vreugd die u vervuldheeft, als uwen beminden Zoon naar zyne Verryffemile hem aan u vertoond heeft: bidde ik dat gy my by uwen Alderheiligften Zoon in den dag des Oordeels een vrolyke Verryffeniffe wilt verwerven, Amen. Weeft gegroet, &c. 6 6 Maria! door de hertelyke vreugd, met de welke gy uwen Zoon hebt gezien gloneufelyk: ten Hemel varen, bidde ik dat gy myn hert wilt vleugelen verkrygen, waar mede het van deze wereld met Jefus ten Hemel klimme, daar het altyd zyn ruft en volle genoegcnhebbenkan, Amen. Weeft gegroet , ' 7 ó Maria! door de onbegrypelyke vreugd, met de welke u hert op Pinxterdag van den H. Geelt overlommerd, en met nieuwe gaven en genaden verrykt is; bidde ik dat gy myn verkoud herte wilt deelagtig maken van den zeiven H. Geelt, op dat door hem de Goddelyke liefde m my ontfteken worde, door de welke ik kome tot de eeuwige liefde en bezittinge myns hoogfte goeds in 't Ryk der Hemelen, Amen. Weeftgegroet, &c. EiJJcbinge des Zegens. Ziet ö Koninginne des Hemels en der Aarde, myne uitverkoorne Moeder, voor uwe voeten nedervallende, bidde ik om uwe Zegen. Zemend my na ziel en lighaam, ö gezegende en gebenedyde onder de Vrouwen, en verwerft my de o-enade dat ik uwen Zoon Jefus Chriftus alzoo diene, dat ik by u in de eeuwige glorie hier namaals opgenomen worde, Amen.  -310 Be kleine Getyden voor den Zaturdag. G E B E B. ö A Lderheiligftc Patroneffe Maria, inuwege±\. benedyde zorg,enbyzonderebefcherming, •en in den fchoot van uwe barmhertigheid, beveele ik Lyf en Ziel, heden en ten allen tyden, voornamentlyk in de uur myns doods. Alle myne hoop en trooft, mynen nood en armoede zy u bevolen; op dat ik door u Heilig voorbidden en verdienften alle myne zaken beftiere, en alle myne werken volbrengen na uwes Alderheiligften Zoons wille, en u behagen, Amen. _ Benediclus XIII. verleend honderd dagen Aflaat aan die met devotie zullen zeggen deze volgende woorden, Gelooft zv Jesus Christus , uit liefde voor den menfch aan de Colomme gegeeffeld. G E B E B. 6 A LderzoetltenenminnelykcnJesus, ikbidm\. de u door u geheel bitter Lyden, dooruwe tranen, door uwen doodftryd, door u dierbaar Bloed, uitgeftort zoo in het Hofje, als in geheel u pynelyke en bittere Paffie: maar byzonder zoo bidde ik u ootmoediglyk Verloffer van myne Ziele door die zesduizendjZcshonderd en zesenzeftig flagen, die u Alderheiligfte Menfchheid, gebonden aan den Colomme, met zulken fchaamte en pyne onderftaan heeft voor myne zonden, dat myne ziel niet en fcheide uit dit leven zonder boetvaardigheid, en bevryd mag wezen van een haaftige en onvoorzienige dood: maar Iterve in uwe Goddelyke gratie, eens mag genieten de vrugten van u bitter Lyden, waar door ik u, met den Vader en den H. Geeft verhoop te beminnen, te loven en te gebenedyden in alle eeuwen der eeuwigheden, Amen. DE    31» DE KLEINE GETYDEN, Van de tweede IVeek. Met de Litanien en Gebeden Voor den j Zondag, Van alle Heiligen. Maandag, Voor de Afgeftorvene Zielen. Dingsdag, Van de HH. Joachim en Anna. \ Woensdag, Van de HH. Ignatius en Xaverius. 1 Donderdag, Van de H. Barbara. S Vry dag, Van de zeven Ween van Maria. i Zaturdag, Van den H. Joseph. Nota. Ieder kleine Getyde mogen voor of na de Middag beel na malkanderen afgelezen worden. VOOR DEN ZONDAG. Korte Getyden van alle HEILIGEN. TE METTEN. Oofd Godin zyne Heiligen, lootdhem in 't Firmament zyner kragten. Pfalm 150. f. Heere gy zult myne'.lippen open doen. En mynen mond zal uwen lof verkondigen., t. God  312 De kleine Getyden y. God hebt agt tot mynder hulpe. ft. Heere haaft u om my te helpen. Glorie zy den Vader, en den Zoon, en den Heiligen Geeft, gelyk het was in den beginne, en nu, en altyd, en in de eeuwen der eeuwigheden, Amen. Alleluja. Van Septuagejima tot Paaffcben, zegt men in alle Getyden -voor Alleluja, Lof zy u Heere, Koning der eewwiger glorie. Lofzang tot de Heilige Maget MA RIA, Koninginne van alle Heiligen. ó Moeder, Koninginne der Raad, Hierboven, eene Throon die ftaat, Voor u op de aarde bereed, de hoeder En wereld Schepper noemd u Moeder, 't Gelovig Volk loofd u magt. ö Moeder leend aan myn dan kragt, Dat ik om pligtiglyk te beginnen: Met duizend herten u mag beminnen. Indien gy eens myn hert verwerft, (Zoo vaak herboren) als het fterft, Ach! laat het doch aan u behagen, 't Is duizendmaal aan u opgedragen. Antipb. Alle geflagten zullen u zalig noemen, want groote dingen heeft hy u gedaan, die magtig is, en zynen Naam is Heilig. Luc. i. y. Gy zyt gebenedyd onder de Vrouwen, ft. En gebenedyd is de vrugt uws Lighaams. GEBED. ALmagtigen eeuwigen God! die de H. Maget Maria met ontallyke gaven en gratie begaaft, tot Moeder van uwen eeniggeboren Zoon verkozen, en boven alle Engelen en Uitverkoornen verheven hebt, verleend ons genadiglyk , dat wy, die haar op der aarde aanbidden, door hare yoorfpraak de eeuwige glorie  voor den Zondag. 3x3 mogen genieten: door den zeiven Jefüm Christum uwen Zoon, onzen Heere, Amen. f. Heere verhoord myn gebed. ft. En laat mynen roep tot u komen. f. Laat ons den Heere gebenedyden. ft. God zy lof. jr. De Zielen der Gelovigen moeten ruften in vrede. ft. Amen. TE LAUDES. Loofd God in zyne Heiligen, &c. als voren, pag. 311. f. God hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &c. Lofzang tot de Heilige Enge/en. 6 Gy fcharen : die hier boyen, Blinkend' in den Hemel praald, Staag gereed om God te loven: Die u met zyn gunft beitraald, Elk hoord u eenparig zingen: Heilig, Heilig is den Heer, Dat wy ook als Hemellingen, Heerlyk zongen de Hemelfche eer, ó Gy geeften van hier boven, Helpt ons, dat ons hert gelyk, d'Engclstong word (en God loven) Zingend' 't Hemelfche Mufyk. Antipb. In 't aanfehouwen der Engelen zal ik u Lof zingen: ik zal aanbidden tot uwen Heiligen Tempel, en uwen Naam belyden. Pfalm 1*7 f. God heeft zyne Engelen bevolen, ft. Dat zy u bewaren in alle uwe wegen. GEBED. ALmagtigen eeuwigen God, die uwe heerlykheid en Majefteit toond,in 't getal en heiligheid der Engelen, en ons dezelve tot bewaar0 ders  3x4 De kleine Getyden ders en Leeraars hebt gegeven-,, verleend ons genadiglyk, dat wy na het exempel u zoo dienen hier op de aarde, dat wy waardig mogen zyn u met de zelve in eeuwigheid te loven in den Hemel : door Jefum Chriftum uwen Zoone, onzen Heere, Amen. f. Heere verhoord myn gebed, &c. TE PRIEMEN. Loofd God in zyne Heiligen, &c. als voren, f. God hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &c. Lofzang tot de H. Patriarchen. 6 Prinfen u zy lof gegeven -, Eerwaardig om u ouderdom, Die door u vroom en-goedig leven, In de Hemel woond met d'Eng'lendom, Men noemd op d'Aard' u Patriarchen, Maar in den grooten Hemel, werd Gy beter toegenaamd Monarchen, U hoop was vafter in u hert, Als eenen muur, wyl 't'waar befchoren, Dat een Verlolfer na 't Verbond, Zou werden uit een Maagd geboren; Wy bouwen op die zelfde grond: En hopen door het zalig maken, Van hem aan een goed eind' te raken. Antipb. Onze Ouders hoopten op u, zy hoopten, en gy hebt ze verloft. Pfalm 21. f. Gy hebt my de wegen des levens bekend gemaakt. ,, , -, ft. Gy zult my vervullen met blydfchap met u aangezigt. GEBED. ALmagtigen eeuwigen God, die de Heilige Patriarchen des Ouden Teftaments om t onderhouden uwer geboden, en het betrouwen  voor den Zondag. 315 in uwen eeniggeboornen Zoon, den beloofden Verloffer der Wereld, hebt deelagtig willen maken uws Ryks: Vergund ons genadiglyk dat wy met diergelyke betrouwen en ftandvaftigheid, den weg uwer geboden volherden, eneindclyk tot 't aanfehouwen van uwe Goddelyke Majefteit mogen toegelaten worden. Door Jefum Chriftum uwen Zoone onzen Heere, Amen. f. Heere verhoord myn gebed, &c. TE TERTIEN. Loofd God in zyne Heiligen, &c. als -voren, f. God hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &c. Lofzang tot de Heilige Propheten. Gy zeid' Propheten dat het kwaad Der menfchen, Jefum zouden dooden, Wat leed gy daarom niet al fmaad, Van al de Heidenen en Joden, Eer dat gy ftierf, nu zyt gy vry Van alle ftryd, de welke die gezondigd, Moet lyden eeuwig, zyt gy bly, Met Jefu, die gy hebt verkondigd. Verwerft my mee dees kragt voorfchreven ; Dat ik in 't Geloof volbreng myn leven. Antipb. Jerufalem! Jerufalem! diedoodflaatde Propheten, en fteenigd den geenen die tot u gezonden zyn, hoe dikwils heb ik willen vergaderen uwe Zoonen, gelyk een Hinne vergaderd hare Kiekenen onder hare vleugelen, en gy en hebt niet gewilt. Mattb. 23, y. Geeft den loon aan die u geloven. k?. Op dat uwe Propheten getrouw bevonden worden. GEBED. ALmagtigen eeuwigen God, dieu Propheten door een zonderlinge genade des H. Geeft 0 a ver-  gitf De kleine Getyden verligt en gefterkt zynde, door veel tegenfpoed tot het ligt der eeuwige glorie hebt gebragt. Verleend ons genadiglyk dat wy door den zeiven H. Geeft verligt, u God, en dien gy gezonden hebt, Jefum Chriftum aldus erkennen en eeren, dat wy u in den Hemel klaarlyk aanfehouwen, en volkomentlyk bezitten mogen. Door Jefum Chriftum uwen Zoon, onzen Heere, Amen. y. Heere verhoord myn gebed, &c. TE SEXTEN. Loofd God in zyne Heiligen, &c. als voren, f. God hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &c. Lofzang tot de H. Apoftelen. Gy Gezanten die dc aarde, Zonder dat gy moeite fpaarde, In 't Geloof hebt onderrigt: Een in Chrifto haar deed' leven: 's Hemels Sleutel is gegeven. U, door dien gy deed' u pligt: God beval u 't Schip der Kerke, Laat ik dan ook met myn werke, En met 't hert door u bekeerd, Doen dat God altyd bekoorden, 't Geen gy ons met uwe woorden, En u werken hebt geleerd. Antipb. Voorwaar zegge ik u, dat gy, die my nagevolgd zyt in de Wedergeboorte, als de Zoone des Menfchen zitten zal in den Stoel zyns Majefteits, zoo zultgymede zitten op twaalf Stoelen oordeelende de twaalf geflagtenlfraëls. Mattb-191. y. Uwe vrienden zyn zeer geëerd, ft. Haar Prinsdom is zeer verheven. GEBED. $ T TEere Jefu Chrifti! die een nieuwe Wet der ij. liefde door uwe Apoftelen in onze herten hebt  voor den Zondag. 317 hebt geftort, verleend ons door haar voorbidden, dat wy dit zoet jok der nieuwe Wet vrywüliglyk omhelzen, en volkomentlyk volbrengen. Die leefd en regeerd in eeuwigheid der eeuwigheden , Amen. y. Heere verhoord myn gebed, &c. TE NONEN. Loofd God in zyne Heiligen, &c. als voren. y. God hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &c. Lofzang tot de H. Martelaren. 6 Martelaren en gy Helden, Die met u Bloed befprenkeld zyt; Nu hebt gy ruft, wyl God zig ftelden Voor u, en zyt in zekerheid: U ftryd is uit, wilt God nu loven, Ei bid dat elk u word gelyk, In hare ftryd, dat zy hier boven, Verkrygen mogen 't Hemelryk. Antipb Dit zyn de geenen die uit groote tribulatic zyn gekomen, en hebben hare Stolen gewaffchen, en hebben ze door 't Bloed des Lams wit gemaakt. Daarom zyn ze voor den Stoel Gods, en dienen hem dag en nagt in zynen Tempel. Apoc. 7. f. De Heiligen zullen zig verheugen in de glorie. ft. Zy zullen blyde zyn in hare flaapkamers. GEBED. ó T f Eere Jefu Chrifti, die door de verdienften J71 van uwe alderbitterfte Paffie enDood,alle Martelaren genoegzaam gratie verkregen hebt, om haar bloed te ftorten voor uwen H. Naam: verleend ons genadiglyk, datwy door de overvloedigheid der zeiver verdienften, en voor0 3 fpraak  318 Be kleine Getyden fpraak uwer Martelaren, uwen Naam ftandvaftrglyk belyden, en uwe verftervinge, 6 Jefu, in ons lighaam mogen dragen. Die leefd en regeerd in eeuwigheid der eeuwigheden, Amen. f. Heere verhoord myn gebed, &c. TE VESPEREN. Loofd God in zyne Heiligen, &c. als voren, f. God hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &c. Lofzang' tot de ff. Belyders. Gy Mannen die vaak in den ftryd, Des geeft en vleefch beproevet zyt-, Belyders der geregtigheden, Hoe vaak heeft u het vleefch beftreden Met al haar ydel? Gy volmaakt, Hebben daar door veel druk gefmaakt; Maar gy geduldig zonder klagen, Waard bly dit alles te verdragen; Verwerft my een ftandvaftig hert, Dat hoe myn geeft beftreden werd, Ik mag volherden tot myn fterven, Om zoo Gods eeuwig Ryk te erven. Antipb. De regtvaardigen zullen ftaan in groote ftandvaftighcid, tegen die haar benaauwd hebben, en die haren arbeid weggenomen hebben. Sap. S- f. Ziet hoe zy gerekend zyn onder de kinderen Gods. ft. En onder de Heiligen is haar lot. G E B E B. 6 TT Eere Jefu Chrifti, door wiens leer en exem- JOi pel, uwe Belyders ootmoedig en zagtmoedig geworden zynde, de ruft en vrede voor hare zielen in dit, en in 't ander leven verworven hebben. Verleend ons de gratie, datwyhier aldus  voor den Zondag. 3*9 dus hare voetftappen volgen, dat wy eindelyk tot de plaats van de eeuwige ruft mogen geraken. Die leefd en regeerd in eeuwigheid der eeuwigheden, Amen. f. Heere verhoord myn gebed, ècc. TE COMPLETEN. Loofd God in zyne Heiligen, &c. als voren, f. Bekeerd ons God onzen Zaligmaker, ft', en keerd u gramfchap van ons af. y.*God hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &c. Lofzang tot de H. Maagden. Wie kan behoorlyk eer u geven, ö Maagden die met vroom te leven, In reinigheid ons zyt voorgegaan; Gy boven de and're Hemellingen, Komt 't Lam een aang'naam Lied toezingen, Dat elk een doet ft.il zwygen ftaan: t Lam volgd gy waar 't heen gaat treden, 6 Leven vol vermakelykheden: 'k Wil reinigheid, waar dat ik kan, Dan zoeken gaan, en ftaag beminnen, Want welluft is altyd uit myn zinnen, Die buiten 't Lam is, wilt my dan Verwerven dat ik die zuiv're minne, Door uwe voorfpraak mag gewinne. Antipb. Zy zongen alle een nieuw Lied, en niemand kon dat Lied zeggen, als die honderd vielen veertig duizend, die van de aarde gekogt zyn. Deze zyn't die met de Vrouwen met befmet zyn, want zy zyn Maagden, deze volgen 'tLam daar 't gaat. Apoc. 14. . ., f. Dezen zyn gekogt uit den Menfchen, de eerfte vrugten Gods en des Lams. ft. En in haren mond en is geen bedrog gevonden. O 4 GL-  320 De kleine Getyden gebed. 6 HE,ere Mi Chrifti, Bruidegom en zonderj; , m§e mmnaar der zuivere zielen, diealle nflSS £S Mar u en des Mocders exe"p "l gclchikt hebben, met een byzondere eere en SKLfh°R>'kbcloond> verleLdonfdegenade! dat wy hare voetftappen ftandvaftiglyk vo ïen- leefd eï 7 ^ mogcn verwelven Se den! Amen! m eeuwigheid der eeuwighe- Beveeling zyns zelfs. Tyze Getyden heb ik voleind tot uwer eere, ^Ju*£nde£G?ds> ik bidde uwiltmynezie in den laatften ftryd niet verlaten, als zy den weg * S.lêe vreU£d geleiden«die lofzang. ^L^A^i?'""!' van de heerlykheid en vreugd des Hemelfche Paradys. Trooftelyk te lezen voor alle benaauwde en bedrukte zielen. S. Aug. lib. Medit. Cap. 26. Ad perennis vita fontem, &c. 1. ó r^yy fonteine van 't ware leven, !n 7°i We.1Iuft> en vol lieflykheid, Hoe dikwils doe ik zugten ftreven Naar « vergeefs? als 't herte zeid? Wilt myn bedroefde ziel ontfangen, Want na u is al myn verlangen. 2. Ach! mogt den band gebroken zyn: Myns levens; dat myn ziel geruke, iot t einde van dees aardfehc pyn, Want  voor den Zondag. 3$f Want al het geen daar ik nahake, En myn gedagt op is geprent, Is het verlangen na myn End'. 3. Ik kan niet meer verftoken wezen, Beroofd van 't water der fontein, Waar uit niet anders komt gerezen, En vloeijen als de ware Wyn, Die vreugd, en nimmermeer maakt droogte, Zy is gegrondveft in de hoogte. 4. En is omringeld van een ftad, Daar men niet vind als liefde en vrede, Daar niet een Menfch ooit vrees en had, Rondom vol van lieffelykhede, Wiens poort en muur blinkt als de glans, Van 't Sterreligt aan 's Hemels trans. 5. Daar zelfs de huizen der gemeenten, Paleizen, en al 't geen ge aanfchoud. Niet anders zyn als eed'le fteenen, Daar 't alles blinkt als enkel goud, Daar nimmermeer ftraten, nog de wegen, Nat worden van den dauw of regen. 6. Daar men nooit winter voeld, of wind, Nog donder, blixemkan bemerken, Maar ftaag een zoete Lente vind, Daar fchoone bloemen op haar perken, Gevonden worden zonder tal, En alle vrugten over al. 7. Daar men ftaag Zon en Maan ziet fchynen, Daar ftaag de Sterren flikk'rende ftaan, En nimmer in haar glans verdwynen. Gy zyt ó Lam, dees Zon en Maan, Die altyd fchynt, die ons doet fmaken, De vreugde: en ons moet zalig maken. 8. Haar glans blinkt als het Sterreligt, Door u, men ziet ze voor u komen, Met vredetakken, na haar pligt, Om haar Victorie u betonen, O & Di«  $88 De kleine Getyden Die elk moet agten voor gewis, Dat dit door u verkregen is. 9. Men kan 'er niet als vreugde hooren, Want alle vrees is afgeleid, Den Oorlog komt haar dan niet ftooren, Den geeft word door bedriegelykheid Des vleefch nu niet meer beltreden, Want elk is met het zyn te vreden. 10. 't Lighaam is als de Ziel volmaakt, Zy zyn zoo vreedzaam met malkander, Dat elk als een maar vreugde fmaakt. Ook proeft,d'eendoet geenleet aand'ander; Geluk en eer is daar gemeen. Waar door zy alle worden een. 11. Dat aan d'eene heeft gegeven Is d'ander eigen, want elk een, Ziet men daar door gemeenzaam leven, Door ware Liefde in 't gemeen. Schoon dat verfcheiden zyn de Kroonen,K Den eenen zoo wel als d'aar komt lonen. 12. De min blyft ftaag in haar gemoed, Door dien zy is van God ontlteken, Want zy is op het hoogfte goed Gegrond, God hoordmeninhaar fpreken, Want zyne gunft en goedigheid, Blyft by hun in der eeuwigheid. 13. Zy lyden nimmermeer ellende, Nooit hoord men daar ziekte en dood, Vermits zy die daar nimmer kende, Haar vreugd is altyd even groot, Haar jeugd zal altyd eeuwig wezen, Want by hen is nooit zorg of vrezen. 14. Zy hebben 't al in overvloed, 't Geen aan denMenfch kan vreugde geven. Men ziet daar nooit bedroefd gemoed, En gy, ó Br,on van 't ware Leven! Geeft alles goed en nimmer kwaad, Ja  voor den Zondag* 323 Ta ronder eind en zonder maat. 15. Dus ziet men zoo Gods kinderen leven, Die 't alles laten, om met God Te zyn, van hem word 't al gegeven, Van fpys en drank, na Gods gebod, En Godes wil hoord men haar fpreken, Want God laat aan haar niet ontbreken. 16. Zy loven ftaag Gods naam en eer, Zy zingen, en hoe meer zy zingen, Hoe zy verlangen meer en meer, Veel Inftrumenten hoord men dringen Daar door, met ftemmen fchoon en fyn, Waar van Gods geeften ftierders zyn. 17. Hoe grooten goed zal God die geven, Die hy uit 't Aardfche jammefdal, Als Engelen, roept in 't eeuwig leven, Daar zy voor eeuwig, fchoon Kriftal, Der Zon en Maan ziet, daar tot loon, Zy krygen Godes Eerekroon. 18. Ach zie, wat eer Gods Volk bekleden, 'k Verlang al na het Hemelfche goed, Want 't Aardfche goed zyn ydelheden, 't Is niet by 't geen God aan ons doet, Och Heere! laat my de vreugd verwerven, En dan zal ik heel gaarne fterven. 39. Ik begeer niets, maar maakt my gelyk, U Engelen: roept my tot u nader, Verzoend myn ziel met uwen Vader, En laat ik erven 't Hemelryk. GEBED. Een oogheeft ooit gezien, geen oor gehoord, T en in geen hert is 't gedaald, 't geen gy bereid hebt den geenen die ubeminnen. Verligt en ontfteekt myn hert, dat ik de ydelheid der wereldfche goederen kenne en veragte, altyd de eeuwige vreugd en heerlykheid zoeke. Door Jefum Chriftum uwen Zoone onzen Heere, Amen. O 6 Ge-  3 24 De kleine Getyden Gebed tot ieder H. Apoflel, of Feefdag van twee Apoftelen, leeft het tweemaal, voegd daar by den Naam van een ieder. * TTEiligen Apoftcl N. die tot een Colomme JLJL en grondvefting der Catholyke Kerk zyt verkoren, gefteld tot verkondiger des GoddelykenWoords, enRegter, om in denjongften dag de twaalf geflagten Ifraëls te vonniffen: Ik bidde u ootmoediglyk door den bitteren dood Jefu Chrifti en uwe Martelie, die gy om zynen 't wille, en tot beveiliging des waren Geloofs geleden hebt, dat gy my de genade wilt verwerven, dat ik in 'tregte Catholyk Geloof, Goddelyke Hoop, cnLiefde, myn leven mag fluiten, enin den dag des oordeels, een genadig oordeel door uwe voorfpraak ontfange, Amen. Gebed tot een Martelaar. 6 TTEilige Martelaar N. die in de Goddelyke li liefde enbelydenis Gods alzoo gefterkt en geveftigd zyt geweeft, dat geen vleefchelyke vleijerye, geen wreedheid des Tyrans, geen ydele beloften, u van God hebben konnen afkeeren: Zyt myne byltand in tegenfpoed, op dat ik na u exempel tegen alle aanvegtingen dapper itrydende, de wereld en haar goederen veragte, en van geene bekoringen overwonnen worde, Amen. Gebed tot eenen Belyder. è TTEilige (Biffchop) en Belyder N. die door JLJ. uweheerlyke deugden, inzonderheid der ootmoedigheid, liefde enlydzaamheid, eeuwige vreugd en heerlykheid hebt verkregen: Ik verheuge my over u geluk, en bidde datgy my wilt byftaan met uw' gebeden, op dat ik de voetftappen van uwe deugden ftandvaftiglyk naarvolge, en in 't Ryke Gods u mag vergezelfchappen, Amen. Ge-  voor den Zondag. 32£ Gebed tot een Maget. A T TEilige Maget N. die tegenwoordig in de 6 H Hemelfehe Bruiloft met Chnfto u verheid om dat gyhemindezewereldhebtaangeWeA m?t verfmading van alle pragt en wercldïchewlSen. Ikbidden, óglorieufeHeldin dat lv wilt verwerven de genade van alle vleefcheWkc welluften en ydele eer, na u exempel ten eenemaal te verfmadcn.op datik u eens en altyd de eeuwige vreugde mag genieten , Amen Gebed tot een ieder Heilige, om hulp en byjland in tyde van nood te verwerven. a T TEilige N. ik verzoek u tegenwoordig als K nfnen Patroon en voorfpreker, datgyby God Voor my wilt verwerven, dat hy my a e myne zonden en misdaden, (om de welke ikalle Saad regtmatiglyde) genadiglyk vergeve en mv verhooren in mynen nood en tegenlpoea, mdien ' niet en ftrekt tot nadeel van myne zaKefd Neemd ó. Heilige N.myn ziel en lighaam fa6 uwe befeherming, op dat de: hfte* i agen des bozen vyand door tegenfpoed en ellende, my van mynen Heer en Godt met mogen affcheiden, Amen. Gebed tot de Heiligen, wiens Naam men draagd. A T TEhVe N. die my in'tDoopfel tot Patroon Hgegevenzyt:in\ivoorbiddenfte hoon en bidde dat gy my wilt leiden m den wee derdeugden, opdat ikna't exempel van n llven waardiglyk wandele in myn beroep. Lerd en Sierd my in alle gevaren des hghaams en S ziele: byzonderlyk komt my te hulp in de Sremynsdoods: enwiltmyindiebenaauwdheid byftaZ en te hulpe komen, op dat ik met u,en aUe Heiligen het deel des Hemclryks mag gemeSn: doof onzen Heere Jefum Chriftum, Amen  32(S VOOR DEN MAANDAG. Korte Getyden voor de AFGESTORVENE ZIELEN. TE METTEN. Onzen Vader, Weeft, gegroet, &c. HEere Jefu Chrifti Koning der glorie, verloft de Zielen van alle Overledeneuit de pynen des Vagevuurs en uit de diepte des poels /verloft ze uit den mond des leeuws, op dat haar dezelve niet verflinde, en zy niet en blyve in de duifternis, maar laat ze van den H. Aards-Engel Michaël, gebragt worden in 't ligt, dat gy voor dezen aan Abraham en zynen Zade beloofd hebt. t. Wy offere u Heere offerhanden en gebeden , wilt die ontfangen voor de Zielen van de welke wy heden gedagtenis houden. ft. Doet ze van de dood tot 't leven gaan, dat gy voor dezen aan Abraham en zyne Zade beloofd hebt. f. Verleend haar de eeuwige ruft. ft. En 't eeuwig ligt verligte haar. LOFZANG, 6 Gelovige Overleden, In den Heer zoo ver geftreden. Dat God de Hemel u bied aan, Maar nog belet om in te gaan; Hoe graag en willig zal ik in deze Ellende, u behulpzaam weze, Dat gy door toedoen van den Heer, Moogd raken in de Hemelfche eer. Antipb. Ik heb gezondigd, wat zal ik u doen^ o bewaarder der menfchen? waarom hebt gy my tegen u gefteld, en ik ben myn zeiven zwaar geworden? Waarom necmd gy myn zonden niet weg, en waarom en naald gy myn boosheid niet af?  Be kleine Getyden voor den Maandag. 327 af? Ziet nu zal ik in't ftof der aarde fiapen, en is 't dat gy my des morgens zoekt, zoo en zal ik dan niet wezen. Job 7. y. Van de poorten der hellen. ft. Verloft ö Heere hare Zielen. GEBED. 6 Od! Schepper en Verloffer van alle Gelo- \J vigen, verleend de Zielen van uwe Dienaars en Dienareffen vergiffenis van alle zonden, op datzy de genadige kwytfcheldinge diezy altyd hebben gewenft, door godvrugtige gebeden mogen verwerven. Die leefd en regeerd God in alle eeuwigheden der eeuwigheden, Amen. y. Heere verhoord myn gebed. ft. En laat mynen roep komen tot u. f. De Zielen der Gelovigen moeten ruften in vrede. ft. Amen. TE PRIEMEN. Onzen Vader, Weeft gegroet, £jrV. Heere Jefu Chrifti, Koning der glorie, &c. als voren pag- 326. " y. Wy offeren u Heere offerhanden ëtc. y. Verleend haar Heere de eeuwige ruft, &c LOFZANG. 6 Vader der barmhertigheid, Wilt haar dog aanzien in genaden, Vergeet dogu verbolgendheid, Al hebben zy door kwade daden, De ftraf verdiend en zware pyn, Ik bid u Vader laat haar leven, En wilt haar dog genadig zyn, En wilt haar zonden voorts vergeven. Antipb. Myn ziele verdriet myns levens, ikzal myne klagten tegens my laten gaan, en zal fpreken in bitterheid mynder ziele •, ik zal God zeggen: en wilt my niet verdoemen. Job .10. ^  32 3 De kleine Getyden f. Ik heb een ftem van den Hemel gehoord «eggende tot my: 6 u Zalig zyn de dooden die in den Heere ftee Het ven en gebed als voren. TE TERTIEN. Onzen Vader, Weeftgegroet, &c. Heere Jefu Chrifti Koning der glórie, &c. r. Wy offeren u Heere offerhanden &c t. verleend haar Heere de eeuwige ruft &c LOFZANG. ö Jefu die ons zalig maakt, Verloft ons alle goedertieren, Verleend u gunft, aan die u vieren,Zy zyn door u op d'aard geraakt, Die u ootmoedig bidden en vrezen, Ach wilt die doch genadig wezen. Annpb. Ontfermt u myns ! ontfermt u mvns^ 5S RmëYcmyne vrienden, want 'de hanJ des Heeren heeft my geraakt. Job iq. j aan dP iule ^-eIen d?r geenen die 11 ^kennen, ' aan de wilde dieren niet overleveren zidèn^n? t0t °P 'C einde ^ vergeten da ^ïcien van uwe armen. Het vers en gebed als voren. TE SEXTEN. Onzen Vader, Weeft gegroet, fiV. Heere Jefu Chrifti Koning der glo'rief&cc. f. Wy offeren u Heere offerhanden &c. T. Verleend haar Heere de eeuwige ruft, &e LOFZANG. 6 Zielvertroofter Heiligen Geeft, Wilt die doch met genad' aanfehouwen * Die van zonden heeft berouwen Die tt om ruft bid, en u vreeft» Ach f. Ik heb een ftem van den Hemel gehoord,  voor den Maandag. 32f Ach wilt haar na den arbeid geven, De zaligheid, en 't eeuwig leven. 1 Antipb En zal de kortheid mynder dagen dan niet haalt, een einde nemen? Laat my daarom toe dat ikmyne droefheid een weinig befchreyen mag, eer dat ik weggaan en niet weder kome En 't land der duifternis overdekt met de donkerIjheid des doods. Job 10. ï f. Ik gelove dat ik de goederen des Heeren 'jzien zal. T ft. In 't Land der levenden. I Het vers en gebed als voren. TE NONEN. Onzen Vader, TVeeJl gegroet, &c. Heere Jefu Chrifti Koning der glorie, &c. y. Wy offeren u Heere offerhanden &c. y. Verleend haar Heere de eeuwige ruft, &c. LOFZANG. ö Zoeten Moeder der genade: Die trooft, al die verlaten zyn; Laat u gebed komen te Itade, Aan baar die lyden fmert en pyn: Wilt u tot deze zielen wenden, En dees benaudigheden enden. Antipb. Al waar 't ook dat ik iets regts hadde, , ik en zal niet antwoorden; maar ik zal myn Regi ter bidden. Job 9. y. Ik fprak, Heere ontfermt u mynder. ft. Geneeft myn ziel, want ik heb tegen u gezondigd.Het vers en gebed als voren. TE VESPEREN. Onzen Vader, JVeeft gegroet, &c. Heere Jefu Chrifti Koning der glorie, &c. y. Wy offeren u Heere offerhanden &c. y.' Verleend haar Heere de eeuwige ruft, &e.  33° De kleine Getyden LOFZANG. Gy geeften die nu God behoord, Hoe zeer is haar u hulp van noden, o God doch ons gebed verhoord, Voor die, die kennen uw' Geboden, Wilt haar hert van den brand verkoelen, Laat haar opregte vreugd gevoelen. Antipb. Het leven en barmhertigheid hebt gy my gegeven, en ubezoekinge heeft bewaard mynen geeft. En alhoewel gy dat in u hert verbergd, zoo weet ik nogtans dat gy alle dingen gedenkt. Job 10. t. Keerd om Heere en verloft myn ziel. ft. Helpt my om uwe barmhertigheid. Het vers en gebed als voren. TE COMPLETEN. Onzen Vader, JVeejl gegroet, £tfc. Heere Jefu Chrifti Koning der glorie, &c. y. Wy offeren u Heere offerhanden &c. t. Verleend haar Heere de eeuwige ruft &e LOFZANG, ö Gy Burgers van hier boven, Trooft u Broeders meer en meer, In dees zuiverende oven, Maakt haar deelagtig van de eer, Gelyk zy Medegezellen zyn Geweeft, in al u ftryd en pyn. Antipb. Ik weet dat mynen Vcrloffer leefd, en in den uitterften dag zal ik uit de aarde wederom opftaan, en ik zal rondom overtrokken worden met myn vel, en in myn vleefch zal ik God zien mynen Zaligmaker, den welke ik zeiven zien zal: en myn oogen zullen hem aanfehouwen, en geen ander. Job 19. y. Keerd wederom myn ziel in uwe ruft. ft. Want den Heer heeft u wel gedaan. Het vers en gebed als voren. OP-  voor den Maandag. 3S1 OPDRAGING E. •6 T70nteine der barmhertigheid en opperftc 1? goedheid, laat de gebeden en tranen der Gelovigen voordeelig zyn, aan die in het zuiverende vuur gepynigd worden, op dat ze verloft wezende, u in der eeuwigheid mogen loven, lAmen. LITANIE, Voor de gelovigen Afgejlorvene ZIELEN. I tt Eere ontfermt u onzer. ' JljL Chrifti ontfermt u onzer. \ Heere ontfermt u ónzer, t Chrifti hoord ons. Chrifti verhoord ons. JGod Hemelfchen Vader, ontfermt u over alle Gelovige Zielen. God Zoon, Verloffer der wereld, ontfermt u over alle Gelovige Zielen, i God H. Geeft Vertroofter, ontfermt u over alle Gelovige Zielen. H. Drievuldigheid eenen God, ontfermt u over 'alle Gelovigen Zielen. I H. Maria, | w I H. Moeder Gods, [ £ I H. Maagd der Maagden, < f H. Michaël, § 1 Alle H. Engelen en Aards-Engelen, I Alle H. Orders der Zalige Geeften, g* ; H. joannes den Dooper, Iq I Alle H. Patriarchen en Propheten, f2. I H. Petrus, ■% I H. Paulus, c§' H. Joannes, N Alle H. Apoftelen en Evangehften, ] H. Steven en H. Laurens, g I Alle H. Martelaren, H. Gregorius en H. Ambrofius, J 0 H. Au-  332 Be kleine Getyden H. Auguftinus en H. Hieronimus, "j W Alle H. Bifichoppen, Belyders en Leer- ^ aars, o Alle H. Priefters en Leviten, ° Alle H. Monniken en Eremiten, »g* H. Maria Magdalena, H. Catharina en H. O Barbara, ~ Alle H. Maagden en Weduwen, n Alle Heiligen Gods, J 2. Weeft genadig, fpaard haar Heere. Weeft genadig, verhoord haar Heere. Van alle kwaad, • Van de ftrengigheid der regtvaardigheid, Van de magt des duivels, Van de knagende worm der Confcientie, Van de langdurende droefheid, Van de wrede vlamme, Van de onverdragelyke koude, Van de vervaarlyke duifterniffe, Van 't fchromelyk weenen en klagen, ^ Door uwe toekomfte en Heilige Geboorte, g. Door uwen alderzoetften Naam, s> Door u Heilig Doopfel en vaften, g* Door u diepe ootmoedigheid, «sj Door uwe waardige gehoorzaamheid, Door uwe oneindelyke liefde, g Door uwe mocijelykheden en bangigheden, Spie-  35* Be kleine Getyden /•Spiegel der ootmoedigheid, -t Liefhebber der Broederlyke eendragtigheid, ' w « Vredemaker der oneenigheid, SI •n Eenzaam in ftilheid des gemoeds, < p -i Vyand der ledigheid en zonden, \. § *2? Volmaakte voorbeeld van een geeftelyk " X leven, § Klein voor de Menfchen en groot voor v God, IMinnaar der Hemelfche Glorie, Heere weeft ons genadig, hoord ons Heere. Heere weeft ons genadig, verhoord ons Heere, Wy zondaren, wy bidden u hoord ons. Dat wy alle onze werken tot uwe meerdere* eere mogen ftieren, Dat wy uwen Heiligen Naam en glorie mogen beyveren, Dat wy tot een nieuw en beter leven herboren worden, ^ Dat wy de wereld en 't vleefch afgeftorven <<* worden, & Dat wy onze boosheid en kwade zinnen mo- gf gen breken, n> Dat wy de zonden als de pelt mogen vlieden, * Dat wy de hovaardigheid mogen haten, j>.~ Dat wy de reinigheid des hertenmogen be-1 » minnen, 3* Datwy de onderwyzinge der-Jongheid mo- 1 gen vervorderen, S. Dat wy de aardfche goederen leeren ver- 2 fmaden, «» Dat wy Chrifti navolgers tragten te wezen, Datwy de armoede en verlies van goederen gewillig mogen verdragen, Dat wy de zuiverheid en eerbiedigheid in alles mogen behartigen, Das  voor den Woensdag. 353 Dat wy de Geboden Gods, en onzer Over-"J ^ ften mogen groot agten, ■< Dat wy de Broederlyke eenigheid mogen g voeden, a. Dat wy door de voorfpraak van den Heiligen 1 § Ignatius klein op de wereld en groot in den ' ^ Hemel zoeken te wezen, q Dat wy naar de Hemelfche en eeuwige goe- F* deren mogen verlangen, § Zoone Gods, J S° Lam Gods, die wegneemd de zonden der wereld, fpaart ons Heere. Lam Gods. diewegneemddezondenderwereld, verhoord ons Heere. Lam Gods, die wegneemd de zonden der wereld, ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. Onze» Vader, &c. f. En leid ons niet in bekoringe. ft. Maar verloft ons van den kwaden, Amen. y. Bid voor ons H. Vader Ignatius. ft. Op dat wy waardig gemaakt worden der beloftenifle Chrifti. f. Heere verhoord myn gebed. ft. En laat mynen roep tot u komen. GEBED. ó /"^ Od, die om de meerdere eere van uwen VJT Heiligen Naam te verkondigen, door den H. Ignatius uwe ftrydende Kerke met nieuwe byftand hebt verfterkt: verleend ons dat wy door zyn hulpe, en navolginge ftrydende op der aarde l met hem gekroond mogen worden in den Hemel; die daar leefd en regeerd met den Vader in eenigheid des Heiligen Geeft, in de eeuwen der eeuwigheden, Amen. Ge-  354 De kleine Getyden Gebed van den Heiligen Ignatius. ONtfangt, ö Heere, myne gantfche vryheid: ontfangt myn memorie, verftand,en geheel myne wille. Al dat ik bezitte hebt gy my mildelyk gegeven, dit geef ik u al wederom, en overlevere het ten eenemaal in uwe Goddelyke wille, om van u geregeerd te wezen: geeft my alleenlyk uwe liefde met uwe Goddelyke gratie, en ik ben ryk genoeg, en begcere anders niet. LITANIE, Van denH. FRANCISCUS XAVERIUS, Apojlel tan Indien. HEere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. Chrifti hoord ons. Chrifti verhoord ons. God Hemelfchen Vader, ontfermt u onzer. God Zoon Verlofier der Wereld, ontfermt u onzer. God H. Geeft Vertroofter, ontfermt u onzer. H. Drievuldigheid eenen God, ontfermt u onzer. H. Francifcus Xaverius, yveraar der zielen, bid voor ons. 'Vat der Goddelyke verkiezinge, Apoftel.van Indien, w Leeraar der Heidenen, % Verkondiger des H. Evangelie, £ Verbreider van den Naam des Heeren, 3 Yveraar der glorie Gods, °* v> Befchermer van Gods eere, 1 Bruid van God den H..Geeft , Dogter van de H. Drievuldigheid, H. Maget en Martelareffe, Liefhebfter der zuiverheid, w Liefhebfter der eenigheid, EI * Liefhebftcr van het Geloof, < 2 Lief hebfter van alle deugden, >o J§ Yverige Lief hebfter des H. Kruis en Paffie 0 Chrifti, S . Verwinnareffe des vleefch, K Verwinnareffe der duivelfche bekoringen, Troofterefle der Chriftenen, Hulpe in 't uitterfte des levens, Byftand tot in der dood van uwe devote dienaren en dienareffen, BelyderelTe der H. Drievuldigheid, H. Maget, die voor het Heilig Geloof een fchromclyke dood zyt geftorven, w H. Mar-  •voor den Donderdag. 3°"5 PH Martelareffe, wiens H. Lighaam men J Fakkelen is verbrand geweeft, 5 2 wiens H.Borften afgefneden zyn geweeft,] ^ |j Wiens H. Hoofd met hameren is geflagen lo ct; t P'GWCCft I *"* W. Wiens H. Vleefch met fcherpe haken is g te I uitgehaalt geweeft, I " iDie van uwen Vader onthalft zyt geweeft,.' ójefu, Bruidegom van onze PatronelTe Barbara, wy bidden u door de voorfpraak van de zelve, en laat ons niet fterven zonder Biegte. ójefu, Bruidegom van onze PatronelTe Barbara, • wy bidden u door de voorfpraak van de zelve, en laat ons niet fterven zonder het H. Sacrament des Autaars. ójefu, Bruidegom van onze PatronelTe Barbara, wy bidden u door hare bittere dood die zy voor uwen H. Naam geftorven is, en laat ons niet fterven zonder het H. Olyffel. ójefu, Liefhebber onzer zielen, die niet en begeert de dood der zondaren, maar wel hun bekeeringeen zaligheid, wy bidden u door al 't lyden van onze PatronelTe Barbara, en laat ons niet fcheiden uit deze wereld, zonder alle de rcgten van onze Moeder de H. Kerke. Lam Gods, die wegneemd de zonden des werelds, fpaard ons Heere. Lam Gods, die wegneemd de zonden des werelds, verhoord ons Heere. Lam Gods, die wegneemd de zonden des werelds, . ontfermt u onzer, y. Barbara, verloft ons dag en nagt, ft. Van een dood onverwagt. GEBED. ó TTEilige Maget en Martelareffe Barbara, JlX komt my doch in het uitterfte myns levens q 3 te  3^6 De kleine Getyden te hulpe, op dat ik zonder Biegte niet ftcrve. Maar eer dat myn ziele fcheide uit deze wereld, verkrygt voor my by God Almagtig, dat de zelve eerft door deBiegt gezuiverd, en met het H. Sacrament des Autaars gewapend, en met het H. Olyffel verfterkt word, op dat wy uwe Dienaren en Dienareffen, fcheidende uit deze wereld , zouden waardig wezen te genieten de eeuwige zaligheid, en met u glorieeren by God in der eeuwigheid, Amen. Zeven Gebeden, om daar door 't voorbidden van de Heilige Barbara te verwerven, i. Om de ydelbeid des werelds te ver/maden, o TJ Eilige Maget Barbara, die in de eerfte fleur JL JL uws ouderdoms verfmadende alle wereldfchegenugten; utot't oeftenen der deugden hebtgegeven; bidvoormy, dat ik myn herte ook. van de fchadelyke zorge der wereld aftrekke, en my ten eenemaal begeve ten dienfte Jefu Chrifti, Amen. Onzen Vader, &c. 2. Om de gaven der Zuiverheid te verwerven. ó T^Eminde Bruid Chrifti, H. Barbara, die uwe 13 Maagdelyke zuiverheid, Jefu Chrifti hebt opgedragen, bid voor my, dat ik ook mynen Heeren Jefu Chrifti, met een rein lighaam en zuiver herte altyd mag dienen, Amen. Onzen Vader, &c. 3. Om kennijje Gods. ö VV/Yze enverftandige Maget, H. Barbara, W die eene byzondere kennis der H. Drievuldigheid van God hebt ontfangen, en de zelve aan de ongelovigen hebt medegedeeld: bid voor my, dat ik in de zelve kenniffe van God, tot zyne glorie en myne zaligheid meer en meer voordere, Amen. Onzen Vader, 4. Om  voor den Donderdag. 30"? 4. Om jlandvaftigheid in Deugden. ó TTVEugdrykeMartelareffe, H. Barbara , die in \J 't Geloof, Hoop enLiefde, tot de dood i ftandvaftiglyk hebt volherd, bid voor my , en verwerft my de gratie van ftandvaftigheid m de oeffeninge van deze deugden, tot dat my bod uit dit ongeftadig leven tot zyn Ryk opneme, Amen. Onzen Vader, £fc. 5. Om byfland in Ziekten. 6 T TItverkorencBruidJefuChrifti,H.Barbara, U wiens doodelyke wonden den Heere Jefus met het aanraken zyner handen in de Kerker heeft genezen; bid voor my, dat mynen Zaligmaker Jefus my in myne ziekte bezoeke, en alle : myne wonden, zoo wel der ziele als des lig: haams, ter zaligheid gelieven te genezen, Amen. i Onzen Vader, &rV. 6. Om fterkte in Tegenfpoed. o T TEldin der Kerke H. Barbara, die meteen JLX mannelykefterkte allelafteren,pynen en tormenten om Chrifti liefde hebt gedragen; bid voor my dat ik alle de moeijelykheden dezes levens geduldiglyk verdrage, en ter eere Gods gaarne lyde, Amen. Onzen Vader, £?c. 7. Om de H. Sacramenten in'' tuit terjle te ontfangen. ö#T>Yzondere trooftereffe der ftervende, H. 13 Barbara, de welke boven alle andere Heiligen deze byzondere genade van de zieken by te ftaan hebt ontfangen; bid voor my, dat ik uit deze wereld nieten fcheide voordat ik alle Kerkelyke Sacramenten hebt ontfangen, Amen. Onzen Vader, Weef gegroet, &c. VOOR Q4  3ö"8 VOOR DEN VRYDAG. Korte Getyden van de zeven Weën van de H Moeder Gods MARIA. TE METTEN. De eerste Wee. Het Zwaard van Simeon. VV7 Ecft gegro et Maria vol van gratie, den Heer W is metu,gebenedydzytgy boven alle Vronwen, en gebenedyd is de Vrugt uws lighaams Jefu; Heilige Maria Moeder Gods, bid voor ons arme zondaars, nu, en in de uure onzer dood Amen. * y. Heere gy zult myn lippen open doen. ft. En mynen mond zal uwen lof verkondigen y. God hebt agt tot mynder hulpe. ft. Heere haaft u om my te helpen. Glorie zy den Vader, en den Zo.,n, en den Heiligen Geeft, gelyk het was in den beginne, en nu, en altyd, en in de eeuwen der eeuwigheden, Amen. Alleluja. * Fan Septuagejima tot Paaffcben, zegt trien in alle Getyden voor Alleluja, Lof zy u Heer Koning der eeu-iviger glorie. LOFZANG. 6 Maria waarde Vrouwe, Ach! wat fmert en droeve rouwe Moeft gy voelen in u hert: Doen gy Jefum in den Tempel Hebt gebragt tot een exempel, Die daar opgeofferd werd, Wanneer Simeon ging fpreken, 't Zwaard des druks zal nog doorfteken Gantfch u hert: ach droevig woord, Dogt u niet u ziel t'ontzinken, En  Be kleine Getyden voor den Vrydag. 369 En in tranen te verdrinken, Die nooit zulks en had gehoord? Laat dees droeve bitt're tranen, Ons tot afftand nu vermanen Van dc zonden die ons pynd; Dat de ziel die leid befmuifterd, Met de glans der deugden luiftcrd, Als gy voor Gods throon verfchynd. Antipb. By wien zal ik u gelyken? of wien zal 1 ik ugelykmaken gy Dogter van Jerufalem ? wien l zal ik u vergelyken, om u te trooften gy Maget, i dogter van Zion: want u verplettering is zoo groot als de zee. Tbr. 2 13. f. Uwe eigene ziele zal een zwaard doordringen. ft. Op dat de gedagten uit veclc herten openbaar worden. Luc. 2. 35. G E 8 E B. ö A Ldcrzoetften Jefu, die u door dc handen /jL van uwe gebenedyde Moeder Maria, aan uwen Hemelfchen Vader hebt laten opofferen , als wanneer den ouden Simeon gepropheteert ! heeft, dat haar zieleen zwaard zoude doordrin|j gen: Ik bidde u, ö Jefu! dat gy myn hert tot een aangename offer uws Vaders wilt bereiden, i en my door deze fmerte van uwe gebenedyde j Moeder de genade wilt verleenen, dat ik de 1 moeijelykheden van dit droevig leven geduldigI lyk "mag dragen en ftandvaftiglyk overwinnen; die leefd en regeerd met God den Vader, en den H. Geeft in alle eeuwen der ecuwen, Amen. TE PRIEMEN. De tweede Wee. Be vlugt van Egypten. Weeft gegroet Maria, &c. als voren pag. 358. f. God hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &c. Q5 LOF-  370 De kleine Getyden LOFZANG. Staat befchaamt gy Hemellieden, Uwen Schepper die moet vlieden, Naar 't zwart Egypteland; Jofeph fpeurd de regte paden^ Want Maria heeft geladen, 's Hemels fchat en waardfte pand: Nu begint het zwaard te fnyden, Want de droefheid, druk en lyden, Hebben uwe ziel omva&n, 6" Maria Maagd en Moeder! Vlugt en zorgd, want ons behoeder Hebt gy in u fchoot gelaan, Laat dees vlugt ons doen bepeinzen, Van der zondenpad te deinzen, Oni te ontvlieden al het kwaad: Dat ons kan ter hellen leiden, Op dat wy den weg.bereiden, Die regt na den Hemel gaat. Antipb. Aanziet Heere dat ik verdrukt worde, myn lighaam is heel ontfteld, myn hert is omge- keerd in myn zeiven, want ik ben vol bitterheid; buiten verOaat het zwaard, en 't huis is desgelyks de dood. Tbr en. i. 20y. Heere voor u zyn alle myn begeerten. B;. En myn zugten en zyn voor uniet verborgen. Pfalm 37. 9. QEBED. ö \ Lderzoetiten Jefu! die van u gebenedyde ZjL Moeder en aldergctrouwite Voedftervader (om de vervolginge van Herodes te ontvlieden met verlaten uwes Vaderlands) tot in Egypten hebt laten dragen, en aldaar u armelyk onthouden; leid my aityd inde wegen der geregtigheid, en bewaardVny voor alle liftige lagen des bozen vyands: geeft my ook door deze finerte van uw' waar-  voor den Vry dag. 371 waarde Moeder, de gratie, dat ik geduldiglyk na haar exempel myn ellende drage, cnomuwén 't wille gaarne alles verlaten, op dat ik, ó Jefu! u alleenlykin eeuwigheid magbezittcn: die leefd en regeerd met God den Vader, en den Heiligen Geeft, in alle eeuwen der eeuwen, Amen. TE TERTIEN. De derde Wee. De verliezinge baars Zoons, als by twaalf jaren oud was. Weeft gegroet Maria, &c. als voren, f. God hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &c. LOFZANG. Ach! wat Wee, wat droever lyden, Kwam (eilaas!) u hert beftryden, Zuiver Moeder doen u Kind, Wel drie dagen was verloren, Wrelk gy na 't langdurig fporen, Weder in den Tempel vind: Waar hy aan de Joodfche Schatsn, Bezig was om te verklaren, Veel zwaar' zaken van de Wet, Daar hun gantfch verwarde zinnen, Zoo van buiten als van binnen. Nooit en hadden op gelet. Laat ons uit dees Wee verkiezen, Onzen God nooit te verliezen, Maar te planten in ons hert-, God te zoeken met verlangen, En geftadig aan te hangen, Vryd ons ziel van alle fmert. Antipb. Weenende heeft zy geweend desnagts, en haar tranen zyn op haar wangen: daar en is niemand die ze vertrooft van hare lieve vrienden. Tbren. i. 2. Q 5 f - Hf  372 De kleine Getyden f. Hy heeft my troofteloos gemaakt. B:. Alle den dag met droefheid overvallen. GEBED. EEuwigeWysheid, en Woord des Hemelfchen Vaders Jefu Chrifti, die u hebt vertrokken van uwe Ouders en Vrienden, om te tonen hoe veel gy de leeringe uwes Vaders hebt geagt, en die de menfchen voorgefteld: geeft my eenbyzondere iever om u Goddelyk Woord altyd te volgen en te gehoorzamen, op dat ik van uniet verworpen worde: maar door deze droefheid Van u lieve Moeder de genade vervverve, dat ik u met opregt berouw cn boetvaardigheid altyd zoeke, en eindelyk vindc, my in liefde met u verbinde, en alzoo in eeuwigheid met u verDlyde: die leefd en regeerd met God den Vader, cn den H. Geeft, in alle eeuwen der eeuwen, Amen. TE SEXTEN. De vierde Wee. De ontmoetinge in bet Kruisdragen. Weeft gegroet Maria, &c. als voren, f. God hebt agt tot mynder hulpe, &e. Glorie zy den Vader, &c. LOFZANG. Droeve Moeder wilt nu klagen: Ziet u waarde Zoon moet dragen: Om ons zonden 't laftig Kruis; Hoord hem zugten, hoord hem fteenen, AU' zyn glorie fchynt verdweenen, En verdrukt van 't Joods gefpuis. Kond gy nog de aard' betreden? Ach! u teere zniv're leden, Beven van verflagendieid; Ziet die 't alles heeft gefchapen, En.  voor den Vry dag. 373 En van niet ook iet kan rapen, Als een dief ter dood geleid. Chriften zielen wilt hier uit leeren , Als de vreugd in druk komt keeren, Door een Kruis tot beternis •, Dat wy nooit dan moeten peinzen, Van ons Heer en God te deinzen: Die ons geeft dat zalig is. Antipb. Heere ziet mynkwellinge, want myn vyand is opgerigt; den vyand heeft zyn handen geflagen tot alle myne kleinodiën. Ibren. i. 10. f. Wie zal myn hoofd wateren geven, en myn oogen een fontein van tranen? ft. En ik zal dag en nagt weenen. Job 9. GEBED. 6 Eduldigften Jefu! die om onze zonden zyt VJT gevangen, en als eenen misdadigen van Annas totCaïphas, van Pilatus tot Herodes zyt gezonden, befpot,gegceiTeld, geflagen, met Doornen gekroond, en eindelyk met het zwaar Kruis beladen, naar den Berg van Calvarien geleid: wilt ontbinden de zware banden myner zonden, neemd my af den welverdienden laft der ftraf, om de welke ik zugte en klage: verleend my door deze droefheid van uwe bedrukte Moeder, dat ik myn Kruis en verdiende ftraf zoo drage, dat ik van de eeuwige mag verloft wezen: die leefd en regeerd met God den Vader, cn den H. Geeft, in alle eeuwen der eeuwen, Amen. TE NONEN. De vyfde Wee. De Kruijfinge CbriJIi. Weeft gegroet Maria, &c. als voren, f. God hebt agt tot mynder hulpe, &c. Glorie zy den Vader, &C. Q 7 L O F-  374 De kleine Getyden LOFZANG. Gulde Zon laat af van fchynen, Zilv're Maan laat nu verdwynen AU' u glans en klarigheid: Nu den grooten Heer der Heeren,' Wien de Hemelen zeiver eeren, Zig voor ons ter dood bereid. Nu is 't tyd om uit te berften, Van de zugten die u perften; ó Maria! vol van druk; Als het leven, van het leven, Heeft den droeven geeft gegeven, Aan 't Kruis tot ons geluk. Weeft ons door dees Wee gedagtig, By u Zoone, God Almagtig; Die den Vader is van Al; Dat wy mogen door zyn fterven 't Eeuwig leven doch beërven, _ Als ons Ziele fcheiden zal. Antipb. ö Gy alle die voorby gaat over den weg, aanmerkt, en beziet of'er eenige pynis, gelyk myne pyn. Tbr en i. 12. f. Alle die voorby gaan over den weg, hebben over u de handen zamen geflagen. ft. Zy hebben befpot en hun hoofd gefchut over de Dogter van Jerufalem. Tbren. 2. ij. GEBED. ö T Am Gods! verzoenende offerhande voor't 1 J 'geheeleMenfchelykgcflagt, Chrifti Jefu, die uit deze wereld fcheidende ons aan uwe bedrukte Moeder als kinderen hebt bevolen, en na al u lyden, uwen geeft aan uwen Hemelfchen Vader hebt overgegeven: Ik bidde u, ó Jefu, uit alle kragten myner ziele, door de onuitfprekelyke droefheid die u Moeder als doen gevoelde , dat gy my in mynen laatften ftryd fterkte wilt  •voor den Vrydag. 375 wilt verleenen om alle vyandelyke liften en bekoringen te overwinnen, op dat ik in een vaftgeloof, volkomen hoop, en brandende liefde uit dit leven fcheide, en in uwe handen myn ziele overo-eve. Die leefd en regeerd met God den Vade°r, en den H. Geeft in de eeuwen der eeuwen, Amen. TE VESPEREN. De zesde Wee. In het afdoen van bet Kruis. Weeft gegroet Maria, &c. als voren, f. God hebt agt tot mynder hujpe:, &c. Glorie zy den Vader, &c. LOFZANG. Nog al droefheid lieve Moeder, Treurd u Kind ons Zielbehoeder, Leid mishandeld op u fchoot: Ach! hoe kan 't u ziel verdragen, Dat gy voor u ziet verflagen, Den verwinnaar van de dood. Wall, ach! waft zyn roode wonden, Die hy heeft om onze zonden: Aan het Kruis uit liefd' ontfaan j Om 't verdoolde fchaap te halen, En die fchuld gantfch te betalen, Die door Adam was begaan. Laat ons tot die Moeder vlugten, En haar bidden door het zugten; Dat zy nooit in tegenfpoed, Chriftus Kerk en wilt verlaten, Maar fteeds wezen t'onzer baten: Zoo zy deed' aan 't ecuwig goed. Antipb. EnheetmynietNoëme, (datislclioone) maar noemd my Mara, (dat is bitter) want de Almagtige heeft my zeer met bitterheden vervuld. Kutb i. 2a to Die geen plaatfe in de Herberg vindende, in ^ een Stal zyt gaan logeeren, 3 Die waardig zyt geweeft by Chrifto te we- • zen doen hy geboren wierd, en in een Kribbe geleid, Die Chrifto befneden wezende, hebt zynen Naam jefum genaamd, JDie het Kind Jefum met Maria in den Tempel den Heere hebt opgeofferd, Die door des Engels vermaan Jefus genomen hebbende en zyne Moeder, zyt na Egypten gevloden, Die na Herodes dood, met het Kind en zyne Moeder, zyt na het Land van Ifraël weder-: gekeerd, Die het Kind Jefus in Jerufalem gebleven zynde, met Maria zyne Moeder droevig hebt . r 3 Die vo r>f»n rr-o-f-trptirflio- lVTan ZVf hfiveftied. I'  2©o "De kleine Getyden Die na drie dagen hem, zittende in t middefl der Dottoren, met blydfchap hebt gevonden ». bid voot ons. Die den Heer der Heeren in dit Aardryk u hebt onderdanig gehad, bid voor ons. Wiens lof is in 't Evangelie, bid voor ons, >lan van Maria, van wien Jefus geboren is, bi<$ voor ons. Onzen Voorfpreker, hoord ons H. Jofeph, Onzen Patroon, verhoord ons ïL Jofeph, In alle onze benaauwdheden, helpt ons H. Jofeph. In de uure des doods, "| CC Door uwe verkiezinge, ^ Door uwe alderzuiverfte trouwe, i g Door alle uwe arbeid en zweet, •» Door alle uwe deugden, 33 Door alle uwe verdienften, <^ Door alle uwe gelukzaligheid, J r» Uwebefchermkinderen, wy bidden u hoord ons. Dat gy u wilt gewaardigen uwen beminden' Jefum om verghTenhTe onzer zonden te bidden, Dat gy u wilt gewaardigen ons altoos aan u , alderliefften Bruid te beveelen, ^ Dat gy alle Maagden en ongehuwde, met g. zuiverheid wilt verwerven, c£ Datgy alle Gehuwden een onbevlekt bedde, g en een heilige eendragtigheid wiltverkry- ^ gen, es Dat gv alle Vaders des Huisgezins in 't Chris- o telyk opvoeden hunner kinderen, wiltbe- ^ hulpzaam wezen, o Dat gy alle vergaderingen u met zonderlin- 5* ge gedienftigheid toegedaan, gunilig wilt wezen, Dat gy alle die in u hulpe betrouwen, altyd en over al wilt befchermen, Dat  Door den Zaturdag. 391 Dat gy alle Gelovige Zielen door uwe beedinge wilt te hulpe komen, wy bidden u hoord ons. Bruidegom van Maria, wy bidden u hoord ons. Voedfterheer Jefu, wy bidden u hoord ons. Lam Gods, die wegneemd de zonden der wereld, fpaart ons Heere. Lam Gods, diewegneemddezondenderwereld, verhoord ons Heere. Lam Go ds, die wegneemd de zonden der wereld, ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. Onzen Vader, &c. y. En leid ons niet in bekoringe. ft. Maar verloft ons van den kwaden, Amen. y. Bid voor ons alderzaligften Jofeph. ft. Op dat wy waardig worden der beloften Chrifti. GEBED. VY/ Y bidden u, 6 Heere, dat gy, ons door de verYV dienften des Bruidegoms uwer alderheiligfte Moeder wilt te hulpe komen, op dat ons door zyne voorfpraak gegeven worde het geene wy uit ons zeiven niet en konnen bekomen: die leefd en regeerd Go d in alle eeuwen der eeuwen, Amen. OEF FENINGE, Van byzondere Godvrugtigheid tot S. JOSEPH, beftaande in vyf Gebeden. Eet eerjle Gebed, om S. Jofeph tot Patroon te kiezen. ó TTEilige Jofeph, getrouwen Huishouder en _LX Voedfterheer Jefu Chrifti; Bruidegom des alderzuiverfte Maget Maria, ik NN. kieze u heden tot mynen Patroon en byzondere voorfpreR 4 ker  39* ik kleine Getyden ker, vaftelyk voornemende u nooit te verlaten, nog toe te laten dat van myne onderdanen iets tegen nwe eere gedaan word. Daarom bidde ik u ootmoediglyk, dat gy my wilt aannemen totuwen dienaar, en my onderregten in alle twyffelagtigheden, trooft in tegenfpoed; en befchermejï in de uure myns verfcheidens, Amen. Het tweede Gebed, om door de voorfpraak van 5. Jofeph, gratie te verwerven om Godvragtiglyk te Communiceeren. 6 A Lderheiligften Jofeph! hoe groote gratie is xjL u gegund dat gyden eenigenZoone Gods (die zoo veel Koningen hebben gewenft te zien) niet alleen gezien, maarmet uwe armen omhelft hebt.,Och of ik door u exempel ontftcken, en door u byftand geholpen, mynen Heer cn God met alzulken affectie van liefde en eerbiedinge mogte omhelzen in 't Alderheiligfte Sacrament des Autaars, dat ik waardig worde hem hier namaals in der eeuwigheid te omhelzen, Amen. Het derde Gebed, om S Jofeph te hebben tot Leidsman in den weg des levens. 6 \ Lderheiligften Jofeph!' die als Vader Jefum il Chriftum in zyn kindsheid door alle dc wegen zyner reize hebt geleid: Ik biclde dat gy my altyd wilt byftaan in de wegen des levens cn niet wilt toelaten dat ik afwyk van de wegen der Geboden Gods: zyt myn toevlugt in tegenfpoed,. myn trooft in droefheid: tot dat ik kome tot de aarde der levenden alwaar ik my met u, en uwe alderheiligfte Bruid Maria in Jefu Chrifto verheuge, Amen. Het vierde Gebed, om alles te verwerven door de voorfpraak van S, Jofeph5 TT Eiligen Jofeph! aan den welken Jefus hier JlJl op der aarden hem heeft onderworpen en vaar-  voor den Zaturdag. 353 vaardHykgehoorzaamd, cndiehy altyd byzondS vk geëerd en bemind heeft, hoe zal hy num den Hemel (daar hy uwe verdienften beloond) u iets tonnenweigeren? Bid voor my ÖH. Jofeph, en verwerft my gratie dat ik myne zonden ernftMyk verfoeije en vliede, inzonderheid deze .. myn leven verbeteren, en my aanwende tot oeffe£U der deugden, inzonderheid deze ...bevryd worde van alle bekoringen en geleedheden van zondigen, door de welke myn ziel zoude vluen inpekel van verdoememffe: en van deze ellende , ten zy't de Godde yke wille, en myne zaligheid tegen ftryde. Niet te min bferSr enin attes geve ik my over ten eenemaal in den Goddelyken wil, en uwe zorge, ó H, Jofeph, Amen. Het vyfde Gebed, om een gelukkige dood te verwerven. A TTEilige Tofeph! die de omhelzinge van H den zoeten Jefu, en uwe lieffte Bruid van deze wereld gefcheiden zyt! komt my te hulp, Ö'H Tofeph, met Jefus en Maria, als de dood mvn leven eindigen zal; en verwerft my deze Sde dat ik in de armen van Jefus en Maria fterve In utanden (levende cn ftervende) beveefefkmynengeeft, Jefus, Maria, Jofeph, Amen. (^^^®^^^:^^^^^ gebeden. Tot gedenkenifTe van de zeven Droefheden en Blydfchappen van den H. J Ubbf tl. i. Gebed op de eerjle Droefheid en Blydfchap. ft t TEiligen Tofeph, Bruidegam van de alderJrdL heiligfteMoeder Gods, door de droef° r ^ heid  394 De kleine Getyden heid die gy gehad hebt, ziende uwe lieve Bruid bevrugtte zyn, waarom gy haarpeisde te verlaten ; en wederom door de groote blydfchap die gy ontfing van den Engel, die u kwam van dit agterdenkenverloffen; verklarende hetMyfterie der Menfchwordinge Chrifti: Bid voor ons, die uwe eere zoeken te verbreiden, dat wy alle moeijelyke invallen en beroerten des werelds door Gods gratie te boven komende, rufte en waardige woonplaatfen van den H. Geelt mogen worden, Amen. Onzen Vader, &c. Weeft gegroet, &c. \ 2. Gebed op de tweede Droefheid en Blydfchap. ö Aligen Jofeph, Voedfterheer van Jefus, Jr J door de groote fmerte die gy in u hert gevoelde, als gy dat klein Kindeken zaagt leggen . in een Kribbe, en dat weenden en fchudden van koude: wederom door de groote vreugd die gy | gevoelde, hoorende de Heilige Engelen 't zelve aanbidden, en met Hemelfche Lofzangen loven, en ziende de drie Koningen hem te voet vallen, en met giften vereeren: bid voor ons, dat onze ziele wezen mag een waardige Kribbe, in den welken wy Jefum mogen ontfangen, herbergen en altyd bewaren, Amen. Onzen Vader, £=r*f. Weeft gegroet, &c. 3. Gebed op de derde Droefheid en Blydfchap. ö T TItverkorenJofeph,Man naar't herte Gods! KJ door uwen weedom die gy gevoelde, ziende 'ttccre Kind Jefus in zyn Befnydenifie zyn dierbaar Bloed vergieten: wederom door uwe Blydfchap, die gy genoot, gevende hem den Naam Jefus, naar de openbaringe van den H. , Engel; die uverfchenen was, bid voor ons, dat wy mogen gewaiTchen worden in zyn Goddelyk Bloed,  voor den Zaturdag. 3£>5 Bloed, en zynen Naam in ons herte altyd geDrent dragen, Amen. P Onzen Vader, &c. Weeftgegroet, &c. 4. Gebed op de vierde Droefheid en Blydfchap. ö ^Lorieufen Jofeph, yoorzigtigen Dienaar (j des Heeren, door degrootfte droefheid, dicuhcrte doorfneed als gy hoorde uit den mond vïnSimeon, dat een fcherpfnydende zwaard de Ziele van u lieve Bruid zoude doorfnyden: wederom door dc groote blydfchap, die gy gevoelde als -v veriïond uit den zelvcn Simeon, dat Tefus gefteld was tot een wederopftaan, en zaKid van veelen uit Ifraël; bid voor ons, dat wvWen deelagtig worden van de fmerte des "Móéders, op da&t wy daar genieten mogen de blydfchap des Zoons, Amen. Onzen Vader, &>e. Weeft gegroet, &c. 5. Gebed op de vyfde Droefheid en Blydfchap. 6 goedertieren Jofeph, vertroofter van de \y Moeder Gods, door de pyne enbenaauwdheid met de welke gy overvallen wierd 111 het vluetennaEgypten: wederom door de blydlchap dK had, ziende in uwe inkomft de Afgodsbeelden ter aarde vallen, als nietkonnende uws Zoons tegenwoordigheid verdragen; bid voor ons dat wv alle kwade kiften des werelds vliedende, ook eens zien mogen de Afgoden der zonden in onze zielen vervallen, en gantfch verdwynen, ^Onzen Vader, GrV. Weeft gegroet, &c. 6. Gebed op de zesde Droefheid en Blydfchap. C \ Lderheiligften Jofeph! bewaarder van Ma- J\ riaMaget der Maagden, door den grooten angft, daar u herte mede bevangen wierd, doen & r 6 gy  39Ö De kleine Getyden ErSwi ?gd mtEgypten geroepen zynde, verftond dat Archelaus, Zoon van Herodes, nu Koning geworden was, nietmin wreed en bloedgierig als geweeft had zynen Vader: wederom door t groot vermaak datgy voelde, als den H Lngel u veropenbaarde, bevelende dat gy vertrekken zoudnaar 't Land vanGalileën: bid voor ons, dat wy zoo leven mogen in deze wereld dat wy eens geroepen mogen worden in 't Land van Beloften, Amen. Onzen Vader, £fc. Weef gegroet, &>c. 7. Gebed op de zevende Droefheid en Blydfchap. ö "OArmhertigften Jofeph! wie zal konnen be- ±J grypen de groote droefheid die gy gevoelde, verloren hebbende het Kindeken Jefus; nry dunkt datik u hoor zeggen: ben ik niet ongelukkig, waaris verdwenen den welbeminden myns herten? waar zal ik hem zoeken? Ik zal herwaards en derwaards gaan, zonder eenige rufte te nemen, om te konnen vinden, dien denwelken my den Hemel bevolen heeft: wederom wie zal konnen uitfpreken de ongemeten blydfchap; die u overkwam, vindende Jefum in den Tempel in het midden der Doctoren? Wy bidden u dan ootmoediglyk ons te willen helpen dat wy Jefum nimmermeer en verliezen: of by zoo verre wy hem nu verloren hebben: ons te laten gevoelen een ftraaltje van uwe droefheid om alzoo daar door Jefum haalt met vreugd en biydfchap wederom te mogen vinden, en voorts niet meer te verliezen, Amen. Onzen Vader, &c. JVeef gegroet, £fc. Be fluit.Gebed tot den Heiligen Jofeph. ALderzaligften Jofeph, ik befluite mvn Gebeden tot u, en bidde dat gy u wilt gewaar- di-  voor dm Zaturdag. 3°7 Aïgcn door u Gebeden envoorfprake te bewaren myne woningeen huishouden, op datik dezelve na u voorbeeld mag ftigten ter eeren Gods: Weeft my een voorfpraak by God voor myn zondige ziel, en een Leermeefter in alle -Godzalige werken-, zyt my een Raadsman in alle listi°-e°en vyandlyke aanvegtingen, op dat ik niet en hoeve te vlugten voor 't aanfchyn des Heeren verftrekt my een troofter in alle droevige o-evallen, op dat ik niet tot vcrtwyffelinge kome teen mynen God. Weeft myeenGcneesmccs- ter in krankheden by uwen Jefus, en een bewaarder van mynen verkozen ftaat, dat ik de ' zelve ter eeren van de Alderheiligfte Drievuldigheid zuiver en Godzalig beleve: vergezelli fchaptmy door u gebed, als een gcleidsman in f deze aardfche pelgrimagie, op dat ik my zelfs, ■ en alle andere mag ftigten, door wel te leven: 1 ten laatften, dooru gebed weeft mynen befchermer en voorftander indeuure des doods, als den ■ bozen vyand myn ziel zal benaauwen, en de I natuur hare kragt zal worden afgebroken, dat ik j eerft zoodanig mag gewapend wezen met alle de : Heilige Kerkelyke Sacramenten, dat ik zeker ma°- zyn te aanfehouwen Jefum Chriftum my! nenHeer, en mynen God, om hem met u te loi ven en te danken, in alle eeuwen der eeuwen, Amen. R 7 KOR-  398 KORTE ONDERW Y ZINGE VOOR DEN MORGEN, En den geheelen DAG. Wy leven voor den Heere. Rom. 14. En 1. Als de uure van op te ftaan zal gekomen zyn, zoo en vertraagd niet. Eccl. 32. 15. Hoord hoe tot u/preekt den 1 Apojlel Paulus, Rom. 13. De uure is daar j dat wy van den 11 aap opftaan, den nagtisvoorby, en den dag is aangekomen: daarom laat ons de werken der duifternis afleggen, en aandoen de wapenen des ligts, &c. Die des morgens vroeg tot my waken, zullen my vinden , /preekt de eeuwige Wysheid, Prov. 8.17. Doch den tragen keerd hem in zyn Bedde, gelyk de Deure in hengfels. Cap. 26. 14. Als de Bruid te bedde was leggende en haar Beminde aanklopte, beeft zy verzuimd om op te faan en de deur te openen, doen is by voorby gegaan. Can. 5. 6. De eeuwige Wysheid word niet gevonden in de Landen die in de wemmen cn geniciMs.ciyR.uciu icveii. joc 20. 13. Regtmatig/preekt bier op den H. Ambro/ius, Tom 4. Serm. 29 in P/. 118- Schadelyk is 't dat u de opgaande Zon befchynd, daar gy u traaglyk in 't bedde legd om te keeren. Ja  Onderwyzinge voor den Dag. 399 Ja hoe fcbadelyk 't zelve is kond gy hier uit afmeten- terwyl Godbeveeldhet Manna des morgens heel vroegte verzamelen: want naar der Zonnen opgang haallelyk ver/molt. Exod. 16. 12. Waar door een icelyk kenbaar wierd dat men voor den Zonnen opgang op moeft ftaan, om God te loven en te danken. Sap. 16. Daar benevens neemd ter herten dat den lifigen Satan geen gelegener tyd nog ■plaats heeft om den Menfch tot zonden aan te hitjen , •dan als bet verf and door den voorgaarden f aap nog verdiulterd is, en oer ugoaam mcc, - — trage begeerten is genegen. Daarom ftaat op, en loofd God in der nagtzoo haaft gy komt te ontwaken. Tbren. 2. 19- . , . t rt . Ten 2. Stuurd uwe eerfte gedagten tot God. Altyd heeft God aan de eerfle vrugten een zonderling welbehagen gehad', daarom vermaand ons de IVyzeman Prov. 39. Eerd den Heere van uwer goed, en geeft hem van alle de eerftelingen uwer vrugten Gevoegelyk fpreekt bier op den H. Bonav. de ;«(lii. Novit.Tom. 2.p. e. 4- Zoo haaft gy ontwaakt zyt verdryft uit u herte alle gedagten, phantafien en dromen die u in den flaap voorgekomen zyn met de welke den duivel u zoekt te beletten;' maar offerd de eerftelingen uwer gedagtea aan God uwen Heer, aldus zult gy tot alle werken der aanftaande dag, aandagtiger en bereidwilliger zyn. „ , Ten 3 Maakt een goed propooft, en ofleid God op alle de gedagten, woorden cn werken van den volgenden dag. Daar gy 0 Godminnende Zielgebsord hebt: Ik wil my u trouwen in Geregtigheid, inOntferminge, in Geloof, ècc.Ofea2. 26. Den zelfden fpreekf nu als een Bruidegom u aldus toe: Steld my als een zegel op u herte, en als een zegel op uwen arm: Can. 8. 6. Waar medeby begeert dat gy zult alle u gedagten, woorden en werken  400 Gebeden des Morgens. hem toefchikken, en zalu oog op geen andere dingen als op hem alleen zien. Gelyk een Schutter zynen boog na 'tgezigt van zyn regteroog aanleid en het linker gefloten houd, even al eens zal uive meeninge alleen tot Gods eer en welbehagen beflierd worden, en alle andere boze en fchadelyke gedagten zullen geen plaats vinden by u. Als dan zal uwe ziele van haren Beminden hoo ren: Gy hebt myn hert gewond, myn Zufter, myn Bruid, gy hebt myn hert gewond met een van uwe oogen. Cant. 4. 9 Ten 4. Maakt een valt, voornemen om alle zonden door de Goddelyke gratie te fchouwen, byzonderlyk die, en deze goede werken te doen. Ten g. Bid om de Goddelyke hulp en byftand. Wy zyn niet vermogende iets van ons zelfs te gedenken, maar onze vermogendheid is uit God. 2 Cor. 3. Der halven wy God dagelyks om zyne hulpe moeten bidden, want alles konnen wy in hem die ons verfterkt. Phil. 4. <'^>«><><^><'^<,<&><'^'> MORGENGEBED, Eer dat men Gekleed is. Zoo haaft gy ontwaakt, tekend u met bet teken des H. Kruis: In den naam des Vaders, &c. Verheft 11 herte op ten Hemel, en fpreekt aldus: 6 Od! mynen God, ik waak tot u als den Vj dag aankomt: myn Ziele dorft nau, en myn vleefch heeft na u groot verlangen. Geloofd en gebenedyd zy de Alderheiligfte Drievuldigheid, die ongedeelde eenigheid, nu, en ten eeuwigen tyde, Amen. Eer zy den Vader die ons gefchapen heeft; eer zy den Zoon die ons verloft heeft; en eer zy den H, Geeft die ons geheiligd heeft. Vo?*  Gebeden des Morgens. 4©I [ Vorders kund gy op de volgende maniere bidden. ALmagtigen God, ik danke u dat gy my tot op dezen dagbewaard hebt, alle myn doen en laten zal heden, en ten allen tyde tot uwer eeren worden beftierd. Ach! hoe veel dagen myns levens zyn onvrugtbaar; ja in zonden en vdelheden overgebragt, dezen dag evenwel 6 fee en aUe de dagen myns levens zullen tot u welbehagelyken die'nïl worden befteed: Ikwu •:my voortaan bcvlytigen alle zonden te fchouj wen en inzonderheid deze..., voorders myne werken Godvrugtiglyk volbrengen,, voor alle deze dedeugddennavolgen, prmcipaalvan... Geeft my hier toe ö God uwe genade, en ftaac ' my by met uwe hulpe. In bet Opjlaan. \ TN den naam des Heeren Jefu Chrifti den ge1 krniften, welke my met zyn dierbaar Bloed J verloft heef , ftaanikop, den zeiven wil my zegenen, regeéren, bewaren en brengen teneeu- I Wirdarrennévtnswil ons gebenedyden met ha- Iren beminden Zoon, de H. Maget Maria. En gy mynen H. Engel Bewaarder-, wilt my naaruwe aanbevolen pligt, dezen dag verligten, bewaren en regeeren. Onder bet aantrekken der kleederen , /preekt of overdenkt eenige van deze naarvolgende fotntten. t A T TEere! geeft my het Bruiloftskleed, op JTX datik door 'tmiffen dcszelfs niet worde o-eworpenin de eeuwige duifternis, maar voor u in de eeuwigdurende Bruiloft van 't onbevlekte Lam Gods, aannemendlykmagbeftaan.M^ 22. 2 ö Hemelfchen Vader, wapend my met net Chriflelyke wapen, waar mede ik ade vyandlyüe aanvallen in den dag der bekormge kan weder-  402 Gebeden des Morgens. ftaan omgord myne lendenen met de waarheid trekt my aan het zwaard der geregtigheid.befaerd myne voeten in de paden de? deugdenÏphM^T met den rchild des Geloofswaar* Sn £fS VUUF F!en des Satans kan afkeeren; fteld my op den helm der zaligheid, en *eeft 3- Laat niet toe ó Jefu, dat ik my hier alzoo Hecdeals; den Ryken Man; de welke hier Z maals hebben gekleed de vlammen van 'thelfche vuur. Luc. 16. «-ucucae ,4- Ach mogt ik aantrekken gelyk de Heilige n't!,erkli00™en Gods, hertelyke barmhertigheid! goedigheid, ootmoedigheid en verduldigheid, op dat ik andere verdragen, en haar gewillig vergeve t geen zy tegen my misdaan hebben. Lol 1 » J: ,Vo°ral,oHeer! bekleed en vercicrdmy met trwe liefde 't welk is den band der volmaaktheid, en de vrede Chrifti, dat alle verftand te boven gaat: bewaard my, en regeerd met vreugde in myn herte. MORGENGEBEDEN, Na dat men gekleed is. I. Weeft dankbaar aan de Alderhe'ühHe DRIE VULDIGHEID. ö A Lderheiligfte Drievuldigheid, ikaanbidde x A. u, ik love en pryze u uit alle myne krakten, alles wat m den Hemel en op der Aarden is moet u oven in der eeuwigheid: Ik danke u, J^nTt hrv yad,er' dat ^ ^ uit niet gefchapen hebt. Ik danke u ö Zoon Gods, dat gy my met u dierbaar Bloed verloft hebt. Ik danke u 6 Heiligen Geeft, dat gy my door den H. Doop gereinigd, en tot het Zaligmakende Geloof geroepen  Gebeden des Morgens. 4^3 t>enhebt. 6 Heilige Drievuldigheid, d eenigen God hoe groote genade en goed doet gy nog ^crPivks aan mvn* gy hebt my barmhertiglyk S (die niet zoo overvloedig en zwaarlyk als ik rGoYdelyke Majefteit vertoornd hebbe , voor u Gerede is groepen, en naar u regtvaardig oordeel verdoemd geworden i hoe zal ik ufo myn hoogite goed genoegzaam hier voor konnen loven en dankbaar zyn? ö gy l eve tie1KfGods , en boven al 6 Moeder Gods Maria, ïv mvn-etrouwenEngel Bewaarder, en mynbyfonTero Patronen NN., helpt my God danken en loven op dat door u verbeterd worde tgeen ons gezamentlyk gebenedyden den Vader, en denZoon, en den Heiligen Geeft, laat ons hem loven, en bovenal verheffen in der eeuwigheid, Amen. Dan. 3. 2 Offer i u of aan den Hemelfchen Vader. 6 T^Euwigen Vader! de eerfte zugtinge myns ° herte&n gaattotu, myn lighaam en ziele, zinnen en kragten, en alles wat in my ts oftere £ ï aewilhg op, dewyl ik het al van u hebbe ontfangli: neemt van my aan uwe arme Crea- i in dcvereeninge van uwen bemmden Zoon onzen Heere Jefu Chrifti. ö Vader wneer^ ik komen en verfchynen voor u aangezigt? Niet is 'er in den Hemel, niet op der Aarden, dat ik buiten u begeer, ö gy God myns herten en myn deel, ó God in der eeuwigheid. Pfalm 72. 3. Schikt uwe werken na de leeringe en exempelen Chrifti. ALderzoetften Jefu, gy die zyt den aanvang en dat einde, den Weg, de Waarheid en het Leven, ik neme voor my den weg uwer Gebo-  404 Gebeden des Morgens. den te wandelen, en alles te doen 't geen een Ghriften ziele betaamd, en inzonderheid teverngten dit Godvrugtig werk en voorts alzoo om uwen Goddelyken naams wille 't goede doen en 't kwade laten. 6 Jefu myne hoop en liefde , ik wenfche en begeere nu en ten allen tyden (zoo lange ik adem fchep en myn herte zig beweegd) u te beminnen, te eeren, entepryzen: ach mynen God, konde ik tot zulk willen en werk alle creaturen bewegen, fterkt ó Jefu dezen mynen wille, want niet anders begeer ik als • dat alle myne woorden en werken gefchieden in uwen naam. Col. 3, 4. Maakt een vaft voornemen de zonden te myden, met hulpe en byftand des Heiligen Geejt. ö TT Eiligen Geeft, trooft en hulpe mynder zie- JTx le, ltaatmyby, op dat ik door u alle aanvegtingenkloekmoediglyk magwederftaan. Zoude ik dan wederom myn ziel uyt de lieffelyke handen Gods onttrekken, en de zelve onderwerpen aan de kaken des helfchen Draaks ? Neen Heere, ik wil my wagten van alle zonden, en voornamentlyk van deze ... Ach! hoe veel reizen ben ik in de zelve gevallen? ik verhoop my evenwel nu volmaaktelyk te beteren. En gy ó H. Geeft! geeft my kragt en fterkte welke by u overvloedig is; zoo zal ik op den Adder en Bafiliskus wandelen en vertreden den Leeuw en den Draak. Pfalm 90. Begeert hulpe van alle Heiligen Gods. A /"^ Y lieve uitverkoornen Gods, helpt my in VJT myn goed voornemen: en voornamentlyk gyalderzaligfte Maget en Moeder Gods Maria, nevens uwen zuiveren Bruidegom den Heiligen Jofeph: mynen getrouwen Engel Bewaarder: mynen byzondercn H. Patroon NN., en ook wiens Jaar-  Gebeden des Morgens. 4oj' - Tflc: Heere zegend ons deze uwe gaven, die wv van uwe milde hand ontfangen zullen, door Telum Chriftum onzen Heere, Amen. Gebed na den Eeten. WY danken u Almagtigen God, voor alle uwe weldaden, gy die leefd en regeerd in alle eeuwigheid, Amen. Heere ontfermt u onzer. Chrifti ontfermt u onzer. Heere ontfermt u onzer. Onzen Vader, Weeftgegroet, &c. y. Den Naam des Heeren zy gebenedyd ft. Van nu aan tot in der eeuwigheid Wilt u gewaardigen ö Heere, alle onze weldoenders om uws naams wille, tot beloning te geven dat eeuwig leven, Amen. ° t. En alle Chriften gelovige zielen; ruften door de barmhertigheid Gods in vrede. ft. Amen. Heilige Spreuken, Zugten en Schietgebeden, welke tot uien tyden zoo wel onder den Arbeid, alsookonder betBiddenen Mediteer en, met groote aandagt tn trooft des herten, in, en buiten de Kerke konnen * war-  Aandagtige Schietgebeden. * 4°9' - worden gebruikt, zyn alle uit de H. Schriftuur, om te verkrygen vergiffenijfe der zonden. i. Tot Boet en Penitentie. IKheb gezondigd, wat zal ikudoen óbewaarder der Menfchen? waarom hebt gy my tegen u gefteld, en ben myns zelfs een lalt geworden-, waarom neemd gy myn zonden niet weg, en myne boosheid af? Job 7. 20. Ik zal myn fpraak tegen my laten gaan, en fpreken in de bedroeflenis myner ziele, en zeggen tot God, ach verdoemd myniet. Job 10. 1. Ziet aan myne arbeid en ellende, en vergeeft i my alle myne zonden. Pf. 24. 18. Gedenkt niet 6 Heer de zonden myner jongheid, en myn onwetendheden. Pf. 24. Ziet op my, en ontfermd u mynder. lbid. Heere zyt my genadig; geneeft myne ziele, want ik hebbe gezondigd. Pf. 40. 5. Ontfermt u myner God, na u groote barm' hertighcid. Pf. 50. 1. Verwerpt my niet van u aangezigt, en uwen i H. Geeft en neemd van my niet. lbid. f. 13. Gy kend ó God myne onwysheid, en myn il verzuimeniffen en zyn voor u niet verborgen. I Pf 68. 6. Laat uwe barmhertigheden over my komen, | en ik zal leven. Pf 118. 77. Keerd uwe oogen op my, en weeftmy genadig. \ lbid f: J32, Ik heb gedoold als een verloren Schaap, zoekt j uwen Dienaar, lbid. y. 176. Gaat niet in 't regt met uwen Dienaar, want : voor u aanfchyn zal geen levenden geregtvaardigd m worden, Pf 132. 2. ö Heere gy zyt onzen Vader; maar wy zyn ! boos, vertoorndunietzoo zeer ÖHeere, en wilt S voorts  iflO Aandagtige Schietgebeden. voorts niet meer gedagtig wezen onzer boos- I heid. Ifa. 64. 8. Wie zal myn hoofd water geven, en myn oo-l| gen een Fonteine der wateren, daar mede ik Tl weene dag en nagt. Jerem. 9. 1. Waarom wilt gy ons eeirwiglvk vergeten, en] ; ons zoo langen tyd verlaten, bekeerd ons tot u ö li Heere, en wy zullen ons bekeeren. Thr. 5. 20. Ik zal opftaan en gaan tot mynen Vader e'n llii hem zeggen: Vader ik heb gezondigd in den He- f mei en voor u, nu ben ik niet waardig uwen \ \ Zoon genaamd te worden. Luc. 15. 18. Jefu Zoone Davids ontfermt u' mynder. Cap. \, 38.38. ' r ■ 12. Om te verkrygen Ootmoedigheid. K zal tot mynen Heere fpreken, hoe wel ik ftof en aflche ben. Genef. 18. 27. Ik wil ootmoedig zyn in myne oogen. z.Reg. 6. ] Hoe kort zal ik verteerd worden, gelyk een kleed dat van de motten gegeten word. Job. 13. 28. j Ik fprak tot den Etter gy zyt myn Vader, en f tot de Wormen gy zyt myne Moeder en Zufter. t Job 17. 14. Als ik opregtelyk handel, wat fchenk ik hem, 1 of wat zal hy van mynder hand ontfangen. Job \ 35- 7- Ik ben een Worm en geen Menfch: een verfmaadheid der Menfchen, en een verworpendheid des volks. Pf. 21. 7. 6 Heere ik ben u Knegt, u Knegt ben ik, en 11 uwen Dienftvrouwen Zoone. Pf. 115. 6 Het is my goed dat gy my verootmoedigd hebt. 1 j Pf 118. ij. Onzen Heere Jefus Chriftus heeft zyn zeiven f vernederd, en is gehoorzaam geweeft tot 'er II dood, ja tot de dood des Kruis &c. Phil. 2. 8. En jl 2al ik my nog verhovaardigen? - S 3. Tot \  Aandagtige Schietgebeden. 4" g. Tot kenniffe van dit kort rampzalig leven. %V7Yzvn, öGod! vreemdelingen en UitlanVV ders voorugelyk alle onze Vaders: onze dazen zvn gelyk een fchaduwe op der aarden, engdaafen is geen gedurigheid, i Paral. 29. iS. Spaardmy, ó Heere, want myne dagen en zyn ^Gedenkt doch dat gy my als Hym gemaakt hebt, en tot ftof zult gy my wederom brengen. En za? de kortheid mynder dagen met haalt een einde nemen? daarom laat my toe, dat ik myn finerten eer. /einig beweene. Job 10. 20 Laat my weten, Heere, hoe kor.myn dagen zyn, en neemd my niet weg in de helft mynder dagen. Pf. 101. 24. 4, In bedroevinge, verlatendheid, of kleinmoedigheid. HElpt my, 6 Heere! want myn beenderen zyn verflagen, en mynziel is zeer bedroefd. Pf. 6 3 Myn kragt is verdroogd als een fcherf, en myn tonge kleefde aan'c gehemelte myns monds, entot 'tftof des doods hebt gymy gebragt. Pf. ai. 16. Myn leven heeft in fmertcn afgenomen, en myn jaren in verzugtinge. Pf 30. Ziet aan, ó Heer! myn arbeid en ellende, en vergeeft alle myn zonden. Pf 24. 18. Heere voor u is alle de begeerte myns herte, en myn zugten en is voor u niet verborgen. Pf. 37. 16. Wat bedroefd gy u myn ziel, en zyt zoo treurig in my? hoopt op God, want ik wil hem nog belyden, hy is den Zaligmaker myns aangezigt en mynen God. Pf 42. 6. Verheugd de ziel uwes Dienaars, 6 Heer, tot 1» heb ik myne ziel opgeheven. Pf 85.4. S a Myn  412 Aandagtige Schietgebeden. Myn ziele is voor u als aarde zonder water : verhoord my haaftelyk, ö Heer, mynen geeft is kragteloos geworden, keerd u aanfchyn van my niet, en ik zal gelyk zyn den geenen die nederdalen in den put. Pf. 142. 7. Ik heb gearbeid in myn zugten, en ik en heb geen rufte gevonden. Jer. 45. 3. Heere myn zugten zyn veel, en myn hert is treurig. Thren. 1. 22. Myn ziel is bedroefd tot de dood. Matth. 26. Geeft my wederom de blydfchap van uwen Zaligmaker. Pf 50. 14. 5. Tot overgevinge en f zamenvoeging onzer wille, met den wilk Gods. HEtis den Heere, hy doet dat goed is in zyne' oogen. 1 Keg. 3. 18. _ Spreekt hy tot my, ik heb in u geen behagen, hier ben ik: hy doet wat goed is voor hem. 2 Keg. 15. 35. Myn hert is bereid, ó God, myn hert is bereid. Pf. S9. Wat hem welbehagen zal, dat zalmy het befte wezen alle de dagen myns levens. 'Judith 12. 14. En alzoo den wille in den Hemel wezen zal, alzoo moet het gefchieden. Matth. 3. do. Heere wat wilt gy dat ik doen zal. Aiïor. 9. 6. Niet mynen, maar uwen wille gefchicde. Matth. 26. 6. Om lydzaamheid in Ziekten en Tegenfpoedt naar Ziel en Lighaam. BLoot en naakt ben ik uit het lighaam myns Moeders gekomen, naakt zal ik wederom heen gaan. Den Heere heeft het gegeven, den Heere heeft het genomen, gelyk het den Heer behaagd heeft alzoo is het gefchied: den Naam des Heeren zy gebenedyd. job 1. 21. Heb-  Aandagtige Schietgebeden. 4*3 T^hben wv het goed van de hand Gods ontfan^cï^aS^zoudenwydanookhetkwaad ^Sfe?d2?ft»^n Heer zoude tegen- nefHeïeteft h^ bevolen, en wie is 'er die 'eggen durft, waarom hy zulks gedaan heeft? 2 Stóereid tot de geeffelen en myn pyne is altvd voor myn aangezigt. Pf, 37. ia. i Ik zal den Kelk des zaligheids omvangen, en j zal den Naam des Heeren aanroepen. PJ. ii£ 47. Tegen alle aanvegtingen en bekooringen. HOe kan ik dit kwaaddoen, en tegen mynen God zondigen? Genef. 39. 9- „ Den Heere zy my genadig, dat ik zulks niet enMy°neen He^eVóod, verfterkt my in deze Tee?etvtmygenadig, wantikzwakben P/:6. lSuyiLfhebben,°oHeer-, myne fterkheid: den Heere is myn vaftighcid, myn toevlugt, en myn Verloffer: myn God is myn helper, en ik zal op hem betrouwen. Pf. 17- *•&c- . Door u ÓHeer, zal ik van de aanvegtinge verloft worden. lbid. f. 30. Helpt my ó God, want de wateren zyn geko- meTnrektm; uTdenlykf d* ik daar niet in fte- ^tóoVér5; 6 Heere de wilde Dieren de zielen die u belyden, en vergeet niet tot den einde de zielen uwer Armen. Pf 73. 19- Ten waar dat de Heere my geholpen hadde, zoo waar myn ziel fchier in de helle gebleven. pf' 9i- *7- s 3 Keerd  414 Aandagtige Schietgebeden. Keerd afmyne oogen, 6 Heere: datzcnieten zien de ydelheid. Pf. 118. 37. Laat my de boze luiten der onkuisheid niet omvangen, en geeft my niet over aan een moetwillige en onbefchaamde ziele. Eccl. 23. 6. Leid ons niet in bekoringe, maar verloft ons van den kwaden. Matth. 6. 8. Om betrouwen op God. ZIetóHeer, al wilde gy my dooden, zoo zal ik evenwel op u hoopen. Job 13. ï'5. Heere fteld my nevens u, en als dan mag een iegelyks hand tegen my opftaan. Job 17. g. Myn God op u vertrouw ik, en laat my niet tot fchande komen. Pf 24. 2. En al wandelde ik midden in de ftrikken des doods zoo en zal ik geen kwaad vrezen, omdat gy by my zyt. Pf. 22. 4. Op uó Heer, heb ik vertrouwd, laat my in der eeuwigheid niet befchaamd ftaan. Pf. 30. 1. 'tls my goed dat ik Godaanhange, en mynen hoop op den Heere ftelle. Pf. 72. Den Heere is myne helper, ik zal niet vrezen wat my de menfchen mogten doen. Pf. 117. 6. Heere gy zyt myn kragt, myn fterkte, cn myn toevlugt in den dag der tribulatie. Jerem. 16. 19. 9. Om een zalige vreze Gods. LAat my toe, dat ik myne fmerten een weinig beweene, &c. Job 10. 20. Wie geeft my datgy my in de helle befchermd, en verbergd tot dat uwen toorn voorby is, en dat gy my tyd fteld, in de welke gy myns gedenkt, lbid. 14. Wat zal ik doen als God ten Oordeel opftaat; en als hy vraagd, wat zal ik hem antwoorden? lbid. 31. 14. Want altyd heb ik God gevreeft als baren op my  Aandagtige Schietgebeden. 41* my zwellende, en heb zynen laft niet konnen dragen, lbid. 23. De pynen der hellen hebben my omvangen, en de ftrikken des doods hebben my bezet. Pf. 17.6, Doorfteekt myn vleefch met uwer vreze. PJ. 118. 120. 10. Om bewaringe der Reedenen. IK fprak ik zal myn wegen bewaren, op dat ik niet en zondige met mynder tonge. Pf 38. u Heere fteld myne mond eenen wagter, en eenen tooren om myn lippen. Pf. 140. 3. Wie zal mynen mond een bewaringe geven, en een vaft zegel op myn lippen, dat ik door die niet kome te vallen, en myn tonge my niet _ ten ondergang brengen. Eccl. 2a. 33. Die met woorden niet misdoet, is volmaakt, Jac. 3. 2. 11. Om te verkrygen kenni/fe, om den wille Gods in twyffelagtige zaken te verftaan, byzonderlyk in een verkiezinge van eenen Staat. SPreekt Heere, want uwen Dienaar die aanhoord. 1 Reg. 3. Heere toond my uwe wegen, en leerd my uwe paden. Pf 24. 4. Behoud, ö Heere, myne gangen op uwe voetpaden, dat myne treden niet flibberen. P/ 16.5» Want gy verligt myne lampe: Myn God, verligt myne duifterniffe. Pf. 17- 29. Sticrd u ligt en uwe waarheid dat zy my leiden en brengen op uwen heiligen Berg, en tot uwe heilige woninge. Pf. 42- 3- . , Myn hert is bereid, ö God! myn hertis bereid. Pf 56. 8. ó God! ontfermt u mynder, en zegend my, verheft over my u aanfchyn en ontfermt u myns , waar door ik op aarde uwe wegen kenne.P/. 66.1. S 4 Leid  416" -Aandagtige Schietgebeden. Leid my Heere in uwe wegen, dat ik dezelve wandelen in uwe waarheid. Pf. 85. 11. Beftierdmynegangenn.au woord, en Iaat geen ongeregtigheid over my heeifchen. Pf 118 Maakt my bekend den weg daar ik in wande- len zal, want tot u heb ik myn ziele opgeheven. PJ. 142. 8. Leerd my uwen willen doen want gy zyt mynen God, u goeden geeft zal my leiden in den regten weg. lbid. 10. Heere wat wilt gy dat ik doen zal. Aclor. 9. 6. 12. Tot een vajl voornemen om God te dienen. GY hebt myne banden gebroken, u zal ik opofferen het Sacrificie des Lofs. Pf. 115. 7. Myn beloften zal ik den Heere betalen, voor het aanfchyn zyns volks. Pf. 115-. 5. Keerd weder myne ziele in uwe rufte, want den Heere heeft u wel gedaan. Pf 114. 7. Om de woorden uwer lippen, heb ik zware "wegén onderhouden. Pf. 16. 4. Ik heb verkoren verfmaad te zyn in 't huis van myn God, meer als in de Tabernakelen des zondaars te wonen. Pf 83. 11. Heere van nu aan zal tot u roepen; gy zyt myn Vader, en een leidsman mynder Maagdelykheid. Jerem. 3. 5. 13. Overdenkinge van de tegenwoordigheid Gods- BEfticrd myne wegen voor u aangezigt. Pf 5.9. Waar henen zal ik gaan van uwen Geeft? ofwerwaards zal ik van u aangezigt vlieden? Is 't dat ik in den Hemel klimme, gy zyt daar: dale ikneder ter helle, gy zyt daar tegenwoordig: neme ik vleugelen des morgens vroeg, en ga wonen aan het uitterftc der zee, zoo zal ook u hand my derwaards leiden, en u regterhand zal my houden. PJ. 138. 7. Uwe Heere wat wilt gy dat ik doen zal. Aclor. 9. 6.  Aandagtige Schietgebeden. 4*7 TTwe oocen, 6 Heere! zyn klaarder dan de ZoZ , zy Sn op alle wegen der Menfchen, en Koeken dc diepte der Zee, en de hertender Mü^óg™ftaan- o^ên voor alle de wegen der kinderen van Adam, omdat gy eeniegelyk zoud betalen na zyn wegen, en na de vrugt van zyne , vonden. Jerem. 32. 19. 14. Tot Gods lof en dankzegginge. MYn Heer en God zal ik u belyden in der eeuwigheid? Pf. 29. 13. Alle myne gebeenderen moeten zeggen: Heere wie is uws gelyk? Pf. 34- IO- . Vervuld mynen mond met uwen Lot, o Heer, daar door ik dagelyks zingen mag uwe heerlykheid en grootheid. Pf 70. 8. Loofd den Heere myn Ziel, en alles watm my is. Pf 102. i. TJ . Niet ons, 6 Heere! niet ons, maaruwenlieiligen Naam geeft de glorie. Pf 113. I. Wat zal ik den Heere vergelden voor alle zyne weldaden, diehymvheeft bewezen. ? Pf. 115.3. Ik danke u ö Heere! dat gy my verhoord hebt; en ben myn zaligheid geworden. Pf 117. ai. 15. Om de Liefde en begeerte tot God, en de Hemelfche vreugde. INdien ik voor uwe oogen hebbe genade gevonden, zoo laatmyu aangezigt zien.Exorf. 33.13. Een ding hebbe ik van den Heere gebeden, dit zal ik verzoeken, dat ik mag wonen in 't huis des Heeren alle de dagen myns levens. Pf 25. 4. Tot u heeft myn herte gezeid, myn aangezigt • heeft u verzogt, u aangezigt Heere zal ik verzoeken, lbid 6. Gelyk een Hart verlangd na de Fonteine derwateren , alzoo heeft myn ziele verlangen na u: S s 6 God*  418 Aandagtige Schietgebeden. 6 God, wanneer zal ik komen en verfchyn'en voor het aanfchyn Gods? Pf. 41. 2. Wie zal my vleugelen geven als van een der duive, en dat ik zal vliegen, en ruften. Pf. 44.7. Wat heb ik in den Hemel, en zonder u ? wat heb ik gewilt op der aarde, ö God myns herten en myn deel? ó God in der eeuwigheid. Pf 72. 25. Hoe lieffelyk zyn uwe woningen, ö Heere der Heirkragten, myn ziele verlangd en word kragteloos na de voorhoven des Heeren : myn herte en myn vleefch hebben haar verheugd in den levendigen God. Pf 83. 1. Zalig zyn zy, ö Heere! die in u huis wonen, zy zullen u loven in der eeuwigheid. lbid. 5. Een dag in uwe voorhoven is beter als duizenden lbid. 11. Wee my, dat mvn Pelgrimagie verlengd is. Pf. 119. 5- Is 't dat ik uwes vergeten, ö Jerufalem! zoo moet vergeten worden myne regterhand.P/.i36.5. Leid myn ziel uit de gevangeniffe, om uwen Naam te loven en te danken. Pf. 141. 8. Myn ziele heeft na u verlangd. IJa. 26. 9. Ik onzalig Menfch, wie zal my verloffen van het lighaam des doods. Rom. 7. 24. Ik verlange dat ik mogte ontbonden worden, en met Chrifto te zyn. Philip. 1. 23. AVONDGEBEDEN, Met het onderzoek der Consciëntie. Myn ziele is altyd in myne handen. Pf. 118. 1. Dankt God. ö \ Ldergoedertierenften God en Heer, myA7JL nen Schepper, Verlofler, Behoeder en Be-  de Chooren der H. bngeien ui j en uwe beminde Vrienden in den Hemel doen^ Ziet myn herte is bereid, o God myn ncrte » bereid. P/a/* 55- 2. Bid om kennijfe. KOmt ö H. Geeft, verligt myn herte met de ft™ eni uws eeuwigen ligts, waar door fc ,11e zonden en verfuimeniffenvan dezen dag, in lSerS en droefheid, myn ziele mag voor no4n ftellen: de zelve voor u bekennen met LftehoorSk berouw, en alzoo met u myn noo4e RoS wederom werden vereemgd.Want lwe?o4rhebbenmyneonvolmaaktheidgezien Sn? ;Cyft mfaan myml 'boogden en overtredingen. Job 13. 32. 3 B/7/ om vergiffemjfe der zonden. 6 TV yTYn God, en mynen Heer, wat heb ïk u JVl «geven vooralhetgeenedatgyzoogenadWvk aan my gedaan hebt; ach! ik vindeniet alfènkde zonden en ondankbaarheid: wat heb ik «Sdaan? hoe heb ik u mynen lieflyken Vader zoo veelmaals vertoornd, en zoo veel groote weldaden als gy my bewezen hebt, konnen ve S 6 &k  4So ' Avondgebeden. geten? U alleen hebbe'ik gezondigd, en kwaad voor uwe oogen g£daan> 0ntfermt u £r ó ƒ ?a l^we groote barmhertigheid. Ik hebbe gedoold als een verloren Schaap? zoekt myn arme zie], en geleid ze wederom by de Kudde uwer mtverkoornen. Ik bekenne myn boosheden, en my zyn deze ... en alle andere zonflen, die ik tegenwoordig, en op andere tyden gedaan hebben, leet uit den grond myns herten. en dit alleenlyk om dat ik n ó God, die ik boven alle dmgen beminne, daar door hebbe vertoornd. Ach! hadde ik nooit gezondigd. vergeeft hetmy ó Hemelfchen Vader, door dé zunen tranen droefheden, bitter Lyden en Sterven iiwes alderhefften Zoon onzen Heere en Zaligmaker Jefu Chrifti. Op u ó Jefu, ftaat al myne Hoop, in u H. Bloed en oneindelyke verdiensten, laat alle myne zonden en misdaden verfmoltenzyn: hier verberg ik de zelve, en vinde alles 't geene aan myn voldoeninge mankeertwantgy zyt de verzoeninge voor onze zonden! a Joan. 2. 2. 4 Maakt een vajl voornemen tt te beteren. ZOude ik dan wederom zondigen ? uw' Heilige Wonden ó Jefu vernieuwen, en udierbaar Bloed dat voor my geftort is, veragten? Ik moet my ö Heer fchamen voor u Goddelyk aangezigt, cn durf myne oogen niet ten Hemel opheffen. Ach! hoe heb ik de Helle verdiend, dat ïk den tyd der genade nog beleef, is alleen ó jefu, uwe oneindelyke barmhertigheid: want zoude ik dan ondankbaren u wederom vertoornen? weder begaan deze zonden van ... Zoude ik dan niet eens aanvangen myne eigen zelfs, en myne kwade gewoonte geweld aan te doen? en myn zelfs te ontdaan de gemeenfehap van ... en ge-  Avondgebeden. *21 gelegendheid van ...^fe* £WS met aangenamer zyn als:^™™?d'nu hebbe ik üeöen Haat my by met uwe h^PJ- VAn nu aan zal ^ alle myne vy^ udig mcntlyk de zonden . vervolg ^ toe my te hulpe, o gy "ltverJ Broeders, en gy Hemelfche Stad Jeruftleni onze m voor al ö Moeder der barmherü^e a ^ der zondaren, die memand cn venaar hulpeindernoodverzo^en Js elyS mynen getrouwen Enge myne lieve Patronen Heiligen win. & _ vayn God door u voorbidder overMoe tie, waar dooi" *^^Svoiharden. Be- een zalige Dood. . - nade fterve. , ,■ fde uWS eeu- ö Alderzoetftenjelü ! ^^^den, met deze wereld verfcheide. f mdumynder,en derheid in myn laatfte einde. 6 Hei- o 7  42 2 Avondgebeden. ö Heiligen Drievuldigheid eenig God, ontfermt u mynder, nu, en in de uure mynder dood, Amen, Hiernakund gy bidden driemaal bet Onzen Vader Weef gegroet, en eens het Geloof. De Litanie van de H. Moeder Gods. pag. o02 Het Gebed, o alderheiligfte PatronelTe Maria. ^ Tot den H. Engel Bewaarder. Lf - 52l° Bid om de zegeninge: Geeft my ö min- nelyken' pag. 405 Befuitgebeden. BEzoekt deze onze woningebidden wy,ÓHeer en alle bedriegelyke vervolgingen des Satans' keerd van ons af. Laat uwe Engelen in ons woat zy ons in vrede bewaren, en uwen Goddelyken zegen zy ten allen tyden over ons. Door Jefum Chriftum onzen Heere, Amen. Als gy in 't Bedde treed, zoo/preekt: IN den Naam onzes Heere Jefu Chrifti den gekruiften begeve ik mv tot rufte; hy wil mv zegenen, regeeren, bewaren, en gelyden myn ziele ten eeuwigen leven, Amen. In V Bedde zynde, fpreekt: r^tcid ons 6 Heere, als wy waken, bewaard 0 Heere» als wv flaPen > waar door wy met Chrifto waiten, en in vrede ruften X u vre,df.e,zal ikrflaPen en ruften: In uwe handen ö Hemelfchen Vader, beveele ik mynen geeft. Oh-  1 él   . Onderwyzhge van de H. Miffe. 423 OnderwyamgevandettOffertandedetM Doet dit tot mynder gedagtemffe. LUC 2 DE H. Mifle is een waaragtige cn volmaakte Ofterhande:. waar in onder de gedaante van Brood en Wyn, het ware Lighaam en Bloed Chrifti, op oeoflerd, 't welk Chriftus zelfs m het laa fte AvSndnfaal heeft ingefteld en zyne Apo^jn en hare nakomelingen, dit te doen, heeftbevolenen be.ee?: dat meb zyn affcheiden van deze wereld door de bittere dood des Kruis, en onze Verlosfinké daar by zouden gedenken, gelyk God m t STeftamentby'tPaarchlamgew^^ zy den uitgang uit Egyptenland en de veripflmge uit de flavernyc vanPharao, zoude gedagtig zyn. Deze onze Alderheiligfte Offerhande kan door geen Priefters onwaardig reimedof verkleindworden: ook mag deze OiUrhande door geen tyd of plaats, waar die gedaan wnrd het minfte niét worden verminderd. Gelyk luiks den Sr door den PropheetMalachias heeft ?oorzeid, Cap. 1;f. 1 f^mVZ zuivere Offerhande opgeofferd worden, ^-^s f Leere des Concilie van Trenter1 ScJJ. 22 Cap. 1. Van de waardigheid dezer Offejandefpieekt aldus den H. Auguftinus Lib. 3. de Cap Cont. Don Cap. 19. Den Heere heeft gewi t, dat een UJferhande in de Kerke ^0!d^eb°^^vA de En eelyk door de Offerhande, God; altyü ae hoo-fte en waardigfte dienft van de Menftnen is °efcbied- kund gy bemerken hoe aangenaam Mifle die hy zelfs heeft ingefteld, als hy m c ÖA^ndUl«y«H.Ll^»B^«« tot een ecuwig Teftament heeft nagelaten.^W door wy de gedagtenis van zyn bitter Lyden en Sterven dagelyks zouden vernieuwen. ^  424 GEBEDEN ONDER DE H. MISSE. Voor, of in bet beginzel van de H. Miffe. [Omt H. Geeft, vervuld de herten van uwe oeiovigen, en ontfteekt in haar het vuur uwer liefde; die door verfcheidenheid der talen, de volkeren in eenigneia aes lieioots hebt vergaderd. f. Zend uit uwen Geeft, en zy zullen gefchapen worden. En gy zult vernieuwen het aangezigt der Aarden. GEBED. 8 /"^ Od! gy die de herten der Gelovigen door VJ het ligt des H. Geefthcbtverligt, en geleerd, geeft ons door den zeiven Geeft altyd de waarheid te verftaan, en in zynen trooft ons ver blyden: door Jefum Chriftum onzen Heere, Amen. Gebed om een goede Bereidinge. 6 r^Oe\ \ barmhertigcn Hemelfchen Vader, die vJ my na u Beeld hebt gefchapen, ö God Zoon die tot myn 'erverloffinge de Menfchelyke natuur hebt aangenomen, u H. Bloed voor my vergoten, en de bittere dood zyt geftorven: ó God  Gebeden onder de H. Miffe. 425 God H. Geeft, die my in den H. Doop geheiligd, en tot het ware Geloof hebt gebragt: ó H. Drievuldigheid, myn eenigen en alderhoogften Heere, geeft my de gratie dat ik deze tegenwoordige H. Mille mag hooren, en de zelve met den Priefter uwe Goddelyke Majefteit opofferen. I. Totuwereere, en myn fchuldigendienft, om te bekennen dat gv den eenigen, alderhoogften God en Heere ove*r onsMenfchen, en alle Creaturen zyt, die deze Offerhande alleen toebehoord. 2. Tot gedagtenis van het bitter Lyden en Sterven van den Zoone Gods: want hy deze Offerhande tot dien einde ingefteld heeft. 3. Tot dankbaarheid van alle de weldaden aan my betoond. 4. Tot voldoeninge van alle myne bedreven zonden en misdaden, welk ik door deze Alderheiligfte Offerhanden, van het H. Vleefch en Bloed Chrifti verzoeke. 5. Totverkryginge van uwe Goddelyke hulpe en byftand in alle mynen nood; inzonderheid deze. 6. Voor myn beminde Ouders, Vrienden en Magen: voor myn Overigheid, en alle die my eenige weldaden hebben gedaan, namentlyk myn. 7. Voor alle de zielen de welke in Chrifti geftorven zyn, inzonderheid deze. Neemt aan ö barmhertigen God en Heere deze Offerhande; laat ubehagen deze myne bereidinge, en verhoord myn gebed : door Jefum Chriftum uwen Zoon onzen Heere, die met u leefd en regeerd in de eenigheid des H. Geeft, God in alle eeuwen der eeuwen, Amen. Tot den Confiteor. 6 TEfu! hoe groot is uwe goedheid en barmI hertigheid tot my! 't is u niet genoeg gear weeft dat gy voor myn Menfch geworden zyt, lydende en ftervende, maar hebtby u affcheidén uit deze wereld, deze H. Offerhande der Mis-  425 Gebeden onder de H. Miffe. Mifle ingefteld, in de welke gy u zeiven aan uwen Hemelfchen Vader, voor myn hebt opgeofferd: hoe zal ik deze liefde, ó minnelykenJefu genoegzaam bekennen, en my onderftaan u die te vergelden? ach! in denftaatvan myn dankbaarheid zelfs houde ik niet op van zondigen, en u dagelyks te vertoornen! Ik klage my aan u 6 Jefu, enfpreke: Ik arme zondaar, belyde&c. Tot Kyrie eleyfon. Zegddriemaal. Heere ontfermtu onzer, Chrifti ontfermt u onzer, Heere ontfermt u onzer. Tot Gloria in Excel/u, fpreekt met den Priefer. GLorie zy God in den Alderhoogften, en op der Aarden vreden den Menfchen die van goeden wille zyn. Wy loven u, wy gebenedyden u, wy aanbidden u, wy pryzen u, wy danken u om uwe groote glorie wille : ó Heere God Hemelfchen Koning, God Vader Almagtig! ó Heere Jefu Chrifti eenigen geboren Zoon, Heere God, Lam Gods, Zoone des Vaders, die wegneemd de zonden des werelds , ontfermt u onzer: die wegneemd de zonden des werelds, ontfangd ons Gebed. Die daar zit aan de regterhand des Vaders, ontfermtu onzer: want gy zyt alleen Heilig, alleen Heere, alleen den Alderhoogften Jefu Chrifti, met den H. Geeft in de Heerlykheid Gods des Vaders, Amen. Tot de Colleclen, Epifel en Graiuaxl. HOord aan, ö Hemelfchen Vader, het gebed uwer H. Kerke, waarmede zy in den naam onzes Heeren Jefu Chrifti, uwe Goddelyke Majefteit ootmoediglyk verzoekt, en u hulpe en byftand in allen nood voor haar lieve kinderen begeert: keerd niet van ons af u Vaderlyk aangezigt, maar ziet onsaanmetde oogenuwergena-  Gcbedtn onder de H. Miffe. 4*7 nade, op dat wy van alle kwaden bevryd, nau beha-en leven, zalig fterven, en hier na tot u Rvkfn de eeuwige Heerlykheid werden opgenomen: door Jefum Chriftum onzen Heere, Amen. Oefféninge des Geloofs. MYn getrouwen God en Heer, ik geloof al het geen dat gy my door uHeilig Woord, zoo als het van de Propheten gefchrevenis, door uwen eenigen Zoon Jefum Chriftum, en door zyn H. Apoftelen veropenbaard is, en my van de H Kerke, die een Colomme en grondveftmge der waarheid is, verklaard en voorgehouden word- in dit Catholyk Geloof begeer ik te leven en te fterven: waar toe ik 6 God uwe gratie ben verzoekende, Amen. Oefféninge van Hoop. OP u hope en vertrouwe ik, ó myn aldergenadigften God en barmhertigften Vader l want hoewel my bekend zyn myn menigvuldige groote zonden, is my ook niet minder mdagtig uwe ongemeten barmhertigheid, die oneindclyk grooter is als myne zonden, gy en begeert niet de dood des zondaars, maar dat hy hem bekeere en leve: uwe goedheid zal my in myn kruisnood enbenaauwdheid mede niet verlaten; enverwagte de Kroone der eeuwige zaligheid. Dit is myn hoop, enbecrouwe van u myn God en Heere, Amen. Oefféninge van Liefde. HOezalhetmogelykzyn, 6 God, dat'er een menfch gevonden kan worden, die u niet uit den grond zyns herte bemind? Ach! kondcik myn herte en ziele duizend en duizendmaal verdubbelen, ik zoude die al te zamen gewillig tot uwer liefde ftieren. Want niet wenfche ik in den He-  428 Gebeden onder de H. Miffe. Hemel, niet zoeke ik op der aarden buiten u; myn God en mynen Heer, in u begeer ik te leven en te fterven: Ach! wanneer zal ik u met liefde bezitten in der eeuwigheid, Amen. Tot bet Evangelie. MYn herte en ziele, ö Chrifti Jefu, waken op totu heilig Evangelie, ÓH. Geeft, zendu ligt der kenniffe van boven, op dat ik de blyde boodfchap des Hemelfchen Vader, en zyn Heilig Woord (door u ó Jefu zynen eenigen Zoon, ons verkondigd) wel verfta, en deze genade erkenne. Ontfangd mynen wille ö gy eeuwig Goddelykvuur, waar door ik de nieuwe inftellinge der Liefde, met luit en begeerte ontfangen: geeft kragt aan myn gedagten, op dat zy deze zaligmakende Leere wel begrypen, en nimmermeer vergeten: trekt myn herte tot volmaaktheid der Evangelifche Raden, op dat ik alzoö met de ware Kudde Chrifti in dit leven vereenigd, onder het getal der uitverkoornen des te zekerder mag in u, ó Jefu Chrifti, my verblyden, Amen. Tot den Credo, als bet gelezen word. Ik Geloof in God den Vader Almagtig, &c. Tot bet Offertorium. 6 Od Hemelfchen Vader, doen gy deze AlVJT derheiligfte Offerhande des Nieuwen Testaments door Jefum Chriftum uwen eenigen Zoon, hebt ingefteld, die daar in zig zelfs voor ons. door de handen des Priefters aan u opofferd, met het zelve offere ik my mede geheel op aan uwe Goddelyke Majefteit: ontfangd deze Onbloedige Of-ferhande van myne handen; neemt aan myn lighaam en ziele, welke ik hier medeu overgevc, laat ze vereenigd zyn met de Bloedige Offerhanden  Gebeden onder de H. Miffe. 42^ den die Chriftus Jefus eens aan de ftamme'des Kruis, voor het Menfchelyk geflagt, u, Alma-gKn'God heeft opgeofferd. Met Jefu en zyn oneindelyke verdienften, zal ik my en alle myn doen en laten vereenigen, in hem, en m zyn bitter Ivden cn fterven, ruft myn hoop en vertrouwen': ophem is myn geloof gegrond en beveftigd: hy is de Fonteine mynder liefde, en myn geluk- - zaligheid in der eeuwigheid. ... „ Ik offere ü hier mede op, 6 Hemelfchen Vader alle myn kruis en lyden-, al myn geluk en welvaart: myn Ouders en naafte Vrienden op aarden, inzonderheid myn ... laat ik en alle de myne u een welbehagenden offer zyn, cn neemt ! ons op in u Ryk-, alwaar wy u, en uwen Zoon onzen Heere, met den H. Geeft, altyd en eeuwiglyk mogen loven en pryzen, Amen. Tot de Prefatie, fpreckt met den Priefter. TOt u 6 God verheffeu wv onze herten, en loven uwe Goddelyke Majefteit: want het is waaragtiglyk waardig en regtvaardig: behoorlyk en zalig dat wy u altyd en in alle plaatzen dankzeggen, heiligen Heere, Almogenden Vader eeuwigen God, door Chriftum onzen Heere. ' Door de welke de Engelen uwe Majefteit loven de Heerfchappyen aanbidden, de Magtcn ontzien, de Hemelen cn Hemelfche kragten en de heilige Seraphinen eeren met eenpaarlyke blydfchap. Met de welke, op dat gy ook onze ftemme wilt verhooren, zoo bidden wy u met ootmoedigebelydinge, zeggende: Heilig! Heilig! Heilig! Heere God der heirfcharen: Hemel en Aarde zyn vol van uwe glorie en heerlykheid: maakt ons zalig in den hoogften. Gebenedyd is hy, die daar komt in den naam des Heeren. Maakt ons zalig in den hoogften. Ge-  43° • Gebeden onder de H. M'ijfe. Gebed, waar in de Memento, of gedagtenifje voor de Levendigen gehouden word. BArmhertigen God en Heer, ziet aan met genadige oogen, my, en alle die by deze H. Offerhande uwen grooten naam pryzen: en op dat myn gebed te kragtiger zy, verzoeke ik dat met 't zelve gevoegd zy de voorbiddinge van de Alderzaligfte Maget Maria, de H. Apoftelen, Martelaren, Confefforen en Maagden. Laat ö Hemelfchen Vader deze Offerhande, waar in uwen eenigen Zoon onbloedig word geofferd, myn ziele brengen met alle die hier tegenwoordig zyn, ten eeuwigen leven. 1. Ik bidde u ook, 6 Heere, datgy devoor•ftaanders uwer H. Kerke, zyn Paufelyke Heiligheid, alleBiffchoppen, Herders en Zielzorgers, verligten en regeeren wilt, op dat de zielen die gy haar hebt aanbevolen , door hare H. Leerin- •gen en Exempelen, tot het getal der uitverkoornen mogen werden gebragt, en namaals bezit- -ten het eeuwig leven. 2. Datgy de Hoofden des Aardryks den Roomfchen Keiz'er, de ChriftelykeKoningen, Vorften en Heeren,.welke uwe Goddelyke eere en H. Naam, tegen alle vyandelyke aanvallen zoeken tê befchutten en te befchermen, wilt in hunne kragt behouden en bewaren, en geeft haar eenigheid en uwe vrede (welke de wereld niet geven kan) op dat zy door uwe hand gefterkt, ftaande blyven tegen alle magtcn die uwe Kerk zoeken te beftryden. 3. Dat gy deze Stad en 't Land, myn Ouders, Vrienden cn Weldoenders, alle den geenen voor den welken ik fchuldig ben te bidden, en nog in dit leven zyn, tydelyke en eeuwige welvaart gelieft te yerleenen. Byzonderlyk bidde ik voor... geeft  Gebeden onder de H. Miffe. 431 ■geeft hem(haar) ó Heere, dooruwe milde goedheid 't geene zy begeeren, als zulks niet en is tegen uwe eere, en hare zaligheid. 4. Verders bidde ik dat gy alle zondaars tot waar berouw cn bekeeringe wilt opwekken: en alle die in zware bekoringen en tentatien zyn met uwe kragtige genade verfterken, en voor den valt wilt behoeden. 5. Dat gy alle Ketters, Heidenen cn Joden, wilt vcrligten en tot kennis van 't waaragtig Geloof roepen, en geleiden. 6. Gedenkt, 6 Hemelfchen Vader, dat uwen lieven Zoon Jefus Chriftus, ook voor de zelve de bittere dood geleden heeft, en dat hy voornamentlyk om de zondaren zalig te maken in de wereld is gekomen: geleid haar te zamen tot het gezelfchap der regte gelovigen, waar door zy uwe Vaderlyke genade en goedheid deelagtig worden, en uwen H. Naam in der eeuwigheid met u ware gelovigen mogen pryzen, loven, en danken: door den zeiven enzen Heere Jefum Chriftum, Amen. Tot de Elevatie, of opheffnge der H. Bof ie. WEeft gegroet, 6 mynen Zaligmaker en Verloifer Jefu Chrifti, myn hoop en toevlugt. Gy zyt dat eeuwig Woord des Vaders, gy zyt de ware Zoon van Maria, gy zyt myn God en mynen al. ö Jefu, gelyk gy aan de ltamme des Kruis aan uwen Hemelfchen Vader hebt opgeofferd, alzoo maakt my deelagtig van uw heilig Lyden door u waaragtig Lighaam cn Bloed in dit H. Sacrament, op dat het my eenteerfpyze zy, nu, en in dé uure mynder dood, Amen. Tot bet opheffen van den H. Kelk. WEeft gegroet ó waaragtige en levende Bloed, . 't welk uit de Heilige Wonden myns Hee- . ren  432 Gebeden onder de H. Miffe. ren Jefu Chrifti gevloeid, en met zyn H Lichaam in dit Sacrament vereenigd is. ó Grooten Schat! ó edele Bloedbad! waft en reinigd my van alle myne zonden, en geneeften verfterkt myne ziele ten eeuwigen leven, Amen. GEBED. fl A Lderzoetften Jefu, meteen valt geloof en -LX. waaragtig betrouwen bidde ik uaan, mynen Heer, na uwe Godheid en Menfchheid onder deze gedaante van Brood en Wyn: Ik bidde u ootmoediglyk, laat my ten jongften dag u onbedekt met deze myne oogen aanfehouwen, en onder het getal der gelukzaligen worden gerekend. Laat my met vreugde hooren uwe lieffelyke ftemme: komt gy gebenedyde. Ontfermt u mynder, ó Jefu ontfermt u mynder, en laat u bitter lyden en fterven aan my niet verloren zyn, en laat u dierbaar Bloed niet vergeefs voor my wezen uitgeftort, maar laat 't my en alle uwe Dienaren cn Dienareffen, verftrekken tot een verzekcringe der eeuwige zaligheid, Amen. Den Memento, of gedagten!s der Overledenen. ZYt gedagtig ögenadigen Jefu! alle de Zielen die in het ware geloof uit dit leven zyn gefcheiden : zonderlinge deze ... laat haar ó Heere gemeten de kragt en werkinge van deze Alderheugfte Offerhande, en de voorbiddingc uwer H. Kerke: maakt haar deelagtig uwe oneindelyke verdienften: ftort mildelyk over haar uit den regen der genaden van u Heilig Bloed, verligt haren brand, en verminderd hun pynen; neemt ■ haar op uit deze tydclyke ftraffe, tot de eeuwige ruft en vreugde des Hemels, op dat zy met alle Heiligen in u Ryk (en ik naar myn verfcheiden met haar) u mag loven en pryzen, met den Vader en den Heiligen Geeft, in alle eeuwen der eeuwen, Amen, j0t  Gebeden onder de H. Mijfe. 4 Tot den Pater nojler, bid met den Priejïer Onzen Vader, &e. VErloftons, ó Heere! van alle voorgaande, tegenwoordige en nog onbekende kwaden. Geeft genadiglyk vrede in onze dagen, 'door de voorbiddinge der zaügfte en glorieufe Maget en Moeder Gods Maria, door uwe H. Apoftelen Petrus en Paulus, en alle andere Heiligen: op dat wy door u hulpe en byftand uwer barmhertigheid, van alle zonden bevryd worden, en in alle ontroeringen en droefheid getrooft mogen wezen: door onzen Heere Jefum Chriftum uwen Zoon, die met u, en den H. Geeft leefd en regeerd, in alle eeuwen der eeuwen. De vrede des Heeren zy en blyve altyd by ons allen, Amen. Tot bet Agnus Dei. ö T Am Gods, die wegneemd de zonden des I u werelds, ontfermt u onzer. 6 Lam Gods, die wegneemd de zonden des werelds, ontfermtu onzer. 6 Lam Gods, die wegneemd de zonden des werelds, geeft ons vrede des tyds, der herten, en der eeuwigheid. Bereidinge tot de Geejlelyke Communie. 6 Agtmoedigftenjefu, dewylgy ons toeroept £Lu met deze woorden: Komtalletotmy, die belaft en beladen zyt, en ik zal u verkwikken: Daarom trede ik met een ootmoedig en betrouwend herte totu, en begeere myuwes H. LighaamscnEloeds, uwe Godheid en Menfchheid in deze H. Offerhande en H. Sacrament zoo veelmy mogelyk is, deelagtig te maken, en de fpyze der Engelen geeftelykerwys te genieten. Komt ó Jefu, komt in myn herte, en vervuld het zelve , verkwikt myn ziel door de geeft van uwe gratie , T want  434 Gebeden onder de H. MiJJe. wantgy haar leven en voedzel zyt: vergeeft my alle myn zonden en onvolmaaktheden: neemt van my alles dat my af keerd vanu, want ik ben gewond, 6Jefu geneeftmy; ik ben zwak en afgemat, verfterkt my: ik ben verblind, verligt my: ik ben onwetende , leerd my: ik ben hongerig, fpyftmy: ikben dorftig, laafdmy: ik ben vuil en bezoeteld, reinigd my: alle myn zonden zien en bekenne ik, ö liefften Jefu bekeerd my, verders beftierd en regeerd my: bereid u een waardige woninge in my, waar door gy altyd blyft in my en ik in u; gy die leefd en regeerd met den Vader en den H. Geeft, in alle eeuwen der eeuwen, Amen. Tot Domine non fum dignus, 6 T TEere, ik en b'en niet waardig datgy komt JLjL onder myn dak, maar fpreekt alleenlyk een woord, en myn ziele zal gezond worden. öHeer, ik en ben nietwaardig dat gykomt onder myn dak, maar fpreekt alleenlyk een woord, en myn ziele zal gezond worden. ó Heer, ik en ben nietwaardig datgy komt on' der myn dak, maar fpreekt alleenlyk een woord, en myn ziele zal gezond worden. Gedenkt hier dat gy met den Priejler Communiceert , en zegd: Het Lighaam ons Heere Jefu Chrifti, bewaard myn ziele ten eeuwigen leven, Amen. GEBED. 6 TTEiligeMaaltyd, in de welke Chriftus genut JL JL en gedagtenis van zyn bittere Paffie gehouden word, daar de ziele met gratie vervuld; en ons een pand der eeuwige glorie gegeven word. ö Chrifti Jefu, waft en reinigd my van alle zonden door u Heilige Bloed; verleend my de gena-  Gebeden onder de H. MiJJe. 435 f nade', datmyn ziele, als zy van myn lighaam zal I fcheiden, zuiver en onbevlekt voor uwen Regterftoel mag vérfchynen, Amen. Ziele Cbrijli, öfV.- ziet pag., 252. Dankzegginge na de Geejlelyke Communie, ö TEfu! fchoonheid myn'er oogen, liefde van ■ myn hert, vriend en vrede myn 'er ziele ; *J u danke ik in der e euwigheid, u 1 ove e n pryze ik uit alle myn kragten, dewyl gy my uwe onwaardige Creature, met u H. Lighaam en Bloed! I geeiielykerwyze gefpyft, en uwe Hemelfche Maaltyd hebt deelagtig gemaakt, ö Gy mynen Zaligmaker, myn God en Al, door deze ongemeten liefde neemd van my af alles dat u in my' mishaagd: vernieuwd mynen geeft, vervuld myn ziel met uwe gratie, ontfbnkt mynen wil met het vuur uwer liefde, en maakt die uwen alder: heiligften wille in alles gelyk, veranderd my 4 voorts geheel in u: op dat ik eens waarlyk mag s uitroepen: ik leve; doch nu niet meer ik, maar 1 Chriftus leefd in my. Tot de Colletlen. HOezaliku, ö Alderliefiten Jefu! vergelden de groote weldaden die gy my betoond, dat I gy myn deze alderheiligfte Offerhande hebt deelI agtig gemaakt, waar by ik de gedagtenis van u biti ter Lyden en Sterven heb vernieuwd, ö Jefu! alI leswatinmyis, moet uwen alderheiligften Naam I eeuwig' loven en pryzcn; ik bidde u door u oné eindelyke goedheid, laat my de kragten wer| kingen van dit eerwaardige Sacrificie altyd ontfan3 gen: reinigd my meer en meer van myn zonden, t roeid uit myne zinnelyke begeerten, vermeerderd ü my uwe gratie én gaven, befchermd my in alle I aanvegtingen en heimelyke vervolgingen,en door I uwe liefde die gy aan 't Menfchelyk geflagt beT 2 toond,  436" Gebeden onder de H. MiJJe. toond, verleend my dat ik in 't einde myns levens, met de Heilige Sacramenten gefterkt zynde, in't ware Geloof, vafteHoop, cn volmaakte Liefde uit deze wereld fcheide, om u mynen Heere, met den Vaderen den H. Geeft te pryzen in alle eeuwen der eeuwen, Amen. Tot de Benediclie. Ons zegene en gebenedyde den Almagtigen God Vader, Zoon en H. Geeft, Amen. Het H. Evangelie van St. Jan. IN den beginne was het Woord, en 't Woord was by God, en God was het Woord. Dit was in den beginne by God. Alle dingen zyn door dat gemaakt, en zonder dat en is niet gemaakt. En 't geene dat 'er gemaakt is was 't leven, en het leven was 't ligt der Menfchen, en het ligt fchynd in de duifterniffen, en de duilterniffen en hebben dat niet begrepen. Daar heeft geweeft eenen Menfch gezonden van God, wiens naam was Joannes. Dezen is gekomen tot getuigeniffe, om dat hy getuigeniffe zoude geven van het ligt dat zy alle door hem geloven zouden. Hy en was 't Ligt niet; maar om dat hygetuigenuTe zoude geven van het ligt. Het was een waaragtig ligt 't welk verligt alle Menfchen komende in deze Wereld. Het was in de Wereld, en de Wereld is daar door gemaakt, en de Wereld en heeft het niet gekend. Hy is gekomen in zyn eigen, en de zyne en hebben hem niet ontfangen. Maar alle die hem ontfangen hebben dien heeft hy magt gegeven Gods Kinderente worden de geenen die in zynen naam geloven: de welke niet uit den bloede, nog uit den wille des Vleefch, nog uit den wille eens Mans, maar uit God geboren zyn. En't Woord is Vleefch geworden, en 't heeft onder  Gebeden onder de H. MiJJe. 437 der ons gewoond, en wy hebben zynen glorie gezien: een glorie als van den eenigen geboren Zoon van den Vader, vol van gratie en waarheid. Lof zy u Chrifti. Gebed tot Bef uit. HEmelfchen Vader, ontfangd van my dezen fchuldigen dienft, die ik u in deze tegenwoordige Offerhande heb opgedragen: vergeeft my alle mvne zonden en traagheden, die ik hier in hebbe" begaan: ik beveele my aan u, ö Heer, tegenwoordig en ten allen tyden, Hellende my geheel en al in de handen van uwe Goddelyke barmhertigheid. Kragtig Gebed, om een zalige Dood. Oeden Heere Jefu, door ubenaauwdheid en T bloedig zweet, dooru geeffelinge enkrooninge- doof uw laatfte woorden aan 't Kruis: en bifteredood, biddeik, ójefu, bewaardmyvoor een haaffige dood, verleend my tyd tot boete en bekeeringe, op dat ik in uwe gratie verfchyne, tot zaligheid, Amen. Bewaard, befchermd, beftierd, enregeerdmy GodVader, Zoon, en H. Geeft, Amen. Ben ander manier om devotelyk MISSE te hooren. Door korte meditatiën en vierige Affectien, en het bitter Lyden en Sterven ons Heeren. Voor de H. MiJJe, eer den Priefter aan den Altaar is. Gedenkt aan het laatfte Avondmaal, daar Christus het H. Sacrificie der Miffe tot een eeuwige Offerhande heeft ingefteld, en zyn zei ven tot een fpyze onzer zielen heeft nagelaten, Matth. 26. T 3 AF-  438 Andere maniere om Miffe te hooren, AFFECTIE. ZA1 ik dit weldaad en liefde niet dankbaarlyk gedagtig zyn? in alle plaatzen word heden uwen naam Sacrificie gedaan, en een zuivere Ofierhande geofferd: ö Heere! Ma/ach. i. n U zal ik offeren het Sacrificie des lofs, en des Heeren Naam aanroepen. Pfalm 115. 7. Gy hebt myn God, een gedagtenis uwer wonderwerken opgeregt, en dien fpys gegeven die u vreesden. Pfalm 110. 4,5. Gyhebt in myn aanfehouwen een Tafel bereid, tegen de geene die myn kwellen. Pfalm 22. j. Als gy de uwe, ö Chrifti Jefu beminde: hebt gy haar tot den einde toe bemind, Joan. 13. Ah den Priefer onder aan den -ooet van 't Altaar Jlaat, en de H. Miffe begind. Overdenkt hoe Chriftus van 't Avondmaal met zyne Difcipelen in den Hof Gethfemani gegaan is, hoe hy aldaar gebeden, en doorbenaauwdheid Water en Bloed heeft gezweet. Luc. 22. AFFECTIE. EN ik ö Heere zoude begeeren in dit leven van alle benaauwdheid en droefheid bevryd te zyn? alzoo waaragtelyk als de Heere leefd, op watplaatze gyzyn zult, daar zal uwen dienaar wezen. 2 Keg. \$, 21. Maar my is goed den Heere aan te kleven, te ftellen in den Heere God myn hope. Pfalm 72.28. Den 42. Psalm. Die den Priefer hier fpreekt, is een Gebed Davids in benaauwdheid, angjlen en droefheden. OOrdeeld my Heere, en onderfcheid myn zake van dat onheilig Volk, van den bozen en bedriegelyken Menfchen verloft my. Want gy zyt God myn fterkheid, waarom hebt  lm» Meditatiën op't LydenCbriJli. 439 hebt .7 my verftoten, en waarom ga ik droevig my geS, enggebragt tot op uwen Heiligen GWaarom zyt gy droevig myn ziele? En waar- 0mHoeoït in Vol want ik zal hem nog belyden den Zaligmaker myns aangezigts, en myn God. Als den Friejler weder optreed en den Autaar kujt. Denkt hoe Chriftus den meinecdigen Judas, den kus (een teken des vredens) niet geweigerd enheeft, hoewel hem kennelykwas, dat hy hier door ter dood wierd geleverd. Matth. 26. 49. A F F E C T I E» ZOude ik u insgelyks ö Jefu, met eenen kus, metdewelluftenvan een oogenblik, cnonbehoorlyke liefde tot eenige Creaturen verknopen? Den Heere wil my genadig wezen, dat ïK dit niet en doe. 1 Kon. 24. 7. Wat heb ik op den weg van Egypten, dat ik onklaar water begeere te drinken? Jerem. 2. Gyzult, öGod, uwe vrienden laven : zy zullen dronken worden van de overvloedigheid uwes Huis, en met den vloed uwer welluftigheid, zult gy ze dronken maken. Pfalm 35. 9- Want wat heb ik in den Hemel? en zonder u: wat heb ik gewilt op de aarden? Pfalm 72. 25. Ik zal een genoegen hebben: Ik zal verzaad worden als u glorie haar openbaard. Pfalm 16.15. Tot den Kyrie eleyfon. Overdenkt hoe Petrus den Heere uit vreze T 4 van  40 Andere maniere om MiJJe te hooren èrtcrftonCïeiyk refpenS fal hem den Zoon des Menfchen fchamen als hy komen zal in zyn Majefteit, en des Vaders, en der Heiligen Engelen. Luc. 9. 26. 6 jeiu, nu en ben ik niet waardig genoemd te wor- u mynder. PJalm 24. iö. Ik zal u belyden in de Pjalm^^' 611 U bf Zingen 'm de Naticn' Als Gloria in Exceljis word gelezen. Overdenkt de vreugden der Joden, in de verfinaadheid en pyninge Chrifti. AFFECTIE. ACh wat boze enydele vreugden fcheppen de menfchen uit hare zonden, en onderdrukKen hunnen naaften. Die my plagen zullen vrolykzyn, als ik onderga, ó Heere! Maarik hebbe op u barmhertigheid gehoopt. Pfalm 12. ö. Als den Priefer ter zyden het Altaar gaat: leef de Colteften, Epiftel, &rV. Overdenkt hoe Chriftus van Annas tot Caïphas wierd gezonden, envalfchelyk aangeklaagd: den harden kinnebakflag met de yzere handfchoen, die hy aldaar heeft ontfangen; hoe de Krygsbenden hem befpogen, geflagen en grouwelyk hebben getrafteert Joan. w. en 19. 1 AF-  door korte Meditatiën op 't Lyden Chrifti. 44* AFFECTIE. GYhebt ó Tefu! alles zoo geduldiglyk geleden, en ik en kan geen eenig woord t'uwer liefde met geduld er! ftilzwygendheid verdragen? Wie zal mynen mond een bewaringe geven, en oo mvn lippen eenen zekeren zegel, dat ik door ÏPeniet en valle, en dat myn tonge my niet en verderven. Eccl. 22. 23. Tot het Evangelie. Overweegd wat Chriftus om het H. Evangelie dat hy gepredikt hadde, heeft moeten lyden; hoe hy va! Pilatus tot Herodes is gezonden en van Heiodes weder tot Pilatus en hoe de boze Joden niet nalieten hem aan te klagen. Luc. 23. AFFECTIE. HOe weinig, ó Jefu! laat ik my de jeere van hetH Evangelie, 'twelku zoo duur heeft a^n tPv herten -aan? hoe zelden en onagtSSfho«5SktóSl««» hoetraagelykkomik Set Live na ? en met wat een kleinen lever onde-fta ik my die te overwegen, en met andere d^an^tSreken? mynziel ó Heer? isnunietbfieng, want u woord heeft my levende ge.' ^nnKnVeVel: Ik zal de boze uwe wegenkere^ W°Dt"ho{lXn^ vanu Wet en ben ik niet afgeweken. PJ. 118. 52Als den Credo gelezen, of gezongen werd. Denkt wat fmertde Moeder des Heeren indezen bedroefden ftaat van haar beminden Zoon, heeft omvangen, en hoe volftandig*zy ^ doen haar nog in 't zelve gedragen heelt. ^ p. T 5  442 Andere maniere om Miffe te hooren, AFFECTIE. WAaragtigis uwe droefheid, ögebenedyde onder de Vrouwen, groot geweeft gelyk de zee, evenwel is byu het geloof, de hoop, en liefdejniet verminderd: vaftelyk hebt gy geloofd, dat gy zoud zien de goeden des Heeren, in 't land der levendigen: op God hebt gy u hoop geveft, cnzyt niet befchaamd geworden: Hem hebt gy bemind uit geheel u herte, uit geheel uwe ziele, en uit alle ukragten. Door uvoorbidden, ö Moeder des Heeren, vermeerderd in my het geloof, fterkt myne hoop, en volmaakt myneliefde> want gy zyt een Moeder derfchoone liefde, en der vrezen, en der kenniflen, en der heilige hope. Eccl. 24. 24. Tot het Offertorium, als den Priefter het Brood en TVyn opofferd. Bedenkt hoe bereidwillig Chriftus, om alles voor ons te lyden: hem aan zynen Hemelfchen Vader heeft opgeofferd. AFFECTIE. EN ik begeer my niet tot eenig lyden aan God te prefenteeren: nog op te' offeren: maar nu zegge ik ö Heere! Ik ben bereid tot de geeflelen, en myne pyne is voor n(Wn aaisgezigt altyd-. Pfalm 37. 18. Gebied Heere uwe kragt; maakt ftandvaftig 't geene dat gy in ons gewrogt hebt. Pfalm 67. 29. Als den Priefer zyn handen uoajcht. Denkt hoe Pilatus door de waffchinge zyn 'er handen, de uitterlyke fchyn der onfchuld alleen heeft gezogt, doch met 'er daad evenwel de zonden niet en heeft vermyd. Matth. 27. 24. HA F F E C T I E. Oeveelen menigmaal zoek ik, ö Heere, na den uitterlyken fchyn der deugden, en be- yver  door korte Meditatie» op V Lyden Chrifti. 445 yver my.zoo weinig tot de ware innerlyke vol- m if?dat'ik my zeiven regtvaardig maken Wil, zoo zalmynen mondmy verdoemen entoonik mvoïSzoozalhybewyzendatikkwaadben. Voond my Heer u wegen, en leerd my uwe paden. Pfalm 24. 4» Als den Priefer hem omkeer d tot bet Volk, zeggende: Orate Fratres. Overweegd hoe Pilatus Chriftum naar de geesfehïge en krooninge in een fcottelyk^purperen kleed aan het volk vertoonde, en fprak. Ziet den Menfch. Joan. 19-5- AFFECTIE, fi TEfu' hoe zal ik voor uwe oogeninden jongI ften dag beftaan, als gy(dieik zoo zwaarJ ïvk door myne zonden heb vertoornd) als eenen Re?ter der levendige en der dooden, voor dc oeheele Wereld zult verfchynen? Wie geve my dk dat gy my in de helle befchermd en my verber'gd, tot dat uwen razenden toorn voorby ge- gaMvny'er7ziele verdriet haars levens, ik zal myn fwake tegen my laten gaan, ik zal fpreken in de Stteriieid myn 'er zielen. Ik zal God zeggen; en wilt my niet verdoemen. Job 10. 1, 2. Tot bet SanBus. Bedenkt hoe de woedende Joden, die voor vyf dagenter eeren Jefu, riepen Hofanna, datelyk daar naar zoo onophoudelyk fchreeuwende, Kruifthem, Kruifthem. Matth. 27. 22. AFFECTIE. ACh wat Menfchelyke ongeftadigheid, wee my, daar ik heden fpreke; dat ik in eeuwigbeid niet zal beweegd worden: en terftond daar T 6 ****  444 Andere manter e om Miffe te boor en, tem S£.***met de Joden roepcn •' Kruift benT> • Opu, ÖHeer! zal ik nu vaftclyk vertrouwen weeft gy myne hulpe: volmrakt myn gangen in P/S S'j voetftaPPen niet Oberen. Naar bet SanBus, voor de Elevatie. Overdenkt hoe Jefus van alle zyn Difcipelen verlaten, met het Kruis beladen/na den Berg Calvanen is geleid. Joan. 19. 7. fr AFFECTIE. 6 TEfu! op uw' Maaltyd, in welvaard, in vreu»I clenendiergelyke, daar gy myn herte vcr- T. heugd, hang ik u vaftelyk aan, en ben bereid te loopen in den weg uwer geboden; doch uwen Kruisweg, gaan ik onwillig met u in, en om dictemyden,hebiku, ö Jefu geheel verlaten en neem met ter herten deze uwe vermaninge ■ is't dat'er niemand wilkomennamy, die verloochene zyn zelve, en neemt zyn Kruis dagelyks 00 en volgd my. Luc. 9. 23. F> ó Minnaar van myn ziel, geeft my de gratie dat ik met Petrus zonder vermetelykheid mag fpreken: met u ben ik bereid tot in der dood te gaan; want met u, ó Jefu te fterven, is in der waarheid leven. Trekt my, ö Jefu! wy zullen u nalopen in den reuk van u zalven. Cant. 1. 4. Als de H. Hojlie moord opgeheft. Gedenkt hoe Chriftus met handen en voeten aan het Kruis genageld, de geheele Wereld tot een fpectakel is voorgefteld. AFFECTIE, ft TEfu! gy hebt gezeid, als ik zal verhoogd f worden zal ik alles tot my trekken; trekt *^ my  door korte Meditatiën op V Lyden Chrifti. 44^ •my heden totu, en vereenigd my alzoo metu, s dat ik met 'er waarheid mag fpreken: Wie zal ons fcheiden van de liefde Chrifti? tribulatie of benaauwdheid, of honger, of naaktheid, of'pcrykel, of vcrvolginge, of zwaard. Kom. 8. 35. Ik ben zeker, dat nog dood, nog leven, nog Engelen, nogHeerfchappyen, nogkragten, nog tegenwoordige, nog toekomende dingen, nog fterkheid, nog hoogte, nog diepte, nog geen andere Creaturen ons en zal mogen fcheiden van de liefde Gods, de welke is in Chrifto Jefu onzen Heer. lbid. 38, 39. ö God, onze Befchermer, zietopons, en ziet in 't aangezigt van uwen gezalfden. Pf. 83. 10. Keerd u aangezigt van myn zonden, en alle myne boosheden wilt uitwiffchen. PJ. jo. 1i. Als den Kelk opgeheven word. Overweegd hoe overvloedig uit de H. vyf Wonden Chrifti, het dierbaar Bloed tot afwasfchinge onzer ziele is gevloeid. Joan. 19. 34. AFFECTIE. MEer en meer, ó Heere wafcht my metu H. Bloed van myne ongeregtigheid, en van myn zonden zuiverd my. Pf. 50. Na de Elevatie. Bedenkt hoe fchrikkelyk de duifterniffen in de Kruiffinge Chrifti zyn geweeft. Matth. 27. Hoe veel fchrikkelyker zyn de duifterniffen der hellen, Matth. 25. 41. AFFECTIE. LAatmy toe ö Heer, dat ik een weinig mag mynpynebeweenen: Eerdat ik ga, en niet weder en keere tot dat duifter land, en bedekt metdc duifterheid des doods. Job 10. 20, *'!'. • T 7 (ir-  44ö Andere manlere om Mijfe te hooren t Gebed -voor de Overledene Zielen.. HEere Jefü Chrifti, Koning der glorie, verloft de Zielen aller Gelovigen van de pyne desvuurs, en uit den diepen poel: verloft haar uit de klaauwen des helfchen Draaks, en laat haar brengen van den H. Aards-Engel Michaël tot het zalige ligt, dat gy in voortyden aan Abraham en zynen zade, hebt beloofd in der eeuwigheid, Amen. Ttt den Pater nojler, bejlaande in zeven deelen. Overweegd hier op de zeven Woorden Chrifti, dichy aan het Kruis hangende, heeft gefproken. AffeBle op de zeven Woorden. ZA1 ik niet, 6 Jefu! gewillig Vergeven alle myne vyanden ? om van u te mogen hooren dat ik met u in het eeuwig Paradys zal zyn, enblyven? En zoude ik niet gaarne een zoon van uwe Moeder zyn? 6 Wat eer en trooft is het my, dat ik Maria op u woord tot myn Moeder hebt verkregen. Gy ó Jefu, hebt gedorftna myne zaligheid, en zoude myn ziele hier en tegen niet dorlten na u, die zyt het levende Watèr, de Fonteine aller genaden en eenig goed? Wat is doch in den Hemel of op der aarden, dat buiten u my verkwikken of verzadigen kan ? ó God ik fchyne zomtyds in myn lyden van u verlaten te zyn, doch haaft is het volbragt, en heeft een einde, gelyk alles op der aarden een einde heeft: Daarom, ó Vader! in uwe handen beveele ik mynen geelt Luc. 23. 46. Tot het Agnus Oei, en Domine non fum dignus. • Denkt hoe de Ziele Chrifti, van het Lighaam is verfcheiden. Matth. 27. is» A F* Ttt den Pater nojler, bejlaande in zeven deelen.  door korte Meditatiën op 7 Lyden Chrifti 447' AFFECTIE. ACh hoe zal myn ziele zyn als zy uit dit leven zalverfcheiden? Enals zygaan zalm thuis der eeuwigheid. Ecelef. 12. 5. Gebed van den ff. Auguftinus, Manual. Cap. 23. 6 TEfu, al myn hoop beftaat in uwe bittere 6 T Dood: u dood is myne toevlugt mynzaJ li-heid, myn leven en opftandige. Ik kan ni« verfth ilcken over de veelheid myn 'er zondeal Sfaaiiuwedoodbegintegedenken, want alle myne misdaden konnen die niet overwinnen ?7e Roeden, Nagelen en groepen my toe dat ik in der waarheid, o Je^'^hPmiSde verzoend, alsikumaarbenunne. ÓGybemmde van mvn herte, zoude ik u niet meer beminnen? TJT*il is ^ gefchiedT' da^9AZZon4ae-mge: nen Beminden met een Lancie, o Longme^ ge ooend is, daar wil ik in gaan en ruften. Dit is mvn rufte in der eeuwigheid der eeuwigheden,. SerzaHk wonen; wantikhebbe deze verkoren. Pfalm 131. 14- Tot de Communie des Priefters. Gedenkt dcBegraveniffe Chrifti. Joan. 19. 4Pprefenteerd hem u hert tot een Graf. AFFECTIE. ACh mogt doch myn herte een waardig Graf zyn van het eeuwig levende Lighaam mynsHeere Jefu Chrifti! ÖHeer, gy die luft hebt met !teKinderen der Menfchen te zyn, en zegd, dat tl ftaat voor de deure des herten, en klopt aan: Ie" ziet ik trek af de grendel van mynJierte maakt het op, ö Heere, en gaat in t Tabernakd myns Huis, op 't bedde van mynder ruftplaatze. Pfalm 131» 3» ^Qt.  448 Andere maniere om MiJJe te hooren, Tot de laatfe ColleBe: of Gebed, dat overluid van den Priefer gelezen word. Gedenkt de vrolyke Opftandinge, en VerryzenifTe Chrifti. Matth. 26. 16. AFFECTIE. WAnneer zal ik, 6 Tefu! insgelyksten eeuwigen leven opftaan, wanneer zult gy het lighaam myn 'er nedrigheid, weder tot zyn herftellinge brengen: dat het gelykformig zy het lighaam uwer klaarheid, myn ziele heeft dorft gehad tot God, den magtigen levenden: wanneer zal ik komen en openbaren voor 't aanfchyn Gods. Pfalm 41. 3. Als den Priefer den Zegen of BenediBie geeft. Gedenkt hoe Chriftus zyne Difcipelen den zegen heeft gegeven, als hy opgevaren is ten Hemel. Mare. 16. 19. AFFECTIE. ZEgend my, 6 Tefu, en geeft myn ziele kragt om haar van deze aardfche dingen af te trekken, en te zoeken dat hier boven is, alwaar gy myn liefde, myn vreugd, en mynen Al, zit aan de regterhand van uwen Hemelfchen Vader. Zalig zyn zy die in u Huis wonen, in de eeuwen der eeuwigheden zullen zy u loven. Pf. 83.5. Opofferinge. NEemd aan, ó Hemelfchen Vader, deze alderheiligfte Offerhande, in de welke uwen eenigen Zoon aan uis opgeofferd: Ikbiddeuwilt al het geene dat.my in deze devotie heeft ontbroken, door zyn bitter Lyden en oneindelyke verdienften vervullen, want daar ftaat gefchre-ven: Ziet daar 'tLam Gods, ziet daar den geenen die afneemd de zonden der Wereld. Joan. i. 29» Lief-  Aandagtige Oefeningen en Gebeden. 449 Lieffelyke Zugten, van den H. FRANCISCUS XAVERIUS. o Od! u min ik niet hierom, VJ Dat ik daar door ten Hemel kom, Ook niet, ora als ik uniet min, Het eeuwig vuur der hellen win. De Liefde die my minnen doet, Komt door u Paflie, Jefu zoet, U Kruis, en Nagelen, Lancywond, Spot, fmaad, blafphemi voor myn zond. Groot was u angft, en droef gemoed, U zweet dat wierd als drupp'len bloed, Gy ftierf voor my met groot bezwaar, Daar ik eilaas vol zonden waar. Wel zoud' ik hier en tegen ziet, U lieven Jefus minnen niet? Niet om dat gy my zalig maakt. Of dat my vrees der hellen naakt. Ook niet dat ik belooning wagt, Of op des Hemels vreugden agt, Alleen daarom om dat gy myn Bemind, wil ik u minnaar zyn. Myn Heer, myn God: gy Jefu zyt, Die ik myn hert geeft t'aller tyd, Amen. Aandagtige Oeffeningen, en Gebeden voor alderhande Perfoonen, om zoo wel in gemeene als particuliere noden te gebruiken. Korte en aandagtige Meditatiën, op V Gebed ons Heeren. ONzen Vader, gy die door u ongemeten goedheid , zonder eenigc onzer verdienften, ons uit niet, naar uw' Evenbeeld hebt gefchapen: en doen wy om onze zonden tot de eeuwige  450 Aandagtige Oefeningen en Gebeden. ftraffen waren verdoemd, dooruwen eenigen geboren Zoon wederom hebt verloft, en tot Kinderen des eeuwigen levens gemaakt, zoo dat gy ons meer als Vaderlyk bemind; Ach mogten wy u ook onzen liefhebbenden Vader alzoo eeren en beminnen, dat wy mogten waardig zyn u Kinderen genaamd te worden. Die daar 'zyt in den Hemel, na uwe glorie en heerlykheid, alwaar duizendmaal duizende Engelen u dienen, entienduizendmaal honderdduizende u oppaffen, wy egter ellendige Kinderen van Eva, lopen hier als dwalende Schaapjes in dit dal der tranen; totu (6 Vader! die daar zyt in de Hemelen) roepen wy zugtende en weenende, hoord, dog, en verhoord het droevig fmeeken en klagen uwer Kinderen, trekt onze herten en gemoederen van hier tot u; op dat wy eens zekerlyk onzen wandel trooftelyk by u hebben in de Hemelen. Geheiligd zy uwen Naam, in ons, die heden in hem zelve geheel heilig en glorieus is. Geeft 6 Vader, ons deze gratie datwy in alle plaatfen, en tot allen tyden uwen Heiligen Naam belyden, en behoorlyk mogen eeren en verheffen, want van den opgang tot den ondergang der Zonne is 't redelyk uwen Naam te loven en te pryzen. ' Ons toekome u Ryk, en neemd gy onze herten en gemoederen geheel in, met uitfluitingen van alle werken, die het vleefch, de wereld, enden duivel daar zoeken in te voeren. URyk, ó Hemelfchen Vader, is een Ryk der genaden, door het welke wy tot het Ryk der eeuwige glorie, en heerlykheid komen. Uwen wille (boven het welke niets beter wezen kan).gefchiede, gelyk In den Hemel, onder de Engelen en Uitverkoornen; met haar grootfte vreugd  Aandagtige Oefféninge en Gebeden. 45* vreugd en welbehagen: alzoo ook ep der Aarden, onder de menfchen met volkomen overgevmge en refignatie onzer wille in uwen wille: zoo wel "in tegenfpoed, als in voorfpoed en geluk, zoo wel in droefheid, als in vreugd: zoo wel m ziekten, als gezondheid: alzoo dat verdelgd en te niet moet worden gedaan alles wat tegen uwen Goddelyken wille ftrydig is. Ons dagelyks Brood, niet alleen daar hetlighaam van word gefpyft, maar ook het geene daar van de ziele gevoed word, namentlyk u levendmakende Woord, en het Brood der Engelen: {geeft ens beden.) Ziet dog aan, ö Vader! de groote armoede van uwe Kinderen, en gedoogd niet dat zy door behoeftigheid, van daagelykfche nooddruft verfmagten, of vergaan, naar lighaam en ^Vergeeft ons, genadiglyk, öaldergoedaardigfte Vader: onzefcbuld, die overvloedig grootiss en voortkomt van onze zware en menigvuldige zonden voor de welke wy arme zondige menfchen, niet'uit ons zeiven, tot vergiffeniffe konnen doen; daarom verzoeken wyootmoediglykuwe oneindelyk barmhertigheid, en bidden om genade , dat door de zelve onze fchuld mogt worden vergeven, {als wy vergeven onzefcbuldenaren) die ons menigmaal beledigd hebben en tegen ons misdaan. Milden Vader, wilt de hardnekkigheid onzer herten vermurwen en opwekken, waar door wy al te zamen met malkanderen in dc liefde van uwen H. Geeft, op het volmaakftc mogen vereenigd worden. . . En leid ons, gebrekkelyke Menfch en, mettnbekoringe, waar door wy ligtelyk mogten overweldigd worden: het verleidende vleefchftreeld ons, dcbedriegelyke wereld lokt ons aan, den liftigen Satanbeftrydons, en onderftaan haar gezament-  4J2 Aandagtige Oefeningen en Gebeden. lyk om ons van u, ó Vader, af te trekken. Gv 1 alleen zyt onzen toevlugt en fterkte, waar od wy ons betrouwen ftellen: daarom wilt niet toe- ■ laten o Heere , dat wy t'eenigen tyd boven ons veimogen worden getenteerd, en aangevogten. Maar verloft ons van den kwaden, ria ziel en li Od der barmhertigheid, God der genade VJ en vertrooftinge, die u over de droefheid uws Volks ontfermt, en den flaanden Engel bevolen hebt zyn hand in te houden; wy bidden u om de liefde van uwe glorieufe Moeder, wiens minnelyke Borften gy tegen het fenyn onzer zonden, gezogen hebt, geeft ons de hulpe uwer , genaden; op dat wy van alle Peftilentiale ziekten en onvoorzienige dood mogen bevryd zyn, en van alle overval des verderfs genadiglyk verloft- gy die leefd en regeerd met den Vader, en den Heiligen Geeft, in alle eeuwen der eeuwen, Amen. Voegd hier by De Litanie van de H. Moeder Gods. pag. 302. Dagelykfche Getyden en Gebeden van St. Barbara.. t*E- 359 V 4 Gf"  Jft . Gebeden der Chr ijlenen, &c. ChWftOD dat wy vaardig worden de beloften GEBED. ALmagrigen eeuwigen God, die door de verdienften van denH.Sebaftiarms n™u Peft en periculeufe ziektens bevryd mogenwï den: door Jefum Chriftum onzenHeSefAmeT Gebed in omeder van Donder, Blixem, Storm- ' winden, en diergelyke noden. m!Ï& Tp^f u en zal Seen kwaad komen &c ,BS*» FM» 90. Die daar woondindeh'S des Alderhoogften, &c. pag. A6i tamaemP^ GEBED. BArmhertigeneeuwigen God, die de elementen en alle Schepfels in uwe handen 1 eken naar u welgevallen haar alle beffierd: 4 dië de zondaren uwe ftemme met verfen nkkin-e laat hooren, en verfchoond die Heere de welke u vrezen; wy bidden u ziet genadig aan onze yvcrige gebeden, en houd in deze verfchrikS dte^underll,agen' tfthadelyke Blixemftraïen der wolken deze onftmmige Stormwinden bederfelyke Stortregen: laat dit fchromelyk On- we-  Gebeden der Cbrijlenen, &c. ASS < Weder hem veranderen tot uwen lof en eeuwige Srie ; keerd genadig af van uwen huize en volk 'alle kwaad, en bedervend Onweder: op dat wy Swen grooten naam altyd mogen loven en pryCen: door Chriftum onzen Heere, Amen. Kyrieeleifon. Cbrijliekifon. Kyrie eleifon. Onzen {Vader, ö*. Weeftgegroet, &c. Ik geloof, &>c. Gebed der Kerke. ö T TEere, wy bidden u wilt van uwen huize STL verdryven alle verleidende geweld der boze -eeften, en keerd genadiglyk af alle fchadcn en Onweder des lugts: door onzen Heere Jefum Chriftum, Amen. Gebed tot de H. Moeder Gods, en alle Heiligen. 6 Lorieufe Maget Maria, fchoone en heerly\J ke Sterre der verzoeninge des Menfchelyken "-cflagts: Moeder der genaden, die den toorn des "Hemelfchen Vaders, door de opoflennge van uwen gebenedyden Zoon Jefus Chriftus hebt eeftild ó Gebenedyde Moeder des Heeren, en alle Heilige Apoftelen, Martelaren, Belyders, en Maagden: met alle lieve vrienden en uitverkoornen Gods, komt ons te hulpe, op dat door u voorbidden dit fchromelyk Onweder mag overgaan • houd in door u gebeden de uitgeftrekte hand des Heeren, op dat hy ons in zyn gramfchap niet en verflaat, en verders eeuwiglyk van hem komt te verftoten, Amen. De Litanie van dc H. Moeder Gods, met het gebed, pag. 291. GEBED. jpOcl Hemelfchen Vader, ö God Zoon en VJ God Heiligen Geeft, wy bidden u wilt van denhogen Hemel uwen Goddelyken zegen over ons nederftorten, over onzen Huize, Akker, V 5 Wyn*  tfö Gebeden der Cbrijlenen, 2 ' Bhxem> Hagel en Stormwind: wederitaat en vernietigd alle helfche magt, en bat ïan °aïeeLUWe b^herminge als lieve& kinderen Uwïio^hLlH °P dat w? nu en eeuwiglyk uwe goedheid mogen pryzen, Amen. Gtfri *r Kerke in Buurten en Hongersnood. WY^enu' óiIeere! wilt ons ootmoedig J*T êfbedgewenfte kragten werkin-e^even ren, op dat de herten der fterffelyke Menfchen nede'Sen ° ^ van uwe s*£ ss^ODhÓ^nn,d001'UWe ontfermenifle wedertum° Amen door onzei> Heere Jefum Chris- Gebed der Kerke, om geivenjlen Regen. 6 Cï°*' door de WeIke wy leven, gaan en wcnftpn R3n: geeft°ns eenendienitelyken en geWcniten Regen, waar mede wy door u te°-en- woordigenhulpevolkomengeholpenzynde om ÏÏbiS^ ë°ederen émi^ aaCuden^ Ameli °nZen Heerc Jefum Chriftum; Gebed der Kerke, om fchoon Weder. VErhoord, ó Heere ons gezugt en jrefmeek door «t welke wy tot 5 roepen: vlrieend cp ons onderdanig en ootmoedigbidden S en vrugtbaar Weder, (vermits* wy met Onweder om onze zonden worden geplaagd) en nu door de voorkominge uwerbarmhatigheid, ge- s&sö; iSeipen door £  in partfcuiïere Noden: 4^7 Geheim particuliere Nodend Ongelukken. Kragtig Gebed in groote Bedroefdheid, uit de Pfal>- men Davids, en de klagten Jeremias, €fc. 6 /^Oedenjefu! komt my te hulp, want myn V_T herte is in myn bedroefd, en myne kragt heeft my verlaten. Vreze en bevingen zyn my overkomen, en niemand is 'er uit alle myn vrienden die my trooft: want zy zyn my alle vyanden geworden, ó Tefu! ik ben kragtig ter nedergeflVen en heb geenen troofter. Ziet, ach ziet aan öleiu! myn droef heid: want dengeheelen dag'ben ik met droefheden overvallen, en gy ook myn eenigen troofter, ö Jefu! fchynd ver van my te zyn, daar gy alleen myne ziele kunt -verkwikken. Wee my dat ik gezondigd hebbe, want daardoor ben ik alzoo treurig en benauwd geworden, en daarom hebtgymy, ö Jefu! verlaten, en zyt regtvaardig over my vergramd; Ik word gedreven, 6 bemin den Jefu! met ute zeggen myn ziele is bedroefd tot'er dood: ach vergeeftmy, ójefu! dat ik deze myne bedroefdheid, met uwe oneindelyke angften benauwdheid doe vergelyken: myne zwakheid dryft my hier toe, wetende my nergens in myn Kruis te keeren. Op u, ö Jefu! heb ik evenwel myn hoop entocvlu°t gefteld, ik weet dat gy my in der eeuwigheid niet zult verftooten, en of gy myn fchoonheden verworpen had, zoo zult gy u dog ontfermen na uwe groote barmhertigheid: want gy de kinderen der Menfchen niet van herten ftraft3 nog verwerpt; voor de welke gy zoo veel hebt geleden. Gedenkt dan, ójefu! aan uwe liefde en goedheid, en aan dezen mynen bedroefden ftaat, myn hert zal ik als water vooru aangezigt uitftorten, myne handen zal ik ten Hemel opheffen , totu zal ik fchreyen in bitterheid mynder V 6 zie"  Gebeden der Cbrijlenen, denaar?ro,en?emge,n Naam zal * zonder ophoiw de uwei zaligheid, Amen. Leeft hier na den 42. Pfalm, pag. 438 Schietgebeden, pag. \of EenZ°S-ng ootmoedig Gebed, in groote rrv n "e en Pvne des Lighaams.° ZUitDavidsPfalmen, Job, Ifaia en Jeremias, &>Cm Ó Je-? Pvn en herten hebben mv over- ilc ton »n 1 1 egter de Pvne niet af: ZWVO-e ik zoo en wykt zy niet van my. Ach■ mv dunk? de fmerten des doods hebben my omvamen en de pynen der hellen hebben my omzet- droefheid en pyne heb ik gevonden, en geen fmérten ichynd myn pyne gelyk te wezen? * ' tCU ee^n fn £ d°en ' ?Jefu! zal ik '£ aI sloren C'7"dze ellende? Neen, uwen Heiligen ^aam zal ik aanroepen: helpt ö Tefu myn zille Seer eneSod ™JT\ verlo™: ^ "eeL Sn G013' gy zyt genadig en barmhertien ontfermtu over der Menfchln zwakheid^ Ge^vn LdrVk C6n Werk uwer handen benr^t gy myn gefchapen en verloft hebt; ontfermtu mvS kr nkhddaon7 fTA: gy hebt d^3en KranKfteid op u geladen, en onze pvne hebt p-v gedragen! gy zyt gewond om'onz?misdaden7 Ted rz^°uZLrd,Cntlgenagen' onzezS vanmv^Tefiï fd' Neemd derhalven heden vanmy, 6 Jefu, deze myne pyne en krankheden.  in particuliere Noden. 4°"0 Ikhebgezondigdenkwalykgeleefd^, ud&wdj zwaarlykvertoornd, en lyderegtvaardiglyk deze w over myn menigvuldige misdaden. Gy egïïl f\Mh i zvt evenwel onze zonden genadig, r ' Itft alle onze zwakheid. Ontfermt u dan ^^tfeT^ Zoon, ontfermtu Telptmy, ö jefu! zoo zal ik u lof en dankLe" en, allé de dagen myns levens, Amen. Trooftelyk Gebed in Angft en Kleinmoedigheid. Uit de H. Schriftuur en Augufïinus. Manual. Cap. 23. fi TEfu als ik gedenk aan alle myne zonden en ' 6 I mi daden,%andeverlopenejarenmynsleJ vens, dieikzookwalykhebbefteed ook aan de groote weldaden, die gy my vooi zoo veel fndere'n hebt bewezen, en ^e ondankbaar k rimr en te^en ben geweeft, als ik daai nevens ! overdenfdeeeuwigheid, , ten intreden zonder te weten in welken dag, uur rï^Kuir oi« Hnt ftrenze en regtvaardige oor- dêelmydaa by voor oogen komt, in het welke ik zekerlyk moet verfchynen, en van al myn ; doenenlLn, ookvanhetminftevergeeffthe en ydel woord, rekenfchap geven: z,00 verft*u 1snk, en worde geheel troofteloos, als of het mét my ' was verlooren, en kan hier tegen raad nog rufte vinden, vermits my de vreze der hellen geduriglykkómt overvallen. Wat za ik doen, o Jelu. Hezen bedroefden ftaat? zal ik alle hoop en toevlugt laten varen ? ver zy dit vanmy, ó Jefu l ik zal myn hoop op u ftellen, en myn zonden 'vooiuSelyden? en' alhoewel die groot en menigvuldig zyn, zoo en zalik evenwel, o Heere, niertwyffelen, want daar de zonden de overhand hebben genomen, daar heeft hem uwe geV 7 UA  470 Gebeden der Cbrijlenen, nade, (voor dié tot waar berouw komen.) overvloediger vermeerderd: die aan de vergiffeniiTe zyn 'erzondenmiftrouwd, dieloochend, ÓGod datgy barmhertig zyt? en welke aan uwe barmhertigheid twyffcid, doet u een groote verfmaadlieid aan: want hy looehend voor zoo veel in hem is, dat gy de oneindelyke liefde zyt, de waarheid en magt daar op myn hoop is beruftende als namentlyk op de liefde tot kinderen, onder de welke gy my hebt aangenomen. Ik en derf niet vrezen, om de veelheid,myn 'er zonden als my de dood myns Heeren in myn gedagten komt-, want myn zonden hem niet verwinnen en mogen: de nagelen en lancie roepen my toe dat ik metu, ó mynen Zaligmaker ben verzoend' als ik u maar weder opregtelyk beminne. Ungim» heeft my uwe Heilige Zyde met de Lancie geopend, daar zal ik ingaan en rufte vinden: mdienmy wederomeenige vreze aankomt zoo zal ik, ó Jefu! u nog hertelyk beminnen! want uwe liefde verdryft alle vrees: gy hebt voor ons uwe lieffelyke armen aan het Kruis uit gertrekt, en uwe milde handen open gedaan: bereid wezende alle boetvaardige zondaars vriendelyk te ontfangen. In deze uwe Heilige Armen zal ik my werpen met een vaft betrouwen, hier in zal trooftelyk leven, en hopende in ftervenbier zal ik vrolyk zingen, ó Jefu gy mynen Heer en God, dat ik u eeuwiglyk zal beminnen, u zal ik onophoudelyk pryzen, u zal ik altyd danKen, terwyl gy my tot genaden hebt opgenomen. Uheilig Hoofd hebtgy in den dood nedergebogen om alle zondaren den kus der verzoeninge en vrede te geven: deze genade zal ik in alle ootmoedigheid en liefde gebruiken, myn berte aan dry ven om u meer en meer te beminnen ; en alzoo in den geeft uwe gebenedyde wangen  jn particuliere Noderti 471 een zonder ophouden kuflen. Keerddan wederfm myne zid in uwe rufte, Jeiüs uwen ZahgTakerheeftu dit goed gedaan: verfchnkt met van alle angft en vreze heeft hy u verloft: hy. heeft u gekroond met barmhertigheid, als een Vader heeft hy hem over u ontfermt, en met eeuwige liefde ontfangen. ^ Gebruikt hier by de Schietgebeden, 408. Gf^d ?« wftf van eenig groot kwaad of ongeluk, om V door de gratie Gods, af te keer en. BArmheitigen God, komt my te hulpe, anders mo'et ik vergaan, ik fta m vreze en sniften, ongelukken hebben my omvangen, en dat zonder getal: veele zeggen tot myn 'er ziele, ik zoude van u mynen God geen hulpe hebben te verwagten: maar gy 6 Heere ! zyt myn Opnemer, myn Befchutter, en myn Beftheimer: groot is het gevaar daar ikin zwerve, want S gekomen ben als op de hoogte der onftmmige zee, de baren zyn over myn hoofd gegaan, alzoo dat ik zoude moeten verzinken: als c. Ik riep tot den Heere 111 myn verdrukkinge. pag. 33. Gebed van den H. Thomas van Aquinen, waar tn begrepen is al V geene tot de Chrijlelyke volmaaktheid vereifiht word. VErleend my, Almogenden en barmhertsen God, al dat u behagelyk is te begeeren •wyffeiyk onderzoeken, waaragtiglyk onderkennen, en volmaaktelyk volbrengen. Ordineerd den ftaat myns levens ter eeren, lof en glorie uws Naams: en maakt dat ik het geene dat gy van mv eifcht te doen, mag weten, begeeren, en volbrengen gelyk 't behoorlyk is, en myn 'er ziele zaligheid. Laat my dog hebben eenen vrven regten en volmaakten weg tot u, op dat ik in welvaard en voorfpoed niet enverheffe, maaru bedanken; en in lyden en tegenfpoedniet en worde verdrukt, maar blyve verduldig en patientig Datikin geen dingen my en verblyde, dan dat my tot u keerd nog en bedroeve, dan dat my van u at keerd. Dat ik niemand en begeere te behagen of te mishagen, dan u alleen. Verleend my dat ik alle dingen in liefde doe, en agt alle dingen.  verfcheide Perfoneti. 473 l gen voor niet, dat uwe eere niet aan en gaat: Geeft my dat ik al myn werk mag volbrengen, li niet uit gewoonte, maar uit vierigheid en devo, tie u toe mag fchikken. Alle vergankelyke dinil gen moeten van my, om uwen't wille klein geagt )!worden; en alle die u aangaande zyn, moeten ivan my in waarden gehouden worden, en byi zonder gy mynen Heer, mynen God boven al. i;Laat my verdrieten, en tegenftaan alle blydjfchap die zonder u is, en niet begeeren dat bui1 ten u is. Laat my aangenaam wezen alle arbeid l die voor u is, en alle ruft verdrietelyk die in u niet en is. ó Alderzoetften Heere, verleend my : gratie om myn hert dikwils en vieriglyk tot u | op te rigten, en myn gebreken met berouw en I leetwezen te beter overdenken. Ach myn God, I maaktmydogootmoedigzondereenigegeveinsdI heid, blyde zonder onmanierlykheid, rypelyk j: zonder berispelyke graviteit, vlytig zonder ligtvaardigheid, u vrezende zonder defperatie, u betrouwende zonder prefumtie. Puur en rein : zonder corruptie, mynen naaften te ftraffen zon: der onwaardigheid, te beminnen zonder dubbeli zinnigheid, hem te ftigten in woorden, in werj ken zonder hovaardigheid, gehoorzaam zonder ! eenig tegenzeggen, leidzaam zonder eenigemur-' mureeren. Verleendmy alderzoetften Jefu, een vlytig en altyd wakker herte, dat geen curicui'e ydele gedagten van u af en trekken. Verleend i my een onberoerlyk herte, dat geen onwaardige begeerte neder en buige. Geeft my een onverwinnelyk herte dat niet en vermoede druk, lyI den of tribulatiê, nog eenigen onreinen en geweldigen luft: geeft my een fimpel opregt herte dat hem niet bezyden af en keerd door eenige ! kwaade intentie. Verleend my, ó Heere! eenver: ftand u bekennende, minnende en zoekende, wys-  474 Gebeden voor wysheid u vindende, een converfltie u behagende, volhardigheid met vaft betrouwen u verwagtende, en met u weldaden in den weg my bekommerende door u gratie, dat ik hier na u blydfchap der glorie in 't Vaderland geniete, Amen. Gebed voor die de Geeftelyke Staat aanvaard hebben* HOezaliku, öjefuf Maagdelyken Zoon van Maria, volkom en konnen loven cn danken , dat gy myn beroepen hebt tot dezen Staat. Die u ten allen tyden zoo aangenaam is geweeft, en in den welken ik u op het aldervolmaaktfte kan dienenen behagen. Allebegrypenditwoord niet;, weinig zyn de geenen die dit verborgen Manna, dit koftelyk Hemels Brood te fmaken is vergund. Ik bid u, ójefu! ootmoediglyk, wilt my de gratie geven, dat ik u met een opregten Geeftelyken ommegang met ware ootmoedigheid, yver, aandagt, liefde en ftandvaftigheid mynen Staat beleve; op dat ik niet onder het getal der dwaze Maagden worde gerekend, die gy zonder olie en ligt der goede Werken bevonden hebt, en alzoo eeuwig van uwe Bruiloft zyn uitgefloten. Want Maagdelyke Zuiverheid zonder waaragtige Ootmoedigheid en Godvrugtige voortgang; is u, ó Heere! niet aangenaam: leerd my dan nu, ó zuivere Jefu! opregtelyk nau exempel; van herten zagtmoedig en ootmoedig te zyn: trekt my, ó 'Jefu! zoo zal ik u nalopen op den reuk uwer zalven; dat is, wilt u Goddelyke gratie, in alles my deelagtig maken, Amen. Tot dezen eindebid mede: Ach of ikmogte, &C. fag. 307. ó H. Jofeph, pag. 392. Gebed voor een bedroefde Weduwe, om de Goddelyke hulp en troof te verwerven. BArmhertigen eeuwigen God, die een Vader der Weduwen en Wezen zyt: ontfermt a over  verfcheide Pevfonen. 47J «ver mv, en over myne erbarmelyken ftaat, ik ben eilaas! een verlaten Weduwe, myn befte pand op aarden heb ik verloren, o myn God en Heer" gy die beloofd hebt de Weduwen en We- zen op te nemen, naai ueui ucmv- — - » - - ten en haar ten allen tyden te helpen cn te befchérmïn : tot u allee/, è Hemelfchen Vader, neem ik myn toevlugt-, heden heb ik geene hulpe of byftand van de menfchen te verwagten , want een ieder zoekt zyn eigen voordcel. Ln wilt, ö God! u genadige oogen met van my afwenden, maar gedenkt aan uwe belofteu die ev de bedroefde Weduwen gedaan hebt, namentlvk, dat gy haar gebeden niet en zult verSen /aïszy We klagende reden met zugten m Barmhmfgen Heer, myn herte zal ik heden als water voor u aangezigt uitftorten, en zal u mynen nood en begeerten te kennen geven. Ziet, 6 Heere! dit is het dat my fmert... ditis myn %TAdX^eds met woorden, of met gedagten God den Heer worden opgedragen, na het exempel van de Weduwe die haar voor de voeten van Elifeus wierp. 2. Reg. 4. 27- Daar na zoo gaat voort met bidden. . 6 Heere! al myn verlangen is voor u, en mynzugten en is voor u niet verborgen: betoond heden aan my u goedheid waar door alle menichen bekennen dat gy de verlatene en bedroefden waarlykaanneemd, en dat de zugten en tranen der Weduwen ten Hemel opklimmen; en voor uwen Goddelyken Troon genadig worden verhoord. Is het mogelyk, zoo laat my ö, Heeie! mvne bede verkrygen; dog niet mynen, maar uwen wille gefchicde als in den Hemel, alzoo. op Aarden, Amen. ^  476 Gebeden voor Een ander Gebed der Weduwen, om van God te verkrygen nodig onderbond, en gratie omfligtelyk te leven, en baar Kinderen wel op te voeden. ALmagtigenHeere en God, wiens ontferminge boven alle werken haar verheffen, gy die beloofd hebt de Weduwen mildelyk te zegenen, en haren nooddrüft te geven. Deze uwe genadige belofte wilt heden vervullen, en my met myne lieve Kinderen, die gy my gegeven hebt, uwen Goddelyken zegen mededeelen, waar door ik met haar aan Lighaam en Ziele tot uwen dienftmag beftaan, en bevorderd worden. Behoed en bewaard my ook voor alle heimelyfce aanvegtingen desbozen vyands; allekwaadeaanflagen keerd van my af: geeft dat ik in opregte ootmoed en geduld myn ziele bezitte, en met myn Kinderen dit kort en rampzalig leven alzoo volbrengen, datwy tezamen vooruvrolykaanfchyn alzoo eens verfchynen, en tot de eeuwige vreugden mogen worden opgenomen, Amen. Hier bedenkt een Weduwe wat S. Paulus zeid i Tim. j. Een regte Weduwe die verlaten is zal haar vertrouwen op God zetten, en nagt en dag yverig bidden, maar de welke in weliuften leefd, is levendig dood. Gebed voor den Egten Staat, of de Getrouwden, ALmagtigen God, die zelfs den Egten Staat tot onderhoudinge van 't Menfchclyk ge11 agt, als mede tot hulp en trooft der Menfchen ingefteld en gezegend hebt: die uwen eenigen Zoon met zyn tegenwoordigheid tot Cana vereerd heeft en beveftigd. Verleend my en myn Egtgenoot, door uwe gratie alzoo in dezen Staat te leven, dat geen van ons beiden uit u Ryk worde uitgeftooten. Geeft dat wy in vrede en eenigheid volharden, gewentteErfgenamenver- kry-  verfcheide Perfonen. 47? lcry°-en, en dezelve tot uwer lof en glorie mogen opvoeden , op dat door haar uwen Heiligen Naam mag geëerd worden. Weeft gy, 6 goeden Heer, onzen Huisvader, en geeft dat wy aan tydelyken en geeftelyken nooddruft geen gebrek: en lyden. alle onze trooft en toevlugt zy m geeft en lighamelyke zaken, op u, 6 Heere! want lis °y ons niet ten goeden aan dry ft en onze huizen niet opbouwd, zoo is alle onze moeiten en arbeid verloren. Keerdookvanonsaf, ogenadi°-en Vaderi alle kwaad, 't welk onze zielen en fighamen mogen fchadelyk zyn, geeft geduld en fterkte in tegenfpoed, en Godvrugtigheid in alle voorfpoed, op datwy in der eeuwigheid met u mogen vereenigd blyven, Amen. Hier kond gy by voegen de Getyden en Gebeden van de H. Joachim en Anna. Ziet pag. 328. Gebed voor een bevrugte Vrouwe, tot de alderza- ligjte Maget, om een gelukkige verlojfnge. ö TJ Eilige Moeder Gods Maria, die door een JTX wonderlvke genade en weldaad, zonder vermindering uwer zuiverheid, zonder Erfzonde en zonder eenige pyne uwen alderlietiten Zo'on onzenZaligmaker JefumChriftum, ontfangen en gebaard hebt. Ik arme zondareffe, bidde u ootmoediglyk, wilt my deze genade verwerven, dat de ontfangene vrugt myns lighaains naar gelukkige geboorte, het H. Sacrament des Doop' fels ontfangen, en ik nevens de zeiven na deze wereldfche ejlende, tot aanfehouwen van het Goddelyk aanfehvn, byu, en alle uuitverkoren gezelfchap mogen geraken, Amen. Gebed voor een Jongman of Dogter. BArmhertigen God, die aller Menfchen zaligheid bemind en bevorderd, die aan een rein herte, en zuivere ommegang ten hoogften beha-, gen  r 1 1', 478 Groet entJje tot het gen hebt. Ik bidde geeft my de gratie, dat ik met een zuiver herte uvolhaardig dienen; doorwond myn vleefch met uwe zaligmakende vreze, ©p dat ik niets en doen het geene uwen Goddelyke oogen mogt mishagen. Laat de boze kiften ! van onzuiverheid (bidde ik in 't byzonder) my I niet aantaften, en laat my niet aannemen een moetwillig en onbefchaamd herte, op dat ik alzoo vanu in der eeuwigheid niet worde gefcheiden Amen. Om een Staat te verkiezen, vind gy agter de Gebeden van de H. Communie. GROETENISSE TOT HET HEILIG HERTE JESU. Waar door ons Herte aan het zelve zynfchuldige dankbaarheid betoond. WEeft gegroet, ö lief en waardig Herte myns Zaligmakers Jefu Chrifti, onuitfprekelvke Fonteine der Goddelyke genade , Hemelfche Zaal der uitverkoorne Herten, goude Schatkamer der eeuwige rykdommen, zekere toevlugt der arme zondaaren, gewenfehte ruftplaats der Chriften gelovige zielen, koftelyken Tuighuis der geeftelyke wapenen, befloten boek der Uitver| koorne ten eeuwigen leven, daar in alle namen der kinderen Gods zyn getekend, ö Edel herte, gy zyt waaragtelyk waardig dat de gantfche Wereld en alle herten der menfchen, u behoorlyke dankbaarheid en onderdanige ootmoedigheid beloven. Ziet, óGoddelyk Hert! van nu aan val ik u te voet, en onderwerp myn onwaardig herL te, u onwaardeerlyk Herte met bereidwillige L eerbiedinge, dat dit myn liegt herte altyd, en air  Heilige Herte Jefu. 47* allerwegen u herte mag onderworpen, en tot u behagelyken dienft tot in den dood verbonden zyn - Ik bid, ö lieven Jefu! wilt u gewaardigen over myn herte na u genadig welbehagen te heerrenen, en te regeeren tot in der eeuwigheid, Amen. i. Opofferinge zyns herten aan God den Vader. 6 /"^Od Hemelfchen Vader! die myn herte VJT met deze woorden komt te begeeren! Myn Kind geeft my uherte. Ziet 6 Heere! myn herte is bereid, om haar geheel aan u op te dragen, en gewillig u Goddelyk welbehagen gehoorzamentlyk na te komen: want hoe kan myn herte (de "rootfte Schat die ik vanu ontfangen hebbe,) bete? als tot u gekeerd, en in uwe handen worden o-eleverd? dog ö goeden Vader! hetftaatte vrezen, dat myn herte als eengrouwel vanuaanfchyn zal worden verworpen -, want het is vol ongeftadigheid, en met veele zware zonden beladen: het heeft verdiend in den helfchen afgrond te worden verdoemd. Evenwel zal ik heden, ö genadiglten Vader, het begeerde herte u opdragen Ach! mogt het maar voor u aangezigt beftaan. Ik zal het eerfte uwen eenigen Zoon mynen Zaligmaker aanbieden, die met onzen vleefche, ook ons herte heeft aangenomen: hem zal ik met ootmoedig bidden verzoeken, dat hy de befmettelykheid myns herten door 't dierbaar Bloed zyns herten wilt afwaffchen, en van alle zonden reinigen-, op dat ik u alzoo, ê alderliefften Vader! een vernieuwd, zuiver, en welbehagelyk herte mag opofferen, Amen. 4. Opofferinge zyns herten aan God den Zoon. ê \ Lmagtigen Zoon des Hemelfchen Vaders, jtx. die uit een oneindelyke liefde u gewaardigthebt onze menfchelyke natuur en zwakheid  48o Groetenijje tot bet aan te nemen, myn toevlugt en hulpe in alle nood i U offer ik op myn herte, hoewel het met veele zonden bezoeteld is: Ach neemd dog aan deze gave, die door uwe verdienften alleen kan waardig gemaakt worden, om aangenaam te zyn aan u, en aan uwen Hemelfchen Vader. Neemd aan, o Jefu!. myn ongeftadig herte, en reinigd het in dat koftelykfte Bloed van u alderheiligfte Herte, zoo zal het witter worden als fneeuw; neemd aan myn verkoud herte, en laat het met de liefde van u brandend Herte worden aangeftooken, op dat het u, met uwen Vader en H. Geeft, uit alle kragten beminne. Neemd aan myn verduisterd en verblind herte, en verligt het met de Hemelfche klaarheid uwer Goddelyke herte, waar door het uzynen waren God, te zamen met uwen Vader, die u gezonden heeft, en den H. Geeft bekenne, loven en pryze. Maakt, ó Jefu! dit myn onwaardig herte, door de oneindelyke kragt der genade, u alderfchoonfte Herte geiykformig, en prefenteerd het alzoo aan uwen Hemelfchen Vader, die myn herte van my begeerd. Ach! mogt het u en hem, met den H. Geeft behagen, nu en ten eeuwigen tyden, Amen. 3. Opofferinge zyns herten aan God den E. Geeft. ö TTEiligen Geeft! trooft en verkwikkinge alJTJL Ier bedroefde en verflagene herten, die u gewaardigd des menfchen herten, alseenTempel uwer woninge aan te nemen. Ik offere u myn herte op; komt, ach! komt 6 Troofter! in myn herte, en overzietalle degeftelteniffein 'tzelve, op dat voor hetbedriegelyk vleefch, nog voor de ydele wereld, of liftigen Satan geen plaats daar in worde gevonden. Gy alleen fpreekt myn herte zoo zoetelyktoe, dat 't van 't bedriegelykvleyen des vleefch een affchrik heeft. Gebied en regeerd  Heilig Herte Jefu. 481 gcerd myn herte alzoo, dat het des Werelds ydelheid, eeren goederen, geheel veragt. Leerden onderwyfthet zoodanig, dat het de tentatien des liftigen Satans niet aanhoord, en nimmer onder zyn vervloekte jok hem begeeve. Alle fchadelyke duifternis wilt dog van myn hert verdryven, der hitte der begeerlykheid doen vlieden; wilt het in fmerten trooften, in zwakheid verfterken, en in overtollige vreze en angft trooft verlecnen, op dat het door uwe liefde, tot des Vaders, en des Zoons glorie en dienft geheel bekwaam zy, en met u te zamen in eeuwigheid blyde vcreenigd, Amen. Kragtig middel om zyn zeiven en andere vrienden en vyanden in 't Herte Jefu te beveelen. 6 A Lderzoetftenjefu, die uit oneindelyke liefin. de;tot hetmenfchelyk geflagt, u herte tot onze zaligheid gantfchelyk hebt gegeven, en on* tot het zelve een open weg door de Wonde uwer H. Zyde gelaten. Ik bidde u, door deze onbegrypelyke liefde uwes herten, met de welke gy> de gantfche wereld, en ook desgelyks de grootfte zondaren aanfehouwd, wilt u gewaardigen in dit u open herte met letteren van liefde te fchryven, myn onwaardigen naam N.N. daar by myne lieve Ouders, Vrienden en Magen N. N. alle Menfchen die my goed hebben gedaan, N. N. ook die haar in myn gebeden hebben bevolen, N. N., als mede alle die tegen my zyn N. N., en eindelyk die in boosheid zyn, en een goddeloos en zondig leven leiden N.*N., laat alle onze namen zoo diep en klaarlyk in u herte zyn ingefchreven, dat ze in der eeuwigheid niet konnen uitgefchrapt worden. Ziet ons altyd aan, ójefu! met genadige oogen, en fterkt ons met uwe gratie i op dat wy hier en tegen niet nalaten ons herten 35 met  l$2 Groeteniffe tot het H. Herte Jefu. met uw' alderheiligfte Herte altyd vereenigd te houden, van nu aantotin dereeuwigheid, Amen. Gebed, waar door wy alles wat ons belieft van ChriJlus, door zyn H. Herte begeeren, en verkrygen konnen. * TV /f Innelyken Jefa, ubidde ikdoor dehoogiVJL fte Zaligheid uwes alderheiligfte Herte, dat hem zoo ligtelyklaat bewegen alles te geven, daar het ootmoedig om word verzogt. Ik bidde door de verduldige zugten, die uit het zelve benauwde Herte hier op de aarde in moeiten en tegenfpoeden zyn ingedrongen, cn doorn, ójefu! van haar ten Hemel, tot uwen Vader zyn gezonden: Ik bidde door de oneindelyke liefde uwes Herten, met het welke gy uwen Hemelfchen Vader en de geheele wereld ontfangt: door de angft en droefheid, 'tgeen u Herte voornamentlyk in 't Hofje, benauwd heeft, dat het bloedig zweet uis uitgebroken: door het groot medelyden dat u Hert ontfing over de droefheid van u gebenedyde Moeder, als zy u aan 't Kruis genageld heeft gezien, en door de wonden met de welke u H. Herte is geopend. Ik bidde door alle de waardigheden en verdienften uwer Goddelyk Hert: wilt my met alle myne vrienden en vyanden, opregt berouw en penitentie verkenen, waar door wy met u en uwen Hemelfchen Vader, door kragt en genade des H. Geeft moten vereenigd worden, en in den ftaat der genade volharden. Daar nevens bidde ik, ó mildryken Jefu! verleend my ... laat u alderzoetfte Herte bewegen, deze myn gebeden te verhooren, als de zelve niet tegen uwe Goddelyke wille en myne zaligheid ftrydig zyn; want ik begeere dat na de wille uwes Herten alles gefchiede, zoo in den Hemel als op Aai'de, nu, en sn alle eeuwigheid, Amen. Zui'  Door het onzen Vader. 48$ Zuiveringe des herten van de zeven Hoofdzonden , op de zeven Bloedfortingen Chrifi, door het onzen Vader, ONzen Vader, die zyt in den Hemel. Wy uwe lieve Kinderen zyn hier in ellende op aarde: zugten en weenen altyd. In u alleen hebben wy onzen trooft en toevlugt. Geheiligd zy uwen Naam, van alle Creaturen, hoe billyk is 't inzonderheid van ons Menfchen, welk gy daar om uwen H. Naam hebt kennelyk gemaakt. Hoe zal ik myn God en Heer! voor u aangezigt beftaan, daar ik altyd na eigen lof en eere tragte, en alzoo meer mynen als uwen Naam zoeke te heiligen? Het is my leed, ó Hemelfchen Vader! myn hovaardig en opgeblazen herte, werpe ik in het dierbaar Bloed van uwen alderliefften Zoon Jefu Chrifti, welk hy in de Befhydenis (als hem zynen H. Naam is gegevenj vergotenheeft. Ik befproeijenmy methetzelve, en bidde, wilt door deszelfs kragt myne zonden vergeven, die ik door hovaardye hebbe begaan; en gratie verleenen dat ik voortaan uwen Heiligen Naam door ootmoedigheid eeren en heiligen mag, Amen. Ons toekome u Ryk, waar mede het Ryk dezef wereld niet kan worden gerekend. Ach! hoe word dan nog door gierigheid myn begeerlyk hert meer na dit Ryk en Rykdommen dezer wereld als na u Ryk aangedreven? Hoe haaftig laat ik my daar toe bekooren. Het is my hertelyk leet, o Hemelfchen Vader! Myn gierig en begeerlyk herte verberg ik in het dierbaar Bloed uwes alderliefften Zoons Jefu Chrifti, 't welk hy vergoten heeft doen hy als eenen Koning met Doornenis gekroond. Ikbefproeijemy met het zelve, en bidde; wilt door deze kragt alle myn X 2 ZOB*  48+ Groetemffe tot het H. Herte Jefu. zonden vergeven, die ik door gierigheid en eerzugt hebbe begaan, en verleend my dat ik voortaan geen ander Ryk als dit van myn gekroonden Koning Jefu Chrifti, van herten zoeke en begeeren, Amen. , . , „ Uwe wille gefchieden op der Aarden als vi den Hemel, uit welke overgeyinge van onzen wille alle vreugd en ruft voortkomt. Hoe ongeftadig worde ik nog van het vervoerlyk vleefch aangedreven, om niet uwen, maar mynen wille door onzuiverheid met werken, woorden of gedagten naar te komen, en aan de vleefchelyke begeerte myn over te geven? hoe ligtelyk volge ik, en bezoetele my? het is my hcrtclyk leet, ó Hemelfchen Vader. Myn onzuiver en bezoeteld herte, verberg ik in het dierbaar Bloed uwes alderliefften Zoons Jefu Chrifti, het welk hy in 't Hofje vergoten heeft, en bad, dat niet zynen, maar den wille zyns Hemelfchen Vaders mogte gefchieden. Ik befpiegele my met hetzelve, en bidde wilt door de kragt alle myne zonden verbeven, die ik door onzuiverheid met werken, woorden, en gedagten hebbe gedaan? Verleend my genadiglyk, 6 Vader! dat ik voortaan ten allen tyden, uwen wille (en niet den wille myns vleefch) volkomcntlyk nakome , Amen. Geeft ons heden ons dagelyks brood, het welk gy ons 6 goeden God! nimmer laat gebreken. Ik moet bekennen, dat ik my voor uwe gaven zeer ondankbaarbetone, en de zelve dagelyks (o God) met braffen en overdaad zeer misbruike: het is my waarlyk leet, ó Hemelfchen Vader! Myn bezwaard herte vol overdaad en brafferye, doope ik in dat koftelyke dierbaar Bloed uwes alderliefften Zoons Jefu Chrifti, 't welk hy uit zyn Maao-delyk zuiver vleefch (dat hy tot een waar- »«i?eSpys, tot het leven der wereld heeft ge~» & ** ' ge*  Boor het onzen Vader. 485 geren,) in de Geeffelinge vergoten heeft. Ik bidde wilt door de kragt van dit H. Bloed, alle myne zonden vergeven, die ik door overdaad en gulzigheid hebbe begaan: geeft my de gratie, dat ik ora myn dagelykfche nooddruft u yverig aanroepe, en de zelve in vrede en dankbaarheid behoorlyk mag genieten, Amen. En vergeeft ons onze fcbulden, gelyk wy vergeven onze Schuldenaren. Wie zal, Heere! op zyn naasten eenigen toorn en ^boosheid derven nebben? daar wy van u geen vergiffenis der zonden of fchuld en konnen verhoopen, ten zy dat wy anderen alles van herten vergeven, het geene zy tegen ons misdaan hebben? hoe bezwaarlyk, Ö ■Heere! kome ik het zelve niet na? hoe ongewillig vergeef ik dat, dat (ook in kleine dingen) tegen my is gefchied ? hoe haaft neemt de gramfchap en kwade drift by my de overhand? Het ismy hertelyk leet, 6 Hemelfchen Vader! Myn toornig cn onbereide herte doope ik in het dierbaar Bloed van u beminden Zoon Jefu Chrifti r 't welk hy aan den ftamme des Kruis (dat hy voor zyne grootfte vyanden biddende) vergoten heeft. Ik befproeije my met het zelve, en bidde wilt door deze kragt my alle zonden vergeven , die ik door toornigheid en gramfchap hebbe gedaan. Verleend my gratie dat ik van nu aan in alle zagtmoedigheid en Godvrugtigheid met mynen Naaften leven mag, gewillig zyn fouten vergeve, en alzoo van u, öGod! vergiffeniffe verkrygen, Amen, En leid ons niet in bekoringe, tot 't welk wy ('t zy door eigen fchuld des Vleefch, de Wereld, en den Satan) aanleidinge geven. Ach! hoe lui en traag ben ik tot den Godsdienft, hoe in 't geheel de ledigheid toegedaan! waar door deze myne vyanden toegang en kragt krygcn, om my X 3 haas-  49tf Groeteni/fe tot het H. Herte Jefu. haaftclyk te overweldigen: Ach! hoe dikmaals heb ik my laten overwinnen, daar ik met uwe gratie volkomen tegenftand had konnen doen: het is my van herten leet, ö Hemelfchen Vader! Myn traag en nalatig herte verberg ik in dat kostelyk dierbaar Bloed uwes alderliefften Zoons Jefu Chrifti, dat hy vergoten heeft op den Berg vanCalvarien, doen hem de kleederen, die zoo aan zyn gewond Lighaam waren klevende, zyn uitgetrokken, enzyn Heilige Wonden alzoo vernieuwd. Ikbefproeijemymet het zelve, en bidde , ö Vader wiltmy door de kragt dezes Bloeds, alle zonden vergeven, daar ik door traagheid en ledigheid in gevallen ben? geeft my de gratie dat ik voortaan yverig en vlytig in den Godsdienft my vernieuwe; en alzoo alle kwaden en boze bekoringe mag wederftaan, Amen. Maar verloft ons van den kwaden, van de menigvuldige kwaden die wy rampzalige Menfchen in dit leven onderworpen zyn, en gelyk als de zelve door des bozen vyands nyd en afgunlt, eerft in de Wereld is gekomen, alzoo word zy door onze nydigheid en afgunlt die wy veeltyds tegen onzen naaiten dragen, dagelyks vermeerdert. Ach hoe ftraf baar ben ik in dit kwaad! het is my van herten leet, Hemelfchen Vader. Mynnydig herte werpe ik in dit dierbaar Bloed van uwen aldcrbemindften Zoon Jefu Chrifti, dat hy na den dood uit zvne gebenedyde Zyde vergoten heeft, ik befproelje my met het zelve, en bidde wilt door de kragt van dit H. Bloed my alle zonden vergeven, die ik door nydigheid en afgunftigheid hebbe begaan, en verkenen my de gratie dat ik voortaan niemand eenig kwaad, maar alles o-oed (aan alle Menfchen) wenfche en zoo veel mymogelyk is, de behulpelyke hand, tot hare bevorderinge dagelyks aanbiede, Amen.  Door het onze» Vader. GEBED. ONtfangt, ö God Hemelfchen Vader, myn herte! dat ik u uit duizenderhande reden geheel verpligt ben over te geven; myn is de fchuld; indien het door 't H. Bloed uwes lieven Zoons Jefu Chrifti niet volkomen gezuiverd en u aangenaam is gemaakt, evenwel verhoop ik, ó Heere! want een ootmoedig en gemorfeld herte zult gy ö God niet verfmaden, Amen. Vyf tien devote Gebeden van S. BRIGITTA. Op de Paffie ons Heeren JESU CHRISTI. i. Gebed. Chriftus lyden in't Hofje, Gevangenis , valftbe beft buiding en veroordeeling. ö T TEere Tefu Chrifti, eeuwige zoetigheid van _L JL de geene die u beminnen, vreugd die alle blydfchap en verlangen te bovengaat: zaligheid en liefhebber der zondaren, die leetwezenhebben; diezelve getuigd hebt, dat't u wclluft is te wezenmet de Kinderen der Menfchen, Menfch, geworden zynde in het einde der tyden: gedenkt alle de voorpeinfinge en innige droefheid die gy van het beginzel uwer ontfangeniffe in de Menfchelyke natuur verdragen hebt, zonderlinge ten tyde van uwe alderzaligfte Paffie, die gy in u Goddelyk herte van der eeuwigheid af had te voren gefchikt. Gedenkt de droefheid en de bitterheid, die gy na uwes zelfs getuigen in uwe ziele hebt gehad, doen gy zeide: Myn ziele is bedroefd rot in der dood toe. Ook doen gy in 't laatfte Avondmaal u Lighaam en Bloed aan uwe Difcipelcn gegeven hebt, hunne voeten gewasfchen hebt,, en hun zoetelyktrooftendeuwe aanX 4. ftaan-  488 Vyf tien Geleden ftaande Paffie te voren gezeid hebt. Gedenkt het fchudden, bangigheid, cn pyne die gy in u geheel teer Lighaam, voor u Lyden en Kruis verdragen hebt, doen gy na drie bedinge, en bloedig zweet, van uwen eigen Difcipel geleverd, van u bemind Volk gevangen, van valfche Getuigen betigt, van drie Regters onregtvaardiglyk veroordeeld, in de uitverkozen Stad in den tyd van Paaffchen, in de bloeijende Jeugd uws Lighaams onfchuldig wierd verwezen, geleverd, befpogen, van uw* eigen kleederen beroofd, met vreemde kleederen bekleed, geflagen, oogen en aangezigt bedekt zynde met palmllagen, gefmeten, gegeefleld, met doornen gekroond, met een riet op 't hoofd geflagen, en met ontallyke andere fmadelykheden overvallen wierd. 6 Alderzoetften Jefu! door de gedenkenifle van deze voorzeide pynen en fmerten, wilt my dog verieenen nuenvcormyne dood waaragtig berouw vanmyne zonden, een zuivere Biegte, behoorlyke voldoeninge, en volle k wy tichel dinge van alle myn zonden, Amen. Onzen Vader, IVeejl gegroet. 2. Gebed. Chriftus lyden in bet Kruiffen. & T TEere Jefu Chrifti, waaragtigen vrydom JL JL der Engelen, en Paradys der wcllufïen, gedenkt den fchrik en grouwel dien gy verdroeg d, doen uwe vyanden als wreede Leeuwen u omcingelden, en u met befpouwen , halsflagen en krabben, en andere ongehoorde pynen overvielen. Door deze pynen, en al de fmadelyke woorden en tormenten, die u Heere Jefu Chrifti, uwe vyanden hebben aangedaan, bidde ik u dat gy my verloffen wilt van alle myne vyanden, ziehlyke en onzienlyke, en gund my dat ik onder de fchaduwe uwer vleugelen zynde,  « gen een Fonteine der tranen, daarmede ik dag en nagt weene over het bitter lyden myns Zaligmakers, en over myne zonden, die dit lyden hebben veroorzaakt? ANTIPHONA. GY Dogters van Jerufalem, weend niet over my, maar weend over u zeiven en over uwe kinderen: want ziet daar zullen dagen komen, in de welke men zeggen zal: Zalig zyn de en■vnigtbare, en de lighamen welke niet gebaard en hebben , en de borjlen die niet gezogen hebben. Als dan zullen zy beginnen tot de Bergen te roepén, vald op ons, en tegen de Heuvelen bedekt ons: want doen zy dit aan 't groene hout, wat zal aan 't dorre gefchieden? Kyrie eleyfon. Onzen Vader, Weeft gegroet. y. De vreugd ons herten heeft een einde. Vf.. Onzevcrheuginge is in droefheid verkeerd* y. De Kroon ons hoofds is afgevallen. i£. Wee ons dat wy gezondigd hebben, f. Heere verhoord myn gebed, &c. GEBED. ft Oedenjefu! trooft der bedroefden: entoev vJT vlugt der benauwden: die u gewaardigd hebt de Dogteren van Jerufalem, die u in uwen bloedigen Kruisgang hebben beweend, te troosten, en haar met een tot tranen van penitentie te vermanen: Wy bidden u, wilt ons verleenen overvloedige fonteine der tranen, om daarmede te beweenen onze zonden; dat wy over ubitter ly-  4©4 Gebeden op de twaalf Statten lyden eft fterven, een hertelyk medelyden gevoelen : die leefd en regeerd in alle eeuwen der eeuwen, Amen. t. Heiligen God, &c. als voren. 9. Statie. Daar Chriftus de laafemaal gevallen is, aan den Berg van Calvarien. IKben het, ó Hemelfchen Vader! die gezondigd hebt, onregtelyk heb ik gehandeld: wat heeft deze uwen onfchuldigen Zoon gedaan, dat hy om mynen't wille zoo bezwaard word? re°tvaardiglyk zoude ik deze ftraffe moeten lyden. ANTIPHONA. MYn volk, wat heb ik u gedaan, of waar in heb ik u bedroefd, antwoord my ? ik heb u geleid uit den Lande van Egypten, en gy vocrd my na buiten tot den galge des Kruis: Ik heb u veertig jaren in de woeftyne met Hemels Brood gefpylt, en gy hebt met kaakflagen en geeifelinge my geloond. Ik heb u de Koninglyke Kroon en Scepter gegeven, en gy hebt my met Doornen gekroond, en een Riet in de hand gefteld. Myn volk wat heb ik u gedaan? of wat heb ik u meer konnen doen, dat ik niet gedaan heb ? Kyrie eleyfon. Onzen Vader, Weeft gegroet. y. Hy is als een Schaap ter flagtbank geleid, ik. En als eenLam zyn mondniet open doende, y. Hy heeft zyn ziele in de dood gegeven. Op dat hy zyn volk levende maakte, y. Heere verhoord myn gebed, &c. GEBED. ALmagtigen eeuwigen God, die weet datwy onder den laft van zoo veel tegenfpoeden cn aanflagen des bozen vyands, door onze Menfchelyke zwakheid niet en konnen beftaan: wy bidden ootmoedig u Goddelyke Majefteit, door «wen eenigen Zoon, die gy voor ons (onderden laft  in de Kruisdragiuge Chrifti. 505 laft des Kruis geheel afgemat) den Berg Calvarien hebt laten opklimmen, dat wy (onder zoo veele bezwaarniffen in dit leven) mogen genadig uwe hulpe verkrygen, en ten laatften na den Berg uwer glorie en heerlykheid mogen opklimmen: door den zeiven Jefum Chriftum onzen Heere, Amen. y. Heiligen God, &c. als voren. 10. Statie. Baar Chriftus zyn kleederen zyn uie gedaan, en met Edik en Gal is gelaafd. WAt heb ik verdiend, ö Jefu! dat gy my niet als zoo veel duizend Menfchen in de uitterfte nood en armoede hebt laten geraken? dit is uwe genade en liefde alleen toe te fchryven: en zoude ik dan den bchoeftigen niet betonen' het geene ik wilde dat aan my gefchiede, als ik was m haren ltaat? inzonderheid daar gy dit zelve (als aan u gefchiedende) aanneemd? enovermy klaagd, datik tegen de armen, als uwe litmaten zoo gierig ben, haar niet fpyzende, nog kleedende. 0 ANTIPHONA. MYu u°!kVw,ath9 iku Sedaan> of ™in heb iku bedroefd? Antwoord my? Ik heb u gevoerd uit den Lande van dienftbaarheid in het Land van Belnfi-pn • pn Hoor, „j. , —n • ~" uvsi*u iiv uil myus Vaders fchoot totu nedergekomen ben, hebt «v my tot de dood des Kruis uitgeleid. Ik heb u tot een welbeplanten Wyngaard gemaakt en gy zyt my bitter geworden: Ik heb u gelaafd met gelukzalige wateren, en gy hebt my gelaafd met Edik en Gal. Myn volk wat heb ik u gedaan, of wat had ik u meer konnen doen, als ik u gedaan heb. Kyrie eleyfon. Onzen Vader, Weeft gegroet. ' J t. Myn kragt is verdord als een fchctve. Y En imet Edik en Gal. Mvn vnlk JZh^h ;u lof wat had ik u meer konnen doen, als ik u ge-  5CÓ" Gebeden óp de twaalf Statiën Vfi. En myn tong is aan myn verhemelte gekleefd. f. Zy hebben my Gal tot fpys gegeven. Sf. En in mynen dorft hebben zy my met Edik gelaafd. Pfalm 68. f. Heere verhoord myn gebed, &c. GEBED. HEere Jefu Chrifti, die met Gal en Edik hebt willen gelaafd zyn, en ontbloot zyn voor alle volkeren in 't uittrekken uwer kleederen, ■waardoor u Heilige Wonden wederom vernieuwden, en u dierbaar Bloed voor de zaligheid des werelds hebt laten vergieten: beweegd onze herten, op dat wy een opregt en groot medelyden ■aan onzen evennaaften betonen; en wilt alle verherdheiddes herte van ons afnemen; die met den Vader en den H. Geeft leefd en regeerd, in alle eeuwen der eeuwen, Amen. f. Heiligen God, &c. als voren. li. Statie. Daar Chriftus aan't Kruis genageld wierd. LAat ó Jefu Chrifti! myn hert deze uwe ban- \ den der liefden, en deze fchromelyke hamerflagen alzoo omvangen, dat het daar door zaliglyk gewond zynde, u alleen boven alles bemind: j en gy myne ziel, zoekt yverig uwen beminden, die aan het Kruis is te vinden. Verbind u hier ] met hem, gelyk hy zig met u verbonden heeft, op dat gy in der waarheid moogt zeggen: Ik ben j met Chriftus aan het Kruis gehegt. Gal. 2. 19. ANTIPHONA. MYn volk wat heb ik u gedaan, of waar in heb ik u bedroefd? Antwoord my? Ik heb u met groote kragt verhoogd, en gy hebt my gehangen aan den Galgeboom des Kruis. Ik heb u verheven boven alle volkeren, en gy hebt my met  in de Kruisdraginge Chrifti. 50? met fpot en fcheldwoorden overvallen. Ik heb vooriu de Roode Zee open gedaan, en gy hebt myn Zyde met een Lancie geopend. Mvn volk wat heb ik u gedaan, of wat had .ik u meerder konnen doen als ik u gedaan hebbe ? Kyrie eleyfon. Onzen Vader, Weef gegroet. f. Wat zyn dit voor wonden midden in uwe handen. fy. Daar mede ben ik gewond in 't huis van den geenen die my lief hadden. Zach. 13. i. Zy hebben myne handen en voeten doorgraven. En alle myne beenderen hebben zy geteld. Pfalm 21. t. Heere verhoord myn gebed, &c. GEBED. HEere Jefu Chrifti, Zoon des levendigen Gods, die omtrent ten zes uure, (tot verloffin<*c der wereld) als een onnozel Lam u op het Kruis hebt uitgeftrekt, en met verrukkinge uwer leden, grouwelyk aan 't zelve u liet nagelen. Wy bidden u, geeft dat wy geheel de wereld en het vleefch met haare zonden afgaan, en ons met u aan 't Kruis (door nagelen der liefde) valt hegten op dat wy al te zamen met u eeuwiglyk mogen blyven verbonden: die met den Vader en den H. Geeft leefd cn regeerd in alle eeuwen der eeuwen, Amen. t. Heiligen God, Sec. als voren. 12. Statie. Daar Chriflus aan het Kruis is geforven. ö TEfu, laat my uwe Heilige Dood altyd voor I oogen komen, op dat ik daar door wel * ÜG Ach m°Sc ik »a '* exempel uwer dood, ó Jefu fterven; hoe gewillig zoude Jkheden bereid zyn: geeft datgy eens opregt Y 2 myn  508 Gebeden op de twaalf Statiën in de, &rV. myn leven zyt, 6 Chrifti: zoo zal ik geruftelyk fterven in uwe dood. ANTIPHONA. Ziet hoe fterft den regtvaardigen en niemand neemd het ter herten , de regtvaardigen worden gedood, en niemand bedenkt het: van het aangezigte der boosheid word den regtvaardigen weggenomen, en zyne gedagtenis zal zyn in vreden. Kyrie eleyfon. Onzen Vader, Weeft gegroet. y. Hy is gehoorzaam geworden tot in den dood. ■fy. Ja tot den dood des Kruis, y. Wy bidden u aan, en loven u ö Chrifti. Om dat gy door u Kruis de wereld hebt verloft. y. Ziet aan ó God, onzen befchermer. ■fy. En ziet op het aangezigt van uwen gezalfden. y. Heere verhoord myn gebed, &c. GEBED. WY bidden u, ö Heere, wilt genadiglyk my en de vergaderinge van uwen huize aanzien, voor de welke onzen Heere Jefus Chriftus niet ontzien heeft geleverd te worden in de handen zyner fchandelyke vyanden, en tot haar behoudenis de fmerten des Kruis heeft onderftaan. Verleend ons genadigen Vader, datdie, de welke uit gantfcher herten haar voor u verootmoedigen , de verdienften van uwen gekruiften Zoon mogen deelagtig worden, en door deze gratie en aandagtige navolginge op aarden, hier na met alle uitverkoorne in den Hemel tot het aanfehouwen van u Goddelyke glorie mogen geraken: door den zclven Jefum Chriftum onzen Heere, Amen. % Heiligen God, Sec. als voren. 1TI-  ITINERARIUM, Of GEBED voor de REIZENDE. A N T I P H 0 N A. OP den weg des vredes en welvaard geleid ons den almagtigen en barmhertigen- Heere: en den Engel Raphaël zy onzen leidsman, op datwy met vrede, gezondheid en in vreugden tot onze woningen mogen weder keeren. GEbenedyd zy den Heere, pag. 25. Op den weg der vrede, &c. Kyrie eleyfon. Chrifti eleyfon. Kyrie eleyfon. Onzen Vader, Weeft gegroet. y. Maakt zalig uwe Dienaars. Re. Myn God die in u hoopen. y. Zendons, ö Heere! uwe heilige hulpe. Re. En van Sion befchermd ons. y. Zyt ons Heere eenen toren der fterkhcid. Re. Tegen alle onze vyanden. y. Laat den vyand niet tegen ons vermogen. Re. En den Zoon der boosheid cn hindere ons niet. t. Gebenedyd zyn alle dagen des Heeren. Re. Onzen Zaligmaker geeft ons een gelukkige reis. 0 y. Toond ons Heere uwe wegen. Re. En leerd ons uwe voetpaden. y. Geeft ö God ! dat onze wegen beftierd worden. Re. Te behouden uwe geregtigheid. y. Wat ongelyk is, moet geflegt worden. Re. En de hoogten der wegen geëffend. y. God heeft u zynen Engel bevolen. Re. Op dat zy u bewaren in alle uwe wegen. y. Heere verhoord myn gebed, &c. Y 3 GE.  j 10 Gebed voor de Reizende. GEBED. 6 /^0d! gy die de Kinderen Ifraèis midden VJT door deRodeZee, met drooge voeten geleid hebt, en de drieWyzen door de verligtinge der Sterre den weg tot u hebt geopenbaard: wy bidden u verleend ons een gelukkige Reize, op dat wy door het geleiden uwes H. Engels, na de plaatze daar wy wenfchente zyn, en eindelyk tot de vaftigheid der eeuwige zaligheid gelukkig mogen aankomen. ö God! gy die uwen dienaar Abraham uit de Chaldeeuwfche Stad Ur hebt uitgeleid, en hem op alle wegen zyn 'er Pelgrimagie onverhinderd hebt bewaard; wy bidden wilt u gewaardigen insgelyks ons uwe" dienaars te bewaren. Weeft onze hulp ö Heer! als wy onze Reis vaardig maken. Op den weg zyt onzen trooft, inde hitte onze fchaduwe, in regen en in koude ons dekzel; in vermoeidheid onze ruft; in tegenfpoed onzen byftand. Op de moeijelyke wegen onzen ftaf; in fchipbreuk ons vertrouwen en haven: op dat wy alzoo door uwe hulp en voorfpoed, gelukkiglyk komen tot ons voornemen, en eindelyk met gezondheid na huis mogen wederkeeren. Verhoord dog, 6 Heere! onze ootmoedige gebeden, fchikt en bevorderd den weg uwer dienaars in voorfpoed, tot uwer eer en onze zaligheid: waar door wy in alle tegenfpoed op deze wegen en voorts ons geheel leven door uwe hulp altyd bewaard worden. Verleend ons, bidden wy Almagtigen God, dat u beminde volk door den weg der zaligheid gaat , en navolgende de vermaninge van den H. Joannes uwen Voorloper, zeker tot de zelve geraken , gelyk hy voor dezen heeft geleerd. f. Laat ons voortreizen in vreden. Ks. In den name des Heeren, Amen. BIEGT-  BIEGTSPIEGEL, Tot onderzoek der Confcientie, om een volkomen generale Biegt te doen. NB. In alle groote zonden of daar gy aan twyffeld of het doodzonden zyn, moet gy het getal, zooveel immers mogelyk is daar by voegen, en haare omftandigbeden openbaren, waar door de natuur der zonden veranderd, of merkelyk vermeerderd word: Verders en moet ook niet verzwegen worden tot wat zonden andere perfoonen van u verleid zyn: maar nogtans zonder bekendmaking van baar perfoon. Tegen bet eerfe Gebod. HEt Catholyk Geloof met woorden of werken verloochenen, of het zelve verholen houden, daar men nogtans zulks te belyden gehouden was: Eenigen twyffel tegen het zelve aannemen of wyzen. Die diepe geheimeniffen van de Chriftelyke Lecre al te overvloedig doorzoeken, daar in curieus zynde, fpottelyk tegens de gebruiken van de H. Kerke en haar Ceremoniën fpreken of handelen; Oncatholyke Boeken lezen, of hunne Predicatie hooren. Tegens God zyne Regtvaardigheid, Voorzienigheid, en Regeeriuge, &c. murmureeren, of andcrzints God lafteren. Aan dc Goddelyke barmhertigheid eenig mistrouwen hebben, of aan de beterfchap van zyn goddeloos leven, en aan zyn ziel en zaligheid twyffelen: In tegenfpoed zeer mistrooftig zyn; zyn betrouwen meer op menfchen ais op God ftellen. Vermetelyk op de barmhertigheid Gods zondigen. Lang in zonden blyven, en de beterfchap zyns levens te lang uitiïellen. Biegten zonder berouw en leetwezen, ook geen kragtige voornemens hebben om zig te beteren, of geen genegendheid hebbende om de Y 4 fcha-  512 Piegtfpiegel, tot fchade andere perfoonen onbehoorlyk toegevoegd, weder te vergoeden en te herftellen. De H. Sacramenten misbruikende, met wetenfchap of wille doodzonden in de Biegt verzwygen, of de zelve uit gebrek van voorbereidinge agterlaten, fuperftitieufe middelen gebruiken, en daar aan geloven. Iemand van den Geeftelyken ftaat afhouden, af andere in goede werken hinderlyk wezen, &c. De Creaturen onordentelyk en kragtig lief hebben, de zelve voor God en de Hemelfche goederen Hellende. In goede werken een kwade en ydele mening te hebben. Tegen bet tweede Gebod. TOt beveftinge der waarheid zonder nood, of tot verzckeringe van een leugen, God tot getuige roepen, en alzoo eenen valfchen Eedt doen. NB. Een Cbrijlen zal hem wagten een ding, en voornaamelyk als het niet waar of twyffelagtig is, te bevestigen met diergelyke woorden: zoo waaragtig als God leefd: of God zy myn getuige: want fchoon genomen diergelyke redenen niet altoos voor een valfche Eedt gehouden worden, zoo wanneer ze zonder mettinge van Eedt te zweer en, of uit gewoonte en onbedagtzaamheid los uit den mond vallen, zoo is ''er nogtans perykel van zwaarlyk te zondigen. Gezworen kwaad te doen, of't goed te laten. NB. Eenen Eedt om kwaad te doen is men niet fchuldig te houden, ja en mag met 'er daad niet volbragt worden. Gedane goede belofte, niet agtervolgd. Beloven of zweeren iets goeds te doen, 't geene men niet en denkt te agtervolgen. Vloeken by den Duivel, Donder, Blixem, Heilige Sacra- men-  onderzoek der Confcientie. 513 menten, Bloed of Wonden Chrifti, &c. of met diergelyke woorden andere Menfchen kwaad wenfchen. Uit gewoonten hem zeiven, of anders tot beveftinge van zyn woorden zoodanig wenfchen. AlsGodftraftmy, of de Duivel haald my, ikmoetnietzaligworden, op myn ziel, &c. of de Duivel haald u, &c. Gods Woord fpottelyk op ydele dingen duiden. Tegen het derde Gebod. SLaaffelyken arbeid op eenen Zondag of Vierdag zonder nood te verrigten, andere zulks te gebieden, of laten doen. Metfpelen, brallen, drinken, danffen, fpringen, ledig gaan, verzuimenis van de Predicatie, met onnutte redenen, en diergelyke ydelheid de Zondagen en Vierdagen overbrengen, en die aanu bevolen zyn daar van niet af te houden. NB. Van het verzuimen der Mijjfe volgd. Tegen het vierde Gebod. r^Yne Ouders tot toorn verwekken, bedroeJ J ven, haten, veragten, dat men haarder nederigheid fchaamd, in kruis en nood de zelve verlaten, den dood of ander kwaad hun wenfchen, in redelyke zaken hun niet gehoorzaam zyn, tegenftand doen, en haar laatften wille niet volbrengen, &c. Zyne regtmatige Overheid, Huisheere, Huisvrouwen, en Schoolmeefters, onbehoorlyk tegenftaan en kwalyk van hun fpreken, &c. Voor de Ouders, hun kinderen vervloeken, kwade exempels geven, &c. Tegen her vyfde Gebod. IEmands leven door zyn zeiven of andere verkorten, of het lighaam met flagen, wonden, of vergift befchadigen. Door zyn zei ven of andere, de vrugt des lighaams voor of na de ontY $ fan-  514 Biegtfpiegel, tot fangenifle des levens hinderen, befchadigcn^ verdry ven of aanleidinge, raad en hulpe daartoe geven, een gekweften, hongerigen of kranken, indien hy zyn zeiven niet helpen kan, fterven laten, daar men hem nogtans hadden konnen helpen: Hem zeiven of anderen, ernftelyk of door haaftigheid en onbedagtzaamheid de dood wenfchen. Metvoordagtof onagtzaamheid tuffchen Vrienden vyandfehap verwekken. Tegen het zesde en negende Gebod. IN den Heiligen Egtenftaat hem na zyn behoren niet gedragen, met gedagten, woorden of werken daar tegen zondigen. Met gedagten, en by voeginge van den wille: (fchoon genomen het werk zeiver niet volbragt is) met een anders man of vrouw, of vrye perfoon begeeren te zondigen, en wanneer die ookmet 'er daadgefchied. De fchuldigheid van den Egtenftaat tegenftaan , en de zelve niet agtervolgd, als men geen gewigte oorzaak heeft, en alzoo zomtyds eenige zware zonden veroorzaakt. De oorzaak, en pligt des Egtenftaats verhinderen, of hem daar in onmatig of onbehoorlyk dragen. NB. Godvrezende en verjlandige geboude perfoonen konnen genoeg hier uit zien, hoe zwaar dat ze na de aangeroerde wyze gezondigt mogten hebben, zulks zyn ze fcbuldigophet alderkortfte, en ongevraagd in ootmoedigheid te BiegtenydewyldenPrieJler zonder gewigtige oorzaak en nood in deze materie niet vragen moet; en die geene dwalen zeer , welke meenen dat in den Egtenftaat alles geoorlooftis, waar toe zy door den onzuiver cn Geeft, enbeeftelyke begeerten menigmaal by de menfchen onmatiger als by de beeften verwekt worde: David zeid, Pfalm 31. Word niet gelyk de paar-  onderzoek der Confcientie. yiy den en muilen, dewelke geen ver/land en hebben. Den Jongeling Tobias fprak tot Sara: Wy zyn kinderen der Heiligen , en onsen behoord niet op zulke manier e by malkanderen te komen, gelyk als Heidenen die God niet en kennen. Tob. 8. Tegen het zevende en tiende Gebod. ZYn naaften heimelyk of openbaarlyk in koopen en verkoopen met valfche elle, mate, gewigte, munt, littig en onder fchyn van geregtigheid bedriegen, of hem onbehoorlyk tot fchade brengen, of geftolen goederen koopen, &c. Merkt wel dat'er van diergelyke zonden niemand verloft en word, ten zy hy in der daad zoo wanneer het mogelyk is, of als het onmogelyk is, met zyn wille en genegendheid het ontvreemde goed aan den eigenaar zelfs, of door andere heimelyk of openbaarlyk wedergeven en vergoede. Maar als men den Eigenaar van 'tgoed of derzelver Erfgenamen niet vinden kan, moet zulks aan den Armen of Kerke gegeven worden. Tcftamenten en laatfte willen van andere onbehoorlyk tegenftaan, of eenig bedrog omtrent dezelven gebruiken, en die niet voltrekken, &c. Zyn eigen goederenkwalyk te hefteden, dezelve metbraffen, dronkenfchap,ligtvaardigheid,weddingfehappen, dobbelen, hovaardigheid in kleedingen , verzuimeniffe, &c.doorbrengen, en alzoo zyn vrouw en kinderen van de zelve beroven. Dingen die gevonden zyn, als zyn eigen te gebruiken en die niet wedergeven, na den Eigenaar van de zelve niet vernemen, en die alzoo agterhouden. Procefien met onregtvaardigheid of zonder oorzaak uit haat, toornigheid en hovaardye beginnen , en valsheid daar in gebruiken. Voor hem zelfs, of de zyne door geld of goeY 6 de-  516 Biegtfpiegel, tot deren, Geeftelyke Praebende, Bedieningê, of Officien zoeken te verkrygen. Met zyn Geld of Waren woekeren. Te weigeren zyn fchulden te betalen, of 't zelvemetopzet verzuimen, daar men nogtansmiddelen heeft om te betalen. De Arbeiders, Knegten en Dienftmaagden haar loon onttrekken, verminderen of agterhouden. Zyn arbeid ongetrouwelyk verrigten of zulks verzuimen, en nogtans loon trekken, het welk even zoo veel is als dicverye. NB. In ditjluk zondigen zomtyds de Ambagslieden. Tegen het agtjle Gebod. Binnen of buiten het Geregt tegen zyn naasten valfche getuigeniffen geven. Met kwade agterklap iemand zyn eer benemen of hem verkleineeren. Merkt wel dat in de dieverye rakende de eer, een Chriften niet minder gehouden is weder te geven, als in de dieverye rakende de goederen. Eer rakende redenen by andere vervorderen, die gaarn aanhooren, en dezelve niet verhindeTen als men kan. Geheime en vertrouwde dingen als men met eede daartoe verpligt is, openbaren met eens anders fchade. Iemand in zyn herte zonder geregtige oorzaak en teken van waarheid veroordeelen, of kwaad vermoeden van hem hebben. Door oorblazen vyandfchap tuffchen andere verwekken. NB. Wanneer iemand tujjchen beiden gaat, en twif zaken voortbrengen, die een ander gedaan of geff roken zoude hebben, en fchoon genomen dat het -waar is, zoo is het nogtans een zonden van oorblazery, het welk de Chriftelyke liefde (die het fondament van alle deugd is) fcheid en verbreekt, waar van gefc breven Jlaat Eccl. 2H. 15., Vervloekt is een •oorblazer, en die een yalfche tonge heeft, want hy  onderzoek der Confcientle. 517" hy ontruft 'er veelen die goeden vrede hadden. Iemand flatteeren, en in 't aanzigtpryzen zonder verdienften. Tegens de vyf Geboden der Chrijlelyke Kerke. ZOndagen of Vierdagen kwalyk overbrengen, op de zelve de Miffe en Predicatie zonder nood verzuimen, op de verbode dagen vleefch eeten. De veertigdaagfchc Vaften, en diergelyke Vaftendagen niet houden als de Catholyke Kerke beveeld: daar men nogtans eenentwintig jaren oud zynde toe verbonden is, te weten, die gezond zyn en geen zwaren arbeid doen. De Biegt een geheel jaar agterlaten, en de H. Communie op Paaffchen verzuimen. Op de zeven Hoofdzonden. Hovaardye. OP de gaven der zielen of des lighaams, als namentlyk door wysheid, verftand, welfprekendheid, en fchoonheid &c. hovaardig zyn. Gierigheid. Het tydefyk goed bovenmaten liefhebben. Naarlaten Aalmoeffen te geven, of weinig geven, daar u nogtans God met goederen gezegend heeft. NB. Een welhebbend Menfch is gehouden na de ?neetiinge des H. Cbryjofomus rykelyk Aalmoeffen te geven , dewyl hem God tot dien einde de tydelyke goederen gegeven heeft. Uit gierigheid zyn goed tot eigen nooddruft niette gebruiken, of daar toe niet aanleggen, 't welk men nogtans gehouden is. Onkuisheid. Met hem zeiven of andere ontugt begaan, waar by men zeggen moet (maar nogtans niet bekendmaken) of die perfbon waar mede men gezondigd heeft, God verloofd, in den Egten ftaat, of van zyn Maagfchap zy. Onnutte woorden fpreken, of gaarn aanhooren. Andere Y 1 on-  5*8 Biegtfpiegel, tof onkuifchewerkenleeren, en daartoe aanporren In hgtvaardige gedagten zig wetens en willens* ophouden, daarinzigverluffigen, fchoon genomen dat men geen wil en heeft de zelve met 'er daat te volbrengen : volkomen begeerten hebben in deze en geene zonden te doen indien het mogelyk was. NB. In deze materie is dikwils geen maat nog getal te vinden, en de eerbaarheid en laat niet toe dat ze alle naamkundig gemaakt worden: Maar wie hem daar infcbuldig bevind, moet weten dat hy zoo wel in deze als andere zonden tot volkomen verklaring verfligt is. Den Apofel Paulus zeid i Cor. 6. Laat u niet verleiden, nog Hoereerders, nog Afgodendienaars. De gierigheid noemd hy aan de Col/, o. r eenen dienft der Afgoden; nog overfpeelders , nog den geene (die in onkuisheid met baar zelf s zondigen) de Jlomme zonden daar God Sodoma om geJtraft heeft, en zullen het Koningryk Gods niet bezitten, ten zy dat ze opregte boete doen, ArY. Ach r hoeveel menfchen haar Biegte zyn zomtyds van deze materie geinfeaeert, maar deze hebben wel te bedenken, dat aan den jong fen dag bare fchandelyke werken voor de gantfche wereld zal openbaar worden, en daar beneven zullen hooren moeten: Gaat been gy vermaledyden. Nyd. Andere haar welvaren misgunnen, 't zelve te verhinderen. Over zyn naaften ongeluk verblyd zyn, en over zyn geluk hem bedroeven. Brajerye, Dronkenfchap. Met eeten cn drinken te veel zyn natuur overladen, zoo veel drinken dat het verftand overmeefterd word. Andere tot overdadig drinken nodige , &c. Toorn en Haat. Over iemand ónbehoorlyk verboord worden, of hem befchadigen. Anderetot toorn verwekken en aanporren. Haat en nyd tot andere dragen. Niet  onderzoek der Confcientie. 519» Niet willen vergeven, en geen gewoonlyke tekens van liefde blyken laten. NB Ten zy dat gy van herten vergeeft r en uwen vyand blydelyk tekenen van vergiffeniffe betoond, zoo en kan uwe Biegte niet volmaakt zyn. Traagheid. .Merkelyk verdriet en tegenzmmde Godsdienft hebben, en traag zyn in werken van zyn zaligheid. Dit verdriet en traagheid word door al te groote liefde en onmatige zorge voor tydelyke dingen veroorzaakt. Zes Zojiden tegen den Heiligen Geeft. 1. "X TErmetelyk op Gods barmhertigheid zon- V digen. 2. Aan Gods genade twyffelen. 3. De bekende waarheid tegenftaan. 4. De zaligheid zyns naaftens te benyden, en hem afgunftig zyn. 5. Een opftinaat herte hebben. 6. In de onboetvaardigheid met voorbedagte wil volharden. ' Welke zonden in deze nog in de toekomende wereld geheel niet, of zwaarlyk vergeven worden : vermits het zeer zelden gefchied dat eemge zondaar hier aan fchuldig zynde , waaragtige boete doen. Als te zien is aan Amon des Konings Manaffis zoon, Caïn, Pharao, Saul, Antiocho, &c. en andere. Fier Zonden, die in den Hemel Wraak roepen. " i.TCTOorbedagte Doodflag. V 2. De Zodomitifche of ftomme zonden, 3. Verdrukkingc der Armen, Weduwen en Wezen. . 4. Het verdiende loon der Werklieden en Arbeiders te onttrekken of onthouden. Welke zonden van God in dit leven dikwils fchrik-  5*20 Biegtfpiegel, tot fchrikkelyk geftraft worden, als te zien is aan Abfalon, en de Stad Sodomaen Ghomorra. Negen Vreemde Zonden. !• "P\E zonden van aanraden. JL/ 2. Een ander doen zondigen. 3. In een anders zonden bewilligen. 4. Andere tot zonden verwekken. 5. Andere hare zonden pryzen. 6. Daar op ftil zwygen. 7. De zelve overheen zien en verdragen. 8. Onregtvaardig goed deelagtig zyn. 9. Andere haar zonden defendeeren. Waar door wy aan deze zonden voor God fchuldig worden, als of wy dezelve perfonelvk hadden bedreven. J Gemeene middelen tegen alle Zonden. J' ~Tykwils en volkomen by eenen verftandi-L/ gen Priefter zyne zonden Biegten, en Zyn ziele door het H. Sacrament des Autaars Verfterken. 2. Zyn Confcientie dagelyks onderzoeken: In deze onderzoekinge en examen door den gantfchen dag menigmaal volkomen berouw en leerwezen over zyn bedreven misdaden verwekken. 3. De traagheid en kwaad gezelfchap vlieden. 4. Zyninnerlyke enuitterlykc zinnen, kwade gedagten en genegendheden bedwingen, de oogen, tonge, ooren, mond en handen bepalen, en wel bewaren. 5. Met aandagt op de Predicatie letten. 6. Naarftig lezen in Geeftelyke Boeken. 7. Yverig bidden, en God den Heer, als ook de hulpe zyner Heiligen met korte en aandagtige Gebeden dikwils aanroepen. 8. Dikwils denken aan deprefentie van God, van  onderzoek der Confcientie. • J2I van de H. Maget Maria, en van den H. Befcherm-Engel. o Het leven Chrifti, zyn Lyden, Sterven en Dood, het laatfte Oordeel, de Hel en Hemelfche Glorie rypelyk overwegen, _ 10. Zyn lighaam met vaften en penitentie kas- ty iT'Na zyn vermogen rykelyk Aalmoeffen geven,' en meer andere diergelyke werken van liefde en barmhertigheid oeffenen: de tentatien in 't beginfel kragtiglyk tegenftaan. ~ K L EI N E~B IEGTSPIEGEL. Gedagten. ^ fX7"Dele, hovaardige, Onkuifche. X Begeerlyke, Nydige. % g Kwaadwillige, onverduldige. c g Toornige, Wraakgierige. «2' Verergerende, met een moetwillig oor* £ &1 deel. '% % Bedriegelyke, Godslaflrerende. «-g Twyffelagtig in 't Geloof. iMiftrouwende. Woorden. rX7"Ergeeffche, Ydele. o c- V Hovaardige, Roemagtige. "c H I'Ogenagtige, metzweeren. jsg Onkuifche, met ergernis. Toornige, kyfagtige, met dusdanige vloe*o & ken en verwenfehingen. .2 g< Godlafterende. S o Eerrovende. Va ca Smadelyke.^ ^ Schimpelyke. 1 o w Bedriegelyke. -o Flatteerende. .Verlydelyke. IVer-  j22 Kleine Biegifpiegel. Werken. LEdig gaan, den tyd kwalyk belleden. •) B Om geld fpelen daar by twiften en on- 2 regt doen. £ Zyn werk verzuimen. ar Schuldige gebeden nalaten of goede wer- I: ken. <» Miffe, Predicatie verzuimen, Zondagen en | Vierdagen kwalyk overbrengen. » Verftrooid zyn uit traagheid in 't gebed. n} De Vaften overtreden. g Onordcntelyk zyn in hanteringen. » Andere fchadclyk zyn. Hovaardig cn ydel zyn. Z. Onbarmhertig tegen den Armen. g Onkuifch by zig zelfs of met andere zyn. f? De gramfchap niet tegenftaan. 5" Onmatelyk eeten of drinken. n. Afgunftig zyn. n Traag in den Godsdienft. Onregtvaardig goed niet wedergeven. % Zyn Ouders en Overftcn niet gehoorzamen. Zr Andere verlyden of ergerniffe geven, J § Boetvaardige GEBEDEN voor de BIEGTE, Om een waaragtig Berouw te verwekken. HET EERSTE GEBED. Na het exempel van de Boetvaardige Magdalena. Luc. 7. WIezalmynhoofd water, cn myne oogen een fonteine der tranen geven, waarmede ik dag en nagt weene over myn menigvuldige, en groote zonden, met de welke gy ö alderliefften Je-  Boetvaardige Gebeden voor de Biegte. 523 Jefu van my zoo dikwils vergramd zyt! Ik moet bekennen, ö mynen Zaligmaker, dat ik niet minder dan de zondareffe Magdalena gezondigt hebbe. Nogtans zoo blyft myn herte verhard gelyk een fteen, en gevoeld niet na behooren zyne doodelykc Wonden, ö Heere! Moifes heeft met zynen Staf op de Steenrotfe geflagen, en de wateren zyn 'er overvloedig uitgeftort: wilt 6 Jefu ! van gelyke met uw' Heilig Kruis op myn fteenagtig herte flaan, op dat het menigvuldige tranen van berouw door de fonteine myn 'er oogen uitftorten. Ach! mogte ik met Maria Magdalena uwe voeten, ö alderliefften Jefu! en myn ziel met een in de zelve tranen wallenen! Hoe gaarne zoude ik aan u myn hoogfte goed, herteJyk leetwezen betoonen, dewyl ik u vergramd hebbe! maar alzoo ik zulks na mynen wenfeh van myn zeiven niet verkrygen en kan, zoo bidde ik u ö Jefu! door uw oneindelyke liefde, dat gy het geene ontbreekt aan myn leetwezen en tranen door u dierbaar Bloed volmaakt, en in het zelve myne ziele meer en meer wilt reinigen: op dat ik alzoo van alle zonden en onvolmaaktheden gezuiverd zynde, witter dan Sneeuw voor u oogen verfchyne : ö Jefu, ik neem myne toevlugt met Magdalena tot uwe Heilige Voeten, ik werpe my voor de zelve neder, en roepe uit alle de kragten myn 'er ziele, ö Jefu? toevlugt aller zondaars en verftoot my niet van u, laat my uwe H. Voeten met beide myne armen omvangen, en in der eeuwigheid van die niet afgefcheiden worden. Deze zyn het anker myn 'etziele , waar op zy haar in de onftuimige zee dezer wereld kan betrouwen : deze zyn de eenige trooft van myn bedroefde herte. Met een. verflagen gemoed en kinderlyk betrouwen zalikmy altoos ö Jefu! houden by uwe Heiligen Voeten,  5 2 4 Boetvaardige Gebeden Gedenkt ó myn beminden Jefu! hoe veel moeiielyke treden gy om mynen 't wille gedaan hebt: ziet aan de Wonden als oogblykelyke teekenen van uwe liefde, die gy in uwe Heilige Voeten draagd: laat my ö Jefu! door geen menfchelyk refpeót van haar afgekeerd, of door de veelheid myn er zonden niet verftooten worden, alzoo ik die uit den grond myns herten beweenen Ik wenfchte wel dat ik waar geftorven, eer ik ü, Jel.u! ,z°° grootelyks vertoornd hadde: ik wil ook in het toekomende duizendmaal liever alle pyn en fmerten verdragen, dan u door eeneenige doodzonde wederom te vergrammen. Neemd my danin genade aan ójefu! die door uwe ftemme genodigd wederom tot u kome, en de laft myn er misdaden voor u H. Voeten nederle ge en bidde u wilt ze in de zee van u H. Bloed en oneindelyke verdienften verfmoren, cn door uwe barmhertigheid niet gedenken. Ik neem vaftelyk voor my, op de wegen uwer geboden in 't toeKomende naarftelyker te wandelen, en alle aanvegtingen der zonden met uwe hulpe tegenftand te doen. ö Jefu ftaat my by, ó Jefu geleid my, o Jefu verfterkt my, en laat my hooren de troostelyke woorden: Uwe zonden worden u ver zeven Matth. 9. 2. HET TWEEDE GEBED. Na het exempel van den verloren Zoon. Luc. 15. VAder, ik heb gezondigd in den Hemel en voor u, nu en ben ik niet waardig u Kind genaamd te worden: Ach! wat heb ik gedaan, dat ik van u Goddelyk aangezigt, ö Vader' afgeweken ben, en myne vleefchelyke begeerten en natuurlyke kiften gevolgd heb; daar nogtans de zelve myn hert niet verzadigen nog vergenoegen en konnen. Ach! hoe zal ik konnen be- Itaan  voor de Biegte. S2S ftaan voor ö Goddelyk ftanfchyn, wanneer ik van alle myn gedagten, woorden en werken, rekeningen geven zal. ö Hemelfchen Vader! myn herte kan in den ftaat der zonden met geruft zyn- vrezen en beven is myn overgekomen, en de fmerten der hellen hebben my omvangen. Ach ik ellendigen Menfch, die nu in een vreemd en ver van u afgelegen land, (ö mynen God) als een verloren Zoon heen en weer zwerve, en buiten u nergens geen hulpe nog trooft en vinde. Nu worde ik gewaar dat'er geen vrede nog ruft en is by de goddelozen. Maar wat zal ik doen : Zal ik in myne ellende wanhopen eninmyn zonden vergaan? Neen, ö Hemelfchen Vader! ik weet dat uwe barmhertigheden boven uwe werken zyn. Ik weet dat u goedertierendheid geen einde en heeft. Daarom kome ik tot u, enwerpe my voor uw' aanfchyn ter neder, roepende zonder ophouden! 6 Vader! Vader, ik heb gezondigd in den Hemel en voor u, nu en ben ik met waardig dat ik u kind genaamd worde! Ach mogt ik maar onder de huurlingen worden gerekend! ó Vader der barmhertigheid. Ontfermt u myn 'er en weeft my een genadige Vader. Geeft myn wederom het kleed uwer gratie, waar mede ik vercierd tot uwe Goddelyke tafel onbeftraffelyk: ma°- genaken. Ik neme my vaftelyk voor, ö alderliefften Vader door uwe hulpe gefterkt zynde, na dezen u nimmermeer te vertoornen, byzonder in de zonde van ... In uwen huize verlange ik nu als een gehoorzaam kind te leven en te fterven. Verleend my de genade, 6 Vader! dat hier namaals my geen aanvegtinge des duivels, des werelds, of des vleefchs ooit vanuhuis en verleide. Want zalig zyn die ö Heere! welke in uwen huize wonen, zy zullen u in alle ecuwigheid loven. Pfalm 83- 5« IET  525 Boetvaardige Gebeden HET DERDE GEBED. Na bet exempel van Petri. Luc. 22. Wanneer gy in eenige zonden zyt gevallen die gy byzonderlyk hebt willen myden. NU bevinde ik ó Heer! hoe fchadelyk het is op eigen kragten hem te verlaten, en niet op uwe gratie te bouwen. Ik fprak in vertrouwen myns herten, doen myne ziele (ö goedertierenften Jefu) met uwe Hemelfche vertrooftinge geheel vervuld en ingenomen was, doen het vuur uwer liefde in my brande: Ik en zal in eeuwigheid tot de zonden niet bewogen worden; duizendmaal liever wil ik lierven, dan vanu myn hoogfte goedafvvyken: nogtans heb ik wederom gezondigd. Myn begeerten hebben my ten val gebragt, gelyk Petrus de ftemme van de Dienftmaagd. Uwe vriendfehap, ó Jefu! h ebbe ik ontkend, u de fonteine des levens hebbe ik verlaten, uwen Heiligen Naam hebbe ik misbruikt, mynen naaften ergerniffe gegeven, uwe genade my onwaardig gemaakt. Ach! hoe kan ik leven, ójefu! van 11 afgefcheiden zynde? Hoe kan ik ruften, indien gymy tegen zyt? Hoe kan het my wel gaan in deze ftaat der zonden? ö jefu! beter was het my in veele ellendigheden te zyn met uwe genade, dan in vreugde met uwe ongenade. Maar ó Jefu! hoe lange zult gy u aangezigt van my af keeren? hoe lange, ÓJefu!°Ik bidde ziet my aan, en ontfermt u myn 'er. De genadige oogen, met de welke gy "Petrus in 't huis van Caiphas aangezien hebt, flaat op myn herte, verwekt in het zelve een zaligmakende fonteine der tranen, daar mede ik met Petrus zonder ophouden weene over myne zonden, de welke zoo groot zyn, dat de Hemelen verfchrikken, en der zeiver poorten zig voor my gefloten hou-  voor de Biegte. Sz7 houden: want u ó Jefu! de fonteine des levendi°-en waters hebbe ik verlaten, en my putten °xf°Taven, die geen water konnen houden. Maar fk keere wederom tot u, met een ootmoedigen geeft, en een verflagen herte: dewyle by u is de fonteine des levens. Pfalm 35. 10. HET VIERDE GEBED. Na bet exempel van Zac heus tot reftitutie of wederge* vinge van onregtvaardigbeid aan eere en goederen, è T IcffelykenTefu! hoe grootis uwe goedheid; I j hoe diep uwe ootmoedigheid? alhoewel ik den aldergrootften zondaar ben, zoo wilt gy no°tans door het Alderheiligfte Sacrament des Autaars volkomentlyk in mvn hert, gelyk m 'thuis van Zachcus, ingaan en eeuwig by myn blyven. Met meerder reden kan ik dan gelyk als den Hoofdman zeggen: Heer ik en ben met waardig dat gy ingaat onder myn dak; want myn herte is van de liefde der tydelyke dingen geheel ingenomen, enmetveelezondenbefmet;inzonderheid met deze van ... öHeere, ikbekenne myn onregtvaardigheid tegen u, en my is van herten leet, dat ik zoo zwaarlyk en menigvuldig gezondigd hebbe; maar van nu aan zal ik my waarlyk beteren: ook zoo zal ik alle fchaden, de welke ik andere lieden aan haar eere of goederen ooit gedaan hebbe, gewillig reftituceren; en om een zekerlyk begin van dit myn goed voornemen te maken, zoo zal ik nu of morgen zoo veel... aan den Armen geven, en daar en boven alles gelyk ik te doen fchuldig ben, met de eerfte srelegendheid weder geven en reftitueeren. Ach! Xvat zal my alle het werelds goed helpen, wanneer ik aan myn ziele zoude moeten fchade lyden. ö Heer! laat dog den rykdom dezer wereld myn herte niet aankleven, maar dat ik u zoo  Boetvaardige Gebeden zoo veel te meer beminne, en de eeuwige ?oederen die gy my prefenteerd, veel koftelyker eftimeeren. Myn God, ik bekenne dat al wat ik op dezer aarde bezitte, van uwe hand is afgekomen, en niet my, maar neigen Is: derhalven zoo egge ik de zelye voor uwe voeten, met hertelyke begeerten, als dat ik voortaan geen dingen meer gebruiken zal dan alleenlyk na u Goddelyk welbehagen, en dat tot uwer eere is ïmte\ i 3atmy ïan nu ó Jefu! metZacheus die trooftelyke woorden van u hooren- Heden qza- hüiz^ zaliSheid gefchied. En maakt van my die harder en tot het goede ongevoeliger ben dan eenen fteen, een zoon Abrahams: maakt van my wedcrfpannigen knegt, een lief en gehoorzaam kind. Neemd my afgeweken en ondankbaren zondaar wederom in genaden aan. Want gy zyt gekomen om zalig te maken dat verloren was. Matth. 18. n. HET VYFDE GEBED. Na het exempel van den Moordenaar aan 't Kruis. Luc. 23. Wanneer gy de Boetvaardigheid lange hebt uitgejle/d. 7,ETerlaau k?me iktotu d mynen gekruiften f-J Jefu! het befte en zekerfte deel myns levens hebbe ik in zonden overgebragt. Het is nog tyd dat ik uwe genade zoeke; want veele menfchen (.zoo wel jongen als ouden) fterven dagelyks daar heen, en wie is 'er die mv eenen dag van myn leven verzekeren kan? ó Oneindelyke goedheid' hoe dikwils had gy my in myn zonden konnen laten fterven en eeuwiglyk verdoemen, daar «v nogtans my tot nu toe behouden hebt? hoeveel duizend zielen branden nu in het helfche vuur, de welke minder dan ik gezondigd hebbe, en gy hebt my tot nu toe verfchoond. Waar heenen zou-  •voor de Biegte. 529 zoude ikwelgevaren zyn, wanneer ik met deze ware geftorven? Wie heeft doen, ö Heere! de handen van uwe regtvaardigheid gebonden ? wie heeft de geeffelen uwer ftraflevaftgehouden? Doenikniet ophiel van zondigen, enu dagelyks tot gramfchap verwekten? hebt gy niet nagelaten my tot bekeeringe en penitentie te roepen; 6 Jefu! uwe grondeloze barmhertigheid hebbe ik te danken in alle eeuwigheid. Nu ó Heere Jefu! en verftootmyniet, wantbyu en komt geenen zondaar te laat, indien hy wat boete en penitentie begeerd te doen. Den Moordenaar aan 't Kruis hebt gy in de laatfte uure zyns levens alles kwytgefcholden wat hy in de tyd van zyn gantfche leven misdaan hadde, gy hebt hem uwe genade gefchonken, en de eeuwige vreugde deelagtig gemaakt. Door dit overtollige werk uwer barmhertigheid en genade bidde ik u ó Jefu van Nazareth! waaragtigen en ootmocdigen Koning en Heere van Hemel eri Aarde, wilt u myn 'er ontfermen, en alle myne misdaden barmhertiglyk vergeven. Ik bekenne dat myne zonden een oorzaak zyn vanu bitter Lyden en Sterven, en dat uwe handen en voeten zoo fchromelykvoor my zyn doornageld, dewyl ik myne handen tot verboden dingen uitgereikt, en myne voeten (de wegen uwer Goddelyke geboden: afvvykende) tot ydele welluften hebben beftierd. Maar, ö Jefu! het bedroefd my van herten, en wenften uit den grond myn 'er ziele, dat ik hadde het leetwezen van den boetvaardigen Moordenaar, en dat ik zulk berouw, ö Jefu, kondebewyzen: Ach! ontfermt u myn 'er, ó Jefu! ontfermt u myn 'er, en laat uwe bittere Dood des Kruis aan my niet verloren zyn. Gedenkt ó Jefu aanmy, die nu in u Hemelryk nevens den Vader en den H. Geeft Z eeu-  53° Boetvaardige Gebeden eeuwig leefd en regeerd: weeft my eenen genadigen Regter, wanneer ik om rekcningetc geven voor u aanfchyn verfchynen zal: want ik vreze u oordeel. Pfalm 118. 120. HET ZESDE GEBED. Na de gelykenijfe van 't verhoren Schaap. Luc. 15. ft TTEere, ik heb gedwaald gelyk een verloJLjL ren Schaap, en ben van de wegen uwer geboden afgeweken en in veele ellenden geraakt. Maargy, ö Heere! hebt als een goeden Herder my nagevolgd: u leven hebt gy voor my gegeven, op dat ik van de pyn der hellen, en van den eeuwigen dood mogte verloft wezen. Wat heeft my dog konnen bewegen van u (ó Jefu! die den weg der waarheid tot het eeuwig leven zyt) af te wyken, endefchoonc Kudde van uwcuitverkoorne te verlaten? Ach! deliftigeSatan, de fnode Wereld, myn natuurlyke begeerte (met beloften van ydele vreugden, en valfche welluftcn) hebben my verleid, deze heb ik gevolgd, en ben tot de helle gelopen. Maar nu, ójefu, keere ik wederomtot u; met ootmoedig bidden, wilt aan my bewyzen dat gy eenen goeden en getrouwen Herder zyt. Herfteld wat aan myn tegenwoordig gebreekt,fterkt mynzwakheid, geneeltmyne krankheid, neemd my u verloren Schaapje op uwe fchouderen, en brengd my weder tot de Kudde van uwe Uitverkoorne, zoo zal ik wel gemoed zynde, konnen fprckcn: De Heere regeerd my, cn niets zal my mankeercn: In de plaatze der weide heeft hy my gefteld, aan de wateren der verkwikkinge heeft hy my gevoed, myn ziele heeft hy bekeerd. Pfalm 22. HET  •voor ie Biegte. 53 r HET ZEVENDE GEBED. Na de gelykenijfe van den geenen die onder ie Moordenaars gevallen was. Luc. 10. 6 "\ /TYn ellcndigen Menfch! ik die Jerufalem JlVJL verlaten hebbe, en na Jericho gegaan, ben, die dc plaatfe van den waren vrede hebbe verlaten, en ben de onftandvaftige vreugde dezer wereld gevolgd. Ach! ik ben doormyne zonden in de handen der helfche Moordenaars gevallen, die my het kleed myner onnozelheid hebben geroofd, en daar nevens ter dood toe jammerlylc gekweft. Ziet my aan, ö waaragtigen Samaritaanmet genadige oogen, en ontfermtu o ver my, want ik ben van ieder verlaten, en daar en is niemand die my kan helpen buiten u. Op u alleen, ö Jefu, ftaat de hoop myns zaligheids: Gy zyt den eenigen Medicynmeefter van myn wonde, ö Barmhertigen Samaritaan! waaragtigen Zaligmaker Chriftus Jefu, verlaat nog en verwerpt my niet in dezen mynen ellendigen ftaat; fteekt uit uwe genadige hand , en haaft u om my te helpen. Giet in de wonden myn 'er ziele denkragtigen wyn uwer liefde, en den verzagtenden olie uwer barmhertigheid. Neemd my in genade aan, leid my ter goeder herberge, namentlyk in de Wonden van uwe gebenedyde Zyde. Laat my u lieffelyk Herte naderen, want daar zal ik gewenfte rufte vinden, daar zal ik in u dierbaar Bloed van myne veelvuldige zonden gezuiverd worden. Aldaar zal ik van de hitten uwer Goddelyke liefde verwarmd worden; daar zal ik de koftelyke Schat vinden, met de welke alle myne fchuldcn aan de Hemelfchen Vader konnen betaald worden; daar zal ik myn vafte borg vinden, tegens alle vyandelyke aanvallen: daar zal ik van alle perykelen des doodelyke yal na dezen verZ 2 ze-  53* Boetvaardige Gebeden zekerdzyn. Laat dan, ójefu! de Wonden uwer Heilige Zyde myne toevlugt wezen, hier is myne woonplaats: want deze heb ilc uitverkooren. Pfalm 131. 14. HET AGTSTE GEBED. Van den Koning Manqjfis. HEere Almagtigen God, onzer Vaderen Abraham, Ifaac en Jacob, en van haren regtvaardigen Zade, die gemaakt hebt Hemel en Aarde met alle haar cieraat, die de Zee gebondenhebtmet dewporden van uwe geboden, die den afgrond befloten hebt, en hebt dien toegetekend met uwen vcrvaarlyken enloffelyken naam, den welken alle dingen ontzien en beven van 't aanzigt uwer kragt: want onverdraagelyk is de grootdadigheid uwer glorie, en onlydelyk is de gramfchap uwer dreiginge op de zondaars. Maar ongemeten en onbegrypelyk is de barmhertigheid uwer beloften: want gy zyt de alderhoogfte Heere, goedertierend, langmoedig, en zeer barmhertig, en rouwe hebbende over de boosheid der Menfchen. Gy Heere na de menigvuldigheid uwer goedheid hebt belooft penitentie en vergiffeniffe der geene die tegen u gezondigd hebben, en door dc menigvuldigheid uwer barmhertigheid hebt gy penitentie geordonneerd de zondaren ter zaligheid. Hierom en hebt gy Heere God den regtvaardigen geen penitentie gefteld, den regtvaardigen Abraham, Ifaac en Jacob, den geenen dieu niet gezondigd enhebben: maar gy hebt de penitentie gefteld om my zondaar : want ik heb gezondigd boven 't getal van 'tzand der zee: vermenigvuldigd zyn myne boosheden, ó Heere! vermenigvuldigd zyn myne boosheden, en ik en ben niet waardig te befchouwen en tè aanzien de hoogheid des Hemels om de menigvuldigheid myn 'er boosheden. Ik ben ne-  •voor de Biegte. 533 nedcrgcbogen met veele yzere banden, zoo dat ik niet en mag myn hoofd opheffen, en ik en heb geen verblazinge myns adems: want ik heb verwekt u gramfchap en kwaad voor u gedaan. IK en heb uwen wille niet gedaan, en u geboden en heb ik niet gehouden. Ik heb gefteld afgrylielykheden, en vermenigvuldigde misdaden. En nu buige ik de kniën myn 'er herten, biddende van u genade. Ik heb gezondigd Heere, ik het» gezondigd, en myn booshedenbckenne ik, daarom zoo begeer ik u biddende: Vergeeft my Heere, vergeeft my, en wilt my te zamen niet verdoen met myne boosheden, nog ook en wilt met in der eeuwigheid (gram wezende) het kwaad my na houden, nog cn verdoemd my niet m de onderfte plaatzen der aarden: want gy zyt God, een God (zeg ik) der geene die Penitentie doen, en in my zult gy alle u goedheid toonen: want gy zult my onwaardige zalig maken na u groote barmhertigheid, en ik zal u altyd loven al e de dagen myns levens. Want u loven alle de kragten der Hemelen , en u is glorie in der eeuwigheid, Amen. HET NEGENDE GEBED. Van den Koning David. Den 50. Psalm. Miferere mei Deus, &c. ONtfermtumyner, God, volgens uwe groote barmhertigheid: en volgens de menigte uwerbarmhertigheden,zoodoetuitmyneboosheid. Wafcht my meer en meer van myne ongeregtigheid : en reinigd my van myne zonden. Want ik beken myne ongeregtigheid: en myne zonden is altyd voor my. U alleen heb ik gezondigd, en kwaad voor u gedaan : op dat gy regtvaardig zyt in uwe woorden: en overwind, als gy geoordeeld word, Z 3 Want  J34 Boetvaardige Gebeden Want ziet ik ben in boosheden voortgebragt: ■en in zonden heeft my myne Moeder ontfangen! VV ant ziet gy hebt de waarheid lief: de onbekende en verborgen geheimen uwer wysheidhebt gy my geopenbaard. Besproeid my met hyfoop, en ik zal gereinigd •worden: Wafcht my, en ik zal witter worden als iheeuw. Geeft vreugde en blydfchap aan myn gehoor: en dat myne vernederde beenderen door verheuging opfpringen. Wend uwe aanfchyn af van myne zonden: en Wifcht uit alle myne ongeregtigheden. Schept in my, ó God, een zuiver hert: en vernieuwd eenen opregtengeeft in myn binnenfte. Verwerpt my niet van u aanfchyn: nog neemd .uwen H. Geelt van my niet weg. Geeft my weder de blydfchap van uwen Zaligmaker, en met den principalen geeft verfterkt my. Ik zal de bozen uwe wegen leeren: en de godlozen zullen zig tot u bekeeren. Verloft my van de bloedfchulden, ó God, de God myns heils: en myne tong zal uwe regtvaardigheid met blydfchap verheften. Doet myne lippen open, Heere: en mynen mond zal uwen lof verkondigen. Want had gy eene Offerhande begeerd, ik zouze voorzeker opgedragen hebben: de brandoffers zullen u niet aangenaam zyn. Een bedrukte geeft is voor God eene Offerhande: een vermorfeld en verootmoedigd hert zult gy, ö God, niet verfmaden. Doet wel, Heere, volgens uwe goedgunftigheid aan Sion: op dat de muren van Jerufalem opgebouwd worden. Dan zult gy de Offerhande van regtvaardigheid,  •voor de Biegte. 535 heid, de opdragten en Brandoffers aannemen; dan zullen zy Kalveren op nwen Altaar leggen. Glorie zy den Vader, &c. HET TIENDE GEBED. Waar in op het volmaaktfte Berouw en leetwezen word verwekt, om te gebruiken voor de geene die dikwils te Biegten gaan. 6 \ Ldervolmaaktften Jefu! wie is'er die uwe J\. oneindelyke goedertierendheid bekendis, en u van gantfcher herten niet en bemind? 't Is redelyk dat ik duizendmaal liever de dood zoude verkiezen als u eenigzints ook met de muitte zonde al willens té vertoornen: want gy zyt alleen waardig alle liefde, eere en dienit en gy cn vergeet niet uwe liefde en mildadigheidalle oo genblikken my te beto onen. Ik zal nu, o J elu! u meerder lief hebben als ik tot dus lange heb gedaan; en zal my beter voor de dagelykfchc zonden en onvolmaaktheden wagten als voor dezen- dewyl ik weet datu alle zonden zoo zeer mishagen. Ach! kondeikóJefu! unubewyzen dat ik u van gantfcher herte, van gantfcher ziele en van alle kragten beminde, en dat door de kragt van deze liefde myne zonden my van herten leet waren. Ach! dat God gave dat myne liefde totu zoo groot en volkomen was , gelyk de liefde van alle Seraphinen en Uitvcrkoorne die in den Hemel en op der Aarden zyn! Hoe gewillig zoude ik dezelve u nu en ten allen tyden opofferen, Zoude iku Jefu, na dezen we.derom vertoornen, byzonder met deze zonden van ... Zoude ik dan niet myne begeerte, kwade .genegendheden cn gewoonten bedwingen, byzonder in deze gelegendheden. 6 Jefu! vergeeft het my nogmaals wat tot nu toe gefchied is, alle zonden zyn my leet uit den grond myns herte: tZ 4 ai-  53<5 Boetvaardige Gebeden voor de Biegte. alleenig daarom dewyl ze tegen u zyn, en gy myn zoo lieve en getrouwen Vader daar door vergramd word. Ik neem vaftelyk voor met uwe gratie my zekerlyk te beteren, en my te wagten dat ik met voordagtgeen eenige zonde meer en kome te doen, byzonderlyk deze ... Zal my pok benaarftigen de Chriftelyke liefde, dewelke ik op verfcheide manieren befchadigd heb, te heritellen, en zekerlyk in dit iluk van ... Ik bid 6 Jeiu, wiltmy hier toe uwe genade zoo mildelyk mededelen, dat ik dit myn voornemen zekerlyk mag nakomen en volbrengen, Amen Schietgebeden,^. 408 ó Jefü, als'ikgedenk, -pag. 460. ö ' By den Biegtfloel knielende , zegd: Eerwaardigen Heer (Pater) geeft my den zegen, op dat ik alle myn zonden volkomentlyk mag Biegten en belyden. Na den ontfangen Zegen van den Priejler. IK armen zondaar belyden voor God Alma°ti£ Maria zyn lieve Moeder, alle Heiligen en u Priefter m Gods ftede, dat ik zedertmyn laatfte Biegt, dewelkegefchied is over ... dagen, Weeken, maanden, dikwils en veel gezondigd heb met gedagten, woorden, werken en met agterlatmge vanveele goede werken, maarbyzondcrlyke kenne ik my fchuldig, &c. Myn laatfte opgelyde Penitentie heb ik niet volbragt. Heb de Naam Gods onteerd, &c. Vaart dan voort in de belydinge van uwe zonden. En als gy dan al het geene dat u bekend is, beleden hebt, zoo fpreekt: DEze en alle myne zonden zyn my leet uit den grond myns herten, dewylikGod, die het  Dankzegginge na de Biegt. 53? het hoogfte goed is, daar door vertoornd heb, daarom neem ik vaftelyk voor myn leven te beteren; verzoekende van u Priefter een zalige Penitentie en Ablblutie. Voor en na de Biegte kond gy lezen. Is dit u Goddelyke Aangezigt, pag. 290. Alle de Gebeden tot het Herte Jefu, pag. 478. Voornamentlyk zuivering des Herten door t Onzen Vader, pag. 483- Schietgebeden, pag. 408. Lof en Dankzegginge na de BIEGT. Den 102. Psalm. LOofd den Heer, myn ziel: en al wat binnen in my is zynen Heiligen Naam. Loofd den Heer, myn ziel: en vergeet dog geen van zyn weldaden. Die alle uwe zonden vergeeft: die alle uwe krankheden geneeft. Die uw' leven verloft van den ondergang, die u met genade en barmhertigheden kroond. Die met het goede uwen wenfeh vervuld: uwe jeugd zal vernieuwd worden, als die van een Arend. . , , Den Heer doet barmhertigheden en regt aan allen die onregt lyden. . „ Hy heeft zyne wegen aan Moifbs bekend gemaakt en aan de kinderen van Ifraël zynen wit. Den Heer is barmhertig en medogend: langmoedig en zeer genadig. Hy zal zig voor altyd niet vertoornen: nog voor eeuwig niet in bedreiging zyn. Hy heeft ons niet gedaan volgens onze zonden : nog ons niet vergolden volgens onze ongeregtigheden. Want zoo hoog als de Hemel boven de Aarde is: zoo zeer heeft hy zyne barmhertigheid bekragtigd over de geene die hem vrezen. 0 ö Z £ Zo°  535' Dankzegginge na de Biegt. *i~iM Zoo verre het Ooften is van het Weften: zóiPi verre heeft hy onze misdaden van ons weggedaan. 00 Gelyk een Vader zig erbarmd over zyn kinderen: alzoo heeft den Heer zig erbarmd over de ) geene die hem vrezen. . Want hy weet wat maakzel wy zyn: hy is indagtig geweeft, dat wy ftof zyn. De dagen des menfchen zyn als gras: hy bloeid gelyk een Bloem des Velds. Want de wind zal daar overgaan, en hy zal geenen ftand houden: en men zal zyne plaats niet meer kennen. Maar de barmhertigheid des Heeren is van eeuwigheid tot in eeuwigheid over de geenen die hem vrezen: en zyne regtvaardigheid tot op kinds kinderen. , Op de geene die zyn verbond houden: en op> zyne geboden denken, om ze te volbrengen. Den Heer heeft in den Hemel zynen zetel vaft gefteld; en zyn Ryk zal over alles heerfchen. Loofd den Heer allen gy zyhe Engelen, gy fterke Helden, die zyn Woord doet, om te ge- : hoorzamen aan 't geene hy zegd. Loofd den Heer, alle gy zyne Heirfcharen: gy zyne Dienaars, die zynen wille doet. Loofd den Heer, allen gy zyne werken: in alle plaatze zyner heerfchappye. Loofd myne ziel den Heer. De tweede Dankzegginge. Na het exempel van de gereinigden Melaatfchen. Luc. io. 6 /"\Pperfien Bevelhebber Jefu! ik keere we\J derom tot u met Offerhande van dankbaarheid, die ik u opdrage, wyl- dat gy my van de Melaatsheid myn 'er zonden hebt gezuiverd, ü za-  -' * Dankzegginge na de Biegt. 53$ zaligmakende Naam, 6 Jefu! zy geloofd en gebenedyd in alle eeuwigheid. Maar indien mist fchien iets in 't gebruik van dit H. Sacrament der Penitentie aan myn zyde verzuimd ol onvoli maakt mogte zyn, zoo bid ik u 6 Jefu! wilt dat i door uwe oneindelyke verdienften, door u lyi den en fterven, als ook door de voorbiddmge van uwe gebenedyde Moeder en alle lieve Uitverkoornen genadiglyk vervullen: en my alzoo « ó liefften Jefu! in den ftaat van uwe gratie be Jen aan de Wonden myner ziele. Ontfermt u over myn zwakheid, en laat my de kragt uwer MpJirvne die gy my in dit H. Sacrament geoiKShebt gewaar worden. By zonder bidde fk Taf gy myn ziele met deze fpyze en medicyn wilt verkwikken, en verfterken wanneer zy u t Se weSd fcheiden zal, op dat zy van de eeuwige lood verloft, in 't eeuwig levenuwen H. Naam altoos mag loven en pryzen, Amen.^  5"44 Zeven verfcheide maniere 4. Maniere om aandagtig te Communiceeren. Steld u Chriftum in dit H. Sacrament voor.' als eenen Veldoverfen, de welke alle Menfchen onder het Vicïorieufe Kruisvaandel tegen het Vleefch, de Wereld en den Duivel begeert aan te voeren Maar u zult gy eftimeeren voor eenen flauwhertigen en zwakken Menfch, die van den gemelden vyand niet zonder perykel van uwe tydelyke en eeuwige welvaard omringeld zyt Derhalven zoo neemd in dit H. Sacrament uwe toevlugt tot Chriftum. GEBED. 6 £>Trlkea TH.eld', ó glorie«fen Overwinnaar Uinlto Jefu; hoe kan ik zwakke creatuur zonder u, tegens myne vyanden beftaan? Zy hebben my alom met haar magt omvangen, en vervolgen my zonder ophouden. Het vleefch verwekt vleefchelyke lullen: de wereld fteld mv aangenaam voor de tydelyke eeren en goederen * den duivel beweegd my altoos tot gramfchap' iSaJ'nX dTen,a^ere-diergelyke zonden: komt gy dan ó Jefu! my met te hulpe zoo en kan ik k^HnfeT'rege?ftanddocn- Daarom komt, ach Komt! ó Jefu ftaat my by in myne zwakheid. U ben ik verpügt met lighaam en ziel, in uwen dienft begeere ik te leven en te fterven. Neemd my aan onder u Kruisvaandel, maakt my tot een rT^ru Chrm' fterkt ™y met u Alderheiligfte Vleefch en Bloed het welk ik nu in dit Alderheiligfte Sacrament begeere te nutten, aldus zal ik myne vyanden overwinnen, en in uwen Heiligen Naam loflyk triumpheeren, Amen. 5. Maniere om aandagtig te Communiceeren. Bedenkt dat gy Chriftum ziet in dit AlderheiliglteSacrament als een Brand en Verzoenofterbande> tot het welke hy zig aan zynen Hemelfchen Va-  m behoorlyk te Communieeeren. 545 Vader (om de Wereld met hem te verzoenen) eeoffcr d heeft. Bereid gy van gelykenu hert tot f fonerhande,vereenigdhettotd^ dit H Sacrament met Chrifto, en prelentecra het als dan aan den Hemelfchen Vader. GEBED. A TEfu' Verloffer van het gantfche MenfcheI lik *eflagt, die u aan het Kruis aan uwen J Hemelfchen Vader ommyne zaligheid wi^ le tot een volkomen Brand en Verzoen-offerhaÜc hebt gegeven. En zal ^TvereeS eeheel en al aan u geven, en ik alzoo verecniga Ivnde met u den Hemelfchen Vader opofteren. Ach leftl' mogte ik maar waardig en aangenaam zyn vooru en uws Vaders aangezigt! Hoe gewilS zoude ik my overgeven met lighaam en ziele afn u en uwen Hemelfchen Vader, en aan den ïToeéft tot een eeuwige offerhande: Ik begeere fót ln Snde metu/ö Jefu! in dit Alderheilig fte Sacrament vereenigd te wezen, op dat ik alzoc.metu en uwen Hemelfchen Vader een volkomen en aangename offerhande mogt wezen, Amen. 6. Maniere om aandagtig te Communiceeren. Laat u Chriftum hier voorgcfteld zyn als een üeffelyken Vader die u dit H. Saeramen als een zeker pand des eeuwigen levens m zyn 1 eiument (doen hy uit deze wereld fcheide) nagelaten heeft, het welk gy als een dankbaar Kind wilt aanmerken, en met de hoogfte liefde en reverentie ontfangc zult. GEBED. 6 A Ldergoedertierenften Jefu ! minnelyken A. Vader, die voor u affcheiden my u zelve in dit Alderheiligfte Saerament tot een pandhebt ö  54$ Zeven verfcheide manieren gegeven, waar door ik van u Ryk ('t welk gy mv kerde?vnrfdAeIF^TCer,d hebt) vïï! Kerd zyn Ach hoe flegte kinderlyke liefde en dankbaarheid heb ik totnogtoe, voorzoo «roote -fr ^ kblddeujem, ö myn goedertierengen Vader! wilt my dog nu in dh Alderhe figfte Sacrament met u Vaderlyke oogen aanz ei op dat myn hert opgewekt zynde, ik uïooï met een opregte kinderlyke liefde én ee b?edi- Sïe Tmy na, u welbeTagen aanitelle. Ik bekenne, dat ik dikwils van u afgeweken en gelyk een verloren zoon mynen wil nagevolgd ben Maar ö Tefu! nu keer Ik weïe tot u, en bidde ootmoediglyk wilt my in uwe voorgaande genade aannemen, en met den band uwer Vaderlyke liefde zoo vaft en fterk met u verbinden, dat nog gy, ójefu! van my no'ik van u nooit gefcheiden en worde, Amen. 7. Maniere om aandagtig te Communiceeren. Bedenkt dat Jefus [in dit H. Sacrament als een Bruidegom u in t gemoet komt; en laat uw' ziel daar en tegen yerfchynen als een Bruid, de welke hy van eeuwigheid bemind, en met hem beeft willen verloven : tot welke einde hy dit HSacrament hem heeft willen geven om u zoodani» met hem volkomelyk te vlreenigen °°aanis GEBED? VV^Iebenik, ójefu! dat gy u vernederd hebt V V om van my m der waarheid te zeggen: Met ten eeujigcUefdebebiku lief gehad, enS'u aan verloven, ójefu! hoekoft mygrooteïee"ré en hefde van u gefchieden? Verblyd u myziel ' v-nïlydU ^ Juigd' want de relioonfte onder de' erf ueto?,dei' MCnfchen WÜ ziS met u verioven ' en u tot zynen troon verheffen. Wat kan dog ia  om behoorlyk te Communiceeren. J47 in deze wereld zoo fchoon, zoo lief en aangenaamzyn, dat byuó Jefu! vergelekenmagworden? By u alleen zyn de volmaakte vreugden, Goddelyke eere, en ware onvcrgankelyke rykdommen. Wat op deze Aarde fchoon is , vergaat gelyk het gras; wat aanzienelyk is, verdwyndals rook: wat koftelyk is, vloeid daar heen gelyk hetwater. 6 Groote blindheid, datwyMenlchen meer dees ydele dingen, als u ö Jefu navolgen. Maar nu, ö Heer! ftrekke ik uit de armen van mvn herte en ziel, envlugte alzoo muwe lietfelyke armen, die gy in dit H Sacrament.tot my uitfteekt. Ontfangd my, o Jefu! yefbmd en vereenigd u met my eeuwiglyk: want in uwe armen begeere ik te leven en te fterven, Amen. 0 E F F E N I G E > van zonderlinge Godvrugtigheid voor de HEILIGE COMMUNIE. In overdenkinge van V bitter Lyden en Sterven Jesu Christi. Chriftus heeft ons bevolen, dat wy altyd by de H. Communie zyn bitter Lyden en Sterven zoude gedagtig wezen. Luc, 22. iq. 1 Cor. 11. 11. Gebed tot Voorbereidinge. 6 T Ieffelyken Jefu, die u eigen Vleefch en Bloed in 't tegenwoordige Alderheiligfte Sacrament tot fpys en drank voor myne ziele bereid hebt, en gewilt dat zoo dikwils wy het zelve kwamen nuttigen, u bitter Lyden en bterven daar nevens zouden gedenken. Ziet nu begeere ik deze uwe Heilige wil en bevel na te ko-  548 Oefening voor men. Ik bidde wilt my uwe gratie daar toe verbenen, zonder de welke ik onvermogende ben t zelve waardiglyk te doen. I. Chrijl'us fteld bet laatfte Avondmaal in. DOen gy, ójefu! de uwe beminde, hebt gy haar hef gehad tot den einde toe; deze uwe liefde en konde niet toeftaan, dat gy geheel uit deze wereld van myn gefcheiden zoud zyndaarom zoo hcbtgy dit Alderheiligfte Sacrament m tiet laatfte Avondmaal ingefteld, en myin het zelve u tot eenfpyze gegeven, ójefu wat zal ik u wedergeven? Aanvaard myn ziel en lighaam bezit my geheel, die u zeiven geheel aan my wut geven. J 2. Chriftus ootmoedigheid in 't wafc ben der Voeten van de Apoftelen. "T7"Oor uwe Difcipelen zyt gy ó Jefu! nedergevallen, en hebt hare (ja ook Judas) voeten gewalfchen. o Ootmoedigheid myns Heilands en Zaligmakers: Ik Hof en aifche, ik aardworm en goddeloos Menfch, die de helle zoo menigmaal verdiend heb, zal ik nog volharden in myii hovaardye? ik bidde u, ó Jefu! wilt my tot myn zaligheid verootmoedigen, en door dit u voorbeeld my tot het zelve verwekken. 3. Chriftus angft en bloedig zweet. UAngft en droefheid in 't Hofje, ó Jefu! • ,hffeftu dezewoorden: QMyn ziel is bedroefd tot m den dood) nefïens't bloedig zweet uitgeparft. Ach myn zonden zyn daar de "oorzaak van Ln ik gevoele zoo kleine droefheid over de zelve" Geeft my dat ik na dezen, de zeer kwalyk over- He wff V^6" my,ns levens' zonder ophouden M bitterheid mynder ziele beweene. 4. Chris-  ie H. Communie. 549 a. Cbrijlus aanvaard ie Kelk ies Lyiens. DEn Kelk van u bittere Paffie en Lyden, ö Tefu' die u van den Hemelfchen Vader geprefereerd is, hebtgy bereidwillig aangepomen tot myne zaligheid. Ik zal dan, Ójefu! aUcsvjat my overkomt van uwen genadenryke hand (die mv alle bitterheid zoet maakt aanvaarden. En tot dien einde dezen Kelk der zaligheid nu m dit tegenwoordige H. Sacrament van uwe hand aannemen, en uwen H. Naam aanroepen. 5. Ben valfcben Kus van Judas. VAn Tudas uwen trouwlozen Apoftel, hebt gy ö Tefu! den valfchcn kus ontfangen: maar gy hebt hem met een licflyk herte gekuft. Wilt doch, d Tefu, in der eeuwigheid met toelaten, dat ik u in dit Alderheiligfte Sacrament onwaarde onfange, en op een zoo goddeloze maniere kuffe. Neemd daarom van my alle onordentelyke genegendheid tot de creaturen, op datik met met de zelve ingenomen zynde, van u myn alderhoogfte goed kome af te wyken. 6. Chrifti Gevangenis. MEt koorden en ketenen, zyt gy ö Jefu gebonden, en als een groote misdadiger gevan«elyk weggeleid. Wel mag ik uitroepen:, met denVeft onzes monds, Chriftus den Heer isom onze°zonden gevangen. En zoude ik voortaan m alle vryheid zoeken te leven? zoude ik liever met de koorden en ketenen myner zonden, dan met de zoete banden uwer geboden willen gebonden zvn? neen, 6 Heer! bind my met de banden uwer liefde, en ik zal u navolgen door de wegen van uwe Heilige Geboden. 7 Chrifti befcbuldigd voor Annas en Caiphas. Vroor Annas en Caïphas zyt gy, 6 Jefu, als V een misdadige gebragt; gy zyt valfchelyk be-  r50 Oefféninge veor befchuldigd, in u gebenedyde aangezigt geflagen ver maad befpouwd en verftoten geworden het Z°ik, f7,°,z^moedig Lam al ter liefde vanmy geduldiglyk hebt verdragen. Ik bidde u ójefu! geeft mym dit Alderheiligfte Sacrament de kran van uwe zagtmoedighcid en lydzaamheid, waar door lk alle vyandfehap na u exempel zal konnen overwinnen. 8- Chrifti overleveringe aan Pilatus. "TTErders hebt gy ó Tefu! aan den Regter PilatZ „ tUS,( S een die de dood fchuldig was) ulaT'f1' om mY van de Rentte des eeuwigen doods te verloffen. Ü ö Tefu, zy dank in alle eeuwigheid. Ik bidde en wilt nieftoèlï ten dat door onwaardige ontfanginge van u H Mf uTordeeh06^ * my zelvc huldig maS O. Chriftus verfmaadheid by Her odes. VAn Pjlatus/yt gy, Jefu! tot Herodes gevZ , zondcn» de welke u neffens zyne Krygstet" ^d°°r Uwe 00t™°ediglieid) met een wit Kleed belpot, en alzoo weer tc rug tot Pilatus zondenheeft. ójefu, enwiltdOgWüwSfd met gedogen, dat ik uwe ootmoedige tc»cnwoofdigheid onder deze witte gedaante &deS broods eenigzmtsverfmade, of weinig eftimere. la Qeverkieunge van den Moordenaar Barrabas. ( t \ hebt o Jein! gehoord (doen u Pilatus neVJ vens den Moordenaar Barrabas aan t Volk vertoonde, en haar de keur gaf, om een van u beiden los te begeeren) de eenparige ftemme deigodloze Joden met de welke zy 3a°rrabas voor u verkozen hebben. Wiltmyö Heere, bewaren dat ik nimmermeer tot zulke ondankbaarheid vervalle, eneemge goederen, eere ofwelluftcn dezer wereld voorn, ójefu! kome te verkiezen. li. Chris-  I de H. Communie, SS1 ii. Chrifti Geeffelinge. IK verfchrikke, ó Jefu! wanneer ik bedenke hoedanig u Maagdelyk lighaam door de godloze boeven ontbloot, en met fcherpe roeden, koorden en ketenen zoo vrczelyk geflagen is geworden, ö Jefu! van de plante des voets tot de top uws hoofds en is niet gezond aan u gebleven Ik bidde voor uwe alhier tegenwoordige Geiiadetroon, welke gy in dit Alderheiligfte Sacrament gefteld hebt, en wilt dezenooitgehoorde wreedheid aan myn zondige ziele met wreken. 12. Chrifti Krooninge. UGebenedyde Hoofd, ó Koning der glorie! is met een Doorne Kroone zeer fmadelyk en fmertelyk gekroond geworden, daar door u H Aanzigt met Bloed overgoten en uwe fchoonheid als benomen is geworden. Ach! en zalik no» met myn hoofd hovaardye bedryven, en t zelve tot behagen van de menfchen vercieren en opfchikken? ö Jefu ! ik bidde vergeeft my myne ydelheid: dewelke my nu hertelyk berouwd Ik bidde dat myn ziel met uwe gratie vercierd zynde , u Goddelyk Aanfchyn alleenlyk mag behagen. 13. Ecce Homo, Ziet den Menfch. IN een deerlyke gedaante zyt gy, ó Jefu! van Pilatus denvolke tot een fchouwfpelvoorgefteld, met een verfcheurde purpere mantel fmadelyk gekleed, met doornen gekroond: Daar beneffens is u een riet, in plaats van een Scepter in de hand gegeven. Pilatus zeide: Ziet den Menfch: de Joden daar en tegen riepen eenparig: Kruifthem, Kruifthem. ójefu, zyt my genadig, wanneer gy in dien laatften dag in de Heerlykheid uws Vaders met uwe H. Engelen zult yerfchynen, om te oordeelen de levende en de doden. J 14. Chris;  552 Oefféninge voor 14. Chriftus veroordeeld. HEt oftregtvaardige oordeel hebtgy, ó Tefuf °Z"lZ .et„°ïieel ™d°Ssi iïJ ü-'m- „ l,UC11' AK- oiacie o eiu door dit dood ïfH>SaCraTnt' en uwe onfchddigii dood, wil dit gewenfte vonnis over my inreken • ■ Komt gy gebenedyde myns Vaders. * P * Uij. Chrifti Kruisdraginge. Kruis ö Jefu (op het welke uwen Hemelfchen Vader alle onze zonden cn misdaden geleid heeft) hebt gy ter liefde van m^aa ne op u genomen; en met het zelve overladen zynde, den laatften gang tot den Berg Caliarien I f"?'' Tyuden WeS wyzende, door de we ke ik met u tot het eeuwig leven ingaan zal. Hie? °P zoo wil ik d Jefu! na uwe lecre beginnen £f te verloochenen, myn Kruis op myS Sir m' 7 •? naTOlgen. Wiltmy bidde ik door ftïrw ld.e.rheihefte Sacrament nodige kragt en fterkte hier toe geven. b .lrTP, Chrifti Kruijfmge. \V7EI ma° ik> Jefu beven met de aarde, wel ken "PSmftdeZ°nn^mynaan^zi?tbédek- dfhZn\Trg hCm my,',1S herten hardigheid met de Steen otfe van malkanderen fcheuren zoo voZZ * nCnke h°e Wrede'yk we handén en voeten doorHagen zyn. ö Dierbaar Bloedfontein" d zelve ZlVl°Cddyk u^elprongen zyn, mt de zelve heeft my uwe oneindelyke liefde vereend menigerlei gaven en gratie (uit dit te-cnwoord.ge Alderheiligfte Sacrament) na myn verbogen te putten. Daarom zoo vaard wel "y vel iTever ent/ VM Paradys, wan? vee liever en aangenamer zyn my deze H. Fontein- ade-  de H. Communie. J53 aderen. Loopt hier toe met vreugde myn Ziele, i hier kond gy van alle vuiligheid gezuiverd, van . alle ziekten verloft, en alle zwakheid verfterkt ; worden, hier kond gy putten het eeuwig leven. | 17. Chrifti zeven laatfte woorden aan V Kruis. HEt beginzel uwer laatfte woorden aan het hout des Kruis, ó Jefu is geweeft: Vader vergeeft bet baar, want zy en weten niet wat zy doen. Zal ik danniet gewillig myne vyanden vergeven, byzondcr daar ik tot het Alderheiligfte Sacrament der liefde gaan wil ? ö Jefu ter liefde van a vergeef ik nu van herten alle de geene die my ooit iets misdaan hebben, namentlyk... 2. Laat my, ó Jefu! met den Moordenaar in de uure myns doods van u hooren: Heden zultgy met my wezen in 't Paradys. 3. öHoelieffclykis myuwe gebenedyde Moeder, dewelke gymy in uTeftament ö Jefu, bevolen en overgegeven hebt! U hebbe ik hier door van gelyke tot een Broeder gekregen. Wie zal my geven, dat iku, ó zoeten Broeder in dit Alderheiligfte Sacrament met behoorlyke eere en liefde ontfange, en my tot uó gratieufe Moeder drage, gelyk het aan een dankbaar kind betaamd. 4. Gy hebt Dorft gehad, ójefu! aan't Kruis na myne Zaligheid, en myn ziele heeft daar en tc- i gen dorft na u als de Fonteine des levens. 5. Overgrootis, ó Jefu u Lyden geweeft! doen ' gy met luider ftemme geroepen hebt Myn God, ; myn God, waarom hebt gy my verlaten? ójefu! :. maakt met my in dit Alderheiligfte Sacrament af zoodanig een verbond dat ik door myn zonden I van u in eeuwigheid niet verlaten en worde. 6. Zeer trooftelyk zyn u, ó Jefu deze woorden è geweeft; Het is volbragt: terwyl u Lyden met 't ia zelve is geëindigd. Op deze manier zal ook niet Aa al-  554 Oefféninge voor alleen myn kleine ellende maar ook alle vreugde myns levens, met de dood eindigen: Waarom is dan myn herte tothet zelve zoo zeer genegen? 7. Gelukkig is hy die zyn ziele, gelyk gy, ö Jefu! met deze laatfte woorden overgeven mag: Vcider in uwe banden beveel ik mynen geejl. Dan zal ik met u altoos zeggen: Vader in uwe banden beveel ik mynen geejl: 0 Jefu in uwe handen beveel ik mynen geef: 6 Heiligen Geejl in uwe handen beveel , ik mynen geeft. 18. Chrifti Bood. ACh had ik u, ó Jefu! mogen omhelzen doen gy uwen Geeft overgegeven hebt! Ach had myn mond cn herte uwen Geeft mogen ontfangen: zoo koft ik met den Apoftel zeggen: lk leve maar nu niet ik, maar Chriftus leefd in my. Het geene myn verliefd hert nu wenfcht van u, ó Jefu! dat verleend gy my in dit Hoogwaardiglte Sacrament. Gy hebt u Heilig Lighaam nevens uwe gebenedyde Ziele hier waaragtiglyk te ontfangen, aan my vergund. óHoehoog is uwe liefde totmy gerezen: Neemd, ö Jefu Ualle liefde der tydelyke dingen uit myn herte, zoo zal ik u alleen lief hebben uit gantfcher herte, uit gantfcher ziele, en uit alle kragten. 19. Cbrifi Wonden der Zyde OM dat myn ziele altoos een zekere en aangename toevlugt in u lieffëlyk en minnelyk herte zoude vinden, hebtgy uwe Heilige Zyde met een Lancie laten openen. Hier zal nu, ö Jefu! na dezen myn onthoudinge en woonplaatfe zyn; want deze hebbe ik verkoren. 20. Chrifi Begraaffenis. DE Godzalige Jofeph van Arimathea, heeft u Heilig Lighaam van 't Kruis afgenomen, in  ie H, Communie. 555 in ccn linne kleed gewonden, en alzoo in zyn nieuw Graf geleid. Schept ö Jefu in my een zui- jver en nieuw herte, op dat ik u Heilig (en nu llevendig) Lighaam in dit tegenwoordig Heilig Sacrament waardiglyk ontfange. Wel my geluk- 1 zalig menfch, die met deze eere en genade van u bcgunftigd ben, 6 Jefu blyft gy dan in my, en Ijk in u, tot in der eeuwigheid der eeuwigheden, Amen. . ■ _ Vuurige Zugten ier liefde, tot ien minnelykfen Jefu, voor ie Heilige Communie. f i.ö '"Z'Öeten Jefu! hoe gaarne wil ik u zoo be/ j minnen, gelyk u uwe gebenedyde Moeder, alle Engelen en Uitverkoornen beminnen! ontfteekt myn herte met het vuur uwer liefde, en verdelgd de vlammen van alle vleefchelyke en aardfche liefde. Ach mogt myn herte u tot een volkomen Brandofferhande worden! u geef ;| ik het ganfch en geheel over, maakt het zelve zoodanig als het u belieft. 2. óLiefftenJefu! wanneer zal ik eens van alle 3| begeerlykheden dezer tydelyke dingen ontflaJ gen worden, en u van gantfcher herten lief heb!: ben? neemd dog van my alle genegendheden der J aardfche vermakelykheid, eere en goederen, en I laat my in geen andere dingen behagen hebben q dan alleenlyk in u. Ik wenfehte dat alle kragten ij myner zielen van u zoo ingenomen waren, datgy | myn gedagten alleen bezat, myn verftand van 1 u alleen kennifie had, en mynen wille u alleen i| beminde. 3. Ziet ö mynen uitverkooren Jefu! mynziele jf ftrekt haar armen tot u uit, komt, ach komt en I laatu omvangen. Vergund my dat ik denkusder 3 H. Liefde u geven mag: gy zyt my liever dan I al wat op der Aarde en in den Hemel is, Gy zyt 9 ójefu! mynen God en mynen al. Aa 2 Wan- |zalig menfch, die met deze eere en genade van  55<5 Oefféninge voor Wanneer gy tot de Heilige Communie gaat, zoo bid dat Maria, uwen Heiligen Engel Bewaarder en u Patronen u geleide. Tot dezen einde fpreekt tot de Moeder Gods. Wybidden, ó gebenedyde Vindereffe, pag. 305. Tot uwen Eng:l Bewaarder, en Patroonen. 0 /~"*Y myn getrouwen Engel Bewaarder, cn VJ gy myn uitverkoorne Patronen N.N. Ik bidde wilt my den weg tot de Tafel des Heeren bereiden, my opwekken en gelyden, om van Tefu de genade te verkrygen, dat ik met diergelyke liefde en aandagt hem ontfange, gelyk gy, hem in dit leven ontfangen hebt: wilt door u voorbidden te weeg brengen, dat de welke ik nu in dit Alderheiligfte Sacrament bedcktelyk aanfchouwe, hiernamaals eens metu aanfchyn aan aanfchyn in 'tander leven , eeuwiglyk mag zien. Als gy aan de Tafel des Heeren kn'teld, en bet H. Sacrament verwag f, zoo enoeffendde aandagtigheid niet meer met mondelyke gebeden, maar met vierige affèclien die gy verwekken kond door overweginge van de een of de andere infpraak. Ook zoo kond gy denken , als of u wierdtoegeroepen: Ziet de Bruidegom komt, gaathem tegemoet, Qof)ziet 't Lam Gods, ziet dezenis 'tdie wegneemd de zonden des werelds. Spreekt dan in u berte met groote ootmoedigheid. Heere ik ben niet waardig dat gy komt onder myn dak, maar fpreekt alleenlyk een woord, en myn ziele zal genezen worden. Zoo haaf gy Chriftum in het Alderheiligfte Sacrament ontfangen hebt, zoo verwekt in u herte deze alderkragtigfteaffèclien, namentlykvan Geloof, Hoop en Liefde. IJ ö onfeilbare waarheid, geloof ik vaftelyk: op  de H. Communie. 557 op u oneindelyke goedheid, hoop en vertrouwe ik volherdelyk, u myn Heer en God beminne ik boven alle dingen. NA DE HEILIGE COMMUNIE. Dankzegginge tot Chrifti. NU hebbe ik u, öJefu! en met u alle dingen: ik bezit u, gy die alle dingen bezit. Nu ma°- de wereld met haar vreugde, eere en rykA~^.n-.an Iipoii voiTm • waar in dop anders met als ydelheid en verftoringe des geeft is: alleen in U vind myn herte gedurig rufte en opregte blydfchap. Gy zyt myn eenigfte fchat, myn hoogfte goed en myn eeuwige zaligheid. Laató Jefu myne ziele de lieffelykheid van uwe tegenwoordigheid gewaar worden. Laat het gemoed finaken hoe zoet gy zyt, op dat het van uwe liefde ingenomen zynde, buitenunietenzoeke, enniet beminnen dan u alleen. Gy ójefu! zyt mynen gewenften Koning, uwe magt en geweld verblydmy, niet aangenamer is my dan u onderdanig te zyn. Onder uwe heerfchappy kan ik vrolyk zeggen: Den Heer regeerd my, en niets en zal my ontbreken. Gy zy t myn genadigften Regter, aan wiens oordeel ik my ootmoedig onderwerpe, dcwyl uwe barmhertigheid boven alle uwe werken gaat. Gy zyt van myne wonden en zwakheden den alderbeften Geneesmeefter, aan u geef ik my over om te genezen. Gy zyt myn onverwinnelyken befchermer, tot u neme ik myn toevlugt, enfpreke : Steldu nevens my, en een yders hand mag als dan tegen myftryden. Gy zyt voor my by uwen Hemelfchen Vader, tot een Verzoenofferhande geworden, met u vereenige ik my met Lighaam en Ziele, en alzoo offere ik my (met u vereenigd zynde) aan uwen Hemelichen Vader. „' Aa 3 Gy  5J8' Dankzegginge na Gy zyt myn alderliefften Vader, voor u onderwerpe ik my als een kind tot bereidwillige gehoorzaamheid. Gy zyt myner ziele Bruidegom, u verpligt ik my met eeuwige liefde, u wil ik getrouw zyn in de dood.- In uwe heilige armen begeer ik te leven en te fterven, Amen. Dankzegginge tot God den Vader. GRoot zyt gy, d Heer en zeer pryzelyk! wie zal uw magt konnen verkondigen, en u lof na behoren uitfpreken, fchoon genomen alle myn leden in tongen veranderd wierden, nogtans en zoude ik myn fchuldige pligt niet nakomen, en uwe weldaden genoegzaam konnen pryzen. Ik bekenne myne onvermogendheid, en roepe tot hulpe alle Creaturen, dat zy uwen Goddelyken Naam met my loven en verheffen. Voor alle dingen bidde ik ö Hemelfchen Vader) wilt van uwen eenig geboren Zoon de lof en dankzegginge, welkehyin onze natuur, in den naam van het geheel Menfchelyk geflagt u bewezen heeft: byzonder doen hy dit Alderheiligfte Sacrament heeft ingefteld, voor my aannemen. Na dit offere ik u, ö zoetften Vader! de dankzegginge van de gebenedyde Moeder uws eenigen Zoons, dewelke zy gedaan heeft, voornamentlyk doen zy Chriftum Jefum (nu in het Alderheiligfte Sacrament van my ontfangen zynde) negen maanden lang in haar Maagdelyk Lighaam gedragen heeft. Ook zoo verzoeke ik, dat u ó Heer in myn plaatze loven en pryzen mogen alle Hemelfche Geeften, de welke altoos by uwen Goddelyken Troon dienen, enuzonder ophouden zingen: Heilig, Heilig, Heilig. Eindelykwenfche ik van gantfcher herten, dat alle u uitverkoornen, die haar met u ö God in uw Ryk eeuwiglyk verheugen, myne onvermogendheid met ha-  de H. Communie. SS9 fcteliefde^n Naam op de alderbefte ma. ffi^ ^TdSSU 8— uwen 3 eenieen geboren Zoon my gegeven hebt . En ot 1 fk , met alle uwe uitvcrkoornen hertelyk hefI £hhPn wvzeenlove, zoo enis 't nogtansmet t he geene! dat ik 6 Heere fchuldig ben te doen Maarnz'ietaanmynen Boedenwitó, |Y Jus de begeerte der Armen met en verfmaad, Amen. Dankzegginge tot God den Zoon. WAt zal iku wederom geven, 6 Zoone van den levendigen God! die met alleen ugewanrdicrd hcbt myn vleefch aan te nemen, en voor Zl re fte ven maar ook in dit zelve uwen teïSS^i tot my te komen, u vleefch met myn vleefch, en u ziel met myn ziel te verSS op dat ik alzoo u Menfchheid deelag^ Se ook van uwe Godheid deelgenoot 55,4e wórden: ó onultfprekelyke Liefde ! wat Sden Menfch, datgy hem ójefu zoo verhoogd, of waarom ftéld gy u herte op hem? Den welken als gy hem verheft, zoo en kan hy u met vnordeelio-zvn: als gy hem verdoemd, zoo en ff§?^efndS«eiL Ach! Jefu, op wat voo manier zal ik u dankbaar wezen? Wat zal, of wat kan ik u wedergeven voor uwe onemdefyke liefde daar gy my mede omhc ft hebt? ik Seefmy geheel dan aan u, ó Jefu! die u zeiven oeheel voor my hebt gegeven: maar om dat ik u aeen waardige offerhande en kan wezen, zoo draaïïk n op uwen alderliefften Vader: vereeni-d&met den Heiligen Geeft, ik draag u op uwe alderlieffte Moeder Maria, die u naaft u Vader Aa 4 en  5°° Dankzegginge na en den Heiligen Geeft de alderaangenaamfte is • In deze Alderheiligfte vereeninge ik my (onwaar: dige) befhutende, bidde ik neemd my aan, ó fu! en maakt my uwe glorie (waar van v iv de zoetigheid nu hebt 'gegeven in dit H. Sacrament) m eeuwigheid detlagtig, Amen Dankzegginge tot den H. Geeft. 8 U^ligen Geeft, die met den Vader, cn X J. den Zoon eenen God zyt van een wezen natuur en fubftantie, die de zelve eere, lof en prys toebehoord, de welke aan den Vader en den Zoon bewezen word. ö Fonteine der goedheid en van alle Goddelyke gaven! ó Li-t der eeuwige Waarheid, gy bereid de herten der menfchen, en brengd haar tot alle goed, °y vervuldi de aandagtige Zielen met gratie, byzonder in dit Alderheiligfte Sacrament des Autaars U zy dank in eeuwigheid, gy die my tot deze Genadetafel geleid hebt, en my met Chrifti Vleefch en Bloed in myn ziel ingeftort zyt. ó Trooft en vreugde van myn ziel! ik bidde dat uwe kra-t en gratie altoos by my blyfd: wilt my met u ligt verligten, beftieren en geleiden, totdatikbyu en den Vader en den Zoon in het Ryk der Hemelen zal komen, alwaar ik de fpyze der Engelen met alle Uitverkooren op de volmaakfte maniere mag genieten in alle eeuwigheid, Amen. Komt H. Geeft, pag. 231. Ge bed tot H. Maget Maria. WAaragtige waardige Maget Maria, van wien den Zoone Gods het vleefch heeft aangenomen, met het welke hy my (onwaardigen) heeft gefpylt? gy hebt hem H. Maagd waardigiyk ontfangen:, en in u H. Lighaam gedragen. Ach' dat ik hem ook waardigiyk mogte ontfangen heb^ ben in deze nuttingc des H. Sacramcnts: ik bidde  de H. Communie. S^1 de u, Alderheiligfte Moeder, wilt voor my by uwen Zoon vergiffenüTe verkrygen, indien de iets in 't ontfangen van dit zyn waaragtig H. Lighaam en Bloed (door Menfchelyke zwakheid) heb misbruikt: Gy H. Maget zyt na het ontfangen van uwen Zoon, nog heiliger en zuiverder leweeft; verkrygt voormy, o Moeder der zuiverheid dat ik door deze nuttinge des H. Sacraments in zuiverheid, en aflatingevan alle zonden toeneem, principaal van die, welke de ziel brengen buiten ftaat van gratie: op dat ik met een brandende en vernieuwde geeft, met u waarlyk maa-uitroepen na deeze ontfangenifie van t Lighaam enBloed desHeeren: Myn zielbeeft hem verheugd in God mynen Zaligmaker, Amen. csssssssssssssss ■■ ssssssssssssssa) OEFFÉNINGE DER DRIE GODDELYKE DEUGDEN. i. Oefféninge van Geloof. MYn alderliefften Jefu, waaragtig God en Menfch, die met uwen Hemelfchen Vader en den H. Geeft in gelyke magt en glorie leefd en regeerd. Alhoewel ik u in dit H. Sacrament, nu ontfangen hebbende, met lighamelyke oogen nieten zie, zoo geloof ik nogtans vaftelyk, dat gy in het zelve met Lighaam, Ziele en Godheid tegenwoordig zyt: welke waarheid ik niet minder als alle Geloofs artikelen, (die gy ó myn God geopenbaard hebt, en van de Catholyke Kerke my voorgehouden worden,) met verftortinge myns bloeds bereid ben te beveftigen. 6 Zoeten Jefu! hoe groote eere is my ellendigen Aardworm van u gefchied, door dien gy u gewaardigdhebtmyte bezoeken: Geprezen en geAa$ roemd,  50"2 Dankzegginge na roemd word de liefde en mildadigheid van de H Martha en H. Magdalena, met de welke zy u, ö Je u ontfangen hebben; maar meerder ben ik. fchuldig aan u te doen, dewyl gy u gewaardigd Jiebt, met alleenlyk onder myn dak, maar ook m myn herte perfonelyk in te gaan. Het heeft mydrkmaals aan een levendig geloof ontbroken; wilt dan nu zulk een geloof, ö Jefu in my verwekken , dat ik na dezen in uwe lieffelyke pretentie een veel grooteren yver en aandagtigheid betone, Amen. 2. Oefféninge van Hoop. EN zoude ik op u niet al myn hoop enbetrouwen ftellen, ó Jefu! gy die u gewaardigd hebt in myn zondige ziele door dit Alderheiligfte Sacrament te komen, en my zoo minnelyk te bezoeken: Hoe zult gy my verlaten of my vergeten konnen daar gy met my, gelyk een vleefch en bloed begeert te zyn. Op u, ö Jefu! wil ik hoopen, en ik en zal niet befchaamd ftaan. Want wat en zult gy my niet geven, daar 'gy u zelven my gegeven hebt. En wat kan 'er in den Hemel en op der Aarde zyn, dat ik niet in u en hebbe? inu, ójefu! is de onuitputtelyke fontein van alle goederen: nooit en zal ik in 'ttoekomende wanhopen , wegens myn veele en zware zonden, dewyl gy my u oneindelyke liefde en goedheid in dit H. Sacrament zoo klaarlyk betoond: nogtans en zal ik die niet misbruiken, want duizendmaal liever wil ik fterven dan u na dezen doodelyk te vertoornen. Gy dan, ó Jefu' zyt myn trooft en toeverlaat zoo lang ik leve: byzonder in de uure myns verfcheidens, op dat ik met David zeggen mag: In vrede zal ik fapen tnrujlen- dewyl'gy6 Heer, my byzonder in uwe hoop gefteld hebt, Amen. 3- Oef- _  de H. Communie. 5Ö3 3. Oefféninge van Liefde. Wie is 'er die u niet liefhebben en zalI, ö Jefu • die ons zondaars tot in de dood hel gehad hebt? Ik begeere u, 6 Jefu, te beminnen uk gantfcher hertje, van gantfcher ziele en van alle kragten. Verre zy van my dat ik iets bui en u beminne, 't welk ik niet om uwen 't wille hef en hebbe: wat kan bedagt of gewenft worden dat *v ó Tefu! ons tot liefde met gedaan en hebt? Van uwen hoogften troon zyt gy ter aarden nedergekomen: de Menfchelyke natuur. (en byzonder de gedaante van eenen knegt) hebt gy aangenomen? tot onzer liefde hebt gy onuitfp ekelyke moeiten, arbeid, pyn en verfinaadheid, ja eindelyk de alderbitterfte dood des Kans onderftaan. U zeiven met Lighaam en Ziel, nevens dc Godheid, dewyl gy uit dit leven wilde fcheiden, hebt gy ons tot een fpyze naargelaten, waar door wy u altoos by ons zouden hebben enmetu vereenigd blyven. Zal ik u dan, ó jefu niet liefhebben uit alle kragten, vooimamentlyk daar ik u nu hebbe ontfangen? Wat is er in den Hemel of op der Aarde, dat ik buiten u wenfche of begeeren kan? ó God myns herten, en myn deel! ó Jefu! in der eeuwigheid, Amen. Aandagtig Gebed van den H. Auguftinus. HEere Jefu, geeft my dat ik my kenne, en u kenne. Niet anders en begeere ik dan u. Dat ik my hate, en u lief hebbe. Alles doe tot lof en prys vanu. Dat ik my \erootmoedige, en u verheffe. Op niets engedenke, dan alleen op u. Dat ik my mag affterven, en leven in u. Wat my overkomt aanneme van u. Dat my tegenfta, en u volge, Aa 5  Gebeden En altoos begeere te bh/ven by u. JJat ik wyke van my en vliede tot u. waar door ik worde bewaard van u. JJat ik my vreze, en vreze hebbe voor u. Urn zoo te wezen onder deuitverkoornen vanu* JJat ik my mistrouwe, en u betrouwe. hn altoos mag zyn gehoorzaam aan u. JJat ik tot geen dingen luft hebbe, dan tot u. i.n gaarn arm zyn na 't behagen van u. £ Jeiu! ziet op my, op dat ik liefde hebbe tot vr. Roep, op dat ik kome tot u. U eeuwig geniete, en vereenigd blyve met u. * ng"i van wfrfcifc Gebeden, die na gek- gendbeid des tyds na de H. Communie bekwaamlyk konnen gebruikt worden, 't zy lezende of met 'er herten Zj fiï r°US: a/spaS' 4I6~- en 4*7' P*&' 2»8. -pag. 266 pag. 449. pag. 222. pag. 239. pag. 278. T«g- 23r. pag. 20. pag. 266. pag. 16. 7 1. Gebed om een zalige Staat te verkiezen. t> T^Euwige Almagtigen God, die alle dingen wna uwe oneindelyke wysheid en genadig welbehagen ordonneerd en regeerd! Ik bidde ootmoediglyk, wilt my tot zoodanigen (geeftelyken of wereldlyken) ftaat bellieren, daar in ik tot uwen Goddelyken wille kan leven, en u getrouwelyk dienen: op dat ik alzoo myne zangheldin zekerheid mag werken: door Chriftum onzen Heere, Amen. . 2. Gebed om de Goddelyke Wysheid, en zynen Heiligen Geeft te verkrygen. o /^Oedertierenften Vader, ik bidde wilt de y waaragtige Wysheid uit uwen heilige Hemel en van den Troon uwer grooter Heerlykheid overmynederzenden, op dat ze myrade en met my arbeide, dat ik zekerlyk mag komen te weten, wat dat voor u aangenaam is, want uwe  om een Staat te verkiezen. 5 wanneer gy ze niet en wilt omfangen? daarom zoo bidde ik u, ö Tefu - uit alle myn kragten des lighaams en ziele, dat gv nrynen geeft in deze grootfte benaauwdheid wil trooften en verfterken, en over u fchepfel en zoo diergekogte pand u wilt ontfermen. Gedenkt öjelu! hoe dat gy mede in u verfcheiden in zeer groote angft cn benaauwdheid zyt geweeft- hoe jammerlyk gy met overluide ftemme geroepen ' hebt: Myn God, Myn Ged, waarom hebt g/my verlaten? Gedenkt hoe dat gy uwen Geeft in de handen uws Vaders bevolen, en alzoo overgegeven hebt. Desgelyks roep ik nu tot u, ö Tefu ■ dat gy als mynen Verloffer insgelyks mynen geeft (wanneer hy van dit lighaam verfcheiden zal) wilt ontfangen. Gedenkt dat gy aan 't hout des Kruis uwe Vaderlyke armen uitgeftrekt hebt om my te omhelzen? U Heilig Hoofd gebo°en om my te kuflen, ehuwe lieffelyke Zyde hebt laten openen om my eenen toegang tot u genadig herte te maken. Ziet ójefu! myne zielezoekt by u haare toevlugt: meteen kinderlyk betrouwen loopt ze in uwe Armen; u H. Hoofd om- ' iiellt en kuft zy, en in uwe H. Zyde neemt zy ha-  XV   Gebeden voor de Zieken. 571 Lre verberginge: want in u B*«ed^ Hert^ L Fonteine des eeuwigen Levens -Hieishaar P-pwenfte ruitp aatze: mei z,ai ^ vuuj. Ie e^en aanv?gtingen des helfchen vyands zeker Ivn hier hooit zy de zoete ftemme te hooren: Kr «Wy* «r« Vaders, bezit het Ryk dat u momr geoeneaj atvrPids. 6 Tefu. hoeza- Kn gelukkig zat ik wezen wanneer gy my in u Mle'fu' tnulS&nbieele ik mynen geeft, want \gy hebt my verloft. Pfalm. 30. 6- 2. E dewvl ik rn7 i 'v «"^"^ uic ueze oorzake, ven"a!l & boi SmlvkhK grade voIkomentlyk beteren, opregtelyjc biegten, en voor zoo veel my mo^elvk mi^Hv A1Ie de ***endie m/ooKs ?op£ h?Sen' ver§eve ik het van herten • verzoeke ook dat zy al te zamen 't my ver-even vrede zal ik hier op ontflapen en ruften. Ik Zeloof aan eenen God, en al wat my de Catt ke Kerk om te geloven voorhoud. Ik hoon en betrouwe dat de Goddelyke goedheid mv all? myn zonden vergeve en rny ten eeuwigeniven opwekken. Ik hebbe u lief, ö God;°uft Sft- S Het ?oed? en kwade neme ik van u aan, ■ItïM my ?cheel in llwe nande"- Ook zoo beTofenh 7 S,"? bRefcheri"»^ 6 H..Maria, H. joieph, H. Engel Bewaarder, H. Barbara. H ïnn?"'^11- ^ do» gedurig byftaan, maar byl CaJrll Hm dcTn«rcmynsverfeheidens, Amen. Goede Heere Jefu, pag. 437. 6 Jefu, als ik gedenk, &c. pag. 409. Verleend ons genadiglyk, &c. pag. q8r. ÓHeihglte Jofeph, die in de omhelzinge, &c pag. 393. » " ê- Jefu! Woord en Evenbeeld, &c. pag. 293  Gebeden voor de Zieken. 573 Deze volgende vragen zalmen den Zieken voorhouden, die hy met den mond of met er herten beantwoorden kan. t T^Nneemdgvdeze Ziekte niet van den hand K GodsTaan met liefde en dankbaarheid? , En"dTnktagy niet God voor alle de weldaden die hy u Soit bewezen heeft 1 Antw.Ja. 5 En zyt gy niet bereid om na de Goddelyke S' wille te leven en te fterven? Antw. Ja. 4. Enzoudehetniettegensuwenwillezynwanneer gy in deze pyne ecmge onverduldigheid bètoonen zoud? Antw. Ja. c Eirvergeeftgynietom Chrifti wille alle de geeS' nedie u ooit iets misdaan hebben? Anti». Ja. 6 En begeert gy niet, dat zyu ook vergeven wilten , die gyooit iets misdaan hebt? Antw. Ja. 7 Zynualleuwezondenomdcliefde Godsmet 7' leet en wilt gy u niet beteren? Antw. Ja. 8 En wilt gy al het geene niet gaarne doen dat gy Te doen fchuldig zyt, voor zoo veel mopelvk is ? Antw- Ja. ^ , A In beloofd gy niet al het geene ons God 9' ^opSaïdfeeft. en de H.Kerke onsvoor- to EnUhóopt'wnfeverg^ der zonden'. en't eeuwig leven te verkrygen? ^ Ja. ii En hebt gy niet God uwen Heere hef van KLtfcherhertenbovenalledingen?^. Ja. „ bea-eert gy niet alle Aflaten te genieten, Ed^uefeeverfrygen mogen zyn? Antn Ja. is En begeert gy niet uwen ftryd des doods, 3' (indien het daar toe komen mogt) een teken van berouw en liefde te geven, om alzoo geabfolveerd te worden? Antw. Ja. 14. En begeert gy ook niet in perykel des doods 4 het laatfte Olyfel te ontfangen? Antw. Ja  574 Gebeden voor de Zieken. 15. En is het niet uwen wil dat alle u fchulden 1 van uwe goederen betaald worden ? Antw ja 16. En maakt gy niet Chriftum tot een erfgenaam van u lighaam en ziele ? Antw. Ja. 17. En wilt gy nu niet liever na den wille Gods i fterven, dan tegen den zeiven wille langer te leven? Antw Ja. God zy gebenedyd in der eeuwigheid. HET II. DEEL van de GEBEDEN. Om vorige gezondheid van God te verkrygen. GEBED. Wilt aanzien mynen God en Heer, uwen Creatuur nu te grond gaande, uw' handen hebben my gemaakt en gefchapen, welke met nagels voor my aan 't Kruis zyn gehegt geworden. En wilt u fchepfel niet verlaten, ó Heere! Ziet aan de Wonden uwer handen in de welke gy my getekend hebt, wilt dit Schrift lezen en my gezond maken: Ik zynde het werk van uwe handen, zugte tot u ommy te verkwikken. Ik uwe Creatuur, roepe tot u (aangezien gy het Leven zyt) om my levendig te maken. Ik u fchepfel, keere my tot u (aangezien gy den Schepper zyt) om my wederom op te regten. Verfchoond my, ó Heer! want myne dagen en zyn niet. Wat is den Menfche dat hy God zynen Schepper derft aanfpreken? Vergeeft my ellendigen, dat ik zoo ftout ben met u, ó grooten Heer te fpreken. De nood en laat haar niet verbieden; de fmerte dryft my om te fpreken: de pyne die ik lyde dwingt my van overluid te roepen. Ik ben krank, en vlugtende tot de Medicynmeefter roep ik: Jefu van Nazareth ontfermt u over my: fonteine van barmhertigheid verhoord my zwakken  Gebeden voor de Zieken. 575 ken Menfch, die met een bedrukt herte tot u is fehreijende.' Helpt my , *#jWgg«W door u zal ik opgeheven worden. Staat my by 6 gy myn kragt, want door u zal ik behouden blyven. Verli|t my, ó myn ligt, door u zal ik ziende worden. Verfchynd my, ö gy heerlykheid door u zal ik verheven worden. Verblyd gy myn leven, op dat ik in u eeuwig leven mag In u mynen Heer en mynen God aanfehouwe. 2. Gebed tot Jefus om gezondheid. BArmhertigen Tefu, gy die dezen trooftelyken en zoeten Naam hebt willen aannemen, om uwe natuur daar door te openbaren. Jefus is zoo veel als Zaligmaker. Zyt my na uwen H. Naam eenen waaragtigen Jefus, en een genadigen Zaligmaker: mag het zyn ö Jefu, en is het met tegen den wil van uwen Hemelfchen Vader, zoo bidde ik, wilt myne ziele uit deze ellenden verloffen: neemd weg de vreze en den angft des herten; neemd weg de pyne en de fmerten des liohaams, en verfterkt myn zwakke leden. _ llc zal na dezen myn leven beteren, en uyvenger dienen. 'Gedenkt ö Jefu hoe minnelyk gy met veeleZieken gehandeld hebt, laatmy dog het zelve ook genieten. Den ootmocdigen fmekenden Melaatfen hebt gy gereinigd: den Knegt des Hoofdmans hebt gy gezond gemaakt: den gigtigen Zieken hebtgy dus trooftelyk toegefproken: Myn Zoon uwe zonden zyn u vergeven: benevens hem ook bevolen op te ftaan, zyn bedde op te nemen, en in zyn huis te gaan. Den Bloedgang van 't armen Vrouwtje, welk den Boord van u Kleed met een groot betrouwen aanroerde, hebt gy doen ophouden. Door alle Steden en Vlekken zyt gy gegaan, en hebt zoo wel de krankheden des Lighaams als die van de Ziele, door  J7°" Gebeden voor de Zieken u zaligmakende woord genezen. Laat my 6 Tefu, ook deze uwe kragt genieten, en neemd weg S! alle deze zwakheden van myn ziele en li°naam op dat ik u in de gemeente Chrifti Jefu na behoren mag danken en loven, Amen. 3. Gebed tot de Moeder Jefu, om gezondheid. 6 ^fOete en mildadige Moeder myns Zaligma- £-U kers, alle bedrukte die uw'voorbiddinge met een valt betrouwen verzoeken, vinden by u zekerlyk trooft en hulpe: Laat my dog mede uwe vermaarde goedigheid genieten. Gedenkt dat u heve Zoone (als gy onder het Kruis met groote pyne en fmerten geftaan hebt) my aan u bevolen heeft, op dat gy myn een Moeder, en ik u tot een Kind zoude wezen. Toond dan u Moederlyk herte, en erkend u Kind na den-°-enadigen wil van uwen gebenedyden Zoon Chrifto Jefu, Amen. Gedenkt ö Heilige, &c. pag- 306. 4. Gebed tot den H. Engel Raphael. ö TTEiligeRaphaël, die den oudenTobias door LI kragtige middelen het gezigt wederom verkregen hebt. Wilt ook ö H. Engel alle medicy- ' ne en middelen die ik tot verkryginge van myn gezondheid gebruike, zegenen, op dat de zelve gewenfte werkinge doen, en ik na verkregene gezondheid de Vaderlyke goedheid van mynen God en Heer, met Tobias blymoedig mag loven en pryzen, Amen. 5. Gebed tot de H. Apoftelen Petrus, Paulus, £rV. ó I-JEilige Petrus, door wiens fchaduwe de J.J. kranke gezond geworden zyn. öH.Paulus, door wiens doeken de kranken cn bezetenen zyn geholpen geworden, ö Gy alle H: Apofte-len, door welker handen God zoo veele zieken naar  Gebeden voor de Zieken. jyy naar lighaam cn ziele genezen heeft: komt my te hulpe in deze myne zwakheid, en bid God voor my, dat wanneer het hem behagelyk en my zalig is, hy deze myne ziekte van my genadig afneme, Amen. 6. Gebed tot alk Gods lieve Heiligen. 6 f^Y beve Heiligen, en getrouwe Vrienden VJ van alle noodlydende zielen, H. N. N. tot vermeerdering van uw glorie heeft u God de genade verleend, dat op u voorbidden de ziekten van ons arme zondaren dikwils weggenomen worde. Ik bid u ootmoediglyk wilt dog by God zonder opnouden voor my bidden: op dat ik van deze zwakheid verloft zynde, hem te beter hier op aarde mag dienen, en zynen lof ea prys verkondigen, Amen. De Kerkelyke Litanie, &c. pag. 200. Proteftatie van den Heiligen Carolus Borromeus, &c. pag. 254. HET III. DEEL der GEBEDEN voor de ZIEKEN, zoo lang zy by haar verftand zyn. GEBED. Dat God na zynen wille met ons belieft te doen. MYn herte is bereid, ö God! myn herte is bereid, om te leven ente fterven nau Goddelyk welbehagen. Van uVaderlyke hand neme ik aan al wat gy my belieft toe te zenden. Ik bekenne ó Heer, dat de ziekte zoo wel uwe gaven zyn als de gezondheid, maakt het met my ó God! als het u belieft. Ik ben u eigen met lighaam en ziele. Gy hebt my naar uw evenbeeld gefchapen en in de Wereld gebragt: gv hebt ook magt, wanneer het u belieft, my wederom uit Bb dit  J78 Gebeden voor de Zieken. dit leven weg te halen: Ik en ben niet gekomen om op deze aarde te blyven, maar dat ik na de dagen en jaren, die gy my ö God verleend hebt, •voor u aanfchyn zoude vcrfchynen, om te ontfangen den loon van myne werken. Myn herte is bereid, 6 God! myn herte is bereid, alfchoon de natuur befchroomd is,> en den dood gaarn lange wilde wederftaan, zoo moet ik nogtans bekennen dat 'er geen beter tyd om te nerven van my verkoren kan worden, dan de welke gy .my beftemd: ja al waar 't dat ik na dezen een Heilig leven zoude beginnen, en gy ö God had befloten dat ik nu moefte fterven, zoo wil ik veel liever (onaangezien alle goede werken) na uwen Goddelyken wille nu fterven dan langer leven: want het is veel beter dat ik uwen wille doe, dan dat ik myne begeerte verkryge. Myn herte is bereid, ó God! myn herte is bereid. Ik begeve my in uw'Vaderlyke armen, en in den fchoot van u Goddelyke Voorzienigheid en be- ■ hagelykc ordonneringe, waar in ik zal met vre- ■ de ruften, en fpreken: Vader niet myn, maar u- • wen wille gefebiede, Amen. Schietgebeden tot lydzaamheid, &c. pag. 412,, Oefening van Berouw en Leetwezen, over de zonden van ons gebeele leven. 6 T TEmelfchen Vader! hoe bedroefd ben ik,, JL~jL dat ik de dagen myns levens zoo kwalyk: overgebragt, en u mynen God en Heer zoo wei-nig gediend hebbe! hoe hertelyk bezwaard ben: ik, dat ik u, die ik boven al lief hebbe, zoo dik-' wils en grootelyks vertoornd hebbe? Ach! dat: ik dezen verlopen tyd konde herroepen, hoe: yverig zoude ik my uw' gratie tot alle goede': werken nutbaar maken, hoe zorgvuldiglyk zoude ik al 't geene myden dat u Goddelyke Majefteit i  Gebeden voor de Zieken. 57$ fteic mishaagd. Ach ö Jefu, u bidde ik uit gantfcher herte, en uit alle kragten myner ziele door uw Heilig Bloed dat gy voor my vergoten hebt, (en door u bitter Lyden cn Sterven) wilt in my volbrengen al het geene aan my nog is ontbrekende, Amen. Door de doodelyke Ziekte gaan wy uit dit in het ander leven: waar by profytelyk konnen gebruikt worden de Statiegebeden, van de Kruisdraginge Chrifti van het Regthuis Pilatus tot den Berg Calvarie, pag. 495. Oefféninge van Geloof, Hoop en Liefde, &c. pag. 266. 427. Verz'igtinge tot God den Vader, en den Zoon en den Heiligen Geeft. 6 T TEmelfchen Vader, ik ftelle den onfchul- JLjL digen dood uws Zoons Jefu Chrifti, tusfchen myne zonden en uwe Goddelyke gramfchap , die ik zoo dikwils verwekt hebbe, en offere u aldus 6 Vader, zyne oneindelyke verdiensten , om verder te volbrengen al het geene dat •in my is ontbrekende. Weeft my genadig, ó Vader, weeft my genadig, ö Zoon, weeft my genadig, ÓH. Geeft. Weeft indagtig, ó Vader uwe oneindelyke liefde en barmhertigheid, en weeft my genadig. Weeft indagtig, ö Jefu, uwe groote angft en pyne die gy in het Hofje, en aan het hout des Kruis voor my hebt uitgeftaan, zytmy genadig. Weeft indagtig, öH.Geeft! deonuitfprekelyke goedheid en genade die gy aan alle Uitverkoorne bewezen hebt, zyt my genadig, Amen. Vyf verzugtingen tot den gekruiften Jefum. 1. ö T> Armhertigen Jefu! komt enwiltmyhel13 pen in deze mynen nóód. Ach! wiltu Lyden en fterven aan uwen Hemelfchen Vader,, Bb 2 voor  58ó Gebeden voor de Zieken. voor alle myn gebreken en welverdiende ft,raffen opofferen. 2. ö Genadigften Jefu! alle myne hoop, trooft en toeverlaat ftelle ik alleen op u bitter Lyden en fterven, myn ziele verberge ik in de diepte van uwe H. Wonden. 3. ó Alderliefften Jefu! ik wenfche en bidde, dat uwen H. Naam myn laatfte woorden. U H. Vleefch en Bloed de laatfte fpyze myn 'er ziele, en u bitter Lyden en Sterven, myn laatfte gedagten mogen zyn. 4. 6 Goedertierenfteh Jefu! aan u H. Kruis wil ik my vaft houden-, dit zal myn toeverlaat, en myn befcherminge wezen tegen alle vyandlyke aanvegtingen. c. ó Zagtmoedigen Jefu! drukt uwe H. Wonden zoo diep in myn herte, dat iku nimmermeer en vergete. In uwe handen beveel ik mynen geeft, gelyk gy uwen geeft in de handen van uwen Hemelfchen Vader hebt bevolen, Amen. Vyf andere verzugtingen tot den minnelyken Jefu. 1 ó TEfu, die met uitgeftrekte armen aan het I hout des Kruis zyt hangende, wat wilt •I gy met deze gedaante my anders te kennen geven, dan dat ik in uwe H. Armen zal vlieden, enu hertelyk omhelzen. Ziet, 6 Jefu! ik kome, maar met veele en zware zonden beladen. Ziet, ó Jefu! ik geve my over in uwebarmhertige en liêffelyke armen. Verbind my ö Jefu, zoodanig met u, dat ik in der eeuwigheid van u niet gefcheiden en kan worden. 2 ö jefu! met hoe groote en afgryzelyke Nagelen zyt gy aan het Kruis genageld: waarom hebt gy u zoo vaft aan 't zelve laten hegten? En hebt gy daar ons zondaren niet willen betonen dat ev met groote lankmoedigheid onze boet»J 0 vaar-  Gebeden voor de Zieke». 5R1 vaardigheid verwagt? ójefu! tot u en komt geenen zondaar te laat, en wilt my niet verftoten, alhoewel ik zeer laat tot u kome : daarom met ! een vaft betrouwen valle ik u te voet, en bidde i ootmoedigl'ykom uwe genade en barmhertigheid. 3. ö Jefu! uwe H. Zyde hebt gy met een zeer 1 groote Wonden laten openen, op dat wy totu 1 lieffelyk Herte eenen onverwinnelyken toegang zouden hebben: ójefu, wilt dog myn arme ziele I in deze uwe Heilige Zyde de eeuwige herberge i haars levens laten genieten, om alzoo van uw f genadig herte tot uwen ftrengen Regterftoel te 'j mogen naderen. 4. ó jefu! u Hoofd hebt gy ftervende ter aar! den ffeboeen. tot een teken dat gy begeerig , Waard my den laatften kus in 't verfcheiden te geven. En zal myn herte met een vaft betrouwende liefde daar door niet ontfteken worden? En zal ik niet lopen om dezen Vredekus te ontfangen? ó gy alderliefften van myn ziele, kuit my met den kus uws H. Monds, en laatmy in de zelve dit myn laftig leven eindigen. 5. ö Jefu! gy hebt met luider ftemme in u laatfte einde geroepen, op dat ik verloren Schaapje 't zelve hoorende, u ten eeuwigen leven volgen zoude. Ziet, ójefu! nu kome ik, ójefu! ik kome! Leidmy, want gy zyt den weg: Leerd en verligt my, want gy zyt de Waarheid: Verloft my van een kwade dood, want gy zyt het eeuwig Leven. Drie verzugtingen tot den H. Geejl. i.ó TTEiligen Geeft! trooft en fterkte van alle JLi bedrukte en bedroefde Menfchen, wilt myn droevig en zwak herte verfterken en troosten , wilt myne ziele met u Goddelyke kragt overfchaduwen, op dat ik alle fmerten en kwellinge Bb 3 (van  582 Gebeden voor de Zieken. (van deze myne ziekte) met liefde en lydzaam- heid overbrenge, en allevyandelyke aanvegtinge kragtig wederfta, en de zelve mag overwinnen, Amen. 2. ó Lieffelyken H. Geeft! die den eeuwigen band der liefde tulfchen den Vader en zynen eenigen Zoon ^yt, verwekt de Goddelyke liefde in myn herte, door deze liefde verbind my eeuwiglyk met God, en laat my in de zelve zalig fterven. 3. ó Zoeten H. Geeft! eeuwig Ligt, verdryft de nagt myner zonden, en keerd genadiglyk af de uitterfte duifterniffen der hellen. Verligt myn verftand, en verleend dat ik in u H. Ligt mynen God en Heer na dit ellendig leven eeuwiglyk mag aanfehouwen, Amen. De Litanie van het Lyden en Sterven Chrifti, •pag. 272. Oeffeningen tot de Wonden Chrifti, pag. 278. en zoo voorts tot pag. 285- Tot de Alderheiligfte Maget Maria. 6 A/TOederdesAlderhoogfte! die by het Kruis JlVJ_ van uwen Alderliefften Zoon (in de aldergrootfte droefheid ftandvaltig gebleven zyt; wiltmy te hulpe komen in dit myn ziekelyk Kruis. Ikroepe u aan als myne Moeder, want van uwen fterven den Zoon Chriftus Jefus, zyt gy my tot een Moeder gegeven. Bcwyft nu u Moederlyk herte aan my ellendigen Menfch, en verwerft my van uwen lieven Zoon de gratie, dat ik kruis en lyden met verduldigheid drage, en eindelyk tot de genoegelyke aanfehouwingevande Alderheiligfte Drievuldigheid mag geraken, Amen. ó Koninginne der Martelaren, &c. pag. 381. Tot  Gebeden voor de Zieken. 583 Tot de H. Engelen. STaat my by getrouwe Dienaren Gods, gy Hemelfche Geeften, dryft verre van my, en vernield alle helfche liften en lagen: op dat 1K [in u gezelfchap komende, God met u eeuwig mag loven en pryzen, Amen. Tot den H. Engel Bewaarder. 6 li /fYn lieven en waarden Engel Bewaarder, 1VJ. die ik van God met lighaam en ziel ben toebetrouwd: neemt agt op myne ziele, en prengt de zelve als eenen anderen Lazarus, in den fchoot Abrahams, Amen. - Gebed tot den H. Michaël, &c. pag. 252. Gebedtot denH.EngelBewaarder,&c. pag. 254. Gebeden tot alle H. Gods, &c. pag. 323. ' LofzangvanhetHemelfcheParadys,&c.^g;320 Een zegen o ver den Zieken, die by zeiver, den Priejter of een ander over ben: fpreken kan. MY (#) zegene God den Vader, f die alle dingen gefchapen en my (*) het leven gege. ven heeft. In zyne handen beveele ik mynen (*) geeft, My (*) zegene God den Zoon, f die my (*) door zyn H. Bloed en bitteren dood verloft heeft. In zyn handen beveel ik mynen (*) geeft. My (*) zegene God denH. Geeft, t dievoor my (*) uitgeftort is, en myn ziele geheiligd heeft. In zyne banden beveel ik mynen (*) geeft. De kragt" des Vaders wil my (*) bedekken. De wysheid des Zoons wil my (*) regeeren. De gratie en fterkte des H. Geeft wil my (*) ontfangen, en brengen myne (*) ziele ten eeuwigen leven,, Amen. De barmhertigheid Gods wil my (*) befchermen. De verdienften Jefu Chrifti wil my (#) trooften. Den H. Geeft wil my (*) vcrligten. Bb 4 De  534 Gebeden •voor de Zieken. De voorbiddinge van Maria cn alle Heiligen wil- 1 len my (*) helpen. Myn (*) H. Engel Bewaarder wil my (*) bewaren. Jefu Chrifti, verhoort my (haar.) Jefu Chrifti, verloft my (haar.) Jefu Chrifti, ontf ermt u over my (haar.) en toond my (haar) u aanfchyn der genade, op dat het my (haar) vertrooft en vermaakt in alle eeuwigheid. Gebed voor de Zieken. S. Aug. Lib. i. vifit. infir. TV/ÏYn God, myn God, myne barmhertigheid xV_L en toevlugt: na u hebbe ik groot verlangen, ik haaft my om tot u te komen: verwerpt my niet, dewyl ik in deze uitterfte perykelen ben; maar ftaat my genadiglyk by in deze myn groote nood. Ik en kan mv door myn eige kragt zelverniethelpen; verloftmy, óHeer! enweeft my genadig : Ik en betrouwe niet op myn verdienften, maar op uwe genade en barmhertigheid heb ik myn betrouwen gefteld, en zal om myn zonden wille niet kleinmoedig zyn. Gy zyt myne hoop, myn toeverlaat, en myn eenigen God: voor u alleen heb ik gezondigd, hetis myn fchuld, daarom belyde ik voor uwe oogen. Maar dewyl ik u zoo lief geweeft ben, dat gy myn van den dood, door uwe dood hebt willen vërloffen, zoo en laat my nu ook niet tot het bederf genaken. Tot u kome ik, ö God! dieniemand en zal verlaten, ó Heere ik begeere ontbonden te zyn, en by u te wezen: In uwe handen beveele ik mynen geeft. Ziet my aan, ö God der waarheid; verleend my dat ik in vrede ontflapen en ruften mag. Dit bidde ik mynen God, die daar zyt drie Perfonen en een Goddelyk wezen: die leefd en regeerd in alle eeuwigheden, Amen. Ge-  Gebeden voor de Zieken. Gebeden van een vaft betrouwen op God, en de verdienften Chrifti: tot God den Vader, den Zoon, en den H Geeft. ft TT Emelfchcn Vader! met een trooftelyk beJnL trouwen op uwe oneindelyke barmhertigheid, en op de verdienften Chrifti, geef ik u gewillig wederom de ziele welke gy my gegeven hebt. Maakt nu aan mv waaragtig uwe belofte die ik vaftelyk geloof: namentlyk dat ik u mynen God en Heere, mynen Schepper en hoogfte goed, eeuwiglyk aanfehouwen zal, Amen. 2. ó Chrifti Jefu, die daar zit ter regterhand van uwen Hemelfchen Vader, ik bidde ootmoedi-lyk wilt mynen Advocaat en Voorfpreker zyn vo°or den Throon van uwen eeuwigen Hemelfchen Vader, en van hem de vergiffenifie van alle myne zonden en misdaden verzoeken. Gy die zulks aan het hout des Kruis gedaan hebt, doen gy voor uwe vyanden aldus waard biddende: Vader vergeeft het baar want zy cn weten niet wat zy doen. Alzoo wilt nu ook voor my bidden. 6 Jefu! laat uwe bittere dood tuffchen my en uwen Vader gefteld zvn, op dat ik om myn zonden en overtredingen niet verftoten en worde. Offerd u zeiven voor my tot een Verzoenofferhandc, waar door ik in genade zal verfchynen en by u komen; alwaar geen fmerten, angften nog perykelen zullen zvn in der eeuwigheid, Amen. 3. Komt ö H. Geeft, vertrooften verkwikt my met uwe Almagtige kragt, daar mede ik (wanneer het Gods wille is, dat ik uit deze wereld fcheiden zal) geruft, getrooft cn bereidwillig verfcheide, geeft dat myn ziele met eenen vriendelyken kus van haren Bruidegom Chrifto Jefu (na haar uitvaart) worde ontfangen en geleid in de vreugde van het eeuwige Ryk, Amen. Bb 5 Drte-  586' Gebeden voor do Zieken. Driederbande beveeünge van eenen Zieken, tot God den Vader, Zoon, en den H. Geejl. 1. 6 A Lmagtigen Vader, die my uit niet ge- XjL fchapen, hettydelyke leven gegeven , en het eeuwige tot een erfdeel beloofd hebt, ik offere my gantfch en geheel uwe Goddelyke Majefteit op; en bidde ootmoediglyk en wilt u Evenbeeld niet verdoemen. In uwe banden beveele ik mynen geejl. öLieffelyken Vader, weeft my eenen genadi£en en bafmhertigen Vader, ontfermt u over u arm kind, 't welk om vergifteniffc van zyne zonden aan u ootmoediglyk, ó Vader! is biddende. In uwe banden beveele ik mynen geejl. 6 Hemelfchen Vader, weeft myn behoeder en befchermer: ziet aan het aanfchyn Chrifti Jefu uwen gezalfden, en verfchoond my. In uwe banden beveele ik mynen geejl. 2. ö TV/Tlnnelyken Jefu, ik beveele u den laat- XVJL ften uitgang en affcheid myns levens: Ik bidde en wilt my niet verlaten, gy die den dood voor my geleden hebt. In uwe banden beveele ik mynen geejl. 6 Goedertierenften Jefu, weeft myn nu eenen Jefus, een Zaligmaker en Verloffer, en laatmy ih myn zonden niet bederven. In uwe banden beveele ik mynen geejl. 6 Zoeten Jefu, weeft myne Wysheid, myne Geregtigheid, myne Zaligheid en mynen Al: Ach! en laat u H. Bloed aan my niet verloren wezen. In uwe banden beveele ik mynen geejl. 3- ö TTEiligen Geeft! ó oorfprong aller gena- i X den, reinigd myn zondig herte, zuivert myn arme ziele, en maakt my deelagtig de eeuwige glorie, In nwe handen beveele ik mynen geejl. 6 H.  Gebeden voor de Zieken, 587 6 H. Geeft, ö fterkte Gods, ö Troofter van || .alk bedroefden, en verlaat my niet in deze laatfte benaauwdheid. In uwe handen beveele ik mynen geejl, è H. Geeft, waaragtig Ligt! verdryft de duisternifle mynder ziele, toond my, en geleid my | op den regten weg der eeuwige zaligheid. ;. In uwe handen beveele ik mynen geejl.- 6 Alderheiligfte Drievuldigheid, myn eenig ett hoogfte goed, neemd my (als u Evenbeeld) op tot uwe eeuwige glorie. In uwe handen beveele ik mynen geejl. J 33. Godvrugtige verzugtingen tot Jefus, pag. 239. Jesus, Maria, Joseph. ö TEfu! in u leve ik, 6 Jefu in u fterve ik, ö I Jefu in u ben ik dood cn levendig, Amen. *J Maria Moeder der genaden, Moeder der barmhertigheid: bewaard my voor den bozen vyand, en ontfangd my in de uure des doods, Amen. j ö H. Jofeph! 6 Voedfterheer Jefu, ó Bruide; gom van Maria, 6 getrouwe noodhelper: komt my te hulpe met Jefus en Maria in dezen nood, Amen. Schietgebeden voor de Kranken, pag. 412. &c. De zeven Pfalmen van Penitentie, welke den II. Auguftmus op zyn doodbedde gebruikt heeft, pag. 138. Litanie van alle Heiligen, pag. 200. Van den zoeten Naam Jefu, pag. 236. Van'tLydenChristi, pag. 272. Van de Moeder Gods, pag. 302. Van de zeven Weën, pag. 378. Van den H. Jofeph, />«g. 388. Proteftatie vandenH.Borromeus, pag, 254. Gebed in groote droefheid des gemoeds, Wg. 467. Gebed in groote pynlykheid, 468. Trooitelyk gebed in angft en kleinmoedigheid, Bb 6 pag^  JS8 Gebeden voor de Zieken, pag. 469. GroetenilTe tot't Herte Jefu, pag. 47!. Vader Ons, pag. 433. Biegtgebeden voor de H. Communie, pag. 537. Ziele Chrifti, pag. 262. Begeerte der Ziele na God en het eeuwige Leven. Vit den H. Augujlinus, Alleenfprake C. 5. GElyk een hert verlangd na de Fonteine der Wateren, alzoo dorft, ó God! myn ziele na u. Wanneer zal ik komen en voor u aangezigte verfchynen? ö Fonteine des Levens? wanneer zal ik komen tot de wateren van uwe zoetigheid? wanneer zal ik uwe gratie genieten en mynen dorft volkomen lelfchen? Heere ik hebbe grooten dorft, ö gy fonteine des levens verzadigdmy! Ach, wanneerzaldendagkomen, den dag van blydfchap en verheuginge, wanneer ik hooren zal gaat inde vreugde uwes Heeren, ö fchoonen en heerlyken dag, die van geen vergankelykheid weet, en de welke den Heere gemaakt heeft, ó vreugde die in haar is vervattende het eeuwig jubileeren, ó vreugd zonder alle droefheid ! ö vreugde buiten dewelke geen vreugdeenis, wanneer zal ik tot u ingaan? Wat is het dat my hier op deze aarde doet blyven? Ach myn! dat myn pelgrimagie verlengd is. Hoe lang zal ik hier blyve? Hoe lang zal men my fpottelyk vragen, waar is nu uwen God? Hoe lang zal men tot my zeggen, wagt hier, wagt daar, wie is 'er dog op de welke wy menfchen moeten wagten? En zyt gy het niet mynen God en Al? Komt dan Heer en vertoeft niet: Komt en bezoekt my in vrede. Komt en toond my u aanfchyn; komt myn VerlolTer,- en geleid myn ziele uit deze gevangenifle, op dat ik uwen Naam eeuwig mag loven en pryzen, Amen. Van  Gebeden voor de Zieken. 58s> Van de Vreugde en Heerlykheid des Ryke Gods. 6 T_T Oc heerlyk is het Ryk in het welke alle JTT Heiligen met u, ó Heer! eeuwiglyk verheugen, alwaar zy met het Hemelfche Ligt, als met een kleed bedekt zyn; met kroonen vercierd, en zonder einde met u in volle blydfchap leven: ö fchoon en uitnemend Ryk, alwaar gy, ó Heer! aanfehouden met de armen van eeuwige liefde omhelft word. Daar is ware vreugde zon; der droefheid; daar is gezondheid zonder fmer; te; daar is welvaren zonder ongeluk; daar is ze; kerheid zonder perykel; daar is leven zonder dood; daar is alle goed, zonder eenig kwaad, ji ó Hoe gelukkig zyn de geene, dewelke uit dit ;i onftandvaftig leven tot zoodanig groot vermaak ■ gekomen zyn! 6 bemind Vaderland, gy zyt een ! zekere en ftandvaftige woninge; wy zien u wel, ; maar eilaas van verre, uit deze onftuimigc zee j groeten wy u: uit dit jammerdal zugten wy tot ; u. Ach wanneer zullen wy totu komen, ö Jefu! ! onzen God en Verlofier, die de hoop en toevcr| laat van het Menfchelyk geflagte zyt. Regeerd i en beftierd ons Scheepje, dat het van de onftuii! migheid der baren niet bedekt en worde: Ziet < aan uwe verlofte die gy met uw eigen Bloed geil kogthebt. Wy roepen tot u, ójefu! verhoord i ons; wy zugten en roepen u, ójefu! ontfermt I u over ons: verlof! ons van onze ellende om u j zaligmakende Naams wille, en brengd ons tot j het gezelfchap van uweUitverkoorne. Zalig zyn 1 ó Heer de geene die in uwen huize wonen, zy zuljj len u in alle eeuwigheid loven en pryzen, Amen. Alle dingen zullen wy gewillig verdragen, om het Ryk der Hemelen te verkrygen MYn ziele, wanneer gy door 't lyden van de aldergrootftecnlangdnrigfte pynen en tof£ Bb 7 men- | dood; daar is alle goed, zonder eenig kwaad. J ó Hoe gelukkig zyn de geene, dewelke uit dit i onftandvaftie- leven tot zoodanis groot vermaak H - . "... . . , .  j9o Gebeden voor de Zieken. menten verdienen zoud, om met Jefus en zyne ; Uitverkoren vergezelfchapt te worden, en zoud ! gy tot verkryginge van zulk een goed niet bereid zyn alles te lyden; bedenkt eens wat het eeuwig leven is; een vreugdenryk Vaderland-T de Hemelfche Stad Jerufalem. Niet genoeg en kan hier van gefchreven, gcfproken of bcdagt worden: want geen oore en heeft het gehoord, en in geen Menfche herte is ooit gekomen, wat God bereid heeft den geenen die hem liefhebben. En zal ik u dan myn God en Heer niet beminnen? Ach hoe fmert het my dat ik u zoo laat beginne lief te hebben: Ach "mogt nu myn herte in uwe liefde fmelten, en alzoo de ver- I zuimde liefde voldoen. 6 Jefu! gy weet dat ik j u nu beminne, en altoos meerder begeere te beminnen, ójefu! ik zal gaarne de tegenwoordige fmerten, angft en benaauwdheid, ja ook den dood zeiver, ter liefde van u uitltaan, op dat ik voor uwen aangezigte verfchyncnde, u ophetaldervolmaaktfte lief hebben mag in alle eeuwigheid, Amen. Lofzang van den H. Auguftinus van het Hemelfche Paradys, pag. 320. Aandagtige Gebeden en Afficlien om in de tegenwoordtgbeid van bet H. Kruis te gebruiken, ook als men gezond is. Vyf Gebeden om te lezen voor bet H. Kruis. i. ö jf^y Hrifti Jefu! mynen Verloffer en Zaligmaker, die aan 't Kruis voor my de bloedige Verzoenofferhanden voldaan hebt, waar door ik van de eeuwige dood ben verloft geworden. Staat my by in dezen mynen hoogftcnnood. 2. My dunkt ik hoore u ö Jefu! my aldus troostelyk aanfpreken: hebt goeden moed myn lieve Ziele,} want gelyk ik door het Kruis den Duivel,  Gebeden voor de Zieken. 591 I! rel, Dood en Helle overwonnen heb, alzoo zult gy ook door de kragt van het zelve Kruis alles overwinnen. 3. Ik neem u Kruis, ójefu! als een fchilt voor myne Ziele; myns lighaams fterkte, myns herten • trooft, als een verftervinge voor myne zwaki heid! een medicyne voor myne Ziekte; een verligtingc voor myne fmerten; een verwekkinge voor myne mismoedigheid; een ligt op myne reize des doods, en een weg ten eeuwigen leven. 4. Ik zal lopen onder jiefchaduwe van dezen Kruisboom, hier zal ik zekere befcherminge I vinden, hier zal ik van Jefus, (als de gebenedyde vrugt des Heilige Lighaams Maria) verkwikt en I verzadigd worden; hier ^al ikin vrede ontflapen I en ruften. 1 . 5. Verre zy van my, dat ik roemen zoude dan alleenlyk in het Kruk onzes Heeren Jefu Chrifti, door welke my de wereld gekruift is, en ik de wereld. Vyf Gebeden voor bet H, Kruis. 1. TT Ier zien ik u mynen Bruidegom aan het JnL Kruis genageld, die voor my lange tyd de belofte met deze woorden gedaan hebt: ik wil u met my doen leven in eeuwigheid. Ik wil u met ?ny trouwen in regtvaardigheid, en in bet oordeel, in barmbertigbeid en genaden. Ofea 2.19. 2. Aan dit Kruis zien ik u myn alderliefften Zaligmaker, die by uwe geboorte geen wiege, in 't leven geen huis, en in 't fterven geen bedde gehad heeft. De Vogelen onder den Hemel hebben haar nellen, en de Voflenhare holen, maar des Menfchen Zoon en heeft niet zoo veel gehad, dat hy zyn hoofd nederleggen konde. 3. ó Jefu! gy hebt zoo veel voor my aan handen en voeten geleden, en ik ben in"myne pynen  592 Gebeden voor de Zieken. nen zoo onverduldig: U ruftbedde is het harde Kruis, u ververfinge is Gal en Azyn geweeft, en ik klage over myn legerplaats, en myn ververfinge. 4. ó Jefu! u Herte is met een Spiefie doorftoken, en zoude myn herte door deze liefdenswonden niet gekwetft worden? Zal ik dan lan- | ger weigeren den tydelyken doodlteekvanu, ö I Jefu! te ontfangen, om u volkomemlylc in ueeuwige Ryk te genieten. 5. Ik begeere ontbonden te worden, en by u I 6 Chrifti Jefu te zyn. Gelyk een Hert verlangd na de fonteine der wateren, alzoo verlangd myn ziele na u, mynen magtigen enlevendigen God, wanneer zal ik komen en verfchynen voor u Goddelyk aangezigt, ziet pag. 290. Vyf groetenifien tot de H. Wonden Chrifti, pag. 282. Gebed -wanneer bet laatfte Olyfel word gegeven. ALmagtigen eeuwigen God, diedooruweH. Apoftel Jacobus gezeid hebt: Is daar iemand onder u lieden ziek, die rocpe dePrie ters der Kerke, en laat de zelve over hem bidden, en hem met Oly zalven in den naam des Heeren, en het Gebed des Geloofs zal den Zieken helpen, en den Heer zal hem verligten: en zoo hy zonden heeft die zullen hem vergeven worden. U bidden wy ootmoediglyk, ó Heere! dat dezen uwen dienaar (dienareffe) door de zalvinge en uwe barmhertigheid, vergiffeniffe der zonden en het eeuwige leven mag verkrygen: door onzen Heere Jefum Chriftum, Amen. Gebed na 't ontfangen van bet laatfte Olyfel. WY bidden, ó Heere! wilt u genadig aanfchyn kecren 0 p dezen uwen dienaar (dienareffe) en hem (haar) hulpe toone op het bedde der  Gebeden voor de Zieken. 503 | der doodelyke pyne, om alzoo der helfche vyan] den, en de verfchrikkingen des doods te over] winnen, door onzen Heere Jefus Chriftus, Amen. Zegeninge na V ontfangen van bet H. Olyfel. DE Heere Jefus Chriftus zy by u, op dat hy u befcherme: inu, op dathy u >J< verkwikke: om u, op dat hy u >J*beware: voor u, op dat hy u >J< geleide: agter u, op dat hy u ^ verfterke: over u, op dat hy u overal beware en >ï< zegene: den H. Geeft dale neder en blyve over u, Amen. De Heere zy u genadig over alle uwe zonden, Amen. En verfterkt u in alle uwe zwakheden, Amen. Hy verloffe u van het eeuwig verderf, Amen. En vervulle u begeerte met alle goederen: die alleen is in de H. Drievuldigheid eenen God, die leefd en regeerd in alle eeuwigheden, Amen. f. De vrede zy met u. ^e. Amen. HET IV. DEEL der GEBEDEN by de ZIEKEN, wanneer zy fpraak- en gehoorloos zyn. Gebed tot JES US. 1. ó Oeden Heer Jefu! Zoon des levendigen VJ Gods, en verlaat dog niet de ziele van dezen Zieken in hare uitterfte benaauwdheden, nu zy van alle Creaturen verlaten word. Gy hebt die met u dierbaar Bloed gekogt en zy is u eigendom, en laat uwe bittere Paffie aanhaar met verloren zyn, handeld met haar na uwe grondeloze barmhertigheid, fpreekt tot haar: heden zult gy met my wezen in het Paradys, Amen. Onzen Vader, £jrV. 2. Wy  ,594 Gebeden voor de Zieken. 2 Wybeveelenu, ójefu! dezen Zieken met lighaam en ziel, wy beveelen uzyn kenniffe en verltand, zyn zinnen en memorie, zyn wil en begeerte, zyn kragten en werken, zyn leven en lterven. Handeld met hem, ó Jefu! na uwen genadigen wille, toond hem u genadig en goedertieren aanfchyn tot een waaragtige trooft en verkwikkinge van zyn bedrukte ziel, uH Bloed reinigd hem van alle zonden, u lyden bedekt hem, u geregtigheid bekleede hem, u dood zy hem een eeuwig leven, en maakt hem deelagti* de rykdom van uwe onuitfprekelyke zoetigheid Amen. Onzen Vader, &>c. * 3. ö Jefu onzen Zaligmaker en Verloffcr! helpt dezen Zieken door de zaligmakende kragt uwes H. Kruis, Lyden en Sterven. Laat hem in deze benaauwdheden genade, barmhertigheid en trooft genieten; verloft zyn ziel uit alle nood, enfteekt tot hem uwe handen uit, de welke gy om zynen t wille met Nagelen aan het Kruis hebt laten hegten, Amen. Onzen Vader, gfc. 4. Wy bidden u, ö Jefu! voor de ziele van dezen Zieken, gelyk gy u eigen ziele aan uwen Hemelfchen Vader bevolen hebt: wy bidden u om alle de benaauwdheden en pynen, waarmede u gebenedyde ziele voor haar verfcheiden overvallen is geworden: wilt dog deze ziele van alle benaauwdheid en nood genadiglyk verloffen en haar uit deze ellende brengen ten eeuwigen leven, Amen. Onzen Vader, £fc. 5. Verloft, ó Jefu! de ziele van uwen dienaar (dienarefie N.) door de voorbiddinge van uwe alderliefite Moeder Maria, en uwen goederderenften Voedftervader den H. Jofeph, als ook van alle uwe lieve Heiligen : wilt de banden van zyne (hare) zonden verbreken, eer hv (zv) van hier komt te fcheiden: en verleend dat hy (zy) in aan- ge-  Gebeden voor de Zieken. 595 genaamhcid voor uwen Goddelyken troon verfchyne, Amen. Onzen Vader, £?c. Zegeninge voor eenen Stervende. DEn Heer zegene en behoede u, den Heer keere zyn aanfchyn voor u, en zy u genadig Den Heere geeft u zynen vrede, wy zegenen u in den naam des Heeren. Den Heer zegene u uit Sion, die Hemel en Aarde gefchapen heeft: God ontfermt hem over u, en zy u genadig. Den Engel des Heere legerd hem rondom u, en zy u hulpe. Den Heere verkwikt u ziekbedde. Den naam des Gods Jacobs befchermd u en hy zende u hulpe van zyne H. plaatle, en verfterkt u van Sion: Den Heere zy alle uwe zonden genadig, engencze alle uwe zwakheden. Den Heere keere van u af den eeuwigen dood. Hy kroone u met barmhertigheden en veel genade. Den Heere behoede cn beware uwe ziele van nu aan tot in der eeuwigheid, ip. Amen. Brie andere Gebeden voor den Stervenden. i A Lmagtigen eeuwigen God, die alle men'J\ fchen (welke in perykelen en benaauwdheden zyn) uwe hulpe bewyft: wy bidden uwe Majefteit ootmoediglyk, wilt uwenH. Engel van don Hemel nederzenden, die uwen dienaar (dienareffe) in deze benaauwdheden trooft en verfterkt Laat hem (haar) in deze tegenwoordige ellende uwe hulpe verkrygen, en hier namaals de eeuwige vreugde genieten, Amen. Onzen Vader, &c. a. ö Heere zietmet genadige oogen aan dezen Zieken, die met een zware ziekte beladen is, verkwikt zyne (hare) ziel de welke gy gefchapen hebt: laat hem (haar) door deze tydelyke ftrafle van alle zonden gezuiverd, en tot de eeuwige glo-  JOÖ" Gebeden voor de Zieken. glorie opgenomen worden, door Chriftum onzen Heere, Amen. Onzen Vader, £fc. 5. Barmhertigen God, die de ziele der Menlchen (die u aangenaam zyn) tot hare beternisfen met tydelyke ftraffen kaftyd: wy bidden u ö Heere! wilt dog nu uwe Vaderlyke hulpe en trooft bewyzen aan de ziele uws dienaars (dienareffe) de welke aan het lighaam met een groote zwakheid omvangen is. Laat hem (haar) ó Heer uwe barmhertigheid genieten, op dat de ziele in haar aficheiden van alle zonden o-ereinigd, door de hand der H. Engelen tot u haren Schepper gebragt worde, door Chriftum onzen Heere, Amen. Onzen Vader, &>c. Kranige Gebeden tot Chriftus, door overdenktnge aan zyn bitter Lyden en Sterven. # Deze konnen zommige (en ook alle) gebruikt werden. I. Overdenkinge van het Lyden Chrifti in het Hofje. GEdenkt ó Chrifti Jefu, aan de groote droefheid en benaauwdheid, met de welke uw*, ziele omvangen was, als gy in het Hofje op u gebenedyde aanfchyn nedergevallen zyt, en uwen Hemelfchen Vader hertelyk gebeden hebt, dat hy den Kelk des bitterenLydens, indien hetmogelyk was van u wilde afkeeren. Gedenkt aan den doodelyken ftryd, en aan de bloedige zweetdruppelen, dewelkeu uitgebroken zyn, en komt dezen Zieken te hulpe in zyn hoogften nood; welke nu tegenwoordig mede metu in het Hofje' van zyn doodsbenaauwdheden is. Zonder uwe hulpe kan hy 6 Jefu niet beftaan. Neemd van hem af den bittere Kelk, minderdde fmerten en benaauwdheden van zyne ziekte. Zend uwen H. Engel af van den Hemel, die hem in deze be-  Gebeden voor de Zieken. S9J benaauwdheden vertrooft en verfterkt , gelyk als rgy ó lefu, van den Engel vertrooft en gefteikt fyt. Verkwikt en verfterkt hem met den neerlyken Kelk des eeuwigen levens, Amen. Onzen Vader, &c. 2. Overdenkinge van de gevmhemjje Cbnjti. GEdenkt ó Jefu Chrifti, aan de bandener.i ketenenmet de welke u de goddeloze bende gebonden, en alzoo gevankelykhebben wegge: feid en gy van alle uwe Difcipelen wierd verlaten Ontfermtu over dezen Zieken, die tegen woordig ook met de ftrikken zyner zwakheden gebondln is, en een zalige uitvaart verwagt. OnSöbar'mhertigenJefu, de banden van zy ne zonden, en om dat hy nu van a le Creaturen ,i verlaten word, zoo ftaat 6 Jefu hem jetfou, welykby: Geeft bevel aan uwe H. Engelen dat zy een Heirleger rondom zyne bedde flaan dat ze hem tegen alle helfche vyanden befche men en op hare handen dragen in/t land der levendige, Amen. Onzen Vader, £fc. o. Overdenkinge boe Chriftus voor Annas en Caïphas is gefteld geweeft. GEdenkt ö Chrifti Jefu, aan den droevigen Vj gank de welke gy gegaan hebt, als men u üTder nagt met ftrikken en ketenen gebonden, ot Annas°en Caïphas geleid en voor den geheelen Raad gebragt heeft, alwaar gy yalfchelyk aangeklaagd, met eenen vreeffelyken kmnebakSggin u Heilige Aangezigt geflagen, en als een Godslafteraar ter dood zyt aangeklaagd geworden. Ziet ó Jefu, dezen Zieken is op den weg om voor uwen Regterftoel te verfchynen. 6 Jefu ontfermt u over hem en laat hem voor u Heilig Aanfchyn niet befchaamd blyven. Onderfteund hem door u bitter lyden en fterven, waar op  598 Gebeden voor de Zieken. op dat al zyn betrouwen en hoop is ftaande, At* men. Onzen Vader, £fc. 4. Overdenkinge van de verloocheninge en Penitentie van Petrus. GEdenkt ö Jefu, aan de overvloedige goedheid , waar door gy beweegd zyt geweeft. Petrus (na dat hy u driemaal verlochend hadde) met genadige ooge wederom aan te zien, en hem u Vaderlyke herte te toonen. Keerd desgelyks u goedertieren aanfchyn op dezen onzen Zieken, werkt van binnen in zyn herte een waaragtig berouw over alle zonden, met de 1 welke hy van zyne jeugd af tot op dezen tegenwoordige uure, uó Heere! vertoornd heeft. En laat hem daar toe niet vervallen, dat hy u zynen God cn Zaligmaker verlochene en ooit van u afgefcheidenworde, Amen. Onzen Vader, Qfc. 5. Overdenkinge wat Chriftus by Caïphas, Pilatus en Herodes geleden heeft. GEdenkt ójefu Chrifti, hoedanig u H. Aangezigt (het welk de Engelen metluften vreugde aanfehouwen) befpogen en geflagen is, en zyt : alzoo na het Regterhuis van Pilatus als de grootfte misdadiger gcfleept geworden, alwaar gy alle valfche aanklagtenftilzwygendeaangehoord, en verdragen hebt. Gedenkt hoe dat gy van Pilatus tot Herodes, en wederom van Herodes (meteen wit kleed bekleed zynde) tot Pilatus befpottelyk XyX gezonden geworden. Tegenwoordig word ook by dezen onzen Zieken der vyanden wreedheid vermeerderd, nu ftaan zy met alderhande liften en lagen na zyn ziele en zoeken die dooide angft en benaauwdheid des doods ter fchande te brengen, ó Jefu en wilt hem (haar) dog niet verlaten: dewyl gy om haren 't wille zoo veel geJeden'hebt: trooft en verfterkt zyne (hare) ziele T  Gebeden voor de Zieken. 599 te»en het verfchrikken van den argliftigen Satan; Haat dit laatfte uitterite niet al te zwaar nog te lang vallen. Bekleed gy ze met het Brmlofts{kleed van uwe geregtigheid, het welk gy hem Ifhaar) metu dierbaar Bloed en bitteren Dood i hebt verworven , op dat hy (zy) alzoo voor uwen Regterftoel beftaan, en tot het gezellchap uwer uitverkoorne mag^opgenomen worden, Amen, Onzen Vader, &c. 6. Overdenkinge van de Geeffdinge en Krooninge. GEdenkt ó Jefu Chrifti, aan de groote ver\JJ fmaadhtidenpyne die gy geleden hebt, als u Maagdelyk Lighaam van de goddeloze ontbloot , met ketenen, touwen enroeden geflagen, en u gebenedyd Hoofd met doornen is gekroond geworden. Tegenwoordig word ook o Jefu 1 delen Zieken aan ligaaam cn ziel gekruift, zyn (haar) hoofd en leden zyn zeer verzwakt, laat hem (haar) dog dit tot zaligheid yerltrekken. Verfterkt hem (haar) innerlyk door de kragt des H Geeft, op dat hy (zy) deze ftnerte met verduldigheid na ü exempel drage: befproeid en reinigd zyne (hare) ziel met u H. Bloed, t welk gy in uwe GeeHelinge en Krooninge overvloedielyk vergoten hebt, op dat hy (zy) alzoo de Krouneder eeuwiger Zaligheid, met alle uitverkoorne mag ontfangen, Amen. Onzen Vader, &c. 7. Overdenkinge van bet veroor deelen Chrifti. GEdenkt ö Jefu Chrifti, hoe dat gy met doornen gekroond, met een verfcheurde purperen mantel fpottelyk bedekt, en met gebonden handen van Pilatus aan het volk vertoond zyt geworden : Gedenkt aan het moordadige en bloeddorftige gefchreeuw met hetwelk de Joden tegen u geroepen hebben: Kruifthem, Krmftbem. Gedenkt hoe den Regter ueindclyk tegens alle regt- vaar-  €oo Gebeden voor de Zieken. dSf3igbT d t0t de" d°°f desKruis heeft veroordeeld. Tegenwoordig ó Heere! woelen en tieren desgelyks de onzienelyke helfche vyanden over de Ziele van dezen Zieken, op dat ze de zelve brengen mogten tot de eeuwige dood iJTde?dnJSfH' £*■ h3ar bI> *e ^ vonnis: van den dood des Kruis uitgeftaan hebt on dat bZJïï het 0,orde51 d^ eeuwigen doods zoude bevryd zyn: keerd dan af van de ziele van de-. Sffe on^?^ °°[deCl dGr eeuwi^e verdoemt ■ Mie, op dat de zelve ecuwiglyk met u in vreu*- ■ de mag leven, Amen. Onzen Vader, &c. ö 8. Overdenkinge van bet dragen des Kruis. (^Edenkt ó Jefu Chrifti aan den laatften ganVJ welke gy van het Rcgterhuis Pilatus tot den ?fSg e (met het zware Kruis beladen) f^-ïf-S en hoe dat & van nattigheid en vermoeidheid tot uwen Hemelfchen Vader dikw. s hebt gezugt. Nu heeft ook dezen Zieken, ö Jeiu, eenen zwaren weg te gaan, en eenen few ^ °P te,klimme» = Wo jefu hebt Tem 2r«? t,ot.vermeerderinge van zyne (hare) eeuwige glorie opgelegd dit Kruis metu te dragen het valt hem (naar) te zwaar, en word zeer benaauwd hy (zy) geeft zyne (hare) ziele over in u^anden- Ach! zietdieaanöjefu, meuiwe genadige oogen, en verligt den laft van zynen SS hV'rUV Tei'fte,'kt,hem c. f. En leid ons niet in bekoringe t v af Vei'?ft ons van den kwaden, Amen. ruJ. Verleend hem (haar) 6 Heere de éetwigï f eCUWig ligt verligte hem (haar.) T. Van de poorten der Helle. ' f £w0l\ÓHeere zvn (haar> z^e. J- Hy (zy) moeten ruften in vrede. a. Amen f. Heere verhoord ons gebed *• E" ons. geroep kome tot ul GEBED. WYbeveelen u, 6Heere! de ziele van uwen dienaar (dienarefle) op dat dewvl hvTvV ™dezer Yereld ^geftorven is, zy bj u. voïr- ™„iïai JCVen; ,en het kwaad d^t hy (zy) u t menfchelyke zwakheid in de wandeling van SS ÖK ge?a\heeft> wiltdoor5 ™e£ Jelyke barmhertigheid genadiglyk vergevendoor Chriftum onzen Heere, Amen. VergCvCn- T. De Zielen der Gelovigen rnftpn H^r ,i. barmhertigheid Gods in vrefe" £ Amen Litanie voor de Overledenen, &c ! Git de diepten, &c. pag. i97. m 33 * OEF-  Si3 OEFFÉNINGE en GEBEDEN» om te bezoeken (door den Geelt) de zeven KERKEN tot ROMEN. Men leeft deze byzonderlyk op de Vry dagen, en in den tyd van de veertigdaagfe Vaften. TOT de EERSTE KERKE van St. PIETER. De Besnydenisse Christi. bleven Heere Jefu Chrifti, ik bcken- ne dat ik. oen aen aiui.-ui.ni.iiui8.L^ Menfche, de oorzaak van alle LydenenDood, en van alle uwebloeA\ en al het geene dat u mishagelyk is dat bidde ik u door de kragt uws zoeten Naams: want gy Jefus heet. GEBED. 6 /^Ebenedyden God! ik danke u van u uitVJ geftorte Bloed, dat gv uitgeftort hebt in uwe pynelyke Befnydenrfle/daar moet gy zoo veellofs, zoo veel dankbaarheids afhebben, alzoo vee! en alzoo menig duizendwerf als gy in der eeuwigheid daar van waardig zyt. Ik bidde n lieven Heere, door u uitgeftorte Bloed, wilt my dog deelagtig maken van alle die gratiën en Aflaten die te verdienen zyn in S. Pieters Kerke tot Romen: en wilt dog een druppeltje van u dierbaar Bloed, en van u heete tranen opofferen uwen Hemelfchen Vader, voor alle myne zonden en gebreken, tot arwaffchinge van alle pyn. Wilt  om te bezoeken de zeven Kerken tot Romen, flij feilt alle gelovige zielen, door u uitgeftorter Bloed, gcnadigenbarmhertigwezen. enwütze;dog geven vrede, vreugd, folaas, trooft enblydEbhap des eeuwigen Levens Amen. Onzen Vatder, &c. Weeft gegroet&c. TOT de TWEEDE KERKE, van St. JAN. Christus biddende in 't Hofje, a T icven Heere Jefu Chrifti, exempel aller _L< Volmaaktheid, door utl. Leven en Wandelinge, zoo bidde ik u maakt my zagtmoeaig. en oStmoedig, zoo dat uwe Deugden en heilige Werken uit my altyd fchynen mogen: o Ligt des Werelds! door uwe zalige Lennge enPreI dicatie, zoo maakt my waaragtig en verligt nv de kenniffe van ü mynen Heer en God-, o eeu3 wi°e Waarheid! behoed my voor alle Dwahnge, 1 Ongeloof en Ketteryen-, 6 Zaligmaker des WeI relds' door de liefde die u dwong u zeiven ons te laten in 't H. Sacrament des Autaars, zoo bidde ik u ontfangt u zeiven in my veranderd i1 my in u, en maakt my nu door u Goddelyke l( gratie zulks als ik niet en ben v an nature, o He ei: re lefu Chrifti! door u bitter Lyden dat gy leed j! in 't Hofje, doen gy den Vader biddende zweej te Wateren Bloed-, zoo bidde ik u maakt my lydi zamig, en geeft my dat ik in alle lyden my vroj mclyk drage, en altyd my in u verblyde. GEBED. { ê OEbenedydenGod! Ik danken vooruuitIj geftort Bloed, dat gy uitgeftort hebt, bidi dende in't Hofje uwen Hemelfchen Vader ; daar moet «y zoo veel lof, zoo veel dankbaarheid af 1 hebben , alzoo veel en alzoo menig duizenwert, als gy in der eeuwigheid daar van waardig zyt. I Ik bidde u lieven Heere dooru uitgeftorte Bloed, wilt my dog deelagtig maken van alle die gratiën  Si6 Oefféninge en Gebeden., en Aflaten die daar te verdienen zyn in S. Jans Kerke tot Romen, en wilt dog een druppeltje van u dierbaar Bloed en van u heete tnanen opofferen uwen Hemelfchen Vader, voor alle myn zonden cn gebreken, tot afwaffchinge van dien, en kwytfchcldinge van alle pyn: wilt alle gelovige Zielen door u uitgeftorte Bloed genadig en barmhertig wezen, en wilt ze dog geven vrede,, vreugd, folaas, trooft en blydfchap des eeuwigen Levens, door n ó Jefu Chrifti,'1 Amen. Onzen Vader, &rV. Weejl gegroet, £fc. TOT de DERDE KERKE, van St. PAULUS, De Geesselinge Christi. ö T leven Heere Jefü Chrifti! Ik bidde u door JL-i uwe ellendige gevangeniffe, ontbind my van aile misdaden, bind en veftigd my aanu myn Heer en God, met de banden uwer eeuwige liefde. Door die wrede handelinge van 't flaan en ftoten, welk de bloedgierige Joden en wrede Soldaten u hebben aangedaan, zoo befchermd my voor alle de ftrikken der boze geeften. Door die lafteringen en mismaaktheden, zoo wilt myn ziele (die naar u beeld gefchapen is) hermaken. Door al-Ie u heimelyk Lyden zoo reinigd my volkomelyk van myne heimelyke zonden, die u alleen bekend zyn. Door de verbindinge uws Goddelyken Aangezigts, zoo ontdekt my myne inwendige oogen, zoo dat ik mag bekennen den afgrond myn 'er boosheid, en voortaan aangezien worden met de oogen uwer grondeloze barmhertigheid. Door ditjammerlyk Lyden van den eenen Regter tot den anderen, zoo wilt myn ziele leiden van alle wegen der dwalinge, tot in den weg der eeuwige Waarheid. Door u ootmoedig zwygen, en der Joden wrede befpottinge, zoo verloft my Heere van alle zonden myns  om te bezoeken de zeven Kerken tot Romen. & 17 myns monds, en geeft my met het zwygen der zagtmoedigheid alle befpottinge en veragtinge te verdragen. Door u zware en ongenadige geeilelinge, en door dat overvloedig uitftorten uws ■ Heilig Bloed, wafcht en reinigd myne befmette ; ziele van alle melaatsheid der zonde. GEBED. 6 Ebenedyden Godi ik danke u van u uitVT geftorte Bloed, datgy uitgeftort hebt inu pynelyke geeffelinge; daar moet gy zoo veel lof, zoo veel dankbaarheid af hebben, alzoo veel en alzoo menig duizendwerf als gy in der eeuwigheid daar van waardig zyt. Ik bidde u heven Heere dooruuitgeftorteBloed, wiltmy dog . deelagtig maken van alle die gratiën en Aflaten die daar te verdienen zyn in St. Paulus Kerke te Romen, en wilt dog een druppeltje vanu dier| baar Bloed en heete tranen opofferen uwen Heil! melfch en Vader, voor alle myne zonden en geI breken, tot afwaffchinge van dien, enkwytfchelI dinge van alle de pyn: Wilt alle gelovige ZieI len, door uuitgeftorte Bloed, genadig en barmI hertig wezen, en wilt ze dog geven vrede, 1 vreugd, folaas, trooft en blydfchap des eeuwi1 gen Levens, door u Jefu Chrifti, Amen. 0». 1 ztn Vader, &c. Weejl gegroet, &rV. | TOT de VIERDE KERKE, van St. LAURENS. De Krooninge Christi. ö T leven Heere Jefu Chrifti! ik bidde u door J_-i uwe ontallyke Wonden, doorwond myn :\ herte met uwe minne, door u brandende liefde | en heete Bloed, zoo wilt myn koud herte ver•A warmen in uwe liefde, en overftort alle myne I kragten met u pretieus Bloed, doordringd alle ■ myn gebeenten en merg, maakt my vrugtbaar ia  tfi8 Oefféninge en Gebeden, in alle deugden. Door de fcherpe Doorne Kroone die in u Koninglyke Hoofd wierd gedrukt, zoo* reinigd my van alle misbruik myner vvf zinnen, en geeft my eene fcherpe behoedinge "der zelve, zoo dat ik die altyd doe nederduiken onder de doorne uwer Goddelyke vreze. GEBED. 6 Ebenedyden God! ik danke u van u uitVX geftorte Bloed, dat gy uitgeftort hebt in u pynelyke Kroninge; daar moet gy zoo veel lof, zoo veel dankbaarheid af hebben, alzoo veel en zoo menig duizendwerf als gy in der eeuwigheid daar van waardig zyt. Ik bidde u lieven Heere door u uitgeftorté Bloed, wilt my dog deelagtig maken van alle die gratiën en Aflaten die daar te verdienen zyn in St. Laurens Kerke tot Romen, en wilt dog een druppeltje van u dierbaar Bloed en heete tranen opofferen uwen Hemelfchen Vader, voor alle myne zonden en gebreken , tot afwaffchinge van dien , kwytfcheldinge van alle de pyn: Wilt alle gelovige Zielen door u uitgeftorté Bloed genadig en barmhertig wezen, en wilt ze dog geven vrede, vreugd, folaas, trooft en blydfchap des eeuwigen Levens, door u Jefu Chrifti, Amen. Onzen Vader , &c. Weejl gegroet, éjrV. TOT de VYFDE KERKE, van ONZE LIEVE VROUWE. De Ontkleedinge Christi. ê T leven Heere Jefu Chrifti! ik bidde u door 1-U dat ongenadiglyk oordeel, met welke gy (6 Heere des Levens, en Schepper aller Creaturen) om mynen 't wille zoo onfchuldiglyk veroordeeld word tot 'er dood; vergeeft my dog alle myn zonden, en weeft my een genadig Regter  om te bezoekende zeven Kerken tot Romen. 619 •er- bewaard my van andere Menfchen vermeeyk te oordeelen: geeft my van myn zeiven een klein gevoelen, zoo dat ik my zeiven altyd Kor u befchuldige. Door den zwaren laft des kruis daar °v HeV mede overladen waard, en fwa rl k nelefter aarde vield, zoo wilt ontlasten myne ziele van alle gebreken, en my bewaen voor 't vallen in zonden: helpt my dat ik Ile opvallende kruiffen van binnen1 en van bmten, om uwen 't wille gaarne drage Door dit Bammerlyk ontkleeden en zitten m den ftyJende „ , zoo ontbloot myn ziele van alle het aanbleven der Creaturen, en doet my alleen ruften i pp den Steen, de welke gy zeiver zyt. GEBED. ö /^Ebenedyden God! ik danke £ van u uitp (t geftorte Bloed, dat gy uitgeftort hebt m u ontkleedinge, doen uwen Rokyn umaagdelyke Lighaam getrokken wierd; daar moet gy zoo veel lof, zSo veel dankbaarheid af hebben, ;j alzoo veel en alzoo menig duizendwerf als gj in , der eeuwigheid daar van waardig zyt Ik bidde u lieven Heere door u uitgeftorté Bloed, wilt r dog deelagtig maken van alle die grapen en i Aflaten die daar te verdienen zyn m onze Lieve ' Vrouwe Kerke tot Romen, en wilt dog een . d uppeltje van u dierbaar Bloed en van u hee.e J t anen opofferen uwen Hemelfchen Vader voor : alle myne zonden en gebreken, tot afwaffchm1 «e van dien, en kwytfcheldmge va-.: alle de pyn 1 Wilt alle gelovige Zielen dooru uitgeftorté Bloed j genadig en barmhertig wezen, en wilt ze dog leven vrede, vreugd, folaas trooft en y I fchap des eeuwigen Levens, dooru Jefu Chnft, 1 Amen. Onzen Vader, fifr. Weeft gegroet, &e. TOT  S20 Oeffinïnge en Gebeden, TOT de ZESDE KERKE, van St. SEBASTIAAN. De Nagelinge Christi aan 't Kruis. d T leven Heere Jefu Chrifti, ik bidde u door dat ongenadig uitrekken en nagelen aan het Kruis, nageld my vaft aan u met een waaragtig Geloof, Hoop en Liefde, zoo dat ik nimmermeer nog in Lyden, nog in Sterven, van u myn Heer en Zaligmaker fcheide. GEBED. 6 /^Ebenedyden God! ik danke u van u uitVJ geftorte Bloed, dat gy uitgeftort hebt doen u gebenedyde Handen en Voeten aan het Kruis genageld wierden; daar moet gy zoo veel lof, zoo veel dankbaarheid af hebben, alzoo veel en alzoo menig duizendwerf als gy in der eeuwigheid daar van waardig zyt. Ik bidde ut lieven Heere door u uitgeftorté Bloed, wiltmy dog deelagtig maken van alle die gratiën en Aflaten die daar te verdienen zyn in St. Sebaftiaans Kerke tot Romen, en wilt dog een druppeltje van u dierbaar Bloed en heete tranen opofferen uwen Hemelfchen Vader, voor alle myn zonden cngebreken, totafwaffchinge van dien, enkwytfcheldinge van alle de pyn: Wilt alle gelovige Zielen door uuitgeftorte Bloed genadig en barmhertig wezen, en wilt ze dog geven vrede vreugd, folaas, trooft en blydfchap des eeuwigen Levens, door u Jefu Chrifti, Amen. Onzen Vader, &c. JVeeft gegroet, &c. TOT dë ZEVENDE KERKE, van 't HEILIG KRUIS. De openinge der gebenedyde Zyde Christi. 6 T leven Heere Jefu Chrifti! ik bidde u door j-rf 'topregten vanuH. Lighaam, uitgeftrekt en  om te bezoeken de zeven Kerken tot Komen. Ö2T' en gehegt aan het Kruis vol wonden en kwetteren ■ door dat pynlvkc nederfchieten van het Kruis in een harde Steenrode: vermurwd de hardigheid myner herte, en drukt daar m het beeld uws bloedige Lighaams, drukt in myn ziele een verfchc memorie, en een waaragtig Jgevoelen uws Lydens en Dood; zoo dat de kragten myns lighaams en ziele, deze met dankbaarheid en met een affectie der vuriger helde altyd omdrage, en betone tot glorie van uwen -Heiligen Naam. o Alderminnclykften Heere! (die om mynen 't wille (doorwond van Liefde) aldus deerlyk mismaakt zyt, wat zal ik u wederom geven voor al dat gy my hebt gedaan? Ziet myn ziel geef ik tot uwe ruft, myn herte en geeft tot uwe liefde, en myn lighaam tot luwen uitwendigen dienft. ö Edele Pelhkaan! die !u Jongskens fpyft met het Bloed uws Herte: cSpyft myn hongerige ziel, die anders geen vermaak en vind dan in u H. Vleefch te nutten, |cn u pretieus Bloed te drinken. 6 Honingvloeiende Riviere der Hemelfche Weelden! doorivloeid alle myn binnenfte, en maakt my zulks, Jdat ik my zeiven cn alle Creature fterve, en in ïju alleen leve, u altyd gebenedyde. ó Overklare \Spiegel der H. Drievuldigheid! daar m alle H. ! Engelen en zalige Zielen zonder vermoeijen bedgeeren te zien, hoe zyt gy om mynen't wille Donteerd? Gy zyt geworden een lafter der Meni fchen en een verwerpinge des Volks. Ach! laat i my dog genieten den pry s van dezen dieren koop, i betaald voor my dat ik fchuldig ben, op dat ik 1 de uwen in der eeuwigheid mag blyven. Door 1 deze uwe goedheid, ö Heere Jefu! met dewelke l gy bad u Vader, voor de geenen die u kruiften. 1 Om vergiffenis van dit groot misdaad, zoo bidde j ik u, vergeeft my al dat ik tegens umisdaanheb- be,  622 Oefféninge en Gebeden, be, en geeft my kragtige gratie, zoo dat ik ook vergeve al dat tegens my misdaan word. Door deze groote barmhertigheid, met de welke gy den Moordenaar't Paradys beloofde, zoo bidde ia u ontfangd myne ziele in het Paradys uwer gratie. Door dat medogen met 't welke gy uwe beminde Moeder, de alderheiligfteMaget Maria, beveclde aan uwen Difcipel S. Jan, zoo beveele ik u en haar myn zeiven geheelyk. Door uwe alderellendigfte verlatendheid, als gy verlaten ■waard van uwen Vader, zoo wiit my dog vergeven dat ik u zoo dikmaals verlaten heb, en wilt my niet laten vervreemden van u. Door uwen ellendigen dorft., en den fmaak des Ediks en Gal, geeft my te fmaken uwe Goddelyke zoetigheid, en maakt my bitter alle aardfche dingen, en doet my dorften naaru, ó Fonteine des Levens! Door dat roepen doen gy riept: Het is volbragt; zoo helpt my dat uwen Goddelyken wille en welbehagen in my moet volbragt worden, naar uw genoegen en begeeren; die daar roept: ê Vader! in uwe banden beveel ik mynen geejl; zoo bidde ik u, ó God! 't Leven mynder Ziele, trekt mynen geeft tot u, en maakt die gelykformig uwen Goddelyken Geeft; laat uwen Geeft in myn ziele hare woonplaatze nemen, en door die heiliglyk geregeerd"worden: trekt myn lighaam uit alle haar gebreken, en maakt dat ook gelyk u H. zuiver Lighaam, met alle zyne kragten, zinnen en leden, op dat 't u geheel toegevoegd mag worden in alle zyn uitwerkinge, zoo dat gy daar alleen in leefd, en uwe beroerte en beftieringe daar in hebt, gelyk als gy door uw heilige Menfchheid gegaan, geftaan, gefproken en gewrogt hebt, doet my alzoo uitgaan my zeiven in u, dat ik nimmermeer wederom en keere in my; maar alzoo in u yerandere, dat ik in der eeu-  om te bezoeken de zeven Kerken tot Romen. 62$ Luwigheid uit u niet en kome, of van u Erven fcheide, dat bidde iku. VOOR HET SLOT. b T leven Heere Jefu Chrifti! wy aanbidden JL* en glorificeeren u; want gy door u heilig kruis hebt de Wereld verloft, ó Zaligmaker der Menfchen! die voor my, gelyk ook voor alle (Menfchen, de dood gepaneerd zyt, en hebt de tonuitfprekelyke tormenten t'onzer Liefde geleiden, weeft ons arme zondaars genadig. 6 Ebenedyden God! ik danke u vanu uit1 -r n^n-nrtP RinpH. Hat p-v uite-eftort hebt flhangende aan het Kruis, doen u gebenedyde JZyde met een Lancie geopend wierd-, daar moet I gy zoo veel lof, zoo veel dankbaarheid af heb; ben, alzoo menig duizendwerf als gy in der eeuwigheid daar af waardig zyt. Ik bidde u heven Heere door u uitgeftorté Bloed, wilt my dog deelagtig maken van alle die gratiën en Aflaten die daar te verdienen zyn in de heilige Kruiskerke tot Romen, en wilt dog een druppeltje van u I dierbaar Bloed en van u heete tranen opofleren ! uwen Hemelfchen Vader, voor alle myne zonden en gebreken, tot afwaffchinge van dien, ! en kwytfcheldinge van alle de pyn: Wilt alle 1 gelovige Zielen door u uitgeftorté Bloed genadig enbarmhertig wezen, en wilt ze dog geven ij vrede, vreugd, folaas, trooft en blydfchap des eeuwigen Levens, door u Jefu Chrifti, Amen. il Onzen Vader, &c. Weeftgegroet, ©V. GEBED. UURE  UURE van ZALIGHEID EN BARMHERTIGHEID, Op welke Christus Jesus voor ons geftorven is. HEt is wonder en zeer te beklagen, dat de Chriftenec zoo ongelukkiglyk vergeten die Uure van Zaligheid en Barmhertigheid, op welke Christus voor ons zoo fchandelyke en pynelyke Dood onderftaan heeft, en dat met zoo onuitfprekelyke liefde. De duivelen zelfs hebben zomtyds door den mond van bezetene omtrent die Uure geroepen, dat het die Uure is, op welke den Alderhoogften voor den Menfch geftorven is, en dat zy blyde zyn om dat de Menfchen zoo weinig op die Uure denken; dat zy hun dit zullen verwyten in den dag des Oordeels , en dat zy 't gedenken van die Uure hun maar en zoeken uit de memorie te fteeken. Wat een fchan.de is dit voor een Chriften Menfch, dat hy (vergetende die Uure van Genade en Barmhertigheid) hier door aan den duivel occafie geeft van daar over zynen roem te dragen. Anders hebben gedaan de H.Brigitta, Coleta, en verfcheide andere Heiligen, die een byzondere devotie hadden tot die drie Uitren, op welke Christus levendig aan 't Kruis gehangen heeft, en als een verzoenende Offerhande in de aldergrootfce pynen en verlatendheid, de misdadige wereld met zynen vergramden Vader heeft verzoend; lydende voor ons, biddende voor ons, ftervende voor ons, op dat wy zouden leven. Op die Uure zogten zy de eenigheid zoo veel zy konden (gelyk wy behoorden te doen) om de pynen, liefde en dood van hunnen ftervenden God te inniger te gedenken. De aarde beefde, defteenrotfenfeheurden, en alles was ontfteld  Uure van Zaligheid en Barmhertigheid. 6"s5 ffteul en beroerd op die Uure, als eenen God clftierf voor den Menfch, en den Schepper voor jzyn Schepfcl. Alle herten moeten nog dagelyks op die Uure van genade en verzoeningc beroerd worden; de herten der zondaren door fchrik en : vreze, en door een hertgrondige droefheid over 'Jhun zonden en boosheden; denkende dat op Jdie Uure eenen God voor hun geftorven is: de Herten der Rcgtvaardige door Liefde, Schaamte, Dankbaarheid, Verwonderinge, Aanbiddinge en andere heilige Affcdlien. Alle Chrifteneu | behoorden op die Uure, zoo veel zy konden, , heel ftil te zyn, de .eenigheid te zoeken, op : hun kniën te vallen, ja plat ter aarde te leggen: , de zondaars roepende om genade en barmhertigheid, de regtvaardigen uitbarftende in dankbaarheid en liefde. Wat eenen overvloed van gratiën en weldaden zouden wy hier door bekomen? Gelyk aan Christus zeer behaagd, dat wy zyn H. Paffie gedagtig zyn, en daar deI votelyk op denken, zoo zal het hem ten uitterftcn aangenaam zyn, en ons zeer profytig, dat wy met" een byzondere dankbaarheid gedagtig |; zyn die Uure, op welke hy voor ons geftorven is. Maakt u dan gewoon Christus op die Uure ; daar over te bedanken, offerd dan u zelven aan I hem op, valt eens op uw kniën, vraagd door I zyn dood het leven voor u of voor de zondaars, | onde:houd omtrent ten drie Uitren eenigen tyd c dc ftilzwygendheid; zegt of denkt devotelyk: . Nu hangt Jefus aan 't Kruis in groote pynen om my | zalig temaken. Nu fie'-f Jefus aan't Kruis voor ons* \ Of leeft aandagtiglyk deze volgende Gebeden. Gebed, getrokken uit den Cardinaal II o s i u s. • 6 TEfus! 6 God van genade en barmhertigheid! I 't is my uit den grond myns herten leet, J D d dat  62 Ut dct illit bareditatem Op dat hy hun geve het Erf der gentium : opera manuum Heidenen; waarheid en oordeel ejus vent as & judicium. zyn de werken zyn 'er handen. Fidelia omnia mandata Getrouw zyn alle zyn geboejus, confirmita in facu- den-, van eeuw tot eeuw bevestumfceculi: faSta in veri- tigd met waarheid en geregtigtate d cequitate. heid gemaakt. Redemptionemmippopu- Hy heeftzyn Volk verloffinge lofuo: mandavit in ceter- gezonden: en zyn verbond voor num teftamentum fuum. eeuwig bevolen. _ _" SanSum & terribile non Zyn Naam is heiligen rehriü,Dd 3 «"»  630 De Pfilmen 7;intehs:r!f"iUm fapie"- kdyk: «JeTreezede.Heettni.ti Ha• t.mor Domw. begin der wysheid. MM» »o«w om„,7,(r Een goed verftand voor die ze fattenttbuseum: laudatio nakomen: zyn lof blyft in de Jvsrna,m,nf*cutumfv , Menfchen handen. iu ocui: latir'T"- , Z^bb- een mond en zul- Au-esb.h™, r* oogen, en aullen niet zien. difnf rare fj ^T"' ^ hebben «°-en, en zullen oZabuT ' ° "°" "ïet ho"en • ^ "ebben neu'zen, pZT>iZi?r*Pa'- ^^-h^renzunen S ^ "iet taJen' ^ h«I>ben voeten, SimiUs iW, * Ie" met bun keel niet roepen. » » ,Die Zulke maksn. »°eten hun «iïL fcS, "S qU' f>";w-d-: met allen die op /5«m„c rr , r hun betrouwen. roMor eor irï jl ^' * ! ? hun helPer » n„„,„f - V en "y is hun befchermer. Aaronfteravit in 't Huis van Aaron heeft in den Da-  der Vesferen. 6*33 Domino: adjutoreorum ,& Heergehoopt: hy is htm helper, protulor eorum eft. en hy is hun befchermer. Qui timent Domir.um Die den Heer vreezen, hebben fperaveruntin Domino:ad- in den Heer gehoopt: hy is hun jutor eorum, Of proteStor helper, en hun befchermer. eorum ejl. Dominus memorfuit nos- De Heer is onzer gedagtig ge- tri: St bentdixit nobis. weeft ; en hy heeft ons gezegend. Benedixit domui Ifraël: Hy heeft het Huis van Ifraët benedixit domui Aaron. gezegend: hy heeft het Huis van Aaron gezegend. Benedixit omnibus qui ti- Hy heeft ai die hem vreezea ment Dominum : pufdlis gezegend : de kleinen en de groo- eum majoribus ten. AJjiciat Dominus fuper Den Heer werpe u nog meer vos: fuper vos, & fuper f- toe: u en uwe Kinderen. Hos vejlros. Bened Si vos a Domino: Van den Heer zyt gy heden qui fecit Ccelum & Terram. .gezegend: die Hemel en Aarde gemaakt heeft. Caelumcceli Domino : ter- De Hemel der Hemelen voor ram autem dedit Fiiiis bo- den Heer: maar de Aarde heeft tninum. hy de Kinderender menfchengegeven. Non mortui laudabunt te De Dooden , Heer ! zullen a ! Domine: neque omnes qui niet loven: nog al die ter Hellen >\ defccnJunt in infernum- dalen. Sed nos qui vivimus bene- Maar wy die leven , loven den ij dicimus Domino: ex bocnunc Heer: van dit nu af tot in de 1 & ufque in fceculum. eeuwe. Gloria Patri, üc. Glorie zy den , &c. Sicut erat, Sfc. Gelyk het was, &c. Den Lofzang van MARIA. TUtAs>mfcat : anima mea J^Yn Ziel, maakt groot de» ■ Dominum. Heer. Et exuttavit fpiritus En myn geeft heeft zig ver- | meus: in Deo falutarimeo. heugt in God myn Zali maker. | Qu'a refpexit humilita- Want hy heeft de oo'.m.edig- I temancillat fu aternum. wigheid. Gloria Patri, dc. Glorie zy den , &c. Sicut erat, dc. Gelyk het was, &c. Dus ooit op ons Heeren Hemelvaart in beide de Vespers, a/s ook in beide de Vespers Confefforis non Pontificis. Maar in de tweede Vespers, Confefforis non Pontificis 'm li» plaats van la exitu , &e. Deze vyfde Pfalm. MO-  der Fesperen. ^35 JUEmmo Domine Da- IJEer! *eeft M vid: & ommsmanfue- L± zyn zagtmoedigheden getudinis ejus. dagtig. «mi /«r^ii £>°m,»o: Gelyk hy den Heer gezworen votum vovit Deo Jacob. heeft: Hy heeft zyn belofte belooft aan den God van Jacob. Si introiero in tabernacu- Is 't dat ik intrede in de *oUm domus mece: fi afcende- ninge van myn huis: 18 tdat Ut ro in leSum Jirati mei. trede op myn legplaatle. Si deden fommim oculis Is 't dat ik flaap aan myn muis: Upaipebrismesdor- oogen, en fluimeringe aan myn mitationem. oogenleden, of ruft aan t flaap van myn hoofd. , Et requiem temporibus Voor al eer ik eenplaatfe vind meis, dovec in veniam lo- voor den Heer: eneenwomnge cum Domino : tabernaculum voor den God van Jacob Deo Jacob. . Ecce audivimus eam in Ziet wy hebbenfe in Ephrata Epbrata: invenimus eam in gehoord, wy hebbenfe gevonden campis Sylvce. in 't bosagtig Land Introibimus in Taberna- Wy zullen intreden tot zyn eulum ejus: adorabimus in woninge, wy zullen (hem)aanloco,ubifteteruntpedesejus. bidden daar zyn voetengeftaan hebben. Suree Domine in requiem Heer! ryft op nau ruftp'aats, tuam: tu & ar ca SanSifi- gy, en de Kifte uwer Heüigmacationis tuee. kinge. Sacerdotes tui induantur Dat uwe Pneftersgekleed werjutlitiam : & Sanaituiexul- den met regtvaardigheid: endae tenU uwe Heiligen zig verheugen. Propter David fervum Om David uwen knegt: neemt tuum : non avertas faciem niet weg het gezag van uwen GeCbrifli tui. zalfden. Juravit Dominus David De Heere heeft David een waviritatem, & non fruftra- ren Ked gezworen, en hy zal hem bituream: defruBu ventris niet ontbreken: ik zal op uwen tui portam fuper fedem tuam. Stoel zetten de Vrugt van uw Lighaam. Si ezflodierlnt Filii tui Is 't dat uw Zoonen myn uitTelamentum meum : & tes- terfte wille nakomen : en die getimonia mea belt, quce do- tuigenifTe die ik hun leren zal. eebo eos. Et Filii eorum ufqut in En hun nakomelingen zullen fceculum: fedebuntfuperfe- indereeuwenopuwStoelzitten. d.m tuam, Dd 6 q."»-  De Pfalmen iJreauiesmeainfacu- W°°nP|aa« verkoren. luns Jee Ji ; bic hahS, Jn Z?Z?™%'lleeea' gen zullen met vreugden opfpringen. Illucproducam cornu Da- naai- „i;i,n -j Wparaoilmmm Chris- trekSn ik£h " W rao0 crexsen, ikheb voor myn gczalf- t . '. . . den een ligt bereid. Immuos ejus tnduam ton- Zvn Wanden •< i. j-utri, ü(. Gione zy den, &K ' Ge'yk bet was, &c. In de tweede Vesper van de Martelaren , de vier eer/ie Zon- C^:iT-PlZqtt:d'T IK hrebg?Ioof^ ^aromikook »mt™um'%°Zembu' zeffpi"oke" hib: fflaarik ben ./ »<™«. zeer vernederd. *-2Tw ÜSff *kheb^n^anggezeid, O, w . meKadx- alle menfch is ieugenaetig. inft- T ÖOm/BO : Wac zal *k den Hee weder £J S«* mrtf»/, geven, voor alles dat hy my ge- r' .. . , geven heeft? Piam V De" Kelk zy"er zalign,akinge tZabl ™ n°m"" °Pnenien' end-Naam „„ 7- . aes Heeren zal ik aanroepen. jLcar """" red' ^ beloften aa.i den Heer ge. Jarneorarnommpopuloeju,: daan , zal ik voor al zyn volkII. *Zr £'na eanfmU D°mM komen : kofte,yk « £ de° Hee. m*nf!*Kr.m ejus. ren tegenwoordigheid de dood n n • / van zy" Heiligen. ,Jt2?Z r""" eg°fiZ Ó H*r 1 ™it ik ben uwen Die- VilT WfinmtmuQ naar ikben i>wenDien32rende firn amtt* Z3one van uw DienftmaaSd  der Fesperen. <^37 Düvpijti vtntula mta: Gyhebt nsyn banden gebrotibi facrifieabo bijliam ïatt- ken, ik zal u eenen lofoffer opdis , & nemen Domini invo- offeren : en den Naam des Heecal\_ ren zal ik aanroepen Vota mea Dom'no red- Myn beloften aan den Heer gedaminconfpeSuomnispopu- daan, zal ik voor al zyn volk li ejus ■ in atriis domus Do- nakomen in de voorzalen van nee mini,'in medio tui Jeru- Huis des Heeren, in 't midden falem. van u Jerufalem. Gloria Patri, dc. ^or'^ ZY den, &c. Sicut erat, de. Gelyk het was, &c. In de tweede Fesper der Apoftelen , de eerfte Dixit Dominus, &c de tweede Laudate pueri, &e. de derde Credidi, &c. Dit de vierde Pfalm. IN convertendo Dominus A Ls den Heere Sion uit de ge1 captivitatem Sion: fc.Si vangeniffe verlofte, waren Cumusfeut confolati. wy getrooft. Tune repietum tft gaudio Toen is ons mond met blyrtos nofrum: d lingua noftra febap vervuld en onze tongen exultatiore. met Lofzangen. Tune dicent inter gentts: Dan zullenze onder de VolkeMaanificavit Dominus face- ren zeggen: Den Heer heeft groore eum eis. te dingen onder hen gedaan. Magnificavit Dominus Den Heere heeft groote dingen faeere wbifcum: fatti fu- onder ons gedaan} en wy zyn mus tcetantes. verblyd geworden. Canverte Domine eaptt- Heer, keerd onze gevangevitatem noftram : feut tor- niffe, als de beeke door den Zuirens in Auftro. den wind voortgedreven werd. Qui feminant in tacry- Die met tranen zaaijen, zulmis- in exultatione metent. len met vreugde maaijen. Euntes ibant d flebant: Zy gingen al weenende, wermittentes femina f*a. per.de hun zaad. Venientes autem venient Maar zullen met vreugden koeum exultatione: portantes men , dragende hun fchoven. manupulos fuos. Gloria Patri, dc. Glorie zy den, &c. Sicut erat, dc. Gelyk het was, &c. En dit de vyfde Pfalm. r \Omine prebafti me, & HEer' gy hebt my beProeft en ■V coanovifti me: tu cog- 1 gekend: gy kend myn ver- mv-fti fejfionem meam , 0" drukkinge en myn verheffinge. ^ refurreSionem meam, Dd 7 *»*  °33' De Pfalmen Inttlkxifli coghationes Gy hebt myn gedagten van meas de tonge: femitam verre gekend, en myn fghuilmeam , a funicuium meum plaats hebt gy onderzogt. inveftigajii. Etomnesvias measpr iw, *J*rdi % aUegader zullen in u Boeken doen der zeiven nog geen en was, ^afa* eorum. tellen, en zy zullen DimmZlZlafuitrr- boven heiland vermeJigvuld, Xr;:: - gen: * ben opgaan, en ik exu'ex'> blyve nog by u. turn. J, ,. . , dat py de zondaren , rfrtfn***- *»«- dood e . . ... Want zv quaad denken , zoo „: auipiunt >» afnemen. civitates tuas. ó Heer! heb ik niet gehaat cke Nonne qu.oderuntte Do- o over uwe mwoi n.os tabefcebam ? vyan • opregten haat, p^tfo '«o» ^^^^^.„dLgeworden! ff Minui fan, funt méu en zy* my > * onder. ■ Proto 6-/«*e vraagd my, en «r roe*» : interrpga me, zoek myn nar * ; Cf ^JM*-**.: verneemt « ^feidw.n- « „W, £'«"»'*'" f^*^ op den eeawi- «te & g%7or!ezyden,&c. £ ^iena haar «pair/o «/«, <» mededeelinge is tot een. Mluc emm afenJerunt Wantderwaards zyngeflaeten Domtoi: tes- by geflagten des Hee, en op.ettmomum Ifraël, ad confi- klommen, een getuigeniffe voor Undum nommi Domini. Ifrae-,, om den Naam des Hee- _ ren te loven. . Uusa illuc federuntfedes Want daar hebben zy op ftoetn Jud.cio: fedes fuper do- Ien te regt gezeten : ftoelenover mum David. / 't huis van Dayid> Rogate quxadpaeemjunt Bid om 't geen dat tot vreede jerujalem: ür abundantia is voor Jerufalem , en overvloedshgent.bus te. digheid over de geene die u be¬ minnen. Fia'pax in virtute tua: & Vreede werde in u fterkte , en «bundanttain turribus tuis. overvloed in u torens. Propt er Fratres meos, & Om myn Br. eders , en myn t>rox,mosmeos:loquebarpa- Naaflen, fprak ik vreede van u. tem de te. Propter domum Domini Om * Huis van den Heer onUe,nolir,-quaf,vibonatibi. zer. God heb ik u goedgezogt. Gloria Patri, &e. Glorie ?y den, &c. Sicut erat, Ve. Gelyk het was> ^ En dit de vierde Pfalm. Jfjlfi Dominus d de nevel gelyk rem foareit. als Afch. M%iuryfaHumfuamf- Hy zend zyn kriftal als brood„ Lcellas : beten, wie zal voor t .angea.gt fiWft ejus quisfuftinebit? van zyn koude konten beOaan. ' fmi tet verbum fuum, 9 Hy zal zyn Woord zenden: en iiauefaciet ea: fiabit Spiri- zal dat (Kriftal) verfmelten, zyn iïtusVfilt aqul ^1 blazen , en de wateten zullen vloeijen. Qui annuntiat verbum Die zyn Woord aan Jacob verfuum Jacob: jufiitias 9 ju- kondigd : zyn regtvaard.gheden i- ■, a,„ rfr/iA/ en oordee'en aan Ilrael. d'mlficittdlL omni na- Hy heeft aan geen volk zulk, JÏT&.*W«-»-»- Eedaan' en zyn oordeelen aan nifefiavit eis. hun niet geopenbaard. VGloria Patri, 9c. Glorie zy den, &c S/«* ,r«, Gelyk het was, &.C. S. Agathe en Agneta btbbe» de Zondagfe Pfalmen, M  De Pfilmen Belten in de plaats van In exitu &c de mM. nr i ■ , eerfte Vesper Lauda^e n„I„ ' P/<7/m '» * tweede Vescer de r-.fi. nr , T umnes > Maar in de &c° Maar in de Zt L V ' La°date Dom»™ omnes, Budifti verba oris mei JE. a\. u I B: om dat ë? 9 oa ons me,. genoord hebt de woorden myn» T r monds. ' PMUmtT i"gel,°rum In 'aanfehouwen der Enge. PJallam tsbt: adorabo ad Ien zal ik uw lof ziroen ■ ikf 1 S^*«- '««», aanbidaen 7o uwef K-.;* V cor.fitebor nomini tuo. Temnp' ,„!,./ U-i.jgen Super mifericordia tua nPe'' cn belyden u*en Naam. i» quacumque die invoca- Wanneer ïk „ ..J „ phcabtsm anima mea vir- in mvn ti»l» ■ ^ agt »«.. ia m>n zleIe vermenigvuldigen,. Confiteantur tibi Domine TT m„,>.n„ t. i j om„„ rwï Terra - „J, „,06:60 beIvden, Heere, •rf. et oa ons zy hebbengeboord a.le de woor- . den uws m-.'iids. »'■• quomam ma^naeü al,. Hee- rioDZi», a°na*'*'J r«wegen: wantgrootis de glo- n ., „ r'e "es Heeren. iluin.am ex:elf;is D;mi- War. ripn „ . , BV*, VbumUiarrfpicit: & hv aa" i£f df/L" ,ShC°Se' en Simn&SZT^ cdk:t1khwandne'Verr" ■ W^-***-" dendevtïbu,^I oo1zU^ Cr fuper ,ram snimicorum my l.vende maken - enoverX ^rumextendijii mar.um gramfchap van myne vyanden dZra Jf^ ^ ** h£bt ^ — ba"d uitgeLLn" *.««■« tt*. en uw regterhand heeft my za- n„ . , 1'g gemaakt. me Tomine ^ Z° Den Hê6re 2aI Stalen voor me. Domtne m,fene0rdta my; Heere uw barmhertiöhe°d  der Fes-peren. 643 Lainf*c«l«m, cperama- is in der eeuwigheid: de wer.. LVmLruvnedïfpicias. ken van uw handen enwiltmet verlmaden. Gloria Patri, dc. £Y &cï 1 Sicut erat, dc. Gelyk het was, &c In beide Vespers van het AtderbW*ft* Sacrament ,enj Iteheele Osave door, Ico^bor, &c. * derde Credidi, &c. „ *« de v.erd* f P/Wm. r Mari om»» qui timent WEI gelukkig alle die den HeeDominum : qui ambu- VV re vreezen, en wanderen. lant in viis ejus. in zyne wegen. Laboresmanuum tuarum. Want gy zult van den «Deitt LaiflmairfiwflM* :*»«*««> verhanden eeten, en t zal | ff te»» «éi erit. met u voorfpoedig gaan. 3 Uxortuajicutvititabun- Uw Huisvrouw zal al. e en. to.-m *»»» vrugtbaren Wyngaard uezen,. fl " in 't binnenfte van uw huis. ■ma tuificut noveli* oli- Uw Kinderen zullen ato jonge I varum : in circuit* menfit Olyffpruiten uw tafel omrmge- *U%cefcbenedicetnrbomo: ^ZJe , aldas zal den menfcl>g«- timent Dominum. zegend worden, die den Heeie 1 vreeft Benedicat tibi Dminus J%?^£%£%S% alle de dagen uws levens. \ mrlZpZeUuP'rlI^k zien mogt; en den vreede over ii Ilraël Gfarfa Pa/W, ff*. Glorie zy den, &c. Sicut erat, dc. Gelyk het was, &c De vyfde Pfalm is tauda Jerufalem, &s. Kersdag in de tweede Vesper en voorts de ^eelej)ttave d,or, de ierfeDïxh Dominu, , &c. de J^J0**" ' &C* rf, *ft* Beau» vir, &c. £« e>» * P-^mJ^Eprofundis clamaviad JJlt den pepten heb ik geroe^ se Domine: Domine ^ pen tot uw Heere. Heere J txaudi vocem meam. verhoord myn ftemme. '/tetwiMCklMta- Laat «W ooren luierende.  644 De Pfalmen tes: in vocem depncationis worden: naar de ftemme mvnj< m!*- biddens. y S, miqui-ates obfervaveri, Is 't dar gy de boosheden gade ■ Utmine: Domine quis fus- flaat Heere: Heere wie zal't ver-■ tinebit? dragen? Quia ap«d tepropitiatio Want by u is verzoeninge : *p; V frop,er l gem tuam en om uw Wet heb ik u Heere Jujiinut te Domino. verdragen. Sujlinuit anima mea in Myn ziele heeft verdragen in verbo ejus : fperavit anima zyn woord : myn ziele helft gemea in Domino. hoopt in den Heere. Acuftodiamatutinaufque Van den morgenftond tot den ad noaem: fperet Jfraél in n=gt toe : zoo laat Ifraël in den £>°">>«o- Heere hoopen. Qitiaapud Dominum mi- Want by den Heere is barmJencordta: & copiofa apud hertigheid : en by hem is zeer eum redemp-io. overvloedige verloffingp. Etipfe redimet Ifraël: ex En hy zal Ifraël verloffen: van omnibus miquitatibus ejus. alle zyn boosheden. Gloria Patri, dc. Glorie zy den , &c. Sicut erat, &c, Gelyk het was, &c. De vyfde Pfalm is Memento , &c. PaaTchen, PitKteren, H. Drievuldigheid en Drie Kon!n. gen.iag, in de tweede Vesper alle de Zondagfe Pfalmen • m 'f 1" d; Mrfle ^tiper «'» * ftaat, van In exitu, &c.";c mem gravata crimine, _ Vitae fit exul munere, Up de Zondagen na Drie-Ko- Dum nil perenne cogitat. ningen en na Pinx/eren. Sefeqae cuipis illigat. T rT . . Ca^orum pulfct intinum, IJJcls crettor optime , Vitale tollat prsemium ■ _ Lucem dierum proferens; Vitemus omne noxium, rnmordns lucis nora, Purgemus cmuc peffimum. Mundi parans originem Prx-fta Pater piiTime Quimanejunanrnvefperi, Patrique compar TJnice Diem voeari praecipis, Cum Spiritu paraclito ' Tetrum chaos illabkur, Regnans per omne feculum , Siuui preces cum fletibas. J Aaien. H y M-  Aer Vesperph 6^ H v m n u S Etinmundo converfatus, u M Sparfo verbi femine- Kip de Vtfttaïte van de H. Ma g^ moras ine0latus get en Moed r Gods Maria. MirQ ciauflt 0rdine. AVe marisflelta, In fup-emse, node ccen* 1 X Dei Mater alma, Recumbens cum fiatubus, Atque temper Virgo, Obfervata lege plene Felix cceli porta. Cibis in legilibus, Sumensillud Ave, Cibsm tnrb* duodens • Gabriëhs ore, Se dat fuis minibus. Funda nos in pace, Verbnmcnro.panemveram. Mutans Evée nomen. Verbo camera effi: _> Solve vincla reis ; Fitque fangu.s Chrifti merunj Profer lumen c£ecis, Et fi tenfus deficit: Mala noftra pelle , Ad firmandum cor flr.cerum Bona cunfta pofce. - Sola fijes fuffioit. Monflra te effe matrem , Tantum e. go Sacramentur» Sumat per te preces, Veneremur cernu: .Qui pro nobis natus, " Et antiquum documentum Tulit effe tuus Novo cedat mui: * Virgo fingularis. Praeftet fides fupplementum Inter omnes rnUis, Senfuum defeftui. Nos culpis folutos , Genitori, Gemtoque, Mites fac & caftos. Lans & jubilatio , Vitam prsefta puram , Salus, honor , yirtus quoque Iter para tutnm , Sit & benediftio: Ut videntes Tefum, Procedenti ab utroque Semper collcetemur. Compar fit laudatio. Amen. Sit Iaus Deo Patri, — —- Snmmo Chrifto decus , ANTIPHONA Spiritui fanfto , ^an den Advent tot Ligtmis. Tribus honor unus. Amen. _ , ALma Redemptoris Mater, h y m n u s j Op H. Sacramentsdag. • rjg ■ ruccurre cadenti. DAnge lingua gloriofi ,' j Surgere quicurat, populo: " CoVo ris myflenum , tu quse genuifii. uo P r's ' . r I Naturamirante.tuumfanc- Sangn nifque prettofi, i rsatura . n,1Pm in mundi pretium, turn gemtorum. . Quem in munai V . ■ ac poftenUS, Fruftus ventris generoü, * 'ST-. u „,.„ Es imafta Virgine, 1 Wrum flute^e. ^ n_  Ms De Pfalmen dei' Fesperen. ANTIPHONA ANTIPHONA Van Ligt mis tot Wittest Donderdag. Van H. Drievuldigheid tot £re Regina Ccelorum, dm A*°eM' AveDaminaAngeloruin: CAlve Regina, mater mife- Salve radix falve.porta, ^ Hcordice vit», dulcedo, Ex qua mundo lux eft om. & f es noftra fillv'e. Gaude Vtrgo glonofa, Ad te clamamus exules fiUi Superomnes fpeciofa, Evffi_ Vale ó valde decora. ,,' . , , . „„i,-,. nu -n. ' Ad te fufpiramusgementes fct pro nobis Chuftam exora . < «. , c cxora &flentes, in hac lacrymarura ANTIPHONA" Vi]le-' . a Eja ergo advocata noftra. Van Panjfcktn tot Vinxteren. illos tuos mifericordes oculos J^Egina Coeli lsetare, Alle- a  64? Het Gezang in de Vafien. PSALM 5°. Miferere mei Deus: fe- QNtfermt u mynder God: n« UV1 cundummagnammife- uw groote barmhertigheiu. ■ricordiam tuam. Et fecundum muititudi- En na de menigte van UW rem mfer ationem tuarum : barmaert'g'.ieden : zoo doet UU .dele iniquitatem meam. myn boosheid. AmpUus lava mi ab ini- Wafcht my nog meer van myquitate mea: & d petcato neongeregtigheid : en van myne meo munda me. zonden zuiverd my. Quotiiam iniquitatem Want myn boosheid bekenmeam ego cognofco: & pee- ne ik: en myn zonden is altyd, catum meum contra meejl tegen my. *immi'fM peccavi, 9 ma- U alleen heb ik gezondigd: en turn coramtefiti: utjujli- quaad voor u gedaan: op dat gy fcerisinfermonibustuis, & zoud geregtvaard:gd worden in vineas cumjudicuris. uw woorden, en verwinnen alf gy geoordeeld word. Eaeinim in iniquitatibus Want ziet ik ben in boosheeenceptusfum: &'in pecca- den ontfangen: en in zonden tis eoncepit me Mater mea. heeft my myn Moeder ontfangen. • Ecce enim verttatem di- Want ziet gy hebt de waarheid iexifti: incerta & occulta bemind: de onzekere en verborfapientia tu* manifeflafii gen dingen uwer wysheid hebt tntbi. gy my geopenbaard. Afperges me byfopo, & Gy zult my befproeijen met mundabor: lavabis me , V Hyfope , en ik zal gezuiverd wor[uper nivem de albabar. den: gy zult my waffchen en bo' r ven fneeuw zal ik wit worden. Auditui meo dabis gau- Myn gehoor zult gy blydfchap dium & leetitiam : & exul- en vreugd geven: endeveraottabunt offa bumiliata. moedigde beenderen zullen hea verheugen. Averte faciem tuam « - Keerd uw aanzigt van myne peecatis meis : & omnes ini- zonden: en alle myn boosheden quitates meas dJe. wilt uitwaffchen. Cormundum crea in me Een zuiver herte fchept in Deus: & fpiritum reSum my , ó God : enden regten geeft innova in vifceribus meis. vernieuwt in myn bmnenfte. Ne projicias me d fade En verwerpt my niet van u\»  C43 Het Gezang in de Vajlen. tua: & Spifltum Sanctum aangezigt : en uwen Heiligen tuum ne aufiras d me. Geeft neemt van my niet Redde mm latitianfa- Geeft my wederom de blydlutanstui: & fpiritupria- fchap van uwen Zaligmaker : en tipah confrma me. met den principalen Geeft ver¬ fterkt my. Doeebo iniquos vias tuas: Ik zal de bozen uwe wegen 'mP>' adteconvertentur. leeren : en de Goddelozen zullen tot u bekeerd worden. Liberamedefanguinibus Verloft my van den bloeden Deus, Deus falutis mea: God, God mynder zaligheid: & exultabit lingua mea ju- en myn tonge zal hooglyk loven Jiitiam tuam. uwe regtvaardigheid/ Domine labia mea ape- Heere gy zult myn lippen open nes: Gr os meum annuntia- doen: en myn mond zal uwen bil laudem tuam. l0f verkondigen. Quomam ft voluiffes fa- Want had gy gewilt, ik zoutrificium, dedijfem utique: de u immer Sacrificie "egeven bolocauftss non deleSaberis. hebben : maar gy en zuft in de Brandofferhande geen genoe-'te hebben. Saerifcium Deo Spiritus Een Sacrificie is God een heetontribulatus: cor contritum len bedruktengeeft: een heel ge&bumiliatum Deus non de- broken en verootmoedigd herce Species. zult gy God niet verfmaden. Benigne fac Domine in Heere doet goedertierlyk Zion bonavoluntate Sion : ut adi- in uwen goeden wille: en laat ficentur muri Jerufalem. getimmerd worden de muuren van Jerufalem. Tune acceptabis Sacrifi- Dan zult gy ontfangen het SrtCium juftitice, obtationis, & crificie der regtvaardigheid : Ofbjlccnufta : tune imponent -ferhanden en Brandofferen : dan fuper Altare tuum vitulos. zullen zy op uwen Altaar kalveren leggen. Gloria Patri, tic. Glorie zy den, Sec. Sicut erat, (fc. Gelyk het was, &c. Of: Requiem aternam dona eis Domine. Et lux perpetua luceat eis. Antiph. Exultabunt Domino offa bumiliata. Antiph. Exaudi Domine. De Profundis, &c. kond gy vinden in de laatfte pag. van de Fesper-Pfalmsn. BLAD-  B L A D f Y Z "E R Der -voornaamfle Zaken dezes GEHEELEN WERKS. GEtvden van de H. Maget en Moeder Gods Maria. ï Getyden van de H. Moeder Gods in den Advent. 52 Getyden van do H. Moeder Gods na den Advent. 99 Vigiliën voor de Overledenen. I33 Gebeden onder de H Mi Je voor de Overledenen. 173 De vyftien Tnp-rfalmen. De zeven Pfalmen der Penitentiën, met de Gebe- djn tegen de zeven Hoofdzonden. ï°8 De Litanie der H. Kerk. 209 De kleine Getyden voor ieder dag van de eerjle W'.eb. Zondag, van de H. Drievuldigheid. 203 Litanie van de H. Drievuldigheid. 214. Symbolum van den H. Athanafius. 216 Opoffering zyns zelfs aan de H. Drievuldigheid. 219 Maandag, van den H. Geeft. 223 Litanie van den H Geeft. 226 Lofzang tot den H. Geeft. 229 Aandagtige Aanroepirge tot den H. Geeft om dezeven Gaven. 23x Dingsdag, van den zoeten Naam Jefus. 233 Litanie van den zoeten Naam Jefu?. 23G Godvrugtige Zugten tot Jefum, ter eeren van de 33 jaren die hy op Aarde geleeft heeft. 289 Zeven Schigten der Goddelyke Liefde. 244. Vyf Zugten van een Godminnende Ziel tot de vyf Letteren van den Naam Jefus. 244 tVomsdag, van denx H. Engel Bewaarder. 245 Litanie tot de H. Engelen. 248 Prot ftatien van den H Caroli Bommei, om een gelukkige Dood. 254 Donderdag, van het H. Sacrament des Autaars. 250 Litanie van het H. Sacrament. 260 Aandagtig Gebed dat den H. Ignatius veeltyds heeft gebeden. 262 Eo y*T  BLADWYZER. Frydag, van het H. Kruis en Lyden Chrifti. 250 Litanie van het bitter Lyden. 272 Oeffeningen tot den Gekruiften Chriftum en zyne vyf Wonden. ' 2?s GroetenifTen der vyf Wonden Chrifti om veel Deugden te verwerven. 282 GroetenifTen aan alle de Wonden Chrifti, om zyn zelve en alle zyne Vrienden aan Chriftus te beveelen. 2g3 Gebeden van de zeven Bloedftortingen tegen de zeven Hoofdzonden. 2gj Zeven GroetenifTen op de zeven Woorden van Chriftus aan het Kruis gefproken. 287 Maniere om den Rozenkrans te lezen, ter eeren van de vyf Wonden. ' 288 Chrifti Bloedig Aangezigt. 2po Meditatiën, gemaakt door den H. Paus Gregorius. 2or Zaterdag, van de Onbevlekte OntfangenilTe van de H. Moeder Gods. 294 Litanie van onze Lieve Vrouw van Lauretten. 30a Zeven Gebeden van de zeven Vreugden van Maria. 308 De kleine Getyden voor ieder dag van de tweede Week. Zondig, van alle Heiligen. 3n' Gebed tot ieder H. Apoftel, of Feeftdag van twee Apoftelen. • g2^ Maandag, voor de Afgeftorvene Zielen. 326 Litanie voor de Gelovige Zielen. 33 r Zeven Gebeden voor de Overledenen. 334 Aanroepinge der Heiligen voor de Overledenen. 335 Beweegdigt der Overledenen. 33ö Dingsdag, van de H. Joachim en Anna. 339 Litanie van de H. Moeder Anna. 34.5 IFoensdag, van de H. Ignatius en Xaverius. 345 Litanie van den H. ignatius. SSi Litanie van den H. Francifcus Xaverius. 354 Donderdag, van de H. Barbara. 359 Litanie van de H. Barbara. 364 Vrydag, van de zeven Ween van Maria. 368 Litanie van de zeven Weën van Maria. %i& Lof-  BLADWYZER. Lofzang Stabat Mater. 3|» Zottinkff, van den H. Jofeph. 383 Litanie van den H. Jofeph. 3ÖU Oefféninge van byzondere Godvrugt.gheid tot den H. Tofeph, beftaandein vyf Gebeden. 391 Gebeden van de zeven Droefheden en Blydfchap-^ pen van den H. Jofeph. 393 Korte Onderwyzing voor den Morgen en den ge- heelen Dag. 395 Aandagtige Schietgebeden. 4<->V Avondgebeden. * Gebeden onder de H Miffe. 423 Een ander manier om devotelyk Mts te hooren, door korte Meditatiën, &c. 437 Aandagtige Oefféninge en Gebeden voor alderhan- ■ de Perfoonen. 449 Kragtig Gebed der Chriftenen in tyd van Ooilog. 454 Kragtig Gebed en ootmoedige Belydenis van denH. Auguftinus. , , , ,,.459 Gebed tot afweering van de Befmetteiyke en 1 efti- lentiale Ziekten. 4f> Gebed in Onweer en Stormwinden. 4^4 Gebed in particuliere Noden en Ongelukken. _ 467 Een zonderling ootmoedig Gebed in groote Mifene en pyne des Lighaams. 4Ö8 Trooftelyk Gebed in Angft en Kleinmoedigheid. 469 Gebed in vreeze van eenig groot Kwaad of Ongeluk. 471 Gebed als men van valfche en nydige Tongen belogen en gelafterd word. 471 Gebed van St. Thomas van Aquinen tot Volmaaktheid. JUL47Z Gebed voor die den Geeftelyken Staat aanvaard hebben. 474 Gebed voor een Bedroefde Weduwe. 474 Gebed voor. den Echten Staat. 476 Groetenifie tot het Heilig Hert Jefu. 47» Groeteniffe tot het H. Hert Jefu door het Onzen Vader. 4o3. Vyftien Gebeden van St. Brigitta. 487 Korte en kragtige Paffie-Gebeden. 495  BL'ADWyZÉR. Gebed voor de Reizende. ,„,. Biegtfpiegel. 509 Gebeden voor de Biegt. 5' * Dankzegginge na de Biegt. I Jt Gebeden om te Communiceeren. lAi Gebeden voor de Communie. Gebeden na de Communie. Oefening der drie Goddelyke Deugden. ïki Gebed om een Staat te vei kiezen. Ï6a Gebeden voor de Zieken tot Voorbereiding. <7o Oefféninge en Gebeden om te bezoeken de zeven Kerken tot Romen. 6r- Uure van Zaligheid en Barmhertigheid. 62I De Pfalmen der Vesperen. JJ{ B E R I G T VOORDEN BOEKBINDER, De Tvtelplaat voor de Tytel. De Plaat No. I. tegen over -pag. 1 — in. 43 iv. M , V. 2o8 vn. 33J vjii. 4J _* x. 2*59 "~ XI. 294 ■ xii. « xrii. —— xiv. 24