korte uitbreiding over de verklaring der, Rechten van den mensch £tt van den burger.   KORTE UITBREIDING} over de verklaring der RECHTEN van den MENSCH en van den BURGER, gedecreteerd bij de Nationale Conventie te Parys, den 25. Junij 1793; en bij de provifionele Reprefcntanter. van Holland, in fubftantie, plechtig verklaard, in'silage den 31. Januari j 1795' benevens een Ttort onderzoek, of een Jood tot een Bataafsch burger kan aangenomen worden , enz. opgesteld door EEN BATAAFSCH BURGER, wiens eenig oogmerk is, de voortzetting van vrijheid, gelijkheid en broederfshap. Te bekomen, In 'sHage bij Leeuweftejn en Plaat -, Delft Ree~ lofswaert; Leyden Pionkoop, Herdingh ert Cyfveer; Amfterdam JFynands, Weege, Crajenfchot, Keizer, Briët en van Gnlik; Rotterdam Vis, van der Dries, van Santen, van Heel en Brakel; Haarlem Plaat en Poosjes; Dordt Blusfé, de Haas en Bonte; Utrecht Paddenburg en Altheer; en verder alom. De prijs is zes ftuivers.   rortè uitbreiding over de verklaring der Rechten van den mensch en van den BURGER, gedecreteerd bij de Nationale Conventie té Parijs, den 25. Junij 1703, en bij de provifionele Reprefentanten van Hol- land, in fubftantie, plechtig verklaard, in 'sHage den 31. Januarij 1705. H et Franfche Volk, overtuigd, dat het vergeten en verachten van de natuurlijke en onvervreemdbare Rechten van den Mensch, dé eenige oorzaken zijn van de onheilen, die op de waereld zijn gebeurd, heeft befloten, ieder voor ogen te ftellen, door ene plechtige verklaring, zijne heilige en onbetwistbare Rechten i ten einde alle de Burgers ten allen tijde in ftaac A 2 zou-  c' 4 y zouden zijn, de daden der Regering te vergelijken met het.oogmerk van alle maaÏÏchaplijke verbintcnisfeti, en zig nimmer zouden laten verdrukken en vernederen door geweldenarij y« op dat dus voor het volk altoos bloot zouden leggen de grondflagen van hunne vrijheid, en van hun geluk ; de Regenten den regel hunner plichten zouden kennen, en de Wetgever het voorwerp, zijner aanftelling. In gevolge hier van verkondigt het Franfche volk, in tegenwoordigheid van het Opperwezen , de volgende verklaring van de .Rechten van den Mensch en den Burger. Gelijk ook de provifionele Reprefentanten van het Volk van Holland dezelve plechtig hebben verklaard en voor hunnen Regel hebben'aangenomen. Dat ieder Bataafsch Burger dezelve dan beiieffens het Franfche Volk geftadig voor ogenh'ebbe, als de grondflagen van zijn geluk, van zijne verlosfing, en van zijne vrijheid: en ieder , door ware dankbaarheid bezield, dezelve »immer uit zijne gedagten verJieze; maar alla Zij'  C S ) .aijne zedelijke en burgerlijke daden overeenkomftig derzelver inhoud fchikke! En om dit zo algemeen voor elk nuttig te maken als mij immer moogli k was, heb ik bij do meelte articulen ene korte verklaring gevoegd, of dezelve kortelijk uitgebreid, een dele gatrokken uit de Decreten of befluicen der Franfche Nationale Conventie, na de verklaring uitgekomen, en ten dele door mij er bijgevoegd als noodzaaklijke gevolgen, .naarMnijn begrip, uit de zaken zelve vloejende. Dit alles is met geen ander oogmerk gefchied, dan om de minder geoeffenden van mijne Landgenoten zo kundig te maken als mij mooglijk was, in hunne dierbare- Rechten, op ene korte en onkostbare manier. Gebruikt het dan, Medeburgers! tot uwe bijzondere nuttigheid, met eerbied voor de deugd; laat uwen aanwas in kennis verftrekken tot welvaard van het lieve Vaderland, en van Néérlands Volk, de dankbare Broederen van het Franfche Volk, die ons eerst in 't openbaar den weg hebben aangewezen ora gelukkig tc A 3 was-  C < 3 worden. Doet gij dit, dan heeft hij zijn oogwit bereikt, die u toewenscbt Heil en Broederfchap! Helft Uw Medeburger so. Maart *79S- J. G. Het eerfte Jaar der Ba. taaffche Vrijheid. VRIJ.  VRIJHEID, GELIJKHEID BROEDERSCHAP! EN VERKLARING tan de RECHTEN van den MENSCH en van den BURGER. Het oogmerk van de Maatfchappij is het algemeen geluk. Alle die aan dit geluk deel willen hebben, moeten, gezamenlijk, ieder zijne bijzondere natuur, of zijne bijzondere eigenfchappen, die uit zijne zamenftelling volgen, tot ene algemene Wet fchikken, die de gezamenlijke Menschlijke natuur of eigenfchappen, of hunne gezamenlijke vereende reA 4 de Art. I.  C 8 ) fle (*) uitdrukt: hier in beftaande, alles, dat gij wilt dat u gefchiede, doet dit ook aan een ander; of, doet niet aan een ander 't geen gij niet wilt dat u gedaan worde: dat is, hebt uwe medemenfchen zo lief, zijt aan dezelve zo nuttig, als gij u zei ven bemint, of u zeiven poogt nuttig te zijn. I I. Deze algemene Wet der Natuur der gezamenlijke Menfchen is de vrije en plechtige uitdrukking van ieder Mensch, die in Maatfchrppij leeft, of tracht te leven. Met of zonder deze wet ftaat of valt ene Maatfchappij «oodzasklijk; zij is dan de enige wezenlijke vertegenwoordigfter van al het volk, of hun. nen enigen waren Souverein, die de Natuur zelve onwederftaanbaar voorgefchreven heeft. Deze wet is de Rechtvaerdigheid zelve; en uit (*) D' gezamenlijke verëtnde Rede is het zelfde als da gezamenlijke vereende Natuurwet, of de uitgedrukte wil van al het v«lk, die uit de gezamenlijke, catmir der meafchea volgt.  C 9 ) wt deze gezamenlijke Natuurwet volgen alken, en onwederfpreeklijk, de natuurlijke en onvervreemdbare Rechten van den Mensch en van den Burger, te weten, gelijkheid, vrijheid, veiligheid, en eigendom. Geen van deze Rechten kunnen weggenomen worden, zonder de Wet der gezamenlijke Menschlijke natuur, zonder de Rechtvaerdigheid wegtenemen, daar zij de uitwerkzels van zijn; of zonder geweld aan de Maatfchappij te plegen. Geene Regering, geen Mensch kan dan als den Souverein ge. houden worden, zonder de Maatfchnppij in hare natuurlijke Rechten te benadelen. I I I. De Regering is dus alleen ingefteld oin de Wet of den Souverein, die de algemene uitgedrukte wil van al het volk is, te bedienen, als vertegenwoordiger en uitvoerer. De Leden der Regering zijn en blijven Burgers; hunne onderfcheiding van de overige Burgers beftaat alleen in den last, dien zij door het volk hebben verkregen, om ieder lid of Burger van de Maatfchappij zijne natuurlijke en onver* A 5 vreemd-  vreemdbare Rechten ongeftoord of veilrg te laten genieten. I V. Alle Menfchen zijn dan gelijk, uit kracht van hunne algemene gezamenlijke of vereende naturen. Zij hebben alle gelijke Rechten ten aanzien van hunne vereende gefteldheden, die zij alle door de algemene of gezamenlijke Menschlijke Wet der Natuur hebben uitgedrukt. Deze Wet (*) dan is de zelfde voor allen, het zij zij befchermt of ftraft; zij kan niet gebieden dan het geen rechtvaerdig en nuttig, nog verbieden dan het geen nadelig voor de gehele Maatfchappij, of voor ieder Burger met betrekking tot dezelve, is. V. Alle Burgers zijn gelijk gerechtigd om tot publieke ampten verkoren te worden, door het recht (*) 'Beneffens de Wetten, die noodzaaklijk uit haar Tolgen, of daar zij de grondfteun van is.  C » ) recht van gelijkheid, 't welk noodzaaklijk uit de gezamenlijke wet der Menschlijke natuur volgt. Vrije volkeren kennen gene andere beweegredenen van voorrechten in hunne verkiezingen , dan deugden en bekwaamheden. V L De Vrijheid is dat vermogen , 't welk aan den Mensch toebehoort, en hem niet kan ontnomen worden, zonder de gezamenlijke Natuurwet, den uitgedrukten wil van al het Volk, te verkrachten. De Mensch dan heeft Vrijheid om te doen alles dat een ander in zijne Rechten niet hinderlijk is. De Vrijheid heeft haar beginfel in de gezamenlijke natuur der Menfchen; zij heeft tot haar regel de Rechtvaardigheid ; en tot befcherming de Wetten. Zij wordt bepaald door deze grondleer, die overeenkomt, en dezelfde is, met de gezamenlijke menschlijke Natuurwet , de eenige grondflag van alle Wetten, — doet aan geen ander, 't geen gij niet wilt dat u gefchiede. yn,  C 12 > V I L 'Het recht om zijne gedagten en meningen feekend te maken, het zijdoor middel der drukpers, het zij door eenige andere manier, kan niet verboden worden dan door geweldenaars. Alle vreedzame vergaderingen' der Burgeren , waar in ieder op zijne wijze zijne uitwendige Godsdienst poogt uitteöefenen , moeten dan vrij en ongeftoord toegelaten, befchermd, of voor beledigingen beveiligd worden : mits in deze vergaderingen niets wordt gedaan of geieerd, dat tegen de natuurlijke Rechten van den Mensch en den Burger ftrijdig of het Vaderland nadelig zij. Deze vergaderingen moeten ook, gelijk'alle andere , met open deuren gefchiedeo, Geen der begrippen van den Godsdienst zal in den Maat de heerfchende mogen wezen; geene voorrechten van uitterlijke tekenen zal de eene boven de andere mogen hebben , gelijk ook gene finantie-voordelen uit Lands- of Stadsfcasfen. Alle zullen zij gelijkelijk als bijzondere wijzen van Godsdieusten van deze of die delen van het Volk worden aangemerkt: want de enige en algemene Godsdienst van het geiele Volk in geen andere dan die eeuwige grond- 0*1,  C 13 7 f;ag, waar uit de Rechten van den Mensch es den Burger voortvloejen; te weten, die Godsdienst, die de uitgedrukte wil van al het Maatfchaplijk Volk is, doe aan een ander , wat gij zoud willen dat u gefchiede: haar tempel is het gantfche Volk, haare priesteren zijn deszelfs vertegenwoordigers, en haar enig leerftuk de Rechtvaardigheid. VIII. De veiligheid beftaat in de befeherming , daar de gezamenlijke Maatfchappij in overeengekomen is, om ieder van hare leden te beveiligen in zijn perfoon, in zijne Rechten en Eigendommen: de veiligheid kan dan onmooglijk voor ieder lid der Maatfchappij beftaan in enen ftaat, daar de voorfchrevene Vrijheid ea Gelijkheid enige bijzondere perfoonen onttrokken wordt: gelijk dit de ondervinding genoegzaam aan ieder oplettenden heeft kunnea leeren. I X. De Wet moet de algemene en bijzonder» Vrij-  c 14 y Vrijheid, dat is, de Vrijheid van al het Vols te zamen, eu van elk deel van hetzelve, beveiligen tegen de onderdrukkingen van hen , die de Wet bedienen. Dit volgt uit Art. III; Maar de getrouwe Bedienaars moeten door ieder van het Volk, in hunne bedieningen vergaderd zijnde, mét een gepasten eerbied behandeld en toegefproken worden; want de Vrijheid drukt orde, en gene losbandigheid, uit. De Wet moet dan de eenige Rechter zijn tusfchen het Volk en deszelfs Vertegenwoordigers; het zij de laatfte of de eerstgenoemde verdrukking wilden invoeren. X. Niemand moet befchuldigd, gearrefteerd, of gevangen genomen worden, dan in gevallen, door de Wet bepaald , en volgens de manier of vorm, die zij heeft voorgefchreven. Elk Burger, die uit kracht der Wet geroepen of gevat wordt, moet onmiddelijk gehoorzamen ; hij wordt fchuldig door zig hier tegen te willen Verzetten , als niet bereidwillig zijnde zig te verantwoorden, waar door men van zijne onfchuld overtuigd zou kunnen worden. XI.  C «5 ) X ï. Alle daden, welke tegen iemand worden uitgeoefend buiten de uitgedrukt Wet, en zonder de vorm, die zij heeft bepaald, zijn willekeurig «n overweldigende; de gene, tegen wien men dit geweld wilde uitvoeren , heeft recht om het zelve met gelijk geweld te keer te gaan. De eerbied, die elk Burger voor de Wet, voor den enigen Souverein moet hebben, noodzaakt hem om zig zeiven en zijne Medeburgeren te befchermen tegen alle onrechtvaerdigheden. XII. Al wie willekeurige handelingen verzoekt, afvaardigt, uitoefent, of door anderen laat uitoefenen, zijn ftraffchuldig; zij ondermijnen de Souvereiniteit, en de natuurlijke en onbetwistbare Rechten van den Mensch, die altoos heilig moeten bewaard worden; in 't kort, zij verbreken den band der Maatfchappij, engeeue gekwettte Majesteit mag ongeflfaft blijven. XIII.  c 16 y XIII. Ieder Mensch onfchuldig gerekend zijnde tot dat hij fchuldig wordt bevonden , indien het onvermijdelijk is dat hij geiirrefteerd worde, zo behoort alle geftrengheid, die niet noodzaaklijk is, om zig van zijn perfoon te verzekeren , ten ftrengften door de Wet te worden afgeweerd; want de Maatfchappij kan gene nuttigheid trekken uit ongeregeldheden, die wreedheden influiten, door welke fchijn van redenen men dezelve ook wilde pogen te verdedigen , en door wien men dezelve ook wilde laten uitoefenen. X I V. , Niemand moet veroordeeld of geitraft worden, dan nadat hij wettelijk geroepen en verhoord is; en dit wel uit kracht van ene vooraf afgekondigde Wet vóór de begane misdaad. De Wet, die wanbedrijven wilde ftraften, gepleegd eer zij. zelve beltond, zoude ene geweldenarij of tirannij zijn. Een retroiictif, of terugwerkend uitwerkfel aan de Wet gehegd, zou ene onvergeeflijke misdaad zijn. Men moet dan met  C i7 } roet voorzichtigheid een onderfcheid maken , tusfchen de daden, met deze of die bijzondere Conftitutie of Regeringsvorm ftrijdende , die zeer dikwijls kunnen veranderen; en tusfchen de overtredingen der algemeene Wetten , die nimmer verandering kunnen ondergaan, en die in alle Cönftitutien ftrafbaar zijn en blijven, [ndien men niet voorzichtelijk dit eerfte geval «m het laatfte onderfcheidt, dan zal de overwinnende partij de overwonnene altoos volgens hare begeerde Conftitutie willen ftraften, en op deze wijs de onvervreemdbare Rechten van den Mensch verkracht, en wraakzucht enen fchijn van rechtvaardigheid kunnen toegeëigend worden. X V; De Wet behoort geene ftrafferi te bevelen dan die ten uiterften noodzaaklijk zijn , die klaarblijklijk geëvenredigd zijn aan de misdaden, en die voor de Maatfchappij nuttig bevonden worden ; eneftraffe, die hetgantfche leven van enen djdlijken misdader flraft, is derhnlveu onevenredig en onrechtvaardig. Pijn en fmart enen gevangenen aan te doen, eer men zeker weet 3 Pï  C 18 ) of hij fchuldig is, is ene wreedheid; en hern hier door tot bekentenis te dwingen , is ene ftraf bare overweldiging die ontmenscht is. Een vonnis, 't welk enen doodfchuldigen na zijn dood nog ftraft, of na de voldoening der Wet nog flraf toewijst , kan niet voortkomen van Rechters, die de Rechten van den Mensch en den Burger kennen. Brandmerken , pijnbanken, galgen en raderen, zijn dan niet als kenmerken van onbefchaafde en willekeurige Wetten, ingefteld door wrede dwinglanden, zonder enige nuttigheid aan de Maatfchappij toegebragt te hebben. X V I. Het Recht van eigendom is dat Recht, 't welk ieder Burger toebehoort, om naar welgevallen over zijne goederen en inkomsten te befchikken, en de vruchten van zijnen eigen arbeid en vleit naar zijne verkiezing te genieten. XVII. Geen foort van arbeid, landbouw of koop. han-  i i9 h handel kan aan de nijverheid der Burgeren ontzegd worden ; daar kunnen dan geene voorrechten voor iemand bijzonder zijn, dan alleen kundigheden in konften , handwerken, koopmanfchappen , enz. waartoe te geraken ieder der Burgers met allen vlijt zijn best mag doen, zonder dat iemand , door keuren of gildens, hem hier in mag hinderlijk zijn. XVIII. Ieder Mensch kan zijne dienden en tijd verbinden , maar kan die niet verkopen . nog hij zelf verkogt worden. Zijn perfoon is geen vervreemdbaar eigendom. De Wet erkent gene dienstbaarheid; daar kan alleen ene verbintenis van zorg en dankbaarheid beftaan , tusfchen den Mensch die arbeidt, en die hem in 't werk Helt. De verfoeilijke flavenhandel wordt dan, door de Wet der Natuur en de Rechten van den Mensch, als enen hoogst onrechtvaerdigen handel verboden: en het zijn niet dan de willekeurige Wetten van tijrannen , die zodanige onmenselijkheid hebben ingevoerd of toegedaan. Elk Mensch zij en blijve dan voortaan vrij , uit kracht van de eeuwige Natuurwet B 2 der  C 20 ) dar gezamenlijke Menfchen, den onverander» lijken en onvervreemdbaren Menschlijken Souverein. X I X. Niemand kan van het geringfte gedeelte van zijn eigendom zonder zijne toeltemming beroofd worden, indien de algemene noodzaaklijkheid, wettiglijk bewezen, zulks niet vereischt; en op conditie van ene voorafgaande rechtvaardige fchadevergoeding. Ene Maatfchappij, waar in dit niet ftiptelijk wordt in acht genomen, naar haar uiterfie vermogen, beveiligt het eigendom der Burgeren niet; en is derhalven niet gebouwd op de onbetwistbare Rechten van den Mensch en den Burger, maar wijst integendeel hare Burgeren zelfs hier door den weg tot ontrouw aan, waar door zij noodwendig moet Verzwakken, en eindelijk geheel vergaan. X X. Géne belastingen kunnen ingeftèld worden dan voor de algemene nuttigheid, en om iri de algemene behoefte te voorzien., Ieder Burger" heeft  heeft recht om tot het initellen en uitvoeren van belastingen mede te werken, en om over het gebruik dat er van gemaakt wordt een waakzaam oog te houden, en er zig rekening van te laten doen. Ene Regeringsvorm, die dit betwist, verkracht het algemene Recht der Natuur, dat ieder Mensch als een heilig recht toekomt, en poogt ene flaaffche handelwijs in te voeren; ftrïjdig met de twee voorgaande artikelen. XXL De algemene hulp en bij (tand is ene geheiligde fehuld; de Maatfchappij is verplicht voor het onderhoud van hare ongelukkige Burgers te zorgen ; 't zij door hen werk te verfchalfen , of door middelen van beftaan te bezorgen aan hen , die buiten ftaat zijn om te werken. Daar dient dan in ene welgeordende Maatfchappij gezorgd te worden, dat de arme en de noodlijdende Burger tot gene verachting, veel min tot enen vernederenden (laat van bedelarij gerake , die zijne Burgerfchap zou onteeren, en waar door de Burgerfchap zelve in 't algemeen fchande zou aangedaan worden. Doe dan aan B 3 uwen  C 22 ) uwen behoeftigen Medeburger wat u, in een gelijk geval zijnde, aangenaam zou wezen dat u gefchiedde. XXII. Het onderwijs heeft ieder nodig; de Maatfchappij behoort met al haar vermogen de voortzetting en aanwas der algemene rede te begunstigen, en moet die trachten aantekweken, en de onderregting daar van aan alle de Burgeren hun verltand te brengen, zo veel mooglijk is. De algemene rede, dat is, de Wet hier te voren befchreven , beneffens de Eeuwige en onveranderlijke Rechten van den Mensch en van den Burger, die uit de Wet, de uitgedrukte wil van al het Volk, noodwendig volgen, zijn wel algemene kundigheden, die, zo dra'zij aan het geringst verftand worden voorgefteld, van het zelve begrepen kunnen worden; maar de gefchikte 'toepasfing is egter van dien aart, dat zij het onderwijs vereischt. Dat dan de opvoeding der kinderen niet buiten de zorg der bedienaars van de Wet zij; dit zal de vooroordelen doen uitfterven : dat de kinderen , in plaats van onnutte voorfchriften, door het bijge-  ( =3 ) geloof uitgedagt, om de tirannij te onderfteunen, het nut der Maatfchappij, het waar geluk der Burgeren, van hunne tederfte jeugd af, dan worde geleerd; dit zal hen tot gefchikte en tot kundige Burgers maken; dit zal hun zedelijk gedrag , opgewasfen zijnde , oneindig beter kunnen bepalen, dan alle die onvcrftaanbare lesfen, die zo min van de Meeflers als van de leerlingen kunnen begrepen worden , en die nergens beter toe dienen, dan om de nutteloze en fchadelijke pasflen en hartstochten als talloos hen voprteflellen, waar door zij, mannen geworden zijnde, hunne Vrijheid verliezen, en zig in een ftaat gefield bevinden, die bijna nergens anders toe- dienftig is, dan om als werktuigen tot eigenbelang gebruikt te worden in de handen der dwinglanden. XXIII. De. Maatfchaplijke borgtocht beftaat in de werking of daden van ieder Burger, om aan elk een de genieting en de bewaring van zijne Rechten te verzekeren. Deze borgtocht berust in de Nationale Souvereiniteit, dat is, in de Wet, of in de algemene ftern des Volks, B 4 daar  C H ) daar de natuurlijke Rechten van den Mensch en den Burger uit voortvloeijen. XXIV. De Maatfchaplijke borgtocht kan niet beftaan, indien de grensfcheidingen der openlijke arapten niet duidelijk door de Wetten bepaald, en indien de verantwoordelijkheid van alle de amptenaren niet verzekerd is. XXV. De Souvereiniteit of de opperftemacht berust in het Volk: het zelve is één en onverdeelbaar. De opperftemacht is de gezamenlijke wil van al het Volk, dat is, de Wet, de enige Souverein, die door een vrij Volk als zodanig kan erkend worden; zie Art. I, II en VII. Zij is de Rechtvaerdigheid zelve, en de wezenlijke Godsdienst, die door de bedienaars van den Souverein, als Reprefentanten van het gehele Volk, alleen moet gehandhaafd en verdedigd worden. Zij is de bron, waar uit de eeuwige Rechten van den Mensch en den Burger voortVloejen, en de bafis of grondfteun, waar. op all* Volks  C =5 ) Volks- en Burgerwetten in ene welgeregelde conftitutie moeten gebouwd zijn. Waar is dan enen Souverein of opperfte macht op de gantfche aarde te vinden, die boven de onveranderlijke Natuurwet, of met haar gelijk kan gefteld worden? doe aan een ander als gij wilt gedaan zijn. Waar zijn zulke Rechten ooit uitgcoeftend als de natuurlijke en onvervreemdbare Rechten van den Mensch en van den Burger? gelijkheid, vrijheid, veiligheid en eigendom, de ware gewrochten van de gezamenlijke menschlijke Natuurwet. Bewaart men hen, de Maatfchappij moet noodzaaklijk gelukkig beftaan ; integendeel, verwaarloost men hen, dan moet noodwendig de Maatfchappij verzwakken, en eindelijk ontfloopt worden. Deze Souverein zij dan Neêr* lands God, den God der Franfchen en der Belgen, énen en den zelfden God! en die op aarde zijns gelijken niet heeft; en indien wij dezen God ( * ) der volkeren met geheel onze harten, met al ons vermogen en uit alle onze krach- (*) Niemand malie hier verkeerde aanmerkingen op deze uitdrukking, als zijnde het woord God hier in B 5 den»  ( fltf ) krachten liefhebben, dan zal geen dwingland ons immer kunnen benadelen, en ons van onze natuurlijke Rechten ooit wederom kunnen beroven. XXVI. Geen gedeelte van het volk kan de macht van het gehele volk uitoeffenen; maar elk deel van den Souverein vergaderd zijnde, behoort dceze het recht te genieten, om zijnen wil met ene volkomene vrijheid te mogen uitdrukken. Geen bijzondere flad, geen Plaats, geen provintie in Nederland, kan dan de macht van het gehele volk uitvoeren, noch in den zijnen zig als Souverein aanmerken, zonder betrekking tot het gehele volk, maar elk in den zijnen is een gedeelte van het geheele volk, en zijn wil een gedeelte van den gezamenlijken wil van het geheele volk, dat is, van de Wet. Elk in den zijnen heeft egter recht, vergaderd zijnde, zijnen wil en gevoelen uittedruk- ken, den zelfden zin genomen, als men dikwijls heeft ge Zegd, koningen, vorften en regeererj, zijn Godea der aarde.  C *7 ) ken en dezelve uitteoeftenen in alles wat zijne medègedeeltens in hunne rechten niet benadeelt; want de vrijheid moet altoos tot een regel houden de Rechtvaerdigheid, en haar beginfel vestigen in de Natuur der gezamenlijke menfchen,"dat is, in de rede, zal zij door de wet befchermd worden. Zie Art. VI, XXVII. Dat ieder bijzonder perfoon, die zig de fouvereiniteit of de uitvoering daar van aanmatigd, terftond ter dood gebragt worde, door vrije menfehen. De billijkheid hier van blijkt ten klaarden uit de twee voorgaande Artikelen. XXVIII. Een volk heeft altoos recht zijn Conditutie te overzien, te verbeteren, of te hervormen en te veranderen. Want het ene gedacht kan de nakomende gedachten aan de wetten die het gemaakt heeft niet onderwerpen. Maar de eeuwige en onveranderlijke wet, daar de natuurlijke en onvervreemdbaare Rechten van Hph Mensch en den Burger uit volgen, kan  C -8 ) nimmer veranderd of hervormd worden. Zij • is niet door menfchen gemaakt; maar de menfchen, die ene Maatfchappij wilden oprechten, hebben haar in hunne naturen befchreven gevonden. De Conftitutie of de Wetten, door de menfchen gemaakt, mogen dan overzien, verbeterd, en met de natuurlijke Wet vergeleken worden, om allengskens nader, door de ondervinding geleerd, tot volkomenheid te komen: en hier in moet nog kan het nageflacht door hunne voorzaten niet verbonden worden. Ja zelfs zal het zeer nuttig en noodzaaklijk zijn, indien het zelfde gedacht zijne gemaakte jvetten om de drie of vier jaren overziet, en verandert, indien zulks nodig wordt bevonden; doch hier moet het gehele volk, ten minnen de meerderheid, zijne ftem toe geven. XXIX. Ieder Burger heeft een gelijk recht om aan het maken der Wetten medetewerken, en tot ic benoeming van zijne lasthebbenden of aangeftelden, die dit werk zullen uitvoeren; want het kan geen Burger onverfchillig zijn , wel-  ( 29 ) welke wetten hij gehoorzaamt, en wie dezelve" te zamen (lelt. Elk heeft dan recht om de wetten, die gemaakt worden, te vergelijken met de fouvereine Wet; vindt hij dat de gemaakte wet met dezelve niet overeenftemt, hij heeft recht zig hier tegen te verzetten, of zijne afgevaardigden hier verantwoording voor afteëifchen. XXX. De openbare ampten of bedieningen zijn in de daad maar voor enen geltelden tijd; zij kunnen niet aangemerkt worden als diftinétien of onderfcheidingen, nog als beloningen, maar alleen als plichten. Een bedienaar der Werkbij zij voor een gedeelte, of voor het gehele volk, is en blijft een Burger, zo wel ftaande zijne bediening, als voor of na dezelve. Hij heeft voor enen tijd een plicht aanvaard, die hem niet ondarfcheidt in zijn perfoon of voorrechten, maar alleen in zijne bediening of ampt, vergaderd zijnde met zijne medebeampten. Behalven deze zijne bediening ftaat hij gelijk met een onbeampt Burger; en dit dient zo wel plaats te hebben in het Militaire, als in het Civiele, of in enige andere; de algemene Bur-  C 30 > Burgerfchap blijkt dan duidüjk de bafis ©F grondfteun te zijn van alle ampten of bedieningen in de Republiek. XXXI. De misdaden der lasthebbenden en uitvoerers van den wil des volks moeten nimmer ongeftraft blijven. Niemand heeft recht om te eifchen, dat hij op begane wanbedrijven minder ftrafbaar zoude zijn, dan zijne medeburgeren. Dit zou rechtfteeks tegen de onverbreekbare wetten aanlopen, die de ftraffe zonder onderfcheid gebieden evenredig te zijn aan de misdaden. Zie Art. XV. XXXI I. Het recht om verzoeken of requesten aan de bewaarers of toebetrouvvden der openbare macht in te leveren, kan in geen geval verboden, opgefchord, of bepaald worden. Ene Regering, die haare Burgers verbiedt requesten te prefenteren, is nabij haren val; zij zal dit nimmer doen, tenzij ze tot enen ftaat van verwarring is gekomen, daar zij zig niet weet uit-  ( 3i ) uitteredden, en daar zij zig over fchsamt orri' er iets van onder 't oog te krijgen: in 'tkort, het is een teken, dat zij zig door begane misdaden vatbaar heeft gemaakt om alle gewei, denarij zonder blozen uitteoeffenen. XXXIII. Wederdand aan de verdrukking te bieden, is een gevolg der overige Rechten van den Mensch. XXXIV. liet gehele Maatfchaplijk lighaam wordt verdrukt wanneer een enkele der leden onderdrukt wordt, en ieder lid wordt onderdrukt, wanneer het gehele Maatfchaplijk lighaam verdrukt wordt. XXXV. Als de regering of de bedienaars der Wetten de Rechten van het volk verkrachten, dan wordt de opftand en weêrftandbieding ene der heiligde Rechten en onvermijdelijkde plicht van het volk, en van ieder gedeelte van helzelve. Wanneer dit egter met ene gepaste bedaardheid  C 3- ) heid kan gefchieden, en zonder wraakzucht, dan is de opftand der verdrukten voor hen de voordeligfte, en het grootmoedig gevoel na de overwinning het verhevenfte : integendeel is de opftand als dan voor de onderdrukkers de nadeligfte; en het rampzaligfte en grievende gevoel na de neerlaag moet hen noodzaaklijk meer en meer vernederen, tot dat zij niet meer zijn. X X X V I. Na dit alles, bevestigt en verzekert de Franfche ( en dus ook provifioneel de Cataaffche ) Republiek, de genieting van de natuurlijke en onvervreemdbare Rechten van gelijkheid, vrijheid, veiligheid en eigendom; zij verzekert de nationale fchulden, de vrije oeffening van alle godsdienften, het algemeen onderwijs, de onderdand der noodlijdenden, de onbepaalde vrijheid der drukpers, het recht van zig in volksvergaderingen ongewapend te verzamelen. Zij eert vervolgens de Getrouwheid, de Dapperheid, den Ouderdom, de Kinderlijke Liefde, en de Ongelukkigen. Zij delt eindelijk de bewaring van hare Conftitutie onder de befcherming van alle Deugden. KORT  KORT ONDERZOEK , OF EEN JOOD KAN AAN* GENOMEN WORDEN TOT EEN BATAAFSCH BURGER , DIE ZIJNE CONSTITUTIE GEGRONDVEST HEEFT OP DE NATUURLIJKE RECHTEN VAN DEN MENSCH EN VAN DEN BURGER. Door J. G, D e zaak, die hier onderzogt moet worden, is gemaklijk afteleiden uit die fchriften, die bij de Joden zelve, altoos voor heilig zijn gehouden , en bij hen ene volkomene waarheid aan de nakomelingfchap hebben overgebragt. Die fchriften melden, dat de kinderen Israëliden tijd van vierhonderd en dertig jaren in Egypte, zonder zig met de Egyptenaren te vermengen, hebben doorgebragt, en ene bijzondere Natie zijn gebleven , waarfchijnlijk door hunne bijzondere taal, gebruiken, en godsdienst. Het juilte hier van zal ik niet onderzoeken, als doende dit weinig ter zaak: genoeg zij het, dat men door die fchriften weet, dat zij zig al den voorgemelden tijd gehouden hebben als een bijzonder volk,'t welk meer en meer daar na is toegenomen, door de uitgedrukte wetten van hunnen Wetgever, die C hen  'C 34 ) hen uit de flavernij der Egyptenaren verloste, en hen in Arabie begeleide, orn op ene andere wijze flaven te worden. De tijd van veertig jaren, die zij in Arabie omzwierven, was de tijd, waar in zij de wetten voor hunne aanftaande opterichtene Maatfchappij ontvingen, dewelke hen leerde, dat zij genen anderen Koning of Heer moeiten erkennen , dan den God hunner vaderen , den God van Abraham, Ifaac en jacob. Dat deze God of Koning alleen de Wetgever was van hunne politieke , plechtige en godsdienftige wetten , met afkeuring van alle andere regeringsvormen , plechtigheden, en godsdienften van alle andere volkeren, die zij uit dien hoofde ook alle voor hunne vijanden erkenden , en haten moeiten; en geen volk geboden wierden lief te hebben dan hunne naaften , die met hen tot dezelfde Maatfchappij en fouvereiniteit behoorden. Door het gehoorzamen aan deze wetten, aan dezen Koning, waren zij Israëlitifche Burgers, en in het zelve volk door de plechtigheid van de Befnijdenis ingelijfd, en verbonden om zig nimmer tot enige andere Burgerfchap overtegeven, of zig met hen te vermen- ge«i  ( 35 ) gen; als zijnde alle volkeren hunne vijandeni en bij hen afgodendienaars genaamd, die zij verplicht waren te haten, gelijk reeds gezegd is, om dat zij Israëls Koning niet als den enigen Souverein en waren Wetgever erkenden. Deze Koning , die voor hen onzichtbaar was, is ene reeks van jaren vertegenwoordigd door Rechters, en vervolgens, toen zij ook enen zichtbaren Koning begeerden te hebben, even als hunne naburen, door Koningen. Deze eerfte ftap van ontrouw bragt hen tot andere; zo dat onder den vierden Koning tien Hammen van den itam Juda afvielen, en die daarom na dien tijd Joden zijn genaamd, eri verfcheide Koningen of gezalfden des Heren, of vertegenwoordigers van den onzichtbareri Koning, hebben hehad, die meer of min getrouw waren aan deze Theocratie of Godsregering, dewelke ene'despotieke of willekeurige , of, om het op de zagtfte wijze uittedrukken, ene volftrekte Monarchaale of alleenheerfchende regeringsvorm was. Deze regeringsvorm hebben de Joden uitgeoefend, tot dat zij door de Babyloniers en Perfifche volkeren zijn overwonnen, en geC a vang-  C 35 ) ranglijk naar de landen dezer Natiën overgebragt. In deze gevangenis, die zeventig jaren Heeft geduurd, hebben zij zig met de natiën, die hen overwonnen hadden, niet vermengd, maar zijn een bijzónder volk gebleven, hebben hunne bijzondere wetten uitgeoefend, zo veel zij konden; en zig intusfchen gerroosc met de verwachting, dat zij eens door enen Mefchiah, of gezalfden des Heren, of enen Koning, van hunne vijanden zouden verlost worden, en weder in hun land tot hunnerf vorigen luider komen. Dit gebeurde hen eindelijk ten dele naar huririe verwagting; en, fchoon door genen Koning, maar onder het opzicht van eenen Prieder, die ook een gezalfde des Heren was, wierden zij wel enigzins herdeld, maar telkens ook door vijanden aangerand; zo dat zij nog in de verwagting van Mefchiah moeften verblijven ; van enen Koning of vertegenwoordiger van den God hunner vaderen, die hen van hunne verdrukkers zoude verlosfen, en hunne Burgerfchap wederom tot dien luider, en zelfs nog tot ene veel heerlijker volmaaktheid zoude herdellen, dan ze immer was geweest. Met  £ 27 ) i Met deze gevoelens vervuld, maakten zij verder hunne overleveringen zeer menigvuldig , waar uit fektens en bijgelovigheden op bijgelovigheden wierden opgehoopt; en door de Priefterlijke regering wierden de ceremoniën niet weinig vermeerderd; en de kracht, daar hunne wet hen aanleiding toe gaf, om elk mensch te haten, die geen Jood was, of die de gevoelens van hunne overleveringen en inzettingen niet was toegedaan, wierdt dikwijls len ftrengften uitgeoeffend. Dus was hun ftaat, tot dat eindelijk de Romeinen hun land tot een wingewest verklaarden, en hun volk tot ene overwonne Natie, welke de Romeinen voortaan in hunne politieke moest gehoorzamen. Maar wel verre daar van, dat zij daar door hunne ingebeelde verwagting opgaven, trachtten zij integendeel zig meer en meer aan hunne vijanden de heidenen, de gojims, de volkeren, die van den God hunner vaderen gehaat en verworpen waren , te wreken. En deze geestdrijverij bragt hen bij trappen tot die vervoering, om zig tegen hunne overwinnaars te verzetten, die hen na herhaalde bedreigingen uit hun landé i ver-  C 38 ) verdreven, het zelve verwoefleden, en hen ter vernedering voor alle natiën (lelden. Zie daar kortlijk een volk, door hunne eigen fchriften bekend geworden als een volk, rot ene geheel bijzondere burgerfchup behorende, niet alleen afgefcheiden en afgezonderd door hunne bijzondere Ieerliukken of plechtig* heden van den godsdienst, maar ook door hunne bijzondere politieke of ftaatkundige en plechtige wetten; welke de ene van de andere niet gefcheiden kunnen worden; want dewijl hunne fchriften duidelijk tonen, dat de Joden onophoudelijk geleerd hebben , dat zij de Godsregering waren toegedaan , zo moeften hunne godsdienst, hunne politieke, en hunne plechtigheden ook onaffcheidbaar van eikanderen zijn, en welke zij zelfs niet volgens hunne wetten konden uitoefenen, dan in dat land, dat hun onzichtbare Koning, zo als zij voorgaven, hen gegeven had, om het erflijk te bezitten. En dit is de reden, dat de Joden tot op heden toe als eene bijzondere natie moeten erkend worden, afgefcheiden van alle andere Volkeren, 't welk zij zelve ookgaerne, door hun-  ( 39 ) liunhe ohVoorbeeldelijke verwaandheid , toëftaan (*)? want zederd den tijd hunner ver'ftroojing door genoegzaam alle de delen der aarde, tot op dit ogenblik, niettegenitaande zo vele onrechtvaerdige vervolgingen en mishandelingen , die zij van andere ondeugende natiën hebben ondergaan, behouden zij egter hunne bijzondere Burgerfchap in alle landen, en bevestigen dezelve door de Befnijdenis, het verbond, met den God hunner vaderen gemaakt, om hem alleen als hunnen wezenlijken Koning te erkennen, en alle andere natiën als afgodendienaars te verachten en te verfoejen, ja voor vijanden aantemerken, die zij moeten haten , omdat zij den God hunner vaderen, zo zij menen, haten: en dit vijandlijke voor alle natiën wordt nog bekrachtigd door dezelfde verwachting, die zij reeds voor agttien eeuwen, . C*) Enige weinige zou men hier van kunne» uitzonderen, door hunne vertoningen , die zij, als men met hen fpreekt, maken; maar, gefield eens deze vertoning al oprecht te zijn, hun getal is zo weinig, dat zij ten opzigt der grote meerderheid naauwlijks noemenswaardig zijn,- C 4  wen, en langer, gelijk hunne fchriften dir klaar aanwijzen, en door mij bereids is aangewezen, hebben gevoed; te weten, van hunnen Mefchiah, dien zij wanen hen uit hunne verftroojing eens te zullen verzamelen in dat land, daar zij hunne regeringvorm , in fpijt vaH alle hunne vijanden, dat is, van alle volkeren, die ene andere regering als de Joodfche hebben, zegevierende zullen genieten. Men denke niet, dat ik mij te ongunftig voor dat volk heb uitgelaten. Ik beroep mij op hunne eigene hiftorien, en op hunne overleveringen, die zij onophoudelijk blijven aankleven , daar men de waarheid van het geen ik heb gezegd, ten klaarften in zal bevestigd vinden. De zaak, die te onderzoeken ftond, tot dus verre uit hunne eigene fchriften afgeleid hebbende , houde ik het voor bewezen, dat geen Jood in enige Maatfchappij, behalven in ene Godsregeringsvorm, als een Burger of lid van de Maatfchappij kan aangenomen worden; maar alleen als enen inwoner, en wel met die voorzigtigheid, die hem buiten ftaat ftelt, om zijne vijandfchap, die hij 'verplicht is volgens zijne beginfelen uitteoeffenen, te kunnen volbrengen. Latende hem voor 't overige vrij, our  ( 4i ) óm zijne bijzondere godsdienst, zo lang dezelve uiet tot nadeel van den ftaat bevonden wordt, beneffens andere godsdienften te mogen verrigten. Kan dan geen Jood als Burger aangenomen worden, omdat hij niemand lief kan of mag hebben dan zijne naaften, te weten de Joden , en dat hij zijne vijanden, naamlijk alle andere volkeren, moet haten, zo blijkt ten klaarften, dat een Jood, zo lang hij erkent een Jood te zijn, in geene Burgerfchap kan aangenomen worden, en vooral niet in ene, welker conftitutie gegrondvest is op de natuurlijke Rechten van den Mensch en van den Burger. Hij kan dan tot geen Bataafsch Burger verheven Worden, bij een volk, dat de Franfche Conllitutie erkent gebouwd te zijn, op die eeuwige rechten, en dezelve, zo veel mooglijk is, poogt aantenemen; want deze Conftitutie zegt duidelijk, dat de uitvoering van het recht van een Burger wordt verloren door de naturalifatie in een vreemd land, en door het aannemen van ampten of voorrechten, voortvloeiende uit ene andere regeringsvorm dan de volksregering. Een  ( 42 } Een jood, gelijk ik uit hunne eigene fchopten heb aangetoond, heeft geen ander vaderland, dat hij wezenlijk als zodanig volgens zijne wet mag erkennen, dan het land van Paleftina, of het Joodfche land; hij is dan genaturalifeerd in een vreemd land; hij heeft dan daar door zijn Fransch Burgerrecht verloren : of, het welk het zelfde is, dewijl hij het nimmer heeft kunnen zijn, kan hij er ook niet toe aangenomen, en dus ook tot geen Bataafsch Burger, immer erkend worden. Een jood verwagt ampten en voorrechten, door zijne ingebeelde hoop van eens wederom in zijn vaderland de Godsragering herfteld te zien; hij poogt dan ampten en voorrechten aantenemen, die voortvloejen uit ene andere regeringsvorm als ene Volksregering: hij heefc dan zijn Burgerfchap hier wederom verbeurd. Een Jood kan dan, zonder de Conftitutie, op de Rechten van den Mensch gegrond, te verbreken, geen Fransch Burger zijn; en dus, om redenen reeds aangemerkt, kan geen Jood tot Bataafsch Burger aangenomen worden; dat is, hij heeft geen recht om ampten te helpen verkiezen, of om tot dezelve verkoren te wor-  ( 43 ) worden. Het welk mij voorkomt alles klaar te volgen uit het geen hier voor bewezen is. Ik zal hier nu nog bijvoegen, dat, indien men ene Conftitutie op de Rechten van den Mensch en den Bnrger wil vormen, die gelijkheid en vrijheid of wezenlijk geluk voor zijne Burgers influit, het voorzigtig zal zijn, wel aantemerken, dat een Jood altoos een wezenlijke vijand is, en nimmer een vriend zig zal erkennen te zijn, dan uit vrees van genoodzaakt te zijn om minder vijandlijk te kunnen handelen, of op hoop van beter te kunnen een gojim benadelen (*). Zij zijn geen vrij volk, zij kunnen dan, zonder fchade , ook als geen vrij volk behandeld worden; zij zijn geen ( * ) Ik geloof dat men enige hier van wederom zon kunnen uitzonderen, die zig in alles zo flipt «iet naar de Joodfche wet zouden willen gedragen, dat zij de ge. zonde rede hier door geheel-zouden werkloos maken.. Integendeelben ik overtuigd, dat er enige Joden zijn, die de Bataaffche Burgerfchap waardig zouden zijn, indien zij op enige tijden hunne nationale gevoelens niet volledig toeftemden, en voor goedkeurden: maar ïoe zal mei dezulken pelt al vertrouwen?  C 44 ) geen volk dat de gelijkheid kan toeftemmen, hoe zal men hen dan het recht van gelijkheid toeftaan kunnen ? Wil men dan den minderen kring der Burgerfchap niet verarmd zien, die door hunne handen van konften, handwerken, land - en akkerbouw moeten leven, men geve den Jood geen vrijheid om dezelve bij der hand te nemen: laat hem koopmanfchappen doen; hier in kan hij zig zeiven bevoordelen, en hier door genoodzaakt worden de Burgeren, daar hij onder leeft, mede voordeel te doen; maar Iaat hen tot geen winkel-negotie toegelaten worden. Ik heb genoeg getoond, dat zij onze wezenlijke vijanden zijn. Laat ons dan ook onze natuurlijke rechten gebruiken, en dezelve zodanig richten, dat zij de burgeren op de minst-mooglijke wijze kunnen benadelen.