L J. SCHIPPERS Bx. BOEHBIlTDEIi. Amsterdam. 01 2276 1729 UB AMSTERDAM  TEGENWOORDIGE ur VOORMAALIGE STAAT van den HONDSBOSSCHE e n DUINEN te PETTEN, KORTELYK VOORGESTELD, DOOR PLAATEN OPGEHELDERD, EN MET ELKANDEREN VERGELEEKEN, OM TE BETOOGEN, DAT DE VOORIGE wys VAN DER2ELVER BEHANDELING BOVEN DE TEGENWOORDIGE ALLEZINS VERKIESBAAR zy. DOOK fAN M UNTJ-E IVERFF, K O E D Y $ Te ALKMAAR, By I. A. van HARENCAR.SPEL; ! M d c c x $,v. y^^l     Verklaanijg van de nevensgaande Plaat; verbeeldende den platten Grond van den Hondsbosch en Duinen te Petten, eemee. ten den n Oétober 1795. ë *'t h °; lanë 535 Roeden, breed 60 Voeten. d. e f Moeras tusfchen den voet van den Hondsbosch.duin en den Rysberm, wyd 80 Voeten. J A'i B'i Dj' °' Platte Grond vm den Honds* bosch-dum, lang 1300 Roeden, breed iog Voeten, tot zoo ver het Stroo geplant zynde deeze Duin of Zanddyk door 26 Nommerpaalen verdeeld, elk 50 Roeden van elkander ftaande. R. S. Riet-Schuttingen tot een proeve aU daar gefield. L. M Plaats daar de Duin de meeste verzinking lydt. g. h. Heuveltjes door Stroo planten aanze. wonnen, tot eene proeve aldaar gefield. V. E. F. C. Kil voor den Duin, welke zig langs den ganfehen Hondsbosch uitftreku breed 4 Roeden. G. F. E. H. Zandbank, welke mede voor het ganfche Hondsbosch uitftrekt, is breed l Rfed^en hoog 3 Voeten, aan de andere kant van dezen Bank heeft men het Strand.   Geachte Landgerlooten! wien het belang van ons Vaderland ter harte gaat, ik zal u kort beezig houden met de overweeging van het zwakfte gedeelte der Hollandfche Zeekusten , 't welk tusfchen het Kamper Duin en Petten gelegen is; een klein hoekje, maar dat by ftormen, of zwaaren wind uit den Noordwesten, Noordhollands Ingezeetenen 4 en vooral die van de Zype in groot gevaar Van overftrooming brengt, 't Is de bekend» zoogenaamde Hondsbosch en Duin of ZandJyk by Petten, tot welks inltandhouding alA 3 toof  ( 6 ) toos merkelyke kosten vereischt zyn; maar nooit grootere dan na dat men, met nalaa. ting van de oude, is overgegaan tot eene nieuwe wys van bewerking, die onnoemelyke Sommen gekost heeft; wyl men gelyk de ondervinding leerde, nooit gedaan werk had , en nimmer veilig was. Heb ik dat plekje gronds in .d.eszelfs tegenwoordige fituatie door de voorenftaande Plaat u onder 't oog gebragt, en 'er de Verklaaring met een woord, nevens gevoegd, ik gaa dan nu over, om u dien Hondsbosch en Duin of Zanddyk wat nader te doen kennen, de voorige behandeling van dat werk met de tegenwoordige të vergelykea, es aan te toonen wat in deezen aanneemelyk, en wat af te keuren is; om «bt..alles. in . eene juiste order te doen gaat boven m-yn bereik , ik zal het eenvouwig doen , en dan door eenvouwigen best verfiaan worden, terwyi ik vertrouwe dat Lieden van meerder doorzigt eri kunde infehiklykbeid genoeg bezitten zu-Uen , om eenen. eenvouwigen. Bèwponer vun 't platte Land ten deezen op.zig.te wat toe te geeven, als zy maar zien fikt . zy n bedoeld uoograerk zuiver  c 7 y ver en goed is, en dat oogmerk beflaat hier in: om de meer, de onbereekenbaar meerder kostbaare, en min fecuure bewerking van den Hondsbosch en Duinen by Petten, die zedert vevfcheide Jaaren en nog ftand grypt, ware het mogelyk te verwisfelen met de meer fecuure, en min kostbaare behandeling, die voorheenen in gebruik was, en, na welker wederinvoering elk Ingezeéten-,. groote rede heeft reikhalzend te verlangen. Maar ter zaake. De Rysberm in de Plaat door a. b. d. c. aangeweezen, en voor eenigen tyd gelegd, heefc zyn grondflag als op een Vlot, of op een aangegroeiden grond, of bovengrond die vlottend is, welke Reisberm aldaar gelegen om den Duin op te vestigen. Men weete, dat hier ter piaatfe vanouds een Zeegat zy geweest, volgens overleeveringdie nietonwaarfcbynlykis. Welk Zeegat, naar men verhaalt, by eenen zwaaren Itorm zou zyn digt geloopen, en met eene ligte Spetie, mogelyk van 't een of ander Eiland door den ftorm afgefcheurd en derwaarts heen gevoerd, zou zyn vol gezet. Hoe dit zy aan zyn plaats iaatende,.niemand zal ontkennen dat een ligtcre Spetie natuurlyk metter tyd van boven A 4 vas-  ( 8 ) vaster wordt, daar de ondervinding leert dat geheele vlaktens, daar van ouds geen Land was, zoodanig zyn aangewasfen dat men 'er vrugten teelen, zelf beesten weiden kon. Het zy dan met dit gemelde Zeegat zoo als het wil, dit is altans zeeker, dat ter deezer plaats een bovenfte en Iosfe of vlottende, en een beneden of vaste grond is; tusfchen beide deeze gronden is de losfe Spetie of Modder, ter diepte van ongeveer 20 h 25 voeten. Op dien losfen of vlottenden bovengrond ligt de Duin of Zanddyk; 'c natuurlyk gevolg hier van is, en de ondervinding heeft het telkens getoond, dat deeze losfe grond den Zeedyk of Duin zoo lang draagt, tot dat de Dyk tot zeekere bepaalde zwaarte gebragt zynde, dien losfen grond te magtig wordt, en denzelven doet bezwyken, waar door dan en die bovengrond, en de daarop gevestigde Duin of Zanddyk naar beneden zakt , en den vasten of benedengrond zoekt door de Modder- of 't Moeras > 'c welk tusfchen beide ligt , en door den zwaaren en zinkenden last van den bovengrond en Zanddyk zoodanig geperst wordt, da:  v. 9 ; dat dezelve een goede uitkomst zoekt, vooral na den binnenkant of Landwaarts in, tot dat de grond aldaar geen langer toevoer of opvulling der aangeperste Modderfpecie konnende wederftaan, eerst merkelyk opligt, en vervolgens van een fplyt, waarna de aangeperste Modder met kragt als uit een Fontein voortgedreeven wordt, en een verwoesting te wege brengt. De Rietfchuttingen in de Plaat door R S en de Heuveltjes door Strooplanten aangewonnen, en by g. h. aangeweezen, hebben in den tyd van twee maanden zoo veel Zand aangebragt, als 200 Wagens in een maand, volgens hunne gewoone route rydende konnen aanvoeren. De Kil, door D E F C aangetoond, wordt, voor of langs den Duin of Zanddyk, veroorzaakt, door de ftorting van het Zeewater over den Zandbank, welke Bank, gelyk de ondervinding leert, en 't welk vreemd fchynt, aldaar komt by eenen Oosten of Landwind, en weder verdwynt by den Westen of Zeewind. Van deezen Zandbank fprcekende kan ik niet nalaaten 'er uwen aandagt by te beA 5 paa-  C 10 ) paaien, en u dien Bank als een gfoot gefchenk der Voorzienigheid te doen opmerken i deeze Bank langs den ganfehen Duin zig uitftrekkende ter breedte van 8 Roeden, ter hoogte van 3 Voeten, bevat zeeker een groote menigte Zands; en wordt gebragt ter plaats waar men het Zand zoo nodig heeft. Behartigt men . dan wel het voordeel van 't algemeen, door dit nuttig gefchenk, zonder 'er gebruik van te maaken, nutteloos door den eerst opkomenden Westenwind te laaten verdwynen? of is men niet in de verpligting dat zoo naby geleegen Zand te gebruiken , om 'er de zwakke plaatfen van den Duin door te verfterken, en daar door de zwaare onkosten te verminderen die gemaakt moeten worden, als men het Zand van verre door meenigte van Wagens aan laat brengen ? . ik houde my verzeekerd dat, zoo de hier gegeeven raad wel wierd in acht genomen, jaarlyks een groote Som ten voordeele van de Jngezeetenen befpaard zou konnen worden, Befchouwen wy nu den ouden Duin, en verg-ejyke.n wy denzelven met den tegenwoordig  C ii ) digen, men befpenrt een groot onderfcheiJ tusfchen beide, gelyk te zien is in de nevensgaande Plaat, waar ze beide onder eikanderen verbeeld worden. Dit veilchil is toe te fchryven aan de geheel onderfcheide wyze van den aanleg, en 't onderhoud des Duins. Ten tyde en onder het bellier van de kundige Adriaan Vlaring en Adriaan Kuiper, wierd de Duin in vergelyking van den tegenwoordigen zwaar en fterk gemaakt, gelyk uit derzelver afteekeningen in 't Plaatje te zien is; en de proportie tusfchen beide is zoo na mogelyk in acht genomen. Wat den ouden Duin betreft, deeze is geteekend volgens berigten aan my meegedeeld door oude en kundige Lieden die aldaar woonen, en dien Duin gezien hebben niet aljeen , maar ook een goed gedeelte van hun leven aan denzei ven gearbeid hebben. De bewerking der bovengemelde Bellierders, waar door de oude Duin zwaar gemaakt en alzoo onderhouden wierd, ging dus toe;dat zy 'er zig op toeleiden, om met de minst mogelyke kosten overvloedig Zand aan den A 6 Duin  C 12 ) Duin te krygen, ten dien einde fielden ze Rietfchuttingen van den voet des Duins, aan de Zee- of Westzyde tot boven aan den Kruin; boven op de Kruin, en vervolgens van de Kruin aan de Oost- of Land • zyde tot beneden aan den voet wierd Stroo geplant; en de Helm die 'er van zelf als een ichoon gefchenk der Natuur groeit, wierd zorgvuldig bewaard. Van het aanwenden deezer middelen ondervond men zoo groote nuttigheid, dat men naauwelyks wist wat 'er meer aan den Duin moest gedaan worden. Het opftuivend Zand wierd door die Rietfchuttingen , Stroo en Helm op den Duin gehouden, en 't Zand was zoo overvloedig, dat 'er, volgens 't zeggen van voorgemelde oude en deskundige Lieden, op den Duin niet flegts Heuvels en Bergjes , maar zelf Nollen opilooven van 24 voeten hoogte; zoo dat men aan een Perk van 9 roeden in 't vierkant, met zes Jagten een maand werk had, om dezelve te flegten en vierkant werk te maaken. Dit verrigt zynde was men ongeveer 12 voeten laager als den top der opgtlloüven Nol geweest is, zoo dat men dan  C 13 ) dan nog eens 12 . voeten konde zakken en het overige Zand tot den glooijing gebruiken, om zoo laag te worden afgewerkt, als dezelve volgens de toenmaals bepaalde peil der Duin behoorde, waartoe het te veel opgeftooven Zand moest worden afgewerkt. In zulk eenen fchoonen ftand bevond zig deeze Duin onder 'c loflyk bellier van voornoemde Opzieners Vlaring en Kuiper» Na den dood van deeze braave en doorkundige Mannen, heeft men met de bewerking van deezen Duin eenen anderen weg begonnen in te liaan; en tot hier toe konnen goedvinden denzelven, hoe nadeelig die ook by geHadige ondervinding gebleeken is te zyn, te blyven houden. Wat deed men? De Rietfchuttingen wierden niet meer gezet, en de helm, die natuurlyke Verzamelaar en bewaarder van het Zand, moest worden uitgeroeid , en wel zoo zorgvuldig, dat 'er fchouw gehouden wierd , of de Duin van Helm wél gezuiverd was. Wat moest hier van 't gevolg worden ? de eenvouwiglle kon het ligt voorzien, en de ondervinding heeft het-geftaafd 5 namelyk , dat het losfe Zand ner-  C H ) nergens door gehouden, by fterken wind wegftoof, dat het Zeewater daarenboven zeer veel van dat losfe Zand verdreef, waardoor men telkens in de noodzaaklykheid zig bevond, om den Zanddyk of Duin hoe lani ger hoe meer Landwaards in te brengen, en , vermits 'er geen voorraad van Zand voor handen was, het zélve met veelvuldige onkosten door eene meenigte van Wagens? te laaten aanvoeren. En, gelyk het naiaaten van 't zétten der Rietfchuttingen, en het uitroejen van den Helm door elk die by den Duin woont, en maar eenige ondervinding heeft, wordt afgekeurd , zoo wordt ook het planten van Stroo op den vóet van den Duin naar de Zeekant, door deskundigen voor nutteloos en nadeelig gehouden, om dat het Zand 't welk aldaar in de laagte wordt aangewonnen, by gemeene Vloeden weder door de Zee wordt weggenomen , daar in tegendeel, zoo men het op de hoogte zoekt te vergaderen, het Zand behouden blyft, en 't ligchaam. van den Duin gemakkelyk en onkostelyk verzwaart. Uit  C 15 ) Uit het tot hier toe beredeneerde, en uit de vergelyking der voorheenen plaats gehad hebbende bewerking van deezen Duin, met de tegenwoordige wys van behandeling, volgt, zoo my voorkomt, als van zelf, dat de voormaalige bewerking in allen opzigtö verkiesbaar is boven de tegenwoordige, wyl ■men die oude bewerking weder opvattende, hegt en fterk werk zou maaken, in verre na zoo veel niet Landswaarts in met den Duin zou behoeven te komen, en veelvuldige kosten zou befpaaren. • Ik wilde dan eenvouwig het voetfpoor van de brave Beftierderen Vlaring en Kuiper weder drukken, en gebruik maaken van den Zandbank die by Oostelyken wind den geheelen Duin langs ontftaat, die toen ik hem zag 8 Roeden breedte had en 3 Voete» hoogte; behalven dat hier door eene grootemeenigte Zands aan den Duin z.ou komen, zou , de Bank weggenomen zynde, 'er aan den voet van den Duin geen Kil ontftaan, wyl die Kil alleen veroorzaakt wordt door de ftorting van 't Zeewater over den Bank; deeze als de oorzaak van den Kil weggeruimd zyn- .  C 16 ) zynde, zou ook de Kil als het gewrogt nloeten ophouden, en het Strand meer en meer aanwasfchen, en daar door aan den voet des Duins groote fteevigheid worden bvgezet. Rietfchuttingen moesten, gelyk van oudsj aan de Oostzyde van den Voet des Duins tot aan de Kruin geplaatst, op de geheel© Kruin , en verder naar de Landzyde tot beneden aan den Voet moest worden Stroo geplant, en vooral het heerlyk hulpmiddel, om Zand te vergaderen en te behouden» namelyk de Helm niet meer worden uitgeroeid. Wierd dit een en ander op nieuw in 't werk gefield, men zag den Duin wel* haast fterk in breedte en in hoogte toenee* men, dus fteeviger worden en op den onderJiggenden harden grond llerker nederdrukken, aan Zand zou het niet ligt ontbreeken, om als 'er eens nog verzinkinge hier of daar ontftonden, daar mede de gaten te vullen, zelf zou waarfchynlyk het overmollen van den Duin op den Rysberm niet nodig zyn, daar het Zand naar 't oordeel van een oud en ervaren Man, als men zoo met den Duin wilde handelen , zoodanig over den Duin zal  C 17 D zal Huiven, dat dezelue binnen korten tyd aan den binnenkant zal aangroeijen, en Oostwaarts aan verbreeden, en van zelf zig op 'den Rysberm nederzetten, daar de ondervinding geleerd heeft, dat de Duin een hand breed daags, en zomtyds meer kan aanwinnen. Gebeurde het, dat de Duiu dus bewerkt zig van zelf zonder overmollen op den gelegden Rysberm nederzettede, 't geen „zeer waarfchynlyk gefchieden zou, hier door alleen zouden reeds duizenden konnen uitgewonnen worden. Volgt men het oude Spoor, daar men zig zoo wel voorheenen by bevonden heeft, men zal dan het maaken van Steenen Hoofden op het Strand, waar vaa de befteeding in de maand September laatstleden is opgefchort, wel geheel uit de zin zetten; en 't is altans wenfchelyk en raadzaam, hoe men dan ook in 't vervolg met den Duin moge handelen, dat men het maaken van fteenen Hoofden op het Strand zoo lange uitltelt, dat 'er geen meer Verzinkingen op 't Strand 4n Zee zyn, en dan zal men zo lang moeten wachten, tot dat den Duin tot die zwaarte zal  C 13 ) zal zyn gebracht, zo als in voorige dagen plaats had, toen zag men in Zee geen Verzinkingen volgens getuigenis der aldaar in dien tyd verkeerende Menfchen, zo 't my* voorkomt is dit toe te fchryven aan dëri zwaaren Duin, die door zyn gewicht al werkende voortgezakt zal zyn, tot op de benedenfte vasten grond toe, en daar men altoos voor de Zee heeft moeten wyken, zoo is door dat agteruitwyken der Duin, dat al4 langzaam in dien tyd gefchieden, ook niet ongegrond pp te maaken, dat de Grond aldaar zyne Verzinkingen reeds ondergaan had, en tot op de vaste Grond was nedergezonken , zoodanig dat 'er geen iusfchenr'uimte tusfchen beide plaats had, dan zoude mynes inzien 'er moogelykheid weezen , om die zwaare Geva'artens, de ftcenen Hoofden, op een goed onwankelbaar fundament te bou* wen. Dit weinige had ik waarde Landgenooten! Over den Hondsbosfche en Duinen by Petten ? en de wys van derzei ver beftiering u voor te draagen; oordeelt zelve, of myne bygebragte redenen , waar door " ik , gcdreevéri door  door een zugt, om 't algemeen belang naar myn vermogen bevorderlyk te zyn, de oude wys van beftiering deezes Duins heb trag. ten aanneemelyk te maaken, al of geen grond hebben. Mogt door dit klein Gefchrift eenig wezentlyk nut den Lande veroorzaakt, of zelf maar aanleiding gegeeven worden, dat Lieden van meerder doorzigt en kunde, deez© belangvolle Stof zoo bondig en overtuigend behandelden , dat men de beste en minst kostbaare middelen in 't werk ftelde, om dien Duin, thans zoo zwak en gevaarlyk, te behouden en te Herken; dan zou myn oogmerk bereikt zyn, en ik zou 'er my met duizenden myner mede Ingezeetenen hartelyk over verheugen.