ni «,.7. """■""uimillllIII|| 01 1816 922« UB AMSTERDAM  BESCHRYVING VAN DER WATERSNOOD, IN MDCCXCIX.  f  beschryving van den WATERSNOOD, van 't jaar mdccxcix. IN VERSCHEIDENE GEDEELTEN van ons vaderland door YSVERSTOPPINGEN VEROORZAAKT; met kunst -plaaten EN EEN rivier-kaart. door cornelis zillesen, Lid van de Bataaffche Maatfchappij der fVetenfchappen te Haarlem. te AMSTERDAM, bij JOHANNES ALLART. 9! B C C C.   O P-D R A G T. AAN HET UITVOEREND BEWIND der BATAAFSCHE REPUBLIEK, AAN. den AGENT van den WATERSTAAT, de bijzondere bestuuren der STEDEN en PLAATZEN, gelegen om, of bij, en in de geïnundeerde landen. als mede aan de directie van den WATERSTAAT onzes lands , En aan alle Braven in den Lande, die dt Ongelukkige Inwooners, ter plaatzen des Watersnoods, zo liefdaadig gered en onder/leunt hebben. ^Landoenlijk zijn de gebeurtenisfen dezen Winter voorgevallen; een Winter van welks ftrenge Vorst ons Vaderland weinig voorbeelden heeft opgeleverdt. * 3 Het  n O P D R A G T, Het was dus niette verwonderen dat bij het losgaan der Rivieren het Water en Ijs met een vernielend geweld woedden, waar door de ftevigfte dijken.» voorde kragt des Waters bezweken; in korte oogenblikkenverpletterde het ijs, Gebouwen,, welke de Eeuwen konden verduuren, het gedruis van water en ijs, paarden zich hier met hec gelchrei der ongelukkigen, de bleeke dood dreigde gantfche huisgezinnen, onder de puinhoopen hunner wooningen te begraven, in 't water te verdrinken, of onder het ijs te verfmooren. Een tijd, daar veelen de laatfte doodkus eikanderen gegeven, de om een geftrengelde liefdearmen aanvanglijk beftorven waaren. Een Treur-Toneel dat met geen pen te befchrijven is, " maar verbeelden wij ons, dat deze ongelukkigen, in zulke bange oogenblikkenhunne Verlosfers als befcherm-Engelen zien opdagen ter redding; op dat gezicht kwaamen alle de hartstochten* over en weder in de fterk- fte  O P D R A G T. VII fte beweging, en de jammerkreet der Elendigen wierd vervangen door vreugdegalmen van fchelle dankzeggingen aan hun* ne Verlosfers, die zich een weg door de alvernielende ijsfchotzen baanden , hunne natuurgenooten van den oever des doods reddeden, dezelve van de daken, zolders en drijvende ftukken* en brokken hunner naaste wooningen haalden, om hen in vaartuigen te vervoeren naar plaatzen alwaar edele Menfchen-Vrienden, met een hartelijke Broederkusa deze geredden met hun have en goed ontvingen, hen berging gaven, den hongerigen aan hunnen disch voedden, en de van koude verkleumden door ?uur en kleeding verkwikten. Hier ontmoette men het fchoonfte contrast van afwisfelende droefheid en blijdfchap, hier fprak de warme Menfchenlievde het fterkst, door aandoenlijk gevoel, en de waare Menfchen-Vriend vertoonde zich in het fchoonfte daglicht. Een Caracter, waar in onze Natie hoe zeer ook hare * 4 ze-  viii OPDRAGT. zeden door weelde verbasterd zijn geworden, in dezen aan den Staatsbemel als een fter van de eerfte grootte boven alle Volken der aarde uitblinkt; om van deze waarheid overtuigd te worden, heeft men Hechts te leezen, de Misüve van het Uitvoerend Bewind, gefchreven den ii. February 1799. (bladz. 118.) aan de eerfte Kamer van het Wetgevend Lichaam, met het loffelijk daar in gedaane voorilel, en het daar op gevallen roemwaardig beiluit, om de noodlijdenden in den Watersnood daadlij k te onderfteunen; eene onderfteuning waar in verfcheide Steden en plaatfelijke Beftuuren onzesLands zich als omftrijd beijvert hebben, gelijk ook zij, aan wien het Bewind des waterftaats was aanbevoolen, allen roem verdienen, in hunnen betoonden ijver ter voorzieninge van 't noodige voor ""de dijken, en beveiliginge van dezelven in de dreigendfte gevaaren; maar niet minder lofwaardig waaren die Burgers, welke zich op  O P D R A G T. op eene allezins verdienftelijke wijze ter redding van ongelukkigen gedragen hebben bij de verfchrikkelijke Overftroomingen van dezen Winter in het voormaalig Gewest Gelderland. Burgers, die naar het 57. Art. van de Burgerlijke en Staatkundige grondbeginzels dezer Staatsregeling, zeer honorabel ftaan beloont te worden, volgens befluic der Eerfte Kamer, dat ter fanótioneering aan de Tweede Kamer gezonden is, en wel zodaanig, dat dit befluit, op pergament gefchreeven , met het Zegel der Bataaffche Republiek voorzien, en met driekleurige linten zaam gebonden, liggende in eene zilveren doos, ter waarde van vijftig gulds. aan de Burgers Willem Gysbert Knipschaar , Matth. Roemer, Borgard Barten, Reint Mast, Barend Haarskamp, Gabriel van Detten, Sybrand Postheme, Wöltert Aalbres, Laurens van Haven, en Gysbert Geeven , kosteloos zal worden ter hand gefteld * 5 door  x OPDRAGT. door het Departementaal Beftuur van den* Rhijn, op eene plegtige wijze in eene openbaare zitting, met eene gepaste en opwekkende aanfpraak, door den Prelident dier Vergadering bij die gelegenheid te houden, en dit een en ander door de nieuwspapieren den Volke zal worden bekend gemaakt. Een decreet welke de Bataaffche Volksvertegenwoordigers de grootfte eer aandoet. Ja 1 hoe verdienftelijk was het gedrag van veele Braven in den Lande, welke hoe zeer alle takken van voorige welvaard bij 's Lands Ingezetenen, tot een aanmerkelijk verval gekomen zijn, zulks bij hen, in hunne liefdegiften ter onderfteuning der van have en goed beroofde medeburgeren, naauvvlijks te bemerken geweest is. Edele Menfchen - Vrienden , dit uw Deugdzaam gedrag, verpligt mij, dit werk aan ulieden op te dragen. Mijne gevoelige ziel, ontbreekt woorden om uwe lofwaardige daaden der vergetenheid te  O P D R A G T. Xï te ontrukken, .. daaden die bij 't Hemelhof, de Onfterfelijkheid zijn toegewijd, ——— daaden die u door deGodheid zullen beloont worden, en welke bij alle Braven, in zeegening zullen blijven bij dit, en de navolgende geflachten. Waarde Mede - Burgers! in dit mijn werk, zult gij-, doch'flechts met flaauwe trekken, de akelige en rampvolle gebeurtenisfen dezen winter voorgevallen befchreeven vinden, niet van hooren zeggen, of overgenomen uit nieuwsbladen, maar opgezameld uit Origineele mij ter hand gefielde berigten. En daar ik niet gewoon ben met eens anders Vederen te pronken, zo betuige ik hier plegtigen dank, aan alle die Achtenswaardige Mede - Burgers > die mij hunne hulp in dezen bewezen hebben. Bij de befchrijving van dezen Watersnood, is een Rivierkaart gevoegd, tot aanwijzing van de Plaatzen der voorgevallene In-  Xll O P D R A G T. Inundatien, ook heeft de uitgever van dit werk, door eene kunftige hand, Piaatzelijk laaten tekenen, de voornaamfte dijk - doorbraaken in deze verhandeling befchreven, om daar door, zo veel moogelijk hun, welke nooit diergelijke Inundatien Jiebben gezien of bijgewoond, een des te klaarder denkbeeld van het akelige dezer voorgevallene gebeurtenisfen te geven; tekeningen aller fchoonst uitgevoerd, en in plaat kunftig gevolgd. Weinige voorbeelden zal men in de Gefchiedenisfen onzes Lands vinden van zulke fchadelijke Inundatien, als er dezen W7inter plaats gehad hebben. Verliezen, aller grootst, voor hun, die deelgenooten der rampen van dezelven geweest zijn. Maar! veelen zullen mogelijk over het geheel de Overftroomingen als een Oordeel Gods befchouwen, tot kastijding van het Menschdom'Neenlde werkingen der natuur, be- i  OPDRAGT. XÏI! beftuurt door eene Alwijze voorzienigheid, befchaamen dezulken, indien zij op het verbanden oogmerk, waar toe dit alles dienstbaar is, acht geven, —- want de Overftroomingen der Rivieren, wijzelijk befluurt, zouden bij ons, even als de Overftrooming des Nijls bij de Egijptenaaren tot een zegen voor onzen Landbouw hebben kunnen dienen, en waar van de Uiterzuaarden in onze Rivieren de fprekendfle bewijzen opleveren. Rampen en ongelukken, die dus niet oorfpronglijk zijn uit Oordeelen Gods, maar om dat wij de aangebode zegening der natuur verwerpen, en met geweld dezelve van onze Landen keeren. Gaarne had ik het nuttig gebruik der Overflroomingen, en de voordeden daar van aangewezen, zelfs heb ik bij aankondiging van dat werk, belooft de middelen tot voorkoming van fchadelijke Inundatien op te zullen geven, — doch de reden waarom ik daar van heb moeten afzien, zal men vinden op bladz. 243, 244; en 245. In-  XIV OPDRAGT. Intusfchen wensch ik van harten, dat o£fchoon ik fchriftelijk verbonden ben geworden, van over geene middelen van herftel in dezen te mogen fchrijven , —— er nogthans zulke Burgers in de Waterloopkunde gevonden en gebruikt mogen worden, die de daar zijnde middelen tot voorkoming van fchadelijke Inundatien door Tsverftoppingen, «—«zo zeker zullen weer ten te vinden , als zij de Inundatien bij openwater, door kunst verbeteringen in den loop der Rivieren voorgekomen hebben,- —— noodzakelijk, ■ wijl ons Vaderland eiken winter voor allerfchadelijkfte Overftroomingen door Ysverftoppingen blootftaat. De natuurlijke gefteltenis der Rivieren, en de hier en daar gelegde Kribben, welke bij open Rivieren nuttig* maar in dezen nadeelig zijn, leggen daar den grond toe. Het word dus meer dan tijd, om onder ons één en onverdeeld Beduur, te werken aan middelen tot voorkominge van diergelijke geledene fchaden. Scha-  O P D R A G T. Schaden die de Ingezetenen, zommige hunner het leven, en weer anderen van have en goed beroofd hebben, fchaden die 'sLands Finantien drukken, door noodzakelijke uitdeelingen, voor de ongelukkig gewordenen; kwijtfchelding van verpondinge, gepaart met uitflel van betalinge, in de extra ordinaire belastingen, voor de inwooners der geinundeerde Landen en ——. eindelijk fchaden, die den Braven door het toefchikken van liefde giften bezwaarlijk vallen, liefde giften, welken door deze roemwaardige Menfchenvrienden, tot niet minder nuttige en voordeelige eindens gebruikt zouden hebben kunnen worden. Ik fluit dezen Opdragt met den wensch, dat het Wetgevend Lichaam, het uitvoerend Bewind, en alle die aan 't Beduur geplaatst zijn, mogen werkzaam worden, om in dezen de middelen van herftel zonder tijdverzuim daar te ftellen, en zij in alle vakken van ons diep verval, die  XVI OP D R A G T. die wijsheid betoonen, welke dienstbaar kan wezen tot bloei en welvaard van ons Vaderland. Zegen en voorlpoed rusten op hun, en alle Burgers en Inwooners van ons Land. Ja! verhöore de Godheid mijne Bede, dan worden eerlang die weeklagten van alle ongelukkigen, vervangen door de ftemmedes gejuichs, over Vrede, aanwasch van voorfpoed en algemeen geluk des Volks. Utrecht 17 c. Z I L L E S E N. Novemb. 1709. BE-  NAAMLIJST / DER INT EEKENAAR EN. A. A. B. te Dordrecht. Abrahams (Wed. J.) Agron (Pierre) Aigremont (Mevrouwe d') geb. Steengracht. Aken (EL van) Albarda (H. ].) Amerongen (Gèrard Godart Taats van) Heer van Oud Ameliswaard, te Utrecht. Alphen (J. van) Alcius (G.) Arends (P.) te Emden. Arpeau (C.) Gepenfioneerd Major, te Heusden. Arrieue (N.) B. Baasjen (Theodorus) R. C. Pastoor te Westerblokker. Bataaffch ('0 Gezel fchap, onder de Zinfpreuk : tot ieders nut, te Heusden. Beaufort (E. J. Huijbert de) Bennekom (Mr. W. T. van) Beveren (W. A. de) Bertarelli (M^tteo) Best. pap. te Arall. Boetzelaar (Jonkvrouwe van) Boing (D.) voor 't Leesgenoot- fchap : Leeslust kweekt Wee- tenfchappen. Bonte (E.) Boekverkoper te Dordrecht. Bosch (H. van den) Stads Med. Doft, te Wageningen. Bofchaerdt CC. J.) Best pap. Bosdijk Cz. (Jacobus) 's Lands Infpetteur te Goes. Borght CF- van der) Borghftijn CHendrik) Bouman (H.) Predikant te Tol- bert, in 't voormalig gewest Stad en Lande. Braam (P. van) Boekverkoper te Dordrecht. Brascamp (E.) Dijkfchrijver van de Veluwe. Bransma (P.) Boekverkoper te Leeuwaarden. Brouwer i(Hendrik) te Middel- bu rg. Brouwer (P. O.) te Emden. Bruin (G. de) te Emden. Bruinings (C.) Infpefteur Generaal , over 's Lands Rivieren. Brusfel (Wed. Hk. van) te Haarlem. A Burch  2 NAAMLIJST de» Buich (Martbjjs van den) Predikant ib Oudshoorn. Uurgtrhoud Pz. (P.) te Rotterdam. C. Caminha. Camintia (...) Cantzlaar (Jan) te Rotterdam. Caraminga (K.) Cnoop (W) te Amft. Collegte Leeslust (Het) te Weesp, Conrad (F. W.) Corbelijn (...) Cornel (H.) Boekverkoper te Rotterdam. D. Dagevos (D.) S. S. Tb. Stud. Dam van Irhoven (Adriaan van) Apothecar te Leerdam , Best pap. Delfos (P.) te Leiden. Delfos en Zoon (K.) te Leiden. Does (M trcus) te Goes. Drijfhout (Mr. A. G.) Drunen (Fr. van), Schout te Vlijmen, 2 Exemp. E. Eijk (J. van) Predikant te Loos- duinen. Eijk (Pieter van) voor het Lees- gezelfchap. Eijtelwijn (J. F.) te Arnhem, Best. pap. Emants (Mr. J.) Es (T. van) Boekverkoper te Amrt. Es (Adria-us vai) Molamaker. Esbeek (M ; te Rotterdam. F. Fiers (F. P.) Fraisfinet (Jaques Mare) te Amft. G. Geertfema (S. G.) Gevers (Mevrouw) Gillisten (P.) Boekverkoper te Middelburg. Godefroij, (J. J.) Goens (Mr. van) Commies, Best pap. Gordon (...) te Utrecht. Gorsf* (Marinus) Raad te Goes. Gr.ift (G. van de) Notaris te Middelburg. Grashuis (Tjaart) te Amft. Grimo (Paulus de) te Amft, H. EJ. C. R. te Vlisfingen. Haarfolte (J. W. S. van) Haas (H. de) te Dordrecht. Haafebroek (J. L.) Hoofd - Conv mies bij 's Lands Magazijnen, te Dordrecht. Hageman (Nieolaas) Halbach (...) Hamel (D. T. van) te Vianen. Hees (van) Ontvanger te Kuilenburg. Heijman (Hertnanus Johannes) Predikant te Middelburg. Herpst (F.) voor het Leesgezelfchap te Hillegersberg. Hesfe (H. H.) Predikant, te Emdem. linioopen (Dirk van) te Amft. bitters (C.) :Ioffinger (.,..) Best pap. re Amft* Hooft  INTEEKENAAREN. 3 Hoeft (J. M.) Hoogftraten (J. van) Holl (R.) Kapitein , bij de Ba- taaffche Artillerie. Eorsr (Ter), gevezen Capiteih te Venlo. Huij'I (Bartholomeus Christiaan) I. Jens (Hendrik) te Buuren. Indeweij (D.) Th. St. Jolles (J. A.) te Amft. K. Keel (W. A.) Boekverkoper te Middelburg. Kerkwijk (Mr. Beinardus Pieter van) te Goes. Kerkwijk (Jan Frederik van) eerfte Klerk ter Griffie , te Middelburg. Kloens (Willem) Binnevader in het Weeshuis te Schiedam. Koes velt (de Heer Jacob van) tt Delft. König (R.) Kuijk (J. van) Fransch Kostfchool- houder te Delft. Kuijfer, Jacobszcon. (J. de) L. Lambrechts (W. B.) Schout te Waddingsveen. Lambrechtfen (Mr. N. C.) voor zijn Leesgezelfcriap. Leek (Pieter) te Schagen. Leesgenoo fcbap van eenige Dames in Groningen. Leesgezelfchap (Het) onder de Zinfpreuk : ter ontwikkeling oti-1 ztr verjlandelijki vermogens. \ [Leesgezelfchap onder de Zin! fpieuk : tot nut , leeringen en veiina,k. Leesgezelfchap , (Het) onder de Zinfpreuk : Leedust , te Alkmaar. Leesgezelfchnp (Het) door Een- dragt befUndig, ie Gbu l'ai Leesgezelfchap 'Hst) te Cbailuis. L^esgezel:c;!ap te Eltysdén. Leesgezelfcrap (Het) het J.eezen flreke tot n,t v rwaik, bevorderd en verfynd rie jmaak. L esgezelfcbap (!)e Leden van. het) de Vriendfcfeap te Vlis- fingen. Leesgezelfchap (vo'r hei) te Lacheni. Leesgtzelfcb-.ip (H't) te Grommelde. Lèesgézelfchip (Hef) onder de Zinfpreuk: .tot Nut en Vermaak. Leesgtzcllchap , or.dcr cie Zinfpreuk : Onderzoek vermeerdert hei Vtrjland, Best pap Leesgezelfchap, Lust tot Onderzoek , te Delfshaven-, Leesgezelfchap (Het) houd aan in 't leezen, te Rotterdam. Leesgezelfchap (Het) onder de Zii.'fpreuk: Pax Opti-na Rerum, te Siuis in Vlaanderen. Leesfocieteic (De Leden van de) 't Gaat vast, te Haarlem. Leesfocieteit, te Goes. Leeuwen (W. van) voor het Leesgezelfchap te Elburg. Lesfe (). van der) te Vlisfingen. Leu (de) te Utrecht. M. Vl3arsman (G.) Boekverkoper te Vltsfingen. A 2 Maars-  4 NAAMLIJST » js i Maarsfeveen (G. van) te Dordrecht. Mandere (E. J. van der) Marchand (....) Fransch KostSchoolhouder» te Bodegraven. Marée (J. C. de) Chirurgijn te Middelburg. Maronier (H.) te Rotterdam,. Meder (H.) Predikant te Emden, 2 Exemp. Meijere (H. H. de) te Zalt-Bom- mel. Meurs (de Heer F. A.) eerfte Clerk bij het Bureau van Gezondheid. Moens (•...) te Rotterdam. Moens (...) Mogge Pous Senior (B.) Mooijman (Mejuffrouw) Mulder (Matihijs) Chirurgijn en Vroedmeester te Boisfelen. N. Nederveen (Johannes) te Goes. Nijhoff (Wed. J.) te Arnhem. Noemer (M. G. van) Koopman in Wijnen, te Rotterdam. Noort (Jan van) O. Oort (De Heer P. van) Best pap, Otterlo (H. van) Boekverkoper ie Utrecht. P. Paardekoper (Adriaan) Heer van Kapelle. Pannenborg (P. C.) te Lairelt. Pa'lier (J. H ) te *s Bosch. • Peereboom en Zoon (...) Boekverkopers te Purmerend. Pel (J.) te Alphen. Pel Hz. (J.) te Alphen. Perponcher (W. E. de) Perponcher (Freule de) Polders (Dirk) Pols (J.) Boekverkoper te Rotterdam. Pont (P.) Boekverkoper te Leiden. Prager en Comp. (J. L.) R. Raai (A. van) te Noordwijkv Rees (Otto van) iReisfchoten Dz. (J. J. van) Remmers (J. D.) Renzen (J.) Predikant te Houten. Repelaar (Johan) te Dordrecht. Repelaar (jonas Andries) , te Dordrecht. Rits (J. C.) te Heusden, 2 Exemp. Rits (H.) te Heusden. Romar (O.) te Franeker. Ronfema (G.) Commies van 'c voormalig gewest Stad en Lande. Roo (W. de) Predikant te Thiel. Roos (J.) Best pap. Roos (Pieter) Best pap. Rosf (O. W.) Commies van 's Lands Hoofd - Magazijn te Campen. Rofevelt (Mr. C. A. van) Caro^ nik in den Capittel St. Jans, te Utrecht. Roullmid (René) te Amft. Ruttinck (W.) Predikant te Herwen en Aart. 5.  JNTEEEENAAREN. > S. Sahde (J. J. van de) Santen (J. van) te Rotterdam, op naam van *t Leesgezelfchap te Delfshaven, onder de Zinfpreuk : tot Nut en Vermaak. Santheuvel (Mr.P. van den) Heer van Driel, te Dordrecht. Schermbeek (A. van) te Utrecht. Schiere (J.) te Schoonhoven. Schimmel (J.) Schrader (A.) Geadmitteerd Landmeter en Opzichter der Zeewerken , aan den zuidhoek in het Eiland Schouwen, Best . papSchoonhoven (Wed. J. van) Boekverkoper te Utrecht. Schouten (...) Rigter van Maas en Waal. Schutz (Hendrik) Slabber (Martinus) Lid van verfcheiden Geleerde Genootfchappen enz. te Goes. Slicher (W. H.) Best pap. te Amft. Slicher (A. C. C.) Best pap. Slingelandt (Mevr. de Wed. B. van) Vrijheere van Slingeland en goed Schalkoord. Smeermond (de Heer W. M.) Commies bij het Bureau van Gezondheid. Smits (L. J.) Sonne (Dirk) Mr. Timmerman. Sonntfchijn (J.) in den Bosch. Spillehoer (Jacobus) Steutel (Jan) Binnenvader in 't Weeshuis, te Goes. Swabue(Nicolaas) Mr. Zilverfmit te Leeuwaarden. Swanenburg (Leendert) T. Taaij (Cornelis) te Thtel. Tenema (J. T. van) in den Bosch-. Terveen en Zoon (Wed. J. van) Boekverkoper te Utrecht. Timmerman (W. de) voor het Leesgezelfchap de HarmoiJüj te Vlisfingen. Ü. Uitenhove (J. M. C. van) Umbgrove (G.) Commies Generaal. Upwich (Mr. J. B. van der) Best pap. Ufellino en Prolo (Carel Jofeph) te Amft. V. Veldtman (O. G.) Richter van eenige Rechtftoelen in Groningerland. Verlouw (J. C.) S. S. Th. Stud. Vermande (L.) Boekverkoper te Hoorn, 2 Exempl. Vermeer (H. C. H.) te Zevenaar. Vermeulen (V.) voor het Leesgezelfchap te Rotterdam. Vertregt (Willem) te Goes. Vieweg en Zoon (Wed. CA.) in den Bosch. Vingerhoed (Mejuffrouw) Vis (D.) te Rotterdam. Viseh (J.) te Utrecht. Visfer (Wed. J.) te Vlisfingen. Vos (J. de) Vreedevelt (H.) Roomschpriester te Loosduinen, Best pap. Vrij (Mejuffrouw A. E. de) te Utrecht. Wo  6 NAAMLIJST der INTEEKENAAREN. BE- W. Wal (J. v. Jd.) Boekverkoper te Gorcum , Best pap. Walle (Cornelis van de) te Middelburg. Waller (Joannes) Predikant te Resten. Weert (Jan de) Weezei (C. G ) te Wasfenaar. Wernink (W.) Commies van 't voormalig gewest Stad en Lande. Wernink (Gerbs.) Steenkoper te Groningen, Best pap. Wiegand (P.) te Nijmegen. Wind (N. van de) Winter (Anthonij Pieter de) Boekverkoper te Middelburg. Wit (J. de) Woestenberg (J. van) Luitenant en eerfte Adfiftent, aan 's Lands Artillerie-School , te Groningen. Wijk (Dirk van) te Amft. WijthofF (Carel) Advocaat en Notaris, te Amft. • Z. Zanders (Mr. ...) Agent van den Vorst van Waldeck. Zoom (Cortielis van) Stads Schoolmeester te Goes, voorde Leesfocieteit.  BESCHRYVING VAN DEN WATERSNOOD IN MDCCXCIX. . , y0 Om den Ongelukkigen Watersnood, welke het onderwerp mijner befchrijving zal wezen eenigzins toe te lichten, voor al aan dezulken die maar oppervlakkige denkbeelden daarvan hebben, zo diene ik eerst den loop onzer Rivieren aan te wijzen, en dijkbreuken in dezelve voorvallende, op te geven, welke Landen daar door overftroonit worden, als mede, waar zodaanig Inrtundatie-water zich zelve, of met behulp van Sluifen en Watermolens ontlast. Ten tweede wat (zogenaamde) Ysdammen of Ysverftoppingenzijn,-— waar door die veroorzaakt worden, hoe de werking daar van is, en wat fchade- lijke gevolgen dezelven kunnen hebben. En eindelijk ten derde, wat akelige gebeurtenisfen, dezen winter, bij Ysverftoppingen hebben plaats gehad. A Was VerJeelinf der Verhandeling.-  ■2 BESCHRYVING VAN Eerste Poti) él. Loen plazcs ;ehad.  Geene Innundatievan opwater naar de gemaakte verbeterin ge aan de Rivieren. Plaat? en loop der 12 BESCHRYVING VAN 1747. Tusfchen Wijk en Schalkwijk aan den Rhijn. 1751. De Mars, Beuzekom en Jaarsveld aan den Rhijn. 1751. Bij Balgooi en Poederooyen op de Maas. 1764. Tusfchen Rosfera en Herwynen op de Waal. 1770. Even boven 't Steedje Huefem aan den Rhijn. De Win ter daar aan volgende in de buurfchap Lakemond tegen over Wageningen, zijnde het hoogite op water, dat ooit beleeft is op de Neder Rhijn. Dus zijn er in dien tijd 6 Inbraaken voorgevallen aan den Rhijnkant, a op de Waal, en 1 op de Maas; maar na de graving van het nieuwe Kanaal der Bijlandfche Waard, en na den gemaakten fcheppenden mond van den Gelderfchen Ysfel, heeft men geene Innundatie van Op water op een dezer Rivieren meer gehad, hetwelk ten fterkfte bewijst, dat de Rivieren door die verbeteringen in ftaat zijn geworden, een grooter hoeveelheid waters onfchadelijker af te leiden dan wel voorheen. Doch fchoon ik nu wel den loop der Rivieren heb aangeweezen, en veele der indeze  DEN WATERSNOOD. 13 ze Eeuw voorgevallene Innundatien, .zo is het om een des te beter begrip wegens het fchadelijke van dien te verkrijgen, noodig aan te wijzen, de plaatzen waar de Rivier Qverftromingen {a) kunnen voorvallen, —• wat Landen daar door Geinnundeert worden, — en waar ter plaatze iedere Innundatie zich moer ontlasten. Ik zal mij eerst bepaalen tot de Landen van den mond des ouden Rhijns tot het Partner denfche Kanaal, en dan tot de Landen beneden gem. Kanaal liggende. Aan de Zuidzijde van de Waal ligt de Duffelfche Waard, welke alleen kan Innundeeren door de Waal, en waar door, dan alle laage Landen tot Cleef en daar beneden in de Overftrooming deelen; maar dit water ontlast zich weder door de Ooy, even boven Nymégen in de Waal. Alle Innundatien, wel- Qa~) Ik zegge Rivier overfiroominger., en zonder des daar van uit de geene, wtllte door zwiare ftormen veroorzaakt worden, floroien die de Zee aan de kusien, en in de monden der Rivieren tot die hoogte doen op ioo. pen, dat onze Zeedijken voor dezelven bezwijken, en voor welke rampen, meest bloot (laan, alle die Landen in den Watersnood van 1775 en 1776 befchreven in hec werk gedrukt bij J, Allart ia 1776. overftroomin^en.  j4 BESCTIRYVING VAN welke daar voor vallen, geven dus maar eene kortftondige verligting in de beneden Rivier, door dien al dit water weder op de Waal, en voorbij Nymegen moet komen. Alléén kan men zeggen dat de Landen van de Noordzij der Waal, hier door in zo verre ontzet worden, als de Waal door den inbraak haar water ontlast in de Dujjelfche Waard, van welk water de Rhijn niets krijgt, om dat het zelve beneden de verdecling van Rhijn en Waal, even boven Nymegen weder in de Waal valt. Maar zo de dam van den bovenmond des Rhijns over Schenkenfchans doorbreekt of overloopt, dan geraakt de ouden Rhijn geinnundcert met alle de Landen tusfchen den Aartjehen cn Lijmerfchen Hoogendijk, en het water ontlast zich door de Rivier Strange van Candia in den Rhijn; maar breeken ook tcrFens de Rivierdijken van Panieren en Aart door, gelijk dezen winter plaats gehad heeft, dan moet de Lijmerfche Hoogendijk tot Gelderscort, de gantfche kragt van water aan die zijde keeren ; en komt er een doorbraak in den Lijmerfchen dijk, dan loopt dit water naaide Iaage Landen aan den Gelderfchen Ysfel, ontlast zich door Huizen in den Tsfel, offtort zich  DEN WATERSNOOD. i5 zich over de Ysfeldijken in deze Rivier, loopt over de Landen tot den Sneppelen-dijk bij Deventer, en die doorbreekende, gelijk dezen winter gebeurd is, overftroomd het water alle laage Landen tot Zwol, alwaar het zelve zijne ontlasting door Huizen in de Zuidêr Zee vindt. Indien de Lijmerfchen dijk niet door breekt, verligt zulks de Waal naar beneden, maar ftrekt dan tot aanmerkelijk bezwaar van den Rhijn; doch breekt de Lijmerfchen dijk door, dan diend dit tot verligting van Waal en Rhijn, mits veronderftellende dat het water op den boven Rhijn niet vermeerdert, in quantiteit, door ïchielijk af komend Opwater, of door. 't los gaan van Ysverftoppingen, die in eens met Water en Ys de Rivieren vervullen, met eene grooterhoeveelheid dan door deszelfs profillen naar beneden kunnen pasfeeren, en veel al dan nieuwe veriïoppingen in laagere gedeeltens der Rivier veroorzaaken. Dit voorvallende, en waar van men dezen winter de voorbeelden gezien heeft, veranderen de verfchijnzelen en vermeenigvuldigen in evenredigheid der werkende oorzaaken van dien. Indien, tusfchen den Gelderfchen Tsfel en Arnhem, de Rivierdijk doorbreekt, Innundee- ren  16 BESCHRYVINÖ VAN ren alle de laage Landen in de Veluwe naar den Ysfel kant, alwaar dezelve op hun laagst zijn, en welk water zich ia den Ysfel moet ontlasten. Alle de Ysfel Innundatien, wanneer weer en wind eenigzins gunftig zijn, ontlasten zich nog al fpoedig, om het groot verval dat er plaats heeft, tusfchen den Rhijrf en Zuider Zee. Van Arnhem tot IVageningen, den Rhijn zeer hooge Oevers hebbende, zo kan er van dien kant geene Innundatie voorvallen , maar beneden Wageningen tot aan de Grep, is een Rivierdijk, welke inbreekende, het water langs de Linie van de Grep doet lcopen naar de Eem, in de Zuider Zee. Een inbraak voorvallende boVendams, in den hoogen Dijk van de Vaart tot bij Amerongen, dan loopt het Water tusfchen de Vecht en de hooge heijlanden aan de Oostzijde, en ontlast zich over de laage Landen naar den kant van de Zuider Zee; doch niet indien er een inbraak benedendams voorvah, tusfchen de Vaart en Krimpen aan de Lek. — Boven Schoonhoven voorvallende, wordt eerst de Loopikker, en vervolgens de Krimpenerwaard geinnundcert. Dit Innundatiewater wordt zo verre het kan, eerst door  DEN WATERSNOOD. 17 door de Huizen op de Lek en den Goudfchen Ysfel, en vervolgens met watermolens uitgemaalen, doch de laage Landen blijven dan meest den geheelen Zomer met het water belast, wijl de watermolens van de laage Lande, het water twee hoog moeten opmaalen. Maar zedert het jaar 1751 zijn de rivierdijken aldaar zo zeer verhoogd, verzwaard, en met bermen van agteren bezorgd, dat indien de dijken in dien ftand worden onderhouden, dezelve bij een open rivier niet ligt zullen inbrecken, te meer daar er in de boven rivieren zulke aanmerkelijke verbeteringen zijn gemaakt, gelijk ik hier voorheb aangeweezen. De Betuwe, hebbende aan de Oostzijde het Pannerdenfche Kanaal, ten Noorden den Rhijn, en ten Zuiden de Waal en Merwe, maakt met de beneden Landen en'' Alblasferwaard een Eiland uit, rondsom beflooten door de rivieren de Rhijn, Lek, Waal en Merwe. Midden door de Betuwe loopt, de Linge, een riviertje in de boven Betuw naauw en ondiep, maar 't welk langzaamerhand verwijd en verdiept, en beneden Leerdam tot Gorinchem, daar het zelve in de Merwe valt, vrij breed en diep is, De Innundatien der Betuwe, kunnen gekeerd B wor-  i8 BESCHRYVING VAN worden tegen den Diefdijk, en als dan ontlast het water zich door de Linge en hulpgaaten, welke men boven Dalem in den Waaldijk maakt. Doch breekt de Diefdijk door, dan is de Zouwendijk onbeftand het water te keeren, en inundcert dan de gantfche Alblasferwaard', welke haar water alleen ontlast door de Huizen op de Merwe en Lek, eene ontlasting, dié maar tot eene zekere bepaalde hoogte kan gefchieden, wanneer vervolgens de molens het water een-, en voor de Jaagfte landen twee-hoog moeten opmaalcn. Hier loopt gemeenlijk het best van den geheelen zomer mede heen, voor en al eer de laage hnden hun water kwijt zijn; en waar van ik de fchadelijke gevolgen hier boven heb opgegeven. Wat verval de Betuwe en verdere landen hebben, door welke middelen het fchadclijke der Innundatien voorgekomen, en de Alblasferwaard voor Innundatien kan behoed wórden, daar over zal ik mij niet uitlaaten, alzoo ik in mijn Prijsverhandeling van het Bataafsch Genootfchap zulks breedvoerig heb aangeweezen. Het Maas-Waalfche is mede ten Noorden, Westen en Zuiden, door de Waal en Maas infeflooten, en kan aan de Waal zijde niet  DEN WATERSNOOD. 19 niet dan beneden Nymegen geinnundeert worden , en van den Maas kant, zo verre de Rivier daar heen loopt; want aan de Oostzijde zijn de landen zo hoog, dat zelfs de Innundatie van de Dujfelfche waard, gelijk wij gezien hebben, boven Nymegen weder in de Waal valt. De in het Maas-Waalfehe voorvallende Innundatien uit de Waal of Maas, loozen zich In het laagfte gedeelte dier landen door Huizen en met behulp van watermolens, gelijk ook zulks doet dat gedeelte lands daar het Fort St. Andries op ligt. De hier op volgende Bommelerwaard, ligt mede rondsom rusfchen de Waal en Maas beflooten, en kan dus van beide zijden geinnundeert worden, en de laage landen moeten hun water door Huizen, en gedeeltelijk door middel van watermolens ontlasten. Het land van Altena en Heusden, ligt ten Westen tegen de bakkers kil van den Biesbosch, ten Noorden tegen de Merwe, en heeft ten Zuid Oosten de Maas. Van den Maas kant en Merwe zijde, kunnen die landen geinnundeert worden, en als dan moeten de laage landen zich van hun water door Huizen en watermolens ontlasten. B a Van  10 BESCHRY VING VAN Schade» ïijkheid der Innun «iade doo Van alle deze opgenoemde Innundatien, kan ten miniten het fchadelijke weg genomen worden, en ik twijfele niet aan de kunde der daar toe in commisfie geftelde lieden, om de middelen deswegens te vinden, daar een particulier liefhebber zulks willende opgeven, alle de uitfchotten ter noodige waarneemingen voor eige rekening zou moeten doen, het welk om het kostbaare van dien geen geringe affchrik geeft, zo in dit, als in alle andere opgaven der middelen van berftel voor ons diep vervallen Vaderland. Zie daar een korte fchets van den loop onzer Rivieren waar de Innundaticn kunnen voorvallen, en hoe het water zich, door het natuurlijk verval der landen, of met behulp der kunst ontlast. Ik zegge eene korte fchets, dewijl ik anders verpligt zou zijn geweest aan te wijzen, welke de hooge landen zijn, die geheel zonder, en wélken door middel van watermolens hun water moeten opmaalen. Eene fchets alleen dienende om aan min kundige daadelijk een juist denkbeeld te geven, van het meer of min fchadelijke der Innundatien. Alle Innundatien, door dijkbreuken veroorzaakt, hebben dit algemeen fchadelijke, dat de landen zijlings en in den omtrek der inbraak. prV •■ ■ met  DEN WATERSNOOD. it met een mcenigte rivierzand overdekt worden, dat meer of min is, naar maate van de wijdte en diepte der inbraak, en de gelegenheid welke de invallende ftroom heeft, om zandige ftoffe mede te neemen. Eene overftrooming of overloop, zonder inbraak van dijken, heeft dat fchadelijke niet. Neen! de ftoffe die het rivierwater, vooral bij overloop, zonder doorbraak, met zich voert, ïs eene vette, voor de landen vruchtbaar maakenke flib, en daarom ten uiterlïe voordeelig op hooge of andere landen, daar het water niet lang op behoeft te blijven ftaan, blijkens aan de Uiterwaarden in de Rivieren, welke hier door geen mist behoeven, van tijd tot tijd verhoogen, en door haare buiten gemeene vruchtbaarheid, waardiger worden gereekend dan de binnendijkfche landen. Een voordeel, dat men niet genoeg kan herhaalen, om dat het zelve diend ter aanwijzing van het geen ons de natuur voor niet aanbied. De overftrooming des Nijls in Egijpte, ja! alle landen welker ligging aan de Rivierenis, en ; door dezelve op zommige jaargetijden overftroomd worden, genieten die zegeningen der natuur; maar onze Voorvaderen hebben in onkunde, dezen onkostbaaren mistwagen en B 3 ver- Dijkbreuken.  Aanmerking. Tweede poincc. a» BESCHRYVING VAN verhooging hunner landen eerst door kaden, en vervolgens door hooge dijken van hunne landen geweert, waar voor hunne nazaatcn nu de ftraf dragen, en de kunst te hulp moeten roepen, om dikwijls het water vijf, zes, en meerdere voeten op te maaien ter loozing in de Rivieren. De natuur zou nooit zo ongunftig zijn geweest. Neen! de ilib van de boven Rivieren, gepaart met die des vloeds van beneden, zou onze tegenswoordige laagfte landen zo hoog gemaakt hebben, dat de overftrooming geen fchade konde doen. Doch niemand verbeelden zich, dat ik het daarom nuttig zou oordeelen , om thans de hooge dijken weg te neemen, dit zou voor het tegenswoordig levend gedacht -aller fchadelijkst weezen, -~ maar alléén wijzelijk beteugelde overloopen van water, ter voorkoominge van dijkbreuken, zijn mijns bcduiv kens de middelen, welke natuur en kunst ons in dezen aan de hand geven, ter vruchtbaar' maaking en verhooging deczer landen, — gelijk ik in mijne beidé Prijsverhandelingen van de Hollandfche Maatfchappij, en het Bataafsch Genootfchap aangeweezen heb. Hier mede mijn eerfte poinct, zo verre ik noodig oordeelde afgehandeld hebbende, kom  DEN WATERSNOOD. 03 kom ik nu tot mijn tweede, om aan te wijzen, wat (zogenaamde) Ysdammen of Ysverftoppingen zijn, — waar door dezelve veroorzaakt worden, welke de werking daar van is, — en wat fchadelijke gevolgen, verzeld met akelige omflandigheden, de Ysverftoppingen kunnen hebben, wanneer de Rivierdijken dan doorbreeken. Die onderfcheiding oordcele ik noodig, ©m dat zonder de Ysverftoppingen bij herhaaling te hebben waargenoomen, het niet wel mogelijk is een waar begrip of klaar denkbeeld van Ysverftoppingen te verkrijgen. In de rivieren bevriest de oppervlakte des waters niet gelijk in plaatzen van itilftaande wateren. Neen! het drijf-ijs dat men in de rivieren gewaar word, heeft zelfs een geheel anderen oorfprong. Hier boven heb ik reeds aangcweezen, dat er een dood of ftil, en een levend of voortliroomend water in de rivieren is, ontdaan de uit de oneffenheid van het Rivierbed; daarom moet al het ijs, zoo dra 'top de oppervlakte van dit doode water gebooren wordt, om dat 't zelve ligter dan water is, naar boven fchieten, en dit ijs noemt men heus of gr-ond ijs. Hoe zeer nu dit van zommigen word tegengefproken, eene meenigte van waarneeminB 4 gen Hoe het iis iu de Rivieren gebooren wordt.  24 BESCIIRYVING VAN gen bewijzen evenwel de waarheid van dien. De kabeltouwen van fchepen, welken in de Rivieren,bij 't begin eener fchielijk opkomende Vorst, ten anker liggen, zijn kort aan 't anker 't dikst jmet ijs bevrooren, en de dokken die de prikken vangers, in de rivier deeken, dokken die van onder met een rond teenwerk voorzien zijn, daar het aas voor de prikken aan. vast is, komen dan van zelve met ijs naar boven. Trouwens alle fchippers, veerlui, en die dagelijks de Rivieren bevaaren, is zulks bekend; maar dit heus of grond ijs, wordt niet meer befpeurd, wanneer de Rivier vast zit, . om dat de koude buiten lucht dan niet meer kan doordringen tot op de oppervlakte van het doode water hier voor omfchreven. Dit drijvend heus of grond ijs, vormt zich, al drijvende, tot fchotfen., die in dikte en grootte toeneemen, naar maate de vorst ftreng,'en de rivier lang drijvend is, en deze fchotfen mede aan eikanderen vriezende, verkrijgen eindelijk eene zodaanige groote oppervlakte, dat deze ijsvelden bij vernaauwing der rivieren, of andere ontmoette hinderpalen, van kromtens of ondieptens, in haare drift geduit wordende, aan dukken breeken, boven op en onder eikanderen gaan kruien, en Ys- ver-  DEN WATERSNOOD. 25 verftoppingen veroorzaaken; doch nooit (zoo ver ik weet) heeft men bij het begin eener Forst, Ysverftoppingen gekregen, die doorbraaken veroorzaakt hebben, om reden dat het ijs dan ligter, harder, minder pakachtig, en in de oppervlakte fchielijker aan een vriezende, de op en onder elkander fchuiving hier door grootendeels belet wordt, waar door dan de drijvende ijsfchotfen mcei regelmatig tegen den anderen aanfluiten, met dit gevolg, dat zo dra de Rivier vast zit, het daar onder heen ftroomend water het ij; ligt, en (zo er nog eenige opftopping hcefi plaats gehad) dan een ruime doortogt vér krijgt, 'tgeen het water daadelijk doed vallen . te meer, om dat op dien tijd er weinig water de rivier afkomt. Gelukkig indien de Rivieren van bovci tot beneden zodaanig vast zitten, dat er gce ne groote open vakken blijven; want opei vakken, geven een flegt vooruitzicht, als di rivier bij dooi - weer los raakt, om dat bovei de opening, het ijs maareenigzints aan de kan ten los gaande, deze groote ijsvelden dan ii eens met de fnelheid der rivier in bewegim geraaken, geweldig tegen het daar onde 'vastzittend ijs aanbotzen, en de ijskruijinj B 5 - al geeneDijkbreuken bij het becin dec Vorst. t Schadelijkheid vau ontoeae1 vr iren vakken in ; de Rivieren. l > r >  Onnatuur. üjkheid der benaaming van Ysdam. Oorzaaken der Ys' vsrftoppingen. 26" BESCHRYVING VAN 'algemeen ma aken, te gevaarlijker naar maate het ijs nog groote dikte heeft; daar in tegendeel, wanneer een rivier van boven tot onder, zonder open vakken toe zit, niet zo gemakkelijk in beweging komt, het ijs dan dunder uitdooit, bij de minfte drift aan klei. ne fchotfen breekt,-en het daar onder vastzittend ijs zagter in beweging brengt. Eene beweging, welke van boven tot onder algemeen zijnde, niet ligt tot eene vcrftopping komt, vooral wanneer het ijs eerst van onderen opbreekt. De bcnaaming van Ysdam is onnatuurlijk, en dit maakt dat veelenzich een denkbeeld daar van vormen, even als of er dan een zigtbaare dam van ijs zich in de rivier vertoonde, en hier of daar een hooge opeenkruijing van ijs ziende, befchouwen zij dit voor een Ysdam, daar er dikwijls op die plaats geen de minfte verftopping plaats heeft., Neen! de meefte Ysverftoppingen zijn onzichtbaar, en alleen kenlijk aan het hooger water voor de verftopping, en laager water agter dezelve. Hier boven heb ik reeds ten deele aangeftipt de oorzaaken der Ysverftoppingen, maar daar de fchaadelijke inbraaken voorvallen bij dooi - weer, wanneer het vast gezee-  DEN WATERSNOOD. a7 zeeten hebbend ijs in de rivier los geraakt is en in bevveeging komt, — zo verdienen de oorzaaken der Ysverftoppingen als dan de grootfte aandagt. Meestal vallen de Ysverftoppingen op dezelfde of zoortgelijke plaatzen voor. De grond der verftopping is, de keering of ftuiting die het ijs ontmoet, en waar door 't belet wordt, met den ftroom verder voort te drijven; die eerfte ftuiting, dikwijls gering in haare beginselen, keerd als dan het daar tegen aanbotfend ijs, dat geen doorgang vindende, voor het zelve aan ftukken breekt, op en onder elkander fchuift, waar door dan de vcrftopping aanhoudend vergroot. Verftoppingen,niet voorvallende op diepe plaatzen der rivier, maar meest op groote ruimtens en ondiepe plaatzen, alwaar de mindere fneldrijvende ijsfchotfen, door fneller drijvende ijsfchotfen, die uit naauwer plaatzen der rivieren komen , worden ingehaald, bij aanbotfing op en onder dezelve kruijen, en door de op die plaatzen mindere fnelheid, fpoediger aan den grond of tegen rtroombreekende hindcrnisfen vast gaan zitten, wanneer zonder los te geraaken, de vcrftopping van oogenblik tot oogenblik vergroot, door-  a8 BESCHRYVING VAN doordien het daar tegen aandrijvend ijs van agteren aanhoudend voortgeftuuwt wordende, tegen het zelve verbrijzeld, en alle verderen doorgang van ijs en water belet. Gelukkig dat in de meefte gevallen, de Ysverftoppingen moeten opbreeken door de kragt der persfing van het water tegen dezelven. Eene persfing die toeneemt, naar mate het water tegen de Ysverftopping ophoogt. En om een des te klaarder denkbeeld van de kragt dezer persfing te hebben, zo ftel tot een voorbeeld eene rivier, die 1000 voeten breedte, en het profil 10 voeten diepte heeft, en dat het water van een tot tien veoten hoogte voor dezelve opklimt. In dat geval de hoogte van het water voor de Ysverftopping = a, gelijk het halve quadraatder regtftandige hoogte necmende, debreeteder Rivier — b, exi een cubicq voet water — c = a a X b 63 fg gewigt ftellende, zo is • x c = de persfing van het water voor de Ysverftopping, maar hier van moet afgetrokken worden de persfing van het water aan den beneden kant der Ysverftopping, zijnde de ordinaire Riviershoogte, van 10 voet, dus  DEN WATERSNOOD. -9 a a x b dus x c = de persfing, welk men af 2 moet trekken, en op die grondbeginzelen de toeneemende hoogte der Ysverftopping bereekenende, dun geeft i Voet opftopping 661500© drukking. a ■ — 1. 386000 ■ 3 2.173500 • ■ 4 3.024000 ■■ * 5 3-9375°° ' 6 " 4.914000 ■ — 7~ 5-9535°° 8 ——— 7.056000 ■ 9 — 8.221500 10 9.450000 Eene persfing die eindelijk onwederftaanbaar wordt, en de Ysverftopping doet opbreeken, ten waare de Ysverftopping zoo zwaar zij, dat dczelven die persfing kan wederftaan, doch het geen zeldzaam gebeurt, om dat de Ysverftopping nooit zo digt is, of er komt water door, en de minfte ophooging aan den binnenkant de persfing doet verminderen , en volgens die zelfde bereekening van de drukking der watershoogte, in reden van het halve quadraat, vind men ook de persfing des waters tegen den dijk. Dit  3o ., BESCHRYVING VAN Werliin van de Yi verftop. pingen. Dit hier voor opgegeven denkbeeld der oorzaaken van Ysverftoppingen, en bereekening der drukking van dien, is niet verre gezogt, vooral indien men daar bij paart de wetten der botzende beweging, in alle zijne verfchillende fruithoeken, de veranderingen welke daar uit ontitaan, wanneer de botzende ligchamen grooter of kleinder, en met een meerderen of minderen graat van fnelheid aanbotzen. ; Iedere oorzaak zijn bijzonder uitwerkzcl hebbende, zo is het daarom niet te verwonderen, dat er zo veele verfchillende verfchijnzelen in de werkingen van het ijs, bij Ysverftoppingen plaats hebben; — want is de botzingskragt in reden der masfa van het ligchaam, vermenigvuldigd met het vierkant zijner fnelheid, wat kragt moeten dan drijvende ijsvelden kunnen doen, die eenige mergens oppervlakte hebben, en twee en zomtijds meerdere voeten dik zijn? Gelukkig dat bij alle Ysverltoppingen, het water daar boven, een kleinder verhang, en daar uit volgende minder fnelheid verkrijgt, anders zouden alle tegenftand biedende ligchaamcn, voor de kragt dezer aanbotzinge moeten bezwijken, daar men nu ziet, dat zelfs willige boo-  DEN WATERSNOOD. 3t boomcn op Uiterwaarden geplaatst ,Qeen boom het minst geworteld in den grond) zo dezelve maar eenigzints dikte heeft, genoegzaam is ter borstweering voor de hooge dijken. Waarneemingen van die natuur, gelijk ook wat effect de (zogenaamde) ijsbreekers kunnen doen, zijn leerzaam, om aan te wijzen, hoe een door kunstgemaakte kleine borstweering, zelfs dienstbaar wordt om het daar tegen keerend ijs tot eene grootere borstweering te doen dienen. De werking der natuur, verilrekt altoos tot een aanwijzenden vinger, die, ten voordeele gebruikt, het dreigend gevaar verminderd. In commisfie komende Rivierkenners, weeten uit de locale gefteltenis de plaatzen voor dit een en ander wel te vinden, en behoeven niet van een die naauwlijks een oppervlakkige kennis van Rivieren heeft, (alfchoon dezelve van zijn jeugd af waargenomen hebbende} ingelicht te worden. Hoedaanig nu de fchrikbaarende werking van 't ijs is, in die oogenblikken als de nood op zijn hoogst komt, de doorbraak oniftaat, en het akelige van dien in zijn volfte kragt zich laat zien, zal ik in het volgende Tafereel Tafereel fan een Ysverftopping en Doorbraak,  3 2 BESCHRYVING VAN reel zo veel mogelijk, fchoon maar met flaaawe trekken, naar het leven ichetzen. Ontzettend oogenblik! Het ijs, die Kristalijne Vloer, welk voor een tijd de rivier bedekte, word door de kragt des ftrooms in beweging gebragt; bergen van ijs verheffen zich, fchuiven op, over en onder elkander, ja! het ijs betwist, als 't waare het water zijn loop, en verftopt de rivier. Voor de verftopping rijst en klimt het water en ijs, tot aan, op, en over de dijken; drijvende ijsvelden en fchotfen van eene onmeetclijke grootte, beltormen de ftevigiïe bolwerken der rivieren, bedekken de kruinen der dijken met ijs, en verjaagen de ftoutfte werklieden van derzelver arbeid. Zwaare ijsfchotfen vallen van de fteile dijken binnenwaards, maaken diepe hooien en afgronden van gaaten, die . de fterkfte borstweeringen van het water ondermijnen, wijl weder andere fchotfen van voorcn de dijken van een fcheuren. Een toeftand, zo bang en akelig, dat de bewooners der binnelanden, zich niet veilig in hunne wooningen meer achtende, uit hunne huizen vlieden, zonder dikwijls te weeten waar heen, wijl het gevaar alomme dreigt, en  DEN WATERSNOOD. 33 en elk raad en reddeloos om hulp fchreeuwt. En dat alles in een jaargetij, wanneer de zwarte duifternis, voor het grootfte gedeelte des tijds, ons Noordelijk Waereld-rond bedekt. Een tijd, als onguure ftormwinden de lucht beroeren, ja! zelfs zoratijds met donder en blixem, hagel, fneeuw en regen verzeld, den mensch naar zijn ftulp, en het vee in zijn hooien jaagen. Hier vergroot het ongunftige der natuur de elende; en de jammer kreet wordt verfchrikkelijk. Wanneer met een krakend gedruis, water en ijs den dijk wegfchuiven; dan verbleekt de ftoutfte held, die manmoedig door onvermoeiden arbeid het gevaar trotfeerde, met beleid en kunst een voor de kragt des waters wankelenden dijk voor doorbraak tragtte te behoeden, maar die dan ter naauwemood zijn leven red, den onder hem bezwijkenden grond ijlings verlaat, ter hulpe naar zijne wooning fneld, om aldaar indien mogelijk, zijn have en goed te redden. Het water met fchrikbaarende ijsfchotfen, zich een open weg door den dijk gebaand hebbende, veld alle tegenftand biedende voorwerpen ter neder, den hoogen waterval uit een tot aan en 0ver de kruinen der dijken opgezwolle rivier, C en  34 BESCHRYVING VAN en de laagte der binnen landen, geven dan eene fnelheid en kragt aan hetwater, en daar mede invallende ijsfchotfen, waar alles voor bezwijkt. Een waterval, waar van het geruis voor gehoor en gezicht ontzettend is; een waterval, die den grond onder zich tot peillooze dieptens uithold, en in den afgrond mede fleept al wat de rivier afkomt. Dit Morrend geweld van water en ijs, waar van de kragt onberekenbaar is, vernield de ftevigfte huizen rondsomme, rukt ze van derzelver ftandplaatzen, verzet wooningen Hallen en fchuuren, verbrijzeld of befchadigd fchepen, ja! werpt ze op verre afftanden ter neder, en begraaft onder haare puinhoopen, de om hulp fchreeuwende menfehen, paarden, rund en ander vee. Ginds ziet men de voortfnellende ijsfchotfen, de diepst gewortelde boomen uit den grond rukken, midden doorfnijden , of met derzelver kruinen zich krommen ter aarde, voor de kragt der drijvende ijsfchotfen. Maar hoe akelig dit alles voor den aanfehouwer is, komt het niet in vergelijking, bij den angst en fchrik, welke de bewoonders in de landen van den watersnood op dat bange tijdftip ondervinden. Verbeelden wij ons in de ftikke duifternis, de  DEN WATERSNOOD. 35 de brommende doodklok te hooren luiden, en het kanon bulderen, ter aankondiging der doorbraak, wijl van verre het klaterende geluid des watervals en der ijsfchotfen, fchrik en verwoesting wijd en zijd verfpreid. Ja! het verfteendfte hart moet vermurwen * op de noodkreet, welke zich alomme ten hemel verheft; daar verlaat een naauwlijks voortkruipende grijzaart, met zijne op krukken voortftootende bedgenoote, zijne bouwvallige wooning , dragende op zijne oude veritramde leden, het geene hij van zijn geringen inboel nog .bergen kan. Aan een ander oord, vlieden gantfche huisgezinnen fchreeuwende ter huize uit, hoog zwangere vrouwen in baarens wee, weduwen met haar vader dervend kroost, moeders met haare tedere zuigelingen aan de borften, jonge kinderen, welke haar aan handen en klederen vasthouden, en met hartbreekende jammerklagtcn de lucht vervullen, wijl de overige huisgenooten haven en goed zo veel mogelijk op hunne Iterk gefpierde leden of met karren en wagens weg voeren, intusfchen dat de huisvaders voor hun heenen drijven, het loeiende-rund en ander vee, dat uit deszelfs rust gewekt, op een uur dat het nachtvloers G 3 de.  36 BESCIIRYVING VAN de aarde bedekt, langs flibberige en ongangbaare wegen, in onguur weer, en dikwijls door het water heen naar levensberging zoeken. Daar weder andren, op dezen door water overftelpten grond al bevende naar de zolders en daaken van hunne huizen vluchten, veiligheid in de hoogte zoekende, doet het tegen hunne huizen aanbotzende ijs en water, de binten en balken daar van kraaken, en bij elke nieuwe botzing den val der wanden dugten. In dezen hunnen bangen nood, gepaart met gebrek aan levensonderhoud, roepen zij uit de daaken, met de handen ten hemel, om hulp! Menfchenvrienden waagen hun leven, vaaren tusfchen de drijvende, en alles vernielende ijsfchotfen, met nooddruft naar hunne ongelukkige natuurgenooten, om derzelver honger en dorst te Itillen, of redden deze elendige menfehen, met hun haven en goed, uit hunne door 't ijs en water doorboorde, en ten val neigende wooningen, als uit de kaaken des doods. Maar mijn pen is te zwak, om naar het leven af te maaien, de laatfte oogenblikken dier ongelukkigen, welke daar bij omkomen, die in het water hun graf vinden , en onder de puinhoopen van hunne huizen bedolven worden, Het geziene  DEN WATERSNOOD. 3? zicht van het verdronken vee, verrot aan dijken en wegen liggende, is alléén genoeg, om het wreedfte hart te vermurwen, tot medelijden over het ongelukkig lot zijner medemenfchcn, verhaten wooningen, die als in 't geraamte liaan, half omgevallen, verplaatst, of door het ijs geheel vernield zijn, grazige weiden, en de fchoonfte bouwlanden onder het zand begraven, houtgewasfen met de vruchtbaarfte boomgaarden van het ijs doorfneden, uit den grond gerukt, of ter aarde verpletterd. Met een woord, een zee van water en bergen van ijs rondsomme, befchadigde dijken, niets dan verwoefting waar men zijne oogen wend, en elende en weeklagten der arme overgeblevene be-. wooners, welke aan alles gebrek hebben, is het waare fchouwtoneeh eener door ijsverftopping veroorzaakte inbraak, en waar niemand zich het rechte denkbeeld van vormen kan, die zulks nooit gezien of bijgewoond heeft. Overftroomingen veel ongelukkiger dan die van een open rivier bij opwater, want dan is er meer tijd ter berging van have en goed, de huizen worden minder befchadigd, en over de vloed kan men met fchuiten en van de C 3 dor-  s8 BESCHRYVING VAN dorpen of door de' in hunne wooningen gebleyen inwoonders van het noodige verzorgt worden, daarbij een overftrooming met ijs, ten minften in het eerst en kort bij de inbraak, allen toegang tot de ongelukkigen word afgefnedeh, vooral als door een nieuw opkomende vorst, gelijk dezen winter gebeurde, het ijs te zwak is om betreden te worden, en er met fchuiten niet dan bezwaarlijk en met groot gevaar door te komen is. Wat voor Innundatien en ijsverftoppingen er op onze rivieren al plaats gehad hebben, blijkt uit de volgende opgave. In het jaar 1573 is aan de Lekzijde, de eerfte Innundatie door een ijsverftopping Voorgevallen. In het jaar 1655 aan de Merwe zijde, waar van de ijsdam zat boven Gornichem. -In het jaar 1658 aan de Merwe even bo? ven de oude Wiel. In het jaar 1663 aan de Merwe beneden Gornichem. In het jaar 1709 aan de Merwe boven de oude Wiel bij Werkendam. In het jaar 1736 aan de Merwe boven de Killen. In het jaar 1726 aan de Lek beneden Schoonhoven. I»  DEN WATERSNOOD. Inhet-^r |<7^1 die te Dalem bij Gor- f nichcm. 1729J 1 1732 een verftopping in de Merwe boven de oude Wiel. In het jaar' 1738 een verftopping in de Merwe beneden Varck en bij de Killen. In het jaar 1741 eene verftopping aan de Merwe in de Killen. In het jaar 1755 in den Dufelfchen Bandijk een inbraak. In het jaar 1757 inbraaken te Leuveren en Herwen op de Waal, het Spui, Millingen en Drumel, en twee zwaare ijsverftoppingen te Ochten en Varck, en op de Maas vcrfcheiden inbraaken te Morthuizen, Letooyen, Kesfel, Maen, Alam en Hedel. In het jaar 1760 een inbraak te Bergftoep bij Berg-ambagt, door een ijsverftopping tusfchen Lekkerkerk en Krimpen. Aan den Maas kant tusfchen Balgooien en Nederasfeld, Loon en Monnekeland. Ook zat er een ijsverftopping tusfchen Gornichem en Hartingsveld, doch welke geen inbraak veroorzaakte. In het jaar 1771 een zwaare ijsverftopping tusfchen Lekkerkerk en Krimpen. C 4 'In  Jfl BESCHRYVING VAN In het jaar 1775 waaren er op de gewoone plaatzen verfcheiden ijsverftoppingen, doch zonder inbraak," In het jaar 1781 kwamen er op de Waal bij Varck en Drumel en Wamel vijf inbraaken, en op de Maas zeven, als een te Lange bij de Graaf, een te Ooyen, vier tusfchen Lent en Kesfel, en een te Lith. In het jaar 1784 heeft er een zwaare ijsverftopping gezeeten van het huis Leeuwen tot over Ochten, en zijn er in de Overbetuwe vier inbraaken gekomen, in de Duffelfche Waard tien, — gelijk ook te Panderen en te Spyk een, en welke wederom veroorzaakten, dat er vier doorbraakcn in het Ampt Lymers kwamen, behalven nog verfcheiden inbraaken aan de, Maas en Waal zijde. In het jaar 1795 door ijsverftoppingen in hetbenedenftegedeelte van de Maas, waarvan twee inbraaken bij Hedikhuizen, gelijk ook een beneden Kuilenburg, boven den Diefdijk, doordien in den herfst, tot defenfie, een innundatie was geformeert, die, door de fterke vorst, niet naar behooren heeft kunnen herfteld worden. In het jaar 1796 zijn er op verfcheiden plaatzen ijsverftoppingen geweest, en hebben er  DEN WATERSNOOD. 41 er overloopen van ijs plaats gehad; boven Ameiden kruidde het ijs tot 10 a 13 voet boven den dijk, en het water kwam aan de Vaart tot 90 duim op het klokke geflag, (zijnde een paal aan den dijk) kunnende al-, daar maar tot 110 duim en daar beneden 120 duim water gekeerd worden; doch aan de overzijde kunnen de dijken tot twee en een voet minder water keeren. Het is zeer opmerkelijk, dat de ijsverftoppingen en innundatien daar door veroorzaakt, in deze Eeuw zo grootelijks^ijn toegenomen , blijkbaar uit het hier boven daar van opgegevenen. Ja! daar de ondervinding in dezen leert, dat al veeltijds de ijsverftoppingen op dezelfde plaatzen voorvallen, zo doed dit met grond denken, dat er in zulke riviervakken gebreeken moeten weczen, welke daar oorzaaken van zijn, het zij van ondieptens, kromtens of kiibbens, welke, als hinderpaalen, het ijs keeren, en daar door geboorte aan de ijsverftoppingen geven; wenfchelijk ware het daarom, dat altoos naauwkeurig de plaatzen der ijsverftoppingen, uit dagelijkfche waarneemingen der onderfcheiden water-hoogten opgegeven, en door des kundigen die plaatzen vervolgens onderzogt werden; want uit C 5 de Aanmerting.  42 BESCHRYVING VAN de hier voor opgegeven berekening der persfing van het water, tegen een ijsverftopping, is genoeg op te maaken, dat een ijsverftopping al een ftevig fteunpunt moet hebben, om die zwaare waterpersfing te kunnen weerftaan, en van daar ook dat dezelve zo meenigmaalen opbreekt, of zich verzet. Zeldzaam zal men zien, dat eene verftopping boven 10 voet water keerd. De allerongelukkigfte omftandigheden, bij ijsverftoppingen, zijn, als er op afftanden onder eikanderen verftoppingen plaats hebben; want dan keeren dezelve ieder het water, even als onder eikanderen liggende fchutdeuren. Bij voorbeeld, ftel dat het uiterfte vermogen van opftopping is 10 a 12 voet, dan kunnen drie onder elkander liggende ijsverftoppingen bijna 30 voet water keeren , en wijl een ijsverftopping nooit Zo digt is, of er gaat nog water door, zo ontftaat daar uit een waterverdeeling in de persfing, die veroorzaakt, dat de een zo wel als de andere ijsverftopping ftand kan houden, en dit is juist het geval in dezen winter geweest; verfcheiden ijsverftoppingen zaaten er boven eikanderen, waar door dan het water tot eene hoogte kwam, welke ééne enkele ijsverftopping, onmogelijk had kunnen keeren. Dit  DEN WATERSNOOD. 43 Dit alles, meen ik, zijn geene verre gezogte denkbeelden, maar fteunen op de grondbeginzelen der waterbouwkunde , en het geene de ondervinding dienaangaande geleerd heeft. Hier mede mijn tweede poinct genoegzaam toegelicht hebbende, zal ik tot mijn derde poinct, naamentlijk de gebeurtenisfen, in dezen winter voorgevallen, overgaan. Doch heb'ik mij in de twee voorige poincten aan eene zekere orde' gebonden, dan dien ik ook dien leidraad te houden, en ik ben verpligt de gebeurtenisfen in die orde te plaatzen, dat de een de andere ontwikkeld; want is er geen uitwerkzel zonder oorzaak, zo diend de natuuronderzoeker, zo veel mogelijk op te fpeuren, hoe oorzaaken en uitwerkzelen in hun verband werken. De natuur heeft haare vaste wetten, daar gehoorzaamd alles lijdelijk, en de naafpeuringen daar van, hoe onvolkomen, ftrekken ten leerfchool aan den waarneemer. Een oppervlakkig Gefchiedverhaal kan ons daarom in dezen van geen nut zijn, maar wel een zodaanig verhaal, waar uit Natuurkenners nut trekken kunnen. Ik Gebeur- enisfen /an dezer Winter.  44 BESCHRYVING VAN Stast der bóven riviereu. Onjrunftip?n (laat der rivieren boven. Ik zal om die reden de gebeurtenisfen in dier voegen rangfchikken, dat ik in de eerfte plaats zal opgeven, den ftaat der boven rivieren voor den tijd der ijsverftoppingen; hoe de watershoogte geweest is op onderfcheiden plaatzen, kort voor, en bij de ijsverftoppingen, om daar uit te kunnen opmaaken, waar de verftoppingen in de rivieren plaats hadden, en welke gebeurtenisfen er in den boven Rhijn hebben plaats gehad ten tijde der ijsverftoppingen, gebeurtenisfen die den grond laagen van het geene er vervolgens in de . beneden rivieren is voorgevallen; en welke gebeurtenisfen ik dan naar de tijd-orde zal opgeven. Aller ongunftigst was de zitting der rivieren door de groote open vakken, welke men hier en daar vond. i. Van 't Bijland. fche Kanaal tot Rees, zat de rivier gelijk toe, en de Rhijn had zich bij Emmerik met 6 voet 6 duim, en bij Rees met 8 voet en io duim vast gezet, en den 14 Januarij was het water te Emmerik 7 voet en te Rees 7 voet 11 duim. 2. Van Rees tot aan de Lippe bij Wezel, was de Rhijnftroom open, en het water ftond den  DEN WATERSNOOD. 4$ don 14 Jan. te Wezel aan het peil op a voet. 3. Van Wezel af tot een uur gaans beneden Dusfeldorp, was de Rhijn weder toe — en had aan Roer-oord, (daar de Roer in den Rhijn valt) de hoogte van 10 voet 4 duim aan het peil. Van Busfeldorp tot Rhijn- dorp, was den Rhijn open, en had de hoogte van 11 voet. 4. Van Rhijndorp tot Mulheim over Keulen was de Rhijn weder toe. 5. Van Mulheim tot aan Unkelflein, tegen over Koningswinter, was de Rhijn open — en het water ftont den 14 Jan. te Keulen 12 voet 6 duim. 6. Van Unkelfiein en opwaards, was de Rhijn weder een half uur gaans open. 7. Van daar tot Goar open. 8. Vervolgens tot Manheim toe. Daar ik in deze Verhandeling zeer dikwijls gebruik zal moeten maaken van de wa-! terpeils hoogte der rivieren, zo dient men daaromtrent acht te geven, dat het peil van Keulen tot Emmerik, Haat als 9 tot 7, maar de peilen van Rees, Wezel en Roeroord, zijn met het Emmerikfche gelijkftemmende, en Aanrner- ting.  A6 BÊSCHRYVING VAN Watersfjoo-.te o de onderfcheidenplfaczen. Aanmerking. én dus de meerdere of mindere verhouding $ is door de opftopping van het ijs. Belangende de water-hoogte dier rivier^ Pheb ik zo veel ik uit de origineele rapporten kon opfpeuren, de volgende water-hoogten op onderfcheiden plaatzen gevonden, en dezelven zodaanig naast eikanderen gerangfchikt, dat men van beneden naar boven, zo op den Rhijn als Waal, de water-hoogte naast eikanderen kan zien, de open geblevene dagen zijn in de rapporten niet ingevuld, waarfchijnlijk om dat dezelven aart de correspondentie ontbrooken hebben. Jammer is het, dat ik in dezen de Waterhoogte van Pannerden, Westerfoorts Veer $ Bijlandsch Kanaal, Emmerik, Rees, Wezel, Roeroord en Urdingen, niet compleet van dag tot dag heb; men zou dan uit dezelve hebben kunnen zien, waar ter plaatzede ijsverftoppingen voornaamentlijk gezeeten hadden, en wat veranderingen bij dezelve voorgevallen waaren. De dagelijkfche waarneemingen der Waterhoogte op onderfcheide plaatzen, zijn in dezen noodzakelijk, om dat men daar uit niet gisfender wijze, maar zeker kan bcpaa- len hoe veele ijsverftoppingen er zijn, wat  Bij Bladz. 46 r A F E L DER WATERHOO GTE OP DE ONDERSTAANDE PLAATZEN IN EEN GEDEELTE DER MAANDEN JANUARIJ EN FEBRUARIJ 1799. Wage-| Arnhem. Panncr- Wester- Nyme- Byland- Emme- Rees. Wezel. Roer- Urdinge. Keulen. Hingen. de. Foortfche gen. fcheKa- rik. oor. Veer. naai. Voet. Voet. Voet. j Voet. Voet. Voet. Voet. Voet. | Voet. Voet. Voet. j Voet. Januarij 14 14.58 7. 7. 9 2. J5 i5- 5 15. 5 16 7-75 14.75 17 7-75 14-25 18 7-7^ 13.75 19 7- 5 7- 2.18 9-S3 17. 20 7. 5 21 7. *a 6. 5 4- 9 14.75 23 6.25 14.66 24 5- 5 14.33 25 5.66 8- 1 I4. 26 5-75 10.18 4.83 4.S3 1- 4 IO'33 I0. 27 5-75 4- 9 8.83 2.58 24. 28 6.25 6.33 4. a9 7-66 7-66 , 5- 5 ap.75; 3° 9- 1 9« 4 13.58, 8- 9 12. 5 at. 4 31 10. 1 13. i&. i2. 5 23. 5 Februarij i 9. 18. a2. 16.66 20> 4 2 J 11.25 22. 10. 21. 22, 18. 3 16. 7 | 16.25 23.25 03. 5 4 ip- 5 22. 05. 5 5 19-25 ï8. 5 22.25 23. 6 18.18 22.25 ai. 5 7 18.25 17. 23.45 , 19.83 8 17- 5 15-33 24-75 18.25 9 15- 5 15.33 23.83 I5. 5 10 15. 1 I5- 22.75 I4. 5 11 14-75 14- 5 22. 5 I4> 5 12 I4-58 14-25 22. I4< 13 14.18 13.75 21.83 ,7> 14 13" 4 !3- 21.33 a9. l6< 15 i3-a5 13- 22.25 I3. I4> 16 . 13. 12. 5 23. 9 I3< 17 12.66 12.25 23.75 I4> 5 18 9 23. 15. 8 13. 25. 4 3,. l8' 19 «• 23.25 ^ IJ>>4 20 12.25 24. 22. 21 12. 25. 22. 5 22 12. 4 22.75 23 13-18 19-25 z6\ 24 iö. i l8. 25. 25 15- 5 i8- 04. 5 26 15-4 18. 1 °3 5 15.25 is. z:*5 SM \   DEN WATERSNOOD. 47 wat water elk van dezelve keerd, of de ijsverftoppingen zich verzetten, — en welke gevolgen daar uit voortkomen. Doch tot dit een en ander zijn dezen winter de Waarnemingen niet volkomen genoeg geweest. Uit de Waterhoogte van 14 Januarij, wegens Rees en Wezel ziet men, dat met het gaan zitten der rivier, er beneden Rees een ijsverftopping in de rivier moet geweest zijn, om dat het water te Rees in vergelijking van dat te Wezel, een verfchil van vijf voet en elf duim maakte. Eene verftopping, welke op den 19 Januarij reeds een voet een duim, en op den 26 dito, twee voet zes duim minder verfchil had dan op den 14 Januarij; ——— een blijk dat de verftopping toen al aanmerkelijk vermindert was, en waar door bevestigd is, het geen ik hier voor gezegd heb, dat bij .le eerfte zitting eener rivier met ijs, er nooit ijsverftoppingen plaats hebben, die dijkbreuken veroorzaaken. Maar op den 27 Januarij kwam er een nog grooter verftopping beneden Rees, waar door het verfchil tusfchen Rees en Wezel zes voet en drie duim wierdt. Ook befpeurt men, dat op dien zelfden dag tusfchen Wezel en Keulen een zwaare ijsverftopping moet plaats gehad  4S BESCHRYVING VAN Gebeurtenisfen in de boven rivieren. bad hebben, — waarfchijnlijk beneden Urdingen. Indien de dagelijkfche waarneemingen der Water-hoogten op korter afftand waaren opgegeven, zou men alle de plaatzen der ijsverftoppingen naauwkeurig kunnen bepaalen, want meestal heeft men kleine en groote verItoppingen onder eikanderen, die te zaamen het water hooger keeren, dan wel ééne enkele ijsverftopping zou kunnen doen. Gemeenlijk breeken ook de ijsverftoppingen op, als de waterkeering voor dezelve op zijn grootst is, het geen men bijzonder ontwaar wordt in de beneden rivieren, daar eb en vloed gaat, alwaar de opftoppingen meest halver eb, of in het laatst van dezelve opbreekcn. Wat nu belangt de gebeurtenisfen, die er in de boven rivieren hebben plaats gehad; met het ingevallen dooi-weer wies het water daadelijk, het geen een flegt voorteeken gaf, en dat er veel water van boven ftont te komen. Op den 26 Januarij, 's namiddags om 2 uuren, brak de Rhijn te Keulen op, meteen water-hoogte van 16 voet, en zette zich om ; uuren weder vast met 19 voet water, doch het  DEN WATERSNOOD. 49 het drijfijs, dat van boven kwam, deed het ijs beurtlings opbreeken en weder vast zitten, waar door, op den 27 Januarij, het water ter hoogte van 25 voeten rees, en op 24 voet ftaan bleef. Deze kruijing van ijs veroorzaakte zeer veele fchade aan fchepen, en door het hoog opkruien , en de geweldige aanbotzinge van het zelve tegens de ftadsmuuren, werden die daar door zeer befchadigd; en over Keulen ftonden de huizen tot aan de daaken onder water. Doch deze ijsverzetting had niet verder plaats dan 2 uuren beneden Keulen, en uit de water-hoogte van 15 Januarij tot den 27 dito blijkt zelfs, dat er van het begin der zitting, in de rivier, beneden Keulen, reeds een ijsverftopping moet plaats gehad hebben, die met den ijsgang van' 26 Januarij is toegenomen. Van Urdingen vernam men, dat het water op den 28 Januarij wel 5 a 6 voet was opgeloopen, intusfchen dat de rivier bleef vast zitten, hebbende alleen te Rees eene kleine ijsverzetting in.de rivier plaats gehad, waar door aldaar het water 4 voet wies, en welke verhooging men ook te Emmerik ontwaar wierd, doch de rivier bleef zitten. D Maar  go BESCHRYVING VAN Maar na dat de Rhijn den 28 Januarij arrdermaal los raakte, vermeerderden de ongelukkige omftandigheden. De ingevallen dooi bragt een grooten toevoer van water op de rivier, door de in de boven kwartieren gevallen regen en fneeuw, intusfchen dat de kort daar op weder ontftaane vorst, den toevoer van ijs vermeerderde, de drijvende ijsfchotfen aan eikanderen deed vriezen, en tos gedugte grootte aangroeien. Ligchaamen van ijs, welke alles verpletterden, waar dezelven tegen aandreeven. Zwaare fchepen werden door deze onweerftaanbaare kragt uifj de rivier opgenomen, over de oevers geligt, en op het land als tusfchen ijsbergen neêrgezet. Te Keiden werden wel 120 groote en kleine vaartuigen geheel of ten deele door het ijs vernield. Het water liep op tos 30 voeten hoogte, en overftroomde regts en iinks de oevers der rivier. Bergen van ijs kruiden op en over eikanderen. Steden, Dorpen en Vlekken geraakten overftroomt, huizen, fchuuren, boomen, en al wat tegenftand aan het ijs bood, bezweek voor deszelfs geweld. Hier door werden in korte oogenblikken, de voortbrengzelen van natuur en kunst, door tijd en vlijt daar gefteld, ver-  DEN WATERSNOOD. 5, verwoest. Rampen niet voorzien, maar welke door eene reeks ongelukkige zaamenloopende omftandigheden allerfchadelijkst werden voor het Graaffchap Meurs, Dusfeldorp, Duisburg, Roeroord en een meenigte andere plaatzen, die geheel of gedeeltelijk onder water ftonden. Van zommige plaatzen kon men in dien tijd niet eens berigten krijgen. Urdingeh was door de meeste Inwooneren verlaatenj en men vreesde voor eene geheele verwoefting van dit Steedje; doch op den 30 Januarij brak bet ijs ter deezer plaatze op. De daar uit ontftaane kruijing van ijs, veroorzaakte wel weder nieuwe opftoppingen hier en daar, doch door het los gaan der rivier, verplaatften zich de ijsverftoppingen-, op dien tijd meer naar beneden, zo dat op deri I Februarij het water te Emmerik opliep tot 16 voet hoogte, den dag daar na in het Bijlandfche Kanaal en Panncrden 22 voet, — en op den 3 Februarij te Nymegen tot ruim 23 voet. Daar het ongeluk wilde dat de ijsverftoppingen beneden Weurt en in het Pannerdenfche Kanaal bleven zitten, werden daar door, dewijl dat het van boven komend ijs en water geen doortogt vond, de fchadelijke tyorbtfaD 2 kea  52 BESCHRYVING VAN ken van Weurt, de Lymers, T'anderen en de Roswaard veroorzaakt. Reeds op den 31 Januarij had de ouden Rhijnmond zo fterk beginnen te werken, dat op den 5 Februarij de Lijmerfche dijk door brak, en fchoon ik de juiste hoogte des waters ten tïjde der doorbraak aldaar in de rapporten niet heb kunnen vinden, zo ziet men nogthans uit het peil van Arnhem, van den 4 Februarij, dat het water aldaar eene hoogte van 19 voet en 6 duim bereikt had, voornaamentlijk oorfpronglijk uit den toevoer van water door de twee fprangen om Candia, want bij Peppelgraaf in het Pannerdenfche Kanaal was de Rhijn verftopt. Daar de twee ontlastingen om Candia niet genoegzaam waaren, voor het over den ouden Rhijnmond inkomend water, heeft er zekerlijk een groot verhang tusfchen den ouden Rhijn en Arnhem plaats gehad, welke de Lijmerfche en Panderfche dijkbreuken ten gevolge hadden. Te Lobith alleen was het water twee voet hooger dan in 1784, en de Panderfche dijken hebben 2 en 3 voet overgeloopen. Naa de inbraaken van de Lijmerfche en Panderfche Waard, viel het water aanmer- ke-  DEN WATERSNOOD. 53 kelijk te Arnhem, maar behield te Nymegen de zedert den 1 Februarij verkregen hoogte, — en daar de ijsverftopping te Peppelgraaf bleef zitten, en zelfs mede omtrent gelijktijdig met P ander en, in de Roswaard twee inbraaken veroorzaakte; ontlastte zich het voornaamfte Rhijnwater door de Lijmerfche dijkbreuk. Doch door het veel van boven afkomend ijs, geraakte de ouden Rhijnmond met ijs verftopt, intusfchen dat de toevoer van water van boven grootelijks vermeerderde, het geen voor de JVaal het ongunftig gevolg had, dat er op den 15 Februarij twee inbraaken, waar van er één allergrootst was, omftreeks Millingen voorvielen. Het water had ten dien tijde 8 duim op de Spijkfche dijken geftaan, was aldaar tot de hoogte van 22 voet 3Ï duim geklommen, en ter hoogte van 233 voet over den boterdijk geloopen. Ja, in 't huis van den Heer Gunther, had 't water 2a duim, en aan 't Spijk 8 duim hooger dan in 1784 geflaan. Te meer opmerkelijk, daar in 't laatstgem. jaar, de doorbraak op zo een allerongunftigfte plaats was gevallen, dat oppervlakkig beoordeeld, het water toen tot een ongelijk veel meerdere hoogte moest opgeloopen zijn D 3 ge-  54 BESCHRYVING VAN geweest, dan in 1799. Een blijk van den grooter toevoer van water in dezen Winter.. Daar, gelijk wij hier voor gezien hebben, de ouden Rhijnmond voor het grootfte gedeelte verftopt was, en de groote inbraak even beneden Millingen nog hooger liggende dan de dijkbreuk van Pander en, zo verkreeg de Waal zijn grootfte ontlasting door deze dijkbreuk, welk water over den Ooijdijk boven Nymegen wederom in de Waal ftortende, daar door de Landsdijk, den nieuwen dijk genaamt, even beneden Nymegen op den 16 Februarij inbrak, door welke, met en benevens de Weurtfche dijkbreuken de geheele rivier voor een groot gedeelte haar loop nam, want beneden Weurt te Slyk Ewyk was de rivier met ijs geheel verftopt. Het MaasWaalfche geene andere ontlasting voor zijne Innundatien hebbende, dan de Maas, zo verkreeg daar door de Maas het mcefte water der Waal, met gevolg, dat dezelve tot een buiten gemeene hoogte op zwol, en de fchadelijke Innundatien veroorzaakten, welke ik op zijn plaats zal aanwijzen. '• De ijsverftoppingen en dijkbreuken, daar door veroorzaakt, gaven als 't waare aan den Rhijn en Waal een geheel anderen loop, en  DEN WATERSNOOD. ' 55 (en daar uit ontftonden alle die bijzondere verfchijnzclen, dezen Winter voorgevallen. Want, ware de Spijkfche dijk'doorgebrooken geweest, gelijk in 1784, en de ouden Rhijnmond niet verdopt geraakt, dan zou de aandrang der Waal geheel op de Lymers gekomen zijn, en daar door de Waal naar beneden minder water verkregen hebben ; doch door vigilantie de Spijkfche dijk behouden wordende, en de ouden Rhijnmond gedeeltelijk verftopt raakende, veranderden de omftandigheden ten nadcele van de Dufjelfche Landen, en het Maas -Waalfche. Dit zijn bijzonderheden, welke men, om grondig over den waterftaat en ongelukken, daar uit voortgekomen, teoordeelen, niet uit het oog moet verliezen. Dat er op den 14. Februarij reeds eene zwaare ijsverftopping boven Wezel zat, blijkt uit de water-hoogte van dien dag te Roeroord. Voor die ijsverftopping was het water op den 18 te Roer oord en Ur dingen, blijkens de water-hoogte van die plaatzen, tot een voorbeeldelooze hoogte geklommen. Dusfeldorp en meer andere plaatzen, leden allergrootlte fchade door de overftroomingen. D 4 Te  56 BESCHRYVING VAN Te Roeroord liep het water wel i\ voet over de dijken. Bergen van op een gefchoven ijs vertoonden zich aan alle kanten. Uit 'Alzem, kort bij Roer oord, vernam men, dat het ijs voor den Hamfchen dijk was blijven ftaan, waar door het water aldaar nog 2 voet en 6 duim hooger werd dan in 1784, nadat £ huizen ingeftort waaren, en de overige tot aan de daken 'n 't water kwamen, bleef in 't gantfche Dorp geen mensch. Na dat op den 19 Februarij 's avonds, het ijs uit de JLmfter gelukkig voor bij gedreven was, dage men, alle gevaar voor bij te zijn, doch den dag daar na, 's morgens om 5 uuren, kwam het ijs over den dijk te Roeroord, en drong met zulk een geweld van Roer oord af tot Alzem, dat alle boomen, tot op 8 na, langs een alhier liggend Keulsch fchip voor bij dreven , zo dat de fchippcr gevaar liep van zijn fchhp en alles te verliezen; hij bragt zijn vrouw en kind aan land, en om 10 uuren ging de Rhijn door, en het fchip wierd gered. Te Roeroord zat het fchip van fchipper Horstman in den tuin van den Heer Lokman; het fchip van den fchipper van den Emfter in den tuin van den Jood; de fchepen van de fchippers van Hees en Fielhaber zijn, door her.  DEN WATERSNOOD. p ijs, in drie huizen en een pakhuis ingedrongen, doch de fchepen wederom vrij gewerkt; Vielhaber heeft fchade aan zijn fchip gekten gen; fchipper van Eep, wiens fchip, laatst door het ijs in ftuk gedrongen en gezonken is, heeft nu ook, door hetzelve de mast van 't fchip verlooren. Te Meurs was de elende zoo groot, dat men broods gebrek had. D oor de doorbraak hoven Frimmersheifii zijn 23 huizen befchadigt, en 6 geheel ingeftort, en veele fchoonc landerijen en boomgaarden werden met zand bedekt. Te Hoogflraaten verdronk een huisgezin van 5 perfoonen, die over het ijs wilden vlugten. Doch alle deze plaatzen werden ontzet, toen op den 18 Februarij de zwaare ijsverftopping boven Wezel losbrak. Wezel geraakte voor het grootfte gedeelte geinnundeert, even gelijk Emmerik, alwaar het water op den co Februarij tot de hoogte van 22 voet opliep, en het drijf-ijs deed aldaar en overal waar het pasTeerde, zeer veele fchade, maar daar de ijsgang naar boven bleef doorgaan, kwam opwater en ijs met al deszelfs vernielend geweld de rivier afzakken. Met eene roemenswaardige werkzaamheid werden de Spijkfche dijken behouden, en daar de ouden RhijnD 5 mond  53 BESCTIÏIYVING VAN mond voor een goed gedeelte met ijs verftopt bleef, ontlastte zich de rivier gedeelte?lijk door de inbraaken in de Duffelfche Waard, en het water voor de ijsverftoppingen van Slyk Ewyk en Peppelgraaf gefluit wordende, bezweek eindelijk de dijk te Doornik, waar door de Betuwe geinnundeert werd'; want dat de Rhijn weinig van dit afkomend water en ijs verkreeg, blijkt uit het peil te Arnhem, zijnde op 21 Februarij maar 12 voet, daar zulks te Nymegen 25 voeter, was. Uit de rivier peils hoogte van Arnhem en Nymegen, fchrjnt de ijsverftopping te Slyk Ewyk den 22 of 23 en die van Peppelgraaf den 24 Februarij- te zijn opgebrooken. Uit dit flechts aangeftipte, wegens de waariseemingen der afwisfelende water-hoogte in de rivieren, en de gebeurtenisfen daar door veroorzaakt, ziet men van wat nut het zou zijn geweest, indien men op onderfcheidcne diftantien, het wasfend en vallend peil der rivier dagelijks had kunnen waarneemen, en het is daarom te hoopen, dat onder onze tegenswoordige algemeene directie des waterftaats, op dit alles in 't vervolg de noodige voorziening zal genomen worden, te meer, daar men  DEN WATERSNOOD. 59 men dezen Winter al het nuttige en noodzaakelijke van een algemeen bewind heeft ondervonden, in de op hooge order gedaane examinatie der dijken en magazijnen, en voorzieningen deswegens. Al het welke nog aanmerkelijk ftaat te verbeteren, indien- op dit alles een geregeld Plan gemaakt wordt, en men vervolgens de middelen van herflel zoekt, ter plaatze daar dezelven zeker te vinden zijn. — Dit doende, zou onze nieuwe Staatsregeling in dat vak, der Burgeren welvaard, groote verbetering kunnen toebrengen, doch waar over ik mij niet zal inlaaten, alzo ik verpligt ben, dit aan des kundiger over te laaten. Waarfchijnlijk zouden in dezen Winter nog veel meer inbraaken hebben plaats gehad, indien dc dijken niet zo hard bevroren waaren geweest, waar door zij als fteen verhard, twee en meer voeten overloop van water weerftonden. Eene hoogte van water en overloop, daar een onbevrooren dijk onbeftand voor zou zijn, doch dc dooi niet agter eikanderen doorgaande, maar bij afwisfeling door fterke vorst vervangen wordende , zo behielden de dijken hunne fterktel Na dus het noodige van de gefteltenis en  Innunda. tie te Wenrc. i 60 BESCHRYVING VAN en gebeurtenisfen, welke er bij de boven rivieren plaats hadden te hebben opgegeven; zal ik naar de tijd-orde, de daar op bij ons voorgevallene Innundatien befchrijven. De allereerfte doorbraak viel voor op den 3 Februarij te Wem aan de, Waal\ een uurtje beneden Nymegen in het Maas - Waalfche. Een inbraak veroorzaakt, door dien er tusfchen Slyk Ewyk, een en een half uur beneden Nymegen een ijsverftopping zat, welke zeven voet water keerde, blijkbaar uit de water-hoogte te Slyk Ewyk van 14Ï en die van Lent over Nymegen van 211 voet. Op den S7 Jan. liepen de dijken te Millingen en Kekendom reeds flerk ever, welk water over de Ooijdijken boven Nymegen in de Waal vallende, geene verligting aan de Waal kon geven. Op dien zelfden dag geraakte het ijs voor Nymegen los, en wederom vast, liep toen tot 24 voeten hoogte op, met gevolg van bovengem. doorbraak, dus de landen in het Maas - Waalfche overflroomd werden, ferflond werd er beflooten een hulp gat bij liet Dorp Drumel in den Maasdijk te (teelten, alzo de fluizen niet genoegzaam waaren :er ontlasting. Doch ongelukkig was de Maas insgelijks zo  DEN WATERSNOOD. 6è zo hoog, dat er weinig water geloost kon worden, waar door bijzonder de laage landen, in de jammerlijkfte omftandigheden geraakten; want de Waal, aanhoudend hoog blijvende, zo vermeerderde de dagelijkfche toevoer van water, voor al toen op den 15 Februarij beneden Millingen een allerzwaarfte dijkbreuk kwam. Een dijkbreuk veroorzaakt, gelijk ik hier voor reeds heb aangeweezen, door de verftopping van den ouden Rhijnmond, en groote quantiteit afkomend water en ijs van boven, dat over de Ooijdijken zich in de Waal boven Nymegen ontlastte, met gevolg, dat de rivier de Waal aanhoudend hooger werd. Hoedaanig de omftandigheden in het Maas* Waalfche verergerden, blijkt uit het volgende berigt van 14 Februarij: „ onze Dijkfchrij„ ver Wigand, die zedert den 2 dezer in de „ beneden Dorpen qua Heemraad gefungeerd „ heeft, en daar naa zo met Aaken als na„ derhand met ijsfehouwen, die wij genood„ zaakt geweest zijn te doen maaken, den „ noodlijdenden brood tot levensonderhoud, „ rond vaarende, toegebragt heeft, rappor„ teerd, dat de ellende en armoede onbe„ fchrijvelijk is, dat er zelfs geen bakkerijen veel  6* BESCHRYVING VAN „ veel min ovens op de Dorpen boven ws„ ter zijn om brood te bakken, dat die gee„ nen, welke hier en daar nog al wat hoog „ aan de dijken woonen, en gelegenheid zou„ den hebben om brood te bakken, en te „ leveren, niet voorzien zijn van gemaalen „ koorn, dus men alle dagen de novo ge„ noodzaakt is, uit de Stad de noodlijdenden „ brood enx andere levensmiddelen toe te zen„ den. Niet beter is het in de boven Dorpen geftelt, fpeciaal onder Weurt, Wichen en „ de Ooy, zijnde Uit laatsgem. diftrict veelen „ in den beginne met Aaken, en naderhand >jf in deze vorst, door een Ysfchouw uit der„ zeiver huizen, die meerendeels werkelijk ,, of omver gedreven en gevallen zijn, naar „ de Stad gehaald, dewelke van alles moe„ ften worden voorzien, gelijk ook omtrent „ die van Weurt plaats heeft; en niet min„ der maar nog erger is het te Wichen ge„ fteld, alwaar volgens een heden morgen „ ontvangen rapport, meer dan 140 perfoo„ nen in de laagfle plaatzen, uit derzelver „ gebrekkige wooningen naar het Dorp ge„ haald zijn, die niets ter waereld tot levens„ onderhoud hebben, bij al 't welk de el: „ len-  DEN WATERSNOOD. 63 ^ lende, door de van tijd tot tijd inkomen), de berigten van het algemeen omkomen ,, van hoorn vee, paarden &c. vermeerdert ,j wordt. Te Wichen rekend men reeds 104 fluks vee, en te Beaningen vond men boe,, ren, dewelke ieder 20 tot 30 ftuks verloo„ ren hebben, en zo is het op de meefte „ plaatzen, kortom het getal zal honderden „■ zijn." Te Weurt en Beuningen had men huishoudens op de balken der huizen gevonden, die in geen drie dagen, wijl men er door de vorst niet bij had kunnen komen, van brood voorzien waaren geweest, en geene minder huisgezinnen, die tot dat oogenblik vuur en licht in hunne wooning op de balken ontbraken , en te Weurt had men een man van 85 jaaren door een kleine opening van het dak moeten redden. Paarden en ander vee waaren nog in mecnigt-c op alle geinnundeerde landen, en die men voor als nog buiten ftaat was van daar te kunnen voeren. Het water waste in het Maas-Waalfche allerfterkst, en overtrof op dien tijd al verre de hoogte van 't jaar 1784, om dat door de opzwelling der Maas, de overlaat te Drummei niet kon werken, en de Waal beneden de •  64 BESCHRYVING VAN de inbraak te JVeurt verftopt bleef. Ja! in de Maas had men beneden Appeltern mede zwaare ijsverftoppingen, en op de'hooge dijken was er zelfs geen voeder voor de paarden der ruiters te vinden, die daar gelegd waaren om de correspondentie te onderhouden. Op den 16 Februarij, brak de Landsdijk, den nieuwen dijk genaamt, even beneden Nytnegen door. Alle de doorbraaken beneden deze Stad in het Maas-Waalfche werkten toen te gelijk, envergrootten de overftrooming aldaar. Doch deze akelige toeftand verergerde nog grootelijks, naa de losbreeking van de ijsverftopping boven Wezel. De oude Rhijnmond nog voor 't grootfte gedeelte verftopt blijvende, zo moest alle die ijzelijke hoeveelheid van water en ijs de Waal afkomen. De reeds daar zijnde doorbraaken waaren ongenoegzaam, om het water van de rivier af te tappen; het liep rondsomme over de dijken, op zommige plaatzen wel ter hoogte van 2 voet. Op den 20 Februarij bezweek de Heefche Waaldijk, een quartier uur beneden Nymegen. Eene inbraak te gedugter, om dat de rivier met al zijn kragt daar in viel, geheele laanen van boomen, laa-  DEN WATERSNOOD. 65 laagen geheel of gedeeltelijk tegen den grond, en het ijs maakte verfchrikkelijke verwoeftingen in die ftreeken, daar water en ijs den loop nam. Huizen, die de eeuwen konden verduuten, werden alhier in korte oogenblikken ter nedergeftort, geheel verbrijzeld, of met Hukken en brokken op verre afftanden geworpen. Hoe zeer het donderend kanon, bom en hauwitzer vuur, in weinig tijds de fchoonfte Steden in puinhoopen kan doen veranderen, — water en ijs verdelgen in nog korter oogenblikken al wat aan hetzelve tegenftand biedt. Een Etna mag uit zijn vuur braakenden mond zwaare fteenen fpuwen, welke llles verpletteren, daar zij op neder komen, en met zijn lava den grond rondsomme bedekken, — dit alles bepaald zich tot korte afftanden, maar eene vernielende ijsoverftrooming, die onophoudelijk voortvloeid, alles verwoest, en onoverzienbaare landen, in een zee herfehept, is niet minder verfchriken fchadelijk. Een vloed, die landen, bezaaid met winter graanen, ten fpijze voor menfchen en vee, overftroomt, en de veel beloovende hoop van den bouwman onder de golven begraaft. Veel al zelfs geen tijd overlaatende, om het minfte voedzel voor E vee  66 BESCHRYVING VAN vee of menfchen te kunnen bergen. Een winter voorraad, met zo veel moeite cn ar* beid zomers opgezameld, wordt als in een punt des tijds onder het water bedolven. Een voorraad, daar de noefte Landman zijn beftaan uit zogt, dien hij weekelijks ter markt zou brengen, aan Stedelingen verkoopen, om hun met de voortbrengzelen zijnes lands en het zuivel van zijn vee te voeden. Dit alles geraakte geheel of ten deele door de overftrooming verlooren, zo dat de Boer zijn gewin, en de Burger zijn nooddruft moest misfen. Geen wonder dat door dit verlies het algemeen gebrek vermeerderde, en de levensmiddelen daar ter plaatzen in prijs verhoogden, ten nadceie van alle ftanden des Volks. Rampen in dezen winter nog vergroot, door een voorbeeldelooze ftrengen vorst, welke de aardappelen, die onontbeerlijke behocfi-c, voor rijken en armen, en meer andere noodwendigheden had doen vervriezen. Een vorst, die in dooi - weer verandert, naa de overftrooming bewerkt te hebben, andermaal zijn verftijvende kragt vernieuwende, den nog uit het water geborgen voorraad van mondbehoeften» onbruikbaar maakte, zo dat vari  DEN WATERSNOOD. 67 I van de voor het water op zolders en balken ' gevluchte Inwoonderen, veele hun door de vorst als verdeend brood, eerst in hunne monden moeiten ontdooien. Een jaargetij, waar in de paden en kleiwegen ongang- en onrij-baar waaren, daadelijk onder water geraakten, en het water door het ijs geheel j onvaarbaar werdt. Omdandigheden, die in ;: deze bange oogenblikken, de berging van haven en goed genoegzaam ondoenlijk maakten. Een tafereel van ellende, niet. vergroot, een tafereel, 't welk de bekwaamde pen niet in daat is naar het leven te kunnen befchrijven. De kundige teekenpen mag in een wel gefchikt contrast, werkende beelden plaat> zen, die de fchrik verwekkende hartstochten naar het leven afmaaien, de vlucht van menfehen, vee, haven en goed doen zien, en de gedugte inbraak des dijks met den val van water en ijs natuurlijk afgebeeld vertoonen. Hier ontbreekt het leven ! de klaagdenï der ongelukkigen, de jammerkreet van hun,' welken 't leven hunner naastbedaande, bezittingen en middelen van bedaan verlooreni hebben. Dit origineel is onnavolgbaar voor pen, penfetl of de fchoonde kunstprerit! E 2 Op  68 BESCHRYVING VAN Op den 21 Februarij, liep het water te Nymegen op, ter hoogte van 26 voeten, de Stad was opgepropt van ongelukkige vluchtelingen, die alles hadden moeten agterlaaten, en welken nu onderfteund moeiten worden, door daar toe aangellelde Collegien. Meer dan 200 huizen van het laage end derStad, {tonden onder water, en waar van veele bewoonders, de wijk naar de boven Stad genomen hadden. Aan den rivierkant, waaren verfcheide huizen allerzwaarst befchadigd, en van zeven de agterpuien gedeeltelijk ltuksgewijze, gedeeltelijk geheel ingeftort. Het ijs was met een verfchrikkelijk geweld tegen die huizen opgekrooijen. De kraan, die aan den waterkant ftaat, heeft de huizen aldaar nog veel befchut, want zonder dat, zou de fchade aan de huizen nog veel grooter zijn geweest. In den nacht, tusfchen den 21 en 22 Februarij omftreeks 12 uuren, waaide er een ontzaggelijke weste wind, verzeld van donder, blixem en regen, het geene in die akelige omftandigheden, de angften en gevaaren grootelijks vermeerderden, vooral voor de zulken die beezig waaren met hun haven en goed te vluchten, want op den 21 Februarij,  1]SGANG EN STINGEN VOOK NIJMF.GiEj   DEN WATERSNOOD. 09 rij, was ook te Doornik, een half uur boven Lent, de dijk doorgebrooken. Te Ooy kwamen uit de Dufelfche waard ontzaggelijke ijsfchotfen, die alle voor bij Nymegen dreven. Ysfchotfen, naar gisfing 20, 30 en 40 mergens oppervlakte bevattende, en die met geheele rijen boomen , willigen bosfchen , waarden, ftruiken enz. als beplant fcheenen; vijf dezer fchotfen, voerden ieder het dak van een huis met zich, in een van dezelven hoordp men een hond huilen, doch men vernam geen teekenen van menfchen daar op, Een hartroerend geval moeten wij nog mededcelen (uit de bijlage van de Oec. Courant bladz. 16). „ jan Daane, huisman te Beuningen, met „ zijne zeven huisgenooten, waar onder een „ jong kind, nevens de moeder die pas drie „ weeken kraams was, en twee gevlugte buu„ ren, bemerkende, dat zijn huis door den „ rijzende vloed werdt opgelicht, hadt naauw„ lijks den tijd om door het dak heen te brec„ ken, en zich met de zijnen op deszelfs top te redden. In deze gcfteldheid wcr„ den die ellendigen op het losgerukt en » drijvend geworden dak over den afgrijzeE 3 f, lijk-  7o BESCHRYVING VAN „ lïjkften afgrond, vier uuren ver van hunne „ wooning, door den ftroom weggedreven. „ Het geen hun in dien ijslijken toeftand al„ lermeest het hart brak, was, dat zij, ter„ wijl het dobberend dak langs de wooning „ van Daniël Paulus heen gierde, dien ou„ den man met vijf huisgenooten jammerlijk „ hoorden kermen: help ons, heipons, ach! „ wij vergaan van honger! waar op zij niet „ anders konden antwoorden, dan: ach! wij „ vergaan ook! goede nagr Vader, Moeder! „ goeden nagt tot in eeuwigheid! hebbende „ zij ook deze ongelukkigen niet anders dan „ in den ftaat van'lijken weder gezien; ter„ wijl zij, na het doorftaan der ontzettend„ fte angften en geyaaren, eindelijk allen, „ zelfs de kraamvrouw met het zoogend " wichtje, 't welk zij op haar ligchaam vast „ gebonden, en met haaren halsdoek tegen „ den geefelenden wind befchermd had, te „ Puyfiyk behouden zijn aangekomen. „ De Landlieden verzekeren, dat hun ge„ redde vee nog oneindig veel van 't roof„ gevogeltje heeft moeten doorftaan, wijl „ de kraaijen en andere vogels, door den ra„ zenden honger, er mex woede op aanvie%, 1'en, zo dat er nagt en dag bij moest ge- waakt  DEN WATERSNOOD. ?I „ waakt worden, zijnde egter zommige koci„ jen groote gaaten door den huid' gebe„ ten." Naar den kant van de Maas kreeg men insgelijks allertreurigfte'berigten; te Nederasr feit, een half uur beneden de Stad Grave, was de dijk in het vak N.600, na een voorafgaande verzakking, bezweeken, en met een allerijsfelijkst geweld doorgebrooken. Zittende des niet tegenftaande de 'Maas aldaar nog vast, onaangezien er den 19 Febr. 'snam. om half twee uuren eene fterke .beweeging in het ijs geweest was, waar door zommige 'huw zen te Mook vernield werden. Om een recht denkbeeld van de inbraaken in het Maas-lVaalfche te geven, zo zal ik hier laaten volgen het rapport van den Opzichter pieter schram van ii Maart 1799. „ Bij mijne aankomst in den lande van „ Maas en Waal, heb ik mij eerst bepaald v om te. infpecteeren den Overlaat bij Dru„ melen, en heb denzclven dijk van voornoem-„ de plaats, tot aan Alfen, in eenen flegten ,-, ftaat en geheel ontramponeerd bevonden. ;, Den Overlaat op zich zelfs kon toen niet V veeI water meer losfen, maar in zommige „ gedeekens van don dijk waaren zwaare E 4 „ breu-  7z BESCHRYVING VAN ,, breuken ingevallen, die toen nog veel water ontlasten. „ Ik heb nog daar bij aan het Dijk Col„ legie geordonneert, den Overlaat zo veel „ mogelijk en telkens bij de eerfte gelegen„ heid te blijven verdiepen, 't geen ook daa„ delijk is ten uitvoer gebragt. Van daar „ naar den doorbraak te Nederasfelt gegaan „ zijnde, heb ik dezelve gepeilt en bevonden, „ (gemiddeld 17J voet diepte, de dijkbreuk „ aan de buitenkant 38, in de midden gi|.«n aan de binnenzijde i6\ roeden lang. De „ diepte van 't binne Wiel was 10 voet 6 „ duim aan 't peil in de Graaf). „ De doorbraak was toen nog niet beloo„ pen, doch ik heb alle inftantien gedaan bij „ 't Dijk Collegie, om de bezorging, dat „ nog al vrij gemakkelijk zal zijn, ten eer„ ften te beginnen, en de preparatie daar „ toe is gemaakt, om op Maandag den 11 „ Maart aan het werk te gaan, en dezelve zo fpoedig mogelijk te fluiten. „ Van daar ben ik bij de doorbraak te. „ Weurt gekomen, heb dezelve beide ge„ peilt, „ (De peilingen zijn gemiddeld van de be„ nedenfte doorbraak circa 2,2, voet. — Dc „ door-  DEN WATERSNOOD. 73 „ doorbraak was lang omtrent 93 rhijnland„ fche roeden, en bij 't doen der peiling „ was 't water te Nymegen io\ voet. Van „ de bovenfte doorbraak was de gemiddelde „ diepte iy\ voet, de doorbraak 911 roe„ den, en op dien tijd het peil te Nymegen „ 12 voet). „ Het zalmisfchien uwe aanmerking trekken „ dat ik het water aan het peil te Nymegen, „ zo laag en vcrfchillend op die twee door„ braaken aanteekene; daar op diend, dat'de ,, beide doorbraaken, reeds bevallen zijn, „ en het water in de benedenfte doorbraak, „ meerder ontlasting heeft, dan in de boven„ fte, terwijl tusfchen die beiden, de flooten n en watergangen met zand gedeeltelijk zijn „ toegefchooten, en dit het verfchil van het „ water aan het voorfz. peil veroorzaakt." Daar het peil te Nymegen van den 3 Februarij tot den 22 dito, wel op ruim 23 voet gemiddeld mag gereekend worden, zo kan men daar uit opmaaken, welk eene ontzaggelijke quantiteit water, door deze twee' dijkbreuken in het Maas-Waalfche gekomen is, dijkbreuken, beide tweemaal grooter, dan 'de breedte van de Waal aldaar, en bij deze 2 dijkbreuken moet men dan nog voegen, E 5 de  74 BESCHRYVING VAN de inbraak -van den Heefchen Waaldijk, een quartier uur beneden Nymegen, en die van Nederasfelt in het bovenfle gedeelte der Maas; en volgens opgegeven peilen, hebben de dijkbreuken van Weurt, meer dan 18 dagen kunnen werken, boven en behalven al het water en ijs dat in dien tijd, en voor al in de laatfte dagen over de rivierdijken geloopen is. Geen wonder dierhalven, dat het Maas-Waalfche veel hooger overftroomde,- dan in 't jaar 1784, toen nam de Spykfche doorbraak veel water van de Waal af, daar-nu genoegzaam die ganfchen rivier zich in 't Maas-Waalfche moest ontlasten, gelijk ik hier voor aangcweezen. heb. Ik zal ten befluite der ongelukken in het Maas-Waalfche hier overnecmcn het volgende alierfchooüst gefield rapport. Ge-  DEN WATERSNOOD. 75 ' Gelijkheid, Vrijheid, Broederschap, Den Bijkjlocl des Rijks v'mi Nymegen A a n 11 c t intermediair administratief bestuur. ven het voormaalig gewèst gelderland. MEDEBURGERS! „ Onder de diftricten welke door de fchrik- baarende overftrooming en "watersnood, -,, gepaart met de ijsfclijkhcdcn van eenen al„ les vernielenden ijsgang, en daar op ge,, volgde noodlottige doorbraken der dijken, „ het meest getelflert en verwoest zijn, kan „ voorzeker het rijk van Nijmegen, als een j, der voor-naanifte opgenoemd worden, door„ dien het zelve niet alleen alle de droevige „ en treffende gevolgen van den watersnood ,, en ijsgang heeft moeten verduuren, maar „ ook te gelijk de alvernielendc uitwerkfe,, len van niet minder dan» vier onderfohei;| dene doorbraaken in den Waaldijk, welke „ met het totaal bederf van niet weinige lu-  76 BESCHRYVING VAN ,, gezetenen, en geërfdens zijn vergezeld ge„ gaan. Ulieden daar van een Tafereel naar „ waarheid re fchetzen, daar toe is, Mede„ burgers! helaas onze pen te zwak, daar ,, toe zijn wij geheel buiten de mogelijkheid, „ nadien alle de rampen en ongelukken, wel„ ke immer den Inwoonderen treffen kun„ nen, zich als 't waare, in dezen watersnood „ vereenigd 'hebben, om 't lot onzer In- en „ Opgezetenen geheel ondraaglijk te maa„ ken. „ Wij zullen dus om ulieden met die nood„ lottige gebeurtenis eenigzins van nabij be, „ kend te maaken, ons moeten vergenoegen, „ met ulieden eene flegts gebrekkige opga„ ve te fourneeren van ettelijke der voor,, naamfle omflandigheden cn ongevallen ,, welke 't gezegd diftricl: geduurende dezen „ watersnood heeft moeten verduuren en nog „ dagelijks ondervond, waar uit wij ver„ trouwen, dat gijlieden de verdere ramp„" fpoeden aan de Ingezetenen en geërfdens o„ vergekomen, als van zelve zult kunnen „ afleiden en beoordeelen. „ Onder dezelven kunnen wij als niet van „ de geringde optellen. De voorbeeldeloo„ ze en langduurige Winter, welke deze „ fchrlk*  DEN WATERSNOOD. 77 i, fchrikverwekkcnde gebeurtenis heeft voor„ afgegaan, waar door de geringe, ja zelfs „ de middelmaatige Clasfe onzer medebur„ geren in den nijpendften nood is gcbragt „ geworden. De daar op gevolgde fchielij„ ke aanwasch van het water in de rivier „ de Waal, fpeciaal in den nagt van den 2° „ dezer Maand, wanneer 't zelve in den tijd „ van minder dan een uur, na eene voor „ afgegaane ftopping der rivier meer dan zes „ voeten aangroeide, waar door de dijken „ ruim twee voeten hoog wierden over„ ftroomd, zodaanig, dat men, hoe on„ gaarne ook, verpligt was dezelve te ver„ laaten met dat allerverfchrikkelijkst ge„ volg, dat de meeste wooningen onzer In,, en Opgezetenen, te midden des nagts op „ het onverwagst tot half wegen de daken „ wierden onder water gezet, 't geen hun ,, beletteden derzelver haven en vee voor de woeden des waters te beveiligen, waar „ door reeds in de eerfte oogenblikken, „ fchaden van confidcratie geleeden wier,, den. „ De ongelukkige en verwoestende door„ braaken in den nagt van den 3 en 4 Fe„ bruarij jongstleden in den Waaldijk onder „ Weurt,  BESCHPvYVING VAN „ Weurt, door de gezegde overftrooming der „ dijken veroorzaakt, kan mede als een der „ voornaamfte omftandigheden worden ©pg(„ noemd, doordien ons diftricl: door deze]„ ve al meer en meer wierd geinnundeert, „ en veele Ingezetenen bijna al hun veï „ kwaamen te verliezen, gevolgd van een; ,, wederom op nieuw ingevallen fterkei „ Vorst, welke met weinige huizen, van al„ le communicatie afgefneden den warmftei „ menfchen vriend, hoe ijverig en volvaar „ dig ook in het toebrengen van hulpe aar „ zijne ongelukkige natuurgenooten, belet„ teden om eenigen onderftand, niet tegen„ ftaande alle aangewende poogingen, aar „ dezelve toe te brengen, 't welk al we,, derom aanleiding gaf, dat een groot ge,, deelte van het nog overgebleven vee ver„ dronk, en de Ingezetenen ten prooij var. „ de bitterfte koude, verftijving, ongemak „ en hongersnood gefteld wierden. In dezen 1 „ ongelukkigen toeftand bleven de Inwoon „ deren den tijd van 12 agter een volgende „ dagen, incusfehen dat het water door den „ fterken Vorst niet kunnende arloopen, op „ zommige plaatzen meer dan j\ voet hoo„ ger dan in het noodlottig jaar 1784 ftond, „ hoe  DEN WATERSNOOD. 79 „ hoe zeer ook, door de gevallen doorbraak „ te Weurt, de dijken toen niet meer over,, ftroomden; dan, op den ai der gezegde „ maand begon 't zelve in de Rivier ander,, maal tot eene voorbceldelooze hoogte „ aan te groeien, waar door de dijken, „ welke door den voorigen overloop in den „ akeligfte toeftand gebragt waaren, doch „ die men wel getragt had, zo veel de tijdsomftandigheden gedoogden te herftel,, len, met eene ijslijke woede, meer dan ,, 30 duimen hoog overliepen, zodaanig, ,, dat men genoodzaakt zijnde dezelve ander„ maal te verlaaten, zulks van die uitwer„ king was, dat de Heefche Waaldijk op ,, nog drie onderfcheidene plaatzen bezwij,, ken moest. ,, Nu was er geen onderfcheid tusfchen „ de rivier en de dorpen meer te kennen. „ Nu zag men niet anders dan verfchrikkelij,, ke opiïuwingen van het ijs, 't welk door ,, de gevallene doorbraaken kwam heenen ,, ftortcn, en door deszelfs hoeveelheid het „ water, 't welk zich als een zee vertoonde „ en alle dijken en dammen overftroomde, ,, deszelfs natuurlijken afloop belettede. „ Nu raakten zommige huizen geheel en „ an-  8o BESCHRYVING VAN „ anderen ftonden tot meer dan half wegen „ de daken onder water, waar van de be„ woonderen zich op het bovenfte gedeelte ,, bevonden en continueel om hulp fmeek„ ten, welke men aan veele hunner ondanks ,, alle aangewende moeite en poogingen op ,, zommige plaatzen door het fterke ijs en op ,, andere door de fterke drift niet konde toe,, brengen. Dan zag men geheele huizen „ door den drift van het water inftorten, „ andere wederom wierden door het ijs een „ diftantie van eenige huizen verre op -eene „ verbaazende wijze met deszelfs inwoonde„ ren geheel weggefpoeld, waar van nog on„ derfcheidene menfchen gered wierden, doch „ ook diverfe, hoe zeer wij het juiste getal „ voor als nog niet kunnen bepaalen, moes„ ten tot ónzer en aller menfchen vrienden „ gevoelige fmerte onder de puinhoopen hun,, ner huizen of in het water hun graft vin,, den. ,, Onder dit alles zijn niet weinig. Lande„ rijen, om niet van het koorn- en boom,, gewasch te gewaagen, zwaar befcbadigd, „ en veele morgen bouw- en weiland, door ,, alle die doorbraaken, voeten hoog met „ zand befchooten, waar van de eigenaaren „ in  DEN WATERSNOOD. 8r ,, in jaaren lang geene vruchten zullen kun„ nen genieten. „ Uit deze flegts gebrekkige en generaale ü opgave" van ettelijke omftandigheden * ,, welke den onrzettenden Watervloed heb,, ben vergezeld, en welken inzonderheid ons diftriét. zo zeer gefolterd hebben j ,, en nog daagelijks teifteren, zult gijlieden * zo wij op goede gronden vertrouwen, de ■„ verdere bijzonderheden en bijna ongeloof,, Hjke gebeurtenisfen als van zeiven kunnen „ naar gaan, én daar uit te gelijk afleiden ,s en beoordeelen de enorme fchade, welke Ü onze Medeburgeren komen te lijden, voorts 5, hét onvermogen eh totaal bederf, waar in „ veele derzelven gedompeld zijn, öf nog ,, zullen geraaken, Zonder dat er voor hun ,, eeneh anderen weg tot redres overfchietj $, dan de edelmoedigheid der Bataaffche Na» „ tie én derzelver veptegenwoordigende en ,, adminiftrative -magten* op grond van „ het algemeeil Maatfchappelijk Verdrag en H Uit hoofde der onderlinge betrekkingen, v welken er tüsfchen de Leden 'van dien j, plaats grijpen, in te roepen. ,, Wanneer wij nü alle deze geledene ramI, pen voegen, bij de opofferingen, welke F „ on-  82 BESCHRY'VING VAN „ onze Medeburgeren, nevens andere ïn- en „ Opgezetenen van het voonnaalig Kwartier ., van Nymegen, tot' het dragen van deuel- ver onevenredig aandeel in de Bondge,, nootfchappelijl:e lasten, ten tijde van,,-he.t ,, nog .heerfchend Foederalisme, .in te- ,, genitelling van die, yan zommige andere „ voormaaiigc Kwartieren, en Gewesten ,-heb- ben.moeten presteeren, en tevens de con„ tinueele opbrengftcn, welke in de tegen- woordige omftandigheden, na dat alle „ provintiale en kwartierlijke betrekkingen „ vernietigd zijn, ten behoeve van het ge- meene land en tot behoud der fubfiftee,, rende orde van zaaken, worden gevordert, na dat de harde Hagen van een alverwoe„ ftend oorlog nog hier treffend aanweezig ,, zijn, en waar in onze gemeente door des- zelfs locaale fituatie, tusfchen de rivieren „ Maas en Waal, voornaamentlijk gedeeld „ heeft,'eerst door de pasfagie van de roof,, gierige en baldaadige Engclfchen en andere „ geallieerde, troepen,' en naderhand door het i, langduurig verblijf van het gros der Ftail,j, fche Armeen, ter gelegenheid van hetBom„ bardemeht der Steden Nymegen en de 3, Graa.v, waar door de Ingezetenen maan- ,, den  DEN WATERSNOOD. 83 „ den lang met onophoudelijke inkwartieringe zonder betaaling, voorts ondragelijke ,, requifitien en leverantien zijn gedrukt en „ gefolterd, 't welk tot een totaal bederf „ van niet weinige der Ingezetenen geftrekt „ heeft, voor alle welke fchade dezelve, in ,, vergelijking van die der andere voormaa„ lige Kwartieren en Gewesten, al mede „ niet dan op eene allezints onevenredige „ wijze zijn geindemneerd, zoo ver- „ trouwen wij, dat gijlieden derzelver loc „ met ons, allerbeklagenswaardig zult moe„ ten noemen, en volkomen wezen gepe„ netreert, van de onmogelijkheid, om in „ zoodaanige jammerlijken omftandigheden, „ het opbrengen van meerdere lasten, welke „ notoir tot herftel der verwoeftende door„ braaken in den Waaldijk vereischt worden, „ en die al vrij wat van importantie zullen zijn, „ van dezelve te vorderen, maar dat in te„ gendeel zodaanige algemeene fchaade, aan een gedeelte der Natie, door dezen Wa„ tervloed zo treffend en fchrikbaarend o„ vergekoomen, zullen behooren gebragt te worden, tot lasten van dat een en onver„ deelbaar huisgezin, waar in 't Bataafsch „ Volk, met vernietiging van alle voorige F 2 „ ver-  84 BËSCHRVVINÖ-VAN „ verfchillende betrekkingen, zich bij de „ aanneeming van deszelfs Maatfchappelijk ,, verdrag gevormd heeft. ,, Én zulks zo veel te meer, om dat men voor de gezegende ommekeer van zaaken, „ toen de Republiek nog aan ophoudelijke „ worftelingen van Provintiale en Kwartïer„ lijke betrekkingen was geimponeerd, en derhalven geene algemeene onderfteuning ,, kon gevorderd worden, zelfs begreepen heeft, dat fchaden van die natuur, welke „ het vermogen der Ingezetenen en geërf„ dens overtreffen, zo niet geheel ten min„ ften voor een gedeelte, bij wijze van fub„ fidie, moeten gebragt worden, tot lasten „ van die Provintie of dat Kwartier, waar „ in zodaanig difïricr. gelegen was, waar uit wij vermeenen bij nadere confequentie ge„ hoegzaame gronden tot ons hier vooren „ gemanifefteerd gevoelen te vinden, waar „ in het bepaalde bij de acte van Staatsre„ geling, opzichtelijk het gedemandeerde toe- zicht over de dijken en waterkeeringen, aan een perfoon, doch primitief aan het „ uitvoerend Bewind dezer Republiek ons „ allezins bevestigd, zonder dat daar tegens „ zal kunnen opereeren 't argument, als of èt  DEN WATERSNOOD. 85 de kosten tot onderhoud van dijken en wa„ terkeeringen tot lasten der geërfdens en „ ingelanden behoorden, door dien zulks „ wel op ordinaire tijden van applicatie kan „ gemaakt worden, voor zo verre het ge„ woone onderhoud aangaat, maar geenzints „ op extra ordinaire gevallen, waar onder „ het fubjecte met recht moet gerangfchikt „ worden, door dien ook de Ingezetenenen „ geërfdens, ter oorzaake van zo veele ge„ leedene fchadens en gedaane opofferingen, ,, zedert een tijdyak van vier jaaren in de „ onmogelijkheid verfeeren, om de noodige „ penningen tot herftel van al zulke imporyf tante fchaaden, als die van vier onder„ fcheiden doorbraaken, in de dijken aan de „ gedugte rivier de Waal gelegen, op te ,, brengen, en dus die herftelling agter we„ gen zouden moeten laaten, iets, het welk „ niet alleen de fchroomlijkfte verwarringen „ en onheilen, voor de geheele Republiek „ ten - gevolge zoude hebben, maar waar uit ook de grootfte fchaaden voor de In,, gezetenen van dien zoude proflueeren. Terwijl daar en boven 't genot, dat de Bataaffche Natie uit de onderlinge voor„ deelen der MaatfchappeHjke verqeniging i 3 s>  86 BESCHRYVING VAN „ geniet, en de ineenfmelting der refpeéti„ ve Gewestelijke fchulden, welke mede „ veel al door diergelijke rampfpoeden van „ tijd tot tijd veroorzaakt zijn, dezelve we„ derkeerig onder de verpligting brengt, om in alle zulke algemeene fchaaden en ram„ pen als de tegenwoordige, welken aan een groot gedeelte hunner Medeburgeren , buiten derzelver toedoen, zijn overkomen, als Leden van een en dezelve Maatfchappij, waar in geene verfchillende betrekkingen „ meer plaats hebben, maar waar in de „ fchaden door algemeene rampen bij een „ gedeelte van dien te lijden gereekend wor„ den, aan 't geheele huisgezin te zijn toegebragt, het hunne te deelen, ten minften dat geene met algemeene fchouderen „ te helpen dragen en opbrengen, wat tot ',, herftel dier algemeene fchade, waar onder „ de veroorzaakte doorbraaken in' de eerfte „ plaats behooren, vereischt wordt. ,, Wij zouden onzes eragtens Ulieder verlicht oordeel tekort doen, zo wij ons lan„ ger beezig hielden met Ulieden de gron„ den te vermelden. waar op wij de onder„ fteuning der Bataaffche Natie in dezen, n teri behoeve van onze ongelukkige en be- J3 Vip  DEN WATERSNOOD. 87 klagenswaardige Medeburgeren zijn inroe„ pende, door dien wij ons gaarne geperfu- adeerd houden, dat gijlieden van de bil„ lijk- en reehtmatig-heid van dSer! voüeeuig: „ zük wezen geeonvineeerd: veel weinige». zullen wij Ulieden behoeven te demon- ftreeren de voldrektè noodzaakelijkheid $ 5, om bij een verder vallen van het warer, „ onverwijlde en efficatieufe maatregelen te „ neemen, om eene fpoedige bezorging der „ diverfe doorbraaken te doen daar dellen, „ om in de eerde plaats orze Ingezeterrcnr en geërfdens vart het water te vcrhisfen„ onverder te bevrijden, voorts gelegenheid tot het herdellen der dijken te hebben. „ En het is uit dien hoofde en om de ge„ allegecrde redenen, dat wij de vrijheid,, neemen Ulieden bij dezen te adieeren, om „ met al dien ernst, welke het gewigt der „ zaak en het beklagenswaardig lot onzer In,, gezctenen, voorts het daar mede onaffchci„ delijk gepaart gaande belang der geheele„ Republiek vordert, te verzoeken, dat aan-„ gezien er geene penningen ten fine voorfz. „ bij ons voor handen zijn, en dus niet het „ gezegde werk, hoe noodzaakelijk anders F 4 ,s ook  88 BESCHRYVING VAN „ ook, geen aanvang kan gemaakt worden % „ voor en al eer wij daar toe van de noodi„ ge penningen zullen wezen voorzien, aan ons, het zij van wegens Ulieden zeiven, „ of immers door derzelve fpoedige interces- fie bij het vertegenwoordig Ligchaam der „ zer Republiek, ten einde voormeld provi„ fioneel van 's Lands wegen te willen ac?, cordeeren en verleenen eene fomme van „ tien duizend guldens, om ter goeder reke„ ning, tot betaaling der onkosten tot het „ daar ftellen eener beringing der gevallen „ doorbraak als anders te worden geëmploi- jeerd. En wijders ons te authorifeeren, „ om na dat het zeiven zal wezen geëffeclu,, eerd, aan Ulieden in te zenden, eene, „ zo veel mogelijke accuraate begrooting „ der nog deficieerende penningen, welke „ tot herftel der noodlottige doorbraaken ,, vereischt worden, ten einde als dan die „ fom mede ter goeder Rekening, aan ons, „ van 's Lands wegen, bij wijze van fub„ fidiën zal kunnen worden ingevordert en verleend. „ Ons met UJ. onverwijlde en fpoedige ;i hulpe in deze flatteerende, heveelen wij » Ulie-  DEN WATERSNOOD. 89 „ Ulieden in de befcherming van God Al„ magtig. „ Gefchreven te Nymegen den 4 Maart „ 1799, 't vijfde Jaar der Bataaffche Vrijheid," Heil en Broederschap ! Ulieder D. V. Medeburgers De Leden van den Dijkftoel voornoemt Geparapheert J. E Sanders van Wel, Dijkprefident V, Onderflond Op last van dezelve Was getekenf P. Wiegand, Dijkfchrijver. Hoe zeer wel terftond, op orde van het Adminiftratief Beduur van Gelderland, verzogt is, opgave van alle de geledene fchaden, zo zijn voor als nog, veele dorpen daar in nalaatig gebleven, en op de eerfte berigten kan men te weinig aan, omdat dezelve te veel bij vergrooting worden opgegeven. Doch dit is zeker, dat er veel vee verdronk, naar dien men de huizen en ftallen gebouwd of verhoogd had naar het peil £er geduchte overftrooming van 1784. en het F 5 wa-  Innundatie aan de ïuidziide' der Maas, üOltBliAAK van den DXJK, bij JiOOHNICK, tusschen BEMMEL en LEKT, op den aiTïKB . 179 9-   DEN WATERSNOOD. 129 2elve werkeloos, door dien de buitendam in 't Pannerdenfche Kanaal niet doorgebrooken, maar alleen overgeloopen, en op zommige plaatzen eenige voeten uitgefcheurd was. Zonder dat zou dc toevoer van water in de Betuwe meerder, en het den diefdijk onmo-, gCfijk zijn geweest de kragt van het afkomend water te wederftaan. Een blijk, dat indien men het water, gelijk ik in mijn Prijsverhandeling van 't Bataafsch Genootfchap heb aangetoond, geregeld langs Overlaaten afleide, de overftroomingen nimmer zo fchadelijk zouden wezen, temeer, daar men niet in ftaat is voorbeelden aan te wijzen, van een zoodaanigen fchielijkcn aandrang van ijs en water, gelijk in dezen, winter heeft plaats gehad, en welke voornaamentlijk on ftaan is door de fchielijkcn Josbrceking van boven elkanderengelegenhebbende ijsverftoppingen. Want vermeerdert de fnelheid des waters, in evenredigheid der meerdere hoogte en korteren afftand van zijn val, dan moest men op dien tijd eene meerdere watershoogte hebben, dan wel in gewoone tijden, al fchoon met meerder waur, om dat zonder ophouding van water door ijsverftopping, als dan de rivier op alle punten haar regelmatig verval heeft, I het  i3ö BESCHRYVING VAN het verhang een langer lijn befchrijft, minder fnelheid heeft, en daar door het water ïangzaamer afkomt. Waarneemingen die tert leerfchool van Rivierkündigen verftrekken, en ons als met den vinger wijzen, hoedaanig de middelen van herflel behooren befluurt te worden. Bij open rivieren heeft men, gelijk ik reeds aangetoond heb, door behulp'der kunst zulke groote verbeteringen aan de rivieren toegebragt, dat er na dien tijd' geen eene Innundatie in ons Land is voorgevallen, en ik twijfel er niet aan, of men zal onder ons een en onverdeeld beftuurvanden waterftaat van ons Land, ook genoeg in ftaat zijn het fchadelijke der innundatien van ijsverftoppingen voor te komen, ten minfle zo men zulke lieden daar 'toe in 't werk ftelle, die ;niet zedert korten tijd, maar jaaren herwaarts publieke blijken van kunde in dat vak gegeven hebben. Door de inbraak bij Doornik hefteden Bem* mei, waaren van de 18 huizen, welke in die ftreek ftonden, flegts vier onbefchadigd gebleven, de overige zijn of geheel weggedreven, of hebben aanmerkelijke nadeelen bekomen. Wat vee er verdronken is, en welke fchaden deze Innundatie veroorzaakt heeft, zal  DEN WATERSNOOD. tgj Zal ik op zijn plaats opgeven. Het gat van de dijkbreuk wierd wijd gefchat ruim 40 roeden, en zal ten tijde der inbraak wel 50 Toet diep zijn geweest. Zijlings en agter de dijkbreuk rekende men dat er 120 morgen lands onder het zand bedolven waaren. Resfen (van 't welk Doornik maar een buurdfchap is) liggende ten deelè agter de inbraak, had wel de meefte fchade geleden; Was de ijsverftopping beneden Weurt niet fchielijk opgebrooken, dan zou deze inbraak nog veel fchad. dijker zijn geweest, maar daar bij de rivier het water viel, en er voor de inbraak hoog voorland was, verminderde dit grootelijks den toevoer van water naar de dijkbreuk; maar ongelukkig verftopte zich de Waal op nieuw tüsfchen Vuuren en Dalem boven Gornichem, waar door dan de Noorder Waaldijk boven Vuuren inbrak. Eene inbraak, welker water in 't eerst een opftopping voor het van boven afkomend water uit de Betuwe veroorzaakte, en het water boven het bépaalde peil van 1660 tegen den diefdijk deed ftaan, doch zo dra de ijsverftoppingen algemeen opbraaken, én het Water der rivier zijn gewoone loop verkreeg, I 2 dien-  ig£ BESCHRYVING VAN diende de inbraak zelve ter meerdere ontlasting van het innündatiewater der Betuwe. Op hooge order wierden de Overlaatsdijken van Asperen, Gellecum en Dalem in ftaat van werking gebragc, welke alle op den 24 Februarij uitmuntend aan het oogmerk beantwoordden, en met behulp der Dalemfche fluis eene groote hoeveelheid innündatiewater in de Merwe ontlastten. Doch intusfehen vernam men het oogmerk van zommigen, om den Rhijndijk boven den diefdijk door te fteeken, ter ontlasting van het innündatiewater voor gem. diefdijk. Ik zal hier ter meerdere inlichting overneemen dat gedeelte uit het rapport van den Luitt. Collonel Directeur Krayenhoff , welke tot dit poinct betrekking heeft. „ In den nacht tusfchen den 23 en 24 „ Februarij is de ondergetekende door „ twee onderfcheiden Couriers geinformcert „ geworden, dat men voorneemens zijn zou„ de, om den Lekdijk boven den diefdijk „ door te fteeken, om alzo het binnen vloed„ water op de rivier de, Lek, welke we„ gens de verftoppingen ;in. het Pannerden„ fche Kanaal en elders bovenwaards, wei„ nig toevoer van water genoot,.te kunnen . „ ont-  DEN WATERSNOOD. ü*x „ ontlasten, om welke allezints gevaarlijke „ manoeuvre, opeen oogenblik, dat men ook „ den ijsgang van deze rivier te wagten had, „ voor te komen, de ondergetekende vroeg „ in den morgenftond, i Officier, i Sergc„ ant, 2 Corporaals, i Tamboer, cn 12 „ Fufeliers met behoorlijk patent naar Kui„ lenburg afzond, ten einde door onaf„ gebrokene patrouilles van daar tot aan „ den diefdijk tegen het voorfz. oogmerk „ 'waakzaam te zijn. Blijvende den diefdijk „ behoorlijk gefurveillieerd, door het deta,, chement, dat te Asperen gelegen had, „ en na het flegten der Overlaatsdijken van „ daar was opgebroken, en nu langs den „ diefdijk gecantonneerd lag." Dat het prijzelijk was het doorfieèken van den Lekdijk te keeren, zal niemand tegen-1* fprceken, zulks was te gevaarlijk in een tijd dat de Lek nog vast met ijs zat. Maar dat' er gemeenlijk in zulke tijden veel water op de Lek ontlast zou kunnen worden, heb ik aangetoond in mijne Prijsverhandeling van het Bataafsch Genootfchap, ter voorkoming van het fchadelijke der Innundatie, te vinden in het 9. deel hunner Verhandelingen bladz. ï2i. Doch daar die Verhandeling niet alge1 3 meen Aanmering.  i34 BESCHRYVING VAN meen bekend is, zal ik het daar van door mij opgegevene hier overneemen. „ Zeer „ ongelijk van hoogte zijn veele landen, zo dat „ men bij waterpasfing derzelven, op een half „ uur diftantie en minder,, meer dan vijf voet „ verfchil vondt. Te Zoden heeft het in„ nundatiewater (1784) °P veele plaatzen „ niet boven de 3 voet, maar op het laa„ ge land in de Yskamp naar Ravenfwaai „ en bij de Steigt q\ voet op het land ge„ ftaan; doch korter naar Ravenfwaai op „ Paddeftoel 5', voet. Alles volgens door mij „ gedaane waterpasfingen der aangeweezene „ hoogtens van het water bij huizen of „ fchuuren. Even beneden Raven/waai> „ daar de Rhijn met een ftrang aan den dijk „ komt, bevond ik, dat wijl de Rhijn ten „ tijde der Innundatie zeer laag was, men al„ daar, indien er Huizen in den Rhijnban„ dijk geweest waaren, bij na zeven voet wa„ ter van de laage landen had kunnen loo- „ zen op den Rhijn. Een voordeel, dat „ in dien tijd van het alleruiterfte gewigt „ zoude zijn geweest. Deze laage landen, „ daar eigentlijk de zak is, waar het water „ naar toe valt, zijn omtrent tot op een „ uur boven Ravenfwaai, een klein kwartier „ uur  DEN WATERSNOOD. 135 „ uur van den Rhijn beginnende, en ftrek„ kende van daar tot aan den Aalsdijk, en ,, hebbende niet boven een klein uur breedte, p, Op die laage landen ftaat gemeenlijk het „ winter water tor, 51 voet, wijl, zo dra de „ Rhijn of Waal hoog water heeft, deze „ landen onder kwellen, en de Linge dan „ mede veeltijds buiten haare oevers rijzende, p, kunnen die landen op de Linge hun wa„ ter niet loozen; waar door zij, watermolens ontbreekende, dan geen water kwijt „ raaken, voor dat de Linge weder laag „ wordt. Dit alles is door mij waargeno„ men, uit aangewezene hoogtens, dat het ,, water gedaan had, in of om de huizen, „ van waar ik vervolgens het land watcr„ paste; want op eene andere manier, en „ van diitricr. tot diftricr. eene? accurate wa,, terspasfing te doen, vermqgt niet te gefchieden, dan op een bijzondere ainhori„ fatie, te meer, daar de omftandigheden „ van de onlusten met den Kejzer ten dien ,, tijde zulks zorgelijker maakten voor den „ Schrijver." De natuur wijst dus alhier den weg, hoedaanig door /luizen er eene gunftige ontlasting in tijde dat de Rhijn laag is, $pii kunnen gemaakt worden, — doch om I 4 den  ïnbnaken 136 BESCHRYVING VAN den dijk door te fteeken, is in zulke omftandigheden altoos te gevaarlijk. Volgens gem. rapport van dén Luitt. Colt. Directeur Krayenhoff, had men de grootfte activiteit betoond, om den diefdijk te behouden, maar zo gunftig was het berigt niet omtrent de doorbraak bij Vuuren, en 't geen voornaamentlijk aan verzuim werd toegefchreven. Deze doorbraak te Vuuren had mede dat akelige, welke alle dijkbreuken van dien aart hebben , ik zal mij dus over de kleine bijzonderheden daar van niet in laaten. Doch in het begin van Maart waaren de Dief- en Lingedijken alle gevaar te boven, en het water was in tijds van de landen af. Alle Innundatien die zo vroeg in het voorjaar komen, dat het water alvorens de groei in den grond komt, er af is, doen geen nadeel; -- maar blijft het water het grootfte gedeelte van den zomer op de landen ftaan, dan zijn zulke landen voor eenige jaaren bedorven, gelijk dit proefondervindelijk in de Krimpener- ' en Alblasferwaard bij" aldaar voorgevallene Innundatien gebleeken is. In de Dufelfche Waard zijn verfcheiden door-  DEN WATERSNOOD. i3? doorbraaken gevallen, en wel bijzonder opi den 7 en 15 Februarij. Die, even beneden' het Dorp MUlhigcn, was 'wel de zwaarlle, wordende de dijkbreuk wel'op 60 roeden wijdte, cn ren tijde der inbraak op 45 a 46 voeten diepte gerce!:en\ Alle de landen van de Siilüngjche Polder, waaren als onder hèt ztitfd begraven, en 13 huizen en febuuren geheel weg,'meer andere zwaar befchadigd, en veel vee' verdronken; doch de dijkbreuk beneden Millingen was van weinig' aanbelang, en 'liep van Zelve droog, zo dra' het water maar eenigzins viel,.— maar de' doorbraak op den 15 in dc Duffelfche Waard kort bij Keken, deed het water tot zi:n grootfte hoogte komen. Alle laage landen in de Duffeld ftonden geheel onder, de dijken hadden daar aanhoudend overgeloopen, en waaren vervolgens op verfcheide plaatzen doorgebrooken. De ouden Rhijnmond meest verftopt zijnde geweest, zo had een groot gedeelte der Waal zich bij aanhoudendheid in de Duffeld ontlast, en van daar die groote toevoer van ijs, welk over de Ooyfche dijken in de Waal ftorte, en voor bij Nymegen dreef. Zeer zonderling was het geval, het geen 1 5 ik n de Duf- èlfche Vaaru.  t38 BESCHRYVING VAN ik in de fchriftelijke rapporten, en ook in de Oeconomifche Courant vondt, en alhier zal overneemen. „ Onder de menigvuldige „ huizen in de Oov, na bij Nymegen, die „ door den ijsgang of het water ingeftort en „ weggedreven zijn, behoort ook dat van „ zekeren Burger Mos, wiens oudfte zoon „ en dogter, nevens een Timmermans knegt, ,, die bij hun op den zolder gebleven was, „ op eene wonder volle wijze gered zijn ge„ worden. Den 21 Februarij desavondsten „ 6 uur, allen gereed zijnde, om zich ter „ ruste te begeven, ziet de Timmerman nog „ eens ten dake uit, hoe het met ijs en vloed „ gefteld zij. Naauwlijks heeft hij het hoofd binnen gehaald, of een vervaarlijke ijsfchots „ verbrijzeld den zijmuur. Hij roept zijne „ beide lotgenooten toe, dat zij zich fpoe„ dig ter redding in de aak zouden werpen, „ die aan het agterhuis gebonden lag; dan, „ zo dra zij zulks gedaan hadden, en hij „ zich mede in de aak begeven had, ftort „ het agterfte gedeelte van het huis in, en „ hier door wordt een ftuk van het agterdak ,, op de aak gefchoven, zo dat zij daar onder bedolven lagen. De zoon van den „ huize, fchoon anders het gebiuik zijner » ver-  13 O OHB HA A K VAN DEN DIJK,TE MII, L IN GP/N, MS 7 t~PEBB.TJAB.IJ Ijg g .   DEN WATERSNOOD. 139 „ vermogens misfende, Was op dit oogenblik „ zeer prefent, kroop van onderen het dak ,r uit, en trok , cr boven op gekomen zijn„ de, zijne zuster, die reeds met de bee» nén buiten boord lag, mede daar op, zijn„ dc de Timmermans kncgt vervolgens op „ die zelfde wijze van onder het dak ge,, holpcn. In dezen akeligen toeftand dreven „ zij nu met dit dak den geheelen nagt, te „ midden van duizend doods angften, door „ het akelig duifter vergroot, op den vloed „ rond, als een fpeelbal der golven, win„ den en ijsfchotfen. Nu eens bevonden zij „ zich bij Per fingen, dnn dreven zij bij de „ Groenlanden heen, dan weder werden zij „ over den dijk in de Waal tot bij Landt „ gevoerd, Van tijd tot. tijd geraakte ei een ftuk van 't dak, waar op zij gezeten waa„ ren., los, en ftortte van onder hunne voe„ ten weg, zo dat er eindelijk flegts „ plaats genoeg over bleef, om hen al„ le drie te dragen, tot dat, ten 5 uuren „ in den morgenftond, een ftuk ijs ook dit „ nog overige gedeelte van het dak eenflags weg nam. Tot heden toe hadden zij niet gewecten, dat de aak zich nog onder het „ dak, welke hen voerde, bevondt, doch  140 BESCHRYVING VAN op dit oogenblik Horteden zij allen te ge„ lijk daar in neder, en vonden daar in flegts éénen riem, die hun om te roeijen was o„ vergebleven, terwijl er aanmerkelijk veel „ water in gekomen was. Dus wierden zij van het eene levensgevaar in het andere ,, geftort; dan zeer toevallig was in de aak „ eene koekenpan, den voorigen dag geT „ bruikt, blijven liggen; en het was met be-. ,, hulp daar van, dat zij het water uithoo„ zen konden, en dus de aak zo lang boven „ houden, tot zij den 22 Februarij 's mor„ gens ten tien uur, na den verfchrikkelijk,, ften nagt en morgen, die zich laat ver,, beelden, te hebben doorgeworfteld, bij de „ bleek te Nymegen aankwamen, alwaar de „ aak, door middel van een toegeworpen „ touw, aan land getrokken werdt. ,, Men verbeelde-zich de aandoeningqn de„ zer gelukkige ongelukkigen, voor al bij ,, het ontmoeten hunner reeds in Nymegen „ gevlugte moeder! — Volgens hun berigt „ zijn hier in dezen bangen nagt wel twintig ,, huizen of daken voor bij gedreven, zijnde „ het akelig hulpgefchrei der buuren van „ rondsomme, en het geloei van het vee,, ,, naar hun zeggen, onbcfchrijvclijk." De-  DEN WATERSNOOD. 141 Deze akelige toeftand der Duffeld had ; voornaamentlijk zijn oorfprong uit de nieuwe ! doorbraak van den 15 Februarij in de Duffeld, wanneer kort daar op, den 18 dito, de ijsverftopping boven Wczd los brak. Met i meest van boven komend ijs en water ftortc : toen met geweld in de Duffeld, waar door i de laage gedeelten, en de huizen tot aan I de daken onder:water geraakten, gelukkig ! dat de inwoonderen van dien een veiligen t wijkplaats naar de hooge landen hadden, en j hun haven, vee en goed aldaar bergen konden. Het water deedt zekerlijk aan huizen, fchuuren en voeder voor menfchen en bees; teri groote fchade, maar de landen, welke 1 niet kort bij de doorbraaken lagen, wieri den daar door als gemest, want dit water 1 ontlastte zich weder daadelijk over de Ooy : bandijk in de Waal. Een reguliere kunst; overftrooming, zou dierhalven op zulke : plaatzen geen het minfte nadeel toebrengen. ' Neen! het zijn alléén de dijkdoorbraaken, ; en welke met geen mogelijkheid als de : rivier tot die voorbeeldelooze hoogte klimt, meer te keeren zijn, die dan de grootfte fchade veroorzaaken. Het geweld van ijs en water is dan onwederftaanbaar, ... en  m SESCHRYVING VAN Innundatie inde Bom, meier* waard. I en bewerkte de ongelukken, dezen winier^ aan duizende van hiiisgezinnen overkomen. De ijsverftoppingen die in de bovenfte gedeelten der rivieren plaats hadden, diender! merkelijk tot ontzet der Bommelerwaard, gelijk ook de voorgevallen doorbraak in 1795 in den Hamsdijk bij het dorp Leih, welke zedert dien tijd opengebleven, veel tot ontzet der beneden Maas, zou hebben gediend indien er geene beletzelen in deszelfs ontlasting naar den Baartwijkfchen overlaat waaren voorgevallen, een beletzel ontftaan door het op elkander gefchoven ijs op het Bojchs Veld, en dat er zich eene ijsverftopping benoorden het Siorte bed in den boven mond ran den overlaat gezet hadt, waar door het water op den 4 Februarij toen het te Heuslen een hoogte van 13 voet 6 duim verkregen hadt, nog 4'- duim onder het peil van Dverftorting was, en werkende flcgts ter hoogte van 15 duim, intusfchen dat op den [2 Febr. het water te Heusden al ftond op fó voet 8 duim. Indien er nu geen opftopsinsr had plaats gehad, zou volgens die waershoogte, de overlaat ten minsten 4 a 41 roet hebben moeteh werken. Al dat opgeopte water moest nu langs Hymen en Hedik- hui- -  DEN WATERSNOOD. 143 huizen bij Heusden wederom op de Mans gebragt worden, en welke ophooging der rivier aldaar veroorzaakte dat de beneden dijken der Bommelerwaard bij Poederoyen op den 10 Februarij reeds begonnen over te loopen, doch door vigilantie wierd op dien tijd de dijkbreuk nog voorgekomen, maar op den 19 Februarij werd de overftorting aldaar zo fterk van de Waal- en Maaszijde, dat de Brakelfche dwarsdijk op verfcheide plaatzerrbezweek, waar door het benedenfte gedeelte der Bommelerwaard, tor tegens den Meydijk onder water raakte. Doch op den 23 Februarij veroorzaakte de ijsverftopping, tusfchen Vuuren en Dalem1, dat ook deze Meydijk door brak, en dus door die twee inbraaken de geheele Bommelerwaard geinnundeert raakte. Hoe zeer, gelijk ik hier boven gezegd heb, de zedert 1795 open gebleven doorbraak in den Hamdijk bij Lith, wel diende tot ontzet van het bovenfte gedeelte der Bommelerwaard, zoo wierd die ontlasting nutteloos voor het benedenfte gedeelte, door de verftopping bij den Baartwijkfchen overlaat. De doorbraaken in de Bommelerwaard verooi-  144 BESCHRYVING VAN Innundatie in het land van Heusden. oorzaakten mede zeer veele fchade, zelfs op den 21 Februarij veroorzaakte de krui.ing ran het . ijs al veel nadeel. Te Rosfem vierd de korenmolen, ftaande op den hoek ,ran den dijk, om verre geworp.n, en op lie ftandplaats kruide het ijs wel ter hoogte /an 40 voeten. Volgens het berigt van den Burger van Ier Horst (die gequaliftceért wus tot het opricht over de dijken der Bommelerwaard) in dato 23 Februarij, wrs het eene gat bij risfing lang 8, en het tweede 18 a 20 roeien, welk laastgem. gat zeer diep fcheen ;e wezen. Doch be.halven deze twee gaa:en, waaren er verfcheide andere, maar volgens het berigt van gem. Opzichter van >2 Maart, fchikte zich deze Innundatie bijzonder ten voordeele, en het water viel binnen zo geregeld als buiten in de rivier. Hier op volgd nu de fchadelijke Innundatie in het land van Heusden en Altena, tyaar van het origineel verilag mij is opgegeven door den Burger Leemans, Reprefen:ant in de eerfte Kamer van het Wetgevend Ligchaam des Bataaffchen Volks, en Dijkgraaf aldaar. Een berigt, dat ik om deszelfs  DEN WATERSNOOD. 145 zelfs volledigheid woordelijk zal qverneemen. „ De dijk, in welken zedert den jaare 1740 nu voor de derde reis eene ontzettende doorbraak is gevallen, ftrekt zich van het Dorp Hedikhuizen, genoegzaam met een halve cirkel binnenwaards, naar het zogenaamde Vergereind, en van daar in een regte lijn Zuidoost naar het Dorp Vlymen (a). De rivier de Maas, heeft in vroegere eeuwen van Croevecoeur waarfchijnlijk ten Zuiden van het Dorp Boekhoven, op het Vergereind aan, en verder kort langs dezen Maasdijk -heen geftroomd, tot aan het zogenaamde Heleind, even beneden Hedikhuizen, van waar dezelve ten Zuiden van Heusden, naar Geertruydenberg haaren loop had: er. is hier ter plaatze ten minden nog een oude ftrang voor handen, gemeenlijk.de He dikhalzenfche Maas genaamd, en de laagte der landen daaromftreeks getuigt, als het ware mede nog van het verlaten bedde der rivier: — of er bij gelegentheid van het toedammen der Maas aan het Heleind, kort voor het inbreken van de 00 Zie de Kaart van de Landen van Heusden en AU tena, hier agter ingevoegd. K  i46 BESCHRYVING VAN de groote Zuidhollandfchc Waard in 1421. voorgevallen, en waar door de Maas 'een geheel anderen loop ten ^Noorden 'van Heusden naar Woudichem heeft bekoomen;" of wel bij .andere, gelegénhfeden, ook ten aanzien van derzelver loop tusfchen Croevecöeur en het Heleind verandering ontdaan zij, is mij met geene zekerheid, gebleeken: genoeg dat die rivier tegenwoordig van Croevecöeur ten Noorden van het Dorp Boekhoven heen flroomd, en mitsdien zó wel het verlaten bedde.dier'rivier, als aanpalende landen tusfchen Boekhoven, Croevecöeur eh het Vergereind thans in welige wei- . en hooi-landcn herfchapen zijn , welke 'tegen het zomerwater met eene hoge kade zijn omgeven, doch welke door hét hooge (Winterwater geheel worden overlTroomd; —— deze Maasdijk is derhalven hier. ter plaatze in den zomer meer dan een half uur gaans van de Maas verwijdert , doch in den winter word dezelve voor al bij fterke Ooste winden, des te méér door de golven geteiftert, daar de landen kort voor den dijk, zo als gezegd is, Zeer laag zijn, zo dat de dijk ten minften de hoogte van .20 voeten boven het maaiveld heeft i en het Maaswater alsdan van Croevecöeur af, regt  DEN WATERSNOOD- 147 regt op den uitfpringendeh hoékdijk aan het Vergereind met een ontzaglijk geweld word voortgeduwd, het welk aldaar fluitende, gedwongen wordt een zijdelingfchen ftroom langs dezen dijk aanteneemen. Vaii daar waarfchijnlijk, dat alle doorbraken, welke van de Maaszijde zedert twee eeuwen in het land van Heusden zijn voorgevallen, juist in dit gedeelte dijks tusfchen Hedikhuizen en Vlymen hebben plaats gehad: namelijk in 1610 en 1740 in den cirkel tusfchen Hedikhuizen en het Vergereind, waar van nog twee vereenigde wielen van groote uitgellrektheid getuigenis geeven; en in de jaaren 1795 en dit jaar, even boven hetVergereind^ welke mede zeer groote kolken hebben nagelaten. ■ Het was dus geen wondeer-dat de Ingezetenen dezer Landflreek, pas van een algemeenen en rampvollen watervloed in 1795 een weinig bekoomen, bij het zo zwaar toevriezen der rivieren, voor de gevolgen daar van deed bedugt zijn; — geen wonder dat die geenen, welke iet opzicht over de-dijken is toevertrouwd, reeds de nodige materialen van rijshouti mest enz. naar de. gëvaarlijklle .plaatzen der dijken» deeden aanK 2 voe-  148 BESCHRYVING VAN voeren, ten einde in tijd van gevaar daarvan gebruik te maken: geen wonder dat zo dra de dooi begon en men van het los gaan der bovenrivicren verwigtigd wierd, door de dfoevige maare der verfchriklijke overdroomingen, de Ingezetenen als om ftrijd zich in de Steeden van fchuilplaatzen voor hun vee tragtten te voorzien, dat elk zijne aardappelen, welke men de gewoonte heeft des winters voor de vorst in kuilen met aarde overdekt te bewaaren, opdolf, en op zijne zolder bragt, om ware het mogelijk dezelve aldaar nog voor de geduurig weder invallende vorst te befchermen: het water begon, op de Maas aanmerkelijk te wasfen, doch hét ijs bleef onbeweeglijk vast zitten: Vol angst en kommer voor het toekomende, vernam men van tijd tot tijd de treurigde tijdingen van de bovenrivieren, tot dat eindelijk het water op den 21 Februarij tot eene ontzettende hoogte aanwies, zo, dat het zelve het hoogde water in 1795 - nog nagenoeg vijf duimen overtrof; elk troostte zich echter wegens den goeden daat der dijken, welke van binnen nog geheel bevrooren en zonder eenige defeéten waaren; de Baardwijkfche Oyerlaat had nu zedert cenige daagen verbazend  DEN WATERSNOO'D. 149 zend gewerkt: het ijs, het welk op de Baardwijkfche buitcnvelden gelegen had, en voornamelijk dat geene, het welk zich op het met zand overdekte land bevond, had het door den Overlaat afftroomcnd water zodanig opgeduwd, dat de Oudhe.usdenfchen Zeedijk, gelijk mede de Drongelfche en Doverfche dijken overliepen, doch daar alle Dijkcollegien op derzelver posten goede wagt hielden, was men deswegens nog al gerust: maar de daarop volgende nagt was allerakeligst, een zwaar onweder vergezeld van blixem en ftormwind, deed alles zidderen, fchoorfteenen, pannen, geheele daken, ja zelfs de hooge voorgevel van een vrij fterk huis te Heusden wierden ter nedergeftort; veele menfchen vermeenden zelfs daarbij de fchokken van eene aardbeving te gevoelen; hier bij gevoegd de duifterheid van den nagt, en het denkbeeld, dat het water van rondomme tot aan de kruin der dijken ftond en door den ftormwind met het grootfte geweld daar op wierd aangedreeven, deed zelfs het ftoutfte hart in de fchoenen zinken; hoe ijverig de Dijksbeftuuren dan ook overal op derzelver aanvertrouwde posten waaren, wierden die van den Oudheusdenfcheu Zeedijk K 3 ech-*  150 BESCHRYVING VAN echter haast genoodzaakt de :hünnen in dezen nagt te verlaaten, -zo wel' door het hoornen aanzetten van eenigc ijsfchotfen uit dery Baardwijkfchen Overlaat, die regt op hunnen dijk aankwamen, als door het golvend;water dat over hunne hoofden heen vloog, de lang verhoopte dageraad brak eindelijk aan, zon-, der dat er nog ergens eenig onheil van belang aan de dijken was overkoomen, men gaf dus de afgezondene boden der binnen 's Lands geleegene Dorpen, welke verfeheide malen zo wel bij dag als nagt naar den toeftand der dijken bij het Dijkcollegie te Heusden kwamen verneemen, deswegens vrij gerustftellende tijding mede; en een ieder was weder eenigzins beter te moede, daar de berichten van alle kanten, wegens den Haat der dijken zo gerustftellende waaren, en men daarenboven meende 'te befpeuren dat het water in de rivier zedert eenige uuren niet meer waste. Op deze wijze liep de voormiddag van den 22 Februarij voorbij, men belteedde dezelve overal, waar het water op de kruin 'van den Dijk gekoomen was, om de gemaakte opkistingen te verzwaaren; binnen dc ftad- Heusden, had men dezelve tot bïpa vier voeten, ba-  DEN W.ATEÏLSNOEXK* «5» boven de kruijn des dijksv ™*M ophogen en-men verftcrkte dezelve, met-^ware fchoqrbalken; ccnige fteenen op-de vismarkt fprongen door de fterke persfing van het water» tegen de kisting, uit- de ftraat; zulks veroorzaakt eenig alarm onder de Ingezetenen, doch was door fpoedig aangebragte- hulp, Wede* in:zeer korten tijd herfteld, toen onicrcn* des middags ten half twee uuren de Heemraad welke aan het Ftrgereind boven Iledikhuizen de wagt gehad had, ijlings de ftad kwam inrennen en de- ontzettende fift ding medebragr dat de Dijk aldaar, ter zeil* der plaatfe, waar in den jaare 1795 de Sroott fte inbraak was geweest, wederom was fobswecken en het geheele Land van Heusden, Altena en Dusfen dus weder overftroomd ftond te worden: 4— veele konden deze tijding niet gcloovetr, daar zijne berichten van Vhnorgens zo getrust Hellende waren geweest en de dijk daar ter plaatfe, " welke in 1795 veel hoger als tc voren was gemaakt, nog wel twee voeten boven-het water mtftak en in het geheel niet was afgeflagen, vermits de grote ijsfehots in dc rivier daar nog geheel vast zat: 4 de ramp was echter maar al te zeker; volgens zijn verhaal was K 4 b!*  152 BESCHRYVING VAN hij een half uur te voren van de post van zijnen medeheemraad te vlijmen dezen geheelen dijk nog te paard langs gereeden, zdnder eenig defect hoe genaamd te ontdekken, hij had dezelve beneden aan de binnen zijde nauwkeurig opgcnoomen, doch geen de minde lekking befpeurd en was te meer op dit gedeelte dijks attent geweesj, omdat het zelve in 1795 eerst nieuw gelegd was: hij had dus na een weinig vertoevens aan het wagthuis, alwaar de wagt hebbende manfchappert aan het eeten waaren, het zelve omftreeks, twaalf uuren weder verlaten, met oogmerk, om van daar den dijk langs te rijden tot aan de po'st van den Heemraad te Hedikhuizen, alwaar hij vernoomen had, dat eenig gevaar aan het zogenaamde Holein4 plaats had, ten einde niet alleen dit gedeelte dijks mede te infpecteeren, maar ook, des nodig, zijnen medeheemraad aldaar eenige hulp toe te brengen, en was ook reeds weder op de te rug reis naar zijn wagthuis, toen hij van verre het volk, dat. met hem de wagt had, verbaast zag komen aanlopen, welke bij hem gekomen zijnde hem verbaalden, dat de groote ijsfchots losgeraakt zijnde op den uitfpringenden dijk was komen aan-  INBRAAK >:n TJLIT CIIT DEH inyonkiikk IJ El 3IKIIUIZ33 N   DEN WATERSNOOD. 153 aanzetten en in eens een groot gedeelte van dezelve had weggenomen, zo dat het water met een verval van bijna 20 voeten op eene verfchriklijke wijze Landwaards inftroomde; hij zag toen ook reeds van verre dit onzaglijk fchouwfpel; goede raad was duur; duizend handen konden tegen dit vermogend ijs niets hebben uitgerigt; of ook tegenwoordig geene hulp meer toebrengen: elk was verbijstert en ftond -fprakeloos; de Ingezetenen van de nabijgelegen buurt de Haanfteeg kwamen met hunne kinderen en vee reeds naar den Dijk vlugten: hij nam het befluit ijlings naar Heusden te vliegen, ten einde het bericht van dezen rampvollen toeftand in eigen perfoon aan het vergadert Collegie te brengen op dat het zelve door het losbranden van het gefchut van Stads wallen, de ongelukkige Ingezetenen nog bij tijds daar van zoude kunnen verwittigen en daar door voorkomen , dat niet duizenden misfchien hun leven en goederen verlooren. Nu wierd het alarm algemeen: de noodlottige feinfchooten van de wallen gefchiedden, en wierden, uit vrees, dat dezelve wegens den Merken wind, niet tcrftond overal binnen 'sLands gehoord zouden worden nog K 5 ver-  154 B F. § § H R.Y VIN G VAN verfcheide reizen bij tusfenpoofen herhaalt; men beijverde zich in de Stad Heugden terHond om de Landpoorten, fortiën .en rieden digt te maken, ten einde te beletten, dat het water niet. Stadwaards inftroomde, en niettegenflaande dat de kistingen op de dijk aan de Haren een geduurig toezicht, en arbeid vorderden, was men echter hier mede zeer fpoedig gereed, zo dat men in de Stad voor het water was. .beveiligd. Het geen gevreesd was, dat men overal het losbranden van het gefchut, wegens den Herken wind niet zoude kunnen hooren, had in de daad plaats: te Doveren, een half uur van de Stad geleegen, zagen die geene, welke de wagt op den Zeedijk hielden het vuur van het geschut, zonder echter den flag te hopren: gelukkig dat men te Woudrichem het fchieten had gehoord: er was namelijk vooraf verordent, dat men in geval van doorbraak de feinfehoten aldaar als mede op Loeveftcijn, alwaar zwaarder gefchut op de wallen lag, zoude repeteeren, ten einde ook de Ingezetenen van het Land van Altena daar van kennis zouden dragen; —> dit gefcheide: men liet boven dien van den Toren van Woudrichem, zo lang het dag was, eene vlag  c'kvolr.KTST OVEltSïllO OMÏNG aan de HAARSTEEG.   den wavtbrstmood::■■; isst. viügï whijen'cn verwisfelde die met het val-I len:.van: den avond, door een:rgioatea lantaarn aan den vlaggeftok op te heisfenv die l geeiic,.owelke ;deze tékenen zagen-.eni foins liet fchieten niet-gehoprd-mochreirhetbben,'. wierden ook daar door van den doorbraak vervvittigd, daar- dezelve cenig'e :dagen xe vr. ren, als kentekenen van een doorbraak, ov alle Dorpen daaromftreeks. waren' gepubli ■ ceert; dit had ook het bedoelde nut, want' men had agter in het land, even min her gefchut van Woudrichem ,' als-dat 'van -Heusden kunnen-hooren, doch zag de vlag op' den toren -van Woudrichem ^ welk fein mede op den toren van Werkendam wierd herhaald, en dus verzekering gaf,'dat men ook' aldaar van de aannadcrende overftrooming was verwittigd. Ik heb -hier over eenigzins breeder uitgewijd, öm dat het verhaal hier.van aanleiding kan geeven, dat men in het vervolg het niet alleen,op één enkel fein' • late aankoomen , veeltijds is een dubbel nodig, daar het dikwerf kan gebeuren,-dat wegens'de nagt of mistig• weder, een zigtbaar fein geen effect, kan hebben, en ook weder omgekeerd, dat bij Herken wind, zo als_hier het geval was, het  i5<5 BESCHRYVING VAN het fchieten, al was het dan ook, uit het zwaarfte gefchut, het bedoeld oogmerk niet bereiken kan. Maar keeren wij na dezen uitflap naar den Doorbraak zelve te rug : — mijne hand beeft bij het herdenken aan alle de rampen welke dezelven na zich fleepte en mijne pen is niet vermogend dezelve in al deszelfs akeligen toeftand té fchetfen: ik zal het echter wagen eenige flauwe omtrekken daar van op het papier te brengen en de Lezer zal daar bij, naar mate van de minder of meerder menschlievende geiteldheid van zijn hart, het rampvolle gevoelen. Het vlugten wierd thans algemeen; die geenen, welke door afgelegenheid met hun vee de Heiden niet konden bereiken, vlugtten naar de Dijken en Kerkhoven: de banken wierden overal uit de Kerken weg geruimd en dezelve tot fchuilplaatfen voor menfchen en vee gereed gemaakt: de Dijken waren zodanig met loejend vee bezet, dat op veele plaatfen geene mogelijkheid was dezelve te pasfeeren: — maar hoe groot ook overal de elendewas, in de Buurt de Haarfieeg kwam dezelve tot het uiterfte; en geen wonder, daar deze Buurt, beftaande. uit een lange Straat aan weerszijden bebouwd met  DEN WATERSNOOD. 15; met vrij goede huizen, kort bij den doorbraak geleegen is, en dus het eerfte wierd overftroolnd: elk tragtte alhier zijne kinderen , zijn vee en goederen te bergen, veele bleven te lang beneden in hunne woningen, en wicrden door het water verrast, en ver- dronken: een ftraatweg eenige voeten boven den ordinairen grond verheeven, loopt van de huizen dezer Buurt naar den Dijk, tegen die kropte het inftortend water op, . en viel met een verbaast gedruis daar over, eene Vrouw, welke te lang hare goederen in huis naar boven geborgen had en echter nog den Dijk meende te bereiken, wierd op dezen Straatweg, in het gezigt van de menigte, die zich op den Dijk bevonden, door het water medegefleept; zij hield zich nog langen tijd aan een boom vast; fchreeuwde om hulp, maar de ftroom en ftorting was zo fterk, dat geen menfchelijk vermogen haar konde redden: zij liet eindelijk los en wierd ogenbliklijk onder de, ftorting begraaven; vijftien menfchen verloeren alhier het leeven: men begrootte het getal der vermisten in den beginne op meer dan 50, doch toen den volgenden dag de ftorting een weinig minder was en men het ondernam om den vloed te be- vaa-  i58 BESCHRYVING VAN vaaren, zijn veelen op daken', Jhooijbergen en in boomen gevonden en gered: i Tot den avond was 'er bijna enkel water door de doorbraak geftroomd, vermits de ijsfehots, na zich door de ■zuiging van de doorbraak, ijsbergen,' die verre boven de daken der huizen uitftaken, voornamelijk aan het Vergereind boven op den Dijk gezet te hebbfen, weder eenigzins ,was vast ge,aakt; maar nu geraakte dezelve op nieuw in beweging, veele Hukken .ijs van eene ongeloofdijke' dikte, en grote uitgeftrektheid; dreven door de doorbraak, die thans cene i breedte van i57|' Rijnlandfche. Roeden een meer en meer diepte had verkreegen, regt op de huizen Van de Haarfleegi aan: — het hooge geboomte dat tusfchen beide Hond wierd door deze fchotfen in korten tijd om ver gerukt, en zo kwam de beurt aan de huijzen: eene enkele ijsfehots was genoegzaam, om een geheel huis te doen» ter neder Horten; die wierd het. lot van het een voor het ander, twee of drie waren reeds verdweenen, toen het Raadhuis, zijnde een vierkant flerk fleenen gebouw, voor eenige jaaren eerst nieuw uit de grond opgehaald, de drift der ijsfchotfen móest verduuren, eene derzelven kwam  DEN WATERSNOOD. «59 kwam zijdelings tegen een der hoeken, nam een gedeelte van de muur mede, doch het gebouw bleef nog daan; een fchipper wblke daarop gevlugt was, had zich naar boven begeeven en met een haak het rietendak van het naastgedaan" hebbende huis, het welk tegen dit Raadhuis was aangedreeven, met een haak bij zich gehouden; hij begaf zich, na dezen eerden fchok te hebben uitgedaan, op dit dak, en gelukkig, dewijl een tweede ijsfehots het geheele Raadhuis in een puinhoop deed veranderen: toch dreef hij met zijn dak, langs het huis, dat aan de overzijde van de draks befchreeven deenweg dond, tegen een zwaren lindeboom voor- het huis van den Heemraad de Jong flaande; deze oordeelde hij, dat de botfing van het ijs wel zou kunnen verduuren, en was gereed zich daar in te begeeven, toen hij bemerkte, dat zich in het huis van- den Burger de Jong nog menfchen bevonden die naar boven gevlugt waaren; hij riep hun toe, dat zij daar niet veilig waaren, vermits waarfchijnlijk hun huis een gelijk lot, als het Raadhuis was overkomen, te wagtcn dond, wanneer, zij noodwendigrdoor het vallend dak verpletterd zouden wórden, en raadde hen dus aan, hun le-  i6o BESCHRYVING VAN leven op het dak ware het mogelijk te redden; men verzoekt zijne hulp, en het gelukte hem van zijn drijvend dak door een vengfter op de bovenverdieping van dat huis te klimmen: de Heemraad de Jong was ziek en had zich, in vertrouwen, dat de ramp door de» doorbraak te veroorzaken, ten minften niet erger zoude zijn, als in den jare 1795, niec uit zijn huis begeeven, vermits hij zich op de bovenverdieping van het zelve veilig rekende: een zijner Zoons en zijne Dochter, een kind van zijn Zoon en eene Meid waren bij hem gebleeven, terwijl zijne overige huisgenooten met het vee naar den Dijk gevlugt waaren en van daar niet konden wederkeeren; er viel geen lange raadpleging, wat tej doen, daar het naast ftaande huis reeds op deszelfs fundamenten begon te waggelen: niet tegenftaande deszelfs ziekte, welke hem genoegzaam den geheelen winter het .huis had doen houden, hielp men hem door eene gemaakte opening boven op het rietendak, alle volgden hem, het was helder maanligt, en toen omftreeks elf uuren in den avond: de fchipper rade hem aan tegen de zijde van het dak te zitten, om wanneer het huis mochte inftorten, door de fchok niet in  DEN WATERSNOOD. 161 in het water te geraken, doch de Jong achte zich op deze wijze niet veilig voor het affchuiven, en verkoos fchreijelings boven op de nok van het zelve zich te plaatzen: hier verwagte dit gezin het lot dat hun befchooren was; kort daarna ftorte hun buur.» mans huis in; de groote lindeboom, waar van ik zo even gewag maakte, wierd uit den .grond gerukt, en dreef weg, de ijsfchotfen vermenigvuldigden, het agterfte gedeelte van hun huis wierd weggenoomen , eenige kleindere ijsfehotzen dreven tegen de muurenj doch eindelijk kwam 'eene grootere aanzet-'ten, en nam alle de buiten- en binnenmuuren van het huis, op welks dak zij zaten * in eens weg: de zolders vielen op elkander, het dak Volgde mét een verbaasden (lag, en oogenbliklijk dreeven zij met het zeiven weg: een weinig van de onfteltenis be- koomen, vonden zij 'alle elkander weder, doch de Heemraad de Jong beklaagde zich4 maar te laat, den raad van zijnen redder niet te hebben opgevolgd, hij had zich in het nedervallen fterk bezeerd, en gevoelde zelfs dat zijn been uit hetj lid of wel gebrooken was: — zo dreef dan dit gezin op het dak hunner „eigene wooning voort, men kon dit L van  i6z BESCHRYVING VAN van den Dijk wegens het helder maanligt aanfchouwen,. maar er was geen mogelijkheid tot redding, eindelijk geraakten zij in de bosfchen omtrent een half uur gaans vaii de plaats hunner wooning vast: in geduurige vrees, dat de aankomende ijsfchotfen hen hier nog zouden doen omkomen, verfcheen eindelijk de dageraad; de drift van het ijs verminderde: zo dra er mogelijkheid was, fnelde men van den Dijk met fchuiten tot hunne hulpe , brak door de ijsfchotfen, die hen omringden, heen, en voerde hen nog behouden naar Heusden. Den volgenden dag na de doorbraak dreef er minder ijs, zo dat elk, die maar fchuiten bekoomen konde, naar de nog ftaande gebleeven huizen zich begaf, ten einde de ongelukkigen, welke zich nog daar in geborgen mochten hebben, te redden: uit Heusden begaaven zich insgelijks eenige waare menfchen - vrienden met aaken, met levensmiddelen derwaarts, doch dezen moesten tegen den ftroom op werken, en wierden door het ijs, dat zich overal tusfchen de hoornen en bosfchen had vast gezet, zodanig benauwd, dat het doorbreeken niet dan met levensgevaar gefchiedde: het gelukte hun echter  DEN WATERSNOOD. 163 ter eindelijk door het ijs heen te werken, deze redden ook nog eenige ongelukkigen, en voorzagen veele anderen, die zich op de zolders van verder afgelegene wooningen bevonden, van de eerfte noodwendigheden des leevens. — Men maakte zich ook dezen dag ten nutte om naar de omgefpoelde huizen te varen, ten einde het hooi, dat overal heen dreef, op te visfen, en het op de Dijken ftaande loeijend vee daar mede te fpijzigen, want er was geen tijd geweest om eenigen voorraad hooi naar de dijken te voeren. Dezen dag brak de groote ijsdam, welke beneden Nymegen nog vast zat, los, het zelve ijs dreef gedeeltelijk dc Waal af, door het canaal bij Schans Andries, en gedeelte, lijk door de doorbraken in het Land van Maas en Waal, en kwam alzo op de Maas: men ondervond zulks den volgenden dag, zijnde Zondag den 24 Februarij; want daar het ijs op de Maas na bet kruijen van den 22 van het Vergereind af tot aan Bern zich weder had vast gezet, zo moest al het afkomend ijs door de doorbraak naar binnen drijven, hier door geraakten weder'op nieuw eenige huizen op de Haarfteeg om verre; de L 2 Room-  i64 BESCHRYVING VAN Roomfche Kerk, een zeer fterk en genoegzaam nieuw gebouw, trof nu dit lot, dezelve fiome in met een doffen flag even als die, van een van verre aankomenden donder, des Pastoors wooning bleef echter gedeeltelijk flaan, cn men rekende dat er nu 35 zo grote als kleinere huizen geheel waren omgefpocld; — door dit inkomende ijs wierd de verwoefting nu verder uitgebreid, de meer afgeleegene Dorpen begonnen dezen dag de uitwerking daar van ook te ondervinden, te Jierpt, Oudheusden en Ileesbeen . wierden eenige huizen omgeworpen, en zeer veele zijn naderhand nog ingeftort. .Veele Ingezetenen van Heusden begaven zich ondertusfehen, met levensmiddelen en klederen voorzien, naar de ongelukkigen, die bijna, naakt en van alles ontbloot in de :open lugt op de daken zaten, doch het was hun bijna niet mogelijk bij het Dorp Hedikhuizen den Dijk te pasfeeren, wegens de ontzaglijke ijsbergen, die door de kruijing van het ijs, nabij de Kerk, boven op den Dijk waren gefchooven, zodanig zelfs, dat de ftukken ijs van buiten over den dijk naar binnen gellort waaren: dc Wed. van den Schoolmeester had hier door bijna het keven  DEN WATERSNOOD. 165 ven verlooren; dezelve had zich benevens haar Zoon-, en de Broeder van den Predikant uit haare woning op den Dijk begeeven, het ijs zette rechts en lings van haar op den Dijk de eene fchots al over de andere; agter uit van den Dijk af, durfde zij ook niet te vlugten, er kwam een fchots op haar aan, en ftiet haar ter neder, fchoof over haar heen, gelukkig viel dezelve niet plat op den kruin des Dijks neder, zo dat die bij haar waren, nog even tijd hadden haar van onder uit het ijs te trekken en alzo te redden. Het Dijkcollegie deed dezen dag, door verfcheide arbeiders, door deze ijsgebergten eene pasfage heen kappen, om aldus gelegentheid te geeven, dat het brood en andere levensmiddelen, die men van Heusden derwaarts zond, ten minften van hier naar het Vergereind 'zouden kunnen gedraagen worden, en dat men ook eenig vee en zieke menfchen van daar naar de Stad zoude kunnen brengen: ook ging wel weder eene Commisfie van Heemraden beproeven, of er mogelijkheid ware bij de doorbraak te koomen, ten einde een nauwkeuriger bericht van derzelver diepte en uitgeftrektheid, dan men tot nog toe had kunnen bekoomen, te erlangen, doch L 3 de  166 BESCHRYVING VAN de ijsbergen op den Dijk aan het Vergereind waren ontoeganklijk, en het was wegens den fterken ftroom en het indrijvend ijs dezen dag niet mogelijk bij de doorbraak met fchuiten te koomen, zelfs moest men afzien om van den Dijk naar de ingeftorte huizen te varen, ten einde voeder aan het vee te bezorgen, zo dat het zelve dezen geheelen dag niets bekwam, dan het riet en hooi, dat langs den Dijk kwam drijven en opgevist wierd. Het ingedreven ijs zette zich nu ook vast in de bosfchen agter de Haarfteeg, en daar door wierd de ftroom zodanig naar de binnenzijde van den Dijk geperst, dat een binnenwaards gebogen hoek nabij de doorbraken en wielen van de jaaren 1610 en 1740 van binnen geheel fteil af nederzonk, zo dat men fterk voor een vernieuwde inbraak ter dezer plaatze begon te vreezen, te meer, daar her, water aan de buitenzijde van den Dijk nog weinig gevallen was: het Dijkcollegie beijverde zich om door het doen inheijen van paaien de verdere verzinking voor te koomen, en gelukkig is de Dijk aldaar behouden gebleeven, dewijl anderzins de Ingezetenen van de Haarfteeg, die met hun vee op de  DEN WATERSNOOD. 167 de dijken gevlugt waaren, tusfchen twee doorbraken in, op een eiland zouden geraakt zijn, waar hun wegens het drijvend ijs met geene mogelijkheid eenige onderfteuning zoude hebben kunnen toegebragt worden. ■ Ook wierden dezen dag maatregulen beraamd om de Zeedijken te Oudheusden en Doveren door te fteeken, vermits men bericht kreeg, dat hec Overlaats water aldaar zodanig begon te zakken, dat, door doorgravingen te maken, ontlasting van het binnenwater zoude kunnen worden te weeg gebragt; in de oude Altenafche binnendijken waren ook de bij een Reglement vastgeftelde gaten, geduurend den winter reeds gegraven, en de buitendijken van dc Zuidhollandfchen Polder wierden mede op twee plaatzen doorgeftooken, zo als ook in den nieuwen Altenafchen Polder den buitendijk wierd doorgegraven, zoo dat het invloeijend water een behoorlijk affchot had, en op het Bergfche veld ontlast wierd: het geen ook de rede is geweest, dat hoe zeer door het weinig vallen der rivier veel meer water, als in 1795, de doorbraak is ingeftroomd, het zelve echter in de Dorpen van het bovenland van Heusden zo hoog niet geftaan heeft als L 4 in  i68 . BESCHRYVING VAN in 1705, en dat hoewel in het beneden land door de hulpgaten op verre na zo veel water niet gelost kon worden, als door de doorbraak inflroomde, en dus eene opkropping plaats had, die het innündatiewater zelfs boven het peil van 1795 deed rijzen , zulks echter zeer kort heeft geduurd, en in het geheel de hooge plaatzen veel fpoer diger als toen ter tijd weder zijn droog geweest. Eindelijk geraakte op dezen Zondag, den 24 Februarij, des nademiddags het ijs in de rivier de Maas weder in beweging, kruide met een gedugte ftatigheid tegen de dijken op, en op verfcheide plaatzen er weder overheen; de Schrijver dezer bladen bevond zich op dit tijdftip juist nabij de plaats, waar de fterkften aandrang plaats had; geheele reijen boomen, zelfs van een grote dikte, wierden door het ijs even als het gras door de zeis afgemaaid, andere bukten met hunne Hammen onder het ijs: de Dijk zelfs beefde, ik konde in den beginne niet gelooveh, dat mijn gevoel waarheid was, en vestigde des mijn oog op een jongen Notenboom, die boven op den Dijk geheel vrij yan de werking van het ijs, bij mij Hond, de-  DEN WATERSNOOD. 169 deze trilde, niet tegenftaande het dood. (lil weder was, en bevestigde derhalven de waarheid van mijn gevoel: dikwerf had ik van de ontzettende kragt van het ijs hooren fpreken, en was zelfs in de gelegendhcid geweest van meermalen de uitwerking daar van te zien, doch nimmer' had ik mij kunnen verbeelden, dat het zelve zodanig eene kragt had, en zulke verwoeftingen konde aanregten, als waar van hier aller wege de droeVigfte toneelen voor handen waaren. — Na bij tusfehenpoozen weder vast" te zitten , geraakte de rivier tegen den avond eindelijk geheel los en het ijs dreef zonder verdere ongelukken allengskens weg : de Ingezetenen van het Dorp Boekhoven, op eenen hoogen grond buitendijks aan den oever van de Maze geleegen, ondervonden ook dezen dag door het losgaan van het ijs des^eli'; óiiweerftaanbare kragt; zes of zeven huizen, benevens een groot gedeelte van het cudé Kafïeel aldaar, wierden om verre gef^ten; men zag van den Dijk te Hedikhuizcn de menfchen aldaar wel op de daken Zittëfl en alle tekenen doen om hulp te erlangen, doch er was voor den ftoutften Séhippei zelfs geene mogelijkheid om hen van deze zijde te L 5 red-  170 BESCHRYVING VAN redden; echter heeft men daarna vernoomen, dat hun van dc helderfche zijde hulp en levensmiddelen zijn toegebragt, zo dat, zo veel ik weet, in dit dorp geene menfchen zijn omgekoomcn. Maandag den 25 Februarij wierd het bij het Reglement bepaalde hulpgat in den Zeedijk tusfchen de Doverfche en Oudheusdenfche fluis geftooken en was voor den avond zo diep men graven konde gereed; het water ftond van binnen tot boven aan de kruin van den Dijk en aan de buitenzijde flegts twee voet lager, echter ftroomde hier zeer veel water door, maar nog meerder dooreen gat, waarfchijnlijk door eenige Ingezetenen in den zelfden Zeedijk nabij de Elshoutfche floep geflooken, op eene plaats, waar de Dijk geheel uit zand beftond, hier fpoelde de Dijk, toen de ftroom eenmaal er door gong, tot eene verbaasde diepte van cirka 50 voeten onder het maaiveld weg, het had de breedte van 25 roeden, en loste derhalven zeer veel water. De rivier, nu van ijsverftoppingen gezuivert, begon ook dien dag fterk te vallen, waar door de inftorting van water door de doorbraak aanmerkelijk verminderde, zo dat de  DEN WATERSNOOD. 171 de hulpgaten meer water begonnen te losfen, als boven in viel: des morgens van den 26 was het tot aller blijdfchap in het bovenland van Heusden reeds 8 duimen gevallen; maar de van leem gebouwde huizen binnen 'sLands, door het water geheel doorweekt zijnde, konden den flag der golven door Herken wind voortgeduwd, niet meer wcderttaan, Hortten in, en de arme Inwooners wierden daar door van alles, dat zij op hunne zolders geborgen hadden, beroofd: de binnenkasfen waren niet toereikende, om in den nood van zo veele behoeftigen te voorzien, men had gehoord, dat de Municipaliteit van Heusden, aan de Ingezetenen van de Haarfteeg brood had gezonden, en dit deed afgezanten van verfcheide Dorpen naar die Stad koomen, om, ware het mogelijk, ook voor hunne armen en noodlijdenden van brood voorzien te worden; doch hier toe was Stads kasfe op verre na niet toereikende: — dit alles deed het Bataafsch Gezelfchap te Heusden bedagt zijn, of er, bij wege van collecte, geen middel zoude zijn, om in den algemeenen nood eenigzins te voorzien, het zelve vervoegde zich bij de Municipaliteit, en verkreeg van dezelve ter- ftond  BESCHR Y VING VAN ftond de vrijheid, dusdanige collecte binnen de Stad te doen, waarbij, vermits de geringe volkrijkheid der Plaats en de reeds ge-dane giften, de vrij aanzienlijke fomme van ƒ 309-4-: wierd opgezameld, welke terftond bedeed wierd, om de ongelukkige Ingezetenen van de Haarfteeg van eenige kleederen en dekzel tegen de guure lugt, en van levensmiddelen te voorzien: doch daar de behoefte zo algemeen was, en deze collecte voor het geheele Land niets kon afdoen, wierd beflooten eenige Leeden naar andere Steeden af . te vaardigen, ten einde aldaar mede te beproeven, of niet de oude zo bekende mildadigheid onzer Landgenoten in dit geval konde worden opgewekt: twee Leeden van het Gezelfchap boden zich daar toe vrijwillig aan, en berichtten tevens, dat twee andere Burgers, hoe zeer geene Leeden van het Gezelfchap zijnde, zich echter lieten aanbieden in verfcheide Steeden, waar zij betrekkingen hadden, mede ten dien einde te willen werkzaam zijn: dit aanbod wierd gretig aangenoomen, en deze verdienftelijke Burgers wierden benevens de voorfz. Leeden, zo van wegens het Gezelfchap, als van wegens de Municipaliteit van behoorlijke brieven  DEN WATERSNOOD. i73 ven van voorfchrijving voorzien, en alle hebben derzelver vrijwillig opgenomen, fchoon mocijelijken taak , met :zo veel ijver volbragt, dat daar door eene fomme van ƒ 589-8-: guldens is ingezameld, en tot voeding en verkwikking der noodlijdenden is hefteed geworden, waar toe ook nog verfchcide aanzienelijke giften, daar na bij wisfels .overgemaakt, zijn geemploijeert. Ondertusfchen deed het uitvoerend Bewind der Bataaffche Republiek aan -de eerfte kamer van het Vertegenwoordigend Lighaam het menschlievend voor,ltel, om tot derzelver difpofitie te ftellen ,de fom van hondert duizend Guldens, , ten einde daar mede ih dè eerfte behoeften van veele duizenden onzer ■ongelukkige Landgenooten, welke door den ■algemeenen watervloed van de noodwendigheden des levens verftooken waaren, zo veel mogelijk te voorzien; dit • voorftel door het Vertegenwoordigend Lighaam in een befluit verandert zijnde, ftelde het zelfde bewind ter dispofitie der Adminiftrative Beftuureii van de onderfcheide gewesten, welke in dezen watersnood deelden, uit voorfz. geaccordeerde penningen, eene zekere fom naar gelang van de meerdere of mindere behoeften; voor het voor-  174 BESCHRYVING VAN voormalig gewest Holland, wierd daar uit tien duizend Guldens geaccordeert, waar van het Adminiftratief Beduur terftond drie duizend Guldens voor de landen die onder Holland geinnundeert waaren over zond, en belastte met de diflxibutie van de da ar voor aan te kopen levensmiddelen voor menfchen en vee, de Burgers G. van de Pol en J. A. Rietvelt, beide te Heusden wonende, aan welke Burgers daar na ten zelfden einde in twee reizen nogmaals zeven duizend Guldens zijn toegezonden, waar uit dezelve de gebreklijdende Ingezetenen van de Landen van Heusden, Altena, Dusfen, Heukelom en Spijk een gcruimen tijd lang daags voor elk perfoon van een half pond brood hebben kunnen voorzien, het welk op de onderfcheide Dorpen gebakken, en door de Municipaliteiten alle vier dagen wierd uitgedeelt: het getal van zodanige behoeftigen, bedroeg in het Land van Heusden over de drie duizend, en in het Land van Altena en Dusfen 1713 zielen; ook zijn hier en daar aan de meest behoeftigen uit voorfz. penningen eenige grutten, meel, hooien brandftoffen uitgedeelt en eindelijk het overfchot van voorfz. penningen op nadere fpeciale Refolutie van de  DEN WATERSNOOD. i75 de finantiele commislie over het voormalig gewest Holland, hefteed tot weder opbouwing van zodanige huisjes, die geheel waren omgefpoeld, en welker eigenaaren zo veel verlooren hadden, dat het te voorzien was dat dezelve uit de penningen door eene algemeene collecte ingezameld, zo veel niet zouden kunnen erlangen, dat zij daar door in ftaat zouden worden hunnen verloren woningen weder opterichten. Eenige Burgers van Dordrecht bevragten twee fcheepen met levensmiddelen, en zonden één daar van naar Heusden, en het andere naar het land van Altena; te Rotterdam wierd ook voor de Ingezetenen van het land van Altena gecollecteerd: men zoude wel gedaan hebben, alle deze penningen, die afzonderlijk gecollecteerd wierden, te famen te brengen, en daar uit gelijklijk de arme Ingezetenen te bedeelen zonder onderfcheid of dezelve in het land van Heusden of Altena woonden, dan men kon hier in niet overeenkomen en elke collecte bleef dus afzonderlijk, waar door veroorzaakt is, dat de uitdeeling dezer particuliere collectcns ook op geen eenparigen voet is behandelt kunnen worden. Het  :ït6 BESCHRYVING VAN Het fchoone weder het welk men fints de' doorbraak had gehad, veranderde den 26 Februarij; het vroor dien nagt, en de Zon verkwikte de van het w,ater en koude half verkleumde menfchen niet meer; — dit bragt die geenen, Welke in de open lugt op de dij-, -ken waren, en hoezeer de innundatie wateren begonnen te vallen, door het wegfpoelen hun.ner huizen, zich op derzelver zolders niet konden gaan bergen, in de noodzakelijkheid, zich hutten op de dijken te bouwen: hier toe was het Rijshout, het welk het dijkcollegie voor den wateasnood óp de dijken had laaten brengen zeer dienftig; dezelve ''vierden met riet, dat Ook hier en daar voor handen was, omzet en gedekt, en ver* IchaiVe dus wel eenigzin.s eene befchutting jtegen dej winden en guure lugt, doch geenzins tegenfjden regen en fneeuw, die beur* tcl'ings neder viel en weder weg fmolt; voor het vee bouwde men ook dergelijke ftalierr, „of wel, vermits de materialen zeer fchaars .waren, enkel fchuctingeil tegen de winden, .zonder dezelve van boven te overdekken: 4n het land van Altena maakte men deze Halflen zeer goed, vermits het rijshout en riet aldaar beter te bekoomen was, zo zelfs, dat het  DÉN WATERSNOOD. m net vee in velen dezer ftallen geflaan heeft, tot dat hét weder in de weidé Rónde £aah. — Den 27 Februarij was de eerfte gelegentKeid om met een fchuitje bij dé doorbraakte kóorrien, eh dezelve te peilen, men maakte hier van terftond gebruik, en bevond de lengte 571 roeden, en de diepte ter pjaatzé, daar de Dijk gelegen had, in het midden tót 50 voeten onder de toenmalige oppervlakte van het water, het welk toen nog flegts omtrent tot 6 voeten beneden de kruin des dijks aldaar was gezakt: van buiten was' eert groote wiel gefpoeld, welke naar binnen was door gefchuurd tot in den wiel vari de grootfte doorbraak van den jaare 1795: toen kón aldaar met eene lijn van 60 voeten geen grond treffen: de ftroom door de doorbraak was ioeri ook nog zo fterk, dat drie roeijers, het kleine fchuitje, waar mede dc peiling gefchiedde, hauwlijks daar tegén konden opwerken: dit wierd veroorzaakt dooide geringe daling van het water op de rivier, het welk in de 24 uuren flegts 2 a 3 duimen viel, doch binnen in het land viel het water door de fterke werking der zes hulpgaten van 3 tot 5 duimen in de 24 naren. M Men  ï;8 BESCHRYVING VAN Men was . thans eenigzins van den eerftérï fchrik bekoomen, en begon werk. te maken! om de goederen uit de weggefpoelde huizen, die overal heen dreeven? op te visfchen; Ve-richeide Municipaliteiten Helden hier toe eenige perfoonen aan, deze opgevischte goederen wierden op veriêheide .plaatzen gebragt t ten einde, voor de eigenaars bewaard te worden; echter is veel goed, het geen door particulieren' in de bosfchen en afgelegen plaatzen opgeviseht wierd, verdonkert; men tragtte zulks wel tê voorkomen, dan op zulk eene uitgebreide waterplas waren dc aangewende' middelen daar toe niet toereikende. Te Heusden moest men den uiterflen arbeid aanwenden, zo Om het water, het geen overal, door kwelde , als in de Stad gebruikt wierd, niet' te doen aangroeien, de losfing Was toegedamt, om de Stad droog te houden; 100 man was daar toe alle dagen in vier ploegen aan het' werk, zo met fcheppers als met een tonnemoleff, en evenwel kon men niet beletten, dat' het nog aanwies: echter heeft men hier door genoegzaam alle de flraaten , huizen en Hallen, die opgepropt waren met menfchen en vee, van buiten naar de Stad gevlugt, droog ge-  DEN WATERSNOOD. i79 gehouden: de bekistingen op den Dijk aan de haven, en. de fchotbalken, die men tusf fchen het haven-hoofd voor den aandrang yan het water had doen invallen, wierdeu den.i Maart weder weggeruimd, om aan de fchepen gelegenheid te geéven weder te kunnen in en uitvaaren. i Door het aanhoudend vallen van het buiten en binnenwater, begonnen den 3 Maart •reeds weder eenige hodge plaatzcn te Herpt, Bern en lleesbeen droog te geraaken; dir verwekte . :een oniiitfprekelijke blijdfehapj, Voornamelijk wegens het vee, dat in verrfcheide. ftallén op gemaakte hoogtens was gefield geweest, en op dezelve foms van on■der geheel in het water had gcflaan: her Dijkcollegie begon nu ook reeds werkzaam te worden; Om de buitenkaden op de waarden voor de doorbraak geleegen , te peilen, en deed een fchip met paaien en planken, -als mede een met rijshout aanvoeren, ten einde, zo dra er maar mogelijkheid was, de .doorbraak te beringen, en alzo voor verdere inflorting van. water re bevrijden, want zo lange dit niet op hield, könde het binnenland weinig winnen, hoe vermogend de hulpgaten •ook waaren; het liep echter-aan tot in-he; M 2 be-  i8ö besciiryving VArtf begin van Maart, eer het rivierwater zo veel ■gevallen; was, dat de kaden op' de uiterwaarden bloot geraakten,-men begon toén overal de gaten, die er ingefpoeld waaren, te peilen^ het geen voornamelijk in den zogenaamden Hollandfchen Dijk en in de Kade van den Vlymenfchen buiten polder plaats had; ook ■overwoog men, welke van deze twee dijken, die beide voor de beringing konden dienen, het.fpoedigfte herfleld zoude kunnen zijn: deskundigen oordeelden, dat de drie gaten in den Hollandiehen Dijk fpoediger te herftellen waren j als die in de Vlymenfche Kade, beide waren van groote confideratie, zo dat men nog meerder materialen van allerwegen deed aanvoeren, ert niet tegenftaande den geduurigen arbeid kon men met het digtcn dezer gaten niet voor den 26 Maart gereed koomen. Zo dra als de doorbraak beringt was, viel het binnenwater zeer flerk, Zo dat op den 30 -Maart de Heesbeenfche en andere watermoJ'ens weder begonnen te maaien, doch het vroor toen zo geweldig, dat de molens den 31 weder vast vrooren: deze vorst hield verfcheide daagen aan, zo dat tegen den tweeden April door eenige Heemraden eene infpeclie der gemaakte beringing aan den Holland-  DEN WATERSNOOD. 181 ïandfchen Dijk gedaan wierd, tusfchen Flymen en Engelen, toen tegen gem. Dijk epnp ijskruijing van nieuw ijs ontftond, het geen, even als i.n den winter bij het losgaan der rivieren, door den ftroom en wind tegen dezen Dijk, zelfs ter hoogte van 7 voeten wierd ppgeftuwd; de ijsfchotfen hadden de dikte van een tot $wee duimen: de wateren op de pverftroqmende landen waren door deze late vorst ook zodanig toe gevroren, dat men den 3. April te Werkendam pn op andere Dorpen, hmnen 's Lands geleegen, wederom op fchaatfen reed, het geen echter, door de daarop gevolgden dooi, maar korte daagen heeft geduurt. Ondertusfchen veroorzaakte deze zo laat invallende vorst veel meer nadeel aan de graanen, dan de overftrooming, zonder deze? koude, daar aan zoude hebben te weeg gebragt: verfcheide hooge graanlandeu kwamen dagelijks boven, doch hoe meer, dezelven van het water ontbloot geraakte», hoe fterker dezelve aan den invloed, der koude waren blootgefteld: het jonge graan, nog nat en, op door weekt land ftaande, bevroor tot aan den wortel en ftierf, en daar mede ver^ M 3 dween  i8s BESCHRYVING VAN dween geheel de laatftc hoop, die den Landman, bij het zo fpoedig zakken der overftrooming, nog was overgebleeven. Het wierd nu tijd, dat met het fluiten der gemaakte hulpgaaten in de buitendijken een aanvang wierd gemaakt, om dezelve tegen het invallen van den Vloed bij ftormweer te verzekeren; het hulpgat in den Groenendijk beneden Werkendam, ftond daar voor het meefte bloot, dewijl het zelve direct zonder voorland aan de Bakkerskil geleegen, eh tor: êene zeer groote diepte was uitgefchuurd: dit was de rede, dat er geene mogelijkheid was om het zelve enkel met aarde te vullen, te meer, dewijl bij Ebbe de Innunda* tiewateren zich daar door nog zeer fterk op de Bakkerskil ontlasteden, en dat bij meer als ordinairen Vloed dezelve reeds eenigzins na binnen trok,' en mitsdien eene onophoudelijke waterbeweeging aldaar veroorzaakte; men moest derhalven toevlugt tot andere en meer kostbare middelen neemen: er wierd een kistdam van paaien en planken buiten' om het gat, daar het ondicpfte was, geproponeert, dan vermits, bij de excesfive duurte van het hout, zodanigen kistdam, welke zeer  DEN WATERSNOOD. ig3 2eer zwaar zoude hebben moeren zijn, al re kostbaar wierd gcoordeelt voor eene provifioneele fluiting, waar van men naderhand, bij het opwerken van den Dijk, nog geene jiuttigheid hebben kon, wierd dit middel verworpen, en tot een ander overgegaan, namelijk om zes rijze zinkitukken, waar van drie de geheele lengte en breedte van het gat uitmaakten, in het zelve te doen zinken, vervolgens de drie anderen weder tot dezelfde lengte en een weinig fmaller, voor de dosfeering, aan wederzijden op de vorige, die' de onderiïe laag uitmaakten, gezonken' zijnde, verder met rijshout en aardfpetie het gat, tot boven water, en voorts alleen met aarde tot een bekwaame hoogte op te werken (*). —- De- (*) Het zal mogelijk eenige leezers, welke met dit foorc van werk minder bekend zijn, niet ongevallig wee$önn het zink^ ftuk  DEN WATERSNOOD. ig5 teerde houte kisting, en kon daar en boven altijd verftrekken tot voet en fteunfel waar- fluk heeft: tusfchen beide kan er ook eenig tiet wqrden ingewerkr, om de grotere digtheid te bevorderen: als het zjnkfluk al/.o gereed is, wordt er terftond een nieuw aangelegd, en er worden een menigte Schuitjes met aarde gelaaden, en met het zhkftuk naar de plaats gedreeven, waar het zelve za.1 moeten zinken: men heeft ook verfcheide ankers en toiiwen gereed, die aan het zinkftuk worden vast gemaakt, om het zelve onder het zinken precies op de plaats te houden, waar het leggen moet, welke touwen mede veeltijds van door elkander gevlogten hout gemaakt worden, vermits men dezelve, als het ftuk gezonken is, moeielijk daar af kan krijgen: het rijze. zinkftuk alzo op de plaats zijner deftinatie wel vast gearbeit liggende, brengt, men al de met aarde geladene fchuttjes langs het zelve, wagt het flil water af en ontlaad die met allen fpoed op dit rijze. zinkftuk, het geen door de zwaarte van die aarde «llengskens zinkt: elk fchuiije, dat los is, fpoed zich om weder te laden, en intusfehen moet ook het twee. de zinkftuk gereed zijn en op deszelfs plaats gebragt worden, vermits de fpoed in de bewerking, hier zo wel het voordeel van den aannemer, als de foliditeit van het werk uitmaakt, waarom een kundig aannemer ook in dit werk altijd meer voordeel vind, wanr.eer hij te veel, materialen van rijshout, fchuiten met aarde, arbeiders enz. bij de hand heeft, dan wanneer daar aan het minfte ontbreekt; vooral moet hij zorgen, zo veele fchuitjes M 5 me$  裏 BESGHR YVÏNG VAN* waarop het geheele profil van den dijk gelegd wierd* om dit hulpgat weder tot zijn vorigen ftaat te brengen. Het met aarde te hebben, dit het gebeele ftuk in eens tot op den grond zinken kan, want anderzints exponeert hij zich aan het wegdrijven of Ontzetten van het ftuk en daarmede js het geheele werk bedorven. Na dat de onderfte laag zinkftukken alzo is gelegd, y?ord over dezelve doorgaans een laag grof zand geftort pm de digtheid te bevorderen, vermits het zelve zich met de. opgeftorte aarde onder water vermengd en allengskens door het rijshout heen zakt: als deze zinkftakken verwerkt worden op plaatfen daar de ftroom zeer fterk is, of waar de aartifpetie in geene genoegzame quantiteit bekoomen kan worden, zo gebruikt men tot het zinken in plaatfe van aarde, of ook wel te famen met de aardfpetie, brikfteen, welke even als.de aarde op het ftuk gelost wordt, om het zelveu te doen zinken, welke fteeg onder het zinken, minder aan affpoeling als de aarde onderhevig is, maar ook weder zulk digr. werk niet oplevert. Bij aidien het gat zo diep is, dat met ééne laag zinkflukken niet omtrent gelijk het laag water gewerkt kan worden, zo als meestentijds en ook hier het geval was, dan wordt op deze fde wijze eene tweede en derde laag zinkftukken op de onderfte neer gezonken en tui-fchen elke laag eene bekwame hoeveelheid zand gelost: tot zo lange, men omtrent gelijk met hei laag wster kcmt, cfke laag die opgewerkt wordt is iets fmalier om daar door de dosfecring onder water te bekoomen. jas»  DEN WATERSNOOD. 1S7 Het gat was echter zo diep niet, of het zou wel mogelijk en nog minder kostbaar geweest zijn op de ordinaire wijze met rijshout 'er door heen te werken, maar men praefcreerde deze zinkitukken voornamelijk daar in, vermits bij gelegenheid der conferentien over zeker Plan tot ontlasting van het innundatie water dezer Landen in den jaare 1795 door den Landmeter Engelman ontworpen, waar van in het vervolg nog dikwils gewag gemaakt zal moeten worden, die van het nieuwe Land van Altnna bij het geeven van hunne toeftemming tot het cohverteeren 'van dat Plan in een vast Reglement, hadden bedongen, en men ook was overeengekoomen, dat de ondergronden van dit hulpgat door een Zinkrijsbed zouden gefecurèert worden, waar aan de Landen van Heusden en Oud-Altena, welke de kosten van het digten dezer hulpgaten 'moesten dragen, Dezefoortvan werk is, wanneer de aannemer en opziener daar in niet zeer kundig zijn , aan veele ramprpoeden onderhevig, voor al op plaatzen daar fterke ftfoom of groote aanflag van wacer is, want als een ftuk onder het zinken wegdrijft, of zich ontzet, is het geheel verlooren, men kan het zelve zonder geheel over nieuw baweikt te zijn, nimmer weder gebruiken.  188 BESCHRYVING VAN gen, bij deze gelegenheid wilden voldoen, en daar door die ondergronden bij onverhoopte volgende doorbraak voor grotere uitfchuurirrg beveiligen. Dit werk werd dan op den 3 April te Werkendara aanbefteed yoor eene fomme van f 547$ guldens, Qnder beding dat het zelye binnen 14 dagen boven water en binnen drie Weeken geheel gereed moeste zijn; de aannemer ging ook zeer fpoedig en vlijtig aan het werk, doch het weder viel hem aanmerkelijk tegen; de eerfte zinkftukken, Haagden vrij wel, doch toen de volgende gezonken zouden worden, was het ruw weder, er kwam een hogen vloed, die een der Hukken weg dreef, het werk begon daar door. te frikkelen; wanneer eene fnaar van een muzjek inftrument gebrooken is geeft het een wangeluid, zo was het ook hier geleegen en het was niet dan na verloop van ruim viec wecken, dat het werk voor de invallende vloeden geheel en al was gefecureert, het geen aan de kort bij dat hulpgat geleegen Landen dat nadeel heeft toegebragt, dat zij anderzints, wanneer het werk op zijn tijd voltooid geweest was, agt dagen vroeger droog geweest zouden zijn. Naderhand is  DËN WATERSNOOD. iSjj de verdere voltoijing van dit werk op deri si Junij aanbefteed voor eene fom van ƒ 3950. zo dat de geheele digting van dit hülpgat gekost heeft eene fom van ƒ9425-:-: waar in de Dijkcollegien van het Land van Heugden en het oude Land van Altena elk de helft hebben gedraagen. • Eiken dag in de maand April won zeer veel: in het Land van Heüsden begon men, ingevolge het Reglement, op den 3 Februarij 1798. gearrefteert, op het ontlasten van het water, in geval van doorbraak en overftrooming; de Polderkadens reeds vroeg in deze maand door te graven, ten einde het water der hoger geleegene Polders, op de lagere af te tappen, doch in het Land van Altena, waar veelen die Reglement door het doorfteeken der Polderkaden mede in werking wilden brengen, waren wederom anderen welkte zulks re keer gingen, op fundament, dat dit Reglement alleenlijk moest worden befchouwd als een plan en geénzins als een vastgeftelde wet, waar na elk zich moeste regelen: daar na dit Plan van ontlasting na de droevige ondervinding die men in den jaare 1795 gehad had van de tegenftrijdige belangens der onderfcheidene Polders, op last van  igo .BESCHRYVÏNG VAN van het toenmalig Provinciaal Committé Vanl Holland was gevormd, door die geenen, welke in dien tijd met de directie over het aftappen van het Innundatie water was belast geweest, en daar alvorens het zei ven in een Reglement wierd geconverteerd, alle de geinteresfeerde Dijkcollegien daar op' waren bij den anderen geroepen en. gehoord eh op die conferentie, op den 5 Januarij 1798 te Andel in de Rib gehouden, alle unaniem in het Voorfz. Plan, als de beste regel voor ontlasting, zo van het hoge als van het lagere innundatie water, hadden toegeftemd, en het zeiven op den 3 Februarij daar aan volgende door het Committé van het adminiftratief befluur van Hólland, alzo in een Reglement was geconvertecrt, is het te verwonderen., hoe het mógelijk geweest zij, dat veele Leeden der Polderbeiluuren in het Land van Altena in het begrip hebben kunnen zijn, dat dit Reglement geenzins als een vasten regel, maar alleenlijk als een ontworpen plan moest worden befchouwd; ja het is nog meer te verwonderen, dat de Dijkcollegien van het nieuwe Land van Altena en van den Zuidhollandfchen Polder, dat erroneus begrip begunftigden, daar zij zeiven bij een Extract uit de Re-  DEN WATERSNOOD* t9i Refolutien van voorfz. Committé een Exemplaar van dat Reglement hadden ontfangen» ■niet last, zich daar na te gedraagen, enom het zelve in de Archiven van het Collegia te bewaar en en daar van in. tijd. van nood en overftrooming gebruik te maken. Ondertusfchen ontftond uit deze differente opinien een zeer groot verfchil tusfchen de Ingezetenen der oude en nieuwe Landen van Altena: die van het benedenland van Heusden gingen voort om dc Polderkadcn, op .de bij voorfz. Reglement bepaalde plaatfcn, ;door te fteeken en zonden dus doende hun water in het oude Land van Altena, zij zetten des niettegenftaande ook hunne Molens aan den gang om op deze algemeene waterplas te maaien en daar door ook zo wel :hunne nabuurige Polders als hun eigen water te ontlasten; was dit voorbeeld overal gevolgd, men zou wel ras het nuttige daar van ondervonden hebben, en veele diftriclen in het oude Land van Altena zouden niet tot „het laatst van Junij, ja zelfs tot half Julij onder water zijn gebleeven", maar die van de .-nieuwe Landen werkten zulks het meest tegen en flopten zelfs de gaten die men nog hier en daar in de Boezem» en Polderkaden had  ipü BESCHRYVING VAN had gemaakt. Ja zelfs beletten zij het behoorlijk doorfchot in de hulpgaten der öüdfc Dijken, en de Ingezetenen van het benedenfte gedeelte van het Land van Heusden en voornamelijk die van het Land van Altena klaagden deswegens aan hunne Dijkcollegien, welke, zich aan het gearrefteerde Reglement houdende, hen authorifeerden de daar bij 'bepaalde doorgravingen te doen; zulks gefchiedde op eenige plaatzen, zelfs in den Zuidhollandfcheri Polder, doch deze waren fiiec van daar vertrokken, of men berftelde wederom de geftoken gaten, en het liet zich aanzien, als of uit deze differente opinie-, die van weerskanten fterk wierd getrokken, een Inlandfchen Oorlog tusfchen de Landlieden zoude ontflaan; om dit vöof te koómenj klaagden de Dijkcollegien van het Latfd van Heusden en van het oude Land van Altena over dit gedrag aan den Agent van Inwendige Politie en toezigt op den ftaat van dijken, wegen en wateren der Bataaffche Republiek , deze zond twee perfoonen derwaarö. met last, om ware het mogelijk in het vriendelijke tusfchen de Dijkcollegien fchattingen tot ontlasting te beraamen; dezelfde gequalificeerdens kwaamen ter beftemder plaatfe, be-  DEN WATERSNOOD. m bëzigtigden alles nauwkeurig, doch voerden weinig uit, als alleenlijk het houden van eerie conferentie te Woudrichem, waar bij meerder over het herftellen der hulpgaten, dan over de verdere ontlasting van het Innündatiewater, wierd gehandelt. In dezen ftaat van zaaken bleef het oude land van Altena agter de oude bedijking voor het grootfte gedeelte onder water ftaan, terwijl de nieuwe Altenafche en Zuidhollandfchen Polders fpoedig droog geraakten: toen die van het oude Land van Altena na het vertrek van voorfz. gequalificeerdens niets verder van het aftappen van het Innündatiewater vernaamen, maakten zij deswegens in het begin van Junij een adres aan het vertegenwoordigend Lighaam, fchctsten daarbij af den akeliger! toeftand van hun Land, alleen door het niet opvolgen van een gearrefteerd Reglement veroorzaakt; zij klaagden daarbij 'tevens, dat de door den Agent van Politie afgezondene perfoonen niets hadden uitgevoerd, en verzochten hulp en redres, om de wederftrevige Dijkcollegien tót hun plicht te brengen; hier op wierd eerst het adres van het uitvoerend Bewind, en vervolgens dat van eene perfoncele Commisfie inN go.  iP4 BESCHRYVING VAN genoomen, en vervolgens op den 12 Julij 1799 bij de Eerfte Kamer befloten: dat de Refolutie van het Intermediair Adminiftratif Beftuur van het voormalig Hollandsch Gewest van den 3 Februarij 1789, waarbij een algemeen Rian of Reglement op het fteeken van hulpgaten in de Landen van Heusden en Altena, ingeval van overflrooming is vast gefield, met anders kan worden befchouwd, dan als een Reglement, kragt van wet hebbende, het welk mitsdien had behooren nagekoomen te worden; en wierd voords daarbij het uitvoerend Bewind der Bataaffche Republiek geauthorifeert, ten koste van die Dijkcollegien, welke de executie van het zelvs Reglement hebben verhindert, de Innundatiewateren nog op de oude Landen ftaande, op de gefchikfte wijze, zo Deel zulks nog gefchieden kon, te doen aftappen, daarbij echter in het oog houdende, dat de nieuwe Landen, welke bebouwd waren, niet weder zouden worden overftroomd, welk befluit de Eerfte Kamer, vervolgens op den door de Tweede Kamer van het vertegenwoordigend Lighaam is bekragtigd, en aldus in een wet geconverteert geworden. Ondertusfchen was door het lange tijdsverloop  DEN WATERSNOOD. i95 Joop en de goede Molenwinden, welke men van tijd tot tijd had gehad, het water op de oude landen aanmerkelijk gezakt, zo dat het uitvoerend Bewind niet meer heeft kunnen voldoen, aan de authorifatie, bij het tweede lid van voorfz. decreet aan het zeiven Opgedragen; de oude landen hebben hun laagfte water derhalven door4 het opmalen hunner lange en enge canaalen moeten ontlasten, en zijn daar door veele Polders verftooken gebleeven van de gelegenheid, om eenige vrugten te kunnen opleveren. Hier voor hebben wij gezien, dat het hulpgat niet verre van Werkendam in den Groenendijk geftooken, voor rekening der oude landen op zijn tijd is gedigt, en voorts volkomen is herfleld; het Dijkcollegie van de Zuidhollandfche Polder dit ziende, deed ook bij de Dijkcollegien der oude landen aanzoek, om de twee hulpgaten in hunne buitendijken te herftellen, en beriepen zich daar toe, niet op het voorfz. Reglement van 1798, vermits zij de validiteit van het zelve, omtrent het doorfteeken der Polderkaden hadden ontleent, maar op een vroeger Reglement van den 30 Nov. 1744, hetwelk bij het voorfz. later Reglement was gealteN 2 recrt;  io6 'BESCHRYVING VAN reert; die van het Land van Heusden gaven hun daarop te kennen, dat hoe zeer zij met het aanbefteeden van het herftel van het hulpgat'aan den Groenendijk, getoond hadden, vol gaarne alles te willen bekostigen, wat van hun gevergd kon worden, zij echter moeiten difficulteeren in het herftellen der hulpgaten in de buitendijken, van de Zuidhollandfchen Polder, tot zo lange, dat Dijkcollegié zich aan deszelfs verplichting bleef onttrekken, ottï ook dat geene te doen, of te gedoogen, het welk bij voorfz. Reglement als een wederzijds contract hun was opgelegd; men deed elkander over en weder hier omtrent eene infinuatie, en het Dijkcollegie van den Zuidhollandfchen Polder ging voort, om zelfs het herltel van voorfz. hulpgateu aan te belteeden, het welk met dc onkosten van den opzichter , 't maken van bellek enz. er onder gerekend, bedraagen heeft eene fomme van ƒ 1976 - 15 - 8 : na"het voltooijen van het werk deed het voorfz. Dijkcollegie daar van eene fpecifike opgaaf aan de Dijkcollegien der oude landen toekomen, met verzoek van betaling, doch deze nog niet gevolgd zijnde, is het nog onzeker, welk het einde van deze difFerenten zijn zal. — Maar  DEN WATERSNOOD. j97 Maar keeren wij na dezen grooten uitflap weder naar de doorbraak: wij hebben gezegt, dat in het laatst van Maart de beringing was voltooid, en dat het bovenland van Heusden toen allengskens weder droog begon te worden, doch naar mate het water zakte, wierd ook de verfchriklijke verwoefting van de doorbraak meer en meer zichtbaar, de puinhopen der huizen op de Haarfteeg kwamen boven, en leverden een toneel op van eene verwoefting, veel erger dan die van brand of van den oorlog; hier wierd het lijk van eene vrouw, daar dat van een kind gevonden, verre verwijdert van de plaats, waar de overftrooming hen van het leeven beroofde; de meefte lijken waren, niet tegenftaande dezelve meer dan zes Weeken onder water hadden geleegen, echter nog geheel gaaf en van eene couleur, welke zeer na aan het leeven kwam, doch veranderden, zo dra zij aan den invloed van de lugt waren bloot gefield: de boomen, daken van huizen, hooibergen enz. alles was zo verward door elkander gedreeven, dat iemand, te vooren, laar ter plaatzc wel bekend, nauwJijks kon gelooven, dat hij zich daar bevond; de publieke wegen werden echter alN 3 lene>  1^8 BESCHRYVING VAN lengskens opgeruimd, fchoon daar mede zeer veel tijd verliep, wegens de menigte van boomen, die langs dezelven geftaan hadden, en genoegzaam allen door het ijs waren omver geworpen; twee daken van huizen waren ook midden op de ftraat gedreeven, daar vast geraakt, en bij het zakken van het water blijven liggen, in een woord, de verwoefting gaat hier boven aüe denkbeeld en befchrijving. In de andere Dorpen was het mede bij het zakken van het water zeer liegt gefield, veele huizen, volgens de gewoonte der minvermogende Landlieden in leem gemetfeld, die bij den vloed nog waren ftaande gebleeven, waren zo doorweekt, dat de wind van tijd tot tijd nog eenige omver wierp; op veele plaatzen waaren de fcheidingflooten zo vol aarde van de landen gedreeven, dat men nauwlijks die grenzen van zijn eigendom meer kon ontdekken. Het Dijkcollegie begon thans bedagt tc zijn op de middelen, om de doorbraak zelve te herftellen, er was gelegenheid van rondomme daarbij te koomen, en het terrein te bezigtigen: in den jaare 1795, wanneer in dezen dijk ter dezer zelfde plaatze , drie door*  DEN WATERSNOOD. 199 doorbraken, kort bij elkander waren, had men reeds het plan gevormd, om den geheelen draai van den Dijk aan het Vergereind aftefnijden, en een Inlaagdijk te leggen, die meer dan een derde korter konde zijn, als de afgefneeden Dijk, en waar door dan tevens alle drie de doorbraken van dien tijd buiten gedijkt geweest zouden zijn (a). Men was op deze gedagte niet zo zeer gekoomen, om de mindere kostbaarheid van het werk, dan wel voornamelijk, om de ftroom van het Maaswater, dat, in den winter, van Croevecöeur direélelijk op dezen Dijk aanfchiet, en aan denzelven meest alle jaaren zeer groote rampen doet gevoelen, meer leidende langs den Dijk te maken, en mitsdien, volgens rivierkundige regelen, die rampen tc verminderen; er wierden toen ter tijd tweederlei bedekken tot herftel gemaakt, het eene tot het leggen van zodanigen Inlaagdijk, en het andere tot het leggen van eene buitenwaardlché~omdijking, om de twee bovenfte doorbraken , en de benedenften doorbraak, wel* (a) Men zie hier over de Kaart van het L^nd van Heusden en Altena, bij dit Werk gevoegd. N 4  *oq BESCHR..YVING VAN welke de kleinfte en ondiepfte was, door het gat heen, tusfchen twee rijsbennen, te digten: de toenmalige Provintie Holland had, op voetfpoor van het geen bij vorige dergelijke rampen gebeurd was, en voornamelijk wegens den zo zeer uitgeputten ftaat dezes Lands, door de rampen van den oorlog en voorafgaande artificieele Innundatie der Landen,' op een tijd, dat het groengewas nog te velde ftond, de kosten van dit herftel der voorfz. drie doorbraken toen op zich genoomen, en de aanbefteeding daar van gefchiedde, mitsdien op den 5 Junij 1795 in den Hage, doch er was niemand onder de menigyuldige opgekomen gegadigdens, welke wegens het vergevordcrt jaar faifoen, her, importante werk van een te leggen Inlaagdijk van 300 roeden lengte, 20 voet kruin, 3 voet dosfeering naar buiten, en i| voet binnen waards, met twee bermen aan weerszijden durfde onderneemen, te meer, daar het terrein, waar over deze Inkagdijk zoude moeten gelegd worden, meerendeels zeer laag en met veele ilooten doorfnceden was, en daarenboven met ftruiken en boomen beplant, welke alle, benevens het opgefchoten zand.  DEN WATERSNOOD. 201 zand, eerst moest worden weggeruimd, wanneer de hoogte des Dijks op het opgeruimde terrein meerendeels 20 Rijnlandfche voeten zoude beloopen: men moest derhalven toen ter tijd tot de andere wijze van herdijking, namelijk den buicenwaardfehen omkring overgaan , deze wierd aangenomen voor ƒ37500 -: -: doch vermits die geene, welke de bellekken daar van hadden vervaardigt, van opinie waaren, dat deze fom te hoog was, aan den aannemer niet gegunt, maar in kleine befteedingen, bij hec fchaft, onder opzicht van twee deskundige 's Lands geauchorifeerden gemaakt, en heeft, met alle daarbij bchoorende onkosten, die herllclling toen gekost eene fommc van ƒ 34058 - 17 - :, behalven nog ruim een duizend guldens, welke daarna nog tot verhooging van den buitenberm voor dezen Dijk leggende, zijn verwerkt, en het falaris van voorfz. twee 's Lands geauthorifeerdens, het welk als onder andere declaratien vermengd, niet nauwkeurig kan worden opgegeven, maar gelleld word ruim ƒ 2000 gulden beloopen te hebben. Daar de doorbraak in dit jaar juist wederom op die zelfde plaats, en wel in den jaare 1795 nieuw gelegde omdijking, tegen N 5 over  20s BESCHRYVING VAN over den grootften wiel van 1795 was voorgevallen, zo bevestigde zulks no£ te meer de Rivierkundige Theorie, dat de ftrekking van dezen Dijk alzo niet behouden kon worden, zonder denzelven voortaan al wederom aan dergelijke ramp meer dan anders te exponeeren, en het Dijkcollegie was mitsdien eenparig van gevoelen, dat men, nu het jaar-faifoen nog zo verre niet gevordert was, moefte beproeven, of het niet moge* lijk zoude zijn, de in 1795 reeds geprojecteerde Inlaagdijk te doen leggen, en dezelve tevens tot zodanige zwaarte te brengen, dat men voor volgende doorbraak zich veilig kon rekenen: men overdagt daarbij, dat de herftelling van den Dijk door den wiel van de doorbraak wel uitvoerlijk was, doch door eene diepte van 48 voeten onder water, zo als deze wiel in het midden bevonden is, en fteil opgaande kanten ook aanmerkelijke fommen zoude kosten, en dat men dan altijd nog met een gevaarlijken Dijk, tusfchen twee zeer groote wielen, belast bleef, welke daarenboven nog geene ftrekking had tegen den ftroom der rivier; en om nog weder buiten den nieuwen wiel om te dijken, was nog veel gevaarlijker: door het leggen van  DEN WATERSNOOD. 103 yan dezen Inlaagdijk, zou dezelve ook 194 roeden korter worden, en het befluit was derhal ven tot den Inlaagdijk, maar de middelen ontbraken, dewijl men de kosten daar van oppervlakkig wel op meer dan hondert duizend guldens berekende: men belloot derhalven tot het maken van een adres aan het vertegenwoordig Lighaam, daarbij het ongeluk, dit Land nu ten tweeden male in den tijd van vier jaaren overkoomen, af te fchetfen, en voorts een drieleedig verzoek te doen, namelijk: i°. „ Dat, even als in den jare 1795 was „ gefchied, de herftelling der dijkbreuken, „ voor 's Lands rekening mochte gefchie„ den. a°. „ Bij aldien de menigvuldige doorbra„ ken, geduurende dezen watervloed voor3, gevallen, geyoegd bij den ftaat van'sLands „ Kasfe, zodanige generale herftelling voor 's Lands rekening niet gedoogde, dat als „ dan mogt worden verleend eene fubfidie „ van ƒ50,000 - : - :, en zes jaaren remisfie „ van verpondingen aan de Stad en de Dor3, pen, in het Land van Heusden. 3'. „ Of bij aldien 's Lat.ds Kas al mede zodanig uitfehot of fubfidie niet mochte „ kun-  pe>4 BESCHRYVING VAN „ kunnen Jijden, dat in zulk geval mocht „ worden verleend eene remisfie van verpon„ dingen, over de Stad en de Dorpen in „ den Lande van Heusden geleegen, voor „ den tijd van tien jaaren, met vrijlating aan „ het Dijkcollegie, omme dezelve evenwel, » volgens gewoonte, van de Ingelanden te „ doen invorderen, en te gebruiken tot af,, losQng der Capitalen, welk zij tot het her„ ftel dezer dijkbreuken Zouden moeten ne„ gotieeren: met aanbod, om van het ge„ bruik dezer te remitteeren verpondingen, „ rekening en verantwoording te doen, aan ^ „ zodanig Collegie, als door het vertegen„ woordigend Lighaam zoude worden goed,, gevonden." Dit adres bij de Eerfte Kamer ingekoomen zijnde, werd, met veele anderen van foortgelijken aard, gefteld in handen van het uitvoerend Bewind der Bataaffche Republiek ,ten einde daarop te dienen van derzelver confideratien en advis, het zelve voldeed hier aan op den 22 April, en was van oordeel, dat, wilde men alle de Landen, waargeduurende de jongde overftrooming dijkbreuken waren voorgevallen, op eene fecuure wijze voor volgende overftrooming zo. "veel roóge,- m  DEN WATERSNOOD. ^ lijk bewaaren, het Land „ zich deze zaak „ zoude behooren aan te trekken, en dat ,, mitsdien het uitvoerend Bewind zoude be„ hooren, te worden geauthorifeert, om dc „ dijkbreuken dadelijk van 's Lands wege te „ doen herflellcn, en de refpeclive diflriftcn ,, te verplichten, om de daar toe te impen„ deercn penningen, zonder intercsfen, in „ gefchikte termijnen, bij wijze van omflag', „ te innen, en aan den Lande te reflituee„ ren;" de gronden van dit advis waren ge-, leegen in eene vrees, dat op veele plaatfeu de doorbraken, uit een poinct van verkeerde fpaarzaamheid, of uit gebrek aan kunde , zeer gebrekkig zouden worden opgemaakt, en alzo bloot gefield, om zelfs bij een meer dan ordinair zomerwater te bezwijken, en daar door op nieuw fchade te veroorzaken. Dit advis bij de Eerfle Kamer ingekomen zijnde, wierd begreepen, om deszelfs nkgeflrekt gewigt, en daar aan verbonden importante fommen gelds, nader het onderzoek eener perfoneeie commisfie te moeten ondergaan, welke daarop den i Mcij daar aan volgende hoofdzakelijk advifeerde: „ dat „ zij van het gem. advis vair het Uitvoerend „ Bewind moeflen verfchillen, en daarop „ aan-  20Ö BESCHRYVING VAN ,, aanmerken, dat offchoon deze Dijken * „ en derzelver onderhoud en reparatie, wel „ niet ten laste van den Lande konden koo,; men, en die geenen, welke daaf tóe verj, plicht zijn, de onkosten daar van zouden „ moeten draagen, het niet te min, op „ gronden van billijkheid ruste, dat deze In„ gezetenen in het! draagen van zulke ex„ traordinaire en onvoorziene kosten, van „ 's Lands wegen wierden te gemoet gekoo„ men, zo als zulks meermalen te voren on,, der het Foederatif Beftuur had plaats ge„ had, ten einde daar door de Ingezetenen in ftaat teftellen, om in vervolg in 's Lands „ lasten te helpen dragen, en om voor te „ koomen, dat niet eenige derzelven hunne „ Landerijen abandonneeren, of de Dijk„ breuken niet behoorlijk wierden herfteld, „ en daar door nog grotere rampen voor de „ Ingezetenen, en meerdere nadeelen vóór „ 's Lands Kas veroorzaakt. „ Dat al mede in confideratie kwam, dat „ zullen de Dijken dadelijk, bij wijze van „ voorfchot uit Stads kasfe herfteld worden, „ zulks een important bezwaar voor de„ zelve zoude zijn, het welk vooral in dee„ ze tijden van buitengewoone fchaarsheid, „ zö  DEN WATERSNOOD. a©? a zo veel mogelijk vermijd moest worden, „ nademaal hier toe al een vrij aanzienelijke „ fomme zou worden vereischt, waar door dan tevens andere noodwendigfte betalin„ gen zouden moeten agter blijven , tot aan„ merkelijk nadeel van de algemeene belan„ gens. '„ Dat zij gecommitteerden ook niet kon- den advoueeren, dat alle deze reparatieil „ van Wegens het gemeene land zouden be- hooren te gefchieden, teneinde daar door „ de bij het Uitvoerend Bewind gevreesde *, inconvenienten en nadeelen voor te koo*, meni vermits het hun toefcheen," dat niet „ alleen deze vrees van allen grond is ont„ bloot, daaf het doch geenzints te vermoe„ den was, dat alle zulke Collegien of Per„ foonen, welke met de beheering der Dij„ ken zijn belast, zulk eene verkeerde mena„ ge tot hun eigen en der Ingezetenen na„ deel zouden willen betragten, en het Uit„ voerend Bewind boven dien ten allen tij- de gerechtigd was, om daar omtrent de ,, vcrcischte voorzorgen te doen neemen: „ maar ook dewijl de bovengenoemde Col„ legien of Perfoonen door eene reeks van jaaren en geduurige ondervinding in ftaat „ waa-  2o8 BESCHRYVING VAN „ waarc gefield, om en hec locaale en de' „ middelen tot herftel grondig te hebben „ kunnen leeren kennen, en gevolglijk beter „ gefchikt moesten geoordeelt worden, om ,, hier omtrent een behoorlijk toe verzicht te „ houden, dan de zodanige, welk deze ken,, nis en ondervinding ontbeeren: als mede „ dat het een ieder bekend is, dat alle wer„ ken, welke van 's Lands w'ege worden „ aanbefteed of vervaardigd, nimmer voor zo „ weinige fommen worden' aangenoomen of „ gemaakt, dan wanneer dit door , en onder „ opzicht van die geenen gefchied; welke „ deswegens een meer direct belang hebben, „ zo wanneer daaf toe maar een genoegfaam „ fonds voor handen is: waar bij dan einde„ lijk nog kwam, dat de kosten, hier toe te impendeeren* door de Daggelden enz., „ der opzieners en verdere geëmploijeerdens „ van wegen het Uitvoerend Bewind, of „ deszelfs Agent van Inwendige Politie, „zouden worden vergroot, • welke ander„ zints zouden kunnen gemenageerd wor„ den. „ Uit hoofde van deze confideratien het„ de de voorfz. commisfie meer over, tot „ het verleenen van eene remisfie van ver- „ pon-  DEN WATERSNOOD. 20$ ,, pondingen, voor den tijd van zulk een ge„ tal van jaaren, als bij een nader onderzoek, ,, door het vertegenwoordigend Lighaam, „ voor ieder van deze diftriéren, zou wor„ den goedgevonden; waar door voor eerst, „ volgens het oordeel van voorfz. Gecom„ muteerden,_ aan de billijkheid, om deze „ ongelukkigen van 's Lands wegen eeniger• ,, mate in het herftel van hunne Dijken te „ gemoet te koomen, zou worden voldaan; „ en ten anderen, nademaal hier door ,, 's Lands Kas, in deze algemeene perurie „ van gelden, niet op één oogenblik, mee „ een important uitfehot van penningen zou „ worden bezwaard, maar in tegendeel door „ het gemis van één of meer jaaren verpon„ ding, over die Diftri&en, deze verminde„ ring van 's Lands inkomften minder, ten „ minften meer draaglijk zou gevoelen, en „ daar door alle andere uitgaven zouden „ kunnen aan den gang blijven, daar een „ dadelijk voorfchot, welligt eene ftagnatie „ in deze zenuw van het Beftuur zoude kun„ nen te weeg brengen; waar tegen niet kan „ obfteeren, dat volgens dezen voorflag de „ verleende remisfien geduurende dien tijd „ een deficit in 's Lands Kasfe zouden veroorO „ za-  aio BESCHRYVIN'G VAN „ zaken, daar de, volgens het advis van het „ Uitvoerend Bewind op te fchieten gelden, „ te eeniger tijd fuccesfivelijk weder in 's Lands Kas zouden te. rug koomen, ver„ mits, behalven de rechtmatigheid tot het „ helpen dragen van deze buitengewoone „ onkosten door het gemeene Land, en de „ bovengenoemde moeielijkheid, zo niet vol„ ilrekte onmooglijkheid voor 's Lands Fi„ nantien, om dit voorfchot in eens te doen, „ het vertegenwoordigend Lighaam als nu „ nog aan' zich zoude behouden, om na „ een behooörlijk onderzoek in dezen, zo„ danige remisfien naar gelang, der omftan,, digheden te accordeeren, en wanneer de„ zen, aangaande eene berekening van het „ meerdere voordeel, het welk hier in voor „ den Lande geleegen is, kon te pas koo„ men, twijffelde gemelde Commisfie geen„ fins, of de Vergadering zou het zelve in „ hare voordragt vinden. Na welke generale remarques de Commisfie meer bepaalt overgaande, tot het verzoek door Dijkgraaf en Heemraden van den hoogen Maasdijk van Stad en Lande van Heusden gedaan, om den Dijkbreuk bij Hedikhuizen door middel van een Inlaagdijk, in  ■ DEN WATERSNOOD. au t in plaatze van eene andere herdijking, te i doen herftellen, doet vervolgens een verhaal i van den toedragt dezer zaake in den jaare 1795, hier voor reeds vermeld, en advifeere t dat, hoe nuttig hun ook deze zaak was voor; geköomen, men echter aan het Uitvoerend : Bewind de finale beflisfing van de wijze van herdijking zoude behooren over te laten. Dit advis der perfonele Commisfie op den , 6 Mey daar aan volgende, in nadere delibe1 ratie gekoomen, wierd conform het zelve 1 dien dag bij de Eerfte Kamer genoomen dit befluit: J „ Dat aan de Ingezetenen van die Amb„ ten, Polders of Diftriclen, welker Dijken „ door dezen Watervloed zijn doorgebroo: „ ken, zal worden verleend eene remisfie „ der verpondingen van de Landerijen, en ,, gebouwen daar binnen geleegen, over al „ zulken tijd, als nader bij het vertegen„ woordigend Lighaam, voor ieder derzel„ ven, zal worden bepaalt. „ Dat het Uitvoerend Bewind ten dien , „ einde aari het vertegenwoordigend Lig„ haam, zo fpoedig, als den aart der zake zulks zal toelaaten, zal inzenden eene be5, grooting der onkosten, welke tot het her-. O 2 „ nel-  U2 BESCHRYVING VAN \ „ ftellen van de. Dijken refpeftivelijk reeds „ zijn en nog zullen moeten worden aange:,, wend: als mede het bedraagen der jaar„ lijkfche verpondingen, door de voornoem„ de Ingezetenen aan den Lande verfchul* » digt. „ Dat de verpondingen, welker remisfie „ als dan zal zijn geaccordeert, niet te min „ door deze Ingelanden en Ingezetenen zul„ len worden betaalt aan zodanig Ontfanger „ of Gaarder, als daartoe zijn gequalificeert, „ welke die Penningen jaarlijks, zo lange „ de remisfie zal worden geaccordeert, zul„ len ter hand ftellen aan de Dijkcollegien;, ,, ten einde daar uit te voldoen en af te be„ taaien zodanige capitaalen, welke tot re„ paratie dezer doorgebrooken Dijken res„ pectivelijk zullen hebben moeten worden „ genegotieerd, zondër dezelve tot eenige „ andere eindens, hoe ook genaamd, te mo„ gen gebruiken. „ Dat de respeftive Dijkcollegien zullen ,, verplicht zijn, jaarlijks en geduurendc den ,, tijd van deze remisfie, aan het Uitvoerend „ Bewind te doen blijken, dat deze Pennin„ gen in der daad tot het aflosfen van voorfz. Capitaalen zijn geè'mploijeert: dit alles op „ poe-  DEN WATERSNOOD. 2I3 '„ poene van des contrarie handelende,. het effecT: van deze remisfie dadelijk te zullen ,, verliezen. „ Dat de Dijkcollegien boven gemeld 9 „ ten fpoedigften zullen doen formeeren de „ bellekken tot het repareeren van de on„ derfcheiden Dijken, onder derzelver res„ pedive bcheering ftaande, en d'ezelve ter „ approbatie aan het Uitvoerend Bewind toe„ zenden, zodanig echter, dat deze repara„ tien onder het onmiddelijk toeverzicht van „ de respeélive Dijkcollegien zullen moeten „ géfchieden, en het Uitvoerend Bewind de „ nodige zorge zal doen draagen, dat 's Lands „ algemeene belangen hier in, zo met op„ zicht tot het werk zelve, als tot het be„ fpoedigen van het zelve, worden geobfer„ veert." Dit algemeen befluit voorafgegaan zijnde, volgt er fpeciaal ten opzichte van het leggen van den verzogte Inlaagdijk. „ Dat wat betreft het verzoek van Dijk„ graaf en Heemraden van den hoogen „ Maasdijk van de Stad en Lande van Heus„ den, om den doorbraak bij Hedikhuizen door middel van een Inlaagdijk te doen „ herftellen, het Uitvoerend Bewind wordt 0 3 go-  214 BESCHRYVING VAN „ geauthorifeert, daarop zodanig te dispo,„ neeren, als ten meeften nutte van den „ Lande en der Ingezetenen zal bevonden „ worden." En volgd dan ten Hotte. ,, En eindelijk dat de overige verzoeken „ bij alle de Misfives en Requesten gedaan, „ worden gedeclineert en gewezen yan de „ hand." Dit befluit aan de Tweede Kamer van het vertegenwoordigend Lighaam ter fanclie zijnde gezonden, werd het zelve, na dat door eene Commisfie dit befluit, benevens alle de daarbij behoorende nukken nog nader waren onderzogt, op den 22 Mey bekragtigd, en mitsdien in een decreet van het vertegenwoordigend Lighaam hervormt. Zo dra het Dijkcollegie van het Land van Heusden van de goede dispofitie, die er zo wel bij het Uitvoerend Bewind, als bij het vertegenwoordigend Lighaam fcheen te zijn, om op de een of andere wijze in den onge¬ lukkigen toeftand der overftroomde Landen te hulp te koomen, wierd ge'informeert, deden zij de bellekken tot het leggen van voorfz. Inlaagdijk, en het herflel van den doorbraak in den Oudheusdenfchen Zeedijk, reedi  DEN WATERSNOOD. nS reeds vervaardigen, ten einde geen tijd -zouf de yeriooren gaan, om de aanbefteeding te doen, zo dra op hun verzoek een decreet zou gevallen zijn; ja, zij annonceerden zelfs reeds de aanbeileeding van die importante werken, tegen den 27 Mey, zo dra zij kennis hadden bekomen van het befluit, op den 6 Mey door de Eerfte Kamer genoomen, in. hope, dat in dien tusfehentijd de bekragtiging der Tweede Kamer zoude volgen; en deden intusfehen de beftekkeh daar van drukken, en alommeI waar men kon berekenen, dat gegadigdens gevonden zouden worden^ op publieke plaatzen ter leezing voorleggen: deze bekragtiging. dan eerst op den 22 Mey gefchied zijnde, was er geene gelegenheid, om zich voor dc aanbefteeding aan het Uitvoerend Bewind met de bedekken te addresfeeren, en zo wel deszelfs approbatie op dezelve, als op het leggen van een Inlaagdijk te Hedikhuizen te vraagen , en men verkoos mitsdien de aanbefteding te doen voortgaan, doch agt dagen beraad te bedingen, met oogmerk, om zich dan in dien tusfehentijd aan het Uitvoerend Bewind te addresfeeren, en het zelve dan tevens in de gelegenheid te ftellen, om te kunnen nagaan, of de fomO 4 men,  airS BESCHRYVING VAN men, waar voor de aanbefteeding gefchied zou zijn, foms te hoog waaren, en het werk mitsdien op eene andere wijze zou behooren te worden aangevangen: men befloot nog des te meer tot dezen maatregel, vermits in den jare 1795, toen de aanbefteeding van dezen Inlaagdijk op den 5 Junij, en dus flegts agt dagen later als nu, gefchiedde, geene gegadigdens gevonden waren, welke de geheele voltooijing van het werk, geduurende dat zomer-faifoen, hadden durven onderneemen, en men mitsdien vreesde, dat nu deze Inlaagdijk bij het beftek nagenoeg een derde zwaarder was bepaalt, men dit jaar ook geen^ lieden zoude, vinden, die het zelfde werk zouden durven onderneemen, en men derhalve tot andere maatregelen zoude hebben moeten overgaan, welke dan te gelijk aan het Uitvoerend Bewind voorgefteld konden wonden. . . ; Den 27 Mey daar zijnde, wierd de aanbeHeeding dezer werken te Heusden in het Hof van Holland, zijnde de gewone vergaderplaats van het Dijkcollegie, gedaan, en den Inlaagdijk bij Hedikhuizen eerst in twee Perceelen opgeveild, de crering der kosten van het geheele werk was berekend op nagenoeg  DÉN WATERSNOOD. ai? noeg ƒ iso,ooo - : - :, de Dijk- was bepaalt te hebben de lengte van 305 roeden, de kruinsbreedte op 24 voet: de buiten dosfeering op §§ voet op de voet: de binnen dosfeering van 2 voeten op iedere voet hoogte, en voorts met een binnenberm van 1H voeten breedte, hoogte van 13 voet beneden den kruin des dijks en dosfeering van 2 voet op iederen voet: en een buitenberm van 12 voeten breedte, hoogte van 15 voeten beneden de dijkskruim en dosfeering van 31 voeten op iederen voet: zijnde de hoogte des dijks boven het terrein na genoeg 20 voeten. Het eerfte perceel wierd vervolgens aangenoomen voor ƒ 53,000-:-: en het tweede voor ƒ74,000-:-! en dus te famen/i 27,000 : : doch na dat, volgens het beftel, het geheele werk in eene masfa Vas opgehangen, wierd het zelve op ƒ 124,000-:-: gemijnt, en dus voor dien prijs op approbatie aanbefteed. Het herftel van de doorbraak in den oud Heusdenfchen Zeedijk vervolgens aanbefteed zijnde, wierd aangenoomen voor eene fomme van ƒ 8000 - : -: Dit werk beftond mede in het leggen van een Inlaagdijk ter lengte van 115 Roeden met eene. kruinsbreedte van 24 voet; aan de O 5 buj-  '*i8 BJ5SCHRYVING VAN buitenzijde eene dosfeering van 4 voeten, en aan de binnenzijde van a voeten op iederen voet hoogte; voorts met een buitenberm van 12 voet breedte, en 4 voet dosfeering, en een binnenberm mede van 12 voeten breedte, en 2 voet dosfeering op eiken voet hoogte: dit werk was gecierd op ruim ƒ 11,000 - : : en wierd derhalven tot zeer laagen prijs aangenoomen. Deze befteedingen gefchied zijnde, defpicieerde het Dijkcollegie terftond eene Commisfie naar den Hage, ten einde zich zo wel bij het Uitvoerend Bewind als deszelfs Agent van toezicht op den ftaat van dijken, wegen en wateren te vervoegen, de bellekken dezer werken aan denzelven te overhandigen, en voorts de approbatie van het Uitvoerend Bewind op het een en ander te verzoeken; het zelfde Bewind nam hier op in de confideratien en advis van deszelfs voorfz. Agent , en authorifeerde bij befluit van den 31 Mey 1799: „ het Dijkcollegie van den hoogen Maasdijk „ van Stad en Lande van Heusden, de her„ ftelling van de doorbraak bij Hedikhuizen „ door middel van een Inlaagdijk ter uitvoer „ te brengen, als mede de gedaane aanbe„ fteedingen aan de aanneemers te gunnen:", waar-  DEN WATERSNOOD. ai$ waarmede dus de zaak zijn volle beflag verkreeg. De aannemers van den Inlaagdijk bij Hedikhuizen maakten terftond een grootert toeftel tot dit importante werk; zij kogten karren, paarden en gereedfchappen, zo veel er maar te bekoomen waren, en deden intusfchen het terrein, waarop deze Inlaagdijk moest leggen, opruimen, en zo wel van het ppgeftorte zand, als van het houtgewas zuiveren: dit werk viel hun aanmerkelijk tegen , vermits zij flegts gerekend hadden op het wegruimen van één of ten hoogften anderhalve voet zand, en ondertusfchen, bij de bewerking ondervonden, dat op veele plaatzen, meer als drie voeten hoogte van zand moest worden opgeruimd, het terrein, waarop de Dijk gelegt moest worden, mitsdien ook, naar die mate, lager wierd, en derhalven ook weder zo veel meer fpegie aangebragt moefte worden; er verliepen met deze opruimingen, het graaven van vletflooten, en het maken van karweegen, door het houtgewas, naar den ouden Dijk, welke weggevoerd moest worden, ook ruim drie weeken , eer dat dezelfde met ernst aan het aanvoeren der fpecie voor den nieuwen Dijk konden  Sl20 - BESCHRYVING VAN den beginnen, doch toen hadden zij ook omtrent 800 arbeiders, 250 karren en 50 vletfchuiten bij elkander, en hadden daarbij zeer droog en fchoon weer, zo dat toen het werk eens aan den gang was, alle daagen een aanmerkelijke quantiteit aardfpecie'wierd aangevoerd; bij den aanleg, had den Dijk op de meelte plaatzen, eene breedte van 156 tot 160 roeden, belloeg een terrein, het geen men, zo lang het niet hoger als de bermen gewerkt was, eerder voor een groot exercitie veld, dan voor den aanleg van een Dijk zoude ■ genoomen hebben: in het laatst van .fulij en begin van Augustus was het zeer regenagtig weer, zo dat verfcheide dagen niet gewerkt kon wórden; en niet tegengaande dit alles, hebben deze aannemers in den béginne van Augustus hun werk reeds op de- helft gebragt, en werken zodanig voort, dat er alle waarfchijnlijkheid is, dat zij het zelve voor den bepaalden tijd van den 1 November geheel voltooid zullen hebben. De aannemers van den Inlaagdijk tot herftel van de doorbraak in den OudheusdenIchen Zeedijk zetten ook zo veele manfchappen en. karren aan het werk, dat zij hetzelve  DEN WATERSNOOD. 221 re reeds in het begin van Augustus geheel Volbragt hadden en daar door bijna eene geheele maand vroeger als het beftek vermelde het werk hebben voltooid. Het Dijkcollegie was na de aanbefteeding dezer werken op verre na niet van alle zorg ontflagen: er was aan 't zelve eene remisfie van verponding verleend, maar daar mede konden de aanneme/s niet worden voldaan, en deze was echter eene prompte betaling bij termijnen toegezegd, namelijk van één vierde der aanneempenningen, zo dra de werken op de helft zouden gebragt zijn, het tweede vierde, wanneer op drie vierde het werk was voltooid en de twee overige termijnen, bij de aangifte van de voltooijing en na de opneeming en goedkeuring van het- geheele werk: de kas van het dijkcollegie was geheel uitgeput, zo door het aanfehaffen van nood materialen, voor het hoge water, als tot het betalen der kosten voor de beringing van de doorbraak, het fteeken en herftellen van hulpgaten enz. Ja zelfs hadden daar toe reeds eenige duizenden guldens bij particulieren genegoticerd moeten worden: men was derhalven bedagt tot het openftellen van eene Negotiatie tot eene fomme van ƒ 150,000-:-: doch  222 BESCHRYVING VAN doch men begreep tevens, dat zou men daar vari eenig fucces verwagten, bfj den tegenwoordigen hogen prijs van het contante geld, men den Intrest nier minder dan op 6 percent kon bcpaak-n, en dat men zelfs daar bij nog andere voordeeligc conditiën voor de deelnemers moeste voegen, om die Negotiatie nog meer aanneemlijk te maken, als het voldoen der ingefchrceve fomme in twee termijnen en korting van i percent voor die geenen, welke^beide de voorfz. termijnen in eens op den ï Augustus fourneerden; de aflosfing bij üitloting, alle^aaren tot zodanige fomme, als door dc geremitteerde verponding zou inkoomert, bedragende dezelve hêt eene jaar, door het andere ruim ƒ 30,000 -: : zo dat deze Negotiatie in vijf jaaren geheel afgelost zoude zijn, en voorts voornamelijk het fuffifante onderpand zo van voorfz. geremitteerde verpondingen als van alle de dijkplegtige Landen, zijnde bijna 5000 Morgen, welke door elkander op eene waarde van 400' gulden dc Morge gerekend kunnen worden en niet anders bezwaard zijn, dan met eenige capitalen te famen de fomme van ƒ 14,000: en deze negotiatie wierd op den 10 Julij gearreiteert, het Plan daar van gedrukt en alom- me  DEN WATERSNOOD. 223 me gedidribueert, en in de voórnaamde koopdeeden eenige Makelaars, zo tot het ontfangen der Infchrijvingen, en fournisfementen, als tot het afgeeven der Recepisfen geautho*rifeert, en met dit alles had voorfz. Negotiatie echter bijna geen het minne fucces, het geen het Dijkcollegie in de uiterde verlegenheid bragt, te meer, daar de aannemers van den Oudheusdenfchen Zeedijk, zich reeds om betaling van twee termijnen van hun werk hadden geaddresfeert, en die van den Inlaagdijk bij lïedikhuizen, ook alle dagen met een attest van de volvoering van de helft van het werk, wierden verwagt, en men derhalven als dan voor deze beide eene fomme van ten minnen ƒ 40,000 - : - : gereed moest hebben, daar hun contante betaaling was beloofd. In dezen ftaat van zaken addresfeerde zich het Dijkcollegie weder aan het vertegenwoordigend Lighaam, met verzoek, dat daar het Uitvoerend Bewind tot nog toe waarfchijnlijk niet had kunnen voldoen, aan het inzenden Van de generale voordragt, waar toe het zelve bij decreet, van den 22 Mey was geauthorifeert, en er ten minden tot nog toe, geene nadere bepaaling gemaakt was, omtrent  é&4 BESCHRYVING VAN trent den tijd van het ingaan der gerernir* teerde verpondingen, hun provifioneel in dezen nood authorifatie mogte worden verleend, om de verpondingen over den jaare 1798* 1 voor zo verre dezelve nog niet aan 's Lands Comptoir waren verantwoord, van de Gaar- I ders te mogen invorderen, op den voet en 1 wijze, bij het decreet van 22 Mey voorge- P fchreeven: dit verzoek commisioriaal gc- 1 maakt zijnde, wierd den 9 Augustus laatst- ij leden daarop een declinatoir rcipport uitge- 1 bragt, doch bij defdelrberatien daar over, < het zelve rapport verworpen zijnde, wierd 1 het zelve verzoek, benevens een adres van J Dijkgraaf en Heemraden van het Land van H Altena, tot appuij van het voorfz. verzoek 1 tendeerende, nader gemaakt, commisforiaal, |l met gevolg, dat het verzoek om de verpon- i dingen over 1798 in .te vorderen, werd ge- i •weezen van de hand, doch wierd het Uit- « voerend Bewind geauthorifeerd, om de ver- ■ pondingen over den jaare .1799 ten fpoedig- c ile in te vorderen, en dezelven aan hes [I Dijkcollegie uittereiken. Oadertusfchen had het Dijkcollegie, het Ê welk alles, wat in zijn vermogen was, wilde aanwenden, om geftand te doen aan zijne \\  DEN WATERSNOOD. 225 1 në belofte van prompte betaling, en uit vrees, . dat anderfins hét werk van dezen Inlaagdijk zoude blijven leggen, te Amfterdam en in den Hage pogingen aangewend, tot het aan1 gaan van eene belecning op voorfz. gere- ■ ! mitteerde verpondingen, en op hunne dijk1 pligtigé Landen,, om dezelve uit de eerst intekomën verponding weder aftelosfen, en had voor zódanige beleening ter fomme van , ƒ 40,000 - : - : zelfs gebóoden, den enormen ■ Intrest van één percent 'sMaahds, doch heeft j echter daarin niet kunnen reusfeefen: de aan- ! neemers kwamen óndertusfchen óm hunne I beloofde betalingj eri bfagten daar door het ; Dijkcollegie in de noodzakelijkheid, van hun j mede eeri percent 's Maands voor Intrest te belooven, van het geld, het welk zij nu te goed hadden; dezen waren zéér huiverig daar in te koomen, en verder voort te werken, doch namen zulks echter aan voor een korten tijd, en wel tot zo lange er dispofitie Op het Request, aan het vertegenwoordigend Lighaam gepraifentéerd, zoude gevallen zijn. Tót dus verre het berigt van den Burger Reprefentant Leemans, doch daar de Burger S. van Hoek te Aalburg insgelijks aan \den Drukker dezes, verfcheide merkwaard!P ge  226 BESCHRYVING VAN ge bijzonderheden, betrekkelijk voorfz. Iri* nundatie gezonden heeft, die wederom aan mij ter hand zijn gefield om die te plaatfen, zo zal ik daar van overneemen dat geene, van 't welke in het voorig berigt .geen melding gedaan is. Omtrent gem. doorbraak, geeft de Burger Hoek, als iets zonderlings op, dat ,, de „ ijsfehots welke het ongeluk veroorzaak„ te, voor eenige oogenblikken, het door „ haar gemaakte gat, had toegeftopt, en, daar door, als 't waare eenen dam tegen ,, het water opgeworpen." Zeer aandoenlijk zijn de ongelukken in dit berigt opgegeven, doch ik zal daar flechts van overneemen die gebeurtenisfen, waar van hier voor geheel of gedeeltelijk nog geen melding gemaakt is. Onder de op de Haardfïeeg ongelukkig verdronkenen, moeten wij vooral ook tellen eenen Pieter. Greevenbröek, met deszelfs dogtertje Maria Greevenbröek. Deze man, de bekommerende tijding der doorbraak bekomende, haastte zich, om, met zijn kind, het naake.nde gevaar, ware het mogelijk, te ontvlugten, en, met agterlating van alles, wat hij had, op den dijk, eene veilige fchuilplaats, en berging voor hun leven  DEN WATERSNOOD. 227 £e zoeken. Reeds was hij op den fteenweg gekoomen, — reeds een eind op denzelven gevoorderd, — reeds, zijn kind bij de hand houdende, en tegens den ftroom van het water, dat met woede over dezen weg reeds heen ftortte, en fteeds hooger en hooger wierd; aanworftelende, en zoo, als met den gewisfen, althands dreigenden dood kampende, tot op weinig afftands van den dijk genaderd : dan hu wordt het geweld des waters hem te fterk, —- zijne krachten bezwijken en verlaaten hem, —- voor het laatst drukt hij, Onder het oog van eene meenigte menfchen, die, nauwlijks den dood ontkoomen, met gillend geween, dit treurtoneel van den dijk aanzien, het kind aan zijn vaderlijk, maar angstig kloppend hart, — drukt den jongften kusch op deszelfs reeds verftorvene lippen, — en zinkt zoo, met haar, in den overftelpen- den vloed, zinkt in de eeuwigheid weg!! i Dan leveren deze gebeurtenisfen ons tooneelen van ontroering, die het hart beknellen , men zag hier ook de zigtbaarfte blijken der Godlijke uitredding en bewaaring in den hoogften nood. • Zonderling was de bcwaaring der GodlijP 2 ke  228 . BESCHRYVING VAN ke Voorzienigheid, ten aanziene van eenen Wilhelmus Pullens en zijne zes Lotgenooten, terwijl egter twee anderen, welken in het zelfde geval met hem deelden, daar bij ongelukkig omkwamen. Deze man het geduurig toeneemende gevaar overweegende, had zich, met zijn huisgezin, waar onder zijne huisvrouw, die, flegts vijf dagen geleeden, in de kraam bevallen was, even voor het noodlottig oogenblik der doorbraak, naar een ander huis begeeven, meenende daar, uit hoofde van deszelfs meerdere hegtheid, veiliger te zijn, dan in zijn eigen. Met zijnen ouden Vader,- Moeder, eene Moeië, Zuster, zijne Vrouw, het Kraamkindje, en nog twee andere Kinderen, zamen negen zielen, onder welke perzoonen hij de eenige was, van wien men, naar menfchelijk aanzien, eenige hulp, in dit nijpende gevaar, verwagten kon, daar de anderen, of door ziekte, of door eenen te tederen, of te grijzen ouderdom verhinderd wierden, en buiten ftaat waren, iets te kunnen toebrengen, zat hij op den zolder, werwaards het water hen genoodzaakt had, de wijk te neemen. Hier eenigen tijd gezeten hebbende, hoorden zij de huizen in den omtrek, het eene voor-, en het  DEN WATERSNOOD. 229 het andere na, inftorten, en zagen verfcheidene ftukken van omgeworpene huizen, en eene groote meenigte hooi, op het welk eenige menfchen zich gered hadden, voorbij drijven. Dit laatfle bragt onzen Pullens op het denkbeeld, órn zijne Vrouw, welke niet gaan kon, en zijne Kinderen op. het hooi te draagen, en de overigen aantefpooren, om hem derwaards te volgen, het welk zij deeden. Slegts eenige oogenblikken hier geweest zijnde, begon het agterhuis inteftorten, waar op zij aanflonds wederom naar den zolder weeken, het welk hun geluk was, daar zij anders, door den fchoorfteen , die op het zelfde oogenblik ageer hen inviel, zouden zijn verpletterd geworden. Hier zaten zij nu in eenen kring, eikanderen de hand gecvende, en de kinderen voor zich geplaatst hebbende, elk oogenblik, den gedugten flag, en eenen gewisfeh dood te gemoet ziende. In dezen onbefchrijflijk akeligen en angstver-, fchrikkenden toeftand bragten zij ruim één uur door, wanneer er, eindelijk eene ijsfehots zoo geweldig tegens het huis aandreef, dat het zelve, daar door, op een en hetzelfde, pogenblik neder plofte , en het invallende dak alle deze perzoonen overdekte. Het P 3 dak„ ■ ^.uiuci wcckcii, iiei wcik iiuu geiuü was,  a3o BESCHRYVING VAN dak, het welk van ftroo was, juist daar ter plaatze, waar Pullens zat, zeer flegtzijnde, en deze, door geene fparren of ander houtwerk, getroffen wordende, fchoot dezelve zeer gelukkig met zijn hoofd, door het neerftortende dak, door. Zijne tegenwoordigheid van geest deed hem, in dit dringende oogenblik, terftond naar middelen omzien, en zoo veel in hem was, dezelven in het werk ftellen, om ware het mogelijk, zich , en zijne lotgenooten te redden. Met geweld rukte hij zich los, brak het dak en houtwerk, zoo veel hij kon, af, en trok de, bijna reeds verflikte, perzoonen, die geheel doornat waren, van onder het neergeflagene dak, met geweld bij zich op het zelve, met zoo veel moeite intusfchen, dat hij zommigen de kleedcren van het lijf fcheurde. Zijne poogingen gelukten hem in zoo verre, dat hij zes perzoonen bij zich op het dak bragt; doch zijnen grijzen Vader, en zijn tweejaarig Kind kon hij, welke moeite hij ook aanwendde, niet vinden; — dezen kwamen onder het dak om, en hij heeft ze niet, dan als lijken, weder gezien. Nu op het dak zittende, en dit eindelijk, na eenigen tijd, driftig geworden zijnde, dreeven zij met het ?4  DEN WATERSNOOD. a3r zelve tot tegen over de Roomfche Pastorij, waar zij tot des morgens liggen bleeven'. Het nu eenigzins licht geworden zijnde, maakte hij, met eene afgebrokene fpar, een gat in een glasraam der Pastorij, opende het zelve, en maakte vervolgends eene fchooring, om, van het dak, door het nu geopende vengfter, op den zolder van den Pastoor te koomen. Hier bragt hij nu de, door koude en ongemak verkleumde, en, door den fchrik, half doode menfchen bij eikanderen; van waar zij ten laatften, des morgens om zeven uuren, niet zonder merkelijk gevaar , wierden afgehaald, terwijl de Pastorij en Kerk, niet lang na dat zij dezen verhaten hadden, ook nog bijna geheel, inftortten. De kraamvrouw wierd naar Heusden gebragt, waar zij, ruim drie weeken, onder de gratis verleende hulp en zorg van den braaven en menschlievenden Dotlor Leemans , gelegen hebbende, allengs volkoomen herflelde, zoo dat zij nu, benevens haar kraamkindje, dat ook onder het dak, en in het water gelegen had, geheel welvaarende is. Hoe veel 1 kan niet dc. menfchelijke Natuur, in den weg der Godlijke Voorzienigheid, doorilaanü Het volgende hart-ontroerende geval, het P 4 ' welk  a3a BESCHRYVING VAN welk alle anderen, in aandoenelijkheid, overtreft, en waar in de edelfte menfchenliefde, en tederfte bezorgdheid van eenen braaven Landman zoo zeer uitmunt, mogen wij onzen Leezeren niet onthouden: wij zullen daar mede dit verhaal eindigen. Zie hier de gebeurenis, zoo als hij zelve deze, op vriendelijk verzoek der Municipaliteit van Hedikhuizen, fchriftclijk aan dezel7 ve heeft opgegeeven, en waar van hij betuigt, de waarheid, des gevorderd wordende, met eede, te kunnen, en te willen ftaaven. „ Op den 22 Februarij jongst leden om één uur na den middag, wanneer het zich van alle kanten bevestigde, dat de dijk dóór was, vlugtte ik in het huis van Michiel van Hoof. In het zelve waren de vrouw met vier kinderen, de knegt, meid, ik, en nog 'een lnwooner van de Haardfïeeg, met naame Jan Polders. Wij waren hier nog des te geruster, om dat wij ons op de fterkte van die huis betrouwden, uit hoofde dat liet, bij de laatfte doorbraak, was ftaande gebleeven. Michiel van Hoof was zelve niet te huis: men zeide, dat hij, weinig tijds te vooren, naar Vlymen- gegaan was, om dat zij-  DEN WATERSNOOD. a33 zijne tegenwoordigheid bij den Heedijk, die men zeide, in gevaar te zijn, vereischt Wierd. Wij booden eikanderen de behulpzaame hand, om zoo veel goeds op den zolder te brengen, als flegts mogelijk was, tot dat wij eindelijk genoodzaakt wierden, om ook ons zeiven te bergen, In korten tijd fteeg het water tot zulk eene verbaazende hoogte, dat het bijna aan den zolder kwam. — Het geweldig kraaken der ijsfchotzen, die, tegen boomen en huizen, aanftieten, vervulde ons met angst en fchrik, en deeden ons huis daveren. Onze troostrijke Godsdienst deed ons onzen toevlugt neemeii tot het gebed, ten einde het God behaagen mogt, de dreigende gevaaren van ons aftewenden. De Moeder, op wier gelaat tederheid en medelijden te leezen was, omhelsde haare kinderen, en riep haaren man ter hulpe: de meid wrong haare handen; in één woord, elks hart was met bittere droefheid vervuld, ziende alle oogenblikken den dood te gemoet. Ondertusfehen ontdekte, ik, dat het agterhuis reeds Was weggeflageh, het welk ik egter niet durfde bekend maaken, om, daar. door, de P 5 , an,  »34 BESCHRYVING VAN anderen niet meer te ontftellen. Ik zette een ladder tegen het flieringgebint, met voorneemen, om door het dak te fhijden. De vrouw dit bemerkende, zeide met traanen: nu zult gijlieden u zeiven redden, en mij, met mijne kinderen, laaten vergaan! waar op ik haar antwoordde, dat dit geenszins mijn oogmerk was, en te gelijk voorftelde, dat wij elk naar één kind zouden zien: ik nam tevens de twee ouditen, het eene van agt, en het andere van omtrent zeven jaaren, en bragt die, één voor één, boven op het flieringgebint, hun gelastende, dat zij zich wél vast moeiten houden, het welk zij ook deeden. Weder beneden gekoomen zijnde, zag ik een brood op de tafel liggen, waar van ik twee fneeden affneed, en in mijne zak itak, om, ingeval ik gelukkig genoeg ware, om ons, op het eene of andere, te kunnen redden, niet van honger te moeten omkoomen, Het huis begon nu zoodanig te beweegen, dat men gemakkelijk kon zien, dat deszelfs verwoefting nabij was. Ik zeide dan tot de anderen: * Vrienden! past nu op; nu gaan wij'naar de eeuwigheid! waar op zij allen uitgilden: o God! help ons in dezen nood!! Ik klom fpoedig naar de kinderen, keerde mij nog eens om,.  DEN WATERSNOOD. 235 pm', en zag de anderen, als weezenloos, zitten. De Vrouw had zich over de wieg geplaatst, om, ware het mogelijk, haar kind te beveiligen, en drukte het tegen haaren boezem; de knegt nam een ander kind ilaapendc uit deszelfs ligplaatze, — en —■ ziet! — op dit oogenblik ftortte het huis in. De vrouw, twee kinderen, knegt en meid wiérden, onder de puinhoopen, begraaven. Ik Hond op dc ladder, doeg met dezelve agter over in het Water, en rukte, in mijnen val, de twee'te vooren genoemde kinderen mede. Juist trof ik een weinig hooi aan, dat, uit het agterhuisj gekoomen was: met groote moeite geraakte ik eindelijk op hetzelve; maar nu miste ik de beide kinderen. Ik zag naar beneden, en, ziende het eene kind, digt bij het hooij, in het water liggen, trok ik het er op. Het andere kind kon 'ik, in het eerst, niet vinden; zelfs kwam er een biervat in het gat, waar ik'met dc ladder was uitgeflagen, indrijven; dan nauwkeurig toeluisterende, hoorde ik dat het kind met de handjes daar aan krabde. Ik nam toen een hout, en reikte dit, over het biervat, zeggende: kind.' vat dit: het vatte het, en nu trok ik ook dit uit het water, 'bij mij, op  S36" BESCHRYVING VAN op het hooij. Eindelijk ontdekte ik, tot mijne blijdfchap, mijnen Lotgenoot, jan polders, van wien ik boven gewaagde. Hij was, bij het voorovervallen van het huis, op het voorlïe fchild gefprongen; en nu lagen wij, op eenen kleenen- afitand, van eikanderen. Hij bood mij aan, om mij eene fpar toetereiken, en mij dus bij hem op het fchild te helpen, waar toe ik, voor mij zeiven, wel kans zag, maar geenszins voor de kinderen; en dezen wilde ik niet verhaten. Een weinig daar na fcheidde ons het ijs van eikanderen, en ik wierd, door de fehotzen, en het water, heen en weer geflingerd, geduurig verwagtende, dat de eene of andere fchots mij met de kinderen, onder het water, zou dompelen. Dan, God behoedde ons, en wij drecven gelukkig tot half weg het Dorp, digt bij eene Est, welke met het dak, in het water, Hond. Aanftonds was ik bedagt, om daar op te koomen; doch de groote meenigte los ijs, welke er voorlag, maakte dit ten uiterfte gevaarlijk. Ik moest eindelijk, van twee kwaaden, het beste kiezen; en, neemende onder eiken arm een kind, liep ik, over de los liggende fehotzen, heen, naar het gemelde dak, waar ik behouden aankwam., Ik  ÖEN WATERSNOOD. 237 Ik maakte de Vorst van het dak los, legde de kinderen daar, over en weder, op, en plaatfte mij in het midden: en, teneinde dc kinderen zoo veel mogelijk te verwarmen, ftak ik hunne voetjes tusfchen mijne kleederen, tegen mijn ligchaam. Het hooij, waar op ik ons eerst gered had, was, toen het licht wierd, verdweenen, zoo dat wij zeker zouden zijn omgekoomen, indien wij daar op gebleeven waren. —- Wij bleeven, in gemelde gefteldheid, tot 's morgens omtrent negen ituren, wanneer men ons afhaalde, en aan den dijk bragt. — — — Veele omftandigheden heb ik, kortheids halve, moeten verzwijgen.—- — -— Ik acht mij gélukkig, twee mijner-natuurgenooten, in den ochtenftond van hun leven, van dén dood gered te hebben, en dank God, dat hij mij hier toe de noodige krachten gaf!! Welk, eene edele daad! Denaam van Adriaan Ekels Adriacinsz. de gelukkige, eri braave man, in dit geval, hedoeld, moet met groote letteren in de jaarboeken der Menfchen gefchreeven worden, en, in de harten van eiken gevoel vollen menfchenvriend, diep, en onuitwisehbaar diep ingeprent ftaan! Eenige  a3S BESCHRYVING VAN ge Braaven en Achtingswaardigen in het wek daadig Rotterdam, die geval hoerende, hebben eene zeer fraaije zilvere tabaksdoos, met een zeer gepast opfchrift, het geval behelzende, laaten vervaardigen, en, ten bewijze van hun genoegen en hunue erkentenis, als eene gedagtenis dezer liefderijke daad, door eenen nabuurigen Predikant, aan wién zij reeds, bij de eerfte tijding van het ongeval, eenen aanmcrkelijken voorraad van levensmiddelen, voor deze ongelukkigen, hadden toegezonden, aan den gemelden Adriaan Ekels doen ter hand ftellen, die dezelve, met de leevendigfte aandoening, en oprechtfte dankbaarheid, omring. Hier mede dus alle de Innundatien van de boven Rhijn, Waal en Maas, met de bijzonderheden daar bij voorgevallen opgegeven hebbende, zo zal ik nog ten (lotte omtrent den Neder Rhijn aanmerken,- dat men hier voor uit de Watershoogte van Wageningen, en hier agter uit de aantekeningen van Vianen ziet, dat er op den Rhijn aldaar, zo min als te Schoonhoven en daar beneden, eenig buiten gemeen hoog water plaats gehad heeft. De ijsverftopping in het Panner* denfche Kanaal, keerde te veel water en ijs. Ja!  DEN WATERSNOOD. 239 Ja! de* ondervinding leert dien aangaande, dat als er ijsverftoppingen in de boven rivier zijn, welke zo lang blijven zitten, tot dat de beneden rivier opgebroken is, men dan aldaar geene zwaare ijsverftopping te vreezen heeft, om dat de toevoer van ijs in zulke gevallen te gering is om er verftoppingen .te veroorzaaken, maar wil het ongeluk, dat de boven rivier los raakt, als het beneden nog vast zit of niet genoegzaam opgeruimt is, dan wordt het gevaar aldaar op zijn grootst, door dien het afkomend drijfijs, met de vloed te rug gebragt, ter plaatze der kentering van eb en vloed, tegen eikanderen botst, op de ondieptens vast raakt, en dc gedugtfte verftoppingen veroorzaakt. De werking van het ijs is dan verwonderlijk om te zien; want daar dikwijls in een en het zelfde riviervak, op de ondieptens de vloed al inkomt, als in de diepte de eb nog gaat, zo maakt dit, gepaart met de ftuithoeken bij kromptens en ondieptens, zo een zaamengcftelde werking, van tegen den anderen botzende ijsfehotzen, dat de uitwerkzelen van dien onnagaanbaar zijn. Ik zoude hier mede deze Verhandeling kunnen fluiten, maar daar, na dat het voorfle ge-  è4ö BESCHRYVING VAN gedeelte dezer Verhandeling afgedrukt was* | aan mij eerst ter hand gefield wierd de aantekeningen dér Watershoogte op onderfcheidené plaatzen, voor de Maanden Januarij, Februarij en Maart, gelijk ook de aanmerkelijke gebeurtenisfen in die Maanden voorgevallen, zo heb ik, om dat ze kor.e origiheele Rapporten behelzen, dezelven in een Aanhangzel hier agter gevoegd, te meer, daar waarnemingen van waterhoogtens te géwigtig zijn, om in een Werk van deze natuur óver te flaan. Waarneemingen, die wij wenschten van nog meerder plaatzen te hebben; en daarom zal ik alhier de waterhoogte van Heusden laaten volgen. 3 Januarij<; 4 i Was het water op 6 eri f $ voeten, 6 7 l 8 enz.j Hoog Januarij 31 10 V. 4 duim/) .. .1 Een duim boven Februarij 1 11 - 5 1 het Peil van d- j 2 12 — I . 1 Baardjvykfche 4 13 — 6 _—J 0verlaat- Fe-  DEN WATERSNOOD. 341 Februarij 5 13 V. 8 duim. 1 Voet werkte de Ovérlaat. tlo 16— 7* . 3 Voet werkte de Overlaat. En wierd toen met ijs , verftopt,. zo dat het water tot boven aan de dijken kwam, ïi 16 V. 9 duim. 14 16— 2- 15 15— 9 17 16— 6 19 17 — 71 20 17 — 11 ■ ' ; si 18 — 8 • 22 19— 1 ——- Ba„BrJ"!"* 22n.i9— 6 De Baartwijk- fche Overlaat werkte 4 voet. 23 19 V. 4 duim. 24 19 — 24 18 — 6 duim. Eh vervolgens vallende. Indien men nu de waterhoogte vcfti HeusQ den?  542 BESCHRYVING VAN den, vergelijkt met die van Grave, (ziehier agter), dan blijkt daar uit, dat er op den 31 Januarij een ijsverftopping tusfchen Grave en Heusden heeft plaats gehad, die tot naa de inbraak te Hedikhuizen is blijven zitten, en dus dat de hoogte des waters te Heusden, enkel oorfprongelijk is geweest, uit de Innundatien van het Maas Waalfche te Weurt en in de Duffeld, welk water zich boven Nymegen, over de Ooydijken en de Waal ontlastte, en daar de Waal door de ijsverftopping beneden Weurt voor het grootfte gedeelte verftopt was , zo nam dit water van de Waal zijn loop door het Maas Waalfche naar de Maas, en veroorzaakte aldaar dat hooge water, welke de fchadelijke Innundatie van Hedikhuizen ten gevolgen had, . Zie daar zo kort mij mogelijk was deze ftoffe behandeld. Een ftof gewigtig voor ons Vaderland, voor al indien men in aanmerking neemt, alle de fchaden, welke de Innundatien dezen winter en in voorige opgegeven jaaren aan ons Vaderland hebben toegebragt. Zeer prijzelijk was daarom de vraag van het Bataafsch Gcnootfchap in den jaare 1785 opgegeven, ter voorkoming van het fchadelijke der Innundatie, welke vraag door mij ia  DEN WATERSNOOD. 243 in 1786 is beantwoord en door gemelde Genootfchap bekroond geworden. Doch op dien tijd geen eenheid van Beftuur in den Waterflaat van ons Landplaars hebbende, bleef dit om de bijzondere belangens van deze en geene Diftric- ; tien buiten werking, en daar men volgens onze Sraatsregeling mogt hopen dat men eens in deze op middelen van hernel zou acht geven, zette zulks mij aan om bij de advertentie van dit werk op mij te neemen de middelen van heruel voor de rivieren aan te wijzen, temeer, daar ik dan gelegenheid zou hebben om nadere verbeteringen, welke, aan mijne Prijsverhandeling ontbraken, öp te geven; Doch daar ik voor al tot de gebeurtenisfen dezen winter voorgevallen, de origineele rapporten noodig had, ftond ik bij het verzoek om 't gebruik daar van, niet weinig verwonderd, dat ik dezelve niet krijgen kon, dan onder een fchriftelijk verband, van over de middelen van herftel niet te mogen fchrijven, met het vernederend Compliment, dat ik daar geen kunde genoeg toe hadt. Het ftrekt zeker, dan niet tot eer van de Holl. Maatf. der Weetenfchappen, en van 't Bataafsch Genootfchap, dat zij over de middelen tot verbetering der rivieren, — en voorkominge van fchadelijke Innundatien, Q 2 de  244 BESCHRYVING VAN de verhandclingc van een onkundigen met der! Gouden Eere-prijs bekroond hebben. Dit verband voor een Burger, om over de middelen van herftel niet te mogen fchrijven, ftrijd ook tegens articul 16, 57 en 60 der Staatkundige Grondbeginzels onzer Staatsregeling, en is (trekkende, om alle lust en ijver voor altoos uittedoven. Ik heb mij verpligt gevonden dit een en ander aan het publiek bekent te maaken, ten einde de Natie zou zien,- waarom ik aan mijne belofte in dezen niet voldaan heb, — fchoon ik het publiek kan verzekeren, dat even gelijk men door kunst de Innundatie bij opwater heeft weten voor te komen, men ook niet minder zeker het Land voor fchadelijke Innundatien, door ijsverftoppingen veroorzaakt, kan behoeden; — hulpmiddelen, waar door er fchatten voor den Burgeren 'sLand Finantien zouden gefpaart worden, intusfehen dat nu boven de geleden fchade der Inwoonderen hier ageer opgegeven, het Land wederom voor eenige jaaren vrijdom van verpondinge moet geven, met uitftel van betalingen in de extra ordinaire belastingen, voor dezulken, welke deelgenooten in deze rampen zijn geweest, en dat alles in een tijd, waar in 's Lands Kas geheel  DEN WATERSNOOD. 245 heel uitgeput is. Hij die een gevoelige zieï omtrent de rampen zijns Vaderlands heeft, Hij die belangloos jaaren herwaarts met zijne bekroonde en andere Schriften aanhoudend werkzaam was over alle middelen van herfte!, voor ons diep vervallen Gemeenebest, nog eens hij, die een puLlieke voorftander. der tegenwoordige orde van zaaken is, — en zo iemand te Jlremmewin zijne werkzaamheid tot nut zijner Medeburgers, ftrijdig tegens onze Staatsregeling, is een daad, waardig de veragting aller weldenkende, ja! dus voortgaande te handelen, zullen de Weetcnfchappen, in plaats van aanmoediging, onder Vrijheid, Gelijkheid en Broederfchap hun graft vin» den? Si 3 AAN*  AANTEKENINGEN V%n de hoogte der wateren, volgens de Peil-paalen in de rivieren op de onder ftaande plaatJen, welke Peil-hoogten des morgens ten agt uuren genomen zijn, JANUARY 1799, '™j Maas Boven-Rhyn CtlnaaL ^ '«Ar-JU» te te te te te I |j GR AVE. KEULEN, i EMMERIK. PANNERD. NYMEGEN.'ARNHEM. r*'.**" n">ia"* [vo«, duin, vet, duim |««, d.^ i 7,> 3, i L. 7, 4 s, 8 io, 3 6, 6 a 6'10 3,n 7, 2 8, 7 io, o 6, 3 3 7» s 5. 8 7, 3 8,8 io, a 6, 3 4 3,io 7, 3 7, 7 8j 9 IQj 6 ^ 3' 5 9, o 10, 6 S, o 9, o 10,11 6, 3 6 9, o i2, , 8, 6 9, 3 x,, 5 ?, 5 7 9, o ?3. 3 8,lo 9, 6 n, 9 ~, p 8 9' 0 0 9, o 9, 3 12j o 8, 3 9 9, ft ï4, 5 M» 9, 3 i2, 3 8, 3 10 9, 2 15, o 9, o 9, 3 ta, 3 8, 3 11 9, ft Ï5, 5 8,11 9, 4 ta, 3 8, 3 12 9, ft 8,10 9, 3 Ia, 3 3 13 9, ft 14, 6 8, 6 9, 2 i2, ï 3 H 9, I 15, o 8, 1 8, 9 11,n 8j 3 15 9. 0 rfc $ 7, 9 8, 6 ii, 8 8, o  den watersnood. 24? >?P!' Maas Eoven-Rbyn Canaal. Waal \ NtAr-RbyO, g te te -j te te * te te C GRAVE. KEULEN. EMMERIK. PANNERD. NYMEGEN J ARNHEM. 3 I 1 jvoet, duim voet, duim jvoet, duim voet, daim v-oet, duim - 'voet, duinSj 16 9, o 14, 9 7, 9 8, 5 11, 6 7, 9 17 8,10 14, o 7,10 8, 4 11, 6 7, 9 18 8, 6 13, 7 7, 6 8, 5 11, 6 7, 9 19 8, 4 12, 8 7, 1 8, 3 n,.4 7? 6 20 7, o 12, 5 6, 8 7,10 11, o 7, o ai 6, 6 14, 6" 6, o 7, 5 10, 7 ■ 7, o 22 6, 8 14, o 5, 8 6,11 10, 3 6, o 23 6, 6 14, 7 5, 7 6, 9 10, o 6, o 24 6,'4 14, 4 5,. 6 L. 6, 7 L. 10, o 5, 6 25 6, 4 L. 14, o 5, 7 C, 8 10, o L. 5, 6 L,, 26 7, 1 14, 3 5, 8 6, 9 10, 2 5, 8 27 8, q 17, o 5, 9 ó,io 10, 3 5,11 2S 9, 3 ao, 6 7, 2 7, 6 10, 9 6, 5 29 10, 4 24, 1 H. 8, 8 8, 9 12, o 7,10 30 13,10 18, o 9, 9 9, 5 13, 1 9, 1 31 15, o II. 21, 8 14, 1 H. 11, 6 II. 14, o H. 9, 3 H, De gemiddelde hoogte der Wateren is te | GRAVE. | KEULEN. lEMMERIR. IPANNERD.iNYMEGEN. j ARNHEM, 14 vt.75Jm.u3vc iodm|7vt. 9 dm /S vi. 5 dm jiivt. 3dm \7 vt.a-J-dm, Nota. H. Betekend het hoogde, en L. het iaagdeWater in deze Maand, Q 4 AAN-  248 BE SC IIR Y V I N G VAN AANTEKENINGEN Van de hoogte der wateren, volgens de Peil-paalen in de rivieren 'op de pnderjlaande plaatfen, welke Peil hoogten des morgens ten agt uuren genomen zijn. J A N U A R Y 1799. S7/5I , ,f Verfchil Merwede Lick Üfil Verfcbil Tsfel g tusfen te te te uisfen te g itraal]Neder GORINCH. VIANEN. DOESB. Neder] Tsfel ZUTPHEN» v2 . . \Rb3» ■ • Rbyn. \Doesb I ^Idmn. | voet, duim voet, duin, voec, duin, ,. L. \ j,«É, dal» 1 45 2,10 L, 9, 4 5, o 1, 6 4, 8 z 45 3, 1 9, o 5, o 1, 3i| 4) 3 3 47 3, 7 8, 9 4, 3 2, o 4, o 4 5i 4- o 8/7 4, 3 2, o 4, o : 5 5 7 5, 4  DEN WATERSNOOD. 249 '™ Verfchil Mcrvicdc Leek _ Tsfel Verfchil | Tsfel g ; tusfen . ' ~ te tc tc tusfen te g V««/ lAfafer GORINCH. VIANEN. DOESB. iVtJü- 2j/JzUTPHEN. ^ idaim ( voet, duim >occ, du;ru \ voet, duim v. dm. j voet, duim 16 45 4,10. 9,io 4,11 23io ' 5, I 17 45 4, 8 9, 8 4,11 2,10 5, o •I 45 4, 7 9) 8 S, 0 9 5, o 19 4ö 4, 7 % 8 4,11 2, 7 4,11 20 4S 4, 7 9, 6 " 4, 6 2, 6 4, 7 21 43 ' 4, 5 ' ; 9, 4 ' 4,'1 . %$ltt -4,3 22 5i 4, 4 . 8,ii . .3, 9 2, 3 ' 3,11 =3 48 4, o 8, 8 3, 7 2, 5 3, .7 =4 54 4, 0 8, 5 3, 6 - 2, 0 3, 7 L. 25 54 3,y 8, 3 3, 6 L. 2, q 3, 8 .20 54. .. 3,ïo 8, 3 L. 3,10 1,10 3,11 -7 52 4' 0 8, 5 4, 2 1, 9 4, 3 28 52 4, 2 8, 6 ' .4, 6 1,11 4, 9 =9 50 ,4, 5 9, o- ■■ $ 5 2, 5 5, 4 30 48 4, fi 9, 9 6, 5 2, 8' 6, 4 31 57 5, 8 H. 10, 6 H; 7, 4 H. ï,ii 7, 5 ii. De gemiddelde hoogte der Wateren is te | Verfchil jGORINCH. j VIANEN. . DOESB. j Verfchil | ZUTPHEN. ] 48 j(dm. \% vt. 5 dm. 19 vt. 3jdm. 4 vc. ic' . .| i vc 4 dm '4 vt. \o\ d. Nota. II. Betekend het hoogde, en L. het laagfte Water in deze Maand, Q 5 JAN-  a5o BESCHRYVING VAN J A N U A R Y i799. De aanmerkelijke Gebeurtenisfen deezer Maand zijn: Dat de rivier de Rhijn op den 18 dezer enz. zig in de volgende fituatie bevond. Van het Bijlandfche Kanaal tot Emmerik, en van daar tot de Stad Rees, was dezelve doorgaande bevrozen, en had zig bij Emmerik met 6 vt. 6 dm. en bij Rees met 8 vt. io dm. vastgezet: zijnde het water den 14 aan den eerften oord 7 vt. en aan den tweeden 7 vt. 11 dm. geweest. Van Rees tot Wezel weder open: van Wezel tot één uur beneden Dusfeldorf geheel bevrozen; van daar tot Rhijndorf open, ter hoogte van 11 vt. en aan het peil te Rhuroort 10 vt. 4 dm.; van Rhijndorf tot Mulheim tegens over Keulen, weder met ijs bezet; van. Mulheim tot aan de Unhelftern, tegens over Koningswinter open, ftaande het water te Keulen op 12 vt. 6 dm.; van Unhelflern en opwaards, een half uur gaans, digt; van daar rot St. Goar open, en vervolgens tot Manhcim geheel met ijs bezet, Den  DEN WATERSNOOD. 251 Den 20 befpeurde men reeds eenige beweging in de rivier den Rhijn boven Keulen; en de aanhoudenden Regen, welke toen aldaar plaats had, deed denken dat de losbreeking wel haast zoude plaats hebben. De vrees voor veel afkomend water, uit hoofde der menigvuldig gevallene Sneeuw, herinnerde levendig de akelige gebeurtenisfen van den Jaare 1784. en deed daarom nu nog voor ergere gevolgen bedugt zijn; te meer, daar de rivier benedenwaards allerwegen met ijs bezet was, waar door het van boven komende water geen fchot na beneden zoude kunnen vinden. Doch den 25 was de rivier te Keulen nog toe, maar het ijs veel dunder geworden. Den 16 raakte hetzelve aldaar beurtelings los en vast; 's nagts fteeg het water van 14 tot 231 vt. Den 27 's morgens ten zes uuren, ging het andermaal los, en dreef met eene vervaarlijke fnelheil voorbij die Stad. ten half elf uuren voormiddag zette het ijs zig wederom vast, tot half een uur, wanneer 'er Wederom eenige beweging befpeurd wierd, doch 's avonds Hopte het zig op nieuw, zijnde niet verder, dan omtrent twee uuren beneden de  B^SCHRYVING VAN de Stad los geweest, alwaar het ijs geeri fchot i «aar beneden hébbende kunnen vinden,alsBer- j gen opgehoopt was, en veroorzaakte, dat het ; water te Keulen op 24 vt. hoogte ftaan bleef, I waar door de Wooningen, aan den regter I Rhijn oever tot de Daken onder water Honden, en Mulheim en Dnytz geïnnundeerd I , waren. Den 28.' 's morgens - ten- half zes uuren, I raakte de Rhijn bij Keulen al wederom tj los, doch zette zig even fpoedig als te voo- I ren, weder vast. Hier door liep het water : op de hoogte van 30 vt. en wierd de bene- : den Stad geïnnundeerd, veele Landen wier- v. den overftroomd, welker bewooners met [ hun Vee moesten vlugten. Den avond van dienzelfden dag, ten tien L uuren begon het ijs boven de helft der Stad p Dusfeldorf te drijven, en het water rees fchie-i ' lijk bij de 8 vt.; blijvende het ijs onder de \, helft dier Stad onbeweeglijk, en fchoof zig t veel vaster op eikanderen, tot eene hoogte, welke niemand heugd. Aan de boven zijde der Stad was het water zo hoog, dat het over alle Dammen heen liep. Den 29. 'savonds, kwam er eene groote me-  DEN WATERSNOOD; 25$ nigte zwaar ijs van boven, en rigtte te Keulen eene verbafcnde verwoesting aan, onder de Scheepen en Moolens. VNagts tusfchen den 30 en 31. raakte het ijs boven en voor Emmerik, in yolie beweging, doch dreef, zonder fchade te doen, voorbij. Dat den 31 voormiddags ten elf uuren, de ouden Rhijn-mond, tegens over Schenken-Schans gelegen, begon te werken, waar door een groote quantiteit water naar den Neder-Rhijn en Ysfel afgetapt wierd: het ijs verder naar beneden drijvende, raakte den Rhijn daar door beurtelings geftopt, doch door den Herken aandrang van water wederom open; zijnde een uur te vooren het Pannerdenfche Kanaal los.gegaan; doch te Arnhem * en verder naar beneden was het ijs in rust gebleven. Dat ten zelfden dage, 's avonds ten zeven ' uuren, het ijs in de Waal voor dc Stad Nijmegen , na dat het water dan eens was gevallen, dan wederom gewasfen, met een ontzettend geweld aan het werken was geraakt, durende dit omtrent een quart uur. Het ijs Hapelde zig bergen hoogte op den Veerdam, en .  «54 BESCHRYVINGVANenz. en in de rivier zelve; doch zette zig fpoedig wederom vast. Het water, het geene aldaar den 26, 10 vt. 2 dm. aan het peil getekend had, liep tot 15 vt.; dan, na dat het 1 vt. gevallen was, raakte het ijs even na middernagt andermaal in beweging, Hijgende het water als toen zigtbaar, en bereikende in den tijd van één uur de hoogte van 22 vt. ook zette zig het ijs, korten tijd daarna, weder vast. AAN-  AANTEKENINGEN Van de hoogte der wateren, volgens de Peil-paalen in de Rivieren op de ondergaande plaat-1 fen, welke Peil-hoogten des morgens ten agt uuren genomen zijn. FEBRUARY 1799. Maas JBtven-Rbyu Waal Nider-Rhyn T} te te , te te- *é ST GRAVE. KEULEN. EMMERIK. NYMEGEN. ARNHEM, ë voet, duim voet, daim voet, daim .voet, duim v«t, dain 1 l6,II AI, 3 l6, 3 L- 2°> 6 9, o L' 2 17, 4 I7,n 18, 1 20, o 11, 3 3 18, 2. 21,11 19, 1 P2» 4 ^6, 3 4 18, 9 24, 9 x9» 3 *-> 3 19> 6 5 19, 3 =4, 1 2°> 6 »*» 5 18, 6 . 6 20, 4 23, 1 21, 6 21, 6 18, i 7 20,10 H. 19, 9 2I> 6 22' 2 17» 0 8 19, 8 17,11 a*i 1 24, 0 !5, 4 9 18, 1 16, 8 21, 4 23, 3 15» 4 10 17, o 15, 2 21,10 22, 2 15, o 11 16, 4 13, 9 21, 4 2I> 9 *4, 5 12 15,10 13, 8 20, 8 21, 5 14, 2 13 15, <5 17, 2 20, 6 si, 2 13, 9 ï.4 15,10 15, 6 21, 6 20, 8 13, o  &S6 BESCHRYVING VAN '799 -Mans Bovttt-Miyn H'ial i Nstjer-Rhyr. n- te te J tc ie te •3 GRAVE. KEULEN. EMMERIK. NYMEGEN. ARNHEM. "-> voet, duim voet, duim] voet, duim voet, duim voet, duim '< I • 15 17, 8 14» 3 2I, 5 21, 2. IJ, O 16 18, o ia, 7 L. 20, O 03, 1 I2. 6 17 18, 4 l6, 2 19» 4 23, o 12, 3 18 18, 6 18, 4 19, 2 S2, 5 lï,n 19 19, 2 18, 8 20, o 22, 6 12, o 20 19,10 21, 9 20, 5 23, 2 12, 3 ai 19,10 22, 2 22, 4 H. 24, 4 H. 12, o 22 18,10 23, 5 20,10 22, o 12, 5 23 17, 6 24, 8 19, 9 19, 6 13, 4 24 16, 6 24, 9 H. 19, 9 18, o 16, ï 25 15, c 24, 3 19,10 18, 0 15, 6 26 15, <5 23, 6 19, 9 18, o \ 15, 5 27 14,10 22, 0 19, 6 17,11 I5<} 4 28 13,10 L. 20, 9 19, 1 17, 8 L. 15, 1 De gemiddelde hoogte der wateren is te GRAVE. I KEULEN. . EMMERIK. [ NYMEGEN. ARNHEM. ji7vt.7j dm'i9vt. 7* dm.|ao vt 2-J dmjai vt. a* dm.f 14 vt. 3 dai. Nota. II. Betekend het hoogde, en L. het laagde Water in deze Maand. AAN:  DEN WATERSNOOD. 257 AANTEKENINGEN fan de hoogte der wateren, volgens de Peil paaien in de Rivieren op de ondergaande plaatfen, welke Peil- hoogten des morgens ten agt uuren genomen zijn. FEBRUARY 1799, '799 Verfchil Mtrwcdt Leek Tsfel r.J ■ tusfen te te te Ef Waal \ Keder- GORINCII. VIANEN. ZUTPHEN. £ I Rbyti •-. duim 1 Ivoet, duim voet, duim voet, duim '< I 1 138 6, 5 L. 10,10 L. 7,. 1 L. 2 105 6,10 11, o 7,-7 3 73 7, 2 I2> 0 9, 2 4 21 8, 4 12,11 10,10 5 35 S, 8 iSi 3 "» 5 6 40 8, 8 16,10 H. 14, o 7 62 8,10 16, 5 .19, o 8 104 9? 1 If? 5 2 9 95 io, 4 14, 6 20, 2 10 86 11, o 14, ° fto, 4 11 87 io,iï 13, 4 ft°5 7 12 87 10, 7 13, 2 20, 8 II, 13 89 10, 5 13, c 20, 5 14 93 10, a 12, 8 I9>n R  258 BESCHRYVING VAN *™\ Verfchil Mervceêe Leek Ysfel r? tusfen te tc te g Waal I Neder- GORINCII. VIANEN. ZUTPHEN, 5 ] Rbyu «^j duim ' voet, duim voet, duim voet, duim J5 9^ 9,10 12, 5 19, 5 16 127 10, o 12, 3 19, 6 37 129 10, 8 12, 1 19, 5 *8 I2ö 11, 3 n,io 18,11 19 126 11, 6 11, 3 18, 6 2° 131 li, 2 11, 7 "18, 6 ai 14S 13, 1 H. 11, 8 i8,ti ft2 "5 ia, 4 11, 3 19, 5 Ê3 76 10,10 11, 9 i9} 6 24 23 9, 5 12, 1 I9, 3 25 3» 11, S 12,11 19, o z6- 3i li, 9 14, 9 18, 6 27 31 li, 9 12,10 18, 3. -s 3i 11, 9 12, 6 17, 9 De gemiddelde hoogte der wateren is te 1 Verfchil , GORINCH. \ VIANEN. I ZUTPI^f. 83J- dm. j 10 vt. a dm. 1 13 vt. o drn. | 17 vt.«|dm. Nota. H. Betekend het hoogde, enL. het fctagfte Water in deze Maand.  DEN WATERSNOOD. 259 FEBRUARY 1799. De aanmerkelijke Gebeurtenisfen dezer Maand zijn: Dat een groot gedeelte der Stad.Dusfeldorp geïnnundeerd, en de fchade door de drijvende ijsfchöllen Veroorzaakt, daar voornaamentlijkaanKoopinans-Goederen zeer groot was: zijnde Duisburg geheel geïnnundeerd, én ftaande te Rhoer 00'rt de Huizen tot aan de daken in het water; en dat in het Graaffchap Meurs de overftrooming 4^5 voeten hoger was dan in 1784. Den 1 was hét ijs in hét Pannerdenfche Kanaal wederom vast geraakt, en de Waal zat ook nog tusfchen Nymegen en Slyck-Èwyck, een uür benedenwaards gelegen. Te Bemmel en Gend, boven Nymegen, begonnen de Dijken reeds over te lopen, én men vreesde voor een nieuwen aanwas van water, welke onvermijdelijk fcheen. Dienzclfden dng liep het water tusfchen Millingen en Kekum over de Dijken. Den 2, 's avonds ten zeven uuren, is de Waal voor Nymegen andermaal losgebroken, R 2 waar  2óo BESGHRYVING VAN waar door het water 3 voeten lager wierd; edoch ten negen uuren Zette het ijs zig wederom omtrent een half uur naar beneden, waar dóór het water tot de verfchrikkehjke hoogte van 24 voeten opliep, en de Betuwfche Dijken boven en beneden geweldig 0verliepen. In den DufFeltfchen Dijk bij het Cleeffche, was eene verzakking en overloop gekomen, waar door de Landen tusfchen den Rhijn, en het Gebergte van Cleef en Nymegen gelegen, geïnnundeerd wierden. In den nagt tusfchen den 1 en 3 is het ijs voor Arnhem los geraakt, doch ongeveer een half uur naar beneden zette zig een ijs-* dam, waar door het water 's namiddags ten één uur dc hoogte bekwam van 19 voeten. Insgelijks had zig een ijsdam naar boven bij den Malburgfchen Tol gezet, waar door het verder opwaards zo hoog opgeftopt wierd, dat de Dijken, inzonderheid te Angeren en Huisfen, groot gevaar liepen van door te hreeken; ook liep de Malburgfchen Dam geweldig over, als mede de Arnhemfchen Broek-dijk: zijnde de Ysfel bij Westervoord nog vervuld met ijs. Den 3 is de Waal voor Nymegen ten derden-:  DEN WATERSNOOD. sët denrnaal in beweging geraakt, waar door het water viel; doch fchielijk kwam 'er eene nieuwe opftopping, waar door de Betuwfche Dijken bij Huihuizen en Gend zeer fterk overliepen, en in groot gevaar kwamen van door te breeken; doch door de goede vigilantie, en fpoedige herftelling in de. order der werkzaamheden, had men dezelven nog behouden: ook waren de Dijken te Bemmel en te Lent in groot gevaar. Inzonderheid was de overloop van water te Oosterhout, even beneden Nymegen, zeer fterk, en den Dijk aldaar verlaten, doch met hulp van de Lentfche Dijkwacht, welke derwaards toegefchoten was, had men dezelve insgelijks gelukkig behouden. Dan in den Weurtfchen Dijk aan de overzijde der rivier, kwam een doorbraak, het geene een groot gedeelte van het Schependom van Nymegen deed overftromen, als mede het Land van tusfchen Maas en Waal; in welks laagfte gedeelte men een hulpgat maakte, ten einde het water, zo fpoedig mogelijk, te ontlasten. Dienzelfden dag is de Waal bij Thiel ook losgebroken, ftaande hét water aldaar aan de Peil 18. voeten; doch den 4 weder geflopt.. R 3 Dea  262 BESCHRYVING VAN Den 4 's namiddags is het ijs op de Leek bij Vianen ook in beweging geweest, ftaande het water ter hoogte van 15 voeten, dan is fpoedig wederom geftopt: te Schoonhoven zat het toen nog onbeweeglijk, en het water was aldaar van o vt. 7 dm. tot 9 vt. s dm. gevallen. In het Land van Heusden en Altena, mitsgaders in de Bommeler-waard was het destijds nog alles wel, en de rivieren vast: de Maas was aan het peil te Heusden hoog 13 yt. 6 dm. De toevoer van ijs en water van de boven-rivieren was verbaazend groot, en dus de toeftand, waar in een groot gedeelte der. Bataaffche Republiek zig bevond, zeer zorgelijk, vooral, indien de beneden-rivieren lang geftopt bleeven. Den 5 deezer bleeven de rivieren en Dijken nog in denzelven criticquen ftaat, en de Waal aan het Nymeegfche peil op een hoogte van 2S a aa| yt. beurtelings wasfende en vallende. Het water ftond op veele plaatfen, boven en beneden die Stad, nog aan de kruin der Betuwfche Dijken. Gevaarlijke verzinkingen had men door bijzondere aftiviteit herfteld, gelijk ook het overlopen dpp^,  DEN WATERSNOOD. 263 door eene prompte aanwending der nodige middelen doen cesfeeren, en daar door tot dus verre de Betuwe aan die zijde voor meerdere overftroming bevrijd. De Polder de Ooy (aan den linker oever van de Waal, boven Nymegen, gelegen) was tot eene aanmerkelijke diepte overItroomd; de Boven-Rhijn ontlaste zig langs dezen weg voor een groot gedeelte in eerstgemelde rivier: even beneden gem. Stad, niet verre van de Weurtfche doorbraak, waren 'er nog twee gevallen; eene boven en de tweede beneden de Herberg, Batavia genaamd, het geene het Schependom tot eene aanmerkelijke hoogte innundeerde. De Baartwijkfche Overlaat, waar door het hooge water van de Boven-Maas over de Langftraatfche Buiten - Landen op het Bergfche Veld ontlast wordt, had beginnen te werken. Te Angeren en Huisfen, liepen de Betuwfehe Dijken nog over; doch door een, Dijkbreuk bij Oud Zeevenaar, waar door het Ambt Liemers overltroomd is, begon het zelve te cesfeeren. De ijsdammen boven en beneden Arnhem R 4. \ z%-  fi64 BESCHRYVING VAN zaten nog vast, doch voor die Stad was de rivier open. Te Wageningen was nog geen ijsgang, en het water ftond aldaar hoog 19 vt. 7 dm. Den 6 deezer was 'er in den Doornenburgfchen Dijk aan de Rhijn-zijde boven de Peppelgraaf een doorbraak gekomen; wordende hier door de Over- en Nederbetuwe geïnnundeerd. De pasfage over den Griftdijk of Zandweg tusfchen Arnhem en Nymegen wierd daar door mede geftremd. Deze doorbraak beftond eigenlijk in twee breuken: De eene lang 124 voeten, de andere 56% waar 'tusfchen beiden een end Dijks van 48 voeten lengte was blijven fbaan. Het water ilroomde door dezelve naar binnen; en door een moeilijk en gevaarlijk onderzoek ontdekte men, dat 'er nog geene aanmerkelijke diepte of grondgat. gekomen was; men befloot derhalven daadlijk te beproeven, wat 'er zoude kunnen gedaan worden, om deezc doorbraaken te omringen of te omdijken, ten einde daar door, ware het mogelijk de Over- en. Nederbetuwe, met de verder benedenwaards gelegene Landen, bij eenen nieuwen aanwas der rivier, (die onvennijde-  DEN WATERSNOOD. 265 lijk was) voor eene gevaarlijke ovcrflroming te bevrijden. De fituatie der rivier en ligging van het ijs, nabij de doorbraak, overtrof alle verbeelding; alle de waterkeringen waaren tot eene aanmerkelijke hoogte met ijs bezet, en voor de pasfage ten eenemaal onbruikbaar. De anderzints ftromende rivier was veranderd in eene menigte van onderfcheidenc rigtingen overhangende ijsbergen ; de toppen der huizen waaren naauwlijks zigtbaar, en de menfchen in de allerakcliglte omftandigheden, met de doodvrees op het aangezigt, loeijende, als om hulp roepende beesten. De overlaaten bij Gellekum en Aspcren aan de Lingen, had men reeds bij voorraad geopend, en de Muizen te Dalem, in eene behoorlijke orde gebragt, terwijl een inbraak van de Betuwe hoogstwaarfchijnlijk was; en om zo doende het water langs dien weg, fpoedig te kunnen ontlasten. Te Graave is de Maas, die den 6 reeds op 20 vt. 4 dm. ftond, den 7 nog 6 dm. gerezen, zijnde eene hoogte zonder voorbeeld. Den 6 ftroomde de Dijk bij Gasfel over, doch dit wierd nog geftuit; maar den 7 brak de Maasdijk, waarfchijnlijk door eene fchie» R 5 Kj-  966 BESCHRYVING VAN Jijke verzakking, onder gemelde Dorp door, waar door Gasfel en Esfcharen , geheel onder water gezet wierden. Onder de werken der Stad bij het Bastion Bekaf, vreesde men al zedert twee dagen voor eene doorbraak, welke dan ook den 7 gebeurde. De |rivier Hortte daar door in de binnengragt der Vesting, en innundeerde de Stad aan de Westzijde; zedert was de rivier één voet gevallen; zo Ver men wist, zat het ijs in dezelve nog vast. Door de fterke vorst kon men op zommige plaatfen het ijs binnendijks pasfeeren, en dit gaf gelegenheid om verfcheiden ongelukkigen in den omtrek der Stad van het nodigst voedzel te voorzien. Den 7 was de Dijk bij Millingen doorgebroken, waar door alle de Landen, tusfchen den Rhijn en het Gebergte van Cleef en Nymegen gelegen, welke reeds grotendeels door het te voren overlopen der Dijken geinnundeerd waaren, tot eene nog veel aanmerkelijker hoogte zijn overftroomd geworden; te meer daar de Dijk van de Polder de Ooy, bij den Toorenfche Moolen, ook bezweken is. Veele Beesten en Paarden zijn 'er verdronken, en men konde in het eerst, aan die ongelukkige Landbewooners, doe*  DEN WATERSNOOD. *6? door dc op nieuw ingevallene Vorst, bijna geen hulp verkenen. Den 8 deezer was de mond van den Ysfel bij Westervoort nog digr; de hoogte der overftroming in het Ambt Liemers verbaazend, waar door over het algemeen de ellende van de bewooners der laage ftreeken langs den Ysfel, cnvoor al wegens de barre koude, zeer groot was. . Bij Brummen in het voormalig Graaffchap Zutphen, liep het water ook over den Kanondijk, zo dat de Bewooners dier Landen, welke anderzints door denzelven grotelijks befchuc wierden, de vlugt. moesten neemen. De Brug pf Duiker aan het boveneinde van dien Dijk is ook weggedreven. In den nagt tusfchen den 8 en 9 is de Ysfeldijk bij Twello op de Veluwe zoom, doorgebrooken, waar door alle de laage Landen aan die zijde insgelijks zijn overftroomd geworden. Den 9 had de Waal te Nymegen nog de hoogte van 23^ vt. Het benedenfte gedeelte der Stad ftond onder water, het geene door de fterke Vorst bevrozen tot een Straat diende ; iets dat zonder voorbeeld was. De overftromingen der Landen tusfchen Maas  %6B BESCHRYVING VAN Maas en Waal (alwaar alles vol ellende bleef) zig bij het Dorp Dreumel, behalven door de Sluifen, door een hulp-gat in den Dijk ontlastende, veroorzaakte den aanwas beneden Thiel. Te Heusden was het water den 9 deezer 15 vt. 9 dm. De Baartwijkfche Overlaat werkte ter hoogte van circa 151 dm. Het opgekropte ijs in het Bosfche Veld, gelijk ook een Ysdam, die, naar men meende, zig benoorden het ftortebed, in den boven-mond van gemelde overlaat gelegen, gezet heeft, was waarfchijnlijk de oorzaak, dat die overlaat thans (terwijl het water daar door opgeftopt wierd) geen meerder water Meet; want indien er geene opftuwing plaats hadda gehad, zoude dezelve, volgens de hoogte van de Maas, aan het Heusdenfche peil berekend, ten minften ter hoogte van 3* 3 4 vt.. hebben moeten werken. Het hooge Maas-water wierd behalven langs de gewoone wegen nog afgetapt, door eene in 1795. voorgevallene doorbraak in den zogenaamden Hamdijk bij het Dorp Lith, welke nog open gebleven was, waar door dit water, met dat, 't.geen de loop der BeersfeMaas fourneerd, vereenigd zijnde,, langs de Stacj,  DEN WATERSNOOD. 269 Stad Bosch naar dc Baartwijkfche overlaat geleid, en vervolgens over de Langftraatfchebuiten Landen, op het Bergfe-veld geloosd wierd. In de Baartwijkfche" Overlaat, is het wa* ter den 10. deezer, in een half uur tijds 3 vt. en 4 dm. aangewasfcn, waar door de geflopte Baartwijkfche floep of af weg ingebroken is. MerThad dit egtcr fpocdig herfteld; doch het water bleef fteeds tegens de Dijken hoog opgezet, en het ijs tot boven dezelve opgeschoven. Den 12 was het water aan het Peil te Heusden 16 vt. 7 dm. De Baartwijkfche Overlaat, wierd door het ijs nog merkelijk verhinderd om te werken, en de verlangde ontlasting te geeven. Dc bovenfpijkfehen Schaardijk had fterk overgelopen, en veel geleden; de gemaakte opkistingen hadden egter grooten dienst gedaan. Op het Lobith, aan den Ouden-Rhyn ge» legen, was het water 2 vt. hoger geweest dan in 1784, blijvende de Rivier aldaar verbaafend hoog, ftaande dezelve den 14. deezer flegts 1 vt. beneden de kruijn van [den Bovenfpijkfehen - dijk. De  27o BESCHRYVING VAN De Landsdijken bij Herwen hadden ook overgelopen, doch door opkisting was die gefluit. Het innundatie water in de Betuwe trok langzaam naar beneden; ftromende hetzelve den 15. deezer omtrent 3 dm. hoogte over deri Aalstdijk in het Land van Buuren, waar van daan dan ook een kleine aangroei óp de Linge befpeürd wierd, zijnde het water te .Asperen daar door 2 dm. gereezen. In de Bommeler Waard was alles nog wel, Langs de Noorder Leek-dijken was mert zonder ophouden bezig, om dezelven in vereischten ftaat te brengen: de voorzorgen onder anderen, aan en bij de Sluis te Vreeswijk, gelijk mede de verfterking van den zwakken dijk bij Lekkerkerk ftrekten als zo veele bewijzen van getrouwe zorg voor het algemeen belang. Volgens tijdingen van den 15 dezer was de Rhijn te Keulen wederom los geweest, en Md. zich van Urdingen af (welk Steedje door dc meeste Inwooners verlaaten was,- en alwaar het water de hoogte van 32 voeten hadde) tot 2 uuren boven Wezel als met Ysbergen op nieuw vast gezet. Te Roeroord ftond  den Watersnood. a?i Hond het water op 29 voeten hoogte, volgens het Emmerikfche peil gerekend, en Hortte 21 voeten over de Dijken, hebbende hetzelve beneden den Ysdam bij Wezel als toen niet hoger dan 13 voeten 2 duim geweest; weshalven aldaar een kolom water van omtrent 16 voeten opgekeerd wierd. Te Emmerik was het water 22 voeten 31 duim en nog wasfende. Op den Spijkfchen Dijk Hond het nog 8 duim hoog, doch wierd door de opkistingen aanhoudend gekeerc'; het gevaar van doorbraak bleef egter zeer groot. In de Duffelt op de .hoogte van Duffelwaard was een tweede Dijkbreuk gevallen-, waar door zich eene verbaazende hoeveelheid water over den Ooyfen-dijk in de Waal bij Nymegen Ontlastte, zijnde het water aldaar den 17 dezer wederom tot 24 voeten aangewasfen, en over de Bctuwfche Dijken geftort. In 't Land tusfchen Maas en Waal bleef het nog al ellendig gefield; en in het voormalig rijk van Nymegen Hond het water 4 a 5 voeten hoger als in 1784; dus mede eene allerjammerlijkfle gefleldheid voor de bewooners dier Streeken; en waarbij daarenboven veel Vee omgekomen is. De  BESCHRYVING VAN De.Doorbraaken bij de Peppelgraaf waaren gelukkig niet een fuffifante bekisting omringd, en dus hier door zeer veele Landen, tot dus verre voor eene groote Overftroming behoed. Den 17 dezer was'het water te Heusden wasfende, en hoog 16 voet 5 duim. In de Baart- Wijkfche Overlaat was de hoogte ook toeneemende; dan in het beneden gedeelte van 't oude Maasje wierden eenige opruimingen gemaakt, ten einde aan het door die Overlaat gefourneerd wordende water beter fchot te geven. In de Bommeier Waard, mitsgaders de Landen van Heusden en Altena was den 18, dezer alles nog wel. In den Mond van den Ysfel, zo min als op den Neder-Rhijn befpeurde men tot nog toe eenige beweging. Den 19. dezer was de Ysdam bij Wezel los geraakt. De rivier bleef boven Nymegen, tot beneden de doorbraak bij Weurt, verbazend hoog. het water was voor die Stad wel iets gevallen geweest, doch begon den 19. wederom te wasfen, ftaande toen op 23 voeten 4 duim. Al dit opperwater moest thans, uit hoofde van den.Ysdam, welke zich be-, ne-.  DEN WATERSNOOD. $73 neden voormelde Doorbraak gezet hadde, voor het grootfte gedeelte zijn loop over de Landen tusfchen Maas en Waal neemen. Den 19. dezer was de beringing, of het gemaakte werk aan de Doorbraak bij de Peppelgraaf, ondanks alle vigilantie, door de vernieuwde aanwas van water, bezweeken. En de verdere daarop gevolgde gebeurtenisfen hadden de hoop, om de Over- en Neder Betuwe met verdere benedenwaards gelegene Landen, voor eene hooge Overftroming te beveilen, ten eenemaal doen verdwijnen. Door het langdurig overlopen der Dijken in Overysfel was het water tot voor Zwol gekomen, ftaande die Stad van rondsomme onder: geheel Mastenbroek en 's Heerenbroek, tusfchen dezelve en Campen gelegen, was mede geheel geïnnundeerd, en daardoor de pasfagie naar laatstgemelde afgefneden; zo als ook naar Deventer: alle Boerfchappen naar dien kant, als ook Asfendorp, Schelle, en al het Land tot aan den Ysfeldijk ftond onderwater. De Snippelings - dijk bij Deventer was ook doorgebroken, waar in een gat, van 40 k 50 voeten wijd, was gefpoeld.- Den 19 was het water te Heusden aangewasfen tot eene hoogte van 17 voet 8'duim. S Ia  c74 BESCHRYVING VAN In de Baartwijkfche Overlaat waaren daags te vooren, door de geweldige werking van het ijs en water, verfcheiden gaten in het Rijfe Stortebed, in die Overlaat gelegen, gebroken, en eenige Ysbokken, welke tot beveiliging van dezelve gefteld waaren, los gerukt: zijnde ook het ijs beneden die Overlaat op voorfz. 19 's Namiddags ten 3 uuren in beweging geraakt, en op zommige plaatfen te Baardwijk en Waalwijk op- en over den Dijk gefchoven, waar door het water in de Overlaat merkelijk viel: ftaande den 20 in den Bovenmond 27 a 29 dm. boven het peil, waarop de Overlaat begint te werken. Door de gemaakte opruiming aan het beneden gedeelte van 't oude Maasje wierd important veel water geloost. 's Nachts tusfchen den 19 en 20 dezer was het ijs in de rivier voor Bommel, en verder benedenwaards bij Vuuren in beweging geraakt, doch fpoedig wederom gecesfeerd, zijnde bij laatsrgemelde plaats, het ijs tot tegen den Dijk opgefchoven, 't welk de ' lloping van een Boerenwoning, met een bijftaande Hooifchelf ten gevolge hadde. Langs de Leek bleef alles ook nog in rust, en het water te Schoonhoven op de hoog-  DEN WATERSNOOD. 275 hoogte van 8 vt Haan: den 19 had men daar nog met gelaadene Wagens en Paarden over de rivier gereden. De Maas was voor den Briel wel operi, doch voor Maasfluis nog digt, zo dat men 'er den 19 ook nog te voet over konde gaan. Den 20 kwamen 'er groote Ysvelden voor bij Emmerik; het water liep tot de hoogte van 24 vt., waar door het grootfte gedeelte der Stad geinnundeerd wierd, en veele Huizen door het Drijf-ijs befchadigd zijn: zijnde echter alle de Dijken aan den Rechter Rhijn-Oever, van Wezel tot den Ouden Rhijn-Mond geconferveerd gebleven, doch bij laatstgem. plaats, had het Dorp Beek veel fchade geleden, en was de Dijk bij Luttingen doorgebroken; aan de Tolkamer te.en over Schenkenfchans, had het ijs verfchrikkeliike verwoestingen, aan de Huizen, Welken met Ysbergen omringt waren, aangericht. Voor Nymegen was de Waal den 20 dezer in korten tijd wederom 12 duim aangehoogd ; zo dat het Water 1 vt. hoog op den Oosterhoutfchen Dijk ftond, en tegen de opkistingen moest gekeerd worden. De S » daar-  276 BE'SCHR YVING VAN daaropvolgenden nacht was zeer beangftigend voor de bewooners dier Streeken. Eene menigte ijs dreef uit de Duffelt, over de Ooyfche Dijken voor bij gem. Stad de Waal af, terwijl de Ysdam beneden dezelve nog onbeweeglijk zat. De blanke Ysfchollen, waar van de meeste eenige morgen oppervlakte hadden, waren met geheele reiën Bomen, willige Pasfen, Stuiken enz. als beplant. Vijf dezer Schollen voerden ieder het dak van een huis met zig, in één van welke men het huilen van een hond duidelijk hooren konde; doch tekenen van menfchen waren 'er niet op te befpeuren. Deze verfchrikkelijke Ysgang duurde van 's avonds zeven uuren tot middernacht. Een fchol ijs nam te Lent, zijnde een Dorp over Nymegen gelegen, een huisje, na bij den Dijk ftaande, mede, terwijl eene andere deszelfs rigting op de Stad neemende, eenige Huizen boven de Kraan geheel om verre wierp, en andere befchadigde. Het water liep vervolgens op totdevreesfelijke hoogte v5n omtrent 26 voeten, ftaande toen op de hoogfte plaatfen van den Betuwfchen Dijk fa jï vt. op denzelven, en wir;d nog tegen de gemaakte opkistingen, eg-  DEN WATERSNOOD. 277 egter met zeer veel moeite gekeerd: dan bij Gend en Bemmel was de overloop zo geweldig, dat alle pogingen, om zulks te keeren, vrugteloos waren, en de Dijk eindelijk even boven de Bemmelfche Sluis doorbrak, waar door de Over- en Neder Betuwe, met de verdere benedenwaards gelegene Landen , van de zijde der Waal overftroomd zijn geworden. Benedenwaards was de Waal wederom van Bommel tot bij Brakel; gelijk ook de Maas bij Well, Nederhemert en Aalst in beweging geraakt, en door opzetting van het water, de Brakelfe dwafsdijk op 2 a 3 plaatfen doorgebroken, waar door het beneden gedeelte Van de Bommeler Waard, namentlijk de Dorpen Brakel en Pouderoyen geïnnundeerd wierden. Op voorfz. 20, 's namiddags ten vier uuren, raakte de Merwede voor Gorinchem ■los, doch was denzelfden dag wederom geftopt, tot op den 21 's morgens ten 6 uuren, wanneer 'er, geduurende een half uur, andermaal eenig fchot in het ijs kwam, doch toen weer cesfeerde. Voor Hardinxveld en in de Killen was het ijs öp dien tijd nog vast, yïaa.r door het waS 3 ter  278 BESCHRYVING VAN ter in de Stad hoog op liep, en door de bekistingen moest gekeerd worden: 'snamiddags wierd de rivier weer werkzaam, terwijl de Westkille zig te gelijker tijd opende, en daar door het water in de Stad omtrent i voet viel. Het ijs was bij Hardinxveld op verfcheidene plaatfen op den Dijk, als mede tegen de hooge Oevers van de Cloppenwaard, als bergen, opgefchoven; doch 'er was nog geene fchade aan den Dijk zelve gekomen,- de ijsgang op den 20 voormeld, had het Militaire Wachthuis buiten de Waterpoort te Gorinchem gedeeltelijk medegefleept. Den 21 had de Maas voor Grave beginnen te kruijcn, doch raakte weder vast. De Dijken te Necr-asfelt en Keent braaken door: zijnde in die Dorpen en in Balgooy veel Hoornvee verdronken, en door den vliegenden Storm, 's nagts tusfchen den 21 en 22, verfcheiden reeds waggelende huizen ingeüort. Het water in den bovenmond van de Baartwijkfche Overlaat, was tot 31 a 33 dm. boven het peil gereezen, en van het Bosfche-Veld kwam 'er eene menigte drijfijs. . Ten  DEN WATERSNOOD. 279 Ten zelfden dage, 's morgens ten half 6 uuren, was het ijs op de Waal bij Rosfum in beweging gekomen, en had in weinig minuten tijds, de Koornmolen op den Dijk ftaande, omver geworpen; terwijl zig, ter plaatfe, alwaar dezelve geftaan had, een zeer hoogen Ysberg zettede, de rivier ftopte zig vervolgens wederom, en wies omtrent een halven duim in het uur. Den 22 was het ijs in het Bijlandfche Canaal los gegaan; doch de oude Rhynmond zat nog digt. Op dien zelfden dag was 'er veel ijsgang van Zutphen tot beneden Deventer-, en het water op laatstgemelde Plaats tot 21 vt. 2 dm. gewasfen: omtrent een uur beneden die Stad, had zig het ijs geftopt, en tot aan"de kruin der dijken gezet. De Snippelings-dijk continueerde nog met iï vt. hoog over te loopen, waar door de innundatie zig meer en meer uitbreidde, en als nog geene pogingen konden aangewend worden, om de toeftopping en opkisting van dien dijk te eftectueeren. Het ijs bij Arnhem was nog onbeweeglijk, en het water beurtelings wasfende en vallende. S 4 In  28© BESCHRYVING VAN In den namiddag van voorfz. 22, ten vier uuren, was de Hooge Maasdijk, nabij Her dikhuyzen doorgebroken, zo als ook de Noorder Waaldijk boven Vuuren, 's avonds ten elf uuren; door welke eerfte doorbraak de Landen van Heusden en Altena, endoor de tweede de Thielerwaard geïnnundeerd wierd. De doorbraak in den Hoogen Maasdijk was op het aller onverwagtst veroorzaakt, door eene afkomende groote ijs-fchol, welke den Dijk ter plaatfe, alwaar in 1795. een doorr braak is geweest, doodlak, en denzelven daadlijk deed bezwijken: het ijs was 20 vt, hoog op, en over den dijk gefchoven. De ftroom nam door deze Dijkbraak voornamentlijk, even als in 1795, zijn rigting op de Haarfleeg, en had 5 huizen en het Raadhuis mede geeomen. De binnen glooijing van den Dijk, wierd verder benedenwaards door den ftroom zodanig geattacqueerd, dat op zommige plaatfen dezelve daar door gezonken was. Het onverwagte van deze doorbraak had, voor zo veel meri/na kon gaan, 20 Menfchen doen verdrinken; het water kwam met zulk eene fnelheid aandringen, dat 'er bij veelen geen tijd.  DEN WATERSNOOD. 281 tijd was, om lijfsberging te zoeken: Op den Dijk zaten honderd en zevehtig Pcrfonen, zo Mannen, Vrouwen als Kinderen , die genen, welke aan de Heusdenfche zijde van de Doorbraak waaren, wierden verzorgd, en allengskens binnen gebragt, maar de toeftand van die der andere zijde was allerakeligst, door dien de Ysbergen niet dan met levensgevaar te beklimmen waaren. Tusfchen den 22 en 23 dezer was de Meydijk in de Bommeler-waard mede op twee Plaatfen doorgebroken. Te Heusden was de Maas op het hoogfte geweest 19 vt. 7\ dm. doch den 23 wederom 2 vt. lager. Den 23 was het water bij de monden van de Waal en het Panaerdenfche Canaal, wederom tot aan de kruinen der Dijken opgelopen, en dreigde nieuwe doorbraaken te veroorzaaken, doch het ijs, op de Waal, fchot gekregen hebbende, had ten gevolge, dat het water in het Pannerdenfche Canaal dien dag 6 vt. lager wierd. Door de Baartwijkfche Overlaat was wederom veel ijs gepasfeerd, en het water tot 44 a 46 dm, boven peil geweest: zijnde op S 5 den  a8a BESCHRYVING VAN den 23 dezer, het water te Schoonhoven hoog 8 vt. 2 dm. De Innundatie in de Betuwe en Lande van Buuren en Kuilenburg hadde zich reeds tot den Dief-dijk geëxtendeerd. Den 24 was het water in de Baartwijkfche Overlaat wederom tot 28 a 3odm. gevallen. Onder Bezoyen en Cappel had men de Dijken door opkistingen geconferveerd, en daarna, wanneer 'er door het opruimen der beletzelen benedenwaards eene betere aftapping gekomen was, waren dezelven buiten gevaar. De hulpgaten, welke bij voorraad in den Dusfenfen en Altenafen-dijk gemaakt waren, hadden het water der Innundatie van de Landen van Heusden en Altena op eene gewenschte wijze afgetapt , terwijl men insgelijks de opening der Buitendijken, om dit water op de Langftraatfe Buitenlanden, op het Bergfche Veld, en in de Bakkers-killen te loozeu, met allen iever hadde doorgezet. Den 24 was ook dc Ysgang voor Arnhem begonnen, en het water tot 16 vt. 11 dm. gewasfen, en de rivier van Pannerden tot aan  DEN WATERSNOOD. 283 aan die Stad geheel open, doch de Ysfelmond als toen nog digt, een weinig tijds daarna mede losgegaan. Alle de Werkendamfche Killen waaren ten zelfden dage insgelijks open, en de rivieren benedenwaards los, maar de Ysdam bij Hartinxveld zat 'nog vast. Den 25 was de Innundatie voorden Diefdijk tot omtrent 2 vt. beneden deszelfs kruin opgezwollen: doch den 26 weder iets gedaald, en de rivieren waren overal vallende. De Overlaaten bij Gellecum en Asperen deeden eene voortreffelijke werking tot ontlasting. Den 27 wierd 'er geen ijs op den Stroom meer befpeurd, en het was alles benedenwaards langs den Neder-Rhijn en Lek gelukkig afgelopen: bij den algemeenen Ysgang had zich wel eens een Ysdam, onder anderen bij Beufichem, Lekkerkerk en Krimpen gezet, doch, wanneer het water tot eene hoogte agter dezelve opgeftuuwd was, wierden die fpoedig verbrijzeld. Langs den Ysfel was de Ysgang ook gelukkig gecesfeerd. Tusfchen Zwol en Cam- pen  »84 BESCHRYVING VAN pen had nog eene zeer gevaarlijke Ysftopping plaats gehad, en de Dijken waren door den fterken overloop in groot gevaar geweest, van door te breeken. Dan door den fterken aanwas van . het Riviertje de Vecht achter Zwol, zijn dg Dijken aldaar aan deszelfs Linker-Oever bezweken, en daar door nog eenige Buurtfchappen geïnnundeerd geworden. Ook was de Bommeler-Waard nog door een Doorbraak, aan de Waalzijde, beneden Zuilichem, tot eene meerdere diepte geïn nundeerd geworden. Dat de Beerfche-Maas van den i tot den 11 overgeloopen heeft met eene gemiddelde hoogte van 2 vt. en vervolgens wederom van den 15 tot den 24 met eene gemiddelde hoogte van 2 vt. 1 dm. Dat wegens het wegdrijven der Peilpaalen te Pannerden en Doesburg, aldaar geene aantekeningen hebben kunnen gehouden worden. Nota. Alle de ongelukken, fchaden en ellenden, door gemelde Overftromingen veroorzaakt, te befchrijven, zouden  DEN WATERSNOOD. 285 den een geheel boek Opleveren, het geene eigentlijk ook niet tot het oogmerk van dit werk behoord. Dit alleen kan 'er van gezegd worden, dat de berigten uit alle de over» flroomde Diftricten vol van de allerakeligfte gebeurtenisfen zijn, en die van 1784 zeer verre te boven gaan; en waar van zedert meer dan twee Eeuwen geen voorbeelden in deze Bataaffche Republiek te vinden zijn. AAN-  AANTEKENINGEN Van de hoogte der wateren, volgens de Peil-paalen in de Rivieren op de onderflaande plaatfen, welke Peil-hoogten des morgens ten agt uuren genomen zijn. maart i799. "» Maas Boven-Rhyn JFaal | Nder-Rhyn n te te i te te !e g GRAVE. KEULEN. EMMERIK. NYMEGEN. ARNHEM. ^ fvoet, duim voet, duim voet, d«im jvoet, duim Let, duim 1 13, 9 h. 19, 6 h. 18, 7 h. 17, 4 H. 14,11 hi 2 *3» 8 l8, 2 18, 1 16,11 i4, 9 3 13, 5 17, 5 17, 4 16, 6 14, 9 4 i2, 8 16, 4 16, 7 16, 2 14, 4 5 12, p 15, 1 15,10 16, o 14, o 6 «» 6 *4, 8 15, 2 15, 4 13, 9 7 0 ï4, 1 14, 6 i4,n I3v 3 8 10, 6 i;;, 3 I3, 9 I45 6 I3s 0 9 i°, o 12, 4 12,11 13, 9 12, o 10 9, 8 n, 6 12, 3 i3, 2 I*, o 11 9, 4 11, o 11, 7 12, 6 11, 7 12 85io 10, 6 10,11 11,11 11, q 13 8, 5 10, 1 lp, 3 11, 6 10, f 14 8, o 9, 6 9, 9 t i, o 9,ii  BES CHRYVING VAN ènz. 287 w Maas Bóitn-Rhv \ Wsal \ Neder-Rby» & tc « I « tc | te £ grave. keulen, j emmerik. | nymegen. 1 arnhem. " füt duim voet, daim jvoet, duim 'voet, duim voet, duim 15 7, 8 8,10 9, 3 I0, 9 8, 8 16 7, 3 8, 7 10> 5 8, 3 17 6,11 8, 5 8, 7 2 7,ii 18 6, 8 8, 4 8, 3 9," 7» 7 !9 6, 4 8, 2 7,10 9, 7 7, 3 co 6, o 7,11 7, 6 9, 4 7, o al 5,10 7, 8 7, 3 9, 1 6, 9 aa 5, 8 7, 6 fchieden; waar uit men opmaakte, dat het voordeeliger zoude wezen, dien Dam van aa voeten tot op de hoogte van 17 voeten Pannerdenfche peil te verhagen. 30. Dat.de. openingen, welke de Dijk onder Doornenburg,in het Ambt van Overbetuwe, bekomen hadde, in den volflrekften zin, als geen volkomen doorbraaken konden befchouwd worden, aangezien de Buiten teen nog aanwezig was, en 'er geen ontgronending van Landen, het zij buiten of binnen den Dijk hadden plaats gehad. Dat de bovenfle opening eene lengte van circa 6, en de benedenfte omtrent 12 roeden T 3 had-  294 BEvSCHRYVING V'AN hadde: zijnde deze veroorzaakt door den geweldigen overloop van het Buitenwater, het geene in die ftreeken tot zulke eene hoogte geftegen was, dat op den 6 February hetzelve aldaar en ook op aridere plaatfen 5 voe, een hoog over de Dijken ftroomde. Dat ter bevanging van deze openingen, alle mogelijke middelen aangewend waren en vermits de voorleggende Dam zodanig mee ijs was opgehoopt, dat daar door den geweldigen overloop van water geturbeerd wierd» zo was dezelve ook over het algemeen voor een doorbraak of verloop bevrijd gebleven j terwijl men op andere plaatfen, alwaar het ijs afgedreven, en gevaar was van te zullen bezwijken, die door opkistingen gefecureerd hadde. Dat 'er vervolgens door die gaten fufficiente Kistdammen gewerkt waren, tot op de hoogte van twee voeten, beneden de kruin van den Dijk: dan dat de verdere verhoging door een fchielijke aanwas der Rivier belet wierd, dien ten gevolge, dat die Kistdammen, na gedurende den tijd van 3 a 4 dagen eenen geweldigen overloop van ftroom uïtgeftaan te hebben, (waar door egter de gemelde 'Dam volkomen voor verloop bewaard was> we- -  DEN WATERSNOOD. 295 wegens den aanmerkelijken toevoer van ijs, door het losgaan der rivier, bezweken zijn. • Dat, het water in den Rhijn intusfchen affchot bekomen hebbende, en fterk wegvallende, het verder gevolg was, dat de meergem. Dam, welke aanmerkelijk was beginnen te verloopen, hadde kunnen bevangen worden, en tot een peil van 20 voeten was opgehaald, zo dat de beringing van dien defeftcn Dijk volkomen wierde geëffectiiëerd. 40. Dat de doorbraak onder Doornik, op den 21 February voorgevallen, veroorzaakt was door den fterken overloop van het opgeftopte rivierwater, het geene zeer vermeerdert wierd, met het door de Duffeltfche en Millingfe Dijkbreuken invallende, en over de Ooyfe Dijken heen ftroomende water, en zulks, offchoon de Dijk, alwaar de doorbraak gevallen was, mede, gelijk de andere Dijken, met een zwaare Noodkeering was voorzien, welke of van den Dijk is afgedreeven, of door het ijs weggedoken,* zijnde de opening van deze doorbraak circa 5 2 roeden laai-, en in het beloop van den voet eene diepte van 30 tot 75 voeten; voorts, hndwaards in, een Kolk gefcheurd, D.at buiten tegens de doorbraak, die voor- T 4 ge-  BESCHRYVING VAN gevallen was aan het benedenpunt van des Gentfe, Bemmelfe en Ooyrykjfe Buiten-Polder, een Zomerdam was liggende, bovenwaards lovende over de Uiterweerden, tot nagenoeg aan den Gehtfen Komrrer-Dijk, hebbende eene lengte van circa 1300 roeden, en welke onbefchadigd zijnde, tot 18 voeten Nymeegfc peil keeren konde: doch bovenwaards zeer befchadigd was geworden, zijnde aldaar plaatfen tot op het Maayvcld weggedreven, terwijl zig op andere nog eenige gaten bevonden, die evenwel geene diepte van aanbelang hadden. Dat dezelve aan het beneden einde tegens over de doorbraak insgelijks deerlijk gehavend was, en geheel weg, ter diepte Pp een peilshopgte van 131 Voct, en op de meeste plaatfen 8, edoch gemiddeld 5 voeten, en zulks ter lengte van 34 roeden. 5*. Dat de doorbraaken der Waal-dijken in het Schependom, iq 't voormalig Rijk van Nymegen, al mede door den zwaaren overloop van Water veroorzaak; waren, zijnde dezelve allerwegen confiderabel afgelopen bevonden, behalven den in 1784 nieuw gelegden. Dat die doorbraaken drie in getal waren, als  DEN WATERSNOOD. 297 ais twee te Hees in het Schependom voornoemd, en een derde in voorfz. Rijk. Dat de eerfte der twee te Hees lang was 71 roeden, doch welke niet als een volkomen doorbraak k'onde aangemerkt worden, nadien de teen des Dijks nog aanwezL, en geene ontgronding buiten of binnen gefchied was. Dan dat de tweede en derde integendeel zeer aanmerkelijk waren, zijnde ieder derzclve lang ruim 90 roeden, en inde tweede, in de'langte van 74 roeden, eene diepte gevonden van 17 tot 32 voeten, terwijl de overige 16 roeden lengte, alleen tot op den voet des Dijks waren afgelopen: voorts in de derde eene diepte van 12 tot 49 voeten. Dat 'er in deze beide, groote Kolken, die zig voornamentlijk binnenwaards uitgebreid hadden, gefcheurd,en de Binnen Landen verbazend met Zand beftort waren. 6°. Dat de doorbraak in den Maas-Dijk onder Neer-Asfelt, Ambte van tusfchen Maas en Waal, voorgevallen is in een Schaar dijk, en veroorzaakt door eene verzinking aan de binnenzijde van den Dijk. Dat ter plaatfe, alwaar de Dijk bezweeken was, zig een Kolk bevond, die bij een hooge rivier zeer moerig water opgaf. T 5 Dat  2^3 BES CHRYVING VAN Dar waarfchijnlijk de zwakken ftaat va« den binnen-teen des Dijks alleen de oorzaak van het geval geweest was, terwijl de Dijk, ten tijde van de doorbraak, nog circa i voet water keerde: zijnde deze Dijkbreuk bevonden, eene lengte van 32 roeden, en het voorgelegene Pakwerk geheel weg; voorts ter diepte van 13 tot 24 voeten; mitsgaders een Kolk ter lengte van 30 roeden binnenwaards gefcheurd, terwijl 'er tevens, kort langs den Dijk bovenwaards, en landwaards in, aanmerkelijk veel Zand was gedreven. 7°. Dat de eerfte of zuidelijkfte doorbraak in den Mey-dijk in de Bommeler-Waard, bevonden was, te zijn lang circa 20 roeden, welke den 15 dezer na genoeg belopen was, en waar toe ter beringing reeds middelen beraamd wierden, terwijl niet meer tot ontlasting konde dienen: voorts de tweede of noordelijkfte lang circa ïö| roeden, welke als toen nog zeer fterk tot ontlasting diende; dan waaromtrent men dagt, dat insgelijks eene beringing zoude behooren plaats te hebben, nadien de Scheikaden fchielijk zouden belopen zijn, en men als dan de grooten Bommeler-Waard nog te zeer zoude rifikeeren, vermits het te vroeg in het Sai- foe$  DEN WATERSNOOD. 299 foen was, om op Zomerwater te rekenen. Dat de doorbraak ia den Brakelfen Dwarsdijk, welke nog zeer iterk ontlaste, en waar Van te voorzien was, dat alzo nog een geheelen tijd zoude blijven aanhouden, lang bevonden is circa 10 roeden, en diep, door eikanderen gerekend, 6\ voet. Dat de bekisting ten dezen opzigtc niet nodig zoude wezen, om dat de Munnikelandfche Kaden, zo dra de ontlasting van het water daar over gedaan was, en dezelve in een goede orde wierden opgemaakt, genoegzaam waren, om het Zomerwater te kunnen keeren, terwijl 'er geen voorbeelden te vinden zijn, dat dezelve voor het Zomerwater waren bezweken. Dat de verdere breuken in den Brakelfen Waal-dijk in het generaal als een verlopen Dijk konden befchouwd worden, terwijl die op de eeue plaats meerder, en op de andere minder ontramponeerd was, dog zonder grondgaten. Dat de laagfte plaatfen in denzelven reeds Voorzien waren, en nog dagelijks daar mede wierd yoortgevaaren; zijnde bovendien op  Soo BESCHRYVING VAN op de meeste plaatfen door de Ringkaden van de Buiten waarden van Brakel gefecureerd. Dat de. bijzondere oorzaken dezer Dijkbreuken in de Bommeler-Waard nergens anders in gelegen waren dan in de ligging dier Dijken, als niet evenredig zijnde in de hoogte met de Waal- en Maas-dijken, om het zelfde Land gelegen, en dus door het fterk overlopen van het ongehoorde hooge water, te eerder hebben moeten bezwijken. 8° Dat de doorbraak te Vuuren in de Tielerwaard lang bevonden was omtrent 431 roeden, en door eikanderen gerekend, diep 7 voeten. Dat den 17 dezer dezelve zig nog fterk ontlastte; dan dat men zig vleide, dat, zoo ras de beringing te Bemmel voltooid was, en de Overlaten te Gellicum en Asperen ge-> floten waren, de ontlasting als dan fchielijk zoude cesfeeren, en 'er met heringing kunnen voortgegaan worden. Dat voor deze Dijkbreuk geene bijzondere oorzaaken te vinden waren, terwijl de fituatie des Dijks, gelijk ook de hoogte, erenredig was aan de Dijken, boven en beneden  DEN WATERSNOOD. 501 den gelegen; en dat derhalven dezelve alleen aan de overtollige hoogte van het water, veroorzaakt door een Ysdam beneden Vuuren, natuurlijk moest toegefchreven worden. 9*. Dat onder het Dorp Lith Ooycn , in den Lande van Overmaze, de twee doorbraaken navolgender wijze bevonden waren: als eene voor het Dorp, even boven het Veerhuis, lang 27 roeden, en diep door malkanderen 2fï voeten, gerekend 12 voeten onder de kruins hoogte: en de tweede, 180 roeden naar boven, voor het zogenaamdePastoorsBosch, lang 18 roeden, 4 voeten, en diep door elkanderen 6 voeten, gerekend 12 voeten onder kruins hoogte. Dat deze doorgebroken Dijken in hunne {trekkingen en liggingen minst gevaarlijk geweest waren, alzo voor beiden een Uiterwaard lag, voor het grootfte gedeelte beplant met Knotwilligen, en meerder ruimte hadden dan wel op andere plaatfen, alwaar uitftekende hoeken en Schaardijken waren, en dus eerder aan rampen blootgefteld, dan die der bezweekene Dijken. Dat  %6% BESCHRYVING VAN Dat de omftandi 'heden der zaaken, volgens berigten, hier in befluan hadden: het water was namentiijk van den 15 February op de Maas aanhoudend gerezen, zo dac hetzelve * den 22 dito, 17 duimen hoger was, dan bij 's Menfchen geheugen ooit is geweest. Dat het ijs was blijven zitten, en dit hoge water mede toetefchrijvenwas aan de inbraaken in het Rijk van Nymegen; zijnde hetzelve, door den Lande van Maas en Waal, met eene ongelooflijke fnelheid over de Maas-dijken geflorten bij Alphen en Dreumel in de Maas geworpen, het geene de quantiteit van het water zodanig hadde doen vermeerderen, dat het, als 't ware, een ontvang-bak was geworden; dan waar door egter het ijs eenigzints naar beneden los geraakt was. Dat dus de oorzaaken dezer twee voornoemde Dijkbreuken, nergens anders, dan aan den overloop, konden toegefchreven worden# het geene ter hoogte van i\ a 2 voeten, en ter lengte van ruim 900 roeden, den 22 February 'smorgens plaats hadde, niettegenflaande de gemaakte aftapping of ontlasting, mitsgaders opkistingen: zijnde eene groote lengte des Dijks aan de binnenzijde veel befchadigd, zo-  DEN WATERSNOOD. 303 Zodanig, dat op fommige plaatfen tot half in de kruin is weggelopen. Dat de twee voorgemelde doorbraaken den 19 dezer bevangen waren, en 'er geen water meer doorliep, het geene, gedeeltelijk door de benodigde verzorgingen van wegens den Dijkftoel, en voorts door de buiten leggende Waaiden, die boven water waren, en dezelve affloten, geflrcmd was. 10°. Dat aan de zijde van de Diefe, tusfchen Engelen en Orte, en van daar tot aan Rosmalen, de Dijken heel veel afgelopen waren, zelfs op drie a vier plaatfen tot onder het Maayveld, doch dat men aldaar geene beringingen, wegens de hooge voorgronden, nodig hadde. Dat wegens de uitlofing van het innundatie-water in de Diefe, bij het Fort Crevecoeur, de gebroken Dam aldaar, in de Diefe liggende, een verval van i| voet water hadde, het geene, bij verdere zakking op de Maas, nog vermeerderen zoude. 11°. Dat met de beringing van de Dijkbreuk in het Ambt Lymers ook een begin gemaakt was, en daar bij allen fpoed en voorzorg aangewend wierd. No-  So4 BESCIIRYVING VAN Nota. De Peilpaalen te Pannerden en Doesburg nog niet herfteld zijnde, zo hebben 'er geene Aantekeningen, even als in de vorige Maand, kunnen gehouden "worden. AAN-  DEN WATERSNOOD. 305 AANMERKING EN, Op de hier agter gevoegde AANTEKENINGEN Van de hoogte der wateren, volgens dc Peil-paaien in de rivieren op de daar in gemelde Plaatfen. Uit de waterhoogte van Keulen, in January waargenomen, blijkt, dat eerst naa den 2.7 van die Maand, het water aldaar tot eene groote hoogte opliep, en dit vergelijkende met de daar naast ftaande Colom van Emmerik, ontdekt men daadelijk, dat er een ijsverftopping tusfchen die twee Plaatfen moet geweest zijn. Het verfchil tusfchen Emmerik en Pannerden is niet noemenswaard, maar het verfchil van Pannerden en Nymegen is grooter, en doet zien, dat er beneden Nymegen een ijsverftopping plaats had. De verfchillende waterhoogten van Nymegen cn Arnhem, bewijzen, dat er tusfchen beide die Steden een ijsverftopping in de rivier op dien tijd zat, zijnde de hier voor door mij aangeweezene ijsverftopping bij Peppelegraaf in het Pannerdenfche Kanaal, want het geV mid-  go* BESCHRYVING VAN middeld verfchil der waterhoogte van die Maand, tusfchen Waal en Rhijn, was 481 duim, daar bi] een open rivier het water te Nymegen niet wel 2 voet hooger dan te Amhem is. De Merwe te Gornichem met de Lek te Vianen vergelijkende, ontdekt men dat in Januarij dc Merwe in evenredigheid veel hooger water dan de Lek had, want het gemiddeld verfchil was bijnaa 5 voet, daar 't zelve bij een open rivier nog geen 2 voet is; welk meerder verfchil veroorzaakt wierd, door de ijsverftopping in het Pannerdenfche Kanaal, en waar door de Rhijn-aldaar, en de Lek naar beneden, minder water verkreeg , dan de Waal of Merwe te Gornichem. De Ysfel levert in deze Maand geen aanmerkelijk verfchil op, tot aanwijzinge der ijsverftoppinge. Doch meer aanmerkenswaardig zijn de verfchillende waterhoogten geweest in February. De verfchillende waterhoogten tusfchen Keulen en Emmerik zijn tot den 6 Febr. niet noemenswaard, maar naa den 6 Febr. tot 18 dito, moet er eene verftopping beneden Keulen opgebroken zijn, want zedert den 7. tot deu 21., was het water te Em-  DEN WATERSNOOD. 307 Emmerik hooger dan te Keulen, en wijl het water te Nymegen weer iets hooger dan te Emmerik ftond, zo blijkt het, dat zulks voornaamentlijk veroorzaakt is geweest, door de ijsverftopping beneden Weurt en in het Pannerdenfche Kanaal. De ijsverftoppinge welke er tusfchen Keulen en Emmerik in dien tijd plaats hadden, heb ik. hier voor aangewezen. Naa den 21 tot 27 dito zijn er ook zwaare verftoppingen beneden Keulen geweest, blijkbaar uit het hoog oploopen van het water aldaar. Van alle de ijsverftoppingen welke er hier en daar gezeeten hebben, zijn er geene die van den beginne af aan, zo onbeweeglijk bleeven zitten als die beneden Weurt, en in het Pannerdenfche Kanaal, alle de andere braaken op, of verzetten zich, want de groote ijsverftopping tusfchen Weezei en Roeroort welke op den 14 en 15 Febr. 16 voet water keerde, (waarfchijnlijk door onderfcheide ijsverftoppingen,) brak naa den 18 geheel op, daar nogthans de verftoppingen beneden Weurt en Peppelegraaf ftand hielden, blijkbaar uit her verfchil der hoogte van Waal en Rhijn, 't ,welk op den 21, den dag der doorbraak te V 2 . Door-  3°8 BESCHRYVING VAN Doornik, wel 148 duim was, en dus meer dan 10 voet boven het ordinair verfchil. Uit de waterhoogte tusfchen Gornichem en Vianen, zou men moeten K fluiten dat de ijsverftopping beneden Weurt niet veel water heeft door gciaacen, want gemiddeld was het water te Vianen in February omtrent 5 voet hooger, daar het omtrent'2 voet langer moest zijn, en had dus een verfchil van bijnaa 7 voer. Uit de waterhoogte van Deyenter bij bladz. 102., en die vim February wegens Zutphen opgegeven, zou men moeten befluiten, dat naa 6 February er ijsverftoppingen beneden Zutphen, en op den 12 dito beneden Deventer hebben plaats gehad, doch dat alfchoon de mond van den Tsfel te Westervoort vast bleef zitten, de rivier aldaar niet opgeftopt, maar een onbelemmerden loop behield, anders kon het water op den Ysfel, zelfs voor de inbraak van de Lymers zo hoog op den Ysfel niet zijn geworden. Indien men nu op kortere diftantien, bij voorbeeld van uur tot uur waarnemingen naar peilpaalen of andere. vaste tekens gedaan had, op beide de rivieren, zou men zeer  DEN WATERSNOOD. 309 zeer naa hebben kunnen ontdekken, waar toen 'ijsverftoppiagen plaats gehad, opgebrooken of zich verzet hebben: en of er in die riviervakken ook oorzaaken van natuurlijke gebreken, van kromtens, ondieptens, k ribbons' of andere, droom en ij^breekende hinderoisfen te. vinden waaren die te verbeteren zouden zijn. Ik weet. wel dat ik volgens hel verkregen compliment op bladz. 243. geen kunde (genoeg) bezti om middelen van her/iel te kunnen opgeven-, — doch.het is ook aan den anderenkant te wenfehen dat de waterftaat van ons Vaderland , een der gewigtigfïe vakken van Studie, niet mag toevertrouwd worden, alléén aan dezulken, welke de waterbouwkunde enkel door Theorie 'kennen, en naauwlijks rivieren gezien hebben, maar aan die genen, welke van der Jeugd af de werken van de waterloopkunde hebben naagefpoorr. Het gaatin de'wetenfchappen even als in de Navigatie, de regte Zeeman moet bij zijn Theorie ondervinding paaren, want .de rivieren ondergaan dagelijkfche veranderingen. Ja! een enkelde ftorrh, of zwaare ijsgang verlegd dikwijls het gantfche vaarwater in de rivier. Onze Rivieren , wanneer dezelve zo hoog V 3 zijn  $io BESCHRYVING VAN zijn dat men dijkinbraaken te dugten heeft, voeren, dan ftoffe met zich, welke ten nutte gebruikt tot goudmijnen voor den Landbouw kunnen dienen. Zelfs geeft ons de natuur de middelen aan de hand, bijzonder aan de nieuwe Maas, om de nadeelen der hooge Vloeden door ftormen uit Zee veroorzaakt, grootendeels voor te komen, en waar door Rotterdam en alle Steden naar beneden, welke door geen Sluizen de hooge Vloeden in ftaat zijn te keeren, bewaard kunnen blijven voor fchaden welke dikwijls eenige tonne gouds bedragen, en zoude dan ook de Uiterwaarden in dat riviervak geene overftroomingen van zout water zo nadeelig voor de Landerijen meerder verkrijgen, maar ik kan of mag hier over mij niet verder uitlaa^ ten. GE»  DEN WATERSNOOD. 31! GENERAALE STAAT der SCHADEN door de rampvolle Overftromingen irt den jaare 1799. bij de Ingezetenen in het Departement van de Dommel geleeden; opgemaakt uit de opgaven der Refpeclive Gemeente Beftuuren, naar de aanfchrijvingen van het Departementaal Befluur, ter voldoening aan de aanfghrijving van het Uitvoe»rend Bewind der Bataaffche Republiek van den 19 April 1799 ingezonden. t • - Namen der Ge- Geleeden fchaden Geleeden fchaden meenten en bij niet behoefti- bij doodde Over- waar gele- gen. ftroomingbehoef- gen. 2 tig gewordenen.' EERSTE RING. •CROMVOIRT en DEUTEREN. ƒ 7757-11- o ƒ 8847- 3- a Vrijdom van den Bosch, £SCH. ƒ 2667. 0-0 ƒ 3185- o- o Quart. van Oostenrijk. HELVOIRT. ƒ 797- 0-0 ƒ 395- o- o Quart. van Oosterwijk. Somma Totalis ƒ 11221-11- o ƒ 114*7- 3-0 V4  31* BES CHRY.V ING VAN Namen der Ge- Geleede fchadens r Geleede fcbadens> meentens en bij niet behoeft'- bij door de Overwaar gele- ge. ftrooming behoef- gen. tig gewordeuen. EERSTE RING. ORTHEN. f 6032-18- 0 ƒ 4446- 4. c Vrijdom van den Bosch. KOSMALEN. / 12,611- 5-0 ƒ 6421- 6- . Qitart. van Maasland. SCHYNDEL. ƒ 950-0-0 Quart. van Peelland. .VUGHT. ƒ 16,016-10-0 ƒ 986- 2-0 Quart. van Oosterwijk. Somma Totalis. ƒ 35,610-13-0 ƒ 11,853-12-0 Hier voor ƒ ïr,22i-n- o ƒ 11,427- 3-0 EERSTE RING. ƒ 46,832- 4- O ƒ 23,280-15-0 GE-  DEN WATERSNOOD. VB GENERAALE STAAT der SCHADFN door de rampvolle Overftromingen in den jaare 1799. bij de Ingezetenen in het Departement van de Dommel geleeden; opgemaakt uit de opgaven der Refpeéïive Gemeente Beftuuren, naar de arnfchrijvingen van het Departementaal Beftuur, ter voldoening aan de aanfehrijving van het Uitvoer rend Bewind der Bataaffche Republiek van den 19 April 1799 ingezonden. Namen der Gc- 1 Geleeden* fchaden meentens en bij van den Armen T"-aa' waar gele-, bedeelt worden- der Geïne'snten. gen. dc. EERSTE RING. CROMVOIRT DEUTEREN. ƒ 7-0-0 ƒ 16,611-14.- 0 Vrijdom van den Bosch. ■ , ESCH. ƒ 156- 0-0 ƒ 5008-. o- o Quart. van Oosterviijk. I HELVOIRT. ƒ 242- 0-0 ƒ 143-0-0 Quart. van Oosterwijk. Somma Totalis ƒ 405- 0-0 ƒ 231053-14- o y 5  3i4 BESCHRYVING VAN Namen der Ge- i GeJeeden fchaden meentens cn bij van den Armen Totaal waar gele- bedeelt worden- der Gemeentens. gen. • de. EERSTE RING. ORTHEN. f tnjI„ „ vrijdom van den Bosch. ROSMALEN. ƒ 649-19-0 ƒ 19,682-10-o Qitart. van Maasland. SCHYNDEL. f 95o. 0. 0 Quart. van Peelland. VUGHT. ƒ 17,002.12-0 ' Quart.van Oost er' wijk. Somma Totalis / 649-19-0 ƒ48,114.4.0 Hiervoor ƒ 405-0- 0 ƒ 23,053-14- 0 EERSTE RING. ƒ 1054 - 19 - o ƒ 71,167-18-0  DEN WATERSNOOD. 315 Namen der Ge- Geleeden fchaden Geleeden fchaden meenten en bij niet behoefd- bij door de Overwaar gele- 1 gen. ftroming beho.ef- gen. tig gewordenen. TWEEDE RING. AALBURG. ƒ I4«- o- o Lande van Heusden. AALST. ƒ 8854- 0-0 ƒ 775. o- o Bowmelrewaard. ALMKERK. ƒ 66,632- o- o * ƒ 24,826- o- o Lande van Altena. AMMERSÖDEN, WEL en WOL- PRAGEN. f 5°9 «0-0 JBommelrewaard. ANDEL. / 12,631-10-o ƒ 4208-12-0 Lande van Altena. BABILONIEN- BROEK. ƒ 193606-10-0 f 3342- o- o i Lande van Altena. BRAKEL. ƒ 28,460-10- o ƒ 1746- o- o Bommelrewaard. Somma Totalis- ƒ 136,184-10-o ƒ 36,817-12-0  3i& BES CHRYVING VAN Namen der Ge- Geleeden fchaden , Geleeden fcbadea . meenten en bij niet behoefti- bij door deOverwaar gele- gen, flxooming behoef- £en- tig gewordenen. TWEEDE RING. BRUCHEM. f u52. o- 3 f 275-0-9 Bommelrewaard. DELWYNEN. f 752. 0. 9 f 200. Q. p Bommelrewaard. DO VEREN. / 2665-10- o ƒ 368-15- o Lande van Heusden. DRfEL. ƒ 2988-19- o ƒ 252-15-0 Bommelrewaard. DRONGELEN. f 6701- o- c ƒ 1280- o- ó Lande van Heus" den. DRUNEN. f a7,30O. 4.0 f 4I39. 9.„ Voorm. Bat. Brab. '^EN-MUILKERK ERK. ƒ 12,194-10- o ƒ 6537- O- O Vourm. Zuid Hol' land. Somma Totalis / .53754- 3-o ƒ 13052-19-15  DEN WATERSNOOD. 317 Namen der Ge- Geleeden fchaden Geleedcn fchaden meenten en bij niet bchoefti- bij door de Uverwaar gele- ge. ftrooming behoefden, tig gewbrdeuen. TWEEDE RING. ' . DUSSEN MUNSTERKERK, f 28,894- 0-0 ƒ 15,821- o- o Voorin. Zuid Holland. ETHEN. ƒ 11,123- °-0 f aSoi- o- 0 Lande van Heusden. EMMIKHOVEN J en WAARD- £ ƒ 56,387- 0-0 ƒ 225962- o- o HUIZEN. 3 Lande van Altena. ENGELEN. ƒ 469- °" 0 / 56o- o- o Lande vnn Heusden. GAMEREN. ƒ 17SÓ-19- o Bommelrewaard. GANSOOIJEN. ƒ 550- 0-0 ƒ 300-0-0 foorm. Bat. Br ah. Somma Totalis 4 ƒ 97423- °- 0 / 449230-19- o  8i8 BESCHRYVING VAN Namen der Ge- Geleeden fchaden , Geleeden fchaden meenten en bij niet behoefti- bij door de Overwaar gele- gen. ftrooming behoef- Sen" tig gewordenen. TWEEDE RING. GENDEREN. ƒ 8223. 0-0 ƒ 1835. o- o Lande van Heusden. GIESSEN. ƒ 9633- o o ƒ 1066- 5- o Lande van Altena. HAGOORT. ƒ 1687- 0-0 ƒ 591 - 0-0 Voorin. Bat. Brab. HEESBEEK. ƒ 2278-8-0 ƒ 604-13-0 Lande van Heusden. IIEDIKHUISEN. ƒ 10,889-11-0 ƒ 21,740-14- 0 Lande Van Heusden. HEPvPT EN BERN. f 2079- 0-0 ƒ 2484-10- 0 Lande van Heusden. Somma Totslis ƒ 34.789-19-0 ƒ 88,322-4-0  DEN WATERSNOOD. 319 Namen der Ge- Geleeden fchaden I Geleeden fchaden meenten en bij niet behoefd- j bij door de Overwaar gele- gen. j ftrooming behoef- gen. j dg gewordenen. TWEEDE RING. HIL (den) f 10,908-11-0 ƒ 3255-10- 0 Lande van Altena. KURWENEN. ƒ 3000- 0-0 ƒ 192-0-0 Bommelrewaard. KERKWYK. ƒ 1425- o- o Bommelrewaard. MEEUWEN. f 12,431-0-0 f 3492-0-0 Lande van Heusden. MÜNNEKE- IAND. ƒ «50- o- o Bommelrewaard. NEDERHE- MERT. ƒ 125-0-0 ƒ 346- o- o Bommelrewaard. NÏEUWKUYK. ƒ 3915-'3- o f 1833-14- o Pvorm. Bat. Brab. Somma Totalis ' ƒ 30,380- 4-.0 f n?394- 4- o  320 BESCHRYVING VAN Namen der Ge- t Geleeden fchaden Geleeden fchaden n.eenrcn en bij niet behoefd- bij door de Overwaar gele- ge. ftrooming behoeften, dg gewordcuen* TWEEDE RING* NrEüWAAL, / 321-0-0 ƒ 395- o- o B* mmelrewaard, Ox;ENOORT. ƒ 61-10- 3 ƒ 1462-19- o Lande van Heusden. OUTHEUSDEN,} ELS MOUT en y ƒ 7856-18-0 f 2409 -10 - o HUL TEN. ] Lande van Heusden. POEDEROIJEE. ƒ 610- o- o Bom melrswaard, ROSSUM. f 3895- 0-0 f 222. 0. o Bommelrewaard. RYSWYK. / 11,957- 6-0 ƒ 2142- o- o Lande van Altena' Somma Totalis / . 24,091-14-s f 7241-9-0  DEN WATERSNOOD. 321 Namen derGe- Geleeden fchaden Geleeden fchaden meenten en bij niet behoefti- bij door de Overwaar gele- gen. ftrooming behoef- gen. tig gewordenen. TWEEDE. RING. SLEEUWYK. ƒ 33,369- 0-0 ƒ 3735- o- « Lande van Ahena. UYTWYK. ƒ 8619-17- o ƒ 1804- o- o Lande van Altena. VEEN. ƒ 2861- 0-0 ƒ 3623-10- o Lande van Heusden. VLYMEN. ƒ 8123-19- o ƒ 23,635- 3-o Lande van Heusden. WERKEN (>fO f 21,746- o- o ƒ 5608- o- * Lande van Altena. WERKENDAM. ƒ 22,783- 0- o Voorm. Zuid. Holland. WOUDRICHEM. ƒ 31,158- 0-0 / 3557- o- % Lande van Altena. Somma Totalis ƒ128,660- 0-0 ƒ 41,962-13- o X  $32 BE S CHRYVING VA N 1 Namen der Ge- Geleedcn fchaden Geleeden fchaden mcenteus en - bij niet behoefd- bij door de Uver- waar gele- gen. ftrooming behoef- gC11 tig gewordenen. TWEEDE RiNG. \VYK. ƒ 1,1,146* 0-0 ƒ 4717- o- 6 Lande van Heus* denXr - < ' .'j-o . .... . ZUILICHEM. ƒ 4563- 0-0 ƒ 1510- o- o c Bomin^lfesvaard^ Totaal. I ƒ 13,709- 04 ó f 6227- o'- o Verzameling der * Lab isfjir van den ' 2'. RING. Fol. 315. f 136,184-10- o ƒ 36,817-12-'O Fol. 316. ƒ 53,754- 3-o ƒ. .130,52-19r 12 Fol. 317. ƒ 97,403- °" 0 ƒ 44,23°-"9- «> Fol. 318. ƒ 34,78^-19- O f 28V32S- 2 - o Fol. 319.. ƒ 30,380- 4-0 ƒ n,394- 4- * Fol. 320. ƒ 24.091-14- 8 f 7-41- 9" ® Fol. 321. f 28,660-16- 0 ƒ 41,962-13- o Somma Totalis. ƒ 53,993- 6- 8 ƒ 189,248-18- «  DEN WATERSNOOD. 3*3? Namen der Ge- Geleeden fchaden meenten en bij van den Armen Totaal waar gele- bedeelt worden- der Gemeenfen. gen. de. . TWEEDE RING. AALBURG. / 63- o- 9 ƒ 1479" W I Lande van Heus> den. AALST. ƒ 70-0-0 ƒ 9690? o- e Bommelrewaard. ALMKERK. ƒ 2230- 0-0 ƒ 93,Ö8§- 9-0 Lande van Altena. AMMERSODEN, WEL en WOLDRAGEN, f 268-0- 0 ƒ 777' o- 9 Bommelrewaard. ANDEL. ƒ 275-0-0 ƒ 17,115-a-o Lande van Altena. BAB1LONIEN- BROEK. ƒ 362- 0-0 f 23,310-10- « Lande van Altena BRAKEL. / 257-0-0 ƒ 30,463-10-0 Bommelrewaard. ■ Somma Totalis ƒ 3539- o- 0 / *76>5S»- »X a '  ■ je* BES CHRYVING VAN Namen der Ge- j Geleeden fchaden meenten en bij van den Armen Totaal • waar gele- bedeelt worden- der Gemeenten. gen. de. TWEEDE RING. BRUCHEM. ƒ 25ö. c- o ƒ 1683- o- e Bommelrewaard. DELWYNEN. f m. 0. 0 f Io86. 0. Bommelrewaard. DO VEREN. ƒ 3o34. 5. , Lande van Heusden. DRIEL. ƒ 211- 7- o ƒ 3453. . Bommelrewaard. DRONGELEN, ƒ 6o- o- o ƒ 3041- o- 0 Lande van Heusden. DRUNEN. ƒ I3.Ia. 9 f 3l5453. 5.\4 Foorm.Bat. Bral. DUSSEN-MUIL- KERK. ƒ 171- o- o ƒ 18,902-10-• Foorm. Zuid Hol land. Somma Totalis ƒ «45-10- o ƒ 67,653- i-it  DEN WATERSNOOD. 325 Namen der Ge- I Geleeden fchaden meenten en bij van den Armen Totaal waar gele- bedeelt worden- der Gemeenten.: gen. de. TWEEDE RING. DUSSEN MUNSTERKERK. ƒ 37" °" 0 ƒ 44,752- ©- « Foorm. Zuid Holland, ETHEN. ƒ 504- o- © ƒ 14,428- o- • Lande van Heusden, EMMIKIIOVEN ■") en WAARD- £ ƒ 1090- o- © ƒ 80,439- o- 4 HUIZEN. J Lande van Altena. ENGELEN. / 1029- o- « Lande vnn Heusden. GAMEREN. / 105-18- o ƒ 1892-17- ® Bommelrewaard. GANSOOIJEN. ƒ 850- o- • Foorm. Bat. Brab. ' Somma Totalis ƒ 1736-18- o /i43>39o-i7" e x z  3*6 BESCHR YVING VAN Namen der Ge- Geleeden fchaden meenten en bij van den Armen Totaal , waar gele- bedeelt worden- der Gemeentens. gen. de. TWEEDE RING. GENDEREN. / I20. 0. . /^.ó.9 Lande van Heusden. GIESSEN. / I5o- o o ƒ 10,849- 5-* Lande van Altena. HAGOORT. f a2?8_ Q. , Voorm. Bat. Br ah. HEESBEEK. f a8g3. Q Lande van Heusden. BEDIKHUISEN. f ?6o- t- o / 33,39o-i3-* Lande van Heusden. HERPT en BERN. f ï6$-i3- o ƒ 4729. 3. c Lande van Heusden. Somma Totalis ƒ 1195- 1- o ƒ 64308- a- o  DEN WATERSNOOD. SS 3*7 patrien der Ge- Geleeden fchaden meenten en bij van den Armen I Totaal waar gele- bedeelt worden-; ■ der Gemeenten, gen. de, j TWEEDE RING. HIL (den) f I4S- 5" o ƒ i45307- 6-0 Lande van Altena. HUR WENEN. ƒ 14-0-0 ƒ 3^6 r o- o Bommelrewaard. KERKWYK. f Ï4a5- o- o Bommelrewaard. MEEUWEN. ƒ 676* 0-0 ƒ 16,599- 0-0 Lande van Heus* den. MUNNEKE- LAND. / 850- o- o Bommelrewaard. NEDERHE- MERT. / 471- o- o Bommelrewaard-, NIEUWKUYK. ƒ 55-10- o ƒ 5804-17- o Voorm. Bat. Brab. Somma Totalis ƒ 888-15-0 ƒ 4,2663-3-0 X 4  3*8 BE SCHRYVING VAN Namen der Ge- Geleeden fchaden meenten en bij van den Armen Totaal waar gele- bedeelt worden- der Gemeenten, gen. de. TWEEDE RING. NIEUVVAAL. ƒ 245- 0-0 / 96i-o-e Bommelrewaard. ONSENOORT. ƒ 1524- Q. g Lande van Heusden. OUTHEUSDENo ELSHOUTen C ƒ 1209-6-0 f 11,475-14- 0 HULTEN. j Lande van Heusden. POEDEROIJEN. ƒ 610- o- • Bommelrewaard. ROSSUM. ƒ 419-0-0 ƒ 4536- o- • Bommelr ewaard. RYSWYK. ƒ 155- 0-0 / 14,254- 6- o . Somma Totalis ƒ 2028- 6-0 ƒ 33361- 9^ 8  DEN WATERSNOOD. 3*9 Namen der Ge- Geleeden fchaden meenten en bij van den Armen Totaal waar gele- bedeelt worden- der Gemeenten, gen. de. TWEEDE RING. SLEEUWYK. ƒ 75- o- o ƒ 37,179- o- o Lande van Altena. UYTWYK. ƒ 427- 0- 0 ƒ 10,850- o- o Lande van Jltena-, VEEN. ƒ 287-0-0 ƒ 6771-10- o Lande van Flensden. VLYMEN. ƒ 428-5-0 ƒ 32,187- 7- o Lande van Heus- '** WERKEN (de) ƒ37,354- o- ° Lande van Altena. WERKENDAM. ƒ122,783- o- o Voorm. Znid. Holland. 1 WOUDRICHEM. ƒ 46-0-0 / 34,76i- o- 0 Lande van Altena, Somma Totalis ƒ 1263-5-0 ƒ 111,885-17- ^ X 5 •_  33» BESCHRVVING VAN Namen der Ge- Geleeden fchaden meenten en bij van den Armen Totaal waar gele- bedeeld worden- der Gemeenteus. gen- de, TWEEDE RING. WYK. / 893. c. c f %%n^ 9m ' Lande van Heusden. ZU1LICHEM. f 385. 0. 0 f 645S. c. # Bommelrewaard. Totaal ƒ ï278. . 9 ƒ ^ Verzam Iing der Latrisfen van den 2e. HING ' Fol. 323- ƒ 3530- o- e ƒ176,532- a-a Fol. 324. ƒ 845-19- o ƒ 67,653- i-ii Fol- 325. ƒ 1736-18-o ƒ 143,390-17- „. Fol. 326. ƒ „96. „ c f 64j308. £_ q Fol. 327. / 888 15. o ƒ 42,663- 3-0 Fol. 328. ƒ 202S -6-0 ƒ ,3,36,, 9. g Fol. 329. ƒ I263. 5. 0 ƒ I7I,885.I7. 9 Somma Totalis ƒ 12767- 4- 0 ƒ 726,009= ^ 4  DEN WATERSNOOD. 33» Nameh der Ge- Geleeden fchaden Geleeden fchaden meenten en bij niet behoefti- bij door de Over- waar gele- gen. ftroomingbeh<»ef- gcn. «g gewordeuen. DERDE RING. GROOT WASPIK, ƒ 1588-14- 4 Voorm. Zuid-Holland. Somma Tetal's ƒ 1588-14- 4  33* - BESCTIRYVING VAN Namen der Ge- f Geleeden fchaden Geleeden fchaden meenten en bij niet behoefd- bij door de Overwaar gele- gen. ftrooming behoef- 8en- tig gewordencn. ZESDE RïNG. . AGATHA (st.) / 3104-12- o ƒ 1069-0-0 Lands van Kuijk. ALi-M. f 1.642-14- o ƒ 174-14- o Quart. van Maasland. BEERS. ƒ 7906- 4-0 *f 1313- 5- • Lande van Kuijk. BERCHEM. ƒ 1774-4-4 ƒ 777- o- o Qtiart. van Maasland. BERLICUM. ƒ 13 927. 0-0 ƒ 35- o- o Quart. van Maasland. BEUGEN. ƒ 1295- 0-0 ƒ 349- 0-0 Lande van Kuijk. CUYK en HEES- WYK. ƒ 9155-15- 0 f 2321-12- S Lande van Kuijk. Somma Totalis ƒ 38805- 9-4 ƒ 6039-11- %  den watersnood. 33$ Namen der Ge- Geleeden fchaden Geleede fahadens meenten en bij niet behoefci- bij door de Ower- waar gele- ge. ftrooming behoef- gen. tig gewordenen.. zesde RING. DIETEN. ■ f 966-10-0 Maas en Waal. EMPEL. ƒ 5355-IO- o Quart. van Maasland. ESCHAAREN. ƒ 11,959-1/- 0 / 153*- o> • Lande van Kuijk. GASSEL. ƒ 3334-10- o ƒ 4896-10- o Lande van Kuijk. GEFFE. ƒ S012-10- o ƒ 1930- o--o Quart. van Maasland. GRAVE. ƒ 1610- 0-0 ƒ 566- o- o HAPS. ƒ 3355- 0-0 ƒ 2523- 0-0 Lande van Kuijk. HEESCIT. . ƒ 250- o- o Qtiart. van Maasland. .■Somma Totalis ƒ 35103-17- o ƒ 116^97-10- o  334 BESCHRYVING VAN Namen der Ce- Geleeden fchad -n Geleeden fchaden meenten en bij niet behoefti- bij door de Overwaar gele- ge* ftrooming behoef- gen. tig gewordeueiié ZESDE RING. KESSEL. ƒ 1098-10- o Quart. van Maasland, LITH. ƒ 8477-16- o ƒ 1748-15- o Quart. van Maasland. LITTOYEN. ƒ14,484- 5- o / 75*3- 5- 0 Quart. van Maas" land. LINDEN Ei« CATW. ƒ 1390- 0-0 ƒ 3077- 0-0 Lande van Kuyk. MAAREN. ƒ 3Ö74-10- o ƒ 1034-14- a Qitaro. van Maasland. MAASHEES. ƒ 200- o- o \ Lande van 'Kuijk. NEERLOON. ƒ 1365-0-0 Lande van Kuijk. Somma Totalis. ƒ 3069a- 1- o f 14273-14-«  DEN WATERSNOOD. 335 Kamen der Ge- 1 Geleeden fchaden Geleeden fchaden meenten en bij niet behoefd- bij door de Overwaar gele- • gen. ftrooming behoef- gen> tig gewordencn» ZESDE RING. NULAND. ƒ 5837- 0-0 / 3594- o- ° Quart. van Maasland. OSS. ƒ 6707- 0-0 ƒ m^loU, Quart. van Maas" land. f OPLOO. ƒ Ï1Q5- o- o Lande van %uijk. OIJEN. f 5o6\-iS- ° f ai?6rio- « Maas en Waal. RIJKE VOORT. ƒ 1506- o- o ƒ 70- o- o Lande van Kuijk. SAMBËËS.. ƒ 3055-0-0 ƒ 30-0-0 Lands van Kuijk. VIERLINGX- BEEK. ƒ s1^- 0-0 ƒ 100- o- 0 Lande van Kuijk. Somma Totalis f &6\537-i5- ° / 7»«4- °* 0  33^ BESCHRYVING VAN Namen der Ge- Geleeden fchaden Geleeden fchaden . meenten en . bij niet behoefd- bij door dc Ovcr- waar gele- gen. ftrooming behoef- gen. ( tig' gewordenen. ZESDE RING. Verzameling der Latrisfen van den ~ 6'. RING. Fol. 332. ƒ 38,805-9- 4 f 60,39-11- 8 Fol. 333- ƒ351,03.17- o ƒ 116,79-10-o Fol. 334. / 30,690-1-0 ƒ 142,73-14- o Fol. 335. ƒ 26,537-15- o ƒ 7224- 0--0 Somma Totalis. ƒ131,137- a- 4 ƒ39,234.15- 8  den watersnood. 33? Namen der Ge- Geleeden fchaden meenten en bij van den Armen Totaal waar gele- bedeelt " worden- der Gemeenten; gen. de. zesde ring. AGATHA(st.) ƒ 182-10- & ƒ 4356-2-0 Lande van Kuijk» ALEM. ƒ 35- 0-0 ƒ 1852- 8- • Qtiart. van Maasland. BEERS. f 686-16- o ƒ 9906- 5- o Lande van Kuijk. BERCHEM; ƒ ia6- 8-8 ƒ 2677-11- ia Qtiart. van Maasland. BERLICUM. ƒ 116- o- ® ƒ 14,088- o- o Quart. van Maasland. BEUGEN. ƒ 465- o- ® ƒ *io9- ©- * Ztftó w?« Kuijk. CUYK en HEES- WYK. ƒ 872-14-0 ƒ 12,350- ï- 2 Lande van Kuijk. Somma Totalis / 3494- 8-8 ƒ 4?j339- 9-4 X  338 BESCHRYVING VAN Namen der Ge- Geleeden fchaden meenten en bij van den Armen Totaal waar gele- bedeelt worden- der Gemeenten. gen. de. ZESDE RING. DIETEN. ƒ 179-0-0 ƒ 1145-10- o Maas en Waal. EMPEL. ƒ 5855-10- o Quart. van Maasland. ESCHAAREN. . ƒ 13,491-17-0 Lande van Kuijk. GASSEL. ƒ 37- 0-0 ƒ 8268- o- o Lande van Kuijk. GEFFEN. ƒ 40_ 0. 0 ƒ 9982-10- o Quart. van Maasland. GRAVE. ƒ 2186- o- o HAPS. ƒ 381-0-0 ƒ 6259- 0-0 Lande van Kuijk. IIEESCH. ƒ 250- o- o Quart. van Maasland. ^Somma Totalis ƒ 637-0-0 ƒ 47,438-7-0  DEN WATERSNOOD. 339 Namen der Ge- Geleeden fchaden meenten en bij van den Armen Totaal waar gele- bedeelt worden- der Gemeenten. gen. de. ZESDE RING. KESSEL. ƒ 1098-10- o Quart. van Maasland. LITH. ƒ 327- 0-0 ƒ 10,553-ji- o Quart. van Maasland. LITTOYEN. / 668-0-0 ƒ 22,665-10-0 Quart. van Maasland. LINDEN en CATW. ƒ 528-8-0 ƒ 4995-8-0 Lande van Kuyk. MAAREN. f 431-10. o ƒ 6040-14- 9 Quaro. van Maasland. MAASHEES. ƒ 82- o- p ƒ 282- 0- 0 Lande van Kuijk. NEERLOON. ƒ I36$- o- i Lande van Kuijk. Somma Totalis. f 2036-18- o ƒ 47,090Y a  34° BES CHRYVING VAN Namen der Ge- | Geleeden fchaden meenten en bij van den Armen Totaal waar gele- bedeelt worden- der Gemeenten,. gen. de. ZESDE RING. NULAND. ƒ 1972-0-0 /ii,403-o-ö Quart. van Maasland. DSS. ƒ o - ó ƒ 8065.10- o' Quart. van Maasland. OPLOO. ƒ lip5. 0_ ó Lande van Kuijk. OIJEN. ƒ 415- o- o ƒ 7663- 5- o Maas en Waal. RIJKEVOORT. ƒ go- 0-0 ƒ 1656- o- o Lande van Kuijk. SAMBEEK. ƒ 86- o-o ƒ 3171- 0-0 Lands van Kuijk. VIERLTNGX- BÊEK. ƒ 777. 2- o ƒ 4053- 2- o Lande van Kuijk. Somma Totalis ƒ 3445- 2- o ƒ 37,206-17- e  DEN WATERSNOOD. 34» Namen der Ge- Geleeden fchaden meenten en bij van den Armen Totaal waar gele- bedeelt worden- der Gemeenten, gen. de. ZESDE RING. Verzameling der Latrisfen van den 6'. RING, Fol. 337. ƒ 2494-8- 8 ƒ 47,339- 9- 4 Fol. 338. ƒ 637- o- o ƒ47,438- 7-0 Fol. 339. / 2036-18-0 ƒ 47,000-13- o Fol. 340. ƒ 3445- 2-0 ƒ 37206-17-0 Somma Totalis. ƒ 8613- 8- 8. - ƒ178,985- 6-4. Y 3  342 BESCHRYVING VAN Namen der Ce- Geleeden fchaden .Geleeden fchaden meenten en bi] niet behoefti- bij door de Overwaar gele- ■ ge. ftrooming behoef- &en* tig gewordeuen. ZEVENDE RING. AFFERDEN. f 9892-19-0 ƒ lotf«. 8- o Ampt van Maas en Waal. ALPHEN. ƒ 20,952-0-0 ƒ29,146.10-© Ampt van Maas en Waal. ALTFORST. ƒ 93?6- 0- 0 ƒ 3832- 0-0 Ampt van Maas en Waal. APPELTHERN. ƒ 4875. G-o ƒ 172?. Q. . Ampt van Maas en Waal. BATENBURG. ƒ 3738-1^ o ƒ 604-0-0 Ampt van Maas en Waal. BALGOY en KIENT. ƒ 5444-0-0 ƒ 7461-0-0 Ampt van Maas en Waal. Somma Totalis ƒ 54,278-16- o ƒ 44,736-18-0  DEN WATERSNOOD. 343 Nr.men der Ge- Geleeden fchaden Geleeden fchaden meenten en bij niet behoefti- bij door de O verwaar gele- gen. ftrooming behöefgen, tig gewordenen. ZEVENDE RING. BEEK. ƒ 1283- 0-0 ƒ 610- 0-0 . Rijk van Nymegen. BURCIIAREN. f 8249- 0-0 ƒ 5242- o- o Maas en Waal. BEUMINGEN. ƒ 33^54 - 0-0 ƒ 33,177- 0- » Rijk van Nymegen. DEEST. . ƒ 3844- 3- 0 / io54-i°" 0 Maas en Waal. DREUMEL. ƒ 815a- 9-o f 5836-18- o Maas en Waal. DRUTEN. ƒ 4072a-10- o ƒ 1629- o- o Maas en Waal. ERLICUM. ƒ 2287-14- o / 530Ö- 9- • Overbetuwe. Somma Totalis ƒ 9«>39"6- o / 52,855-17- ° Y 4  344 BESCHRYVING VAN Namen der Ge- Geleeden fchaden Geleeden fchaden meenten en bij niet behoefti- bij door de Overwaar gele- gen. ftrooming behoef- §en« tig gewordenen. ZEVENDE RING. EWYK. ƒ 16,406-12 - o ƒ 921-15- o Rijk van Nymegen. HATERT. ƒ 2050- 0-0 ƒ 1460- 0-0 Schepend, van Nymegen. HEES. ƒ 25,346- 0-0 / 4324- o- e Schepend, van Nymegen. HERNEN. ƒ 8665- 0-0 ƒ 1777. o- o Ampt van Maas en Waal. HEEREWAAR- ƒ 75-0-0 ƒ 150- o- e HEN. Bommelrewaard. HORSSEN. ƒ 10,814- 5-o f 5592- o- « Ampt van Maas en Waal. Somma Totalis f 63,356-17- o ƒ 14,224-15- q  DEN WATERSNOOD. 345 Namen der Ge- 1 Geleeden fchaden Geleeden fchaden meenten en bij niet behoefti- bij door de Over- waar gele- gen. ' ftrooming behoef- gen. • 1 tig gewordencn. ZEVENDE RING. • HEUMEN. ƒ 210- 0-0 ƒ 93- o- e Rijk van Nymegen. LEEUWEN. ƒ 22,647- 6-0 ƒ 794- 4- o Ampt van Maas e& Waal. LEUR. ƒ 4509-0- o / 3367- o- o Ampt van Maas en Waal. MALDEN. ƒ 73§> °" 0 f 43-0-0 Rijk van Nyme- -TKiO V"K) gen. MAASBOMMEL, f 664°- 8-0 ƒ R237- o- e Ampt van Maas en Waal. ,> MILLINGEN. f 54?4i8- 0-0 ƒ 28,102- 0-0 Overhetwwe. Somma Totalis ƒ 89,162-14- o ƒ 40,636- 4-0 Y5  S4Ö BESCHRYVING VAN Namen der Ge- Geleeden fchaden Geleeden fchaden meenten en bij niet behoefd- bij door de Overwaar gele- ge. ftrooming behoef- Sen« tig gewordenen. 'ZEVENDE RING. NEDERASSELT. ƒ 11,004- 1- o ƒ 16,518-15. 8 Ampt van Maas en Waal. NEERBOSCH. ƒ 13,800-0-0 ƒ 6538-0-0 Schepend, van Nymegen. NIFTR1K. ƒ 356-0- 0 ƒ 5749 . 0- e Rijk van Nymegen. NYMEGEN. ƒ 36,771- 0-0 ƒ *3?a2I- o- o OOIJ, PERSINGEN en OOIJ- RYK. ƒ60,613- 0-0 ƒ 18,323- 3-o Rijk van Nymegen. OVERASSELT. ƒ 1931-0-0 ƒ '54V-0-0 Maas en Waal. PUYFELYK. f i6i8-io-o ƒ 1697-15-0 Maas en Waal. Somma Totalis ƒ 126,093-11 * o ƒ 72,589-10- 8  DEN WATERSNOOD. 347 Namen der Ge- Geleeden fchaden ' Geleeden fchaden meenten en bij niet behoefti- bij door de Overwaar gele- gen. ftrooming behoef- gen. I tig gewordenen. ZEVENDE RING. UBBERGEN. ƒ 3°- °" 0 Rijk van Nymegen. WAMEL. f 8061-0-0 ƒ 3015-0-0 Maas en Waal. WICHEN. ƒ 12,255- 0-0 ƒ 23,406- o- © Rijk van Nymegen. WINSSEN R. ƒ 7244- °- 0 / 303-1*- o Rijk van Nymegen. ' - W1NSSEAMTS. ƒ 3840- 0-0 ƒ 399-0-0 Ampt van Maas en Waal. WEURT. ƒ 37,498-o- o ƒ 15,606- 0-0 Rijk van Nymegen. Somma Totalis ƒ 68,898- 0-0 ƒ 42,759-12-0  348 BESCHRYVING VA N Namen der Ge- Geleeden fchaden Geleeden fchaden t mecntens en bij niet behoefti- bij door de 0verwaar gele- gei,. ftrooming behoef£en* tig gewordenen. ZEVENDE RING. Verzameling der Latrisfen van den 7'. RING. Fol. 342. / 54,278-16-0 ƒ 44,736-18-o Fol. 343. ƒ 98,392-16- o ƒ 52,855-17- o Fol. 344. ƒ 63,356-17-0 ƒ 14,22415-0 Fol. 345. ƒ 89,162-14-0 ƒ 40,636- 4 -0 Fol. 346. ƒ 126,093-n- o ƒ 72,589-10- S Fol- 347- ƒ 68,898-14- o ƒ 42,759-12- o Somma Totalis. ƒ500,182.14. 0 ƒ 267,802-16- 8  DEN WATERSNOOD. 349 Kamen der Ge- Geleeden fchaden meentens en bij vail den Armen Totaal waar gele- bedeelt worden- der Gemeenten, gen. de» ZEVENDE RING. AFFERDEN. ƒ 57°* 0-0 f 12,429- 7- o Ampt van Maas en Waal. ALPHEN» ƒ 577-q-o ƒ 50,675-10-0 Ampt van Maas en Waal. ALTFORST. ƒ 773" o> o ƒ 13,981- o- o Ampt van Maas en Waal. \\ , • APPËLTHERN. ƒ 27-0-0 ƒ 6629- o- o Ampt van Maas en Waal. BATENBURG. ƒ 306-10-0 ƒ 4649- 7- o Ampt van Maas en Waal. BALGOlf en KIENT. ƒ 48-0-0 ƒ 12,953-0-0 Ampt van Maas en Waal. Somma Totalis ƒ 2301-10-0 ƒ101,317- 4- o  350 BESCHR YVING VAN Namen der Ge- i Geleeden fchaden I meenten en bij van den Armen Totaal waar gele- bedeelt worden- j der Gemeentens. gen. dc. | ZEVENDE RING. BEEK. f l893. 0.o Rijk van Nymegen. BURCHAREN. ƒ 3Ö0. 0. 0 f ^ q. q Maas en Waal. BEUMINGEN. ƒ 0.I0. 0 ƒ 67,031-10-0 Rijk ven Nymegen. DEEST. ƒ 616- o- o ƒ 5SI4.13.0 Maas en Waal, DREUMEL. ƒ 4o3.12. o ƒ ,4,goa.,9. „ Maas en Waal. DRUTEN. f ,„ ilfew Waal. ERLICUM. ƒ 7594 . 3 . 0 Somma Totalis ƒ i38o- 2- o ƒ152,628.15.0  DEN WATERSNOOD. 351 Namen der Ge- Geleeden fchaden j meentens en bij van den Armen Totaal waar gele- bedeelt worden- der Gemcentens. gen. de. ZEVENDE RING. EWYK. ƒ 157-16- 0 / 17,486-3-0 Rijk van Nymegen. HATERT. ƒ 3510- o- o Schepend, van Nymegen. HEES. ƒ Eg- O'o ƒ 29,690- 0-0 Schepend, van Nymegen. HERNEN. ƒ 692-0-0 ƒ 11,134. o. o Ampt van Maas en Waal. HEERE WAARDEN. ƒ 200- O o ƒ 425- O- O Bommelrewaard. HORSSEN. ƒ 16,406- 5- o Ampt van Maas en Waal. Somma Totalis ƒ 1069-16- o f 78,651- 8-0  352 BESCHRYVING VAN Namen der Ge- Geleeden fchaden meenten en bij van den Armen . Totaal , waar gele- bedeeld worden- der GemeentenSo' gen. de. ZEVENDE RING. HEUMEN. ƒ 73-io- o ƒ 376-10-0 Rijk van Nyegen. LEEUWEN. ƒ 377-10-0 ƒ23,819.0.0 Ampt van Maas en Waal. LEUR. f 554. 0-0 ƒ 8430. o- o Ampt van Maas en Waal. MALDEN. r ƒ 45-0-0 ƒ 826- o- » Kijk van Nymegen. MAASBOMMEL, ƒ 420-i0- o ƒ15,297.18-® Ampt van Maas en Waal. MILLINGEN. ƒ I45_ G- 0 ƒ 82,665- o- o Overbetuwe. Somma Totalis ƒ 1615-10- o ƒ131,414- 8-0  den watersnood. 353 Namen der Ge- Geleeden fchaden meenten en bij van den Armen Totaal waar gele- bedeelt worden- der Gemeenten, gen. de. f . ZEVENDE RING. NEDERASELT. ƒ 8a6- 0-0 ƒ 28,348-16- 8 Ampt van Maas en Waal. NEERBOSCH. ƒ ƒ 20,338-0- & Schepend, van Nymegen. NIFTRIK. f f 6105- o- c Rijk van Nymegen. NYMEGEN. f ƒ 59,99*-0-0 OOIT, PERSINGEN en OOIJ- RYK. / ƒ 78,936- 3 - o Rijk van Nymegen* OVERASSELT. f f 2473- o-ö Maas en Waal. PUYFELYK. / 5<8-io-. ƒ 3834-15-0 Maas en Waal. Somma Totalis ƒ -1344-10- o ƒ 2000,27_I4- S  354 BESCHRYVING VAN Namen der Ge- i Geleeden fchaden meenten en bij van den Armen Totaal waar gele- bedeelt worden- der Gemeenten, gen. de. ZEVENDE RING. UBBERGEN. ƒ 30-0-0 Rijk van Nymegen. WAMEL. ƒ 552- 0-0 f 11,628- o- • Maas en Waal. WICHEN. ƒ 3916-0-0 ƒ 39,577- o- 4 c Rijk van Nymegen. WINSSEN R. ƒ 130- 0-0 ƒ 7677-12- 9 Rijk van Nymegen- WINSSEAMTS. ƒ 164-0-0 ƒ 4403- o- o Ampt van Maas en Waal. WEURT. f f 53,104- 0-0 Rijk van Nyme- Somma Totalis ƒ 4762-0-0 f 116,419-12- o  DEN WATERSNOOD. ^55 Name n der Ge- Geleeden fchaden meenten en bij van den Armen Totaal Waar gele- bedeelt worden- der Gemeenten, gen. de. ZEVENDE RING. Verzameling der Latrisfen van den 7°. RING. Fol. 349. f 2301-10- o ƒ 101,317-4' - a Fol. 350. ƒ 1380-2 - o ƒ 152,628-12- o Fol. 351. ƒ 1069-16-o ƒ 78,651-8-0 Fol. 352. ƒ 1615-10-0 ƒ131,414- 8- 9 Fol. 353. ƒ 1344-10-o ƒ 2000,27-14- 8 Fol. 354. ƒ 4762-0-0 ƒ 116,419-n- o Somma Totalis. ƒ 12,473-8 - o ƒ780,458-18- 8 Z 9  35<* BES CHRYVING VAN Verzameling der Totaale Sommen van de onderfcheidene Clasfen der Respeclive Ringen. Geleeden fchaden Gelecden fchaden bij niet behoefd- bij door de Over- gen. ftrooming behoef- I tig gevvordenen. EERSTE RING. ƒ 46,832- 4-0 ƒ 23,280- 15- o TWEEDE RING. ƒ 5=3,993 - 6 - 8 /189,248 -18-12 DERDE RING. f 1588-14-4 ZESDE RING. /ï3M37- 2- 4 f 39,234-15- * ZEVENDE RING. ƒ 500,182-14- o / 267,802-: 16- S «Somma Totalis ƒ 1203,734 - 1 - o ƒ 519,567 - 5 -12  DEN WATERSNOOD. 357 Verzameling der Totaale Sommen van de onderfcheidene Clasfen der Respe&ive Ringen. Geleeden fchaden bij van den Armen Totaal bedeelt worden- der Gemeenten, de. EERSTE RING. f 1054-19-o ƒ 71,1-57-18- * TWEEDE RING. ƒ 12,767-4-0 ƒ726,009- 9-4 DERDE RING. ƒ 1588-14- 4 ZESDE RING. ƒ 8613-8 -8 ƒ178,985- 6-4 ZEVENDE RING. ƒ 12,473- 8-0 ƒ 780,458-18- S Somma Totalis ƒ 34,908-19- 8 Geheel Total. / 1758,210- 6-4 Z 3  353 BESCHRYVING VAN STAAT te WEETEN: Dat hoe zeer deeze opgaaf van fchaden generaal fchijnen, dezelve daar voor niet gehouden kan worden, als hebbende veele Ingezetenen, forteerende onder de niet behoeftig gewordenen, verkoozen van de door hun geleedene fchaden geene opgaaf te doen. Dat ook door veele corpora niet zijn opgegeeven die fchaaden, welken het hooge water aan derzelver gezaamentlijke bezittingen, als Boomen, Sluijzen, Bruggen, Wegen enz., heeft toegebragt, het welk bij voorbeeld voor den Heenweg van den Bosch alleen meer dan ƒ 10,000- o- o bedragen zou. Dat door onderfcheiden Gemeente Beftuuren ook niet zijn opgegeeven de fchaaden aan veele in hunne Gemeentes gelegen Landerijen aangebragt; door dien de fchaaden dier Landerijen, welke als nog onder water ftaan, niet hebben kunnen bereekend worden; gelijk ook niet generaal opgegeeven zijn de fchaden aan zommige met zand overfchootene Landerijen veroorzaakt, cn eindelijk. Dat  DEN WATERSNOOD. 359 Dat almeede door veele Gemeente Beftuuren niet zijn opgegeeven, de nadeelen door het afflaan of affpoelen van dijken veroorzaakt, even zo min als die van de meeste en voornaamfte doorbraaken van dijken, welken zij zich mogelijk hebben voorgefteld van wegen den Lande te zullen worden gerepareerd. MEMORIE. Z 4 Dat  36© BESCHRYVING VAN Dat wegens de Departementen van den Rhijn en Tsfel geene gelijke uitvoerige lijsten als van den Dommel zijn ingeleverd, blijkt uit de volgende advertentie. GELIJKHEID, VRIJHEID. De Ondergeteekende, door heruitvoerend Bewind der Bataaffche Republiek, bij befluit van den 3 Augustus deezes Jaars, gemagtigd tot het algemeen Beftuur over de uitdeeling, der volgens befluit van het Ver■ tegenwoordigend Lighaam ingezamelde Penningen, ter onderiteuning van de Noodlijdenden, door de Overflrooming der Rivieren, acht zich verpligt aan zijne (leeds mededeelzaame Landgenoten te berichten: Dat hij, op het nazien der opgaven van fchade door het Bewind reeds bij Aanfchrijving van 19 April van het Departementaale en door deeze weder, van de Plaatfelijke Beftuuren gevorderd, doch in July en Augustus eerst bij hetzelve ingekomen en voorts aan hem Ondergeteekenden gezonden, ontwaard heeft: dat de fchade, voor Behoeftigen alleen, op meer dan tweehonderd overltroom- de  DEN WATERSNOOD. 361 de Plaatfen, berekend ruim zeven en een halve Tonnen fchats en alzoo het vierdubbeld der inzameling beliep. Dat hij bij overweging dat het oogmerk derzeive zich niet uitftrekte, om de geledene fchade te vergoeden, maar om aan zoodanigen, welken zich buiten onderftand volftrekt niet redden konden eene liefdegift toetereiken, gemeend heeft, zich op het algemeen goedgekeurd voorbeeld der uitdeeling, wegens de Overftrooming van het Jaar 1784, gedaan, voornaamentlijk te moeten bepalen om deezen door aankoop van Vee en Opbouw hunner Wooningen voor zoo ver het Fonds en het bijna verloopene Jaargetijde dit zou toelaten in ftaat van bedrijf te herftellcn. Dat de onbepaalde en minnaauwkeurige inrigting der fchadelijsten van omtrent de helft der Overftroomde Plaatfen het hem onmooglijk maakte al het geene deswegens geleden was uit dezelven te trekken of eene behoorlijke verdeeling te bepalen, dan daar hij van zich niet hadt kunnen verkrijgen, om duizende Ongelukkigen den lang gewenschten onderftand, uit naauwgezetheid tot na het in orde brengen der lijsten, waartoe hij in vergelijking met den tijd, die de eerfte opgaave Z 5 hadt  36a BESCHRYVING VAN hadt weggenomen, nog Maanden vereischt wierden, langer te onthouden. Dat hij, om na de ware behoeftigheid en fchade der opgegeevenen te verneemen en de uitdeelingen te doen, in onderfcheidene Diftriclen, Commisfien van edelmoedige Menfchen-Vrienden, welken zich hiertoe, ter liefde hunner Noodlijdende Omwooncren wel wilden verledigen, en onder deezen nog, eenigen, welken zich, in het voorgenoemde Jaar 1784, verdienstlijk maakten, aangefteld hebbende, al fpoedig, na voordragt aan en op befluit van het Uitvoerend Bewind, de grootfte helft van het Fonds, ter befchikking van deeze Commisfien had gefield, welke die gelden dan ook hadden uitgedeeld, en verder toegezegd, of in vertrouwde handen gelaten, om, naar mate der dadelijke te werkftelling van opbouw of aankpop van Vee, te worden afgegeven, op dat dezelve alleen tot de bedoelde einden worden hefteed. Dat hij vervolgens nog omtrent over twee derden van het overfchot op gelijke wijze befchikt heeft, om daar mede zoodanige behoeftigen, welke geene of flegts geringe fchade aan vee of huizen, maar aan Lande-  DEN WATERSNOOD. 363 derijen, Levensmiddelen , Gereedfchappen en andere Goederen geleden hadden te onderfteunen, en dat des wegens ook reeds Uitdeeling was gefchied. Dat hij, hoe gering ook de Inzameling, fchoon op zich zelve groot en de Nationale hoofddeugd wederom luisterrijk kenfchetfende, in vergelijking met de ontzettende opgaven geweest zij, echter gerustelijk verzekeren kan dat, met dezelve, aangezien alles wat voor gemeenfchappelijke Goederen berekent was is afgetrokken, en veele, die zich zelve redden konden, edelmoediglijk om hunne Mede-Ingezetenen ruimer Bedeeling overtelaten, daar voor hebben bedankt, al zeer veel, ter hulpe van waarlijk noodlijdenden is verricht en meenigte ongelukkigen in ftaat gebragt om hun Vaderlijk erf te blijven bewoonen en bebouwen. Daar het nogthans zeer mooglijk is dat eenige menfchen, het zij bij onkunde van de gedaane oproepingen der Commisfien of Plaatfelijke Beftuuren, het zij door vergisfing in het opmaaken der Lijsten als anderzins, zijn overgeflagen of misgedeelt, zoo noodigt de Ondergeteekende tevens, bij deéze allen die nog rekenen mogten wettige aan-  364 BESCHRYVING VAN enz. aanfpraak te hebben op dit Liefdefonds om, binnen een maand na de dagtekening deezes van hunne fchade door den Watervloed geleden, met behoorlijke Getuigfchriften, opgave aan hem intezenden, ten einde hun, na fngewonnen b.ericht, en, naar mate van het geen nog voorhanden is, eenigen onderftand te mogen bieden. Waarfchouwende hun echter, dat de Namen van allen, welke uit deeze Inzameling zijn Bedeelt, met het geen zij uit eenigen hoofde genoten hebben, zullen worden bekend gemaakt bij zijne algemeene verantwoording en dat hij die geene welke op deeze uitnodiging niet zich aanmelden, houden zal als of zij van de Bedeelinge hadden afgezien. Amsterdam den 18 December 1799. Met vijfde Jaar der Bataaffcbe Vrijheid.- C. E. VAILLANT DRUK-    DRUKFOUTEN, DUS TE VERBETEREN. BI. 6 reg. 12 en 13 van onder ftaat tweemaal zo weid lees iets wijder. 23 — 13 — boven ftaat- 15 lees 7 61 — 6 — boven — 15 — 7 P5 — 8 — onder — ongenaakbaar — ongenaakbaar was 103 — I — boven — van — boven J35 — 11 — boven — Haanfteeg — Haarfteeg 154 — 7 — boven — Haren — Haven 286 — 7 aan de kant — February — Maart. «8 7 — 7 aan de kant — February — Maart  P L A A T Z E N DER P . L A A T E N. Die van Nijmegen over Bladz 68 Die van Thiel over Bladz I26 Die van Doornik over Bladz. I2g Die van Millingen over Bladz 138 Die van liet Vergereind onder Hedikhuizen over Bladz. 15a. "Overftrooming aan de Haarfteeg." . . . .154 De Kaart agter aan.   "1