D F, h E V E N S VAN PLUTARCHUS.   D E LEVENS van DOORLUCHTIGE GRIEKEN en ROMEINEN, onderling vergeleken, dook. PLUTARCHUS: IT HET OORSP RONKELYKE GRIEKSCH , GEHEEL OP NIEUW VER. YAALD, EN MET ZEER VELE AANTEEKENINGEN OPGEHELDERD, DOOR. Et. wassenbergh en h. bosscha, HOOGLEERAREN TE FRANEKER EN GRONINGEN. DERTTENDE DEEL. met platen. te AMSTERDAM, by JOHANNES ALLART, m d c c c i x,     HET LEVEN VAN G A L B A. XIII. DEEL. A,   HET LEVEN van G A L B A. De Atheenfche veldheer iphicrates wilde, dat een bezoldigd krygsman een liefhebber ware van geld en zinnelyk vermaak , opdat hy, middelen zoekende om die driften voldaan te krygen^ des te moediger in den itryd zoude zyn. Doch de meesten zyn van oordeel, dat het krygs» volk, even als een fterk lichaam (0), nimmer (ö) Het kwam ons met reiske voor, d«c men de gewone lezing , waarin du soul ert Iryane verandering wilden ronken, wel kan behouden, en dat de fchryver wil zeggen, dat gelyk het menfchelyk lichaam in het gebruik va^t 2yne krachten, die anders gevaarlyk konden worden, beftuurd wordt door het hoofd of de zie! 3 zo ook een lichaam van krygsvolk, welks krachA a t«*a»  1 het LEVEN mer uit eigene beweging handelen, maar in zyne ■ bewegingen den veldheer volgen moet. Dus verhaalt men ook , dat paulus emilius, toen hy het leger, 't welk by in Macedonië overnam, vol fnappers en bemoeiallen vond, die her. opperbevel mede wilden voeren, een be. vel deed uitgaan , waarby elk gelast wierd zyne hand gereed, en zyn zwaard wel fcherp te hebben, maar al het overige voor rekening van hem te laten. Ook begreep plato, dat de beste veldheer en bevelhebber niets kan uitrechten, wanneer by het leger geene goede tucht en gehoorfaamheid plaats heeft j en dat de deugd van gehoorfamen, zo wel als van gebieden, eenen rechtfehapen inborst vordert, en eene verftandige opvoeding, die vooral het oplopende en driftige door zachtheid en menschlievendheid tempert; en voor deze. zyne ftelling heeft hy tot bewyzen en voorbeelden, behalven vele an- ten, kwalyk gebruikt, nog des te gevaarlyker zyn zouden, niet uit eigene beweging en drift moet bandelen, maar zich werktuiglyk door het opperhoofd moet laten bewegen.  ta» GALBA, f andere droevige ondervindingen, byzonder datgene , 't welk den Romeinen na den dood van nero is overgekomen , waaruit blykt, dat in een gebied niets verfchrikkelyker kan zyn, dan eene krygsmagt, die naar domme en drieste driften te werk gaat. Te recht vergeleek hierom ook demades het Macedonisch leger, na den dood van alexanwkk, by den Cykloop, dien het oog was uitgeftoken (b~), daar hy hetzelve velerhande ongeregelde en wilde bewegingen zag maken. Maar het ging met de fchokken en bewegingen van het Romeinfche gebied omtrent zoo als met die van de Titanen in de fabel; daar hetzelve, in vele gedeelten vaneengefcheurd, tevens van alle kanten weder op zich zeiven ne-« derftortede, niet zo zeer door de heerschzucht der genen, die tot Imperatoren wierden uitgeroepen, als wel door de fchraap. zucht en losbandigheid van het krygsvolk, 't welk telkens den eenen Imperator door den anderen wegdreef, zo als men den eenen fpyker wegdryft door den anderen. Dio- (£) De bekende Cycloop polyphemus, diea door ulysses het oog werd uitgeftoken. A 3  & bet LEVEN DiONVSius, fpottende met de fchielyké' ïotverwisfeling van pher^eus, die, nadac hy flechts tien maanden de opperheerfchappy in Thesfalië gevoerd had , reeds om 't leven werd gebracht, noemde denzelven eenen Tyran van de Tragedie.- Maar het Palatium en Vorftelyk huis der Cézars heeft binnen nog koneren tyd vier Imperators gehad, daar de een als 't ware ten toneele wierd opgeleid, en de andere hetzelve moest verlaten (cj. Echter bleef voor het ongelukkig volk deze ééne troost over, dat zy geene andere wraak voor de bewerkers van dat kwaad nodig hadden, vermids zy hen onderling zich zeiven zagen om hals brengen, en wel in de eerfte plaats, en met het hoogfte recht, den genen, die hen door een valsch lokaas had bedrogen, en hen uit de verandering van eenen Cjssar zó veel had geleerd te hopen, als hy zelf hun beloofde, eh die de - edel- • (V) Galba, otho, vitellius, vespasia» bus, Met de befchryving van plutarchus yan de toenmalige gefteldheid des Romeinfchen igebieds verdient vergeleken te worden die van tacixus in 't begin van zyne Gelchiedenisfen.  van G A L B A. edelfte daad , den opdand tegen nê&ö,' fchandvlekte door de beloningen, dïe by daarby voegde, waardoor dezelve toe een verraad werd gemaakt. Namelyk nymphidius sabinus, die, zo als wy te voren gezegd hebben (i),. Préfect van.de lyfwacht was met tsgill i n u s , toen het met de zaken van n er o wanhopig ftnnd, en deze, zo als bleek, - zich gereed maakte om naar Egïpte te vluchten, haalde het krygsvolk over om, even als ware nero reeds weg en werkelyk op de vlucht, gal ba als Imperator uitteroepen, en loofde tot heloning. uit aan ieder der zoldaten van de ftad en van de lyfwacht zevenduizend en vyfhon-derd drachmen, en aan die van de winge, westen ieder twaalfhonderd en vyftig: eene zom 00 Daar het hier aangehaalde nergens in deze Levens van plutarchus voorkoomt, mag men befluiten, dat het leven van nero- en welligt ook die van de voorgaande Imperators, mede door onzen Schryver geboekt doch niet tot ons gekomen zyn. Zo geeft hy ook aan 't flot der levensbefchryving van otho te kennen, dat hy het leven van vitellius befchreven heeft, 't welk almede niet voorhanden is. A4  ï set LEVEN zom zoo groot, dat het onmogelyk was dezelve byeen te krygen, zonder tiendui. zendmaal meer onheils over hef gehele volk te brengen, dan nero veroorzaakt had. Hierdoor toch werd wel de ondergang van nero voltooid, maar ook wel. dra gal ba zelf ten val gebracht: want den eerften vielen zy af om de beloofde beloning te ontvangen , en den katften, om dat hun dezelve niet wierd gegeven. Terwyl zy vervolgens iemand zochten om hun die zom gelds te geven, zagen zy door gedurigen afval en herhaald verraad zich zeiven eer uitgeput, dan zy den gehoopten loon magtig wierden. Dan dit alles in byzonderheden naauwkeurig te ver. halen, is het werk van eenen eigenlyken gefchiedfchryver: ik heb flechts te zorgen, dat ik de merkwaardige omftandigheden in de daden en lotgevallen der caesars niet met ftilzwygen voorbygaa. Het is buiten tegenfpraak, dat sulpi-' cius galba de rykfte was van alle andere burger.perzonen, die in het geflacht der caesars zyn ingedrongen. En daar hy zich, door zyne afkomst uit het ge. flacht der serviussen, op eene zeer aan-  van G A L B A. aanzienlyke geboorte kon beroemen , liet hy zich nog meer voorftaan op zyne ver. wantfchap met catulus (e), een man, die in deugd en achting de eerfte was van alle zyne tydgenoten, fchoon hy den voorrang van grote magt gaarne aan anderent afftond. Daarby Hond gal ba ook nog in eenige betrekking van verwantfchap met li via, de gemalin van augustus, en het was door hare gunst, dat hy als Conful het Palatium verliet. Men pryst ook zeer zyn bewind over de legioenen in Germanië, en zegt, dat hy als Proconful van Afrika zich by uitftek heeft onderfcheiden. Dan zyne eenvoudige levensvvyze, en zyne fpaarfaamheid en karigheid, werden hem, toen hy Imperator was geworden, als gebreken van eenen al te bekrompen geesr. toegerekend, waarvan hy niet dan eenen fchralen roem van huishoudelykheid en zuinigheid behaalde. Hy werd met het opperkrygsbewind naar Spanje gezonden door nero, toen deze nog niet geleerd had bur- (<0 QüINTUS LUTATIUS CATULUS CAPITO- linus, een tydgenoot van julius caesar ea pompejus. XïU A 5  io het LEVE N burgers in hoog bewind geplaatst re vrezen. En daar hy van aard zachtzinnig fcheen te zyn, verwekten zyne jaaren een ganftig denkbeeld van-voorziduigheid. Als nu fno:3e Landvoogden de wingewesten op eene vvre.le en onmcnfchetyke wyze mishandelden (f), was hy wel niet in ftaat om door andere middelen die kwaad te verhelpen ; doch evenwel door openlyk zyn leedwezen daarover te laten blyken, en deel te nemen in bet lyderi der verdrukten, bragt hy in zekeren zin verligting en troost toe aan die genen, welke onrechtvaardig behandeld en als Haven verkocht wierden. En als 'er fchimpdïchten op nero gemaakt, en overal verfpreid en gezongen wierden, ging hy zulks niet tegen, noch deelde in de verontwaardiging, welke de Landvoogden daarover betoonden: en dit maakte hem nog meer bemind by de ingezetenen; want hy was reeds - (/) Hy bedoelt die genen, welke door de lmperators ter waarneming hunner zaken, en byzond'er tot het befhmr der geldmiddelen en het inzamelen van penningen voor 's Vorften kas, naar de Provinciën gezonden werden.  van GALBA. li reeds gemeenfaam met hun geworden, daar hy agt jaren lang het bewind in dat gewest had gevoerd , toen junius vindex, Proprét.or van Galliën, tegen neko ópftond. . Men verhaalt, dat hy, voordat de opftand openlyk was uitgeborften, eenen brief daarover van vindex ontving, doch dat hy geen geloof daaraan floeg, noch de zaak ontdekte of aanbragt, zo als de overige Landvoogden deeden , die de brieven aan hun gefchreven aan nero overzonden, en daardoor, zo veel in hun was, nadeel toebragten aan eene onderneming, waarin zy naderhand deel nemende bekennen moesten , dat zy even zo zeer zich zeiven als den ondernemer verraden hadden. Maar als vindex naderhand, toen hy openlyk den oorlog had verklaard, GAlba door eenen brief aanporde , om de oppermagt te aanvaarden, en zich als* hoofd te voegen by het lichaam der Galliërs, 't welk een hoofd nodig had, en genoegfame fterkte bezat , daar het honderdduizend man werkelyk onder de wapenen had, en in (laat was om nog meer pnder de wapenen te brengen, raadpleegde hy hierover met zyne vrienden, van welken  12 het LEVEN ken zommigen oordeelden, dat men voor als nog moest blyven, die men was, en afwachten, wat 'er te Rome gebeurde, en hoe daar over den opftand gedacht wierd: maar titus vinius (g), Préfect van de hof bende, zeide: „ waartoe toch, o gal„ba! zal dat marren dienen ? want in „ overweging te nemen, of wy nero getrouw zullen blyven , is reeds op« „ ftand QJi). Een van beiden dus, gy „ moet, even als of nero reeds voor „ vyand verklaard was, niet aarzelen om „ met vindex eene gemeene zaak te „ maken, of gy moet hem terftond aan„ brengen en de wapenen tegen hem op„ vatten, omdat hy u verkiest tot opper. hoofd der Romeinen, in plaats van den „ dwingeland nero." Hierop liet galba openlyk by gefchrifc eenen dag aankondigen, waarop hy beloof, de aan elk, die het begeeren zoude, be- vry- (g) Dus fchynt de ware naam te zyn, en nier titus junius, gelyk xylander wil. Zie ERNEsti ad Tacit. Hht. init. (a) Zo oordeelde ook tacitus: qui delibe* rant, defciverunt.  van GALBA. 13 viyding van flaverny te zullen fchenken. Hec gerucht van de zaak , 't welk zich. vroegtydig verfprcid had, deed eene grote menigte menfchen opkomen , gereed om de omwenteling te voltooien. Zodra hy zich dus in het openbaar vertoonde, geze. ten op het verheven geftoelte, werd hy van allen eenftemmig voor Imperator uitgeroepen. Hy wilde echter niet dadelyk dezen tytel aannemen, maar, nadat hy zware befchuldigingen tegen nero had ingebracht, en op eenen klagenden toon vermeld den dood van zo velen der aanzienlykfte mannen, die door nero waren vermoord, verklaarde hy zich gereed om zyne zorg aan het vaderland te koste te leggen, niet onder den tytel van ces ar. of Imperator t maar onder dien van hoofd des Raads en des Volks van Rome. Dat nu vindex met recht en naar verdiende galba tot het bewind had geroepen, daarvan leverde het gedrag van nero zeiven een fterkfprekend bewys op. Want daar deze zich hield, als of hy de bewegingen in Galliè'n niet ter harte nam, en zich deswegen in 't geheel niet bekom, merde , vernam hy niet zo ras, wat 'er met  het LEVEN met galba was voorgevallen , 't welk' hem gemeld werd op het oogenblik, dat hy uit het bad komende zich aan tafel had gezet, of hy wierp in drift de tafel omver. Evenwel, nadat de Raad galba voor vyand verklaard had, nam hy by zyne vrienden eene fpottende houding aan, en wilde den kloekmoedigen man vertores, zeggende, dat hem. daar hy thans geld nodig had, geene kwade gelegenheid om zich te redden was ingevallen (/), want dat hy de goederen der Galliërs, wanneer die ondergebracht zouden zyn, voor buit zoude nemen, 't welk niet weinig zoude aanbrengen, en wat de goede ren van galba betrof, daar deze voor vyand verklaard was, konden die terftond aangetast en verkocht worden. Hy gaf ook werkelyk bevel om galba's goede, ren te verkopen: doch deze, zulks hoorende , kondigde insgelyks de verkoping aan van alles, wat nero in Spanje bezat, 6') Volgens de geraeene lezing zou het zyn ,, geene kwade voor/pe/litig"; doch de verbetering van du soul kwam ons hier aannemelyker voor.  van GALBA. i$ «ai, en fcrèeg daartoe een groot aactal veel gereeder kopers. Daar nu meest allen nero afvielen, en zich by galba voegden, bleven clonïi's macer, die het bewind in Africa had, en verginius rufus, Bevelheb. ber van hét Germanifche krygsvolk in GalHën, op zich zelven, zónder nogtans dcngelfdcn zin te volgen: want clopïüs di2 , v/reed en fchraapzuchtig van aard, zich geheel en al aan roof en moord l;?d overgegeven, 'toonde duidelyk nier. te we. ten, wac hy doen zoude, daarin rjamelyk, dat hy zich noch in het opperbewind durfde bevestigen, noch van hetzelve af. ftand doen; terwyl verginius, aan het hocfd zynde van de magtigfte keurbenden, die hem verfcheidene malen voor Imperator uitgeroepen hadden, en hem wiidea dwingen om de oppermagt aantenemen, verklaarde, dat hy die niet aannemen zoude, noch ook toelaten, dat dezelve aan iemand anders wierd opgedragen, dan die door den Raad verkoren zoude zyn. Dit reeds maakte galba niet weinig onthutst. Maar toen de krygsbenden van verginius en vindex hunne Opperbevelhebbers,  ió* hetLEVEN bers, even als voerlieden, die niet meer in ftaac zyn om hunne paarden in toom te houden, hadden vervoerd om handgemeen te worden, en een woedend gevecht daaruit was ontftaan, 't welk aan twintigduizend Galliërs het leven kostte, en vindex de handen aan zich zei ven deed Haan; en toen daarop, het gerucht verfpreid wierd , dat allen , na zulk eene grote overwinning, begeerden, dat ver. ginius de oppermagt zoude aannemen, en zich anders bereid toonden om wederom de party van nero te kiezen; toen fchreef galba, in de uiterfte verlegenheid, eenen brief aan verginius, waar. in hy hem bad om met hem de handen inéénteflaan, en de Romeinfche heerfchappy en vryheid te helpen behouden. En hierop begaf hy zich met zyne vrienden naar Cluma(k)9 eene ftad in Spanje, waar hy meer den tyd doorbragt in berouw over 't gene hy begonnen bad^ en in ver. langen naar zyn vorig ftil en gerust leven, waar- (i) Eene Romeinfche volkplanting en rechtsftad, ter plaatfe omtrent, waar thans Valladolid gelegen is.  tan GALBA. 17 waaraan hy van jongs af gewoon was geweest, dan in het nemen van de nodige maatregelen voor zyne tegenwoordige omftandigheden. Het was thans zomer, toen laat in den avond een vrygelaten van hem, met name icelus (/), van Rome aankwam, hebbende de reis in zeven dagen volbracht. Deze hoorende , dat galba zich reeds had afgezonderd , en ter ruste begeven, ging ylings naar deszelfs flaapvertrek, deed, zonder zich aan de wachten te ftooren, de deur open, en binnen gegaan zynde bragt hy de tyding, dat terwyl nero nog leefde, doch zich reeds zoek had gemaakt, eerst het leger, en vervolgens het volk en de Raad galba als Imperator hadden uitgeroepen, en dat men kort daarop bericht van, (O In den tekst ftaat 2/x(A5, 't welk ook ■door de Vertalers Siculus of de Siciliaan wordt overgezet. Doch lipsius heeft bij tacituj Hist. I. 13. dit reeds verbeterd. Van dien icelus, den vrijgelatenen en lieveling van galba, heeft suetonius'op het einde van galba's leven ons eene walgelijke bijzonderheid verhaald. XIII. DEEL. B  'i8 hetLËVEN van zynen dood had bekomen: dat hy evenwel zich met die blote tyding niet had te vreden gehouden, maar zich begeven naar de plaats, waar het lyk was, en dit gevonden hebbende was heengegaan. •Dit nieuws beurde galba grotelyks op, en 'er kwam eene grote menigte volks voor het huis zamenvloeien, welken hy hierdoor ten fterkftcn bemoedigde, fchoon de fpoed, waarmede de vrygelatene gereisd bad, ongelooflyk fcheen. Twee dagen later echter kwam titus vibinius met meer anderen uit het leger, die omftandig verhaalde hetgene door den Raad befloten was. Deze werd hiervoor tot hogen rang verheven. Den vrygelatenen fchonk hy het recht om eenen gouden ring te dragen, en deze, die voortaan martianus icellus genoemd werd, verkreeg tevens het voornaamfte gezach onder alle zyne vrygelatenen. Maar te Rome was inmiddels n ymp Mini us sabinus bezig met niet heimelyk of langfamerhand, maar in eens het oppergezach over alles aan zich te trekken, voorwendende, dat galba oud, en naauw- Ifks  van GALBA. 19 ïyks in ftaat was om zich in eene draagkoets naar Rome te laten voeren (want deze was reeds drie en zeventig jaar); en daarby begrypende, dat de Hof benden, die hem reeds voorlang genegen waren, thans geheel en al aan hem verkleefd waren, en hem, wegens de ryke vereering, die zy van hem ontvingen, als hunnen weldoener befchouwden, terwyl zy galba flechts als hunnen fchuldenaar aanzagen. Zynen ambtgenoot tigellinus beval, hy dadelyk het zwaard aftegeven; hy richtte gast. malen aan, waarop hy de Oud-Confuls, en zulken die over legers of wingewesten het bevel hadden gehad, liet nodigen, 't welk hy deed op naam van galba: in 5t leger maakte hy verfcheidenen op om te zeggen, dat men door Afgezanten van galba moest begeeren, dat nymphidius voor altoos, en alleen, tot Overften over de Hof bende wierd aangefteld. Dan 't geen de Raad deed om hem te vereeren, met hem hunnen weldoener te noemen, en dagelyks zyn hof by hem te maken, en alle befluiten door hem te laten bekrachtigen, maakte bem fteeds nog ftouter; zodat hy B 2 ia  to hetLEVEN in korten tyd by zyne vleiers zeiven niec alleen gehaat, maar ook gevreesd vvierd. Als de Confuls flaven, in 's lands dienst ftaande, hadden afgezonden om de beflui. ten aan den Imperator overtebrengen, en aan dezelven de gewone gezegelde opene brieven hadden medegegeven, op vertoon van welken de ftedelyke beftuuren gewoon waren aan de boden telkens versch gefpan te bezorgen om met zo veel te meer fpoed te reizen , toonde hy zich niet weinig gebelgd , dat men niet zyn zegel en zyne zoldaten daartoe had gebruikt. Zelf3 verhaalt men, dat hy in ovetweging ftond om de Confuls daarvoor te ftraffen; dan toen zy redenen van hun gedrag gaven , en hem deswegen om verfchoning fmeekten, liet hy zich weder te vrede ftellen. Om aan het volk genoegen te geven, liet hy toe, dat al wie van nero's aanhang hun in handen viel, doodgeflagen wierd. Dus werd spicillus, de zwaardvechter, onder de ftandbeelden van nero, die door de ftad gefleept werden, geworpen , en midden op de markt verpletterd. Aponius, een van deszelfs verklikkers, werd on.  van GALBA. er onder den voet geworpen , en door karren , met fteen geladen , dood gereden; vele anderen werden door het volk verfcheurd, onder welken zommigen waren, die niets kwaads bedreven hadden: zodat maurjscus, die voor eenen van de beste burgers doorging, en zulks inderdaad was, tot den Raad zeide, dat hy vreesde, men zou weldra verlangen nero weerom te hebben* Terwyl nymphidius dus fteeds nader aan het doel van zyne wenfchen poogde te komen, hoorde hy niet ongaarne, dat men hem deed voorkomen als eenen zoon van cajus caesar, den opvolger van tiberius. Cajus namelyk zoude in zyne jeugd gemeenfchap hebben gehad met de moeder van hem, die 'er zeer wel uitzag, en de dochter was van calli stus, eenen vrygelatenen van c je sar, by eene naaifter, die hem voor loon diende; Doch het koomt my voor, dat die verkeering van cajus met de moeder van nymphidius eerst heeft plaats gehad, nadat hy reeds geboren was. Anderen zeiB 3 den  st het LEVEN den dan ook, dat hy een zoon was van den zwaardvechter martianus, op wien nymphidia, om deszelfs groten roem, verliefd was geworden; gelyk hy dan ook in wezenstrekken het meest op dezen geleek. Hoe dit zy, zeker is het, dat hy nymphidia voor zyne moeder erkende; en dat hy, zich zeiven alleen de eer toe. kennende van nero's val, niet te vreden was met de beloningen van eer en geld, die hy daarvoor genoot, noch ook, dat hy zyne lusten mogt voldoen met sporus, voorheen den lieveling van nero, dien hy dadelyk na nero's dood, en terwyl bet lyk van dezen nog lag te branden op den houtftapel, by zich had genomen, en onder den naam van popp^ia als zyne vrouw gebruikte; maar zich nog daaren. boven in de opperheerfchappy, als opvolger van nero, zocht intedringen. Hier. aan werkte hy heimelyk te Rome door zyne vrienden, wordende tevens in Y ge. heim onderfteund door eenige vrouwen en raadsheeren; en voorts zond hy eenen zyfler vrienden, gelhanus genaamd, naar Span*  van GALBA. 22 Spanje, om te befpieden, hoe het daar gefield ware (m). Intusfchen liep galba, na den dood van nero, alles mede: alleen virgin tus rufus, die nog geene party gekozen had, baarde hem nog ongerustheid, daar hy vreesde, dat deze , nadat hy by het bewind over het grootfle en dapperfte leger de overwinning over vindex had gevoegd , en een groot deel van het Romeinfche gebied, namelyk geheel Galliën,'twelk in eene oproerige gisting was, te ondergebragt, eindelyk gehoor zoude geven aan de genen, die hem aanzetteden om het be. wind op zich te nemen. Want niemand had groter naam noch roem dan virgi«ius, als die het meest had toegebragt om Cm) Schoon hier in den grondtekst iets, misfchien toch maar een enkel woord , bij het affchrijven is verloren geraakt, en een ander woord bedorven is geworden, levert echter het overgeblevene , met eene kleine verandering, den zin op, dien wij hebben uitgedrukt, en dien men kan onderftellen de hoofdmeening des Schrijvers te bevatten. B 4  24 hei LEVEN om den Romeinfchen Staat tevens van eene ondragelyke dvvingelandy en van de Gallifche oorlogen te verlosfen. Dan deze, volhardende in zyne vorige denkwyze, wilde de keuze van eenen Imperator open houden voor den Raad , niettegenftaande dat, nero's dood openbaar geworden zynde, niet alleen het leger van nieuws by hem aanhield, maar zelfs een der Overften in zyne tent het zwaard tegen hem trok, en zeide, dat hy kiezen moest tusfchen het opperbewind en het zwaard. Maar toen fabius valens, die één Legioen onder zyn bevel had, het eerst den eed van getrouwheid aan galba had gedaan, en 'er brieven uit Rome aangekomen waren, waarin het befluic van den. Raad werd gemeld, overreedde hy eindelyk, fchoon met grote moeite, het krygsvolk om galba voor Imperator uitteroepen , en weigerde niet flaccus hor. deonius, die als zyn opvolger gezonden werd , te erkennen. Aan dezen dus het leger hebbende overgegeven, ging hy galba by deszelfs overkomst te gemoet, en vergezelde hem, zonder dat hy met eenig by-  van GALBA. 25 byzónder blyk van misnoegen noch ook van hoogachting bejegend wierd. Wat het eerfte betreft, dit kon de achting, die galba hem toedroeg, niet dulden , en het laatlle werd veroorzaakt door galba's vrienden; voornamelyk door titus y'cfe nius, die, terwyl hy uit nyd virginius zocht te benadeelen, zonder dat hy het wist, deszelfs geluk bevorderde, daar hy hem buiten oorlogen en andere rampen hield, waarin de overige veldheeren gewikkeld werden, en hem'daarentegen een ftil léven en eenen gansch vreedzamen en gerusten ouderdom deed genieten. De afgevaardigden uit den Raad vonden galba omftreeks Narbo, eene ftad van Galliën, waar zy hem begroeteden, en ernftig verzochten óm zich hoe eer hoe liever aan het volk, 't welk zulks verlangde, te vertonen. Hy onding en behandelde hen niet alleen in andere opzichten op eene vriendelyke en alzins gemeenfame manier, maar gebruikte ook by de maaltyden, waarop hy hen onthaalde , niets van al dien toeftel van tafelgereedfchap en omflag van bedienden, die nymphidius hem uit den B < voor-  &6 het LEVEN voorraad van nero gezonden had, maar beholp zich geheel en al met het zyne; waarom hy geprezen werd als een grootmoedig man, en die toonde boven dwaze verwaandheid verheven te zyn. Dan fpoedig wist vinius, die deze edele eenvoudigheid, die onopgefmukte en burgerlyke manier van doen, volksvleiery noemde, en eenen fmaak die al wat groot was verfmaadde , hem te bewegen om van n ero's rykdommen gebruik te maken, en by zyne maaltyden geenen koninglyken pracht te fparen; ja langzamerhand deed de oude man genoeg zien, dat hy geheel en al van vinius zoude afhangen. Vinius nu was zo uitermaten geldgierig, dat hy daarin niemand toegaf, en daarenboven zeer overgegeven aan onkuifche liefde voor de vrouwen. Reeds nog zeer jong zynde, toen hy onder calvisius sabinus zynen eerften veldtogt deed, had hy de vrouw van dien veld. overften, die zeer befaamd was, by nacht in krygsgewaad in het leger gebragt, en op de plaats, welke by de Romeinen Prin*  van GALBA. '27 'Princlpia genoemd wordt, bekend (V). Hierom had cajus c je sar. hem gevangen gezet, doch na den dood van dezen had hy het geluk gehad om weder op vryc voeten te geraken. Eens, toen hy by claudius caesar ter maaltyd was, ftal hy eenen zilveren beker. C^sar, dit vernomen hebbende, liet hem 'sanderdaags weder ter maaltyd nodigen, en beval, toen hy kwam, aan zyne bedienden, hem niets van zilver, maar alles van aardewerk, aantebieden en voortezetten. Dit nu werd uit hoofde van c^sar's zachtheid, die meer in het fpotachtige viel, geoordeeld eer belachelyk te zyn, dan waardig om 'er over vertoornd te worden. Maar 't gene hy door («) principia heette ia de Romeinfche legerplaats eene ruimte van honderd voeten breedte, en lopende van het eene einde tot het andere tiisfchen het hoofdkwartier en de tenten der Officieren, en die der zoldaten , waardoor dus het opper-gedeelte der legerplaats van het benedengedeelte gefcheiden werd. Hier werden de veliteekenen bewaard, en werd rechtspleging gehouden; en dit was dus het aanzienlijkfte gedeelte van de geheele legerplaats.  *S het LEVEN door zytien groten invloed en vermogen op galba om geld uitvoerde, gaf aan zommigen aanleiding, aan anderen voorwendzels voor de grootfte treurtoneelen en onheilen, die zy aanrichteden. Nymphidius namelyk, zodra gelli anus terug was gekomen, dien hy min of meer als verfpieder naar galba gezonden had, van dezen vernomen hebbende, dat cornelius laco tot Overfte van de Hof bende was aangefteld, en dat vinius alleen het beduur van alles had, dat hy [Gellianus] zelfs niet in de nabyheid van galba had kunnen komen, noch gelegenheid had gehad om afzonderlyk met hem te fpreken, daar elk hem in 't oog hield en naging, werd hierover zeer ontrust, en de hoofden van de krygsmagt hebbende zamengeroepen, zeide hy, dat galba wel een goed oud man, billyk en gematigd was, doch dat hy zelden uit zyne eigene oogen zag, en zich door vinius en laco, geenszins ten besten, liet leiden; hy Helde dus voor, eer dat dezen ongemerkt den zelfden invloed in alles kregen,dien tigellinus had gehad,afge- vaar.  van GALBA. 49 vaardigden uit het leger naar den Imperator te zenden, om hem onder het oog te brengen, dat, zo hy Hechts die twee vrienden van zich verwyderde, hy te Rome met veel meer blydfchap en genegenheid zoude worden ontfangen. Dan toen dit zyn voorftel geenen ingang vond, en het vreemd en ongerymd geoordeeld wierd, eenen Imperator van die hoge jaren, even als eenen jongeling, die het Opperbewind nog pas gefmaakt had, voortefchryven, welke vrien» den hy al of niet moest hebben, floeg hy eenen anderen weg in, en zocht galba door brieven vervaard te maken; nu eens fchry. vende , dat 'er in de Had heimelyk kwaad fchuilde, en vele gemoederen' aan 't gisten waren; dan eens, dat clodius macer. de koornfchepen in Afrika achterhield; op eenen anderen tyd, dat onder het krygs. volk in Germanië bewegingen befpeurd wierden, en dat zulks ook aangaande de legioenen in Syrië en Judéa bericht wierd. Dan daar galba zich dit alles luttel aantrok, en aan die berichten geen geloof floeg, befloot hy hem den voet te ligten. Zulks werd hem wel door clodius celsus  3C het LEVEN sus van Antiochië, een • verftandig man, én die het als een getrouw vriend wel met hem meende, afgeraden, daar 'er, zo als deze zeide, zeer waarfchynlyk geene enkele te Rome was, die nymphidius tot cm sar wilde uitroepen: dan.de meesten fpot. teden daarmede, en mithridates van Pontus, fchimpende op het kale hoofd en de rimpels van galba, zeide, dat de Romeinen nu wel vry wat met hem op hadden, maar dat zy, hem ziende, oordeelen zouden, dat het eene fchande voor dezen tyd was, san zulk eenen den titel van c iE sar te geven. Men befloot werkelyk nymphidius omtrent middernacht in 't leger te brengen, en hem daar voor Imperator uitteroepen. Maar antonius honoratus, de eerde ia rang onder de krygs - overften, liet 's avonds de zoldaten , die onder zyn bevel ftonden, byeenkomen, en befchuldigde eerst zich zei ven, en vervolgens hem, van binnen zo korten tyd zo menigmaal van party veranderd te zyn, niet uit een verftandig overleg, noch met keuze van beter, maar uit involging van. zekeren bozen geest, die hem  van GALBA. 31 hem van de eene trouwloosheid tot de ani dere had vervoerd. „ Voor de eerfte „ maal, zeide hy, hadden de wandaden „van nero eene fchynbare reden opge„ leverd: maar zullen wy nu ook trouw„ loos worden tegen galba? hebben wy „ dan ook ten zynen laste eenen moeder. „ moord, of het ombrengen van eene „ echtgenoot? hebben wy ons over hem „ te fchamen, om dat hy danste op het „ toneel, of rollen in eene Tragedie fpeeU „ de? En zelfs dat fcheen ons gene ge„ noegfame reden om nero te verlaten; „ zulks hebben wy gedaan op het zeggen „van nymphidius, waaraan wy geloof „ floegen, dat namelyk hy ons het eerst „ had verlaten, en naar Egipte gevlugt „ was. Zullen wy dan galba tevens „ met nero opofferen, en den bloedver„ want van livia ombrengen, gelyk wy „ den zoon van agrippina hebben om. „ gebragt, om den zoon van nymphi„ dia tot Imperator te kiezen? of zullen „ wy niet liever, even als wy ons als „ wrekers tegen nero betoond hebben, „ door hem te ftraffen voor zyne euvelda- „ den,  32 het LEVEN „ den, ons als dappere en getrouwe lyf. „ wachten van galba gedragen?" In dit voordel van den Overften namen alle de zoldaten genoegen , en gingen ook naar de anderen, die zy aanfpoorden om den Imperator getrouw te blyven, van welken zy een groot gedeelte tot hunne party overhaalden. Dit werd gevolgd van een groot geroep; waarop nymphidius,'! zy omdat hy meende, gelyk zommigen zeggen, dat hy reeds door het krygsvolk wierd opgeroepen, of om dat hy haast maakte om de muitenden, en de genen die zich nog niet vóór hem verklaard hadden, voortekomen, zich derwaards begaf by het licht van een aantal fakkelen, houdende in de hand eene gefchrevene redevoering, opgefteld door cingoniusvarro, welke hy van bui, ten geleerd had om dezelve voor het krygs • volk uittefpreken. Maar toen hy de poor* ten van de legerplaats gefloten vond, en, eene menigte gewapend volk op de wallen zag, werd hy bevreesd, en nader bykomende, vraagde hy, wat zy voorhadden, en op wiens bevel zy in de wapenen waren gekomen. Als hem allen hierop als uk. ééne  van GALBA. 33 ifcénen mond toeriepen , dat zy galba voor Imperator erkenden , kwam hy by hen, hief mede, even als de anderen, een vreugdegejuich aan , en beval zyn volk hetzelfde te doen, Dan, nadat de wacht} die aan de poort ftond, hem had binnengelaten, werd 'er eene werpfpies naar hem geworpen, welke door seppimius, die vóór hem ging, met het fehild werd afgekeerd. Maar toen hierop de anderen met blote zwaarden op hem aanvielen, nam hy de vlugt; doch achterhaald zynde, werd hy in de tent van eenen zoldaat doodgeftoken. Zyn lyk werd midden in de le^ gerplaats gefleept,met palisfaden omheind * en zó voor het oog van eiken nieuwsgier rigen den volgenden dag ten toon gefield; Nymphidius dus van kant gebragc zynde, gaf galba, zodra hy dit vernomen had, bevel om ook alle deszells me» depligtigen ter dood te brengen, voor zö Verre die niet reeds dadelyk de handen aati zich zeiven hadden geflagen: onder anderen moesten dit lot ondergaan cingönius, die de redevoering had opgefteld, en mithridatés van Pontus. Dan hierin iverd hy geoordeeld , zo al naar (breng XIII. deel. C recht i  34 het LEVEN recht, echter niet volgens de wetten ert als een volksvriend te handelen, daar hy mannen van geen gering aanzien zó zonder rechtspleging ter dood liet brengen. Allen namelyk hadden zich eene andere wyze van beftuur voorgefteld, hebbende zich, zo als het gemeenlyk gaat, door de eerde geruchten laten bedriegen. Nog meer was men geërgerd, dat hy petro* nius tertulianus (o), een' OudConful, en een getrouw vriend van ne* ro, Het ombrengen; want dat hy ma. cron in Afrika door trebonianus* en frontejus in Germanië door valens den dood deed ondergaan, daarvoor kon hy als reden voorwenden, dat hy hen, als gewapend en aan 't hoofd van een leger zynde, te vrezen had; maar niets kon hem (ö) Het lydt wel geenen twyfel, of deze naam is hier kwalyk gefpeld, en moet zyn turpilukus, zo als hy by tacitus betlendig vcorltoomtj dan daar ook andere namen, welke hier voorkomen, anders by tacitus gefpeld worden, zo als trebonianus, welke daar trebonius gelezen wordt, fchynt de misllag niet zo zeer aan de Affchryvers, als aan plutarchus zeiven te moeten toegefchreveu worden.  van GALBA. iS hem beletten om aan eenen weerlozen en ongewapenden man, als turpilianus was , gelegenheid tot verantwoording te geven, zo hy anders voornemens was inderdaad die gematigdheid in zyn beiTuuf te houden, welke hy met den mond beleed. Dit nu waren de klagien, welke men in dit opzicht tegen hem had intebrengen. Maar toen hy op weg naar Rome omtrent vyfentwintig ftadiën van de ffad was^ ontmoette hy eenen onbefchofton en oproerigen hoop fchcpelingen, die zich vóór hem in den weg Helden, en hem van al la kanten omfingelden. Dit waren lieden, welke nero tot zoldaten gemaakt, en toe één afzonderlyk legioen vcreenigd had. Dezen waren thans hier gekomen Q>), ora in hunnen dienst bevestigd te worden, en benamen aan de ménfehen, die galba te gemoet kwamen, de gelegenheid om den Imperator te zien, of te hooren, vorde* fende met een oproerig gefebreeuw, dafi men Cp) Men kan, dunkt ons, den Tekst, waaraan hier iets hapert , het gemakkelykst tientallen $ door, in plaats van 5r«f«»7«s, te lezen «vifmij. C a  S6 «etLEVEN men hun vaandels voor hun legioen en eene verblyfplaats zoude geven; en als hy hen afwees , en beval op eenen anderen tyd hierover met hem te komen fpreken, zeiden zy, dat dit uitftel niet veel beter dan eene weigering was, werden boos, en voeren voort hem met een aanhoudend gefchreeuw te volgen. Dan toen het zó ver kwam , dat zommigen van hun zelfs de zwaarden trokken, gaf galba aan de ruitery bevel om "er op intevallen. Dit gefchiedde met dat gevolg , dat niemand hunner bleef ftaan; zommigen werden dadelyk overhoop geworpen , anderen werden gedood in de vlugt. Het was zekerlyk geen gunftig en heuchlyk voorteeken voor galba, door zo veel bloed en over zo vele lyken de flad intetreden. Dan het had echter dit gevolg, dat, zo al zommigen hem te vooren als zwak en oud veracht hadden, hy nu van elk als geducht en verfchrikkelyk befchouwd wierd. Daar hy eene grote verandering wilde maken in de buitenfpoorige en kostbare wyze van gefchenken te geven, welke door nero was ingevoerd, fchcen hy aan den anderen kant de welvoeglykheid uit bet  van GALBA. 3? het oog te verliezen. Eens, als canus voor hem onder het eten op de fluit had gefpeeld, (en deze canus was een be. roemd meester) liet hy, nadat hy den man geprezen en blyken van zyn genoegen ge. geven had, zich zyne beurs brengen, nam daaruit eenige ftukken goud (^), en (telde die aan canus ter hand, met byvoeging, dat hy hem die fchonk uit zyne eigene beurs j en niet uit 's lands kas. De gefchenken, die nero. aan de toneelfpelers en worftelaars gegeven had, liet hy met grote geftrengheid terug eifchen, willende, dat zy niet meer dan een tiende gedeelte zouden houden. Dan als hy hiervan zeer weinig , en 't welk naauwlyks noemenswaardig was , inzamelde (want de meestcn van die knapen, brooddronken en gewoon by den dag te leven, hadden alles reeds door de keel gelapt) liet hy vervolgens onderzoek doen naar de genen, die iets van hun gekocht of op eene andera wyze gekregen hadden, en vorderde dat van (?) Volgens, suetonius gaf hy den Muzykant niet meer dan vyf ctenarien, makende ongeveer eenen daalder van ons geid» C 3  3§ het LEVEN van dezen terug. Daar 'er nu geen einde was aan dit werk, 't welk ftceds al verder werd voortgezet,- en waarin een aantal lieden betrokken waren , behaalde hy voor zich fchande daarvan, en vinius nyd en haat, als die den Imperator bekrompen en gierig jegens anderen deed zyn, tcrwyl hy zelf zich tot overdaad toe zegende, en alles kreeg en kocht. Want vinius handelde volgens de les van hesiodus, die zegt, dat men zich te goede moet doen: „Als 't vat is in 't begin, en als 't ten éinde loopt;" ziende namelyk, dat galba zwak en oud was,, bediende hy zich rykelyk van des' zelfs vermogen, 't welk eerst begon, doch tevens ten einde fpoedde. Den ouden Vorst gefchiedde inmiddels groot: ongelyk door de handelwyze van vinius , wiens beduur vooreerst zeer flecht was, en die ten anderen al het goede, 't welk door galba verricht wierd, ten kwaden duidde, of poogde te verhinderen. Dit laatde had onder anderen plaats in het iïraffen van de aanhangers van nero, van welken galba de flechtden, zo als ELéus, polyclitus , petinus, en  van GALBA. 39 cn patrobius, ter dood liet brengen. Dit werd door het volk toegejuicht, 't welk , terwyl zy over de markt ter ftrafplaats gevoerd wierden , uitriep , dat dit eene heerlyke, en den Goden wclbehagelyke fiaatfy was, doch dat beiden Goden en mentchen ook den leermeester en betfuurder der D wingelanden , t ifilLLI* nus, ter ftrafFe vorderden. Maar die eerlykc man had door grote onderpanden vinius in tyds weten te winnen. En evenwel moest turpilianus, die gehaat was, orn dat hy eenen Vorst, als nero, niet verraden noch gehaat had, fchoon hy buiten dien niets kwaads van belang had gepleegd, het leven verliezen, terwyl de man, die nero zo doodfchuldig gemaakt, en hem vervolgens verlaten en verraden had, bleef leven, en ten bewyze ftrekte, dat de genen, die vinius de handen vulden, alles konden uitvoeren, en aan niets behoefden te wanhopen : want daar het volk naar geen fchouwfpel zó zeer verlangde, als naar dat der firafoefening van tig il li nus, en niet ophield van in alle fchouwburgen en renbanen deszelfs draf te vorderen, werd het door ccn gebod van C 4 oen  4q het LEVEN den Imperator deswegen beftraft, waarin, hy zeide, dat tigillinus, die aan eene teeringziekte kwynde, niet lang meer kon leven, en verzocht, dat zy door dat ftrafvorderen zyn beduur niet tot wreedheid en tyranny mogten doen overhellen. Daar zulks het volk bedroefde, ftaken die knapen ?er openlyk den fpot mede: tig ie. linus deed eene offerhande voor het behoud van zyn leven, en richtede eene kostbare maaltyd aan; en vinius, na eerst by den Imperator te gast geweest te zyn, ging vandaar naar tigillinus, om achterna eene flempparty te houden, met zyne dochter, die weduwe was. Aan deze bragt tigillinus den beker toe, met eene vereering van tweemaal honderd en vyfeig duizend drachmen :. ook beval hy aan de voornaamtle zyner byzitten de halsketen, die zy droeg, aftedoen, en gemelde weduw omtehangen; welke halsketen honderd en vyftig duizend diachmen waardig werd gefchat. Van nu af werden zelfs zyne gematigde bedryven ongunflig beoordeeld; zo als zyn gedrag omtrent de Galliërs, die met vindex hadden zamengefpannen : want daar de-  van GALBA. 41 dezen vryheid van belastingen en bet bur* gerrecht bekwamen , werd dit zó uitge» legd, dat zy dit niet verkregen hadden door de goedgunftigheid van den Imperator, maar voor geld van vinius hadden gekocht. Dit- maakte 'zyn beltuur by het gemeen gehaat, en de zoldaten, die de beloofde gefchenken niet ontvingen, vleiden zich wel eenen geruimen tyd, dat zy, zo al niet zo veel als hun beloofd was, ten minften zo veel van hem krygen zouden, als nero hun gegeven had; maar vervolgens begonden zy te morren; 't welk hem ter ooren zynde gekomen, voerde hy eene taal, die eenen groten Vorst waardig was, zeggende, dat hy gewoon was zol. daten te kiezen, maar niet te koopen (r). Dit zeggen vervulde hen met haat en woede tegen hem: want zy begrepen, dat niet alleen hy voor zich hun dus te kort deed, maar ook aan volgende Imperators eene les (V) Legt a fe mültem, non ewi, volgens TiCitus, die, ir.ee zyne gewone nadrukkelyke kortheid, deze taa! van galba noemt vox, pre rep. hotiesta, t'pfi anceps, „ eerlyk voor den Staat, hachelyk voor hem.' C 5  4» het LEVEN les en voorbeeld gaf, hoe zy handelen moesten. Te Rome echter borst de opfchudding niet los, en een zeker ontzach voor de tegenwoordigheid van galba hield de drift en den voortgang van den opftand tegen , terwyl ook de weinige kans, die zich opdeed, om met goed gevolg eene omwenteling te beginnen, eenigermate hun misnoegen binnen de palen en in 't hart verborgen hield. Maar die genen , welken onder verginius gediend hadden, en thans onder bevel van flaccus in Germanië ftonden, zich veel mecnende te mogen beloven van wegen het gevecht , tegen vindex gehouden, en niets ontvangende , konden door hunne bevelhebbers op geenerhande wyze te vrede worden gefield. Flaccus zelf, die wegens geweldig voeteuvel met zyn lichaam niets kon bedryven, en boven dien in alles onkundig was, werd diep van hun veracht; en als by zeker fchouwfpel de Overften en Hoplieden volgens gewoonte den Imperator galba heil wenschten, maakte de menigte eerst een groot gedruisch, en toen die zegenwensch van de anderen herhaald  van GALBA. 43 haald wierd, hoorde racn roepen :. „ zo „ hy hec verdient" (f). Zoortgelyke hoonende ftoutheden veroorloofde zich ook telkens het krygsvolk , sc welk onder bevel van tigillinus ftondj waarvan galba door brieven van zyne zaakgelastigden verwittigd werd. Iïy nu vrezende, dat hy niet flechts om zynen ouderdom, maar ook omdat hy geene kinderen had, veracht wierd, nam in overweging, een of ander jong mensen uit een voornaam huis voor zoon jtantenemen, en tot zynen opvolger te benoemen. 'Er was toen m arc os o tho, edel genoeg van afkomst, maar reeds van jongs af door weelde en wellust zó zeer bedorven, als naauwlyks iemand der Romeinen. En gelyk• paris door homerus meermalen ie man van de fchone Helena genaamd wordt, als hebbende geenen anderen roem, dan dien hy van zyne vrouw ontleende, •zo werd otho te Rome algemeen geroemd als de man van popp/ea. Op deze vrouw (7) Volgens eene andere lezing, die echter de voorkeur niet verdient, heet het: „ hy verdient „ het niet,M  '44 het LEVEN vrouw was nero, toen zy nog aan cris» pinus getrouwd was, verliefd geworden, doch daar hy toen nog fchaamte voor zyne vrouw, en vrees voor zyne moeder had, wilde hy zelf geene aanzoeken by haar doen, maar maakte otho daartoe op-, Otho was namelyk om zyne buitenfpo* lige levenswyze de vriend en gezelfchaps. man van nero, die recht in zyn fehik was , wanneer hy van denzelven wegens bekrompenheid en zuinigheid wierd uitgelachen. Men verhaalt, dat wanneer nero eens van zekere welriekende en kostbare olie, waarmede hy zich gezalfd had, iets op otho had gefprengd, deze daartegen den volgenden dag, toen hy nero by zich te gast had, onverwacht van verfcheïdene kanten gouden en zilveren pypen had laten plaatfen, die zodanig reukwerk in overvloed als water hadden uitgeworpen en over de gasten geftort. Toen hy nu de eerfte gunst van popp^a ten gevalle van nero had genoten , wist hy haar door het vooruitzicht op de liefde van dezen te verleiden, dat zy zich fcheidde van haren wettigen man; maar toen zy vervolgens met hem getrouwd was,, was hy niet  van GALBA* 45 'niet te vreden deelgenoot te zyn van haré gunften, maar kon ook kwalyk den anderen als medeminnaar dulden. Deze minyver, zegt men, was popp/ea niet onaangenaam , en men verhaalt, dat zy, wanneer otho van huis was, aan nero geenen toegang vergunde, 't zy , opdat hy niet door te ruim mingenot ras verzadigd wierd, 't zy omdat zy, gelyk zommigen willen, cesar niet begeerde als man te genieten, maar wegens hare wellustigheid wel genegen was hem tot haren minnaar te hebben. Hierdoor liep otho groot gevaar van zyn leven te verliezen; en het is inderdaad te verwonderen, dat nero, die om 't huwelyk met poppjea zyne vrouw en tevens zyne zuster deed om 't leven brengen, otho gefpaard heeft. Dan hy had seneca te vriend, en op raad van dezen befloot nero hem als Proprator naar Lufitanie, aan den Oceaan gelegen , te verzenden (ƒ). Hier gedroeg (f) Men zocht dus, onder den fchonen fchyri van eene vereerende zending, de taf van balliugfchap en de oirzaak daarvan te verbergen, welke echter beiden niet onbekend bleven, zo als blykt uit  mét LEVEN hy zich zo, dat de inwoners van dat wingewest hem wel lyden mogten, en zich over geene onderdrukkingen hadden te beklagen : want hy wist, dat dit landvoogdyfchap hem gegeven was als eene verzachting en bedekking van zyne ballingfchap. Zo haast galba tegen nero was opgedaan, was hy de eerde der Landvoogden, die zich by hem voegde, en nemende alle de gouden en zilveren drinkfchalcn cn vaten , die hy had, delde hy die aan galba ter hand om geld daarvan te munten. Ook vereerde hy hem van zyne bedienden alle dezulken, die het best afgericht waren om eenen Vorst te dienen. Voorts was hy hem in alles getrouw, en bewees door proeven, dat hy in kunde en bekwaamheid voor niemand behoefde ondertedoen. De geheele reis over vergezelde hy hem vele dagen lang in het zelfde rydtuig zittende. Ook uit het tweeregelig fchimpdicht, 't welk federt ia zwang ging: Car Otho mentito fit, qua erith, exful hotwret Uxoris moechus coeperat esfe fuae. Zie sueïonius in Olhonê C. 3.  van GALBA. 47 Ook wist hy op reis en in den dagelykfchen omgang vinius door vriendelykheid en gefchenken aan zich te verbinden, en door aan dezen (leeds den eerden rang te laten, bevestigde hy zich door hem in het bezit van den tweeden. Tevens overtrof hy hem hierin, dat hy fchootvry bleef voor den nyd, daar hy om niet dienst bewees aan allen die zynen dienst begeerden, en zich jegens allen minfaam en vriendeiyk betonende. Byzonder gedroeg hyzich dienstvaardig jegens het krygsvolk, en bezorgde aan velen Bevelhebbers -plaatfen, welke hy deels van den Imperator verzocht, deels van vinius en van 's Vorden vrygelatenen icelus en asiaticus; want dezen hadden toen aan het Mof den meestcn invloed. Zo vaak hy galba by zich ter maaltyd onthaalde, paaide hy de wachthebbende manfehap van de hofbende door gefchenken, deelende aan elk van hm een dufc goud uit. Door dit middel, waarmede hy in fchyn den Vorst vereerde, bereidde hy inderdaad eenen aanhang tegen dcnzclven, en bragt het krygsvolk op zyne haud. Als nu galba in overweging was om «enen opvolger cc kiezen, (lelde vinius hem  41 kei LEVEN hem voor om otho te benoemen. Dezë deed zulks echter niet uit blote gunst, maar met oogmerk om zyne dochter uittehuwelyken, daar hy met otho een bei ding had gemaakt $ dat die zyne dochter ter vrouwe zoude nemen, ingeval hy door galba voor zoon aangenomen en tot deszelfs opvolger benoemd wierd. Maar galba toonde fteedSj het algemeene be^ lang boven zyn byzonder te ftellen, en gezind te zyn om voor zoon aantenemen, niet die hem de lieffle, maar die voor het Romeinfehe volk de beste ware. Zelfs is het niet denkelyk, dat hy otho tot erfgenaam van zyn eigen goed zou hebben ge* kozen, daar hy wist, hoe ongebonden en verkwistende dezelve was, en dat hy tot over 't hoofd in fchulden ftak, waarvan de zom vyf millioenen drachmen beliepi Hy hoorde dus den voorflag van vinius ftilzwygende en met bedaardheid aan, doch fchortte zyn befluit daaromtrent op. Nadat hy vervolgens zich zeiven tot Conful en vinius tot zynen ambtgenoot had aangebeld , verwachtte men, dat hy in 't be» gin van 't jaar eenen opvolger zoude benoemen, en het krygsvolk vleide zich met dtj  van GALBA. 49 öé hoop, dan otho de voorkeur boven; allen zoude hebben. ' Dan terwyl hy nog draalde en weifelde in het nemen van een befluït, werd hy verrast door den opftand in Germanië. Gelyk-galba in 't gemeen by al het krygs. volk gehaat was, omdat liy met de beloofde vereering achterbleef, hadden dê Germanifche krygsbenden nog byzondere bezwaren tegen hem: namelyk, dat hy Verginius rufus op eene fmadelyke wyze had verftoten; dat hy dé Galliërs 4 die de wapenen tegen hun gevoerd hadden, beloond had; dat hy elk, die zich niet by vindex had gevoegd, deed ftrafe fen , en dat vindex de eénigfté was, aan wieh hy zyne dankerkentenis bewees,! wiens nagedachtenis hy openlyk met lykofFeranden vereerde, even als had die- hem èigenlyk Imperator gemaakt. Nadat reeds diergeiyke redenen openlyk door het leger waren gevoerd geworden, kwam cle eerlte January opdagen. Toen nu flaccus hen op dezen dag had zamengeroepen om, Volgens gewoonte, den eed van getrouwheid aan den Imperator afteleggen, liepen £y naar de ftandbeelden van galba, ruk- XIII. deel. D tm  so het LEVEN ten die omver, en verbryzelden dezelven; waarop zy getrouwheid zwoeren aan den Raad en het volk van Rome, en vervol, gens uitééngingen. Den bevelhebberen bekroop hierop de vrees, dat deze afzweering van den Vorst eenen gebeden afval ten gevolge zoude hebben, en een derzelven fprak hen dus aan: „ Wat gaat ons „ aan, fpitsbroeders? zullen wy het Op. „perhoofd, dat wy hebben, verwerpen, „ en geen ander Opperhoofd aanftellen? „ Zou dit niet zyn, als of wy ons niet „ flechts van galba, maar van alle op„ pergezach en van alle ondergefchiktheid „wilden ontdoen? Dat wy flaccus „ hordeonius, die niets meer is dan „ eene fchaduw en een beeld van gal. „ba, lopen laten; doch flechts ééne dag„ reize vanhier hebben wy vitellius, „ die het andere gedeelte van Germanië „ beftuurt; een man, wiens vader Cenfor „ en driemaal Conful is geweest, en min „ of meer het bewind met claudius „ c;esar gedeeld heeft; die zelf arm „ zynde , 't welk van zommigen voor „ fchande wordt geacht, juist daardoor „ een in 't oog lopend bew.ys geeft van r> zy-  van GALBA. 51 „ zyne eerlykheid en edelmoedigheid. Wel* „ aan! laac ons dezen kiezen, en daardoor „ aan de wereld tonen, dat wy beter keu„ ze van eenen Imperator weten te doen, „ dan de Spanjaarden en Lufitaniers." Als dit voorftel door zommigen dadelyk goedgekeurd, doch door anderen verworpen wierd, Hoop een der vaandragers heimelyk weg uit het leger, en bragt de tyding van het voorgevallene over aan vitellius, die thands, daar het nacht was, met een aantal gasten aan tafel zat. De tyding door het leger verfpreid zynde , kwam fabius valens, Ovcrfle van een Legioen, 's anderendaags met' een groot gevolg van ruitery aanfnellen, en begroetede bet eerst vitellius als Imperator. Deze nu had wel in vorige dagen gefchenen afkcerig te zyn van dien titel, en, als bang zynde voor den last van het opperbelluur, denzelven te ontwyken ; maar thands, daar hy van 's middags af rykelyk gegeten en gedronken had (u), was hy, zegt men, aanftonds gereed om den naam van 00 De voorbeeldeloze zwelgery van dit gedrocht is algemeen genoeg bekend : lezers., die D 2 'er  5a .het LEVEN van germanicus, dien-men hem gaf, aantenemen, doch wees dien van caesar van de band. Weidra kwamen ook de benden van flaccus, afziende van dien fraaien en republyks-gezinden eed aan den Raad gedaan, aan vitellius als Imperator trouw en gehoorfaamheid zweeren. Op deze wyze werd vitellius als Imperator in Germanië uitgeroepen. Galba, de tyding van dezen ophand bekomen hebbende, wilde nu niet langer dralen met iemand voor zoon aantenemen, en wetende, dat eenigen van zyne vrienden dolabella, doch de mecsten otho genegen waren, welke beiden door hem werden af. gekeurd, liet hy, zonder hun een woord daarvan te zeggen, piso ontbieden, zynde een afftammeling van crassus en scribonius (y)t die door nero waren omgebragt, en een jongman, in wiens karakter, 'er nog ftalen van behoeven, kunnen die vinden by onzen stuart in het 25de deel van zyne Romeinfche Gefchiedenisfen, bladz. 16 en volgg. (v) Wy volgen hier de verbetering, door lipsius en du soul op goede gronden als noodzakelyk beweerd.  van GALBA. 53 ter, geheel1 tot deugd geftemd, zedigheid en ernsthaftigheid ten duidelyklten doorlrraaklen. Daarop ging hy naar het leger, om dezen tot cisar te benoemen, en voor zynen opvolger te verklaaren. Dan reeds terftond, zo als hy de deur uitging, bejegenden hem kwade voorteekens van den hemel; en toen hy vervolgens in het leger begonnen was zyne aanfpraak te doen, die hy deels uit het geheugen op. zeide, deels gefchreven voorlas, donderde en blikfcmdc het zó aanhoudend, en viel 'er zulk een geweldige ilortregen , van dikke duisternis vergezeld, over het leger en de ftad, 'dat men duidelyk zag, dat de Goden die keuze niet bekrachtigden noch goedkeurden, en dat dus deze zoons-aanneming geen goed gevolg zoude hebben. Ook gaf het krygsvolk door een {troef gelaat hun inwendig misnoegen te kennen, dat zelfs nu hun geene vereering wierd uitgereikt. Ten aanzien van piso waren de omftanders, lettende op den toon van zyne Hem en op zyn gelaat, zeer verwonderd, dat hy eene zo grote gunst zonder eenige verrukking, fchoon geenzins onver. fehiHIg, ontving; gelyk men aan den anD 3 de-  54 het LEVEN deren kant op het gelaat van otho me* nigvuldige blyken befpeurde van verbittering en gramfchap over zyne teleurgeftelde hoop op het oppergebied; want daar hy te voren hetzelve waardig was geoordeeld, en reeds zeer öaby het bezit daarvan was geweest, befchomvde hy deze teleurfteiling als een teeken van galba's haat en vyandige gezindheid tegen hem ; en dit maakte hem eenigzins beducht voor zyn toekomltig lot. Dan, daar hy p i s o vreesde, galba verfoeide, en op vinius gebeten was, ging hy met zeer verfchillendê gemoeds»aandoeningen heen; want de Wichelaars en Chaldéers, die hem omringden, deeden hun best om te beletten, dat hy zyne hoop opgaf en zyne oogmerken liet varen; voornamelyk ptolemjïus, die zich daarop beriep, dat hy hem voor* heen meermalen voorfpeld had, dat nero hem niet om 't leven brengen> maar zelf vóór hem fterven zoude, en dat hy niet alleen in leven zou blyven, maar ook tot het opperbewind over het Romeinfche volk zou geraken; en vermids hy nu in het eene een waar Profeet was geweest, beweerde hy, dat otho ook de uhoop op het andere  van GALBA. 55 dere niet moest opgeven. Niet weinig verkerkten hem ook hierin dezulken, die hem heimelyk hun medelydcn betoonden, en hem beklaagden, als iemand, die ondankbaar behandeld wierd. Ook kwamen zeer velen van de vrienden van tigillinus en nymphidius, die voorheen in aanzien geweest waren, maar thans vernederd waren en bet onderfpit delfden, zich aan hem aanbieden, beklaagden zyn lot, en wekten zyne gevoeligheid meer en meer op. Onder dezelven bevonden zich vetueius en barbius, de een Onder-hopman, en de ander Tesferarius; zo noemde men die zoort van officieren, die als' overbrengers van het wagtwoord en kondfchappers in het leger dienden (V> By dezen voegde zich ook onomastus, een (V) Van Tesfera, beteekenende de Order of ook het Wachtwoord : het overbrengen hiervan, gefchiedde eertyds door eenen der wachthebbende Tribunen, die hetzelve aan de hoplieden ter hand ftelde, door welken het verder aan de zoldaten, werd overgebracht: doch naderhand werd dit het werk van afzonderlyk daartoe aangeftelde perzonen, Tesferarii genoemd. D 4  §6 het LEVEN een vrygelatene van otiio; welken te ga» men een gedeelte van het volk door geld, een ander gedeelte door vleiende vooruitzichten afvallig maakten, daar het van zelf reeds aangefloken was, en flechts op eene gelegenheid tot afval wachtte : anders was bet zekerlyk geen werk van vier dagen, die 'er flechts tusfehen de aanneming en den moord verlopen zyn, een geheel leger, dat welgezind was, tot afval te verleiden ; want op den zesden dag daarna werden zy vermoord (x), zynde de vyftiende January. Op dezen dag was galba in den vroegen morgen in het Palatiura. bezig met eene offerande te doen, in tegenwoordigheid yan zyne vrienden. De offerpriester umbricius, zodra hy het geweide van 't offerdier in handen kreeg, Verklaarde, niet in bedekte uitdrukkingen, maar ronduit, dat 'er zich teekenen van een groot oproer vertoonden, cn van een gevaar van verraad, 't welk den Imperator boven 't hoofd hing. In dit zelfde tydflip leverde de Godheid hem genoegfaam otho in handen: want deze ftond hierby, achter gal-. Te weten galba en piso.  van GALBA. 57 galba, en hoorde en zag wat 'er door umbricius gezegd en aangewezen wierd. Als hem dit ontdeld maakte, zodat hy telkens van kleur verfchoot, kwam zyn vrygelatcn onomastus hein zeggen, dat 'ér bouwmeesters aan zyn huis op hem wachteden, Dit was een afgefproken feqkcn, dat de tyd daar was voor otho, om het krygsvolk te gemoet te gaan. Onder voorivendzcl dus, dat hy een oud huis had gekocht, waarvan hy de gebreken aan de aannemers wilde aanwyzen, ging hy heen, en langs het zogenaamde huis van tibemus afdygende begaf hy zich naar die plaats van de Markt, daar de gouden zuil ilaat, waarop alle de wegen van geheel Italië uitlopen (y~). D3 (y) Augustus had als Curator viarum op de Markt eene kleine goude zuil doen plaatfen, waarop alle de hoofdwegen, die door Italië liepen, getekend waren, en vanwaar af elke duizend fchreden door eenen fteen werden aangeduid: hierom vindt men meermalen by de Latynfcha Sehryvers aan den tienden, of aan den honderdften fteen van de ftad, waarmede aangeduid wordt, dat zulk eene plaats zo vele duizend fchreden of mylen van de ftad, of eigenlyk van die myl-zuü gelegen is. D s  53 hetLEVEN De eerften , welken hem daar ontvingen , en als Imperator begroetedcn , waren, naar men zegt, niet meer dan drieentwintig in getal. Schoon hy nu noch verzwakt naar 't lichaam, noch lafhartig van ziel was, fchrikte hem dit nogthans af. Dan de zoldaten lieten hem geenen tyd, plaatften zich met uitgetogene zwaarden rondom de draagkoets, en geboden den dragers dezelve optenemen. Hy zelf riep tusfchen beiden herhaalde keeren, dat hy verloren was, en dreef de dragers insge. lyks aan: want zulks werd duidelyk gehoord van eenigen, die meer daarover verwonderd waren , dan onthutst door het klein getal der genen, die zulk eene onderneming waagden. Terwyl hy dus over de markt wierd gedragen, kwam weder een gelyk getal anderen opdagen, en ver. volgens voegden zich nog meer anderen, by drieën en vieren, daarby. Gezamenlyk begaven zy zich daarop met hem naar het leger, hem als caesar uitroepende, en de blanke zwaarden vooruithoudende. De Overfte, die thands voor aan de legerplaats de wacht had, mart ia lis genaamd, en van de zaak, naar men zegt, onkundig was,  van GALBA. 59 was , door dit onverwachte voorval ont. fteld en verlegen, liet otho binnen. Toen hy binnen was, vond hy nergens tegenftand ; want de genen, die van 't gene 'er gaande was onkundig waren, werden, over» eenkomftig het gemaakt ontwerp, door dedeelgenoten der zamenzweering terftond omfingeld, en hier en daar, by éénen en tweën, eerst door vrees, en vervolgens door overreding bewogen om mede te doen. Weldra kwam de tyding hiervan aan galba in het Palatium, terwyl de offerpriester nog by hem was, bezig met het geweide te befchouwen; zodat zelfs die genen, welken anders ongelovig waren en met die zoort vnn dingen ipotteden, zich verwonderden , en verbaasd (tonden over dit middel van Goddelyke openbaaring. Terwyl eene grote menigte van allerlei (lag van volk van de Markt naar het Palatium kwam aanwonnen, (telden zich vinius, laco en eenige vrygelatenen met blote zwaarden te weer om hem te befchermen, en piso liep naar buiten om met de lyfwacht te fpreken. Marius celsus, een dapper man , werd naar het Illyrifche legioen, 't welk in de gallery, die naar vipsa* mus  co het LEVEN nius haren naam had, post hield, gezonden, om hetzelve nog in tyds te winnen, il Als nu galba wilde buiten komen, en vinius dit afried, doch celsus daarentegen en laco hem daartoe aanporden, hevig tegen vinius uitvarende, kwam zich inmiddels een gerucht verfpreiden, dat otho in het leger was omgebragt; en kort daarop zag men julius atticus, die met roem onder de lyfwacht diende, in drift met ontbloot zwaard aanlopen, roepende, dat hy cesar's vyand had omgebragt; vervolgens drong hy door de menigte , die in den weg ftond, heen , en toonde aan galba het zwaard, dat mee bloed geverfd was. Deze, hem aanziende, zeide tot hem: „ wie heeft u dit gebo„ den ?" en als de ander daarop ten antwoord gaf, dat hem zulks geboden was door zyne trouw, en door den eed, dien hy gedaan had, riep de menigte hem toe, dat hy wél gedaan had, en klapte in de handen: waarop galba zich in de draagkoets plaatfte en liet wegvoeren, met oogmerk om aan jupiter te offeren , en zich aan de burgery te vertonen. Dan zodra hy op de Markt gekomen was, beje. gen*  van GALBA. 6t gende hem , even als ware de wind gé. draaid, eene geheel andere tyding, dat otho meester was van 't leger. Hierop, zo als het gemecnlyk gaat in zulk eene grote menigte volks , riepen zommigen, dat hy terug moest keeren, anderen, dat hy voort moest gaan ; dezen, dat hy ge. rust, genen, dat hy op zyne hoede moest zyn; terwyl zyne draagkoets, even als een fchrp in iiorm, dan herwaards, dan derwaard geilingerd wierd, en menigmaal dreigde omteflaan. Kort daarop kwam eerst paardevolk, en daarna voetvolk van de Bafilica van p au lus aanfnellen , roepende als uit éénen mond , weg met den man zonder gezach (ï\ Nu ging de menigte arn 't lopen, niet om ieder voor zich een goed heenkomen te zoeken, maar om zich meester te maken van de galleryen en van de hoogte van de Markt, als ware 'er een fchouwfpel te zien. Atilius sercel» lo (a~) gaf als 't ware het teeken tot den uryd, (2) Of, zo ris men in onduitsch zonde zeggen , weg met den privaatman: zo noemde men hem nu, als zynde, nadat otho voor Imperator was uitgeroepen, van alle waardigheid ontzet. (V) Volgens tacitus is de waare nanm Att* iius Fergilio,  & het LEVEN ftryd, door hen ftandbeeld van galba ter neder te werpen, waarop van alle kanten pylen op de draagkoets geworpen werden. Dan daar geen derzelvcn hem trof, viel men van naby met blanke zwaarden op hem aan. Niemand was 'er, die hem befchermde, of liand hield , behaiven één enkel man, zynde dus onder zo vele duizenden de ecnigfle, dien de zon als waardig het Romeinfche gebied befchouwde. Deze was de Hoofdman sempronius densus (£), die voor zich nooit eenige gunst van galba genoten hebbende, alleen uit gehoorfaamheid aan eed en plïgt, zich voor de draagkoets te weer Helde, cn eerst zynen hopmans-ftok, wel. ke diende om den moedwilligen krygsman te ftraffen , omhoog houdende, den aanvalleren op eenen gebiedenden toon toeriep, dat zy hunne handen van den Imperator moesten afhouden. Doch als nu de. zen (è) Ook deze naam is hier in den tekst weder geheel anders gefpeld , en wel zó, dat het naar gociien Romeinfchen naam gelykt, waarom wy met andere vertalers de opgave van tacitus ge* Volgd zyn.  van GALBA. 63 zen op hem zeiven aanvielen, trok hy her zwaard, en verweerde zich eenen gcrui. men tyd, totdat hy in de knieën gehou. wen zynde ter aarde zeeg. De draagkoets by het meir van c u rtius omgeworpen, en galba daaruit geftort zynde, fchoten de moorders toe, en hieuwen naar hem, die geharnascht was; waarop hy hun den ftrot bood, zeggende: toe maar, zo dit ten beste van 't Romeinfche volk kan ftrekken. Hy kreeg dus verfcheidene houwen aan beenen en ar. men ; dan de gene, die hem den ftrot doorhieuw, was, zo als de meesten zeggen , CAMURius, een zoldaat van het vyftiende Legioen: zommigen willen, dat het een terentius, anderen een ar. cadius, eenigen ook, dat het een fa» bius fabulus geweest is, en voegen 'er by, dat deze laatstgenoemde, nadat hy het hoofd had afgehouwen, hetzelve in zyn kleed wegdroeg , dewyl het wegens de kaalheid moeilyk te var.en was; doch als de genen, die by hem waren, niet wil. den, dat hy het verborgen zoude houden, maar dat hy het bewys van zyne dapperheid  Bi het LEVEN heid aan elk zou laten zien, had hy het aan eene piek gedoken, en dus omhoog geheven dat hoofd eens grysaards, die een goed Vorst 4 die Opper-pontifex, die Conful geweest was ; en was daarmede fondgelopen, op de wyze der Bacchanten, zich telkens omdraaiende, en fchuddende de piek, die droop van bloed. Toen nu dit hoofd aan otho gebragt wierd, zegt men, dat hy uitriep: „ dat is „niets, myne fpitsbroeders ! het hoofd „ van piso moet gy my vertonen." Ook dit werd hem kort daarna gebragt; want die jonge Vorst had, na het bekomen van eene wonde, de vlagt genomen, doch was achterhaald door zekeren murcus, en by den tempel van vesta vermoord. Ooit werd vinius ter dood gebragt, fchoori hy verklaarde deelgenoot te zyn van dó zamenzweering tegen galba, en uitriep, dat het tegen de meening van otho was, dat men hem om 't leven bragt. Men hieuw dus hem, gelyk ook laco, het hoofd af, en bragt beiden aan OTriOj verzoekende daarvoor eene beloning. Dan, als archilociius zegt;  van GALBA. €5 „ *T 2yn flechts zeven, die in 't vluchten door „ ons zwaard zyn neêrgeveld: „ Duizend onzer willen echter mede als moorders „ zyn geteld." zo waren 'er ook eene menigte lieden, die, geen deel aan den moord hebbende gehad, hunne handen en zwaarden met bloed verfden, en met vertoon daarvan fmeekfc'hrifren aan otho inleverden om beloningen te erlangen. Als zodanigen werden naderhand honderd en twintig uit de ftaatspap-ieren bekend, welken vitellius allen liet opzoeken en ter dood brengen. Ma'kius celsus kwam ook in 't leger, waar velen met befchuldigingen tegen hem opkwamen, dat hy de zoldaten had aangepord om galba ter hu'lpe te komen, 'en deswegen cischten, dat by gedood zou. de worden. Dit wilde otho wel niet 'toelhan, dan daar by hun ook niet durfde tegenfprekeh, zeide hy, dat hy hem nog zo fchielyk niet wilde ter doöd gebragt hebben, omdat 'ér dingen waren, die hy vooraf van hem moest uitvorfchen; hy liet hem dus binden, en gaf hem in bewaring over aan die genen, waarin hy het meeste vertrouwen ftelde. |ÜU. deel. £ JVeV  66 het LEVEN Weldra werd de Raad byeengeroepen, en even als of het andere menfchen waren , of dat 'er andere Góden gekomen waren, die Raad kwam gereedelyk op, en zwoer getrouwheid aan otho, die zelf den eed van getrouwheid, aan galba gezwooren, verbroken had ; ook gaf men hem de titels van caesar en augustus: en dit alles gefchiedde, terwyl de lyken der vermoorden, zonder hoofden, in Confuls gewaad, op de Markt verachtelyk neergeworpen lagen. Toen men met de hoofden nu verder niet meer wist te doen, verkocht het volk dat van vinius aan deszelfs dochter voor tweeduizend en vyfhonderd drachmen; dat van piso werd aan deszelfs vrouw verania , op hare bede, ter hand gefteld; dat van galba gaf men aan de Haven van patrobius en vitellius (O, die hetzelve eerst op de wreedfte en fmadelykfte wyze behandelden, en vervolgens wegfmeten ter plaatfe, waar de genen, die door de CjESArs veroor. (c) De naam van vitellius koomt noch by tacitus noch by suetonius in dit geval voor, en wordt daarom van xylanqer en dW soul verdacht gehouden.  van GALBA. 67 oordeeld zyn, ter dood gebragt worden, festertium genaamd (^). Het lyk van galba werd door priscus helvidius, met toeftemming van otho, weggenomen, en 's nachts door deszelfs vrygelaten argius begraven. Dus verre het leven van galba, een man, die in afkomst en rykdom voor weinigen der oude Romeinen behoefde onder te doen, en in beiden alle zyne tydgenoten overtrof; die onder vyf Imperators in aanzien en roem had geleefd, zodat hy meer door zynen naam, dan door zyne magt, nero deed vallen. Zyne medezamengezworenen werden deels door niemand waardig geacht om de oppermagt te bekleden, deels oordeelden zy zich zeiven het niet waardig. Maar galba, die voor Imperator werd uitgeroepen, en die roep. ftem gehoorfaamde, en die aan de ftoute onderneming van vindex zynen naam leende, maakte, dat de afval van dezen, Welke een oproer en omkeering van 't be- ftuur 00 Das heette die plaats, omdat zy twee en eene halve myl van de ftad lag buiten de Esqui» lynfche poort, E *  68 het,LEVEN ftuur werd genoemd, als een burger-oorlog befchouwd wierd, toen 'er een man aan 't hoofd kwam, die waardig was het gebied te voeren. Waarom hy ook, beweerende, dat hy niet voor zich het gebied aangreep, maar veelmeer zich zeiven aan het gebied overgaf, zich gezind betoonde om als opperbevelhebber het krygsVolk , dat door tigillinus en nymphidius bedorven was, tot ondergefchikt. heid terug te brengen, even zo als fabricius en camillus hadden gedaan met het Romeinfche krygsvolk van hunnen tyd. En hoe zeer zyn ouderdom hem in den weg was, is hy nogthans, met betrekking tot de wapenen en krygsverrichtingen, een deugdzaam opperbeftuurder geweest, even als die van den ouden tyd. Dan, vermids hy zich te veel overgaf aan eenen vïnius, laco en aan zyne vrygelatenen, die alles voor geld veil hadden, gelykerwys nero zich ook aan onverzadelyke fchepfels had overgegeven, vond men niemand, toen hy dood was, die om het verlies van hem als Imperator treurde, maar wel zeer velen, «ie zyn ongelukkig uiteinde beklaagden. IET  HET LEVEN VAN OTHO. E 3   HET LEVEN van O T HO. J)e nieuwe Imperator begaf zich reeds in den vroegen morgen naar het Kapitool fjz), waar hy offerde, en vervolgens marius celsus by zich liet brengen, welken hy vriendelyk ontving en aanfprak, hem vermanende, dat hy meer moest verge* (a) Deze woorden, welke het leven van otho aan dat van galba aanknopen, en een voortgezet verhaal te kennen geven, toonen genoeg, dat hier een geheel verfchillend plan is van dat, 't welk plutarchus in de Levens der Grieken en Romeinen, onderling vergeleken , gevolgd heeft, en dat de fchryver hier eene achtereen volgënde gefchiedenis van alle de c^esar's levert. Dit fchynt myne gisfing te bevestigen, dat deze levens van eene andere hand zyn. Fr. Vert. E4  72 het LEVEN geten zyne befchuldiging, dan zyne vryfpraak. Deze beantwoordde zulks zonder laagheid , doch niet zonder gevo.1 van dankbaarheid, zeggende dat zyne befchuldiging een overtuigend bewys was van zyn goed gedrag, daar men hem befchuldigd had getrouw te zyn gebleven aan galba, aan wien hy geenerhande ver? pligting had. Dit gedrag van beiden was zeer tot genoegen der omftanders, en werd van het krygsvolk geprezen. De re>. denen, die hy in den Raad voerde, waren geriemd op den toon van burgerlykheid en zachtmoedigheid, en den tyd, die hem van het Confulfchap nog overig was, deelde hy met verginius rufus: ook liet hy allen, die door nero of galba tot Confuls benoemd waren, dien rang behouden. De priesterlyke waardigheid fchonk hy aan dezulken, die uit hoofde van jaren of verworven roem aanfpraak daarop hadden. Aan alle de Raadsheeren, die onder nero gebannen en onder galba terug geroepen waren, gaf hy hunne goederen, voor zo verre die niet verkocht waren en nog gevonden werden, terug. Dit had ten  van O T I I O. 73 gevolge, dat de eerden en voornaamften van den Staat, die in 't eerst gebeefd had. den, even als of niet een mensch, maar eene Furie, of een boze Geest, zich eensklaps meester van het Opperbewind gemaakt had, thans gundiger vooruitzichten begonden te koesteren van een Beduur, 't welk een vriendelyk gelaat toonde. Tevens drekce niets den Romeinen zó zeer tot genoegen en won zó zeer deszelfs genegenheid , als zyn gedrag ten aanzien van tigellinus. Deze werd, wel is waar, reeds heimelyk gedraft door de vrees voor de draf, welke het volk als eene fchuld voor den Staat invorderde, en door de ongeneeslyke kwalen, die hy leed aan het lichaam. Ook werden zyne fnode en verfoeilyke ontuchtigheden met openbare en liederlykc vrouwlieden, naar welken zyne tomeloze drift met een dervend lichaam nog deeds fmachtend haakte , door verdandige lieden befchouwd als de zwaar, de draf voor hem, en zo goed als duizend doden. Met dat alles echter konden do meesten niet duldeu, dat hy het daglicht nog aanfchouwde, nadat hy zo vele en zo E 5 voor-  74 het LEVEN voorname mannen van hetzelve beroofd had. Derhalven zond otho iemand tot hem af naar zyn landgoed by Sinuesfa, waar hy zyn verblyf hield, en fchepen had gereed leggen om daarmede de vlugt te nemen. Eerst zocht hy den afgezondenen met geld omtekopen, dat hy hem liet ontkomen; maar toen dit niet gelukte, gaf hy evenwel gefchenken , doch verzocht hem zo lang te vertoeven tot dat hy zynen baard gefchoren had; en daarop fneed hy zich zelf met het fcheermes de keel af. Nadat c;esar dus aan het volk de rechtmatigfte voldoening had gegeven, toonde hy voor zich zeiven allen byzonderen haat ter zyde te ftellen. En om 't gemeen genoegen te geven, weigerde hy niet voor *t eerst in de fchouwburgen met den naam van nero begroet te worden, noch belette ook , dat de ftandbeelden van nero door zommigen in 't openbaar ten toon wierden gefteld. Ook verhaalt claudius rufus (b~) dat in de opene brieven, die naar O) Lipsius heeft by tacitus Annal. XIII. 20. aangemerkt, dat de naam van dezen fchry-  van OTHO. 75 naar Spanje gingen, waarmede de boden worden afgezonden, de naam (c) van nero by dien van otho gevoegd was ; doch dat hy evenwel, merkende, dat zulks by de voornaamften en meestvermogenden kwalyk wierd opgenomen, dit in 't vervolg heeft nagelaten. Nadat otho zyn beftuur op dezen voet had ingericht, moest hy last lyden van de zoldaten, die hem telkens kwamen waarfchouwen , dat hy op zyne hoede moest zyn tegen de aanzienlyke lieden, en dat hy die van zich moest weeren; 't zy dat zulks voortkwam uit genegenheid, die hen in der daad gevaar voor hem deed vrezen, of dat zy onder dit voorwendfel beroering en corlog zochten te verwekken. Eens, als hy crispinus had uitgezonden om de zeventiende Cohors van Ostia aftehalen, en de. fchryver niet claudius maar cluvius rufus geweest is, en dat, overeenkomftig hiermede pluTarchus uit tacitus verbeterd moet worden. (/) Wy hebben het byvoeglyke Sïiov onvertaald gelaten, oordelende met i.ipsius, bryane en »u soul, dat hetzelve, immers zb als het'er nu Haat, geenen voegfamen zin oplevert.  76 het LEVEN deze zich te midden van den nacht tot die reis gereed maakte, en de wapenen op de wagens laadde, begonden de floutmoedigften alle te roepen, dat crispinus met hetgene hy daar kwam doen niets goeds in den zin had, dat de Raad aanvankelyk pogingen tot eene on wen teling deed, en dat die wapenen niet vóór caesar, maar tegen ces ai in gereedheid gebragt wierden. Daar deze taal op velen indruk maakte, en de gemoederen aan 't gisten bragt, vielen zommigen op de wagens aan, anderen op de twee Hoplieden , die het geweld tegengingen, en bragten dezen met crispinus zei ven om 't leven; allen zich van 't nodige voorzien, en elkander aangemoedigd hebbende om ter hulpe van C/Esar toetefchieten, togen op weg naar Rome. Daar vernomen hebbende, dat 'er tachtig leden van den Raad by c^sar ter maaltyd waren, liepen zy dadelyk naar bet Paleis, zeggende, dstt nu de gelegen, beid fchoon ftond om in eens alle de vy. anden van caesar van kant te helpen. Dit gaf' eene algemeene ontftelcenis door de geheele flad, als wierd dezelve mee eene oogenblikkelyke plondering bedreigd. In  van OTHO. 77 In het Paleis liep men af en aan , en otho zelf was in de uiterfte bedremmeling. Want daar hy voor de leden van den Raad vreesde, was hy de gene, wien zy vreesden, en hy zag, hoe zy fprakeloos en ten uiterlten beangst de oogen op hem gevestigd hielden, hebbende zommigen ook nog hunne vrouwen medegebragt. Hierop zond hy dadelyk Krygsbevelhebbers uit, om met de zoldaten te fpreken en hen neer te zetten, doch brak tevens de maaltyd af, en liet zyne gasten door eene andere deur vertrekken. Naauwlyks hadden zy tyd gehad om te ontkomen, toen het krygsvolk de zaal kwam binnen ftormen, vragende, waar de vyanden van c^sar gebleven waren. Hy daarop van zyn tafelbed opryzende ftelde alle zyne welsprekendheid te werk, om hen tot bedaren te brengen, en had genoeg te doen om hen door fmeeken, ja zelfs door het Horten van tranen, te bewegen om heen te gaan. 's Anderendaags, nadat hy aan allen hoofd voor hoofd eene vereering van twaalfhonderd en vyftig drachmen gegeven had, ging hy by hen in 't leger, en prees hen in 't gemeen wegens de blyken van genegenheid en yver, wel-  78 het LEVEN i welke zy jegens hem betoond hadden; doch zeide tevens, dat zommigen met kwade oogmerken heimelyk zamenfpanden, die zyne goedheid, en de getrouwheid der overigen door hun gedrag lasterden, verzoekende, dat zy in zyn misnoegen hierover mogten deelen, en hem behulpfaam zyn om de zodanigen te ftraffen. Dit werd algemeen goedgekeurd, en op de ftraf der fchuldigen aangedrongen. Echter kipte hy flechts twee daaruit, zynde dezulken, om wier ftraf zich niemand zeer bekreunen zoude, en daarop ging hy weder heen.' Zy, die met hem ingenomen waren, en reeds vertrouwen in hem ftelden, bewonderden deze verandering: doek anderen be» fchouwden zulks als eenen trek van ftaatkunde, die zich naar de tydsomftandigheden febikte, zodat hy het volk vleide wegens het vooruitzicht van eenen oorlog. Er was namelyk reeds de zekere tyding ingekomen, dat vitellius den tytel en het gezach van Imperator had aangenomen, en 'er kwamen onophoudelyk vliegende boden, met een bericht, dat deszelfs magt fteeds groter wierd: dan 'er kwamen ook anderen met tyding, dat de le-  van OTHO. 79 legers in Pannonië, Dalmatië en Myfië met derzei ver Opperbevelhebbers otho hadden verkoren. Spoedig kwamen 'er ook gunftige brieven van mucianus en vespasianus, die beiden, de een in Syrië, de ander in Judéa, eene grote magt byeen hadden. Hierdoor hooggevoelend geworden , fchreef hy aan vitellius eenen brief, waarin hy hem vermaande zich met geene oorlogzuchtige plans optehouden (d\ belovende hem aanzienlyke zommen gclds te zullen geven , benevens eene ftad, waar hy een gemakkelyk en vrolyk leven buiten alle onrust zou kunnen leiden. Deze beantwoordde hem eerst met bedekte fpotterny ; maar daar het vervolgens hooger tusfcben hen begon, fchreven zy elkander van weerskanten fcheldwoorden en onbetamelyke befchimpingen, verwytende de een den anderen, wel niet tegen de waarheid, maar toch op eene dolle en befpottelyke manier de ondeugden, waarmede beiden befmet waren: zo als ongebondenheid, ver. wyfd- (i) Daar de gewone lezing hier niet voldeed, jkwam ons de eenvoudigfte weg voor, met reis«b het woordeken w in den Tekst aantenemen.  8o kit LEVEN wyfdheid, gebrek aan krygskunde, hunnen vorigen behoeftigen ftaat, en de menigte van fchulden, waarin zy zich daardoor geftoken hadden (e); in alle welke opzichten het moeilyk viel te bepalen, wie van beiden daarin den anderen overtrof, 'Er werden ook velerlei voorteekenen en vreemde verfchynfelen verteld, die meestal twy. felacbtig en door geene getuigen bevestigd waren; doch op het Kapitool, waar een beeld der Overwinning op eenen wagen Hond, hadden allen gezien, dat die Overwinning de teugels uit de handen liet vallen, als niet meer in (laat zynde om dezelven te houden; en op het Eiland van den Tiber had men het llandbeeld van cajus caesar, zonder dat 'er eene aardbeving of rukwind had plaats gehad, zich van het Westen naar het Oosten zien keeren. Dit zelfde gaf men voor ook gebeurd te zyn ten tyde , dat vespasianus zich reeds •openlyk van het beuuur van zaken meester maak- O) Mqgelyk is hier In het oorfpronkelyke een -woord uitgevallen; anders zeker moet, zo als du soul wilde, xect worden weggelaten: dit laatifc gevoelen hebben wij in de vertaling gevolgd.  Van OTHO, Bi maakte. Ook werd in 't algemeen het overlopen van den Tiber als een kwaad voorteeken befchouwd: want fchoon he« de tyd van t jaar was, dat de rivieren hec meest gezwollen zyn, was echter de Tiber nooit voorheen zó hoog geweest, noch had zó vele fchade en verwoesting veroorzaakt als thans, daar hy een groot gedeek te van de ftad overftroomde , en wel voornamelyk de Markt, waar het koorni verkocht wordt, waardoor een zware hongersnood in de ftad ontftond, die vele dut gen achtereen duurde. Na dat 'er vervolgens tyding gekomen was , dat cecina en valens, Bevelhebbers in dienst van vitellius, de Al« pen hadden bezet, viel te Rome dolabella, een man van aanzienlyke geboorte , in vermoeden by het krygsvolk vari eene omwenteling in 't hoofd te hebben; Otho zond dezen i 't zy uit vrees voor Hem, of voor iemand anders (ƒ), naar Aqui- (/) Reike betuigt deze plaats niet te vèrftaanj en inderdaad de woorden, zo als die thans in 'i oorfpronkeïyke gelezen worden, en door ons' verteld zyn, fchynen geenen draaglyken ain optele- XIII. deel. F v**  8a hetLEVEN Aqinum (g~)9 bevelende hem goedsmoeds te zyn. Daarop eene opfchryving doende van de aanzienlyke lieden, die hy met zich op den togt wilde nemen, fchreef hy mede op lucius, den broeder van vitellius, zonder hem in aanzien enigzins te vermeerderen of te verminderen. Ook liet hy aan de moeder en de vrouw van vitellius fterke verzekering geven, dat zy niets voor zich te vrezen hadden. Het bevel over de ftad gaf hy aan flavius sabinus, broeder van vespasianus, 't zy dat hy ook dit deed om nero te vereeren, (want van dezen had sabinus dat bevel ontvangen, 't welk galba hem weder had afgenomen) 't zy dat hy aan vespasianus een bewys wilde geven van veren. Onzes beduukens, is de meer ing des fchryvers geweest, dat otho bevreesd was, of dat dolabella, volgens het vermoeden van het krygsvolk , waarlyk oproerige plans in 't hoofd had, of dut deze, fchoon hy dan ook daaraan onfchuldig ware, gevaar liep om, wegens dat vermoeden, door het krygsvolk mishandeld te worden: doch in dat geval moet 'er in het oorfpronkelyke eenige verandering worden gemaakt. Eene ftad in 't koningrijk Napels. F. Fert.  va» OTHO. 83 van zyne genegenheid en trouw, door sabinus te verhoogen. Hy zelf ging niet verder dan tot Brixi. lum, eene ftad van Italië, aan de Po gelegen (//),. en zond zyne krygsbenden af onder bevel van marius celsus, suetonius paulinus, gallus en spurin a , mannen van naam, doch die nogthans niet konden handelen volgens de ontwerpen , vooraf door hun gemaakt, wegens gebrek aan krygstucht en overmoed onder het krygsvolk, 't welk weigerde de beve» len van iemand anders te gehoorfamen, dan van den Imperator, die zy zeiden, dat het bewind van hun had ontvangen. Dan by den vyand was het in dit opzicht ook niet volkomen pluis, zynde ook daar het krygsvolk, in plaats van aan hunne hoofden te gehoorfamen, weerfpannig en oproerig uïc dezelfde oorzaak: dezen echter waren daar-* by bedreven in den oorlog, en niet afkeerig van zwaren arbeid, waaraan zy gewoon' waren, terwyl de anderen, door ledigheid9 en een leven buiten oorlog doorgebragt, ver« Qi) Thans Berfello geheeten, op den Eöidalfken oeyer van de Po. Dezdfdt* F 2  84 hètLEVEN verwyfd geworden, en gewoon den tyd in fchouwburgen en openbare volksvermaken te- flyten, wilden fchynen uit hoogmoed en laatdunkendheid zich aan de pligten eens krygsmans te onttrekken , als zich zeiven daartoe te goed achtende, en niet als waren zy niet in ftaat om dezelven waartenemen. Spurina hen met geweld daartoe willende dwingen, liep byna gevaar van daardoor onder hunne handen zyn leven te verliezen. Geenerhande fmaadredenen en fcheldwoorden werden 'er door hun gefpaard, en zy noemden hem eenen verra. der, die de gunftige gelegenheden van cassAR en deszelfs belangen bedorf. Eenigen zelf kwamen 's nachts dronken by hem in de tent, en eischten verlof om heen te gaan, zeggende, dat zy by ciESAR moesten zyn om hem aanteklagen. Dan voor de omftandigheden en voor spurina werkte ten goeden eene belediging, die ten zelfden tyde aan het krygsvolk by Placentia werd aangedaan. Te weten, de zoldaten van vitellius befpotteden die van otho, welke op de wallen ftonden, hun toeroepende, dat zy goed waren om eene rol op het toneel te fpe-  van OTHO. B| fpelen, eene Pyrrkha te danfen (z), en in de Pythifche en Olympifche fpelen als toekykers te zitten, maar dat zy van oorlogen en veldtogten geen verftand noch ondervinding hadden , en zich veel daarop lieten voorflaan, omdat zy eenen ongevvapenden grysaard, namelyk galba, het hoofd hadden afgeflagen, terwyl zy geenen moed hadden om in eenen veldflag of ge vecht mannen onder de oogen te zien. Door deze fchimpredenen werden zy dermate getroffen en in drift ontftoken, dat zy spurina te voet vielen, en hem baden om zich van hun te bedienen, verklarende, dat geen gevaar, geene moeite hun te groot zoude zyn. Daarop volgde een hevige ftorm op de muuren, waarby velerlei werktuigen werden aangevoerd. Hierin be* (O Eene zoort van dans , welke door gewapende jonge lieden van beiderlei kunne in den Circus te Rome plagt uitgevoerd te worden, zynde af komftig van de Grieken. Dezelve was voornamelyk onder de Keizers in gebruik, en heefr, zich nog, zelfs onder de opvolgers van Conftantinus, onder den veranderden naam van Armatura, ftaande gehouden. Zie valesius ad Atn^ psian. Marcell, L. xiv. C. iu F 3  86" het LEVEN behield het volk van spurina de overhand, zodat zy, den vyand met groot verlies terugflaande, eene der beroemdfte en bloeiendfte fteden van Italië behielden. Voorts waren ook de Veldoverften van otho minder ftug in hunne bejegeningen met de fteden en byzondere perzonen , dan die van vitellius, onder welken byzonder cecina noch behaaglyk van ftem noch van voorkomen wasj makende eene aanllotelyke en vreemde vertoning, wanneer hy met zyn plomp lichaam, op zyn Gallisch gekleed met een' langen broek en lange mouwen, met de Romeinfche vanen en bevelhebbers in gefprek was. Ook liet hy zich altyd vergezellen van zyne vrouw, die omringd van een ruiterbende te paard zat, en prachtig was uitgedoscht. F la* Vius valens, de andere Veldoverfte van vitellius, was een man, die noch door den roof op de vyanden behaald, noch door de diefftalien en afperfingen aan bondgenoten gepleegd, zyne geldzucht had kunnen verzadigen; cn het feheen, dat hy, 'juist daardoor lang op weg zynde, by den eerften flag was achtergebleven. Anderen evenwel geven hiervan de fchuld aan ce- cï-  van OTHO. 8/ cina, die zich haastende om, vóór de aankomst van va lens, de overwinning voor zich te behalen, behalven andere mindere fouten, ook dezen beging , dat hy ten onrechten tyde , en dan nog niet recht dapper, flag leverde, en daardoor de zaken van zyne party genoegfaam geheel bedorf. Toen namelyk cecina, voor Placentia het hoofd gefloten hebbende, vervolgens eenen aanval op Cremona , eene andere ryke en groote ftad, had begonnen, was annius gallus de eerfte, die naar Pla. centia ter hulpe van spurina fhellende, als hy op weg vernam, dat de inwoners van Placentia de overhand behouden hadden , doch dat nu die van Cremona gevaar liepen, met zyn leger derwaards trok, en zich in de nabyheid van den vyand neder* floeg: vervolgens kwamen ook de overi. gen, de een na den anderen, den veldheer ter hulp. Cecina, die het grootfte gedeelte van zyn voetvolk in bedekte en boschachtige plaatfen gelegd had, liet zyne ruitery aanrukken, en gaf dezelve in last om, wanneer de vyanden zich met hen in gevecht begaven, langfamerhand aftedeinF 4 zea  88 het LEVEN zen en de vlugt te nemen, tot dat hunne yervolgers in de hinderlage geraakt waren. Dit was door overlopers aan celsus kond gedaan, die wel met zyne wakkere ruitery tegen hen optrok, doch in het vervolgen van hun zorgvuldig . op zyne hoede was, en om de hinderlage heen trekkende dezelve opjaagde, en toen het voetvolk uit de legerplaats opriep, Waarfchynlyk hadden dezen , zo zy in tyds waren opgekomen, geenen man van den vyand overgelaten, en de ruitery volgende het gehele leger van cecina in de pan gehakt. Maar by deze gelegenheid befchuldigt men paulinus, dat hy te laat en te flaauw ter hulpe komende, door te groote voorzichtigheid niet beantwoordde aan den roem, dien hy als veldoverlle be. haald had. Zelfs befchuldigden velen van het krygsvolk hem van verraad, en hitften otho tegen hem op, roemende, dat zy overwinnaars geweest waren, maar dat de lafhartigheid hunner hoofden hen belet had de overwinning te voltooien. Doch otho fiam meer den fchyn aan van hun niet te Svantrouwen, dan hy inderdaad op hun verr «rouwde, en zond derhalven naar het Ie- ger  van OTHO. 89 ger zynen broeder titianus, met pro. culus Overfte van de lyfwacht, welke laatfte inderdaad het gehele bewind in han. den had, terwyl titianus flechts eene blote vertoning daarvan, maakte. Voorts voerden celsus en paclinus den naam van raadslieden en vrienden, doch hadden in 't beduur van zaken generhande gezach of invloed. Aan de zyde der vyanden heerschte geene mindere verwarring, vooral onder het krygsvolk van valess; want toen dezen bericht hadden ontvangen van 't gevecht, dat by de hinderlaag was voorgevallen, waren zy ten hoogften gebelgd, dat zy daar niet by geweest waren, ter onderfteuning dier brave lieden, die in zo groten getale daar gefneuveld waren. Hy had moeite genoeg om hen tot reden te brengen, en door bidden en fmeken eenen werkelyken aanval op zynen perzoon afteweeren, waarna hy liet opbreken, en zich by cecina ging voegen. Als nu otho te Bedriacum, zynde eene kleine flad in de nabyheid van Cremona, gekomen was, hield hy eenen krygsraad om te overleggen, of men flag zoude leveren. Proculus en titianus waren F 5 van  9 o het LEVEN van oordeel, dat men, uit hoofde van de goede gezindheid van het krygsvolk, en van de nieuvvlings behaalde overwinning, den flag moest wagen, en niet door ftilzitten de drift laten verflaauwen, of wachten, tot dat vitellius zelf uit Galliën overkwam. Paulinus daarentegen merkte aan, dat de vyanden reeds alle hunne magt tot het gevecht byeen, en aan niets gebrek hadden, daar otho, by hetgene hy werkelyk had, eene nog aanzienlyker magt verwachtte uit Myflë en Pannonië, mids hy maar zynen tyd wilde verbeiden, en den vyand geene gelegenheid geven om zynen kans waartencmen ; dat het toch niet te denken was, dat zyn volk, 't welk mi met eene kleiner magt zich zo moedig betoonde, flaauwmoediger zoude worden, wanneer zy met een groter getal ftryders verfterkt wierden, maar veel eer, dat zy dan met zo veel te meerder moed zouden itryden; en dat, behalven dien, het uitftel altyd ten voordele was van hunne party, die overvloed van levensmiddelen had, daar de tegenparty zich op een vyandelyk grondgebied bevindende, by verloop van tyd gebrek aan het nodige moest krygen. Het /  van OTHO. 91 Het gevoelen van paulinus werd onderfteund door marius cel sus. Annius gallus was hierby niet tegenwoordig, zynde van 't paard gevallen en onder handen van den geneesmeester, doch fchriftelyk door otho geraadpleegd zynde, ried hy, geenen Ipoed te maken, maar de verfterking uit Myfië, die reeds op weg was, aftewachten. Dan dit gevoelen werd niet gevolgd, en dat van de anderen, die 'er op aandrongen om flag te leveren, kreeg de overhand. Verfchillende zyn de beweegredenen , welke men hiervan vindt opgegeven; doch dit blykt genoeg, dat het krygsvolk, 't welk de lyfwacht uitmaakte, zich thans onder eene eigenlyke krygstucht gebragt ziende, en verlangende naar het ftadsleven en de vermaken der fchouwfpelen en volksbyeenkomften, niet te weerhouden was van de drift tot vechten, zich vóórhellende, dat zy met éénen aanval den vyand ganfchelyk verdaan zouden. Ook fchynt het, dat otho het in dien ftaat van onzekerheid niet langer kon uithouden, en uit ongewoonte en llapheid geen moeds genoeg had  pa ket LEVEN had om bedaard zynen gevaarlyken toe» Hand te overdenken, zodat hy, even als iemand die zich met bedekten hoofde van eene fteilte nederftort, in der haast alles aan het blind geval overgaf. Zodanig is de opgave van den Redenaar secundus, die Geheimfchryver was by otho. Anderen verhalen , dat de beide legers meermalen op het punt Honden om eene gemeene zaak te maken, en , volgens onderlinge overeenkomst, uit hunne tegenwoordige legerhoofden den besten tot Imparator te kiezen , of anders den Raad byeen te roepen, en aan dezen de keuze overtelaten. Het fcbynt ook niet vreemd, dat, daar de beide benoemde Imperators geene voorwerpen van achting waren, by brave , geoefende en verHandige krygslieden deze bedenkingen opkwamen, dat het eene ha. telyke en verfchrikkelyke zaak zoude zyn, hetzelfde, 't geen voorheen, eerst ten gevalle van sulla en marius, en naderhand van c^sar en pompejus, burgers tegen burgers gedaan en van elkander geleden hadden , nu weder te ondergaan, om de opperheerfchappy te bezorgen of aan  van O T H Oi 93 aan eenen v i t e l l i u s * ter voldoening van zyne vraat- en zwelgzucht, of aan eenen otho, ter voldoening van zyne weelde en brooddronkenheid. Deze bedenkingen noopten cel sus ora uitftel te zoeken, daar hy hoopte op eenen uitflag van za* ken, zonder moeilykheden en bloedvergieten ; doch dezelfde bedenkingen deeden otho, uit vrees, haast maken om tot den flag te komen. Deze begaf zich nu weder naar Brixi. lum; waarmede hy eene dubbele fout beging , vooreerst , omdat hy dus aan zyn krygsvolk in den ftryd de fchaamte en eerzucht benam, die zyne tegenwoordigheid hun zoude hebben ingeboezemd, en ten anderen , omdat hy tot zyne lyfwacht me* denam het kloekfte en bestgezinde gedeelte van zyne ruitery en van zyn voetvolk, en daardoor een deel van zyne magt van het overige lichaam affneed. In dezen zelfden tyd viel 'er een gevecht voor aan de rivier de Po, by gelegenheid dat cecina eene brug daarover liet flaan, 't welk die vatl otho met geweld poogden te beletten. Dan ziende, dat zy hiermede niet vorderden #  94 het LEVEN den, zetceden zy fakkels in de fchilden (T), die mee zwavel en pek gevuld waren , welke vervolgens door den wind voor Aroom af op den vyand werden aan. gedreven. Toen nu eerst een rook, envervolgens eene hevige vlam hieruit oprees, werden de vyanden ontfteld, fprongen in de rivier, keerden de fchepen om, en gaven zich in de handen van hunne te. genparty, die hartelyk hierom lachte. De Germanen , handgemeen geworden zynde met de zwaardvechters van otho op kleine eilandjes in de rivier, verfloegen dezen, en bragten een aantal van dezelven om hals. De zoldaten van otho, die te Bedriaeum Jagen, werden door dit voorval gaan. de gemaakt, en driftig om te »echte»ï wes- ^ O) Wy verftaan hier, met reiske, door fe*A« fchilden, en hebben geene zwarigheid gemaakt om het woord dus te vertalen, vermids het Ia dien zelfden zin ook voorkomt by xenopu Ilist. gr. L. ii. C. 4. §. 16. waar het door morus mede aldus vertaald wordt. Verandering van Iezing is hier dus onnodig, en de gisfing van dv soul, dat hier v>*ï» gelezen moest worden, fehynt ons geheel onaahnemelyk.  van OTHO. 95 weshalven proculus met hun uittrok j en vyftig ftadien van de ftad zich legerde, gaande hierin zó dom en belachelyk te werk, dat, daar het thans Lente was, en de gehele omliggende Jandflreek een aantal rivieren en nimmer uitdrogende bronnen had, hy eene plaats koos, waar hy gebrek aan water had. Als hy nu den volgenden dag wilde voortrukken tegen dert vyand, die nog honderd ftadien van hun af was,» verzettede p au li nus zich daartegen, van oordeel zynde, dat men moest wachten, en zich niet te voren afmatten, en zó dadelyk van de marsch flag leveren aan eenen vyand, die tyd had gehad om op zyn gemak de wapenen aantegorden en zich in postuur te ftellen, inmiddels dat zy eenen zó langen weg moesten afleggen, met een gevolg van lastvee en legerknechten bezwaard. Terwyl dus de hoofden in dit ftuk verdeeld waren, kwam 'er van otho een Numidifche ruiter (/), met (7) De Numidiers zyn, uit vele plaatfen der ouden, bekend als bekwame paardryders, die zelfs Zonder toom de grootlb handigheid in die kunst betoonden. Men kan hierover naricht vinden by Dl  06" het LEVEN met brieven, waarin bevolen werd niet langer te wachten en uitteftellen, maar terltond op den vyand aanterukken. Men brak dus op, en ging op marsen. Cecina hoorende, dat zy in aantogt waren, werd ontfteld, verliet haastig zyn gemaakt werk en de rivier, en kwam terug in de leger» plaats. Hier ftond het grootfte gedeelte reeds onder de wapenen, en ontving het krygswoord van valens; waarop de keur der ruitery vooruit werd gezonden ^ terwyl de legioenen zich in flagorde fchaarden. Maar, ziet, onder de voorfte gelederen van otho ontftaat 'er, mer? weet niet hoe.; een gerucht en eene opvatting, dat het volk van vitellius tot hunne party was overgegaan. Zodra zy dus elkander genaderd waren, fpraken zy dezen vriendelyk aan, en begroeteden hen met den naam van fpitsbroeders. Dan dezen beantwoord* den de la cèrda ad firg Aen, L. iv. vs. 41 en. by lipsius de milit. Kom. L. m. dial. 8. Geen wonder dus, da: de Romeinen, nadat zy meesters van Atrica geworden waren, zich van dez'elven in hunne oorlogen bedienden, byzonder ook,' zo als hier, om fpoedig brieven met bevelen of berichten overtebrengen.  van OTHO. 97 den die groete geenzins mee wederkeerige vriendelykheid , maar integendeel mee woede en gefchreeuw, 't welk hen, die zoo vriendelyk gegroet hadden, kleinmoedig maakte, en by de overigen een vermoeden verwekte, dat die vriendelyke groeters verraders waren. Dit bragt hen al ten eerften in de war, van 't oogenblik, dat zy met den vyand reeds handgemeen waren geworden , en vervolgens ging ook alles zonder orde toe; want het kstvee zich vermengende onder het ftrydende krygsvolk veroorzaakte daar grote verwarring; daarby kwam, dat zy zich verdeelen moesten uit hoofde van de gefteldheid der plaats, die overal grachten en kuilen had, om welke te verniyden zy daarom heem trekkende genoodzaakt waren onordelyk en by gedeelten den vyand het hoofd te bieden. Alleen twee legioenen, het eene van vitellius, zynde bygenaamd het Ro< vende, het andere van otho, bygenaamd het Helpende, uit die belemmering zich gered, en een vlak en openveld ingenomen hebbende, konden phalangswyze aanvallen, en ftreden eenen geruimen tyd, zoo als het behoorde. Het volk van otho XIII. deel. G was  9S hetLEVEN kloek en dapper, maar had tot hiertoe geene ondervinding van oorlog en gevechten > daar integendeel de zoldaten van v itellius wel dikwyls in den flag waren geweest, doch tevens al oud en verzwakt waren. Otho's volk dus, met kracht op dezen aanvallende, floeg dezelven op de vlugt, nam hun den Adelaar af, en deed genoegfaam allen, die in de voorfte gele» deren waren, fneuvelen. Dan de anderen , door fchaamte en woede aangezet, vielen mede hevig aan, doodden orphidius, den Overften van het Legioen, en namen verfcheidene vaandelen weg. Tegen de zwaardvechters, die den naam hadden van grote bedrevenheid en moed in 't gevecht te hebben, voerde alphenus va rus de Bataaffche benden aan; zynde een volk, 't welk een eiland, door den Rhyn omgeven, bewoont, en beroemd als de beste ruiters onder de Germanen. Slechts weinige zwaardvechters hielden tegen hun vol, de meesten namen de vlugt naar de ïivier, en vervielen onder handen van eeni. ge vyandelyke benden, die daar in flag*)rde ftonden, en zich dapper te weer ftel- lea-  van OTHO. 99 lende hen allen in de pan hakten (m). Het fchandelykst van allen gedroegen zich de zoldaten van de lyfwacht i die zelfs deti vyand niet afwachteden om hem het hoofd te bieden, maar midden door de genen, die nog in 't ftryden waren, heen vlugteden , en daardoor ook onder dezen de fchrik fm~) Tacitus heef: aangemerk:, dat da zwaardvechters min ftandvastigen moed in den ftryd bezitten , dan de krygslieden. Sed tieque ea conflantia gladiatoribus ad praelia , quae militibus. Doch wy hebben reeds eene oude oordeelsvelling aangaande de zwaardvechters ; namelyk van plato , die in zyne zamenfpraak; over de dapperheid, getiteld lAches, duidelyk aantoont het gebrek aan moed en de nutteloosheid Van dat flag van lieden in den oorlog, waarin zy zich nimmer wel gekweten hebben. Hy voegt laches , Veldheer der Athenienzers, aldus fprekende in : „ ik heb eene menigte van die zwaard„ vechters gezien in gevallen, waarin het vry heet „ toeging; ik weet wat men aan hun heeft, ik ken „ dezelven volkomen, en hieruit laat zich gemak„ kelyk opmaken, wat men van hun te denken „ hebbe. Het fchynt, dat de Voorzienigheid met „ voordacht heeft toegelaten, dat geen van die He„ den ooit den minften roem in den oorlog be. „ haalden." Fr. Vert. G a  100 het LEVEN fchrik en de verwarring bragten. Vele anderen echter van otho's benden verfloe. gen hunne tegenparty, en baanden zich met geweld midden door den overwinnenden vyand eenen weg naar de legerplaats, -waar zy dus ontkwamen. Van de Bevelhebbers durfden procijlus en paulinus hen derwaards niet volgen, maar floegen eenen anderen weg in, iiit vrees voor het krygsvolk, 't welk reeds de fchuld op de hoofden wierp. Annius gallus nam in de ftad Bedriacum op die genen, die zich uit het gevecht byeenverzameld hadden, en troostede hen met te zeggen, dat 'er met gelyk geluk geftreden was, en dat de hunnen aan verfcheidene kanten de overwinning behaald hadden. Maar marius celsus de Hoofden byeengeroepen hebbende, zeide, dat men voor het algemeen belang moest zorgen, want dat in dezen noodlottigen toeftand, en na het verlies van zoo vele burgers , otho zelf, indien hy een braaf man was, niet andermaal eenen hachelyken kans zou willen wagen, daar cato en scipio door hunne ftyfhoofdigheid, om sa de Pharfalifche overwinning voor caesar  van OTHO. SAR niet te willen bukken, oorzaak ge. weest waren, dat een aantal brave lieden in Afrika buiten noodzaak het leven gelaten hadden, fchoon ftrydende voor de vrybeid van Rome: dat toch de Fortuin, fchoon: zich voor het overige jegens allen gelyk betonende, dit eene aan brave lieden niet kon ontnemen, dat zy, na het lyden van eenen rampfpoed, wys wierden voor het toekomende. Deze woorden von» den ingang by de legerhoofden; en toen men vervolgens, de zoldaten ondertast hebbende, bevond, dat allen vrede begeerden, en titianus ried, dat men afgevaardigden zond om te onderhandelen, befloten celsus en gallus heen te gaan om met cecina en va lens te fpreken. Onderweg ontmoeteden zy eenige Hoplie. den van den vyand, welke te kennen gaven, dat wel hun leger reeds in aantogt was naar Bcdriacum, doch dat zy door de Opperbevelhebbers waren afgezonden om te onderhandelen. Celsus en gallus hierop verklarende, dat hun zulks aangenaam was, verzochten hen terugtekceren, en met hun naar cecina te gaan. In 's vyands nabyheid gekomen zynde, geG 3 raak-  ioi het LEVEN raakte cel sus in levensgevaar. Het geval wilde, dat de ruiters, die in 't gevecht by de hinderlage geflagen waren, in de voorhoede waren. Dezen, zodra zy cel sus zagen naderen , vielen dadelyk met groot getier op hem aan. Dan de Hoplieden fprongen toe, om hem te be. fchermen; terwyl ook de overige Bevel, hebbers het volk toeriepen, dat men hem geen leed moest doen. Cecina zelf, dit hoorende, kwam mede ylings toefchieten, bragt de onftuimige ruiters ras tot bedaren, en nadat hy cel sus vriendelyk verwelkoomd had, ging men gezamenlyk naar Bedriacum. Dan middelerwyl had titianus berouw gekregen van gezanten gezonden te hebben, en had de Itoutmoedigften van zyn krygsvolk weder op de wallen doen komen, en de overigen vermaand om tegenweer te gebruiken. Doch als cecina kwam aangereden, en hun de hand toe. ftak, wilde geen van allen tegenfiand bie. deu: in tegendeel verwelkoomden zy gedeeltelyk van de wallen het aankomende krygsvolk, terwyl een ander gedeelte de poorten opende, naar buiten liep, en zich QS-  van OTHO. 103 onder de aankomenden vermengde. Niemand deed den ander eenig leed, maar van weerskanten bejegende men elkander vredelievend, en gaf de hand van vriend, fchap. Allen deden den eed van getrouwheid aan vitellius, en gingen in zynen dienst over. Op deze wyze verhalen de meesten van hun, die het gevecht zeiven hebben bygewoond, dat zich de zaken daar hebben toegedragen, terwyl zy tevens echter bekennen alle by zon derheden niet naauwkeurig te weten, ter oorzake van de wanorde, die 'er plaats had, en de ongelykheid van den grond, waar het gevecht voorviel. Doch toen ik naderhand over dat flagveld trok, heeft metrius florus , OudConftil, behoorende tot die genen, die, niet uit verkiezing, maar gedwongen, zich by de party van otho bevonden hadden O), terwyl hy my op eenen ouden tempel wees, my verhaald, dat hy na het gevecht by dien tempel komende eenen fla- (») Wy hebben deze plaats vertaald naar de lezing door reiskb aangenomen, die ons voorkwam hier de ware te zyn. G 4  ïo4 het LEVEN ftapel van lyken had gezien, zoo groor, dat men op het dak ftaande dezelven kon* bereiken : hy voegde 'er by, dat hy de oorzaak daarvan niet had kunnen gisfen, noch ook dezelve vananderen te weten ko, men; want offchoon het natuurlyk was, dat in burgeroorlogen, wanneer de eene party geflagen wordt, 'er meer «euvelen dan anders, door dat 'er geene krygsgevangenen gemaakt worden, verraids de gene, die dezelven krygt, daarvan geen gebruik kan maken, was het echter niet te verklaren, hoe alle die Jyken, tot zulk eene hoogte opeengeftapeld, daar gekomen waren. De eerde tyding, welke otho wegens het voorgevallene kreeg, was, zo als gewoonlyk,twvfelachtig: dan, toen verfcbeidenen , die gewond waren , uit den flag aankwamen met verzekering daarvan, behoeft men zich niet zoo zeer te verwonderen, dat zyne vrienden hun best deden om hem van wanhoop tërugtehoüden, en hem vermaanden moed te houden; doch hetgeen alle geloof te boven gaat, is de op. rechte genegenheid, welke zyne zoldaten hem betoonden, en die ZQ0 groot was, dat  van OTHO. 105 niet alleen niemand hem verliet en tot den overwinnaar overliep, maar dat men zelfs niemand zag, die zyn eigen leven zocht te redden, toen hun Opperhoofd reeds alle hoop had opgegeven. Zy verzamelden zich allen voor de deur, noemden hem hunnen Imperator (0), grepen hem jammerende eu fmeekende by de hand, vielen neder voor zyne voeten, fchreiden , en bad ;n hem, dat hy hen niet mogt verlaten, en overleveren aan de vyanden , maar gebruik maken van hunnen moed en van hunne krachten, zoo lang 'er eenige adem in hun zoude zyn. Zoodanig was de algemeene fmeekftem van allen; doch één uit de ge» meene zoldaten , zyn zwaard opgeheven hebbende, zeide: „ c«sar, gy kunt ver. „ zekerd zyn, dat allen hun leven voor u „ over hebben, even als ik;" en doorfok daarop zich zeiven. Dan niets van dat alles was in ftaat om otho tot andere ge- (#) 't gene hier in het oorfpro'ike'yk.' volgt: zat f/nvi]o i^nxctia., is zeker'yk eene b dorven lezing, waarom wy die woorden liever o -er nald N wiiden laten, dan de al te gewaagde gisfingen van, py soul of reiske overtenemen. G 5  ïc6 het LEVEN gedachten te brengen, Met een vrolyk en bedaard wezen naar alle kanten rondziende , zeide hy : „ Myne fpitsbroeders! ik „ achte dezen dag gelukkiger dan dien, „ waarop gy my Imperator hebt gemaakt, „ daar ik u dusdanig gezind zie , en ik „ zoo grote waarde in uwe oogen heb. „ Dan berooft my toch niet van 't gene „ my nog meerder waarde moet geven, „ dat ik voor zulke brave burgers edel,, moedig den dood ondergaa. Ben ik in« „ derdaad waardig geweest het Romein' „ fche gebied te bezitten , dan moet ik „ myn leven voor het vaderland niet fpa„ ren. Ik weet wel, dat de overwinning „ der vyanden niet volkomen noch zeker „ is: wy hebben tyding, dat onze krygs,, magt, die uit Myfië komt, flechts wei. ,, nige dagreizen meer vanhier is ; Afia, „ Syrië en Egypte komen de Adiïadfche „ zee afzakken; de legers, die in Judéa „ oorlogen, houden het met ons; de Raad „ is op onze hand, en wy hebben de kin„ deren en vrouwen der vyanden tot on» „ derpanden in onze magt. Maar de oor„ log, dien wy om het meesterfchap van „ Italië voeren, is geen oorlog met han- « Ni-  van OTHO. 10? „ nibal, of met pyrrhus, of met de ,, Cimbren, maar Romeinen tegen Romei„ nen oorlogende, maken wy beiden, zoo „ die overwinnen , als die overwonnen „ worden, ons fchuldig aan onrechtvaar„ digheid tegen ons vaderland; want wat „ hier goed is voor den overwinnaar, is „ voor het vaderland verderflyk. Gelooft „ myne herhaalde verzekering, dat ik met „ groter roem kan derven, dan ik zou kun* „ nen regeeren. Ik zie toch niet, hoe ik „ door de overwinning zulk eenen groten „ dienst aan de Romeinen zou kunnen „ doen, als ik doen zal door my opteof„ feren voor den vrede en de eensgezïnd„ heid, en door voortekomen, dat Italië „ ooit weder eenen tyd als dezen beleve." Nadat hy deze aanfpraak gedaan , en Zich tegen alle pogingen der genen, die hem van zyn voornemen zochten aftetrekken en eenen riem onder het hart te de» ken, ftandvastig verzet had, beval hy zynen vrienden, en zoo velen uit den Raad als daar tegenwoordig waren , heen te gaan, en deed den afwezigen zulks by brieven te verdaan geven, zendende tevens aan de deden fchriftelyke bevelen, om hen overeen-  108 het LEVEN eenkomflïg hunnen rang te behandelen, en voor hunne veiligheid te zorgen. Daarop liet hy zynen neef coccejüs (ƒ>), die nog zeer jong was, by zich komen , vermaande, hem welgemoed te zyn, en niet te vrezen, dat vitellius hem kwaad zou doen, daar deszelfs moeder, vrouw en kinderen door hem in 't leven gefpaard, en als de zynen behandeld waren: zynde dit ook de rede, zoo als hy zeide, waarom hy hem, coccejus, niet voor zoon aangenomen, maar dit fteeds uitgefteld had; dat hy moest bedenken, dat zulks daarom was uitgefteld, opdat hy, wanneer caesar. overwinnaar was, dan met hem in het ryksbeftu.ur kon deelen, zonder dat hy, in het tegenovergeftelde geval, behoefde tq deelen in deszelfs ongeluk. „ Het katfte, „ dat ik u, myn zoon, te bevelen heb, zei„ de hy, is dit, dat gy niet geheel moet „ vergeten, doch ook niet te veel daaraan moet O) By tacitus en suetonius koomt deze voor onder den naam van coccejanus, zynde naderhand , omdat hy den verjaardag van zynen Oom gevierd had, op last van domitianüs gedood. Zie sueton. in Domit. c. 10,  van OTHO. - ic$ „ moet denken , dat gy cssar tot „ uwen Oom hebt gehad." Kort, nadat dit toneel was afgelopen, hoorde hy gedruisch en getier aan de deur, veroorzaakt door dat de zoldaten de leden van den Raad, die heen wilden gaan, dreigden te vermoorden, zo zy niet bleven, en den Imperator in den nood wilden gaan verlaten. Hy dus, vrezende voor het leven van deze lieden, ging andermaal naar buiten, en zich vertonende niet in de houding van iemand, die met fmeken en met zachtheid hen poogde te bewegen , maar met een gelaat, waarop gramfchap en bedreiging gefchilderd fton. den tegen de genen die zich het meest roerden , bragt hy te wege, dat zy bevreesd geworden en zwigtende aftrokken. De avond inmiddels gevallen zynde, kreeg hy dorst, en na eene teug waters genomen te hebben, nam hy vry lang de proef met twee zwaarden, die hy by zich had, welk van beiden het fcherpst ware , gaf vervolgens het eene over, en nam het andere onder zynen arm. Vervolgens troostte hy zyne bedienden, en verdeelde, ten blyke van genegenheid, zyn geld onder hen,  iio het LEVEN gevende den eenen meer, den ander minder, niet als of hy met eens anders goed kwistig omging, maar zorgvuldig acht ge. vende om hetzelve naar ieders verdiende en met mate te verdeelen. Nadat hy dezen had laten gaan, fliep hy het overige van den nacht zoo gerust, dat zyne kamerdienaars duidelyk hoorden , dat hy diep in flaap was. 's Morgens vroeg, riep hy den vrygelatenen , welken hy gebruikt had om de leden van den Raad te redden, en beval denzelven te vernemen, hoe het daarmede gefteld was. Toen hy nu bericht ontving, dat elk hunner bekomen had , 't geen hy nodig had , zeide hy: „ gaa gy ,, dan nu heen , en vertoon u aan het krygsvolk, zo gy niet wredelyk onder hunne handen wilt omkomen, als heb„ bende my geholpen om my zei ven van 5, kanr te helpen." De vrygelaten weggegaan zynde, zettede by het zwaard met de punt naar boven op den grond, en hetzelve met beide handen vasthoudende, viel hy 'er van boven neder in , zonder eenig ander teeken van fmert, dan eenen enkelen zucht te geven, welke door de genen, die buiten het vertrek waren,  van OTHO. üi gehoord werd. Zyne bedienden hieven daarop een luid gefchreeuw aan,-en dade. lyk verfpreidde zich het geklag door het leger en de ftad. Het krygsvolk kwam met groot getier naar de deur gelopen , kermende en klagende, en zich zeiven befchuldigende, dat zy hunnen Imparator niet beter bewaard, en hem belet hadden zyn leven voor hun opteofferen. Niemand verliet zyn lyk om voor eigen lyfsbehoud te zorgen , fchoon de vyand vast naderde, maar zy bezorgden hetzelve, richteden eenen houtftapel op, droegen ge. wapend het lyk derwaards, en maakten het zich om ftryd tot eene eer om onder de lykbaar te gaan, en het lykbed te dragen. Van de overigen wierpen zommigen zich op het lyk en kuschten de wonde, anderen vatteden hetzelve by de handen, of wierpen het van verre kuschhanden coe. 'Er waren 'er ook, die, na de fakkels in den houtftapel geftoken te hebben, zich zeiven het leven benamen, zonder dat zy, zo veel men wist, of eenige weldaad van den overledenen genoten hadden, of vreesden voor het kwaad, 't welk hun des-  ïi» het LEVEN deswegen van den overwinnaar kon overkomen: veel eer moet men zeggen, dat geen Opperheer of Koning immer'zulk eene geweldige en dolle drift om te heerfchen bezeten heeft, als deze zoldaten be. zielde om onder otho te ftaan en hem te gehoorzamen; eene drift, die hen zelfs na zynen dood niet verliet, maar fteeds bybleef, zodat zy eenen ofiverzoenlyken haat tegen vitellius bleven voeden. Dan hiervan zullen wy ter gelegene plaat, fe nader fpreken. Nadat zy het overfchot van otho begraven hadden, richteden zy hem een grafteeken op, dat noch door zyne grootte, noch door een brommend opfchrift in de oogen ftak. Altans ik zelf heb, toen ik te Brixiium was, een grafteeken van matige hoogte gezien, met dit opfchrift; „ ter nagedachtenis van mar- „ cus otho." Hy was zevenendertig jaren oud, toen hy ffierf, en had drie maanden geregeerd. Heeft zyn leven ftrenge berispers gevonden, zyn dood heeft niet weiniger noch Hechter lofredenaars  van OTHO. 113 raars gehad: want daar zyn levensgedrag niet beter dan.dat van nero was geweest, was zyn .dood des te edeler. Toen pol. li o, een der krygsoverften, van de zoldaten vergde dat zy dadclyk den eed van getrouwheid aan vitellius deeden, verzetteden zy zich hier tegen, en vernomen hebbende, dat nog eenigen van de Raden waren achter gebleven, lieten zy de overigen ongemoeid, doch bragten verginius rufus in groote ongelegenheid, daar zy gewapend naar zyn huis liepen, hem aanzoekende en willende dwingen om het opperbewind te aanvaarden, of hun voorfpraak te zyn. Dan deze begreep, dat het dolheid ware het Opperbewind te ontvangen van hun die overwounen, daar hy het te voren, toen zy overwinnaars waren , geweigerd had van hun aantenemen, en als voorfpraak voor hun te gaan naar de Germaanfche krygsbenden , die zich verbeeldden door hem tot vele dingen tegen hunnen zin gedwongen re zyn, achtede hy gevaarlyk, waarom hy zich heime. lyk door eene achterdeur wegpakte. ZoXIII. deel. II dra  H4 het LEVEN van OTHO. dra de zoldaten dit vernomen hadden , waren zy gereed om den eed aan vitellius te doen, en vergiffenis wegens hun vorig gedrag bekomen hebbende, voegden zy zich by het volk van cecina. NB. Ver.  NB. Volgens bet Berigt van d?n Üitgev-r ï geplaatst voor het Ddrde Deel dezes Werks, beeft hy, om aldaar opgegeven reden , in dat Deel — gelyk ook in eenige volgende, ieder afzonderlyk Leven onder afzonderlyke Signaturen en met nieuwe Bladz. doen drukken. — Om dat men dit, by de aanhalingen, in het oog moet houden, zyn de aanwyzingen in dezen Bladwyzer, b. v. van het Derde Deel, de nieuwe daarin voorkomende Bladzyden dus aangeteekend: III. $ b 3 c 3 en dus ook in de andere Deelen. ALPHABETISCHE LYST DER DOORLUCHTIGE GRIEKEN EN ROMEINEN, WIER LEVENS IN DIT WERK BESCHREVEN WORDEN. ^Emilius. (paul1;s) agis. x. 223. b. IV. 119. alcibiades. III. 3. C. agesh.aus. VIII. 171. alexander. IX. 5; H a a»  n6 ALPHABETISHE LYST. antonius. XI. 3. C ar at us. XII. 97. C. ARISTIDE5. V. 3. artaxerxes. XII. 3. C. brutu?. (m.) XIL 3. b. c/esar. CC.J.) IX. 5.^. camillus. II. 326. cato. 0ti P.) V. IJl. .- ■ de Jonge. X. 12. cicero. XI. 3. b. 'Clwon. VII. 14. cleomenês.X. 277. h. coriolanus. 3. d. 'crassus. (mO VII. 3. d. deme trius. XI. 151. b. demosthenès.XI, io. dion. XII. 3. eumenes. VIII. 79. fabius maximus. III. 4. b. flamininu'CT.quinc- tiüs) V. 4. b. galba. XIII. 3. cracchus (tiberius) < X.30. GRACCHUS. (cajus} X.54- lucullus. VII. i03. lycurgus. I. 299. LYSANDER. Vb 344. MARCELLUS.CM.C.) IV. 371. MARIUS. CC.) VL 165. NICIAS. VII. 269. KCMA POMPILIUS I.425. OTHO. XIII. 71. PELOPIDAS. IV.'235. PERICLES. III. lü. PHILOPOEMEN. V.232. PIIOCION. X. 5. POMPEJUS. VIII. 4. b. POPLICOLA. II. I36. ROMULUS. I. 365. SERTORIUS. VIII. 6. SOLON. II. 3. SULLA. VL 5. b. . THEMiSTOCLES. II. 20$. TIIESEUS. I. 59. TIMOLEON. IV. 3. BLAD.  B L A D ¥ Y Z E R. /lankiagte; hoe men daarover oudtyds by de Romeinen dacht. VII. 104. Atrd der menfchen; of die door zekere omitandigheden veranderd wordt, dan of by zekere omftandigheden de aard, die in het hart reeds zit, alleen eerst wordt ontdekt. VI. 100. b. Aardbeving in het Land der Lacedttmoniers. VII. ' 79.: zie ook I. 406, 407: byzonderheid by deze gebeurtenis. 80. Aarde; gevoelens van plato en der Pythagoristen, omtrent dezelve. I. 460. ^Eacus; wie geweest is. I. 76. aant. ALdiles Plebis; welke die waren. III. 37, d aant.: zie ook VI. 172. /Egeüs; wie geweest is. I. 61. aant.: vader van theseus. 62.: zie verder van hem 81.: erkent theseus voor zynen Zoon. 83.: redenen van zynen ontydigen dood. 109. Angina; een Eiland in den Saronifchen Zeeboezem. II. 217. -aant. ^Egypte; breedte van de landengte, die deRoode Zee van de Egyptilche fcheidt. XI. 158. e. Onderneming van cl e opatra ter dier plaatfe. ald.: zie ook van die landengte XI.8.c. JEmiliüs; (p au lus) zyne afkomst; zyn uitmuntend karakter. IV. 119,120,121,123. • wordt AtZdilis. IV. 120. hoe hy zich in 't Collegïe der Wichelaren gedroeg. IV. 121. *——— zyn krygsbedryven in Spanje. IV. 122. H 3 Mmi-  n3 BLADWYZER. £milius; (pauluO fcheidt zich vjn zyne eerfte Echtgenoote. IV. 124.: trouwt eene andere. 125.: zyne kinderen en derzelver huwelyken. 126. — behandelt de overwonnen Liguriers > menschlievend. IV. 127, 128. —— — zyn uil en godsdienltig leven, na zyn eerde Confulfchap. IV. 129.: ftaat van het Land destyds. ald. •• zyn gedrag, toen men hem voor de tweedemaal het Conuülchap wilde opdragen. IV. 137—140. : berigt aangaan.de zyn beleid en dap¬ perheid in het bevechten en overwinnen van PEiisEus, Koning van Macedonië. IV. 141 —168.: zyne blydfchap over de terugkomst van zynen vermisten zoou scipio, na den fiag. 169,170.: verdere byzonde'rheden na deze overwinning. 171. : zyn aanfpraak aan den overwonnen perseus. 180.; en aan de zynen over de wisselvalligheid des geluks en der menfehelyke zaken. X8i. —-— zyne verrigtingen in Griekenland. IV. 183. ■ ■ geeft aan de Macedoniers hun Land terug. iy. 185.: zyne verdere belangelooze en grootmoedige bedryven in Macedonië. 187. ■ geeft de Steden van Epirus ter plun¬ dering over. IV. i8§.; ea trekt naar Italit terug. 189.  BLADWYZER. 119 jEmilius; (paulus) na veel tegenfiribbeling van het Krygsvolk, wordt, op eene treffelyke aanlpraak' van den Oud-Conful, voor hem de Triumf belloten. IV. 190 — 196.: belchryving der plegtigheden van dezen Triumf. 197. — zyn gedrag onder een' zwaren llag, welke zyn huis trof na zyne gevierde zegepraal. IV. 303 — 207. . zyne overwinning in Macedonië aller- gunftigst voor de Schatkist van Rome. IV. 208. „I — blyft bellendig de party der Grooten toegedaan. IV. 209. m berigt aangaande zyn dood en uit« vaart. IV. 213, 214. > zyn lof. IV. 215. . vergelyking tusfchen hem en timo- leon. IV. 219 — 224. ^Emilius; CL' pauelus) zyn bedryven en dood. III. 39 — 46. /EscmENES,een Mededinger van de mosthe nes. II. 4°« "ant. ^schylus, aanhaling uit zyn treurfpel. VII. 3. b. iEsopijs, Fabelfchryver..II. 113. aant, Abanteni wie waren. I. -65. aant. Academie,de Leerplaats van plato. I. 149. aant.: waar van deze naam ontleend is. 150.: door cimon verfraaid. VII. 69.; aanmerking omtrent de verdeeling van dezelve. 247. aant, H4 Ac A*  i2o BLADWYZER Academus; wie geweest zy. I. 149. aam.Achasus ; wie men daardoor vedtaat. V. 247. aant. • 1 waardoor derzelver Bondgenootfchap hare vryheid wist te handhaven, en aude» ren in vryheid te ltdlen. XII. 119. c.: zie verder in 't leven van aratus. Aciiilles; aanteekening omtrent hem. VI. 31 aam.: zyn graf door ai.exander bekranst. IX. 50Ï 'Achttal; wat de ouden door dit getal beduidden. I. iör. en aant. Acroamatifche. en Optifcht Wetenfchappen ; hoe men in de zeiven werd ingewyd. IX, 39. aant. Ada, Koningin van Co.rie. IX. or. Adonis; hoe zyn Feest gehouden werd. III. 59. c. Adriatifche Zee; waarom dus genoemd. II. 359. Agesilaüs; zyne afkomst. VIII. 171.: en opvoeding. 172.: aanmerking omtrent de opvoeding van toekomstige Koningen, by cie Spartanen. 173. aant.: zyn inborst. 175.: zyn Ügchaams gedaante. 176. *- » bygeloovige aanmerking omtrent zyne kreupelheid. VUL* 180.; en verfcbillende uitlegging van eene zekere Godfpraak. 181. aant. — zyne eerde verrigting als Koning te Laced&mon. VIII. 183. ** eerbiedigde de Ephoren. VIII. 184. Age-  BLADWYZER. isi Agesilaus; zyn gedrag omtrent Vyan* den en Vrienden. VUL 185. _ aanmerking omtrent zyne iufchikkclyk- heid. VIII. i8ó. . aanteekening omtrent zyne offerande, by zyne optogt tegen den Koning van Per- fij. VIIL 188 — 192. . — wordt boven lysander by velen geacht. VIII. 194. — begin der oneenigheden tusfehen hem en i.ys ander. VIII. 195.: gevolgen van dezelven. 197. aanmerking omtrent het gedrag van hem en van lysander. VUL 198. . maakt vrede met ïisaphehnes. VUL 199.: die eerlang het verdrag breekt. aïd. —. wreekt zich over de trouwloosheid van tïs aphernes, door eene geoorloofde misleiding. VUL 200. , op welk eene wyze hy te werk ging in het werven eene* Ruiterbende. VIII. 201. . zyn antwoord by de verkooping der gevangenen en hunne klederen. VIII. 202. - flaat üe vyand op de vlugt. VIII. 203. ■ geeft blyken van onbaatzuchtigheid. VUL 204. 209. zyn roem. VIII. 205. 218. 2:4. . • zyne verdere krygsbedryven. VUL 206. . ' zyne onweêrftaanbare liefde voor den jongen migabates. VIII. 20.9. H5. Age-  Isa BLADWYZER. Agesilaus; houdt een byzonder mondgefprek met pharnabazus. ViH. 213. ——— blyken van zyne genegenheid voor Vrienden. VJII. 217.: van ingetoogenheid, eenvoudigheid en foberheid. 219. gehoorzaamt op eene voortreffelyke wy- ze aan de Ephoren, die hem van eenen buitenlandfchen oorlog terug riepen naar Sparfrar,in eenen inlandfchen oorlog,door hunne Griekfche naburen ingewikkeld. VIII. 213.: hierin te Hellen boven hannibal en alexande r. 214. ■ zyn gedrag in het doortrekken door Griekenland naar Sparte. VIII. 226, enz. — zyne bezorgdheid voor het behoud van voortreffelyke Mannen. VIII. 229. ■ geeft nieuwe blyken van gehoorzaam¬ heid aan Overigbeden. VIII. 230.: wordt te Lacedatnon openbaar vereerd. 231. ■ zyn krygstogt tegen de Boeotiers. VIII. 231 — 237.: wordt wegens zyne Overwinning door de Lacedtsrfloniefs zeer geëerd, byzonderst wegens zyne oude Spartafche zeden en Ieveuswyze, na zyne terugkomst Vit Afie. 238. aanmerkelyke Oudheid van zyn Ko- ninglyk Paleis. VIII. 238. aant. aanteekening omtrent de namen van zyne Huisvrouw en Dochters. VIIL 239. - '■ laat zich raden eene door lysander achtergelaten gevaarlyke Redevoering • niet  BLADWYZER. 123 niet wereldkundig te maken. VUL 142. Agesilaus; wist zyne Tegenftandeis tot zyne Vrienden te maken. VUL 243. wilde dat men eene matige gezetheid voor Ihyd- en foortgelyke fpelen toonde, maar toonde geene achting voor dingen die elders bewonderd werden. VIII. 246 — 248. . . welke gevolgen zyne kleinachtige behandeling der Thebaanfche Gezanten had. VIII. 249. ■ geeft een gepast antwoord aan afgevaardigde Acfuscrs. VIII. 250. ■ verhief de Regtvaardigheid als eene Deugd, boven de Dapperheid. VIII. 255.: zie ook I. 363. ■ liet zich wel eens door Eerzucht en Vyandfchap , vooral tegen de Thebanen, wegliepen. VIII. 256.; blyken hiervan in zyn gedrag omtrent e 11 o e n 1 o a s en s p h odp.ias. 257-2Ö4.: oorlog hieruit ontftaande met de Thebanen. 265.: de Spartanen kiygen de nederlaag. 273.: de itad Lacedamon geeft, by dien rampfpoed , een lot]yk bewys van ltandvastigheid en moed. 274. . ■ handhaaft, omtrent hun die uit den ftryd de vlugt hadden genomen , het gezag der Wetten en de eer zyner Medeburgers. VIII. 279. ■ zyn gedrag by den inval van epami- nondas in het Laconhch Gebied. VIII. 280 — 284, Age-  12-4 E L A D W Y Z £ R. Agesilaus; zyn verftandig gedrag omtrent oproerlingen te Sparte; en na de ontdekking van eene andere zam enz wering. VIII. ' 285,286. ■ behoudt Sparte door zyne voorzigtig- heid. VIII. 288. ■ het gedrag der Spartanen by de overwinning , door zynen-Zoon archida. mas behaald. VIII. 290. 1 gevolgen van zynen onverzettelyken haat tegen de Tbebamn. VIII. 292. ; en oorlog met epaminondas. 293 — 29?; ■ geraakt in opfpraak wegens zyne ftyfhoofdigheid omtrent de Mes/enters; en üog meer, dat hy reeds tachtig jaren oud eenen overtocht naar' Egy/te deed. VIII. 298 — 299.: byzonderhedeu by zyne aankomst; en zyne verdere ontmoetingen en bedryven in Egypte. 300—313. • fterft in eenen hooge'n ouderdom , en wordt opgevolgd door zynen Zoon ar. chidamus. VIII. 314 — 315. vergelyking vaa hem met pompe« jus. VIII. aar. b. Agjs,- Koning te Sparte; maakt fe Sparte', het eerst eenige inbreuk op de Wetten van i-ycurgus, I. 411.: ontrouw van zy:;e gemalin. III. 75. c. ' zyne afkomst. X. 223. b.: zyn karakter. 227. b. - vindt, ter invoering der aloude Gelyk- heid  BLADWYZER. 1=5 beid te Sparte, by de Jongelingfchap méér byvaf, dan by cie oude Lieden. X. 232. b.: haalt, doch bezwaarlyk, zyne Moeder tot zyne gedachten over. 235. b.: ontmoet by de aanzienlyke Vrouwen den meesten tegenHand. 236. b. Ag is; bewerkt dat lys ander Ephorus wordt, die eene verdecling der Landeryen • voorftelt. X. 23S. b. ——- geeft voor de door hem voorgeftelde Staatsinrigting, de aanzienlykfte toelagen. X. 24.2. b. ■ leonidas verzet zich, uit eene verkeerde Eerzucht, tegen zyne ondernemingen. X. 243. — hoe hy dacht omtrent de Wet van ly- cürgüs, ten aanzien der Vreemdelingen. X. 244. b. . uitvoerig berigt der gefchillen tusfehen hem en leonidas, en derzelver gevolgen. X. 247—264. b. enz. zyn verblyf, als vlugteling, in den Tempel Van minerva chalcioecus. X. 260. b. 266. b.: wordt, zich uit den Tempel eens naar het Bad begevende, opgeligt en in de gevangenis geworpen. 267. b.: regtspleging met hem begonnen. 268. b.i verantwoordt zich vrymoedig 269. b.: wordt in de gevangenis geworgd ; als ook zyn Moeder en Grootmoeder. 270. b.: aanmerking omtrent die gebeurtenis. 374. b. Aois;  126 BLADWYZER. Ag is; vergelyking van hem met de gr accu ussen. X. 99. c. Agis en cle omenes; algemeene aanmerkingen, omtrent deze Spartaanfche Koningen.- X, 222. b. Agraule; zoon van cleombrotuSj Koning van Sparte. III. 287. aant. Ahala; Cservjlius) floot spinius m^lius overhoop. XII. 4. b. Akkus; oudtyds, by de Grieken, afgezonderd voor Mannen van verdienden. I. 115. aant. Albaanfche Meir; een vreemd verfcbynfel aan het zelve gebeurd. II. 33t. : gevolgen va» deze gebeurtenis. 333. Alba tonga; eene der oudfte fteden van La* tium. I. 171. aant. Alcibiades; zyne afkomst. III. 3. c. • was beroemd wegens zyne fchoon. heid. III. 5. c. 12. c. • zyn aard en zeden. III. 7. e. • was zeer afkeerig van het fpelen op de Luit. III. 9. c. >- hoe hy in zyn jongelingsjaren met socrates verkeerde, en, in welken zin deze hem eene byzondere liefde toedroeg. III. 13.c i9. c.; en tot deugd vormde. 20. 22. c. hoe hy met zyne Minnaars te werk ging. III. 16, 17. c. verdere berigten van zyn jongeling» fchap. ui. 22. e; en ongebondene bedryven. 2.6 — 30. c. Al-  BLADWYZER. 127 Alcjbiadesj muntte uit in Welfprekendheid. III. 31 c. . beli aaide veel eer wegens zyne over¬ winningen in de Olympifche fpelen. III. 33.c. . > doet het Ostracismus op zynen tegenparty hyperbolus zelveii vallen. 111. 39. c. werpt het Vrede - Verbond met de La- cedemoniers in duigen. III. 41. c.: zyn ge* drag omtrent de, naar Athene gezonden, Gezanten van Sparte. 44. bedryft overfpel met de gemalin van Koning agis. III. 75. c. VIII. 178. m •«■["!! doet, in gemeenfchap met de Sparta* ntn,  •iaS BLADWYZER. nen, den Athenienferen groote afbreuk. III. 77- c- r Al ci bi ad es; geraakt in afgunst by de Spartaanfche grooten, en valt daarna weder tot de Athenienferen over, welken hy , door ayne vereenïging met den Perliaönfchen Koning, alle hulp tegen de Spartanen toebragt. III. 78 — 85. ft „ wordt door het Volk van Athene weder ingeroepen. III. 86. c. 101. c. . zyne verdere krygsbedryven ten voor- deele der Athenienferen. III. 87 — 97. c. wordt, met blydfchap, te Athene we- der ingehaald. III. 100. c.; en tot Opperbevelhebber te land en ter zee aangefteld. ïoü. c. . Qeékt met eene vloot weder in zee. III. 106. c. » ■ eene zekere omftandighctd geeft aanleiding tot zyne laatfte befchuldiging. III. 107. c. '— 109. c. », ■ wykt naar Bithynien en vervolgens naar artaxerxes. III. 112. c. ■ geraakt, op eene moordadige vvyze, in een dorp van Frygien, om het leven. III. 115. c. 5i753i9> 323- 344. VIII. 173. Ai.cm^on; Legerhoofd der Aihcnienfen* II. 41 Alp  ÊLADWYZER. ifl£ Alcman; eeri beroemd Lierdichter. i. 40Ö; aant. Alcmene; zonderlinge verhalen van haan I. 271. 'Alta. jacta kit; een fpTeekvvoörd afkomltig van c as ar. VIII. 167. IX. 87. b. AiiExiMDEk; zyne afkomst. IV*. 32; è. aant. IX. 5. '<-é——• eenigé bygelovige vértelfeleri met op^ zigt tot voorvallen voor en na de Huwelyksvoltrekking van zynen Vader philippus met olympias. IX. 6. — ii. »■ " ~' ■ wannéér hy geboren is. IX. 12. - zyn uitwendige geitalté. IX. 15.: ïiarimerking omtrent de oorzaak der welriekendheid van zyn ligchaam. 16. » byzonderheden van zyne jongelings» jaren. IX. ij. .■ zyne Opvoeders. IX. ai. '27; - zyne onbevreesdheid om het Paard Bt$« cephalm te beryden. IX. 22 — 26. « aiustoteles wordt zyn leermees¬ ter. IX. 27.: Verder berigt aangaande de wetenfchappen waarin hy onderwezen werd; 29.: zyn brief aan auistoTeles. 30;: waarom deze Wysgeer daarna by hem iri verdenking kwam. 34. aant. s——- de Ilias van homerus was zyn handboek. IX. 32. : zyn eerfte blykérf van dapperheid. iX 36; *- - vertrekt wegens krakeelen in zyn Va- XIII. VE&Li l 'iJérs  I3o BLAD W YZER, tlers huis naar Wjriem dan komt daarna weder terug. IX. 38 , 40. -Alexander; wegens zyn voorgenomen huwelyk met eene dochter var. den Landvoogd van Cacie raakt hy in ongenade by zynen Vader. IX. 42. j . zyn gedrag omtrent de mishandeling vanPAUsANiAS en cleopatra. IX.44. ± hoe hy zich by het aanvaarden der - Regeering gedroeg, omtrent de zaken van ..Griekenland en der naburige afhaukelyke Volkeren. IX. 45- . zyne krygsbedryven tegen de afvallige Thebanen. IX. 47-! verovert Thebe. 48.: zyn loflyk gedrag omtrent timoclea, welke zich kloekmoedig aan haren onteerder gewroken had. IX. 50. bevredigtzich metdeAfthenienfers. IX.51^ ^ óe Grieken beüuiten zich by hem te voegen ter beoorloging der Per/tanen. IX 53. _ Zyn byzondere ontmoeting met dio- GENES. IX. 54. „ pleegt het Orakel te Delphi raad. IX. 55.: verdere voorteekenen. 56. «s ■ begrooting van zyne legermagt.IX.56.: fchenkt meest alles, waarover hy in Macedonië befchikken kon , aan zyne vertrouwde vrienden weg. 67. „ trekt op naar Iliurn, en zyne verrig. tingen aldaar. IX. 58. _ . zyn overtogt over de rivier Granions. IX. 59. Ale*  BLADWYZER. 13* Alexander; zyne dapperheid in het eerde gevecht met het leger van dariuS. IX, 62.: dryft hetzelve op de vlugt. 6n..$ opfchrift hetwelk hy op den verzamelden buit liet Hellen. 66. verhaal van wondergebeurtenisfen by zyne verdere optogt langs de zeekust. IX. 67. ; en bemagtigt Phrygie. 71. — op welk eene wyze hy den wonderbaren Knoop te Gordium losmaakte. IX. 72. > ■ ■ verwint de Papkiagoniers en Cappado* eters. IX. 73. b— grootheid van darius legermagr. IX. 73. ——— droom van darius, met opzigt op alexander's roem en leven IX. 74. 1». wordt in Cicilie door den Geneesheer philippus van eene gevaarlyke ziekte genezen. IX. 76 — 78. ' behaalt eene luisterryke overwinning op darius. LX. 8i.: verbazende,kostbaarheden, in de Tent en Badfloof van darius , buit gemaakt. 83.: behandelt de fcrygsgevangen gemaakte Moeder en Gemalin van darius, nevens twee zyner Dochters menschlievend 85. dalen van zyne ingetogenheid. IX. 88,90. • zyn foberheid in 't gebruiken Van fpy« zen. IX. 91, 95. » zyn dagelyksch leven. IX. oè — 96. • I % A kB*  I3i BLADWYZER. Alexander; verovert Damascus. IX. 96.i belegert en verovert Tyrus. 97 —102. L redt zich uit een gevaar by den Ati' tilibanon. IX. 99.: verovert Gaza. 103. . verdeelt den gemaakten buit, en zendt vele ponden Wierook en Myrrhe aan i.eo- nidas. IX. 105. _ . aanteekening omtrent een kostbaar buitgemaakt Kistje van darius. IX. 105.: zit ook 30. aant, 11 verhaal van zyn voornemen om een Griekfche Stad in Egypte te ftichten, die zynen naam zou dragen, en volvoering van hetzelve. IX. 106 —110. _ byzonderheden van zyne reis naar den Tempel van jupiter ammon, en zyne ontmoeting aldaar met den Opperpriester. ° IX 110— 116. , „- praalt by de Barbaren; doch meer fpaarzaam by de Grieken op zyn oorfprong uit jupi'ber. IX. 116,118. — zyn gepast antwoord aan den Sophist anaxarchus. IX. ii7. _ . geeft kostbare Toneelfpelen. IX. 119.: en aanmerking omtrent de Alttifche fpelen. 120 aant. — weigert eene onderhandeling met darius. IX. 122. — befchikt voor de overledene Huisvrouw van darius eene zeer heerlyke begravenis. IX. 123.: merkwaardig gebed van PA-  BLADWYZER. 133 darius, toen hy de bevestiging ontving van deze edelmoedige daad van al ex ander. 126. Alexander ; laat een zonderling tweegevecht houden, tusfehcn twee die uit kortswyl aanvoerders van twee partyen waren. IX. 118. ■ wederzydfche toerustingen tot den be- flisfenden flag. IX. 136. befchryving van tzyne wapenrusting. IX. 136. - 'geeft het teeken tot den ftryd. IX. 138.: het leger van darius wordt gellagen. 140.: wordt voor Koning van AJie uitgeroepen, 241.: zyne loffelyke daden, na den (lag. 14a.: het geheele Landfchap der JSabylo. m'ers onderwierp zich. 143.: zyne verwondering over de vuurkolk te Ecbatana of Aractene. 143. en aant. - kostbare fchatten door hem te Sufa gevonden. IX. 151. dringt door in Per/ie. IX. 153, . • merkwaardig zeggen van domara- tus, toen alexander te Perfepolis op den Koninklyken troon van darius zat. -54. 1 -Q een drinkparty geeft aanleiding dat hy zelve voorop ging, om het Paleis der Per* fuanfche Koningin , te PerfepoIist \e verbranden , waarover hy terftond berouw had. LX. 149 —151. I 3 ALEn  V34 BLADWYZER. Alexander; voorbeelden van zyne Vriendelyke milddadigheid. IX. 157. : en van zynen wcêrzin van brooddronkenheid. 162.: andere byzonderheden. 154. _.. voorbeelden van goedwilligheid en vereeringen, waarmede de geringde beleefdheden omtrent zyne Gunftelingen gepaard gingen. IX. 166. zyne oplettendheid voor zyne Vrienden, in zyne brieven. IX. 168. , vvas gevoelig omtrent iemands eer zoo wel als omtrent zyn eigen eer en roem. ' IX. 170. *: ■ ■"■ .. gaf bewys" van-onthouding en grootmoedigheid. IX. ïfïi L- —■ zyne aandoeningen by het zien van het lyk vaa:3ARius, IX. 173.: hetwelka hy op eene prachtige wyze vereerde, 174. - trekt af naar Hyrcanie:- aanmerking • omtrent eenen Zee-boezem aldaar. IX. 174-. „ behandelt hun, die zyn paard Buce. phalus opgeligt en weder terug gaven, met vriend lykheid. IX. 175. ■ hoe zyn Volk er over oordeelde toen hy zich half op de Perfifche en half op de Medifche wyze kleedde , en welk oogmerk hy daarmede had. IX. 176, 177. 9 - wat men oudtyds dacht over de ver- fc' yning van de Amazone aan hem. IX. ,78. ■ ' op welk eene wyze hy de geestdrift in  BLADWYZER. i?5 • in zyn Volk verwekte om met hem verder te trekken, werwaarts hy hun ter wereld " leiden wilde.' IX. 182. Alexander; fchikt zich meer naar de Jpatifche zeden. IX. 183.: en trouwt ro- x a n E.: ald. ■ . waarom hy hepheEstïoN het meest beminde en craterus het meest vereerde.' IX. 185.: zyn verder' byzonder gedrag omtrent hun, ald, »_ ™ zyn gedrag omtrent philotas. IX. —188.: doét hem en daarna parmenio, als waren zy fchuldig aan eene zamenzwering tegen hem, om 't leven brengen. 193. 194,: uitvoerig berigt van de aanleiding en de omftandigheden van een gevalwaarin hy zelve clitus met een fpies, in woede, doorboort. 194 —202.:' verfchillende wyzen, op welke hy wegens zyne droefheid over dit geval door twee Wysgeeren onderhouden werd. 203 — 206. — nadeelige gevoïgen, welke de redenen - van den trotichen anaxagoras , ten opzigte van :zyne zeden, in het vervolg hadden. 206; enz. .1 vereert demaratus met eene prachtige begravenis. IX. 217. — maakt zich gevreesd door onderfchei- dene ftrafoefFeningen. IX. 219. • hyzondere voorteekenen. IX. 220. • flreeft naar de eer om de Fortuin door I 4 oa-  !3* BLADWYZER. pnverzaagdheid, een vyandeiyke magt doof dapperheid te overweldigen. IX. 222. Alexander; zyne ontmoeting met taxi-, les, had de beste gevolgen ten aanzien van uitheemfche Volkeren. IX. 227. e-—r— zyn optogt naar de Indien en zyne bedryven aldaar. IX. 228. enz.: zie ook IV. 145. » —; bqrus; doorhem overwonnen, doch op egn vrymoedig antwoord edelmoedig behandeld. IX. 235. ~>—-r- zyn gedrag by den dood van zyn paard Bucephahs, en van zynen hond Pe~ rit as IX 236. -rr—— zyn belluit, toen zyn Krygsvolk zich onwillig toonde om den Ganges over te trekken. IX. 237 -7-239* c wordt, by het afzakken, naar den Oceaan, in een gevecht met de Barbaren, z-vaar gewond. IX. 243.: zyn moedig gedrag hy het behandelen van die wonde, ald. — van sertoiuus. VIII. 43, 56.: SU»  i4* BLAD W Y Z E R. ïumEnes, 138. aant. :' archïdamuI 177: Agesi.laus, 209, 218, 219, 247. 248,255,267.: potupejus. 7. b.: 10. b.: 11. b.: 28. b.: 30, b.: 111. b.: 145. "v. Ï56 163. b.z 165 — 1Ó9. 17'. carbo. 26. £. Anecdoten van alexander. IX. 18, 19, 21, 39. 54, i»5, 127,251, 265.: diogenes. 54.: j. cjesar. 31. b.i I3Ö- b.: XII. 13. b. • van phocion. X.'iS, 23, 36, 58, 65.: polyeuctus. 32..' archibiades. 34.: a rist o c hit o n. 35*! C a T o den Jongen. 8. b. 9. b..iï.b. 19. b. 23. b. 32. b. 48. é. 58. é. - , van demosthenes. XI. 83. I05.: demetrius. 201. b. 2.6$. b. 2.66. b.\ pui- lippus. 272. b,\ antonius den Jongen. 63. C. %\. C.< caesar augustus. XI. 147. c. , 1' van c assius. XII. 21. b.: brutus. 53. b. 55. b. 57. b. 77. b.: dio n. 43.: ar- taxerxës. ii. C. 33.V.: clearchus. 49. C: as pas ia. 79. Cl pers^EUS. 156. C ,. , — van vitus vinius. XIII. 29.: galba. 37, 41 , 44' Antalcidas; zyn geestig antwoord aan Koning agesilaus. L 350. ANTiEUs; een zogenaamde Reus,door hercules verftikt. I. 79. aant. „ , berigt aangaande dezen befaamden Reus. VIII.  BLADWYZER. 145 VIII. 25.: en van deszelfs huisvrouw na zynen dood. ald. Anïigonus, Va:kr van demetrius en een der Bevelhebberen van alexander, daarna Koning van Macedonië. I.. 225. aant.: . . waarom Dofon genoemd. V. 247. aant. , zie ook van hem in.'t leven van eume« nes. VIII. 89 enz: en X. 360. b. XI. 151. b. en 234. b. • Antimachus van Teos; niet te verwarren met antimachus van Colop hon. I 1 yg.aant. Antiochia ; hoofclltad van Syrië. VII. 172. Antiochus; de Zo.m van seleücus: verhaal van zyn huwelyk met zyne ftiefmoe* der stratonice. XI. 253 — 257. b. Antipater; zie van hem in 't leven van eumenes, VIII. 90. enz.:, en X. 79, 93,98,100. Antisthenes; Stichter der Cynifche Secte. I. 416. aant. Antonius; zyne afkomst. XI. 3. c. . ■■ oorzaak van zynen dodelyken haat tegen cicero. XI. 5. c. — -zyne verkeering met cuRioencLO- dius. XI. 6. c. ■— zyne geaardheid. XI. 7 c. iï.c. 53. c. **—. zyne e,er(le krygsbedryven in Syrië tegen de Joden. XI. 7. c: verder in Egypte. 8. . : in Macedonië. 18. c, ——— blyken van zyne dapperheid en mensch- lie-  i4» BLADWYZER. lievendheid. XI. g. c.: van zyne milddadig* heid. n. t. Antomus; zyn gedaante én kleding. Xt 10. 'c.: levenswyze. 22. c. 51. e. wordt door curio ih de belangen van cjesAr overgehaald. XI. ja. c. m • zyn gedrag als Gemeentsman Voör d# Zaak van casARi XI. 14. c - of hy als de* oorzaak van den burger* oorlog kan aangemerkt wórden. XI. 15. éi *. ■- was by het krygsvolk zeer geliefd: by het overige des Volks gehaat. XI. ïS. c. 22. c. zyn dienst door caesar gebruikt* XI. 17. c. 20. c. ï ftalen van zyne fchandelyke levenswy* ze. XI. ia. ik cajsar brengt hem van deze levenswyze merkelyk terug. 24. e. , -trouwt aan fulvia, die over hem heerschre. XI. 25. c.: zyn gecirag omtrent haar. ald. ~- - - zyn vrendfchap met c^sar. XI. 27. c. * — geeft door éenè zekere daad, op het Feest van lüpércus, omtrent c^sar een voorwendfel aan de zamenzwering tegen c iKSAR. XI. 29. c. e_ ■ zyn gedrag iia het Ombrengen Varl c^sAR. XI. 31. 'c.\ maakt door eene Lykrede de drift van het volk tegen brut ui en cassius gaande. 33. c. t-m. handelt willekeurig in Rome.Xh 34. c.i en*  BLADWYZER. 145 en* omtrent den jongen c je sar, op eene finadelijkie wyse. 35. c.: verbittering tus- fchen hem en caesar. 36. c. An tonius; in een gevecht, tegen ces ar, op de vlugt gedreven, geraakt in moeijely- ke omftandigheden. XI. 37. e. 1 zyne gelatenheid in tegenfpoed. XL 38. <■. »——■ verzoent zich met lepidus en met ces ar. XI. 40, 41. tii affchuwelyk ge* drag tusfehen hen gefloten. 41. c.i banverldaringen en moorden hierop gevolgd. 43. c: zyn oom, lucius Cjesar, op eene zonderlinge wyze gered. 44. c. ~—— haalt zich de algemeene verachting op den hals. XI. 44. c. ' zyne overwinningen op cassitjs en brutus behaald, en zyn gedrag by het lyk van brutus. XI. 46—486. • trekt naar Griekenland. XI. 49. c.: naar Afie, zo. c. ftalen van zyne ongebondene levenswyze in A/ie. XI. 50, 51. c. • wordt door eene ftoute aanfpraak, wegens zyne onregtvaardige afperfingen van fchatting, geweldig getroffen. XI. 53. c. —•— wordt dikmaals door zyne vleijers verlinkt. XI. 54. c. —. de liefde voor cleopatra voltooit zyn ongeluk. XI. 54. c. enz. cleopatra, door hem opontbo* XIII. deel. K, den'  I46 BLADWYZER. den naar CUicie. trekt wel uitgedoscht aerwaarts. XI. |$6i. uitvoerig berigt van zyne verkeering met haar in CUicie en te Altxandrie. 56— 67. c. ' Antonius; pracht en overdadigheid van zYne maaltyden. XI. 59 — 63- <"• : verzoent , na eenige oneemgheden, weder met. sar, en trouwt, na den dood van fulvia, met octavia, sar's zuster. XI. 69, 7°- è* -* . maakt nevens c/esar met sextus pomfejus een verdrag. XI. ft- ; ongelukkige voorteekenen doen hem Italië verlaten en naar Athene vertrekken. XI. .75- , « voordeden door zynen veldheer ven* tidius op de Parthen behaald. XI. 77— 79' c' nieuwe onlusten tusfehen hem en caesar, weder bygelegd. XI. 79-81. c. ; vertrekt weder naar Afie. en laat cleopatra by hem, in Syrië komen. XI. 82. c. i laat haar weder naar Egypte vertrekken. 85. c. ; £ zyne krygsbedryven tegen de Partners. XL 86. c. — 117- c. "] . cleopatra komt by hem. XI.u8.e. ; doorvleijers overgehaald, keert by met ' cleopatra terug naar Alexandrie. XI. iia'. c. £ komt in den algemeenen haat wegens zyn  BLADWYZER. Uf zyn gedrag omtrent zyne vrouw octaviA, en de buitenfpoorigc uitdeelingen aan cleo0 patra en zyne kinderen by haar verwekt» XI. 1244 c. 133. c. Antonius; nieuwe oorlog met c/esAr.' XI. 126. 127. c.: zyn Ongebonden gedrag te Samos, by de toerusting tot dien nieu- wei kryg. 129. c. 130. c. ■ * zyn testament aan caïsar Ontdekt* en verfcheidene andere befchuldigingen te. gen hem ingebragt. XI. 132 ->-134. c. . kwade voorteekenen. X. 137. c. > befchryving van zyne zee- en land- magt, hulpbenden en uitgeftrekte heerfchap- py in JfK en Afrika. XI. 138, 139. c. wederzydfche fnorkeryen van hem en caesar. XI. 140, 141. e. *— ■ befchryving van de bijzonderheden vati zynen ftryd met c ms ar, en deszelfs ongc» lukkig einde voor hem. XI. 142 — 150. c. > «■ ■ volgt met zyn fchip de vlugtende cleopatra, en komt by haar aan boord* X. 151, 152, c. * 1 zyne beftellingen omtrent zyn leger en kostbare bagaadje. XI. 153, 154. c \ trouw en dapperheid Van zyn krygsvolk* 155- c. <- verwydert zich , by Phartis, van de menfchelyke zamenleving. XI. 158. c. i keert weder terug tot cleopatra. 16*.a £a tot nllerleie weelde. 163. c. Ka Ans  Ï4? BLADWYZER. Antonius; antwoord van Cjesar op zyne en cleopatra's voorftellen. XI. 165. c. . cjesar trekt weder tegen hem, in Syrië, op. XI. 167. c.: zyn volk loopt naar C/ESar over. 171. c. — ■ eene, doch valfche, tyding van den dood van cleopatra ontvangen hebbende, wondt by zich zeiven, doch niet aanftonds doodelyk. XI. 17a.: laat zich, vernomen hebbende dat zy nog leefde, naar het verblyf van 'cleopatra 'brengen, alwaar hy fterft. 174. c.: c/esar's aandoeningen over zynen dood, en poogingen om cleopatra levendig in handen te krygen. 175—178. c. cleopatra bezorgt voor hem eene prachtige begravenis. XI. 181. c.l en doet eene lykplenging op zyn graf. 184. c. , lot van zyne kinderen en verder nage- üacht. XI. 190—192. c. r - vergelyking van hem met deme- trius. XI. I95. C. Apelles; beroemd fchilder. XI. 211. b. verwerft te Sicyon den gcmeeiuamen omgang met twee beroemde fchilders aldaar, voor de fom van een talent. XII. 127. c. Aphit io5> Ari m a n 1 u s; een God der Peruanen. II. 305. Ariminium; eene ftad in Italië, nu Rimini.lX. 85. b. aant. Aristeus; zonderlinge verbalen aangaande hem. I. 270. Arstides, de Locrenfer; een Platonisch Wysgeer. IV. 17. 'Aristides; zyne geboorteplaats. V. 1. verfchillende gevoelens omtrent zyne gegoedheid. V. 2. » . verfchil van zyn karakter met dat van thsmistocles, en daaruit voort Spruitende vyandfehap tusfchen hen beiden. V.' 13, 33.,- zie ook II. 217. ■ . zyne dapperheid in het gevecht by Marathon. V. 26. . zyn onbaatzuchtig gedrag by c*te ver¬ overing van eene aanzienlyke buit. V. 27. — wordt eerfte Archon. V. 29. ontving den toenaam van, deRegtvaar- dige. V. 30. . > eenige byzonderheden by zyne uitbanning., V. 34» 37» £ zyn edel gedrag omtrent themis- t o c l e s, uit zucht voor 't algemeen belang. V. 38.: behaalt eene luisteiryke overwinning ter zee op xerxes. 43.: zie ock II. 252, 265-268. Aris-  BLADWYZER. 155 Aristides; laat een deftig antwoord ge. ven aan de Gezanten van Lacedcemon en van mardonitjs. 47. •~- > zyn gedrag in een gezantfchap naar Lacedcemon, by een' tweeden inval der Perfianen. V. 49. verhaal van den volgenden . -oorlog tusfehen hem en de Grieken onder ageS -ï- laus. XII. 58—62. C. Hl amtalcïdas; een Spartnamch Veldheer j door hem zeer begunlligd.XII.63.cs daarna verftoten. 64. c. ——1— vereert den jdtkeenfehen Afgezant timagoras. XII. 65. c.: zie ook II. 310. — verzoent zich met zyne Moeder pa- ry-  BLADWYZER. 159 rysatis en laat tisaphernes ter dood brenger). XIf. 67. c. A r t / x e r x e s; trouwt zyne Dochter a t o ssa. XII. 69. c. • ; zyne oorlogen tegen de Egyptenaren , tegen de Caduoiers. XII. 70. c. . — toont, door zyn voorbeeld, dat Weelde en overvloed iemand niet altoos weekhartig en vreesachtig maken. XII. 74. c. — verklaart zynen zoon darius tot zynen opvolger. XII. 78. c. *— zyn gedrag toen daril's eene zy- ner Bywyven , aspasia, ten huwelyk vroeg. XII. 79. c. 82. c.: gevolgen hiervan. 83. e. — ■ ■ eene zamenzwering , door tiribazus en darius tegen hem gemaakt, op eene byzondere wyze door hem ontdekt en geftraft. XII. 87 — 91. c. „ zyn zoons ariaspes en arsames, door de loosheid en wreedaardigheid van hunnen broeder ochus, om 't leven gebragt. XII. 92. c. 93, c. «— j eindigt door rouw en mismoedigheid, in eenen" zeer hoogen ouderdom, het leven. XII. 93- c. As lipiades; een naam van vele onder. fchryvers. II. 3. aant. Ajopus-, een naam van verfcheidene rivieren in Griekenland. II. 32. As-  löo BLADWYZER. Aspasia; eene vrouw, die de kunst bezat, van de voornaamïle enkundigfte (taatsmannen aan zich te onderwerpen; kort verilag van haar. III. 91 — 93. 125. Aspasia; eenige byzondeiheden omtrent deze, eene der Byvvyven van artaxër* x ii s Mnemon , door zynen zoon d arius ten huvvelyk gevraagd. XII. 79. c. Aspis\ aanteekening omtrent de vergiftige beet •van dit dier. XI. 164. e. Asjis; een kleine zilvermunt. H. 355. Asftandes; aanmerking omtrent dit woord. IX. 74. Astypdaa, nu Stampalia; een Eiland in den Archipel. I. S70. Apyhtm; een wyk- of vryrlaats, door romulus opengezet. 190. aant. Athene ; wie de beroémdfte van alle derzelver Koningen was. I. 84. aant. » namen van verfrheidene burgten aldaar» ï. 84. aant,: 130. aant.: II. 161. 285. — eertyds Cccropia ; door theseus daarna Athene genoemd, en eene GemenebestRegering aldaar door hem ingevoerd. I. 117, 120. • omwenteling . in de Regering aldaar, in gevolge van dezelve. I. 147— 157* — ■ des zeiver Burgers overmeesteren, onder het beleid van sol on, het Eiland SaUtmis. II. 30— 38. Athe-  ILADWYZEÜ. ifii Athene) voert eenen heiligen oorlog tegen de Cirrhceersy als fcheriders van het Orakel van Delphi. II. 39. Archonten aldaar aangefteld. II. 41. aant. « de Cylonifche fchennis aldaar geftraft. II. 4^ — 45. t gedurige verdeeldheden aldaar,- over het omhelzen van deze of gené Regeringsvorm, II. 49. * hardigheid der fchuldeifchers, geeft aldaar aanleiding tot beroerten, en tot aanHelling van s olon tot Archont. II. 51, 53. *• gewoonte der Athenienferen, om onaangename dingen door" zachte benamingen, op eene befchaafde wyze te vergoeijelyken. II. 59* inrigting en vverkzaamheid van den Raad aldaaar. II. 73. welk rëgt een beklaagde aldaar had. II. 75. aant.: zie ook, solon; . omwenteling der Regeering aldaar door pisistratus. II. 116—129. ■ e k Burger moest aldaar de wapens dragen. II. 126. aant. * — was in 174 Buurtfchappen of Distt icten verdeeld. II. 206. aant.: namen der 10 Wyken. ald. a6i. aant. 285. ■■■ wie voor een' echt' Athenienfer gehouden werd. II. 207. aant, XIII. deel» L Athe» 0  ï6t BLADWYZER. Athene; inwydingshuis aldaar, waartoe hetzelve diende. II. 208. aant. . derzelver toeftand onder pericx.es. UI. 67. a.: 76. a.: zie pericles. .. akelige toeftand van die ftad en der¬ zelver belegering door sulla. VI. 35. b.: befchryving van den Ceramicus aldaar. 46. b. aant.: de ftad wordt veroverd. 48. b.: vreesfeiyke bloedftorting by dat geval. ald.'. beroemd tuighuis aldaar. s°- b. . in oorlog met lysandek; zie lï- san der. VI. 367. enz. _ wegens gastvryheid en menschlievend- heid altoos beroemd. VII. 51. . door cision verfraaid. VII. 69. m v. randering in hel ftaatsbeftuur. VII. 74, en sparta: aanmerking omtrent dezelve. VII. 83. aant. . vereischten van een Atkeensch Burger. VII. 277- wnt. , . aanmerking omtrent de Redenaars al¬ daar. VII. S°7' "ant. « aanmerking: omtrent de Burgten of Buurfchappen aldaar. VIL iS, aant. 1 ; ftaatstwisten aldaar. VII. 326. _ op welke plaatfen de Burgers plagten zaam te komen. VII. 33*• —— verdere gebeurtenisfen aldaar. VII. 334. Athenienfers ; door themistocees in fcliippers en zeelieden herfchapen. II. 220, 275. Athe.  BLADWYZÈR. 163 Athenienfers; themïstogle s door hen verbannen. II. 286. -—— wegens hunne menschlievendheid heit algemeen outir van Griekenland genoemd. IV. 248. aant. 1 hunne zachtmoedigheid omtrent lasten huisdieren. V. 145. zie ook van hun in 't leven van alexander. IX. 51. Atlantisch verhaal; wat hetzelve behelst. II. 103. aant.: zie ook 129, 130. .^Stlantifche, nu Kanarifche Eilanden; waarom ook AtGelukkige Eilanden genoemd. VIII. 22. Athleten; welke die waren. V. 238.: hoe dezelve bekwaam gemaakt werden. 239. Augur; waarin dit ambt beftond. IV. 373. •AugustusCc/esaR octavianus);zyné afkomst. XI. 119. b. 35. c: eerst vriend, daarna vyand van cicero. XI: 119. b.i 122. b. • maakt vriendfehap met antoniüs en lepidus, en verdeelt met hun het Romeinfche gebied. XI. 122. b. ■ laat cicero ten prooi aari dè woede van antönius. XI. 123. b. - zyn lof aan cicero gegeven. XI. 130. b.: kiest den zoon van cicero, als Conful, tot zynen ambtgendot. ald. zie ook van hem i XI. 26. c. J wordt , als een onnozel jongeling , E 2 van  ,64 BLADWYZER. van antonius behandeld, toen hy naar de erfenis van caesar vraagde. XI. 35. c. AüGUSTUSfJCiESAROCTA via nus); met antonius bevredigd, maakt met dezen en lepidus eene vereeniging. XI. 41.c: en fluit met hun een affchuwelyk verdrag. 42; el . — overwinningen op cassius en brutus behaald. XI. 46 — 48. c. > oneenigheden tusfehen hem en an« tonius bygelegd. XI. 69. c: antonius trouwt met zyne zuster octavia. 70. c. - nieuwe oneenigheden met antonius bygelegd. XI. 79 — 81. c. _ , nieuwe oorlog tegen antonius en cleopatra beiloten. XI. 136. c: begin en ■uitflag van denzelveu. 142— 156. c. .... ,—■ antwoord van hem op de voorftellen van antonius en cleopatra. XI. 165. c een herhaalde togt tegen antonius loopt mede ongelukkig voor den laatften af. XI 171. c. zyne aandoeningen over den dood van antonius, en zyne pogingen om cleobatra levendig in handen te krygen. XI. 175 — 178. c. ■ doet zyne intrede in Alexandrie. XI. 178. c,: zyn gedrag aldaar omtrent den Wys-  BLADWYZER. 165 Wysgeer arcus, den Sophist philosrtats, de kinderen van antonius en cleopatra. XI. 179, 180. c. Augustus (c/esar octavianus); zyne zamenfpraak met cleopatra. XI. 182. c. ■ iaat clopatra met eene Koninklyke ftaatfie begraven. XI. 189. c. . ■ ■ zyn gedrag na den moord van j. c/e- s a r. XII. 50. Autochtones; wie van ouds dus genoemd werden. I. 6c. aant. Autolycus; de ftichter van Sinöpe. VII. Automatia; wat daardoor betekend wordt. IV. 100. aant. Autonomen ; welke volken deze waren. IX. 235. aant. Bacchus ; waarom ornestes byge. naamd. IL 257. aant. mm ingewyden in zyne geheimenisfen ; welke gewoonte zy hadden te Athene. II. 263. aant. Bacchylides; een beroemd Lierdichter. L 438. Bardiêen; welke dezen waren. VI. 288. Bafilka; wat men door dit gebouw verftond. IX. 1 welke gebouwen te Rome deze wa¬ ren, V. 183. aant. L 3 Bast-  166, BLADWYZER. Bastaarden? wie daarvoor te Athene gehou» den werden. III. 96. a. aant, : zie ook I44. CL. Bastamen; befchryving van dezelve. IV-. 14a. BAtaaffche. henden; beroemd als de beste ruiters onder de Germanen. XIII. 98. Batalus; aanteekening omtrent dezen naam. XI. 14. Baïhycles; een kuniliggraveerder. II. 19. aant. Beelden; van de Godheid te maken, door N um. a poMPitius verboden, I. 449., Beer van Calydon ; hagch.elyke jagt op dit dier. I. 139. Begrafenis/én; wetten van lVcurgus omtrent dezelve. I. 400. Begraven; plechtig formulier by het neodir gen ter begravenisfe van ouds gebruikelyk. I. 235. aant. » de Athenienfers- keerden de lyken by het begraven westwaarts. II. 32. aant. Beker, by, de gastmalen der Grieken; aanteekening daaromtrent. XL 92. aant. Beklaagde; welk regt zulk een te Athene had. IX. 75. aant. Belgen,, 't magtigfte Volk der Galliërs]; op.» togt van c^sar tegen hun. IX. 56. b. Berenice, Vrouw van mithridates; laat zich worgen, VII. 163. Befchuldiger.; hoe veel Hemmen dezelve, by Bevelhebbers', zie Staatsmannen. Bibulus; de nietigheid van zyn Confulfchap , door fpotfchrifcen aangeduid. VUL 132; b. aant. Bidden; voorfchriften van nu ma omtrent hetzelve. I. 470, 471. IV. 389. Blikfemfiraal ; offeranden daardoor verteerd, van ouds een goed voorteek-en. IV. 173. aant. Bloed der dieren; hoe de Sceptifche Wysgeeren daarover dachten. IV. 150. Bloedregens; aanmerking omtrent dezelve. IV. 380. aant. Boe'ótarch; wie dus by de Thebanen genoemd werd. IV. 274 aant. Booten; ftraffe der Booten by de Perfen: befchryving van dezelve. XII. 44. c. Bospotus; de Cimmerifche onderfcheiden van de Thracifche. I. 131. aant. Boulimie, of Geeuwhonger; befchryving van deze ongefteldheid, XII. 57. b. Bouwkunde; aanmerking omtrent dezelve. III. 57. a. aant. Brachmanen; wie deze waren. I. 313. aant. Brennus; Opperhoofd der Gallen, belegert Clujium. II. 359.:, zyn merkwaardig antwoord aan de Afgezanten van Rome 361. eischt voldoening voor eene verongelyking door de Romeinfche Gezanten hem aangedaan. 262.: de weigering hiervan doet hem, met zyne benden, naar Rome fnellen. 363.1 zyne btfeheidenheid in de landen, die zy L 4 door-  ^68 BLADWYZER. doortrokken, ald.: flaat de Romeinen op de vlugt. 365.: vermeestert Rome. 374.: zyne verdere krygsverigtingen aldaar en op het omliggende land. 375.; een gedeelte van zyn leger wordt door camillus verflagen. 378.: zyn aanval op het Kapitool, door een zonderling geval mislukt 385.; een vergelyk, door hem met de Romeinen, gemaakt, door camillus vernietigd, en met zyn leger op de vlugt geflagen 389,391. Btïges; wie dus genoemd werden. XII. 102. b. aant. Brieven; aanmerking omtrent de gewone groe- te (Chairein) in dezelve, by de Grieken. X. 57. aant. Brittsnje; aanmerking omtrent c/esar'stogt derwaarts IX. 05, b. Bronnen', aanmerking omtrent het water het« welk dezelve in zich bevatten. IV. 150. Brutus (deci mus)toegenamd albinus; zyne verraderlyke houding in een gefprek met CÜESAR. IX. 169. b. Brutus (junius)} aanmerking omtrent hem. XII. 3. b. Brutus Clucius); de eerfte ondernemer der omwenteling, waartoe de geweldenary van tarquinius den trQtfcheti het tee- ken gaf. IL 137. tot Conful verkoren. II, 137. . zyn karakter. II. 149. %.\m*.. zyn gedrag omtrent het verzoek der Ge-  BLADWYZER. 169 Gezanten van tarquinius II. 140. Brutus; (lucius) waarom hy den naam van brutus droeg. II. 142. zyne hardvochtigheid by de, ftrafoefcn ning aan zyne beide zonen. II. 146. « — fneuvelt, te gelyk met zyne tegenpar- ty, ar uns, denzoon, van tarquinius. II. 153- Brutus; (siarcus) zyne afkomst. Xir, 4, 5- b.\ zyne letteroefeningen. 7, 8. b.: was een beminnaar der Laconifche kort-, fpraak. ald. * zyee bedryven, in zyne vroege jeugd, onder cato en pompejus, XII. 9. b, ir. b. waarom ces ar in den beginne zoo veel werks van hem maakte, en hem begun- ftigde. XII, ia, 14, 16, 17.br. zie ook IX- 120. b. 139. b. 149. b. - zyn karakter. XII. 15. b. 66. b. • wanneer c-èsar het eerfte blyk van wantrouwen omtrent hem gaf. XII. 19. b. r ■ onderfcheid tusfehen hem en cas- sius, ten aanzien van hunnen haat tegen c/esar. XII. 20. b. « • op welk eene wyze door cassius de zamenzwering tegen oesar met hem werd aangelegd. XII. 23. b.: zie ook IX. 163, 169, 173, 175. b. - zyne pogingen om anderen tot de za- meazwering over te halen. XII. 26. b, L 5 Bru-  17» BLADWYZER, Brutus; (marcus) zonderlinge proeve, welke zyne hii^vrouw, porcia, nam, vóór zy de geheimen van baren Echtgenoot wilde uitvorfchen II. 30. b. 1 > uitvoerig verbaal van voorafgaande en verzeilende omftandigheden van het ombrengen van ciSAK, door hem en de zamengezworenen. XII. 32 40» m- verzet zich tegen het ombrengen van ANTONIU . XII. 41. b. . i—i zyn gedrag en dat zyner medeftanders na den rao rd van eis ar. XII. 42. b.: zy allen d >or den raad vrygefproken, en eerbewyzingen toegelegd 44. b.: zie ook. IX. 176 — 183. b; -*-.—f—» ftemt, met antonius, tot het voorlezen van het testament van ciESAR.. XII. 45. b : uitwerkzels hiervan, ald. « — neemt de vlugt naar Antium. XII. 48. b.\ geeft prachtige fpelen aan het Volk. 49. b. - • haalt in eenen brief cicero heftig door, die zich by den jongen cxsar begon te voegen. XII. 51. b. - lterke aandoeningen van zyne vrouw porcia, by zyn vertrek uit Italië. XII. 82 b. \ rust zich te Athene heimelyk tot den oorlog toe. XII. 54. b. t- zyn merkwaardig gezegde aan eene, door hem gegeven, prachtige maaltyd. XII. 5> b. Br u-  BLADWY Z'EL Brutus; (marcus) zyne verdere krygstoerustingen, XII. 56. b.; en krygsbedryven,, 50, b. 63. b. Q. b. 84 b, 0 - zyn by zonder geval by Epidaurm. XII. 58 ' *—— wordt te Rome gedagvaard en veroor* deeid. XII, 62. b. m. het drieraanfchap, tegen hem en zynen aanhang opgerigt, verklaart 200 Burgers in den ban. XII 62. b. • wien hy de fchuld gaf van het om¬ brengen van cic kro. XII. 63. b. 1—- vriendelyke ontmoeting van hem en CASSius te Smyrna. XII. 64. b. c • aanmerking omtrent zyne geaardheid en bedoelingen. XII. 66, 67. b. - ■ belegert Xantus. XII. 70. b.: onbe- grypelyk gedrag van de belegerden in di* ftad; 71. b. — iaat eenen theodotus ter dood brengen, die weleer de oorzaak was van den moord van pompejus. XII. 76. b. . in twist met cassius, worden zy door het byzonaer gedrag van eenen favonius gefcheiden. XII. 78. b.: zyn gedrag omtrent eavonius. ald. u<. i' zyne denkwyze omtrent regtsplegingen. XII. 80. b. .— zyne gewoonte omtrent het nemen van rust en Uaap. XII. 81. b. hem bejegent een vrees&lyk fpook. XII. 81. b.  17* BLADWYZER. 81. b. iiq b.: zyn gedrag by en na dit nachtgezigt. 82. b.: door cassius ge.rust gefield. 84. b. Brutus; (marcus) c^ssar legert zich tegen over hem by Filippen. Xlf. 85. b. •—i uitvoerige befchryving van den flag by Filippen, en de nederlaag en dood van cassius. XII. 86—100.: zyn gecirag na die nederlaag. 101. : omtrent de gevangenen en eenige fpottende kluchtfpelers. 103,105. b. " aanmerking omtrent den loon dien hy zyne krygsknechten beloofde. XII. 106. b. — i Hechte toeftand van het leger zyner vyanden. XII. 107. b. ■— voordeden door zyne fcheepsmagt op zee behaald. XII. 108 b. • kwade voorteekenen vóór den laatften veldflag. XII. 11 o. b. • • een zekere lucilius redt hem op eene zonderlinge wyze uit een oogfchynJyk gevaar. XII. 114. b.: deswegens daarna door antonius op eene byzondere wy. ze vereerd, 117. b. • brengt zich zeiven om het leven. IX. 184. b.: XII. 119 —iai. b.: zyne vrienden messala en strato daarna, door es sar, gunstig behandeld. 132. b. ' zyn lyk door antoniu vereerd. XII. 123. b. aanteekening omtrent het einde van zyne vrouw porcia. XII. 123. b. Bru-  BLADWYZER. m Brutus; '(marcus) vergelyking van hem met dion. XII. 127. m o cvesar's byzonder gedrag by het vinden van zyn ftandbeeld te Milaan. XII. 135- *• Brutus; aanmerking omtrent de beteekenis van dit woord. IX. 160. aant. Bucephales; berigt aangaande dit paard van alexander. IX. 22,137, 175- aangaande deszelfs dood. 236. Buitenzee, de Levant. III. 102. aant. Burgerkryg te Rome; tusfehen marius en sïlla. VI. 282. enz. Burgerkryg ; aanmerking omtrent denzelven. VIII. 192. b. Burgers; hoe by de Romeinen verdeeld werden. V. 130, aant. , wie al en wie niet, te Rome, tot het ilemregt en het dragen der wapenen werden toegelaten. V. 185. Burgt; de Burgt innemen, een fpreekwys, beteekenende, zich meester maken van de oppermagt. VII. 5». b. aant. Busiris; wie geweest is. I. 79- aant. Bygeloof; eenige Halen van hetzelve. I. 400, 409, 443, 444- H- 24i ■> aSÓ, 262, 296.: III. 6. b. 54. b. 50. c. 53- d-' IV. 455, 457.: VI. 134, 140» I45-. 208—213,268, a74, 378» 439 » 457 » 459 ,ai.*.fl6.*. 33-*« 38. b. 58. b. 86. b. 89. b. 115. b.\ VII. 8, 32» 92, 95» 137 i8«» l82, 186, 3ai» 334t  BLADWYZER.. 334, 33°% 343. 380, 38a, 3*6, 58; ï: *%. b.: VIII. 189, 191, 186. kx IX. 6, ió'i 55». V3» 99» «af» i°3» IlD» *38» aao, 274, in. 120. b. 164. : X. 89, 90, 103. £. 248. £. 294- b. 386. 43. Cl 44. c. 77. c: XL 66, 105, 51. J. 86. b. 158. &. 182. £. 198. b. 232. 75. c. 137. t.: XII. "60, Si, 98, 84. b. 86. & 110. b.t XIII. 56, 80. Bygeloof; wat men oudtyds daar niet voör hield. IV. 385. JBygelovigheid omtrent luchtverfchynfelen; aanmerking van plutarchus omtrent dezelve. IIL 43. a. Bynamen; waaruit by de Romeinen ontdaan; VI. 164.: verdere aanmerking omtrent dei zelve. ald. aant.: zie ook Toenamem Byzantius; (leo) een leerling van pla-v to. VII. 377. aant. C ad mus; overlevering omtrent benn VL 60. b. aant. C*sar; (cajus julius) de oorfprong der vyandfcbap tusfehen hem en sul la waarin te zoeken. IX. 5. b.' • '•• wordt als Prester van jupiter door sulla weder afgezet. IX. 6. b. aant. 1 us. IX. 38, 39 b.: omtrent c a t i £1 H a. XI. si b.: omtrent cicero. XI |8i b. 9? b. . - . aanmerking omtrent zyne krygsbedryven in Gallt'è. IX. 40. b. ,_ . een voorbeeld van genegenheid en yvef zyner foldaten voor hem. IX. 4:. b.: wy. ze waarop hy hunne eergierigheid aanzette, 42. b. ; zyn uitwendig voorkomen en gewone levenswyze IX. 45. b.; op welk eene wvze hy reisde. 46. b. en te paard reed. ald, • 1— was de eerfte uitvinder van het zoogenaamde cyfferfchrift. IX. 46. b. ~ was niet op zyn' mond gefield. IX. 47. b. Cm-  BLADWYZER» C*sar; (cajus julius) zyn eerfte oor* log in Gal/ie, tegen de Helvetiers en Tigu* rynen, IX. 48. b.: zyn tweede oorlog te* gen de Germanen. 51. b> ■ trekt op tegen de Belgen. LX. 56. b.t en verilaat de Nerviers. 58. b. ■ poogt meer en meer, door geld en vereeniging van zich met pompejus en crassus, zyne magt te vergrooten. IX» 59- **• '—'— zyn gevecht met de Ufipeten en Tench* teren. LX. 61. b. enz. aanmerking omtrent zyn' togt naar Brit* tanj'e. IX. 65. b. *> dempt een' opftand der Gallen. IX. 66, 68. b> berigt van de merkwaardige belege* ring en verovering van Alejia, door hem. IX. 74. 75. b. aant. —' hyen pompejus zoeken eikanderen den voet te ligten. IX. 75. b.: welke voor* wendfels hun daartoe gegeven werden. 76.6. —— beginielen van den burgerkryg tusfehen hem en pompejus. IX. 78. b. 81. b. —— trekt op naar Rome. IX. 87. b.i ert de oorlog breekt aan alle kanten uit. 88. verbazende beroerten alornme, wegens zynen optogt , en verlegenheid van pompejus zeiven. IX. 89. b.: akelige toeftand van Rome. 91. b.i byzonder gedrag van domitius. 92. b, XII. deel, M CM"  •173 BLADWYZER. Caesar; (cajus julius) keert, na de vlugt van pompejus, naar Rome terug, en wordt meester van geheel Italië. IX. 94. „ Zyn ftout antwoord aan den Tribuun metellus. IX. 95' ; _ trekt naar Spanje; wordt na zyne te- rugkomst dictator. IX. 97. b. , Zyne verdere krygsbedryven. IX. 98. b. - ■ byzonder gedrag van zyn onvergenoegd krygsvolk. IX. 99. b. zyn hagchelyke toeftand op zyn' zee- togt naar Brundufium. IX. 100. b. . i; breedvoerig verflag van het gevecht tusfehen 't leger van hem en van pompejus, teu nadeele van den laatften. IX. 103 —118.: zyn gezegde by het binnenkomen der legerplaats van pompejus. 119.*. _ behandelt velen der gevangenen zachtmoedig, en fchenkt ook vergiffenis aan brutus, die hem naderhand vermoordde. IX.. 1 20. veelvuldige voorteekenen van deze overwinning op pompejus, door hem behaald. IX. 120.: dit geval beoordeeld. 121. I. aant» _ - zyn gedrag, na de overwinning, omtrent jde Thesfaliers , en aan de inwoners van Afia IX. 12a. b.: en omtrent de aanhangers van pompejus na den dood van dezen. 123. b, «, zyn verder gedrag in Egypte omtrent fhotinus en cleopatra. IX. 124»  BLADWYZER. ï7« CJèsar; Ccajus julius) geraakt in on» derfcheidene gevaren. IX. 126, 128. b. 1- verwint den Egyptifchen Koning, en bevestigt cleopatra op den troon. IX. 130. b. • duidt, met drie woorden, ik kwam, ik zag, ik won, de gezwindheid uit van zyne overwinning op ph'Krnaces. IX. 131. —— na zyne terugkomst te Rome leed zyn goede naam eenen grooten krak. IX. 133. b. befluit tegen cato en scipio in Afrika op te trekken. IX. 134. b.: geraakt, by eene overrompeling zyner,, ruitery, in gevaar. 136. b. m verllaat de benden van scipio. IX. 138. b.: zyn gezegde by het vernemen van den zelfsmoord van cato. 139. b, - aanmerking op het ftuk tegen cato* na deszelfs dood, door hem gefchreven. IX. 139. b. viert in één maand vier zegepralen. IX. 141. b, aant. doet ryke uitdeelingen, en geeft eert gastmaal van twee en twintig duizend tafels. IX. 141. b.: en aant. ——■ houdt eene volkstelling. IX. 14a. b.t aanmerking op de aanteekening van plutarchus. ald» aant. 1 behaalt met veel moeite eene overwirining op de zonen van pompejus iri M * Spar*  j8o BLADWYZER. Spanje. IX. 146. b.: dit was zyn laatfte oorlog; de zegepraal, hierover ergerde de Romeinen. 147. b. C«sar; (cajus julius) ftondt nooit te voren naar roem in de burgerlyke oorlogen. IX. 147- b' mm aanmerkingen omtrent de buitenfpori- ge verheffingen' door het volk IX. 148. b. _ zyn onberispelyk en zachtmoedig ge¬ drag , na het einde der burgeroorlogen. IX. 148. b. _ ,,, Zendt nieuwe volkplantingen naar Carthago en Corinthus. IX. 149. b.: en laat die fteden weder herbouwen. 150. b. aant. , gepaste aanmerking omtrent onverza- delyke eerzucht. IX 151. b.: zyne verbazende voornemens bleven fteken. 153. b. , verbetert de tydrekening. IX. 154 b.: veroorzaakt nyd 155. b. L. zyne begeerte om Koning te worden ontfteekt eenen voor hem dodelyken haat. IX. 155- b. - behandelt den raad met minachting. IX. 157. b.: 't welk ergernis geeft, vermeerderd door de mishandeling van twee gemeentsmannen. 158. b. « - begin der zamenzwering tegen hem. IX. 161. b.: aanteekening van verfcheidene voorteekenen. 165. b.: — 168. b. „ zyn huis op de wyze van de tempels der goden ingerigt. IX. 168. b. aant. C/b-  BLADWYZER. 181 Cjesar; Ccajus julius) wordt in de raadzaal vermoord. IX. 173 —176. b.: gedrag van zyne vrienden en vyanden na zy. nen dood. 177. b.: verfchrikkelyke geestdrift van het volk tegen zyne "moordenaars, by het openen van zyn testament. 179. b.i zyn lyk wordt verbrand, ald. aanmerking omtrent het verfchynen van een groote ftaartfter, en andere teekenen na zyn' dood. IX. 182.: uiteinde van cassius en brutus. 181,184. b. ■ vergelyking van hem met alexan¬ der, door den Franfchen vertaler dacier. IX. 187 — 243. b. zie verder van hem in 't leven van pompejus. VIII. 125. b.i X. £9. b.i 63. b.: 77. b. : XII. 19. b. Cjesar, de jonge; zie augustus. Cal anus; een Gymnofophist , laat zich, met buikpyn gekweld, levendig op den brandftapel verbranden. IX. 261. Ca lippus; een vriend van dion: zie van deszelfs bedryven. XII. 134. enz. Calle; eene Had, nu Fort a Port. IX. 31. b. aant. Callicratidas; vlootvoogd te Ephefus, VI. 356,358.- zyn lof- 361Callisthenes; aanteekening omtrent dezen Wysgeer. IX. 263. 207. enz: zie ook. II. 367. aant. M 3 Cal-  j8a BLADWYZER. Callistratus; een Grieksch Redenaar* aanteekening omtrent hem- XI. 16. aant. Camerium; eene ftad in het oude Latium. L 256. Camillus; een toenaam. II. 327. aant. Camillus; waarom hy niet eenmaal Con. ful is geweest. II. 32Ó. - zyne dapperheid. II. 328. tot wordt Cenfor. II. 328.: verrigt in die» post twee aanmerkelyke zaken. 329. «■——■» wordt voor de tweedemaal Krygs»> tribuun. II. 331. •■ zyne krygsverrigtingen tegen de Cape- - «aten. II. 333.: tegen de Vepers. 338.: de Faliscers. 349. « wordt Dictator. II. 335.: neemt Pejt gewapenderhand in. 339.:. vreemde gebeurtenisfen na de verovering van die ftad. 341. « houdt, de eerfte, eene zegepraal op. , eenen wagen met vier witte paarden befpannen. II. 343. »«. geraakt in ongunst by het volk. II. 344.: byzonderst over het terug doen eisfchen van den, te Veje, veroverden en uirgedeelden buit. 345.: merkwaardig gevolg van dit geval. 346-348. »■ belegert Falerien. II. 349.: zonderlinge ftraf, aan eenen verraderlyken fchoolmeester van die ftad, door hem opgelegd. 351.:,maakt een verbond met de Faleriers. 35a. komt in verderen haat by het volk. IJ. 353.: doet een merkwaardig gebed en gaat  BLADWYZER. 183 gaat vrywillig in ballingfchap. 354.: aanmerking omtrent zyn' uitgebroken' vloek over Rome. 355. Camillus; voorteekenen van de door hem aan Rome voorfpelde ramp. II. 356. ». . verzamelt in zyne ballingfchap, te Ardea.ttwi. legerbende, en verlost Rome van den inval der Gallen. II. 377—"391- . door lasterzucht op nieuw vervolgd, op zyne voortellingen om het verwoeste Rome weder te herbouwen. II 393. — zyn bedryf in eenen nieuwen oorlog met de Latynen en Folscen; en zegepraal over dezelve. II 397—4°5« . . veroordeelt marcus manlius. . Hs 407. ——— zyne verdere krygsbedryven tegen de Prettestinen, Vohcen en Toskanen. II. 409. - zyn gedrag , in eene opfchudding in den ftaat, door lucinius stolo verwekt. II. 412 — 415' — de Gallen andermaal door zyn byzon- der beleid geflagen. II. 415 — 4*9* _. verbetert de wapenrusting van zyne krygsbenden, om zich tegen de Hagen der Gallifche zwaarden te beveiligen. II. 416. , ftemt het verkiezen van eenen C011- ful, uit den burgerftand, toe, en Iticht den Tempel der Eendragt. II. 4"- mmf 1 fterft hoog bejaard aan de pest, en wordt algemeen betreurd. II. 422.;zie ook 416. M 4 Ca-  1*4 BLADWYZER. Camillus; vergelyking tusfehen hem ea themistocl.es. II. 425—445. Campaniers; in Sicilië. XII. 70. Canathra; eene foort van ligte wagens. VUL. 239. aant. Canduce, een Oosterfche naam. II. 255. aant-* Cmopus, eene ftad aan de Nyl. II. 103. aant» Capratince; (Nona) welke dag dus genoemd werd. I. 275.; zie ook 278. Carmbntalia; een feest der Romeinen» I. 242. Carneius; de naam eener maand te Sparta, overeenkomftig met July en Augustus, VII. 400. aant. Carthago; wanneer door scipio verwoest en door caesar herbouwd. JX. 150. b, aant.; zie ook. V. 206: ——— kwade voorteekenen by deszelfs her- bouwing doorc ajus gracchus.X.76.C. Caryatiden; wie dus genoemd \yerden. XII. 49. c. aant. Casander; de opvoeder van philepoe- men. V. 232. Cassius; zie van hem in 't leven van a n» tonius. XI. 47. c. welke de oorzaak is geweest van zyn' haat tegen ces ar. XII. 21. b.: zie verder van hem in het leven van brutus (m) XII. 23. b. enz. —-—• zyne geaardheid. XII. 65. b.: 66. b. * ! zyn dood. XII. 100. b. Cas-  [BLADWYZER. 18$ Castor en pollux; Lacedamonifche Prinfen, daarna vergood. L 387. aant. Castor en Pollux; aanteekening omtrent dit gefternte. VI. 378. Castulon; eene ftad in Spanje. VIII. 9. Catilina; (lucius) flecht karakter van6 hem. XI. 27. b.: verhaal van zyne zatnen» zwering. 29. b. enz. ■ .. . ■ zie van hem ook. X- 55. b. t Cat 0; C-MA a c us por cius) zyne afkomst, naamsoorfprong, ligchaamsgefteldheid, en karakter. V. 131 —133. -< 1 zyn landgoed, naby den boerenftulp van manius curius gelegen. V. 134. » werd laat met de Griekfche letterkunde bekend. V. 136. trekkken van zyne billykheid en gematigdheid. V. 137, 139. geraakt in gemeenzaamheid met vale- rius flaccus, die hem bevordert. V. 138.; en met faimus maxïmus. 139. « ■ zyn afkeer van scipio,wegens diens onuoemelyke geldverkwistingen in den oorlog. V. 140. > verkreeg door zyne welfprekendheid eenen zeer grooten invloed, en genoemd de Romeinfche demost henes. V. 141. zyne fobere levenswyze. V. 142.; en bewondering zyner matigheid. 147. ■ aanmerking omtrent zyne taal. V. 148.: eenige van zyne zinryke gezegden opgegeM 5 ven.  186 BLADWYZER. ven. 149 — 159, 168, 172, 184, 201, 202. Cato; (marcus forctus) hoe hy dacht omtrent het bedingen van hulp van barbaren voor loon. V. 158. - was niet baatzuchtig. V. 159. °- ' ■- zyn gedrag in Spanje, tegen het misnoegen van scipio, door den Raad goedgekeurd. V. 161. . «— verflaauwde niet in zyne loffelyke pogingen. V. 162. zyn gedrag in Griekenland. V. 164,166. . aanmerking omtrent zyn' fiyl. V. 165. zyne krygsbedryven in Griekenland, tegen a n T1 o c'h u s den Grooten.V.165—171. «—— zyne regts- en ftaatkundige verrigtingen, V. 171. «J > werd zelf veelmalen voor het Regt i gedaagd. V. 172.' bereikte eenen zeer hoogen ouderdom. V. 173. ** wordt, niet zonder tegenftreving van den Adel, Cenfor, V. 175. lucius quintius, wegens deszelfs gedrag by een gastmaal, door hem uit den Raad gezet. V. 199.; zie ook V. 61. b.\ als ook mamilitjs. ald. : meer voorbeelden van zyne ftrengheid. 180.: zyne verdere verrigtingen als Cenfor. 182. een ftandbeeld voor hem opgerigt. V. 183. ■ zyn gedrag als huisvader, echtgenoot en  BLADWYZER» xS? en huishouder. V. 185.: hoe- hy zynen zoon opvoedde. 186.: kloekheid van dezen zoon in den oorlog. V. 188. Cato; (marcus porcius) zyn gedrag omtrent zyne ilaven. V. 190. ,—— aan welke bezittingen hy de voorkeu» gaf. V. 192. *-—>—■ zyne wyze van woeker van fcheeps- redery van allen 't meest afgekeurd. V. 193. m had een afkeer van de Griekfche Phi- lofophen. V. 194—198.: als ook van de Geneeskunst. 199. ... treedt, hoog bejaard, in een tweede huwelyk, met eene dochter van eenen zyner Klerken. V. 201.: antwoord by die gelegenheid aan zynen zoon. 202. - ■ volhardt, oud zynde, in zyne ambts» bezigheden. V. 203. *. zyne werken zyn meest verloren. V. 204. aant. en 205, aant, — zyne levenswyze op het land. V. 205. . zyn laatst itaatkundig bedryf was de verwoesting van Carthago. V. 206". fterft alsPrator. V. 210.: zyne nage- latene kinderen, ald. ./. vergelyking tusfehen hem en aristi- öes. V. 213 — 228.: zie ook van hem VIL 24. b. Cato de jonge; vergeleken met phocion. X. 12.  188 BLADWYZER. X. 12. enz.; en vervolgens, (volgens daciek) 177 — 212. b. Cato de jonge; zyne afkomst. X. 3. b.; en opvoeding. 4. b.: zie ook. V. 187. > zyn karakter. X. 5. b. 13. b. 14. b* 28. 47. 54. b. 119. 13K b. 155. b —— aanmerking omtrent zyne hardleerend- heid. X. 6. b. 1 eenige byzonderheden omtrent hem, in zyne kindfche jaren X. 8. b. 9. b. n.b. 13- ; en in zyn' verderen leeftyd. 19. b. 93. b. 32. b. 59. 61. > zyne levenswyze was ingetogen en ftreng. X. 13. b. 19. b. 16. b. geeft blyken van zyne welfprekendheid en van zyn verfiand. X. 15. b. zyn gedrag by maaltyden. X. 17. b. aanteekening omtrent zyn eerfte en tweede huwelyk. X. 20. b. 60. b.: zie ook V. 189. ■> ■ geeft blyken van moed en dapperheid in den flaven - oorlog. X. 21. b.: zie ook. V. 189. 1 ' bedient zich niet, in 't ftaan naar eenen eerepost, van eenen nomindatar* X. 22. b. oefent zyn krygsvolk tot dapperheid. X. 24. b. haalt den wysgeerigen athenodo- r u s over, om tot hem in 't leger te komen. X. 26. Ca-  BLADWYZER. 189 Cato de jonge; geeft blyken van de zwaarite droefheid over den dood van zynen broe* der C/epio. X. 27. b.: doet hem op eene prachtige wyze begraven. 28. b. m ■ was zeer geliefd by het krygsvolk. X. 30. b. ■ ■ befchryving van zyne reis naar den Ga/a* tifchen Vorst de jota rus. X. 30. • had eene belagchelyke ontmoeting inSy- rie. X. 32. b. m wordt door pompejus vereerd. X. 34. b. - weigert gefchenken van dejotarus aan te nemen. X. 37. i» . zyn gedrag toen hy het Quaestor*- ambt aanvaardde. X. 38.: byzonderst omtrent eenen van zyne Klerken, die een testament vervalscht had. 40. b.: maakt 'sLands rekenkamer achtbaarder dan de Raad was. 41. b.i redt marcellus. 45. b. m zyn gedrag in den Raad. X. 46. b.: blyken van zyne regtvaardigheid. 47. b. 54. b. 65. b. 74. b. . , menfchen van Hechte zeden; doch geftreg in hunne redenen fpottenderwyze ca* to's genoemd. X. 49. b. zyn gedrag, toen men hem aanzocht om naar de waardigheid van Tribuun te dingen. X. 50. b.'. en hoe hy zich in dien post gedroeg. 52. - ■ veegt handhaving van geregtigheid met goed-  rpo BLADWYZER, goedwilligheid jegens elk zanien. X. 54. #k Cato de jonge; hielp Cicero zyne groote onderneming tegen catilina en des» zelfs aanhang ten einde brengen. X. 55— 58. b. XI. 54 b. 60. b. - door welken weg de eenigfte van zyne redevoeringen is overgebleven. X. 57. b. m was oHgelukkig ten aanzien van zyne vrouwen, X. 59. b. \ ftaat zyne vrouw mar* cia aan.hortensius af. 63. b. **~ > berigt van zyne ftandvastigheid, in het verlosfen van den flaat van het drukkend Tribunaatfchap van me tellus, en het fnuiken van de magt van pomjpejus. X. 64 — 72. b, m befchermt lucullus. X. 73. b. verzet zich tegen het aanzoek van pompejus om eene van zyne nichten of dochters te trouwen. X. 75. b.: aanmerking omtrent deze weigering. 76. b. »« zyn gedrag omtrent caesar en pompejus. X. 77. b. 8i. b. 100. b. ■■ wordt door clodius gedwongeM tot den kryg naar Cyprus te vertrekken. X. 85, b. —— ontvangt den Egyptifchett Koning ptolom/eus ten zynen huize te Rom, op eene onhoffelyke wyze; doch geeft hem eenen getrouwen raad. X. 88. b. ■ ■ behartigt de verkoping van den Ko- nink-  BLADWYZER» iji ninklyken inboedel op Cyprus met de uiterfte naauwkeurigheid. X. 89. b. Cato de ionge; munatjus zicb tegen cato over minachting beklagende , wordt, door hem, befcheiden beantwoord. X. 91. b.: ontmoet munatius daarna vriendelykst. 93. b. m, brengt eene groote fchat uit Cyprus mede; doch verliest op de reis zyne aanteekeningen. X. 95. b.: zyn zonderling gedrag toen by, by zyne terugkomst , door den Raad, aan de rivier verwelkomd werd. 96. b. ■ wordt buitengewoon Praetor. X. j6. b. u verdedigt de wettigheid van het beftuur van clodius, fchoon hy, als Tribuun, alles Hecht verrigt had. X. 98. b. mm onmin tusfehen hem en cicero. X. 99- *• _ verzet zich, uit zucht voor de vry- heid, tegen het geweldig ftaan van pompejus en crassus naar het Confulfchap, doch te vergeefs. X. 101. b. 1 wordt, op eene onwaardige wyze door pompejus behandeld zynde, wegens zyne vrymoedige taal tegen de overheerfching, van 't volk toegejuicht. X. 104. b. ■ verzet zich, fchoon 'bedreigd, ftoutmoedig tegen de verdeeling der Provinciën tusfehen pompejus en crassus. X. 105. b. mm. _ voorfpelt pompejus zynen ondergang  lot BLADWYZER. gang door casar. X. 106. b. isi. b. 127. b. Cato de jonge; betoog van zyne regtvaardigheid in het ftuk van flemming. X. 107 — iir. b. — verdedigt zich tegen de verwytingen van pompejus. X. 113. b. —■■ ■ zyne zonderlinge regeling der fpelen in den fchouwburg. X. 115. b. zyne bedryven waren nooit ingerigt om iemand te behagen, maar wel om den Haat te behouden. X. 119. b.: getoond in zyn gedrag omtrent pompejus. ald. 121. b. — zijne ftrenge regtvaardigheid in regts» plegingen. X. rao. b. — gedraagt zich verftandig in zyne te* leurftelling ten aanzien van het Confulfchap* X. 123. b, — hoe hy dacht omtrent de offeranden aan de goden, wegens de overwinning Op de Germanen, door c• — Werkt op eene moedige wyze de flech- te ontwerpen van caesar tegen, tot genoegen van den Raad. X. 126, 127. b. ——— neemt, by het naderen van c^sar's leger, de vlugt, en toont alle blyken van neêrflagtigheid, tot aan zynen dood toe. X. 129, b.: vertrekt, na eene goede raadgeving, vervolgens van Sicilien naar pompejus, dien  BLADWYZER. \9% ^len hy een menschlievend belluit doet nemen. 133. b. Cato de jonge; pompejus verandert, om fchandelyke redenen, van befluit, ten aanzien van het opdragen van het opperbevel over de vloot aan cato. X. 133. b. • op zyne aanfpraak wordt al het krygs¬ volk van pomp üjus met dapperen krygsmoed bezield. X. 134. b. —j- zyn gedrag na de nederlaag by Phar* falie. X. 135. b.: en komst in Afrika. 137. b.: zyn gedrag aldaar omtrent den Koning juba. 139. b. -" ■ weigert het opperbewind Op zich te nemen, daar de Proconful scipio tegenwoordig was. X. 140. b. • scipio, zynen raad laatdunkend ver- fmadende, wordt door c/esar op de vlugt geflagen. X. 143. b. — geeft met veel bedaardheid , na de tij* ding van de nederlaag, aan de burgery van Utica raad, en doet aan het overige krygs» volk eene bemoedigende aanfpraak. X. 144— 147. goede uitwerking hiervan op de leden van den Raad. 148. b.: Verfchillendè taal van hun die kooplieden waren. 149. bi l zyn zachtzinnig en rustig gedrag in de neteiigfte omltandigheden, waarin hy zich met zyn volk te Utica bevond. X. 151. b, » ■ - zyn gefprek met de driehonderden tê Utica, die hy niet toeftaat voor hem by XIII. sul. N  jfö BLADWYZER. cjsar om vergiffenis te bidden. X. 156.i1. Cato de jonge; zyne bezorgdheid voor de Romeinen en de burgers van Utica. by het aannaderen van c ze sar. X. 157. b. —.— zyn byzonder gedrag omtrent zynen zoon en zekeren statyelius. X. 159.0. .... eenigé byzonderheden kort vóór hy zich zei ven het leven benam. X. 160—169.^.: zyn uitvaart. 170. b. gezegde van casar, op de tyding van zynen dood. X. 171. b. eenige byzonderheden omtrent zynen zoon, zyne dochter en statyllides. X. 172—174. u , zie van hem ook in het leven van pompejus. VIII. 142. b. 152. b. enz.: en van caesar. IX. 22. b. 35. b. Catulus; Cl.) deszelfs ongelukkig uiteinde. VI. 292.: zie ook van hem in 't leven van pompejus. VIII. 41. b. Caufta; een Macedonische krygsmuts. VIII. 99. Celer; waarvan deze toenaam oorfpronkelyk zy. I. i95: Celten; dus Werden alle volken genoemd, die oudtyds naar het Noorden woonden. 1L 356. aant.: Gallen van hun afkomftig. ald. Cenfors; waarin hun ambt beftond. II. 3*8. aant. 329. aant. . groote heiligheid, door de Romeinen aan dat ambt toegefchreven. II. 355- v« I74- Cen-  0 B L A D W Y Z Ê R. $3 \tenfors; welk regt zy haddert omtrent de leden van den Raad. IV. mi. Cephisodotus; een der oude kunftenaren. X. 61. aant. Cercyon^ een beroemd worfteliar. 1. 78. aant. Cethegus; zie van hem X. 55. b. XÏ. 39. b. enz. Chabrias; berigt aangaande deztn Griek, fchen Veldheer. X. 19.: zyne genegenheid voor phocion. 20. Chuerbnca; eene ftad in Bocotïc: derzelver bürgery, door l. lücullus»op eene zonderlinge wyze van haren ondergang gered. VII. ie Chalcedon; onzeker wie deze Held ge* weest zy. I. 132* aant. Chalcioecus , hef koperen Huis; een tempel Van • minerva. I. 317. mant. Chaldeërs; een naam van Waarzeggers by de Romeinen. VI. 17. b. aant. Char on; een oud Gefchiedfchryver. II. 298» aant. Charoniten- dezelfde als Orcini; wie düs genoemd werden. XI. 34. c. aant. Cherfonefus; een half eiland, aan de *Egeefchi zee. III. 49. a. Choerilus; 'er zyn drie Dichters van de» zen naam geweest. VI. 409. aant. Chreocopiden} een bynaam der vrienden vaft N s soi  i96 BLADWYZER; ^ s o l o n. II. 63.: woordfpeling in dien naam. ald. aant. Cicero; (marcus tullius) zyne afkomst. XI. 3. b.: waarvan de naam cicero zynen oorfprong ontleent. ,4. b. en aant.: verdere byzonderheden zynen naam betref, fende. 5. b, — byzonderheid omtrent zynen geboortedag, xr. 5. b. zyn aanleg tot allerleie foort van geleerdheid. XI. 7. b. ~ eerfte proeven van zyne vroege dichtkunst. XI. 7. b. — zyne jeugdige letteroefeningen. XI. 8,b. .—. verkrygt eenen grooten naam, door het winnen van het pleit ten voordeele van rosciu s. XI. 9. b. —1— zyn ligchaamsgeftel, XI. 10. b. geeft zich te Athene over aan de wys- begeerte. XI. 11. b. . doet tzRhodus, tot verwondering, by- ,1 zonderst van apollonius molo, eene redevoering in 't Grieksch. XI. 12. b. . antwoord van 't Orakel vap apollo aan hem.,XI. 13. b. ftreeft fchielyk alle de Pleitredenaars voorby. XI. 14. b.: gaf wel eens ergernis, • door zyne fchertfende taal. 15. b. zyne eerzucht door eene kluchtige - ontmoeting ingetoomd, XI. 17, b. Cl  BLADWYZER. . w Cicero; (marcus tullius) vormt zich tot eenen ftaatsman. XI. 18. b. > bewerkt de veroordeeling van dén Landvoogd van Sicilië , zonder pleitrede. IX. 19. b. «——- ftalen van zyne boertige invallen. XI. 19. b. 20. b. m .. zyn huislyk leven. XI. 22. b. ~>—- als Pretor oefende hy het regt, vol. gens geweten, uit. XI. 23. b.i voorbeeld hiervan, ald. en 25. m het behoud der ftaatsgefteldheid tegen de zamenzwering van catilina. XI.26.b. de vrees voor catilina deed hem het Confulfchap verkrygen. XI. 26 — 29. b. « zyn voorzichtig en ftandvastig gedrag, en verdere inrigtingen ten aanzien der zamenzwering van catilina. XI.30 — 56.b, » ■ aanteekening omtrent het karakter van zyne vrouw terentia, XI. 50. b. — wordt wegens zyne vernietiging der zamenzwering van catilina, na het ter dood brengen der zamengezworenen, van de Romeinfche Grooten en de menigte toegejuicht. XI. 57. b.: anderen belasterden hem deswegens. 58. b.: zie ook 8i.b.aanr. — is de eerfte, wien de eernaam van Pader des Vaderlands opgedragen werd, door cato. XI. 60. b. . • maakt zich gehaat door altoos zich zeiven te pryzen. XI. 61. b.: gaf echter N 3 veel  joS BLADWYZER. veel lof aan groote mannen van vroegeren en van zynen eigenen leeftyd. ald.i zyn lof aan demosthenïs gegeven. 62. b. Cicero; (marcus tulliui) zag wel eens in 't fpreken de vrelvoegelykheid voorby. XL 64. b.: voorbeelden hiervan. 65. b.— 73- b. *—— clodius en zyn aanhang fpanneti tegen hem zamen. XI. 73. b.: wat de eerfte aanleiding daartoe gaf. 74. b.: clodius hitst elk tegen hem op. 79. b. '—: vlugt, om de vervolging van clodius te ontgaan, naar Lukanie. XI. 84. h.\ kleinmoedigheid in zyn ongeval. 86. b. «■ ■ 11 clodius laat zyne landhuizen en zyn huis in de ftad verbranden. XL 87. b.\ weder opgebouwd. 89. b. ** zyne zaken en die van clodius nemen een' anderen keer. XI. 88. b. komt uit zyne ballingfchap terug, met eene algeraeene en buitengewone toejuiching. XI. 89. b, «a • was min kloekmoedig onder de wapenen, en vreesachtig als hy in 't openbaar zou fpreken. XI. 91. b. 92. b. aant. 5» zyn gedrag in zyn beftuur in CUicie. XI. 94. b.: en toen cm sak gewapend op, Rome aanrukte. 97. b.: en vervolgens in die ftaaisberoerten. 99. b. — 106. b. — ce sa u's aandoeningen , by het bepleiten van de zaak van quintus ligaRiys. XI. 105. b. Ci-  BLADWYZER. 399 Cicero; (marcus tullius) zyne bezigheden, nadat de Republiek in eene alleenheerfching was veranderd. XI. 106. b. t — aanteekening omtrent het verftoten zyner huisvrouw; tweede huwelyk en andere huisfelyke omftandigheden. XI. 109—111 b. - had geen deel in de zamenzwering tegen ciESAR. XI. na. b. m.„ ... verfchillen tusfehen hem en antonius. XI. 113. b. enz. . aanteekening van eenen droom van hem. XL 117. b. — welke de aanleidende oorzaken waren van zyne vriendfehap met den jongen c aisar. XI. 119. b. 1 bevordert c/csar tot het Conful- fchap, tot zyn eigen nadeel. XI. 122. b. - ■ berigt van zyn rampzalig uiteinde, onder het Driemanfchap vaa es sar, antonius en eepidus. XI. 123--129. b. — ivreed gedrag van antonius omtrent zyn lyk. XI. 130. : wraakoefening der Voorzienigheid aan antonius. ald. mm ■ vergelyking van hem met de mosthe nes. XI. 133 — 144. b. m< zie ook van hem VIL 48. b. X. 97. b.\ en in het leven van pomïejus, c, j. c£sak en antonius. VIII. 127. b. IX. 12. b. en XI. 15, 37» 41* 4«« c' Cimon; met t. luculeus vergeleken. VII. 14. N 4 Ci-  flo« BLADWYZER; Cïmon; zyne afkomst. VIL iö". * berigc van zyn jongelingfchap. VII. 19. ■ aanmerking omtrent zyn huwelyk met; zyne zusrer elpinice. VII. 23. * blyken van zyne dapperheid en krygt- kunde. VII. 2.5. « • neemt deel aan het ftaatsbeftuur. VII. 27. brengt door zachtheid het gebied over het Griekfche Bondgenootfchap over tot d'e Athenienfers. VII. 29. — wordt door de Athenienfers, wegens zyne bedryven als Opper vlootvoogd, groo- telyks vereerd. VII. 34. 37. S hoe in 't bezit van het eiland Scyros geraakte. VII. 38.: ontdekt aldaar het graf van theseus. 39. '-" zyne loosheid in het verdeelen va» den buit, op de Perfianen veroverd. VII. 45. -j—— op welke byzondere wyzen hy zich. by zyne medeburgers bemind maakte. VII. 47. * overtreft de Athenienfers in gastvry- heid en menschlievendheid. VIL 52. 1 was onomkoopbaar. VII. 54. • bevordert, zonder dwangmiddelen, de fcheepstoertistingen. VIL 56. ,—.— zyne krygsbedryven ter zee, ter vernedering van den Koning van Perfit. VIL 58 — 66 : fluit vrede met denzelven. 67. 1 ; verfraait Athene. VII. 69. \ zyne verdere zeebedryven. VIL 70. m wordt van eene aanklsgt vrygefpro^ kfi», VIL 73- Ch « in e Ri vssnc rwrn ri"r top top  BLADWYZER, tot Cimon; zyn gedrag in het ihatsbeftuur. VII. 74.: men zocht hem, als een voorftander der Aanzienlyken, gahaat te maken. 75, toonde al vroeg gróore genegenheid voor de Lacedamoniers. VIL 76.: haak zich deswegens veel misnoegen op den hals. 70. « waarom hy befloot den Laced 3°5» 311» Cleopatra; de liefde van antonius, voor haar, voltooit zyn ongeluk. XI. 54.c.enz. >. door antonius opontboden naar Cilicie, om zich te verantwoorden, laat zy zich overhalen om derwaarts te'Vertrekken,' XI. 56. c.: prachtige toerusting van het vaartuig en van haar gezelfchap. 57. c. aanteekening omtrent eene naarvolging in het Laiyn en Nederduitsch van de befchryving van deze toerusting. 58. c, aant.'. prach.  fcoS B L A D W Y Z Ë R. prachtige maaltyden waarop zy antonius cn hy haar onthaalde. 59. r 63. c» Cleopatra; befchryving van hare fchoonheid en vermogens. XI. 60. hare verdere ontmoetingen met antonius. XI. 82. c. 118. c. 142. c. 127. c. 130. c. 134. c. enz. 1 neemt verfcheidene proeven op ter dood gedoemden,, welk vergif het fpoedigst en minst pynlyk werkt. XI. 163. e, • haar voorftel aan c/esar wordt af- geflagen. XI. 165. c, : gevolgen hiervan. 166. c, • hare verdere ontmoetingen met ak- tonius. X. 171 —173 c.: zyne laatfte gefprekken met haar vóór zynen dood. 174. c. c m sar poogt haar levendig in handen te krygen. XI. 176. c: zamenfpraafc van haar met cjesar. 182. e. » doet eene lykplenging op het graf va» antonius. XI. 184. c, byzonderheden van haren dood. XT. 186 — 188. c.: cjesar laat haar met ko* ninklyke ftaatfie begraven. 187. c. zigj ook van hare verheffing tot den troon van Egypte, hare zwangerfchap, en bevalling van eenen zoon, c^esarion genoemd. IX. 125. b. 130. b. Cliënten; wie dus genoemd werden. I. 205. Clisthenes; zyne roemwaardige bedryven. III. 11 a. ca-  BLADWYZER. ao? Clitoriers; wie dezen waren. I. 304. aant. Clitus ; uitvoerig bcrigt van het geval, waarin alexander zelf hem om 't leven brengt. IX. 194—003.: gevolgen daarvan. 103. enz. Clodius? (publiuO byzonder voorval met hem op een heilig feest, wegens zyn gedrag omtrent de vrouw van j. c*sar. X. 26. b. XI. 11-— 79. b.: verder berigt aangaande hetgene tusfehen hem en «ar is voorgevallen. XI. 79 — 90. b. wordt door milo vermoord. XI.90. b.: zie ook van «em. VIII. 126. b. IX. 39. b. X. 77» 79- b. Cloelia; hare kloekmoedigheid door porsena met een byzonder gefchenk vereerd. II. 180. Cloton; eene vermaarde ftad in Italië. Clufium, thans Chihji, eene Toskaanfche ftadj. door de Gallen , belegerd. II. 359. Goahmus; beteekenis van dien bynaam. VIL 19. aant. Coclej; Ch°B-atius) dappere daad van hem, ter reddinge van Rome, in den kryg inet porsenna. II. 173.: heerlyk beloond. 174. Collatinusj Ctarquinius) zyne afkomst. II. 137. aant. —■ ■ werd Conful. II. 137.  210 BLADWYZER. tullus.: en wordt daar vriendelyk ontvangen. III. 50 — 53. Coriolanus; Ccajus marcus) fchrikbarende verfchynfeleu te Rome, wegens zyne veroordeelirg. III. 53. . ■ ftookt de Vohccn tot eenen oorlog tegen de Romeinen op. Hl. 56. d.: wordt tot Opperbevelhebber by hen aangefteld. 60. d.; en brengt Rome in het naauw. 65. d. . ■ het volk doet den voorflag. om zich met hem te verzoenen. III. 66. d. —— — Rome , door een byzonder gedrag van zyne moeder en echtgenoote, gerted. III. 70—81. d» - wordt, op aandryven van tullus, uit nyd en partydigheid, vermoord. III. 86. d.: zyn dood had zeer nadeelige gevolgen voor tullus en &tVolscen.%%. d. . • vergelyking van hem met alcibia- des. III. 01 — 102. d. Cornelia; deugdzame huisvrouw van ti- berius gracchus. X. 5. C. . wordt een ftandbeeld opgerigt, met het opfchrift: Moeder der Gracchusfcn. X. 64. c. Cos, nu Lnngo, in den Archipel; de geboorteplaats van tiii'POCRATES. II. 17. aant. Cossus; (cornelius) aanmerking omtrent zyne zegepraal. I. 221. aant. en 223. aant. Cotkon. Laconifche beker; waartoejdezelve diende. I. 334. Ce-.  BLADWYZER. au Cothurnus; als een bynaam gebruikt. VII. 277, Crassus; (marcus) zyne afkomst en opvoeding. VII. 3. b. ' van de befchuldiging van ongeoor¬ loofde gemeenfchap met eene Pestaalfche maagd vrygefproken. VII. 4, b. ■'' geldgierigheid bevlekte zyne menigvuldige deugden. VII. 5. b : bewyzen van zyne geldzucht, ald.: op welk eene wyze hy zyne rykdommen vermeerderde. 7. b. ao. b. ar. b* • 1 zyn byzonder gedrag omtrent zyne Haven. VII. 8. b.: omtrent vreemdelingen en het fchieten van geld. 9. b.: het onthalen van gasten. 10. b. - zyn lof als Redenaar en Gefchiekundige. VII. 11. b. - ■' ontkomt, jong zynde, het gevaar der wreedheden van ma mus, VIL 14. b.: zyn verblyf , ten dien tyd , in een fpelonk by 't landgoed van den getrouwen vibius. 15. b.: wordt daar, op eene byzondere wyze, door vibius bezorgd. 16.b, ■ zyne verrigtingen onder sulla. VIL 18. b, ai. b. - de eerfte grond van zyne yverzucht en ftryd met pompejus. VII. 19, £.22. b, ——— waarin hy vau pompejus verfchilde. VII. 23. b. '!" zyn onftandvastig gedrag in de partyO 3 fchap  Ais BLADWYZER. fchappen van pompejus en ces ar. VIL 25. b, Crassus; (marcos) verkrygt het opperbevel in den Oorlog der Zwaardvechters of van spart ac i;s. VII. 33 b : oefent eene van ouds gebruikelyke krygsftraf uit. 35 b.: brengt dien oorlog gelukkig ten einde, doch wordt, door de verwaandheid van pompejus, verhinderd de eer van eene plegtige zegepraal te genieten. 43. b. —11 doei kostbare offeranden aan hercules. VIL 45. b. voert als Conful, en daarna als Cenfor, niets byzonders uit. VIL 46. b. • of hy ook onder de medepligtigen van catilina hebbe behoord. VIL 47. b aant. • ciEsar maakt met hem en pompejus eene verbindtenis. VIL 50. b. »• • laat, nevens pompetus, door geweld zich weder tot Conful benoemen. VII. 55. b ; en krygt Syrië tot zyne provincie. aid.: zyne blydfchap daarover. 56. b. ■ ver:rekt naar zyne provincie onder de geduchrfte vervloekingen van den Tribuun atejus. VIL 58. b.i trekt op tegen de Parthen. 60. b. : zyne misflagen in dien togt. 61 b. m zyne trotschheid, door eenen der Par~ tifche Gezanten,flout beantwoord. Vll.6s.b. w laat zich door geene redenen van den oorlog tegen de Parthen aftrekken. VIL 67 b. nocb  BLADWYZER. 213 tioch door kwaad voorfpellende teekenen. 69, b. : verwerpt den goeden raad van den Quaistor cassius. 71. b.; en volgt den bedriegelyken raad van ariamnrs. 72 — f6. b. 78. b.: beantwoordt dc voordellen van den Armenifchen Koning met trot.-chheid. 77. b,; fchikt, met ontfteltenis, het leger in dagorde. 80 b.: fchrikbarende aan. val der Parthers op zyn volk- 82 — 84. b. Crassus; (marcus) breedvoerig verhaal van den llaa tusfehen zyn leger en dat der Parthen, eindigende met zyn nederlaag en dood. VIL, 85— 117. b. ■' vergelyking van hem met nicias. VIL 124—136. b-: zie ook van hem in 't Lven van pompejus. VIII. 60. b.; en van CiESAR. IX. 30. b. Cratinus; Blyipeldichter. II. 98. Creophylus; wie geweest is. I. 312. aant. Creta, nu Candia; gefchiedenis van deszelfs Koning minos. I. 87. enz. Cretenfer; den Cretenfer by den Cretenfer fpeJen; een fpreekwoord by de Grieken. VI. 417. Cretenfers; bedriegelyk van aard. IV. 172. aant. Critolaus; aanteekening omtrent dezen Wysgeer. III. 29. aant. Croesus; zyne ontmoeting met solon en cyrus. II. I06 —jiö. Cromyon; een vlek, in 't regtsgebied van Corinihus. I. 75. aant. O 3 Cryp.  214 BLADWYZER. Cryptra; (De hinderlage') waarin dezelve by de Spartanen belfond I. 403. Cureten, anders Idai Dactyli genoemd. II. 46. aant. Corio; zie ook van hem in 't leven van pompejus. VIII. 101. enz. Cu kius (m a n iu s) zyne bekrompene leven»- wyze. V. 137. Cutnanen; een fchimpnaam. IX. 160. aant. Cusfceërs; berigt aangaande dit volk. IX. 271. aant. Cyrele; aanteekening omtrent deze Godin. VI 2ia. aam. Cyhernefia; de naam van een feest te Athene. 1.97. Cychreus; wie geweest is. I. 76. aant. Cyenus; door hercules overwonnen. I. 79. aant. Cyferfchrift; zoo genoemd, daarvan was c j&* sar de eerfte uitvinder. IX. 46. b. en aant. Cylon; merkwaardige gebeurtenis van hem, en derzelver gevolgen te Athene. II- 41. Cynifche Secte; antisthenes ftichter van dezelve. I. 46. aant. C y p h u s; v e n u s, Patroneife van dit Eiland. II. 105. aant' Cyrus; aandoeningen van alexander by het lezen van zyn graffchrift. IX. 260. 11 waarvan hy dien naam draagt. XII. '4. c. zyne geaardheid, ald.: zyn huwelyk, 'ald.: verdere aauteekeningen omtrent hem. 5. c.  BLADWYZER. 215 5. e. 6. c. 7. c; zie verder van h m in 't leven van artaxerxes. XII. 14- c. Cytherfpeelders; oudtijds in hooge achting. II. 223. aant. Daden; welke derzelver grondflagen moeten zyn, als men, na de uil voering, over dezelve geen berouw zal hebben. IV 15,16. Dagen; aanmerkingen omtrent noodlottige,,öf omtrent het onderlcheid tusfehen gelukkige en ongelukkige dagen. II. 365 — 369 : zie ook Dies nefasti. Damastes, ook polypemon; waarom de Uitrekker genoemd. I. 78. aant, Damastes; een leerling van hellanicus. II. 367. aant. Damon; uit het geflacht van peripoetas; zyne geweldige bedryven te Chceronca, Vil. 5-: wordt vermoord. 7. Damon ; een beroemd Muziekmeester. III. 16. a. Dankfeesten by de Romeinen. IX. 58. b. aant. Dapperheid en roekeloosheid, moeten wel de- gelyk onderfcheiden worden. IV. 227. der vrouwen te Sparte. VI. 129. der Kimbrifche vrouwen. VI. 217. aanmerking omtrent dezelve. X. 13. 299. b. Dareiken; een Perftaanfche geldmunt. VI. 352. Darius,. Koning van Perften, zie van den oorlog tusfehen hem en alexander. IX. 62. enz.: grootheid van zyne legerO 4 magt.  2i5 BLADWYZER.' mag1' 73-•' ZW droom. 74.: zyn leger verflagen. 8[.: zyne gevangen genomene huisvrouw llerft, wordt prachtig door alexander begraven. 123.: zyn merkwaardig gebed by het hooren van die gebeurtenis 126.: zyn leger andermaal geflagen. 140.: zyn lyk op eene prachtige wyze door alexander vereerd. 113,174.: zie ook van hem. V. 44. Darius, de zoon van artaxerxes miste mon; door eenen tiribazus opgekookt om, door het ombrengen van zynen vader, zich meester van den troon te maken. XII. 84. c. enz.: de zamenzwering werd op eene byzondere wyze ontdekt. 88. c.; en hy met den dood geftraft. 91. e. zyne kinderen. XII. 3. c.: zyn oudlle zoon wordt na hem Koning. 6. c: zie ar- TAXERXlS. Dtcies festertium; zoo veel als tienmaal honderd duizend festertien. Xt. 11. c. aant. Decinnatio; aanmerking omtrent deze oude Romeinfche krygsftraf. VII. 35. b. aant. De/os; aanteekening omtrent dit eiland. VII. 285. aant. Delphi; aanmerking omtrent den ouden naam dier ftad. I. 129. aant. Godfpraken aldaar. V. 51. VII. 336. IX. 34. enz. Deiphinium; een gebouw in Athene. I. 83. aant. De mades, een Attisch Redenaar, beroemd we-  BLADWYZER. *i wegens zyne geestige gezegden. II. 68. aant. Demadis; aanmerking op hetgene hy eens, ter verfchoninge van vele dingen, in zyne redevoering zeide. X. 3. en aant. geestig gezegde omtrent hem, toen hy oud was geworden. X. 5.: zie verder van hem. 71, 96, 98.: zyn dood. 99. ——— aanteekening omtrent den zin van eene zekere fpreekwyze van hem: Het deeg maken gaat voor de fitebben. X. 352. b. aant.: zie verder van hem. XI. 26. aant. 31, 36,40, 45' 84, 85, 103, 114. Demagoogen; aanmerking omtrent derzelver handelwyzen. I. 14S, aant. Demarius, een Spartaan; by den Vorst van Per (ie door themistocles verzoend. II. 309. Demetrius, een vrygelatene van pompejus; aanteekening omtrent zyne trotschheid. VIII. 110. *. Demetrius, bygenaamd Poliorcetes; met antonius vergeleken. XI. 151. b. 193 —. 203. e. zyne afkomst en uiterlyke geftalte. XL 153, 154. b. — zyn karakter. XI. 154. 157, 160. b. bewyzen van zyne vaderliefde en menschlievendheid. XI. 155, 157. b.; en vriendfchap. ald. - — zyne rustigheid by de wisfelvallighe- den des oorlogs. XI. 16a. b. O § Da  2l8 BLADWYZER. Demetrius; zyn gedrag, by eene overwinning op het leger van ptolom^eus behaald. XI. 164. b. grootte van zyn ontzag by de Ara* bieren. XL 165. b. - zyne krygsbedryven tegen seleu- c u s. XI. 166.: tegen p t o l o m & u s. 190. b. verlost Griekenland van de flaverny Van casa nder en ptoeom-ffiUS. XI. 167 — 174. b. ontvangt van de Athenienfers den naam van Koning. XI. 175- b 196. b. . werd, nevens zyn' vader anti co¬ nus, als Goden vereerd. XI. 176. b. 178. b.: verdere Üaafachtige vereeringen hem aangedaan. 179. b. 185. b. . fchrikbarende teekenen. XI. 181. b.: aanmerking omtrent dezelve, ald. zyn huwelyk met eüPvYDICE. XI. 187. b.: en anderen. 189. b.: zyne zachtmoedigheid en menschlie- vendheid by de overwinning door hem op ptolom;eus behaald. XI. 193. b, . — vervolg van zyne krygsbedryven tegen pt01.omjEus. XI. 198. b. verichillendheid van zyne levenswyze in oorlog en vrede. XI. 200. b. 203. b. - zyne ongeregeldheden door zynen va¬ der verfchoond. XI. 200, 202. b. aard van zyneuitfpanningen. XI. 203.b.'. vindt veel kunftig oorlogstuig uit. 205. b.aant. De-  BLADWYZER. 219 Demetrius; betoont eene groote achting voor eene fchildery van pR a togen e s, hetwelk hy, fchoon den vyand toebehoorende, ongefchonden bewaart. XI. aio. b. f ■ wordt op eene buitenfporige wyze door de Athenienfers vereerd. XI. 213. b. 218 b. • pleegt fchandeïyke ongeregeldheden met jongelingen en vrouwen. XI. 214, 215. b.: verfchillend gedrag van cle^netus en den kuifchen jongeling democles omtrent hem. 216, 217. bn — trekken van zyn' opgeblazen' hoogmoed. XI. 220. b. ». laat 'door de Athenienfers eene groote geldfom, voor lamies, eene zyn^r byzitten, en de overige ligtekooijen, opbrengen. XI. 224. b.: verdere byzonderheden omtrent deze zyne byzit. 225 — 229. b. >— zyne bedryven in den ïhyd der tegen zynen vader antigonus zamengefpannen Vorfteu. XI. 231. b. 233. b.: zyn misflag. ald* ■—. ■ de zegepralende Koningen verdeelen het ryk van zynen vader, na deszelfs nederlaag. XI. 235. b. — zyn Itil gedrag toen by, door de Athenienfers , niet als weleer met eerbewys out» vangen werd. XI. 237. b. 238. b. >. ■' ■ gedrag van seleucus omtrent hem. XI.  420 BLADWYZER. XL 239. b. — 243. b.: zyn gedrag omtrent seleucus. 244. b. Demetrius; maakt, met de Athenienfers. wederom vrede. XI. 248. b. aanmerking omtrent de fnelle veranderingen van het Geluk, omtrent hem. XI. 250. b — 256. b. • wordt tot Koning van Macedonië uit¬ geroepen. XL 256. b. ■ zyne dochter stratonice, aan seleucus gehuwd, trouwt haren (liefzoon antiochus. XI. 252 257. b. • zyne nieuwe krygsondernemingen. XL 257. b.: verovert Thebe. 261. b. : oorlogt tegen pyrrhus. 262. b. geeft ergernis door zyne weidfche praal en grootfche levenswyze. XI. 265. b.: eeni- ge byzonderheden van hem. ald. zyne trotschheid en valfche glorie. XI. 274. b. laat eene menigte fchepen van een buitengewoon maakfel bouwen. XI. 276. b. geraakt in eenen geduchten oorlog. XI. 277. b.: verliest alle zyne bezittingen. 281. b. afbeelding van zyne lotgevallen.XI.280A 1 ■ verdere afwisfelingen van zyn geluk en tegenfpoed. XI. 283 — 294. b. geeft zich en al het zyne in de handen van seleucus. XI. 295. b.i de toebcreidfelen , om hem minzaam te ontvangen»  BLADWYZER. sas gen, veranderen fchielyk. 297. b.: wordt gevankelyk weggevoerd; doch met onder, fcheiding behandeld. 298. b. 299, b.: zie ook VI. 49. aant. Demetrius ; aanmerking omtrent zyne vroegere bedoelingen en derzelver uitüag. XI. 30c b. ••• vervalt in eene ziekte en fterft. XI. 301. b.: byzonderheden van zyne uitvaart. 302. b. — ■ aanteekening omtrent zyn gedacht. XI. 304. b. Democles; verbazend geval van dezen kuifchen jongeling, by de fchandelyke aanzoeken van demetrius. XI. 216. Democritus; zyne leer aangaande de wyze waarop wy de voorwerpen , door het gezigt, gewaar worden. IV 116. aant. Demosthenes; met cicero vergeleken. XI. 10. en 133. b. - zyne afkomst XI. 12.: opvoeding en ligchaamsgefteldheid. 13.: bynamen. 14,15. 1——— de eerfte aanleidende oorzaak, welke hem op de beoefening der welfprekendheid deed vailen. XI. 16. mm, zyne Leermeesters. XI. 18. — zyn eerfte pleitgeding. XI. 21. — hoe hy zyne gebreken in de welfprekendheid van tyd tot tyd verbeterde. XI. 23 — 29, 38. m w '■ fprak niet ligtelyk yoor de vuist. XI. 29.: gaf  £22 BLADWYZER. gaf aan pytheas, die hem deswegen befchimpte, een bitter antwoord. 30. Demosthenks; aanmerking omtrent het uit fpreken zyner redevoeringen. XI. 31. aanmerking omtrent eenige geestige gezegden van hem. XI. 41. « begint deel te nemen aan de regee¬ ring. XI. 42. ■" was heftig om geleden ongelyk te wreken. XI. 43. kleefde altoos dezelfde party aan, welke hy van den begii ne af aan in het ftaatsbeftuur omhelsd had. XI. 45, 47. oordeelvelling van paneetus over zyne redevoeringen. XI 47. aanmerking omtrent zyn karakter. XI. 49. was een voorffander van de regeering van weinigen. XI. 51. aanteekening omtrent fommigen van zyne redevoeringen. XI. 54 -56. aant. 1 zet de Athenienfers tegen philippus, Koning van Macedonië, op. XI. 58.: zie verder van zyne bedryven in den oorlog van het Griekfche Bondgenootfchap met de Macedoniërs, 62, 69, 70, 81. wordt door den Koning der Perfen zeer vereerd. XI. 73. zyn gedrag na de nederlaag der Grie* ken by Charonea. X. 75, 76. aanmerking over zyne vreugdebedry- ven wegens den dood van Koning philip- puss  BLADWYZER. saj pus, ten tyde dat zyne dochter pas geftorven was. XI. 77 — 80.: lof van zyn ftaatkundig bedryf in dat geval. 79. Demosthenes; zyne bedryven tegen de Macedom'ers, onder al ex an de r. XI.81. » verhaalt voor het volk eene fabel, toen hy met zyne vrienden door alexander. van de Athenienfers opgeëischt werd. XI. 83. .in behaalt , in een pleitgeding tegen iESCHiNES, over eene aan hem vereerde gouden kroon, door zyne welfprekendheid, de overwinning. XI. 87. en aant. _ ~ neemt eenen gouden beker met twintig talenten aan van harpalus , die van alexander tot het Atheenfche volk zynen toevlugt genomen had. XI. 90.: de menigte des wegens tegen hem verbitterd. 91.: wordt gevat en in de gevangenis gezet. 93.: ontvlugt de gevangenis, ald.: wordt op zyne vlugt van zyne vyanden gunftig bejegend. 94. en aant.: is kleinmoedig in zyne ballingfchap. 96. ., voegt zich, na den dood van alexander, weder by het herftelde Griekfche Bondgenootfchap, tegen de Macedoniers. XI. 98. : fcherpe woordenvvisfeling deswegens tusfehen hem en pytheas. 99. — 1 wordt uit zyne ballingfchap met har- telykheid weder ingehaald. X. ieo. ; en, door eenen vond, van 't opbrengen der boete verlost, iel. De-  224 BLADWYZER. Demosthenes;wordt, wegens zyne vlugt, op het aannaderen der Macedoniers, ter dood veroordeeld. XI. 102.: zyne ontmoeting op Calauria. 105.: brengt zich, op eene byzondere wyze , door vergif' om 't leven. 108.: verfchillende verhalen over deze vergiftiging. 109, 110. » wordt met een ftandbeeld, en een op¬ fchrift daarop, vereerd. XI. 111. een byzonder verbaal van eene gebeurtenis omtrent zyn ftandbeeld. XI. 113. ... demadis, zyn vervolger, komt op eene rampzalige wyze, als een' verrader, om 't lev.n. XI. 115. Deugd; hoe -olon daarover dacht. ÏL 13. ■ beteekende, te Rome, dapperheid. III. m gedachten van plutarci'üs over derzelver waarde, vergeleken by de waarde van voortreffelyke kunstftnkken en derzelver beoefenaars. Iïï. 5—10. a. m 1 belangrykheid van dezelve. IV. 239. 241. V. 31. VL 345. - wat dikmaals haar lot is. X. b.: ver¬ dere aanmerkingen omtrent dezelve. 13. XI. 48. b. —■' aanmerkingen der Ouden omtrent derzelver waarde voor eenen Vorst. XII. 25, Deus e machina; oorfprong van dit fpreekwoord. VI. 439. aant»  BLADWYZER. «25 Diacriërs; te Athene, yveraars voor eene Volks» regering, II. 5c. Diagorus; een aeroemd worftelaar. IV. 363. Diana; Wanneer haar tempel te Ephefus afbrandde. IX. 13; DicteARchus; leerling van aristote» les. I. 108; aant. ■Dichters; namen van Verfcheidene dichters j van welke in de aanteekeningen eeuig barigt wordt gegeven. iEscHiLus; I. 58, 140. jEsöpus. II. 113. A l c a 13 u s-. V. 30. b. Al c man. I. 406. Anacreon. III. 107^ Antilochus. VI. 409. Antimachus- I. 199, VI. 410. Archelaus. VII. 16. Archilochus. I. 66. X. 20. h . ■ X. 20. b. Archippus. III. 7. c. Archistratus. III. 55. c. A r1stophanus. III. 6. ff! Bacchilides. L 438. B u.tas. I. S45. Choerilus. VI- 409. ClNNA (cajus helvius) XII. 47. ïi Creophylus. L 312. DionysiuS, de oude. IV. 43. Diphilus. VII. 271. XIII. DEEL. P  226 BLADWYZER. Epipharmus. L 450. Eupolis. III. 15. VII 290.- euripides. I. 140,141. Homerus. IV. 98. Horatius. VI. 61. VII. 339. Ibyous. I. 504. Jon. I. 105. XI. 9. Melanthius. VII. 16. ME na ND er. IX. 69. NlCETARUS. VI. 4io. Philippides. XI. 183. b. PlIILOXENUS. IX. 34. Phrynichus. II. 225. III. 65. c. Pindarus. I. 172, 384. Plato, de blyfpeldichter.il. 321. Pranichus. IX. 196. SlMONIDES. I. 76. SlMYLUS. I. zij. SOPHOCLES. II. 6. Telecides. lil. 15, fu Telestes. IX. 34. Terpander. I. 3S3. Thales. I. 310. The op om pus. VI. 389. Thespis. II. 119. Timocreon. II. 281. Timon. L 448. TlMOTHEUS. V. 273. T?rth«üs. I. 325. Dichters der Grieken;, aanteekening omtrent eenigen van die. VI. 409. Die-  BLADWYZER. ft2? Dictator; befchryving van dat ambt. N. 336; aant.: door wie dezelve verkoren wërd. III; ia. aant.: aanmerking omtrent deze waardigheid. VI. 105.. b. aant. Didytnus de letter kuudige; waarom ch Alcenterus genoemd. II. 3. aant. Dieren; zachtmoedigheid omtrent dezelven; V. 146,147. en aant. Dies nefasti', welke waren. L 243. aant. II. 365 — 369. VIL 198. Dikroten; waren roeigaleijen. VII. 108. Diocles van Peparethus; een oud Históriefchryver. I. 171, 187. aant. Diogenes; over zyne hooghartigheid doof alexander, in zyne ontmoeting met hem, bewonderd. IX. 54. Dion; vergeleken met brutus. XII. 4, 5 en 117. b. _ door plato tot deugd gevormd. XII; 10. in aanzien aan het hof van diony- siuS, den ouden. XII. li. , zyne proeve om dionysiusnaar de lesfen van plato te doen hooren, liep ongelukkig af. XII. 13. zyne vrymoedigheid in het berispen van de gebreken "des beftuurs. XII. 14,16. r wordt wegens zyne grootmoedigheid door dionysius den jongeren bewonderd; XII. 17;: en wegens zyne ingetogenheid by P a éi  225 BLADWYZER. de hovelingen gehaat. 18.: tegen eigenwaan door plato gewaarfchouwd. ar. Dion ; poogt den jongen 'dionysius imaak in wetenfchappen en deugd te doen krygen. XII. 22, 25. op zyne herhaalde voorftellen van de leeringen van plato, wordt dionysius door eene hevige drift gedreven naar het onderwys en den omgang met dezen wysgeer. XII. 27. wordt in zyne poogingen ter vernietiging der willekeurige overheeffchinge gedwarsboomd. XII. 3T, 33. -—■—• wordt door dionysius gebannen. XII. 33 - 37-: en houdt zich in Griekenland bezig onder de lesfen van plato. 40. wordt van de Grieken geëerd. XII. 42. ■ wordt wegens het gedrag van dio- : nysïus omtrent pla to zeer verbitterd, byzonderst wegens het voorval met zyne huisvrouw. XII. 51, 52. begint zich ten oorloge tegen "dionysius uit te rusten. XII. 12.: gezindheid der Sicilianen omtrent hem. 55. deels gunitige, deels ongunftige voorteekenenen zyner onderneminge. XII. 60. • fteekt in zee. VII. 6a.: rampfpoeden op die zeetogt 63.: landt met zyne krygsmagt by Minoa op Sicilië. 66.: zyne krygsverrigtingen aldaar. 68. enz. wordt op eene vereerende wyze te Sy- ra-  BLADWYZEB-. as^ racufè ontvangen. XII. 72. 73,: zyne bedry« ven. aldaar. 74. Dion,' het gedrag van dionysius omtrent hem en de Syraeufiers. XII. 77, 79, 80. »1 ontvangt brieven van zyne naastbe- Itaanden. XII. 82.: geeft na het voorlezen van dezelven teekenen van itandvastigheid en grootmoedigheid. 84. — gebeurteirisfcn met heraclides. XII. 85. . geraakt in allerleie verdrietelykheden. XII.87.: byzonderst door eenen zekeren s 0 s 1 s. 88.: sosis wegens zyne verraderlyke handel- wyze door het volk ter dood verweze'!. 89,91. . komt in nieuwe moeijelykheden. XII*. 92. m . zyn tegenftrever philistus komt om 't leven. XII. 93.: aanmerkingen omtrent dezen phieistus» 94.. n kwade voorteekenen by eene volksvergadering. XII. 98. 1 komt in benarde-omftandigheden. XII.. 100.: geraakt in gevecht met de Syracufa* Tien. 101. , » geleidt de zynen naar Lcontini, en- wordt aldaar met eerbewyzingen ontvangen. XII. 102.: men zendt afgezanten van Syracufe om hem weder terug te halen. 106.: doet eene aanfpraak in de volksvergadering» 107. P 3 Di-  «3* BLADWYZER. Dion; trekt wederom op ter hulpe van de Syracujiers tegen dionysius. XII. 109.: haast zich om Syracufe te redden. 113. ï wordt by zyne komst in de ftad met de namen van Behouder, ja van God, vereerd. 114.: verdere gebeurtenisfen, na zyne komst te Syracufe. 115.: behandelt zynen tegenftander hïraclides edelmoedig. 117, 119.: onedelmoedig gedrag van heraclides omtrent hem. 121. • ■ ; trekt tegen dionysius kger op.; doch aarfelende llag te leveren, poogt heracmdes hem weder in een kwaad vermoeden te brengen. XII. 12a. *—1 ; de zoon van dionysius geeft de burg van Syracufe aan hem over en trekt, met vrygeleide, naar zynen vader. XII. 126. zyne grootmoedigheid in het ontmoeten van zyne toP hem terug keerende nabeftaanden, byzonderst omtrent zyne vrouw are te en anderen. XII. 127, 128. zyne zedigheid en deftigheid in zynen. herltelden vooripoed. XII. 130. — belet niet dat heraclides, die, hem weder begon te dwarsboomen, van kant gemaakt werd. XII. 131, 133. — callippus, eerst een vriend van hem, wordt daarna zyn fnoodfte verrader. XII. 134.: by dit vastgefteld verraad verfchynt hem een verfchrikkelyk fpookfel. 136.: kort daarop brengt zyn zoon zich om het ^ven. 137. Di-  BLADWYZER. a$l Dion; kwelt zich over het ombrengen van haraclides. XII. 138. - wordt door de zamengezworenen van callippus, op eene gruwzame wyze, vermoord. XII. 140.: zyne zuster en huisvrouw worden mishandeld. 141.; en om 't leven gebragt. 144. <— callippus ontvangt loon naar werk, en werd van het leven beroofd. XII. 143. Dionysius; dwingeland van Syracufe, eerst verdreven, hernam de heerfchappy op nieuw. IV. 4.s wordt door hicetas geflagen. 33.: geeft zich aan timoleon over. 37.: zyne verdere lotgevallen. 38, 39 — 45. zyn gepast zeggen, wanneer zyne moeder op hem begeerde dat hy haar aan zekeren burger te Syracufe ter vrouwe geven mogt. II. 81. * ■ aanteekening omtrent zyn huwelyk met twee vrouwen. XII. 8. . zyn gedrag omtrent plato. XII. 12, 13.; en dion. 14. — • zyne kinderen. XII. 15.; en dood. 16. ■ gaf eene flechte opvoeding aan zynen zoon. XII. 22. — • was ten uiterften achterdochtig, wantrouwende en vreesachtig. XII. 23. wordt onverfclirokken door eenen the s- ta beantwoord. XII. 53. Dionysius, de jongere; zyn huwelyk. XII. F 4 Dio-  aSa BLADWYZER. Dionysius , de jongere; bewondert de. grootmoedigheid van dion in zyne aan-, fpraak over den toeftand van het gebied. XII. 16. \ zyne Hechte opvoeding. XII. j8, 22; n ff door dion's voorftellen bewogen, haalt hy plato over om tot hem overtekomen, om van zyn onderwys en omgang gebruik te maken. XII. 28. ta- laat zich opzetten tegen dion dien hy verbant. XIL 35 > 37»; en zendt plato weg. 39. >r — laat plato vcor de derdemaal tot hem overkomen. XII. 46.; en zendt hem weder weg. 52. i-. — dion maakt zich ten oorloge tegen hem gereed. XII. 54, » ■ byzonder geval van eenen briefdrager, die hem de tyding der landing van dion. op Sicilië bragt. XII. 63. t zyn gedrag omtrent dion en de Sy~ racufiers, by zyne terugkomst uit Italië naar Siciiie XII. 77, 79. zie verder dion. Dionysius hallicarnassus; een uitmuntend gcfchiedfehryver. VI. 76. Diphilus ; een blyfpeldichter te Athene. ViJ[. 271. aant. Discus; zie Werpfchyf. Polabilla; zie van hem ook in 't leven van an to ni us. XI. 21. c.: 27. c. Do-  UADWYZEL 333 Domitianus; zyne zucht voor prachtige pranlgebouwen. ü. 171. D.ood ; gedachten van plutarChus om.. trcnt den Uaat d.er braven na hunnen dood. t *73- 1 gefteldheid van ondeugende- menfchen by deszelfs aannadering, volgens het zeggen van plato. VI 337, -1 Zy zyn eer geweest ; of',■ Zy nebben geleefd ; eene fpreekwyze der Romeinen, om,, op eene zachte, wyze te kennen te geven dat iemand dood is. XI. 56. b. aant. Dorischs; wat beteekent. VI. 35. b. aant. Doryenium; een Uaapverwekkend kruid. XI. 304. b, aant-,, Drachme of Denarhis, een fcheïling II. 243. aant. 355. aant. VII. 245. aant. Draco; Archon te Athene; verfchooning voor zyne Itrenge wetten. II. 67. aant: zyne wetten door solon vernietigd, ald.: gepast zeggen van hem ades, omtrent zyne 'wetten. 68.; en zyn antwoord daarop, ald. Drietal; pythagoras en plato hadden ongemeen veel op met dit getal. III. 15. b.. aant. Drinken; door alexander eens tot een wedfpel gemaakt; Hecht gevolg hiervan. IX. 262. Drinktuigen der ouden. IX. 252. Droefheid; aanmerking omtrent dezelve. LI, 48. d. ? 5 Drot-  flS4 BLADWYZER. Droomefi; aanmerkinging omtrent het geloof aan derzelver beduidenis. VI{. 182. « eem'ge aanmerkingen van philippus, vader van alexander, cn deszelfs moeder olympias. IX.5,6.: van darius LX. 73.: van-alexander. 98. 106.: van cmsar. 90. b.: van de huisvrouw van ca sar. 167. b.: zie ook VIII. 185. b. X. 294. b.x van cajus helvius cinna XIII. 47. b. Dwingeland^; waardoor dezelve tot moorden aangezet wordt. XII. 76. c. waardoor men dikmaals zich goedwillig daaraan onderwerpt. XII. 162, 163. c. 166. c. Ecbatana; wonderbare vuurkolk aldaar. IX. 143.: proef genomen met derzelver ontvlambare naphta. 145.: of deze naphta niet het vergiftig vocht van mede a geweest zy. 147.: verdere aanmerkingen omtrent deze vloeijende vuurltofFe. 149. Ecdemus en demophanes; het doel van hunne wysbegeerte. V. 233.: onderwyzers van puil opoe men. 234. Echtfckeiding; door wien en wanneer het eerst, onder de Romeinen, gemaakt. I. 294. en aant. aanmerking omtrent de redenen van dezelve. IV. 124. Edelknapen of Pages van alexander; aanteekening omtrent dezelven. VIII. 84. aant. Editia-y zie Andria. Eed;  BLADWYZER, 235 ged; zekere plegtigheid by het afleggen van denzelven, by de Grieken. V. uo.: by de Laced&moniers heilig, VI. 365.: zie ook II, 2.69. —— op welk eene wyze de groote eed te Syracufe gedaan werd. XII. 138. Eendragt en tweedragt in den Staat; hoe men te Spana daarover dacht. VIII. 187. Eerbewyzingen; averdrevene aan Koningen en| Vorften, een gebrekkig kenmerk van de genegenheid der menigte. XI. 237. b. Eerzucht; aanmerking omtrent dezelve. III. 9.d. X. 216. b, Egypte; zie van de gebeurtenisfen aldaar in het leven van alexander. LX. 106.: van antonius. XI. 8. c, enz; Eleatifche iecte; waarvan dus genoemd. III. 18. a. aant. Elephantendoor pyrrhus eerst in Italië overgevoerd. VI. 88. aant. - verhaal van het bedryf van zekeren elephant te Argos. VI. 154. — gevechten met dezelve , ten gevalle des volks, door pompejus gegeven.VIII. 144. b. -— blyken van verftand en voorzorg van éenen voor zynen meester. IX. 234. Eleufmifche- geheimen; inwyding in dezelven moeijelyk. I. 143. aant. 152. aant. Eleuthera; eene ftad op de grenzen van Bceo~ tie en Attica. I; 141. aant. End-  *36 BLADWYZER. Endcis; wie geweest is. I. 76. aam. Endymion; fabel omtrent hem. l^.aant. Emhymema; eene onvoltooide fluitreden; aanteekening daaromtrent. XL 24. aant. Enyalius; een bynaam van mars. II. 34. Epaminondas; een der grootfte en braaffte mannen van Griekenland. I. 348. ■ =- zyne afkomst. IV. 236. ■i ■ zyne byzondere levenswyze. IV. 238. 240, 241. — waarin deze van zynen vriend pelopidas verfchüde. IV. 238.: bewyzen van zyne v^endfchap omtrent pelopidas. 141, 243. H wat zyn bedryf is geweest in de ver- Josfinge der Thebanen , van de overweldiging der Lacedamoniers. IV. 252, 273. en aanu > maakt zich by zyn vaderland verdien- fteïyk. IV. 002, 309, 313. ' u wordt wegens zyn gedrag tegen de plaatshebbende wetten voor de vierfchaar gebragt, doch vrygefproken. IV. 317. ' zegepraalt over zyne nydige vyanden, IV. 32r. 3:3. zyn karakter. IV. 328. zyne groote vermaardheid als Veldheer by de Thesfaliers. IV. 337. redt pelopidas uit de handen van alexander den Phereër. IV. 338—341.: zie van hem verder in 't leven van agesilaus. VIII. 272, 279. enz. Ephe*  BLAD WYZE R. *37 Ephefus; lysander legt den grondflag van den volgenden luister en grootheid van die ftad VI. 350. 355. ——- wanneer de T.-mpel van diana al- danr afbrandde. IX. 13. Epbeten; eene fourt van Regters te Athene. II. 74. Ephialtes; een der voornaamfte Demagogen te Athene. III. 40. a.: aanmerkingen omtrent de oorzaken van zynen dood. 45. a. Ephori; wat die naam betekent I. 326.: tot welk einde dezelve ingefteld werden by de Spartanen, ald.: aanmerking van pla„ to en aristoteles omtrent deze inftelling ald. en 327. aant. 411. —— hoe de Raad door hen verkoren werd. I. 395. aant. 1 gebruikkelykheden by het aanvaarden. van hun ambt. X. 298. b.: hunne magt. 300. b.: hunne zetels door cle omenes weggenomen ald.: wat LïcunGUf met hunne inftelling bedoeld had , en hoe zy allengs het gezag naar zich getrokken hadden. 301. b. — ■ zie van dezelven ook. Vilt. 184. 186. Ephorus; een oud Gefchiedfchryver. II. 299. aant. Ephorus van Cumce, een leerling van ïso- c rat es. II. 367. aant. / Epicharmus; een oude Komediefchryver. I 450. Epi-  fi3* BLADWYZER, Epicuristen; hun gevoelen omtrent het bettaan van geesten. XII. 83. b. Ëpicurus; plutarchus beftrydt de gevolgen van deszelfs leer, byzonderst omtrent de ligchamelyke vermaken, t. 42.; en last nog eenen anderen ftelregel van dien Wysgeer aan: „ Hsudt u fchuil ih uw Ie„ ven." 45. wanneer geleefd hebbe. VI. 89. aant.ï zyne gevoelens, ald. Epidaurus; nu Malvajia. I. 72. aant. III. 137. Epimenides; een zeer beroemd man uit het eiland Creta. II. 46. aant. : een vers van hem door den Apostel paulus aangehaald, ald, «' komt te Athene; maakt vriendfchap met solon, en maakt verfcheidene verbeteringen aldaar. II. 47. Epirus; verhaal van de vroegfle Koningen van dat landfchap; byzonderst van pyrrhus. VI. 1. enz. EPitadeus; een Ephorus te Sparte; dringt \ eene nadeelige wet, ten aanzien der erfma- kingen, door. X. 229. b, Éppe; waartoe dit kruid by de Grieken dien- de. IV. 72. de fpreekwyze: Hy heeft Eppe noodig, wat beteekent. IV. ald. Eratosthenes de Cyrenaër. I. 300; aant. Erechteus; de beroemdfte der oude Koningen van Athene. I. 84. aant: Er-  BLADWYZER. *39 Ërfenisfen, aan voorname en ryke lieden vermaakt; aanmerking daaromtrent. X. 230. i>t aant, Eridanus; aanmerking omtrent deze rivier. II. 93. aant. Euanches; drie oude fchryvers van dien naam. II. 40. aant, Euclia; wie men daarvoor te houden heb- be. V. 95. Eümenes; zyne afkomst en opvoeding VUL 79- — wordt gebeimfchryver hy alexander, en vervolgens tot Bevelhebber bevorderd. VIII. 81. m wordt aan alexander door het huwelyk vermaagfchapt. VIII. 82. 84. aant, . eenige gevallen welke het ongenoegen van alexander tegen hem opwekten. VIII. 83. 87.: verkrygt door loosheid deszelfs gunst weder. ald. m verkrygt, naden dood van alexander de landvoogdy over Cappadocie en Paphlagonie. VIII. 89.: wordt, door per* diccus, derwaarts geleid, met eene gewapende magt,en vervolgens gehuldigd. 92,93* mm zyn gemeen en vriendfchappelyk gedrag met pudiccas, onder de oneenigheden der overige Bevelhebberen. VIII. 94—99- >— blyken van zyne voorzigtigheid en krygskunde, in den ftryd tegen craterus en neoptolemus. VIII. 101.: geraakt in een  *4° BLADWYZER. een 'tweegevecht met neoptolémus» dien hy doodelyk wondt. 108.,- en bejammert den dood van craterus. VIII. 109.: zyn roem wegens deze overwinning* ald.: wordt deswegens benyd en geraakt in oorlog met Antipater en antigo. nus. 110. 112. Eümenes; ontvangt van zyn krygsvolk alle blyken van liefde. VIII. 113. 11 ■" • zyne ftoutmoedigheid en rustigheid in een geval, waarin. hy door verraad was overwonnen. VIII. 115. —- » blyken van zyne voorzigtigheid töen hy zich van de geheele bagaadje van anti go nus kon meester maken. VilL 116. • zyn gedrag omtrent antigo nus die hem te Nora belegerde. VIII. 120. 1 op welk eene byzondere wyze hy met zyn volk, in die belegering, en aan hun en aan de paarden de noodige beweeging bezorgde. VIII. 123 — 125. ■ aanteekening omtrent zyne fchoone ligchaamsgeftalte en zyne taal. VIII. 123. zyn gedrag omtrent eenen, door an- togonus hem voorgefcheven eed. VIII. 124. 1— verhaal van een nachtgezigt aan hem verfcheenen, VIII. 130. wordt, door brieven uit Macedonië, verzocht; zich te verzetten tegen de vergrooting der magt van antigo nus tegen wien hy dan ook optrok en ilag lever-  BLADWYZER. *4t verde. VIII. 134.: verdere byzonderheden van dezen ftryd tegen antigonus. 135. enz,: wordt na het verliezen der bagaadje ter terugkryging van dezelve, levendig door de zynen in handen van zynen vyand overgegeven. 151.: doet een hartige aanfpraak by het wegleiden aan het verradelyk voetvolk. 153.: zyne behandeling als gevangene. 156.: wordt ter dood gebragt. 159.: lot van zyne verraders. 160. Eümenes; vèrgelyking van hem met sertou ius. VUL 163: aanmerking omtrent deze vèrgelyking. 167. aant. Eunuchen; wie waren. VIII. aio. b. aant. Eupolisj zie van dezen UI. 15., VII. 284. Euripidesj zyn treurfpel, de Ootmoedige of Smeekende , nog voorhanden. 1.141. aant. m . ■ byzondere uitwerking van zyne Gedichten. VII. 405. Eurybiades ; Vlootvoogd der Grieken. II. 231. Eurytign, beter eurypon of euryphon, zoon van den Spartaan/eken Koning sous; zyne llappe toegevendheid ga Sparte ten prooi van wetteloosheid en wanorde. I. 305. Eurytioniden , beter gezegd Eurypontiden, het nagedacht van den Spartaan/eken Koning sous, dus genoemd. I. 305. en sant. XIIL beei,. Q Eu-  34* BLADWYZER; Eutychidas; ook wordt zyn naam gefchreven die ut yc hidas. I. 30a. aant, Exostracismus; wat by de Athenienfers was. H. 286. Ezel; de Romeinfche Ridder q. axius kocht eenen ezel voor 400,000 festatiën, dat is 50,000 livres. IX. 23. aant. Ezelinnenmelk; ondtyds reeds voor een geneesmiddel gehouden. XI. 99. Fabelachtig; aanmerking van plutarc hus omtrent het fabelachtige van de verhalen der oudheid. I. 59. Fabius pictor; een oud Historiefchry. ver. I. 187. Fabius maximus; zyne afkomst. III. 4. - afleiding van den naam van fabius. ald. aant. ■ wordt, by het naderen van hanni- bal, tot Dictator benoemd. III. 12. b. ——— trekt, met godsdienftige denkbeelden vervuld, tegen hannibal op. III. 16. b. - bleef volftandig by het befluit, om, door het ontwyken van een gevecht, hannibal af te matten. III. 17, 52 b.: minucius, wegens zynen hoonenden laster, trefFend beantwoord. 19. b. • ■ zyne verdere krygsbedryven tegen hannibal. III. 22. b. < zyn edelmoedig gedrag onder de on- billyke behandeling zyner medeburgers. III. 35- b. f A-  BLADWYZER. H2 Fabius maximus; zyn raad om niet te vechten, door minucius , tot deszelfs fchade, onvoorzigtig in den wind gellagen. III. 25, 32. b. «t redt minucius, wiens leger door hannibal was ingefloten. III. 34.: wederzydfche edelmoedige ontmoeting na die verlosüng. 35, 36. b. • 1 '■' legt zyn Dictatorfchap neder. III. 37.^. ——— zyn rastig gedrag, om het geleden verlies te herftellen en het vaderland te redden , na den ongelukkigen veldflag by Cannen. III. 49, b. < gedraagt zich, omtrent hannibal, op eene verfchillende wyze met zynen medebevelhebber marcellus, III. 52. b. ■ — begaat, door list van hannibal, eenen kleinen misflag. III. 54. b. ' behandelt de verdachte perfoonen niet met ftrengheid : twee voorbeelden hiervan opgegeven. III. 55, 56., b. o— herwint, op eene zonderlinge wyze, de ftad Tarentum, die door verraad was ingenomen. III. 57. b,: zyn grootmoedig gedrag by het willen wegvoeren van geplunderde goederen aldaar. 62. b. zyn geestig antwoord aan den bevelhebber livius, na het veroveren van Tarent urn. III. 64. b. ——- zyn byzonder gedrag, toen zyn zoon Q % de  *44 BLADWYZER. de waardigheid van Conful omtrent hem handhaafde. III. 65. b. Fabius maximus; een byzonder voorbeeld van zynen Overgrootvader, van onderwerping aan de wetten en de uitvoerende magt gegeven. III. 66. b. • ■ zyn gedrag omtrent scipio, die de Romeinfche wapenen naar Carthago wilde overvoeren. III. 67. b. enz. < • wordt ziek, derft, en door bekostiging der burgeren begraven. III. 73. b. < vèrgelyking van hem met pericles. III. 77 — 84. b. Fabritius; (cajus) zyn gedrag in den oorlog met pyrrhus. VI. 78 ,87,88, 93. Fakkeldrager; eene Priester]yke bediening by de Athenienfers. V. 27. aant. Falerien; door camillus belegerd. II. 349.: verraad van eenen fchoolmeester aldaar op eene zonderlinge wyze geftraft. 351.: gevolgen hiervan voor de ftad. 352. Faunus; een Landgod. I. 247. aant. Faustulus; een zwynenhoeder van Amulus; zie van hem. I. 179, 183, 1S5, i94. Februarius; waarom die maand dus genoemd. I. 243, 483. Feesten; op welk eene wyze de Latynfche gevierd werden. II. 334. aant.: zie ook. VII. .399- - de kinder-reien, op dezelven werden door 0  BLADWYZER. H$ door de gegoedften te Athene bekostigd. XIL Ati aant. Ferialen; het niet raadplegen van hun voor een fchending van den Godsdienst gehou. den. II. 363. Fetialen; waarin derzelver ambt beftond. 1.462. Flaccus; (valerius) bevorderaar van marcus cato. V. 138. Flamen Dialis-, een Priester van jupiter. IX. 5. b. aant. Flaminius; (cajus) trekt hannïbal te gemoet en fneuvelt. III. 10, n. b. Flamininus; (t. quinctius) zyne gedaante en geaardheid. V. 4. b. >• zyne krygsbedieningen. V. 5, 6. b. ——»- wordt Conful. V. '8. b. : zyne gefchiktheid ter overheerfching der Grieken. 9. b. — fchikt zich, op' eene welbeiadene wy. ze, tot den oorlog tegen den Koning vair Macedonië. V. 11. bi *~ zyne krygsbedryven in Griekenland," V. 14. b. — 31. b'. enz. 52. b. • zyne krygstucht. V. 17. bi1 • brengt den oorlog met philippus, Koning van Macedonië, ten einde. V. handelt in het eindigen van dien oorlog ' wysfelyk. 32. b.: zyn verder gedTag omtrent de Griekfche fteden. 34. b. wordt, wegens de behaalde overwin.ning op philii'pus in de Isthmifche fpeQ 3 len  BLADWYZER, len algemeen toegejuicht. V. 36. b.: hoe de Grieken over het gebeurde fpraken. 38. b. 41. Flaminjnüs; (t. q.uinctius) kondigt overal de vryverklaring der Grieken af. V. ai. b.: had zelve een groot denkbeeld van deze vryverklaring. 43. b. : gevolgen, vaa deze gebeurtenis ten aanzien van andere Volken en Koningen, ald. • oorlogt tegen nabis , den fnoodften Dwingeland der Lacedcemoniers. V. 45. b.t dan maakt fpoedig weder vrede met hem. 46. b.: welke redenen hem daartoe bevvo» gen. ald. —— ontvangt eene edelmoedige belooning, evenredig aan zyne verdienden , van de Achacrs. V. 49. b. ■ eene verbazende buit van goud ep zil¬ ver, in zyne zegepraa), rondgevoerd. V.$o.b, - philippus , op zyne voorfpraak, edelmoedig behandeld. V. 51. b. ■ zyn gedrag, ten voordeele der bele- gerde Etoliers. V. 54. b. - redt, door zyne voorfpraak, de Cha~ leidenfers uit den nood. V. 55. b.: deswegens door hun dankbaar vereerd, ald,: en door de overige Grieken. 56. b. • • eenige trekken' van zyn karakter. V» 57.1. 1 wordt Cenfor. V. 59. b, • -■ — door welk geval hy cato tot zynen vyand  BLADWYZER. Hf vyand kreeg. V. 60. b.: zie ook van dat geval. V. 179. Flamininus; (t. qtjinctius) was van nature eerzuchtig. V. 64. b. ... wordt, wegens zyne vervolgzucht te» gen HAKNiBALjby velen gehaat. V. 65. b. 70. b.i by fommigen geprezen. 72. b. . — Iterft in vrede. V. 74. , — vèrgelyking tusfehen hem en philo- poemen. V. 78 — S3. b. Fortuin; aanmerking omtrent hare uitkomften VII. 329. Franfchen; aanmerking omtrent de bekwaamheden van derzelver tegenwoordigen O 802) grooten ftaatsbeftuurder. X. 25. aant.: zie ook. 369. b. aant. Fulvia; haar gedrag omtrent haren echtge* noot ANIONius. XI. 25. c.: fterft. 69. c. Furcifer; wie dus genoemd wierden. III. 56. d. Gaèii; eene oude ftad in Lattum. I. 179. aant. Gades; de Hi aat van Gades, thans de ftraat van Gibraltar. XIII. 21. aant. Gaf aten; Wie onder de Gaden dus genoemd werden. IV. 377. aant. Galaten; VI. 17.: opgehelderd. III. 104. a. • aant. Galba; het krygsvolk overgehaald om hem als Imperator uit te roepen. XIII. 7, 13» -—I— zyn afkomst. XIII. 8.; en levenswyze. 9. Q 4 Gal-  243 B L ADWYZER. Galba; had te yooren het krygsbewind in Spanje. XIII. 9. hoe hy zich gedroeg op de tyding van den opftand tegen nero. XIII. 11, 12.; en by zyne verheffing. 13. gedrag van nero omtrent zyne goederen. XIII. 14. zyne verlegenheid in zyne omftandig- heden. XIII. 16. - beloont de eerde boodfchappers van de vlugt en dood van nero. XIIL 18. nymphidius sabinus wordt zyn tegenfïander te Rome. XIII. 19—22, 29,: wordt met vir ginius bevredigd.XIII.~24! -~ wordt door afgevaardigden van den Raad in Galliën als Imperator begroet. XIII. wordt van zyne eenvoudigheid door vinius afgebragt. XIII. 26. «trt— antonius honoratus verzet zich tegen de woelingen der genen die weder eenen anderen Imperator wilden aanflel. len, met eere deftige aanfpraak aan het krygsvolk. XIII. 31. zyn groote tegenfïander nymphï- diüs, wordt, na eene byzondere rol omtrent hem gefpeeld te hebben, om 't Ieven gebragt. XIII. 33.: doet alle medepligtigen ter dood brengen. 34.: geeft hierdoor veel ergenis en reden tot klagten. 35. —- laat een onbefchoften en oproerigen hoop  BLADWYZER. 149 hoop fchcpelingen , op zyn' weg naar Rome , overhoop werpen en maakt zich geduchttr. XIIL 36. Galba; maakt zich gehaat door op eene onvoegelyke wyze het geven van kostbare gefchenken tegen te gaan. XIIL 37. —■ • wordt door de handelwyze van vinius groot ongelyk aangedaan. XIIL 38. — ■■ . houdt een ongelyken voet in het ftraffen van fchuldigen, XIII. 39, 40. ■■ ■■» zyn, gematigde bedryven worden on- gunfiig beoordeeld. XIIL 41. beginfels van eenen opftand tegen hem onder het krygsvolk. XIIL 42, 43. ■" aanmerking omtrent zyn huwelyk met poppea de voormalige vrouw va'.i nêe.0. XIIL 44. vinius Helt hem voor om otho tot zynen opvolger te benoemen. XIIL 47.: blyft daaromtrent befluiteloos. 49. is by het krygsvolk gehaat het welke in Germanie eenen oplland maakt. XIII. 49. — ■ de Germanifihs krygsbenden begroeten vitellius als Imperator in zyne plaats. XIIL 51. -—■ benoemt p 1 s 0 tot zynenopvolger. XIIL 53.: waarna alles zich bereidde om een' afval van hem te bewerken. 55. —— de Offerpriester voorfpelt hem het bo. ven zyn hoofd hangende gevaar van verraad. XIIL 56, 59. q 5 Gal-  s5° BLADWYZER. 1 Galba; verdere byzonderheden van den opftand tegen hem. XIIL 60 — 62. •■■ wordt vermoord en zyn hoofd op een piek rond gedragen. XIIL 63. verfcheidene byzonderheden 'omtrent het ter dood brengen van piso, vinius laco. XIIL 65.- 1 zyn hoofd wegeworpen en zyn lyk begraven. XIIL 67.: verdere aanmerkingea omtrent zyn beftuur en gedrag. 67, 68. Galeien, van eene buitengewone grootte door demetrius en PTOLOMjEUS philo- pator gebouwd. XI. 276. Gallen, een Celtifche Natie, waar zy, na hunne verhuizing, zich nederfloegen. Bi 357. wie de eerfte den wyn by hun in-, voerde, en hen aanzette om naar Italië te verhuizen. ÏL 357, 358. -*——— belegeren de Toskaanfche ftad Cltt- fwm. II. 359.: zie verder bren nes en camillus. nieuwe oorlogen tusfehen hen en de: Romeinen. IV. 376 — 391. ■ Gasaten, welk volk onder hun dust genoemd werden. IV. 377. en aant. Gallie, zie van de gebeurtenisfen aldaar, in 'c leven van caesar. IX. 48. b. enz. Ganges, Indus, Nyl, Donau, aanteekening omtrent deze rivierén. IX. 237. aant. • berigt aangaande deze rivier , en ALE-  BLADWYZER, aji alexander's krygs ejryfren aldaar. IX. S37. en aant. Ganzen., op het Kapitcol , ontdekken den aanval der Gallen. II. 385. Gastmalen; aanmerking van plutarch-us, omtrent het bywoneu van dezelven door uitmuntende mannen. III. 2,8. a.: zie ook Maaltyden. Gastvryheid by de Grieken, ondtyds hpog geëerbiedigd. I. 82. aant. Geesfelen; waarom de Romeinen, de misdadigers, welken zy ter dood wilden brengen, vooraf geesfelden. II. 147. aant. Geesten; hoe een Epicurist over het beftaan van dezelven dacht. XII. 83. b., Geheelal, zit Wereld. Geheimfchryver; by mannen van den degen was dit ambt oudtyds min aanzienlyk. VUL Si. aant. Gelaatkunde; by de Chaldeërs. bekend. VI. 17- b. Geld; werd oudtyds genoemd naar hetgeen er op ftond. I. 122. aant. Geldmunt; te Athene. VI. 401.: te Laceda* mon. 402. Geleerden; namen van verfcheidene Geleerden, van'welke in de aanteekeningen, eenig berigt gegeven wordt. Anac harsis. 11. 19. Anaxagoras. If. 212. III. 19, 20. Anaxarchus. IX. 3j« An-  252 BLADWYZER. Antiochus. VIT. 201. XI. ic bi Apollodorus. I. 300. Apollonius molo. XI. 12. b. Arcesilaus. V. 233. AristiDes, de Locrenfer. IV. 17. Aristippus. XII. 47. Aristo. II. 217. Aristoteles. I. 320. IX. 47. Aristoxenus. I. 420. Calanus. IX. 36. Cleanthes. III. 20. c. Critolaus. III. 29. Dan da mis. IX. 36. Democritus. IV. tïëi Didymus. II. 3. Diogenes. I. 4I7. Ix. 53; Epicurus. VI. 89. Eratosthenes de Cyrenaêr. I. 30c, Euripides. III. 29. Gorgigas de Lemttner. VJI. 49. Heraclides. II. 4. — _.... <-u.j.Ua ui ^ftaepcr. i. 273, Hermagoras. VIII. 117. £. Hippias. I. 389. Hippocrates, de Wiskundige. II .11, HlPPOCRATES VIII. 289. tfrf.v/. Melissus. II. 212. Me ton; Sterrewichelaar. III 58.' c. Onesieritus. IX. 248.; Pan^tius. V. 7. XJ. 47.' Parmenides. III. 18, 0ps*  BLADWYZER. 35$ Periander. II. 16. Plato. II. 130. aant. Pythagoras. I. 426. SciEVOLA. (mucius) XI. 8. b. Sextiüs syela. I. 213. Sucrates. X. 97, 120. j Stilpo. XI. 173. b. Strabo. VII. a02. Theodectes. IX. 71. Thugydides. III. 33. TiMiEUS, de Siciliaan. I. 301. TüBERO (quintus VII. 247- Var.ro. (m. terentius) I. 200. Xenocrates. V. 41. b. IX. 35. X. 83 > 94- Xenophon, I. 402. Ze no. I. 417. III. 18, X. 280. b. Geleigeest; leer der Ouden omtrent^dezelven. XI. 75, aant. Geluk; Aan het goed geluk, een gewoon formulier by de Grieken. XI. 70. — aanmerking over deszelfs wonderbare werking. IV. 48. Geringachting; van het begin eener zaak dik. maals gevaarlyk. IX. 12. b. Gefchreeuw; uitvverkfels van een ongeloofelyk fterk gefchreeuw V. 37. b. Gejlacht, of Generatie; werd by de Romeinen op 30 jaren gerekend. V. 173. aant. Ger.  254 BLADWYZER. Germanen; zie van hunne ooriogen tegen c Je* sak. IX. 51. b. enz. I Geruchten, of tydingen welke op verafgelegene plaatfeu vcrfpreid werden, op denzelfden dag waarop de zaken, waarvan die tydingen gewaagden , waren voorgevallen; aanmerkingen daaromtrent. IV. 174, 177. aant. Gefchenken; in de gewyde Tempels, waren van byzondere foorten. VI 406. aant. Gefchiedenis van voortreffelyke mannen; waartoe dezelve moet dienen. IV. 115. 126. Getrouwheid der Veldheercn, ten aanzien van behaalde buit; daarop waren de Romeinen zeer naauw gezet. VIII. 13. aant. Gezegden; eenige ftalen van fcherpzinnïge en merkwaardige gezegden, van ■ cesar augustus. I. 225. ■ gok go, I. 354. ' g e r a da s. I. 362. 1 lycurgus. I. 376, 377^ 1 leonidas. I. 377. agis. I. 375. 379. X. 271. b. ' lycurgus. I. 376, 377. archidamidas. I. 378. 1 dem aratus, I. 378. > theopompus. en ' plistonax. I. 379. • arigius en andere Spartanen. I, 380. 381. 388. ' pisistratidas. I. 396. — argilionis. I. 396.  BLADWYZER. 255 Gezegden; eenige ftakn van fcherpzinnige cn merkwaardige gezegden, van > antisthenes. h 416. III, 6. ... . 1 numa pompilius. I. 419. « ■ solon, II. 9 , 10, 13, 20, ai, 22, 56, 66, 71, 72, 102,105,ii2,114,122, 123, 125, 127, 129. . . demades. II. 63.; en vraco.ald. .11, dionysius, den dwingeland. II. 81. IV-. 41, 42. r——the mist o cl e s. I. 71. II. 211, 223, 226,247, 248, 249, 172, 273, 274t 3I0« m ■ mitropaustes. II. 309. ». camillus. II. 350. m — brennus. II. 360. — Koning philippus. III. 7. , . pericles. III. 35, 66, 80, 113, 131, 149. — .. ■ anaxagoras. III. 76. . hippocrates. III. 142. aant. „ fabius maximus. III. 19. b. 33. b. 64 en 65. b. — alcibiades. III. 49. c. 70. C. menenius. agrippa. III. 13. d, m • coriolanus. III. 52. d. * . epictetus. III. 101. d. aant. m. — leosthenes, a ris ti des, te» leclides.1V. 17. 19. dionysius, den ouden. IV. 43. ■ timoleon. IV. I03. —— zekeien Romein. IV. 124.  256 BLADWYZER. Gezegden; eenige fhleri van fcherpzinnige en merkwaardige gezegden, van paulus jemilius. IV. 124. i8r. ■ cato, den ouden. iv. 227. ■ zekeren krygsman. IV. 229. ■ zekeren Syhariet. IV. 229. ■ antigonus. IV. 233. ■ timotheus. IV. 234. ■ pelopidas. IV. 30*. 353. M. CATO. V. I49 — I59. l68. \~t. 184. SE O PAS. V. 181« philopoemen. V. 3OO. flamininus. V. 57. b. 58. b. hannibal. V. JU b. • PYRRHUS VI. 33, 34, 35. 99. 127. c. t. cineas, VI. 57. appius CLAUDIUS. VI, 8a. • C. FAIiRICIUS. VI. 90, 91. —— m a N D R i C ID a S. VI. 127. —PLATO. VI. I67. 411. XII. 4. ——- MARIUS. VI. 258, 259. 280. ■ PINDARUS. VI. 357, lysander. VI. 363. 424.425. 433. philocles. VI. 386. lacratidas. vi. 463. s. j. CjEsar, VI. 15. b. sulla. VI. 77. b. 109. b. VII. 19. b. C. me tellus. VI. ioi. b. c 1 m 0 n. VIL 55. LUCULLUS. VII. 238, 24I, 243. Ge.  BLADWYZER* 257 Gezegden; eenige ftalen van fcherpzinnige ell merkwaardige gezegden, van * sophocles. VII. 345. * nic i as. VII. 396. ' ■ m. crassus. VII. 46. b. 60. h. * de jotarus. VIL 60. b. • ■ vagises. VIL 65. b. > sertorius. VIII. 44, 6$, " eu me nes. VIII. 153. — — agesilaus. VIII. 222, 22Ö, 22f ■—229, 247, 248, 256, 265. 1 pompejus. VIII. 25. b* 58. b. 159. b. 203. b. > — alexander. LX. iS, 21, 23, 241 47, 54» 57, 105, 118, 132, 134. 185, 223, 225, 227, »■ " philippus. IX. 26. 1 Dl O GE NES. IX. 54. • taxiles. IX. 226. ■ porus. IX. 234. — «.— caesar. IX. 31. b. 48. b. 95. bé 101. b. 119. b. 139. b.: zie ook. VI. 15. b, ——— cicero. IX. 151. b. aam. XI. 19 .b. 20. b. 24. b. 26. b, 65. b. 68. b. 69. b. 75- b. 93. b. 101. b. 302. b, r—-— antipater. X. 5. phocion. X. 16, 18, 23, 28, 29, 30, 31— 36, 38/50, 52, 53 — 59, 65, 66, 71, 7&— 82. ' ■ de mos the NES. X. 19. XI. 3ö* 51, 83, 94, 96, 106. XIIL deel. R G*-  *58 BLADWYZER. merkwaardige gezegden, van —— de ma des. X. 71 , 97. xenocrates. X. 95. Socrates. X. 97. aant. ■ ■ cato den jongen. X. 15. b. 31. b* 47. £. 4S. b. 75. ^. 122. b. 127. £. 158. 161. b. 165. b. 167. b. • cleomenes, X. 312. £.313. — TI1JEKIUS gracchüs. X. 64. c. > CAJUS gracchus. X. 64. f. — CREOiiïtüS. XI. 60. ■ • catilina. XI. 36. b. — ■ antigonus. XI. aoi. b. 52. f. ■ h y i! r e a s. XI. 52. C. ■ cleopatra. XI. 67. dion. XII. 15. ■ aristippus. XII. 47. ■ the sta. XII. 53. porcia. XII. 30. b. - cassius. XII. 69. b. 90. b. — antonius. XII. 116. b. . lucilius. XII. 115. b. . mess a la. XII. 122. b. . caesar augustus. Xlf. I2Ö. b. - artaxerxes m n e m o n. XII. i I.f. 12. C. 13. C. cyrus. XII. 21. C. • titus vinius. XIII. 12. - ■ antonius honoratus. XIIL 31* • ' otho. XIIL 106, 108. Gier ;  BLADWYZER. Gier; een voorwikkende vogel by de Romei& nen, nïet by de Grieken. ï. 192. aant. God; begrippen van . plu tak. c hu s omtrent dit wezen en deszelfs dienst. ï. 39. : en waarom de Godheid traag is in het Itraffen der boozen. 42. — hoe plutarciïus dacht omtrent de verkeering der Goden met de menfchen, I en derzelver liefde voor Dichters en voorname Staatsbeltuurders. I. 435 — 438.: hoe' pythagoras daarover dacht. 447. 449.- m afbeelding van de Goden te maken , door numa verboden. I. 449. gevoelen van sulla, omtrent zyn' befhiur van menfchelyke zaken. VI. 20— 2a. b.: aanmerking van Egyptifche Wysgeeren' daaromtrent. IX. 115.: zie ook. X. 10. Godsdienst; trekken van Godsdienftige gevoelens by Romeinen en Grieken. II. 354, 355, 362, 39S, 420. III. 13. b. 72. d. IV. 12i0 enz. — naauwgezetheid der Romeinen op den- zeiven. IIL 58. d. IV. 121, 382, 384, 385. hoe de Wysgeeren dien befchreven. IV. ifll. IX. 280 en 164, b. 172. b. Goede; befchryving van de viering van hef feest van de Godin, by de Romeinen genoemd, de Goeds; en by de Grieken , de.Godin der vrouwen, IX. 25. b.: byzonder voor. val met clodius op dit feest. ad. b. XI» 48, §0 en 73. b. r a er-»  seo BLAD WYZERi Gordynen; het gebruik van dezelve voor de 0 deuren zeer oud. IX. zot. aant. Gorgias; de vader der Sophisten. VII 49. aant. Gorgo, huisvrouw van den dapperen leonidas; haar fcherpzinnig antwoord aan eene buitenlandfclie vrouw. L 354.: zie ook 3r4- Goud- en Zilvermunt: wetten daaromtrent te Lacedamon. VI. 402, 403. Ghacchus, Cr 1 berius) de Vader van tiberics en cajus; wegens zyne deugd beroemd. X. 3. c. ■' zyn huwelyk met cornelia de dochter van scipio. X. 4. e. - aanmerking omtrent het gebeurde met een paar Hangen in zyn bed gevonden. X. 5. c. aant. Gracchus; (tiherius en cajus)verfchil tusfehen deze twee broeders ten aanzien van hunne gelaatstrekken en ligchaamsbewegingen. X. 7. c.: \an hunne huishoudelyke levenswyze en van hunne tafel. 9. c.: punten waarin zy met eikanderen overeen kwamen, 11. c. - (tiberius) appius claudius verlooft aan hem, wegens zyne deugd, zyne dochter. X. 12. c. 13. c, aant. - blyken van zyne dapperheid. X. 14. c. " • ■ — brengt een verdrag met de Numantyven tot ftand. X. 16, c: wordt op de vrieB;  BLADWYZER. Vriendelykfte wyze 'vervolgens door hun onthaald. 17. ei: verfchillende oordeëlvéffirigen te Reme over zyn gedrag. 18. c. Gracchus; Cr ie e mus) uitvoerig berigt van zyne pogingen om de veroverde landeryen, die den Staat behoorden , onder de armen te verdeden , waaruit zoo veel onheil voor hem geboren werd. X. 23. c enz.: doet ten dien einde eene treffende aanfpraak. 25. c.i geeft een blyk van edelmoedigheid aan zynen tegenfïander octavius. a8. c.: wordt belaagd. 29. c : zoekt octa vius door de redelykftc voorftellen ten voordeele der -armen, vruchteloos overtehalen. 31. c. 32. c: octavius blyft, uit lage vrees voor de ryke landbezitters, by zyn gedrag tegen t-iBEiuub 33. f.: octavius met geweld uit -zynen post gezet. 34., c. de wet der landv'érdea. ling komt tot ftand. a!d. raakt wegens zyne hanïleHjng vr.n zekeren mucius tot Tribuun in oen haat der grooten» X. 34. c. : de Raad weigert hem eene tent by de lan'dsve'rdceling: het daggeld gefield op negen ftuivers. 35. c. byzonderheid by liet bigraven van eenen zyner vrienden. X. 35. cl zyne verlegenheid op eene vraag van eenen annius, met opzigt tot het mishandelen van zynen ambtgenoot octavius. X. 39: c. R 3 Gu ac«  f§9 BLADWYZER. Gr accnus; (r;b erius) dalen van zyne kracht om te ovenreden en nadrukkelyke voordragt. X. 39. c. s verdedigt het regt des volks om eenen Hechten gemeentsman af te zetten. X. 40. e. • doet nieuwe voordellen om het volk op zyne hand te krygen. X. 42. c.: zyn tegenparty heeft de meerderheid en hy komt zelf in gevaar. 43. c. kwade voorteekenen ontroeren hem. X. 44. c: komt met toejuiching op het kapitool. 45. c. -~ komt met vele" anderen, ineen oproer, om .het leven. X. 49. c: aanmerking omtrent dit oproer, ald.: gruwlykbeden aan zyn lyk en zyne vrienden gepleegd. 50. c.: ftoulmoedig antwoord van eenen zyner vrienden aan nasica. 51. c. het volk vaart hevig uit tegen nasica, als de aandoker van den bedreven' moord.X . 5a. e. (cajus) verwisfeit zyne dille levenswyze; wordt door het vojjc toegejuicht! en door de gfooten gevreesd. X. 54, 55. c. 58. c. gaat als Qu&stor, met den Conful orestes, naar Sardinië X. 56. c. geeft blyken van deugd en dapperheid. X. 57- c. wordt befchuldigd dat hy als Quaestor vroeger terug kwam dan de Conful, en  BLADWYZER. 263 en wordt, op zyne verdediging, vrygefproken. X. 59. c.: als ook wegens eene andere be. fchuldiging. 60. c. Gracchusj (cajus) tegen den zin der aanzienlyken, en door een' buitengewonen toevloed des volks tot Tribuun verkoren, maakt het volk gaande tegen de mishandeling van zynen vermoorden broeder. X. 62, c.: zyn verder gedrag als Tribuun. 63. c. 65. c. —— zyn voordel omtrent de regterlyke magt, door 't volk aangenomen, verfchaft hem een groote magt in den Raad ten voordeele des volks. X. 67. c. . was geliefd by het volk hetwelk hy fteeds vriendelyk bejegende. X. 68. c. m verbetert en verfraait de wegen. X. 69. c. m doet, voor de tweedemaal Tribuun geworden , nieuwe voordellen. X. 71. c. .. de Raad poogt hem in de kunst om het volk te believen de loef aftewiniien. X. 72. c. ■ ■ ■■ wordt, na zyn vertrek als opziener over de herbouwing van Carthago, door livius drusus heviger aangevallen. X. 74. c.; en onder ongegronde verdenkingen gebragt. 75. c. . • kwade voorteekenen by de herbouwing van Carthago. X. 77. c ■m- zyn invloed begint te verzwakken. X. R 4 7§. *•*  *64 BLADWYZER. 78. c.: en geraakt in eenen hevigen ftryd met zyne ambtgeuooten. 79. c. Gracchus; C^ajus) wordt te leur gefield in bet verkrygen van de waardigheid van Tribuun. X. §0. c. «— alles in 't werk gefield om een voor- wendfel te bekomen om hem van kant te maken. X. 81. c. :— het ombrengen van eenen der Lïctors, die zynen aanhang voor Hechte burgers had uitgemaakt, geeft aanleiding tot de gruwelykfie bedryven. X. 82. c. • ■ de Raad neemt een ; belluit om den aanhang van cajus, als waren zy tyrau» nen, te verdelgen. X. 84. c. 1 ' aandoenlyke aanfpraak van zyne vrouw aan hem, toen hy ongewapend naar de markt ging. X. 86. c. . trotsch antwoord van den Conful opiMius aan den jongflen zoon van fulvius gegeven. X. 87. c: ful.vius om 'c leven gebragt. 89. c. laat zich, in zyne vlugt, door zynen flaaf doorfleken. X. 91. « gruwelyke mishandeling van zyn lyk en van de overige vermoorden, ald. en 92. c. opiMius ergert het volk door het nichten van eenen Tempel voor de Eendragt. X. 92. c.: en moet eindelyk nog zyne da. gen in eeroosheid doorbrengen, van elk gevloekt. 94. c. Grac-  BLADWYZER. 265 0 Gracchus; Cc a j u s) de gracchus* s e n vereerd. X. 94. c. • grootmoedig gedrag van zyne moeder cornelia. V. 95. C. •• vèrgelyking van hem met agis en cleomenes. X. 99. C. ■ i (tiberius en cajus) het bejagen van de gunst der menigte had, ten aanzien van hnn, de rampzaligfte gevolgen. X, 220. b. Graffchrift; op Helden. IVJ 230. Graflieden; hoe oudtyds verfierd werden. V. 99. aant. Grieken, Buiten • Grieken; wie dus genoemd werden, VIL 405. aant. Örieksch; deze taal was ten tyde van plu* tarchus, te Rome zeer gemeen. Li 5, 6. Grieksch Bondgenootfchap ten tyde van demo sthe n-es. XI. 61, 74, 97. Gunst van het volk te winnen; waarvan men zich daartoe oudtyds bediende. \\. - aanmerkelyk gefprek van cineas met pyrrhus, om deze onveizadelyke zucht in hem te beteugelen. VI. 56 — 61. Hegesias; verfchillende beoordeeling van een zeker zeggen van bert. 3 by het verbranden van den tempel van diana te Ephe* fus. IX. 12 aant. Heiligfchennis; te Athene, g ftraft. II. 45. Hele na ; verhalen omtrent hare lchaking. L -45—149-  268 BLADWYZER. Hekpolen, van demetrius, hoedanig toegefield waren. XI. 205. b. aant. 206. b. Heïicea; de voornaamfte vierfchaar te Athene, van burgeriyke regtzaken. X. 49. aant. Heliopolis; eene ftad aan den Nyl. II. 103. Hellanicus; er zyn twee Historiefchryvers van dien naam geweest. I. 95. aant. Hellejpont; fchipbrug daarover gellagen, door xerxes. II. 266. aant. Heloten; vanwaar zy dien naam dragen, I. 333. aam.: zie ook van hun. 404. Heph/estion; verbazende kosten welke alexander aan de tombe van dien gunfteling befteedde. IX. 270 — 272. Heraclea; verfcheiden fteden dus genoemd. VII. 32. aant. Heracleum; tempel van MINErva op Sala* mis. II. 255. Heraclides, de Portier; een beroemd Wysgeer, leerling van plato en aristoteles. II. 4. aant. 374. aant. Heraclides; zyne bedryven en dood. XII. 85, 119, 121. I3o, 133. Heraclitus; zyne gedachten omtrent de fcheiding van ziel en ligchaam. I. 273. Hcraea; een feest te Argot, ter eere van juno. VI. 147. aant. t Hercules; deszelfs heldhaftige bedryven. I. 69 , 79, 126. ■ infteller der Olympifche fpelen. I. 123. aant. Her-  BLADWYZER. 269 Hercules; zyn echte geflachtlyst. I. 303. aant. Heriemorien; gemeene landbouwers te Athene. 11. 51. Hermippus; Levensbefchryver der Wetge- veren. I. 316. aant. Herodes; Koning der Joden, kiest met eenige legioenen de zyde van caesar. XI. 162. c. 165. c. Hestsata, nu Negroponte; een zeeftad van Euboea. II. Z36. aant. HlCETAS, Zie TIMOLEOiV. tlierapolus; de Asfyri/che venus, haar tem. pel voor de rykfte gehouden, door crassus bemagtigd. VII. 63. b. Hieronymus, de Cardianer; een Griekfiche Gefchiedfchryver. VI. 77. Hierophant, te Athene; waarin deszelfs ambt beftond. IV. 266. aant. Hippoboten; wie dus genoemd werden. III. 90. a. Hippocoon; wie geweest zy. I. 145. aant. 0 Hippocrates, de Wiskundige; onder- fcheiden van hippocrates, den Genees- kundigen. II. 11. Homerus; pisistratus bragt zyne Gedichten byeen. I. 104. aant. ■ zyne Gedichten door lycijrgus het eerst volkomen bekend gemaakt. I. 312. * loffpraak aan hem gegeven. IV. 98. en aant, Ho-  27° BLADWYZER, Homerus; aanmerking omtrent dien fchry. vcr. V. 243. aant. ■ zyn Ilias het geliefde handboek van alexander. IX. 32. ■ aanmerking omtrent zyne fchetzen van de dapperheid. X. 13. aant. Hond; byzonder voorbeeld van deszelfs ge* trouwheid. II. 245. Hoofdkrabben met éénen vinger; zie over de» ze uitdrukking. VIII. 134. aant. IX. 13. b. Hoogmoed; van byzondere perfoonen en volken , volgens het gevoelen der Heidenen, meermalen door de Goden vernederd. VII. 354. aant. Hoon; men toont zich over hoon meer gebelgd dan over fchade. IV. 80. Hoornen; Iets op zyne hoornen hebben; waarvan deze Nederlandfche fpreekwyze af komflig is. Vil. 26. b. Horoscoop trekken; aanmerking daaromtrent. L 201. Horoscopen; het trekken van dezelven van ouds bekend. ï. 200. Huwelyk; van eenen halven Broeder met zyne halve Zuster volgens eene Wet van solon geoorloofd. VII. 22. aant. wetten van solon omtrent de hu- welyken. II. 78 — 82. • van antiochus met zyne ftiefmoe- der stuatonjce. XI. 252. b. Htfc  BLADWYZER. 271 Huwelyken, by de Spartanen. I. 355, 356, 5°6- Huwelyksplegtigheid. VIII. 13. b. Huwelyksvei bintenisfen ; eene byzondere wet omtrent dezelve by de Athenienfers. VI. 364. # Hyacinthia; "een feest der Lacedcemoniers. V. 48. <7«wr. Hymenaus; by de bruiloftsfeesten der Grit' ken gezongen. I. 212. Hyperbolus; raakt door onbefchaamde ftoutlieid tot aanzien en magt. VII. 226.: . zyn lot en uiteinde, ald., aant. en 328. Hyperborcers; een algemeene naam der oude noordfche volken. II. 375. aant. Hyperides; een voornaam Redenaar te Athene. X. 14. Hypsicratia; eenbywyfvanmithrid'ates met mannelyke dapperheid. VIII. 91. b. Jacchus; een feestelyk lied. II. 263. aant. Jaloersheid der Perfifche Vorsten omtrent hunne vrouwen. XII. 81. c'. Janus; waarom met twee aangezigten afgebeeld. I. 485. hoe veelmalen de oorlogsdeuren van deszelfs Tempel, onder de Romeinen, gefloten zyn gevveesr. I. 486. J a se n ; wanneer geleefd hebbe. VIL 15. aant. Iberië, nu Spanje. I. 313. aant. Iberiërs, nu Spanjaarden. IV. 127. Icellus; (nymphidius) zie van dezen in  272 BLADWYZER* in het leven van galba. XIIL 17, 18.' Ichor, bloed; aanteekening omtrent dit woord in onderfcheiding van haema, IX. 117. aant. Mum; verrigtingen van alexander aldaar» IX. 18. Illyrjum; hoe thans genoemd. I. 9. aant. Imperator ; wanneer die eernaam aan iemand gegeven werd. VII. 61. b.aant.x deszelfs gewaad. 79. b. aant, »—— aanmerking omtrent dezen naam. XI. 151. b, aant. Imperatoren, der Romeinen; aanmerking omtrent derzelver fchielyke lotverwisfelingen. XIII. 5. Indiaanfche Wysgeeren ; gedrag van alexander omtrent dezelven. IX. 245—248. Indien; optogt van alexander derwaarts, iV. 145. IX. 228. Ine; aanmerking omtrent deze Godin, de moeder van bacchus. II. 337. aant. Interregnum; tusfchenregering by de Romei» nen, wanneer plaats had. VIII. 149. aant. Jon van Chios (nu Scio~); een bekend Treurfpeldichter. I. 105. aant. Jongelingfchap ; hoe de Spartanen dezelve bepaalden. VIII. 258. "Ionie; in latere tyden , wegens weelde, dartelheid en verwyfdheid befaamd. I. 313, aant. Joniers; waarvan afkomftig. II. 238. Iphitus; wie geweest is. 1. 67, aant. 299. aant. Ip h i-  BLADWYZER.-. Iphitus; infteller der Olympifihe fpelen, I. =99. 39°- lYtnen; wie by de Spartanen dus genoemd 'werden. I. 369. IsjEüs; de leermeester van de mosthe- nes. XI. 18. Ismenus; een Rivier by Thebe. II. 18. aant. Isocrates; een Grieksch Redenaar. XI. 19. ïsthmus ; gedenkwaardige zuil , aldaar door' theseus, opgerigt. I. 122. ■ 1 hthmifche fpelen ingefteld. I'. 123.: zie' dok V. 35. b. aant. < - eene landengte van Peïoponnefus. II.- 239. aant. J u u a ; berigt aangaande dezen Historiefchry- ver. I. aio. aant. ® jfudcéat döör pompejus vermeesterd. VIII. 108. b. Jugrutha; aan sulla overgeleverd. VI. 189.: zyn uiteinde. 19?. .Juno moneta; waarom dus genoemd. I. «39. aant. Jup 1 tlr ; waarom ferétrius genoemd. 1. 219. aant. IV. 393. waarbm stutor genoemd. I. dit.' Jupiter capitoi.inus; byzonderheden' voorgevallen by de bouwing en in wydhlg varr deszelfs tempel. II. 165, 167.: deze tempel daarna driemaal herbouwd. 17b. '— aanteekening omtrent zyn vermaard' ftandbeeld te O/ympia. IV. 18. aant. XIIL deel. S  274 BLADWYZER. JustUiam; ftilflaad van re.gtszaktn. VI. 30. b, aant. Ixïon; aanmerking omtrent deszelfs fabel. X 215. *. Kalender} zie Almanak. Kampvechters der Grieken; hoe zy gewoon waren hunne ligchamen te verfterken. XII. 102. c. Kap; dezelve werd te Athene alleen door ongeftelden gedragen. II. 28. aant. Kapellen; van de Vrees, van den Dood, en van den Lach, te Lacedcemon. X. 298, b. Karakter; aanmerking daaromtrent. VIII. 28. Ken 11 zeiven; eene beroemde fpreuk. XI. 10. Keurjieen; waarin de witte van den zwarten was onderfcheiden. L 344. aant. Kidaris; een Koninklyke Perjiaanfche muts. II. 338. aant. Kimbren; befchryving van hunnen inval in Ita* lie; derzelver gevechten met marius en catulus, en nederlaag. V. 214 —242. . hunne fioutmoedigheid in het over-' trekken der Alpen. VI. 228.: hun koperen Hier was niets dan hun veldteken. 229. aant.i hunne krygstoerusting. ,235.: hun gruwelyk bedryf by hunne nederlaag 239. »■ aanmerkingen omtrent den oorfprong van dien naam, en de oude woonplaats van dit volk. VI. 192. en aant.: hun karakter. 195.: dreigen ItaV.s met eenea verwoestenden inval. ald. KitS'  BLADWYZER. 275 Kimmeriers; dezelfde als de Ktmbren. VI. 194.. zie verder Ktmbren. Kinderen; op onderfcheidene wyzen by de Romeinen verfierd. VIII. 39. aant.: handel- wyze van sertorius omtrent dezelven. ald. ■ wat dezelve aan hunne ouders, voor hunne opvoeding, verpligt waren. VIII. 294. aant. Kinderljke ouderdom; hoe lang by de Sparta- nen duurde. I. 369. aant. Koning; wanneer deze het best van allen de kroon waardig is. I. 489. oudtyds eene algemeene benaming van elk opperhoofd, XI. 3. b. Koningen Cl) L, 't laatfte vers; I. 317. aant. Koningen', waardoor zy het best de gemoederen kunnen winnen. X. 313. b. ——— of hunne broeders hunne beste raads- lieden zyn. X. 369. b. aant. Koophandel; dezelve was oudtyds reeds in veel aanzien, tl. n.i voorbeelden hiervan. ald.: de namen van koopman en fchipper, by de Grieken en Romeinen, waren genoe/zaam van eene zelfde beteekenis. 1^aant! Koper; hiervan werden de oudfte wapennis» tingen en het gereedfchap voor den akkerbouw gemaakt. I. 158. aant. Kotylusi eene Griekfche maat, bevattende ze« glazen of behoorlyke tongen. II. 386. aanté Kranfen; met deze werden de Haven verfierd, S a kj,  £76" BLADWYZER. by het aanbrengen van blyde boodfchappen. I. no. aant. Krygsèelooningen; hoe dezelve gegeven werden by de Grieken. III. 25. c. aant.: waar* in beftonden by de Romeinen III 7 d. Krygsbevelhebbers ; lesfen voor dezelven. III. 19. b. 80. b. IV. 148. 156. en aant. 227 — 235. 241, 302, 316, aant. VI. 117, 136. aant. 180, 206. VII. 154, 218. IX. 132. b. aant. enz. Krygsman; hoe hy bekwaam gemaakt werd. V. 239. Krygsftraf; aanmerking omtrent eene zekere by de Romeinen van ouds gebruikelyke krygsltraf. VII. 35. b. aant. Krygs -Tribunen; wanneer en waarom dezen aangefteld werden. II. 326* aant. Krygstucht; van marius, door zyn volk' als biliyk en heilzaam befchouwd. VI. 200. —— verzuim daarvan allerverderfelykst.XÏII.4. Kunstenaars; namen van verfcheidene kunstenaars , waarvan in de aanteekeningen eenig b.rigt gegeven wordt. Agatharchus. III 53. 55. c. Apei.les, XI. sli. b. Archimdes. IV. 414. Arisïopi-ion. III. 54. C. Artemo. UI. 106. Bathycees, de Magnefier, II. 19. Melanthus. XII. 127. c, Ne acles. XII. ia8. c. Kan'  BLAD WYZE R. Kunstenaars;, narren van verfcheidene kunstenaars , vvaa an in de aanttekeningen eenig berigr ge, en wordt. Nu omachus. IV. 97. P - mp' h : l ' us. XII. 127. c. Pa Na; li us. XI; 47, PoLYGNTT us. Vi[. 21. pROTOG ENtS. X. 2IO. £. ïimanthes. XII. 18®. c. aant. Zoï lus. XI. 208. b. Kunstftukken; der Grieken te i?o?«£? opeengelluwd, door de vlammen vernield. XI. 212. b. aant. Kwaaafpreken; van overledenen en levenden, door solon verboden. II. 83. Labyrinthiis, of Doolhof, op het eiland Crc ta; wat dezelve geweest zy. I. 90. LacedcemotJ; zie Sparta. Laconij'che uitdrukkingen; in welke de kinderen oer Spar tanen onderwezen werden; eenige frasltjes van dezelven. I. 375—381. 395» 396. LjBVinus^ Bevelhebber der Romeinen, door PYRRfius overwonnen. VI. 76. Lamia; eene geliefde byzit van demetrius. XL 192. b. 200. b.i wordt door hem overdadig befchonken. 224. b.\ verdere byzonderheden van haar. 225—228. b. Landbouw; loffpraak over denzelven. V. 241. Landengte; tusfehen de Roode en Egyptifche zee; zie daarvan. XI. 8. c. 158. c. i> 3 Lan*  M BLADWYZER. Landeryen; welke gewoonte de Romeinen hadden omtrent die, welke op hunne naburen veroverd waren* X. 2c. c. Landfchapptn; zit ook Steden. Langkopers, by de Grieken', wie waren. XI. 23. aant, Laomedon, de Orchomenier; verhaal van hem. XI. 22. Larentalia-, twee feesten van dezen naam te Rome. I. 175. latomia, fleengroeven; de gewone gevangenis- fen te Syracufe. VIL 400. aant. Laurenfum; eene Had in het oude Latium. I. 252. aant. Laureum; een gebergte aan den zeekant van Attica. II. a 18. aant. Laverna; de befchermgodin der dieven. VI. 21. b. aant. leermeesters; waren, by de Ouden, de Haven. I. 343. aant. zie Padagogen. Legioen; uit hoe veel man hetzelve befiond, ten tyde van romultjs. I. 236, Legioenen by de Romeinen; hoe,groot dezel- ve waren. I. 236. aant. Lentulus (cornelius) sura; zie van dezen aanhanger van catilina in 't le. ven van cicero. XI.41. b. 45. b. enz. Leonidas; zie van hem in 't leven van agis. X.243. ?nz.: alexander. IX. Le-  BLADWYZER. 279 Leonidas; Leermeester van alexander. IX. ril, 91, i°4Leonidas; deszelfs afkomst. X. 224 b.-.ver- der berigt van hem. 225 , 226. b. 236. b. 238. b. 247. b. 248. b.: zie verder van zyne oneenigheden met Koning agis. 249. enz. . dwingt na het ombrengen van agis, deszelfs weduwe de vrouw te worden van zynen zoon cleomkkes, X. 277. b.: zie verder cleomenks. Leosthenes; een beroemd krygsovetfte IV. 16. Leot\c üidas; zoon van m e nare s, Koning van Sparte. I. 349* Lepidus; zie ook van hem in 't leven van pompejus. VIII. 39. b. enz. en XI. 38. c. 40. c. 127. c. Lesche; eene zekere plaats in Sparte. I. 362 ,394. Leucas of Leucadia; een Eiland in de jfonifche zee, nu St. Mama. H. 290. aant. Leuctra; graf van zekere ongelukkige maag. den in de vlakte van die Had. IV. 303.: byzonder voorval aldaar aan pelopidas gebeurd. 305. Livensbefchrjyer; waarop deze, in zyne verhalen, te letten hebbe. VIL 13. Levensregel; aanmerking daaromtrent , met toepasfing op eene flaatsregeling. VIII. 289. Leviticus XIX. 13.; opgehelderd. I. 61. aant. Liberalia; onderfcheiden van de Bacchsnalia. IX. 148. b. aant, S 4 Li-  aSo B L A D W Y Z E R. Libethrd; eene ftad en Tirade. IX. 55. roedendragers: waarvan dit woord is afgeieid. I, 262. Licymniüs; zyne afkomst en grafftede. VI. 156. aanmerking van plato omtrent dezelve. I. 286. aant. ■ • onnatuurlyke tot jongelingen te Sparte niet fchandelyk. VIII. 244. Ligurkrs; derzelver aard en woonplaats. IV. 12-7.: door pa uu's 4mili vs, na hun> ne overwinning menschlievend behandeld 128. '—; eene Gallifche natie. VI. 218.: hun aanval op de Jimbronon, die met de Ktmbren een' inval in Italië deden. ald. Lituus; de naam eener wichelroede. I. 248. Livius; zyne aanmerking omtrent den oorfprong van Rome. j. iSS. aant. Longinus; deszelfs oordeel over den ftyl van tim^us. IX. 12.. aant.; zie ook. IX. 122. Lous; de dag eener maand by de Macedoniers. IX. 12. Lucas; VIL 37. opgehelderd. IV. &s. ' Hand. 19.; opgehelderd. VIL 283. aant. * Hand. 24; 1.; opgehelderd. VIL 0. aant. Lucuulusj ClO welk eene roemryke daad aan-  BLADWYZER. 281 aanleiding tot zyne levensbefchryvmg gegeven heeft. VIL 6 — 11. Lucüllus; zyne afkom t. VIL 103. wordt door eene zekere aanklagte het eerst bekend. VIL 124. «-, was al vroeg een beminnaar der fraaije letteren. VII. ic63: geeft daarvan eene byzondere proeve. 107. wordt SE Wis. VII. 107. ~* zyne oorlogsbedryven. VIL 108 , 119» 130, 149, 180, 186, 204, 206, aio. - zyne krygsbedryven ter zee. VIL 109, 113, 114, 116, 118, 124. 146. fchryft de wet aan de Cyrenêêrs voor. VIL 109. «s —.wordt, met veel beleefdheid, in Egypte ontvangen. VII. 110.; en door ptoi.omje.us vereerd, in. ■ trekken van .zyne belangeloosheid en menschlievendheid. VII, 113. 1 door sulla begunüigd boven pom¬ pejus. VII. 1 [9. — zyn voorzigtig gedng in fiaatskwalen. VII. 121. « verkrygt, door loosheid, het bewind over Cicilie. VIL 124. brengt de bedorvene kr\gsmagt onder behoorlyke krygstuebt. VIL 125. — zyne edelmoedigheid omtrent cotta VIL 129.: zyn verder voorzigtig gedrag in S 5 het  a3* BLADWYZER. het beftryden van mithrtdates. 130 — 159.: wordt door de Ichrnapzucht van zyn krygsvolk verdoken van de gelegenheid om mithridatüs gevangen in handen te krygen. VII. 160. Lucullus; (O zyne aandoeningen over het ongeh.kkig uiteinde van de beide zusters en vrouwen van den vlugtende mithridates. VII. 164. zyn edelmoedig gedrag by de verove- ring van de dad Amifus. VIL 165—168. — herfielt het regt en de goede orde in de deden van Afia. VII. 169. - was als Landvoogd by allen ten hoogden bemind. VII. 171. 1 verrigtingen van appius clodius door hem naar het hof van tigranes gezonden, om mithridates op te eifchen. VIL 172. zyn bedryf te Ephefus. VII. 179. ■ draagt groote zorg voor de veroverde dad Sinope. VII. 180. ' aanmerking omtrent zyne aanhoudende oorlogroeringen. VIL 184. — trekt over den Euphraat, vervolgens over den Tlgsr en rukt in Armenië. VIL 186, 187. behaalt eene zeer luisterryke overwinning op tigranes. VIL 188 — 200.: aanmerking omtrent deze overwinning. 202. Lu-  BLADWYZER* 283 Lucullüs; (l.) zyn lof als een verftandig Veldheer. VII. 203. ■ toont zich in alle zyne krygsbedryven regtvaardig en mensenlievend. VII. 205. 1 neemt door eene loffelyke daad, de Gordfinen voor hem in. VII. 207. » ziet, wegens de onwilligheid van zyn krygsvolk, van den oorlog tegen de Par» thers af. VII. 21. . ■ wordt, na eene tweede overwinning op tigranes behaald, door het ruwfte win- terweêr belet, verder door te dringen. VIL 215. »- verovert de ftad Ni/ibis. VII. 217. —. ■ welke zyne voornaamfte gebreken waren. VIL 1119. « ■ misnoegen door zyn krygsvolk tegen hem opgevat, en door eenen publius clodius aangeftockt. VII. 220.: nadeelige gevolgen daaruit voor zynen roem ontdaan de. 225, •» pompejus krygt in zyne plaats het opperbevel in den kryg tegen mituridates. VIL 227. ■ ondankbaar behandeld, keert naar Re- me terug. VII. 231.: verkrygt met veel moeite een zegepraal die echter niat gemeen was. 232. «— fcheidt van zyne ontuchtige huisvrouw, clodia , en trouwt met de zuster van cato.  *84 BLAD W Y Z E R. to. VIL 233.: fcheLit insgelyk van deze; «34- Lucullus; Ca) wordt na veel moeilykea ftryd-, toi een gemakkelyk en wellustig leveu verleid, VIL 234.: Wyken hierysu>> a37, 240 , 2., 3 , 245. »-- doet prijswaardige uitgaven om eene boekery te verzamelen. VIL 245 . die voor elk een open (t.,,id. 246. ~—• was een Jielheboer der Wysbegeerte, Vil. 245. ' gaat de heersch zuchtige aanflagen van pompejus tegen. VIL 249. onttrekt zich aan alle :fhatszaken, vil. 251. - - zyn dood en fiatelyke uitvaart. VII. *5L: gedrag van zynen broeder by die gelegenheid. VIL 250. - vèrgelyking van hem met cimon. VIL 255- 2 66. • zie ook van hem. VIII. 125. b. X. Luizenziekte; verfchcidene voorbeelden van menfchen, die, gelyk sulla, can deze ziekte geftorven zyn. VI. Il4, n5^4 Lupercaiia; een feest der Romeinen. 1.24*. «a* 484. aant. XI. 28. c. ' Lüperc usj waarom Pan dus genoemd werd. I. 244. aant. Lmtplaatfen der Romeinen in Kampanie. VI.  BLADWYZER. a.85 Lycium; eene gerigtsplaats te Athene. I. 133. Lycurgus; zyne geichiedenis, over het geheel aan twyfeling onderworpen. I. 299.: verfchillend zyn de berigten van zyne afkomst, uitlandigheid en dood. ald.: verfchillen omtrent zynen leeftyd. ald.: of hy deel gehad hebbe aan het inltellen der Olympifche fpelen. 300. aant. 391. zyn edelmoedig gedrag omtrent den wettigen Troonopvolger van Sparte. L 306. ——— trekt naar Creta, óm de wetten aldaar te ondezoeken en de besten over te nemen. I. 309.: en naar Ionie om het onderfcheid van zeden en regeeringen te zien. 311. : daar by de gedichten van homerus ontdekt en by een verzamelt. 312. of hy ook in Egypte en elders gereisd hebbe, onzeker. L 313. — laat geene handwerkslieden tot de re« geering toe. I. 313. en aant. — zyne terugkomst wordt van elk verlangd. I. 314. keert terug en verandert het beftuur. I, 315. pleegt het Orakel te Delphi raad. ald. zyne eerfte en voornaamfte inftelling was de Raad. I. 318.: aanmerking van plato hier omtrent, ald. aant. ——— zyne tweede inftelling was de verdeeling  BLADWYZER, ling der landeryen. ft 329.. en vervolgen* der roerende goederen. 331. Lycurgus; doet alle gouden en zilveren munt affchaffen en alleen yzer gebruiken. I. 333. 1 • doet alle onnutte en overtollige handwerken uit den ftaat verhuizen. I. 333. ' ftelt het houden alleen van algemeene maaltyden in. I, 335. . wordt óeswegen vervolgd. 33?.: maakt zyne vervolgers befchaamd. 3S8.: hoe de Cretenfen deze , maaltyden noemden. S4o.; en hoe dezelve gehouden werden. 341 — 34,5. ■ waarom hy geene gefchrevene wetten maakte. \, 347. ■ beteugelt® de pracht in het bouwen van huizen. I. 34S. verbood tegen denzelfden vyand meermalen te veld te trekken. I. 349, maakt inrigtingen omtrent de opvoeding der jeugd, zoo der jongelingen als der jonge dochters. I. 35I.: bevordert de hgchaams oefeningen en vrolyke fcherts der jonge maagden. 352.: zorgt voor den huwelyken ftaat. 355. §07.: regelt de echtver

Hsc'atombieon ftemt in met onze Wieds- en Hooimaanden. I. 81. aant.:— Gorpieeus overeenltemmende met onze September cf Herfstmaand. I. 106. aant.: — Pyanepfion ftemt overeen gedeeltelyk met onze Wyn- en Slagtmaand. I 111. aant.: — Boïdromion ftemt in met onze Augustus en September. I. 132. aant. —« onderfcheid omtrent derzelver begin by de Romeinen en by de Grieken. I. 199. aant. Egyptifche ; vèrgelyking van eenigen derzelven met de onzen. I. 202. aant: oorfprong van derzelver benamingen. L 483- .■ - hoe de Grieken dezelven verdeelden. VII. 399. aant. Maanjaren; in de oudfte tyden by de Remei» nen in gebruik. IX. 154. b. Maansverduistering; hoe men oudtyds omtrent dit verfchynfel dacht. IV. 158. ■ ..1— onkunde van het gemeen, oudtyds, omtrent  BLAD WYZE R. *93 trent dit verfchynfel: wie het eerst daarover eene verhandeling waagde te fchryven. VIL 379- Maansverduistering; voorgevallen by den be« ilisfenden flag tusfehen darius eii alexande r. IX. 129. ■ befchryving van dezelve. XIL 59. Macedonië; berigt van derzelver Koningen na alexander. IV. i3i. » aanteekening omtrent het gedrag van verfcheidene Koningen , ten aanzien van hunne naastbeltaanden, en bloedverwanten. XI. 157- m, zie OOk alexander. IX. 55. enz.: antonius. IX. 18. e. Macedoniërs; hunne verkleefdheid aan hunne Koningen. IV. 173. Macrobius; een dapper man, en fchoonzoon van xerxes. II. 268. aant. Magt; waren de Geleerden en Wyzen in Pet* fie. II. 308. aant. Magister Equitum; welk eene waardigheid dezelve wa3. XI. 20. c. • Maldoa; nu Mallega. VIL 18. b. Mamers, mamercus; aanmerking omtrent dezen naam. I. 450. aantU Mamertyrion; waarom fommigen dus genaamd werden. VI. 103. aant. JManilius; aanmerking omtrent dezen Tribuun. VIII. 80. b. aant. T 3 Ma*  394 BLADWYZER. Manipulares ; wie dus genoemd werden. I.178. Manlius; Oiarcus) door camillus veroordeeld. II. 407. en aant. Manlius; een begunftiger van catili- na.: zie van hem in 't leven van cice- RO. XI. 35. b. enz. Mannen; byzonderheden van het gedrag van groote mannen by de Romeinen. V. 162. aant. • wat wel eens aanleiding geeft om verdienftelyke mannen te beledigen. X. 6. ~ aanmerking omtrent brave mannen. X. 217. b. aanteekening omtrent het minnen onder de Spartaanfche mannen. X. 283. b. aant. Mantel; een flepende mantel in Griekenland een teeken van verwyfdheid. III. 7, c, aantt Het hoofd met zynen mantel omwinden; een teeken van wanhoop. III. 75. a. aant. IV. 13. Marathon; naar wien dus genoemd. I. 150. Marcellus; (marcus claudius) • zyn afkomst en karakter. IV. 37r. doet eene geregtelyke aanklagte tegen capitolinus. IV. 374. ' zyne bedryven in den nieuwen oorlo*- met de Gallen. IV. 375-39I. : byzonderheden van zyne zegepraal over de overwinning der Gallen. 392. ! zyne krygsbedryven tegen hanni¬ bal. IV. 397, 401, 441-450, 455. Mar-  BLADWYZER. 29J Marcellus; (marcus claudius) zyn edel gedrag omtrent lucius caiut 1 u s. IV. 398, 399. deekt over naar Sicilien. IV. 405.: zyne bedryven aldaar. 408.; in bet beleg van Syracufen tegen archimedes. 410.: zyne aandoeningen by bet veroveren van de ftad, en het deerlyk lot van archimedes. 426, 427. » trekken van zyn zachtmoedig , en menschlievend karakter. IV. 429. ■ voert verfcheidene kostbaarheden uit het veroverde Syracufen naar Rome over; waarover men hem berispte. IV. 434. « zyn gedrag by eene befchuldiging der Syracufers wegens mishandeling. IV. 439. • zuivert zich van eenen anderen blaam. IV. 451. . zyne groote zucht naar krygsroem. IV. 453- »~ • wordt in een gevecht tegen hanni- 35al doorftoken. IV. 459.: byzonderheden, »a eene ftatelyke uitvaart door hannibal aan hem gegeven. 461. zyn nagedacht nog lang in ftand gebleven. IV. 463. — — vèrgelyking tusfehen hem en pelopidas. IV. 467 — 476. Marcus XVII: 27, 28.; opgehelderd. IV. 94. aant, Marius; (cajus) zyn uiterlyk roorkoT 4 men»  t$6 BLAD W Y Z E R. men. VI. 165. : en afkeer van de Griekfike Letterkunde. 167.: zyn karakter. 16S.: en afkomst, ald.: zyne levenswyze. 169. Marius; (gajus) zyne eerlle veldtogt.VI, 169.: en aanleg tot eenen voornamen bevelhebber. ald. - zyn gedrag als Tribuun. VI. 170. *- zoekt vergeefs JEdilis Curulis te wor. den. VI. 173. « wordt vrygefproken van eene befchul- diging van omkoping, in 't ftaan naar het Pratorsambt. VI. 175. • hoe hy tot eerambten geraakte. VI. 177. > trouwt met de moei van julius sar, die zyn naftrever daarna werd. VI. 177. en aant. ' eenige karaktertrekken van hem. VI. 178. *zyn Pdrag onder het opperbevel van c. me tellus in Afrika. VI. 179.: wordt meer dan deze van de foldaten bemind. 181.: daarom, en om het gebeurde met turpilius, worden zy openbare vyanden. 183. * wordt Conful. VI. 184. ------ had eene byzondere drift, om, ten gevalle van het gemeen, geene groote lieden van aanzien te fparen. VL 187. ■ berigt. van den oorlog door hem, in Afrika, gevoerd. VI. 187. • —-— oorfprong der verbittering tusfchea fcem en sulla. VI. 189. Ma.  BLADWYZER. «97 Marius; (gajus) wordt, fchoon uitlandig, voor de tweedemaal Conful: komt uit Afrika terug, en zegepraalt. VI. 196,197. • ■ waaraan hy zyn volk, in den optogt, gewenie. VI. 198.: houdt eene ftrenge krygstucht onder hen. 200. ■ — een Haaltje var. zyne onzydigheid. VI. 201. . «» wordt, na zyn tweede Confulfchapy nog tweemalen aehterëen Cunful, wegens de aannadering der Ktmbren. V. 203. trekt de Kimbren tegen, en zorgt voor den aanvoer van genoegzamen leeftogt. VI. 204 : zyn voorzigtig beleid om zyne foldaten tot den ftryd voor te bereiden. 206.: maakt zich tot den Uag gereed. 215 : begin van den llag. 217.: overwint de Am* bronen. 223.: trekt verder catulus ter hulpe te gemoed , tegen den aaotogt der Kimbren over de Alpen. 227,231.: verdere befchryving der gevechten met de Kimbren, en derzelver nederlaag. 232 — 242. * , wordt voor de vyfdemaal Conful. VI. 226.: en Haat daarna, op eene laaghartige wyze, naar het zesde Confulfchap. 242. **- krygt den Adel tegen, en handelt ondankbaar omtrent metellus.VI.243,250. — maakt zich zeer gebaat. VI. 246. » ■ zyn gedrag omtrent saturninus wordt , zonder dat hy het merkte , een bron van onheil voor den Staat. VI. 251. T 5 Ma-  BLADWYZER. Marius; Ccajus) maakt zich fchullig aan eene laage en regt fchurkachiige daad. VI. 252. ■ was ongefchikt voor tyden van vrede, # en zonder goede ftaatkunde. VI. 254.; Zyn* gedrag omtrent mithridates. 255. ■ zyn gedrag in den Marftfchen oor'og VI. 257. ■ houdt een kostbaar en wellustig leven te Mifenum. VI. 160. • - toont in zynen ouderdom eene kin. derachtige eerzucht. VI. 261. ' ■ begin der uitbarfiing van den burgerkryg tusfehen hem en sulla. VI. "6a • vlugt uit Rome.- 165.: fteekt over naar Afrika. 266. : moet wegens ftorm landen op het ftrand van Circeje; zyne verlegenheid aan land. 267.: na het uitftaan van vele gevaren, landt hy in Afrika. 279.: moet Afrika weder ontruimen. 281. ■ eene groote verdeeldheid onder de Confuls, en de onderlinge opvatting der wapenen te Rome, geeft hem gelegen, heid om mede deel te nemen in den burgerkryg. VI. o82.: fteekt met eene zamenge. raapte bende over naar Etrurie. ald.: vereenigt zich met cinna. 283.: trekt gewapendermagt in Rome. 287.: gruwzame bedryven, door hem aldaar gepleegd. 288-292. ' wordt, ten zevenden male , Conful. VI. 293.: fterft, na vele angflcn en folte- rin«  B L A D W Y Z E R. 299 ringen van het geweten, kort na zyne aan- ftelling. 299. Marius; Ccajus) zyn zoon, na insgelyks vele moorden gepleegd te hebben, brengt zich zeiven om 't leven. VI. 300. , . vèrgelyking tusfehen hem en pyr- rhus. VI. 303— 338- Martha; eene gewaande Syrifche Prophetesfe. VI. 209. Maskers, in de Tragediën; hoe oudtyds waren. VII. 117. Matronalia; een feest der Romeinen. I. 242. Maximus en Magnus; eeretytels door de Romeinen aan mannen van verdienden gegeven. VIII. 356". Medea; haar bedryf, om theseus van kant te helpen. I. 81. Medewerking van de Godheid met 's menfehen vrywillige daden; hoe plutarchus dair» over zeer wysgeerig dacht. III. 71, 72» ~h Medimnus; hield zes mudden, I. 331. aant. V. 147. aant. Meermin 5 aanmerking omtrent de beruchte Edamfche Meermin. VI. 85. b. aant. Mellirenen; welke, by de Spartanen, dus gc« noemd werden. I. 369. Memnon; aanmerking omtrent dezen Bevelhebber. IX. 72. aant. Menestheus; bewerkt eene omwenteling in de Regering te Ather.e. Ii 147. : zyn dood, 157. 'M'n-  i°° BLADWYZER. Menfchen - offers ; oudtyds niet ongewoon. JJ, 258, aant.: aanmerking omtrent dezelven IV* 307-: verfchrikkelyk voorbeeld daarvan. 379.' Me tellus; door marius ondankbaar behandeld. VI. 243, 250.: Zyne kvensbefchryving door plutarchus is verloren. 251. aant.: verdere aanteekeningen omtrent hem. 253.: zie 00k van hem in 't leven van SERTORius. VIII. 33,60. enz.: van pompejus. VIII. 45. b. enz.. van ces ar. IX. 40. b. enz. • cato verlost den Staat van zyn druk¬ kend Tribunaatfchap. X. 64—.72. b. Metoicia; verhuizings-offer, door theseus ingefteld, I. ng. Miletus; eene beroemde ftad in klein Afie. daar t ha les woonde. II. 17. aant. Miltiades; eindigt zyn leven in de ge- vangenis. VII. 19. Mimallones en Clodines; welke vrouwen daar- door beteekend werden. IX. 9. aant. Mina; gerekend op dertig guldens. 1.332.^»,. III. 29. c. ■ bedraagt honderd drachmen. II. 61. aant. Minetaurus; verdichtlelen omtrent denzei ven. I. 89. Minnaren; derzelver onderlinge verkeering, by de Grieken, was ten uiterfien zedeloos. III. ai. c aant. MiNNciusjzie onder fabius maximus. Min*  BLADWYZER. 301 Minnen; onder de Spartaanfehe mannen en jongelingen. X. 283. b. aant. Minos, Koning van Creta; wat de oude Schryvers opgeven van de fchatting, welke hy van Athene kwam afhalen, en de oorzaak waarom dezelve een einde nam. 1.87. enz. Minos^ de oude; van minos EL te onderfcheiden. I. 92. aant. Mithridates; in oorlog met de Romeinen. VI. 38 — 80. b. VII. 125, 128 — 160.: door lucüllus op de vlugt gedreven, neemt den toevlugt tot tigranes; zie tigranes. m ongelukkig lot van zyne beide zusters en vrouwen. VII. 161, 163. m ~_ zyn gedrag omtrent zynen gezant me« trodorus. VII. 177. , — zyn gedrag na de nederlaag van tigranes. VII. 204. _ zyne verdere krygsbedryven. VII. ai4, 124. VIII. 64. en 87. b. „ , zyn dood. VIII. 114. b.\ zyn lyk, en prachtige wapenrusting. 116. b. Moederliefde; verhaal van eene uitttekende moederliefde. II. m. aant. M o e r o c l e s; een Grieksch Redenaar. XI. 48. Molosfen; bewooners van Neder-Epirus. I. 147. aant. Monima, vrouw van mithridates; laat zich door het zwaard ter dood bren. gen. VII. 163. Muil*  3os BLADWYZER. Muilezels van 'marius; oorfprong van deze fpreekwyze. VI. 199. en aant. Munichion; de naam van eene maand by de Grieken. I. 98. aant. Mufaum; eene verfterkte hoogte te Athene. I 130. aant. Myoparonen; eene foort van kaper-fchepen, VII. 10S. aant. Namen; de Romeinen, na de aanneming in een ander gedacht, verbogen hun' eigen' gedachtnaam. IV*. 125. aant. • ■ de Romeinen hadden gewoonlyk drie namen. V. 130. aant. VI. l63, 164. aant. Naphta; aanmerkingen omtrent deze vurige vloeiftof. IX, 145 —I49< 8 Natuurkundigen; hoe het volk oudtyds omtrent dezelven dacht. VII. 380. Necyomantium; welke plaats door het Byge. loof dus werd genaamd. VII. 3i. aant Nederlaag; hoe men te Sparte zich daaron- der eens gedroeg. VIII. 275. Nek; eenen grooten of breeden nek hebben; wat deze Latynfche fpreekwyze beteekent. XI 24. b. Nemnfche fpelen; aanteekening omtrent dezelven. XII. 166. c. aant. 169. c. Neoptolemus; zie van hem in 't leven van eu me nes. VIII. 95. enz. —-- tegenparty .van *yrrhus, in Lptrus: zie p yrrhus.  BLAD WYZER, 3°3 Neptunus; aanmerkingen omtrent hem. I. 162, 208. aant.: werd op den achttien dag van elke maand vereerd. I. 160. Nero; zie van hem in 't leven van galjba. XIII. 13. Netviers; waren de inwooners van Henegwwen en Cameryk, IX. 56. b. aant. Njcanor, berigt van hem. X. 100, 104. Nicius; plutarchus verwydert van zich den waan, van in ftaat te zyn , in de levensbefchryving van dezen Veldheer, thucydides te kunnen overtreffen. VII. 269. . aanmerking van aristotelks om¬ trent hem. VII. 276. — vergeleken met cleon en peri- cles. VII. 279, 280. waardoor hy de genegenheid van het volk won. VII. 280, 2S1. . . doet ryke gefchenken in de tempels. VII. 282. • ■ bekleedt een heilig gezantfchap naar De/os, met kostbare gefchenken aan apol- lo. VII. 284. . aanmerking omtrent zyn karakter. VII. 287, 289, 291, 296. • • trekken van zyne kleinmoedigheid. Vil. 291. >—« zyne zonderlinge levenswyze. VII. 294. • fteeds fchroomachtig in het doen van verafgelegene krygstpgten. VII. 296, 334, 371. Ni-  304 BLADWYZER. Nicius, zyne krygsbedryven, VII. 298, 301, 3°7, 331» 332• geeft aanleiding tot onwelvocgelykhe- den, by het fpreken in volksvergaderingen. VU- 309. poogt de Spartanen en Athenienferen te bevredigen. VII, 31a.: behaalt, by die bevrediging, veel roems. 316.: bevordert een onderling verdrag. 3i7.: wtmjt door alcibiades gedwarsboomd. 319, 323, ■ misnoegen der Athenienfers tegen hem opgevat. VII. 323. ■ alcibiabes weder met hem, te- gen eenen hyperbolus^ vereenigd. VII. 327. moet het vervolgens weder opgeven , voor de loosheid en eerzucht van alci! biades omtrent het zenden van een le^er naar Sicilië. VU. 331.: verhaal van zekere voorteekens by dezen krygstogt. 334-338.: blyft onverzettelyk tegen den optogt naar Sicilië. 340. —— blyft, niettegenftaande de woelingen van zyne tegenparty, in het geheele beftuur. VII. 344.; en, wegens zyne rykdornmen en verkregen' roem, in aanzien, ald. zyne angftige behoedzaamheid en tal» mery in krygszaken. VII, 345, 346, 35l. ■ zyn lofwaardigfte krygslist 'in den Si- eiliaanfchen oorlog. IV. 431. VII. 347.: be« haalt J  BLADWYZER.. 505 haa't de overwinning, maar maakt van de» zehe geen gebruik. VII. 350. Nicrus; behaalt daarna', door omzigtigheid eene tweede overwinning, en vermeestert Syracufe. VIL 352.; zyn roem by deze . g •tegenheid, aja. — graffchnït Van e üripides op hem na zyne volgende nederbag. VI(. 353] •—1— v"'■■r it, pp eene byzondtre wyze, by een' aanval dei Sy> acufanen , gered. Vil. 356". v 1I1 a van de onverwachte omwenteling van zyn kry s'geiuk op Sicilië, dóór de aankomst van d^n Spartaanfchen veldheer cv lip pus. VIL 357 — 374. •—1 ; wordt do r bygelooyign'eid , omtrent eene invallende maansverduistering, terug gehouden om Sicilië te verlaten. VII. 375 — 383.: zy"e nederlaag daardoor veroorzaakt. 384.: m eijclykheid om zoo wel te water als te lande Sici.ie te ontruimen. 385.: hardnekkig daarop gevolgd zeegevecht, ten nadeele der Athenienferen. 388.: benarde toeftand van zyn leger te lande. 391.: hy zelf zoekt de zynen op te beuren. 393.: flaat vruchteloos Voor, vryheid te mogen hebben om. uil Sicilië te vertrekhal. 395.: fchrikkélyke flagting onder de Athenienferen , door fmêkingen van hem , eindelyk gefluit. 397.: vreugdefeesten deswegens door de Syracufen ingefteld. 399. ; verfchillend lot dér krygsgevangeneu. 400 — 406» 3tM. deel. V  ^.6 BLADWYZER. fjicius; verfcbillende berigten omtrent zynen dood, na zyne nederlaag. Vil. 402. y. ongelukkig lot van eenen vreemde¬ ling , die te Athene de nederlaag van in icius verhaalde VII. 407. . vèrgelyking van hem met marcu* Cl* AS SOS, VII. 123. b. Nico m a c h 1 s; een beroemd fchilder. IVi 97. Nieuwelingen; wu by de Romeinen dus genoemd w.rden. V. 130. Niezen; b^ygeibovighèid omtrent het niezen by de Grieken. II. 257. aant. Nifaa; eene zeefiad, aan de golf van Corin* thus. II. 45. aant. NomcncUUor; wie met dezen naam, te Rome. benoemd werden. X. 22. b. \ Noedbtfluit; by de.i Romeinfchen Raad. X. 84. e. XL 38. b. Noorderlicht; aanmerking omtrent hetzelve. IX. 165. b. amt. Noriciers; hunne oude woonplaats.VI. 205.aant. Notarius; wie by de Romeinen dus genoemd werden. X. 56. b. aant. Novumcomum, nu Como, in het Milancfche, JX 78. b aant. fJOMA pompilius; verfchil aangaande 'zyn' leefiyd. I. 4.05. _ na het wegnemen van onderlinge ver¬ deeldheid , tot Koning der Romeinen verkoren. I. 429 — 432. « zyne afkomst en karakter. I.433>44°.  B L A I) \V Y Z Ë R. 307 Nu ma pompilius; zyné ambtelooze levenswyze vöór en na den dood van zyne echtgenoote. I. 433, 434.: vertellingen vari zyne verkeering met de Godinne ege» RiA. ald. geeft aan de Afgevaardigden, om herri de regeering qp te dragen, een treffend antwoord, ï. 439. 1 1—— wprdt eindelyk , ria de hartelykdë voordellen, overgehaald om de regeering op zich te nemen, tot algemeen genoegen des volks. I. 441, 443. welke, na het aannemen der rcgeé- ring, zyne eerfte fchikkingen waren. I. 445. poogt de ruwe zeden der Romeinen té verzachten. I. 446-, en hun godsdienst ïri te boezemen, ald. verbiedt het maken van beelden der Godheid. I. 449. ; Heit de Pontifices 'in. I. 451.; als ook de Priestercsfen van vesta. 454, maakt bepalingen omtrent de lykpleg-» tigheden en het rouwdragen. I. 460, 461. Helt de Fetialen, eene foort van Vre- dehouders, in. I. 462. —— Helt de Saliers in. I. 466. regelt de godsdienltige Verrigtingehi t 469 — 472- ■ verhaal van eene zamenfpraak van herri met ju pi ter gehouden. I. 473. •■ moedigt den landbouw aan. X, 47?.; V a Ver-  3«S BLADWYZER* verdeelt de burgery naar de onderfcheidene kunften en handwerken. 478. Nüma pompilius; verbetert de wet, volgens welke het eenen vader vryftond zyne kinderen te veikoopen. I. 479. verbetert den almanak. I. 480. —! in al den tyd van zyne regeering heeft noch oorlog, noch oproer, noch zucht tot verandering plaats gehad. I. 487. ' was een voorbeeld der beste Konin¬ gen. I. 488. verfchillende gevoelens omtrent zyne kinderen en vrouwen. I. 489. — fterft in eenen hoogen ouderdom, en wordt plegtig begraven. I. 491.: zyne fchriften te gelyk met hein begraven. 492.: daarna gevonden en te Comitium verbrand. 493. zyn lof-en aanmerking omtrent zyne opvolgers. I. 493. vèrgelyking tusfehen hem en lycur- gus. I, 497 —5H'-" byzonderst omtrent zyne inftellingen van de gemeenfehap der vrouwen. 503.: vrouwelyke eerbaarheid. 504.: onzedigheid. 505.: huwelyken. 506.; opvoeding. 509. NuMiToitj zie van dezen Koning van Alba. I. 171, 180. Nundina; marktdagen by de Romeinen. III.4a. d. Nymphaum; wat dit woord beteekent. VI. 85. b. aant.. IX. a8. aant. Obolen; waarvan deze benaming afkomftig. VI. 403- Qbo*  BLADWYZER. 3c Obolus; het zesde deel van een drachme, II. 86. aant. Ochus, zoon van artaxerxes mne« mon; zyne geaardheid. XII. 77. c. 91, c, 93- c' <■ doet door zyne loosheid en wreedaardigheid zyne twee broeders om 't leven brengen. XII. 92, 93; c. Octavia, cssar's zuster; trouwt met antonius. XI. 70. c.: hare verdere gefchiedenis. 79. c. 119. c. 121. c. 130. c, 191. c. Octavia nus; zie augustus. Octavius; berigt van zyne bedryven in den burgerkryg, tusfehen hem en cinnaj zie marius. VI. 283. enz. Offeranden; waartoe dezelve aan onderfchei* dene Godheden gedaan werden. I. 132. . wegens het dooden van honderd vyan¬ den. I. 259. aant. « omzigtjgheid in de uitdrukkingen by plegtige offeranden. VII. 70. b. aant. • gewoonte om de tong, op het einde der offermaaltyd, in het offervuur te \vir- pen. X. 5. aant. Offerbeesten, van deeg gemaakt; weleer als eigenlyke beesten geofferd. VII. 136. aant. Offeren ; de Gymnofopliisten maken, in geval van ziekte, eene offerande van zich zelven. IX. 262. Olifant; 21e Elefant. V j Olym-  3*0 BLADWYZER, Olympia; eene ftad van e lis, die den naam, gaf aan de Olympifihe fpelen. II, 224. aant. Olympias, de moeder van alexander; zie in 't leven van alexander. IX. 5. enz. Olympifihe fpelen; vrouwen daartoe niet toegelaten. I. ipo. aant. ' door hercules ingefteld. I. 123. aant.: zie ook 299. aant. 391. aanmerking over de luisterrykheid der overwinningen in dezelven. III. 35.. c. aant. Olympus; aanmerking omtrent dezen berg. IV. Omkooping; hoe in zwang geraakt is. III. Si.d. Omphale; wie geweest is. I. 67. aam.' Onesicritus; aanteekening omtrent dezen Gefchiedfchryver. IX. 33. aant. Onesicritus; berigt van eene ontmoetinvan dezen Synifihen Wysgeer met calanus. IX. 248. Ongehuwden by de Lacedetmonjers; derzelver ftraf- I" 355- en aant. Ongelukken, of verliezen van geivenschte dingen; onredelykheid van fommigen om dezelven, op hunne wyze, voor te komen. II. 26. Ongrieken, geene verachtelyke henaming. VI. 69. aant. Oog; philippus antigo nus, hannibal en sertorius hebben Hechts één Wg gehad \ aanmerking daaromtrent. VIII. 5. Oogen ;  BLADWYZER. 311 Oogen; de voornaamfte hovelingen en venrouwelingen by de Per [en droegen den naam van 'sKonings oogen en ooren, XII. 32. c. aant.: zie ook 163. c. aant. Oorlog; hoe dezelve door de Spartanen ge« voerd werd. 1. 387. _ hoe dezelve door de Romeinen verklaard werd. I 462. . , aanmerking omtrent de aanhoudende verfchilleu van naburige VGrfien. IX, 160. i. aant. Ooilogfchepen ; prachtige uitrusting van dezeiven, oudtyds, in Afia en Egypte. VII 127. aant. „ - onderfcheidings-teekenen van dezelven. VII. 369. aant. Oorlogstuig van demetrius en van zoï lus. XI. «05—208. Ooster[chc Koningen; gaven aan hunne be<*unftigden, in plaats van penfioenen, geheele fteden en landfchappen. Ji- 3IO« aant- Opheltas; de>zelfs gefchiedenis is duister. VII. 1. aant. Opperbevelhebber; oudtyds in krygslieden fchandelyk geacht, hunne gefneuvelde Vddheeren te overleden. VIII. 40. aant. Opperpriester[chap van v e n u s; een zeer aanmerkelyke post. X. 86. b. aant Oppius; C^ajuO Gtfchiedi'chryver. VIII. 3.6. fc V 4 Op-  3ï« BLADWYZER. Opvoeding der kinderen; by de Spartanen. 1. 3<5i -374- S09. ' van troonopvolgers; welke wetten de Spartanen daaromtrent hadden. Vilt. i73. aant. Orgw, of feesten van BAccHtrs. IV. i22; aant. Orthia; een toenaam van de Godin diana. I 3~a aant. Oschopheria; waarvan dit feest dezen naam draagt. I. m. aant.: door theseos ingeheid. 114. Ostracismus; eene uitban in?, wdke door de volksvergadering te Atheae g,fehiedde. III 41. — hetzelve in weinige woorden met de le endigfte verwen befchreven. II'. 39. c. '~ wanneer deze wet van uitbanning te Athene buiten kracht werd gefield. V. 38.: zie ook. VII. 324 . 328, 329. Ojho; door vinius aan galba tot zynen Opvolger aangeprezen. XKf. 47.: Z\ne verfchillende aandoeningen, toen galba als ?y. en opvolger piso benoemde. 54.: zyne hoop en gevoeligheid door versheidenen opgewekt. 54, 55. — wordt a's Imperator begroef. XIH. 58. zyn gedrag na den mooid van galba. XIII 64. «=—— de eerfle verrigtingen van hem in het op-  BLADWYZER. 3'3 opperbewind waren zeer tot genoegen van het volk. XIII. 72, 73* Otho; zyn gedrag omtrent den flechtcn Ti- gellinus, en deszelfs uiteinde. XIU. 74. —— voegt den naam van nero by zynen eigenen naam. XIII. 75. „ zyne foldaten zyn met eene fterke geestdrift voor hem ingenomen. XIII. 76, 83, 104, 105, 109. . verfcheidene wingewesten erkennen hem als Imperator. XIII. 79. —:— poogt vruchteloos vitellius van oorlogzuchtige plans te doen afzien. XIH- 79« verfcheidene kwade voorteekenen. XIII. 80. — zendt vitellius, die op de Aipeti tegen hem optrok, zyne krygsbenden te gemoet. XIH. 83. « zyne krygsknechten, door die van vitellius befpot, vallen met drift op dezelven aan. XIII. 85.: verdere befchryving van den ftryd tusfehen hem en vitellius. XIIL 86 — 103.: ontvangt de tyding van de nederlaag der zynen. 104.: doet eene aanfpraak aan zyne foldaten. 106.; en aan zynen neef cocc e jus. 108.: valt in j . zyn eigen zwaard. 110.: zyn lyk door zyn krygsvolk vereerd, en het overfchot begraven. 112. i zyn grafteeken met een eenvoudig op- V 5 fchrü't,  3'4 BLADWYZER, mm XIII. W» verder gedrag va„ 2yn krygsvolk na zynen dood. 113. Ouders; wat de Griekfche wetten eiscbten van kinderen omtrent dezelven. VIII. 204 aant. ' Ovatio; welke foort van zegenpraa! deze by de Romeinen was. IV. 485. Overheden; lesfen v,or dezelven. I. 2r IrI 150. «w. III. 65. b. IV. 103, ,40/141.' aant. 231, 24 r. enz. XII. 26. • hoe ryken en aanzienlyken zich ge- dragen moeten omtrent mindere Overheden. I. 25. Overfpe/; wetten van solon daaromtrent. II. 90. Paarden; hoe eumenes dezelve in eene naauwbeflotene plaats de noodige beweeging bezorgde , en dezelven voederde. VIII. 125. - Arabifche, meermalen voor eenen ver» bazenden prys verkocht. IX. 23. aant. Padagogen; wie oudtyds waren.' I. 64. aanti 143. aant. . III. ^ b. aant. 'Padera-.trïe; by de Lacedamonters door de wetten niet verboden. I. 368. aant. P^eon of pheon; gefchiedfchryver. I. 105. aant. Paga/a,- eene zeelhd van Magnejte in de Pe» lasgifche golf. II. 278. Paliita; een feest te Rome. \. 198. Palladium; eene gerigtsplaats te Athene. I. 133. Pallantiden; door theseus verdagen. I. 85. -Pa.  BLADWYZER. 3*5 Panathenaa; een Grieksch feest. I. 118, X. 63. aant. Pancetius; aanteekening van dezen Wysgeer. XI. 47. aartt. Pancratia; vechtfpelen. VIII. 80. Pancratiasten; wie dezen waren. IX 19. aant. Parmenides; leermeester van den wysgeer zeis o. III. 18. a, P arm en 10; bevelhebber van alexander, als deel hebbende aan eene zamenzwering, ter dood gebragt. IX. 193. Parthen; crassus trekt tegen dezelven op. VII. 60. b. enz. , . befchryving van derzelver manier van vechten. VII. 66. b> m— ■ het teeken tot den aanval by hun al» lervervaarlykst. VII. Si. b. . vlugten al vechtende. VII. 85. b. _ — zyn niet gewoon by nacht te vechten. VU- 103. b. Paiuien te Athene; oordeelen eene gemengde Regeering de beste. II. 50. Pasiphon; een verloren fchryver. VII. 287. aant. pasfaatwinden; by het Eiland Zacynthus. XII. 58. Pat^ecus; een Historiefchryver van onze- keren leeftyd. I. 34. Patricii; wie dus genoemd werden. I. 203.: door ROMüLus,in 't vervolg, van het be- ftuur uitgefloten. 263. Pa-  316 BLADWYZER. Patrocinium; wat beteeken t. I. 203 Paucus- Galau VL IJP ï helderd. III. 104. aant. — de plaats in zynen brief aan titus «. 1, ie., opgehelderd. VI. 417. aaPt 5 Pausanias; welk een byzonder voorval hem de verontwaardiging der Griekfcke bondgeiiooten verwekte. VII. 30.: zie van zynen dood. II. 288. Ptdiaïn, te Athene; yveraars voor eene Regeering van weinigen, if. 50> ÏWpidas; aanmerking omtrent zyno roekelooze dapperheid. IV. 235. ' zyne afkomst. IV. 236. •—- zyne gulheid en menschlievende mededeelzaamheid. IV. 237. ' °pwe,k eene wyze hy van epami- nondas vcrfchilde. IV. 238. -rh wordt op eene edelmoedige wyz« door zynen vriend efabunondaé, me levensgevaar bygeftaan. IV. 243. ' de Thebanen, op eene verachtelyke wyze door toedoen van fommigen van hunne beftuurders, door de Lacedxmoniers overrompeld, werden door zynen Houten moed en onverzaagdheid uit de magt van hunne overweldigers verlost. IV. 244 — 277 • aan merklng omtrent het verhaal van déze'gebeurtenis. 275. aant. ■ zyne listige te werkfteiling 0.m de Athe-  BLADWYZER. 317 Athenienfers en Lacedamoniers wederom aan eikanderen te helpen. IV. 279. Pelopidas; zyn roem in den ftryd by Tegyra in Boe'ótie. IV. 284, 290 — 292, 300. mm overwint de Lacedamoniers. IV. 302 — 313.: ziet, vóór het aangaan van den ftryd by Lenetra , een gezigt. 303, 305. . valt met epaminondas in Pek' psnnefus. IV. 313. mmm wordt, wegens zyn gedrag tegen de plaatshebbende wetten, voor de viérfchaar gebragt, doch vrygefproken. IV. 317. , zegepraalt over de pogingen van dert nydigen meneclidas, om hem by het volk gehaat te maken. IV. 318 — 323. ,.„- ■ - verlost de Thesfaliers van de dwingelandy van alexander, Tyran van Phe. ra. IV. 324. «» brengt be gefchillen te Mocèdonie tor een gelukkig einde. IV. 326. —— gaat in gezantfchap naar alexander den Phere'ér. IV. 328.: wordt op eene verraderlyke wyze door dezen gevangen gehouden. 332.: en wordt door e pami-Nondas verlokt. 337 -341. m wordt als gezant naar artaxer¬ xes. Koning van Per/ie, gezonden. IV. 342.: geniet aldaar eene uitmuntende eer. 344. : dit gezantfchap vermeerderde de gunst waarin hy by zyne medeburger» ftond. 349. Pe-  3*&. BLADWYZER. Pelopidas. trekt met de thssfauers ^ derom op tegen alexander den Pke. reet. IV. S5o.; de vyand wordt verflagen • doch hy fneuve]t jn bet g^echt> « ^ delyke ftilte en neêrflagtigheid in het leger over zyn verlies. 35S. -— treffende aanfpraak by zyne luisterryke urtvaart. iV. 3Ö0.: aanmerking omtrent zyne uitvaart. 36a. zyn ongelyk door den moord van alexander op eene geduchte wyze ge. wroken. IV. 365 — 368. ' " vèrgelyking tusfehen hem en mar. CELLUs. IV. 467 — 4?6. Peloponnefm; nu Morea. II. 239. aant. • verfchillende oorzaken van den Pelo. ponnefifchen oorlog. ÜU 120. «. aant. Pelops; zyne kinderen. I. 60 Peltanen; met kieine fchildjes' geWapenden. VIII. 203. Pentathlos; eene foort van wedftryd by de Grieken. I». I40. aa„tm XIL ^ Pkntheus; Koning van Theben, wordt,by iet vernietigen van ongeregeldheden op de Jaacchusfeesren, vermoord. Vil. Xi6 b. Peplus; wat geweest is. XI. 176. b. aant181. b. Perdiccas; Bevelhebber van alexander; zie van hem in 't leven van eusjenes. VIII. 81. enz* Pt-  BLADWYZER. 3'9 Pertander; een der VII. oude Wyzen van Griekenland. Ui 16. aant. J^ricles; zyne afkomst en ligcbaamsge- daante. III. 12. a.: toefpelingen op de ge- daante van zyn hoofd. 13. a. _ zyne gemeenzame verkering met den muzi kmeester damon. 17. <*■'• en zeno van Elea. 18. a. ^ zyn karakter grootelyks door ana- xagoras gevormd. III. 19. a : werd nimmer tot lagchen bewogen. 20. a. 4 eene anecdote van hem. III. 21. <• 24.a. verdere fchetlén van zyn karakter. III. 22, 23, 26. a. 28, 45. a. 70. a. 73. *. 121. a. aant. 149- a' _ — zyn gedrag omtrent het deelnemen aan de Regeering. lil. 27. a.; en terwyl hy de ■ Regeering in handen had. 28 «. *. droeg, wegels zyne groote welfpre- kendheid , den .toenaam van OLïMfius. UI. 32. a, m— aanmerkelyk gezegde van thucy- dides omtrent hem. III. 33. a. mé. bad , vóór hy het fpreekgeftoelte beklom, de Gouen om behoedzaamheid ia het lpreken. III i&- «■ - eemge opmerkelyke gezegden van hem. III. 35. at — op welk eene wyze hy van 's volks • genegenheid zocht meester te worden. IIL 1 28. et,  8»ö BLADWYZER. Perjcles; brengt den Atcopagus \n w,n. gunst. lil, 40. a.: bewerkt de verbanning van cimon ald.; en zyne terugroeping. 43* <*' 4 de Parfy der Edelen ft It, om 2yDe inagt te verzwakken, eenen wederparty tegen hem over, na den dood van cimon. III 46. a. ^ zyn gedrag om 's volks gunst te winhen- »«. 48. *. 50. *. VII. 28o. — wordt, wegens het oprigten van prach. tige gebouwen en Tempels, in de byeenkomfien van bet volk gelasterd. III. 50 adeze befchuldigingen, door hem "be'anN woord. 52. a. \ wonderbare fnelheid waarmede zy¬ ne trotfche gebouvven in onnavolgbare fraaiheid werden Opgetrokken. III. 55-. 57- <7.: aanmerking daarover, ald.: opgaaf der gebouwen en derzelver bouwmeesters. 58. a.: een wonderbaar geval by bet b;uwen van de Propy.'&a. 61. a. ' zyn antwoord op de befchuldiging van zyne groote fchatverfpüling. n, aan prachtige gedichten. III. 66. a.: een trek van mensch- en volkskennis in zyii gegeven antwoord, ald. j doet zynen tegenftrever het land ruimen. III. 67. a. -—— wist in een door hem gevestigd aristocratisch of koninklyk flaaisbetfuur, door ffttt  BLADWYZER. jaf ir«f en foó/> de onfluimige driften des' volks te temperen. III. 68, 69. a, Pericles; was trouw en eerlyk, III. 70". aa — groot vermogen en magt, door d« Athenienfers aan hem afgedaan. III. 72. rf. — houdt het hoogde toppunt van den bloei zyner Regering veertig jaren daande. TIL 72. ai ***•■ — was onbaatzuchtig, echter niet onachtzaam omtrent het beduur zyner huislèlyke zaken. III. 73. a : byzonderheden van zyiir huishoudelyk gedrag. 74. a.: byzonder voorval met anaxagoras. 75, a. ■ wordt in zyne onderneming, om eene algemeene vergadering der Griekfche daten byeen te roepen, door de Lacedamoniers verhinderd. III. 77 — 79'. d. »' 1 zyn gedrag in veldtogten. III, 79. d. onder alle zyne veldtogten was de voornaamftê die hy naar Cherfonefus ondernam. III. 81. a. zyiie roemryke zeétógten. ÏII, 82 — 84. a. 90. 91. a. 99, a. 136. a. 137. a. m" hield , met eene wyze daatkunde, de magt der Athenienfers, tot hun voordeel, binnen de grenspalen van Griekenland terug. IÏL S£-i- 87. d. '—— wist de Spartanen, met eene jaarlykfche geldfom, te belezen. III. 89. a. » aanmerking omtrent zyn eerfte eo tweede huwelyk. III.. 95. a. XIH. deel. X" Pï.  3S3 BLADWYZER. Pericles; zyne bedryven in den oorlog telgen de Samiers. lil. 98—109. a.: zyn te onderbrenging van Samos verlchillend beoordeeld. 1 io. a. ——— zyn gedrag in den oorlog der Corcjrteers tegen de Corinthiers. III. 1.12. — zyn niet inwilligen van den eisch der LacediSmoniers was eene aanleidende oorzaak van den Peloponnejifchen oorlog. I1L. 121. a. aant. iaS. a. aant. ■ verfchillende woelingen zyner benyders en vyanden tegen hem. IIL 122 — Ï28. a.: over welken hy volkomen zegepraalt. 129. a. ■ ■ "- zyneftandvastigheid en zachtzinnigheid ,■ • onder allerleie eerroveryen, wegens zyn ge. drag by den inval der Lacednemoniers in het Attisch gebied. III. 133—133. a. * ■ zyn gedrag by eene woedende pcst- ziekte te Athene, en by eene zware zonsverduistering. III. 134., 136. a. ——— wordt van het Opperbevelhebberfchap afgeze\ III. 138. a. — lyJt, door de pest, vele verliezen aan zyne gemeenzaamfte vrienden, kinderen en naastbeftaanden. III. 139, 142.; zyne aandoeningen by den dood van zynen zoon paralus. I43. a. ■ ■* onaangenaamheden hem door zynent oudftaï zoon aangedaan. III. 139, 140. a.  BLAD WYZEi 323 Periïles; wordt nogmaals tot Opperbevelhebber aangefteld. IK. 144. a, fcbaft de wet omtrent onechte kindè* ren af. III. 144. a.: zie ook III. 96 a. * ondankbare wreedheid, door de Athe* nienfirs, zynen zoon opgelegd. III. 146. a. aant. ~—— Wordt door eene ilcepende ziekte aangetast. III. 147. a. *—.— lof wegens zyn voortreffelyk karakter. III. 149, a.i na zynen dood, zyn gemis door de Athenienfers fpoedig betreurd. 151. a. ï-n—- vèrgelyking van hem en fabius maximus. HL 77 — 84. b. Peripoltus, de wichelaar; verhaal van zeker bedryf van eenen OAMgN , uit zyn gedacht af komflig, te Charonea, en de gevolgen daarvan. VII. 4. .. Perpenna; de moordenaar van den braven sertorius. VIII. 70 — 73: wordt zelf daarna van kant geholpen. 75.: zie ook VIII. 51. b. Perfepolis; door alexander vei brand. IX. 149. Perseus; koning van Macedonië in oorlog met de Romeinen. IV. 129, 134.: zyn Hecht karakter, ald. en 180.: behaalt eerst èenige voordeelen op de Romeinen. 136.;' doch wordt daarna, met zyne geheele magt; door het beleid en de. dapperheid van X 2 JPAU-  3*4 S L AD WYZE R.. faulus «milios,geflagen; zie daarvan een uitvoerig berigt. 141-168.: gevolgen van dien nederlaag. 169—174.: zyn gedrag bij de ontmoeting van zynen overwinnaar. 180.: zyn dood. 207. Perse us; wanneer geleefd hebbe. VIL 15. aant. JPerfïanen; derzelver optooifel. II. 271. - hunne koningen droegen den toenaam van Groot. II. 304. aant. — hun God, arimanius, gehouden voor den oorfprong van het goede. II. 305. aant. — iemand op het eerepaard door de ftad rond te voeren , by hunne Koningen een teeken van vriendfchap en gunst. II. 3®8. aant, ■ in oorlog met agesilaus. VIII. 188. enz.: met alexander. IX. 6a. enz. 1 ■ byzondere plegtigheid van inwyding hunner oude Koningen. XII. 6. a. — -eene vereischte, oudtyds, dat hunne Koningen in de Wetenfchappen der Magen onderwezen waren. XII. 15. c. aant:. Perfisch; overeenkomst tusfehen hetzelve en het Nederduitsch. IX. 74. aant. Petra, hoofdftad van Arabia Petraa. VIII. 112. b. Phalanx; hoe dezelve door de Macedonters werd ingerigt. V. 26. b.: aant. VIII. S8. aant. Pha-  BLADWYZER, 3*5 Phanias; een leerling van aristote- les. II. 53, aant. Phanomedes; beroemd Gefchiedfchryver. II. 254. aant. Phqrfaliai beroemd door den belastenden flag tusfehen c«sar en pompejus. VIII, i85. b. aant. IX. 108. b Pharus; berigt van dit eiland. IX. 107. aant* Pherecides; Gefchiedfchryver. I. 90. Phidias; vermaard Kunftenaar. IV. 184. . eenige byzonderheden omtrent dezen beeldwerker, en 2yn dood. III. 122 —124*. PJ?iditiat; gemeenfehappelyke burgermaaltyden te Lacedamon. X. 66. aant. Philippides; een Blyfpeldichter. XI. 183. h. aant. Philippus, vader van alexander den grooten; aanteekening omtrent hem. IV. 132, 326, 327. mm. zie ook van zyne bedryven, in den oorlog met het Grieksck bondgenootfehap, in het leven van demosthenes. XI. 61. enz. 71. aant. Philistus; als Gefchiedfchryver door cicero geroemd. VIL 270. aant, — zyne poogingen om de overheerfching van dionysius, den jongeren, tegen het beleid van dion en plato, in Sicilië te bevestigen. XII. 31, Philochorus; een oud Griehch Historiefchryver. I. 87. aant. X 3 Phi*  3*5 BLADWYZER, Ehiloctetes; zyn lyden wordt een onderwerp van zeker treurfpel. II. 82. aant. Philopoemen; zyne afkomst en opv.'e. ding. V. 232.: by uitnemendheid door Griekenland geliefkoosd. 235, zyne Iigchaamlyke geftalre. V. 235.: byzondere ontmoeting-met eene Megarifche vrouwe. 136. • zyne geaardheid. V. 237.: afkeer van het worstelperk en de ftrydfpelen. 240. —— zy.ie levenswyze. V. 241. 1 hoe hy zich tot eenen held zocht te vormen. V. 243. , * zyne krygsbedryven. V. 245, 247. ö54» 257, 26o, 266, 287, 294. zyn krygsrocm. V. 253. — maakt verandering in de legerfchik. king en flagorde. V*. 260.; en de wyze van leven zyner krygsbenden. 263. 266. : vertoont aan eene vergadering van Grieken zyne Phalanx, in haar ichitterend krygsgewaad. V. 272. ! Griekenland in moed door hem op°-e. beurd. V. 273. toeleg op zyn leven mislukt. V. »7S —- zyn naam verbreidde alom fchrikon- der zyne vyanden. V. 275, 276. — zyn vertrek naar C«te, 'op verzoek der Gortymers van fommigen afgekeurd door anderen verdedigd. V. 277.: zyne be' dry ven aldaar. 281. Phi.  BLADWYZER; 3*7 Philopoemen; keert terug naar Pehponne* fus. V. 28a.: waagt reukeloos eenen zeeflag. £85.; doch behaalt kort daarna eene luiste* rijke overwinning te lande. 287. . > wyst eene aangienlyke ge'daanbieding der Lacedcemoniers van de hand. V. 29-r. brengt, door eene grootmoedige daad , de Laceda noniers weder tot het bondgenootfchap terug. V. 294. . (laat vervolgens het ftaatsbeftuur der Laced gaat de wellustige levenswyze van zynen zoon, op eene zonderlinge wyze, tegen. X. 65. * zyn gevoelen omtrent het eifchen van oprlogfchepen door alexander. X. 66. 6 e- zyn gedrag omtrent har pa lus. X. 68.; en het verfpreiden van het gerucht van den dood van ale x a nd er. 72, v* zyn gedrag omtrent leosthenes, X 5 die  33° BLADWYZER. die het volk van Athene tot het voeren van den Griekfchen oorlog had doen befluiten. x- 73- Phocion* doet op eene zonderlinge wyze de Athenienferen, in hunne drift om tegen de Bocoticrs uit te trekken, bedaren. X. °?7. - dryft het leger van micio op de vlugt. X. 79. zyn gezantfehap naar antipater X. 8r—S<$. ■ 1 *yn zerg voor de Atheenfche ballingen. X. 92. gaat zachtzinnig te werk, in het bezorgen der openbare zaken en Resreerins X. 93, 98. 8* • zyn gedrag omtrent nicanor. X, a 100.. enz. , • ; — geraakt in ongenoegen by de burgery. X. 104.: wordt met zyne vrienden door .denRedenaar aonodudjes aangetast. 105. • uitvoerig berigt van zyne gevangenne- ming en dood. X. 109—116.; gedrag van zyne vyanden en vrienden na zynen dood. 117. » zyne vooroordeeling met die van so- crates vergeleken, en derzelvernadeelige gevolgen voor het gemeenebest. 119, 120. —■ vèrgelyking van hem met caro, den jongen (volgens dacier.) X. 177 — 212. b. Phocifche oorlog; aanteekening omtrent den. zelven. XI. 42. Phru-  BLADWYZER. 33» Phrunichus; Treurfpeldichter. II. 225. P n y l a r c h.ü s ; een Historiefchryver. II. 319. aant,' Phytaliden; welke' waren. I. 63, 80. aant. Pindarus; een. gewigtig -Ruk uit zyne klaagliederen door plutarchus aangehaald , omtrent den ftaat der mer.fchen na hunnen dood. I. 272. Pirithons; boezemvriend van theseus. I. 141, 145- oarit, Pis 1 stratus; bragt de gedichten van homerus byeen. I. 104. aant. was van een voortreffeiykst karakter. II. 5. aant, m, het karakter van hem volkomen naar waarheid gefchilderd. II. 118. i . verhaal van de wyze op welke hy zich van het gebied te Athene meester maakte. II. 116, 122 — 129. Tittheus; zoon van pelops. i, 60.: ver. dere berigten van hem. ald. en 62, 63, 67, 70. Pitynfae; twee eilanden thans Tvics en Fcr- ■nientera. VIII. 20. aant. Plato; iets omtrent zyne gevoelens. I. 2S6, 288. aant. . zyne aanmerking omtrent de inrigting van het befluur te Sparte, door lycurgu s. I. 318. aant. * kort verüag van eenige zyner werken, byzonderst van den Atlanticus of Critias, en  33* H A D W Y z E R, en het oordeel daarover van plutarchus. II. i3o, ,3r, PtATo; zyne afkomst van eenen broeder van sol on. II. 130, aavtm — had veel op met het drietal. UI. i< r~ zyn gevoelen omtrent de beweegelvkheid der aarde. I. 460. y ' ' wel&0 de b£5te middelen waren, volgens zyn gevoelen, om een volk gelukk.v te doen zyn. I. 488. 0 zyne aanmerking omtrent" de wellust, y. i36. " 7 hoe hy ^ gefteldheid van eenen ondeugenden by het aannaderen des dood s befchryft. VI. 337. — antwoord van dien Wysgeer aan de tyrentërs. VII. 109. —— veranderingen van deszelfs Academie. VII. 246, 247. XI. 10. b. ^— hoe hy, als Wysgeer, zyne achting behield. VII. 381. 0 —~ zyne les aan iemand welke in waar, beid ryk wil zyn. XI. 243. b. 1 : zyne komst in Sicilië , ter verftoorin- ge der dwinglandy. XII. i0.: wordt Leermeester van dion. ald.: geraakt in ongenade by dionysius. i4.: zie verder van hem m t leven van dion. ' zyne aanmerking omtrent de dapperen cn regtvaardigen. XII. 12. Pla.  15 L A D W Y Z E RV 333 Plato; wordt door dionysius, den jbngen, weder overgehaald om naar Sicilië andermaal overtekomen. XII. 28.: zyne ontmoetingen aldaar, 3a, 38, 39. .—1 keert weder naar Griekenland terug, en houdt dion by de Academie bepaald. XII. 40. . komt voor de derdemaal aan 't Hof van dionysius. XII. 46.: Wordt weder weggezonden. 52. 1 neemt geen deel aan 'den oorlog waar¬ toe, dion zich tegen dionysius toerustte. XII. 54. ——~ zyn begrip omtrent den besten Veld» heer. XIII. 4. Plunteria; een feest ter egre van ïiinerva. III. 102. c. aant. Plutarchus; zyne geboorteplaats was Ckerotïia, in Beotien. I. Ui zyne afkomst aanzienlyk. a.: zyn geboortejaar onzeker. 4.: zyne opvoeding. 5.: zyn verblyf te Rome fchynt alleen plaats gehad te hebben, onder de regeringen van vespasianus, titus en domitianus. 6.1 of hy de Leermeester geweest zy van°traja nus, en door dezen vereerd met de Burgemeesterlyke waardigheid. 9.: zyne lesfen werden te Rome, door vele aanzienlyken, met de grootfte aandacht bygewoond. 13.: hield zyne redevoeringen te Rome in het Grieksch. 35. XI. 7 : zy"e be-  334 BLADWYZER. bekwaamheden reeds vroeg in zyn Vader", land bekend. ié.ï wyze raad van zyneri Vader aan hem gegeven. 17.: hoogde top. punt van zynen roem. 18.: eenige byzon. derheden uit zyn gelukkig huwelyksleven. I9-: zyne zedige en zedelyke gemoedsgefteldheid, iu het behartigen van geringere bedieningen. -3, 2,1.: zyn eerbied voor mindere Overheden 25.: zoekt zekere mis. bruiken in de twistgedingen te verbeteren. £ö.: yvert fte'rk voor de aankweeking van eensgezindheid onder broederen. 28.: zyrt maagfchap. 3r.. zachtheid van zyn karakter omtrent zyne Haven en zyne beesten. 32.: Wat hy,by noodigé geflrengheid,bedoelde. 35 : een aanmejkelyk geval van zulk eene geftrengheid. ald.: helde over tot de Platoni. fche Wysbegeerte. 38, 288. zyne begrippen omtrent de Godheid, en den Godsdienst. 39.• zyne begrippen omtrent de onfferflykheid van de ziel, en het beloonen en ftraffen na dit leven. 42.: befirydt de gevolgen uit de leer van epicurus voortvloeiende. 43.: byzonderst omtrent ligchamelyke vermaken. 44. ; en omtrent den ftelregel van eenen Ëpicu. Hst:" Houd u ichuil in uw leven." 45 • legt,ais Gefchiedfchryver, overal zyne liefde tot de waarheid aan den dag. 46.: jn twee gevallen vergat hy zyne gewone onpartydigheid. 47, 48.: aanmerking omtrent zy. ne tydelyke middelen. 49.: loffpraak vair derf  B L A D W Y Z E R. 335 den Hoogleeraar wytteneach omtrent hem. Shi aanmerking omtrent zyne gefchriften. 51. aant. Plutarchus; zyne aanmerkingen, omtrent het fabelachtige van de verhalen der Aloudheid. 59, 69. aant. - zyne aanmerking omtrent het verhef-, fen van de menfchelyke natuur tot het Goddelyke. I. 272.: omtrent den Haat der braven na hunnen dood. 273: . groote waarde van zyne vèrgelyking van theseus met romulus. L 233. aant. leidt de ongelukken af van de zeden en driften. I. 289. — zyne gedachten over de Ityf hoofdigheid van fommigen tegen den echt; om door dien weg de fmerten over het verlies van kinderen voor te komen. II. 24 — 27. aanmerking omtrent zynen fchryfftyl. II. 131. aant. ■ zyne gedachten omtrent de verkeering der Goden met menfchen. I. 435.; en derzelver byzondere liefde voor Dichters en voorname Staatsmannen. 437. zyne gedachten omtrent deze en gene vreemdigheden. II. 342. UI. 82. d.z omtrent het beduur der Goden. 355. ■» zyne gedachten over de waarde det deugd, vergeleken by de waarde van voortreffelyke konstflukken en derzelver beoefenaars'  BLADWYZER. naars. III. 7-10. d. V. 31.: aanmerking omtrent zyne verachting van anders zeer geachte kunftenaars. ald. aant. Plutarchus; zyne aanmerking omtrent de bygeloovigheid met betrekking tot lucht- verfchynfelen, III. 23. a. — had eene gelukkige ftoutheid in het wagen van overdragtelyke fpreekWyzen. II. 56. a. aant. ' zyne aanmerking .omtrent het n'afpoö- ren van gefchiedkundïge \Vaarheden. III. 65. a. ' zyne aanmerking omtrent het beftuur van' den geest der menfchen. III. 69. a. ' we]k onderfcheid hy (telt tusfchén éen befpiegelend Wysgeer en eeflen Staats.' man. III. 75. a. ' - hecht veel Waarde aan den Gods- dienst. III. 13 b. — zyne aanmerking1 omtrent de eerzucht. III. 9. d.: omtrent de droefheid en gram- fcbap. 48. d. 1 zvne gedachten over de beftaanBaar- heid Van 'smenfchen vryen wil, met de onlochenbare werking der Godheid op onzê ziel. IH. 71. d. en aant. zyne gedachten óver de magt van God en zyne werken. III. 84. d. hoe hy dacht over de grondffagen vaff onze daden; indien men, na de uitvoering, daarover geenr berouw zal hebben. fV. 15,16. Pl'u«;  BLADWYZER. 33? Plutarchus; zyn oordeel over de verzen van home.rus, en de fchilderyefi van nicomachus. IV. 97. ■ ■- zyne gedachten omtrent het nut van de gefchiedenisfen van beroemde mannen. IV. 115, 116. « zyne aanmerkingen omtrent de geboor¬ teplaats van APOLLo. IV. 286. — zyne aanmerking omtrent het voortbrengen van oorlogshelden. IV. 292.: omtrent nydigaards. 319.: omtrent den dood en uitvaart van brave en verdienftelyke menfchen. 362.: omtrent bygeloof. 385. ■■ zyne aanmerking omtrent het vereeren der Goden. V. 32.: omtrent regtvaardigheid en onregtvaardigheid. 33.: omtrent den landbouw. 241.: omtrent het menfchfiflyk geluk. V. 73. b. —— eene aanteekening op zyne, door hem aangehaalde,levensbefchryving van scisiö» VI. 30. aant. ■ zyne aanmerkingen omtrent het doen van vergeldingen. VI. 32. • zyne aanmerking omtrent de gevolgen! van twee inhalige en heerschzuchtige Vorften. VI. 46. niet geheel boven het bygeloof zyne natie verheven. VI. an. aant. • ■ Iaat de vraag onbeantwoord: of d$ voorfpoed wel eene verandering in iemands aard teweeg brengt; dan of dé boosheid * XIIL BEiLt Y wek  338 BLADWYZER. welke reeds in 't harte zit, zich by menfchen, als zy tot magt geraken, eerst ontdekt. VI. ioo. b. Plutarchus ; zyne aanmerking omtrent huwelyksverbintenisfen. VI. 112. ■ zyne aanmerking omtrent hetgeen waarop een levensbefchryver, in zyne verhalen, te letten hebbe. VIL 13. ■ zyne aanmerkingen omtrent het najagen van oorlogsroem. VII. 206. ' aanmerking omtrent zyne aanhaling van eene plaats uit horatius. VIL239.aant, 1 aanmerking omtrent zyne uitdrukking, aangaande het gevoelen van orpheus. VII. 256. aant. - zyne aanmerking omtrent het geen waardoor men by het volk genegenheid verkrygt. VIL 280. zyne aanmerking op de uitkomfien van de fortuin. VIL 329. X. 6. zyne aanmerkingen omtrent toevallige omftanaigheden. VIII. 4.: omtrent iemands karakter. 28.: omtrent de onderlinge oorlogen in Grieken/and. *22.: omtrent de moeijclykheid om eenen Haat, door eenen misdag vervallen, weêr op te beuren. VIII, 289. zyne aanmerking op de wyze waardoor mannen van den degen en van den tabberd het best hun aanzien en meerderheid kunnen bewaren. VIII. 61, b. Plu-  BLADWYZER. 339 Plutarchus; zyne aanmerking overhel vallen van vogelen uit de lucht, by gelegenheid van een groot gefchreeuw door eene groote menigte. VIII. 69. b. . — zyne gevoelens omtrent het Goddelyk Wezen. VIII. 118. b. - . zyne aanmerkingen omtrent het ver- fchil der uitkom ften van het beftuur van groote en brave mannen. X. 6. - zyne aanmerking omtrent de regtvaardigheid. X. ilr. b. ——— zyne aanmerking omtrent de fabel van ixion. X. 215. b.: omtrent eerzuchtigen. ±16. b.: omtrent Regenten. 217. b.: omtrent de fabel van de flang. 219. b. -, zyne aanmerking omtrent de Stoïfch» Wysbegeerte. X. 281. b.: omtrent de zwakheid der menfchelyke natuur. X. 321. b. ——> zyne aanmerking omtrent den invloed van iemands geboorteplaats op deszelfs geluk of levensgedrag. XI. 4.: omtrent hetgeen een Gefchiedfchryver noodig heeft. 6. . 1 zyne aanmerking omtrent den mensch. XI. 124- b. - zyne aanmerking omtrent de vèrgelyking der Kunften en Wetenfshappen met de zinnen. XI. 147. b. - de overdrevene eerbevvyzingen aan Koningen en Vorften. XI. 237. b.: blyken hierin van zyn Wysgeerig ca Staatkundig verftand, 538. b. aant. Y» Plu-  3+o BLADWYZER. Plutarchus; omtrent den invloed van tegenfpoed op fommige menfchen. XI. 3». e. - ■ — omtrent fpookverfchyningen. XII. 6.: omtrent de roemryke daden der voorouderen. XII. 98. c: omtrent de eigenliefde. 99. e,; omtrent de fchroomachtigheid van fommige menfchen, en tegenftrydigheid in hunne karakters. 122. c.: omtrent uitbundige vreugde. 140. *-.: omtrent de genegenheid des volks. 163. c.: omtrent de krygstucht. XIII. '3, 4. P/iyx; eene verfterkte hoogte te Athene. 1. 150. aant. II. 277. PoJemarchen ; welke Overheden dezen waren. I. 342. aant. — te Thehe; waarin hunne magt beftond. IV. 251. aant. Polycrates; een afftammeling van vra- tus. XII. 165. c. aant. Polyeuctus; een beroemd Redenaar. X. 17. aant. 3a. PoLYZELus,de Rhodier; Gefchiedfchryver. II. 63. Pomarium , in plaats van Postmueium; wat beteekent. I. 197. aant. Pometium; aanteekening omtrent dezen naam. IX. 153. b. aant. Pompejus ; niemand dan hy llerker bY de Romeinen geliefd, en niemand by hun wos-  BLADWYZER. 341 woedender gehaat dan zyn vader strabo. VIII. 4- & Pompejus"; zyn loffelyk karakter.VIII. 5. en uiterlyk voorkomen. 6. b.: en <»a«f, - aan weelde was hy niet overgegeven. VIII. 10. b. . — berigt aangaande zyne vroege jeugd. vin. 10. b. . zyn gedrag toen men eens voornam hem in zyne tent te vermoorden. VIII. 1 een geding ten zynen voordeele uitge- fproken. VIIL 13. b. , trouwt met antistia. VIII. 15. b. - zyn ftille vlugt , om de gevolgen eener valfche befchuldiging te ontgaan, was oorzaak van den dood van cinna. VIII. 15- t. — ■ neemt op eigen gezag het krygsbe- wind in handen, om zich met zyn volk by sulla te voegen. VIII. 18. b. . wordt na zyne eerfte behaalde overwinning op eene voortreffelyke wyze door sulla vereerd. VIII 19 — 21. b. ■ zyne nederigheid in het aanvaarden van een Bevelhebbers-plaats in Galliën, en zyne dappere bedryven aldaar. VIII. 22. b. mi sulla's ftaatszucht doet hem zyne huisvrouw verftooten ,en de zwangere «melia trouwen, die kort daarop in 't kinderbed overleed. VIII- 24. b. Y 3 Po m«  34* BLADWYZER. Pompejus; behandelt carbo op eene ohwaardige wy« in Sicilië eer hy hem ter doodftraf overgaf. VIII. a6. b.: zyne verde re regtsplegingen omtrent vyanden van sulla. 27. b. - zorgt tegen de ongeregeldheden van vm.ïTn °P eene zonderlin*e wy«- fteekt naar Utica en Charthago over. vm. a9. b.: had daar eene kluchtige ommoering, ald.: bemagtigt Afrika. 3*\ — brengt zyne foldaten tot bedaren, die «et wilden dat hy, door sull a opontbo. den, vertrekken zou. VIII. 33. b.: wordt by zyne terugkomst door sulla met den naam van de groote vereerd. 34. b • aan .1 merking omtrent zulke tytels door de Ro'. metnen aan mannen vau verdienflen geeeven. ald. 6 fi ' zyn gedrag toen sulla hem de ze- gepraai niet toe/rond , welke hy nogtans doordreef. VIII. 37. b.: zyn gedrag omtrent fommigen van zyne oproerige foldaten by die gelegenheid. 38. b. zyne zonderlinge roemzucht, door het volk erkend. VIII. 39. b.: hetwelk de kwade gezindheid van sulla tegen hem opwekte, waaronder hy zich gelaten gedroeg, 40. b. s " zyn edelmoedig gedrag by de uitvaart van sulla. VIII. 41. b. Pom-  BLADWYZER. 343 Pompejus; voegt zich na den dood van ' sulla by de party van catulus. VIII. 41. b. m . zyn bedryf in Galliên, daar hy door 't ombrengen van brutus (den' ouden) zynen goeden naam krenkte. VIII. 42. b. m . zyne krygsbedryven in Spanje tegen sërtorius. VIII. 45- b'- on.tfnapt het gevaar van gedood of gevangen te worden. 48. b. . wordt door den Oud-Conful me- tellus op eene befcheidene wyze behandeld. VIII. 49- b. _ verlaat Spanje en deelt mede in den roem der overwinning, door crassus in den flavenoorlog behaald. VIII. 53. b. , , tracht de magt der Tribunen tot genoegen des volks weêr te herftellen. VIII. 55. b.: zyne achting by het volk neemt, ook om andere redenen, meer toe. 57. b. , _ geeft aan de Cenforen rekenfchap. VUL 58. b. , . verzoent zich met crassus. VIII. 60. b. m hoe hy zyne waardigheid bewaarde. VUL 60. b. . verfchillen in den Raad toen men hem eene onbepaalde magt in den kryg tegen de zeeroovers wilde opdragen. VIII. 68. b.: dezelven eindigden tot zyn voordeel 70. b. y 4 Pom-  344 BLADWYZER. Pompejus; zyne bedryren in den gen de zeerovers. VUL 71. & zyn ^ omtrent de overwonnenen. 75. a * ,geeft een kort bezoek te Athene, Vffi 73- twee verzen voor hem aldaar op de poort gefchreven. ald. ~— zyn gedrag, omtrent me tel lus op Ueta 2elfs van 2yne best£ keurd. VIII, 77. J. 8 ' - zyne magt op eene buitengewone wyze door het volk vermeerderd. VIII. 82 /• wind, belgde zyne beste vrienden. 83. 6. ~~ SJ gedrag i„ ^fe omtrcnt LUCÜL, VIII. 84. 87.^.; zie ook in 'c le. ven van lucullus. — vertrekt, met een leger, tegen Mr. thridates. VII. 22,6. VIII. g9JIo6 i — trekt in e„ vermeestert Judea\ VUL 118. zyne regtsoefeningen aldaar. Ï09. ' ; aanteekening omtrent de trotschheid Z.Znen vryseIatenen deme^'^ - ontvangt de tyding van den dood van mithridates, wiens lyk hy weigert te zien. VIII. 116. — de genoegens van zyne terugkomst worden verbitterd. VIII. „8. j, — fcheidt zich van zyne'vrouw mucf 4. VIII. n8. b, PoM-  BLADWYZER. 3+5 Pompejus; dankt, by zyne terugkomst te Rome, zyn leger af. VIII. 119. b.: vermeerdert daardoor zyne achting by het volk. 120. ^ zoekt vruchteloos door huwelyk zich aan het gellacht van cato te verbinden. VIII. iai. b. - groote toeftel tot zyne zegepraal. VIII. 122. b.: groote inkomlten door hem den Staat toegevoegd 123. b.: waarin de voor- F naamfte roem van deze zyne zegepraal beflond. 124. b. zyne achting begon door 't overwigt van zyne magt, ongemerkt te dalen. 115. b.: byzonderst door de magt, die hy aan cjr* ! sar, tegen anderen, gegeven had. ald. , gedraagt zich verraderlyk omtrent cicero. VIII. 127. b. . cscar's verrigtingen doodelyk voor hem en voor den S;aat VIII. 13S. enz. 139. b. _ trouwt met de dochter van c iE 1 a r. VIII. 130. b. ïi - zyn gedrag omtrent ces ar. VIII. 130. b. i» wordt hafélyk door den Gemeen's- man clodius behandeld. VIII. 134. b:\ gevolgen hiervan. 135. b. iÜ bevordert, door de herftelling van cicero , zyne zinkende magt. ,ViII. Y5 136. b.i  34^ BLADWYZER. 136. b.: aanmerking omtrent zyne eerzucht. 138. b. Pompejus; verzorgt den Staat en naburige volken van een' overvloed van koren. Vlfl 139. b. • cesar fluit met hem en crassus een verbond. VIII. 140. b.: zie ook het leven van crassus. VII. 53. « wordt met crassus op eene geweldige wyze Conful. VIII. ï4a b. ■ zyne getrouwe liefde omtrent zyne echtgenoote VIII. 145. b.S byzonder bewys daarvan H6. b.: haar dood en plegtige uitvaart ald. ■ ' de burgerkryg tusfehen hem en c je- sar neemt eenen aanvang. VIII. 146. b. - 't gedrag van c ato omtrent hem, ter beteugeling van zyne heer.chzucht. VIII. 150. b. enz. wordt tot Conful, zonder ambtgenoot, benoemd. VIII. I5r. èm. byzonder gedrag van cato in dat geval. ald. trouwt met de weduwe van publius crasüus VIII. 15a. b.: befchryving van deze vrouw. ald. de ongelykheid van zyn gedrag in regisplegingen, verwekt hem veel opfpraak. VIII. i54, I55. zyn gedrag omtrent caesar VIII. 156. b, 159. b. enz. Pom-  BLADWYZER. 347 Pomp e j u s^ vreugdebedryveri over zyne her- ftelling. VIII. 158. b. -—. vergeet zyne gewone behoedzaamheid. VUL 159. b. cïsar neemt maatregelen tegen zyn toenemend gezag. VIII. 161. b. enz. ttt verfchillende gevoelens in den raad, omtrent de voortduring van zyn bewind en dat van c;esar. VIII. 162. b. . berigt van dezen burgerkryg tus- fchen hem en c*sar. VIII. 166 —197. b. _ zyn aftogt van Brundufium, wordt onder de fchranderfte krygsvonden gerekend. VIII. 173. b. mm befchryving van zyne zee- en land- magt. VIII. 175. b.: oefent te Bereea zich en zyn voetvolk in den wapenhandel. 176. b. „ overleggingen hoe men zich in een gevecht zou gedragen. 177. b.: klagten over zyne krygsverrigtingen. 183. b.: befpottelyk gedrag van zyne bevelhebbers. 185. b.: zyn droom. 1S7. b.: befchryving van de fiagorde. 189. b.: gepaste aanmerking omtrent dezen ftryd tusfehen burgers en burgers. 19a.: befchryving van den ftryd, met deszelfs nadeeligen uitflag voor pompejus. 194. b.: gedrag van hem na die nederlaag. 197. b. 198. b.: wordt op zee, in zyne vlugt, door een' koopvaarder opgenomen, aoo. b.i zyn byzonder gedrag op het fchip. 201. b.:  r4S BLADWYZER. 201. aandoenlyke ontmoeting van 2yne ™uw cornelia, by zynè aankomst te Mttykne. ao3. b., neemt> na ye]e ^ leggingen, zyne toevlugt tot ptoloMeus in Egypte. 209. b.: wordt, na veel verraderlyk overleg van 'sKoniugs hovelingen, op eene verachtelyke wyze, in een pink vermoord. 214. b.: byzondèrheden by zyne uitvaart. 216. b.: gedrag van ces ar omtrent de genen die pompejus vermoord hadden, 217. b. Pompejus; vèrgelyking van faemmet age«lau...VAL.»,, b. enz.: zie verder van hem. VII. 226. ,29. 245. a4p< «3- VUL 49. IX. 35. ^ jL^ 77- f«: 99- *« i5«.*.: XI. gg. or j" enz.: XII. 75. *. * *' Poplicola; (valerIü0 zyne afkomst. II. 136.: waarom hy by de eerfte aanftelJin» der Confuls werd voorbygegaan. i37.- do*t evenwel den eed voor het handhaven der vryheid , en bevestigt dien door daden M». 139-•• was gemeenzaam en van een menschlievend karakter. 144,: zyn gecJ by de ontdekte zamenzweering der aqutl bussen en der twee zoonen van bro." TUS. I45—149. —- wordt, op eene luisterryke wyze tot Conful benoemd. II. i5o. —- zegepraal wegens de overwinning der Toskanen. II. 155. 6 Po-  BLADWYZER. 34!» Poplicola; (valerius) houdt eene lykrede over brutus. II. 155. > . zyn gedrag ter wegneminge der ergernis , tegen hem opgevat, als ftond hy naar de alleenheerfching. II. 157. m geeft aan de waardigheid van Conful eene zachtere gedaante. II. 159 ; en ontvangt vervolgens den toenaam van p opiic o la, Volksvriend. 160. . maakt verfcheidene wetten, die de magt des Volks vergrooteH. II. 161.: byzonderst omtrent het beftuur der geldmiddelen. 163. —— wordt ten tweedemaal Conful. II. 172. . Rome door hem verdedigd tegen den aanval van porsena, die daarop met de Romeinen vrede maakt. II. 172 — 181. - zyne verdere bedryven in de aanvallen der Sabynen. II. 181. - 187. , ~* fterfr, en werd, op algemeene kosten , ftatelyk begraven. II. 189.: zyn lof. ald. aant. , vèrgelyking van hem met solon. II. 193 — 20a. Pond; hoeveel een Romeinich pond zilver bedroeg. IV. 187. aant. Pontificis; waarvan deze naam afgeleid wordt. I. 451- mm ■ waarin de bediening van den Opper- Pontifex beftond. I, 453, 46o« Poif-  350 BLADWYZER. Poorten; der2elver nafflen ^ doorgaans meervoudig. XH 74 p;R.T;,h?;r;ra" M- 'tri' *,I^™ta^.*«tal 3^ / gevoerd, en van den vrede daarop ge„0igd. „, d™ ^^•edÏoe^l^oÏÏ.^r™0""™Pratextata; (verbad wh, \ 8' — war dien naam droeg. 3J& ^ hoevee, Lictoren deze had. IV. *a> de geboorteplaats va„ BIAS. „ _Q Priesterlyke ordonnantie, bv d*> ^ze boeken behelsde,, IV. 8f ** <*W«*. X. 12. c. aant. * , „« Marmora; een klein eihnd »» de Propontis. I. 2öp. ^ C,Iand ^RoSEUPINA. aamnerki ln GORUS; in welke" zin, het eerst ^ MaiVan^ droeg. lu\H. aZ9 Pr*  BLADWYZER» 351 Provence; waarvan dien naam draagt. IX. 49. b. aant. Prytanaum ; het raadhuis te Athene. I. 97. aant: II. 75. VII. 52. aant. P/alter ium; een fnaartuig, te Athene. II. 211. aant. Ptolom/Eüs ceraunus; in een gevecht tegen de Celten om 't leven gebragt. VI. 101. aant. Ptolom/Eüs; een gemeeuenaam der Mgyp- tifche Koningen; VII. 110. aant. Ptolom/eus ïhilopator; aanmerking omtrent zyne bedorvene hofhouding, en zyn gedrag omtrent cleomünes. X. 367. b. enz. Punters; als de grootffe bedriegers bekend. IV. 30. aant. Purper ; (HermioniscK) aanmerking omtrent hetzelve. IX. 151. aant. Pylagoren; wie dus genoemd werden. II. 260. Pyrrhus, Koning van Epirus; zyne afkomst. VI. 6, 122. aant. . . ontkomt op eene zonderlinge wyze, nog een kind zynde , de vervolging der zoonen van neoptolemus, en komt by glaucias, Koning van Illyrien. VI. 7 — 10.: door wiens hulp hy terug gebragt en tot Koning van Epirus werd uitgeroepen. 12. >■ —. aanmerking omtrent een verhaal van zyn  35* BLADWYZER» zyn karakter, tanden en grooten teen. VI» 13. aant. Pyrrhus; begeeft zich, door den aanhang van neoptolemus onttroond, naar demetrius. VI. 14. ' trouwt, in een gezantfchap naar Egyp. te, aldaar met antigone,fh'efdochter van ptolomeus VI. 17.: keert naar Epirus terug, en maakt een verdrag en vrie<;dfchap met neoptolemus ald. * brengt daarna neoptolemus, die hem zocht te laten ombrengen, om het leven, VI. ai. "-»"--— krygt gelegenheid om aan zyne zucht tot veroveringen te voldoen. VI. 22.: very .' een groot deel van Macedonië, ald.% bevredigt zich met lysimachus, die hi m 'datiï eenen valfchen brief had zoeken re mi leiden. 23. • raakt in oorlog met demetrius VI. rfi.: verflaat in een tweegevecht den Bevelhebber van demetrius. a8.: verwerft daardoor grooten krygsroem. 29. ■ werd zelfs, naar 't getuigenis van h a n n 1 k a l , voer eenen Krygsoverflen gehouden van den eerften rang. VI. 30. keurde de krygskunde alleen eenen Koning betamende VI. 31. eenige trekken van zyn karakter. VI. 32. zyn gevoelen omtrent het in ballingfchap zenden van eenen lasteraar. VI. 33.  BLADWYZER. 353 Pïrrhusj zyne huweiyken en kinderen, VI. 34- —— krygt den bynaam van den Arend, VL 35. . ■ zyn inval in Macedonië liep voor hem kwalyk af". VL 35, . maakt eene overeenkomst met de- m e tri us. VL 37. . vak, door aandryving der naburige Koningen, met lysimachus in 'r. ryic van oemetrius'. VI. 40,: verbeeldt zicli in den flaap door alexander geroepen te worden, die hejn helpen wilde. 41. : bemagtigt zonder llag of floot de legerplaats Van d E m e t r i u 6. 44. > verdeelt met lysimachus de over¬ meesterde landfc!iappen ; doch de vriendfchap duurde niet lang. VJ. 45, 46, 49. .—— raakt na dat demetrius, door seleucus; in Syrië was te onder gebragt, met lysimachus in oorlog. VI. 49. ip blyft, na 't verlies van Macedonië , rusteloos en krygt ook weder gelegenheid om aan zyn oorlogszucht te voldoen. VI. 51 •> 52. < aanmerkelyk gefprek van cincas met hem, ter beteugeling van zyne veroveringszucht. VI. 57. —- ■ zendt, met vrachlfchepen een leger dea Tarentynen tegen de Romeinen ter hulpe. VI. 62. XIIL dezl. Z Pïh-  354 BLADWYZER. Phrrhus; ko ï% na vele uirgeflane zeegevaren aan land. VI. 65.: brengt de zorgeloozc Burgery re Tarentum door dwangmiddelen in berer orde. 67.: raakt met de Romeinen onder 1 taviNus in gevecht en behaalt de overwinning, na betoon van uitflekende dapperheid. 68 — 76. zendt cincas naar Rome om over den vrede te handelen, welke onderhandeling door de redevoering van apïius afgebroken wordt. VI. 85. —:— ontvangt van cincas een treffdyk berigt van den raad en het volk van Rome. VI. 86. c. fabrit ius weigert edelmoedig zyne gefchenken. VL 88.: en ontdekt door eenen brief aan hem eenen verraaerlyken toeleg op zyn leven. 93. ■ — raakt , voor de tweedemaal met de Romeinen in een gevecht, en behaalt de overwinning. VI. 95 — 99. ■ befluit, op een' aan hem gedanen voor- llag der Sicilianen, derwaarts over te fteken, om dezen tegen de Carthagenitnfers te helpen. VL 101. raakt, wegens zyne dwinglandy, by de Sicilianen in den grootften haat VI. 109.: verlaat Sicilië cn trekt weder over naar haHe. 110. geeft, uitgedaagd, een blyk van on- verfchrokkene dapperheid. VL 112. Puil-  BLADWYZER. 355 Pvrrhus; wordt door de Romeinen op de vlugt geilagen. VI. 116. ! bezorgt niet behnorlyk het geen hy reeds vermeesterd had. VI. 117. keert terug naar Epirus. VI. 118. dry ft anti go nus uit Macedonië» VI. 120.: gevolgen van deze overwinning. 121. „ trekt, aangezocht, op tegen Lacedamon. IV. 125.: omftandig verhaal van de belegering van Lacedcemon en het ontzet van die ftad. VI. 127-139" „ zyne verdere en laatfte krygsbedryven te Argos, omftandig belchreven. VI. 144.: wordt door eenen gemeenen Argivet gekwetst. 155-: kort daarop door ten fteenworp eener vrouwe zwaar gekneusd, en vervolgens door eenen zopYB.ua afgemaakt. Ï56, 157. , zyll lyk op eene eerwaardigen wyze door antigonus zynen vyand behandeld, VL i*3.: als ook zyn nagelaten zoon helenus. 159- zie ook ™n »em m't leven van demetrius. XL 259- b. Pythagoras; verfchillende gevoelens omtrent zyn' le&ftyd. I. 42<5< aant- _ . 0f by de leermeester van numA pompilius is geweest. I. 426, 427- „ Zyne gevoelens over de Godheid en den Godsdienst. I. 447* 449> over de onbeweeglykheid der aarde. I. AÓO. Z s Pv*  35<5 BLADWYZER. Pythagoras; hoe hy wilde dat men zyne 'gebeden aan de Goden zou voordragen, f. 46S.: meer andere Voorfchriften van* hem.' 469. zyne leerlingen bragten hunne lesten nimmer iri gefchrift. I. 49a. —*— vervvisfelde den naam van Wyze~h tegen dien van Wysbegeerigen. II. 213. aanK •■ 1 ■ had veel op met het drietal. III. 15. b. aant. ■ zyne aanmerking omtrent de wellust. ' V. 136. Pytheas, een Grieksch Redenaar. X. 66. aant. zyn fchimp door demostheses bitter beantwoord. XI. 30. Pythifche fcelen; de overwinnaar in dezelven werden Pythioniken genoemd. II. 4o. aant. Quastor; dit ambt door cato achtbaar- der gemaakt. X. 41. h. Qu iri nus; onder dezen naam werd ro- mulus, na zyn verdwynen, als God, geëerd. I. 269.: zie ook 428, 429. ^erfchillende verklaringen van dien naam. I. 274. Quirites; wie dus genoemd. I. 235. IX. 13;. b. aant. Raad; hoe de Raadsheeren te Rome eerst genoemd werden. I. 20.J. ■ re Sparte het doel van deszelfs inflel- ling. 1. 319.: hoe dezelve aldaar verkoren" werd.  BLADWYZER. 35? werd. 395. aant., en 397.: deszelfs verga, deringen hoe te Sparte gehouden werden. I- 3^3- . zyne leden te Rome, zender wettige redenen, afwezig zynde, werden geboet. X. 92. b. aant. door Welke wegen, iemand, die daar uitgezet was, by de Romeinen daar weêr in kon komen. XI. 42. b. aant. Rangen; of thesus de eerfte infteffêr van dezelven geweest zy. i. 120. aant, Rapfodr.i; wie dezen waren. IX. 18. aant. Redenaars; namen van verfcheidene Redenaars , van welken in de aanteekeningen eenig berigt gegeven wordt. Agnonides, X. ic5. Aeeidamas. XI. ar. Andocides. II. 319. Antiphon, III. 11. c. Antonius (marcus). VIII. 65. * Callistratus. XI. 16. Chandeh us. X. 51. Cicero. XI. 3. b. Demades. II. 68. X. 3. enz. 352. b. XI. 26. De most he nes. XI. 3. Hepërides. X. 14. 37. XI. 45. Is 2t u s. XI. l8. isocra t'JiS. XI. 19. Leo üysantius. VIL 377. Moerocles. XL 48- z 3  55* BLADWYZER. Redenaars; namen van verfcheidene Redenaars , van welken in de aanteekeningen eenig berigt gegeven wordt. Naucrates. Vil. 99. Phi LIPPUS Cl UCIüSMARCUI SOVIIIi 7% b. PllILOCRATES. XL 58, POLYEUCTUS. X. If. Python. XI. 31. Redenaart by de Grieken; hadden eenen be. paalden prys, volgens welken zy moesten betaald worden door hunne leerlingen. XL 19. aant. ~ oordeelvellingen omtrent hen. XI. 16 40. 0 * Redenkunde; derzelver invloed in het beftuur van menfchen. III. 69. a. Regent ; deszelfs eerfte pligt. I. a87.: zie ook Overheden. door welk een middel het volk het best kan gelukkig maken. I. 488.: zie ook Koning. Regenten; aanmerking omtrent derzelver be. Huur. X. 9, f217. b. Regeringsvorm; verdeeldheden te Athene over het omhelzen van deze of gene. II. 49, so ' onderfcheidene neigingen der volken tot onderfcheidene Regeringsvormen naar gelang der plaatfen welke zy bewonen. II. 50. aant. gegtvaardikheid en Onregtvaardigheid; aan. mer-  BLADWYZER. 359 merking van plutarchus daaromtrent. V. 33. Regtvaardigheid en dapperheid; hoe de menigte doorgaans daaromtrent verkeeert. X? iri. b. • R-EMUSj zie van hem in da gefchiedenis van romulus. I. 179* enz* Renbaan; Diaulos geheetcn. XI. 199. b. Reukeloosheid; verfchilt van dapperheid. IV. 2-7 — 235. Revilius; (caninius) wordt flechts voor écV.en dag Conful. IX. 150. b.: geestig gezegden van cicero daarop. IX. 151. b. aant. R het ar ; wat dus genoemd werd. *I. 321 , 347 > 35°' Rhyntaces; aanteekening omtrent dit zeer kleine vogeltje in Perfle. XII. 54. e. Ridders ; na hun tyd uitgediend te hebben moeten aan de Cenfurert .rekenfehap geven, VUL 57- h. Rivieren; namen van verfcheidene Rivieren, waarvan in de aanteekeningen eenig berigt gegeven wordt. Abolus of Alabus. IV. 90. JEgtis Potamos. VI. 369. Albanus. VIII. 98. Ab'us. IX. 100. b. Alpbus. V. 232. Anio nu Tevorone. II. 185. Arfanias. VII. 212. Aftnarus. VIL 395» ' . Z 4  3°° B L A D W Y Z Ë R. Rivieren ; „men van «JUMm Réfêm w-van m de aanteekeningen eenig t ligt gegeven wordt. ' ir. 32. ^e$r mi de jgflgpl VI. 227. Axius. XI.- 272. ^ nu Guadalquhir. VIII ClgM$Stt I. go. ' * few. IX. 324. ' Cophenus. 'IX. 223. CVw, VI/I. pö. & Echedprus, I. 79, Eurotas. I. 345. Eur'ymedon, VII. 6"r. G^o-w- JX. 237. Hydaspes. IX. 225. Indus. IX. 223. Ismen us. II. 18. Larisfus. V. 25t, ZjfC«f of Halycus. IV. oi^ XI. 286, Meander. VIII. m. Oenuns. I. 323. Oraxartes. IV; Oaw. IX. 220. Pafitigris. VIII. i34, Rhyndacus. VII. 140. VIII. 166. «£a de verdwyning van romulus, omtrent het verkiezen van eenen Koning. I. 429. een Inïerregniim aldaar ingevoerd. 431. numa pomfiliüs eindelyk door de Romeinen tot Koning verkoren.: zie numa roMPir.ius. — omwenteling aldaar, bewerkt door brutus: zie brutus, en p'opli- cola. hne het Heilige Eiland aldaar, in den Tiber, geformd is. II. 152. ■ door horratius cocles, en Z 5 m ü*  36a BLADWYZER; mucitjs jeivoLA, uit haar gevaar gered. 11. 173. 175. Rome; door boren nu?, Opperhoofd der Gal/en vermeesterd , eu door camillus wederom verlost. II. 374. ^91. wordt weder herbouwd. II. ^95. zuiverheid van zeden aldaar verloren. V. 14 r. Romeinen; zie van hunre gefcbiedenlsfën in het leven van romulus, en van de overige doorluchtige Romeinen ia dit werk, Romulus; befchryving van zyn leven. L 165 — aSo. geeft zynen naam aan die ftad, I.'ïó?. verfchillende gevoelend omtrent zyne afkomst. i63.: welke bet geloofwaardigst gefchiedverbaal daarvan zy. 171 —179.: verhaal van zyne opvoeding. 179. 180.: wat aanleiding gaf tot de ontdekking van zyne geboorte, 181. nadert, met eene aanzienlyke magt, de ftad Alba. I. jR5.: bezorgt de regering aldaar aan zynen Grootvader numitcr, en vertrekt naar elders, om eene nieuwe ftad te bouwen. 189.: oneenigheden me: zynen broeder remus. 191.: zet het bouwen der nieuwe ftad . voort. 195.: wanneer de bouwing van Rome aanvang nam. 197. verdeeling van het volk, te Rome, door hem gemaakt. I. aos. enz.: vrouwenroof door hem aangelegd. zc6.: oorlog daaruit ontftaan. 171.: verilaat acron. 3117.:  BLADWYZER. 363 317. : rigt een Tropeeum of zegeteeken op. 218.: overwint de overige Sabynen. 024.: verraad van tarpeia ftrekt tot baren eigen verderf. 216.: vervolg van den Sabynfchen oorlog. 229.: vredeverdrag gefloten, en de Sabynen met de Romeinen tot eenen gemeenen ftaat gemaakt. 235. : verdeelt Rome in wyken. 237.: maakt eenige inftelliugen ter eere de Sabynfche vrouwen. 238.: maakt met de Sabynen eenige nieuwe fchikkin en *\l, 24a.: of de Festalen ingefteld heeft. 248.: is een liefhebber der wichelary 248.: maakt wetten. 249.: oordeelt de vadermoord onmogelyk. L 251.: wegens zyne regtvaardigheid, in een zeker geval , door die van Laurenturn toegejuicht. 253,: maakt een verbond met de oude Latynen. 254.: bemagtigd Fidena. ald. : pestziekte , als een wraak der Goden, na het ftrafTen van een' beganen' moord geflild. 255.: overwint de Came~ riens. 256.: en de Ptj'ers. 258.: en fluit met de laatflen een verbond. 260.: begint in eenen overheerfcher te ontaarden. 262.: vevdwyut op eene zonderlinge wyze. 264.: verfchillende gedachten van deze verdwynig, 2.66. : jumus proculus verzekert het volk van de opneming van r o mü« lus onder de Goden. 268.: wordt vervolgens , onder den naam van nu tri nus, als God geëerd. 269.: zie ook. 428, 429. Ro.  3^4 BLADWYZER. Romulus; vergeleken met theseus I 59» 283-295. hoe cle dag, op welke hy verhuisde, genaamd werd. I. 275. -— ■ in welk jaar hy verdwenen is. I. 269. ■ zyn wichelfhf, na de verwoesting van Rome door de Gallen, onder de puin- hoopen wedergevonden. II. 397. Rouw over eenen afgeftorvenen; bepalingen daaromtrent gemaakt door lycurgus. L 401. door numa. 461. Romklagten; wetten van solon daaromtrent. II. 87. Roxane ; haar gedrag na den dood van alexander. IX. 2.8?. Rufinus; Cpubl. Cüm0 eenige aanteekeningen omtrent zyne fchraapzucht. VI. 2. h. aant. Rumhialis; een zeker vygeboom; waarom dus genoemd. I. 173. Rutilius; OO aanteekening omtrent hem. VI. 244. aant. Ryk; les van plato van iemand die waar- lyk ryk wil zyn. XI. 243. b. Rykdom ; hoe solo n daarover dacht. II. 9, 13. aanmerking omtrent het gebruik en • misbruik van denzelven. IV. 236. * hoe noodwendig om de deugd te doen gelden en wigtig te maken. IV. 239. aant. Ryk.  BLADWYZER. 365 Rykdam; verbazende rykdom van marcus cr.ussus. VIL 6. b. Sabinüs; (nymphidius) zie van dezen in het leven van galba. Xlïf. 7, 18, 19, 21, 22, 28.: wordt omgebragt. 33. Sabynen; een krygshaftig volk'. 1. 215-: hun gedrag omtrent den vrouwenroof door romulus aangelegd. I. 216. Salaminifche galey ; by welke gelegenheden dezelve gebruikt werd, III. 29. a. aant. Saïamis; een eiland onder het beleid van solon veroverd. II. 30. . ■ ook Jonic genoemd. II. 38. ■ « gaat voor Athene weêr verloren. II. 45- • beroemde zeedag aldaar tusfehen de Grieken en Xerxes. II. 255. Saliers; derzelver ooifprong. I. 464. Samttna ; een fchip te Samos; waarom dus ge* noemd. III. 105. a. Samothrace ; aanmerking omtrent hare byzondere godsdienstigheid, VII. 145. aant. ■ Samuel, 1. Sam. XXVIlL: opgehelderd. VII. 32. aant. en l. Sam. XX., XL 159. b. aant. Sardi yenalet; aanmerking omtrent dit fpreek- woord. I. 261. aant. Sardonifche lach; wat de ouden daardoor ver- ftönden. X. 80. c„ Sa»  366 TjL A D W Y Z E R. Sarisfen; kromme Macedonifche houwers. VIII. ic6. Sater ; aanmerking omtrent het verhaal van eenen later by een fontein gevonden. VI. 85. b. aant. Satrapen; waarfchynlyk Ryksgrooten by de Armeniërs. VII. 214. aant. Satura, Ferre fenteneiam per Saturam ; welk eene wy/.e van Hemmen de Latynen daardoor te keunen geven. IX. 29. b. Saturnalia; een feest te Rome. VI. 91. ■ wanneer zyn feest gevierd werd. I. 50c. aant. Satürnl s, aanmerking omtrent zyne regeering, en den oorfprong van zyn feest een vreugdefeest voor de Haven. I. 500. en aant. Satyrus ; fpeling met dat woord door de waarzeggers van alexanuder in 't beleg van Tyrus. IX. 99. Satyrus; een beroemd Tooneelfpeelder, de onderrigter van demosthenes. XI. 26. Sc/Evola (müciuOJ zyn kloekmoedig gedrag omtrent porse na. II. 175. Scemten; eene foort van Arabieren. VII. 173. Schepen; derzelver gedaante by de Ouden. L, 102. aant. • ■ ■ derzelver ftevens oudtyds met beeldwerk veiüerd. II. 235. aant. Schilder/tukken; van* de ftad Sicyon zeer beroem. XII. 127. c* SchiU  BLADWYZER. 3^7 Schilder/tukken; aratus laat velefchilderyen dier Dwingelanden te Sicyon vernietigen. XII. 128. c: byzonder geval aldaar met de fchildery van ar.istr.atus. 129. c. Schouwburg; diende dikmaals tot voiksvergaderingen. X. 18. aant. • gefchillen over de zitplaatfen der Rid¬ ders in dezelven. XI. 33. b. Schuldeijfchers; derzelver hardigheid geeft te Athene aanleiding tot hevige beroerten. II. 52. ■ lucullus beteugelt derzelver on- menfchelyke handelwyze in A/ia. VIL 169. Schuldenaren; door solon van de hardigheid hunner fchuldeifchers verlost. II. 59. Schryvers; namen van verfcheidene Schryvers , van welken in de aantekeningen eenig berigt gegeven woidt. AcESTODORUS. II. 255. iEsCHINES. II. 40. Alexo of alexander. van Myn- dus. II. 210. Androtion. II. 60. Antigonus. I. 237. Antisthenes. III. 5. c. Aratus. X. 057. b. Aristaxenus. IV. 42. Arrianus. V. 243. Asclepiades. II. 3. Athanes. IV. 65. Bato. X. 257. b. Schry  §C8 BLADWYZER. Schryvers; nanen vsn yerrcheidene Schryvers, van welken in de aanteekeningen eenig he« rigt gegeven wordt, B i o n de Soknfer. I. 127. Caesar (j. c.) IX. 61. bi 75. b. Cajus acilius. I. 246. Callimachos. I. 316. Callisthenes. II. 367. IV. 289: Cato (marcus). V. 204. C a t u lus. VI. 238. Charon de Lapfacener. II, 298. Chares. IX. 81. cledemus Of clitodemus. I. ioi. COLÜMELLA. V. 242. Craterus V. 117. Critias. L 334. Ctesias. XII. 4, c. Ctesisis. XI. 50. Damachus. VI. 3S2. Demaratus. VIII. 222. Damastes. II. 367. Demetrius de Magnefïer. XI. 55. Demon. I. 99. DlC.fiar chus. L 8lO. Dmymus. II. 3. Diocles de Pepare. I. 171. Diodorus de Peiigeet. h 160. Dionysius van Halkamasfus. VI. 76. Dioscorid es. I. 339. Du ris de Scmier. III. 108. E op ho-  BLADWYZER. 369 Sihryvers; namen van verfcheidene Schryvers, van welken in de aanteekeningen eenig be' rigt gegeven wordt. Ephorus. II. 299, 367. Euangelus. V 243. euantes. II. 40. Fabius pictor. I. 171. F a n n iu s. X. 14 C Fe n e s t e l l a. VI. 93. b. Hellanicus. I. 95. Her e as. i. 104. Hermippus. I. 316, 390 XI. S9» Herodotus, van Pontin. I iz6, Hieronymus, de Cardianer. VI 77V VIII. 126. Hieronymus, van Rhodus. V. 12l Idomenkus. III. 44. Ipparchus. L 314. ister, Of is t rus. i. I53. jüba. i. 2IO. IV. 469. M A rsya s. XI 63. Menecrates, van Xanthus, I. üj; Meantoes, II. 207. Onesicritus. IX. 33, 231. Panjetius. V. 122. P a s i p h o n. VIL 287. pATiECTJS II. 24. Piianias, de Lesbier. II. 53* P H a n o m e d f S. II. 254. Pherecydes. I 99, ' Philistus. IV. 360. XIIL deel. Aa fcfcf*  57° BLADWYZER. Schryvers; namen van verfcheidene Schryvers., van welken in de aanteekeningen eenig berigt gegeven wordr. Philochorus. l 87. VII. 382. Philostephanus. I. 390. Phylarchus. II. 319. polybius. IV. 29o. V. 315, 317. polyzelus. II. 63. posidonius. IV. 162. potam on. IX. 236. RUÏILIUS (pübl.) rueus. VIII. I05. SOTJON. IX. 236. Sph/erus. I. 320. X. 280. b. Stesimbrotus. VII. 77. Stilbides. VII. 382. Strabo. VII, 202. Sulla. VI. 234. Sulpitius galba. I. 226. Tharontas. VI. 5. Theophanus , dsLesbier. XI. 100. b. Theopomp us. VI. 389. Thucydides. III. 33. TiMaus. VIL 270. Tubero. (quintus ^lius) VII. 337- Valerius antias. I. 210. Xenarchus. VIL 272. Zenodoiüs, L au. Sciathus; een eiland over Thesfalie en Magnefia. II. 232. aant. Sci-  BLADWYZER. 371 Scipio; (puulius cornelius) de Afri' kaner, in zyn huis dood gevonden. I. 265. en aant. * zyne krygsverrigtingen in Afrik», en zyne overwinning van hannibal. IIL 67, 70—72. b. <- zyne afkomst. IV. 125. «-- • deelt in de overwinning van perse us, Koning van Macedonië. IV. 170. ;— waarin hy van zynen vader verfchil- de. IV. 209, 210. • ■ zyne verdediging omtrent zyne geld- verkwistingen en uitfpanningen, in den oorlog. V. 140. * > zyn edelmoedig gedrag omtrent han- Nfbal. V. 70. b. Sciron, een roover; verhalen van hem* L 75. Scirophorion ; een maand by de Spartanen, overeenkomende met Mey en jfuny. VIII. 273. aant. Scriphus ; een der Cyciadifehe eilanden. II. 272. aant. Scytala; een flingerbriefje: welk gebruik men daarvan by de Spartanen maakte. I. 41ste aant. VI. 415. Seleucus; zie van hem in het leven van demetrius. XI. 233. b. 239. b. 256. bo Sella Curulis; befchryving van dit eergeftoelte* II. 373. aant, Aa as H*  37* BLADWYZER. Senatus; wat beteekent. I. 203. Sequanen; derzelver land naderhand la Fraif. che comté geheten. IX. 54. b. Serbonis; aanteekening omtrent de plaats waar Git meir ontfpringt. XI. 8. c. Serenade brengen; oudtyds ook gebruikelyk. III. 16. c. aant. Sertorius ; vergeleken met philippus, antigonus en hannibal. VIII. 6. j als ook met metellus pompejus) sulla en eumenes ald. ' 1 zyne afkomst en opvoeding. VIII. 7. geeft in zynen eerden veldtogt, on- der cfiPio, i„ Gallien , verfcheidene blyken van beleid en moed. VIII. 9. —■— verlost zich met.de zynen in Spanje, door voorzigtigheid en list, tot nadeel zyL ner vyanden. VIII. i0. —- verliest één van zyne oogen in een bedryf van bewonderde ftoutmoedigheid en verwierf hierdoor eenen buitengewonen roem. VIII. n, lsu • kiest de party van marius. VIII. r3. ' geeft een bewys aan cinna van goede trouw omtrent marius. Vlll. i4, —- toont zich een vriend van gematigdheid en een vyand en wreker van wreedheid. VIII. 15. handelt verftandig, in een zeker geval met de Barbaren, op zyne reis, als Proconful naar Spanje. VIII. 17-. Ser-  BLADWYZER. 373 Sertorius; betoont zich in Spanjt vrien« delyk omtrent elk, en geducht voor zyne vyanden. VIII. iBt . wordt genoodzaakt- Spanje te ontruimen : trekt naar Afrika -. vandaar weder naar Spanje , daar hem het landen belet wordt. VHL 19—3,1. p*, zyn zachtaardig gedrag omtrent de overwonnenen in Mauritankn. VIII. 24-36. mm, aanmerking omtrent zyn karakter. VUL 3S. m. ■ op welk eene kunflige wyze hy de ivoeste Lufitaniers in orde bragt. VIII» 39 — 31» „ . geeft blyken van zyne krygskunde. VIII. 32—38. zyne haudelwyze met kinderen. VIII. 38. . — was zeer geliefd by zyne foldaten. VIII. 40. „ leert , door eene byzondere verrig- ting, zyn leger geduld oefenen en de gelegenheid niet dwingen. VIII. 43 ; aanmerking omtrent dezen verfiandigen vond. ald. aant. t . brengt door een zonderling bedryf de Characitanen te onder. VIII. 45 — 48... *> verfchalkt , door zyn krygsbeleid, pompejus. VIII. 50 — 52. m behaalt veel roems door het herffellen van geledene nadeelen. VIII. 52. Aa 3 Ser-  374 BLADWYZER. Sertorius; een byzonder geval met zyne geliefde hinde, vervult de zynen met den besten moed. VIII. 56. ■ brengt door zyne fchranderheid de grootfte Veldheeren in het naauw. VIII. 59. metellus geeft blyken van ontzag voor hem. VIII. 60. •—— geeft bevvyzen van zyne grootmoedig. heid in onderfcheidene gevallen. VIII. 61.: • byzonderst ten aanzien van mithridat t s. 63. « men zoekt in Spanje, uit nyd, hem gehaat te maken en het opperbewind te betwisten. VIII. 63.: dit veroorzaakte ontaarding van zyne voorige goedheid en menschlievendheid. 69.: aanmerking hierop. 70. aant. *■ perpenna maakt eene zamenzwe¬ ring tegen hem. Vffl. 71.: verder berigt der byzondere omftandigheden dier zamenzwering. 72. 9——— wordt op eene verrader'yke wyze aan een' maaltyd vermoord. VIII. 73.: p e rpenna daarna zelf van kant gemaakt. 75. • vèrgelyking van hem met eume nes. VIII. 163—168. *■1 zie ook van hem in 't leven van pompejus VIII. 43. b., enz.: wordt vermoord. 51 b. Sestertium; welke plaats dus genoemd werd. XIII. 67. aant. Si-  BLADWYZER. 375 Sibillynfche boeken; zorgvuldig en met ftaaf kundige oogmerken bewaard. II. 182. aant. L aanmerking omtrent dezelven. IV. 379. aant. Sicilië; zie dion. XII. 3- enz- Sicyoniers; aanmerking omtrent de omwentelingen in derzelver gemeenebest. XII. 100. c. Sillen; fpotgedichten: derzelver fchryver, timon, oudtyds beroemd. XII. 41. Simonioes; wanneer gebloeid heeft. I. 76. aant. Si nis; een wreedaard, door theseus van kant gemaakt. I. 73. Sinope; eene ftad aan den Pontus Euxinus, de geboorteplaats van d 10 ge nes. III. 84. a. aant. Slagveld; aanmerking omtrent de vruchtbaarheid van hetzelve. VI. 224. glaog; aanmerking omtrent derzelver fabel. X. 219- h- Slangen; bygeloovige gedachten der ouden omtrent dezelven. X. 389. b. Slaven; moesten op het feest van saturnus, met hunne heeren, gastmaal houden , volgens de inftelling van n u m a. I. 499. „ 1 waar derzelver ftraf in beftond by de Romeinen. III. 55, d. „ waren by de Grieken, ook bedfprei- ders. IV. 347. aant. . van qoRNU rus; derzelver lofwaardig gedrag. VI. 289. A a 4 Smeei'  37Ó* BLADWYZER. Smeekroede; wat oudtyds is geweest. L o§ Snelfchryver: zie Notarluti Soberheid, en oude ipaarzaamheid, te Rome verloren. V. 141. Sücvates. draagt alcibiades eene byzondere liefde toe. IfL I3. Ct Ip> c. zyn verder verkeer met hem. 24. c. • ■ aanmerking omtrent zynen gemeenza- men geest lil. 58. c. aant. - ■ zyne voorfpelling omtrent eene onder- neming der Athenienfirs tegen Sicilië. VIL 330. aant. Soli, voorheen Mfea; eene ftad op 't Eiland oprits, ter eere van solon. dus ge- noemd. II. 105. Solon; waarom zyne wetten by uitnemend- heid tafelen werden genoemd. II 3. aant. ! : was van koninklyken bloede. II. \, aant. 65.: een vriend van pi sistra' tus. 5. ■ • wist den rykdom op deszelfs prys te ftellen, fchoon hy niet zeer hoog op denzel. ven zag. II. 9, 13. had eene fterke genegenheid tot den koophandel. II. 12, ■—i— hoe hy over de deugd dacht. II. j3 ! waarop hy, in 'c eerst, zyn dicht- vermogen oefende. II. 13. ■ zyne verkeering met den wysgeer ana- CHAltSIS, II. 19. r— zyn gefprek met tha les, over het ver-  BLADWYZER. 377 verwaarloozen van den gehuwden ftaat. N. si,: aanmerkingen vau plutarchus over het gedrag van thales. 25. Solon; bewerkt de vernietiging eener wet, waarby de doodltraf bepaald werd, zoo iemand het waagde weder van eenen oorlog tegen Sslamis te fpreken. II. 27, 30,. verfchillende verhalen omtrent de verovering van Salami's. 31, 32 — 37. - fchynt op het eiland Salami's geboren te zyn. II. 29. aant. • ■ heeft het hoofdbeftuur in den heiligen oorlog der Amphictyons tegen de Cirrbtsërs. lL^o. — ■ de Cylonefche fchennis, door zy;i beleid geftraft. 11. 44. . e pimenides van Creta maakt yriendfchap met hem , en baant voor hem den weg ter wetgevinge. II. 47. ~- ■ wordt tot Archon aangefteld. II. 53.: en verder aangezocht om de Ópperheerfchappy te vermermeesteren. 54.: hoe hy zich in dit geval gedroeg. 56. — zyn antwoord op de vraag: of hy de beste wetten aen Athenienferen had voorgefchreven. II. 59, » ■ vernietigt, door eene wet, de fchul- den; en gevolgen daarvan. II. 59 — 66. •., geeft aan de vernietiging van fchulden den verzachtenden naam van Seisachtie, of opheffing van lasten. II. 59, 61. een lelyke trek,wegens de vernietiging Aa 5 der  378 BLADWYZER. der fchuldbrieven , hem gefpeeld. II. 62. Solon; vernietigt aüe de Wetten van dra co. II. 67. > — maakt eene rangfchikking van zyne medeburgers, naar derzelver vermogen en inkomflen. II. 69. — zyne verdere verordeningen omtrent de magt van het volk. II. 71.: omtrent veronge'ykten. 72.: Itelt, boven den raad der Areopagiten, nog een' tweeden raad in. 73.: verklaart voor eerloos die', in tyden van burgerlyke tweedragt, geen party kiest. 77.: maakt eene byzondere Wet omtrent het huwelyk van beftorvene dochters ; en verdere beftellingen omtrent de andere huwelyken. 78—82.: verbiedt van eenen overle* denm kwaad te fpreken. 83.: zyne fchikkingen omtrent de uiterfle willen, 84.: omtrent de uittogten der vrouwen en andere rouwbedryvingen. 86.: zet aan de handwerken eer en aanzien by. 89.: zyne wetten om» trent overfpel. 90.: omtrent zekere pryzen. 91.: omtrent de benamingen der wyken. 92.; omtrent het water; het planten van boomen ; het oprigten van byënftallen; de uitvoer van veldvruchten; het byten van honden; het toeftaan van het burgerregt; het openbaar eeten op kosten van den Staal. 93 — 97- _ Zyne Wetten ingefleld voor den tyd van honderd jaren, en in houtene. tafelen gegraveerd.  BLADWYZER. 379 veerd. II, 97.: en door den Raad bezworen. 99. Solon; regelt den tyd naar de oude en nieuwe maan. II. 100. „ verkrygt van de Athenienferen verlof om zich 10 jaren buiten 'slands te begeven. II ioa. komt in Egypte. II. 103.: te Cyprus 104,: de ftad JEpea aldaar, op eene betere plaats, naar zynen raad, herbouwd, en naar hem Solt genoemd. 105. zyne ontmoeting met Croesus, te gelyk met de zwarigheden omtrent 'de echt* heiddiergebeuitenisopgegeven.il 106- 116. ~ vindt, na zyne terugkomst te Athene, alles daar voorbereid tot eene omwenteling. II. 117.: gebruikt zynen invloed by p 1 sistra tus. ald.: zyn verder gedrag Onder de omwenteling te Athene, door p 1 s t s t r aTusbewerkt. 119-129 : zie pisistratu.^ » zyn dichtftuk aangaande het Atlan¬ tisch eüand blyft onvoltooid. II. 1=9. — plato een afftammeling van eenen broeder van hem. II. 1:0. aant. , -fterftin ecinen hoogen ouderdom. II. 132. «—— vèrgelyking van hem met poplico« la. II. 193 — ^02. . zyne wet omtrent de erfmakingen te Athene. X. 229. b. aant. Siphia ; de oudfte ttffarü der Wysbegeerte. II 213. aant. So.  3S0 BLADWYZER. Sophisten; wie oudtyds dus genoemd werden. II. 214.: zie ook PROTACORAf. ' hielden zich veel met fpitsvindighe- den op. III. 141. a, aant. Sopiiocles; aanteekening omtrent dezen Treurfpeldichter. VII. 43. Sous,^ een oude Spartaanfche Koning. I, 303. aant. - behoudt, door eene byzondere daad, de Koninklyke waardigheid. I. 304. • zYn gedacht Eurytioniden genoemd, L 3°5- Spartacus; de oorlog van spartacus; aanleiding tot denzelven. VII. 26. b. Spartanen ; de ongehuwde ftaat, by hnn veracht. I. 355..- 0p welk eene wyze zy huwelykten 356.; en hunne kinderen opbragten. 3Ö1 — 368.: hoe hunne kinderen, na den kinderlyken ouderdom, door Tuchtmeesters verder opgebragt werden. 369.: in verfchillende bezigheden. 372.: in zich fcherpzinnig en bevallig uittedrukken. 374.: verfcheidene Haaltjes van korte en veel beteekenende gezegden. 375 — 381, 395,596. de beoefening en kundigheid in liederen en maatgezangen werd by hen niet minder behartigd. I. 381 — 384. lieten fomtyds af van de geftrcngfte tucht. 1. 385. wegens hunne flrydbaarheid vermaard. L 387. Spar-  BLADWYZER. 3^ t Spartanen; volwasferien onder lmn ftond het niet vry volgens eigene verkiezing te leven. I. 391. . handwerken en allerleie bemoeijingen om geld te winnen by hun onedel en (laafsch gehouden. I. 392. 393' . verrigtingen der jonge manfchap- pen beneden de 30 jaren. I. 393. . nemen, gedurende vyf honderd ja¬ ren , de wetten van lxcurgus in acht. I. 411, wat de reden was van hun behoud, volgens het byzonder antwoord van Koning the op om pus, 1. 4T4. ■ 'jpilopidas verlost de Thebanen uit hunne overweldiging. IV, 244 — 277. hunne fiaatsinftellingen door phïlo- p oemen vernietigd, daarna door toelatinge der Romeinen weder herft.'ld. V. 296. . hunne kleding zeer eenvoudig VII. 362. aant. . i aanmerking omtrent het dalen van hunnen ouden luister. X. 223. b, 230, b: zie verder van hunne ftaatsomwenteling in 't leven van cleomenes. X. 29T. b. enz. 1- • aanmerking omtrent hunnen afkeer van ongebondenheden in hunne legers; en der* zeiver tydkortingen. X. 308, 309. b.\ zie verder hunne lotgevallen. 310.: enz.: zie ook van hun in het leven van agesiiaüs. VIII. 173.: enz.: in 't leven van agis.  SS» BLADWYZER. agis. X. 232. b.\ van alcibades, HL 41. C. : ar IS ti des. V. Spatte; back twee Koningen. I. 314.; vóór lycurgus, door vele en lange beroerten gefchokt, 314. aant. ' waarom Goud- en Zilvermunt aldaar geene plaats had. VL 402.: oP welk eene wyze Yzermunt aldaar vervaardigd werd. ala.: wetten omtrent Goud - en Zilvermunt aldaar gemaakt. 403. * • Waarom Menfchentemfter genoemd. VIII. 172. " aanmerking omtrent de Spartaanfchè Staatsregeling, VIIL 187.: zie van hare gefchiedenisfen ook in 't kven van agesilaus. VIIL 188. enz. onnatuurlyke jongelingsliefde was ai- daar niet fchandelyk. VIIL 244. * hoe men daar de jaren der jongeling- fchap bepaalde, en daarnaar iemands ouderdom berekende. VIIL 258. men gaf daar, na eene geleden nederlaag, bewonderingwaardige bewyzen van ftandvastigheid en moed. VIII. 275. ~- hoe me» ^ Sparte handelde met die welke in den ftryd de vlugt genomen had! den. VIIL 278. deze Staat heeft eens 600 jaren rust genooten. VIII. 280. waardoor die Staat is te gronde gegaan. vlll. 289. Sparte; zie lïcurgu.s. spe*  BLADWYZER. 383 Spelen der Grieken; hoe derzelver vier hoofdipelen genoemd werden. I. 388* aant. • groote fpelen , ook de Romeinfche fpelen genaamd, welke waren. III. 14. b. aant. ■ onder den naam van Pentathlus, welke dezen waren. III. 140. a. aant. Spolia opima; waarom dus genoemd. I. 219.: wie dezelven behaalde. 22c. aant. Spooken; derzelver verfchyning op plaatfen, daar een moord is gepleegd , een oud bygeloof. VII. 8. en aant. — aanmerking omtrent derzelver verfchy- ningen. XII 6.: zie ook. 136. 80. b. 82. b. Staat; waarvan het geluk van eenen gehelen flaat afhangt. I. 417: zie ook 488. waarby dezelve te gronde kan gaan. VIIL 289. Staatkunde en Zedekunde; welke betrekkingen dezen op eikanderen hebben. II. 14. aant. der Athenienfers en Lacedamoniert zeer onderfcheiden. VI. 3S8. aant. Staatsban zie Ostracistnus. Staatsbefluur; wat alleen het heilzame tfn regt gefchikte is voor de befiuuring van menfchen. X. 10. . aanmerking van cato omtrent het¬ zelve. VIIL 151. b. Staatskrakeelen; hoe men zich wel eens, onder dezelven in Griekenland, met befcheL denheid gedroeg, VIL 90. Staats*  384 BLADWYZER. Staatsman; dé bekwaamheden van eènetf Staats- en Krygsman vereen igen zich b«~ zwaariyk in éénen mensch. X. 24. aam. deszelfs pligten. VII. 235. XI 32. zie ook Regent. Overheden. Staatsmannen, Krygsèevelhebberen enz.; namen van verfcheidene Staatsmannen enz., van welken in de aanteekeningen eenig berigt gegeven wordt. Ac ade mus. I. 149. Ada. IX. 91. M a c us. I. 76. JE ge us I. 6l. tEmtlius (l.) paulluS. HL 39. & Agesilaus. VUL tft. Agis. X. 216. b. Alcamenes. L 324. Alcibiades. III. 3. c. Alexander. IX. 3. Aleyoneus. VI. 158. AMILC ar. IV. 67. Amynthas. IV. 326. IX. 78. An droge os. I. 88. Antalcidas. I. 350. Antipater. VI. 43. Antolycus. VII. 181. Appius claudius. VI. 82. Aratus. V. 234, 257. b. Archelaus. I. 318. Archidamus. VIIL 171,' AltlSTiENETUS. V. 279.- . Artabazes. VIL 67. b. Staats  BLADWYZER; 385 Staatsmannen , Ktygsbevelhebberen enz; namen van verfcheidene Staatsmannen enz., van welken in de aanteekeningen eenig berigt gegeven wordt. Artemisia. II. 262. Aspasia. III. 98. Attalus piiilometor X. 36. c. Berenice. VI. 19. Busiris. L 79. Ces ar (c. j.) IX. 3. b. C/esar (octavïanus) AUGUStus. IX. 183. 6. Gallias. III; 95. c allicratidas. IV. 232; Callippus. IV. 3a. Camillus. ü, 327. Castor en pollux. L 149., 387; Catilina (f.) VI. 105. b, Cato. (marcus) V. 131. Cato, de jonge. X. 3. b. Ceraunus. VI. 100, CerCyon. I. 78. Chrysantes. IV. 473. Cicero. XI. 3. b. Cim o n. II. 280. VII. 3. Coriolanus. III. 3. d. Cörneeia, VUL 153. b. corvinus. (valerius) VI. 24Ö; Cleomenes. X. 278. b, Cluilius. III. 65. d. Crassus. (m) VII. 3, b, XIH. ceel; Bb Staali*  BLADWYZER. Staatsmannen, Ki ygslevelhebberen enz.; namen van verfcheidene Staatsmannen enz., van welken in de aanteekeningen eenig berigt gegeven wordt. Curius C"0 dentatus VI. 113. Cychreus. I. 76. Cycnus. I. 79. Cylippus. III. 89. Cyeon. II, 41. Cyrus. VI. 350. Daïmachus. II. 200. Damastes. I. 78. .Dejotarus. VII. 56. b. Demaratus. II. 308. Demetrius, de Phalere'êr. I. 113. Dra co. II. 67. End eis. I. 77. Epaminondas» I. 348. Ephaltes. III. 40. Epicides. II. 227.' Er ech the us. I. 85. Eu me nes. VIIL 79. EüRYBIADES. II. Sl^U Fabius maximus. III: 7. b. Fabritius. Cc) VI. 87. Fimbria. VIL 115. Feamininus. Cr. q.) V. 3. b. Flaminius. Ccajus) III. 8. b. Gracchus. Ccajus) X. 58. c. Ctiberius) X. 3. c. Hannibal. III. 47. b. Staau-  BLADWYZER. •J7 Staatsmannen, Krygsbeyelhebberen enz.; namen van verfcheidene Staatsmannen enz., Vart welken in de aanteekeningen eenig berigt gegeven wordt* Hecale. I. 86". Her mus. I. 129. Hippocoön. I. 143. HlC e tas. IV. 23. Iglaus. IV. 295. iphicrates. IV. 23Iè Iphitus. I. 69. Jas on. IV. 334. JüBA. I. 2io. Leo byzantius. VIL 37?. Leosthenes. IV. 16. Leotychidas. I. 349. Lucullus. VIL 103. Lycimnius, VI. 156. Lycurgüs. ï. 299. Lysimachus. II. 216. Lysicles. III. 93. Manlius. II. 497. Marcellus. IV. 371. Mardonius. Ii. 268. Marius. (cajus) VI. 163. Memnon. IX. 72. Mentor. VIIL 84. Minos. I. 89, 92. Minucius. III. 18, b. ÏMeoptolemus. VI. 6. • Nicias. VII. 269. Bb 3 Stal ft*  583 BLADWYZER. Staatsmannen, Krygsbevelhebberen enz.; namen van verfcheidene Staatsmannen enz., van welken in de aanteekeningen eenig berigt gegeven wordt. Numa pompilius. I. 425. Omphale. I. 69.' Op helt as. VIL 3. P^EDARCTUS. I. 395. PAUSANI AS. II, 2i?} Pelopidas. IV. 2.27. Pericles III. 3. Pharax. IV. 32. Philippus. IV. 326. Philopoemen. V. 231. Phocion. X. 5. Plf istratus, I. I04. II. Ïl8. PlSSONTHNES. III. IOO. Pi tt heus. I. 60. Plutarchus, de Eritrienfer. X. $9. POLYDORUS. I. 324. Polysperchon. VI. 31 Pompejus. VIIL 3. i. Poi'licola. II. 136. P y r r h u S. VI. J. Romulus. I. 165* Roxane. VI. 14. Rutilius. (p.) VI. 245. Sertorius. VIIL 3. SlCINUS. II. 250. Solon. II. 6. Sophrosyne. IV. 38. Staats*  BLADWYZER. 3*9 Staatsmannen^Krygsbevelhebberen enz.; namen van verfcheidene Staatsmannen enz,, van welken in de .aanteekeningen eenig berigt gegeven wordt. Sosius (c.) Senecio. L 57« Sulla. VL 3. b. Tarquinius. I. 223. ——- (luciu s) II. 137. Taxiles. IX. 225. Thargelia. III. 92. T h e M i s t o c l e s. II. 205» T hese us. I. 57- TlMOLEON. IV. 3. TlMOTHEUS. IV..233, ÏYNN ONDAS. II. 55. Varro. (terkntius) III. 38. h. Xandrames. IX. 240. aapt. Staatsomwentelingen; aanmerkingen daaromtrent. X. 303. b. —. hoe men zich meermalen, na eene on. wettige, gedraagt. XI. 26. b. 30. b. Staatstwisten; gevolgen van dezelven., VII. 325. Stadiei ééne fiadie is 125 pasfen. VIII. 123. aant* Standbeeld; welk een bovenal aanzienlyk ftandbeeld stasicrates voor alexander wilde oprigten. IX. 273. Stasicrates; berigt van dezen Kunftenaar en deszelfs ftandbeeld , hetwelk hy voor alexander vervaardigen wilde. IX. 273. Bb 3 Sta.  S9<5 BLADWYZER, Stater; de zilveren Attifche bedroeg vier drachmen. UI. 18. c. aant. Steden, Landfchappen enz.; namen van verfcheidene Steden enz., waarvan in de aanteekeningen eenig berigt gegeven wordr. ALg&. II. 295. A£ge. Briximim,n\i Berfello. XIIL 83. Brundufium. VIIL 171. Caelencs VIII. lil. CW/e, nu Por? d Porf. IX. 3a. i. Cameria. Vl. 243. Caphyue. X. 287. Caraca. VIII. 45. CW/*. VI. 77. VIII. 79. Carthago. IX. 150. £. Cataonie. XI. 29D. Caunus. VII. 406. Ce/e«o. Bb 5  394 BLAD WYZER, Steden. Landfchappen tnz.; namen van verfcheidene Steden enz., waarvan in de aanteekeningen eenig berigt gegeven wordr. Gombhen. IX. 1071 b. Gordium. IX. 71; Gythium. V. 285. X. 359. b* Heliopolh. II. 103. Heracka. VI. 68. 410. Her&a. X. 295. b. Hereeum. X. 332. b. Herculanum. VIL 31. b» Hermione. II, 223. Hesticea. II. 236. Hetrurie, nu Toscane. I. ïöö. Histiaa, nu Or/o. III. 90. laJyfus, of Ièlisfus. II, *82. Iapigien. I. 91. XII. 62. Illyrium, nu Sclavonie. I, 9. VI. 10. 7ó7^«y. XI. 203. 7o»/i?. I, 311. VI. 15. ƒ;/»;. IX. 96. Isthmus. II. 239. Koronea. III, 81. Lampfacus. II. 310. VI. 368. Lancobriga. VIII. 36. Laugon. X. 315. £. ' • Larisfa. IV. 325. Laureum. II. 218.' Lauron. VIII. 50. Leontocephalus. II. 311.  BLADWYZER. 595 'Steden, Landfchappen enz.; namen van verfcheidene Steden enz., waaarvan in de aantekeningen eenig herige gegeven wordt. Lerna. X. 316. b. Leucas , of Leucadia, nu St. Mama. U, 290. IV. 41. Libethra. IX. 55. Ligmica. VI. 205. Lisfus. XI. 19. c. Magnefia. II. 310. Mantinea. III. 47. c. IV. 24c Megalopolis. V, 232. Melibata. IV. 339. Melitea. VI. 68. £. Mellaria. VIII. 32. ik/e/oj. III. 54- c- VI. 391.' Mefene. VI. 105. Mefopotamie. VII. 173. Methone. XII. 124. c. Methydrium. X. 287. Miletus. II. 17. ilf/««. VIL 8. Sybaria. VIL 114. & Sybaris. III. 49. Syracufe. IV. 55. Tanarus. X. 338. Tamyna X. 40. Tanagra. III. 41. IX. 283. Taxila. IX. 225. TAtf/fc. VIL 70. Tempé, II. 230.  BLADWYZER. 399 Sleden, Landfchappen enz. ; namen van verfcheidene Steden enz. , waarvan in de aanteekeningen eenig berigt gegeven wordt. Thapfus. VIL 3,51. IX 137. b. Thafus. X. 28. b.: XII. 84. b, Thebe. VI. 61. b. Thegyra. IV. 284. Themiscyren. VIL 148. Thermopyla. II. 237. Thespice. IV. 279. Thurie. VIL 293. Thyrea. VI. 154. VII. 301. Tithoraa. VI. 53. b. Trachis. I. 143. Tragice. III. ior. Trapezus, nu Trebifonde, VIIL 89. Va ga, of ifagtf. VI. 181. Veje. I. 257. Velitren. II. 419. Zacynthus, nu Zante. VII. 381. XIL 56. 58. Zela, of Ziela. IX. 131. £. Zenodotia. VIL 6r. £. Zeugma, VIL 69. Steeniging; eene der fchandelykfte doodfiraf- fen by de Grieken V. 316. /ra/tf. Stelen; hardvochtigheid der Spartaanfche jongelingen, in het doorllaan van flagen voor het altaar van diana, om, als dief, niet ondekt te worden. I. 371, 372. aant. Stem-  40* BLADWYZER. Stemming ; hoedanig derzelver plaats by de Romeinen ingerigt was. VI. 174. aant. « hoe dezelve by de Romeinen in Item- kisten gefchiedde. X 29. c. aant. Sterren , en het verfchieten van dezelven.; aanmerking der ouden daaromtrent. VI. 380, 381. Stierenbloed; terftond ha de flagting warm gedronken, doodelyk. II. 317. aant. Stok; eene foort van kluister voor gevangenen; VII. 327. aant. Strafoefeningens op eene wreede wyze by de Perfen. XII. 40. c. 44. e. Stratiotides; welke lbort van oorlogfchepen dezen waren. III. 99. a. aant. Stratocles; zyn karakter. XI. 178. £«' 218. b. *22. b. Stryd; wat het teeken tot denzelven was by de Romeinen. VIIL 188. Strydfpelen der Grieken; I. 9©. aant. 123.; eri aant. ald» Stygbeugeis; Oudtyds riiet bekend; en hoé c. gracchus derzelver gemis op de wegen vergoedde. X. 69. c. aant. Sulla (lucius cornelus) zyne afv komst, en vroegere itaat' en levenswyze. VI. 5. b.: zyne uiterlyke gedaante. 7. b.: eene fchimpende aanmerking op zijne gedaante ald. . zyn karakter, VI. 8. b. 17. b. 22. b. - zyn gedrag in den Jugenthynfchcn- oorlog, onder marius. VI: 9. b. Sul-  EL ADWYZER. 40I Sulla; (lucius cornelius) eerde aanleiding der verwydering tusfehen hem en marius, in Afrika. VI. 10. b. 15. b. l8. b. • begint naar eerambten te ftaan. VI, 14. b.: wordt Prator. ald. ' trekt naar Kappadocien. VI. 15. b. ontvangt, met trotschheid, een ge- zantfehap der Parther s. VI. 16 b. ' — de vyandfcbap tusfehen hem en marius neemt toe. VI. 18. b. 25. b. • zyn roemruchtig gedrag in den oor- . log der Bondgenooten. VI. 19. b. —— eenige aanmerkingen omtrent zyne Godsdienftige gevoelens. VI. ao — 22. b. 97. b. — was in zyn gedrag zeer onregelmatig en ongelyk aan zich zeiven. VL 22. b * zyne onderfcheidene huvvelyken. Vf. 24. h. gewaande voorfpellingen van den burgerkryg, tusfehen hem en marius. VI. 26. b.: dezelve neemt een' aanvang 30.' b.: sulla rukt in Rome. 35, b.: ftelt het hoofd van marius op prys; ergernis van den Raad daarover. 36. b. .. ■ zyne bedryven in den kryg tegen m t„ thrilates. VI. 39, b.: tast de gewyde fchatten van .Griekenland aan, ^i.b.-. hoe de Grieken daarover dachten. 4-. b. • zyn trotsch gedrag in he& beleg van Athene. VI. 45. b. XIII. deel. Cc Sul-  4oa BLADWYZER. Sulla; (lucius cornelius) fchrikkelyke bloedfturting aangerigt, by het innemen der ftad. 48. b. . zyne krygsbedryven in Biotien. VL 52. b.: zyne krygsbenden door de trotiche ' vertooning der vyandelyke krygstoer'ustjng verfchrikt. 54. b.: zet den kryg verder voort. 56. b.: behaalt de overwinning, en viert die te Theben. 67. b, m zyne verdere krygsbedryven in Griekenland. VL 63. *. — 73- b. )- verfcheidene byzonderheden by de ' onderhandeling met archelaus,over het fluiten van den vrede met mithuidates, welke eindelyk gefloten werd.VI. 74.b, — dï.b. by eigent zich toe de böëkety van apellicon van Teos VI. 82. b.: aanmerking omtrent de fchriften van aristoteles, in deze boekery gevonden. 83. b. aant. „—— wordt te Athene door eene foort van voeteuvel overvallen. VI. 83. b.; trekt naar ^dopsus en Helt eenige visfchers van Aleën gerust. 84. b.- >- ■ merkwaardig gedrag van zyne foldaten omtrent hem. VI. 86. b. m— keert naar Italien terug,onder verfcheidene gewaande voorfpellingen. VI. 87. b.: komt door list veilig door zyne vyanden been. 91. b. ~• verilaat marius. VI. 93. b. Sul*  BLADWYZER. 403 Sulla; (lucius cornelius) wordt in zynen laatften ftryd tegen de Samniten, door eenen kampvechter, voor Rome, by* na over hoop geworpen. VI. 94 —96. b. *• doet op eene wreede wyze zes duizend Romeinfche foldaten in den Circus vermoorden. VI. 99. b.i wordt,als een tyran befchouwd, nog flechter dan marius. 100. b.: wordt over zyne wreedheden door eenen jongen Romein, in den Raad, moedig aangefproken. roi.è. : verdere ftalen van zynen' gruwzamen moordlust. 101—104. — benoemt zich zeiven tot Dictator. VI. 105.: vervolg van zyne wreedheden. 107. b. houdt een zegepraal. VI. 108. b. geeft zich zeiven toenamen fpelende op zyn geluk, waarop hy zich meer liet voorftaan dan op zyne daden. VI. 109. b. begeeft zich tot een ambteloos leven. VI. 109. b.: geeft kostbare maaltyden, en eene prachtige lykftatie aan zyne overledene vrouw. in. b.: hertrouwt, door een byzonder geval, aan eene valerïa. 112. b.: verkeert met Tooneelfpeelfters. 113. b." krygt eene luizen-ziekte waaraan hy fterft. VI. 114. b. iió. b.: beftellingen door hem nog vóór zynen dood gemaakt, nó. bm ■—— byzonderheden omtrent zyne lykftatie. VI. 117. vèrgelyking tusfehen hem en sulla. VI. 121 —132. Ces Sul-  404 BLADWYZER. Suli.a;,.(lucius cornelius) zie ook van hem. VI. 189. VII. 18, b. 20, b, VIII. 16, b. IX, 3. b, 5. b. enz. % 11. b. S u r e n A s, Krygsoverfte der Parthen; zyne bedryven tegen crassus. VII. 85—117.^: zyne trouwloosheid. 107. b.: wordt omgebragt. 119. b. Sybaris; eene Griekfche volkplanting. IV, £29. Sycophanter, te Athene; wie dezelven waren. X. 38 aant. XL 51. Syracufe; hoe het: nut de zaken van d,?c ftal ftond, na dat dion den dwingeland diovysius verjaagd had, en eer timoleon ai:aar kwam. IV. 3. gebeurteiüsfen aldaar onder dionysius den jongeren : zie in 't leven van dion. XII. 3. e.iz. Syracufen ; door a r c : 11 m e p e s tegen de Romeinen verdedigd. IV. 418.: ingenomen, door marcellus. 425. door nicius gellagen. VII. 348.: be« halen de overwinning op hem. VII. 357 — 396.: Öelfen .'.CrW^gcn feesten in. 399. Taarten; op. welken cicero niet onthaald wilde worden. XI 69. b. Taiafia, of t)M i", i uverk ; wat daartoe beboerde. I. 214. aant. Talasfius; by de bruiloftsfeesten der Romeinen gezongen. I. 212.- 1— ? .oorfprong van het uitroepen van Ta- Jasjia. by de huwelyksplegtigheid. VIII. 14- b. Ta-  BLADWYZER. 405 Talent; een zilveren bedroeg zesduizend drachmen. III. 62. b. aant, een Attisch wordt gerekend op 1800 guldens Bollandsch. II. 63. aant. tVTI, 5. b. aant. Tdrentynéfi; ontvangen hulp van pyrrhus tegen de Romeinen. VI. 62.: zie pyrrhus. Tarpeifche hoogte ; waaraan deze naam ontleend is. S6 208., : boosdoeners werden van deze rots' afgeltort. 229. Tarquinius,'^ trotfche; wordt, door de bewerking van lucius brutus, ten lande uitgedreven. II. 136. — poogt, door een gezantfchap, een hei- melyk verraad te fmeden. II. 141.: ontdekking van het verraad en derzelver gevolgen. 143 — het leger der Toskanen, 't' welk hem poogt te herftellen, geraakt op de vlugt. II. 153. \55- - verhaal van een wondcrteeken na zy¬ ne onttrooning , by den bouw van den Tempel voor jupiter, gebeurd. II. 165. ■ . neemt zyne toe vlugt naar lars p rs a nn a. II. 172. T a rut 1 us, vriend van varro. I. 200.: legt zich toe op het horoscooptrekken. ald. Tatius ; Koning der Sabynen, met den Ro* meinfchén Staat vereenigd. I. 235, 239.: wordt vermoord. 253. Cc 3 Tuy  406 BLADWYZER, Taygetus; een hoog gebergte in Laconica. I. 36a. aant. Tegenfpoed; wat dezelve by menfchen menigmaal uitwerkt. XI. 38. c. Tegenjlrydigheid in anderzins ukftekende karakters; aanmerking daaromtrent. XLI. 122. c. Teleclides. III. 15. VIL 283. Tempé; de beroemde engte van Thesfalie, digt met bosch bewasfen. IL 230. aant. V. io- b. Tempel; het inwydeii van Tempels by de Ouden voor eene groote eer gerekend. II. 169. aant. de tempeldeuren gewoonlyk oostwaarts gekeerd. II. 236. aant. Tempeltjes; daarvan maakten de Godsdienftige Heidenen gefchenken aan hunne Goden: de plaats van lucas, Pland. 19.: hiermede vergeleken. Vil. 282. aant. Terentius varro; zyne afkomst en bedryven. III. 38 —45. . zyne nederigheid na het verlies by Cannen. III. 51. b. Terentius; (lucius) een vriend van pompejus: zie van hem in 't leven van tOMPEjus. VIIL 10. h. enz. Terminus; als de God der grensfclieiding geëerd. I. 475. aant. Terpander; een zeer oud Dichter, van het eiland Lesbos. I. 385. aant. . Tesfera; wachtwoord, hoe hetzelve by de Romeinen werd overgebragt. XIIL 55. aant. Tei'  BLADWYZER. 4°7 Testamenten, of uiterfie willen ; wetten van solon omtrent dezelven. II. 84,: afkeurende aanmerkingen omtrent dezelven. ald. aant, Testamentum in Prccinetu; waarom zoo genoemd. III. 19. d. aant. Teuionen; zie Kimbren. Thales; de Lierdichter (onderfcheiden van tha les den MHefier,-) een der eerfte Dichters van Griekenland. I. 310. en aant. ——. de Wiek fier; zie van hem. II. 46. aant.: zyne voorfpelling. 49- Thehaanfche keurbende; wie derzelver eerfte oprigter was. IV. 393.: verdere aanmerkingen omtrent dezelven. 294. Tnebanen; zie van derzelver gefchiedenisfen in het leven van pelopidas. IV. 244.: van alexander. IX. 47.: van demosthenes. XI. 61.: zie ook van hun in 't leven van agesilaus. VIIL 249, 255, 265, 292; en van alexander. IX. 47. Thebe; begraafplaatfen der gefneuvelden aldaar. L I4°« Themisiocles; beroemd zeggen van hem. I. 71- - zyne afkomst. II. 205» _ . eenige trekken van zyn karakter uit zyne jongelingsjaren. II. 209 — 215.: en vervolgens. 222 — 0.1(1. n was al vroeg met ftaatzucht bezield. Cc 4 II. 316.:  BLADWYZER. II. 216.: heeft in aristides eenen grooten tegenfïander. ald. Themistocles ; vormt de Athenienfers van krygslieden op het land, tot fchippers en zeelieden, II. 220, 276. 1 aanmerking omtrent zyne fchraapzócht. II.222. aant.; en eergierigheid. 225. — ■ eenige anecdoten van hem. II. 224,225, a25> 234> 270 — 274. ■ zyn gedrag by het naderen der Meden naar Griekenland. II. 227. — het opperbevel in handen hebbende, zet de Athenienferen aan om den oorlog ter zee te voeren. II. 230.: ^yne verdere verrigtingen in dezen oorlog. 231. enz.: de vloot van xerxes, door zyn beleid, op de vlugt geflagen. 264. —— herftclt de muren van Athene, en bevestigt de Pirccéfihe haven. II. 270. 1 legt zich toe, om de magt der Athg. nienferen ter zee te vergrooten. II. 276, 27$. "* verz^ zich tegen de Laced wordt door timocreon gelasterd, en vervolgens door de Athenienferen gebannen. II. 281, 286.: fchryft ter zyner verdediging aan zyne medeburger?. 289.: vlugt naar Corcyra, en vervolgens naar aometus, Koning der Molesfen. 289, 290.: begeeft zich wyders naar Cume en Mga. 395-  BLADWYZER. 409 295. : zyne ontmoeting aan het huis fvan NicoGENES en droom aldaar. 296.: begeeft zich naar het Hof van Perjie. 298.: wordt aldaar gunfh'g ontvangen, befchermd, en op eene zonderlinge wyze vereerd. 300. — 310. T h £ m 1 s t o c l e s; wordt, op eene byzondere wyze, uiteen groot gevaar gered. II. 313. ■ > verfehillende verhalen omtrent de wy- • ze van zynen dood, aan het Perfiaanfche Hof, II. 315— 317. ——— zyne nageJatene kinderen. II. 318. . verfehillende berigten omtrent zyn overfchot en begraafplaats, II. 319'—322. • ' vèrgelyking tusfehen hem en camil- l u s. II. 425 — 446. verlchil en vyandfehap tusfehen hem en aristides. V. 13.: zie verder aristides. Theooren; wie zoo genoemd werden. XI. 177. b. Theopompus; een Attisch Blyfpeldichter. VI. 389. The ramen es, de zoon van agnon; aanmerking omtrent hem. VII. 277. Thermopyla; eene bergengte. II. 257. Theseus; vèrgelyking van hem met romulus. I. 59. 283 — 296» zyne afkomst, I. 60.': zyne geboorte en naamgeving. 6a, 63.: zyne opvoeding ald.: reist naar Delphi. 64..: zyne geboorte Cc 5 door  41° BLADWYZER. door zyne moeder, aan hem ontdekt. 67.: weigert te fcheep naar Athene te gaan. 68. 70.: door den roem van hercules tot dappere daden ontvlamd, onderfcheidt hy zich door vele roemwaardige bedryven. 70 — 80.: komt te Athene en wordt door *geus voor zynen zoon erkend. 82. 84.: wordt door zynen vader tot deszelfs opvolger, als Koning van Athene verklaard. 84.: overwint de Pallantiden. 85.; en den uier van Marathen. 86.: verfehillende verhalen van zyne reis naar Creta, het ombrengen van den Minotaurus aldaar, en zyn geval met afCiadne. 87—110. Theseus; het lyk van zynen vader ter aarde befteld hebbende, volbragt zyne gelofte aan apollo. I. 111.: (lelt het feest oschophoria in. 114.: voert een gemenebest-regering in. 116.: geeft aan de oude en nieuwe ftad den naam van Athene. 117.: ontvangt van delphi het ant. woord omtrent het noodlot van zyn nieuw gemeenebest. n3.: noodigt elk uit tot zynen ftaat. 120.: ftelt afgezonderde rangen in, ald.: laat geld flaan, waarop een Os gemunt was. 122.: rigt, op den Isthmus een gedenkwaardige zuil op. ald. :, ftelt de Isthmifche fpelen in. 123.: trekt met hercules ten ftryde , tegen de Amazonen. 126.: verfehillende verhalen van dien togt. 127. The-  BLADWYZER, 411 Theseus; een aantal vertellingen van zyne huwelyken. I. 137.: zyne roemryke ftryden tegen de Centauren; den Beer van Calydon. 139.: hoe zyne naauwe vriendfchap met PiRiTHOus eenen aanvang nam141. : verhalen omtrent de fchaking van helen a door hem. 144.: menestheus maakt de menigte, tegen hem, oproerig. 148.: verdere bedryven van menestheus tegen de ftad Aphidna en Athene. 149 —152. theseus aan 't Hof van ai do neus, den Mclosfer, gekomen en gevangen gezet, werd weder ontflagen, «en komt weder naar Athene. 154.: poogt vruchtloos het beduur aldaar weder te aanvaarden. 155.: begeeft zich naar lycomides, Koning der Scyriers , en komt daar onverwacht om het leven. 156. j menestheus krygt het beltuur te Athene in handen. 157. : zyne kinderen krygen, na den dood van menestheus, het Koningryk wederom, en theseus werd als een halve God vereerd. 157.: na de Medi/che tyden werd zyn lyk naar Athene vervoerd en aldaar begraven. 158. 159.: een offerfeest, hem ter eere, ingefteld. 160. ■ niet zonder theseus; waarvan dit fpreekwoord afkomftig. L 139. Thespis; aanmerkingen omtrent dezen Trcurfpeldichter. II. 119. aant. The-  4ia BLADWYZER. Theten; werklieden, arbeiders te Athene. II. 5-i- Thucidides ; een oprnerkelyk gezegde van hem, omtrent pericles. III. 33. ■ waar deze gefchiedfchryver zyn le¬ ven eindigde. VIL 17. ■ bëfcbryft , in eenen onnavolgbaren ftyl, het leven van nicicjs. VII. 170. • begunftiger der voornaamllen en besten. VII. 278. Tigranes; fommigen hem onderdanig gewordene Vorften werden , door hem , op eene lage wyze behandeld. VII. 174. ■ weigert aan appius, door lucul- ius tot hem gezonden, de uitlevering van mithridates. VII. 175. : geraakt deswegens met de Romeinen in oorlog. 180.: aanmerking omtrent zyn gedrag, 182.: door lucullus verflagen. 18S — 200. zyne verdere krygsbedryven tegen lucullus. VII. 210 — 224. TiM^eus, de Siciliaan, I.< 30L aant. TiMiEus; de dwaze inbeelding van dezen Gefchiedfchryver berispt. VII. 270, 274. aant. Timoclea; kloekmoedige daad van deze aanzienlyke vrouw te Thebe , door a l exAnder bewonderd. IX. 50, T im o c r e o n ; een oude Blyfpeldichter. II. 281. Timoleon ; toeftand van Syracufe vóór" zyne aankomst aldaar. IV. 3. Ti-  BLADWYZER. 413 Timoleon; zyn afkomstcn karakter.IV.8,9. ——r- bergt het lyf van zynen broeder, met eigen lyfsgevaar. IV. 10, . doet zynen broeder van kant helpen, die openlyk als dwingeland, te voorfchyn kwam. IV. 13.: verfehillende oordeelvellingen over dit beoryf brengen hem in de grootfte neêrilagtigheid. 15, 18. en aant. . wordt als Opperbevelhebber naar Si' cilie gezonden, tol hulp, tegen de Curthagenienfers. IV, 19.: gelukkige voorteekens tot dien togt. fttr, 22-: hicetas, na den nederlaag van dionysius, overmeestert Syracufe en poogt de overkomst-van timoleon te beletten, 23. — . ftelt het gezantfehap der Carthagi-, nienfers te leur, en landt op Sicilië aan. IV. 28, 31.: geeft aan hicetas de nederlaag. 35. lüONïSius geeft zich aan hem. . over. IV. 37. • bemagtigt het kasteel van Syracufe. IV. 45. . hicetas poogt hem te laten om¬ brengen. IV. 46.: wordt op eene zonderlinge wyze behouden. 48. mm. 1 zyne verdere krygsbedryven, tegen hicetas en de Carthaginienfers. IV. 49— 59, 68, 82, 86. verovert Syracufe en laat de burg Hechten. IV. 62. Ti-  4U BLADWYZER. Timoieon; bezorgt dat het verlaten Syracufe weder bevolkt werd. IV. 63 — 67. •— • befluit alle overheerfehing in Sicilië uit te roeijen. IV. 68. - verflaat, onder begunftiging van een verfchrikkelyk onweder, het leger der Carthaginienfers. IV. 69 - 8r. - 1 1 zyn byzonder geluk in zyne verdere krygsverrigtingen. IV. 82 — 85. » trekt tegen hicebas op. IV. 87.: zeldzame twist tusfehen zyne Hoplieden. eld,: hicetas verflagen, gevangen, en als tyran en verrader gedood. 88.: waarom hy toeliet dat de vrouwen en dochters van hicetas om het leven gebragt werden. 90. . ■ trekt op tegen mamercus en flaar hem op de vlugt. IV. 90.; die zich aan hem overgeeft en daarna ter dood werd gebragt. 93. maakt vrede met de Carthaginienfers. IV. pu; en roeit alle Dwingelanden in ft'. cilie uit. 04. herfielt Sicilië in eenen bloeijenden luister. IV. 94. —— voortreffelykheid van zyne daden boven die van andere beroemde mannen. IV. 96—99, 103. zyne verrigtingen, na alle zyne overwinningen. IV. 101. 'zyn gedrag omtrent twee Demagoo* gen. IV. 102. Ti-  BLADWYZER. 415 Timoleon; wordt in zyn' ouderdom blind. IV. 104.: eindigt zyn leven met roem, en wordt met eenen prachtigen uitvaart vereerd. 10S — nu. 1 . vèrgelyking van hem met p au lus iEMILIUS. IV. aio—s24. Tim on, beroemd door zyne fpotgedichten. I. 448. aant. Tim on, de menfchenhater; zyne ontmoeting met alcibiades. III. 55. c. - ... . byzonderheden omtrent zynen aard. XL 159—162, c. ■ Timotheus; aanmerking omtrent eene aanhaling uit zyn gedicht. VIIL 220. aant. Tisaphernes, Koning van Perfie, door agesilaus beoorloogd. VIIL 200.: zie verder agesilaus. Tithorea; korte aanteekening omtrent deze ftad. VI. 53. aant. Toenamen; op welk eene wyze de Grieken en Romeinen dezelven gaven. III. 24, 25. d. aant.: zie ook V. 31. en, Bijnamen. Toga Prtetexta; welk kleed dit was. VI. 198. aant. Toga en Tunica; aanmerking omtrent deze kleding der Romeinen. X. 107. b. aant. Tooneelfipelen der Athenienfers; aanmerking omtrent dezelven. IX. 1.20. aant. Tooneelfpelers ; aanmerking omtrent dezelven. X. 307. b. aant. ToP'  4i6 B L A D WYZE R. Tooneelfpekrs; vróuwen fpeelden, by de Grie. 3 ken, geene rollen. XI. 221. b. aant. Toryne ; aanmerking omtrent dezen naam. XI. 141. c. aant. Tragediën der Romeinen; aanmerking omtrent dezelven en derzelver Naklucht.VlI. 119. b, aant. Trapezus, nu Trebifande, in Natoliën. VIII. 89. aant. Treurfpel; toeftand VHfl hetzelve te Athene. .II. 119. aam.: maakt aldaar veel opgang. 224. aant. — aanmerkingen omtrent de treurfpelen der oude Grieken. III. 22. aant. Treurfpeldichters; gevolgen van derzelver wed- ftryd te Athene. VII. 42. Trihen, of wijken ; hoe het volk te Rome daarin verdeeld was. 111. 44. d. aant.Tribium; hce cato over deszelfs magt dacht. X. 51. b. Tribunen; waarin derzelver ambt beftond, III. 15. d. aant. ■ 1 - kracht van hunne tegenfpraak. X. 27. c.: hun regt. 38, 39. c. 40. c. Tribuni militum; zie Krygstribunen. Tribunus Pkbis; wie tot die waardigheid verkoren werden. V. 7. b. aant. Triumf van faulus .emilius; befchryving van deszelfs plegtigheden. IV. 196. Triumf.  BLADWYZER, 41* Trimnfwagen, door wien eerst gebruikt 6y het houden eener zegepraal. I. 223. Troje; het fpel van Troje\ een ridderlyk fpel by de Romeinen. X. 10. h. aant. Tropaum; wat beteekent. I. 218. Trotschheid; byzonéérst, volgens de ouden, by de Wraakgodin ftraf baar. VIII. 249. aant. Tusfchenkoningen, by de Romeinen; wie waren. IV. 386. aant. Tydkortingen der Spartanen. X. 309. b. Tydrekening; door c. j. c ze sar verbeterd. IX. 154. b.: zie Almanak. Tyran; dit woord werd van ouds ook in eenen goeden zin gebezigd. II. 55. aant. TïRTiEus; beurt de Spartanen, door zyne krygsliederen, op. I. 323. aant. Uilen; de beeltenisfen van dezen vogel overal te Athene. VI. 401. aant. Uitfpanningen van fommige Griekfche Vorften. XL 203, 205. b. Ulami; uit hoe vele manfchappen deze hoopeii beftaan hebben. I. 390. aant. Ulysses; zyne welfprekendheid en listigheid. VI. 419. aant. Vadermoord; in de eerfte zeshonderd jaren na Romers bouw, by de Romeinen, onbekena. I. 251.: l. hostius maakt zich de eerfte daaraan fchuldig. 252. >- aanmerkingen omtrent deze misdaad, en de wetgeving daar tegen. L 251. aant. XIIL deel. Dd V a-  4i* BLADWYZER. Valeria; hare roemryke daad ter behoudenis van Rome. III, 73. d. Valerius aniias; Gefchiedfchryver. I* aio. Vallende ziekte; by de Romeinen genoemd Morbus comitialis. VII. 321. aant. Varro; Cm. terentius) de geleerdfte aller Romeinen. I. 200. aant. Veji; eene zeer aanzienlyke ftad. I. 257. II. 330.: na een beleg van tien Jaren door camillus gewapenderhand ingenomen. II. 339- Veldheeren der Romeinen; met welke benaming zy hunne foldaten aanfpraken , en hoe in geval van lafhartigheid. IX. 132. b. aant! zie ICrygsbevelhebbers. Venus; eene Eemelfche en Algemeene; oudtyds geëerd. I. 99. aant. 1— verhaal van een venusbeeld , door d.edalus vervaardigd. I. iojt aant, Venus was de gelukkigfte worp in het dob- belfpel. X. 17. b. aant. Verdeeldheid; waarfchouwing tegen inwendige. V. 47. b. aant. Vergeldingen ; daarin mag men niet nalatig. zyn. VI. 32. Vergif; aanteekening omtrent het fpoedigst en min pynlykst werken van hetzelve. XI, 164. c. Vergiftigen; welke derzelver ftraf was by de Rerfin. Xll 56, e. Ver.  BLADWYZER. 4i9 Verliefdheid van antiochus omtrent zyne ftiefmoeder stratonice; teekenen van dezelve. XL 254. b.: zie ook XI. 152. c. Verraad; van eenen Schoolmeester te Falerien, op eene zonderlinge wyze, geftraft. II. 350, 351- Verraders van bet Vaderland; by de Grieken door fteeniging geftraft. II. 43. aant. Verfchijnfelen in de lucht; aanmerking omtrent dezelven. IX. 165. b. aant. Verfpieder; een post, by Romeinen en Grieken in veel aanzien. VUL 8. aam. Vervloekingen; aanmerking omtrent eene zekere vervloeking by de Romeinen. VIL 58. b, Vesta; derzelver Priesteresfen door numa ingefteld. L 454.: waarin derzelver bedie* ning beftond. 455.: hoe groot derzelver getal was. 456.: hadden groote voorregten. 457.: werden, in gevalle van onkuischheid, verfchrikkelyk geftraft. 45 8. i——- nemen de vlugt uit Rome, op de aam nadering der Gallen. II, 370. Vefuvius; aanteekening omtrent dezen berg, VIL 29. b. aam. Vindicius, een Haaf; zyne gefcbiedenis,' als ontdekker der zamenzwering, door de gezanten van tarquinius, bewerkt te. gen de Confuls. II. 143, 145, 146, 148, 149.: verkrygt zyne vryheid en wordt Item geregtigd burger. 150. Dd 4 Vin-  420 ELADWYZER. Vindkta; de volkomene viylating van eenetl flaaf, waarom dus genoemd. II. i5o, Vinius,- (vitus) z;e Van hem in 't Jeven van galba. XïIIi 12, 26, 38, 47« Zyn dood. 64. Virgilia; zie volumnia. Virginius rupos ; baart aan galba, omtrent het opperbewind, ongerustheid. XIII. =3': zie verder van hem. 24. Vitellius; een voorbeeldeloos zwelger, door de Germanifche krygsbenden als Imperator begroet, en galba afgezet. XIII. 51.: neemt den naam niet van es sar, maar van germanicus, aan. 52.: als Imperator in Germanie uitgeroepen, ald. ' byzonderheden van zynen optogt tegen otho, eindigende in de 0verwinning van den laatften. XIII. 83 — 104. Fleeschfop; (zwart) by de Spartanen een aangename fpys. i. 345. Vlugten; hoe men te Sparte handelde met die. in den ftryd de vlugt genomen hadden. VIII. 278. Volk; waardoor deszelfs genegenheid te win* nen is. VII. 280. — doorgaans achterdochtig omtrent mannen van bekwaamheid. VII. 295. Volkplantingen; uit te zenden; het werk der Gemeentslieden. VIII. 129. b. aant. Volksbejiuurders; zie Regenten. *■ Volks-  BLAD WYZER. 421 Volksgunst; aanmerking omtrent deszelfs bejaging. IX. ia. b. X. 217 — 219. b. 220. b. Volksvergaderingen te Rome, meermalen! afgebroken door het voorwenden van ongunftige voorteekencn. VII. 321. VIII. 143. b. Volumnia en virgilia; roemryke daad van deze vrouwen om coriolanus van voor Rome met het leger te doen opbreken. III. 74. d.; derzelver edelmoedigheid. 82. d. Vonnis feu; mogten , by de Grieken, uit gunst, niet vernietigd worden. XI. iao.- P oorhoefden ; het misvormen van dezelven met verfehillende figuren of letters, was by de ouden zeer gemeen. III. k93. a, aant. Voorfpoed; aanmerking omtrent denzelven. VII. 188. Vorflen; waarop dezen zich moeten toeleggen. XU. 2Ó. Vrede; buitengewoone langdurigheid van vrede en rust te Sparte. VIII, 280. Vreemdelingen; in Sparte niet toegelaten om het bederf der zeden voor te komen, I. 402. Vreeze; hoe dezelve vereerd werd by de Lacedcemaniers. X. 298. b. Vrienden; groote bezorgdheid-van phocion en c a x o den jongen voor dezelven, X. 210. b. Vrouwen; door derzelver gemeenfehap zochten lycurgus en numa, dochoponderfcheidene wyzen,de jmuineftyd te verbannen. L 503 • Dd 3 Vrou-  422 BLADWYZER. Vrouwen; zorg van numa voor dezelven. L 505.; en voor hare zedigheid, ald. * een Haaltje van derzelver moed en dapperheid, te Lacedeemon , in den kryg tegen pïrrhus. VI. 129. Vrouwenroof; door romulus aangelegd. L 206, 209. enz. 116. Vrouwenvertrek by de Grieken; waartoe dezelve gefchikt waren. IV. 261. aant. Vrye wil; merkwaardige redekaveling van plutarchus , o ver de bcftaanbaarheid van 's menfchen vryen wil met de onlochenbare werking der Godheid op onze ziel. III. 71. d. en aam. Vrygelatenen; bezaten foms verbazende fchatten. VIII» 8. b. aant. Vryheids aanmerking op fommige herfiellers van dezelve. IV. 32- ■ aanmerking omtrent derzelver mis¬ bruik. V. 47. b. aant. Vuur; aanmerking omtrent de heiligheid van hetzelve. II. 370. Vyand; aanmerking over de vreugde wegens den dood van eenen vyand. XI. 78. aant. Wachtels ; het aankweeken van dezelve eene gewoone dwaasheid der wellustige Athenienferen. III. 30. c. aant. Wagens; befchryving van de met feiten gewapende ftrydwagens. VI. 51. b. aant. Water en vuur iemand ontzeggen; een formu* lier  BLADWYZER. 423 lier by 't uitfpreken van het vonnis van ballingfchap. VI. 250. aant. Water geven voor de handen; een oud gebruik by de Grieken, na zy aan tafel zyn gegaan. X. 27. aant. Waterputten; wetten van solon omtrent dezelven. II. 94. Wellust; aanmerking van plato en pythagoras omtrent denzei ven, en hoe het beste beftryden. V. 136. Welfprekendheid; te Athene eene volftrekte behoefte voor een' man van ftaat. ÏL 210. aant. Wereld; gedachten van anaxagoras omtrent het beginfel van derzelver ordening. III. 19. a. - dezelve door pythagoras het eerst met de benaming van Kosmos (orde en fieraad beteekenende,) benoemd. XII. 25. aant. Werpfchyf; in de Griekfche fpelen gebruike- lyk. I. 300. aant. Wetenfchappen; aanmerking omtrent dezelven. XI. 148. b. Wetten van romulus. I. 249. l y c u r g u s ; hij maakte geene ge-* fchrevene , maar liet den ganfchen omdag zyner wetten van de opvoeding afhangen. I. 348. van solon. II. 69—97. D d 4 Wit-  424 BLADWYZER/ Wetten; hebben geene terugwerkende kracht. X. 119. b. Wichelaren; wie dezen waren. IV. 120. Wichelary; by de Romeinen in hooge achting. IV. 38a.: verachters van dezelve, by hun, niet onverfchillig behandeld, ald. en aant. 384 , 385.: zie Bygeloof. Wiskundigen ; hunne gewoonte, van hunne figuren op den grond, in het daartoe geftrooide fiof, af te teekenen. XII. 33. aant. Woile; by de Grieken gebruikt by verootmoedigingen. I, 98. aant. II. 42. aant. Wolven; prys op derzelver uitroeijing by de Athenienfers. II. 92. Wraakgodinvolgens het denkbeeld der ouden , flrafte deze voornamelyk baldadige irotschheid, VIIL 249. aant. Wraakgodinnen; eerwaardige Godinnen,, by verzachting, genoemd. II. 42. Wyken; hoe veel romulus te Rom maakte. I. 237. Wynplenging; een gebruik by gastmalen. III. 28. a. Wysbsgeerte, eertyds Sophia genoemd. II. 215. aant. ' aanmerking omtrent de Stoïfcke. X. 281. h. Wysgeeren; zie Geleerden. Wyzen; waardoor de zeven oude Wyzen van Griekenland vooral hunne achting en roe.n ge-  BtADWYZE R. 323 'gevestigd hebben. II. 17.: verhaal van de reis, welke de Drievoet in het ronde deed. ald. Wyzen jf de oudffe Wyzen van Griekenland waren tevens Politieker?. II. 213. aant. Xandrames; een Indiaansen Koning van lage geboorte. IX. 241. aant. Xanthus ; onbegrypelyk gedrag der in woneren van deze ftad, door brutus belegerd. XII. 71, 72. b. Xenarchus; wie geweest zy. VII. 272. aant.: zyne beuzelachtigheid, ald. Xenocrates; eene byzonderheid omtrent dezen Wysgeer. V. 41. b. X. 82, 95. . Xerxes; komt naar Griekenland afzakken. II. 227.: deezelfa vloot, komt by Aphette. 232.: houdt verfcheidene kleine gevechten. 234.: gevecht by Thermopylce. 237.: zyne overwinningen te land. 239.: hy zet zich op eene hoogte om den zeedag, by Salamis, te zien. 255.: grootte van zyne vloot en die der Athenienfers. 259." verdere byzonderheden van dezen zeedag. 260—263.: zyne vloot, door het beleid van the mis» tocles, op de vlugt geflagen. 264.: trekt uit Griekenland terug. 268. . . the mis tocles, uit Athene gebannen , vlugt naar zyn Hof, en werpt zich in zyne armen, met een gelukkig gevolg. II. 297. enz. : verfchillend verhaal Dd 5 om-  426 BLADWYZER. omtrent deze ontmoeting , of die onder xerxes of zyn' zoon artaxerxes gebeurde. II. 299. Tzer; hetzelve was niet vroeg bekend. I. 158. aant. Tzer van Margiane en Damascus vermaard. VIL 83. b, aant. Tzer-munt; by de Spartanen in gebruik. VI. 40a.: hoe vervaardigd werd. ald. Zamengezworenen, tegen hun vaderland; of men die , zonder form van regtspleging, mag doen fterven. VIII. 286. aant. Zedekunde en Staatkunde; welke betrekkingen dezen op eikanderen hebben. II. 14, aant. Zeegevechten; Bevelhebbers te lande altoos niet voor dezelven gerchikr. V. 284. aant. Zeerovers; berigt van derzelver kryg ten tyde van den oorlog met mithridates.VUL 61. b.: derzelver geweldenaryen.64./3>.: hunne uitgebreide magt. 66. b. Zegepraal; in eene zegekoets, met vier paarden befpannen, het eerst gefchied door den Conful valerius poplicola. II. I55. — van pompejus. VIII. 122, b. Zegepralen; aanmerking omtrent derzelver twee foorten by de Romeinen. IV. 435. Zegezangen der Grieken. VI. 408. Zelfmoord; twee uitmuntende harangues, vóór en tegen den zelfmoord. X. 361—365. b. »■ ■ 1 hoe brutus voorheen dacht omtrent denzei ven. XII. 91. b. Zë-  BLADWYZER. „ ^if Zeno; beroemd Wysgeer. III. 18. a. Ziel; derzelver onfterfelykheid door peut ar» chus erkend. I. 41. ■ ■ het gevoelen van plutarchus, om« trent de bekoorlykheid van de vermaken der ziel, boven de ligchamelyke vermaken. L 43-45- ■ hoe Heidenfche Wysgeeren over die der braven, na hunnen dood, dachten. I; 273. .Zilver'ï hoe veel een Romeinsck pond zilver waardig was. IV. 187. aant. Zinnen ; vèrgelyking van dezelven met de Kunften en Wetenfchappen. XI. 148. b. Zoïlus; een Grieksch Kunftenaar. XI. 2.09.6. Zonnecirkel; me ton voor deszelfs uitvinder gehouden. 111. 58. c. aant. Zonsverduistering; wekte oudtyds vrees en Verlegenheid. III. 136. a.: gedrag van peric les in dit geval. ald.: zie ook IV. 350. "— gedachten der ouden daaromtrent. VIL 379- <• ■ berekening van eene zonsverduistering. VIIL 253. door helicon, den Cyzicener, voor- fpeld. XII. 48. Zoutkeeien; wie dezelve het eerst inflelde. I. 260. Zwaardvechters; aanteekening omtrent de nutteloosheid van hun in den oorlog. XIII. 99. aant. Zwaard'  438 BLADWYZER. Zwaardvechters - oorlog ; berigt van deszelfs uit* barfüng. VII. 26. b. Zwaarmoedigheid; voorbeelden van groote man'nen, die daartoe van nature overhelden. VL 346. Zwemmen; de ouden hadden het daarin verre gebragt. VI, 65. aant.