01 2427 1651 UB AMSTERDAM  D E LEVENS VAN PLUTARCHUS.   d e LEVENS VAN doorluchtige GRIEKEN en ROMEINEN, ONDERLING YERGELEEKEN, door PLUTARCHUS. UIT HET OORSPRONKELYKE GRIEKSCH, «3EHEEL OP NIEUW, VERTAALD , £N MET ZEER VELE AANTEKENINGEN -OPGEHELDERD. J> O O R. E. v. WASSENBERGH en H. BOSSCHA, JI00GLEEOAAREN TE FRANEKEB. EN HAKDEUWÏK. achtste deel. met plaaten, te AMSTERDAM, by J O HANNES ALL AR T. m d C C Ct   HET LEVEN VAN SERTORIUS.   POMPEÏTJ S DE G R O O T E -   HET Leven van SËRTORIÜa behoeven ons, dunkt my, niet zeer te verwonderen, dat in de onmetelyke ruimte des tyds, terwyl de Fortuin eenen zeer onbeftendigen loop houdt, van zelfs vaak dezelfde toevalligheden in de wereld ontftaan; Want is het, dat het getal der dingen, die gebeuren moeten, onbepaald is; dan heeft het Geval in den ryken voorraad Van ftof overvloedige aanleiding, om gelyke üitwerkfels te doen geboren worden; zyri daarentegen de wereldfche zaken aan eeri bepaald getal verbonden, dan moeten noódzakelyk dezelfde üitwerkfels meermalen uit dezelfde oorzaken ontftaan. VIII. deel™ A $ Dk:  4 het LEVEN Daar nu zommige menfchen in dit flag van dingen vermaak vinden, en byeen verzamelen, al wat hun uit boeken of mondelyke verhalen is voorgekomen van toevallige omftandighed-'n, die het werk fchynen te zyn van beleid en voorzienigheid, (zo als, dat er twee beroemde mannen geweekt zyn , beide a t t i s genaamd, de een uit Syrië, de ander uit Arkadië, die beide door een zwyn gedood zyn O); twee ACTéoNs, van welke de een door zyne honden, de ander door zyne minnaars verfcheurd is twee scjpioos, welker eene de Karthaginienzers het eerst over- («) De fabel van den eerstgenoemden attis koomt voor by pausanias, in Achaic. L. XVII. c. 7. Van den anderen vindt men nergens gewag gemar.kt. (b) De fabel van ACTéoN.zoon van aristeuï en Autono , welke door Diana in een hert veranderd zynde, door zyne honden veifcheurd wieid, is am eik, die iets van de oude gedaanteveranderingen gelezen heeft , en zelfs uit afbeeldingen, genoeg bekend. Die van den tweeden acteu?. Zoon van Melisfus, uit Corinthus, wordt omftan. dig verhaald door plütarchus, in zyne Minverhalen.  vanSERTORIUS. 5? overwonnen, de andere hen geheel verdelgd heeft; dat Troje door hercules is ingenomen om de paarden van laomedon, door agamemnon met het houten paard, cn voor de derdemaal door charidemus, door het vallen van een paard in de poort, 't welk belette , dat de Trojanen niet fchielyk genoeg de poort konden fluiten; en eindelyk, dat, daar twee Helen naar twee zeer welriekende kruiden genaamd zyn, te weten los en Smyma, (c) homerus in de eene gezegd wordt geboren, en in de andere geftorven te zyn) wat belet ons, by de genoemde byzonderheden ook nog deze te voegen, dat de krygshaftigfte Veldheeren, en die de meeste daden door list en fchranderheid hebben uitgevoerd, flechts één oog gehad hebben: namelyk philippus, antigo nus, hannibal, en sertöRIUS, de man, wiens leven vvy hier befchryven, en van wien men kan zeg* gen, dat hy in 't Huk van minnehandel in* ge- ( eene ftad in 't Sa-  van SE1T0RIUS. p gabynfche land, gefprotcn. Zynen vader verloren hebbende, werd by met grote zorg opgevoed door zyne. moeder , welke hy hartclyk hef l"d. Deze wordt gewoonlyk rhea genoemd. Hy oeffende' zich met vlyt in het pleiten , en had zich reeds als jongeling door zyne - welfprckendhcid vry veel. flaatkundigcn invloed verworven. Doch de roem, dien hy vervolgens in den kryg behaalde, en het geluk dat zyne ondernemingen hier bekroonde, maakten den oorlog weldra tot het eenige 'doet van zyne eerzucht. Hy deed dan zynen eerden veldtogt onder caepio, toen de Kimbrcn en Teutonen in Galliën gevallen waren, by welke gelegenheid hy, als de Romeinen de neerlaag ^regen en op de vlugt geflagen wierden, zyn paard vcrlooren hebbende , met een lichaam vol wonden, in zyn harnasch en met het fc'hild aan den arm , tegen eenen geweldigen flroom de Rhone overzwom: zo fterk was hy van lichaam, en door oeffening tegen ongemakken gehard. Toen die zelfde vyanden, in onnoemclyken getale, cn met zulke vervaarlyke bedreigingen ^enen tweeden aanval deeden , dar, veel & 4 lor  * bet LEVEN inhad voor een' Romein in zyn gelid te blyven , en de bevelen van den Veldheer (zynde marius) optevolgen, bood. sertorius zich aan om als verfpieder zich onder de vyanden te begeven (V). Nadat hy zich dus als een Galliër verkleed, en zo veele woorden van de taal geleerd had, als hy tot fpyeken in dat geval van noden had, mengde hy zich onder de Barbaren, zag en hoorde daar het gene men nodig had te weten, en kwam daarmede by WARius terug, die hem hiervoor naar' verdiende met krygseer beloonde. Gedu- ren- 60 Het werk van verfpieder werd by de Roraei»en geheel anders befchouwd, dan in onzen tyd: de voornaarnlte lieden boden zich daartoe vrywillig aan, achtende hetzelve des te roemryker , hoe groter gevaren daarmede gepaard gingen. Hierom zien wy ook sertorius, nadat hy reeds groten roem had verworven, zich daartoe aanbieden. By de Grieken was die post nog veel meer in aanzien, en nog fterker gezocht, zo als wy zien in het tien' de boek van de Tlias, waar ulysses en diomepk s als verfpieders naar hetTrojaanfche leger gaan en de Legerhoofden en Vorften zelve zich aanbid den om olysses te volgen, terwyl zy eikanderen de-eer, om da«rtoe gekozen te worden,'becwistea. e«a, Fr, f%rt%  van SERTORIUS. 9 rende den verderen loop van dien oorlog, heeft hy verfcheidene blyken van beleid en moed gegeven, die hem algemeenen roem en het vertrouwen van den Opperbevelhebber verworven. Nadat de oorlog met de Kimbren en Teutonen geëindigd was, werd hy als Hoofdman over duizend , onder het opperbevel van didius, naar Spanje gezonden, en betrok de winterkwartieren te Castulon, eene ftad der Celtiberiers (. ^p.  VAN SERTO RIU S. is hunne vrienden en medeburgers, als overwinnaars, zouden -ontmoeten. Een aantal yan dat volk werd dus in .en buiten da poorten door dc Romeinen neergefabcld, en de rest, die zich overgaf, tot ilavcn verkocht. Dit gaf sertorius in Sggjijg m n grooten naam, en zodra hy te Rome was wedergekomen, we.rd by tot Qusjstor van dat gedeelte van G.niiün, ff welk aan de Po ligt, juist ten rechten tyde benoemd. De oorlog met de Marfen namclyk op dat pas uitgebarden zynde, kreeg hy niet zodra last om krygsvolk te werven, en waT penen in gereedheid te brengen , of hy volvoerde dien met zo veel yver en fpocd, dat hy de traagheid cn flapheid der overige jonge lieden te fchande' maakte , cn algemeen de verwachting deed ontdaan, dat men in hem voordaan een' man van grote werkfaamheid zoude hebben. Zyne krygsmans doutheid liet hy ook niet varen, nadat hy reeds tot dc waardigheid, van Bevelhebber bevorderd was, maar bedreef ook toen wonderen van doutmoedighcid, en ontzag zo weinig zyn lichaam in gevechten 1 dat hy daarby een van zyne oogen, V welk hem uitgedoken werd , verloor. En  ïa het LEVEN En zelfs hierop was hy gewoon fteeds roem te dragen, zeggende, dat anderen de blyken van hunne heldendaden , zo als halsbanden, pieken en kronen, niet altyd by zich droegen, maar dezelve van tyd tot tyd afleiden , terwyl hem de kenteekenen van zyne braafheid altyd verfelden, en elk in dat zyn ongeval tevens zyne dapperheid befchouwde. Hierom bewees het volk hem ook alle eer, die hem toekwam : want, wanneer hy in den fchouwburg kwam werd hy met handgeklap en gelukwenfchen ontfangen, welke eer niet ligt aan anderen, fchoon die hem in jaren en roem overtroffen, mogt gebeuren. Niettegenftaande dit alles mislukte hem zyn aanzoek tot de waardigheid van Tri. bunus plebis, waarin hy door den aanhang van sul la gedwarsboomd wierd, en dit fchynt de voorname oirzaak van zynen haat tegen sulla te zyn geweest. Nadat marius, door sulla overwonnen zynde, de vlugt had genomen, en sulla tegen MIThridates ten oorlog was getrokken, terwyl van de Confuls de eene, namelyk octavius, der party van sulla bleef toegedaan, doch de andere, te weten cinna, eene  van SERTORIUS. 13 eene omkeering trachtende te bewerken, de moedeloze party van marius opbeurde, heeft sertorius zich by den laatstgenoemden gevoegd, voornamelyk om dat hy zag, dat octavius zich flap aanftelde, en de vrienden van marius verdacht hield. Na een hevig gevecht, op de Markt tusfchen de Confuls voorgevallen, behield octavius de overhand, en cinna met sertorius, niet veel minder, dan duizend man, daarby verloren hebbende, namen dc vlugt. Dan een groot aantal van het krygsvolk, dat nog door Italië verfpreid was, door goede woorden aan hunne zyde getrokken hebbende , geraakten zy binnen kort weder in ftaat, om octavius het hoofd te bieden. Toen marius uit Africa was overgekomen, en zich aangeboden had om als gemeen, zoldaat onder cinna als zynen Conful te dienen , waren de anderen van gedachten, dat men dit aanbod moest aannemen, doch sertorius verklaarde zich daartegen; 't zy omdat hy dacht, dat zyn eigen gezach by cinna, door de tegenwoordigheid van een veel beroemder krygsman , merkelyk zoude lyden, 't zy dat hy vreesde, dat marius  14 het LEVEN Rius door zynen woesteu aard alles zoude bederven;-daar zyne buitenfporige woede alle palen van recht in de overwinning te buiten ging. Hoe het zy , hy ftelde "aan cxnna voor, dat er voor hun, by de tegenwoordige overmagt , flechts weinige zwarigheden racer te overwinnen waren, eri dat, byaldien zy marius aannamen, deze zich al den roem en alle magt zoude aanmatigen, als zynde in de dcelgenootfchap van 't bewind even trouwloos als onhandelbaar. Cinna bekende, dat sertorius recht had met dit te zeggen , doch bragc daartegen in, dat hy zich fchaamde en zwarigheid maakte om marius af te wyzen, daar hy zelf hem genodigd had, om in de tegenwoordige zaken deel te nemen. „ Ik „ meende," hernam sertorius, „dat „ marius uit eigene beweging naar Italië „ was overgekomen, en in die onderftelhng „ overwoog ik , wat in dezen raadfaam ,, was: maar nu hy op uw verzoek is overgekomen, paste hei: u van den beginne „ af zelfs niet zulks tot een punt van „ overweging te maken , maar het is uw j, pligt hem aantenemen , en van zynert „ dienst gebruik te maken: de goede trouw s, laai  van SERTORIUS. iS laat u geene vryheid van beraadflagen „ over" (g> Cinna liet dan marius overkomen, waarop deze drie, de krygsmagt verdeeld hebbende, elk over een byzonder gedeelte het bevel aanvaardden. Toen vervolgens, na behaalde overwinning, cinna en marius zich in allerlei euvelmoed en wreedheden dermate te buiten gingen, dat zy de Romeinen de rampen van den oorlog als eenen zegen leerden befchouwen, zegt men, dat sertorius alleen noch in toorn iemand gedood, noch als overwinnaar iemand leed - gedaan heeft ; en dat hy zelfs zyne Verontwaardiging aan marius tc kennen heeft gegeven, en cinna alleen geroepen hebbende, denzelven door vriendclyke voordellen tot gematigdheid heeft overgehaald. Eindelyk. toen de Haven, welke marius tot zyne medehelpers in den oorlog gebruikt had, en die hy vervolgens als trauwanten van zynë Dwingeland? by zich hield, en vermogend en ryk maakte, deels met zyne toeftemming en fjr) Deze trek Tchcst ons reeds duidelyk het karaluer van Eiroaius, die zicU hierin fteeds seJyk is gebleveu.  het LEVEN en op zyn bevel, deels uit eigene baldadigheid zich aan de huisvaders vergrepen dezelve vermoorden , de vrouwen verkrachteden, en aan de kinderen hunne geile lusten boeteden, kon sertorius zulks niet langer verdragen, , en liet hen alle, in de barakken byeen zynde , niet minder dan vierduizend in getal, met pylen doodfchieten (k~). Nadat marius geftorven, cinna kort daarop vermoord, en de jonge marius, geheel tegen den zin van sertorius en tegen de wetten, Conful geworden was, toen carbo en norbanus, zich tegen sul la's terugkomst verzettende, de neerlaag gekregen hadden, en de zaken deels, door de zwakheid en lafhartigheid der Bevelhebbers , meer en meer achteruit gingen, deels door verraders geheel bedorven wierden ; toen sertorius zelf niet meer in ftaat was om door zyne tegenwoordigheid eenen beteren keer aan dezelve te geven; eindelyk, toen sulla zich in de nabyheid Van scipio gelegerd hebbende, het volk van dezen door vriendelyke behandeling, en (/;) Zie het VI. Deel dezes werks, bladz. 253.  van SERTORIUS. i? en vredelievende betuigingen tot afval verleidde (/), en scipio door sertorius hiertegen gewaarfchouwd zynde , aan die vermaningen geen gehoor gaf; toen begreep deze, dat alle hoop om de ftad te redden ydel was, en vertrok naar Spanje, opdat * zo het hem gelukte de oppermagt over die Provincie in handen te krygen*, zyne vrienden , die het in Italië te kwaad mogteri krygen, eene veilige toevlucht mogten heb* ben. Dan terwyl hy onder een droevig weer door de gebergten trok, dwongen dö Barbaaren hem, om den doortogt voor geld van hun te kopen. Dit konden de genen * die by hem waren , niet verdragen ,. zeggende, dat het fchande ware voor eenen Romeinfchen Proconful, aan verachtelyke Barbaren eenige fchatting te betalen. Doch hy bekreunde zich luttel om deze gewaande fchande; beduidde den zynen, dat hy tyd kocht, welke voor iemand, die naar grote dingen ftreefde, nooit te duur gekocht wierd; ftelde dus de Barbaren met geld te vrede, en maakte, dat hy ten fpocdigfteü Spanje bereikte. Hier (/) Zie het Leven van sulla, in het VI. Deel, bladz. 90 en 91. VUi. deel. B  i8 h è t L e v e n Hier vond hy talryke volken, en eene menigte jonge lieden tot den krygsdienstgefchikt, maar allen waren door de roofzucht en ort. befchoftheid der Landvoogden , die jaarlyks derwaards gezonden waren geweest , ten fterkfteh tegen alle zulke Bewindhebbers ingenomen. Hy begon dus met de aanzienlykften door vriendelykheid, en het gemeen door ontheffing van belastingen aan zyne zyde te lokken. Het meest van allen won hy hunne genegenheid , door hen van de inkwartiering van krygsvolk te bevryden. Want hy liet zyne zoldaten buiten de ftad hutten opflaan , om daar te overwinteren, en was zelf de eerfte , die zich eene hut liet bouwen. Hy liet het echter op de goede gezindheid der Barbaren alleen niet aankomen, maar wapende tevens de jonge lieden uit de Romeinen, welke zich daar hadden neêrgezet, en liet met allen fpoed eene menigte van allerlei krygswerktuigen en fchepen in gereedheid brengen. Op deze wyze hield hy de fteden onder zyne magt, door zich in alles , wat geene betrekking tot den oorlog had, vriendelyk te gedragen, en tegen den vyand eene geduchte houding, aantenemen. Zo-  van SERTORIUS; 13 Zodra hy nu hoorde, dat sulla meester van Rome, en de party van marius en carbo uit het veld geflagen was, niet twyffelende, of er zou met den eerften eeri van sulLA's veldheeren met een leger óp kómen , om hem te beoorlogen ; liet hy het Pyreneefche gebergte door eene gewa: pende magt van zesduizend man, Onder bevél van juliUs salinator, bezetten; Het duurde ook niet lang, of c a j u s annius, door sulLa afgezonden, kwam opdagen, doch ziende, dat 'er gene mögelykheid was, om julius met geweld uit zynen post te dry ven, legerde hy zich aaii den voet van 't gebergte, niet wetende, wat verder te doen. Dan jueius werd daarop door zekeren calpuRnius, bygchaamd lanarius, verraderlyk vermoord, de post op het Pyreneefche gebergte door het krygsvolk verlaten, en anNius drong door met eene grote overmagt; voor welke alle weertond moest bukkeri: Sertorius, nu niet 'langer tegen doii vyand betond zynde, nam met drieduizend man de wyk naar Nieuw-Carthago ; gifïg; daar fcheep, en tok over naar Africa, waar hyÖp de kust van Mauritanië aanlandde. H:er B a w&fc  ao het LEVEN werden zyne zoldaten, die zonder de nodige behoedfaaraheid zich landwaards in begeven hadden om water te halen, door de Barbaren overvallen. By die gelegenheid veel van zyn volk verloren hebbende, zeilde hy weerom naar Spanje ; doch hier werd hy belet voet aan land te zetten. Nadat zich vervolgens eenige Cilicifche Kaperfchepen by hem gevoegd hadden, ftevende hy naar het eiland Pityufa (£), waar het hem gelukte te landen, en de bezetting van annius te flaan. Weldra kwam annius zelf met eene fterke vloot, en vyfduizend man troepen. Met dezen waagde hy een zeegevecht, fchoon de fchepen, die hy had, ligt en meer tot (helheid, dan tot fterkte om wederftand te bieden, gemaakt waren. Maar daar de zee door eenen Herken westenwind (/£) Hetgene hier in 't enkelvoud Pithyufa ge. noemd wordt , heet gewoonlyker in 't meervoud Tithyufae. Het waren ,nderdaad tW£e ^ de Spaanfche zee, waarvan het eene Ebufu* ea Het andere Ophiufa genaamd werd. Livius echter (Lib. i'i. c. 37.) fpreekt ook van hetzelvej a van een enkeld eiland, met name Pithyufa. Het waren dezelfde eilanden , welke thands Trica en Formentera geheeten worden.  van SERTORIUS. 21 wind onftuimig wierd, en verfcheidene der fchepen van sertorius, ter oirzake van derzelver ligtheid, ter zyden af tegen hec rotsachtige ftrand dreven, zodat hy nu wegens den ftorm belet wierd zee te kiezen, en door den vyand van het land wierd geweerd , heeft hy tien dagen tegen de woede van den ftroom en van eenen hevigen ftorm, met de grootfte moeite, geworfteld. Nadat de wind bedaard was, landde hy aan zekere eilanden, die door de zee verfpreid liggen, en gebrek aan water hebben, waar hy eenigen tyd vertoefde. Dezen weder verlaten hebbende , en de ftraat van Gades overgeftoken zynde (/), wendde hy rechts af naar dat gedeelte van de Spaanfche kust, dat aan den oceaan ligt, en landde een weinig boven den mond van den Bétis, die zich in de Atlantifche zee ontlast, en van welke het daarby gelegen gedeelte van Spanje zynen naam ontleent (m). Hier ont- (7) Thans de ftraat van Gibraltar. (m~) Bétis is dezelfde rivier, die nu Gurdalquivir wordt genaamd, en naar welke het tegenwoordige Andalufie en een groot gedeelte van Granada, ia de toenmalige landverdeelmg met den naam vaa JSietha Beftempeld was. B 3  ss het LEVEN ontmoeteden hem ecnige. fchippers , die kort te voren van de Athncifche eilanden waren terug gekomen («). Deze eilanden zyn twee in getal , door eene kleine zeeengte vaneen gefcheidcn , en twaalfmaal honderd duizend fchreden van Africa gelegen. Zy worden de Gelukkige eilanden genaamd. De redens vallêSi hier zeldfaam en zacht; de winden zyn er meestal zoel, en bevochtigen hèt aardvyk, 't welk daardoor niet alleen beploegd zynde overvloed van koorn geeft, maar ook van zelfs eenen voorraad van fmakelyke vruchten voordbrengt , genoegfaam om zonder menfehen handen en arbeid de inwoners onbekrompen te voeden. De lucht , welke deze èilandtn omgeeft, is helder en gezond, gevende in alle jaargetyden , die niet dan langfamerhand afwisfelen , eenen middelbaren trap van warmte en koude. Want de' winden , welke van onze kusten derwaards overwaaien, zo als de Noorde- en ©ostcwinden, zulk erne wydc vlakte doorgelopen zynde, worden, wanneer zy daar gekomen, zyn, verfp.reid, en hebben reeds, Ittr. zy die eilanden bereikt hebben, hunne kracht fe) Ijtedendaag? de Kana rifche eilanden genaamd»  van SERT 0-RI U S. 23 kracht verloren; en de zeewinden, welke daar waaien, namclyk de.Zuide- en Westewinden , uit zee zachte en fyne regens medebrengende , en meesttyds door heldere vochtigheid verkwikkende , gev moeten gezocht worden. Sertorius had niet zodra dit bericht ontfangen , of :hy brandde van. verlangen, om op die eilanden zyn verblyf te nemen, en daar, ontflagen van alle heerfchappy en oorlogen, voordaan in vrede te leven. Maar de Cc) In het vierde boek van de Odyslea, vs. 563. Volgens strabo echter bedoelt homerus niet de hier genoemde Gelukkige eilanden, maar dat gedeelte van Spanje;",.'t welk Bxtica genoemd werd» en werden die eilanden alleen daarom de Gelukkige geheeten, omdat zy aan de inwoners van Ba;tica, in welks nabyheid zy lagen» toebehoorden. Men vergelyke met de befchryving van homerus en plutauchus die, welke justinus, van, Spanje geeft, in het begin van zyn laatfte boek* B 4  14 het LEVEN de Ciliciers dit merkende , dien het veel min om vrede en rust, dan om buit en fchatten te doen was, verlieten hem, ere Haken over naar Africa , om asculis den zoon van iphtha, op den Mauritaan! fchen troon te herftellen. Sertorius gaf daarom echter den moed niet op, maar beiloot hun, die met ascalis in oorlog waren, bytefpringen, opdat zyn volk, door nieuwe uitzichten en nieuwe gelegenheid, om blyken van dapperheid te geven, terug gehouden mogten worden, dat zy niet uitnood verliepen. Daar gekomen zynde, en ziende dat hy weikoom was by de Mauritaniers, floeg hy dadelyk handen aan 't werk, en na ascalis in een hoofd;reffen de neerlaag gegeven te hebben, belegerde hy hem binnen zyne muurcn. Paccianus, vervolgens door sulla met een leger ter hulpe van ascat lis gezonden, werd in een gevecht door hem afgemaakt , en deszelfs benden tot overgave genoodzaakt zynde , werden gebruikt om zyn leger te verfterken. De ftad Jigenna^ binnen welke as calis met de ' zynen gevlucht was, moest voor zynen ftëQval bukken. Hier vertellen de Afrika. sen,  van SERTORIUS. 25 nen, dat ant/eus begraven ligt (ƒ>)■> 't welk sertorius, geen geloof flaande aan 't gene de. Barbaren van deszelfs grootte verhaalden, bewoog om het graf te openen. Hier een lichaam, naar men zegt, van zestig ellen lang gevonden hebbende , werd hy zo verbaasd, dat hy offeranden liet {lachten , het graf weer dicht maken, en federt het getal der vereerders van dien reus en der verbreiders van dat wonder ging vermeerderen (<7> De inwoners van Tigenna hebben onder zich een fprookjen, dat na den dood van ant^üs, deszelfs huisvrouw tin ge gemcenfchap met hercules gehad heeft, en dat uit die vereeniging soPHAx is geboren, welke koning in dat land is geweest, en gemelde ftad naar den naam zyner moeder genoemd heeft. Deze zou eenen zoon hebben gehad, diodorus genaamd, die verfcheidene volken van Af- O) Een befaamde reus, van wien de overlevering wqnderlyke dingen meldt. Hy werdt door hercules overwonnen en gedood. (?) Stracq, die mede aan dezen reus eene grootte van zestig ellen toefchryft, geeft tevens t© kennen, dat ditfprookje gehaaid is uit den Romein-, fchen Gefchiedfchryver gabinius.  a6 het LEVEN riea aan zich onderworpen had, gefterkc met een Grieksch leger van Olbianen en Myceneërs, welke door hercules in dat. land gèbragt waren (f). Men houde dit bovenftaande als alleen gemeld ter eere van juba, den grootiten Gefchiedfchryver onder de koningen van zynen tyd: want men wil , dat de voorouders van dezen aframmelingen geweest zyn van diodorus en sophox. Sertorius nu van alles meester zynde , deed aan die genen, welke ootmoedig zich aan hem onderwierpen ;en zich zonder beding overgaven, geen het minfte leed, en liet hen zelfs hunne bezittingen, hunne lieden en hun eigen beftuur houden; alleen het (r) Er zyn verfcheidene fteden geweest, die 01fai- 'metten, en strabo maakt van eenige derzelveri gêwag; maar onder derdt, om van zyne gewone handelwyze aftewyken fV> En dit, geloof ik, dat het geCO Hiermede ftemr, volkomen overeen het zeggen van electra by sophocles, vs. 3op. 't welk hier recht van pas door dacier wordt aangehaald: „ In omflandigheden als de myne, o vriendinnen! aegt electra, ,; ftaat het niet in onze magt ons ,? te matigen, en ons van morren tegen de Godea M t«  van SERTORIUS. 39 geval is geweest met sertorius; dat hy namelyk, toen alles hem tegenliep, verhard zynde geworden door zyne rampen , tot wreedheid is vervallen tegen die genen, welke hem flecht behandelden. Hoe het zy, op de uitnodiging der Lufitaniers , verliet hy Africa , en nadat hy» volgens de oppermagt, hem opgedragen, fpoedig de Lufitaniers tot een welgeordend leger vereenigd had, bragt hy daarmede het naburige Spanje tot onderwerping , welks inwoners meerendeels, genoopt door zyne zachtzinnigheid, en door zynen yver in 't uitvoeren van zaken, zich van zelfs by hem voegden. Hy zelf maakte by dit volk, waar het te pas kwam, tevens gebruik van kunst en bedrog. Van dien aard was voornamelyk het bekende loopje met de hinde. Zeker landman in dien oord, spanus genaamd, had by toeval eene hinde ontmoet, die pas geworpen had, en door de jagers vervolgd werd. De hinde zelve was hem ontkomen, doch het jong, welks kleur hem byzonder in de ogen ftak, zynde hetzelve fpierwit, was door hem nagezet en achterhaald, Ser. to- „ te onthouden. Zware rampen doen ons onver„ rayd^lyk. tot kwade daden overilaaa."  30 het LEVEN torius bevond zich by geval toen in dieti oord, en daar hy alles, wat hem van de jagt of van de voordbrengfels des lands teri gefchenke gebragt wierd, gulhartig aannam; en elk; die herri iets ten gevalle deed, mildelyk beloonde, werd hem ook döör dieti man dié jonge hinde aangeboden, welke hy insgelyks aannam, zonder nogthans in deii beginne daar van meer werks dan van andere gefchenken te maken. Maar nadat hy dezelve langfamcrhand zö tam en gezellig had gemaakt, dat zy geroepen zynde by hem kwam, hem, waar hy ging, naliep, en aan al het gewoel en gedruisch in 't leger volkomen gewend was geworden; begört hy er eene godsdienftige zaak van té maken, en bragt het volk in den waan; dat het een gefcherik was van diana. Vari toert af gaf hy voor, dat hem door deze hinde allerhande geheimen geopenbaard wierden; warit hy wist zeer wel, dat Barbaarfche volken zeer tGt bygeloof overhellen: Hy wist dien waan door de volgende konstgreep nog meer te verfterken. Wanneer hy heimelyke kondfchap had ontfangen, dat dé vyanden ergens in zyne overwonnen landen gevallen waren, of de eene öf andere ftad tót  van SERTORIUS. 31 tot afval poogden te brengen, verzon hy, dat zyne hinde hem dit in den flaap had bekend gemaakt^ en hem vermaand had zyn leger op de been te brengen. Op eenen anderen tyd bericht bekomen hebbende van eene overwinning, door iemand van zyne Onderbevelhebbers behaald, hield hy den brenger van die tyding verborgen, maar bragt zyne hinde te voorfchyn, welke dan, ten blyke, dat zy iets heuchelyks kwam ver. kondigen, met kranzen verfierd was, waarop hy het volk aanfpoorde om vrolyk te zyn, en den Goden te offeren, want dat zy welhaast eene blyde tyding zouden horem Op zulk eene vvyze dit woeste volk getemd hebbende, kon hy hetzelve federt veel beter tot zynen wil gebruiken, daar zy nu vastelyk geloofden, dat zy niet onder het beduur van eenen fchranderen vreemdeling Honden, maar eenen God aan 't hoofd hadden. En hierin werden zy metterdaad nog meer verderkt door den onbegrypelyken aan. was van zyne magt. ■ Want met tweeduizend en zeshonderd man, welke hy Romeinen noemde, waaronder zevenhonderd Afrikanen gedoken waren, die hem naar Lufitaniê waren gevolgd, en met vierduizend  32 het LEVEN ligtgewapende voetknechten en zevenhonderd ruiters, die hy in Lufitanie had aange* wonnen, voerde hy oorlog tegen vier Romeinfche Veldheeren, welke onder hun bevel hadden eene legennagt van honderd en twintigduizend voetknechten , zesduizend ruiters , en tweeduizend boogfchutters en flingeraars; en die daarteboven in 't bezit waren van ontelbare fteden, terwyl hy zelf in 't begin niet meer dan twintig in 't geheel in zyne magt had. Dan nietregenftaande dat hy met zulk eene zwakke en weinigbeduidende magt begon , heeft hy niet alleen magtige volkeren ondergebragt, en een aantal fteden vermeesterd , maar ook van de Veldheeren, die tegen hem opgekomen waren, aan cotta in eenen zeeflag, in de ftraat van Mellaria (/), de nederlaag gegeven; phidius (V), die het opperbevel in BaCO Mellaria was eerte ftad, o F volgens pliniuï (Lib. III. C. i.) een vlek aan eene kleinen inham, niet ver van de ftraat van Gibraltar. («) Over den waren naam is hier veel veffchü. Zommigen meenen, dat het didius is, anderen -aufidius, fufid1us, of OOk furstid1us. Wy laten dit verfchil onbeflist. Even onzeker is het meteenen der volgende namen, luIi'ius. Zie de aantekeningen op livius, Lpitomt Lib. XC.  van SERTORIUS. 33 Bsetica voerde, tot aan de rivier Batis op de vlugt geflagen, waarby tweeduizend Romeinen {heuvelden;domitius [er. lusius,] (»«) die als Proconful het andere gedeelte van Spanje beheerde, heeft hy door zynen Qutestor (v) overwonnen, en thoraniu s (w), eenen Generaal van m e t e l l u s , met geheel zyn leger vernield. Metellus zeiven, den grootften en beroemdften Romein van dien tyd, heeft hy, na hem ver* fcheidene misflagen te hebben doen begaan , derwyze in het naauw gebragt, dat lucius lollius uit het Narbonenfisch Gallië hem ter hulpe moest komen, en de grote p o mpejus in alleryl met een nieuw leger uit Rome wierd gezonden. Want de krygskunde van metellus fchoot te kort in den oorlog met eenen ondernemenden man, die eenen openbaren veldflag altoos wist te ontduiken, en die met zyne ligtgewapende en vaardige Spaanfche krygsknechten het over alle boegen kon wenden. Hy zélf was er wel op ge- (««) Deze naam is hier waarfchyniyk kwalyk gefchreven. (v) Deze Quxstor ^vas herculejus, of volgens andere lezingen, hertulejus. (w) Of, gelyk florus hem noemt, tiioriüs. VIII. deel. C  8* het LEVEN geleerd om hoofdgevechten en geregelde vcldflagen te leveren; en voerde het bevel over een leger, dat zwaargewapend en in flagorde gefchaard zeer wel den aanvallen, den vyand wist af te flaan en overhoop te werpen ; maar bergen te beklauteren , en eenen gezwinden vyand in de vlucht onophoudelyk te vervolgen en op de hielen te zitten, honger te lyden, goed voedfel en tenten te misfen, zo als dat volk; daarvoor was het volk van metellus niet berekend. Hier kwam by, dat metellus reeds een man van hoge jaren was, die, na vele en zware gevechten bygewoond te heb. ben , zich vervolgens aan 't gemak en een wellustig leven had overgegeven ; daar ser roRius, met wien hy thands te doen had, een man was, vol van jeugdig vuur, en die zyn lichaam meer dan gemeen tot fterkte, vlugheid en matigheid had gewend. In wyn ging hy zich, zelfs te midden van de rust. nooit te buiten. Hy had er zich op geoeffend om den meest vermoeienden arbeid, langdurige togcen en vele fiapeloze nachten achtereen, by het gebruik van weinig en gemeen voedfel ,e te kunnen uitftaan. In ledigen tyd (leeds door het veld kruisfende en jagende, hadhy de kunstgeleerd, hoe men in  van SERT CTR I U S. 35 in de vlucht den vervolgenden vyand kon ontkomen, en in 't vervolgen denzelven het ontkomen beletten; en had naauwkeurige kennis opgedaan van de plaatfen, welke ontoegankelyk, en welke genaakbaar waren. Ingevolge hiervan ftond metellus, verdoken zynde van de gelegenheid om flag releveren, dezelfde ongemakken uit, welke overwonnenen te lyden hebben , en sertorius had, terwyl hy vluchtte, de voordeden van zulken , die den vyand vervolgen. Hy weerde zyne party van alle waterplaatfen; benam hem de gelegenheden om vocraadje te halen; hield hem tegen , als hy dacht voorwaards te trekken, en liet hem geene rust, als hy gelegerd was. Belegerde metellus eene plaats, onverwacht verfcheen sertorius, en benaauwde hem zeiven, door hem aan al het nodige te laten gebrek lyden; zodat de zoldaten onverduldig wierden, en toen metellus door sertorius wierd uitgedaagd tot een tweegevecht, met een luid gefchreeuw vorderden , dat veldheer tegen veldheer, zynde Romein tegen Romein, in het firydperk traden; ja zelfs hem, toen hy dit van de hand wees, befchimpten: doch metellus C 2 had  Z6 het LEVEN haddewysheid van hiermede te lachen:want een veldheer, zo als theophrastjs wel zegt, moet als een veldheer, en niet als een gemeen zoldaat zyn leven wagen. • Dan , merkende dat de Langobriten (V), die sertorius niet weinig onderfleunden , door dorst tot overgaaf konden gedwongen worden, vermids zy flechts ééne put in de ftad hadden, en de beken van de voorlieden en omftreeks de ftad in de magt van den belegeraar moesten geraken, rukte hy aan op de ftad, in hoop van dezelve binnen twee dagen, door gebrek aan water, in handen te zullen krygeri; waarom hy zyne zoldaten flechts voor vyf dagen voorraad had laten medenemen. Doch sertorius, zich haastende om hierin te voorzien , beval tweeduizend lederen zakken met water te vullen, belovende voor eiken zak eenen aanzienlyken prys. Eene menigte, deels Spanjaarden, deels Mauritaniers, boden zicb geredelyk aan om dat werk te'r uitvoer te brengen, uit welke hy de fterkfte en tevens de- vlugfle kareis uitzocht, en langs O) Langobriga of Lancobriga, eene flad in hes tegenwoordige Andalufia.  VAN SERTORIUS. 3? langs het gebergte zond, met bevel, om, wanneer zy die zakken aan de burgers der ftad overgaven, tevens allen, die geen nut korden doen, uit de ftad te doen vertrekken, ten einde de verdedigers des te ruimer voorraad van water mogten hebben. Dit ter oren van metellus gekomen zynde, benam hem niet weinig den moed, daar zyn volk reeds aan het nodige begon gebrek te krygen. Hy zond derhalven aquinus (3>) met zesduizend man uit om leeftogt optedoen. Doch sertorius de lucht hiervan gekregen hebbende, leide denzelven eene hinderlage in den weg, en toen aquinus terug kwam, liet hy tut eenen bedekten weg drieduizend man opkomen om hem in den rug te vallen, terwyl hy zelf hem van voren aantastede, met dat ge. volg, dat hy deze krygsbende gedeelte yk in de pan hakte, .gedceltelyk krygsgevangen maakte. Aquinus zelf, zyne wapenen met zyn paard in den loop hebbende gelaten, kwam terug by metellus, die daarr op met fchande het beleg opbrak, en .-ooide (?) Mogelyk beter, volgens x ylander en anieren, aquilius. C 3  38 het LEVEN de Spanjaarden niet weinig befpot werd. Door zulke bedryven veïworf sertorius zich de verwondering en de genegenheid der Barbaren; doch byzonder ook daardoor, dat hy, door hen op de Romeinfche wyze te wapenen, te leeren in 't gelid te blyven, en de gegeven orde in acht te nemen, het dolle en woeste vertrouwen op hunne krachten weggenomen hebbende, hen uit eene grote roversbende in een welgeordend leger had herfchapen. Daarby deelde hy onbekrompen zilver en goud onder hen uit, om daarmede hunne helmen te verfieren; fchikte hunne fchilden op met velerhande afbeeldingen 5 leerde hen gebloemde krygsrokken en onderklederen gebruiken, waartoe hy hun het nodige verfchafte; terwyl hy door zyn eigen voorbeeld hunne eerzucht prikkelde en hun. ne harten won. Boven alles behaagde hun zyne handelwyze met de kinderen. De kinderen van de aanzienlykften uit dat land bragt hy alle te Osca, eene voorname ftad, te zamen, en gaf hun daar leermeesters, die hen in de Griekfche en Romeinfche letteren onderwezen. Eigenlyk moesten dezen hem lOt gyzelaars dienen , doch het had den naam,  van SERTORIUS. 39 naam, dat hy hen liet onderwyzen, om hen, als zy tot mannen zouden zyn opgegroeid, burgers van Rome te maken, en in het foatsbewind te plaatfen. Ondertusfchen waren de ouders regt in hun fehik, wanneer zy hunne kinderen in de Romeinfche kleding, met eenen breden purperen boord verfierd (z), met alle zedigheid naar fchooi zagen gaan, terwyl sertorius het leergeld voor hun betaalde , van tyd tot tyd onderzoek deed naar hunne vorderingen, onder dezulken, die het verdiend hadden, pryzen uitdeelde, en hen met gouden belïen befchonk (a). Het was in Spanje de gewoonte, dat, wanneer een Opperbevelhebber kwam te vallen, zyne lyfbende tevens met hem den dood onderging. Dit noemden de Barbaren van (z) Toga prxtexta, de gewone kleding de' Ro> meinfche jeM, gedurende de jaren der kindsheid. (a~) Een zoort van gouden bel, aan den hals ge. hangen, was mede het gewone fieraad van kinderen, Kit vrygeboren ouders gefproten: kinderen van vrygelatenen hadden dezelve van leder. Deze bellen werden, te gelyk met de toga prseteyta, ten einde vaa de kindl'cbe jaren, afgelegd. C 4  4 het LEVEN van dat ]and Opoffering (by Nogthands hadden andere Opperbevelhebbers flechts weinigen onder hunne lyfwacht en vrienden gehad, die zich verbonden hadden om hen m den dood te volgen; maar sertorius had vele duizenden. Men verhaalt, dat, als hy eens voor zekere ftad op de vlugt geflagen, en van den vyand op de hielen gevolgd wierd, de Spanjaarden, om hun eigen behoud niet denkende, zich alleen bemoeiden om sertorius te redden, welken zy op hunne fchouders, beurt om beurt, opnemende, op den muur bragten, en dat zy niet eer, dan toen hun Opperhoofd in volkomene veiligheid was, ieder voor zich om een goed heenkomen uitzagen. Dan hy was niet alleen by de Spanjaarden zeer gezien, maar ook by het krygs- volk, O) Dit gebruik had niet alleen plaats by de Spanjaarden, maar ook by de Galliërs en andere volken. Van de Galliërs vinden wy dit gemeld by j. c kend. Tweemaal koomr. zy voor by florus, eens Lib. II. Cap. 22. §. 7., waar deze zelfde nederhag gemeld worde, en ten tweed.mmale Lib. IV. Cap. 2. §. 86., waar cn. pompejus verhaald wordt by die ftad gefneuveld te zyn. Men gist dat dezelve naby Valentia gelegen hebbe.  van SERTORIUS. 5ï was hy gewoon fpottende pompejus te noemen) weldra zoude leeren, dat een Veldheer meer achterwaards dan voorwaards behoort te zien. En daarop bragt hy eensklaps voor het oog der belegerden zesduizend man zwaar gewapend voetvolk te voorfchyn , die hy had achtergelaten in de vorige legerplaats, uit welke hy was uitgetrokken , om dien heuvel te bezetten, met oogmerk, om pompejus, zo deze eenen aanval tegen hem mogt ondernemen, in den rug te vallen. Pompejus, die dit te laat bemerkte, durfde thans, uit vrees van omfingeld te worden, hem niet aanranden, en fchaamde zich tevens zyne vrienden in den nood te laten zitten. Hy had dus het verdriet , dat hy ooggetuige van hunnen val moest zyn, zonder dat hy van zyne plaats kon komen om hen te helpen. Want de Barbaren , geene uitkomst ziende , gaven zich aan sertorius over. Deze fpaarde hun het leven, en ftelde hen allen op vrye voeten, doch ftak hunne ftad in brand. Dit deed hy nogthans niet in toorn, noch uic wreedaardigheid, (want geen veldheer liet zich minder door zyne driften vervoeren dan hy) maar alleen om dezulken, die zo hoog D 2 by  het LEVEN by pompejus opzagen, te befchamen er* den mond te fnoeren; willende dat onder de Barbaren verteld kon worden, dat pompejus, daar hy by der hand was, en zich, om zo te fpreken, by den brand z-yner vrienden kon warmen, hun echter niet te hulp was gekomen. Sertorius, fchoon zelf, met die genen, over welke hy onmiddelyk het bevel voerde, (leeds de overhand tegen den vyand behoudende , heeft echter meer dan ééne nederlaag bekomen, door zyné onderhorige Krygsbevelhebbers. Doch daartegen heeft hy door het gelukkig herftellen van bekomen nadeelen meer roems behaald, dan de Veldheeren der tegenparty door hunne overwinningen; zo als in den flag by Sucron (V) tegen pompejus, en in eenen anderen by Turia (h)y tegen pom- pe- (j-) Eene rivier met eene ftad van deuzelfden naam. (A) In het oirfpronkelyke leest men: by Tuttia; doch graeimus, ad Cic. pro Balbo. Cap. 2 be'. weert niet zonder reden, dat dit eene bed >rven Iezing is. Er komen in deze (treken twee rivieren voor, wier namen niet veel verfchillen: de eene, wel-  tan SERTORIUS. 53 sïjus en metellus te zameni De flag by Sucron werd, zo men zegt, veroorzaakt door den baast, welken pompejus maakte , ten einde metellus niet tot deelgenoot van de overwinning te hebben, terwyl sertorius van zynen kant insgelyks verlangde flaags te raken met pompejus, voor dat deze met metellus vcreenigd was. Hy wist echter door dralen uittewerken , dat het gevecht niet voor 's avonds begon, vermids hy hoopte, dat de vyand in een vreemd land, by gebrek van kennis aan de wegen, door de donkerheid zo wel in het vluchten als in het vervolgen zoude belemmerd worden. Dan by het aangaan van 't gevecht, trof het, dat hy in 't eerst tegen over afranius, irt plaats van tegen over pompejus kwam te ftaan, daar afranius den rechter, en hy zelf den linker vleugel had. Maar vernomen hebbende, dat de zynen, die met fom- welke Turis. Turlas en Turia genaamd wordt, liep voorby Valentia, de andere, Turius, of ook Tyrius en Tyrts, viel in den Sucron, en Hortte zich met denzeiven in zee. De eerstgenoemde wordt thans Guadalayar, de laatfte de Carktte genoemd. Zie vpssius, ad Pompon. Mei. L. II. C. 6.  54 het LEVEN pompejus te doen hadden, voor de overmagt begonden te bezwyken en geflagen wierden, gaf hy het bevel over den rechter vleugel aan anderen over, en ylde ter hulpe van hun, die in 't naauw gebragt waren. Dezen, die gedeeltelyk reeds aan 't vluchten waren , gedeeltelyk nog post bleven vatten , weder verzameld en opgebeurd hebbende, voerde hy hen van nieuws tegen pompejus, die hen vervolgde, aan, en noodzaakte den vyand beurtelings tot eene overhaaste vlugt, zodat pompejus zelf in het grootfte levensgevaar geraakte, en gewond zynde niet dan door een onverwacht geluk gered wierd. De Afrikanen namelyk, die zich by sertorius bevonden, meester geworden zynde van het paard van pompejus, dat met gouden fieraaden en kostbare tuigen was opgefchikt, fpilden den tyd met dien buit te deelen, en daarover met elkander te twisten, waardoor zy verzuimden hen zei ven te vervolgen. Intusfchen was het afranius gelukt om den vleugel, waarmede hy te doen had, nadat sertorius vertrokken was om het andere gedeelte te hulp te komen, tot in de legerplaats op de vlugt te dry-  YAN SERTORIUS. 55 dry ven, en met hun ter legerpiaatfe zelve ingedrongen zynde, was hy bezig met dezelve, terwyl het reeds nacht was, uitteplonderen. Hy wist niets van de vlugt van ïompejus, en was nu ook niet m Haat, zyn volk van het roven en plunderen attehoudcn. Juist op dit tydftip kwam sertorius van zyne behaalde overwinning terug, viel het volk van afranius, dat in de grootfte wanorde was, op het lyf, en richtte eene grote flachting onder hetzelve aan. Den volgenden morgen vroeg voerde hy van nieuws de zynen ten ilryde. Doch vernemende, dat metellus reeds in de nabyheid was, liet hy den aftogt blazen, en brak op, zeggende: ,4 Was dat oude wyt „ niet gekomen, ik zou dien jongen, met Z eene duchtige kastyding, naar Rome te. , rug gezonden hebben." " Inmiddels was hy zeer mismoedig geworden, dewyl zyne geliefde hinde te zoek was geraakt, want hierdoor zag hy zich berooid van een voortreffelyk middel om dc Barbaren in bedwang te houden, welke thans byzonder nodig hadden bemoedigd te worden. Weldra echter werd dezelve door eenigen van zyn volk, die herom dwaalden , ontD 4 moet,  56 het LEVEN moet, die haar aan de kleur herkenden en ppvongen. Toen dezen de tyding hiervan aan sertorius bragten , beloofde hy hun eene aanzienlyke vereering in geld mids dat zy dit aan niemand bekendmaak! *en. Daarop hield hy zyne hinde verscheidene dagen verborgen, en kwam toen met een vrolyk gelaat by het zamenvergaderde volk te voorfchyn, verhalende aan de hoofden der Barbaren, dat hem door de Godheid in den droom eene aanftaande heucheïyke gebeurenis van groot belang voorfpeld was. Hierop beklom hy zynen gewonen zetel, en ftond den genen, die hem fpreken wilden , te woorde. Inmiddels werd de hinde door hare • oppasfers niet ver van daar losgelaten, welke niet zodra serto, ïuus in 't oog had gekregen, of zy liep met zichtbare blyken van grote vreugde naar het geftoelte, piaatfte zich nevens hem, lei. de haar hoofd op zyne knien, en lekte hem de rechterhand, zo als zy voorheen geleerd was te doen. Sertorius gaf wederf ri r fchynbare blyken van hartelyke vreug. de -dat hem zelfs een traan in de ogen |i au De aanwezende menigte ftond hierover eenen tydlang verbaasd, geleidde ver, YPl-  van 'SERTORIUS. 57 volgens sertorius, als eenen Heiligen, en lieveling der Goden, naar zyne tent, en was van nu af welgemoed, en met de beste hoop vervuld. . Nadat hy in de vlakten van Saguntus de vyanden tot den uitenten nood had gebragt, zag hy zich genoodzaakt om tot een gevecht met hun te komen, vermids zy op itropen begonden uittegaan om voeraadje en levensmiddelen te bekomen. Van weerskanten werd dapper gevochten. In 't heetfte van 't gevecht kwam memmius, de kundigfte der Bevelhebberen van pompejus, te vallen. De overwinning was reeds aan de zyde van sertorius, die over eenen ftapel van lyken der genen, die hem weerfland bleven bieden, eindelyk tot metellus zeiven doordrong. Deze verweerde zich met eene dapperheid, die zyne jaren te boven ging, doch werd, na eenen roemvollen tegenftand , door eene werpfpiets getroffen. De Romeinen, die dit gedeeltelyk zagen, gedeeltelyk van anderen hoorden, fchaamden zich hunnen Veldheer in den nood te laten, en werden door nieuwe drift tegen den vyand ontftoken. Zy bedekten metellus met hunne fchilden, P 5 brag-  5S het LEVEN bragten hem met geweld buiten her gevecht, en dreven de Spanjaarden terug. De kans der overwinning dus verkeerd Zynde, nam sertorius, om den zynen eenen veiligen aftogt te bezorgen, en om tevens op zyn gemak zyn leger te verfterken, de wyk naar eene verfchansde bergftad, bragt de vestingwerken daarvan in orde, en damde de poorten. Met dat alles had hy niets minder ten oogmerk, dan daar éene belegering uittefiaan, maar dit gefchiedde alleen om den vyand te bedriegen. Deze legerde zich dan ook voor de ftad, en in den waan zynde, dat het hem luttel moeite zoude kosten om dezelve intenemen, liet hy de Barbaren, die wegtrokken, ongemoeid door, en deed gene pogingen om sertorius in het verfterken van zyne krygsmagt te beletten. Deze deed zulks door middel van zyne Bevelhebbers, die hy by de fteden rond had gezonden, met last, om, wanneer zy eene genoegfame magt zouden byeenverzameld hebben, hem door eenen bode daarvan kennisfe te geven. Toen hy dit bericht had bekomen, floeg hy zonder moeite door den vyand heen, en vereenigde zich met zyn aangeworven leger. En  van SERTORIUS. 59 En nu kwam hy met deze verfterking tot den vyand terug, fneed denzelven te lande allen toevoer af, door hem te belagen en intefluiten, en van alle kanten onophoudelyk te benaauwen, terwyl hy langs de zeekusten met kaperfchepen liet kruifen; zodat dc vyandelyke Veldheeren genoodzaakt wierden zich te verdeelen. De eene ging naar Galatien ; en pompejus betrok de winterkwartieren te Vacca , waar hy zulk een gebrek aan geld had, dat hy in eenen brief aan den Raad te kennen gaf, genoodzaakt te zyn met zyn leger naar huis te keeren, byaldien hem geen geld wierd gezonden ; want dat hy reeds, om Italië te dekken, al het zyne er by ingefchoten had. Zelfs liep te Rome vry algemeen het gerucht, dat sertorius eerder in Italië zoude zyn, dan pompejus. Zo zeer had de fchranderheid van sertorius de grootfte en magtigfte Veldheeren destyds in het naauw gebragt. Ook gaf metellus blyken genoeg, welk een ontzag hy voor den man had, en op hoe hogen prys hy hem ftelde. Want hy liet openlyk afkondigen, dat al wie der Romeinen hem van kant hielp, honderd talen-  60 hetLEVEN lenten zilvers, en twintigduizend bunderen lands tot eene vereering zoude genieten, en ingevalle de zodanige gebannen mogt zyn, dat hy vryheid zoude hebben om in Rome weder te keeren. Dus toonde hy te wan. hopen om hem in 't veld te verdaan, daar hy hem door verraad zocht te kopen. En toen hy hem eens in eenen veldflag over. wonnen had, was hy daarop zo trotsch, en ftelde zulk eenen prys op die overwinning, dat hy zich den eertytel van Imperator liet geven, en toeliet, dat zyne intrede in de fteden door het Aagten van offerhanden en het oprichten van altaaren gevierd wierd. Men verhaalt ook, dat hy zich kranfen op het hoofd liet zetten, en kostbaare maaltyden aanrechten, waar hy in een Triumfgewaad zat te drinken , terwyl beeldtenisfen der overwinning, door kundig gemaakte werktuigen neergelaten, hem gouden zegeteekens en kronen aanbragten, en koren Van jongelingen en jonge meisjens zegeliederen ter zyner eere zongen. Hierdoor maakte hy zich met recht befpottelyk, daar hy zulk eene buitenfporige vreugde bedreef ter gelegenheid, dat hy in eenen aftogt ie. mand had overwonnen , dien hy gewoon was  van SERTORIUS. 6t was den weggelopen (laaf van sulla, en het overfchot der neêrlaag van carbo te noemen. Daarentegen gaf sertorius fteeds blyken van grootmoedigheid. Voor eerst gaf hy aan de Raadsheeren, die uit Rome gevlucht en zich by hem gevoegd hadden, den naam van Raad, koos uit dezen zyne Qutestors en Generaals, en volgde in alles de wetten en gebruiken van zyn vaderland. Ten anderen, offchoon hy zich tot het voeren van den oorlog bediende van de wape. nen, het geld, en de fteden der Spanjaarden , ftond hy hun echter, zelfs niet. in naam, eenig gedeelte van het oppergezag af, en ftelde Romeinfche legerhoofden en ftedehouders over hun aan , als hebbende alleen ten oogmerk, voor de Romeinen de vryheid te herwinnen, en niet hen groot te maken tegen de Romeinen : want hy was een man, die zyn vaderland beminde, en verlangde hartelyk daarin wedertekeeren. Doch tevens bleef hy ftandvastig in tegenfpoed, en gedroeg zich nooit laag jegens zyne vyanden. In zyne overwinningen daarentegen zond hy gezanten aan metellus en pompejus, en liet hen weten, dat hy ge-  62 het LEVEN gereed was om de wapenen neerteleggen, en als een ambteloos burger te leven a indien men hem flechts vergunde in veiligheid terug te komen. Hy betuigde liever te Rome de gcmecnfle burger te willen zyn, dan de grootfle aller Vorflen buiten zyn vaderland. Dit verlangen naar zyn vaderland fchryft men grotendeels toe aan de liefde voor eene moeder, door welke hy, vroeg vaderloos geworden zynde, was opgevoed, en voor welke hy alles over had. Als hy dus den dood van deze moeder vernam, in het zelfde tydflip, toen hy door zyne vrienden in Spanje wierd opgeroepen om daar het opperbevel te aanvaarden, fcheelde het weinig of hy ware vrywillig het flachtoffer van zyne droefheid geworden. Want zeven dagen lang weigerde hy bevelen te geven , of iemand zyner vrienden te zien, blyvende al dien tyd uitgeflrekt ter aarde liggen. Ter naauwernood konden hem de overige Bevelhebbers , en die hem in rang gelyk flonden, noodzaken om weder voor den dag te komen , zich weder by zyne zol daten te voegen , en de zaken, welke op eenen goeden voet flonden, als voren ter hand te nemen. Hierom werd hy in 't gemeen gehouden voor een  van SERTORIUS. 63 een man van eenen zachten aard, en die tot rust en ftilte gezind was , doch door den loop der omftandigheden tegen zynen wil in het krygsbewind was gefleept, en vervolgens geene veiligheid kunnende vinden, maar door zyne vyanden gedwongen om de wapenen te voeren, den oorlog tot eene noodzakelyke betchutting van zyn leven gebruikte. Doch byzonder levert zyn gedrag , ten aanzien van mithridates , een bewys op van zyne grootmoedigheid. Mithridates, nadat hy door sulla overhoop was geworpen , had zich weder opgericht als tot eenen tweeden kamp (i), en trachtte zich andermaal meester van Afia te maken. In dien tyd was de roem van sertorius reeds wyd en zyd verbreid , en de genen, die uit hèt Westen kwamen, had1den de voordeeligfte geruchten aangaande hem,' even als vreemde waren, in den Pontus uitgevent. Hierom haastede mithRI- da- ■ 0') Eene fpreekwys, ontleend van de kampvechters, die door hunne tegenparty eerst ter aarde geworpen, zich naderhand herflellen, en weder op de been komen, om eenen tweeden kans te wagen.  64 hét LEVEN dates ,zkh om een gezantfchap aan herri te zenden, waartoe hy voornamelyk werd aangefpoord door de inboezemingen van vleiers, die sertorius met hannibal^ en mithrid a tes met pyrrhus vergelykende, hem wys maakten, dat de Romeinen, van twee kanten tevens aangevalJen , tegen twee zulk*e grote mannen en tegen zulk eene magt, onmogelyk beftand zouden zyn, byaldicn hy, als de grootfle der koningen, zich met den grootften veld. heer vereenigde. Mithridates zond dan gezanten naar Spanje, met brieven en .de nodige bevelen aan sertorius, inhoudende ,, dat de koning zich aanbood om geld en fchepen tot den oorlog te leveren, waarvoor hy bedong, dat hy in 't bezit van Afia bevestigd wierd, 't welk hy volgens het verdrag, met sulla gefloten, aan de Romeinen had afgeftaan (F). Sertorius riep die raadsleden > welke hy den Senaat noemde, ter vergadering by een, en fchoon die alle van oordeel waren, dat men dien voorflag geredelyk moest aannemen, daar' men - (*) Zie het VI. Deei, in 't Leven van sulla, bladz. 76.  van SERTORIUS. 6*5 men niets anders van hun vergde, dan eenen ydelen naam en verpligting tot dingen, die niet in hunne magt ftonden, terwyl zy daarvoor juist dat gene kregen, 't welk zy meest van noden hadden, wilde sertorius echter daartoe niet verdaan , doch verklaarde wel te mogen lyden, dat mithrid ates bezit nam van Bithynië en Kappadocië, als zynde landen, die altyd onder eenen koning hadden gedaan , en waarop de Romeinen gene aanfpraak hadden; maar eene Provincie , welke de Romeinen op de wettigde wyze bezaten, doch die hy hun eerst afgenomen en zich toegeëigend, en naderhand, door fimbria overwonnen zynde., weder verloren, en volgens een gemaakt verdrag met sulla afgedaan had , deze zou hy niet dulden, dat weder aan hem wierd onderworpen. Want de Staat, zeide hy, moest door zyne overwinningen groter worden , maar hy voor zich begeerde geene overwinningen , waarby de Staat nadeel leed in deszelfs bezittingen. „ Een braaf man, zeide hy, moet wenfchen met eer te overwin„ nen , maar met fchande moet hy zelfs „ zyn leven niet willen behouden." VIII. deel. E Ml-  66 het' LEVEN Mithridatés ftond verfteld , toen' hem dit antwoord wierd overgebragt , 'en men verhaalt , dat hy tegen eenen zyner vrienden zeide: Wat zal ons sertorius niet wel bevelen, wanneer hy eens op het Palatinm gezeten is (/); hy, die tans gebannen aan de ftranden van den Atlantifcheiv Oceaan, de grenspalen van myn gebied bepaalt, en my, zo ik aan Afia durve tornen, bedreigt met den oorlog ? Het verdrag werd nogthans getroffen, en met eede geftaafd; volgens 't welk mithridates in 't bezit zou gefield worden van Kappadocië en Bithynië, en zoldaten, met eenen Bevelhebber aan 't hoofd, van sertorius zoude ontfangen : daartegen moest mithridates drieduizend talenten en veertig fchepen aan sertorius leveren. Ingevolge hiervan (J) Reiïke merkt aan, dat plutarchus hier fpreekt volgens den Maat van zaken te Rome in zynen tyd , toen de Opperhoofden van den Romeinfchen Staat op het Palatium , of den Palatynfchen berg , hunne woonplaats gevestigd hadden: want ten tyde van mithridates was er geene magt te Rome, welke op den Palatynfchen berg gehuisvest was.  van SERTORIUS. 67 van zond ook sertorius ah Bevelhebber eenen der gevlugte raadsheeren, die hy by zich had, zynde marcus marius, met wiens hulp mithrid at es verscheidene fteden van Afia bemagtigde, betonende denzelven daarvoor zulk eene eer, dat, wanneer marius zyne intrede in de fteden deed, voorafgegaan door de Liótors met de bondels en bylén, hy als eene ondergefchikte magt denzelven volgde, en zich vrywillig als eenen dienaar van hem aanftelde. Marius fcnonk aan zommige de vryheid, andere onthief hy van lasten; doch zo, dat by haar dit als eene gunst van sertorius toerekende. Op deze wyze begon Afia, lang geplaagd door pachters, en zuchtende onder de roofzucht en onbefchoftheid der ingekwartierde zoldaten, weder opgebeurd te worden, en te verlangen naar de verandering in 't beftuur, welke men te gemoet zag. In Spanje had middelerwyl by de Raden en anderen, die in aanzien met sertorius gelyk ftonden, zodra zy kans zagen om den vyand het hoofd te kunnen bieden, de vrees plaats gemaakt voor den nyd, en E 2 voor  ^8 het LEVEN voor eene dwaze zucht om sertoritjs het opperbewind te betwisten. De aanvoerder van dit werk was perpenna, die, op. geblazen door ydelen roem op zyne hoge geboorte, zich berechtigd oordeelde tot het oppergezach, en in 't geheim overal, waar hy het nodig oordeelde, door oproerige gesprekken de gemoederen aan 't gisten bragt. „ Welke boze geest , zeide hy, „ heeft ons toch van kwaad tot erger ge. i» bragt? Hebben wy niet, nog in ons va. „ derland zynde, aan sulla, die te lan» de en ter zee meester was , geweigerd „ te gehoorzamen? en nu, ter kwader ure „ hier gekomen, om als vrye menfehen te „ leven, begeven wy ons onder eene vry„ willige flaverny, en laten ons gebruiken „ als trauwanten van den balling serto„ rius, terwyl wy onder den naam van „ Raadsheeren, waarmede elk die het hoort „ den fpot moet dry ven, allen fmaad, over„ heerfching en onderdrukking, niet min„ der dan de Spanjaarden en Lufitaniers, ,, verduren." Dus werden velen de ooren vol geblazen , die wel niet, uit vrees voor de magt van  van SERTORIUS. 69 van sertorius, openlyk tegen hem durfden opflaan, doch hcimelyk alles, wat hy deed, bedorven, en de Barbaren plaagden met harde tuchtigingen 'en knevelaryen , onder voorgeven, dat zulks gefchiedde op last van sertorius. Opttanden en beroerten in de Heden waren hiervan de gevolgen , en Zy, die gezonden werden om zulks te keer te gaan , en de rust te herHellen, hadden by hunne terugkomst niets anders uitgewerkt, dan dat het vuur des oproers nog meer was aangeftookt, en de afval groter geworden. Dit veroorzaakte, dat sertorius van zyne vorige goedheid en menschlievcndheid ontaardde, zodat hy zich aan de kinderen der Spanjaarden,, die te Osca opgevoed werden , vergreep , een gedeelte derzelven liet ombrengen , cn de overigen tot flaven verkopen (?«)• Per- («) Het volflagen flilzwygen van alle de overige febryvers, 'die van sertorius gewagen, en byzonder dat van ap pi anus, die 's mans gebreken anders geenszins verkleint, — gevoegd by het verhaal van dezen zelfden fch'ryver, waar by zegt, dat E 3  70 het LEVEN Perpenna, reeds een aantal zamengezworencn tot eenen aanflag op het leven van sertorius opgedaan hebbende, had nu ook manlius (V) , eenen Bevelhebber perpenna, na den moord van sertorius, om de gunst der volkeren van Spanje te winnen, onder anderen de Spaanfche Gyzelaars op vrye voeten gefield heeft; waardoor de voorgegeven moord, aan deze!ven gepleegd, zelfs tegengefproken fchynt te worden, -'- en eindelyk, de duurfame genegenheid der Spanjaarden voor sertorius, en derzelver afkeer van perpenna — deze omftandigheden :e zamen genomen hebben het verhaal van plutarchus onlangs by twee hedendaagfche fchryvers der Romeinfche Gefchiedenisfe verdacht gemaakt, ik meene den Engelsman hooke , en onzen landgenoot stuart. Zie den laatstgenoemden in het XIII. Deel, b!adz(. 475 en volg. Het is zeer mogelyk, en de achting voor het, in vele opzichten, verheven karakter van sertorius doet het ons zelfs wenfehen , dat plutarchus hier ontrouwe leidslieden gevolgd is. Ook dacier wenschte sertorius van deze aantyging van wreedheid te kunnen vryfpreken , of eenige verschoning voor dezelve te vinden. „ Wat zou ser. torius," zegt hy ," groot zyn zonder deze „ vlek!" («) Voor manlius wil dacier hier en in 't ver-  van SERTOR I U S, 7t ber van sertorius, voor de zamenzwering gewonnen. Deze was,in vuile liefde ontitoken voor eenen fchonen jongeling, en , om zich van deszelfs gunst te verzekeren , openbaart hy . aan • denzelven den voorgenomen aanflag, hem radende, zyne andere minnaars te laten vaarcn, en het alleen met hem te houden, in welk gevaj hy binnen kort een groot man zoude worden. Dan de jongeling maakte dit bekend aan eenen ander van zyne minnaars , met name aufidiu-s, wien hy meer was toegedaan. Aufidiüs werd op het hooren hiervan ontfteld, daar hy zelf deelgenoot was van de zamenzwering tegen sertorius , doch niet wist, dat kanhus niede daartoe behoorde. Zyne ontilekenis ycvmcerderde , toen de jongeling vervolgens dc namen van perpenna, gracinus cn anderen noemde, en zocht den anderen dit uit het hoofd te praten , zeg. ^«oorfad STiióvv^öiW55 oir [$m wervolg gelezen hebben, manius, denkende, niet zonder grond-, dat hier bedoeld wordt manius «antoniüs, door wien aan sertorius de eerde üeek werd toegebragt. E 4  7* h e t LEVEN gende, dat manlius een windbuil en zwetfer was, op wiens woorden hy genen acht moest (laan. Vervolgens begaf hy zich dadelyk naar perpenna, ftelde hem het gewigt van het tegenwoordige ogenbhk , en het gevaar van ontdekt te worden, voor ogen, en ried hem niet te zuimen. De overige zamengezworenen waren het des aangaande met hem eens, en men maakte zekeren perzoon op, die aan sertorius eenen brief ter hand zoude ftelien, waarin hem verflag werd gedaan van eene grote overwinning, door eenen zyner Bevelhebbers behaald, en van eene grote nederlaag der vyanden. Als sertorius zich hierover uittermate verheugd toonde, zodat hy zelfs eene dankofferande deed voor die heuchelyke gebeurenis, nodigde perpenna hem, en zyne vrienden , die daar tegenwoordig waren , en mede tot de zamenzwerirg behoorden', ter maaltyd , en bragt het, na iang bidden zo ver, dat hy zyn woord gaf. Sertorius was gewoon by zyne Jnnltydeo de ftrengfte orde en betamelyk. heid  van SERTORIUS. 73 heid in acht te nemen ; hy dulde niet , dat over tafel iets onbehoorlyks gezegd of gedaan wierd, en gewende zyne gasten zich met eerbare en onfchuldige boert en vrolykheid te vermaken.- Dan nu begon men, te midden van de maaltyd, aanleiding tot krakeel te zoeken, floeg onguure taal uit, en bedreef, als ware men befchonken, velerhande ongeregeldheden, om hem te tergen, 't Zy nu , dat hy deze ongeregeldheid niet kon verdragen, of dat hy uit hunne ftamelende tongen , en uit die ongewone minachting jegens hem, hun voornemen bemerkte, hy veranderde zyne houding aan tafel , 3 en leide zich achterover , als of hy 't gene er omging niet zien of horen wilde. Perpenna nam daarop eenen vollen' beker met wyn , en liet diert onder het drinken uit de handen vallen: de flag, hierdoor veroorzaakt, was het afgefproken teeken voor dc zamengezworenen. Antonius , die boven sertorius aan tafel lag, ftiet hem den dolk in het lyf; en als sertorius zich daarop omkeerde en poogde opte(laan, viel de ander hem op de borst, en E 5 hield  ?4 hetLEVEN "hield beide zyne handen vast, waardoor hy geheel weerloos geworden zynde, .door de overigen met eene menigte wonden werd afgemaakt. Dan de meeste Spanjaarden vielen ■ hun dadeiyk af; en zonden afgevaardigden aan pompejus en metellus, om zich aan deze overtegeven. Perpenn a poogde wel met de overigen , die zyne zyde bleven houden, nog iets te ondernemen, maar hy wist zo, wéinig het rechte gebruik te maken van de middelen , door sertorius reeds in 't werk gefield, dat hy zyne fchande aan den dag leide, en duidelyk toonde even weinig gefchikt te zyn om het bevel te voeren, als om onder het bevel van eenen ander te ftaan. Daarop raakte hy (laags met pompejus, door wien hy weldra geflagen en gevangen genomen werd. Ook in dit zyn laatfte ongeluk gedroeg hy zich geenszins zo, als het eenen Veldheer, betaamde. Daar hy de papieren van sertorius magtig was geworden, bood. hy pompejus aan, hem eigenhandige brieven overteleveren yan. gewezen Confuls en voorname Ro- blaid * ? a mei-  van SERT 0,R IV S. 75 jaetaen, waarby zy sertorius genodigd hadden om in Italië overgekomen, denzelven verzekerende, dat zeer velen het tegenwoordige bcftuur verlangden omver te werpen , en eenen nieuwen ftaat van zaken intevoeren. Doch pompejus handelde in dezen niet als een onbedreven jongeling, maar als een man van vaste grondbeginfelen, en bcvrydde Rome daardoor van grote vrees cn nieuwe onlusten. Hy verzamelde alle de brieven en papieren van sertorius byeen, en verbrandde die alle , zonder of zelf één' daarvan te lezen , of te dulden , dat een ander dezelve las. Perpenna liet hy onmiddelyk van kant helpen, uit vrees, dat dc namen van die menfchen aan dezen of genen bekend mogten worden, en daaruit nieuwe bewegingen en optornden geboren worden. Van perpennas medepligdgen werden cenigen tot pompejus gebragt, die hen ter dood liet brengen; anderen, die naar Africa gcvlugt waren, werden door dc Mauritaniers met pylen 'doorfchoten. Geen van allen bragt er het leven af, behalven aufidius, de me-  7$ '•' het LEVEN •medevryer van manluis. Deze 'r zy dat hy niet bekend wierd, 0f dat men zich aan hem niet gelegen liet zyn, heeft in een barbaarsch vlek nog eene reeks van jaren in armoede en verachting gefle- H E t  HET LEVEN Y A N E U M E N E S.   HET LEVEN van E U M E N E S. Eu me nes, de Cardianer O), was, zo wy het verhaal gelooven van den Gefchiedfchryver duris, de Zoon eens behoef, tigen Wagenaars, die in het Landfehap Cherfonefus met dit bedryf de kost won. Zyne opvoeding, evenwel , zoude gelyk zyn geweest aan die van meer aanzienely. ken, en hy het onderwys genooten in de Letteren , en deel gehad hebben aan de Oeffeningen van het Worftelperk. Op zekeren tyd, wanneer eumenës nog een kind was, zoude philippus, Koning van (a) Cardia was eene vry aanzienelyke ftad van het Thracisch Cherfonnefus.  het LEVEN van Macedonië , de ftad Cardia bezocht, en, daar zyne bezigheden zulks toelieten, vermaak gefchept hebben in het aanfchouwen van de Vechtfpelen <£) der Cardianer Jongelingen, en het wortelen der Kinderen. En als nu etjmenes, by onderfcheidinge, hier in zeer gelukkig Haagde , en de duidelykfte blyken gaf beide van handigheid en moed, zou de Koning hier in zo veel genoegen hebben gehad, dat hy hem naar zich nam. Onzes bedunkens, niettemin, koomen anderen der waarheid' nader, die verzekeren, dat het de betrekkinge van Gastvryheid en Vriendfchap met zynen Vader was, welke te wege bracht, dat, etjmenes van philippus bet.rs eenen ge.s jyken naam, dien van barsine, gehad zouden hebben; Q) Xyi.Andér vertaalde hier: quam fAMuli Eume is 'tei-o fno occupaverant. Andere vatfedën her eveneens op: waaronder dac 1 (■ r, qué les valets óT.timenes avoient deja retenit ftbkr leur maïtre — l)an >'n de Gefchiedenis van'alexANDÊtó zyn de Jongens (*} irxihs) by uitftek dus ge'riöémrf,- r 2 Ai  84 het LEVEN aangeweezen hadden voor etjmenes. De jaatstgemelde hierover ten uiterften gebelgd, begaf zich aanftonds, vergezeld van mentor (^), naar den Koning, voor wien hy zich raet groot gefchreeuvv liet hooren: „ dat, indien het zo moest gaan, men be„ ter doen zoude de Wapenen tegen den „ grond te werpen, en zich voortaan over , te gceven aan het fpeelen op de Fluit, „ en het vertoonen van Tooneelftukken!"—Zodanige luide klachten brachten te wege, dat alexander zelf zich, in den beginne Edelknaapen , of Pages , van welken hy een aanzienelyk getal met zich rond voerde, en welke tot allerlei, zelfs flaaffche , dienden wierden gebruikt. Curtius VIII, 6 „ Mos erat p-tncipibus Maced'inum adultos libcros Regibm traderc ai tnunia haud multum fervilibus minijleriis abhorrentia" Men vergelyke die daar in de Aantekeningen worden aangehaald. Dezelfde worden een weinig laager bedoeld, als die, op al ex ander s bevel , de Tent van eumenes in brand ftaken. (fty Deze mentor was de Broeder van memkon den Rhodier, wiens weduwe, bars ine alexander trouwde. Hunne Zuster was gehuwd aan artabazos, en eene der Dogteren uit dit^ Huwelyk wierd de Vrouw van ëumenes." M. du Soul.  van EUMENES. 85 ginne, eveneens misnoegd toonde, en hephaestion bekeef. Maar het leed niet lang , of hy veranderde van zinnen, en toonde zich nu vertoornd op etjmenes, als die , door zyne ruwe uitdrukkingen, veeleer den eerbied aan des Konings hoogheid verfchuldigd had gefchonden, dan zich in vrypostige klachten uitgelaaten tegen hephaestion. Op eenen anderen tyd verzocht alexander, voorneemens zynde nearchus met eene fcheepsmacht af te zenden naar den Oceaan, aan zyne Hovelingen en Krygsoverften het benoodigd geld, aangezien' 'er in de koninglyke fchatkist geene genoegzaame penningen tot deze onderneeminge voorhanden waren. Ëumenes, van wien driehonderd Talenten gevraagd waren, kwam toen flechts aan met honderd , en verzekerde daarby , dat hy deze nog door zyne bedienden, ter naauwernood, en niet dan met veele moeite had by een gebracht. Alexander , zonder eenig misnoegen hierover aan den dag te leggen, weigerde eenvoudig het geld aan te neemen, maar gaf heimelyk aan de Edelknaapen bevel de Tent van eumenes in brand te fteeken; bedoelende hiermede, F 3 ora  §6 het LEVEN om hem , wanneer zyn geld uit de brandende Tent gedraagen wierd, op hecter daad te betrappen en van leugentaal te overtuigen. Dan de vlammen de overhand hebbende gekreegen, wierd de Tent ganfchelyk verteerd, te gelyk met de gefchreeVene iïukken, welke eumenes, in hoedanigheid van Geheimfchryver, in bewaaringe had; alwaarom het den Koning grootelyks berouwde het gemeld bevel gegeeyen te hebben. Ondertusfch.cn bevond men, dat het Goud en Zilver, het welk de hit te had doen fmelten , meer dan duizend Talenten bedroeg, Nochthans raakte de Koning daar niet aan : maar hy vaardigde Boden af naar alle oorden aan de Landvoogden en Krygsbevelhebbers, hun be. veelende, om zonder uïtfle] van die ftukr ken, welke door den brand verteerd waren, nieuwe Affchriften over te zenden, en deed dezelve, vervolgens, alle ter hand itellen aan eumenes. Nog gebeurde het, by eene andere gelegenheid, dar deze op nieuw verfchil kreeg juet hephaestion pyer zeker Qefchenk 0. 'Ef {i} SJoagjelyk van alexaw^eej  van EUMENES. 87 'Er vielen toen hooge woorden tusfchen beiden , en de bitterde verwytingen wierden, over en weder, in het minde niet gefpaard, zonder dat eumenes, op dat pas, zich genoodzaakt zag voor hephaestion onder te doen. Maar wanneer de laatstgemelde , korten tyd daarna , kwam te derven , had de Koning , die zich dit verlies van zynen Gundeling geweldig aantrok, en aan allen, welken hy vermoedde, dat denzelven by zyn leven afgundig waren geweest, en zich nu verblydden over zynen dood, een misnoegd en gramdoorig gelaat vertoonde , inzonderheid een kwaad oog op eumenes, herhaalendc telkens den voorzeiden twist, en hoe leelyk hephaestion toen door hem was uitgefcholden ! Doch eumenes, die loos was , en indringend genoeg , om de verloorene gunst wederom te krygen , zocht het middel zyner behoudenis juist in dat gene, wat zyne ongenade had veroorzaakt, den toevlucht neemende tot alexanders genegenheid voor hephaestion, en het verlangen , om denzelven na zynen dood op alle mogelyke wyzen eere aan te doen. De luister, derhal ven, en eerbewyzingen, F 4 wel-  88 het LEVEN welke by de Uitvaart plaats hadden, waren de uitvindingen van eumenes, en hec geld dat 'er vereïscht wierd tot het ver. vaardigen van een praalgraf, wierd door hem ruimfchoots en met alle volvaardigheid gefchonken. 6 Na het overlyden van alexander zeiven, wanneer 'er een groot gefehil was ontftaan tusfchen de Phalanx (*)ƒ en '! Ko wngs Hovelingen, was eumenes wel bv ach zeiven, en heimelyk op de zyde der laatften, maar in het openbaar gedroeg hy zich onpartydig jegens beiden, daar hy zich bet voorzoomen gaf van eenen ambteloozen perfoon wien het, als vreemdeling, fa gee. nendeele paste zich in verfchillen, tusfchen de Macedomers ontftaan , te laaten zien. En wanneer, hierop, alle de overige Opperhoofden uit de ftad Babyion vertrokken waren, bleef hy aldaar alleen achter, en bracht m Deze beitond uit de bloem van het Mncedo. rmch Voetvolk, wélke, ft, de flagorde in een vier. kant gefchaard, en de fchiiden aan elkanderen Hui. tende, de voornaamfïe fterkte van het Leger uit waakten. De inrteller daarvan was ,„,L1Pfüs alexandebs Vader. Zie diodqk, Sic. XVI' iOtU CURTJUS III, 2, *  van EUMENES. 89 bracht niet weinig toe om de gemoederen van veclen onder het Voetvolk te verzachten en vatbaar voor verzoeninge te maaken. Deze. eerfte oneenigheden vervolgens bygelegd zynde, hielden de gezamenlyke Bevelhebbers onderling eene byeenkomst, in welke zy de Landvoogdyen en het Krygsbewind onder zich verdeelden. Eumenes kreeg toen Cappadocie en Paphlagonie, aan de Zee van Pontus (/) geleegen, cn [trekkende tot aan de ftad Trapezus. Deze Landftreeken waren nog wel niet in de handen der Maccdoniers (want ariarathes heerschte 'er toen als Koning over); maar de aiïpraak was, dat leonnatus en anti g 0 n u s aan het hoofd eener geduchte Krygsmacht eumenes derwaarts zouden geleiden, cn hem tot Landvoogd over die Gewesten doen verklaaren. Antigonus, evenwel, die nu reeds van grootfche ontwerpen zwanger ging, en alle de overigen s in vergelykinge van zich zeiven , verachtte, floeg de aanfchryvinge, door perdiccas ten (O Of den Ponlus Ruxinus, nu de zwarte Zee. De ftad Trapezus is nu nog bekend onder den naam Van Trebifonde, en geleegen in Natolie. F 5  9° het LEVEN ten dien einde aan hem gedaan, in den wind. Leonnatus, daarentegen, kwam met een Leger af naar Phrygie, als met oogmerk, om eumenes gewapenderhand in het bezit van het toegeweezene te Hellen. Dan een mondgefprek met hecataeus, den Dwingeland der Cardianen (die hem bad, dat hy liever ter hulpe van antipater, en die Macedoniers, welke te Lamia door de Grieken belegerd wierden, op mogt trekken) wekte ftraks in hem den lust, om m naar Griekenland over te gaan. Hy fpoorde eumenes uit dien hoofde aan, om hem derwaarts te vergezellen, en ried hem zich met hecataeus te verzoenen. 'Er beftond, naamelyk, eene ingewortelde vyandfchap tusfchen deze beiden, welke zy reeds van hunne Vaders hadden overgeërfd, die over het Staatsbeftier met malkanderen geweldig overhoop, hadden geleegen. Ook wist men, dat eumenes menigmaalen bezwaaren inbracht tegen de geweldenaaryen van hecataeus, en by alexanoer. aangehouden had, dat hy toch de vryheid aan de Cardianen wedergeeven wilde. Geen wonder dan, dat hy zich op dezen tyd van die verzoeninge , en het deelgenootfchap aan  ïas EUMENES, 91 aan den tocht tegen de Grieken verfchoohde, Hy voegde 'er by, te vreezen voor antisater. » Deze, zeide hy, zoude, zo wel ter liefde van hecataeus, ais om dat hy van ouds eenen haat tegen hem had ppgevat, alles in het werk ftellen om hem van kant te helpen." Leonnatus gaf niet alleen aan deze zo openhartig aan hem medegedeelde redenen gehoor, maar hy openbaarde hem zelfs zyne geheimfte bedoelingen , verklaarende, dat de voorgewende byftand aan antipater te doen, niet anders, dan enkel fchyn was; daar hy met geen ander voorneemen uit Afie in Europa dacht over te gaan, dan om zich ftraks van Macedonië meester te maaken. Ter bevestiginge hier van vertoonde hy hem zekere brieven van cleopatra ontvangen , by welke zy hem verzocht naar Pella over te koomen, als met oogmerk om zich door het huwelyk aan hem te verbin, den. Maar eumenes, dit onderricht weg heb, (m) Deze was de eige Suster van alexander den Grooten, en Weduwe van alexander bygenaamd Molosfus. Eene Heerschzuchtige Vrouw, wier wpeh;;gen eiadelyk esp haar eigen bederf uitliepen,  pi het LEVEN hebbende, het zy dan , dat hy waarlyk vreesde voor antipater, of niet langer te doen wilde hebben met leonnatus, van wiens lichtfinnigheid, en onberaadene' en doldriftige onderneem ingen , waar van hy het hoofd vol had, niet veel goeds te wachten was, pakte op zekeren nacht in üïlte op, met zich voerende al het zyne, en de gewapende Manfchappen, welke onder zyn bevel flonden, uitmaakende driehonderd Ruiters, en tweehonderd gemunte Bedienden, benevens zynen fchat, welke, naar Zilvermunt berekend, vyfduizend Talenten beliep. Hiermede fpoedde hy weg en nam zynen toevlucht tot perdiccas, aan wien hy de geheime raadflagen van leonnatus openbaarde. Ook verwierf hy ) ftonden, wanneer zy hem binnen eenen zeer korten tyd- omringd 'zagen van niet minder dan < s < i f t1'1 'vr' : [fes' (j>) Het woord Saffirm, waar door zoude worden aangeduid, dat fommige onder de Macedon;ers moed greepen , koomt hier zeer kwaalyk te pas> Want het geen eumenes hier verhaald wordt ge« daan te hébben, dat deed hy om den overmoed der Maeedóniers te beteugelen. Wy gisten , dat plut. gelchreeven hebbe t**^*', en naar deeze verbeterfnge hebben wy vertaald.  S>6 het LEVEN fesduizend en driehonderd welopgezetene Ruiters. Vervolgens, wanneer craterus en antipater , na dat de Grieken dpor hen overwonnen waren en t'ondergebracht, hun Leger naar Afie hadden overgevoerd, met voorneemen, om het Ryk van per! diccas een einde te doen neetnen , en er tydinge kwam, dat zy voorneemen» waren in Cappadocie te vallen; ftelde perdiccas, die zelf te velde was tegen ptolemaeus, eumenes aan tot Opperbevelhebber over de Legers , welke in Armeme en Cappadocie voor handen waren, met onbepaalde macht, om naar eircn goedbcdunken te handelen. Ook vaardigde hy daaromtrent brieven af aan alge tas en neoptolemus, hun belastende de bevelen van eumenes op te volgen Aan eumenes zeiven fchreef hy, in alles zo te werk te gaan, als het hem oorbaar dunken zoude. Aan deze bevelen weigerde alcetas rechtftreeks en opentlyk, te gehoorzaamen, of met eumenes te velde te trek. (?) Deze was een Broeder van perdiccas.  van EUMENES. 9? trekken. Hy gaf voor reden , „ dat de Macedoniers, onder zyne bevelen ftaande, zich fchaamen zouden te vechten tegen antipater, en wat craterüs aanging ; dezen droegen zy eene zo groote genegenheid toe, dat zy niets lievers zouden doen, dan hem in hun midden als hunnen Veldheer te ontvangen!" — Maar neoptolemus ging, van zyne zyde, met meer omzichtigheid te werk , als van fins zynde, om eumenes door verraad te verftrikken. Deze , echter, ontdekte wel haast zyne laagen, en ontbood hem by zich. Dan hy weigerde nu te koomen , maar fchaarde ftraks zyn Krygsvolk in dagorde, gereed om zyne wedcrfpannigheid geweldigerhand ftaande te houden. Toen was het, dat eumenes eerst de vruchten trok van zyne voorzorge, en van de voorbereidzels in tyds door hem gemaakt. Want daar zyn Voetvolk door den vyand reeds overhoop was geworpen, ftoeg hy neoptolemus met zyne Ruitery, en maakte zich meester van deszelfs bagaadje. Vervolgens, zwenkende, viel hy met alle macht op de Phalanx, welke zich in de hitte van het vervolgen des vyandlyken Voetvolks uit een VHI. DEEL, G bt-  93 het LEVEN begeeven had , en' dwong ze de wapenen neder te leggen , en zich met eede te verbinden van hierna onder hem te zullen dienen. Neoptolemus verzamelde, na de nederlaag , het gering overfchot zyner vluchtende Benden , en nam 'er de wyk mede naar cb.atee.us en antipater, i Deze hadden reeds vroeger Gezanten afgevaardigd aan eumenes, hem aanmaancnde „ om, met verlaating van de zyde van perdiccas, tot hen over te koomen; onder belofte, .„ dat hy niet alleen het volle genot behouden zoude dier Landvoogdyen, in welker bezit hy zich bevond; maar dat men 'er nog andere by zoude voegen, en nieuwe Legers onder zyn bevel Hellen. Op dezen voet zoude hy de vriend worden van antipater, wiens vyand hy tot hier toe was geweest, en van craterus, in plaats van vriend, geen vyand worden!"— Eumenes , deze voordellen hebbende aangehoord , had. tot antwoord gegeeven : „ dat hy van overlang de vyand geweest zynde van antipater, nu geheel niet van fins was zyn vriend te worden op den oogefiblik, dat hy zag, hoe deze zyne oude vrienden als vyanden behandelde! Wat • CRA-  VAKf ËÜMËNËS. 99 cilAtERUS aanging, hy was gereed, om dezen met perdiccas ce verzoenen, en eene bevrediging, op billyke en rechtmaatige voorwaarden , tusfchen beiden te bewerken, Maar zo iemand hunner de eeffte mogt zyn, om uit heerschzucht het geen des anderen was naar zich te willen neemen, dan was hy gezind den verongelykten uit al zyn vermogen by te ftaan , zo lang hy adem fcheppen mogt, en zyn lyf en leven, liever dan zyne trouw, ten besten te gee» Ven!" Dit befcheid aan antipater ert de" zynen over zynde gebracht, beraadflaagden Zy nu op hun gemak over hunne zaaken$ en wat hun thans te doen ftond, Juist kwam op dezen tyd neoptolemus, ha de ontvangene nederlaag by hen aan, deed verhaal van den flag en verzocht beiden Zeer ernftig,maar vooral craterüs, met allen mogelyken aandrang byftand aan hem te doen-, verzekerende, „ dat de Macedohiers zo zeer van verlangen naar hem brandden, dat, zo zy flechts zyne Maeedönifche" lirygsmuts (r) onder het oog kreegen, ert Zyne ftem mogten hoorert , zy op ftaaride voet} (f) Caufia geiioemd. G 3  loo het LEVEN voet, met wapenen met al, naar hem toe zouden koomen ylen 1" En, indedaad, dc roem en achting van craterus was zeer groot, en na het overlyden van alexander wenschten de meesten onder niemands bevelen liever te ftaan , dan onder de zyne; daar zy zich te binnen brachten, hoe menigmaalen hy , om hunnentwille , zich het ongenoegen van ale x ander op den hals had gehaald ; wen hy dezen in zyne dwaaze zucht, om de Perfiaanfche praal en grootschheid na te volgen, tegen ging, en de vaderlyke zeden, die men uit weelde en hoogmoed aanving te verachten, handhaafde. Hebbende, derhal ven , antipater afgezonden naar Cilicien, nam craterus thans het befluit, om zelf, met neoptolemus, aan het hoofd van het grootst gedeelte zyner krygsmacht op te trekken tegen eumenes, zich verbeeldende, dat by denzelven onverhoeds op het lyf zoude koomen, en zyn Leger, na de pas behaalde overwinninge, in wanorde en zorgelooze vrolykheid en dronkenfchap begraaven vinden (Y). Dat (O Vergel. justin. XIII b. 8 h.  van EUMENES. 101 Dat nu eumenes zyne komst vooraf had berekend, en zich in ftaat gefield, om hem wel te ontvangen, zulks mogt iemand met recht voor het werk van een' verllandigen Veldheer, maar zeker niet voor een meesterltuk der voortreffelykfte Krygskunde aanzien. Doch, dat hy niet alleen de vyanden onkundig wist te houden van dat gene , het welk niet goed was dat zy bemerkten; maar, daarenboven, ook zyn eigen Krygsvolk" aanvoerde tegen craterus, zonder dat zy wisten, wien zy gingen beftryden; dat hy dus den vyandlyken Veld. heer volllrekt voor hun verborgen hield; dit was ongetwyffeld een meesterftuk (V), waaier ) „ plutarchus verheft met reden deze voorzichtigheid van eumenes, welke in de daad eenen grooten Krygsoverften kenmerkt, die voor zyne Legerbenden dat gene weet te verbergen, het welk zyne oogmerken zoude kunnen benadeelen. Byaldien craterus bekend was geworden, zouden alle Macedoniers naar zyne zyde over zyn geloopen, en eumenes zoude geen Leger meer gehad hebben. De Krygslist, door hem gebruikt, is ook wel by anderen in het werk gefield geweest, en men vindt 'er hier en daar voorbeelden van in de Gefchieden*." Fr. Vert. O 3  »** het LEVEN waarvan de lof byzonderlyk aarj hem moet worden toegekend, Hy liet, naamelyk, da fpraak door zyn Leger gaan, dat neoptolemus, vergezeld van p i g r e s , op nieuw m aantocht was, en zich met Cappadoci, fche en Paphlagonifche Ruiterbenden had verfterkt. Voorts beflooten hebbende om by nacht in flilte op te breeken en van Legerplaats te veranderen, kwam hem, daar hy in eenen vasten flaap gevallen was, een Wonder vreemde Droom te vooren. Want hy verbeeldde zich twéé alex anders te zien, elk aan het hoofd van eene afzondcrlyke Phalanx, zich gereed maakende om malkanderen wederzyds te bevechten. Dat, hierop, aan den eenen alexander de Godinne pallas , en aan den anderen PERes ter hulpe kwam. Dat voorts, na een zeer heet en hardnekkig gevecht, het Leger door pallas bygeftaan, geflaagen Wierd, terwyl ceres, daarentegen, het, hoofd des overwinnaars met een' krans uit pfgeplukte Korenaaren gevlochten verfierr de." — Aanllonds maakte hy uit deze omstandigheid op, dat de verfchyninge ten zy, flcn voordeele was 9 als die ftreed voor bet bszit yan eene zegr fchoone Landouwe  van EUMENES. 103 we, die op dezen tyd als bedekt was met eenen ryken overvloed van het heerlykst graan, nog in de halmen groenende. Want L Land was aan alle zyden bezaaid en . leverde een gezicht op den Vrede waarmg daar de Velden wyd en zyd de mvïdfte ruchtbaarheid vertoonden. U dit gm^g gevoelen wierd hy nog te meer verfteikt, wanneer hy vernam , dat de vyanden tot Tenc krygsïeuze ontvangen hadden pallas de zynen het Woord uit von cerks en 7lexander, cn beval dat elk zyn hoofd gapenen met korenaaren verüeren zouje Vaak ftond hy , mtusfehen , op het punt, om aan zyne meest vertrouwde Overften en Krygsbevelhebbers te zeggen, en oPen te leggen, wie het ware, &en mea ft ftond^e leveren; ten einde hy met JLel by zich alléén verbergen en bewaaren mogt een geheim van zo veel gewigt, het welk de nood hem drong in acht te neemen. Niettemin bleef hy by zyn eerst befluit, en betrouwde flechts aan eigene gedachten, wat gevaar hy liep. Ook in het fchikken zyner Slagorde wachtte hy zich wel iemand der MacedoG 4 ïliers  *°4 bet LEVEN "iers tegen over craterus te nellen «warhy plaatste aan dien vleugel cwee hoo' pen vreemde Ruiterye, onder het bevel van ïharnabazus, den Zoon van I»xT a~ r „ vj'"ia zien vertoon- de, fpoorflags 0p hem aan re vallen e„ het gevecht te beginnen zonder hem'den HHnuen tyd, of beraad te gunnen; of op eemggeroep acht te Aaan; of eenigen aLr! a„ at a ■ S hy ln vreeze omtrent de Macedoniers, dat zv mVr , , . ' udl 1j met, wanneer zv kennis moeten tn™n i ,u,a ö ygen van de teffenwooiv digheid van cra terus , zyne zyde aan. ftondsmogten verlaaten, en tor den elven overloopem Voor zich zeiven zocht hy een getal van driehonderd uit zyne kloek rdigaeRu,ers, vormde daarin e^ Keurbende («>, en pJaatst? ,fir zich ^ aan oo 'w*, wèlk woord ook de La fche Schryver. ni„ zelden hebben behouden, ge. Jyk^vips, CÜRTIÜS> enZi ^ J »-olgt. d«e ie™cht opmerkt. d«.e„owe.C Hs Panrdevolk door wordt verttaan. .Voorts ka» 'er  van EUMENES. 105 aan het hoofd van den rechter vleugel, die met neoptolemus handgemeen moest worden. Ter naauwernood was men nu den heuvel, welke in het midden tusfchen beiden lag, overgetrokken, en in het gezicht der Vyanden gekoomen , of de aanval begon met zulk eene fnelheid en kracht , dat craterus'er geheel verbaasd van ftond, en neoptolemus met bitterheid ver> weet, dat hy hem bedroogen had , door voor te geeven , dat de Macedoniers op ftaande voet overloopen en zyne zyde kiezen zouden! Waarna hy, zyne onderhoorïge Krygsoverften vermaand en aangefpoord hebbende, om zich te gedraagen , zo als het Mannen van eer betaamde , insgelyks het bevel gaf tot den aanval. De fchok van dit eerile treffen was van wederzyde zo geweldig, dat de Lanfen al aanftonds verbrooken wierden, en men den ftryd enkel met het Zwaard moest voortzetten, in welken craterus den roem yan Koning alexander geensfins te fchan- 'er over nagezien worden pauluj leopardus Emend. 1, 23. G 5  io6 hetLEVEN fchande maakte, daar hy veelen met eigene hand deed fneuvelen, en de tegen hem aanrukkende Benden herhaalde reizen aan het wyken bracht.' Eindelyk wierd hy door eenen Thracier, die van ter zyde tot hem was doorgedrongen , zo gewond, dat hy afzeeg van zyn paard. Aldus liggende ontdekte hem niemand der voorbytrekkenden. Alléén gorgias, een der Hoofdmannen van eumenes, herkende hem, fprong terftond van zyn paard, en plaatste een wacht by het Lichaam, daar hy lag te zieltoogen, en met eenen harden dood te woriïelen. Omtrent dien zelfden tyd was neoptolemus, insgelyks, met eumenes handgemeen geworden. Deze twee Bevelhebbers waren ten uiterften op malkanderen verbitterd, en droegen wederzyds een' ouden wrok in het hart. Tot twéé herhaalde aanvallen kreegen zy, evenwel, elkander niet in het oog. Maar de derde reize zich herkennende, reeden zy met uitgetoogen houwers (v) onder groot gefchreeuvv ter- O) Kromme Macedonifche Houwers, Sarisftn geheeteu.  van EUMENES, ï©7 jterftond op eikanderen aan. Hunne paarden (lieten, by deze ontmoeting, met wederzydsch geweld tegens een, niet anders, dan in een Zeegevecht twee aangeduwde Galeien doen: waarop zy voorts, de teugels laatende glyden, eikanderen aangreepen met de handen , poogende de een des anderen Helm af te rukken, en de Wapenrustingen aan de fchouders los te fcheuren. Onder dit haaien en trekken gingen beide hunne paarden van onder hun weg. Weshalven zy ter aarde geflort en op malkanderen gevallen nu onderling geftrengeld lagen en met 'er daad aan het worftclen geraakten, De eerde, die opftond, was neoptolemus: doch eumenes nam tevens zynen flag zo wel waar,.dat hy hem in het opftaan de kniefchyf in (lukken hakte, en op dien eigenen oogenblik ook zelf met de grootfte vaardigheid opfprong. Neoptolemus, zich met zyne eene knie overeinde houdende, terwyl hy op de andere, die gewond was, niet meer (leunen kon, verweerde zich nu, om zo te fpreeken, uit de laagte met de grootfte kloekhartigheid, zonder nochthans aan zynen vyand doodeJyke flagen te konnen toebrengen; integendeel $  io8 het LEVEN deel; hy ontving zelf weldra eene zwaare wonde aan den hals, welke hem als machteloos deed nederflorten. Gramfchap en verouderde haat vervoerden hierop eumenes om hem aanftonds uit te fchudden, en van zyne wapenen te berooven, terwyl hy onder dit doen den zieltoogenden nog de vinnigfle fcheldwoorden toeduwde. Dan de andere, die zyn zwaard nog in de hand had, kwetste hem daarmede, onverwacht, onder den wapenrok, ter plaatze, waar dezelve met eenige tusfchenwydte boven het gemacht afhing. Deze wond onthutste eumenes, evenwel, meer, dan zy hem nadeel deed, als zynde toegebracht met eene reeds verzwakte hand. Wanneer hy nu het Lichaam zyns vyands van wapenen had beroofd, bevond hy ook zich zeiven zeer kwalyk gefield , naardien zyne dyen en armen overal met wonden als doorkorven waren. Niettemin had men hem niet zo ras wederom op het paard geholpen, of hy fpoedde voort naar den anderen vleugel , van gedachten zynde, dat de vyand aldaar nog itand hield. Naauwelyks ont. ving hy hier het bericht, dat craterus gcfneuveld was, of hy begaf zich naar de plaats,  van EUMENES. 109 plaats, daar deze lag, en ziende, dat hy nog adem haalde en by zyn verftand was, fteeg hy van zyn paard, weende over hem, greep hem by de hand, voer geweldig uit tegen neoptolemus, en „ bejammerde, eensdeels, het ongeluk, dat hem had getroffen; terwyl hy ook, anderdeels, zich zelven beklaagde over de harde noodzaakelykheid, waar door hy, tegens wil en dank, gedwongen was geweest het harriasch aan te fchieten tegen zynen Vriend en Makker , en geene andere keuze had gehad, dan of te overwinnen , of overwonnen te worden!" Deze zege wierd door eumenes bevochten naauwelyks tien dagen na de voorigc. Zyn Roem klom 'er door in top , als wiens Beleid en Moed beiden in deze Kryp-sbedryven op het luisterrykfte hadden uitgeblonken. Dan hy haalde 'er zich niet minder nyd cn haat mede op den hals, zo wel by zyne eigene Macedonifche Benden, als den Vyand; daarom , dat een Buitenlander en Vreemdeling den voornaamften en geliefdften Bevelhebber der Macedoniers geflaagen en van kant had geholpen met de handen en wapenen der Macedoniers zeiven.  ito öëtLËVËN ven. Byaldien, evenwel \ de tydinge Van? het fneuvelen van craterus in tyds genoeg overgebracht ware geweest aan perdiccas , zou zeer zeker niemand, dan deze, het opperbevel over de Macedoniers in handen gekreegen hebben; in plaats dat de maare van den Veldflag nu eerst aankwam , na dat perdiccas twee dagen te vooren in /Egypte, in eenen opftand, was omgekoomen. De Macedoniers, op deze tyding grooteJyks verbitterd, veroordeelden eumenes ftraks ter dood; wordende antigonus, en met hem antipater tot Opperbevelhebbers verklaard, om den oorlog tegen hem te voeren Q)é Als nu eumenes eenen ftroop had gedaan onder de Koninglyke Paardenkudden welke weidende waren omftreeks den berg Ida, en van dezelve afgenomen zo veel hy 'er benoodigd was, maar vervolgens de fora daarvan in gefchrifce opgegeeven aan de Oppasfers der Kudden; wil men, dat anti- (t) Zo wy ons niet bedriegen, fchynt hier eene aanmerkelyke gaapinge tusfchen de gebeurtenisfeti plaats te hebben, en koomt het ons waarfchynelylt voor, dat een gedeelte des Verhaals van flutaiigh* hier verlooren is gegaan en weggevallen.  van EUMENES. in Ti pater daar over gelacchen hebbe, en gezegd, „ dac hy zich verwonderde over de naauwgezetheid van eumenes, als die gedachten fcheen te maaken, dat hy t'eenigen tyde aangaande de Koninglyke goederen of rekenfchap aan hun zoude moeten doen, of van hun vorderen!" Het oogmerk van eumenes was, om in den omtrek van Sardes , in de vlakke velden van Lydie, flag te leveren, dewyl zyne voornaamfte fterkte beftond in Ruiterye. Daarenboven wenschte hy gelegenheid te hebben zyne Legermacht te ver. toonen aan cleopatra. Doch deze (die'befchroomd was van eenigen. aanltoor. te geeven aan antipater) bad zelve hem zulks achter wege te laaten. Weshalven hy doortrok naar Opper - Phrygie, en zyne winterlegeringe nam te Caelenae (V). Hier was het, dat hy in oneenigheid geraakte met alcetas, en polemon, en docimus, dié hem het opperbevel over ' •het (w) Weleer de Hoofdftad van Phrygie, waar de bekende Rivier Wteander haaren oorfprong had, en men zegt, dat de ftryd tusfchen apollo 'en den Sater marsyas zy voorgevallen, volgens 1.1 vius XXXVIII B. 13 n-  lli het LEVEN het Leger begonnen te betwisten: waaron ipreuk bewaarheid: "nt3:^11"31^3' f' -en zich Vervolgens aan het Krygsvolk hebbende beloofd dat hy de achteritallige Soldye binnen drtë dagen zoude betaalen, verkocht hy aan hun de in den omtrek geleegene bloten (y) , en Boeren wooningen , waarin eene zeer groote voorraad van Menfchen Cz) en Vee voorhanden was. De Bevelhebber nu, die kooper was geworden, het zy hv over de Macedoniers, of Hulpbenden hel gebied voerde, ontving van*™^, alle werktuigen en krygsgereedrchap • WeJ_S ke O) Xylander merk[ aa d£f fpreuk (ongetwyffeid p,. een 0f .„der Treurig Ouden o„tieend; die genen beilraft worden, welke by her dreigen van ecnig fchroome.yk gevaar 0f ^geheelen ondergang, zich %£j^>'* dere zaaken bez.g honden, 2onder 7 houdenis te letren. eiöene oe- 00 Eig. Huizen met vier Toorens voorzien C) Ej6. ft.« 'er Z*VW„„ , ^«TL  van EUMENES. 113 ke hy noodig had om zich van het gekochte meester te maaken; en wanneer men 'er nu zich daadelyk meester van had gemaakt , kreeg elk Soldaat daar uit de betaalinge zyner Soldye , naar maate hy te vorderen had. Door dit middel won eumenes op nieuw de gunst van allen, zo dat, wanneer 'er, omtrent dezen tyd, brieven in de Legerplaats gevonden wierden, welke de vyandlyke Bevelhebbers hadden doen ftrooien, beloovende groote bevorderingen , ' en nog daarenboven honderd Talenten aan hem, die eumenes van kant zoude helpen , de Macedoniers zich daar over ten uiterften verontwaardigd toonden, en men aanltonds het befluit nam, dat hy fteeds eene Bende van duizend der uitgeleezenften uit het Leger tot zyne Lyfvvachc Zoude hebben, die beurtelings voor zyne veiligheid zorge moesten draagen , en des nachts voor zyne tent de wacht betrekken. Elk was nu gereed zyne bevelen in te volgen , en men ontving met bereidwillige vreugde de vereeringen (a) , door hem Van de uitoeffening van dit Koninglyk voorVUL deel. II • KCUt  ii4 het LEVEN gefchonken, en evenaarende die genen, welke de Koningen aan hunne Gunftelingen gewoon waren te fchenken. Men liet, naamelyk, aan eumenes het voorrecht van purperc Krygsmutzen en Legermantels uit te deelen ; het welk de begeerlykfte ge* fchenken waren , die de Koningen by de Macedoniers plachten uit te reiken. Gewoonelyk ziet men het gebeuren, dat by hun, die anders van natuure de kleinhartiglle zyn, de moed door voorfpoed dermaate wordt aangewakkerd en verhoogd, dat zy zich van eene zekere grootschheid en praal ömgeeven vinden, en van boven uit de verhevenheid hunner voortrcflèlyke omHandigheden op anderen neder zien. Maar dc Man, die waarlyk groot van hart en rustig is, vertoont zich eerst in tegenfpoed en wederwaardigheden recht grootsch en verhceven; gelyk zulks plaats had in eumenes Waarvan men vooreerst een blyk zag, toen hy in Cappadocie, in de Orcynifche vlakten recht (of Regaal), zeer gefchikt om de uitmuntendfta Krygsbevelhebbers aan zich te verbinden, had eumenes, als Vreemdeling, tot hier toe onder de Macedoniers geen gebruik durven inaaken.  van EUMENES. 115 ten O), door verraad was overwonnen van antigonus, en deze hem vervolgde. Want zyne tegenwoordigheid van geest begaf hem, te midden van de vlucht, zo weinig, dat hy den Verraader geenen tyd liet . om zich weg te maaken, en naar den vyand te wyken, maar hem vatten liet, en op deed hangen. Vervolgens wendde hy zich onder het vluchten eensklaps om, floeg eenen weg in ftrydig met dien, welken zyne vervolgers hielden, trok den vyand ongemerkt voorby, en kwam dus wederom aan op diezelfde plaats, alwaar de flag was voorgevallen. Hier floeg hy zich met zyne Benden neder; vergaderde de Lyken der Gefneuvelden; deed uit alle de in het rond geleegene Vlekken en Plaatzcn de deuren der huizen en houtene venfters wegbreeken en opnaaien; vervaardigde daar van Brandftapels, afzonderlyk voor de Bevelhebbers, afzonderlyk voor de Gemeenen, en brak niet eerder van daar op, dan na dat hy voor allen Graftekens opgericht, en de behoorlyke Lykdienften had volvoerd. Alwaarom ook antigo- (£) Van deze Velden van Cappadocie is 'er verder by de Ouden weinig naricht. -H a  "ó" het LEVE.N conus self, wanneer hy, vervolgens, op deze pkats aankwam, zich ten hooien over zyne ftoutmoedigheid en rustigheid verwonderd toonde. Een ander bewys hiervan levert op het gedrag door hem gehouden wanneer hy in de gelegenheid kwam om de geheele Bagaadje vanANmoNüS te bemachtigen, en zich, zonder flag of floot meester te maaken van eene menigte Vrygeboorenen , van geen minder aantal Maaven, en van den ganfchen Schat geduurende zo vele oorlogen, door zo vele plunderingen by een gebracht. Hy vreesde naamelyk, dat de zynen, door zo grooten , roof en buit als verzadigd, traag mochten worden in het vluchten, en te gemakkelyk om dit zwervend leven langer met hem te' verduuren, of zich het verloop van tyd te getroosten, waarop hy, voornaamelyk zy ne hoope gevestigd had tot voleindiging van zulk eenen langduurigen oorlog; als verwachtende, dat antigonus het ftuk eindelyk zou moede worden, en hy hem dus van zynen halze kwyt raaken. Dewvi het, evenwel, aan den anderen kant, zeer bezwaarlyk fcheen de Macedoniers door redenen hier van te rug te houden, daar zo vele  van EU ME N ES. i'i 7' véle Rykdommcn onder hun oog en zon. der moeite voor hun te verkrygcn waren, gaf hy bevel, dat men zich fehikken zou. de, om het■ middagmaal te neemen, en de paarden te voederen , om vervolgens aanlionds op den vyand los te gaan. Inmiddels vaardigde hy, heimelyk, een' bode af aan menander, die als Opperfte over dit vyandlyk Geleide gebood, hem, als het ware, uit genegenheid, en betrekkinge als Vriend en ouden Kennis, laatende waarfchuwen, om op zyne hoede te zyn (Y), het vlakke veld, alwaar hy zeer gemakkelyk dooi- de ■Ruiterbenden konde omfingeld worden', zo fpocdig mogelyk te verlaaten , en te wyken naar den voet van het bygeleegene Gebergte, waar geen Paardevolk hem'naderen kon, noch omfingelinge plaats hebben. Menander. begreep (c) Houdt men zich aan de gewoone Leezinge (^pti|*(röa»), dan zoude hier aldus moeten worden vertaald: „ om zich met verfchanfingen te omgeeven." — Maar dit koomt in het verhaal van onzen Schryver weinig te pas. Reiske verbeterde daarom w>«tg*irö<*<. Hier naar hebben wy onze vertaalinge ingericht. H 3  iiS het LEVEN greep aanftonds de grootte van het gevaar, waarin hy zich bevond, en toefde gcenen oogenblik zich naar de aangeduide fchuilplaats te begeeven , waarop eumenes, nu opentlyk, eenigen der zynen op koudfchap uitzond, terwyl hy zelfs zyn volk tot de wapenen riep, en beval de paarden op te toornen, als gereed ftaande, om hen tegen den vyand aan te voeren. Dan de uitgezondene Kondfchappers keerden weldra terug, boodfchappende, dat menander geheel en al ongenaakbaar was , en zich in ontoegankelyke plaatzen neder had geflaagcn! waarop eumenes, zich houdende, als of hem dit bericht zeer leed was, zyn Leger afvoerde. Sedert, verhaalt men, zoude menander van dit voorval verflag hebben gedaan aan anticonus, en daarop de Macedoniers eumenes hebben begonnen te pryzen , en wederom meer genegenheid voor hem te betuigen, aangezien hy, daar het aan hem liad geftaan hunne Einders als flaaven te doen verkoopen, en hunne Vrouwen te onteeren, beiden liever had willen fpaaren, en ze, zonder hun eenig leed te doen, laaten vertrekken. Doch antigonus be-  van EUMENES. 119 beoordeelde dit ftuk geheel anders; „Dwaazen! zeide hy, waant niet, dat eumenes dit gedaan hebbe ter liefde van Uwliedeni Hy vreesde ongetwyffeld, wanneer hy zich van den buit meester maakte , zich hier door even zo vele blokken aan het been te binden, welke hem in zyne vlucht Honden te belemmeren l" Thans zworf eumenes herwaart en derwaart, vluchtende van de eene plaats naaide andere: weshalven hy aan het grootst gedeelte zyner Krygslieden den raad gaf van hun affcheid te neemen ; het zy dan uit genegenheid voor dezelve; of, ter oorzaake, dat hy niet meer belemmerd wilde zyn met den nafleep van een Leger, dat noch fterk genoeg was om ftand te houden, en den vyand onder de oogen te zien; noch gering genoeg om zich te verbergen. Vervolgens week hy naar het Kasteel Nora(d), ge- (i) justinus, wiens verhaal der bedryven van eumenes met dat van plutarcii. verdient te %vorden vergeleeken, geeft (XIV B. 2 h.) den naam van dit fterk Kasteel niet op Strabo zegt, in bet begin des Xllden Boeks zyner Aardryksbefchryge, dat het ten zynen tyde Neroasfus heette. H 4  120 het LEVEN geleegen op de grenfen tusfchen Lycaonie en Cappadocie, met vyfhonderd Paarden, . en tweehonderd Voetknechten. Ook daar «elf gaf hy nog aan zyne vrienden, zo velen als 'er hem om verzochten (om dat zy het met de bekrompenheid der plaats en het gebrekkelyk levensonderhoud nier wel ftelïen konden) met de grootfte vriendelykheid en toegeevenheid verlof om te mogen vertrekken. Antigomus, die hemgeftadig op de hielen zat, was ter naauwernood met zyne Legermacht insgelyks aangerukt , en de Vesting genaderd, of hy liet eumenes tot zich ontbieden , om in perfoon met hem m mondgefprek te koomen, voor dat de Belegering nog eenen aanvang nam. Maar deze gaf voor befcheid; „ dat an tigonus Vrienden, en Medeftanders in menigte had, die, byaldien hem iets overkwam , in zyne plaats het bevel konden op zich neemen. Zy, daarentegen, voor welken hy ftreed, hadden na hem niemand Hy begeerde, derhajven, dat antigonus Gyzelaars aan hem zenden zou, zo hv an ders wenschte, dat 'er een mondgeL*' gehouden wierd." And»!zondert  van EUMENES. 121 gonus, en liet hem zeggen: „ dat hy als de mindere tot zynen meerderen koomen moest, om met hem te lpreeken!"— Het antwoord van eumenes was: „ Ik erken niemand voor mynen meerderen, zo lang ik meester van myn zwaard ben!" — Eindelyk, evenwel, na dat antigonus zyns Broeders Zoon, ptolemaeus, naar de Vestinge gezonden had, ingevolge den eisch van eumenes, kwam deze naar hem af. By de wederzydfche ontmoetinge groeteden zy, en omhelsden eikanderen op het vriendelykfte en minzaamfte, als oude Kennisfen, die voorhenen op de gemeenzaamfte en vertrouwelyklle wyze met malkanderen hadden omgegaan. Wanneer 'er , voorts , vele woorden tusfchen beiden gewisfeld waren, zonder dat eumenes eenige meldingc maakte van zyne eigene veiligheid, of eischte, dat men hem ongemoeid uit Nora zoude laaten vertrekken, maar hy, in plaats van dat, 'er op ftond, dat zyne Landvoogdyen aan hem bevestigd, en het geen hem gefchonken was, aan hem wierd afgegeeven! verbaasde zulks alle de aamvcczenden, en konden zy zich niet genoeg verwonderen over 's Mans grootharH 5 tig-  t*a het LEVEN tigheid en onverzaagden moed. Inmiddels fchoolden 'er al meer en meer Macedoniers te zamen, nieuwsgierig om eumenes te zien , hoe hy 'er uitzag. Want na den dood van craterus wierd 'er in het Leger van niemand meer gefprooken, dan van hem. Antigonus uit dien hoofde voor hem bekommerd, en vreezende, dat 'er geweld mogt gebruikt worden, verbood eerst met luider iïemme, dat men naderde, en toen zulks niet helpen mogt, liet hy met fteenen werpen, om den toeloop te doen achter uit deinzen. Eindelyk eumenes omarmd hebbende, terwyl hy de menigte door zyne Lyfwachten uit malkanderen dryven liet, bracht hy hem , niet zonder groote moeite, in veiligheid. De onderhandeling dus vruchteloos af. geloopen zynde, omringde antigonus Nora met verfchansfingen, liet dezelve van krygsvolk wel bezet, en vertrok voorts van daar. Belangende eumenes: deze verfterkte zich, zo veel doenelyk , in eene plaats, welke overvloedig was voorzien van Koren, Water en Zout; maar, voor het overige, van alle andere eetwaaren was ontbloot; ook niets had, waarmede men de fpy-  van EUMENES. 123 fpyzen verder fmaakelyk kon maaken. Noch. thans wist hy de Levenswyze aan zyne Wapenbroeders aangenaam te maaken met dat gene, het welk voorhanden was, daar hy allen beurtelings by zich aan dezelfde Tafel ontving, en onder het eeten door vriendelykheid en aangenaam onderhoud de rechte faus aan de fpyze wist te gceven. Want hy was van een inneemend voorkoomen , geheel niet gelykende naar eenen Krygsman, die zyn leven onder de wapenen gefleeten had, maar van bevallige zeden, en een jeugdig gelaat. Ook was zyn geheelc Lichaam in alle deszelfs deelen volmaakt evenredig, niet anders, dan of zyne Ledemaaten door de naauwgezetfte Kunst tot eene verwonderlyke juistheid waren gevormd. Zonder welfpreekend te zyn was zyne taaie aanminnig en overredend, gelyk men uit zyne Brieven (*) op kan maaken. Toen, echter, de bekrompenheid der plaats zyne Lotgenooten in de Belegering, meer dan al het overige, benadeelde, daar zy, zonder merkelyke beweeginge te kunnen maa- (e) Deze waren, derhalve, ten tyde van plutarchus nog voorhanden.  I24 het LEVEN ? Maaken, zo goed als. opgefiooten waren W kleene hmsjens en eene plaacs, die niet meer dan twee ftadien (ƒ) in den omtrek votft r maakyd ^en' zo^er vooraf bekwaame «effeningen te hebben gehad, en geene gelegenheid vonden om hunne paarden, die ook fteeds ftü ftaan bleeven , gepaste beweeginge voor het eecen te verfchaffen: was hy 'er oP bedacht niet alleen om deze verveelende en fchadelyke vadzigheid te doen ophouden, en beiden, ten minften zo veel mogelyk, gefchikt te maaken tot de vlucht , indien de geleoen. heid zich hier roe aan mogt bieden. °Hy chikte voor de Krygslieden het grootfte huis,, dat m de Vestinge gevonden wierd ter lengte van veertien ellen , tot eene' wandelplaats, hun belastende de beweeginge langzamerhand fterker en fterker door te zetten. De Paarden gordde hy een voor een van onderen met breede riemen, welke aan de zoldering waren vast gemaakt Hy trok ze, vervolgens, van vooren langzaam by den hals in de hoogte met ka. mollen, -zo dat zy , dus opgericht, wel met CO Tweehonderd en vyftig pasfen.  van EUMENES. 125 met hunne achterfte pooten op den grond flonden , maar met de voorfle denzelven niet, dan even met het uiterfte der hoeven , raakten. Als zy dan dus opgetrokken hingen, kwamen de Stalknechten hen van achteren zo met fchreeuwen, als met zweepen tergen; waarop zy vervuld van woede en gramfchap al trappelende , fpringende en ilaande met hunne achterfle pooten, telkens trachtten zich te fteunen op hunne voorfle , die om hoog getrokken waren, en waarmede zy maar even op den grond konden fchrabben. Des zy geen eene zenuwe aan hun lichaam hadden , die niet rekte en in de fterkfle beweeginge raakte, blaazende zy en zweetende , dat het hun aan alle kanten uitbrak. Al waarom dit noch voor hunne vlugheid, noch voor hunne gezondheid en bewaaringe van krachten eene kwaade oefFeninge was (g). Daarna kreegen zy dan hunne gerst in de kribben , welke gepeld was, ten einde zy de- zel- (g) Men kan met dit verhsal vergelyken dat van nepos E urnen. 5 h. en frontin. Stiateg. IV B. 7 h.  126 het LEVEN t zelve te geraakkelyker zouden kunnen kaauvven, en te fpocdiger verteeren. Terwyl 'er dus met de Belegeringe een lange tyd verliep, en antigonus intusfchcn vernam, dat antipater in Macedonië geftorven , en de zaken aldaar, door de oneenigheden tusfchen c as ander en polyperchon ontltaan, in de war waren, wierd hy, die nu niets gerings meer op het oog had, maar reeds op de bemeeflering der geheele Heerfchappye doelde, te raade zich eumenes ten vriend te maaken , ten einde deszelfs medehulp in de ontWorpene onderneemingen te gebruiken. Hy vaardigde dus h i e r o n y m u s (fi) aan hem af met de voorwaarden van verzoeninge. Ook bragt deze mede het voorfchrift van eenen Eed, door eumenes te doen. Deze, echter, maakte eenige verbeteringen in denzelven, en liet toen de Macedoniers , welke hem belegerden , zelve oordeelen, welke eed de rechtmaatigfle was. Want (h~) „ Deze is hierontmus van Cardia, een Landgenoot van eumenes , en beroemd Gefchied> fchryver." Fr. Vert.  van EUMENES. 117 Want antigonus had wel in den beginne, welftaans-halve, meldinge gemaakt van de Koningen (f): maar vervolgens den Eed geheel op zich alleen doen uitloopen. Eumenes, daarentegen, had, vooreerst, na de Koningen , geplaatst den naam van olympus. Vervolgens ftond in zynen eed, niet alleen, dat hy trouwe zwoer aan antigonus, en beloofde, dat diens vyanden en vrienden ook de zyne zouden zyn; maar hy voegde 'er ook eene diergeiyke belofte by ten behoeve van olym-' pias en de Koningen! — Dezen Eed oordeelden de Macedoniers den rechtmaatigften. Zy lieten eumenes, derhalve, dien bezweeren, braken de Belegeringe op, en zonden den Eed aan antigonus, op dat ook hy van zynen kant denzelven ten behoeve van eumenes mogt afleggen. In tusfchen gaf eumenes alle de Gyzelaars , welke hy van de Cappadociers genomen , en met zich naar Nora had gevoerd, te rug, en ontving van hun, die hunne vrienden dus te rug kreegen, Paarden en Lastbeesten en Tenten in de plaats. Ook (/) Zie boven.  1*8 het LEVEN Ook vergaderde hy weder tot zich die Krygslieden, welke, geduurende zyne vlucht, van hem afgeraakt waren en in het land omdoolden : zo dat hy zich in korten tyd van weinig minder, dan duizend Ruiters zag omringd. — Met deze trok hy aanftonds uit en begaf zich op de vlucht, te recht, zo als het bleek, beducht voor antigonus. Want die gaf niet aHeen bevel de belegeringe te hervatten, en de verfchansfingen om Nora weder op te maa• ken; maar hy zond ook een bits antwoord aan de Macedoniers , daarom , dat zy de verbeteringe, door eumjen.es in den eed gemaakt, hadden aangenomen. Aan eumenes wierden, op zyne vluchr, brieven ter hand gefteld van die genen, welke in Macedonië beducht waren voor de vergrootinge der macht van antigonus: vooreerst van olym pias, welke hem noodigde over te koomen, den zoon van alexander (op wiens leven men toeleide) onder zyn opzicht te neemcn, en voor deszelfs opvoedinge zorge te draagen. Zo ook van polyperchon cn den Koning philippus, die hem last gaven antigonus te beoorlogen, na dat hy zich aan  van EUMENES. 129 aan het hoofd der Krygsmacht, welke in -Cappadocie was , gefield zoude hebben. Ook gaven zy hem vryheid , om uit de Koninglyke Schatkamer te Qtiinda (k) vyftig Talenten te neemen , tot herltel van zyne eigene zaaken, en voorts, tot het voeren van den oorlog , zo veel daar uit te ligten, als hem goeddacht. Ook vaardigden zy , hieromtrent, brieven af aan antigenes en ïeutamus, die over de Argyraspiden het bevel voerden. Deze dan, zodanige bevelen ontvangen hebbende, verwellekoomden eumenes voor liet uiterlyke zeer vriendelyk, maar deeden, echter, genoegzaam blyken, hoe zeer hun gemoed vervuld was met nyd en eerzucht, als die het voor zich te laag rekenden onder zyne bevelen te ftaan. Belangende nu den Nyd, dien genas eumenes door geen gebruik te maaken van het aangeweczen geld, als hetzelve niet benoodigd zynde : maar ter be- (*) i+Ojrinda lvas ecn Kasteel van Cilicie, boven Anchiala geleegen, alwaar de Macedoniers hun geld hadden , en de Koninklyke Schat bewaard wierd. Zis strabo's XlVde B. en beneden het Leven van demstrius." Xylander* VIII. DEEL. I  i.3° h. e t LEVEN beteugclinge van hunne Eerzucht en begeerte naar het Opperbevel, (offchoon zy noch de bekwaamheid hadden om te beveclcn; noch den wil om te gehoorzaamen): gebruikte hy hunne Bygelovigheid, voorgeevende , „ dat alexander, in den flaap aan hem verlcheenen, hem eene Tent getoond had, met koninklyke praal verfierd,. en een troon in derzelvcr midden geplaatst; en 'er, voorts, had bygevoegd, „ dat, als zy in deze Tent hunne byeenkomst hielden, en over hunne zaaken raadpleegden, hy aldaar zelf tegenwoordig zou zyn , en deel aan de raadpleeginge en het geheel beleid des befliers neemen, wanneer zy als onder zynen invloed vergaderinge hielden" (7). Lig- (ƒ) „ nroDORtrs heeft deze Byzonderheid meer omitandig verhaald. En het fchynt ons toe, dat 'er hier iets hapert aan het verflag, dat eumenes geeft van het nachtgezicht aan hem verfcheenen. Want in het verhaal van diodorus voegt by 'er by: Zie daar dan de reden, waarom ik oordeel, dat men uit de Koninklyke Schatten eene fomme gètds neeme, toereikend om ,er eenen gouden Troon van te maaken : dat men op dien Troon plaatze den koninklyken Haarband, Kroon en Schepter en verdere ver fier fels: dat ''er eiken morgen door de Op.  van EUMENES. 13* Ligtelyk maakte hy dit wys aan antigemes en teutamüs; daar zy weigerden by hem te koomen (?»), en hy zelve ook het beneden zich rekende zyne opwachtinge by anderen te maaken. Na dat men dus eene koninklyke Tent had opgeflaagen, en daar in eenen troon geplaatst, welken men met godsdienftigen eerbied den troon van alexander noemde , kwam men daar in te zamen, en beraadilaagde 'er over alle zaaken van groot belang. Toen zy, vervolgens, hooger op en oostwaarts aantoogen, kwam peucestas, die hunne zyde hield, met de andere Landvoogden hun te gernoet, en de wederzydfche Legermachten wierden vereenigd. Hier door, Opperbevelhebbers aan hem eene -ojferhande worde geofferd: dat men by dien Troon den Raad [panne , en de bevelen in naam des Konings ontvange » even of hy zelf nog leefde en het Ryk beftierdt™ Fr. Vert. — Zie biod. sic. XVIII, p. 660. (/») „ De Krygsraad', naamelyk, moet altyd gahouden worden hy den Opperbevelhebber. Hier vafl daau zyn 'er ook in laatere tyden vele oneenighedea tusfchen voornaame Legerhoofden ontdaan over de plaats, waar de Krygsraad moest by e°n koomen." Fr. Vert. I a  132 het LEVEN door nu bekwamen de Macedoniers wel verrneerderinge in aantal van Wapenen, en kostbaarheid van uitrustinge: dan deze nieuwe Hulpbenden en derzelver Geleiders waren niet meer gewend aan eenige ondergefchiktheid. Zy hadden zich, na den dood van alexander, aan eene wellustige levenswyze overgegeeven. Elk hunner was opgeblaazen door eenen dwingelandfchen trots, en barbaarfche verwaandheid. Geen wonder dan, dat zy, zulke gezindheden by eikanderen brengende , onderling overhoop lagen en zich niet verdraagen konden. De Macedoniers, daarentegen, wierden door hen op het onbefchaamdst gevleid , en Haag op Gastmaalen en kost-baare Offerhanden onthaald , zo dat het Leger, binnen zeer korten tyd, door hun toedoen de vertooninge opleverde eener markt (??) , op welke onder de zamengevloeide menigte de hoogde ongebondenheid plaats greep. Ook wierd 'er de gemeene Soldaat, even als in Volksregeeringen, bekuipt tot het verkiezen van zyne Bevelhebbers. Al (») Anders Kermis.  van EUMENES. 133 Al ras bemerkte eumenes , dat de,ze Hoofden, die eikanderen onderling verachtten , voor hem bevreesd waren , en op hunne luimen lagen, om hem , wanneer zich daartoe maar bekwaame gelegendheid mogt opdoen , van kant te helpen. Hy veinsde daarom geld gebrek te hebben, en nam vele Talenten ter leen, of op rente, van die genen, welke hem het meeste haatten, ten einde zy geloof in hem mogten Hellen , en, bekommerd voor hunne uitgezette gelden, de handen van hem afhouden. Op deze wyze wyze verftrekte dc Rykdom van anderen hem tot eene Lyfwacht ; en daar andere menfehen zich veiligheid bezorgen door geld te geeven, was hy de eenigfte, die lyfs-zekerheid verkreeg door het te ontvangen. Zo lang nu als 'er niets te vreczen was, lieten de Macedoniers zich van allen, die maar geeven wilden, omkoopen, maakende hunne opwachtinge aan de deuren der genen, die zich gaarne door een foort van Lyfwacht omringd zagen , en op Bevelhebberfchappen aasden. Maar zo dra was antigonus niet op koomen daagen met eene aanzienelyke macht, en had zyn LeI 3 ger  134 het LEVEN ger in hunne nabyheid nedergeflaagen, of de zaaken riepen zelve, ook daar alles fwecg, mee luider ftemmc om den rechten Veldheer; en niet alleen wendden zy, die gewoon waren te gehoorzaamen, zich toen tot eumenes; maar zelfs was 'er onder die groote Heeren, welke, zolang 'er niet te vechten viel, maar men zich ruimfchoots aan de vermaaken der weelde overgaf, zich vry wat voor lieten ftaan , geen een , of hy gaf toe , en plaatste zich ftilfwygend op den post, die hem werd aangeweezen. Toen ook, wanneer antigonus de Rivier Pa/ttigris (o~) over poogde te trekken, en alle de overigen, die gefteld waren om hem zulks te beletten, niets daar van bemerkten, was eumenes de eenige, die tegen hem op kwam, en, (laags geraakt, een groot aantal vyanden nedervelde, den vloed met de lyken der verflaagenen vulde en («) „Daar 'er twéé Rivier en zyn van dezen naam, bepaalt cellarius, welke van beide hier verdaan Koet worden, te weeten de Perfifche, of die, wel» ke zich in den Perflfchen Zeeboefem ontlast. Deze pafitigris. draagt by mo do rus sic. zo elders, stls in dit eigende Verhaal, eenvoudig den naara van ïijrit," ëryank t  van EUMENES. 135 en vierduifend man gevangen maakte. Maar inzonderheid gaven de Macedoniers , by gelegenheid, dat hy door zekere ongelteldheid overvallen was, genoeg te kennen, het daar voor te houden, dat alle dc overige Opperhoofden goed waren , om hen luisterryk te onthaalen , en vrolyke Feesten te geeven-, maar dat eumenes alleen de Man was, die vechten kon en het bevel voeren. Peucestas had hen wel, voorhenen, op het prachtigfte onthaald in Perfic (ƒ>), en aan elk, hoofd voor hoofd, een Offerdier gefchonken om het te offeren, en verbeeldde zich hier door in het oogder menigte een heel groot man te zyn. Maar weinige dagen naderhand , wanneer het Leger tegen den vyand optrok , gebeurde het, dat eumenes, door eene bedenkelyké ziekte aangetast, in ftilte buiten het Leger in een' draagftoel wierd gedraagen , ter oorzaake der flaapelooshcid, welke hem kwelde. Men was nog maar weinig voortgetrokken, toen op eenen 00- gen- fjj) Dit allerkostbaarst en prachtig Gastmaal, misfehien eenig in zyn foort, is uitvoerig befchreeven door moDoaus sic. XIX B. bl. 682, 683. I 4  i3ö het LEVEN genblik de vyand zich vertoonde, trekken'de over zekere „heuvels, en gereed om in de vlakte af te koomen. Ter naauwernood nu blonk van de vyandlyke Benden, welke m fchoone ordeninge voorttrokken, de glans der goude wapenen, op welke de ftraalen der fonne wierden afgekaatst, van de Heuveltoppen hun in de oogen: - ter naauwernood zagen zy de Elephanten, met hunne toorens, welke zich met purpere kleeden (het gewoon fieraad dezer beesten, als zy ten ftryde wierden aangevoerd) overdekt in de hoogte hieven;- of die vooraan trokken hielden aanllonds halte, en fchreeuvvden, „ dat men hun eumenes zoude roepen, want dat zy, zo hem het opperbevel niet aanftonds in handen wierd gefteld, verder geen voet meenden te verzetten!" Na deze verklaaringe hunne wapenen nederzettende op den grond, fpoorden Zy eikanderen aan om daar te blyven, riedelen ook hunne Hoplieden zich dille te houden en zonder eumenes den flag niet te beginnen, noch iets tegen den vyand te onderneemen. Naauwelyks nu had men eumenes hier van bericht gegeeven, of deze fpoedde zich op een draf naar hen toe,  van EUMENES. 137 toe, die genen, welke hem droegen, telkens aanfpoorende om haast te maaken; voorts de Gordynen van den Draagftoel aan beide kanten opengefchooven hebbende, _ reikte hy het Krygsvolk blymoedig zyne rechtehand; en zy, van hunne zyde, hadden hem niet zo dra in het oog gekree. gen, of zy groeteden hem aanltonds in het Macèdonisch met luider ftemme , greepen hunne Schilden weder van den grond, floegen op dezelve met hunne Sarisfen, onder een luidruchtig krygsgefchrei, waar door zy zelve nu den vyand uitdaagden , als thans hunnen Veldheer weder by zich hebbende. Antigonus, die uit de Krygsgevangenen vernoomen had, dat eumenes ongefteld Was, en, uit hoofde van zwakheid, in een' draagftoel wierd gedraagen, wilde deze gelegenheid van zyne ziekte waarneemen; als rekenende, dat het hem nu gemakkelyk vallen zoude de overigen te verflaan. Hierom haastede hy zich zyne Benden aantevoeren tot het gevecht. Maar vooruit gereeden zynde en genaderd tot den vyand, die bezig was zich in dagorde te regelen , ontdekte hy fpoedig deszelfs gcI 5 duch-  138 het LEVEN duchte houding, en hoe krygskundig alles was geplaatst. Des hy van verbaazinge eenen langen tyd ftilfwygend ftaan bleef. Maar vervolgens vertoonde zich de Draagftoel van den eenen vleugel naar den anderen voortspoedende: waarop antigonus, naar zyne gewoonte , in een luidruchtig gelach uitbarstende, tot zyne Vrienden zeide: „ Dit was, merk ik, de Draagftoel, die het ons te doen zal geevert!" en hierop deed hy aanftonds zyne Krygsmacht aftrekken , en legerde zich wederom als te vooren Qf). Het (?) „ Het verwondert ray, dat plut. hier eene byzonderheid heeft overgeflaagen, welke te boek is gefield door diodoiiu5: aardig genoeg, om ze insgelyks hier te herhaalen. Na dat de twéé Legers gefcheiden waren zonder eikanderen flag te leveren, floegen zy zich neder op eenen affhnd van drie fladien, hebbende eene Rivier ^n holle wegen tusfchen beiden. Naardien men nu, wederzyds, groot gebrek leed, om dat het geheel omfiggend land uitgeput was, zond antigonus boden aan de Satrapen, en Macedoniers in het Leger van eumenes, om hen over te haaien die zyde te verlaaten , en zich by hem te voegen, doende daar by aan allen heerlyke beloften. De Macedoniers, evenwel, verwierpen, op dien tyd, zyne voordellen, en dreigden  van EUMENES, 139 Het Leger van eumenes fchepte nu een weinig adem. Doch dit gaf aanleidin- ge, den zelfs de afgezondenen. Eumenes hen, daarop, wegens hunne getrouwheid gepreezen hebben, de , deed hun dit zeer oud verhaal: „ Het gebeur, de eens, zeide hy, dat een Leeuw verliefde op zekere jonge Dogter en dezelve van haar en Vader verzocht ten huwelyk. De Vader antwoordde, dat hy dit Zwagerfchap zich tot eene groote cere zou re. kenen, en bereid was zyne Dogter aan hem te geeven; - maar dat hy vreesde voor zyne groote Nagels en fcherpc Tanden, zorgende, dat hy, na het voltrekken des huwelyks , by het minst huiskrakeel, dezelve een weinig hard op zyne Dogter zetten mogt. De Leeuw, die fmoorlyk verliefd was, deed ziek op fia-ande voet beide nagels en tanden uittrekken: waarop de Vader een fok nam en zich van zynen vyand ontdeed. — Zie daar , voegde hy 'er by, wat antigonus in den fehild voert. Hy doet Uwl. groote beloften, om Uwl. te ontwapenen, en zodra zal hy dit niet hebben uitgewerkt, of hy zal U zyne nagels en tanden doen gevoelen j" —— Nog wordt 'er daar eene andere Gebeurtenis verhaald , welke hier ook wel bad mogen worden opgetekend. Eenige dagen laater vernam eumenes uit zekere overloopers van antigonus, dat deze zich gereed maakte, om den volgenden nacht ter tweede waake te vertrekken. Hy twyfteide geenen ©ogenblik, of deszelfs bedoeling was hetLandfchap Cabena te bereiken , het welk vet en vruchtbaar  140 het LEVEN ge, dat de gemeene Krygsknecht wederom , gelyk te voorcn , op het voorbeeld der zynde ,by uitneemenheid gefchikt was om groore Legers te voeden , en bovendien vele gemakken had, en veiligheid beloofde, ter oorzaake der Rivieren en gebrookene wegen door hetzelve loopende. Hy befloor, daarom, hem voor te koomen. Met dit oogmerk" haalde hy fommige vreemde Soldaaten door macht van geld over,om zich als overloopers te begeeven naar het kamp van antigonus, en daar te vertellen, dat eumenes hem in het voorde van den nacht ftond aan te tasten. Terzelfder.tyd liet hy zyne Bagaadje vertrekken, en gaf last aan zyne troepen hunnen maaltyd re hou- ^ den, en voorts op marsch te gaan. Antigonus aan het bericht der Overloopers, dat hy aangetast ftond te worden, geloof geevende, hield zyne Benden onder de Wapenen; terwyl eumenes met de zynen wegfpoedde. Dan weldra kreeg hy, door zyne kündfchappers, tydinge, dat eumenes was opgebrooken. Hoewel hy nu wel zag door zyn' party bedroogen te zyn, wilde hy, niettemin, zyn eerfte voorneemen doorzetten ; en zyne Benden hebbende gelast om op te breeken, maakte hy zo veel haast, dat hy den vyand eer te vervolgen fcheen, dan na te trekken. Ziende, echter, dat Let niet mogelyk zou zyn hem met het geheelè Leger in te haaien , daar hy twee marfchen vooruit" was, liet hy zyn Voetvolk onder het bevel van pixaük, ftelde zich aan het hoofd der Rukerye en fael.  van EUMENES. 141 der Volksregeeringen, den meester begon te fpeelen, en, brooddronken, zyne Bevelhebbers met kleinachtinge te behandelen. Hier van daan kwam het, dat.zy, de winterkwartieren betrokken hebbende in Gabena (>), zich zo wyd en zyd verfpreidden, dat zy het geheele Landfchap fchier beflocgen, en de Tenten der achterften bykans duizend ftadien Qs~) van die der voorlten afftonden. Antigonus hier van kundfchap gekreegen hebbende, vatte aanitonds het voorneemen op om hen te ovcr- fnelde voort met losten teugel, zodanig, dat hy met den Dageraad de vyandlyke achterhoede inhaalde, terwyl zy van eenen Heuvel naar beneden trok Nu hield hy ftand op deze hoogte, en eumenes, die niet twyffelde, of het geheele vyandlyk Leger was daar, liet ook van zyne zyde halte maaken, om zich ten ftryde te bereiden. Dus betaalde antigonus eumenes op zyne beurt, en hem verhinderende voort te trekken gaf hy tyd aan zyn Voetvolk o-n op te koomen; waarna 'er eene zeer aaumerkenswaardige Veldflag voorviel, welks zeldzaame omftandigheden men verhaald kan vinden by DioDori. sic. t. a. pl. bl 685, 686." Fr.Fert. (V) Een Landfchap van het Perfiaanfche Ryk. (;) „ dioborüs ftelt den afftand op eenmarsch van /es dagen." Fr. Vert.  14* het LEVEN overvallen, en floeg met dat oogmerk eenen weg in, wel ongemakkelyk, en waarop men geen water vond, maar welke, niettemin, korter was, en rechter doorliep; hoopende, dat, byaldien hy hun dus op het onverwachtst overviel, terwyl zy in dezer voegen in hunne Winterlegeringen van elkander verfpreid lagen , het hunnen Opperhoofden niet meer mogelyk zoude zyn de menigte tydig genoeg by een te trekken. Zich , derhalven , op weg be. geeven hebbende, door een woest en onbewoond Land, wierd hy ftraks overvallen van geweldige winden en vinnige koude , welke den tocht allerbezwaarlykst maakten, en het Leger ten hoogften lastig vielen. Men wierd, dieswege, gedrongen tot een hulpmiddel daartegen den toevlucht te neemen, en eene menigte vuuren te ontfteeken. Dan op deze wyze was het ondoenelyk zyne komst voor den vyand verborgen te houden. Want de Barbaaren, welke de Gebergten bewoonden , die op de Woestenye uitzagen, zo vele vuuren ziende branden , verwonderden zich daarover , en vaardigden aanftonds boden af, ge-.  van EUMENES. 143 gezeeten op Dromedarisfen (V), om aan peucestas hier van kennisfe te geeven. Deze wierd, op het ontvangen dier onverwachte tydinge, zodanig overweldigd van fchrik , dat hy geheel en al buiten zich zeiven geraakte, en ziende, dat zyne Medebevelhebbers zich niet beter gevoelden, was zyn eerfte werk te denken om de vluchtte kiezen, en Hechts dat Krygsvolk mede te ilcepen, het welk hun op hunnen weg ontmoette. Maar eumenes deed fpoedig de verwarringe en fchrik bedaarcn , door te belooven , dat hy middel weetenzoude den fpoed, welke de vyanden maakten , dermaate te vertraagen , dat zy tenminllen drie dagen laater , dan men hen an- (Y) In den text van plutarch. wordt hier ge. vonden Ï7r*arlrl*it xttpixas, waar voor hen», stephanus leezen wilde ]icv<£\(i*it. het is hier de plaats niet meer daar van te zeggen. Maar uit vergelykinge van andere plaatzen is het, dunkt ons, niet twyffelachtig, of 'er worden Dromedarisfen, of Dromadarisfen , door verftaan. Dacier giste, dat onder den toenaam, hier aan de Kameelon gegeeven, de naam fchuilde van eene, of andereplaats, waar de beste Kameelen van dit foort geteeld wierden. \  '44 het LEVEN anders verwachten moest, zouden kunnen aankoomen. Toen nu dit zyn zeggen ingangvond , vaardigde hy aanftonds, ginds en herwaart, boden af, bevoelende, dat de ganfche Legermacht, met haare aankleeve, ylings by een zou trekken : tevens fteeg hy zelve met andere Legerhoofden te paard, en begaf zich naar zekere hoog geleegene plaats, welke voor hun, die door de woestenye trokken , van verre zichtbaar was. Deze bezet hebbende, en afgemeeten, beval hy, dat men, van afftand tot afltand, een aantal vuuren zoude ontfteeken , even gelyk het de gewoonte is in Legerplaatzen. Dit nu aldus ter uitvoer zynde gebracht, zag het Volk van antigonus de vuuren van verre in het Gebergte branden , en hun Opperhoofd wierd van fpyt en moedeloosheid aangegreepen , daar hy zich verbeeldde , dat de vyand reeds van voorlang de lucht van zyne komst gekreegen had, en hem te gemoete was getrokken. Ten einde hy dan niet, zo uitgeput en afgemat als hy was van den tocht, genoodzaakt mogt worden te vechten tegen Lieden vol van moed, en die op hun gemak in de Winterkwartieren hadden uitgerust ,  van EÜMËNE& HS fust , liet hy dién korterert wég Vaarett, en leidde zyn Krygsvolk door Vlekken en Steden, alwaar zy, door het genieten van gemak en ververfchihgen , weder op den haal konden koomen* 'Daar, onderras-* fchen , niemand zynen tocht belemmerde, óf verontrustede , gelyk het anders plag toe te gaan, wanneer twéé Legers in elk4 anders nabyheid zyrt; maaf, in tegendeel, de Bewooners der omliggende ftreeken verklaarden, dat zy in het geheel geen Legef hadden vernoomen , maar dat de bewuste plaats vol Was van uitgebrande vuuren, bemerkte hy draks misleid te zyn door eene krygslist van éümênês. Zo verftoord als hy nu hier over Was ibiet hy voort, gezind, om thans zynen vyand openlyk flag' te leveren. Inmiddels had het grootst gedeelte der* Rrygsmacht van EüMENEs tyd gehad zich om hem te verzamelen. Elk bewonderde zyne Schranderheid, en mert beval, dat hy voortaan alléén het bevel zoude voeren. Grootelyks verdroot Zulks den twéé Bevelhebbers over.de Argyraspiden, antige* Nes en teutamtjs, die overzulks eene Zaamenzweeringe tegen hem maakten , ert VUL DEEL. K in  het LEVEN in eene Vergadering , beflaande uit het grootfte deel der Landvoogden en Krygsoverften, met dezelve raadpleegden, „ wanneer , en hoe men eumenes van kant moest heipen!" Als het nu eenftemmig door allen goed gevonden was , zich nog eens van zyne Bekwaamheden te bedienen voor den aanmaanden flag , maar na dea flag hem op ftaande voet van kant te helpen, begaven eudamus, de Overlte der Elcphantcn, en phaedïmus zich heirnelyk naar eumenes, en openbaarden hem, wat 'er bcflooten was; niet uit eetüge gencgendheid, of vriendfehap voor hem, maar om dat zy bevreesd waren hun geld , dat zy by hem hadden uitgezet, te verliezen. Eumenes prees hen wegens deze daad, en zich , daarop, in zyne Tent begeevcn hebbende , verklaarde hy aan zyne vertrouwde Vrienden , „ dat hy in het midden eener verzameling van verfcheurende Dieren verkeerde!" ging daarop aan het fchryven zyner uiterfte wille, en verfcheurde en vernietigde alle tot hier toe by hem bewaarde Brieven en Gefchriften, niet willende, dat 'er, na zynen dood, uit de geheimen, welke zy bevattcden, iets ten laste,  van è ü M ë N ë S. 14? te, of ter befchuldiginge van hun, die zé gefchreeven hadden, kón worden gehaald. Deze zaaken aldus befchikt hebbende óverwoog hy by zich zeiven. Wat te doen: of hy den vyand de overwinninge in de hand zou werken, of liever, de wyk neeniende door Medie en Armenië , zich in Cappadocie werpen. Eindelyk in tegenwoordigheid zyner Vrienden niets beflisfende, maar" ftaag van het een op het ander vallende, cn in zyne gedachten, welke in overeenkomst met zynen gevaarlykeil toeltand * telkens nieuwe gedaanten kreegen , onophoudelyk hcén en weêr geflingerd, deed hy , ten laatften , zyne Krygsmacht voorwaards rukken fV), en terwyl hy nu de Griek- («3 De Slagorde, by deze gelegenheid, zd wel door antigonus, als eumenes ingericht^ Verdiende misfchieii wel op deze plaats te wordeti gemeld in dier Voegen * als zy befchreeven is varf diodorus sicul. t. a. pl. bl. 6pi, 693. Het Leger van antigonus was flerk 22,000 Voetknechten , en 9,000 Paarden ö met nog eenige Mddifche Ruiterye en LXV Elephanten; dat van nu. Menes beftond in 36,700 Man te voet, 6,500 Paar* den en CXtV Élephanten." Fr. Fert. De om*. Handigheid, dat antigonus zo veel fterker Was K 2 m  ï48 het leven Griekfche cn Barbaarfche Benden tot den ftryd bemoedigde , waren het de Phalanx en de Argyraspiden zelve, die hem moed infpraaken, zich verluiden laatende, „ dat het vyandlyk Leger hunnen aanval onmogelyk zou kunnen wederflaan!" Het waren naamelyk, de oudfle Krygsknechten van die genen, welke onder philippus en alexander hadden gediend. Elk hunner was , om zo te fpreeken, een , tot dezen tyd toe , onoverwonnen Worllelaar in het ftrydperk van den Oorlog. Niemand had ooit voor zynen vyand ondergedaan. Velen onder hen hadden reeds den ouderdom van feventig jaaren bereikt, geen een was beneden de festig. Alwaarom zy ook, by het naderen , den Krygsknechten van antigonus toeriepen: „ Onverlaaten! Gy gaat U vergrypen tegen uwe Vaders!" waarna zy, met feilen moede aanvallende, de geheele Phalanx van het vyandlyk Voetvolk in Ruiterye, dient, inzonderheid, te worden opgemerkt. Hy was hier door zo veel te beter in (laat om zich van de vyandlyke Bagaadje meester te maaken. Dit is door onzen plutarchus in het volgend verhaal niet waargenoomen.  v atj EUMENES. 149 volk tevens over hoop wierpen , zonder dat iemand hun geweld wederftaan kon. Ook vond het grootfte deel derzelver onder hunne handen den dood. Aan deze zyde, derhal ven, leed antigonus eene volflaagene Nederlaag. Maar aan den anderen kant zegevierden zyne Ruiterbenden, dermaate, dat, door toedoen, inzonderheid, van peucestas, die zich in dit gevecht in alle opzichten zeer lafhartig en onwaardig gedroeg . (v), de geheele Bagaadje O) „ Dit was die zelfde peucestas, welke te vooren de fchoonlte daaden had verricht, en die by den vermaarden aanval op de Stad der Oxjdra. een, wanneer alexander alleen van dea muur naar binnen gefprongen was, hem ter hulpe was gefneld, den Koning, reeds door wonden afgemat en bezwykende, met zyn fchild had befchut, en, hoewel inet drie pylen getroffen en doorboord, niet opgehouden hem te verdeedigeu, tot dat he: verlies van bloed hem zyne kracht benam! — Onverklaarbaar Menschdom f Fr. Vert. Men leeze het verhaal van q. curtius IX B. 5 h. en onzen Schryver beneden in het Lev. v. alexander. Ondertusfehen is dit Raadzel, naar ons inzien, niet 7.0 onoplosbaar. Peucestas, in het vuur der ]>ugd en eergierig, moest toen nog groot worden. Hiex roe was by alexander geen andere weg, K 3 dau  ï5o het LEVEN gaadje door antigonus bemachtigd wierd, Deze wierd, daarenboven, in dezen Veld' flag zeer geholpen niet alleen door zyn eigene fchrandere oplettendheid , welke hem, zelfs niet te midden van het grootst gevaar , begaf; maar de gelegenheid derplaats werkte ook tot zyn voordeel aanmerkelyk mede. Het was, naainelyk, een zeer groot open veld, noch inzinkende, noch vast (V), maar zavelachtig, en opgevuld als met een foort van droog duinzand, het welk , geduurende het gevecht, door het heen en weder rennen en loopen van go vele paarden, en zo vele menfehen, omgeploegd, gehcele ftofwolkcn deed op^ gaan als van kalk, welke de lucht wel wil maakten , maar te gelyk het gezicht verduisterden, waar door dan antigonus ge. dan door perfoonlyke Dapperheid. Sedert in blaa, kende gunst geraakt, en met Eerampten opgehoopt, gaf hy zich over aan de Oosterfche weelde, welke, mar gewoonte, niet miste hem weekhartig te iriaaken. (u>) De gewoone leezinge duldt, naar onze gedachten, de vertaalinge, welke wy gegeeven hehh.en. De woorden, »aï ftywi, fchjnen ons eepe 'Gtfllt  1 van EUMENES. 151 gelegenheid bekwam, om, zonder bemerkt te zyn, op dc bagaadje des vyands te vallen, en dezelve te vermeesteren. Na het afloopen van den Slag zond teut a m u s voort Gezanten aan antigonus, om over de verloorene bagaadje in onderhandeling te treeden ; en deze beloofde, van zyne zyde, dat hy dezelve in haar geheel aan de Argyraspiden terug wilde geeven, en hen, voorts, in alle opzichten ten vricndelykfr.cn behandelen , mits men eumenes aan hem overleverde. De Argyraspiden , dit antwoord te weeten koomende, namen het fchandeiyk bcfluit den Man levendig in handen van zynen Vyand over te geeven ! Zy naderden dan vooreerst tot hem , en namen hem in acht, zonder evenwel argwaan te verwekken ; daar zommigen het verlies bejammerden der bagaadje; anderen, wederom, zeiden, dat men (x) goeden moed moest houden, daar men (#) Door eene zeer geringe veranderinge, en met byvoeginge flechts van ééne Letter, voor «««dn te leezen »w«»*oW, hebben wy deze Venroostinge, over het verlies der Bagaadje, van eumenes, wien ay, zo wy meenen, kwalyk voegt, overgebracht K 4 °P  ï5* het LEVEN men immers overwonnen hack! — en 'er nog, bovendien, waren, die in hevige befchuldjgirjgen uitvoeren tegen de andere Legerhoofden. Dan, eindeïyk, toefchie, fende overvielen zy hem, ontweldigden hem zyne Saris en bonden hem de handen met eigenen gordel (y). Nadat nicanor vervolgens van anti, g o n u s gezonden was om hem over te neemen, en hy midden door de Phalanx van het Maeedonisch Voetvolk wierd geleid verzocht hy het woord tot hen te mogen voeren , „ niet om hen te fmeeken , of zich by hen te verfchoonen, maar om over dingen , welke hun nuttig konden zyn , met hun te handelen." Wanneer nu alles hier op ftil wierd , fprak hy, ftaande op zekere hoogte, en zyne handen, zo als zy gebonden waren, tot hen uitftrckkende (z), hen pp de Menigte. De eene Makker vertroostte dus, fehoon geveinsd, den anderen, in tegenwoordig! beid van eumenes, over het geleeden verlies! ftO Eigenlyk flaat 'er, dat zy hem de handen op fcn rug bonden. Dan dikwerf worden woorden, eene byfonderheid beduidende,alge-neen genoomen'. (*) Upe kun hy dje dperj, zeirt ,Uen$ indien hem de  van EUMENES. 153 hen in dezer voege aan: „ Uitvaagzei van „ Macedonië! zeide hy, Had antigonus „ naar zynen hoogften wensch wel immer „ een meer vernederend zegeteken over „ Uwlieden kunnen oprichten, dan Gy zei„ ve tegen Uzelven hebt opgericht, door „ Uwlieder eigenen Veldheer gevangen aan „ hem over te leveren ? — Scheen het „ Uwlieden dan geene fchande, daar Gy „ Overwinnaars waart, U voor elks oog „ als Overwonnenen te gedraagen, enkel „ en alleen om het verlies der bagaadje? „ even eens , als of de Overwinninge in geld en goed beftond-, niet in overmacht H van Wapenen. Maar nu nog vergroot Gy , daarenboven , die fchande , door „ Uwen Bevelhebber tot eenen losprys voor de gencomene bagaadje over te geeven! ■ * Wat dan my zeiven aangaat, ik , die „ over de handen, zo plut. ftraks verhaalde, op den rug gebonden waren? — Deze zwaarigheid deed daCiER denken, dat hier iets aan den Text ontbrak, beroepende hy zich verder op justin us, XIV D. 4 ti. Wy verfwygen de gedachten van anderen hier 'over, als reeds gezien hebbende, hoe gemakkelyk. de z;;::k te redden zy. K5  '54 het LEVEN „ over myne vyanden heb gezegevierd!, „ word onverwonnen weggevoerd, verraa„ den door myne eigene Wapenbroeders. „ Maar Uwlieden bezweer ik, by jtjpi„ ter, onder wiens opperbeftier de Le„ gers zyn f», en by die Goden, wien „ het onderhouden van bezwoorene eeden „ ter harte gaat; doodt Gylieden zelve my „ -met eigene handen, hier, op deze plaats! „ Ik zal dan, hier omgebracht , geheel „ Uwlieder werk zyn! Ook zal anti go. „ nus dit in geenen deele kwalyk nee„ men: want het is hem om den dooden, „ niet om den leevenden eumenes te „ doen. Doch byaldien Gylieden achter„ lyk zyt om Uwe handen' hier toe uit te „ ftrekken, dan zal eene der mynen, los„ gemaakt, voldoende zyn om het werk „ te verrichten. Mogelyk, evenwel, ver„ trouwt gy het zwaard niet in myne hand! „ welaan dan ; werp my zo gebonden als „ ik ben, voor de wilde dieren! Doet gy „ dit, dan ontfla ik Uwlieden van alle „ ltraffchuldigheid ten mynen opzichte, en „ ver- (ö) Zi»t rl(£li*t. Zeus Stratius.  van EUMENES. 155 „ verklaar U voor Mannen, die zich jel gens hunnen Veldheer op de gemoede„ lykfïe en rechtvaardlgfte wyze gedraagen „ hebben!" (?) Toen eumenes deze woorden fprak, toonde de overige menigte zeer groote aandoeninge en medelyden, zo dat men van (die zyden traanen Hortte : maar de Argyraspiden fchreeuwden, „ dat men hem weg zou rukken en op zyn gefnap geen acht {laan. Dat 'er weinig aan verbeurd was, of de Cherfonnefifche Pest (c) wat jankte, die de Macedoniers zo langen tyd door duizend oorlogen onderling geteisterd had! __ Dat, zeiden zy, was eerst hard, dat de heldhaftigfte Krygslieden, die fteeds onder alexander en philippus hadden gediend, en zo vele moeielykheden & en w Wy zulle" gelegenheid hebben op deze krachtige treffende en mannelyke aanfpraak te rug te koonien by de Vergelykinge tusfchen eumenes en sertorius. (O Deze fcheldnaam tegen eumenes, als eenen Vreemdeling, door de Macedoniers gebruikt, was ontleend van zyn Vaderland. Zie het begin van du keven,  15» het LEVEN en gevaaren doorgedaan, nu op hunnen ouden dag van hunne zo zuur verdiende belooningen zouden worden beroofd en gedwongen hun brood by anderen te bedelen;terwyl ook hunne Vrouwen nu reeds den derden nacht by hunne vyanden diepen!" Onder zodanig geroep haastte men zich hem verder weg te voeren. — Antigonus nu, vreezende, tegen zyne komst, voor het gedrang der menigte, (want 'er bleef geen mensch in de Legerplaats achter) liet tien zyner moedigde Elephanten te voórfchyn brengen, vergezeld van een aantal Medifche en Parthifche Piekeniers, om het volk te verftrooien. Voorts had hy zelf geen moeds genoeg om den gevangenen eumenes in perzoon te zien, uit hoofde der voormaalige vriendfehap en gemeenzaamen omgang, welke tusfchen hen beiden had plaats gehad, maar wanneer zy, die hem overgenóomen hadden, vraagden: „ hoe hy wilde, dat men den Gevangenen bewaaren zoude?" antwoordde hy : „ Zo, gelyk men eenen Elephant, of gelyk men eenen Leeuw bewaart!" Korten tyd, ectu ter , daarna , door medelyden getroffen , beval hy, dat men hem de «waarde ketens  van EUMENES. 157 ai zou doen, en eenen Slaaf, uit zyne gewoone Bedienden, toegang tot hem geeven, ten einde hy gewasfchen en. gezalfd mogt worden. Ook gaf hy aan elk zyner Vrienden, die maar wilde, vryheid hem gezelfchap te gaan houden en het noodige te bezorgen. Daarna verfcheidene dagen achter een raadpleegende , wat hy met hem aan zou vangen, leende hy het oor aan de vertoogen en beloften (/) van nearchus den Cretenfcr, en zynen eigenen Zoon DEMETRius, welke zich beyverden om etjmenes het leven te redden; terwyl bykans alle de overige Grootcn cn Bevelhebbers rieden en drongen , dat hy mogt van. kant geholpen worden. Men verhaalt, dat eumenes, in zyne .. ' • ' / ' ' l (7/) Men zoude kunnen vraagen, welke beloften hier te pas kwamen ? Wy antwoorden : Zulke, waarby zy voor de-trouwe van nu me nes '-verklaarden in te ftaan, en, borge te blyven. - Of nearchus, hier genoemd, dezelfde zy met dien, welken plut. hier boven als den Vlootvoogd ouder alexander opgaf, daaraan twyffelde pusoul, omdat hy hier met onderfcheidmge de Cretenfsr wordt geheeten.  158 «ëtLËVEN gevangenis, onomarchüs, die het opzicht over zyne bewaaringe had, gevraagd zoude hebben: „ Hoe het toch by kwam, dat antigonus, zynen Tegenpartyder en Vyand in zyne macht gekreegen hebbende, denzelven of niet aanflonds om liet brengen, of grootmoediglyk ontfloeg?" —- Dat onomarchüs hem daarop fmaadelyk toeduwde s „ dat het thans de tyd voor hem niet was om te toonen, dat hy den Dood niet fchroomde! dat zulks beter gepast had in het Veld , en den Stryd." Waarop eumenes zou hernoomen hebben: „ Zeker, by jupiter! ook toen fchroomde ik hem niet. TwyJrek .gy hier aan , zo vraag her hen , die met my aan den gang zyn geweest. Dan, het geheugt my niet, dat ik oit eenen lïerkeren heb ontmoet."-— Wel, antwoordde, zegt men, onomarchüs, daar gy dan nu, eindelyk , eenen fterkeren hebt aangetroffen, waarom wacht gy niet, tot dat het hem geleegen komt!" Wanneer antigonus ten laatflen het befluit genoomen had om eumenes te dooden, beval hy, dat men hem alle fpyze ont-  van EUMENES. 159 onthouden zoude. Hy bleef dus twéé of drie dagen zonder eeten en naderde vast zyn einde. Maar toen, hier op, onverwacht, het Leger moest opbreeken, zond men iemand tot hem in de gevangenisfe , die hem afmaakte. Zyn Lichaam fchonk antigonus aan zyne Vrienden, met vryheid, om het te verbranden, de asfche en beenderen te verzamelen en in eene zilvere Lykbus te doen , ten einde ter hand gefield te worden aan zyne Huisvrouwe en Kinderen. Eumenes aldus- van kant geholpen zvnde , vertrouwden de Goden de wraake over de Bevelhebbers en Soldaaten, die hem zo fchandelyk verraaden hadden, aan niemand anders, dan aan antiochus zeiven, die, de Argyraspiden verfoeiende, als goddeloozcn en wreedaarts, hen overleverde in handen van iBYRTius (e), den (e) Of liever sibyrtius. Want dus fchynt deze eigene Naam te moeten gefchreeven worden . zo hier, als by diodorus sicul. t. a. pi. arrianos VI B. bl. 429. polyaenus Strategem. IVB. bl. 3R2. en cuRTius IX B. 10 h. Zie maasvitóiugogde aangeh. plaats van po lyaen vs.  i6*o het LEVEN v. E* den Stedehouder van Arachojia (ƒ), mee bevel , om ze op allerlei wyze te verdelgen en uit te roeien, dermaate dat niemand hunner naar Macedonië te rug mogt keeren, of de Griekfche Zee aanfehouwen! (ƒ) » Arachopa was een Landfchap der Parthen, grenzende aan dat der Ba7a het LEVEN eene allesfins deugdzaame Vrouw, eenen Zoon achter, genaamd agis ; benevens nog eenen veel jongeren, geteeld by eupolia, de Dogter van melisippidas, wiens naam was agesilaus. Aangezien nu de koningklyke waardigheid volgens de wet toekwam aan agis, als den oudften, fcheen het dat agesilaus als byzonder Perfoon in den Staat ftond te leeven (V), en wierd hy, daarom, opgevoed naar de te Lacedaemon gebruikelyke wyze, voorhenen door ons befchreevea, die, wel is waar, eenen harden en moeielyken levensregel voorfchreef, maar, echter, de Jongelingen leerde re gehoorzaamen. 't Was hierom, zegt men, dat de Dichter simonides aan Sparee den toenaam gaf van a a m \2iMBpoTos (d) , ds welke, boven andere Staaten, de zeden haarer Burgeren zodanig vormde, dat zy de wetten bereidwillig gehoorzaamden, en gedwee wierden als paarden, welke men ftraks van jongsop temt. O) Wy vertaalden hier haar eene onzes bedui,. *enS m den Text noodzaakelyke verandering van pttTHiiit in Pittiirt,,. (O d. i. Menfchentemfler.  van AGESILAU S. 173 temt. Van de noodzaakelykheid eener zo ftrenge levenswyze ontflaat de Wet die Kinderen , welke opgevoed worden om eens Koningen te zyn (e> Dus had agesi" laus (e) „ Het is dus van voorlang, dat men eene zachtere opvoedinge fchikte voor Prinfen , die vermoedelyke opvolgers waren van den troon. Maar het vreemdlte in dezen is, dat Sparte hier van het voorbeeld gaf, en dat eene Stad, zo fier, haare geftrengheid in het Huk van tucht ging maatigen ten gevalle van die Kinderen, welke eens regeeren moesten, en welke zy misfchien veel eer daar aan had moeten onderwerpen, daar de ondervindinge haar geleerd had, dat die gene, welke alle de ftrafheid duar van hadden ondergaan, en de kunst geleerd van te gehoorzaamen, voor dat zy geroepen wierden om te bevelen, het allerbest gefchikt waren om zich met hunne onderhoorigen te verdraagen, en hunne heerfchappye draagelyk te maaken. Het is, in de daad, te verwonderen, dat lycurgus, de grootfte onder de Wetgevers , niet heeft doorgezien , dat van de meer of min volmaakte opvoedinge van Opperheeren afhing het meer of minder groot geluk va» geheele Volkeren. Want de opvoeding van iemand, gebooren om ie bevelen, kan niet wel te hard zyn; - men kan hem niet aan te veel grilligheden onderwerpen; niet te veel berispingen doen ondergaan. Dit moet hem verftrekken tot een  t?4 het LEVEN LAns dit byzondcr, (onder veel meef andere dingen) dar .hy tot de koninglyke waardigheid niet wierd opgevoerd zonder vooraf geleerd te hebben te gehoorzaamem Hier van daan kwam het ook, dat hy zich veel beter, dan een der overige Spartaan* fche Koningen , wist te voegen naar zyne onderhoorigen; als die met het verhevene en koninglyke , dat hem als van natuure eigen was, te paaren wist het gemcenzaame en vriendelyke, het welk hy door opvoedinge had verkreegen. Onder de afzonderlyke Hoopen van Kinren, die gelykelyk wierden opgevoed, te Spareen vroegtydig tegengif tegen het bekoorend vergif der vieierv, die, zo dra hy van onder het opzicht is ontflaagen, hem zeer fpoedig vergeetert doet alle de denkbeelden. die men hem heeft kun. nen mededeelen van Rechtmatigheid en Menfchelykheid! Jammer is het, dat de Leermeesters der Prinfen hunne eerfte Bedervers zyn. 'Er is flechts een mentor geveest' en de vorm, om Mentors te maaken , is verbrooken , oin nimmermeer herfteld te worden." Fr Fert. - Schoon deze aaumerkinge van dag-er eigenlyk in Frankryk fhuis- hoorde, oordeelden wy haar gewichtig ge. noeg, om ook hier plaats te vinden.  v A N AGE'SILAUS. 175 Sparte ateAai geheecen (ƒ), had hy tot eenen Minnaar lysander, wien de Bevalligheid van zyne inborst voornaamelyk bekoorde. Want hoewel hy onder alle zyne Makkers verre weg de krakeelzuchtigfte en oploopendfte was, en overal de eerfte weezen wilde; hoewel zyn drift onwederllaanbaar, en zyn geweldige aart niet te beteugelen was; bezat hy, nochthans, zodanig eene gezeggelykheid en zachtfinnigheid, dat hy, die niets door vreeze wilde doen, door fchaamte alles verrichten wilde, wat men hem gebood; en enkel door verwyt meer getroffen wierd , dan onder den moeielykften arbeid, welken men hem op mogt leggen, zuchtte. JDe gebrekkelykheid aan zyn Been (g) be- (ƒ) Agelae: d. i. Hoopen , of eigenlyk Kudden. Zie het Lev. van lycurg. in ons I D. bl. 365. (jg) Xylander meende, dat men de Griekfche uitdrukkinge, hier voorkoomende , twééfins konde opvatten, zo, dat het twyffelachtig zou zyn, of AGEsiLAUszyneene been geheel kwyt was; 'of'er kreupel aan ging. Het laatfte fchynt hem waar te zyn. De befchaafde Attifche uitdrukking beeft xyl. hier misleid, want de zaak is buiten beden, kinge, zo uit het Lev. van lys ander, als het geen  «7»* het LEVEN bedekte hy door de bloeiende gezondheid en fchoonheid van zyn Lichaam, en doordien hy dit ongemak zonder beklag verdroeg, ja zelfs 'er vrolyk onder was, en doorgaans de eerde om hier over met zich zeiven te lachen en te kortswylen, waarmede hy dan ook dit Lichaamsgebrek niet weinig te gemoet kwam. Zelfs wierd zyne Eergierigheid daardoor in dies te helderder daglicht gefield, nademaal hy zich aan geenerlei arbeid of bezigheid onttrok uit aanmerkinge zyner kreupelheid. Een Af beeldzei zyner Gedaante is 'er nergens voorhan• den : aangezien hy nimmer wilde worden afgebeeld; ja zelfs by zy„ fterven uitdrukkelyk verbood, „ het zy door Schilderof Boetzeerkunst eenigerhande naarbootzinge van zyn Lichaam te vervaardig " Men verhaalt wel van hem, dat hy kleen van Lichaamsgellalte en leelyk van Aantre zicht geweest zou zyn ; doch de Vrolvkheid hem ten allen tyde eigen; zyne kort*, jynge Boert, en dit, dat hy noit in WOor. den, of gelaat, eenige ontevredenheid, 0f norsch- geen hier beneden volgt, gelyk ook üh , VI B. 2 h. en WEPos Agefil. h. 8.  vam AGESIL AU S. i/f norschheid blyken liet, maakte hem, zelfs tot aan zynen ouderdom, beminnelyker, dan de Schoonen, en Welgemaakten, en Jeugdigen delven. Volgens het bericht van theophrastus hadden de Ephoren Koi ning archidamus Qi) in eene geldboete verweezen, daarom, dat hy eene kleene Vrouw getrouwd had ; „ Want, zeiden zy, hy zal voor ons geene Koningen, maar Koningjens teelent" Staande de Regéeringe van Koning agis kwam alcibiades als balling uit Sicilië vluchten naar Lacedaemon, en had aldaar nog geenen langen tyd vertoefd, of hy geraakte in verdenking van gemeenfchap te hebben met 's Konings Gemaalinne ti-> maea (*'). Weshalve haar Echtgenoot ook (A) Den Vader van agis en agesilaüs. — Het zelfde geval wordt verhaald in het Boek over de Opvoedinge , aan onzen Schryver toëgefchreeVen, Tom. H. p. i. gelyk ook by athenaeuS XIII B. bl. 566 , die het had uit heraclides lembus. Onze Schryver geeft hier uit theo' phrastus de eigene woorden op van het Spartaansch Befluit. (<) Zie ons III d. Lev. van alcibiad. bl. 75, ett het Lev. van lysander, in ons VI D* bl.4»^ VIII. deel. M  178 het LEVEN ook verklaarde 'het kind, door haar ter wereld gebracht, in geenen deele voor het zyne te erkennen, maar het daar voor te houden, dat alcibiad es 'er de Vader van was!" - De Gefchiedfchryver du ris verzekert ons, dat timaea dit zeggen niet zeer euvel op nam , maar zelve ook te huis, in het heirnelyke, onder de Helotinnen, haare Maagd,n, den jongen fluis ■ terende niet leotycchidas noemde, maar alcibiades. Belangende alcibiades zei ven, die zou gezegd hebben „ dat hy niet uit drift, of om agis te beleedigen, met timaea had te doen ge had, maar uit eergierigheid; ten einde zy" ne Aframmelingen over de Spartaanen moten heerfchenJ" _ Deze Gebeurtenis0' evenwel, bracht te wege, dat hy zich uit vreeze voor agis, van Lacedaemon'ver wyderde. Sedert dien tyd hield agis noS fteeds de geboorte van den Jongen verdacht" en bleef hy van die eerbewyzen, anders aan eenen wettigen Zoon des Konings toekoomende, by hem verftooken; tot dat leotychidas hem, wanneer hy door eene zwaare krankheid was aangetast, te voete viel, en door weenen en fmeeken overhaalde.  van AGESILAU S. 179 de, dat hy hem, in tegenwoordigheid van een aantal Getuigen, voor zynen Zoon verklaarde. Dit belettede nochthans niet, da^ lysander, die coen reeds de Athenienfers in eenen Zeeflag overwonnen had, en te Sparte zeer veel vermogt, na het overlyden van agis, met agesilaus voor den dag kwam als wettigen Opvolger in de Koninklyke waardigheid, welke hy ftaande hield „ aan eenen Bastaard, als leotychidas, niet toe te koomen" Ook Waren 'er , bovendien, onder de Spartaanen zeer vele Burgers , die , ingenoomen met het verheeven karakter van agesilaus, en indachtig, dat zy in hunne jeugd zyne Makkers geweest, en met hem waren opgevoed, voor zyne bevorderinge yverden, en aan lysander volvaardig de behulpzaame hand booden. Dan men had op dien tyd te Lacedaemon zekeren diopiThes fT) , een' uitlegger van Godfpraa- ken, (k~) Zie het Lev. van lïs. t. a. pl. bl. 427.— Dacier meent dat men by ouds geheele Vetzamelingen van Orakels had, welker getal door de Waarzeggers, en Orakelknndïgen, onder de hand, als bet te pas kwam, vermeerderd wierd. M a  iSo het LEVEN ken die altyd het hoofd vol had van oude Orakels, en by uitftek kundig gerekend wierd in Godsdienftige zaaken. Deze verzekerde opentlyk, dat iemand, die kreupel ging, te Sparte niet tot Koning mogt gekoozen worden : dat de Godsdienst zulks verbood! En om dit te bevestigen, las hy op den dag, toen de zaak in het openbaar bepleit wierd, de volgende Godfpraak voor: „ Bedenk, Spartaan, zo groot van dapperheid en moed, „ Zo rap ter been, dat gy uw Ryk niet hinken doet! » Dat zou aan Ramp en Leed u fteeds ten voorwerp Hellen; „ Dat fcherpte 't Oorlogfwaard, om u geducht te kwellen." Doch lysander antwoordde hier op „ dat byaldien de Spartaanen oordeelden zich zo veel aan deze Godfpraak te moeten laaten geleegen liggen, zy zich VOOra! moesten wachten voor leotychidaswant dat de Godheid 'er zich niet over be' kreunde, of iemand, die ongemak aan zynen voet had, cn kreupel ging, tot koninwierd verkooren : maar , indien een Bas* taard , geen echt en wettig Afltammelin- O zyn-  van AGESILAUS. 181 zynde van hercules, met die waardig, heid wierd bekleed, dat dan vervuld zoude worden het geen 'er in het Orakel ftond van het mank gaan van het Ryk!" (/) — Age- <7) „ pi.ut. fpreekt hier beneden, in de vergelykinge van agesilaus met pompejus, zeer ongunftig van deze uidegginge des Orakels, welke voor het overige zeer geestig en niet onwaarfchynelyk voor moest koomen. Dan het geen my verwondert, is, dat noch de Lacedaemoniers, noch plutarchus opmerkten, dat deze Godfpraak een geheel andere beduidenis hebben kon, dan'er door beide de partyen aan gegeeven wierd: gelyk zulks het eerst is aangeweezen door tanaq. fases (in zyne aantek. op ] ustiNus VI B. ii h.j Het oogmerk was niet agesilaus uittefluiten van den troon , omdat hy mank was , noch ook LEOTYCHidas, omdat men hem voor Bastaard hield: maar de Godfpraak wilde voorkoomen, dat de Lacedaemoniers zich niet door éénen enkelen Koning lieten regeeren. Tot hier toe hadden zy altyd twéé Koningen gehad uit den Stam der heracliden. Dit waren de twéé Voeten, waar op het Ryk fteunde. Liet men het maar eenen behouden, dan zou het Ryk kreupel gaan : d. i. ,1e koninklyke macht, te vooren verdeeld, nu in de handen van éénen zich bevindende, zou ras oiuaarten in Dwinglandye. Deze uiclegging is zeer fchrander, en past volkoomen." Fr, perf. M 3  ï8a het LEVEN Agesilaus, daarenboven, kwam met den God neptunus zei ven tegen leotvchidas te voórfchyn, als Getuige van deszelfs onwettige geboorte. Neptunus, zeide hy, had door eene Aardbeevinge (W) Agis uit zyn' Slaapkamer geworpen; en leotychidas wierd geboorcn , na dat 'er, fcdert die gebeurtenis, meer dan tien Maanden vcrloopen waren (;?). AGESiLAUs,^derhalven, op deze wyze , en om dusdanige redenen tot Koning uitgeroepen , maakte zich oogenblikkelyk meester van de Bezittingen van agis, na dat O) Niemand, die weet, welke Beweegingen 'er, doorgaans, by Aanibeevingen, in de bygeleegene Zeeën voorvallen, zal zich verwonderen, dat by eene Aardbeevinge, op het Schiereiland Pelopon. nefus gebeurd, aan neptunüs, dat is de Zeet een hoofdrol wordt toegekend. (») Agis had zich, derhal ven. door dit ongunstig teken , het omver werpen van zvn Slaapvertrek, verfchrikt, misfchien uit een foort van Bygeloovigheid, van zyne Huisvrouwe onthouden. Voor het pverige is dit verhaal getrokken uit de Griekfche Gefchiedemsfen van xenophon III B. h 3. welke plaats uit deze van plutarchus zeer geluk, kig is verbeterd door l. c. valckenaer in Diatr, Efirip. p. jfoü  van A'GESILAUS. 183 dat hy leotychidas, uit hoofde van Bastaardy, daar uit verdreeven had. Niettemin , bemerkende, dat de Nabeftaanden van Moeders zyde (0), alle voor het overige zeer braave Lieden, nochthans een uiterften behoeftig waren, fchonk hy aan dezelven de helft der Goederen, en verwierf zich daardoor Genegenheid en Lof, in ftede van Nyd en Kwaadwilligheid , welke anders het gevolg geweest zouden zyn van het bemeesteren dier Nalaatenfchap. Belangende voorts (ƒ>) het geen xenophon (V) Xylander twyffelde, welke Nabeftaan. den hier bedoeld wierden, die van agesilaus, óf van leotychidas? Het eerfte fcheen hem waarfchynelykst; waarnaar ook dacier vertaalde: les parents du cêté de fa mere lampito. Ons koorot het gevoelen van anderen veel aanneemelyker voor, dat agesilaus de helft der Nalaatenfchap van agis overgegeeven hebbe aan de Nabeftaanden van timaea, en dus ook leotyciiidas op eene min openlyke wyze bevoordeeld. Dit, voorzeker, was een middel bekwaam om den Nyd te bevredigen Het andere zou daartoe weinig hebben kunnen dienen. (p) Onze vertaaling is hier ingericht naar de verbeteringen, doorM. du soul en xyland. voorseflaagen. 0 M 4  ïg4 h'e t LEVEN phon van hem getuigt, dat hy door het eerruedigen der inftellingen van zyn Vaderland zo groot en machtig wierd , dat hy doen kon wat hem behaagde, zulks ziet hier op: te Lacedaemon was toen de hoogfte macht in handen van de Ephoren, en kudden, of Raaden: waarvan de eerstgemelden flechts voor één jaar wierden aangefteld, terwyl de Raaden hun leven lang een Eerampt bekleedden , het welk ingefteld was, ten einde de Koningen niet volgens willekeur regeeren mogten, gelyk in het Leven van lycurgus door ons is aangewezen Hier van daan kwam" het, dat de Koningen van Sparte van de vroogfte tyden af, zo dra zy de Regeeringc in handen kreegen, een', als het^ware, voorouderlyken afkeer van deze Overheids' porfoonen overerfden, en gelladig met hun over hoop lagen en krakeelden. Dan agesilaus betrad, hieromtrent, den tegengeluiden weg. Want, aflaatende' van hun telkens den oorlog aan te doen en te dwars, boomen, eerbiedigde hy ze, in tegendeel en befchikte over geene zaak, hoegenaamd* zon- Cf) Zie ons Ifte D. bl. 318, yolgg.  van AGESILAUS. 185 zonder hunne voorkennisfe. Ook wanneer hy by hun ontbooden wierd liep hy meer, dan hy ging ! zo veel fpoed maakte hy. jNoit gebeurde her, dat, als hy by geval op het verheeven koninklyk Geftoelte zat om recht te fpreeken , en over voorkoomende zaaken te beflisfen, de Ephoren dan hem naderden, of hy ftond op om hen te vereeren. Wierd 'er een nieuw Lid in den Raad aangefteld, dien zond hy telkens eenen Mantel en Osfe, als tot een openbaar ecrbewys. Daar hy ze nu, op deze wyze , geoordeeld wierd eere _aan te doen, en het aanzien hunner bedieninge te willen vermeerderen , floeg men het geen acht, dat hy te gelyk zyne eigene mtfcht vergrootte, en door het winnen der algemeene genegenheid het vermogen van het koninklyk gezach uitbreidde. In den omgang met zyne Medeburgers was hy onopfpraakelyker Vyand, dan Vriend. Want zyne Vyanden benadeelde hy nimmer onrechtvaardig, maar zynen Vrienden was hy vaak behulpzaam in het geen niet zeer rechtvaardig was. — Verrichteden zyne Vyanden iet roemwaardigs, dan zoude hy zich gefchaamd hebben hen daarom niet te M 5 ver-  i8<5 het LEVEN vereeren. Zyne Vrienden, in tegendeel, kon hy niet befluiten te beflraffen , wanneer zy zich aan misdryf fchuldig hadden gemaakt. Veeleer fchepte hy vermaak hen te helpen , en deelgenoot hunner misdryven te worden. Want hy liet zich voorftaan , dat zynen Vrienden dienst te doen noit fchandelyk kon zyn! Waren 'er onder Zyne, Tegenftanders en dwarsboomers, welken eenige ramp bejegende , dan was hy de eerfte om hen daar over te beklaagen, en zyne hulpe , als hy 'er om gevraagd wierd , bereidvaardig te verleenen ; waardoor hy dan ook alle harten won , en de geheele menigte zyner Medeburgeren aan zyn fnoex kreeg. De Ephoren, daarom, zulks ziende, en voor zyn toeneemend vermogen duchtende, floegen hem in eene Geldboete , voor reden van dit hun doen daar by voegende, „ dat hy de Burgers, die in het algemeen aan den Staat behoorden, zich in het byzonder eigen maakte!" - Want gelyk de Natuurkundigen ftellen, dat, byaldien de Strydigheid en Tweedracht uit het geheelal wierd weggenoomen, de hemelfche Lichaamen aanftonds zouden ftil ftaan, en de Voort-  van AGESILAUS. 187 Voortteelinge en Beweegingè volftrekt ophouden, om dac die onderlinge Strydigheid op de volflaagenfte Overeenftemminge en Gelykluidendheid uitloopt (r); even zo fchynt de Spartaanfche Wetgeever de Eergierigheid en Tvveefpalt in zyne Staatsregeling te hebben ingemengd als eenen aanvuurenden prikkel tot braafheid, willende, dat 'er altyd tusfchen de beste Burgers een foort van Verfchil en onderlinge Stryd zoude plaats hebben ; en het daar voor houdende, dat Gunst, en Infchikkelykheid jegens iemand, dien men nimmer tegengaat; met wien men noit krakeelt ,• enkele Lafheid is, den naam van Eendracht geheel onwaardig. Zelfs denken fommigen, dat homerus dezen grondregel mede hebbe ingeftemd: want hy zou, zeggen zy, agamem. non niet hebben ingevoerd, zich hierover verheugende(0, datuLYSSES en ACH^ (% Het zyn, naameiyk, de tegenftrydige Ei, «nfchappen der Hoofdftoffen, die ten tegenwicht Lfchen dezelve dienen, en het evenwicht, voor dies zo noodzaakelyk, handhaaven. - Dit is het „een by horatius genoemd wordt — rerum Concordia óscars, I B. 13 br. v. 19." Fr. Vert. O) De plaats,hier bedoeld, vindt men in de®, pf het VIII Boek der Odpfea, v. 75 en volgg.  188 hetLEVEN les met malkanderen oneenig worden, en ach over en weder met de fmaadelykfe woorden overlaaden (0, indien h* gedachr had, dat onderlinge naaryver en verdeeldheid tusfchen de voornaamften alkrheikaamst was voor het algemeene „ut!Nochthans behoort men deze Stellinge niet zo maar, zonder eenige bepaalinge, toe te geeven, nademaal de Twisten, wanneer zy tot uiterften overflaan , der Maatfchappye ten hoogllen hinderlyk zyn, en van de ge. duchtlle gevaaren vergezeld gaan Nog maar korten tyd had ag'esilatjs de Koninklyke waardigheid bekleed, of'er kwamen Boden uitAfie,met tydinge, ,, dat de Koning van Periie zich gereed maakte, om met eene aanzienelyke Scheepsmacht, door hem uitgerust, de Lacedaemoniers uit de Zee te verjaagen." Waarop lysander, die reikhalsde om op nieuw naar Afie te worden afgezonden, en zyne Vrienden ter hulpe te foeUen, welke als Opper, hoofden en Meesters door hem in de verfchillende Staaten waren achtergelaaten , maar die, om dat zy de hun toevertrouwde CO Plutarch. gebruikt hier de eigene waoroen van homerus.  van AGESILAUS. 189» de macht' in het bellier van zaaken op de onjechtmaatigfte en gewelddaadigfte wyze misbruikten, door hunne Medeburgers weggejaagd, of om hals gebracht waren (u% agesilaus overhaalde zich aan het hoofd van dezen krygstocht te ftellen, den oorlog ten verften van Griekenland te verwyderen en de uitrustinge des barbaarfchen Konings voor te koomen. Tevens liet hy aan zyne Vrienden in Afie zeggen, dat zy Gezanten moesten afvaardigen naar Lacedaemon , en agesilaus voor zich ten Legerhoofd begeeren. Deze, vervolgens, in de Volksvergadering verfcheenen zynde verklaarde het Oorlogsbewind op zich te ncemen onder voorwaarde, ,, dat aan hem uit de Spartaanen XXX Bevelhebbers en Raadslieden zouden worden toegevoegd, benevens twéé duizend nieuw aangeworvench uit de vrygemaakte Helooten (V), en fes duizend Bondgenooten. Daar nu ly- s a n- (u) Zie het Lev. van lysander, bl. 387. (v) NioJ<*,k»'Se<« , welk woord wy naar het gemeen Gevoelen vertaalden. Zie xyl. op d. pl. Echter maakt morus in den Index op xenoph. Gr. Ge. fch. het zeer waarfchynelyk, dut men 'er geene Helooten, maar Nabuuren, aan den Spartaanen Synsbaar, door verftaan moer.  ipö het LEVEN sander die voorftel begunftigde ftemde het Volk dit alles bereidvaardig toe, en men deed agesilaus flraks vertrekken, by zich hebbende 'de XXX Spartaanfche Raadslieden, onder welken lysander lichtelyk de voornaamfte was , niet alléén uit hoofde van zyne macht en aanzien» maar ook wegens zyne vriendfehap met agesilaus, aan wien hy, door hem tot dit Oppergezach te bevorderen, nog groo. teren dienst gedaan fcheen te hebben, dan toen hy de Koninglyke waardigheid in zyne handen bracht. Terwyl nu de Krygsmacht by een kwam in de aangeweezene zamelplaats Geraestus (V), begaf hy zich zeiven met zyne Vrienden naar Aulis, om daar den nacht door te brengen. Hier dacht hy, dat hem iemand in den flaap op deze wyze aanfprak : „ Het is U, o Ko„ ning der Lacedaemoniers, zekerlyk niet „ onbekend, dat niemand oit tot Leger„ hoofd van geheel Griekenland is ver„ klaard geweest, dan voorhenen aga,, memnon, en gy nu na hem. Nade„ maal gy dan over dezelfde Lieden , als „ hy, het Gebied voert, dezelfde Vyan. r 5, den (w) Eene ftad en fchoone haven van Euboea.  van AGESILAUS. 191 „ den gaat beoorlogen , en uit dezelfde „ plaatzen, waar uit hy vertrok, ten oor„ loge. meent te vertrekken, is het alles„ fins billyk , dat Gy , voor dat Gy in „ Zee (leekt, hier ter plaatze eene Offer„ hande offert gelyk aan die, welke door „ hem aan de Godinne (x) aangeboodcn „ isi" Straks fchoot het agesilaus te binnen , welke 'Offerhande hier gefchied was, en hoe de Vader, op aanraaden der Wichelaaren, zyne eigene Dogter voor het Offermes had doen bukken. Niettemin ont • zettede hy zich hier over in geenen deele, maar verhaalde , nadat hy was opgedaan, aan zyne Vrienden het nachtgezicht aan hem verfcheenen, daar by voegende, „ dat hy ter eere der Godinne zulk eene Offerhande meende te doen, waarin zy, eene Godinne zynde (3?) > behaagen behoorde te fchep- pen; (x) Diane. ~ Voorts onthouden wy ons, ter ophelderinge dezer Gefchiedenis, welke te over bekend is, hier meer by te voegen. (y) Dacier wyst hier by aan eene merkwaardige plaats van iioratius , waarin de dwaasheid van agamemnon, en het onnatuurlijke van zyn Dogteroffer wordt aangetoond. Satyr. III. Lib. II. v.  ïoa het LEVEN pen; — en in geenen deele na zou volgen de dwaasheid des ouden Veldheers!" Hierna, eene Hinde met kranfen hebbende verfierd, beval hy zynen eigenen Wichelaar de offerhande te verrichten , niet zo als zulks plag te gefchieden door zodanig eenen , die door de Boeoticrs daartoe was aangefleld. Dan de Boeotarchen (V) , hier van kundfchap gekreegen hebbende , ver. 'ftoorden zich daar over ten hoogflen en zonden hunne Dienaars aan agesilaus, hem gelastende „ zich te onthouden van te offeren, flrydig met de Wetten en gebruiken van Boeotie!" De Dienaars, niet te vrede met het uitvoeren van dezen last} wierpen, daar en boven, de deelen van het Offerdier herwaarts en derwaarts van het altaar. Agesilaus ligtte dan het anker, by zich zeiven zeer te onvrede, en eensdeels verfbord op de Thebaanen, anderdeels ook bekommerd, wegens deze gebeur- t. i ^ g_ aanmerk, gdde pok voor het veryqjg.  v a n AGESILAUS. 199 vm* de Griekfche Steden aan hem in vryheid over zoude haten , om zich volgens eigene wetten te laaten bellieren. Kort daarop, evenwel, zich verbeeldende, dat hy nu machts genoeg by de hand had, rustte hy zich toe tot den oorlog. Dit was juist het geen agesilaus verlangde, want hy had eene zeer hooge verwachtinge van den Veldtocht, en rekende het fchande , dat, daar de tienduizend Grieken, onder aanvoeringe van xenophon (i) , uit Afie tot aan de Griekfche Zee waren doorgedrongen, na dat zy de Legers des Koning? zo dikwyls geflaagen hadden, als zy zei ven maar wilden j hy, het Legerhoofd der Lacedaemoniers, die de Oppermacht beide te Lande en te Water thans in handen had , voor het oog -van Griekenland niets gedenkwaardigs uit zoude voeren! Om zich dan al aanftonds over te trouwloosheid van tisaphernes door eene zeer (J) Deze terugtocht is beltend genoeg, en door de meesterlyke pen van xenophon zeiven befchreeven. N 4  200 «et LEVEN * Barbaar zv„e Bend™ 7 " a'S nu boord 0*1 nn f , y " Volk a<™ "«m. en een™ gte Steden ta" verde - 1 ! <™><*raclykM Sehat vero- Ve*ag, hef ê,v M S "ÏÏ*" ™ « ke", zo veel ,-. , , *e0r te TCrb>-«- «orde, e„ vaat aanieiding" ft S~ °P zyn eemab- « 7 ' ra Zlch r "-j" gtmak te verrvken t\t~ i i d-ylde.vyand W«ï??> dieren door hunne gebrekkelykheid eenl onhe, voo rpe]den? VMd * e g Ephefus weder te keeren : alwaar hy zich aanftonds beviytigde op het byeenbrengen van Paardevolk, gelastende aan hun, die m ruime omirandigheden waren, zo ?y zel ven niet ten oorlog wilden gaan, ieder eenen Man en Paard voor zich in plaats te üeU  van AGESILAUS. 201 (lellen. Het getal nu der zodanigen was vry aanzienelyk : waardoor het gebeurde, dat agesilaus binnen korten tyd een groot aantal ftrydbaare Ruiters verkreeg, in plaats van ligt gewapend Voetvolk, want die niet wilden dienen, huurden anderen, die zich aanbooden om te dienen; en die geene Ruiters wilden zyn, zulken, die het gaarne weezen wilden. En hier van had agamemnon reeds een diergelyk en lofwaardig voorbeeld gegeeven , als die, tegen afgifte van een uitneemcnd Merriepaard, eenen vreesachtigen Rykaard vrygelleld had van den krygstocht (e~). Wanneer, vervolgens, op zyn bevel de Gevangenen uitgekleed en te koop geveild wier- (<•") „ plutakch. heeft dit gehaald uit het XXIII Boek der Hinde (II fy, v. 295), waar homerus verhaalt, dat de Prins echepólus, Zoon van den Griekfchen anchises, aan agamemnon eene fraaie Merrie fchonk, ten einde vry te zyn van ten oorlog te gaan , en hem te volgen naar Ilium, en zyüo dagen gerust te kunnen flyten midden onder zyne vermaaken , in de fchoone Stad «icyon, alwaar jupiter hem met Schatten ovërlaaden had." Fr. /'ert. N 5  ao* het LEVEN wierden door de Buitmeesters, vonden de Klederen gereedelyk Koopers, maar met de Lichaamen der Slaaven, die by de ontblooting geheel en al blank en teder bevonden wierden, (het gevolg eener verwyfde opvoedinge in Huizen en onder Schaduwen) wierd gefpot, als die geheel geen geld waardig en tot alles onnut waren. Dan hierop trad agesilaus toe, en zeide: „ Evenwel zyn het deze, tegen wel. ken Gyl. ftrydt; — en is het dit, waarom Gy ftrydt!" Zo dra de bekwaame tyd weder daar was, om op nieuw eenen inval in 's Vyands Land te doen, zeide hy vooraf, voorneemens te zyn om zich naar Lydie te begeeven. en hierin deed hy ti.saphek.nes thans niets onwaars gelooven. dan deze bedroog zich zeiven, om dat hy, te vooren door agesilaus misleid zynde, hem nu niet meer geloofde. Nu dacht hy zou deze het tegen Carie wenden , naardien de grond van dat Landfchap niet gefchikt was voor Ruiterye, waarin de Koninglyke Legers hem zeer verre overtroffen, Toen, echter, agesilaus, woord houdende, doorgedrongen was tot in de Vlakten van Sar-  van AGESILAUS. 203 Sardes, zag tisaphernes zich gedron, gen dat oord met allen ipoed ter hulpe tö fncllcn; gelyk by deed met zyne Ruiters; waardoor velen , die , hier en ginds, bezig waren het land te ftroopen , overrompeld en afgemaakt wierden. Doch agesilaus bcgrypende , dat de Vyand zyn Voetvolk nog niet by zich zoude hebben , terwyl hy zelf alle zyne macht by één had, oordeelde geenen tyd te moeten verliezen met flag te leveren. Hy ftak derhalven zyne ligtgewapende Peltasten (ƒ) onder de Ruiters , en beval hun ten fpoedigflen voort te rukken en op den Vyand aan te vallen; terwyl hy zelf met het zwaar gewapend Voetvolk hen op de hielen volgen zou. Het Barbaarfche Leger flond den aanval geensfins uit, maar floeg ftraks aan het vluchten. De Grieken zetteden hen achter na, bemachtigden dc Legerplaats en brachten 'er velen om het leven. Na dezen Slag had het Spartaanfche Leger (ƒ) d. i. met Pelten, of kleene Schildjens gewapenden. — Het voorbeeld, door agesilaus hier gegeeven, is in lastere tyden meermaalen met gelukkige uitkomst nagevolgd.  204 het LEVEN ger niet alleen de handen ruim om de Koninglyke Landen af re loopen en uit te plunderen, maar genoot ook het vermaak van tisaphernes ftraffe te zien boeten, die een boosaardig Man was, en eenen ingekankerden haat had tegen alles, wat den naam van Griek droeg. Want de Koning zond, ftraks na de nederlaag, tithraustes op hem af, die hem het hoofd af liet flaan , en by agesilaus aanzoek deed , „ dat hy den vrede met de Pcrfen fluiten mogt, en vervolgens met zyne Vloot naar huis keeren, beloovende, dat hy hem, by zynen aftocht, met fchatten overlaaden zou." — Doch deze antwoordde: „ dat, wat den vrede aanging , de befchikkinge daar over niet aan hem, maar aan den Staat ftond. en wat de Gefchenken betrof, dat hy veel meer vermaak fchepte in zyne Soldaaten ryk te maaken, dan zelf ryk te worden : behalven , dat de Grieken 'er ook geene eere in ftelden van hunne Vyanden Giften en Gaven te ontvangen, maar wel goeden Buit op hen te maaken. Niettemin eenig genoegen willende geeven aan tithraustes, als die den algemeenen Vyand de,r Grieken, tisaphernes, welver-.  van AGESILAUS. 205 verdiende ftraffe had doen ondergaan, voerde hy het Leger af naar Phrygie, voor de reiskosten van hem ontvangende eene fom van XXX Talenten. Derwaarts onderweg zynde ontving hy van de Overigheid zyns Vaderlands de Scytala (g), by welke hem gebooden wierd, om insgelyks het Opperbevel over de Zeemacht op zich te neemen ■ eene eere , welke nimmer aan iemand, behalven aan agesilaus, wedervoer. Ook was deze buiten tegenfpraak een zeer groot man , en de fchitterendfte onder alle zyne tydgenooten, gelyk theopompus zelf op zekere plaats van hem getuigt. Zelf, echter, ftelde hy veel meer zynen roem in eigene waarde en dapperheid , dan in den glans van Krygsampten. Nochthans fchynt hy zich op dien tyd misgreepen te hebben , daar hy , niet tegenftaande 'er1 oudere en bekwaamere Bevelhebbers voorhanden waren, tot Opperhoofd der Vloot onder zich aanftelde pisander; by welke aanftellinge hy niet het belang ZYns Vaderlands voor oogen hield , maar alte) Vergel. het Lev. van lysand. bl. 414, 415» 4i6.  ao6" het LEVEN alleen eenen behuwden Nabeftaanden wildé vereeren, en zyne Huisvrouwe believen wier Broeder deze pisander was Ch~) ' Met het Leger te lande trok hy zelf daarna, in het Landfchap, da^ aan pharnabazus onderhoorig was. Hier leefde hy met de zynen niet alleen in allen over^ vloed, maar verzamelde 'er ook zeer groote Rykdommen. Voorts doordringende tof aan Paphlagonie , haalde hy den Koning cotys, die, uit hoofde van zyne Braafheid en Trouwe, zelf reeds begeerig was naar zyne vriendfehap, over om zyne zyde te kiezen. Reeds te vooren had een voornaame Perfiaan , geheeten spithrida. tes, afgevallen van pharnabazus, zich by agesilaus gevoegd (f); en deze was de getrouwe Metgezel op'alle zyne tochten. Hy had eenen Zoon , geheeten megabates, die van eene zeer fchoone gedaante was. en deezen, nog een jongen zynde, beminde agesilaus met ge_- (A) Xenophon getuigt in de Gr. Hiflorie in 4, *7, dat deze pisander een man zonder be'kwaamheid en ondervindinge was. (O Overgehaald door lysander, gelyk hkf •oven, en in het Lev. van lys. fa verhaald.  van AGESILAUS. fiap geweldige drift. Ook had hy nog eene fchoone huwbaare Dogter, welke agesilaus den Koning cotys overhaalde te trouwen. Van cotys ontving hy , daarop, duizend Ruiters, en tweeduizend ligt gewapend Voetvolk, cn trok 'er wederom mede in Phrygie, verwoestende wyd en zyd de Landvoogdye van pharnabazus, die hem niet inwachtte, noch zich zelfs in de fterke Steden vertrouwde, maar al wykende bleef en vluchtende, terwyl hy zich nu eens op deze , dan op gene plek des lands nederfloeg, voerende altyd met zich het geen hem het liefst en het waardst was: tot dat eindelyk spithridates, eene bekwaame gelegenheid afgezien hebbende , en bygeftaan door herippidas den Lacedaemonier (/e), zyne Legerplaats overrompelde en zich van alle zyne Rykdom men meester maakte. Hier, echter, toonde zich herippidas eenen al te .fcher- pen (k~) Deze was by den aanvang des twééden jaars van het Opperbevelhebberfchap van agesilaus, toen de eerue XXX Raaden, aan hem niedegegeeven, door nieuwen vervangen wierden, uit Sparte overgekoomen. Zie xenoph. Gr. Hilt. III B, 4. h. §. 20.  s°3 het LEVEN pen Navorfcher van hec geen verdonkerd was uk den Buit, daar by de Ongrieken CO dwong het geen waar van zy zich meester hadden gemaakt weder af te geeven , en alles ten naauwkeurigften onderzocht C»0 en doorfnuffelde. Dit bedryf verbitterde spithridates dermaate, dat hy zich van Honden aan afzonderde en met zyne Paphlagoniers weg trok naar Sardes. Van alles , dat hem immer wedervoer, zegt men, dat dit geval agesilaus het meest fmertte. Want niet alleen fpeet het' hem, dat hy dus, in spithridates, eenen dapperen Man en Bondgenoot verloor, te gelyk met deszelfs Krygsvolk, hetwelk niet gering was: niet alleen fchaamde hy zich over het verwyt van Iaage inhaahgheid en vuige gierigheid, dat op hem koomen zoude; op hem, die 'er ten allen tyde eene eere in ftelde , om niet alleen zich (0 De Paphhgonier», ftaande onder het gebied Van SPITHRIDATES. (*) Eig. op de wyze, zo als men te werk raat by eenen vermoedelykeu Dief, wiens zakken mea doorzoekt, of laat ledigen!'volgens eene gelukkige verbeterde vaa REJSKE> plaats van i) Op deze wyze heeft men doorgaans deze) plaats vertaald. Doch m. du soul heeft beweerd* dat het gezegde dus had moeten vertaald worden i „ dan dat al het Goud, dat immer myne oogen zd* gen, het myne wierd" Het fchynt hem, echter * onbekend te zyn geweest, dat de vertaalinge vari xylander alreeds dus luidde: quant omnia qüé tonfpexisfet aurea habiturum. Ook, dat iii den agesilaus van xenophon, V h. 5 afd, de Griekfche woorden geenen anderen dn toelaateiij dan den eerstgemelden. (q~) De jonge Heer had zynen misnoegden Vade'f moeten volgen. o si  212 het LEVEN van beiden was. Eerst kwam agesilaus met zyne Vrienden ter beftemder plaatze, alwaar hy zich onder eenen boom in het lange gras nederwierp, cm 'er pharnabazus te wachten. Deze kwam, eindelyk, ook aan en zyn gevolg fpreidde zachte vellen en fraai gekleurde tapyten voor hem neder op den grond om op te liggen. Maar hy , zich fchaamcnde voor a gestie aus, dien hy dus op den blooten grond vond nederliggende , wierp ook zich zeiven achteloos neder op den grond in het gras, niet tegenftaande hy een kleed aan had van de verwonderlykfte fynheid en hecrlykfte verwe. Na dat zy malkanderen wederzyds gegroet hadden, ontbrak het ph ar na bazus niet aan billyke redenen om zich te" bezwaaren; als die, „ in den oorlog tegen de Athenienfers menigvuldige en groote dienflen aan de Lacedaemoniers beweezen had, waar voor hy nu door hen wierd uitgeplonderd!" — Agesilaus, hier op, ziende, dat de voornaame Spartaanen van zyn gevolg uit fchaamte hunne hoofden lieten hangen en zich verleegen toonden  van AGESILAUS. 213 en daar wy gewoonelyk naauw» keurig zorg draagen , dat niet vele menfchen zien wat wy in ftilte verrichten; maakte hy, integendeel, de Goden zeiven tot aanfchouwers en getuigen van het geen hy in het byzonder deed. Ook onder zo vele duizenden Soldaaten zoude men 'er niet ligtelyk eenen aantreffen, die op een flechter en gemeener bed fliep, dan agesilaus. Tegen Hitte en Koude was hy dermaate beftand, dat het fcheen, dat hy alleen de man was, gebooren om van elken tyd van het jaar, dien God gaf, onbelemmerd genot te hebben. — Voor de Grieken, die de Zeekust van Afie bewoonden, was het de vermaakelykfte vertooninge der wereld te zien , hoe de Perfifche Groo- («) Wy omhelsden hier de leezinge «tyiAe/as, als de meest gepaste. (é) Dit getuigt ook de Schryver van den agesilaus, onder de Werken van xenoph on gevonden wordende, met wien plut. zo veel gemeen heeft, V h. %. 7,  220 het LEVEN Grooten en Heerfchappen , die te vooren zo trotsch en ondraagelyk waren, en zich in rykdommen en weelde baadden, nu Adderden, en plichtplegingen maakten voor eenen Man, die gekleed ging in eenen een. voudigen fchamelen Mantel; en hoe zy op een kort en goed Laconisch woord zich, aanftonds plooiden, en van toon en gedrag veranderden; alwaarom het velen in gedachten kwam te zeggen met timotheus (c); „ Daar mars ons Koning is, eert Griekenland geen Goud!" NaCO Dezen timotheus vonden wy reeds aangehaald in het Leven v. philopoemen, V D. bl. 273, alwaar onze Aantek. vergeleeken worden kan. Het vers daar aangehaald, uit het Gedicht de Perfen geheeten, is een gewoon Hexameter: maar dat hier ter plaatze voorkoomt, behoort tot geenerlei foort van verfen. Wonder, derhalven, dat niemand der Uitgeevers het getracht heeft te herftellen.maar men het , in den ftaat van verlatenheid, blyven liet, zo als het was. Wy oordeelen, dat het uit dat zelfde (luk van timotheus , de Per/en is ontleend : dat het, derhalven, ook een Hexameter moet zyn, en dat het, door omzettinge en verdere geringe veranderinge zulks worden moet op deze WyZ?: Xfvirii y'tv 'éaA«;. "Afv( Tipums. — Het oordeel over deze Verbeteringe verblyve aan  van AGESILAUS. aai. Nademaal nu gansch Afie zich reeds in zekere gistinge bevond, en onderfcheidene Landfchappen ten afval neigden , befloot hy , na op vele plaatzen de orde te hebben herfteld, en eenen gepasten regeeringsvorm in de Staaten ingevoerd, zonder dat hy noodig had of menfchenbloed te Horten , of de lieden als ballingen uit hun Vaderland te verjaagen, hooger op te trekken, den oorlog van de Griekfche Zee te verwyderen,/en met den Koning om zyn lyf en het edelfte en heerlykfte zyner Schatten, welke binnen Ecbatana en Sufa bewaard wierden, te vechten, en wel, in de eerlte plaats, hem te beneemen de Ledigheid, ten einde hy niet op zyn gemak in zyn Geftoelte zittende, de oorlogen, als zo vele pryzen, onder de Grieken uit mogt deelen, en de Beftierders der Volksvergaderingen omkoopen. Dan terwyl hy zwanger ging van dit grootsch ontwerp, kwam als afgevaardigde tot hem epicydidas de Spar- aan bevoegde Rechters! — De Fr. Vert. is zeer ongelukkig geweest in het aangeeven van den fin van dit zeggen, waarop plut. ook toefpeelinge heeft gemaakt in het Leven van demstrius (p. 909, D).  aai het LEVEN Spartaan , boodfchappende , „ dat Spatte zich vond ingewikkeld in eenen geduchten oorlog, door haare Griekfche nabuuren zelve haar aangedaan; dat de Ephoren hem daarom naar huis riepen , en bevalen zyn Vaderland ter hulpe te fpoedenf' „ O Grieken ! fttchters van Barbaarfche Grm weldaaden!'' ( Hier Lacedaemoniers het Lev. van pklopidas in ons ÏVde D. bl. 289, 200. (e) „ Aan de boorden van den Vloed CepMfus. Men heeft nu en dan dezen Velddag by Chaeronea veiward met dien by Coronea in Thesfalie, welke 53 jaaren vroeger voorviel, dat is in het ade jaar der LXXVIII Olympiade." Fr. Fert. P 4  ?32 het LEVEN Hier was hy ter naauwernood gelegerd, Gf hy zag te gelyk de Son verduisteren (p\ cn de gedaante der Maane aanneemen en vernam tevens, dat pisander in ^ Zeeflag, by Cnidus, door pharnabazus en conon overwonnen en gefneuveld was Hoe zeer hy nu, gelyk men denken kan" ■ ^er over was aangedaan , zo wegens den dood van zynen Zwager, als uit hoofde der fchade, toegebracht aan het Gemeenebest, gebood hy, niettemin, vreezende dat deze tyding zyn Krygsvolk flaauwmoedfe maaken zou en met fchrik vervullen fa het tydftip, dat zy gereed flonden om uit te trekken en den vyand flag te leveren dat zy, die van den Zeekant kwamen, J. heel iets anders zouden boodfchappen te weeten, „ dat men in den Zeeflag de over Winninge had behaald!" Ook trad hy zelve te voorfchyn met een krans op Zyn hoofd , offerde eene offerhande wegens de pntyangene heuchelyke tyding, cn zmd van f» » De be«te Sterrekundlger, (lellen dezeSonsverdumeringe op den spllen van Oogstmaand hei 3de jaar der XCVIfle Q,ympil,de, m j?areo « Tydcekeninge der Christenen." Fr. ffa  van AGESILAUS. 233 yan het geofferde deelen rond aan zyne Vrienden Qf). Vervolgens verder voortgetrokken zynde en aangekoomen tot by Coronea , in het gezicht des vyandlyken Legers, ftelde hy het zyne in Slagordeninge , plaatzende de Orchomeniers in den flinker vleugel , terwyl hy zelf den rechteren aanvoerde. De Thebaanen, van hunne zyde, namen zelve den rechter vleugel, en lieten den flinkeren aan de Argiven. Volgens het zeggen van xënophon (r) was dit de verfchrikkelykfte Slag, welke immer tot dus verre was voorgevallen. Hy was, uit Afie pas te rug gekoomen, 'er zelve by tegenwoordig en deelgenoot van den ftryd in het Leger van agesilaus. Het eerfte treffen, evenwel, was noch geweldig, noch langduurig. want aan de eene zyde dreeven de Thebaunen de Orchomeniers fpoedig op de vlucht, terwyl, aan den anderen kant, de Argiven van agesilaus geflaagen wierden. Na dat men nu wederzyds vernomen had, (jf) Deze gewoonte hrd algemeen by de Ouden, pok by de Joden , in blyde omltandigheden plaats, (r) Gr. Gefehiedd. IV B. 3 h. §. 9. P 5  a34 het LEVEN had , dat beide de linker vleugels het te kwaad hadden gekreegen , en vluchtten , wendden beiden zich derwaarts. Hier nu had agesilaus het in zyne hand, om op eene gemakkelyke wyze, zonder gevaar, te overwinnen, indien hy den vyand in den rug had willen vallen en hem teisteren, terwyl hy van flandplaats verwisfelde. Maar zyne kregelheid en wrok waren zo groot, dat hy hun niet anders , dan van vooren wilde tegentrekken, om ze dus met geweld over hoop te werpen. Zy, Van hunne zyde , ontvingen hem niet minder moedig, en 'er ontftond langs de geheele Slagordeninge een zwaar gevecht, dat nochthans het allerfelst was ter plaatze waar hy zich zelf bevond omringd van zyne vyftig jonge Spartaanen, welker onderlinge naaryver op dat pas den Koning fehynt te hebben behouden. Want daar zy kloekmoedig voor hem ftreeden, en zich aan geenerlei gevaar voor hem onttrokken , konden zy hem. wei niet zo bewaaren , dat hy in het geheel geene wonden ontving; echter gelukte het hun hem nog ter naauwernood levendig aan de vyanden te ontrukken, fchoon vele wonden, met fpeer en zwaard toegebracht, zyne  van AGESILAUS. 235 ne wapenrustinge hadden doorboord en tot in zyn lichaam waren doorgedrongen. Terwyl nu deze dappere Bende, als het ware, eene borstweeringe' voor hem maakte vonden 'er vele vyanden onder hunne handen den dood , maar ook fneuvelden 'er niet weinigen van hunne zyde. Aangezien het dus ten duidelykften bleek , hoe veel 'er aan vast was om de Thebaanen op de vlucht te flaan; wierden de Lacedaemoniers, eindelyk, wel gedwongen dat gene ter hand te neemen, hetwelk zy van aanvang niet hadden willen doen. Zy fcheidden dan de Phalanx voor hun van een en maakten eene opening , om door te trekken; en toen dit nu van de zyde der Boeotiers vry verward in zyn werk ging, fpoedende elk zich voort, zo als het viel; zaten zy ze van achteren op de hielen , of vielen ze van ter zyden met groot voordeel aan , zonder evenwel in iïaat te zyn hen aan het vluchten te krygen. Zy deinsden, naamelyk, al vechtende af, de wyk neet mende naar den Helicon, en roem draagende op 'dit Gevecht, waarin zy , zo veel. hunnen vleugel aanging, door agesilaus en  het LEVEN cn zyne ftrydbaare Spartaanen niet hadden kunnen worden overwonnen. Agesilaus, hoewel hy, uit hoofde der menigvuldigheid zyner ontvangene wonden, zich zeer kwalyk geiield bevond," wilde zich, nochthans, niet eerder naar zyne Tent begeeven, voor dat hy zich op eene rosbaar naar de Phalanx had laaten draagen, en aldaar de gefneuvelden op en met hun-' ne Wapenen weg zien brengen. Voorts gaf hy nog bevel, dat men alle de Vyanden , welke tot de altaaren toevlucht ge noomen hadden, ongemoeid zou laaten gaan. Want in de nabyheid bevond zich de Tempel van de honifche uim-^v* f», voor welken ftond het Zegeteken, aldaar voorhenen door de Boeotiers opgericht, wanneer zy,' onder aanvoeringe van sparto, de Athenienfers daar ter plaatze geilaagen' en tolmides hadden omgebracht Q). Met het aanbreeken van den dag wilde agesilaus beproeven, of de Thebaanen lust CO Zie het Lev. van pyrrhus in ons VI D„ 121, 122. CO Vergeiyk het Lev. van pericles in ons lü P. bl. 80 en 81.  van AGESILAUS. 237 lust hadden om het Gevecht te hernieuwen. Hy gaf, derhalven, aan zyne Soldaaten bevel zich te kransfen, en aan de Fhutfpéelders mufiek te maaken, en dus gelykerhand een Zegeteken op te richten, en te verfieren , naar het gebruik der genen , welke zich de Ovcrwinninge toeëigenen. Als nu de Vyand, in plaats van af te koomen tot den ltryd, boden aan hem afvaardigde, met verzoek , om de Lyken der Gefneuvelden van het Slagveld weg te mogen haaien, ftond hy hun eenen ftilftand van wapenen toe, en hebbende dus ten klaarften doen blyken, dat de Overwinninge aan zyne zyde was , liet hy zich daarop naar Delphi brengen, alwaar op dien tyd de Pythifche Spelen wierden gevierd. Hier richtte hy eenen plechtigen optocht in ter eere van God apollo, en offerde 'er de tienden van den buit, in Afie gemaakt, beftaande uit niet minder dan honderd Talenten. Vervolgens naar Lacedaemon te rug gekeerd droeg hy aanftonds de liefde en genegen, heid weg van zyne Medeburgers , en verwierf elks achtinge wegens zyne Zeden en Levenswyze. Want hy kwam niet (zo als de meeste Legerhoofden) gelyk als of hy een  238 het LEVEN een geheel ander Mensch ware geworden, uit vreemde Landen. Noch ook hadden de uitheemfche Zeden hem zo zeer verbasterd, dat hy van die van zyn Vaderland eenen afkeer had, of het juk der Spartaanfche geftrengheid af zocht te werpen. Veeleer gelykenf de naar hun, die nimmer over den Eurotas getrokken waren , eerbiedigde hy de vastgeftelde Wetten en Gewoonten, en zich naar dezelve fchikkende veranderde hy noch zynen Maaltyd , noch wyze van Baden, noch den ftoct zyner Vrouwe , noch de uitwendige pracht zyner Wapenen , noch de kostbaarheid zyner Huisgeraaden. Zelfs liet hy de deur van Zyn Huis gelyk zy was; dat is zo oud en geheel vervallen, dat het nog diezelfde Deur fcheen, welke Arist o de mus (u) voor de wooninge der Koningen had geplaatst. Ook verzekert xe- no- 00 » Deze aristodemüs (Of AfttSfODA- Mus) was de Zoon van hercules; door wiert het koninklyk Stamhuis te Sparte het eerst wierd ingericht, iiqö jaaren voor de tydrekeninge der Christenen : zo dat de Poort van het Paleis vari agesilaus 700 jaaren oud zoude hebben moeten zyn op den tyd van deszelfs terugkomst te Sparte> Fr. Fert.  van AGESILAUS. 239 nophon dat het Canathrum van zyne Dogter in gecnerlei opzicht zwieriger was, dan dat van andere. Canathra nu worden genoemd houtene Af beeldzels van Griffioenen, of Bokherten, in welke de jonge Dögters gedraagen worden by gelegenheid der fcestelyke Optochten f» Den naam der Dogter van agesilaus heeft xenophon piet opgetekend;enDiCAEARCnus toont zich , daarenboven, ontevreden, dat men noch de Dogter van agesilaus, noch de Moeder van epaminondas by naame kent. Evenwel hebben wy in de Law cedaemonifche Burgerlysten de Huisvrouwe van agesilaus aangetroffen onder den naam van cleora, en zyne Dogters onder dien van apolia en prolyta (V). Ook vindt men nog tot op onzen tyd zyr] b ,fuad fio \d ■„.,.-■-•, ... ■ ■ * nè (v~\ Het was een foort van ligte Wagens, uit biefen, of teeuen gevlochten, en gemaakt in naarbootzinge van verfchillende figuuren van Dieren. (w) In andere Handfchriften vindt men, volgens het getuigenis van h. stephanus, evpolia en proauga. Reiske meent, dat de naamen der Dogteren van agesilaus geheel anders luidden: dat de eene heette ^etolia, en de andere uero- oo t a.  Hó Het LEVEN ne Lans te Lacedaemon opgehangen, docll Van alle andere Lanfen in geenen dècle oïf derfcheiden. Daar hy, onder zyne Medeburgers, eenigen aantrof, die hooghartig waren en zich vry wat lieten voorftaan, alleen daarom, dat zy Paarden onderhielden en aankweek ten om in de Gymnifche Spelen der Grie-» ken naar den prys te rennen , haalde hy zyne Zuster cynisca(^) over den Strydwagen te beklimmen en daarmede in de' Olympifche Spelen onder de Stryders tö verfchynen. I Iy wilde, naamelyk,. de Grieken hier door overtuigen, dat de Overwinninge in dit Strydperk niet van moed of' kracht, maar van Rykdom en het maaken van Onkosten afhing. Verlangende■ om xenophon, den wyzen, lteeds by zich te hebben (j), begeerde hy op hem, dat hy ■M i'ia ïioéjjïW sjjji; n*v no. feladz 380, en de èamek. daar ter phwtze, Cf) Uit geval met menecrates word- ook aa» agesilaus toegekend in de Ap.ophtk. Lacon. Tom. Ij. p. s13,. Anderen verzekeren, dat het gebeurde met Koning philippus van Macedonië , Vader van al.exandek. Zie athenaeus VII B. bl. *8> en *tMl?. Var. Hffl. XI, B 51 h. waar de iefchiedkundigë perizonius aan het Verhaal det iaatften, die tevens beider Brieven veel uitvoeriger;tPgeeyen, meer geloof toont tejaan,,  van AGESILAUS. 249 van Corinthus, cn na het bemachtigen van het Heraeum (&) , zyr.e Krygslieden de buitgemaakte Goederen plunderen zag en wegvoeren , kwamen 'er Afgezanten tot hem van Thebe om van. Vriendfchap te handelen: dan hy, die eenen ingekankerden haat tegen deze Stad in het hart droeg, en daarby vermeende , dat het ter dezer gelegenheid nuttig weezen zoude, deze Gezanten eens met kleinachtinge te behandelen, veinsde daarom hen noch te zien, noch te hooren. dat zy tot hem fpraaken. Dit trotsch gedrag bleef, echter, niet vry van de ftraf der Wraakgodinne (7); want de Thebaanen hadden zich nog niet vandaar verwyderd, of 'er kwamen Boden by hem met tyding, ,, dat de Mora door iphicrates in ftukken was gehakt!" Voorzeker was 'er, federt langen tyd, aan Sparta geen grooter ongeluk overgekoomen ^ door (T) d. i. den Tempel van juno. Men kan hiet vergelyken het Verhaal van xenoph. Gr. Gefch. IV, 5, 3 volgg. (/) Geheel niet vreemd was het denkbeeld der Ouden, dat de neme sis, of Goddelyke Wr^ak, allen Overmoed en bsld-daadige Trotschheid krachtdadig ftrafte. <*5  25°> het LEVEN door her verlies van zo vele, en zo dappere Krygslieden. Voeg hier by de fchande , dat hun zwaar gewapend Voetvolk overwonnen was door Peltasten! — Lacedaemoniers door gehuurde Benden ! Q») Op het eerst bericht fprong agesilaus ylings op , als van fins hun ter huip te fnellen. maar toen hy vernam , dat het te laat, en zy reeds verflaagen waren, begaf hy zich wederom naar het Heraeum , en beval dat men thans de Boeotiers zou doen koomen, aangezien hy nu zitten zoude om hen te hoorcn en befcheid te geeven. De Afgevaardigden , verfcheenen zynde , en fmaad met fmaad willende vergelden, fpraaken geen woord van bevrediging, maar begeerden eenvoudiglyk vrygeleide naar Corinthus ! — Agesilaus, hierop, in toorn ontflooken, antwoordde hun: „ Indien Gyl. zo grooten lust hebt om uwe Vrienden te zien, hoe zy zich verhovaardigen op hunnen voorfpoed, dan zal ik zorge draagen, dat Uwl. dit vermaak op morgen tot uwe dui- (?;;) Zo veel had de Krygskunde van tphicrat r f vermogc. Zie c o r jn. jn e p o s in deszelfs Lev. k. 1,2.  van AGESILAUS. -5r duidelyke overtuiging wedervaare!" — Desanderen daags, dan, opbreekende nam by ben met zich , verwocstede het Land der Corinthrcrs in het rond en voerde zyne Legermacht zelfs tot onder dc muuren der Stad, cn dus overtuigend hebbende doen blyken , dat d2 Corinthicrs het hart niet hadden het hunne te verdeedigen, liet hy dc Gezanten henen gaan. Zelf verzamelde hy de verftrooide Manfchappen der verflaagene Mora, en trok daarop naar Lacedaemon: in welken tocht hy dus te werk ging, dat hy voor het aanlichten van den dag op- ' brak , en wederom als het duister geworden was zich nederfloeg, ten einde hy niet van die genen, onder de Arcad'.-rs, welke hem nydig cn afgunftig waren, mogt worden uitgejouwd. Sedert ondernam hy , ten gevalle der Achaeërs, welker Benden hy met dc zyne vercenigde, eenen Krygstocht tegen Acarnanie, alwaar hy grootcn buit behaalde cn de Acarnaniers in eenen Yeldflag overwon. Wanneer nu de Achaeërs by hem aanhielden , „ dat hy den winter by hen mogt doorbrengen cn den vyand beletten zyne akkers te bezaaien !" verzekerde hy hun  252 HET LEVEN „ het tegengeflelde te zullen doen ; want dat de vyanden den oorlog veel meer fchroo" men zouden, byaldien zy hunne velden tegen den oogsttyd bezaaid hadden !"• En zo gebeurde het ook. want toen men zich vervolgens gereed maakte om den Veldtocht wederom tegen hen te openen, verzoenden zy zich met de Achaeërs (V). h Toen vervolgens conon en pharnabazus zich met de Vlootjes Konings van Perfie meester gemaakt hadden van «L Zee en de ftreeken van het Laconisch gebied, welke aan Zee geleegen waren, genadig verontrusteden (o): toen, daarenboven, de Athenienfers de muuren hunner Stad wederom herilelden en opbouwden, waartoe pharnabazus het geld vertrek-* te,, oordeelden de Lacedaemoniers het raadzaam met den Koning vrede te maaken. Zy vaardigden, derhalven, antaecidas af aan teribazus, en wierdea toen de Grie-» C«) Wederom kan hier vergeleeken worden he' breeder Verh. van xen. t. a. pl. IV 6 ten h.elden, blokkeerden." Anderen, evenwel Z zen h.er liever, voor {**tifMV, f„p d . ; verwoestten.  van AGESILAUS. 053 Grieken , Inwooners van klein Alle, voor welker zaak agesilaus den oorlog had gevoerd, op de fchandelykfte en onrechtmaatigfte wyze aan de genade van den Koning overgelaaten (j>> Hier van daan kwam het ook, dat men agesilaus in het minfte niet als deelgenoot aan dit onH eerend bedryf befchouwde , nademaal antalcidas deszelfs vyand was, die uit al zyn vermogen op den Vrede werkte, dewyl hy wel zag, dat het de oorlog was, die het Aanzien, den Roem en de Groots heid van agesilaus ten toppunt voerde. Niettemin gaf ook agesilaus aan iemand, die zeide, „ dat de Lacedaemoniers het met de Meden hielden!" ten antwoord : „ Zeg liever, dat de Meden het houden met de Lacedaemoniers!" Zelfs daar 'er velen onder de Griekfche Staaten onwillig bevonden wierden dezen vrede aan te neemen, dwong hy allen door bedreigingen, ja zelfs door het aankondigen van den oorlog , dat zy zich hielden aan het geen de Peruaan met zyn goedkeuren had be- (f) Verg. onze aantek. op het Lev. v. lycurg. I D. bl. 359.  *5* HET LEVE N; bekrachtigd; en zulks voornaamdyk om de Thcbaanen ; ten einde deze , gedwongen het Landfchap Boeotie onafhankclyk en vry te laaten, hier door verzwakt mogten worden. Dit oogmerk van agesilaus wierd mt. zyne volgende daaden nog te blykbaarder. Want na dat phoebidas de onge-hoordite daad bedroeven had van re midden ton den-Vrede, terwyl elk op de Trouwe der Verbonden ; ftaut maakte, den Burg Caduiéa te overrompelen (q), en alle Grieken zich ten boogden hier over 'te onvrede toonden , maar het vooral dc Spartaa nen zelve waren, die zulks euvel opnamenterwyl die genen, inzonderheid, welke de tegenparty van agesilaus hielden, phoe bidas gramftoorig afvroegen: „Op wiens gezach hy zodanig iets had durven verrich ten?" met welke vraag zy niemand anders dm hem bedoelden: - maakte'hy o-eenj de minfte zwaarigheid phoebidas by te ftaan, en openlyk te zeggen: „ Dat meQ de zaak zelve befchouwen moest, en zien of zy eenige nuttigheid in zich 'had! Prys- fc- ottó Zie het Lev. W*i**ri*U na rift IV D tl. 544. volgg.  van AGESILAUS. 255 felyk fcheen het hem en fchoon, het geen voordeelig ware voor Lacedaemon op eigen ban en boete te volvoeren, ook daar niemand het gebood!" — Anders was hy gewoon in zyne redenen telkens de Recht* vaardigheid te verheffen als de Vorstinne onder de Deugden, en ftaande te houden, dat, wanneer de Rechtvaardigheid 'er niet by kwam, de Dapperheid ganfchelyk onnut zou zyn; gelyk ook, dat, byaldien elk rechtvaardig ware, men de Dapperheid niet van doen zou hebben. Aan zekere Lieden, die zich by hem lieten verluiden : ,, dat -het goedbedunken des grooten Konings dusdanig was'." gat hy daarom ook tot beicheid : „ In wat opzicht , toch , is die grooter, dan ik? ten zy hy misfchien rechtvaardiger mogt zyn!" Hy liet zich dus te recht en voortreffelyk dunken , dat het de Rechtvaardigheid was , waarmede men , even als met eenen koninklyken maatftaf, het uitfteekende der Grootheid af moest meeten. Ook den Brief, welken de Koning, na dat de Vrede getroffen was, aan hem afzond om Vriendfchap en Verbintenis van Gastvryheid met hem op te rechtfn , nam hy niet aan, zeggende : * Dat de  t§§ , het leven de openbaar* Vriendfchap voldoende waS, en men, Zo lang deze duurde, geene byzondere noodig had.'»- ïn zyne daadJ evenwel , en handelingen kleefde hy deze gevoelens niets minder dan ftand.astig aan: maar liet zich menigmaalen wegfleepen zo door zyne Eerzucht, als Vyandfchap, voor^ tegen de Thebaanen. En was zulks de oorzaak, dat hy niet alleen bewerkte, dat phoebidas wierd vrygefprooken , maar ook de Spartaanen overhaalde het misdryf op zich te neemen, en de Cadméa eigendunkelyk in te houden; voorts het bellier der zaakcn te Thebe en de geheele oppermacht te Hellen in handen van archias (O en leontyadas, door welker toedoen phoebidas binnen gekoomen was, en den Burg bemachtigd had. Men kwam, hierom, reeds van aanvang aan op het vermoeden, dat phoebidas wel de uitvoerder van het iluk, maar dc ganfche raadflag herkomftig was van agesilaus. En de volgende gebeurtenisfen fielden deze be- fchul- (O De g^oone Te« heeft hier verkeerdelyk archioas ea leontidas. Zie het Leveo van pelopidas.  van AGESILAUS. 257 fchuldiging boven allen twyffel. Want zo dra hadden niet de Athenienfers (j) de Bezetting uit de Cadméa verjaagd 5 zo dra was de Stad van Thebe niet in haare vryheid herfteld, of hy befchuldigde hen, dat zy archias en leontiadas hadden omgebracht, die in de daad Dwingelanden, maar in naam Polemarchen waren, en verklaarde hun, overzulks, den oorlog. Ook wierd cleombrotus, die thans nevens agesilaus te Sparte Koning was, daar agesipolis reeds was overleeden , op ftaande voet naar Boeötie mét eene Legermacht afgevaardigd. Want agesilaus zelf, (O Dus leest men in den Text. Doch het waren te Athenienfers niet, dien de Spartaanen, wegens het ombrengen van archias en leontiadas, den oorlog aandeeden. Hierom Melden xylander , en na hem andere Overzetters, de Ihebaanen in plaats. " Zo dra hadden niet de Thebaanen en men moet bekennen, dat de geheele plaats deze vryheid fchynt te wettigen, welke nochthans zeer is afgekeurd door m. du soul, die beweert, dat de Athenienfers, als voornaame Medehelpers in het iierneemen der Cadméa, hier wel deegelyk plaats vinden; maar dan genoodzaakt wordt den text teveranderen, en voor «J'.<« (hun), te fchryvea e»3*/»«, den Thebaanen. VIII. deel. R.  25s het leven zelf, die reeds veertig jaaren telde boven de jaaren der Jongelingfchap (0, en uit dien hoofde volgens de Wet vryheid had van den Krygsdienst, ontweek het Bevelhebberfehap by deze gelegenheid, omdat hy z!ch fchaamde, dat men hem, die no die zommige lieden °P" maakten en op sphodrias afzonden, welke voorgaven het met de Lacedaemoniers (V) In het Lev. van pelop. bl. 278, noemt onze Schryver pelopidas en gorgidas. Zeker is het, dat de naam gelon hier niet te pas koomt. Bryane las, derhalven, melon. van dezen is meermaalen gewag gemaakt in het Lev. van pelopi das, met wien hy tot Baeotarch wierd aangebeld, volgens ons IV D. bl. 274.. Pv 2  het LEVEN nicrs te houden , en door hem te pryzen, en tot de wolken te verheffen, als den ee. «>gen man , die zulk eene onderneeminge ventende uit te voeren, hem opbliezen en heet maakten op eene daad, welke niet mmder onwettig en onrechtmaatig was, dan die tegen de Cadméa in het werk gefield, maar eehter geensfins met even dezelfde ftoutmoedigheid, of een gelyk geluk wierd uitgevoerd: de dag, naamelyk , overviel hem ,n het Thriafiseh Veld, en beftraalde zyne Benden , daar hy gehoopt had by nacht, in het duister, by den Pirreeus aan te koomen. Ook verzekert men, dat zyn Krygsvolk zeer bevreesd en verfchrikt zou geworden zyn op het zien fchitteren van een licht aan zekere Tempeltoppen van den kant van Eleufis. Zeiven ontzonk hem de moed geheel en al, zo ras hy bemerkte, dat er geen meer kans was om bedekt te blyven. Des een' kleenen firoop gedaan hebbende keerde hy met fchande en oneere wederom te rug naar Thespiae. Aanftonds wierden 'er Afgezanten , om over dezen vyandlyken inval te klaagen , van Athene afgevaardigd naar Sparte, welke bevonden, dat de Leden der Regeermge al-  van AGESILAUS. zót aldaar geheel geene Bcfctvuldigers tegen sphodrias behoefde, als wien zy reeds op den hals hadden doen aanklaagen; welk geding hy, echter, in perzoon fchroomde „ te ondergaan , uit vreeze voor de gramfchap zyner ivl edeburgeren, die zich fchaamden voor de Athenienfers, en zich , even als zy, belecdigd wilden toonen, ten eh> de men hen niet verdacht mogt houden van aan de belcedigkig zelve mede deel gehad te hebben. Sphodrias had eenen Zoon, geheeten cleonymus, die, nog jong en fchoon van gelaat zynde , bemind wierd van archidamtjs, Zoon van den Koning agesilaus. Deze had, gelyk men denken kan , groot medelyden met zynen Vriend , dien hy ten uiterften bekommerd • zag over het gevaar , waarin zyn Vader zich bevond , doch oordeelde zich buiten ftaat hem hulpe toe te brengen, of in zyn voordeel mede te werken, omdat sphodrias behoorde tot de tegenpartye van A Gesilaus. Nadat, evenwel, cleony1.1 u,s by hem was gekoomen, en hem met gebeden en traanen had gefmeekt „ hy mogt toch agesilaus vermurven; omR 3 dat  *6a ' het LEVEN dat deze het was , voor wien men voornaamelyk vree.de!" volgde de Jongeling, uit ontzach en vrcezc voor zynen Vader, denzelven geduurende drie of vier dagen, zonder een woord van de zaak te durven reppen: dan ten laatften, daar de dag van het Gericht naarby was, greep hy moed, en openbaarde zynen Vader agesilaus, « dat cleonyaius hem gebeden had ten behoeve van zynen Vader!" Agesilaus, die wel wist, dat archidamus den anderen beminde , had zich, echter, tegen deze verkeeringe noit verzet, want cleonymus had van kindsbeen af de fchoone verwachtinge van zich verwekt, dat. zo iemand, hy voorzeker eens een uitmuntend Man zou worden ! Nochthans liet hy zich, op de Bede van zynen Zoon in het geheel niet uit, noch deed denzelven op dien tyd eenige toegeevendheid , of goedwilligheid hoopen: alleen zeide,hy „ te zullen overweegen, wat met de eere en welvoegelykheid beftaanbaar was;" en daarmede vertrok hy. Hierom dan fchroomde archidamus cleonymus te gaan bezoeken, maar liet zulks geheel achter, niet tegenftaande hy te vooren de gewoonte had zyne  / van AGESILAUS. aój ne bezoeken op eenen dag dikwerf te herhaaien. Geen wonder, derhalven, dat de Vrienden van sphodrias aan den goeden uitilag zyner zaake nu nog dies te meer begonden te wanhoopen , tot dat een der Vrienden van agesilaus, genaamd etyMOCT.es (x), in gefprek met hun geraakt, dc waare gevoelens van agesilaus bloot leide, welke hier op uit kwamen. De daad als daad keurde hy ten allerftcrkften af! maar, voor het overige, befchouwde hy sphodrias als een braaf en krygshaftig Man , en achtte , dat de Staat zulke dappere Lieden op dit tydüip ten hoogften noodig had!" — Zodanige redenen liet agesilaus by alle gelegenheden van zich gaan omtrent dit geding; cn zulks ter liefde van zynen Zoon. Weshalvcn ook cleonymus al fpoedig ontwaar wierd, hoe zeer archidamtjs zich voor hem beyverd had, en de Vrienden van sphodrias hem nu met vertrouwen verdeedigden. Zeker! agesilaus had eene meer dan gewoone liefde voor zyne Kin. O) Men yergelyke wederom met dit verhaal dat «au xenoph. Gr. Gefch. V B. 4. h* $i =5 volgg, R 4  264. het LEVEN" Kinderen: waaromtrent men nog van hem verhaalt, hoe hy in hunne Vermaaken en Spelen deelde, zo zelfs, dat hy, toen zyne Zoonen nog klein waren, met hun fpeelende, een rietcn ^ befchree^ ^ ^ of het een paard was, 'er het huis op doorreed. In deze gefhlte wierd hy gezien van eenen zyner Vrienden, dien hy verzocht „ er aan niemand van te fpreeken voor en al eer hy ook zelve Vader van Kinderen zou geworden zyn." Na dat sphodrias, dan, op deze wyze was vrygefprooken, bereidden de Athemenfers, zo ras zy zulks vernoomen hadden, zich tot den oorlog, en agesilaus viel onder een zeer kwaad gerucht, als die zeide men , ten gevalle van eene dwaaze enkinderlyke drift, hec uitfpreeken van een rechtvaardig vonnis had verhinderd, en zy. ne Vaderflad by de overige Grieken fchuldig gefield aan een zo groot en alle wetten onteerend Misdryf. Agesilaus ziende, dat (y) Clsom. bro- (y) In den Griekfchen Test vindt men „ sy„en Zo«n cleombrotüs." Doch deze leezing |, ppenbaarlyk Va]Sch. want cleombrotus, Zoon va»  v A N AGESILAUS. 265 brotus thans weinig genegenheid blyken liet om dc Thebaanen te beoorlogen, bekreunde zich nu luttel aan de Wet, waarvan hy zich , te vooren , tot vryftellmge van den krygstocht, had bediend: maar zich aan' het hoofd van het Leger hebbende geplaatst, viel hy daarmede aanftonds in Boeotie , waar hy den Thebaanen al het leed deed', dat hem mogelyk was, en deze hem zulks, van hunne zyde, rykelyk vergolden, jn een dezer voorvallen gebeurde het, dat hy zelve gekwetst wierd; waarop antalcidas hem toeduwde: „ Zeker! Gy ont„ vangt fchoon Leergeld van de Thebaa„ nen daar voor , dat gy hen hebt leeren „ oorlogen , offchoon zy het niet leeren „ wilden , en 'er geen vcrfland van had., den!" (z) In de daad; men wil, dat die van pausanias en Broeder van agesipolis, was, na den dood des laatstgemelden, de Amptgenoot van agesilaus in de koninglyke waardigheid. 'Et fchiet, zo het fchynt, niets over, daa de woorden xh wit door te ftryken. fz~) Dit zeggen van antalcidas is meermaa. Iep aangehaald van onzen Schryver. Zie het Lev. van lycurg. in ons l D. bl. 350. en dat van pe- lopid. in °ns 1V" D. bl. 281. R 5  i66 het LEVEN die van Thebe, omtrent dezen tyd, nék zeiven in ftrydhaftigheid overtroffen., afs die , door de vele krygstochten , door de Lacedaemoniers tegen hen ondernomen, als Mi een Worftelperk , geoefFend en gehard wierden. Het was hier van daan, dat lycurgus, de Oude, in zyne zogenoemde drie Rhetrae uitdrukkelyk verbooden had tegen het zelfde volk by herhaalinge te veld te trekken, opdat niet zodanig een Vyand de kunst van oorlogen leeren mogt ~(a). Hier by kwam nog het Misnoegen van de* Bondgenooten der Lacedaemoniers tegen agesilaus, als die niet om eenige openbaare reden , het Gemeenebest van Sparte raakende , maar uit zekere byzondere haat en wrok de Thebaanen trachtte te verdelgen. Zy zeiden daarom overluid, „ dat men hen buiten eenige noodzaak ten verderve voerde, en zy ieder jaar op nieuw gedwongen wierden in grooten getale weinigen achter na te volgen , en met dezelve heren derwaarts rond te zwerven!" Dit gemor O) Zie het Lev. van cyc. bl. 341, alwaar dit, als de inhoud ven de derde Rhetra wordt op^ee. ven. , ; ' ö  v a n AGESILAUS. =67 mor ter ooren gekoomcn zynde van agesilaus, zegt men, dat hy , ten einde hen te overtuigen, dat hun getal in de daad niet zo groot was, als zy zich lieten voor ftaan, dus te werk ging. Hy beval dat alle de Bondgenooten door eikanderen, en zonder ondcrfcheid zich neder zouden zetten aan de eene zyde , en aan de andere de Lacedaemoniers, afzonderlyk en op zich zeiven.. Dit gefchied zynde liet hy door een' Herout uitroepen , „ dat alle Pottebakkers zouden opftaan." Toen deze opgeltaan waren , wierd zulks in de twééde plaats aangekondigd aan de Smeden; daarna aan de Timmerlieden ; vervolgens aan de Met zeiaars ; en zo verder aan alle Handwerkslieden, naar elks verfchülcnd bcdryf. Alle Bondgenooten flonden nu, op weinigen na, over einde;, maar van de Lacedaemoniers niemand , want het was hun verbooden eenig ambacht te ocffencn, of handwerk te leeren (£> Agesilaus dan over deze vertooninge beginnende te lacchen, fprak hen dus aan: „ Gy ziet, my„ ne Vrienden , hoe veel meer Soldaatcn „ wy m Zie wederom het Lev. van lvc. bl. 302,393.  268 het LEVEN n wyj; Spartaanen te velde doen trekken !" Wanneer hy, vervolgens, het Leger te. rug voerde uit het Thebaansch gebied, en zich te Megara bevond, gebeurde het,'dat hy, opgaande naar den Burg, cm zich te begeeven naar het zich daar bevindende Stadshuis, aangegreepen wierd door eene geweldige fpanninge en zwaare pyn aan zyn gezond Been , het welk vervolgens zeer fterk opzwol , en zich als opgevuld van uitgeftort bloed en buitengewoon ontftooken vertoonde. Zeker Arts van Syracufe opende hem toen de ader onder den enkel van het Been, waarop de pynen wel ophielden, maar het bloed ftroomde en Mort. te zo geweldig, dat het niet te ftelpen was. Ily viel dan in geduurige flaauwten, en bevond zich in groot gevaar van zyn leven. Eindelyk , evenwel , fiaagde men in het ftempen der Bloedflortinge en wierd hy, daarop, overgevoerd naar Lacedaemon, alwaar hy door zwakheid langen tyd wierd opgehouden, zonder in ftaat te zyn van te velde te trekken. Geduurende dit tydvcrloop leeden de Spartaanen zeer vele ver- • liezen, zo te water, als te lande, [van welke de Nederlaag by Leuara verre weg het  van AGESILAUS. 269 het grootfte was, daar zy voor de eerdemaal in geregelde Slagordeninge van de Thebaanen overwonnen en geflagen wierden.] (V) Men wierd dan te raade onderling eenen algemeenen Vrede te maaken, en kwamen 'er, ten dien einde, uit geheel Griekenland Afgezanten by een te Lacedaemon, om de verfchillen te vereffenen. Onder dezen bevond zich epaminondas, een Man aanzienelyk wegens zyne Kundigheden en Wysbegeerte, maar die als Veldheer tot hier toe geene proeven van zyne bekwaamheid had gegeeven. Deze, ziende, dat alle de overige Afgevaardigden zich kromden onder agesilaus, toonde alléén zo veel moeds van ftoutelyk te durven fpreeken , en hield eene uitgebreide Redevoeringe, niet flechts ten behoeve der Thebaanen, maar in het algemeen ten voordeele van het geheele Griekfche Vaderland. Hy toonde daarin aan , „ dat het Spana alCO Wy houden de woorden, door ons tusfchen haakjens ingeflooten, als ftrydig met de Gefchiedenis en het volgend verhaal van flut. zeiven, voor de inlasfching van eene vreemde hand. Het voorgaande, en volgende hangt, ook als men dezelve weg neemt, zeer wel te zamen.  270 ■ h et LEV E N alleen was, dit door den Oorlog groot en machtig wierd, daar dezelve alle de overige Staateri uitmergelde en in den grond hielp. Hy ried, derhalven, dat men zich den Vrede verlchafFen mogt op rechtmaatige voorwaarden, en onder, beding van gelyke rechten en onaf hankelykheid : want dat dezelve dan eerst beftendig zoude zyn, wanneer elk by zyne rechten en onafhankelykheid wierd gehandhaafd." Agesilaus, hierop, ziende, dat de overige Griekfche Gezanten met deze voordracht by uitftek in den fchik waren , en zyne Redevoeringe toejuichten, vroeg hem, „ of hy het dan recht en billyk oordeelde te zyn, dat het geheele Land van Boeotie vry en onafhankelyk wierd verklaard?" Als nu epaminondas hem daarop vaardig en vrymoedig belcheid gaf, en ook op zyne beurt afvroeg, „ of hy ook het recht en billyk oordeelde , dat het grondgebied van Laconie vry cn onafhankelyk verklaard wierd?" fprong agesilaus gramftoorig op, cn eischte, dat hy zich duidelyk verklaarcn zoude : „ of hy in de vryheid cn onaf hankelykheid van Boeotie Hemde?" Dit wierd wederom door epaminondas met  van AGESILAUS. 271 met eene gelyke vraag beantwoord : „ of by zulks insgelyks deed in de vryheid en onaf hankelykheid van Laconica?" — Agesilaus , verbitterd door zo veel tegenftands, deed dit voor eene weigeringe doorgaan , en bediende zich ftraks van dien fchyn, om den naam der Thebaanen uit ce fchrabben op de lyst der genen, welke den vrede aannamen , en hun den oorlog aan te kondigen. De overige Gezanten liet hy, onderling bevredigd, naar huis vertrekken, hun beveelende, dat gene , het welk gcmakkelyk tusfchen hen te vereffenen was, geduurende den vrede over en weder te vinden, en voorts dat gene, waarover men het niet eens kon worden, met de Wapenen te beflisfen ! want het was een werk. van onoverkoomelyke zwaarigheid, alle hunne verfchillen te zuiveren en te ontwarren. De Koning cleombrotus bevond zich op. dezen tyd met zyne krygsmacht in het gebied der Phocenfen. Aan dezen zonden de Ephoren aanftonds bevel, „ dat hy met zyn Leger optrekken zou tegen de Thebaanen." Middelerwyl wierden 'er, naar alle kanten, aan de Bondgenooten Boden afgevaardigd , om dezelve opteroepen en  3?* hetLEVEN en ten ftryde te verzamelen: aan welk opontbod deze, als hoogst afkeerig van den oorlog, niet dan met wederzin en bezwaarlyk gehoorzaamden, want men had toen den moed nog niet zich tegen de Lacedaemoniers te verzetten, of derzelver bevelen te wederilreeven. — Offchoon 'er nu vele zeer ongunftige Voortekens zich vertoonden , gelyk door ons in de Levensbefchryvinge van epa mi no nd as is verhaald (W), en prothoiTs de Lacedaemonicr zich tegen het onderneemen van dezen Krygstocht verzettedé (, bleef, niettemin, agesilaus volhouden en dreef den oorlog door, hoo- ( en op den vyfden van de Maand Hecatombaeon wierden de Spartaanen by Lcuftra geflaagen; zo dat 'er niet meer, dan XX dagen tusfchen beiden verliepen. In dezen Veldflag verlooren duizend Lacedaemoniers - het leven. Ook fneuvelde daar hun Koning cleom■ brotus, en om hem henen die onder de Spartaanen de kloekmoedigfie waren, waar onder men zegt, dat ook cleonymus, de (ƒ) De Maand scirophorion komt overeen met het laatst gedeelte van Bloei- en eerst gedeelte van Wtedemaand. Zy was de laatfte van het Attisch' Jaar. Van de Maand Hecatombaeon zie onze aantek. op het Lev. van theseus, I D. bl. 81. VIII. DEEL. S  •74 het LEVEN de fchoöne, Zoon van sphodrias, gevonden wierd, die, voor den Koning ftrydendc , toe driemaalen nederviel , en ook diïemaalen weder opflond , tot dat hy, al vechtende tegen de Thebaanen, eindelyk bezweek. Daar dus aan cle Lacedaemoniers, tegen elks verwachtinge , een zo zwaare ramp was wedervaaren , en den Thebaanen , in tegendeel , tot hunne onfterffelyke eere, een geluk te beurt gevallen was, zo groot, dat nimmer Grieken tegen andere Grieken ftrydende op een diergelyk mogten boogen, gaf, niettemin, de overwonnene Stad , al "zo zeer als de overwinnende , aan al de wereld (toffe tot lof en bewondering over haare Standvastigheid en Moed. Xenophon zegt wel (g), dat de Redenen en Gefprekken van voornaame Mannen , ook onder den wyn en al boertende geuit, altyd iets gewichtigs en opmerkenswaardig m zich bevatten-, en hy heeft daarin volmaakt gelyk ! maar het is van geen minder, of liever van veel grooter belang, dat wy acht gee- (g) Voort in het be»in van zyn Sympofiinti, of Gaatmaal.  van AGESILAUS. 475 geeven en gadeflaan, hoe aanzienelyke Lieden handelen, en hoe zy fpreeken in tyden van ongeluk en tegenfpoed! Juist, naamelyk, op dezen tyd vierde men te Lacedaemon een Feest, en was de Stad vol van Vreemdelingen. Het was het Feest der Gymnopaediae (A) en de Kooren der Zangers ftreeden met eikanderen om den prys op het Tooneel, toen de Boden van Leuctra aankwamen, en de tydinge van de Nederlaage verkondigden. De Ephoren, hierop, hoewel het hun duidelyk gebleek, dat het met de grootheid van Sparte gedaan, en zy de Opperheerfchappy over Griekenland kwyt waren, wilden, echter, niet, dat de Zangkooren den Schouwburg verlaaten, of de vrolykheid van het Feest in de Stad ophouden zoude. De Naamlysten dan der Gefneuvelden aan derzelver Nabeftaanden van huis tot huis hebbende rond gezonden, gingen zy, ondertusfchen, voort dat gene te bezorgen, wat tot het Schouwfpel, en den Wedftryd der Zangeren wierd vereischt. Met het aanbreeken van den dag, (Jt) Zie over dit Feest onze aantek. 00 het Lev. van ciMON, VII D. bl. 50. S 2  i/6 het LEVEN dag, toen het vóór niermnd langer een ge., heim was , wie 'er behouden, en mk 'er omgekoomcn waren , begaven de Vaders, en Bloedverwanten en Bekenden der Gefneuvelden zich naar. de Markt , reikten eikanderen de hand van gelukwenfchinge, niet glanfende Aangezichten en vol van Moed en Blydfchap. Die der Behoudencn, daarentegen, als in rouwe gedompeld, hielden zich in huis by hunne Vrouwen; of byaldicn iemand dcrzelv.er al genoodzaakt wierd om uit te gaan, dan verfcheen hy in'het openbaar met eene neêrilachtige en bcfchroomde houdinge, ftemme en gelaat. Maar nog meer was het der moeite waard de Spartaanfche Vrouwen te zien en te hooren fpreeken. Die haaren Zoon lee. vcnd uit den Stryd ontving deed zulks met ncèrgeflagene oogen en ililfwygende ; de andere, in tegendeel, welke bericht ontvangen hadden, dat de haare in den Sla<* gevallen waren, begaven zich met yver ter dankzegginge naar de Tempels der.Goden, en gingen elkandercn vrolyk over en weder bezoeken en geluk wenfehen. Nadat, evenwel, de Bondgenooten al meer en meer afvallig wierden , cn men ver-  v a n' A G E' S I L A ü S. ^7 verwachtte, dat-epaminondas, moedig op svnen vooriboed,..binnen kort met zyn overwinnend Leger in Peloponncfus vallen zoude,— toen begon het Volk wederom te denken aan de oude Godfpraaken, betrekkelyk de kreupelheid van agesilaus, ïh' ontftond 'er eene groote mismoedigheid en angstvalligheid voor den toorn der Goden, 'als of het Gemeenebcst daarom ongelukkig was, dewyl men, met verwerping van 'eenen Koning, dic frisch ter been was, een' kreupelen en gebrekkigen had verkooa-en; iets waarop de Godheid hen voor alle dingen vermaand had'acht te flaan , en bevolen zich daar voor ten zorgvu'.digfren •te wa-chtcn ! Het aanzien , niettemin , en de Dapperheid en Roem van agesilaus ■woogen tegen alle deze Bedenkingen op, en maakten , dat zyne Medeburgers zich niet alleen van hem ■ bedienden als Koningen Veldheer in den oorlog, maar hem ook gebruikten om de' Wonden van den Staat ■fr? lieï burgerlyk Bellier te heelen erf hun ten Raadsman te verftrekken in zaaken , waarmede zy verleegen waren. Zy aarsfelden , naamelyk , om die genen , welke In dun Slag met fchrik bevangen waren ge S 3 weest  278 het LEVEN weest cn de vlucht genomen hadden, by de Lacedaemoniers met een eigen woord tpesantes (z) genoemd, (welker getal en macht zeer aanzienelyk was) alle die onteerende Straffen aan te doen , welke door de Wetten wierden voorgefchreeven, uit vreeze, dat zy, daar door verbitterd , nieuwigheden mogten aanvangen. Want de zodanigen worden niet alleen uitgeflooten van alle bewind, maar men rekent het ook fchande aan hun eene vrouw ten huwelyk te geeven , of 'er eene van hun te ontvangen. Elk die hen op weg ontmoet flaat hen vryelyk, zo vaak hy wil; en dit moeten zy geduldig verdraagen. Voorts gaan zy in demoedige houding, met morsfige en gefcheurde klederen , en krygsmantels met bontgekleurde lappen bezet. Hun baard is half gefchooren; half laaten zy hem wasfen. — Het fcheen, derhalven, eene zeer zorgelyke zaak, zo vele Lieden, dus onteerd, en ten toon geheld, in de Stad te zien rond wandelen op eenen tyd , dat de Staat zyn Krygsvolk zo zeer 0") Tresantes, de verfchriht, de beevende, en hier van, de vluchtende, of gevluchte.  van AGESILAUS. s-o . yeer van doen had; en de keus viel op agesilaus, aan wien men de macht gaf om 'aangaande de voorgemelde Wetten uitfpraak tc doen. Deze deed 'er niets af, noch toe, noch veranderde iets daar aan: maar, zich bcgceven hebbende in de Volksvergaderinge der Spartaanen, verklaarde hy, „ dat de Wetten voor dien dag behoorden te flaapen, maar des anderen daags en voor bet vervolg wederom van volle kracht zyn!" Op deze wyze hoedde hy , ten beste van den Staat, zo wel het gezach der. Wetten, als dc eere zyner Medeburgeren. Ook trachtte hy dc thans plaats grypende flauwhartigheid cn necrüagtigheid den Jongelingen weder te bcneemen door eenen inval tc doen in Arcadie , alwaar hy zich zorgvuldig wachtte met den Vyand handgemeen te worden , maar eene kleene Stad der Mantinenfen bemachtigde en het platte landafliep , waardoor hy Sparte wederom vervrolykte, en opbeurde, om op nieuw te hoopen en moed te grypen , als welker zaaken nog niet zo geheel wanhoopig flonden. Niet lang daarna verfcheen epa min onpas, verlterkt met dc Benden zyner Bond. S 4 Se"  280 het LEVEN genooten, in her Laconisch Gebied. Zyn Leger beftond uit niet minder, dan veertigduizend mannen zwaargewapend Voetvolk. Daarby wierd het zelve nog van eene menigte ligt gewapenden , of geheel wapenloozen, dien het Hechts om roof te doen was , gevolgd. Zo dat de geheele Hoop , die toen in Laconie doordrong, wel gerekend worden mag op feventigduï. zend Koppen. Het was thans niet minder, dan feshonderd Jaaren gelceden, federt dat dc Doriers Lacedaemon hadden ingekreegen en bewoond. Geduurende dat geheele tydvak was het nu voor de ecrfto reize, dat de Vyanden in het land gezien wierden (T). Tot hier toe had niemand zulks durven onderneemen; maar alles was, zonder eenige fpoore van verwoestinge , onaangeroerd gcbleeven. Thans ontzag de ingevallene Vyand niets, maar verwoestede alles (£) „ Zie daar een zeer ruim tydvak. Weinige aanzienelykeStaaten pf Steden op de wereld kunnen z:ch beroemen op eene zo langduurige rust; en zién wy hier volledig geftaafd de Loffpraak van plito op Sparte ,, dat het, om zo te fpreeken, de Tempel was der Furiën, tot welken niemand naderen. Borst," Fr. Feit.  van AGESILAUS. '281 les te vuur en te z waarde-, plonderdc wyd en zyd en drong zelfs door tot den Vloed Eurotas-en de Stad zelve, zonder dat ic-mand hem tcgentrok. Want, volgens het verhaal van theopomptjs , wilde ag esii.aus niet toeftaan, dat de Lacedaemoniers zich tegen- zulken geweldigen flroom en onwedcr van Oorlog gewapenderhand zouden : verzetten : maar het middelde gedeelte'der Stad, en verder dc voornaamfte en -fterk fte plaatzen met zyne Krygsliedeil hebbende bezet, hield hy het uit-tegen de bedreigingen en fnorkèr'yen der Thebaanen, die hem by naame uitdaagden , en eiscb. ten, dat hy, die de oorzaak van alle rampen, en de aanftooker van den Oorlog was, nu voor het licht zou koomen, en om het bezit van het Land met duin vechten! Niet minder, dan deze vyandelyke Hoon, verdrooteu agesilaus''de inwendige Be. wecgingen in de Stad, en het gefchreeuw en heen- en weder loopen der oude ES® den, die zich over de dingen, welke thans gebeurden, zeer misnoegd toonden: gr-lyfc ook het misbaar der Vrouwen, welke men tot geen bedaaren brengen kon , maar die telkens door het. dreigend krygsgefchrei en S 5 vuur  282 het LEVEN vuur der Vyanden als buiten zich zelvcn geraakten. Dan, bovenal, fmertte hem de verduistering van zynen eigenen roem, daar hy, die, by het aanvaarden der koninklyke waardigheid, het Gemeencbest ontvangen had bekleed met het hoogst Aanzien én de geduchtfte Macht, het zelve nu moest zien geheel vernederd en gefnuikt, van al dien heerelyken luister beroofd en al die roemensftoffe misfende, waarvan hy ook zelf zich meermaalen had bediend, als hy zeide, „ dat geene Spartaanfche Vrouw immer den rook van een vyandlyk Leger had aanfchouwdJ" Ook verbaalt men, dat antalc/das in dezen fin, wanneer zeker Athenienfer met hem twistede over den voorrang in het nuk van Dapperheid , en zich hooren liet: „ Hoe menigmaalen verjoegen wy Uwlieden niet van den vloed Cephifus?" hem daarop te houden gaf: „ Maar wy verjoegen Uwlieden noit van den Eurotas!" Overeenkomftig hiermede is ook het antwoord van zekeren, fchoon minaanzienelyken Spartaan gegeeven aan iemand van Argos. Want als deze zeide: „ Hoe velen van Uwlieden liggen 'er niet begraaven in Argolis?" kreeg hy voor befcheid: „ Maar  vam- AGESILAUS. 283 „ Maar niemand van'Uwliedeu ligt 'er in Laconica 1" Sommigen verzekeren, dat antalcijjas, op dien tyd een der Ephoren, bevreesd geworden zynde, zyne Kinderen wegfehikte naar het Eiland Cytbera. Agesilaus, integendeel, bemerkende, dat-de Vyanden voorncemens waren de Rivier over te trekken, en de Stad te beftormen, liet de verdeediginge van al het overige vaaren , en fchaarde zyn. volk maar alleen voor het 'middelde gedeelte en op de Hoogten. De Eurotas, tot eene buitengewoone hoogte geklommen door de versch gevallene fneeuw, was thans buiten zyne oevers ge■treeden. Ook viel de doortocht door den ftroom den Thebaanen al zo mociclyk en bezwaarlyk wegens de koude, als uit hoofde van deszelfs fnelheid. By deze gelegenheid weezen zommigen epaminonoas aan agesilaus, daar hy vooruit trok aan het hoofd van de Phalanx : en deze , naar men zegt, een' langen tyd op hem genaard, en hem met zyne oogen achtervolgd hebbende, zou niets anders hebben gezegd, dan-dit eene woord: „O! welk een ondcrneemend Man !*' De  284 het LEVEN De Eerzucht van* epaminondas bedoelde thans in de Stad zelve handgemeen te worden , en aldaar , na behaalde overwinninge, een Zegeteken op te rechten. Dan alle zyne moeite om agesilaus uit te lokken, en uit zyne ftellinge te krygen, was verboren. Hy brak daarom met zyn Leger op en vertrok, zich wederom wendende tegen het omliggend Land, om -het zelve af te ftroopen. Te Lacedaemon vondt men, onderrusfchen , eene Bende van zeer gevaarlyke Deugnieten, welke federt lang niets goeds in den fin hadden. Deze rotteden te zamen ten getal van omtrent tweehonderd, en maakten zich meester van eene welverIferkte plaats in de !Stad , die niet ligt te veroveren was , genaamd Isfurium (/), waar de Tempel Haat van diana. Als nu velen onder de Lacedaemoniers aanftonds op dezelve'wilden aanrukken, belette agesilaus zulks, uit vreeze voor meerder onheil cn fchearinge. Hy beval dan, (7) Het was een ftcile Heuvel. Zie stephan. Byz. op het woord. De ligging is sangeweezeo door pausanias III B. h. 14. bl. 240.  van AGESILAUS. 285 dan, dat alle de overigen zich ftil zouden houden, cn begaf zich daarop ongewapend, in gewoone Weeding? derwaarts, alleen vergezeld van éénen Dienaar, en riep hun toe, dat zy zyn bevel verkeerd hadden vertfaan. want dat hy niet belast had om zich hier henen te begeeven; noch ook gewild, dat zy allen op eene en dezelfde plaats zouden post vatten •, maar dat fommigen daar henen zouden gaan (hun de plaats noemende), en wederom anderen naar een ander oord der Stad trekken." De Muitelingen dit hoorende waren blyde , zich diets maakende, dat men hun voorneemen niet begreepen bad. Zy trokken , derhalven , af, en fcheidden zich van een, om de verfchillcnde plaatzen , door hem aangeweezen , te bezetten. Agesilaus, van zyne zyde, toefde niet ander krygsvolk te ombieden, en daarmede de hoogte van Isforium zonder uit'iiel te voorzien. Van de genoemde oproerigen liet hy 'er vyftien, of daaromtrent, vatten en des nachts ter dood brengen. Nog wierd 'er, omtrent dezen tyd, eene andere veel grootere Zamenzweeringe en Vloekgenootfchap ontdekt van geboore- ne  &86 het LEVEN ne Spartaanen , die in zeker huis hunne heimelyke byeenkomften hadden, ingericht om de plaats hebbende regeeriuge het onderst boven te keeren. Aangezien bet nu, in de tegenwoordige verwarringe, hoogstgevaarlyk was deze belaagers der openbaare rust, het zy dan in een gewoon geding te ontvangen en te doen oordeelen ■ of ook door de vingers te zien, befloot agesilaus, na dat hy de zaak met de Ephoren had overlegd, ook dezen, zonder vorm van rechtspleeginge , van kant te helpen, hoewel 'er, tot dien tyd toe, niemand der Lacedaemoniers immermeer zonder Rechtsgeding was ter dood gebracht (ot). Daar («)„Men is het (leeds niet eens geweest over dit geval, of men, naamelyk, Zamengezwoorenen tegen hun Vaderland mag doen derven zonder eenigen vorm van te Rechtdellinge ?— Het Behoud en Heil van den Staat moet altyd de eerde regel, de opperde Wet zyn.. In de Misdaaden, derhalven, daar tegen begaan, is het fomtyds noodig zich te ontdaan van tydverfliudende Gewoonten en Voorfchriften, wanneer, naamelyk, de zaak fpoed vereischt, en alle uitdel gevaarlyk zou zyn." Fr. Vert. — Met dit gedrag van agesilaus kan vergeleeken worden dat van cicero, in het doen ter dood brengen der Mededanderen van catilina.  van AGESILAUS. 287 Daar 'er ook velen van de Nabuuren en ' Helooten, welke men geprest .had om de Wapenen te voeren, zich uit de Stad weg maakten en tot den Vyand overliepen, en zulks eene groote moedeloosheid by de anderen verwekte, beduidde hy zynen Bedienden, dat zy 's morgens met den dageraad rond gingen by de flaapplaatzen; en de wapenen der Overloopers wegnamen en verbergden , op dat men niet weeten mogt, hoe velen 'er vermist wierden. Sommigen willen, dat de Thebaanen het Laconisch Grondgebied verlaaten hebben met den aanvang van den Winter (»), toen de Arcadiers reeds begonnen hadden naar huis te keeren, en hunne Veldtekenen zonder orde te verlaaten. Anderen verzekeren , dat zy 'er drie geheele Maanden vertoefden , en niet henen gingen , voor dat zy het grootst gedeelte des Lands verwoest hadden. Volgens het bericht van theop om pus zou 'er, na dat de Boeötarchen tot den aftocht reeds beflooten hadden, by hen in het Leger gekoomen zyn zeker Spartaan, (ti) Verg. het Lev. van pelopidas in ons IV D. bl. 3>3*  283 met LEVEN taan, gehecten piirixus, afgezonden door agesilaus, en medebrengende eene fom van tien Talenten, om te dienen tot eenen prys , waar voor zy het Land verlaaten ■ zouden. Zo dat zy, om te doen, het geen zy'reeds voorlang voorneemens waren, nog daarenboven reisgeld van hunne Vyanden ontvangen zouden hebben. Hoe het nu bygekoomen zy , dat alle ander? Historicfchryvers van deze om'landigheid onkundig bleeven , en dezelve alleen maar ter kennisfe kwam van theopompus, beken ik niet te weeten! maar dat Sparte op dien tyd behouden bl.cef, dat erkent elk het werk te zyn geweest van agesilaus, die, afftand doende van de hem anders natuurlyk eigene gebreken, te weeten Onverzettelykheid en Eerzucht, thans met alle moogelyke Voorzichtigheid te werk ging. Evenwel was hv, met dat alles, niet in fiaat zyn Vaderland uit deszelfs groot verval wederom optebeuren tot de oude Macht en Glorie. Maar eveneens als het gaat met een gezond en fterk Lichaam, doch het welk dagelyksch aan eenen al te geftrengen en vasten levensregel vi ï,ao ... . , o u • js  van AGESILAUS. 289 is gewend geweest (p); — zo deed ook eene enkele afwykinge en misdag het geheel geluk en voorfpoed van den Staat te gronde gaan. En zulks met reden! Want daar zy by een. Staatsbeftier, dat op de voortreffelykfte wyze ingericht was tot Vrede, Deugdzaamheid en Eendracht, Heerfchappyen gingen voegen, en Landvoogdyen door geweld verkreegen , welke lycurgus oordeelde, dat een Gemeenebest, het welk op den duur gelukkig zoude zyn, geheel niet noodig had, geraakten zy van het rechte fpoor en gingen te gronde. Agesilaus had zich nu, ter oorzaake zyner hooge jaaren , aan den Krygsdienst onttrokken. Maar zyn Zoon archidamus, de hulpbenden ontvangen hebbende, wel- (V) „ Dit is gehaald uit de Sehriften van hippocrates, die leert, dat het gevaarlyk is voor ge. zoude Lichaamen zich aan eenen vasten en naauw ■ s;ezetten Levensregel te verbinden,' en, by voorbeeld, niet anders, dan van het zuiverfte Water, te drinken; om dat men dan by de geringde afwykinge van de aangenoomene manier van leeven , die men loch altyd niet wel in acht kan neemen, zich hst grootfte nadeel op den hals haal:." Fr. Vert VIII. dkel. T  zoo het LEVEN. welke de Dwingeland van Sicilië (p) aan hem had toegefchikt , behaalde vervolgens de overwinninge op de Arcadicrs , in den Veldflag , wélken men den onbefchreickn noemt (cf). Want van de zynen viel 'er niemand , maar van de kant der Vyanden was het getal der gefneuvelden zeer aanmcrkelyk. Ondertusfchen verfchafte deze Overwinning , meer dan iets anders , een overtuigend bewys der tegenwoordige zwakheid van het Spartaansch Gemeenebest. Want daar zy voorhenen rekenden , dat over den Vyand te zegevieren eene zo gewoone en als by hun thuishoorende zaak was, dat zy daarvoor noch den Goden offerden , behalven het by hun gebruikelyk dankoffer voor de Zege, befraande in eenen Haan; noch- het overwinnend Krygsvolk daarop roem droeg; noch die het bericht daarvan ontvingen groote blydfchap toonden ; ja zelfs na den Slag by Mantinea voorgevallen, welken tuucydides bèfchréeven heeft (r) , de Overheden aan hem, die het (ƒ>) Dion'Ysius, tyran van Syracufe. Ql) Of dien zonder traanen. ■ (V) „ In het vjfde B. zyner Gefchiedenisfen h. op  van AGESILAUS. 291 het eerst, bericht bracht van de Overwinninge, tot belooninge voor deze blyde boodfchap , enkel een {tuk Vleesch zonden uit de gemeene Eetzaal, zonder meer : daar bleef, toen men de tyding van dezen Slag ontving, en hoorde, dat archid amus in aantocht was, niemand thuis of achter: maar het -allereerst fpoedde hem te gemoet zyn Vader, fchreiende van vreugde, en met hem alle de Overigheidsperfoonen : vervolgens fchoolden de oude Lieden en Vrouwen met hoopen te zaamen by de Rivier, de handen ten Hemel «rekkende , en de Goden openlyk dankzeggende; alsof Sparte nu de vlek, welke haar, tegen haare waardigheid, had aangekleefd, nu had afgewischt, en het hoofd op nieuw, als met helder licht omftraald , wederom dorst opbeuren , en vertoonen-, daar men zegt, dat, te vooren, de 60 en volgg." — Fr. Vert. — Het is zeer wel door reiske opgemerkt, dat plut. deze byzonderheid hier met epzet heeft bygevoegd, ten einde niemand denken mogt, dat hy fprak van den veel meer beluchten Slag by Mantinea, tusfchen de Lacedaemoniers en Thebaanen, waarin epaminondas fcseuvelde. T £  292 het LEVEN de Mannen^hunne oogen voor hunne Vrou» wen niet hadden durven opflaan, uitfchaamte wegens de gelecdene Nederlaag. Toen epaminondas, vervolgens, al. les aanwendde tot heriïel van de Stad Mesfine, en de Burgers, die dezelve verlaaten hadden, wederom van alle kanten derwaarts toevloeiden , durfden de Lacedaemoniers, hoe ongaarne zy zulks zagen, zich daar tegen met geweld van wapenen niet verzetten ; noch zagen kans het te verhinderen. Maar zy waren ge'melïg en misnoegd op agesilaus, dat zy een Landfchap, niet minder volkryk, dan Laconica; welks inboorelingen zelve in dapperheid onder de Grieken mede de eerde in rang waren, en waar van zy de vruchten eenen zo langen tyd geplukt hadden, nu, geduurende zyne regeeringe, waren kwyt geraakt. Hiervan daan kwam het ook, dat agesilaus den ' Vrede, tot welken de Thebaanen wel geneigdheid toonden , niet wilde aanneemen. Dan daar hy met woorden aan hun weigerde af te liaan een Gewest, het welk zy reeds met de daad bezaten, en zich hard« nckkig tegens alle bevrediging verzettede, kreeg  van AGESTLAUS. S93; kreeg hy hetzelve niet alleen niet weder; maar het fcheelde ook weinig, of hy had, verrast door eene Krygslist van epaminondas, Sparte zelve nog daarby verboren. Want na dat de Mantinenfcn wederom afvallig geworden waren van de Thebaanen, en de Lacedaemoniers te hulp geroepen hadden, brak epaminondas, de weet gekreegen hebbende, dat agesilaus met zyne Legermacht was uitgetrokken, cn reeds Mantinea naderde, des nachts in ftilte op uit Tegea, zonder dat 'er de Mantinenfen iets «van merkten, voerende zyn Leger rechtftreeks aan op Lacedaemon; en fcheelde het weinig, of hy had, agesilaus voorby getrokken zynde , door dezen verhaasten tbcht , de Stad, welke gecne genoegzaame bezettinge had , overrompeld. Doch euthynus de Thespicnfer., zo callisïiienes (s) ons bericht, of, volgens xenophon (0, een zekere Cretenfer, gaf'er kennis van aan agesilaus, en O) Zie van dezen Historiefchryver, meermaalen by pi'ut. aangehaald, de aantek. op het Lev. van camillus in ons II D. bl. 367. (.t) Gr. Gefchied. Vil B. 5 h. §. 10. T 3  *94 hetLEVEN en deze zond fpoorflaags eenen Ruiter voor. uit, om zyne Stadgenooten te waarfchuwen: waarna hy zich ook zelf, zonder W mtftel, naar Sparte' begaf. Een weinig na hem verfcheenen de Thebaanen , trokken over den Eurotas en vielen aan op de Stad, doch ontmoeteden den krachtdaadigften tegenftand van agesilaus, die in het verdeedigen van Sparte eenen heldenmoed betoonde, welke zyne Jaaren verre te boven ging; want hy zag wel, dat het voor tegenwoordig niet, gelyk voorhenen, de tyd was om voorzichtiglyk te werk'te gaan, en de fterke posten Hechts bezet te houden (waar op hy het te vooren had laaten aankoomen, en waar door hy toen ook alleen het dreigend gevaar had afgeweerd): maar dat 'er met onvertzaagdheid en als wanhoopig moest gevochten worden. En dus doende redde hy thans de Stad uit de handen van epaminondas, richtte een Zegeteken op, en toonde aan de Kinderen en Vrouwen , hoe de Spartaanfche Mannen nu het loon voor hunne Opvoedinge f» aan hun • Va- («) De Griekfche Wetten eischten van Kinderen dat zy aan hunne Ouderen, wanneer die hooge Jaa.' ren  van AGESILAUS. 295 Vaderland ten roemwaardigften betaalden , onder welken een der voonmarallen was zyn Zoon arcHld:amvs,, wiens Dapperheid in het Gevecht uitblonk , en die , aangevuurd door zynen onverfchrokkenen moed, en geholpen door de rapheid van zyn Lichaam, langs den kortftén weg, door ftraaten en ftcegen, telkens derwaarts henen fnelde, waar de zynen het te kwaad kreegen, en, Hechts van weinigen vergezeld, den Vyand overal affioeg. Ook zag men 'er isadas, den Zoon van phoebidas Cv) , niet alleen aan zyne Medeburgers, maar oók aan dc Vyanden, de fchoonfte en verwonderenswaardiglte vertooninge oplcveren. Deze isadas, naamelyk, was fchoon van ren hadden bereikt, en gebrek begonden te lyden, het loon voor hunne Opvoedinge betaalden, door ze te onderhouden. Hierop doelde plüt. ter dezer plantze. Spartaanen , die volgens de Wetten van lycurgus in hunne Jeugd tot Dapperheid en Heldenmoed gevormd waren, konden dit niet beter be- lounen, dan door hun Vaderland in nood heldhaftig te verdeedigen. (r) Bekend door het overrompelen van den Burj *an Thebe. T 4  *9ö het LEVEN van gelaat en ryzig Van geftaltè. Hy had die jaaren van den bloeiendfren en bevallig flenleeftyd bereikt, waarin de Menfchen van Jongelingen Mannen worden. Thans kwamhy ten huize uitgefprongen, zonder wapenen waarmede men het Liehaam dekt; zonder klederen; maar zyn lyf met oKe be. ftreeken hebbende, en inde eene hand eene Lans, in de andere een Zwaard houdende. Dus ftiet hy voort midden door den drom der vechtenden, en wierp zich onder de Vyanden, treffende en nederveUende ailes wat hem voorkwam. Zelf ontving hy van niemand eenige wonde; het zy dan dat de eene, of andere Godheid hem uit hoof. de zyner Dapperheid befchermde; of dat hy grooter en voortreffelyker , dan een menfchelyk weezen, aan den Vyand voorkwam De Ephoren, zegt men, fchonken hem, ter belooninge zyner Heldhaftigheid, eenen eerekrans, maar lloegen hem, voorts, in eene boete van duizend Drachmen, om dat hy zich zonder wapenen aan de grootlte gevaaren had durven bloot Hellen. Weinige dagen laater wierd men haags by Mantinea, alwaar epaminondas, die de eer>  van AGESILAUS. 297 eerde vyandlyke rangen reeds overhoop had geworpen, terwyl hy verder doordrong, in de hitte van het vervolgen doodelyk gewond wierd van anticrates, den Lacedaemonier, die dand hield, cn hem waarnam. Dioscoricucs (0») verhaalt, dat dit gefchieddc met eene Piek. Maar de Lacedaemoniers noemen, tot op den dag van heden , dc Afdammelingen van a n ï i c r a t e s Machaeriones (.r), waaruit men op kan maaken, dat hy de wonde met een Zwaard hebbe toegebracht. Die van Sparte nu vereerden en liefkoosden hem zo buitengewoon, uit groote vreeze voor epaminondas, waarmede zy , zo lang hy in leven was, bevangen waren, dat 'er openbaare Eerbcwyzingen en Gefchenken by algemeene demmingc aan hem wierden toegeweezen; gelyk ook aan zyn .Geflacht vrydom van Schattingen , welke nog in. onzen tyd genooten wordt van callicraïes , een der Nakoomelingen van anticrates. Na O") Zie het Lev. v. lycurg. in ons ID. bl.339. (x) Als of men zei Zwaardelingen. p*x*ii* Quashaera) betekent een Zwlard. T 5  *p3 het LEVEN Na dezen Slag en den dood van epaminondas, toen de Grieken onderling over Vrede met malkanderen handelden, wilde agesilaus, dat de Mesfeniers van den Eed, op het Vredeverbond te doen, zouden worden uitgeflooten, om dat zy geene Stad hadden. Daar, niettemin, alle de overigen hen aannamen , en toelieten tot het bezweeren van den Vrede, flonden de Lacedaemoniers op zich zeiven, en bleef het alleen oorlog met hun, als die zich nog vleiden met de hoope van het Gebied van Mesfene eens wederom in handen te zullen krygen. Hiervan daan hieldt men agesilaus voor eenen Geweldenaar, en ftyfhoofdig en oorlogzuchtig man tot onverzaadelykheid toe: als die de algemeene bevrediging uit al zyn vermogen ondermynde en op de lange baan fchoof; maar daar door wederom genoodzaakt wierd, uit verlegenheid om geld, zyne Vrienden en Medeburgers lastig te vallen-, en geld op renten te neemen of ter leen te vraagen, in plaats van een einde te maaken aan zo langduurige rampen, daar de gelegenheid zich hier toe aanbood; en na het verliezen der geheele Opperheer- fchap-  tan' AGESILAUS. 299 fchappy, die eene zodanige hoogte had beklommen; na Zee en Land en zo vele Steden kwyt te zyn geraakt; nu nog te liggen fpartelen om de Landeryen en Schattingen van Mesfene! Maar nog meer geraakte hy in opfpraak, door zich zelvcn over te geeven aan tachos, Overfien der /Egyptenaaren. Men achtte het, naamelyk,. een geheel onwaardig bedryf, dat een Man, die voor den dapperïïen wierd gehouden van geheel Griekenland; wiens roem de ganfche wereld had vervuld, zyn lyf ging leenen aan eenen Barbaar; aan eenen Afvalligen van den Perfiaanfchen Koning, cn zynen naam en glorie ten besten gaf voor geld; en zich niet fchaamde het werk te verrichten van eenen werver van befoldigden, of zelf een befoldigde te zyn 1 Zeker ! al had hy, die reeds tachtig Jaaren en daar boven oud was ; die over geheel zyn lichaam met wonden was doorkorven, op dezen tyd wederom aanvaard dat heerlyk en luistervol Opperbevclhcbberfchap voor de Vryheid van Griekenland fj); dan nog zou tj) Weleer door hem in klein Afie bekleed, ter be-  3°° het LEVEN zou zo veel Eerzucht in eenen zo hooien ouderdom niet buiten alle berisping zyn geweest : om dat al wat uitmuntend is aan zekeren gefchikten tyd en gepaste omftandigheden is verbonden. Ja het eerlyke en het fchandelyke flechts door maat en wyze onderfcheiden worden (z). Doch agesilaus, kreunde zich aan geene dezer bedenkingen. Hy oordeelde, dat geene dienst, ten behoeve van het Gemeenebest waargenoomen , beneden zyne waardigheid was. Integendeel rekende hy het zich veel eer tot fchande, werkeloos te blyven zitten in zyne Vaderftad, en daar den dood .in vadzige ruste te gemoet te zien (». Voor het bevrydinge der Griekfche Steden aldaar van het PerIhabfchë' Juk. (O Niets is hier gelylduidender, dan het zegden van horatius. I Sat. i, 106. Est modus in rebus. Sunt certi deniq; fines Qaos ultra citraq; nequit confistere reftum. ' • OO „ De daad van agesilaus, en zyne tocht naar iEgypte is in geenen deele berispelyk op die wyze, zo als een gelyktydig Schryver, de beroemde xenophon, de zaak voordraagt. Hyzegt, dat ag e s i l a'u.s, merkende, dat t a ch-o s, Koning van I i AH*  van AGESILAUS. $t»i het geld, dan , het wélk tachos hem ten dien einde had toegefchikt, befoldigde Krygsbenden aangeworven hebbende , fcheepte hy dezelve in, en ftak 'er, na zich , even gelyk te vooren (F), XXX Raadslieden uit Sparte toe te hebben doen voegen, mede in Zee. Naauwelyks had hy den overtocht gedaan, en was aangeland in iEgypte^ of aanftonds begaven zich de voornaamffen der Koninklyke Bevelhebberen, en Hoofdbeftuurdercn naar het Schip, om hunne opwachtingen te maa- iE^ypte, alle krachten irifpande, om zichf tot den oorlog tegen den Koning van Perfie toe te rusten, met vermaak zag, dat deze Vorst hem uitnoodigde om het hevel over zyne Legermacht op zich tc neemen. Want hy hoopte door dit middel in flaat te zyn, om tachos zyne erkentenis te doen blyken voor alle de dienden, door denzelven aan de Laceda;Bioniers beweezen ; voorts ook de Griekfche Steden in kleinAfie wederom in vryheid te (lellen,en wraak te neemen over de ongelyken door den Konng van Perfie den Spartaanen aangedaan, zo wel in voorgaande tyden, als nu onlangs, daar hy ze gedwongen had Mesfene te verlaaten." Fr. Vcrt. Zie den aorsi'laus onder de Werken van xenoph. ii h. §. 28. volgg. O) By gelegenheid van den Tocht naar Ephefus en klein Aüe. Zie bov.  3o« hetLEVEN maaken. Ook was 'er by de overige iEgyptenaars eene groote drift en verwachtinge, wegens den grooten naam en roem van agesilaus. Alles liep, derhalven, te hoop , om hem te zien. Maar toen zy nu geenerlei praal, noch toeftel vernamen, maar eenen ouden Man, op zo wat groente vonden nederliggende by de Zee, onaanzienelyk en klein van lichaam, met een grof en flecht kleed omgeeven, toen konden zy zich niet onthouden van onderling te lacchen, en fchertzende te zeggen: „ dat het hier ging even als in de Fabel: een"Berg had baarensnood gekreegen, en vervolgens eene muis ter wereld gebracht!" (V) Nog veel meer verwonderden zy zich over zyne onhoffelykheid, wanneer de Gefchenken van welkomst by hem waren aangedraagen en toegevoerd (d). want hy nam van dezelve niets aan, dan het (O Volgens anderen zou tach o * zelf deze fpotterny tegen agpsilaüs gebruikt en van hem tenantwoord gekreegen hebben: „ De tyd zal nog wel eens koomen, dat ik U een Leeuw zal fchynen!" Zie iTHENaus bl. 616, D. aangehaald docfrBRV. A NB. 00 Aangedraagen door Slaaven; toegevoerd met Wagens. •  van AGESILAUS. 303 het Meel, en de Kalveren; en Ganzen, alle Lekkernyen, en Gebakken,-en welriekende Balzemen wees hy van de hand. En toen inen aanhield, en 'er op drong, dat hy dei ze dingen toch aan zoude neemen! beval „ hy, dat men ze naar de Helooten brengen zoude (V), ten einde deze 'er zich mede vrolyk maaken mogten!" Nochthans verzekert ttieophrastus (ƒ), dat hy veel op had met de Papierplant, waarvan men kroo- O) Hy wilde daarmeê zeggen, dat zulke laffe fpy* zen goed waren voor Slaaven: maar dat geen mannelyk Spartaan daar aan mond behoorde te zetten! Te recht merkt dacier op, dat de weeke en verwyfde iEgyptenaars de kracht van dit zeggen niet zullen hebben gevoeld. ( ƒ) Zie de aanteek. van den Geleerden bodsus a stapel op theophrastus bl. 431, 2. wiens gisting ons geheel niet vreemd dunkt, dat men hier, voor theophrastus, moet leezen theopompus. Vooreerst, om dat 'er in het uitvoerig Stuk ' van theophrastus over de Planten hoegenaamd ?een gewag is van het geen hier verhaald wordt. Ten tweeden, om dat dit verhaal weleer gevonden wierd in de thans verloorene Gefchiedboeken van theopompus, volgens de aanhaalinge van atheHjrvs XV B. bl. 676, D.  304 het LEVEN krocmen*maakt,:om de gemakkelykheid van die kroonen, 'en dat hy, by zyn vertrek uit Egypte, van den Koning eenigen voorraad daarvan verzocht en verkreeg. Zich vervolgens hebbende vervoegd by tachos, wien hy tot den Krygstocht vond uitgerust, wierd hy niet, gelyk hy flaat had gemaakt, tot Opperbevelhebber der ganfche Krygsmacht aangefteld, maar alleen over de gehuurde Benden. Het bevel over de Scheepsmacht wierd toevertrouwd aan c h ae r i a s, den Athenienfer. Maar de Oppergezaghebber over alles was tachos zelf. Dit was het eerst ongenoegen, het welk agesilaus moest verduwen. Maar vervolgens wierd hy ook genoodzaakt, hoe zwaar hem zulks mogt vallen, het gefnork en den opgeblaazen Waan des ^Egyptenaar* tc verdraagen, wen hy eenen Scheepstocht met hem ondernam tegen de Phoenrciers; op welken hy, hoe zeer zulks ftrydig was met zyne Waardigheid en Inborst, zich naar hem fchikte, en het uithield, wachtende op eene bekwaame gelegenheid; die zich ook, vervolgens, opdeed, want nsctanabu' een  yan AGESILAUS. 305 een Nabeflaande van t Ac hos, die ook onder hem over een gedeelte des Legers het bevel voerde, wierd afvallig, en zond, door de iEgyptenaaren tot Koning uitgeroepen, Gezanten aan agesilaus, zyne begeerte te kennen geevende, dat deze tot hem overkoomen mogt, en hem byftaan. Het zelfde aanzoek deed hy by chabrias , met toezegginge aan beiden van zeer groote belooningen. Tachos, hiervan onderricht, vervoegde zich, insgelyks, by beiden, en bad hen hem te willen byblyven. Waarop chabrias dan ook zyn best deed om.-agesilaus, -door alles wat hem fcheen te zullen kunnen overhaalen, en zyn ongenoegen verzachten, te beweegen, om in de Vriendfchap met Tachos te volharden: maar agesilaus antwoordde daarop: „ Het ftaat U, o ch abri as, die uit eigene beweeginge herwaarts zyt gekoomen j voorzeker vry naar uw eigen gevoelen in dezen te werk te gaan. Maar ik ben door myn Vaderland uitgezonden om den /Egyptenaaren ten Veldheer te verftrekken. Zou ik dan wel fraai handelen, wanneer ik hen, aan wien ik ten Medehel! VUL deel. V per  3o Dan 'er ftond uit 00 fIï vluchtte eerxt naarSidon, en begaf zich zedert naar den Koni.ijt van Perfiï, van wien hj vergiffenis verkreeg.^ Men zie, behalven diodor. sic, anus V.H. VB. 1 h. en akiasr de aantekk. van eSAiZONltts. V 2  $o8 ii e t LEVEN iut de Stad Meudes (Ji) ftraks een ander tegen nectanabis op, die van de zynen voor Koning uitgei oepen wierd, en, een Leger van Honderd duizend'Man by een verzameld hebbende, daar mede op hem aanrukte. Als nu nectanabis agesilaus bemoedigen wilde , zeggende, „ dat de Vyanden wel velen in getal, maar flechts een zamengcraaptc hoop, meest van 1 landwerkslieden, waren, welke men, uit hooide hunner ongcoeffendhcid, veilig mogt verachten!" antwoordde agesilaus daarop: „ Voorze- • ker! ik ben niet bevreesd voor hunne Menigte; maar wel voor hunne ongcoeffendheid en domheid; als welke niet gemakkelyk te misleiden valt. Want de misleidingen in den oorlog pleegen die genen tegens hunne verwachtinge tc verrasfen, die, bedacht op hunne verdccdigingc, fteeds het een of ander vermoeden , en in geduurigc verwachting zyn ! Maar die niets verwacht, noch op iets vermoeden heeft, geeft geen vat aan dien, die (ƒ/) De naam van dezen nieuwen opgeworpenea Koning is onbekend.  v a n AGESILAUS. 3°? die hem te misleiden tracht; even weinig als hy die in het Worftelperk zich onbeweeglyk houdt, aan zyne Tegenparty kans geeft om hem ter aarde te werpen." De Mendefier zondt, vervolgens, heimclyk, om agesilaus te polzcn. Weshalven nectanabis in geduiirige vrecze was. En wanneer agesilaus hem nu riedt, „om, hoe eer hoe liever, aan den Vyand flag tc leveren, en den oorlog geensfins tc rekken, daar men te doen had met lieden, die wel ongeoeffend waren om te vechten, maar door hun groot aantal hem gemakkelyk konden omfingclen, en met vcrfchansfmgcn influiten; of anders ook, in vele opzichten, hun voorkoomen, en de gelegenheden affnyden !" kreeg dc achterdocht en vreeze voor hem nog veel meer de overhand by den ^Egyptenaar, die ovcrzulks zich werpen ging in eene wel verfterktc Stad, die zeer groot van omvang was. Agesilaus, van zyne zyde, was wel niet te vrede , en nam kwalyk , dat men hem mistrouwde; maar fchaamde zich, evenwel, om op nieuw afvallig te worden, en zich rot eenen anderen te begeeven, waarvan de V 3 uit-  Set LEVEN uitkomst konde zyn, dat hy, eindclyk, gedwongen wierd onverrichter zaake naar huis te keeren (7). Hy volgde nectanabis, derhalven, en begaf zich mede binnen de verfchansfingen. Het duurde niet lang, of de Vyand kwam ook opdatgen, en begon eene gracht om de Stad henen te graaven; waardoor de iEgyptenaar, nu door eene nieuwe vrees voor belegering bevangen, van gedachten veranderde, en thans wel gaarne wilde vechten. Ook waren de Grieken hiertoe volkoomen gezind, uit hoofde, dat 'er in de plaats geen genoegzaame voorraad van Koorcn was. Doch agesilaus belette zulks en ging het nu tegen: het welk hem nog veel meer, dan te vooren, eenen kwaaden naam gaf by de iEgyptenaaren, die hem zelfs eenen Ferraader van den Koning noemden. Hy, van zynen kant, droeg nu den laster met meer geduld dan voorhenen, en was alleen maar oplettende, en uitziende naar bekwaame gele- (0 Ook dit is gehaald uit den agesilaus toe gefehreeven san xenoph. ii h. §. 31.  rAN AGESILAUS. 311 tegenheid om zynen flag waarteneemen. De Krygslistnu, door hem uitgedacht, bcflond hier in. De Vyanden groeven van buiten in het rond, om de Muuren der Stad, eene zeer diepe gracht, met oogmerk om hen ganfchelyk in te fluiten. Zo dra men nu met het graaven en uitdiepen dezer gracht, die rondsom dc Stad hepen liep, zo ver gevorderd was, dat de twee einden, welke op eikanderen toeliepen, fchier gereed waren om te fluiten, begaf agesilaus, na dat hy hec vallen van den avond afgewacht, en de Grieken in dc wapenen had doen koomen, zich naar den ^Egyptenaar, welken hy in dezer voege aanfprak: „Jongeling! zeide hy, thans is het Uur voor onze behoudenis daar: waar van ik geene opening heb willen geeven, voor dat het gekoomen was, om dat ik vreesde door dat te doen de zaak te bederven. Daar dan de Vyanden door hunner eigener handen werk aan U de veiligheid hebben bezorgd, door eene zo lange en diepe gracht tc graaven, waar van het geen reeds is afgewerkt aan hun niet anders, dan hinderlyk moet zyn om dienst te hebben van V 4 hun-'  3i2 het LEVEN hunne overmacht: terwyl dc tusfchenwydte, welke'nog onafgedaan geblceven is, aan ons de gelegenheid verfchaft om hen jn gel yken getale en met gelyk voordeel te bevechten , — welaan! toon nu, dat gy begeerig zyt den roem van eenen dapperen Man te verkrygen. Spoed U ylings met ons ter poorte uit, en behoud U zeiven, te gelyk met Uwe Legermacht ! Want de Vyanden, die het waagen zulïen met ons handgemeen te worden, zullen onzen aanval niet kunnen wederftaan; terwyl de overigen, door de gracht gehinderd, ons niet zullen kunnen fchaaden!" Nectanabis, deze redenen hoorende, ftond verbaasd over de groote fchranderheid van agesilaus, en zich midden onder de gewapende benden der Grieken hebbende begeeven en met hun uitgevallen zynde, floeg hy de Vyanden, die wederftand booden, zonder moeite op de vlucht. — Ook bediende agesilaus, die nu eenmaal het vertrouwen van nectanabis gewonnen had, zich kort daarna, op nieuw, als een welafgericht Worftelaar, van eene diergely. ke Krygslist tegen den vyand. Want nu eens wy-  van AGESILAUS. 313 wykende, en daar door den Vyand uitlokkende, om hem achter na tc zetten; dan weder in eene tegengcftelde richtinge ginds en herwaarts trekkende, voerde hy deszelfs talrykc Benden, eindclyk, in eene plaats, alwaar van beide zyden diepe waters Aroomden. Aanftonds hierop vattede hy post, en bczettcde met zyn Krygsvolk het Land daar tusfchen, zo dat de hcirfpits van zyne Benden even breed en talryk was, als de vyandiykc, welke zy te beftryden hadden; terwyl 'er tevens geene gelegenheid was om hem om te trekken, of tc omfingelen. Het duurde dus niet lang, dat "er wederitand gebooden wierd, flaande het Leger van den Mendefier fpoedig aan het vluchten. Hét getal der gefneuvelden by deze gelegenheid was zeer groot. De vluchtelingen verfpreidden zich aan alle zyden, en geraakten ganfcheiyk uit een. ' Van dien tyd af kreegen de zaaken des /Egyptenaars eene gunftige gedaante , en genaakten op eenen vasten en zekeren voet. Ook had agesilaus thans het vol bezit van deszelfs genegenheid en vriendfehap, woï-  3H het LEVEN wordende door n e c t a n a b i s op het dékt* gendfte verzocht, om nog eenigen tyd te vertoeven en den winter by hem door te brengen! Dan hy maakte groote haast om naar huis te keeren , wegens den oorlog, waarin Sparte op nieuw was ingewikkeldte meer, daar hy wist, dat het Gemeenebest gebrek aan geld had , en gedwongen was buitenlandfche Soldaaten te befoldigen. De Koning gaf hem, derhalven, zyn affcheid op eene alleszins vereerende en grootmoedige wyze; omvangende hy, behalven andere Eerbewyzingen cn Gefchenkcn, eene fom van CCXXX Talenten Silvers tot het voeren van den oorlog. Hierop dan in Zee geftooken zynde wierd hy overvallen door ftorm. Echter won hy met zyne Schepen land en vaarende langs de kusten van Libye, liep hy binnen in eene fchier verlaatene plaats, genoemd de Haven van menelaus alwaar hy ftierf, den ouderdom hebbende bereikt van vier en tachtig Jaaren , waar- (T) Zie nepos Lev. van agesil. 8 h. en de aantekk. aldaar.  van AGESILAUS. 315 waarvan hy 'er één boven de veertig te Sparte de Koninklyke waardigheid had bekleed , en geduurende meer dan dertig derzelver in dc luisterrykfte Grootheid, bekleed met de hoogfte macht, geleefd, daar men hem al dien tyd als voor Veldheer hield en Koning van fchier gansch Griekenland ^ tot aan den Leuclrifchen Veldflag. — Daar het nu by de Lacedaemoniers eene gewoonte was de Lyken van hunne' overige Medeburgers , wanneer die buitenlands kwamen te overlyden, op de plaats zelve te begraaven en achter te laaten, maar, die van hunne Koningen naar huis over te voeren, be • gooten de aanweezige Spartaanen, om dat zy geenen Honig by-de hand hadden, het Lyk met gefmolten Wasch, en brachten het zo naar Lacedaemon (/). In de Koninklyke waardigheid wierd hy vervangen door zynen Zoon archidamus; ook bleef dezelve in zyn Gedacht tot op a g i s; die, (/) Zie wederom nepos t. a. pl. die hier geheel met 1'i.utarch. inftemt. Zo ook het geen ter ophelderinge aldaar is bygebracht.  316 het LEVEN die, de vyfde zynde na agesilaus, daar hy poogingen begon aancewenden om hec voorouderlyk Staatsbeftier wederom in trein te brengen, van kant geholpen wierd door leonidas (m). ■ 0») Zie beneden het Leven van agis en ci.eo<; menes, in ons Xde Deel. HET  HET LEVEN VAN POMPEJUS. VIII. DEEL» t^l   HET LEVEN VAN POMPEJUS. Ten opzichte van pompejus kan men fchier zeggen, dat de Romeinen, van eerften af aan, dezelfde gezindheden koesterden, als prometheus, in het treurfpel van jeschylus , omtrent hercules, toen hy door dezen gered zynde herri noemde: j, Den zeer geliefden zoon van een'g»haten vaderP'O) Want tegen geen Legerhoofd heeft het Ro- (a) jEschylus, de vader dér Griekfche Tra. gedie , heeft in twee (hikken prometheus tot zyn onderwerp genomen. In het eerfte, 't Welk* gelukkig, de woede des tyds ontkomen is, wordt het lyden-van dien Held, 't welk de haat van Jupt-  4 het LEVÈN Romeinfche volk zulk eenen feilen en woedenden haat doen blyken, als tegen strabo, den vader van pompejus. By zyn leven vreesden zy deszelfs overmagt in de wapenen , (want hy was een groot Krygsman) maar toen hy door eenen blikfemflag geveld was, en begraven zoude worden, rukten zy zyn lyk van 't bed, waarop het gedragen werd, en mishandelden hetzelve op dc fraadelykfte wyze. Daarentegen heeft geen Romein fterker genegenheid, of die vroeger begon, met eiken voorfpoed meer toenam, en in het ongeval ftandvastiger bleef voordduren, van zyne medeburgers ondervonden, dan pompejus. De oirzaak van dien' haat tegens den eerstgenoemden was flechts één namelyk onverzadelyke geldgierigheid; de reter hem deed ondergaan, en zyne ttandvastigheid in dat zware lyden, meèsferlyk vertoond; het andere, 't welk ons, helaas ! flechts uit enkelde plaatfen] hier en daar by andere fchryvers voorkomende, bekend is geworden, bevat de verlosfing van Prometheus, door Hercules, den zoon van Jupiter. Uit dit laatite is ook de hier aangehaalde plaats genomen.  ïAII POMPEJUS. 5 redenen van die fterke genegenheid voop den laatstgenoemden waren verfcheidene: zo als, matigheid in lcvcnswyze , geoefendheid in de krygskunst, overredende wclfprekendheid , ftandvastigheid in 't gedrag , cn befcheidenheid by voorkomende aanzoeken, die zo groot was, dat niemand minder'lastig was in verzoeken te doen, noch gerecder om die van anderen in te willigen. Vrolyk was hy by het fchenken van weldaden, fchaamachtig in het aannemen van dezelve. Hy had in zyne jeugd een by uitftek innemend gelaat, 't welk reeds eerder fprak dan zyne tong. Het aanminnige daarin ging gepaard met eene zachte deftigheid, en de vaag der jeugd werd opgeluisterd door den ernst des ouderdoms, en eene vorstelyke achtbaarheid fjf). Hierby deed zyn zacht- kens Het Jtól'i vertrouwen wy, den Lezer, die LatyU verltaat, niet ongevallig zyn, by deze fchets van bet karakter en het uiterlyke voorkomen van Pompejus, gevoegd te zien eene andere van vellejus patercülüs (Lib. II. c. 29O waaruit de ontbrekende trekken kunnen aangevuld worden. {.A 3] For'  het LEVEN kens krullend hair, en eene levendige beweging der ogen, hem vry wel gelyken naar koning alexander; veel meer, volgens de berichten, welke men van dezen vorst heeft, dan wel in deszelfs beeldenisfen is te ontdekken ; waarom velen hem in den beginne ook alexander ' noem- Ferma excellens, non ea, qua flos commendatur detatis , fed ex dignitate, conftantiaque, quae in illam convenUnz amplitudinem , fortunamque, eum ad vltimum vitae comitata est dietn: innocentia eximins , fandtitate praecipuus , eloquent ia medius; fotentiae , quae honoris caufa ad eum deferretur , won ab ea occuparetur, cupidisfimus; dux bello peritisfimus ; civis in toga, nift ubi vereretur, ne quem haberet parem, modestisjimus; amicitiarum tenax, in offenfis exorabilis, in reco'nilianda «-ratia fidelisfimus, in accipienda fatisfaclione facillimus; potentia fua nunquam, aut raro, ad impotentiam ufus; pene omnium vitiorum expers, nifi ■Tumeraretur int er maxima, in civilate libera dominaque gentium indignari , cum omnes cives jure haberet pares, quemquam aequalem dignitate confpicere. In den text van plutarchus hebben wy gevolgd de lezing van ruhukenius, door wien deze plaats by VeliejUS wordt aange» haajd.  van POMPEJUS. 7 noemden 't welk hem niet onaangenaam was: doch dit heeft veroirzaakt, dat anderen hem vervolgens fpottende dien naam hebben gegeven. Van hier ook, dat lueiys philippus, een Oud-Conful, voor hem pleitende , zeide , dat het geenszins vreemd was, dat hy, philippus zynde, veel hield van alexander (c> Men verhaalt, dat flora, een bekend meisje van vermaak, reeds tamelyk bedaagd zynde, zo dikwyls zy zich hare verkering met pompejus herinnerde, gewoon was te zeggen , dat zy de omhelzingen van pompejuTnooit had kunnen verlaten, zonder een nagevoel van fpyt overtehouden (i). Ver- (j) Lucius marcius philippus, eender heroemdfte Redenaren van zynen tyd. Horatius maakt gewag van hem in zyne brieven, L I. Ep 7- 47. Dan, niettegenftaande den groten roem van Philippus, zegt Dacier, moet ik de vryheid nemen van te zeggen , dat deze fpeling met de namen van Philippus en Alexander my voorkoomt vry laf te zyn. (j) Wy kunnen nie: anders zien , of dit is de ware zin van het oirfpronkelyke, zo als reiskë het insgelyks heeft opgevat. Dacier heeft de l»obrdin dus vertaald : quand elk eouehoit avec [A 4] M*  8 het LEVEN Verder verhaalde zy, dat geminius, een byzonder vriend van pompejus, eens op haar verliefd was geworden, en haar zeer lastig was gevallen met zyne aanzoeken, doch dat zy hem had afgewezen, uit hoof, de van de betrekking, waarin zy ftond met pompkjüs; waarop hy zich tot dezen had vervoegd, die hem ook de gunften van flora had toegedaan , doch federt haar nooit had willen aanraken of hezoeken, hoe zeer het fcheen, dat hy nog lief, de voor haar had: dat zy niet, als andere raeisjens van dat flag, onverfchillig daarby was gebleven, maar van .droefheid en ver" dnet langen tyd gekwynd had, En even wel was deze flora zo gezocht en beroemd, dat c^cilius metellus, den tempel van castor en pollux niet beelden en fchilderyen verfierende, de ffe fchiiderde beeldtenis van haar, wegens ha" re fchoonheid, daarby plaatfte. Omtrent de vrouw van demetriüs een' vrygeluten van hem, die veel op hem vermogt, en die een vermogen van vier, dui. ip elle „e pouvdt JMs k ^ ^ & ére. Wat hy daarmede gemeend beeft, verkJar* ak nÏ5t te begrypea. ' *smar  van POMPEJUS. 9 duizend talenten naliet (e), gedroeg hy zich zelfs, tegen zyne gewoonte, zeer onbefcheiden en onvriendelyk ; alleen uit vrees van den naam te hebben , dat hare beroemde, en alles vermeesterende fchoonheid ook op hem had gezegevierd. Dan, niettegenfiaande dat hy in dit ftuk in zulken hogen trap angstvallig en omzichtig was, kon hy echter den laster van zyne vyanden ook in dit opzicht niet ontgaan, die hem eene ongeoorloofde verkering met getrouwde vrouwen verweten, en hem befchuldigden, dat hy ten gevalle van dezen aanzienlyke zommen uit 's Lands fchatkist verfpilde. Dat hy geen lekkerbek was, en zich zeer wel met gewone fpys kon vergenoegen, daarvan ftrekt het volgende ten bewyze. By gelegenheid dat hy onpasfelyk was, en gebrek aan eetlust had, was hem door zynen Dit bedraagt, volgens onze geldberekening, de verbazende zom van 7 millioen 200,000 guld. en koomt echter nog niet in vergelyking by het gene vrygelatenen in later tvden bezeten hebben, zo als een pallas onder Claudius, en een CLEanthes onder Caracalla. Zie gibbon. Hifi, de la decad. et de la chute de l'Empire Row Chap, IV". n. 22. 5]  10 het LEVEN nen geneesmeester geraden een Iystertjen te eten. Dan daar nergens lysters te bekomen waren, vermids het buiten tyds was, werd hem van iemand gezegd , dat ze by lucullus te vinden zouden zyn, waar zy het geheele jaar door gehouden wierden. „ Hoe! zeide hy daarop: zoude dan „ pompejus niet kunnen leven, zo lu„ cullus zich niet in weelde baadde?" Hy bedankte den geneesmeester voor zynen raad, en at het geen de tyd opgaf (ƒ), : Dan dit behoort tot een later gedeelte van zyn leven. Om weder te keeren tot zyne vroege jeugd ; terwyl hy diende onder zynen vader, welke destyds tegen cinna oorloogde (g~), had hy tot zynen vriend zekeren lucius terentius, die met hem in dezelfde tent gelegerd was. Deze was door cinna omgekocht, om pompejus van kant te helpen , terwyl inmiddels anderen, mede omgekocht, 's Veldheers tent in brand zouden Heken. Toen dit pompejus over ta- (ƒ) Dit zelfde hebben wy ook reeds verhaald gezien in het Leven van lucullus. Zie D. VIL bl. 241. O) In 't jaar 666 na het bouwen van Rome, 85 jaren vour de Christelyke tydrekeniug. Fr.Ferr.  van POMPEJUS, li tafel ontdekt wierd , toonde hy zich niet het minftc ontfteld, maar dronk zelfs een glas wyn meer dan naar gewoonte, en behandelde terentius met de grootfte vriendelykheid. Doch, nadat bet gezelfchap zich ter ruste had begeven , floop hy , zonder gemerkt te worden ; uit de tent, zettede eene wacht by zynen vader, en hield zich verder flil. Ter en tius, toen hy dacht dat het tyd was om zyn voornemen uittevoeren , ftond op , ging met het blote zwaard naar de flaapplaats van pompejus, en doorboorde het bed, waarop hy dacht dat deze gelegen was, met verfcheidene fteken. Hierop ontftond eene grote beweging in 't leger, waar de Veldheer zeer gehaat was, en de zoldaten, driftig om ovcrtelopen , rukten de tenten omver, en namen hunne wapenen op. De Veldheer zelf, verfchrikt door die bcwe, ging , durfde niet voor den dag komen. Doch pompejus vloog midden onder den hoop, en zocht hen door gebeden en tranen tot andere gedachten te brengen. Ten laatften wierp hy zich voor de poort van de legcrplaatfe op het aangezicht ter aarde, bleef daar huilende liggen om hen tegen  ia het LEVEN gen te houden, en zeide, dat zy er niet zouden uitkomen zonder hem te vertrapt D.t had ten gevolge, dat elk van fchaam. te terugkeerde, en dus allen, uitgezonderd een getal van achthonderd, van hun voornemen afziende, zich met hunnen Veldheer verzoenden. Terflond na het overlyden van strabo werd hem een rechtsgeding aangedaan, ter zake van landsgeld, 't welk zyn vader ontvreemd zoude hebben. Doch hy ontdekte en bewees aan de rechters, dat het grootfte gedeelte van dat geld door eenen alexander, vrygelaten van zynen vader, geftolen was. Hem zeiven werd te laste gelegd, dat hy eenige jachtnetten en boeken uit Asculum zich toegeëigend had; dan het was met de zaak zo gelegen , dat hy die dingen, by het innemen van Asculum, van zynen vader gekregen had , doch dezelve weer kwyt was geraakt, toen de lyfbende van cinna, by deszelfs terugkomst te Rome , in zyn huis was gevallen , en hetzelve geplonderd had Qï). Voor dat dit ge- Wie zou denken, dat de zoon van eenen Op. perbevelhebber ter verantwoordiging zoude geroepen  van POMPEJUS. 3 geding wierd uitgefproken, had hy een' en anderen harden kamp met zynen befchuldiger, waarby hy eene levendigheid en ftandvastigheid boven de jaren aan den dag leide , die hem grote achting en gunst verworven: zo dat zelfs de Pretor a nt i s t ius, die Voorzitter was van het Gerecht, pompejus waarlyk lief kreeg , en hem zyne dochter ten huwelyk wilde geven. Hy fprak hierover met zyne vrienden, en pompejus nam genoegen in den voorflag. Schoon nu deze verloving in ftilte wierd voltrokken, liep de zaak echter by het gemeen in 't oog , door den yver , welken antistius voor pompejus liet blyken. Toen dus eindelyk deze het vonnis uitfprak, volgens 't welke pompejus vry verklaard wierd, Het het volk, als by toejuiching, het bekende woord hooren, dat men volgens een oud gebruik by de huwelyksplegtigheid gewoon was uitteroepen, Ta- pen worden , wegens het achterhouden van zulk eene beuzeling uit den buit van eene ingenomen ftad? Maar die beuzeling doet zien, tot hoe ver de Romeinen wilden dat hunne Veldheeren de onthouding en getrouwheid ten aanzien van buit, op den vyand benaald, zouden uitftrekken. Fr.Fert.  14 het LEVEN Talasfio. De oirfprong van dit gebruik wordt dus opgegeven. Ter gelegenheid da? de voornaarafte der Romeinen de dochters der febytttü, te Rome gekomen om de fchouwfpelen bytevvonen , roofden om die tot hunne vrouwen te hebben , kwa. men eenige gemecne geiten- en osfenhoeders aangelopen met eene by uitftek fchone cn ryzige maagd , die zy wegvoerden. Dezen, om voortekomen, dat niet een of' ander der aanzienlyken hun, in 't ontmoeten, dien buit afhandig mogt maken, riepen onder het lopen overluid: Talasfio. (voor Talasfmsy Talassiüs nu was een zeer bekend en geacht burger; zodat elk, die dit hoorde, zulks toejuichte, en zyne item met die der anderen vereenigde, ten blyke van goedkeuring en welgevallen. Van toen af, daar dit huwelyk van taLASSius gezegend wierd, zegt men, dat die uitroep als eene zinfpeling by trouwplegtigheden in gebruik is gekomen. Die althans is my van alles, wat aangaande dat Talasfio verteld wordt, het meest waarfchynlyk voorgekomen (i). Weinige dagen 0') Zie ook, over dit gebruik, en deszelfs oirfprong, het Leven van romulus, D. I. bl. 212.  van POMPEJUS. 15 gen daarna trouwde pompejus met an- tistia. Vervolgens vertrok hy naar het leger, om zich by cinna te voegen. Doch hier werd hy weldra door eene valfche betichtiging aangevallen., die hem voor zyn leven deed vrezen, waarom hy zich in ftilte weder van daar wegmaakte. Zo dra hy vermist wierd , verfpreidde zich door het leger een fterk gerucht, dat cinna den jongen pompejus had omgebragt. Zulks had ten gevolge, dat zy, by welken cinna federt lang gehaat en ondraaglyk was geworden, nu openlyk op hem los gingen' Hy zocht zich door de vlucht te redden , doch werd achterhaald door eenen Hoofdman , die hem mee het blote zwaard vervolgde ; dezen viel hy te voet, en bood hem zynen kostbaren zegelring aan. Doch de ander gaf hem met verachting ten antwoord: „ ik koom hier niet1 om een verdrag te bezegelen, maar om eenen fno„ den cn onrechtvaardigen dwingeland te „ ftraffen: en daarmede doorftak hy hem." Na dat cinna op deze wyze om 't leven was gebragt , geraakte het beduur van zaken eenen tydlang in handen van c AR-  16 het LEVEN carbo, zynde nog affchuwelyker dwiugeland dan c i n n a. Doch welhaast kwam sulla in Italië, die, uit aanmerking van de tegenwoordige rampen, by het meerendecl zeer welkoom was, daar men zelfs eene verwisfeling van heer als geene ceners op de been te brengen, 't welk hem zo wel gelukte, dat dezen hem volvaardig gehoorzaamheid beloofden, en de aanzoeken der afgevaardigden van carbo verwierpen. Toen zekere v i n d i u s (&) daarop zeide, dat pompejus, pas uit fchool gekomen, zich totVolksbeftuurder onder hun kwam opwerpen, werd dit zo kwalyk opgenomen, dat zy v i n d i u s dadelyk op het lyf vielen en om 't leven bragten. Pompejus, die ttu flechts drieëntwintig jaren oud was, narrt vervolgens, zonder door iemand in het krygsbewind gefteld te zyn, op eigen gezach dat bewind in handen , deed op de markt te Auximum (7) , eene voorname ftad, een verheven geftoelte piaatien, en liet vandaar een openbaar bevel uitgaan, waarby^twee der aanzienlykften uit dat volk, zynde de gebroeders ventidius, die eenen aaiv hang (*) Deze naam wordt in de affchriften verfcheidenlyk gefpeld : Fedius, Vidius, lindius. Welke fpelling de waare zy, kunnen wy niet beflisfen. (/) Deze ftad, in 't Piceenfche land, dat is, iit de Markt van Ancona gelegen, wordt thands Oflfno of Osmo geheten. VUL dmu {£}  iS het LEVEN hang voor carbo zochten te maken, gebannen vvierden. Daarop liet hy het volk opfchryven tot den krygsdienst, ftelde ordenlyk Hoplieden en Overften over elk gedeelte aan, en reisde vervolgens de overige fteden rond, waar hy het zelfde deed. Allen, die het met carbo hielden, namen fpoedig de vlugt ; de overigen voegden zich bereidwillig aan zyne zyde, zodat hy in korten tyd drie voltallige legioenen byeen had , welke hy van leeftogt, lastdieren, wagens, en alwat verder nodig was, behoorlyk verzorgde. Hiermede vertrok hy naar sulla; niet als iemand, die haast maakte, of ongemerkt zocht te blyven; maar integendeel hield hy zich overal op, om den vyand afbreuk te doen , en deed zyn best om elke plaats van Italië , waar hy kwam, van de party van carbo aftetrekken. Drie vyandelyke Veldheeren,carikn.\, ccelius en brutus, kwamen tegelyk tegen hem optrekken , die hem niet alle van voren , of van éénen kant aanvielen, maar van drie onderfcheidene zyden omringelden , als om hem zeker te vernielen. Hy, zonder hierdoor verfchrikt tc worden,  Van POMPEJUS. 19 zyne geheele magt op één punt hebbende ie zamen gebragt, richtte zynen aanval alleen tegen het leger van brutus, en plaatite de ruitery , waarover hy zelf het bevel voerde, aan de fpitfe. Weldra werd ook van den vyandelyken kam de Gallifche ruitery tegen hem aangevoerd, uit welke hy den voorften en kloekften zo tydig waarnam, dat hy hem met de lans doorftak en ter aarde velde. 0e overigen daarop de rug wertdende bragten tevens het voetvolk in wanorde , waardoor de vlugt algemeen werd. Devyandelyke Veldheeren, hierdoor Verdeeld geworden, trokken af, elk, waar het geval hem heenvoerde. Weldra gingen de fteden in de belangen Van pompejus over, vermids deszelfs vyanden door Vrees verftrooid waren. Eenigen tyd daarna kwam de Conful s c 1 p 1 o op hem af f»; doch voordat nog de beide legers elkander tot op eenen pylfchoot genaderd waren, kwamén de zoldaten van scipio die van pompejus als vrienden begroeten , en liepen over; waarop scipio zelf de vlugt nam. Dé tal- (m) Luciits Corn. Scipio Afiaticus* die CönM tyas met Cajus Norbamis. Fr. Vert.  20 het LEVEN talryke ruiterbenden, die eindefyk vari carbo zeiven afgezonden, hem by de rivier Arfis aanvielen, werden manmoedig door hem ontfangen, op de vlugt gedreven , en door onophoudelyk vervolgen alle gejaagd in moeilyke en voor de paarden onbruikbare plaatfen ; zodat zy, nergens uitkomst ziende , zich met wapenen en paarden overgaven. Sulla had van dien goeden uitfiag nog niets gehoord; doch op de eerfte tydingen en geruchten' zeer bevreesd zynde geworden voor pompejus , die door zo vele en zo geduchte Veldheeren van rondsom wierd aangevallen, haastte hy zich om hem ter hulpe te komen. Toen pompejus vernam, dat hy naderde, gelastte hy zyne onderhorige Bevelhebbers het volk onder de wapenen te brengen, en in flagorde te fcharen, ten einde hetzelve des te fchoner en luisterryker vertoning by den Opperbevelhebber mogt maken: want hy verwachtte van dezen grote eerbewyzingen; die hem dan ook nog groter, dan hy verwacht had, te beurt vielen. Zodra namelyk als sull a hem zag naderen, gefterkt met een leger , *t welk uit de bloem der manfehap be.  van POMPEJUS. « ïjeftond, en uit hoofde van de behaalde voordeden vol van vuur en «moed was, (leeg hy van zyn paard, en toen hy door pompejus met den naam van Imperator, 9.0 als hem toekwam, wierd aangefproken, fprak hy hem wederkerig met dien zelfden naam aan. Dit was meer dan iemand verwacht had, dat sulla eenen jongeling, die zelfs nog geene zitting in den Raad had genomen, deelgenoot maakte van eenen Tytel, over welks bezit hy zelf met eenen scipio en marius oorlog voerde. De wyze, waarop hy vervolgens pompejus behandelde, beantwoordde volkomen aan dit eerfte blyk van hoogachting. Want. wanneer pompejus hem naderde, rees hy ©p van zyne plaats , en ontfing hem met ongedekten hoofde: eene eer, welke men hem niet ligt aan iemand 'anders zag be~ wyzen , fchoon hy vele mannen van verdienfte in zyn gevolg had. Onder dit alles bleef pompejus vry van opgeblazenheid; en toen sulla hem naar Galliën wilde zenden, waar metellus , jbet bevel voerde, die volgens sul la's oordeel niets van belang uitvoerde , naar snate van de magt, welke hy daar had, gaf [B 3] hy  ** het LEVEN hy te kennen, dat het hem niet zoude w*. Ten, eenen Bevelhebber, die hoger in jaren m aanzien dan hy was, aftelosfen : doeh byaldien metellus daarin toefterade, en begeerde , dat hy hem in het voeren van den oorlog te hulp kwam, dan verklaarde hy daartoe bereid te zyn. Zodra dan ook metellus dien voorflag goedkeurde, en hem fchreef om overtekomen, brak hy op naar Galliën, waar hy niet alleen voor zyn hoofd wonderen van dapperheid verrichtte, maar ook den moed en het vuur van me' tellus, 't welk door ouderdom reedi verflaaud was, weder wist optewekken en te doen ontbranden ; even als men zegt ' dat gefmolten en gloeiend metaal, 0p an' der metaal, dat reeds flyf en koud is, gegoten zynde, dit nog eerder, dan het vuur zelve, ontbindt en doet fmelten. Dan gelyk men van eenen eerden kampvechter,' die' reeds in eiken ftryd met roem den prys behaald heeft, niet gewoon is de overwinningen van de vroege jeugd te rekenen, noch optefchryven, zo onthoude ik my ook de daden van pompejus van dien tyd, hoe groot ook op zich zelve , daar ze onder # menigte en grootheid van zyne volgende  van POMPEJUS. 23 de gevechten en oorlogen begraven liggen, optehalen, uit vrees, dat ik by de eerstgenoemden te lang vervalende, aan zyne voornaamfte bedryven en lotgevallen, en die het meest zynen aard'kenmerken, te kort mogt doen. Na dat nu sulla in Italië meester was geworden, en den tytel van Dictator bekomen had, beloonde hy de andere Generaals en Overften, door hen met rykdommen te overladen, en tot aanzienlyke eerambten te verheffen, gevende mild en onbekrompen aan elk, wat hy het liefst begeerde. Doch pompejus, met wiens dapperheid by byzonder was ingenomen, en wiens hulp hy begreep dat hem het m-est van allen te ftade kon komen, zocht hy op de eene of andere wyze door familie-betrekkingen aan zich te verbinden. Na dus overeengekomen te zyn met zyne gemalin metella, weet men pompejus te bewegen, om van zyne huisvrouw antistia te fcheiden, en «MiLiA, de ftiefdochter van sulla, welke metella by scaurüs gewonn nad, ter vrouwe te nemen, fchoon die reeds getrouwd en destyds zwanger m £J3 4] was  *4 hetLEVEN was («). Die was dus een hoogstonwettig huwelyk, en beter ftrokende met het beftuur van eenen sulla, dan met het karakter van pompejus: -— jEmilia reeds zwanger aan haren echten man te ontvoeren , om haar tot zyne vrouw te nemen, en antistia fmadelyk , ja onmenfchelyk te verltoten, daar zy nog kort geleden, om haren man, ook haren vader had verloren: want antistius was, uit hoofde dat hy, ter oirzake van pompejus, geacht wierd tot de party van sulla te behooren, op het raadhuis vermoord. . , Hare moeder, dit ziende gebeuren, bracht zich zelve om 't leven. Deze ramp be-' hoorde dus al mede tot de Tragédie varj dit huwelyk, en om dezelve te voltooien kwam yEMiHA zelve kort daarna in het kinderbed, ten huize van pompejus te ftervea Hierop kreeg men tyding, dat perpenna zich meester had gemaakt van Sicilië, cn dit eiland tot eene wykplaats maakte voor («) Dacier vergist zich grovelyk , met deze, jbmilia tot eene kleindochter, en metella tp.s (»ene dochter van Sulla te makers  van POMPEJUS. «5 voor het overfchot van de tegenparty; dat carbo daaromftreeks kruiste met eene vloot; en dat domitius in Africa gevallen was, waar zich ook een aantal voorname vlugtelingen verzamelden ,• die op dc Banlyst geplaatst nog in tyds den gedrcigden dood ontkomen waren. Tegen dezen werd pompejus met eene geduchte magt afgezonden. Sicilië werd dadelyk door perpenna ontruimd, en dc zwaar gedrukte fteden voelden verligting door de komst yan pompejus, die zich met alle befcheidenheid jegens dezelve gedroeg, bchalven tegens de Mamertynen, die Mesfina inluidden. Want als dezen weigerden zich aan zyn rechtsgebied te onderwerpen, zich beroepende op een oud handvest, waarby zy door de Romeinen onafhankelyk verklaard waren, duwde hy hun toe: „ fpreekt „ gy n°g langer van handvesten tegen ons, „ die het zwaard op zyde hebben?" Ook fchynt zyn gedrag met carbo, dien hy in het ongeluk trotfeerde, kwalyk met de menschlievendheid te kunnen overeengebragt worden. Want zo misfehien de nood hem opgelegd was om carbo van kant |e helpen, dan had hy zulks dadelyk moe, IB 5] *n  s6 het LEVEN ten doen , nadat hy hem gevat had , e„ dan was de ganfche zaak voor rekening geweest van den genen, op wiens last dit gefchiedde. Maar in plaats van dat, liet hy dien aanzienlyken Romein, die driemaal Conful was geweest, gekluisterd voor zynen rechterftoel brengen , waar hy in perzoon ging zitten om hem te verhooren, tot groot misnoegen en ergernisfe van alle de omftanders ; en na het einde van dit verhoor liet hy hem wegbrengen om d@ doodftraf te ondergaan. Men verhaalt, dat carbo weggebragt zynde, toen hy het ontblote flrafzwaard zag, door buikpyn bevangen , een oogenblik uitflel en eene afgezonderde plaats verzocht om zich te ontlasten. ' Wyders verhaalt ca jus oppius, een vriend van caesar (V), dat hy ook zeer onmensehlievend gehandeld heeft met quin- tus O) De zelfde, die den Spaanfchen oorlog heeft befdirevcn. — Suetonjus telt hem. onder de voornaam (te vrienden van Cajfar, en om te doen zien, hoe zeer hy dezen gunftig was, zegt hy, dat Oppiii' een (luk had gefchreven om te bewyzen, dat Csefario geen zoon was van Cafar, zo als Cleopatra voorgaf. Fr. Fert.  van POMPEJUS, %7 Tus valerius. Daar hy namelyk vernomen had, dat valerius een yverig yoorftander van wctenfchappen en een by yitftek geleerd man was , zou hy dezen • voor hem gebracht zynde, alleen geroepen en in eene wandeling ondervraagd hebben naar alles, wat hy verlangde te weten, en nadat zyne weetlust voldaan was, hem door de gerechtsdienaars ter dood hebben laten brengen. Doch men moet oppius, wanneer hy van c-esars vrienden of vyanden fpreekt, niet te ligt vertrouwen. Wat betreft de vermogendfte en aanzienlykfto der vyanden van sulla, en welke openlyk gevat wierden, dezen was pompejus wel genoodzaakt te ftraffen. De overigen, die zich fchuil hielden, zag by, zo veel mogelyk, door de vingers, en zommigen was hy zelfs behulpfaam in hunne vlucht. Voorgenomen hebbende, de inwoners van Himera, welke zich voor de tegenparty verklaard hadden, te ftraffen, verzocht sthenis, hun aanvoerder, het woord, en gaf aan pompejus te verftaan , dat hy niet recht zoude handelen, indien hy den fchuldigen vry liet, en de onfcbuldigen ftrafte. ö Op  2S «et LEVEN Op de vraag, wie dan de fchuldige was • hernam hy: „ ik 7e|f. at* ■ m y » zeJt- die myne vrienden „ uit de burgery door overreding , en de „ genen die my tegen waren, door ge„ weid hiertoe gebracht heb." Pompejus vond behagen in-de-vrye taal en grootmoedige denkwyze van dien man, en fchonk eerst aan dezen, en vervolgens aan alle de overigen vergiffenis. Als hem vervolgens bericht wierd, dat zyne zoldaten onderweg ongeregeldheden pleegden , verzegelde hy hunne zwaarden in de fchede , en ftrafte ftrengelyk elk, die het zegel er afbrak Terwyl by dit in Sicilië verrichtte , en nog bezig was met de zaken van dat land te regelen, ontfing hy een befluit van den Raad en eenen brief van sulla, met last om naar Africa overtefleken , en domitius met nadruk te beoorlogen. Deze had namelyk daar eene magt byeen verza meld, veel groter dan die, waarmede marius onlangs uit Africa naar Italië was overgekomen en waarmede hy te Romealles het onderst boven had gekeerd, zynde van eenen balling eensklaps in eenen ff her<"chapen. Ingevolge dezen fctf. maak-  van POMPEJUS. 29 maakte pompejus met allen fpoed de nodige toebereidfelen , en ftelde het bewind over Sicilië in handen van mummius, die met zyne zuster getrouwd was. Hy zelf ging onder zeil met honderd en twintig oorlogfchepen, en met agthonderd vrachtfchepen , beladen met mondbehoeften , wapenen, geld en belegeringstuig. Nadat hy met een gedeelte dezer fchepen te Utica, en met een ander gedeelte te Carthago geland was, vielen zevenduizend man den vyand af, en liepen tot hem over. Zyne eigen krygsmagt beftond uit zes geheele Legioenen. Hier had hy, zo als men verhaalt, eene kluchtige ontmoeting. Eenige van zyne zoldaten ontdekten eenen fchat, die hun rykelyk de beurzen vulde. Dit bekend geworden zynde , begonden alle de anderen zich te verbeelden, dat die plaats opgevuld was met rykdommen , welke de Carthagers voorheen, in tyd van nood, daar verborgen hadden. Zulks had ten gevolge, dat pompejus in eenige dagen niets met zyn volk kon uitvoeren, daar zy zich bezig hielden met fchatten optefporen. & Doch  f* h è r L E V E il Doch hy liet heri begaan, Wandelde daarby rond , en lachte , wanneer hy zo vele duizenden menfehert tegelyk bezig za* mee graven, en wroeten in den grond! Eindelyk dien vruchtelozen arbeid moede wordende verzochten zy pompejus, hert te voeren, werwaards het hem goeddacht* want dat zy reeds genoeg voor' hunne' dwaasheid waren geftraft. Do mi ti os ftond reeds in k gezicht van den vyand in flagorde, doch was door' eene zoort van gracht, zynde zeer ruuw en moeilyk om door te trekken, van denzelven gefcheiden , en een zware regen, met wind verzeld, die reeds in den vroegen morgen begonnen was, bleef fteeds aanhouden; zodat dom i tius niet verwachtende, dat er dien dag gevochten zoude worden, bevel gaf om optebreken. Dan nu begreep pompejus , dat het zyn tyd was, rukte ylings aan, en kwam de gracht over. Deze aanval overkwam den vyanden , terwyl zy niet in orde gefchaard ftonden, en door elkander liepen, zodat zy buiten ftaat waren om denzelven gelykelyk en met vereenigde magt aftewe- ren,  v/n POMPEJUS. $i ren, terwyl daarenboven de wind gedraaid zynde hun den flagregen in 't gezicht jaagde. De Romeinen werden echter mede door die onweersbui niet weinig in verwarring gebracht , daar zy niet duidelyk van zich konden afzien, 't welk pompejus, door dat hy niet herkend wierd , byna het leven had gekost, wanneer hy aan eenen zoldaat, die hem het woord vraagde, niet fpoedig genoeg antwoord gaf. Dan de vyand werd met een deerlyk verlies geflag'en, zodat, naar men zegt, van twintig duizend man niet meer dan drie duizend den dood ontkwamen. Hierom werd p o mpejus door het leger met den eernaam van Imperator begroet. Doch hy zeide, dat hy dien eertytel niet kon aannemen, zolang de vyandelyke legerplaats nog bleef ftaan \ indien zy hem derhalven daarmede wilden vereeren, moest deze eerst gedoopt worden. Daarop vielen zy dadelyk op de legerplaats aan, en pompejus, om niet andermaal in het zelfde gevaar te komen, ontblootte zyn hoofd , en vocht zonder helm. De legerplaats werd ingenomen, en domitius fneuvelde in 't gevecht. Zom. mige fteden gaven zich van «elfs over, an-  3* hét LEVEN andere werden fbrmenderhand ingenomen. Onder de genen , die gevangen genomen werden, was ook koning mARBAS, em bondgenoot van domitius. Het ryk van dezen gaf pompejus aan hlbujfsajgk Om zich zynen voorfpoed en de drift van* zyn leger ten nutte se maken , viel hy in Numidië , 't welk hy vele dagen achtereen doortrok, brengende alles, watin zynen weg viel , onder de magt der Romeinen, zodat de fchrik voor den Romeinfchen naam, die by de Barbaren reeds verdwenen was, van nieuws bevestigd en nog groter gemaakt wierd. Zelfs wilde pompejus, dat het wild gedierte twelk in Africa huishield, niet onkundig bleef van de dapperheid en het geluk der Romeinen. Hy befteedde dus eenige dagen aan de jagt op leeuwen en olyfanten terwyl hy in alles, naar men zegt, niet meer dan veertig dagen doorbragt, in welken korten tyd hy de vyanden verfloeg, Africa bemagtigde, en alles, opzichtelyk de koningen van dat land, in orde bracht zynde hy destyds nog geen vierentwintig jaren oud. 8 Na zyne terugkomst te ütica ontfing  van POMPEJUS. 33 hy eenen brief van sulla, waarby hy gelast werd de rest van 't leger aftedanken , en met een enkeld legioen daar ter plaatfe den perzoon aftewachten , die beftcmd was om hem in het bewind optevol'gen. Hoe zeer hem dit ook griefde en met verontwaardiging vervulde, liet hy echter niets daarvan blyken: doch by de zoldaten was de verontwaardiging des de duidelyker te befpeuren; cn toen pompejus hen bad om heen te gaan , vloekten zy sulla, verklaard en dat zy hunnen Veldheer niet verlaten zouden, en wilden hem beletten, dat hy zich aan den Tyran niet waagde. In 't eerst zocht pompejus hen door zachte woorden tot bedaren te brengen, en te overreden tot gehoorfaamheid; maar toen dit niet hielp , verliet by de fpreekplaats , en liep fchreiendc naar zyne tent. Doch zy haalden hem vandaar , en plaatflen hem andermaal op het fpreekgeftoelte; en een groot gedeelte van den dag werd doorgebracht , van hunnen kant met hem te dwingen om te blyven cn het bewind niet overtegeven, en van zynen kapt niet hen te bidden, dat zy zich onderwierpen , en geenen opftand aanvingen. Ten VIII. deel. [CJ laat-  34 het LEVEN laarTen ziende , dat zy het niet opgaven , cn met groot getier tegen zyne vermaningen aandruischten , zwoer \hy, de handen aan zich zeiven te zullen flaan , indien zy hem met geweld wilden dwingen. Door dit middel werden zy nog met moeite tot bedaren gebracht. De eerfte tyding, welke sulla hiervan kreeg, luidde, dat pompejus tegen hem was opgedaan , 't welk hem tegen zyne vrienden deed zeggen , dat het zyn lot fcheen te zyn, om op zynen ouden dag met jongens te moeten worflelen ; bedoelende hiermede tevens marius, die insgelyks nog jong zynde hem reeds veel te doen. had gegeven , en hem groot gevaar had doen lopen. Maar toen hy vervolgens beter onderricht was, en zag, dat elk zich gereed maakte om pompejus met genegenheid te ontfangen en in te halen , beyverde hy zich om alle anderen hierin te overtreffen. Hy ging dus de anderen voor om hem te verwelkomen , omhelsde hem nvt alle blyken van hartelykheid, en fpralc hem overluid me- den toenaam van Magmis of den groten aan, bevelende tevens aan allen , die by hem waren, hem ins-  van POMPEJUS. 35 insgelyks met dien naam te begroeten. Anderen echter willen, dat hem die eernaam voor het eerst in Africa door het leger was gegeven, doch dat dezelve nu door het gezach van sulla bekrachtigd en gewettigd wierd. Hoe dit zy, hy zelf heeft het laatst van allen , en lang daarna, toen hy als Pro-Conful naar Spanje tegen sertorius gezonden was, en die naam, door de langdurige gewoonte, hem niet meer tot nyd kon ftrekken, begonnen zyne brieven en bevelen met den naam Pompejus Magnus te teekenen. In dit opzicht mag men de oude Romeinen met recht pryzen en hoogachten, dat zy met de zelfde tytels en eernamen niet alleen krygsdeugden en dappere oorlogsdaden, maar ook de deugden en verdienden in het burgerlyke leven beloonden. Dus heeft het volk aan. twee mannen den toe naam van maxi mus (zeer groot) gegeven: namelyk aan valerius, omdat hy den vrede tusfchen den Raad en hun had herfteld (f)\ en aan fabius rullus, om- fj>) m. valerius, de broeder van poplicoL a , zynde destyds Diftator. Dit was gebeurd in 't jaar 260 van Rome, 412 jaren voor deze togten van Pompejus in Africa. Fr. Vert. [Ca]  36 het LEVEN omdat hy zommige zonen van vrygelatenen, die alleen door middel van hun geld in den Raad waren gekomen, had afgezet (,7). Pompejus begeerde daarop de eer deiZegepraal, doch deze werd hem door sulla geweigerd; om reden, dat, volgens de wet, deze eer aan niemand, dan aan eenen Conful of Prretor, toekwam (f). Waarom ook de eerfte scipio, toen hy in veel zwaard.-r en rocmruchtigerveldflagendeKarthagers' in Spanje overwonnen had , de Zegepraal niet had begeerd, vermids hy geen Conful GO In't leven van fabius is gezegd, dat fabius rullus dien toenaam verworf, om dat hy alle de anderen overtrof [zie III D, van dit werk, bladz. 4, in 't leven van fabius] ; terwyl de fchryver hier zegt, dat het uitzetten van eenige zoons van vrygelatenen uit den Raad daartoe aanleiding had gegeven. Doch dit laatiïe was eene tweede reden, welke het volk bewoog om hem dis eer te bewyzen. Fr. Fert. (r) Ook aan eenen Diftator, zo als van zelfs volgt, vermids die nog hoger in aanzien was. By livius L. XXXI. wordt dezelve uitdrukkelyk mede genoemd. Carn. Lentstlo triumphus ne. gatus est: res trhimpho dignas esfe cenfehat fenatus, fed exemplum a maioribus non accepisfe, ut q'ui neque Diéïater, neque Conful, neque Praetor rem gesfisfet, triumpharet.  van POMPEJUS. 37 Vul of Prtctor was. S u l l a voegde er by i dat, indien pompejus, die naauwlyks nog eene baard had, en wegens zyne jonkheid nog geene zitting in den Raad kon krygen, zegepralende binnen Rome kwam, zulks zyn bewind gehaat zoude maken, en pompejus zelf wegens die eer grotelyks benyd zoude worden. Deze redenen bragt sulla by op eene wyze, die pompejus overtuigen moest, dat hy de beo-eerde Zegepraal niet zou toeitaan , maar dezelve beletten, en zelfs hem, ingeval hy dezelve zocht doortedryven , nadrukkelyk tot rede brengen. Pompejus werd ech- s ter hierdoor niet afgefchrikt, cn duwde sulla toe, dat hy bedenken moest, dat de opgaande Zon meer aanbidders had, dan de ondergaande-, willende daarmede te kennen geven, dat zyn gezach toenam, terwyl dat van sulla aan 't afnemen en verwelken was. Sulla, die dit niet recht verftaan had, doch aan het gelaat en de houding der genen, welke het geboord hadden0, wel merkte, dat zy daarover verbaasd waren, vraagde, wat of het zeggen van pompejus inhield. Toen hem dit gezegd was, riep hy, getroffen over deze [C 3] koei>  3^ a e t L E V|E N koenheid , tot [twee herhaalde reizen toe met luider iTemme uit. „ dat hy dan Zege„ prale!" Toen nu pompejus zag, dat velen hierover gebelgd en verontwaardig waren, verhaalt men, dat hy, om hen nog meer te tergen, voornam op eenen wagen door vier olyfanten getrokken , binnen te komen: want hy had verfcheidene koninglyke olyfanten uit Africa gevangen medegebracht. Doch de fladspoort te naauw zynde , moest hy hiervan afzien, en zich met paarden vergenoegen. Vervolgens wilden de zoldaten , die zo veel niet hadden gekregen, als zy verwacht hadden, hem dwarsbomen en door een oproerig gefchreeuw de Zegepraal beletten, doch hy zeide, dat hy zich daardoor niec zoude laten dwingen, en nog liever afftand doen van de Zegepraal, dan hun op eene lage wyze toegeven.. Daarop zeide servxus, een man van groot aanzien, en die zich ten ilerkflen tegen de Zegepraal van pompejus verzet had: „ nu zie ik, dat » pompejus waarlyk groot is , en de „ Zegepraal verdient" (V). Het CO PnBUüs Servilfuï Fat ia Ifauricm, die twee jaren later Confm is geweest. Fr. Ven.  van POMPEJUS. 39 Het is zeker, dat, zo hy dcstyds begeerd had lid van den Raad te worden , hy dit zonder moeite zou hebben verkregen; maat dit zocht hy niet, want het was hem, naar men zegt, te doen om beroemd te worden door iets , dat geheel ongewoon was. Lid van den Raad te worden , voor dat hy de jaren had, was niet zo geheel zonderling, maar het was eene ongehoorde eer, te zegepralen, voor dat hy ïiog zitting in den Raad had. Dit bragt mede niét weinig toe, om zyne achting by het volk te vergroten. Dezen toch ftreelde het, pompejus, na de Zegepraal , onder de Ridders voor den Cenfor te zien verfchynen. Sulla daarentegen zag met leede ogeh den roem en invloed van pompejus tot zulk eene hoogte ltygen ; doch daar hy zich fchaamde zulks tegen te gaan, zweeg * Jiy ftÖ: alleeniyk , toen pompejus ft weerwil van hem en met geweld dc aanzoeken van lepidus tot het Confulfchap begunftigde , en denzelven , door middel van zynen invloed, dermate s volks gunst bezorgde , dat hy daagde in zyne begeerte, toen kon sulla ach niet bedwingen, [C 4]  4=> het LEVEN maar ziende pompejus met een groot -e. Vólg over de markt terug komen, zeide hy tot hem: „ Ik bemerk, jongman! dat «y ,, wel in fchik zyt met deze overwinning. „ Gy hebt ook inderdaad een heel fchoon „ en voortrefFelyk ftuk. verricht . dat gy , door uwen invloed het volk hebt over„ gehaald om eenen lepidus, den flecht„ ften van alle burgers, in de eerfte plaats „ tot Conful te benoemen. Doch ik rade * u, om voordaan niet te flapen, maar op v uwe hoede te zyn : want gy hebt uwe » teë^ny fterk gemaakt ten nadeele van „ u zei ven." Dan nergens heeft sulla duidelyker zyne kwade gezindheid ten opzichte van pompejus aan den dag geleed dan in zyn Testament. Want daar .hy Legaten maakte aan zyne overige vrienden en voogden over zyne kinderen aanftelde' ging hy pompejus, zo wel in 'c een als m Vander, voorby. Doch deze gedroeg zich daar by gelaten en verftandig. Zelfs toen lepjdus en meer anderen wilden beletten, dat het lyk van .sulla niet in het veld van Mars begraven, noch met openbare plegtigheden ter aarde befteld wierd, ftelde hy zich daarvoor in de bres, en  vam POMPEJUS. 4* en zorg e, d,t de lykita^tfy met alle eer en veiligheid volvoerd wierd. Xerftond na den dood van sulla bleek het duidelyk , dat deszelfs voorfpellingen niet ydcl waren geweest. Want lepidus begon zich dadelyk in het bezit te ftellcn van de magt, welke sulla gehad had, en gebruikte daartoe geene omwegen, noch bedekte zich achter het mom van vcinzery, maar vatte eensklaps de wapenen op, en begon bet overfchot der kwynende tegenparty, zo velen als de vervolging van sulla ontkomen waren, van nieuws op de been te brengen, en zich daarmede te verkerken. De andere Conful catulus, by wien het beste en deugdzaamfte gedeelte van den Raad cn het volk zich voegde, was een man, welke destyds meer dan iemand der Romeinen bekend ftond als zeer gematigd en rechtvaardig , doch werd tevens geacht bekwamer Staatsman dan Veldheer te zyn. De omftandigheden zjIvc vorderden dus, dat pompejus niet ftil zat. Deze ftond ook niet lang in twyffel, welke party hy zoude kiezen. Hy voegde zich by het beste gedeelte, en kreeg het opperbevel over een leger tegen lepidus, wel[C 5] ke  4& het LEVEN ke reeds een groot gedeelte van Italië bc-1 magtigd had, en geheel Galliën binnen de Alpen met een leger, aangevoerd door brutus, bezet hield. Pompejus werd ras overal, waar hy zich vertoonde, meester, doch voor Miuina in Galliën vond hy eenen langdurigen tegenfland van brutus. Inmiddels rukte lepidus op Rome aan, en zich voor de ftad gelegerd hebbende,' eischte hy , dat men hem andermaal Conful zoude maken, jagende de burgery door zynen zaamgeraapten hoop groten fchrik aan. Doch deze fchrik verdween welhaast op het ontvangen van eenen brief van pompejus, waarin gemeld werd, dat hy den oorlog zonder flag te leveren geëindigd had. Want brutus, 't zy dat hy zelf eerst het leger had overgegeven, of dat het leger overlopende hem had verraden, gaf zich aan de genade van pompejus over, en werd onder geleide van ruiters naar eene ftad van Galliën, omftreeks de Pó, gevoerd, waar hy den volgenden dag door oeminius, op last van pompejus daartoe gezonden , ter dood werd gebracht. Deze handelwyze krenkte niet weinig den goeden naam van pompejus, die in 't eerst  van POMPEJUS. 43 eerst na dien gelukkigen omkeer van zaken aan den Raad gefchreven had , dat brutus vrywillig tot hem was overgegaan , en in eenen latcren brief denzelven, nadat hy hem had laten ombrengen, belasterde. Deze brutus was de vader van dien, welke te gelyk met cassius naderhand c/esar om 't leven gebracht heeft, en die geheel anders voor zyne zaak ftreed en IHerf, dan zyn vader, zo als wy in deszelfs leven vermeld hebben (?> Lepidus eensklaps genoodzaakt Italië tc ruimen, nam de wyk naar Sardinië, waar hy ftierf aan eene ziekte, veroorzaakt door verdriet, niet zo zeer, naar men zegt, wegens den flechten uitflag zyner onderneming, als wel omdat hem een brief in handen was gekomen , waaruit hem bleek , dat zyne vrouw hem ontrouw was geworden. Spanje was ten dezen tydc in handen van sertorius, een geheel ander Veldheer (O Schoon Plutarchus hier zegt, zulks te hebben vermeld in het leven van Brutus, volgt echter, onzes oordeels, daaruit niet, dat het leven van Brutus vroeger, dan dit van Pompejus, gefchreven is, of in deze verzameling vroeger bèhoorde ge. plaatst te worden.  het LEVEN heer dan lepidus , en die op eene geduchte wyze, even als eene laatfte dodelyke krankte, den Romeinen bedreigde (¥}. Rondom dezen hadden zich alle de binnenlandfche vyanden vereenigd, en nadat hy reeds verfchcidene Legerhoofden van eene minder klasfe uit den weg had geruimd, had hy thands tc doen met metellus pius, die wel een beroemd en ervaren krygsman was, doch wegens zyne hoge jaren niet meer den vereischten yver fcheen te hebben om zynen kans waartencmen, en zich dus de gelegenheden liet ontglippen, welke sertorius met zyne drift ea voortvarendheid ...hem uit de handen rukte. .Deze tastte hem aan met alle onverfchrokkenheid, en op de wyze van eenen itruikrover, cn matte hem af, door hem telkens uit hinderlagen te bcfpringen en van plaass tot plaats te dryven, daar metellus niet anders gewoon was dan. geregelde veldflagcn Ge leveren, en aan 't hoofd van een geordend en zwaar gewapend leger tegen den vyand te flryden. In deze omflandigheid zocht pompejus, ter- O) Wy volgen hier de lezing van reiske.  van 'POMPEJUS. 45 tei-wyl hy nog het leger onder zyn bevel had, te bewerken , dat hy daarmede ter hulpe van metellus wierd gezonden. En fchoon catulus hem gelastte het leger aftedanken , gehoorfaamde hy daaraan niet, maar bleef, onder allerhande yoorwendfels, omftreeks de ftad onder de wapenen 5 totdat hem, op voorftel van l ücius philippus, de begeerde last wierd opgedragen. By die gelegenheid, verhaak men, dat een der Raden zyne bevreemding over dat voorftel te kennen gevende en aan philippus vragende, of hy pompejus in plaats van eenen Conful meende te zenden,van dezen tot antwoord kreeg: neen, niet in plaatsvan eenen Conful, maar in plaats van de Confuls; om te kennen te geven, dat de beide toenmaligeConfuls nietswaardige wezens warenfV). Toen op de komst van pompejus in Spanje, de inwoners, zo als het gemeenlyk gaat, zich van een nieuw opperhoofd beterfchap van Staat belovende , in hunne goede gezindheid jegens sertoriïjS'beenden te wankelen, en eenige, die hem ö niet O) Non pro Confuk , fed pro Confulibus. Deze woordfpeling, gelyk meest alle dergelyke, verliest in de vertaling veel van hare kracht.  4-6 'het LEVEN niet oprecht toegedaan geweest waren , openlyk van party veranderde, en tot pobipejus overgingen, zocht sertorius wel overal door een winderig gezwets pompejus verdacht te maken, en zeide fchimpende , dat hy dien kwaden jongen met deplak en dc zweep behoorde te kastyden, zo hy niet vreesde voor dat oude wyf; bedoelende daarmede metellus: doch inderdaad maakte het ontzach en de' vrees voor pompejus hem veel omzichtiger in het voeren van den oorlog. Want metellus, 't welk niemand van zulk eenen man verwacht zoude hebben , gaf zich thands geheel en al aan een wellustig en ongebonden leven over, en zyne vorige ingetogenheid en matigheid waren eensklaps tot trotschheid en weelde overgeflagen. Dit was een verbazend groot gewin voor den goeden naam en de achting van pompejus , die zich nu des te meer op matigheid toeleide: en zulks kostte hem weinig moeite , daar hy uitteraard een liefhebber was van matigheid en eene geregelde levenswyze (V). De- (V) Men vergelyke met bet bovengemelde en het-  van POMPEJUS. 47 • Deze oorlog had menigerharide wisfelvalligheden , doch niets griefde pompejus zo zeer, als het innemen van Lauron door sertorius. Want daar hy meende zynen vyand te hebben ingefloten , en zich min of meer daar op beroemd had, zag hy zich zeiven- eensklaps omfingeld , en moest, daar hy zich van zyne plaats niet durfde bewegen, die ftad onder zyne ogen zien verbranden. Daarentegen gelukte het hem herennius en perpenna, twee voorname Krygsoverften, die zich by sertorius gevoegd hadden, en onder hem het bevel voerden, by Valentia te verdaan, en meer dan tienduizend man in de pan te hakken. Fier op dit behaalde voordeel, en zich grote dingen belovende , trok hy haastig op tegen sertorius zei ven , om voortekomen, dat metellus geen deel mogt hebben aan de overwinning. Beide parryen tasteden elkander aan by de rivier Sucron, toen reeds de avond gevallen was; want hetgene verder volgt, het Leven van sertorius, in het begin van dit Deel der Levensbel'chryvingen.  48 het 'LEVEN want de een zo wel als de ander wilde metellus buiten het gevecht houden; pompejus, om de eer alleen te hebben, en sertorius, om flechts tegen éénen vyand te gelyk te ftryden. De uitflag van dit gevecht was zodanig, dat beide partyen zich de overwinning toefchreven: want van beiden had de eene vleugel de overhand behouden. Van de Veldheeren had echter sertorius den meesten roem behaald; ■want hy had den vyandelyken vleugel, wel. -kc hem ten deele gevallen was , geflagen. Pompejus, te paard zittende, was door eenen ongemeen kloeken karei, die te voet ftrecd, aangevallen. Deze twee van naby handgemeen geworden zynde, en te gelyk aanvallende werden beide door het zwaard in de hand gewond ; doch met dit onderfcheid , dat p o m p e ju s flechts eene ligte wonde bekwam, maar de ander zyne hand daarby verloor. Dan terftond daarop werd pompejus door overmagt omfingeld, en zyn volk nam de vlucht. Tegen verwachting echter ontkwam hy het gevaar , door in de vlugt zyn paard , dat met een gouden getuig en andere kostbaarheden verfierd was, aan de vyanden ten beste te geven.  van POMPEJUS. 0 ven. Deze zich ophoudende met dien buit te deelen, en daarover met elkander aan 't vechten geraakt zynde, lieten pompejus ontfnappen. 's Anderen daags, reeds in den vroegen morgen, fielden beide Veldheeren zich weder in dagorde, om hunne overwinning te voltooien* Maar nu kwam metellus daarby; waarom sertorius de party koos om aftetrekken en zyn leger uiteen te doen gaan. Zyne zoldaten waren namelyk geleerd zo uit elkander te gaan, en zich dan weer eensklaps te vereenigen > dat men sertorius vaak op den eenen tyd alleen zag zwerven, en op eenen anderen tyd met honderd en vyftig duizend gewapende mannen, even als een fchielyk opgeruide vloed, aanrukken. Toen nu pompejus na het gevecht metellus te gemoet ging, en dicht by hem gekomen was , liet hy , om aan metellus, als hoger in rang zynde, de verfchuldigde eer te bewyzen, de bondels neder* waards houden. Doch dezë weigerde die eer, en gedroeg zich in alle opzichten zo befcheiden omtrent pompejus, dat hy zich als Oud-Conful en ouder in jaren VIII. deel. [Z>] gee-*.  50 h e t- L E V E.N .geénerhsmde' meerderheid aanmatigde : alleen , wanneer zy. by eikander gelegerd waren , werd. het woord voor de beide legers door metellus uitgegeven. Meésttyds echter •waren zy afzönderlyk.gelegerd, en werden genoodzaakt zich te' verdeden, door het fliinme beleid van'hunnen vyand, die hen telkens span eikanderen wist aftetrekken, en~ meesterlyk dc kunst verilond om in korten tyd zich aan verfchillende. kanten tc vertonen, en telkens van gevecht te veranderen. Eindelyk, nadat hy hun'.den toevoer afgefneden,. de .velden verwoest', en zich meester van de zee had gemaakt,.- noodzaakte hy hen hunnen post in Spanje te verlaten, en , uit ■gebrek- aan! alle'.noodwendigheden , 3 tot de Provinciën van.anderen hunne toevlucht te nemen. .n9jhi 8 .'Nadat pompejus het grootfte gedeelte •van zyn eigen vermogen aan dien oorlog te koste gelegd , en zich daardoor • uitgeput had, verzocht hy den Raad om hem geld overtemaken, te kennen gevende, dat Zo hem dit niet bezorgd wierd, hy met zyn leger in Italië zoude overkomen. Luct'Liüs,,' dastyds Coiïfub zynde, was in 't geheel geen .vriend van pompejus, .doch  van POMP E j ü S. 51 doch" omdat hy ftond naar het opperbevel óver den. oorlog tegen'mithridates, befteedde hy zynen invloed om te bewerken , dat de verzochte penningen aan pompEjüs gezonden wierden, dewyl hy vreesde, dezen, een voorwendfel te geven om', 't geen hy zocht, sertorius te laten varen, en zich tegen mithridates te keeren; zynde een vyand, van welken grote roem te behalen was, en niet moeilyk^ 20 als men dacht, om te' overwinnen. Inmiddels werd sertorius op eene verrat derby ke wyze door zyne, eigene vrienden omgebracht (x). Aan 't hoofd van dié moordenaars was perpenna, die zich. zelve in de plaats van sertorius dacht te ftellen. Hy had daartoe werkelyk dezelfde magt van krygsvolk en oorlogsbènodigdheden in handen; maar het ontbrak hem aan overleg om het zelfde gebruik vari die middelen te maken. PoMPEjusdan dadelyk tégen dezen te velde getrokken zynde; zodra hy vernam, dat perpenna mét zyne zaken in de war was, zette hem tot ;V;:i Ëéfl (#) Hy werd eerst drie jaren tia hét Confulfchaf fan Lucullus vermoord. Fr. Verii \P *3  52. het LEVEN een lokaas tien cohorten voor, die beve! hadden om zich door het veld te verfpreïden. Toen perpenna daarop afkwam', en dien prooi meende te vangen, kwam p o mPejus met eene grote magt te voorfchyn, tastte hem aan , en verfloeg zyn geheele leger. Meest alle de Bevelhebbers van perpenna fneuvelden in 't gevecht: hy zelf werd gevangen , en by pompejus gebracht, die hem ter dood liet brengen. Dit deed hy niet uit ondankbaarheid, en ora dat hy vergeten was de dienden , hem in Sicilië bewezen , zo als zommigen hem verweten hebben, maar om wyze redenen, en met een heilfaam oogmerk voor den Staat. Perpenna namelyk was de papieren van sertorius magtig geworden, en vertoonde hem brieven van de meest vermogende lieden te Rome, die met den toenmaligen fiaat van zaken niet te vreden zynde, sertorius genodigd hadden om in Italië te komen, ten einde eene omwenteling te bewerken. Pompejus dus vrezende, dat dit aanleiding mogt geven tot nog zwaarder oorlogen, dan die, welke pas geëindigd waren, liet daarom perpenna van kant brengen , en de brie-.  vak POMPEJUS. 53 brieven, zonder die intezien , verbranden. Vervolgens bleef hy nog zo lang in Spanje, als nodig was om de voornaamfte bewegingen te (lillen, en de gevaarlykfte kwalen volkomen te herftellen. Dit verricht hebbende trok hy met zyn leger af naar Italië , waar hy aankwam , juist toen de Haven-oorlog op het hevigfte woedde. Dit bewoog crassus , welke daarover het bevel had , om Vroeger , dan hy anders gedaan zoude hebben , eenen flag te wagen; en het gelukte hem dien te winnen, zodat hy twaalfduizend en driehonderd man van den vyand verfloeg. Dan ook in dezen roem wilde de Fortuin dat pompejus zoude deelen r zy liet vyfduizend man, die uit het gevecht ontkomen waren, in zyne handen vallen , welke alle door hem gedood werden. Waarop hy, willende crassus voorkomen, onmiddelyk aan den Raad door eenen brief liet weten, dat c r a s s u s de zwaardvechters uit het veld had geflagen , doch dat door hem eigenlyk die oorlog met wortel en tak was uitgeroeid : en zo groot was zyne gunst by het volk, dat dit met algemeen genoegen ge[Z) 3] hoord  54 het LEVEN hoord en verteld wierd. Ja, wat het verrichte in Spanje en tegen sertorius betrof, daarvan had niet ligt iemand, zelfs in kortswyl, de eer aan eenen anderen dan, aan pompejus durven geven. . Dan , onder die grote achting , en die hoge denkbeelden, welke men van hem had , mengde zich toch cenig kwaad vermoeden, en eene heimelyke vrees, dat hy niet van zins mogt zyn het leger aftedan? ken, maar dat hy, door geweld van wapenen en door middel van het hoge krygsbewind, zich rechtftreeks den weg tot de magt van sulla zoude banen (y). Dit was oirzaak, dat 'er ruim zo veel menfcheti gevonden wierden, die uit vrees, als die Wit vrywillige genegenheid en liefde hem by zyne terugkomst te gemoet gingen. Doch, (31) Men twyffelde niet, dat dit het oogmerk van Pompejus was: hierom fchreef cicero aan zynen vriend atticus (Lib. IX. Ep. 7.) Mirandum ienim in modum Cnaus noster fullani regni fimiliiu.' iinem concupit. ulut hy juist uit dien hoofde het volk wilde foeduiden, dat zy zulk eenen man moesten fparen , en niet aan zo vele achtereenvO gende gevaren en oorlogen blootftellen , zeggende : „ indien gy hem eens kwaamt „ te verliezen, wien zoudt gy toch vinden „ om zyne plaats te vervullen ? toen riepen alle, als uit eenen mond: U." C aTi'LUs zag, dat zyne woorden geenen ingang vonden, cn hield af. Nu wilde rosc i u s beginnen te fpreken , maar niemand verwaardigde zich hem te hooren: daarop deed hy hun door een teken met de vingers verdaan, dat zy pompejus niet alléén moesten kiezen, maar hem eenen ambtgenoot toevoegen. Ten uiterflen verontwaardigd hierover hief het volk zulk een gefchreeuw aan , dat een raaf, naar men verhaalt, die over de Markt kwam vliegen, daarvan bedwelmd wierd en tusfchen het volk nederviel. Waaruit my dunkt te blyken, dat vogels, welke naar beneden vallen, niet door het breken en vaneen fcheuren der zwaar gefchokte lucht bezwymen, maar dat ze getroffen worden door den flag van 't geluid , wanneer hetzelve van vele vereenigde Hemmen met geweld omboog lE 3l ge-  70 hetLEVÈN gezonden, eene hevige fchudding en beroering in de lucht verwekt (*"). Hiermede fcheidde voor ditmaal de vergadering. Op den dag, toen de (temming zoude gefchieden, begaf pompejus zich in ftilte naar het land; doch toen hy hoorde, dat het voorftel was doorgegaan, kwam hy 's nachts in de ftad, vrezende, dat een al te grote toeloop van gelukwenfchers ergernisfe mogt geven. In den vroegen mor. gen verfcheen hy in het openbaar, deed eene offerande , en, de vergadering des volks om zynent wil byeen geroepen zynde , wist hy zo wel te fpreken , dat hy nog veel meer kreeg, dan in de vorige vergadering befloten was , zodat zyne uitrusting genoegfaam verdubbeld wierd. Want hy werd gemagtigd om vyfhonderd fchepen uitterusten; honderd en twintigduizend man voetvolk, en vyfduizend ruiters te werven ;' en uit den Raad vierentwintig perzonen te kiezen , om onder hem het bevel te voeren; eindelyk nog werden hem twee Ques- (ï) Dit zelfde verfchynfel heeft onze fchryver ook getracht te verklaaren in het Leven van flaminimus, bladz. 37. Deel VII.  v an P O MP E JU S. 7'i Questorcn toegevoegd. Toen daarop de prys der waren eensklaps begon te dalen, gaf zulks aan het volk aanleiding om in hunne blydfchap te zeggen, dat reeds de naam van j» o m p e j u s alleen den oorlog geëindigd had. Nu verdeelde hy het bewind ter zee, en ftelde dertien bevelhebbers, aan welke hy ieder een bepaald getal fehepen gaf,' om daarmede in even zo vele gedeelten' der Middellandfche" zee 'te kruisfen. Dus zyne magt wyd en zyd verdeeld hebbende, omfingelde hy de rooffchepeh ,■ die hem in grote menigte in zynen weg kwamen, en die oogenblikkelyk in de fuik vielen en opgebragt werden. De overigen, welke zich in tyds verwydcrd hadden, en zyne handen ontkomen waren , zakten van alle kantcii af naar Cilicië, en kropen daar, als in eene byënkorf, byeen* Op dezen bedoor hy in i eigen' perzöon met zestig van de beste fehepen los te gaan, 't welk hy echter niet eer ter uitvoer bragt , voordat hy de geheele zee, langs dc kusten van Toskanen, Africa, Sardinië, Corfica en Sicilië, van de rovers, Welke zich daar ophielden, had fchoon geveegd. Dit gehele werk had hy, door zynen eigen onvermoeiden arbeid, en IE 4]. door  72 hetLEVEN door de getrouwe hulp van zyne onderbevelhebbers in veertig dagen volbragc. Dan vermids te Rome de Conful piso, door gramfchap cn nyd vervoerd, zyne uitrusting te niet deed lopen, en het fcheepsvo„v-afdankte, liet hy zyne vloot van alle kanten te Brunduflum byeen komen, en hy zelf trok door Etrurië naar Rome. Zodra dit bekend wierd, liep het volk in menigte naar buiten om hem te gemoet te gaan, zodat men niet gezegd zoude hebben, dat zy hem nog zo kort geleden hadden uitgeleid (T). De boven verwachting fchielyke omkeering van zaken, welke eenen groten overvloed van alle levensmiddelen ten gevolge had, gaf aanleiding tot die vreugdebetoning, en hierdoor had piso byna zyn Confulfchap verlooren; want gabinius had reeds een voordel daartoe in gereedheid gebragt. Doch pompejus hield dit te- (*) Du soul merkt te recht aan, dat dacier hier in zyne vertaling merkelyk van het oirfbron. kelyke afwykt, zonder hiervan eenige rekenfchap te geven. Ik voor my vind hiervoor geene reden en kan zelfs niet zien, dat de woorden van plu'tarchus, zo als du soul wil, eenige duisterheld hebben.  van POMPEJUS. 73 tegen , en betoonde tevens in alle zyne voordellen de grootfte gematigdheid; zodat hy ailes, wat hy verzocht, verkregen heb. bende, naar Brundufium vertrok, en daar fcheep ging. Schoon zyn tyd kostclyk was , en hy, om fpoed te maken, geene fteden aandeed, wilde hy echter Athencn niet voorby gaan. Deze ftad gaf hy dus een bezoek , deed eene offerande aan de Goden , en hield eene aanfpraak tot het volk , waarop hy terftond weder vertrok. In 't uitgaan vond hy op de poort twee verzen , ieder van éénen regel, hem betreffende, gefchreven. Aan den binnenkant ftond: „ Naarmate ge u als mensen gedraagt , erkenn' men u als God." aan den buitenkant: „ Wy hebben u verwacht, gezien , onze eer bewezen, uitgeleid." (T) Als (7) Zy hebben zekerlyk met deze woorden de kortheid van zyn bezoek willen te kennen geven, zodat het niet anders was, dan komen, zich laten zien, en weder vertrekken, welk alles als in een en het zelfde oogenblik was srefchied. De uitlating van het koppelwoord is hNer van zeer veel kracht, [£5] evert  74 het LEVEN Als nu eenige van die zwermen Zeerovers, welke nog overgebleven waren en op zee kruisten, hem om genade hadden gebeden, en hy dezen met zachtheid had behandeld , hebbende zich alleen van hunne fehepen en perzonen verzekerd, zonder iemand aan den lyve eenig kwaad te doen, werden vele anderen door de hoop op eene gclyke behandeling bewogen om hunne hoofden te verlaten , en zich met hunne vrouwen en kinderen aan pompejus ovcrtegeven. Dezè fpaarde hen allen in 't leyen, cn had zeer veel dienst van hun om die genen, welke zich aan fnode gruwelen fchuldig kennende nog verholen waren gebleven, optefpooren en te vangen. Het meerendeel en wel de magtigffen van dezelven hadden hunne kinderen, rykdommen, en allen die hun tot last waren, in fterkten en vestingffeden omllreeks het gebergte Taurus geborgen : zy zelve hadden zich by Coracefium , in Cilicië gelegen Cati , ingefcheept, en wachten daar pom- even als in het bekende opfchrift by de zegepraal van c/esar : Veni, vidi, via'; ik kwam, ik zag, ik won. 0») De eerde fterke vesting in Cilicië, gelegeü op eenen zeer (teilen rots. Fr. Fert.  van POMPEJUS. 75 pompejus, die op hun afkwam. In een gevecht de neerlaag bekomen hebbende, trokken zy binnen de vesting, waar zy door pompejus werden belegerd. Eindelyk zonden zy afgevaardigden om genade te fmeeken, en gaven zich met de'fteden en eilanden , die zy ingenomen en verfterkt hadden , en die byna onwinbaar en ongenaakbaar waren, over. Hiermede liep die oorlog ten einde, en de gehele bende Zeerovers was in den korten tyd van flechts drie maanden geheel en al uit zee verjaagd. Behalven vele andere fehepen , vielen negentig oorlogfchepen met koperen nebben den overwinnaar in handen. Deze befloot wel de Zeerovers, ten getale van meer dan twintigduizend, niet om 't leven te brengen, doch tevens oordeelde hy het raadfaam te zorgen, dat zulk een groot getal berooide en oorlogzuchtige menfchen zich niet verfpreidden, of zich wederom tot een lichaam vereenigden. Overwegende dus , dat de mensch van natuur geen woest of onhandelbaar dier is, noch als zodanig geboren wordt, maar dit wordt, wanneer hy tegen zyne natuur tot ondeugd vervalt , en dat hy door gewoonte cn verandering van plaats en  het LEVEN en levenswyze weder getemd kan worden, ja dat zelfs de wilde dieren, door eene zachter opvoeding , hunne vorige woestheid en wreedheid verleerea , befloot hy hen van de zee op het land overtebrengen, en hun fmaak voor befchaafdheid inteboezemen, door hen te gewennen in fteden te wonen en het land te bebouwen.. Een gedeelte van dezelven werd dus geplaatst in de kleine en flegt bevolkte lieden van Cilicië, welke daarvoor met eenitr land befchonken hen gaarne innamen , en in hunne maatfchappy inlyfden. Hy herftelde de ftad Solt, welke kort te vooren door den Armenifchen koning tigranes verwoest was fV), en plaatste daar insgelyks een groot gedeelte. De meesten werden naar Dymen in Achaja verlegd, welke ftad destyds ontvolkt was, en een uitgeftrekt en vruchtbaar grondgebied bezat. Dit bedryf nu van pompejus werd alleen van zulken, die hem nydig waren, bedild (o); maar zyn gedrag met metellus Ctt) Deze ftad kreeg vervolgens, naar hem,*deu naam van Pompejcpolis. («) Reiske heeft hier het ontkennende woordeken  van POMPEJUS. 77 lus op Creta werd zelfs van zyne beste vrienden niet goedgekeurd. Metellus naken xh in den Text ingevoegd: wanneer de zin zoude zyn, dat zelfs de nyd dit gedrag van Pompejus niet kon bedillen; en ik had dit reeds, als eene verbetering, in de vertaling aangenomen, toen ik, yellejus paterculus inziende, weldra overtuigd wierd van de ongegrondheid dezer gemaakte verandering. Deze toch zegt niet alleen uitdrukkelyk mede , dat zommigen dit gedrag van pompejus bedilden, maar verdedigt hem zelfs tegen die bedilzucht. Zie hier des fchryvers eigen woorden, uit het tweede boek, het 32(te hoofdfluk: Et, quo maturius bellum tam late diffufum conficeret ,reliquias eorum contra&as, in uibibus remotoque mari loco, in certa [ede conftituit. Sunt qui hoe carpant. Sed quamquam in aucïore faiis rationis est, tarnen ratio quemlibet magnum auftorem faceret. Data enim facultate fine rapto vivendi, rapinis ,arcuit. Van welke plaats ruhnkenius den zin volkomen duidelyk heeft gemaakt. Deze gelegenheid neme ik tevens waar, om te berichten, dat ik dezer dagen, by het lezen van vellej u s,met de voorcrefielyke aanteekeningen van den beroemden ruhnkenius, ontdekt heb , dat deze reeds voor my, in het leven van sulla, ^«AKiJsM veranderd had in gaAjU<*{, wanneer hy de plaats uit Plutarchus, tervergelyking, aanhaalde by zynen Vellejus, Lib. II. c. 24 Zie onze aanteekening op het leven van sulla, in het 6de Deel dezes werks, bl. 17. Onze gisfing verkrygt bier door genoegfame zekeiheid.  ?S het LEVEN namelyk, een nabeftaande van den anderen, die met pompejus in Spanje den oorlog had gevoerd , was met krygsbewind naaf Creta gezonden, voordat-nog pompejus was aangefleld : want naast Cilicië was Creta een tweede broeinest van de Zeerovers. Metellus had dan ook een aantal van dezelve opgeligt en van kant gemaakt. De overigen, welke door hem ingefloten waren , wendden zich fmeekende tot pompejus, dat hy over wilde komen op het eiland, als uitmakende een gedeelte van de posten, die hem waren opgedragen , en begrepen zynde onder dat gedeelte van de zee, dat hem was toegelegd. Hy gaf aan hunne bede gehoor, en fchreef aan metellus, dat hy zich van het voordzetten .van dien oorlog had te onthouden ; tevens gelastte hy aan de fteden , om geene bevelen van metellus verder optevolgen ; en nog daarenboven zond hy lucius octavius, een' van zyne onderbevelhebbers , die zich by de belegerden voegde, en met hun de wapenen opvattede : waardoor hy pompejus niet alleen hatelyk en affchuwelyk, maar ook belachelyk maakte , als die, uit nyd en  van POMPEJUS. 79 en yverzucht tegen metellus, aan fchelmen en booswichten zynen naam leende, en zynen roem van dezelven liet gebruiken als een behoedmiddel ter afweering van het kwaad dat hun dreigde. Want, zeide men, achilles zelf gedroeg zich niet als een man, maar als een jonge, die geheel dol en verzot is op roem , toen hy elk eenen verbood en belettede om op hector te fchieten: „ Opdat geen ander hem mogt van deze eer beroven." (ƒ>) maar pompejus, 't geen veel erger was, deed zyn best om den gemeenen vyand in 't leven te fparen, alleen , opdat hy den Pretor (metellus), na alle * zyne aangewende moeite, van de eer der zegepraal mogt beroven. Dan metellus luisterde niet naar dit bevel , maar ging voord, met de Zeerovers ondertebrengen en te ftraffen. Octavius zond hy terug, nadat hy hem, in tegenwoordigheid van de zoldaten, op de fchamperfte wyze bejegend en met bittere verWytingen overladen had. Toen O) Homerus. II. XXII. vs. 207. ■  8o hetLEVEN Toen de tyding te Rome was gekomen, dat de oorlog tegen de Zeerovers volko. men geëindigd was, en dat pompejus, niets te doen hebbende , de fteden rond! reisde, bragt de Tribuun manilius (q) een voorftel ter bane , om die gewesten , waar lucullus thands het bewind voerde, met de legioenen, die onder deszelfs bevel ftonden, aan pompe jus optedragen, en nog daarby te voegen Bithynië, 't welk thands nog de post van glabrio was; dat verder pompejus den oorlog tegen mithridates en tigranes mogt voeren, en daarby behouden de vloot, en het opperbevel ter zee, op denzelfden voet, als hy van den beginne had gehad. Dit was, met andere woorden, (?) Deze manilius worde door vellejus pa.terc. Lib. li. c. 33. genoemd Tribunus pl firn. per venalis, et alienae mini/Ier potentiae, ,, een „ gemeentsman , die zich gereedelyk van elk lïec „ omkoopen,en zich als een werktuig van eens an„ ders heerschzucht liet gebruiken." Het is bekend, dat dit voorftel door Cicero's welfprekeudbeid ten krachtigften wierd aangedrongen, 't welk hem aan de berisping van latere fchryvers heeft blootgefteld. Zie stuarts Rom. Gefch. XIII Deel, bl. 152 ea volg-  van POMPEJUS. Si 'den , het geheele Romeinfche gebied ifi handen van éénen te geven (r): want alle de posten, welke hem by de voorgaande wet niet fcheenen opgedragen te zyn» zo als Phrygie, Lycaonie, Galatie, Cappadocie, Cilicië, Opper - Colchis, en Armenië, kwamen daar nu by, te gelyk met de geheele krygsmagt, welke lucullus gebruikt had om mithridates en ticranes ondertebrengen. De Groten waren echter juist nog niet zo zeer daarover geërgerd, dat lucullus op deze wyze veel meer beroofd wierd "Van den roem zyner uitgevoerde daden en van de eer der zegepraal, dan dat hy eenen opvolger kreeg om den. oorlog te vervolgen, fchoon zy bekennen moesten, dat. hem onrecht gefchiedde, en dat men hem ondankbaar behandelde ; maar dit konden zy niet verdragen, dat aan pompejus zulk eene uitgeftrekte magt wierd gegeven; dit f»Dezelfde aanmerking maakte vellejus reedï op de vorige wet, waarby aan Pompejus bet bewind over den oorlog tegen de zearovers wierd opgedragen. Quo fenatus confult» pene totius terrxrum or* $is imperium uni viro deferebatur. Lib. II. e. 21Vlll deel. [F]  het LEVEN dit was in hunne oogen de grond gelegd tot eene volrtrekte oppermagt, en daarom bemoeiden zy zich om elkander ten fterkften aantefporen, dat men dit voorftel met kracht te keer ging , en de vryheid niet liet verloren gaan. Evenwel toen de tyd daar was, waarop het voorftel gedaan moest worden, deed de vrees voor het volk hun allen den moed verliezen , en er was niemand , die den mond durfde open doen, behalven catulos. Deze liet zich fterk uit tegen de voorgeftelde wet, en ziende, dat hy van het volk niemand kon overtuigen , wendde hy zich tot den Raad , en fchrecuwde dezen by herhaling van het Ipreekgcftoclte toe , dat zy zouden doen, even als hunne voorouders , en zich naar eenen berg of fteilcn rots begeven , om daar nog eene laatfte fchuilplaats voor de vryheid te zoeken (V). Desniettegcnftaan- de (s) Dacier, zo als Du Soul reeds heeft aangemerkt , is hier het fpoor geheel bysrer , daar hy meent, dat Catulus hier doelt op de vervvydering van het volk naar den Heiligen berg'. liet lydt ge nen twyflei, of catulus, die dit niet tot het volk, maar tot den Raad zeide,zag hiermede op den wanhopiger, (laat van Rome , toen het zelve door de Gal-  ▼ Ai* POMPEJUS. 83 dé ging de wet by alle de Triben door, eh pompejus, fchoon afwezig zynde *, werd meester gemaakt fchier van alles, wat sulla , toen hy met geweld van wapenen den Staat onderdrukte , zich zelf had aangematigd. Toen pompejus door brieven bericht kreeg van het voorgevallene, en van 't gene ten zynen opzichte befloten was , zegt men , dat hy , in tegenwoordigheid van zyne vrienden, die hem hiermede geluk wenschten , zyn gelaat in frohfels trok » zich op de dye floeg, en, even als baarde hem dit groot ongenoegen , en als of hy eenen tegenzin had in het opperbewind, uit • riep t „ Ach! komt er dan geen einde van al dat oorlogen ! hoe veel beter waré „ het voor my geweest een vergeten bur- ger te zyn, indien ik nooit mag ophou* 5, den oorlog te voeren , noch . den nyd ontwyken, om met myne vrouw op het „ land te leven!" Deze geveinsdheid belgde zelfs zyne beste vrienden, die zeer wel wis- Gallen was ingenomen, en de Raad met de weer* baare manfchap de laatfte fchuilplaats op het Kapi. tooi ginu zoeken. . 1**1  ü4 u e t LEVEN wisten , dat hy , wiens aangebooren ee'f* en heerschzucht door zyne oneenigheid met: lucullus wierd aangevuurd, hierin des te ftreelender genoegen vond. En inderdaad, zyn gedrag ontdekte hem weldra in zyne waare geftalte. Want hy zond wyd en zyd bevelfch riften aan de zoldaten om zich by hem te voegen , deed de onderhoorige vorsten cn koningen tot zich roepen, en in 't gebied van lucullus gekomen zynde, fchafte hy alles af, wat door dezen verordend was. Den eenen fchold hy de ftraf kwyt, die hem door lucullus was opgelegd, den anderen ontnam hy de beloningen , die deze hem had toegedacht; met éen woord, hy deed in alle opzichten zyn uiterfte best, om aan elk, die ontzach had voor lucullus, te tonen , dat deze niets had te zeggen. Als nu lucullus, door zyne vrienden, hier tegen zyne bezwaren inbragt , kwam men eindelyk overeen , dat men te zamen in eene mondelyke onderhandeling zoude treden. Beide Veldheeren kwamen daartoe in Galatië byeen, voorafgegaan door hunne Lictoren, die, ter eere van deze twee grote Veldheeren, en van de grote daden, door  vam POMPEJUS. 85 door hun uitgevoerd , hunne bondels met lauertakken verficrd hadden. Dan lucullus kwam uit eenen groenen en boschryken oord; pompejus daarentegen had eene lange reis gedaan door barre en fchrale ftreeken. De Bondeldragcrs van lucullus dus ziende, dat de lauertakken van pompejus geheel dor en verwelkt waren , deelden van de hunne, die versch geplukt waren , mede , en fierden deszelfs bondels met nieuwe kvanzen. Dit werd als een voorteeken aangezien, dat pompejus kwam om lucullus van de eer cn de vruchten 'zyner overwinningen te berooven. Lucullus was, als Conful, hoger in rang, en ouder in jaren; doch p o mPEjus won het in aanzien, door twee behaalde zegepralen. In de eerfte ontmoeting echter gedroegen zy zich wederzyds by uitftek befcheiden en vriendeiyk, fpraken met ophef van elkanders daden , en wenschten de een den ander met zyne behaalde overwinningen geluk. Maar in de behandeling van het eigenlyke onderwerp des gefpreks werd alle befcheidenheid en gematigdheid ter zyde gefield : men voer zelfs in fcheldwoorden tegen eikander uit; [F 3] roM-  86 het LEVEN pompejus verweet aan lucullus zy, ne geldzucht, terwyl hem door dezen we. derom zyne heerschzucht werd verweten; *t welk zo verre ging, dat beider vrienden* moeite genoeg hadden om hen te fcheiden. Lucullus deelde vervolgens de landeryen, die in Galatië veroverd waren, en andere vereeringen, naar welgevallen" uit. Pompejus, zich op eenen kleinen afltard van hem gelegerd hebbende , liet bevelen uitgaan, dat niemand lucullus moest gehoorfamen , en maakte hem alle zyne zoldaten afhandig, behalven zestienhonderd man, welke hy dacht dat, wegens gebrek aan onderdanigheid, hem zelvcn van geenen dienst konden zyn , en tegen lucullus kwalyk gezind waren. Daarby fprak hy openlyk met minachting van de daden van lucullus, zeggende, dat deze flechts tegen toneelpoppen en fcha. duwbeelden van den koning geoorloogd had, maar dat het voor hem bewaard was oorlog te voeren tegen eenen wezenlyken vyand, en die nu beter geleerd had; daar mithridates thans met fchilden, zwaar&n en ruitery begon te vechten. Lucut, Ï-u3  van POMPEJUS. 87 Lus bleef hem niet fchuldig, en zeide, dat pompejus, als voren, kwam om eenen oorlog te voeren, welke blootc lchyn en fchaduwe was, en dat hy, volgens zyne gewoonte , even als een lafhartige vogel, kwam azen op lyken, die door anderen'reeds afgemaakt waren, cn het overfchot van den oorlog ging afknagen. Op gelyke wyze had hy zich de eer toegeëigend van den oorlog tegen sertorius, 'lepidus cn spartacuS, daar de laatfte door.crassus, de tweede door catulus, en de eerfte door metellus Waren overwonnen. Het was dus niet vreemd, dat hy nu kwam om den roem tc ftelcn , van den Armenifchen en Pontifchen oorlog ten einde gebragt te hebben; hy , die zich zo kunftig in de zegepraal over de flaven had weten intedringen. Lucullus ging daarop vertrekken, en pompejus, zyne vloot zo verdeeld hebbende , 'dat hy daarmede de geheele zee tusfchen Phcnicië en den Bosporus bezet hield , trok zelf met zyn leger op tegen mithridates, die, fchoon nog dertigduizend man voetvolk, en tweeduizend rui-, ters onder de wapenen hebbende , geenen [F 4] veId'  88 het LEVEN veldflag durfde wagen. Het eerfte wa* Pompejus deed was, dar hy eenen Z ken en byna onwinbaaren berg, waaroD mithridates gelegerd was ^wee^ er» *enhy, als misdeeld van warerV ; ver atenhfd 'Voot zich in bezie nam en nada hyuudenaardderplancen, welke aargïoe Cn Uit de ^ligbeden, welke hfer en daar gezien werden, opgemaakt had, dat £ bonnen zyn moesten (0, Jiet hJ ^ [ Patten graven, waardoor zyn leg r een Waps overvloed van water bekwam ;zod t *OMPEjD5 zich verwonderde, dt M TO'?*». zulks in al dien tyd riet had ontdekt. Vervolgens trok hy iet zyrï eger om hem heenen, en floof hem dan, nadat deze vierenveertig dagen ingef^ was geweest, ontfnapte hy ong merk -^^^ een p„ even \let hen¬ gen- Pompejus achterhaalde hém evenwel vervolgens naby denEuphraat, floe? zich (0 Vergelyk bet Leven waWtW» «*' eene gelyke ontdekkingb„ *M't,l7s* *«dt. D. IV. W. H8. ë IOmen ^cme«  van POMPEJUS. 89 zich by hem neder, en vrezende, dat hy hem mogt voorkomen en de rivier overtrekken , brak hy in het holle van den nacht in Dagorde tegen den vyand op. Juist op dat tydftip , verhaalt men , dat mithridates^ eenen droom had , die hem zyn aanftaande lot openbaarde. Hy droomde namelyk, dat hy met eenen gunftigen wind over de Pontifche zee voer, Bosporus reeds in 't gezicht had, en zyne reisgenoten tot vrolykheid aanmoedigde , als iemand die zich reeds behouden acht, en de haven meent bereikt te hebben. Maar een oogenhlik daarna zag hy zich in dien zelfden droom van allen verlaten, en dryvende op een ftuk van een wrak midden in zee. Nog in den angst van dezen droom kwamen zyne vrienden hem • wekken, boodfehappende, dat pompejus naby was. Hy was dus in dc noodzakelykheid om zyne legerplaats te verdedigen, en zyne bevelhebbers bragten dadelyk het volk in de wapenen, en fchaarden hetzelve in flagorde. Pompejus ziende, dat de vyand zich tot weerftand gereed maakte , vond zwaarigheid om in den donkeren nacht eën gevecht te wagen , en oordeelde het raadfalF 5] raer  po hetLEVEN mer den vyand flechts te omfingelen, zo dat hy niet kon ontkomen, en met het aanbreken van den dag met zyne magt, die fterker was, aantevallen. Dan de oudften van zyne krygsoverften baden hem, en lieten hem geene rust , voordat zy hem hadden overgehaald , om dadelyk flag te leveren. Want het was niet geheel duister, maar de maan, fchoon reeds aan 't ondergaan zynde, gaf nog licht genoeg om elkander te zien. En dit bedroog voornamelyk het krygsvolk van den koning: want de Romeinen hadden in het aanvallen de maan van achter, welke in 't ondergaan fchuinfche flralen fchietende , de fchaduwen der lichamen verre vooruit deed komen, zodat dezelve den vyand bereikten, die dus niet ■naauwkeurig den afftand kon onderfcheiden, maar meenende zyne tegenparty reeds onder het bereik te hebben , nutteloos zyne pylen vcrfchoot , zonder iemand te raken. De Romeinen , dit merkende , liepen er met groot gefchreeuw op in, en richtteden eene geweldige flachting onder de vyanden aan, die nu geenen moed hadden om ftaan te blyven, maar in de grootfte ontfteltenis zich op de vlucht begaven. Meer dan tien- dui-  van POMPEJUS, 91 duizend bleven er op het flagveld , en do legerplaats viel in handen der Romeinen. Mithridates zelf had zich in 't begin met agthonderd ruiters eenen weg door de vyanden gebaand, en was door dezelve heen gebroken. Maar welhaast verliep deze geheele manfehap , en hy bleef Hechts' met drie over. ' Onder dezen bevond zich hypsicratia, een zyner bywyven, die by alle gelegenheden eene manlyke dapperheid en moed had betoond, wadrom de koning gewoon was haar, in plaats van hypsicratia, hypsicrates te noemen («). Thans als een Perziaansch man gekleed en te paard zittende, Hond zy niet alleen de vermoeienisfen van oene langduurige vlucht onbezweken door , maar hield Zich daarby onophoudelyk bezig met den koning zeiven en zyn paard te bezorgen, totdat men de vesting Inofa bereikt had, Welke vol was van geld en kostbaarheden des konings (V). Vandaar nam mithri- d a- (») Hy veranderde dus haren vrouwelyken naairt in eenen raanlyken. (v) Het is waarfchynlyk, dat men hier met lo« iiisys, in plaats vau Inora, lezen moet Sinoria, ver-  9* het LEVEN dat es eenige kostbaare klederen, en deelde die uit onder de genen , die uit de vlucht daarby hem kwamen. Ook gaf hy aan elk van zyne vrienden een dodelyk vergif, om by zich te dragen, opdat niemand hunner, tegen zynen wil, in 's vyands handen mogt vallen. Vervolgens zettede hy zyne reis voord naar Armenië , om by tigranes te komen. Doch als deze hem niet by zich wilde ontfangen, en zelfs honderd talenten op zyn hoofd ftelde, trok hy langs den oirfprong van _jden Euphraat voorby, en ontkwam verder door Colchis. Pompejus trok vervolgens binnen Armenië, op uitnodiging van den jongen tigranes. Deze had namelyk de party zyus vaders reeds verlaten, en ging p o mp je jus te gemoet tot aan de rivier Araxes, welke haaren oirfprong heeft in de zelfde ftreken als de Euphraat, doch zich oostwaards wendende in de Caspifche zee uitloopt. vermids onder dezen naam een» vesting voorkomt by Strabo, in zyn agtlte boek , waar hy een aantal andere diergelyke vestingen optelt, door mithrrdates aangelegd, om tot berging voor zyne fchatten te (trekken.  van POMPEJUS. 9*, loopt. Terwyl deze beiden vereenigd zynde fteeds voordtrokken, en de fteden, die zich vry willig overgaven, in bezit namen, werd koning t i o r a n e s , die door l ucullus even te voren deerlyk gefnuikt was, door de gunftige berichten, aangaande de zachtheid en menschlievendheid van pompejus, bewogen om Romeinfche bezetting in zyne hoofdftad intenemen, en ging daarop zelf met zyne vrienden en magen op reis, om zich aan pompejus overtegeven. Toen hy te paard ziftende voor de legerplaatfe gekomen was, kwamen twee roedendragers van pompejus hem zeggen , dat hy moest afilygen , en te voet binnen komen , dewyl het zonder voorbeeld was, dat iemand zich te paard in de Romeinfche legerplaats liet zien. Tigranes gehoorfaamde aau dit bevel, nam daarby zyn zwaard van de zyde , en gaf hun hetzelve over. Eindelyk by pompejus zeiven gekomen zynde,nam by den tulband van 't hoofd , wilde' dien voor de voeten.van pompejus werpen , en, 't geen nog veel lager was, denzelven te voet vallen. Doch dit werd door pompejus belet, die hem by de hand we-  P4 hst LEVES weder opbeurde, en naast zich deed nederzitten, terwyl de zoon aan de andere zyde zat. IJe,n vervolgens aanfprekende, wilde hy hem doen begrypen, dat de verliezen, welke hy tot dus verre geleden had, hem door lucullus waren overgekomen, als die hem Syrië, Phenicië, Cilicië, Galatie en Sophene had afgenomen; doch dat hy alles, wat hem nu nog oveiig was, door zyne gunst zoude behouden; alleen zoude hy zyn ficcht gedrag tegen de Romeinen boeten met betaling van zesduizend talenten: zyn zoon zoude het ryk van Sophene hebben. Ti gr a nes was met deze voorwaarden zeer te vrede, en hoerende, dat hem door de Romeinen de tytel van koning wierd gelaten, was hy zo uitterraaten verheugd dat hy aan eiken zoidaat eene halve mina zilvers, aan ieder Hoofdman tien ruinen (», en aan ieder Ovcrften een talent beloofde. Zyn zoon daarentegen was ten hoogden over dit alles misnoegd, en toen hy door pompejus ter maaltyd genodigd wierd, O) Eene Romeinfche Mina bedroeg, volgens onze rekening, dertig gulden.  van POMPEJUS. 95 gaf hy ten antwoord, dat hy pompejus, die hem op zulk eene wyze eer wilde aandoen, in 't geheel niet nodig had,- en dat hy onder de Romeinen wel eenen anderen zoude vinden. Het gevolg hiervan was, dat hy in de boeien gezet en voor de-zegepraal bewaard wierd. Kort daarna liet pHRAaTES, Koning der Parthen, den jongen Prins, uit hoofde dat dezelve zyn fchoonzoon was, opeifchen, en van pompejus vorderen , dat hy den Euphraat tot de grensfcheiding van zyn krygsbewind ftelde. Pompejus liet hem antwoorden, dat ticranes nader aan zynen vader beftond, dan aan zynen fchoonvader, en dat hy voor zich tot grensfcheiding zoude nemen , 't gene hem dacht recht te zyn. Nadat hy vervolgens aan afranius den post van Armenië had opgedragen , trok hy verder op, nemende zyne reis door de volken, die aan den Caucafus wonen, *t welk hy moest doen om by mithridates te komen. De magtigfte van die volken waren de Albaniers en Iberiërs. De Iberiërs floten aan het Moschifche gebergte en aan den Pontus; de Albaniers ftrekken- zich oostwaards uit, en naar den kant van  ptf het leven van de Kaspifche zee. Deze waren de eerüen, welke aan pompejus, op zyn ver. zoek, den doorcogt inwilligden. Dan ter wyl het leger in deze oorden door' den" winter overvallen wierd , en het feest van Saturnus ophanden was, ondernamen de Barbaren , ten getale van niet minder dan veertigduizend , hen op het Jyf te vallen en trokken ten dien einde de rivier Cyrnus over r» Deze ontfpringt uit de Iberi. fche bergen, en den Araxes, die uit Ar menie koomt, opgenomen hebbende, loont dezelve met twaalf monden in de Kaspische zee. ÈF« echter, die willen, dat de Araxes zich niet met dezelve vereemVt * maar dat deze op' zich zeiven blyvende' met verre van den Cyrnus, zich in de zelfde zee' ontlast (». Schoon nu pompEju, den vyand dezen overtogt wel had kunnen beletten, lier hy hem nogthans ongemoeid over- o) De rivier, welke hier Cyrnus wordt genoemd heet by straiïo cn anderen Cyrus, en dit febynt wel de ware naam te zyn gefeest, welke, volgens strabo, door cyrus, koning der Perzen Aan dezelve was gegeven. Strabo L. XI. GO Dit is mede het gevoelen van strabo, ter aangehaalde plaats.  van POMPEJUS. 97 ; 1èvertrekken; dóch toen tastte hy hem dadelyk aan , dreef hem op de vlugt , en bragt hem eene zwaare nederlaag toe. Den koning van dat volk , die hem door gezan| ten om vergiffenis kwam fmeeken, fchold hy die mishandeling kwyt ,* floot een veribond met denzelven , en trok toen op tei gen de Iberiërs. Dezen niet minder in gejtal,.en nog krygshaftiger dan de anderen, i blaakten van yver , om zich verdienftelyk jby mithridates te maken, en poml-PEjus uit het land te dry ven. Zy hadden noch onder de Meders , noch onder de i Perzen willen ftaan , en waren insgelyks het juk der Macedoniers ontdoken , door |dat alexander genoodzaakt wierd Hyrikanië in der haast te ontruimen. Het gelukte echter pompejus ook dit volk, na eenen bloedigen veldflag, waarin negenduizend van hun fneuvelden, en meer dan itienduizend gevangen werden gemaakt, op de vlugt te dry ven. Daarop rukte hy binnen Colchis, en vond hier, aan de rivier Phafis, servilius met.de vloot, waar? mede deze den Pontüs ■ dekte. Het vervolgen van mithridates, die zich diep in het land, tusfchen den VIII. deel. [G] Bos-  q3 h e t L E VEN Bosporus en den Palus Maotïs (z) vér* fcholen hield , ging met grote moeilykheden en gevaaren verzeld. Daarby kreeg hy bericht, dat de Albanen hem wederom waren afgevallen, 't welk zynen toorn en yverzucht dermate gaande maakte, dat hy dadelyk tegen hun optrok. In dezen togt konde hy niet dan met grote moeite en gevaar weder over den Cyrnus komen, welken de Barbaren wyd en zyd met pa. lisfaden hadden afgefchut. Aan de overzyde had hy eene uitgeftrekte landftreek door te trekken, waar geen water, en de weg zeer moeilyk Was ((?). Hierom liet hy vooraf tienduizend lederen zakken met water vullen, en begaf zich dus óp weg om den vyand optezoeken. Hy vond denzelven by de rivier Abas (b~), ten getale van ' - ' : - zes-' (z) Thands de Zee van Afof. (a~) Ook dit heeft strabo niet vergeten optetee«.cuen. „ O.n uit Iberie, zegt hy, in Albanië te ,, komen , moet men Cambyfene doortrekken, 't ,, welk een land is zonder water, en waar het rei„ zen zeer moeilyk.is. tot aan de rivier Alazonius." Fr. ^t. ,,M ,.:v . (3) Een rivier,-die van het gebergte van Albanië .'afkomende, uitloopt in de Kaspifche zee. Zy is de ' zelf.  VAN POMPEJUS. 9$ : Zestigduizend man voetvolk , en twaalfduizend ruiters, in dagorde gefchaard, doch' meerendeels Hecht gewapend, en met bees- i te vellen bedekt (V). Zy werden aangé- I voerd door 's konings broeder, cos is genaamd. Deze kwam, dadelyk by het aan- i gaan van 't gevecht, op pompejus af* II en trof hem met eenen werpfchicht tus ; fchen het harnasch; doch pompejus ftiet :i hem de fpeer in de borst en doorftak fiemi Men verhaalt, dat de Amazonen, afgekoi men van het gebergte aan den Thermodonj i de Barbaaren in dit gevecht geholpen heb- bem Althands, toen de Romeinen na heé : gevecht de lyken gingen pionderen , von- deri | zelfde, welke by Ptolemceus den naam van AÏbanm i voert; en onder dezen naam ftaat hy op onze kaar» ten geteekend. Fr. Vert. (c~) Hiermede koomt de opgave van strabo Overeen, welke, fprekende van de magt der volkeri van Albanië, zegt, dat zy meer krygsvok op de been kunnen brengen, dan de Iberiërs , want dat ; zy tot zestigduizend man voetvolk en twaalfduizend ruiters wapenen ; er byvoegende , dat dié ■! krygsbenden in eene Hechte orde zyn, dat Zy zich bedienen van werpfchichten en py'en, dat zy kolders en fchilden en helmen hebben, van beeste. vellen gemaakt. Fr. Fert.  ioo het LEVEN den zy fchilden en laarzen van Amazonen-s een vrouwelyk wezen echter hebben zy niec ontdekt. . Deze Amazonen wonen op den Caucafus, aan den kant van de Hyrkaan■fche zee; zy grenzen echter niet aan de Albanen , dewyl de Gelen en Legen tusfchen beiden komen. Dezen geven zy twee maanden in 't jaar een bezoek aan de rivier Thermodon, om zich met dezelven te vernfengen; vervolgens gaan zy weder heen, en leven op zich zelve (d~). Na dezen flag haastede pompejus zich om naar Hyrcanië en. de Kaspifche zee te trekken, doch de menigte van vergiftige flangen noodzaakte hem daarvan aftezien, toen hy nog maar drie dagreizen had afteleggen. My ging dan terug naar KlefnArmenië, waar hy gezanten ohtfing van de koningin der Elymeërs en Meden, aan welke hy in gefchrifte gunftige antwoorden terug zond. Maar den Parthifchen koning, die in Gordycne gevallen was, en de onderdanen van Tic ra nes deerlyk mishandelen Over de 'Amazonen , aan welker befaan thands niemand meer geloofs, zie de noot i» 'e Leven van theseus, D. I. bi. 126.  van POMPEJUS. ioi ■deiae, liet hy door at ra nius, gcfterkt ■met een leger, daaruit dryven, en tot aan Arbelids vervolgen ( Deze ftelde aan pompejus de geheele vesting in handen, en deed hem nog grote vereeringen daarby. Doch hy nam daarvan alleen dat gene, 't welk hy dacht tot fieraad van de tempels, en tot luister van zyne zegepraal te kunnen {trekken: de rest liet hy aan stratonice, om zich daarmede te vermaken. Nog werd hem van den koning der Iberiërs een bed , eene tafel , en een troon, alle van louter goud, ten gefchenke gezonden, met dringend verzoek, om dit niet van de hand te wyzen. Dit ftelde hy, even als het andere, aan de Quaestoren ter hand , om hetzelve in 's lands fchatkist te brengen. In (g) Volgens de gedachten van dacier gebruikt plutarchus hier weder, zo als meermalen, by toepasfing een vers uit Homerus, wanneer deze zyne helden laat zeggen: „ Zo edel was de ftam en 't bloed, v/aaruit ik fproot." 't welk daar in ernst gezegd, hier dan, om te fpot* teu, is overgenomen. [G4]  Ï04 hetLEVEN In eene andere vesting, Canon genaamd» vond hy geheime papieren van mithr»» dates, die hy met vermaak doorlas, vermids hy daaruit vele geheimen, betreffend© de handelwyze van dien vorst, ontdekte. Het waren namelyk aanteekeningen, waaruit bleek, dat mithridates, behalven vele anderen, zynen eigen' zoon ariarathesdoor vergif had laten ombrengen, gelyk ook alc^eus van Sardes, omdat deze hem in eenen wedloop met paarden overtroffen hadHy vond in dezelve ook uitleggingen van droomen, die gedeeltelyk mithridates zelf, gedeeltelyk zyne vrouwen hadden gehad; als mede dertele brieven van monïma aan hem, en van hem aan monima (A> Theophanes verhaalt, dat er ook nog gevonden is eene redevoering van rtjTïlius , waarin deze den koning aanzet tot den moord der Romeinen in Afia. Doch de meesten vermoeden met grond, dat dit een kwaadaardig verdichtfel is van theophanes, die waarfchynlyk daarom ee- (*) Van deze monima, en derzelver ongelukMg lot is gefproken in 'c Leven van lüculiü, *»e D. VII. bl. ifa.  van POMPEJUS. 105 eenen haat had tegen rutihus, omdat deze hem in geen ding geleek; en die misfchien daarmede zyn hof by pompejus heeft willen maken, wiens vader door RUTiLius, in zyne gefchiedboeken, met eene zeer zwarte kool was geteekend (;*). Van daar begaf pompejus zich naar Amifus, waar zyne eerzucht hem iets deed begaan, 't welk zynen naam gefchandvlckt heeft. Want daar hy ten fterkften had afgegeven op het gedrag van lucullus, omdat deze , nog by het leven van- zynen vyand (T), reeds befchikkingen óver deszelfs land had gemaakt, verecringen uitgedeeld, en eereposten begeven, 't welk alleen (;) Publ. rutilius rufus, RomeinschConful , en beroeind Gefchiedfchryver, die in 'r Grieksch onder anderen eene Romeinfche Historie gefchreven heeft, welke niet tot ons is gekomen. Dezelve fcliynt voornamelyk over den Numantynfchen oorlog te hebben gehandeld, waarin hy zelf gediend had onder scipio. Zie vossius de Hifi. Gr. L. I. c. 22. (i) Du soul gist, dat hier in het oirfpronke» lyke gelezen moet worden m a-sAs^a £e»»r«,(, nog te midden van den oorlog , 't welk met het vervolg wel zo goed fchynt te ftroken. [G 5]  ïoö* het LEVEN leen overwinnaars gewoon zyn te doen, wanneer de oorlog volkomen geëindigd is, deed hy thands juist het zélfde; want fehoon mithridates nog in 't bezit was van het ryk van Bosporus , en eene aanzienlyke krygsmagt op de been had, befchikte hy , even als of alles reeds was afgedaan , over de onderfcheidene gedeelten van 's vyands land, en deèlde gefchenken daarvan uit, terwyl vele krygsoverflcn en onderkoningen, als mede twaalf koningen der Barbaren, zich tot hem vervoegden. Hierom wilde hy ook, ten gevalle van de andere koningen , den koning der Parthen , in zyn antwoord aan denzelven, den tytel niet geven van koning der koningen, gelyk men anders gewoon was. De voornaamfte drift, welke hem thands bezielde, was om Syrië te herwinnen, en zyne togten door Arabië tot aan de Rode zee voordtezetten, ten einde dus met zyne overwinningen den Oceaan , die den geheelen aardbol omvat, te bereiken. Want in Africa was hy de eerde , die als overwinnaar tot aan den uiterflen Oceaan gekomen was, in Spanje had hy de grenzen van het Romeinfche gebied tot aan de At-  van POMPEJUS. 107 Atlamifche zee, uitgebreid ; en laatftelyk, toen hy nog kort geleden de Albanen vervolgde, had hy reeds, tot op eenen kleinen afftand, de Hyrkaanfche zee bereikt. Nu maakte hy zich dus op, om den fchakel zyner krygstogten door de Rode zee aaneen te hechten; 't welk hy te meer ook daarom deed, dewyl hy wel zag, dat mithridates bezwaarlyk gewapenderhand te vangen zoude zyn, en hem meer moeite veroirzaakte in de vlugt, dan in den ftryd. Willende dan, zo als hy zeide, mithridates aan eenen geduchtcr vyand , dan hy zelf was, namelyk aan den honger, overleveren, liet hy door zyne fehepen de koopvaarders , welke naar den Bosporus ftevenden, oppasfen, cn allen, die genomen wierden, met den dood ftraffen. Hy zelf met het voornaamfte gedeelte* van zyn leger verder optrekkende, vond onder weg de nog onbegraven lyken der Romeinen, die onder triarius in een ongelukkig gevecht tegen mithridates gefneuveld waren; en liet dezelve met alle eer begraven. Het verzuimen van dezen lykpligt fchynt wel eene der' voorname oirzaken van den  io8 het LEVEN den haat der zoldaten tegen lucullus te zyn geweest (/). Nadat hy vervolgens de Arabieren, welke omftreeks den Amanus (m) wonen, door afranius had laten onderbrengen, trok hy in Syrië, 't welk hy, omdat het geene wettige opperheeren had , als een wingewest aan het Romeinfche gebied hechtte. Hy vermeesterde Judaa, en nam koning aristobulus gevangen (V). Hy bouw- (/) De neerlaag van tri ar jus Is vermeld in liet Leven van lucullus. Zie D. VII. bl. 223. Hoe hoog het verzuim van den lykpligt aan gefneuvelde burgers by de ouden wierd opgenomen, blykt ten fterkften uit het voorgevallene met dc Atheenfche Bevelhebbers, ten tyde van Socrates, die, fchoon door eenen opgekomen ftorm in de onmogelykheid gebragt zynde om aan hunne gefneuvelde en verdronken medeburgers by Arginufen de gewone Iykpligten te bewyzen, alle dit onfchuldig verzuim met bun leven moesten boeten, hoe zeer ook de ftandvastigheid van socrates hen van die onrechtvaardige ftraffe poogde te bevryden. Zie onder anderen LuzAcin zyne vertaalde redevoering over socrates, bladz. 52 en volgg. en in de aanteekeningen bl. 198 en volgg. O) Een gebergte van Cilicië, welke dat land fcheidt van het aangrenzende Syrië. (») De omftandigheden van deze verovering van 't  van POMPEJUS. lo? bouwde daar eenige nieuwe fteden, en gaf aan andere hare vryheid, ftraffende derzelver dwingelanden. Doch zyne voornaam fte bezigheid was.de rechtsoeffening ,'en het vereffenen van de gefchillen der fteden en vorften. Waar hy niet in perzoon kwam, daar zond hy zyne vrienden. By voorbeeld: toen de Armeniërs en Parthers hem in een gefchil over een gedeelte lands tot fcheidsman hadden ingeroepen, zond hy hun drie rechters om dat aftemaken: want hoe veel men ook overal fprak van zyne grote magt, men fprak niet minder van zyne deugd en zachtmoedigheid. En hierdoor wist hy zelfs de. ongeregeldheden van zyne vrienden ' en onderhoorigen grotendeels te bedekken : want fchoon hy zich niet fterk . genoeg gevoelde om de overtredingen te beletten, of de overtreders te ftraffen, gedroeg hy zich echter jegens de genen, die hem daarover aanfpraken, zodanig, dat zy de 't Joodfcae land, en van het innemen van Jerufalera, welke.door plutarchus onaangeroerd zyn gelaten, zyn in 't brede te vinden by den Joodfchen Gefchiedfchryver josephus, en uit dezen hoofdznkeiyk overgenomen-door onzen stuart, iri zyne Romeinfche Gefchied. D. XIV. bl. 292 en volgg.  no hêtLEVËN de roof u.ht en mishandelingen van zyrl vol!: geduldig Verdroegen. Niemand vermogt meer by hem , dart zyn vrygelatene demexrius, zynde een jongeling, die anders niet misdeeld was vart verftand, maar uit-termaten rrotsch op zyn? geluk ; waaromtrent het volgende wordt verhaald. De wysgcer Cato, die destyds nog jong was , doch reeds eenen groten naam had en edele gevoelens bezat, deed eene reis naar Antiochië, toen pompe fus daar niet was, met oogmerk om die .ftad te bezichtigen. Hy zelf ging, gelyk aU roos, te voet, terwyl zyne vrienden hem te paard vergezelden. Voor de poort vond hy een aantal mannen in 't wit gekleed,en langs den weg aan den eenen kant eenen troep jongelingen, en aan den anderen kant eenen troep kinderen. Dit mishaagde hem zeer, denkende, dat zulks gefchiedde om hem eer en hulde te bewyzen, waarop hy geenszins gefield was. Hy verzocht evenwel zyne vrienden van de .paarden, te ftygen, en met hem te voet te gaan. Dan ■toen zy nader by gekomen waren , 'treedt de gene, die den ftoet geleidde, en de gehele plegtigheid regelde'., met eene kroon. op  van POMPEJUS. li! op hét hoofd en eenen ftaf in de hand, naar hun toe, vragende, waar zy demëTrius gelaten hadden, en wanneer die zoude aankomen. De vrienden van cato fchoten daarop in 't lachen, doch hy zelf riep uit : „ O armzalige ftad!" en ging door, zonder een woord verder te fpreken. Evenwel was deze demetrius minder gehaat, dan hy verdiende ; en dit kwam alleen van 't gedrag van pompejus, die, hoe trotsch hy ook van hem behandeld wierd, zich nooit daarover vertoornde. Men verhaalt, dat het meermalen gebeurde, dat, wanneer pompejus gasten ter maaltyd had verzocht en dezelve nog opwachtte , demetrius middelerwyl zich reeds op eene trotféhe wyze aan tafel had gezet, met het hoofd tot-aan de ooreil toe in den hoed geftoken. Voordat hy nog ih Italië terug was gekomen, had hy reeds de vermakelykfte buitenplaatfen , in de nabyheid van Rome, en de prachtiglle lusthuizen (o) aangekocht; en hy bezat de kóstbaarfte tuinen , welke de tuinen van de- 3ïE- (V) In de vertaaling van het woord ifinmftu volgen wy kier du soul.  ii% het LEVEN metrius genoemd werden. Pompejus zelf daarentegen had , tot aan zyne derde zegepraal , niet dan- een klein cn gemeen huis. Toen hy naderhand voor het Romeinfche volk dien fchonen en beroemden fchouwburg dichtte, heeft hy wel, als een aanhangfel van denzelven , een huis voor zich daarby aangebouwd , dat fraaier was dan het vorige; doch ook dit was zo ver van in 't oog te deken, dat de gene, die na pompejus eigepar van hetzelve was geworden, toen hy er inkwam , verbaasd ftond, en vraagde , waar toch de grote pompejus zyne eetzaal had gehad. Dus luiden de verhalen. De koning der Arabieren , welke omftreeks Petra wonen q>), had voorheen dc magt der Romeinen niet geteld, maar thands door grote vrees bevangen, fchreef hy aan pompejus, dat hy gezind was zich te onderwerpen, en alles te doen, wat deze hem zou bevelen. Om hem in deze goede gezindheid te doen volharden, brak pompejus op naar Petra. Doch deze togt vond geenszins algemeene goedkeuring; Q>) Di hoofdftad van Arabt'a Petraea.  van POMPEJUS. 113 rirlg ; men hield het daarvóór , als öf dit flechts gefchiedde onl zich van het vervolgen van mithridatès afterftaken , terwyl men het nódig oordeelde zyne magt te wenden tegen dien ouden vyand, welke, volgens ingekomen berichten, zich van nieuws ten oorlog uitrustede, en zich gereed maakte om door Scythië en Péonië in Italië te vallen (jf). Dan pompejus oordeelende, dat het gemakkelyker zoude Vallen de magt van den oorlogenden vyand te doen verfmelten, dan hem zeiven in de vlugt te vangen, wilde zich niet vruchteloos afmatten met hem te vervolgen, en maakte daarom uitflappen om tyd te winnen. Het geval redde hem uit deze zwaarigheid: want toen hy op zynen togt naar Petra nog maar een klein fluk weegs had afteleggen ; en reeds voor dien dag zyn leger had neergeflagen, kwamen er, juist zo als hy bezig was zich onder den wal te paard te oefenen , postboden uit Pontus aanrennen, die goed nieuws medebragten. Dit kon men altoos dadelyk weten (?) In plaats van Pèonie, moet, volgens bry*Se en anderen, gelezen worden Pannonië. VIII. DEEL. [ƒƒ]  ii4 het LEVEN ten aan dc punten van derzelver piekert, welke dan rnet lauer verfierd waren. De zoldaten hen ziende liepen terflond naar pompejus. Deze wilde eerst zyne begonnen oeffening ten einde brengen, doch hy werd door hun tieren en bidden genoodzaakt afteftygen, en de brieven aangenomen hebbende ging hy met hun heen. Er was geene verheven fpreekplaats by de hand, en voor de legerplaats had men nog geene gemaakt. Gevvoonlyk maken zy die van dikke zoden , welke opeengeftapeld worden; maar thands, door den groten haast en uit grote nieuwsgierigheid , raapten zy eenige pakzadels van het lastvee byeen, en vlyden die op elkander. Pompejus klom dan daarop, en deelde hun dus het bericht mede, dat mithridates dood was, hebbende zich zelf om 't leven gebragt, omdat zyn zoon pharnaces tegen hem was opgedaan (r); dat pharnaces als erfgenaam de gehele nalatenfchap in bezit had genomen, en hem nu fchreef, dat hy alles (r) Zie de omstandigheden van den dood dezes konings, en deszelfs karakter by stuart, D.XfV. bl. 306 en volgg.  van POMPEJUS. ii$ les aan hem en aan de Romeinen over* gaf (V). Het leger natuurlyker wyze hoogst ver* blyd over deze tyding, ging aan het offeren en feestvieren , niet anders , dan als ware de dood van mithridates dien van duizenden vyanden waardig : waarna pompejus, wiens verrichtingen en veldtogten hierdoor een einde namen, zodanig als hy naauwlyks had kunnen hopen , dadelyk den terugtogt uit Arabië aannam. De tusfchen beiden gelegen Provinciën in der haast doorgetrokken zynde, kwam hy te Amifus, en ontfing daar eene menigte gefchenken, welke pharnaces voor hem had toegefteld, benevens de lyken van verfchcidene vorftelyke perzonen; onder anderen het lyk van mithridates, 't welk aan 't gelaat naauwlyks meer kenbaar was^ dewyl de lykbezorgers by het balzemen verzuimd hadden de herfenen daar uit te nemen ; echter werd het door de genen, die nieuwsgierig waren om het zelve te zien, (s) Dit fchynt ons toe de meening van den fchry-, ver te zyn: de oirfpronkelyke text 'heeft misfchien eene kleine verandering van noden.  u6 hst LEVEN zien, herkend aan de lidteekenen. Pompejus zelf wilde het niet zien, maar met afgryzen van zulk eene gruweldaad vervuld, zond hy het lyk naar Sinope. Hy bezag echter het kleed, 't welk de koning gedragen had, en verwonderde zich over de zwaarte en pracht van deszelfs wapenrusting: dan de fchede van het zwaard, welke vierhonderd talenten gekost had, was door eenen publius gefloten , en aan ariarathes verkócht; en zekere cajus, die met mithridates was opgevoed, had den tulband, welke een meesterftuk van kunst was, in ftilte gegeven aan faustus, den zoon van sulla, die er hem om verzocht had. Pompejus bleef hiervan destyds onkundig ; doch het werd naderhand door pharnaces ontdekt, die de dieven ftrafte. Na hier de zaken geregeld , en het beftuur op eenen vasten voet gebragt te hebben , zette hy zyne reis meer op zyn gemak en onder het nemen van uitfpanningen voord. By zyne komst te Mitylene, ftelde hy die ftad in vryheid, ten gevalle van theophanes, en woonde eenen daar gebruikelyken wedftryd van Dichters by, waar-  van POMPEJUS. 117 "waarvan ditmaal zyne daden alleen het onderwerp uitmaakten. Smaak vindende in den aanleg van den fchouwburg, liet hy eene afteekening daarvan maken , om naar dat patroon eene zoortgelyke te Rome, doch groter en prachtiger, te bouwen. Op Rhodus gekomen woonde hy de lesfen van alle Meesters in de Redekunst by, en gaf aan ieder van dezelven een talent tot vereering. Posidonius heeft nog in gefchrift gcbragt de redevoering, door hem, in tegenwoordigheid van pompejus, gehouden tegen meester hermagoras, over de uitvinding in 't algemeen (>). Te Athenen was hy even mild jegens dé wysgeeren; en nadat hy aan de ftad vyftig talenten had gefchonken tot herftel van dezelve , hoopte hy in den fchitterendften voorfpoed in Italië terug te komen, vol van verlangen om zich te vertonen aan de (t~) Posidonius, een beroemd Grieksch wysgeer , wordt in de fchriften van cicero, wiens leermeester by geweest ls, meermalen aangehaald' Hermagoras was een bekend. Sophist, of meester in de Redekunst, van wien cicero een en andermaal in zyne Redekundige werken gewag maakt. 3]  ïiS het LEVEN zynen, welke by onderftelde, dat niet min* der zouden verlangen .hem weder te zien. Maar dat Wezen , 't: welk er zyn werk van maakt om een al te fchittcrend geluk met eenigen onfpoed te vermengen , was reeds federt lang bezig : geweest om hem dc ge* noegens van zyne' terugkomst ,te verbitter •ren. Zyne huisvrouw iuucia had zich geduurende zyne uitlandigheid aan fchan* delyke ontucht overgegeven. Zo lang hy nog verre van huis was geweest, had hy de geruchten , desaangdande niet geacht , maar nader by Italië gekomen-, en zich .meer tyd gegund hebbende om die befchul.digingen met bedaardheid te onderzoeken, zond hy haar ■ 'eenen fcheidbrief, ■ zonder daarby toen, of ook naderhand, reden te geven, waarom hy haar verfHct:,doch die •reden is in de brieven van cicero ontvouwd (ji). Tc («) De réden van' deze fcheiding, namelyk het overfpelige gedrag vsn-jiuciA met c/esar, is van elders wel bekend, doch in de brieven van cicero, waarop de fchryVer zich hier beroept, vindt men zo yeel wy weten, geene plaats, waar die reden nkdrukkelyk gemeld Wordt. Alleen in eenen der grieven aan atticus (Lib. I. ep. 12.) zegt cicero, dat  van POMPEJUS. 119 Te Rome liepen allerhande geruchten, aangaande de komst van pompejus; en men was in de grootfte ongerustheid , dat hy regelrecht met zyn leger binnen de ftad zoude trekken, en zich meester maken van de Oppcrmagt. Crassus ging daarop in ftilte met zyne kinderen en al zyn goed vertrekken; 't zy, omdat hy inderdaad zulks van pompejus vreesde, of, 't geen waar* fchynlyker is, om aan die nadeelige geruchten geloof bytezetten, en den haat tegen pompejus te verfterken. Dan, zodra deze op het Italiaanfche grondgebied voet had gezet , riep hy zyn krygsvolk byeen, deed eene gepaste aanfpraak aan het zelve, waarin hy hun van zyne genegenheid verzekerde , en gaf hun daarop hun ontflag , hun bevelende ieder tot zyne haardfteden terug te keeren , mids dat zy niet vergaten , tegen den dag van zyne Zege* praal weder optekomen. Nadat hy dus zyn leger had afgedankt, en dat de handelwyze van pompejos, met aan mucia eenen fcheidbrief te zenden, algemeen wierd, goedgekeurd: divortium Muciae vehtmenter proiatur. , L7* 4 ]  ?ao het LEVEN en zulks algemeen bekend was geworden, bejegende hem een zonderling geval. De fteden, namelyk, ziende den groten pompejus ongewapend, en flechts van een klein getal vrienden verzeld, doortrekken , even als of hy van eene gewone reis te huis kwam, liepen met groten yver uit om hem te geleiden, cn de menigte, die hem te Rome bragt, was tot zulk eene grote magt aangegroeid, dat, zo hy anders gezind was geweest om iets te ondernemen en eene omwenteling te maken, hy zyn leger daartoe niet nodig zoude gehad hebben. Vermids hy nu, volgens de wet, vddrhet vieren van zyne Zegepraal niet binnen de ftad mogt komen, liet hy aan den Raad een verzoek doen, om de verkiezing der Confuls zo lang uitteftellen; begeerende zulks als een byzonder gunstbewys, opdat hy in perzoon de aanzoeken van piso tot het Confulfchap zoude kunnen onderfteunen: doch door de tegenkanting van catq zag hy zynen wensch mislukken. Verwonderd over de vrymoedigheid en ftandvastigheid , waarmede cato alleen openlyk de wetten handhaafde, verlangde hy dezen man,  van POMPEJUS. ï2ï tman, op even veel welke wyze, voor zich te winnen , en daar cato twee zustersdochters had,- vormde hy het ontwerp om zelf de eene ter vrouwe te nemen , en de andere aan zynen zoon uittehuwelyken. Maar cato hield dit zoeken van p o mPEjus verdacht , als alleen ten oogmerk hebbende om zyne deugd te belagen, en door middel van deze betrekking zynen geest te bederven. Zyne zuster en vrouw konden het niet wel verkroppen , dat hy eene familie - verbindtenis met pompejus den groten verwierp. Dan omtrent dien zelfden tyd was pompejus er op uit om afranius Conful te maken, ten welken einde hy geld voor rekening van denzelven onder de Triben liet uitdeden : zelfs liet hy het volk in zyne eigene hoven komen om dat geld te ontfangen. EHt maakte , dat de zaak overal ruchtbaar wierd; en pompejus kreeg hierdoor eenen Hechten naam, als die eene waardigheid, welke hem zeiven als de hoogfte beloning voor zyne grote daden gegeven was , voor geld veil ilelde aan lieden, die door verdienuen dezelve niet konden bekomen. Daarop zeide cato tegen de beide vrouwen: ,, in [ƒƒ 5] „ die  1*2 het LEVEN „ die fchande hadden wy mede gedeeld, „ indien wy pompejus in ons gedacht „ gekregen hadden." Zy, dit hoorende, moesten bekennen , dat cato beter wist te berekenen, wat tot eer flrekte, dan zy. De toeftel van zynen Triomf was zo groot, dat, fchoon daartoe twee dagen genomen wierden , deze tyd echter nog te kort was, zodat eene menigte dingen, .welke tot dien toeftel behoorden, niet vertoond konden worden, en er nog ftof genoeg voor eene tweede luisterryke Zegeftaatfy overbleef.- Voorop werden gedragen de namen der overwonnen landen en volken, over v/elke hy zegevierde. Deze waren : Ponttfs, Armenië, Kappadocië, Paphlagonië , Mcdië , Colchis , Iberië , de Al banen, Syrië, Cilicië, Mefopotamië, Phénicië, Paléftina, Judsea, Arabië, en de Zeerovers,. beide te water en te lande volkomen overwonnen. Men telde niet min* der dan duizend fterkten , door hem veroverd ; weinig minder dan negenhonderd fte. den ; agthonderd roverfchepen, die genomen, en negendertig ontvolkte fteden, die door hem van nieuws bevolkt waren. Op een ander tafereel las men, dat de inkom- ften  v a P O M.F E J:U S. ia3 gen van her Romeinfche volk, voor-dien oorlog , waren geweest vyfcig millioehen drachmen, doch'dar. de Staat, uit hetge* ne hy denzelven had ■ toegevoegd, thands eene inkomfte bekwam van vyfentachtig millioenen, . In' de fchatkist had hy gebragt, zo aan gemunt geld, als aan gemaakt: goud gn zilverwerk , voor twintigduizend talenten ; behalven i hetgene1 liy aan' de' zoldateri had uitgedeeld, van welke de minde-voor zyn aandeel vyftienhonderd drachmen had ontfangen.. Onder dc -gesangenen v ';die/' in Zegepraal werden omgevoerd, bevonden zich, behalven de Opperden.der Zeerovers, de zoon van den Armeuifchen koning- tï- ' g'r a n e s s met zyne 1 gemalin en' dochter, de gemalin van tigranes zeiven, zo6im.e genaamd; de Joodfche koning aristobulus; benevens de zuster van miï n r1 d a t e s met vyf kinderen , en verfcheidêne Scythifche vrouwen; cindelyk nog de gyzelaars. der Albanen en Iberiërs, en die vatrdéh 'vorst der Cömmageners: Daarop volgde een aantal Trbféën , van even zo vële .gevechten , als hy. zelf, of door zyne OnderbevUi,. 'obers .gewonnen had. Doch het toppunt van zynen roem, 't welk nim-  124 het LEVEN nimmer eenig Romein voor hem bereikt had, beftond daarin, dat deze derde Zegepraal juist ook over het derde gedeelte deiwereld gevierd wierd. Voor hem hadden ook wel anderen driemalen gezegepraald, maar hy, die eerst over Africa, vervolgens over Europa gezegepraald hebbende, nu laastelyk over Afia zegevierde, fcheen als 't ware in deze drie zegepralen de overwinning van den geheelen aardbodem te bevatten (V). Volgens opgave nu der genen, die hem volkomen in alle opzichten met alexander willen vcrgelyken, was hy thands nog gene drieëndertig jaren oud ; doch inderdaad was'hy reeds tot de veertig jaren gevorderd O). Hoe gelukkig zoude het voor (v) Deze aanmerking is reeds vroeger eerst gemaakt «loot cicero/>ra Balbo C. 4. waar hy van Pompejus zegt: tot habet triumpkos, quot orae funt, par. tesque terrarum. Waarlchynlyk heeft zo wel p l ü- tarchus als vellejus pater c. (L.II.C. 40) dezelve van cicero overgenomen. O) Volgens de berekening van dacier was Pompejus thands in zyn zesenveertigtte jaar. Het jaargetal fchynt hier in het osrfpronkelyke veranderd te moeten worden.  van POMPEJUS. 125 voor hem geweest zyn, had hy nu zyn leven geëindigd, terwyl het geluk van alexander hem nog volgde: want zyn volgende leven deed eiken voorfpoed die. nen om den nyd tegen hem te verlterken, en Hortte hem in zwaare rampipoeden. Terwyl hy namelyk het gezach , dat hy door zyne verdienden in den Staat verworven had, op 'eene onwettige wyze hefteedde, om anderen groot te maken, was elke vermeerdering van magt, welke hy an^ deren bezorgde, even zo veel verlies van achting voor hem zeiven, en het overwigt van zyne eigene magt werd ongemerkt de oirzaak van zynen val. En even als de fterkfte gedeelten en vestingwerken der fteden , wanneer zy den vyand hebben binnengelaten , door hunne fterkte de magt van dezen vermeerderen, zo gebruikte cjesar, nadat hy door het vermogen van pompejus in 't hoge bewind was geplaatst, de magt, die hem tegen anderen gegeven was, om pompejus zeiven overhoop te werpen. Dit gefchiedde op de volgende manier. Toen lucullus, op eene onwaardige wyze door pompejus mishandeld zynde,  i&é het leven de , uit Afia terug kwam , werd hy giét alleen by zyne komst door den Raad met grote eerbewyzing ontfangen , maar zelfs, na de wederkomst van pompejus, wiens aanzien zy verdacht maakten, aangefpoord om zyn vermogen in den Staat te doen gelden. Nu was de eerzucht van lucull u s anders zeer verflaauwd , en zyn yver voor Staatszaken fchier uitgedoofd , daar hy zkh aan de wellustigheden van een werkeloos leven , en aan de genietingen van den rykdom geheel en al had overgegeven^ Evenwel kwam hy dadelyk tegen pompejus op, en nam zynen flag zo wel waar, dat hy zyne handelingen, welke door pompejus vernietigd waren, geflaafd kreeg4 en., door cato gerugfteund , meester wierd in den Raad. Pompejus nu hec onderfpit delvende, en nergens deun vindende, zag geen ander middel overig dan zyne toevlugt tot de Gemeentslieden te nemen, en met jonge lieden aanteleggen. De verachtelykfte en roekelooste van dezen was clodius, die hem aannam en als een fpeclbal van het volk gebruikte. Met verguizing van zyn fatfoen voerde en flingerde clodius hem op de markt herom, cn  van POMPEJUS. li? en gebruikte hem als het werktuig, om de vóórhellen , waarmede hy het volk zocht te vleien en te behagen, ■ tot ftand te brengen ; wat meer is , even als of hy, in plaats van hem daardoor te onteeren , inderdaad hem dienst deed, eischte hy nog daarenboven tot loon, dat pompejus zynen vriend cicero, die het meest tot zyne bevordering had toegebragt, verraden zoude, 't welk hy vervolgens ook van hem verkreeg. Want toen cicero in den nood was, en hulp by hem kwam zoeken, weigerde hy zelfs hem te zien , floot zyn huis voor de genen, die hem voor c i c er o kwamen fpreken , en floop door eene achterdeur ten huize uit: zodat cicero, beducht voor den Hechten uitflag van zyn rechtsgeding, in ftilte de ftad verliet. Omtrent dezen tyd (V) kwam caesar uit zyne Provincie terug, en begon de grote zaak, die hemzelven dadelyk reeds de gunst des volks, en naderhand de grootfte f» Namelyk wat vroeger, dan het laatstgemelde aangaande Cicero's ballingfchap voorviel. Dit gebeurde in 't jaar van Rome 695, en Casfar, die in. «592 uit Spanje kwam, werd Conful in 't jaar 694.  «et LEVEN fte raagt bezorgde, doch voor pompettf§ en den Staat dodelyk was: hy ftond name-tyk voor 't eerst naar het Conftdfchap, Doch by de verwydering, die er plaats had tusfchen crassus en pompejus begreep hy, dat hy den eenen in zyne belangen nemende, noodwendig den anderen tot zynen vyand zoude maken, waarom hy befloot eene verzoening tusfchen deze tweete bewerken: een ontwerp, 't welk in andere gevallen loftelyk en nuttig voor het algemeen zou zyn geweest, maar 't welk by hem uit een flecht beginfel voordkwam • en op eene listige en bedrieglyke wyze' ondernomen werd. Want zodra de magt welke dus ver gelykelyk verdeeld zynde' den Staat, even als de vracht het fchip' ra 't evenwigt had gehouden, in één punt vereenigd wierd, kreeg dezelve een onweerftaanbaar overwigt, 't welk de ftaats. hulk deed omflaan en verzinken. Hierom zeide cato, dat die genen, welke de naderhand gevolgde vyandfchap tusfchen caesar en pompejus voor de oirzaak opgaven , waardoor de Staat was te gronde gegaan, zich vergisten, met in de jongde gebeurenisfen de fchuld te zoeken i  van POMPEJUS. 129 kert; want dat niet de verwydering en de 'vyandfchap van die beiden, maar derzelver vereeniging en vricndfchap aan den Staat den eerlten en den zwaarden fchok hadden gegeven. Het gehikte dan cms ar Conful te worden , die terftóhd daarop , zoekende dé fchamele gemeente te believen, voordellen deed om volkplantingen uittczenden , en landeryen uittedeclen; waardoor hy dus zyne waardigheid als Conful vergat, en het Confulfchap in zekeren zin in een Tribunaat veranderde (jy). Als nü bïbulus, de andere Conful, zich hiertegen verzettede, en cato zich te Weer ftelde om biBul u s krachtdadig té onderfteunen, kwam sar met pompejus openlyk op het fpreekgeftoelte te voorfchyn , en hem by ïiame aanfprekende , vraagde hy hem, of hy de voordellen , door hem (c jé s a R) gedaan goedkeurde. Nadat pompejus hier-- (y) Bergelyke voordellen waren namelyk (leeds door de Gemeentsliedcn (Tribuni plebis) gefchied * ert wel doorgaans om het volk tegen de Groten op. tehitfen. Die ftroókte dus kwalyk met de waardig» fceid van eenen Conful. VIII. p'kEU [/]  130 het LEVEN hierop een bevestigend antwoord had gegeven , vraagde hy verder : ,. zo dus ie„ mand zich met geweld tegen deze voor„ Hellen mogt verzetten, zult gy dan hec „ volk niet te hulp komen?" „ Ja," antwoordde pompejus, „ zeker zal ik op„ komen , en tegen de zulken, die met „ zwaarden mogten. dreigen , zal ik myrt „ zwaard en fchild medebrengen." Men oordeelde, dat pompejus nooit te voren iets gcweldigers gezegd of gedaan had, waarom ook zyne vrienden dit zochten te verfchonen, met te zeggen , dat hem dit in haastigheid ontvallen was. Ondertusfchen was uit zyn volgende gedrag genoeg te zien, dat hy zich reeds aan de belangen van caesar verpand had. Want kort daarop trouwde hy , tegen aller verwachting, met julia, de dochter van c^sar, die reeds aan c/epio verloofd was, en op het punt ftond om met dezen in 't huwelyk te treden. Om c/epio eenigermate te vrede te ftellen, gaf hy hem zyne eigene dochter, die voorheen aan faustus, den zoon van sulla, verloofd was geweest. C'jksar zelf begaf zich in 't huwelyk met c alpurn ia, de dochter van piso. P o m-  VAN POMPEJUS. 131 Pompejus, de ftad met krygsvolk opgepropt hebbende , begon van nu af alles met geweld te dwingen, en toen de Conful bibulus, verzeld van lucullus eri cato, zich naar de Markt wilden begeven , werden zy op het onverwachtst op het lyf gevallen door het volk van pompejus, die de bondels in ftukken braken» Zelfs had één uit den hoop dé onbefehoftheid, om bibulus eene mand met drek Over het hoofd te ftorten: twee Gémeentslieden , die hem gevolgd waren, werden gewond* Na dus de Markt fchóon gemaakt te hebben van hunne tégenftanders * bragten zy de wet over de verdeeling der landen tot ftand. Het volk, zich door dit lokaas hebbende laten vangen, fchikte zich van nu af in alles' naar hunnen wil, en zonder zich verder tegen iets te verzetten, ftemde het alle voorftellen ftilzwygende toe. Dus werden de verordeningen van pompejus, waartegen lucullus opgekomen was, bekrachtigd. Aan c^sar Werd geheel Gallië, zo aan gene, als aan deze zyde der Alpen, benevens Illyrië, voor vyf jaren opgedragen, en eene krygsmagt van vier geheele Legioenen toegevoegd. Tot [7 a] Con*  ï32 het L E V Ê N Confuls voor het volgende jaar werden verkoren piso, de fchoonvader van caesar, en gabinius, de lafde van alle vleiers van pompejus. Inmiddels bleef bibulus in zyn huis opgefloten, en kwam de agc laatfte maanden niet meer als Conful in 't openbaar te voorfchyn, maar verklaarde zich alleen in fchriftelyke verordeningen, welke hy liet uitgaan, vol van fcheldwoorden en verwytingen tegen die beiden (z). Cato, als door eenen hoger en Profetifchen geest gedreven , voorfpelde iteeds in den Raad, wat den Staat en pompejus zoude overkomen. Lucullus onttrok zich geheel aan het beduur van zaken, en zocht de rust, als ware zyn tyd om den Staat te dienen voorby ; by welke gelegenheid pompejus van hem zeide , dat het voor eenen man van jaren no«minder paste zich aan de wellust overtcgc- ven, O) Om deze nietigheid van het Confulfchap van bibulus aanteduiden , teekenden fpotters hunne brieven en andere fchriften niet meer, als gewoon, lyk, Cafare et Bibulo Cosf. „ onder het Confulïenap van Csefar en Bibulus," vatat Julio et Cafare Cisr.,, onder het Confulfchap van j&i'iui en Cajfar." Zie süeton. in Julio. C. 20.  van POMPEJUS^ 133 ven, dan zich met.ftaatszaken te bemoeien O). Ondertusfchcn verviel hy zelf kort daarna tot vervvyfdheid, door liefde tot zyne jonge vrouw , aan welke hy zich dermate overgaf, dat hy al zynen tyd in haar gezclfchap flect op zyne lusthuizen en in zyne tuinen, zonder zich om de zaken van Staat te bekommeren. Waarom ook clodius , die toen Gemeentsman was , hem verachtte, en zich voordaan niets meer begon tc ontzien. Want nadat hy cicero had uitgebannen, cato, onder den fchyn van hem in 't bewind te ftellcn, naar Cyprus van dc hand had gezonden, c/esar naar Galliën was vertrokken, en hy nu zag, dat het volk, 't welk hy in alles zocht te believen, naar zyne pypen danste, begon hy dadelyk eenige der verordeningen van pompejus te vernietigen, nam tigraïjes, deszelfs gevangen, met geweld tot zich, en wikkelde zommige van deszelfs vrienden in rechtsgedingen, ten einde om aan dezen eene proef te nemen, hoe ver de magt vart pompejus zoude gaan. Eindelyk op ze- ke- 1» Zie het Leven van lucullus, D. VII. W. 1:5; V 3]  13+ het LEVEN keren dag, als pompejus zelf by eene rechtspleging als rechter zat, kwam hy met pene bende van uitgelaten en brooddronkene knapen, plaatfte zich op eene hoogte, waarvan elk gezien kon worden, en wierp toen openlyk de volgende vragen op: „ Wie is de zedeloze Meester van Rome? „ Wie is de man, die eenen man zoekt? „ Wie is hy, die met éénen vinger zyn „ hoofd krabt? (£)" De anderen, even als eene Rei , die beurtelings in verzen antwoordt, riepen, terwyl hy zyne Toga fchudde, met luider ftemme, op elke vraag: pompejus. Dit kwelde pompejus, die niet gewoon was te hooren, dat men kwaad van hem fprak, en deze manier van zynen vy* and aantevallen niet verftond. Doch het griefde hem nog meer te vernemen, dat de Raad zich in deze zyne verguizing verheugde , en dezelve als eene verdiende ftraf aanmerkte voor het verraad, aan cicerq (£) Dit was een hatelyk verwyt, waarmede iemand aangeduid werd, die aan onnatuurlyke misdaden overgegeven was. Zie over dit fpreekwoord de uitleggers by juvenalis Sat. IX. vs. 131. ea by seneca Qontroverf. XD{.  van POMPEJUS. 135 gepleegd. Maar toen het zo ver begon te gaan, dat men op de markt handgemeen wierd, cn elkander wonden toebragt , en zelfs een bediende van clodius, die in het gedrang tot dicht by pompejus was doorgedrongen, met eenen dolk was betrapt, gebruikte hy dit als een voorwendfel om, daar hy buiten dat voor de baldadigheid en den laster van clodius vreesde0, voordaan niet meer op de markt te verfchynen. Zolang' dus als deze Gemeentsman was, bleef hy in huis, en over. lerde met zyne vrienden, op welke manier hy best het ongenoegen van den Raad cn van de voornaamden tegen hem zoude wegnemen. C u l l e o ried hem om van j u l i a te fchciden, en de vriendfehap met cm-i,AK aan die van den Raad opteofferen; maar hiervan wilde hy niet hooren. Doch hy luisterde naar die genen, welke hem rieden, de terugkomst van cicero te bewerken , als zynde de doodvyand van clodius, en de lieveling van den Raad. Hy bragt dan cicero's broeder, onder een fterk geleide, in de volksvergadering, om het verzoek van herftel te doen. Dit ging niet zonder bloedftorten toe, en eeniU 4] £en  130 het LEVEN gen zelfs fchoten het leven daarby in; doel* clodius werd uit het veld gcflagen, en cicero door eene wet terug geroepen. Deze bragt niet alleen , terftond na zyne wederkomst, de verzoening tusfehen den Raad en pompejus tot ftand , maar bevorderde ook door zyre aanbeveling het daardellen van de wet, waarby bet oppertoezicht over het koren aan pompejus werd opgedragen, en waardoor hy genoeov faam wederom meester wierd van alle lan, den en zeeën , die de Romeinen bezaten , want daardoor werden aan hem onderworpen de havens , de koopdeden , de markten; met één woord, alles wat den zeeman en alles wat den landman aanging, Clo' • Pius zeide openlyk, dat die wet niet o-e„ maakt was om de fchaarsheid van 't koren maar dat men de fchaarsheid van 't koren gemaakt had, om die wet te kunnen vast ftellen; opdat dus pompejus aan zyne Zieltogende magt door een nieuw bewind een nieuw leven en nieuwe krachten mo-c geven. Anderen befchouwden dit als eenen vond van den Conful spinther, die pompejus door een hoger bewind aan banden had willen leggen , opdat hy zeIf ter-  van POMPEJUS. 137 ter hulpe van koning ptolem^us mogt worden gezonden. Dan de Gemeentsman Canidius ftelde eene wet voor, waarby pompejus zonder krygsmagt, en alleen van twee Bondeldragers verzeld, gezonden Zoude worden, om den vrede tusfchen den koning en de Alexandryners te herftellen (/). Schoon nu pompejus zelf over die wet niet fcheen gebelgd te zyn, werd dezelve echter door den Raad verworpen, onder een gepast voorwendfel, dat men dus doende vreesde, 's mans leven in de waagfchaal te ftellen. Echter vond men telkens fchriften langs de markt en by het Raadhuis geftrooid , houdende, dat ptolem^us zelf verzocht, dat pompejus in plaats van spinther hem mogt worden toegezonden. Daarenboven zegt timagenes , dat ptolem^eus buiten noodzaak te Rome kwam , en Egypten verlaten had, op aanraden van theophanes, die er op uit was om pompejus fchatten te bezorgen, en hem gelegenheid tot Cc) Het gene betrekkelyk dezen Egyptifchen vorst te Rome gedaan wierd, kan de Lezer vinden .by stüart, D. XV. bl. 373- en volgg.  «38 het LEVEN toe een nieuw bewind ce geven. Dan de kwaadaardigheid van timagenes heefc dit zo geloofbaar niet kunnen maken , als het onwaarfchynlyk is, uit hoofde van de bekende geaardheid van pompejus, wiens eerzucht nooit in 't lage en verachtelyke viel. Ingevolge zynen uitgeftrekten last om koren te bezorgen , en alles wat daartoe betrekking had , eigenmagtig te regelen, zond hy wyd en zyd zyne gezanten en vrienden uit, en reisde in perzoon naar Sicilië, Sardinië en Africa , om voorraad optedoen. Op het oogenblik, dat hy in zee zoude deken, ftormde het zo geweldig, dat de fchippers zwaarigheid maakten om te varen; doch hy ging zelf het eerst aan boord, en beval, dat men het anker zoude ligten, met drift uitroepende: „ Va„ ren moeten wy ; op het leven koomt „ het niet aan" (<ƒ). Het geluk begun- ftig- Eigenlyk luiden de woorden dus? „ het va„ ren is nodig, het leven niet." Indien men bedenkt, dat iemand, die in grote drift fpreekt, genen tyd heeft om zyne woorden te wikken en te wegen, en men dezelve niet volkomen naar de letter wil opvatten, zal men in dit gezegde noch duisterheid, noch  van POMPEJUS. Ï39 ftigde zyne ftoutheid en zynen yver, zo dat hy binnen kort de' markten met koren, en de zee met fehepen vervulde : ja zo groot was de overvloed, Welken hy bezorgde, dat er zelfs voor de naburige volken genoeg was, en de voorraad even als uit eene ryke bron naar allen mildelyk toevloeide. Inmiddels werd caesar door de Gallifche onlogen fteeds groter en magtiger ; die, terwyl hy verre van Rome fcheen te zyn, en de handen vol te hebben met de oorlogen tegen de Belgen, Sueven en Britten , ondertusfehen in ftilte midden onder het volk en in de gewigtigfte ftaatszaken • zyne listen te werk ftelde, om pompe rus den voet te ligten. Te weten , met zyn leger leefde hy, zo als men met zy.r lichaam doet, en gebruikte hetzelve niet eigenlyk om tegen de Barbaren te vechten , maar de gevechten met dezen dienden hem daartoe, om zyn krygsvolk op deze wyze, even als op eene jachtparty, volkomen te oeffe- nen noch ongerymdheid vinden. Het is-, als of Pompejus met andere woorden zeide: „ de reis moet ge„ daan, al zou het ons het leven kosten."  14-0 het LEVEN aan en afterichten, opdat zy dus geducht en onwinbaar gemaakt wierden. Het goud cn zilver , met den verderen buit en rykdom, welk alles hem van zo vele vyanden in menigte in handen viel, zond hy naar Rome , deed daarvan uitdeelingen tot een lokaas voor het volk, gaf gefchenken daarvan aan dc ^Edilen, de Praetors, de Confuls, en aan de vrouwen van dezelve, waardoor hy zich een aantal vrienden maakte. Toen hy dus over de Alpen in Italië terug kwam, en te Luca overwinterde, begaf zich eene grote menigte mannen en vrouwen als om flryd derwaards, en onder anderen tweehonderd leden van den Raad, by welke zich ook pompejus en crassus bevonden. Daarenboven zag men voor ces ars deur honderd en twintig Bondeldragers van Pro-Confuls en Praetors. Den groten hoop zette hy af deels met geld, deels met grote vooruitzichten : doch met crassus en pompejus ging hy een verbond aan , waarby bepaald werd , dat deze beiden naar het Confulfchap zouden ftaan, en dat hy by de verkiezing een goed getal zoldaten zoude zenden, om voor hun te ftemmen. Zodra zy benoemd waren , moes-  van POMPEJUS. i4ï moesten zy zorgen, dat zy ieder eene Provincie met het bevel óver een leger kregen , en dat c m s a r s tegenwoordig bewind nog vyf jaren verlengd wierd. Dit ruchtbaar geworden zynde verbitterde de Groten geweldig, .en marcëllinüs fchroomde niet in de volle volksvergadering hun beiden Heilig aftevragen , of zy naar het Confulfchap dachten te ftaan. Toen daarop de menigte van hun vorderde , dat zy zich verklaren zouden , gaf pompejus het eerst ten antwoord: v„ Mis* „ fchien ja, en misfchien neen." Met meer befcheidenheid antwoordde crassus, dat hy zoude doen, 't geen hem dacht ten oirbaar van het land te ftrekken (i). Als marcellinus daarop pompejus aan boord-klampte, en het dezen te grof feheen te maken, kreeg hy tot befcheid, dat niemand onbillyker handelde, dan marcellinus, als die zyne verpligting vergat, daarvoor dat hy, te voren ftom zynde, door pompejus welfprekende was gemaakt , en voorheen niet hebbende om te eten, thands (O Vergelyk het Leven van crassus, D. VÏI. bladz. 53.  n* hei Leven" thands zo veel had,- dat het hem telkens de keel weder uit kwam. Schoon nu alle de overigen er van a£s zagen om naar het Confulfchap te dingen * had lucius domitius moeds genoeg om vol te houden, overgehaald zynde doof cato, die hem onder het oog bragt, dat hy hier niet ftreed voor zyne eigene grootheid, maar de vryheid tegen de Tyrannert verdedigde. Dan dc aanhang van pompëJus, de ftandvastigheid van cato vrezende , en beducht dat hy, den geheelen Raad op zyne hand hebbende, ook het bests gedeelte des volks mogt omzetten, ert vart pompejus aftrekken , lieten domitius niet op de Markt komen , maar zondert gewapend volk op hem af, die zynen bedienden, welke met de fakkel vooruitging, vermoordden , en domitius met zyne vrienden op de vlugt dreven. De laatfte van dezen was cato, die niet aftrok, dan! na dat hy eene wonde aan den rechter elleboog had bekomen , terwyl hy domitius befchermde. Hun volgende gedrag beantwoordde aam de geweldige wyze , waarop zy aan het Confulfchap gekomen waren. Want toen het  van POMPEJUS. i4$ het volk cato tot Pretor wilde verkiezen, en tot de ftemming zoude overgaan, brak pompejus de volksvergadering af, onder voorgeven, dat de teekenen niet gunftig waren (ƒ); en nadat men de wyken door geld had omgekocht, werden anti as en vatinius verkoren (g). Vervolgens lieten zy door den Tribuun trebonius de voorftellen doen, om ces ar, zo als men overeengekomen was, nog een tweede vyftal jaren in 't bewind te laten; Syrië met den oorlog tegen de Parthers aan crassus optedragen, en aan pompejus geheel Africa, Opper- en Neder-Spanje, benevens vier legioenen ; waarvan hy vervolgens twee aan c^;sar leende, die hem daarom verzocht, om tegen de Galliërs te gebruiken. Crassus ging, zodra het iaar van zyn Confulfchap ten einde was, naar zyne Provincie, maar pompejus opende eerst zynen fchouvvburg, en ver- toon- (ƒ) Het gewone kunstjen om de volksvergaderingen vruchteloos te doen aflopen, waarvan, gelyk bekend is, veelal een fchandelyk misbruik werd geniaakt. (g) De naam van antia s fchynt hier door de af. febryvers bedorven te zyn.  144 het LEVEN toonde by dc inwyding van denzelven aU lerlei fpelen van licbaamsoeffening en muzyk, als mede dierengevechten, in welke vyfhonderd leeuwen gedood werden, Dart het voornaamite van allen , en 't welk de aanfchouwefs het méést verbaasde, was een gevecht van olyfanten (hy Hoe zeer hy nu ook hierdoor de ver* wondering en de genegenheid des volks had gewonnen, maakte hy zich wederom niet minder gehaat , omdat hy het bevel over zyne krygsbenden en de zorg over de landen, die hem opgedragen waren, overliet aan Plaatsvervangers uit zyne vrienden, ter* wyl hy zelf in Italië bleef hangen, en dan op het eene , dan op het andere lusthuis zyn vermaak nam met zyne vrouw , 't zy uit eigene liefde voor haar, of omdat hy, ziende hoe lief zy hem had, niet van zich ver* (Jt) Volgens dio cAssius, was het een gevecht van olyfanten tegen .gewapende menfchen. Hetgene deze er by voegt, aangaande den eed, welken de Romeinen aan die olyfanten, by het infehepen in Africa, zouden gedaan hebben, om hun geen leed te doen, en hoe zy den Romeinen dien eed herinnerden, is te beuzelachtig om in ernst na te vertellen.  van POMPEJUS. 145 verkrygen kon jhaar te verlaten : want dit laatfte worde ook door zommigert als de rede daarvan opgegeven, ert men fprak althands algemeen met ophef van de liefde, welke deze jonge vrouw voor haren mart tfad, fchoon pompejus niet zo jong meer was om op hém verliefd té zyn. Doch men fchreef dit toe deels aan de getrouwheid van pompejüs als echtgenoot, wiens liefde zich alleen tot haar bepaalde, deels daaraan i dat hy, hoe deftig ook, geenszins echter ftüursch , maar zeer bevallig was in den omgang, en by uittrek gefchikt om vrouwen te voldoen 5 zo men anders op de getüigenisfe van flora in dezen mag afgaan; Eens gebeurde het, tér gelegenheid van eene verkiezing van Edilen, dat men handgemeen raakte, en verfcheidene perzonen naast pompejus doodgeftoken wierden, Waardoor hy zodanig met bloed wierd befpat, dat hy andere klederen moest aantrekken. Toen nu zyne knechts de klederen wegbragtén, kwam er een groot geloop om het huis ; waarop zyne vrouw, die zwanger was, uitkwam, en op het zien van de bebloede Toga in flaauwte viel , waarvan zy niet dan met VIII. deel. [KJ gt<*  14$ h e t LEVE N' grote - moeke weder bekwaitn: 'Onderma-fchen had de fchrik haar dermate getroffen, dat zy écne miskraam kreeg.' Hierom kon- l den zelfs die genen, welke over de vriendfchap- van pompejus met c/êsa-r' het' meest' gebelgd 'waren',. deszelfs liefde -voor zyne'vrouw niet wraken. Zy werd echter' ten twcedemnate::zw*ftnger," cn bragt 'eenen zoon ter' wereld % doch diierf rtef ftond na- de' bevalling;, en'■•her kind .'owjüeefi^ 'Jiaari flechts;(weinige dagen.:-:; Als 'fi'u PomvWJVS' allcS vind gereedheid: had- gebragtwctól het lyk' op- zyri- landgoed by Al ba-te begraven, kwam hec volk>>metngeweld 'daar tusfchen ,en .yoerdé hetzelve naar het veld van Mars,'t-swefiM meer: uit •.medëlydcn -met' dè jonge vróuw,--'dan wel ten gevalle van pompej-us of-c je sak'- gefchiedde ; en dan nog febëejfc het volk -dit meer re doen ter eere vaffitcass a'r , ■' die afwezig was, dan- van p.ompejus zeiven, die hierby tegenwoordig/was: ; 00 ' • &ph Deze familie - betrekking , welke beider heerschzucht mcér'bedekt, dan wel in toom gehouden had,'was niet zodra verbroken,, of de itaatsberoerteu--namen eenen aanvang;, het werd van alle kanten oniluimig, én de -. $ ~. -''geest  van PöM P É j ü S. H7 geest van tweedragt borst los 0. Daarby kreeg rtieri niet lang daarna de tyding, dat crassus in zynen togt tegen de Parthcrs Was omgekomen. Hierdoor was een fterke voormuur , welke den burger. oorlog nog kon tegenhouden, weggevallen: want zolang de' beide anderen voor crassus vreesden, bleven zy jegens elkandcren nog min of meer binnen de palen van recht en rede; maar zodra het noodlot dezen mededinger m bet wordclpcrk had weggenomen, kon' men met den Blyfpel-dichter zeggen; ..sd hBishisibnï rbis yja noïl nroni riS Ttflb Reeds wordt van beider zy- het lyf ten kamp be>; ftreken • •■. . i «*»vo- :/ Wet oly, en het flof gewreven metter hand. ' zo waar is het, dat dc Fortuin niets is in vergelyking van de Natuur; daar zy niet in daat is de begeerlykheid van deze laatde te vervullen. Immers kon hier een zo wydgapérid gebied, cn zulk eene uitgeftrektheid, " . ' . . ■ lands (/) Hierom wordt julia zeer «igenaardjg door yÈVtEjus paterc. L. II. C. 47. genoemd: medium ex invidia potentie male coharentis inter Cu. Pompejiim et C. C^farem concardia pignus, welke fcbryVer ook den aanvang des burgeroorlogs van dat tydftip afrekent. IK a]  H8 fin LEVEff lands niet eens de begeerte van twee merp fcherr verzadigen, welke, daar zy gehoord en gelezen hadden , dat het Heel - al door de Goden in drieën was gedeeld, en dac elk zyn deel had gekregen , zich echter verbeeldden, dat het Romeinfche gebieclvoor hun beiden te klein was (T). Pompejus zeide ,wel destyds, in eene aanfpraak aan het volk, dat, gelyk hy telkens vroeger in 't bewind gefield wierd r dan hy verwacht had, hy ook zo hetzelve Vroeger neerleide, dan anderen verwachteden; en hierin kon hy zich inderdaad beroepen op de herbaalde afdanking van 'c leger, waarover hy het bevel had gevoerd. Maar nu, merkende dat caesar niet gezind was om het krygsbewind afteftaan, zocht hy zich door een ander hoog Staats- (*) Hier wordt gedoeld- op eene plaats van homerus Ik O. vs. 187. waar neptunus vootk'oorrft, zeggende, dat zy drie broeders zynde bet vaderlyke ryk by loting onder zich verdeeld hadden, en dus elk zyn deel had gekregen, waarmede hy fe vrede was: daar deze beide Romeinen een gebied, '} welk byna de gehele aarde bevatte, onder zich te deelen hebbende, Zica ieder met zyn deel nog niét vergenoegden.  van POMPEJUS. 149 Staatsbewind een evenwigt van raagt tegen dezen se bezorgen, zonder evenwél voor het overige verandering in het Staatsbestuur te maken* want hy wilde den fchyn niet hebben, als of hy c;esar wantroude , maar veel meer, als of hy zich om hem niet bekreunde en hem verachtte. Maar toen hy zag, dat, door omkoping van het volk, de hoge Staatsbedieningen anders verdeeld wierden , dan hy zich had voorgefteld, bragt hy te wege, dat er een Interregnum plaats greep (/> Welras hoorde men vry ■algemeen zeggen, dat er een Diftator zyn moest; en de Gemeentsman lucihus was de eerfte , die het waagde een voorftel daarvan te doen, en pompejus als Dic- (f) Zo noemde men in de eerfte tyden het tydvak, .waarin nog geen opvolger voor den overleden koning was aangelteld.en naderhand dat, waarin geene Conful» waren aangefteld. Dit was dus een (laat van regeeringloosheid: alleen werd er een perzoun, on,der den tytel van Interes, of Tusfchenkoning, aangefteld, die de plaats der Confuls intusfehen verving doch wiens magt niet langer dan vyf dagen duurde. Deze inftelling was uit de tyden der koningen afkomffig. Zyn voornaamlte werk was de Comitien te regelen , en na opgenomen ftemmen de jjieuwe Confuls te benoemen. 3]  ï5° he-t LEVEN Dictator aan het volk aantepryzen. Doch hy werd zo hevig hierover van cato aangevallen, dat hy byna zyne Gemeentsmansplaats er by had ingefchoten. Terdond kwamen de vrienden van pompejus op, pm dezen te verdedigen, verzekerende, da't pompejus niet om het Dictatorfchap verzocht , noch ook hetzelve wilde hebben, Hierover werd pompejus van cato geprezen , en aangemoedigd om , de ftaatsge.fteldheid te helpen handhaven. . Dit durfde hy dan ook ditmaal uit fchaamte niet we} nalaten; en zo werden domitius en mess al a tot Confuls aangefteld. . Toen daarop andermaal een Interregnum volgde , en verfchcidene thands met meer ftoutheid van eenen Diclator begonden te fpreken, werden cato en zyne vrienden beducht, dat men dit met geweld zoude doordry ven, en overleiden dus om pompejus met eenige hoge waardigheid, Se, ftaanbaar met de grondwetten van den Staat, re vrede tc ftellen, ten einde hem van die volftrekte Oppermagt te doen afzien. Bibulus, fchoon een vyand van pompejus zynde , deed het eerst in den Raad het voorftel, om pompejus alleen tot Conful  van POM PE J U S. 151 Hal asnteftcllen-, zeggende., dat o,p die wyze de Staat of uit de tegenwoordige, wanorde gered zoude worden,, ofingeval dezelve eenen Heer daardoor kreeg,.althands den besten zoude krygen. Zo zeer als dit voordel, uit dien hoek komende ,. .allen bevreemde, zo. zeker verwachtte elk,.toen cato opdond om tc fpreken , dat.deze hetzelve .bedryden zoude , cn cr heersqhte een -.algemeen üilzwygen. . Daarop zeide cato, dat hy voor zich zodanig een .voordel nimmer gedaan zoude, hebben, maar nu een ander hetzelve- had gedaan., was hy van oordeel , dat het aangenomen moest. worr den: .want dat even veel welke zoere van regecring boter was dan regcermgloosheid, cn dat, zytïs oordeels-, in.de tegenwoordige verwarring niemand ■ beter in ihat was om het bewind te.voeren dan pompejus. De Raad volgde zyn gevoelen, en-befloot, dat pompejus tot Conful zoude verkooren-worden, zonder Ambtgenoot; doch zo hy eenen Ambtgenoot moge nodig hebben, zou hy dien zelf, mids niet eer, dan twee maanden daarna, mogen benoemen. Pompejus dus door den Tusfchenkoning sulpici.us rot Conful benoemd [K 4] en  ï5s het LEVEN en uitgeroepen zynde , deed daarop aan cato eene vleiende dankbetuiging, waar: byhy erkende deze eer t meest vin Z n hem verfehuldigd te zyn, en verzocht hem tevens, dat hy hem door zynen byanderen raad in * voeren van dat bewind wilde onderdennen. Cato antwoordde, dat hy hem genen dank daarvoor fchuldig; was, want dat hy zo gedemd had niet om zynenthalven, maar om het belang van den Staat. Raad wilde hy hem wel geven wanneer hy om raad gevraagd wierd, doch ook zonder dat zou hy altoos openlyk zyn gevoelen zeggen. Zodanig was het gedrag van Cato, altoos gelyk aan zich zeiven. Pompejus begaf zich, na zyne wederkomst te Rome, in 't huwelyk met cornelia, de dochter van metellus scipio , en weduwe van publius crassus , met wien zy zeer jong zynde getrouwd was, en wien zy niet lang te voren in den oorlog tegen de Parthers verloren had. Deze jonge vrouw had, behalven hare fchoonheid, vele andere beminlyke hoedanigheden. Zy had het vry ver gebragt in de Letterkunde , fpeelde zeer. wel op de lier, verdond de Meetkunst, en was  van POMPEJUS. -53 $vas gewoon met zeer veel nut de lesfen der wysgeercn byte wonen. By dir alles wa§ zy in den omgang vry van die gemaaktheid m neuswysheid, welke meestal met zulke ■kundigheden in jonge vrouwen gepaard gaan. •Einddyk was zy de dochter van eenen vader, op wiens afkomst en daden zy roem .mogt dragen (m). Niettegenftaande dit alles , werd djt huwelyk algemeen afgekeurd. Velen mishaagde hetzelve , wegens de ongelykheid van jaren, uit hoofde van welke zy oordeelden, dat cornêlia beter voor den zoon, dan voor den vader gefchikt ware. Anderen, en wel de deftigden onder de Romeinen, zagen hierin een bewys, dat pompejus zich luttel om den Staat bekreunde: want daar deze in zynen vegen cocftand hem tot zynen Geneesmeester ver* koren had, en zich aan hem alleen geheel had overgegeven, vierde hy in volle vreugde een bruiloftsfeest, in plaats van dat hy bet («w) Haar vader metellus scipio was de ^oün van scipio nasica, doch was door zoons aanneming overgegaan in het geflacht van metellus, waarom hy metellus scipio genaam^ werd. Fr. i'ert. IK 51  154 het LEVEN hec tegenwoordige Confulfchap als iets noodlottigs zoude befchouwen, 't welk in tyden van voorfpoed hem dus niet, tegen de wetten , zoude zyn opgedragen. Dan terftond daarop begaf hy zich aan het rechterlyk onderzoek naar de kuiperyen en omkopingen, maakte wetten, waarby de rechtbanken in orde gebragt wierden , gedroeg zich in dat alles met de ftrengfte onparcydigheid en eerlykheid, en zorgde dat by de rechtsplegingen veiligheid, orde en ftilte heerschten, door in perzoon, gederkt met gewapend krygsvolk, daarby als Voorzitter tegenwoordig te zyn. Maar toen zyn eigen fchoonvader scipio ter verantwoording geroepen wierd, liet hy de driehonderd en zestig rechters by zich aan huis komen, en verzocht hun dat zy hem gundig wilden zyn. De aanklager ziende, dat scipio door de rechters zelve van de markt naar huis wierd verzeld, oordeelde best van zynen eisch aftezien. Had hy dus door dit gedrag zynen goeden naam wederom gekrenkt, deze leed nog veel meer, toen hy eene wet gemaakt hebbende, waarby de lofredenen op aangeklaagden afgefchaft wierden, vervolgens zelf  van POMPEJUS. 155 zelf optrad, om eene lofrede op plancüS yoor bet-gericht, -te cLoen (»). C ato, die juist een van.de-. rechters was,-dak de vingers in zyne op/ren,,. en zeide , dat hy gene lofredenen,.-jftrydig met. dc. wetten, Ij^ogt aanhooren. ; Zulks, had ten gevolge, dat deze, eer: irjcq.'jtptjde^demraing-overging , als rechter geweerd wierd. Evenwel werd plancus door-.de -overige, rechters, tot grote befcharaing- van, p ompi: jus, veroordeeld. Weinige dagen daarna werd hy door HY.PSiEUS, voorheen Conful, welke gedagvaard was, opgewacht, juist als hy Uit het . bad kwam om naar tafel tc gaan; Deze - viel hem te voet cn fmeckte hem om zyne- voorfpraak : maar pompejus ging hem met eene verachtende houding voorby, zeggende, dat hy hem zynen maaltyd kwam bederven, cn dat hy niets daarmede kon winnen. Deze ongelykhcid van gedrag verwekte hem veel opfpraak. Voor ......1 ,*>(.>.0 fli [i jUimi n«twvv vv .>kec («) TlTUS munacius ftANTUS BURSA W3S door cicero aangeklaagd,' en werd, niettegenstaande de voorfpraak van p oupf jus, veroordeeld. CicERo'vtfas' over dezen triomf zo zeer in fchik, dat hy zyne vreugde daarover te kennen gaf in eenen brief aan m a r i u s. Zie hpist. ad Div. L. VII. 1 Wi:«.-Jav i3ds» «s;ois »n ,*lm i*mx nik  I5<5 het LEVEN het overige bragt hy alles voortreffelylt weder in orde, en voor de nog overige vyf maanden van zyn Confulfchap nam hy zynen fchoonvader tot Ambtgenoot. Daarop werd hy in zyn buitenlandsch bewind voor vier jaren bevestigd , en kreeg voor eik jaar eene zom van duizend talenten, om daarvan zyne krygsbenden te onderhouden en te bezoldigen. De vrienden van cisar namen hieruit aanleiding, om ook iets te vragen voor hem, die voor de eer van het Romeinfche gebied zulke zware oorlogen voerde (o). Het was billyk, zeiden zy, dat hem of een tweede Confulfchap wierd gegeven, of dat zyn tegenwoordig bewind nog eenigen tyd verlengd wierd, opdat geen opvolger hem van den roem zyner verrichte daden mogt komen beroven , maar hy in die landen, welke door hem vermeesterd waren , ook zelf (o) Wy vonden geene reden, om hier me: dacier eene andere lezing aantenemen, niet begrypende, waarom jyi/<»i« niet zoude kunnen beteetenen Imperium, „ het Oppergebied van Rome in welken zin het tweemaal voorkomen beneden in de Vergelyking, waar zelfs nytft>n* en ,Mvhft* byT één worden gevoegd. Van deze oorlogen fpreekt, niet zonder reden, met groten ophef vïllejus ÏATEKC. L. II. C. 47.  van POMPEJUS. 157 Zelf het gebied hield , en op zyn gemak de eer genoot, welke hem toekwam. Toen hierover vry wat twist ontftond , vatte Pompejus het woord op, als wilde hy uit vriendfchap alle hatelyke verdenkingen tegen ciESAR wegnemen, en zeide, dat hy eenen brief van c m s a r had , waarin hy fchreef, dat hy verlangde zyn krygsbewind neerteleggen, en door eenen ander opgevolgd te worden. Nu was het dan ook billyk, voegde hy er by, dat men hem, fchoon afwezig zynde, toeftond naar het Confulfchap te ftaan. Dan hiertegen kwam cato op, en eischte , dat c m s a r , zo hy eenige gunst van het volk begeerde, eerst zyn krygsbewind neerleide, en zich als een ambteloos burger kwam vertonen. Daarop hield pompejus af, als was hy overftemd, 't welk zyne oogmerken omtrent ciESAR destemeer verdacht maakte. Mier kwam by, dat hy het krygsvolk, 't welk hy aan cje sar geleend had , terug eischte, onder voorwendfel, dat hy hetzelve tegen de Parthers nodig had. Schoon nu c^sar het eigenlyke oogmerk hiervan zeer wel begreep, zond hy hem echter het krygsvolk terug, na hetzelve vooraf rykelyk begiftigd te hebben. Daar-  HÈ f' L'È V Ëïf • Daarop viel föiipejüs re Napéfs Ha eene 'zware kranktc, waarvan hy echter fremmg JiériteldèV :Op • raad van pr'a'x.v' ê-OK-Ai? 'Befloten 8e Naphiïrancn, dc Güëèi* voor zyne berde! 1 bp; pfcgt'igS met öfféran-" det? ré'dankénl * M"r'4»orrjeerct wérd eerst1 doof'dè naasrgefï^^déti, en voords'dóor*geltceï -'itafie zodat!; ër - getrc' dad w&r, 'groot of klein', waar"niet eenige dagen ' lang feest wierd gehouden. Overal, waar ïiy '-kwam , was'%imteü gebrek y'öW dc 'fcrlre', die hem te'" cfcmöet 'div te bevatten; de wegen waren opgenropt, en de dórpen' en diavenplaatfcn krielden''3 Van menfchen', die te "feest en ten offer'gingen. Velen zelfs kwamen met kranzen om'b.et hoofd en fakkels in de hand hem inhalen, en bedrooideiT zynen' -weg met bloemen'-, zodat deze zyne reis en inhaling eene dér fraaidc en luisterrykde vertoningen maakte, doch die tevens voor eene der vóórnaamde oirzaken wordt gehouden van den 'burger-oorlog, welke daarop volgde (py ■ : '"Want (p) Gelyk dus plutarchus boven oordeelde, dat het een geluk voor.Pompüjus ware geweest, indien hy na zyne luisterryke zegepraal, toen hy hes  van POMPEJUS. 159 Want de befchouwing van deze buitengewone vreugdebedryven , gevoegd by de herdenking van zyne grote daden , deden hem tot trotschheid overflaan ; zodat hy; zyne gewone behoedfaamhcid, waardoor hy voorheen zyne verrichtingen en zynen voorfpoed beveiligd had, vergetende, mét een * roekeloos vertrouwen op zyne krachten de magt van es:sar. dermate begon te verachten , als of hy noch wapenen, nóch eenige andere nadrukkelyke middelen vanj tegenweer tegen hem nodig had, en als of het hem nog veel gemakkelyker zou vallen denzelven weder klein tc maken , dan' hy hem te voren groot had gemaakt. Hier. kwam by, dat a p p i u s , 'by zyne terugkomst uit Galliën met de krygsbenderi, wel -' hec toppunt van voorfpoed bereikt had, geftorven' was, zo geven vellejus paterc. en andere fchryvers te kennen, dat de ziekte hier gemeld het. wénfchelykfte tydftip voor hem zoude geweest zyn , om van het tooneel afcetreden, als wanneer hy de grootheid , welke hy op de-bovenwereld had be« komen, ongekrenkt naar de benedenwereld zoude hebben medegebragt: quant apud fuperos habuerat magnitudintm, illibatam dctulisfet ad inferos. Lib, ■ II. C, 48.  i6o h e t LEV Ft N welke pompejus aan cm sa*, geleeifi had, de daden, welke deze daar verrichthad, zeer verkleinde, en allerlei nadeehVe geruchten van c^r ging verfpreidcn,Pompejus, zeide hy, kende zyne eigene krachten en zynen groten invloed niet,0 indien hy zich met andere krygsbenden tegen cüssar ging verderken, daar hy zich flechts behoefde te vertonen, om 'dezendoor zyn eigen krygsvolk aftemaken : za groot was by hetzelve de haat tegen cjesar, en het verlangen om onder pompejus te daan. Dit maakte pompejus dermate opgeblazen, en deed hem door al te groot vertrouwen tor zulk eene zorgeloosheid vervallen , dat hy de genen, die vrees voor den oorlog hadden , Plachte,, en tegen anderen , welke vraagden , waar de krygsmagt was, met welke men caesar toch te keer zoude gaan, ingeval die eens op Rome kwam aanrukken, met een lachend wezen , en met alle tekenen van gerustheid, ten antwoord gaf: „ Zyt daar„ voor in 't minde niet bezorgd: want ik „ behoef flechts met mynen voet op den »j grond van Italië te dampen, en dadelyk n zul-'  van POMPEJUS. If5l ,-, zullen er legers van ruitery en voetvolk „ voor den dag komen." Dan nu begon cjesar vast ook nadrukkelyker maatregelen te nemen. Terwyl by zelf zich fteeds nader by Italië hield , zond hy by aanhoudendheid van zyne zoldaten in de volksvergaderingen te Rome, en haalde een aantal leden van het Beftuur door geld in zyne belangen over. Onder deze waren de Conful pauLUS (j), die zich voor vyftienhonderd talenten liet omkopen ; de Gemeentsman curio (r), die door hem uit zyne onnoemelyke fchulden werd gered, en margus antonius, die, uit hoofde van zyne vriendfchap met curio, zich voor de fchuld van dezen mede verbonden had. Zelfs verhaalt men , dat een der Hoplieden van ctesar , door hem overgezonden , ftaande voor het Raadhuis , toen hy hoorde , dat de Raad weigerde den tyd (?) jEmylius PAOLtus, die Conful was met metellus, in'tjaarjoi der Romeinfche Tydrekening. Fr. Vert. (r) Het karakter van dezen ftaat met eene zwarte, kool geteekend by vellejus. L. 11. c'. 48. VIII. deel. [L]  x6i het LEVEN tyd van ca:s ars krygsbewind te verlengen, de hand aan 't gevest van zyne fabel floeg, cn zeide: „ dan zal deze het doen." Inderdaad verried alles , wat er gedaan en beraamd wierd, zulke bedoelingen. Echter hadden de voorflagen en éifchen, door curio voor cfëSAR gedaan, een veel gematigder aanzien. Hy begeerde Hechts een van twee, dat men of pompejus mede het krygsbewind zoude afnemen, of dat men caesar hetzelve zoude laten houden : voor reden gevende, dat zy beide weder ambteloze burgers geworden zynde, zich aan de wetten zouden onderwerpen, of, beide tegen elkander in de wapens blyvendc , zich in ftilte vergenoegen zouden met het gene zy hadden ; maar die de eene party verzwakte, verdubbelde daardoor dc magt, voor welke hy vreesde. Daarop zeide de Conful marcellus, dat c^sar een druikrover was, en flemde dat men hem, zo hy de wapenen niet nederleide, voor vyand van den Staat moest verklaren. Des niettemin drong curio, 'gederkt door antonius en piso, door, dat de gevoelens van de Raadsleden zouden opgenomen worden. Hy beval dan , dat de  van POMPEJUS. 163 de genen, die er voor waren, dat c Je sar. alleen de wapenen nederleide, en pompejus het bewind bleef houden, aan de eene zyde zouden gaan: waarop de meesten zich aan die zyde voegden. Maar toen hy by eene tweede {remming beval , dat allen, die er voor waren , dat beide parcyen de wapenen neerleiden, en dat geen hunner in 't bewind bleef, weder aan eene zyde zouden gaan, kreeg pompejus niet meer dan tweeëntwintig Hemmen, en alle de anderen voegden zich by curio (Y). Toen ftoof deze als overwinnaar, en uitgelaten van vreugde naar buiten , waar het volk hem met handgeklap ontfing, en met bloemen en kranzen beftrooide. Pompejus was by deze Raadsvergadering niet tegenwoordig; ft) Met deze opgave ftrydt die van dio cassius, welke meldt, dat er niemand was, die wilde, dat pompejus de wapenen nederleide, en datc*s/iR. Hechts twee perzonen voor zich had: eenen zekeren marcus c/ecilius en curio, welke brieven van Cseiar had overgebragt. Fr. Vert.— Het •genenio cassius aangaande den uitllaj dier raadpleging zegt, ftrookt wel met de eerfte (temming, waarvan plutarchus gefproken heefc, maar niec met de tweede. Doch ook in de overige byzonder. heden verfchilc d i o merkelyk van onzen fchryver.  164 het LEVEN dig; want niemand mag, zo lang hy aan 't hoofd van een leger is , in de dad komen. Doch marcellus dond op, en zeide , dat hy daar zittende in den Raad gene redenen verder dacht te hooren, maar vermids hy reeds tien Legioenen over dc Alpen in aantogt zag, zou hy ook iemand zenden, om het vaderland daartegen te verdedigen. Daarop trok men, als in algemenen rouw, het treurgewaad aan, en marcellus ging, gevolgd van den Raad, midden over de markt naar buiten, om pompejus optezoeken. By hem gekomen zynde bleef hy voor hem daan, en zeide: „ Pompe„ jus! ik gelaste u het vaderland te hulp „ te komen ; gebruik te maken van de „ krygsbenden, welke gy reeds hebt, en „ anderen daarenboven aantewerven." Het zelfde zeide ook lentulus, een der Confuls, die voor het volgende jaar benoemd waren. Toen pompejus daarop de burgers tot den krygsdienst wilde orv fchryven, waren zommigen onwillig, anderen kwamen in kleinen getale traag cn flaauwmoedig op, de meesten riepen om eene bevrediging ; te meer, om dat an to-  van POMPEJUS. 165 ton rus, regen wil en dank van den Raad, eenen brief van ciEUR aan het volk had voorgelezen, houdende voordellen, die gefchikt waren om de menigte intenemen. Hy wilde namelyk, dat zy beide hunne provinciën verlaten, hunne legers afdanken, zich aan het volk onderwerpen, en rekenfchap van hun gehouden gedrag zouden geven. Lentulus, die inmiddels het Confulfchap aanvaard had (f) , riep den Raad ariër byeen. Cicero, pas uit Cilicië terug gekomen , zocht eene bemiddeling te bewerken, indiervoegen, dat caesar uit Galliën terug zoude komen, en het overige van zyn leger afdanken, doch twee legioenen, benevens het bewind over Illyriè', behouden , en daarmede wachten tot een tweede Confulfchap. Dan over dezen voordag was pompejus ten hoogden gebelgd, waarom de vrienden van cjesar zich lieten welgevallen, dat deze nog één legioen zoude afdanken. Maar hiertegen verzette zich lentulus, en cato deed niet dan roepen, dat pompejus het weder bedorf en {/) Deze was Conful met c. claudiüs marcel lus, ic 't jaar van Rome 704. Fr. Vert. P 3]  l66 het LEVEN en zich om den tuin liet leiden ; zodat de vredesonderhandelingen vruchteloos afliepen. Ondertusfchen kwam er tyding, dat caesar zich meester had gemaakt van Ariminuni , eene voorname dad van Italië, en dat hy met zyne gehele krygsmagt naar Rome in aantogt was. Dit laatde was onwaar, want hy had niet meer dan driehonderd ruiters , en vyfduizend man voetvolk by zich. Het overige gedeelte van zyn leger, dat nog aan gene zyde van de Alpen was, had hy niet willen inwachten , om liever zyne party , die niets in orde had, onverhoeds op 't lyf te vallen, dan dezelve tyd te gunnen om zich tot tegenweer gereed te maken. Zelfs nog, toen hy voof de rivier de Rubico gekomen was , waar zyn gebied een einde nam (a) , bleef hy eenigen tyd ftaan zonder te fpreken , en overwoog by zich zeiven het gewigt der zake, welke hy ftond te ondernemen. Eindclyk, even als iemand, die zich van eene fteilte in eenen gapenden afgrond gaat neder- 00 De Rubico was eene kleine rivier, die Gal. Ha Cisalpina, de Provincie van ces ar, van bet overige Italië fcheidde. Zodra hy dus deze met een gewapend leger overtrok, moest hy als vyand van den Scaat befchouwd worden.  van POMPEJUS. 167 «ferftorten, deed hy de rede zwygen, floot zyne ogen voor het gevaar , zeide alleen tegen dc genen, die by hem waren, In 't Qiieksch : dat de taarling geworpen worde" (y)! en daarmede trok hy met zyn leger over. Dit was niet zodra te Rome bekend geworden , of de ganfche ftad geraakte in ecpe verlegenheid, ontdekenis en angst, zo groot als er ooit had plaats gehad. De gehele Raad liep ogenblikkelyk naar pompejus, waar zich ook de leden van het beduur lieten vinden. Hier vraagde tullus, hoe het nu met de krygsmagt en de middelen van verdediging gedeld was ; en toen pompejus fchoorvoetende en be- drem- (v) In de uitgaven van suetonius voor die van surman cn ernesti las men in't leven van c.) Van Brnndufium, liggende aan de Adriatifclie zee, of de ^olf van Venetien , ftak men gemeenlyk uit Italië naar Griekenland over, wanneer Dy nacbinm de eerde plaats was op het grondgebied van Macedonië, waar men aankwam.  *?* het LEVEN ne vloot in gereedheid te brengen. Zelf teBrundufium blyvende, liet hy de poorten zorgvuldig dicht maken , deed zyne hgtfte benden post vatten op de wallen, en gebood aan de inwoners van Brundufium, zich dd binnen hunne huizen te houden. De gehele ftad door maakte hy verhakkingen , en vulde die met palisfaden ; alleen hield hy twee wegen open , langs welke hy in zee kon komen (x> In drie dagen had hy al Zyn volk op zyn gemak ingefcheept. Toen gaf hy eensklaps een teeken aan de genen, die op de wallen post hielden , welke ylings afgekomen en insgelyks mgefcheept zynde, ftak hy mede naar Dyrrachium over. C^SAR ziende de wallen verlaten, en daaruit 's vyands aftogt opmakende , wilde denzelven vervolgen , waardoor hy gevaar liep om in de grachten en palisfaden te Horten. Doch gewaarfchouwd zynde door de inwoners , trok hy om de ftad heen, en zag toen, dat alles reeds in vol- O) Omflandiger wordt zo wel deze toeftel van pompejus, als al het overige, 't welke geduurenue negei dagen, dat Brundufium belegerd wierd voorviel, befchreven door C*far zeiven, in het' Merite boek der Burgeroorlogen.  van POMPEJUS. i7| volle zee was, uitgenomen twee vaartuigen, welke flechts een klein getal zoldaten iahadden. Deze aftogt van pompejus wordt onder de Ichranderfte krygsvonden gerekend: doch caesar kon zich niet begrypen, dat men, by het bezit van eene welverflerkte ftad, in 't vooruitzicht van hulp uit Spanje, en meester van de zee zynde, had kunnen befluiten aftetrekken, en Italië overtegeven. Cicero veroordeelt mede pompejus, dat hy de maatregelen van eenen themistocles, en niet die van eenen Pericles gevolgd had , daar zyne omftandigheden meer overeenkomst hadden met die van den laatlten, dan van den eerften (j). Ook (j) De plaats van cicero, waarop plutarchus hier het oog heeft, is te vinden in den elfden brief van het zevende boek der brieven aan Atticus, waar pompejus zeer befchuldigcl wordt over het verlaten van Brundufium. Themistocles had ook wyleer Athenen verlaten, en zyn behoud te fcheep gezocht, doch dat voorbeeld kon niet ftrekken om pompejus te verdedigen; want themistocles was niet in (raat om te lande aan zo vele duizenden Barbaren het hoofd te bieden, en de eenigfte party , die hem te kiezen ftond, was fcheep te gaan. Het gedrag van pompejus wordt nog meer  *T4: het LEVEN Ook liet c/esar inderdaad duidelyk genoeg blyken , dac hy zeer bang was voor langwyligheid. Want hy had Nu m eu rus, eenen vriend van pompejus (V), die in zyne handen gevallen was, naar Brundufium gezonden, om op redelyke voorwaarden over een vergelyk te handelen : maar numerius was pompejus achterna gezeild. Cüsar vervolgens in zestig dagen meester van geheel Italië geworden zynde, meer veroordeeld door hec voorbeeld van peri. cl es, die, toen de Lacedémoniers met hunne bondgenoten in Attica gevallen, en tot voor de poorten van Athenen genaderd waren, het beflnit nani om zich te verdedigen : en de omftandigheJeu van pompejus hadden veel meer overeenkomst met die van pericles. dan van themistocles. Ook wordt het voorbeeld der Romeinen bygebragt om pom?ejus te veroordeelen, dasrzy,totn de Galliërs zich. meester van de ftad hadden gemaakt, de wyk namen naar het Kapitool, en zich daar kloekmoedig verdedigden. Dit wilde cicero dat pompejus zoude hebben nagevolgd. Fr. Vert. (z) Xyl ander gist, dat deze man dezelfde is, welke byc*sAR cneus magius genoemd wordt, zynde overfte van de Artillerie van pompejus, en dat hy misfchien numerius magius wierd geheten, van welken eerfteu naam, flechts met n. ge. fchreven, de affchryvers cn. zo veel als cneus gemaakt hebben.  van POMPEJUS. 175 de , zonder eenen enkelen droppel bloeds te vergieten , zou gaarne pompejus terftond hebben vervolgd , doch by gebrek aan fehepen hiervan afziende, trok hy naar Spanje, om het leger, 't welk daar was, in zyne belangen over te halen. Pompejus bragt inmiddels eene aanzienlyke magt byeen. Hy had eene vloot, die volftrckt onverwinlyk was ; beftaande uit vyfhonderd oorlogfchepen, en een onnoemelyk aantal jachten en andere ligte fehepen. Zyne ruitery, welke uit de bloem der Romeinfche en Italiaanfche Ridders beftond (V), was zesduizend man fterk, alle lieden van geboorte , middelen en moed. Zyn voetvolk was wel van overal zamengeraapt en ongeoeffend, doch hy zelf verledigde zich te Beraea, waar hy geenszins ftil zat, om dezelve te oeffenen, en deed alle die krygsoeffeningen, even als een jong. man, mede. Het ftrekte inderdaad tot gene geringe aanmoediging voor he; volk, POMPEJUS DEN GROTEN Op Zyn agt- envyftigfte jaar te zien, zich nu eens te voet («) Volgens caesar beftond dezelve byna geheel uit vreemdelingen.  p$ het LEVEN voet in den wapenhandel oeffencn , dart weder te paard , en in vollen ren handig de fabel uittrekken en weder opftckent terwyl hy in het zwaaien met de werpfpiets niet alleen blyken van bekwaamheid gaf maar ook van krachten, daar weinige jonge lieden op eenen verderen afstand werpen konden. Hier kreeg hy ook bezoeken van koningen en vordcn van dat land, en het getal der aanzienlykden uit Rome, die zich by hem gevoegd hadden , was zo groot, dat zy eenen volledigen Raad konden uitmaken. By dezen kwam nog labienus, die de party van caesar verliet, zynde eerst de vriend van'dezen geweest , met wien hy in Galliën gediend had. Ook brutus, de zoon van dien, welke in Galliën was omgebragt, een man van eenen grote ziel, welke tot hiertoe pompejus, als den moorder van zynen vader, nooit had willen aanzien of fpreken, voegde zich nu by hem, als den verdediger der Romeinfche vryheid. Zelfs cicero , fchoon hy in zyne fchriften andere gevoelens aan den dag gelegd , en andere maatregelen aangeraden had, achtte het nu fchande, niet mede gerekend te worden onder dis  van POMPEJUS. -iM hunne fchraapzueht, dat namelyk ^ van Barbaren te befchavem En welke ruitery der Scythen ^ welke pylen en bogen der Parthers, of welke fchatten der Indianen zouden beftand zyh geweest tegen den aanval van zeventigduizend gewapende Romeinen^ aangevoerd door pompejus en c^esarj wier namen die volken eer hadden hooren noemen , dan den naam der Romeinen zelve ? — zo ver waren dezen met hunne overwinnende wapenen tot de meest afgelegene, verfchillende en woeste horden van Barbaren doorgedrongen. Dan in plaats van dat hadden zy thands de wapenen tegen elkander op' gevat, zonder medelyden te hebben met hunne eigenen roem, waaraan zy hun vaderland opofferden; zy die dus verre als onverwinlyke helden geroemd waren geweest. Want hunne aangegane familie - betrekking, de aanlokkelykheden van julia* en dat huwelyk waren van den beginne af niet anders dan bedrieglyke én verdachte onderpanden geweest van eene verbindtenis, alleen uit byzondcr belang aangegaan: van ware vriendfchap was niets daarin gekomen (7). Toeri (O Vergelyk bladz. 146" en 147, met de Aan-ceekening daar ter plaatfe. Yin. deel. [iV]  j$Np het LEVEN Toen nu de vlakte van Pharfalia met mannen, paarden en wapenen bedekt was, en van weerskanten de krygstrompet het teeken tot den aanval had aangeheven, kwam van c?ësar's kant het eeist uit de gelederen voorwaards uit cajus crassi* nus, met zich voerende een honderdtwintigtal krygslieden, en bedacht om zy* ne grote belofte, aan c^sar gedaan, te volbrengen. Deze namelyk was de eerde geweest, dien cjësar, uit de legerplaatfe komende, ontmoet had, en hem aanfprekende , had hy hem gevraagd, wat hem dacht van den aanftaanden veldflag. Daarop" had crassinus hem de rechterhand toegereikt en geroepen: „ Cadar,.gy zult eene roemruchtige overwinning behalen, „ en my zult gy heden, 't zy dood of „ levende , groten lof toekennen." Dier .belofte thands indachtig rukte hy aart , en ■vele anderen medevoerende, Hortte"hy midden onder de vyanden. Dadelyk werd men met de zwaarden handgemeen, en velen waren reeds onder zyne handen gevallen, toen een der: vyanden hem, die met geweld door de voorden heendrong, zo wel waarnam, dat* hy hem het zwaard door den  van POMPEJUS. 195- dén mond ftiet, waarvan de punt doorgaande achter in den nek uitkwam.' Crassinus gcfneuveld zynde, werd er voords aan dien kant niet gelyken kans gevochten. Pompejus was niet haastig genoeg om zynen rechter vleugel aantevoercn, maar zag herwaards en derwaards, en liet zynen tyd voorbygaan, wachtende dat de ruitery in 't gevecht zoude komen. Deze breidde reeds hare Eskadrons uit, om ctesar te ömfingelen , en deszelfs weinige ruiters j die aart 't hóófd Honden, óp het voetvolk te werpen. Doch op een gegeven teeken van CjEsar, trokken de ruiters achterwaards , en de Cohorten; welke achter dezelven geplaatst waren, om het omfingeleii li beletten, uitmakende ëen getal van dried lizend man, trokken tegen den vyand in, baden den ruiteren het hoofd, en getrouw aan de les , die hun gegeven was, vieleri zy met hunne opgeheven pieken denzelveri ia 't gezicht. Dezen, onbedreven iri alle Zaort van gevecht, en op deze manier het minst van allen bedacht, noch daarop afgerecht, hadden noch moed, om weêrftand tc bieden, noch om den aanval op hunne oögen en aangezichten te verdragen, maar IN 2] . zich  195 Het-. LEVEN zich omkeerende en de handen voor de oogen houdende, namen zy fchandelyk de vlugt. Het volk van c jes a p, , zonder zich. met deze vlugtende ruiters optehouden, wierp zich op het voetvolk, van 't welk hun vleugel , ontbloot van ruitery, het meeste gevaar liep om befprongen en omfingeid te worden. Dezen in de zyde door hun aangevallen, terwyl het tiende legioen hen tevens van voren op het lyf viel, hadden geenen moed om te ftaan , en déinsden af, toen zy zich op de zelfde manier, als zy gedacht hadden den vyand te omfingelen, zeiven omfingeid zagen. Als nu dezen op de vlugt gedreven waren, en pompejus eene wolk van ftof zag opgaan, waaruit hy weldra giste, wat met de ruitery was gebeurd, laat zich niet wel zeggen, hoe hy op dat oogenblik te moede was. Het meest geleek hy naar iemand, die eensklaps van zyne zinnen en van zyn verftand beroofd wordt, en niet bedenkende, dat hy de Grote pompejus was, ging hy, zonder iemand toetefpreken, met eenen langfamen tred binnen zyne legerplaatfe , vertonende volmaakt het gene ho-  van POMPEJUS; ip/ homerus in deze dichtregels heeft uitgedrukt cky. Dan ylings jaagt Jupyn held Ajax uit den hogen 1 Een' fchrik in 't harte, die hem heel verzuft doet ftaan. Het fchild geworpen op den|rug, flaat hy^zyne oogen, Terwyl hy bevend vlugt, fteeds om zich heen]—■ Zodanig was thands pompejus, die in zyne tent gekomen zynde, daar zonder fpreken bleef zitten, totdat een aantal vyanden , die den vlugtenden op de hielen zaten, tc gelyk met dezen kwamen binnen gelopen. Toen zeide hy alleen: „ hoef „ zelfs tot in de legerplaatfe ?'' en zonder meer te fpreken , ftond hy op , trok een kleed aan, 't welk voor zynen tegenwoordigen toeftand paste, en pakte zich in ftilte weg. Zyne overige legioenen namen mede de vlugt, en in de legerplaats werd eene grote flachting aangerecht onder de genen, die de wacht by de tenten hadden, en onder de bedienden. Van de zoldaten lieten flechts zesduizend het leven, volgens getuigenis van asinius pollio, die on- (k) Ilias XI, vs. 543. IN 3]  I98 het LEVEN onder de party van cjesar mede in het gevecht was (/). By het innemen van de, legerplaats, ftond men verwonderd over de dwaasheid en onbezonnenheid der vyanden. Hier vond men de tenten alle met myrt bekransd , en met gebloemde tapyten verfierd, dc tafels met drinkbekers wel bezet, vaten met wyn gevuld, en eenen toeftel en pracht, veeleer als van menfchen die offeranden en vrolyke gastmalen vieren, als van zulken, die zich gereed maken tot een gevecht. Zo verblind in hunne uitzichten, en vervuld met een dwaas vertrouwen, waren zy ten ftryde getrokken. Pompejus vervolgens eenige fchreden buiten de legerplaats gegaan zynde , ontdeed zich van zyn paard, en flechts, van eenige weinigen vcrzcld, daar niemand hem vervolgde , maakte hy zich in ftilte weg, onder zodanige overdenkingen, als natuurlyk moesten opkomen by eenen man, die vierendertig jaren lang gewoon was geweest te overwinnen en alles te overmeesteren, en die nu in den ouderdom yoor het eerst on- (7) CassAR. telt vyftienduizend getheuvelden, en. vierentwintig duizend gevangenen.  van POMPEJUS. 199 ondervond, wat het was overwonnen te worden cn tc vlugten. Hy bragt zich voor den geest, hoe hy al dien róem, door zo* vele gevechten en oorlogen aangewonnen, in één uur was kwyt geraakt, en geheel ontbloot geworden van . een vermogen , waardoor hy nog kort te voren met zulk eene geduchte magt van wapenen, paarden en vloten gefterkt was geweest, terwyl hy nu daar heen ging, dermate van allen ftoet en uiterlyk aanzien beroofd, dat hy zelfs niet van zyne vyanden, die hem zochten, bemerkt wierd. Larisfa voorbygegaan zynde, kwam hy in Tempé, waar hy fmachtende van dorst, zich met het aangezicht op de aarde wierp, en dronk uit de rivier. Vervolgens ftond hy weder op, en ging Tempé door, totdat hy kwam aan de zee. Hier rustte hy het overige gedeelte van den nacht uit in eene arme visfehers hut, en met het aanbreken van den dag begaf hy zich in eene fchuit, die op de rivier gewoon was te -varen, nemende van zyn gevolg alleen de vrye lieden met zich, terwyl hy de flaven wegzond , met bevel om naar caesar te gaan, hun verzekerende , dat zy niets te vrezen hadden. Langs [ZV 4] de  200 het LE.VEN de kust heen varende , ontdekt hy een groot koopvaardyfchip, waarvan de fötöp'•per een Roinein was, die wel nooit omgang met pompejus had gehad, doch hem echter van aanzien kende. Zyn naam was peticius. Juist had deze man den vorigen nacht gedroomd, dat hy pompejus zag, niet 20 als hy hem'meermalen had gezien, maar zeer kleinmoedig en neerfiachtig, en hem aanfprekende. Hy was thands bezig dit aan het gezclfchap, 't welk hy aan boord had, te verhalen, zo als lieden , die niets te doen hebben , gaarne over zulke merkwaardige dingen praten. Eensklaps roept een der bootsgezellen, dat hy eene fchuit zag , die van land kwam roeien , en dat eenige lieden, die daarin waren , wuifden met hunne klederen , en de handen naar hen uitdaken. Peticius wel toeziende, herkende dadelyk pompejus, zodanig als hy hem in den droom had gezien, doeg zich voor het hoofd, en den matrozen bevolen hebbende de fchuit aan 't fchip te laten komen , reikte hy pompejus de rechterhand toe, en fprak hem aan by zynen naam, gisfende reeds, uit het uiterlyke voorkomen, 's mans onge- luif^  van POMPEJUS. aoi luk en droevige ftaatsverwisfcling. Zonder dus te wachten, dat men hem fmeekte of zeide wat er gèbeurd was , nam hy hem aan boord met de genen , welke hy begeerde mede te nemen, zynde de beide lentulussen en favoniüs; en daar. op vervolgde hy zyne reis. Kort daarop zagen zy koning de jotarus, van 't ftrand moeite doende om by hun te komen: dezen namen zy mede in. Toen het tyd van eten was, en de fchipper van den voorraad, dien hy had, eenen maaltyd had vervaardigd, zag hy, dat pompejus, by gebrek van Haven, zich zelf begon te wasfchen. Aanftonds fprong hy toe , wiesch en zalfde hem; en van dat oogenblik af paste hy hem gefladig op en bediende hem in alles, zo als Haven hunne heeren bedienen , tot voeten wasfehen en eten klaar maken toe : zodat een van 't gezelfchap ziende, hoe gulhartig, belangeloos en on. gemaakt dit dienen toeging, deze woorden van den dichter daarop toepaste: „ Wat flaat den ed'len mensch, al wat hy doet, toch wel!" Nadat hy dus Amphipolis voorby gezeild IN 5^ was,  «02 het LEVEN was, richtte hy vandaar den koers naar Mitylene, met oogmerk om cornelia met zynen zoon intenemen. Aan de kust van het eiland geland zynde, zond hy eenen bode naar'de ftad, met geheel andere tyding, dan cornelia verwacht had, die ingevolge de berichten en brieven van gclukwenfching, haar voorheen gezonden, in den waan was, dat na den flag by Dyrrachium de oorlog was beflist, en pompejus verder niets meer te doen had, dan caesar te vervolgen. In die verwachtingvond haar de bode , die zich niet in ftaat vindende om haar behoorlyk te groeten, meer met tranen, dan met woorden, haar het voornaamfte van haar ongeluk te kennen gaf, met byvocging, dat zy zich moest haasten, zo zy pompejus op een enkcld fchip , 't welk zelfs niet zyn eigen was, wenschte te zien. Op het hooren van deze mare viel zy ter aarde, en bleef daar eenen tydlang zonder bezcf'en fprakeloos liggen. Ter naauwernood weder een weinig tot zich zelve gekomen zynde, en begrypende , dat de tyd niet met huilen cn weenen diende gefpild te worden, ylde zy 5 de  van POMPEJUS. 203 dc ftad door naar de zeekust. Hier kwam pompejus haar te geraoet gelopen, die haar buiten adem zynde, en in zyne armen vallende opvattede. „ Ik zie , zeide zy, myn lieve man! dat het niet uw nood„ lot, maar het myne is, 't welk u thands „ in een enkeld fcheepjen herwaards ge„ voerd heeft, daar gy, voor uw huwe„ lyk met cornelia, deze zelfde zee „ met vyfhondevd fehepen hebt bevaren. „ Waarom koomt gy my hier nog opzoe„ ken, en laat gy my niet liever aan myn „ rampzalig lot over, nadat ik u met my „ in dezen poel van rampen geftort heb? „ Wat zoude ik eene gelukkige vrouw zyn „ geweest, ware ik geftorven, voordat ik „ het ongeval van mynen jeugdigen pu„ blius, hem by de Parthers overgeko„ men , vernomen had ; cn hoe wyslyk „ zoude ik gehandeld hebben, had ik myn „ voornemen, om hem niet te overleven, „ ter uitvoer gebragt ! Ik moest dan al„ leen in 't leven blyven, om ook pomv pejus den Groten ongelukkig te ma» ken!" Dus fprak, zegt men, cornelia; waarop pompej.us hernam; „ Myne „ Cor-  204 het LEVEN „ Cornelia! gy hebt tot hiertoe de Fortuin „ in hare beste luim gekend; en dit heeft „ n misfchicn bedrogen, niet bedenkende, „ dat zy my reeds langer, dan zv anders „ gewoon is , met hare gunden is byge, „ bleven. Maar dit behooren wy te dragen, * olmht wy menfchen zyn, en nu moeten „ wy andermaal het geluk beproeven. Want „ het is niet buiten hoop, dat ik uit de„ zen daat van vernedering weder tot de „ vorige hoogte gerake, zo wei als ik daar„ uit tot dezen daat ben vervallen." Daarop liet cornelia hare goederen en flaven uit de dad halen. De inwoners van Mitylene kwamen pompejus aanfpreken, en verzochten hem in de dad te komen; doch dit floeg hy af, en vermaande hun zich aan den overwinnaar te onderwerpen, en het beste te hopen, zeggende, dat cjesar zachtmoedig en goedertieren was. Zich vervolgens wendende tot'den wysgeer craTippus, die mede uit de ftad gekomen was om hem te zien, begon hy te klagen over de Voorzienigheid, en kortelyk eenige twyftelingen tegen dezelve intebrengen. Cratippus gaf hem hierin min of meer toe, en beurde hem op door hoop op beter, .  vAJi POMPEJUS. feo£ ter, om niet te fchynen hem te willen bedroeven , en hem op eene onbefcheidene wyze tegentefpreken: want tegen de klagte van pompejus over de Voorzienigheid, had hy kunnen inbrengen, dat de verwarde ftaaf van de Republyk één Opperhoofd vorderde;, en dan had hy verder kunnen vragen: v„ Is het waarv pompejus! en „ wat bevvys hebt gy om ons te overtui„ gen , dat gy overwinnaar zynde beter „ gebruik van uw geluk zoudt maken, dart „ c/esar?" Maar zulke dingen., .welke de Goden betreffen, moeten wy daar Ia* ten. .1 HA M Nadat hy nu zyne vrouw en zyne Vrienden had ingefcheept, zettede hy zyne reis voord, zonder , meer havens aantedoen, dan nodig was om water en levensmiddelen-vandaar medetenemen. De eerlte ftad yrwaaa? hy aankwam , was Attaléa in Pamfyiië.. Hier kwamen by hem drie galeien uit CiHcië, en kreeg hy eenig krygsvolk i by elkander. Hy had. nu. ook weder zestig leden van den Raad by zich. Doch als hy hoorde, dat zyne vloot nog in goede orde byeen was, en dat cato met eene aanzienlyke krygsmagt naar Africa was overga  ïc6 bet LEVEN gelloken, beklaagde hy zich by zyné vricni den, en befchuldigde zich zeiven, dat hy zich tot een gevecht te lande had laten noodzaken, zónder eenig gebruik te maken van zyne zeemagt, waarin hy buiten tegenfpraak veel iterker was , en dat hy zyne vloot niet by zich had gehouden, ten einde, in geval van onfpoed te lande, dadelyk ter zee een tegenwigt en zulk eené aanzienlyke magt by der hand te hebben. Ën inderdaad, nooit had pompejus groter misflag kunnen begaan, gelyk aan dén anderen kant caesar geene flimmer krygslist had kunnen bedenken, dan hem zo ver' van de voorname hulp , welke hy ter zee had, té doen vechten. Evenwel,daar hy zich thands in de noodzakelykheid gebragt zag, om met hetgene hy had, het een of ander te beginnen en uittevoeren, zond hy by de lieden rond, en ging hier en daar in eigen'' perzooh; om geld optehalen, en uitrusting voor zyne fchepen te bekomen. Dan kennende dë knaphandigheid en voordvarendheid van zynen vyand , en vrezende, dat deze heni over 't mat mogt komen, en zyne gehele toerusting onderfcheppen, was hy bedacht op  van POMPEJUS. èo^ op eene fchuilplaats, wei-waards hy óogerm blikkelyk de wyk zoude kunnen nemen; Kn eene raadpleging hierover met'de zynert gehouden * vond men ^ dat nergens eene Provincie was, waar hy veilig zoude kunnen zyn. Onder de vreemde Ryken, dacht hem -dat der Parthers voor het tegenwoordige meest gefchikt om hen intenemen, en in hunnen zwakken ftaat te befchermen, en tevens om hen te verfterken , en met groter magt te voorzien. Maar alle de overigen waren van oordeel, dat Africa'eh koning juba hun beter diende. TöÊ^pkflnes van Lesbos vond het ten ukerïten dwaas , zich niet naar Egypten , 't welk men in drie dagen bezeilen kon, en naar koning ptolemjEus te begeven, die wel nog niet veel meer dan een kind was, doch aan pompejus, uit hoofde van de dienften zyns vaders, verpligt' was Qn), 38 ë& men . ;j 21 nob '• ';" '•';si ob' ncv ?. o [ i s m o 3 boo£» Deze pïoleM/Eus, toegenaamd 'Diont. sxvs, w%s de zoon van ptolem-eus auletes^ welka laatite een jaar te voren geftorven was, waar* dóorliyi 'de tegenwooidlge koning, thans ins'izyn veertiende jaar zynde i onder voogdy van vreeiiidei fioad. • • :•'«.'- '-T' «b  iüt het LEVEN men zich liever ging wagen aan de Par. thers, eene hoogst trouwloze natie : als mede, dat pompejus niet kunnende befluiten om , boven alle de overigen in rang verheven 4 de tweede in rang te zyn van iemand uit het Romeinfehe volk , en die voorheen zyn fchoonvader was, noch deszelfs gematigdheid te beproeven, zich overgaf in handen van eenen ars aces (V), die zelfs van crassus by zyn leven geen .meester had kunnen worden: en eindelyk, dat hy eene jonge vrouw, uit het geflacht van scipio, onder Barbaren zoude brengen, die hunne gewelddadigheid en onbefchoftheid zo ver den teugel vieren, als hunne magt gedoogt. En al ware het, dat zy daar al geene werkelyke mishandeling onderging , was het fchrikkelyk genoeg onder het vermoeden te liggen van dezelve geleden te hebben, daar zy onder lieden geweest was, die daartoe in ftaat waren. Dit laatfle alleen, zegt men, deed pompejus van de reis'naar den Eü■fraat- afzien : doch het is de vraag, of pom- (h) Er wordt bedoeld «en afïhmmeling uit het geflacht van ars aces, den (lichter van het toeamalige ryk der Parthers.  van POMPEJUS. ïff die génen, welke vóór het vaderland hun leven waagden. Eindelyk kwam ook nóg in Macedonië over tidius sextius, een ftok - oud man , en die kreupel ging. Dé anderen lachten eri dreven den fpot daarmede'* maar pompejus, zodra hy herri zag, ftond op van zyne plaats en ging hem te gemoet; ziende daarin een groot bewys voor zyne zaak, dat zelfs de zulken, die zich Wegens oüderdom en lichaams zwakheid verfchonen konden , liever verkozen met hem te deelen in de gevaren j dart zich in veiligheid te Hellen. Nadat in eene gehouden raadsvergadering > op voorftel van cato, befloten was; dat men geenen burger, anders dan in 't gevecht, het leven zoude benemen, en geene ftad , die aan het Romeinfche gebied onderworpen was, zoude pionderenh kreeg de party van pompejus veel meer voorftanders. Want nu vielen allen, diej of omdat zy te ver afwoonden, met den oorlog niet te doen hadden, of die geen moeds genoeg hadden om er deel in te nemen, met hunne wenfchen deze party toè, eh ftreden ten minnen met woorden voor de goede zaak,; houdende het daarvoor, dac VIII. DEEL. [lï/j nyj  i7* het LEVEN hy, die niet aan pompejus de overwinning toewenschte , een vyand van Goden en menfchen moest zyn. Caesar echter gedroeg zich in zyne overwinning niet minder gematigd, daar hy in Spanje, de krygsbenden van pompejus overwonnen en gevangen genomen hebbende, de hoofden derzelven naar huis liet gaan, en de gemeenen in zynen dienst gebruikte. Deze, nadat hy de Alpen weder was overgetrokken, kwam omtrent den winter-zonneftand te Brundufium ,,en vandaar overgeftoken zynde, landde hy onder Oricum. Vanhier zond hy vibüllius (b~), een' vriend van pompejus, die zyn gevangen was, tot hem, met den voorflag, dat zy beide eene zamenkomst zouden houden, binnen drie da- O) Deze naam was in het oirfpronkelyke kwalyfe gefpeld, zo als xïlander en anderen reeds hebben aangemerkt, waarom wy geene zwarigheid gemaakt hebben om den waren naam, door caïSAR. zeiven «pgegeven, te herftellen. Als overfle van pompejus wns hy rot tweemalen toe in handen van CffiSAR gevallen, en weder ontflagen. Uit hoofde van deze edelmoedige handelwyze, door hem ondervonden, dacht c^sAR hem best gefchikt om met pompejus te handelen, by wien hy daarenboven veel vennog:. Cs sar de bel. Civ. III. 10.  van POMPEJUS. j79 dagen hunne legers afdanken, de onderlinge vriendfchap met plegtigen eede herftellen, en te zamen terugkeeren naar Italië. Pompejus befchouwde dien voorflag weder als eenen ftrik, die hem gefpannen wierd; kwam dus met allen fpoed af naar den zeekant, en maakte zich meester van de fterkten en van alle zulke plaatfen, waar hy zyne landmagt in zekerheid kon legeren * en waar eene goede reê of haven was voor de fchepen : zodat hy met alle winden zyne mondbehoeften en zyne bezen* dingen van manfchap eii geld kon bekomen. C je s a r daarentegen vond zich j za te lande als ter zee , dermate in 't naauw gebragt, dat hy uit nood gelegenheid zocht oni handgemeen te worden. Telkens ontrustte hy derhalven dén vyand in zyne verlchanzingen, en daagde denzelven uit; ook gelukte het hem meestal in kleine fchermutfclingen de overhand te behouden; doch eenmaal had het weinig gefcheeld, of hy was volkomen geflagen, en had zyn gehele leger verloren. Want pompejus ftreed met zo veel dapperheid, dat hy het vyarH delyke leger op de vlagt dreef, én tweeduizend man van hetzelve deed fneuvelen; IM 2] ddeS  ï8o ket LEVEN doch hy zag geenen kans, of het ontbrak hem aan moed om de vlugtenden nateja> gen, en met dezelven in de legerplaatfe intedringen. Dit deed ces ar tot zyne vrienden zeggen: „ heden zouden onze vy„ anden de volkomene overwinning heb„ ben behaald, hadden zy een Hoofd gehad, die verftand had van overwinnen."1 Het volk van pompejus, hier door moed gekregen hebbende, brandde nu van verlangen naar eenen beflisfenden vcldflag.. Pompejus zelf fchreef wel aan de afwezige koningen, bevelhebbers, en aan de fteden op eene wyze, als of hy reeds volkomen overwinnaar was; doch maakte zwasrigheid om een hoofdtreffen te wagen, denkende , dat hy door uitftel en door het belette» van toevoer volkomen zoude Hagen in het onderbrengen van lieden, die in 't gevecht onverwinlyk waren, en fints lang, voor eenegemeene zaak ftrydende, gewoon waren teoverwinnen ; lieden, die tot de andere deelen van den krygsdienst, zo als' het doen van verre togten , het geftadig opbreken van de eene plaats naar de andere, het graven van grachten, en het opwerpen va» fchanzen, door ouderdom niet meer ger fchikt  van POMPEJUS. 181 fchikt zynde , .uit dien hoofde verlangden om maar hoe eer hoe liever door een beflisfend gevecht een einde van de zaak te maken. In 't eerst wist hy ook de zynen door allerhande beweegredenen overtehalen om zich ftil te houden: maar toen c jesar, na het gemelde gevecht, zich uit gebrek aan noodwendigheden gedrongen zag om optcbreken, en zich door het land der Athamanen naar Thesfahe begaf, kon hy de fierheid zyner benden niet langer in toom houden. Roepende, dat c.aisar ging vlugten, wilden zommigen, dat men hem met drift achterna jagen zoude; anderen, dat men weder naar Italië zoude overfteken. Eenigen zouden hunne bedienden en vrienden naar Rome, om in tyds huizen naby de markt voor hun te bezorgen, als zullende zy zo aanftonds komen om naar de hoge ftaatsambten te Maan. Velen zelfs voeren uit eigene beweging naar Lesbos, om aan cornelia, welke door pompejus derwaards in veiligheid gezonden was, de heuchelyke tyding van den geëin■digden oorlog te brengen. Raad hierover belegd zynde, was afranius van oordeel, dat men zich meester [M 3] van  j8s het LEVEN van Italië moest maken , .vermids dit het grote doel was, waarom men {treed; en, zo men dit had, zouden Sicilië, Sardinië, Corfica , Spanje en geheel Galliën dadelyk by vallen; hy voegde er by, 't geen op pompejus het zwaarst moest wegen, dat het vaderland van naby de handen tot hem om hulp uitftak, en dat het fchandelyk zoude zyn hetzelve aan de verguizing en onder het juk van flaven en vleiers van dwingelanden overtelaten. Doch pompejus zelf oordeelde , dat het met zyne eer niet beftaanbaar was, andermaal voor c yEs ar te vlugten , en vervolgd te worden, daar de Fortuin hem in ftaat (telde om zynen vyand te vervolgen ; ook achtte hy het geheel ftrydig met zynen pligt, zynen jfchoonvader scipio , en zo vele andere mannen, die de waardigheid vau Confid bekleed hadden , in Griekenland en Thcsfalië aan hun lot overtelaten, die daardoor dadelyk met hunne fchatten en aanzienlyke krygsmagt in handen van ces ar zouden vallen. Daarby zou hy beter voor het belang yan Rome zorgen , indien hy den oorlog zo ver mogelyk van deszelfs grenzen yerwyderd hield, zodat het, zonder de ram-  van POMPEJUS. 183 pen van den oorlog te gevoelen , of zelfs de geruchten daarvan te hooren , hem als overwinnaar kon afwachten. Dit dan befloten zynde, trok hy op om c^sar te vervolgen, met voornemen echter om het gevecht te vermyden , en alleen hem fteeds op de hielen blyvende te belemmeren , en door gebrek aan toevoer aftematten. Behalven dat hy dit in allen gevalle best oordeelde, bedoor hy nog te meer hiertoe, omdat hem een gerucht ter ooren was gekomen, 't welk onder de ruitery rondliep , dat , zodra men caesar onder had, men zich ook van hem moest ontdoen. Zelfs willen zommigen, dat hy daarom cato tot geene onderneming van gewigt gebruikte , maar hem , terwyl hy zelfs tegen ces ar optrok, achterliet aan de zeekust, om op de bagaadje te pasfen, vrezende dat cato, wanneer c je s a r van kant was, ook hem zoude noodzaken om het bewind neerteleggen. Terwyl hy dus geene grote drift in 't vervolgen van den vyand betoonde, hoorde men overal luide klagten en befch'uldigingen tegen hem, dat zyne maatregelen niet zo zeer tegen cjesar, als tegen zyn vaderland en tegen den [M 4J Raad  J-H Mi LEVEN Raad waren gericht, en dat hy maar zocht op den duur in 't bewind te blyven , en behendig tot zyne dienaars en crauwanten te gebruiken mannen, die zelve de wereld behoorden te regeeren. Domitius acnobarbus noemde hem telkens agamemnon, en koning der koningen, om hem destemeer gehaat te maken. Ook deed f a y o n i u s door zyne fpotterny, hem geen minder verdriet aan dan anderen door hunne ontydige uitvallen: „ mannen," riep hy dik„ wyls, gy zult dit jaar gene vygen van Tus„ culum kunnen eten." Lucius afra, Nius, die in Spanje de geheele krygsmagt Verloren had, en deswegen van verraad was befchuldigd, nu ziende, dat pompejus vermydde met den vyand Haags te worden, zeide, dat het hem verwonderde, dat die genen, welke hem befchuldigden, zelve niet met eenen koopman van Provinciën in het ftrydperk durfden treden. Door deze en vele andere zoortgelyke redenen werd pompejus, die de zucht tot roem, en de fchaamte voor zyne vrienden niet kon wederftaan, eindelyk overmeesterd , zodat hy zyne eigene veel verfendiger bedenkingen liet varen, en hun- ft?  van POMPEJUS. 185 ne uitzichten en driften volgde: een gedrag, 't welk voor geenen Huurman van een fchip, ik laat ftaan voor een opperhoofd van zo vele volken en legers paste. En daar hy altoos gewoon was zulke geneesmeesters te pryzen, die de fchadelyke lusten der zieken nooit inwilligen, fchikte hy zelf zich thands naar het zieke gedeelte van zyn leger, uit vrees van hun door de middelen, welke tot hun behoud ftrekten, te mishagen. Want hoe zou men zulke menfchen gezond kunnen noemen , van welke zommigen reeds in de legerplaats rondliepen , om de waardigheid van Conful of Prator voor zich te vragen; terwyl anderen, zo als spinther, domitius en scipio, over het Oppcrpriesterfchap van c m s a r onder zich twisteden , en om ftryd daartoe de gunst des volks verzochten (V), even als waren zy tegen eenei tiCO Dit uitfpoorige en befpottelyke gedrag der bevelhebbers van pompejus, die niet overleiden, op welke wyze zy hunne tcgenpnrcy overwinnen zouden, maar hoe zy, als of ze bereids overwinnaars waren, het meeste voordeel van die overwin, ning trekken konden, word mede befchreven door CiESAR zelv;n, Bel. Civ. L. III. c. 83.  186 het LEVEN tigranes van Armenië , of eenen vorst van NabatEea te velde getrokken, en niet tegen den bekenden caesar, en tegen een leger , waarmede deze duizend fteden vermeesterd, en meer dan driehonderd vol-, ken ondergebragt had; waarmede hy tegen de Germanen en Galliërs ontelbare veldfla, gen had gewonnen, een millioen krygsge, vangenen gemaakt, en een millioen in den flag gedood had. Ondanks dit alles bleven zy pompejus onophoudelyk met dringende aanzoeken en gefchreeuw lastig vallen, en zodra men in de vlakte van Pharfalia gekomen was dwongen zy hem tot het houden van eencn, krygsraad , waarin l a b i ë n u s, die over de ruitery het bevel had, het eerst opftaande, zwoer, dat hy niet uit het ge, vecht zoude wyken, voor dat de vyand geflagen was. Het zelfde zwoeren ook alle de overigen. Den volgenden nacht droomde pompejus, (i) Pharfalia of Pharfalus was eene ftad van Thesfaliè' , die thands door den beflisfenden veldflag tusfehen Caefar en Pompejus byzonder beroemd ftond te worden.  f an POMPEJUS. 187 ■jus, dat hy in den fchouwburg komende, door het volk met handgeklap wierd ontfangen: als mede, dat hy zelf den tempel van venus, toegenaamd de zeeghaftige, met ryken buit verfierde () , door • eenen tiieodotus van Chios, die voor geld was aailge.no men, om den koning in de Redekunst te onderwyzen , en door eenen Egyptifchen achillas: want onder de gefnedenen en kwekelingen van het Hof waren dezen de voornaamste Raadslieden. En aan zulk ce nen Raad kon zich pömpe j us > die inmiddels op eer.en genocgfamen afttand van daar ten anker lag ^ overgeven ; hy, die het beneden zich achtte zyn leven aan cm~ sa r verfchuldigd te zyn. De gevoelens der overigen waren verdeeld, 'daar zommigen. wilden , dat mcri pompejus zoude afwyzen, anderen, dat men hem zoude laten komen en ontfangen. • r . ■ I ■ ..Maar (ƒ>) De eigenlyke naam van deze onnatuurlyke wezens, door hot Despotismus en den minneriyd in het oosten ingevoerd , en-vervolgens ooi: tot de Grieken en Romeinen overgebiagt, was Eunuchen, welk woord in't gebruik va,n gelyke beteekenis is als Gefnedenen ,• doch tevens eenen Hoveling van rang te kennen ge^fc.  van POMPEJUS. 51 ï Maar theodotus , die hier alle zyne welfprekendheid en redekundige bekwaamheid aan den dag leide , betoogde , dat beide gevaarlyk was : want nam men hem aan, dan zoude men ctesar tot vyand, 'ten ptolem/Eus tot meester krygen; wees men hem af, dan maakte men zich fchnl ■ •dig by po'mpejus, dat men hem aan zyn lot had overgelaten , en by c iE s a r , dat men dezen genoodzaakt had , om zynen •Vyand nog "langer te vervolgen. Het was idus best hem te laten komen , en om 't leven te brengen; want op deze wyze zoude men den eenen verpligten, en van den anderen niets te vrezen hebben. Hy zou hier glimlachende bygevoegd hebben: „ dié „ dood is, byt niet." Dit dan 'bcfloten zynde, werd de uirvocring opgedragen aan a c h i l l a-s , die met zich genonlert hebbende septimius, voorheen Hoofdman van pompejus, ensALviusj eenen anderen Hopman, met drié of vier be • dienden, zich begaf naar het fchip:, waarop* pompejus vVas. Op het zelfde fchip warén medé Overgegaan alle de vooraaamften van p o té* pejus reisgenoten, om te zien, wat er ion[O aj dè  aia het LEVEN de gebeuren. Deze zulk eene ontfangst ziende, welke geenszins koninglyk, of ftatelyk was, en niets had van 't gene, waar*» mede theophanes hen gevleid had, maar in plaats van dat eenige weinige perzonen , in eene enkelde visfcherspink op' hun afkomende, begonden uit die minachting achterdocht te krygen, en rieden pompejus zee te kiezen , terwyl men nog buiten het bereik der pylen was. Dan inmiddels kwam de pink aan boord, en septimus het eerst overeind ryzende , fprak pompejus in 't Latyn aan, met den naam van Impsrator. Achillas, die hem in 't Grieksch begroette, verzocht hem in de pink overtegaan , zeggende , dat het daar zeer droog, en vol zandplaten was, zodat eene galei daar geene diepte genoeg zoude vinden. Ten zelfden tyde zag men verfcheidene koninglyke fchepen, waarin volk werd ingefcheept, terwyl het ftrand met krygsvolk bezet was. Het vlugten was dus nu reeds onmogelyk , offchoon men. ook van belluit ware veranderd geweest; en daarenboven zoude men door het wantrouwen zelve den moordenaren een fchynbaar voor-  VAN POMPEJUS- 2!3 voorwendfel hebben gegeven, om hun onrechtvaardig gedrag te verdedigen. Hy omhelsde dan zyne cornelia, die reeds by voorraad zynen aanfïaanden dood bïtterfyk beweende, liet twee van zyne Hoplieden, benevens -eenen zyner vrygekeenen, phïlippus genaamd, en eenen flaaf, met name scènes, voor hem overgaan; en daar nu reeds aghillas hem de hand toereikte uit de pink , wendde hy zich nog eenmaal tot zyne vrouw 'en zynen zoon, met deze verzen van sop-hoci.es:- „ AI wie zich a*n bet Hof van een* Tyran begeeft, „ Is flaaf van dezen , feboon als Vryroan dsar gekomen." Deze waren de katfte woorden , welke hy tot de zynen fprak, en daarmede klom hy af in de pink. Daar na de sfffand vande galei naar den wal nog al tamelyk groot was, en echter niemand van het gezelfcbap hem in dien overtogt eenig vriendelyk woord toefprak, viel zyn oog op septimius, wien hy vraagde: „herken ik niet in u den man, die voorheen met ray ge[O 3] „ diend  -14 iiet! LEVEN „ diend heeft." Deze knikte daarop flechts met het hoofd, zonder een woord te fpreken, of hem eenige beleefdheid te bewyzen. Hierop volgde weder een algemeen ftilzwygen , waarom pompejus een papier , op 't welk hy eene Griekfche aanfpraak gefchreven had, die hy aan ptoLEMiEus dacht te doen, voor den dag haalde en overlas. Toen men aan 't land, genaderd was, Hond cos. nel ia met hare vrienden op het dek van de galei, vol angt uitziende, hoe dit zoude aflopen: doch zy begon moed te fcheppen, toen zy vele Groten van het Hof by het ontlchepen zag aankomen , als ware zulks om hem met eer te ontfangen. Dan terwyl pompejus op dat pas philippus by de hand yattede, om des te gemakkelyker uit het fchip te flappen, gaf septimius hem den eerftcn fteek van achteren met zyn zwaard, waarop ook salvius, en vervolgens achillas hunne zwaarden trokken. Pompejus greep met beide handen zyne Toga, waarmede hy zyn gezicht bedekte, en zonder iets te zeggen pf te doen, 't welk beneden zyne waardigheid was , verdroeg. by,.'  va» POMPEJUS. 215 hy, onder blote zuchtingen, de ftekcn, die hem toegebragt wierden. Hy ftierf, toen hy juist 's daags te voren negenenvyftig jaren oud was geworden (jf). Zy , die van de fchepen dezen moord aanfehouwden , hieven eene jammerkreet aan, die zelfs aan den wal gehoord werd, ligtten.daarop dadclyk het anker, en begaven zich op de vlugt. Eene ftevige koelte kwam hun, in zee geftoken zynde, te b.iat, zodat de Egyptenaars, die zich reeds gereed gemaakt hadden om hen te.vervolgen , van hun voornemen afzagen. De moordenaars hieuwen pompejus het hoofd af, en wierpen den romp naakt buiten de boot, waar zy denzelvcn ten fchouwfpel van nieuwsgierigen lieten liggen. Philip-pus bleef er by, totdat de anderen van \ zien verzadigd waren. Vervolgens wiesch hy het lyk met zeewater af, en ftak het in een onderkleed, van. hem zelvcn.; Verder niets by de hand hebbende , vond hy echter nog, fouffelende langs het ltrand, ee Dacier berekent, dat hier één jaar teveel aan pompejus wordt gegeven. 10 4]  *ié het LEVEN cenige brokken van eene visfchers fchuit, die wel oud waren, doch genoegfaam om voor een naakt lyk, dat zelfs niet meer in zyn geheel wa,s, by nood tot eenen brand, fep.el te drekken. Terwyl hy deze ftukken byeen bragt en |n orde fchikte, daat, eer hy het dacht, een Ro.meinsch burger, zynde een bejaard man , die als jongeling zyne eerde veld> togten met pompejus had gedaan, voor hem, en vraagde hem: „ Wie zyt gy, » man! die den Groten pompejus gaas „ begraven?- Toen hy daarop antwoord, de , dat hy deszeifs vrygelaren was , hernam de ander : „ die eer zult gy alleen ,, niet hebben : laat my dit vrome werk „ even als een' gevonden fchat, met u' ,, deelen, op dat ik my niet geheel over ,, myne ballingfchap hebbe te beklagen, ,, wanneer, ik, in vergoeding voor zo vele „ rampen , het geluk mag hebhen, den ,, grootden Veldheer der Romeinen met „ myne handen aanteraken , en hem de ,, laatde eer te bewyzen." Zodanig was. $e uitvaart van pompejus.. 's Anderendaags kwam Luciys le>j-  ,van POMPEJUS. 217 tulus, die niets van het gebeurde wist, tan Cyprus op deze hoogte aangezeild, en kort langs de kust heenvarende, als hy daar eenen brandftapel zag,, en daarby phiLippus , welken hy zo ras niet herkende, zeide hy: „ Wie raag daar geitorven „ zyn, en begraven liggen'?'" Een oogenblik daarna zuchtende , voer hy voord: „ Wie weet, of gy het niet zyt, Grote „ pompejus!" Hy ging kort daarop aan wal, waar hy gevat en om 't leven gebragt werd. Op deze wyze kwam pompejus aan zyn einde. Het duurde niet lang, of ces ar kwam in Egypten, te midden van die verwarring. Den genen, die hem het hoofd van pompejus kwam brengen, wees hy als eenen onverlaat van zich af. Den zegelring van pompejus nam hy aan, en befproeide dien met zyne tranen: op den ze!ven was een leeuw, houdende een zwaard , gemeden. Achillas en pothinus liet hy ter dood brengen. De koning, in ee!5 gevecht aan den Nyl de neerlaag gekregen hebbende , maakte zich onzichtbaar» Theodotus de Sophist ontkwam de [0 5 j wraak  si8 het LEVEN van POMPEJUS. wraak van c je s a r. Hy vlugtte uk Egyp. ten, en zworf herorn in grote armoede, cu van elk gehaat. Naderhand werd hy door marcus.brutus, toen deze, na het ombrengen van caesar, meester van Afia geworden was, daar ontdekt, en met allerharde folteringen ter dood gebragt. Het ftoflyk overfchot van pompejus werd aan cornelia gebragt, die hetzelve op haar landgoed by Alba ter aarde liet beftellen. A G E-  AGESILAUS E N POMPEJUS.  i.  VERGELYKING VAN AGESILAUS E N POMPEJUS. Na dus het Leven van deze beiden be* fchreven te hebben, laat ons nu kortelyk de punten, waarin zy verfchilden, doorlopen, en daaruit de vergelyking opmaken. Vooreerst is pompejus op eene wettige wyze tot magt en aanzien geraakt, ei» door eigene bekwaamheid voordgekomen, nadat hy suha in deszelfs onderneming, om Italië van zyne dwingelanden te ver' losfen, vele en gewigtige dienden had bewezen. Agesilaus daarentegen is, myns bedunkens, ten troon gedegen op eene wy-  #2üD ^HRGSUYICING van ' wyzei die noch by Goden, noch by men. fchen verfchoning Kat* vinden : door namelyk leotychides voor bastaard te ï*|rkkr^n, mette^ftjahdé zyn-broeder den delven- 'als zynen- wettigen zoon had erkend; en door het Orakel-, aangaande eenen kreupelen koning ^ te verdraaien. In de tweede plaats, heeft pompejus suLLA.niet alleen, zo lang hy leefde,.in eei\ gehouden, maar ook, in fpyr/van lepidus, tegen wien hy zich met geweld verzette^ bezorgd , dat deszelfs lyk met eerBëgraven wïeïrirëF heeft nog daarenboven zyne eigene dochter aan faustus, den zoon van sulla, ten huwelyk gegeven : I daar -Agesilaus integendeel, öm *ï geringde oirzaak , de vriendfe-hap met lvsander verbrak, en den-zeiven op eene; onwaardige wyze behandelde. fEn dan nog waren de. dienden, welke sulla van pompejus genóten had, niet minder dan die , welke hy aan den anderen heeft bewezen ; terwyl aoesilaus aan j. vs and er het koningfehap over Sparta, en ■het opperbevel over Griekenland-'te dan5teh-''hadi ' ■ " . In de derde plaats: de daatkundige mïS  AGESILAUS en POMPEJUS. 223 \ . daden, en de fchending der wetten, waaraan pompejus zich fchuldig maakte, ontftonden uit familie-betrekkingen; want zyne meeste-overtredingen van dien aard beging hy in gcmcenfehap met ces ar en 5dPio, aan-wclkc'hy dóór maagfchap verbonden was:■ maar dat agesilaus sphodrias ontrukte aan dé 'doodftraf, welke hy door zyn flecht gedrag met de Athenienzers verdiend hadV gefchiedde- uit 'blote infchikkci lykheid- vöot 'eene vuile drift van zynen zoon; en toen hy phcebïdas, die zich tegen liet vredeverdrag .van Theben mees, ter had gemaakt, zo geredelyk onderlteunde, toonde hy duidelyk het onrecht zelve Voorteftaan; • Mct."érén woord , daar p 0 mPEjus ah hec.:kwaad, -waaraan hy ten opzichte 1 van - de Romeinen fchuldig ftaat , deels-.uk-loene ■ verkeerde fchaamte, deels uit onkunde: bedreven heeft, heeft agesilaus door gramfcbnp en halftarrighcid even zo veel kwaad aan de Lacedemoniers bedreven , döor den Béotifchen oorlog té doen ontbranden. . Wil men by de wandaden^ welke de pen.en de ander beging, ook het geluk in aanmerking nemen, dan was het geluk van p o m-  VER.GELYKING van pompejus geheel anders, als de RoraeÜ nen verwacht hadden; maar dat van agesilaus belette de Lacedémoniers, fchoon zy.'t hoorden en zagen, om van de heerfchappy eens- kreupelen konings vry te bïyven. Want al was leotychides duizendmaal bewezen een vreemd kind en een bastaard te zyn, daarom zou het geflacht der Eurytioniden niet verlegen geflaan hebben, om aan Sparta eenen wettigen koning, en die wel ter been was, te geven, indien niet lys ander, ten gevalle van a ge sila us, den duidelyken zin van het Orakel verduisterd hads Wat betreft het hulpmiddel, door agè* silaus uitgedacht, toen men na den flag by Leuétra verlegen was met de genen^ die op de vlugt gegaan waren, hierin be' flaande, dat hy de wetten voor dien dag liet flapen* dit was eene flaatkundige vond zonder voorbeeld, en van pompejus we* ren wy gene, die daar eenigzins bykoomt. Deze integendeel oordeelde de wetten, die hy zelf gemaakt had , niet te moeten gehoorzamen , om daardoor aan zyne vrienden te tonen , hoe groot zyne magt was* terwyl de ander , zich in de noodzakelyk* heid  AGESILAUS en POMPEJUS. m beid gebragt ziende om, tot behoud van zyne burgers, van de wetten aftegaan, een middel uitvond, waardoor noch de wetten ten nadeele dier burgeren werkten , noch verbroken behoefden te worden , om de burgers niet ongelukkig te maken. Verder rekene ik als eene onnavolgbare daad van agesilaus, en die een bewys van zyne deugd als Staatsman oplevert, dat hy, op het ontfangen van eenen brief van de Ephoren, dadelyk zyne ondernemingen in Afia ftaakte. Want hy deed niet als^ pompejus, die den Staat diende om zich zeiven groot te maken, maar alleen ziende op het heil van zyn vaderland, liet hy geredelyk eene magt en eenen roem varen, zo groot, als voor noch na hem iemand, behalven alexander, had gehad. Befchouwen wy hen van eenen anderen kant, namelyk in hunne veldtogten en krygsbedryven, dan dunkt my, dat by het aantal van zegeteekenen, door pompejus opgericht, by de grootheid van krygsmagt, door hem aangevoerd, en by de menigte der veldflagen, door hem gewonnen, geen xenophon zelf de overwinningen van Agesilaus zoude durven yergelyken, VIII. deel. [P] ffcboon  £26 VERGELYKING va » fchoon men anders dien fchryver, om zyne overige deugden, het voorrecht, om zo té fpreken, gegund heeft, om van zynen Held alles te fchryven en te zeggen, wat hy wilde f». Ook ben ik van oordcel, dat de eerstgenoemde den anderen ia edelmoedigheid omtrent zyne vyandeu heeft overtroffen. Agesilaus immers wilde Theben en Mesfenie, zynde deze de mocderftad van zyn eigen geflacht, gene eene Itemhebbende ftad van zyn vaderland , geheel verwoesten, waardoor Sparta zelf byna verloren was geweest , en althands het opperbevel voor hem werd verloren. Pompejus daarentegen gaf aan de zeerovers, die gezind waren om van levenswyze te veranderen, fteden om te bewonen, en den Armenifchen koning tigranes, dien hy in de magt had om hem in zegepraal rond te O) De grore valckenaar heeft het hier be. doelde (hik over agesilaus , 'c welk op naam van xenophon gaat, nitgemonfterd, houdende hetzelve voor de herfênvrucht van den eenen of anderen Sophisr. Zie deszelfs Aanteeken. op Herodotus, en op de Fragmenten van Euripides. Dit gevoelen is echter dr0r reitz, kühn en zeune bedreden. Het is hier de plaats niet, om het. voor eu tegen van beideriei gevoelens ter toetfe te brengen.  AGESILAUS ra POMPEJUS. 117 te voeren, nam hy aan als bondgenoot, zeggende , dat hy den roem van eeuwen boven dien van cénen dag verkoos. Dan, byaldien men aan de grootftc en gewigtigfte krygsbedryven en het fchranderfte beleid in dezen den eerften prys moet toewyzen, dan moet de Romein in bekwaamheid als' veldheer by den Lacedémonier verre achterflaan. Vooreerst gaf deze zyne Had niet over, noch verliet' dezelve, fchoon hy door eene magt van zeventigduizend vyanden wierd overvallen, fchoon hy zelf niet meer dan een handvol volks had , .en dat nog lieden , die den. flag by Leuftra reeds verloren hadden. Maar pompejus, zodra czgsas. flechts met vyfduizend en driehonderd man eene kleine ftad van Italië had ingenomen , nam" uit vrees dadelyk de vlagt uit Rome , 't zy dat hy. lafhartig week voor zulk een klein getal, of dat hy valfchelyk zich hetzelve groter had verbeeld; en terwyl hy zelf zyne vrouw en kinderen in de vlugt medenam, liet hy die der overige burgers hulpeloos aan haar lot over, daar het zyn pligt was geweest, om of, door dapperlyk voor zyn vaderland te llrydcn , de overwinning te [P 2] be-  aa3 VERGELYKING van behalen, of de wet te ontfangcn van den overwinnaar, die zyn medeburger en nabeftaande was. Nu was het gevolg, dat hy den man, wien het hem een gruwel fcheem den tyd van deszelfs krygsbewind te verlengen, en het Cönfulfchap te laten toekomen , in ftaat ftelde om Rome intencmen en tot me tellus te zeggen, dat hy hem en alle de overigen tot zyne krygsgevangenen maakte. ■ Hetgene dus de grote zaak is van eenen bekwamen veldheer, om , wanneer hy de overmagt heeft, den vyand tot vechten te noodzaken , en, wanneer hy zwakker is, te zorgen, dat hy zelf niet tot vechten genoodzaakt worde, dat deed agesilaus, cu daardoor bleef hy altoos onverwonnen. C je sar insgelyks , zo lang hy-zich te zwak bevond, ontweek een gevecht, 't welk nadcelig voor hem moest zyri, msar toen hy zyne-party overmogt , noodzaakte hy denzelven tot een noodlottig hoofdtreffen te lande , waardoor hy dadelyk meester werd van deszelfs geld, magazynen en van dc zee, 't welk-alles, zonder veldflag in de magt van den'anderen zoude zyn geblevem De voornaamfte verdediging, hier.t* . voor  AGESILAUS en POMPEJUS. 22^ voor bygcbragt, maakt juist hét grootfte bezwaar uit tegen eenen veldheer als pompejus. In eenen jongen veldheer is het te begrypen cn te verfchonen, dat hy door een oproerig gcfchreeuw en door verwydngen van vrcës en lafhartigheid'over flaag gezet, de best beraamde maatregelen' laat varen; maar wie kan het den Groten pompejus, wiens legerplaats de Romeinen als hun vaderland , wiens tent zy als den Raad befchouwden, en voor trouwlozen en verraders unkreeren -allen , die