01 1177 7207 UB AMSTERDAM  BIJZONDERE UITWERKZEL EN VAN DE e n De Geneesmiddelen tegen die besmettelijke Ziekte , tot waarschouwing van veelen, beschreevei* DOOR JT. JF. M M W 2V M JU T. Profesfor in de Philofophie en Mathejis te Utrecht-, eerste Stuk. Te Uthecht, Bij A. van PADDENBURG, Akademie Drukker. M D C C L X X X V.  Wien de Schoen past, mag denzelven aantrekken* \ mm.. MAATSCHAPPIJ TER iEVORDfcRING DER :  V erdéedigingen te fchrijven in een tijd 4 waar iri de gemoederen niet gefchikt zijn, om de waarheid met bedaardheid natefpeuren, fchijnt een nutteloos werk te zijn, ook vlei ik mij niet, dat deeze ^ipolegïe op zulken mijner lezeren, dies zedert ruim twee jaaren, nadeelige oordeeleri over mijn gedrag vellen, eenigen indruk tot mijn voordeel zal maaken. Dierhalven verzoek ik mijne ongeneegene leezers, welker getal aanmerkelijk moet weezen, deeerfte tien bladzijden overteliaan. Alle leezeren verzoek ik, hunne oogen te laaten vallen op het verflag van de Mathematifche Collcgien, die ik zedert twee en twintig jaaren gehouden heb, en vervolgens op een berigt van de Mathefls op eene nieuwe Methode tv» Ieeraaren, en eindelijk op de bekendmaking varl een Collegie, in de krijgskunde, vestingbouwkunde, en Marine, het welk ik in 't aanftaande Akademic jaar zal houden. Verdediging, welke mijne ongeneegene leezers gelieven overtelhan. 3k zal de Vcrdcediging, uit hoofde der tijdsomftandigheeden, op de zagtfte wijzg inrigterJ^ A mie"  ( 2 > Niemand zal ik befchuldigen. ik zal gelijk een Romanfchrijver zoodanige gebeurtenisfen onderftellen, die, als dezelve mij getroffen hadden, mij tot eene verdeediging moesten noodzaaken, of ik zoude als een eerlijk man mijn ampt niet langer durven bekleeden. Gelijk Romans, Satijren en Allegorien zommige leezers zoo fterk kunnen treffen, dat zij zich verbeelden, hunne Charakters afgefchetft 'te zien; zo kon het gebeuren, dat mijne Verdeediging den een of den ander zonde raaken. Doch dit kan ik niet beletten. Het is zo de aart van foortgelijke fchriften. Wkn de fchoen paji, mag denzelven aannekken. Zonderlinge t/iiwerkzele» yan de Influenza. Teegen het einde van Ludemans wonderjaar, of van het jaar 1784. (om de Chronologie kreunt zich de Romanfchrijver niet, of iets inde maand Ociober of November gebeurd is) heeft de Patiënt N. aan eenigenderHeerenCmwmy/vandeL^recfofcke Akademie over het houden van mijne Mathetcatifche Collegien bezwaarea en klagten geopperd. Men dient,tot opheldering van het voorgevallene , te weeten, dat de Patiënt in zoodanige betrekking met mij ftaat, dat hij, verre van klagten over mijne Akademifche beezigheeden uitteboezemen, mijne partij behoorde te omhelzen. Vermits nu de Influenza, waar meede het hart van den Patiënt deegelijk befmet is, in een Mor-  C 3 ) Morbus Chronkus kon veranderen, en ook voor anderen gevaarlijk worden, ben ik verpligc, hem tegen zijne aanhoudende kwaadaartigheid hartopenende en oplosfende middelen aantebieden. Ik zal de voornaamltc fymptomata morbi kortlings befchrijven, en vervolgens de Curatio morbi opgeeven. Nonnulla fymptomata morbi, 1) De Patiënt heeft, in den tijd van het afvallen der bladen, aan eenige Heeren Curatoren over het houden van mijne Mathematifche Collegien klagten ingebragt, zonder te vooren over zijne bezwaaren met mij gefprooken te hebben. 2) De Patiënt wilde mijne Mathematifche Collegien op zich neemen; egter naa een Lucidum Intervallum heeft hij daarvan afgezien, zich vergenoegende, dat men mij mogt helderde waarheid zeggen. 3) Heeft de Patiënt verzeekerd, dat mijne toehoorders niets van mijne lesfen profiteeren, en dus onbekwaam waren om de lesfen varr mijne Collegen bijtewoonen; dat hij nevens drie boeren beeter een put kon graven, dan alle mijne toehoorders. De Patiënt heeft daarmede wijlen te kennen geeven, dat de waarheid bij hem diep in een put verzonken ligt, dat hij cum fuis nooit voor den dag durft komen, dan bij het graaven van een put om anderen daar intedompelen. A A2 4)  C 4 ) 4) Dat ik niet meer dan de zes boeken van Euclides doceere, en dus mijne toehoorders niet in ftaat waren, om verheevener lesfen bij te woonen. Curatio morbi. Het eerltc fymptoma heeft mij op het gevoeligfte getroffen; zonder hetzelve zouden de overige fymptomata lachen en medelijden bij mij verwekt hebben. Kon ik ongevoelig blijven, zonder mij bij de IVt;/ Edele Groot Agtbaare Reeren Curatoren, wier prote&ie mij dierbaar is, van pligtverzuim verdagt te maaken? Ieder eerlijk man, die het mistte gevoel van eer en dankbaarheid heeft, moeë mij bijfpringen. Nooit kan de Patiënt, al wierd zijn hart geneezen, nooit kan hij met een geruft geweeten ten grave nederdaalen. Dit fymptoma moet ongelooflijk voorkomen. Het was betamelijk geweest, dat Hij, die met mij in zekere betrekking ftaat, zijne bezvvaaren eerft aan mij had te kennen gegeeven; had ik hem niet voldaan, dan eerft kon hij met een beeter geweeten zijne klagten doen. Eene afgrijsfelijke manier van Proce- deeren, die een Jefuit moet verfoeijen, . iemand aanklaagen, die men omtrent zijne beledigingen, zijne overtreedingen niet heeft gewaarfchouwd. ^ Voorwaar, zulk een fymptoma was maar mogelijk in Ludimans wonderjaar. Liever wil ik het aan  C 5 ) aan de befmette lugc toefchrijven, dan aan baatv zucht, die haare belangens poogde op mijne vcrneedering te vestigen. 2) Dat een bekwaam Collega mij diende bijgevoegd te worden, die met mij de Matkefis leeraarde, daarop heb ik niets aantemerken. Ware de Maihefis in ons Nederland zo bemind als in Vrankrijk, dankon een Profesforalledeelen deezer Wectenfchap niet doceeren. Voor het overige is het niet buiten voorbeeld, dat 'er in andere takken der Wetenfchappen door meer dan eenleeraar word onderwijs gegeeven, dus zijn 'er vier Profesforen in de Theologie, twee in het Roomfche regt, twee in de Philofophie. Ik heb twee Profesforen in de Phyfica, drie in de Historie, twee in het Grieksch te Utrecht gekend. Het moet tot luister eener Akademie verftrekken, wanneer eene Wetcnfchap door meer dan een Hoogleeraar gcocffend word; de naaijver word opgewekt ; al hoewel 'er ook meer Cabaalen zouden ontftaan; doch daar is niets volmaakt onder de Maan. Waarom kunnen 'er geen twee Profesforen in de Mathefts of in de Pkyjica weezen? De een zoude de Phyfica exterïor, de andere de interior doceeren. De Phyfica exterïor, alleen in kunstjes en hokus bokus beltaande, kon na het eeten van twee tot drie uuren gehouden worden, welke, meer op het vlcosch dan op den geeft werkende, tot de digestie bevorderlijk zoude zijn. De Phyfica A 3 in* \  C 6 ) interior behoorde door een beroemd man gedoceerd te worden , om dat tij, uit hoofde van demoeijehjkheid der ftoffè minder toehoorders zoude trekken, ook minder belooning dan zijn Confrater verdienen; dus voor meer verwijt blootgefteld zijnde, kon hij buiten zijne Akademie Stad, aan het PuDhkum, omtrent zijne kundigheeden appelleeren. Hoe gaat het (zonder Comparatief op de Kermisfen? De Kwakzalvers, Marionetten, Koordendanfers trekken meer volk en verdienen meer geld dun de Toneelfpeelers. 3) Om te toonen, hoe de oorzaak van het derde fymptoma kan weggenomen worden, zoude ik verfcheidene mijner leerlingen kunnen opnoemen die de Matoefis in Nederland Leeraaren; en zich door fcnriften beter bekend gemaakt hebben, dan m.jnPauent ooit doen zal. Indien hij niet fchielijk door een glas roode wijn van de Influenza genezen word, zal hij zodanig uitteeren, dat hij niets buiten zijn dagelijks werk zal kunnen uitvoeren. Maar op welke Collegien heeft toch mijne Mathefis invloed? Hebben de Profesforen in de Regten geklaagd , dat hunne toehoorders de bereekeningen de Quarta Falcidia, de paSo Amkhreftko, de rescindenda. emt. vendit niet veritaan? Hebben zich de Profesforen in de Medicijnen bezwaard, dat hunne toehoorders de lesfen over den omloop des bloeds, de beweegingen der Muskelen, over het gezicht, over het gehoor niet kunnen begrijpen? Bij mijne Theologifche Collega's ftaa ik bij-  ( 7 3 bijzonder in een goed blaadje. De Litteratoren kreunen zich weinig om de Mathefis, 't is Atechtika. Eindelijk, komt de Phijfica in aanmerking: Maar mijn Collega, de Hooggeleerde Heer Rosfyn (a), wel wetende, met hoe weinig ijver en agting de wiskundige Wetenfchappen in Nederland geoeffend worden, gebruikt de voorzigtigheid, geene onderwerpen te verhandelen, die op verheeven Mathematifche beginzelen fteunen. Zijn Hooggeleerde de uitmuntende werken van s'Gravefande en Musfchenbroek volgende,behoeft ook geene andere Mathematifche beginzelen te onderftellen, dan die jaarlijks te Utrecht betoogd worden, gelijk op bladzijde n.beweezenis: / Gravefande heeft geen gebruik van de Mathefis Sublimior gemaakt, en 'er zijn flegts twee of drie plaatzen in de Musjenbroekfche Natuurkunde, die men zonder de eertte beginzelen der Mathefis Sttbümior niet wel ver liaan kan. Deeze vermaarde mannen hadden ook de verhevener Mathefis tot hunne oogmerken niet noodig , zij behandelden de Mechanica 3 Hijdraulica, en Optica wel Phijfice, maar niet Mathematice. — Moet ik dus het ontdaan van dit Sijmp- (a) Vide, Ilnsfyn, orationem inauguralem de httmaaitate &c. Ao. 1766 png. 29. Nequc enim omnes , quos fuus ad fciensias principes animus vocat, in abditisfiina Phijfices adiju penetrarejubeo, nequc adeounicain humamtatis viam perarduos illos , quos pauciber.e confeendunt, Mathematicorum fublimionira mon« tSi ducere crediderim &c. A 4  C * ) Vgm. ook niet uit het graven van den put af. 4) Volgens het vierde fijmptma zoude |fc , *» dan de zes boeken van Eucüdes verklaarên Dit Stjmptoma vereischt eene bedaarde Confulta Waarom zoude ik niet meer dan de zef bit ken van doceeren ? Dit moeit ik of uit onkunde, of uit luiheid doen, of dit SijmpZa moet alseen Prognonicon van gevaarlijke ftS£ tongen, en ijlende koortfen aangemerkt woracn. _ ^ ^;aw_ , g een geneesheer niet betaamt, over zijne eigen kundiglieeden te oordeelen, is hem egter geoorloo d, zonder zich aan het verwijt van verwaandheïd en kwakzalverij blootteflellen, dat hii zic-h ZTZ «-«tigheid en genezin¬ gen van Patiënten mag beroepen. Kon ik mini Patiënt van de Jn^enza geneezen, mijne prakti k zoude conftderabd toeneemen. Ik durf mi, aL veilig op mijne Mathematifche daaden beroepen inzonderheid in zulke gevallen , waar juist geene bunengewoone vermogens en uitgeftrekte kundig hecden tepas koomen. Ik ben noch Soer^enock Euler, al hoewel ik het onwaardeerbaar jreluk te zijn. Ook fchijnt men niet te begeeren dat een Pr0fesfor in de MatheJ]s ^ £fj * P of sfor m de VMjJka een /G^/of ml güpgtig te zijn. Njcc tegenftpande den verren af.  ( 9 ) afftand tusfchen Ettïer en mijn Individu, kan ik mij, in dit geval, zonder verwaandheid, op mijne fchrifcen beroepen. Ik wil niet pronken met drie prijsverhandelingen en twee Accesfn, welke de goedkeuring van Euler, de la Grunge en van andere beroemde Wiskunstenaaren hebben weggedraagen. Het is genoeg, dat ik mij in dit geval op mijnen Curfus Mathematicus beroepe. Al verdient dit werk, uit negen deelen beftaande, flegts beneeden de middelmatige fchriften gefield te worden, zo zal een ieder, hetzelve ter loops doorbladende, kunnen zien, dat ik de beginzelen van alle de deelen der Mathefis nagefpoord heb, en dat ik bij gevolg iets meer dan de zes boeken var. Euclides kan verklaarên. Ook zal men mij die geregtigheid doen, en mijnen Curfus voor den volledigften houden, die zeedert vijftig jaaren uitgegeeven is. (U) Maar laaten wij het blad omkeeren. Men onderftelle, dat de Patiënt door mijne kunst geneezen wierd, en dat ik, gelijk het dikwijls aan de Geneesheeren gebeurt, door hem befmet zijnde, aan dezelfde Sijmptomata onderworpen wierd. Ei liere, aan wie wilde hij toch appelleercn? — aan Cbj Ja ik mag mij beroepen op de voordceiige uitfprnak van mijn Collega Kosfyn over mijne kundigheedcn. Zijn Hooggeleerde heeft in zijne Ina'uguraloratie 1775, pag. 47, dus van mij gefprooke.i, Vir tuis in ftm Mathenvticam meritis Toto (trrflriwi grle coleberriine. A 5  aan zijne buuren en aan zijne brakken. — Mea gelieve te weeten, dat de Patiënt,een liefhebber van de Jagt zijnde, brakken houd en dezelve zeer wel tot de vangst dresfeerr, zij kunnen wonderlijk keffen. - Hier niet - hier is het op zijn Hennen:. - Hij is ook gelukkig op de Jagt. Egter moest hij beeter op de groote vangsten pasfen. Onlangs zijn hem beste Herten ontfnapt. — Hij en zijne brakken keften hen naa, Apostaten'. Apostaten! Maar zij toonden hunne kroonen en heten zich niet door het keffen vervaard maaken. De Jagt is eene gevaarlijke beezigheid voor den Patiënt, vermits, volgens de waarneemin°-en van een vermaard Geneesheer (O, de vogtlge lugt eene van de oorzaaken der Influenza" geweest is; hij moet ook om die reden de avondlugt vermijden, en dus niet laat te huis koomen; hij zoude beeter doen, dat hij tot laat in den nagt in zijn huis bleef blokken. — Voldoende reden gegeven hebbende, dat ik in ftaat zoude zijn om iets meer dan de zes boeken van' Eucüdes te verklaarên, moet ik aan mijnen hardnekkigen Patiënt doen gevoelen, dat ik ook niet uit lui- (e) Beobachtungen der Epidemiiclien kiankheiten van Lentin. Besfau 1783- De vermaarde Geneesheer, S. 8 -15., fpreekende •ver de Influenza, merkt aan , dat de Noord-Oosten wind eene vogtigc lugt, gelijk de lugt in de wijnkelders is, voortbrengt. Hij ordonneert poeders uit Jalpeter, camphcT en Thee uit vlier, bloemen , ook yeficaturia tusfclien de febouders, wanneer de Patient (leekten in de borst gewaar word, of wel vomitoria bij Hoofdpijn,  luiheid minder werk doe, dan ik zoude kunnen doen. Tot dit einde zal ik een verflag van de Collegien en lesfen opgeeven, die ik zedert twee en twintig jaaren gehouden heb. Verflag van de Mathematifche Collegien, die ik zedert twee en tmntig jaaren te Utrecht gehouden heb. Toen ik, tegen het einde van het Jaar 1763, de eer had, naar de Utrechtfche Akademie beroepen te worden, poogde ik ten fpoedigften aan het gracieus beroep te voldoen. Ik aanvaardde het Leeraarsampt den 9 Februarij van het volgende jaar. De helfte van het Akademie jaar verloopen zijnde, kon ik niet meer dan de twaalfhoeken van Euclides, nevens de zogenoemde ArchimeJea afdoen, dus deed ik meer af, dan de zes boeken van Euclides; ook hield ik Collegien in de Astronomie en Logica. Vervolgens den Curfus Mathematicus allenskens uitgevende, heb ik de twee eerfte deelen jaarlijks bijkans geëindigd. Het eerfte deel bevat de Arithmetica, de geheels geometrie, de uitmeeting der viakten en ligrnmen en de Trigonometrie. Het tweede deel handelt over de eenvoudig'; en vierkante equatien, de rekeningen der magten en radicaale grootheeden, de Progresften0 de Logarithmen en over de Algebra adplicata ad geometriam. Deeze hoofdftukken heb ik als de noodzakelijkile en nuttigde beginzelen der zuivere wiskunde jaarlijks verklaard. De tijd  C 12 ) tijd niet toereikende, om het tweede deel re ein**»; hebilcom het ander jaar de hoogereequatien f r d ff h C"ged0CeCrd' IkP°^ bijzonh anlfÖ 13 VraaSftuta» "ie ik om £d s? te verrijken-Dan ik eens over de lijfrenten, dan over de Hol- en Brandfpiegels ter geleegenheid van dcAtgebra adphcata^z. Alle jaaren heb ik op de gewoone_plaats der Akademie bekend gemaakt, dat * bereid was de hoogere Mathefis te expliceeren. K zoude mij met vier toehoorders vergenoegd hebben. Egter is het mij flegts tweemalen gÏÏ lukt om in dezelve een ordinair Collegie te houden, behalven •p*hè*#m en publieke lesfen Tk «oet niet vergeeten, mijne leezers te waarfchouwen, dat xk behalven dit jaarlijks Collegie de Astronomie, Logica cn Metkapkyfica onderwijze, fchoon ,k «genlijk niet beroepen J . Pnilofophie te doceeren; ook wilde ik mij gaarne daarvan ontfiaan, indien de Mathefis mij meer beztgheden kon geven ; ik onderwijs de wijsgeerte cm dat men mij niet van nalatigheid befchuldigen zoude, onderturfchen hebben de wijsgeerigeL ren m,j belet, meer vorderingen in de wiskunde te maken, die mij in de eerfte jaaren mijner jeugd heeft aangelachen. De publieke lesfen houde ik ibpt, volgens gebruik, wanneer ook flegts twee toehoorders dezelve willen volgen In de publieke ,esren geeve ik aan de beminnaaren der Wisnunde gelegenheid om zich in dezelve meer en  C 13 ) en meer te oeffenen. Om het ander jaar» behandele ik een moeijelijke ftof uit de Astronomie , die ik in het ordinair Collegie hebbe moeten overflaan, gelijk de theorie van de Maan, de Eclipfen, enz. Ook heb ik eens over de verhevene Astronomie, en de Mechanica publiek gedoceert. Eens heb ik de lesfen over de gewoone Mechanica, en de Optie» gegeven; eens over de lijfrenten en Weduwe Sociëteiten, verfcheiden reizen over de Trigonometrïa Spharica nevens d& formules Trigonometrie.ce, en over de kegelsnccden. Ik maake geene volftrekte bepaling omtrent de publieke lesfen, terwijl ik aan mijne geoeffender toehoorders de vrijheid geeve van eene ftof te verkiezen. Mijn ftoute Patiënt zal mogelijk hier over grimlachen, dat zijn Geneesheer wel met veele recepten en Medicamenten pronkt, maar dat hij nog geene beterfchap befpeurt. De Patiënt moet begrijpen, dat hem eene ingekankerde ziekte kwelt, die door de befmette lugt van het wonderjaar kwaadaartig is geworden. Hij moet een weinig geduld hebben, de lugt zal wel eens ophelderen, post nubila fhoelus. Zodra de wind zal veranderen, vermits de Patiënten, die aan de Influenza, iaboreeren, de verandering van het weer, volgens den bovengenoemden Docter Lentin, zeer gevoelig zijn, zal hij ook ras met den wind veranderen. Indien nu de Patiënt deeze geneesmiddelen als kwakzalverijen en beuzelpraat verwerpt, zal ifc de toehoorders, die mijne publieke en private lesfen  ( 14 ) fen hebben bijgewoond, vriendelijk verzoeken dat zij. gelieven, door fchriftelijke getuigenisfen ! de waarheid van mijne gezcgdens te onderfteunen Befpeurt Lij nogthans geene betcrlchap, zal ik geweldige middelen moeten gebruiken. Hij zal daagelijks tweemaal, bij Zons op-en ondergang met eene Batterij van vijftig ftukken, moeten geeleftrifeerd worden, en dagelijks tegen drie uur zul men hem twee drachmen, vaste lugt tusfcfaen vel en vlcesch inrpuiten, dan mag hij zich met die kunstjes vermaken. Er fchiet nog een kléin Stjmptoma over, (er blijven nog wel andere Sijmpwmata over, :maar die zal ik bij eene nadere gelegenheid befpiegelen.) De Patiënt heeft fchrikkelijk geijld en ge maald over de nieuwe Methode, welke ik zedert het begin van het wonderjaar gebruikt hebbe om de Maiktfu te doceeren. Misfchien meende hij dat !k ook befmet was. Ik heb mij reeds in de' Voorreede van het vierde deel van de ukgelezene verhandelingen over die zaake verklaard, cok wel bijzonder met co-merk om hem een prefermtif middel aantebieden, vermits ik reeds voor dien tijd cenige dispofitie tot de Infiamu aan hem waargenomen had. Thans tot zijn Geneesbar geroepen zijnde, is het mijnpligt, orer dit I < I een breedvoeriger Gmfu/tte geeven, tevens om dat ik eze Methode ook in dit jaar weder beproefd iicbbe.  ( 15 ) JSerigt nopens de nieuwe Methode, van welkt ik mij zedert het begin van het jaar 1784. in mijne Mathematifche Collegien bediend hebbe. Ondervonden hebbende, dat de liefhebberij der Wiskunde, na het eindigen der zes boeken van Euclides en der eenvoudige equatien, bijkans alle jaaren merkelijk begon te verflaauwen; en dat inzonderheid met het begin van de jaaren 1782, en 1783, naauwlijks twee of drie toehoorders overbleeven, wierd ik daardoor bewogen om het vervolg der Meetkunde en der Algebra op eene nieuwe, en was het mogelijk, op eene interesfantc manier te verklaarên. Om reedenen, die ik verzwijge, vermits zij weinig tot de genezing van den Patiënt zullen toebrengen, kon ik mij ook niet veel van het Collegie tegen het begin van 't Jaar 1784 belooven; zodat ik befloot hetzelve met het halve Akademiejaar, in de Maand Februarij, naa het eindigen der zes boeken van Euclides en der equatien van de eerde magt, te fluiten ; na aivoorens dit mijn voornemen naa de wintervacantie aan de Akademie op de gewoone wijze bekend gemaakt te hebben. Ik had geen afgebrooken werk gedaan. Kenners der Wiskunde weeten, dat de Arithmetica, de zes boeken van Euclides en de eenvoudige equatien de eerste grondbeginzelen der zuivere Wiskunde zijn, dat men reeds met behulp van deeze grondbeginzelen de  ( *6 ) dö voornsamfteftoffenvan te Experimentaal Ph^cél kan begrijpen. Dus verbeeldde ik mij niets "teegen mijn pligt gedaan hebben. In tegendeel meen- de ik ter goede trouw gehandeld te hebben; de verandering,: die Ik omtrent mijn Mathematifch Collegie hebbe gemaakt,is niettot mijn voordeel geweest.Het nadeel, dat ik daardoor in 't vervolg zal lijden , zal mij niet tegen houden om mijn ontwerp uittevoeren , ndien ik maar het genoegen genieten mag, om de beoeffening der Wiskunde te bevorderen. Voor iiet overige meende ik ter goede trouw, dat een Profesfor zulke fchikkingen met zijne Collegien kon voornemen, als hij het voor zijn geweeten en voor het Publiek verantwoor- ' den kan. Anders ware een Profesfor ongelukkiger dan een Dorp Schoolmeester. Overeenkomstig deze bedoelde verandering van het Mathematisch Collegie heb ik ook van het begin van dit Akademiejaar totden ioFebruanj van dit lopende jaar AcArithmethica, de zes boeken van Euclides en de eenvoudige equatien afgedaan. Vervolgens heb ik het Prh-atisfimum gehouden. Ik noem het een Privatisfimum, vermits ik niet meer dan veertien toehoorders kan toelaten. Dit getal is alleen gefchiki om dit Collegie op die wijze, als ik befchrijven zal, met nuttigheid te houden. Ook is dit getal groot genoeg; dewijl het in twee en twintig jaaren niet gebeurt is, dat na de maand Februarij ▼eertien toehoorders mijne lesfen geftadig bijgewoond hebben. Maar zoude de liefhebberij van de  C *7 ) de Mathefis onverwagt toeneemerï, dat er' ffteef dan veertien geoefFonde liefhebbers om het Prh vatisfimum bijtewoonen, zich lieten vinden, ben ik bereid dit Collegie tweemaal te houden. Bij het openen van het tegenwoordig Privathfimum heb ik mijne toehoorders, onder het voorleezcn van de voor vaarden, duidelijk te verftaan gege* ven, dat ik genegen was, behalven die geenen, welken ik verzocht had, een getal van Veertien toehoorders toetelaaten; mits zij zich ten mijnen' huize geliefden te vervoegen, om hen te beproeven, of zij in ftaat w'aren van het Prhattsfimum gebruik te maaken. Niemand heeft zich bij mij aangegeven, en ook niet allen, die ik verzocht heb, zijn gekoomen. Mijn Patiënt moet fnisfchien in de Stad Utrecht tot het gerucht aanleiding gegeven hebben, dat ik maar zoo den een of den ander tot dit Collegie toeliet. De Influenza .is eene wonderlijke ziekte, zij is als een loopend vuur. -— Naa deezen langen uitftap, dan mi jn ^Patiënt: is woordenrijk, fpreekt met eene Profcsforaale Zekerheid en daarom befchuldigt hij mij van duisterheid, en oppervlakkige kennis, terwijl ik weinig woorden maake en ter zaa!cc overgaa; nu naa deezen langen uitftap, dien ik gedaan heb om mijn langdraadigcn Paiient eens te voldoen, zft ik het ontwerp van het Privatisjïmum open leg* gen. Dit Collegie is daarin onderfchciden van de ge± B woo--  ( J8 ) v/oone wijze van doceeren, dat ik het Compendium niet in een geitadige redevoering uitlegge. Ik ondervraag mijne toehoorders , die het Compendium beurtelings voorleezen , dikwijls naa de reedenen van de gefteldens. Zij kunnen hunne zwaarigheeden opperen. Wij werken met eikanderen. Wij onderhouden ons vriendelijk over de Mathefis , dan in het Latijn, dan in het Duitseh. Ik overzie de voorbeelden, de vraagitukken, die mijne toehoorders, het zij in de lesfen, of t'huis hebben ukgewerkt. Nu begrijpt de Patiënt wel, dat ik een groot getal toehoorders op die wijze niet gemakkelijk kan beftuuren. Ook gelieve hij te weeten, dat wanneer de Mathefis, zich verder dan over de zes boeken van Euclides uitftrekt, dezelve niet voorfpoedig voor een groot getal toehoorders kan gedoceerd worden. Hij begrijpe tevens, dat ik op deeze wijze meer zaaken kan afdoen, dan op den gewoonen trant. Om dit Privatisfimum te kunnen volgen, behoort men de zes boeken van Euclides en de eenvoudige equatien en de rekening der magten tc verftaan, om dat ik de Geometrie vervolge, en verders de Radicaale grootheden, vierkante equatien , progresfien en logarithmen, en vervolgens de Trigonometrie verhandde. Twee of drie lesfen worden weekelijks over de Algebra en een of twee lesfen over de Geometrie geho uden. Om nu deeze voorwerpen, die de meesten droog vinden,  ( 19 ) den, interesfant te maaken, heb ik bij iedef hoofdftuk toepasfelijke vraagitukken uit de Mi* chanka en Hydraulica gevoegd. De keus van deeze bijvoegselen is mij moeijelijk gevallen, om dat ik de oplosfingen en verklaaringen overeenkomstig met de kundigheden van eerst beginnende liefhebberen der Wiskunde moest inrigten, en tevens deeze vraagitukken in een zeker verband fehikken. Ik onderftel ook niet meer dan de eenvoudigfte beginzelen der Natuurkunde. Zoo bieden zich dus de Phyfica en de Mathefis de handen. Zo kan dus de Mathematicus den Phyficus, zo wel als de Phyficus den Mathematicus beproeven , egter moet dit zonder het graaven van een put gefchieden. In dier voegen heb ik het voorleden jaar de equatien van de eerfte magt op eenè volledige befchouwing van den Hefboom toegepast ; vervolgens wierden de vierkante equatien verzeld met vraagitukken over het vallen der zwaare Lighamen, over de beweging van twee ongelijke Lighamen om een katrol loopende, over de werktuigen, die door menfchen of dieren bewogen worden, over de wrijving der raderen, over den Cabeftan; hier bij voegde ik eenige voorbeelden over klei en fuiker- moolens, en de daar meede verknogte trafiquen. Het gebruik der Arithmetifche Progresfien wierd door de persfing van het waater tegen regt opftaande vlaktens aangewezen, — iets over het meeten der hoogtens door middel van den Barometer. De B » uit-  C 20 ) uitmeeting der vlaktens en lighamen wierd toe-> gepast op de lugtballen, op het zwemmen mee een gordel, op de raderwerken, en iets over de Horlogien. Naar de Paas-Vacantie, heb ik alle Woensdagen van vier tot zes uur, de Theorie en de Pra&ijk van de PerfpeSlhe verklaard. Wij hebben teekeningen gemaakt; en vervol' ger.s de grondtekening van een huis vervaardigd ; bij die gelegenheid iets over de verdeling van een gebouw zeggende, heb ik dit Collegie met eelie korte befchouwing der vijf Bouworden beflooten, ^Schoon ik zedert den n Februari] van dit jaar het Privatïsfimum hervat heb, zijn de toepasfingen van de Algebra en Geometrie zeer onderfcheiden geweest van die van het voorleeden jaar. Het gebruik der eenvoudige equatien is door de botzing der harde lighamen aangewezen, nevens eenige toepasfingen van de mededing der beweging , bij voorbeeld door den Hefboom; dit gaf aanleiding tot het bepalen van het zwaarte punt van een Sijstema van lighamen ; vervolgens wierden vraagftukken opgegeven over de botzing tegen lighamen, die om een vast punt draaijen, en dus over de momenta ineriios, en over het centrum oscillatiotiis van een zamenftelzel van lighame^i. De leere van de Radicaale grootheden en de vierkante grootheden verhandeld zijnde, heb ik eenige proeven van de differentiaal en integraal rekening gegeven,'dewijl deze rekeningen ook zeer ge-  ( *I ) gefchikt zijn om zich in de Calculus Litteralis te oeffenen. Tot dien einde heb ik flegts de differentialen van de potenfen zo wel der enkele als der zamsngeftelde grootheden, en vervolgens de m / \ m integraale formulcn,als fx dx en fdx ( a ■+• x } —- betoogd. Mij dunkt ik hoor de Patiënt fchaatercn van lachen. — Hij wrijft zich met den vinger onder den Neus — wat gebeurt 'er ? — 't is een rifusHyppocraticus. — O, Docter, wat fchept gij voor kost ? W elke wonderlijke mixturen en Tincturen ordonneert gij ? de hooger Mathefis met de vierkante equatien. Welke verwarring! bedaar een weinig, ftruikelt niet over de hooger Mathefis; klim niet, blijf beneden, gij hebt zoo even geleezen, dat de hooger Mathefis aan een ftcilen berg gelijkt. Herdenk, tollunter in altum ut lap/u graviori ruant. De hooger Mathefis, die ik dan aangeraakt heb, is maar het dal van dien hoogen berg, daar kunt gij ook gaan wandelen , wanneer gij begint te beeteren. Uw geneesheer gelooft, onder verbetering, dat 'er verwarring plaats heeft, wanneer de volgende Hellingen en redeneringen met de voorgaande in geen verband ftaan, zodanig, dat men geene uit deeze niet kan afleiden. Nu kunt gij gemakkelijk gelegenheid vinden orn mijne beknopte Diclata te leezen en dan over het verband mijner lesfen oordelen. Deze Diclata, luister wel toe', B 3 aijn  f 22 ) zijn beknopt, dewijl ik dezelve met ophelderingen en voorbeelden verklaare. Maar dat ik van den gemeenen trant iets afgeweken ben, dat ftrekt niet tot mijne fchande; of meent gij, dat een Profesfor verpligt is zijne lesfen alle jaaren ex officio weder optezeggen, zonder een jota te veranderen. Dit past een Cathechifeermeester, maar geenzins een Hoogleeraar. Ik ben van dien inborst, dat ik mij niet gemakkelijk door gemeene vooroordeelen, algemeene modes laat vervoeren. Had gij deze gefteldheid, gij zoudt met de Influenza nooit befmet geworden zijn. Maar verder, ik vergenoegde mij niet met die zoo genoemde hooge rekeningen te ontcijfferen, ik toonde door voorbeelden, hoe men dezelven in dè* Mechanica en Hydraulica kon gebruiken. Ten dien einde heb ik over het rijzen en vallen der lighamen, over de persfing van het water tegen de dijken gefprooken, en bij die gelegenheid dat nuttig vraagftuk opgelost, om uit de gegevene hoogte, en de buiten- en binnen-doceering van een dijk, de breedte van deszelfs kruin te vinden. Verders heb ik door die hooge Mathefis de dikte van een muur bepaalt om tegen het water of tegen een wal van aarde ftaande te blijven. Voorts heb ik zonder op dien hogen berg te kleuteren, vertogen laten zien, over de fterkte der balken, over het zeilen der Scheepen; en over de gewelven &c, / De onderwerpen betrekkelijk tot het elfde en twaalf. de  ( 23 ) de boek van Euclides en de Trigonometrie heb ik onafgebrooken zonder toepasfingen verklaard, behalven eenige vraagitukken nopens het meetenvan hoogten, van afftanden, en het vervaardigen van het plan van eene Stad of niet veruitgeitrekt land. De uitmeetingen der lighamen volgens het twaalfde hoofftuk der Geometrie, heb ik door de Methode om de zwaarte van een fchip te bepalen , en den inhoud der hoofdgracht van eene vesting, van den wal en van het Parapet te meeten, opge* helderd. Na de Paasvacantien heb ik, gelijk in het voorleden jaar, aan mijne toehoorders aanleiding gegeven, Geometrifche tekeningen te maken, niet verzuimende de toepasfingen der Algebra en der Geometrie aantewijzen, wanneer dezelve kunnen plaats grijpen. Te dien einde heb ik alle woensdagen van vier tot zes uurcn de Fortifiwiebij wijze van Schetfen verklaard. Over deze lesfen zal ik de eer hebben mijn Patiënt nader te onderhouden. Uit dit gegeven berigt kan de Patiënt begrijpen, waarom ik deze Confultatie niet dan kort; voor de Vacanthn kon wereldkundig maken; ik diende te weten, welke voorwerpen ik in die Akademiejaar kon verhandelen, anders zoude ik niet nagelaten hebben aan zijn Ed. begeerte fpoe* diger te voldoen. Verders blijkt uit dit berigt, dat de toehoor* ders, welke twee jaaren dit halfjaarslij ks Pfiré* B 4  ( H 3 fhj/mum bijwoonen, behalven de Algebra en Geometrie, een voorraad van nuttige Meckanifchs en Hijdraulifche leerftelzels kunnen opdoen, zodanig dat zij op deze leerftclzels voortwerkende, |n ftaat gcftcld zijn om door eigen vlijt te vorderen. Mijn Patiënt gelieve in ?t voorbijgaan te overwegen, dat mijne toehoorders (Nli.) niet begeren Mathematici ex profesfo te worden. Indien nu de Patiënt mij door zijne befmetlijke ziekte gcenp hinderpalen in den v/eg legt, om dit Privatisjlmum, 't welk hij niet verduren kan, in 'c vervolg te houden, zal ik het zelve verbeteren, en Gok bet zamcnftelzel van het zelve in 't ligt geven, .Voor dat ik dien flap doe , zal ik deze Methode aan het oordeel van binnen - en buitenlandfehe vermaarde wiskonftenaren onderwerpen, pm mij van hun raad tot volmaking van dit werk te bedienen. De Patiënt als Patiënt kan niet kwalijk nemen, dat ik hem niet om raad zalvraagen, immers behoorde hij eerst genezen te zijn. Vermits nu zijne genezing waarfchijnbjk niet fpoedig zal voortgaan, kan ik op dezelve niet wagten. Ik vlei mij een oprechte opening van mijne bezigheden gegeven te hebben. Het ware wenfeoel.ijk, dat de Patiënt zijne daden ook wilde pnbewimpeld aan den dag leggen. Hij kon mij in flapt ftellen meer $ij.mptornata waar te nemen, waarvan zijne fpoedige genezing zal afhangen, Tot dien pinde dage ik hem uit voor de oogen yan geheel Nederland , dat hij gelieve, zjjne da-  ( 2g ) daaden Schetswijze bekent te maken, bijzonder in zulke gevallen, wanneer hij door de Paroxismas vervoerd , iets nieuws meende gedaan te hebben, 't welk inderdaad ouderwets is, maar aan 't welke zijne verhitte verbeelding een nieuwen naam geleend heeft. Om hem eindelijk te overtuigen, dat ik alles doen wil, wat in mijn vermogen is, om hem van zijne ongelteldheid te herftellen, zal ik het aanftaande jaar een nieuw Collegie houden, van het welk ik de eer zal hebben aan zijn Ed. het ontwerp openteleggen, hoopendedat men eindelijk zal nalaaten mijne Collegien door allerlei kunst - en vliegwerken te benadelen, Berigt nopens een Collegie over de Krijgskunde, Fortificatie en Marine, 't welk ik in het aan ■ fiaande AkaJemiejaar in 't Duitsch of Fransch zal beginnen. Reeds in 't voorleden jaar heb ik aan mijne toehoorders mijn voornemen te kennen gegeven, dat ik in dit jaar de tekeningen van de Perfpeclive met die van den vcstingsbou w wilde ver wisfelen, en dat ik dit beurtelings om het ander jaar wilde hervatten. Maar ik had in dien tijd geene gedagten van een formeel Collegie over de Fortificatie en Krijgskunde te onderneemen. Onder het lezen der Memorie van den Heer Generaal du Moulin gevoelde B 5 ik  ( *Ö ) ik mij zeer getroffen door die juiste aanmerking over liet verval van de krijgskunde, dat de Krijgslieden geene gelegenheid hebben om zich in die grootfche wetenfchap te oeffenen. Die gebrek aan Militaire Schooien, die egter in alle ftaaten worden onderhouden, is buiten tegenlpraak. Niet tegenftaande mijne geringe kundigheden in het Militaire, voelde ik mij egter fterk aangezet om dezelven, bij gebrek ▼an iets beters, ten welzijn van Nederland, dat ik als mijn dierbaar Vaderland waardeer, te bededen. Met de uitvoering van dit ftout voornemen, hield ik mij bezig gedurende de wintervacanüen, ik begreep wel, dat ik niet in ftaat zoude weezen, om terftond aan Heeren Officieren en Ingenieurs een volmaakt onderwijs te geeven. Maar overdenkende, dat onze Akademifche Burgers, die zich aan de regten toeweijen, behalven de Pandeken, eene aigemeene kennis van het Militaire en van de Marine dienden te verkrijgen, beraamde ik middelen, om eene Encijclopedie, om zoo te fpreeken, van die Wetenfchappen ten nutte van' de Akademifche jeugd opteftellen. De lesfen, die ik over de Fortificatie na de Paas-vacantien houden wilde, gebruikte ik als middelen om mij zelve te beproeven, of ik iets daaromtrent uitvoeren kon. Ik zal van die lesfen eerst een kort verflag doen voor dat ik het ontwerp van het bedoeld Collegie bekent maake. Ik heb in die lesfen de verre uitgeftrektheid der verhe- 70-  C f? ) vene kundigheden van den Militair afgefchetst. AI 't geen tor den Oorlog op 't land betrekkelijk is, kan onder drie hoofddeelen gebragt worden, namelijk onder de Krijgskunde, de Fortificatie en Artillerie; de Krijgskunde bevat niet alleen de TaSiica, maar ook de Militaire Evolutien. Het Manuaal onderfteld zijnde, als een werk van enkele praktijk, heb ik de Evolutien in eenvoudige en zamengeftelde verdeeld, volgens eene gemakkelijke Methode de voornaamfte Evolutien om zoo te fpreeken in 't kleine betoogt, ook zommige door Mathematifche befpiegeüngc i opgehelderd. De Taclica bevat niet alleen de kundigheden van een Armee in orde van Bataille te rangeeren, en eene Bataille wel te dirig^eren. Maar ook voornamelijk moet een Generaal kundigheden hebben, van de Convoien, Retraite» en Campementen; deze drie Hukken wierden met voorbeelden opgehelderd. Over de Ta&ica fpreekende, heb ik van de zeven ordens van Batailles volgens Vegetius kortlings melding gemaakt, en de fchikkingen van eene Bataille, de Manoeuvres en de verfcheidene Dispofitien, die gedurende eene Bataille gemaakt worden, door de vermaarde Bataille van Lowofitz, waar de Koning van Pruisfen over "de Oostenrijkers den i Oclober van her fnar r.756 "ön heerlijke zege behaald hecfr, velgen* eene gemakkelijk Methode, vertoond. Om het onderfchcid tusfchen eene Sataille en A&ie of Affaire te doen begrijpen, wierd de Aclie tusfchen een Corps  C 28 ) Corps Pruis/en en een gecombineerd Corps Frdnfiken en Oostenrijkers, bij Gotha in het jaar 1757 tot een voorbeeld aangehaald. — Vervolgens begonnen onze zamenkomften, over den Vestingsbouw met de grondtekeningen en het Profil van eene Vesting zonder buitenwerken, volgens het oud HollandfcheSijstema van Freijtag. Hier wierd de gelegenheid om de verfchillende gevoelens der Ingenieurs omtrent de grootte en plaatzing der gedeeltens eener Vesting te beoordelen, niet verzuimd. Vervolgens wierd eene Vesting met Ravelijnen en Contregardes getekent,om iecs over de buitenwerken aantehalen. Deze lesfen zijn met de tweede manier van verfterken van Vauhan befioten. Ik heb dezelvcn in 't Duitsch gehouden, cm geen ongewoon werk te ondernemen, wanneer ik mijn oogmerk om het bedoeld Collegie ter uitvoer te brengen, zoude bereiken. Die lesfen kunnen tot eene proef veriirekken voor de gcenen, bij welke ik zedert twee jaaren te Utrecht door mijn Patjent in minagting geraakt ben. Ook moest ik noodzakelijk eene proef doen , nopens eene zaak*, waarvan niemand vveeten kon, dat ik 'er eenige kennis van had. In dier voegen ben ik voorne ens het bedoel-: de Collegie met de Fortificatie te beginnen, en vervolgens zal ik over het aanleggen der Mijnen , over de Irreguliere Fortificatiën fpreeken: niet vergetende de berekening der kosten die tot het bouwen van Vestingwerken vereischt worden; inde daad  C 29 ) dsa.d een gewigtig artikel. De Veld-Fortifkatie, die over het gebruik en het aanleggen der Veldfchantzen handelt, zal ook in aanmerking komeri. De Defenfie en Attaque, geeft aanleiding over de Krijgskunde te fpreeken, dan zal ik melding maken van de vereischte toebereidzelen tot de verdediging eener Vesting. Eindelijk behoorde men iets van het gebruik der Artillerie te weeten. Het tweeke deel van het voornoemd Collegie zal eene korte aanwijzing tot de Marine bevatten. ■ Mijn Patiënt zal mij al weer in het vaarwater komen ? Wat verftaat tog eene Geneesheer van de Marine? Ik vlei mij van de Marine meer kundigheden te hebben, dan van de Krijgskunde en Fortificatie. Hij cum fiuis kan daaromtrent het vijfde en zesde deel van mijn Curfus Mathefeos adpftmos zien, en hij zal bevinden, dat de beste Schrijvers mij niet onbekend zijn. Er zijn drie voorname takken van de Marine', de fchcepsbouw, het Manoeuvreren der Schecpcn en de Stuurmanskonst of Navigatie. Die drie hoofddeelen zal ik verklaarên volgens mijn Curfus egter op eene eenvoudiger wijze. Het algemeen vooroordeel fchijnt de kundigheden van de Marine enkel binnen den naauwen kring van de Navigatie te bepaa'.en. Is 'er geen onderfcheid tusfchen een Surinaams Vaarder cn een Oorlogs-Schip? geen onderfchcid tusfchen een Stuurman en een Zee-Officier? Onze Politieke fchrijvers heb-  ( 30 ) hebben het beftuur van Koopvaardij.Scheepen met dat van Oorlogs-Scheepen onvoorzichtig verward. Een Zee-Officier behoort,behalven de Navigatie, kennis van den Scheepsbouw en van het Manoeuvreeren te hebben, hij moet zo wel Scheepen tekenen, als een Land-Officier Vestingen en fittmien van legerplaatzen. Dit is het ontwerp van het Collegie, 't welk ik met het begin van het aanftaande Akademiejaar aan de Burgers van onze hooge fchool aanbicde, om het in 't Duitsch of Fransch te houden. Ik zal tragten hetzelve in een half jaar te eindigen, weeklijks twee uuren, om den tijd, tot andere bezigheden befteed, aan de weetgierige jeugd niet te ontrukken. Ondertusfchen zal het Jongelingen, die na Politieke ampten ftreeven, niet berouwen op zoortgelijke Collegien den tijd befteed te hebben. Ik misprijze niet, dat men zich op het Roomfche Regt toelegt, maar dat de Akademifche jeugd niet anders dan die kennis verkrijgt, moet voor haar zeer nadelig zijn. Vermits het eene bepaalde Wetenfchap is, louter theorie , zonder applicatie; eene Wetenfchap, waardoor men den mensen en de menfchelijke Industrie niet kennen leert. Onder vijf Studenten in de regten is naauwlijks een, die zich voor het pleiten of tot een Ampt voor de Hoven van Juftitie wil bekwaam maken. Hoe veeie Politieke Ampten zijn 'er nu buiten deeze, die geene diepe kennis van de Pandeken ver-  C si ) vereisfchen ? De Hooge Collegien van den Raad van Staaten, van de Admiraliteit, van Heemraaden, van Bewindhebber vereifchen andere kundigheeden. Het is zo nadelig voor 't Land als voor de Wetenfchappen, dat men de Studenten in de Regten, zonder onderfcheid, onder den last der PandeUen doet bezwijken. Ik kan niet nalaten de Heeren Studenten , die dit Collegie met vrugt wilden bijwocnen, te waarfchouwen, dat zij de Geometrie, Trigonometrie en iets van de Algebra moeten weeten. Ja willen zij de Navigatie leeren, dan behooren zij eenige kundigheden van de beginzels der Astronomie te bezitten, anders kan dit Collegie in geen half jaar geëindigd worden. Gelukte het mij voor Heeren Officieren, in den Zee of Land-dienst, een Collegie te houden, zoude ik in een grooter detail van die Wetenfchappen moeten treeden. Om nu ook een grooter voorraad van kundigheden a bijzonder in de Fortificatie optedoen, zoude het mij aangenaam wezen , indien ik daarvan voor de maand Augustus kon verwittigd worden. Gelukkig, driewerf gelukkig, indien ik door deze mijne geringe pogingen aanleiding kon geven, dat 'er in de voornaamfte Akademien van Nederland, Leeraars in de Fortificatie, Bouwkunde en Marine benoemd wierden! De Patiënt moet zich met verbeelden, dat ik dit fchrijve, om op eene bedekte wijze een tijtel of ver- ho-  ( 3» ) hoging van Traclement te Solliciteeren. Neef! — de Hemel is mijn getuige. Ik verfoei baatzucht en flinkfche ftreeken. Ik ben vergenoegd met de beloningen van Heeren Curatoren, Overtuigt zijnde , dat Hun Edele Groot Achtbare ieder Lccraar volgens zijne verdienden belonen. Mijn geweeten zoude mij verpligten, aangezien mijne geringe kundigheden, voor een Profesforaat in de Fortificatie en Bouwkunde te bedanken. Maar dewijl 'er in Nederlands Akademien geene gelegenheid is, kennis van Militaire Wetenfchappen en van de Marine te verkrijgen, brede ik, uit liefde voor Nederland, mijne geringe pogingen aan. Ik geloof, dat het beter is, iets te weeten dan niets. Indien -zich iemand opdeed 4 die te Utrecht de Fortificatie en de Bouwkunde wilde onderwijzen * ik zou hem niet in de weg zijn; maar hem de hand bieden en van mijn voornemen terftond afziem Ondertüsfchen is het mij niet onbekend, dat de Hooggeleerde Heer Tpeij, vermaard bevorderaar der Fortificatie, deze nuttige Wetenfchap met luister gedoceerd en veele bekwaame leerlingen gemaakt heeft; egter heb ik vernomen, dat zijne Hoogel. wegens den aannaderenden, roemelijkcn ouderdom die lesfen zedert eenige jaaren niet meer kan waarnemen. In het tweede ftuk zal ik de uitwerkingen mijner geneesmiddelen bekend maken, maar het zal na gedagten, niet voor de Maand November, ofte* gen  C 33 ) gen het afvallen der bladen uitgegeven worden. Ik meen die werkje om het halve jaar te vervolgen. De Patiënt zal mij mogelijk ftofs genoeg daartoe verfchaffen; te dien einde daag ik hem anderdermaal uit, dat hij opening van zijne boeken geeve, dat hij zijne daaden, en bijzonder die hij zedert October uitgevoerd heeft, Hechts zo eenvoudig als ik de mijnen bekent make. Wanneer hij nu zijne daaden opregt befchreven heeft, zal ik ook mijne bezigheden naauwkeuriger openleggen. Hij zal mij dus gelegenheid geven om meer Sijmptomata te ontdekken, en mijne Cur met beter gevolg te doen: maar blijft hij agter den put fchuilen, dan laat ik hem aan zijn droevig noodlot over. Hij ziet immers, dat ik zijne genezing zeer behartige, ik heb met hem, gelijk het voor Patiënten betamelijk is, in een zachten en vrolijken toon gefproken, en op dien toon meen ik de volgende Hukken opteftellen. E IJ N D E.