BRIEF AAN EENIGE ZICH NOEMENDE ECHTE LUTHERAANEN, OVER HUNNEN EERROO VENDEN BRIEF, TN HET a8fte VERTOOG VAN DEN CHRISTEN VRIEND GEPLAATST, BETREFFENDE ZEKERE PREDICATIE, DEN 8flen July 1787 GEHOUDEN IN DE LUTHERSCHE OUDE KERK TE AMSTELDAM, DOOR CAREL PHILIP SANDER Leeraar der Lutherfche Gemeente te Groningen &c. &c. Te, G R O N I N G E N, By FREDERIK, VOS, indeOudeKyk-in'tJac-ftraat   MYNE HEEREN! (jister wierd my van Amfteldam per Post toegezonden het 28fte Vertoog van een Blad, genoemd: De Christen Vriend. Zo min den Tytel en de Taal van dat Blad, denke ik te beöordeelen, als de waardy van den Inhoud van het zelve te fchatten; want, om de waarheid te bekennen: ik had tot hiertoe niets van dit Gefchrift gehoord , gezien of geleezen, en, noch ligtvaardig te beöordeelen, veel minder te veröordeelen, was ooit myne zaak. — (Niet waar, Myne Heeren! dit waren uitdrukkingen, die ik in myne Zielverderfelyke Preek, den 8ften July gehouden, bezigde.) Achter dit Blad vond ik op pag. 224 eenen Brief, door U aan de Schryvers van dat Blad gezonden, wiens inhoud weinig met het Onderfchrift van ECHTE LUTHERAANEN ftrookt. Gy kundt goedvinden, my op de Eerroovendfte wyze daarin aanteranden, en myne, te Amfteldam, op Zondag avond den 8ften July, in de Lutherfche Oude Kerk, (jammer is het, dat het niet was de Nieuwe Lutherfche) gehoude Redevoering, der waereld vaneene geheel verkeerde zyde voorteftellen. A 2 Ik  C 4 ) Ik worde met de haatelykfte verwen, (het Coforit dat verkeerde leveraars altoos gebruiken) afgefchilderd als iemand, die niet alleen zynen uitgekipten Schriftuurtext (namentlyk. Hebr. ƒƒ. het laatfle gedeelte van het ,4de en het geheele 15de vers) op eene geweldige zvyze heeft gemarteld en verdraaid. Maar ook de Eer van onzen GODDELYKEN VERLOSSER! in denzelven verduifterd, en zyn volwigtig, en eeuwig geldend verdienst voor Doemwaardige Zondaars, den Christen ontroofd. — Om deze Reden word myn Text, een Hemelfchreeuwende verdraaide Schriftuurtext, en myne Redevoering, een Zielverderffelyke Preek genoemd. Gy dreigd, (ja dreigd, want daarvoor ben ik het meest bange) in een Nota bene: tFanneer de Heer en' (Vrienden! gaat toch noch eenige jaaren School, voor dat Gy in het openbaar fcfaiyft, en leerd uwe inroeping tekens, zo wel in uwe Brieven, als in uwe Nota benees beter plaatzen) onder het gehoor van gemelde (n) Predicant, niet zyn tegenwoordig ge. veest, verzoeken wy vriendelyi een kiyn lettertje in Uw Weekblad- dewyl wy als dan, die Zielverderffelyke Preek,, Uw (Gy meend naar alle gedachten U) zullen toezenden. De Schryvers van dit Blad, zekerlyk gewoon na te brommen, het geen Gy hen voorzingt, zyn, zo als  C $ ) als zy in een tweede Nota bene verzekeren, onder myn gehoor niet geweest, en nochtans durven ook die Christen Vrienden, (zachtmoedige, liefderyke, vriendclyke Mannen) myne Redevoering ongezien, ongehoord en ongeleezen veröordeelen, en dezelve in Hun Nota bene, eene Zielbederfelyke Preek, noemen, en zyn genegen, na dato, na het uitgefproken vonnis, dezelve van U, als Echte Lutheraanen te ontfangen, te leezen, en de zaak te onderzoeken. Ik kan niet ontveinzen, dat deze Echte Luther* fche behandeling, my in het begin zeer vreemd voorkwam , voornamentlyk dewyl ik verzekerd ben, dat; veele myner Toehoorderen met myne Redevoering, en de Verftandige met myne Verklaaring te vreden waren. Dan, deze bevreemding verminderde, zo dra ik overdacht, waartoe niet eene Cabale, die onder den fchyn van iever voor den Godsdienst, eene Gemeente beroerd, Waardige Mannen aanrand en Iasterd, en ook het Heiligde niet ontziet, bekwaam is. — Zyn dat Echte Lutheraanen, die zo handelen als Gy, Myne Heeren! fchelden , raazen, liefdeloos beöordeelen: dan verzekere ik U, dat, noch de door U aangetaste Waardige Mannen, noch ik a in dien zin begeeren onder de Echte Lutheraanen geplaatst te worden. — Zyn dat Christen Vrienden, navolgers van qenen zachtmoedigen Jefus3 (die geen A s vuur  c 6 i vuur van den Hemel over de Samaritaanen wilde haten vallen) die met vuur en zwaard, tegen die hunner Leeraaren en Natuurgenooten te veld trekken, die in Nevendingen van hen verfchillen, en naar hun inzicht en overtuiging fpreeken : dan ben ik zulk een Christen Vriend niet. Ik reisde voor eenigen tyd van hier, en dacht aan niets minder, dan dat ik de Eer zoude hebben, te Amfteldam, op deze Reize te prediken, eene Eer3 die ik zedert verfcheide Jaaren niet had genoten. Op den iften July predikte ik in den Haag, en den 5den July, des avonds ten 9 uur, vernam ik, dat ik, den 8ften July te Amfteldam zoude prediken, en ten dien einde, den volgenden dag, zynde Vrydag, daarheen diende te vertrekken. — Op Reis is 'er weinig tyd en gelegentheid te ftudeeren, en wie verhinderd my, nu en dan, by eene andere Gemeente , van eene myner, in myne Gemeente gehoude Redevoeringen gebruik te maaken. Dit doen andere myner Amtgenooten, dit wilde ook Wylen Ds. Claris/e, in leeven Predicant te Amfteldam, hier in Groningen doen, toen Zyn Wel Eerw. op den Predikftoel het ongemak overkwam, dat Zyn Wel Eerw'. hier in het Graf rukte, en dit heb ook ik den 8ften July te Amfteldam gedaan. De Zielverderffelykc Preek, die Gy van my onlangs •  C 7 ) langs te Amfteldam hebt gehoord, was te vooren reeds te Groningen gehouden, voor eene zeer talryke Vergadering van Toehoorders, onder welke veele aanzienelyke dezer Stad, en der Academie in dezelve, ook Leeraars der Publicque Kerk waren; doch, ik heb niet gehoord, dat een van deze alle, iets in myne Redevoering heeft gevonden, dat de Eer van onzen Godlyken Verlos/er verdutfterd, en zyn volwigtig, en eeuwig geldend ver dienst voor doemwaardige zondaars, den Christen ontroofd, of eene zodanige mishandeling verdiende, als ik van U, Myne Hee, ren! moet ondergaan. — Doch, Gy zyt misfchien met den Helm gehoor en, en kundt dus meer zien, dan andere eerlyke menfchen; en behalven dit, lieden, met voor oor deelen bezet, hooren ook meer dan andere, en wel bepaaldelyk het geen zy gaarne wenfchen te hooren. Voor den Godlyken Jefus heb ik den diepften Eerbied, en Zyn Verlosfings werk (naar de Leer onzer Lutherfche Kerk befchouwd, welker waarheid ik nimmer in twyffel trok) verplicht my tot de leven-, digfte dankbaarheid. De Grondwaarheden van den. Christelyken Godsdienst zyn my altoos heilig, en de Leer der Lutherfche Kerk, in1 de Heilige Schrifs gegrond, volge ik getrouw en naauwkeurig. * Noch in deze, noch in myne eerlte Gemeente zafi A 4 &  C 8 y ietnand tanen „preien, die tnetgronden het tegen- heden, „ Sdniftuorcezt, en in elkePredicatie beweezen „orden* wanneer tnen eene Schrift^ Plaats als een onvoldoend bewys voor eene zekere waarhe,d verwerpt, verwerpt tnen dan alle hewV. zen voor dezelve, en tnoet tnen daarom *m J,. zinnig befchouwd worden? Hoe kundt Gy, Myne HeerenJ U Z0 zeer w. * &r van den Godlyken Perlosfer, oo/^,. - eeuwig gadend Ver dienst voor doemwaardige J, daars m de hresfe flellen, dW Gy door CW drag dien Verlosferontcerdt, en Zyne Leer VJQ. chendt, en dus voortgaande, aan Zyn ffeïverdienst geen aandee kundt hebben. - 0f, meendt £ h erop een byzonder recht te bezitten, om dat Gy door Uvv ^TC,^0. gedrag bewyst> ^ J 7%r^ t£ behoren' - is misfehien ook onrechtzinnig, e„ niet Echt LmherJch bv^e!:er°T°gmerken h£bt Gy' EchU L^raanen! on hebt l mVnendd^ handeling, en waarom hebt Gy my zo ten toon gefield ? - Necmtmv deze vraag „iet kw^ wan[ j^fc^W men laage Oogmerken vermoeden. -1_ 2% V6Tren mynei C« te ontnemen? dit zal waarlyk zo gemakkciyk niet gaan. - Of, be- ;  * ' (9) bedoeld Gy de Leden van mynen Kerkeraad diets te maaken, dat ik onrechtzinnig zy, en daardoor den band van Eensgezindheid en Vriendfchap, die my met alle deze Leden, niet een uitgezondert, verëenigd houdt, te fcheuren? Zy zyn te weldenkende, en van myne oprechtheid te zeer overtuigd, dan dat Gy hierin Uw oogmerk zoudt bereiken. — Of, beoogd Gy, myne Vrienden en Weldoenders, te Amfteldam en elders, tegen my te verbitteren ? ook dit zal nooit gebeuren. — Foei! zyt Gy Echte Lutheraanen ? kruipt in uwe fchulp terug, fchaamd U voor God en menfchen, en denkt eens ernftig aan hetTydftip, wanneer Gy voor dien Godlyken Verlosfer, voor wiens Eer Gy thans wildt fchynen te ie veren, (Gy ieverd, maar met onverftand) zult moeten Rekenfchap afleggen. Dan zullen uwe daaden tegen U getuigen, Gy uwe oogmerken moeten verantwoorden, en ondervinden, welke de gevolgen zyn, van een zodanig gedrag, waardoor fcheuringen in Gods Kerk wierden veroorzaakt, de Leeraars buiten ftaat gefteld, zonder Traanen hun Amt waarteneemen, en dat de vrucht der prediking van het Godlyk Woord Verydelde. Doch, zeggen en bewyzen is by my niet eenerly. <— Waarmede bevvyst Gy, Echte LutheraanenI Uwe tegen my ingebragte Befchuldigingen ? waarin A 5 heb  C io ) heb & mynen Text op eene geweldige wyze gemar* teld en verdraaid? Hebt Gy eene andere Verklaar ring, dan Gy gewoon waart, van my gehoord, bewyst dan, dat myne Verklaaring eene marteling en vtr\ draaying van den Text was, en Uwe gewoone Verklaaring , alleen het Privilegie heeft, van te mogen gebruikt worden, en het kenmerk van Echtheid; draagd. — Welke waren die uitdrukkingen in myne: Redevoering, waardoor de Eer van den Godlykgnx Verlosfer wierd verduifterd, en door welke {tellingen of gezegdens, heb ik den Christen Zyn volwig-. tig en eeuwig geldend verdienst voor doemwaardige zondaars ontroofd?- — Wat is een bemelfchreeuwende verdraaide Schriftuurtext ? (dat is naar Uwen Schryfftyl, een hemelfchreuwende Schriftuurtext, en een verdraaide Schriftuurtext) en bewysd eens, dat zedert den 8ften July 1787. Hebr.II vs. 14 £15' een zodanige Schriftuurtext is, tot dat Uwe Christen Vrienden dien weer in zyngeheelen Luifler voorfiellen ? — Wat is eene Zieherderfelyke Preek ? en bewyst, dat de myne, den 8ften July te Amfteldam gehouden, met recht dus genoemd moet worden. — Ik begrype, dat ingeval ook myne Verklaaring fplinter meuvv was, het geen zy niet is, myne Redevoering nochtans dien fchandelyken Naam van j Ztelverderfelyke Preek, niet verdiende. — Ik beroe- ] pe 1  ( II ) pe my op alle myne onëenzydige Toehoorders: Deze Vraagen mag ik U, Echte Lutheraanen, teï beantwoording opgeeven, en moetvreezen datGy, met de bewyzen in de hand, zult aan het licht treeden: want, ik heb den 8ften July, by U, niet te kort «predikt, ik heb my niet lange met Vooraffpraak en gewoone Praeludien opgehouden, en men Ld, dat ik niet de langzaamfte zy, wanneer ik Hl het openbaar fpreeke. Hieruit moet ik befluiten, of dat Gy hebt kunnen toveren, indien Gy my alïes'hebt nagefchreeven, of, dat Gy een zeer fraa? Manufcript van myne Redevoering moet bezitten, waarin hier en daar een brok ftaat, de zaaken uit haar verband zyn gerukt, veele geheel vergeeten, andere uit Uw geheugen (zo Gy U verbeeld)'er naderhand by gevoegd, en zodanige uitdrukkmgen worden gevonden, die Uw boos Hart Uingaf, maar nooit myn mond fprak. - Met één woord, ik be.integelooven, dat Gy Uwe Befchuldigingen zult kunnen bewyzen, doch NB. uit ^ Manufcript (niet uit het myne) en immers dit zal.de Christen Vriend, naar Uwe belofte, ontfangen. Doch, wacht U, Echte Lutheraanen! de Waereld te bedriegen, de Onkundige te misleiden, en TJw Manufcript voor het myne te verkoopen. — Vreesd voor den AlweetendenGod, die alles hoord , al-  ( IZ ) alles ziet. Den Rechter van Hemel en ^arde roepe * „.ermede ,„t ge,uige nn ^ * ^ »z,e„ van Uwe liefdeW tZJ^Z' 2TT f;rbied ™r Zy0C ^Leerettcod : *e ,e ynvastvoomeemenji].t oyner, ,„ de meergemelde Redevoering, „„ die' W, gebezigde uitdrogen, voor de Wa e zuJJen ontkennen, noch a VetklaaringvanHeH ^V^'r^ de „eid zeper ^Itï^ tmgd Worde. Dit sefchiede n„ J . ^ -ii . t,c«-meae nu, door wien her ™t. al ware het zelfs maar de n • anders verklaard ; gaarne vergl,„„e ik eene„ 'J* * vryhe.d, zyn flelzel te verdeed.gen, „1 b gzere deze vryheid ook voor my. - La™ z , de, welk laatfle alleen van znlke menfehen gefelld *e, mtt eenen verkeerden iever voor den 0^' dtenst bezield, meenen dat deze verketteL God byzonder behaage, e„ die altoos geweTdt'har maar ook altoos bniien lw r l S ' n, u i — 'fpoor' draaven. , zieb voor eerst niets meer ter myner verdedi « *en myne gewig,igere bezighed^t ^ pa-  ( 13 ) paaien my thans ook te zeer. Mynen God en Vader , die myn Amt tot hier toe zo zichtbaar zegende, zal ik ootmoedig bidden, dat Hy U een Christelyker en Liefdelyker Hart geeve, op dat Gy in tyds van Uwe dwaling moogt te rug koomen, en U niet langer als Werktuigen laaten gebruiken, om Jefus Kerk zo wreed te benadeelen, maar in tegendeel, (en hierop komt het voornamentlyk aan) door Uw verbeterd Leeven en Wandel bewyzen, dat Gy ECHTE Lutheraanen zyt. — Uwe belediging my tot hier toe, in Uwe zo onwaarachtige Zielgrievende Befchuldigingen aangedaan, vergeeve ik U gaarne en van Harten, geen Haat tegen U huisvest in myn binnenfte, maar met de woorden van mynen Jefus , bidde ik op dit oogenblik voor U : Vader ! vergeef het hen, want zy weeten niet wat zy doen. Hiermede Verblyve Uw Groningen den 17 July 1787. p.S. voor U biddende en Waarom hebt Gy Uwe Naa- heilwenfchende vriend men niet opgegeeven, Gy begeerd immers niet, over- C. P. SANDERt tuigd dat Uwe Werken niet deugen, in de duisternisfe te wandelen.