WAARNEMINGEN KO öïz E N• 1NZXNDERHEID DIE VAN HET AANHOlDïNDE ZOORT, MET een VERSIERENDE ZEERE KEEL VERZELT; Zoo ah die zich in het jaar 1778 te New-Custle vertoond hebben: als mede Een Vergèltfkenis dier volkziekte, met de Scharlak*, koors en de kwaadaattige ztere keel, zoo als dip door de Schrijverenis opgegeven; door J. CLARK EEN der geneesheren VAN de NeWCASTELSCHE ziekebeurs Uit het Engels vertaald door. C. S. Bied. Doei. Te UTRECHT, ' P ABRAHAM van PADDENBURG, By I Academie Drukker, IJAN MARTIN US v,N VLOTEN. a> Boekverk"oners. MD CCLXXXI.   aan den WEL ÈD. HOOGGELEERDEN HE ERE J. G R E G O R IJ, GENEESHEER, LID VAN 'T KONINGLIJK GENEESKUNDIG GENOOTSCHAP, EN HOOGLEERAAR DER GENEESKUNDE OP DE HOOGE SCHOOL TE EDIMBURG. i Mijn Heer! Uw onderfcheidende bekwaamheden, en de eerenswaardigepkats die Gij in een der beroemfie Geneeskundige Scholen van Europa bekleed, zouden mij door haar zelve eergierig gemaakt hebben om Uw naam voor de volgende bladerente hcbbem gefield; zoo andere beginzeh mij bij deze gelegenthcid niet aangefpoord hadden. Ik leg onder de groot/ie verpligtingen aan wijlen den beroemden Heer Gregorij, Uwen Vader, niet alleen" in de betrekking als vrind, maar ook als Hoog1 eer aaren indien dezen mijnen arbeid gelukkig genoeg is eenige goedkeuring bijheiJlgemeen te verdienen, zal ik mijnen voorfpoep al* 2 toos  toos dankbaar toerekenen aan het voorrecht dat ik van zijn onderwijs heb mogen genieten. Vergun derhalve dat ik deze openbare gelegenthei d omhels, om den hoogen eerbied die ik voor de nagedagtenis Uwes Vaders heb, uittedrukken:, vergun mij teffens Uw te fmeken deze opdragt aantenemen als een gering bewijs van den opregten eerbied en de hoogachting met welke ik de eer hebbe 'te zijn Mijn Heer Uwen Newcastle Onderdanigflen en den 15. Febr. 1780. verpligten dienaar J. Clark.  VOORREDE JEen nauwkeurige oplettende waarneming, en 't verzamelen van nuttige gevallen, zijn de voornaamfte middelen om de oeffening der Geneeskonst te verbeteren. Op-deze wijze heeft Hippocrates, met regt den vader der Geneeskonst genaamt, die tot een wetenfchap gebragr; en indien zijne navolgers haar konst op dezelve wijze geoeffent hadden, zou die reeds voorlang tot ct.n grjoter trap van volmaaktheid zijn opgeklommen. Dan de meerderheid der Ge^eesbeeren welke hem opvolgde ongelukkig de nafporinge van den natuur verlatende, en hare verbeeldingen in bedrieglijke en buitensporige veronderftellingen den vrijen teugel vierende, hebben de edele Geneeskonst al te dikwils onbepaalt, verborgen, en bedrieglijk gemaekt. Wij behoeven ons ten bewijze van ons gezegde flegts te beroepen op de verfchelende en elkander tegenfprekende leerltellingen die men in onderfcheide tijden heeft aangeno* 3 men;  vi VOORREDE. men; en welke door de voorftelling van oordeelkundiger gisfmgen, haar gezag verloren, en in vergetelheid geraakt zijn. Het is waar dat de ingebeelde grondstellingen in deze tegenswoordige eeuw in het algemeen verworpen worden, en dat het gezag der leerflellmgen begint te vervallen. Ieder tak der Geneeskunde wordt tegenswoordig in onze fcholen op de klaarde en oordeelkundigfte wijze voorgefteld, en er wordt geen leerftelling tot een grondflag voor de offening der geneeskonst aangenomen : ten zij die door zigtbare proeven bevestigd is. Desgelijks hebben eenige onzer uitmuntendfte Geneesheeren, de voorbeelden en lesfen van Hippocrates en Sydenham navolgende, den uitllag van haar eige ondervinding ter neer gefteld ; cn men heeft genoodfchappen met dat prijslijk oogmerk opgerigt om elkander zijn oeffenend onderrigt mede te delen. Met een woord er fchijnd in alle takken der Geneeskunde een fnelle voortgang tot deszelfs verbetering op te ftaan; en indien wij onze nafporingen alleen tot het doen van waarnemingen, proefnemingen , en een nauwkeurige daar  VOORREDE. vu daar uit afleidende redenering bepalen, mogen wij ons met de vleijende hoop ftreelen, dat er een betere manier om de ziektens te behandelen zal bepaalt worden. Met oogmerk dan om ook mijne geringe pogingen tot zulk een wenfchelijk einde toe te brengen, heb ik het volgende werk aan de welmeenende overwegingen van het algemeen onderworpen.' Deszelfs eenigfte verdienden beftaan daar in, dat het verzameld is uit wezentlijke waarnemingen op de tekenen der ziektens genomen, de gevallen deileiders van dag tot dag aangeteekend, zoo wel als de uitwerking der geneesmiddelen welke voorgefchreven wierden. Het eerde deel van dit werk behelst waarnemingen over oorfpronglijke koorzen , inzonderheid die van het aanhoudende zoort; en over het onderfcheid van een koors welke in 1777 en 1778 te Newcastle heerschte, welke met hoesten en eenen gierstachtigen uitflag verzelt gong. Ik houde mij verzekert dat zommige mijner lezers zig verwonderen zullen, dat ik in ziektens die tot hier toe van zulk een groot onderfcheid in haar natuursge* 4 Helt-  vin VOORREDE. fleltheid befchoud zijn geworden, een en dezelve behandeling houde: hier ontrend moet ik de vrijheid verzoeken om aantemerken, dat de gelegentheden die ik gehad heb, om in onderfcheide lugtftreken waarnemingen te maken, mij overtuigt hebben, dat Koorzen in alle landen, wezeritlijk het zelve zijn, en alleen verfchelen in de hevigheid harer toevallen. De geneeswijze die ik in de OostIndien (*) op alle breetens het voordeeligile bevonden heb, is in dit Ijland insgelijks met de gelukkigfte gevolgen vergezelt geweest; en het is waarfchijnelijk dat zulks ten allen tijde en in alle lande zal plaats hebben. In het tweede deel van het werk heb ik een verhaal gegeven van een bijzonder zoort van Scharlake koors welke in de jaren 1778 en 1779 te Newcastle heerschte. Wanneer deze ziekte het eerst verfcheen, had ik nog geen Engelfche fchrijvers gelezen die deze ziekte met opzet behandelde, uitgezondert den Heer Morton; terwijl deze volk- ziek- (*) Zie Obfervations on the DiseaTes in long voyages to het eountries, particularly on thofe whkhprevailin thi East Lidies.  VOORREDE. ix ziekte wezentlijk zeer veel verfcbeelde met zijn befchrijving. Dit gaf mij aanlijding om deszelfs natuur met de grootfte oplettendheid na te fporen. Ik ondckte heel vroeg in mijne geneesoeffening de noodzakelijkheid om deze ziekte in onderfcheide ftaaten af te deelen, naar mate dat de koors met tekenen van een fterke werking der bloedvaten, met tekenen van fvvakheid, of van verrotting verzeld ging. Op deze wijze hebben wij zelfs onder de koorzen met uitflag, een opheldering van de cigenfchap der onderfeheidingen welke wij in de oorfpronglijke koorfen hebben trachten ter neer te Hellen. In het beloop van dit werk heb ik mijn gedagten vriimoedig eer neer gefteld: maar wijl ik geen een befchouwende leerftelling heb aangenomen, en mijn eige waarnemingen heb opgegeven zonder in die van andere Geneesheeren met welke ik van gedagten verfcheelde eenig gebrek aantemerken; en dat ik niets, als met daden bewezen heb ter nedergefteld, hoop ik ten minsten een lezer zonder vooroordeel te zullen ontmoeten. In het aanhangzel heb ik eenige opmerkin5 gen  x VOORREDE. gen en voorbeelden van tafelen ter verbetering van» ziekelijiten opgegeven. Den lezer zal heel ligt opmerken hoe veel ik aan de vernuftige Geneesheeren Perceival en Haygarth verfchuldigt ben. Maar ik wil niet op mij nemen om te beflisfen, of in de verfchelende inftellingen die er tot het gemak der zieken zijn ingefteld , de lijften naar dit ontwerp konnen ingerigt worden. Ik ken niet van mij zelf verkrijgen deze voorrede te fluiten zonder aan mijn lezers toegeventheid te hebben verzogt, over de fouten en onoplettendheden welke mij in de uitgaaf van dit werk ontfnapt zijn, dat wezentlijk in den drift der bezigheden is ovefgefchreven, en met tusfchenpozingen doormijn beroep is afgebroken. Zo intusfchen een onpartijdig en onbevooroordeelt lezer oordeelen mogt dat ik iets van aangelegentheid tot den algemeenen voorraad der geneeskunde heb toegebragt, zal ik den arbeid en moeite welke mij 't opftellen dier waarnemingen gekost hebben, rijkelijk beloont achten. IN  INLEIDING. ^Jedert de oprigting der Ziekebeurs te Newcajils, 'c welk de gêlegentheid verfchafte, om de beste waarnemingen, in dit werk bevat, zaam te ftellen, zijn er meer diergelijke inftellingen in andere groote Steeden van dit Koningrijk opgerigt : ik zal, met oogmerk om haar vermeerdering te bevorderen , zonder eenige verdere verfchooning te maken , een verhaal geven van de opkomst en voortgang dezer liefdegaaf. Een kort Verhaal van de oprigting en voortgang van het Ziekenhuis in Newcaftle. In de volkrijke en handeldrijvende Stad Newcafïls zijn menig duizend naarftige arbeiders en ambachtsluiden bettendig in het werk. Zoolang dezelve gezondheid genieten , hebben zij het in hun vermogen om ten minften een dagelijks beftaan voor hun en hun huisgezin te winnen ; maar, door ziektens aangetast wor-  XII INLEIDING. Wordende, raken zij bloodgefteld aan alle de wreedê gevolgen van de ziekte en nooddruft. Koorzen, zoo wel als andere gemeene en noodlottige ziektens, aan welke dit nuttig flag„van menfchen in 't bijzonder onderworpen zijn , konnen, om deszelfs befmettenden aart, niet welvoeglijk in een Gasthuis ingenomen worden: veele andere zijn te fchielijk en geweldig in haren aanval, om naar de weeklijkfche manier van zieken in te neemen , te konnen vvagten. De kinderen konnen niet welvoeglijk van hare ouders gefcheiden worden, en de tegenwoordigheid van veele der laatften is zoo wezentlijk noodzaaklijk in hunne eige woning , dat zij niet konnen befluiten om van deeze liefderijke inftelling gebruik te maken. Vervolgens moet men opmerken , dat het yoornaamfte oogmerk van Graaffehaps Gasthuizen ingerigt is, om onderftand in te brengen aan die genen, welke uitwendige toevallen hebben , en bijgevolg heelkundige hulp noodig hebben; cf aan die geneft, welke met zulke ziektens bezet zijn , dat die, zonder den Lijder nadeel toe te brengen, toelaten hem, van Verre af, over te brengen. Indien dit het geval niet was, zouden deze voortreflijke inrichtingen nooit het oogmerk van haare welwillende Iuftellers beantwoorden. Eenige weinige Heeren, door zulke overwegingen aangedaan , en te gelijk achtgevende op de voordee- len,  INLEIDING. xi iï len, die door de inflelling van eene Ziekcnbeu^s in de Hoofdflad te verwagcen waren, fielden in de maand April 1777. een ontwerp voor, om binnen Newcaflle zulk eene Ziekenbeurs op te rigten als een noodhulp voor het Gasthuis (*). Dan aangezien het menschdom zelden eenftemmig is over de verdienften van eene liefdegaaf, ontmoette het menigvuldige tegenfpoeden; en , niettegenftaande de werkzaamheid en oplettendheid der Infchrijvers, kon het tot innemen van Lijders niet opengezet worden tot de daar aan volgende maand Oétober. De jaarlijkfche intekeningen reezen bij de eerfte inflelling niet hooger dan 143 ponden, maar zedertdat tijdperk zijn deszeifs uitgaven trapswijze vermeerdert. Het is zeifs te beklagen, dat deszeifs inkomften op het einde van het tweede jaar niet toereikende bevonden wierden, om aan het getal en de dringende eisfchen der nooddruftige te konnen voldoen. Maar men mag redelijker wijze veronderftellen, dat in een Stad, die altoos uitgemunt heeft in menfchelijkheid en liefda- (") Het Gast buis was In het jaar 1751 opgerigt tot onderkant van Zieken en lamme Rehocftigen in de drie volkrijke Graaffehappen van Durham, Newcajtle?»Northumberlavd, en is aan heelkundig! en alleen zulke geneeskundig'' gevallen bepaalt , welke haren voortgang door befmetting niet kunnen bevorderen. x  XIV INLEIDING. dadighMd, wanneer het, groot belang der inrtellitig genoegzaam betragt wierd , dat zulks daar ook eetï grooter plaats in de algemeens milddadigheid der ingezetenen zal winnen. De Registers van het Newcaftelfche Ziekenhuis hebben alreeds de omegenzeglijkfte bewijzen ten zijHen voordeele opgeleverd. Door het opmaken van den weldadigen onderfland , op het einde van het tweede jaar gemeen gemaakt, blijkt het, dat 'er duizend driehonderd en vierenzestig Lijders toegelaten zijn, waar van 'er duizend en agtenvijftig genezen zijn. Het blijkt insgelijks dat 'er 725 met koorzen en befmetteude ziektens , welke niet in het Gasthuis konden ingelaten worden, waren aangedaan,- dat 446 bezet waren met zulke ziektens, die niet toelieten om te wagten naar het uitftel van eene weeklijkfche inneeming; en dat de overige 193 niet welvoeglijk van een Gasthuis gebruik konden maken, om dat die zieken of te fwak waren om als buitenlijders raad en bijftand te gaan vragen , of door omftandigheden van haar huisgezin , waar haar tegenwoordigheid onvermijdelijk noodzakelijk was. Maar onaangezien de Ziekebeurs in 't algemeen van zulk een bijzonder nut geweest is voor zieken , die aan hunne eigen huizen gebonden waren, is het egter te bejammeren dat de natuurlijke kinderziekte bij aanhoudentheid zulk een Ichrikkelijkc verwoeftinge onder  INLEIDING. xv der haar blijft maken, en dat alle pogingen om den zegen der inenting uittebreiden, onvoldoende bevonden worden. De Magiftraat heeft , met oogmerk om de menfchelijke oplettendheid en 't medelijden op te wekken, tot de oprigting van een Beurs Om in Newcaftle de inenting voort te zetten , de volgende begrooting in Oclober 1770 gemeen gemaakt. Begrooting der fterfte, door de kinderziekte in Newcaftle veroorzaakt, en van de voordeelen om de inenting voort te zetten. Om te oordeelen hoe gevaarlijk de kinderziekte voor de inwoonders van deze Stad zij, alwaar de Registers der Dooden geen melding maken van de ziekte, waar aan de lijders fterven , moet men zijn toevlugt nemen tot de nauwkeurige Sterflijsten, welke in andere Steden opgerigt zijn. In de Stad Manchester, die zoo volkrijk niet is als JSewcaflle, klom het getal der dooden door de kinderziekte alleen, geduurende den tijd van zes jaren, te weten van 1768 tot 1774, onaangezien er de kinderziekte maar tweemaal geheerscht hadt , tot twee uit de dertien , van alle ** ziek-  XVI INLEIDING. ziektens, hoe genaamd (*). In de Stad Chefier is het door Kerklijke getuigfchriften bewezen , dat binnen zes jaren, voor het jaar 1778 , driehonderd achtenzeventig menfchen aan de kinderziekte overleden waren, en dat het geheel getal der begravenen geduurende dien tijd 2522 was. De evenredige fterfte van de kinderziekte, vergeleken met die van alle andere ziektens, is bijgevolg meer] als één in de zes (*\ Het jaarlijks middeltal der begravenisfen, volgens de Kerkregisters van Newcaftle en Gateshead , is , geduurende de zes jaren voor het jaar 1779, zeshonderd drieënzeventig. Maar een groot aantal arme menfchen worden op de BallaJbergen begraven: de begrooting van de jaarlijkfche begravenisfen aldaar ftelt men op 300. Dit laatfte getal , bij het vorige gevoegd, zal het jaarlijks middeltal tot 973 brengen ((•). Zoo (*) Zie Do&. Perceivnl's Es/ais, Vel. III. (*) Voorstellingen , tot voorkoming der fterfte door de kinderziekte in Chester. (+) V Getal der jaarlijkfche dooden kan, in gevolge deze rekening, niet te hoog gefehat zijn: om dat, zoo wij toeftaan dat ''er uit de dertig inwoonden jaarlijks één jlerve , zal het geheele getal der inwoonden van Newcaftle en Gateshead maar tit negenentwintig duizend honderd en negentig komen.  INLEIDING. xvn Zoo wij nu veronderftellcn, dat alleen een zo vende gedeelte aan de kinderziekte fterve , zal het jaarlijks aantal der d.oJen, door deze ziekte, tot 139 komen. Het blijkt, door verfcheide waarnemingen , dat het aantal van menfchen , die aan de natuurlijke kinderziekte derven , een grooter evenredigheid draagt tot het aantal der genen, die 'er van herfteilen , dan dat van één tot zes. Maar indien wij deze evenredigheid fiellen, volgt het, dat 834 menfchen jaarlijks in deze Stad de ziekte natuurlijk krijgen; welk getal zesmaal grooter is dan het getal der genen, die fterven. Indien nu 834 te groot een getal fchijnt , volgt het, dat de evenredige fterfte grooter is1 dan één tot zes. Aan den anderen kant, door de verbeterde manier van inenten llerft 'er niet boven één van vijfhonderd. Maar zoo wij zeifs eens toeftaan, dat 'er onder de behoeftigen , door ca: zij de vcorfchriften niet nauwkeurig genoeg volgen, en om andere bijkomende oorzaken 'er één van de vijftig fterft, blijkt het niettemin, dat, k.dien het gebruik aige-r.eea kon gemaakt worden, 'er in plaats van dat 'er uit de 834 menfchen 139 fterven, 'er maar 16 of 17 fterven, en bijgevolg in deze Stad jaarlijks 122 bij het leven zouden behouden worden. Een aannurklijk getal, vooral wanneer men aanmerkt, dat de flagtofFers der natuurlijke ** * ziek-  xv in INLEIDING. ziekte de jongere zijn , welker leven van 't grootile aanbelang voor 't gemeenebesc is. Zoo 'er al Gasthuizen opgerigt waren, konden die de inenting egtèr niet algemeen maken: om dat, volgens hare inftellingen , de kinderen onder de zeven jaren uitgefloten zijn. In groote Steden ontfnappcn 'er niettemin weinig de kinderziekte tot dien tijd van het leven. Het blijkt uit de Sierfli ften ie Manchefier, dat van die genen, welke d >or de kinderziekte weggerukt worden, bijnaar drie vijfdens onder de twee jaren fterven; en dat van 589 dooden , maar 39 boven de vijfjaren waren. Van 136 , die te C/ester m het jaar 1777 aan de kinderziekte fticrven, waren 'er maar zeven, die de zeven jaren bereikt hadden, waar onder nog maar drie inboorlingen waren. Dezelve rekening word bevesttgd door de Registers der Newcaflelfche Ziekebeurs. Van 45 lijders mee de kinderziekte, waren 'er maar acht boven de zeven jaren, waar onder maar één inboorling was. Maar of fchoon 'er al minnens of oppasters der zieken bezorgd wierden , konden de Hospitalen nog aan het oogmerk niet voldoen : de onkosten zou Jen te groot zijn , behalven dat de armen zelfs niet toelaten zouden dat haar teder kroost hun ontnomen , en ia Hospitalen gepiaatst wierd. Om deze redenen kan de inenting in 't algemeen voor de armen alleen aan hunne huizen gefchicoen, wajc  INLEIDING. xrx waar tegen men in deze Stad geen gegronde tegen* werping maken kan , daar de naruCfrlijke ziekte altijd aanwezig is ; en daar de menfchen van meerder vermogen hnnne kinderen op ondrrfcheidene tijden van het jaar gewoon zijn te laten inenten. Het is een algemeene regel dat de kragt der befmetdng, evenredig is tot het getal der puistjes. Honden ingeente lijders, zullen door een gerekent, ieder nauwlijks vijftig puistjes hebben, terwijl het lighaam van een elendige lijder aan de zamen vloeiende legden» de, met duizende overdekt is. 'c Is derhalve middagklaar dat naar mate de inenting algemeen word, de natuurlijke befmetting uitgedooft zal worden, en deeze ziekte door de tijd zal ophouden gevaarlijk te zijn'. Het is wezentlilk een ongelukkige omftandiVhtid dat de armen dezer plaats, tot hier toe het welwillend aanbod, om de inenting voort te zetten niet geacht hebben. Kwalijk gegronde vooroordeclen belet¬ ten veele; en het arbeiden van het armfte zoort van vrouwen, is zoo noodzakelijk tot het onderhouden harer kinderen , dat zij, zonder zigzelfs aan de armoe. de over te geven, geen tijd konnen vinden, om hare kinderen gedurende de tijd der inenting op te pisfen. Deeze overweging deedt de beffierders der zieke beurs 't voorlede jaar befluiren om vijff fchellingenaan de behoeftigfte te geven, als eene beloning i voor  XX INLEIDING. voor het oppasfen van haar kinderen ; maar de inkomften van de beurs dit niet toelatende, is er weing voortgang ten aanzien der inenting gemaakt. (*_) Het geven van btiooningen aan den armen heeft op andere plaatzen de vooroordeelen te^en dit heilzaam werk weg genomen. Door dit middel alleen heeft de tegenwoordige Keijzerin van Ru land, de inenting onder hare onderdanen algemeen gemaakt. En Doétor Haijgarth, een uitmuntend en menschlievend Geneesheer te C/iester, heeft ons berigt, dat het Genoodfchap om de inenting alge neen te maken, en de natuurlijke kinderziekte voor te komen, aldaar in het voorleede jaar opgerigt , reeJs een toereikend fonds gevonden hadt om aan dat begeerde oogmerk te voldoen. Een kort verflag gegeven hebbende van de liefdegaaf, welke de geiegemheid verfchaft heeft to: het maken van de volgende waarnemingen, zal het niet ongefchikt zijn deze inleiding te befluiten met de be- fchrij- C*) Op raad der Geneesheeren zijn er door den Heelmeester der zieke beurs 19 kinders ir.gcënt; en onaatfgezien die kinderen in '/ gemeen in vtl'trekken lagen daar haar broeders en zusters aan znmenvloeiende pikken ziek lagen, (welke zig zeer gevaarlijk toor.den te zijn) zijn egter alle deeze ingeente op de zagt/le wijze genezen.  INLEIDING xxi fchrijving van Newcastle. zo wel ah de manier van leven van deszeifs inwoonders, immers voor zo ver als deze omftandigheden mee de gezondheid fchijnen verbonden te zijn, of invloed op den loop der ziekten hebben. Beschrijvjnj van Newcastle. Newcastle leggende 55 gr. noorderbreedte, en in de lengte 1 gr. iym westwaerds van London, is gelegen op den noorder oever van de rivier Tijne, ongeveer 9 mijlen van de zee: terwijl het Ty tot twee mijlen boven de ftad vloeijd. Zij is omringd door een muur welkers omtrek meer dan twee mijlen is," egter zijn er verfcheiden gebouwen en fixaten welke nog buiten de ftad voortlopen. Ztj word door een brug vereenigt met Gateshead, welke op den ftijlen oever der tegenovergeftelde zijde van de rivier gelegen is; en derhalven konnen die twee plaatzen aangemerkt worden, zamen een groote ftad uittemaken. Het getal der inwoonders in Newcastle en Gateshead word gerekent ten minsten dertig duizend menfchen te belopen , 't welk ongeveer tot de evenredigheid van tien menfchen voor ieder huis beloopt. 't Is waar dat volgens onze begroting uit de fterflijsten het getal wezentlijk minder zou zijn, dan in zulk een volkrijke plaats, en daar zo vele huisgezinnen onder een ** 4 dak  ixn "INLEIDING dak zijn, is het waarfchijnelijk dat deze begroting niet te hoog gefchat is. Het laagfre en voikrijkfte gedeelte van Newcastle, en de uitgebreide voorftad der Zandpoort, zijn aan de waterkant gelegen. De ftraten zijn nauw en de huizen digt geboud. De gangen en floppen zijn ongemeen eng en mors lig; en die op de kaey, en aan de zandpoort, overdekt zijn Je door de rijzende oevers, en de huizen aan de noordzijde gelegen, hebben geen vrije fpeling van . lucht. De oude ftad Pandon of Pampedon, in 1299 met Newcastle vereenigt, legt in een diepe holte, binnen de wal. Daar zijn de huizen, zoo wel als buiten de Zandpoort, en veele floppen op de kaey, zeer liegt geboud, en Opgepropt met menfchen. In 't opkomen van de rivier, zijn de oevers ongemeen ftijl, en de ftraten nauw: 't bovenfte gedeelte der ftad is een fraaije en lugtige gelegencheid, veele ftraten zijn breed, de huizen wel geboud, en in 't algemeen zijn die met tuinen voorzien. De geheele ftad legt op een diepe klijgrond. De velden in deszeifs omtrek open gelegen; het land rondsom volkrijk, wel bearbeid, en vrugtbaar. De markten derhalven wel voorzien met vleesch, visch, vrugten, groenten?, wortelen, en alle andere zoorten van voorraad. De ftad wordt voordien met wa-  INLEIDING xxiïi water van de rivier, en door fontijnen hier Pants genoemt : verfcheide huizen krijgen haar water door pij. pen derwaarts lijdende. Niet te min moet aan¬ gemerkt worden, dat zeer weinige der bronnen welke in de ftad zijn, aan alle de noodwendigheden van de keuken beantwoorden: 't eene is te hard, en het andere te veel met een loogzout befwangert. Behalven de ambachtsluij en arbeiders, die er in alle volkrijke fteden vereist worden , word er een groot aantal manfchappen in de koolfchepen (*) gebruikt; zo als ook in verfcheide glasblazerijen, zuikerrafinaderijen, fmelterijen, en in andere handwerken van ijzer, ftaal, loodwit enz. Het vermogendfte gedeelte der inwoonderen leeft er genoegzaam op dezelve wijze als in andere vermogende fteden: maar den ambachtsman zoo lang die welvarend is leeft er misfchien beter, en gebruikt er qieer dierlijk voedzel dan die in eenig ander gedeelte van (■') Ieder koolfchip houd so tinnen, en is met 3 man en een jongen bevolkt. Meer dan 460 dezer fchepen worden er beftendig gebruikt om de kolen naar de fchepen te Shields , een haven aan de mond der rivier, te brengen. De koolputten op verfchillende afjianden van NewcaJle aan wederzijde van de rivier leggende, woonen er weinig van de kooldelvers in de Stad. **5  xxrv INLEIDING van het koningrijk, in dezelve omflandigheden zijn* Haar gemeen brood bakken zij van grofwijte meel dat wel gerezen is,en zomtijds een mengzelvan rogge en wijte onder malkander. Haren drank is goed gehopt bier. Het hoger gedeelte Van 'de ftad geniet een zuivere en gezonde lugt; en zelfs mag men zeggen dat in het laagfte en beflotenfte gedeelte van de ftad, de lugt door de beftendige beweging van het watergerij, eenigermate bewogen word. Wanneer er onder den gemenen man door onreinigheid of andere oorzaken ziektens uitb.cken, worden zij dikwijls kwaadaartig eri befmettende. Niet te min lopen er veel omftandigheden tezamen om haar gefteldheid gezon. der te maken, als men zig door een oppervlakkige befchouwing van hare elendige opgepropte woningen zou konnen verbeelden. Overvloed van kolen hebbende, en goede vuuren onderhoudende, wordt het ftilftaan der lugt, in de allerbeflootenfte vertrekken voorgekomen, en de verrotting, door het zuur uit die brandftofFe oprijzende, verbeterd. Behalven dat, de vrouwen bezig met lasten te dragen, en hare kinders buiten lopende fpelen, wordt het grootfte gedeelte van haren tijd, buiten deurs gefleten. Hier door zijn zij in 't gemeen kloek en fterk. Alles zaam genomen kan Newcastle gezonder gefchat worden dan de meeste fteden van gelijke grote in  INLEIDING XXV in het koningrijk. De menfchen van het beste zoort genieten er genoegzaam een volkome bevrijding van koorzen, en andere befmettelijke ziektens; endekinderpokjes, de mazelen, zinking koorzen, en fcharlaken koors met een verfwerende zeere keel verzelt uitgezondert, heeft er in deeze plaats zedertvele jaren geen volkziekte geheerscht. IN-  INHOUD I. DEEL. Waarnemingen over de koorzen inzonderheid die van het aanhoudende zoort. I. Afd. Befchrijving der koorzen bladz. i II. Afd. Vm het onderfcheid der koor zen 3 III. Afd. Van de genezing der aanhoudende koorzen 15 Gevallen van aanhoudende koor zen 26 IV. Afd. Van de aanhoudende koorswelk, opha.t later ein» de van het Jaar 1777 te Newcastle heerfchte 126 Gevallen van aanhoudende koorzen welke in 1777 te Newcastle heerschte igg V. Afd. Van den voorfpoed der geneesuefening welke in de aanhoudende koor zen aangeprezen is 179 II. Deel  I N H O U D TL D E E L. Waarnemingen over de fcharlaken koors met een verfwerende zeere keel verzelt, zoo als die in het jaar 1777 te Newcastle geheerschc heeft. Melding bladz. 180 I. Afd. Befc'irijving der fcharlaken koorsverzelt met een verfwerende zeere keel 193 II. Afd. Vergelijking der bovengemelde volkziekte, met de fcharlaken koors, en de kwaadaar tige zeere keel der fchrijvers 203 III- Afd. Genezing der fcharlaken koors met een verfwe~ rende zeere keel verzelt 233 IV. Afd. Gevallen der fcharlaken koors met zagte verfwering der keel gspaart 240 Gevallen der fcharlaken koor$ verzelt met verft'ervende fweeren in de keel 268 Gevallen van waterzugtige fwelling als gevolg der fcharlaken koors 291 V Afd. f  ƒ n h O ub V Afd. Een verhaal van den voorfpoed der aangeprezt manier ter genezing van de fcharlake koors 30S Be(lutt g 1 y Nafchrift 320 AANHANGZEL. Tafelen van de ziektens der lijders welk in de zieke heurs te Newcastle zijn aangenomen, met aanmerkingen ter verbetering van geneeskundige herigten 341 Geneeskundige voorfchriften 349  /. DEEL. WAARNEMINGEN OVER DE KOORZEN. INZONDERHEID OVER DIE VAN HET AANHOUDEND ZOORT.  Apparet, hos morbos varietate quidem infinitos ratione fijmptomatttm, tarnen ex origine non adeo compoUtapende.?e; nequetam varia medicamentay medendiye methodum requirere. BOERHAAVE.  ï. DEEL. WAARNEMINGEN 8 v é k JAC O O JU Z SESTén^ I. A F D É É L I » Ö. Béfchrijving der Koorzen. jK.oorzen worden erkend,- door te beginnen niét koude of rillingen; gevolgt door een radheid in de pols; meer dan natuurlijke hitte; en een fwakheid de? vrijwillige bewegingen: zonder haren oorfprong af te leiden van plaatzélijke ontftekingen; bijzondereri uicflag; of andere oorfpronglijke ziektens; welke eed toevallige koors verwekken. De oude Geneesheeren geloofde dé hitte hèt wèzentlijk kenmerk der koors te zijn. Zij maakten niét ié mm zeer oordeelkundig het onderfcheid, tusfchen eerfte of oorfpronglijke koorzen, en die ziektens; irj  a WAARNEMI N;G E N welke de koors een teken is van de aandoening van een bijzonder deel (*> Boerhave, van Swieten (§), en andere Geneesheer ren van de tegenswoordige eeuw, zijn van gevoelen dat de radheid in de pols, het wezen der koors uitmaakt ; en dat dat het eenigfte teeken is om over 't aanwezen der ziekte te oordeelen; wijl de hitte, en andere verfchijnzels, haar gedurende den ganfchen loop der koors niet altijd verzeilen; maar enkel op onderfcheide tijden der koors zich vertoonen. Maat tegen dit gevoelen konnen insgelijks tegenwerpingen gemaakt worden: want in zommige ftaten der koors, inzonderheid in die, welke met den naam van zenuwkoorzen onderfcheiden worden, overtreed de pols in radheid, zomtijds den gemeenen ftaat van gezondheid niet. Dewijl alle koorzen, deeze voorbij gaande uitgezonden:, welke haaren oorfprong uit een geweldige beweging, hevige gemoedsdriften, of onmagtigheid ne-« (*) Febribus vexari veter es dicelant agros, qui absque aliqua inflammatione, vel abseesfu, aut dolore, aut erifipelate , aut, fimpliciter loquendo , abfque aliqua parte pracipue afeSla , male habebant. Si ver», vel prepter lateris, vel pulmonis, aut alterius cujusdam fimilis infammationem febricitarent, non vocabant illos ftbr iet'tantes neque febri bus v exat os fcd pleuriticos, peripmeumonicos, hepatices, QrV. Galen* Comment. in Aphor. 73. (§) Fan Slieten Camment. Aphor. 570, 5p.  bvtek KOÖRZEN enz: § hemen; met de reeds genoemde tekenen beginnen en verzelt zijn; zullen zij door de gegêvene befchrijVing, maklijk onderfchciden worden. Wanneer de koors zig eens vertoondt, ontftaat ëreen heel talrijk gevolg van tekenen : het zenuwgeftelwori in 't gemeen ontfleid, en al de werkingen van het lig. haam, verwart: den geest word dikwijls door ijlhoofdigheid aangedaan: gebrek van eetlust, dorst, eri er heerfcht een algemeene ongérustheid; en de -heilzame affcheidinge eh ontlastingen houden op regelmatig te zijn. Maar welke oplettêndéid deze ,en anderé vcrfchijnzels in de befchrijving der ziekte ook verdienen, behooren zij in de bepaling niet toegelaten té worden, wijl de koors zonder dezelve, aanwezig éljn kan; II. Afdeelino. Van het onderfcheid der kobrzem De koorzen zijn in verfcheide geflagten verdeelt ge= ivorden, en onderfcheide benaamingen zijn haar td wel door de oude als hedendaagfche gegeven, afgeleid van de tijd die zij duurde; van een of ander opmerklijk hcerfchend toeval; van de gefteldheid dervögten< A 2 èrl  4 WAARNEMINGEN en van andere omftandigheden meer (*). Maar ongelukkig overladen die menigvuldige namen welke er in de fchrijvers gevonden worden niet alleen hetge_ heugen, en verwarren den onervarene, maar geven nog daar en boven geen wezentlijk nut in de geneeskundige oeffening. . Na een veeljarige zorgvuldige oplettenheid, op de tekenen en natuur der koorzen, zoo als die in verfchelende luchtftreken voorkomen, beken ik vrijmoedig nooit in rtaat geweest te zijn om de fchrijvers door haare talrijke verdelingen en onderdelingen te volgen. En ik ben volkomen overtuigt , dat of fchoon er menigvuldige veranderingen, overeenkomftig de gefteltheid, het jaargetij, de legging van het land en luchtftreek, voorkomen; de koors egter overal wezentlijk dezelve is, of met andere woorden, maar een geilagt uitmaakt; en dat de eenigfte zoorten welke wel bepaalt konnen worden de volgende zijn, namentlijk Tusfchenpozende , Verpozende, en Aanhoudende. Dit gevoelen denk ik, zal op de voldoenenlte wijze bewezen worden, door een onderzoek der wezentlijkfte tekenen van deze zoorten der koors. Een (*) Hier van daan onder de Ouden de nadme'n van Ephemera, Synóchüs, Typhus, Lipyria, Asjodes, Caufas, Synochus Putris, Symchus I Imputris, &c. Eh onder de hedincfc'ie, Ont;hking,- Zenuw, Rot, Gal, Vlek, Gierst, iimaddartige, Pesikoortzen, enz.  over KOORZEN. enz: 5 Eentusfchenpozende koors,het zij daaglijkfche, anderdaagfche of derdendaagfche begind met koude en rillinge; de gedaante is bleek,- de huid gerimpelt,- de nagels worden blauw-, het hoofd pijnlijk,- de ademhaling word rad, en de pols zwak menigvuldig en belemmert. Dezen ftaat word gevolgt door een ongemeene hitte; de pols word hard, radder en fterker; de pis hoog geverft; den dorst onmatig: en op het hoogfte van dezen ftaat, xoo niet eer, raakt de verbeelding verwart, en dikwijls ontftaat'ereen ijlhoofdigheid. Zoo dra het fweet uitbreekt, word de pols zagter, en niet meer zoo menigvuldig, en alle toevallen verminderen. Ten laasten volgt er een volkomen tusfchenpozing, en den lijder blijft wel; tot 'er een anderen aanval wederkeert, die wederom met rillingen aankomt. Een verpozende koors begint op dezelfde wijze als een tusfchenpozende; alleen is den kouden ftaat in 't gemeen nog zoo lang aanhoudend, nog zoo fterk niet. In den heete ftaat, is den dorst, de hoofdpijn, de fnelheid van den pols, de ylhoofdigheid, en de andere toevallen dikwijls geweldiger. Op het afgaan van dezen iheeten ftaat, komt er een zweet voort; den pols vermindert in fnelheid, en alle toevallen verdwijnen , voor eenige weinige uuren. Na deeze ver. pozing keerd er eenen anderen aanval weer; zomtijds met een koude rilling, en dikwijls zonder die. A 3 Een  | WAARNEMINGEN Een aanhoudende koors begint op dezelve wijze Den aanval is dikwijls al zoo geweldig als in een tusfchenpozende koors ; en gedurende eenige dagen is de hitte, de hoofdpijn, en de radheid van de pols, egaal fterk. Den aanval begint zomtijds wezentlijk met een geringe huivering, in plaats van een rilling, en wanneer de koors volkomen in wezen is, vind men in plaats van die firerke beweging der bloedvaten, welke den aanval van een tusfehenpozende of verpozende koors verzelt, dat de hitte niet veel vermeerdert is; en dat de pols fwak, rad en ongelijk blijft. De meeste fchrijvers hebben veronderftelt, dat een aanhoudende koors, zonder eenige gevoelige verpozing voortduurde, tot dat de ziekte door de herftel$ing of de dood eindigde: maar ik heb in een vorige uitgaaf (*) aangemerkt, dat men altijd vermindering en vermeerdering der koors kan ontdekken; en dac alle koorzen van dit zoort, zig tegens den avond verhefte; en dat het derhalve de natuurs gefteldheid der koors was, indien die door geen plaatslijke ontflekingen wierd verzeld, om te verpozen. Zedert dien tijd heb ik nog geen rede gehad, om van gevoelen te veranderen, In (*) Ohfervations on the Djfeafes in kng voijages &c. £. 120, 121.  ovea KOORTZEN. ettt.' f In dien zin word het woord ook gebruikt door Hippocrates. „ Een aanhoudende koors," zegt hij „ is zom„ tijds heevig van den beginnen aan, en word erger: „ maar word ontrent de fcheiding,enin de tijd van de „ fcheiding, fwakker. Zomtijds begint die zagtjes en „ als op een veiborge wijze; maar vermeerdert daaglijks „ en heeft verheffingen, en wanneer die op zijn hoog,, fte is, en in de tijd der fcheidinge, breekt zij met ge„ weid door (*)." In dienzelven zin word het woord ook gebruikt door DoéR Willis (f); en Doclrr. dillen merkt aan, dat hij in een langdurige geneeskonst oeffening, nog nooit een aanhoudend koors had gezien, welke alleen in een aanval veronderftelt wordt te beftaan (§), Aanhoudende koorzen fchijnen derhalven, niet meer van de verpozende te verfchillen, als deze van de tusfchenpozende onderfcheiden zijn. Haar menigvuldige veranderingen van de een in de andere , too, nen (*) Hippncrat. De Morb. Vuig. p. 963. Edit. Foes. (t) Febris continu n est cujus aceesfo ad plures dies fine apijrexia portenditur: fua habet remisfionis, et exacerbationis tempora Antermisfionis ver» nequaquam: exardescentia modo efi remisfior, mod.o inten/ior, usque tarnen febricitant tégroti, donee a crifi, aut inftnfili convaleïcentja morbus in totum ahfolr vitur. (§) First lines of the practice ofPhijftc. Vol. I. art. 28. (SÖ De gedaante der horzen veranderen zomtijds in haaA 4. ren  WAARNEMIN8EN nen dat zij van hetzelve geflagt zijn; en dat het onderfcheid der gedaantens, grotendeels fchijnt aftehangen \«an het onderfcheid der lugtftreek, lichaamsgefteldheid enz.; maar nog meer in 't bijzonder van den zamenloop der afgelegene oorzaaken der koors, namentlijk, een warme en vogtige gefteldheid der lugt, moerasfige dampen, en menfchelijke befmettinge: de twee eerfte gemeenlijk tusfchenpozende of verpozende voortbrengende; en, de laatfte bijna altijd, het aanhoudend zoorc De hedendaagfche geneeskundige fchrijvers hebben veronderftelt, dat de aanhoudende koorzen uit drie geflagten beftaan, namentiijk Ontfïeking, Zenuw; en Rotkoorzen; en veele geneesheeren, genegen om namen te vermenigvuldigen, hebben ieder dezer geflagten, in verfcheide zoorten en veranderingen afgedeeld, pffchoon ik met niemand over namen wil twisten, zal Let misfchien niet ondienstig zijn mijn reedenen te ge- yen^ ren loop. Wanneer dat gebeurd, ïs het gemeenlijk op de volgende wijze. Beide anderdaagfche en derdendaagfche koorzen veranderen in dagelijkfe, dagelijkfe in verpozende, en deeze laatfte worden dikwijls van het aller aanhoudenst ztort. Uit dit alles rijst een bedenking, dat alle koorzen uit herhaalde aanvallen beftaan , en dat die alleen inde om Handigheden, endewederkeering der aanvallen van eikanderen onder/cheiden zijn. Jbid Art. 2,0, 31.  over KOORZEN. enz. v> ven, waarom ik deze verdeeling der koorzen verwerp, Wanneer wij deeze veronderftelde geflagten nauwkeurig onderzoeken, zullen wij ontwaar worden, dat die alleen verfchillende gefteldheden van de koors uitdrukken ,■ en dat de tekens welke haar onderfcheiden, insgelijks tusfchenpozende en verpozende koorzen vergezellen. DeOnlfteekings-koors bij voorbeeld wordt bepaalt, in een fterke hitte, een menigvuldige, fterke, harde, en volle pols, met hoog geverfde pis. Veele koorzen zijn in haar beginnende ftaat met deeze teekenen verzelt; welke niet te min meer voorkomen in de aanvallen van tusfchenpozende en verpozende koorzen , dan in die van een aanhoudende gedaante zijn. Het onderdrukkend vermogen zelfs van befmetting, is niet altijd bevrijd van de teekenen van een fterke werking van het hart, en flagaderen. Güchrist deZenuwkoors befchrijvende merkt op, „ dat in zommigeden „ aanval en teekenen op den eerften dag, geweldig „ waren: zoo als braken, walgingen, hoofd pijn, een ,, volle fterke en harde pols, hitte, en roodheid der „ oogen. (*) " De trilling der handen alleen uitgezonden, is de Gevangenhuis of Hospitaal koors zelfs, van geen andere gemeene koors te onderfcheiden, en de pols is in den beginne veranderlijk in fterkte, en in vol- (*) Edinburgh, Medic. Esfaijs Vol IV. Art. 53. A 5  to WAARNE EMÏNGEN volheid. Den Ridder Pringle in deze koors, ea Huxham in de Rotkoors raden aderlatingen aan, om de fterke werking der vaten te matigen. Hierom behoord ditnietaangenomen te worden alseen geflagtsom* derfcheid, hoe veel oplettendheid dezen ftaat der koors; in de geneeskonst oeffening ook verdienen mag, wijl het egaal tusfchenpozende, verpozende, en aanhoudende koorzen vergezelt. De uitdrukking van Ontfteking, behoord naar mijn gevoelen, alleen aan een koors te worden toegevoegt, wanneer die met ontfteking verzeld gaat,* en ik moet bekennen, hoe ftrijdig mijn gevoelen ook is tegens hetgezag van Geneesheeren van den eerften rang, dat ik nog nooit een ontftekings koors ontmoet heb, zonder een plaatslijke oncfteking, Den naam zelf moet met omzigtigheid toegelaten worden, wijl die tot ader-* latingen en ontlastingen aanleiding geeft. De kortsagrige verfchijning van het bloed, 'twelk zoo algemeen aanleiding heeft gegeven tot het gevoe* len dat de koorzen uit ontfteking beftonden, verdient bijzondere opmerking, 't Is zeer wel bekend in plaatslijke ontftekingen dat het bloed, wanneer het afgetrokken is zeer dikwijls met een korst van zamengerunne wei overdekt is. Zoo lang het leerftel 't welk de oor-» zaak der ontfteking tot taeijheid en verftoppinge bepaalde, heerschte , was het niet te verwonderen, dat deze omflandigheid tos bevestiging van die leerftel- ling  over KOORZEN. enz u ling aangebragt wierd. Maar Do&or Fordijce verzekert, dat onaangezien de toefcbijnende taaiheid van het bloed, na dat het afgetrokken en koud geworden is, het egter zoo lang het in de vaten omloopt, vloeibaarder is, a!s in den gemeenen ftaat die er voor de ontfteking was. Uit de proefnemingen van wijlen den kundigen Heer Hewfon die deze leerftellingopeen zeer vermogende wijze onderfteunde blijkt het mede, dat in plaats dat de onfteking die geneigtheid van het bloed tot ftollen zoude vermeerderen, die wezentlijk vermindert, ten minsten van dat gedeelte dat de korst uitmaakt f") Maar welke ook de oorzaak zijn mag van deze verfchijning op het bloed en 't zij men die uit vloeibaarheid of taeiheid afleide, men heeft die korst dikwijls gevonden in ziektens die het tegenftelde van een onftekende ziekte was. Doctor Heberden heeft het bloed dikwijls met zulk een korst overdekt gezien in roosagtige verftervingen, in rottende zeere keelen , en afgetrokken van uitgeputte en ftervende menfchen (|) Dezelve verfchijning is waargenomen op het bloed van menfchen aan de gevangenhuis koors leggende (§). De Haen heeft O) Zie Doltor Fordyce,s Elements of the praüice of Phf pc Vol. I. en Mr. Hewfon1 s Experimental Enquirics. (f) Medical Trans Vol. II. (§) Pringle on the diseafes of the army p. 30 ,  ra. WAARNEMINGEN heeft het bloed menigmaal van menfchen door kwaadaartige ziektens aangedaan, ja zelfs in de allerfterkfte rotkoorfen, men zulk een fterke korst overdekt gezien „ Genties viderunt mei Auditores, Sanquinem malig,, nis in morbis fpisfum ingentique corio teétum; ita „ quidcm ut in fcbre cum pulfu debilitatem fimulante, „ cum utina five naturali live fcetida, cum extantibus aut „ Petechüs &c. In febribus putridisfimis, quarum his „ miliaria, illis petechne aliis itcrum variolis prodie,, runt, Sanguinem nobis olim frequenter vifum esfe, „ condenfatum duntaxat, aut crasfo corio teftum: id„ que teque in paucioribus qui tandem obirent, at? „ que in illis quibus redirct postmodum falus." (*) Ik heb insgelijks het bloed van een lijder die aan een beflote vvaterzugt overleed, meteen ontftekings korst overdekt gezien, zo als mede van een ander aan een verfwerende zeere keel leggende, maar ik moet bekennen dat in beide deze gevallen, het bloed vaneen oncbondene gefleltheid was. Ik heb de koors bast dikwijls mee voordeel toegedient in koorzen daar het bloed door andere voor mij, van te veel taeiheid befchuldigt wierd. Deze omftandigheden zullen op de overtuigenfte wijze aantoonen dat die korstagtige verfchijning van het bloed geen onwedcrfprekelijk bewijs van ontfteking is; en dat zoo die niet met andere teekenen, wel- (*) Rat. -Mcdend Continuat. p. 85, 88.  over KOORZEN; enz. 13 Welke de ontfteking meer algemeen onderfcheiden ^ verzelt zijn, zulks van weinig nut in het beftier der geneeswijze kan zijn. Wanneer aanhoudende koorzen met een fwakke pols, fchielijk verval van geest en kragten, en veel wanorder in het zenuw-geftel verzelt gaan, zijn die Zenuw-koorzen genoemd geworden, en wanneer er teekenen van een ontbondene gefteldheid van 't bloed verfcheenen, zijn die rotkoorzen genoemd geworden, Maar ik heb alle deeze onderfeheids teekenen van de zenuwkoors, de verpozende koorzen in heete luchtftreken zien verzeilen- en zelfs zijn in dit land alle aanhoudende koorzen, in 't gemeen vroeger of later met zulke toevallen verzelt. En of fchoon de vogten in zommige koorzen van den beginnen aan in een ontbonden ftaat gefchenen hebben, is de verrotting nies: te min doorgaans meer een gevolg, als wel een oorzaak der koors, en verzeld zoo wel tusfchenpozende als verpozende en aanhoudende koorzen. Dus blijkt het dat het zeer onvoeglijk is om zig in de befchrijving van aanhoudende koorzen aan woorden te bepalen, en zulks nog veel meer, wanneer men die daar door van een onderfcheiden natuur ftek te zijn. Zoo wij in andere ziektens onderfcheidene geflagten moesten maken van den onderfcheiden ftaat dervogren, en andere verzeilende omftandigheden meer, zoo als het geval is in aanhoudende koorzen, dan zouden wij de ziek-  *4 WAARNEMINGEN ziektens die wezentlijk dezelve zijn, verbazende vermenigvuldigen. De kinderpokjes bij voorbeeld, zijri bijna altijd van koors verzeld, welke in eenige lijders met een fterke werking der vaten verzelt is, in andere met tekenen van fwakheid en aandoening der zenuwen , en in andere wederom met tekenen welke eeri Overhelling tot verrotting in de vogten aanduiden. Ja zelfs zal een en denzelven lijder ('t geen ook heel dikwijls in aanhoudende koorzen gebeurt) in weinig dagen al de verfchelende ftaten der koors, welke deze ziekte verzelt, ondergaan. Niet te min is ieder geheesheer overtuigt, dat de ziekte van een eh het zelve bijzondare fmet, voortkomt: en dat deze veranderingen, geen natuurlijk onderfcheid te kennen geven; Uit het voorgeftelde is het middagklaar , dat alle borfpronglijke koorzen met een en dezelve wezentlijk ke toevallen verzelt gaan ; en dat het eenigfte onderfcheid daarin gelegen is, dat de tusfchenpozingen en verpozingen in eenige derzelve volkomen zijn, terwijl die in andere zoo duister zijn, dat die daar door inet rcgt den naam van aanhoudende koorzen verdiehen. Zij verfchclen insgelijks van elkander door zomtijds verzelt te gaan met tekenen welke een fterke werking in het vaatagtig geftel te kennen geeven; zomtijds met teekenen van fwakheid; en zomtijds met zulke welke een gencigtheid in de vogten tot verrotting aart» duid.  over KOÖRZËN. enzt, ï£ duid. 't Is derhalve redelijk om te befluiten, zoo als den grooten Boerhave bij een andere gelegentheid doet dat deze ziektens, offchoon oneindig verfchelende ter» aanzien van hare toevallen, van zulk een zamengeftelden oorfprong niet zijn, nog zulk een groot onderfcheid van geneesmiddelen, of geneeswijze niet nodig hebben. De genezing der tusfchenpozende koorzen, in Irf haar verfcheelendheden, door de koorstbast, is eenvoudig, kragtig en door de oefFening allerwegen bepaalt. Ik heb in een vorige uitgaaf aangetoont, dat er groot gevaar is, in naar verpoozingen te wagtcn; crt dat dit groote koorsmiddel niet alleen met het grootftei voordeel kan gegeven worden in verpozingc en verheffingen der koorzen in heete luchtftreken, maarzclfs wanneer die aanhoudende geworden zijn. Ondervinding genoeg gehad hebbende, van de nuttigheid dezer geneeswijze in de aanhoudende koorzen, die gewoonelijk in dit Eiland voorkomen, zal ik nu voortgaan eenige waarnemingen over dezelve te maken.- III. Afdèeling. Pan de genezing der aanhoudende horzen. Onaangezien men een groot onderfcheid in de aan. houdende koorzen ontmoet; ten aanzien van haar tekenen, en gevaarlijkheid; oordeel ik het niettemin nood-  id WAARNEMINGEN noodzakelijk op de volgende veranderingen of ftatert der koors acht te geven. I. De aanhoudende koorzen zijn in den beginne dikwijls verzelt met een fterke werking van het vaatagtig geftel; en dezen ftaat kan door de volgende tekenen onderfcheiden worden .• den pols is hard, fnel, fterk, en vol; de hitte van het lighaam geweldig, de pis zeer hoog geverft, en dikwils in een geringe kwantiteit; en de zintuigen en geesten blijven in een tamelijken geregelden ftand. Zoo de koors ■ voortduurt, of niet door de hier na te volgende geneeswijze voorgekomen word, word die doorgaans vroeger of later, door den volgende ftaat gêvolgt. II. Aanhoudende koorzen zijn heel dikwijls1 van den beginnen aan, of kort na dat zij aanwezend zijn* verzeld met zwakheid en vervai van levenskragten; en dezen ftaat kan door de volgende tekenen onderfcheiden worden: den pols is fwak,rad, en dikwijls ongelijk; de pis gemeenelijk bleek; de hitte niet zeer fterk; en de kragten en geesten vervallen. Hier komen bij rusteloosheid en ijlhoofdigheid; en de ziekce toenemende, vervalt den lijder in een flaapzugt: 'er volgt een trilling der pezen; de pis en afgang lopen Onwetend af: en den lijder is geneigt om op de minste beweging te befwijken. 111. Beide de voorgaande ftaten der koors, worden dikwijls gevolgt door, of zijn verzelt met een o- ver-  over KOÖRZÊN. enz. t? Vërhelling tot verrotting in de vogten, 't welk doof de volgende tekenen onderfcheiden word: de tong word droog en zwart; den adem en den afgang flinkert onverdraaglijk; Peteent*, en paarfe of blaauwagtige vlekken komen te voorfehijn; zij ontlasten bloed uit de neus, en andere deelen van het lighaam,- en het lighaam geeft dikwijls reeds voor de dood, een doodelijken reuk van zig. Aanhoudende koorzen welke doorbefmetténde mL asmata, in bijzondere gefteldheden van den damp* kring, voortgezet worden,zijn, behalven de gewoonlijke tekenen der koors, nog verzelt met zulke, dié een ontfteking der longen te kennen geven. Zoodanig was de koors welke in 1777 fa Newcastle onder den gemeenen man heerfchte, eri waar van in dé Volgende afdeeling, een verhaal zal gegeven worden. De aanhoudende koorzen dus onderfcheiden, eh dö onderfcheids tekenen, waar door de meest van aanbelang zijnde ftaten derzeive erkend konnen worden, opgegeven hebbende; zal ik zonder in een verhaal te treden van de toevallige en buitengewone tekenen welke dikwijls in bijzondere voorvallen voorkomen, de geneeswijze die mij het voorfpoedigfte is voorgekomen , nu kortelijk befchrijven. I* In den eerften ftaat der koors geef ik den bfaak£ wijn  ïS. WAARNEMINGEN wijnfteen. (*) tot «zulk een gift dat die zagtjes doet braken, en daar na afgang verwekt, gebiedende den lijder een of andere lauwe verdunnende drank, die hem 't aangenaamst is, matig te drinken: hierdoor worden de maag en ingewanden gezuivert; de doorwazeming bevordert, of fweet voortgebragt; en den drift der omlopende vogten gematigd. Indien overmatige hitte, radheid en fterkte van den pols, niet te mirt blijven aanhouden, zal het noodig zijn het fpiesglas eenige dagen in diervoegen te blijven gebruiken, dat de ontlastingen geopent blijven: en zoo het geen afgang verwekt, zal een afkookzel van tamarinde,manna, of wat zout- behooren gegeven te worden. Zoo dra de fterke werking der bloedvaten ophoudt (want zoo wij in den beginne van dezen ftaat der koors geroepen zijn, behooren wij niet te-wagten tot er teekenen van fwakheid voorkomen) moet de koorsbast in zulk een hoeveelheid gegeven worden, als den leider zijn maag maar eenigzints verdragen kan, zonder op de verpoozingen of verheffingen acht te geven. Indien deze geneeswijze tijdig aangewend word, durf ik (*) In mijn waarnemingen over ziektens op lange reizen irt heece iuchtftreken &c. zijn rede gegeven waarom den braak wijnfteen voor alle andere bereidingen van ha Spiesglas te verhielten zijn.  óver fcoÓRZËN'. enzi ^ Uk met veel vertrouwen zeggen dat de ziekte zelden tot de andere (laten der koorts zal overgaan; of om het op een andere wijze uit te drukken, een zenuw of tot koorts zal worden. In zommige gevallen van aanhoudende koorzen „• kan de zaak na het gebruik der fpiesglas middelen, aari de natuur toevertroud worden: ik heb het dikwijls gedaan, wanneer de ziekte geen wanorder in het zenuw' geftel aantoonde, en dat er geen verdenking was dat dé ziekte haaren oorfprong uit befmetting voortkwam. Maar in twijfclagtige gevallen is de veiligfte manier,' na dat de koors tot het einde van den vierden dag geduurt heeft, om aanftonds met de koors bast te beginnen; want terwijl de ziekte aanhoud, is ef geen? zekerheid om zig op eenige andere wijze, tegen de verfchrikkende en gevaarlijke toevallen, die zoiritijtti ónvefwagt opkomen, te beveiligen. Ik ben overtuigt dat de aderlating in den beginne der koorzen, het kragtïgffe middel is om het ge wek' en fterke werking der vaten te verminderen,- en daé het algemeen door de Geneesheeren fri dezen ftaat der koors. is aangeprezen: maar wijl alle koorzen, ten' minften die gene welke mij in de geneesoefening zijnvoorgekomen, fchielijk door fwakheid gevolgt'worden, of door toevallen welke een neiging der voo-ceri tot verrotting te kennen geven, moet deze ontlasting met omzigtigheid gefchieden. Daar konnen in der' B 2 daxrf  ko WAARNEMINGEN daad eenige gevallen van koorzen zijn, welke de aderlatinge in den beginne noodzaaklijk maken , inzonderheid wanneer er zigtbare tekenen zijn dat het bloed zig naar het hoofd, de longen, of eenig ander deel bepaaldt,- wanneer den lijder fterk en volbloedig is; en wanneer de ziekte haren oorfprong uit andere oorzaken als befmetting voortkomen. Den braakwijnfteen op de reeds aangetoonde wijze toegedient, zal niet te min de noodzaaklijkheid der aderlating grotelijks verminderen, In een zeven jarige geneeskonstoefening heb ik maar twee maal gelegentheid gehad , deze ontlasting in aanhoudende koorzen in welke er geen tekenen van een plaatzelijke ontfteking was, werkftellig te maken: en ik kan er nog bij voegen dat ik nog nooit een lijder verloren heb door het na te laten. II. In den tweeden ftaat der aanhoudende koors, die met fwakheid en verval der levenskragten verzelt is; geef ik, wanneer ik in den beginne geroepen wordt > en de huid heet en droog is, de fpiesglas middelen zo als die in den vorigen ftaat aangeprezen zijn; egter gebruik ik die nooit zoo lang, dat die fterke ontlastingen konnen voortbrengen. Maar zoo den lijder zeer verfwakt of de ziekte te ver gevordert is, zijn de fpiesglas middelen onveilig, en behooren geheel nagelaten te worden: en wat de verdere geneesmiddelen betreffen, ik vertrouw hetganfche werk der genezing  over KOORZEN. enz. zing aan de koors bast toe, zonder na verpozingen te wagten. III. In den laasten ftaat der koors welke met tekens van verrotting verzeld is, behoord de koonbast met een milde hand te worden toegedient, te gelijk met het zuur uit plant gewasfen, of van vitriool, rijpe vrugten (*), wijn, en andere bederf tegen ftaande vogten. Het gebruik van de koors - bast in dezen ftaat der koors is zo overeenkomftig met devastgeftelde geneeswijze, dat het onnoodig is daar verder op aan te dringen. Indien de bovengemelde manier van genezen in de verfchelende ftaten der koorzen gedurende de eerfte week word aangewend, zal het die heel dikwijls weg nemen: maar is de koors eens aanwezig, dan zal die meestentijds in weerwil van alle geneesmiddelen blijven voortduren. Al wat er in zulke gevallen van (*) „ Het zap van rijpe vrugten " zoo ais van Swieten „ aanmerkt „heeft geen bereiding noodig, verdrijft den dorst, „ vermindert de hitte, bevordert de pis en fioelgang, en ver,, fchaft de grootfte verligting veor de onder een verrotte gal „ kwijnende maag" Comm. Tom. i p. 126. De rijpe vrugten zijn in der daat niet alleen verüerkénde, maar teffens de verrotting zeer tegen gaande; en volgens mijn oordeel verdienen die in koortzen met ontbinding der vogten gepaart, grootelijks de voorkeur, aan het tegenswoordig heerjehendgebruik van vafle lugt toe te dienen. B 3  %% WAARNEMINGEN van de koors bast kan verwagt worden, is de fwakheid voor te komen, de verrotting tegen te gaan, en de gevaarlijke bepaling dier ftof na deingewande, dat de voo;-naamfte oorzaak der dood is, (*) voor te komen. In, (*) Door het onderzoek der lighamen welke aan koorzen overleden weren heeft men ontfiekingen, verf veringen , en verftervingen inde hersfenen en andere ingewanden gevonden. Deze toevallen zijn niet te min alleen ah gevolgen, en niet als oorzaken der ziekte aan te merken. Zulke verfchijnzels zijn zeer gemeen gevonden, wanneer men de lighamen onderzogt van diegene, welke aan rot koorzen overleden waren. Den Ridder Pringle berigt ons, dat toen de gevangenhuis koors zig gevaarlijk toonde te zijn, die zig in de wezent lijkt verft erving van cenig di el bepaalde; dat de ingewanden in '/ bijzonder zeer tot ver/lervirg geneigt waren ; en dat er in de hersfcns verf veeringen gevonden waren. In de verpozende rotkoorzen van Minor ca, vond. Doêlor Cleghorn de ingewanden der overledene of geheel of gedeeltelijk verdorven , en gedeeltelijk ontftoken. J3'irtholinus berigt ons insgelijks dat de maag en twaalf vingertgen darm , van die aan de koors welke te Coppen'iage ' pi 1652 heerfchte, overledeu, ontftokenen verftorven bevonden wierden. Door talrijke najpcuringen op de gene gedaan welke te Marfeille aan de pest, en te Rouen aan de kwaadaartige koors overleden zijn, heeft men eenige van de ingewanden altijd tot ont Hek'mg of'verjlerving overhellende, bevonden. Zie den Ridder Priiigle zijne verhandeling over de leger ziektens. Traité de la pesrfi .part. I. LeCat zijn verhaal over de kwaadaartige koorts te Rouen. Phil. Frans. Voi\ 4j>. Part. 2 Iloffman de Febribus Petechialis &c. Wiji  over KOORZEN. enz. 23 In den loop der koorzen ontftaan er dikwijls verontrustende toevallen, welke een verandering van geneesmiddelen konnen vereifchen; niet te min ftcl ik in de algemeene genezing der koorzen, groot vertrouwen in de volgende hulp middelen, en welke ik tegelijk met de koors bast gebruik, namentlijk voetbaden; 't vrij toelaten der koude lugt; de lijders uit het bed te nemen; ligt te dekken; een geregelde ftoelgang te onderhouden; en in zommige gevallen, het gebruik van rust middelen, en fpaanfche vliegen. In het begin der koorzen in welke de fwakheid niet zeer groot is; inzonderheid wanneer de huid droog, of hét hoofd aangedaan is, is er niets nuttiger dan het gebruik van etn voetbad, en den lijders becncn behooren ten minnen alle avonden in warm water gedoken te worden. Deze manier komt niet alleen de ijlhoofdigheid voor, maar verdrijft die dikwijls, wanneer die reeds plaats heeft. Zoo den lijder niet in ftaat is om op te zitten, behoort men warme ftovingen om de beenen en voeten te flaan. De kamers der zieken moeten ten allen tijden, zeer zuiver gehouden worden, en er verfche lugt door- ■ fpee- friji mij in mijn genees oefening zulke gevaarlijke toevallen weinig ontmoet zijnet zij in koorzen in heete lucht(ircken .ofhier te lande, kan het voorkomen van zulke toevallen alleen worden toegefchreven aan het troegtijdig en rijkelijk gebruik der hors bast. B 4  af WAARNEMINGEN fpelen laten; en zoo dra de fterke werking der bloedvaten verminderd is, moet de koude lugt langs deu^ ren en vensters, vrij toegelaten te worden. Men moet den lijder vrijheid geven op te ftaan, en naar welgevallen op te zitten; en zelfs indien er tekenen van fwakheid of verrotting zig vertoonen, zal men veel voordeel gewaar worden,door de lijders uit het bed te nemen: maar in diergelijke gevallen zal de voorzigtigheid altijd vereifchen, die op een rustbank vlak neder te leggen, om dus het gevaar van befwijmmg voor te komen, Of fchoon flaapverwekkende middelen, in zommi-. ge gevallen van koorzen, van de gelukkigfte uitwerking zijn, moeten die niet te min met omzigtigheid ge-f bruikt worden, In koorzen die niet groote fwakheid verzelt gaan, die zig tegens den avond verheffen, en met ijlhoofdigheid gepaart gaan, zijn de rust middelen zeer gcfchikt. Wanneer de huid heel droog is, meng ik den opium doorgaans met den braak wijnfteen, of geef het op dezelve wijze als het poeder van Dover te bed gaande, De rust middelen, zijn insge¬ lijks de eenigfte middelen waar op men zig kan ver^ laten in een buikloop, die niet als een fcheiding der ziekte moet aangemerkt worden; of wanneer da koors bast door den afgang afloopt. Ten aanzien der fpaanfche vliegen ben ik ver , van voor haar algemeen gebruik een voorfpraak te wezen ♦  over KOORZEN. enz. en geloof, dat zij zelfs in zenuwkoorzen, waar in zij meest algemeen aangeprezen zijn, maar al te dikwils kwade uitwerkingen hebben voortgebragt. Indien de geneeswijze welke ik alreeds heb voorgefleld, vroegtijdig werklïellig gemaakt word, zal het zelden noodwendig zijn die te gebruiken. Maar zoo de koorzen verzuimt zijn, en er ijlhoofdigheid, met een fwakke pols gepaart bij komt, verzelt met een gevaarlijke flaperige geneigtheid, heb ik 't leggen van fpaanfche vliegen op het hoofd, van de beste uitweiking gevolgt gezien. Zij zijn insgelijks bijzonder nuttig wanneer de koorzen met zijde wee, of long omftekende fteektens verzeld gaan. In alle ftaten der koors behoort de levens wijs enkel uit meelige fpijzen, zoo als water gruwel en diergelijken te beilaan: rijpe vrugten van alle zoorten moeten bijde, zoo wel wanneer er een fterke werking der bloedvaten plaats heeft, als dan,wanneer er een overhelling tot verrotting is, gegeven worden. Zo lang de werking van het vaatagtig geftcl in kragt blijft behoord het drinken matig warm toegedient te worden : maar wanneer er tekenen van fwakheid of verrotting komen, behoord het koud en met citroenzap, aalbesfenjelei, of eenig ander zuur uit plantgewasfen zuuragtig gemaakt, te worden gegeven, waar bij een genoegzame hoeveelheid goeden wijn kan gevoegd worden, In die omftandighcden konnen de mout- B 5 dran-  fiti WAARNEMINGEN dranken, als de bederving zeer tegenflaande, insgelijks als een zeer gefchikte drank toegelaten worden. En zoo den lijder om koud water vraagt,moet men'c hem geeven: en alle andere ongewoone malingen om iets, behooren ingewilligt te worden. Deeze waarneemingen over de vooanaamfte geneesmiddelen welke ik in aanhoudende koorzen gebruikt heb, gemaakt hebbende: zal ik er nu eenige bijzondere gevallen, uit een groote menigte diergelijke, van die ik onder mijn zorg gehad heb uhgezogt, bijvoegen. Gevallen van aanhoudende Koorzen. I. GEVAL, Hendrik Young, oud vierentwinting jaren, van een fterke en gezonde lighaams gefteltheid wierdt na twee dagen onpasfelijk geweest te zijn, op dén derden Oclober iff%'? met rillingen, hoofdpijn, en mattigheid aangetast. Des nademiddags was hij ver- pligt zig te bed te leggen; en des avonds om negen uuren , gong ik hem zien. Zijn huid was heet, of fchoon hij over koude huiveringen bleef klagen; zijn tong was wit-zijn pols deed 100 dagen in een minut ; hij was ongemeen rusteloos, en had eene geneigt-  over KOORZEN. enz. af ïjeigtheid tot braken. Zijn voeten '"en beenen deed ik in warm water fteken, en fchreef een drankje waar in een grein braak wijnfteen was, voor. In een half uur daar na wierd hij rood in 't sangezigt; de koors vermeerde; en hij braakte een aanmerkelijke menigte gal," Ten elf uuren was zijn pols fterk, en floeg 120 maal, en zijn huid was vogtig. Ik verliet hem, met hem een tweede drankje met den braak wijniteen voor te fchrijven 't geen hij ten een uur des nagrs moest inneemen. Tweeden dag. Hij hadt 's nagts wat geflapen. Des morgens om zeven uuren was hij door een koude rilling aangedaan geweest, welke door een vermeerdering der koors gevolgt was; een half grein braakWijnfteen wierd voorgefchreven, en hij viel vroegtijdig in een matig zweet. Ontrent den middag vond hij zig zelfs zo veel verligt dat hij tegens mijn bevelen aan zig zelf kleede, en in de keuken gong. Hij was niet lang uit het bed geweest of de toevallen der koors keerden weder. Des nademiddags ten drie uuren vond ik hem zeer heet; zijn pols gaf 100 flagen; en hij klaagde over een ondraaglijke hoofdpijn. Ten vier uuren kreeg hij een kouden aanval; kort daar na liep de koors zeer hoog, en hij wierdt zeer rusteloos; zijn ademhaling was zeer fchielijk, en hij zugte dikwijls. Een vierde van een grein van den braak wijnfteen wierd er alle twee uuren  iS WAARNEMINGEN ren toegedient, na het gebruik van een voetbad. Berden dag. Hij fweete des nagts en had twee ftoelgangen. Toen ik hem s'morgens om agt uuren bczogt, klaagden hij over fware hoofdpijn; zijn oogen waren wateragtig ; zijn pols floeg 120 maal, vol en hard; en zijn gelaat was blozende. Tien oneen bloed wierden hem in den arm afgetrokken , 't geen geen. bewijs van ontfteking vertoonde: die ontlasting bekwam hem wel, en hij verbeelde zig dat het hem eenige verligting toebragt. Ten negen uuren had hij niet te min een flerken aanval der koors, door koude rillingen voorafgegaan. Den braakwijnfteen wierd als te voren herhaaldt: 's namiddags ten vier uuren was hij in een fterk fweet; zijn pols deed 100 flagen; en zijn pis was zeer hoog geverft. Tegen den avond had hij een geringen aanval van koude. Ten agt uuren was zijn vel ongemeen heet; hij tobde heel zeer; zijn oogen ftonden wild; en zijn pols Ooeg 128 maal, zagt, en gelijk. Vijf en twintig droppelen Laud: Liq: wierden bij zijn drankje gedaan, om te nemen na dat zijn voeten in warm water geftoken waren. Tegelijk moest hij alle twee uuren twee oneen van een fterk afkookzel van de koors bast gebruiken. Vierden dag. Hij fiiep tot vier uuren des morgens, wanneer hij het afkookzel der koors bast we» derom gebruikte; ten vijf uuren kreeg hij een verhef van  over KOORZEN. enz, i$ van koors, door koude huiveringen voor af gegaan. Ten agc uuren floeg zijn pols 110 maal, zijn aangezigt bloosde; zijn tong was droog en hoornagtig Hardlijvig zijnde wierd hem een clijsteergezet, 'tgeen een afgang verfchafte. De koors was ontrent twaalf uuren zeer fterk, en duurde onverminderd voort tot 's avonds ten negen uure. Te dier tijd had hij twaalf oneen van een fterk af kookzel der koorsbast gebruikt. Het rustverwekkend drankje wierd herhaald, en lastgegeven om des fmorgens alle twee uuren een halve drachma poeder der koors - bast met twee oneen van het afkookzel in te geven. Vijfden dag. Hij hadt den vorigen nagt wat gerust, toen ik hem ten elf uuren bezogt, hadt hij het afkookzel en de koortbast viermaal gebruikt; zijn pols floeg 108 maal, zijn huid was zeer heet, en zijn hoofdpijn onlijdelijk. Wijl hij hardlijvig was wierdt hem een clijsteer gegeven, 't geen de vereiste uitwerking deedt. De koors nam niet te min toe; zijn pols floeg 120 maal in een minut; en hij raakte ijlhoofdig. Des avonds om zeven uuren kwam hij weder bij zijn zinnen; maar was zeer rustloos, en klaagde fterk over hoofdpijn. Een drankje met een vierde van een grein van den braakwijnfteen, en vijftien droppelen Tinei. Thebaic wierdt ingegeven. Ten i o uuren was hij in een zagt fweet, en was in allen opzigte veel verlicht. Een drachma van de koorsbast wierd voor ge- fchre-  So WAARNEMINGEN fcbre ven om alle twee nuren met zijn drank in te nemen.' Zesden dag. Hij (liep 's nagts zo wel, dat die hem oppaste maar eens gelegent-heid gehadt hadt hem in te geven. In den morgemlond was zijn vel matig koel; Zijn pols hadt 124 flagen, maar hij klaagde iterk van hoofdpijn. Hij was gedurende dezen dag ver¬ fcheide reizen buiten zijn zinnen, maar bleef de koorsbast regelmatig gebruiken. Ten elf uuren had Zijn pols maar 90 flagen; en kwam geheel tot zig zelfs; Dezen dag gebruikte hij een ons koors bast in poeder, en veertien oneen van het afkookzel. Zevenden dag. Hij fliep wel gedurende den nagt: maar hadt in den morgenftond een verhef van koors, die met een zagt fweet afgong. Op den' middag was zijn huid koel; zijn pols had 98 flagen; zijn tong wierd aan de randen een weinig vogtig;' maar hij bleef aanhoudend klagen over groote lvvak» heid;en zijn pis hieldt aan amber vervig te zijn. Ten fiegen uuren des avonds had zijn pols maar 74 flagen in een minut. Dezen dag hij zes drachma koors¬ bast gebruikt. Achtften dag. Bij menig een onderfcheiden onderzoek overtrof zijn pols geen 70 flagen in een mifcut. Hij hadt geen koorzige hitte; maarzijn tong bleef droog, en met barsten in de midden. Men hield aan met het gebruik der koors bast. Negenden dag. Zijn water was dik, en hij klaag-  over KOÖRZË N. en2 3* klaagde over niets uitgezondert fwakheid* Dezelve geneesmiddelen wierden voort gebruikt. Tienden dag. Hij verliet zijn kamer, en bragt tegens mijn raad aan, den ganfehcn dag in de keuken onder zijn bedienden door. Des avonds klaag¬ den hij over matdgheid, en pijn in zijn keel: niet te min verdweenen die klagten op het aanleggen van het vlugge fmeerzel (*) om den hals, en door het drinken van wat warme wei van melk met wijn gemaakt, te bed gaande. Weinig dagen daar na keerden hij weder tot zijn beroep : "ik had hem geraden om daaglijks eenige giften der koors bast te gebruiken, met oogmerk om 't gevaar van op nieuws in te ftorten voor te komen; maar deze voorzorge verzuimde hij niet te min. Korten tijd daar na ftorten hij weder in ,• ik zelfs door een koors, te huis verbonden zijnde, wierdt een ander Heer geraadpleegt , die hem een aderlating, fpiesglas middelen, en fpaanfche vliegen voorfchreef. Na verloop van veertien dagen zijn lijder daaglijks fwakker en erger wordende, en verpozingen gewaar wordende, waagden hij ten laaste om hem den koors bas te geven. Zijn herftelling was egter zeer lang wijlig ; en zijn linker arm vermagerde,'die wel een jaar verlamt bleef. Het (*) Dit vind men befchreven in de nieuwe Britfche Apotheek Vertaald en te Amft. gedrukt 1772.  3* WAARNEMINGEN Het is een aanmerking die oplettendheid verdiende 4 dat den lijder op den tweeden, derden, en vierden dag dezer koors, tweemaal des daags een nieuwen aanval kreeg; eéh omftandigheid welke aanhoudende koorzen dikwils verzelt: maar in die word den aanval Zeldzaam door koude voorafgegaan. Maar eens toegeftaan zijnde, dat de koude het onderfcheidend kenmerk der aanvallen van een tusfehen pozende koors zijn; deze koors had ondertusfehen van den beginnen aan een neiging om in een aanhoudende over te gaan, en wierd zulks wezentlijk op den vijfden en zesden dag der ziekte. Na de koorsbast rijkelijk inge¬ nomen te hebben, had hij op den zevenden dag een volkomen verpozing der koors. Deze uitwer¬ king heb ik dikwijls van dit geneesmiddel gezien, wanneer zulks gedurende de eerfte week der koors gegeven word. In den zomer en Herfft van het jaar 1770, tusfehen mijne reizen naar de Oost Indien, bragt ik mijn tijd in het Graaffchap van Roxkirg door, daar ik bij verfcheide lijders aan de koors ziek leggende, geraadpleegd wierd. Op wat wijze de ziekte ook begon, wierdt die wef haast door fwakheid, en aandoening der zenuwen gevolgdt. Na de eerfte wegen gezuivert te hebben, wierdt de koorsbast rijkelijk gebruikt: 't is waar dat de koors haren loop volgde, maar het einde was in alle gevallen vooifpoedig. Mijo  over KOORZEN. enz. 33 Mijn aantekeningen zo nauwkeurig niet zijnde, als ik die wel wenschte, zijn geen van die gevallen hier in begrepen. M. GEVAL. RobbertEllis, oud veertien jaren, wierdt op den 9 April 1773, met huiveringen, hoofd pijn, en pijnen door 't geheele lighaam aangetast. Op den 11 wierdt hij gedwongen het bed te houden; en op 't verzoek van de Juffrouw bij wien hij diende bezogt ik hem. Zijn pols was klijn, maar rad,- hij klaagde over ijlhoofdigheid, en was ongemeen moedeloos. Ik fchreef een braak middel, benevens eenige andere geneesmiddelen voor, maar naar zijn moeders huis gezonden zijnde, wierdt hij des anderendaags adergelaten, en geen der voorfchriften die ik gegeven had wierden gevolgt. Den 13 April, zijnde den vijfden dag zijner ziekte, wierd ik door zijn Juffrouw verzogc hem te verzorgen. Ik vond hem blozende in het aangezio-c; zijn oogleden gefwollen , en gefloten; zijn huid droog' en hard; en zijn pols gaf 120 flagen in een minut. Zijn tanden waren beflagen, en zijn tong met een hoornagtige korst overdekt. Hij hadt fterke walgingen , en was eenigzints ijlhoofdig. De kamer waar in hij lag, was bedoren en vuil: dus deed ik C deur  34 WAARNE M INGE N deur en venflers open zetten , en fchreef een drankje voor, waar in een zesde gedeelte van een grein braakwijnsteen kwam, 't welk alle twee uuren herhaald wierdt. Zesden -dag. Men kon geen merkliike verandering ontdekken; maar zijn pols vrij fterk zijnde, wierdt met de bovengemelde drankje:, aangehouden. Zevenden dag. Hij was des nagts zeer ijlhoofdig geweest. Zijn pols hadt nu maar ico flagen, was zagt, en eerder fvvak. De fweliing van zijn oogleden begon te Hinken. De voorfchreve ge¬ neesmiddelen deden hem twee maal braken, en gaven hem eenige afgangen. Hij kreeg de fprouw in zijn mond , met eenige kwijling verzelt gaande. Ik liet hem alle twee uuren twintig grein van de koorts bast in twee oneen van deszeifs afkookzel toedienen , de vensters wierden open gehouden, en liet hem voor zijn gemeenen drank limonade gebruiken. 4'Jtpen dag. Verfcheide Petechia wierden er over zijn lighaam ontdekt; zijn adem was ftinkend; cn de kwijling vermeerderde. Een afvegende gorgeldrank wierdt voorgefchreven, en met het gebruik der koorsbast voort gegaan. Negenden dag. Hij hadt des nagts fterk geijld: toen ik hem ten twaalf uuren bezogt, was zijn pols, fwak, trillende, en zoo rad, dat ik hem niet tellen kon. Men hadt verzuimt hem zijn geneesmid- de-  over KOOPvZEN enz. 35 delen te geven, en zijn vensters gefloten gehouden* Na hem wat wijn te hebben gegeven, en de kamer door nieuwe lugt te hebben ververfcht, wierdt zijn pols in een halfuur geregeld, en gaf maar 112 flagen In een minut. Kort daar na klom zijn pols tot 120 flagen. Geen afgang gehad hebbende * wierd hem een Clijfteer gegeven; en met het gebruik der koors bast voortgegaan. Tienden dag. Des morgens was hij flaperig; en zijn oogen Honden droevig; zijn tong was fwart; en de Petechia naar het blaauwe overhellende. De kwijling bleef voort duren. Toen ik hem des avonds ten zes uuren weder bezogt , vond ik hem ongemeen fwak, en zonder iemand die hem verzorgde. Hier onderzoek naar doende vond ik dat zijn moeder door haar nooddruftige omftandigheden, hem voor eenige uuren verlaten hadt ; gedurende welke tijd zijn geneesmiddelen, en wijn, verzuimt wierden, en er geen nieuwe lugt ingelaten wierdt. Ziende, dat ten ware de geneesmiddelen regelmatig toegediend wierden den lijder een flagt offer moest worden, gong ik hem van dien tijd af, drie maal des daags bezoeken, en zond tusfehen beide een bediende , om te zien of alles wat ik voorgefchreven had, nauw keurig wierdt nagekomen. Elfden dag. Hij was flaperig; zijn pols overtrede de 110 flagen niet in de onderfeheide bezoeken G % die  36- WAARN'E M I N G E N die ik deed; zijn tong en verhemelte waren met een fwarte korst overdekt, onaangezien er een afvegende gorgeldrank dikwijls ingefpoten wierd. De koors bast en wijn wierden nu fterk gegeven. . Twaalfden dag. Mij was bijna in dezelve ge- ftekheid als gister; alleenig fcheen hij grager te zijn om voedzel te nemen. Wijl hij nu een grooten weerzin toonde om de koors bast te gebruiken, wierd een afkookzel daar van in de plaats gefteld, en alle uuren twee lepels vol met Spir. Vitreten, gezuurt, ingegeven. Dertienden dag. Sloeg zijn pols i oo maa-l in een minut zijn tong wierd aan de randen vegrig; maar zijn verhemelte bleef nog fwart. Behalven het afkookzel gebruikten hij een half ons van de koorsbast in poeder. Veertienden dag. Den vorigen nagt hadt hij wel geflapen: Zijn huid was vogtig: zijn pols deedt maar 100 flagen, vrij fterk: en zijn water liet een dik zetzel nederzakken. Men hieldt aan met de koors bast. Binnen drie dagen hier na verliet hem de koors geheel; en er fcheide zig een dikke fwarte korst, van een duim groote van zijn verhemelte. Men gaf hem een voedzame levenswijze, en hij herftelde van dezen tijd af aan traps wijze. III. GE-  ovf.r. KOORZEN. enz. %7. III. GEVAL. D , Oud zeventien jaren , wierdt op den 14 Junij 1773, met een rilling aangedaan, die door de gewoone tekenen van een koors gevolgp wierden. Des anderdaags was hij weer in ftaat om uit te gaan , en hielde het zoo nog drie dagen bniten het bed, of feboon hij nieuwe aanvallen van koude hadt, en beftendig van een doffe pijn in zijn hoofd klaagde. Op den 2t Junij zag ik hem voor de eerfte maal; wanneer hij reeds vier dagen het bed gehouden hadt. Zijn koors was nu aanhoudend; zijn pols gaf 130 flagen,- zijn ademhaling was korten moeijüjk, en zijn tong en tanden met een bruine korst gedekt. Zijn oogen ftonden fwaarmoedig; zijn kaken bloosde; en zijn oppasfers berigte mij dat hij den nagt door meestentijds ijlhoofdig geweest was. Hij lag in een befloote planke bedftede , cn jn een klein bedompt kamertje. Hij wierdt op mijn raad aanftondsin een grooter kamer gebragt; maar de bedftede was het zelfde, daar geen lugt bij kon, dan door twee openflaande deuren. De vensters van de kamer wierden dus beftendig opengehouden ; en wijl hij hardlijvig was fchreef ik 't volgende drankje voor, om daar van alle twee uuren twee lepels vol in te nemen. C 3  |S WAARNEMINGEN Mann. Opt. unc. j. Aq. Bullient. unc. vij. Tart. Emet. gr. ij. Aq. Cinnamom. jhnpl. unc. j, M. Vijfden dag. Hjj bragt den nagt rusteloos door, 'c Voorfchrevene geneesmiddel deedt hem tweemaals braken, en gaf hem drie losfe afgangen. Zijn huid bleef heet ;|zijn pols gaf 130 flagen; hij hadt ligte fubfultus tendinum; en was ijlhoofdig, Onder zijn brood water wierdt hem ook wijn gegeven, en alle drie uuren een drachma van de koorsbast. Zevenden dag. De koors hieldt met weinig of geen vermindering aan ; zijn pis was bleek; maar hij was meer bij zijn zinnen. Hij hadt nu anderhalf ons van de koorsbast ingenomen: en het voetbad wierdt alle dagen gebruikt. Negenden dag. Zijn tanden wierden nog flerker beladen; zija pols floeg 120 maal \ hij was doof, en zeer bedwelmt. Men deedt hem een Clijsteer ?etten, en met zijn geneesmiddelen voortgaan. Tienden dag. Hij was nu nog wezenlozer; zijn vel was heet en droog; de koorsbast wierdt hem in een drankje met de falia neutra gegeven en na het VQedbad nam hij tegens den nagt het volgende,  over KOOHZEN, mz. r. Calcü Anthnoii, i'.'of. gr xvi Aq. Cinnnmo'ii. fimpl. unc. j» Sijr, Limon. unc. /cm. u, Twaalfden dag. Hij hadt den vorigen nagt wei¬ nig of niet geflapen. De Subfultus tendinum waren iterker. Hij was in geen twee dagen uit zijn bed geweest, en zijn vrinden weigerde tegens mijn vcorfchrift aan, om hem uit die beflote plaats te nemen , en hielden daar bij de venfters van de k-.mer gefloten. Een drankje met een fcrupel muscus wierdt alle acht uuren gegeven, en met de koorsbast in de tusfehenpoozingen aangehouden. Dartienden dag. Zijn pis was van een amber vervige kleur; dc muscus verminderde de Subfultus tendinum niet. Men hielde aan met de koors- > bast. Vijftienden dag. Zi'n koors bleef voortdu¬ ren ; maar de fiibfultus tendinum waren zoo menigvuldig niet. Hij begon de geneesmiddelen met weerzin in te nemen. V/ijl zijn naascbethancte weigerde om met de koorsbast voortregnan verliet ik hem; met last «MM hem asrdbijen en cinaasappelen te geven; en de kamer wel lugtig te houden. Op den io Julij, wierd ik wederom verzogt hem C 4  40 WAARNEMINGEN te bezoeken. Het was nu den drieentwintigflen dag van zijne ziekte, te rekenen van de tijd dat hij 't eerst het huis moest houden. Hij was nu tot de alteruiterfte fwakheid vervallen, lag in een doffe wezenloze ftaat; en had een onophoudelijke trilling der handen. Zedert den tijd dat ik bcmlaast ge¬ zien hadt, was hij nooit uit het bed geweest, nog eenige geneesmiddelen genomen. Ik was overtuigt dat er nog mogelijkheid was om hem te redden, dus drong ik aan dat hij opgenomen moest worden, en na een rustbank in de kamer te hebben doen brengen , plaatfte ik hem daar zelfs op, om dat ik van zijn bloedverwanten geen hulp kon verkrijgen; die zijn dood als onvermijdelijk befchouwde, hem, niet ontrusten wilde: ik bleef eenige uuren bij hem, hield de venfters, wijl het zeer heet was open, en gaf hem twee maal een drachma van de koorsbast; hem van tijd tot tijd met een weinigje wijn verfrisfende. Hij kwam tot zig zelfs voor dat ik hem verliet, en zijn oogen ftonoen levendiger. De verandering ten goede was in der daad zo zigtbaar, dat zijn vrinden met vrolijkheid, beloofde voortaan te zullen doen , het geen ik beval. Ik gelaste hem alle twee uuren een drachma van de koorsbast te geven, en rade haar om hem alle morgens op Zijn rustbank te plaatzen. Des anderen daags was zijn huid vogtig; zijn pis dik;  over KOORZEN. enz. 41 dik; en zijn pols deed 108 flagen; en hij nam de geneesmiddelen gewillig: den volgenden dag gaf zijn pols maar 90 flagen; hij hadc geen teken van koors; maar was zoo fwak, dat zijn handen beefde wanneer hij die opligte. Van deze tijd af aan herflelde hij traps¬ wijze: maar het duurde verfcheide weken eer zijn kragten wederkeerde, onaangezien een goede voedzame levenswijze, en het paard rijden zoo dra zijn kragten zulks toelieten. IV. GEVAL. Den 7 Julij 1773, wierd ik door den Heer O. . . verzogt zijn meid, een jong vrouwsperzoon van een gezond en fterk lighaamsgcftel, te komen zien. Zij was reeds drie dagen koorfig geweest, en fchreef de oorzaak van haar ziekte toe, aan het bezoeken dat zij gedaan hadt, van een ander vrouwsperzoon in het zelfde dorp, die aan een koors lag. Haar pols was zeer rad en fwak, haar oogen ftonden fwaar; zij klaagde over fware hoofdpijn, en over pijnen over haar geheele lighaam. Ik fchreef voor om alle twee uu¬ ren kleine giften van den braakwijnfteen in te nemen, 't welk de eerfte wegen zuiverde, en een matig fweet aanbragt. Des anderdaags morgens begon zij den koorsbast te c 5 ge-  4i WAARNEMINGEN gebruiken, waar van zij alle twee uuren een drachma in nam. leder gift die zij nam zeide zij haaf nie- we kragten te geven, en in drie dagen verdween haar koors geheel. V. GEVAL. Juffrouw —- , een mijner naastbeftaande, wierdt met hoofdpijn, mattigheid, en pijnen over haar ganfche lighaam aangedaan; maar verpligt zijnde om in een groot gezelfchap te komen, verborg zij haar klagten. Des anderdaags morgens was zij zeer onpasfelijk; nademiddag kreeg zij fterke koude huiveringen, die door grooten dorst, benauwthetd, en hoofdpijn gevolgt wierden. Des avonds wierden haar beenen in warm water geftoken, en hui van melk met heel weinig wijn gemaakt, voor haar gemeene drank gegeven. In den morgen van den derden dag, was «ij blozend in haar wezen; haar pols deed 120 (lagen; en zij klaagde over fvvare hoofdpijn. Den braakwijnfteen wierdt in kleine giften voprgefchreeven; dat geneesmiddel werkte naar behooren, maar g..f haar weinig vérhgting, en zij bragt den volgende nagt doordonder den minftea verfrisfende flaap te genieten, Pes  ovkr KOORZEN. enz. 43 Des morgens den vierden, gaf haar pols 120 flagen; haar denkbeelden waren verwart; de hoofdpijn bleef geweldig fterk; en haar pis bleef van een bleeke kleur. Alle omftandighcden wel overwogen, en de aanhoudencheid van haar ziekte vrezende, fchreef ik haar den koors bast voor, gaf haar dezen dag zes drachma' met mijn eige handcn v&\ en had het vermaak haar merkelijk verligt, en haar water dik te vinden. Vijfden dag. Zij hadt des nagts vrij wel geflapen; en toen ik haar des morgens bezogt, gaf haar pols 100 flagen , zij hadt weinig hoofdpijn, maar klaagde van draaijinge'n wanneer zij opzat. Zij nam dezen dag een ons van de koorsbast. Des avonds deedt haar pols maar 90 flagen; en haar water liet een wit en dik zctzel doorzinken. Des anderendaags klaagde zij over niets , dan over eenige draaijingen in 't hoofd.- Zij gebruikte de koorsbast nog vier dagen langer, en herftelde fchielijk tot haar gewoone gezondheid. Zommige menfchen mogten oordeelen dat de twee laatfte lijders, in gemelde tijd genezen zouden zijn geweest , om 'c even of men haar de koorsbast gegeven hadt of niet. Het eerfte geval niet te min hadt zijn oor» fprong waarfchijnclijk van bcfmetting; en het laatfte was vroegtijdig verzeld met tekenen die gevaar voorfpelden. Ma^ar ik bphoefde mij op deze twee gevallen al-  44 WAARNEMINGEN alleen niet te beroepen: herhaalde waarnemingen hebben mij in de gedagten bevestigt, dat de meeste kootten in haar begin, door een diergelijke behandeling konnen weg genomen worden; of ten minsten dat het gevaar derzei ve kan verhoed worden. VT. GEVAL. De jonge Juffrouw ■ , oud drie en twintig jaren, wierd, op den 27 November 1773, met ligte verwisfelingen van hitte en koude aangetast, die door hoofdpijn, onrust, en levenloosheid gevolgt wierden. Den 3 December wierdt ik verzogt haar te komen zien. Zij klaagde van fwaarmoedigheid, verwarring in haar hoofd, en fiaauwigheid. Haar tong was droog, haar kaken bloosde, haar pols klein en rad; haar vel was heet; en zij had ligte Subfultus tendinum. Haar water was bleek; zij was hardlijvig; en gantsch wanhopig van te zullen herftollen. Ik fchreef een half grein braakwijnfleen voor, met last om dezelve gift nog eens te herhaalen, indien het binnen een uur niet werkte. Des anderen daags morgens, liet ik alle twee uuren , twee lepels vol van het volgende drankje gebruiken. £ Mèrithee vuig. fimp. unc. vij. Pulv. Cm. Péruvian, unc. j. Aq. Nuc. Mosch. dr. vj. Syr. e. Cort. Aurant.unc. fem. M. Acht*  «ver KOORZEN. enz. 45 Achtften dag. De lijderes verre van mij af wonende zag ik haar nier voor in den namiddag. Haar tong was met een bruine korst overdekt zij was fwak had draeijingen in 't hoofd, en was zeer mismoedig. De kamer waar in zij lag was lugtig genoeg; maar zij hadt de gordijnen van haar bed digt toegcfpelt gehouden. Wijn en koud drinken wierdt haar gegeven ; de venfters van de kamer wierden zomtijds open gezet; en met de koors bast op een geregelde wijze voortgegaan. Tienden dag. Ik vond haar des nademiddags in een zagt fweet; haar pols was gersgelt en fterker, maar wanneer zij opzat, of uit het bed genomen wierdt, wierdt zij flaauw en befweek, 't geen haar bij aanhoudentheid van haar herftelling wanhopig maakte. Zi] hadt van de tijd dat ik haar het eerfte gezien had drie Oneen van de koors bast gebruikt; waar mede ik beval , aan te houden. Twaalfden dag. Haar vel was koel, haar pols floeg 72 maal, en haar water was dik. Zij hadt het grootfte gedeelte van den nagt geflapen, en was geheel vrij van koors. Men hieldt met de koors bast nog voor weinig dagen aan, en zij herftelde zeer fchielijk. VIL GEVAL. Juffrouw , oud twaalf jaren, zufter van de lijderes wiens geval zoo voorgefteld is, lag terzei ver tijd 1 aaa  46 WAARNEMINGEN aan een koors, met dezelve tekenen; uitgezonden dit de werking der bloedvaten toen ik haar de eerftemaal bezogt, flerker was. Den braak-wij nfteen in kleine giften voorgefchreven; en na dat die zijn werking verrigt hadt, liet ik het afkookzel van de koors bast gebruiken. Achtften dag. Haar pols was klijn, fwak, en deedt Éeo flagen in een minut; haar oogen ftonden fwaar; zij was zeer ijlhoofdig, encenigzints ongevoelig. Wijl men op haar niet kon verwinnen dar zij de koors bast gebruikte, wierdt er een aangenaam hart verfterkend drankje in de plaats gegeven: wei met wijn gemaakt, en met citroen zap gezuurt wierdt voor 'tgewone drinken gebruikt, en haar voeten in warm water daar een weinig azijn in was, gebaad. Tienden dag. De ijlhoofdigheid bleef voortduren , met menigvuldige Subfultus tendinum; en haar tanden waren met een fwarte korst overdekt. Het afkookzel der koorsbast wierdt op nieuws voorgefchreven, en haar moeder verzogt, zulks regelmatig in te geven. Wijl zij in een bed lag dat de lugt niet vrij toeliet, wierdt verzogt om de venfters open te houden, eenvoorzorge die men tot hier toe niet gevolgt had. Twaalfden dag. De toevallen waren volkome dezelve als bij mijn laaste bezoek. Wijl zij de geneesmiddelen met zeer veel tegenzin nam , zei mij de moeder, dat zij verzogt om de ziekte geheel aan de  over IC OOR ZEN. enz. 47 de natuur, en de levenswijze die ik voorgefchreven had , over te laten. Den 20 December, wierd ik wederom verzogt haar te komen zien: 't was nu den Drie entwintigften dag der ziekte. Zij was nu tot het uiterfte punt van fwakheid gebragt: hadt haar water en afgang gedurende verfcheide dagen ongevoelig laten lopen. Zij lag nu aan een prevelende ijlhoofdigheid; was geheel doof, en plukte de vlokjes van de dekens. Het bed waar in zij lag zeer Hinkende, wierdt zij na haar een weinig wijn gegeven te hebben in een ander geplaats. Kort daar na gaf ik haar twee lepels vol afkookzel der koorsbast, de moeder aanmoedigende daar mede voort te gaan als het eenigfte waarfchijnlijke middel om haar leven te redden. Zij gebruikte haar geneesmiddelen regelmatig; gebruikte wat meer wijn; en de koors verliet haar binnen weinig dagen, zonder eenige merkelijkefcheidende ontlasting. Maar door de langdurigheid van haar ziekte zeer verfwakt zijnde, duurden het meer als zes weken eer zij in ftaat was uïttegaan. Een jonger zuster, lag mede aan de koors; maar regelmatige verpozingen hebbende, herftelde die, door het gebruik der koorsbast in weinig dagen. Door het aanhoudend oppasfen, wierdt de moeder dezer lijdcresfen met koude rillingen aangedaan, die ge-  43 WAARNEMINGEN gevolge wierden door ongefteldheid., geweldige hoofdpijn, en nattigheid* waar door zij gedwongen wierdt zig te bed te leggen: dan de koors wierdt voorgekomen door het in nemen van fterke giften der koors bast. VIII. GEVAL. Jan Cranston, oud zeventien jaren, hadt het bed reeds agt dagen gehouden door een koors, welke hij, zoo als mij bericht wierd, door befmetting gekregen hadt van een lijder welke daar aan geftorven was; wanneer ik op den twaalfde December 1773, verzogt wierd hem te bezoefen. Hij lag in een prevelen¬ de ijlhoofdigheid; zijn mond was met een fwarte taaije flijtn overdekt; en zijn pols deed 120 flagen in een minut, die zeer fwak, maar gelijk waren; Hij hadt een gedurige walging; neigingen om te braken; een ligten hik; Subfultus tendinum; en liet zijn water ongevoelig aflopen. Een zagt braak middel voorgefchreven ,en na dat dat gewerkt hadt, wierden hem alle twee uuren vier lepels vol van een fterk afkoozel der koors bast gegeven, en een rustverwekkend drankje tegens den nagt. Negende dag. Ik ging hem tegens den avond zien.  over KOORZEN. enz. 49 zien. Hij hadt den nagt re voren wat geilapen; den bik was verdwenen; maar de fuêfultus tendinum en de ijlhoofdigheid hielden aan; en er ontdekten zig verfcheide Peteehia op zijn borst en armen. Ik gelaste hem uit zijn bed te nemen, en in een ander te leggen dat open was,en daar de lucht een vrijen doorgang toe hadt: wijn en rijpe vrugten wierden hem gegeven, en behalven dat men aanhieldt met het afkookzel van de koors bast, wierdt hem nog alle drie uuren een halve drachma in poeder ingegeven. Tienden dag. Bij de vorige toevallen , kwam nu het bloeden uit de neus, hij fcheen fwakker en meer bedwelmde, of fchoon hij de koors bast rijkelijk gebruikt hadt, zo als mij door den fchoolmeefter van het dorp die hem uit menfchenliefde dikwijls bezogt, berigt wierd. Maar mij wierd gezegt dat hij nog uit zijn bed niet genomen was geweest,'t welk doorzijn rnaakzel, den toegang der lucht verhinderde. Hij wierdt derhal ven in mijn bijzijn in een ander bedgebragt; en fcheen daar door zeer fchielijk verfristt. Wijl hij het poeder der koors bast met weerzin nam,fchreef ik hem voor, vier lepels vol van het volgende drankje alle drie uuren in te nemen. DecocJ Cort, Peruv. unc. viij. Tinei Cort. Peruv.-unc. ij. Spit: Vitriol. dulc. unc. sem. ten. gutt xl. M. D Hij  5o W A A RN E M I N G E N Hij gebruikte zijn geneesmiddelen de zes volgende dagen gezet, en bfagc dagelijks een uur uit het bed d 3or. De Petechïa verdwenen, zomtijds was hi] bij zijn zinnen.; maar zijn koors bleef aanhoudend. Zeventienden dag De koors en ijlhoofdigheid namen toe; zijn water was bleek-; en zijn pols fwak; en hij hadt menigvuldige fubfultus tendinum, en beving der banden. Ik fchreef voor om ie¬ der rijs dat hij zijn drankje nam, er een halve drachma van de koors bast mede in te geven, en men gaf hem meer wijn. Met deeze geneesmiddelen wierden tot den eenentwintigften dag zijner ziekte voortgegaan, wanneer ik hem vrij van koors vond; en vatf dezen tijd af aan, aam hij dagelijks toe m kragten. IX. GEVAL, Den 3 December 1773, bezogt ik jan Graij, een boeren knegc, oud vierentwintig jaren , van een: gezond en fterk lighaams geftel. Den boer zijn vrouw, een oordeelkundig mensch , deedt mij het volgende verhaal ; dat hij verfcheide dagen voor dat hij bedlegerig wierdt, overvallen  óver KOORZEN. enz. 5, len hadt gehad die zij aanzag voor koude rillingen van een koors , en dat of fchoon hij gaande bleef, men opgemerkt hadt, dat zijn zintuigen verwart waren. Hij wierdt eindelijk verpligt het bed te houden, en raakten zoo geweldig aan 't ijlen, dat die hem oppaste, veel moeite hadden hem te behandelen. Ik vond hem zeer woelende, zig van de eene op de andere zijde in het bed omwerpende, en geheel buiten verftand. Zijn aangezigt ftondt wild; zijn oogen met bloed beloopen ,• en zijn pols deedt 120 flagen, die gelijk en zagt waren. Zijn huid was droog en hoornagtig, zijn tong en tanden beladen; en hij was eenige dagen zonder afgang geweest. Zijn ziekte hadt nu een week geduurt. Ik liet de ven¬ fters door den dag open houden en twee lepels vol van het volgende drankje alle twee uuren in geeven. ■ Tamarind. unc ij. Aq. Puree uuc. x. Coque ad unc. viij. & Colat. adde; Tart. Emet. gr. v. Mann. opt. unc. j. M. Negenden dag. Hij hadt verfcheide reizen geD a braakt  5a W A A-rv NEMINGEN braakt, maar bleef zonder afgang. Hij was des rlagts zeer ijlhoofdig geweest; maar fcheen dezen dag iets beter bij zijn- zinnen te zijn; hr.de menigvuldige fubsuHus tsndinum, en liet zijn water ongevoelig aflopen. Ik beval hem een drachma der ,koors bast alle twee uuren in te geven, en fchreef een clijs? teer voor. Zijn drank wierdt met citroen zap zuur gemaakt, en het gebruik van wijn toegelaten. Tienden dag. Na dat ik hem gieter verlaten had, was hij zoo raaskallende en onhandelbaar geworden, dat men hem het clijsteer niet hadt konnen toedienen. Hij bleef gedurig aan, in 't bed opfpringen; maar nam zijn geneesmiddelen en drinken warineer die hem gegeven .wierden. Omtrent den middag bleef zijn ijlhoofdigheid nog aanhouden, of fchoon met een g roote ongevoeligheid,, prevelende onophoudend in zig zelfs; en zijn pols deedt 120 Haren. In mijn bijzijn liet ik hem een clijsteer geven, 't geen de vereischte uitwerking deedt, zoiader dat hij er egter de minfte kennis van hadt: liet hem aanilonds twee drachma der koorts bast ingeven; en belaste voort tegaan,hem alle twee uuren een drachma in te geven , wanneer hij wakker was. Elfden dag.- Er was geen verandering, uitgezonden dat zijn tong en tanden meer beladen waren, en er kleine fweertjes op zijn amandelen ontdekt wier-  over KOORZEN. enz. 53 wierden. Men ging voort met het gebruik der koors bast en ik liet zijn drinken met de volgende droppen zuur maken, Spir. T'iir. duïc. dr. vj. ten dr. ij. M. Twaalfden dag. De ongevoeligheid was fterk vermeerdert, en hij plukte onophoudelijk op de dekens. De koors- hitte was zeer fterk, fchoon zijn pols maar 100 flagen in een minut deedt. Ik gaf hem twee drachma der koors bast, 't geen hij zonder tegenzin nam; maar door de hoofdigheid van een zijner naastbeftaande, die hem oppaste, hadt hij tot hier toe nog maar twee oneen gebruikt, . Dertienden dag. De ongevoeligheid was wel minder, egter liet hij zijn water onwetend aflopen. Hardlijvig zijnde liet ik hem een clijsteer geven. Vïjfienden dag. Ik bezogt hem tegens den avond; bij hadt twee afgangen gehad van een gif: Cafamèl. die wijl hij hardlijvig was hem des avonds te voren gegeven was, De ijlhoofdigheid bleef nog voort duren, zoo wel als de fubfultus tendlnum; en zijn tong en tanden wierden met een fwarte vuiligheid beiaden. Zijn zuster nu gekomen zijnde om hem D 3 oj»  54 WAARNEMINGEN op te pasfen, hoorde die dat er nog mooglijkheid wr.s van zijn behoud, indien hij de geneesmiddelen naauwkeurig in nam; dus beloofde die nauwkeurig acht te ger ven. Een drachma der koorsbast fchreef ik vour om alle drie uuren met het zoute drankje in te geven. De drie volgende dagen nam hij zijn geneesmiddelen gezet in. Hij kwam tot zijn zinnen; zijn pols wierdt fterk, en niet boven den gezonden ftaat; zijn water wierdt bezet; en hij kreeg trek tot voedzel. Zijn Vrinden woorden gehad hebbende met zijn meester, wierdt hij den 15 December, in een open rijtuig, zes mijlen ver, naar zijn eigen huis gebragt; en fchoon het in het midden van een fterke meeuw? vlaag was, was zijn vervoering met geen kwade geyolgen verzelt; in tegendeel fcheen hij des te fpoediger te herftellen. Den 10 Febr. daar aan volgende kwam hij mij bezoeken, en bedankte mij hartelijk voor zijn herftel? ling. Hij was toen zeer gezond maar hadt zijn gewoone fterkte nog niet weder gekregen. X. GEVAL. Juffrouw. B. Oud omtrent 36 Jaaren, van een gejppde lighaarris gefteldheid, hadt, reets acht dagen de koors,  over KOOR ZEN. enz. 55 koors geliadc, toen ik haarden 6 April f775 des avonds bezogt. Haar vel was heet, en haar pols klijn, rad, en met tiisfchenpozingcn. Haar gelaat was wild; en haar borst overdekt met een gierstagtigen uitflag,met Petecaiee doorzaait; zij hadt een bedwelmde ijlhoofdigheid, en liet haar afging ongevoelig aflopen, Zij lag in een ruim vertrek, cn mij wierd berigt dat zij van den beginnen aan koel gehouden was. Den Heer Davidfon, haar Heelmeester, nu teKelfo woonagtig, kwam met mij over een om de volgende geneeswijze werkftellig te maken. Deur en vensters wierden bevolen dikwijls open te houden; 8t gebruik van wijn wierdt toe gelaten ; een hart verfterkend drankje wierdt voorgefchreven om lepels wijze ter verkwikking te geven; en de koors bast voor den volgende morgen, Negenden dag. Toen wij haar bezogten was zij nog ijlhoofdig, en er was geen verandering ten goede als nog te ontdekken. Des middags gaf ■men haar twee drachma der koors bast, 't geen haar geen ongemak toebragt; en dewijl zij het van haar bediende geweigert hadt, verzorgde den Heer Davidfon haar den ganfchen dag, en gaf haar, haar geneesmiddelen dikwijls. Gedurende de vier volgende dagen bleef zij genoegzaam in den vcrigon Haat,- alleen was zijdes nagts zoo D 4 ijl'  56 WAARNEMINGEN ijlhoofdig, dat zijuithetbedopflondt en voor het open venster gong ftaan. Wijl zij altijd bedaarder van- het venster te rug kwam, wierdt de meid gelast haar niet te verhinderen om uit het bed te gaan wanneer zij wilde. Veertienden dag. Den gierstagtigen uitflag en de Petechia waren genoegzaam verdwenen ; haar pols was zeer rad en zwak; de ijlhoofdigheid bleef aanhouden, en men ontdekte een verderving op haar heup. Zestienden dag. Zij kreeg 't gebruik harer zintuigen weder, en haar koors wierd matiger. Zij hadt gedurende de laaste drie dagen, drie oneen van de koors bast ingenomen : maar weigerde nu vollïrekt het gebruik van eenige geneesmiddelen. Achtienden dag. Zij klaagde over een pijn in het hijpochondrium dextrum. De verftorvene korst op haar heup fcheide zig af, de wond ftondf zuiver; maar zij hadt meer koors. Wijl haar pijn doot hardlijvigheid fcheen veroorzaakt te word;n, wierdt er een clijsteer en een drankje met Rhabarber voorgefchreven. Des anderdaags hadt zij twee losfe afgangen, en de pijn verdween. Men hadt haar nu overreed een aftrekzei der koors bast (*) te gebruiken; weinig da« . (*) Be algemeent veerfchriften der geneesmiddelen waar  over KOORZEN. enz. 57 dagen daar na verdween de koors geheel; en alhoewel zij zeer vermagert was, kwam zij fchielijk tot haar vorige gezondheid. XI. GEVAL. Den Heer Oud ontrent f6 jaren, na meer dan een week onpasfelijk te zijn geweest, wierdt hij Saturdag der 3 November 1775, met koude rillingen , pijn in het hoofd, rug, en in alle zijne beenderen aangedaan ,• welke gevolgt wierdt door een ligten hoest, zinking op de neus, en andere tekenen van een Epidemifche verkoudheid (§), Hij was door den Hr. van in dit werk gewag gemaakt word, vindt men aan het einde van het aanhangzel. (§). Omtrent den 22 Oclober 1775, ver fcheen er te New Castle een epidemifche zinking koors, die zo a/gemeen wierdt, dat weinig inwoonders vrij hieven die er niet min of meer van gewaar wierden. In den tijd van 1% dagen ongeveer hadt die haar kragt verloren , en verdween fchielijk geheel en al. Door ingekome berigten van verfcheide oorden bleek ihet, dat die ziekte ontrent dezelve tijd, zig over het geheele Eiland veifpreid hadt. De ziekte begon in het gemeen met lusteloosheid, fwakheid der ledematen , flijfte in de keel, hoofdpijn, en pijnen door ftet ganfche lighaam, Bij deze toevallen kwamen hoest, D 5 Ulo»-  5§ WAARNEMINGEN Hr. Keenlijfide een der Heelmeesters van het Newcastelfche gasthuis ter ader gelaten, hadt een drankje met de middelzouten, en een olijachtige amandel melk gebruikt. Den 6 November wierd ik verzogt hem te komen zien, zijn pols floeg 110 malen, vrij vol, en zeer zagt. Hij hadt fterke draaijingen in 't hoofd , op¬ zittende, en bleef aanhoudend klagen over een ketelenden hoest: zijn vel was droog, en zijn borst zeer beladen. Twee lepels vol van het zoute drank¬ je, met een klein gedeelte van den braak wijnfteen, wier- V lopen der neus, draaiingen, kitte; en dikwijls een verval van geest en krachten. De tong was vuil; den dorst'ma¬ tig} en de afgangen in 't gemeen galachtig. franneer de ziekte niet fterk was, was 't huis blijven , e» het drinken van verdunnende dranken genoeg om de genezing te bewerken. IVanneer het met hitte , en veel koors ver¬ zelt was, wierden de bevordering van V fweet, het open houden van den buik met fpiesglas middelen, en rust verwekkende middelen om den hoest te bedaren, noodzakelijk. Op de ze wijze verdween de ziekte gemeenlijk in drie of vier dagen. Poor zoo ver als ik enden igt ben, is er in deze plaats geen van die ziekte geftorven, behalve oude en aamborjlige menfchen. Zommigc die de ziehte verzuimde , vielen eenige weken daar na in ontjlekingen var, V ribbcv'ies , welke ruime , en herhaalde aderlatingen , met het gebruik der Spaan vliegen vereischten. En in zommigc gevallen eindigde de ziekte op het laas te der Epidemie in fluipkoorzen met ijlhoofdigheid verzelt) welke deor de hors bast genezen wier den.  over KOOR ZEN. enz. 59 -wierden voorgefchreven om alle rwee urnen in te geven; en wei met heel weinig wijn gemaakt, voorziji nen gemeencn drank.' Vijfden dag. Des morgens deedt zijn pols 100 flagen; hij was klam over zijn ganfche lighaam; en zijn water liet een dik zetzel doorzinken. Zesden dag. Zijn hoest was opgehouden; zijn water was dik; maar mij wierd berigt dat hij den gantfehen nagt rusteloos geweest was. De koors bleef aanhoudend; en zijn pols begon in kragten te vervallen: 't gebruik van wijn wierdt vrijer toegelaten; gn een halve drachma der koorsbast met het zoute drankje vermengt, wierden voorgefchreven alle twee uuren te gebruiken. Hardlijvig zijnde, wierden hem tegens den nagt eenige greinen Rhabarber gegeven. Zevenden dag. Hij hadt een ligte bloeding uit zijn neus, welke de lakens waar op het dropte maar naauwlijks verfde, zijn pols was fwak, en deedt omtrent 100 flagen. De Rhabarber hadt twee afgangen verwekt. Een rust - middel wierdt voor¬ gefchreven tegens den nagt; en men hieldt aan met het gebruik der koors bast. Agften dag. Hij hadt den ganfehen nagt een klamme huid gehad. Zijn pols deedt des morgens maar st8 flagen ; en hij klaagde over niets, als over fwak?  6"o WAARNEMINGEN fwakheid. In den nademiddag dropten er wede- om eenig bloed uit zijn neus. Hij hielde nog eenige dagen met het gebruik zijner geneesmiddelen aan; zijnen eetlust kwam weder; en zijn kragten herftelden fchielijk. XII. GEVAL. Den Heer , oud 14 jaren, hadt het bed nege dagen met een koors gehouden, welke met fwakheid, en een fterke aandoening van het zenuw geftel verzelt was: wanneer ik op den 5 Junij 1770, met den Heer Gibfott, een der Heelmeesters van het gasthuis verzogt wierd hem te komen zien. Den lijder zijn vel was heet, zijn pols deedt 116 flagen in een minut en zijn pis was bleek en rauw. Hij lag zedert twee dagen in een gedurige ijlhoofdigheid; en hadt nu Subfultus tendinum , en plukte de vlokken van de dekens. Zijn voeten wierden in warm water ger ftoken; wei met wijn gemaakt wierdt voorgefchreven; en wijl hij zeden twee dagen geen afgang gehad hadt, en alle geneesmiddelen weigerde te nemen, liet men een weinjg van den braak wjjnfteen in zïju drinken fmelten. De ijlhoofdigheid en andere toevallen bleven des avonds ten zes uuren nog voortduren; en hij hadt den daj door de wijn» wei en al andere drank ge*  over KOÖRZEN. enz 61 geweigerd. Ten acht uuren kreeg hij door een clijsteer ontlasting; en wijl het niet mooglijkwas hem eenig geneesmiddel in te krijgen, wierdt hem een fpaanfche vlieg tusfehen de fchouder bladeren gelegt. Tienden dag. Hij hadt den nagt door zéér ijl¬ hoofdig geweest: maar hadt zoo veel van den braakwijnfteen ingenomen, dat het hem beide van onder en van boven werkte. Ten tien uuren waren de Subfultus tendlnum minder; maar de andere toevallen bleven voortduren. Men liet de vensters open houden; en wijl hij nu niets weigerde te nemen, wierdt er voorgefchreven alle twee uuren drie lepels vol van het volgende drankje in te gevern 3> Pulv. Cort. Peruv. unc j. et fem. Aq. Fontan. unc. xvi. Coque ad unc. viij. addendo fub finem. Gum Arabic, dr. iij. Colat. adde. Aq. nuc. Mofch. unc. fem. Sijr. e Cort. Aurant. unc. i. M. De ijlhoofdigheid en Subfultus tendinum waren tegens den avond zeer fterk. Men hieldt aan met de  ft WAARNEMINGEN de koofs bast, en men fchreef een drankje voor, waar in twintig grein Muscus kwam, 't geen alle zes uuren moest herhaalt worden. Op den i iden dag nam hij de geneesmiddelen gewillig;' maar men kon geen Verandering ten goeden ontdekken. Twaalfden dag. Hij hadt den vorigen nagt verfcheide reizen wat gerust. Toen den Heer Gibfon en ik des morgens ons bezoek deden vonden Wij hem volkomen bij zijn zinnen, en hij verzogt om wat wijn en water te drinken , zijn pols deedt nu maar 100 flagen; maar hadt nog geringe fubfultus tendinum. Men belaste alle twee uuren vier lepels vol van voorfchreve af kookzels in te geven. Ten* zes uuren des avonds hadt zijn pols 116 flagen, en de ijlhoofdigheid kwam weder. Het afkookzel ze¬ den den morgen uit gebruikt zijnde, wierdt zulks herhaalt ; en men liet zijn voeten wederom in warm water fteeken. Benienden dag. < De koors en ijlhoofdigheid hadden des nagts heel hoog gelopen. Des mor¬ gens om tien uuren ftonden zijn oogen zeer wild, en de ongevoeligheid en fubfultus tendinum waren zeer fterk. Men liet dikwijls warme Hovingen om zijn voeten flaan; en fchreven voor om hem behalven het afkookzel der koors bast nog alle vier uuren een halve drachma in poeder in te geven. Des avonds ten negen uuren hadt hij een ftcrken aanval van een koors*  over KOORZEN enz. 63 koors* Ik wierd ontwaar dat de poeder der koors¬ bast verzuimt was* Wijl hij hardlijvig was, wierdt er een clijsteer voorgefchreven, en ik drong ten fterkfte aan op de volftrekte noodzaaklijkheid, om nauwkeurig met het gebruik der geneesmiddelen voort te gaan. Veertienden dag. Hij hadt een zeer rusteloze ïiagt doorgebragt. Hadt de koors bast vijfmaal ingenomen. Ten tien uuren deedt zijn pols 100 flagen in een minut, en hij lag in een prevelende ijlhoofdigheid: op zommige oogenblikken. kende hij zijn vrinden; maar prate een oogenblik daar na in 't wilde, en plukte de vlokke van de dekens. Hij hielde aan zijn geneesmiddelen den ganfehen dag door nauwkeurig te gebruiken; niet te min verfwaarde des avonds alle toevallen. Vijftienden dag. Hij was des nagts zoo ijlhoofdig geweest, dat men hem met de uiterfte moeite in zijn bed gehouden hadt. Toen ik hem des mor¬ gens met den Hr. Gibfon bezogt, deede zijn pols maar 100 flagen. Hij kende zijn vrinden nier; pre¬ velde onophoudelijk in zig zelfs; plukceop de dekens,* greep naar voorwerpen in de luchc; en liec zijn water ongevoelig aflopen. Hij nam een drachma van de koors base in ewee oneen van deszeifs afkookzel in ons bij zijn : en op dac dae geneesmiddel in die wanhopig geval behoorlijk zijn uicwerking verrigcen zoude, be-  64 WAARNEMINGEN bezogt ik den lijder dikwijls, en gaf hem zelfs zes drachma van de koors base: deze en twee drachma hem door de bediende ingegeven, behield* hij zonder eenig ongemak bij zig. Tegens den nagt nam hij een drankje met Muscus, en vijftien droppen Land. Llq. Zestienden dag. In den voornagt was hij zeer ongevoelig; gedurende welke tijd zijn vader hem twee drachma van de koors bast gaf. Des morgens ontrent vijf uuren viel hij in flaap, zonder tot den middag toe te ontwaken. Men liet mij roepen, en ik had het genoegen hem volkomen bij zijn zinnen te vinden, bevrijd van alle trillingen en fubfultus tendinum,en zijn pols deedt maar 92. flagen. Hij hadt 's namiddags verfcheide malen verkwikkelijk geflapen: en nam dezen dag zes drachma van de koors bast. Zeventienden dag. Hij hadt des nagts zeer wel geflapen: zijn pols deedt maar 80 flagen, en hij hadt eenigen trek tot voedzel. Dezen dag gebruikten hij een ons van de koors bast. Gedurende eenige tijd nam hij de koors bast nog driemaal daags, met oogmerk om het inftorcen voor te komen; en onaangezien de hevigheid van zijn ziekte , was hij zeer fpoedig tot zijn vorige gezondheid ca kragten herfleldt. De nieuwigheid en den voorfpoed der geneesoefTe» ning in het boven gemelde geval, zoo wel als in ver- fchei-  over KOORZEN. enz. ?$ fcheide andere, welke kort na dat ik in de ftad van Newcastle was komen wonen , voor vielen, wierdc het onderwerp van veel zamenfpraak onder mijn konsc genoten. Het gebruik der koorsbast was te voren bepaalt geweest tot dien ftaat der aanhoudende koorzen, in welke zig de tekenen van verrotting vertonen* Den vernuftigen en oprechten Heer met wien ik den zieken .bezogt, beproefde deze manier in zoortgelijke gevallen: zijn goeden naam raakte vrij fchielijk algemeen: en ik geloof dat het nu door alle ge. neesheeren in deze ftad aangenomen is. XIII. GEVAL. Jan Dorman oud 50 jaren, wierdt op den 3 September 1776, met huiveringen, pijn in den rug, en ziekelijkheid aangetast; welke door hitte, dorst, en groote rusteloosheid gevolgt wierdt. Vrijdag den 6 September bezogt ik hem op verzoek van zijn meester, met den Heer Leigktan;zijnen heelmeester. Zijn vel was heet en droog, zijn oogen ftonden dof en fwaar; zijn tanden waren met een fwart flijm overdekt; zijn tong was bruin, en met barsten; hij fteunde onophoudelijk; was des nagts ijlhoofdig; en hadt daar en boven van den beginnen aan niet geflapen. Zijn pols floeg 120 maal in een minut; zijn huid was ongemeen droog; en hij was zeer hardlijvig. E Zijn  76 WAARNEMINGEN Zijn voeten wierden bevolen in warm water te worden geftoken, en twee lepels vol van het volgende drankje alle uuren in te geven. Tamarind unc, u Crem. Tart. dr. i. Coq. ex Aq. pur. unc. xij. ad unc viij. colatura? adde Tart. Emet. gr. tv. Manna opt unc i & Jem. M. 't Vertrek waar in hij lag, was klein, laag en bedompt; en in ditbeflote vertrek moesten zijn vrouw en vijf kinderen zig beftendig ophouden. Toen ik hem des avonds bezogt, hadt hij een klamheid ovef zijn lighaam. Het geneesmiddel hadt van boven en onder gewerkt. Garste water met citroen zap gezuurt, wierdt voor zijn gemeene drank voorgefchreven. Vijfden dag. Hij hadt den ganfchen nagt geijlt. Zijn pols deedt nog 120 flagen; hij was zeer rusteloos, fteunde fterk, was ijlhoofdig als hij op zat enzijnhanden waren door een fterke trilling aangedaan. Ik liet hem alle twee uuren een drachma van de koorsbast met een weinig geestrijk water verwarmt in geven. Zes-  ©ver KOORZEN. enz. ?7 ■Zesden dag. Ten tien uuren 's morgens was lijn huid vrij knel, en zijn pols deedt 108 flagen: m ar de benauwtheid en rusreloosheid bleven wooïtduren. Hij hadt zes drachma van de koorsbast ingenomen: ik belaste om daar gezet mede voort te gaan. Des avonds deedt zi?n pols maar 108 flagen en was Herker. Hij verl ingde naar een weini al o\ fterk bier, 't geen hem gegeven wieHt; wjji hij iardli vig Was, wierdt hem een clijsteer ge/et. Zevenden dag. T< en ik hem des mor¬ gens bezogt iag hij in een gezonden flaap; r & ■>.;„ vrouw verhaalde mij dut hij in den voor nagt seer ijlhoofdig was geweest: ik b> laste met de koofahastaan te houden. In den namiddag wi rdt hij op mijn verzoek een uur in de open lugt gebragt waar na hij zig zelfs zeer verfrist vondt. Des avonds ten ze¬ ven uuren hadt zijn pols maar 80 fkgen. Agften dag. Hij hadt een rustel; !0ze nagtdoorgebragt, door krimpingen inde ingewanden, 't geen hij aan een teug zuur bier dat hij s'avonds genomen hadt, toefch.reef. Toen ik hem ten tien uuren bezogt hadt zijn pols maar 86 flagen, en de hitte van zijn wel was weinig meer als natuurli k: zijn pis was helder, maar hij bleef over groote fwakheid klagen. Hij was niet in ftaat om dezen dag buiten gedragen te worden, zat twee uuren voor een open v nstèr. Des avonds zeer fwak zijnde, liet ik eenige wijn gebruiken. E a Hij  73 WAARNEMINGEN Hij hadt geduurende de laaste vier dagen, vier oneen van de koorsbast gebruikt: en ik beval om daar mede aan te houden , en wijl er drie van zijn kinderen in 'c vertrek aan de koors lagen, rade ik dat men hem des anderen daags in de open lugt zoude helpen. Negenden dag. Toen ik hem bezogt, vond ik hem in een zagt fweet, geheel vrij van koors. De koorsbast wierdt voort gebruikt. Hij ging dagelijks in de open lugt, en herftelde van deze tijd af aan, fchielijk. Drie van zijn dogters>, twaalf, tien, en zeven jaren oud, lagen aan de koors , met ijlhoofdigheid; en een zeer radde pols vergezelt, zij wierden op dezelve wijze behandelt, en herftelden fpoedig. XIV. GEVAL. Den Heer , oud dertig jaren, wierdt den 24. Julij met al de tekenen van een koors overvallen, waar om hij op mijn voorfchrift een braakmiddel innam. Hij vondt zig den 25^ in ftaat om uit te gaan; maar kreeg des avonds een fterke koors; zijnpolsdeedt 120 flagen in een minut, en hij klaagde over een bittere fmaak in zijn mond. Ik fchreef voor om alle vier uuren een vierde van een grein van den braak-wijnfteen in te geven. Derden dag. Hij braakte veel gal, maar wijl hij geen afgang gehad hadt, en ik buiten de ftad was, fchreef  over KOORZEN. enz. 79 fchreef hem den Heer Leighton een gift zouts voor. Vierden dag. Hij was ongemeen koorzig, klaagde over fware hoofdpijn, en bitteren fmaak in zijn mond. In geen drie dagen afgang gehad heb¬ bende, wierdt een ontbinding van zout van Pvochelle met Manna voorgefchreven, om lepels wijze te gebruiken. Vijfden dag. Hij hadt gister eenige galachtige afgangen gehad; maar was gedurende den nagt zeer ijfhoofdig en rusteloos geweest: toen ik hem ten tien uuren bezogt, deedt zijn pols 120fwakkeflagen; zijn vel was zeer heet; zijn gedaante vervallen; zijn oogen droevig; zijn ademhaling rad; en wanneer hij zig tragte te bewegen, zeer flauw. Een drach¬ ma van de koorsbast wierdt voorgefchreven om alle twee uuren te gebruiken, en 't gebruik van wijn wierdt toegeftaan. Des avonds hadt hij een ons van de koorsbast ingenomen. Zesden dag. Hij was den vorigen nagt zeer ijlhoofdig geweest; maar was dezen morgen vrij wel bij zijn zinnen.; hadt eenige klamheid over zijn huid en zijn water begon door te zinken: zijn pols deedt maar 101 flagen; maar zijn kragtcn waren zeer vervallen, en hij klaagde over flauwheid. Met de koorsbast en wijn wierdt in groote giften aangehouden. Na twee dagen verliet hem zijn koors geheel: maar fwak zijnde wi?rdt het nodig geoorE 3 deelt  8o WAARNEMINGEN deck, om nog eenige dagen met de koors bast voor* te gaan. Zijn Vrouw en kind die de koors ook kregen , wierden des gelijks door de koors bast genezen. XV. GEVAL. Den Heer —— oud agr en dertig jaren, wierdt op den 22 Julij 1776 door een koors aangetast, waarvoor hij ader gelacen was, en eenige drankjes met de middel zouten genomen hadt, die, geen verligting toe bragten. Den 28 Julij wierd ik verzogt om hem met den Heer Carr, die te dier tijd bij den Heer Tijzack Heelmees ter in Neuwcastle de heelkonst oeffende, te bezoeken. Wij vonden hem ongemeen geesteloos, en geweldig met hoofd-pijn aangedaan, inzonderheid in de regten flaap van het hoofd. Zijn tong was droog en heilagen; zijn pols deedt niet boven de 90 flagen; maar zijn vel was ongemeen heet. Zeden de laaste drie dagen was hij dikwils met den hik geplaagt geweest,' was duizelig en fwak, opzittende; en hadrvan den beginnen aan llerke koorzen gehad, die des nagts met ijlhoofdigheid verzelt gongen. Hij was nu bij zijn verftant, maar zeer bezorgt voor de koors tegen den avond. Hardlijvig ziinde, wier h hem een Clijsteer toegedient, en een drachma van dj koorsbast mee  over KOORZEN. ent. 8l met vier greinen Rhabarber voorgefchreven, om alle twee uur met zoo veel nodig van het zoute drankje in te geven. Den geest van Salpeter wierdt insgc* lijks in^zijn drinken voorgefchreven. Agtften dag. Des morgens deedt zijn pols maar 72 flagen; hij was beter gemoed, zijn vel was koel en klam; den hik hadt hem weinig geplaagt; en mij wierdt gezegt dat hij een beter nagt gehad hadt, dan naar gewoonte. Hij klaagde nog over hoofd-pijn : men liet met de koors bast voortgaan. Negenden dag. Des nagts ten twaalf uuren was hij door een fterke koors overvallen geworden, welke zeven uuren lang aanhieldt, en met grooten dorst, en onlijdelijke hoofd pijn verzelt gong; hij gebruikte zijn geneesmiddelen met de uiterfte naauw.keurigheid gedurende deze koors ,• en viel des morgens ontrent agt uuren in flaap. Toen wij hem des middags om twaalf uuren bezogten, vonden wij dat zijn pols maar 74 flagen deedt, zijn vel was koel en klam; maar hij bleef over flaauwte en den hik klagen. Zijn pis was amber kleurig. Zedert mijn eerfte bezoek hadt hij twee oneen van de koors bast ingenomen: waar mede men gezet liet voortgaan. Tienden dag. Den aanval der koors keerde gister avond naar gewoonte weder; en hij was eenige tijd buiten zijn verftand geweest. Toen wij hem ten den uuren bezogten , was hij geheel zonder koors, E. 4 zijn  8a WAARNEMINGEN zijn pols deedt maar 70 flagen , en hij hadc weinig of geen hik. Zijn tong was aan de randen vogtig) en zijn water liet een dik zcezel doorzakken. Twee fcrupels van de koorsbast wierden voorgefchreven om alle twee uuren met twee lepels vol van het volgende, drankje ingegeven te worden. Sal. Abfijnth: dr. ij. Sacc. Limon. unc. iij. Aq. Alexet. 'Simpt. unc. vi. Tinei. Cort. Huxham. unc. i. M. Na dat hij 'er eens van ingenomen hadt fliep hij vier uuren, s'Avonds ten zeven uuren klaagden hij genoegzaam over niets, als over fwakheid. Wijl hij dezen dag een halve ons van de koors bast ingenomen hadt, liet men het hem nu maar om de vier uuren innemen. Elfden dag. Hij hadt des nagts wel geflapen; zijn pols deed maar 60 flagen in een minut; zijn water liet een dik zetzel doorzinken; den hik was genoegzaam over: men liet hem zijn geneesmiddelen voort gebruiken. Hij hieldt nog drie dagen langer aan met het gebruik der koors bast: waar na hij des avonds geen ver-  over KOORZEN. enz. 83 hef van koors meer gewaar wierdt; den hik verliec hem geheel; en hij wierdc fpoedig herfleld. XVI. GEVAL. Den Heer , oud dertig jaren, door tegenfpoe- den en huishoudelijke wederwaardigheden gedrukt, wierdt na drie weken lang metmattigheid, pijnen door zijn ganfche lighaam, en ligte afwisfelingen van hitte en koude aangedaan te zijn geweest, op den 28 Januarij 1776 aangetast met een koude rilling, die gevolgt wierdt van fware hoofd-pijn, mislijkheid, dorst, en andere tekenen van koors. Van dezen tijd af aan hadt hij een beftendig braken, onaangezien den Heer Gibfon hem verfcheide geneesmiddelen, oordeelkundig hadt voorgefchreven. Den 1 Februarij wierd ik verzogt hem te komen zien. Zijn pols deedt 104 (lagen in een minut, zijn vel was heet, of fchoon hij overmatig fvveete: hij hadt Herken dorst, en klaagde over pijnen door zijn ganfche lighaam: hij was flauw, fwak, cn duizelig wanneer hij opzat; zijn gelaat zag vervallen uit; en hij hadt een buik-loop. Wijl het vertrek waar in hij lag zeer Idijn was, wierdt belast de lugt dikwijls teververfchen: en alle twee uuren twee lepejs vol van het volgende drankje in te nemen, £ S *, Pulv,  «4 WAARNEMINGEN Pnlv, Cort. Peruv. unc. i. Coq. exf Aq. pur. unc xvj ad unc viij Colac adde. Sal Abfijnth. dr. i, Succ. Limon. q. f. ad faturat. Aq. Nuc. Mofch. unc. i. M. Zesden dag. Hij hadt den vorigen nagt niet wel gerust; niet te tnin hielde hij de geneesmiddelen bij zig, en hadt zedef t hij die hadt beginnen te gebruiken maar eens gebraakt. Zijn pols deedt des morgens joo flagen; zijn water was dik; maar hij fweete nog overmatig, zonder daar van eenige verlfgting ontwaar te worden. Men liet hem dikwils van linnen veranderen ; zijn kamer deur open houden; zijn geneesmiddelen herhalen, en men liet wijn in zijn limonade en broodwater doen. Wijl hij hardlijvig was gaf men tegens den nagt een Scrupel Rhabarber in Zevenden dag. Hij hadt des nagts verfcheide Hinkende galagtige afgangen gehadt: klaagden des morgens over groten dorst, en eenigermaten overwalgingen. Zijn buik was desgelijks zeer opgeblazen , en hij was zeer geesteloos. Het zoute drankje met Huxham's Tinétur der koorsbast wierdt hem voorgefchreven alle drie uuren in te nemen. Agtflen dag. Hij hadt twee zeer flink ende afgangen gedurende den nagt. Hij klaagde zeer over ' v dorst  over KOORZEN. enz 8S dorst en inwendige hitte. Hij was zeer duizelig zoo dra hij zijn hoofd van het kusfen opligte, en zijn buik was gezwollen. Een halve drachma Rha¬ barber wiérdt hem in het zoute drankje voor gefchreven. Hij hadt zes afgangen en vondt zig zelfs ver¬ ligt. Rusteloos zijnde wierd hem een grein Jpe- cacuanna met een half grein Opium voorgefchreven om tegens den nagt in te nemen. Zijn kamer zeer klein en dompig zijnde, werdt zijn vrouw verzogt naar een andere woonplaats om te zien. Negenden dag. Hij hadt des nagts wel geflapen; en toen ik hem des morgens bezogt was zijn koors zeer matig. Hij klaagde niet te min zeer over inwendige hitte, en hadt een neiging tot braken. Vijf greinen Jpecacuanna wierden hem voorgefchreven, waardoor een aanmerkelijke menigte groene gal ontlast wierdr. Na dat zulks zijn werking verrigt hadt, wierdt hem voorgefchreven alle twee uuren vier lepels vol van een fterk afkookzel der koors bastin te nemen. Des avonds ten negen uuren hadt hij twee losfe afgangen ; hij was zeer flauw en geesteloos; zijn plos deedt i oo zagte^ maar aanhoudende en gelijke flagen. Tegen den nagt werdt een rust middel voorgefchreven. Tienden dag. Ik bezogt hem met den Heer Gibfon ontrent tien uuren, 's morgens, wanneer hij opgewekter fcheen dan voorheen; maar zijn tong was droog,  S6' WAARNEMINGEN droog, zijn randen beflagen, en men ontdekte verfcheide Petechia. Zijn vrouw een lugtig vertrek gekregen hebbende, of fchoon op den afftand van 5 a 6 minuten gaans, wierdt hem geraden derwaarts te vertrekken. Hij wierdt in een draag-ftoel daar heen gebragt, en hij verdroeg dat ongemak beter als men zou hebben konnen verwagten. Van den beginne van zijn ziekte aan veel gefweet hebbende, beval men de kamer zeer koel te houden; en men liet met het afkookzel der koors bast voort gaan. Elfden dag. Ik konde hem niet bezoeken voor tegens den avond. Hij hadt zedert mijn voorgaand bezoek, vier zeer Hinkende galachtige afgangen gehadt. Zijn tong was droog als hoorn; hij fta- merde in zijn fpraak; hij hadt een klam koud fweet in de flapen van zijn hoofd; en zijn pols floeg maar 96 maal in een minut. Men liet toe wijn te ge¬ ven, en twintig grein der koors-bast ieder reize in het afkookzel doen, te gelijk met eenige weinige droppen Laad. Liq. om voor te komen dat die niet door den afgang afliep. Tvaafdtn dag. Hij hadt des nagts eenige ver¬ kwikkende rustgchadt; dén buikloop, en het koude fweet hielden op; toen ik hem des morgens bezogt was zijn pols niet te min zeer fwak en deedt maar 96 flagen in een minut, zijn oogen ftonden zwaar; hij was bij zijn zinnen, maar zeer mismoedig, en wanhopig  over KOOR ZEN enz' 8? van zijn herftel. Hij hadt gedurende den nagt een half ons van de koors bast ingenomen, behalven het afkookzel, en men hieldt met dezelve geneesmiddelen aan. Dertienden dag. Hij hadt van gister avond elf uuren tot dezen morgen ten 5 uuren geflapen. Zijn pols deedt nu maar po flagen; zomtijds was hij flauw, en hij klaagde over ruisching in de ooren: zijn water liet een lichtverwig zetzel doorzinken. Hij hadt gedurende de laaste vier en twintig uuren behalven het af kookzel, een ons van de koors bast gebruikt. Veertienden, dag. Zijn water liet een dik zet¬ zel doorzinken hij hadt zeer weinig koors; zijn pols deedt 96 flagen; en men ontdekte nergens geen Petechia: maar hij bleef klam in de flapen van het hoofd, en nu en dan met een ligten kik geplaagt. Hij hadt zedert gister wederom een ons van de koors base ingenomen. Vijftienden dag. Hij hadt 's nagts wel geflapen hadt in den morgenflond een neiging tot braken, eenigzints met hik verzeld. Zijn water was zeer dik; hadt geen afgang gehadt zedert gister. Men bleef met de koors bast voortgaan. Zestienden dag. Hij klaagde 's morgens over mislijkheid en den hik; fweete fterk. Toen ik hem ten tien uuren bezogt, was zijn buik en borst met een gierstagtigen ukflag overdekt. Zijn geesten waren  83 WAARNEMINGEN ren levendiger, en klaagde nergens over als over den hik. Zes drachma van de koorsbast zedert gis¬ ter avond genomen hebbende, wierdt hem een drankje met twintig greinen muscus voorgefchreven. Den hik nam tegens den avond tot een geweldige hoogte toe , men liet het drankje met de muscus nog eens herhalen, Waar in vijftien droppelen Laud. Liq. gedaan wierden. Zeventienden dag. Onaangezien dat drankje hieldtden hik tot s'morgens ten drie uuren even geweldig aan, die hem zomtijds een walging veroorzaakte. Toen ik hem ten negen uuren bezogt hadt hij weinig koors, maar klaagde over een (leekte in de regter zijde ; en zijnen hik was zo geweldig fterk, dat die het bed waar in hij lag deed fchudden. Den gierstagtigen uitflag was nog zeer talrijk. Heel k >uden vriezend weder zijnde, verzogt hij om vuur in zijn kamer te hebben, 't geen ingewilligt wierdt. Ik fchreef zes greinen Ipecacuanna voor, en den hik hield op, kort na dat hij die ingenomen hadt. Hij braakte tweemaal, en bragt een aanmerkelijke menigte taaje (lijm op. Den hik keerden weder, zo fterk als hij hem nog gehadt hadt; weshalven het muscus drankje met Opium voorgefchreven wierdt, en een fpaanfche vlieg gelegt in de zijde in welken hij over de (leekte klaagde. Ik bezogt hem dien dag driemaal; zijn koors was verdwenen; en hij klaagde over niets als  ovêr KOORZEN. enz. $9 als over den hik, die met evenveel gewelc aanhield*. De muscus geen uitwerking doende , fchreef men eenige droppels kaneel olij voor, en een pijnflillende campheragtige pap wierdt hem op den harte put gelegt, en twee lepels vol van 't volgende mengzel wierden voorgefchreven alle twee uuren in te nemen. Decoct. Cort. Peruv. unc. vüj. Conf. Cardiac. dr. ij. Sp. Lavr-.nd. comp. Sijr. Cort. Aurant. ana unc. fem. M Agttienden dag. Den hik kwam gedurende den nagt dikwils weder, maar wierdt altijd verzagt 't zij door het nemen van eenige droppen kaneel olij, of het gebruiken van wat zap van Cinaas appelen. Zijn pols klom dezen dag niet boven de 90 flagen; en was fterker dan te voren. Wijl hij hardlijvig was, wierdt hem een cliisteer toegedient. Negentienden dag. Toen den Heer Gibfon en ik hem 's morgens bezogten, lag hij in een zagt fweet; zijn pols deedt 80 flagen, zijn tong zuiver, en den gierstagtigen uitflag begon af te fchilferen. Hij klaagde over pijn in een van zijn hielen, die eenigzints ontftoken was: men liet daar een pap op leggen, en met het  fo W AARNEMINGEN het drankje met de koorsbast voortgaan. Dezen gartfchen dag was hij vrij van den hik. Tmntigften dag. Zijn water liet een fluisagtig zetzel doorzinken; hij was vrolijk; en zijn pols rees niet boven de 80 flagen , op verfchelende tijden onderzogt. Een en twimigften dag. Begon hij te herïlellen. Tv/ee en twintigfïen dag. Hadt hij trek tot voedzel; en was volmaakt vrij van koors. Drie en twiniigften dag. 's Avonds te voren was hij door een hoest aangetast, en een (leekte in zijn regter zijde, die zig over de borst uitftrekte; welke nog zo flcrk aanhielde dat het zijn ademhaling belemmerde* Zijn pols deedt 100 (lagen, maar klein en fwak. Een fpaanfche vlieg wierdt voorgefchreven om op de lijdende plaats te worden gelege. Vier en twintigfle dag. De fpaanfche vlieg hade wel getrokken, en de pijn in de zijde geheel weggenomen. Den hoesc bleeft niec te min aanhouden, en \ wit van zijn regter oog wierdt door bloede onderlopen. Men fchreef hem voor om alle cwee uuren twee lepels vol van het fperma costi drankje daar hei,Elix Paregor. in gedaan was, ce gebruiken. Vijf en twiniigften dag. Hij was den dag door vrij wel; maar mee hoest gcplaagt zijnde,wierdehem tegens den nagt een rusc middel gegeven. Zes en iyvintigpen dag. Hij ontlaste een fchui- men-  over KÖORZEN. enk ot mende (tof uit zijn borst, die eenigzints met bloéd ge» verft was: bij aanhoudenheid fwak ziinde, en genegen te fwceten, wierdt hem bet aftrekzei der koorsbast, met den geest van koperroot voorgefchreven. Veertien dagen daar na was hij in (laar om buiten te gaan leven, en keerden in weinig weken in een volmaakte welflant te ru>T. XVII. GEVAL. , Een Metzelaar, oud drientwintig jaren, lag veertien dagen aan een koors, welken haren oorfpi ong uit belmetting nam. In den aanvang der tweede week, zo als mij door den Heer Gibfon, zijn Heelmeester onderrigt wierd, hadt hij vele toevallen die een groote wanorder in het zenuwgeftel aanduiden. De koorsbast was voorgefchreven, dan, hij hadt er niet meer als drie drachma van gebruikt. Den 21 Februarij 1777, zag ik hem voor de eerfte maal, s'morgens ten tien uuren. Zijn ka¬ ken bloosden, zijn oogen (tonden wild, en de vaten in het witte oogvlies, fchenen als met een geeleroodagtige. ftof opgefpoten te zijn. Zijn tong was fwart en gefwollen, zijn tanden waren beladen, en hij was belemmert in zijn fpraak. Hij hadt een «n- ophoudelij't. Den 22 Augustus 1777 wierd ik door een Lantman die eenige mijlen van Newcasle woonde, verzogt omzijn zoon, dochter, en twee zijner bedienden die alle aan de koors lagen te komen zien. Kortheids halve zal ik maar een van die gevallen op een bijzondere wijze verhalen. Sufanna Hamsworth, de melk meid, hadt zedert veertien dagen het bed door een koors moeten houden, welke, kort na baren aanvang met verval van geest en krachten, en ijlhoofdigheid was verzeil geweest. Den Heer  IOi WAARNEMINGEN Heer Keenlijjlde hadt vroeg in den aanvang der ziekte het zoute drankje met de Conf. Cardiaca voorgefchreven; maar zij was onwillig om dat, of eenig ander geneesmiddel te gebruiken. Toen ik haar bezogt vond ik dat haar pols 103 flagen in een minut deedt, haar tong was droog en bruin. De raaskalling was nu onophoudelijk, met menigvuldige Subfultus téndinum*. Zij was zeer doof; en mij wierdt berigt, dat zij haar water reeds eenige dagen ongevoelig hadt laten lopen. Zij hadt fterk gefweet, en haar borst en hals waren vol met een gierstachtigen uitflag. De koorsbast wierdt aanftonds voorgefchreven ; een clijsteer toegediend; en wijn en water koud gegeven om haar te verfrisfen; en de vensters van de kamer wierden bevolen op^-n gehouden te worden. Zij fcheen den daar aan volgenden dag berer bij haar zinnen te zijn, haar pols was fterker en niet zo menigvuldig; of fchoon zij noch bij aanhouden! ■•<. i 'n een prevelende ijlhoofdigheid lag. Zij hadt zes drachma van de koorsbast ingenomen; waarmede men gelaste voort te gaan. Zeventienden dag. De koors bh-ef noch aan¬ houdend; maar was van de Subfultus téndinum bevrijd, en den gierstachtigen uitflag was verdwenen. Zij verlangde om wat melk, 't welk haar gegeven wierdt, en aan de hui houding belast, om haar in te willigen wat zij begeerde. Zij  OVER. KOORZEN. enz. 103 Zij fliep gedurende eenige volgende dagen zeer veel, en was op den ï 1 geheel vrij van alle klachten, fwakheid alleen uitgezonden:. Haren eetlust keerden weder, en zij herftelden haar krachten veel fchielijker dan men hadt konnen verwagten. De koorsbast vroeg in den beginne der ziekte van de drie andere, voorgefchreve geweest zijnde, wierdt de kwaadaartigheid en gevaarlijkheid daar van voor gekomen, en zij alle herftelden in zeven dagen na mijn eerftt bezoek. Een jong vrouwsperzoon die bovengemelde lijders hadt komen oppasfen, wierdt eenigen tijd daar na door een koors overvallen. De ziekte was verre gevordert voor dat zij de koorsbast gebruikte. Zij herftelde niet te min , maar behieldc een profluvium menfium voor veie maanden daar na. XX. GEVAL. Juffrouw —•, oud zeventien jaren, hadt agt dagen aan een fterke koors met groot verva! van geest enkragten verzelt,ziek gelegen, wanneer ik op den 3.O&0ber 1777. vezogt wierd haar te komen zien. Ik vond haar ongemeen rusteloos en benauwt; ha?r vel was heet; haar tong droog; en haar pols deedt 128 flagen. Zij klaagden over fwarc hoofdpijn; haar oogen ftonden lwaar en wezenloos, en was hardlijvig. Wijl  io4 WAARNEMINGEN Wijl zij alle geneesmiddelen weigerde , wierdt den braakwijnfteen in een heele geringe hoeveelheid onder haar drinken gemengd, en men liet haar voeten twee maal des daags in warm water fteken. Negenden dag. Ik bezogt hsfcr met den Heer Keenlyfide haren gewonen heelmeester omtrent tien uuren des morgens. Wij wierden onderrigt dat zij zeer rusteloos geweest, en op zommige tijden van den nagt buiten haar verftand geweest was. Maarpols deedt 130 flagen, haar kaken bloosden, en zij hadt fterke fubfultus téndinum. De fpiesglas poeders geen ontlasting verwekt hebbende, wierden vermeerdert. Toen ik haar des avonds'bezogt, hadt zij eens gebraakt, en was eens dun afgeweest. Haar aangezigt en hals waren klam; haar oogen ftonden wild; en haar pols was veel radder dan te voren. Wijl zij een volftrekten weerzin tegens alle geneesmiddelen toonde, wierd ik zeer over den uitkomst van haar ftaat bezorgt: ik fchreef derhal ven het volgend aangenaam aftrekzei voor. ijd Pulv. Cort. Peruv unc i et sem. Aq Cinnamom. fimpL bullient. libr. i. Macera pernodtem, et cola. Om daar van alle twee uuren twee lepels vol in te geven; en belaste dat men haar wei met wijn gemaakt, 6.8  over KOORZEN. enz. 105 en met citroenzap gczuurt, voor haren gemee:ien drank zou geven. Tienden dag. Zij was des nagts ijlhoofdig geweest \ des morgens deedt haar pols 130 flagen in een minut. Zij hadt menigvuldige fubfultus téndinum en klaagden over eenen moeijelijken hoest. Ik gaf haar drie lepels vol van bovengemeld aftrekzei der koorsbast; en den Heer Keenlyfide gaf haar het ielve nog eens omtrent den middag. Des avonds was haar tong droog en haar tanden beladen; de fubfultus téndinum waren nog fterker; en haar koors nam toe: ik gaf haar wederom van haar geneesmi adelen, en verzogt dat men daar gezet mede voortgaan zoude. Elfden dag. Er was nog geen wezentlijke verandering dezen morgen. Zij nam haar geneesmiddelen gedurende dezen dag vrij wel. De fub* fultus téndinum begonden des nademiddags te verminderen. Wijl zij hardlijvig was gaf men haar tegens den nagt eenige greinen van het pulv. Eccoprotic. De twee volgende dagen kon men poch weinig verandering gewaar worden maar op den 14 en 15 dag der ziekte (liep zij heel veel; haar tong wierdt vogtig^ den hoest hieldt op; en zij hadt een goede dooruazeming. Zij gebruikte de geneesmiddelen nu zonder wederzin. Op den ió dag was zij ge¬ heel vrij van koors of fchoon haar water bleek bleef: en het aftrekzei wierdt voor gebruikt. Den daar aan  icS WAARNEMINGEN aan volgenden dag liet haar water een wit zetzel doorzinken; en zij herfteide fchielijk tot een volmaakte welfïand. XXI. GEVAL. —f-Klerk bij eenKoopman inNewcastle wierdt op den 14 April 1778 met koude rillingen bevangen. Hij hielde het egter noch drie dagen flepende, maar wierdt op den 17 verpligt het bed te houden. Den 2a April, zijnde den zesden dag dat hij het huis hieldt, wierd ik 's avonds ten tien uuren verzogt hem te komen zien. Ik vond hem in een flaap- zugtige gelïehheid en in ijlhoofdigheid, met een pols die maar 100 kleine en fwakke flagen deedt. Hij plukte onophoudelijk der vlokken der dekens; hadt zomtijds flerke fubfultus téndinum,' altijd trillingen; en hadt zijn afgang en water zedert drie dagen ongevoelig laten lopen. Den Heer Lambert, heelmeester , hadt in den beginne fpiesglas middelen voorgefchreven. en daar na een afkookzel der koorsbast met Laudan: waar door den fterken buikloop geflilt was. Een drankje waar in twee Scrupels poeder der koorsbast was, wierdt voorgefchreven, om alle vier uuren ingegeven te worden, en men liet bij tusfehenpozingen het afkookzel voortgebruiken. Ze~  •ovèr KOOR ZEN. enz. 107 Zevenden dag. Hij was volmaakt het zelve als gister. Ik liet Hovingen om zijn voeten en boenen flaan; Het hem toe wijn te gebruiken; en met de koors bast voortgaan. Agflen dag. Geduurende den nagt wilde hij nog wijn nog geneesmiddelen nemen. Zijn pols was dezen morgen ten tien uuren zeerlaag^ en kwam niet boven de 00 Hagen in een minut: de trillingen en fubfultus téndinum waren zeer hevig en de gevoelloosheid was zo groot, dat men hem niet als met veel moeite ontwaakte. Ik liet fpaanfche vliegen aan de enkels leggen; en fchreef het volgende drankje voor, om daar van alle twee uuren twee lepels vol in te geven. ij> Aq. Puree unc. v. Cinnamon fempl. unc. j. Sal. Com. Cerv. vol. Scrup. ij. Sb. Lavendul comp. dr. ij. M. Zijn pols was des namiddags flerker, wanneer hij 't voorfchreve drankje reeds geheel hadt uicgebruikr, en eenigen wijn gedronken hadt. Hij gebrokte desgelijks drie drachma der koorsbast eer het avond was: des niet tegenflaande ontdekte ik .-'s avonds ontrent negen uuren weinig beterfchap. G Ne.  io8 WAARNEMINGEN Negenden Dag. De trillingen en fubfultus téndinum waren des morgens niet zo fterk, zijn pols deedt too flagen; en de hitte van zijn lighaam was weinig boven den natuurlijken ftaat. Hij bleef bij aanhoudentheid flaapzugtig; maar fprak verftandig wanneer men hem ontwaakte Des avonds on¬ trent zeven uuren deedt zijn pols 116 flagen, en atta de toevallen verergerde. Zijn voeten en bèenén waren den dag door met ftovingen omflagen; en hij nam alle twee uuren een drachma der koorsbast, in eenige drank. Hardlijvig zijnde liet ik hem te¬ gens den nagt een clijsteer toedienen. Tienden dag. Hij bleef den ganfehen dag nog flaapzugtig, en zijn pols deedt op verfchciende tijden onderzogtv, niet boven de 136 (lagen. Men hielde aan mee de koorsbast; en hem wierdt tegens den avond wederom een clijsteer toegediend. Elfden dag. Men kon geen verandering ge¬ waar worden; wijl hij hardlijvig was, wierden er eenige greinen Rhabarber onder de koorsbast gemengd. Twaalfden Dag. Volgens 't verhaal van die hem oppaste waren de ftuip bewegingen en raaskaliingen fterker dan ooijt geweest. Des morgens was hij flaapzugtiger , maar zijn pols deedt maar ïoo flagen, en die, redelijk fterk. De koorsbast, zo ais die gister mee Rhabarber voor gefchreven was, verwekte drie zeer Hinkende afgangen,wel- ke  over KOORZEN. ent», 109 ke hij ongevoelig liet lopen. Men liet een groo-* te fpaaniche vlieg op het hoofd leggen; en men liet voortgaan met de koorsbast waar bij^ men ieder reis twintig droppen van de Tintl. Valerian. vol: voegen liet» Dertienden dag. De fiaapzugt was verminder* 2ijn pols deedt 100 Hagen, bleef den ganfehen dag raaskallende; hadt fterke fubfultus téndinum-, en zijn water bleef bij aanhoudentheid van een amber ver* vige kleur. Ik gelaste om gezet met de koors¬ bast te blijven voortgaan. Veertienden dag> Hij hadt een goeden nagt gehad; en was van de fubfultus téndinum bevrijd. Zijn pols deedt dezen morgen maar 88 flagen; en de fiaapzugt was bijnaar verdwenen. Men hielde met het gebruik derjkoorsbast aan. Vijftienden dag. : Was hij geheel vrij van koors,. maar zeer fwak en wezenloos; zijn water bleef bij aanhoudentheid klaar en bleek, Op den zeventiende deedt zijn pols maar 60 flagen hij begon wederom bij zijn verftand te komen, alhoewel zijn denkbeelden tusfehen beide verward waren. De koorsbast en wijn wierden bij aanhoudenheid gebruikt* Van dezen tijd af aan, herftelden zijn krachten da. gelijks. Den aiften dag zijner ziekte was hij itf ftaat om door zijn kamer te gaan; weinig dagen daar na ging hij uit, en herftelde fchielijk tot zijnegewoane gezondheid. G s. 0rö  iio 9 WAARNEMINGEN Om alle de omftandigbeden van den voorfpoed der genees oerTening die ik aangeprezen heb,te verhalen, zou de palen van die voornemen overtreden: ik zal deze afdeling derhal ven befluiten, met het verhaal van eenige weinige gevallen van koorfen , welke het register van de Newcastdfche zieke beurs opleveren. XXII. GEVAL. Jacobus Driiden, oud vijf-en-veertigjaaren, wierdt den i Oétober, 1778, tot de zieke beurs toegelaten-Drie zijner kinderen hadden aan een heete koors ziek gelegen; en hij in het zelve vertrek leggende, raakte belmet. Het was nu den derden dag zijner ziekte; zijn pols deedt 130 (lagen en hij klaagden over geweldigen dorst en hoofdpijn. . Ik fchreef voor om alle twee uuren twee lepels vol van het braak drankje in te nemen. Vierden dag. Dit geneesmiddel van onder en van boven gewerkt hebbende, was de werking der bloedvacen fterk vermindert, waar om een drachma der koorsbast voorfchreef om alle twee uuren te gebruiken. Vijfden dag. Hij was den vorigen nagt bui¬ ten zijn zinnen geweest; maar dezen morgen wederom volkomen bij zijn kennis. Zijn pols deedt 120  over KOORZEN. enz. iu 120 flagen, die zagt en zelfs fwak waren• en bij was zeer moedeloos. Zesden dag. Wijl hij hardlijvig was wierden deze dag eenige greinen -Rhabarber onder ieder gift der koorsbast gedaan. Zevenden dag. Hij hadt den vorigen nagt fterk geraaskale: maar was dezen dag weer volkomen bij zijn kennis; niet te min bleef zijn koors aanhoudend. Achflen dag. Hij was geheel van de koors bevri'd. Negenden dag. Zijnen eetlust begon zig te herltellet? Van den vierden dag der ziekten gebruikte hij daaglijks een ons der koorsbast. 3\iaarziin vrouw de koors van hem krijgende, hieldt men met dat genccsmi- i del nog drie dagen langer aan, om daardoor het weder in ftorten voor te komen. Zijne kragten herftelden van dag tot dag, en op den 81 Octobcr bedankten hij voor zijn gerezing. XXIII GEVAL. Elifabet Ferneij, oud dertien jaren, wierd*..op den 10 October, met'de gevvoone toevallen van een koors aangetast, maar was in de zieke beurs niet voor den 16 aangenomen. Zij hadt van den beginnen aan een beftendige walging , geweldige hoofdpijn , en dorst gehad, welke den vijfden nagt door krimpingen in de ingewanden en galachtige ftoelgangen gevolgt G 5 wier-  ïis WAARNEMINGEN wierden. Toen ik haar bezogt was haar pols fwak, en deedt 120 (lagen, baar tong was met een witte korst overdekt, cnhaarwalging en buikloop bleven voortduren, Jk fchreef haar het braakdrankje voor, en een rustmiddel tegens den nagt. Zevenden dag. De geneesmiddelen hadden haare behoorlijke uitwerking gedaan; haar afgangen waren menigvuldig , galachtig, en (tinkende, die door krimpingen in de ingewanden wierden voor afgegaan, Men ging voort met haar van het braak drankje in kleinder giften in te geven, en haar drinken wierdt met citroen zap zuur gemaakt, slgtfien dag. De koors was matig,* maar de krimpingen in de ingewanden, en den galachtigen bnik-> loop aanhoudende, gebruikte zij het drankje door den dag, en een rust middel tegens den nagt. Negenden dag. Zij was des nagts buiten haar verftand; den buikloop bleef noch voortduren, en de toevallen der koors vermeerderde. Ik fchreef haar voor alle twee uuren, twee lepels vol van het koorsbast drankje in te nemen. Tienden dag. Haar oogen ftonden fwaar: haar pols ongemeen rad en dobberende, zij lag in een beftendige prevelende ijlhoofdigheid; en haar afgangen begonden pnverdraaglijk Hinkend en menigvuldiger te worden. Wijl zij het koorsbast drankje weigerde te nemen, fchreef ik voor ti Ith  over KOOPvZEN. enz »-3 q,. Infat. Cort. Peruvlan. unc, vlij. Spir* Vitriol. ten. gun. xp M. Om daar van alle uuren drie lepels vol in te geven. Rijpe vruchten wierden toegelaten; en limonade voor haaren drank. Elfden dag. Haar ijlhoofdigheid bleef voort duren ; haar tong was droog en bruin; maar den buikloop was matiger. Het aftrekzei der koorsbast wierdt her¬ haald , waar bij even zo veel van het koors bast drankje gemengd wierdt. Twaalfden dag. Haar oogen ftonden zeer doods; haar tong was met een taaije flijm overdekt; en zij hadt een geringe bloeding uit haar neus. Zedert men haar de koorsbast voorgefchreven hadt, hadt zij daar twee oneen van in poeder, en ontrent een pont van deszeifs aftrekzei gebruikt. Dertienden dag. Zij was nu geneigt tot flapen; maar bleef noch in een prevelende ijlhoofdigheid; haar pols was beftendig; en haar afgangen geregek. De geneesmiddelen wierden weder herhaald Vijftienden dag. Zij hadt een zeer rustelozen nacht door gebragt; en onaangezien men haar mond beftendig zuiver gehouden hadt met een aftrekzei van fali* met honig en azijn vermengt, was haar tong en keel nier re min met een fprouwagtige korst overdekt. Ik G 4 fchreet  H4 WAARNEMINGEN fchreef haar den gemeenen gorgeldrank met een weinig borax voor; met de koorsbast wierdt aangehouden en wijl zij drie afgangen hadt gehad, wierdt haar tegens den nagt een rustmiddel gegeven. De drie volgende dagen bezorgden haar den Heer Stuart Apothecar der zieke beurs, die met de koorsbast liet voortgaan. Negentienden dag. Ik vond haar zeer doof, en noch altijd ijlhoofdig; maar haar tong en keel fchenen veel beter; haar pols was beftendig; haar water van een bleeke kleur, zonder het minlte zetzel. Zij ging voort haar geneesmiddelen zeer gezet te gebruiken; op den vier en twintigflen dag harer ziekte was haar pols beftendig, en zij hadt zeer weinig koors. Op den vijf en twintigflen dag klaagde zij over tenen hoest, die op het gebruik van het [perma coeti drankje verdween. De twee volgende dagen fliep zij heel veel ; maar of fchoon alle tekenen der koors verdwenen waren, bleef zij zeer fwak , en was voor meer als veertien dagen niet volkomen bij haar zinnen. Men hieldt aan de koorsbast driemaal des daags te laten gebruiken, haren eetlust keerden weder, en zij herftelden fpoedig tot haar vorige wellland. Na het ophouden der koörfen, inzonderheid van die, welke in haren loop, met groote fwakheid en aandoening der zenuwen zijn verzelt geweest, gebeurd 'het niet zeldzaam dat er eenige dwaasheid of mania voor  over KOORZEN. enz. 115 voor eenige weken overblijft. Die klagten heb ik altijd naar mate de lijders in krachten toenemen, dooreen voedzame levenswijze, het vrije gebruik van wijn, en een matige beweging zien herftellen. XXIV.. GEVAL. Maria Hunter, oud dertien jaren, wierdt den 12 Januarij 1779 in de ziekebeurs aangenomen. Zij hadt het bed reeds acht dagen door een aanhoudende koors gehouden. Haar pols was zeer rad; haar tanden waren fwart beladen, haar oogen ftonden fwaar; haar vel was met Petechice overdekt; en zij hadt een klein hoestje. Ik fchreef haar de volgende geneesmiddelen voor. f-. tyfus Cort. Peruv tan. unc. xij. Extract, Glijcijrrhiz. dr. iij. M. Cap. Cochlear. ij. alternis horis. Mixt. e fperm. coet. dr. vi. Tinei. Thebaic. gutt. vi. Vin. Antim. gutt. xx. M. F. Hausc. H. S. S. Negenden dag. Zij was zeer doof, en buiten verG 5 v ftand,  n6 WAARNEMINGEN Hand, en de Petechice fchenen erger, Ik gelaste om met ieder gift van bovengemeld aftrekzei een halve drachma der koorsbast in poeder in te geven ; en liet zo dikwijls als zij dronk, daar twintig droppels van het volgende indoen. * *. Spir. Vitr. ten. dr. i. \ dulc. dr. iij.. M. Zij ging met de grootfle nauwkeurigheid door den ganfehen loop van haar ziekte voort, met het gebruik der geneesmiddelen. De Petechue verdwenen vroegtijdig; en op den veertienden dach van haarziekte , kwam zij weder tot haar verhand; haar pols wierdt voider en niet meer zo rad. Van den Veertienden tot den Twee en twintigflen, deedt zij bij naar niet als flapen, als in den tijd dat zij voedzel of geneesmiddelen nam. Op den twee en twintigflen was zij geheel vrij van koors, en kreeg trek tot voedzel; maar haar maag was zo verfwaktdat zij de fpijze niet in wilde houden. Ik fchreef voor, F/. Julap. Salin. unc. vij. Tinct. Cort. Peruv. unc. i. M. Liet  over KOORZEN. enz. 117 Liet haar daar van alle twee uuren twee lepels vol in nemen. Het braken bleef niet te min eens of tweemaal des daags tot den 27 aanhouden. Van dien rijd verteerde hare fpijs wel; en was acht dagen daar na in Haat om uit te gaan. XXV. GEVAL. Jan Hu.nr.er, Oud tien jaren, wierdt den 15 Januarij 1779 met een diergelijke koors bevangen. De toevallen waren volmaakt dezelve tot op den twaalfden dag van zijn ziekte, wanneer er een fprouwachtige korst in zijn keel ontdekt wierdt. Hij nam de koorsbast van den beginne aan overvloedig, en was op den vijftienden dag bij zijn zinnen , en vrij van koors. Het gebruik zijner geneesmiddelen na¬ gelaten hebbende, Horten hij na verloop van twee dagen weder in; de koorsbast op nieuws voorgefchreven zijnde, verdween de koers geheel na het verloop van vijf dagen. Kort daar na wierdt hij door een braking overvallen, welke op dezelve wijze als het bovengemeld geval behandeld wierdt en den 16 Febr. wierdt bij als heriield zijnde verlaten. XXVI. GEVAL. Tomas Hunter, oud zeven jaren, broeder van de bo-  n8 WAARNEMINGEN bovengemelde lijders, welkers geval zo verhaalt is, wierdt den 2 Februarij 1779 door dezelve koors overvallen, en denderden dag zijner ziekte in de zieke beurs aangenomen. De werking der bloedvaten Merk zijnde wierden hem drie greinen van het fpies glas poeder voorgefchieven om alle twee uuren in te nemen; en na dat dat zijn uitwerking verrigt hadt, moest hij alle drie uuren drie lepels vol van het afkookzel der koorsbast gebruiken. Vierde» dag. De fpiesglas poeders deden be¬ hoorlijke uitwerking, en hij ontlaste twee lange wormen van het zoort der ieres; zijn koors, bleef niet te min zonder de minfte vermindering voort duren. Men liet met het gebruik der koorsbast voortgaan. Vijfden dag. De koors bleef nog aanhou¬ dend, onaangezien hij het afkookzel der koorsbast rijkelijk gebruikt hadt. Wijl hij hardlijvig was, wierden hem twaalf greinen van het Pulv. Mercnr. voorgefchreven, om des avonds in te nemen. Zesden dag. Hij hadt door het poeder .twee afgangen gehadt, zonder echter meer wormen te hebben ontlast. De twee volgende dagen was er geen wezenlijke verandering te ontdekken. Op den negenden dag braakten hij een langen worm van het zelve zoort uit; en men ontdekte verfcheide vlekken en Petechhe op zijn armen en zijden. Men ging voort met de koors-  over KOORZEN. enz. 119 koorsbast; en hetPulv. Mercar. wierdt tegens den avond wederom voorgefchreven. Hij ontlaste geen wormen meer, en zijn koors bleef zonder verligting voortduren. Op den veertien¬ den dag zijner ziekte was hij flaap zugtig; zijn kaken waren blozende; zijn pols deedt 120 flagen, en de opperhuid begon met meelachtige fchubbetjes af te fchilferen. - De fcharlaken koors en zeere keel (*) nog in de ftad heerfchende, gaf ik van den beginnen aan nauwkeurig acht op dezen lijders klachten, maar hij hadt door het ganfche beloop der ziekte, nog dien uitflag, nog de minfte aandoening der keel. Men bleef met het afkookzel der koorsbast voortgaan. Den Vijftienden dag. Vond ik hem geheel vrij van koors. Op den zeventiende kreeg hij trek tot voedzel. Op den agtienden klaagden hij over walgingen, en braakten zomtijds; oordeelende dat deze toevallen enkel uit een fwakheid der maasvoortkwamen wierdt de Tinei. Cort. met Sp. Vitr. ten. voorgefchreven. Het braken hieldt na twee da¬ gen geheel op: hij bleef niet te min fwak, en de opperhuid bleef tot den zeven en twintigflen dag der ziekte affchilferep. Den 7 Maart wierdt hij als herftelt van de lijst genomen. Wormen worden in heete koorzen dik wils ontlast, een O Zie het tweede Deel..  izo WAARNEMINGEN een gevolg der hitte en der verrotting in de ingewandden, v/elke haar, het verblijf daar rnoeijiijk maken. Dat zelve gebeurd mede in de kinderziekte, mazelen , en in alle andere ziektens of toevallen welke een koors beweging in de gefteltheid van zulke jonge voorwerpen veroorzaken. De worm k.ors, zo al» diezogcnoemt wordt zelfs, wordt naar mijn'gedagten meest altijd ten onregten aan wormen toegefchreven, en kan derhalven maar zeldzaam door middelen tegens de wormen genezen worden. Ik begin in zulke gevallen na het toedienen van een braak middel, en een gift Calomel. en Rhabarber, welke in geval van noodzaaklijkheid konnen herhaalde worden, aanftonds met de koorsbast: op deze wijze worden de toevallen van het zenuwgeftel, welke de koors, in de tedere gefteldheid der kinderen zo dikwils verzeilen, meestentijds gelukkig vermijd. XXVII. GEVAL, An ronie Westgarth, oud zeven en twintig jaren, wierdt den 24 Maij 1779 in dë zieke beurs aangeno. men. Hij was door een fterke koude rilling aan¬ getast geworden, en het bed zedert drie dagen moeten houden. Hij klaagde nu over hoofdpijn, en pijn  over KOORZEN. enz. 121 pijn in zijn keel. Zijn pols deedt nu 120, ge¬ lijke, en niet zeer fterke flagen; zijn amandelen fcheenen ontftoken en een weinig gezwollen. Ik ge¬ laste het vlugge fmeerzel om te flaan, en fchreef het braak drankje voor, het welk van onder en van boven zijn uitwerking verrigtende, bij naar oogenbliklijk de klagten over de keel wegnamen. Hij fweette den ganfehen nagt, en |flc vond hem den volgende morgen geheel vrij van koors; maar een van zijn kinderen in het zelve vertrek leggende aan de koors, dat even begon te herftellen, en die ik zorgde befmettelijk te zijn, beval ik hem de koorsbast te gebruiken : d„n hij verzuimde mijnen raad, denkende dat hij verder geen geneesmiddelen meer nodig hadt. Den velgenden dag kreeg hij een geringe huivering, die, welhaast door een koors, die hem s'nagts aan 't ijlen bragt, gevolgt wierdt- Den 28 Ma ij, wel¬ ke ik den derden dag zal ftellcn, zedert [dat de koors zig vertoont hadt, wierdt er om mij gezonden. Zijn pols was rad, zagt en fwak; hij was bij zijnverftand, maar zeer geesteloos; hadt trillingen, en befweek wanneer hij zig oprigte. Ik fchreef voor om alle twee uuren twee lepels vol van het koorsbast drankje in te geven; en belaste hem onbekrompe wijn te laten gebruiken , waar mede den gene die hem aangegeven hadt, hem menschlievend verzorgde. z Fier-  isa WAARNEMINGEN Vierden dag. Hij hadt des nagts geijld: toen ik hem des morgens bezogt was hij niet volkomen bij zijn zinnen, alhoewel hij op zommige vragen redelijk antwoorde- Zijn pols deedt maar ioo fwakke flagen. Hij hadt zedert gister een ons van de koorsbast gebruikt ,• hier mede gelaste ik voort te gaan. Vijfden dag. Zijn tong was droog en bruin; zijn fpraak was belemmert; zijn pols was nog meer gevallen, \en hij lag in eene prevelende ijlhoofdigheid Zesden dag. Hij bleef volmaakt in denzelven ftaat. Zevenden dag. Hij hadt menigvuldige fub¬ fultus téndinum; zijn oogen ftonden ongemeen droevig en fwaar; hij was flaapzugtig, en. zo dra hij aan 't (luimeren raakte, wierden de (pieren van zijn aangezigt ftuipachtig getrokken. Zijn pols deedt j 12 flagen, die zagt en gelijk waren. Hij hadt nu zedert den aanvang drie oneen van de koorsbast gebruikt; ik belaste om daar gezet mede voort te gaan; en liet een fpaanze vlieg op het hoofd leggen. Agften dag. De fpaanfche vlieg hadt wel ge¬ trokken, maar mert liet die nog twaalf uuren leggen, en met het gebruik der koorsbast voortgaan. Negenden dag. Ik vond hem des morgens ten  over KOORZEN. enz. 123 ten tien, uuren in een zagt fweet en zijn tong fcheen vogtig. Hij was beter bij zijn zinnen, maar hadt nog ligre fubfultus téndinum. Tienden dag. Hij hadt des nagts wel geflapen en ik had het genoegen hem dezen morgen vrij van koors te vinden: maar wijl hij fwak was, ging hij voort met de koorsbast te gebruiken tot den twintigfte, wanneer hij in ftaat was om uit te gaan, en zijn gewoone fterkte herftclde fchielijk. XXVIII. GEVAL. Margareta Westgarth, de huisvrouw van voorgemelden lijder, wierdt den 23 Junij 1779 met een koors bevangen; maar kreeg geen briefje om tot de zieke beurs toegelaten te worden, tot den zevenden dag van haar ziekte. Ik bezogt haar des avonds wanneer haar pols Ïó8, zeer fwakke (lagen deedt; haar kaken bloosde; en haar vel was zeer heet. Zij lag in een bedwelmde ijlhoofdigheid, klaagde over mislukheid, braakten zomtijds,en hadt een buikloop. Een braakmidel van Ipecacuanna wierdt voorgefchreven. en een rustmiddel tegen den nagt: en er wierdt last gegeven om haar vroeg in den morgenftond vier lepels vol van het afkookzel der koorsbast te geven, en zulks alle twee uuren te herhalenAgflen dag. Er was geen verandering, uitH ge.  124 WAARNEMINGEN gezonden een vermindering in de walgingen. Ik beval om ieder rijze dat zij het afkookzel gebruikte, er een halve drachma van het poeder der koorsbast onder te mengen. Negenden dag. Zij ijlden flerker; was be¬ lemmert in haar fpraak; hadt menigvuldige fubfultus téndinum, en haar pols was gevallen. Zij wei* gerde het poeder, maar nam het afkookzel gewillig. Wijl haar 'vel zeer droog, en zij zeer rusteloos was, wierdt haar een drankje met eenige droppen Fin. Antifoon, en Laud. Liqu. tegens den nagt ingegeven. Tienden dag. Zij hadt zes uuren geflapen. Haar puls was ontrent den middag nog fwak, en de fubfultus téndinum bleven voortduren. Men plautfle haar een fpaanfche vlieg tusfehen de fchouder bladeren, om dat haar vrinden met een vooroordeel bezet waren om die op het hoofd te plaatzen. Zij gebruikten daaglijks ontrent een pint van het afkookzel der koorsbast \ maar men kon op haar niet verwinnen om die in poeder te nemen. Elfden dag. Zij bleef het zelve: en met het afkookzel der koorsbast wierdt voort gegaan ' Twaalfden dag. Haar zinnen begonnen nu op te klaren, en de fubfultus téndinum , was bij naar verdwenen. Op den dertienden en veertienden dag fliep zij veel, maar nam haar drank zo dikwils als die haar gegeven wierdt.  over KOOR ZEN. enZi 123 wierdt. Of fchoon de ijlhoofdigheid bleef voort¬ duren verlangde zij om kaarne melk, die ik beval aanftonds te verzorgen en haar te geven. Vijftienden dag. Zij hadt des nagts fterk ge* fweet Haar pols hadt des middags niet boven de natuur* lijke radheid, maar bleef nog fwak; haar water bleef bleek, en zij bleef nog eenigermaten ijlhoofdig. Zestienden dag. Haar pols deedt 80 (lagen, die veel beftendiger waren, en men ondekte een aantal witte gierstachtigen uirflag op haar borst. Met het afkookzel der koorsbast wierdt voortgegaan. Zeventienden dag. Zij was volkomen bij haar «innen, en begon trek tot voedzel te krijgen Van' dezen tijd af aan begon zij daaglijks te herftelleh; of fchoon haar beenen tot den zeven en twTntigften dag Van haar ziekte veel fwollen. Den 22 Julij wierdt zij als volmaakt herfteldt bij de zieke beurs aangegeven. Ik heb in deze afdeling getragt; om zo veel verandering van aanhoudende koorzen op te geven ais de* ze palen wilden toelaten. Eenige der gevaarlijk- fte gevallen welke mij in de genecsoefFening zijn voorgekomen, heb ik met oogmerk uitgezogt, op dat het blijken zoude, welk vertrouwen men in de genezing van aanhoudende koorzen, op d£ koorsbast ftellen kan. De gevallen welke ongelukkig zijn afgelopen zullen H a bij  is6 WAARNEMINGEN bij het verhaal van den algemeenen voorfpoed dergefieesoeffening die ik aangeprezen heb, in het bijzonder verhandeld worden. Ik zal nu voortgaan eenige aaemerkingen op te geven over de koors welke op het later einde van het jaar 1777 in Newcastle geheerscht heeft. IV. Afdeeling. Van de aanhoudende koors welke op het later einde van het jaar 1777 in Newcastle geheerscht heeft. De lente van dit jaar was laat en koud, en den zomer opmerkelijk koel, met menigvuldige-regenvlagen. Op het later einde van Julij was het weder zeer nat, en de lucht zelfs dan wanneer het niet en regende , vogtig. In Augustus en September was de lucht zeer broeijende, maar in Oftober was het na de eerfte of tweede week meestentijds nevelachtig, regen of mistende. In Julij, Augustus, en September, waren er verfcheide huisgezinnen onder den tniddelftant en het lager zoort van volk, zo wel in de ftad als in deszeifs omtrek door koorzen overvallen ; die, zeer vroeg met tekenen van fwakheid verzelt waren; en heel dikwijls met zulke, die een geneigtheid tot verrotting in de vog-  over KOOR ZEN. enz. Ï*J> vogten aanduiden, waar van er in de vorige afdecling eenige gevallen zijn aangehaalt. (*) In O&ober November en December was de koors met hoest, en zomtijds met zulke tekenen verzelt, welke een ontfteking der longen te kennen gaven, en dit was het allergemeenfte onder het arme volk, welke in het lage en vogtigfte gedeelte van de ftad woonde (t). Omtrent Kersmis toen het kouder wierdt, verminderde de ziekte, niet te min bleven er vele mede bezet tot April 1778. Wijl dit onderfcheid van aanhoudende koorzen, mij toefchijnd door de geneeskundige fchrijvers niet genoegzaam opgemerkt te zijn geworden, zal ik zonder in deszeifs natuursgeftelthéid te treden; of deszeifs oor» (♦) Zie de gevallen Ne. XVIU, XIX, XX. (t) of fchoon er eenige voorbeelden van de ziekte in verft'tetende gedeeltens van de ftad voorkwamen, waren echter van de twee en zestig leiders, die er in de maanden van Oe. tober, November en Deeember, in de zieke beurs onder* de ■naam van koorzen aangenomen wierden, zes en veertig die aan deze koors, in de nauwe fteegjes op de kaaij, Pandon en na bi\ gelegene plaatzen ziek lagen. In Januari), Februari], en Maart 1778 , ftcop die in de volkrijke veorftad van de Zandpoort; maar was ganfch niet algemeen, wijl ik gedurende deze maanden niet meer als achtien lijders met deze ziekte kreeg. Zie de befchrijving van Newcastle in de Inlei- Ii %  isS WAARNEMINGEN oorzaak te onderzoeken, kortelijks de tekenen befchrijven, en de wij^e van genezen welke ik aan genomen heb ophelderen, door er eenige gevallen bij te voegen. ' De ziekte begon met lusteloosheid, of huiveringen, ongcfteldheid der maag, en algemeene pijnen. Den pols was in den beginnen in 't algemeen, zeer klein en rad. Zommige klaagden bij derzelver eerfle aanval over eenen hoest, fpanningen en drukking op de borst, verzelt met ligte ftcektens in de zijde; en een gepiep in de ademhaling: maar deze toevallen vertoonden zich meestentijds niet voor dat de koors volkomen aanwezig was. Op welkeen wijze de ziekte ook haar aanvang nam, waren de kragten en geesten van den leider, in weinig dagen vervallen, de tong wierdt droog, bruin en fwart; en de tanden wierden met een dikke kors* overdekt, In 't gemeen vertoonden zig vroegtijdig een ligte ijlhoofdigheid, gevoeleloosheid, of flaapzugtigheid , en deze toevallen bleven gemeenelijk noch eenige dagen aanhouden , na dat de koors verdwenen was. Omtrent den acbtften of tienden dag der ziekte, zomtijds vroeger, en zomtijds wat later, wierden er beide yooden en witten, gierstachtigen uidlag op den hals, borst, en zijden van den lijder ontdekt; en zomtijds eenen meer algemeenen rooden uit (lag, die naar mazelen geleek. Behalven dezen uitflag wierden de Ps-  over KOORZEN. enz. 129 Petechice zeer gemeen ontdekt; en in eenige fcheen het ganfche lighaam gemarmert. In vele was het aangezigt gefwollen, de oogen ftonden fwaar, en met bloed belopen;.de keel met een fprouwkorst overdekt , en de galachtige en verrotte afgangen, liepen ongevoelig af. Verfcheide lijders hadden die koors, zonder eenig teken van long ontfteking; maar in de meeste dezer, kwam er na dat de koors verdwenen was, een allerlastigflen hocsr. De langdurigheid der ziek'te®was onzeker, en zommige Horten weder in, 't >velk zich niet te min niet noodlottig toonde. Zomtijds wierdt de fcheiding. door een zagt fweet te weeg gebragt; echter gebeurden het meer dat den lijder ongevoelig, in een flaapzuchtige gefteltheid door de ziekte worftelde. De ziekte was zigtbaar befmettelijk: zelden of nooit gebeurden het onder het gemeen of de ganfche huishouding wierdt aangetast; en onder de lijders van de zieke beurs, kon men de befmetting maklij k van huis tot huis nagaan. De volgende, was de voordeeligfte wijze om deze koors te behandelen. Den braakwijnfteen in den beginne in zulke giften gegeven dat die een braking verwekte; en daar na op zulk een wijze dat die een zagt fweet voortbragt; te gelijk met het Elix. Paregoric. om den hoest te ftillen, waardoor de koors zomH 4 tijds  I3 tot het „ het begin van het jaar 1684 toe, zekerlijk voor de koorsbast » weken, behandelde deze koors met het zelve geneesmiddel. „ Maar hoe redelijk deze handelwijze ook was, lukte dit ze „ wel niet als in de voorgaande jaren. Want het nauwkeu„ rigst onderzoek gemaakt hebbende, vond ik, dat of fchoon „ de koorsbast rijkelijk gegeven wierdt, de ziekte daar ze/d,, zaam voor week. Dierhalven moet ik de herftelling „ van den lijder veel eer toe fchrijven aan het gelukkig ein„ digen der ziekte, als aan de kragt van het geneesmiddel" Scbedula Montoria de nqvse febris iugresuj. Uit het laaste ge- dceb-  over KOORZEN. enz. 131 Indien de ziekte aan den natuur was overgelaten, maar nog meer in het bijzonder, wanneer er in den be- gin- deelte dezer aanhaling, fc 'lijnt het te bleikcn, dat den Schrijver verwagte dat de koors bast even zo kragtig en fpoedig i* de genezing van aanhoudende koorzen ztu wezen, als hij zulks ir. tusfehen pozende koorzen bevond. Maar om hier een andere aanmerking plaats te geven : den vermaarde^ Sijdenbam hadt de eer om den cerflen te zijn die de koorsbast in groote giften toediende, en dat zelfs op een tijj dat den twist der Geneesheeren van dien tijd, dezelve bij naar geheel uit de Materies Medica ais een gevaarlijk, of ten minften als een nutteloos middel verbannen hadt. In verfcheipe plaatzen van zijn werk, vinden wij hem deszeifs deugd en onfchuld verheffen, en het ruime gebruik daar van in koorzen aanprijzen. Hij fchroomde niet om wanneer anderdaag- fche koorzen in aanhoudende veranderde, de koorsbast in het aller aanhoudenfle van dit zoort te geven ; en hij merkt op , dat hoe nader tusfchenpozende koorzen tot de aanhoudende komen, het zij uit haar eigen aart, of door een te heete behandeling , hoe noodzakelijker het is om de koorsbast rijkelijk tot te dienen. „ Cum autem febres qua jam apud nos gras,, fantur, et ft post fecundum tertiumve paroxysmum reponere „ [e in clasfem ctntinuarum nitantur, tarnen ad intermitten„ tes debeant referri; nulla mihi est religio Corticem vel in „ maxime Continuis hujus fpeciei fumendum proponere, qui „ dicto more iteratus ad apyrexiam certo oegrum perducet, „ modv asjiduus lectuli calor, et intempestivus cardiacorum ufus continuitatcm febri non conciliavet int; quo in cafu s, Peruvianum Corticem nihil quicquam proficisfe plus femel II 5 oh-  132 WAARNEMINGEN ginne fterke ontlastingen door aderlatingen waren in het werk geilek, heb ik al te dikwijls het ongelukkig, ein« „obfervavi. Neque mihi unquam contigit ut viderem „ mm in quo propinatür Cortex (quod jure quis posftt fu„ fpicari) febricitanti obfuife ; e contra vero calor,fitis, ca„ teraque febrh fijmptomata ut plurimum post afumptam hit. „ jus remedii quantjtatem fufficientem, mpx evane.cent, vino „ hand olftante. Hic autem obfervandum quod quo ma- „ gis febris five fponte fud ,ftve reghnine calidiort adcontinuita„ tem accedat, eo major corticis quant'itas exhibenda; ita ut „ nonnunquam viderimmorbumhuncnonniftfefqui-uncice, vel „ unciis ejusdem duabus cesftsfe." Epist. Refponfor I. Sydenham. Op. p. 258. In de Febris depuratoria, welke in dit Eiland nog een zeer gemeene verandering in de aanhoudende koors is, voegt er onzen wijd ver maarden Schrijver op het einde van zijn brief bij „Of „ de koors bast deze koors zo zekerlijk zal genezen, als zij ge„ meenelijk de tusfchenpozende doet, kan ik niet zeggen; maar „ zoo die in de pest, en de aanhoudende volk koorzen, die daar „ doorgaans op volgen, gegeren wordt, moeten wij er dezelve „ uitwerking van verwagten, die wij nu zien dat die in het „ Zijdewee, Long ontfteking, 't Bruin in de keel, en zoortge„ lijke ontfteking koorzen voortbrengt, in welke die oogen„ fchijnelijk gevaarlijk is, Br,; de koors bast in het ziide wee en andereplaatzeli/ke ontftekingen, fchadelijke gevolgen zal voortbrengen , willen wijgaarne geloven: maar wij konnen dat gevoelen niet. onderfchrijven, dat die in de Vestenaanhoudevolkkoorzen , gevaarlijk zijn zwde; om dat die in zommige /laten dezer ziekte, het r.uttigfte van alle geneesmiddelen zal bevonden worden.  over KOORZEN. enz. 133 einde daarvan gezien. Maar wanneer het lancet niet gebruikt wierdt, en de ziekte wel behandelt wierdt, (Kerven er weinig van. Van vier en zestig lijders, die ik van de zieke beurs onder mijn zorg kreeg, had ik het geluk er maar twee van te verliezen. Gevallen van de aanhoudende koors welke in ijjj in Newcastle heerschte. I. GEVAL. Jeanne Graij, oud dertien jaren, in een nauw gangje op de kaai wonende, wierdt den" 5 October in de zieke beurs aangenomen. Zij was reeds acht dagen bedlegerig geweest, gedurende welke tijd zij bij naar altoos geijld hadt. Maar oogen (tonden droevig, haar tanden waren met een fwarte korst overdekt, en haar pols deedt 1 ao (lagen. Haar vel was droog, en zij was hard lijvig. Ik fchreef haar het fpiesglas poeder voor, om daarvan alle drie uuren drie greinen in te nemen. Negenden dag. Zij hadt in den voornagt drie galachtige afgangen gehad, en was tegens den morgenftond in (laap gevallen. Toen ik haar op den middag bezogt, was zij nog ijlhoofdig, en haar pols was zeer rad en fwak. Men fchreef haar voor wijn te gebruiken, en twee lepels vol van het afkookzel der koors bast alle twee uuren te nemen. Tien- *  m WAARNEMINGEN Tienden dag. Er was geen verandering,uitgezonden dat zij met eenen hoest geplaagd wierdt. Het afkookzel der koors bast met den Spin Vitr. ten gezuurt, wierdt bevolen in grote giften toegediend te worden. Elfden dag. Haar klagten waren dezelve. Ik fchreef haar voor een lepel vol van het koors bast drankje alle twee uuren in te nemen; en wijl zij haid lijvig was een gift van het Puh. Eccoprot. tegens den nagt. Twaalfden dag. Zij fteunden fterk, was zomtijds buiten haar zinnen, en onbekwaam om haar zeiven te bewegen, maar haar pols was fterker en veel in radheid vermindert: met het koorsbast drankje wierdt voortgegaan. Dertienden dag. Haar pols was nu maar weinig radder dan natuurlijk; maar haren hoest was lastiger : men ging voort met de koorsbast. Veertienden dag. In den morgenftond was haar tong vogtig; zij hadt drie afgangen gehadt, en fliep veel door den dag: men hielde aan met de koorst-bast Haar tong was den zestienden dag zuiver, en zij was volmaakt bij haar verftand; den hoest was minder; maar zij was ongemeen vermagert. Van dezen tijd af aan begon zij trapswijze te herftellen; maar ik oordeel den het nodig om noch eenige dagen langer met den koorsbast aan te houden. [ Dm  over KOORZEN. enz. 135 Den 19 Oftober was zij in ftaat weder uit te gaan, en herftelden fchielijk tot haar vorige krachten. De vader dezer lijderes wierdt den 14. Oétobermet de koors bevangen, hij wierdt op dezelve wijze behandelt, en de koors verliet hem den vijftienden dag; maar wierdt noch wel een week daar na door dea hoest geplaagt. II. G E V A L. Maria Knox, oud zeven en twintig jaren, die ia een nauw gangje bij de kaai woonde, hadt reeds agt dagen aan de koors gelegen , die met neus-bloedingen en verheffingen tegens den avond met ijlhoofdigheid verzelt gingen. Zij was den 7 Ocïober in de zieke-beurs aangenomen. Haar pols was fwak, en deedt 110 flagen in een minut; en zij hadt blauwagtige Petechia over haar lighaam. Ik fchreef haar twee lepels vol van het koorsbast drankje voor al* le twee uuren in te nemen. Negenden dag. 'Haar pols deedt i\6 flagen; zij hadt onophoudelijke walgingen, braakten zomtijds de geneesmiddelen uit, en hadt twee Hinkende afgangen in den nagt. De kamer waarin zij lag was klein, en niet luchtig zijnde, wierden de vensters bevolen open gehouden te worden; en vier lepels vol van het YOl-  itf WAARNEMINGEN volgende, wierden belast alle twee uuren ingegeven te worden. ij; Infus^Cort. Peruv. wie. xij. Sal. Tart. dr. i. Sp. Vitr. ten. q. s. ad faturationem. M. Tienden dag. Zij fweete des nagts overmatig,Haar pols deedt maar 90 flagen, en den afgang was matig. Het voorfchreve geneesmiddel wierdt herhaal.!. Elfden dag.. Zij hadt eenen zeer rustelozen nagt, en veel ftoelgangen gehad, Haar pols deedt 100 flagen , zij was zeer vervallen, en de Petechice bleven voort duren. Twee lepels vol van het koors bast drankje met eenige droppen Laud. Liqu. wierden haar alle twee uuren voorgefchreven. Twaalfden dag. Zij hadt des nagts twee afgangen gehad, maar hadt eenigzints gerust. Haar koors hieldt des middags noch aan, haar drankje waar in een ons van de koors bast was, uit gebruikt hebbende, wierdt zulks herhaald. Dertienden dag. Den afgang was verdwenen; maar wijl haar koors bleef voortduren, wierdt haar koorsbast drankje herhaald, maar zonder Laud. liq. Veertienden dag. Zij hadt dezen nagt wel geflapen lag  over KOORZEN. enz. 137 lag 's morgens in een goed zagt fweet; de Petechice. begonnen te verdwijnen, en zij hadt minder koors Haar drankje wierdt op nieuws wederom vervaardigt. Den Zestienden dag. Was zij, fwakheid alleen uitgezonden, vrij van atle klicbten. De koors bast wier.it haar nu maar driemaal daags gegeven. Op den twihtigsc«i;begötl haar buik te fwellen, weshalven haar een giftRkdbitrbar voorgefchreeven wierdt:van dezen rijd af aan herstelden zij fchielijk, en was den 21 Oétober in llaat haar briefje aan de zieke beurs te rug te brengen. De dogter deze rlijderes de beftnetting deelachtig geworden zijnde, wierdt den elfden dag in de zieke beurs aangenomen, en door de2tlve wijze van behandelen, den zeventienden dag der ziekte van de koors genezen. III. GEVAL. Elizabet Wegent, oud zeven en veertig jaren, wierdt den 7 Oftober in de zieke beurs aangenomen: zij hadt reeds nege dagen het bed gehouden. De ziekte hadt haar fchielijk overvallen, en was met walgingen, en verval van geest en krachten gevolgt geworden: toen ik haar bezogt was zij zeer verfwakt, haar pols deedt maar 100 flagen; en mij wierdt berigt dat zij zedert twee dagen fterke krimpingen in de ingewanden en een zeer ftinkende buikloop gehad hadt. Het afkook zei der koors bast met Laud. Liqu. wierdt haar voor* ee-  13* WAARNEEMINGEN gefchreven en men liet Port wijn in haar drinken doem Tienden dag. Maren afgang was nu gematigder,en haren pols veel behendiger; ook begon haar tong aan de randen vogtig te worden. Men liet het af¬ kookzel herhalen, en haar tegens den nagt een gift Rhabarbar in nemen. Zij hieldt nog twee dagen met het afkookzel der koors bast aan. Den 13 dag vermeerderde de koors. Zij wierdt duizelig en befweek regt op zittende, en zij was geheel wanhopig van haar herftelling. Den afgang hadt opgehouden; cn haar wierdt alle drie uuren een drachma, van de koors bast voorgefchreven in te nemen. Gedurende de volgende drie dagen was er geen wezentlijk onderfcheid te ondekken. Op den 18 was zij volmaakt vrij van koors, maar zeer verfwakt; en hadt een onophoudelijken hoest,zonder eenige ontlasting uit de borst. Ik fchreef haar voor twee lepels vol van het Mixt. Oleos. met het Elix. Paregoric. alle drie uuren in te nemen. Binnen twee dagen daar na verdween den hoest, en zij herftelden fpoedig tot een volmaakte welstand. Deze lijderes woonde in een eng beflote gangje,bij de kaai, plumber chare genaamt; in welke plaats deze koors gemeen was geweest, en voor vele der gene, welke haar aan den natuur toevertrouwd hadden, zeer noodlottig. IV.  Óver KOOR ZEN. enz. 130 IV. GEVAL. Jdhanna Cook, oud acht en danig"jaren, met de aelvehjdêres welkers géval ik m verhaak heb, op dezelve verdieping wonende, wierdt den 10 Ocloberinde zieke beurs aangenomen. Zij- hadtreeds elf dagen aan de koors gelegen haren pols was fwak en deedt 120 flagen in een minur; het wit van haar oo-en was met bloed belopen, haar tong was droog en bruin, en hare tanden fwarc,zij raaskalde onophoudelijk, en hadt van den beginne der ziekteaan, beftendig gehoest, niets dan wat flijm uitwerpende. Zij was hardlijvig, het haar water ongevoelig aflopen, en lag in een klein kamertje. Ik fchreef haar voor alle twee uuren een vierde van een grein van den braak wijnfteen in te nemen, tot zulks een braking zoude verwekken• en het haar wijn-wei met Oxijmel. fimpl. gemend voor haren gemeenen drank gebruiken. . Twaalfden dag. De fpiesglas poeders hadden haar driemaal doen braken en haar eenen zagten afgang verwekt; maar maakte verder geen verandering in haar klagten. Drie lepels vol van het afkookzel der koors bast wierden voorgefchreven alle twee uuren in te nemen. Dertienden dag. Haar pols was voller en niet zo menigvuldig, „iet te min blaakte zij in haar aangezigt 1 en  j4o WAARNEMINGEN en den hoest en ijlhoofdigheid bleven voortduren. Twee lepels vol van het koors bast drankje mei den Sp. Vitr. ten gezuurt, wierden alle twee uuren in gegeven. Veertienden dag. Deijlhoofdigheid bleef na onophoudelijk voortduren; haar oogen ftonden zeer wild; en zij liet haar water ongevoelig aflopen. Haren mond was vol met taaiflijm, en zij hadt een geratel in haar ademhaling. Ik fchreef een gorgeldrank voor; het koors bast drankje wierdt herhaald, en men zondt haar een fles oude Portwijn, om naar vereisch, roet haar voedzel en drinken vermengd te worden. Vijftienden dag. Zij fprak nu voor de eerfte maal verftandig zedert dat ik haar bezogt; maar raakte weinig minuten daar na wederom aan 't prevelen en buiten verftand. Haar pols deedt' maar 80 fla¬ gen; haar oogen ftonden fwaar, en zij liet haarwater nog ongevoelig aflopen. Het koors bast drank¬ je wierdt herhaald. Zestienden dag. Haren pols deedt oo flagen; en zij was buiten gemeen doof en flaap zuchtig. Haar drankje wierdt vernieuwt. Zeventienden, dag. Zij hadt gedurende den nagt fterk geijlt: haar koors was deezen morgen matiger; haar tong vogtig, en haar tanden wierden zuiverder. Zij gong met het gebruik van het drankje voort. Ach-  over KOORZEN. enz. 141 Achtienden dag. Zij waarfchouden nu wan¬ neer zij moest wateren; maar bleef flaapzuchrig; eri bij haar zelfs prevelende Den hoest zeer ver- irioeijend zijnde, wierdt haar het Mixt. e fperm. coetl met het Elix, Paregoric. tegens den nagt voorgefchreven. Negentienden dag. Zij hadt den ganfehen voorleden nagt geflapen. Des morgens was zij geheel vrij van koors, maar zeer doof. Twintigflen dag. Zij klaagden over niets, uit¬ gezonden fwakheid en hoest, weshalven haar voorgefchreven wierdt om alle vier uuren twee lepels vol te nemen, van -$*• Mixt. e. Sperm. coet unc. v'tij. Elix. Paregor. drach. ij. M. tien drie en twintigflen was haren hoest geheel verdwenen ; en zij was in ftaat op te zitten; kort daar ha was zij volkomen herfteldt , en bedankten haren verzorger. V. GÉVAL. Anna Stuart, oud zeven en veertig jaren, met boI % vei  i42 WAARNEMINGEN vegenoemde lijderes in een huis wonende , wierdt op den 10 Oclober in 'de zieke beurs aaftgeno*men. Drie van haar kinderen waren van de koors herft ld, en het was nu den negenden dag zedert £l door de koors overvallen Was. Haar ademhaling was zeer kort en piepende ; zij klaagde over èen fparfning,maar over geen pijn in de borst,'en over een geweidige hoofdpijn. Haar tong was droog, haar oogen met bloed beloopen, en zij hadt fterke walgingen; haren pols deedt 100 flagen in een minut die zeer Miijn en vervallen was en zij'haat fterke fubfuhus téndinum. Men liet haar wijn gebruiken;' eh alle twee uuren twee lepels vol van het zee ajuin drankje , waar in een weinig van den braak wijnlleen gedaan wierdt. Tienden dag. Dit geneesmiddel deedt haar braken, 't welk haar van de fpsnning op de borst bevrijde. Zij lag dezen morgen in een warm algemeen fweet; haren pols deedt maar 100 flagen, en 'was in allen opzigtevec! verligt. Elfden 'dag. Den hoest was ruimer, en zij ontlaste een aanmerkelijke menigte flijm uit de borst. Ik fchreef haar een drankje met een half ons van dé koors bast voor, dat met den [pit. vitraen. gezuurt was. Op de 14 was zij geheel vrij van koors, maar bleef bij aanhoudentheid fwak. Den  over KOOR ZEN. enz. 143 Den zestienden nam den hoest me, waar om haar alle drie uuren twee lepels vol van het fperma cceti drank \ je met het Elix. Paregor. gegeven wierden. Op den twintigsten was den hoest geheel verdwenen, en was weinig dagen daar na volmaakt herfteldt. ' VI. GEVAL. Robbert Cormick, oud negen jaren, wiërdtop den i4 0ci:ober in de zieke beurs aangenomen. Hij woonde in een nauw gangje bij de kaai, en hadt het bed reeds vijf dagen moeten houden. • Toen ik hen bezogt, klaagden hij over mislijkheid, en braakte veel gal, hadt een geweldige hoofdpijn, en hadt geen afgang: zijn pols deedt 116 flagen, zijn vel was heet en droog; en mij wierdt berigt dat alle toevallen'tegens den nagt verfwaarde. Ik fchreef voor alle drie uuren drie greinen van het fpiesglas poeder in te geven; en een poeder met Calomel. en Rhabarber tegens den nagt. Zesden dag. Hij braakten verfcheide reizen, en hadt eenen afgang gehad; maar was des nagts zeer wezenloos geweest. Zijn pols deedt 110 flagen , de walgingen hielden aan, brakende zo dra hij zijn hoofd van het kusfen ligte. Men hadt de voor- gefchreve Rhabarbar vergeten in te ge ven, dus wierdt die in mijn bijzijn toegedient. I 3  144 WAARNEMINGEN Zevenden dag. Hij was den voorleden nagt zeer ijlhoofdig geweest: zijnen pols deedt dezen morgen ioo (lagen. Ik fchreef voor. » # Iulap. Acid. unc tv. Pulv. Cort. Peruv. dr. ij. M. Cap. cochl. i. alternis horis En belaste dat men hem tegens den nagt twaalf gteinen van het Pulv. Eccoprot. zoude ingeven. Achflen dag. Hij hadt een zeer rustelozen nagt doorgebragt: zijn pols was fwak, en deedt u8 (lagen: bij vlagen was hij buiten zijn verftand, plukte pp de dekens; en men ontdekte verfcheide Petecliia op zijn lighaam. Zijn drankje wierdt weder ver¬ nieuwt, en zijn ppeder als voren tegens den nagt. Hij bleef tot den veertienden dag genoegzaam in. den zeiven ftaat, gebruikte zijn geneesmiddelen niet te min gezet waar na de koors hem verliet, maar hij behieldt eenen lastigen hoest. Den vijftienden dag der ziekte nam den hoest fterk toe, waar om hem het olieachtig drankje, met het Elix. Paregor voorgefchreven wierdt. Den hoest verliet hem op den agtienden dag; zijnen eetlust kwam weder, en hij herftelde fchielijk tot zijn vorige gezondheid, VII.  over KOORZEN. enz. 245 VII GEVAL Richard Ycoman, oud zeven jaren, wierdt den 1$ Ofcober in de zieke beurs aangenomen; woonde in een nauw gangje bij de kaai. Zijn zuster herftel- de even uit een heete koors, en eenige andere lijders door de zieke beurs verzorgt, lagen in het zelve huis ziek. Hij was buiten verftand; zijn pols deedt 140 flagen in een minut,* zijn vel was heet en droog en zijn aangezigt gloeijde; hij hadt geenen hoest maar zijn ademhaling was kort en moeilijk: hij was hardlijvig. Het zesde gedeelte van een grein van den braak wijnfteen , wierdt voorgefchreven alle uuren te worden ingegeven. Vierden dag. Hij fweete des nagts, maar het Spiesglas poeder bragtgeen andere ontlasting voort. Des middags was hij bij zijn verftand, en zijn pols deedt 130 flagen; en men liet met het gebruik der genees.middelen voortgaan. Vijfden dag. Zijn pols deedt 1 to flagen, zijn tong was wit en beladen \ en hij was volkomen bij zijn zinnen. Hij verlangde dun bier te mogen drinken 't geen hem voor zijnen gemeenen drank wierdt toe» ftaan. Zesden dag. Zijn koors bleef aanhoudende, en zijn pols was geer zagt. Ik beval dat men de vensters zoude open houden, en hem alle twee uuren i 4 een  146* W A A R N E E M I N G E N een lepel vol van het koorsbast-drankje in zm geven, en om dat hij hardlijvig was, een gifc van het Pulv. Eccoproticus tegens den nagt. Acht [ten dag. Hij was zeer koorzig, en tegens den avond buiten zijn verftand. Geen/afgang gehad hebbende onaangezien hij \ avonds te voren een weinig Calomel gebruikt hadt, liet ik hem een aftrekzei van zenebladen lepelswijze gebruiken; en na dat dit zijn uitwerking verrigt hadt, liet men hem met het gebruik der koorsbast voortgaan. Tienden dag. Hij hadt des nagts wel geflapen. Des middags was zijn vel klam, zijn pols deedt 100 flagen en zijn tong fcheen zuiver. Men ontdek¬ te een aantal gierstachtigen uitflag over zijn hais en borst. Hij bleef met het gebruik van den koorsbast voortgaan, den gierstachtigen uitflag verdween; maar zijn vel bleef op 't gevoel zeer rouw. Den zestienden dag was hij geheel vrij van koors, en zijnen eetlust begon zig te herftellen. Op den negentienden was hij zo wel, dat ik het onnodig d.igt hein verder te bezoeken. VIII. GEVAL. Nicolaas Hanfon, zeventien jaren oud, digt bij de kaai wonende, wierdt den 23 Oélober in de zieke- beurs  over KOORZEN. enz. 14*7 beurs aangenomen: hij hadc her? bed reeds zedert tien dagen gehouden; gedurende welke tijd hij genoegzaam altijd buiten vefftand was geweest, en zeer met eenen hoest geplaagt. Zijn pols deedt maar 100 flagen in een minut, en die, zeer fwak; zijn oogen ftonden droevig; zijn flapen met een klam fweet, en zijn keel meteen fprouwachtige korst overdekt; echter flikten hij zonder moeite. Zijn borst was vol Petechice, en hij was gedurende eenige dagen hardlijvig geweest. Ik fchreef eenen gorgeldrank voor, om zijn monden keel te wasfchen; en beval dat men hem alle twee uuren twee lepels vol van het volgende drankje zoude i ngeven. Q Mixt. Peruv, unc. yüj. Pulv. Rhei Scrup. ij. M. Elfden dag. Hij hadt den ganfehen nagt zeer geraasdkald, en fterk gehoest. Zijn tong en tan¬ den waren dezen morgen fwart, en hij hadt een dunnen afgang. Ik fchreef voor dat men hem een drachma van de koorsbast zoude ingeven, zo lang zijn maag zulks maar verdragen wilde. De drie volgende dagen, gebruikten hij daaglijks anderhalf ons der koorsbast. I 5 Op  i48 WAARNEMINGEN Op den veercienden vond ik hem, na een rusteloze nagt doorgebragt te hebben , in een diepen (kaptwaar in ik beval hem niet te ftooren. Op den vijftienden was zijn vel koel, zijn tong zuiver, en zijnen pols deedt maar 70 flagen: hij klaagde over eenen moeilijken hoest, en pijn in zijn keel, welke niet te min, op het onderzoek volmaakt gezond fchenen. Men hielde met het gebruik der koorsbast aan. Weinig dagen daar na verdween den hoest geheel, zonder daar eenige geneesmiddelen toe voor tefehrijven. Zijnen] eetlust en krachten keerden weder, en ik verzogt hem den vijfden November voor zijn verzorging te gaan bedanken. IX. GEVAL, L Dikfon, oud dertien jaren, lag in dezelve kimer met haar fwager; den lijder, wiens geval ik zo even verhaalt heb. Zij wierdt op den 13 November, zijnde den tienden dag van haar ziekte in de zieke beurs aangenomen. Haar oogen ftonden fwaar,- haar tanden waren fwart; en men ontdekte Petechi unc fem. Sp. Vitriol. q. f. ad gratam aciditatent. M. Dertienden dag. De keel was beter; maar de overige toevallen waren als gisteren. Veertienden dag. Zij hadt den voorgaanden nagt wel gerust: haar tong fcheen dezen morgen zuiver; den hoest was matig, en haar fpraak natuurlijk; de fubfultus téndinum waren verdwenen; en haar pols deedt 100 vrij geregelde Hagen. Ik liet haar drankje wederom vernieuwen, maar liet daar nog eens zo veel van de koorsbast in doen. Vijftienden dag. Zij hadt des nagts wel geflapen ; en haren pols was dezen morgen minder rad, dan in den gezonden ftaat: haar drankje wierdt wederom vernieuwd. Haar genezing wierdt voor een dag of drie vertraagt, door een braking die zij kreeg, zonder eenige mislijkheid. Zij was zeer graag in 't eeten, terwijl haar maag zeer fwak was; men verzogt haar matig te eten, en drie maal des daags eenige weinige droppen van het Elix Vitrioli te nemen. Den een en twintigflen verliet haar het braken ganfchelijk, en zij herftelde fpoedig tot haren vorigen welftand. X,  over KOORZEN. enz. 151 X. GEVAL. Maria Lamhlij,. oud vijf en vijftig jaren, en van een teder lighaamsgeflel , wierdt na gedurende een maand met een lichten hoest gekwollen te zijn geweesc door een koude rilling overvallen , welke gevolgt wierdt door een geweldige hoofdpijn en een flcekte in haarzijde, dit gebeurde drie dagen voor dat ik haar bezogt. Zij woonde in een nauw gangje bij de kaai; en was door 't bezoeken van zieken veel aan beimetting bloot geilek geweest. Een briefje voor de zieke beurs gekregen hebbende, bezogt ik haar voor de eerde maal op den 24 Oclober. Haar pols deedt 112 flagen in een minut, en wasklijn, fwak en dobberende-, zij klaagde óver geweldige hoofdpijn, hoeste veel, en de fleekte bleef aanhoudend: maar haar krachten waren zo vervallen, en zij was zo flauw, dat ik niet wagen dorst om een aderlating voor te fchrijven: ik liet derhalven alle drie uuren een vierde van een grein van den braakwijnfleen in nemen, en twee lepels vol van het fperma coeti drankje; en liet een fpaanfche vlieg op de zijde leggen. Pierden dag. Zij braakte een merkelijke me¬ nigte gals en kreeg door de fpiesglas middelen twee afgangen, welke haar zo veel verligting aanbragten dat zij de fpaanfche vlieg niet gebruikte. Des mid-  i5* WAARNEMINGEN middags deedt haar pols 100 flagen, de fteekte was verdwenen, maar zij klaagde fterk over krimpingen in de ingewanden: men ging voort met het gebruik der geneesmiddelen; en men liet haar* toe wijn wei voor haren drank te gebruiken. Vijfden dag. Zij was hardlijvig, en klaagde Over een pijn in haar maag en ingewanden. I la¬ ren pols deedt 100 flagen , en de hoofdpijn bleef met evenveel geweld aanhouden; ik liet een fpaanfche vlieg agter ieder oor léggen, en alle twee uuren twee lepels vol van het volgende drankje in geven. # jftilap. Salin. unc. vj. Pulv. Rhei. dr. i. M. Zesaen dag. Een roden uitflag wierdt er op' haar borst ontdekt, die met eenige vlakken als Petechiis vermengt was; haren pols was zagt en zeer fwak ; zij hoesten dikwijls hadt geen pijn, maar een fpanning in haar ademhaling. Drie lepels vol van het afkookzel der koorsbast, wiefden voorgefchreven alle twee uuren gebruikt te worden. Zevenden dag. Zij hadt dezen dag verfchei¬ de afgangen: toen ik haar des avonds bezogt, was zij ongemeen fwak, en haar tong was droog en fwart. Ik fchreef voor om tegens den nagt twaalf greinen van het Pulv. i »  over KOORZEN. enz. 153 Pulv. Dover, in te geven, en met het gebruik der koorsbast voorttegaan. Agften dag. Zij hadt des nagts wel geflapen; was des morgens in een matig fweet, en den afgang hielde op. Met het gebruik der geneesmiddelen wierdt aangehouden. Negende dag. Zij hadt drie galachtige afgan¬ gen gehadt, hadt eenen zeer rusteloze nagt door gebrag en zotmijds buiten verftant geweest. Des mid¬ dags deedt haar pols 118 flagen, zij hadt ligte fubfult téndinum; hoeste, en piepte fterk, ademhalende. Den uitflag was bij naar verdwenen. Men liet haar meer wijn gebruiken, met het afkookzel der koorsbast voort gaan, en het Pulv. Dover, tegens den nagt. Tienden dag. Haar ademhaling was nu zeer moeijlijk, haar pols was zeer rad en dobberende. Een drankje met het Acet. Scill. wierdt voorgefchreven, en een fpaanfche vlieg tusfehen haar fchouders gelegt. Elfden dag. Den hoest was minder; maar de fubfultus téndinum en raaskal!ingwaren zeer fterk, en de Petechice talrijker. Ik fchreef voor alle twee uuren vier lepels vol van het afkookzel der koorsbast met Oxijmel Scill. in te geven. Twaalfden dag. Zij raaskalde nu onophoude¬ lijk» haren pols was zeer gevallen, zij hoesten dikwijls  154 WAAR N EMINGE N wijls, maar wierp niets uit, Een halve drachma der koorsbast wierdt ieder rijze met het afkookzel in gegeven. Dertiende dag. Zij hadt den vorigen nagt haren afgang en water ongevoelig laten aflopen. Haar pols deedt dezen morgen 120 swakke flagen ; zij hadt onophoudelijke ftuipagtige kramptrekkingen in haar aangezigt; en haren hals en borst waren vol met een witten gierstachtigen uitflag. Wijl zij buiten ftaat was de koorsbast te gebruiken, voorfchreef ik fterke wijn wei met Citroen zapgezuurt en een hertfterkend drankje met een weinig Oxijmel Sèilï. Op den zeventienden dag waren haar handen, armén, en haar ganfche lighaam overdekt met een witten gierstachtigen uitflag ; haar ademhaling was piepende en ratelende; en men ontdekte een verfterving op haar heup. Zij was in geen vierdagen in ftaat geweest eenige geneesmiddelen in te nemen, Des avonds omtrent zeven uuren wierdt haren linker arm door een windzugtige fwelling aangedaan, en zij ftien 'snagts ontrent twaalf uuren. XI G E V A L Richard Wilks , oud vijfendartig jaaren, hadt ontrenr veertien dagen voor dat ik hem bezogt, vijf dagen aan een koors gelegen. Den 15 October kreeg hij  over KOORZEN. enz. 155 hij op nieuws een koude rilling, welke met de gewone tekenen van een heete koors gevolgt wierdt; en op den 27 wierdt hij in de zieke beurs toegelaten. Hij klaagde over een groot verval van krachten; zijn pols was klein en rad; zijn tong heilagen; hij hocstefterk; en was zeer geesteloos. Ik fchreef hem het vol¬ gende braakmiddel voor. * Pulv. Ipecac. gr. xij. Tart. Emetic. gr. i et fem. Aq. Putce unc. i. M. De drie voorgaande nagten geen rust genoten hebbende, beval ik tegens den nagt twaalf greinen vanDaver's poeder in te geven. Vierden dag. Hij hadt gister avond een mer¬ kelijke menigte gals gebraakt, en vier afgangen gehad. Zijn pols deedt dezen middag 100 flagen, en was ongemeen fwak. Hij klaagden over hoofd¬ pijn , draijingen, en over eenen bitteren fmaak in zijnen mond. Ik fchreef hem aahftonds twee fcrupels en een half van het Pulv. Eccoprot. voor. Des avonds kreeg hij drie ftinkende galachtige afgangen; zijn koors was matig, maar hij was gansch wanhopig van zijn herftel. Ik liet hem tegens den nagt het volgend drankje ingeeven. K 9,  j56 W A A R N E M I N G E N b. Pulv. Dover. Setup. i. Antimonial. gr. iij. Aq. Pura unc. i. M. Den wijn wierdt toegelaten vrij te gebruiken Vijfden dag. Hij was zeer ijlhoofdig gedurende den nagt geweest: maar was in den morgenftond in een zagt fweet; zijn vel was gematigd, zijn pols deedt 100 flagen, en zijn water liet een dik zetzel doorzinkcn. Ik fchreef voor alle twee uuren twee lepels vol van het koorsbast drankje in te geven; en het laast voorfchreeyene drankje in geval den buikloop weder kwam tegens den nagt. Zesden dag. Hij hadt gister nademiddag drie afgangen gehad, en dezen morgen eenen. Des middags klaagden hij over een pijn in zijn maag, maar zijn pols deedt maar oa flagen. Het koorsbast drankje wierdt vernieuwd en het voorgemeld drankje wederom tegen den nagt ingegeven. Zevenden dag. Hij hadt 's nagts geijld: hadt dezen morgen verfcheide afgangen; en klaagde over persfingen, en pijnen in zijn ingewanden. Ik liet hem een gift Rhabarbdr ih wat van het zoute drankje toedienen, en met zijn voor gemelde geneesmiddelen aanhouden. De pijn in zijn ingewanden was de volgende dagen mak-  over KÖORZEN. enz. 157 rmklijker; hij ruste des nagts redelijk wel, en den, buikloop was matig; nier te min bleef hij nog beftendig in het begrip dat zijn herftelling 'onmooglijk was. Zijn tanden wierden op den tienden dag fwart en beladen; zijn vel was heet, maar zijn pols deedt maar 84 flagen. Den elfden dag fweeten hij fterk, zijn pols deedt 100 flagen, en hij was zomtijds buiten zijn verftand. ? Den twaalfden dag deedt zijnen pols 100 flagen; zijn oogen ftonden wild; en hij liet verfcheide malen zijnen afgang die zeer rottig was, ongevoelig aflopen, die door krimpingen in ds ingewanden voor afgegaan wierden. Ik fchreef een braak middel voor, en daar na het aftrekzei der koors bast, met Tinei. Thebak. De drie volgende dagen bleven gemelde toevallen aanhouden, of fchoon hij behalven het aftrekzei der koors bast, alle drie uuren brokjes met Ipecacuanna innam. Zijn borst en zijdens waren den vijftienden dag vol met een witten gierst achtigen uitflag. Den zestienden was zijn buik gefpannen, zijn tong fwart, en den rottigen buikloop bleef aanhoudend, hij kreeg den hik, en raakte buiten ftaat iets meer te konnen innemen. Deu zeventienden vvierden de bekleedzelen van den K 2 buik  ,5S WAARNEMINGEN bnik blauwachtig, zijn ledematen wierden koud en hij ftierf des avonds. XII. GEVAL. Elifabet Johnson, oud twintig jaren, wierdt den .25 October in de zieke beurs aangenomen. Zij hadt reeds tien dagen aan de koors en buik loop ziek gelegen. Haren pols deedt 100 fwakke flagen; haar tong was droog, haar tanden beladen, haar oogen ftonden droevig, en haar verftant was bedwelmt. Ik fchreef voor alle twee uuren twee lepels vol van het koorsbast drankje met eenige droppen van de TintJ. Thebaic. in te geven. . Elfden dag. Zij hadc des nagts fterk geijld, en hadt een ligte bloeding uit de neus gehad. Des morgens was den buikloop matig, maar zij klaagde over den hik; het drankje der koorsbast wierdt vernieuwt, maar zonder Laud. Twaalfden dag. Er was geen onderfcheid van eenig aanbelang te ontdekken. Om dat haar maag de koorsbast niet fcheen te willen verdragen, liet ik haar alle twee uuren vier lepels vol van het aftrekzei daar van in geven. . JJertlenden dag. Den hik was minder maar de koors en ijlhoofdigheid bleven voortduren. Veertienden dag. Den hik was verdwenen; zij  over KOORZEN. enz. 159 zij was bij haar kennis, haren pols deedt maar 80 (lagen ; maar zij was zeer zwak. Men gong met het aftrekzei der koorsbast voort. Vijftienden dag. Den hoest vóórhaar nu zeer vermoeijend zijnde,fchreef ik het fperma cceti drankje met Elix Paregoric voor. Zestienden dag. Zij fliep 1 bijna aanhouden¬ de. Zeventienden dag. Zij kreeg den hik weder¬ om, haar tong bleef bij aanhoudendheid droog; zij was zeer flaperig eu wezenloos, en wanneer zij opzat fchudden haar hooft. Zij hadt eene geneigtheid tot braken. Haar pols deedt maar 60 flagen, en haar vel was matig. Ik fchreef een zagt braakmiddel voor: en een aftrekzei van kruizemunt met wat geest van Salpeter, voor haar gemeen drinken; en liet haar toe zo veel wijn te gebruiken als zij begeerde, Den hik vertoonden zig zomtijds noch gedurende drie dagen lang, niet te min fliep zij bij tusfchenpozen veel; nam echter het aftrekzei der koorsbast gewillig wanneer haar zulks aangeboden wierd. Den twee - entwintgflen klaagde zij flerk over den hoest, Den trek tot eten begon weder te ko¬ men. Den zcvenencwintigften was zij in ftaat om door de kamer te wandelen, en van die tijd af aan herftelden haar gezontheid en krachten trapswijze' K 3 Tiveisi  i6o WAARNEMINGEN Twee zusters dezer lijderes lagen gelijktijdig aan de koors: dejongfte, tien jaren oud, hadt eenen hoest, ijlhoofdigheid, en buikloop : zij gebruikte de koorsbast als. voorfchreve, en [was den agtienden dag herfteld. De oudfte, zeventien jaren oud, hadc behalven de bovegemelde toevallen, een pijn in haar borst, ligte fteektens een piepende ademhaling, en een menigte gierstagtigen uitflag. De koors ver¬ dween door dezelve middelen op den agtienden dag-, maar zij was door de ziekte zodanig uitgeput, dat het verfcheide weken duurde voor dat zij tot haren gewonen ftaat van gezondheid herftelde. XII. GEVAL, Thomas Lillie, oud agt jaren, in een gangje bij de kaai wonende, had reeds zes dagen aan een koors gelegen , zijn pols deedt 120 flagen, de werking der bloedvaten was zeer fterk, en hij hadt alle avonden een verheffing van koors met ijlhoofdigheid verzelt. Ik fchreef het fpiesglas poeder voor, om daar van alle twee uuren twee greinen in te nemen. Zevenden dag. Zijn tong was hoornagtig, zijn vel zeer heet, maar de hevigheid van den pols was door de fpiesglas poeders, merkelijk vermindert, die hem agt ftoelgangen verwekt hadden. Ik fchreef voor dat men hem het aftrekzei der koorsbast, zo  over KOORZEN. enz. < 161 zo dikwijls, en zo veel zonde geven, als zijn maag zulks verdragen wilde. Achtfien dag. Hij hadt des nagts fterk geij-lc. Zijnen pols deedt dezen morgen 120 flagen. Zijnen hals en borst waren met een roden gierstachtigen uitflag overdekt, en hij hoeste dikwijls zeer fwaar. Het aftrekzei der koorsbast wierdt herhaalt, dat met een ontbinding van fpernia coeti verzagt wierdt. Negenden dag. Men ontdekte weinig veran¬ dering. Den tienden, was den hoest maklij ker, hij was volkomen bij zijn kennis, en zijnen pols deedt 118 flagen , maar den uitflag bleef even rood. Twaalfden dag. Zijn pols deedt 1 ao flagen , zijn tong was.droog en bruin, en hij hadt een beflendige walging. Ik fchreef een braak middel voor, en liet met de koorsbast aanhouden. Veertienden dag. Hij hadt 's nagts wel geflapen. Den uitflag fcheen nu doffer van kleur ea begon af te fchilferen. Vijftienden dag. Hij was geheel vrij van koors; maar den hoest was zeer vermoeijende, waarom ik hem het drankje met Sperma coeti en Elix. Paregoric. yoorfchreef. Vijf dagen daar na verliet hem den hoest, en hij herftelde fchielijk tot zijn vorige gezondheid. t 4 XIV;  lós WAARNEMINGEN XIV, GEVAL. Thomas Boag, oud vijftien jaren, woonde in een naauw gangje bij de kaai, wierdt den 25 November in de ziekebeurs aangenomen. Hij was door zijn moeder befmet geworden, welke, hare ziekte aan de natuur toebetroud hebbende, daar aan was overleden: en hadt met twee van zijn broeders, die reeds begonden te herftellen, in dat zelve bed gelegen : het was nu reeds aen zevenden dag zijner ziekte: zomtijds was hij buiten kennis; zijn pols deedt 120 flagen; en zijn vel was met eenen gierstachtigen uitflag, metPöiechia doorzaait, overdekt: hij was hardlijvig , en klaagde over dorst en hoofdpijn. Ik liet de vensters open houden, liet hem dunne bier voor zijn gewonen drank, en wijn in zijn voedzel gebruiken. Beval alle twee uuren twee lepels vol van het koorsbast drankje, waar in een weinig Rhabarbar gedaan Was, in te geven. Achtfien dag. Hij hadt eenigen nagtrust gehad. Des middags was zijn pols fterker, deedt 115 flagen in een minut, en hij klaagde over eenen ketelenden hoest. Twee afgangen gehad hebbende, liet men met het koorsbastdrankje zonder Rhabarbar voortgaan. Negenden dag. Hij was 's nagts buiten kennis geweest. In den morgenftond deedt zijn pols 104, flagen, en hij hoesten dikwils, Tkm  over KOORZEN. ent. 163 Tienden dag. Zijn pols deedt maar 90 flagen. Wederom hardlijvig geworden zijnde, wierdt het koors* bast-drankje' met Rhabarbar herhaald. Elfden dag. Zijn pols deedt 92 flagen; den gierstachten uitflag begon te verdwijnen; maar zijn oogen waren met bloed belopen: hij klaagde over pijn in zijn keel en was hardlijvig. Vier oneen van de koorsbast zedert mijn eerde bezoek ingenorren hebbende, liet ik die minder gebruiken, en een brokje met Calomel. tegens den nagt in nemen. Dertienden dag. Na eenen zeer rustelozen nagt, vond ik zijn pols maar 72 flagen te doen, en zijn tong zuiver en vogtig, Den hoest hadt hem verlaten, maar hij klaagde noch over ongemak in zjjn keel, of fchoon er die volmaakt wel uitzag. De vier volgende dagen zeer fwak en flap zijnde; ging hij voort met dagelijks een half ons der koorsbast in te nemen. Den twintigden was hij zo wel dat ik het onnodig achte hem verder te bezoeken; en een week daar na, bedankte hij voor zijne genezing, XV. GEVAL. David Patterfon, een horlogiemaker, oud zes en dertig jaren , woonde in een nauw gangje in de nabijheid van de kaai, wierdt den 30 November, zijnde den negenden dag zijner ziekte , in de ziekebeurs aangenoK $ wen.  jó*4 WAARNEMINGEN men. Hij lag in een bedwelmtheid van zinnen, met fubfultus téndinum, maar (prak tusfehen beide verftandig. Zijn pols was reeds gevallen, was hard- Üjyig, en hadt eenen Herken hoest. Ik fchreef poeders met den braak wijuftcen voor, en na dat die gewerkt hadden, beval ik hem alle twee uuren twee lepels vol van het koorsbastdrankje in te geven. : Tienden dag. Men kon geen wezentlijke verandering gewaar worden ; hij bleef noch hardlijvig, hadt iets van, het koorsbast-drankje gebruikt, 'maar door een misverftand waren de fpiesglaspoeders blijven leg»gen. Ik belaste die aanftonds te geven tot zo lang die een braking te weeg bragten. EJfden dag. Hij hadt door de poeders twee maal gebraakt, en eens dun afgeweest. Zijn pols deedt des morgens 100 fiagen, hij bleef ijlhoofdig, fterk fteunende, en zijn tong was droog. Het koorsbast drankje wierdt vernieuwd, i Twaalfden dag. Hij was ongemeen ijlhoofdig en woelende geweest gedurende den nagt: hadt de? ?en morgen een volkome verpozing der koors, en was vrij van eenige fubfultus téndinum: . hef koorsbastdrankje wierdt herhaald. ■ Den veertienden dag was hij vrij van alle koors maar bleef tot den negentienden zeer fwak. Hij hieldt met het gebruik der koorsbast, drie of vier maal daags aan, en was,weinig dagen daarna geheel herfteld. t XVI,  over. KOORZEN. enz-. i6$ XVI. GEVAL. Kort na dat bovengemelde lijderherfteld was, wierden drie zijner kinderen door een koors bevangen, Zijn oudfte dochter, dartien jaren oud, was van den beginnen, behalven ijlhoofdigheid, en tekenen van fwakheid, met hoest en fpanningen in de borst aangedaan. Haar vel was den agtften dag gemarberd, en er vertoonden zich menigvuldige Petechice; en hare amandelen waren met een fprouwachtige korst overdekt, In den beginne wierden de fpiesglas middelen voorgefchreven, en daar na een ruim gebruik der koorsbast, bederf tegengaande gorgeldranken , wijn , en rijpe Vruchten; door welke middelen de koors haarden vijftienden dag verliet, en zij trapswijze herftelde. De andere twee kinderen hadden de koors veel zagter, en wierden door een zoortgelijke behandeling fpoedig herfteld. XVIL GEVAL* Johanna Tomfon, oud zestien jaren, wierd den 9 December zijnde den veertienden dag harer ziekte in de zieke beurs aangenomen. Ik wierd onderrigt dat zij reeds agt dagen geleden zonder verftand gelegen hadt. Haar pols deedt 120 zeer fwakke (lagen: haar tong en tanden waren fwait, en hare kaken bloosde  i66 WAARNEMINGEN de haar vel was zeer droog zij was hardlijvig; en was zeer gevoeleloos. Ik fchreef vooralle twee uuren een vierde van een grein van den braakwijnfteen in te geven tot zo lang dat het een merkelijke ontlasting te •weeg bragt. Vijftienden dag. Zij hadt verfcheide galachtige afgangen gehad: was des morgens noch even ijlhoofdig, en fcheen haar moeder niet te kennen; en lag bijnaar met onophoudelijke fubfultus téndinum. Twee lepels vol van het koors bast drankje, wierden voorgefchreven , alle twee uuren in gegeven te worden. Zestienden dag. Zij hadt gedurende den nagt veel ge fweet, en fliep tegens den morgenftont gedurende eenige uuren, onaangezien ik zedert mijn eerfte bezoek , de vensters gedurende den dag van tijd tot tijd hadt laten open houden, en fchoon zij niet als koud drinken gebruikte, was haren hals, borst, en zijden met eenen witten gierst achtigen uitflag overdekt. Het koors bast drankje uit/gebruikt zijnde, liet ik zulk herhalen. Zeventienden dag. Haar ijlhoofdigheid bleef voort duren, maar haar tong wierdt aan de randen vogtig, den hoest was bij naar verdwenen, en zij ging voort met het gebruik der koors bast. In den morgen¬ ftond ontlaste zij eenen groten worm, Ik liet het koors bast drankje herhalen. jlchtienden dag. Zij was in den voor nagt zeer ras-  c9ver KOORZEN. enz. 167 rusteloos geweest, maar fliep in den morgenftond verfcheide uuren zeer bedaard. Haar pols deedt 84 flagen, haar vel was matig warm, en den gierstachtigen uitflag bij naar geheel verdwenen; maarzij bleef noch zeer doof, en tusfehen beide ijlende: haar drankje wierd vernieuwt, en wijl zij hard lijvig was wierdt haar een brokje met Calomel. tegens den nagt in te nemen , voorgefchreven. Negentienden dag. Gedurende den nagt was zij wezenloos, hoeste veel, maar wierp niets uit als ivat flijm. Haar pols deedt des morgens maar 76 fla¬ gen , haar vel hadt een matige warmte; maar zij bleef ftceds in een prevelende ijlhoofdigheid. Men ging voort met het gebruik der koors bast. De vier volgende dagen fliep zij bij naar beftendig, wijl zij een grote menigte van de koors bast gebruikt hadt, wierdt haar moeder belast haar niet te ontrusten. Of fchoon zij geen koorzige hitte, noch de minfle radheid in den pols meer hadt, was zij tot den vier en twintigflen dag met vlagen buiten kennis. Den vijf en twintigflen begon'haren eetlust weder te komen; maar bleef noch eenigzints doof. Den agt en twintigflen was zij in ftaat op te zitten; en van dezen tijd af aan, herftelden zij fpoedig, en kwam tien dagen daar na mij aan mijn huis hartelijk dankzeggen voor mijn verzorging. XVIII.  i6S WAARNEEMINGEN XVIII. GEVAL. Maria Law, oud negentien jaren, in een nauw gangje bij de kaai wonende, wierdcden 19December in de zieke beurs aangenomen zij hadt reeds twaalf dagen aan een koors met ijlhoofdigheid, en eenen buik loop verzelt, ziek gelegen; zij Was nu tot de uiterste fwakheid vervallen ,haar pols deedt 100 fwakke dobberende flagen ineen minut, haar tanden waren fwarc beladen, haar tong-hoornagtig, en haren mond van binnen met fwerem Zij hoeste fterk, hadt een reutelende ademhaling ; haar armen en borst waren met breede blauwagtigePetechics bedekt, dus hadt ik geen de minste verwagting van mogelijkheid om haar te herftellen. Ik fchreef een afvegende gorgel drank voor en het koorsbast drankje met eenige droppen Lauclan. om den buikloop te beteugelen: ik liet de veniters open houden, en haar rijkelijk met wijn onderfteunen. Dertienden dag. De Petechice hadden een erger verfchijning; den afgang niet te min geflopt; maar zij weigerde het koorsbast drankje in te nemen. Ik fchreef voor dat men haar alle uuren vier lepels vol ^oude ingeven van het volgende. # Infus. Cort. P-eruv. libr. j. Spir. Vitriol. ten. q, f. ad gratam aciditatem. M. Veer-  over KOOPvZEN. enz. 16$ Veertienden dag. Zij was beter bij haar zin¬ nen, en fcheen in allen opzigte beter. Boven gemeld mengzel , en den gorgeldrank wierden herhaald. Vijftienden dag. De Petechia ftonden doffer; zij hadt een ftuipuchtige beweging in de onderkaak, hoesten dikwils, maar' haren mond fcheen zuiver < de fweertjes bijnaar genezen, en haren pols deedt maar 100 vrij geregelde flagen. Een halve drachma van het poeder der koorsbast, belaste ik alle vier uuren in te geven , terwijl men bij tusfehen pozingen met het aftrekzei daar van voortging. Zestienden dag. Zij fcheen veel beter, hadt nu zedert gister een halve ons der koorsbast gebruikt behalven het aftrekzei, ik belaste dat men met deszeifs gebruik gezet zoude aanhouden. Zij bleef de twee volgende dagen genoegzaam in dezelve gefteldheid, alleenig dat zij doof wierdt, en dikwijls hoeste. Den twintigflen begonden de Petechia te verdwijnen, en hare tong wierdt zuiver en vogtig aan de randen. Op den twee en twintigflen was zij vrij van koors,maar hadt eenen afmattende hoest; ik fchreef haar hetfperina cceti drankje voor. Van dezen tijd af aan be¬ gon zij allengskens te beteren en den hoest verdween, maar het duurde tot den 10 Januarij 1778 voor dat zij in ftaat was om uit te gaan. Om  i7© WAARNEMINGEN Om de natuur der ziekte onder lijders die wel gehuisvest waren , en het voorregt van een goede levenswijze,, en de vroegtijdige geneeskundige verzorging konden hebben, voor te Hellen, zal ik deze afdeling met de twee volgende gevallen befluiten :, welke ik uit andere die mij in den bijzondere loop mijner genees oefening zijn voorgekomen, uitgezogt heb* XIX GEVAL juffrouw oud elf jaaren in een kost fchool te Newcasle wonende, hadt reeds nege dagen aan de koors gelegen. Zij was in den beginne door den Heer Ingham ter ader gelaten hadt eenige fpiesglas middelen en een zout drankje gebruikt. Een opkomende buikloop , haar omftandigheden Verontrustender makende, wierdt Doftorj8/w«geraadpleegt die haar een Mixt Abforb.een fpaanfche vlieg tusfehen de fchouders, en het afkookzel der koorsbast voorfchreef: laastgenoemd geneesmiddel fcheen haar maag echter niet te willen verdragen, en fcheen den buik loop te vermeerdei en. Ik wierdt den 29 September verzogt om haar met Doctor Brown des middags ten twaalf uuren te komen zien. Wij wierden onderrigt dat zij zedert den morgenftond verfcheide rtoelgangen hadt gehad, en dat zij merkelijk veel bloed uit haar neus verloren hadt ha-  ovér KOORZEN. enz. 171 hare -pols was zeer fwak en deedt iso flagen in een minut;haar gelaat was. wild, haar oogen ftonden fwaar hare tong was fwart, haar tanden beladen, en zij lag zonder kennis met fubfultus téndinum. Wij fchre ven een drankje van het afkookzel der koorsbast voor met het Gelat, ex amijlo en eenige droppen TinSt. Thebaic, om aanftonds in te nemen, en daar na zulke fterke giften van het aftrekzei der koorsbast met kaneel water bereid (*), als haar maag maar lijden wilde. Des avonds ten zeven1 uuren vonden wij haar volmaakt in dezelve gefteldheid als des morgens zij kon het drankje niet inhouden ; en het aftrekzei nu in gereedheid zijnde, raden wij zulks aanftonds te beproeven; en men liet haar zo veel wijn gebruiken als. zij maar drinken wilde. Tienden dag. Zij was des nagts zeer ijlhoofdig geweest, en de krankbewaarfter berigten ons tevens dat zij dikwijls op de dekens geplukt had. Zij hadt des morgens eenen dunnen afgang die zeer Hinkend was. Haar oogen ftonden dof, de fubfultus téndinum waren fterk; en haar pols waszagt, fwak en dobberende, offehoon zij veel roden wijn, en reeds een pint van het aftrckzel der koorsbast, dat zij heel wel verdroeg, gebruikt hadt. 's Middags kreeg zij een neus bloeding die flaauwte te weeg bragt. Men fchreef haar { ) Zie deszeifs bereiding voren bladz, 104 L  IJft WAARNEMINGEN haar TM?, Rofar. en roden wijn, van elks evenveel voor haren gemenen drank voor. Ten negen uuren des avonds kon men nog geen verandering-gewaar worden , als alleen dat de neusbloeding ophield, en den buikloop gematigder was; met de geneesmiddelen wierdt belast gezet voort te gaan. Elfden dag. Zij was gedurende den nagt flaapzugtig, en zomtijds raaskallende geweest: had: tegens den morgen eenen dunnen Hinkenden afgang gehad. Een fcrupelvan het poeder der koorsbast wierdt bevolen ieder reize met het aftrekzei ingegeven te worden. Haar pols was des avonds geregelder; zij nam den koorsbast maklijk; en hadt dezen dag maar twee afgangen gehad. Twaalfden dag. Zij was zeer flaapzugtig, maar antwoorde verftandig wanneer men tegen haar fprak. Zij hadt maar eenen afgang gehad: en haar pols op drie onderfcheide tijden van den dag onderzogt, kwam niet boven de 100 flagen in een minut. Zij ging met het gebruik der geneesmiddelen voort. Dertienden dag. Zij hadt gedurende den nagt veel geflapen; haar pols deedt des morgens niet meer als 88 flagen; haar-vel was van een gematigde warmte; en zij was volmaakt bij haar kennis; maar haar tong bleef fwart, en haar tanden beladen. Veertienden dag. Haar pols was vrij geregeld en  over KOORZEN. enz. 1*3 enzagt, deedt niet boven de 80 flagen, maar haar tong en tanden waren als gister, onaangezien die met het aftrekzel van rozen en roden wijn, dikwils fchoon gemaakt wierden. Met het poeder en aftrekzei der koorsbast wierdt voortgegaan. Vijftienden dag. Zij was gedurende den nagt raaskallende geweest: haar vel was dezen morgen heet en droog, haar pols deedt 100 flagen, en zij lag nu in een prevelende ijlhoofdigheid. Haren rug, was ter plaatze daar men in den beginne van naaf ziekte de fpaanfche vliegen geplaatst hadt, omftoken, zeer pijnlijk, en etterde flerk. Zij kreeg dezen dag drie afgangen, en haar koors verhefte zig fterk tegens den avond. Men liet haar tegens den nagt een drankje met eenige droppen van den Fin Jpecacuan. en Tittel. Thebaic. in geven, en met de koorsbast voortgaan als voren. Zestienden dag. Des morgens hadt zij een neusbloeding: haar tong was droog, fwart, en aan de randen met fwcery'cs bezet. Des avonds raas¬ kalde zij wederom, maar haar pols bleef vrij geregeld. Zij nam het aftrekzei met genoegen, maar weigerde het poeder der koorsbast meer te nemen. Wederom eenen dunnen afgang gehadt hebbende, wierdt het rustmiddel herhaald; en wijl haar den roden wijn begon tegen te ftaan, liet men haar ouden r^.chen wijn met water voor haren ge menen drank gebruiken. L 2 Ze-  J74 WAARNEMINGEN Zeventienden dag. Zij hadt gedurende dezen nagt wel geflapen; en wij hadden het genoegen te vinden dat haar pols dezen morgen maar 80 flagen ineen minut deedt, dat hare oogen haren luister weder gekregen hadden; en dat zij trek tot voedzel kreeg. Met verwondering vonden wij haren pols des avonds 120 flagen te doen, en alle andere tekenen der koors vermeerdert: hier onderzoek naar doende, vonden wij dat zij haar zelve vermoeijd hadt, door met een bode die van haren vader gekomen was, te praten: wij fchreven dierhalven om den drift der geesten te bedaren , een rustmiddel voor, om tegens den nagt in te nemen. Agtienden dag. Zij hadt eenen zeer rustelo- zen nagt doorgebragt, en geijld: haar borsten zijden waren des morgens, onaangezien deur en venfters van haar vertrek, zo lang ik haar bezogt hadt,van tijd tot tijd waren open gehouden geweest, met eenen witten gierstachtigen uitflag overdekt: het binnenfte van haar lippen, haar keel, en Fehtm pendulum palati met fprouwachtige fweertjes overdekt, en haar pols deedt iao flagen. Wijl zij de laaste twee dagen wei¬ nig koorsbast gebruikt hadt, bevolen wij het aftrekzei fterker te geven, wijl haar maag het poeder niet verteren wilde. Negentiende dag. Haren mond en keel fchenen erger, haar pols deedt 120 flagen en den gierstachti- gea  over KOORZEN. enz. i/5 gen uitflag was menigvuldige**. Wij fchreven eenen gorgel drank met Mei. Rofar. en fp. feil. Martn voor, lieten met het aftrekzei der koorsbast voortgaan, en wijn wei met citroen zap gezuurt, voor haren gemenen drank gebruiken. Twintigsten dag- Was het het zelve als daags te voren. Ik gaf haar °s morgens een fcrupel van het poeder der koorsbast met het aftrekzei in, 't geen zij binnen hieldt; en hier mede wierdt den ganfehen dag door, gezet voort gegaan. Een en Twintigflen dag. Des morgens hadt zij een verpozing van koors; maar die verhefte zig wederom tegens den avond. Men gaf haar wederom Rijnfchen wijn met water voor haren gemenen drank, die zij voor de wijn wei verkoos. Twee en Twintigflen dag. Zij was vrij van koors de keel fcheen zuiver, en den gierstachtigen uitflag begon af te fchilferen. Drie en Twintigflen dag' Haar vel was nu koel haar pols natuurlijk, maar was met een klein hoestje geplaagt, en tot den laagsten trap van fwakheid vervallen. De koorsbast wierdt voortgebruikt. Vier en Twintigflen dag, Zij zat een uur op en begon trek tot voedzel te krijgen: haren rug daar de fpaanfche vlieg gelegen hadt, Was nu bij naar genezen, Ik liet het poeder en 't aftrekzei der koorsbast nu maar driemaal des daags gebruiken. L 3 Ha-  176 WAARNEMINGEN Haren hoest was de vijf volgende dagen zeer' lastig,, waarom men haar een drankje met Sperma coeti enhcz Elix. Paregoric. tegens den nagt voorfchrcef. Zes dagen daar na vertrok zij naar haar vader, die meer dan 60 mijlen van Newcastle woonde, en of fchoon zij zeer fwak was, volbragt zij die rijs in drie dagen, ik had het genoegen berigt te worden, dat zij tot haar gewone gezondheid en krachten fchielijk herftelde. XX. GEVAL. De Heer , oud twiniig jaren wierdt na gedurende een week onpasfelijk te zijn geweest, op den 20 Öetöber door een koors aangetast j hij was in den beginnen door den HeerHawdon zijnen heelmeelter ter ader gelaten, hadt een braak en fweet middel, en eenige andere geneesmiddelen gebruikt. , ik wierd den 31 Oclober verzogt hem te komen zien; vond hem doof, en zeer vervallen; zijn pols deedt 104 flagen; hoeste dikwils; zijn vel was doorkenen gierstachtigen uitflag ruw, die nu echter begon af te, fchil'feren; en hij befweek wanneer men hem oprigte. Ik belaste dat men de lucht van tijd tot tijd door de, vensters zoude ververfchen, liet hem wijn en water voor zijn drinken geven, en drie lepels vol van het afkookzel der koorsbast, alle twee uuren. Twaalf  over KOORZEN. enz. 177 Twaalfden dag. Hij hadt den voorlede nagt zes afgangen gehad, waar van hij er eenen ongevoelig hadt laten lopen. Hij zag er dezen morgen wild uit, zijn pols was fwak, en zijnen hoest hol; ikheval dat men hem ieder rijs eenige droppelen Laudanum' met het afkookzel der boorsbast geven zoude, maar hij hadt het des avond-; nog maar eens ingenomen ,• hadt twee Hinkende afgangen gehad; zijn oogen ftonden ongemeen doods; den hoest was lastiger; hij liet zijn water ongevoelig aflopen,* zijn pols was gevallen, en er rolde groote droppelen fweet van zijn aangezigr. Ik liet een fpaansche vlieg tusfehen zijn fchouderen leggen, liet meer wijn gebruiken, en verzogt zijn zuster dat zij hem de koorsbast gezet ingeven zoude. Dertienden dag. Na dat hij zijn geneesmidde-» len hadt beginnen te gebruiken, was den.buikloopras geftilt, en hij hadt des nagts wat geflapen, hadt inden morgenftond een zagt fweet; zijn pols was geregelder en deedt maar 80 flagen in een minut, maar zijn borst was op nieuws met eenett gierstachtigen uitflag overdekt. Tien oneen van een fterk afkookzel der koors bast met dertig droppelen Laudanum gebruikt hebbende, Het ik de koorsbast door den dag in poeder, en des nagts het afkookzel gebrjiken. Veertienden dag. Hij hadt 's nagts fterk gehoest, overmatigd gefweet zomtijds met eenen hik gekwollen geweest. Toen ik hem .des morgens. beL 4 zogt  i;8 WAARN E MINGEN zogt lag hij te fluimeren, maar hadt een ftuipachtige beweging in; de onderfte lip. Des avonds deedt zijn pols 100 flagen, den hik was zeer vcrmoeijend, en zijn oogen ftonden hol in 't hoofd, ik liet met den koorsbast en wijn voortgaan. Vijftienden dag. Hij hadt des nagts wel geflapen i des middags was zijn pols fterker; hij hoorde beter; en waarfchoude om te wateren, dat ambervervigwas. Ik liet het afkookzel der koorsbast herhalen. Zeflienden dag. Hij deedt nu bij naar niets als fiapen. Zeventienden dag. Hij hadt den voorleden nagt vijf afgangen gehad, en zommige ongevoelig laten aflopen: zijn. pols was dezen morgen fwak, zijn gelaat was nog wilder, en fliep met halfgeflote. oogen. Ik liet alle vier uuren een brokje met anderhalf grein Ipecacuan in geven, en met het afkookzel der koorsbast voortgaan. Achtïenden dag. Hij deedt nu bij naar niets als. flapen: den .buikloop was matig, maar fweete onaangezien de vensters open gehouden wierden, onmatig; maar den hoest was bij naar verdwenen. De twee volgende dagen fliep hij veel: hardlijvig zijnde, wierdt hem een gift Rhabarbar voorgefchreven, Zijn water liet den twee ert twintigflen des avonds een dik wit zetzel doorzinken: ik liet met het koorsbast drankje voortgaan. Des anderdaags was hij geheel yrij  over KOORZEN. enz. 179 vrij van koors, fchoon ongemeen fwak, en van dezen tijd af herftelden hij trapswijze. Uit verfcheide gevallen zo wel in deze als in de voorgaande afdeeling, zal het klaar blijken, dat of fchoon men de lucht vrij toe laat, en de lijders koud drinken laat gebruiken, den gierstachtigen uitflag zig niet te min dikwils vertoond. Ik heb ook nooit ontdekt dat dezen uitflag als een fcheiding der ziekte kon worden betragt, maar die altijd als een teken befchoud: desgelijks kan ik mijn toeftemming niet geven aan de geneesheeren die ftaanden houden dat het altijd het gevolg van een te heet beftier is. V. Afdeeling. Van den voorfpoed der geneesoeffening% welke in de aanhoudende koorzen aangeprezen is, : Alhoewel men uit de gevallen die alreeds opgegeven zijn, zou konnen oordeelen over de nuttigheid der aangepreeze geneeswijze in aanhoudende koorzen , zal ik echter met oogmerk om deszeifs voorfpoed door het algemeene gevolg te bepalen, een verhaal geven van een evenredig getal van leiders welke herfteld zijn, tQt die welke daar aan overleden zijn. Om dit te doen zal ik mij zelf tot die gevallen van koorzen L 5 be-  180 WAARNEMINGEN bepalen, welke van de zieke beurs onder mijn zorg gevallen zijn; niet om dat ik daarin voorfpoedigergewees: ben, als in mijn bijzondere genees oeffening, maar alleen om het getal der gene die tot de weldadigheid der algemeene liefde gaaf toegelaten zijn geworden, en de uitkomst van haar ziekte, het zij die herftelde, of daar aan overleden, metgroter nauwkeurigheid kan bevestigt worden. \ ■ Zedert de eerfte oprichting van de Newcastelfche zieke beurs, is er een naauwkeurig dag verhaal van de namen, ouderdom, ziektens der leiders, en den uitflag harer gevallen gehouden,- haar briefjes tot aanneming worden mede zorgvuldig bewaart; dit. behelst een kort verflag van de tekenen van ieder ziekte van dag tot.dag, en van de uitwerking der aangewende geneesmiddelen. Uit het dag verhaal nu blijkt het dat er van den i October 1777. tot den 1 Oétober 1770. twee honden en drie lijders door aanhoudende koorzen aangetast, onder mijn opzigt gekomen zijn; van welke er honderd zes en negentig herfteld, zes geftorven zijn, en een om ongeregekheid weg gezon-< den is. I. Het eerste geval dat ongelukkig eindigde, is in de laaste afdeeling N 0. X verhandelt. Dit was een zamengeflelde koors met ontfteking der longen, welke het onbepaalt gebruik der koorsbast derhalven belette. II.  over KOORZEN. enz, 1S1 II Richard Wilkcs, wiens geval in de vorige afdeling N ° . XL verhaak is, hij gebruikte de koorsbast twee of drie dagen, die hadt echter geen uitwerking genoeg om de kwaadaartigheid der ziekte voor te komen. III Jacobus Brijan, oud drie en vijftig jaren, wierdc. den 13 Maij 1778. in de zieke beurs aangenomen, zijnde reeds den zesden dag zijner ziekte. Deze armen man hadt met zijn vrouw in een bed gelegen, toen zij een grote verderving op de heup hadt, die door den Heer Anderfon heelmeester der zieke beurs verzorgt wierd. Wij beflotcn beide dat hij door zijn vrouw befmet was geworden, te meer wijl hij het verband , dat zeer rottig was, altoos behandelde. Toen ik hem de eerste maal bezogt, deedt zijnen pols 108 flagen in een minut, hij hadt reeds drie dagen aan eenen zeer Hinkenden buikloop ziek gelegen, en van alle noodwendigheden ontbloot zijnde, was hij tot de uiterfte fwakheid vervallen. Ik liet een gift Rhabarbar en een rustmiddel tegens den nagt gebruiken; hij wierdt onbekrompen met wijn onderfteund, en ik liet het afkookzel der koors bast zo fterk gebruiken, als zijn maag zulks lijden wilde. Men kon de vier volgende dagen weinig verandering ondekken, en een volftrekten weerzin tegens alle geneesmiddelen hebbende, hadt hij niet meer dan een pint van het afkookzel der koorsbast gebruikt, zedert dat ik hem de eerfte maal bezogt had. Den elfden dag zijner ziekte was  i8* WAARNEMINGEN was hij fiaapzugtig, zijn tong was fwart, en men ondekte eenen roden uitflag op zijn borst; met vlagen was hij buiten kennis, en hadt menigvuldige fubfultus téndinum. De flapen van zijn hoofd waren' tegens den avond met een klam fweet bezet, hij kon niet meer fwelgen; en ftierf des ander daags morgens vroeg. IV AnnaTeafe, oud vijftig jaren, wierdt den ió September 1778 in de zieke beurs aangenomen; wanneer haar koors reeds vijf dagen geduurd hadt, die met een fterke rilling aangekomen was. Toen ik haar voor de eerfte maal bezogt, klaagde zij over een geweldige hoofdpijn; haar vel was heet; haar pols fwak, en deedt 112 flagen; en hadtdikwils een klein hoestje; zij was zeer flaauw wanneer zij zich oprechte; en men berichte mij dat zij voor dat zij de koors gekregen hadt, een fterken bloedvloed gehad hadt. Ik fchreef het afkookzel der koors bast, en het vrije gebruik van wijn voor, en om dat' zij hardlij\ig was, een weinig Rhabarbar. Hare krachten waren des anderendaags nog meer vervallen, en haar gelaat was wild en verwoest. Den achften dag van haar ziekte was haren pols zeer gezonken, en hare dijen wierden aan de binnenfte zijde blauwagtig. Zij wierdt buiten ftaat om iets meer door te fwelgen, en ftierf des avonds om tien uuren. Ik bcfchoude het lighaam des ande-: ren*  over KOORZEN. enz. 183 rendaags morgens, wanneer ik den hals, heupen en deijen blauw vond, en den reuk van het lighaam zeer beledigend. Zij hadt van mijn eerfte bezoek af, niet rr.eer dan ander halve pint van hec afkookzel der koorsbast gebruikt. V Maria Whiteoak, oud twee en twintig jaren, pasten haren man in de twee laaste maanden van haar fvvangerfchap op, die aan een rotkoors ziek lag, en onder de oplettende zorg van Doétor Pemberton, een mijner kundigfte medebroederen, herfteld wierdt: zij zelfs wierdt den 31 December 1778 door de koors aangetast, welke haar den arbeid verwekte, en zij wierd den 4 Januarij daar aan volgende verlost. Zij wierdt den negenden, dat den tienden dag van hare ziekte was in de zieke beurs aangenomen: zij hadt eenige volgende dagen over zware pijnen in den buik geklaagt, eenen rottigen buikloop gehadt, tegelijk met een fterke ontlasting der kraamzuiveringen. Haar pols was ongemeen rad en zwak, haar gelaat wild en ijsfelijk; de flapen van haar hoofd waren met een klam zweet bedekt; en haar borst en armen digt met breede blauwe Petechice bezet. Of fchoon al de toevallen een fpoedige ontbinding voorft>elde, fchreef ik om de fpanning van den buik te verminderen, en den afgang te matigen, een drankje voor met het Pulv. e Bolo cum Opio: liet ftovingen en het vlugge fmeerzel op den buik leggen: en belas* te  i34 waarnemingen te dat men het afkookzel der koorsbast dikwijls geven zoude; waar bij men eenige droppen van de Tinei. Thebaic. voegen konde, ingeval zulks door den afgang afliep. Het drankje verligte haar pijnen eenigzints; zij raakten buiten ftaat om eenig ander geneesmiddel meer te gebruiken , en ftierf des anderdaags morgens ontrent tien uuren. 'VI Anna Scorfield, oud negen jaren, wierdt den 18 Februarij door een koude rilling overvallen, die van mislijkheid, en een geweldige hoofdpijn gevolgt wierdt: des morgens waren hare klachten iets minder; maar men onderrigte mij, dat zij den ganfehen nagt buiten kennis was geweest. Den «3 Fe¬ bruarij zijnde den zesden dag harer ziekte, wierdt zij in de zieke beurs aangenomen: zij was zeer heet en koorzig, en de walgingen bleven voort duren: ik fchreef fpiesglas middelen voor, en het afkookzel der koorsbast voor den volgenden morgen; maar men kon op haar niet verkrijgen om geneesmiddelen in te nemen. Den negenden dag harer ziekte was ha¬ ren pols zeer in radheid vermindert, was fterker, en vrij vol; haar oogen ftonden niet te min dof, haar tanden waren beladen, en zij lag bedwel.nr. Ik 'fchreef haar drie greinen van het Pulv. Antiman, voor, 't geen haar twee maal deedt braken, en haar eenige verligting te weeg bragt. Zij bleef de drie vol¬ gende dagen genoegzaam in den zeiven ftaat, alleen begon  over KOORZEN. enz. 185 -gon haren pols onaangezien het gebruik van wijn, •wederom te zinken. IV!en tragce dikwijls om haar den koorsbast in te brengen , maar te vergeefs. Op den veertienden dag wierdt zij llaapzuchtig, haar tong en tanden wierden fwart, en men ondekte eenige fprouwachtige fweertjes in haar keel, en op de amandelen. Van dezen tijd af, flikten zij niets meer door, dan het geen men haar met een fpuit in de keel bragt: de fprouw verfpreide zich wel haast over de geheele keel, een rottigen buikloop volgde, en zij ftierf den achtienden dag kvan haar ziekte, in den morgenftond. De wegens ongeregekheid weg gezonde zieke was Elizabet Dickman, oud drie en vijftig jaaren, die van een tedere lighaams gefteltheid was: zij hadt meer dan acht maanden gezukkelt, wanneer zij door een koude rilling wierdt aangedaan, die op den 5 Augustus 1778 door de gewoone tekenen van een koors gevolgt wierden: zij wierdt den vijfden dag van haar ziekte in de zieke beurs aangenomen: klaagde over een groot verval van haar krachten, hoofdpijn, en walgingen; haren pols was zwak, en deedt 100 flagen in een minut; en was van den beginnen aan, zeer hardlijvig geweest, waar om ik haar het zoute drankje met een weinig Rhabarbar voorfchreef. Den zesden dag liet ik het aftrekzei der koorsbast gebruiken , waar mede zij fchoon op een onverfchillige wijze,  1S6 WAARNEMINGEN ze, tot den elfde aanhield. Den twaalfden bra¬ ken haar lippen uit, haar pols deedt 112 flagen > en zij begon te hoesten. Moeij geworden zijnde van het gebruik der geneesmiddelen, wierdt zij op haar verzoek verlaten; en weinig dagen daar na wierd ik onderrigt dat zij overleden was. ; De uitkomst der gevallen van ieder leider die aan een aanhoudende koors gelegen heeft, en wegens de zieke beurs onder mijne zorg gekomen is, gegeven hebbende, zal ik er maar alleen bij voegen, dat indien ik bijzonder voorfpoedig geweest ben, ik zulks niec aan mijn meerder kundigheid toefchrijve; maar aan de zorg en oplettendheid Waar mede ik alle de toeval' len welke zig in den loop van ieder koors opdeden j aantekende. Op deze wijze kan men zig van de gefchikte tijd om de koors bast te geven, verzekeren: want ik begrijp, dat indien die zonder onderfcheid , ten allen tijde van een aanhoudende koors gegeven wordt, zonder op de tekenen acht te geven, zulk een handelwijze niet alleen een kwaden naam op dat geneesmiddel zal brengen, maar te vreezen is zulks tot nadeel van den leider zal uitvallen Maar indien het beftier, 't welk ik in deze verhandeling voor geftclt heb, tijdig en gefchikt werkflellig gemaakt wordt, houd ik mij verzekert dat koorzen zeldzamer Ongelukkig eindigen zullen. dan eenige andere ziekte van aanbelang. waar aan het menschdom onderworpen is. II. DEEL  1L D E E L. WAARNEMINGEN O VER DB SCHARLAKE KOORS, VERZELT MET EÉN VÉRS WERENDE ZEERE KEEr., Zo als die zig in het jaar 1778 te Ne** castle vertoond heeft.  Est tarnen proeter Sydenhami fcarïatinam atta, quoe natura fua etiam vera maligna diciqueat, variis in Europa plagis obfervata. De Haen.  II. DEEL WAARNEMINGEN OVER DE SCHARLAKEN KOORS, VERZELT MET EEN FERSPVERENDE ZEERE KEEL. XJSTXa MIJD X3STG.. J^_J)en zomer dezes jaars was ongemeen droog en broeijende, en den herfst regenagtig , maar anderzints gematigd. In November en December was de wind gemenelijk uit den Zuidwesten , zonder dat men fneeuw nog vorst gewaar wierdt Den 31 December was er 'snagcs een opmerkelijken frorm van regen en wind uit den noordwesten, waar door vele fchoorfteenen en daken omver geworpen wierden. Den wind liep fchielijk naar het Oosten, en men kreeg den 1 Januarij 1770 eenigen fneeuw, en den vorst was ftreng. Deze M x gé-  iqo WAARNEMINGEN gefteldheid van het weder hieldt echter maar weinig dagen aan, en het overige dezer maand was ongemeen gemai igd. De lucht was in de eerfte week van Februarij zagt, of fchoon eenigzints vogtig. Van dezen tijd af *an,tot het einde der maand, was het bedaard weder, met een heldere lucht en zuidwestelijke winden: de velden begonden groen te worden, en de bladeren der heesters en boomen overvloedig uit te botten. In de eerftq week van Maart hadt men des nagts vorst, maar over dag was het warm en dikwils broeijehd. Op den 17 en 18 viel er eenigen regen: maar het overige der maand was ongemeen aangenaam met Westelijke Winden , het weder was warm en droog; en die zelve gematigheid hadt ook gedurende de maand April plaats. Dusdanig was de gefteltheid der lucht in een gedeelte van de jaren 1778 en 1779, en zulk eenen zagten winter en voorjaar was er bij de heugnis der oudfte menfchen in dit land nooit gekent. Een bijzondere zoort van fcharlaken koors vertoonde zig in het beginne van Junij 1778 te Newcastle, die zig fpoedig tot verfcheide fteden en dorpen in de nabuurfchap üitftrekte ; beide in de Graaffchappen van Durham en Northumberland. In de maan¬ den Augustus, September, en Oftober was die het allerfterkfte; cn verminderde na de maand van December  over KOORZEN, enz. 191 ber (*) eenige weinige gevallen dezer koors vertoonde zig niet te min tot in Augustus 1779. De ziekte was bijzonder eigen aan kindereH, en jonge menfchen; niet te min waren er verfcheide bejaarde, die, aan de befmetting bloot geftelt geweest zijnde zulks niet ontfnapten. De zjpkte was niet' gemeen onder het beste zoort van mentenen, maar woede met een grote fterfte onder het minder zoort. De kinderziekte heerfchte omtrent den zeiven tijd,en men ontdekte eenige gevallen van ontftokene en roosachtige zeere kelen. De mazelen vertoonden zig injanuarij 1779 , en volgde op deze ziekte als een volkziekte. Uit de volgende tafel die uit het getal der leiders welke in de Newcastelfche zieke beurs aangenomen geweest zijn onder de zorg van alle de Geneesheeren; blijkt het, dat kinderen onder de tien jaaren oud,het meest aan die ziekte onderworpen waren j dat die beneden de twintig jaren oud, het aantal van het manlijk en vrou- (*) De waarnemingen dezer volkziekte waren uit de aan ■ tekeningen welke ik in Januari} i779 Bezat, opgefteld, maar eer die tot de pen wierden overgegeven , wierdt het\nodig geoordeelt om altede gevallen welke gedut ende den winter enden daar op volgende zomer bij de zieke beurs waren votrgchmen, er bij te veegen. De ziekte was in eenige dorpen in den omtrek van Newcastle het ftirkfte gedurende den zomer, en herfst i779, en voor zo ver ik gelegentheid hai die na te fpeuren, verfcheelde die niet veel met die van vroeger jaren M 3  ipa WAARNEMINGEN vrouwlijk geflagt evenredig was; maar dat boven dat; tijdperk, het getal der vrouwen, dat der mannen grotelijks overtrof, een omftandigheid daar 'echter maklijk reden van te geven is, wanneer mes overweegt, dat de vrouwen door het oppasfen der zieken, meer voor de befmetting bloot geftelt waren. Ouderdom. Manlijk. Vrouwlijk. 'iotstl. iVlaanüeii. onder i jaar 6 ' I 7 1771; van 1 tot 10 44 47 9 1 junij. 34 10 tot 20 12 13 25 Julij. 6 20 tot 30 4 14 18"' Augustus. 18 30 tot 40 o 22 September 33 40 tot 50 o 3 3 Oftober. 34 November. 12 December. 15 ' Januarij. 2 Februari]'. 1 Maart. 5 April. 1 Junij. 4 Augustus. 1 j ' j 66 [ 80 | 146 | | Mö f In de verhandeling dezer volkziekte «zal ik deze wijze in acht nemen, dat ik i de voornaamfte toevallen  over K O O R Z E N. enz. ƒ03. len van die ziekte kortelijk zal befchrijven, en derzelver oozaken onderzoeken. a Zai ik die verge-? lijken met de fcharlakenkoors door andere fchrijver» opgegeven, zo wel als met de kwaadaartige zeere keel. 3 De geneeswijze voordellen. 4 Zal ik er verfcheide gevallen bijvoegen; en een bij-» zonder verhaal doen van'den uitflag der aangepreze geneeswijze VI. Afdeling. Eefchrijving der fcharlaken koors met een ver* ft/erende zeere keel verzelt. Geen volkziekte , dc kinderpokjes alleen uitgezonden , wierdt ooit opgemerkt in onderfcheide lijders aan een en dezelve befmetting bloot geftelt zijnde, zo verlchelende te zijn, als de fcharlaken koors met een verfwerende zeere keel verzelt. In zommige was dié zo zagt', dat die weinig hulp van de geneeskunde nodig hadt'; ja zelfs herftelden zommige alleen door de pogingen van de natuur , terwijl die in andere zo kwaadaartig was, dat die voor geen geneeswijze hoe genaamt week. Het zou zeer moeilijk zijn om alle om'ftandigheden der ziekte in een nauw beftek voor te (lellen, waar om ik de voornaamfte toevallen alleen zal voordragen, terwijl ik de onregelmatige verfchijningen zal overlaten' óm in de bijzondere gevallen verhandelt te worden, M 4 D»  ïp4 WAARNEMINGEN De ziekte begon in 't gemeen met mislijkheid, •nattigheid , koude of huiveringen; daar na klaagden den leider fchielijk over hoofdpijn, en over een pijn of gevoeligheid in de keel, zijn vel wierdt heet; zijn pols zeer rad dikwils vol en fterk; maar zomtijds ook klijn en fwak; of fchoon in het algemeen hard: de$ avonds wierdt de koors fterk, de lijders waren ruste-; Joos, en dikwils ijlhoofdig. Kort na deq aanval fchenen de amandelen, het eagte verhemelte en de lel ontftoken: de zwelling en roodheid dezer delen vermeerderde; men ondekte ras witte vlekken en korsten, die, naderhand zo vele fweertje§ wierden : het flikken wierdt pijnlijk, pn dikwijs zeer moeilijk, de ademhaling rad, en dikwils moeijlijk ;den adem was heet, egter niet Hinkende, de tpng wierdt wel haast met een witte korst die er als » oom uitzag, overdekt, den monden keel met een taai (lijm overladcp, die, te gelijk met de f welling dep keel, zelfs heel vroeg in de ziekte, een gereutel inde ^demhalipg verwekte. Dusdanig was den gemenen loop der ziekte gedurende de eerfte drie dagen, •maar in vele gevallen was den aanval dezer tekenen met braken, afgang, en ijlhoofdigheid verzeltf Wanneer den aanval der ziekte heel geweldig was, wierdt den roden {uitflag dikwijls van den eerften dag der ziekte waargenomen; maar in het gemeen vertoonden zig die niet voor den tweeden of derden, en zom - ' tijds  ©ver KOORZEN. enz* 195 cijds niet voor den vierden dag. Den uitflag beflondt uiteen ontelbaar aantal klijnepukkekies, diezamenlopende, het vel met een doffe rode kleur verfde. Deze rodigheid wierdt men het allereer-t gewaar in het aangezigt den hals, en borst, en ftrekte zig dik-? wils over het gehele lighaam uit, 't welk eeniger maten gefwollen fcheen; bij andere was den uitflag weder om hier en daar in vlekken verfpreid, maar de deijen armen , en beenen waren er gemeenelijk van overdekt, en de handen en vingers dikwijls door een zugtigef welling aangedaan, die wanneer men dezelve drukte pijnlijk waren. De langdurigheid van dien uitflag was onzeker; in, 't gemeen echter wierdt die den derden of vierden dag bruin; de huid wierdt rouw en pelde in zemelagtige fchilfers af, en zeer dikwijls in breede dikke en gefcheurde ftukken. De affchilfering was in eenen lijder zo volkomen dat zijn nagels zelfs afvielen; en in verfcheide bleef de opperhuid tot na den dartigften dag der ziekte affchilferen, te tellen van den eerften aanval der koors. Den uitflag bragt zeldzaam eenige verligting aan. Wanneer de ziekte kwaadaartig was vermenigvuldigde de korden, de kaak en oor klieren fwollen , de oogen wierden droevig en fwaar, het aangezigt en den hals kreegen dikwils vlakken en een zugtige fwelling; en den lijder lag of zeer onrustig, ijlhoofdig, of flaapzuchtig, M 5 Iru  io6 WAARNEMINGEN In zagter gevallen verminderde de koors, endefweren genazen zo dra de huid begon af te fchftferen,: en de lijders' waren fpoedig tot haren vorigen welftand herfteldt. Niettemin waren er verfcheide , welke of fchoon zij de ziekte niet fterk hadden, in een-algemenc fwelling, en in een ware hij'dropspulmonis-oi waterzugt van de celachtige zelffiandigheid der longen vervielen. Eenige, na dat zij reeds begonden te herftellen bleven kwijnende, en of fchoon zijdoorden dag zonder koors waren ,} hadden zij heete en rusteloze nagten. In zulke gevallen bleef het aangezigt bleek en opgeblazen, en de kaak of kwijl klieren yan den hals, bleven gefwollen. Een dunne bleke ftof liep hen uit neus en ooren; op-^t laaste volgde' een verettering van de buis van Eustachius welke den trommel vernielde \ en zommigc lijders verloren de gehoor beentjes. Indien de zieke lang wagte voor dat zij hulp zogten ging de ontfteking tot de luchtpijp en longen over, welke heerfcheid, onophoudelijk hoesten, en een piepende en reutelende ademhaling verwekte. Een kind in deze gefteltheid wierdt .zelfs den veertienden dag van zijn ziekte in de zieke beurs aangenomen; en ik heb verfcheide andere ongelukkige voorwerpen gezien welke.het zo lang uitgerekt.hadden , en metverfweringcn die het zagte verhemelte doorboord hadden, en met ontvelling van den mond,, lippen, en de deeJert omtrent den Anus, waren aangedaan. . Pe  over KOORZEN. etiz. Ï97 De langdurigheid der ziekte was zeer onzeker: zeldzaam wierdt er een zigtbai e fcheiding ontdekt. Zommige herftelden heel fchielijk andere wederom hadden voor den twaalfden of zestienden dag geen gunftige tekenen. Niet meer dan vijf van die gene welke ik verzorgt heb, zijn voor den achtften dag geftorven; vier pp den negenden ; en in al de andere gevallen die ongelukkig uitgevallen zijn, rekten de lijders haar ongelukkig beftaani tot den ï^den, \$den, ïóden, 17'den, en zomtijds tot den i$den dag der ziekte uit, zelfs dan wanneer die met geen waterzugtige fweliing verzelt was. Kort na het overlijden wierden de lighamen van alle die welke ik befchouwd heb, blauw of violet kleurig ; en zomtijds liep er een verrotte bloedige ftof uit neus en mond. Terwijl deze volk-dekte heerschte hadden eenige lijders een roosachtige ontfteking der keel, zonder verfweringen ; andere hadden verfweringen der amandelen, zonder eenigen uitflag, en zommige hadden den fcharlaken kleurigen uitdagen koors, zonderde minste aandoening in de keel. In gemeene koorzen hadden verfcheide lijders een .meelachtige affchilfering van de opperhuid, zonder eenige voorafgaanden uitflag: desgelijks ontdekte men in eenige gevallen der kinderziekte en mazelen, verfweringen der amandelen en men ondekte eenige gevallen van de roos en Jngina maxillaris. Dat  ïp8 WAARNEMINGEN Dat de fcharlaken koors en zeere keel grote overeenkomst met de angina maligna hecfc , blijkt uit her. boven verhaalde; het onderfcheid kan in vele gevallen wezentlijk niet wel bepaalt worden , waarom die met regt voor een en het zelve geflagt konnen gehouden worden. Ik heb mij veel moeite gegeven om uit den voorraad dien ik bezat, de ond;rfcheide ftaten dezer volk ziekte te bepalen. Van zes en dartig lijders die ik in mijn bijzondere geneesoeffening verzorgde, waren.er zes en twintig die de fcharlaken koors hadden, met ligte fweertiesin de keel verzelt; een in wien die van een waterzugt gevolgt wierdt, en negen die dezelve met alle tekenen der angina maligna verzelt hadden; met te min waren in alle deze gevallen de bronnen der be-> fmetting waarfchijnlijk een en dezelve. Uit vijfen negentig lijders die van de zieke beurs onder mijn zorg gekomen zijn, waren er negen en veertig die de fcharlaken koors hadden, met ligte fweertjes in de keel ver-: zelt; in twee en twintig was de ziekte van een waterzugt gevolgt ,• en in vier en twintig was die met een angina maligna verzelt. De evenredigheid derhalven van die welke de ziekte onder de gedaante van een angina maligna hadden, ftond onder alle de lijders die ik behandelt heb, als een tot vier. Maar wanneer men daar bij aanmerkt, dat een groot aantal de ziekte op zulk een zagte wijze hadt, dat die geen ge-  over KOORZEN. ent. 199 geneeskundige hulp nodig hadden, en dat men die zo Wel in de bijzondere geneesoefFening, als in de zieke beurs niet ondervroeg, ten ware den lijder fterk door de ziekte aangetast wierdt , moeten de kwaadaartige gevallen, onder alle die door de ziekte aangetast zijn geWorden, mogelijk niet hooger als een tot twintig bepaalt worden. Maar, onze volkziekte verfcheelde in de meeste lijders van de angina maligna, of rottende zeere keel, in de volgende bijzonderheden. Zij was in den beginne verzelt met een fterker werking der bloedvaten ; en de fweerties waren van een zagter natuur. Den lijder klaagde in den beginne zeldzaam over fwakheid of flauwtens; den uitflag was gemeenlijk overvloediger, en de afschilfering der huid volkomener. Aan de angina maligna zo als die door de fchrijvers is ter neder geftelt, fterven de lijders meestentijds den %clen of 4 zegt hij niet te min dat Leucophlegmatia en afcites op beide deze ziektens zonder onderfcheid volgen : deze ziektens mag men niet te min zeggen, dat meer bijzonder op eene fcharlaken koors volgen. Wanneer hij daar na voorbeelden opgeeft, verhaalt hij vijf gevallen van fcharlaken koorzen, in welke de ziekte met wreede pestachtige toevallen verzeld was geweest; namentlijk merkelijke fweliing der oorklieren, die een •moeilijke ademhaling te weeg bragten, en het lopen van een knagenden etter uit de neus, ooren, en keel. In eenen lijder maakt hij melding van een pijnlijk gefwel, dat zig onder den oxel zette , dat verzwoor , en verfcheide dagen etterde. Hij (*) „ Hunc morbiim (tttut univerfali tnedicorum confenfu titulopeculiari •donetur) prorfus eundem esfe cum morbillh cenfeo, & folo efflórifcenlik modo ab illis difiare." Pytecol. P. II. Ed. '1694. p. 60. (f) In. morbillh, " Interftltiis eliam intetpuncta efl hxc ef4, florefcentia, maccularum [imilibusy incerta admodummagni„ tttdine ö? f.gura oblonga fcilicct quadrata multanguld pr.-e„ ditis,\indeque ab cfflorefcenti», febrcm fcarlatinam cotni' „ tante difcernitur, ubi tota cuticula continuata qua dam rte„ bedine , quafi vin» rubro perfufa tingitur" Ibid. pag. jp.  over. KOORZEN. enz. so? Mij gaat vervolgens voort met een bijzonderen aandagt op de aandoeningen der keel te geven, zo als de (welling der amandelen, lel, keel, verfwering der klieren van neus en keel , enz. De kwaadaartigheid, welke deze fcharlaken koors verzelde, is in het geval van een oude Dame van omtrent 70 jaren oud , zo fterk afgefchildert, dat ik het niet zal vertalen , maar het geheel in des fchrijvers eigen woorden zal opgeven. „ Verum Domina Barnardhton , cum ad „ plures dies male fe habuisfet, & omnium remedio„ rum ufum negiexisfet, tandem poft fex vel feptem dies elapfos, carcinomate paulo fupra pubem corri„ piebatur, quod fpatio unius vel alterius diei prse .„ virulentia veneni per partem affeclam excreti gan„ grama tentabatur. Alexipharmacis autem & e„ pispafticis diligenter adhibitis, & auxiliis chirurgï„ cis perite applicatis, prater fpem adftantiutn abhac „ pefte, licet difficulteradmodum evafit, atque poftea „ ad tres annos fuperfuit. A pefle (inquam) eva„ fit, quonium venenum morbi praediétum , peftilen„ tialis fermenti malignitatem adaquabat,- etfi quando „ renenum idius modi morbillofum crifi perfedta per „ cuticulam propelli haud poteft , tanquam venenum „ peftilentiale glandulas fponte petit narium , fauci„ urn, inguinum etc. easque inflammat & exulcerat, „ nee non carcinomata, bubones & pa rotides excitat. „ Quantum tonfillas , uvulam , fauces, nares, & N 3 „ quam-  ao8 WAARNEMINGEN „ quamdiu intumuisfe vidi ! quam turgida nonnunquam labia ! & quam fordida fcabie obdufla et „ exulcerata ab eadem caqfa animadverti ! ut nuper„ rime filiolo Domini Blaney accidit , qui post ef„ florescentiam peraétam febre, comate , et prjediéto „ fymptomaté diu afhigebarur." (*) Den fchrijver prijst dezelve geneeswijze in de fcharlaken koors, als die in de mazelt n'^an. Wanneer de ziekte in den beginne kwaadaartig is , waarfehoud hij tegens alle ontlastingen die de krachten verminderen ; en bijzonder tegens de aderlating, ten zij -eenig ongewoon toeval zulks noodzakelijk maakt. Het is waar dat hij in drie gevallen , op den vierden en vijfden dag van den uitflag de aderlating voorfchreef, daar de werking der flag-aderen fterk was ; en daar ■het leven der lijdsrs in groot gevaar was door de •moeijelijkheid in 't flikken, vaneen ('welling en onh tteking der oorklieren veroorzaakt; maar toen noch -met eene (paarzame hand (f). De voornaamfte -geneesmiddelen, waar in hij eenig vertrouwen fteldt, < zijn fpaanfche vliegen, Alexipharmaca , zo als de •Contrajerva en Slangen wortel, en de Koorsbast in . groote giften 'toegedient, zo dra de koors verpoost. Het fchijnt ook dat dezen fchrijver niet verzuimt ■ '■ - heeft (*) Tb'd. p. $6. 87. (f) lbid, P. 85. -  over KOORZEN. enz. 209 heeft om geneesmiddelen binnen in de keel aan te wenden, wijl hij in het tweede geval een gorgeldrank voorfchreef van Aq. Plantag. & Mei. Rofar. om mee een fpuit in de keel van een kind, dat aan de fcharlaken koors lag, ingefpotcn te worden. Den geleerden de liaen, eertijds vermaard Hoogleeraar der Geneeskunde in de Universiteit te Weenen, merkt in zijne Verhandeling, Thefes fiflentes febrium dmftones genaamt, op , dat er, behalven de zagte fcharlaken koors van Sydenham, een ander zoort van een kwaadaartiger natuur is, welke in verfcheide gedeeltens van Europa zig vertoond heeft. Na gemeld te hebben dat Morton dat zoort in Engeland, Ckri/J. Joan. Langius in Saxen , en Neruxi die in Italien gezien hadden; geeft hij een verhaal van eene, welke hij zeifin de jaren 1748 en 1749 in 's Hage heeft waargenomen, welke een groot aantal kinderen, veel jonge , en oude menfchen wegfleepte (*). De ziekte begon met een zeere keel, en was verzeldt met ver- (*) Anno autem 1748 1749 pesftma fcarlatina Hc.ga Batavoristu fv.it, cum 'valida angina inchoans , plurimosque infante*], turn £? bene muitos juvenes , atque aduhos occi* dens; imo fauces,.carnesque buccavum , in ulcera maligna, osfa maxillarum in caricm pesfmam convertens , f.miliaqut etiam producens in cru ribus, Nonnumquam parotis , non jui>ansx{cd ir.durefccns, aderat. Thef. Sift, p, 25, 35, N 4  aio WAARNEMINGEN verfwering der keel en kaken , bederving der kakebeenen, en zomtijds met eene Ontfteking en verharding der oorklieren. De fcharlaken koors , in den Winter van het jaar 1771, te Weenen een volkziekte wordende, verfchafte aan den zeiven Schrijver een ruim veld tot waarnemingen; en hij verhaalt drie gevallen, op een heel nauwkeurige wijze , in welke de ziekte kwaadaartig was. Wijl dezen Schrijver naast Morton de nuttigde waarfchouwingen tot behandeling der fcharlaken koors en zeere keel opgeeft , zal ik den Lezer de daar in nauwkeurigile gemelde omftandigheden voordragen, wijl het ganfche verhaal te wijdlopig voor eene aanhaling zijn zoude. I. Een jongetje oud vijf jaren, wierdt, na dat het. agt dagen lang over pijn , een roodheid en fwelling van het linker oor , pijn in den buik en voeten geklaagt hadt, op den 14. Febr. 1771. door een koors aangetast , en dien zeiven avond maakte een fcharlaken uitflag zijne verfchijning. Den derden dag na den uitflag wierdt de flikking belemmert, en zijn aangezigt en oogen wierden rood. Den vijfden dag fwollen zijn handen en wierden pijnelijk , en de gewrigten zijner vingers fwollen en wierden rood. Den uitflag wierdt aan de bovenfte deelen van zijn lighaam van een hooger kleur, en hij fliep dag noch nagt. Op den zesden dag verminderde de fwelling  over KOORZEN. enz. au ling van zijn banden, maar de pijn in zijn keel hieldt echter aan ; zijn lighaam was heet, zijne neusgaten raakten verfbpt, en zijn dem was nauwlijks verdaan* baar. Van dezen tijd af tot den zestienden dag, hadt hij om den anderen dag een fterke verheffing van koors, Yerzeld van een radde ademhaling, hoesten m den nagt, flapeloosheid , en ijlhoofdigheid. Den aanval op den 19 geweldig fterk zijnde, wierdt hij adergelaten., en fpaanfche vliegen aan zijn beenen gelegdt. Op den eenentwintigden dag wierdt er eenonccfow. Cort. Peruv. in een drankje voorgefchreven, dat voor den fmaak zoet gemaakt wierdt ; en zo veel nam hij voor verfcheide agtereenvolgende dagen. Den volgenden dag ontdekte men drie grote puisten in het binnende van zijn regter kaak ; op den vijfentwintigften verdwenen die, en hij was fchielijk tot zijn voorgaande gezondheid herdeld. Een fcrophuleus gezwel in den nek, dat zig het eerst in deze ziekte vertoonde, bleef over ; en zijn opperhuid begon den 24 Maart, van zijn voeten af te pellen. Zijn jonger broeder en zuster wierden insgelijks door de fcharlaken koors aangetast , die zagt, en van eenige kwaadaartigheid bevrijd was (*). H. (*) Vide Ratio Medend. Continuata. Tom. I. p. 44. N5  ais WAARNEMINGEN II. Den vader dezer kinderen, oud drie en veertig jaren, wierdt den 35 Februarij 1771 onpasfciijk. Het eerfte teken was een pijn in zijn keel ; hij bragt den nagt flapeloos door, en den tweeden dag hadt hij vioeg in den morgenftond een jeukte over zijn lighaam , en was met den fcharlaken uitflag algemeen overdekt. De plaatzen of vlekken waren breed, gelijk, en maar weinig verheven; den dorst was groot, en de pijn in de keel vermeerderde. Den der¬ den dag wierdt hem des morgens een buikzuiverend middel meCSalSedücens voorgefchreven , 't welk hem zeer fterk deedt braken en afgaan. Des avonds wierdt hem een rustmiddel gegeven. Vierden dag. Hij fliep van vijf tot zeven uuren in den morgenftond. Den fcharlaken uitflag befloeg nu beide het onderfte en het bovenfte gedeelte van zijn lighaam, Des avonds wierdt hem an¬ derhalf grein Opium in twee reizen ingegeven. Zesden dag. Hij fliep 's nagts natuurlijk, en zijn vel was nat door een zeer Hinkend fwèet, het geen hem grootelijks verligte. Zijn handen en voeten begonden te fwellen: en den volgenden morgen wierdt hem een drachma Rhabarbar gegeven. Op den agtften dag begon het vel zijner gefwolle handen te'rimpelen ; zijn water wierdt dik , en van een donkere kleur: hij hadt minder vlugheid en krachten dan in de vorige dagen \ en de fweiling zijner voeten  6ver KOORZEN. enz. 413 ten bleef aanhouden. De kwaadaartigheid der ziekte zigcbaar , en de waterzugcige fwellingen in verfcheide gevallen rampfpoedig geweest zijnde, nam men toevlugt tot de koorsbasc: hij gebruikte gedurende een en twintig dagen een halve ons daar van in poèder alle dag; en alle vier dagen twee fcrupels Rhabarbar. De fweiling van zijn voeten bleef zonder vermindering voortduren tot den veertienden dag zijner ziekte; die den twintigflen bijnaar geheel verdween. Het vel van zijn banden en buik pelden gedurende veertien dagen af, zomtijds in zemelachtige fchilfers, en zomtijds in groote brede lappen; en de ganfche vervelling was niet gefchiedt voor den veertigflen dag der ziekte ■, en mooglijk daar na. Hij herflelde niet te min tot volmaakte gezondheid (*). III. De kamermeid van' het zelve huisgezin , • drie en twintig jaren oud, (welke in hare kindsheid beide de kirtderpokjes en mafelen gehad hadt) die zeer onderworpen was aan neusbloedingen, en aan een zeere keel, maar anderzints gezond, wierdt den 24 Februari] door een koors aangetast , en dien zeiven avond met den fcharlaken uitflag en zeere keel. Zij nam den tweeden dag des morgens een buikzuiverend middel; dronk overvloedig ontfteking tegengaanden drank; (*) Ibid. p, 48. 49,  ai4 WAARNEMINGEN drank ; en gorgelde daar te gelijk mede. De koors en den uitflag namen niette min toe, waarom zij ter adergelaten wierdt. Den vierden dag wicrdc zij tweemaal ter ader gelasen ; en haar Catamenia verfchenen op haren gewonen tijd. Haar amande¬ len waren des avonds zo gcfwollen , dat die elkander aanraakten: haren pols was zeer rad en belemmerd^ en zij fliep genoegzaam niet gedurende den nagt. Zij braakte fterk op den vijfden dag. Haren pols was zomtijds zeer rad , zomtijds vrij, en zomtijds wederom zeer duifter; en zij hadt fterke pijn in haar keel , dorst en mattigheid : een gorgeldrank wierdt in de keel gefpoten, zij nam een buikopenend middel , 't geen drie kleine afgangen verwekte. Den zesden dag was de fweiling der keel verminderd,, maar de pijn en 't braken waren het zelve. Zij hadt vier en twintig uuren met een opftopping van water gelegen ,* weshalven den Catheter - ingebragt, en een pond drabbig water afgetrokken wierdt. Des avonds wierdt haar wederom anderhalf pond afgetrokken , wanneer haren pols zeer rad , en haare ademhaling moeijlijk was. Men fchreef haar een rustmiddel voor, echter fliep zij nauwlijks een uur. Op den zevenden dag was haren pols zeer rad , ingetrokken, maar gelijk; de ademhaling was nog mocijlijker. De fweiling der keel was wel minder , maar meer pijnlijk. Haar wierden veertien oneen bloed, ' dat  over KOORZEN. 0x2. 2I5 dat seer ontftoken was, afgetrokken , het geen eene befwijming veroorzaakte. Haar oogen wièrden pijnlijk ; des avonds kon zij haar mond niet open krijgen, en zij was zomtijds buiten verftand. Men liet een fcherpe pap om haar keel flaan, en zij fliep wel door een rustmiddel. Op den agtften dag was haren pols niet zo menigvuldig, vryer, en zij ademde maklijker. Des nademiddags maakte zij haar water zonder moeijte , dat zeer ras (tinkend wierdt; zij flikte zonder moeite; haar ademhaiing gefchiede zomtijds met moeite, maar wijl. zij aanftonds door een gorgeldrank verligt wierdt, fcheen zulks alleen veroorzaakt te worden door een taai (lijm dat in de keel huisveste. Den negenden dag kon zij haren mond openen ,die betragtende vond men de keel noch fterk gefwollen, of fchoon minder dan te voren ; de regter zijde was met een bedorve (tof overdekt, en overal was die wit. Zij hadt fubfultus téndinum. Haren pols was zeer rad, maar vrij en egaal, zij ademde metbenauwtheid, maar haar oogen ftonden beter; zij hadt ecnigen trek naar voedzel , en weinig dorst. Haar water was dik, en noch (tinkende; wanneer den gorgeldrank ingefpor.en wierdt ontlaste die een groote menigte taaie flijm en bedorve (toffe, Deze verfchijnzels blijvende aanhouden, en den Schrijver ongerust zijnde, dat de ziekte in een verderving en de dood zoude eindige"»  n6 WAARNEMINGEN gen, befloot bij om de koorsbast voor te fchrijven. Haar drinken beftond uit Wei met Tamarinde gemaakt, en met 20 veel Spir. Vitriol. gezuurd als haar keel verdragen konde. Den tienden dag bleef haren pols noch zeer rad, en haar ademhaling kort en metgeluit; zij hadt een pijn in de regter zijde der borst. Het volgende geneesmiddel wierdt vervaardigt, en zij gebruikte zulks in den tijd van 24 uuren, tot den een en dartigltea dag harer ziekte. Pulv. Co Peruv. Unc. iij. Coque blhorio pura aqua libr. tres Colata d.u. Ad hu jus unc. iv.folius Syr. Rub. Jdei unc. iij. adjice oportuit. ■ Op den derdienden dag was haren pols fterk , gelijk, en matig rad, haar ademhaling ging wel, maar pijnlijk wanneer zij hoeste. Haar keel zag er nu natuurlijk uit. Den veertienden dag was de rad¬ heid van haar pols en de kortheid van haar ademhaling cnbeftondig. Zij hadt een iigte pijn in haar borst; en haar keel fvvoer van buiten. Op den agtien¬ den dag ftond alles gunftig. Van den agtienden tot den zeven en dartigilen dag der ziekte klaagde zij min of meer over mattigheid zo als ook over pijn, zomtijds in haar regter, en zomtijds in haar linkerarm, zom-  «vbr KOORZEN. enz. 317 zomtijds in de borst. Van dea zestienden dag toe den veertigften was er een beilendige affchilfering der opperhuid, of in zemelachtige, of in meelachtige fchubbetjes, of in groote vellen. Niet te min volgde een volmaakte en beftendige welftand op deeze geweldige ziekte (*). Uit deze gevallen blijkt het, dat onzen Schrijver in den eerden Haat der fcharlaken koors, vertrouwen ftelt op aderlating, verkoelende buikzuiverende middelen, en de koorsbast, en hij voegt er bij , dat indien een fterk en onbepaald gebruik van dit laatfte geneesmiddel in eenige ziekte aangewend moet worden, zulks in de fcharlaken koors behoort te zijn. In de Waterzugtige of Leucophkgmat.ee ftaat der ziekte, die zo dikwils gevaarlijk is, om dat de Wei op de onderfcheide ingewanden , maar in het bijzonder op de longen valt, prijst hij pisdrijvende en buikzuiverende middelen van eenen verkoelenden aart, en tusfehen beide de koorsbast. Plenciz, een uitmuntend Geneesheer te Weenen, gaf in het jaar 1762 eene Verhandeling uit over de fcharlaken koors. In gevolge het verhaal van dezen Schrijver begint de ziekte met mattigheid , verlies van krachten, dat gevolgt wordt door hitre , huiveringen, en koors. Ontrent dcnsclven tijd, inzonderheid in (♦) Ibid. p- 49 &c.  m WAARNEMINGEN in het kwaadaartige zoort, wordt den lijder door fterke hoofdpijn , ijlhoofdigheid , geneigtheid tot flapen', walging en braking overvallen : het flikken wordt moeilijk: den lijder klaagt van rusteloosheid, benauwtheid, en een fpanning ontrent de pracordia, endeademhaling is kort, rad en moeilijk. Ontrent den tweden en derden dag , en zomtijds later, verfchijnt er eenen roden ongelijken uitflag, in den beginne in onderfcheide vlekken, maar naderhand zamenlopende , het ganfche lighaam wordt met een gelijke rode kleur overdekt. Den uitflag wordt allereerst in het aangezigt, hals, keel, en borst ontdekt , en daar na op den rug, buik, en andere plaatfen. Dezen uitflag is in den beginne van een vermillioen rode kleur; maar tegens het einde van den derden, of het begin van den vierden dag, wordt die bleker , en de roodheid verdwijnt geheel trapswijze. Op het einde der ziekte verveld de huid in lange , brede, en dikke fchilfers, evenredig aan de roodheid, die er te voren heeft plaats gehad. Alle de deelen in de keel wierden in deze ziekte in het bijzonder aangedaan; het verhemelte , de amandelen, de lel, tong, het ftrottenhoofd en keel wierden rood, en fwoïlen zo fterk, dat die niet alleen het fwelgen belemmerden, maar verdikking dreigden. Ontrent den zesden of zevenden dag van het begin van den uitflag ontdekte hij in zommige gevallen een me-  over KOORZEN. enz. 219 menigte puistjes op handen en voeten , wel naar eenen witten gierstachtigen uitflag gelijkende; maar ondcrzogt zijnde, waren die geheel verfchelende ; en opgeiheden zijnde , wierden die bevonden door eert oplichting der opperhuid te beftaan* en niets dan lucht te bevatten. Ontrent den veertienden of vijftienden dag na het eindigen der koors, en zomtijds later, wierdt den lijder dikwils gemelijk , fwak en kwijnende. Het aangezigt, de handen , voeten, buik, balzak, en zomtijds het geheele lighaam, wierden door eene lek■cophlegmatice fweiling opgeblazen. De pis wierdt maar in eene geringe hoeveelheid ontlast, en dat nog bloedig , als water daar vleesch in afgewasfchen is. Dezen ftaat der ziekte, is ons verhaalt, volgde voornamen dijk op het ergfte zoort van fcharlaken koorzen ; egter vondt men er verfcheide voorbeelden van zelfs na het zagtfle zoort. Dit kwani doorgaans tot een grooter hoogte in kinderen als in bejaarde; was opmerkelijker in den winter als in deri zomer; en die lijders, welke zig vroeg in de opene lucht begaven , wierden er fterker door aangedaan , als die welke haar langer binnen huis hielden. Men heeft opgemerkt dat er meer lijders in dezen ftaat ge. ftorven zijn, als in den eerflen tijdkring der ziekte. Deze zijn de gewone toevallen der ziekte , egter O ko-  25o WAARNEMINGEN komen er vele andere voor , welke" twijfelachtige mógen genoemd worden; zo als het bloeden uit de neus, bloedig fpeekzel, niezen , het fwellen der oorklieren en der klieren in den nek , en nu en dan verfweringen der keel, ooren, der bonten, en andere deelen van het lighaam. In de behandeling van het zagter zoort der fcharlaken koors, berigt ons den Schrijver dat er weinig meer nodig is als een nauwkeurige oplettenheid op haar levenswijze. Maar in het kwaadaartig zoort, prijst hij ruime aderlatingen aan, inzonderheid op den voet, fpaanfche vliegen in den nek en de ónderlle ledematen ; verzagtende clyfteren, en overvloedig ver/ dunnenden drank. Na dat den ontllekendcn ftaat der ziekte over is, raadthij de koorsbast als een hoofdmiddel aan. Maar wijl die om de fweiling der keel in geen genoegzame hoeveelheid m poeder kan genomen worden , fchrijft hij het Exiracl daar van voor; en het afkookzel daar van , om als Clijfteren toegediend te worden. Ter genezing der waterzugtige fweiling prijst hij een aftrekzei van Jeneverbesfen, en andere pisdrijvende middelen aan ; maar in hartnekkige gevallen fteldt hij zijn voornaamfte vertrouwen in de navolgende pillen.  over* KOORZEN. ctfk. 221 i>/. Rhei Eletl. Sp. Sal. Ccaguïat. ana dr. ij-, Mercur. dulc. Aur. Fulminant. Extr. Scillce ana dr. Sent. F. Pilul. cum Rob. jfuniper. ponder e ünitis alteriusve grani. Een of twee dezer pillen worden alle twee of drie uuren ingegeven naar mate van de jaren en krachten Van den lijder, en indien zij hem dagelijks geert drie of vier afgangen verwekken, laat hij de gift dacr van Vermeerderen , of laat er eenig ander buikzuiverend middel, zo als de Diagridium of de Pilul. Coc'.dje bij doen. Op deze wijze wordt de kwijling Voor¬ gekomen : maar zij moeten niet gebruikt worden wanneer de koors fterk is (*). Sauvages befchrijft een ziekte onder den naam van Scarlatina Anginofa , die in 't jaar 1765 te Montpellier heerschte, welke naar mijn gedagten een veel nader overeenkomst heeft met onze volkziekte als eenig zoort'van fcharlaken koors, bij eenig ander Schrijver opgegeven. „ De ziekte heerschte onder „ de ' (*) Vide Plenciz Tracï. de Scarlat. or the Edinh. Medé tomment. Pol. V. O 2  222 WAARNEMI N'G E N de kinderen, het ganfche lighaam was zeer rood5 „ de Hem fcbor, en die wierdt verzeld met een (we„ rende, en in eenige meteen verderving der keel (*)* „ De genezing, worden Wij berigt, hong van een „ braakmiddel af, het geen door walging aangeduid „ wierdt; daar na van buikzuiverende middelen, en „ het wasfchen der keel met gerftewater, honig, en „ een weinig geest van Zeezout. Daar na , wan- neer de koors verpoosde , wierden de fweren met een loog van levendige kalk en honig opgedroogd. „ De kinderen niet te min , ten ware de angina zeer „ zagt was, of ten ware dat men haar gemaklijk ge„ neesmiddelen konde inbrengen, ftierven er dikwils „ aan. Zommige andere buitenlandfche Schrijvers (§) heb] ben (*) Hyüevcn oyet. £om f v{je CjuJj, f. 271, 272, 296, 297. (t) Edinb. Med. Ef and Obf. Vol. UI. p. 36, O 3  |*4 WAARNEMINGEN „ In Julij hadt men vele klachten over zeere ke„ len, hoellen, en heerscheid , en de kinderen wier* „ den door een fcharlaken koors en zeere keel aan„ getast, die in de twee volgende maanden algemeen „ wierdt, minder cn zagter was in Oftober , maar ,, den ganfehen winter cn volgende lente aanhielde. „ De ziekte begon gemeenlijk met een radde pols, „ hitte, dorst, hoofdpijn, pijn in de keel, en dik„ wils met eene fweiling van de amandelen. Ve„ le kregen bij den cerfivn aanval een braking en buikloop Na een dag of twee fwol hetaange„ zigt of de ledematen, en zomtijds het ganfche ligr „ haam, het vel rood zijnde , fcheen er een water„ agtige klaarheid door henen. Zomtijds ging de „ fweiling en roodheid trapswijze van het eene deel „ tot het andere over. Die menfchen , welke te „ voren de fcharlaken koors gehad hadden , kregen „ nu de koors en een zeere keel , zonder uitflag; ,, maar alle die aan de fcharlaken koors ziek lagen, „ kregen desgelijks de zeere keel. ,, Velen , die in den beginne verzuimd waren, „ ft'kten door de Angina. Weinig , die tijdig „ en rijkelijk ter ader gelaten wierden, ftierven er „ van, de koors daar door verfwakt , en de keel verr „ ligt wordende; en dit was het eenigfte middel dat „ het braken en afgaan ftilde. Na dat den pols n door aderlatingen geftild was , wierden de fpaan- „ fche  over KOORZEN. enz. S25 „ fche vliegen van nuc bevonden , en daar na wierdt „ de genezing door buikopenende dranken voltruk„ ken." De Angina maligna fchijnt niets anders te zijn geweest, dan de fcharlaken koors met een verftervende zeere keel vermengt. Den vernuftigenDcct. Fothergill was onder de eerfte , die deszeifs rottende natuurs gefteldheid verdagt hielde, en hij, zo wel als Doel. Huxham, hebben derzelver tekenen mét nauwkeurigheid en oplettendheid befchreven. De volgende zijn de bijzondere omftandigheden , welke deze ziekte verzeilen. Deze ziekte vertoond haar zelfs het allergemeenfte in den Herfst, en in het begin des Winters. Het tast menfchen van allerhande lighaams gefteldheden aan, wanneer die voor de befmetting blood gefield zijn; maar meer in het bijzonder kinderen, fvvakkeen ziekelijke. Het komt aan niet duizeligheid, koude en huiveringen , mïslijkhud , braken of afgang, of beide te gelijk. Den lijder klaagt fchielijk over een fcherpe pijn in zijn hoofd, over hitte cn moeilijkheid, of liever pijn in de keel, en ftijfheid van den hals. Het aangezigt wordt kort daar na rood en gefwollen , de oogen ontftoken , en als in de mazelen wateragtig, met rufteloosheid , benauwdheid en flauwtens. Kort na den eerften aanval fchijnt de keel van binnen blozend rood, en de leien amanO 4 delen  i«6 WAARNEMINGEN delen fwcllen. Men ontdekt ras witte asckverwigc korften op deeze doelen, welke fweren verbergen. Zij worden het eerst op den top of punten der amandelen zelfs ontdekt, en zij dekken dikwils den wortel der tong onder de gedaante van een dikke korst, Wanneer de ziekte niet zeer fterk is , vindt men in plaats van deze korst, een oppervlakkige fvveer op een of meer dezer deelen, die nauwlnks van het gezonde te onderfcheiden is, als alleen door de opgelijkheid, die het op de oppervlakte veroorzaakt. In het algemeen verfchijnt den fcharlaken uitflag op den tweeden dag der ziekte , (of fchoon zomtijds wel later) in het aangezigt, den nek, borst, en handen tot aan de toppen der vingeren, met eenzigtbarefwel? ling verzelt zijnde; en de vingers zien er dikwils uit als of die met het zap van framboizen bevlekt waten, Behalven de roodheid vertoonen zig een grote menigte kleine puisjes van een veel hoger kleur, op de armen en andere deelen. Zo dra de huid deze kleur krijgt, verdwijnt de ziekte gemenelijk, de braking en afgang houden van zelf op, en duren zeldzaam na den eerften dag. De oor- enkaak-klieren fwellen flerk,worden hard en pijnlijk op het gevoel, en zoo de ziekte heel fterk is , wordt den hals en keel met een grote zugtige fweiling aangedaan, die zig zomtijds tot op de borft ujtftrekt , welke een verdikking dreigt, een reutelen,-!  over KOORZEN. enz» Jende ademhaling verwekt, even als of den lijder geworgt wierdt. Tegens den avond vermeerderen de hitte en ruste? loosheid, en dikwils komt er eene ijlhoofdigheid bij; maat* het fweet in den morgeraftood uitbrekende, brengt eene verpozinge teweeg. Gedurende den ganfehen loop de* ziekte is den pols gemenelijk zeer rad, maar zonder kragt of vastigheid. De lijders klagen over flauwtens meer dan over iets anders; en zijn gemeenlijk flaperig. De lel en amandelen zijn zomtijds zo gefwollen, dat die maar een zeer nauwe opening naar de keel overiaten; es dege opening is dikwils met korflen omringt, fchoon den lijder daarom met weinig moeite of pij» iwclgt. Wanneer de ziekte zeer kwaadaartig k, is den adem doorgaans zeer ftinkend , en de f weertjes worden van een blauwachtige kleur, het bmnenfte vlies der neusgaten is rood en ontltoken, en ontlaft een dunne fcherpe ftof, die een niefltn veroorzaakt. Deze fcherpe ftof doorgeflikt wordende , verwekt zulks afgang, en eene ontvelling van den «f, en de omleggende delen. Qeze toevallen komen doorgaans in kinderen voor. De werktuigen der ademhaling worden dikwils aangedaan , en de ontfteking gaat over tot het ftrottenhoofd en luchtpijp , die een fchielijke yerftikking e*n de dood aanbrengen. O 5 De  qs8 WAARNEMINGEN . De ziekte heeft geen vastgeftelde fcheiding, nog een ftandvastig tijdftip , 't geen men de hoogte of hec tijdpunt der ziekte noemen kan. Zommige wor¬ den na den eerften aanval beter, en in 't gemeen vertonen zig de tekenen van beterfchap op den 3de!-, 4de-! of 5den dag. De ziekte rampfpoedig wordende, gebeurt zulk gemenelijk tusfehen den aden en den7den da0-. Wanneer de lijders herftellen, verfchijnen de tekenen op de volgende wijze. De roodheid der huid, en de hitte, verminderen, den pols wordt langzamer, de uitwendige fweiling van den nek vermindert, de korften vallen af, de fweertjes worden opgevuld , en den flaap en eetlust keeren weder. Maar in tegendeel; zoo den uitflag fchielijk verdwijnt , of blauwagtig wordt ; zoo de verfweringen der keel fwartagtig worden; de oogen haar glans verliezen , en de fweiling van den nek en van het aangezigt toenemen ; teffens verzeld zijnde met dunne afgangen , die den lijder ongevoelig laat aflopen , mag men het gevaar dringend oordelen (*). In de kwaadaartige zeere keel, die meer eigentlijk de fcharlaken koors met een yerfcervende zeere keel (*) Zie Huxham on the Ulccrous Sore Throat, en Fothergill on the Putricl Sore Throat.  over KOOPvZEN. enz. 229 keel (*) mag gcnoemt worden , zijn alle ontladingen, die de krachten verminderen, nadelig; maar aller- (*) De voornaamfte oorzaak van het verfchü der Schrijven ten aanzien der ware manier om deze ziekte te behandelen is mijns oordeels daar aan toe te fchrijven, dat zij alle de veranderingen der fcharlaken koors met f weertjes in de keel verzelt, onder den algcmeenen naam van Angina malig«a befchreven hebben. Indien er geen onderfchcide zoorten , of ten minften veranderingen van deze ziekte zijn, hoe zullen wij dan de ftrijdige gcneesoeffening der volgende ervarene Geneesheeren vereffenen ! DocJor Ruüel bij voorbeeld, raad inde A :.>ina maligna , die hij waargenomen heeft aan , om terader te laten , en zoo hij vroegtijdig geroepen is, een weinig Manna te geven , en betrouwde daar na het werk aan de natuur. Den vermaarden Sauvages, en Doctor Gram , een uitmuntend Geneesheer in Londen, prijzen aderlatingen en zagte buikzuiverende -middelen in den beginne aan. Doclor ForJyce prijst insgelijks eon ontfteking tegengaand en verkoelend beftier, den kuik met Manna £? Tart. Soiub. open te houden, de krachten met F/ijn-wei te on/lerfteunen , cn de doorwazemin" door fweetdrijvende middelen te bevorderen. DoHor Fothergill daar en tegen , veroordeelt de aderlatingen cn het Gebruik der buikzuiverende middelen; ja wat meer is, hij ze^t „ dat, na eenige weinige afgangen door de Manna verwekt te „ hebben, de roodheid der huid verdween, en den toevloed der „ vochten verbazend vermenigvuldigde : zoo het gebeurd dat ,, de ontlastingen door den afgang voortduren, neemt defwel„ ling van den hals toe, de keel wordt fiap, droogden blauw„ agtig, en den lijder fterft weinig uuren 'daar na" Hij raadt  *3* WAARNEMINGEN lerbijzonderfl aderlaten en purgeren. Weshalve^ een zagte verflerkende befliering van den beginne aan moet aangewend worden , en ten aanzien der geneesmiddelen , moet men zijn grootst vertrouwen in de koorsbast, en bederf tegengaande gorgeldranken ftellen. Ik ben des te wijdlopiger geweest in het geven van dit verhaal der fcharlaken koors , orn dat aic in verfcheide gedeeltens van Europa is waargenomen , en van de Angina maligna, om dat ik van oordeel ben dat die niet als onderfcheide ziektens moeten betragt - worden,' maar alleen als onderfcheide zoorten van dezelve ziekte. Door een nauwkeurige betragting zal het blijken dat den rooden uitflag een voornaam te- raadt om van den beginne aan een verfterkend bejlier aan te wenden, en alle vier of zes uuren warme geestrijke Alexiphaririaca, zo als het Pulv. Contrajerv. Confeft. Cardiac. en dier~ gelijke te laten gebruiken. In de Voorrede vdn de laatfte uitgaaf van zijn Esfay on the Putrid fore throat , merkt hij wel aan , dat de aderlating in zommige fterke en bloedrijke lijders zomtijds toegelaten kan worden; maar fielt zijn grootfte vertrouwen in 't gemeen op de koorsbast, te gelijk met het Piriv. Contrajerv. Conf. Cardiac. en diergelijke. Zie Rusfefs Oeeonomy of nature. Sauvages Nofolog. Method. — Grant's Obfervations on the nature and cure of fevers. —■ Dr. W. Pordyce's Esfay on fe* vers. J)r. Fothergill on the Putrid fore thront.  over KOORZEN. enz, 231 teken is, en dat in beide de ziektens ér een bepaling van de zieke ftof naa de keel is. Dart , hoe ver ik uit de overweging der overeenftemming tot dit gevoelen ook gekomen ben, zou ik niet gewaagd hebben zulks voor te ftellen , indien ik de fcharlaken koors niet tweemaal als een volkziekte gezien had; en dat in zommige lijders zo zagt als die die door Syderham befchreven is ; en in andere met een verfWerende zeere keel verzelt; cn wederom in andere , met alle de omftandigheden van de Angina maligna (*). Ik (*) In Int begin van Augustus 1774, ver fcheen de fcharlaken hors te Kelfo, in het Graaffchap van Roxhurg , en was tot in het begin van December in dien omtrek zeer gemeen. De ziekte was in 'jf algemeen zeer zagt, en hadt zelden eenige geneeskundige hulp nodig. Ik heb geduren* de de herfstmaanden vele kinderen met eene meelagtige affchilfering der opperhuid zien uitlopen , in welke de koors zo gering geweest was , dat die hen fegts voor weinig dagen het huis hadt doen houden , en die op dat tijdfiip niet fchenen eenige aandoening In de keel te hebben gehadt, In vele gevallen was die niet te min met fweiling en verfwering der Anandelen vergeldt, en door een fterke vervelling der opperhuid gevolgt; tn twee kinderen, welke ik in den beginne, tlat die ziekte begon te heerfchen , behandelde , ftterven met alk de tekenen der allerkwaddaartigfte Angina. Eenige kregen verettering der ooren , en verfwering der wei-klieren m n'en nek t tn twee hadden waterzngiige gezwellen ten gevolg. '  232 WAARNEMINGEN Ik ben wel overtuigt dat er goede tegenwerpingen konnen gemaakt wordea, en dat het mogelijk de vereende pogingen der geneeskundige Maatfchappij , en de ondervinding van vele jaren zA vereifchen om de waarheid van dit gevoelen te bevestigen. Men kan inbrengen, dat de kwaadaartige zeere keel een gansch andere behandeling nodig heeft, als verfcheide zoorten der fcharlaken koors ■» dan die omftandigheid is niet te min niet voldoende om een geflagts onderfcheid te maken, wijl het zelve in verfcheide omftandigheden der kinderziekte mede plaats heeft, die niet te min, volgens de eenftemmige overeenkomst van alle Geneesheeren, uit een en het zelve fmet voortkomt. Men kan noch tegenwerpen, dat de fcharlaken koors de lijders maar eens in haar leven aancast, terwijl het geen beveiliging is tegens de kwaadaartige zeere keel, die eens gehad te hebben. Dit fchijnt in der daad van veel gewigt : maar ik twijfel heel zeer of ooit de Angina maligna tweemaal in denzelven lijder met den fcharlaken uitflag is verzelt geweest; alhoewel het waarfchijnelijk is, wanneer die ziekte algemeen wordt, dat een en den zeiven lijder, bij herhaling , ongemak in de keel kan krijgen. Maar zonder de ziekte in die uitgeftrektheid te befchouwcn , ben ik verzekert dat men in de behandeling dier lijders niet omzigtig genoeg kan zijn ; en dat er in het behandelen van ziektens, die aan elkan-  over KOORZEN. enz. 233 kandcr zo gelijk zijn, noodwendig misvattingen moeten plaars hebben. Ik kan deze afdeling niet befluiten , zonder jonger Konjstoeffenaars tegens het onbepaalde gebruik van het lancet, in alle zoorten van fcharlaken koorfen te waarfchouwen , niet tegengaande dat de Hoogduitfche fichrijveren het tcgenftelde hebben aangeraden : het is over bekend dat zij in alle fcherpe ziekten groote voorftanders der aderlatingen zijn- Sydenham wederhieldt zig van het aderlaten in de zagte fcharlaken koors, die hij opgemerkt heeft; ewMor• ion liet die niet als in den allerdringendfte noodzakelijkheid te werk ftellen , en dan nog met veel fpaarzaamheid (*) ! Mogelijk zullen de Spies¬ glasmiddelen , wanneer er in den beginne een ontftekende prikkeling is, wel aangewend zijnde , het gebruik van die ontlasting, welke voor jonge voorwerpen zo verfwakkend is , en die doorgaans het flagtoffer van die ziekte zijn, geheel opfchorten. III. Afdeling. De genezing der fcharlaken koors met een verfwerende zeere keel verzeil. Of fchoon dat die ziekte, wanneer die zig het eerst te Newcaftle vertoonde , voor mij niet geheel nieuw ~' was, (*) Morton de Febr. Scarlat. p. 85.  234 WAARNEMINGEN Wfts, moet ik echter bekennen, dat door den zameriloop der tekenen die een ontftekirag, en die , welke een rotting te hennen gaven, ik in verfcheide gevallen verlegen was hoe die te behandelen , inzonderheid in den beginne dat die ziekte begon te heerfchen. De fterke overeenkomst dezer ziekte met de Angina maligna, en de lijders meeftendeels de jong'fte en de tederfte zijnde, wederhield in ons alle gedagten om ter ader te laten. Vindende dat de volgen¬ de manier van genezen aan alle oogmerken, om de prikkeling der ontfteking, die zig hi den beginne vertoonde, te verminderen, vo'ldeedt, heb ik deuitwer-" lung dezer ontlasting, zelfs in bejaarde perzönen, niet meir als eens beproefd: dus kan ik hier ontrent weinig uit ondervinding fpreken: niet te min ben ik zeer geneigt om te denken, dat het in de meefte gevallen hadelig zoü geweest zijn.' Wanneer ik zo vroeg geroepen wierd dat de werking der bloedvaten nog fterk was , voorfchreef ik, na alvorens des lijders voeten en beenen in warm water te hebben doen baden , den Braakwijnfteen in zulkfe güten , die eene braking te weeg bragten ; en daar na zo, dat die eene zagre buiktfuivering verwek' te. Op deze wijze wierdt er dikwils een grote menigte gals ontlast, de koors verminderde , en de keel wierdt maklij K.er. Wanneer dat kort na den aanval der ziekte werkftellig gemaakt wierdt, wierdt de  oveh KOORZEN. enz. 235 de ziekte daar door zomtijds op eenmaal weggenomen; en die wierdt bijnaar altijd zo zagt, datdie voor zulke bereidingen van den koorsbast week , die men den lijder gemaklijk konde doen innemen. Wanneer de keel in bejaarden gefwollen was , begon ik de genezing zomtijds met eene buikzuivering van het Engelsch Zout, in plaats van Spiesglasmiddelen ; dan, ik vond zelfs in die gevallen , dat de eerstgemelde manier den voorrang verdiende. Maar welke tekenen van ontfteking er zig in den beginne ook vertoonde , nam de ziekte , wanneer die kwaadaartig was , vroegtijdig die van verrotting aan. Wanneer ik in een verder gevorderden ftaat der ziekte geroepen wierd , zo dat die reeds naar den aart van een Angina maligna begon te leikenen , 't welk men onderfcheide door de verfchijning der korften, het blaken in het wezen , den fwakken pols , en de fweiling der kaak en oorklieren , te gelijk met eene fweiling van den hals , was ik , door de voorfchriften van den ervarenen Doclor Fothergill gewaarfchouwd , afgefchrikt om den Braakwijnfteen voor te fchrijven ; en ftelde mijn grootfte vertrouwen in de koorsbast,en hartfterkende middelen voor het inwendig gebruik. Wanneer deze geneeswijze in dien ftaat der ziekte vroegtijdig aangewend wierdt, was die van een voordelig gevolg. Niet te min vondt men dit vermogend geneesmiddel in eenige gevallen, of fchoon. rijkelijk P töS*  £36 WAARNEMINGEN toegediend, onvermogende , \ geen aan den zamenloop van rottende en ontftekings toevallen toe te fchrijven was; en deze, welkers gevallen in den beginne het gebruik der Spiesglasmiddelen toelieten, helheiden doorgaans het beste. Ten aanzien nu van de bereiding der koorsbast, behoorde men het poeder daar van altoos te verkiezen : maar om de aandoenelijkheid der keel, en om dat men zo veel moeite heeft om de kinderen tot dit gebruik te brengen, fchreef ik doorgaans in den beginne het aftrekzei daar van voor , daar bij het vervolg wat van het poeder onder mengende. Ik gebruikte het volgende voorfchrift doorgaans, 't welk aangenamer en krachtiger als het afkookzel is , wijl het op deze wijze met al het kruidrijke, dat de koorsbast in zig heeft, voorzien blijfc. ' yt. Pulv. Cort. Peruvian. unc. j. Aq. Clnnamom. Sp. unc. fem. vel unc.]. Bullient. unc vrij, Infunde per vlij. vel xij horas & Cola. Dit wierdt zomsijds met Drop ?oet gemaakt, of • met Citroenzap, of ten Acid. Vitriol. of Marin. gezuurt; en het misten zelden of men kon de lijders overreden, om het op een of andere dezer wijzen te gebruiken. Ik  over. KOORZEN. enii 23? Ik gaf door den ganfehen loop der ziekte nauwkeurig acht op de keel , en liet derhalve gedurende den tijd der fweiling, bederf tegengaande gorgeldranken, melkwarm in de faaces infpuiten ; en het was verbazende wat een menigte taaije flijm op deze wijze zo wel uit den neus als uit den mond ontlast wierdt. De gemeene gorgeldrank beftondt uie een aftrekzei van Saly, Honig en Azijn ; maar wanneer de fweren zig uitbreiden , of dat de korften begonnen af te vallen, wierdt daar een Acid. Mar. bijgedaan, en ik liet de deelen zomtijds met een kwastje , in het volgende mengzel gedopt, bevogtigen. Ri Mell. Rofar. Unc. j. Sp. Sal. Mar. gutt. xx. M. Wanneer de kaakklicren fterk gefwollen w'aren; liet ik het Linim. vol. uitwendig ornfhan: niet te min vond ik in zommige gevallen' het omflaan van warme pappen , uit Haveremeel, Oiy en Azijn te zaam gefteld, van groter nuttigheid; echter wierden die niec voorgefchreven dan bij zulke lijders , daar ik zeker was, dat die eer dat die koud wierden , zouden worden vernieuwt. Wijl er geen teken meer gunftig was, dan eene gcneigtheid tot fweten , terwijl de huid in den beginne P 2 nee;  S33 WAARNEMINGEN heet en droog bleef, of het hoofd fterk aangedaan was, liet ik twee- of meermalen des daags een warm voetbad gebruiken, en in eenige gevallen, waar in de fweiling der keel fterk was , en er geen fterke tekenen waren, die verrotting te kennen gaven, was het warm bad van meer nut, dan eenig ander middel. Om dat ik een geval ontmoete, waar in het aanleggen van fpaanfche vliegen met eene verfterving gevolgt wierdt, heb ik die niet dikwils op de keel laten aanleggen. Maar in verfcheide gevallen, in welke de keels ontfteking fterk was, waren die in den nek aangelegt, van een voordelig gevolg. Het voedzel beftondt uit Sago , en waterpap met een weinig wijn daar onder, en ik liet de lijders het gebruik van cinaas ?ppelen en alle zoorten van rijpe vruchten toe; ook heb ik nooit waargenomen dat die te veel afgang verwekten. Het drinken beftond in den beginne uit garftewater of wijn - wei ' met citroenzap gezuurt; en wijl de zieken dikwils naakoud water en kaarnemelk verlangden , wierdt hun dien drank in overvloed toegedaan. In den gevorder¬ den.ftaat der ziekte, wanneer er hartfterkende middelen vereischt wierden, wierdt den wijns-wei fterk gemaakt , of men liet Pcrto wijn gebruiken ; niet te min moet ik hier aanmerken dat de hartfterkende middelen in den beginne, in het gemeen zeer ongefchikt waren. Wanneer den wijn noodzakelijk wierdt, wier»  ©ver. KOOR ZEN. enz, sjf wierden de armfte, die in de Zieke beurs aangenomen waren, of uit de weldadigheid hunner buuren, of van die haar aanbevolen hadden , overvloedig verzorgt. De vertrekken der zieken wierden zo zuiver gehouden als het mooglijk was, en de verfche lugt wierdt door de venfters ingelaten; en dit, en het befprenkelen der vertrekken met azijn, is, naar mijn gedagten, de beste wijze om de nadelige uitdampingen , welke van de lighamen der genen , die aan rottende ziektens leggen, voortkomen, te verbeteren. In de waterzugtige gefteldheid dezer ziekte , volgde ik genoegzaam de geneeswijze door de Haen voorgefchreven, namentlijk buikzuiverende en pisdrijvende middelen , met een tuffchenpozend gebruik der koorsbast. Voor buikzuiverende middelen vond ik het grootfte nut in de Calomel met Scilla vermengt. Wanneer dezen ftaat der ziekte met koorzen verzelt ging, dat heel dikwils het geval was, gaf ik eerst den braakwijnfteen in zulke giften , dat die walgingen verwekten , en daar na den koorsbast; waar bij ik het Sal. Diuretic. of het Acet. Scill. voegde. Wanneer er in dezen ftaat der ziekte een reuteling in de ademhaling en tekenen van eene longontfteking bij kwamen, wierden er, behalven de opgegevene middelen , fpaanfche vliegen in de zijdwi, en tusfehen de fchouders aangelegt : en deze handelwijze vond ik altijd voorfpoedig , ten ware dan w nP 3 neer  -4© WAARNEMINGEN neer den lijder aan een waterzugt in de eclagtige zelfHandigheid der longen kweinde. IV. Afdeling. GEVALLEN. Ik zal nu, om de natuur dezer volkziekte en des* zelfs geneeswijze meerder op te helderen , voortgaan met het verhaal van eenige bijzondere gevallen : en op dat zulks :e klaarder zij, zal ik beginnen met deze gevallen, in welk de fcharlaken koors met ligte verfweringen der keel verzelt ging. Vervolgens zal ik eenige gevallen verhalen, in welke die verzelt was met verftorvene fvveren in de keel, of daar de ziekte in allen opzigte naar de Angina maligna geleek ; en jaatftelijk zal ik eenige voorbeelden opgeven van warerzugtige toevallen, als gevolgen dezer ziekte. Gevallen der fcharlaken koors met ligte verfweringen in de keel verzelt. I GEVAL. Johanna SadJer, oud zeven jaren, wierdt den 6 julii 1770 door hoofdpijn, walgingen, die door brakea. ên  over KOORZEN. enz. 241 en afgang gevolgt wierden, aangetast; zij wierdt des nagts ijlhoofdig , en haar lighaam was des anderdaags morgens met den fcharlaken uitflag overdekt; zij klaagde over haar keel, en fwolg met moeite. Op den 9 wierdt zij in de zieke beurs aangenomen. Toen ik haar bezogt, vond ik haren pols fterk, doende 130 ilagen in een minut: haar ganfche lighaam was met een doffe fcharlaken kleurige puistagtigen uitflag overdekt: de onderkaaks klieren waren uitgezet; het zagte verhemelte, de amandelen , en de lel rood en gefwollen, en met eenige korften bezet: haar tong was aan deszeifs grond met een witte korst bedekt; haren mond vol met taai flijm ; eu haar ademhaling was rad, moeilijk, en reutelende : zij was ongemeen heet en rusteloos: zij flikte alles met de uiterftemoeite cn weerzin; en men berigte mij dat zij gedurende den nagt buiten kennis was geweest. Zij hadt geen afgang. Ik fchreef den gemeenen gorgeldrank en het vlugge fmeerzel voor, en alle twee uuren twee lepels vol van het Julap. Emetic. (*) in te geven: en liet haar beenen in warm water fteken. Vierden dag. Zij hadt eenen zeer rustlozen nagt doorgebragt, echter tvas haar keel beter. Men hielde (*) Zie de voorfchrifteh der Geneesmiddelen in dit en in ie volgende gevallen aangehaalt, in den Appendix. P 4  s4s WAARNEMINGEN hielde met het gebruik der voorfchreve geneesmiddelen aan. Vijfden dag. Zij braakten verfcheide reizen door 't voorfchreve drankje, de fweiling van haar keel was iets geflonken; maar de kaakklieren meer gefwolien, en wijl zij in geen drie dagen ontlasting gehad hadt, wierdt haar een buik openend middel voorgefchreven, Zeiden dag. Zij was zeer koorzig, maar de korften waren bijnaar geheel afgevallen, en kreeg des avonds drie ftoelgangen. Gedurende de drie volgende dagen was de koors matig, maar hadt alle avonden een verheffing. Tienden dag. De opperhuid begon in grote ftukken af te pellen : haren buik en benen waren eenigzints gefwollen, bleef z.opder eetlust, hardlijvig , en des avonds koorzig. Men gaf haar tegens den «agt tien greinen van het Pulv, Mercur. in , en een aftrekzei van Zenebladen in den morgenftond : en men fchreef haar den volgenden dag voor om alle drie uuren twee lepels vol van de volgende bereiding der koorsbast in te nemen. Infuf. Cort. Peruv. Unc. v. Sal. Diuretic. Spir. Nitr. dulc. ana dr. ij. Syr, fimp. Unc. fem, M, Twaalf,  over KOORZEN. enz. «43 Twaalfden dag. Zij hadt gister vier afgangen gehad : de fweiling van buik en voeten was vermindert. Men ging met het gebruik der koorsbast voort. Veertienden dag. De huid pelden in grote ftukken van haar handen en voeten af: zij was geheel vrij van koors, haren eetlust begon zig te hendellen, maar de kaakklieren bleven nog gefwolien. Zeventienden dag. De kaakklieren waren aan de linkerzijde zeer hard en pijnlijk, en zij hadt een vrij fterke Symptematifche koors: men liet er een pap opleggen , en met de overige geneesmiddelen voortgaan, Twintigflen dag. De klieren fchenen langzaam tot verettering over te gaan ,• zij was fwak, en des nagts ongemeen rusteloos. De opperhuid bleef nog affchilferen. De verfwering der klieren brak niet open voor den agtentwintigften dag der ziekte , en zommige klieren bleven zelfs daar na in den nek nog gefwolien. Men fchreef haar Purgant. Mercur. bij tusfchenpozingen voor, en wierdt den 20 Augustus, zijnde den vijfenveertiglten dag harer ziekte, van de zieke beurs verlaten , vrij van eenig ongemak, en bijnaar tot haar vorige ktachten herfteld zijnde, f 5 ïï.  «44 WAARNEMINGEN II. GEVAL. Johannis Sadler, negen jaren oud, en broeder van de voorgaande lijderes zijnde, wierdt den sojuly door walgingen en koors overvallen, en klaagde heel fchielijk over pijn en moeilijkheid in de keel. Hij wierdt den derden dag zijner ziekte in de zieke beurs aangenomen , wanneer ik hem over walgingen vondt klagen; zijnen pols was zeer rad , zijn vel was heet en droog , en overal met den fcharlaken uitflag aangedaan. De keel was rood en gefwolien, met eenige vlekken op de amandelen , het vlugge fineerzei en den gemenen gorgeldrank wierden voorgefchreven; en twee greinen van het Pulv. Antimon. all(j uuren tot het de gewone ontlasting te weeg bragt. Vierden dag. Hij braakte verfcheide reizen, en hadt, eenen afgang gehad. Zijn keel was gemaklijker, zijn vel vogtig, en de koors gematigd. Ik liet alle drie uuren een der Spiesglas poeders ingeven. Vijfden dag. Den uitflag was dof, de fweiling der keel was gevallen , en de korflen waren verdwenen. Hardlijvig zijnde, wierdt hem \MuRhabar. bar ingegeven. Zesden dag. Zijn vel was nu ruw en begon af te fehilferen. Zevenden dag. Hij klaagde over hoest, die den achtftcn dag zeer lastig wierdt. Hij wierdt heersch, en  ovïr KOORZEN. enz. 245 en klaagde over eene fieking in zijn zijde; zijnen pols was rad, maar fwak; en hij bleef hardlijvig. Men liet hem tegens den nagt het Pulv. Mercur. wederom innemen, en een lepel vol van het volgende drankje, wanneer hem den hoest overkwam. W. Mixt. Oleof. unc. v. Elix. Paregor. dr. ij. M. Tienden dag. De korst was nu bijnaar verdwenen ; zijn huid lchilferde af; hadt geen koors ,• maar begon over pijnen in den buik te klagen; men liet het pulv, Mercur. dus herhalen, en hem 's morgens een aftrekzei van zenebladen innemen. Van dezen tijd af begon hij daaglijks te herftellen, en was den 5 Augustus, zijnde den vijftienden dag na dat hij ziek geworden was, volkomen genezen. III. GEVAL. Barbara Hall, oud vierentwintig jaren , wierdc den 9 July, in de zieke beurs aangenomen, zijnde den elfden dag na dat zij met de gewone toevallen van de fcharlaken koors was overvallen. Haar keel was ireer gefwolien en ontftoken, men ontdekte een asch- ver-.  »4<* WAARNEMINGEN vervvige korst op ieder amandel, en het was niet dan met de uiterfte moeite dat zij iets konde doorfwelgen. haren pols was zeer rad, fwak en hard: haar vel was algemeen met den uitflag overdekt, en men ontdekte op hare armen onregelmatige vlekken , die hoger gekleurd waren. De onderkaaks klieren waren uitgezet ; zij was rusteloos; en was gedurende den nagt doorgaans huiten haar kennis geweest. Ik fchreef een voetbad en den gemeenen gorgeldrank voor, en een fpaanfche vlieg in de put van den nek; en alle uuren twee lepels van eene ontbinding van Manna en Tart. Solub. tot dat zulks |uitwerking .verrigte. Vijfden dag. Zij hadt den voorleden nagt fterk geraaskald , en kon tegens den middag maar zeer weinig beter fwelgen. Haren pols deedt 130 flagen in een minut; zij was zeer moedeloos ; de fpaanfche vlieg hadt fterk getrokken ; maar het buikzuiverend middel hadt niet gewerkt: waarom haar eene ontbinding van het Sal. Cathartic. met Crem. Tart. voorfchreef, om lepelswijze in te nemen. Zesden dag. Zo dra de afgang verwekkende middelen bcgonden te werken vondt zij verligdng ; de fweiling der keel was des middags merkelijk vermindert; niet te min bleef een der amandelen gefwolien, echter flikten zij met gemak. Den uitflag was overvloedig en helder rood. Ik fchreef haar voor  over KOORZEN. enz. £47 voor alle twee uuren vier lepels vol in te nemen van DecoSi. Peruvian. Julap. Salin. ana ime. vj. M. Ik bezogt haar den zevenden dag niet. Den. achttien was de koors matig; maar zij klaagden eenen rustelozen nagt te hebben doorgebragt: zij was zeer fwak, en men ontdekte een grote vlek op de gefwolle amandel. Het Gargar. Antifept. wierdt dus voorgefchreven , en alle twee uuren vier lepels vol van het Decoct. peruvian. met eenige weinige droppen van het flappe Sp. Vitr. Zij gebruikte hare geneesmiddelen met ongemene nauwkeurigheid tot den dertienden dag , wanneer ik haar geheel vrij van koors, of fchoon zeer fwak bevond. Haar huid ging voort in grote Hukken te vervellen , en haar keel was vrij van eenige verfwering, maar bleef verflapt. Ik fchreef haar voor om alle drie uuren een drachma der koorsbast in te nemen , en een gorgeldrank met de Tinct. Rofdr. en een weinig Aluin, Nngentiendcn dag. Zij was in (laat om door het huis te gaan ; maar bleef bij aanhoudendheid fwak, •f fchoon zij de koorsbast ge*et ingenomen hadt. Twin-  245 WAARNEMINGEN Twintigflen dag. Eert der klieren van den nek begon te f wellen; haar huid bleef vervellen, en menging met het gebruik der koorsbast voort. Drie en twintigflen dag. De fweiling van den hals was zeer groot, maar wijl die geen geneigtheid tot verfwering vertoonde , liet men die met het Linim. volat. befmeren, en eenen buik openenden drank drinken. Dertigflen dag. Het gefwel was geheel verdwenen , en zij begon nu te herftellen. De affchilfe. ring over het lighaam was nu voorbij, echter vervelde de opperhuid van haar handen en voeten noch in gro • te ftukken. Den 6 Auguflus, zijnde den zes en dertigflen dag zedert het begin van hare ziekte, bedankte zij voor hare genezing. IV. GEVAL. Johanna Campbell, oud elf jaren, wierdt den 3© July in de zieke beurs aangenomen; zij was maar den vorigen dag ziek geworden. Haren pols deedt 120 flagen in een minut, haar vel was heer en droog, haar keel zeer ontfloken en gefwolien, met eenige vlekken op de amandelen, en haar ganfche lighaam was met den fcharlaken uitflag overdekt. Ik fchreef haar voor 0111 alle twee uuren een lepel vol van het Julap. Es  «ver KOORZEN. enz. 249 Emetic. in te nemen, een voetbad, het vlugge fmeerzel, en een gorgeldrank. Derden dag. Zij braakte eenige reizen en hadt eenige iloelgangen door 'c gemelde drankje : dan de werking der flagaders even lierk blijvende, en de huid rood en eenig:*ints gezwollen , liet men zulks daar na maar in een geringer hoeveelheid gebruiken. Vijfden dag. De kragt van haar pols was vermindert , en men onderrigte mij dat zij des nagts geijld hadt. De fweiling der keel was vermindert, maar men ontdekte eenige korden op de amandelen. Den uitflag was dof. Ik fchreef het aftrekzei der koorsbast voor. Zesden dag. Er was weinig verandering, dus ging* zij met het gebruik der geneesmiddelen voort. Zevenden dag. De opperhuid begon af te fchilferen: zij was fwak, klaagde over hoest; en hadt des avonds een verhef van koors. Agt ft en dag. De korften op de amandelen fpreiden zig nu verder uit, en zij hadt meer koors. Eenea bederf tegengaande gorgeldrank wierdt haar voorgefchreven , en om alle drie uuren een halve drachma der koorsbast in te nemen. Na drie dagen verdwenen de korften geheel; maar de koorsverheffingen bleven des avonds voortduren, ©naangezien het gezette gebruik der koorsbast. Den elfden dag wierdt haar , om dat zij hard-  4 5° WAARNEMINGEN 'lijvig was, een gift van het Pulv. Eccoprof. gegeven. Den veertienden dag ontdekte men een grote fweiling onder ieder oor, men liet het vlugge fmeerzel gebruiken , en met het gebruik der koorsbast voortgaan. De fweiling verdween in weinig dagen, de opperhuid fchilferde met grote fchubbetjes af, tot den negentienden dag toe, en den een en twintigflen dag was zij volkomen herfteld. Een kind , in dezelve kamer leggende , hadt de koors en den fcharlaken uitflag, met eene fweiling der onderkaaks klieren, maar zonder eenige aandoening in de keel. » V. GEVAL. Richard Gow, vijfjaren oud, wierdt den 15 Augustus door de fcharlaken koors aangetast, en den »8 in de zieke beurs aangenomen; mij wierdt berigt, dat hij gedurende den nagt zeer ijlhoofdig geweeft was, en dat zijn ganfche lighaam dezen morgen zeer rood geworden was. Op een nauwkeuriger onderzoek vond ik zijn lighaam inderdaad beide rood en gefwolien. Zijne amandelen en het zagte gehemelte waren gefwolien en van eei fcharlaken kleur; echter wierden er geen korften ontdekt. Zijnen pols deedt 120 flagen, was hard en ingetrokken , en zijne kaak- kli*  óver KOORZEN. enz. atft klieren waren gefwolien. Ik fchreef het voetbad, den gemenen gorgeldrank, en Spiesglas poeders voor. Vijfden dag. Hij hadt verfcheide reizen gebraakt, eenen zeer rustelozen nagt doorgebragt, en was nu buiten zijn verftand. Den uitflag was dezen morgen hoger gekleurt, en men vondt heele tropjes met rode puistjes hier en daar over zijn vel verfpreid. Zijn pols was zwak , en de amandelen waren met vuile korften bedekt. Ontruft zijnde over deze verfchijning, zette ik de fpiesglas middelen ter zijde, en liet het afkookzel der koorsbast, met den geest van koperroot een weinig zuur gemaakt, zo fterk gebruiken als het mogelijk was in te krijgen. Zesden dag. Er was weinig verandering , hardlijvig zijnde , wierdt hem een clijfteer toegedient, en tegens den nagt acht greinen van het Pulv. Eccropoticas ingegeven. Zevenden dag. De opperhuid begon nu af te fchilferen ; maar hij bleef bij aanhoudendheid koorzig; waarom men met het gebruik der koorsbast voortging- Agtften dag. De koors bleef aanhoudende; maar dè korften waren van de amandelen verdwenen. Wijl hij bij aanhoudendheid hardlijvig bleef, liet men hem den volgenden morgen een aftrekzei van Zenebladeren gebruiken. Negenden dag. Hij was nu vrij van koors en hadt Q een  55* WAARNEMINGEN ccn zagt fweet. • Met het gebruik der "koorsbast wierdt aangehouden. Zijn buik was den twaalfden dag zeer gefwolien, waarom ik tegens den nagc zes greinen van het Pulv. Mercur, liet innemen, en den volgenden morgen wederom een aftrekzei van zcnebladereu. Deze geneesmiddelen wierden met vereischte tusfchenpozingen herhaalt. De opperhuid bleef met grote fchubben affchilferen tot aan den agtienden dag der ziekte, en op den twintigflen van alle onpasfelijkheid herfteld zijnde, wierdt hij voor gezond opgegeven. * VI. GEVAL. Juffrouw - - -, oud veertien jaren, wierdt den ij Augustus met koude rillingen en walgingen aangetast, 't welk door hitte en pijn in de keel gevolgt wierdt. Den fcharlaken uitflag vertoonde zig reeds den volgenden morgen. Berden dag. Mij wierdt verzogt om haar met den Heer Leighton te verzorgen. Den uitflag was over (*) De gevallen, welke my inmyne byzondere geneesoeffening zyn voorgekomen , en in deze Verhandeling gewag van wake, heb ik van die, welke tot de zieke beurs behoord hebben„ daar het voorzetten van een jlerretje onderfcheiden.  over KOORZEN. wa 253 ever het geheele lighaam verfpreid: de amandelen en lier. zagte verhemelte waren gefwolien en met vlekken overdekt, en de kaakklieren der regterzijde zeer gefwolien. Haren pols deedt 130 (lagen in een minut; haar vel was droog en zeer heet: zij klaagde over hevige pijn in de keel wanneer zij iets wilde doorfwelgen; hadt fware hoofdpijn, en was duizelig wanneer zij zig in het bed opregte. Ik beval dat men haar beenen in het warm water zoude (leken, fchreef het vlugge fmeerzel voor, beneffens een gorgeldrank, en een afkookzel van Tamarinde met den braakwijnfteen. Vierden dag. Zij hadt verfcheide reizen gebraakt, gedurende den nagt iets geflapen, en was in een zagt fweet toen ik haar des morgens bezogt. Den uitflag was volkomen en bloeijend rood, zij was hardlijvig, klaagde over flauwtens en was niet in (laat om op te zitten. Ik liet haar een clijfteer toedienen, en fchreef voor om alle twee uuren twee lepels vol in te nemen van Infus Peruvian. unc. viij. Syr. e Succ. Limon. unc.j. M. Vijfden dag. Zij was den voorleden nagt buiten kennis geweest. Des middags vertoonden zig Q 2 nog  154 WAARNEMINGEN nog meer vlekken op de amandelen : haar pols deedc 104 flagen in een minut. Men ontdekte eene meelagtige affchilfering in haar aangezigt , anderzints bleef den uitflag op het overige van haar lighaam even rood. Ze den dag. De koors was nu gematigder ; den uitflag wierdt nu bruin, en over haar lighaam ruw, maar op haare beenen was die zeer hoog gekleurd. Zij bleef nog voortgaan om de voorgefchreve hoeveelheid der koorsbast dagelijks in te nemen. Zevenden dag. Zij was den voorleden nagt zeer koorzig geweest; maar kreeg in den morgenftond een verpozing , en lag des middags in een zagt fweet. De fweertjes op de amandelen waren bijnaar grnezen. Ik liet haar alle twee uuren een halve drachma der koorsbast ingeven ; en wijl het gebruik van Cinaasappelen en andere rijpe vrugten geen open lijf hielden , liet ik haar tegens den nagt een fcrupel van het Pulv. Eccopratie. ingeven. Agtjlen dag. Zij was nu geheel vrij van koors, maar klaagde over een klein hoestje. De opperhuid bleef aanhoudend met dikke fchubben affchilferen :• en met het gebruik der koorsbast wierdt aangehouden. Negenden dag. De opperhuid fcheide nu van de. handen en beenen in breede vellen. Zij gebruikte de koorsbast nog eenige dagen langer, en wierdt fchielijk tot een volmaakte welftand herfteld, VIL  ©ver KOORZEN. enz 255 VIL GEVAL. Robbert Douglas, een kind van nog maar negen maanden oud, wierdt den 9 September in de Zieke beurs aangenomen : het hadt reeds zes dagen aan de fcharlaken koors gelegen : zijn pols was ongemeen rad en fwak; zijn keel was zeer gefwolien , en met een witte ftof overdekt , en het fwelgde niet dan met da uiterfte moeite. Zijne ademhaling was met gereutel , en het wilde de borst niet meer nemen. Het geval hopeloos befchouwende , fchreef ik geen inwendige geneesmiddelen voor ; maar liet het met wijn-wei, met theelepeltjes vol verkwikken; en liet aan wederzijden van den hals, onder het oor, een grote fpaanfche vlieg pleifter aanleggen. Zevenden dag. De fweiling der keel was- vermin, dert, en het kon beter (likken ; maar zijn gelaat was wild, en het was ongemeen fwak. Ik liet het alle uuren een theelepeltje yol van het afcrekzel der koorsbast ingeven. Agt ft en dag. De kaakklieren waren zeer uitgezet; zijn gelaat was bleek, en opgeblazen; en er liep een dunne ftof uit zijn ooren. Den negenden dag nam het wederom de borst. Den elfden liep er een bedorve ftof uit beide zijne ooren , en het raakten aan den afgang, die niet te min door weinige droppen van de Tmct. Thebaic. geftuit wierdt. Q 3 Dit  WAARNEMINGEN Die kind gebruikte dagelijks drie oneen van het aftrekzei der koorsbast van den tijd af dat die eerst voorgefchreven wierdt; het kreeg zijne krachten langzamer hand weder, en was den 514 September geheel herfteld. * VIII. GEVAL. Een kind van - - ontrend zes jaren oud, klaagde den 14 September over een pijn en ftijfheid in zijn keel: was den volgenden dag zeer koorzig , ademde d?s avonds zeer moeilijk , en raakte aan het ijlen. Een Linim. volat. Camphorat., was door den Heer Leighton, den gewonen Heelmeefter van dat huisgezin , voorgefchreven , en den braakwijnfteen ingegeven ',■ maar het hadt geenc uitwerking. Vierden dag. Ik wierdt verzogt om het te komen bezoeken, vond het blakend in zijn aangezigt, zijne oogen ftonden wateragtig, uitpuilend 'en wild: er liep een fcherpe ftof uit zijn neusgaten, die de deelen daar het langs liep ontftak; zijne ademhaling was rad, moeilijk en met gepiep , en lag beftendig met een open mond. De keel was met een taai (lijm overladen , en het kon niet onderfcheiden meer fpreken. Zijn vel was ongemeen heet en droog ; zijnen pols fwak, en deedt j 30 flagen in een minut. De lel,' het zagte verhemelte , cn de amandelen waren zeer g9-  over KOORZEN. enz. 257 gefwollcn, cn van een karmozijn kleur,- men ontdekte echter nog geen korften of fweren. De kaakklieren waren zeer uitgezet, en iedere poging om iets door te flikken , dreigde verflikking. In dezen hagchelijken ftaat zijnde, fcheen het te fwak om het verlies van bloed te konnen verdragen; maar wijl het geen ontlasting gehad hadt, liet ik het een clijfteer toedienen; liet het in een warm bad zetten , en van tijd tot tijd een fpuit vol met een warme gorgeldrank in zijn keel fpuiten ,• liet een fpaanfche vlieg pleifter in het putje van den nek aanleggen , en een warme, pap van havere meel, met olij en azijn gemaakt, rond de keel. Des avonds vond ik het merkelijk ver¬ ligt , en wijl het eerfte clijfteer geen uitwerking gehad hadt, liet ik het een tweede geven. Vijfden dag. Met was des nagts bij beurten dan ijlende, en dan wederom flaapzugtig: maar zijne wijze van ademhalen was vervaarlijk , echter ontdekte men dat die-na het gebruik van den golgeldrank altijd gemaklijker was, die teder reis eene menigte taaije flijm deedt ontlasten. Des morgens ten negen uuren was zijn vel klam : de fpaanfche vlieg hadt fterk getrokken : het was bij zijn kennis, en kon nu fpreken. Zijn pols deedt nu 112 flagen, en het kon nu gemaklijk flikken, niaarademde met moeite. De keel bleef nog merkelijk gefwolien, en met een taai flijm Q 4 be-  255 WAARNEMINGEN bedekt. Ik liet het een gift van het Pulv. Ecca,* proticus ingeven, en belaste dat men den gorgeldrank dikwils gebruiken moeft. Het hadt des nagts twee fterke afgangen, en het ademde nu zonder moeite : ik liet het aalbesfen jelei, Cinaas - appelen , en alle zoorten van rijpe vruchten gebruiken; cn om dat zijn vel heet was, liet ik zijn beenen in warm water fteken. Zesden dag. Het was in den beginne van den nagt rufteloos en zomtijds buiten kennis geweeft, maar fliep in den morgenftond verfcheide uuren, alhoewel zijne ademhaling door eene ophoping van flijm reutelende was. Des morgens lag het in een zagt fweet: de. fweiling der keel was vermindert , maar de kaakklieren bleven nog even gefwoHen. De fpaanfche Vlieg hadt wel getrokken, cn de pap hadt verfcheide pijnlijke puistjes , ter plaatze daar die gelegen hadt,, voortgebragt. Ik liet in deszeifs plaats eene verzagende pap aanleggen, en alle twee uuren. twee lepels vol van het aftrekzei der koorsbast ingeven. Het hadt dezen dag drie afgangen gehad, en lag des avonds toen ik het bezogt in een gezonden flaap. Twee dagen daar na was de fweiling der keel gehec.1 verdwenen, en het was fchielijk tot zijnen vorigen welftand herfteldt. Dezen lijder hadt genen uitflag, maar een ligte af- fchil-  ovjtR KOORZEN. enz. iS9 1'chilfering der opperhuid. Zijn jonger zuster wierdt ziek toen hij herftejdej maar hare ziekte waszeer zagt. IX. G E V A L. Maria Thomfon, twee jaren oud, wierdt, na door eenen huikloop uitgemergeld te zijn, door een koors en zeere keel aangetast. Zij wierdt den tweden dag harer ziekte in de zieke beurs aangenomen: ik vondt haar zeer koorzig; zij hadt een neiging tot braken ; de amandelen 'en het zagte verhemelte waren trefwollen en ontftoken: maar den afgang hadt zedert eenige dagen opgehouden. Ik liet het voetbad gebruiken, fchreef een braakmiddel voor, en Rhabarbar met Magnefia voor den volgenden morgen. Derden dag. De kaakklieren waren uitgezet, haren pols was zeer rad, en men ontdekte korften op de amandelen. Ik liet haar alle twee uuren twee lepels vol van het afkookzel der koorsbast met drop zoet gemaakt gebruiken, en den gemeenen gorgeldrank dikwils in de keel fpuiten, Vijfden dag. Haar aangezigt was gefwolien en opgeblazen, de kaakklieren nog meer gefwolien, en de tong en kaken met fprouwkorften bedekt. Zevenden dag. Hare amandelen waren nog fterker verfwaren, zij flikte met zeer, veel moeite, en Q 5 wan-  £6o WAARNEMINGEN wanneer zij iets dronk kwam er een gedeelte van door den neus te rug. Zij was loslijvig, en haren afgang was fwart en (tinkende. Wijl het den koorsbast niet weigerde , wierdt daar mede voortgegaan, en een fpaanfche vlieg pleifter in den nek gelegt. Negenden dag. Het zagte verhemelte en de amandelen waren zeer gefwolien , en vol met witte korften : de kaakklieren nog meer uitgezet: haar ademha, ling was fchielijk en reutelende, en haren pols fterk, vast, en deedt 140 flagen in een minut. Vindende dat de ziekte daaglijks meer en meer toenam , en men van het gebruik der geneesmiddelen niets te verwagten hadt, wijl haar den drank wederom door den neus uitkwam, heb ik haar in een lauw bad laten zetten , en zo iang inhouden als zij het met voordeel fcheen te verdragen. Tienden dag. Zij bleef een kwartier uurs in het bad, na welkers gebruik het gedurende eenige uuren geruft fliep. Dezen morgen vertoonde zig eenen roosagtigen uitflag, die niet ongelijk was aan den netel uitflag, en die zig over haar borst, deien en beenen uitftrekte. De keel was uit- en inwendig zeer gefwolien , en een gedeelte van hec geen zij dronk, •bleef haar nog langs de neus uitkomen. De fweren in de keel waren den elfden dag van een donker bruine kleur : op den twaalfden begen de fweiling der amandelen te verminderen , en de lel was  over KOORZEN. enz. 261 was met een witte fprouwkorst overdekt. Den dertienden begon zij gemakkelijk te flikken ; er liep' eene bedorve ftof uit haar linker oor , en er bleef bij aanhoudendheid veel vogt uit de fpaanfche vlieg lopen. Men hieldt nog vijf avonden met het gebruik van het lauwe bad aan, en mijne kleine lijderes bragt den tijd altijd met vermaak daar in door , en hadt na deszeifs gebruik altijd een verfrisfenden flaap. Den negentienden dag kon men geen verfweringen meer in de keel gewaar worden , niet te min bleven de kaakklieren nog verhard, en wanneer zij dronk, kwam er altijd nog een gedeelte langs de neus uit. De hoeken van haar «lippen yerfworen, en zij hadt, onaangezien het gebruik der koorsbaft , des avonds verheffing van koors. Haar opperhuid bleef tot den negen en dertigften dag der ziekte affchilferen { en de bedorve ftof bleef aanhoudend uit haar oor lopen: haar gezondheid herftelde trapswijze, en zij wierdt den drie .en veertigften dag na het begin van hare ziekte verlaten (f). X. (O Dit kind rerfchafte gedurende, den ganfehen loop dezer volkzickte het eenigfle voorbeeld, dat een en den zeiven lijder de ziekte tweemaal kreeg: -want op het einde .van Juny hadt zy de fcharlaken koors met een verfwefèhïe zeere keel gehad, cn zes maanden daar na wierdt zy op de kier boven befchreve wyze  26*2 WAARNEMINGEN X. GEVAL. Margareta Blair, vier en twintig jaren oud, wierdt den 19 November met de gewone tekenen van eene fcharlaken koors aangetast , en den 20 in de zieke beurs aangenomen. Ik vond haren pols zeer rad en klein, maar te gelijk hard: haar keel was zeer gefwolien, en van een karmozijn kleur , en haren nek en fchouderen met den fcharlaken uitflag overdekt. Des avonds wierdt zij erger , en was dikwils buiten verftand. Van den beginne aan was zij hardlijvig geweeft, waarom haar Manna met Tart. Solub. voor gefchrevcn wierdt om aanftonds in te nemen ; waar bij een menigvuldig herhaald gebruik van het lauwe bad en gorgeldranken gevoegd'wierdt: en ik beval den damp van warm water en azijn dikwils in te ademen. Derden dag. Zij kreeg twee ftoelgangen ; en ontlaste door den gorgeldrank veel taaije flijm. Haren pols was fwak en deedt 136 flagen in een minut. De amandelen en kaakklieren waren ongemeen gefwolien , en ieder poging om te flikken was met eene hevige vjze aangetast. Niet te mie meet. men epmerken , dat den uitflag, die zig op den tienden dag van den tweeden aanval vertoonde, geen de mnfie overeenkomst niet den fcharlskfii uitflag hadt.  o Ver KOORZEN. enz. ^ vige pijn verzelt: den uitflag was overvloedig , en men ontdekte eenige rode vlekken op Êar armen : ik liet een warme pap rond haar keel leggen, en haar alle twee uuren vier lepels vol van het volgende drank* je innemen. % Infus. Peruv. unc. viij. Sal. Abfynth. dr. i. Spit: Vitriol. ten. q. f. ad plcnam fa, turationem. D. Vierden dag. Haar armen waren rood en tot aan de toppen der vingeren gefwolien, en op het aanraken pijnelijk. Haren pols deedt 120 flagen. Haar keel was beter, en de fweiling vermindert. Vijfden dag. De fweiling der keel was ge- heel over, maar de kaakklieren bleven gefwolien; en zij klaagde over fware pijn zo dikwijls zij iets poogde door te flikken. Om dat zij haar geneesmiddelen ieder reis uitbraakte, fchreef ik voor om alle twee uuren twee lepels vol van het volgende in te nemen. Iulap. Salin. unc. viij. Spir. Nitri. dulc. unc. fem, ti&it-. m. Zes-  a6*4 WAARNEMINGEN Zesden dag. Het braken hielde op, zij was in een zag: fwfeet, en bijna geheel vrij van koors. Een ligte affcbiWèring der opperhuid fteide zig den zevenden dag in: van dezen tijd af begon zij trapswijze te heritellen, en op den 30 September zijnde den 1 2 dag na den aanvang haarer ziekte» bedankte zij voor haare geneezing. XI. GEVAL. Johanna Hendriks, oud negentien jaren , bezogt de zieken welkers geval ik zo even verhaalt heb dikwils, en wierdt daar den 25 November zelfs door aangetast. Den aanval was fchielijk en geweldigen was met fiauwtens en braken verzelt: zij een briefje ter toelating in de zieke beurs verkregen hebbende, bezogt ik haar den tweeden dag 's morgens. Zij was des nagts zeer ijlende geweest; haren pols was fwak en deedt 130 Hagen in een minut; baar oogen ftonden dof en waterachtig; en den fcharlaken uitflag was. over haar ganfche lighaam uitgefpreid. Zij klaagde over hoofdpijn, en wierdt walgagtig zo dra zij zig oprigtte: zij was hardlijvig; hare amandelen waren zeer gefwolien, en met een aschkleurige korst overdekt; echter flikte zij zonder moeite. De tekenen van fwakheid'zo fterk zijnde dorst ikdenTart. Emet.xm. voorfchrijven, fchreef dus den gorgeldrank en  over KOORZEN, enz. 65a en het vereischte drinken voor, en alle twee uuren vier lepels vol in te geven van iji. Infus Peruvian, libr. i. Pulv. Cort. Peruv. unc. fem. Tinei. Cort. Peruv. unc. i. M. Derden dag. Haar aangezigt en hals wierden opgefwollen cn zugtig; haar armen en handen fwollen, en kregen rode ftreken: zij raakte zomtijds buiten haar kennis, en bleef hardlijvig; ik liet haar dus tegens den avond een clijfteer toedienen , en haar drankje wierdt herhaalt met eens zo veel van de koorsbast. Vierden dag. Zij hadt door het clijfteer twee afgangen gehad; anderzints was zij eveneens als gister; dus wierdt met dezelve geneesmiddelen aangehouden. Vijfden -dag. De fweiling der keel was veel vermindert ; maar de fweertjes der amandelen waren van een donkere kleur: zij was heersch, hoeste dikwils, en hadt een gereutel in de ademhaling: dit laaste toeval wierdt niet te min voorgekomen door het infpuiten van een gorgeldrank, waardoor er een fterke affcheiding van taaije flijm veroorzaakt wierdt. Wijl zij haar drankje ieder reis uitbraakte, liet men haar alle twee uuren drie lepels vol van het enkele aftrekzei der koors-  &66 WAARNEMIN G'E N koorsbast innemen; en men fchreef haar garfte watef met Oxymel fimpl. voor haaren gemenen drank voor. Zesden dag. De fweertjes. in haar keel fche- nen nu beter: haar aangezigt, hals, en borst waren zugtig gefwolien; en haar handen rood, gezwollen, en pijnlijk op het aanraken. Haar oogen fton¬ den zeer fwaar ; zij antwoorde wanneer men tegens haar fprak; maar was in 't gemeen of ijlende of flaapzugtig. De heerfcheid en' den hoest bleven het zelve. Zevenden dag. De korsten waren zedert mijn laaste bezoek van haar amandelen afgefcheiden: den uitflag ftondt dof, en haar ganfche lighaam was op geblazen; de heerfcheid was vermeerdert, en harent pols was ongemeen rad. Men gong met het ge¬ bruik van dezelve geneesmiddelen voort. Agfien dag. Haar keel was bij naar wel; haren pols deedt 130 flagen in een minut, hadt een holle en reutelende ademhaling, haar aangezigt, oog leden, en ganfche lighaam waren ongemeen gefwolien en gefpannen; énzijlagineenflaapzugtige gefteldheid. Ik liet het een Spaanfche vlieg tusfehen haar fchou- . dersleggen, en alle twee uuren eeri lepel vol van het Jtilap Scill. innemen, en wijn-wei met Oxijm. fimpl. voor haren gemenen drank gebruiken. { Negenden dag. Dé Spaanfche vlieg pleister hadt  ovbr KOORZEN. enz. s6> hadt fterk getrokken ; hadt gedurende den nagt verfcheide wateragtige afgangen gehad, en ademde in den morgenftond met meerder ruimte. Ik liet om den afgang te beteugelen eenige weinige droppen van de TinB. Thebaic. in het Jutap Scill. doen; en haar met wijn. wei onderfteunen. Tienden dag. De wateragtige afgangen bleven nog aanhouden , en door de Spaanfche vlieg ontlaste zig veel wei : de waterzugtige zwelling was bijnaar geheel verdwenen; en haar ademhaling was ruim en maklijk. Elfden dag. Haar oogen begonnen op te klaren, en zij was nu volmaakt bij haar kennis; klaagde fterk over den hoest, en bleef bij aanhoudentheid heersch ; ik liet haar een drankje met Sperma Coeti en zestig droppen van het Elix. Paregoric, alle vier uuren innemen ; en zij dronk bij verkiezing aanhoudend garftewater met Oxym. fimpl. Van dezen tijd af begon zij te herftellen: maar den hoest bleef niet te min in weerwil van alle aangewende geneesmiddelen tot den een en twintigflen dag der ziekte even hardnekkig ; en de opperhuid bleef toe den vier en twintigflen dag in grote ftukken vervellen. Den drie en twintigftétt dag fwol een der klieren in den nek tot de grote van een duiven ei, maar verdween wederom fchielijk. Daar na kreeg zij eenen ligten buikloop, waar tegens ik eenige giften R - KRks-  s68 WAARNEWINGE N Rhabarbar voorfchreef. Den 29 Decemberherftelï, en in ftaat zijnde wederom uit te gaan, wierd* zij van de zieke beurs verlaten , 't welk den vier en vijftigften dag zedert den aanvang der ziekte was. Gevallen van de fcharlaken koors met ver/lorvene fweren in de keel verzelt. t GEVAL. Maria Innes, oud vijftien jaren, wierdt den 23 Junij in de zieke beurs aangenomen. Ik wierdt onderrigt dat zij op den 19 door koude rillingen, duizeligheid en een braking was aangetast, welke door hitte, hoofdpijn, een ftijfheid in den nek, moeilijkheid in 't flikken, en eenen afgang gevolgt was ; dat haar' lighaam den tweden dag geheel rood was geworden, en dat zij alle avonden buiten hare kennis geweest was. Ik bezogt haar voor de eerfte maal op den vijfden dag van haar ziekte; zij was gefwolien in haar wezen, en de kaakklieren in het bijzonder; beide de amandelen waren met vuile diepe fweren bezet ; zij klaagde nog bij aanhoudendheid over walgingen, braakte tusfehen beide, hadt eenen rottigen buikloop, en eenen radden en fwakken pols. Ik liet haar een aftrekzei van kruis en munt met Oporto wijn voor haren  over KOORZEN. enz. «i6> gewonen drank gebruiken ; fchreef eenen bederf tegengaanden gorgeldrank voor , en alle twee uuren drie lepels vol in te nemen van een afkookzel der koorsbast, met den Spir. Lavend, verwarmt. Zesden dag. Den afgang bleef nog voortduren „ terwijl de overige toevallen nog het zelve als den vorigen dag bleven. Ik fchreef haar een fiaapver- wekkend middel voor , en men ging voort met hec gebruik der vorige geneesmiddelen. Zevenden dag. Zij hadt 's nagts wel gerust: den afgang hield: op: de koors was matiger; en de fweren begonnen op te vullen. De fweren verdwenen den daar aan volgenden dag; en zij was den 29 Juny zo wel, dat zij geen verdere hulp nodig hadt. *II. GEVAL. Den jongen Heer - - - , omtrent vijfjaren oud, wierdt door eene braking overvallen, en kort daar op heet en rusteloos, en klaagde over zijn keel. De fcharlaken uitflag vertoonde zig den tweden dag ; en hij was 's nagts buiten zijn kennis geweest. Den 7 Auguftus wierd ik verzogt hem te komen zien. Zijn pols deedt 130 flagen in een minut; zijn vel was heet ; zijn aangezigt, armen , handen, deien en beenen met den fcharlaken uitflag overdekt, R 2 die  u7o WAARNEMINGEN die op het gejoel ruw was, en zijn ganfche huid was zigtbaar gezwollen. De kaak - en oorklieren wa¬ ren zeer uitgezet, en de amandelen met korden overdekt. Den Heer Hawdon, Heelmeester van hethuisgezin, hadt hem eenen gorgeldranken een drankje met de koorsbast voorgefchreven; maar wijl hij zulks uitbraakte. en met groten tegenzin innam, fchreef men het volgende voor. Pulv.Cort. Peruvian. unc. j. Aq. Cinnamom. Spir. dr. vj* Bulllent. unc. viij. Infunde per vi. horas. colature addo Sp. Vitriol. ten. gutt. xx. Syr. e Cort. Aurant. unc. j. M. Men liet hem wijn-wei met Citroenzap en Spir. Nitr. dulc. voor zijnen gemenen drank drinken: liet hem eenen gorgeldrank met Mei Rofar. en Spir. Sal. Mar. in zijn keel fptmen: en een Linim. Volaf. Cainph. uitwendig omflaan: en men liet de venfters door den dag open houden. Den 8 Augustus was hij eenigzints ijlende gedu-en> de den nagt. Des morgens was zijn vel z'igt en vogtig, en men ontdekte ook weder gierstachuge puist-  ©ver. KOORZEN. enz. z7i puistjes op zijn borst. Hardlijvig zijnde liet men ht^m toe om cinaas appelen en alle zoorten van rijpe vrugten te gebruiken; en met het aftrekzei derfcjorsbast voortgaan. Negenden en Tienden dag. Er was nog weinig verandering te ontdekken. Elfden dag. Een nieuwe menigte van gierstachtigen uitflag vertoonde zig op zijn borst, zijden en hals: hij klaagde fterk over jeukzel ; en de korften bleven nog op de amandelen. De venfters wierden open gehouden ; hij gebruikte het fruit met vermaak , en kreeg dagelijks eenen ftoelgang. Twaalfden dag. Hij was 's nagts buiten zijn kennis geweest. De korften begonnen nu af te fcheiden; en een vervelling der opperhuid begon zig te vertonen : maar de kaakklieren bleven nog gefwolien. De fweren der amandelen duurden , onaangezien het beftendig gebruik van den gorgeldrank. en het gezette innemen van den koorsbast, tot den 20 Augustus ; en zijn herftelling wierdt door een pijnlijke fweiling der klieren van den nek vertraagd , dis eindelijk tot verfterving vervielen. Na da t men hem een paar maal door buikzuiverende middelen ontlast hadt, rade men hem op het land de bukenlugt te rfemen , van waar hij in weinig weken in een volmaakten welftand wederkeerde.  t72 WAARNEMINGEN ♦III. GEVAL. De jonge Juffrouw , twee jaren oud , zuster van voorgemelden lijder, wierdt den k.st Auguftus des avonds koorzig, braakte , en bragt eenen rustelozen nagt door: ik bezogt haar 's morgens den 13 , vond hare keel karmozijn kleurig, de amandi'.en gefwolien cn verfworcn, cn het fwelgen moeilijk en pijnlijk. Haar pols was fterk en beftendig, en deedt 140 flagen in een minut. Ik fchreef haar een voetbad voor, en een jfulap. cum Tart. Emet. waar door zij tweemaal braakte; echter vond ik haar des avonds nog weinig verligt. Derden dag. Den fcharlaken uitflag vertoonde zig; ma^r noch de koors noch de andere toevallen waren eenigzins vermindert: haren pols bleef bij aanhoudentheid fterk ; men liet haar met het voorgemelde drankje voortgaan, maar zij nam te weinig om er eenige uitwerking van te hebben: tegens den avond wierd haar een clijfteer toegedient. Vierden dag. De oor- en kaakklieren waren zeer gefwolien, haar aangezigt opgeblazen, en de verfweringen waren dieper: men beproefde om haar het aftrekzei der koorsbast van haren broeder in te geven, maar zij weigerde zulks te nemen. Vijfden dag. De lel en amandelen waren zo gefwolien dat die den doorgang naar de keel bijnaar toe- flo-  over KOORZEN. enz. 273 floten : zij was hardlijvig: hadt genen flerken pols. Ik fchreef haar wederom een drankje met den braak, wijnfleen voor, en gaf haar daar zelfs driemaal van in, 't geen haar deedt braken: en des avonds fcheen zij verligt. Zesden dag. Alles wat zij doorflikken wilde kwam haar wederom de neus uit. Ik liet haar een grote fpaanfche vlieg pleifter om de keel leggen. Zevenden dag. De lel en amandelen waren met korften omringt: de oor- en kaakklieren en den gan* fchen hals was ongemeen gefwolien: hare handen waren tot aan de toppen van de vingeren zugtig gefwolien en rood gekleurd. De fpaanfche vlieg hadt wel getrokken, maar geen verligting aangebragt. Van dezen dag af aan nam de ziekte in kwaadaartigheid toe: een dunne fcherpe ftof liep haar uit de neus, die de lippen deedt ontvellen; en zij kreeg den dertienden dag der ziekte eenen fterken afgang, welke den anus en omleggende delen deedt ontvellen. Den vijftienden dag wierden de tanden, tong, en de ganfche keel inwendig fwart, en haar aangezigt was zo opgefwollen , dat zij hare oogen niet konde openen. De fweüing van den hals was groot , en dat gedeelte, daar de fpaanfche vlieg pieifter gelegen hadt, wierdt blauwagtig. Van dezen tijd af bleef zij flaperig en ongevoelig leggen met den reutel in de keel, en kon weinig of niets meer doorfwelgen, R 4 2ij  £74 WAARNEMINGEN Zij ftierf den zeventienden dag der ziekte, en haren rug en hals wierden aanftonds na de dood blauvvagtig. De koorsbast wierdt in dit gevaliriaftrekzei, in afkookzel , met het Conf. Cardiac. en op alle andere wijze beproeft, en wijl er geen mogelijkheid was om haar die te doen innemen, wierdt die insgelijks door clijfteren toegedient. Bederf tegengaange gorgeldranken wierden onophoudelijk gebruikt, en pappen van de koorsbast uitwendig omgeflagen, met een woord alle mogelijke zorgen waren voor haar aangewend. VI. GEVAL. Anna Donaldfon, oud zeven jaren, wierdt den 4 Augufhis met walgingen, koors, en pijn in de keel aangetast: des anderendaags vertoonde zig de fcharlaken uitflag, en zij wierdt den 7 Auguflus in de zieke beurs aangenomen. De amandelen waren zeer gefwolien en met brecde korften gedekt, egter flikte zij vrij gemakhjk: hare oogen ftonden fwaar en wezenloos, en zij was zeer flaperig. Den uitflag was over haar ganfche lighaam verfpreid; haren pols ongemeen rad en fwak; met vlagen was zij buiten kennis, en ijlden des avonds altijd; zij was desgelijks zeer hardlijvig. Men liet haar toe cinaas appelen en andere vrugten te eten; ik fchreef een gorgeldrank voor  over KOORZEN. enz. *7S voor om dikwils ingefpoten te worden ; en liet haar alle twee uuren twee lepels vol van het afkookzel der koorsbast innemen, cn wijn - wei met citroenzap zuur gemaakt, voor haren gemenen drankgebruiken. Vijfden dag. Zij hadt eenen zeer rustelozen nagt doorgebragt: en was buiten kennis : de korden vermeerderden, en de kaak- en oorkliércn begonden te fvvellen. De twee volgende dagen was zij of ijlende of flaapzugtig, weigerde egter nooit om hare geneesmiddelen in te nemen. De kaakklieren zeer gefwolien, en den hals opgeblazen zijnde, liet ik een warme pap van havere meel, oly, en azijn gemaakt, rondde keel omflaan , belastende die te vernieuwen voor dat zij koud wierdt. Jgtften dag. De uitwendige fweiling was vermindert de korften der amandelen waren blauwa^tig, haar aangezigt zugtig gezwollen , en zij hadt eene loping van ftoffen uit haar neus, en een ligte fniefing. Haren pols was zeer rad en fwak : zij hadt agt oneen van het aftrekzei der koorsbast dagelijks gebruikt, die ik nu met den Spir. Sal. Mar. liet zuurmaaken; men kon op haar niet verwinnen .om den koorsbast in poeder in te nemen. De twee volgende dagen tonde ik geen wezentlijke verandering gewaar worden; maar den elfden dag begon de opperhuid met grotè fchubbetjes af te vallen; ^ 5 niet  275 WAARNEMINGEN nier. te min bleven de korften op de amandelen nog voortduuren, en hare voeten fwollen. , Den twaalfden fcheiden zig de korften af, en hare koors wierdt matiger. De fweertjes in haar keel waren den vijftienden dag geheel verdwenen; maar zij bleef fwak, en hadt heete en rusteloze nagten. De fweiling van ha¬ re voeten verdween, maar de klieren van den nek bleven uitgezet. Zij Meldt aan om dagelijks agt oneen van het aftrekzei der koorsbast in te nemen. De fweiling der klieren wierdt groter, zig van het linker oor tot aan het fleuteibeen uitftrekkende , en hare genezing wierdt door een toevallige koors vertraagt. Het gefwel den vier en dartigften dag zeer ontdoken zijnde, liet ik verzagtende pappen aanleggen. Van dezen tijd af begon het te fiinken, en •was den twee en veertigften dag geheel verdwenen. Zij bleef met het gebruik der koorsbast nog aanhouden , en men liet haar met vereischte tusfehenpozing zagte buikzuiverende middelen gebruiken. • De opperhuid bleef in grote en dikke ftukken tot den vier en dertigften dag der ziekte vervellen, en de aflchilfering gefchiede zo volkomen , dat de nagels zelfs van de vingers afvielen. Qp den aóOctober, zijnde den drie en vijftigften dag na dat zij ziek geworden was , dagt ik het onnodig om haar langer te bezoeken. Zij ging dagelijks uit,  over KOORZEN. enz. 277 en was in korten tijd tot een volmaakte gezondheid herfleld. * II. GEVAL. J R'—, zeven jaren oud, wierdt den 10 September met walging en koors overvallen, en zijn vel Was des anderendaags ongemeen rood: door den dag hadt hij eenige verpozing, maar des nagts was hij rusteloos en ijlhoofdig. Ik bezogt hem den viifden dag zijner ziekte ; zijn vel was overal met den icha! laken uitflag bezet, de amandelen waren zeer gefwolien , en vol met diepe aschkleurde fweren : de oor- en kaak-klieren waren zeer uitgezet, en zijnen hals gefwolien : zijn oogen ftonden zwaar en wateragtig; hij was ongemeen rusteloos; zijn vel was heet; zijn keel overladen met een dikke taije flijm; hij hadt een gereutel in de ademhaling,- zijnen pols was dobberende, en deedt 130 flagen in een minut. Den Heer Leighton had des morgens een afkookzel der koorsbast, en eenen gorgeldrank voorgefchreven; waar mede ik verzogt gezet voort te gaan: liet een voetbad, en een rustmiddel tegens den nagt gebruiken. Zesden dag. Hij hadt eenen rustelozen nagt doorgebragt, maar genoot eenigen flaa'p in den morgenftond ; zijn vel was vogtig, maar hij was flaapzugtig; e»  $;8 WAARNEMINGEN en de fweerties hadden zig tot over de Iel uitgefpreid: men liet hem alle twee uuren twee lepels vol van het aftrekzei der koorsbast innemen, en dikwijls eenen gorgeldrank met de Spir. Sa/. Mar. en Melliofar. bereidt infpuitcn. Zevenden dag. Hij was des nagts zeer ijlhoofdig geweeest; zijn tanden waren met een fwarte vuiligheid beladen; zijn aangezigt was ©pgefwoikn en gedrongen; zijnen pols was zeer rad; hij fteunde cn fiuimerde beurtelings; en hadt een reutelende ademhaling. Agjlen dag. De fweiling der amandelen was verminderd; maar de fweren bleven aanhouden: zijn ftem was heersch, en hij hoeste fterk. Negenden dag. Zijn huid begon in grote ftukken te vervellen; zijn koors was matig, maarden hoest en hcerscheid vermeerderde. Hij hadt nu daag¬ lijks agt oneen van het aftrekzei der koorsbast ingenomen; en wijl hij onaangezien het gebruik van fruit hardlijvig bleef, wieret hem des avonds een clijsteer toegediend. Tienden dag. De fweren fchencn beter, maar hij bleef heerfch en koorzig. Elfden dag. Den hoest onophoudelijk, en zijn ftem ongemeen heersch zijnde, fchreef ik hem het volgende voor.  övEït KOORZEN. enz. 279 * 01. Amigdal. dulc. Mell. Opt. ana unc. i. Mucilag. Gum. Arabic, dr. ij, Bene fubacTis admirce. Aq. Hord. Unc, iv. Cinnam. Simpl. unc. i. ' M. Cap. Cochl. i. orgenr. tusfi. Twaalfden dag. De fweren begonnen te genezen maar de kaak en oorklieren bleven verhard. Van dezen tijd af tot den twee en twintigflen dag zijner ziekte, bleef zijn vel bijnaar van al de deelen van zijn lighaam vervellen. Hij bleef eenigen tijd teringagtig, herftelde echter door het gebruik van melk en verandering van lucht. VI. GEVAL Jacobus Johnfton, vier jaren oud, wierdt den 12 September door walging, braken, en een pijn in de keel aangetast, en zijn vel was des ander daags met den fcharlaken uitflag overdekt. Derden dag. Hij wierdt in de zieke beurs aange* nomen, het zagt verhemelte, de lel,en zijn amandelen  s> WAARNEMINGEN len waren met korden gedekt, zijn kaak en oorkliëren waren hard en gefwolien, zijnen mond was vol met eene taaje flijm, hij hadt een gereutel in zijn ademhaling, en fwolg met veel moeite, den uitflag was met puisjès van een rode kleur, en met groote jeukte verzelt. - Zijn pols was ongemeen rad maar fterk , 't geen mij deed befluiten een braakmiddel van fpiesglas middelen voor te fchrijven, en na dat zulks gewerkt hadt, het gebruik van den koorsbast; het vlugge fmeerzei wierdt mede voorgefchreven en eenen gorgeldrank om melk-warm ingefpoten te worden. Vierden df/g. Mij hadt eens gebraakt, en gedurende den nagt drie afgangen gehad; de kaakklieren waren noeh meer gefwolien, zijn keel was noch het zelve, maar zijnen adem was ftinkend geworden. Men liet voortgaan om het aftrekzei der koorsbast zo fterk in te nemen als zijn maag zulks maar lijden wilde; welke hij onaangezien de fweiling van zijn keel, zeer wel naar zig nam. Vijfden dag. Zijn keel was nog meer gefwolien; hij was den voorleden nagt buiten kennis geweest, cn zijn geneesmiddelen geweigerd, echter nam hij die door den dag en dronk eenige limonade, onaangezien dat ieder poging die hij deedt om te flikken, zeer pijnlijk was en hem de tranen uit de oogen perste. Zesden dag. De uitwendige fweiling van den hals hadt toegenomen, en hij reutelde nu zeer fterk in  over KOORZEN enz. 281 In het ademhalen. Zijnen pols was rad en fwak, Men liet met het gebruik van het aftrekzei der koorsbast aanhouden. Zevenden dag. Zijn oogen ftonden wateragtig, uitpuilende, en wild, zijn geneesmiddelen en drinken kwam gedeeltelijk door de neus te rug. Zijn pols deedt 120 flagen maar fterker dan te voren: ik liet een fpaanfche vlieg in den nek leggen, en in weerwil der clij deren hardlijvig blijvende, voorfchreef ik een buikopenend middel in den morgenftond, 't welk twee afgangen verfchafte: hij fcheen des avonds daar door verligt; en ik liet hem zijn voeten in warm water fteken. Agtfien dag. Zijn kaak en oorklferen waren zo gefwolien dat hij zijnen mond niet konde openen. Zijnen pols deedt 140 flagen: en zijnen buik was zeer opgeblazen. Tienden dag. Hij hadt des nagts eenen galagtige buikloop gekregen waar door hij teffens zeer veel winden ontlaste, 't geen hem verligting fcheen toe te brengen. Zijnen pols deedt des morgens 130 flagen, en hij ademde maklijker: hij was niet te min zeer gedrongen in zijn aangezigt, zijn oogen met bloed belopen, en de tranen liepen hem ongevoelig over de oogen. De ftof die hij door den afgang ontlas¬ te zo fcherp zijnde dat die een ontvelling aan den Aniu veroorzaakte, liet men hem een lijmig af kookzel als  fiSa WAARNEMINGEN als een clijfteer toedienen, en liet eenige dróppen van de Tfnci Thebaic in het aftrekzei der koorstbast döeh. ^Elfden dag. Den buikloop was matiger. Twaalfden dag. De fweiling was zo fterk ver. mindert dat ik hem in de keel zien kon, in welke men verderving ontdekte, Zijnen buikloop wierdt des avonds fterker en hij ftierf des anderdaags morgens. Zijn ganfche lighaam wierdt aanftonds na de dood blauwagtig, maar den rug en nek in he-t bijzonder. In dit geval wierdt een fterk afkookzel der koorsbast bijzonder beproefd; ik gaf.het zelf twee mael en zomtijds driemaal op eenen dag zelfs in, en men gebruikte ten aanzien der verfchoning, 't verfrisfehen der lugt, en over het ganfche bellier, de grootfte oplettendheid. De zuster van dezen lijder wierdt tot de bediening der zieke beurs toegelaten, om dat zij tanden krijgende, de koors hadt: zij kreeg de ziekte van haren broeder ; maar de toevallen eer kwade keel waren in haSr veel zagter, en zij herftelde. VII. GEVAL. Wilm. Frafer, vier jaren oud, wierd door veel in het vertrek der bovengenoemde lijders te zijn, befmer; hij wierdt door koude rillingen, walgingen en braken aangetast, zijne oogen ftonden even als in de mazelen wa-  over KOORZEN. enz. 283 wateragtig; en hij klaagde over een pijn in zijn keel. Ik bezogt hem kort na den eerften aanval, fchreef den Tart. Emetic in zulke giften voor, dat die hem fterk deed braken. Zijn koors was des anderendaags matiger, en ik liet hem de koorsbast beide in poeder en in aftrekzei gebruiken; des avonds vertoonden zig den fcharlaken uitflag. Zijn keel was den derden dag nog pijnlijk en ontftoken; maar er vertoonden zig geen korften. Den zesden viel den uitflag in meelagtige fchubbeties af, en de koors verdween geheel. Zijn aangezigt opgeblazen en zijne beenen met eene zugtige fweiling aangedaan zijnde, fchreef ik zagte buikzuiverende middelen voor om met vereiste tijdverpozing gebruikt te worden; terwijl men tusfehen beide met de koorsbast liet voortgaan; en hij was fpoedig tot zijn vorige weiftand herfteld. VIII. GEVAL. Jozep ScherhT, oud vijftien jaren, wierdt den 29 September met braken, hoofdpijn, en pijn in zijn keel aangetast; en raakte dien zeiven avond aan het ijlen. Den vijfden dag der ziekte wierdt hij in de zieke beurs aangenomen, zijn ganfche lighaam was met den fcharlaken uitflag overdekt, zijne handen waren tot aan de toppen der vingeren gefwolien, en zeer hoog gekleurd: de oor en kaakklieren waren hard en S zeer  B84 WAARNEMINGEN zeer uitgezet: de amandelen waren rood gefwolien, eri met vuile korften bedekt, zijnen adem was ftinkende; zijnen mond vol met eene taaije flijm, en zijn ademhaling kort en hol; zijnen pols was fwak en deedt 120 flagen. Ik fchreef hem eenen gorgeldrank voor, liet Jiem wijn - wei gebruiken , en alle twee uuren twee lepels vol van het aftrekzei der koorsbast, met een halve drachma van deszeifs poeder daar in, ingeven. Zesden dag. Er was weinig verandering, waarom ik met voorgemelde geneesmiddelen liet voortgaan. Zevenden dag. Den uitflag was nog hoger van kleur geworden. Mij gebruikte van den beginne aan dat ik hem bezogt had, dagelijks drie drachma der koorsbast, en agt oneen van deszeifs aftrekzel. Agtflen dag. De koors was matig; de fweren begonnen te genezen; den uitflag wierdt bruin, en bij hadt een zagte vogcigheid over zijn vel. Een fterke affchilfering der opperhuid begon zig in te ftellen: zijnen eetlust keerden weder; en den veertienden dag na dat hij ziek geworden was, wierdt hij vrij zijnde van alle klagten, verlaten. IX. GEVAL. Chriftoffel Waters, oud zes jaren, wierdt den 27 September met koude rillingen, hoofdpijn, en braken  over KOÓRZEN. enz. 285 ken overvallen: hij klaagde fterk over zijn keel, en den fcharlaken uitflag vertoonde zig des avonds. Hij wierdt den derden dag zijner ziekte in de zieke beurs aangenomen; zijnen pols was fwak dobberende, en deedt 130 flagen in een minut: zijn aangezigt was gedrongen, en de oorklieren zeer gefwolien: de lel ën amandelen met blauwagtige korften overdekt, en zijnen adem was ondraaglijk ftinkende. Hij hadt meer als twee dagen iri een flaapzugtigen en wezenlozen ftaat gelegen, maar was nu zeer rusteloos. Ik liet hem wijn gebruiken, fchreef de koorsbast beide in aftrekzei en in poeder voor; en beval zijn moeder hem aan te zetten, die op zijn tijd in te nemen, ert teffens den gorgeldrank dikwils in te fpuiten. Vierden dag. Hij was des nagts zeer ijlhoofdig geweest; zijnen hals was zugtig gefwolien; zijn aangezigt ftond gedrongen en glinfterende; zijn ademhaling was kort en reutelende. Ik liet hem clijfteren van de koorsbast toedienen. Vijfden dag. Zijn ganfche lighaam, maar in het bijzonder zijnen hals en aangezigt, warén zeer gefwolien ; en' den uitflag wierdt hier en daar blauwagtig. De fweertjes der amandelen wierden geheel fwart, en hij ftierf des nademiddags ten twee uuren; * Hij hadt den derden en vierden dag zijn geneesmiddelen zeer gewillig ingenomen : de kamer was fchoon' gehouden , en al wat ik voorgefchreven hadt was S a nauw-  S86 WAARNEMINGEN nauwkeurig nagekomen: Het bleek niet te min dat er niets in ftaat was om de kwaadaartigheid dier ziekte te ftuiten. X. GEVAL. Johanna Mils, negentien jaren oud, wierdt den 8 Oclober in de zieke beurs aangenomen, zijnde den vijfden dag zedei t dat zij ziek gevallen was. Haar ganfche lighaam was met den fcharlaken uitflag overdekt; hare amandelen waren gefwolien en diep verfworen , en de kaak- en oorklieren zeer uitgezet. Haren pols was zeer zwak, en deedt 130 flagen in een minut; haren mond was vol met taaije flijm, en zij was des nagts ijlhoofdig geweest. Ik fchreef eenen bederf tegengaande gorgeldrank voor, en een drankje, dat een ons van de koorsbast bevatte, gelaste ik binnen de 24 uuren uit te gebruiken. Zesden dag. Zij hadc des nagts wel gerust; maar den koorsbast een loslijvigheid te weeg brengende, liet ik bij ieder gift eenige droppen Laud Liq. doen. Zevenden dag. De koors was matig, en de fweren fchenen beter. Agtflen dag. Haar keel was bijnaar wel; den uitflag op hare armen (die gefwolien waren) hadt de kleur van framboizen; haar vel was rouw op 't aanraken  over KOORZEN. ent, a87 ken, en zij klaagde over een ondraaglijke jeukte ; haar ftoelgangen waren geregeld: men liet met het gebruik der koors bast voortgaan. Zij begon van nu af daaglijks te herftellen: de aL fchilfering der opperhuid duurden tot den 23 dag der ziekte, en was de volkomenfte die ik in eenig lijder gezien heb. De gansche huid fchildë van den elleboog, tot aan de toppen der vingeren; en van de kniën toe aan de tenen, in grote dikke ftukken af. De opperhuid kwam van zommige vingers heel af; en indien zij niet zo ongeduldig was geweest in het af te trekken, zou ik bezitter geworden zijn van een volkome handschoenen van vel. Zij kreeg haar vorige gezondheid weder, en bedankte den 28 Oclo ber voor haar genezing. XI. GEVAL. Dorothta Smith, oud twaalf jaren , wierdt den 25 November fchielijk door een braking en flauwte aangetast, welke toevallen ras door ijlhoofdigheid gevolgt wierden, en den volgenden morgen vertoonden zig den fcharlaken uitflag. Zij wierdt den vijfden dag harer ziekte' in de zieke beurs aangenomen; haren pols was fwak en deedt Ï40 flagen in een minut; haar aangezigt was gefwolien en gefpannen, en haar kaak en oorklieren waren S 3 uit-  a88 WAARNEMINGEN uitgezet. Zij hadt eenen fterken uitflag, was buiten kennis, hadt Subfultus téndinum, alles grijpende wat onder haar bereik kwam. Haar amandelen waren met blauwagtige korften gedekt, en haren adem was Hinkende. Hardlijvig zijnde wierdt haar een clijsteer toegediend ; en haren verzorger voorzag haar gulhartig met wijn. Ik liet haar dikwils eenen bederf tegengaanden gorgeldrank in de keel fpuiten, en beval dat men haar alle twee uuren ^ twee lepels vol zoude ingeven, van W- Jnfus. Peruvian. unc. vi. Pulv. Cort. Peruv. dr. iij. Tinei, Cort Peruvian. unc. i. M. Zesden dag. Zij nam haar geneesmiddelen en al wat men haar aan bood met zeer veel gulzigheid; en bleef beftendig ijlende : men liet haar drankje herhalen. Zevenden dag. De fweiling der amandelen was vermindert, en de fweerties ftonden zuiverder; zij was ook meer bij hare kennis: de opperhuid begon af te fchilferen; maar haar voeten waren zugtig gefwolien. Haar drankje wierdt wederom her-  over KOORZEN. enz. 289 Agtflm dag. Zij was nu volmaakt bij haar 'Verftand, en lag in een zagc fweet. Twee dagen daar na verdwenen de fweerties geheel; maar des avonds een verhef van koors hebbende, hielde men met het gebruik der koorsbast gezet aan tot den vijftienden dag der ziekte. Haar vel bleef tot den twintigften dag toe affchilferen. Den vier en twintigften was zij in ftaat om uit te gaan, en was fpoedig tot een volmaakte gezundheid herfteldt Een broeder dezer lijderes, die met haar in ftó ve bed fliep, hadt de fcharlake koors en zeere keel zes dagen te voren gehadt; maar de ziekte was vjïï een Veel zagter natuur, en hij was d:.c agtften dag na den aanval reeds weder in ftaat om uit te gaan. Haar zuster, zeven jaren oud, wierd daags daar na ziék, hadt eenen overvloedigen fcharlaken uitflag, en eenige vlekken op haar amandelen, welke fchielijk verdwenen; en zij was den zevenden dag na den aan ■ val herfteld. Uit deze drie gevallén zou het fchijnen, dat eenig onderfcheid der gefteldheid de ziekte zagt of kwaadaartig maakt; immers kan men hier niet twijfelen , dat de bron van befmetting hiér voor' alle drie, de zelve was. Ik'zou verfcheide anderé diergelijke vourbeelden meer konnen opgeven. - g 4 XII G E-  aoa WAARNEMINGEN XII. GEVAL. Anna Robertfon, veertien maanden oud, wierdr, den zesden dag harer ziekte in de zieke beurs aangenomen, Ik wierd onderrigc, dat zij door een braking was overvallen geweest, en dat haar vel op den derden dag over al als fcharlaken geweest was. Den uitflag flond nu zeer dof; en haar lighaam en dijen hadden door purpere vlekken een gemengde kleur: haren pols was fwak en deedt iao flagen in een minut; zij ademde met moeite; maar de keel fcheen weinig aangedaan. Zij hadt van den beginnen der ziekte aan vier groene afgangen daags gehadt, en was nu zeer flaapzugtig. Ik Jfchreef het een braakmiddel van Ipecacuanna voor, en daar na alle uuren eenen lepel vol van het afcrekzel der koorsbast, met drop zoet gemaakt. Zevenden dag. De purpere vlekken waren talrijker, men kon het weinig of geen geneesmiddelen in brengen. Ik liet het met wijn- wei verkwik¬ ken , en liet het door den dag alle twee uuren een drachma van het poeder der koorsbast met wat vleesnat gemengt, bij wijze van een clijsteer toedienen. Des anderdaags was het maklijker, en men kon het v/at van het aftrekzei doen doorflikken. Den ne¬ genden dag ftonden de purpere vlekken beter ; maar haar reg-  over KOORZEN. enz. 291 regeer oog was eenigzints gefwolien, het hoestefterk, piepten in de ademhaling, en was zeer koorzig. Ik fchreef een braakmiddel voor, dat eens werkte: met het aftrekzei der koorsbast, en de koorsbast clijsteren bleef men aanhouden. Den tienden dag ademde zij maklijker, maar haar lippen en de randen van haar tong waren vol met fprouw: ik liet die dikwils bevogtigen door een pen ■ ceel gedoopt in Vf. Mell. Rofar. unc. i. Rorac. Scrup. i. M. De opperhuid begon den dertienden af te fchilferen: den vijftienden verminderde de koors: de fprouw was bij naar genezen maar het was fwak, heesch, en hoeste fterk. Men bleef voortgaan met het aftrek- zel der koorsbast in te geven. Men liet het in de open lugt dragen; en na verloop van veertien dagen , was het tot zijn vorige gezondheid herfteld. Gevallen van waterzitgtige /wellingen , als gevolgen der Scharlaken koors. I. GEVAL. Maria Malcolra, drie jaren oud, wonende in een S 5 a huis  apa WAARNEMINGEN huis met een kind dat aan de fcharlaken koors met een verfwerende zeere keel verzeld, overleedt; wierd den 22 Junij met de gewone tekenen dezer ziekte aangetast. Den tweeden dag van haar ziekte wierdt zij indé zieke beurs aangenomen. Haar amandelen en zagt verhemelte waren ontdoken, en de kaakklieren uitgezet. Den derden dag vertoonden zig den fcharlaken uitflag; de koors vermeerderde, en men ontdekte korsten op haar amandelen. Den vijfden dag wierdt den uitflag bruin, en haar aangezigt was met meelagtige fchubbeties bezet. Den zesden ontdekte men eenige korsten in de keel: de koors duurde met weinig vermindering voort tot den veertienden dag der ziekte, en de kaakklieren bleven uitgezet. Van den tijd af dat ik haar bezogt hadt was zij volgens den meermale aangeprezene wijze behandelt. Deo Zeventienden dag begon het vel van haar borst, zijden, en dijen in dikke fchilfers af te vallen. Een der nek klieren was zeer gefwolien, en fcheen langzaam tot vcrettering over te gaan; men liet pappen aanleggen : en om dat zij alle avonden een verhef van koors hadt ging men met het gebruik der koorsbast voort. Tot den drie en twintigflen dag was er weinig verandering , wanneer de fweiling van den nek verdwenen was, maar zij hadt een fweiling onder het oor dat geen geneigtheid tot fweren vertoonde, ' Ik liet haar • te-  over KOORZEN, enz. £93 tegens den nagt zes greinen van het Pulv. Mercur. in geven , en des anderen daags een aftrekzei van Zenebladeren. De S welling van den nek begon daar na re vermeerderen, zij bleef fwak, hoeste fterk, en onaangezien bet gebruik der koorsbast, vermagerde zij van dag^tot dag, waar om zij den 18 Julij naar buiten vertrok om de uitwerking van een vrijer lugt, en een levenswijze op melk te beproeven. Den 1 Augustus zijnde den twee en veertigften dag van haar ziekte kwam zij weder te rug, wanneer de kliergefwellen in haren bals bij naar geheel verdwenen waren: men onderrigte mij dat zij zedert tien dagen reeds over haar geheele lighaam gefwolien was. Haar aangezigt, handen, beenen, buik, en fchaamdeelen waren ongemeen opgeblazen , en de bekleedzelen hielden overal de indrukzels der vingeren. Zij piste zeer weinig, en die geleek naar water daar vleesch in gewasfchen was, latende een fwart zetzel doorzinken; ik fchreef haar voor, om des avonds in te neemen v/. Pulv. Mercur. gr. vi. Antïmon: gr. ij. M. Liet haar des anderdaags een aftrekzei van zenebladen  294 WAARNEMINGEN den met wat Acet. Scill. vermengt, lepelswijze gebrulken , tot dat er afgang volgde. Brie en veertigffen. dag. Voorfchreve geneesmiddelen fterk gewerkt hebbende verminderde des avonds de waterzugtige fweiling reeds. 't Voorfchreve poeder , en buik openend middel wierdt met behoorlijke tusfchenpozingen herhaald, en het afcrekzel der koorsbast met Sal Biuretic. 'tusfehen beide gebruikt. Door het naarstig gebruik dezer middelen, ontlaste zij een grote menigte pis: en den drie en vijftigften dag der ziekte waren alle waterzugtige tekenen verdwenen, en zij herftelden fpoedig tot eenen goeden vvelftand. II. GEVAL. Johanna Hastings, vier jaren oud, met het voorfchreve kind in een huis wonende, wierdt den 29 Junij in de zieke beurs aangenomen. Ik wierdt onderrigt dat zij twaalf dagen geleden, door de icharlaken koors fchoon wel zeer ligt, was aangetast geworden. Haren eetlust keerden ondertusfehen niet weder, en zij bleef fwak en kwijnende. Twaalfden dag. Zij hadt reeds vijf dagen het bed gehouden, walgagtig geweest, dikwils gebraakt, en ontlaste maar weinig water. De kaak en oor- klie-  over KOORZEN. enz. 295 klieren waren hard en gefwolien; haar aangezigt was bleek, en zo opgeblaazen dat zij haar oog leden niet konde open doen; en zij hadt een leucophkgmat'fche fweiling over haar ganfche lighaam : haar vel was heet, haren pols rad, en hare ademhaling kort en moeijlijk. Ik fchreef haar voor om alle twee uuren eenen lepel vol van het Julap. Emetic. met Spir. Nitr. dak. in te neemen. Dertienden dag. Zij hadt door dat drankje veel gal gebraakt: ik belaste, dat men daar mede, maar in geringer giften zouden aanhouden. Veertienden dag. Zij hadt des nagts veel ge» fweet; loste een groote menigte waters, en haar fweiling verminderde. Hardlijvig zijnde, wierdt haar een zagt buikopenend middel voorfchreven. Vijftienden dag. Zij hadt den voorleden avond een fterke koors gehadt en gedurig eenigen tijd buiten hare kennis geweest: waarom haar voorgefchreven wierdt alle twee uuren twee lepels vol van het aftrekzel der koors bast met Spir. Nitr, dak. in te neemen. Zeventienden dag. De waterzugtige fweiling wns verdwenen; maar de koors keerden des avonds weder, en zij kreeg eenen moeijlijken hoest. Twintigften dag. Zij fwete fterk, en de aanvallen der koors kwamen onaangezien 't gebruik der koors bast weder: haar borst was vol met eenen witten giest- ach-  296 WAARNEMINGEN achtigen uitflag, en haar aangezigt opgeblazen; maar den hoest was bijnaar geheel over. Twee en twintigften dag. Zij hadt déze twee dagen verfcheide wateragtig afgangen, hare koors was matig, en de fweiling van haar aangezigt verdwenen. Vier en twintigften dag. Den afgang bleef nog voortduren, waarom haar een gift Rhabarbar voorgefchreved werd. Zij wierdt den zes en twintigften wederom meteenen moeijlijken hoest aangetast, waar om ik haar het LVlixt e fperm. coeti met het Elix. Paregor. voorfchreef: maar wijl het fcheen dat zij in een tering zoude vervallen , rade men haar naar buiten te gaan. Een tamelijken wclftandverkregen hebbende, bragt zij haar briefje van verzorging den 25 Julij aan de zieke beurs te rug. Kort daar na wierdt zij aamborstig, den hoest keerden weder, zij wierdt door fterke hartkloppingen gekwollen. Deze toevallen vermeerderende, verzogt zij wederom om den bijftand der zieke beurs: ik bezogt haar den 12 Februarij 1779, Hare ademhaling was kort en moeilijk, haren pols klijn en belemmert haar gelaat bleek en zugtig, met een zugtige fweiling der enkels. Zij piste zeer weinig, en de hartkloppingen waren zo fterk, dat er hare kleederen door bewogen wierden. Alle deze toevallen verfwaarden des avonds,, en waren zo fterk dat men reeds eenige da-  over KOORZEN. enz. 297 dagen voor haar leven gevreesd hadt. Ik oor¬ deelde dat hare klagten grotelijks van een waterzugtige gefteldheid van de celagtige zelfftandigheid der longen afhing, waar om ik haar een fpaanfche vlieg tusfehen de fchouders liet aanleggen, en des avonds en 's morgens een der volgende pillen in nemen. Sapon. Hispan. dr. fem. Pulv. Scillar. gr. x. Calomel. prap. gr. iv. Sijr. Simpl. q. s. F. Pil. x. Den 16 Februarij. Zij hadt door deze pillen dagelijks vier wateragtige afgangen, de hartkloppingen waren niet meer zo fterk, en zij hadt ruimte in de ademhaling: ik liet de fpaanfche vlieg open houden, en met het gebruik der pillen voortvaren. Zij gebruikte deze pillen nauwkeurig tot den 2 Maart, wanneer zij genoegzaam tot haren vorigen welftand herfteldt was; als alleen dat haar aangezigt bleek bleef. Men liet de pillen vernieuwen, maar zonder Calomel. en zij gebruikte drie maal daags tot den 20 Maart toe, twee leepels vol van het afkookzel der koorsbast, wanneer zij tot een volmaakten welftand herfteld zijnde, verlaten wierdt. III.  208 WAARNEMINGEN III. GEVAL. Robbert Horsleij- agt jaren oud, wierdt den 3Julij in de zieke beurs aangenomen: ik wierdt onderrigt dat hij drie weken geleden aan de fcharlaken koors ziek gelegen hadt, welke hem maar weinig dagen het bed hadt doen houden. Hij was daar niet te min zeer langzaam van herfteld, en na verloop van veertien dagen , waterzugtig ge\vorden. Een en twintigflen dag. Zijnen pols was rad, zijn gelaat bleek en zugtig; zijn ganfche lighaam maar inzonderheid zijn beenen, deïen , buik, en balzak waren waterzugtig; hij was zeer kortademig, en ontlaste weinig pis. Ik liet hem des anderdaags morgens een aftrekzei van zenebladeren met een drachma Acetum fcill. in nemen. Twee en twintigflen dag. Hij hadt eens gebraakt , en drie afgangen gehadt: de fweiling was echter niet vermindert, en hij bleef bij aanhouder theid fwak, koorzig, en kortademig. Ik fchreef hem voor alle drie uuren een lepel vol in te neemen van het volgende Aq. Mentha vuig. unc., iv. Sal. Duiretic dr. i. Acct Scill. dr. iij. M. Hij  over KOORZEN. enz. 299 Hij «vatorde fterk zedert hij dit hadt beginnen te gebruiken: de waterzugtige fweiling verminderde over al uitgezondert in zijnen balzak. Ik liet het buik openend middel herhalen, en de andere dagen gebruikte hij laastgemeld drankje. Door het gezette gebruik dezer geneesmiddelen, wierdt zijn ademhaling vrijer, en in vijf dagen was de waterzugtige fweiling geheel verdwenen. Den negen en twintigften dag kreeg hij een bloeding uit de neus, en zeer fwak en koorzig zijnde, wierdt hem het afkookzel der koorsbast, met het Sal. Diuret. in plaats van het voorgemeld drankje ingegeven. Wijl de waterzugtige fweiling tusfehen vel en vleefch zig den drie en dertigften dag wederom vertoonde, wierdt het buikopenend middel wederom voorgefchreven om bij verpozing ingenomen te worden; waarbij men den negendertigllen dag de koorsbast en een zagte beweging voegde, wijl alle toevallen, fwakheid uitgezonderd , verdwenen waren. Zijn gezondheid en kragten herftelden trapswijze ; en den 13 Augustus, zijnde den drie en zestigften dag na het uitbreken van den fcharlaken uitftag, wierdt hij verlaten. III G E V A L. Anna Wouters, oud agt jaren, wierdt den 24 AuT.. gus-  300 WAARNEMINGEN gustus in de zieke beurs aangenomen: zij badt drie weken geleden aan de fcharlaken koors met een zeere keel ziek gelegen. Na dat de koors hadt opgehouden, was zij kwijnende gebleven, en ontrent veer ien dagen na den aanvang der ziekte begon haar aangezigt te fwellen, en daar na hét ganfche lighaam, doen ik haar de eerfte maal bezogt, hadt zij een algemeene waterzugt tusfehen vel en vleesch, en het water in den buik: hare ademhaling was kort: zij was zeer koorzig: piste weinig: braakte bijnaar alles uit wat zij dronk: en was zeer hardlijvig. Ik fchreef een Bol. 'Mercur. tegens den nagt voor; en om het braken tegen te gaan, dikwijls een lepel vol te nemen van 9> jfulap. Salin. unc. iv. Spir. Nitri dulc. dr. ij. Tinïï. Thebaic. gutt. xij. M. Brie en twintigflen dag. Het braken verminderde, en zij hadt door het brokje drie afgangen gehad. Vier en twintigflen dag. Zij braakte wederom geweldiger: haar aangezigt wierdt nog zugtiger; en de kaakklieren begonden uit te zetten. Ik liet haar voor haren gemenen drank een aftrekzcl van krui- ze-  over KOORZEN. enz. 301 zemunt met Spir nitri. drinken; en het voorfchreve drankje herhalen. Vijf en twintigflen dag. Het braken hieldtop maar de waterzugtige fweiling bleef aanhouden. Ik liet het Bol. Mercur. herhalen. Zes en twintigflen dag. Zij raakte wederom aan het braken, fchoon wel niet met die hevigheid als te voren: zij hadt drie afgangen gehadt. De op¬ perhuid bleef in dikke fchubben afvallen, en de fweiling van den buik was verminderd. Zeven en twintigflen dag. Er was weinig verandering. Ik fchreef voor om het Bol. Mercur. des avonds wederom intenemen, en den volgenden morgen een aftrekzei van zenebladeren. Agt en twintigflen dag. Zij braakte wederom zogeweldig, dat men haar het buikopenend middel niet konde ingeven; zij was zeer fwak en koorzig. Ik fchreef haar voor om alle twee uuren een lepel vol van het Julap. Salin. met het afkookzel der koorsbast in te nemen. Negen en twintigflen dag. Zij weigerde geneesmiddelen te gebruiken; het braken bleef aanhouden; de waterzugtige fweiling vermeerderde; zij hadt meer koors en ademde met de uiterfte moeite. Ik liet een fpaanfche vlieg pleister tusfehen de fchouders aanleggen , en een pleister uit de Therïaca met Camphor. T a ver-  3o2 WAARNEMINGEN vermengt op de harte put, en liet het Julap. Salin. vernieuwen. Dertigften dag. Met braken was vermindert; de fpaanfche vlieg hadt fterk getrokken; hare ademhaling was maklijker: maar haren pols deedt 128 flagen, en zij behieldt de waterzugtige fweiling. Twee en dertigftcn dag. Zij wierdt door een allerhevigfte Orthopnota aangetast, verzelt met eenen moeilijken korten hoest. De waterzugtige fweiling nam toe: zij piste weinig of niet, en raakte dikwijls buiten kennis. Wijl zij hardlijvig was liet ik haar een clijfteer toedienen: en haar zo dikwils als men 't haar inbrengen kon een lepel vol van het zoute drankje met het Acetum fcillït. ingeven. Vier en dertigften dag. De koors, moeilijken ademhaling, en den hoest bleven aanhouden; zij piste meer: de fpaanfche vlieg deedt veel wei ontlasten, maar de waterzugtige fweiling fcheen toe te nemen. De plaats daar de fpaanfche vlieg aangelegt was een kwade vertoning aannemende, fchreef ik den koorsbast met het Spir. Nitr. dulc. en Cardiaca voor. De drie volgende dagen was hare ademhaling ligter; er ontlaste zig bij aanhoudenheid veel wei door de fpaanfc vlieg: en zij nam haar geneesmiddelen nu beter dan men zou hebben konnen verwagten De braking kwam den negen en dertigften dag weder: zij  over KOORZEN enz. 303 zij kreeg een gereutel in de ademhaling; en er vertoonden zig een menigte purpere vlekken over haar lighaam , dat aigemeen zugtig en gefpannen was. Des anderdaags wierdt zij van al haar lijden verlost: haren hals, rug, en dijen wierden aanftonds na haar dood van een donkere violet kleur. Na het verhaal der bovengemelde tekenen van verrotting welke in dit lighaem zamenliepen, is het bijnaar onnodig om te zeggen, dat in de zweer welke door de fpaanfche vlieg pleister veroorzaakt was, daags voor hare dood verderving gekomen was; onaangezien dat den Heer Anderfon heelmeester der zieke beurs haar met alle mogelijke oplettenheid die zijn konst verfchafte zeer liefdadig hadt bijgedaan. * IV. GE VAL. Thomas Wood, vier jaren oud, wierdt den vierentwintigften Augustus in de zieke beurs aangenomen; Hij hadt reeds agt dagen aan de fcharlaken koors met een zeere keel ziek gelegen; zijn amandelen waren nog ontdoken en verfworen, en zijnen ganfehen hals was zugtig gefwolien: zijnen pols was zwak en zeer rad, zijne oogleden waren gezwollen, zijn opperhuid viel nog in grote fchubbeties af: en hij was van den beginne aan niet hartlijvig geweest. Ik fchreef hem voor om alle twee uuren twee lepels vol van het afkookzel der koorsbast intenemen. T 3 Ne-  $04 WAARNEMINGEN Negenden dag. Z\\n aangezigt, armen en handen en met een woord den ganfehen celagtigen rok van zijn lighaam was fterk gefwolien; hij hoesten dikwils, reutelde in zijn ademhaling; ontlaste geen pis, en was hardlijvig. Ik fchreef voor om hem zo veel van een aftrekzei der zenebladen in te gev,n met het Acetum fcill. vermengd, tot het uitwerking verrigte. Tienden dag. De fweren der amandelen waren nu bijnaar verdwenen, en de waterzugtige zwelling verminderde; maar hij was fwak en ontlaste nog zeer weinig water: ik fchreef hem voor om alle drie uu= • yen twee lepels vol in te nemen van ?£ Infus. Cort. Peruv. unc. vi. Acet. Scill. Extratl. Glijcijrrh. h dr. ij. M. Zijn koors was den dertienden dag geheel verdwenen , maar de waterzugtige fweiling hadt toegenomen: een büikopenend aftrekzei wierdt hem dus voorgefchreven , om met zo veel tusfehenpozing als zijn kragten zulks toelieten te gebruiken; en op de dagen tusfehen beide gebruikten hij het afcrekzel der koorsbast. Den 14 September, zijnde den agtentwintigften dag zedert den aanvang zijner ziekte, wierdt hij volmaakt gezond ziinde verlaten. V.  over KOORZEN. enz. 305 V. GEVAL. Adam E wart, oud vijf jaaren, wierdt den 15 Augustus , en den derden dag zijner ziekte in de zieke beurs aangenomen. Zijn keel was ontdoken, en hij flikte met moeite; men ontdekre egter geen korden in zijn keel: zijn vel was heet en droog, en zijnen pols zeer rad. Ik liet een voetbad ge¬ bruiken , en alle drie uuren een lepel vol van het Julap. Emetic. innemen. Vierden dag. Men ontdekte eenige vlekken op zijn amandelen: de werking der vaten was flerk; men nkldt aan met het Julap. te gebruiken. Vijfden dag. De keel was bijnaar wd; maar wijl bij koorzig bleef fchreef ik hem de koorsbast in poeder en in aftrekzei voor. Agflen dag. De koors bleef voortduren, en zijn aangezigt armen en beenen wierden waterzugtig, waarom ik hem een aftrekzei van zenebladeren, met een wcinigje van den braakwijndeen er in voorfchreef om met verdeelde giften des morgens in te nemen. De zugtige fweiling was den elfden dag nog dezelve,* het buik openend middel wierdt herhaalt, waar door hij verfcheide malen braakte. Zijn kragtcn fchenen niet te min, onaangezien het gebruik van den koorsbast te vervallen, en de fweiling toe te nemen, ook ontlasten hij weinig water. Ik fchreef hem voor T 4 om  3o6" WAARNEMINGEN om alle twee uuren eenen lepel vol van het Julap. Scill. met het fal Diteretic in te nemen. Van dezen tijd af ^ontlaste hij veel pis, de fweiling verminderde trapswijze, en den drieën twintigflen dag was hij tot zijn gezondheid herllcld. VI. G E V A L. vSara Wilfon, oud agt jaren. wierdt den 30 September in de zieke beurs aangenomen; zij was drie weken te voren door de fcharlake koors en een zeere keel aangetast geworden. Na dat den uitflag verdwenen was bleef zij gemelijk en fwak, er vloeide een dunne ftof uit hare ooren, en op het laast kreeg zij een zugtige fweiling. Toen ik haar bezogt, vond ikjiaar ingelijks doof te zijn, en hadt onder ieder oor een gefwel; die mij berigt wierd dat in groote vermindert waren, zedert dat hare ooren hadden beginnen te lopen. Zij was fwak, wierd des a- vonds koorzig, en de ftof die uit hare ooren liep begon rottig te worden. Ik fchreef haar een buikzuiverend middel voor, en tusfehen beide de koorsbast in poeder. Den 8 Oclober waren de waterzugtige tekenen verdwenen , en de fweiling onder de ooren kon men des anderdaags nauwlijks meer gewaar worden; maar zij bleef doof, en de ontlasting dier rottige ftof bleef voortduren. Ik liet haar dikwils melk en water in  ovïr KOORZEN. enz. 307 in den gehoorweg infpuiten, en met het gebruik der koorsbast aanhouden. Den a'6 Oftober ontlaste zig een der gehoorbeentjes, 't welk haar moeder aan de Beftierderen der ziekebeurs bragt, daar het in 't bijzijn van de Heeren Anderfon, heelmeester, en Stuurt, apothecar der zieke beurs onderzogt wierdt. Den 9 November was de ontlasting dier fcherpe ftof genoegzaam opgehouden; en ik vernam met vermaak dat zij haar gehoor niet geheel verloren hadt. Den 16 November. Vele fcherpe ftoffe ontlaste zich bij aanhoudentheid uit het regter oor: ik fchreef het Aq. Calcis met TinB. Mijrrhee voor, om in het oor gefpoten te worden ; en liet haar den koorsbast drie maal des daags gebruiken. Hare gezondheid herfteld, en behalven het lopen uit haar oor geen klagten meer hebbende, dagt ik het nutteloos haar langer te bezoeken. Ik ging het kind op het einde van Februari} nog eens zien; wanneer er nog ftolfe uit het regter oor liep ; zij hoorde niet te min onderfcheiden , gaf gepast antwoort , zelfs dan , wanneer ik op een goeden afftant tegen haar fprak en dat ik het linker oor met kattoen hadt laten opvullen. Alle lijders zijn egter zo gelukkig niet geweest, want ik ken nu noch twee kinderen in de ftad, die uit een zoortgelijk geT 5 brek  Sc8 WAARNEMINGEN brek, het gevolg der fcharlaken koors zijnde, geheel dnof gebleven zjn. Uic dit geval blijkt derhalven dat het trommel vlies niet volftrekt nodig is tot het gehoor, en dat het uitwendige geluid na de vernietiging van dit vlies, noch tot Je gehoorzenuw kan overgebragt worden. V. Afdeling. Een verhaal van den voorfpoed der aangeprezene geneeswijze , in het behandelen der fcharlaken koors. De geneeswijze welke ik voorgefteld heb , door het verhaal van bijzondere gevallen opgeheldert heb bende, zal ik nu voortgaan om een getrouw verflag te geven van den uitkomst der ziekte van ieder lijder die ik met de fcharlake koors en verzwerende zeere keel behandelt heb. Van zes en dartig lijders (*) welke ik in mijne bijzondere geneeskonstoefening behandelt heb, zijn er twee en dartig geneezen, en vier geftorven: en van (*) V; behandelde in den Herfst 1779 in mijne bijzondere geneeso.flniiig zes lijders die met de fcharlaken koors cn zeere keel ziek lagen , welke gevallen gelukkig afgelopen zijn; waar die zijn in V bovengemelde getal niet begrepen.  over KOORZEN. enz. 3°9 van de vijf en negentig die van wegens de ziekebeurs onder mijn opzigt gekomen zijn; hebben een en tagtig voor hare genezing wezen bedanken; een is om ongeregeltheid verlaten, en dartien zijn er door omgekomen. Ik heb reeds aangemerkt dat de hulp van een geneesheer zeiden gezogt wierdt, ten ware dat de ziekte gevaarlijk wierdt; en uit de gevallen die ik aangehaalt heb zal het blijken,dat het grootfte gedeelte der gene welke zig in die omuandigheid bevonden, herfteld zijn. Maar vele zogten hulp wannneer de ziekte verzuimt, de kragten uitgeput, en er weinig hulp van geneesmiddelen te wagten was. Zommige niet te min welke men tot het naarkomen der voorgefchreve regels brengen kon, genazen tegens alle verwagting; maar in de meeste gevallen van dit zoort, waren de lijders buiten ftaat om geneesmiddelen in te nemen, en dus was het mijn lot om den ongelukkigen aanfchouwer van het onherftelbaar geval te zijn. Het zal dierhalven niet ongepast zijn om een kort verhaal van zulke gevallen te doen, wijl zij de kwaadaartige natuursgefteltheid dezer volkziekte verder zullen ophelderen; en den geneeskundigen lezer gelegentheid zullen verfchaffen, om over de verdienden van het ontwerp der behandeling die ik aangeprezen heb, te konnen oordelen. * Een meisje, negen jaren oud, wierdt door haren  3io W A A R N E M I N G E N ren broeder, wiens geval No. V. bladz. 250 verhaalt is, befmet; zij kreeg den aanval door koude rillingen, en pijn in de keel, dat gevolgt wierdt door walging, braken, en ijlhoofdigheid. Den vol¬ genden morgen deedt haren pols 130 flagen in een minut; de amandelen waren ontdoken en'met korsten bezet; de kaakklieren waren uitgezet: en zij lag wezenloos. Ik fchreef een braakmiddel voor, en eenen gorgeldrank om dikwils in de keel gefpöte'ri te worden, en men nam den toevlugt aanflonds tot den koorsbast; maar men kon nooit op haar verkrijgen om laatst gemeld geneesmiddel in een genoegzame hoeveelheid in te brengen, onverfchelig onder welke gedaante men.zulks ook beproefde. Den vierden dag was zij zeer flaapzugtig en kreeg eenen buikloop. Den vijfden dag hadden hare oogen haren glans verloren, de fweren in haar keel hadden een flegt aanzien, den afgang was verdwenen; maar haar ademhalen was kort en reutelende, en zij was beurtelings flaapzugtig, of ijlende. Op den zesden dag was haren hals zugtig gefwolien, haar aangezigt gedrongen , de kaakklieren heel zeer gefwolien, haren pols klein en fwak, en haren adem (tinkende: hare ftem was heersch, en er liep een dunne fcherpe ftof uit hare neus. Den zevenden dag fcheen haar aangezigt fmerig; de klieren waren nog meer gefwolien, cn de ademhaling was üeer befwaarlijk. Des anderdaags wierd: haren mond  over KOORZEN. enz. 3u mond en keel fwart, hare oogen waren gefwolien, hare handen en voeten merkelijk gekleurt, en zij hadt hier en daar over haar lighaam blauwagtige firepen. Zij ftierf den negenden dag 'savond; en het lighaam wierdt kort na de dood blauw. * Een jongman zestien jaren oud wierdt des morgens door ijlhoofdigheid, hoofdpijn, braken, en pijn in de keel aangetast, en raakte kort daar na buiten kennis. Zijn ganfche vel was des avonds met den fcharlaken uitflag overdekt. Den tweeden dapvoorfchreef hem zijn apothecar een buikzuiverend middel. Hij liet zijnen afgang en water ongevoelig aflopen , en lag in een flaapzugtige gefleltheid. Zijn ademhaling wierdt des avonds reutelende; en zijn vrinden ongerust wordende, wierde er om mij gezonden: hij lag nu fprakeloos, en zijnen pols was zo duister dat men die niet tellen kon: zijn aangezigt was klam, en gedrongen, en zijne ledematen koud: den uitflag was blauwagtig; hij ademde als of hij geworgt wierdt, en kon niets meer doorflikken. ' Ik liet wat warme wijn in zijn keel fpuiten, waar van hij een gedeelte met veel moeite doorflikte: op deze-wijze wierdt hij gedurende den nagt gelaaft, en hij ftorf den volgende morgen. -x * Een jongetje van vier jaren, wierdt des morgens door walgingen braken en eenen buikloop aangetast, en het klaagde teflèns over pijn in zijn keel: des avonds was  3*4 WAARNEMINGEN was zijn vel reeds met den fcharlaken uitflag aangedaan. Ik bezogt hem den vierden dag 's morgens voor de eerde maal met den Heer Leighton; den afgang hielde nog aan, en die was zeer ftinkend: de kaakenoorklieren, en den ganfehen hals waren zeer gefwolien: de amandelen waren met vuile asch - kleurige korsten gedekt, en raakten elkander bij naar aan, niet te min fwolg hij redelijk gemaklijk. Hij hadt desgelijks een ontlasting van een fcherpe ftof uit zijn neus, die de opperlip deedt ontvellen; zijn ftem wierdt heersch, en alle toevallen namen toe in kwaadaartigheid, onaangezien hij de koorsbast rijkelijk gebruikte, die hij mee de grootfte ftandvafligheid innam. Hij ftierf den negenden dag des morgens. IV. Johannes Leech, twee jaren oud, wierdt den ïo Junij, zijnde den zesden dag van zijn ziekte, inde zieke beurs aangenomen: hij kreeg tanden, en twee baktanden begonnen uit te puilen. Hij was met den fcharlaken uitflag overdekt: zijn amandelen waren fterk gefwolien, en een weinig verfworen. Na het gebruik van een braak middel, fchreef ik hem eenen gorgel drank en het aftrekzei der koorsbast voor. Den tienden dag was de keel genoegzaam herfleld; maar de kaakklieren waren meer gefwolien; en of fchoon de koors matig was, fcheen hij niet te herftellen. Zijn tong en keel wierdt den 13 dag fwart; hij kreeg fWeertjes in de hoeken van zijn lippen; zijn aangezigt wierdt  over KOORZEN. enz, 313 wiordt bleek en opgeblazen, en wanneer men zijn tong drukte liep er een rottige bloedige ft >f uit zijn keel Hij kreeg den reutel in zijn keel, hoeste fterk, en ftierf den vijftienden dag zijner ziekte, V. Elizabet Watfon, zeven jaren oud, wierdt den 25 September , zijnde den derden dag van haar ziekte in de zieke beurs aangenomen , zij hadt eenen Herken uitflag, braakteveelg.il, dö-amandelen waren diep verlworen, en zij was buiten haar verftand. Na dat een braakmiddel zijn uitwerking verrigt hadt, wierd haar den koorsbast voorgefchreven, maar men kon haar die op geenerlei wijze inbrengen. Den zesden dag wierden de fweerries blauw, den uirflag wierdt met purpere ftreken doormengt. en zij ftorf des avonds. VI. Johanna Robfon, vijftien maanden oud, wierd den 3 Oétober, en den negenden dag harer ziekte in de zieke beurs aangenomen. Mare keel was fterk Verfworen, en een gedeelte van't geen zij dronk kwam' haar weder langs de neus uit: zij was zeer koorzig „ zeer verfwakt, heerfch, piepte in de ademhaling, en hoeste bijnaar onophoudelijk: zij hadt een groot gefwel onder haar regter oor, en eenen onophoudelijken afgang. Den 13 dag liep er een rottige ftof uit haar regter oor, en de fweiling verminderende. De zinkings teekenen vermenigvuldigde, het weigerde alle zoort van voedzel, en het ftierf den negen- I tienden dag der ziekte, VIL  8H WAARNEMINGEN VII. Maria Wilmfen, agt jaren oud, wierdt den 5 Oétober, den zesden dag harer ziekte tot de zieke beurs toegelaten. Den uitflag was nog overvloedig; hare handen waren rood en gefwolien, en haar aangezigt gedrongen. De kaak en oorklieren waren uitgezet, en haren ganfehen hals was zugtig gefwolien: haar keel was mede zeer gelwollen en blauwagtig; haren pols fwak en gevallen, zij was buiten kennis, en zeer onrustig; hare afgangen waren onverdraaglijk ftinkend, zij liet die ongevoelig aflopen. Zij weigerde zo wel wijn als geneesmiddelen te nemen, en florf den volgenden morgen. VIII. Alexander Drijburgh, twee jaren oud, wierdt den zevende dag zijner ziekte op den 24 Oétoberinde zieke beurs aangenomen. Zijn zagt verhemelte en zijne amandelen waren zeer gefwolien, en men ontdekte eenige fweerties op zijn lel: zijn aangezigt was zugtig; de kaakklieren hard, en zeer uitgezet, en zijnen pols was rad en fwak: er hadt geenen uitflag plaats. De keel was den negenden dag geheel me: fprouwfvveren bedekt: zijn aangezigt zo gefwolien dat hij zijn oogen niet konde open doen; zijnen pols was nauwlijks meer te ontdekken, en hij ftierf dien avond. Zijnen rug cn ledematen waren des anderdaags morgens blauw geworden. IX. Johanna Tav/s, twee jaren oudt, wierdt den 44 November en den veertienden dag harer ziekte in de zieke beurs aangenomen. Zij hadt in den beginnen eenen  over KOORZEN. enz. 5iS eenen fterken uitflag gehad , welke vier dagen aangehouden hadc. Zij vertoonde nu een wezentlijk geraamte. Het zagte gehemelte was op twee plaatzen door fweren doorboord , zij was heersch, hoeste onophoudelijk, reutelde in hare ademhaling, en ftierf den zestienden dag 's morgens. X. Thomas Gilchrist, drie jaren oud, wierdt den 27 Februari} 1779 zijnde den agtften dag zijner ziekte in de zieke beurs aangenomen. Hij hadt van den beginnen aan eenen buikloop: de kaakklieren waren zeer gefwolien; en de iel en de hoeken zijner lippen verfworen. Zijn aangezigt was bleek en Opgeblazen , en er liep een dunne fcherpe ftof uit zijn oogen, neus, en ooren: hij was heersch; en ieder pooging dien hij deedt om iets door te flikken, bragt hein aan 't hoesten: en een gedeelte van 't geen hij dronk kwam hem wederom langs de neus te rug. Den negenden dag waren zijne oogleden zeer gefwolien en blauw, en de Tunica albugi* ma was met bloed beloopcn. Men ontdekte ronde purpere vlekken zo groot als een fchelling op zijne ellebogen, en hij hadt vele blauwe ftrepcn op zijn vel. Zijn ademhaling was moeijlijk en reutelende , en hij ftierf des avonds. Toen ik zijn lighaam des anderdaags befchoude, waren zijne armen tot aan de toppen der vingeren purperagtig geV kleurd,  3i6* W A A 11 N E M INGEN kleurd, 't welk door drukken verdween: cn zijn lighaam was aan den hals en rug blauw. XI Johannes Hewic, driejaren oud, wierdt den 8 Augustus,zijnde den veertienden dag zijner ziekce, in de zieke beurs aangenomen: hij was ongemeen fwak; zijn aangezigt en beenen hadden een waterzugtige fweiling; en hij was des avonds zeer koorzig en ijlende: en bij deze toevallen voegde zig noch een walging en braking. Den negentienden dag verviel het kind in ftuiptrekkingen; zijn ademhaling wierdt moeijlijk en reutelende, en het ftierf dien zclven nademiddag. XII. Grietje Foster, twee jaren oud, wierdt drie weken na den aanvang der fcharlaken koors, waterzugtig, maar om dat het'in ftaat was om door bet huis te loopen, wierdt zulks weinig door haar ouders geacht. Zij wierdt den 21 Augustus in de zie¬ ke beurs aangenomen. Zedert twee dagen voor dat ik haar bezogt hadt zij het- bed moeten houden, was ongemeen koorzig en aamborftig , en lag aan een allergeweldigfte Orthopnoza, haar gansche lighaam was zugtig gefwolien, en zij ontlaste weinig of geen water. Ik liet haar een fpaanfche vlieg tusfehen haare fchouderen leggen, en fchreef haar een pisdrijvend drankje met den zee ajuin voor. De moeilijkheid der ademhaling vermeerderde, en zij ftierf elf uren na dat zij in de zieke beurs aangenomen was. XIII.  over KOORZEN. enz. 317 XIII. Thomas Siater, twee jaren oud, wierdt den 22 September, zijnde den denden dag zijner ziekte, in de zieke beurs aangenomen: hij was zeer koorzig en verzwakt: zijn aangezigt cn beenen waren zeer gefwolien , de kaakklieren waren zeer uitgezet, zijn ademhaling was zeer moeilijk, en hij hoeste fterk. Deze klagten wierden niet te min door een braakmiddel, en een borst ontlastend drankje met pisdrijvende middelen vermengt verligt. Den zeventienden dag kreeg hij op nieuws .een moeilijkheid in de ademhaling, hij weigerde alle geneesmiddelen, zijn aangezigt fwolongemeen, en hij ftorf den negentienden dag. De vier overige gevallen die ongelukkig afgelopen zijn , zijn in de vonge afdeling onder No. III. bladz. 272; VI. bladz. 279; IX. bladz. 284; en III. bladz. 299;, reeds aangehaalt. GEVOLGTREKKINGEN. Een volledig verhaal der fcharlaken koors en zeere keel gegeven hebbende, beide, zo als ik die heb waargenomen, en gelijk die door de beroemfte fchrijveren is opgegeven; de geneeswijze welke't voordeeligfte bevonden is, door een menigte verfchelende gevallen opgehcldert hebbende; en den uitilag der V 2 ziek-  Si8 W AARNEMINGEN ziekte van ieder lijder verbaalt hebbende; zal ik zulks niet de volgende aanmerkingen befluiterii li De fcharlaken koors is een befmettelijkc ziekte, en bijnaar altijd met een zeere keel verzelt; die, zomtijds verfvverende, en zomtijds van een rottende en -verilervenden natuufsgèfïeltheid is. Op deneerften, tweden, derden, of vierden dag verfchijnt er eenen roden ukflag op de huid, die na gedurende drie, vier of meer dagen te hebben aangehouden, in zemelagtige, of dikke brede fcMlfers afvald,' en na dat de koors ophoud, eindigt de ziekte dikwils in een waCer^Ögt (*). • II. De fcharlaken koors kan op alb tijden van het jaar voorkomen, maar de gemeenste tijd waarin zig die ver- De 'hefchrijving der fcharlaken koors in onze Syftenr. Nefologic. geeft geen waar denkbeeld der ziekte , uitgezor.dert van het zagte zoort, door Sijdenham waargenomen. Maar de Wvxcr heeft dezelve zeer gefchikt in de volgende woorden bepaaldt: Est f'bris acuta , axanthematica , rubras , cas„ demque ihias, maculas proferens , organa dcglutitionis non raro impeiens , Epidennidis in desq'nammaftonem abeUns, & tr.famii ■ prcecipue periodo fua altera, unius, al: e rins , terti.e , & ultra fepiimance , qua tumore corporis vario, anxieeqt*, deb titate , hominem non raro in longo majus „ discrimen quam in periodo priore , conjicit. infantilis mer. „ bus 'cp'pelhitur ,qtienUldmodum variola: ut vero Ihc , fic £? „ ille, hand infrequentèr adoritur adultos." Rat. Medend. CoiiEi-/'^. 60.  over KOORZEN. enz. 3 '3 vertoont is den Zomer of den Herfst, en die blijft dan gemenelijk den ganfehen winter voortduren. . III. Alhoewel er een groot onderfcheid in de fcharlaken koorzen voorkomt, kan egter het grootfte verichil in de geneesoelFening bepaalt worden i Wanneer de ziekte van een ontftekende natuurs gefteldheid is; en 2. Wanneer die in de keel in het bijzonder, en door het ganfche lighaam in het algemeen, met een overhellende geneigtheid tot verrotting .verzelt gaa. IV. In de behandeling van het zagte zoort, dat door Sijdenham befchreven is; is er weinig meer dan een nauwkeurige oplettendheid op de levenswijze nodig. V. In de fcharlaken koors met een roosagtige ontfteI;ïng der kce^ en die met geen korsten of fweerties verzelt is,zijn devoornaamfte middelen waar op men vertrouwenkan fpiesglas middelen, indiervoegen tocgedient, dat die een ligte braking verwekken; een ontfteking tegengaande levenswijze, cn afvegende gorgeldranken(*). VI. In den aanvang der fcharlaken koors, die met een ligte verfwering der keel verzelt gaat; en terwijl de werking der .bloedvaten noch fterk is, zijn bovengemelde geneesmiddelen onvermijdelijk noodzaakelijk: en zo dra de werking der bloedvaten vermindert, moet men zijn grootfte vertrouwen in de koorsbast ftellen. VII. C) Be fcharlaken hm van Plenciz fchijnt van dien natuur te zijn. Zie de IE. Afd. V 3  Sao waarnemingen' VII. Indien de fcharlaken koors met verworvene fweren in de keel, en een overhelling tot vérrotting door het ganfche lichaam verzelt gaat, behoordt de koorsbast in grote giften voorgefchreven , en een hartflerkend en rotting tegengaand bellier van den beginnen aan in "t werk gellcld te worden. VIII. Cffchoon de bovengemelde algemeene regels c1v. V. VI. en VII.) ten aanzien der geneeswijze het gevolg der ondervinding zijn, moet men niet te min de manier der behandeling van bijzondere gevallen, in een ziekte welke zulk een onderfcheid van toevallen en verfchijningen aanneemt, aan het vernuftig oordeel van den Geneesheer, en deszeifs zorgvuldige oplettendheid op de natuur der volkziekte, geheel ©verlaten. NASCHRIFT. Nadat ik de voorgaande bladeren voor de pers vervaardigt had, heb ik met veel genoegen gelezen An account of the fcarlet fevcr and fore.throat door Dr. Withering, en een hoofdftuk over het zelve onderwerp door Dr. Cullen, in zijn fin t iines of the Prac~ tice of P/iyfc. 't Zal niet ongefchikt zijn een korte vergelijkenis tusfehen de fcharlaken koors welkedoor deze fchrijvers waargenomen is, met onze volkziekte temaken; wijl zulks  over KOORZEN. enz. . 321 zulks het groot onderfcheid zal aantonen dat zig in deze ziekte, in verfcheide pkatzen van dit eiland, bijnaar op een en dcnzelven tijd vertoont heeft. De fcharlaken koors vertoonde zig het eerfte te Birmingham , in het het midden der maand Maij 1778 , en bleef tot op het einde der daar aan volgende maand November heerfchen. Uit de befchrijving die wij daar van hebben (*j), fchijnt die een groter overeenkomst te hebben gebade met de fcharlaken koors van Ëlenciz '(f), aJs wel mee onze volkziekte. De huid was gelijk, zonder pukkekies of puistjes, en was den derden dag zo hoog gekleurt, dat het aangezigt, het lighaam, en de ledematen van den lijder, aan de kleur van een gekookte kreeft gelijk waren, en die waren tevens fterk gefwolien. De oogen deelden min of meer in die algemene roodheid. Het zagte verhemelte, de lel, amandelen, en de keel, waren röod en gefwolien. Op deze delen ont¬ dekte men geen wezentlijke fweren, maar zomtijds was een verzameling van een dik flijm zigtbaar., inzonderheid in het agterfte van den flokdarm, die fterk naar de korften, die zig in de rottende zeere keel ver- toon- (*) Zie Dr. Wkhering's Account of the fcarltt fever and fa te throat &c. (10 Zie hladz. 117. V 4  3«2a WAARNEMINGEN toonden, geleken: maar die wierdt maklijk door eenen gemenen gorgeldrank afgewasfchen. Gedurende den ganfehen loop dezer koors, was den pols rad, klijn, en ongemeen fwak; de ontlasting van water was gering, en in fchijn nauwlijks van dat vaneen gezond mensch te onderfcheiden. De onder- kaaksklieren zette zig uit, cn waren pijnlijk wanneer die met de vingers gedrukt wierden: cn na dat de koors ophieldt, was het niet ongemeen dat de lijders aan een, of bijde de zijden van den hals, onder de ooren een verfwering kregen. In Oclober de lugt kouder wordende, was de fcharlaken kleur min gemeen. Bij vele lijders vertoonde die zig in het geheel niet; terwijl andere, inzonderheid bejaarde, gedurende weinig minuten rode pukkeltjes met witte doorfchijnende topjes hadden (*); maar (*) Gedurende de tijd dat de fcharlake koors en de verfwerende zeere keel in het jaar 1778 te Newcastle heerschte, vierden er geen der bovengemelde toevallen waargenomen: waar in den winter van het volgende jaar behandelde ik hier in de nabijheid een lijder , welke door zijne kinderen befmet was geworden , en in wien den fcharlaken uitflag zeer hooggekleurd , en de topjes der puistjes wit waren. Wijl dat geval heel zeer verfcheelde van [die, weike ik alreeds in de derde afdeeli'ng heb opgegeeven t zal ik zulks te dezer plaats invullen. De  over KOORZEN. enz, 353 maar die vertoonden zig flegrs daar de huid het allertederste is. De aandoening der keel fcheen zig in z)in- De Heer j, vijf en dertig jaren oud , eenige dagen onpas, felijk geweest zijnde, wierdt den 4 December ijjc, overvallen met een nattigheid en koude , dat gevolgt wierdt van een geweldige hoofdpijn en pijn in de keel, onlesbaren dorst, en een brandende hitte over zijn ganfche lighaam. Hij ging te bed leggen , dronk overvloedig verdunnenden drank ; waar door hij in een overvloedig fweet geraakte , 't welk zijn hoofdpijn en keel vcrligte. Den volgenden morgen ontdekte hij den uitflag op zijn borst cn armen; en hadt dien dag vijftien dunne ftoelgangcn •• des avonds nam hij op raad van dan Heer Leighton een rustmiddel, waar door den af gang gefluit wierdt: de koors wierdt des nagts zeer fterk ; zijn vel was zeer heet, jeukt e fterk; en zijn denkbeelden waren verwart. Hij hadt den derden dag des morgens volgens gewoonte een verpozing van koors. maar kreeg door den dag een ongemecne vermoeitheid, en was , onaangezien hij over een brandende hitte over de huid klaagde , huiverig. Des avonds nam hij een braakmiddel in; maar bragt door de ondraaglijke hitte en jeukte ever zijn ganfche lighaam, eenen rustelozen nagt door. Den 7 December , zijnde den vierden dag der ziekte, bezogt ik hem met den Heer Leighton. Hij lag in zijn bed, maar egter in zijn kleeren; zijn pols deedt 112 vrij fterke fagen; hij zugte dikwils , en klaagde over een drukking op de borst. Zo^ dra hij eens tragte op te rijzen en te wandelen, Wierdt V.5  324 WAARNEMINGEN zommige lijders langs den flokdarm nederwaarst tot in de maag uit te flrekken; in andere ftrekte die zig we- der- wierdt hij mislijk en flauw, en zijnen pols zeer zwak. Zijn aangezigt en armen wierden opgeblazen ; den uitj ag was algemeen over zijn ganfche lighaam, en op zijn borst en armen verzamelde die zig in vlekken, die uit rode puistjes beftonden , maar die hier en daar van een doffe kleur waren. Zijn vel was zeer heet, zijn tong zuiver en vogtig ; zijn keel was natuurlijk , en niet het aller min ft e gezwollen ; anderzints was hij dor/lig, zeer benauwt, en bekommerd voor den aannaderenden nagt. Ik fchreef voor twee lepels vol alle drie uuren in te nemen van Jiilnp. Salin. unc. viij. Tart. Emetic. gr. j. Conf. Cardiac. dr. j. M. Be jeukte en de hitte der huid was inden voornagt ondraaglijker dan ooit, en zijne denkbeelden waren verwart. Hij kreeg door het voorfchreve drankje eenen fterken afgang, V geen hij zeide het jcukzel te verminderen; en tegens den morgenftond viel hij in een verkwikkenden flaap. Ben vijfden dag wierdt mij berigt dat den uitflag over zijn ganfche lighaam volkomen fcharlaken kleurig was, en dat hij met het gebruik van zijn drankje voortgegaan v,'as, dat hem nu geen afgang meer verwekte. Ik fchreef een rustmiddel tegens den nagt voor, hij genoot egter geen flaap; de hitte, het jeukzel, en de prikkelende pijn van zijn huid waren zeer ver-  over KOORZEN. 325 derom langs de lugtpijp neder tot in de Iongen, waar door hoest, en long ontftekings tekenen voorkwamen: en vermoeiende ; zijn denkbeelden waren verwart, en hij prate zonder zin. Ik bezogt hem op den zesden dag, wanneer den uitflag overvloedig was; op zommige plaatzen van een fcharlaken, en op zommigei van een do{fe karmozijn vervige kleur, in eenige plaatzen puistagtig, in andere gelijk. Zijn vel was over zijn ganfche lighaam zigtbaar gefwolien, maar in het bijzonder zijn armen, dijen , en beenen, welke op het drukken met de vingers zeer pijnlijk waren. De fcharlaken puistjes waren op alle de deelen van zijn lighaam, in zijn aangezigt alleen uitgezondert, gekroont met witte topjes, die een melkagtige vogtigheid in zig hadden. Zijn pols deedt 120flagen: zijn tong was zuiver: en de kleur van zijn oogen , neusgaten en keel was natuurlijk, Hij hadt van den aanvang der ziekte af, weinig gewaterd; en bleef fwak en geesteloos. Ik fchreef hem voor alle twee uuren, twee oneen van het afkookzel der koorsbast, met het Sal Diuretic. en Spir. Nitri dulc. in te nemen. Deze geneesmiddelen gebruikten hij gezet tot den zestienden dag der ziekte, welke eenen [hoorn van pis verwekte, en zijnen eetlust verbeterden. Den zevenden dag wierdt der. uitflag bruin, en begon van het bovenfte gedeelte van zijn lighaam af te fchilferen. De trek tot voedzel keerde weder, hij fliep 's nagts wel; maar hij kreeg alle namiddagen tot den twaalfden dag toe een heerfcheid, welke des morgens verdween. Daar  S2t> WA ARNEMINGEN en in andere wierdt deszeifs voortgang langs de buis van Euftachius door fcherpe oorpijnen aangeduid. Dit waren de gewonelij kfte toevallen, die deze volkziekte verzelden; maar ik moet den lezer om een meer nauwkeuriger befchrijving, tot het werk zelfs verzenden , dat veel nuttige onderrigtingen bevat. De ziekte nam heel dikwils een veel rampfpoediger gedaante aan. De kinderen raakten weinig uuren na den aanval der ziekte aan het ijlen; de fcharlaken kleur vertoonden zig den eerften of den tweeden dag, en zij ftorven vroeg op den derden dag. In bejaarde was het fchielijk toenemen der koors en ijlhoofdigheid zodanig, dat zij den vierden of den vijlden dag daar aan flierven; inzonderheid wanneer er eenen afgang bij kwam. Zommige leefden egter tot den agt- Tiaar na wierdt hij in jiaat om uit te gaan, de vervelling over zijn lighaam duurden tot den 6 Januarij 1780: en ik ■wierd door een brief van den ri dier zelve maand onderrigt, dat hij een volmaakte welftand genoot, maar dat de huid van zijn voeten nog aanhieldt te vervellen. Vier van zijn kinderen, welke toe n ik hem bezogt, reeds begonnen te herftellen , hadden in den beginne 'een fterke ontfteking der amandelen , en een fterke fweiling der kaakklieren gehad. Zijn broeder hadt de ziekte met even zulk eenen ft erken gekleurden uitftag, en vele rode puistjes met witte topjes: de ziekte was in hem even geweldig, maar zonder zeere keel: cn hij herftelde desgelijks.  óver K O O R Z E N. 327 agtften of den elfden dag: in alle deze gevallen was de keel maar weinig of niet aangedaan, en de oogen hadden een ongewone egale glinfterende roodheid, wel gelijkende na die , die men in de oogen van een Fret ontdekt. De ziekte wierdt dikwils door waterzugtige fwellingen gevolgt, 't zij tusfehen vel cn vleesch, of in den buik. In zommige wierdt het brein dooreen wa- terzugt aangetast,'t welk een Coma vigil, raaskalling, en blindheid veroorzaakte. In andere viel die op de longen , en bragt alle tekenen van een ware waterzugt in de borst te weeg. Den vernufcigen fchrijver betragte de ziekte van een ontftekende natuurs gefteldheid te zijn: niet te min vond hij dat de aderlatingen geen voordeel aanbragten, en dat de buikzuiverende middelen kwade gevolgen hadden. Het fweeten deedt geen voordeel, en den koorsbast en hardterkende middelen waren nadelig. Hij flelde derhalven zijn grootfte vertrouwen in het herhaald braken met Ipecacuanna. en Tart. Emelïc. en in pisdrijvende middelen, inzonderheid den Seneka wortel en in ontbindingen van een vast loog zout. Doétor Culten onderrigt ons in zijn tweede deel van de First lines of the praclice of Phij/ic (*), nu eerst uic- O jOhap. VI $ag. 89.  328 WAARNEMINGEN uitgekomen, dat hij in den omtrek van veertig jaren, de fcharlaken koors vijf of zes maal als een volk ziekte in Schotland heeft weeten heerfchen, en dat die bij de meeste lijders met verfwerende zeere kelen verzelt was " Dat zelfs in zommige gevallen de fweren „ der keel van een rottige verftervende natuurs geftelt„ heid waren, en de ziekte ter zeiver tijd in alle hare „ toevallen, heelzeer naar een Cijnanche maligna ge* „ leek." Dien Geneesheer is niet te min overtuigt dat zulks befmettingen zijn die wezentlijk van elkander onderfcheiden zijn; en die gedagten heeft hij uit de volgende overwegingen opgemaakt. „ Er is een fcharlaken koors die geheel vrij is van „ alle aandoening der keel, die zomtijds als een volk» „ ziekte heerscht; en derhalven is er eenen bijzonder „ fmet, dat eenen fcharlaken uitflag voortbrengt zon,, der de keel eenigzints aan te doen. ■ „ De febris fcarlatina 'zelfs,, welke, door dat „ deszeifs ftof zig gemenelijk naar de keel bepaalt, „ eigentlijk Anginofa genoemd mag worden, heeft „ zig in veele gevallen van dezelve volkziekce zonder „ eenige aandoening in de keel vertoont, en bij ge„ volg mag men vooronderftellen dat het fmet zig „ meer bijzonder bepaalt om alleen den uitflag voort „ te brengen. „ Schoon alle de volkziektens welke ik zoude kon„ nen aanhalen, die der Scarlatina Anginofa waren, zijn  over. K O O R Z E N. 3=9 „ zijn er zommige gevallen geweest, welke in der „ natuur der fweren , zo wel als in andere omftandig„ heden, naauwkeurig geleken naar de gevallen van „ een Cynanche maligna; niet te min heb ik beften„ dig waargenomen dat deze gevallen niet boven een „ of twee onder de honderd waren, terwijl aldeove„ rige met goedaartige fweertjes waren, en met ora„ Handigheden, die eenigzints van de Cynanche ma„ ligna verfcheelden , welke hier na zullen befchreven „ worden. „ Dewijl ik aan den anderen kant de Cynanche ma„ ligna twee of drie maal als een volkziekte heb wee„ ten heerfchen, en dat ik onder de befmette perzo, nen gevallen gezien heb die zo zagt waren als de „ Scarlatina anginofa gemenelijk is: maar in deze „ was de evenredigheid omgekeert; en deze zagte „ gevallen maakten geen vijfde van het geheel uit, ,, terwijl alle de overigen van eenen rottigen en kwaad„ aartigen aart waren. „ Desgelijks verdient het zijn opmerking dat de „ meeste gevallen van de Cynanche maligna ramp„ fpoedig eindigden; terwijl die van de Scarlatina „ Anginofa zeer weinig noodlottig afliepen. " De gedagte van zulk een uitmuntend Geneesheer, ben ik overtuigt de grootfte oplettendheid te verdienen; maar hoe vernuftig de drangredenen, die hij tot onderfteuning van dit gevoel aangedrongen heeft, ook zijn  330 WAARNEMINGEN zijn, zijn die verre van befliszende te wezen ,• zij hebben derhalven geen verandering in mijn gevoelen, dat ik op het einde der tvvedc afdeling van dit werk ter neer gefield heb, voortgebragt: want door een dergelijk befluu zou men het fmet der onderfeheide kinderpokjes, van dac der famenvloeijende, eigenaartig verfchclende konnen dellen; of, de rottende mazelen (*), Van dat zoort welke tot een ontllekende natuursgeftelthcid overhellen. Maar de Scharlaken koors en zeere keel welke den Heer Dr. Cüllenm dikwils als een volkziekte inScotland opgemerkt heeft, fchijnt in het algemeen van •eenen zeer zagteri aart te zijn geweest, en verfcheeJL■de in dezen opzigte waarfchijnelijk zeer weinig van de .fcharlaken koors die in het graaffchap van Roxburg geheerscht heefc (f). De ziekte begon met huiveringen, en zeldzaam met eenige benaauwtheid of braken. Vroeg in den aanvang der ziekte, voelden men eenig ongemak in de keel, en het flikken wierdt moeilijk. Wanneer men de keel betragte, ontdekte men een roodheid en fweiling, overhellende'naar de tekenen der Angina Tonfiliaris^ maar in de fcharlaken koors waren er altoos min of meer (f) Zie Br. Watson's paper on the mèksfet, Lond. Mcd. Obs. Vol. IV. Art. XI. (f) Zie de aanmerking II. Afd. bh 23t.  över KOORZEN. meer kofsten. Den derden of vierden dag vertoonden zig den fcharlaken uitfltg op het vel, even op dezelve wijze als in de Angina maligna, en die eindigde na vier dagen in eene meelagtige affchilfer.no-. Ter dezer tijd verminderde doorgaans de koors, en het fweet volgde in een zekere maat. De kors¬ ten bleven eenige dagenduren, maar afvallende, on*. dekte die, de fweiling vermindert zijnde, een fweer op een of beide de amandelen ; en kort na dat de koors verdwenen was, genazen deze fweertjes geheel. Wanneer den uitflag verdwenen was, gebeurden het dikwils dat het ganfche lighaam weinig dagen daar na met een waterzugtige fweiling tusfehen vel en vleesch wierdt aangetast, 't welk wij onderrigt wierden dat fpoedig flonk, en maar zeldzaam eenige geneesmiddelen vereiste. Wij zijn onderrigt dat gedurende den tijd dat de fcharlake koors en zeere keel als een volkziekte woede, inzonderheid in deszeifs begin, er altijd eenige weinige gevallen gevonden zijn, in welke de ziekte zeer nabij kwam aan de natuur der Angina maligna, en in die gevallen gebeurden het alleen dat de ziekte met eenig gevaar verzelt ging. Ten aanzien nu der genezing van de ziekte, vnn. neer de toevallen omtrent dezelve waren als die der Angma maligna , prijft Do*. Culkn dezelve be- Jiafi-  332 WAARNEMINGEN handeling aan, welke hij in laastgenoemde ziekte voorgefchreven heeft. In den gewonen ftaat der fcharlaken koors en zeere keel welke dien Geneesheer waargenomen heeft, was een ontftekin>; tegengaand beftier gemenelijk alles wat er vereist wierdt, vermijdende 'aan den eenen kant de koude lugt, en aan den anderen kant alles wat de uitwendige hitte vermeerderde. Maar wanneer de koors eenigzints aanmerkelijk was, met een fterke fweiling der amandelen, prijst hij, voornamentlijk in bejaarde perfonen het aderlaten aan: niet te min ftelt hij het grootfte vertrouwen in de braakmiddelen in zulke giften toegedient, dat die een braking verwekken, in den buik open te houden, en het menigvuldig gebruik van afvegende gorgeldranken. Zedert de voorgaande bladeren gedrukt geweest zijn, heb ik een brief van Docïv Cotton aan Dcdtr. Wiead gefchreven on a particular kind offcarlet fever prevalent at St. Albans near London in the year 1748, welke ik met veel moeite verkregen heb, gelezen. Deze zal een voldoende verdediging zijn voor het gene ik bladz. 211 ter neer geftelt heb; en effens voor dat ik dezen fchrijver zijn nauwkeurig ver-  over KOORZEN.'enz. m verhaal ter behoorlijker plaats niet aangehaalt heb. De ziekte verfcheen voor het eerst op het later ein■ de van September; in den beginne wierden er de kinderen alleen door aangetast; maar daar na wierden er ook bejaarden door overvallen. De eerfte toevallen waren in het gemeen walgingen, braken en afgaan: een'pijn in de keel verzelde of deze toevallen, of volgden er aanftonds op: de amandelen, oor en kaakklieren fwollen fchielijk tot een aanmerkelijke trap: en wanneer men in den mond zag vond men dikwils, inzonderheid na dat de ziekte een weinig geduurd hadt, Ulcufcula hier en daar in de keel verfpreid, welke op en ontrent de amandelen vrij breed, oppervlakkig, en met een witagtige korst gedekt waren. De oogen ftonden wateragtig, en haar aangezigt, inzonderheid de oogfeden waren even als in in de mazelen opgeblazen. ln vele waren de armen, handen cn hals opgeblazen, en zelfs gefwolien. In zommige wierden voorgemelde toevallen insge' lijks van eenen hoest verzelt. De fcharlaken uitflag vertoonde zig in zommige bij den eersten aanval der ziekte; altijd niet trapswijze gelijk in andere ziektens met uitflag verzelt, maar was bij eenige fchielijk, algemeen, en van eenhooge rode kleur. Bij eenige verliepen er een of meer dagen tusfehen den aanvang der ziekte, en den fcharlaken uitflag; cn bij andere was die gedeeltelijk, en X 2 vvas  S34 WAARNEMINGEN was trapswijze in de uitbotting- De beenen en dijen waren op en neer met vlekken van onderfcheide gedaante bezet, waarvan er zommige zo groot en groter als een dubbelde waren, terwijl het lighaam mee zulk' een ontelbare menigte derzelve bezet was, en die zo digt bij een, dat er nauwlijks tusfehenruimtens gevonden wierden: het lighaam was bij zommige menfchen zo rood als of het met bloed was geverft geweest. In andere was den fcharlaken uitflag wederom zo gering, en de kleur zoo bleek dat de ziekte meer door andere bijkomende toevallen erkend wierdt, als door den uufiag zelve. Den fcharlaken uitflag verfcheelden in onderfcheide ne perzonen niet alleen in trappen, maar zelve in een en denzelven lijder; in het aangezigt hals en borstgelijk met de oppervlakte der huid fchijnende, in de gedaante van Roos, immers voor zo ver men met het oog ontdekken konde; terwijl den uitflag op andere deelen uitpuilende was, de huid op het gevoel ruw was met al'de fcherpheid van het visfe vel daar men brille huisjes van maakt. De pols was in het gemeen zeer rad en klijn; den dorst onmatig; en het grootfte gedeelte der gene die ziek vielen, hadden een gevoel van een brandende hitte over haar huid. Maar met al dat gevoel van deze hitte, en vermeerderde fnelheid van beweging in het bloed, was de tong doorgaans vogtig en maar wei- Big  over KOORZEN. enz. 33J mg beflagen. Eenige ondergingen vreeslijke benauwt» heden: zommige raaskalden gedurende vier of vijf dagen ageer een. Andere wederom waren flaapzugtig, en wanneer men haar ontwaakte om te drinken (liepen zij aanftonds weer in. Verfcheide andere daar en tegen waren ganfche dagen en nagten agter een flapeioos , zonder eenige ijlhoofdigheid. Alle klaagden zij bijna over een groot verval van kragten en geesteloosheid. Het vel fchilferde af als in andere fcharlaken koorzen j en vele klaagde gedurende eenen langen tijd dat haar lighaam inwendig zo pijnlijk was als van buiten. Zij waren inderdaad zo gevoelig dat het haar geheel ongemakkelijk maakte. ; Wanneer de ziekte zeer geweldig was, eindigde die eenigermate op den vierden of vijfden dag: dat is te zeggen dat die op dat tijdftip tot haar hoogte gekomen was, en dan begon af te nemen. Weinig of geen lijders wierden zo geheel door de koors verlaten, dat die niet noch eens, twee, of meermalen tegens den avond wederkeerde, en wierdt bij ieder wederkomst zagter, zo dat die op 't laatst maar even neer te onderfcheiden was: op welke tijd alle kliergefwellen gemeenlijk ook verdwenen. Alhoewel de koors bij zompige op den vierden of vijfden dag merkelijk in hevigheid verminderde , waren deszeifs aanvallen langduriger en fterker, en de lijders behfeix 3 den  336 WAARNEMINGEN den tot den agt of negenden dag een grote rusteloosheid. Bij eenen lijder bleef de ijlhoofdigheid, nadat de koors reeds verdwenen was, aanhouden, zijn vel was koel , den pols langzaam en gematigd, en den uitflag verdween langzaam. Bijeenen anderen begonden de oorklieren voor het eerst te fwellen, gedurende meer dan drie dagen , en dat na dat de koors haar hevigheid reeds verloren had ,• wanneer die in eenen nagt meer dan de helft flonken. De fweiling der oorklieren bleef bij twee lijders na dat de koors geheel verdwenen was voortduren, en die veretterde ra verloop van veertien dagen of drie weken, zeer fterk. Bij zommige bleef de geesteloosheid, welke deze ziekte door haaren ganfehen loop verzelt had, noch na dat de ziekte reeds over was voortduren; en de lijders vreesden voor den aannaderenden avondftond met een ongewone angstvalligheid; en de fchaduwe, het noodzakelijke gevolg van een aangeftoke kaars, deedt haren geest met een uitfporige fchrik en ontroering aan. Dezen oordeelkundigen fchrijver een der eerfte Geneesheeren in Engeland zijnde die waarnemingen over de fcharlake koors met een zeere keel verzelt (*) heeft uit- (*) De ver flerende zeere keel die in de jaren 1747 en 1748 in  over KOORZEN. enz. 537 uitgegeven, heb ik het bovengemeld verhaal met een bijzonder vermaak hier ingevoegt, omdat het eenig ondericheid in de tekenen der ziekte bevat, en om dat zijn gevoelen over de onvoeglijkheid om den naam dezer ziekte te veranderen volmaakt met het mijne overeenkomt, zo als uit de volgende aanhaling waarmede ik beüuiten zal, zal blijken. ,, Door dit onderfcheid van toevallen, heb ik ge„ vonden dat zommige Geneesheeren overhelden om „ te denken dat deze ziekte eigentlijk geen fcharla„ ken koors genoemt kon worden: dan ik verbeelde „ mij dat zulks een blooten woorden twist is: want „ alhoewel er een merkelijk onderfcheid is tusfehen „ de tegenswoordige fcharlaken koors, en dat zagtcr „ zoort' dat door Sydenham befchreven is, zou egter „ indien een fterker aanval van toevallen, en die wat „ kwaadaartiger waren , den Geneesheer geregtig„ den , om den naam der ziekte daarom te veran„ deren, vrees ik, verwarring het gevolg van zulk een in London gemeen was, en door den Heer Fotbergill zo wel befchreven is, fchijnt wezenlijk dezelve volkzickte te zijn geweest. Doctor Cotton zijn brief aan Doctor Mead is van den 12 Fehruarij 1749 gedagteekent; cn dewijl hij geen aanmerking maakt van den Heer Fothergill zijn verhandeling, cn van zijn eigen onderwerp als van eene nieuwigheid gewag maakt, mogen wij bejluiten dat zijn aanmerkingen voltooid waren vóór dat het voirgemelde wierd uitgegeven. x4  33« WAARNEMINGEN vrijheid zijn. Om dezelve rede zou men den 3, naam der kinderziekte konnen veranderen: want j, er is zo groot of groter onderfcheid niet tusfehen t, de voorgaande en de tegenswoordige fcharlaken 4, koors, als er tusfehen kinderpokjes en kinderpok„ jes is; en dat wel allerbijzonderst wanneer men een „ vergelijkenis maakt tusfehen het zagtfle zoort der „ onderfcheidene, en het hevigfte zoort der zamen„ vloeijende.  AANHANGZEL.8 TAPE-   TAFELEN DER ZIEKTENS VAN DE LIJDERS WELKE IN DE NEWCASTELSCHE ZIEKEBEURS TOEGELATEN ZJJN , MET AANMERKINGEN OVER DE MANIER OM GENEESKUNDIGE RAPPORTEN TE VERBETEREN. N a de hulp der noodlijdende, moet het voorname oogmerk van alle inftellingen tot hulp der zieken de verbetering van de geneeskundige kennis zijn. 't Is niet te min te beklagen, dat de aandagt tot hier toe zo weinig gevestigd is geweest," om dat gewensj: ein-  34* TAFELEN der einde te bereiken. De jaarlijkfe berigten der Gasthuijzen, zieken huijzen, en zieke beurzen zelfs, zouden indien d;e behoorlijk ter neder geftelt wierden, merkelijk onderrigt aan het geneeskundig genootfehap toe brengen; die tot hier toe zo gebrekkig zijn, dat zij tot geen nuttig einde dienen. De ziektens wel¬ ke men met een weinig meer moeite uit de dagboef ken dier inftellingen zoude konnen trekken, worden niet gemeldt; en de manier om de lijders daar uit te verzenden, is doorgaans in zulke algemeene bewoordingen uitgedrukt, dat het onmooglijk is om den uitflag der geneesoeflening daar uit op te maken. Verfcheide uitmuntende Wijsgeren en Geneesheeren hebben reeds opgemerkt het grote nut dat er in de algemene oprigting van nauwkeurige fterflijsten voor de geneeskunde zoude voortkomen. Zij beant¬ woorden wezenlijk aan verfcheide oogmerken van aanbelang, zo wel in het ftaat als geneeskundige: en het algemeen heeft veel verplign'ng aan de Doctoren Prics, Percival, Hsijgarth, en andere (*) voor de verbetering dezer registers, welke te hopen is dat aangenomen, en met er tijd in alle fteden en Parochies (*%Zie Price en Reverfsvnarif Paijments si Edi(. p. aio, fit , 279. Percival's Esfaijs Vol. II. Philos. Tranfaüiom Lend. Medic. Ois. and Inquiries V»l III.  ZIEKTENS. 343 hien van hec koningrijk ter uitvoer zullen gebragt worden. Maar in een geneeskundig vooruitzigt ben ik van gedagten dat nauwkeurige en voldoenende lijsten der zieken die het voordeel genieten, van door de weldadigheid der bovengemelde inftellingen in het koning, rijk,onderhouden te worden, en in het bijzonder die * der zieke beurfen, meer nuttigheid zouden voortbrengen. Indien die behoorlijk uitgevoerd worden tafels gewijs, zouden die met den opflag van een oog den aanvang en afneming der volkziektens aantonen; de vergelijkende trappen der fterfte door onderfcheidene ziektens veroorzaakt,- het verfchil der jaargetijden met betrekking tot de gezondheid; de trappen van het ieven waar in het menfchelijkgeftagt het meest aan deze óf gene ziektens onderworpen is; en andere zoortgelijke omftandigheden van even veel aanbelang, meer. En wanneer na verloop van eenige jaren, deze rapporten in een deel bij een vergadert wierden door de Geneesheeren van ieder dier inftellingen, met bijvoeging van een kort verhaal van het weder, van de aanmerkelijkfte volkziektens, en van de algemeene aangenome manier van genezen, zou er niets gevonden worden dat meer tot bevordering der geneeskundige kennis verftrekken zoude. De verbeteringen welke ik in de rapporten der zieken ioude willen voorftellen, en die met de jaarlijkfe berigten  S44 TAFELEN der ten der Godshuizen zouden konnen uitgegeven worden, zullen beter door de navolgende tafelen dan door een woordelijke befchrijving verdaan worden: maar alvorens ik die voordel, zal het nodig zijn de volgende bijzonderheden te laten voor afgaan.' i ° In de volgende tafelen zijn de ziektens in vier algemeene verdelingen afgedeelt, overeenkomfiig de TSofologia van Doftor Cttlkn: maar in de fehikking van derzelver geflagten, heb ik de manier welke den vermaarden Doctor Gregorij in zijn onderwijzingen aangenomen hadt, vóofnariefidijk gevolgt; met dat oogmerk, om die ziektens welke de grootfte overeenkomst met elkander hebben, zo veel als mogelijk was onder ieder geflagts verdeeling te brengen. a ° . Wormen, en het uitbotten der tanden , brengen in jonge lijders ziektens voort die ongemeen zeer verfchelen, hoedanige zijn, onregelmatige koorzen,* braken; buikloop; ftuipen , en andere krampagtige toevallen. Hoe gefchikt het in een Syftem. Nofolog. ook zoude zijn, om deze ziekten tot hare geflagten te brengen , niet te min, wijl die zo dikwils van de een in de andere overgaan, en in denzelven zo dikwils zamenlopen, zou 'zulks indien men die anders dan in algemeene uitdrukkingen ingevuld hadt , veel veranderingen in het dagboek der ziekebeurs verwekt hebben. 3 °. De geneesoeffening der ziekebeurs voorname-  ZIEKTENS. S45 mentlijk bepaalt zijnde tot koorzen en andere ziektens welke een fchielijke hulp nodig hebben , en tot zulke welke van het gasthuis, door deszeifs inftellingen uitgezonden zijn, toonen de tafels geen naauwkeurige vergelijkende evenredigheid van ziektens in het algemeen. Bij voorbeelt. Tusfchenpozende koorzen, teringen, rheumatismi enz. worden onder het geflagt van koorsagtige ziektens, 't zij als buiten of binnen lijders ontfangen, en derhalven wanneer de omftandigheden toelaten dat zij daar hulp krijgen konnen, niet in de zieke beurs aangenomen. Desgelijks heeft ook de kinderziekte, of fchoon die bij aanhoudentheid rampfpoedig in de ftad woed, een klein aandeel in het getal, om dat het minder zoort van volk, in deze ziekte nimmer hulp zoekt, ten zij hunne kinderen zigtbaar ineen uitftekend gevaar zijn. Vele van de geflagten der zenuw ziektens, Cachexia, en plaatslijke gebreken, zijn in het bijzonder gefchikre voorwerpen voor het gasthuis; en derhalven dragen de ziektens tot deze afdeling behorende, welke in de zieke beurs aangenomen worden, een veel kleiner aantal ih vergelijking der heete koorzen, als het anderzins zijn zoude. 4 ° De lijders welke in de zieke beurs aangenomen worden, worden aan haar eigen huizen bezogt, en ten einde men niet in de handelingen van het gasthuis treden zouden, worden er geene aangenomen die ia  34 ° o I O I O | O . .»• Afj. /foore ziektens ; _____________ _! j j \ ~ Tuslchenpozend. koorzen. _l 1 M I t 2 1 '* I i ' Aanhoudende koorzen lf_^Jj96'l I I 1 ^ ! 6 Kinder pökjes jjjcjji3 i I I * | j 6 "Mazelen~"~ ~" I li I I I 2 Scharlaken koors en verfwerenrie zeere keel. J 95ji_'J _l l__J 1 *3 Koos . 7_l""7 li 111 Uitwendige ontftekingën _LlSU-lQ i I I i I ~~Keei ontfteking L__Lj_-—! J i ~ Zinkingen _J_3_JjLi-I ! ' 'Kink hoest j_3|jiJ ! M ~Zijde- wee en Long omftekingen ' j.43Tl_-L-—- 5_ Long-tering en Tering koorzen p?T*2 *3i 1 __ (Jnriteking der iever 1 4_f_4 1 I Ontfteking der nieren en Graveel 9 1 6 t 3 I 1 Rheumatifche"pijnen 1 a | a i | | _ _Uitbotting der tanden met koors To| 9 | [ | | ~ \_ I Bloedfpuiging~ri31oedhrakuTg, en bloed afgang 1 *H 5 j i I I . — _L~ Bïoedftortingen | j*J 6 [ ~| 1 i "V Bordt j^l_5_U i / I I "Roden !Üop --Hju)-g [ a 1 I a I \ il Aid. Zenuw ziektens . j | | | | | ' Beroerte | i_J | | ) j i nGëSh^iT" i TT i j i i i i i i ~~ Maag kiagten I JiLL10 1 4 1 1 l-H ""Stuipen"""' j I f_j_ 4 ! I I I I ' ■V-aüéhde ziekte _ 1 3J a j i 1 I i 1 Een bijzondere krnmr> kiekte I ï | | ) j | | i Aamborstigheid _____ 1 ab i 16( 9 | 1 | 1 [ | ' Coiic ) 24 I 23 j | j j | ' . Hijftën^Plsrio ~" [ 14I 8 [ 5 | | t | | S waarmoedigheid '" 1 1 j 1 j ) ( I 1 ~ Periodicque hoofdpijnen [ 3 | ilaj [ ) ^llï'KfcT'CaThexice * j [ f | | Waterzu^c tusfehen vel &. vleesch en buik waterzuqr Ji 4 I 11 | 1 ij | 1 "Borst watêrzugt [_ƒ [ " f f | | j~l ~~\ watêr"tonêh in het hoofd . . j_ 4 ) ft \ ) ) f~~ "Krop fwn-en ■ I ^l4 ^ 1 ^ I ' 1 ""Haiir'wurm___ ~ , .. ; [. 2 j 2 I i 1 I I "'VeiHis^ziejtre . L.7 J » ) I Ml \ ~~G^eA zugt L4 "i a | 1 ) j f 1 \ VVonnen __Z______ -f-8-,' 8 < ! J | L_ ~lV~A7d77?/g__________t- ■ ! J I I OnwiTliiren gggvan !*. water _ l~~4-L-^l 1 Lj_. "TïITltoDPing der maandftonden _.. ■■ 1 _3 J 2_ L.l " Kanker der 00glëdéh7__e^^ -JTi ^ 1 1__ASZl ■ Verduistering der oogên _—s———. L_J 1 1 1 i I I —" a ~ In t geheel l-^foigl _.y ■ 9 i 16 1'TT~T  TWEEDE TAFEL De ziektens der Lijders zo als die maandelijks in de zieke beurs onder de lor ge des fchrijvers zijn aangenomen, van den i. Oftober 17773 tot den eersten OStober 177'9• DE ZIEKTENS | 1 ff 1 t-u!PL | | | 1. Aio. Jioor±jMKteriS — — ' 'ly- tTt I ' 1 ^~^j_"M j 1 ^^l~Ti.__j_Ll ^flTsTc h eT. p^^ij_riJi£!__--_ - "-plli^np^ _j l34l °__„ ^Aanhoudende koorzen , . ■ jTiTlsT*^ ! ' rTTi 3 T 1 ^ "° Kinder pokjes — 1 ' j > i M~T ______ ' ■! !-—1^- "Mazeten J -_. T^nTI 111 i iTTTTT""] 1 ï| ___ali7|9* -i^iikciri^ -_4^liif-^^ I3tj_j- i*TTZ Roos -—. —-M—r—Ti fj\ i -i i fUJJ ||Q Uirwendige ontitekingen __J_____ ^—^—(~TT| ï y I 't.T ' f ■J 'ICeeroncltekingen. . :—pi—rj—A | _J ' t ' I I 1.3 ;<'-!;,"^n ■ ■ — H—TT—]~T f~l " 1 jjL ■Ain;< hoest . . . —A -—— —\~ i "g Zl r_ _ | 4 17% ~TvjdTwëTën"Long ontuekin|en__ ^ W Tpf_jif Long tering,en tering koorju, " p j—r~ ["PI^T" -lu'ceking der lever _, .. ,l—L—L——~^L^^-X—r-4—"1—71 \f wntlleking der nieren, en SJ__eel j—L—i—\-^X^-—H~ TTTTTlF ' ï hi hï : : ' 1 "7 c o ^ 3 3 1 8 ö J J It~ . Rheuroatisnu M 7JJJ°^^ - -pp_T TTtbotnng_der tanden met __ors _ 1 1 1 I -,—|— 1—j—1—1—j 'n | ó~ TTlufdlpü^ afgang |jJ__L_Jj--- —:—hj-~—:—j '1 i s J_____^ U-n^-^T^^rTTtS J_J___i_ ^ ■ --4TrTT7n--L_J , ac____J___ . , — —1— p I f T ï ' 1' 1 -hxt________^ Z— . 1 1 'i 1 1 1 > 1—r J____]_È___ ^ ^ ^ ' o i * pTTÏTTHTi PTT j_i!_ë_^ ^—^—• i , , in 1 : ! T-r^, Jl....!------:— U ~ — 1 [ 1 1 i ~|-TF~TTTTTT-i ■^ïïïeTïdTzlekte ; ll ■ J— :____^--^ ■ :::^iT^^?":r•^; _3?k _____ —-— nr 1 ïTrrnTTi i i m »1 _i__i_± Hiisrerica l'.vi^ . 7" ' I i m i HZCCL 8 waa r iti o e d igh e i d___ , —. _^ . —-——j—jT"|T|"T)—| I 1 i " I i-v ■ -iadicq ue~ hoafdpFi nen . —-__J 1—j—-|—j r | f " " lil. Afd. Cachexue . . —■ r , ! , | a ,—TTTTTTj T^t - W^^^^sfchenTTTn Heesch en 't buik water 1 ^' 1 1 11————; , , , — —■ ■ , 1 , r ! 1 ^ • • yorst waterzugt _ L_J——I ———1 ——j pT" TWaTêTbinnen in t hoofd i I 1 ! 1 1 1 2 1 ' J !——', ; , 'V^™* Hrf.i* l ' aHr±I_JTTTT7 venus zieuit . . , j—j—| j—pTTi jTi 1 ï I TH 4 Geellusc ■ " ~ f TTsTTTl | 1 | 11 11 1 |T,r~|—r8 Wormen T—| [—j—i i—|—I j j" 1 I T TV Afd. PlaatslijkfztektM . '—|——r~———■ r~J— p -44-- TTvlÏÏïgen afloop van \ watfer L~ , pf~y~~pT~THH~T4 Opftopping der Maandftondgn ~ 1—r—j—j—t—pli—TTT—\T TCn^t^efwellen van deTflokdarm eii___£j_____-^ _J, ■ ■■■[ ^— , 4--- Vauistering-der oogen ________ _ y-j-l-^i^-l-11^,^^-,.)^),^  DERDE TAFEL Bet getal zo _ wel van het manlijke als van het vrouwüjke gejlagt, welke onder ieder ziekte, m de onderjchetden tijden van het leven, gelegen hebben. °n-j ■ 2 3 4 5 No 15 20 3010506070 >| < DE ZIEKTENS w tot tot tot iot tod tot tot tot to| tot tot tot tot §j g q 1 2 3 4 5 \l° i5|2o 30 40 50 60 70 80 =: «_ S- 1 1 I j I ) J - Aid. Aoorj Ziektens 1 j j ■ pj j j—pi 1—j j— Tusfchenpozende koorzen ManT~j j~ j 1j r7T~njl 4|H 17l f~~ . v ' I \ l ( f | tf .1 ij I [ j 4) n Aanhoudende koorzen _vTiUlU* i 1 4 'I öi ó!'iüi 71 4| 7|l_| 5'j 3( sj |94j | . Vroum.j 7. t) ,.j 3 0) 9[io|.cJ 19jigLZ.L?L_.ji°9[J°J Kinderpokjes MmT.il 31 «I | if^l I 1 I 7 "I I I "f"!~l" . . Wouwl, h| .[ 6| ,j 0(1; Ml | j j I | | iq' 30 Mazelen Mank" I i| 3j 4| 1, p] j | i P~l T~j 1701 j , VroPwI.1 1! -1 3I 1! I .! 2{ | ? j ! 11 ~7 Scharlaken koors en veriwerende Msnh | 4| 51 61 o^l I |[ ,| gf 1 8| o| 5[ I I I 1 i8j 27 Ontfteking der lever Manl7~j j j _"j f% | j 3 ~ Vrouwl. | |( ! I.i j | 1 4 Ontfteking der nieren, en graveel Mank I i I I | | | I M 1 i 2 ' | 4 I ■ - V™,.,»- 1 I 1 I i [ I a| jM o| I 5 9 Rheumatismï f?anI' . I ' l j i l l1 ^Mp^P~M3 P I - V ouwl | Sl 5l 5l 21 al 3pi _aa[ 45 Uitbotting der tanden met koors Manl. | 51 3 1 j T~~ j f~~1 1 "j yj j' , . Vrouwl./ i[ | i' i y . ic bloedipuiging, bloedbrakiug en bloed Man). ÏT—f— |—j—r HlTTl—i—r™M—i ' Vrouwl. .' I lil I _ 1 | 3 _ 6 ij-oeditarting : ; ! ; 1—•— ' ' ! I 3 0 — jvj-t fLJ—Li-4_JL_JL^ j| 6 6 t Bordt ManlTl I ll^l iliT~i 1 ^Ti Rodeggoop • -. - ft£^m r 1 -i3' ;|^fenri *i ^ U rtid. Zg»«iy zfgy.;g«r L~U4LJ_J pj^ _J|-_j 2I ^j ( 15 ^ "ero*rte ' m"^~li^ 1' 1 1 hl"- -j-! i X '—r|—p Geraaktheid v^V! ' ' M i~i^M*H~r("ï ~h' Maagklagten ™h f I I I T | I 1 1 —i "^i I <| T ■ ... Wouwl. j T . e| , - 16 fttuip^n r.' 1 1 JL{--J^41 a | I M Vdk^eTiekte ~ g^IUUl^^ ^^1^^^ lil'! 'f i LI 'f4-LiLrTr ? Aamborftigheid ~^?ni. I | I I | | | j TTp-T—' J J n| 1 1 Coiic Mani. | | 1 ij 1 j ij j 7~TT7pr qTfiil 1 ' Hnscerica Pasfio ~ ^""'-l .' | f \ \\JAj^U^\jJAj.ill Tvno»:iCe hoofdpijn " -Vrc^vTT'-J f—7 ' ! 1 ! 1 1 ! 1 1 ' ' ' 1 ' 11 i.i . f.». :H/p__7_-f_ _]Z f 3p Waterzugt en buikwater ^mL,|| 1 ,j 1 iTTTTl 1 4) ^ ' 1 Water binnen in't hoofd Vr , J| 1 ' I ! i i PTP i TP^ V__jw!.j MP hl [ I I I i 1 - * Krop fweren ^anl' , I I, I I I I, 3( I I rTT^HHlT"!^ F v^iwi.i | I ! M il f I 1 f I | ! p .1 5 Haijr wurm Vk_-UvvL: i | j ; | j j j j pTp j j *—~— ■ Venusziekte l l 'I I J ! j j ) ,h|~T""'n~l T~2 Geelzugt ;v/anJ i Mij r~M "i"TH 7^ T~ V^-l I I 1 i [ 1 1 i i\. I l| I J 4 Wormen Ma?]- 1 I :| !| J 'I 1 I FTl fjTHp -. .-_ y___Hvi. f i (■ [ k f i| i i.| ( mI j l , I 8 IV. Aio. Ptaatslijke ziektens. .-ZZTm—I—F*' 1—r"~T" i—'■—r—r~—i—r—j—j—|—^ Onwiiligen afloop van 't water iVianPj j j ] i—j—r~j—i—j—~—'—j—— Öpftópping der maanditonden p ~"| p~|—f—f"—l—p^~i—J—h-j—pH —I—2 Knoesc aefvvel in den flokdarm en lever Vn^uwTTj—p—| j—!|—pV'Tr^phl '<—1——^—" Kanker aan de oogen, ae baarmoeder, ^TM , | |p—pi r ;—j— | 2 ~ en waterblaas Vrouwl.| 1 1 2I 3 3 Verduistering der oogen ^_Z~i~Tl"hZr^ —[~1—f" j f—~|— " " '[ Gr'beel " K6U6\3W°i;H\^ .1  VIERDE TA F E L Behelzende een bijzonder ver/lag van de ziektens, kunne, enz. dergéne welke onder de verzorging des fchrijvers zijnde, overleden zijn. — j * i ' ' n . /agen dagen der 't "-e- ~-«• Ouder- der ziek- ., Maanden DE ZIEKTENS. \£ Gefiagt. dom> te3an. ^ktege 1 . gemojr>en__ !Koors ziektens. i | Aanhoudende koors i Vrouw 55 J- 3 *? Aanhoudende koors i Jongman 35 5 17 Maij Aanhoudende koors 1 Man 53 6 September Aanhoudende koors i Wed0wé 55 5 lanoarij Aanhoudende koors 1 Vrouw 22 10 n Aflaat. Aanhoudende koors 1 Dogter 9 6 1 8- p.br. Kinderziekte 1 Jonge 9 14 3£ Kinderziekte 1 Dokter 4 9 '° Augustus Kinderziekte 1 Jonge 3 15 ^ September Kinderziekte 1 Jonge 1 ft / December Kinderziekte t J™ge si 4 7 Kinderziekte 1 Jonge s 14 14 Maart Mazelen 1 Dogter 2 I o 11 junij Mazelen 1 Jonge 3 9 *3 Scharlaken koors en ver- September vérfwerende zeerekeel 1 Jonge 4 3 *3 Oftober S chat laken koors enz. ! Jonge 63 5 September Scharlaken koors enz. 1 Dogter 73 6 Oftober Scharlaken koors enz. 1 Dogter 8 6 j 7 Scharlaken koors enz. ï Jonge 27 9 November Scharlaken koors enz. 1 Dogter 2 14 16 Maart Scharlaken koors enz. 1 Jonge 38 9 Oftober Scharlaken koors enz. 1 Dogter icm. 9 11 Junij Scharlaken koor? enz. 1 Jonge aj. 5 *5 September Scharlaken koors enz. x Jonge 2 10 19 Scharlaken koors enz. 1 Dogter 8 22 39 Augustus j Scharlaken koors enz. j Jonge ai 14 *9 ■ 1 I Scharlaken koors enz. x Dogter 1222 22 Julij Zijdewee , 1 Man 64 4 6 Augustus 2'jdewee t ^jan 45 l J *° Oftober 1 Zijdewee , Man 50 3 J7 -# Maart Zijdewee x Man 60 14 10 November Zijdewee 1 Vrouw 32 8 Jamiarij Kinkhoest 1 Jonge 3* H 2 Oftober Rode loop j Vrouw 63 10 44 September Rode loop x Man 48 12- l!S Oftober Bloedbrakingen bloe- 1 digen afgang l Man 60 H 1*» Junij Uübotting der tanden met koors en buikloop 1 Jonge ft Zenuw ziektens Oftober Aemborstigheid 1 Weduwnaar 70 September Beroerte t Man 59 r Oftober Stuipen i Jonge 6m; * November Oolic door een breuk t Vrouw , 4oj. * P Julij Krampziekte 1 Vrouw a6 S° Cachexia, Junij Waterzugt » Dogter 48 Oftober *t Water in de borst i Dogter 13 April 't Water in het hoofd ï Dogter 9 Maart 't Water in het hoofd 1 Dogter _I Februarij 'c Water in hec hoofd 1 Jonge 2j Plaatslijke ziektens. Maij Kanker aan de blaas. 1 Dogter I 58 . Dooden in ieder jaargetij Oftober November December 17 Januarij Februarij Maart 10 April Maij Junij 7 Julij Augustus September 14 "48 Welke waren Jongens beneden de tien jaren 17 Meisjes beneden de tien jaren 11 Jongman I Mans 8 Weduwnaar 1 Jonge Dogters 3 Vrouwen 6 Weduwe 1 48*  over KO O R Z E NJ 34^ In alle grote en volkrijke fteden heerfchen de ziektens dikwils in 't eene gedeelte derzelve, terwijl het andere in zekeren opzigte er geheel van bevrijd blijft. Oifi zulks door zijn ganfche uitgeftrektheid voor te ftellen, heb ik er de volgende tafel bijgevoegd, welke de fterfgevallen der lijders, die onder de verzorging van een der Geneesheeren der zieke beurs zijn geweest, bevat; en teifens een opgave der begravenisfen in de verfchelende jaargetijden, zo als die in de vier hoofdkerken van Newcastle aangetekend zijn. (*) VIJFDE TAFEL. Sterfgevallen bij de liègraafnislen zo zieke beurs in ieder als die in de hoofker- jaargetij van 1777 ken aangetekend zijn, tor T77Q. van 1777 tot 1779. fc*CCQl*r üFj -.October óTt " November 9 3Q November 87 231 December uj December 83 J Januarij i0-| Januarij U~] Februarij n 33 Februarij 63 23c Maart I3J Maar£ gfJ AprÜ 13I April 84-I Maij _ o0 Maij p L6 JuniJ 9.J Junij 83J Julij 8-1 Julij 75n Augustus n 31 Augustus 67 2*0 _i__!HLb eI L2j______ __Sg£teinber 108 j 'tgeheej 124 | ~t geheel «^1 C J. De voorburg Gateshead buiten de palen éer NeweastelY fehe  348 WAARNEMINGEN Ik ben overtuigt dat deze tafel geen voldoende opitrek van jaren bevat, om daar uit eenig zeker be* fluit op te maken welke jaartijden de meeste zieken opleveren: maar het zou eenen nuttelozen arbeid zijn geweest, om de begraaflijsten verder te hebben naargefpeurd, wijl die noch de jaren, noch de ziektens der overledenen bevatten. Het is verbazende dat men in zulk een grote en volkrijke ftad als Newcastle is, zulk een wezentlijk gebrek in de aanteekeningen zo lang heeft over 't hoofd gezien: maar wijl men onder de aandagt van eenige menschen, die invloed hebben, een ontwerp gcbragt heeft, om de fterflijsten nauwkeuriger en uitgebreider te hebben, is het te hopen dat zulks ter uitvoer zal gebragt worden. fche zieke beurs zijnde, en op den Ballasthill geen aantekening der begraafiiisfen gehouden wordende, -welke jaarlijks niet temin op 300 gefield worden, zijn de begraafiiisfen dier plaat zen hier niet in begrepen. AAN  AANHANGZEL. VA N VOORSCHRIFTEN der GENEESMIDDELEN, hier. voren aangehaalt. Decoctum Peruvianum. Pulv: Cort: Peruv. unc. ij. Aquce. libr. ij. Gum: Arabici dr: iij. Coque aquam cum Cort. Peruviano, leni igne , ad libram ; deinde adjice gummi, et decoctum jrurbidum cola, Y 2 Gra-  35o VOORSCHRIFTEN der Gargarisma Com m_u n e, Infus. Salvif.Aq. Puree unc. viij. Spir. VitrioL didc. Sesqui dn ten. gtt. xxx. (*) Om dit geneesmiddel bij '/ vervolg des te fterker te maken , wierd bij een volgende bereiding het water eerst met het grondzop van een voorgaande bereiding opgekookt, waar na het doorgegoten wierd voor dat er op nieuws koorsbast wierd 'bij gedaan. Dit was het gewone voorfchrift voor de ziekebeurs; maar in bijzondere geneesoefening & ** ** ,ocrgemeld met kaneel water trekken.  GENEESMIDDELEN, 3Sj JüLAPIUM EmETICÜM. Aq. Fervent, unc. viij. Tart. Emetic. gr. iv. julapium S A l I n u M. (_*") 91. Sak Absijnth. dr. ij. Aqu/e tepid. libr. i. * Despuma, deinae paulatim inftïlla Sp. Vitr. fort. q. s. ad laturacionem, adde Aq. Menth. piperit. Sacch. alb. ana unc. i. M. JULAPIUM SCILLITICUM. Aq. Puree. Menth. piper. ana unc. ij. Mell. Scillit. unc. i. M. Mix- O Het zoute drankje is veel krachtiger, inzonderheid tegens walgingen en brakingen , wanneer''t ingegeven wordt, gedurende dat het in volle gisting is. Ik laat de lijders van de zieke beurs een drankje met bovengemelde hoeveelheid van het zout geven, waar van ik haar gelast vier lepels vol, vermengt met een the lepeltie vol van den Sp. Vitr: ten. gedurev de de opbruizing in te nemen.  VOORSCHRIFTEN der Mixtura Oleosa. t£. 01. Olivar. fescunciam Aq. Pur. unc. viij. Syr. jimp. unc-, fem. Lixiv. Tart. gutt. xxx. Agitentur in phiala donec albescant, Mixtura Peruvian a. fy. Pulv. Cort. Peruvian unc. i, Aq. Mentha piper. unc ij. Para unc. vi. M. adde pro re nata Extr. Gljcijrrh. dr. ij. Mixtura Sper m: Coeti. fy. Sperm. Coeti dr. ij. Mucil. Gum. Arabic, unc. i. Aq. pur. unc. viij. < Sacch. alb. dr. i. Terantur Sperma Coeti et Saccb. cum mucil. hisque bene Subactis paulatim affundatur aqua Pulvis Antimonialis. Magnes. alb* dr. xi. Tart. Emetic dr. i. Terantur Simul in pulverem tenuem. Pul-  GENEESMIDDELEN 353 Pulvis Doveri. $. Tartar. Vitriol. unc. iv. et fem. Pulv. Jpecacuann Opii ana. unc. fem. Misceantur et terantur Simul accurate donec flat pulvis fubtilisfimus Pulvis E c c o p r o t i c u s. Sal. Polijchr. Pulv. Rhei ana unc. iv. M. Spir. Vitr. T e n u i s. Spir. Vitriol. fort. unc. ij. Aq. puree unc. xiv. M.  A