61 1069 6572 UB AMSTERDAM  HEELKUNDIGE MENGELSTOFFEN, DOOR GERRIT JAN van WT, STADS OPERATEUR van DEN STEEN, en CHIRURGYN VAN HET PESTHUIS T K AMSTERDAM; ALS MEDE , LID van HET PROVINCIALE UTRECHTSCHE GENOOTSCHAP, VAN KUNSTEN EN WEETENSCHAPPEN. Te AMSTERDAM, Dy, JOANNES van SELM. t M D C C L X' X X I V.   O P D R A G T, aan den WELEDELEN, GESTRENGEN, bn zeer GELEERDEN HEER?, DEN II E E R E , FREDRIC IIENDRIC CHRISTIAAN HOFF, MED. DR. BURGEMEESTER DER STAD ARNHEM , EN i ARCHIATER DES QUARTJERS VAN VELUWEN, enz. enz. ALS MEDE,AAN DEN WELEDELEN, ZEER ERVAAREN HEERE, DEN HEERE , LAMBERTÜS HENGEVELT, STADS HEEL- EN VROED- MEESTER enz. enz. TE ARNHEM. WELEDELE HEEREN! V erfchuldigde eerbiediging, wegends UWElls. uitmuntende verdienften , in 't byzonder in de Genees- en Heel- kunde, en onvcrgeldbaare vriendfehapsgenietingen van UWEds., in myne jeugd, ter my* 2 ner  iv O P D R A G T. n.er aankweekinge in de Heel- en Vroedkunde , doen my thans erkeutelyk, mynen pligt herinneren, en aan UWEds. doorzichtige oogen, ongeveinsd, en fchran ■ der oordeel, deze heelkundige mengelItofFen , (wel met oogmerk om anderen -van nut te zyn, gefchreeven , maar niet minder, om hierdoor 'gefchikte gelegenheid te hebben, voor het oog der gantfche wereld, aan UWEds. plechtig hulde te doen) opdraagen, en daarmede betuigen, dat ik bei], Wel Edele Heerea! UWEds. Onderdaanige, Dankbaare tn zeer D. V. Dienaar, G. J. VAN WY, VÖOR-  VOORREDE. TT JLjL ad ik myne land- en kunst- genoote n, voor eenigen tyd, toegezegd, wegens de hinderpaalen, ve!» ken zig kunnen opdoen, in de bewerking van hec fteenfnyden in twee tyden, door de Heeren m aRet, louis, camper, en anderen, nangepreezen , myne aanmerkingen en waarneemingen mede tedeelen; en hebben, inzonderheid onpar* tydige, kunst-en andere goede vrienden, hier naar verlangd, en my daartoe aangefpoord,ik heb zulks bm geene andere, dan gewigtige redenen, niereer kunnen volbrengen, en hoop dat niemand my deiWegens , ongegrond , van traagheid zal befcbuldigen, dewyl meer gewigtige bezigheden my verhin. derden, om het gemaakte plan in orde uit te voe. ren. Het vertraagen in de uitvoering en volbrenging van myn belofte, en voorneemen, heeft aanleiding gegeeven tot eenige verandering in de zamenftdling dezes werks, zo,dat ik eindelyk befloten heb, andere heelkundige gevallen en waarnee. mingen, hier by te voegen, en dus een Heelkundig Mengelwerk zamenteftellen, of het misfchien behaagen mogte, en het tydverlies hierdoor verred worden. * 3 Het  vi VOORREDE. Het eerfte Hoofdftuk dezes Mengelwerks, bevat eenige oordeelkundige aanmerkingen , over de voordeelen van het fteenfnyden in twee tyden: — Het tweede, de hinderpaalen, welken xig in de heelkundige bewerking van den fteen, kunnen opdoen, en welken by veelen vreemdfchynende| venooniragen zyn , alhoewel dezelven allergemeenst waargenomen worden , en by kundigen overbekend zyn. Het derde Hoofdftuk, handelende over de verfchillende manieren van fteenfnyden , van rau, le dran , moreau, en n i e r o p , benevens de bewyzen, gevolgtrekkingen en befluit, tot ftaaving van ons gevoelen , en bevestiging van de re. gelmaatig gehoudene handelvvyze, in de opgegeevene gevallen, heb ik vrymoedig, onpartydig, en meest op eigene ondervinding rustende, beoordeeld 9 en opgefteld. Het overige gedeelte dezes werks, waarom hetzelve byzonder" den naam van Mengelftoffen verdient, en waarmede hetzelve eindigt, is zo wel als het voorgaande onöpgefmukt, en zo als de gevallen zig opgedaan hebben , en afgeloopen zyn, zamengeftefd ; dit immers behoort het oogmerk te  voorrede; vb te zyn toe voldoening van, en aan, kunstgenooten, welken meer de waarheid , dan zwier opgedischt verlangen ,het welk ik my voorgefteld heb, te moc« ten in 'c oog houden. Ten vollen overtuigd van het zekere , of ten minften waarfchynelyke myner Hellingen , gevolgtrekkingen , of handelwyzen, welken in dit werk aangeboden worden, oordeel ik het onnoodig, verfchooning wegends eene vrye denk- en fchryfwyze te verzoeken : de waarheid is myne befchutfter, en deze maakt ons allen vry van alle overtollige piigtpleegingen, wanneer men haar alleen hulde doet , en heil voor het menschdom , door heelkundige waarneemingen en waarheden , tracht te helpen bevorderen. Dan, de toegeevendheid en infehikkelyke verfchooning wegends ongelyke fpelling , (zo dezelve plaats mogte hebben) en drukfeilen, is eene andere meer noodzaakelyke toegeevendheid, welke ik van myne lêezers verzoek,en welke zymy, zo ik vertrouwe, gaarne zullen toeftaan, zo dra zy myne meer noodwendige bcz'gheden, welken my geenen genoegzaamen tyd tot noodige oplettendheid vergund hebben, en onvolkomene kennis in de taalkunde, in aanmerking neemen, * 4 Mog-  tik VOORREDE. Mogte het heil van onzen noodlydenden evenmensch, door dezen mynen arbeid, tot luider der Heelkunst, eenigzins bevorderd worden , en de waarheid, boven de onrechtmaatige ontluistering der heelkundige poogingen, tot redding der elendigen zegenpraalen, dan zou ik voor mynen arbeid voldaan zyn. AL»  AL GE MEE N E INHOUD DEZES MENGELWERK S. EERSTE HOOFDSTUK. Over de voordcelen van het fteenfnyden in twee tyden. . . Bladz. i. TWEEDE HOOFDSTUK. Over de hinderpaalen, die zig in de heelkundige bewerking des fleem 9 kunnen opdoen. . . • ' . 18. I. De grootte des ft eens, is betrekkelyk tot de grootte van de wond. . . 22j a. De wond in de blaas moet groot gemaakt worden ; en op welke wyze zulks best uitgevoerd wordt. . ibid. * /3. De ft een moet, ten tyde deroperatie , niet met geweld afgehaald , maar het rechte tydftip , wanneer de wonde door verëttering genoegzaam verwyd is , afgewacht worden. . . , . , > a^ * 5 y. Esn  x INHOUD. y, Een tang te verkiezen, tot het uithaaien der fteenen gefchikt, is in Jont' mige gevallen allernoodzaakelykst- Bladz. 59. II. Men moet, buiten de algemeens voorzorgen , in acht netmen : Dat de uit dryvin g des fleer s9 door infpuitingen bevorderd voorde. 31» f3. Wanneer de infpuitingen niet helpen, of'alleen voldoen, dan moet het ' mes, de tang, of beiden te hulp ge • roepen worden. . . 32, III. Daar zyn gevallen waarin deze hulpmiddelen byna niets afdoen, en daar de lyder bezwyken moet. . . ibid I. Eerfle ivaarneeming. . . . 33. Onderzoek des gevals, en onderwerp dezer waarneeming, na den dood. 73. Aanmerkingen betrekkeiyk deze waar' neeming. . . * 75d IT. Tweede zvaameeming. . . 87» III. Derde waarneeming, tenbewyzedat de natuur hinderpaalen ter afdryvinge des fteens kan ontmeetin, welke voor haar onherfelbaar , maar voor de 'kunst, tot behoud des levens, enherfidling der gezondheid, mogelyk zyn, den iveg ts ntemen. . 9°° Op-  INHOUD. -n Ophelderingen tot de voorgaande waarneemingen betrekke lyk. . . Bladz. 124. DERDE HOOFDSTUK. Ophelderingen wegends de verfchillende manieren van fteenfnyden, van rau, le dran, moreaü, en n i e r o p. . I43, I. Beiuys dat men zig niet altyd aan ééne manier van fteenfnyden houden moei. ióS-, II. 1 dat men niet altyd bepaalen kan cf 'er meer dan één fteen in de blaas zy9 en of ze groot, dan klein zyn. . . . 177, III. ■ Dat de verbetering van de flee?ifnytafel noodzaakelyk is. . 181, IV. Dat de methode ^«flurant, in jommige gevallen, boven het fteenfnyden te verkiezen is. . 183. V. Gevolgtrekkingen en beftuit der fteen- fnykundige verhandeling. . . 186. Waarneeming-, en volkomcne geneeswyze, eener zeldzaame, en verouderde breuk. «>c6*. Befchryving eener aanmerkelyke hoornachtige uitwasftng van de huid, op het hoofd', en derzelver geneeswyze. . jt^ Brief, over de noodzaakelykheid der kunstbewerkinge , in de knoest- kreeft- of kan.  « I N H O U £>, kanker-gezwellen; of,beste en beproefde geneesivyze dezer ongemakken : aan een" vriend'y en kunstgenoot, in Noordholland. . Bladz. 2iu. Brief, of bericht, wegends de afzetting eener vrouwe borst; aan den Heere g. greeve, overgenomen uit de algemeene Vaderlandfeb: letteroefeningen, zesde deel,N°. 3. Mengelwerk bi. 100. tot n o. dienende tot een richtfnoer, medeantwoord, en vervolg van voorgemelden brief, ter beantwoordinge aan den bovengsmelden vriend en kunstgenoot , in Noordholland. . Zeldzaame waarneemingen, van geheele, en ten deele ontlaste , en weder aangegroeide onderkaaken. . ü I T-  UITLEGGING van de P L A A T E N , DER STEENEN, WERKTUIGEN, BLAAS, BREUK, HOORNACHTIG UITWAS, EN AFGESCHEIDENE EN UITGENOMENE HALVE ONDERKAAK, Waarvan in deze Heelkundige Mengeljloffen melding gemaakt is. Plaat I. Fig. I, vertoont den fteen van nanning hulman ; waarvan gefproken worde van Bladz. 33. tot Bladz. 75, geplaatst tusfehen de tang, welke inzonderheid ter afhaalinge beproefd is : de fteen en tang, beiden ter juifte grootte afgebeeld, worden van ter zyden vertoond ; delteen, van ter zyden, in opzicht van de, na den dood, ia de blaas bevondene plaatfing: de afftand van A. tot B. is circa anderhalf duim; de langte van C. tot D. is ruim 2j duim. De onderlinge , aanmerkelyke afftand der 00gen, eener gewoone gebogene tang, van E. tot F. zynde ruim 3 duim. G G, de te weinig hol gebogene Iepels dezer gewoone tang, ongefchikt ter aanvattiüge op het mid-  .. :v UITLEGGING middengedeelte en de befcwaamflé plaats dezes eivormigen fteen; niet in ftaat dezelve in zig te om» fluiten, het welk blykt, dewyl de uitëindcnTder lepelsH, H,te.recht ftaande, van den fteen afwykeD ; waaruit noodzaakelyk volgt, dat men met dezelve nimmer in ftaat is, dezen vastbeklemden en omflotenen fteen, aftehaalen, maar dat eene affchuïving der tang, gebeuren moest, zo dra men ze toeneep, en men den fteen tot zig trekken wil* de , waardoor gemelde uitëindens derzelve op een te laag,en fmalst gedeelte van den fteer.affchui ■ yende,belandden,enovermogend werden tcrafbaaMoge , alleen dcor fterke toenyping inftaat, den luikenden fchors der fteen te verbryzelcn , enten la ^ften geheel af te fchieten. 0,0,0,0, byzondere indeuking,enonBffene,kar\ ligfe oppervlakte, ter linkerzyde des fteens,waarin de b'aas allernaauwst, en vezelachtig gehecht was. Fig. II, vertoont een foortgelyken fteen A, A, en tang BB, B B,als de voorgaande, en welken fteen men ook niet heeft kunnen af haaien, maar die om de zelfde redenen achtergebleven, en na den dood des lyders uitgehaald is. Ik heb deDzelven geplaatst in deze gewoone tang, welke men in foortgelyk vocrwerp zoude moeten gebruiken; om het gebrek der meest gebmikelyke tangen, (gelyk in myn geval te Purmerende) aan te toonen, 't welk op \ zelfde uitkomt. Deze fteen is ook aan het onderfte en fmalstegedeelte afgefchilferd, of de buitenfte fchors, door de affchieting der tang verbryzeld, ■ als by Fig. IV. en V. le:t. a ,tot h, en y, afgebeeld  van de PLAATEN. xv beeld wordt: ziet van dezen fteen melding gemaakt bl. 30. wegends 't geval te Gorinchem. Fig. III, verbeeldt denzelfden fteen en tang van fig. I. dan, hierin ziet men de tang verbuiging, en verbetering, welke ik na den dood des lyders, (het gebrek der tang fig. I. hebbende Iceren kennen,) gemaakt heb. Hier uit blykt, dat men ter afhaalinge van zulke eivormige fteenen,eene meer gebogene tang, die om het midden derzelven fluiten kan ,benoodigd is, Waardoor de affchieting belet zal kunnen worden. A , A', toont de juifte plaats, aan den voor- en achter-kant,(want dezelve wordt van ter zyden vertoond) tot hoe verre de vruchtloos gebruikte tang, fig. I. afgefchoven is, gekneld, en de buitenfte fchors verbryzeld heeft; daar dezelve tot aan B B, had behooren te omvatten, zoude een foortgelyke Steen, (wanneer by in de blaas los lag,) afgehaald worden. Fig. IV, verbeeldt denzelfden fteen fig. I. en III. afzonderlyk,van den achterkantte zien,in zyne natuurlyke grootte, van A tot B. byna a duim breed , welke de afftanden zyn die door de blaas-wondc, behalven de dikte der tang zoude hebben moeten doorpasfeeren , en waaruit blykt, de volftrekte onmogelykheid, ter afhaalinge, zonder aanmerkelyke verfcheuring, volgends de berekening der mogelyke blaasfnede, die Profesfor camper, in zyne Mengelftoffen, ons opgegeeven heeft. a, b, c,d,e, ƒ, g, h, h, Omtrek der afgefchilferde, buitenfte fchors, of afgebrokene .fteenlaagen , wel-  SC VI UITLEGGING welken z;g alhier veel verder, voorde tang vatbaati en van de wrong der blaas ontbloot, aangeboden hebben, dan, aan den voorkant. Zie fig. V. . y, Byzondere en diepere uitbreeking der fteenlaagen, door de affchieting eener kleinere tang , jnsgelyks vruchtloos beproefd. z,z, z, de binnenfte fteeofchors ,door verbreêking der buitenfte, ontbloot. Fig. V, verbeeldt denzelfden fteen, fig. I.III. enIV. van den voorkant befchouwd. a,b , c, d, e, f, Afgebrokene en afgefchilfeide omtrek, van den fteen, door de afflipping der tang „ welke alhier, minder van de wroDg des byzonderen zaks ontbloot, door de tang minder, of niet zo verre geneepen zynde, ook minder uitgeftrekt zig vertoont. g, g,g.g> Byzonder, verder uit, en doorgeneepen gedeelte, van den fteen, en een zelfde affchilfering , door het toenypen en afflippen eener kleinere tang, 't welk aan de tegengeftelde zyde fig. IV. y. insgelyks vertoond wordt. de binnenfte fteeufchors, door verbreeking der buitenfte, ontbloot. Fig. VI, vertoont den fteen, van lucas van der woude,van welken gefproken wordt vanbl.oo. tot 124. De lengte van A tot B. is 1. duim,de breedte van Ctot D. i\. Iyn. Fig. VII. en VIII, zyn die fteenen, waarvan camper , in zyne Mengelftoffen, ten voordeele der fteenfnydinge in twee ty den, wegens myne operatien , melding gemaakt heeft, zie bl. 1 gatot 188 aldaar. De  van jq e P L A A T e N. xvii De dikte vandengemelden fteen,fig. I.III.IVenV, was i| duim; en hieruit, en uit 't geen wy wegens den omtrek, en bygeplaatfte tang, gemeld hebben, blykt klaar,dat de afhaaling volgends cAm. per's berekening,onmogelyk ware, alfchoon de fteen niet byzonder omkleed geweest ware. AANMERKINGEN Op de eerjle Plaat. De te reehtftaande Hangen der gevvoone tangen , 70 als die lig. I en II. afgebeeld zyn , maaken verbyftering in de beöordeeling, wegens de grootte van den fteen in de blaas, wanneer die omvat is door foortgelyke tang; want de afftand van de oogen derzelve, van L tot M. Fig. L verwekt een allerysfelykst vooruitzicht wegends de grootte van den,nog in de blaas verborgenen fteen, indien men hierop niet bedacht is. Het zoude derhalven niet ondienftig zyn , dat men deze ftangen, zodanig liet verbuigen, dat de oogen nader tot elkander komende, men uit den afftand derzei ven, wanneer men den fteen tusfehen de lippen gevat had, konde afmeeten , de hoegrootheid derzelven, om daaruit vooraf, met een enkel opflag van 't oog te kunnen weeten, of een buitengewoone groote fteen, by mogelykheid, en zonder gevaar, kan afgehaald worden. Een lyn, getrokken over de geheele fteenslengte, in deszelfs geheele omtrek, fig. I. IVen V. is ruim 6 duim. ** Een  XVIII UITLEGGING Een lyn getrokken in den omu-ekvan de breedte deszelven fteens, welke .als hinderpaal in de afhaaling , in 't oog gehouden moet worden , is 5| duim. De afftand der lippen van de tang fig. I. van I tot K. (indien de fteen afgehaald zoude worden , behoorden dezelven op eene zodanige wyze hoog geplaatst te zyn) is 1f duim; en een lyn in de groot-, fte j en meest hinderende omtrek van dezen fteen en tang, aldus getrokken, is byna 6 duim. Indien men nu dit alles zamen neemt, en daar mede vergelykt, dat geene 't welkProfesfor camper , in zyne Mengelftoffen , bl. 68 en 69 ons medegedeeld heeft, naamlyk, dat in een bejaard maatig groot man , de geheele afftand van de bulbus urethrs, tot ten einde den voorftaander groot is, if duim, of ai lynen paryfche maat, dac is, van den waterweg, zo verre die zonder bulbus is, en den voorftaander te zamen, en daar by in aanmerking neemt,dat men volgens de fteenfnydings metbodens van ledran, le cat, en anderen, niet in ftaat is, groorer wond te maaken dan io|-lyn, rynl. m. de lyn op j5. van een duim gere^ kend,dan beprypt men ligtlyk, de onmogeiykheid der afhaalinge, van zulke fteenen, in foortgelyke gevallen. Plaat II. Fig. I, is een zeer dikke , flaauw gebogene , korte fnyftaf, fonde, of , conduclor^ ter juifte lengte en dikte afgetekend , voornaamlyk dienende ter onder-  van de P L A A T E N. xrx derzoekinge van de grootte, plaatzing, en vorde* ring des fteens, na de operatie, door de gemaakte wond , ingevalie der fteenfnydinge in twee tyden. Wy hebben in dit Mengelwerk, niet alle de voordeden, welken men van dezelve hebben kan, aangehaald ,noch ook niet, in welke andere geval. Ie , dit werktuig kan te pasle komen, en my reeds dikwyls gediend heeft , mogelyk zal 'hiertoe eene nadere gelegenheid , zig zelve aanbieden. Deze korte fnyftaf is het, welke ik opzettelyk en Veiligheidshalve heb uitgedacht, om aan't oogmerk van Profesfor camper, (zie zynEd. Mengelwerk , bi. 177.) te voldoen: van dit werktuig heb. ben wy inzonderheid melding gemaakt op bl. 103. aantekening, No. 16, Fig. II, dezelfde fonde of conductor, over deszelfs convexe gedeelte befchouwd, teneinde de fleuf van A tot B. te zien. C, Is het handvat, 't welk tot aan D.plat is; vandaar tot aan A , is hetzelve rond. Fig. III, is de ftcenfnytafel waarvan ik my federd eenigen tyd, in 't Gasthuis alhier bediend heb, van ter zyden befchouwd: deze tafel is zo wel als de voorkant derzelve , fig. IV, en de grondvlakte, fig. V, verkort afgetekend, dan , om hieraan te vergoeden, hebben wy eene verkorte voetmaat, hier onder geplaatst ,°ten einde dezelve tafel daarna te kunnen maaken. Atot B,is de verkorte lengte, van het blad, waarop de lyders gelegd worden. *? 2 A tot  UITLEGGING A tot D, en B tot C, is de verkorte lengte der vier voeten , of ftylen waarop het blad A B. rust. E E, een byzonder, door middel van hengzeis, aan de ftylen der' groote fnytafel beweegelyk vastgemaakt, en vooruit fpringend blaadje, rustende op twee yzèrene ftyltjes F,welke fcharniersgewys beweegelyk, aan den onderkant van het blaadje E, moeten vastgemaakt worden, en met haare uitëindens , fchuins rusten in uithollingen aan den voorkant der ftylen, a, a, fig. IV, en aldaar door wervels verzekerd, en voor uitwyking belet worden. Fig. IV, verbeeldt dezelfde tafel van den voorkant te zien. Fig. V, verbeeldt de grondvlakte.der tafel, door de het onderst bovengekeerde voeten derzei ve a,a,a,a. Fig. VI, de afbeelding der blaas, welke na de doorfnede omgekeerd, of het voornaamst gedeelte binnenst buiten gekeerd, vertoond wordt, en waarvan gemeld is, van bl. 130 tot bl. 134. A A; een gedeelte van het buitenfte van den bodem der blaas. a, a,a,a,a, Het binnenfte vlies der blaas. b, b,b, Sterke colommen en plooijen,welkcn men allerwegens aan de inwendige oppervlakte dezer blaas aantreft, en die ik menigvuldig in de blaazen van lyken heb waargenomen , fchoon van menfchen die nimmer eenig ongemak,of vreemd lichaam in dezelve gehad hadden.  vam de plaaten. XXI fsc.c.c,c,c,c,c, Zakjes of celletjes welken men aller« wegens in deze blaas aantreft , uit de in één plooijing der colommen geformeerd. d, d,d, Aanmerkelyker colommen in het meer bovenft en bodemgedeelte. e, Byzonder gat, van het hol, of zak, in het puntig,boven hetfchaambeen opryzend, bodemgedeelte der blaas. ƒ, Het uitwendige, puntig, boven , of bodems, uitpuilende gedeelte der blaas; of byzonder zaksgewyze gedeelte, welk van het gat in het midden der inwendige oppervlakte, e,begint. g> gig>£> Rand, of wrong, rondom het gat van den zak, welke met meer fterke fpierachtige vezelen dan gewoon, voorzien is. a a n'm erkingen Op de tweede Plaat. De tafel welke alhier afgebeeld is, is zyne verandering, en verhooging, zo aan myne ondervindingen,wegens het gemak der hooge plaatzing des lyders,tot het doen der operatie; gedeeltelyk ver* fchuldigd, als gedeeltelyk, en wel eerst,en voor* naamlyk aan de mededeeling, wegens de gemak* lykheid,en zekerheid ter ruime openinge der blaas, des Heeren camper. Naderhand, en wel by gelegenheid eens heelkundigen gefpreks, met den Heere j. martens, werd ik meer tot de verbetering opgewekt , in- ** 3 zoq.  xxii UITLEGGING zonderbeid wegens hetgemak,'t welk zynEd.te reef t voorönderftelde , dat men in de bewerking hebben konde, indien men de hand, welke het mes beftiert, tegen een ander vast lichaam konde (leunen .waar* toe zyn Ed. daarenboven het overeind (taande poftuur des heelmeefters, verkoos; doch 't welk ik wel dra bevond, niet wel uitvoerlyk te zyn , toen ik zulks aan lyken beproefde; behalven dien, zo moet in dat geyal de fnytafel veel huoger zyn dan onze afgebeeldde, en dit maikt te veel verhindering in de afhaaling van den fteen, dewyl men ais dan met de tang, door de handen opwaards te heffen, in de blaas moet zoeken, dat zeer ongemaklyk en hinderlyk is; want om aan het oogmerk van camper, te voldoen,en de infnyding als naar de navel te richten, moet men het perineum des lyders, zo niethooger, ten minften met ons oog,in hoogte,gelyk (tellen. Ondertusfchen maakte my deze zamenfpraak op middelen bedacht, ten eindoe den uitvoer dezer bewerkinge, alle mogelyk gemak by te zetten .-hier vaa.daan is het,dat de tafel met een trager, en beweegelyk vooruitfpringend blaadje, waarop de arm onwankelbaar rusten kan, voorzien is: dit fteunpunt bevyligt den fteenfnyder, tegen den aanval, of drang, der, fomwylen , menigvuldige, en hinderende aanfchouwers; — men is hierdoor in ftaat den arm zodanig vast te zetten, dat men veilig infnyden kan, offchoon men al eens door onmiddelyke aanraaking van helpers,of aanfchouwers, gehinderd werd. Op  van de PLAAT-EN. xxiii Op deze manier is men even veilig , als den Heere de wenzel, in het doen der hoorn, vlies doorfnydingen: deze, voorzichtige oculist; plaatst zyn knie, door den voet op den ftoel des lyders te zetten, zodanig , dat de elleboog van dien arm, welk® het werk doen moet,, op de zelve kan rusten,en de hand op een bekwaamehoogte om het mesje te beftuuren, geplaatst hebbende, fielt hy dezelve hierdoor,.niettegenftaande geringe aanroeringen, of beweegingen des lyders,vast, en veilig. Indien men op foortgelyke tafel fnydt, zonder gemelde fteunpunt, gelyk men doet , als men zulk eenen niet by de hand heeft , dan is men nimmer in ftaat voor den arm eenige onderfteuning te vinden : het is waar, en ik moet bekennen,dat ik zonder gemelde voorzorg, nimmer eenige hinder, in het doen myner infnydingen ontdekt heb, ook dat ik altoos inftaat ben, om myne hand onwankelbaar te houden , dan dewyl men nimmer te veel voorzichtigheid gebruiken kan, en de zwaarigheden niet ongegrond, en 't gemak zeker verkiezelyk is; zo heb ik hiervan reeds verfcheidene maaien met een goed gevolg , gebruik gemaakt. — Op deze wyze, kan ik, onverfchillig, op den of beide knieën rustende, my zo gemakiyk voor den lyder plaatzen, en de operatie uitvoeren, als ik zelf begeere. Plaat III  UITLEGGING Plaat III. ' Fig. I. Afbeelding der zeldzaame en verouderde breuk, zie bl. 206 tot 213. A , de veröuderde breuk' zo als de lyderes dezelve verfcheidene jaaren lang gedraagen heeft. E. de rand van het darmbeenC. de buik. EE. de linker dye. F. het byzonder uit de breuk uitgezakt en ontbloot darmgedeelte, over de dye nederhangende, of op dezelve rustende,gelykende naar een roode vleezige klomp. a, a,a, Eene geexulcereerde oppervlakte derbekleedzelen. b, b,b,b, De uiterfte rand dezer exülceratie. c, c,c, De benedenfte rand derzeive. a,b,c, Maaken zamen een foortvan ring of koord, waardoor de darm F, dikwyls bekneld werd. De onderfte rand, c,c,c was met de breukF,verëenigd, en hierdoor is het ingebogen of ingetrokken lidteken na de geneezing ontflaan. d, Een fistuleus gat, waardoor zig veel drekftoffeu ontlastte. Fig. IJ. B, Verbeeldt de veröuderde breuk, na de geneezing, zie bl. 010. A,A, Het lidteken, van het gat, waardoor het byzonder darmgedeelte fig. I, lett. F, is binnen gebragt. ■ C, Het darmbeen. D,De dye. Plaat IV.  v-an de PLAATEN. xxv Plaat IV. Fig. I. A A. De byzonder van de Europeaanen zeer verfchillendé' hoog opryzende gedaante, dezes vrouwenhoofds, benevens het korte agterhoofdB. CCCCC, het hoornachtig uitwas, byna op het midden gedeelte des hoofds, van eenen breeden grond, puntig opwaards ryzende: zie dit geval befchreeveu.van bl. 214, tot 218. Fig. IX, Het byzondere hoornachtige en overlangs doorfnedene uitwas,-van het Cranium afgefchild. a, a,a, Het Pericranium. b, b, De qellulofa tusfchen deze en de cutis^wel* ke in c,c, vernietigd is,zodanig dat a en e met de huid een lichaam geworden is, uit welke laattte de tepelachtige uitgroeizeis voordkomen. ƒ,ƒ,ƒ, De wortels van dit hoornachtig uitwas, waren dus ook alleen gehecht in de huid , even gelyk dat van den Heere o. greeve, medegedeelt in 't Zeeuwsch Genoot/chap,g. Deel bl. 24a. d, d, Het middengedeelte dezes uitwas, is weeker dan het overige, en eenigzins mergachtig. e, e, Het bovenfte of uiterfte gedeelte, is het vaste en meest in een gedrongene, alleen, gelyk ook de buitenfte omtrek dezes uitwas, C. fig, I, hoornachtig hard. Fig. III. De uitgenomene linker helft der onderkaak, van jan ROEziNic, zie bl. 265. tot 268, van de buitenfte oppervlakte te zien., ar Het ongefchondene knokkelachtige uitfteekzel. b. Het kraaijenbekswyze uitfteekzel,het welk door afbladering gefchondcn is. e, CfC} Soortgelyke af bladeringen. ¥ * *> d, d> d>d> d> d, ch  xxvi UITLEGGING van «e PLAATEN. d,d,d,d,d,d,d. Gecaricerdeplaatzen.aande buitenfte oppervlakte der kaak. Fig. IV. Dezelfde linker helft der kaak. maar van de binnenfte oppervlakte te zien. e&e^e. Gecariëerde plaatzen aan de binnenfté oppervlakte. f, f, ƒ. Dezelfde af bladeringen als aan de buiten» fte oppervlakte. g, De binnenfte ongefchondene oppervlakte 3 van het knokkelachtige uitfteekzel. k K Het afgebladerde kraaijenbekswyze uitfteek-  DRUKFEILEN. Bladz, 43. reg. io.Jlaat,vaders; lees, vader. ——— 84 — 16. — dat ik iets — dat ik iets doch met, met. * "5 — 7 hebben. —>.— hebben? 11 ■ 119 — 6 23 en 24 22 en 23. ■ ■ 144 —» 5 aan 'c eind der parag, moet- byge. voegd worden , de zinfluiting; is onUvyfelbaar. ' Tf8 — S ftaat Rau, lees moheaü. 162 —- 13 — i — en. ■ 163 —- 22 — vermeid — vermeidde. wordt, " l6i5 — 17 — hier — hierom. ——224 -— 8 vleeschlyke— vreeslyke. •—— 243 — 1 —— op verhard — of verhard. De Plaaten moeten achter deze MeDgelftofFen geplaatst worden.  Natuur, ook Kunst, en Staal; Qetueze» menig Kwaal.  HEELKUNDIGE MENGELSTOFFEN, verhandeling, over de hinderpaalen, welke zig in de heelkundige bewerking van den steen kunnen opdoen : WAAR BY GEVOEGD ZYN, Ophelderingen over de verfchlllende wyzen van fteenfnyden van rau, l e dran, mor. eau, en nierop. EERSTE HOOFDSTUK; Over de voordeelen van het fteenfnyden in twee tyden. "Van alle de heelkundige bewerkingen is 'er geen, voor zo veel my bekend is, welke van de vroegfte tyden af, tot heden, aan zo veele verdrietelykheden en veranderingen, in de behandeling onderhevig geweefl: is, dan de fceenfnyding. ■ Ieder heeft gemeend, nuttige en noodzaakelyke ver« A bc.  2 HEELKUNDIGE beteringen te hebben gemaakt; ondertuffchen , het zy zy hier in geflaagd, en hun oogmerk bereikt hebben, dan niet, dit is ondertuflchen zeker, dat zy zulks noodigen noodzaakelykgeoordeeld hebben, zo om reden der hinderpaalen in de uitvoering eener in alle opzichten voldoende infnyding, als om reden der beletzelen in de afhaaling van den fteen uit de blaas. Het laatfte, dat,in fommige gevallen, de grootfte oplettenheid , en beft gedaane infnydingen te leur ftelde , gaf al vroeg aanleiding aan den oplettenden franco, om de werking der natuur, na gedaane infnyding te beproeven; deze beantwoordde aan zyne gedachten, en bragt den fteen, na verloop van eenige dagen te voorfchyn, ten minften zodanig, dat ze getrraklyk , met de pis naar vooren gedreeven, zonder hinder konde afgehaald worden. Een tyd lang fcheen deze loflyke handelwys als in vergetenheid geraakt, zodanig dat niemant aan dezelve dacht, althans niet in ons land, voor dat de I Ioogleëraar p. camper, onze landgenooten de handt lwyz'm van den beroemden p. franco, mar et, louis, en anderen, met zyne eigene gedachten en aanmerkingen verrykt, mededeelde, waar* voor wy zyn Ed. veel dankerkentenis verfchuldigd zyn, het welk ik ook van myne zyde,by deze ge» J Ie-  MENGELSTOFFEN. £ ïegenheid , met de meert mogelyken eerbied voor zyne verdienften in de heelkunst, betuige. Het is ondertusfchen niet in alle gevallen, dat de fteenen, eenige dagen na de operatie, zig zo gunftig voor de wonden aanbieden, integendeel, daar doen zig ibmwylen hinderpaalen op , welke deze handelwys niet begunftigen, maar ons in de noodzaakelykheid brengen, dezelven, na te vergeefsch de werking der onvermogende nutuur, offchoon men haar al eenigzins behulp/aam geweest zy,afgewacht te hebben, met de tang op te fpooren, en indien mogelyk, uit te haaien; die zyn inzonderheid , de gevallen van te groote ileenen, en die welke byzonder omkleed, of niet los in het hol der blaas zyn gelegen: wy zullen in deze verhandeling de gemelde hinderpaalen wat nader onderzoeken, en de handelwys, welke my de beste gebleeken is in die gevallen, opgeeven. * Met het een en ander bedoel ik geenzins alleenlyk myne gelukkig uitgevoerde fleenfnydingen, totmyn eigen voordeel, of om vertooning te maaken, voor te draagen; het heil der maatfehapye, en hen voordeel der heelkunde in 't byzonder , in 't oog houdende, zal ik,zonder opfmukking, die gevallen inzonderheid, breedvoerig melden, welke my veel moeite gebaard hebben, en ook ten deele onherfielbaar voorgekomen zyn. A 2 Schaam»  4 HEELKUNDIGE Schaamde zig niet eenen hippocrates, (om van anderen te zwygen), wiens doorkneed verftand uitblonk, en wiens wonderfpreuken, tot nog toe, weinigen hebben kunnen doorgronden, zyne mistastingen, tot leering van zyn ïiakomelingfchap aan den dag te leggen; waarom zou ik, wiens verdienften oneindig minder zyn, fchroomen, even openhartig te werk te gaan, in het verhaalen van enkelde gevallen, die my onherftelbaar voorgekomen zyn, en welke uit den aart, de mislukking , of vertraaging in geneeswyze, tengevolge moesten hebben, gelyk aan oordeelkundigen blyken zal. Zodanig voetfpoor te drukken, dacht my, konde leerzaam en nuttig zyn voor anderen, en de gevallen , naar waarheid op te geeven, en my op getuigen te beroepen, kwam my voor de allergefchikfte borstweering, tegen den laster, welke ten dezen opzichte, door nyd en zelfbelang, in den boezem van 't gemeen mogte uitgeftort en ingedrongen zyn. Misfchien zullen anderen uit de mededeeling dezer gevallen leeren kunnen, hoe zig in foortgelyke gevallen, op eenen beteren voet, te redden, en beter, dan dat ik verfcheidene omffandigheden verzweeg, en fommige opfmukte: althans, ik rekene het de pligt van alle weldenkende heelkunstoeffenaaren, tot heil van onzen evenmensen, de waarheid  MENGELSTOFFEN» 5 heid onveranderd, naakt, onopgefmukt, en zo als ze zig aanbiedt, mede te deelen : dit ook was eene der drangredenen , welke my opwekte , de fteenfnyding in twee tyden, naar waarde , en volgens de uitkomftige blyken , te beoordeelen; zo om het te veel fchynfchoone 'er van weg te neemen , als om het wezenlyk nut, 't welk men 'er van verwachten kan, aan te toonen, en voorteffaan: zie onze aantekening letter, x. Was het voor eenigen tyd, in de verloskunde iets vreemds, en beyverde men zig zeer, tegen het oordeelkundig befluit, op de ondervinding gegrond , om de nageboorte niet dan in iommige , en de noodverëifchende omftandigheden, af te haaien, en aan de natuurs uitwerpende vermogens toe te betrouwen; het fchynt de wereld niet minder ongerymd toe, dat men thans de uitdryvende kracht van dezelve, om een'fteen uit de blaas, na verloop van eenige dagen, aan dit vliezig lichaam durft toevertrouwen ; en niettegenftaande de fraaije verhandeling des Heeren camper, welke gebouwd is op de waarneemingen en redenkavelingen van anderen, het ligt ziet; zo vindt men evenwel dagelyks nog veele tegenkantingen, en verdrietige verwytingen tegen deze,in fommige gevallen zo pryslyke, handelwyze, die by de uitkomst zo dikwyls gebleeken is, allervoordecligst, en eenigfte toevlucht in A 3 moei"  6 HEELKUNDIGE moeijelyke gevallen, te zyn: tegenkantingen* waar* Jyk die ongegrond zyn, hun die ze in de weg werpen, niet veel roems byzetten , en die , indien ik dezelve in het waare daglicht Melde, wel de gemoederen van hun , welke deze handelwys zonder recht, en onkundig veröordeelen , zoude gaande maaken, maar geenzins, het voordeel 't welk men in fommige, (niet in alle) gevallen daarvan te wachten heeft, zoude kunnen betwisten , in tegendeel allerduidelykst aantoonen. Ondertusfchen fcheen de vooringenomenheid tegen deze wyze van fteenfnyden nog dezelfde te zyn en te blyven, zonder de gevallen, waarin deze alleen de eenige toevlucht is, in aanmerkinge te neemen: veelen willen, zullen zy over het handwerk gunftig oordeelen , den fteen terltond, en in weinige oogenblikken, het koste wat het wil, afgehaald , en voor de aanfchouwers vertoond hebben; dit alleen kan hun behaagen, en hy die by zig zei ven overtuigd is, dat men meer dan te dikwyls, dit dwaaze genoegen, om alleenlyk de aanfchouweren te voldoen , en zjne gaauwhandigheid ten dezen opzichte te vertoonen, in't oog houdt, ten kosten van'slyders dierbaar leven , de blaas genoodzaakt is geweld aan te doen, en deerelyk te teifteren, dus liever befiuit, zig zeiven, en zyn geweeten, die kalmte en gerustheid van het heilbedoelend oogmerk, hec be*  mengelstoffen; j? behoud zyns lyders naamlyk, te gevoelen, door Hechts eene geringe, en zachte pooging te doen, om den fteen te vatten, en uit te haaien, wanneer dezelve zig achter de gemaakte wond, vry en los in de blaas aanbiedt, en op den grond en achterften wand derzelve vatbaar is, en in gevalle hy hierin niet flaagt, de natuur alleen behulpzaam is, in haare uitdryvende vermogens, of wel, in het geheel geene poo* gingen met de tang, ten tyde der operatie doet, mair te-rftondj na de blaasfnede gedaan te hebben, de lyders ter ruste bezorgt, op het voetfpoor zo veeier beroemde, en in de kunst van fteenfhyden ervarene mannen, naarvolgt; moet evenwel maar al te dikwyls ondervinden, dat onkunde en eigenbaat, deze goede inzichten en oogmerken in een valsch licht ftellen, en zig ten voordeele zoeken te doen gedyen. Ik heb ondertusfchen meer het heil myner lyderen, dan mynen roem , by het doen myner fteenfnydingen,in 't oog gehouden; wel indachtig, wat, naar verdienften geachte mannen, inzonderheid Profesfor camper, in zynen brief, zie, Hedend. Vaderl. Letteroeffen. VI. Deel, Mengelw. bl. 451. enz., als mede in de Mengelftoffen, over de Steengroeijing, en derzei ver heelwyze, Bl. ioa. te vinden, gezegd heeft, met deze woorden : De ma„ nier van franco, door loüis , weder op A 4 „ nieuw  8 HEELKUNDJ CE „ nieuw geoefend, beoogt meer het waare geluk ,, des lyders, dan den roem des Heelmeefters, om„ trent zyne gaauwhandigheid: zy fchynt my even „ daarom roe in alles de voorkeur te verdienen:" verder zegt zyn Ed.: „ Moest ik my ooit in de „ noodzaakelykheid bevinden, om deze kunstbewer„ king zelf te doen, ik volgde voorzeker de uitmun„ tende voorbeelden van f r a n c o , en van mynen „ waarden vriend louis , om dat zy, en op on„ dervinding, en op de natuur zelve gegrond zyn." celsus, zelf, begreep reeds de noodzaakelykheid, om in fommige gevallen van deze handelvvyze gebruik te maaken: hy zeide immers met zo veeIe woorden in zyne guldene leerftellingen (a), „ wan„ neer 'er verfcheidene fteenen zyn, moeten zy een „ voor een uitgehaald worden; zo evenwel , dat „ men een kleine, zo er die nog overbleef, zitten laate, om dat zulk een bezwaarlyk in de blaas ,, gevonden wordt, en, gevonden zynde, ligt we„ der ontflipt. De blaas wordt door het lang zoe„ ken gekwetst, en baart doodelyke ontfleekingen, „ zo dat fommige, fchoon van hunnen Heen niet „ verfa) Lib. VII. Cap. 26. §. 3. p. 480. Ed. Leid. 1746. Omtrent de behandeling, als verfcheidene fteenen zig in de blaas bevinden, zie de Mengelftoffen van p. camper, welke wy hierin woordlyk navolgen.  mengelstoffen* <) „ verlost, door het lang en vergeefsch behandelen, „ met de vingeren, geftorven zyn, enz." celsus leerde, ingevalle de fteen klein ware, denzelven met den vinger af te haaien; (dit is zekerlyk zeer aanneemelyk , en 't minst beledigend werktuig,') hoe veel meer moet dan niet het wroe< ten met een yzeren werktuig nadeelig zyn, en naar celsus raad gemeid worden? En myne ondervinding zelve, om die van den beroemden ten haaff, en anderen niet by te brengen, ftaaft deze leerftelling van cel sus op het allerduidelykfte —— getuigen zyn myne waarneemingen, welken de Heer camper, in zyne Mengelftoffen, Bladz. 182 iot 188, geboekt heeft. — In het eerfte geval immers, ligtte ik den fteen, die reeds inde lippen der wonde gedrongen was, op den zesden dag na de bewerking, gemaklyk uit; daar de natuur in het andere, op den zelfden tyd na de operatie, den fteen uitgedreeven had ——— in beide gevallen , waren de fteenen te klein , om door eene tang gevat te kunnen worden.(zie celsus, 1. c; camper 1. c.) Dan niettegenitaande dit alles waarachtig zy , niettegenftaande de poogingen van een' Heelmeefter, die ten tyde der operatie, den fteen, in alle gevallen, om zynen naam en achting te behouden, ten koste des lyders afhaalt, verfoeijelyk zyn, zo is het echA 5 ter  lO HEELKUNDIGE i ■ - i.' # • ter zeker , en het verdient geen tegenfpraak , dat het genoegen en de blydfchap des lyders , zig verlost ziende van dat vreemde lichaam, 't welk hem de woedendfle pynen veroorzaakte , en het leven verdrietig maakte , op het zelfde oogenblik, 't welk beftemd is, en den weg baant, tot zyne redding , groot zynde, zéér veel toebrengt, tót zyne bedaarde gerustftelling, en vleiend vooruitzicht, van eerlang volkomen herfleld re zullen worden,* dit vindt in fommige opzichten zelfs plaats by kinderen ; en dat dit ongelooflyk veel toebrengt, tot afwending van toevallen, inzonderheid die door angst ontflaan, en welken zo menigmaal,door verdrietelykhedenen ongerustheid van den gtest ontfpruitén ; te meer, wanneer men eenige dagen na de operatie, eens , of meermaalen verpügt is, onderzoek en poogingen te doen, het zy ter afhaalinge van den fteen , of om de natuur in haare werking te hulp te komen is eene ontegenfpreekelyke waarheid. Best dcrhalven komt het my voor, dat men, na de tang ingebragt, en den fteen gevonden te hebben, denzelven, indien het zonder te veel te wangen , en gemaklyk gefebieden kan , af te haaien ; maar, kan" men hierin niet flnagen , dan zalmen veiligheidshalve, de werking der natuure afwachten; en het is hieromtrent, dat men zig moet verwonderen , waarom veele fteenfnyders niet bedacht geweest zyn, op deze kans, wanneer zy geen fteen vin-  mengelstoffen. h vinden, of af haaien konden, de wonden flooten , en de lyders aan het geval, en noodlot overlieten-, immers hiervan zoude men verfcheidene voorbeelden kunnen bybrengen : daar behalven anderen , l e dran in zyne handwerken der Heelkunst, Bladz. 232 en 233, zig deswegen zo duidelyk heeft verklaard, als hy zegt; alhoewel 'er niets is dan het „ uitnaaien van den fteen , 't welk den lyder vol„ doet, en het handwerk volkomen maakt, is het „ echter fomtyds beter, hem te laaten blyven, dan „ de blaas door veele vruchtlooze poogingen te ont,, ftellen: men zal na verloop van vyf of zes dagen „ hem gemaklyk kunnen uithaalen, om dat hy zig „ aan den hals van de blaas zal voordoen, zynde daar „ heen gefleept door de pis of door een foort van „ flym, dat uit de inwendige zyden van dit inge„ wand lekt;" en om dit zyn gezegde meer krachts by te zetten, vervolgt hy: „ al.het geen ik voor3, draag, is zo wel om de blaas te fpaaren, als om „ den fteen te vatten en regelmaatig uit te haaien, „ want de blaas verdient onze grootfte oplettend,, heid: een blaas tot een zekeren trap beledigd , „ wordt ligtlyk ontfteeken , en haare omfteeking „ zoude waarfchynelyk den lyder doen derven, die „ zig niet laat fnyden,dan omgeneezen te worden, „ Indien het de eer van een Heelmeefter is, den „ fteen uit te haaien, zyn eer is nog meer verknocht „ aan  12 HEELKUNDIGS „ aan de geneezing van den lyder: wat zoude men „ kunnen denken van een' fteenfnyder, dienimmeiv ,, misce den fteen uit te haaien, maar van wien alle „ de lyders door de omfteeking in de eerfte dagen, „ na het handwerk, ftierven? " De lieer loipis, die groote fteenfnyder, zelf, begrypt duidelyk , wat het aangenaame vooruitzicht van herftel, by den lyder vermag; wanneer men hem in een oogenblik van de oorzaak zyner fmarten, te gelyk met de fmarten zei ven verlost: dan, hy ziet ook aan den anderen kant, de gevaaren in, welken van het wroeten met een yzeren werktuig , in een gevoelige blaas, kunnen veroorzaakt worden: hy doet dus, ook ten tyde der bewerking , ligte poogingen om den fteen af te haaien; dan, wanneer deze niet flaagen, zo laat hy de uithaaling des fteens tot eene betere gelegenheid blyven, en hoe vreemd dit ook fchynen moge aan fommigen , welken van gedachten zyn, dat de Heer louis de bewerking , in alle gevallen, in twee tyden deed, zo is het echter zeker, dat beroemde Paryfche Heelineeflers, die louis meermaalen deze bewerking, cn wel zyne laatfte fteenfnydingen, hebben zien oeffenen , de waarheid van deze handelwyze bevestigen, Een zeer kundig, ervaaren en voornaam Ileelmeelrer, de Heer eiquem, welke my in het jaar 1783, met een bezoek vereerde, verhaalde my, in  • mengelstoffen. •3 in tegenwoordigheid van den Hoogleeraar bonn, en de zeer geleerde Heeren van erichem, en michell, dat gemelde beruchte Steenfnyder, nimmer , vóór zo veel hem bewust was, de fteenfnyding in twee tyden gedaan had , dan, ingevalle de fteen, ten tyde der operatie, niet, of ten minften niet gemaklyk , konde afgehaald worden; maar nimmer had de Heer eiquem, de inbrenging der tang, ter beproevinge om aanftonds den fteen af te haaien , door den grooten louis, zien nalaaten, althans niet in de gevallen welken eiquem zegt bygewoond te hebben. Geen wonder dus dat laatstgemeldeHeelmeefter, geheel vreemd was van die handelwyze, welke alhier zo veel geruchts gemaakt heeft, als of de Heer louis, altoos, en in alle gevallen de fteenfnyding in twee tyden deed; integendeel, zyn Ed., naamlyk eiquem, was zeer verwonderd, toen ik hem verhaalde, op aanraaden van den onvergelykelyken camper, den grooten Pary/chen Heelmeefler hier in, zo ik meende, nagevolgd te hebben, met alleenlyk de infnyding te doen; myn lydertje (waarvan ik nader fpreeken zal),zonder eenige beproevingen om den fteen af te haaien, te bed te laaren leggen, om den fteen verder geheel en al, zonder eenige onderzoeking meteen tang, aan de natuurwerking over te geeven, dewyl hy nimmer iets dergelyks van den Heere louis, gehoord, veel min gezien had. £n  14 HEELKUNDIGE En dit bericht verdient zo veel te meer geloof, dewyl niet lang daarna, my hetzelve door Profesfor suë, zoon van den beroemden Franfchen Heelmeefler suë, die zig over onze dwauling niet minder verwonderde, bevestigd is - doch in die men zoude, en met reden, deze befchuldiging daar tegen inbrengen kun-  l6* heelkundige kunnen: waarom ging men niet geduldig en voorzichtig te werk, even gelyk l e d r a n , en anderen gedaan hebben ? misfchien was de fteen van zeiven, door de gedienftige en behulpzaame natuur,voor de wond gekomen , men had gelegenheid verkreegen, denzelven weg te neemen, en den lyder te behouden : immers van foortgelyke gevallen, zyn voorbeelden. Ondertusfchen zoude men zeer on- redelyk handelen, met den fchuld der mislukking dezer bewerking, op rekening van den Operateur alleen , (die anders zeer beroemd en gelukkig was), te Hellen ; misfchien was hem de handelwys van franco, die van le dr an, en anderen,onbekend; ten minden in ons land, was men voor het fteenfnyden in twee tyden nog niet zo duidelyk , en met gezach aangeprezene voorfchriften uitgekomen , en derhal ven, fchoot hem , volgends zyne verkregene kundigheden tot dien tyd, geene andere uitzichten tot redding overig, dan, alle poogingen tot afhaaling des fteens aan te wenden , ten einde denzelven te kunnen vertoonen, immers, zyn Ed. wist, dat daarmede de aanfchouwers alleen en best .voldaan waren; want, om het 'er op aan te laaten komen, met eenen tweeden tyd af te wachten, zoude men onvergeevelyk onachtzaam , zotte nieuwigheid, ongehoord, en dwaas genoemd hebben, offchoon men al eens voorönderftelde , dat de be« doel-  &i e n g E l s t o f F é n. ^ doelde Steenfnyder , die noödzaakelyk geoordeeld Md, en bekend ware: immers deze gevolgtrekking is gegrond ; en duidelyk gebleeken juist te zyn ,• in een' tyd toen men beter behoorde overtuigd geweest te zyn, van de gegrondheid eens vertrouwen op de altoos medewerkende natuur, uit eene laatere beöordeeling myner naarvolging van le d r a n , ert anderen; Zy derhalven, die eenën ongeldkkigen uitflag hadden , in gevolgen , en na veele vruchtlooze wroetingen mét de tang in de blaas, moet meri in zo verre veröntfchuldigen, als zy door het dwaaze omringzel van fchyngeleerde aangefpoord zyn, om hunnen goeden naam té behouden, en in den fmaak hunner tydgenooten te vallen, dewyl zy fomtyds gedwongen waren, tegen hunnen zin en beter weeten, alleenlykom des goeden naams wille,zo veel in hun vermogen ware, te waaken, voor de ongunftige beoordeelingen van hun , die de bekwaamheid d^s ileenfnyders waardeeren, niet naar de regelen eener gezonde oordeelkunde, cn den gelukkigen uitflag der verrichtingen , maar, naar maate hy meer of min fpoedig, en, gelyk men het noemt, handig, den fteen afhaalt, al ware het ook met veel gewelds, Dan, dewyl wy nu gelukkiger tyden beleeven , waarin men het heil des lyders , boven eene ydela glorie fielt, waarin de beroemdfte Heelmeefters zelR ven,  l8 HEELKUNDIGE ven, hec nut der bewerkïnge in twee tyden begry pen, en in hunne bewerkingen aantoonen , zo is hit de pligt van ieder Heelkundige, welke tegenkantingen ook door onkundigen mogen worden te berde gebragt, eene wyze tot heil des lyders uitgevonden, boven eene ydele waan van handigheid te fchatten, wanneer hunne eerde poogingen ten tyde 'der bewerkinge vruchtloos zyn: en dit zy ons genoeg aangemerkt te hebben , daar de Hoogleeraar camper, het nut dezer tweetydige fteenmywyze in zyne verhandeling, geheel voldongen heeft. TWEEDE HOOFDSTUK. Over de hinderpaalen, die zig in de heelkundige bewerking des Steens, kunnen opdoen. «Ajhoewel de vermogende krachten der natuur , fomwylen genoegzaam zyn, om den fteen, uit de geopende blaas des lyders uit te dry ven; alhoewel myne waarneemingen my duidelyk geleerd hebben, dat de natuur, in die gevallen, waarin den fteen los in de blaas, doch te klein is, om met de tang gevat te kunnen worden , dikwerf alleen de uitdryving ten einde brengt; zo zyn 'er echter gevallen , waarin zy niets vermag , ten zy zy door de kunst on-  MENGELSTOFFEN. 10 onderfteund worde; ja, waarin de kunst zelve met alle haare vermogens niet in ftaat is, iets tot hec nut des lyders aan te wenden. Sommigen echter zyn van gedachten, dat men een' lyder, na de infnyding gedaan te hebben, flechts ter ruste behoeft te leggen; dat de natuur in meest alle gevallen genoegzaam vermogen heeft, tot uitdry ving des fteens; dat de ettering der wonde, de uitwerping van dit lichaam, al ware het in een zak, of in eene byzondere holligheid befloten , begunftigt, en dat dus de Heelmeefter, zig als bloote befchouvver, in dit tydftip der bewerkinge, behoeve te gedraagen. En och of dit wezenlvk plaats hadde! de ondervinding, helaas! toont het tegendeel op het allerdui- delykfte aan: zy leert ons, dat de natuur in weinige gevallen genoegzaam is tot de üitdryving des fteens; dat de kunst,in veele gevallen, de natuur onderfteunenmoet, en dat 'er nog veele overigblyven, die noch door de natuur, noch door de kunst, noch door beiden kunnen gered worden ; neen maar, daar de lyders, niettegenftaande de beste ■poogingen, tot hunne redding aangewend, bezwy» ken moeten. Men is hieromtrent in een geheel verkeerd denkbeeld geweest • immers zo dra men in ons land de verhandeling van den Heere camper, over dit B a on-  50 HEELKUNDIGE onderwerp in 'c licht gegeeven, geleezen had ; zflf dra men den lof, welke Mar et, voornaamlyk aan deze wyze van fteenfnyden had toegezwaaid, onpartydig overwoog, zo ismen in de gedachten gekomen , dat deze wyze van fteenfnyden alleen genoeg was om alle gevaarlyke toevallen, welken zig in de operatie konden opdoen, te vermeiden en te boven te komen: een Operateur zeide men, had flechts de fnede in de blaas groot genoeg te maaken j zoude hy gelukkig zyn ; de natuur alleen was het, die den fteen uitdreef; alle verdere kunstgreepen waren nutloos, ja fchadelyk voor den lyder: de gevallen waarin de fteen in een byzonderen zak , in de blaas was öpgefloten, waren zeldzaam, en in die zeldzaame gevallen zeiven, was de bewerking in twee tyden, het eenigst middel om den lyder te behouden : men moest dus in alle gevallen de bewerkirg in twee tyden de voorkeur geeven; doch rm men ondervonden heeft, dat zig ook in deze bewerking hinderpaalen kunnen opdoen, die de afhaaling des fteens voor den Heelmeefter moeijelyk , ja. fomwylen onmogelyk maaken, zo verwerpt men die handelwyze tot in den afgrond, men verfoeit deze kunstgreep, als eene zonder grond in de kunst ingevoerde nieuwigheid , zonder te onderzoeken , of deze bewerking niet in veele gevallen, boven die geene waarin fnen den Heen, ten tyde der infnydinge , van den  MENGELSTOFFEN, 21 lyder afhaalt, de voorkeur verdient; en dit is niet alleen omtrent onze landgenooten , maar ook omtrent de buitenlandfche Heelmeefters zdven, waar. Immers leezen wy, (en dit ftrekt ten bewyze dat fomwylen,noch natuur, noch kunst, noch beiden te zamen, in ftaat zyn, de tleenfnydingen gelukkig te doen uitvallen,) in het derde deel van smugkers, Vermhchie Chirurgifche Schriften , een geval van eene bewerking van den fteen, welke de fchryver meent, allerfterkst tegen het nut der bewerkinge in twee tyden te pleiten, waaruit menduideiyk afncemen kan, hoe ongegrond men uit byzondere gevallen, omtrent de nuuigheid, of gevaarlykheid dezer handelwyze redcnkavelt: men fneed een man van 70 jaaren van den fteen , na dat men de tang veertien maaieningebragc; den fteen gebroken, en een gedeelte van denzelven uit de blaas gehaald had, was men genoodzaakt, nog een groot ftuk van denzelven daar in te laaten ,'dc Meelmeefter liet dus van verdere poogingen af, en wachtte tot den zevenden dag na de operatie , wanneer de koorts, die zeer aanmerkelyk geweest was, en de overige toevallen, bedaard waren, en de wond reeds goed etterde, met 'er de tang in te brengen: dit gefchiedde niet zqnder pyn en fmerten van den lyder; de bloedflorting begon weder van nieuws , en de koorts yerbefie; en fchoon hy den fteen afhaalde , verB 3 «wak*  sa HEELKUNDIGE zwakte de lyder zo fterk, dat hy binnen drie dageq daarna ftierf: de Heer schmücker, zegt, dat hy vry zeker was, dat zo hy den fteen, in de eerftemaal had afgehaald, de lyder zeker het leven 'er afgebragt zoude hebben. Zonder nu alle deze hinderpaalen, die zig in het af haaien van den fteen kunnen opdoen, en menigvuldig by de fchryvers gevonden worden , te willen aannaaien , zullen wy ons flechts bepaalen tot de overmaatige grootte dezes , en tot byzondere holligheden , welken in de blaas aanwezig , denzelven kunnen ingefloren houden, en dus de afhaaling verhinderen, ja onmogelyk maaken. 1.) En wat ten eerften de grootte des fteens betreft , deze is betrekkelyk tot de grootte van de wond; men moet dus voornaamlyk letten: ».) om de wond in de blaas groot te maaken: immers het komt 'er zeer op aan, ten einde gelukkiglyk te flaagen, dat men eene ruime wond in de blaas maake, en meer, dan op de wyze hoe men die doet, indien men dezelve maar regelmaatig , oordeelkundig, en op de ontleedkunde gebouwd, uitvoert: om hierin gemaklyk te flaagen, heb ik my best bevonden by eene hooge plaatzing des lyders , en eenen fnyftaf, voorzien van een fhauwen bogtJ van deze twee voorzorgen hangt heel veel af het  MENGELSTOFFEN, 33 liet gemak, om vervolgends een' fteen te kunnen uitnaaien: allen die dit oogmerk hebben kunnen be« ryken, zyn goede fteenfnyders geweest; allen ook hebben meest gelukkig gewerkt, ten opzichte van de uitzaaiing des fteens in mogelyke gevallen , zo dikwyls zy voldoende openingen gemaakt hadden. Zo in myne oefeningen op lyken, als herhaalde ryzen aan myne lyders, heb ik my in het doen der fteenfnydinge bediend van meer dan gewoone dikke fnyfiaven, volgends nannoni , gebogen naar die van more au; dan, na een mondlings eh leerzaam gefprek met den Hoogleeraar camper, heb ik de gebreken van te veel gebogene fhyftaven, meer van naby leeren kennen , en na de uitgaaf zyner Mengelftoffen, asnftonds volgens zyn Eds. voorfchrift,en aanpryzing, hieromtrent zyne gedachten gevolgd, en hierdoor ben ik in 't maaken eener groote wonde , uitftekend gemaklyk en wel ge» flaagd. De beroemdfte Steenfnyders hebben menigmaalen ondervonden, dat het noodzaakelyk ware eene ruime wond te maaken , en om dit met een voorbeeld op te helderen, en te doen blyken, heeft men maar noodig ie br a n te raadpleegen ; die wil dat men tot dat einde deproftata wederzyds dwersch zal doorklieven; het is waar, rau, deed geene zydelingfche dwerfche infnyding in dit klieriglichaam , en evenwel B 4 heeft  2+ heelkundige heeft hy aanmerkelyke fteenen gdukkiglyk afgebaald; dan, deze fteenfnyder, begon zyne infryding laager dan le dran , alwaar het hol der blaas meer dan de urethra geopend kan worden, en ftrekte dezelve verder naar achteren, naar het ruimere gedeelte der blaas uit, en hierdoor waren zyne. fchuinfche infnydingen, aldaar, gropter dan die van l e dran: ondertusfehen is de wyze van r a u , ook gantsch niet volkomen vry van gebreken, ten dezen opzichte; althans ik heb dit menigmaalen op lyken nagefpoord en ondervonden ; meestyds befpeurde ik eenige moeijelykheid in het afhaalen van den fteen, die my toefcheen te ontdaan, door eene te kleine wond in de blaas, welke den doorgang des, ftpens en tang weerhield, en dezelve niet doorliet, dan naar eene genoegzaame rekking, en fomwylen verfcheuring; ten minftenzo ik, vóór myne bewerking, geenen zeer klynen fteen in de blaas gelegd had. Soortgelyke hinderpaal , door te weinig ruimte ter afhaalinge des fteens, kan in het doen der fteenfnyding aan leevenden , ook plaats hebben , door. eene krampachtige toetrekking der blaas, en blaaswonde zelve, het zy men op deze of geene wyze zyne infnyding gedaan hebbe. Zo kan het ook gebeuren, dat men ondanks alle oplettendheid eene te kleine wond maakt, om eenen aanmerkelyken fteen tA kunnen doortrekken: immers de blaas fchuift on- der  MENGELSTOFFEN. der de infnyding min of meer, fomwylen aanmerkeiyk, langs den fnyftaf naar achteren, het mes ontwykende, zodanig dat men de grootte der wond,na de operatie onderzoekende , dezelve ongeloovelyk kleiner bevindt, dan men gedacht had, en meende te kunnen opmaaken uit den weg, welken het mes lan^s den fleuf des fnyftafs, had afgelegd: ik meen ondervonden te hebben, dat men althans hierin misleid wordt, wanneer de blaas, kort voor de operatie , niet van 'c water geledigd, maar zeer opgevuld is; iets 't welk men anders zo om eene goede infnyding te dqen,a!s om de aanfehouwers, van het doorklieven der blaas ten vollen te overtuigen, (wan? neer aanftonds na de infnyding, of ten minden by bet inbrengen van hetGorgeret,eendroompis.naar buiten komt) zeer gunftig acht. Kort voor het doen eener myner freenfnydingen, was de blaas van het kleine lydertje geheel geledigd, en floot zig als een kleine bal, om den fnyftaf toe, zodanig dat ze by de infnyding niet verfchuifbaar, maar voor het mes gemaklyk verdeelbaar was, ten minllen voor zo verre men, om eene regelmaatige groote wond te maaken; begeeren konde , gelyk by onderzoek gebleeken is: zie onze Derde ffaarneeming. Wanneer ik ondertusfehen, op de wyzen van le DRAN, MOREAÜ, HAWKINS, ofNIEROP, op B 5 ly-  26" HEELKUNDIGE lykcn gefnceden had, vond ik altoos meer gemaks in het uithaalen des fteens, dan op die van rau.— By nader onderzoek bleek ook, dat deze vvyzen , inzonderheid die van more au , hawkïns, en kierop, de befie en voldoendfte waren, ten einde zig van een ruime wond, zo veel mogelyk zy, te kunnen verzekeren. /S) Om den fteen niet ten tyde der Operatie door geweld aftehaalen, neen , maar het rechte tydftip af te wachten, wanneer de wond door ettering ge • noegzaam verwyd is. Het is te verwonderen, dat een fteen in de blaas, met eenig werktuig, of rnet één der vingeren door de wond ingebragt, wel gevoeld, maar niet met de tang afgehaald kan worden ,zeggen veelen van hun, die nimmer de moeijelykheden welken men in deze handgreep fomwylen aantreft, ondervonden heb. ben. — Gelukkig, WaaH'yk, dat men thans doer den uitflag van verfcheidene gevallen, reeds zo verre gevorderd is, dat veele weldenkendcn Overtuigd zyn, dat het fteenfnyden in twee tyden, althans dit groot voordeel heelt, dat men, de krachten des lyders befpaarcndé, doorze ten tyde der bewerkinge geen geweld aantedoen , wanneer men niet gemaklyk den fteen vinden, of afhaalen kan, de kunstpoogingen, indien, ze vereischt worden,in ©nderfcheidene tyd£iï, en op de gemaklykfte wyze kan  MENGELSTOFFEN. kan hervatten, ten einde het bedoelde oogmerk , dat is ongehinderd den fteen af te haaien, te bereiken , indien 'er mogelykheid i? tot de afhaaling des fteens, zonder levensgevaar: en dit al¬ leen is reden genoeg , om wegens de afhaaling des fteens a in den tweeden tyd, gunftiger te denken , dan men tog nog toe gedaan heeft; ook, alfthoon het zo ware , (gelyk wy niet twyfelen, cn *t welk'blykt uit het aangehaalde ven denHeeren eiquem , en Profesfor suë,zie bladz. 12 enz.)dat de Heer louis, nimmer by wyze van voorverkiezing de fteenfnyding in twee tyden ondernomen, heeft, dan alleenlyk in die gevallen yan nood* zaakelykheid , wanneer deze beruchte en waarlyk verdienftelyke bcelmeefter, ten tyde der operatie, niet 3 of ten minften niet gemaklyk , cn zonder gevaar van te groote belediging, in ftaat is den fteen met de tang te vatten , en af te haaien. — En al ware het ook dat zyn Ed., de moeijelykheid dezes werks voorziende, of ondervonden hebbende , zig tegen den laster gewapend , en befchermd heeft, met eenen geoorloofden uitvlucht te gebruiken,voorgeevende,dat hy deze wyze van behandelen , om reden der veiligheid, toegedaan was; dewyl tog alleen het behoud des lyders,.en de eere der kunst, zo wel als zyn eigen roem; die  £ö HEELKUNDIGE die men anders genegen moge zyn te bevlekken, daar door bedoeld wordt. ^ • Althans zy, die, zo wel als ik , dat geene het welk in de blaas van een levend mensch, ten tyde van zulk eene bewerking gebeurt, ondervonden hebben, kunnen best oordeelen of onze Hellingen waar, dan valsch zyn. — Ik twyfel gcenzins aan hunne tóeftemming tot het eerfte: -> . immers , het is geheel iets anders , ren voor- of na-deele over eenige operatie van aanbelang te vonnisfen , dan wel, dezelve bewerkingen uit te voeren. Wanneer men fpreekt, en oordeelt, over het afhaaien van den fteen, uit de blaas, vertegenwoordigt men zig in den geest, meestal, een in de blaas los liggend lichaam, zig zeiven ter afhaalinge aanbiedende; dan,hoe dikwyls wordt men niet te leur gefield, zelfs wanneer men gunftige gedachten wegens de mogelykhe'id van den Heen te kunnen vatten en aftehaalen , had opgevat, als men ogenbliklyk daar na, ondervindt, dat door een byzondere omkleeding, of andere, omftandigheden, dezelve weder-, houden wordt, en wegfehuiit? Wie weet niet hoe nadeelig het is, ten tyde der operatie, veel geweldste doen, wanneer de fteen zig niet gemaklyk, of in 't geheel niet aanbiedt ; en boe weinig het fomwylen baaten kan,ofichoon men ce«,  mengelstoffen, *9 f enen zeer langen tyd, met tangen in de blaas wroet ? althans het volgende geval fchynt niet onduidelyk deze waarheid , te bevestigen : in de maand Juny 1774, werd in het Hospitaal te Orleant, een man ; oud g/jaaren, van den fteen gefneden: de opera» tie werd verricht door bertrand; na twaalf of vyftien minuten te vergeefsch gewerkt te hebben, om 'er den fteen uit te haaien, werd dezelve, op raad van de Heer le blanc, in de blaas gelaaten: de fteen kwam naderhand van zeiven voorde wond, welke met gemak, door behulp der vingers, 'er uitgehaald werd, weegende tien drachmen; waarna de lyder volkomen herftelde, (b). y) Een tang te verkiezen , tot het uithaaïen van den fteen gefchikt, is in fommige gevallen allerooodzaakelykst ; immers de gewoone tangen zyn niet altyd tot dit oogmerk gefchikt, inzonderheid niet tot die welke eiwys van gedaante zyn, gelyk wy zien kunnen in onze uitlegging der eerde plaat; en wanneer wy den fteen, afgebeeld op dezelfde Plaat,Fig. a daarmede vergelyken, dan zal men gereedeiyk toe* ftemmen , dat men dikwyls mislukken kan in het afhaalen van den fteen, zo wel in gevallen van eene on- (V) IMoire de Ia-fociécé Royale de medecine T, s.  ggf HÉÉL KUNDIGÉ onbekende gedaante derzei ve, ongefchikt om met: eene gewoone tang afgehaald te worden , als in gevallen van te kleine of te groote fteènen: althans het komt my voor, dat zo wel de eiwyze gedaante, als de grootheid van gemelden fteen, welke voor eenige j'aaren te Gorincbem, vruchtloos met tangen gevat werd, de reden was, waarom één der beroemdfte fteenfnyders, denzelven niet konde af haaien 5 en het zal nader in gemelde verklaaring onzer plaa» ten blyken, dat een geringe verandering of bogt^ der tange, in ftaat zoude geweeft zyn , denzelven behoorelyk te vatten en tot zig te trekken: de fteen na den dood des lyders uit de blaas genomen, toont nog de vruchtlooze nypingen, en affchaaving der tang; foortgelyke mislukking is my zei ven gebeurd, zie onze mededeeling van 't zelfde geval: Eerfis Waarneeming. Dan, hoe noodzaakelyk het zy, eene tang,-bekwaam om eenen eiwyzen fteen te omvatten, en te kunnen af haaien , uit te kiezen, zo is het volflfekt onmogelyk om vooraf te kunnen weeten, welke gedaante de fteen heeft die men af haaien wil; het gezicht wordt geenen toegang tot de blaas vergund, zodanig dat men, door de grootte en gedaante des fteens, en uit den toeftand der blaas te befchouwen, de mogelykheid of onmogelykheid, der afhaalinge, door middel van gewoone tangen, zoude kun-  Mengelstoffen. «i kunnen afleiden; even zo min, als men in ftaat is, om voor byzondere onverwachte eivvyze, met den punt nederwaards gekeerde, of andere onregelmaatige fteenen, die door de gewoone tangen niet uitgetrokken kunnen worden, byzondere bogten,hier toe ingericht, aan de lepels derzelven geeven kan: — dit alles is zeer gemaklyk, en op de beft gefchiktfte wyze, uit te denken en te vervaardigen, zo dra men naar alle vergeeffche beproevingen in mislukte gevallen, ca den dood, gelegenheid heeft, de waare oorzaaken van verhindering te ontdekken, en dan eerft kan men in volgende gelegenheden, wanneer men gift op eene foortgelyke wyze verhinderd te worden, hier van een nutrig gebruik maaken. II.) In het tweede geval, moet men, buiten de algemeene voorzorgen, in acht neemen, dat, Myn geval, met dat van le dran, vergelykende, meende ik redenen te hebben, om 't zelve daarop te helderen, 't geval van le dras, uit meergemelde Verh. van de Koningl. Acad. der Heelk. 2. d. hier overneeraen. ., De lyder, door pyn afgemat zynde, deed zig" „ in Parys brengen. De Heer le dran fondeerde hem „ verfcheidene maaien,met Catheters van verfchillende ge,, daantens, en op verfcheidene vvyzen, dat is te zeggen, „ fomtyds ftaande, fomtyds liggende, zonder fteen te vce„ len; eindelyk voelde hy denzelven duidelyk genoeg,om „ niet te twyfelan, of daar was fteen; doch, alzo hy dia „ maar even voelde, en dat verder den Heer l e dran „ de fonde dikwyls, zonder iets te voelen, had ïngebragt. „ oordeelde hy, dat het niet dan een kleinen fteen was,' „ en dacht nog niet dat dezelve in den pisleider bevat was, „ gelyk naderhand bleek. De Heer le dran bragt, ten „ tyde der operatie, zyn tang in de blaas, doch vond geenen „ fteen: de tang uitgehaald hebbende, bragt hy daar dege» „ knopte fonde in, en, na eenig onderzoek, vond hyde „ fteenachtige ftip weder, die hy met de Cathecer gevoeld hadt; zynde dit een vast ftip, dat hy niet van plaats konde doen veranderen. De Heer le dran „ bragt op dit geknopte werktuig een andere tang in, „ tot op die plaats, alwaar hy gemelde fteenachtige ftip „ ontdekt hadt; dan, het was vruchteloos; dies koos hy „ de party, een pyp in de wond te plaatzen, om die „ open te houden, en deed den lyder te bed leggen, hoo. „ pende dat de fteen, welke hy geloofde klein te zyn, *» Z'S otlder het bereik zoude komen plaatzen, om met „ gemak weggenomen te worden, of dat dezelve met de » Pis  4» heelkundige daarmede gelyk re ftellen, en dus verpligt te zyn j het zelve welgeflaagde voorfchrift op te volgen; -* want van den beginne af, na gedaane infnyding, vond ik telkens den fteen linkswaards de blaas, of zy waards af hellende, en had dus even veel rechts als le dran, den Heen in den Urether geplaatst té vooronderftellen , immers zyne gisting lleunde op geene betere gronden, dan de myne, dewyl zyn geval na den dood niet bekrachtigd gevonden wordt: althans in deze vooronderftelling, en offchoon ook de fteen op eene andere wyze ingekast zyn mogt* dacht ik geen veiliger weg in dé behandeling voor mynen lyder te kunnen vinden, dan deze; wach- „ pis zoude uitkomen. — De operatie werd niet ge„ vólgd van eenig nieuw toeval; maar die, welke van het „ aanwezen van den ftsen afhingen, bleeven duuren. Ön» „ dertusfchen kwam de wond in volle fuppuratie: - ,, alstoen gebruikte de Heer le dran verzachtende in- fpuitingen in de blaas, door middel van eene Vrouwe „ Catheter, die door de wond werd ingebragt, en om. „ trent den twaalfden dag vond hy een zeer kleinen Steen „ in het verband; maar de fonde weder ingebragt heb„ bende, vond hy op dezelfde plaats de fteenachtige ftip „ weder, die hy verfcheidene maaien gevoeld hadt. Hy „ beiloot uit eene aanmerking, Bladz. 42, gevoegd by „ de vastheid -n de fteenachtige ftip, die in dit geval » niet van plaat veranderde, dat de fteen in den Pisleider btysu was."  m * n g 6 f. s t o f f E N. 45 'wachtende ondertusfchen met geduld,naar den goè- den uitflag zeiven; - immers met reden, want gemelde Steenfnyder ondervond dat deze behandeling allergelukkigst Haagde (/>). - De vet* ■zachtende infpuitingen bragten eene verflapping te wege, en de loswording des fteens, werd 'er door bevorderd: men gebruikte in het geval van l e dran, gemelde blaasfpoeling, geduurende den tyd van één maand, en zy verfiapte inderdaad de opening van den pisleider* en deed het foort van kas, daar de fteen in gevat was, fuppureeren; Want het vocht keerde dikwyls, met kleine draadachtige deelen bezet, te rug. Dit hulpmiddel had in myne behandeling dezelfde uitwerking, dat is te zeggen, de zak, waarin de fteen voor het meerdergedeelte verborgen was, verflapte, hetwelk bleek door de meerdere loswording van denzelven-, en de draadachtige deelen, door de fuppuratie los geworden, keerden insgelyks met de ïpoelingen door de wond naar buiten. ; Voor het overige droeg ik, ftaande den tyd myner behandeling, zorg, dat de wond niet te erig werd, mede op 't voetfpoor van Le Dran (q~)t door middel van tangen, van tyd tot tyd, in de blaas (ƒ>) Ibid. pag. 42. in gemelde verh. (?) Ibid, pag 43. D  5° HEELKUNDIGS blaas te brengen, om de afhaaling des fteens te beproeven. Langzaamerhand puilde de fteen meer en meer door den wrong, in het beneden hol deiblaas, uit; dan, daar le dran, ten einde van zes weeken, na de operatie, den fteen met een koren-tang vatten en uitbaalen konde, zonder eeni« gen tegenftand en gemaklyk, had ik zulks veel vroeger, althans den i8den dag na de kunstbewerking, kunnen uitvoeren, waren 'er geene andere en meerdere hinderpaalen in den weg geweest, ten minften, (fchoon niet zo gemaklyk, dewyl 'erna den dood nog vasthechtingen van den zak aan den fteen gevonden zyn) ik had dit vreemd lichaam kunnen opruimen , dewyl hetzelve genoegzaam konde aangevat worden; maar zo wel de grootte, als de gedaante des fteens, waren tot dien einde onöverkomelyke beletzelen, zo wel als de beklem» ming, die door rneergemelden wrong ontftond: althans het verfchil in gedaante en grootte, tusfehen dien van le dr an,en den onzen, is zoaanmerkelyk, dat men daaruit gemaklyk de reden kan opmaaken, waarom 'er zo veel onderfcheid in den uitflag tusfehen de twee gevallen, welken wy alhier vergele. ken hebben, plaats gehad heeft. Immers de fteen,door le dran afgehaald, was veel kleiner (r), dan (r) Gelyk men zien kan, ibid. tab.,3.. fig, 5.  mengelstoffen. 3» dan de onze CO: de eerstgemelde had de gedaante Van een Augurk, de onze daarentegen eene eiwyze : die van le dranj was twee duimen lang , daarentegen die van mynen lydèr 2% duim, en verfchilde van de voorige aanmerkelyker in breedte, zynde 2 duim hreed» en i| duim dik» Rbynl. Maat. Le dran , hield zig in zyn geval Verzekerd, dat de kas, waarin de fteen befloten geweest was, verzworen was, anders had hy zig niet kunnen ver« beelden, ("zegt hy) hoe hy dezen fteen zo gemaklyk had kunnen afhaalem Ik houde my insgelyks verzekerd, dat de kas, of liever de omfluitende en vastgehechte blaas aan den fteen, door verzweering in 20 verre is los geworden, dat dezelve daardoor gelegenheid bekomen .heeft, om te kunnen afzakken, anders kan ik my niet verbeelden, hoe ik, benevens anderen, in ftaat geweest ben, om hem in een laater tydt, door den endeldarm, met eenen ingebragten vinger duidelyk te kunnen voelen, 't geen men noöit vóór, noch kort na de operatie, had kunnen ontwaar Worden. ' De natuur, derhalven, talmde even zo min in 't Onze, als in 't geval van le dran, om zig behulp- 0) Zie onie Plsat t. fig. 4 en D 9  5& HEELKUNDIGE hulpzaam te toonen, en het bleek ook hieruit, dae dezelfde redenen, welken my in vroeger tyd, en ook nu, tot het doen der fteenfnyding in twee tyden, ingevalle 'er geen uitzicht of kans is, om den fteen aanftonds en met gemak aftehaalen, aangefpoord hadden, niet ongegrond waren, althans niet on> kracht werden. Immers, zulk eenen te grooten, ingekasten en vastgehechten fteen , kan men niet onder de gewoone gevallen rekenen, althans niet onder die, waarin men eenen niet bovenmaaten grooten, los en vry liggenden fteen in de blaas aantreft ; en derhalven vraag ik met reden, wat toch zoude men op de zogenaamde oude manier uitgevoerd hebben, daar het geval zig zodanig bevond, dat eene volftrekte onmogelykheid om den fteen aanftonds aftehaalen aan ieder bleek, en van alle oordeelkundigen als zodanig, erkend werd? (t-) Ira- (7) Dat dit zodanig gefield was, en den fteen, pl. i.fig. 4.- en 5 . ingekast of byzonder onifloten was, fcheen my, vóór de operatie, reeds duidelyk, of ten minften meer dan waarfchynelyk, toe; dewyl de lyder ce vooren meennaalen aan bloedwatering, inzonderheid wanneer hy op rytuigen gefchokt werd, onderhevig geweest was; en dat die e^n pgnitm charaêteriflicum daarvan is, kan men, onder anderen , by le dr an , in de Veih. van de Handwerken^ der Heelkunst, Bladz, 204, bevestigd vinden.  MENGELSTOFFEN, 53 Immers, in gevallen daar de fteenen te groot waren, om, zonder gevaar ,*van het leven te veel gewelds aan te doen, en te waagen om aftehaalen, heeft men dezelven dikwyls, ten tyde der operatie, niet kunnen of durven uittrekken: fomwylen heeft men, of de wond geneezen , den fteen verder ongemoeid in de blaas gelaaten, en den lyder aan zyn noodlot overgegeeven,' of zy zyn, zonder de geregelde en veilige behandeling, om den fteen in den tweeden tyd te doen verfchynen, aan veele fmartlyke toevallen gefneuveld («). Mogt men boven dit alles, tn na alle deze paralellen ingezien te hebben, nog niet volkomen te vreden en overtuigd zyn van de gewisheid onzer Helling, dan voegen wy 'er by, dat 'er eene andere, niet min gewigtige reden aanwezig is, en waarop men minder bedacht is, welke de onmogelykheid der afhaaling van fommigen, in verfcheidene gevallen, allerduidelykst bekrachtigt, indien men al (fchoon ongegrond) vooronderftellen mogt, dat die fteen, wiens onmogelyke afhaaling wy thans voor had» den te bewyzen, niet te groot was om veilig afgehaald te kunnen worden, wanneer dezelve niet om- ■ kleed («) Deswegen zouden wy verfcheidene voorbeelden, web ken wv alsnog, om gewigtige redenen, achterlaaten, kunnen bybrengsn. D 3'  54' HEELKUNDIGE kleed geweest ware; en deze is eene ongefchikt* heid der gewoone fteentarïgen, om fteenen van eene ei wyze gedaante te kunnen af haaien (^v), gefield dat de afhaaling geoorloofd, en wegens de mogelyke grootheid der wond doenlyk ware; her welk ondertusfchen uit de berekening des Heeren camper , in voorgemelde Mengelftoffen, niet blykbaar is, Wy meenen dus veilig te mogen vooronderftel-. len, dat de tot hiertoe gehoudene handelwyze met mynen lyder, naar omftandigheden, regelmaatig geweest is, gelyk nog verder blyken zal. De wond bleef door de gezegde handelwyze genoegzaam open, zonder als nog genoodzaakt te zyn, eenig vreemd lichaam in dezelve te brengen , ten einde eenen vryen toegang tot de blaas te hebben ; de behandelingen, en de poogingen der natuur ter uitdryvinge des fteens, verhinderden de zamenplakking genoegzaam. Den aiften van voorgemelde maand, na eenen gerusten nacht doorgebragt te hebben, bevond myn Jyder zig naar omftandigheden zeer wel, en had zig, door eenen fmaaklyken maaltyd, tegen eene nieuwe beproeving, welke ik ftond te onderneer men, gefterkt. likt', O) Zie Bladz. 31,  MENGELSTOFFEN. gg Hiertoe bragt ik myn'' vinger, meer dan te vooren, zeer hoog door de wond in de blaas, en als achter het fchaambeen, en ik befpeurde dat de gemelde zak een weinig losfer den fteen omvattede. Meer genegen om de werkzaamheid der natuur te laaten voordgaan, tot dat 'er meer ruimte gemaakt was, vond ik echter goed en raadzaam, om iets te beproeven, dewyl ik verpligt was te erkennen, dat dit geval niet door de natuur alleen, maar ook door kunsthulp gered zoude kunnen worden, en het verlangen zo wel des lyders, als van zyne nabeftaanden, om den fteen ontlast te zien, van tyd tot tyd, fterker aangroeide. Eene zeer dunne, genoegzaam lange, en byzon* der gefehikte tang, om tusfchen de verwydering, of den losgewordenen rand van den zak en den fteen in te brergen, voerde ik in de blaas; dan, de bovenmaate gevoeligheid van mynen lyder, zo dra ik de tang, fchoon met de meest mogelyke voorzichtigheid, ingebragt had, verhinderde my, om met vrucht iets te kunnen uitvoeren, dewyl de pyn en het geweldig nederwaards persfen zo aanmerkelyk was, zelfs op de minfte aanraaking met den vinger, dat ik, zonder te veel te waagen, niets uitrichten konde. De fchaaving en prikkeling van den fteen, op de bloote wanden van de blaas, veroorzaakten niet alD 4 leen  56 HEELKUNDIG» Jeen die wreede pynen en persfingen, maar ook Was dat de reden, waarom de blaas,'door de prikkeling aangefpoord wordende, zig zo naauw om den fteen voegde en toeneep, dat ik daardoor buiten ftaat gefield werd, denzelven, zonder te gelyk het vliezig ingewand te beknellen, en misfchien te verfcheuren, te vatten. Den fteen, derhal ven, was ik gedwongen alsnog achterwegen te laaten, en in deze, voor my onaangenaame , en voor den lyder allerbeklaagelykfte omftandigheid, fchoo.% veiligheidshal ven, niets overig, ten ebde het leven niet te veel in gevaar te nellen, dan tot hiertoe van alle verdere beproevingen afte> zien, en eene betere gelegenheid intewachten, dewyl de fteen zig alsnog niet dan door den. vinger ontdekken liet; want zo dra ik een tang aan denzeiven toebragt, floot, naar voorige gewoonte, de wrong volmaaktlyk digt, en ik voelde met dezelve niets, dan de zachte wanden van de blaas, welke in dit geval, als in twee zakken verdeeld zynde, in haar onderfte niets deed gewaar worden. Men ging met infpuitingen in myne afwezigheid voord, en deze bevorderden de loswording lan^zaamerhand, in zo verre, dat ik den lyder by myne wederkomst, den liften , by de aanraaking des fteens' minder pyn verwekte. Penadering des fteens naar de uitwendige wond, kwam  MENGELSTOFFEN. 57 kwam my aanmerkelyk voor; dan, de blaas was, zo 't fcheen, met denzelven naar beneden gedrongen, en werkte op haar zo flerk, by de minde aanroering met den vinger, dat eene geheele omkeering fehynbaar te duchten was. Thans evenwel, na eene' geringe tusfcbenpoozing, konde ik den fteen met verfchillende tangen, welken ik ter afhaalinge beproefde, vatten, maar alsnog niet genoeg los of ontbloot, om zonder de blaas mede te beknellen, poogingen ter afhaalinge te doen: blaas en fteen fcheenen thans één lichaam, 't welk zo geweldig en ftuipachtig nederwaards gedrongen werd, dat ik niet in ftaat was myn werktuig, zonder veel moeite, binnen de nog geringe overgeblevene holte der blaas te houden, en derhalven was het in deze omftandigheid alsnog niet raadzaam, iets ter afhaalinge te beproeven; te meer, dewyl by onderzoeking toefcheen, dat de fteen, door de aanhechting aan de wanden van de blaas, zo wel als door de byzondere omkleeding, even zo geweldig achter het fchaambeen wederhouden, als dezelve door de pooging der natuur naar beneden gedrongen werd (w). Vóór (iv) Myne gedachten j ten opzichte van de vasthechting des fteens aan de wanden der blaas, behoeven niemand vreemd P 5  5» HEELKUNDIGE . Vóór mynen aankomst, had de aller medelydens* waardige jongeling, geweldige pjnen in de penis gehad, doch was anders voor hec overige redelyk wél. Des lyders krachten, door een' dronk wyns ,waarnaar hy begeerig was, opgebeurd hebbende, deed ik herhaalde en gewoone infpuitingen, en terflond fcheen de fteen, met geweld, ondereen beklaagenswaardig gekerm over pyn in de fchaft, naar buiten te willen komen: de wond van de blaas voegde zig zeer fterk tegen den fteen, en myn' vinger, tegen den laatden gebragt zynde, werd met een ongemeen geweld terug gedreeven; dit ondervonden anderen, welken, benevens my, zulks meermaalen onderzocht hebben. Ik poogde andermaal, doch te vergeefsch, den fteen met eene gewoone, en ook met eene andere daartoe, zo ik dacht, byzonder gefchikte tang, te vatten: niets konde ik ondertusfchen ten dezen opzichte uitrechten, telkens flipte dezelve af, en deze bevreemd toetefchynen, zo min als de friaatfing boven en achter het fchaambeen, binnen dezelve, dewyl dit naderhand genoegzaam geb'eeken is, en overeenftemde met 't geene ik, lang vóór het doen der operatie, vermoed en te kennen gegeevenhad, aan den Profesfor bonk, en de Heeren e. van erichem en j. van heymenberg, WClke die ook. met my opgemerkt hadden en inflemden.  MENGELSTOFFEN. 59 beproeving eindigde gelyk de voorige, met uitzicht op eene betere, en onderrichting, hoe, en wat men in myne afwezigheid in 't werk ftellen zoude3 tot bevordering van 't gewenschte oogmerk. Den 24frenwas myn lyder, volgends bericht, wél gemoed, en den suften ondervonden anderen, welken zulks onderzochten, met my, dat de fteen iets meer gezakt was dan by myne voorige tegenwoordigheid , drukkende als *t ware op den endeldarm ; dan, van rondsomme, fchoon fchynbaar meer ontbloot, voelde men nog zeer duidelyk meergemelde wrong, De koorts en andere toevallige omfiandigheden, welken door de langduurige ongemakken en prikkelingen des fteens toenamen, en 't leven des lyders met meer gevaar dreigden , deeden my al weder op nieuw tot poogingen ter afhaalinge befluiten, Het geduld en de manmoedigheid des lyders waren mede redenen tot befluit, om aan zyne begeerte ook deze reize te voldoen, ter beproeving of het nu mogelyk zyn zoude, hem van zyn ongemak te verlosfen; daarenboven waren de aanmoedigingen des jongelings tot dien einde zo fterk, dat het voor niemand, ten minften niet voor' my, mogelyk was zulks van de hand te wyzen, om, gelyk te vooren, allen vlyt aan te wsnden. Verfcheidene maaien deed ik weder vruchtlooze poo-;  éo HEELKUNDIGE poogingen, ik konde evenwel nu den fteen met de tang vatten, en eenigzins tot my trekken; dan, dezelve werd zo geweldig wederhouden en teruggetrokken , dat ik niet in ftaat was, deze tegenwerking, zonder al te wreed, en misfchien doodlyk geweld te gebruiken, te kunnen overwinnen: — daarenboven flipte de tang geduurig van den fteen af, hetwelk afhing van de gedaante des grooten fteens, met deszelfs fmaller gedeelte benedenwaards gekeerd, en voor zo verre ter aanvatting met een tang, ontbloot: dan, gecnegewoone tangen waren in Haat den fteen vast te houden, zonder aftefchieten; ook dewyl dezelve alsnog niet genoegzaam van zyne zakswyze omkleeding ontbloot was: wy zullen dit nader en duidelyk aantoonen by de verklaaring van de eerfte plaat. De afflippingen der tang hadden den buitcnflen fchors van den fteen verbreizeld, hetwelk gruiswyze, of zandachtig, met eenige vliezige of veilige vezelen, misfchien gedeeltens van de aanhechtzels van de blaas, welke aan den fteen geplakt of gehecht waren geweest, zig ontlastte. ► Eenige uuren na dit tentamen, toen de vermoeijing des lyders voorby was, en my zyne krachten en moed wederom genoegzaam fcheenen, hervatte ik het handwerk op nieuw, na vooraf de blaas, door middel van infpuitingen, van een menigte gruis gele* digd  mengelstoffen. 'éi digd te hebben, doch alles was vruchtloos, geene rechte noch kromme tangen konden iets ter afhaalinge uitwerken. Ik ontdekte, dat een meer groot gedeelte des fteens , door geene der tangen kon omvat worden, zonder benedenwaards aftefchieten. De Heer van erichem, en ik, begreepen duidelyk, dat de byzondere gedaante des fteens grootendeels hier van de oorzaak zyn moest, en dat hiertoe eene byzonder gefchikte tang noodig ware; dan. wie ken zulk een benoodigde tang uitdenken, daar men onzeker was van de gedaante des fteens, vóór den dood des lyders? Zo dra ik de onmogelykheid om den fteen aftehaalen befpeurde, was mynen toeleg, ware het mogelyk, dit vreemd lichaam in de blaas geheel en al te verbreizelen, en door infpuitingen verder, te ontlasten ; dan, hier toe was ook geene volkomene mogelyk* heid, evenwel ontlastte ik een menigte brokjes en gruis, het welk, verzameld zynde, een half once zwaar was; behaiven nog een aanmerkelyk gedeelte, 't welk met de infpuitingen wegfpoelde (*)• Ik (x) Door de verbreeking van een gedeelte des fteens, fcheen het, met den vinger onderzocht, als of 'er niets dan klein ftuk van denzelven overgebleeven ware, zodanig krampachtig floot da blaas zig om den fteen, en verborg- ze zekerlyk achter het fchaambeen, gelyk wy naderhand byde ope-  Ü2 HEELKUNDIGE Ik beval den lyder ter ruste te leggen, en gaf hem verder over aan het geneeskundig beduur des Hee» ren opening des Iyks hebben kunnen opmaaken. Voorzover* re men in dezen krampachtigen ftaat der blaas derzei ver hol onderzocht, voelde men niets, dan een ftuk fteen, naauwlyks ter grootte eener nootmufcaat, het welk gemaklyk door de werking der natuur alleen naar buiten gedreeveri konde worden, indien dit in de daad beftaan had — Aanmerkelyk was het, dat door de infpuitingen op dezen tyd, geene pynen, welken te vooren zo geweldig waren geweest, verzeld van perflngen, welken den fteen op de uitwendige wond aandrongen, veroorzaakt Werden ; —het was hierom ook, dat ik de terugwyking van den fteen poogde te beletten, door den bodem der blaas naar be-> neden te laaten drukken, door eene, eens helpers fteunende hand, boven het fchaambeen, op den onderbuik geplaatst, zo dikwyls ik ter afhaalinge des fteens aanzoek deed. —— Hier door ondervond ik in het aanvatten met de tang zeer veel gemaks, en zo dra dit nagelaaten werd, konde ik den fteen. door de terugwyking, nietvnt* *en- Ik had te vooren verfeheidene maaien vrucht¬ loos beproefdt den raad van mynen waarden vriend, den beroemden j van der haar, fchoon Zyn Ed , 't is waar. my dit in een geheel ander geval ter beproevinge aan de hand gegeeven had, alleenlyk om niets onbeproefd te laaten, te meer, dewyl de toeftand des gevals onzeker Was, want anders kon ik in dit geval hiervan dat geene Biet verwachten, 't welk in het opgegeevene begeerd konde worden, en waaraan ik, ten opzichte van den goeden uitfiag, aan den Heere van der haak, iugevaile van eenen  mengelstoffen. 6*3 ren van erichem, welke my in gemelde onderneeming trouwhartig tevens en kundig byfiand geboden had. Dea aöften fcheen zig alles, niettegenftaande het geleden ongemak, gunffig optedoen ; men befpeurde geene koorts; de eetlust was goed, en de jongeling voor het overige wel te vreden. Door middel van infpuitingen, ontlastte men nog 2* greinen gruis of af breekzel van fteen, in de blaas den voo- aen kleinen fteen, dankbaarheid fchuldig ben. Dea gemelden raad kan alleenlyk te pas komen, wanneer, om reder» der kleinheid des fteens, of om dat dezelve geplaatst is in één der plooijen van de blaas, welke fomtyds gemaakt worden in die oppervlakte , die met den reehtendarra verbonden is, en door denzelven als overdekt wordt, zodanig, dat een tang, over het vliezigomvouwzel heengleijen- de, den fteen niet ontwaar wordt. In die gevallen wil Zyn Ed , en met reden, dat men den onderbuik boven het fchaambeen zal laaten optrekken, ten einde de plooijing of omvouwing der blaas, door uitrekking te ontwikkelen , wegteneemen en dezelve gelyk te maaken, op. dat de fteen zig, ontbloot, zoude kunnen aanbieden, en met de tang ontdekt en afgehaald worden. . Deze handgreep verhaalde my gemelde fchrandere Heer, meermaalen met voordeel aangepreezen te hebben, en zelf in een dergelyk geval met eenen goeden uitflag gevolgd te zyn , in zyne tegenwoordigheid, zodanig dat de Sieenfnyder terftond den fteen, die te vooren verfchoolen was, gemaklyk konde vatten en uitnaaien.  #4 heelkundige voorigen dag terug gebleeven, en de fteen was door de laatfte poogingen ter afhaalinge zodanig van plaats veranderd en gedaald, dat de ontlasting van water door de penis, behalven die uit de wond, zonder pynen gefchiedde. Ingevolge deze plaatsverandering , bood de fteen zig zo gunftig aan, dat de Wel - Eerwaarde Heer volkersz, om my hiervan mondling bericht te geeven, was aangemoedigd geworden, teneinde my aantefpooren, mynen lyder zo fpoedig mogelyk met hèm te gaan bezoeken, om te zien of't mogelyk ware den fteen aftehaalené Zyn Eerw. verhaalde my, rnët den vader des lyders naauwkeurig waargenomen te hebben, dat dezelve niet meer dan een vingerlids lengte van de uitwendige wond naar beneden ingedrongen was; oordeelende derhalven, niet zonder reden, de afhaaling mogelyk. Begee?ig om aan 't verlangen des lyders, zo Wel als aan die des trouwhartigen volkersz te voldoen , befloot ik terftond met gemelden Heere naar Purmerendc te vertrekken; dan, by myne aankomst en onderzoek, vond ik den ftéen niet, gelyk men te vooren meende ontdekt te hebben, als in de.wonde zelve geplaatst te zyn, maar echter zeer laag in de blaas, hangende als 't ware nog in het zelfde omkleedzel, en niettegenftaande het verlies, nog zo groot, dat ik my deswegens niet weinig  MENGELSTOFFEN. 6$ nig verwonderde. — Den jongeling hadden voorigen nacht zo geweldig als eene baarende vrouw , ter ontlastinge van den (leen nederwaards geperst, en hecfcheen hieruit, dat de natuur alles aanwendde, en niet langer eene plaats aan dit vreemde lichaam gedoogen wilde. • Ten einde voor my zeiven alle befchuldigingen van fchroomachtigheid , of nalaatigheid te ontduiken , poogde ik de natuur, in 't geen zy te kort fchoot, de behulpzaame hand te bieden. Ik bragt wederom een tang in , vattede den fieen, en haalde dien tot tweemaalen naar my toe, dan telkens verbryzelde dezelve , en de tang fchoot af. — Ik vergruisde den fteen zo veel ik konde,en de krachten des lyders my toelieten te waagen, zonder hem te veel aan doodlyk gevaar bloot te (lellen, en eindigde myne vruchtlooze bedryven, met infpuitingen. Het is ontwyfelbaar zeker, dat men voor den lyder geene verdrietiger omftandigheid konde uitdenken; den fteen zig aanbiedende, kon zonder doodlyk gevaar, ter afhaalinge niet ver genoeg met de tang gevat en afgehaald worden, anders dit vreemde lichaam kwyt zynde, had hy zelf veel moeds zyner volkomene herftelling ; maar zodikvvyls ik den fteen aanvattede, zo verre de ontblooting my toeliet, en hem poogde naar my toe te trekken, of vol-. E gend$  66 HEELKUNDIGE gends den as van het bekken uit te haaien, fchoot de tang uit, en vergruisde denzelven, aan deszelfs onderfte en fmalst gedeelte, voor zo verre men zien kan in de aftekening op de eerfte plaat fig. IV. V. van a tot h. en van a tot f. Hoe werkzaam en gewillig ook de natuur in dit geval voordging, (bewyzende hoe vermogend zy is, om zig van iets 't geen de gezondheid en 't leven aanrandt te ontdoen, en aantoonende hoe gemaklyk zy eenen losliggenden fteen in de blaas, uit dezelve zoude gedree^en hebben, althans indien deze geene onovcrwinbaare grootheid noch ongefchikte gedaante bezat, dan zoude zy dezelve zodanig gefchikt, en gemaklyk voor de uitwendige wond gebragt hebben, dat de afhaaling met een tang, veilig en allergemaklykst zoude geweest zyn;) zo fchooten de krachten des lyders in dit zeer zamengefteld geval te kort 9 en noch die getrouwe dienaresfe de natuur , noch de kunst, waren in ftaat 't zelve gelukkig ten einde te brengen: integendeel, beiden werden zy, ondanks alle aangewende moeite, en welgepaste werkingen, te leur gefteld. (jf) Den (y) Soortgelyke onöverkomelyke en onaangenaame hinderpaalen , kan men, myns erachtens onmogelyk zeker, of duidelyk genoeg voorzien, anders ware het beter dergelyke lyderen aan hun noodlot over te geeven, ten einde de kunstnyd, welke aan eene welberedeneerde uitvoering  MENGELSTOFFEN. Den 3often van de maand Maart, naderde den fteen, meer en meer naar de uitwendige wond,zo, dat ring een valfchen fchyn geeft , en eenen weimeenenden heelkunstoeffenaar, alle lust en vordering poogt te ontneemen, te ontwyken ; ten einde onze handwerken aan geene veroordeeling, tot ontluistering der kunst, bloot te Hellen. Niemand denke dat ik my deswegen zeer bekreune , het tegendeel is waar , de waarheid aan myne zyde hebbende, zal ik voordgaan de gevallen op te geeven , zodanig , dat ze van ieder gemaklyk kunnen beoordeeld worden. En wat hun, die ware het mogelyk myne uitvoeringen allerwegen bits aanranden ('t welk ik niet vertrouwe) of in een haatelyk ligt Hellen mogten, belangt; zy kunnen volkomen verzekerd zyn, dat ik hierom niet afgefchrikt zal worden, om evenwel alle myne poogingen tot vordering der heelkunst, en myne eigene oefening in dezelve, in 't werk te Hellen; overtuigd zynde, dat zulke kunstnyd, indien dezelve onverhoopt mogt plaats hebben, door geduurige ontmoetingen, evenwel eindelyk, op mynen geest weinig gevoeligheid, of befchroomdheid te w»gc brengen zoude, te wel overtuigd, dat de beoordeeling van verftandigen , en onbaatzuchtige!) hiernaar hunne oordeelvellingen niet richten zullen. Soortgelyke hinderpaalen , nog eens, moet men niet aanmerken als tegen de operatie in twee tyden fpreekende;integendeel, zy toonen veel meer denoodzaakelykheid dezer handelwyze in dergdyke gevallen aan: immers, toen de fteen, ten tyde der bewerking, en zelfs nog langen tyd na dezelve, zeer hoog, en onvatbaar, ingekast en opgefloten was, was geene afhsaling, zonder verfcheuring, omkeering der biaas, en doodlyk gevaar moE 2 ge-  68 HEELKUNDIGE dat men , toen ik met den Heere van erichem, mynen lyder kwam bezoeken, den fteen, door al- leenlyk gelyk; ten minften welk gemoedlyk heelmeefter zoude zulks met een goed geweeten kunnen onderneemen? — Integendeel dit geval leert ons zelfs ten klaarften, de noodzaakelykheid om eenen gunftiger tyd , dan die van de bewerking af te wachten, ter beproevinge van onze handgreepen, indien de natuur (gelyk in dit geval) in gebreken blyft.hec geheele werk alleen re voltooijen;en het is hierom temeer dat ik een omQandig verhaal van ons tegenwoordig geval mededeele, en 't welk ik meerder had kunnen bekorten, ware het niet dat ik voor had, duidelyk aan te toonen, de dienstvaardigheid der natuur, ter uitdryving, ten minden, ter aanbiedinge des fteens; en te bevestigen dat ze genoeg in ftaat zoude geweest zyn, om de bewerking met eenen gelukkigen uitflag te doen triumpheeren, ware niet de fteen te groot, en vastgehecht geweest. Althans ik vertrouwe dat als dan de deelen, waar langs dit vreemd lichaam pasfee. ren moest, genoegzaam, door verflapping, ingevolge van de verè'ttering , daartoe uitgerekt zoude geworden zyn , waren niet de krachten des lyders te veel verlooren geraakt door zynen hebbelyken buikloop, zie Bladz, 39 en 40, en welke nu door geledene, onvermeidelyke finerten, opgewekt, vermeerderd , en doodlyk werde. Want niet tegenftaande het geneeskundig beleid, en de toediening van geneesmiddelen , door de zeer geleerde Heeren v a n erichem, en michell , dit toeval telkens gefluit werd, zo werden hunne poogingen vruchtloos gemaakt, zo dra de jongeling, op 't einde van der. soften Maart, alle toegediende geneesmiddelen weigerde,  mengelstoffen. 60 Ieenlyk de lippen van de wond van eikanderen te verweideren , zeer gemaklyk zien konde. By onderzoek ondertusfchen, bleek, dat de beklemming, door de voorgemelde wrong, nog zeer aanmerkelyk was, althans ik vond den fteen niet los genoeg, om zonder gevaar van verfcheuring , of ten minften aanmerkelyk geweld , afgehaald te kunnen worden. Immers het bleek ook uit het verhaal in een' brief van den Heere volkersz, vóór onze komst; zyn Ed. meldde my dat de peilingen van den fteen , op de wonde, zeer fterk waren , doch dat men na gedaane infpuitingen ontdekt had, dat dezelve (ten minften op 't gevoel gisfelyk) zeer groot en nog aanmerkelyk vastgehecht was. Na den toeftand des lyders, de grootte, en vasthechting des fteens met den Heere van erichem, wel overwogen te hebben, befloten wy, veiligheidshalve , 't geval verder aan de natuur over te geeven; te meer, dewyl ze tot hier toe zo werkzaam geweest was, en wy de krachten, tot het af haaien van zulk eenen aanmerkelyken fteen, als wy met reden veronderftelden te zullen aantreffen, niet toereikend dachten te zyn; behalven de hevige koorts, welke foortgelyk handwerk niet gedoogde: bovendien was het niet geoorloofd iets te waagen, om de heelkunst , óf eer, of fchande aan te doen, in een geval E 3 als  7° HEELKUNDIGE als dit, daar de afhaaling aller waarfchynelykst, eenen terftond volgenden dood, zoude na zig fleepen: — althans ik konde niet van my verkrygen, de menschJykheid,en \ gevoel'g medelyden te verbannen, den fteen, het koste wat het wilde, af te haaien, alleenlyk om de onkundigen hier door te vreden te ftellen, en te kunnen roemen, op het kunftig uittrekken des zei ven, daar my deze handgreep , zo wreed , als gevaarlyk toefcheen: veel liever wilde ik myn geweeten die gerustheid doen gevoelen, van geene oorzaak tot eenen verhaaften dood gegeeven te hebben, als my te ftooren aan veröordeelingen die al. leenlyk myn tydlyk belang poogen aan te randen. De lieer van erichem, wiens getrouwen raad en hulp, my in dit en andere gevallen ge. bleekcn was, bevestigde my ook thans in myne denkwyze; want na het naauwkeurig onderzoek des gevals door zyn Ed. erkende hy ook met my den rand der blaas of zak welke den fteen als nog bekneld hield; cok fcheen het zyn Ed. toe, dat de geheele holte derzelve, daarenboven, met fteen gevuld was, het welk ook inderdaad zo was, want deze meer en meer afgedaald , liet nu geene ruimte althans meer overig —— bovendien erkende zyn Ed. duidelyk, dat het volftrekt onmogelyk was als nog zulk eenen grooten en naauwömflotenen fteen wel  MENGELSTOFFEN. 71 wel te vatten , en af te haaien, zonder het leven des lyders in gevaar te nellen, gelyk ik voorfpeld had. Tegen alle verwachting was de lyder den eerften April iets beter, en minder koortzende, zodanig bekomen dat ieder eenen gelukkigen uitflag, door de natuur, verwachtte; althans de Eerw. Heer volkersz, berichtte my dat de jongeling zeer opgebeurd van geest, en kloekmoedig zynde, opgedaan was om zyne legerflede te doen veranderen, en dat de wond by uitneemendheid wel ftond; bovendien verzekerde my zyn Ed., dat de Lyder, indien zyn toeftand dezelfde bleef, my, by myne komst, zou doen verwonderd (laan. Maar ! de buikloop verhefte zig , den 2den, zodanig, dat daardoor de krachten zo aanmerkelyk verminderden, dat hy fcheen te zullen bezwyken; en derhalven werd ik verhinderd , ten opzichte van eenig handwerk, iets te beproeven. . Alle hoop ter herilellinge verdween trapsgewyze, want de afgangen hielden, den 3den en 4den,zodanig aan, dat de krachten van den tot hier toe zo kloekmoedigen jongeling geheel bezweeken - geene toegediende hulpmiddelen waren meer in ftaat iets tot herflelling of (luiting van den loop, te wege te brengen; en fchoon eene kleine flikkering van hoop zig, den sden, by myne komst aldaar, verE 4 toon-  7^ HEELKUNDIGE toonde, ten opzichte van zyne opgebeurde geestgefteldheid, zo vond ik hem echter in krachten zodanig verminderd, dat ik my genoodzaakt vond te kennen te geeven, dat myne hoop tot zyne herftelling geheel verdweenen was, en dat ik ter afhaalinge des fteens niets onderneemen konde, alleenlyk het verlangen naar eenen gunftiger tyd en omij^ndigheid , was het uitzicht, (fchoon gering.) waarmede men zig vleijen konde; wanneer de krachten , na het ophouden van den loop, genoegzaam opgebeurd zouden zyn. Het fmalst en dunst gedeelte van den fteen, was nu door de uitwendige wond, wanneer men dezelve met de vingeren verwyderde, duidelyk zichtbaar , zodanig ingedoken, en het inteftinum rectum drukkende, dat ik eene verfterkende, en tegen den loop ingerichte, darmfpuiting, niet naar behooren konde invoeren. Den <5den fcheen de lyder iets beter, doch den 7den, verdween alle hoop en uitzicht naar eenvoordeeliger omftandigheid ten eenenmaale — afkeer van fpyzen, weigering van geneesmiddelen,koorts, en de loop, namen de overhand, en 's nachts tegen den Bften April, eindigde zyn fmartlyk leven, met de grootite bedaardheid, en tegenwoordigheid van geest: — ■ ■ zie daar hoe weinig de kunst vermag, wanneer natuur bez wykt! en hoe weinig ook de natuur ver-  mengelstoffen' 73 vermag, wanneer de kunst haar niet genoegzaam kan helpen ! ONDERZOEK DES GEVALS NA DEN DOOD. Denzelfden dag van zyn overlyden, opende ik het lyk, in tegenwoordigheid van den vader des lyders, de Eerwaarde Heeren volkersz,en wüister, benevens de zeer geleerde Heeren van erichem, en michell, de ervaarene Heeren lutzenburg, van hymenberg, willekes, en andere aanfchouwers. De blaas, de darmen, in één woord, alle de ingewanden van den buik , waren gezond, uitgezonderd de nieren en waterleiders. De linker nier inzonderheid was ontaart, knobbelachtig, en ongemeen veel grooter, dan gewoonlyk:de rechter urether daar en tegen was veel grooter, of wyder uitgezet dan de linker-, welke echter ook meer dan natuurlyk verwyderd was, en in zyne ruimte, ten minden den toegang van twee vingeren vergunde. Wy vonden de blaaswonde zo ruim als dezelve, volgends de regelen der kunst, by mogelykheid ge maakt konde worden, genoegzaam groot om eenen maatig grooten fteen te kunnen afhaalen; behalven de zydelingfche klieving der proltata. Den fteen in de blaas, zag men, na de buiksopeE 5 ning,  fJf HEELKUNDIGE fling, terftond boven het fchaambeen, ver uitpuilen, zeer naauw met dezelve omfloten envereenigd, zodanig dat het fcheen als of deze twee, één lichaam uitmaakten (3). De blaas geopend zynde, vond men op verfcheidene plaatzen, vel, of vliesachtige aanhechtingen aan den fteen, denzelven met de blaas verbindende. tiet uiterfte gedeelte van den bodem der blaas, boven den fteen en het fchaambeen uitpuilende, was ten minften één duim in diameter ydel, alleenlyk opgezet, zon der eenig vreemd lichaam té bevatten ; waarfchynelyk heeft de fteen, voorheen, ook deze ruim- (2) Niemand verwondere zig te zeer over myne dwaaling , om dat naderhand bleek , dat de fteen niet in den urether zat: men moet een geopende blaas gevoe'd en onderzocht hebben , in den ftaat van zamentrekking, om te kunnen weeten welke verandering dezelve ondergaat , en koe ligtlyk men misleid kan worden , in het beoordeelenvan ós plaatfing des fteens: het hol der blias ondergaat, door de zamentrekking , zodanige verandering, dat de fteen, fchoon byzonder omvat, door de inkorting van de wanden van dit ingewand, naar beneden gedrongen wordt, zo dat men zig ligtlyk ten dezen opzichte misleiden kan, en hoe weinig zekerheids men ) cen, twee en een halve drachmen. Dezelve was niet zeer digt, vast, of naar zyne grootte zwaar,' en dewyl de zwaarte niet alleen van de hoegrootheid, maar wel inzonderheid van de ineengedrongene vastheid afhangt, zo fpreekt het van zeiven, dat deze fteen naar evenredigheid zeer ligt was. AANMERKINGEN BETREKKELYK DEZE WAARNEEMING. Een fteen, kan zeer groot, en echter ligt, en in het omgekeerde geval, klein, en zwaar zyn; en derhalven is het niet het groot of klein gewigt, dat ons moet doen befluiten, tot de mogelykheid, of gemaklykheid, of tot de onmogelykheid, of moeijelykheid, om zulk een vreemd lichaam uit de blaas te haaien: alleen de te grootte omtrek deszeiven, kan een beletzei zyn, waardoor de afhaa- '  7& HEELKUNDIGE Iiug moeijelyk, en fomwylen onmogelyk gemaakt wordt, en dat dit zo zy , getuigt de Hoogleeraar camper, (i) zeggende „het gewigt beduidt niec „ veel, als niet evenredig zynde aan de grootheid „ alleen , maar ook aan de digtheid van den fteen". Veeltyds vergunt men aan langwerpige fteenen, den naam van groot, daar dit ondeitusfchen om de moeijelykheid ter afhaalinge aan te duiden, niets betekent; want de mogelykfle langte van eenen fteen in de blaas, kan geen beletzel, veel min onmogelykheid daar toe opleveren,- de groot» omtrek alleen is het, welke hier in hinderlyk zyn kan; althans in het afhaalen van eenen foortgelyken fteen, van myn eerfte lydertje , 't welk ik den i2den Juny 1781. in tegenwoordigheid van veele der beroemdfte Am. fterdamfche Genees-en heel-kundigen,tot Landsmeer, een Dorp in Noordholland, gefneeden heb, vond ik geenen hinderpaal, of fchoon dezelve a| duim lang was, en de gedaante, en dikte had, van eene gewoone Augurk van die langte: ongemeen ligt van ftoffe zynde, woog hy niet meer dan drie drachmen , één fcrupel, en vier greinen: ondertusfchen was deze zeer groot, en lang, ten opzichte des ou. der- (1) Mengelftoffen enz, Bladz. 55;  MENGELSTOFFEN. 77 derdoms van 't kind, zynde niet meer dan twee jaai ren, en agt maanden 9 toen de operatie gefchiedde (a> Dat (2) Zou dit kind ook-misfchien, de beginzelen van fteen in de blaas, mede ter wereld gebragt hebben? althans het komt my voor, dat dit meermaalen gebeurt,als men vooronderftelt , gelyk het wezenlyk plaats heeft, dat 'er by fommige kinderen , eene byzondere geneigdheid in de vochten , cn in de vaten der nieren, tot fteenmaaking plaats heeft: deze byzondere geneigtheid der vaten, om de aardachtige deelen van 't bloed op te houden, welken by elke gelegenheid het beginzel van fteen, kan doen voordfpruiten by r. b. c heston, zie sandifort , Nat en Geneesk. Bibliot. V. d. p. 548. bedenkelyk voorgefteld; komt my zeer waarfchynelyk voor, dat het misfchien in die gevallen is, alwaar men in zeer jonge kinderen, (jongens inzonderheid,) aanmerkelyke fteenen ontdekt, om dat het beginzel, of de pit, reeds vóór de geboorte in de nieren gemaakt is, en kort na de geboorte, door de veranderde werking van die ingewanden, welken in ftaat zyn de nieren te drukken,naar de blaas gebragt wordende., zeer fchielyk van rondsomme bekortten, en dusdanig vergrooten dat het de verwondering te boven gaat. ——. Ik bewaar drie zeer vaste fteentjes, gelykende naar kleine wiggetjes, welken in drie onderfcheidene tyden, na eikanderen geloosd zyn, door een kind van ruim twee maanden oud; welke meer dan waarfchynelyk reeds vóór de geboorte, in de nieren, door het opgehouden aardachtige gedeelte van '1 bloed gemaakt zynde, naderhand, door de werking der natuur, zo  78 HEELKUNDIGE Dat nu het afhaalen des fteens, om reden der te grootheid, by nanking hulman, onmogelyk was, blykt uit het verhaalde, na den dood deslyders; ook,dat men hieruit als nog niet kan opmaaken, dat het fteenfnydeu in twee tyden, in andere gevallen verwerpelyk zy: immers hierdoor kan niets ten zo door de werking van het middenrif als andere ingewanden van den buik, langs de uretheres naar de blaas afgedrukt, en gelukkig terflond voor de opening der urethra gefpoeld, met geweld uitgeperst zyn: - dit kind is nog heden, voor zo veel my bewust is, zeer wel, en heeft naderhand nimmer eenige hinder van fteenfmerten weder gehad , fchoon het geval reeds voor meer dan drie jaaren gebeurd is. Immers de nieren der ongeborene Kinderen , fchoon weinig pis van het bloed affcheidende , verrichten zekerlyk haare fünétie zeer langzaam; zy worden niet beurtverwisfelend door andere organike deelen gedrukt, dewyl 'er geene ademhaaling plaats heeft, en derhalven kan het zeer ligt gebeuren, dat het aardachtige gedeelte des bloeds, in de vaten dcrzelve, niet, of ten minften niet genoegzaam, af. gefpoeld , of blaaswaards gevoerd , en ontlast kunnende worden, gelegenheid verfchaft tot het formeeren van het nucleus, of pit, welke na de geboorte, in de blaas, eenigen tyd vertoevende, door zachtere aardachtige bekorftin« gen, fchielyk eenen grooten fteen te wege brengt: waarfchynelyk komt het my voor, dat dit een en ander, dj reden is, waarom men meer by kinderen, dan wei by voSwasfene, fteenen in de blaas ontmoet.  MENGELSTOFFEN. ?g ten nadeele van het vermogen der natuur, beweezen worden, en kan ook niet het vertrouwen op dezelve doen verminderen; wanneer zy in gebreken blyft, in gevallen, die insgelyks voor de kunst onherftelbaar waren. De fteenen kunnen ter afhaalinge in den eerften tyd, te groot zyn, althans mar et (3) bekrachtigt dit met te zeggen. „ Wanneer de omtrek des „ fteens, de grootheid der fnede verre overtreft,zal „ het fteenfnyden in twee reizen de voorkeur ver,, dienen"; en derhalven blykt dat myne handelwyze te Purmerende, alzo behoorde ; want het bleek dat de fteen ter afhaalinge ongefchikt groot was,en dat dezelve ook aldus bevonden werd,vóór den- tweeden tyd, zal uit de verklaaring der plaat blyken. Wat betreft het afnaaien van dezen fteen,zo verre zelve, dat men dien door de uitwendige wonde zien konde , en dat hy aanmerkelyk, door de uitdryvende werking der natuur, en vercetering van de foort van zak, waar in hy omfloten was ,. eenigzins los was , dit immers g2fchiedde insgelyks regelmaatig, want de fteen te groot, en met de blaas zo naauw omkleed zynde, dat ik geene uncus, of eenig ander werktuig, achter denzelven brengen, veelmin daarmede uitnaaien (3) Camper, Mengelftoffen, Bladz. 129.  «JO HEELKUNDIGE len konde, moest ik de gelegenheid welke zig van tyd tot tyd aanbood, om hem met de tang, (voor zo verre hy los en vry was) te kunnen vatten, waar- neemen, met oogmerk om hem af te haaien. En fchoon ik hierin te leur gefield werd, zo vleide ik my fieeds en op goede gronden , even zo wel als le dran,in een byna gelyk geval, en 't welk veel langer duurde, gebeurd was, te zullen flaagen: te meer dewyl ik zichtbaarlyk in dit gunftig denkbeeld bevestigd werd, en 't zelve aangedrongen, en bekrachtigd vond, in de Verh. des Heeren maret, (4) fpreekende van de Operatie in twee tyden; „de fteen",zegt hy, „wanneer die niet van „ eene zeer aanmerkelyke grootte is, bied zig zei„ ven in de wond aan, en het kost geen meerder ,, moeite, dan zyr.en uitgang met den vinger, of „ meteen kleinen lepd een weinig te helpen: even,, wel zal men niet altoos zulke voordeelige geval„ len ontmoeten: fomtyds immers, vond ik my in „ de volftrekre noodzaakelykheid om myne toevlucht „ tot de tang te moeten neemen ; het gemak , „ welk men als dan vindt om haar in te bren„ gen , toont overtuigend , hoe wyslyk men ge,, handeld hebbe van onbefchroomd in den tyd „ der etterwording den fteen af te haaien ; want ,, al- (4) camper, Mengelftoffen, Bladz; 118. enz.  mengelstoffen. 8# „ alles brengt dan iets toe om de voortbrenging van „ den (leen te begunftigen, enz." De fteen by nanning hulman, niet tegenftaande zyne te grootheid, omkleeding en vasthechqng, door, en met de blaas, zo befpeurde ik evenwel trapsgewyze zyne zakking, en duidelyker aanbieding , en derhalven konde ik, zo lange 'er zig geene gevaarlyke toevallen opdeeden , niet dan gunftige gedachten hebben , wegens den ftaat des; gevats, ten minften ten opzichte van den uitff ig der handelwyze: ik dacht, dat de aanhechtingen van den fteen aan de blaas, welken ik vooronderftelde , en die my wederftreefden, wel zouden los worden, en dat dan de blaas (5) geen tegenftand meer bieden zoude,door haare toetrekkingen,op het oogen* blik als ik den fteen zou trachten te vatten; ook dat dit vliezig ingewand,'t welk zo gevoelig is, als dan niet door te veele en menigvuldige kneuzingen met werktuigen,zoude beledigd worden : behalven dien, dacht ik, zulk een geval, in ééns te willen volvoeren, zoude het zelve doodlyk kunnen maaken (6). Dit geval had een gelukkiger einde kunnen hebben, en met behoud van het leven des lyders ge-f (5) Zie maret, by camperBladz. 120, (6) Ibid, Bladz. iïi, F  8a heelkundige gelukken , indien de fteen eenigzins kleiner geweest, en tydig genoeg, geheel, of ten minften genoegzaam los, geworden ware; want dan had ik hem op de bekwaamftg plaats kunnen vatten, en de verzweering meer ruimte gemaakt hebbende, uit* haaien; althans dan was 'er gelegenheid geweest om hem daartoe, indien de te grootheid nog de hinderpaal ware, te verkleinen, en ftuksgewyze te loozen. Ik weet zeer wel de tegenwerpingen die men my maaken kan, zo dezelven niet reeds by fommigen bedacht, en opgegeeven zyn,- naamlyk, dat ik de loswording van den fteen had kunnen bevorderen, door den zak, of de beklemmende wrong, open te fnyden; dan dit is voor hen die foortgelyke zaaken alleenlyk befchouwen, en niet behoeven uit te voeren, veel beter en gerr.aklyker met woorden, klaar en duidelyk, voor te ftellen, dan voor een fteenfnyder zeiven daadlyk uit te voeren. Het is waar, in fommige gevallen kan zulks te pasfe komen , -en uitgevoerd worden , gelyk daar van , door houstet, en anderen , voorbeelden opgegeeven worden; doch uit de verhandelde waarneeming, is zulks ondoenlyk genoeg gebleeken, en behalven dien, vond ik tot eene zulke gevaarlyke onderneeming, geene genoegzaamevrybeid, herdenkende, 'c geene maret, hieromtrent aangetekend heeft  M E N CJ. E L S T Q F F E N. 8j heeft (?): „ zal het wel by vergrooting gefproken „ zyn", zegt hy, „als men zegt, dat het roeke„ loos zyn zoude daar toe over te gaan, wanneer de „ kasfen in den bodem der blaas waren , welke de ,, vinger veeltyds ter naauwer nood beryken kan 9 „ zal men 'er een fnyaiig by brengen, welks punt „ en fnede geenen wegwyzer hebbende, en aan 5, zig zeiven als overgelaaten, de blaas zo wel kwet. ,, zen, als de kasfe openen konnen? zal men 'er die fnytuigen inbrengen, vraage ik, op een tyd, „ ia welke de beweegingen van den lyder, en de „ toetrekking van de blaas, zelve den bodem digt „ aan de wonde brengen, daar men, om alle deze „ onheilen te ontwyken, hechts vyf of zes dagen „ behoeft te wachten? op dat tydftip, immers, zal „ de etterwording den ingang tot de blaas gemak* „ lyker maaken, en de ftuiptrekkende bewcegingen „ van dat deel zullen geheel opgehouden zyn — „ daar is behalven dat, geene drangreden om de „ afhaaling des fteens te verhaaften; de pynen,im„ mers, die den lyder bewogen hadden om zyne „ toevlugt tot deze fmartlyke kunstbewerking te „ neemen, verdwynen, zo als wy te vooren reeds „ aangemerkt hebben, te gelyk met de moeijelyk- „ heid (7) Zie maret, by camper, Bladz. 134F a  ^4 HEELKUNDIGE „ heid van het water maaken, zo dra 'er eene g> „ noegzaanie wonde in de blaas is". „ Niets verbiedt ons derhalven , de manier van „ franco, te volgen, zo dikwyls als 'er fteenen „ ingekast gevonden worden ; integendeel , alles „ begunftigt haar, en alles loopt te zamen om haa„ re noodzaakelykheid in alle deze omllandigheden „ te bewyzen". Derhalven, of fchoon ik ook door andere geval, len ondervonden heb, dat men het 'er niet op aan moet laaten komen, om eenen ingekasten fteen aan de werking der natuur alleen over te geeven, en te wachten tot hy voor de wonde gebragt worde , en het dus niet eens ben,met hun, die willen dat men zo lange wachten zal, zonder iets te doen; zo was c jch het gemelde geval niet zodanig, dat ik iets doch met het mes, binnen het hol der blaas, en met voordeel uitvoeren konde; integendeel het was ongeoorloofd, behalven onuitvoerelyk. Eindelyk, het blykt genoegzaam, en het zal in volgende gevallen gemaklyk zyn, redenen te vinden , waarom ik die gevallen , voor fteenen in byzondere zakken geplaatst, gehouden, en ze dus ingekaste fteenen genoemd heb; ook waarom ik op 't vermogen der natuur betrouwd heb, om te zien of zy door behulp der verëttering , meer dan de kunst zoude kunnen uitwerken. Wy  mengelstoffen» §5 Wy houden het voor beweezen, dat fbortgelyke gevallen als wy mededeelen, ook door maret,£8j en anderen (o) , gekend en befchreeven zyn s marbt, laat zig hier omtrent aldus uit: „ De „ aanhoudenheid der fmerten,het weinig water, tel„ kens geloosd , en de etter, daar het mede ge„ mengd is, geeven genoegzaam aan den fteenfny„ der te kennen, dat de blaas niet gezond is, en dat hy haar met voorzichtigheid moet bc-hande„ len, welk middel zal hy dan kiezen, bid ik, 'c „ welk gevoeglyker is dan ik voorflelle ?" hy had te vooren gezegd, dat de Heeren l e dran, en littre, door de Heeren hollier, a. PAiié, en de fonseca, onderricht zynde, wegens het gevaar der vastgegroeide fteenen, gebruik gemaakt hadden van verzachtende infpuitingen, en by die gelegenheid het voorbeeld en den raad van covillard, gevolgd hadden, die daartoe afkookzel van koepenfen, of koemaagen aanbeval: „ dit middel", zegt maret, „ behoort men ook niet achter te laaten, wanneer „ de blaas verhard is, of de harde wanden, en inge„ krompene holligheid, een' tegenftand aanbieden , ,-, die moeijelyk te overwinnen is in de eerde oogen„ blikken". „ Men (8) Bladz. 137. (9.) dehys, Bladz, 59. tab. 7. fig. 10. F 3  3(5 BlKLEUNOIOI ,, Men zoude mogelyk ook onder het getal der „ ingekaste fteenen", zegt maret, „dezulke tel- « „ len kunnen, die gelegen zyn in blaazen, door af„ fcheiding in tweeën gedeeld, of die de gedaante M hebben van een calabas", „ De aart der verhinderingen, die zig by de af„ haaling dier fteenen opdoen,maakt dat zy'er zeer „ naby komen; doch zonder dezelve in denzelfden „ rang te willen plaatzen, zal het genoeg zyn aan ,, te merken, dat zy gemeenlyk, indien niet altoos, i, vereifchen, dat men de afhaaling der fteenen uit„ ftelle tot de etterwording toe: wanneer men het „ vlies, 't welke de affcheiding maakt, moet door„ fnyden , heeft men alle dezelfde redenen om voor „ de kwetzing der blaas te vreezen, als by de inge,, kaste fteenemmoet men den zak verwyden.die de ge„ daante der calabas maakt, zo is het niet dan ten „ tyde van de etterwording, dat men die verwy„ dingonderneemen kan; want als dan iaat de flin„ king alle gemak toe, om vryheid te vinden voor „ de bevveeging der werktuigen. De verflapping „ derhalven, welke men verkrygt door de afwach„ tende manier, heeft 'er alle de verdienften van „ ook is men in de volftrekte noodzaakelykheid om „ het afhaalen van een' fteen onmiddelyk na de in3, fnede uit te ftellen, wanneer men eene pypzweer „ ont-  mengelstoffen. 87 „ ontdekt in de bijnaad," (1.0):De Heer maret, ftaaft dit met een voorbeeld van colot: te vooren had zyn Ed. reeds gezegd (11): „Zo dikwerf „ derhalven , als by een lyder aan den fteen, zig „ pypzweeren in de bilnaad voordoen, zal het fteen„ fnyden in twee reizen de voorkeur verdienen". TWEEDE WAARNEEMING. Om te bewyzen, dat 'er meer gevallen zynjwiarin het vermogen der kunst, en die van de natuur onvolkomen zyn,en de lyders bezwyken mcetenyniettegen(ïaande de gepaste wegen ingeflagen worden. Een jongeling had alle kentekenen van fteen in de blaas te hebben; ik had hem benevens andere kundige Genees.en Heel-meefters negenmaalen, in onderfcheidene tyden, en mee de vereischteoplettendheid, inverfchillendepoftuuren, vruchtloos, zonder fteen te ontdekken, gefondeert: uitgeput van krachten, na langen tyd aan de onlydelykfte pynen gehakkeld te hebben, ftierf hy, den ioden Octoberi783, na (10) Vergelyk hiermede myn medegedeelde waarneeming van lucas v. ». woude, (zie Bladz. 91.) en dan zal men zig gemaklyk kunnen verbeelden, waarom ik te meer aan camper, gehoor verleende, om de manier van maiet, louis, en anderen te volgen,dewyl myn lydertjetevoo« ren abces in perineo gehad hebbende, aldaar fiftel nabehou. den had. (11) Mengelftoffen van camper, Bladz. 129. F 4  HEELKUNDIGE na eenige dagen te vooren,door eenen buikloop,en bloedwateringen, tot op 't einde zyns levens afgefolterd te zyn. Het lyk geopend zynde vond men de blaas uitwendig, en in derzelver bodem geëxulcereerd ; en opengefneden eenen zeer aanmerr kelyken grooten fteen, in derzelver bodem opgefloten, en een anderen laager naar het collum veficae zig ophoudende. De blaas niet alleen, maar ook de cellulofa t'usr fchen deze,en den rechtendarm, was met etter gevuld , en een' fnyftaf door den urethra ingebragt wordende , pasfeerde gemaklyk door een gat, 't welk inden hals der blaas, beneden de bulbus urethrae gevonden werd, en waarfchynelyk door de etter doorvreeten was; voords zag men, dat het onderzoek met den fnyftaf, en te vooren met catheters, onzeker geweest was, om redenen dat men zonder in de blaas te zyn, rondom dezelve heen dwaalde, 'en by geene mogelykheid in ftaat was de fteenen onmiddelyk aan te raakcn: niettegen(taande nu by des lyders leven alle kentekenen van fteen klaarlyk ontdekt werden , zo kon men dezelven echter niet gewaar worden , om voorgemelde redenen; men verbeeldde zig in het hol der blaas te zoeken ,daar men ondertusfehen in de cellulofa, zo even gemeld, rondom de blaas dwaalde: had men by dezen lyder, door een enkel geluk, door den natuurlyken weg, de catheter in de blaas ge-  mengelstoffen. 80. gebragt, en de fteenen gevoeld; in een laater tyd de fteenfnyding ondernomen; en was men ten tyde dezer kunstbewerking, ongelukkig buiten den urethra, in den dwaalweg of etterholte, met den fnyftaf geraakt, hoe ongelukkig zoude de operatie niet uitgevallen zyn! noch natuur, noch kunst, waren in ftaat geweest dit geval gelukkig te doen afloopen, en wat zou de nyd niet een ruim veld tot onverdiende lastering gevonden hebben, tervvyle men de blaas, ongeopend zynde, van haare vreemde lichaamen niet konde ledigen, zo min, ten tyde der kunstbewerkinge, als in eenen volgenden, of na verkop van eenige dagen, (12). DËR- (12) Menigmaalen is het de allerkundigfïe en heroemdfie fteenfnyders gebeurd, dat zy zeer veel moeite hadden, om eenen vooronderftelden, en aanwezigen fteen te ontdekken : fomtyds hebben zy denzelven niet gevonden, voor en al eer men een wond ln de blaas gemaakt had, en dat de fteen zig zeiven aanbood, of fchoon men geene opening gemaakt had, met oogmerk om eenen verdachten fteen af te wachten: hiervan zal het volgende geval aUerduidelyiste biyken geeven-. le dran, en b ie mond, bragten in den tyd van 18 maanden, meer dan vier-en - dertig maaiende fonde in de blaas, .zo wel overeind ftaande, als liggende, en vonden geen' fteen; uit de omftandigheden maakten deze Heeren op, dat de blaas zweerde, en daaraan fchreeven zy alle de toe. vallen toe; mqn oordeelde, om deze ongefteldheid, noodig, F 5 de'  fJO 'HEELKUNDI G E DERDE WAARNEEMING, ten bewyze^dat de natuur hinderpaalen, ter afdryvinge des fteens kan ontmoeten, welke voor haar onherftelbaar, maar voor de kunst, tot behoud des levens en herfleliing der gezondheid, mogelyk zyn uit den weg te neemen, In hec begin van ie maand February,van't jaar 1783 , werd ik geraadpleegd over een kind van twee de blaas te openen, gelyk ls dran, in zyne wyze van fteenfnyden, deed, om de etter te ontlasten, en door infpuitingen te geneezen, zonder het oogmerk te hebben tot het af haaien van eenen fteen; hier na, en in den tusfchen tyd van twaalf dagen, veranderde de blaas zodanig, dat zy de gelegenheid gaf om door middel van een fonu., een fteen te ontdekken, welke le dran, meteen fteentang afhaalde, en zo groot was als een erwt: drie dagen daar na, voelde hy een anderen, welken insgelyks uitgehaald, de grootte van een kastanje had. De lyder ondertusfchen, niet tegenftaande alle mogelyke oplettendheid, in het toedienen der meest vermogende geneesmiddelen, ftierf driemaanden daarna, aan eenè volkomene uitteering; 't gevolg van eene fleepende koorts , buikloop , en volkomene afkeer van fpyzen : na den dood, vond men nog zes, of zeven kleine fteenen, zo groot als gierst korrelen; en men zag uithaa. re binnenfte zyden , wanneer men haar aanraakte, een menigte kleine fteenkorreltjes van gelyke grootte als de voorgaande , uitkomen , als of ieder van dezelve uit een byzonder hol kwam ; daar waren 'er meer dan vyftig, alle zeer klein: zie le dran, Haudw. der Heelk. Bladz.206 tot  mengelstoffen, qj twee cn een half jaar oud,genaamd lucas van der woude , aan fteen in de blaas , zo men vermoedde, fukkelende: by het onderzoek met een catheter, ontdekte ik denzelven, alleenlyk d?.n, wanneer ik dit werktuig als onder, of achter het fchaambeen bewoog ,• op geene andere wyze, of in den grond der blaas, konde ik eenen losliggenden fteen ontwaar worden; dan genoegzaam van de aanweezigheid overtuigd, verzekerde ik de ouders van 't kind hier van , en dat 'er geene andere hulp dan de kunstbewerking voor handen was. Naderhand fondeerdeik, benevens Profesfor bonn, en mynen kundigen vriend den heelmeester j, van hymens erg, dit lyderfje, in drie onderfcheidene tyden , zonder den fteen te kunnen ontdekken, eindelyk, voor de vyfde maal, dit weder op eenen anderen dag herhaalende, ontdekte gemelde Hooglceraar, met my, denzelven, terwylmenondertusfchen niet meer dan eene voorbyfchaaving met den fnei« ftaf, hier toe gebezigd, konde gewaar worden. Ik voorfpelde een moeijelyk geval, in navolging van tot 210 : deze waarneeming kan (trekken tot leering voor hen , die anders te vermetel, en onbezonnen zouden kun. nen waanen, dat men in alle gevallen, terftond, door het fondeeren , de begeerde kundigheden der vermoedelyk aanweezige fteenen in de blaas , kon verkrygen ; daar dit onderzoek aan de allerkundigfte zo dikwyls bedriegelyk is voorgekomen, en door de ondervinding als zodanig is bevestigd geworden.  93 heelkundige van dat van garengeot , Cwaarvan nadergefproken zal worden,") en herdenkende myne voorige ontmoeting, welke my met dit,in opzicht van de plaatzing des fteens, overeenkomftig toefcheen,en hierom richtte ik myne voorzegging daar naar in; dan, vertrouwende dat deze fteen, aangezien de minderen tyd dat dezelve in de blaas gegroeid had, eenen zo grooten hinderpaal in het te voorfchyn komen, in den tweeden tyd der operatie, niet zyn kon, werd ik aangemoedigd, de kunstbewerking, fchoon niets gunftigs voorfpellende, te onderneemen. Den 5 den April fondeerde de Heéren, amptshalven, door Heeren Burgemeesteren in commisfie gefteld, om hun Wel Edele Groot Achtbaare, vooraf van bericht te dienen, den patiënt, en betuigden allen , den (leen bloot gevoeld te hebben, doc-b flaauwlyk , en als wegfchuilende; — ■ ik bragt toen , gelyk ik ook reeds te vooren gedaan had, een' vinger in den Anus, doch konde hierdoor wederom geene de minfte hardheid ontdekken, maar ik deed gemelde Heeren iets opmerken en onderzoeken, 't welk ik insgelyks te vooren reeds waargenomen had; naamlyk tusfehen den Anus, en den knobbel van het Zitbeen, vond men een lidteken , even als of dit kind in vroeger tyd, van den Heen gefneden was, en in 't midden van 't zelve eene kleine Fistuleufe opening, welke den toegang, aan een dun ftilet, zeer hoog op waards, vergunde, en uit het welke een  MENGELSTOFFEN. 93 een dun waterachtig vocht uitvloeide : —- dit verwekte eenige bedenkingen, of 'er misfchien op deze plaats, een vreemd lichaam tot in de blaas ingedrongen ware, en dat dit naderhand met fteenachtige be« korftingen bezet geworden zynde, thans het vreemde lichaam in de blaas zyn mogt, en de gewoone toevallen van fteen veroorzaakte, waarvan verfcheidene aantekeningen gevonden worden (i3^i dan die is na de afhaaling des fteens, niet alzo bevonden. Ik (13) In sandiforts, Natuur-en Genees-kundige Bibliotheek, bladz. 232, vinden wy onder anderen, in een'brief van j. b. morgagni, aan schröckius in'tjaari^ió, reeds het volgende , mede gedeeld , van een meisje het welk een hairnaalde, uk geel koper gemaakt, in de blaas gedoken had, en naderhand met eene ongelooflykepyn, en inoeijelykheïd in het Ioozen van haar water geplaagd werd-, en waar door zig een gezwel in de eene liesch openbaar-, de, hetwelk ryp geworden, en open gebroken zynde, een pypzweer naliet, waardoor eene grootte quantiteit rottige pis ontlast werd, zo dat zy door den gewoonen weg, bynaar niets meer loosde, en eindelyk uitgeteerd, ftierf. He.tlyk in by weezen van morgagnus, en vallisnerius, geopend zynde, vond men geen uitgeftort vocht in den buik , zo dat men de blaas zeer duidelyk zien kon: men fciieidde echter de twee fchaambeenderen van elkander, en zocht een provet door de pypzweer, en eenen anderen door den pisweg in de blaas te brengen; doch zulks vverd belet door een zeer hard lichaam, liet welk meu, na het openen van de blaas,  94 MEELKÜNDIGÈ Ik gaf myne bedenkingen, ten opzichte van ets" ongunftigheid des gevals, uit het een en ahder opgeblaas bevond te zyn.een groote enlangwerpige fteen,den pisweg fluitende, en de blaas, welkezaamengetrokken en evenals verdikt was, vullende: de naaide was echter niet in de langte in den fteen bevat, maar zat in deszelfs punt, en voor een gedeelte over dwars, zynde de twee andere deelen met den kr.op bevat in de pypzweer, dewelke zig op zyde der blaas opende. — In de blaas was veel etter, die door her drukken op de buiksingewanden, in dezelve, in groote hoeveelheid vergaderd werd,door de pisleiders, welken zo uitgezet waren, dat zy aan de groote flagaderen evenaarten ; deze pisleiders en de nieren, waren met deze ftoffe gevuld en hadden eene z wartach t ige k le ur, waar mede het inwendige derblaasen pypzweer ook voorzien was, In de Hist. de 1'Acad. R. des fciences 1759, vindt men gewag gemaakt van een' fteen uit de blaas van een vrouw gehaald, welke geformeerd was, om eene yvooreue naaide, die drie duimen en agt lynen groot was, en één duim en zes lynen uit den fteen ftak. enz. Deze lyderesfe konde zig. niets anders herinneren, op welke wyze de fteen met deze naaide in de blaas geraakt was, dan dat zy, zestien jaaren te vooren, foortgelyke naaide had doorgeflikt, waarmede haar broeder haar had wilen verlosfen, van den graad van een visch, welke in haar keel zat. Men vindt nog een foortgelyk voorbeeld in de Philofophical Tranfac iions, van een' fteen om een naaide gegroeid, gelyk ook nog in gemeldeHift.de 1'Acad.R. des fc.1735. doch deze bekende oprecht hoe dezelve in de b'aas geraakt was. Een fteen om eene lange yzerene naaide gegroeid, vindt men ook aldaar aangetekend, ibid. 1750.  mengelstoffen. 93 gemaakt, aan meergemelde Heeren, andermaal te kennen; te meer om redenen dat het kind meermaalen te vooren aan bloedwatering, onderhevig geweest was, welk toeval, alle beroemde fteenfnyders, voor een zeer ongunflig kenteken, zo niet meestal voor een bewys, dat de fteen in eenen byzonderen zak in de blaas, of in eene der urethcres geplaatst is, hebben opgegeeven, en waargenomen: dan, met dat alles nam ik voor, myn lydertje te behandelen naar bevinding van zaaken: ik gebruikte debehoorelyke voorzorgen,ten opzichte van de zuivering der eerfle wegen, en wat men verder vóór het doen van zulk eene gewigtige heelkunftige bewerking behoort in acht teneemen,en deed de operatie den 1 aden April, na vooraf aan het daar by tegenwoordig zynde en aanzienlyk gezelfchap, gezegd te hebben, dat ik de wyze des Heeren louis , (welke ik vooronderftelde altoos zo te handelen) op *t gezach, de aanraading en aanpryzing des Heeren camper, als de besteen veiligfte methode, volgen zoude. Ik was hierby wel overtuigd van de bevreemding en verwondering van eenige bejaarde, en in de kunst grys gewordene mannen, dat ik voor de derde maal aan die zelfde plaats, inzonderheid nu opzettelyk, voornam, eene zo 't fcheen nieuwe manier te volgen , die te vooren nimmer alhier beproefd was; en  Jfj HSELKUNDIGË en waarvan men zig geen gelukkiger uitflag koride belooven , dan die waarop anderen, vóór myj aanftonds den fteen afgehaald hadden, althans als zy hierin niet verhinderd werden , gelyk meermaalen gebeurd is, en ons de gevallen genoeg bekend zyn : ik had my ondercusfchen hierom , op raad van den Hoogïeeraar bonn, ook tegen die bevreemding gewapend, en myne tangen onder den fnytafel gereed geplaatst, om, in gevalle ik, na de gemaakte wond, den fteen in de blaas, tegen myne gedachten, met den vinger konde gewaar worden , te beproeven of ik aanftonds een tang in den gevreesden zak zoude kunnen inbrengen, en denzelven gemaklyk afhaalen; en vast befloten om, zo dit niet gelukte, als dan de vreemdfchynende wyze van louis, op te volgen, en den fteen van zeiven voor de wond te doen komen: gelyk ik,die zelfde poogingen, in een ander en voorig geval, mede in 't Gasthuis,zonder hinder voor het lydertje, beproefd, en naderhand den fteen uit de wond gehaald heb. Ik fneed myn lydertje, (op de tafel pi. II; fig. 3. 4. 5. geplaatst zynde) op de wyze van nierop, en bragt myn' vinger langs het gorgeret in de blaas ,■ dan, ik konde, (gemaklyk rondvoelende} nergens den fteen ontdekken : ik fpoot  MENGELSTOFPEN. f)7 fpoot hierom aileenlyk, de blaas uit met laauwe melk , en liet het kind ter ruste leggen. 'Er was zeer weinig bloeding by de operafie, even zo min van aanbelang, als by die te Pur • merende. Ik heb by het doen dezer kunstbewerking iets opgemerkt,'! welk ik in het voorige geval niet ontdekt had; naamlyk, zo dra ik myn' fnyftaf inbragt, waterde het kind zeer veel, ontledigende de blaas geheel en al van pis , zo dat myn fonde door derzelver zamentrekking zeer naauw omvat en bekneld werd, en hierdoor was het dat ik ondervond, dat dit glibberig, en anders over den fnyftaf ligt verfchuifbaar lichaam, niet te rug week, of medegaf, maar,naar begeerte, zig liet openklieven; en het was hierdoor, dat ik eene wond maakte, veel ruimer dan ik my had kunnen voordellen, ia zulk een jong kind te kunnen maaken; dan, ik had my toegelegd, ten einde de uittogt des fteens in den tweeden tyd gemaklyker te maaken, denzelven zo verre benedenwaards uit te drek\en,adradicem coxae, als in zulke kinderen, wier blaas nog hoog, in, of om zo te fpreeken, boven het bekken gelegen is, mogelyk zoude zyn(14), en dit (14) Het zal niet ondienftig zyn hier op aan te mer« ken , dac het wenfchelyk ware , dat alle aanfchoinvers jji G der-  gii HEELKUNDIGE dit was my te gernaklyker uit te voeren, zo wegens de hooge plaatzing des kinds, op eene meer dan ge- dergelyke gevallen , hieromtrent bedacht waren, ten einde te ligtvaardige veroordeelingen , ten opzichte van te hooge infnydingen vóór te komen , wanneer zy dit meenen te ontdekken. — In jonge kinderen immers is men gedwongen , en kan men niet anders , dan de wonden (evenwel meer in fchyn dan in de daad) hooger te maaken , dan by voiwasienen: de blaas hooger in, en boven het bekken liggende , kan geene voldoende wond ter afhaalinge van den fteen toegebragt worden, wanneer men zolaagals by volwasfenen, of by dezulken welken boven de kinderjaaren gevorderd zyn , wilde ftfyden : men zoude, hieromtrent onachtzaam zynde, niet dan eene onvoldoende kleine wond in de blaas, en eene uitgeftrekte , niets baatende doorklieving van de cellulofa, tusfchen de blaas en endeldarm, maaken: wat baat toch meer bewys aan te voeren, immers men opent de blaas daar, en genoegzaam op die plaats , alwaar de fleuf van den fnyftaf zig aanbiedt , en men kan hier in niet zo willekeurig als men zig wel verbeelden zoude , te werk gaan. Hoe kan men daarenboven dwaalen, om te hoog te fnyden, indien men voorzichtig, en in den beginne langzaam fnydt, ten einde de bulbus urethrae , welke een kundig fteenfnyder altoos vermeiden moet, te ontdekken ; daar onder, vervolgerrds, het mes in de blaas voert, en dezelve naar beneden, zo verre men kan , doorklieft? althans niet zy,die met de vereischte omzichtigheid , daarin hunne eer en handigheid poogen te doen doorflraalen, dat zy naar de regelen eener goede ontleedkunde, de vermeidiuge dier deelen , welker kvvet-  m i N 8 e 1 s t O f f e k, P9 gewoone hooge tafel, als wegens den zamenge* trokkenen ftaat der blaas; want eene met water gevulde blaas gefneeden wordende, verfchuift met het mes langs den fnyftaf raar achteren, en misleidt ons ten opzichte der uitgeftrektheid van de wond, zo, dat men zig zoude verbeelden, eene groote var.ëenfcheiding te maaken, en dezelve zoude zeer klein kunnen uitvallen, indien men hierop niet bedacht ware. Myn lydertje werd eenvoudig, met droogplukzel tegen de wond te leggen, bezorgd, en voor hetovenge met geen hinderend verband behandeld, volgends den voorzichtigen raad van den Hooggeleerden Heere camper (15). De toevallen van den fteen hielden aanftonds op , en niets dan de fchreining der wonde hinderde het anderzins wel te vreden kind : de koorts was weinig van aanbelang; alles ging gunftig voord, zo fat kwetzingen door de beste ontleed - en rteenfny kun • digen . fomtyds gevaarlyk bevonden zyn , in het oog houden; ten minften meer dan om te toonen, dat men in ftaat is, met het mes fpoedig de blaas te openen; immers dit zoude het alleronkundigst mensch , den besten ft,enfnyder kunnen nadoen. (15) Zie zyne Mengelftoffen over de fteengroeiimg, eo derzelver heelwyze, Bladz. 185. G 2  ïoo heelkundige dat de verëttering der wonde naar behooren, ten gewoonen tyde, en zo goed men na eene welgelukte bewerking verwachten konde, gebeurde. Schoon alles voor het overige, ten opzichte van de wond, zig gunftig opdeed, zo begon de trek tot eeten , den i7den , geheel te verdwynen, en de koorts werd aanmerkelyker. lk oordeelde, op 't voorbeeld van le dran, en myne eigene ondervinding te Purmerende, noodzaakelyk, de verzachtende infpuitingen in 't werk te ftellen, en bragt daartoe myn'vinger door de uitwendige wond, zeer gemaklyk, om reden der ruimte, in de bhas; langs dezen de lange pyp eener fpuit, en fpande, door de invoering van't vocht, dezelve eenigzins uit; dan hierna konde ik nog geen fteen ontdekken, even zo min als den i8den dito, in twee onderfcheidene tyden, terwyl de zamengetrokkene blaas, om den ingebragten vinger , en fpuit, de melk met een' ftraal, door de penis uitwierp; naderhand, niettegenftaande het water ook uit de wond vloeide, waterde hy geduurig door de fchaft: hy werd van tyd tot tyd onrustiger, en zwakker, en zo dikwyls als ik infpuitingen op voorgemelde wyze deed, vloeide dezelven door den gewoonen waterweg beftendig uit, Telkens bragt ik na de infpuitingen myn' vinger, zo hoog ik konde,in de blaas, en achter,ja boven het fchaambeen, en ontdekte als toen, in den bodem der-  MENGELSTOFFEN. IOï derzelve, zekere fronfelingen, die my vreemd toefcheenen, en op eenen zamengetrokkenen zak bedacht maakten: —— ik drong eenigzins daar op aan , en vond een gat dat zeer eng , en als met een fluitfpier voorzien was; want de top van myn' vinger daar in raakende, werd bekneld, en doof; ik kon niets dun gisfen , dat dit de ingang tot den zak , waarin de fteen verborgen lag, zoude zyn , dewyl ik als nog geen fteen konde ontdekken. Ik nam voor, in deze omftandigheid, ora langs myn' vinger, welken ik in den zrk met eenig geweld vooraan indringen konde, deze holte, doormiddel van infpuitingen, verder uit re (pannen, ten einde te beproeven, of ook de wrong ruimer wordende, en ontfpannende,den uittogt van den fteen in het ruimer benedenhol der blaas, bevorderen konde : dan vooraf deed ik mynen waardigen Leermeefter, den Heer bonn, naar den ftaat des gevals onderzoek doen, en deze naauwkeurige waarneemer ontdekte dat myne opmerking juist was, en geloofde met my, dat de (teen in dien zak, door den bodem der blaas zelve gemaakt, achter en boven het fchaambeen, en binnen, en boven gemelde wrong gelegen was; terwyl by elke zamentrekking der geheele blaas,ook deze byzondere mond gefloten werd , en dus den G 3 fteen,  loa HEELKUNDl GE fteen, vermoedelyk, nimmer van zelf zoude kunnen doorkomen.. Ik geloof, dat men in foortgelyke gevallen als dit, en anderen, indien men den uitpuilenden ring van affcheiding, op het oogenblik der operatie ontdekken kan, gerust, mits voorzichtig, de verwyding, en afhaaling des fteens, indien mogelyk, kan, en mag onderneemen: dan, by ondervinding kan ik ook verzekeren, dat de zamentrekking der blaazen, over het geheel genomen, ten tyde der kunstbewerking, in fommigen zo geweldig is, dat men moeite zoude hebben om de plaats van den ring of opening, welke men zig moet verbeelden in dien tyd toegeneepen te zyn, te ontdekken, dewyl de blaas zig op deze plaats, even zo glad als op alle anderen doet gevoelen: daarenboven wordt de ruimte van den onderften zak der blaas, na de doorfnyding, te meer, wanneer men of met den vinger, of met een tang indezelve zoekt, zo eng, dat men naauwlyks gelegenheid heeft, om behoorelyk onderzoek te doen: voor zo verre dan, en in die gevallen alleen, daar men te veel gewelds zoude moeten gebruiken, om den tegenftand te overwinnen, en daar men noch den ring van den zak, noch den fteen ontdekt, is het zekerlyk zonder eenige bedenking, de veiligfte weg ,den tyd der verëttering en verflapping der blaas, af te wachten, eer  mengelstoffen. I03 eer men verdere poogingen met eenig werktuig onderneemt. Ik verzocht vervolgends den kundigen en handigen Heelmeefter, den Heere h u s s e m , met myn' vriend van hymenberg, dit zeldzaam geval te onderzoeken. Ik bragt daartoe een flaauw- gebogen, dikken fieuf - fonde, door de wond in de blaas (16); de Heer hussem, vonl mede terftond den fteen; dan, den vinger in de blaas brengende, kon zyn Ed. wederom geen' fteen ontdekken , niettegenftaande by de blaas van alle oppervlaktens onderzocht: ik verzocht dezen Heer,mauw- keurig acht te geeven op die wrong, in den grond der blaas, achter en boven het fchaambeen, zo ver zyn vinger by mogelykheid zoude kunnen beryken, en tevens, ware het mogelyk, daar in te dringen, ten einde den fteen weder te vinden;dan, zyn Ed. voelde (16) Dezen fnyftaf had ik my vooraf, voor foortgelyke gevallen , zie pl. II. fig. I. 2. door den kunstryken en bekvvaamen Heer gobels, doen vervaardigen, zo dra de Heer camper , de noodwendigheid in zyn aangehaald Mengelwerk, Bladz. 177. met de volgende woorden aangemerkt had: „ Men konde (veiligheidshalve) daartoe eenen klyneren fnyftaf, met eenen flaauwen bogt, „ gebruiken; het was zelfs zeer goed, wanneer men op„ zettelyk 'er een toe hield". G4  104 HEELKUNDIGE de wel gemelde plooijing, maar betuigde gulhartig geen' fteen in de geheele blaas te kunnen ontdekken, en nam np zig, zonder daartoe door my aangefpoord te worden, die geval tegen de aanvallen van vooroordeeling wegens eene anders wel gedaane operatie, naar bevinding, te zullen verdedigen; 'want, voegde zyn Ed. volmondig en ongeveinsd daar by, de wond in de blaas is zeer ruim, en overvloedig groot, om eenen maatig grooten fteen, door te laaten; ik vind nergens in de blaas fteen, met den vinger; ik heb hem evenwel met den fnyftaf ontdekt, en dus is 'er een aanwezig , die misfchien in eenen byzonderen zak huisvest; althans die is zeker, dat in dit geval iets zonderlings plaats heeft,en men zal moecen afwachten, wac de natuur vermag, dewyl hec af haaien van den fteen, in zulke duiftere gevallen , onmogelyk is: ik bragt op zyn Ed. aanraaden, de tang in de blaas, doch te vergeefsch, wy ontdekten den fteen niet, en verlieten in deze omftandigheid onzer lyder tot eenen anderen tyd. De Heer hussem, berichtte my vóór onze vaneenfcheiding, dat Profesfor camper, in de ftad gekomen, en door zyn Ed. van het tegenwoordig geval reeds bericht was; gaarne had ik, met myn vriend hussem , den Hoogleeraar gaan bezoeken , om zyn Ed. omftandig te verhaalen, wat wy gezamentlyk ondervonden hadden; dan de eerstgemelde Heer, den tyd daar toe ontbreekende, konde myn  mengelstoffen. IO5 myn verzoek niet inwilligen; weshalven ik befloot, en ook 't geluk had, den Heer camper , te bezoe» ken in afwezigheid van den Heere hussem. Veel op de voorige vriendelyke ontmoetingen vertrouwende, dacht ik in ftaat te zullen zyn,zyn wel Edele Hooggeleerde van de waarheid des tegenwoordigen gevals te overtuigen: — dan, niet weinig was ik verwonderd wegens de eerfte ontmoeting : zyn wel Edele Hooggel. fcheen geheel onkundig'van gemelde geval, en in 't geheel niet gedisponeerd om over zulk eene harde zaak, als de fteen, zig met my in te laaten: dan, niet gewoon my met veinzery op te houden, deelde ik zyn Ed. het getuigenis van bewustheid, door den Heere hussem my medegedeeld , mede: ik voer voord, verder zyn Ed. te vraagen , of myne fteenfnyding te Purmerende ook aan zyn Wel Edele bekend ware, dan,een, zo het my toefcheen verontwaardigend, neen , was het antwoord, en verkeerde in eene wedervraag: vanwaar zoude ik zulks vernomen hebben? Immers myn antwoord, „misfchien van den Heere hussem," was niet ongegrond of ftraffchuldig, dewyl het laatfte geval, niettegenftaande de ontkennende bewustheid , zyn Ed. echter reeds door gemelden Heer was medegedeeld:ik konde zulks bygevolg,te vooren niet anders gisfen, en wat lag 'er toch aangelegen, als gemelde heelmeefter een foortgelyk, nog verfch en aanmerkelyker G 5 ge-  I06 HEELKUNDIGE geval, aan Profesfor camper medegedeeld had, terwyl hy hier van niet oikundig konde zyn ? ondertusfchen, de groote camper, hield zig ten dezen opzichte vreemd : ik deed moeite zyn Hooggeleerde attentie op te wekken, met bedaarde en vriendlyke ontmoeting, ten einde myn kort verhaal gun- ftig te doen aanhooren: immers tot wien anders konde ik my om goeden raad in dit geval begeeven, en op wien anders , dacht ik, zoude ik veiliger, ten opzichte van hulp vertrouwen kunnen'? ■■ het was ook van dat gevolg, dat ik eenige oogen blikken , een voor my zeer leerzaam gefprek met zyn Ed. houden konde: — dan, noch de naauwkeurige aftekening, van den te Purmerende , na den dood, uitgehaalden fteen , door den bekwaamen houtman vervaardigd; noch het zuiver afgietzel van denzelfden fteen door den kunftigen sartori, hoe volkomen gevolgd, konde zyn Ed. Hooggel. behaagen. Het tekenkundige was ondertusfchen geen reden van myn bezoek, ik verlangde veel meer, myn lydertje, door goeden raad en hulp,gered te zien va» den fteen, en uit den voorraad en het vermogen, tot dat einde, van den by my hooggeachten camper, voordeel, zo niet daadlyke hulp te erlangen: immers, konde ik wel iets anders verwachten, daar ik zyn Ed. zo juist in voorfchrift opgevolgd ware, en op  MENGELSTOFFEN. IO? op zyne aanmoediging en aanpryzing alleen, eene bewerking ondernomen, en gewaagd had, dienimmer alhier in gebruik geweest was, en van ieder als eene fchynfchoone nieuwigheid veroordeeld werd? konde ik wel anders dan hulp verwachten, al ware het maar alleen te doen geweest om 't geen zyn Ed. aan het algemeen, als voordeel iger, voorgefteld had, te handhaven? De afrekening van den fteen, in de door my gebruikte tang geplaatst, en die ik met opzet had laaten vervaardigen, om het gebrek der gewoone tangen aan te wyzen, en hoe dezelve behoorden verbeterd te worden, gaf aan zyn Ed. aanleiding zig terftond deze tangverbetering toe te eigenen , en poogde my,in 't byzyn zyner rekenkundige vrienden,te doen gelooven, dat ik dit nu eerst leerde, dewyl zyn Ed., 'tgebrek daarvan ontdekkende, my zulks wilde doen opmerken; dan, dit had ik reeds den Hoogleeraar bomn, te vooren getoond, en hierop de verbetering voorgenomen: het is waar dit kon het fchrander oog van den grooten camper , niet ontvluchten aanftonds op te merken, dan, wel verre van te denken, dat zyn Wel Edele dit voor zyne vinding zoude begeeren te doen doorgaan, herinnerde ikmy, en verhaalde het ook zyn Ed.,dat ik reeds te Purmercnde, op foortgelyke noodzaakelyke verbeteringen der tangen, om groote eiwy ze  HEELKUNDIGE ze fteenen, indien ze in het hol der blaas los lagen, af te haaien , bedacht geweest was, waarvan de Heeren volkersz, nevens Doctor van eri- CHEMijVAN HYMENBERG,en LUTZENBURG, kunnen getuigen. Ik keer weder tot het geval , waarom ik den Hoogleeraar camper, raadpleegde. — Na het eindigen van deze niets ter zaïke doende onderhandelingen, hield ïk vriendlyk aan in verzoek, myn lydertje met zyn Wel Edele Hooggel. raad by te ftaan, te bezoeken, en te overleggen, wat in dit moeijelyke geval, behoorde gedaan te worden,- het fcheen ondertusfchen zyn Ed. zeer vreemd toe, dat ik, op zyne ondervinding, eene zeer groote gemaakte wond , durfde vooronderftellen, te zullen gewaarworden, en dat de fteen, gelyk gemeld is, geplaatst was, en wederhouden werd; dan ik hield aan op te komen zien, en onderzoeken, en verwierf van zyn Ed. de belofte, om den siften, 'smiddags omtrent 12 uuren, met my, in 't gasthuis mynen lyder te onderzoeken, en zamen te overleggen, wat nu in dit moeijelyke geval, gedaan moest worden, dewyl hier natuur,teruitwerpinge van den fteen,in gebreken gebleven was, en ik niets zonder zyn Hooggei. raad, en goedkeuring, in dit geval wilde onderneemen terwyl zyne tegenwoordigheid voorhanden was. Door eene verzekering van hulp, door hem die den  mengelstoffen* log den weg tot myne gehoudene handelwyze gebaand had, my onderfteund te vinden, kon my niet anders, dan naar den tyd van zamenkomst doen verlangen; immers ik had redenen my van zyne komst te verzekeren , de wy 1 zyn E d. in vroeger tyd, (zie zyne Mengelftoffen , Bladz. 136,) met my gegaan was, o n gezamentlykjin een ander geval, de natuur te hulp te komen, die ons echter voorgekomen was: dan, ten behoorelyken tyd en plaats my bevindende, met de Heeren van erichem, boddaert, timmer, en van hymenberg, berichtte nien my,dat Profesfor camper, zyneverfchyning, als of die coor andere, meer gewigtige, bezigheden verhinderd was, had laaten afzeggen:menbegryptligt* lyk hoe onaangenaam zulk eene tyding ware, te meer dewyl ik niet alleenlyk alle vertrouwen ftelde op den raad en hulp die men,met recht, van een menschlievenden camper zoude kunnen begeeren , maar ook om dat ik my gevleid had, zyn Ed. (zo ik dacht althans,mynen waaren en getrouwen vriend) te zullen kunnen overtuigen van de gegrondheid en waarheid myner gedachten, wegens den toeftand des ge» vals; dewyl ik den voorigen dag, na gedaane verzachtende infpuitingen, in tegenwoordigheid van den Heere van hymenberg, den fteen door de geopende wrong, met een weinig meer gemaks konde ontdekken : dan, wie zoude kunnen vermoeden, dat  HO HEELKUNDIGE dat de verhindering van zyn Ed. belfond in eene uitgevondene verfchooning, om buiten het geval te blyven? althans niet ik, voor en alëer my zulks meer dan waarfchynelyk toefcheen, toen ik uit den mond van mynen geachten vriend,den Heere van erichem, en den Heere boddaert, hier omtrent in 't zekere bericht werd: deze Heeren vonden den Hoogleeraar, op 't zelfde oogenbük, na zyne vergeefsch afgewachtene tegenwoordigheid , zo 'c hun toefcheen gantsch niet met bezigheden overladen, welken eenige redenen, om niet te kunnen nakomen eene belofte van zo veel aanbelang , opleverden; en dat onze gisiing wegens de onwaarheid der verhinderinge niet van gegrondheid ontbloot was, bleek uit 't gedeclareerde van den Profesfor, tegen gemelde Doftoren: immers zyn Ed» vooronderftelde dat de wond, welke ik in de blaas gemaakt had, te klein was, en dat ik de glandula .prostata , denkelyk niet genoegzaam gekliefd had , en hierom myne kunstbewerking vruchtloos zyn zoude, zonder iets van 't een of ander gezien te hebben. De Heer van erichem, nodigde zyn Wel Edele Hooggel. met hem te willen gaan, naar 't Gasthuis, alwaar ik nog tegenwoordig, en 'twelk zo naby zyn logement was , ten einde te komen zien, onderzoeken, en oordeelen van den toeftand des  mengelstoffen. til des gevals, en daar na, in myne tegenwoordig. heid,vry uit, myne dwaaling, tot hulp van den lyder, aan te wyzen, en, gelyk het betaamde,te helpen verbeteren :meer foortgelyke drangredenen hadden geen vermogen, ter veranderinge van het aangenomen gevoelen, op den geest van den grooten camper; integendeel, zyn Ed. vindingryken geesr, gaf eene andere uitvlucht aan de hand, zeggende, dar. hy zig met 't geval niet wilde bemoeijen, om redenen dat ik te vooren, op de wyze des Heeren m oreau, werkende, my ook aan die methode had behooren te houden. Hoe onaangenaam my zulks ter ooren kwam , kan men gemaklyk opmaaken; immers ik had gedacht in camper ,eenen aanmoedigcr, eenen helper, eenen waaren vriend aangetroffen te hebben, en bevond nu dat zyn Ed. ongegrond, onbedacht, ja,waarom zoude ik aarfelen te zeggen, ongeoorloofd myne daaden veroordeelde; want myne veranderde handelwyze, was, ook ter beproevinge, gegrond op zyne eigene daartoe aanleiding geevende woorden f17): ',, Hoe zeer de Heer van wy, zig ook vleie ge„ gronde redenen re hebben om te ftellen, dat men „ door de konstbewerkinge op de wyze van den Hee- » re (17) Mengelfloffen, Bladz- 187 enz.  ÏIS heelkundige ,, re Moreau, grooter wond in de blaas maakt, „ dan wanneer men die van rau , le dran, hawkins, of eenige andere volgt, vreeze ik „ echter, of niet de blaaswonde, in beide die be,, werkingen tegens zyne eigene gedachten is uitge,, vallen, welke de eenige aanmerking is, die ik te maaken hebbe, op deze anderzints loflyke handel,, wyze." — Ik had my in 't byzyn, en onder het oplettend toezicht van den Heere bonn, inde meeste wyzen van fteenfnyden, op lyken , geoefend, en het was dus ook, van dien kant befchouwd, niet onbedreven , noch voor onbedacht te houden, dat ik, na deze gemelde aanmerking, de wyze van le dran, door nierop, zo 't mytoefchynt, verbeterd, volgde; oflchoon wy meermaalen op lyken ondervonden hadden, dat de infnyding der blaas en klieving der prostata, even ruim was, naar de wyze van moreau, dan naar die van le dran; immers dit bewees ook myne eertle fteenfnyding, welke ik op die wyze, tot Landsmeer,verrichtte, en gemaklyk eenen grooten fteen afhaalde, waarna het lydertje, 't welk nog heden zeer gezond leeft, toen nog geen drie jaaren oud, gelukkiglyk, binnen 19 dagen,volkomen genas, zo wel als in die gevallen welken de Heer camper zelf, tot ftaaving van zyn gevoelen, (iÜ) ter fteenfnydinge in twee tyden aan- (18) Mengelftoffen, Bladz. 182 enz.  MENGELSTOFFEN. lig aanhaak, en welken ik op dezelfde wyze behandeld heb. Voorgemelde uitdrukkingen (19) deeden my evenwel beiluiten de manier van le dran , re Purmerende, en daar na ook te Amfteldam te beproeven ; te meer, om reden, dat ik onder het opzicht van den Heere bonn» deze methode, meer dan die van moreau, en hawkins, gevolgd had, en dus in de behandeling meer geoefend was; en derhalven was ook deze uitvlucht, als niets betekenende , maar veel meer als beledigende aan te merken. Wat eindclyk de te kleinheid der wonde aanbelandt, hoe kon dit in het verftandige bryn van camper, opkomen, dewyl de fteen, nog op verre na niet tot daar aan toe gevorderd was ? indien dat hec geval geweest ware, en men denzelven als dan niet had kunnen bekomen, dan was deze bedenking ee» nigzins aanneemelyk, voor iemand die de bewerking niet bygewoond, of naderhand de wond onderzocht had: ik moet bekennen niet te kunnen doorgronden ,wat de eigenlyke redenen van cAMPER'sonbillyke, cn ongeoorloofde uitdrukkingen, zo wel als van het vooroordeel tegën my opgevat, geweest zyn; het blyft voor my als nog een raadzel. Dit alles, 't welk by een ander misfchien in ftaat zou" fjp) Mengelftoffen, Bladz. 187 enz» H  ii4 heelkundige zoude geweest zyn, den moed geheel uit te blusfchen, en hem mogelyk, op 't gezach van zul * een w'aarlyk groot man, hebben doen gelooven, dat de wond in de blaas wezenlyk te klein, en de prostata niet behoorelyk ruim gekliefd was, en derhalven den fteen niet te voorfchyn komen konde, was niet in Haat my hieromtrent bevreesd te maaken, veel min af te fchrikken. Nog eens: de Hooggeleerde camper, kon eindelyk goed vinden te verklaaren, dat hy zig met dit geval niet wilde bemoeijen :■ wat denkbeeld toch moest ik my toen vormen van dien grooten man, die my,kort te vooren, verzekerende beloften deed, om my in dit moeijelyke geval te komen helpen de beste middelen beraamen ? ik dorst alles van zyn Ed. fchrander oordeel hier roe verwachten, te meer, daar zyn Ed. (20) gezegd had : ,, gezach alleen komt niet „ te pasfe ,• wanneer men het heil van zyn medemensen „ bedoelt; ik beooge daarom alleenlyk het geluk der si maatfehappye; en offchoon ik onder geene on„ middelyke verpligting ligge om anderen te onder„ wyzen, zo beminne ik de heelkonst te zeer, dan „ dat ik zoude ophouden, myne gedachten over „ dezelve anderen mede te deelen: ojk vorderJ dit „ myne verpligting als mensch, en als lid der za- „ men- (20) Mengelftoffen, Bladz: 102,103.  mengelstoffen. 115 5, menleeving," en my hier op verlaatende, overdacht ik zelfs niet wat ik in zyn Ed. afzyn zoude hebben kannen en moeten verrichten : ik dacht by my zeiven, ten einde dezer onemoeting, zoude het onaangenaame van zyn Ed. voorftel, ten aanzien der operatie in twee tyden te zien mislukken, zyn Ed. wederhouden hebben. Wat raad fchoot my dan overig, ten einde mynen goed3n naam, op myn eigen hand niet te veelte waagen? de Heer hussem, (21) had geen karts gezien ter afhaalinge in dien tyd, even zo min als ik, en de Heer b o n n , had 'er zig nog niet over uitgelaaten, ook had ik, op den byftand van den Heere camper, en zyn gezich in de kunst, vertrouwende, den eerstgenoemden Hoogleeraar nog niet om raad gevraagd, die echter niet aarfelde, om naderhand, op de eerde aanzoeking, my zyne hulp aan te bieden, en raad mede te deelen: zyn Wel Edele was te wel overtuigd van myne niet blohartige, noch te kleine infnydinge, dan dat zyn Ed. zoude getwyfeld hebben aan de mogelykheid om door myne gemaakte wond eenen grooten fteen, indien dezelve tot daar aan toe gevorderd ware, ik laat ftaan, eenen kleinen,die men in dit geval vooronderftelde, te kunnen af- (21) gie Bladz. 104. H 3  IIÖ HEELKUNDIGE af haaien : zyn Ed. zelf had dit onderzocht, gelyfe het ook aan den Heere j. martens, gebleeken was, behalven het getuigenis van anderen, die de ruime infnyding, ten tyde der operatie, geien hadden, en gevolglyk was de befchuldiging van Profesfor c a mper, ten opzichte van eene te kleine wond gemaakt te hebben, en 't niet klieven der prostata, ongegrond en onbillyk. Nimmer had ik kunnen denken, dat ik my zoude moeten onderwinden, tegen een zo groot, en anders om zyne uitmuntende bekwaamheden onvergelyke» lyk man als de Heer camper, te verzetten; dan daar myn goede naam, en kunstvertrouwen, 'er zo veel belang by had, achtte ik myne verdediging des te noodzaakelyker, om ook hen, die my een onge» negen hart toedraagen mogten, den mond te flopp?n, dat de vertraaging van deze fteenfnyding, niet' aan my, maar aan het voorftel van den Heere camper, te wyten was. Men had, in gevolge van foortgelyke ongegronde redeneering, als die van den Heere camper, reeds een (door zeker AmjleldamsehHeelmeester,,)verfpreid gerucht, den i8den van dezelfde maand, tot Purmerende vernomen , als of de wond te klein was, en de fteen, om die reden, nimmer zoude kunnen worden afgehaald, veel min van zeiven uitkomen, en dit geval derhalven even flecat als hec aldaar voorge-  MENGELSTOFFEN. Hf gevallene, afloopen zoude; zie daar althans eene reden, welke tny ter noodzaakelyke verdediging noopte, aangetoond, en bewys dat het althans, door zulke getrouwe mededeelingen en waarfchouwingen opgewekt ,noodzaakelyk en hoog tyd werd,naarandere middelen tot redding myns lyders, en befcherming van mynen goeden naam, om te zien. — Dan, eer wy tot de verdere behandeling des gevals overgaan,kunnen wy niet voorby,nog de volgende aanmerkingen, ten opzichte van den Heere camper, te maaken : hoe is 't mogelyk, vraag ik, en met reden, dat Profesfor camper, zig onttrokken, en zo het fcheen te onvreden getoond heeft, wegens zyne ongegronde Helling, van myne te klein gemaakte wond in de blaas? want gefield , dezelve ware te klein geweest,hoe kon zyn Ed. zig deswegen te onvreden toonen, daar hy veel meer verpligt was, my tegen zulke befchuldigingen, indien ze van andere onkundigen vernomen werden, vry te fpreeken? immers was zulks om zyns zelfs gevoelen niet allernoodzaakelykst?wanttog zyn Ed.had,zo kort te vooren, duidelyk gezegd: (22) ,, Deze fnede moet vooral „ groot genoeg zyn,ten minden van 10 lynen,-aangezien de verdere gelukkige uitflag van deze in?, fnede, niet te onrecht van fommigen, de meeflerly- ke (22) Zie meergera. Mengel w. Bladz. 101.  118 HEELKUNDIGE „ ke fnede genaamt, geheel en al afhangt. Ook fchynt „ hier in de grootfte moeijelykheid te beftaan, an» „ ders zou men nimmer op zo veele byzondere en „ verfchiilende werktuigen gedagt hebben, om die „ warerwegs - en blaas- fnede , te verwyden £ „ welke verwydir.g, (let wel) geen der grootfte „ meefters in deze konst hebben konnen ontbeeren , eenigiyk en alleen, om dat zy die wonde altoos „ te klein maakten om 'er de fteentang in te bren« „ gen. Geen een fteenfnyder heeft tot nog toe,uit „ de beweeging van zyn hand, de grootheid van die „ meederlyke mede konnen beoordeelen, de voor-r naamfte reden is, om, dat gelyk ik reets elders aan„ gemerkt hebbe , en door p. franco, zo uit„ neemend, uitgedrukt is, de voorftaander, een „ taaylighaam zynde, door het mes, zonder gefne,, den te worden, langs den fnyftaf word opgefcho„ ven. De andere, niet minder aanmerkelyk.is, ,, dat de fnyftaven , vooral op ra u's model ge„ maakt, te krom gebogen ftaan, en met de punt „ in de blaas te veel opwaarts fchieten. De fny. „ ftaf, dien p. franco, bezigde, en welke door ?, sharp, gevolgdwierdt,is doormy,Dem. anat. „ pathol. lib. II. tab, III. fig. V. en VI. met t. ©, „ afgebeeld, en is daarom beter, om dat de punt ,, korter, en de bogt flauwer zynde, de proftata., „ of voorftaander, daardoor meerder naar buiten ge. „ drukt  mengelstoffen. i/q „ drukt, en derhalven gemakkelykergefneden wordt", enz. Wat nu den fnyftaf van shurp, be¬ treft, hiervan was zyn wel Edele Hooggeleerde, reeds door my onderricht, dat ik my van dien, op zyn Ed. voorftel, aanftonds voorzien , en bediend had, zie Bladz. 23, en 54. en dus de bedenking deswegen, al reeds te vooren weggenomen. Den 2 iften April, in tegenwoordigheid der Heeren boddaert , van erichem, en van hymenberg, myn lydertje bezoekende, vonden wy hem in eenen maatigen goeden ftaat,en na eenige gedaane infpuitingen konde ik hun berichten, dat de wrong, of opening van gemelden zak,eenigzins meer verwyd was; dan, als nog, myn' vinger daar ingebragt, werd dezelve door de zamentrekkingnaauw omlloten , zodanig du hy daardoor doof te rug keerde. Ik vond goed met den Hoogleeraar b o n n, te raadpleegen; zyn wel Edele gaf my in bedenking, of ik inflaat zoude zyn, om zodanig als ik te Turmerende fchoon vrachtloos beproefd had , een byzondere lange en fnalle tang, welke allerwegen tusfchen de bladen derzelve , een' maatig grooten fteen kan vatten,en welke zyn Ed, vanmy, tot foorrgelyke gevallen beftemd, gezien had, langs mynen in de wrong ingebragten vinger van de lin* ker hand, binnen den ring in te voeren, ten tyde, Sn opgenbliklyk op dat moment, wanneer ik eenigH 4 zus  iaa heelkundige zins verflapping van denzélVen zoude ontwaar wor.- tien. want op de minfte aanraafcing, had zyn Ed. zo wel als ik, de fluitlpiersgewyze toetrekhing befpeurd; dan, dewyl het gevoel aan zyn Ed. ook geleerd had, dat deze. toenyping beurtgewyze, en als ftuipachtig gefchiedde, zo dit er fommige tusfchenpoozen waren, wanneer 'er een weinig meet ruimte, voor den vinger ter indringing coegelaaten werd; zo waren vervolgends zyne gedachten, dat ik in dat geval veel voordeels zoude kunnen doen, door de oogen der tange, wel verzekerd zynde dat dezelve binnen de wrong, en den zak van den fteen ware , van eikanderen te verweideren , en dus de tegenkanting , door de toenyping , te overwinnen \ in den byzonderen zak verder in te dringen, en te jden of 't mogelyk ware den fteen te beryken, te vatten, en uit te haaien. Den 2aften, in tegenwoordigheid van zyn Ed. beneffer.s de Heeren van alphen ,b odd aert, van erichem, timmer, j. martens, h. schouten, en j. van hymenberg, myn lydertje bezoekende, vonden wy hem koortzende, en zeer afgevallen, kortom zodanig, dat het fchecn tyd te worden, om het voorgemelde van den Heere bonn, te beproeven, eer meer verlorene krachten, alle heelkundige poogingen , tot redding uitgedacht, zon* den verbieden. Dar?  MENGELSTOFFEN. *2| Dan vóór dat ik iets tot redding onderneemen wilde, oordeelde ik 't allernoodzaakelykst, in tegenwoordigheid van gemelde kunstgenooten, omreden der veroordeeling des Heeren camper, algemeen onderzoek naar den flaatdes gevals te laaten doen,zo ten opzichte van de hoegrootheid der wonde, als ten opzichte der ileenverfchuiling: allen berustten zy in het onderzoek , door den fchranderen, en oordeelkundigen Heere j. martens, welke in aller tegenwoordigheid getuigde , eene aanmerkelyke , en . genoegzaam ruime wond , in de blaas, voldoende ter afhaalinge van eenen maatig grooten fieen, te ontdekken, en ondertusfchen, fchoon van alle zyden de blaas inwendig betastende, denzelven niet te kunnen vinden. —- Een verder oplettend onderzoek bragt zyn Ed. tot de gemelde wrong, waarin zyn vinger als door inzuiging omfioten werd, en welke hem ook ontwyfelbaaf toefcheen, den toegang tot de verblyfplaats van den verhoolenen fteen, te zyn, fchoon ze zig toen aan zynen vinger niet opdeed. • Voor 't overige was zyn Ed ,en met reden, van gedachten, dat buiten dit zeldzaam geval, dezen fteen zig gemaklyk van zeiven voor de wond zoude aangeboden hebben. Hierna plaatfte ik het kind op eene bekwaame hoogte voor my op een tafel, bragt myn voorften vinger van de linkerhand hoog in de blaas, en binH 5 nen.  122 fJEELKUNDIGB ren de wrong; ontdekte aanftonds den fteen, dia op den top van denzelven aanftiet, en langs dezen met de rechterhand, de tot myn oogmerk gefchikte tang, zo ver in den zak, door het geopende gat des* zelvcn, dat ik my in ftaat ftelde, den zamentrekkenden tegenftand te kunnen overwinnen, door langzaam , en voorzichtig de ftangen van eikanderen te verweideren, met byde de handen, en na den in* gebragten vinger zachtjes naar buiten gehaald te hebben , fchoon dezen geen geringen tegenftand ter onr kominge gewaar werd. Het boven of zakgedeelte der blaas, kantte zig niet weinig tegen de beweegingen der tang aan, en het zamentrekkend vermogen was genoeg in ilaat om eenmaal , myn eenigzins geopende tang, met geweld te doen toefluiten; dan myne poogingen langzaam hervattende , overwon ik met geduld deze tegenkantingen , raakte ver genoeg binnen den zak,zonder denzelven te beknellen,zodanig zelfs, dat de opmerkende Heer van erichem, (welken ik verzocht had, om door zyne hand, boven het fchaambeen, op den onderbuik nederwaards fteunende , de blaas eenigzins tot my te doen naderen,en het overhellen,over het fchaambeen te beletten,)de tang zeer gemaklyk tegen zyne hand, in de blaas bewogen wordende, getuigde te kunnen ontdekken. — Twee a drie maaien ont-  MENGELSTOFFEN. Ï23 ontflipte my de fteen , als ik ze dacht te zullen vatten; dan daarna, gelukte het; ik haalde denzelven voorzichtig naar my toe, doch ontmoette eenen on=geloovelyken tegenftand, zo dra ik door meergemelde wrong doorpasfeeren wilde, zodanig zelfs , dat ik door de oanmerkelyke fluiting der tang, welke bier noodwendig opvolgen moest,bevreesd wass den fteen, die naderhand bleek zeer broos te zyn, te zullen verbryfelen ; ondertusfchen dit gebeurde niet, de fteen kwam ongefchonden uit, wegende vier fcrupels en vyftien greinen ( 23"). Eene eenvoudige behandeling ten opzichte der wonde, en welke tot aan 't einde der geneezing werd aangehouden, deed deze bewerking eindigen. De fteen was, van alle oppervlakten befchouwd, ruw, en fcheen aan de inwendige oppervlaktens der blaas vastgehecht te zyn gewees:: althans was zulks gibfelyk, uit de bloeddruppels t welken byna op ieder ruw ftip gezien werden. Het kind, vergenoegd op 't zien van den fteen, welke hem meer dan ik immer gezien heb, door woedende pynen afgemat had , en hem aanfpoorde tot geweldige kneuzende drukkingen met de handen boven het fchaambeen; ging, na zyne onbegrypelyke groote begeerte om den fteen te zien, vol^s) Zie de afbeelding van den fteen, Plaat 1. fig. $ Om deze gevallen op te helderen , en de waarheid der aanwezenheid van byzondere holligheden, rot verfchuiling , of ophouding der fteenen, middagklaar aan te toonen, zal het noodigzyn,fommige getrouwe waarneemingen van anderen, benevens die van my zeiven, hiertoe by te brengen. Het bovenfte gedeelte of het hol van den zak der blaas, zo wel in het geval te Pur merende, als in het laatstgemelde, ruimer zynde dan de ingang tot dezelve, welke (althans in den beginne} zeer naauw was, konde de (leenen daar binnen befloten, niet dan eene kleine oppervlakte aanbieden ; waaruit klaarlyk blykt, hoe deze (leenen door tangen, en den vinger, in den beginne konde aangeraakt worden, zonder dat ik dezelven nogthans tusfchen de lippen van  Mengelstoffen. 125' Tan de tang konde vatten. De waarneemingen van hoüstet, bevestigen dit ten klaarden, in zo verre zy met de mynen overeenftemmen (24); hy zegt: „ik „ bewaar een gedroogde blaas, waar in drie onder„ lahyde zakken zyn, welkers ingangen zeer naauw, „ en de grond zeer ruim is; men ziet nog in een t, van deze zakken een fteen, die zo groot is, dat j, het onmogelyk is geweest, die in de tyd van de }, operatie te vatten, zo wynig evenredigheid is 'er „ tusfchen de opening van den zak, en het volumen „ van den fteen". En zo immers ooit een geval, althans in veele opzichten, zyns gelyken gehad heeft, zo geloof ik dat inzonderheid het eerstgemelde , van my, met dat van bouquot, waarvan wy het volgende zullen mededeelen,en 't geenwy verder op dezelfde plaats aangetekend vinden , gelyk ftaat, immers de Heer hoüstet, zegt: „de voorleden lente was ik by „ eene operatie op den tteen, die de Heer Chirur„ gyn Majoor van het Gasthuis der verminkten, „ deedt aan een man van zestig jaaren, die zeer ver„ magert was. De Heer de la peyronie, „ eerde Heelmeefler van den Koning, de Heeren „ guerin, de vader, perron , guerin, de „ zoon, (24) Verh. van de Koningl. acad. der Heetk, ven. door j. mom, 2de d. Bladz. 23.  ia6 heelkundige j, zoon, waren getuigen van deze operatie. Den Heer „ rouquot, vondt te veel moeite om den fteen ,, te vatten, de Heer de la peyronib, zyn vin- ger in de blaas brengende, vond mede de onmo» ,„ gelykheidc om den fteen af te haaien, het welk „ den Heer bouquot, mede in 't vervolg gej, waar wierd, waarom hy den fteen verliet; den „ lyder ftierf eenige dagen daar na. By de opening „ van zyn lyk vond men een fteen, van gedaante „ als een peer, en ter grootte van een klein hoeni, dery; deze fteen was in een holligheid geplaatst, „ als in een kas, die geplaatst was boven in de blaas „ onder het welfzel van het fchaambeen. Deze „ holligheid had dit byzonder: i°. dat zy de fteen ,, byna over deszelfs geheele oppervlakte naauwkeu,, rig omvatte: de, den grond van den zak genoegzaam vervvyden, „ 20 dat de middelyn van den fteen grooter word als „ die van den mondt van den zak, als dan kan de tleen „ door de tang niet afgehaald worden, en de Heel„ meefter zoude kwalyk doen, daar op te blyven ftaan. Men begrypt de ongemakken ligt, die „ door zodanig geweld zoude kunnen voortkomen : „ Het beste middel om dezelve te vermeiden, is „ de voorfte vinger langs de conductor , 0f het' „ gorgeret zagtjes in de blaas te brengen Men „ maakt met de vinger een ligte verweiding, ea „ de blaas door de ontlasting van de pis ledig' zyn» „ de,- nadert deszelfs grondt na de krop; als dan „ heeft men gelegenheidt de inwendige wanden van „ de blaas te bevoelen, waar te neemen de plaats daar de fteen vastzit, de groote van de opening » van den zak te onderzoeken, en de gedaante en (25) Bladz- a9. euz. * Sr00C-  ia« HEELKUNDIGE j, grootheid van den fteen te kennen; waar na meii 3, trcgt,dezelve indien het mogelyk is,met de vin» ,, ger los te maaken,en zelfs meteen fnydend wei ktuig, indien de gelegenheid van den fteen dittoe„ laat'% dit heeft de Heer garengeot, met fucces gedaan , dan in myne gevallen, was zulks onveilig en onmogelyk. Soortgelyke cellen, en byzondere holten,hebben meer heelkundigen in de blaas waargenomen, zo wel daar fteenen in gevonden werden,als daar dezel ven ledig waren; fomtyds alleen door zig op de eene of andere plaats, door middel van zamentrekking, te verëngen; fomtyds door het formeeren van zekere maazen, verdubLelingen, of plooijen, der inwendige rok van de blaas, gelykende naar de vleezige colommen van 't hart:> i .- Om dit met een enkeld voorbeeld op te helderen, komt het ons genoegzaam voor de ondervinding van le dran, en die van ons zeiven mede te deelen. le dran, C 26) zegt: „Daar J3 zyn blaazen , die natuurlyk zeer erg zyn , ter 3, plaatze daar de twee pislyders zig in baare holte j openen, en die daar boven heel ruim zyn. De- , ze, wanneer zy eenigen tyd,door de tegenwoor* „ digheid van een' fteen veel hebben geleden, wor- , den fomtyds op die plaats zo naauw, dat dit twee „ blaa- (26) Verh. van de Ilandw. der Heelk. Bladz. aoo.  mengelstoffen» 129 ?? blaazen fchynt te maaken, die te zamen de ge„ daante van een kalabas uitmaaken, namelyk eene klyne blaas, daar de mond gevonden wordt, en s, eene groote, welke daar aan verknogt is. Na,, demaal het agterfte gedeelte van de blaas, dat is ,1 te zeggen, *t welk naar de zyde van den regten darm is, het meeste lydt, wanneer 'er een fteen „ is, zo gefchied deze verenging, in dit agterfte gej, deeke "t welk den ingang van de twee pislyders „ van eikanderen fcheidt. De blaas word daar dik,. „ gelyk de vliezen die ontfteking krygen, en zy „ maakt een foort van dyk, in dier voege, dat de ,, lyder op den rug liggende, een heen van een „ middelmaatige groote, zig daar agter zou kunnen „ verbergen, zonder dat de fonde door den hals en tot by den fteen ingebragt zynde, hem kan raaken". Daar zyn voorbeelden dat foortgelyke verengingen , hooger dan de inplantingen der pislyders, plaats hadden, en dus de boventte holte kleirer dan de benedenfte maakten, zo wel als dat'er zig groeven,,' en celletjes in de blaas opdoen, by den bodem en hals derzelve, waarin zig fteenen vcrfchuilen en ophouden kunnen (2jy. De ondervinding van ons zeiven, eindelyk, be« wyst (27)Verh. van de Handw. der Heelk. van t£ oiu«,Bladz. 200, l  i$0 heelkundige wyst allerduidelykst, dat men het niet voor zeldzaame gebeurtenisfen kan houden, wanneer men meent redenen te hebben om te vooronderftellen, dat de fteenen, in byzondere cellen, maazen, of zakken aan den bodem der blaas , opgehouden worden ; voor zo veel wy uit gevolgtrekkingen meenen te mogen opmaaken, dat, indien men iets dergelyks aantreft in een blaas, zonder inhoudende fteenen, men althans in gevalle dezelve plaats hebben, zulks jninder zeldzaam moet ontmoeten. In 't begin van de maand Mey des voorgaanden jaars, 178^, kwam onder de behandeling van den Heere van erichem, en my, een'man in ons buiten ziekenhuis, welke federt langen tyd aan eene incontinentia urinae gefukkeld had. Of- fchoon deze lyder nimmer pynen in het wateren gehad had, kwam het ons uit fommige omftandigheden evenwel bedenkelyk voor, of'er niet misfchien fteen in de blaas ware, en hierom vonden wy goed hem te fondeeren. Onder het doorpasfeeren met den otheter door den urethra, meende ik waarlyk iets. dat hard en (beenachtig fcheen te zyn, te voelen; dan, in het h ol der blaas gekomen zynde, ontdekte ik niets tegennatuurlyks: nog twee maaien heb ik hem naderhand, en de Heer van erichem, ééns,doch vruchtloos, zonder fteen te vinden, gefondeerd, Het  MENGELSTOFFEN. 131 -Het onvermogen om de pis eenigen tyd op te houden, werd beter; doch zyne zieklyke gefleldheid verergerde, en hy ftierf den ajften van dezelfde maand. De buik geopend zyrde, zogen wy eene byzonder kleine, ronde bfias, of byzond; r!yk omfchrevenen zak, boven den bodem der pisblaas uitpuilende, op Wiens midden den urachus , of Maasband gezien werd. Ik herinnerde my terftond het denk¬ beeld, dat ik my had gevormd, wegens de blaazen van die lyders, welken ik ko'rt te vooren van den fteen gefneeden had; inzonderheid, de laatfte, van welken ik den fteen uit den zak gehiald had: hierom oordeelden wy het der moeite wel waardig dit geval verder na te fpooren, waartoe ik de blaas uit • het bekken losmaakte, en uitnam. Ten einde dit te naauwkeuriger te onderzoeken, verzocht ik den Hoogleeraar bonn, my hierin ter hulpe te komen: na dat gémelde Heer de blaas geopend had, zochten wy te vergeefsch naar fteen, die er niet opgehouden werd; dan,meteen tubus op de verdikte, ontaarte, en zeer verharde , fcirrheufe voorftaander ilaande , gaf dezelve een dof geluid, doch geen klank, zo als men anders by het aanbonzen van fteen gewaar wordt: toen ik te vooren de blaas uit het lichaam genomer had, dachtik, op het gevoel-tusfchen de vingeren, dat deze klier I a ver-  132 HEELKUNDIGE verfleend was, of dat men op deze plaats, eenen omkleeden fteen zoude aantreffen; Profesfor bonn , was,vóór de opening, ook niet vreemd zulks te denken: ondertusfchen dezelve van den buiten - en achter - kant, op drie onderfcheidene plaatzen, met moeite doorfnee • den zynde , vonden wy niets dan eene geheele ontaarting van dit klier wezen, aan het mes zo lierk weêrfhnd biedende , dat de doorklieving knarfende was, en met gekraak verzeld ging, gelyk menbyde doorfnyding van vast en taai kraakbeen waarneemt. Op fommige plaatzen vonden wy in de doorfnydingen, kleine mondjes, of openingen , waaruit eene dikke, witte, echter fcherpe, melkachtige lloflè, gedrukt konde worden. Het is niet zeker te bepaalen, van wat aart de ontaarting van deze klier geweest is; het naauwkeurig onderzoek, ftaande het leven des lyders, en deingetogene levenswyze vóór zyne ziekte, gaven geene bewyzen althans, om het ongemak als venerisch te behandelen, ten minden uit het een en ander was eerder eene kankerachtige verbastering gisfelyk, fchoon ik wel wil toeftemmen, dat men nimmer volkomen zeker is, wegens den aart van foorrgelyke ongemakken. De urethra was door de gezwollene, en verharde proftata, zeer eng toegedrukt, en liet de pis, welke nog in de blaas was, niet uitvloeijen, voor dat men ze met een tubus ontlastte. De  MENGELSTOFFEN. 133 De blaas van derzelver inwendige oppervlakte befchouwd, na dat men haar het binnenst buiten gekeerd had, vertoonde veele colommen (28^, gelyk men foortgelyken in 't hart aantreft: tusfchen deze colommen zag men zakjes, of celletjes (20), welken zo veele maazen verbeeldden, en welken zeer dui» delyk aantoonden, op wat wyze "er fteenen, in byzondere zakken kunnen gebor.m worden :■ immers een fteen in één dezer hokens nestelende, verlengt door zyne zwaarte dit hol , en doet, gradatim, de opening vernaauwen; ten minften, deze verwydt niet naar evenredigheid van gemelde holte, maar wordt door de trekking, ingevolge de zwaarte van den fteen , in deszelfs rondte, geduurig tot toefluiting aangefpoord; daar komt nog by, dat de colommen inde rondte van den zak fterker wordende, ook meer en meer vermogen tot toetrekking der wrong verfchaffen, maakendede afhaaling des fteens, ten tyde deioperatie , in die gevallen, moeijelyk, zo niet altyd onmogelyk- Soorrgelyke aanmerkelyke colommen vonden wy ook in den bodem der blaas (30), welke van het zelfde maakzel, fchoon aanmerkelyker waren, dan 3Ï- (28) Zie pl. II. fig. 6. lett. b. (29) Ibid lett. c. {30) Ibid lett. d. I 3  134 HEELKUNDl GE alle de overigen; naamlyk, de binnenfte vliezen van de blaas, waren, zo 't fcheen, door ombuiging, verlenging , of oprolling, van de buitenfte afwykende, maakende het byzondere hol of den zak in den bodem der blaas uit (31)$ hier van werden wy overtuigd, door een' vinger in dezen zak te fteeken, wanneer men het verdunde gedeelte (32) ontdekte,* het welk nog aanmerkelyker befpeurd werd, zodra men, met een' vinger, van het uitwendig gedeelte der blaas, dit dunne vliezige gedeelte, of den top van den zak, naar binnen inwaards drukte, en dan althans voelde men ook zeer duidelyk gemelde wrong C ^). De vergelyking van deze blaas, met die gevallen welken wy mede gedeeld hebben, en ons toefchynen door foortgelyke tegennatuurlyke holtens, en omftandigheden, het handwerk niet begunftigd, maar rcoeijelyk gemaakt tehebben,iszekerlyk,inzo verre deze geen' fteen bevattede, niet gelykvormig, dan ze kan ftrekken tot duidelyk bewys van de mogelyke inkasfing van eenen fteen, allerwegens, en ook byzonderlyk in het boven- en bodem - hol der blaas zelve; en daarenboven bevestigt het dat geene 't wel ik tem opzichte eener wrong aangetekend heb. Veel- (31) Zie p!. II. lett. e. (32) Ibid lett. f. C33J Ibid let:, g.  MENGELSTOFFEN. I35 „ Veelal verbeeldt men zig de inwendige oppervlakte der blaas, glad te zyn, dan geheel anders ondervindt men zulks by onderzoeking in lyken, althans van die, wie:' blaazen ce vooren mgefteld w-ren, fchoon by den eenen meer dan by den anderen (34). Of nu tot formeering van dezen zak, in den hoJem der blaas , de urachus of bhasband , door trekking, verwyding , of iets dergelyks , kan aanleiding geeven, zullen wy thans niet op ons neemen te verklaaren, of op te losfen. Ten laatffen zullen wy nog met waarneemingen van anderen allerduidelykst aantoonen , dat men het niet voor zeldzaame gebeurtenisfen kan houden , wanneer een fteenfnyder meent redenen te hebben , om vooraf te Hellen , dat de fteenen in byzondere cellen, maazen, of zakken opgehouden worden. Men kan met den catheter, of fnyftaf, op 't gevoel, vóór de operatie, indien andere kentekenen, Welken den aart des gevals aanduiden, ten minden waarfchynelyk maaken,veel.yds zeer gegrorde voorzeggingen doen; by voorbeeld,dat het fteenfnyden, of af haaien van den fteen, niet gemaklyk zal kunnen gefchieden, en dat de gevallen, over he: geheel genomen , zeer ongunftig zyn; zo als ik insgelyks voor- (34.) Vergelyk hiermede Bladz, 75; u  •]£ HEELKUNDIGS vooraf, van beide gemelde lyders gedaan had. Soortgelyke voorzeggingen zyn immtrs niet vreemd,maar fteunen op de waarneemingen van anderen, inzonderheid die van garengeot (35), welks geval zo veel niet van het onze verfchilt , behalven dat ik geen fnytuig ter ontbreideling van de kasfen, zakken, of beurzen, (hoe men die ook begeere ge«» noemd te hebben,) kondein het werk ftellen. —— „ In st jaar 1723. verzocht de Heer quesnay, w die te iNantes woonde, en verlangde de zydelyke „ operatie te zien, den Heer garengeot, om „ aldaar de operatie te doen, op den zoen van een „ wyngaardenier , tien of elf jaaren oudt. De Heer quesnay,die den lyder geduurende twee „ maanden tot de operatie beryd had, en dezelve ,j verfcheide reizen gezondeert, had nooit den fteen 5, gevoelt, die agter het fchaamheen geplaatst was, als met de holte van de zonde daar over ftryken» „ de, in dezelve tydt dat deszelfs bek in de blaas „ kwam: deze fteen was altyd zodarig geleegen, dat hy die niet meer voelen konde, wanneer hy „ in de holligheid van de blaas gekomen was; maar 3, hy merkte wel, dat de bek van zyn zonde in een zeer groote blaas was; waar van hy nog verze- 5) kert fSS' Vcrh. van de Koning!. Acad, der Heelk, vertaald door j, hout, ade deel Bladz, 30 enz,  mengelstoffen. ïj"? „ kert was, door de menigte van pis die dezelvebe* ,, vatte, want hy haalde telkens als hy zondeerde, daar drie vierde van een Paryfche pint, en zon> ,, tyds meer, af." De Heer garengeot, die den lyder zon» „ deerde tot de operatie, merkte mede, dat zo haast de bek van de zonde, de krop vvn de blaas voor» by was, en naar maate dat dvzAve in de hollig* heid van dit ingewand kwam, hy, fchuivende, een j, fteen raikte, die agter het fchaambeen lag, maar „ wanneer de zonde ver in de blaas was, voelde hy den fteen niet meer, hy vond mede de blaas zeer ,, groot, en dat dezelve veel pis behieldc; de plaats ,, en vaste legging van den tteen voorfpelde hem „ niet veel goed. Als doen zyde hy aan een Ge,, neesheer van de Faculteit van Parys, in die ftadt „ woonende , en aan verfcheide heelmeesters die „ daar tegenwoordig waren, dat deze operatie niet „ zo fpoedig zoude gaan, als die, welke zy hem het „ jaar te voren hadden zien doen, om dat de fteen „ in een plaats van de blaas fcheen vast gehouden te worden, het zy door eene ongeregelde gedaante „ van de fteen, of van de blaas, of door vliesachti„ ge banden, of mogelyk door een byzonderen zak, „ die dezelve op en agter het fchaambeen vast „ hielde." ,> Dit zyn zegt de Heer garengeot, het * 5 „ zoort  I38 HEELKUNDIGE ?, zoort yan fteenen die de ouden genoemd hebben, „ aan de blaas gehegte fteenen, aanhegtingen welke „ zy in de opening van lyken gevonden hebben,die „ de liedendaagfe ontkennen, en die ik zelf in de „ eerfle druk van myn operatien, ontkend heb, en die ik mogelyk in de tweede druk, nog zoude hebp> ben tegengefproken, indien beroemde voorbeel- den, my niet zo zeer onderrigt hadden, dat ik ?, niet konde twyfelen aan deze verfcheide aanheg,, tingen. Onder deze voorbeelden, heb ik in de s, verzameling van waarneemingen gezien, twee ge* „ vallen, waar in men den fteen niet konde af haaien „ door de operatie: de lyders (lierven, men opende haare lighaamen, en men vond de fteenen in een 9, byzonder vlies befloten, dat aan de blaas gehegt 5, was. Maar het voorbeeldt, dat my in deze gele- gentheid: gelukkige overweegingen heeft doen maken, is de memorie welke de Heer hoüstet, x aan de Academie heefc voorgeleezen, en de blaas „ vervult met in vliezen beflo:en fteenen , die hy ons heeft doen zien. In een lyst van een groot getal s, fteenen, op verfcheide wyzen aan de blaas gehegt, . dat het onderwerp van zyn memorie is, fpreekt s' hy onder anderen van een officier onder de verJ} rmnkce (ifte Waarn.) wieas blaas hy aan de Acade>3 nüe br^gt: wy zagen dat zy nog drie groote ftee» „ nen bevatte, die in drie byzondere zakken beflo > «> ten  mengelstoffen. 139 39 ten waren; deze zakken hadden een breeden gronde, „ die een zelfde lighaam met het binnenfte vlies van „ de blaas fcheen te maaken, en eindigde met een 5, opening, die veel naauwer was, van gedaante als ,. een ring, waar in zig een van de hoeken van de fteen vertoonde, zo dat de zonde dezelve bloot ,, konde voelen." Het geheugen v411 dit voorbeeld, gaf den „ Heer garengeot, eenige denkbeelden op, niet alleen over het geen dat de fteen dus konde „ vast houden, in een zekere plaats van de blaas j „ van een lyder die hy zondeerde; maar ook over „ het middel om het byzondere vlies of zak te ope,, nen, ingeval hy het zelve ontmoeten mogt, en over de manieren om de nodige operatien te „ doen." „ Na een niet zeer voordeelige voorzegging ge- daan te hebben, en zig te hebben herinnert de „ moeijelykheden die hem toefcheenen te zullen „ voorkomen, ondernam hy nogtans de operatie." ,, De Heer garengeot, vertrouwde in dit ,, geval zyn fneiftaf niet door een ander te laaten ,, vast houden, gelyk hy anders, op 't voorbeeld van „ cheselden, en morand, deed, maar hield „ ze zelve, om naauwkeurig te voegen naar zyn oogmerk, en deed op zyne wyze de operatie. sj Hier na bragt hy langs een gorgeret, zyn vinger in,  S40 heelkundige », in, en vond agter het fchaambeen, het eindt van „ twee fteenen, die waterpas lagen. Dit gemak om „ de fteenen te voelen, deedt het denkbeeld verdwynen van de moeijelykheidt die hy voorzien hadt, 9, en hy dagt niet als om een tang in te brengen, 5, om de fteenen af te haaien; zoo haast by de tang „ ingebragt had, haalde hy terftond een fteen af, ter „ groote van een kleine olyf, en een half dragma ?, zwaar." „ Hy wilde vervolgens de tweede af haaien, maar ,, na die zeven of agt maaien met de tang gevat te „ hebben, zonder die te kunnen verplaatzen, nam „ by een kromme tang, en ftak die diep in, voors, neemens zynde den fteen in deszelfs midden te ,,' vatten. Op het minfte geweld dat hy deedt, om deze tweede fteen af te haaien, voelde hy een „ fterke tegenftandt, en de lyder gaf een groote 3, fchreeuw. Ter zeiver tydt merkte de Heer ga„ rengeot, dat de buik introk, waarom hy best oordeelde, de tang te rug te haaien zonder meer „ geweldt te gebruiken." „ Orn te weeten, wat de fteen dus konde vast ,, houden, en zig tegen de uithaaling ftellen, bragt „ hy een vinger zeer ver m de blaas, en merkte, „ dat de fteen in een byzondere zak, bevat wierdt, 5< die een opening aan deszelfs onderde deel hadt, s> waar door de punt van de fteen uit kwam. Het „ • eindt  MENGELSTOFFEN. S41 eindt van zyn vinger in den omtrek van deze ope„ ning omdraaijende, kwam dezelve in de plaats daar de kleine fteen gelegen hadt; het geen hem de „ vryheid gaf van des te beter de tegenftandt van de „ zak te voelen." De Heer garengeot, zegt dat de memo,> rie van hoüstet hem toen in den zin kwam, „ en hem een gedagten ingaf, die hem gelukte: hy „ bragt de voorlle vinger van de linker handt in de s, blaas, en ftak deszelfs top tusfchen de randt van de „ zak, en de fteen die daar in befioten was; vervol„ gens bragt hy een bistouri langs deze vinger tot op „ den fteen, hy drukte de fnee van de bistouri, door „ de vinger begeleidt, op de randt van de zak, en „ hy merkte dat hy in dit drukken, een vlies door- fneedt, dat zoo veel tegenftandt deedt als nat ge„ maakt parketinent doen konde: na van beneden na „ boven gefneden te hebben, byna volgens deszelfs ,, geheele lengte, trok hy de bistouri te rug, om met ,, de nagel van de voorfte vinger van de regter hand, „ de lippen van de zak los te maaken, die hy een weinig aan den fteen gehegt vondt, waar van de „ agterfte. oppervlakte, die hy ontdekte, als gecha,, grynt was; hy bragt vervolgens een tang in de blaas, „ en haalde zonder veel moeite een tleen uic, ter „ grootte van een hoender ei, en zestien en een half , dragma zwaar." » De  *4a heelkundige ,, De Iangduurigheid eh moeijelykheid van de ope» „ ratie en nog geduurende veertien dagen veel uit,, ftaans des lyders, heeft egter de volmaakte genee» zing, onder opzicht van quesnay, niet belet. » Indien men door behulp van den vinger „ Czegt deze groote heelmeester, Bladz. 36 ; ontdekt „ dat 'er onoverkomelyke beletzeis zyn, is het van „ de voorzigtigheid van den heelmeester, dit zoort „ van fteenen te verlaaten, en te zorgen voor de „ geneezing van de wondt, die eenvoudig verbin„ dende; onderftelt zynde, dat men door raenigvul„ dige infpuitingen, en veroorzaken van overvioe„ dige fuppuratie,geen gelegenheid: tot het losmaa„ ken en uitdry ven van den fteen, heeft kunnen be„ komen." Wy meenen uit het een en ander veilig te mogen bedui-en, dat onze waarneemingen, door andere, zo wel als onze eigene experimenten, ten klaarften opgehelderd zyn, en gegronde redenen te hebben, om te begeeren dat ze daarom ook, voor regelmaatig behandeld, aangenomen mogen worden. Wy gaan dan over tot het derde Hoofdduk, waarin wy de byzondere manieren van fteenfnyden van fommigen, zullen onderzoeken , en daarna bewyzen: I. Dat men zig niet altyd aan ééne manier houden moet. II. Dat  mengelstoffen." 143 II. Dat men niet altyd bepaalen kan of 'er mest dan één (leen, ia de blaas zy, en of die groot, dan klein is.. III. Dat de verbetering in de fteenfnytafel nood* zaakelyk is. IV. Dat de methode van , flurant, in fommigegevallen,boven het fteenfnyden te verkiezen is; eindelyk ten V. Zullen wyonze geheele verhandeling, wegens het fteenfnyden, met gevolgtrekkingen, en befluiten, eindigen. DERDE HOOFDSTUK. Ophelderingen wegens de verfchillende manieren van Steenfnyden , van rau, le dran, moreau, en nierop. Manier van Seeenfnyden volgends, rau. M en is het nog niet eens, omtrent de manier van fteenfnyden, welke rau gevolgd heeft; ondertusfchen wordt ze in het algemeen, en zeker met reden, zeer gepreezen, -en kau, wordt Voor een gelukkig fteenfnyder gehouden; dan., dat hy even. wel,en gelyk alle andere fteenfnyders, in laater tyd, ver-  H4 heelkundige verdrietlyke en onhejpbaare gevallen ontmoeé heeft, welken ons, by onze tydgenooten, tegen den laster van onkundigen, zo veel temeer vrvfpreeken, als ze ondervonden zyn, door een vvaarlyk mee'reden zo beroenid , en groot man. Zyne fteenfnydipgen immers waren, even zo wel als die van andere, aan toevallen onderhevig, en hy heeft, zo wel als onze tydgenooten,dikwyls den fteen niet kuoren uitharden, volgends getuigenis van den grooten c a-mper^), _ waaraan derhahen niemand twyfelen zal, en dat 'er veele van zyne ly. deren moeren geflorveii zyn, heeft insgelyks Profesfor camper, zeer wel afgeleid , uit het zeggen van eller, (3?) , welke buiten dien niet zeggen konde, lang de Profeétor van rau. geweest te zyn, en dat hy vede lichaamen geopend had, als mede die van jorge lieden, die aan den fteengeftorven, of van de zulke, die na het fteenfnyden ftier- ven, de nieren tevens bedorven waren. Dan, het is ook waar, dat rau, veelmaalen gelukkig gefneeden heeft, en d.t z ne wy2e van fteenfnydent niet verwerpelyk, (doch wy oordeelen da trom niet de beste) is. -rau, leefde in eenen tyd, toen men f36) Zie Mengelftoffen Bladz. 56 (3?) Ibid Bladz 57.  mengelstoffen» I4g men veel meer menfchen met fteenen in de blaas aantrof, en had dus zeer dikwyls, en menigvuldiger gelegenheid dan wy tegenwoordig , om de kunstbewerking te doen ; gelyk hy 'er dan ook een zeer aanmerkelyk getal gefneeden heeft: het kon derhalven niet misfen dat men een aantal wel geflaagde,en gelukkig uitgevallene fteenfnydingen konde optellen; maar wie zal dit aan zyne byzondere werkwyze, als boven anderen in veiligheid en geluk uitmuntende ,toefchryven? integendeel de gelukkige uitflag hangt vart meer, en verfcheidene omftandigheden , inzonderheid van, tot de kunstbewerking gefchikte voorwerpen, blaazen, en fteenen, af, dan alleenlyk van de kunde des. fteenfnyders , en zyne verkozene, en best geoordeelde methode. Indien aan de manier van fteenfnyden alleen de gelukkige uitflag verbonden ware,dan heb ik alle recht om te ftellen, dat die van moreau, althans geene der minfte is, dewyl ik vier maaien deze behandeling gevolgd heb, zonder één van deze lyders, alle kinderen, te verliezen, en 'er zo veele andere beroemde heelkundigen, den Heer moreau , op eene zelfde gelukkige wys, gevolgd hebben. In alle myne overige en laatere fteenfnydingen. heb ik den Heere nierop, gevolgd:één van deze lyders, te Pw merende, is, fchoon lang na de operatie, geftorven ,gelyk een ander te Amftcrdam K ui-  I+tf HEELKUNDIGE nige dagen na de bewerking f 38): de overigen zyri zeer wel geneezen. Zoude men nu wel eenig recht hebben, om te befluiten, dat de methode van nisrop , minder aanpryzing verdiende , dan die van moreau; alleen, om dat'er twee kinderen, na de uitvoering dezer handel wyze, geflorven zyn, al waren 'er zelfs meer foortgelyke gevallen op eikanderen gevolgd, die uit haaren aart zeiven, zulke ongunftige uicflagen, moesten hebben? nog eens, zoude men daarom mogen befluiten, dat de fteenfnyding van Ni er op, onveilig, niet goed, of niet wel uitgevoerd ware? dat zoude althans al te buitenfpoorig, verkeerd , zo niet dwaas geoordeeld zyn. (39) On. C38) 't Geval van dezen zullen wy nader mededeelen. (39) Ik weet zeer wel, en fpreek by ondervinding, dat, niettegenttaande zulke beoordeelingen ongegrond zouden Zyn, men evenwel dezulken aantreft, die o;n belanglyke redenen , enkelde ongunltige uitdagen , aan den fteenfnyder en zyne handelwyze wyten, en ze, ten koste der waarheid, veel vergrootenr dan, dezulke behooren niet tot die welke wy voor genoegzaam oordeelkundig, waardig, en met een edelmoedig en eerlyk hart bezield , erkennen , om ons hunner veroordeelingen te bekreunen. Ondertusfchen , ten blyke van de waarheid myner gezegdens, zal het niet ondienftig zyn, myne ondervinding des wegens mede te deelen. De Weduwe jan de graaf, verkoos, en had reeds toeïtemming van de Wel Edele Groot Achtbaare Heeren Burgemeefteren dezer ftad.om haaren zoon door my van den fteen te doen fnyden, toen men alle moeite aanwend-  MENGELSTOFFEN. 14.7 Ondertusfchen is het onbetwistbaar, dat rau, een zeer kundig fteenfnyder geweest is, offchoon hy zo wel als anderen , de ongunftige uitdagen zyner bewerkingen niet heeft kunnen ontwyken. Sommige meenen dat de manier waarop rau, fneed, nog niet volkomen bekend is, om dat hy, altoos geheim genoeg, daar toe, zyne wyze van doen verborgen gehouden heeft; ja zelfs verbeeldt men zig, dat liy nimmer in de fleuf van den fnyftaf maar ter zyden dezelve, de blaas, die door dit werktuig uitgefpannen gehouden werd, eene voldoende wond toebragt: het zy hier mede zo het wil, en daar is weinig aangelegen, als men gezien heeft, dat anderen,de deuf van den fnydaf gevolgd hebbende, even zo gelukkig als rau, gedaagd zyn, alfchoon zy dan al eens misleid zyn geweest. Volgends getuigenisfen van veele en getrouwe Waarneemers, hellen wy meer over om ce denken, dac wendde om dezen lydèr, tot een ander oogmerk beitemd, uit myne handen te wringen, en haar poogde af te fehrikken, met te zeggen, dat ik van zes gefnedene lyders, vier verlooren had, aan toevallen van de operatie: de moeder van 't kind, wel verre van hier aan gehoor te geeven, verwittigde my zulks, zy werd van heteerlooze, en logenachtige, door my overtuigd, en zo doende werd de bs. doeling verydeld; ik deed de operatie, en deze jongeling is herfteld, gelyk nog nader blyken zal. K a  I4& HEELKUNDIGE dat rau, zyne fteenfnydings methode, de volgende was. „ Den fnyftaf in de blaas gebragt zynde, vat men het handvatzei met de linker hand,draaid het een „ wynig, na de zyde van den buik, en de rechter „ liesch, op dat zyn bocht die in de blaas is, naar by haaren mond geplaatst is, zig voegen zoude „ aan de linker zyde, op de plaats welke moest „ geopent worden. Deze plaats is ter zyden den „ mond,ftrekkende naar het onderfte, agterfte, en „ zydelyke gedeelte". „ Men drukt de bocht van den fnyftaf zagtjens, iy om de blaas zo veele het doenlyk is, naar de tus„ fchenruimte van den aars, en den knobbel van „ het zitbeen te doen naderen. Voorts brengt men „ den duim van de regter hand, tusfchen deze twee „ deelen, en tragt den bocht te ontdekken, druk„ kende den fnyftaf tegen den vinger, en den vin„ ger tegen den fnyftaf. Men maakt eene genoeg,, zaame groote infnyding op deze plaats, van boven naar beneden, naar de zyde van de bil zig uitflrekkende, alleen tot in het vet doorgaande, ,, niet digt by den anus, ook niet te digt by den „ knobbel van het zitbeen". „ Men haald het fteenfnymes te rug, en hebbende de bogt voor de tweede maal gevoeld, ver* volgt men met oplettenheid de fnede aan die zy- „ de.  hi fi N GELS-TOFFE N, *49 ,» de. Men voeld voor de derde maal (40) mee „ den vinger fiaar de bogc van den fnyftaf". „ Dan neemt men het fteenfnymes van zes lynen , „ of daar omtrent breed, en vyf a zes lynen lang, „ leggende liet handvatzei in het binnenfte van de „ hand. Men brengt in den grond van de wonde „ den voorden vinger van de regter hand,langs de„ welke het fteenfnymes in dervoegen is geplaatst, „ dat deszelfs punt, met het uiteinde van den vin* ger gelyk is, en de bogt van den fnyftaf door de „ dikte van de blaas gevoeld hebbende, brengt men „ de punt van het fteenfnymes, zo verre in de fpleet van den fnyftaf, dat dezelve daar alleen ter lengte a, van twee of drie lynen diepte doorgaat. — Ver- volgens dien zeiven vinger, van boven naar be» „ neden , langs den doorgang van de bogt, van „ de myftaf gaande, doorfnyd het mes , dat de„ zen vinger beduurd, de blaas zonder moeite , en zo verre als men zulks nodig oordeelt. — w Men haalt het fteenfnymes uit , en onderzoekt 5, door het inbrengen van den vinger , op den » fny- (40) Hier blykt althans, dat de beroemde fteenfnyder en Hoogleeraar rau, zorgvuldig en voorzichtig was,in het doen zyner infnydingen , welke voorzichtigheid , op ontleedkundige kennis , om gevaarlyke kwetzingen vóór te komen , gebouwd was. Vergelyk hier mede onze aantekening Eadz. 07. tot 99. IC 3  If)0 HEELKUNDIGE „ fnyftaf, naar de grootte van de wond : Ban, „ brengt men in de groef van den fnyftaf, den „ bek van een gorgeret en vervolgens in de blaas ; men neemd den fnyftaf uit , en brengt; „ langs het gorgeret , ( of conduétor j den fteenw »Pg» gefchikt naar de grootte van den fteen „ in, en.:". Wy oordeelen hier, ten opzichte der maniere van fteenfnyden van den groo en rau , genoeg gezegd te hebben, en vooronderftellen, dat ieder de werktuigen, ten minften die welken ons daarvoor 0pgegeeven zyn f zuJ]en beland wezen : althans tot ons oogmerk, om 'er vervolgends onze aanmerkingen op te maaken , fchynt het ons toe breedvoerig genoeg te zyn geweest : indien men omHandiger hieromtrent begeerig was, kan men de vertaaling, van de vergelykifig der verfcheidene^ wyzen om den peen uit de waterblaas te haaien, door h.,f. le dran, vertaald door den waardigen en fchranderen Heelmeelter, swag.erman, hier over nazien. Om naderhand te beter van het wezenlyk on= derfcheid, tusfehen de manieren van fteenfnyden volgends den met recht beruchten nierop, en die van den onvergelykelyken rau en le dran, te kunnen handelen, is het ook noodig, dat wy het eigenhandig voorfekrift, mede door beroemde Hollanders K 4 ver-  mengelstoffen. 15» vertaald, als door den Heere h. korp, en den zo even genoemden swagerman, fchoon verkort, mededeelen, Manier van Steenfnyden volgends, h. f. le dran. „ Men laat de knieën van den lyder van elkande- „ ren voeren, door twee helpers. Aan de „ zyde van den lyder is een A le helper, die op „ een ft oei ftaat; men ligt het zakje op, en geeft; het dezen om met byde zyne handen te hou„ den". ;, Men plaatst de twee voorde vingers van dezen „ zeiven helper aan weerkanten van de plaats, daar „ men de infnyding doen moet: De eene vinger rust 3, langs de rand van het duitbeen, de andere rust „ op de naad, om de huid te (pannen, en te beves» tigen". „ De ftiyfïaf die men vooraf ingebragt heeft „ moet men in dezen tusfehentyd niet loslaaten , „ maar zo houden"(let wel) „dat hy eenen regten „ hoek met het lichaam maakr. Men drukt vervolgens „ den bek van den fnyftaf op den regten darm, en „ men voelt met den voorften vinger zyn bogt door M de bilnaad". „ De fnede die men met het mes maakt, moet K. 4 „ m-  55? HEELKUNDIG* anderhalf duim laager eindigen, dan men de bogt ,» van den fnyftaf voelt. Men begint de infnyding; „ op de hoogte van het on derde van het fchaam-, „ been, en dezelve vervolgd men van boven naar •> beneden tot op de gemerkte plaats: Men fteekt „ vervolgens de punt van het fteenfnymes tot in de „ groef van den fnyftaf, en van beneden naar bo„ ven fnydehde, fonder dat de punt- uit de groef „ komt,klieft men het voorde deel van den pis weg, 3> tot op de hoogte van de fnede, die in de huid is. „ Men ligt de bek van den fnyltaf, die op den reg„ ten darm ruste, op , en drukt hem tegen het s, fchaambeen. Men draayt op denzelven tyd zyn handvat naar de rechter liesch, op dat de ,, groef die in zyn bek'is, tegen over de plaats mag „ komen, die tusfchen den aais en de verhevenheid van het ftuitbeen is, aan de linker zyde. Als dan, s, de punt van het fteenftymes langs de groef neer„ daalènde, doet men haar langs den bek voortj,, gaan, terwyl men de fneede van het mes zq be„ ftuurd , dat zy gekeerd is, naar de plaats, die, tusfchen den aars , en de verhevenheid van het ftuitbeen is". „ De bol van den pis weg, word door deze fnee$J de volmaakt doorgefneeden. Dan brengt men hcï „ fteenfnymes weder in de bogt van den fnyftaf,, ,» tot op de plaats daar hy eene uitpuiling maakt in 3, de  MENGELSTOFFEN. Ï53 ?> de bilnaad , en men laat het daar, door den knegt „ die het zakje houd, vasthouden Dan neemd men „ de fonde a Becq, Iaat die langs het lemmer van ,, het fteenfnymes tot in de groef van den fnyftaf ,, gleiden, men neemt het fteenmymes weg; langs „ de groef van den fnyftaf, gaat de fonde a Becq, in de blaas; den fnyftaf word vervolgens uitges, haald". „ Men zoekt met de fonde a Becq, naar den „ fteen, en onderzoekt deszelfs grootte , om daar ,, na tangen uit te kiezen. Dr.n draaid men de groef van de fonde a Becq, naar de tusfchenruim„ te welke 'er tu>fchen den aars, en de uitpuiling „ van het ftuitbeen is; alzo houd men dit inftrument s, vast, en dan brengt men in deze fleuf, een cou„ tèau en rondache, en men vervolg: de fneede in „ den pisweg, fnydende de voorftaander aan de zy„ de, als ook de mond van de blaas geheel door, j, Vervolgens dient de groef van de fonde, om de „ gorgeret tot inde blaas te geleiden. Langs de gor„ gerer brengt men zyn voorfte vinger in, en ver„ weidert den weg voor den fteen, naar maat* van „ zyne grootte , die men heeft onderzogr. Dan „ haalt men den vinger te rug,en brengt den fteen•> tatJgi om den fteen uit te haaien, in de blaas". Ten opzichte des fteens afhaaling met de tang, benevens fommige andere ornftandighëden , welken K 5 nood-  154 Heelkundige sioodzaakelyk by deze kunstbewerking vere;scht worden, acht ik het niet noodig, le dran, of eenig ander Autheur, uit te fchryven; zy komen tog allen in het wezen der zaake overeen, en het is om dat men by een aantal derzelven, zig deswegens kan .onderrichten, dat ik zulks voorbyga: maar,ten op* zicbte der fnyding, of grootte der wond, is het, dat wy nog iets van den Heere le dran, hadden mede te deelen: zyn Ed. oordeelde, en befloot, na veele ondervindingen, dat de reeds befchrevene behandeling onvoldoend zyn kon, en dat men dan, ten einde de wond in de blaas te vergrooten, of liever de proftata ter overzyde te fnyden, een ander k!yn beiehutmesje moet inbrengen, op de volgen* de wyze; „ iVlen brengt den voorften vinger van „ de rechterhand in den hals van de blaas, vervol„ gens langs dezen vinger het klyne mes met de „ linkerhand : Terflond haald den voorften vinger ,, van deze hand, geplaatst op den knop, die aan het onderfte van de buis is, dezelve naar hethand,, vat te rug, dan is de fheede ontbloot: Vervolgens „ de voorfte vir ger van de rechterhand, die in den hals van de blaas is, op den rug van het mes druk„ kende, beftuurd deze hetzelve, en maakt zo in „ de voorftaander, als in de hals van de blaas ter „ rechter zyde, eene infnyding, gelyk aan die ter „ linker zyde." /laan.  s.-ïengelstqffee7. 155 Aanmerkingen op de manier van Sleenfnyden volgends, moreau. Wy treeden thans in geene byzondere, noch naauwJceurige befchryving der methode van fteenfnyden volgends moreau, dewyl door een ander beroemd Genees-en Heelkundige, den Heer Mi s. du pui, hieromtrent breedvoerig melding gemaakt is, in het tweede deel van het Provinciaal Utrechtsch genootfehap, Bladz. 313 enz. alleen hec zaaklyke, terophelderinge van deze voordeelige, gemaklyke, en veilige manier van lleenfnyden, (voor eene geoefende hand,) zullen wy, by wyze van aanmerkingen , kortlyk mededeelen ; en daarin voornaamlyk, de korte, doch naauwkeurigfc befchryving des Heersn p. m. nielen, zie Heelkundige Mengelwerken, door c. pouteau, Bladz. 221. enz. volgen. Wat belangt deze fnywyze op lyken, welken ik zo menigvuldig volgde , hieromtrent kan ik getuigen , veel meer , dan wegens eenige andere , voldaan te zyn, ten opzichte van het gemak met welke ze uitgevoerd kan worden, niet alleen,maar ook boven dien , bleek naderhand uit de naauvv keurige en anatomifche navörfchingen, door den iloogleeraar bonn, zo wel, als door my zeiven gedaan, dat de wonden in de blaas, niet minder aanmerkelyk groot, en voldoende waren, ter af- haa-  $$6 heelkundige haalinge van groote fteenen, die ik vóór het doen dee kunstbewerking in de blaas gelegd had; als die, geinaakt volgens lb dran, hawkins, en anderen : daar en boven zagen wy (uit de ontleeding, door gemelden Hoogleeraar,) dat deze infnydingen juist gefchikt waren, om, althans de aanmerkelykfte 11 tgaderqn te ontwyken , en dus gevaarlyke bloedllortingen voor te komen, welken anders, naar die van le dran , indien men dezelve juist volgt, niet onge!» woon zyn te verfchynen : daarenboven , fcheen het my toe, dat de klieving van den voorftaander, waarop het zo zeer fchynt aan te komen, ten einde genoegzaame ruimte , ter afhaalinge van eenen grooten fteen, zonder de blaas te fcheuren, te hebben, veel zekerder konde uitgevoerd worden, dan door het induwen van het couteau en rondache, van le dran, of met de fnydende gorgeret van ha WKiNs;want hier door, deze werktuigen van buiten naar binnen inbrengende, word de blaas langs de fonde h becq, of door het gorgeret alleen, eenigzins te rug gefchoven,zo dat men minder den voorftaander klieft, dan men denkt te moeten opmaaken uit den weg, welke laatstgemelde mes, en fnydend gorgeret, afJegt: immers, het mes van moreau, ter klievinge Van dit klierachtig lichaam, uit het hol der blaas, waarin het zelve ter genoegzaame ontbreideling ingevoerd was, tot dat einde, fnydende naar buiten ge- haald  M. EÏÏGELSTOFFENo" t$f haald wordende, kan niet imVèn, alle gemak aan den operateur te geeven, om, naar maate zyne bedrevene, kundige, en wel beituurde richting , de Prollata, willekeurig,van binnen naar buiten door te fnyden, om redenen dat de fterk zamentrekkende blaas? by levendige menfchen, zig voegt om het mes,'t zelve beknellende, niet los laat, dan voor dat de fnydende terugtrekking deszelven, dezen tegenftand overwonnen heeft, en derhalven deze klier wel degelyk ge« kliefd zy. Zal men genoegzaam overtpigd zyn, van het waa« re dezer laatfte aanmerking, dan behoorde men zulks, (indien men de getuigenisfen niet voldoende achte,) by levende, zelve ondervonden te hebben: belpiegelende redeneeringen van het tegengeftelde, baaten zonder dat niets. Uit de nafpooringen des Heeren bonn, bleek allerduidelykst,dat de bulbus urethrae.zo wel als in de manier van rau, gemeid wordt; immers dat is ook om der veiligheidswille, de toeleg van more au, om door het herhaald voelen met den vinger, even gelyk rau, deed, de kwetfing, om gemelde redenen, te vermyden, zyn mes daartoe met deszelfs punt, daar onder, in de blaas te fteeken. Alleen in die gevallen, met uitzondering, alwaar men gisfelyk kan vooronderftellen , dat de, in de blaas bevattene fteenen klein, of ingekast zyn, heb ik,  158 Heelkundige ik, gedeeltelyk op ondervinding, gedeeltelyk doof overweeging en beredeneering beftuurd, opgemaakt, dat misfchien de wyze van le Dran, of hawKin s 9 beter is , om dat de fteen in die gevallen, de blaas door de eigene zwaarte van denzelven, niet,gelyk in het andere geval, op deh rechtendarm uitgerekt, of om zo te fpreeken uitgefpannen houd , maar by het infteeken van het puntig mes van rau, v^de blaas zig zamentrekkende) ontvlugt, of van het fnytuig zig zodanig verwydert, dat men niet in ftaat is, eene genoegzaam voldoende wond te maaken, en den voorftaander te klieven, dewyl door geene genoeg* zaame zwaarte de terugtrekking van dit glad vliezig lichaam weêrhouden wordende, het zelve door de te rugtrekking, en achterwaards-inkorting langs de fleuffonde, het mes ontduikt, terwyle wy intusfchen ons verbeelden de blaas te fnyden, niet,dan het vetvlies verdeelen, en fomwylen misfchien in 't geheel niet in ftaat zyn den voorftaander geheel te klieven, of ten minften genoegzaam, aan te raaken^ In dit gevoelen ben ik te meer bevestigd geworden door de aanmerkingen des Heeren camper, (41) en dit was de reden, waarom ik wel beredeneerd voornam, om in foortgeiyke, ongunftige gevallen , in de plaats van moreau's handel- (41) In zyne meergem., Mengelftoffen, Bladz. 187, i88„  SEt/GELSTOFFEM. J59 del wyze, die van den Heere nier op , gebouwd op die van le dran, en rau, te volgen. Zy, die de byzondere wyzen van fteenfnyden , zö wel aan levende menfchen, als lyken, dikwyls geoefend hebben, kunnen, dunkt my, van de voorof na-deeligheid, best oordeelen,en naar de verfchillende gevallen , de gefchiktste handelwyze uitkiezen. Hierom rekende ik het ook van mynen pligt, ten einde niet fleurig te werkte gaan, maar 't geene ik meene waargenomen en nadeelig bevonden te hebben, ten nutte te doen ftrekken, te moeten mededeelen, en aantoonen, in welke gevallen en omftandigheden, ik my verpligt vond, eenen anderen , dan mynen gewoonen weg in te flaan ,• proefondervindelyk, en geenzins op eenen losfen voet van de noodzaaklykheid deszelfs, overtuigd, en zie daar de redenen waarom ik in volgende tyden en gevallen , welken my tot de manier van nierop, beter gefchikt voorkwamen, ook daar toe overhelde. Manier van Steenfnyden volgends, nierop. Zo veel ons bekend is, heeft niemand, tot nog toe, de manier van fteenfnyden naar nierop's methode, gemeld, veel min dezelve, als verfchillende van alle anderen, en om die redenen waardig geoordeeld, byzonder genoemd te worden, met den naam  ï6© HEELKUNDIGE naam van (ieenfnydings methode van zyn Ed.jósxi ik meen dac zyne gelukkig gedaane bewerkingen, voor een groot gedeelte, zo niet geheel,afgehangen hebben, van eene wyze van fteenfnyden, welke zyn Ed. na zynen dood, fchoon hy 'er nimmer gewag van gemaakt heeft, veel eer aandoet ; zy was gebouwd op, en gevolgd naar die van le nRAN, maar verfchilde van dezelve, in min omllagtigheid, en naar het my voorkomt, meest, zo in veiligheid, als meer gemak , verzeld van minder gevaarlykheid. De zoon van gemelden lieer, thans een even beroemd geneesmeefter , als de vader een goed, en uitmuntend fteenfnyder was, heb ik tot myne meerdere overtuiging, deswegens nader ondervraagd; en uit'c geene zyn wel Edele zeer Geleerde, daarvan by overlevering kundig was, bleek, dat ik geenzins in myne denkwyze, van de behandeling der operatie, welke ik voorgenomen had mede te deelen, dwaalde. De Heer nierop, in zynen ouderdom, deberuchtfte fteenfnyder, die ooi in./i;nfterdam be> kend geweest is, fneed gedeeltelyk op de wyze van rau, en gedeeltelyk op die van le dran, hy had dus eene byzondere zamengeftelde manier van behandeling uitgedacht , en derhalven is het ook billyk, dat wy zyne handelwyze, als van hem afkom-  H ï H Ö E .U T O F F E }). IGJ komftig erkennen, en n.tet den naam van nierop's, fteenfnydings methode, benoemen. Menigmaalen heb ik, van haby, dezen Wiarlyk handigen en onverfchrokken fteenfnyder , mee de meest mogelyke oplettendheid, /syne wyze van doen in acht genomen, en dus blykt hieruit vooraf, zo wel als uit het voorgaande», dat ik geenzins ongegrond, nog op eenen losfen voet,onderneeme, de befchryving daarvan mede te deelen. — Eer ik echter hier toe overga, zal ik nog vooraf aanmerken , dat, zo menigmaalen ik my op lyken, in navolging van zyn Ed. oeffende,by de uitkomst bleek, dat de afhaaling des fteens, even gemaklyk w.is, ak op de wyze van hawkiSs, en moreau; daar», enboven leerde de verdere ontleedkundige nafpoo» ringen, dat men op deze wyze, indien ze met de vereischte oplettendheid gefchiedt, ("en niet wanneer men voorneemt, om,onberedeneerd zonder, op de ontleedkunde te denken., in twee trekken met het mes in de blaas te zyn) den bol van de pisfehaft, niet doorfnydt; ook, dat de geheele uitvoering,allezins aan de goede verwachting, dezer vylige handelwyze, beantwoordde, N i e r o p*s , fteenfnydingen hebben my a!coos toegefcheenen, zeer veel van die, van le d r a n , re verfchillen; doch uit deze en die van rau , zamen' L ge-  itfü h e e l k u, n d 1 g e gefield te zyn. le dran .kjlefde met liet mes,van onderen naar boven, opv/aards fnydende, de bulbus urethrae, en het voorft.e deel van den pis weg, totop de hoogte van de fnede die in de huid is, het welk zekerlyk niet alleen ondienfüg is, dewyl dit althans geene ruimte ter uithaalinge des fteens, te wege brengt; maar daarenboven, kan de klieving van den bol van den pisweg, wegens bloedingen van aanbelang , welken veeltyds daarop volgen, gevaarlyk zyn, en het is mogelyk hierom, dat de Heer nierop," verkoozen heeft zyne infnydingen liever te richten naar die van rau, en 'er de zylingfche infnyding met het couteau a rondache , op geleide van de fonde a becq, naar le dran, by te voegen, om zig dus van eene ruime wond, zo men kan, te ver'zekeren. Ten opzichte der werktuigen, welken nierop, ter fteenfnydinge bezigde, zyn geene andere aanmerkingen te maaken, dan dat zyn fteenfnymes zeer zwaar was, anders, voor het overige, 't zelfde, 'c welk over genoeg bekend is. De inyftaven van zyn Ed. waren,voor zo veel ik onderricht ben , en gezien heb, na genoeg voorzien me' den gewoonen bogt van die des Heeren le Dran, niet meer dan gewoonlyk dik* Die ondertusfchen welken ik ter navolging gebruikt heb, waren dikker, en dezelven waarvan ik reeds mei-  it E N G E L S T O F F É lh ifjj bidding maakte, doch voor het gebruik op lyken, gebogen naar die van mor Eau. Voorgemelden fnyftaf ingebragt hebbende, voerde de Heer nierop, denzelven terftond naar de rechter liesch over, zodanig dat de fleuf desselven geplaatst werd, tusfchen den knobbel van het zitbeen, en den aars: met gemelde lythötome, haar vooraf zig, door't gevoel met den vinger, van den fleuf des fnyttafs verzekerd, cn de gefcbiktfte plaats uitgekozen te hebben , deed zyn Ed. eene ruime infnyding dodr de bekleedzelen ; onderzocht vervoJgends mee zyn'vinger, langs deze infnyding pasfeerende, zyne verdeeling; bragt daarna de punt van het mes door, tot in den fleuf der fonde, om de blaas te verdeelea onder de bulbus urethrae, tot zo verre als 't hem toefcheen mogelyk, en noodzaakelyk te zyn, en naar de ömttandigheden, en den ouderdom der lyderen ingericht r althans zodanig volgde ik zyn Ed. en fhagde gelukkig in de uitvoering. Hieruit blykt ten klaarften, dat in deze doorihyding, in zo verre rau gevolgd wordt, als den Heer nierop , gemelde bol van den pisweg vermeid wordt; dan ,de infnyding, fchoon by herhaaling, ging fpoediger voord,zonder zo,menigwerf met den vinger te voelen. Voor het overige eindigde gemelde Heer, zyne L 2 kunst-  JÖ4 HEELKUNDIGE kunstbewerking met het mes en verdere werktuigen, even gelyk le dran, gedaan heeft. Nieröp, derhalven, maakte eene wond volgends rau, dan,hy achtte dezelve (waarfchynelyk) niet voldoend ruim, om fcheuringen van belang voor te komen; verbeterde hierom dezelve, anders verkiezelyke methode, door 'er de zydelingfche infnyding by te voegen , het welk de reden was dat hy, veilig, gelukkig, en gemaklyk geflaagd is, en bovendien den verdienden roem heeft verworven. Laaten wy nu nog onderzoeken, in hoe verre de Zyne van die des Heeren le dran, verfchilde, en voor het overige een ieder vry laaten oordeelen, en gevolgtrekkingen maaken, welken van deze twee de voorkeur verdient, en of onze aanmerkingen gegrond zyn, dan niet. De fnyftaf, ingebragt zynde, moet, volgends de wyze des Heeren le dran, met het liggend lichaam, eenen rechten hoek maaken. —• nierop, ondertusfchen bragt dezelve aanftonds in dienftand, dat men hem met den vinger, ter zyde den knobbel van het zitbeen , konde gewaar worden , door het handvat naar de rechter liesch te doen overhellen. De bekleedzelen en het vet doorfneeden zynde, ver*  mengelstoffen. l6*j mivolgde Iaatstgemelde zyne infnyding, van boven paar beneden, zonder den bulbus urethrae aan te i'aaken; daar le dran , wel degelyk het tegen* deel belast, als 'er gezegd wordt: de infnyding moet begonnen worden op de hoogte van het onderlte deel van het fchaambeen, en vervolgends de punt van het fteenfnymes gebragt worden, in den fleuf van den fnyftaf, ter plaatze daar ze meest uitpuilt, (43) om, van beneden naar boven opfnydende, de bulbus urethrae , benevens het voorde deel van den pisweg, door te klieven. L e dran, tot hier toe gevorderd zynde, ligtte zyn' (42) Dit is, wanneer men de fnyftavgn van le dran, in de blaas plaatst, al zeer hoog, en ver van den grond der blaas, daar het 'er juist in tegendeel op aankomt,de infnyding laag te doen, ten einde in ftaat te zyn, genoegzaaine ruimte , ter afhaalinge van groote fteenen, zonder geweld,te kunnen maaken. De ondervinding oplyken,zo wel als by levende menfwhen , heeft my het zeggen van Profesfor bons, bevestigd, waar te zyn: naamlyk, dat die manier, op welke men de grootfte wond, willekeurig, en zonder hinder in de blaas kan maaken, de beste is;en ik heb geleerd dat de fnyftaven van sharp, wel degelyk de aanpryzing des Heeren camper, verdienden ; om dat dezeh'en, veel meer dan anderen, van de blaas, en wel op de ruimfte plaats voorbrengen, aller noodzaakelykst tot |ict bedoelde oogmerk. L3  heelkundig*. zyn' fnyftaf op, en voerde dien als dan eerst, naar de rechter liesch over; vervolgende zyne infnyding door de .blaas naar benedén, en zie daar het aanmerkelyk verfchil, zo het my voorkomt, tusfchen deze wee fteenfnydings methodens, en de redenen welken my bewogen hebben , die van nierop, boven die van le dran, te waardeeren en te volgen; beha!ven nog om te ontwyken eene meerdere omflagtigheid in le dran's werkwyze; want deze heelmeefter zyne infnyding vol bragt hebbende, ftak weder de punt van zyn lyrhotome in den groef van den fnyftaf, daar dezelve meest uitpuilde; aldaar gaf hy het zelve aan den helper, ter vasthoudinge over, welke het.zakje opwaards trok, ten einde verzekerd te zyn, dat hy zyn fonde è becq, wei in de groef yan den fnyftaf , en langs dezen in de blaas bragt, waarna by als dan eerst, zyn mes wegnam. —— Eene' omflagtigheid waarlyk, welke niet dan de operatie kan doen vertraagen, en voor kundige, en bedrevene banden , welken 'er immers toe vereischt worden, overtollig en hinderlyk is; want tog, niets is voor een goed fteenfnyder gemaklyker, dan de gemelde fonde, zodanig in de hand, en langs den voorften vinger der rechter hand geplaatst, dat deze voor het werk tuig uitfteekt, door het gevoel van dezelve, in den fleuf van den fnyftaf in te fchuiven, veel zekerder als langs een mes, het welk zeer ligtlyk verplaats kan worden.  MENGELSTOFFEN» l6? tien door den helper, en ons doen dooien: men kan op niets beter, en veiliger betrouwen, dan op zyn eigen gevoel. * Niinmer eindelyk, voor zo veel rriy of anderen bekend is, en ik déswegén onderricht ben , heeft Ni er op, ooit het kleine mjmes,om den voorilaander ter rechter zyde tè klLven ,noodig gèhad, ten einde genoegzaame ruimte te maaken, om eenen grooten fteen af te haaien : zyn Ed. had door zyne infnydingeft laager te maaken, ook het voordeel, in ftaat te zyn om dezelven ruim genoeg, in datgedeelte der blaas 't welk de'minfte tegenftand biedt, te maaken. • Niemand ondertusfchen verbeelde zig, dat ik van gèdachten ben, als of men alleen met de manier van nierop, te volgen , gelukkig flaagen kan; even als of het gelukkig en gemaklyk afnaaien van den ffeèn^ alleen daarvan afhong; integendeel, ik ben te wel overtuigd, dat men my de gevallen, waarin zyn- Ed., zo wel als alle andere fteenfnyders, gemist heeft, in de mogelykheid om den fteen te vinden , of te kunnen af haaien, zoude kunnen aantoo» nen; maar het is alleen , dat ik deze manier van fteenfnyden, zo als zyn Ed. die oefende, om derzelver voordeelige gevolgen, heb willen mededeelen, öp dat ook anderen daarvan een nuttig gebruik zoudeft kunnen maaken. L $ N3  ItirS HEELKUNDIGE Na onze gedachten wegens fommige fteenfny,dings methodens medegedeeld te hebben, gaan wy, vervolgends tot onze rangfchrkking over;vooreerst» $ot het bewys dat men zig niet altyd flaafs, aan ééne, marier van fteenfnyden, kan, noch moet verbinden te volgen; maar dat men zig vooraf in (laat moet ftellen , om ingevalle de omfhndigheden zulks fchynen te yereifchen, eene andere, dan onze gewoone manier te kunnen uitvoeren; of pok wel,uit de een of andere methode, iets tot onze gewoone, yoigwyzetoe te doen,ten einde dezelve,in gebreke, zynde, te yoltooijen, om beter aan het oogmerk te, voldoen. I. Het is zeker, dat de eene manier van fteenfoy» den, zo in veiligheid, en gemaklykheid als anderzins, verre boven de andere te waardeeren is, en dat het hier niet onverfchoonelyk is,dat men zig tot deze of geene bepaalt, en gewent, welke ten ciai einde best tocfchynt; dan ,het komt my ongegrond, voor, dat men zig hier aan al te flreng verbindr;en wanneer men geen genoegzaam onderfcheid maakt naar de voorkomende gevallen, welke dikwyls,an> derling, zeer verfchillen. Het is een aangenomen gevoelen van veelen,dat zulk eene, manier van doen, welke men eens aangenomen heeft, en gewoon is, moet gevolgd werden; en het is waarfchynelyk hier van daan, dat ie- de?  MENGELSTOFFEN. 16'jj der voor zyne manier, als de beste, om dat ze hem door de oefening gemaklyk valt uit te voeren,pleit, en dezelve voor de beste keurt, fomwylen, of meestal uit vooringenomenheid, of om dat men niet genoeg in ftaat is om over de waarde van andere methodens, te oordeelen, dewyl men ze niet genoeg van naby befchouwt, en geen gelegenheid heeft, of die yoorbygaat, om ze, en op lyken, en aan levendige menfchen te beproeven. Hier van daan kan het niet misfen, dat een jong heelmeefter, dikwyls in zyne keuze geflingerd wordt, onzeker wat te verkiezen, aangezien by van allen, verhevene denkbeelden heeft", gelukkig waarlyk,indien hy hiervan niet afgetrokken wordt, maar zig om die reden gedrongen vindt, alles na te fpooren , zig op alle methodens vlytig toeteleggen, zo dat hy in geene verlegenheid ftaat, om ze naar 'c voorfchrift aan levendige menfchen, in 'twerk te kunnen fteilen;dan zal hy van zeiven de beste manier kiezen, zig die eigen maaken, en niet verlegen ftaan, om ingevalle hy van zyne gewoonte moet afwyken, fpoedig eene betere hulp uit te denken: want, het is best dat men,met aflegginge van alle vooringenomen denkbeelden , cn zonder zig re laaten wegfleepen, door de bazuin, dat deze of geene zo veele gelukkige fteenfnydingen alleen aan zyne byzondere wyze van doen, te danken heeft; dat men zelf ziet, en.naar l> 5 de  ï^o heelkundige de beste en vyligfte manier zoekt ; inzonderheid komt het 'er op aan, dat men in de beöordeeling', ontleedkundig te werk ga. Laat een le cat, hawrins, nannoi^i, en andere beroemde mannen , wegens hunne wel uitgedachte fteenfnydings methode, met red^n gepreezen worden ; wy hebben als nog geen recht althans, om eenederzelven te verheffen boven den roem welk eenen le dran, mo.reau, en nierop, door hunne gelukkige fteenfnydingen verdiend, en behaald hebben; en derhalven blykt, dat men veilig, en van de eene,' en van de andere methodens, kan, en mag gebruik maaken, als men zig daanoe maar wel geoefend heeft, en de gevallen, waarin de eene boven de andere tê verkiezen is, kent. Immers daar kunner zig fomtyds gevallen op doen, waarin de een of andere methode onvoldoende, ongemaklyk, of onveilig zoude kunnen bevonden worden, en waarin het nocdzaaklyk is,iets van eene andere te ontleenen, ten einde dé reeds begonnene, of nog aanftaande bewerking, naar de omftafldigheden, te verbeteren en gemaklyk te maaken; of geheel met eene andere te verwisfélen. De waarheid hier van,heb ik allerduidelykstwaargenomen, en zal, om die reden , de gebeurtenis koP- telyk mededeelen. Den icdert Oetober van *t voorlsden jaar, meed ik in ons gasthuis drie kinde-  mengelstoffen. 2?l deren van den fteen: ik had een voorneemen om in die gevallen n i e r. o p's, methode te volgen, en volbragt dit ook aan den zoon van de weduwe de graaf (43); dan, de. doorfnyding gefchiedde met oneindig veel moeite en geduld, dewyl de voorftaander, zodanig ontaart, en verhard bevonden werd, dat ik denzelven n et dan met moeite konde doorfhy. den, althans de knarling van het mes, toonde my genoegzaam duidelyk, de ontaarting dezer klier aan, en ik betuige nimmer eenig vast, kraakbeenig lichaam met meer moeite doorfneeden te hebben : aanftonds werd eenen klynen fteen ontlast, dan na tusfehentyd van eenige dagen , bood zig een aan. merklyk grooter, van zeiven in de wónd aan, dien ik met veel gemaks wegnam; de geneezing ging zeer traag, en gebeurde niet dan na eene lang aangehoudene , en buitengemeene fterke verettering, waardoor waarfchynelyk de ontaarte klier , geheel en al , of ten min (len voor een groot gedeelte vernietigd is geworden: althans de blaas, aan den a-hterkant, door den rechten darm gevoeld won» dende, ontdekt men thans niet meer, dat verharde lichaam, *t welk ik zo menigrnaalen te vooren gevoeld heb. Ily is, niet tegenlhande óm, nog hé* (43) Dezelfde waar van gemeld is, in onze aantekening, Bladz. 146 en 147. Nota 39.  I?2 HEELKUNDIGS heden gezond, en van dat ongemak,zo wel als van zyne fteenfmerten, geneezen. In dit geval althans, zoude de manier van moreau, niec zo wel hebben gedaagd, want de punt van het deenfnymes, tot dat einde langs den fleuf van den fnyflaf in de blaas gevoerd wordende, zoude voorzeker, Qm eene voldoende hiaaswonde te maaken, in het achterwaard* voeren, wederhpuden zyn geworden, men zoude zig idoor de voorwaards overbuiging van den fnyflaf, ( welke beweging het mes zoude gevolgd hebben ) veelligt misleid hebben; zig verbeeldende eene genoegzaame ruime wonde te hebben, die misfchien, ten hoogden, twee a drie lynen lang had kunnen zyn; behalven nog, dat men in het terug haa}en van di£ fnymes, den voorflaander onmogelyk eene voldoende dwarsfnede had kunnen toebrengen ; en dus had men waarfchynelyk nimmer.den deen,noch in den eerden, noch in den tweeden tyd kunnen afnaaien , of immers van zeiven verwachten uit te komen. De twee volgende kinderen, waren beide aan ukgakking van den endeldarm, onderhevig. . Dit ongemak zig onder de bewerkingen vertoonende, maakte de infnydingen moeijelyk, zo niec gevaarlyk, althans by den laatden. Hierom veranderde ik aanftonds van voorneemen, en volgde (zo veel ik konde, en , ten opzichte der mogelykheid eener laage infnyding, by kinderen, doenlyk is) in fom. mi-  MENGELSTOFFEN. - I/j mige opzichten, de methode van NANNONi,naamlyk met myne fnede te richten ad radicem coxe^ ten einde de doorfnyding van den rechten darm te ontwyken; want,dit ingewand,drong zeer fterk te* gen het mes aan. De tweede, een kind van byna drie jaaren, was het minfte aan die toeval onderhevig, en baarde des wegen ook minder moeite: dan, de fteen, die op den dag van de operatie niet ontdekt konde worden, om reden dat het geval eenigzins overeenltemde met dat van lucas van der wou de (44), konde niet voorden 2denNovember afgehaald worden, wanneer ik met een lapidil den fteen ontdekkende, als fchuivende, dit werktuig honger opwaards, en binnen de wrong, en achter den fteen bragt, 't zelve opheffende dezen naar beneden haalde: aldaar, of in den grond der blaas nedergedrukt zynde, konde ik denzelven niet uitbrengen met dit werktuig, om dat hy wegflipte,maar zeer gemaklyk met een tang vatten, en uithaalen, zynde van eene platte byna ronde gedaante. Dit kind, fchoon lang aan intermitteerende koorts gefiikkeld hebbende, heeft tog, volkomen herfteld en geneezen, het gasthuis verlaacen. By den derden en laatflen lyder, oud omtrent negen jaaren, had ik inzonderheid veel moeite den uit- ge- (44) Zie Bladz. 90. enz.  *74 ' heel, kundige geperften rechtendarm te ontwyken; men had, ftaanda myne infnyding door vel en vet, tegen myn gedachten, en waarfchouwing,onverwachts, aileenlykmet een goed oogmerk, den uitgedrongenen darm, zo men dacht tot myn gemak, door den anus, weder ingedrukt, en de uitfchieting belet, door de vingeren tegen deze opening te plaatzeh, dan dit verwekte veel ongemak : hoe gaarne ik ook den binnen gebragtcn darm Weder door den anus verlangde te zien uitkomen , zo gebeurde het tegendeel; geneegen tot nit* dringing, vond hy nu eenen minderen tegenftand> door de wond, welke haar van vel en vet, het natuurlyk fteunzél, beroofd had, en flipte daardoor zodanig heen, en zettede door de lücht zo geweldig ttifj dat het gebruik van 't mes, ter verdere vokooijng van de operatie, alleronveiligst, eii gevaarlyk werd. Dit noodzaakte my om niet alleeniyk met veel moeite, myne infnyding laager te vervolgen, ten einde de blaas genoegzaam, zonder den darm te kwetzen,te openen, maar bovendien, moest ik, ten einde veilig te werken, mynen fnyftaf aan den voorzichtigen , en in deze kunst ervarenen Heere labee, ter be• ftieringe overgeeven , welke ook zodanig door zyn Ed. gehouden werd, dat ik in ftaat was, met twee vingeren van myne linker hand, den rechten darm te rug en opwaards in de wond bevestigd hebbende, de  ME NGELSTOFFEN. l;y de blaas , voldoende , doch meer dan gcwoonlyk laag, te openen. My dunkt uit het verhaalde blykt zeer duidelyk j dat het noodzaakelyk is, zig aan alle methodens te gewennen, en dat het zeer nadeelig kan zyn, indien men geene, dan eene aangenomene en aangewende manier van fteenfnyden voorneemt te doen,noch kan uitvoeren. Is het niet duidelyk kenbaar, dat, indien ik niet op foortgelyke merklyke veranderingen bedacht geweest ware, deze operatien nimmer wel uitgevoerd hadden kunnen worden? en dat althans de laatfte, by welken ik my door den Heere labee, onderfteund vond, eene onvermeidelyke doorfnyding van het inteftinum rectum , ten gevolgen had moeten hebben? Dat dit ondertusfchen, door voorgemelde zamengeftelde bewerking verhoed is, bleek, dewyl de afgang onder de kunstbewerking, niet door de wond, maar door den anus vloeide, zo wel als de infpuitingen, van laauwe melk in den anus, drie dagen na de zelve, en in tegenwoordigheid van fommige aanfchouwcrs, benevens den vader van hec kind, welke door den zelfden weg, zonder in de wond bemerkt te worden , te rug keerde. Dit lyderrje ondertusfchen , overleed omtrent den vierde dag na de operatie, aan ftuiptrekkmgen (zekerlyk ingevolge van omfteeking der blaas) welke by hem zeer dikwyls, reeds vóór de operatie, waargenomen waren. ~  lj6 H&ELKUHDIGR ren. —— Den 14 den van voorgemelde maand ^on^ derzocht ik de wond van die lyk, mee myn' vinger,; voelde den fteen die ik achter gelaaten had,- zeer naby de lippen van de uitwendige wond zicten , en haalde denzelven uit met een lapidil; ik bragt weder myn' vinger in , voelde een ander, en haalde dien insgelyks naar buiten, zynde beiden van eene middelbaare grootte, en zeer onregelmiatig van gedaante, weegende zamen een unce. Het gedeelte darms, het welk in de wond, onder de kunstbewerking* beklemd geraakt was; had zig, na verloop van twee dagen, ingekort, en was langzaamerhand binnen gekeerd. De terugbrenging van dezen darm, kort na de operatie j baatte niets, alzo dezelve, tot aan gemelden tyd, beftendig f en met geweld , door de wond naar buiten drong, en geweldig uitzettedë. Het blykt derhalven klaar, dat men niet altyd in ftaat is, een en dezelfde manier van fteenfnyden te volgen, ten minften dat het in fommige gevallen gevaarlyk zoude zyn, indien men die bewerking, welke men gewoon is te volgen, en door onvoorziene omftandigheden onvoldoende bevonden worde « halftarrig, of om dac men in geene andere bedreeven was, evenwel ten uitvoer wilde brengen: daarenboven blykt de noodzaakelykheid, zig te gewennen dan alle methodens, ten einde in voorkomende ongewoone , of byzondere gevallen, van de eene of  mengelstoffen» iff of andere, of van verfcheidene t'zaam, onverfchilligi naar vereisch, gebruik te kunnen maaken. II. Thans gaan wy over om te bewyzen, dat men biet altyd in ftaat is, om te kunnen bepaalen, of 'er meer dan één fteen in de blaas zy, en of ze groot dan klein zyn; of liever, wy zullen aantoonen dac men nimmer door het fondeeren, deswegen, iets met zekerheid kan ontwaar worden. L e dran (45), immers, om uit veele anderen , en myne waarneemingen, maar één aan te haaien; fondeerde verfcheidene maaien, zelfs zonder fteen te ontdekken, veel min, het getal te kunnen.bépaalen; eindelyk,hy meent 'er een die klein toefcheen te ontdekken; by de uitkomst bleek zyn müflag, ivant daar kwamen 'er twee, in onderfcheidene ty. den, eenigen tyd na de operatie,te voorfchyn :men zoude my kunnen tegenwerpen, dat die kleine fteen welke het eerst, en den 1 aden dag na de operatie te voorfchyn kwam, misfchien die geene geweest is j welke le dran, gevoeld heeft, en dus iets vooronderfteld heeft, het geen naderhand alzo bevonden werd: maar deze tegenwerping is ongegrond, alzo hy zelf zegt, dat die zelfde fteenachtige (tip, welke; en door de fonde vóór de operatie, en naderhand door (45^ Zie onze aantekening van li dran, Bladz. 47. M  1?$ HEELKUNDIGE door de geknopte fonde, zo menigmaalen van hem gevoeld was geworden,nog naderhand,na het ontlaste» van den kleinen fteen, omdekt werd; en dat de?e niet zo Klein was, blykt, om dat 'er gezegd wordt, en ook uit de aftekening blykt, dat hy de gedaante en grootte van een augurk had. Zo 'er iets is het welk ons eenigzins in ftaat kan ftellen , om de hoegrootheid der. Iteenen, vooraf, eenigzins, en gisfelyk te bepalen, het zyn die fnyftaven welken Profesfor camper,zo zeer aanprysr, en welken ik ook gebruikende, eenigzins met reden meende te kunnen gisfen, dat de fteen van den lyder te Purmerende groot zoude zyn , dewyl gemelde Hoogleeraar gezegd heeft, dat de misgiifing gedeeltelyk kan afhangen van den te grooten bogt, en langte der fnyftaaven, en ik met deze den fteen voelende zulks eenigzins meende te ontdekken, behalven dat de lyder reeds van zyn zevende jaar af,ken. tekenen van (teen gehad had: ondertusfchen heeft men als nog geen een voldoend kenteken, om met volkomene zekerheid , de waare grootte des fteens te kunnen bepaalen, even zo min als het getal derzelven ( 46 ). Ondertusfchen komt het ons voor, dat, in zo verre meri door de ondervinding gerechtigd is, gewigtige (46) Zie ca 31 per, Mengelftoffen, Bladz. 74. §. 10..  mengelstoffen. ge vraagen te beantwoorden, wy eene zulke van camper: (47) „Zal den fteen groot zyn, wan* „ neer die alleen door het opwaards bewegen des „ fnyftafs gevoeld word"? met ja, ten minften in de meefte gevallen, beantwoorden kunnen, als men het geen ik deswegen van nanning hulman, aangetekend heb, en de aftekening (48), nagaat. Wat belangt 't geen zyn Ed. laat volgen; „ zal „ de fteen klyn zyn, als men denzelven met het „ nederfiooten des fnyftafs voornamelyk gewaar „ word"'? het komt my voor dat die gevallen van my , waarvan Profesfor camper, zig ter mede* ftaavinge zyns gevoelen en leerwys, ten opzichte van het fteenfnyden in twee tyden, bediend heeft, en andere laatere, eenig recht geeven om insgelyk te antwoorden ; althans in dezelve vermoedde ik om die redenen kleine fteenen, gaf myne gisfing aan verfcheidene genees- en heel-kundigen te kennen, cn by de uitkomst werd myne gisfing in 't zekere bevestigd : wy willen om het een en ander geenzins, dat men vooronderftelle, als of wy meenden dat deze vraagen volkomen daardoor opgelost waren integendeel , wy gelooven dat 'er nog veelmeer, door meerbekwaame fteenfnyders, toe vereifcht wordt waar té (47) Zie camper Mengelftoffen, Bladz. 75. (48) PI. 1. fig. 4, en 5. M *  l8o HEELKUNDIG ff re neemen: — dan,wy zullen nog deze aanmerking hier by voegen, ten einde onze gisfing meer waarfchynelykheids by te zetten: als men niet gemaklyk, en aanftonds, by het inbrengen van den catheter in de blaas, (voorönderfteld geene buitengewoone gevallen, van fteenen in byzondere holtens , of iets dergelyks) den fteen, voornaamlyk met het nederftooten van gemelde werktuig, of liever een' fnyftaf van sharp, gewaar wordt; en dat men denzelven oogenbliklyk daarna weder verliest, en ook weder ontdekt, dan kan men met recht gisfen dat de fteen die men af haaien moet, klein zal zyn, ten minften de ondervinding heeft myne gisfingen hieromtrent bevestigd: maar, men kan door het nederftooten van het werktuig, fomwylen ook eenen grooten fteen voorfpellen, en wel dan, wanneer men, althans in verfcheidene tyden, en in verfchillende houdingen met den fnyftaf, allerwegens fteen aantreft, of, denzelven langs de oppervlakte van dit vreemd lichaam voerende, eenen grooten omtrek meent te befpeuren, en derhalven blykt hier uit, dat men alleenlyk in de meefte gevallen, en niet, alken, in die, (maar ook in de laatstgemelde) alwaar men door het opwaards bevveegen van den fnyftaf den fteen voelc , eenen grooten fteen kan voorönderftellen, of gisfelyk voorzeggen. Ten opzichte van het getal der fteenen, kan men voor-  MENGELSTOFFEN. l8l vooraf, weinig of niets opmaaken,de gisfingen des» wegen zyn zeer feilbaar; dit ondervond ik ook by de fteenfnyding van het kind van de Wed. de graaf, immers, daar had ik vooraf in 't geheel geen denkbeeld van twee fteenen te zullen aantreffen, gelyk bleek by de uitkomst; dezelfde misgisfing had plaats, by eenen anderen ( 40 ), alwaar ik, vooraf, ook op niet meer dan één' fteen gegist had. 111. Dat de verbetering der fleenfnytafel, zo als dezelve op onze plaat, en uitlegging derzeive, me. degedeeld wordt , noodzaakelyk is, is onbetwistbaar beweezen. Pr. camper, vernieuwde aan ons geheugen, iets deswegen, 't geen cheselden, reeds duidelyk,ten opzichte der gebreken van de gewoone fteenfnytafels, gekend, en medegedeeld had, doch 't welk in vergetelheid geraakt was. Over het algemeen heeft men in vroeger tyd te onverfchilligen te weinig bedacht geweest, op de noodzaakelyke drie voets hoogte der tafels; althans die , welken men in Amfleldam pleeg te gebruiken, waren onmogelyk, voor dat ik één derzelven had laasen verhoogen, gefchikt, (50J en veel te laag, om in de fnyding met de hand die opwaardsbui- (49) Zie Bladz. 176. (50) Mengelftoffen van camper, Bladz. 1514, M s  1§2 heelkundige ging te doen, zo noodzaakelyk om eene ruime wond in de blaas te kunnen maaken, veel min gemaklyk om zulks uit te voeren: althans in den tyd toen Profes», for camper met my onbevooroordeeld verkeerde , deed zyn Wel Edele Hoogel. my de gebreken der te laage tafels duidelyk kennen,* en voegde 'er by, dat men in de infnydingen, het mes, door de hooge plaatzing des lyders, zo moest kunnen richten, dat men als 't.ware naar de navel fneed. — Hierop onderzocht ik onze freenfirytafels in het gasthuis, met meer naauwkeurigheids dan ooit te vooren, en ik bevond , de gemelde opmerkingen en medegedeelde onderrichtingen , waardig dankbaar te erkennen, en tot heil der lyderen genoeg van aanbelang, om de duidelyke in 't oog loopende gebreken te verbeteren , zo dra ik daarenboven , in myne oefeningen op lyken gezien had, dat ik op foortgelyke te laage tafel , nimmer in ftaat was, eene zo groote wond aan de blaas toe te brengen, dan wanneer ik het denkbeeld van camper, volgde. Het fchynr my toe, dat de meefte fteenfnyders, het voornaamlyk daar op toegelegd hebben , om Voor hunne fteenfnydingen, zulke tafels, welken met hunne groote overeenkomltig waren, om, knielende, de elleboog op de gebogen rechter knie, tot vastheid der hand, te doen ruften, ten minften, als men  mengelstoffen. 183 men de nog aanweezige laage tafel, in 't gasthuis, wel befchouwt , en nagaat, fchynt my dit niet onduiddyk, ten minden meer dan waarfchynelyk toe. Althans "men is op foortgelyke tafel niet in daat om naar vereisen, te fnyden, maar gedwongen, in eene omgekeerde richting, van de navel af, te werk te gaan. Hier van daan verwondert het my, dat men niet dikwyls misleid is. (niet in daat om naar behooren de blaas te klievend met een al te klein gat in de blaas te maaken, en voc r "t overige alleen de cellulofa tusfchen deze en den rechten darm te verdeelen, zo doende met een ingebragte, en afdwaalende tang*, buiten de blaas, en te vergeefsch, naar den deen gezocht heeft. IV. Dat de mank-r vm flurant, in fommige , fchoon in zeer weinige gevallen , boven het fteenfnyden te verkiezen is, zouden wy nu aantoo» nen. Verfchillende zyn de wyzen waarop men de lyderen, die met de fmartlyke, en afmattende toevallen van den fteen fukkelen, getracht heeft te hulp te komen: de geneeskunst heeft tot nog toe alles vruchdoos aangewend om door inwendige oploslènde middelen den fteen afredryven: de Heel¬ kunst poogde al vroeg door kunstbewerking hen daar van te verlosfen, en den fteen door een gemaakte wond, af te haaien; of ten ininften door zulk M 4 een  104 HEELKUNDIGS een wond, geduurende het leven opengehouden i de ontlasting der pis, op eene min pynlyke wyze te bevorderen, en de kwaal der lyderen, draagelyk te maaken. Deze laatfte wyze, met een goed oogmerk voorgefteld, en vooral in hoog bejaarde lieden , en wanneer een te groote fteen niet afgehaald kan worden, en niet te onrecht door avicenna, s. pvb,van s wiet en, douglas, collet, en anderen, de voorkeur gegeeven ; zoude in foortgelyke gevallen ten minften aanpryzing waardig zyn, federt men naar de wyze van flurant , volgends pouteau , in zyne Melanges de chirurgie , de blaasfteek door den endeldarm verricht , en hier door het leven der lyderen, ook in andere gevallen van wateropftopping verlengd, en behou» den heeft. De prikkelende oorzaak der fmart, de fcherpte naamlyk van den bygeblevenen fteen, zoude door gemelde pypzweerige opening, wel niet weinig weg genomen worden, maar de om den fteen meerder zamengetrokkene blaas, des te meerder aandoening ondergaande, hebben ook des te heviger aandoeningen en uitdryvende poogingen der Natuur , die niet zonder toevallen gepaard gingen, doen ondervinden. Geen wonder derhalven, dat men aan de uit. haa«  mengelstoffen. ï 85 haaling van den fteen, door eene gevoeglyke groo? te gemaakte wond, de voorkeur gegeeven heeft, te meer daar dezelve, op zo menigvuldige, en verfchillende wyzen, mee goed gevolg, is in 't werk gefteld geworden. Konde men foortgelyke gevallen, als dat van nanning hulman voorzien, (het welk echter niet wel mogelyk is), dan zoude misfchien de fteek volgens flurant, de voorkeur verdienen, zo wel als in gevalle van te hoogen (anders de operatie verbiedende) ouderdom , en omftandigheden; ten einde deze doorbooring der blaas, als een hulpmid» del,ter onrwykinge der fomtyds gevaarlyke kunstbewerking van het fteenfnyden, te meiden, en het le« ven draagelyk te maaken. M 5 GE-  ï86 heelkundige V. GEVOLGTREKKINGEN EN BESLUIT,DEZER STEENSNYKÜNDIGE VERHANDELING. Uic het geene wy, ten opzichte der fteenfnydingen in twee tyden, uit onze eigene ondervinding opgegeeven hebben ,'blykt, dat hoe zeer men anders het voorfchrift van le dran , met voordeel in 't werk kan ftellen , wy echter ge» oordeeld hebben eenigzins van zyn Ed. te moeten verfchillen, en geen. pyp in de wonde gebragt hebbende , evenwel geilaagd zyn. Het fchync ons toe, dat zulk een vreemd lichaam , om de wonde der blaas open te houden, niet alleenlyk overtpllig is, maar ook nadeelig zoude kunnen zyn; want hierdoor worden de wonden der. geopende blaas geprikkeld, het welk niet alleen pynlyk en ongemaklyk zyn moet, maar daarenboven, ontftaan daardoor krampachtige zamentrekkingen , welken veel meer in ftaat zyn den fteen te rug te houden , dan dat daardoor eenige gunftige uitwerking , ter ontlastinge deszelven zoude kunnen verwacht worden. Immers, indien een voorönderftelt, en 't geen niet  MENGELSTOFFEN, 187 niet ontkend kan worden, dat zulk een vreemd lichaam, by aanhouding de blaas aan derzelver onderkant prikkelt en tot zamentrekking aanfpoort, dan begrypt men ook ligtlyk dat die zamentrekking tot de afdryving des fteens niet kan medewerken, maar hinderlyk zyn moet, omdat ze op de tegengeftelde plaats beginnende, de uittogt verengt, daar dezelve, wanneer men de natuurs-poogingen niet ftoort, van den bodem derzelve, trapsgewyze naar beneden zig toetrekkende, en achter den fteen zacht toefluitende, het vreemde lichaam gemaklyk uitwerpt, of ten minften zodanig voor de wond dringt, dat het met gemak kan uitgenomen worden. Het inbrengen van een pyp in de wond , ten einde dezelve open te houden, wanneer men met opzet , of uit noodzaakelykheid, de fteenfnyding in twee tyden doet, is derhalven gemaklyk te ontbeeren , en beter nagelaaten ; en behalven dien zo twyfel ik zeer, of men in de meefte gevallen wel in ftaat zal zyn om ter openhoudinge van de wond, de pyp genoegzaam zeker binnen de blaas te kunnen houden , en of dezelve niet veel al , als een vreemd lichaam, zo dra ze prikkeling maakt, door het zamentrekkend vermogen der blaas zelve, zal uitgedreeven worden, en fomtyds inde cellulofa,tusfchen dit ingewand en den endeldarm, eenen  heelkundige eenen valfchen weg baanen,althans tot verzweering aldaar, aanleidinggeeven. Alle vreemde lichaamen , konst tuigen , of wat het ook zyn moge , zyn, zo dra ze in gebruik overtollig moge gerekend worden, nadeelig, en het is hierom ook , dat ik de infpuitingen in de blaas, om de loswording der fteenen te bevorderen , niet langs eene vrouwe catheter invoerde , maar daartoe myn' vinger, zachtlyk binnen de wond derzelve gebragt hebbende , beftierde ik de pyp der fpuit zodanig dat ze niec beledigen konde. Van achteren leert men,en uit het verhandelde wegens onze fteenfnydingen in twee tyden, is genoegzaam duic'elyk gebleeken, dat in gevalle men den fteen, ten tyde der operatie, niet aanftonds af haaien kan, men dan in den tweeden tyd evenwel niet in alle gevallen werkeloos zyn moet, en alleen op de werking der natuur vertrouwen. Het zoude onvoorzichtig zyn , indien men het altyd daar op wilde laaten aankomen, tot dat de fteenen van zeiven zouden te voorfchyn komen, zo als my eens gelukt is (51); dikwyls is zy niet in ftaat, om op zodanige wyze te flaagen, en dus heeft men geen reden althans om haar alleen te laaten begaan, voor (51) Zie Mengelftoffen van camper, Bladz. 186,.  mengelstoffen» É8» °f op welk eene wyze,ook de blaas geopend wor„ de,jaltoos moet volgen, wanneer de fteen, van ,, wel-  me ngelstoffen. ta$ j, welke gedaante, of grootte hy ook zyn moge , 5, zig niet van zei ven vertoont, om hem gemak- "Iyk te kunnen uithaalem En waarlyk dit bewysc „ Volkomen den toeftand, waarin de lyder zig vóór ,, en geduurende de bewerking bevindt. Immers j, zyn die omftandighedcn van dien aarc, dat ze de. „ blaas krampachtig doen' zamen trekken , zo dat „ de beroemde louis, my verzekerd heeft, dat „ de blaas niet zelden dusdanig vernaauwd wordt , „ dat een vinger door de wond ingebragt, door dezelve geheel omvat wordt. In zulke gevallen „ derhalven kan de tang, om den fteen uic te haa„ len, niet zonder groot geweld ingebragt, cn, zon„ der de blaas te kwetzen, niet uitgehaald worden, „ waardoor veele kwaade gevolgen en de dood zelfs veroorzaakt wordt." Voords, de gevallen, door welke oorzaaken cok , wanneer de blaas door prikkeling zig zo ftcrk zamen trekt, dat de aanvatting en uittrekking des fteens , niet zonder kwetzing en doodlyk gevaar gefchieden kan, pleiten voor de fteenfnyding in twee tyden, volgends den Heer hunczousky, en ten bevvyze hier van, haalt onze geleerde Schryver, overtuigende bewyzen, zo van een beroemd als van een onvoorzichtig Steenfnyder, aan, zie Pag. 320 en 321. Het overige welk men in deze lezenswaardige N ft Waar-  ï$6 HEELKUNDIGE Waarneemingen, betrekkelyk ons geval, aantreft * behelst geene andere, dan onze reeds verhandelde en bekende om Handigheden; wy zullen echter nóg het volgende mededeelen. „ Dit alles heeft men by de andere manier van i, bewerking niet te vreezen: de omfteeking gaar, niet wyder, als de lippen van de wond : de me„ ring is in evenredigheid van de omfteeking: de „ blaas ontlast zig van de pis door de wond , ,, zonder dat ze zig zamentrekt, en by gevolg „ niet op den fteen werkt: de pyn , die de lyder ti te vooren by de pisöntlasting gevoelde, verdwynt „ geheel, en eindelyk kan in den tusfchentyd, „ naamlyk van de infnyding, tot dat de ontfteking, „ volgt, 't gruis met de pis geloosd worden, en de „ fteen met zyn kleinfte diameter in de wond ko„ rijen, waardoor het uithaalen zeer gemaklyk wordt; ,, doch indien de fteen van zeiven zig niet vertoont, „ zal men met mindere moeite de tang kunnen in„ brengen den fteen vatten, en met geen groote „ pyn uithaalen , dewyl de deelen door de ette„ ring verflapt en by gevolg nu min gevoelig zyn. „ Deze voordeden nu moet de Heelmeefter, den „ lvder en de vrienden, vooraf zoeken te doen begry,, pen. Ook wordt deze geneeswyze door de on„ dervinding van veele kundige mannen bevestigd." Hier volgen , de waarneemingen van dechann en maret « die op deze wyze allergelukkigst f efbeeden hebben, Pag. 3*3 en 324. Aan  mengelstoffen» 1^7 Aan het einde der verhandeling over het fteenfnyden , enz. zegt onze Schryver : „ Geduu- %ende myn verblyf in Parys, was ik zo gelukkig, }, den beroemden en zeer ervaarenen louis , tot P, mynen leermeefter en vriend te hebben, en hy „ liet geene gelegenheid voorbygaan, die iets toej, brengen kon,om my te vormen en myne kennisfe in „ de Heelkunde te vermeerderen; dus was ik van „ verfcheidene operatiëi, die hy volgends deze met„ hode verrichtte, oogecuigc. enz. ïk zal op het een en ander geene aanmerkingen maaken, dan de volgende, op het geen den Heer hunczousky, met deze woorden zegt: Indien men de waarneemingen van andere Heel•meeflkrs onderzoekt, zal het blyken, dat 'er geencnaeze operatie uit verkiezing gedaan hebben, ten zy ze door onöverkomelyke hinderpaalen hiertoe gc~ dwongen waren. Hieruit zoude het fchynen te blyken, dat men rnpest voorönderftellen dat niemand buiten den Heer f-oüis, maar dezen, altyd by voorverkiezing, de S.'eenfnyding in twee tyden, (welke onze ichryver vóór heeft boven de gewoone methode aan te pry». zen ) gedaan heeft. Ondertusfchen is dit zo niec te verftaan, integendeel zyn Eds. gevoelen des wegen , ftrookt volmaakt met het onze, en bevestigt het ge* tuigenis des Heeren eiquem en sde; want niet |n alle gevallen, en vóór dat de blaas geopend is, N 3 wil  Sy3 heelkundige wil de Heer hunczousky, dat men begrype* dat louis, alzo te werk gaat; men moet deze manier altoos volgen , wanneer de fteen , van welke gedaante, of grootte hy ook zyn ftóge , zig niet van zeken vertoont , om hem gemaklyk te kunnen' uithaalen : zyn zyne woor • den," gevolglyk, de Heer louis, dit alles niet vooraf, voor en al eer de blaas geopend is, volkomen zeker kunnende weeten, fpreekt het van zeiven , dat deze groote heelmeefler volgends onze gedachten, en getuigenis van den HeernuNczouKY en zo als gemelde Paryfche kunstgenooten ons ver* haald hebben, tc werk gegaan heeft,- althans niet gezegd kan worden, by voorverkiezing, en in alle gevallen de fteenfnyding in twee tyden gedaan te hebben, zo als Profesfor camper , gewild heeft, dat men hem volgen zoude. Want het geen de Heer hunczousky, tenbcfluite,met deze woorden zegt, dus was ik van verfcheidene operatie'n, die hy volgends deze methode verrichtte, ooggetuige, bevvysc niets anders, dan dat deze Heer, in die gevallen, alwaar de Heer louis, (na de opening der blaas, het zy door eenen ingebragten vinger, of zacht onderzoek met eene tang, of 'er iTiogelj kheid ware om den fteen aanftonds af te haaien ) de veiligfte en beste party koos, wanneer hy te leur gefield werd om aanftonds gemaklyk  MENGELSTOFFEN. 199 Jyk den fteen af te haaien, als dezelve om zyne te grootheid, of ongeregelde gedaante, als anderzints, ?.ig niet naby de wond aanbood. fsa aldus alles a Pofteriori wel doordacht, en overwogen, en na veel in myne gevallen, ten dezen . opzichte, waargenomen te hebben, befluit ik; dac een fteen, die ten tyde der kunstbewerking gemaklyk afgehaald kan worden, niet achterwegen moer gelaaten worden, om dac men zig dan aanttends op de geneezing der blaaswonde, die in hec andere ge» val.traager gefchiedc, kan toeleggen; daarenboven, zo worden de lyders door het zien van den afgehaalden fteen vervrolykt, waardoor veele toevallen afgeweerd , en voorgekomen worden, naar maare het verlangen, om van den fteen ontlast te worden, g-pptei is; veigelyk hier mede Bladz. 12. Dan, evenwel in die gevallen, daar men, het zy om de grootte des fteens, verfcheuring vreest, of daar ze byzonder omfloten zyn, en 'er althans geene mogelykheid is, om dezelven te vinden, he: zy door krampachtige zamentrekking van de blaas,als anderzins; of om dat de byzondere fteensgedaan'e belet, dat hy met eene tang behoorelyk ter afhaalinge kan gevat worden, 'cwelk men uit de mislukking en afflipping kan ontdekken, en gelyk uic myne ge. vallen gebleeken is, dan moet natuur , kunst, eu zyè de gevallen beüisfen. N 4 * Nim»  'ïOS> HEELKUNDIGE Nimmer althans, moet men foortgelyke, 'ik mi ze twee gevallen , van nansi-ng hulman en lucas van der wouüE, alleen aan de na-* tuur, ter beflisfing overlaaten, want in de zulkcn zouden de fteenen niet dan door eeae trapsgewyze zamentrekking, van den bodem der blaas beginnende, nederwaards, vóór, of uit de wonde gebragt kunnen worden, en dit is in zulke gevallen volftrekt onmogelyk, vermits de ringwyze vezelen, van'den zak, pl. 2, fig. 6. Ictr. g. zig hier tegen kanten, juist wanneer de blaas poogingen doet om dit vreemd lichaam uit te ftuwen; dewyl zy, zig insgelyks\ en fterk zamentrekkende, het gat lett. e., (zie dezelfde pl. en figuur; digt fluiten, dus den uittogt naar beneden beletten. Wy vraagen, na zo veele ondervindingen; ver'dient het onze aanpryzing aan anderen, ftoutmoedig le: voorfchrift van zulke kunstgenooten te volgen , wellen, offchoon men hunne aanpryzingen eerbiedige, en hunne raadgeevingen aanneeme, ten kosten van veele veröordeelingen opvolge, zig aftrekken , en gelyk men zegt, fchoot vry zoeken te houden, wanneer zy beginnen te wanhoopen, 'dat de proefneemirgen, hun fysthemata om verre wer* pen zullen? Voor my, ik acht het allergeyaarlykst, immer foortgelyke aanpryzingen, om het alleen op de na- tuurs-  M ENGELS TQ F F E N. 20J tuurswerking, zonder onderzoeking naar den ftaat der gevallen, en zonder eenige beproeving aan te laaten komen, andermaal op te volgen, tot dat men betere overtuiging van de gegrondheid der fteiiinge, zal bekomen hebben.- Veel meer verdient het onze aanpryzing, om terftond na de infnydinge der blaas , de fteencang, ter "afhaalinge des fteens, in te brengen, en vindt men het alsdan te moerjelyk, te gevaarlyk, of onmogelyk," denzelven., om welke redenen ook, te vatten, en uittehaalen, dan zal het veiligst zyn, den tyd der verëttering af te wachten, en dezelven indien ze zig ais dan'niet voordoen, of uitgeworpen worden, met eenig werktuig opdoeken, en zig in ftaat vindende , afhaalen , en nimmer zachte en voorzichtige beproevingen met de tang geheel achter wege laaten, dewyl men ze tog naderhand benoodigd is, en ce meer, om redenen dat my zulks nooit, met inachtneeminge van gemelde voorzorgen, zo zeer fchadelyk als het wel toefchynt, gcbleeken is, Zy ook, die toegefbmd, goedgekeurd en aan« gepreezen hebben , ten tyde der fayding, geene tan»; ge in de blaas te brengen, maar den fteen van zeiven af te wachten, wankelende, en niet onduidelyk te kennen geevende, dat zy zeiven twyfelen ofwel de uitkomst aan hunne verwachting zal beantwoor* den, geeven, behalven de ondervinding, aanleiding N 5 w  £§2 HEELKUNPIGB tot gemelde gevolgtrekkingen , althans dan, wanneer men zulks bevestigd ziet, ingevalie zy ander ren de tegengeftelde handelwyze aanpryzen, of ten minften zulks goedkeuren, en tot de afhaaling indien maar immers mogelyk is, aanfpooren: gelukkig dan voor hunne bedoelingen, wanneer ze de gevallen aantreffen en opfpooren kunnen, waarin men zulks doen kan, en welke door het fondeeren , vooraf daartoe gunftig genoeg kentekenen , ten minften veel hoop geven. Maar ik vraag, en met reden , moet men dan daar uit niet opmaaken , dac men aan den goeden uitflag van de operatie in twee tyden , getwyfeld heeft; of, te eigenzinnig aan de gewoonte gebonden, dezelve heimelyk veroordeeld heeft, en van de waarheid, of zekerheid ten minften niet genoeg overtuigd was; althans twyfelde, dac die de beste manier van fteenfnyden ware? Uit dit alles b.lykt, dat ik (voor my, en alle kunsrgeaooten , zo wel als voor de noodlydenden ,j> door ondervinding geleerd, den besten wegycot nog toe bekend in te flaan , medegedeeld heb; en het ia uic 'c een cn ander niet onduidelyk te zien, dat ik even gelfk alle andere fteenfnyders vóór my, in het vooren na- deel, geluk en tegenfpoed in deze heelkundige bewerking, deeie, en ik geerpofte my om dies wil«  bl E n G E L 5 'f o F F e n« 203 wille de verkeerde uitleggingen myner daaden, en pnderwerpe my zo wel, en gelyk alle andere gedaan hebben, fchoon in minder graad, dan een ongelukkigen Heer de chaux, wiens Hiflorie, wel der moeite waardig is, ook hier uit camïe u's , Men* gelftcffen (56) over te nes men. ,,De Heel? meefter moet niet waanen, dac 'er zyn roem me„ de gemengd is, om altoos in eene reize den fteen „ te fnyden, en het gemeen behoord te Ieeren, om „ zyn voorbaarig oordeel op te fchorten over zaaj, ken, die geheel cn al buiten het bereik van zyne . kundigheden gaan, enz." en om de gevolgen van onkundige, en baatzuchtige veröordeelingen, benevens de gevaarlyke uitwerkingen derzdvecefchetzen, en aan ce toonen, zegt hy verder: „de Heer hel„ l o t te, oud 70 jaaren, had zederc langen tyd een „ fteen in de blaas. De Heer de chaux, myn „ konstgenooc, werd gekozen om 'er hem van te ,, verlosfen; dog des lyders Proftatae waren door „ een knoestgezwel (fcirrhus) aangedaan. De , Heelmeefter vergenoegde zig, na de blaas geopend te hebben, met flegts eenige kleine poogin^ „ gen te doen om den fteen uit re haaien, en hier „ mede niec konnende flaagen , wagte hy de etter5, wording, en eene verfmelring van een gedeelce j> van (56) Bladz, 151. enz.  s©4 heelkundige „ van die klier af, om dus zyne kunstbewerking ge„ maklyk ten einde te brengen. Een aller volmaak» „ fte uitflag rechtvaardigde de voorzigtigheid van „ den Heer de chaux, want, ten einde van dfie ,, weeken, haalde hy met gemak een zeer grooten „ fteen af, en zyn lyder genas volmaakt, en leeft nog „ heden , fchoon meer dan 90 jaaren oud ! de „ kwaadfpreekenheid evenwel nam de overhand by „ allen, die de uitfteèkende gaaven van den Heer „de chaux, benydden. Eenige zyner mede„ kunstgenooten, onwaardig zulk een naam te draa- gen, hadden reeds in den geest van 't gemeen de? „ zelve zoeken te bezwalken, door openlyk den weg ., af te keuren, dien hy zo voorzigtig ingeflaagen 5, hadde, door de afhaaling van den fteen, uitte ,, ftellen. Zy ontzagen zelfs niet voor te geeven, „ dat den fteen, welke hy, nogthans, waarlyk af- gehaald hadde , flegts een ondergedoken fteen „ was." „ De Heer de chaux, geboren met een zeer „ gevoelig hart,trok zig de onrechtvaardigheid vau ( „ net gemeen, welk geloof floeg aan zulk eene „ valfchc befchuldiging, zo geweldig aan, dat hy „ 'er eerlang ziek van werd, en overleed5'. „ Men vergeeve my deze kleine uitwyding,f>egc „ de Heer mar et,) zy is gefchikt om anderen ,, op hun hoede te doen zyn omtrent onheufche 5, oor«  mengelstoffen. . kog ;j oordeelen, ten weinigften voldoet zy aan 't gevoel „ van myn hart:" verder zegt hy; „ook kan ik niec „ tialaaten, openlyk aan te toonen, dat die kundige „ man, het ongelukkig flagtoöer geweest is, van „ nyd en veroordeel". Voor my, ik heb groote redenen, de médedeeIers zulker waarneemingen, en dus ook Proffesfor camper, openlyk daarvoor dank te betuigen, dewyl zy my by tyds geleerd hebben, behoedzaam té zyn, en my te wapenen tegen foortgelyke bitze aanvallen, te meer, dewyl ik reeds meer dan te veel,voor 'c zelfde gevaar bloot geftaan heb, had niet de ondervinding my geleerd, dat het best ware, zig aan kwalykgezinde beoordeelingen weinig ce ftooren, en het heil des lyders bedoelende, zonder daarop acht te geeven, ftoutmoedig, doch bedaard, voord te gaan, en hierdoor de gevaarlyke uitwerking vóór te komen; -. het zoude my byzonder aangenaam zyn, en de uitwerking der Nyd, misfchien eenige afbreuk doen, wanneer alle fteenfnyders ten dezen opzichte, hec voorbeeld, van den zobraaven, beruchcen, als kundigen Amfteldamfchen Lithotomus, den overledenen Heere nierop, 'welke zig om geene verkeerde valfche beoordeelingen, bekreunde) en niet dac, van den al te gevoeligen Heere de chaux, navolgden. WAAR-  ■soö o heelkundige; WAARNEEMING, EN VOLKOMENE GENEESWYZE, EENER 2ELDZAA■ ME, EN VEROUDERDE BREUK. Den iSden Maan dezes jaars, kwam in ons buiten ziekenhuis, maria catharina le roï, oud 42 jaaren, met eene aanmerkelyke en zeer zeldzaame breuk; welke, fchoon van eene meer dan gewoone grootte, echter het lieschgewest behouden had; niet laager doorgedrongen, of afgezakt, dan dat ze met eenen anderen naam, dan, heschbreuk, bc» ilempeld konde worden. AUerwaarfchynelykst komt het my voor , dac de beftendige aanlegging van verfchillende breuk-, en fchort-banden, welken zy te vooren gedraagen had, belet hebben , dac dit uirgeweeken gedeelte ingewand, niec verder naar beneden gedrongen is; offchoon het zelve nimmer door gemelde kunsctuigen, binnen den buik is bepaald geworden, zo hebben deze echter zo veel totdeiieschbcpaaüngtoegebragt,dat het uitgeweeken ingewands gedeelte, zig niec benedenwaans heeft kunnen begeeven, maar gedwongen zig in de ftrekking der lieschplooi uit te breiden, en dat aanmerkelyk gezwel, zie pl. III. fig.H. en 1. te voorfchyn te brengen. Ruim 12 jaaren, vóór dac zy onder myne behan- de-  mengelstoffen. 2C? deling geraakte, had zy reeds de beginzelen dezer breuk ontdekt, welken van tyd tot tyd, niet tegengaande zy onder kundige behandelingen, (die zy waarfcnynelyk veronachtzaamd heeft) geweest is, evenwel tot die grootte gevorderd was, en ter plaatze van den peesband van foupart,zo wel,als aan den onderkant en bovenzyde der dye zodanig aangehecht, dat men door geene poogingen in ftaat was, het breukgezwel te doen verminderen, of iets van het uitgezakte gedeelte, binnen den buik, te doen te rug keeren. Vier weeken, vóór dat onze lyderesfe naar ons buiten gasthuis gezonden werd, hadzy, (niet onwaarfchynelyk, door de knelling van het compres van den breukband) op de breuk, of het midden des lieschgezwels, omfteeking en zwelling befpeurd, welke kort daar na, gedeeltelyk tot verzweering, gedeeltelyk tot verderving overging, en eene vernietiging van een aanmerkelyk gedeelte bekleedzelen, en breukzak of peritoneum zelve ten gevolge bad ; waarop een ander, onbekend , en aanzienlyk gedeelte darms, zie pl. III. fig. I. F. naar buiten uitgedrongen was , het welk zig ontveld, rood, of vleeschkleurig, en evenals of de fpierige rok, dezes darmsgedeelte, ontbloot was, vertoonde, of zig zodanig aanbood, gelyk men het inteftinum redum, fomwylen, (doch cmgekeerdj ziet uitkomen. Tot  HEELKUNDIGE Tot aan den a3 Maart, werd het byzondere tité hangende, en ontbloote gedeelte des darms, nier rotungweerende middelen verbonden , en dit j en het overige gedeelte des breuks,behoorelyk gefehort. De bleekroode verwe,en gladde oppervlakte van het byzonder uithangende gedeelte des darms, werd hierna helderrood, en vleeschkarlig, zo als men ziet in eene platte zweer, welke gezuiverd zynde, zia «ot heeling fchikt. In dezen toeftand werden de omftandigheden der lyderesfe, ten opzichte van toevallen, minder zorgelyk, dan de geneeswyze was twyfelachtig. Vóór dat ik iets tot de te rugbrenging, die onmogeiyk toefcheen, onderneemen wilde , liet ik de aftekening, welke my wel der moeite waardig voorkwam, vervaardigen, waarin de tekenaar zeer wel ge. flaagd is. De Motus Periftahkm , was in het byzonder beulingsgelyke, en ontbloote, langs de dyen nederhangende darmgedeelte,pl. III fig. LP. duidelyk te zien;en by iedere beweeging, vermeerderde ,en verminderde , het volumen dezes darms, over en weder: die was her, 't welk my opmerkzaam maakte, en in de gedachten deed komen, om te beproeven , of men door zachte drukkingen, de beunlingfche uitzettingen, by de worm wyze beweegingen zichtbaar, zoude kun«  MENGELSTOFFEN. «09 kunnen tegengaan, in zo verre ten minften, dat daardoor eene trapsgewyze' vermindering, of inkrimping te wege gebragt konde worden , wanneer de golfwyze beweegingen, tegengehouden wordende, zelfs medewerken zouden, tot de terugkeering naar binnen. By het begin en in den omtrek , pl. III, fig. I. lett. a. b. c. was de huid met den darm zodanig vastgegroeid, dat daardoor een foort van band, of rondloopend koord, welk van tyd tot tyd toevallen van beklemming veroorzaakte, gemaakt werd; en het was deze koord, welke zig het meest tegen, de terugdrukking, door een trapsgewys aanfluitend verband aankantte, en de verfchikking van dit darmgedeelte binnen den buik , eenigen tyd wederflreefde. Door eene gepaste behandeling evenwel, verminderde de breuk langzaamerhand in grootte; dan, de ontlasting van drekftoffen, uit een kleine fistuleuze opening, (zie pl. III. fig.I. lett. ó.) in het, onderüe gedeelte, en groote breukgezwel, 't welk zy reeds twee jaaren te vooren, na toevallen van beklemming 9 bekomen had, bleef aanhouden. Eindelyk tot den 8ften Mei met gemelde behandeling aangehouden hebbende, was onze lyderesfe tot voorige gezondheid , in zo verre zy die eenjge. O C>.  210 HEELKUNDIGE jaaren met haare ongemeene groote breuk, genooten had, wedergekeerd. Den loden der zelfde maand, was het vel-teken, ter plaatfe alwaar te vooren de ontblootte darm uitgedrongen was, volkomen, en toen heb ik haare gewoone twaalfjaarige breuk, (zie bovengemelde pl. fig. II.) ten tweede maale laaten aftekenen. In deze omftandigheid leefde zy tot aan het begin van de maand Juny, zeer welvaarende, en had weinig bekommernis, wegens, noch hinder, van, haar anders beklaagenswaardig ongemak: dan, om redenen eener welgeflaagde geneeswyze, ten opzichte het byzonder beulingsgelyke , van peritoneum ontblootte darmgedeelte, befloot ik tot eene voor de lyderes gantsch niet belanglooze beproeving; ten einde, indien mogelyk , de volkomene geneezing ook van haare langduurige breuk , en verouderde drekfistel, te bewerken. Hiertoe volgde ik myne reedsgemelde aanfluitende, en terugdryvende behandeling, door middel van een daar toe gepast verband, beftaande uit trapsgewyze, in grootte toeneemende, fponfen, drukdoeken, en een zeer lacg, middenmaatig breed, rondom het lichaam, en dyen , aangefloten windzel, enz. Hierdoor verminderde de breuk Iangzaamerhand, zodanig, dat ik den 8ften July, dit aanmerkelyk , (zo  MENGELSTOFFEN. ffill (zo 't fcheen allerwegen vastgegroeid,) ingewands gedeelte, volkomen konde inbrengen. Ik liet haar, ftaande deze behandeling, tweemaalen daags een purgeerend clysma zetten ; weinig voedzel, meest melkfpyzen gebruiken, en beftendig het bed houden. Den iaden July was de breuk niet alleen volko» men ingebragt en door het verband ingehouden, maar hetzelve afgenomen, kwam het ingewand niet weder naar buiten ; 'er bleef niets van haar ongemak zichtbaar overig,dan een ruime lap vel, welke te vooren, met het peritoneum, den breukzak ge» maakt had. Ik hield aan met gemelde behandeling, ten einde de ingewanden beftendig binnen den buik te houden, en de drekfiftel, die reeds den roden July, geen drekftofFe meer ontlastte , volkomen tegeneezen; dan , den i3den kwamen 'erweder, fchoon zeer weinig, drekftoffen te voorfchyn, en die vertoonden zig van tyd tot tyd. Ondertusfchen vervaardigde ik eenen breukband, welken in ftaat was de ruime opening die de ingewanden doorgang vergund had , te fluiten, en de wederuitzakking, te keeren ; dezelve werd nu en dan aangelegd om 'er Iangzaamerhand aan te gewennen , doch meesttyds werd het bovengemelde verband,, 'tgeen minsc hinderlyk was, gebruikt, O 2 , Niet  21» HEELKUNDIGE i Niet voor den aden Augustus, konde ik de drekG(lel , voor geheel geneezen verklaaren , en hoe naauwkeurig ik ook-op dien tyd he/vel, ('t welk zeer ingetrokken was , maar echter nog voor een gedeelte als eene losfe lap, ter plaatze der gewezene breuk , nederhong) onderzocht ,zo konde ik niet ontdekken , of het perkoneum, of breukzak , binnen 't zelve (waar aan ik echter niet twyfele) bevat werd. Reeds den laden Augustus, konde zy haare gewoone bezigheden weder hervatten; de breukband bepaalde de ingewanden binnen den built, en zy was volkomen herfteld. Niet tegenftaande nu haare geneezing reeds vol. trokken was , heb ik evenwel met de behandeling, die dezelve uitgewerkt had , tot heden aangehouden, (alleenlyk heb ik het dagelyksch clyfleren aan 't einde van laatstgemelde maand , achter wege gelaaten,) om reden dat ik buiten dien, voor eene nieuwe openberfting der drekfiftel, en doorperfing der ingewanden, op de oude plaats, vreeze; zy is weder tot volkomene krachten herfteld, zo dra men haar meer voedzaame fpyzen heeft laaten toedienen. De behandeling welke ik ter geneezinge gevolgd heb , is gedeeltelyk door fommigen , inzonderheid den beroemden richter, voorgefchreevcn , en op  MENGELSTOFFEN." 213 ep ondervinding {leunende, aangepreezen: en wat aanbelangt den half cirkelwyzen breukband, welke ik, om de uitperfing der ingewanden, vervaardigd en aangelegd heb, en welke zeer voldoet,deze is naar het denkbeeld des Heeren richter, zie zyne Abhancilung von denBruchen ,Erfterband, das achtekapitel, p. 53. enz. gevolgd, en voldoet veel beter, dan dat dezelve over de ruggraat, tot de tegerövergeftelde heup zig uitftrekke : althans, de redenen en ondervinding, in het rllervoortrefFelvkst werk, des fchranderen richter, ren bewyze van de voordeeligheid dezer foort van breukbanden, ?yn "O voldoende,dat niemand aan den goeden uitflag tw> felen, of zyne aanpryzing wantrouwen kan, Zie daar de mededeeling eener zo zeldzaame breuk, welke my, om redenen der gelukking in de geneeswyze, ter navolging, wel waardig toegefcheenen heeft, ook hier eene plaats te vergunnen. O 3 BE*  914 heelkundige BESCIIRYVING EENER AANMERKELYKE HOORNACHTIGE UITWASSING VAN DE HUID, OP HET HOOFD; EN DERZELVER GENEESWYZE, Catharina de pretter, oud 47 Jaaren , had aan zeerhoofdigheid, zedert haare kindfche jaaren, onderhevig geweest; eindelyk was zy op haar a4fte jaar hier van geneezen, na dat zy op haar 17de jaar vruchtloos getrokken was. -■ ■■ — Na de volkomene geneezing, was zy byna geheel kaalhoofdig gebleeven. Omtrent haar 45fte jaar , had zy het begin2el van een hoornachtig uitwas op 't hoofd befpeurd , 'twelk langzaam voordgroeijende,haar, naar maate deszelfs aangroei, hinderlyk werd, en by deszelfs aanraaking , of knelling , door haar hoofddekzel, eene ongemaklyke gevoeligheid en ligte pyn veroorzaakte. Hierom had zeker Heelmeefter haar een klein gedeelte, en wel het bovenfte nagelachtige weggefneeden, het welk haar niets verligtte. Zy verzocht my om die reden, dit wanftallig ongemak geheel weg te neemen, ten einde radicaal geneezen te worden. —■—■ Hiertoe fcheen het my ge"  [mengelstoffen. aig genoegzaam te zyn „ dit huidgewas , 't welk toen iets kleiner was, dan hetzelve naderhand , wedergekeerd zynde, afgetekend is , zie pl. IV. fig. I. H. eenvoudig byden grond van 't zelve,en zo na* by het pericranium, als mogelyk zou zyn, ter ontwortelinge, af te fnyden, en dit was ook het oordeel van verfcheidene andere kunstgenooten, benevens den Hoogleeraar bonn, welke by de kunstbewerking tegenwoordig waren. Den 28ften February van 't jaar 1784, ondernam ik de affnyding, en daartoe trok ik met de linkerhand, het uitwas opwaards, fchillende hetzelve vervolgends by den grond, en langs het pericranium, met een bistouri af. Dan, hier na mistrouwde ik aanftonds den gunftigen uitflag dezer bewerkinge, dewyl zig terftond, in het midden der bloedige wond, oneindig veele tepelachtige verhevenheden vertoonde. -» Onzeker, in dezen tyd, of verdachte tepel wyze uitbottingen , eenen onbekenden oorfprong hadden , was ik genoodzaakt, het handwerk, ten minften voor dien dag, te eindigen; de gemaakte wond eenvoudig te verbinden, en af te wachten wat hierop volgen zou. Zeer veel moeite had ik, na verloop van agt dagen, het vastgeplakte plukzel, los te fchillen , zodanig was het, met een klein, reeds weder uitgroeijend hoorngewas, vast verëenigd. —— Hier0 4 na  aiê HEELKUNDIGE na ontdekte ik terftond dac myne mistrouwing, ten opzichte der geheele ontworteling, gegrond geweest ware, en dac myne aangewende moeite, vruchtloos zoude zyn. Noch de geesc van zeezouc, die vanfalpecer, noch de zogenaamde boter van fpiesglas, ter beceugdinge van den aangroei dezes uitwas , in de dagelykfche verbanden aangewend, konden den Herken aangroei beletten; waarom ik ook tegen het begin van de maand April, hiermede ophield. Den loden Mey, was het uitwas reeds tot eene aanmerkelyker grootte,dan vóór deszelfs affnyding, hergroeid, en zodanig aanmerkelyk opgereezen, als het zelve pl. IV. fig, I. II. vertoond wordt. De aanhoudende begeerte der lyderesfe, om van dit ongemak volkomen geneezen te worden, fpoorde my tot eene tweede pnderncemmg, en beproe» ving aan. Den I5den van bovengemelde maand, fneed ik, (in tegenwoordigheid van dezelfde genees- en heelkundigen , als by de eerfte kunstbewerking) in twee reizen, in den omtrek van het uitwas, de bekleedzelen, en het pericranium, tot op het been door, en fchilde dezelve vervolgends ïe gelyk, met het ongemak door middel van eene mirtsgewyze fpadel, van het cranium af. ——— Het cranium bleek gezond te zyn, en geene de minfte gemeenfchap met het uitwas zelve, te hebben. De  MENGELSTOFFEN. 2I£ De verdere behandeling , was allereenvoudigst, uit de aanlegging van droog plukzel, compres en windzel beftaande. Van dag tot dag naderde de vleezige rand in den omtrek van dit ontblaor. been, naar het midden* punt, tot op eene zekere hoogte; toen bleef het onveranderd eenigen tyd fraan:ik verwachtté voor zo verre exfoliatie van de buitenfte tafel des bekkeneels, verbond deze oppervlakte met een plukzel wiek , fomwylen droog, fomwylen doortrokken met Sp. Thereb. Het been werd rosachtig van kleur, en 't fcheen als of de vaten van het dtploë zig verlengden, ora een nieuw periollium te willen maaken. Ik hie'd met dezelfde behandeling aan , tot den «often Juny. Het cranium was, overlangs, z% duim ontbloot, en de fmaltle ontblooting was circa 2 duimen. Den adien van gemelde maand, was het cranium nog i£ duim in diameter ongedekt, dan, tot verwondering, vond ik den 2 aften , de geheele ontbloote oppervlakce met losfe vleeschheuvelen ge: dekt. Een wel aanfluitend verband, vel-teelende middelen, inzonderheid de lapis infernalis, en het Ungt. Epulot. Scbligting. hebben de geneezing , fchoon langzaam, volkomen, en beftendig uitgewerkt. De O 5 plaats  2l8 heelkundige mengelstoffen. plaats der hoornachtige uitgroeijing , was den sden Auguftus met een goed, en vast vel-teken gedekt, en geene de minfte zichtbaare exfoliatie van been,is 'er in de behandeling voorgevallen. Verfcheidene waarneemingen, van hoornachtige uitwasfen, op onderfcheidene plaatzen van 't lichaam , inzonderheid de lippen, en dyën, zyn te veel bekend, endoor haller, zacutus, thoresbi, ingrassias, greeve, en andere waargenomen, dan dat het my noodig toefchynt, dezelven te melden: alleen de zeldzaame vertooning , op gemelde plaats,(uitgezonderd de gevallen van zacutus, thoresbi, en ingrassias, insgelyks aan 't huofd waargenomen) de byzondere nafpooring van den oorfprong deszelven, door de openfpouwing dezes uitwas, en geneeswyze; hebben my toegefcheenen , niet geheel onwaardig te zyn ter mededeelinge, der befchryvinge, en afbeeldinge. BRIEF  BRIEF OVER DE NOODZAAKELYKHEID DER KUNSTBE WE R K I N G E, in de Knoest- Kreeft of Kanker-gezwellen; of, beste en beproefde geneeswyze dezer ongemakken ? aan een* Vriend en Kunstgenoot , in Ntordholland.   B & I E F OVER DE NOODZAAKELYKHÉID DER KUNSTBEWERKING, in de Knoest- Kreeft- en KankerGezwellen, enz. MYNHEER! G V zegt dat uwe ongehuwde lyderesfe, ruim 40 jaaren oud, eene eenigzins pynlyke en fteenharde zwelling in de linker mam, u reeds voor eenige jaaren vertoonde; das zy u kortlings,weder om raad gevraagd heeft, en dat gy toen, gemelde verhar» ding bevonden hebt, de geheele borstfchyf in te neemen; dat dezelve knobbelachtig, Cfchoon niet miskleurig,) en meerder pynlyk begint te worden; doch, dat geene oxel, of andere klieren aangedaan zyn, dezelve over de borfifpier verfchuifbaar Is, en dat het u toefchynt, dat haar ongemak plaatslyk is, oflchoon een fcherp, fomwylen bloederig vocht, uit de tepel lekt. Gy  aaa heelkundige Gy vraagt, en met recht, als aan uwen vriend, wat myne gedachten zyn, wegends den aart van dit ongemak, en begeert daarenboven, voor en aleer gy de geheele wegneeming van deze borst aanpryst, van my te mogen weeten, of ik van gedachten ben dat de kunstbewerking, met een goed gevolg zou kunnen gedaan worden? De meefte voornaame en beste Autheuren, welken of opzetlyk over de klier- knoest- en kreeft-gezwellen gefchreeven, of daarover Systhemathis gehandeld hebben , zyn door u hieromtrent wel degelyk geraadpleegt; immers dit maak ik, niet ongegrond, uit uwe verdere naauwkeurige omfchryvingen, en redenkavelingen op. „ Het ongemak, (zegt gy) wat men 'er ookan„ ders van zeggen moge, ontftond, of was het ge„ volg van eene uitwendige belediging. De Lyde„ resfe viel van eene zekere hoogte, met de mam op den knop eener fèoel; weinige dagen hierna, ,, kreeg zy eene kleene verharding in dezelve, wel„ ke trapsgewyze toegenomen, en ontaart is." . Geene ontaarting der vochten voor het overige, voorönderfteld UEd. buiten het plaatslyk gebrek, aanweezig te zyn; daarenboven verzekert gy my, dat 'er geene bedenking alchans gemaakt kan worden , op eene voorgaande ongefteldheid of kankerdispofitie. Niemand van haare nabeftaande heeft ook  MENGELSTOFFEN. 22$ ook zo veel zy zig weet te herinneren, en onderrecht is, immer aan foortgelyk ongemak onderhevig geweest; en wat belangt het geval van fommigen, welken, vóór eenige uitwendige belediging, het zaad des kankers reeds by zig verborgen hebben , dit kan by uwe Iyderesfe, zo UEd. wel aanmerkt, niet wet plaats gehad hebben ; want, zeer oordeelkundig en te recht merkt gy hier op aan; voor eerst, dat zy haare periodique ontlastingen altyd zeer geregeld had, en te vooren altoos zeer gezond geweest zynde , niet wel konde voorönderfteld worden een zodanig zaad, gift, of onbekend iets, dac zulke vernielende uitwerkingen heeft, by zig omgedraagen te hebben, zonder dat het aan de gezondheid eenig nadeel zoude gedaan hebben, en dat daartoe maar alleen toe aan eenen gefchikten tyd en gelegenheid, of uitwendige belediging zoude verborgen gebleeven zyn; derhalven, en te recht, befluic gy , dac de naasce oorzaak, van hec kankergezwel van uwe Iyderesfe , moec vascgefleld worden , de uitwendige belediging te zyn , en dat dus hec kliergefiel der mam meer en meer, en van tyd tot tyd, ontaartende, eindelyk het onbekende iets, of de kankerftof in deze borstfehyf geboren is , en daardoor thans een plaatslyk kankergezwel vertoond wordt. Want, zegt UEd. fchoon het waar zy, dat 'er meer andere verborgene ziekelyke ongefteldheden, in  •34' hEelkundioï ïn fchynbaar gezonde menfchen, fomwylen plaats hebben, zo is het niec wel mogelyk,maar veelmeer ongeloofiyk, dat eene foortgelyke ontaarting onzer vochten, kankerfmet, of gift, onder de overige gezonde kan rondzwerven , zonder eenig nadeel te doen , voor en al eer ^ eene tweede oorzaak ter plaatsbepaalingedaar by komt;daar men ziet, welke vleeschlyke verwoeftingen, dit gifc te wege brengen kan: en derhalven gelooft UEd. , op geene wankelbaare gronden, dat dit kankergezwel, zo wel als alle andere, door uitwendig beledigende oorzaaken ontftaane kreeftgezwellen, eerst en alleen na de be • lediging ontftaan is , en alleenlyk in deze klieren huisvest, zonder dat 'er vooraf eenige andere als gemelde aanleiding geevende oorzaak , plaats gehad heeft. Gy verzekert my nog daarenboven, ('c welk onnoodig ware, dewyl uwe kunde, lecTmue, benevens de menigvuldige ontmoetingen en behandeling dier 011-. gemakken, my overgenoeg bekend zyn) dat ik gerust vooronderftellen kan, dat gemelde ongemak, dat geene is, waarvoor gy het opgegeeven hebt, en geenzins behoort tot de beurs- vet- -fpek- of vleesch-gezwellen, noch ook niet onder de fèrophuieuze, noch eenvoudige verhardingen kan gebragt worden. Hoe zeer ik van uwe uitgebreide lecruure overtuigd  MENGELSTOFFEN» 22^ tuigd ben , moet ik u evenwel van eene geringe nalaatigheid, in het leezen van de zo nuttfge Algemeene Vaderlcmdfcbe Letter - oefeningen, befchuldigen ; immers indien gy dezen niet veronachtzaamd had in te zien, dan had gy my de moeite ter beantwoordinge gefpaard, en uw richtfnoer ter behande* linge van uwe lyderesfe, zoudt gy aldaar gevonden hebben: hierom zal ik,op't einde dezer,de vryheid gebruiken, dezelve over te neemen, om veele van uwe opmerkingen proeföndervindelyk te beantwoorden: ik zal derhalven volftaan kunnen met dezen brief thans oppervlakkig te behandelen. Ik vind de omfchryving , en aanmerkingen, in 't geheele beloop van uwen brief, zo j uist, en op zulke onwrikbaare gronden gebouwd, dat ik geene andere van belang, daartoe zoude aanvoeren, noch iets daar by voegen kunnen : eenige algemeene aanmerkingen zullen thans genoeg zyn, en u , hoop ik, voldoen. Voor my, ik ken als nog geen zeker hulpmiddel, ter geneezinge van eene waare kanker, door eene uitwendige oorzaak ontftaan, dan de tydige wegneeming, door middel van het mes; wat ook anderen hier tegen aanvoeren mogen. Eene algemeene kankerachtige gefreldheid, of dispofitie in de vochten van fommigen, en eene algemeene mededeeling van de kankerftof aan veele afP ge.  £2$ HIELXDNDIGE gelegene klieren, door eene verregaande befmetting eener kankerachtige borst, in den hoogden graad woedende , 't welk by uwe lyderes geen plaats fchynt te hebben , verbiedt altoos eenig handwerk, hoe ook genaamd, even zo wel, als wanneer het koude vuur, uit welke oorzaak ook ontdaan, zulke merkelvke vorderingen gemaakt,en zig zo algemeen verfpreid heeft, dat eene gemeenzaame geneigdheid tot verderving der deelen, voorhanden zynde, 'er geene afzettingen geoorloofd zyn: — dan, diezelfde kanker.ontaarting, iin 't lichaam aanweezig, zig tot het een of ander klierwezen, zonder voorgaande uitwendige belediging, bepaalende, en 't welk voor eenig handwerk vatbaar is, geloof ik, dat even veilig als 't kankergezwel, door uitwendige belediging ontdaan, kan, mag , en moet weggenomen worden; en derhalven ziet gy klaar, dat ik althans geene zwaarighcid maake, om uwe, zo het fchynt , tot de operatie gefchikte lyderes, tot dezelve bekwaam, en door dezelve heelbaar te voorönderdel» len, en de wegneeming durve aanpryzen ;deunende myne voorönderdellingen op onlochenbaare voor» beelden der beste en getrouwde waarneemers, behalven myne eigene ondervinding, en die van myne goede en heelkundige vrienden. Meer dan eens heb ik plaatslyke kankergezwellen, met het gevolg eener volkomene en bedendige ge- nee-  MENGELSTOFFEN. S>a*> heezing zien wegneemen , behalven dat ik zelf tweemaalen, eene lipkankef , tydig weggenomen, geneezen heb. Eindelyk, rot verilerking van uwe gevoelens, dat de kanker, door eene klierkwctzende, uitwendige belediging, menigvuldigmaal ontltaat, welken gy nimmer, zo lange wy niet beter van het tegendeel overtuigd zyn , moet vaaren laaten , zoude ik u uic menigvuldige voorbeelden, zo wel door myne eiuènè ondervindingen,als uit die van anderen klaar gebleeken , kunnen bewyzen ; dan , een ehkéld', nog versch, en onder myne behandeling aanwezig geVal, zal genoegzaam zyn, voor iemand als UEd. die zo bedreven als kundig is. —Een man , ruim 40 jaaren oud,zeer gezond en nimmer aan eenige ziekte van belang onderhevig, kwetst, onder het kaauWen van harde fpyze, het voorfte gedeelte van zyn tong geweldig: van dezen tyd af, gevoelde hy pyn, en vervolgends eene kleine hardheid op dezelfde plaats, 't welk hy veronachtzaamde. ------ Deze verharding en pyn, nam van tyd tot tyd toe, en na veele vruchtlooze middelen daar tegen aangewend te hebben, heeft hy , twee jaaren na het bekomen der aanleiding geevende oorzaak, my eerst om raad gevraagd. Ik vond toen reeds een aanmerkelykelyk gedeelte P a der  S2Ü HEELKUNDIGE der tong, door eene kankerachtige zweer weggevreeten, en ingevolge dezer kankerzweer, de klieren van de onderkaak, misfchien door de gemeenfchaplyke watervaten , of volgends vroegere gedachten, door middel van de zamenverbondene zenuwen , opgezet en verhard, en derhalven voor geene dan de cura palliativa, vatbaar. Verwacht ondertusfchen niet., dat ik voorönderftellen zoude, dat 'er in "t geheel geene voorbe* fchikkende oorzaak, in dit en foortgelyke gevallen plaats zoude gehad hebben; want het leerftuk in de genees- en heel- kunde , dat geene causfa occafionalis, eenige ziekte in ons lichaam, zonder dar in dat zelfde lichaam de gefchiktheid tot die ziekte plaats heeft, kan te wege brengen, is ontwyfel- baar, en volkomen zeker; maarte ftellen, dat gemelde geweldige kneuzing niet in Haat geweest is, de tongkanker veroorzaakt te hebben, en dat die niec plaatslyk zyn kan, is eene dwaasheid zo groot, als het dwaas zoude zyn, zig tegen het gemelde genees- en heel- kundig leerftelzel, aan te kanten; integendeel , ik denk, dat het uitwendig geweld, in dit en andere gevallen, gevoegd by de voorbefchikkende oorzaak, of by de natuurlykegefteldheid, welke alle deelen , om, eene gelegenheid 'er by komende, zieklyk te worden, hebben, de kanker kan  mengelstoffen. 22£ kan te wege brengen. (57) Aan den anderen kant, en ten duidelyke blyke dat geene kankerftof in het lichaam lang verborgen blyft, maar ook aanftonds, zo dra dezelve in het lichaam aanweezig is, of in een daartoe gedisponeerd geftel geboren wordt, het een of ander, of het geheele kliergeftel aandoet, zal ik u insgelyks met twee nog verfche voorbeelden aantoonen. Mejuffrouw n. b. o, byna 48 jaaren oud, had, voor ruim twee ja iren, onverwachts, een fcirrhus, ter grootté van een kleinen fluiter, in haare linker mam gekreegen : langzamerhand nam dit ongemak in grootte toe, was in Jen beginne alleenlyk bydeaan- raa- (57) Zie dit leerftelzel, met vrucht, in een ander geval, grondig beweerd; Aanhang fel van den lieer e m. s, du put, op de Aanmerk, en Geneezing der lammigheid van ie on ■ derft e ledemaaten , door p. pott, pap. 45 enz. Alwaar de fchrandere Aanmerker, fchoon de voorbefchikkende oorzaak, In gevalle eensr kromheid der ruggegraad, niet ontkennende , echter daarom geene geneezingswyze , en handwerk ter herftellinge voorgefteld, onbezonnen afraadt; wel befeffende dat het ongemak in fommige gevallen zodanig, en plaatslyk zyn kan , dat eene plaatslyke hulp van dienst kan weezen, en de geneezing daar door te we$e te brengen, mogelyk zy. P 3  £39 HEELKUNDIGE raaking gevoelig; doch werd kort daar na jeukende , heet, pynl yk en mi'kleu. ig, en werd door beroemde heelkun ügen , voor waare kanker verklaard. De bekende bagyntjes appliceerden tot tweemaalen haar middel , zonder goed gevolg, en verklaarden hec ongemak , zonder de afzetting ongeneeslyk. In dezen toeftand bleef het, tot aan den winter van 'c voorgaande jaar; toen, uitgeput wordende in krachten, door verlies van veel bloeds per menflrua, welken zeer lang aanhielden,en telkens binnen 14 dagen wederkeerden, en hierdoor ongefleld, en meer en meer kwaadsappig geworden, nam haar ongemak hand over hand toe ,• de geheele. borsc vertoonde een pynlyk, miskleurig kankergezwel, het welk eindeJyk, ter plaatfe van een paarfche kneukelachtïge, knobbel , openbrak , en haar aanfpoorde, om, in de voorgaande maand Maart, by my om hulp te ko« men vraagen, Ik vond haar borstgezwel te zyn eene waare kanker, en kon haar,om reden der zwakheid, exülceratie als anderzins, de afzetting, toen ter tyd, niet aanpryzen , offchoon voor het overige haar onge«. mak,na eene naauwkeurige onderzoeking,plaatslyk bevonden werd. Indien zy anders niet te veel verzwakt, en ongefteld geweest ware, de kanker niet reeds losgebroken was, en eene kvvaadiiartige zweer vertoond had, dan zou  MENGELSTOFFEN. 23! zoude ik, voorzeker, de afzetting aangepreezen en ook waarfchynelyk met een goed gevolg uitgevoerdhebben. Dan $ in dezen toeftand vond ik raadzaam alleenlyk haare vochten te verbeteren , de krachten op te beuren, en de plaatslyke kanker te pallieeren: hierdoor is zy zo verre gevorderd, dat zy thans gedonder en tlerker is, en de karkerzweer, door de aanlegging van het middel van m.martinêt, ( doch met eenig onderfcheid van aanbelang) zodanig bepaald worde, dat ik federt eenigen tyd, weinig of geene vergrooting heb kunnen befpeuren, en de pynen draagelyk geworden zyn! voor 't overige heeft zy thans haare periodique zuiveringen minder , en op den gewoonen tyd. Ik vlye my deze lyderesfe op zodanige wyze nog lange te zullen kunnen behouden, althans indien 'er anders geene onverwachte en nadeelige omftandigheden bykomen. Hier uit ziet gy, dat ik, even, als UEd., van gedachten , en wel verre hen van te ftellen, dac 'er geene tot kanker gedisponeerde geitellen aanvveezig zyn; alleenlyk omkenne ik, dat dezelven altoos voorönderfteld moeten worden, vooiaT plaats gehad te hebben , offchoon zy te vooren , vóór het ongemak , gezond fcheenen te zyn , en niet tegenffoande zy meenen wel degelyk bewusc te zyn, van vóór de eene of andere beledigende uicwendige oorzaak, geene klierige ongefteldheid gehad ce hebben: wie coch zou P 4 het  23^ heelkundige hec getuigenis van menfehen die een gezond oordeel hebben, en geene reden ter misleiding gegeeven worde, altoos wantrouwen en hunner waarneeming het geloof ontzeggen? Maar, de tot kanker gedisponeerde geftellen, kunnen ook door eene uitwendige oorzaak op de eene of andere plaats kankergezwellen verkrygen, zelfs kan hiertoe, in den be. ginne, ter plaatsbepaalinge, door eene fchrik,aanleiding gegeeven worden; dan,niet lang daarna zullen verfcheidene andere klieren door het zelfde fmec, en *t zelfde ongemak aangedaan worden: deze zyn noU me tangere, waartegen de kunst niets vermag, en dieevenwel zouden ontftaan zyn,zonder eenige uitwendige belediging , en zeer korc na de geboorte dezer kankerftone in het lichaam , welke oneftaac door eenen, voor ons als nog onbekenden, zekeren graad van verbaftering,ontaarting, of vergiftigingonzer voch' ten: hier van hebben wy in ons ziekenhuis, in het laatrte van 't voorgaande jaar, een aanmerkelyk voorbeeld gehad. neeltje van campen , oud 6} jaaren, Weduwe federd weinige jaaren, kwam , den agllen November, onder behandeling van den Heere van erichem, en myj wy vonden een afgryzelyk verzworen kankergezwel in de linker man, en bevonden te gelyk eene geheele kankerverbastering haarer vochten aan weezig, dewyl niet alleen de rechter  MENGELSTOFFEN. 233 ter mam daar benevens, verhard en opgezet was, maar ook de glandulaeaxillares wederzyds, gelyk ook de fubmaxillares, waren aangedaan; in één wóórd, allerwegens, daar uitwendig voor 't gevoel de klieren tastbaar zyn, waren ze opgezet en ontaart. De tunica adnata van beide de oogen was geel; de buik hard en gezwollen, en zo wel als de borften op de minfte aanraaking pynlyk; daarenboven was zy zeer benaauwd van borst, en kortademig: hieruit kunt gy gemaklyk omtrent het inwendige kliergeftel oordeelen, en opmaaken, dat 't zelve even kankerachtig ontaart geweest is. Het geheele fysthema glandularum dezer vrouwe, was trapsgewyze beginnen te verharden, te onüiarten,pynlyk te worden, en te woeden ; zelfs wist zy niet te recht, in welke borst zy het eerde zwelling en pyn gewaar geworden was; of welk gedeelte van haar lichaam, daar klieren gevonden worden, haar 'c eerst gehinderd had. Dan, zy was verzekerd dat haar deernis waardige coeftand, niet van eene uitwendige belediging afhong, en dat het zelve omtrent haar 50de jaar begonnen was, na dac zy eenigen tyd te voo« ren, en aanhoudend, aan eene onbekende zieklyke gefteldheid gefukkeld had; gevolgd na de terugblyving haarer maandlykfche ontlastingen. Die allervreeslyksc kankergeflel, fcheen ons terdond hulploos en doodlyk toe , en wy achtten het P 5 niet  «3* HïtliSUHDIGB niet raadzaam iets anders, dan verzachtende en pyn? flillende middelen, om, ware het mogelyk hec overige leven eenigzins draagelyk te maaken, aan te wenden; ook oordeelden wy, het uit- en in- wendiggebruik, van het middel tegen de kanker, van m. martïnet , niet ondienftig te zyn. Zy werd van haar fmartlyk leven, het welk by haare aankomst in ons hospitaal, reeds zeer onderdrukt, en byna vernietigd was, den 8lren December verlost. Laat ik u ten Iaatften, en tot te meerder verwerking uwer gevoelens , dat naamlyk, eene woedende, waare, en opene kanker zelve, alleen plaatsJyk zyn kan , nog het volgende mededeelen , en hierin myne laatfte waarneeming, by eene myner lyderesfen, laaten volgen. Het kankergezwel na eene geweldige fchrik, in de mam eener, anders in fchyn gezonde vrouwe ontdaan, werd, korten cyd daar na, eersc door pyn,en vervolgends door eene kleine verharding , welke fpoedig in groocte coenam, voorafgegaan. EeniQe maanden laater veranderde dit ongemak in eene omvreecende, diepe, rottige, en bloederige kankerzwear , de helft der borst, naar de borstbeens- zyde inneemende, juist zo verre zig uitltrekkende, als het kankergezwel zig te vooren vercoonde: —- toen werd de kankerzweer niec grooter in  MENGELSTOFFEN* *S5 in omtrek, maar in de diepte hield de wegknaaging aan. In de voorgaande maand July, kreeg zy, in dezelfde borst, naar de armzyde, ingevolge eener kneuzinge? omfteeking , zwelling, verëttering en doorbraak van het ettergezwel , ontlastende eene menigte, witte, zuivere, welgebondene etter; en niettegen-, ftaande de nabuurige kankerzweer, door dit nieuw en tergend toeval verergerd was , bedaarde evenwel alle toevallen van omfteekinge.by de doorbraak des ettergezwels. De borst welke ten tyde der ontfteekinge , en vóór de doorbreeking des ettergezwels, zodanig ge-* zwollen was, dat de arm van die zyde , niet dan op eenen merkeiyken aflland van 't lichaam, geplaatst konde worden , verminderde weder tot de voorige grootte,en gif weder vryheid aan den arm, ter onhinderbaare beweeginge, en op het einde van gemelde maand, was deze nageblevene zweer des ettergezwels, volkomen geneezen. Het kankergezwel bleef hierna in denzelfden toeftand als te vooren, en heeft beftendig eene fcherpe, ftinkende ichor, zeer verfchillende by gevolg van het vocht uit gemelde ettergezwel, ontlast. Indien 'er nu nooit eene plaatslyke kanker gevonden werd, of 't geen 't zélfde is,indien 'er altoos, vóór dat eene uitwendige belediging, fchrik, of iets desge-  Q36 HEELKUNDIG» gelyks plaats grypc, het kankerfmet onder de vochten verborgen is, hoe kan dan in het zelve klierwezen en vetvlies, van dezelfde borst, een goedaartig ettergezwel voorvallen 9 en, 't geen fterker fpreekt, hoe kan de verzweering zo naby en naast het woedend kankergebrek, zonder hinder geneezen worden ? zie daar derhalven een duidelyk bewys, dat zelfs eene opene, kwaadairtige kankerzweer, in een gedeelte der klieren, welken de zogenaamde borstfchyf zamenftellen, benevens de cellulofa, kan plaats hebben, terwyl het overige gedeelte onbefchadigd blyft. Hoe zoude men toch, zulk een verfchynzel kunnen verklaaren, indien 'c waar was, dat 'er altoos eene inwendige kankergefteldheid in de vochten, voor dat de kanker zig, op de eene of andere plaats, openbaart, plaats heeft, zonder dat eene uitwendige belediging, fchrik, of iets dergelyks, daar toe aanleiding zoude kunnen geeven ? Immers indien foortgelyke nieuwe fysthemata op de ondervinding gebouwd waren, dan zoude moeten volgen, dat door de minde aanleiding geevende oorzaak , (die in ons geval, eene goedaartige verzweering ten gevolge had) de uitbreiding en woede van de kankerzweer begunftigd moest worden, of ten min. ften dat op die plaats, alwaar het ettergezwel zig opende, eenongeneeslyke verzweering, zo niet eene nieuwe kankerzweer zig vertoonen moest. H»t  mengelstoffen. 237 Het is dus wel verre van ons, dat wy het tegengeftelde van ons fysthetna zouden kunnen omhelzen, te meer, daar ons foortgelyke gevallen meer be» kend, en voorgekomen zyn. Aanmerkelyki gevallen, tot ftaaving van ons leerftelzel, worden ons van anderen, beproefde,en beste heelkundigen, verhaald; en heb ik, behalvende gemelden, waargenomen. Eene bejaarde vrouw, werd haare, op fcirrhus gevolgde borstzweer, door de beroemdfte Geneesen Heel-kundigen, voor eene kankerzweer, waar tegen niet dan de cura palliativa dienftig geoordeeld werd, gehouden. — Een kwakzalver, het orige» mak niet kennende, beloofde haar de geneezing: hy leide tot dat oogmerk prikkelende middelen aan; daar oncftond eene toevallige, doch gewoone ontftee king, die hem niet weinig bekommerde: — hy gebruikte hiertegen gortpappen, en zie daar, eene goedaartige verëttering, welke de vernietiging van een groot gedeelte der borstfchyf ten gevolge had,doch welke na verloop van eenige maanden,met een goed vel-teken gedekt werd, was het einde dezer heelwyze - De kankerzweer was ondertusfchen in dezelfde ongunftige omftandigheid gebleeven, en liet niet na, naderhand, in woede aan te houden, zodanig, dat de lyderesfe, drie jaaren na de mislukte geneezings onderneeming, aan haar ongemak , welk  43? heelkundige mengelstoffen.1 'twelk zy door eene uitwendige belediging, naamlyfc door den flag eener vuist, bekomen had, overleed. Was deze vrouw niet aan haar kankerzweer gefror« ven, misfchien zoude men tegenwerpen, dac haar ongemak, van geenen kankera'chtigen aart geweest ware, en dat gemelde Ganees-en Heel - kundigen Sn de benoeming des ongemaks, gedwaald hadden. Dan, de dagelykfche ondervinding, heeft ons hier in zodanig voorgelicht, dat wy foortgelyke aanmerkingen krachtloos achten: . en wat belangt de waarneemingen van myne zo even genoemde lyderesfe, hieromcrenc kunt gy u volkomen van de waarheid verzekerd houden, en ten befiuite gebruik maaken, van myn aanbod, vene et vide. De tyd en plaats vergunt my niec, op uwen, anders veel aandacht Waardigen brief, langer te blyven ftaan, veel min zo omftandig als anders mogelyk zoude zyn te antwoorden : zyt voor dit maal vergenoegd, met de volgende overneeming, en zyt verzekerd dat ik altoos zyn zal, Uw zeer Dienstvaardige Dienaar en Vriend, G. J. van WY. Amfteldam den UAftenJuny .784, BRIEF  BRIEF of BERICHT, WEGENS DE AFZETTING EENER VROUWE BORST; AAN DEN HEERE G. G R E E V E, Beroemd Stads Heel-en Froed- meester enz. te Utrecht. DOOR g. j. VAN w y: Overgenomen uit de algemeene Vaderlandfche Letter - Qeffeningen , zesde deel, No. 3, Mengelwerk, bl. 100 tot 110.  1  BRIEF of BERICHT, WEGENS DE AFZET TING EENER VROUWE BORST; AAN DEN HEERE g. g r e e v e, Beroemd Stads - Heel - en Vroédmeester enz. te Utrecht. *«S5«>«9SSt>>«»SS«>«1>SS«»«»SS»>*»SS»> WEL-EDELE HEER!GEACHTE VRIEND! Beloofde ik UVVEd. op uw verzoek, den uitflag eener thans zo zeldzaaine als gevreesde kunstbewerking , (ik meen de afzetting eener vrouwe borst) welke ik op den 4den van de maand Augustus 1783 ,alhier volbragt, te berichten; zo voldoe ik deze belofte te gereeder, dewyl de geneezing zo volkomen, als gelukkig , berykt en uitgevallen ; als om dat een zeer ongunftig verfchynzel, na de operatie, de geneezing weerftreevende , afgewend en te boven gekomen is; het welk my heeft doen denken, dat het niet geheel onwaardig zoude geöorQ deeld  Z\Z HEELKUNDIGS de°ld worden; die antwoord op uwen Brief, in dk maandwerk, te plaatzen. De Weduwe w. sterk, oud 4.2 jaaren, kreeg, na dat zy negen maaien gekinderd had, een floot tegen de rechterborst, en ingevolge hiervan, eene kleine fcirrheufe verharding, welke, v*n tyd tot tyd"grooter wordende, eindelyk de geheele borstfchyf innam, en pynlyk werd, 't welk haar aanfpoorde naar hulp omtezien, na dat zy haar ongemak reeds drie jaaren gedraagen had. Hiertoe raadpleegde zy de bekende , (en te onrecht beruchte^ bagyntjes, zonder hulp te erlangen; integendeel, deze geeülyke dochters befchouwden haar ongemak van dien aart te zyn , dat de aanlegging haars middels niet baaten zoude, en lieten haar ongetroost, onder het veel beduidende fchouder optrekken, (toen de lyderes verlangde te weeten, of haar ongemak hulploos en gevaarlyk was) vertrekken. ' Niet te vreden met de afwyzing van gemelde meefteresfën, kwam zy den 1 aden July mynen raad en hulp verzoeken. ——- Ik vond de geheele borstfchyf knobbelachtig en zeer hard, of fcirrheus, en de lyderes, op de eerfte voorftelling, tot de wegneeming, zeer genegen: - zy was, buiten dit ongemak , gezond, en op dezen tyd ontdekte ik geene andere, van de borst afgelegene klie."  MENGELSTOFFEN. 243 klieren , opgezet op verhard, althans geene inwendige aangedaane borstklieren, waaromtrent men zeer naauwkeurig onderzoek, wil men de afzetting der borden, volgends den voorzichtigen en verftandigen raad van Profesfor camper, met gewenschten uitflag in 't werk dellen, behoort te doen, kwamen in bedenking. Een zeer ongunftig kenteken , (fchoon niet in ftaat my af te fchrikken,) vertoonde zig echter, en verwekte by my eenige bedenking : daar ontlastte zig uit den tepel geduurig eene bruine, en fomwylen bloederige, fcherpe ftof, — Volgends het gevoelen van de beste enberoemdfte Heelkundigen, wordt dit verfchynzel niet, dan in die fcirrhi, welke op 'c punt (laan van kwaadaartig te worden, en eerlang in eene opene en woedende kanker uit te barden, waargenomen. Althans le dran, aan wiens getrouwe en echte waarneemingen, niemand, zo min als aan zyne ongenieene kunde , twyfelr, zegt hieromtrent: — „ Het gebeurt veelmaalen, dat 'er uit eene kwaade „ borst, verfcheide maanden lang, uit den tepel, „ of zelfs uit de huid /ondom den tepel, eene dun„ ne bloederige dof, of eene etterachtige wei , „ zweet. Het ongemak der borst neemt daar door j, niet af, maar wanneer deze uitlekking ophoud, » neemt het gebrek (hy bedoek de kanker,; heel ,, fchielyk t0e," Q a Hier-  24)- HEELKUNDIGE Hierom fcheen hec my toe, dac de afzetting, de eenige kans ter herftellinge, en voorkominge van eene woedende kanker,was, en dat dezelve, tydig gefchiedende, gewenschte gevolgen hebben konde; indachtig hec geen de kundiger, balthasaar, in zynen Brief, aan Doétor.j, voegen vanengelen, in het Genees-natuur- en huishoudkundig kabinet geplaatst, zegt: - „ Indien de kanker kan en mag weggenomen ,, worden, dan fpreekt het van zelfs, dat de afzet„ cing de korcfle en veiligfte weg is;" te meer,dewyl de klierige borstfchyf, fchoon geheel en al ontaart, voor 't overige van de borstfpier los was en de beroemdfte Heelkundigen, in foortgelyke gevallen, indien men ze niet alle van onkunde en ontrouw befchuldigen mag, veelmaalen geflaagd zyn; ook vond ik my verpligt, liever dit hulpmiddel te beproeven, dan haar aan het dreigend noodlot over te geeven; want, alfchoon men al eens vastftelde, dat de afzetting een onzeker hulpmiddel ware, zo blyft het ondertusfchen, naar celsus wyze fpreuk, zeker, dat het beter is een onzeker hulpmiddel te beproeven, dan de lyders hulploos aan hun noodlot over te geeven; te meer, indien dat hulpmiddel,door getrouwe en kundige waarneemers veelal goed bevonden is. Op zodanige gronden ftelde ik myne lyderes, de weg-  mengelstoffen; 545 wegneeming van de geheele borst, zo gemaklyk en aanneemelyk voor, als mogelyk, en geoorloofd was, ten einde haar niet aftefchrikken. Na eenigen tyd, en na vooraf ook den raad van den Hoogleeraar bonn, welke met de myne volmaakt ftrookte , ingenomen te hebben , beflooc zy tot deze heelkundige bewerking zeer kloekmoedig. Onverwachts, en even vóór ik gereed ftond het handwerk te beginnen, befpeurdemen eene verharde klier onder den arm, welke noodwendig geoordeeld werd, (zoude de operatie wel 'flaagen,) weggenomen te móeten worden: —— hierom zag ik van de gewoone wyze van afzetting, die ik my had voorgefleld te zullen volgen, af; beginnende de incifie van onder den arm, ten einde wel verzekerd te zyn , gemelde klier, aldaar wegteneemen, of het reeds daar heen verfpreide kankergifc geheel en al te ontwortelen, het welk my, om hierin door de bloeding als anderzins niet verhinderd te worden,best toefcheen Deze incifie vervolgde ik zo verre, als ik noodig en veilig oordeelde, ora niet te vroegtydig de mam-flagader van een te fcheiden, welke my, buiten deze voorzorg, hinderlyk had kunnen zyn. Hierom, tot op die hoogte genaderd zynde , vertoonde zig ook geene bloeding van aanbelang, althans geene zodanige die in ftaat was my in het handwerk te kunnen hindeQ 3 ren,  S4 krachtig is, wanneer de kunst bezwykt , en niets vermag, dan hinderpaalen, die de eersrgemelde in haare werking kunnenftooren,uit den weg te ruimen. Aanmerkelyke bedorvene gedeeltens der onderkaak , tusfehenbeiden de geledings uitfteekzels, zo wel, als van de bovenkaak, heb ik menigmaalen zien uitvallen, en door de werkzaame Natuur , herfieilen : maar een geheele loozing der onderR 3 kaak,  ï60i ' HEELrKUNBïGE kaak, met de geledings uitfteekzels, ter wederzyde, zo wel, als de feparatie van de helft eener onderkaak, met het kraaijenbekswyze engewrichtsknokkelachtige uitfteekzel, met gevolg eener volkomene herftelling, door eene nieuwe beweegbaare kaak, en aanvulling eener verlorene helft, in een jong, en een oud man van ?o jaaren , fcheen my zeldzaam, en genoegzaam waardig toe, ter mededeelinge,en bewys, van het vermogen der heelkrachtige Natuur. In de maand Augustus van 't voorgaande jaar, 1783, kwam in ons ziekenhuis een man, oud 38 jaaren, welke federt eenigen tyd te vooren ziek geweest was, en fterk gekwyld had, zondereenig geneesmiddel gebruikt te hebben. Alle de tanden en kiezen had hy uit de onderkaak reeds verloren, en zyne kwyling, die vermoedelyk door eene verborgene beenbederving , op de eene of andere plaats veroorzaakt was, wilde voor de gewoone gebruikelyke middelen, daar tegen , niet wyken. Hec tandvleesch der onderkaak alleen, was zeer gezwollen, ligtbloedend, en pynlyk , en over hec geheele boven en middengedeelte vanéén gefcheiden, zodanig dat de geheele kaak, met haar kasboogsgedeelte eindelyk ontbloot raakte. De vanéénwyking des tandvleeschs, werd aanmer- ke.  MENGELSTOF? RN. aGg kelyker, en zelfs de grond der kaak geraakte voor het gezicht bloot, zo dat men met reden de af. fcheiding van een aanmerkelyk gedeelte te ge roet zag; maar in geenen deele, op het verlies der geheele onderkaak,met de gewrichts uitfteekzels, bedacht was. De lyder zelf wist zig in 't geheel niec te herinneren, ooit eenig bederf aan zyne tanden, of kiezen, welken hy ftaande den tyd der kwyling verloren had, gehad te hebben; ook geene plaatslyke pyn , omfteeking , verzweering, of iets derge ■ lyks, had hy immer aan zyne onderkaak befpeurd; dus was ook deze kaaksöntblooting, toen hy onder onze behandeling was, zonder eenige andere pyn, dan die, welke men gewoonlyk ontdekt, by hun, die ten tyde der kwyling gezwollen en ontveld tandvleesch hebben, en deze pyn verdwern ook, zodra gemelde zwelling bedaarde, en de ontvellingen geneezen waren. In gemelden toeftand bleef onze lyder eenigen tyd, doch eindelyk raakte'er een aanmerkelyk ftuk, van het rechter zydelyk kaakgedeelce van het overi. ge los, en werd gemaklyk uugenomen, en korre dagen daar na, gevolgd door een ander , meer midden en kleiner gedeelte: — Toen febeen het, als of de natuur eenigen tyd werkeloos was, ja zelfs was hec zeer twyfelachtïg, of het hier byblyven R 4 . zou  i04 HEELKUNDIGE zoude, dan of 'er meer feparatie te wachten wai re. —— Ondertusfchen hield men met de genees- en heel - kunftige toedieningen , in zo verre die noodzaakelyk waren , en van dienst konden zyn, aan: eindelyk, de poogingen der Natuur hervatteden zig, en zy fcheen met vernieuwde krachten haar begonnen werk te willen voltooijen ; want, men zag van tyd tot tyd, dat andere gedeeltens der kaak opgeligt, en vóordgeftuwd werden, en zo verre losgemaakt, dat de lyder dezelven , op de allergemaklykfte wyze, konde uitneemen, zodanig dat by in den tyd van drie maanden, zyn geheele onderkaak, doch ftuksgewyze,-met de wederzydfche knokkel ach tige , en kraaijenbekswyze uitfteekzels, byüengezameld had. Intusfchen de feparatie , ontdekte men den nieuwen aangroei eener andere kaak , de vorm der voorige volgende, zynde in den beginne lederachtig op 't gevoel, en naderhand (de behoorelyke hardheid verkreegen hebbende) konde de lyder dezelve behoorelyk beweegen , en tot de kaauwing gebruiken. De nieuwe kaak verfchilde alleenlyk in breedte van de voorgaande, ook was het kinfluk korter en ronder , waardoor dit gedeelte, ver onder de bovenkaak , by de fluiting des monds, zig infehoof. Deze lyder is van November 1783. tot Mei 1784.  mengelstoffen. «6*3 1784. in ons ziekenhuis, (herfteld van zyne gemelde kwaal,) om andere redenen, gebleeven, en heefc toen, volkomen gezond, hetzelve verlaaten. De onregelmaatigheid , der ftuksgewyze kaaksloozing, is de reden, waarom ik geene voldoende aftekening heb kunnen laaten vervaardigen. Hec naauwkeurig medegedeelde geval, hoop ik, zal genoegzaam voldoende zyn aan ons oogmerk , om naamlyk te bewyzen, dat Natuur nog heelkrachtig is , wanneer de kunst bezwykt : om hiertoe een tweede bewys by te brengen, zullen wy een foortgelyk geval, van eenen anderen lyder hier byvoegen, en de aftekening van de helft, zyner geloosde kaak,op de vierde plaat,fig.III,en IV, mededeelen. jan roezink, oud 70 jaaren, werd ter her. ftellinge , den I4den January 1784. in het buiten gasthuis, ons toegezonden.. Hy had federt langen tyd, aan eene diepe pyn, zwelling en ont> fteeking aan de linker zyde van het aangezicht, 'inzonderheid langs de onderkaak, zo hy zig verbeeld • de, ingevolge eener bedorvene kies, welke uitgevallen was, onderhevig geweest: deze verfchynzelen, fcheenen na de uit-en in-wendig coegediende hulpmiddelen, eenigzins ce verdwynen, althans de ontfteeking,zwelling, en pyn waren, tegen het einde van gemelde maand, zodanig verminderd , dac wy geen de minfte gedachten althans, op Cartes aan de onderkaak, maaken konden. R 5 On.  266 H.E EL KUNDIGE Ondertusfchen vernieuwden zig de pynen en verheften zodanig, dat de omfteeking, allergeweldigst toeneemende, in het midden van de maand February, reeds tot abfees aan den rand, en hoek der onderkaak, overging. Het ettergezwel geopend , en de etter ontlast zynde, konde ik dit gedeelte der kaak, met een Ibnde , ontbloot voelen , evenwel maar voor een klein gedeelte, waarom men ook de affchyding van een klein gedeelte te gemoet zag : dan, niettegenftaande hierna de omfteeking en zwelling bedaarden, zo verminderden ondertusfchen zyne pynen geenzins; integendeel, dezen verheften zig, en 'er volgde eene aanmerkelyke kwyling, wdkc niet verhinderd konde worden, noch te ftuiten mogelyk was. De kwyling had het zelfde gevolg, als van onzen voorgemelden lyder, het tandvleesch naamlyk, fcheidde van elkander , en de geheele linker helft, of de bovenrand der onderkaak tot aan de kin, geraakte ontbloot, en wy verwachtten eene foortgelyke uitwerking der Natuur, als in her eerstgemelde geval, in 't jaar 1783, en hierom was onze behandeling, ten einde de Natuur behulpzaam te zyn, ook dezelfde. De affcheiding ondertusfchen ging zeer langzaam voord, enverfchilde van de voorgemelde in zo verre,  MENGELSTOFFEN. flf>*7 re, dat dit ontbloote kaaksgedeelte, niet ftuksgewyze, maar verëenigd, en gelykerhand opgeheven, en uitgefloten werd. Naar maate de vordering der feparatie, kon men duidelyk de invulling van een ander nieuw kaakftuk gewaar worden, het welk ook in den beginne, op het aanvoelen, lederachtig vast, vervolgends vaster, en eindelyk beenachtig hard, is geworden. De affcheiding was moeijelyk, en pynlyk, tot dat dezelve,na verloop van vyf maanden,volkomen was, wordende zeer gehinderd en lang vastgehouden, door de vaste, om- en in- hechting, van de pees der flaapfpier , aan het kraaijenbekswyze uitfteekzel; zodanig dat, offchoon dit geheele kaakftuk , zeer hinderlyk, en ver buiten den mond , opwaards uitftak, hetzelve hieraan alleen, omtrent een maand lang, bleef vasthangen; doch eindelyk, den 18den July, vattede onze lyder het buitenwaards uitfteekende gedeelte aan, en haalde het zelve langzaam, voorzichtig, en gemaklyk uit. De nog overgeblevene geringe zwelling , en ontfteeking waren, den 22ften, geheel geweeken: de nieuwe helft der kaak is,van tyd tot tyd, vaster geworden, met de oude overgeblevene helft volkomen verëenigd, en onze lyder kan alle noodige beweegingen met zyne half vernieuwde kaak ?er-  268 HEELKUNDIGE MENGELSTOFFEN. verrichten , alleenlyk kan hy niet zo wyd als' te vooren de nederwaards beweeging,of gaaping,uitvoeren. Ondertusfchen heeft hy tot den i8den Augustus eene volmaakte gezondheid genooten,en zoude ons ziekenhuis hebben kunnen verhaten, ware het niet, dat hy, den aofien, door eene, fchoon geringe, febris ititermittem, verhinderd was geworden.        :p.e. iv: