01 2123 2920 UB AMSTERDAM  tl. M. Schaakkamp, excud.   WYSGEERIGE E N STAATKUNDIGE GESCHIEDENIS VAN DE BEZITTINGEN EN DEN KOOPHANDEL DER EUROPEAANEN, IN DE BEIDE INDIEN, Uit het Fransch vertaald. TWEEDE DEEL. Te AMSTERDAM, By M. SC HALEKAMP» MDCCLXXVI.   I N H O U t> DER BOEKEN E N AFDE ELING EN VAN HET TWEEDE DEEL. VIER DE BOEK. Qcbeepstogten, Bezittingen, Oorlogen en Koop. handel der Franfcben in de Oostindiè'n. bl. i. Afd. 1. Aloude omwentelingen van den Franfcben Koophandel. . ald. II. Eerjïe fcbeepstogten der Franfcben na de Indien. . .10. II. Deel. * yjj-j^  INHOUD dtr Afd. III. Vestiging der Franfcben op Madagascar. Befcbryving deezes Eilands. . . bl. 12. IV. De Franfcben Jïeïlen Suratte tot bet middelpunt van baaren Koophandel, Schets van deeze vermaarde fad, en van Guzuratte, waarop zy gelegen is. 22. V. -danjlag der Franfcben op 't Eiland Ceilon en op St. Thomas. Hunne vestiging te Pondicbery. 44. VI. Vestiging der Franfcben op Siam. Hunne uitzigten omtrent Torquin en Cocbincbina. . 4^. VII. Verlies en herwinning van Tondicbery, zedert de voornaamfe Bezitting in Indie geworden. , 67S VIII. Verval der Franfche Maat. fchappye. Oorzaaken bier van. 71. IX. De Franfcbe Maatfcbappye ontvangt een kortduurende luister  BOEKEN cn AF DE E L ING E N. ter van bet ft cl iel van Lars, ep vervalt in onvermaardheid. bl.77. ■dfd. X. Groote voorfpoed der Fran¬ fcben in Jndie. . ' . . 35. XL Uitzigten der Franfcben ter vermeerderinge hunner grootheid. Schets van den Indostan. 1 oa. Xll. Oorlog tusfcben de Franfcben en Engjslfchen. De eerstgenoamden verliezen alle hunne Bezittingen. . . , 144. XIII. Bron der onbèilen., den Franfcben overgekoomen. . 154. Xiy. Maatregels, die in Frankryk worden genomen , tot berftel der zaaken in Indie. . 156. XV. Deeze maatregels zyn onvoldoende. De handel' van byzondere kooplieden wordt gefteld in de plaats van dien der Maatfcbappye. Toeftand van dit Genootfchap ten tyde zyner vernietiginge. . . , Itf„ * 2 . dfé  ƒ N H 0 U D der /ifd. XVI. Tegenwoordigeftaat der Franfcben op de kust van Malabar W. 3 79- XVII. Tegenwoordige Jlaat der Franfcben in Bengale. . • 184. XVIH. Tegenwoordige Jlaat der Franfcben op de kust van Koromandel. ■ • • .188. 1 ; XIX. Tegenwoordige Jlaat der Franfcben opH Eiland Mauritius of - Isle de France. . . 194 XX. Indien het Hof van Verfailles deel wil hebben aan den Indifcben handel, moet het Isle de Frame en Pondichery verfterkerz 199- XXI. De Franfcben, vast gevestigd in Indie, zullen verlost worden uit den Jlaat van onderdrukkinge, waarin hen de Engelfcben houden. . , 203. vïf.  BOEKEN en AFDEELING EN. V T F D E BOEK. Koophandel van Deenemarke, O tiende, Zweden, Pruis/en, Spanje en Rusland, op de Oost Indien. Gewigtige vraagen raakende de verhintenis/en van Europa met de Indie7n bl. 209. Afd. XXII. Aloudeftaatsomwentelingenvan Deenemarke. ) _ a^ XXIII. Deenemarke onderneemt den Indifchen handel. , m XXIF. Veranderingen, welke de Deenfcbe handel op de Indien heeft ondergaan. . . _ 2Ig XXV. Staat van den Deen fchen Koophandel in de Indien. . 222 XXVI. Oprichting eenerIndJfcheMaat. fcbappye te Ostende. . 227. XXFII. Redenen van het verval der Ma at fcbappye te Ostende. 231. * 3 jlfd.  INHOUD der Afd. XXVlH- Algemeene fcbets des alouden Regeerlngsvorms vanZweeden. 235- XXIX. De Zweeden leggen zicb toe op den Indifcben handel. Op welken grondflag deezen Koophandel rust. . . . 239. XXX. Tegenwoordige Jlaat van Zwee¬ den. . • 243- XXXI. De Koning van Pruisfen richt te Embden eene Oostlndlfche Maatjehappy op. Karakter van deezen Vorst. Lot zyner opriebtinge. . , . 256. XXXII. Vestiging der Spanjaarden op ■ de Pbllippynfche Eilanden. 264. XXXIII. Tegenwoordige Jlaat der Pbllippynfche Eilanden. . 238. XXXIV. Wat voordeel werkzaame handen zouden kunnen trekken van de Pbllippynfche Eilanden. 274. XXXV. Algemeene berlgten van Tar- tarie. . . i . -82. Afd.  BOEKEN en AF DEELING EN. Afd. XXXVI. Gefcbillen tusfcben. de Rusfin en Cbineezen in Tan ar ie. bl. 289. XXXVII. De Rusfen verwerven de vry. beid om eene Karavane na China te zenden. , ; 2gQ XXXVIII. Ontwerp van Rusland om den handel op de Indien te dryven ven door 't Onafhanklyk Tartaria. ; • • 293. XXXIX. Verbintenisfen van Rusland met Indie, door middel van de Kaspifche Zee. • > 2 XL. Staat van het Rusjifche Keizer ryk , nevens de middelen om het in een bloeienden Jlaat te brengen. . . . 2pg> XLI. Verbintenisfen der Europeaanen met China. Staat van dit Keizerryk, ten aanzien van den Koophandel. XLII. De Europeaanen koopen Thee van China. Af*.  INHOUD der BOEKEN en AFDEEL1NGEN. ffd. XLlII De Europeaanen ksopen Por- celein van China. . bl. 328. XLlV' De Europeaanen koopen Zyde van China. . . • 342« XLV. De Europeaanen koopen verlakte werk/lukken en Papier van China. . . . 34^- XLVl. Hoe veel de inkoopen hedraagen, welke de Europeaanen in China doen. . . . 358. XLVII. Wat 'er worden zal van den Koophandel van Europa op China. . . . . 359- XLVlH. Moet Europa zynen Indifchen Koophandel aanhouden? . 362. XLlX. Heeft Europa groote Bezittingen in In die noodig , om aldaar Koophandel te dryven f . 377. L. Moet Europa den Koophandel op de Indien open feilen, of dien door middel van uitfluitende Maatfcbappyen dryven ? 400. WYS<  Ia. e^m Deel. i&ó   WYSGEERIGE E N STAATKUNDIGE GESCHIEDENIS, van de BEZITTINGEN EN DEN KOOPHANDEL DEREUROPEAANEN IN DE BEIDE INDIEN. VIERDE BOEK. ^4>.^e oude Gaulen, bykans altoos onV \\ V derling in Oorlog, hadden geene •O" ^ andere gemeenfchap met elkarity&&f. der, dan die noodzaaklyk gebooren wordt uit de bepaalde behoeften van et]yke woeste Volken; hunne verbintenisfen buitenslands waren binnen nog enger omvang beflooten. Eenige Zeelieden van Vannes voerden na Groot-Britannie Aardwerk, welk zy verruilden tegen Honden, Slaaven, Tin en Pelteryen. Het geen van deeze goederen in Gallie zelve niet vertierd wierdt, ging na Marfeille, alwaar het betaald wierdt met Wynen, Stoffen en Speceryen, welke de Italiaanfche of Griekfche Kooplieden aldaar gebragt hadden. II. Deel. A AI- IV. bo£k.  a GESCHIEDENIS ÏV. BOEK. Alle de Gaulen bemoeiden zich niet met dit flag van Koophandel. Uit de Schriften van cesar blykt , dat de bewooners van Belgium alle vreemde voortbreng, zeis hadden verbooden, als aanleiding verfchaffende tot het bederf der zeden : zy dagten dat hun eigen grond vrugtbaar genoeg was om alle hunne behoeften te vervullen. Min geitreng was het burgerlyk beftuur der Celten en der Aquitaniers. Om zich in ftaat te Hellen tot het betaalen der Koopmanfchappen, welke de Middelandfche Zee hun opleverde, en de zucht voor welke dagelyks aangroeide, gaven deeze Volken zich over aan eenen arbeid, aan welken zy dus lang niet gedagt hadden; zy verzamelden met groote zorgvuldigheid het Stofgoud, welk veele van hunne rivieren te gader met het Zand medevoerden. Schoon de Romeinen noch zucht, noch agting hadden voor den Koophandel, wierdt hy, egter, by noodzaaklyken gevolge uitgellrekter in Callie, naadatzy het te ondergebragt, en eenigermaate befchaafdhadden. Men zag Zeehavens aanleggen te Arles, te Narbonne, te Bourdeaux , en op nog meer andere plaatzen. 'Er wierden overiil groote • en pragtige wegen aangelegd, waar van de overblyfzels de leevendigfte verbeeldingen nog verbaazen. Aan alle de bevaarbaare Rivieren zag men Maatfchappyen van Kooplieden, wien men aanzienlyke voorregten hadt vergund, en die, onder den algemeenen naam van Nautes (Schippers), een geftadig vertier onderhielden. De  DÉR BEIDE IlVDIEN. 3 De invallen der Franken en van andere Barbaaren (lelden paal aan deeze opkoomende nyverheid. Zelf begon zy niet wederom te herleeven, naa dat deeze Roovers zich in hunne veroveringen bevestigd hadden. Op hunne woestheid volgde eene'blinde drift voor rykdommen; om haar te voldoen, nam men de toevlugt tot allerlei foort van knevelaryen. Een Schip, welk aan eene ftad aankwam, moest eene belasting betaaien voor zyn inkoomen, eene belasting voor dé begroeting, e$ne belasting voor de Brug, eene belasting voor dat men het aan boord kwam,eene belasting voor den Ankergrond, eene belasting voor de vryheid van te mogen losfen, en eindelyk eene belasting voor de plaats, alwaar het zyne goederen moesÉ opflaan. Daarenboven moest het nog vyf of zes andere belastingen betaaien, vóór efi aleer het zyne laading mogt te koop veilen. De Vragtwagens wierden niet veel beter behandeld. Deeze uitfpoorigheden gingen zoverre, dat, zomtyds, de prys der goederen, welke na eene Markt gebragt wierden, niet toereikende was tot de onkosten, welke, voor en aleer zy te koop mogten geveild worden, moesten betaald worden. Eene algemeene mismoedigheid wierdt het noodzaaklyk gevolg van dusdanige wanorders. Wel haast was 'er geene Nyverheid, waren 'er geene Fabriken dan alleen in de Kloosters. De Munniken waren toenmaals geene menfchen, die door de leedigheid, de listige indringingen en de losbandigheid be' A 2, iof- IV. BOEK;  IV. boek. 4 GESCHIEDENIS ven waren. Heilzaame verrigtingeti hielden alle de oogenblikken bezig van een ftigtelylc en afgezonderd leeven. De nederigften, de fterkften onder hen deelden met hunne Slaaven in debeflommeringen van den Landbouw. Zy, aan wie de Natuur minder kragten en meer verftands hadt gegeeven, verzamelden in de Werkplaatzen de verloorene en vergeetene Kunften. Beiden waren, in de ftike en de afzondering, nuttig voor een Vaderland, welks overvloed hunne Opvolgers nimmer nalieten in te zwelgen, welks%ust zy by aanhoudenheid verfloord hebben. In de Zevende Eeuw gaf dagobert op nieuw een weinig leevensaan de gemoederen. Wel haast zag men op de nieuwlings opgerechte Jaarmarkten verfchynen, de Saxen met Engelsch Tin en Lood; de Jooden, met Edele Gefleenten en Zilveren of Gouden Vaten; de Sclavoniers, met alle de Metaalen, welke het Noorden oplevert; de Lombarden, de Provenbaaien, de Spanjaards, met hunne inlandfche Koopmanfchappan, en die hun uit Afrika, Egypte en Syrië wierden aangebragt; en eindelyk de Kooplieden uit alle de Provinciën des Koninkryks, met het geen hun grond of hunne nyverheid kon opleveren. Ongelukkig was deeze voorfpoed van korten duur; hv verdween onder de lui- en ledigleevende Koningen, om onder karel den grooten wederom herbooren te worden. Deez' Vorst. welken de Gefchiedenis, zonder hem te vleien, op eene rye zou kunnen plaatzen met de grootfte Mannen, ware hy niet, zomwylen, een bloeddorftig Overwinnaar  DER BEIDE INDIEN. 5 Daar en een vervolgziek Dwingeland geweest, fcheen de Voetftappen te betreeden van die aloude Romeinen, welke zich van de vermoeijenisfen van den Oorlog verpoosden in den Landbouw. Hy bemoeide zich , met het welzyn zyner uitgeftrekte heerfchappyen, met eene geduurige oplettendheid en fchranderheid, welke men van den naarftigften burger naauwlyks zou verwagten. Alle de Grooten van den Staat waren, naar zyn voorbeeld . onledig in den Landbouw, en in de Kunften, daar mede vermaagfchapt. Van toen af hadden de Franfghen overvloed van voonbrengzels, welke zy konden veilen; en het viel hun zeer gemaklyk, dezelve te flyten in hec uitgeftrekt gebied, welk toenmaals hunne Wetten gehoorzaamde. Een zo bloeiende toeftand was een nieuw lokaas voor de geneigdheid der Normannen tot Zeeroovery. Deeze Barbaaren, gewoon om door pionderen goederen te verzamelen, welke hun eigen grond niet opleverde, kwamen in menigte te voorfchyn uit hun bar gewest, om buit te vergaderen. Zy vielen aan op alle Kusten, doch het hevigst en gretigst op de Franfche, omdat deeze denrykften prooi verfchaften. De verwoestingen, welke zy, eene Eeuw lang, aanregtten, de wreedheden, welke zy pleegden, de brandftigtingen, welke zy begingen, kunnen zonder fchrikken en beeven niet overdagt worden. Geduurende dit heilloos tydperk,was men op niets anders bedagt, dan het ontgaan van flaavernye of dood. 'Er was geene gemeenfchap tusfchen de Volken, 'er was, derhal ven, geen Koophandel. A 3 Mid- IV. BOEK.  IV. BOEK. 6 GESCHIEDENIS Midlerwy! hadden de Heeren, die over' de Provinciën gefield waren, 'er zich ongevoelig meester van gemaakt, en het was hun gelukt, hun gezag erflyk te maaken. Zy hadden alle verbintenis met het hoofd des Ryks niet ten eenemaal verbroken; doch onder den zedigen naam van Vasfaalen, waren zy niet minder gedugt voor den Staat, dan de nabuurige Koningen. Zy wierden in hunne overweldigingen bevestigd, op het merkwaardig tydflip, welk den Scepter deedt overgaan uit het geflagt van Karei den Grooten, in dat van capet. Zints dat oogenblik was 'er niet meer eene Volksvergadering, hadt men geene Wetten, geen Regeeringsvorm. Onder deeze vernielende verwarring bekleedde het zwaard de plaats des regts; en de zulkcn onder de Burgers, die nog geene flaa. ven waren, wierden genoodzaakt het'te worden , om de befcherming van een Opperhoofd te k'oopsn, bekwaam om hen te verdeedigen. Het was onmogelyk dat de Koophandel bloeide onder de ketenen'der flaavernye, en te midden der aanhoudende beroerten, welke de wreedfte Regeeringloosheid voortbragr. De nyverheid tiert alleen onder de fchaduw des Vredes; zy vreest bovenal de flaaverny. Het vernuft verdooft, wanneer het geene hoop, geen mededingers heeft; en 'er kan geene hoop, geen nayver zyn, alwaar geen eigendom is. Niets (trekt meer tot lof der Vryheid, en bewyst kragtiger de regten van den mensch, dan de onmogelykheid van met een  DER 3EIDE INDIEN. 7 een goeden uitflag te arbeiden om barbaarfche meesters te verryken. Verfcheiden' Koningen van Frankryk hadden eenig begrip van deeze gewigtige waarheid; zy bevlytigden zich om een paal teftel. len aan deeze onderhoorige Dwingelanden, welke hunne ongelukkige Leenmannen bedervende , de rampen der Monarchie deeden duuren.Nogthans wasST. lodewykde eerde, die onder het ftelzel van Regeeringskunde den Koophandel betrok, welke, dus lang, hec werk geweest was van het geval en van een gelukkigen zamenloop van om Handigheden. Hy verbondt dien aan geduurzaame Wetten: hy zelve maakte fchikkingen, welke tot een voorfchrift gediend hebben voor die naderhand gemaakt zyn. Deeze eerfte flappen baanden den weg tot gewigtiger verrigcingen. 'Er was, zedert langen tyd, een uitdrukkelyk verbod in kragt geweest, om geene der mondbehoeften, welke het Koninkryk opleverde, na buiten te voeren. Door dit dwaas verbod kwynde de Landbouw. De wyze Vorst nam deeze heillooze hinderpaalen weg. Hy hoopte, mee reden, dat de vryheid der verzendingen in den Staat de fchatten zou doen wederkeeren, welke zyn onvoorzigtige Afiatifche togt daar buiten gevoerd hadc. Eenige gebeurtenisfen, in den Staat voorgevallen , begunftigden deeze heiizaame oogmerken. Tot op Sc. Lodewyk hadden de Koningen weinige Zeehavens aan den Oceaan, en niet ééne aan de Middellandfche Zee gclnd. A 4 De IV. B02K  IV. SOEK. 8 GESCHIEDENIS De Noordlyke Kusten waren verdeeld onder de Graaven van Vlaanderen, de Hertogen van Bourgonje, van Normandie en Bretagne; het overige was onder het juk der Engelfchen. De Zuidlyke Kusten behoorden aan de Graaven van Touloufe, aan de Koningen van Majorka, van Arragon en Castilie. In deezen toeftand van zaaken konden de binnenlandfche Provinciën zich zeer bezwaarlyk een weg baanen tot eene vrye gemeenfchap met den buitenlandfche Markten. De vereeniging van het Graaffchap Touloufe met de Kroon nam deezen zwaaren hinderpaal weg, althans ten aanzien van een gedeelte van het grondgebied, 't welk zy bezat. PiiiLipptrs, Zoon van St. Lodewyk, om deeze foort van veroveringe zich meer en meer ten nutte te maaken, wilde een gedeelte van den Koophandel, te Montpellier gevestigd, eene Stad behoorende aan den Koning van Arragon, overbrengen na Nimes, eene ftad in zyn gebied. De voorregten, welke hy vergunde, hadden het uitwerkzel, welk hy verwagtte; doch het leedt niet lang of men begreep, dat dit niet een zo groot geluk was. De Italiaanen overlaadden Frankryk met Speceryen, Reukwerken, mee Zyde, en met alle de overige kostbaare Stoffen van het Oosten. De Kunften waren in het Koninkryk nog niet verre genoeg gevorderd , om, by wyze van ruilinge, de vereischte (tukken op te leveren; en de voorcbrengzels van den Landbouw waren niet toereikende om zo veele voorwerpen van Pragt te betaaien. Eene zo kostbaare vertiering zou  DER beide INDIEN. 9 eou geen Hand hebben kunnen houden, dan door middel van geld; en de Natie, fchoon eene der minst behoeftige van Europa, bezat zeer weinig gelds, voornaamlyk zederc de Kruistogten. Philippus de Schoone kreeg de lucht van deeze Waarheden: het gelukte hem aan den Akkerbouw genoegzaamen bloei te geeven, om de goederen, van buiten ingekoomen,' te kunnen betaaien; en hy verminderde tevens derzelver hoeveelheid, door het opregten van nieuwe Fabriken, en door de oude tot een hooger trap van volmaaktheid te brengen. Onder deeze Regeering ondernam het Miniftene het voor de eerfte maal, de hand van den Kunflenaar te leiden, en zyne Werken te bellieren. De breedte, de hoedanigheid en de toeftel der Lakens wierden bepaald. Men verboodt het uitvoeren van Wolle, welke de nabuurige Volken wilden koopen om ze te verwerken. Dit was het minst onredelyke, 'c welk in de Eeuwen van onkunde kon gefchieden. Zedert dit tydperk was de voortgang der Kunften evenredig aan het verval der Leendwingelandye. Ondertusfchen begon de fmaak der Franfchen niet gevestigd te worden, dan geduurende hunne Krygstogten in Italië. Genua, Venetië en Florence verfchaften hun duizend nieuwe voorwerpen, welke hen bekoorden. De geftrengheid, welke anna van bretagne handhaafde, onder de Regeering van karel den VIII en lodewyfc den XII belette in 't eerst de Veroveraars om zich Qvertegeevenaan.de zucht tot naavolging, A 5 van IV. BOEK.  IV. SOEK. 10 GESCHIEDENIS van welke zy gedreeven wierden. Maar zo ras franciscus de I de Vrouwen ten Hove hadt ingevoerd; zo ras catharina de medicis over de Alpen was getrokken, gaven de Grooten zich over aan eene pragtige weelde, welke, zedert de grondlegging der Monarchie, onbekend geweest was. De geheele Natie liet zich door deeze verleidende weelde medefleepen, en het wierdt eene noodzaaklykheid, dat de Franfchen tot grooter volmaaktheid opklommen. Zedert de Regeering van hendrik den II tot op hendrik den IV, hadden de Burgeroorlogen, de Godgeleerde gefchillen, de onkunde van het Ryksbeftuur, de zucht tot Rykdommen, welke toegang kreeg in den Raad, de barbaarfche en verflindende begeerlykheid der hooge Amptenaaren, welken de veiligheid nieuwe kragt byzette: alle deeze oorzaaken hadden den voortgang der nyverheid geftoord, doch konden haar niet vernietigen; zy verfcheen met luister onder het fpaarzaam ftaatsbewind van sully. Men zag haar bykans geheel verdwynen onder het bewind van richelieu en mazarin, beide den Pagteren genegen; de een bemoeide zich met zyne beerschzucht en wraakoeffeningen , de ander met zyne kuiperyen en plonderingen. Geen der Franfche Koningen hadt met ernst gedagt aan de voordeden, welke de Indifche handel kon aanbrengen; en de luister, welken hy andere Natiën byzette, hadt den nayver der Franfchen niet opgewekt. Zy gebruikten meer Oosterfche Waaren dan de andere Volken: hunne legging was even gunftig om ze uic  DER BEIDE INDIEN. II uit de bronnen zelve te fcbeppen, en zy vergenoegden zich de buitenlandfche werkzaamheid te betaaien met eene nyverheid, welke het aan hun alleen ftondt met hun te deelen. 't Is waar, eenige Kooplieden van Rouen hadden, in den jaare 1535, een kleine Vloot uitgerust; doch GENONviLLE, die 'er het bevel over voerde, wierdt, aan de Kaap de Goede Hoop, door geweldige ftormen overvallen, welke hem tegen onbekende Kusten dreeven, van waar hy met groote moeite in Europa wederkeerde. In den jaare 1601 vaardigde eene Maatfchappy, in Bretagne opgeregt, twee Schepen af, om, indien het mogelyk ware, deel te neemen aan de rykdommen van het Oosten, welke de Portugeezen, de Engelfchen en de Hollanders elkander betwistten, pyrard, welke ze geleidde, landde aan de Maldivifche Eilanden, en zag zyn Vaderland • niet weder, dan naa eene rampfpoedige fcheepvaart van tien jaaren. Een nieuwe Maatfchappy, van welke girard de vlaming het hoofd was, vaardigde, in de jaaren ióió en 1619, uit Normandyê eenige 'Schepen af na het Eiland Java. Zy kwamen vandaar te rug met laadingen, genoegzaam om de deelgenooten fchadeloos te ftelien; doch te gering, om hen tot nieuwe onderneemingen aan te moedigen. De Kapitein reginon, ziende dit nutloos Oktrooi in den jaare 1633 ten einde loopen, fpoorde, twee jaaren daarnaa, verfcheiden Kooplieden van Dieppe aan, om eenen wég in te Haan, welke groote rykdommen konde gee- IV. BOEK.  12 GESCHIEDENIS IV. BOEK. geeven aan een ieder, welke dien met verftand wist te loopen. De Fortuin verydelde de poogingen der nieuwe Gelukzoekers. De eenige vrugt deezer herhaalde togten was, een hoog gevoelen van het Eiland Madagascar, in den jaare 1506, door de Portugeezen ontdekt. Het voordeelig begrip, welk men 'ervan hadt opgevat, gaf, in den jaare 1642, aanleiding tot eene nieuwe Maatfchappy, welke aldaar eene groote Volkplanting moest opregten, om aan haare fchepen de gelegenheid te verfchaffen om verder te vaaren. Naa dat men dit Eiland doorkruist hadt, bevondt men dat het gelegen was langs de Oostlyke Kusten van Afrika; dat het drie honderd zes en dertig Mylen in de lengte, honderd twintig in zyne grootfte breedte, en ongeveer acht honderd Mylen in den omtrek haalde. Van wélken kant de Zeeman het nadert , befpeurt hy niets dan dor en volftrekt onvrugtbaar Land. Doch naar maate hy zich meer van het ftrand verwydert, ontmoet hy eenen grond , nu eens zware, zomtyds roodagtig, doorgaans taiperyk vrugtbaar, en overal befproeid van eene groote menigte Rivieren. De Natuur is 'er altoos groeiende, en brengt, zonder veel arbeids voort, Ryst, Aardappelen,Banaanen, Ananasfen, Indigo, Vlas, Katoen, Zyde, Zuiker, Palmboomen, Kokosboomen, Oranjeboomen, Gomboomen, hout bekwaam tot Timmerhout en veelerhande Kunstwerken. De Weilanden zyn 'er voortrefjyk; men ziet 'er Osfen van de grootfte foort  DER BEIDE INDIEN. 13 foort weiden, en woldraagende beesten volkomen gelyk aan die van Barbarye. Het Eiland Madagascar is in een groot getal Provinciën verdeeld. Ieder ftaat onder een Opperhoofd, Dian genaamd , een woord in betekenisfeovereenkoomendemet het woord Heer; Slaaven en Kudden zyn het eenige, 't geen hy noodig heeft om de waardigheid van zynen rang te handhaaven. Zyne bediening is erflyk; maar zo hy zonder aframmelingen fterft, behoort zy van regtswege aan den oudften zyner afgevaardigden. Zommigen deezer Amptenaaren, welke hy zelve verkiest, maaken zynen Raad uit, terwyl het grootfte gedeelte de rust in de Dorpen handhaaft, en het regt oeffent. Den Oorlog kan hy niet onderneemen zonder hunne toeftemming, en dien niet voeren, dan met behulp der vrywillige belastingen en poogingen zyner Onderdaanen. Zodanig is de gedaante van den Regeeringsvorm, doorgaans op het Eiland vastgefteld: men wykt 'er niet van af dan in de Provincie Anosfi, alwaar de Arabiers zich, veele Eeuwen geleeden, hebben gevestigd. Schoon weinig ia getal, wierden zy, egter, wel haast de fterkften, en verdeelden het land in twee en twintig Diflrikten, over ieder van welke een Opperhoofd van hunne Natie gefteld wierdt, onder den naam van Boandrian, dat wil zeggen , aframmeling van Abraham. Deeze foort van Oppervorrten zyn geltadig met elkander in Oorlog; doch zy laaten nimmer na om zich te vereenigen tegen de andere Prins- IV. BOEK.  H GESCHIEDENIS IV. BOEK, Prinsfen van Madagascar, by wien de hoedanigheid van Vreemdelingen en Overweldigers hen ten uiterfte gehaat maakt. In die gedeelte van het Eiland ontmoet men het minst befchaafde zeden, werkzaamheid, vernuft en dapperheid, omdat het 't eenigfte is, alwaar geene vryheid heerscht. De Franfchen, in het Fort - Dauphin, in het iandfehap Anosfl, gevestigd , hebben onlangs, op hunne togten, eene nieuwe foort van Menfchen ontdekt, Kimos genaamd; de grootfte zyn geene vier voeten hoog. Zy bezitten een aantal van veertig Dorpen binnenlands, in het Noord-West van het Eiland. Men zegt, dat ze kwaadaartiger, en 't geen zeer vreemd fchynt, min lafhartig zyn dan alle hunne nabuuren. Zy verlaaten nimmer hunne bergen, en gedoogen niet, dat iemand dezelve nadere. De overige bewooners van Madagascar zyn kloek, vlug en van eenet moedige houding. Onder een lachend gelaat bedekken zy eene groote behendigheid of eene fterke drift, met zo veel kunst, a!s de fchelmen onder de befchaafde Natiën. Hunne Wetten , i welker oorlprong hun zeiven onbekend is, worden met groote eenpaarigheid onderhouden. De oude lieden, wien de handhaaving derzelven is aanbevolen, ontvangen nimmer eene belooning voor het pleitgeding van een lvlisdaadige; zy rekenen zich genoeg beloond, door het land van een Kwaaddoener verlost te hebben. In burgerlyke regtszaaken wordt hun een getal dieren gefchonken, evenredig met de aangelegenheid der zaake. De  DER BEIDE INDIEN. 15 De misdaad, welke het Geregt 't meest het zwaard doet opvatten, . is de Dievery. In weerwil van het gebruik, om de geenen, welke 'er van overtuigd worden, de hand te doorbooren, is de drift voor het fteelen algemeen. De burgers ongerust over hunne eigendommen , leeven in een geftadig wederzydsch wantrouwen. Om elkander, zo veel mogelyk is, onderlinge verzekering te geeven, verzegelen zy hunne verbintenisfen met de plegtigfte Eeden, De gewoonte deezer plegtigheden is zo wel gevestigd, dat zy ze, zelf wanneer zy met Europeaanen in onderhandeling treeden, onderhouden. Hy, welke in deeze gewigtige gelegenheden de Natie verbeeldt, legt ineen Vat, opgevuld met Brandewyn, met Goud en met Zilver, een Snaphaan-fteen, Buspoeder, en, indien het mogelyk is, ftof van het Graf zyner Voorvaderen, en dikmaals zelf bloed , welk de deelhebbers, naar de wyze der oude Scythen, door eene infnyding, uit hunnen arm doen voortkoomen. Onder deeze voorbereidzels worden de Wapens, in de gedaante van een Kruis, op de aarde neergelegd. Terftond daarnaa vatten de wederzydfche partyen dezelve op, en houden de punt in den Beker, onophoudelyk't geen 'er in bevat is beweegende, tot dat de verbintenisfen geflooten zyn. Hierop drinken de onderhandelaars, de getuigen en de aanfchouwers uit het Vat, tot dat het geheel ledig is: men omhelst elkander, en men vertrekt. Godsdienftige beginzels weerhouden de bewooners van Madagascar niet van trouwloosheid IV. BOEK.  i6 GESCHIEDENIS IV. BOEK. heid. Schoon zy een verward denkbeeld hebben van de zo algemeen verfpreide Leer der twee Beginzelen, hebben zy, egter, geen openbaaren Eerdienst. Deeze onverschilligheid belet niet, dat ze aan allerleie foort van bygeloovigheden vast zyn. Volgens hunne ruuwe denkbeelden van Starrewichelaarye,zien en denken zy niets, aan 't welk zy niet eenige verbintenis met het toekoomende hegten. Het gevaarlykfte haarer vooroordeelen is, ongetwyffeld, dat geen , 't welk de onderfcheiding tusfchen gelukkige en ongelukkige dagen heeft ingevoerd. Alle Einders, onder ongelukkige tekens gebooren, worden onmenschlyk ter dood gebragt. Dit is een beginzel van vernielinge, welk gevoegd by veele andere, oorzaak is dat het land niet kan bevolkt worden. Zy, welke het flagtoffer niet zyn van deeze wreede bygeloovigheid, worden voor 't meerengedeelte befneeden, op den ouderdom van twee jaaren, of, volgens hunne wyze van uitdrukken, van vier en twintig Maanden. Men zet der Plegtigheid zo veel luisters by als mogelyk is. Terwyl de affnyding gefchiedt, houdt een der bloedverwanten van het Kind een Beker onder het gewyde Mes des Priesters; de Oom, welke het meeste aanzien bezit, flokt het afgefneedene gedeelte van den Voorhuid door. Alle de overige leden der Familie en de byftanders doopen den Vinger in het bloed en likken het af*. Ten laatften worden deeze zonderlinge geheimenis-  der béide INDIEN. ff hisfen befloocen met Feestmaalen, Datispartyen en allerhande vermaaklykheden. Debewooner van Madagascar, tot'rnanlyke jaaren gckoomen zynde, zonder iets dat naar opvoeding gelykt genooten te hebben, begeeft hy zich in- den echt. De gemeene Man., zelf de Slaaf, neemt zo veele Vrouwen als hy wil, of als hy kan vinden, i Lieden, een weinig boven het gemeen verheeven, hebben niet meer dan ééne wettige Echtgenoote; doch zy vergoeden zich de verveeimgen der eenzelvigheid door middel van Bywyven. Beiden verbreeken, wanneer het hun goed dunkt, een knoop, welken zykwalyk gelegd oordeelen; en de beide Sexen hebben , in zulk een geval, even groot regt om nieuwe verbintenisfen aan te gaan, of vry te blyven. ' J Onder het leiden van een leedig en verdorven leeven, bereikt de bevvooner van Madagascar het einde zyner Loopbaane. Zy is zelden zeer lang. Eene ongezonde luchtitreek, liegt voedzel, eene aanhoudende ongebondenheid, gebrek aan onderfland, benevens nog andere oorzaaken, verhaasten dezelve doorgaans. Wanneer iemand fterft, wordt zyn overlyden, door een treurgeluid, uitgedrukt doorgeftadig en eentoonig zingen, der nabuurfchap aangekondigd. De bloedverwanten koomen te zamen. Zy geeven zich over aan de verkwistingen van Feestmaalen,terwyl de getrouwfte der Slaaven den overleedenen onophoudelyk vraagt, welke redenen hem bewoógen hebben, om van het geen hem het dierbaarst was te fcheiden. Naa verloop van deel. B aehfi IV, boek*  IV. 360 EK. i8 GESCHIEDENIS acht dagen wordt het Lyk begraaven te gelyk met zyne kostbaarfte kleinoodjen. Ondertusfcben wordt hy niet vergeeten. De eer-, bied voor de Voorvaders is ongelooflyk groot in deeze barbaarfche gewesten. Algemeen is bet, lieden van allerleien ouderdom te zien fchreien op het Graf hunner Vaderen, en hen om raad vraagen in de gewigtigfte bedryven des leevens. De Rvst, welke, in weerwil van den kwalyk aangelegden Landbouw, honderdvouwds vermenigvuldigd, is het gewoone voedzel der bewooneren van Madagascar. Hun gewoóne drank is eene foort van Meede en Wyn gemaakt van Zuiker en Banane. Hunne pragtigfte kleeding is een Sluier over de Schouders, en een andere om den Middel. Madagascar was bezogt geworden van de Portugeezen, de Hollanders en de Engel, fchen, welke 'er niets vindende van de dingen, wejke hen na het Oosten lokten, het verfmaad hadden. De Franfchen, die geen zeker bepaald oogmerk fcheenen te hebben, gebruikten., ter veroveringe van hetzelve,het Kapitaal, welk zy ingelegd hadden om hunnen Koophandel uit te breiden. Eenig Goud, welk zy in een hoek van het Eiland verfpreid vonden, deedt hen vermoeden, dat 'er Mynen zyn moesten. De zigtbaare vermindering van dit Metaal, naar maate zy 'er kleine gedeelten van verzamelden, behoorde hen ten minften te hebben doen vermoeden, 't geen de waarheid was, dat het door de Arabiers van Zanquebar aldaar konde gebragt zyn. Hunne Goudzucht floot hunnen geest voor  DER BEIDE INDIEN. 19 Voor zo eenvoudig eene waarneeming; en zy wierden voor hunne verblindheid geftraft, door het geheel verlies van hun Kapitaal Den tyd van hun Oktrooi verftreeken zynde, hadden zy niets meer overgehouden, dan eenige wooningen op vyf of zes onderfcheidene plaatzen langs de Kust, van planken gemaakt, met bladen gedekt, van Paaien omringd, en met den hoogklinkenden naam van Forten vereerd omdat zy van eenige Stukken flegt Gefchut voorzien waren. Derzelver verdeedigers waren verminderd tot op een honderdtal Roovers, die, door hunne wreedheden, dagelyks den haatdeeden toeneemen, welken men tegen hunne Natie hadt opgevat. Eenige kleine ftreeken lands, door 's Lands inboorlingen verlaaten, eenige wat meer uitgebreide gewesten, alwaar het geweld fchatt.ngen en leevensmiddelen afperste, maakten alle hunne veroveringen uit. De Maarfchalk de la meilleraie maakte zich meester van deeze overblyfzels, en beraamde het ontwerp om voor zyne eigene rekening eene onderneeming, welke zo kwalyk beftuurd Was, te hervatten. Hy Haagde zo ongelukkig, dat zyn eigendom verkogt wierdt voor de geringe fomme van twintig duizend Guldens; en deeze prys was nog veel-te hoog. 6 Ten laatfle boodt colbert, in den jaare 1664, Lodewyk den XIV het ontwerp aan van eene Ooftindifche Maatfchappy. Frankryk bezat toenmaals een zo bloeienden Landbouw , zo veele voortbrengzels van zyn eigen grond, en zo veel nyverheids, dat het fcheen, B 2 al$. IV. BOEK.  IV. BOEK. ao GESCHIEDENIS als of deeze tak van Koophandel voor hetzelve nutloos ware. De Staatsdienaar dagt 'er anders over. Hy voorzag, dat de Europifche Natiën, naar het voorbeeld van Frankryk, allerleie foort van Handwerken zouden beginnen, en dat zy den Oosterlchen handel boven Frankryk zouden vooruit hebben. Dit vooruitzigt wierdt gegrond geoordeeld, en men rigtte eene Indifche Maatfchappy op, met alle de voorregten, welke de Hollandfche Maatfchappy genoot. Men ging zelf verder. Gedagtig, dat, ten aanzien van groote onderneemingen in den Koophandel, in de Gemeenebesten een vertrouwen plaats heeft, welk in eenhoofdige Regeeringen niet gevonden wordt, Helde Colbert alle middelen te werk, die gefchikt waren om dit vertrouwen te doen gebooren worden. Het uitfluitend voorregt wierdt vergund voor den tyd van vyftig jaaren, opdat de Maatfchappy mogt gemoedigd worden tot het opregten van uitgebreide Bezittingen, van welke zy den tyd zoude hebben om de vrugten te plukken. Alle de Buitenlanders, welke 'er een aandeel van twintig duizend Livres in zouden neemen, wierden geboorene Inwooners van het Ryk, zonder dat zy zich behoefden te doen naturalizeeren. Voor den zelfden prys wierden de Krygsbevelhebbers, onder welke Bende zy ook mogten behooren, ontflagen van een bepaald verblyf te moeten houden, zonder iets van de regten en voordeden hunner bedieninge te verliezen. Al-  DEK BEIDE INDIEN. 21 Alles wat gebruikt wierdt om de Schepen te bouwen, uit te rusten en van leevensmiddelen te voorzien, was vry van alle inkoomende en uitgaande regten, als mede van de regten der Admiraliteit. De Staat verbondt zich om vyftig Guldens te betaaien van ieder Last Koopmanschappen, welke uit Frankryk na Indien gebragt wierden, en vyf en zeventig Livres voor ieder Last, welke men van daar te rug bragt. Men verbondt zich om de Bezittingen der Maatfchappye door kragt van Wapenen te verdeedigen, en haare uitgaande en thuiskoomende Schepen door zulke talryke Eskaders te doen geleiden, als de omftandigheden zouden vorderen. De Regeering nam op zich alle de verliezen, welke de Maatfchappy, geduurende de eerfte tien jaaren , zoude mogen lyden. Zy hieldt haar woord, en deeze belofte koste haar vier Millioenen. De bekende zucht der Natie voor alles wat aanzien en luister geeft, deedt het befluit neeemen, om aan allen, die zich in den dienst der Maatfchappye wel zouden kwyten, Eerampten en Titels te belooven, dje tot hunne naakoomelingfchap zouden overgaan. Dewyl de Koophandel in Frankryk eerst aan het opkoomen, en buiten ftaat was om de vyftien Millioenen te leveren, die de inlaage der nieuwe Maatfchappye moesten uitmaaken, fchoot het Minifterie drie Millioenen op, en de Grooten, de Hooge Amptenaars, de Burgers van allerleien rang wierB 3 den IV. BOEK.  IV. BOEK. sa GESCHIEDENIS den genoodigd om aan het overige deel te neemen. De Natie, jaloersch om te behaagen aan haaren Vorst, die haar nog niet verpletterd hadt onder het' gewigt zyner grootheid , bewilligde 'er in met de , uiterfte graagte. Het onverzettelyk voorneemen om zich op Madagascar te vestigen, deedt de vrugt van den eerften togt verliezen. 'J en laatfte wierdt men genoodzaakt af te zien van een Eiland, wiens woeste en, onhandelbaare bewooners geen fmaak vonden, noch in de Koopman-, fchappen, noch in den Eerdienst, noch in de Zeden van Europa. Zints deezen tyd rigtten de Schepen der Maatfchappy hunnen koers regelrecht na de Indien. Door de heimelyke bewerking van Marcara, die te Ispahan gebooren , maar aan den dienst van Frankryk verknogt was, verwierf men de vryheid om op verfcheiden Kusten van het Schiereiland Komptoiren op te regten. Men ondernam zelf deel te verkrygen aan den Japanfchen handel. Colbert boodt aan om 'er geene anderen dan Proteilanten heen te zenden; doch de kunftenaaryen der Hollanderen deeden den Franfchen den toegang tot dit Ryk weigeren, even gelyk zy dien hadden doen weigeren aan de Engelfchen, Suratte hadt men gekoozen om het Mid. delpunt te zyn van den gantfcheh handel, welkende Maatfchappy in Indie zoude dryven. Uit deeze Stad, de voornaamfte van Guzaratte, moeften de bevelen na de ondergefchikte Bezittingen worden afgevaardigd; hier moes-  DER BEIDE INDIEN. 23 moesten alle de Koopmanfchappen zamengevoerd worden, welke na Europa zouden verzonden worden. Gufuratte is een Schiereiland, tusfchen de rivier de Indus en Malabar. Het is ongeveer honderd en zestig Mylen lang, en bykans even zo breed. De Bergen van Marva fcheiden het van het Koninkryk Agra. Veele rivieren, welke het befproeien, bevorderen deszelfs vrugtbaarheld. Van het midden der maand Juny tot in het midden van September valt 'er eene geftadige regen. Geduurende het overige gedeelte van het jaar, is 'er de lucht zo helder, dat men 'er zelden eene Wolk ziet; maar het ongemak, dat de Zon over dag zich nimmer aan het oog verfchuilt, wordt vergoed door een weldaadigen daauw, welke 's nachts vallende, de lucht verfrischt en den grond bevogtigt. De rykdom van een' grond, overvloeiende in Koorn, in Ryst, Zuiker, Katoen, Vee, Gevogelte en Vrugten van allerleien aart, welke elkander zonder tusfchenpoozen opvolgen, gevoegd by veele gewigtige Handwerken, was genoegzaam voor het geluk der ingezeetenen, wanneer vreemdelingen, met het begin der Achtfte Eeuwe, hun nieuwe takken van Nyverheid aan bragten. Eenige Perfiaanen, vervolgd om hunne gevoelens, door de Sarafeenen, hunne Overwinnaars, vlugtten na het Eiland Ormus, van waar zy, eenigen tyd daarnaa, te fcheep gingen na Indie, en te Diu voet aan land zetteden. Zy vertoefden niet langer dan negentien jaaren in deeze fchui'plaats, en gingen andermaal te fcheep. De Wind dreef ze na een B 4 be- IV. BOEK.  r IV. boek, 24 GESCHIEDENIS bekoorlyk gewest, tusfchen Daman en Bacaim. De Vorst, wien dit land gehoorzaamde, wilde hen onder zyne Onderdaanen niet toelaaten, dan op voorwaarde, dat zy de verborgenheden van hun Geloof zouden openbaaren, hunne Wapens nederleggen, Indiaansen fpreeken, hunne Vrouwen zonder lluiers in 't openbaar doen verfchynen, en dat zy, naar 's Lands wyze, hunne huwelyksfeeften met het begin van den nacht zouden vieren. Dewyl deeze voorwaar-* den niets ftrydigs met hunne Godsdienftige begrippen behelsden, bewilligden de Vlugtelingen in dezelve. Men gaf hun een landftreek, alwaar zy eene Stad bouwden; het leedt niet lang of zy verwyderden zich van daar landwaarts in. Een hebbelyke arbeid, verkreegen en beflendig geworden door 'eene gelukkige noodzaaklykheid, deedt, in hunne handen, de Landeryen en Handwerken van den Staat voorfpoedig worden. Wys genoeg om zich niet te bemoeien met zaaken van Regeeringe, noch met den Oorlog, genooten zy, te midden van ftaatsomwentelingen, eenen diepen Vrede. Deeze omzigtigheid en hunne welvaart deeden hun getal toeneemen. Onder den naam van Parfis maakten zy by aanhoudenheid een afzonderlyk Volk uit, door hunne omzigtigheid om zich niet met de Indiaa* nen te vereenigen, en door hunne gehegtheid aan de beginzels, welke hen hadden doen verr jaagen. Het zyn de beginzels van zoroas^ t£r, hoewel eenjgzins veranderd, door den tyd,  DER BEIDE INDIEN. 25 tyd, door de onkunde en de gierigheid der Friefteren. De voorfpoed van Gufuratte, welke gedeeltelyk het werk was der gevlugte Perfiaanen , wekte den nayver op van twee magtige Mogendheden, ïerwyl de Portugeezen het van den Zeekant benaauwden , door de verwoestingen , welke zy aanregtten, door de overwinningen , welke zy behaalden, door de verovering van Diu, welk met regt voor het Bolwerk van het Koninkryk wierdt gehouden, wierdt het, door de Mogollen, reeds Meesters van het Noorden van Indie, en die vuurig haakten om verder voort te trekken na de Zuidlyke ftreeken, die ryk waren, en daar de Koophandel bloeide, aan de landzyde met een inval gedreigd. Badur, Van afkomst een Pataan, welke toenmaals den Throon van Gufuratte bezat, bemerkte de onmogelykheid om op éénen tyd weerftand te bieden aan twee zo gedugte vyanden. Hy maakte vrede met de Portugeezen: zelf ftondc hy het een en ander aan hun af, om hen te bevveegen hunne Troepen te voegen by de zyne tegen Akebar, wiens wakkerheid en moed zy niet minder dan hy zelve vreesde. Deeze verbintenis verydelde de Maatregels van menfchen, die in een denkbeeld waren, dat zy met geene anderen dan Indiaanen te doen hadden. Zy konden niet befluiten om een gevegt te waagen tegen Europeaanen, die voor onverwinnelyk wierden aangezien, 's Lands inboorlingen , tot nog toe bevangen van den fchrik, welken deeze Veroveraars hun B 5 had- IV. boek.  86* GESCHIEDENIS IV. BOEK. hadden aangejaagd, maalden hen by de Mogolfche Soldaaten af als menfchen, die van den hemel nedergedaald, of uit het water waren opgekoomen, en van een géflagt waren, boven de Aliatifche Volken in moed, in vernuft en kunde, oneindig verheeven. Het Leger, van fchrik bevangen, drong reeds zyne Generaals om het te rug te geleiden na Delhi, wanneer de Monarch in de Legerplaats te rug keerde, uit weike hy, aan het hoofd eenerBende, getrokken was. Akebarfchroomt niet zyne Troepen te verzekeren, dat zy ftryden zouden tegen een Volk, welk door de weelde, de rykdommen, de vermaaklykheden en de hitte der Indien vertederd was; en dat de roem, om Afie te zuiveren van deezen handvol Roovers, voor hun bewaard is. Het Leger, weder moed grypende, juicht den Keizer toe, en trekt moedig op den Vyand af. Het Gevegt neemt een aanvang; de Portugeezen, kwalyk onderfteund, door hunne Bondgenooten, worden omfmgejd en in ftukken gehouwen. Badur neemt de vlugt en verdwynt voor altoos. Alle de fteden van Gufuratte haasten zich om hunne Poorten voor den Overwinnaar te openen. Dit fraai Koninkryk wordt, in den jaare 1565, eene Provincie van het uitgeftrekt gebied, welk wel haast den geheelen Indoftan zal overweldigen. Het Mogolfche gebied, welk ten dien tyde in zyne volle kragt was, deedt Gufuratte meer rust genieten,dan het voorheen gefmaakt hadt. De Handwerken wierden menigvuldiger teCambaije, te Amadabad, te Broitfchia, en in veele andere Steden. In zommige Steden,  DER BEIDE INDIEN. 27 den, welke deezen tak van Nyverheid niet gekend hadden, wierden Handwerken opgerigt. De Landeryen wierden bloeinder ten aanzien van haare voortbrengzels en bebouwinge. Het gedeelte van Malabar, welk naast dit Koninkryk ligt, zedert langen tyd, door de kwellingen der Portugeezen, afgemat, bragt welhaast zyne Lywaat-Fabriken, die toenmaals zeer aanmerkelyk waren, derwaarts over. Men zag 'er insgelyks de Koopmanfchappen van de Oevers van den Indus aankoomen, welke bezwaarlyk konden verzonden worden aan het boveneinde der riviere, ter oorzaake van haare fnelheid, en aan het beneden einde, omdat haare wateren zich door een zeer groot getal monden in de Zee ontlastende, zich, om zo te fpreeken,in de zandbanken verliezen.' Alle deeze rykdömmen kwamen byéén te Suratte, eene ftad, gebouwd aan de rivier de Tapti, eenige Mylen van d^n Oceaan. Deeze ftad was dit voorregt verfchuldigd aan een Fort, welk de veiligheid der Kooplieden uitmaakte, en aan haare haven, die, hoewel met zeer uitfteekende, nogthans de beste van de Kust was. De Mogollen, welke toenmaals geene andere Zeefteden hadden, kogten 'er alles, wat ftrekken konde tot voedzel voor hunne weelde en wellust, die zeer begonnen in het oog te loopen; en de Europeaanen, welke de groote Bezittingen, welke zy, zedert, in Bengale en op Koromandei verkreegen-hebben, toenmaals nog niet hadden, kogten 'er het meerengedeelte der Indifche Waaren. Zy wierden 'er allen byéén gevonden, door de voorzorge, welke Suratte hadt gebruikt, IV. BOEK.  28 GESCHIEDENIS IV. BOEK. bruikt, om zich van eene Zeemagt te voorzien, veel fterker en talryker dan die zyner nabuuren. Zyne Schepen, welke geheele Eeuwen konden duuren , konden voor 't grootfte gedeelte duizend of twaalf honderd Tonnen laaden; zy wierden gemaakt van een zeer hard Hout, 't welk men Tek noemde, ■ De Naaden der Planken waren zo behendig, dat ze naauwlyks zigtbaar , en voor het water ondoordringbaarwaren. EeneOly, aan deeze landftreek byzonder eigen, welke in de planken van den bodem van het Schip indrong, maakte ze duurzaam, en bewaarde ze tegen het bederf. Men deedt de nieuwgebouwde Schepen niet glydende langs een hellend vlak in het water Joopen; zy wierden medegevoerd door een itroomend water, waar mede men de Timmerwerf hadt .weeten te bedekken. De Touwen , van den fchors des Kokosbooms gemaakt, waren ruuwer, en niet zo handelbaar als de onze, doch zy waren wel zo fterk, indien niet fterker. Indien hunne Zeilen, van Katoene Lywaaten gemaakt, niet zo fterk noch zo duurzaam waren, dan die van Hennip gemaakt worden, zy waren nogthans leeniger en buigzaamer, en fcheurden minder. In plaats van Pek, gebruikten zy de Gom uit een Boom, Damar genoemd, die, misfchien, beter van deugd was. De bekwaamheid hunner Scheepsbevelhebberen, hoewel middeimaatig, was groot genoeg voor de Zeeën, en de Jaargetyden, in welke zy voeren. Wat aangaat hunne Matroozen, Loskars geheeten, de Europeaanen hebben ze bekwaam genoeg gevonden  DER 3EIDE INDIEN. 29 den voor hunne binnenlandfche vaart in Indie. Zelf heeft men 'er zich, zomwylen, met een goed gevolg, van bediend om in onze onftuimige Zeeën de Schepen te rug te brengen, welke hunne Manfchap verlooren hadden. Alle deeze dingen tezamen genomen,hadden na Suratte gelokt een onnoemelyk getal Mogollen, Indiaanen, Perfiaanen, Arabieren, Armeniërs, Jooden en Europeaanen. Wy vermoedden naauwlyks, dat in den Koophandel zekere beginzels konden plaats hebben, en zy waren bekend, en wierden gevolgd in deezen uithoek van Afie. Men vondt 'er Geld voor een laagen prys. 'Er wierden Wisfelbrieven getrokken op alle Markten van Indie. De verzekeringen op de verst afgeleegene Zeetogten waren 'er in algemeen gebruik. 'Er heerschte zo veele goede trouwe, dat de Geldzakken, door de Bankiers geremineert en verzegeld, geheele jaaren in zwang gingen, zonder geteld of gewoogen te worden. De rykdommen waren 'er evenredig aan deeze voordeelige gelegenheid om zich door Nyverheid te verryken. Het bezitten van een Kapitaal van vier, vyf, zes Millioenen Roupies was algemeen; men vondt 'er, die nog veel meer bezaten. De meeste rykdommen waren in de handen der Baniaanen, een Indiaanfchen Stam, geheel aan den Koophandel toegewyd. Zy muntten uit door de opregtheid, met welke zy den handel dreeven. Binnen een half uur flooten zy koopen van veele Millioenen, met eene eerlykheid, welke men elders bezwaar- lvk IV. SOEK.  IV. BOLK. 30 GESCHIEDENIS lyk zou ontmoet hebben. Hunne gereedheid om de gevaaren van den Koophandel te waagen, was een fpreekwoord geworden. De geduldige lydzaamheid, hun natuurlyk eigen, gaf hun een groot voordeel in de Koopbnderhandeüngen. Boodt men hun veel' minder dan hunne goederen waardig waren; liet men eenig misnoegen blyken dat zy die van anderen verkleinden: niets van dit alles maakte hun het gemoed warm. Zy lieten deeze dronkenfchap, zo als zy die noemden, uitwaasfemen. Wanneer zy voorby was, hervatten zy in bedaarden gemoede hunne voorflagen; en zo zy 'er iets van lieten vallen, gefchiedde zulks niet .om het gerugt, welk men gemaakt hadt, maar eeniglyk om het voordeel, welk zy vonden by het fluiten van een koop. Hunne Kinders, die by alle Verkoopingen tegenwoordig waren, wierden tot deeze vreedzaame zeden al vroeg opgeleid. Naauwlyks bezaten zy een ftraal van Reden, of zv wierden in alle de geheimen des Koophandels ingewyd. Het was niets ongewoons, Kinders van tien of twaalf jaaren bekwaam te zien om hunne Vaders te vervangen. De Baniaanen, welke eenige Abysfinifche Slaaven bezaten, iets, welk zeer zeldzaam was onder zulke zagtmoedige menfchen, behandelden ze met eene menschlievendheid, welke ons met reden verwonderlyk moet voorkoomen. Zy voedden ze op even als of zy van hunne bloedverwanten waren, leidden ze op tot den Koophandel, verfchooten hun Geld , liéten hen niet alleen de voordeden genieten, maar  DER BEIDE INDIEN. §t maar veroorloofden hun zelf om 'er over te befchikken ten voordeele hunner naakoomelingen, zo zy ze hadden. De verteeringen der Baniaanen beantwoordden niet aan hunne rykdommen. Door een beginzel van Godsdienst verpligt om zich van het gebruik van Vleesch en geestige Dranken te onthouden, leefden zy alleen van Vrugten en van eenige eenvoudige geregten. Van deeze fpaarzaamheid weeken zy niet af, dan by het vieren van de huwelyksplegtigheid hunner Kinderen. By deeze gelegenheid alleen was alles ten beste voor het Feest, Muzyk, Dans, Vuurwerken. Het was hunne eerzucht, te kunnen roemen op de fommen, welke deeze Bruiloften hun gekost hadden. Zy beliepen zomtyds honderd duizend GuU dens. Hunne Vrouwen zelve hadden fmaak in deeze eenvoudige zeden. Alle haare roem beftondt in haaren Echtgenooten te behaagen. De groote eerbied, welken zy voor hun hadden, ontftondt, misfchien, uit de voorzorge welke men gebruikt hadt, om haar zeer vroeg uit te trouwen. Dit gevoelen was, naar hunne begrippen, het geheiligdfte fluk van hunnen Godsdienst. Nimmer veroorloofden zy zich het geringde gefprek met Vreemdelingen. Minder mgetoogenheid zou geene Mannen vergenoegd hebben, welke van opgetogenheid verbaasd ftonden, wanneer men hen onderhieldt over de gemeenzaamheid in Europa tusfchen de twee Sexen. Zy, die hun verzekerden, dat deeze gewoonten geene nadeelige gevolgen hadden, vonden geen geloof. Zy ant- IV. BOEK,  IV. BOEK. S2 GESCHIEDENIS antwoordden, het hoofd fchuddende, meteen van hunne fpreekwoorden, betekenende, dat de Boter, zo men haar te na aan het Vuur houdt, ligt fmelti De Mogollen alleen uitgezonderd, die alle de zaaken van Regeeringe in handen hadden; die zeer veel verfpilden aan hunne Paardeftallen,,aan hunne Baden en aan hun Serrail, en die, om de geweldenaaryen der overheerfchinge, onder welke zy leeven, te vergeeten, in allerlei wellustigheden, tot uitfpoorigheid overflaan, was de fpaarzaamheid der Baniaanen overgegaan tot de andere Kooplieden van Suratte i zo veel het verfchil van Godsdienst toeliet. Hunne grootfte uitgaven befteedden zy aan het vertieren hunner huizen. De wyze, op welke zy gebouwd wierden, was overeenkomftig met den aart van het gewest. De buiienzyde der huizen was met fraai gewerkt Houtwerk befchooten, even als onze fraaifte Vertrekken. De binnenmuuren waren gedekt met vierkante porzeleinenRuiten , en verficrd met een oneindig getal Vaazen van dezelfde ftoffe, die 'er een vrolyk aanzien aan gaven. Zolderingen, ryklyk ingelegd met Yvoor en Paerlmoer, kroonden de Vertrekken; rondsom waren zy langs de Muuren bezet met pragtige Sophas, welke het grootfte gemak gaven aan lieden, welke altoos met de beenen kruis wyze over, elkander zaten. Voeg by alle deeze bekoorlyke fraaiheden eene Kamer, alwaar, in een Marmeren Bekken, een Fontein fprong, wier frischheid en zagt geruisen ter flaap noodigden. Geduurende de oogenblikken van rust, was het  der beide INDIEN. 3.3 bet grootfte, het meestgewoone vermaak der Inwooneren van Suratte, uitgeftrekt neder te leggen op een Sopha, al waar lieden van eene zonderlinge behendigheid hen, om zo te fpreeken, kneedden, even gelyk het Deeg gekneed wordt. De noodzaaklykheid, om den omloop der Vogten, die dikmaals, door de al te groote hitte, wordt vertraagd, te bevorderen, hadt aanleiding gegeeven tot deeze werking, in welke men de bron van ontelbaare genoegelyke gewaarwordingen hadt* ontdekt. Zy deedt eene tedere magtloosheid ondervinden, welke zomtyds tot eene Bezwyming overging. Dit gebruik was uit China tot de Indien overgegaan; en eenige Puntdichten van martialis, eenige uitvaarende beftraffingen van slneca, fchynen aan te duiden, dat het niet onbekend was by de Romeinen, ten tyde als zy op allerleie vermaaken afgerigt waren, even gelyk de Dwingelanden, welke deeze Heeren der Waereld in Ketens flooten, naderhand afgerigt waren op allerleie ftrafoeffeningen. Nog eene andere foort van Wellusten heerschtete Suratte, welke onze verwyfdheid, raisfchien, hetzelve nog meer zou benyd hebben: dit waren zyne Danzeresfen. Zy waren by troepen tezamen in de Kweekfchoolen vart den Wellust. De uitgeleezenfte Gezelfchappen van deeze foort zyn toegewyd aan de ryke en minst bezogt wordende Pagoden. Haar werk is, op de groote Feesten in de Tempels te danzen, en de vermaaken der Bramins ten dienst te ftaan. Deeze Priesters, die geene ligtvaardige gelofte geil. Deel. C daan IV. boek.  IV. BOEK. & G E S C H I E D E N~I S daan hebben van niets te bezitten, om te beter alles te genieten , verkiezen liever vrouwen te hebben, welke hun toebehooren , dart den ongehuwden ftaat en het huwelyk tevens te bederven. Zy krenken eens anders regten niet door den Overfpel, maar zy zyn jaloersch op hunne Danzeresïën, wier Eerdienst en geloften zy met hunne Goden deelen, tot zo verre dat zy nimmer zonder weerzin gedoogen, dat zy de Koningen en de Grooten vermaaken. De oorfprong deezer zonderlinge inftelfinge is niet bekend. Waarfchynlyk is het dat een Brama, welke eene Byzit of eene Vrouw hadt, zich in 't eerst verbondt met een anderen Brama, die insgelyks eene Byzit of eene Vrouw hadt; doch, dat'ten langen laatffe de vermenging van een groot getal Brama's en Vrouwen aanleiding gaf tot zo veele trouwloosheden , dat de Vrouwen onder alle deeze Priesters gemeen wierden. Voeg in een eenig Klooster de voorltanders van den ongehuwden flaat te zamen, en het zal niet lang aanhouden , of gy zult de gemeenfehap van Mannen en Vrouwen zien gebooren worden. : Waarfchynlyk is het, dat te midden van deeze gemeenfehap van Mannen en Vrouwen de jaloezy te niete ging; en gelyk de Vrouwen het getal van haare kunne, dus ook de Mannen het getal der Brama's met onverfchilFrge oogen zagen toeneemen. Het was niet zo zeer eene mededingerfchap als eene nieuwe verovering. Waarfchynlyk is het, dat om voor 's Volks oogen de ergernis van-zo een ongebonden keven  DER BEIDE INDIEN. 35 Ven te verbergen , alle deeze Vrouwen aan den dienst der Altaaren wierden toegewyd Niet min waarfchynlyk is het, dat dè Volken te gereeder het oor leenden aan deeze foort van Bygeloof,de\vyl het de uitfpoorige begeerlykheden van eene bende Munniken binnen eene plaats befloot, en dus hunne Vrouwen en Dochters tegen de verleiding beveiligde Waarfchynlyk is het, eindelyk, dat, vermids een gewyd karakter aan deeze foort van Ligtekooien verknogt was, de Ouders hunne welgemaaktfte Dochters, door deeze roeping genoopt, haar vaderlyk huis zonder weerzin zagen verlaaten, om zich te begeeven in deeze Kweekfchoolen, uit welke de bedaagde Vrouwen zonder fchande in de zamenleevinj* konden wederkeeren. Eén ftap hadden de Brama's flegts nog te doen, om hunne inftelling tot de grootite volkomenheid te brengen; deeze was, de Volken te overreeden, dac het den Goden vveibehaagelyk, en eene eerlyke en heilige zaak was, eene Danzeres, boven eenige andere Vrouwe, zich ten Echtgenoote tp verkiezen. Doch behalven deeze zyn 'er min uitgdeêzene benden in de groote fteden, tot vermaak van alle ryke lieden. De Möoren en de Heidenen kunnen even zeer het Vermaak deezer Danzeresfen genieten in hunne Lusthuizen en openbaare gezelfchappen; zelf zyn 'er zwervende Troepen, geleid wordende door Oude Vrouwen, die, van kweekelingen van dit 1W van Kweekfchoolen, 'er ten laatfte de Beituurderesfen van worden. c * Door IV. BOEK.  IV. BOEK. 36 GESCHIEDENIS Door eene zonderlinge tegenfrelling, en waar van het uitwerkzel altoos aanftootlyk is, hebben' deeze Meisjes altoos in hun gevolg een mismaakten en bejaarden Muzikant, wiens werk is , de maat te (laan op een koperen Speeltuig,'t welk wy.niet lang geleeden, van de Turken hebben overgenoomen in ons Veld Muzyk, en in Indien Tam genoemd wordt. Hy, die dit Speeltuig in de hand heeft, herhaalt dit woord geftadig met zulk eene gezwindheid, dar hy allengskens in eislyke ftuiptrekkingen vervalt, terwyl de Danzeresfen, verhit door de zucht om te behaagen, en door de reukwerken, met welke zy bewierookt zyn, ten langen laatfte van zich zelve vallen. Bykans alle de Danzen zyn Liefde Pantomienen : het ontwerp, de uitvoering, de houdingen , de Maaten, de Klanken en de Vallen "deezer Balletten : in één woord, alles ademt deeze drift, en drukt derzelver wellust en woede uit. Alles fpant te zamen tot de verbaazende uitwerking van deeze wellustige Toveresfen: de kunst'en de rykdom van haaren Opfchik, haare fchranderheid in haare fchoonheid op het voordeeligst te vertoonen. Haare lange zwarte hairen, langs haare fchouders verfpreid, of in lokken te zamen gevlogten, zyn met Diamanten bezet en met bloemen doorzaaid. Haare Halsbanden, haare Armringen, de gouden Ketens, welke zy aan den Enklaauw van den Voet draagen, zyn dikmaals met kostbaare gefteenten verrykt. De Juweelen zelf,  DER BEIDE INDIEN. 37 zelf, aan haare Neusgaten gehegt, een Opfchik , 't welk in den eerllen opflag (toot, geeft eene bevalligheid', welke behaagt,en alle de andere fieraaden, door de bekoorlykheid der Evenredigheid, doet affteeken, en doet eene onoplosbaare, maar door den tyd gevoelige uitwerking. Niets evenaart inzonderheid haare oplettendheid in het bewaaren van haaren boezem, als een der kostbaarfre fchatten van haare fchoonheid. Om te beletten, dat hy niette zwaar of mismaakt worde , belluiten zy hem in Doozen van een zeer ligt hout, aan elkander vastgehegt, en van agteren toegegespt. Deeze Doozen zyn zo glad en zo buigzaam, dat zy voor alle de beweegingen des lichaams wyken, zonder het teder weefzel van het vel te drukken of te kwetzen, gelyk de Balein doet, waar van men zich in Europa bedient. De buitenzyde deezer Doozen is bekleed met een Goud-blad, met Briljanten bezet. Dit is, ongetwyffeld, het uitgezogtfte, het meestgeJiefde optooizel voor de fchoonheid. Men legt het af, men vat het wederom op, met eene zonderlinge lugtigheid en met fteeds meer treffende bevalligheden. Onder dit Wapentuig verliest de Boezem niets van zyne kloppingen; dezugten, de zagte golvingen, alles wordt tot den wellust met voordeel aangewend. Het meerendeel deezer Danzeresfen verbeelden zich, den luister haarer Verwe, den indruk haarer lonken nog te vergrooten, door het maaken van eenen zwarten kring rondom C 3 haa- IV. BOEK. f  IV. BOEK. 38 GESCHIEDENIS haare oogen, welken zy prikken met een Hairnaald, met poeder van fpiesglas beftreeken. Deeze ontleende fchoonheid, die door alle Oosterfche Dochters wordt verheft, naa dat zy den Europeaanen, welke 'er niet aan gewoon waren, vreemd hadt gefcheenen, heeft hun eindelyk begonnen te behaagen. Deeze kunst om te behaagen is het geheele leeven, de geheele bezigheid, het geheele ge. luk der Danzeresfen. Zy dingen niet na dezelve door die onbefchaamde ftoutheid, welke onze ontugtige Vrouwen kenfchetst. Haare zeden hebben eene inneemende zagtheid, eene verrukkende vrolykheid; haare liefkoozingen zyn teder en ingetogen genoeg om de zatheid te voorkoomen, of ten minften te verfchui* ven. Haare verleiding is bezwaarlyk te wederftaan. Zy verwerven zelf den voorrang boven de fchoone Cachemirifche Vrouwen, welke de Serails van den Indostan vervullen, éven gelyk de Georgifche en de Circasfifche die van Ispahan en Conftantinopole bevolken. De zedigheid, of liever de Agterhoudenheid, natuurlyk eigen aan pragtige Slaavinnen, van de zamenleeving der menfchen afgezonderd, worftelt te vergeefs, en kan het hoofd niet bieden tegen de betoveringen deezer afgeregte Maagden. Nergens waren zy zo fterk in de Mode als te Suratte, de vermogendfte, de volkrykfteStad van ïndie. In den jaare 1664. begon zy in verval te geraaken. De berugte sevam pionderde baar, en maakte *er meer dan twaalf Millioenen buits, De plondering zou nog  DER BEIDE INDIEN. 39 nog veel grooter geweest zyn, indien deEngelfchen en Hollanders de algemeene ramp niet ontweeken waren, door de voorzorge, welke zy gebruikt hadden, om hunne Kompl toiren te verfterken, en indien het Kasteel, alwaar men de grootfte kostbaarheden hadt geborgen, niet ongenaakbaar geweest was. Dit verlies deedt op behoedmiddelen bedagt zyn. Om een diergelyk ongeluk te voorkooxnen, wierdt de Stad met Muuren omgeeven. De fchade was wederom vergoed, wanneer de Engelfchen, door geene andere beweegreden, dan eene onregtvaardige en woeste fchraapzucht gedreeven, in den jaare tógó, alle de Schepen, welke Suratte na verfchillende Zeehavens zondt, aanhielden. Deeze plondering, welke drie jaaren duurde, wend. de van deeze vermaarde ftapelplaats de meeste takken van Koophandel, welke haar niet in eigendom behoorden. Wel haast bezat zy bykans geene andere rykdommen, dan die haar van natuure eigen waren. Andere Zeeroovers hebben zedert haare Vaarwaters ontrust, en op verfchillende tyden haare verzendingen geltoord. Haare Karavaanen zelf, welke de Koopmanfchappen na Agra, na Delhy, en door het gantfche Ryk vervoerden, wierden niet altoos geëerbiedigd door de Onderdaanen der onafhanklyke Rajas, welke men hier en daar ontmoet. Ter beveiliginge der Karavaanen hadt men voormaals een zonderling middel uitgedagt; men ftelde ze onder de befcherming van eene Vrouwe of van een Kind, van eene gewyde Orde by .die Volken , voor welke men bevreesd C 4- v/as. IV. DOEK.  IV. BOEK. 40 GESCHIEDENIS was. Wanneer de roovers naderden, met een oogmerk om te pionderen, dreigde de Opzigter de handen aan zich zei ven te zullen flaan; zo zy by hunne onderneeming bleeven volharden, en met dezelve een begin maakten, volvoerde hy met 'er daad zyne bedreiging. Zy, die niet weerhouden wierden door het florten van bloed, 't welk by hunne Natie geëerbiedigd wierdt, wierden by hunne terugkomst geltraft met allerleie burgerlyke en Godsdienlrige ftraloeffeningen, van hunne waardigheid afgezet, en uit hunnen Stam gebannen. Aldus hieldt de vreeze voor heiligfchennis veelen in bedwang; doch zedert in den Indostan alles in verwarring geraakt is, zyn deeze gemoedsbezwaaringen afgenomen: niets kan den Gouddorst lesfchen. In weerwil deezer onheilen , is Suratte nog eene groote Koopftad. Gantsch Gufuratte levert in zyne Pakhuizen de voortbrengzels zyner ontelbaare Fabrieken. Een groot gedeelte wordt binnenlands vervoerd Het overige wordt, door middel van eene aanhoudende fcheepvaart. na alle de gewesten van den Aardkloot verzonden. De meest bekende goederen zyn de Doutis , -eene foort van ongebleekt grof Lywaat, 't welk in Perfie, in Arabie, in Abysfinie en op de Oost-Kust van Afrika wordt vertierd; als mede blaauwe Ly. waaten, die na dezelfde landen worden verzonden, en waar van de Engelfcben en Hollanders zich met voordeel bedienen in hunnen Gujneefchen handel. De Lywaaten van Cambaje met blaauwe en witte Ruiten, welke in Arabieen Turkye voor  DER BEIDE INDIEN. 41 voor Faliën verftrekken. Men vindt 'er grove en fyne: zelf heeft men 'er, die, ten gebruike der vermogenditen, met Goud doorwerkt zyn. De witte Lywaaten van Broitfchia, zo bekend by den naam van Baftetas. Vermids zy van eene zonderlinge fynheid zyn, bedienen de Turken en Perfiaanen 'er zich van tot een Zomerdragt. Deeze foort van Neteldoek, welke een gouden rand heeft, waar van zy hunne Tulbanden maaken, wordt op de eigenfte plaats gereed. De getekende Lywaaten van Amadsbad, wier kleuren zo leevendig, zo fraai en zo duurzaam zyn als die van Koromandel; men kleedt 'er zich mede in Perfie, in Turkye en in Europa. De ryke lieden op Java, op Sumatra en op de Molukfche Eilanden maaken 'er Sluiers en Dekens van. De Gaazen van Bairapour: de blaauwe verftrekken in Perfie en Turkye voor degemeene lieden tot een Zomerkleed, en de roode voor luiden van meerder aanzien. De Jooden, wien de Porte de witte kleur heeft verbooden, maaken 'er hunne Tulbanden van. De half-Zyde en half-Katoene, effene, geftreepte, als fatyn gemaakte, de met Gouden Zilver doorwerkte Stoffen. Indien zy niet zo hoog van prys waren, zouden zy, in weerwil van de middelmaatigheid van het Patroon, om de leevendigheid der Kleuren, en de fraaie uitvoering der bloemen, zelf in Europa kunnen behaagen. Zy duuren niet lang; doch hier op wordt niet gezien in de Serails van 'i'urkye en Perfie, daar zy gefleeten worden. C 5 Eeri- IV. BOEK.  IV. SOEK. 42 GESCHIEDENIS Eenige louter Zydenftoffen. Dit zyn Sluiers van veelerleie Kleuren, in het Oostlyke gedeelte van Indie zeer gezogt. 'Er zoude meer van gemaakt worden, indien de noodzaaklykheid, om 'er uitlandfche Stoffen toe te gebruiken , den prys niet te hoog deedt loopen. De Chales, een zeer ligt, zeer warm en zeer fyn Laken, 't welk van Cachemirifche Wolle wordt gemaakt. Het wordt in verfchillende kleuren geverfd, en men doorwerkt het met bloemen en ftreepen. Het dient tot een Winterkleed in Turkye, in Perfie, en in die landen van Indie, daar de koude eenigzins heerscht. Van deeze kostbaare Wolle worden Tulbanden gemaakt van eene el breed , en van iets meer dan drie ellen lang, welke verkogt worden voor 2400 tot 3600 Livres. Schoon zy zomwylen te Suratte verwerkt wordt, koomen , egter, de fraai(re werken uit Cachernirie zelve. Dit is eene bekoorlyke vlakte, aan de Noordlyke grenzen van den indostan, geformeerd door de bergen van Attok en die van den Caucafus; zy wordt bewoond van de vernuftigfte en befchaafdfte Mannen, en de fchoonfteen bevalIjgfte Vrouwen van gantsch Indie, Behalven de verbaazende menigte Katoen , welke Suratte tot zyne Fabriken gebruikt, zendt het jaarlyks, zeven of acht duizend Baaien ten minde na Bengale. China, Perfie en Arabie ontvangen te zamen 'er nog veel meer van, in zulke jaaren, als de Oogst zeer overvloedig is. Wanneer hy middelmaatig is, gaat al het overtollige na den Ganges, alwaar de prys altoos voordeejiger is. Niet-  DER BEIDE INDIEN. 43 Niettegenftaande Suratte, in betaaling van zyne verzendingen, Porcelein ontvangt uit China; Zyde van Bengale en uit Perfie; Mastwerk en Peeper van Malabar; Gommen, Dadels , gedroogde Vrugten, Koper en Paerlen uit Perfie; Reukwerkenen Slaaven uit Arabie; zeer veele Speceryen van de Hollanders; Yzer, Lood, Lakens, Cochenille, eenige Yzerkrameryen van de üngelfchen ; nogthans is de Balans zo zeer ten zynen voordeele, dat het alle jaaren, in Zilver, vyf- of zes en twintig Millioenen ontvangt: zy zou nog veel hooger loopen, indien de bron der rykdommen van het Hof van Delhy niet ware afgeleid. Ondertusfchen zou deeze Balans nimmer wederom zo aanzienlyk kunnen worden, als zy was, wanneer de Franfchen, in den jaare 1668, zich te Suratte vestigden. Hun Opperhoofd was genaamd cakon. Hy was een Koopman, van Franfche afkomst, die grys was geworden in den dienst der Hollandl'che Maatfchappye. Hamilton verhaalt, dat deez' bekwaame Man, die zich in gunst hadt weeten in te dringen by den Keizer van Japan, van hem de vryheid hadt verworven om op het Eiland, daar het Komptoir was, 't welk hy beftuurde, voor rekening zyner Meesteren een huis te bouwen. Dit gebouw wierdt een Kasteel, zonder dat 's Lands inboorlingen, die niets van de Vestingbouwkunde verftonden, des eenig vermoeden opvatten. Zy onderfchepten eenige flukken Gefchut, welke van Batavia gezonden waren, en verwittigden het Hof van het geen 'er omging. Caron wierdt IV. BOEK.  ÏV BOEK. 44 GESCHIEDENIS wierdt na Jedooponibooden,om rekenfchap.van zyn gedrag te geeven. Alzo hy niets gegronds te'r zyner regtvaardiginge kon inbrengen, wierdt hy met veel geftrengheids en veragtings behandeld. Men trok hem de Baard hair voor hair uit; men zette hem een Zotskap op en deedt hem een Hanfop aan; in deezen ftaat wierdt 'hy aan de algemeene befpotting ten toon gefteld, en vervolgens uit het Keizerryk verjaagd. De bejegening, welke hy op Java ontmoette, maakte hem verder afkeerig van de belangen, welke hy omhelsd hadt ren eene beweegreden van Wraakoeffjninge verbondt hem aan de Franfche Maatfchappy, waarvan hy de voornaamfte Agent wierdt. buratte, alwaar men hem geplaatst hadt, beantwoordde niet aan het denkbeeld, welk by zich van eene hoofd-Bezitting hadt gemaakt. Hy vondt deszelfs legging nadeeiig. Hy zuchte onder de verpligting om zyne veiligheid voor onderwerpingen te koopen. Hy bemerkte het nadeel van gezamentlykerhand te handelen met ryker, kundiger en meer vertrouwde Natiën; hy verlangde eene onaf hanklyke haven, in het Middelpunt van Indie, op eene der plaatzen alwaar de Speceryen groeien; zonder dit hielde hy het voor onmogelyk dat eene Maatfchappy konde ftand houden. De Tnnquemale Baai op het Eiland Ceilon fcheen hem alle deeze voordeden te bezitten , en hy voerde derwaarts een fterk Eskader, welk men hem u:t Europa hadt gezonden onder het bevel van de la Haye, en wiens verrigtingen hy zelve moest beftuuren. Men geloofde of men veinsde te gelooven, dat men  DER BEIDE INDIEN. 45 men zich aldaar konde vestigen, zon Ier het regt der Hollanders te kwetzen, wier eigengendom nimmer erkend was door den Oppervorst van dit liihnd , met welken men in onderhandeling wasgetreeden. Dit alles kan waarheid zvn; doch de uitkomst was 'er niet te gdukkger om. Men maakte een ontwerp waereldkundig, 't welk men hadt behooren te verzwygen. Men ging langzaam te werk in het uitvoeren eener onderneeminge, waar mede men allen fpoedhadt behooren te maaken. Men liet zich misleiden door een Vloot, die buiten Haat was om flag te leveren,en die geen bevel konde hebben om een Zeedag te waagen. Gebrek en Ziekten deedcn het grootfte gedeelte van het Bootsvolk en der Land-Troepen fneuvelen. Men liet eenige weinige manfchap in een Fort, welk men gebouwd hadt , daar zy wel haast genoodzaakt wierden zich over te geeven. Met het overige gedeelte ging men leevensmiddelen zoeken op de Kust van Koromandel. Men vondt ze noch by deDeenen van I'rinquebar, noch elders; de wanhoop deedt S. Thomas aantasten, om dat men gehoord hadt, dat aldaar een groote overvloed heersehte. Deeze Stad, die langen tyd gebloeid hadt, was, ruioi eene heuw geleeden, gebouwd, door de Portugeezen, op eene plaats, alwaar hunne bygeloovigheid hen deedt getuoven, dat de overblyfzels van den Heiligen Thomas rustten. De Koning van Golconda het Koninkryk Carnate verwonnen hebbende, zag niet zonder tegenzin in de handen van Vreemdelingen IV: boek»  46 GESCHIEDENIS m gen eene zo aangeleegene plaats. In den jaare 1662 deedt hy haar door zyne Legerhoofden aantasten, die 'er zich meester van maakten. Haare Vestingwerken, fchoon aanzienlyk en wel bewaard, wederhielden de Franfchen niet, dieze, in den jaare 1672, flor men der hand innamen. Zy zagen 'er zich wel haast ingeflootcn , en twee jaaren daarnaa genoodzaakt zich over te geeven, alzo de Hollanders, verdaan hebbende, dat hun Gemeenebest in Oorlog was met lodewyk den XIV, hunne wapens by die der Indiaanen voegden. Dit laatfte voorval zou geheel nutloos gemaakt hebben de onkosten, wélke de Regeering ten voordeele der Maatfchappye gedaan hadt, indien martin niet geweest was onder de Kooplieden, op het Eskader van de la Haye na Indien gezonden. Hy verzamelde het överfchot der Volkplantingen op Ceilon en S. Thomas, en bevolkte het kleine Vlek Pondichery, welk men hem nieuwlings hadt afgeftaan, en 'twelk tot eene Stad aangroeide, wanneer de Maatfchappy de fchoonfte vooruitzigten kreeg op eene nieuwe Bezitting, welke men gelegenheid hadt in Indien op te richten. Eenige Priesters der buitenlandfche Zendingen hadden het Euangelie gepredikt in Siam.Zy hadden 'er zich bemind gemaakt door hunne leer en leven. In hun gedrag eenvoudig, zagtmoedig, menschlievend, niet eerzuchtig en belangloos zynde, hadden zy zich noch by de Regeering , noch by het Volk verdagt gemaakt; zy hadden hun eerbied en liefde  DER BEIDE INDIEN. 47 liefde ingeboezemd voor de Franfchen in 't algemeen en voor Lodewyk den XlV in 't by zonder. hen zeker Griek, van rustloozen en eerzuchtigen aart, constantinus phaulcon genaamd, in Siam reizende, hadt den Vorst behaagd , en was in korten tyd gevorderd tot de waardigheid van eerden Staatsdienaar, of Barcalon, een bediening ten naasten by gelyk aan die van onze Oude Opperhofmeesters. - Phaulcon heerschte willekeurig over het Volk en den Koning. Deeze Vorst was zwak ziekelyk en kinderloos. Zyn Staatsdienaar fmeedde het ontwerp om hem op te volgen, rnisfchien zelf om hem van den Throon te* itooten 't Is bekend, dat dusdanige onderneemtngen even zo gemaklyk en algemeen zyn in landen, aan willekeurige Vorsten onderworpen, als zy bezwaarlyk en zeldzaam zyn m gewesten, daar de Vorst door de geregtigheid regeert; in de landen, alwaar zyn gezag tot beginzels, tot een regel en rigtfn< er heeft zekere Grond- en onveranderlyke Wetten, welker bewaaring aan talrykö kundige Genootfchappen van Staatsdienaaren is toevertrouwd. Aldaar zyn de Vyanden van den Souverein de Vyanden der Natie. Aldaar worden zy, door het geheelè vermogen der Natie, in hunne maatregels te leur gefield : dewyl zy, zich tegen het Opperhoofd van den Staat aankantende,z;'ch tevens aankanten tegen de Wetten, welke de algemeene en .onyeranderlyke wil der Natie zyn. Phaul- IV. BOEK.  IV. BOEK. .48 GE SCHIEDENIS Phaulcon nam voor om de Franfchen toe zyn ontwerp te doen dienen , even gelyk eenige eerzuchtigen zich voormaals. bediend hadden van eene Wagt van zes honderd Japanneezen , welke meer dan eens over de Kroon van Siam befchikt hadden. Hy zondt, in den jaare 1684 , een Gezantfchap na Frankryk, om aldaar een verbond met zynen Meester, en de Franfche Kooplieden Havens aan te bieden , eu om Schepen en Troepen te verzoeken. De opgeblaazene grootsheid van Lcdewyk den XIV trok kragtig voedzel uit dit Gezandfchap. De Vleiers van deezen Vorst, die lof verdiende, maar al te hoog gepreezen wierd , maakten hem diets, dat zyn roem door de gantfche Waereld verfpreid, hem de hulde van het Oosten deedt verwerven. Hy vernoegde zich niet met het genot van deeze ydele eerbetooningen Hy wilde gebruik maaken van de geneigdheid des Konings van Siam, ten voordeele der Indifche Maatfchappye, en nog meer ten voordeele der Zendelingen. Hy vaardigde een Eskader af, waar op meer Jefuiten dan Kooplieden waren; en in het Verbond, welk tusfchen de twee Koningen wierdt geflooten , bemoeiden de Franfche Gezanten, geleid door den Jefuit trachakd , zich veel meer met den Godsdienst dan met den Koophandel. Midlerwyl hadt de Maatfchappy de grootfte verwagtingen opgevat van de Bezitting te Siam , en deeze verwagtingen waren gegrond. Dit Koninkryk ligt onder de verzengde Lucht-  der beide INDIEN. 49 Luchtftreek is op de zelfde breedte als de Indostan, waar van het ongeveer twintig graaden Oofter-lengte af ligt. De Natuur heeft aan deeze beide Landen Ketens Bergen gegeeven , welke, van het Zuiden na het Noorden loopende, zich als takken vereenigen by de groote Klomp Rotzen vanThibet en Tartarye. Deeze Bergen vertoonen, in de beide landen , aan de beide zyden , twee verfchillende Jaargetyden op den zelfden tyd. Terwyl men aan den Westkant zes maanden regen heeft, befpeurt men, aan den Oostkant, alwaar eene heldere Zon fcbynt, 'er niets van,dan aan het wasfen van den Menan , die zyne oevers overftroomenód de Velden befproeit en vrugtbaar maakt, even gelyk Egypte, ten allen tyde, is bevrugt geworden door de overftroomineen van den Nyl. ö Deeze vrugtbaarheid is zo verbaazend groot, dat een groot gedeelte der bebouwde Landeryen 'er twee honderdvoud geeft. IVJen vindt 'er zelf, die, zonder den arbeid des Landbouwers., zonder behulp der bezaijinge, zeer overvloedige Oogfren van Ryst voortbrengen. Gemaaid zo als het is voortgekoomen, zonder zorge en zonder aandagt, aan de Natuur, om zo fpieeken, overgelaaten, valt dit Gra^n af en flerft in de Velden, alwaar het geboren is, om zich hervoort te brengen in de Wateren der Riviere, die het Koninkryk doordroomt. Misfchien is 'er geen Land op den aardbodem, alwaar de Vrugten in zo een grooten overvloed, zo verfcheiden van aart en zo II. Deel. D ge- IV. BOEK.  IV. BOEK. 50 GESCHIEDENIS gezond zyn, als in dit bekoorlyk gewest. Het heeft 'er,welke aan het zelve byzonder eigen zyn; en die het met andere gewesten gemeen heeft, hebben eene geurigheid en fmaaklykheid , welke men elders niet ontmoet. De Aarde , altoos belaaden met deeze zonder ophouden op nieuw voortkomende fchatten, bedekt wyders nog , onder een dunnen korst, Goud-, Koper-, Zeilfteen-j Yzer en Lood-Mynen; als medeMynen van Calin, een Bergftoffe in Afie zo zeer gezogt. Dealleraffchuwelykfte Overheerfching doet zo veele voordeden nutloos worden. Een Vorst, door zyne magt zelve bedorven, onderdrukt, uit het binnenfle van zyn Serail, door zyne grilligheden, of laat, door zyne zorgeloosheid, de Volken onderdrukken, die hem onderworpen zyn. In Siam zyn niet dan Slaaven en geene Onderdaanen. De Menfchen zyn 'er in drie Rangen verdeeld. Die van den eerften Rang maaken de Lyfwagt uit van den Monarch, bearbeiden zyne landen , en werken in de Kunstwinkels van zyn Paleis. De tweede Rang is gefchikc tot het onderhouden van 's Lands werken, en ter verdeediginge van den Staat. Die van den laatften Rang zyn in dienst der Overheidsperfoonen, der Staatsdienaaren,en dervoornaamfte Krygshoofden van het Koninkryk. Nimmer wordt een Siammees tot eene aanzienlyke waardigheid verheeven , of men geeft hem een zeker getal Leenmannen. Dus worden de Jaarwedden der aanzienlyke Bedieningen aan het Hof van Siam zeer wel be-  DER BEIDE INDIEN. 51 betaa'd: dewvl het niet gefchiedt in Geld, maar in menfchen, welke den'Vorst niets kosten. Deeze ongelukkigen worden met hun zestiende jaar ter Rolie aangerekend. Op het eerfte opontbod moet ieder zich vervoegen op den Post, die hem wordt aangeweezen, op ftraffe van in Boeièns geworpen of tot ftokflagen veroordeeld te worden. In een Land , alwaar de Menfchen zeê maanden moeten werken voor de Regeering , zonder 'er voor betaald of gefpysd te worden , en andere zes maanden moeten arbeiden om zo veel te verdienen, dat zy 'er het gantfche jaar van kunnert leeven; in zulk een Land moet de dwingelandy zich vah dé menfchen tot de landeryen uitflrekken. 'Er zyn geene eigendommen. De lekkere Vrug* ten , die de rykdommen van de Tuinen des Monarchs en der Grooten uitmaaken, groeien niet kosteloos in de Tuinen der Ingezeeteren. Wanneer de Soldaaten, gezonden om Boomgaarden te bezoeken , ergens eenige boomen aantreffen met fyne Vrugten belaa» den, blyven zy nimmer in gebreken om ze' voor de Tafel van den Oppervorst Of die zyner Staatsdiertaaren te befpreeken. De Eigenaar wordt 'er flegts de üppasfer van, en de tyd van de inzamelinge der Vrugten gekoomen zynde, is hy, onder bedreiging van harde ftraffen , 'er aanfpraaklyk voor. Het is te gering, dat de Menfchen aldaar Slaaven zyn van eenen Mensch; zy zyn hoe zelf van de Dieren. De Koning van Siam voedt een groot getal Olifanten. Die vart zyn Paleis worden met ongewoone eer eri D 2 zorg- IV. BOEK.  IV. BOEK. 52 GESCHIEDENIS zorgvuldigheid behandeld. De minst aanzien» lyke hebben vyftien Slaaven in hunnen dienst, die geffcadig bezig zyn met Gras, Banaanen en Suikerriet voor hun te plukken. Deeze Dieren,die van geene weezenlykenuttigheid zyn, ftreelen den hoogmoed van den Vorst dermaate, dat hy zyne magt veel eer by hun getal, dan by dat zyner Provinciën afmeet. Onder voorwendzel van ze wel te voeden, geleiden hunne Oppasfers hen in de Landen en de Tuinen om ze te verwoesten, ten minfte wanneer deeze overlast niet door geItadige gefchenken wordt afgekogt. Niemand zou zyn Landgoed durven fluiten voor 's Konings Oliianien, waar van veelen met aanzienlyke Tytels verëerd, en tot eerfte Staatsampten verheeven zyn. Zoo veelerhande foorten van Dwingelandyezyn oorzaak, dat de Siammeezen hun Vaderland verfoeien, niettegenftaande zy het voor het beste land van den Aardbodem houden. De meesteontwykende onderdrukking, door hunne toevlugt te neemen in de Bosfchen, alwaar zy een woest leeven leiden, honderdmaalen te waardeeren boven dat' van Maatfchappyen, die door de overheerfching bedorven-zyn. Dit wegloopen is zo algemeen geworden, dat men, van de Haven van Mergui tot aan Jeguthia, de Hoofdftad des Kyks , acht geheele dagen kan reizen, zonder eenig Volk te ontmoeten, in onoverzienlyke Vlakten, overvloedig voorzien van Water, en van een voortreflyken grond, en alwaar overblyfzels van voorgaande bebouwinge gevonden worden. Deeze fraaie  DER BEIDE INDIEN. 53 fraaie Landftreek wordt voor de Tygers overgelaaten. Voormaals vondt men 'er menfchen. Behalven 's Lands inboorlingen, was het bedekt met Volkplantingen, welke van tyd tot tyd den oorfprong gegeeven hadden aan alle de Natiën, in het Oostlyk gedeelte van Afie woonagtig. Deeze^ aandrang nam zyn oorfprong uit den uitgeftrekten handel, welke aldaar wierdt gedreeven. De Gefchiedfchryvers getuigen eenpaarig, dat omtrent het midden der Zestiende Keuwe , jaarlyks duizend Schepen op haare Reede aankwamen. De Dwingelandy, welke kort daar naa een aanvang nam, vernietigde, van tyd tot tyd, de Mynen, de Fabrieken en den Landbouw. Met deeze verdweenen de vreemde, en zelf de inlandfche Kooplieden. De Staat verviel in verwarring, en in eene kwyning, die 'er het gevolg van is. De Franfchen vonden hem, by hunne aankomst, tot dien ffcaat van vernederinge gedaald. Hy was in 't algemeen arm, zonder Kimden, fchaars bevolkt, onderworpen aan eenen Dwingeland, weike den Koophandel zyner Staaten willende dryven , dien noodwendig moest vernietigen. De weinige weelde voedende fieraaden en Koopmanfchappen, welke aan het Hof en de Grooten wierden gefleeten, wierden uit Japan gehaald. DeSiammeezen hadden een zeer grooten eerbied voor de Japanneezen, en een uitfluitenden fmaak in hunne werkftukken. Indien het niet mogelyk ware, Koopmanfchappen na Siam te voeren, konde men zich bevlytigen om 'er allengskens fmaak in te D 3 doen IV. BOEK.  5| GESCHIEDENIS IV. BOEK. doen krygen, eên weg baanen tot eenen grooten handel in het Land zelve, en zich bedienen van dien men 'er op dit oogenblik vondt, om verbintenisfen met gantfch Oosten aan te gaan. De ligging van het Koninkryk tusfchen twee Golfen, aan de eene van welke het honderd en zestig Mylen uitgeftrektheids heeft, en aan de andere omtrent twee honderd, zou de Scheepvaart in alle de Zeeën van dit gedeelte van het Heelal geopend hebben. De fberkte Bankok, aan den Mond van den Menan gebouwd, welke men den Franfchen in handen gefield hadt, was eene voortrefiyke flapelplaats voor alle de onderneemingen, welke men in China, op de PhilippynfcheEilanden,in het gantschOostlyk gedeelte van Indien zou hebben willen doen. De Haven van Mergui, de voornaamfle van den Staat,en eene der besteHavensinAfie, welke men hun insgelyks hadt afgeftaan, lag hun zeer geleegen ten aanzien der Kust van Koromandel, en vooral van Bengale. Zy verzekerde hun eene voordeelige gemeenfehap met de Koninkryke Pegu, Ava, Arra« kan en Lagos ; nog Barbaarfcher Landen dan Siam, doch daar de fchoonfle Robynen van den gantfehen Aardbodem, Diamanten en Stofgoud gevonden worden. Alle deeze Staaten leveren, zo wel als Siam, dien boom uit, uit welken die kostbaare Gom druipt, van wel. ke de Japanneezen en Chineezen hun Vernis bereiden; en al wie den handel in deeze Waare bezit, zal dezelve met zeer veel voordeel kunnen dryven in China en Japan. Behalven het voordeel, van het ontdekken van  DER BEIDE INDIEN. 55 van voordeelige Bezittingen, van alles voorzien , welke der Maatfchappye niets kostten, en welke een groot gedeelte van den Oosterfchen handel in haare handen konden ftellen, zoude zy uit Siam, om vervolgens na Europa te verzenden , hebben kunnen haaien Yvoor, Verfhout, gelyk aan dat 't weikin Campeche-Baai gehakt wordt, zeer veel Kasfie, die groote menigte Buffels- en Dasfen-Vellen , welke de Hollanders voormaals van daar plagten te haaien. Men zou 'er insgelyks de Peeper hebben kunnen planten, als mede nog andere Speceryen, welke 'er niet verzameld worden, om dat men de kunst van ze te kweeken niet verftond,en de rampzalige inwooner van Siam, onverfchillig zynde voor alles, nergens in gelukkig flaagt. De Franfchen bemoeiden zich met niets van dat alles. De Faktoors der Maatfchappye, de Krygsbevelhebbers , de Troepen, de Jeluiten , hadden geene kennis van den Koophandel; zy bekommerden zich alleen met het maaken van Bekeerlingen , en om overal Meester te worden. Naa dat zy Phaulcon kwalyk gediend hadden, in het ogenblik, wanneer hy zyne ontwerpen wilde ter uitvoer brengen, wierden zy ten laatfte in zynen val medegefleept, en de Sterkten Mergui en Bankok , door Franfche Bezettingen verdeedigd, wierden door het lafhartiglte aller Volken hernomen. Geduurende den korten tyd , welken de Franfchen zich in Siam hadden gevestigd, zogt de Maatfchappy voet te krygen in Ton «juin. Zy vleide zich, met veiligheid, en D 4 met IV. BOEK.  IV. BOEK. 56 GESCHIEDENIS met voordeel, te zullen kunnen handelen onder eene Natie, welke, nu omtrent zeven Eeuwen geleeden, door de Chineezen was onderweezen. Het Godistendom heerscht 'er; dat is de Godsdienst van confucius , wiens leerftellingen en Boeken 'er meer geëerbiedigd wierden dan in China zelf. Maar men ontdekt 'er niet die zelfde overeenftemming, als in China, tusfchen de beginfels van Regeeringe, den Godsdienst, de Wetten, de gevoelens en de plegtigheden. Van hier, dat Tonquin, fchoon den zelfden Wetgeever hebbende, 'er welverre af is van de zelfde zeden te hebben. 'Er heerschen noch die eerbied voor de Ouders, noch die liefde voor den Vorst, noch die wederzydfche Gedienstigheden, noch die gezellige deugden, als in China. Men vindt 'er die goede Orde, dat burgerlyk beftuur , die nyverheid en werkzaamheid niet, als in het laatstgenoemde Keizerryk. Deeze Natie, overgegeeven aan eene overmaatige luiheid, aan eenen wellust zonder fmaak en zonder kieschheid, leeft in een geftadig wantrouwen van haaren Opperheeren en de Vreemdelingen; het zy om dat in haar karakter eene zekere beangstheid heerscht, het zy dat haar oproerige aart hier uit ontftaat, dat de zedeieer der Chineezen, het Volk kundiger gemaakt hebbende, - de Regeering niet verbeterd heeft. Welke ook de loop der kundigheden zyn moge, het zy ze van de Natie tot de Regeering, of van de Regeering tot de Natie overgaan,* het is altoos noodig, dat zy beiden gelyktydig en geza- ment-  DER BEIDE INDIEN. 57 mentlykerhand verbeterd worden; zonder dit zyn de Staaten aan de grootfte omwentelingen onderheevig. Dit is de reden, dat in Tonquin een geduurige ftryd plaats heeft tusfchen de Gefneedenen, die regeeren, en tusfchen de Onderdaanen, die met ongeduld het juk draagen. Alles kwynt, alles vervalt te midden der onëenigheden ; en het kwaad moet verergeren , tot dat de Onderdaanen hunne Meesters hebben genoodzaakt wyzer te worden, of dat de Meesters hunne Onderdaanen den beesten geheel gelyk gemaakt hebben. De Portugeezen en Hollanders, die het ondernomen hadden om eenige verbintenisfen in Tonquin te maaken, hadden zich genoodzaakt gevonden om 'er van af te zien. De Franfchen Haagden niet gelukkiger. Geenen der Europeaanen , dan eenige byzondere Kooplieden van Madras, hebben zedert deeze vaart voortgezet, 'er van afgezien en wederom hervat. Zy deelen met de Chineezen den uitvoer van Koper en gemeene zyde, de eenige goederen van eenige aangelegenheid, welke het Land oplevert. Cochinchina grensde te na aan Siam, om de aandagt der Franfchen insgelyks niet tot zich te trekken; en het is waarfchynlyk, dat zy getragt zouden hebben 'er zich te vestigen, zo zy fchranderheids genoeg gehad hadden om te voorzien, wat deeze opkoomende Staat ten eenigen dage moest worden. Aan een wysgeerig Reiziger is Europa het weinige, dat het met zekerheid van dit fchoone landfchap weet, verfchuldigd. Zie hier wat hy ons des berigt. D 5 Toen IV. BOEK.  IV. SOEK. 58 GESCHIEDENIS Toen de Franfchen in deeze afgelegene ge-? westen aanlandden, was het niet langer dan eene halve Eeuw geleeden, dat'een Tonquinsch Prins, vlugtende voor zynen Vorst, die hem als een Muiteling vervolgde, met zyne Soldaaten en Aanhangers was getrokken over de Rivier, welke tot een fcheidmuur verftrekt tusfchen Tonquin en Cochinchina. De Vlugtelingen, in den Oorlog afgeregt en befchaafd, verdreeven wel haast de verfpreidde jnwooners, die, zonder Wetten en zonder Maatfchappy, omzworven in een Land, alwaar de Mensch dezelve niet behoeft om gelukkig te zyn. Zy grondvestten 'er een Gebied op den I andbouw en den Eigendom. De Ryst was het gemaklykfte en het overvloedigfte voedzel. Deeze trok de eerite zorge der nieuwe Volkplanteren tot zich. De Vlakten waren 'er mede bedekt, omdat de Velden natuurlyk overffcroomd wierden door een oneindig getal bronnen, van de Bergen afdaalende, en die, met geringe moeite, door de kunst naar welgevallen kunnen geleid worden. Zy verfpreidden zich over de Vlakten van Camboge, die als verlaaten waren. De Zee en de Rivieren lokten bewooners na haare Oevers, door den grooten overvloed van voortreflyke Visch , welken zy opleverden. Men kweekte tamme dieren, zommige om ze te eeten, andere om 'er zich in den arbeid van te bedienen. Men plantte de noodzaaklykfte Boomen: den Katoen-boom, by voorbeeld, om zich te Kleeden. Men verwaarloosde de Vrugten, welke naar evenredigheid niet zo veel voedzel verfchaften als het Koorn. I De  DER BEIDE INDIEN. 59 De Bergen en de Bosfchen, welke niet in een ftaat van bebouwd te worden konden gebragt worden, verfchaften Gevogelte, IVIetaaien, Gommen, Reukwerken en voortreflyke foorten van hout. Deeze voortbrengzels dienden tot BouwftQffen, en tot middelen en voorwerpen van Koophandel. Men bouwde de honderd Galeien, die de Kusten des Koninkryks ten allen tyde verdeedigen. Zo veele voordeelen der Natuur en der Zamenleevinge waren een Volk waardig, 't welk zagtaartige Zeden bezit, en gedeeltlyk van de Vrouwen een menschlievend Karakter ontleent: het zy dat deeze Sexe eene zo dierbaare meerderheid aan haare fchoonheid verfchuldigd is, of dat zulks een byzonder gevolg zy van haare beftendigheid in den arbeid en van haare bedrevenheid. In de opkomst van Maatfchappyen zyn, in 't algemeen genomen , de Vrouwen de eerfre, welke befchaafd worden, Haare zwakheid zelve, haare meer zittende leevenswyze, en haare meerdere bemoeijing met kleinigheden van verfcheidenen aart, verfchaffen haar vroeger die kundigheden en ondervinding, die huizelyke verknogtheden, welke de eerfte werktuigen en de fterkfte banden der Gezelligheid zyn. Dit is, misfchien, dereden, waarom men, onder veele wilde Volken, de Vrouwen belast ziet met de voornaamfte voorwerpen van het burgerlyk beftuur, welke een gevolg zyn van het huizelyk beftuur. Zo lang de Staat niets anders is dan eene foort van Huishoudinge, regeeren zy ze beiden. In dit geval zya de Volken ongetwyfeld het geluk- IV. BOEK.  6o GESCHIEDENIS IV. BOEK. lukkigst, vooral wanneer zy leeven onder eene luchtftreek, alwaar de Natuur voor de Mannen bykans niets heeft overgelaaten om te doen. Zodanig is de luchtftreek, welke de Cochinchineezen bewoonen. Van hier dat dit Volk, onder de onvolmaaktheid van zyn burgerlyk beftuur, een geluk fmaakt, welk men niet te veel zou kunnen benyden onder de voortgangen eener meer gevorderde Maatfchappye. Het kent noch Dieven, noch Eedelaars. Ieder een heeft 'er regt om op zynen Akker, of by eenen ander te leeven. Een Reiziger treedt in een huis by het Volk, waar onder hy zich bevindt, zet zich aan Tafel, eet, drinkt, vertrekt, zonder nodiging, zonder bedanken, zonder vraagen. Hy is een mensen ; dit alleen is genoeg*om hem als eenen Vriend, als een lid des huisgezins te befchouwen. Ware hy een inwooner van een vreemden Oord, men zou hem met te meer. nieuwsgierigheids befchouwen ; doch hy zou met dezelfde vriendlykheid ontvangen worden. Dit zyn de gevolgen en overblyfzels der Regeeringe van de zes eerfte Koningen van Cochinchina, en van het zamenieevings verdrag, 't welk geflooten wierdt tusfchen de Natie en haaren Leidsman, voor dat zy trokken over de Rivier, welke de Cochinchineezen van Tonquin fcheidt. Zy waren menfchen , der onderdrukkinge moede. Zy voorkwamen een onheil, welk zy ondervonden hadden, en wilden zich beveiligen tegen de misbruiken des gezags, 't welk van zelve zyne fcheidpaalen overfchreedt. Hun Opperhoofd, 't * welk  DER BEIDE INDIEN. 6l welk hun was voorgegaan in, en aangemoedigd hadt tot den opftand, beloofde hun een geluk, welk hy zelve wilde genieten, dat van eene regtvaardige, gemaatigde en Vaderlyke Regeennge. Hy bebouwde nevens hun den grond, daarzy gezamentlyk hunne veiligheid gezogt hadden. Nimmer eischte hy iet anders van hun dan eene enkele jaarlykfche en yrywillige belasting, om hem te onderfteunen in het verdeedigen van den Staat tegen den Tonquinfchen Dwingeland, die hen langen tyd vervolgd hadt aan geene zyde der Riviere, welke hen en zyne Dwingelandy van een fcheide. Dit oorfpronklyk verdrag is onfchendbaar onderhouden, geduurende langer dan eene Eeuw, onder vyf of zes Opvolgers van deezen wakkeren Verlosfer. Deeze wederzydfche en plegnge verbintenis wordt nog jaarlyks vernieuwd, in het aanzien van den Hemel en der Aarde, in eene algemeene Vergadering der Natie, welke gehouden wordt in het open Veld, daar de Oudfte voorzit, en alwaar de Koning in geene andere hoedanigheid tegenwoordig is dan van een gemeen Burger. Deeze Vorst vereert en befchermt nog den Landbouw, zonder, egter, gelyk zyne Voorzaaten, nevens hun Landwerk te doen. Wanneer hy van zyne Onderdaanen fpreekt, zegt hy nog: dit zyne myne Kinders; doch zy zyn het niet meer. Zyne Hovelingen hebben zich zyne Slaaven genoemd, en hem den trotfchen en heiligfchendenden tytel gegeeven van Koning des Hemels. Zints dit oogenblik hebben de menfchen, ten zynen aanziene, niets anders moe- IV. BOEK.  6i GESCHIEDENIS IV. BOEK. moeten zyn dan Diertjes langs de Aarde kruipende. Het Goud, welk hy uit de Mynen heeft doen opgraaven, heeft de bron van den Akkerbouw uitgedroogd. Het eenvoudig en zedig huis zyner Vaderen heeft hy vcragt; hy begeerde een Paleis. De Buiienmuuren van hetzelve beflaan eene Myl in den omtrek. Duizenden Stukken grof Gefchut, rondom de Muuren van het Paleis geplaatst, maaken hem gedugt by het Volk. Men ziet 'er niets anders meer dan een Overheerfcher. Wel haast zal men hem, ongetwyfeld, in 't geheel niet meer zien; de onzigtbaarheid, welke het kenmerk is van de Majefteit der Koningen van het Oosten, zal den Dwingeland den Vader der Natie doen vervangen. De ontdekking van het Goud heeft eigenaartig die der belastingen medegcfleept, en het zal niet lang aanhouden, of de naam van beftuuring der Geldmiddelen zal de plaats vervangen van Burgeriyke Wetgeevinge en Zamenleevingsverdrag. De belastingen zyn niet meer vry willige offeranden, maar gedwongene afperzingen. Listige lieden zullen, in het Paleis des Konings, het voorregt magtig worden om de Provinciën te pionderen. Voor Goud koopen zy tevens het regt van misdaadigheid en van ftraffeloosheid: zy koopen de Hovelingen om, onttrekken zich aan de Overheid , en onderdrukken de Handwerkslieden. Reeds vertoonen de groote wegen aan het oog des Reizigers Dorpen van hunne bewooners verlaaten, en onbebouwde Landeryen. De Koning des hemels, even als de  der beide INDIEN. 63 de Goden van epicurus , laat de geesfels en de rampen in vrede op de Velden nederdaalen. Hy is onkundig zo wel van de elendcn, als van de traanen zyner Onderdaanen. Welhaast zullen zy verzinken in het Niet, waar in de Wilden, die hun grondgebied aan hun afftanden, begraaven zyn. Dus verdwynen de Natiën, dus zullen zy allen verdwynen, die door de Overheerfching beftuurd worden. Indien Cochinchina wederkeert tot den Bajert, uit welken het, nu omtrent honderd en vyftig jaaren geleeden, verreezen is, zal het onverfchillig worden voor de Zeelieden, welke zyne havens bezoeken. De Chineezen, welke de magt hebben om aldaar den voornaamften handel te dry ven, haaien tegenwoordig van daar, in ruiling der Koopmanfchappen, welke zy derwaarts brengen, Schrynwerkers- Huis- en Scheeps-Timmermans hout. * Eene onnoemelyke hoeveelheid Suiker,de ruuwe voor vier Franfche Livres de honderd ponden, de witte voor acht, en de KandySuiker voor tien Livres. Eene zeer goedé foort van Zyde, fraaie Satynen, en Pitra, zynde de draad van een Boom, geiykende naar den Banaanboom, waar mede zy hunne Manufaktuuren vervalfchen. Zwarte en flegte Thee, welke van het gemeen e Volk gedronken word. Kaneel van zo eene voortreflyke foort, dat het drie of viermaal duurder wordt betaald dan het Ceilonfche. Men vindt het weinig ; het IV. boek.  IV. BOEK. 6*4 GESCHIEDENIS her groeit nergens dan op zekeren Berg, die gefladig van eene Wagt bewaakt wordt. Uitfteekende Peeper, en zulk zuiver Yzer, dat men het fmeedt zo als het uit de Mynen koomt, zonder dat het behoeve gefmolten te worden. Goud van de gehalte van drie en twintig Karaaten. Men vindt het 'er overvloediger dan in eenig ander gewest van het Oosten. Arends-hout, van; eene meer of minder goede foort naar maate het meer of min harstagtig is. De ftukken, welke het meeste Harst bevatten, worden doorgaans uit het Hart van den Boom, of uit deszelfs Wortel gehaald. Men noemt ze Cahmbac, en zy worden altoos tegen Goud opgewoogen, wanneer men ze verkoopt aan de Chineezen, die ze voor het voornaamfte van alle Hartfterken* de middelen houden. Om ze voor uitdroogen te behoeden, worden zy met de uiterfte zorgvuldigheid in Tinnen Doozen bewaard. Wanneer men ze wil gebruiken, wryft men ze op een Marmerfteen, ze doormengende met Dranken, overeenkoomende met den aart van verfchillende Ziekten. Het Arends-hout van minder foort, waar van het pond voor ten minften honderd Kroonen wordt verkogt, wordt na Perfie, Turkye en Arabie gevoerd. Men gebruikt het om de Kleederen, en zelf, by plegtige gelegenheden, de Vertrekken welriekende te maaken, 'er graauwe Amber onder mengende, welke gewoonlyk van de Oost. lyke Kusten van Afrika wordt gehaald. Het dient nog tot een ander oogmerk. Het is onder deeze Volken gebruiklyk, dat zy, die een  dek beide INDIEN; 6*5 een bezoek ontvangen van iemand, weiken men eere wil bewyzen, hem aanbieden om te rooken; vervolgens wordt 'er Koffy gebragt, van Confituuren verzeld. Wanneer het gefprek begint te verflaauwen, wordt de Sorbetdrank binnen gebragt, welke een voorbode is van het fcheiden van 't gezelfchap. Zo ras de vreemdeling opflaat om heen te gaan, biedt men hem een Reukvat aan, waar in een ftuk Arends-hout ligt te branden; den rook hier van houdt men onder zyn baard, welken men met Roozenwater befproeit. Schoon de Franfchen, die niets dan Lakens, Lood, Buspoeder en Zwavel naCochinchina konden voeren, in de noodzaaklykheid gebragt waren aldaar voornaamlyk met Zilver te handelen, moesten zy den handel dry ven in genootfchap met de Chineezen, De voordeden, welke men zou behaald hebben op de goederen, na Europa gezonden, of welke men in Indie zou verkogt hebben, zouden dit ongemak hebben doen verdwynen. Maar het is de tyd niet meer zyne misdagen te verbeteren. Eenereize, welke, in den jaare 1753 , gelukkig daagde aan den Heer rabet , wiens kunde, werkzaamheid en deugd zo algemeen bekend zyn, bewyst alleen , dat 'er nog mogelykheid is om in Cochinchina een -kortduurend voordeel te vinden. Beredeneerde be* fpiegelingen vorderen eene meerdere zekerheid dan de grilligheden eens Dwingelands. Da eerlykheid en goede trouwe, welke eigenaartig de grondflag zyn van een bloeienden en beflendigen Koophandel, verdwynen uit deeze voormaals zo bloeiende gewesten, naar II. Deel. E maa- IV. boek*  66 GESCHIEDENIS IV. BOEK. maate de Regeering aldaar eigendunkelyk, en gevolglyk onregtvaardig wordt. Wel haast zal men in hunne havens geen grooter getal Zeelieden aantreffen, dan in de havens der nabuurige Staaten, wier beflaan ter naauwer nood bekend is. Hoe het zy met deeze aanmerkingen, de Franfche Maatfchappy, uit Siam verjaagd, en geene hoop hebbende om zich te vestigen aan de uiterfte einden van Afie, begon fpyt te gevoelen over het verlies van haar Komptoir op Suratte, alwaar zy zich niet wederom durfde vertoonen, zints zy het verlaaten hadt, zonder haare fchulden te betaaien. , Zy hadt de eenige toenmaals haar bekende marktplaats voor haare Lakens, haar Lood en Yzer verlooren; en zy ondervondt geftadige belemmeringen in het koopen der goederen, welke de grilligheden der Hoofdftad vraagden, en de behoeften der Volkplantingen vorderden. Ware zy haare verbintenisfen nagekocmen, zy zou de vryheid, van welke zy zich beroofd hadt, hebben kunnen herwinnen. De Mogolfche Regeering , welke een kragtiger mededinger op haare Ree verlangde, en die de voorkeuze zou gegeeven hebben aan de Franfchen boven de Engelfchen, aan welke het Hof het voonegt hadt verkogt van geenerleie inkoomende regten te betaaien, hieldt deswegen dikwyls by haar aan. Het zy het toekwam by gebrek aan eerlykheid , aan kunde of aan de vereiscnte middelen, zy heeft toenmaals, en zedert nimmer de fchandeafge, wischt, met welke zy zich bedekt hadt. Zy bepaalde alle haare aandagt aan Pondichery om  der beide INDIEN. 6> om zich aldaar te vestigen, wanneer zy haare ontwerpen zag mislukken door een bloedigen Oorlog, waar van de oorfprong afgeleegen was. ö De Barbaaren, uit het Noorden voortgekoomen, die het Roomfche Keizerryk hadden 't onderst boven gekeerd, Helden eenen Regeeringsvorm vast, welke hun niet toelaat hunne Veroveringen uit te breiden, en die eiken Staat binnen zyne natuurlyke grenzen bepaalde. De ondergang der Leen-vvetten, en de veranderingen, welke 'er de noodzaakIyke gevolgen van waren, fielden, op nieuw, het Heelal bloot aan het gevaar van eene algemeene Monarchie,'wanneer een zamenloop van omitandigheden Kroonen zonder tal geplaatst hadt op het hoofd van karel den V. Gelukkig voor het Menschdom, dat de Oostenrykfche magt, uit afzonderlyke bezittingen zamengefteld en op Mynen gebouwd, niet Haagde in het beftormen der Bolwerken, welke tegen haar waren opgeworpen. Naa eene Eeuw lang gewoeld,, gehoopt en te leur gefield te zyn, was zy genoodzaakt, haaren Rol af te ftaan aan eene Natie, welke,om de uitgeftrektheid haarer vermogens, om haare ligging en werkzaamheid, gedugter wierdt voor de vryhede.n van Europa. rIchelieu en mazarin baanden den weg tot deeze omwenteling, door hunne Kuiperyen. Türenne en coNDé bragten dezelve te wege, door hunne Overwinningen. Colbert bevestigde ze door het invoeren van Kunften en allerlei foort van Nyverheid. Indien lodewyk de XIV, welken men, misfchien, niet zo zeer E 2 moet IV. boek  IV. B0 K. <53 GESCHIEDENIS moet aanmerken als den grootften Monarch zyner Eeuwe, als zulk eenen, die zich met de meeste waardigheid op den Throon handhaafde , het gebruik zyner vermogens niet zo zeer hadt willen verhaasten, en den luister van zynen roem temperen, het valt bezwaarlyk te voorzien, tot hoe verre hy zyn goed geluk zou gebragt hebben. Zyne trotsheid, fterker dan zyne Eerzucht, deedt hem buiten het fpoor dwaalen. Naa dat hy zyne Onderdaanen naar zynen wil geplooid hadt, wilde hy zyne nabuuren aan denzelven onderwerpen. Door zynen hoogmoed maakte hy veeleer hun misnoegen gaande, dan hy hunne magt door zyne Veroveringen verzwakte. Het genoegen, welk hy fcheen te fcheppen in de vleieryen zynerLofredenaaren enHovelingen, welke hem de algemeene heerfchappy beloofden , diende meer dan zelf de uitgeftrekiheid zyner magt, om de vreeze voor eene algemeene Verovering en Slaaverny te doen gebooren worden. De traanen en de fchimpfchrifien zyner Protestantfche Onderdaanen, door een fchandelyk Bygeloof verdreeven, leidden de laatfte hand aan'het voltooien van den haat, welken zyne gelukkige Onderneemingen en het misbruik zyner voorfpoeden hadden ingeboezemd. De Prins van Oranje, van een regtvaardigen, onbezweeken en doorzigtigen inborst, een Man zo deugdzaam als een Eerzuchtige zyn kan, wierdt het Middelpunt van zo veele misnoegdheden, welke hy, zints langen tyd, door zyne Onderhandelingen en Zendelingen, gekoesterd hadt. Frankryk wierdt aan*  DER BEIDE INDIEN. 6*9 aangetast door het gedugtfte Eedgenootfchap, waar van de Gefchiedenis het geheugen bewaard heeft; en Frankryk was overal enten allen tyde Zegepraalende. Niet zo gelukkig was het in Afie als in Europa. De Hollanders ondernamen in 't eerst om Pondichery te doen aantasten door 's Lands inboorlingen, welke nimmer konden genoodzaakt worden het te rug te geeven. De Indiaanfche Prins, by wien zy zich vervoegden, wierdt niet bewoogtn door het Geld, 't welk hem wierdt aangebooden om deeze trouwloosheid te helpen ftyven. De Franfchen , gaf hy beflendig tot antwoord, hebben deeze plaats gekogt; het zou onregtvaardig kyn , hen daar uit te doen verhuizen, 't Geen deeze Raja weigerde te doen, wierdt door de Hollanders zelve ter uitvoer gebragt. Zy belegerden de plaats, in den jaare 1693, e" wierden door den Vrede van Ryswyk genoodzaakt, dezelve te rug te geeven, in veel beter Haat, dan zy ze veroverd hadden. Martin wierdt 'er op nieuw als Direkteur aangefteld, en beftuurde 'er de zaaken der Maatfchappye met die wysheid, kunde en eerlykheid, welke van hem verwagt wierden. Deez' kundige en eerlyke Koopman lokte nieuwe Volkplanters na Pondichery, en maakte hun het verblyf aldaar aangenaam, door de goede orde, welke hy 'er deedt heerfchen, door zyne zagtheid en regtvaardigheid. Hy wist te behaagen aan de nabuurige Vorften, wier Vriendfchap voor eene opkoomende en zwakke Volkplanting noodzaakelyk was. Hy verkoos of kweekte voortreflyke Onderdaanen, welE 3 ke IV. 30ek.  7o GESCHIEDENIS IV. BOEK. kehy na onderfcheidene Markten van Me en aan de onderfcheide Prinsfen zondt. Hy hadt de Franfchen in het denkbeeld gebragt, dat zy 't laatst in Indie gekoomen zynde, 'er zich zonder vermogens bevindende, en geene hoop hebbende om aldaar door hun Vaderland onderfteund te worden, aldaar niet gelukkig zouden kunnen flaagen, dan door het inboezemen van een gunftig denkbeeld van hun Karakter. Hy deedt hun die ligtvaardigheid en brooddronkenheid afleggen, welke hunne Natie, zo dikmaals, onverdraaglyk maakt voor de Vreemdelingen. Zy wierden zagtzinnig, bedaard, naarftig. Zy wisten zich te fchikken naar den aart der Volken en naar de omftandigheden. Zy, die aan de onderfcheidene Hoven verfpreid, zich niet bepaalden tot de bedieningen der Maatfchappye, leidden zich aldaar toe op de kennis van de plaatzen , alwaar de fraaifte Stoffen gewerkt wierden, van de ftapelplaatzen der kostbaarfte- Waaren, en eindelyk van het gantfche beloop van den binnenlandfchen Koophandel van ieder Land. Van verre den weg te baanen tot den voorfpoed der Maatfchappye, door het denkbeeld, welk hy van de Franlchen gaf, door de zorge om bedienden voor haar op te kweeken, door de kundigheden, welke hy deedt verkrygen, en door de goede orde, welke hy wist tehandhaaven te Pondichery, alwaar dag aan dag nieuwe inwooners aankwamen; dit was de eenige dienst, welken Martin konde bewyzen; maar dit was niet genoeg pm kragt en bloei te geeven aan een lichaam, 't welk van de  DER BEIDE INDIEN. 71 de Wieg af aan zigtbaar doodiyke kwaaien gekwynd hadt. Zyne eerfte verrigtingen hadden ten oogmerke, een groot Ryk op Madagascar op te richten. Eene eenige bezending bragt derwaarts over zestien honderd acht en tachtig perfoonen, wien men hoop hadt gegeeven op eene vermaaklyke landltreek én een fpoedigfortuin, doch die 'er niets anders vonden dan honger, tweedragt en den dood. Een zo heilloos begin baarde eenen afkeer van eene onderneeming, in welke men zich flegts door eene foort van Mode, of uit believing, hadt begeeven. De Aktionisten voldeeden niet aan de verbintenisfen hunner infchryvingen met die naauwkeurigheid, welke in zaaken van Koophandel vereischt wordt. De Regeering, welke zich verbonden hadt om het vyfde gedeelte der fomme, welke in de Kas der Maatfchappy zou gebragt worden, voor niette leenen, en welke, dus lang, daar toe niet meer dan twee Millioenen hadt behoeven te verfchieten, ontleende, daarbnboven,in den jaare 1668, nog twee Millioenen uit 's Lands Schatkist, in. hoope van haaren moed te zullen leevendig houden. Naderhand ging haare Edelmoedigheid nog verder; zy fchonk het geen zy in 't eer&t flegts verfchooten hadt. Deeze opoffering van den kant van het Ministerie belette niet, dat de Maatfchappy zich genoodzaakt vondt, haare verrigtingen aan Suratte en Pondichery te bepaalen. Zy moest afzien van haare Bezittingen op Bantam, Rajapour, Tilferi, Mazulipatam, BenE 4 der- IV. BOEK.  72 GESCHIEDENIS IV. BOEK. der-Abasfi en Siam. Men kan niet twyfelen, dat de Komptoiren te zeer vermenigvuldigd, dat veele zelf kwalyk geplaatst waren; doch dit was de reden niet, om welke zy vernietigd wierden; het was alleen om de volftrekte onmogelykheid om ze te handhaaven. Niet lang daarnaa moest men nog een flap verder doen. In de jaare 1682 wierdt zo wel den Vreemdelingen als den Ryksinboorlingen vryheid gegeeven om, geduurende den tyd van vyf jaaren, den Indifchen handel te dryven met de Schepen der Maatfchappye, mids haar betaalende de Vragt, over welke men affpraak zoude maaken, en op voorwaarde, dat de goederen, welke zy te rugbragten, zouden opgeflagen worden in haare Pakhuizen, tegelyk met de haare verkogt worden, en aan haar eene belasting zouden betaaien van vyf ten honderd. De gretigheid van 't Algemeen, om met deeze gelegenheid voordeel te doen, deedt de Direkteurs alles hoopen van de vermenigvuldiging der kleine voordeden, welke men by aanhoudenheid zou betaaien, zonder iets te waagen. Doch de Aktionisten, min getroffen door de geringe winflen, welke zy uit deeze fchikking trokken, dan misnoegd over de aanzienlyke voordeden, welke de vrye Kooplieden behaalden, verwierven, naa verloop van twee jaaren, de vryheid, dat hun Oktrooi in zyne volkomene uitgefireklheid herfleld wierdt. Om deeze Monopolie, met eenige welvoegelykheid, te handhaaven, wierdt 'er eene Inlaage vereischt. In den jaare 1684 deedt de Maatfchappy, door de Regeering, een bevél  DER BEIDE INDIEN. 73 vél afkondigen aan alle de Deelgenooten, om, by wyze van Toegifce, het vierde gedeelte van de waarde hunner Intrest te geeven, op itraffe, dat de Aktionisten, welke tot deeze Inlaage het hunne niet zouden toebrengen , hun geheel regt zouden zien overdraagen op de geenen, welke in hunne plaats betaald hadden. Het zy uit grilligheid, het zy om gegronde redenen, het zy uit onvermogen , men vondt althans een groot getal perlbonen, welke hunne Aktien niet aanvulden ; deeze daalden hier op drie vierde gedeelten beneden haare oorfpronklyke waarde : en tot fchande der Natie vondt men luiden, barbaarsch of onregtvaardig genoeg om mes deezen roof hun voordeel te doen. Door een zo onteerend middel wierdt men in ftaat gefteld om etlyke fchepen na Afie af te vaardigen; doch 'er deeden zich wel haast nieuwe behoeften gevoelen. Deeze heillooze toeftand, welke dag aan dag erger wierdt, deedt het middel verzinnen om, in den jaare 1Ö97 , van de Aktionisten te rug te vraagen, de uitdeelingen van tien en twintig ten honderd, welke in de jaaren 1687 en 1691 gedaan waren. Een zo buitengewoon voorftel ftootte eenen iegelyk. Men moest tot den reeds gebruiklyken weg van beleeningen de toevlugt neemen. Hoe men dezelve meer vermenigvuldigde, hoe ze lastiger wierden : dewyl de betaaling geftadig minder zeker wierdt. Vermits het der Maatfchappye aan Geld en Credit mangelde, bragt zulks haar in de onmogelykheid om in Indie geld op te fchieten aan den Koopman, welke, zonder deeze E 5 aan- IV. BOEK.  IV. BOEK. 74 GESCHIEDENIS aanmoediging, niet werkt noch laat werken. Dit onvermogen deedt de Franfche Verkoopingen te niet ioopen. Men heeft beweezen , dat zy , zedert het jaar 1664 tot op her jaar 1684, dat wil zeggen, in een tydverloop van twintig jaaren, in 'c geheel niet meer opbragten. dan negen Millioenen en honderd duizend Livres. By deeze misflagen waren nog andere misbruiken gekoomen. Het gedrag der Bewindhebberen was niet naar behooren ingerigt, en op dat der Agenten hadt men niet de vereischte agt geflagen. .Men hadt van de Hoofdfomme de uiideelingen genomen, in ftede van ze te neemen van . de voordeden. De fchitterendfte en minst gelukkige der Regeeringen hadt tot een' Mocil veritrekt voor een genootfchap van Kooplieden. Aan een byzonder Lichaam hadt men overgelaaten den handel op China, den gemakiyktten, den zekerden en voordeeligften, welke in Afie kan gedreeven worden. De bloedige Oorlog van het jaar 1689 deedt, zelf door de voorfpoeden van Frankryk, de onheilen der Maatfchappye toeneemen. Zwermen van Zeeroovers, uit de onderfcheidene havens van het Koninkryk voortgekoomen, verwoestten, door hunne wakkerheid en moed, den Koophandel van Holland en Engeland. Op de ontelbaare Pryzen, welke zy veroverden, wierdt eene verbaazende menigte Indifche Waaren gevonden, welke voor een geringen prys verkogt wierden. De Maatfchappy, welke hier door genoodzaakt wierdt met verlies te verkoopen, zogt na  der beide INDIEN. 75 na uitwegen, welke haar van deezen haatlyken toeftand konden verlosfen; zy bedagtgeen een, welke kon overeen gebragt worden met het belang der Kaapers: en de Staatsdienaar oordeelde zich niet verpligt, nuttige lieden op te offeren aan een Genootfchap,'t welk hem, zints langen tyd, vermoeid hadt door zyne behoeften en klagten. Om kort te gaan, de Maatfchappy hadt nog andere oorzaaken tot ongerustheid. De Financiers hadden haar een openbaaren haat betoond; zy dwarsboomden, zy bepaalden haar onophoudelyk. Onderfteund door die veragtlyke deelgenooten, welke zy ten allen tyde ten Hove hebben, ondernamen zy het, onder het fchoonfchynend voorwendzel van de Inlandfche Fabriken te begunftigen, om den ïndifchen Koophandel te vernietigen. De Regeering was in't eerst bedugt, iets haar onwaardigs te zullen doen, zo zy een gedrag hieldt.ftrydig met de beginzels van coibert, en de plegügfte Bevelfchriften herriep: doch de Pagtèrs bedagten middelen om de voorregten nutteloos te maaken, welke men niet wilde vernietigen: en de Maatfchappy, zonder 'er van beroofd te worden, hielde op het genot 'er van te hebben. Men bezwaarde, van tyd tot tyd, met belastingen alles wat uit Jndie kwam. Zelden verliepen 'er zes Maanden, zonder dat men Reglementen zag ten voorfchyn koomen , welke het gebruik deezer Waaren veroorloofden ofverbooden: het was een geftadige Eb en Vloed van tegenftrydigheden, in een gedeelte van 't Ryksbeflier, 't welk wel overdagte en on- IV. boek.  IV. SOEK. 76* GESCHIEDENIS onveranderlyke beginzels zou vereischt hebben. Alle deeze veranderingen deeden Europa denken, dac de Koophandel bezwaarlyk op een vasten voet zou gebragt worden üi een Kyk, alwaar alles afhangt van de grilligheden eens Staatsdienaars, en van de belangen der geene, welke regeeren. Het gedrag eener onkundige en verdotvene Staatsdienaarfchap; de onbezonnenheiden het ongeduld der Aktionisten; de eigenbaatige jaloerschheid van de beftuurders der Geldmiddelen ; de onderdrukkende aart der Schattingheffers en andere oorzaaken, hadden den weg tot den val der Maatfchappye gebaand. De rampen van den Oorlog over de Spaanfche Opvolging verhaastten haaren ondergang. Alle hulpmiddelen waren uitgeput. De fioutiten in onderneemingen zagen geen middel om de geringde uitrusting te onderneemen. Daarenboven was het te vreezen, dat indien het door eenig onverwagt geluk gebeurde, dat men eenige kleine Schepen afvaardigde, dezelve in Europa of Indie zouden aangehouden worden, door Schuldeifchers, welke noodwendig misnoegd zyn moesten over de trouwloosheden, aan welke zy geduurig ten doel {tonden. Deeze veelvermogende drangredenen deeden de Maatfchappy, in den jaare 1707 , het befluit neemen om haare toeltemming te geeven, dat vermogende Kooplieden hunne eigene Schepen na Indie zonden, onder voorwaarde, dat zy vyftien ten hpnderd zou genieten van de voordeelen van de Koopmanfchappen, welke zy van daar haalden, en dat zy het regt zoude hebben, om zo veel deel  DER BEIDE INDIEN. 77 deel te neemen in deeze fchepen, als haar vermogen zou toelaaten. Welhaast zag men haar genoodzaakt om de volkomene en uitfluitende oeffening van haar voorregt af te ftaan aan etlyke Reeders van St. Malo, doch met voorbehouding van het zelfde Voorregt, waardoor zy, eenige jaaren, eenige overblyfzeis van leeven heeft behouden. Deeze wanhoopige toeftand belette niet, dat zy, in den jaare 1714, aanzoek deedt om de vernieuwing van haar Voorregt, dat ten einde liep, en 't welk zy eene halve Eeuw genooten hadt. Eene verlenging van tien jaaren wierdt haar vergund, door een Ministerie, 't welk niet wist, of niet wilde weeten, dat 'er beter maatregels konden genomen worden. Deeze nieuwe fchikking greep flegts gedeeltlyk ftand, uit hoofde der zonderlinge gebeurtenisfen, wier oorzaaken wy nu moeten ontwikkelen. Mannen, gewoon om het beloop der Koninkryken met een aandagtig oog naa te gaan, hebben den dood van Colbert altoos aangemerkt als de eindpaal van den waaren voorfpoed van Frankryk. Van buiten maakte het nog wel eenige vertooning; maar zyn inwendig verval wierdt dagelyksch grooter. Zyne Geldmiddelen, zonder orde en zonder beginzels beftuurd, waren een prooi van eene menigte fchraapzuchtige Pagters. Zy maakten zich noodzaaklyk, zelf door hunne plonderingen, en het gelukte hun, der Regeeringe de Wet te ftellen. De Verwarring, de Woeker, de geftadige veranderingen in de Munten , de gedwongene verminderingen der Rente, IV. BOEK.  IV. BOEK. 78 GESCHIEDENIS te, de vervreemdingen van 's Lands inkomften en belastingen, onmogelyk haa té koomene verbintenisfen, het invoeren van Lyfrenten en Bedieningen, de Voorregten, ontllagverleeningen van allerleien aart, honderd onheilen, het een verderflyker dan het ander, waren het gevolg van zo een kwalyk beftuur. Het Wancredit wierdt wel haast algemeen. De Bankeroeten wierden menigvuldiger. Het Geld verdween. De Koophandel wierdt vernietigd. Het vertier wierdt minder. Men verwaarloosde den Akkerbouw. De Werklieden liepen over tot den Buitenlander. Het Volk hadt eeten noch klêeren. De Adel diende in den Oorlog zonder befolding, en verpandde zyne bezittingen. Alle de rangen van den Staat, door de zwaarte der belastingen gedrukt, hadden gebrek aan het noodige. De Koninklyke goederen waren in geene waarde; de Verbindichriften op het Stadshuis wierden flegts voor de helft van hunne waarde verkogt, en op de Verkoopingen van Huisgeraaden wierdt tachtig en negentig ten honderd verlooren. Lodewykde XIV hadt, in het einde zyner dagen, eene dringende behoefte van acht Millioenen. Hy was genoodzaakt ze te koopen tegen Verbindfchriften van twee en dertig Millioenen. Dit was eene Geldleening van vier honderd ten honderd. Zodanig was de verwarde toeftand van zaaken, wanneer de Hertog van Orléans de klem der Regeeringe in handen kreeg. Zommige lieden, tot uiterften geneigd, wilden, dat men,  DER BEIDE INDIEN. 79 men, in de onmogelykheid om aan alles te voldoen, aan de Ei-enaars van Landeryen de Schuldeifchers van den Staat, welke op zyn meest niet meer iri getal waren dan één tegen zes honderd, zoude opofferen. De Regent weigerde het oor te leenen aan eene geweldenaary, welke een onuitwischbaare vlek op zyn Ryksbefluur zou gelegd hebben. Hy fchatte een naauvvkeurig onderzoek van 's Lands fchulden boven een volflagen Bankeroet. In weerwil der verminderinge van zes honderd Milhoenen aan Effeften op Toonder twee honderd en vyftig Millioenen Landfchapsbneven , bedroeg de Nationaale fchuld twee duizend en twee en zestig Millioenen honderd acht en dertig duizend en één Livres, tegen achtentwintig guldens het Mark, waar van de Intresten tegen vier ten honderd beliepen negen en tachtig Millioenen negen honderd drie en tachtig duizend vier honderd drie en vyftig Livres. De overmaatige grootheid deezer fchulden, welke de inkomften van den Staat bykans geheel verflonden, gaf aanleiding tot het ontwerp van de opngtinge van eene Kamer van Justitie, dienende om de zulken te vervolden welke het algemeen onheil gebrouwen, en *er hun voordeel mede gedaan hadden. Dit onderzoek werkte niets anders uit, dan in een helder daglicht te plaatzen de onbekwaamheid der Staatsdienaaren, welke het beftuur gehad hadden over.deGeldmiddelen, de listige praktyken derPagters , welke ze ingezwoken hadden en de Laagheid der Hovelingen, wel. ke hun Credit verkogten aan een ieder, die het IV. BOEK.  IV. SOEK, go GESCHIEDENIS het wilde koopen. De welgezinden wierden, door deeze nieuwe ervarenis, bevestigd in den afkeer, welken zy altoos van dusdanig een Regibank gehad hadden. Hy ontëert de waardigheid van den Vorst, welke in zyne verbintenisfen te kort koomt, en voor de oogen der minstkundige Volken de misflagen van een verdorven Staatsbeftier bloot legti Hy vernietigt de regten van den Burger, welke aan de Wet alleen rekenfchap zyner daaden fchuldig is. Hy doet alle vermogenden vreezen, dat hunne door regt of onregt verkreegene goederen de leuze zyn tot verbeurdverklaaring. Hy moedigt de aanbrengers aan , welke der Dwingelandye als met den vinger aanwyzen de zulken, welke het voordeelig is te verderven. Hy beftaat uit onmeedogende bloedzuigers, welke overal misdaadi. gen zien, alwaar zy rykdommen vermoeden. Hy fpaart de Roovers , welke zich tydig weeten te verminken, om eerlyke harten, alleen door hunne onfchuld verdeedigd, te berooven. Hy offert de belangen van 's Lands kas op aan de grilligheden van eenige inhaalende en verkwistende gunftelingen. Terwyl Frankryk aan Europa het wreed en onteerend fchouwfpel vertoonde van zo veele rampen, zag het in zyne Hoofdftadeen1 Schotfch' Kwakzalver aankoomen, welke zedert lang zyne kundigheden en rusteloosheid alom gevent hadt. Zyn vuurig en beflisfend vernuft was gefchikt om de redekavelingen te tarten, en de zwaarigheden te overkoomen. In den jaare 1716 wist hy het ontwerp van een Bank fmaaklyk te maaken, waar van de goe- de  BEIt beide INDIEN. gl He uitflag zyne tegenfpreekers deedc verdomd :ftaan,en zelf zyne eigene verwagting overtrof. Met negentig Millioenen, welke de Westerfche Maatfchappy verfchafte, herfteide hy het leeven aan den Landbouw, den Koophandel, de Kunsten , in één woord, aan den gantfchen Staat. De Uitvinder kreeg den naatn van een regtvaardig, uitgebreid en verheeven vernuft, die de goederen des geluks verfmaadde, die den roem beminde, en door het verngten van groote dingen zyn naam tot het Naageflagt wilde doen overgaan. De Dankbaarheid oordeelde hem de agtbaarfte openbaare Gedenktekens waardig. Deeze verbaazend gelukkige uitflag verwierf hem een volftrekt gezag. Hy bediende 'er zich van, in den Jaare 1719, om de Westerfche, Afrikaaniche, Chineefche en Indifche Maatfchappyen tot één Lichaam te vereenigen. Ontwerpen van Koophandel hielden de nieuwe Maatfchappy't minst bezig. Haare eerzucht ftrekte zich zo verre, dat zy 'er op bedagt was om alle de fchulden van den Staat af te doen. De Regeering vergunde haar het verkoopen van Tabak, de Munten, het ampt van algemeenen Ontvanger enPagter, om haar dus in ltaat te dellen tot het uitvoeren van zo een groot ontwerp. Haare eerfte verrigtingen gingen alle verbeelding te boven. Zes honderd vier en twintig duizend Aktien , voor het meerengedeelte voor Landfchapsbrieven gekogt, en die, de eene door de andere gerekend, in de daad geene vyf honderd Livres kostten, golden zelf tot tien duizend guldens, te betaaien in Bankbriefjes. De Franfchen, de buitenlander, de lh Deel. F ver- IV. BOEK»  IV. BOEK. 82 GESCHIEDENIS verftandigfte lieden verkogten hunne Obligatien, hunne Landeryen, hunne Juweelen, om een zo ongewoon fpel te fpeelen. Het Goud en Zilver geraakte in de grootfte kleinagting. Men begeerde niet anders dan Papier. Deeze buitenfpoorige drift deedt het tot in het oneindige vermenigvuldigen. Het fteegtot zes duizend honderd acht en dertig Millioenen twee honderd drie en veertig duizend vyf honderd negentig Livres in Aktien van de Indifche Maatfchappy, of in Rank-briefjes, fchoon 'er flegts twaalf honderd Millioenen aan gereede penningen, tegen zestig Guldens het Mark,in het Koninkryk waren. Dusdanig eene onevenredigheid zou , misfchien, draaglyk geweest zyn onder een vry Volk, daar zy by trappen zou ontftaan zyn. De Burgers, gewoon om de Natie te befchouwen als een altydduurend en onaf hanklyk Lichaam, neemen haar zo veel te gereeder aan als Borg, als zy zelden eene naauwkeurige kennis van haare vermogens bezitten, en zy van haare regtvaardigheid een gunftig denkbeeld hebben , 't welk doorgaans op de Ondervinding rust. Met dit vooroordeel is het Crediet 'er dikmaals grooter dan de rykdommen. Engeland is 'er het bewys van.. Dus is het niet geleegen in. de volftrekte Eenhoofdige Regeeringen , vooral niet in de zulke, welke haare verbintenis-;" fen dikmaals gefchonden hebben. Indien men, ineen oogenblik van Uitzinnigheid, een blind vertrouwen op haar fielt, het eindigt altoos met de dwaasheid, welke het heeft zien gebooren worden. Haar onvermogen om te betaaien loopt ieder een in 't oog. De goede trouwe van  DER BEIDE INDIEN. 83 "* tan den Monarch, het Onderpand, de Fondzen , alles blykt verdicht te zyn. De fchuldeifcher, van zyne eerfte verblindheid tot zich zeiven gekoomen, eischt zyn Geld te rug, met een ongeduld evenredig aan zyne bekommernisfen. De Gefchiedenis van het ontwerp, reeds vermeld, bekragtigt deeze waarheid. Om zich in ftaat te ftellen tot het voldoen aan de eerfte eifchen, nam men de toevlugt tot zeer zonderlinge middelen. Het Goud wierdt in het Koninkryk verbooden. Men verboodt wyders, meer dan vyf honderd Livres aan gereed Geld onder zich te hebben. Een Bevclfchrift kondigde verfcheide agtereenvolgende verminderingen der Geldfpecien aan. Deeze middelen beteugelden niet alleen de drift, welke voormaais geheerscht hadt, om het Geld uit de Bank te haaien; zy deeden, in minder dan een Maand, derwaards brengen vier en veertig Millioenen zes honderd zes en negentig duizend honderd negentig Livres gereed Geld tegen tachtig Guldens het Mark. Vermits deeze verblindheid van geen langen duur zyn konde, was men van oordeel, dat, om het Papier nader aan het Geld te doen koomen, het van dienst zyn zoude, het Bankbriefje op de helft van zyne waarde, en de Aktien op vyf'negende deelen te verminderen. Het Mark zilver wierdt gebragt op twee en tachtig Livres tien ftuivers. Dit bedryf,,het redelykfte, misfchien, 't welk kon gepleegd worden in het tydftip, waar toe men zich gebragt zag, bragt alles in volkomen verwarring. De verflagenheid was algemeen* Ieder een F 2 ver« IV. BOEK.  IV. bOEK. 84 GESCHIEDENIS verbeelde zich, de helft van zynj Goud te hebben verlooren, en bevlytigde zich om de andere helft t'huis te haaien. De Bank ontbrak het aan de noodige penningen, en het bleek, dat de Akiiehand laars zich met. harsfenfchimmcti gevoed hadden. De minst ongelukkigen waren de buitenlanders, die het eerst hun Papier bekragtigd hadden, en die het derde gedeelte van het Goud en Zilver, 't welk in het Koninkryk was, buitenlands voerden. De hoop, welke de Regeering hadt opgevat, om haare fchulden te betaaien , verdween met Law, en 'er bleef geen duurzaam Gedenkteken van zyn ontwerp over, dan eene Indifche Maatfchappy, wier Aktien, door de vereffening van het Jaar 1723 op een getal van zes en vyftig duizend bepaald, door gebeurtenisfen, naderhand voorgevallen, verminderd wierden op vyftig duizend twee honderd acht en zestig en vier tiende gedeelten. Ongelukkig behieldc zy de Voorregten der onderfcheidene Maatfchappyen, waar uit zy was zamengéft» ld; en dit voorregt diende geenzins om haarmagtiger en wyzertedoen worden. Zy belemmerde den Negerhandel; zy wederhieldt de vorderingen der "Suiker • Plantaadjen. Het meerendeel haarer voorregten werkte niets anders uit.dan de haatlyke Monopoliën te wettigen. De vrugibaarfte landen van den aardbodem wierden m haare handen noch bevolkt, noch bebouwd. De zucht tot Rykdom, welke de gemoederen vernaauvvt, gelyk de geest van Koophandel dezelve uitbreidt, beving de Maatfchappy, en verliet haar' nimmer. De Bewindhebbers waren nergens x)p bedagt dan om Geld  DER BEIDE INDIEN. 85 Geld te trekken van de Regten, in Amerika Afrika én Me aan de Maatfchappy a&eftaan.' Zy wierdt eer een genootfchap van Pagters ' dan van Kooplieden. Indien zy de eerlykheid niet gehad hadt om de fchuldtn te betaaien, ze. dert eene Eeuw door de Natie in Indie' gemaakt; indien zy de voorzorge niet gebruikt hadt, van Pondichery in veiligheid te Hellen door het met muuren te omringen: men zou zich in de onmogelykheid bevinden om eenjg gedeelte van haar bellier te pryzen. In indie dreef zy flegts een'geringen cn te bede vergunde handel, tot op het oogcnblik dat Orri het bewind der Geldmiddelen van het Koninkryk in handen kreeg. Deeze Staatsdienaar, wiens Karakter Eerlykheid en Belangloosheid was, ontluisterde zyne deugden door .eene rüuwheid, welkt hy verdeedigde op eene wyze, welke niet yeele eer deedt aan zyne Natie. Hoe zou het anders kunnen zyn, zeide hy , op zekeren dag, aan eenen zyner Vrienden , welke hcrn zyne plompheid verweet; van de honderd menfchen ■welke ik dagelyks zie, houden vyftig rny vooreen Gek, en vyftig voor een Guit tiy hadt een Broeder, Fulvy genaamd, wiens beginzels minder geilreng waren, doch die meer bekwaamheids bezat. Hy beval hem de zqr- fe der Maatfchappye, welke in dusdanige anden, noodwendig, meerder bloei meest ontvangen. In weerwil der vroegere en laateie vooroordeelen, in weerwil van den afkeer, welke men hadt van een uitfpruitzel van het Steiztl, in weerwil van het gezag der Sorbonnv, welF 3 ke IV. boek.  IV. boek. 86* GESCHIEDENIS ke de uitdeeling der Aktien voor woeker hadf verklaard, in weerwil der verblindheid eener Natie, welke dus eene ongerymde uitfpraak niet ergerde, gelukte het den twee Broederen, den Kardinaal Fleuri te overreeden, dat het van dienst was, de lndifche Maatfchappy kragrdaadig tebefchermen. Zelf haalden zy deezen Staatsdienaar over, hoewel hy zomtyds al te zuinig was, om de weldaaden des Konings aan deeze Bezitting te koste te leggen. De zorge om haaren Koophandel te beïtuuren en haare vermogens uit te breiden, wierdt vervolgens opgedraagen aan veele Onderdaanen van bekende bekwaamheid. Dumas wierdt na Pondichery gezonden. Wel haast verwierf hy van den Mogol verlof om geld te (laan; dit bragt jaarlyks vier of vyf honderd duizend Guldens op. Hy deedt zich het Grondgebied van Karikal inruimen, 't geen een aanmerkelyk aandeel gaf in den Koop handel van Tanjapour. Honderd duizend Maratten, welke, eenigen tyd daarna, eenen inval in Dekan in den zin hadden, wilden vooraf de Nababs daarvan afhanklyk, aan zich onderwerpen. Die van Arcate wierdt overwonnen en gedood. Zyn Geflagt eneengroo. te menigte zyner Onderdaanen kwamen te Pondichery om 'er eene fchuilplaats te zoeken. Men ontving ze met de minzaamheid, aan ongelukkige Bondgenooten verfchuldigd. Ragogi bousola, Veldheer der Maratten, deedt ze te rug eifchen, en vorderde zelf twaalf honderd duizend Livres , als de Jaarlykfche Leenfchatting van de Belastihge, tot welke de  DER BEIDE INDIEN. 87 de Franfchen, volgens zyn voorgeeven, zich verpligt hadden. Dumas antwoordde, dat zo lang de Mogollen bezitters geweest waren van deeze gewesten, zy altoos de Franfchen behandeld hadden met de agting, aan eene van de doorlugtigfte Natiën des Aardbodems verfcbuldigd, en dat hy het zich tot roem rekende, op zyne beurt zyne weldoeners te befchermen; dat het niet viel in het Karakter deezer Natie, eenen hoop Vrouwen, Kinderen en ongelukkigen aan hun Noodlot zonder befcherming over te geeven , om hen te zien vermoorden; dat de Mogollen, benevens hem opgeflooten, onder de hoede waren van zynen Koning, die zich inzonderheid vereerd rekende met de hoedanigheid van Befchermer der Ongelukkigen; dat zo veele Franfchen als 'er binnen Pondichery waren, gaarne het leeven zouden verliezen om hen te behoeden ; dat het hem het leeven zoude kosten, indien zyn Vorst wist, dat hy flegts het oor geleend hadt aan den voorfhg om eene fchattingte betaaien; dat hy voor het overige bereidvaardig was, Pondichery tot aan den uiterften nood te verdeedigen; en zo het Fortuin hem tegen was, hy met zyne fchepen na Europa zou te rug keeren; dat hy het aan het oordeel van Ragogi overliet, of het voorzigtig ware, zich bloot te geeven aan het gevaar om zyn Leger te verliezen , wiens groottte geluk zyn moest, zich meester te maaken van een hoop asch en puinhoopen. De Franfchen hadden dus lang de Indiaanen niet geleerd, hen met dusdanig eene agtbaarF 4 heid IV. BOEK.  88 GESCHIEDENIS IV. boek. heid te hooren fpreeken. Dit antwoord deedt Ragogi twyfeimoedig worden : wei beleide onderhandelingen deeden hem befluiten, Pondichery den Vrede toe te liaan. Terwyl Dumas den Rykdom en het aanzien der Maatfchappy deedt toeneemen, zondt de Regcering la bourdon ais, na Isle de France. Ten tyde van hunne eerfte togten na Indien, ontdekten de Portugeezen , ten Oosten van Madagafcar , tusfchen den Negentienden en Twintigften Graad Zuider-Breedte, drie Eilanden, welke zy Mascarenhas, Cerne en Rodngo noemden. Zy vonden 'er Menfchen noch Dieren „ en richtten 'er geene Bezitting op. Het westlykfte deezer Eilanden, 't welk zy Mascarenhas genoemd hadden ,verftrekte, in de Jaare 1665, tot een fchuilplaats voor eenige Franfchen, welke zich voormaals op Madagascar hadden neergezet. Hun nieuw Vaderland verfchafte hun eene uitgeftrektheid van zestig Mylen in de lengte en vyf en veertig Mylen in de breedte; men vondt 'er geene Viakten, maar eene groote menigte langzaam hellende hoogten, en eenige ftxile Bergen, die door eenige Valeien van elkander wierden afgefcheiden. Zy kweekten 'er in 't eerst eenige Kudden Runderen en Schaaperi, welke zy van Madagascar hadden medegebragt , nevens het voedzel, voor deeze Beesten gefchikt; vervolgens plantten zy Koorn, Peulvrugten, Europifche vrugten, als mede eenige gewasfen aan deeze zagte Luchtftreek eigen. De gezondheid, de overvloed , de vryheid, welke zy aldaar genooteu, bewoc^en veele Matroozen van fchepen, welke  DER BEIDE INDIEN. 89 ke dit Eiiand om ververfchingen aandeeden, zich by hen te voegen. De Nyverheid nam met de bevolking toe. In den Jaare 1718 haalde men uit Afrika eenige Koffyplanten, welke vermenigvuldigden, fchoon de vrugt veel van haare geurigheid hadt verlooren. Het aankweeken derzelven, gelyk ook alle andere zwaare arbeid, wierdt het deel der Slaaven, welke men van de Kusten van Afrika, of van Madagascar haalde. Het Eiland Mascarenhas, 't welk zynen naam hadt afgelegd, om dien van Bourbon aan te neemen, wierdt, omtrent deezen tyd, voor de Maatfchappy een voorwerp van aangelegenheid. Zyn bevolking bcftondt, inden Jaare 1763 , uit vier duizend zes honderd zeven en twintig Blanken , en vyftien duizend honderd negen en veert'g Zwarten; acht duizend zeven honderd twee Runderen, vier duizend vier en tachtig Schaapen, zeven duizend vier honderd vyf Geiten, zeven duizend zes honderd negentien Varkens, maakten zyne Kudden uit. Van eene uitgeftrektheid van honderd vyf en twintig duizend negen honderd negen Morgens bebouwd Land verzamelde men de ncodige Maniok tot voedzel der Slaaven; een Miilioen honderd vyf en dertig duizend ponden Koorn, acht honderd vier en veertigduizend en honderd ponden Ryft, twee Millioenen acht honderd negen en zeventig duizend honderd ponden Turkfche Tarwe, en eindelyk twee Millioenen vyf honderd vyf en dertig duizend en honderd ponden Koffy, welke de Maalfchappy kogt tegen zes ftuivers het pond. By ongeluk heeft deeze dierbaare Bezitting F S geene IV. BOEK.  IV. BOEK po GESCHIEDENIS geene haven. Dit ongemak deedt de Franfchen het oog flaan op het Eiland Cerne, hetwelk de Portugeezen, volgens hunne gewoonte, wel voorzien hadden van Varkens, Geiten en Gevogelte , ten diende van de zodanige fchepen hunner Natie, die door hunnen toeftand genoopt wierden het aan te doen. De Hollanders, die 'er zich zedert nederzetten, verlieten het, om hunne Bezittingen niet al te zeer te vermenigvuldigen. Het was woest, toen de Franfchen, in den Jaare 1720, aldaar aanlandden, en veranderden den naam van Mauritius in dien van Isle de Francey welken het nog voert. De eerfte bewooners, welke men derwaarts overbragt, waren afkomftig van het Eiland Bourbon. Men hadt in vyftien Jaaren niet om hen gedagt. Zy waren, om zo te fpreeken, niets anders dan'eene Lyfwagt, welke niets anders te doen hadt dan een Vlag op te hyzen, die de Volken indagrig maakte, dat dit Eiland onder eenen Meester (rondt. De Maatfchappy, langen tyd befluiteloos, bepaalde zich eindelyk om het te behouden; en la Bourdonais kreeg, in den Jaare 1735, last om het ten voordeele te doen gedyen Deeze Mensch, zedert zo vermaard, was gebooren te St, Malo. In den ouderdom van tien Jaaren hadt hy dienst ter Zee genomen. Niets hadt den loop zyner togten geftoord ,en overal heeft hy uitgemunt. De Arabiers en de Portugeezen, die gereed ftonden om elkander op de Ree van Moka te vermoorden, hadt hy verzoend. Hy hadt Mahé ingenomen. Hy was de eerfte onder de Franfchen, die verzon-  DER BEIDE INDIEN. 91 zonnen hadt om zich in de Indifche Zeeën ten Oorlog toe te rusten. Zyne bekwaamheid in de Bouwkunde ftelde hem in ftaat om volmaakte fchepen te bouwen. Hy was genoegzaam in de Zeevaartkunde bedreeven, om ze na alle de gewesten des Aardbodems te geleiden ; en door zyne dapperheid zou hy ze tegen eene even groote Magt verdeedigd hebben. Zyne Maatregels droegen het merkteken van vernuft; en de geest van uitvoerige befchouwinge, welken hy in' den hoogften trap bezat, maakte zyne uitzigten niet bekrompen. Zyne Ontwerpen waren eenvoudig, en zyne bevelen altoos duidelyk en naauwkeurig. De zwaarigheden dienden alleen om zyne natuurlyke werkzaamheid op te wakkeren, en om de bekwaamheid te vertoonen, welke hy bezat, om voordeel te trekken van de Menfchen, welke hem onderworpen waren. Alleen befchuldigde men hem van eene overmaatige zucht tot rykdommen; en men moet bekennen, dat hy geenzins kiesch was omtrent de keuze der middelen, welke ze hem konden bezorgen. Zo ras hy op Isle de France was gekomen, leidde hy zich toe om het te leeren kennen. Hy bevondt,dat het een en dertigduizend achthonderd negentig Toifes in zyne grootfte Middellyn, twee en twintig duizend honderd vier en twintig Toifes in zyne grootfte breedte, en vier honderd twee en dertig duizend zes honderd tachtig Morgen QArpens~) in zyne gantfche oppervlakte bevatte. Het grootfte gedeelte deezer oppervlakte was bedekt met bykans ongenaakbaare bosfchen, en van bergen, wier grootfte hoogte IV. BOEK,  IV. SOEK. 92 GESCHIEDENIS te niet meer was dan vier honderd Toifes. Het meerendeel deezer hoogte was voorzien van Waterkommen , wier wateren eenen grond befproeiden, beftaande uit zwart Zand, overal vol gaten, en op zeer veele plaatzen mee fteenen doormengd. Inzonderheid trokken de Kusten de aandagt van la Bourdonais tot zich?, de twee havens, welke zy den Zeevaarenden verfchaffen, wierden met de meeste zorgvuldigheid van hem gade geflagen. Met de Zuid - Oostlyke haven bemoeide hy zich weinig, omdat de regelmaatige en fterke winden oorzaak zyn, datdefchepen, het gantfche Jaar, onmogelyk of zeer bezwaarlyk uit deeze haven kunnen m Zeeloopen. De Noord- Westlyke haven fcheen hem toe in alles den voorrang te verdienen, niettegenftaande men in dezelve moet binnen loopen, midden door twee ondiepten langs een naauw Kanaal, 't welk afgebakend moet worden , en de haven niet meer dan vyf en dertig of veertig fchepen kan bevatten. Zo ras la Bourdonais de noodige kundigheden hadt verkreegen , zag men hem zich bevlytigen om den eerfte Volkplanteren van het Eiland nayver in te boezemen, welke geheel moedloos waren geworden door den hulpeloozen ftaat, in welken men hen hadt gelaaten , en om de roovers, nieuwlings uit de Hoofdftad aangekoomen, aan de goede orde te onderwerpen. Hy deedt Ryst en Koorn bouwen, tot voedzel der Europeaanen. De Manioc, welke hy uit Brazil hadt medegebragt, wierdt gefchikt tot fpyze der Slaaven. Madagascar njoest hem hét noodige vleesch verzorgen tot hes  t>EIt BEIDE INDIEN; 93 liet dagelykfche' onderhoud der Zeevaarende en vermogende lieden, ten tyd toe dat j de Kudden, welke hy van daar hadt overgei voerd, genoegzaam waren vermenigvuldigd, ; om deezen buitenlandfchen onderftand te kunnen ontbeeren. Een Fort, welk hy op het kleihe Eiland Rodrigo hadt bemagtigd, verlèhafte hem overvloed van Tortelduiven voor de behoeftigen. De Schepen, welke na Indie vaaren, vonden wel haast de noodige ververfchingen engervflykhedennaaeene langduurige fcheepvaart. Men zag van de hellingen drie fchepen loopen, van welke het eene vyf honderd Vaten laadde. Indien de Stigter het geji noegen niet fmaakte van de Volkplanting tot dien trap van voorfpoed, voor welken zy vat-}j baar was, gebragt te hebben, hy hadt ten I minften den roem van ontdekt te hebben, (I wat zy in bekwaame handen konde worden. Deeze werkftukken, hoewel als door Toj verkragt gewrogt, verworven, egter, de goedkeuring niet van hun, welke 'er het meeste belang by hadden. La Bourdonais wierdt opontbooden om zich te regtvaardigen. Een van de Bewindhebbers der Maatfchappye, | hem gevraagd hebbende, hoe het bykwame, dat hy de zaaken der Maatfchappye zo kwalyk, en zyne eigene zo wel beftierd hadt, : kreeg tot antwoord: Omdat ik myne eigene ; zaaken volgens myne eigene begrippen, maar | die der Maatfchappye volgens uwe Inflrublien \ heb waargenoomen. Groote Mannen hebben overal meer verrigt : dan groote Lichaamen. De Volken en de Genootfchappen zyn flegts de werktuigen van iie; IV. BOEK.  IV. boek. 94 GESCHIEDENIS lieden van vernuft; deeze hebben deScaaten; de Volkplantingen opgerigt. Spanje, Portugal , Holland en Engeland zyn hunne.veroveringen of hunne Bezittingen in Indie verfchuldigd aan Zeelieden, aan Krygshelden of aan Wetgeevers van eene verheevene Ziel. Frankryk, in 't byzonder, is zyne glorie meer verfchuldigd aan eenige gelukkige Burgers, dan aan zyne Wethouderfchap. Een deezer ongemeene Onderdaanen hadt de Franfche magt uitgebreid tot op twee gewigtige Eilanden van Afrika; een ander, nog ongemeener in zyne foort, verhefte haar in Afie: deeze was dupleix. In 't eerst wierdt hy na de Oevers van den Ganges gezonden, alwaar hy het bewind voerde over de Volkplanting Chandernagor. Deeze Bezitting, fchoon opgericht in een gewest, het allerbekwaamst gefchikt tot de grootfte onderneemingen van den Koophandel, hadt tot den tyd toe, als hy het beftuur in handen kreeg, zich in een kwynenden ftaat bevonden. De Maatfchappy hadt zich niet in ftaat bevonden om eenig geld van aanbelang derwaarts over te maaken; en haare Amptenaaren, welke de reize na Indie hadden aangenomen, zonder in 'tminst van middelen voorzien te zyn, hadden geen voordeel kunnen trekken van de vryheid, welke hun vergund wierdt, om voor hun zeiven Koophandel te dryven. De werkzaamheid van den nieuwen Bevelhebber, die aanzienlyke rykdommen mede bragt, door eenen gelukkigen handel van tien jaaren verkreeeen, ging tot alle de anderen over. In ö een  oeii beide INDIEN. 95 een Land, 't welk overvloeit van Geld, vonden zy gemaklyk Crediec, wanneer zy zich zulks waardig begonnen te gedraagen. Chandernagor wierdt, binnen kor-t, een voorwerp van verwonderinge voor zyne iNabuuren, en van nayver voor zyne mededingers. Dupleix, die de overige Franfchen tot deelgejnonten in zyne uitgeftrekte uitzigten hadt aangenoomen, opende zich bronnen van Koophandel in het geheele Mogolfche Ge. bied, zelf tot aan Thibet. By zyne aankomst vondt hy geen eene Sloep; en hy rustte op eenmaal vyftien Schepen uit. Deeze Schepen handelden in Indie van de eene haven op de andere. Hv zondt 'er na de RoodeZee, na de Perfifche Golf, na Suratte, na Goa, na de Maldivifche Eilanden, na Manilla; in één woord , na alle havens, alwaar hy mogelykheid zag eenen voordeeligen handel te dryven. Twaalf jaaren hadt Dupleix de eer van den Franfchen naam langs den Ganges gehandhaafd, het algemeen en zyn eigen byzonder voordeel bevorderd, wanneer hy, in den jaare 1742, na Pondichery wierdt geroepen, om aldaar het algemeen bewind van de zaaken der Maatfchappy in Indie te aanvaarden. Zy Waren toenmaals in bloeiender ftaat, dan zy immer geweest waren, en zedert geweest zyn, alzo de goederen, welke dit jaar na het Vaderland wierden gezonden , tot op vier en twintig Millioenen fteegen. Indien men in een geregeld gedrag volhard hadt, indien men meer vertrouwen hadt willenftellen in twee menfchen als Dupleix IV. boek.  IV. BOEK. 9(5 GESCHIEDENIS pleix en Ia Bourdonais, het is waarfchynlyk^. dat men eene magt zou verkreegen hebben * welke bezwaarlyk hadt kunnen overhoop geworpen worden. La itourdonais voorzag toenmaals eene Vredebreuk tusfchen Engeland en Frankryk ; en hy opperde een ontwerp, 't welk aan de Schepen van zyne Natie het gebied moest geeven over de Afiatifche Zeeën, zo lang de Oorlog duurde. Overtuigd, dat die geene der twee Natiën, welke in Indie het eerst gewapend zyn zoude, een beflisfend voordeel zou bezitten, verzogt hy om een Eska • der, waar mede hy na Isle de France zoude vaaren, om aldaar het begin der Vyandlykheden af te wagten. Dan moest hy dit Eiland verhaten en om te kruisfen na de Straat Sunda zeilen, door welke de meeste Schepen na China vaaren, en die allen van daar te rug keeren. Aldaar zou hy de Engelfche Schepen aangehouden, en die van zyne Natie beveiligd hebben. Hy zou 'er zich zelf meester gemaakt hebben van het klein Eskader, welke Engeland na de zelfde Vaarwaters zondt; en meester zynde van de Indifche Zeeën, zoude hy 'er alle de Engelfche Bezittingen bedorven hebben. Het Ministerie keurde dit Ontwerp goed. Men itondt la Bourdonais vyf Oorlogfchepen toe, en hy ging onder Zeil. Naauwlyks was hy vertrokken, of de Bewindhebbers , allen even zeer verftoord over het geheim, 't welk men by hen gemaakt hadt van de beftemminge van het Eskader, over de onkosten , op welke het hen dreef over  der beide INDIEN. 97 over de voordeelen, welke het moest verfchaffen, aan een Man, welken zy niet afhanklyk genoeg oordeelden , vernieuwden het geroep, welk zy voormaals reeds hadden aangeheft, over de nutteloosheid deezer uitrustinge. Zy waren of hielden zich zo verzekerd van de onzydigheid, welke in Indie tusfchen de twee Maatfchappyen onderhouden wierdt, dat zy 'er den Staatdienaar van overtuigden, wiens zwakheid niet meer aangemoedigd, en wiens onervarenheid niet meer opgeklaard wierdt» zedert het vertrek van la Bourdonais. Het Hof van Verfailles begreep niet, dat eene Mogenheid, welker voornaamfte grondflag de Koophandel is, een fcheepgevegt op den indifchen Oceaan niet met ernst konde ontwyken: en dat in gevalle zy voorflagen van Onzydigheid deedt of aannam, zulks alleenlyk kongefchieden met oogmerk om tyd te winnen. Het begreep niet, dat offchoon het verdrag van weerskanten ter goeder trouwe geflooten was, duizend ongelegenheden, welke het niet mogelyk was te voorzien, eene Eensgezindheid, welke op zo zwakke gronden rustte, moesten verbreeken. Het begreep niet, dat het einde, 't welk men zich voorftelde, nimmer verder dan flegts gedeeltelyk konde bereikt worden: dewyl de Zee-Krygsmagt der beide Natiën, door de verbonden der Maatfchappyen niet gebonden zynde, in de Europilche Zeeën de fchepen deezer Genootfchappen zou aantasten. Het zag niet, dat de beide Partyen, zeifin de Volkplantingen, Oorlogstoerustingen zouden maaken om niet overrompeld te worden; dat deeze toebereidzcls den weg zouden baanen II. Deel. G tot IV. boek.  IV. BOEK. 93 GESCHIEDENIS tot een wederzydsch mistrouwen, en het mistrouwen tot eene openbaare Vredebreuk. Van dit alles zag het niets; het Eskader wierdt thuis ontbooden. De vyandlykheden namen een aanvang, en de verovering van bykans alle Franfche fchepen, welke in Indie voeren, deedt te laat zien, welke de oordeelkundigfte Staatkunde geweest was. La Bourdonais wierdt derwyze aangedaan van de misdagen, welke het onheil van den Staat veroorzaakten, even alsof hy zelve ze bedreeven hadt, en was nergens op bedagt dan ze te vergoeden. Door kragt van overleggingen , van ftandvastigheid, van allerleie hulpmiddelen, aan welke niemand hadt gedagt; zonder Magazynen, zonder Gereedfchappen, zonder welgezind Bootsvolk, en Bevelhebbers, gelukte het hem, een Eskader uit te rusten , beftaande uit een fchip van zestig ftukken Gefchut en vyf Koopvaardyfchepen ten Oorlog toegerust; hier mede durfde hy het Engelfche Eskader aantasten, doeg het, vervolgde het, noodzaakte het de Kust van' Koromandel te verlaaten, belegerde en veroverde vervolgens Madras, de voornaamfte der Engelfche Volkplantingen. De Overwinnaar maakte zich gereed tot nieuwe togten. Zy waren zeker en gemaklyk; maar hy zag zich wcderftreeven met eene woede, welke negen 'Millioenen zeven en vyftig Livres koste, bedongen voor de losfing der veroverde Stad, en de gelukkige gevolgen, welke deeze gebeurtenis moest hebben. De Maatfchappy wierdt toenmaals beftuurd door twee Gelastigden des Konings, welke een on-  DER BEIDE INDIEN. 99 onverzoenbaaren haat tegen elkander hadden opgevat. De Bewindhebbers en de Amptenaars hadden in dit gefchil eene zyde gekoozen, overeenkomftig met hunne neigingen of belangen. De twee Aanhangen waren zeer op elkander verbitterd.. De eene, welke la Bourdonais zyn Eskader hadt doen ontneemen, zag niet zonder leedweezen, dat hy in zyn vernuft hulpmiddelen hadt gevonden om de flagen, hem toegebragt, nutteloos te doen worden. Men heeft reden om te gelooven, dat hy hem tot in Indie vervolgde, en dat hy het vergif van Jaloezy in de ziel van Dupleix flortte. Twee menfchen, gefchikt om elkander te agten, om elkander te beminnen, om den Franfchen naam beroemd te maaken, om misfchien gezamentlyk by het Naageflagt gedagt te worden, wierden de werktuigen der driften van lieden, op geen éénen dag met hun te noemen. Dupleix dwarsboomde la Bourdonais, en deedt hem een kostelyke gelegenheid verliezen. Naa dat hy zich te lang hadt opgehouden aan de Kust van Koromandel, om den Onderftand af te wagten, welken men buitert noodzaaklykheid hadt uitgefteld, verging zyn Eskader door eenen ftorm, "Er ontflondt verdeeldheid onder zyn Bootsvolk. Alle deeze onheilen, veroorzaakt door de heimelyke langen van Dupleix, noodzaakten la Bourdonais na Europa te rug te keeren , alwaar eene akelige Gevangenis het loon was van zyne roemryke verrigtingen, en het Graf der verwagtingen, welke de Natie op zyne groote bekwaamheden hadt gebouwd. De Engellchen, in Indie van deezen gedugG 2 ten IV. BOEK.  IV. BOEK. ioo GESCHIEDENIS ten vyand verlost, en door eene aanzienlyke hulp gefterkt, zagen zich in ftaat om op hunne beurt de Franfchen aan te tasten. Zy floegen het beleg om Pondichery. Thans vondt Dupleix middel om de nadeelen, welke hy geleeden hadt, te vergoeden. Hy verdeedigde zyne Stad met groote dapperheid en beleid; en naa een beleg van twee en veertig dagen waren de Engelfchen genoodzaakt af te trekken. Kort daarnaa kreeg men de tyding van het fluiten van den Vrede, en de vyandlykheden tusfchen de Maatfchappyen der beide Natiën namen een einde. Het inneemen van Madras, het Zeegevegt van la Bourdonais, en het opbreeken van het beleg van Pondichery, deeden de indifche Natiën eenen eerbied voor de Franfchen opvatten, grooter dan zy hun ooit betoond hadden. Zy waren ten aanzien der Indiaanen de eerfte der Europifche Natiën, de voornaamfte Mogenheid. Dupleix wilde gebruik maaken van deeze gefteldheid der gemoederen. Hy ftelde zyne poogingen te werk om zyner Natie duurzaame en aanzienlyke voordeden te bezorgen. Om een juist oordeel te vellen over zyne Ontwerpen , moet men voor oogen hebben het Tafereel van den toeftand, in welken de Indostan zich toenmaals bevondt. Deeze fchoone en ryke Landftreek, zomen geloof moge flaan aan onzekere overleveringen , trok de eigenbaatige aandagt van 's waerelds vroegfte veroveraaren tot zich. Maar het zy waar of valsch, dat bacchus, hercules, sesostris en darius, dit uitgeftrekt ge-  DER 75EÏDE INDIEN. IOI gedeelte van den Aardbol met de wapens in de vuist doorkruist hebben,* zeker is het, dat zy, voor de vroegfte Grieken, eene onuitputbaare bron van verdichtzelen en wonderen was. Deeze harsfenfchimmen betoverden een Volk, 't welk altoos ligtgeloovig was, omdat het altoos door zyne verbeelding beheerschc wierdt, dermaate, dat men zich uit dezelve niet wist te ontwarren, zelf in de verlichtrfe Eeuwen van het Gemeenebest. Wanneer men de dingen van de overkleedzels der verzieringe ontzwagtelt, zal men bevinden, dat eene zuivere iucht, gezond voedzel en eene zeer maatige Ieevenswyze het getal van inwooneren in den Indostan al zeer vroeg grootlyks hadden doen toeneemen. Zy kenden de Wetten, het.burgerlyk beftuur en de Kunften, toen het overige gedeelte der Aarde nog wild en woest was. Verftandige en heilzaame inftellingen beveiligden voor het zedenbederf deeze Volken, welke niets anders fcheenen te doen te hebben, dan de voordeelen van den grond en der Luchtftreeke te genieten. Indien de goede zeden, van tyd toe tyd, in eenige ftreeken ontaartten, de Throonen wierden ook even fpoedig om verre geworpen; en toen alexander zich in deeze gewesten vertoonde, bleeven 'er weinige Koningen over; 'er waren veele vrye Steden. Een land, verdeeld in een oneindig getal kleine Staaten, welke onder eene Volks- of willekeurige Regeering Honden, konde niet veel tegenftands bieden aan den Macedonifchen Held. Van hier dat hy het land doortrok met fnelle fchreden. Hy zou alles te G 3 on- IV. boek.  IV. BOEK. 102 GESCHIEDENIS onder gebragt hebben, hadt de dood hem niet, te midden van zyne Zegepraalen, weggerukt. De Indiaan sandrocotus, den Veroveraar in zyne Veldtogten volgende, hadt de kunst van Oorlog geleerd. Deez' Man , in welken de bekwaamheden de plaats bekleedden van het wettig regt en eene aanzienlyke geboorte,, verzamelde een talryk Leger, en verdreef de Macedoniers uit de Provinciën, welke zy overweldigd hadden. Naa zyn Vaderland verlost te hebben, maakte hy 'er zich meester van, en deedt den geheelen Indostan zyne Wetten hulde doen. Men weet niet, hoe lang zyne Regeering geduurd , en het Ryk, 'twelk hy geftigt hadt, gebloeid hebbe. Met den aanvang der achtfte Eeuwe drongen de Arabiers door tot in Indie, gelyk in veele andere landen van den Aardbodem. Eenige Eilanden onderwierpen zy aan hunne heerfchap. pye. Doch zich vergenoegende met in Vrede Koophandel te dryven aan het vaste land;, rigtten zy 'er weinige Bezittingen op. . Barbaaren van hunnen Godsdienst, uitKhorastan voortgekoomen, en geleid door mahrïoud , tastten, drie honderd jaren laater, Indie van den Noordkant aan, en drongen met hunne ftrooperyen door tot aan Gazuratte. In deeze ryke Gewesten behaaldën zy een onnoemelyken buit, welken zy in hunne onbebouwde én akelige Wildernisfen begroeven.^ Het geheugen deezer rampen was nog niet uitgewischt, toen gengiskan, die, met zyne Tartaaren, het grootfte gedeelte van Afie hadt te onder.gebragt, omtrent het jaar 1200, met  DER BEIDE INDIEN. IO3 met zyne zegepraalende Wapens tot aan de westlyke oevers van den incius doordrong. Men weet niet welk aandeel deez' Veroveraar en zyne naaKomelingen namen in de zaaken van den Indostan. W^aarfchynlyk is het, dat zy 'er zich luttel mede bemoeiden : dewyl men kort daarnaa, de Pataanen in dit fchoone land ziet heerfchen. Men wil, dat deezen Arabifche Kooplieden waren, op de Kusten van den Indostan gevestigd, die, hun voordeel doende met de zwakheid der Koningen en der Volken, welke ze onder hen hadden toegelaaten. zonder veele moeite zich meester maakten van verfcheidene Provinciën, en een uitgebreid Ryk ftigtten, welks Hoofdftad Delhy was. Onder hunne heerfchappy was Indie voorfpoedig: dewyl menfchen, in den Koophandel opgebragt, in hunne Verovering den geest van plonderinge en verwoestinge niet medevoerden, wel» ke de vyandiyke invallen doorgaans verzelt. Naauwlyks hadden de Indiaanen den tyd gehad om zich naar een vreemd juk te vormen, of zy moesten andermaal van meester veranderen. Tamerlan, uit Opper-Tartarye afkomttig, en reeds vermaard door zyne wreedheden en overwinningen, vertoonde zich, in het laatst van de Veertiende Eeuwe, in het Noorden van den Indostan, met een oorlogzuchtig, zegepraalend en onvermoeid Leger. Hy zelve verzekerde zich van de Noordlyke Provinciën, en liet de plondering der Zuidelyke landen voor zyne Stedehouders over. Men gelooft, dat hy een befluit hadt genomen om gantsch Indie te onder te brengen, G 4 wan- IV. BOEK.  io4 GESCHIEDENIS IV. BOEK. wanneer hy eensklaps zyne Wapens tegen bajazet keerde, hem overwon en ontthroonde, en, door de vereeniging van alle zyne veroveringen, zich meester vondt van de onmeetelyke uitgeftrektheid tusfchen het vermaaklyk Smyrna en de gelukkige Oevers van den Ganges. Zyn Dood wierdt van bloedige Oorlogen gevolgd. Zyne ryke naalatenfchap wierd zyner naakomelingfchap ontvreemd. Babar, de zesde naakomeling uit een zyner Kinderen, behieldt alleen zyn naam. Deez' jonge Vorst, door deUsbekfche Tartaaren uit Samarcande verjaagd, nam de vlugt na Cabulistan. Aldaar wierdt hy ontvangen van ranguildas , die 'er het bevel over voerde, en boezemde hem dat teder belang in, 't welk Onderdaanen eigenaartig Hellen in hunne ongelukkige Opperheeren. Een Leger, door de naarfüge zorge van deezen getrouwen Dienaar op de been gebragt, deedt den ontthroonden Koning op eene fpoedige herftelling hoopen. „ Het is niet de Noordkant, „ werwaarts de Wraak u zoude roepen, waar „ heen gy uwe fchreden moet wenden" dus fprak deeze wyze Man tot hem; „ het zou ,, onbezonnen zyn, dat Soldaaten, verwyfd „ geworden door de vérmaaklykheden der ,, Indien,Oorlogshelden aantastten,vermaard „ door hunne dapperheid en Overwinningen. „ De hemel heeft u geleid aan de Oevers van „ den Indus, om eene der rykfte Kroonen „ van het Heelal op uw hoofd te zetten; flaa ?, uwe oogen op den Indostan: dit Ryk, ver, „ fcheurd  OER BEIDE INDIEN. 105 „ fcheurd door de aanhoudende Oorlogen der „ Indiaanen en Pataanen, wagt op eenen „ Heer. In die bckoorlyke gewesten moet „ gy eene nieuwe Monarchie oprichten, ora „ ute bekleeden meteenenroem, even groot „ als die van den geduchten Tamerlan." Een zo oordeelkundige raad maakte eenen Herken indruk op het gemoed van Babar. Zonder tyd te verzuimen, wierdt 'er een ontwerp van Overweldiginge beraamd, hetwelk met den uiterften fpoed en beleid wierdt uitgevoerd De uitflag bekroonde het. De Noordlyke Provinciën, Delhy zelve, onderwierpen zich, naa het bieden van eenigen tegenftand. Een vlugtend Monarch hadt de eer om de magt der Tartaarfche Mogollen te •fligten, welke nog in weezen is. Ter handhaavinge der Veroveringe, wierdt een Regeeringsvorm vereischt. Die, welke Babar in Indie vastgefteld vondt, was eene louter burgerlyke overheerfching, getemperd door de zeden, gewoonten en volksbegrippen : in één woord, volmaakt overeenkoomende met het zagtaartig karakter, welk deeze Volken verfchuldigd zyn aan den invloed der Luchtflreeke, en aan den nog veel vermogender invloed van Godsdienftige gevoelens. Op deezen vreedzaamen Regeeringsvorm deedt Babar volgen, eene overheerfching, welke door geweld en de wapens onderfteund wordt, hoedanig men eigenaartig moest verwagten van eene veroverende en barbaarfche Natie. Ranguildas was langen tyd getuige van het vermogen van Babar. Hy verheugde zich G 5 over IV. BOEK.  IV. SOEK. 106 GESCHIEDENIS over zyn werk. Het herdenken van het geen hy verrigt hadt, om den Zoon zyns Meesters ten Throon te verheffen, vervulde zyne ziel met vreugde. Op zekeren dag dat hy zyne Gebeden uitttorte in c'en Tempel , hoorde hy aan zyne zyde een Baniaan, uitroepende: „ ö God, gy ziet de elenden myner Broede„ ren! Wy zyn een prooi geworden van „ eenen Jongeling, welke ons aanmerkt als „ een goed, 't welk hy, naar zyn goeddun„ ken, kan doorbrengen en verteeren. On„ der de talryke Kinders, welke in deeze „ wyduitgebreide gewesten om uwe hulp „ fmeeken, is'er één, die hen allen onder„ drukt. Wreek ons van den Dwingeland: „ wreek ons van de Verraaders, welke hem „ ten Throone hebben verheeven, zonderon„ derzogt te hebben, of hy regtvaardig „ ware." Ranguildas, van verbaasheid getroffen, naderde den Baniaan, en fprak hem dus aan: „ 6 Gy, die mynen Ouderdom wloekt, hoor „ my. Indien ik fchuldig ben, heeft myn „ Geweeten alleen my misleid. God is myn gelige ♦ dat ik» het Erfdeel wed- rgeeven„ de aan den Zoon van myn Oppervorst, ert myne bezittingen en myn leeven in de „ waagfchaal Hellende, om zyne magt te ves„ tigen, geloofd heb my te gedraagen naar „ zyne wyze befluiten, en dat ik op het „ Oogenblik als ik uw gebed hoorde, den „ Hemel op nieuw zegende, dat hy my, in myne laatfle dagen, de twee grootfte „ weldaaden had vergund, de Rust en de „tGlorie. „ De  PEa beide INDIEN, 107 De Glorie, hernam de Baniaan? Wees „ verzekerd, Ranguildas, dat zy alleen eigen „ is aan de Deugd, en niet aan .bedryven, „ die wel veel gerugts maaken, doch niet „ nuttig zyn voor de menfchen. En, ik bid „ u, wat nut heb gy den Indostan gedaan? „ Wanneer gy den afltammeling van een „ Overweldiger kroonde, hadt gy toen voor„ af onderzogt, of hy het geluk zoude bewer„ ken; of hy den wil en den moed zoude „ hebben om regtvaardig te zyn ? Hadt gy „ behoorlyke kennis van zyne kundigheden, „ die de waarheid te midden door de driften, „ de vooroordeelen en de Hovelingen doen „ onderkennen? Gy hebt, zegt gy, hem het „ Erfdeel zyner Vaderen wedergegeeven; even „ alsof de menfchen by uiterften wille konden „ weggemaakt en bezeeten worden gelyk de „ Landeryen en de Kudden. Maak geene „ aanfpraak op Glorie, 6 Ranguildas! Dit „ zou zo veel zyn, als te willen, dat weer„ looze Schaapen de gierige handen zegenden, die hen aan onmeedogende Slaagers „ overleveren. Verlangt gy Dankbaarheid, „ zoek haar in het hart van Babar; hy is ze „ u verfchuldigd. Gy hebt haar duur genoeg „ gekogt voor het geluk van een geheel „ Volk." Babar, de Overheerfching invoerende, was midderwyl genoodzaakt geweest, zich te onderwerpen aan eenige fchikkingen, welke haare affchuwelykheid matigden. De Vorst moest het regt in het openbaar oeifenen. 'Er waren geene andere Wetten dan die van majjometh, Zy zyn, 't is waar, weinig in ge- tal; IV. BOEK.  io8 GESCHIEDENIS IV. BOEK. tal; dit doet het meerendeel der Vonnisfen willekeurig worden , niet zo willekeurig, egter, als de menigvuldigheid van onze Wetten. Voor 't overige fcheenen de Mogolfche Keizers zich zeiven onder de noodzaaklykheid te leggen om regtvaardig, en zelf om goed te zyn, naardemaal het geheim uit hunne beflisfingen was verbannen, en de zaaken van Staat, door den Raad, in het openbaar behandeld wierden. Konden zy barbaarfche Wetten maaken, drukkende belastingen opleggen in tegenwoordigheid hunner Onderdaanen? Zy kenden, derhalven,niet hetgeen men verborgenheden van Staat noemt, welke doorgaans niets anders zyn dan verborgenheden der Ongeregtigheid. De Regeeringsvorm was geheel Krygskundig; dit vernederde het Volk, zonder daarom beter Soldaaten te verfchsffen 'Er was eene Bende opgericht van vier duizend Man, welke zich de voornaamfte Slaaven van den Vorst noemden. Uit deeze Bende wierden de Omrahs genomen, eene foort van Edellieden, welke den Raad des Keizers uitmaakten , die groote voorregten bezaten, en wien men herroepelyke Landeryen fchonk. De Vorst was erfgenaam van dit flag van Leenmannen. Niemand, van den Vizir af tot aan den laagflen Amptenaar, verwierf eene bediening dan op deeze voorwaarde; by zyn overlyden wierdt alles, wat van zyne goederen kon gevonden worden, in verzekering genomen , ten voordeele van den Keizer, die 'er zynen nabeflaanden zo veel van te rug gaf als hy wilde. Deeze Bolwerken, tegen het groot- wor-  DER BEIDE INDIEN. IOp worden der Familien opgeworpen, hadt men noodzaaklyk geoordeeld, onder een Regeeringsvorm, in welken men genoodzaakt was, veel vertrouwen in de Burgers te ftellen. In weerwil deezer bezwaarnisfen , waren de bedieningen van Omrahs zeer gewild, omdat zy alleen Nababs wierden. Deeze Nababs hadden het beftuur over eene doorgaans vry uitgeftrekte Provincie, welke veele Indiaanfche Prinsdommen bevatte. Mogendheden, in kleine Regtsgebieden verdeeld, hadt men onbekwaam geoordeeld om de reeds veroverde Landfchappen in bedwang te houden, om de heerfchappy uit te breiden, en om het misbruik te voorkoomen, 't welk een eerzuchtige, veelligt, zoude kunnen maaken van een groot gezag, of van een talryk Leger. Eiken Nabab wierden Opzienders toegevoegd, welke van hem niet afhanklyk waren. De Oppervorst behieldt aan zich het regt van Leeven en Dood. De Burgerlyke Zaaken ftonden onder het bewind van den Cadi. De Divan hadt het opzigt over de inkomflen, de uitgaven, en nam, in naam van den Keizer, bezit van de openvallende Leengoederen. De fterkfte plaatzen van ieder Provincie wierden toevertrouwd aan byzondere Bevelhebbers, welke aan den INabab niet onderworpen waren. Deeze Amptenaar wierdt ten Hove te rug ontbooden, aldaar opgehouden , of na elders gezonden, naar dat deeze veranderingen noodig geoordeeld wierden. Op zekeren tyd waren deeze veranderingen zo menigvuldig en geduurig, dat een nieuwe Nabab uit Delhy reedt op een Olifant, hebbende het aangezigt na de IV. BOEK.  no GESCHIEDENIS IV. SOEK. de ftad gekeerd, welke hy verliet, om, zo als hy zich uitdrukte, zynen Opvolger te zien hoornen. Nogthans wierdt het geheele Keizerryk niet naar deezen Regeeringsvorm beftuurd. Men hadt een groote menigte Indiaanfche Prinsfen, zelf in het erflyk bezit hunner Vorftendommen gelaaten. Schoon ondergefchikt aan den Nabab, in wier regtsgebied zy leefden, hadden zy, egter, vryheid om volgens hunne eigen Wetten te regeeren. Allen wierdt van hun gevorderd, dat zy de hun opgelegde febatting betaalden, en in geenerleien opzigte afweeken van de voorwaarden, aan welke zy en hunne Voorzaaten zich onderworpen hadden. Deeze Prinsdommen, van ongelyke uitgeftrektheid, wierden van geene anderen dan de Landzaaten bewoond. Deeze veroverde Volken zyn nog het talrykst in de gewesten van het Keizerryk,aan den Mogol onmiddelykonderworpen. Zy alleen hebben ten allen tyde de landen bebouwd, en altoos aan de Fabriken gearbeid. Men zag Mahomethaanen in de Hoofdfteden, in de Kooplieden, in de verfterkte plaatzen, in de Legerplaatzen en in de Legers: men vondt 'er geene, men vindt 'er nog geene andere in de Velden dan zulke, welke aldaar fchattingen heften, of zulke die met eenig bewind bekleed zyn. Hurt getal mag gefchat worden op tien Millioenen, en dat der Indiaanen op honderd Millioenen. Hetblykt, dat ten tyde als de Mogollen in den Indostan vielen, 'er geene byzondere eigendommen plaats hadden. Alle landeryen behoorden aan de indiaanfche Prinsfen; en *t is  DER BEIDE INDIEN. III is ligt te denken, dat woeste Veroveraars, aan de onkunde en inhaaligheid overgegeeven , een misbruik zullen geheiligd hebben, welk de hoogfte overmaate van eigendunkelyke magt is. Het gedeelte der Ryfcslanden, welk de nieuwe Oppervorften zich toeeigenden, wierdt verdeeld in groote Landvoogdyen, welke men Soubadommen noemde. DeSouba's* met het krygs- en burgerbeftier belast, hadden insgelyks het opzigt over de inzameling der inkomften. Zy droegen de zorge over dezelve op aan Nababs, welke zy in hunne Soubadommen aanftelden, en deeze wederom aan byzondere Pagters, op weiken het bebouwen der Landen onmiddelyk rustte. Met den aanvang des jaars, 't welk rnet de maand Juny zyn begin neemt, kwamen de bedienden van den Nabab met de Pagters overeen over de Landhuur. 'Er wierdt een foort van verdrag geflooten, Jamabaudi genaamd , welk in de Kancelary van 't Gewest bewaard wierdt; en deeze Pagters gingen vervolgens, een ieder in zyne gehuurde landftreek, Akkerlieden opzoeken, aan welken zy een aanmerkelyk verfchot deeden, om hen in ftaat te nellen tot het bezaaien der Landeryen. Naa den Oogst, bezorgden de Pagters den opbrengst van hunne huur aan de bedienden van den Nabab. De Nabab ftelde dien den Souba ter hand , en de Souba bragt het in 's Keizers fchatkist. De huur wierdt door. gaands gefteld op de helft van den opbrengst der Landeryen; de andere helft diende om de kosten van den Akkerbouw goed te maaken, de Pagters te verryken, en de Landbouwers IV. BOEK.  IV. BOEK. na GESCHIEDENIS , wers te voeden. Behalven het Koorn, waar op men zich voornaamlyk toeleide, wierden de overige voortbrengzels der aarde even eens behandeld; men verpagtte insgelyks de Betel, het Zout en de Tabak. Daarenboven waren 'er eenige Tollen, en regten op de openbaare Markten in gebruik; doch men wist 'er niets van perfoonlyke belasting , van geenerhande belastingen op de Nyverheid. 't Was niet in het hart deezer Dwingelanden opgekoomen, iets te vorderen van menfchen, wien men niets overliet. De Weever, in zyne werkplaats beflooten, werkte zonder kommer, en befchikte onbelemmerd over de vrugt van zynen arbeid. Deeze gunst hadt plaats ten aanzien van allerleie foorten van roerende goederen. Deeze waren, in den eigenlyken zin, de eigendom der burgeren. Zy waren 'er aan niemand rekenfchap van fchuldig. Zy konden, by hun leeven, over dezelve befchikken; en naa hun overlyden gingen ze over tot hunne naakoomelingen. De huizen in de dorpen en in de fteden, benevens de tuinen, die altoos klein zyn en alleen tot fieraad dienen, behoorden insgelyks tot den byzonderen eigendom. Men kon ze erven en verkoopen. In het laatstgemelde geval, vervoegden de Verkooper en^Kooper zich by den Cothoal. De voorwaarden van den Koop wierden in -gefchrift gefield, en de Cothoal drukte zyn zegel op den Koopbrief, om denzei ven in kragt te Hellen. De zelfde plegtigheid wierdt in agt genomen ten aanzien van Slaaven; dat wil zeggen, van  der beide INDIEN. II3 van die ongelukkige menfchen, die, door de elende gedrukt, eene byzondere flaaverny, welke hun leevensonderhoud verfchafte, verkoozen boven den ftaat van algemeene flaaverny, in welken zy geene middelen hadden om van te leeven. Zy verkogten zich alsdan voor geld, en de koop wierdt geflooten in tegenwoordigheid van den Cothoal, opdat de eigendom van den kooper bekend en ontegenzeggelyk zyn mogt- De Cothoal was eene foort van openbaar Amptenaar, hoedanig' men in ieder Dorp vondt, om 'er het Ampt van Notaris te verrigten. In tegenwoordigheid van hem wier. den de weinige verdragen geflooten, tot welke de aart van dusdanig eenen Regeeringsvorm aanleiding kon geeven. Een ander (bediende , die den naam voerde van Gsmidard, deedt uitfpraak over de gefchilien tusfchen de Ingezeetenen. Zyne vonnisfen waren bykans altoos beflisfende,. althans zo ze geen aan-geleegen voorwerp betroffen, en de veroordeelde party geen gelds genoeg bezat, om aan het Hof van den iXab&b eene andere uidpraak te koopen. De Gemidard na.it ook het opzigt over de burgerlyke ivgisut ifeiiing. Hy hadt de raagt om geringe lliaff.n op te leggen; doch wanneer de zaak eene hoofdmisdaad betrof j Itondt het vonnis deswegen aan den Nabab, dewyl hy alleen regt hadt het doodvonnis te vellen. Dusdanig een regeeringsvorm, welke niets anders was dan eene gefrualdeelde D wingelandy, afdaalende van den Tnroon tot, den geringden Amptenaar, konde geen ander huipil. Deel. H mid- IV. BOEK.  ] IV. BOLK. :i4 GESCHIEDENIS middel hebben, dan eene bedwingende magt, die altoos werkzaam was. Van hier, dat d« Monarch,zodra het regenagtig faifoen verloopen was, zyne hoofdftad verliet en te velde trok. De Nababs, de Kajas, en de andere voornaame Amptenaars, wierden by hem ontbooden, en hy doorliep de Provinciën des Ryks, de eene naa de andere, met toerustingen van Oorlog, welke, egter, de listen der Staatkunde niet uitflooten. Dikwyls bediende men zich van den eenen Grooten , om den anderen te onderdrukken. De haatlykfte list der Dwingelandye, is, verdeeldheid te zaaien onder zyne Slaaven. Aanbrengers , op algemeene kosten door den Vorst onderhouden, voedden deeze verdeeldheden, en verfpreidden een geftadigen oproer. Deeze Aanbrengers wierden altoos gekoozen uit luiden van den eerflen rang. Het Zedenbederf is ten hoogften toppunte gefteegen, wanneer 't geen veragtelyk is door magt veradeld wordt. Ieder jaar hervatte de Mogol zyne togten, eerder als eene Veroveraar dan als een Oppervorst, het regt gaande oeffenen in de Provinciën , even gelyk men 'er verfchynt om ze te pionderen, en zyn gezag handhaavende langs de wegen en met den toeftel van geweld, welke oorzaak zyn, dat de eigendunkelyke Regeeringsvorm niets anders is dan een aanhoudenden Oorlog. Deeze wyze van regeeren, fchoon met geregtsplegtigheden verzeld, is zeer gevaarlyk voor een Oppermagtig Vorst. Zolang de onderdaanen %ne onregtvaardigheden ondervinden, alleen door middel van de bewaarders van zyn gezag, vergenoegen zy  DER BEIDE INDIEN. U5 zy zich met morren, vermoedende' dat de Vorst van dezelve onkundig is, en ze niet zoude dulden; maar zo ras hy ze heiligt door zyne tegenwoordigheid en beflisfingen, verliest hy het vertrouwen; de begocheling verdwynt. Voorheen was hy een God; nu is hy een Gek of een Guit. Nogthans hebbende Mogolfche Keizers nog langen tyd het genot gehad van het bygeloovig denkbeeld, 't welk de Natie van hun geheiligd Karakter hadt opgevat. Om deeze begocheling te doen ftand houden, verwaarloosden zy niéts van hetgeen het Volk kon verblinden door het vertoon van pragt, welke het veel meer misleidt 'dan het oeffenen van Geregtigheid. Hetgeen van de weelde der pragtigfte Hoven van het gantfche Heelal verhaald wordt, is niets in vergelyking van den praaiende toeftel des Mogols op zyne reizen. De Olifanten, die minder nut zyn geworden in den Oorlog, zints het gebruik van Schietgeweer is algemeen geworden, geeven hem inzonderheid een aanzien van grootheid, waar van wy, in deeze Noordlyke landen, zelf geen denkbeeld hebben. De. Heer van een onmeetelyk Gebied, ftaatelyk gezeeten op eenen Thröon, fchitterende van Goud en Edelgefteenten , op een gedrogtlyk groot Dier, pragtig uitgedost, kon niet nalaaten in de Zielen eener zwakke menigte eenen indruk van eerbied te verwekken, tegen welken de verbeelding der onafhanklykfte verflanden moeite heeft om zelf van verre op hunne hoede te zyn. De zulken zyner eerfte Slaaven , wien het vergund was, op deeze wyze in zyn H a ge- IV. SOEK.  IV. BOEK. 116 GESCHIEDENIS gevolg uit te munten, vergrooten nog het denkbeeld, 't welk men vormde wegens den Opperheer, wiens Ketens zy droegen. Door middel van dit tweevoudig Dryfrad, Schrik en Verwondering, behielden niet alleen de Mogollen het gebied, welk zy geftigt hadden, maar breidden het nog verder uit. Het aanwinnen van veele Provinciën deedt den klomp hunner magt allengskens grooter worden. De lndiaanen , altoos lafhartig , altoos verdeeld in veele kleine Vorftendommen, waar van niet een op zich zelf in ftaat was veel tegenftands te bieden, altoos even zeer verwyderd van zich ter hunner onderlinge verdeediginge te vereenigen, de lndiaanen lieten zich met het uiterfte gemak onder het juk brengen. Aurengzeb, die wreede en eerzuchtige Huichelaar, ten Throon geklommen door het vermoorden van zyn eigen Vader, yan drie Broeders, en van veele Neeven, voltooide ten laatfte de verovering van het Schiereiland. Op eene imalle Landengte na, aan de Kust van Malabar, eerbiedigde de geheele Indostan zyne Wetten , welke gehandhaafd wierden door Nababs of Rajas, van zulk een aart als hy goed vondt ze te verkiezen. De Dood van deezen verfchriklyken, maar wakkeren en arbeidzaamen Dwingeland, was de eindpaal der Mogolfche grootheid. Dit in de Gefchiedenis der Waereld merkwaardig tydftip opent met het begin der tegenwoordige Eeuwe. De verwarring nam eenen aanvang door de menigte van hun, die na de Kroon dongen. 'Lr was geene Wet,  DER BEIDE INDIEN. 117 Wet, waar door de Orde van Opvolginge wierdt geregeld. Tot nog toe hadt ieder Keizer over zyne Kroon befchikt volgens zyne verkiezing, zonder eenige agt te flaan op den geboorterang. Genoeg was het, om zyne keuze niet te doen betwisten, dat zy op iemand van het geflagt van Tamerlan was gevallen. Deeze ichikking, uit zich zelve aan grootte ongemakken onderheevig, was nog gevaarlyker geworden, .zints de Mogollen, afwykende van de beginzels, welke in de willekeurige Staaten onfchendbaar gevolgd wierden, het beftuur der Provinciën hunnen eigen Kinderen hadden opgedraagen. Het kon niet anders zyn, of deeze Prinsfen, eigenaars geworden van eene aanzienlyke magt en talryke benden, moesten hunnen hoogmoed en hunne eerzucht zien toeneemen. Men hadt 'er voormaals proeven van gehad. Naa den dood van Aurengzeb wierden zy menigvuldiger. Zyne naakoomelingen, met veragting vervuld voor de fchikkingen van eenen Dwingeland, die niet meer was, betwistten elkander zyne ryke naalaatenfchap met eene woede, welke den geheelen Indostan in vlam zette, en van bloed deedt flroomen. Het belang van eenen iegelyk hunner, om het getal zyner aanhangeren te vermenigvuldigen, deedt de oogen fluiten voor de losbandigheid van alle beginzels. De Krygsmagt, over de twaalf honderd duizend Man fterk, was zonder tugt, zonder eenpaarigheid in den Dienst, zonder H 3 ver- IV. BOEK.  ïl8 GESCHIEDENIS IV. BOEK. verknogtheid aan den Vorst, en vooral aan den Staat. De Nababs wierden minder afhanklyk, en vermogender. Deeze Landvoogden, welke dus lang tot loon voor hunnen arbeid niets anders hadden getrokken, dan een Leengoed , Jacquier genoemd, gaven zich over aan hunne begeerlykheid. Vóór dit Tydftip waren de regten, welke, over de gantfche uitgcflrektheid van het Keizerryk, geheft wierden, van de inkocmende en uitgaande Koopmanfchappen, van de Lander en en de Huizen, van de eetbaare Waaren, welke op de openbaare Markten verkogt wierden, op eenen vasten voet bepaald, en in de Boeken der Kanfelarye aange'chreeven. Deeze belastingen kwamen geheel en al in de Schatkist van den Vorst. JVien hieldtaan met ze derwaarts te zenden; maar men week overal af van de va^tgtftelde Keuren. De Nabab wilde iets winnen van den Keizer; de Pagter van den Nabab; en de Onderdaanen wierd^n onderdrukt. Dezelfde geest heerschte ten Hove, en de Overheerfching deedt, van het eene einde van het Keizerryk tot aan het ander, alle haare affchuwelykheid en alle haare zwakheid gevoelen. De grillige eigendunklykheid van den Vorst en zyner Amptenaaren was de eenige Wet. Alle denkbeelden van regt en onregt raakten te zoek in het hoofd van het Volk en der Burgerhetren. 't Valt ligt te bezcffen, tot welk een trap dusdanig eene Regeeringswyze de Zeden be-  DER BEIDE INDIEN. IIJ) bedorf. De Opvoeding deedt het Zedenbederf der Mogollen nog grooter worden. De Kinders der Vorften of der Grooren waren doorgaans, tot aan den ouderdom van zes of zeven jaaren, in de handen van Vrouwen. Men gaf hun eenige onderregf'ngen, welke genoegzaam geheel bepaald waren tot Godsdienftige Leerftellingen en Geboden. Men onderwees hen in eenige l welke Scheringham aan de Franfchen verfchafte, vonden zy aldaar eene legging, welke hun een grooten.invloed moest geeven op de nabuurige landen, en een volftrekt gebied over Tanjaour, 't welk zy, wanneer zy zulks goedvonden , konden berooven van het water, dat tot de Ryst, welke aldaar wierdt gebouwd, noodzaaklyk vereischt wierdt. Karicah en Pondichery zagen ieder zyn Grondgebied vermeerderd met eene uitgeftrektbeid van tien Mylen en tachtig Dorpen. Indien deeze aanwinningen niet zo aanmerkelyk waren als die van Scheringham voor de Staatkundige magt, zy waren veel voordeeliger voor den Koophandel. Het een en ander was van geringe aangelegenheid, in vergelyking van het Grondgebied, 't welk aan den Noordkant wierdt aangewonnen. Het bevatte Condavir, Mazulipatam met zyne onderhoorigheden, het Eiland Dioy , benevens de vier Carkars of Provinciën , Eiour, Moutafanagar, Ragimendry en Chicakeb. Vergunningen van deeze aangelegenheid deeden de Franfchen meester worden van de Kust van Koromandel en Orixa, in eene onafgebrokene uitgeltrektheid gronds van zes honderd Mylen, gerekend van Medapilly tot aan Jaguernat, de beroemdfte Pagode van het Oosten. Deeze Landen grenzen aaneen Keten Bergen, welke genoegzaam evenwydjg loopt met de Zeekust, van welke zy meestal tachtig of negentig, doch zomtyds ook flegts, der-  DER BEIDE INDIEN. I35 dertig Mylen zyn gel >egen. Het binnenfte gedeelte wordt Dewoond van Weevers, welke de waaren reeden voor Europa gefchikt, die veel beter zyn dan die uit het overige gedeelte van den Indostan koomen, en welke zy, om den overvloed van leevensmiddelen , veel beter koop kunnen geeven. In de daad, de Franfchen moeten geen voordeel trekken uit de vier Carkars, dan in zo verre zy, in den dienst van den Souba, het getal van Troepen onderhielden , over welke men het eens was geworden; doch deeze verbintenis, welke alleen hunne eerlykheid verbondt, belemmerde hen niet. Hunne eerzucht verflondt reeds in voorraad de fchatten, in deeze uitgeftrekte gewesten, zedert zo veele Eeuwen, opeen geltapeld. Nogthans moesten de talryke en vermogende Kajas, welke deeze rykdommen onder elkander verdeelden , eigenaartig, uit de diepte hunner Forten en ontoegankelyke Bosfchen , aan vreemdelingen eene belasting weigeren, welke het Keizerryk zelf nimmer dan gewaapenderhand van hun verworven hadt. De Engelfchen en Hollanders, wier Komptoiren in dit gewest waren geleegen, konden nimmer met goede oogen aanzien, dat hun Mededinger hun Meester wierdt, noch hunne toeftemming geeven om hem eene Leenfchattmg te betaaien, of om alleen het uitfchot der meest gezogte Koopwaaren te ontvangen. De Souba zelve zou, een weinig vroeger, of laater, gebloosd hebben over de opofferingen, welke de omftandigheden hem zouden afgeperst hebben, en I 4 by IV. B0E14>  136 GESCHIEDENIS IV. BOEK. hy zou ligt een of ander gunftig oogenblik aantreffen om ze te herroepen. Deeze bedenkingen, wier gegrondheid, door de gevolgen, zo bondig betoogd is, kwamen toenmaals niet voor den Geest, of wierden niet behoorlyk overwoogen, om 'er de aangelegenheid van te gevoelen De Eerbewyzen, welke aan Dupleix in perfoon verfpild wierden, fcheenen nog tot eene nieuwe bron van voorfpoeden te moeten verftrekken. Men was niet onkundig, dat elke vreemde Volkplanting meer of min haatlyk is ; dat de beginzels eener wel overdagte ftaatkunde vorderen, op middelen bedagt te zyn om deezen afkeer te doen verminderen , en dat het kragtigfte middel, om dit oogmerk te bereiken, is", de gebruiken van het Land, alwaar men zich wil neerzetten, zo veel mogelyk, aan te neemen. De geneigdheid van het Opperhoofd der Franfchen tot;de Afiaufche Pragt. deedt hem fmaak vinden in alle deeze bedenkingen. Hy was tot het hoogfte toppunt van blydfchap geklommen, wanneer hy zich met den tytel van Nabab bekleed zag. Deeze hoedanigheid ftelde hem gelyk met hun, wier befcherming men dus lang was genoodzaakt geweest te beedelen. Hy zag zich verheeven tot de waardigheid van een der voornaamite leden van een uitgeftrekt Keizerryk, en eenigerroaate van Oppervorst te zyn. Een zo gunftige toeftand verzekerde hem allerleie middelen, welke hy konde begeeren, om eenen aanhang te maaken onder ie voornaamfte Moorcn, en de aanzienlyk-  DER BEIDE INDIEN. 137 fte lndiaanen, en om den weg te baanen tot de omwentelingen, welke hy voordeelig zoude oordeelen voor de gewigtige belangen, welke hem waren aanbevolen. Alle de waardigheden, welke hy verkreegen hadt, fcheenen zamen te loopen tot het bevorderen van den aanwas der Maaifchappye; doch de waardigheid, van welke men zich de grootfte voordeden beloofde, was de Landvoogdyfchap van alle de Mogolfche bezittingen, ten Zuiden van de rivier de Khrisnha geleegen,- dat wil zeggen, van een Landfchap, bykans zo groot als geheel Frankryk. Alle deinkomften van deeze ryke gewesten moesten aan hem worden opgebragt, zonder dat hy verpligt was, 'er iemand rekenfchap van te doen dan aan den Souba zeiven. Hoewel deeze fchikkingen , door Kooplieden beraamd, eigenaartig niet konden behaagen aan het Hof van Delhy, was men voor deszelfs misnoegen niet zeer bedugt. Zyn onvermogen wierdt dagelyks grooter. Beroofd van den onderftand in Menfchen en Geid, welken de Soubas, de Nababs, de Rajas en zyne minfte Amptenaars hetzelve durfden weigeren, zag het zich van alle kanten befpringen. De Rajeputs, afftammelingen dier oude lndiaanen, welke door alexander verflagen wierden, door de Mogollen uit hunne bezittingen verdreeven, hebben hunne toevlugt genomen tot de Bergen, in het Middelpunt van den Indostan geleegen. Hunne geduurige oneenigheden beletten hen veroveringen te onderneemen; maar in de korte I 5 tus- IV. boek.  IV. BOEK. 138 GESCHIED E N I S tusfchenpoozen van rust, welke deeze huis* lyke onlusten hun verleenen, doen zy uitvallen , welke het afgemergelde lichaam van het Keizerryk verzwakken. De Pataanen zyn nog gedugter vyanden. Zy woonen aan den voet van den Berg Imaus, welke een tak is van den Caucafus, en zyn,zonder tegenfpraak, de dapperfte van alle de Mahomethaanfche Suldaaten, welke in den Indostan geworven worden. De overtuiging van deeze hunne meerderheid maakt de zulken, welke in den dienst van verfchillende Vorflen verfpreid zyn, ten uiterften ftoutmoedig en gewelddaadig. Aan welke misdaaden zy zich uok fchuldig maaken, koornt men, egter, zelden tot het befluit om hen te ltraffen, en altoos met de uiterfte omzigtigheid. De geest van wraaklust doet den Moord onder hen algemeen worden. Zy maaken geene zwaarigheid om dien te pleegen, wanneer zy in al te kleinen getale zyn om den ftandaard van oproerigheid te plaatzen:dus zyn zy tweezinsgedugt voor den Staat, als Soldaaten, en als lloovers. Het lichaam der Natie heeft het juk der Mogollen, zedert hunne jongfte onheilen , allengskens afgefchud. Haare Leger, hoofden hebben, niet veele jaaren geleeden, hunne plondenngen uitgeftrekt zelf tot aan Delhy, hetwelk zy niet verlieten dan naa eene verfchriklyke plondering. Ten i\ oorden van den Indostan woont eene Natie, die, hoewel nog jong, en zelf om haare jongheid, dies te meer fchrik inboezemt. Deeze Volken, by den naam van Seiks  DER BEIDE INDIEN. 139 Seiks bekend, hebben zich, fchoon omringd van flaaffche Volken, uit de boeijens der Dwingelandye en des bygeloufs weeten te verlosfen. Men wil dat ze naavolgers zyn van een Wysgeer uit Thibet, welke hun denkbeelden van vryheid inboezemde. Zy maakten zich bekend met den aanvang deezer Eeuwe; doch toen wierden zy niet zo zeer gehouden voor eene Natie, als voor een zekeren Aanhang. Geduurende de rampen van het Mogolfche Ryk, namen zy merkelyk toe in getal, door de afvalligen van allerleie Godsdienflen, welke zich by hen vervoegden , om 'er een fchuilplaats te zoeken tegen den overlast en kwellingen hunner Dwingelanden. Om tot deeze Maatfchappy te worden toegelaatcn, moest men den Eed van een onverzoenlyken haat tegen de Eenhoofdige regeering afleggen. Het wordt als zeker verhaald, dat in eenen Tempel een Altaar ftaat, op welken hun Wetboek legt, en aan welks zyde zich een Schepter en een Dolk vertoont. Vier oude mannen worden gekoozen, om in tyd en wyle raad te pleegen met de wet, den eenigen Oppervorst van dit Gemeenebest. De Seiks bezitten tegenwoordig de geheele Provincie Punjal, het grootfte gedeelte van Moultau en Sinde, de beide oevers van den Jndus,vanCachemire af tot aan Tatla toe, en het gantfche land aan den kant van Delhy, van Lahor tot aan Sirhind. Zy kunnen een Leger' van zestig duizend goede paarden op de been brengen. Doch onder alle de vyanden van den Mo- gol- IV. BOEK.  IV. BOEK. 14° GESCHIEDENIS gol, zyn 'er geene meer gedugt dan de Maratten. Deeze Volken, zedert eenigen tyd zo vermaard geworden, bewoonden, zoveel de onbekendheid van hunnen oorfprong en van hunne Gefchiedenisfe toelaat te giffen, veele Provinciën van den Indostan, uit welke zy door de Mogollen verdreeven wier. den. Zy vlugtten op de Gebergten, {trekkende van Suratte tot op de hoogte van Goa, en richtten aldaar veele kleine van elkander onafhanklyke Staaten op, welke door den tyd in eenen enkelen verfmolten. Hun Opperhoofd vestigde zyn verblyf te Sattarah. Hy heerschte over Provinciën, alwaar men den Landbouw zag bloeien, ralryke Kudden weiden, benevens eenige Fabriken. De zulken zyner Onderdaanen , voor welke deeze ftille bezigheden geene bekoorlykheden hadden, ademden niets dan roof en plondering. Deeze drift wierdt befmettelyk. Welhaast fioeg het meerendeel tot alle de* uitfpoorigheden in de ondeugd en de losbandigheid over, welke eigenaartig moeten verwagt worden van een onkundig Volk, het welk het juk der vooroordeelen heeft afgefchud, zonder goede wetten en heüzaame kundigheden daar voor in de plaats te fteilen. Hunne roofzucht bepaalde zich, egter, by het afzetten der Karavaanen, wanneer Koromandel, door Aurengzeb benaauwd, hen van hunne magt onderrigtte, door hunnen byftand te verzoeken. Thans begon zich voor hunne begeerlykheid een ruimer veld te openen. Men zag hen in memgte uit hunne rotzen te voorfchyn koomen, ge-  DER BEIDE INDIEN. Ï.4I gezeeten op kleine doch fterke Paarden, tot vermoeidheid gefchikt, op de oneffenf£e wegen met een gewisfen tred loopende, gewoon om onder 't loopen zich te voeden met de kruiden en planten, welke zy gezwind afmaaiden; leevende, gelyk hunne Meesters, van roof en buit; in plaats van een Zadel, Kusfens draagende, gelyk aan die, welke de Maarfchalic van Saxen zo fterk aanpryst. Een Tulban om het hoofd, een Gordel om de Schamelheid te bedekken, een flegte Mantel, by dag om defchouders geflingerd, en by nacht tot een dekkleed verftrekkende, maakten alle de toerusting van den Ruiter uit. Zyne Mondbehoeften beftonden in een kleinen zak met Ryst en een koperen vies met water. Geene andere Wapens hadt hy dan een Sabel, maar van een zo uitgezogt maakzel, dat de Europifche, by de zyne vergeleeken, nergens toe deugden , dan, gelyk hy zich uitdrukte, om Boter te fnyden. Deeze eislykheden, welke gepleegd wierden van het een einde van het Keizerryk tot aan het ander , deeden geen voordeel aan de Prinsfen, welke 'er het voorwendzel toe verfchaft hadden. Zy wierden genoodzaakt het juk van Aurengzeb te ondergaan; doch hun Overwinnaar zag de twee derde gedeelten van zyn Ryk vergiftigd door deeze wreede verwoestingen. Wanhoopende immer gelukkig te flaagen in het overwinnen, zelf in het beteugelen van onregelmaatige Troepen, welke tusfchen hunne Legerplaats en die van hunnen vyand altoos eene Wildernis IV. BOEK.  IV. SOEK. 142 GESCHIEDENIS nis lieten, en die, in gevalle van nood, veertig Mylen in eenen dag afleiden, belloot hy tot een verbond, 't welk fchandelyk zou geweest zyn, indien de Nood , fterker dan de vooroordeelen, de Reden en de Wetten, het niet hadden aan de hand gegeeven. Hy flondt voor altoos aan de Maratten af het vierde gedeelte der inkomften van Decan , een Soubadom zamengefteid uit alle de Veroveringen, welke hy op het Schiereiland gemaakt hadt. Deeze foort van fchattinge wierdt, geduurende het leeven van Aurengzeb, met zonderlinge getrouwheid opgebragt Naa zyn overlyden wierdt zy betaald of geweigerd, naar maate men meer of minder vermogen bezat. De zorge om dezelve te heffen dreef de Maratten, met een gefchaard Leger, na de afgelegenfte gewesten van hunne Bergen. Het volkomen verval der heerfchende Mogendheid deedt hunne ftoutmoedigheid toeneemen. Zy deeden het Hof van Delhy beeven; zy ontkroonden de Keizers; zy breidden hunne Grenzen uit;veelen hunner Opperhoofden richtten, verre van hun Vaderland, onafhanklyke Staaten op. De Rajas, de Nababs, welke zich onafhanklyk wilden maaken in hun beftuur, riepen hen te hulpe. Terwyl het Hof van Delhy met nadeel worftelde tegen zo veele vyanden, op zynen ondergang bedagt, zag menden Heer bussy, die, met eene zwakke Bende Franfchen en een Indiaansch Leger, Salabetzingue na Aurengabat, zyne Hoofdftad, hadc ge-  der beide INDIEN. 143 geleid, zich met voordeel bezig houden met de zorge om hem op den Throon te bevest;gen, op welken hy hem geplaatst hadt. De zwakheid van den Vorst, de zamenzweeringen, van welke zy de oorzaak was geweest, de oproerigheid der Maratten, Firmans aan Mededingers verleend, en nog meer andere hinderpaalen, dwarsboomden zyne ontwerpen, zonder iets in dezelve te veranderen. Hy deedt den befchermeling der Franfchen vreedzamer regeeren, dan de omftandigheden toelieten te hoopen, en hy handhaafde hem by eene volftrek'te onafhanklykheid van het Hoofd des Keizerryks. Niet zo gelukkig was de toeftand van Chandafaeb, tot het Nababdom van. Arcate geroepen. Men hadt hem eenen Mededinger, mahamet alikan genoemd, verwekt. Hun naam verftrekte den Engelfchen en Franfchen tot een voorwendzel om elkander een feilen Oorlog aan te doen. De beide Natiën ftreeden om den roem, om den rykdom, en om de driften hunner Opperhoofden, dupleix en saunders , ten dienfte te ftaan. De Overwinning ging dikmaals van de eene in de andere Legerplaats over. De uitflag zou minder geweifeldhebben,indien de Stadvoogd van Madras meer Troepen, of de Bevelhebber van Pondichery beter Krygsoverften hadt gehad. Alles gaf aanleiding tot twyfeling, wie deezer beide Mannen, welke de Natuur met het zelfde karakter van onbezweekenheid begaafd hadt. een einde van den Oorlog zou maaken, door de Wet te Hellen; maar men was wel verzekerd, dat geen IV. boek.  IV. BOEK. 144 GESCHIEDENIS geen van beiden haar zou aanneemen, zo lang hy een Soldaat of een Roupie hadt om zich te verdeedigen. Deeze hulp- en geldeloosheid, in weerwil van hunne uitgeftrekte poogingen, fcheen nog verre van de hand: dewyl zy beiden in hunnen haat en in hun vernuft hulpmiddelen vonden, welke de kundigften niet zouden vermoed hebben. Het was klaarblykelyk, dat de onlusten in Carnate geen einde zouden neemen, voor dat'de Vrede uit Europa derwaarts overkwam; en 'er was reden om te vreezen, dat het vuur, zints zes jaaren in Indie beflooten , tot verre afgelegene gewesten zou overflaan. De Franfche en Engelfche Staatsdienaars deeden dit gevaar verdwynen, door bevel te geeven aan de twee Maatfchappyen om tot een vergelyk te koomen. Zy fiooten een voorwaardelyk Verbond, welk eenen aanvang nam met het opfchorten der vyandlykheden, te beginnen van den eerften dag des Jaars 1755, en het welk moest eindigen met het vastftellen eener volkomene gelykheid van grondgebied, van magt en van Koophandel aan de Kust van Koromandel en van Orixa. Deeze fchikking hadt de bekragtiging der Hoven van Londen en Verfailles nog niet verworven, wanneer gewigtiger belangen het vuur des Ooriogs tusfchen de twee Nati.ee op nieuw deeden branden. De tyding van deezen geweldigen brand, welke van Noord-Amerika tot het gantsch Heelal overHoeg.kwam in Indien op eenen tyd, als de toeftand der Engelfchen zeer bachiyk was,  der beide INDIEN. 145 was, en nog hachlyker konde worden. Zedert eenigcn tyd was in deeze afgeleegene Gewesteneen heilloos gebruik ingevoerd. Ieder Bevelhebber van eenige Europifche Volkplantingc gebruikte de vryheid om eene fchuilplaats te verleenen aan 's Lands inboorlingen , die voor onderdrukking of ftraffe vreesden. De dikmaals zeer aanmerkelyke ibmmen, welke hy tot loon voor deeze befcherming ontving, deeden hemde oogen fluiten voor het gevaar, waar aan hy de belangen ; zyner Meesteren bloot ftelde. Een der voornaamfte Amptenaaren van Bengale, welke deezen uitweg wist, nam zyne toevlugt tot de Engelfchen te Calicuta, om de ftraffen te ontgaan, welke zyne trouwloosheden ver| diend hadden. Hy wierdt ontvangen met eerij bewyzen, evenredig aan de gefchenken, wel!; ke zyne onnoemelyke fchatten hem in ftaac !; fielden te kunnen doen. De Souba, hier over I misnoegd, gelyk noodwendig moest gebeuren, ftelde zich aan het hoofd van zyn Leger, tastte de Stad aan en vermeesterde ze. Hy deedt de Bezetting werpen in eene naauwe Gevangenis, alwaar zy in den tyd van twaalf uuren verflikte. Niet meer dan drie en twintig menfchen bleeven 'er van over. Deeze elendigen booden groote fommen aan de Wagt, welke voor de Deur van hunne Gevangenisfe fiondt, om den Prins van hunnen toeftand te doen verwittigen. Hun gefchrei, hunne zuchj ten kwamen tot de ooren des Volks. Het was 'er van aangedaan, doch niemand wilde den i Souba gaan fpreeken. Hy ff aapt, zeide men tot de ftervende Engelfchen, en 'er was in II. Deel. K ge- IV. boek.  i46 GESCHIEDENIS IV. boek. geheel Bengale geen een mensch, welke van oordeel was, dat men, om eene groote menigte elendigen in het leeven te behouden, zynen Dwingeland van een oogenblik flaaps moest berooven. De Admiraal watzon , die onlangs met een Eskader in Indie was gekoomen, en de Colcnel clive, die zeer hadt uitgemunt in den Oorlog van Carnate, draalden niet met hunne Natie des te wreeken. Zy verzamelden de verftrooide en vlugtende Engelfchen, voeren, in de Maand December des Jaars 1756", den Ganges op, hernamen Calicuta , vermeesterden veele andere Steden, en behaalden ten laatften eene volkomene overwinning op den Souba, welken zy tot een fchandelyk verbond noodzaakten. Indien de Franfchen, verwittigd dat de vyandlykheden, tusfchen hun Vaderland en Engeland, een aanvang hadden genomen omtrent het einde des voorgaanden Jaars, den moed gehad hadden, welke hen eenige jaaren te vooren bezielde, zy zouden deeze gebeurtenisfen niet met een onverfchillig oog aanfchouwd hebben. Voorziende, dat de onderdrukking van sotjrajahdoula hunnen ondergang zou beflisfen, zouden zy hem, heimelyk, met raad en daad, of, indien het noodig geweest ware, zelf openlyk, met alle hunne magt, geholpen hebben. Eene ontydige zucht voor den Vrede deedt hen verlangen, door een volleedig verdrag, eene onzydigheid te verzekeren, welke de vreeze voor de Regeering en het wederzydsch belang der Partyen, dus lang, aan de Oevers van den> Gan-  der beide INDIEN. 147 Ganges, hadden doen in agt neemen, zonder eenigerlei verbintenis van weerskanten. Men voedde hen met de hoop op den Vrede, zo lang men bedugt was, dat zy zich met de Landzaaten zouden vereenigen. Toen men dagt, dat zy niet meer op hunne hoede waren, wierden zy aangetast in het Middelpunt van hunne magt, te Chandernagor Deeze Stad fleepte in haaren val den ondergang van alle hunne Komptoiren mede. De Souba, het hartzeer bot vierende, 't welk hy £evoelde , omdat hy de werkeloosheid der Franfchen was naagevolgd, wierdt ontthroond, ter dood gebragt en opgevolgd van meerj^ffer, die in de handen der Engelfchen leverde de onnoemelyke fchatten van zynen Voorzaat en zyne fchoonfte Provinciën. Deeze verbaazende Omwenteling , mee groote ftoutmoedigheid , beleid en fpoed ten uitvoer gebragt, door twee Mannen van zeldzaame verdiende, hadt zeer gelukkige gevolgm. Zy ftelde de Engelfchen in ftaat om ivlenfchen, Geld, Leevensmiddelen en Schepen na de Kust van Koromandel te zenden, alwaar de Franfchen met eene aanzienlyke Land- en Zeemagt waren aangeland. Deeze magt, ingerigt om de Bezittingen hunner Natie te dekken, en Om die van hunne vyanden te verwoesten, waren meer dan toereikende tot deeze twee einden. De groote zaak was alleen , 'er een goed gebruik van te maaken; en men dwaalde op den eerftt-n ftap reeds van het rechte fpoor. Het bewys hier van is gereed voorhanden. Vóór het begin der vyandelykheden 3 bezat Ka de IV. boek,  IV. BOEK. ,48 GESCHIEDENIS de Maatfchappy,aan de Kusten van Orixa en Koromandel , Mazulipatam, benevens vyf groote Provinciën, een Grondgebied ron isom Pondichery, 't welk, langen tyd, niets anders gehad hadt dan eene fmalleflreek Zandgronds, een bykans even groote Land ft reek naby Karikal, en eindelyk het Eiland Scherinaham. Deeze bezittingen, van elkander afj,efcheiden , maakten vier hoofdbezittintien uit. Men befpeurde in haar dit ongemak , dat ze elI ander over en weder niet konden onderfchiaagen, dat zy niet vatbaar waren voor een geregeld Landbeftuur, ter oorzaake van de afgelegenheid der Opperhoofden, en dat zy, ter haarer verdeediginge, al te groote uitgaayen vorderden. Zy droegen het merkteken van den eenigzins ongeftelden Geest en van de dikmaals. verwilderde verbeeldingskragc van Dupleix, die ze hadt aa-gewonnen. Het gebrek deezer Staatkunde zou te verbeteren geweest zyn. Dupleix, welke zyne misflagen door groote hoedanigheden vergoedde , hadt de zaaken zo verre gebragt, dat hy zich het altoosduurend bewind over de Provincie Arcate hadt doen opdraagen. DitLandfchap, in weerwil van de onbeftendigheid der bedieningen en der dingen in den Indostan , was agtereen beftuurd geworden door drie Nababs van de zelfde Familie, welke allengskens zich gewend hadden om hunne heerfchappy als erflvk te befchouwen. Deeze overtuiging hadt hen . te rug gehouden van zich in hun beftuur te gedraagen naar dien geest van roofzucht en verwoestinge, welke het eigenaartig gevolg is, van eene onzekere eri kort-  DER BEIDE INDIEN. 149 kortduurende bezittinge. Zy waren nog verder gegaan. Overtuigd, dat hunne inkomflen, ten grooten deele, gegrond waren op de inzameling van Koornvrugten, welke afhangt van de menigte van het byeen verzamelde water, hadden zy, om het gebrek van Regen, in het drooge Jaargety, te vergoeden, groote Waterbakken gemaakt. De voortzetting der Fabriken hadt insgelyks hunne aandagt tot zich getrokken. De algemeene voorfpoed was het gevolg geweest van een zo befcheiden en edelmoedig gedrag, 's Lands inkomflen waren tot vyf Millioenen Guldens geklommen. Het zesde gedeelte daar van z u men aan Salabetzingue gegeeven, en het overige zou de Maatfchappy behouden hebben. Indien het Ministerie en de Bewindhebberfchap, die wilden en ook niet wilden eene Mogendheid in Indie zyn, bekwaam geweest waren tot het houden van een itandvastig en onveranderlyk befluit, zouden zy hunnen Bewindsman nebben kunnen gebieden, afftand te doen van alle afgelegene veroveringen, en zich te bepaalen tot deeze groote Bezitting. Deeze alleen moest den Franfchen verfchaffen een onwrikbaar beftaan, eenen aaneengrenzenden en vasten Staat, eene verbaazende menigte Koopmanfchappen, Leevensmiddelen tot verzorginge van hunne verfterkte plaatzen, meer dan genoegzaame inkomflen tot het onderhouden eener Legennagt, welke hen in ftaat zoude ftelien om den nayver hunner nabuuren en den haat hunner vyanden te tarten. Tot hun ongeluk beval Europa, Arcate van de hand te wyzen, en de zaaken bleevent K 3 op IV. BOEK,  i5o GESCHIEDENIS IV. BOEK. op denzeifden voet, als zy vóór deezen voorflag waren. Hachlyk was de toeftand , en hy wierdt gehandhaafd a!leen duor kwalyk zamenhangende werktuigen. Misfchien was 'er niemand, dan de uitvinder van het ftelzel, die 'er zich kon handhaaven, of by mangel van hem, de vermaarde Amptenaar, die in zyn vertrouwen het diepst was doorgedrongen, en het meeste deel hadt gehad aan zyne ontwerpen. Men oordeelde 'er anders over. Dupleix was thuis ontbooden. De Generaal, welken men de zorge des Oorlogs in Indie aanbeval, was van oordeel, een Gebouw te moeten om verre werpen, hetwelk men in tyden van onlusten flegts hadt behooren te onderfchraagen, en hy maakte zyne denkbeelden waereldkundig met een ophef, welke de onvoorzigtigheid zyner befluiten zeer deedt toeneemen. Eene algemeene misnoegdheid, wantrouwen , onbeftendigheid inde verrigtingen , verdeeldheden, waren de gevolgen deezer veranderingen. Doch genomen, dat 'er eene volmaakte overeenftemming tusfchen de gemoederen geheerscht hadde; genomen, dat het gedrag van het Opperhoofd zo beftendig geweest ware, als het nu dwaas en kwalyk zamenhangende was, de verandering alleen van het ftaatkundig ftelzel moest den ondergang der zaaken medefleepen. De ontruiming van het Eiland Scheringbam was de voornaame oorzaak der onheilen van den Oorlog van Tanjaour. Men verloor Mazuhpatam en de Noordlyke Provinciën, omdat men de verbintenis met Salabetzingue hadt van  DER BEIDE INDIEN. 151 van de hand gewcezen. De kleine Mogendheden van Carnate, niet meer in de Franfchen eerbiedigende het Karakter van hunnen ouden Vriend, den Souba van Decan, voltooiden het verlies van alles, door het omhelzen van andere belangen. Het Franfche Eskader, van den anderen kant. fterker in getal van fchepen, dan dat der Engelfchen, hadt het driemaalen aangetast, zonder het te kunnen overmeesteren; de Engelfchen bleeven ten laatfte meester ter Zee. Het volkomen verlies van Indie, ten aanzien der Franfchen, kreeg dus zyn volkomen beflag. Pondichery, aan de eislykheden van eenen hongersnood ten prooi gelaai ten , was genoodzaakt zich over te geeven op ; den vyftienden van Louwmaand des Jaars 1761. Lally hadt 's daags te vooren eenige verandei ring gemaakt in een ontwerp van Vredehanï delinge, door den Raad opgefteld; hy hadt Afgevaardigden benoemd om het na de vyandi| lyke Legerplaats te brengen; en door eene in 1 't oogloopende tegenftrydigheid, doch die 'I van zeer heillooze uitwerkzels gevolgd wierdt, i belastte hy dezelfde Afgevaardigden met een Brief voor den Engelfchen Generaal, in welken hy verklaarde, dat hy geen Vrede begeerde, dewyl de Engelfchen de luiden niet waren ■ om dien te houden. Zo ras de Veroveraar de plaats in bezit hadt genomen, deedt hy niet alleen de Troepen , welke dezelve verdeedigd hadden, maar ook alle de Franfchen, aan den dienst der Maatfchappye verbonden, na Europa vertrekken. Men oeffende nog verder wraake. K 4 Pon- IV. BOEK.  152 GES C Hl E-'D E NI S TV. BOEK. Pondichery wierdt verwoest, en deeze pragtige Stad vertoondè nu niets meer dan een puinhoop. De zuiken haarer inwooneren, welke men na Frankryk hadt overgevoerd, landden 'er met de wanhoop in 't harte, dat zy hunne' bezittingen verlooren, en onder 't wyken van het ftrand hunne huizen hadden zien om verre werpen. Zy vervulden Parys met hun gejammer; zy (lelden hun Opperhoofd tot het voorwerp der algemeene verontwaardiginge; zy verklaagden hem by de Regering als den werkmeester van alle hunne onheilen , en als de eenige oorzaak van het verlies eener bloeiende Volkplantinge. Lally wierdt in verzekering genomen; het Parlement betrok hem in regten. Hy was van Hoog-Verraad en Muittry befchuldigd; de eerfte deezer befchuldigingen wierdt voor volftrekt valsch erkend; de tweede bleef onbeweezen; en nogthans wierdt Lally veroordeeld om het hoofd te verliezen. In den naam der Menschlykheid vraagen wy, welke, naar de uitfpraak der Wetten, zyne misdaad ware? Het gedugte zwaard der geregtigheid is der Overheid niet in de handen gegeeven om byzonderen haat te wreeken , noch zelf om de beweegingen der algemeene verontwaardiginge te volgen. Het komt der Wet alleen toe, de llagtoffers aan te wyzen; en indien het geroep eener blinde en doldriftige menigte de Regters kon doen belluiten tot het vellen van een doodvonnis, dan zou de onfchuld de plaats der misdaad inneemen , en 'er zou geene veiligheid meer voor den Bur-  DER BEIDE INDIEN. 153 Burger zyn. Laat ons volgens deeze beginzels het geftreeken vonnis ontleeden. Het verklaart Lally overtuigd van de belangen des Konings, van zynen Staat en van de öoft'trtdifcbe Maatfchappye verraaden te hebben. Wat betekent het, de belangen verraa* den"? Waar is de Wet, welke de doodftraffe vordert van deeze algemeene en onbepaalde misdaad? Zy is nergens te vinden; zy kan self niet beftaan. De ongunst van den Vorst, de veragting der Natie, de algemeene fchande, zyn de ftraffen voor den onbedreevenen of onveritandigen gefchikt, welke den Staat kwalyk heeft gediend: maar om den dood, en wel den dood op het Schavot te verdienen, wordt 'er eene andere foort van euveldaaden vereischt. Het vonnis verklaart, wyders, Lally overtuigd van kwellingen, knevelaryen en misbruik van gezag. Wy twyftlen 'er niet aan, hy heeft ze zekerlyk gepleegd. Hy heeft geweldige middelen gebruikt om aan geld te koomen; maar dit geld is in 's Lands fchatkist gekomen. Hy heeft de burgers geplaagd, gepynigd; maar hy heeft geen aanflag op hun leeven, zelf niet op hunne eer gedaan. Hy heeft Galgen doen oprichten, doch 'er niet aan doen ophangen. In de daad, hy was een gevaarlyke gek, een haatlyk en veragtlyk mensch ; een mensch, volftrekt onbekwaam om over anderen te gebieden. Maar hy was geen uitzuigend knevelaar noch verraader; en volgens de uitdrukking eenes Wysgeers, wiens deugden eer doen K 5 aan IV. BOEK  IV. BOEK, I j i ] i 154 GESCHIEDENIS aan 't Menschdom, hadt elk regt om Lally te doden, deScherpregter alleen uitgezonderd. De rampen, welke de Franfchen in Afie leeden, waren voorzien van alle waarneemers, die hunne gedagtengaan lieten over hetzedenbederf deezer Natie. Hunne zeden waren vooral ontaart onder de wellustige luchtftreek der Indien. De Oorlogen, welke Dupleix, ïn het binnenfte gedeelte der landen, gevoerd hadt, hadden een goed getal zyner onderhoorigen verrykt. De gefchenken, waar mede Salabetzingue de zulkeh overlaadde, welke hem in zegepraal na zyne Hoofdftad geleidden en op den Throon bevestigden, vermeerderden dezelve. De Krygsbevelhebbers, welke geen deel gehad hadden aan het gevaar, den roem en de voordeden deezer veel gerugts maakende togten , zogten zich over hun ongeluk te vertroosten, door flegts op de helft te brengen het getal der Cipayers, welke zy behoorden te hebben, en wier befoldmg zy gemaklyk onder zich konden houden, dewyl zy onmiddelyk van hun betaald wierden. De Faktoors, welke geene gelegenheid hadden :ot deeze kunstgreepen, de goederen, hun uit Europa toegezonden, verkoopende, gaven lan de Maatfchappy flegts het geringfte geleelte van een voordeel, 't welk zy"geheel jehoorde gehad te hebben , en verkogten aan ïaar tot een zeer hoogen prys zulke Koopman'chappen, welke zy uit de eerfte hand hadt jehoorente ontvangen. De zulken, wien het jewind over deeze of geene Bezitting was op;edraagen , verpagtten ze op Indifche naamen, )f gaven dezelve tot een zeer laagen prys, ver-  DER BEIDE INDIEN. 155 vermids zy, by voorraad, een aanzienlyk gefchenk hadden ontvangen; dikwyls behielden zy zelf het geheele inkoomen deezer Bezittingen , geweldenaaryen of plonderingen verdichtende, welke het hun onmogelyk gemaakt hadden, de betaaling te vorderen. In alle de onderneemingen, van welken aart zy ook zyn mogten, hadt men eene heimlvke affpraak gemaakt: zy waren een prooi der Amptenaaren, welke zich hadden weeten geducht te maaken; of der zulken, die het meest in gunst (Tonden of de vermogendften waren. Het plegtig misbruik, in Indien ingevoerd, om by het fluiten van ieder Verbond gefchenken te doen of te ontvangen, hadt de verbintenisfen zonder noodzaaklykheid vermenigvuldigd. De Zeelieden, welke deeze Vaarwaters bevoeren, verblind door de rykdommen, welke zy, van de eene reize tot de andere, viermaal zagen verdubbelen, wilden de fchepen, over welke het bevel hun was opgedraagen, niet langer aanmerken, dan als een geopenden weg van Koophandel enRykdom Het bederf wierdt ten hoogden toppunte gevoerd, door de lieden van aanzien, wier huislyke zaaken in wanorde geraakt waren , die, om hetgeen zy hoorden en zagen, begeerig waren , de reize na Afie aan te neemen, in hoope van aldaar hunne zaaken te herftellen, of ftraffeloos in hunne ongeregeldheden voort te gaan. De Bewindhebbers wierden, door hun eigen gedrag, in de noodzaaklykheid gebragt, hunne oogen te fluiten voor alle deeze wanorders. Men verweet hun, dat zy met het aanvaarden hunner bedieninge niets anders be- doel- IVk BOEK.  IV. BOEK. i I 1 | 1 2 156* GESCHIEDENIS doelden, dan het credit, het geld, en her aanzien, welke zy hun aanbragt. Men verweet hun, dat zy de aangeleegenfte bedieningen overlieten aan nabeftaanden, die een ongeregeld leeven leidden , zich onagtzaam in hun Ampt gedroegen, en geene bekwaamheid hadden. Men verweet hun, dat zy, onophoudelyk en zonder maate, het getal der Faktoors vermenigvuldigden , om dus befchermers in de Stad en ten Hove te winnen. Men verweet hun, dat zy zei ven leverden, 'tgeen men van elders tot maatiger prys en beter in zyn foort zou hebben kunnen bekoomen. Het zy de Regeering onkundig ware van deeze ongeregeldheden, het zy Ze geen moeds genoeg hadde om ze té beteugelen, zy was althans, door haare verblindheid of onvermogen, eeniger maate een deelgenoot in den ondergang van de zaaken der Natie in Indie. Men zou haar zelf, zonder onregtvaardigheid, kunnen befchuldigen, dat zy 'er de voornaame oorzaak van geweest was, uit hoofde der zwakke, ter trouwlooze werktuigen, welke zy gebruikt (iade tot het beftuuren en het verdeedigen eener ïangeleegene Volkplantinge, welke door haar sigen bederf in geen minder gevaar gebragt vierdt, dan door de Engelfche Wapens en glooien. Het gezigt der rampen, welke de Maat"chappy in 't Oosten drukten, was verzwaard loor den toeftand , in welken zy zich in Euro)a bevondt. Zedert het eerfte oogenblik rondt men zich vcrpligt, een getrouw Tafeeel voor de Aktionisten bloot te leggen. Deee waarheid baarde wanhoop, en deeze wanhoop  DER BEIDE INDIEN. T57 hoop bragt honderd meestal ongerymde ontwerpen voort. Men floeg fpoedig over van het een tot het ander; geen van allen voldeedt aan gemoederen, vol van onzekerheid en wantrouwen. De oogenblikken om de hand aan het werk te liaan, welke dag aan dag dierbaarer wierden, wierden met fchelden en in verwytingen doorgebragt. De verbittering was de ziel der raadpleegingen. Niemand •konde voorzien , waar zo veele gemoedsgistingen zouden op uit loopen, wanneer een jong Koopman van een ftout en fchrander vernuft gehoor vondc. Zo ras hy fpreekt, bedaaren de onweersbuijen, de harten worden voor de hoop geopend; 'er is maar één gevoelen, en dit is het zyne. De Maatfchappy, welke de zulken, die vyanden waren van allen uitfluitenden voorregt, wenschten afgefchaft te zien , en wier ondergang zo veele byzondere belangen gezworen hadden, blyft in ftand; en, hetgeenonvermydelyk is, zy wordt hervormd. Onder de oorzaaken, welke de Indifche Maatfchappy hadden neergeftort in den afgrond , in welken zy zich thans bevondt, was 'er eene, welke het algemeen en de Aktionisten, zedert lang, hadden aangemerkt als de bron van alle de overige: deeze was de afhanklykheid of liever de flaaverny, in welke de Regeering, zints bykans eene Eeuw, de Maatfchappy hadt gehouden. Zedert het jaar 1723, hadt het Hof zelve de Bewindhebbers verkoozen. In den jaare 1730 wierdt een gelastigde des Konings in het bewind der Maatfchappye ingevoerd. Van Soen af aan was 'er meer vryheid in de raad- IV. BOEK.  IV. BOfcK. 158 GESCHIEDENIS pleegingen, meerder betrekking tusfchen de Beftuurders en de eigenaars; doch geene onmiddelyke betrekking altoos tusfchen deeze zelfde Beftuurders en de Regeering. Alles wierdt gefchikt door den invloed en volgens de oogmerken van 's Konings gelastigce. De verborgenheid, dat gevaarlyk dekkleed van een eigendunkelyk beftuur, bedekte alle de onderneemingen; en het was niet eerder dan in den jaare 1744, dat de Aktionisten, voor de eerfte maal, zedert twintig jaaren, wierden byéén geroepen. Men leide de waarheid voor hun open, dewyl men niets meer hadt te hoopen van de leugen. Zy kreegen vryheid om gemagtigden te benoemen. Men hieldt al!e jaaren eene algemeene vergadering: men deelde hun in dezelve eene Balans mede, doch deeze Balans was alleen gefchikt om hen te misleiden. De Koning b'eef de Bewindhebbers benoemen, en in plaats van éénen gelastigde, welken hy dus lang in het beftuur der Maatfchappye hadt gehad, begeerde hy 'er voortaan twee gelastigden te hebben. Van dit oogenblik af ontftonden 'er verdeeldheden. Eik der gelastigden fmeedde verfchillende ontwerpen, maakte zich aanhangers en zogt zyne ontwerpen door te dryven. Van hier verdeeldheden, kuiperyen, aanklagten, verbitteringen, waarvan het Brandpunt te Parys was, doch dat zich uitftrekten tot in Indien, en aldaar op eene voor de Natie zo heiliooze wyze losberstten. Het Ministerie, getroffen van zo veele en zo groote misbruiken , en vermoeid door Oorlogen , welke nimmer een einde konden neemen.  9 DER BEIDE INDIEN. I59 men, zogc 'er in te voorzien. Het verbeeldde zich een geneesmiddel te hebben gevonden , door het benoemen van een derden gelastigde: doch hier door wierdt het kwaad flegts grooter. Men hadt de overheerfching zien regeeren toen 'er flegts één gelastigde was, de verdeeldheid toen 'er twee waren; maar van het oogenblik dat 'er drie waren, greep 'er eene volflagene Regeeringloosheid ftand. Men bepaalde zich wederom tot het getal van twee, welke men, zo goed men konde, zogt in de gunst te brengen, en in den jaare 1764 was 'er zelf niet meer dan één; en thans eischtén de Aktionisten, dat 1, de Maatfchappy tot haaren weezenlyken oorfpronklyken ftaat zou herfleld worden, door het wedergeeven van haare vryheid. Zy durfden der Regeeringe zeggen, dat de ! rampen en misflagen der Maatfchappye haar ' te wyten waren, dewyl de Aktionisten geen het minfte deel gehad hadden in het beftuuren hunner zaaken; dat zy nimmer tot het heilzaamfle einde voor hun zeiven en voor den Staat konden beftuurd worden, dan in zo verre zy vry beftuurd wierden, en 'er onmiddelyke betrekkingen tusfchen de eigenaars en de beftuurders, tusfchen de beftuurders en de Regeering wierden vastgefteld; dat zo dikmaals 'er een Beftuurder tusfchen beiden zyn zoude, de bevelen van den eenen kant gegeeven en de vertoogen van de andere zyde gedaan, door zyne handen gaande, noodzaaklyk den indruk zouden ontvangen van zyne byzondere inzigten en van zyn afzonderlyk welbehaagen: zodat hy altoos de eigenlyke en de IV. boer::  IV. BOEK. i6b GE SCHIEDENIS de. eenige beftuurder der Maatfchappye zyn zoude; dat dusdanig een Beftuurder, altoos zonder belang, dikmaals zonder kundigheden, aan den kortduurenden ftaat van zyn beftuur en aan de gunst der Grooten en aanzienlyken , den weezenlyken welvaart en het voordeel van den Koophandel ten allen tyde zoude opofferen; dat men integendeel alles moest verwagten van vrye Beftuurders, door de eigenaars verkoozen, door hen onderrigt, gezamentlyk met hun werkende, en van welke men alle denkbeelden van belemmeringe en vreze beftendig zou afweeren. Deeze reden maakten indruk op de Regeerïng. Zy herftelde de Maatfchappy in het bezit van haare vryheid door een plegtig Bevelfchrift; en de zelfde Koopman, welke haar een nieuw beftaan hadt gegeeven door zyn vernuft, maakte een ontwerp van Keuren by voorraad, om eene nieuwe gedaante te gee: ven aan haar beftuur. Het oogmerk deezer Keuren was, dat de Maatfchappy niet meer zou waargenomen worden door lieden , welke dikwyls niet waardig waren haar als Faktoors te dienen; dat de Regeering zich 'er niet verder mede zou bemoeien dan om haar te befchermen; dat zy even zeer zou bewaard worden voor de flaaverny, onder welke zy zuchne, als voor den geest van verborgenheid, welke 'er het bederf duurzaam maakte; dat 'er geduurige bedekkingen zyn zouden tusfchen de beftuurders en de Aktionisten; datParys, het voorkei niet genietende, 't welk de Hoofdfteden 7an andere handeldryvende Natiën hebben, van  der beide INDIEN. l6l van eene Zeehaven te zyn, zich van den Koophandel kon doen onderrigceh in vrye en vreedzaame vergaderingen; dat, eindelyk4 de Burger aldaar regtmaatige denkbeelden zou verkrygen van deezen magtigen band der Natiën, en dat hy,zich doende onderrigten aangaande de bronnen van den algemeenen welvaart j den Koopman, welke denzelven voedt, zou leeren eerbiedigen, en de handteeringen , welke dien krenken, veragten. De gebeürtenisfen, welke deeze heilzaame inftellingen volgden, vielen gelukkiger uit, dan men hadt durven hoopen. Men befpeurde overal eene groote werkzaamheid. Geduurende de vyf'jaaren, welke het nieuwe beftuur ftand hieldt, beliepen de Verkoopingen jaarlyks achttien Millioenen. In de tydenj welke men voor de gelukkigfte hadt gehouden , waren zy niet zo hoog gefteegen: vermidszy, van 1726 tot aan 't jaar 1756 ingeflooten,niêt meer bedraagen hadden dan vier honderd zeven en dertig Millioenen, drie honderd zes en zeventig duizend, twee honderd vier en tachtig Livres; maakende, het eene jaar door het ander, in Vrede en Oorlog, veertien Millioenen, honderd acht duizend, negen honderd twaalf Livres. Men moet niets verbergen. De voordee!en, zedert het jaar 1764, waren niet zo groot als zy te vooren geweest waren. Het onderfcheid tusfchen den inkoop en verkoop, dat te vooren op 't minst honderd ten honderd geweest was, was nu niet grooter dan ongeveer zeventig ten honderd. Deeze vermindering in de voordeden ontftondt uit gebrek aan II. Deel. L pen- IV. BOEK,  IV. BOEK. löa GESCHIEDENIS penningen, uit den ondergang van het Franfche aanzien in Indie, uit de buitenfporige magt der veroverende Natie, welke deeze afgeleegene landen onder 't juk gebragt hadt. De bedienden der Maatfchappye waren in de noodzaaklykheid gebragt, om zich van geld en koopmanfchappen te voorzien op de hardfte voorwaarden. Zy kreegen ze beiden van de Engelfche Kooplieden, welke na middelen zogten, om de onmeetelyke fchatten, welke zy in Afie verzameld hadden, na Europa over te maaken. Onder deeze belemmeringen en onaangenaamheden was het uitfluitend voorregt van den lndifchen Koophandel geoeffend, wanneer de Regeering dienftig oordeelde het in te trekken. Laat ons zien, hoedanig, ten deezen tyde, de toeftand der Maatfchappye ware. Vóór het jaar 1764, waren 'er tweeën vyftig duizend acht en zestig Aktien voorhanden. Omtrent deezen tyd heeft de Regeering, die, in de jaaren 1746, 1747 en 1748, aan de Maatfchappy hadt overgelaaten den opbrengst van de Aktien en Beleeningsbriefjes, welke haar toebehoorden, de Briefjes en Aktien zelve aan haar opgeofferd, te zamen een getal uitmaakende van elf duizend acht honderd vyf en dertig, om haar vergoeding te doen voor het verfchot, welk zy, geduurende den laat-, ften Oorlog, aan den Staat gedaan hadt. Deeze Aktien vernietigd zynde, bleeven 'er niet meer over dan acht en twintig duizend vier honderd drie en dertig. De behoeften der Maatfchappye deeden vervolgens het befluit neemen om eene Inte- ke-  DER BEIDE INDIEN*. 163 kening van Aktien te doen, ieder van vier honderd Livres. Een getal van meer dan vier en dertig duizend Aktien vervulde den tegen woordigen nood. De vier duizend, welke zich aan den eerften prys gehouden hadden , verminderd zynde, naar de voorwaarden van het Bevelfchrift, volgens 't welk de Intekening gefchied was, op vyf achtfte gedeelten van de waarde der zulken, die 'er in bevrilligd hadden ,* zo wierdt bevonden, dat het geheele getal, door dit middel, gebragt was op Zes en dertig duizend negen honderd en twintig geheele Aktien en zes achtfte gedeelten. De uitdeeling van de Aktien der Franfche Maatfchappy heeft, gelyk die van alle andere Maatfchappyen, naar gelange der omftandigheden, verandering ondergaan. In den jaare 1722 was zy honderd Livres. Van 't jaar 1723 tot het jaar 1745, honderd en vyftig. Van 1746 tot 1749 , zes en zestig. Van 1750 toe 1758, tachtig. Van 17.50 tot 1763, veertig. In den jaare 1764 was zy niet meer dan twintig Livres. Deeze berigten toonen, dat de uitdeeling en de waarde der Aktien, welke aan dezelve altoos evenredig is, noodwendig onderworpen waren aan de wisfelvalligheid van den Koophandel, en aan den Eb en Vloed van het algemeen begrip. Van daar die verbaazende veranderingen, welke den prys der Aktien nu eens deeden ryzen ', en dan daalen; welke haar, in het zelfde jaar, van twee honderd Pistoolen op een honderd verminderden; welke haar vervolgens tot achttien honderd Livres deeden klimmen, en haar , eenigen tyd daarnaa, tot op zeven honderd deeden L 3 val- IV. BOEK.  .IV. BOEK. 164 GESCHIEDENIS .vallen. Nogthans was, te midden van deeze omwentelingen, het Kapitaal der Maatfchappye altoos bykans even groot. Maar dit is eene rekening, welke de groote menigte nimjner maakt. De tegenwoordige toeftand bepaalt haar, en in haare gerustheid zo wel als in haare vreeze loopt zy altoos voor uit. De Aktionisten, geduurig in gevaar om hunne bezittingen in éénen dag de helft te zien verminderen, wilden niet meer den kans van dusdanig een toeftand waagen. By het doen van eene nieuwe inlaag, tot het hervatten van den Koophandel, verzogten zy, dat hetgeen zy nog van hunne goederen bezaten, in veiligheid mogt gefield worden, indiervoegedat, ten allen tyde , aan de Aktien een vast Kapitaal en eene verzekerde Intrest verbonden was. De Regeering bekragtigde deeze fchikking, dooreen Staatsbevel van de maand Augustus des Jaars 1764. Het dertiende Artikel behelst uitdrukkelyk, dat, om den Aktionisten een zeker, beftendig en van alle toekoomende voorvallen in den Koophandel onafhanklyk lot te verzekeren, van het gedeelte van het verbond van honderd tachtig Millioe« nen, 't welk toenmaals vry was, zal afgetrokken worden de noodige inlaag om voor ieder Aktie een Kapitaal te verfchaffen van zestien honderd Livres en een Intrest van tachtig, zonder dat deeze Intrest en dit Kapitaal aanfpraaklyk zyn zullen, in eenigerlei geval tn om welke reden het zyn moge, voor de verbintenisfen, welke de Maatfchappy, naa het afkondigen van dit Bevelfchrift, mogt aangaan.. De  der beide INDIEN. I65. De Maatfchappy was, derhalven, voor zes en dertig duizend negen honderd twintig Aktien en zes achtfte gedeelten, de Aktie gerekend tegen tachtig Livres, fchuldig-een Intrest van twee Millioenen negen honderd drie èn vyftig duizend zes honderd zestig Livres. Zy betaalde voor haare verfcheiden verbintenisfen twee Millioenen, zeven honderd zeven en twintig duizend, vyf honderd zestig Livres; maakende te zamen vyf Millioenen, zes honderd een en tachtig duizend, honderd zes en zestig Livres altoosduurende Rente. De Lyfrenten bedroegen drie Millioenen f vier en zeventig duizend, acht honderd negen en negentig Livres. De altoosduurende en Lyfrenten maakten dus te zamen eene fomme uit van acht Millioenen, zeven honderd zes en vyftig duizend, vyf en zestig Livres. Wy zullen ftraks zien, door welke middelen de Maatfchappy zulke aanzienlyke fommen kon betaaien. Dit groot Lichaam, veel meer gemoeid met de werkzaamheden van law dan betaamde, hadt hem negen Millioenen opgefchooten. By 't verval van zyn uitgedagt ftelzel ,ftondt men aan't zelve af, by wyze van betaalinge, den uitfluitenden verkoop van Tabak , welke toen jaarlyks drie Millioenen opbragt: maar het hadt geen Fonds om Koophandel te dryven. Zyne werkloosheid duurde tot 1726, wanneer de Regeering het te hulpe kwam. De fnelheid zyner verrigtingen deedt alle Natiën verbaasd ftaan. De vlugt, welke het nam, fcheen het boven de bloeiendfte Maatfchappyen te moeten verhefL 3 fen. IV. boek»  ï66 GESCHIEDENIS IV. SOEK fen. Dit begrip, 't welk algemeen wierdt aangenomen, verftoutte de Aktionisten, zich te beklaagen, dat de uitdeelingen niet tweevoudig, of drievoudig verdubbeld wierden, Zy geloofden, en het algemeen geloofde met hun, dat de Schatkist van den Vorst door hunnen buit verrykt wierdt. De diepe verborgenheid, onder welke het geheim deezer verrigtingen wierdt begraaven, gaf zeer veel kragts aan deeze gisfingen. Het begin der vyandlykheden tusfchen Frankryk en Engeland, in den jaare 1744, deedt het bekoorlyke van deezen toeftand verdwynen. Het Ministerie, te zeer door zyne eigene zaaken gebonden, om der Maatfchappye hulp te verfchaffen, liet haar aan zich zelve over. Thans wierdt haar toeftand openlyk bekend. Men zag met verbaasdheid, dat dit Colosfus beeld op het punt was van in te Horten, zonder dat het eenige fchokken hadt gevoeld, en 't welk geene andere rampen hadt geleeden, dan het verlies van twee fchepen van geringe waarde. Het ware met haar gedaan geweest, indien de Regeering, in den jaare 1747, niet erkend hadt, aan de Maatfchappy fchuldig te zyn honderd tachtig Millioenen, van welke zy zich verbondt voor altoos de Intrest te betaaien tegen vyf ten honderd. Deeze verbintenis , welke by haar de plaats moest vervullen van den uitfluitenden Tabak-handel, is een onderwerp van zo groote aangelegenheid in haare gefchiedenis, dat men zich des niet genoegzaam onderrigt zoude oordeelen, indien wy de dingen niet wat hooger ophaalden. Het  DER BEIDE INDIEN. 167 Het gebruik van de Tabak, naa de ontdekking van Amerika in Europa ingevoerd, maakte in Frankryk geenen fpoedigen opgang. Het vertier was zo gering, dat de eerfte verpagting, welke een begin nam met den Eerften December 's jaars 1674, en eindigde den Eerften Oktober 's jaars 1680, der Regeenngé niet meer opbragt, dan vyf honderd duizend Livres de twee eerde, en zes honderd duizend Livres de twee laatfte jaaren, niette- 1 genftaande men by deeze vergunning gevoegd hadt het regt van het Tin te merken. Deeze pagt wierdt verfmolten onder de algemeene verpagtingen tot aan het jaar 1691, • toen zy 'er nog mede vereenigd bleef; doch zy was 'er onder begreepen voor één Millioen , vyf honderd duizend Livres 's jaars. In den jaare 1697 wierdt zy op nieuw afzonderlyk verpagt, op de zelfde voorwaarden, tot aan het jaar 1709, wanneer zy verhoogd wierdt met honderd duizend Livres 'sjaars, tot op het Jaar 1715. Op dien tyd wierdt zy vernieuwd voor flegts drie jaaren, van welke de twee eerfte moesten opbrengen, twee Mil. boenen, en het laatfte jaar twee Millioenen twee honderd duizend Livres. Ten einde van dien tyd klom zy tot op vier Millioenen twintig duizend Livres 's jaars ; doch deeze fchikkmg hieldt geen langer ftand dan zints den Eerften Oktober 1718 tot den Eerften Juny 1720. De Tabak wierdt vry verkogt door het gantfche Koninkryk, en bleef op deezen voet tot den Eerften September des jaars 1721. De ingezeetenen deeden, in deezen korten tusfchen tyd, 'er een' zo grooten voorraad van L 4 op, IV. BOEK..  ■ i68 GESCHIEDENIS IV. BOEK. op, dat ten tyde als men deeze pagt wilde herftellen, 'er flegts eene geringe fomme voor kon bedongen worden. Deeze verpagting, welke de elfde was, moest negen jaaren duuren, beginnende met den Eerften September 1721, en eindigende op den Eerften Oktober 's jaars 1730, De Pagters gaven voor de dertien eerfte Maanden dertien honderd duizend Livres; achttien honderd duizend Livres voor het tweede Jaar; twee Millioenen vyf honderd zestig duizend Livres voor het derde jaar; en drie Millioenen voor ieder der zes laatfte jaaren. Deeze fchikking greep geen Hand, om reden dat de Indifche Maatfchappy, waar aan de Regeering fchuldig was negentig Millioenen, in den jaare 1717 in 's Konings Schatkist gebragt, de pagt van de Tabak eischte, welke haar toenmaals voor altoos was afgeilaan, doch van welke zy, om byzondere omftandigheden, het genot niet hadt kunnen hebben. Haar verzoek wierdt billyk geoordeeld, en door de Raadsbefluiten van den twee en twintigften Maart, en den Eerften September 's jaars 1723, wierdt haar toegeweezen 't geen waarom zy met den grootHen ernst verzogt. Zy hadt deeze pagt onder haar onmiddelyk beftuur, van den Eerften Oktober's jaars 17^3 tot aan de Dertigften September J730. De opbrengst geduurende deezen tyd was vyftig Millioenen 'drie en tachtig duizend negen honderd zeven en zestig Livres elf ftuivers negen penningen; maakende 's jaarlyks zeven Millioenen honderd vier en vyftig duizend acht honderd twee en vyftig Livres' tien. Huivers drie  DER BEIDE INDIEN. " 169 drie penningen, van welke fomme ieder jaar voor gaardingskosten moesten afgetrokken worden drie Millioenen twee en veertig duizend negen honderd drie en zestig Livres negentien ftuivers zes penningen. Deeze zwaare onkosten deeden denken, dat eene zaak, welke ieder dag aanmerkelyker wierdt, beter zoude voegen in handen der algemeene Pagters, welke haar met minder kosten zouden waarneemen, door middel van' Bedienden, welke zy tot andere oogmerken hadden. De Maatfchappy floot een verdrag met hun voor acht jaaren. Zy verbonden zich aan haar te betaaien, zeven Millioenen vyf honderd duizend Livres voor ieder der vier eerfte, en acht Millioenen voor ieder der vier laatfte jaaren. Dit verdrag wierdt, op denzelfden voet, vervolgd tot aan de Maand Juny des jaars 1747, en de Koning beloofde, der Maatfchappye te zullen dank weeten voor de vermeerdering van den opbrengst, wanneer dezelve bekend en beweezen zyn zoude. Ten deezen tyde vereenigde de Koning het verpagten van de Tabak met zyne andere regten, door, ten voordeele der Maatfchappye, te vervreemden negen Millioenen altoosduurende Rente op de Hoofdfomme van honderd tachtig Millioenen. Men verbeelde zich, haar deeze fchadeloosftelling fchuldig te zyn voor de oude fchuld van negentig Millioenen, voor het overfchot van den opbrengst van het verpagten der Tabak, zedert 1738 tot aan 1747; en om haar de uitgaven te vergoeden, welke zy gedaan hadt tot den Negerhandelj L 5 voor IV. BOEK.  IV. BOEK. 170 GESCHIEDENIS voor de nadeelen, welke zy geduurende den Oorlog hadt geleeden; voor het afftand doen van het uitfluitend voorregt van den handel op St. Domingo, en voor het opfchorten des genots van het Ton-regt, waar van de betaaling zedert het jaar 1731 was opgehouden. Nogthans fcheen deeze handelwyze onvoldoende aan zommige Aktionisten, welke middel hebben gevonden om te ontdekken, dat, zedert het jaar 1758, 's jaarlyks, in het Koninkryk verkogt zyn elf Millioenen zeven honderd duizend ponden Tabak, tegen drie Livres vier Huivers het pond, niettegenftaande de honderd ponden by den inkoop flegts zeven en twintig Guldens kosten. De Natie denkt 'er gantsch anders over. De zulken, welke de Regeering overgehaald hebben om aan de Maatfchappy eene fchuld te erkennen van honderd tachtig Millioenen, heeft zy befchuldigd, den algemeenen welvaart aan de belangen van een byzonder Genootfchap te hebben opgeofferd. Een Schryver, die in onze dagen wilde onderzoeken, of dit verwyt gegrond ware dan niet, zou voor een mensch gehouden worden, die niets om handen heeft. Dit onderzoek is volflrekt nutteloos geworden , zedert de waare toeftand der zaaken meer algemeen is bekend geworden. Genoeg zal 't zyn aangemerkt te hebben, dat, door middel van negen Millioenen intrest, welke zeer :e onpas door den Staat worden opgeofferd, de Maatfchappy in ftaat was gefield, de acht Millioenen, zeven honderd zes en vyftig duizend, vyf en zestig Livres, met welke zy be- zwaard  PER BEIDE INDIEN. 171 zwaard was, af te doen; zodanig dat zy nog twee honderd vier en veertig duizend Livres zuivere inkomflen overhieldt. 't Is waar, dat zy aan verzekerde fchulden ' vier en zeventig Millioenen, vyf honderd en vyf duizend Livres fchuldig was: doch zy hadt in haaren Kóóphandel, in Kas, en aan goe- 1 deren, welke haar zouden toegezonden worden , zeventig Millioenen, zeven honderd drie 1 en dertig duizend Livres; eene genoegzaam : toereikende fomme om de gemelde fchuld af : te doen. Haar eenige rykdom beflondt dan in roerende en onroerende goederen, en in de hoop op de vernietiging der Lyfrenten; 't welk haar, door den tyd, een inkomen moest geeven van drie Millioenen, welker daadlyke waarde mogt gelyk gefield worden met een vry Kapitaal van dertig Millioenen. Behalven deeze eigendommen, geniet de 1 Maatfchappy eenige voorregten, welke haar ' van zeer groot nut zyn. Men hadt haar den 1 uitfluitenden handel van de Koffy toegeflaan. : Het algemeene welzyn vorderde, dat de Kof1 fy, welke van de Amerikaanfche Eilanden kwam, in den jaare 1736, van dit voorregt wierdt uitgeflooten. Tot fchaevergoeding wierdt haar toegeflaan eene jaarlykfche fomme van ' vyftig duizend Guldens, welke haar nog betaald wordt. In de maand January 's Jaars 1767 heeft de Regeering haar insgelyks beroofd van den Alleenkoop der Moka-Koffy, 1 doch zonder haar des eenige vergoeding te doen. Een jaar te vooren was 'er eene veel groo- ter IV. BOEK.  IV. BOEK. . ~.n^wuuwu ui.tni.1 ijciijuciwy cc , en er vviuruu vastgefteld, dat alle Kooplieden van het Ko- 172 GESCHIEDE NI S ter omwenteling in de zaaken der Maatfchap; pye voorgevallen. In den jaare 1720 hadt zy net regt verkreegen om -alleen de Slaaven na de Amerikaanfche Volkplantingen te brengen. Het leedt niet lang of men befpeurde de verkeerdheid deezer handelwyze, en 'er wierdt vastgefteld, dat alle Kooplieden van het Koninkryk deel konden neemen aan deezen handel , onder voorwaarde dat zy een Pistool zouden voegen by de dertien Livres, welke de Koninklyke Schatkist voor ieder Neger hadt toegeflaan. Onderfteld zynde, dat de ■Franfche Eilanden jaarlyks vyftien duizend Slaaven ontvingen, fproot hier uit een inkoomen voor de Maatfchappy van drie honderd vyf en veertig duizend Livres. Deeze aanmoediging, welke haar gegeeven was voor eenen handel, welken zy niet dreef, is, in den jaare 1767 , te rug gehouden; doch men heeft 'er eene vergoeding voor in de plaats gefield. Ten tyde van haare eerfte oprichtinge hadt de Maatfchappy een gefchenk verworven van vyftig Livres van ieder Ton Koopmanfchappen, welke zy zoude uitvoeren, en eene gifte van vyf en zeventig Livres voor ieder Ton Koopmanfchappen, welke zy zoude invoeren. Toen het Ministerie haar de penningen ontnam, welke zy van de Slaaven trok, verhoogde het de gifte van ieder Ton uitgevoerde goederen tot vyf en zeventig Livres., en van ieder Ton ingevoerde Waaren tot tachtig Livres. Men rekene dezelve jaarlyks op zes duizend Tonnen, en men zal bevinden, dat zy der Maatfchappye opbrengen ruim een Millioen; de vyftig duizend Livres, welke- zy VOOÏ  DER BEIDE INDIEN. *73 roor dé Kóffy ontvangt, 'er onder begreepen zynde. De Maatfchappy, haare inkomflen behoudende, heeft haare uitgaaven zien verminderen. Door het Staatsbefluit van den jaare 1764; is.de eigendom der Eilanden Isle de France en Bourbon in de handen der Regeeringe gekoomen, welke zich verbonden heefc om ze te verflerken en te verdeedigen. Door deeze fchikking is de Maatfchappy ontflagen van eene jaarlykfche uitgave van twee Millioenen, zonder dat de uitfluitende handel, welken zy op deeze twee Volkplantingen genoot, daar door het minfle nadeel heeft geleeden. Met zo veele fchynbaare middelen van voorfpoed, moest de Maatfchappy zich van dag tot dag dieper in fchulden fteeken: dewyl haare inkomflen en de voordeelen van haaren Koophandel niet toereikende waren ter betaalinge der onkosten, aan 't bewind van deezen Koophandel cn de handhaavinge der Oppermagt verknogt, welke te zamen jaarlyks acht Millioenen beliepen. Zy konden zelf hooger loopen, als zynde uit eigen aart gefchikt om tot in 't oneindige toe te neemen, volgens de Itaatkundige inzigten der Regeeringej welke de eenige regter is over derzelver gewigt en noodzaaklykheid. In zulk een hachlyken toeftand, kon de Maatfchappy zich niet handhaaven, dan door behulp der Regeeringe, Maar zedert eenigen tyd fcheen de Kaad van lodewïk den XV het beflaan van dit groot Lichaam met een onverfchillig oog te aanfchouwen. Lin- de IV. boek.  IV. SOEK. 174 GESCHIEDENIS delyk kwam 'er een Befluit van den Raad in 't licht, getekend den dertienden van Oogstmaand des jaars 1769,door welk de Koning het uitfluitend voorregt der Jndifche Maatfchappye introk, en aan alle zyne Onderdaanen vryheid gaf om aan geene zyde der Kaap de Goede Hoop te vaaren en te handelen. Nogthans vondt de Regeering zich verpligt, by het geeven deezer onverwagte vryheid eenige voorwaarden te voegen. Het Raadsbefluit, welk voor de byzondere Reeders deezen nieuwen weg opendt, verpligt hen om zich te voorzien van Paspoorten, welke hun om niet moeten gegeeven worden door de Bewindhebbers der Oostindifche Maatfchappy ; het beveelt hun, hunne t'huislaadingen te brengen in de haven van POrient, met uitfluiting van alle andere; het legt een regt van Indult op alle Koopmanfchappen uit de Indien koomende: een regt, welk, volgens befluit van den Raad getekend den zesden van Herfstmaand daar aan volgende, gefield wierdt op vyf ten honderd van alle Indifche en Chineefche Waaren, en drie ten honderd, op de voortbrengzels van de Eilanden Isle de France en Bourbon. Het Befluit van den dertienden van Oogstmaand , zich by het intrekken van het Privilegie der Maatfchappye bepaalende, fcheen de Aktionisten de vryheid te laaten om het oeffenen derzelver te hervatten; doch zy zagen daar van de mogelykheid niet; en zy bepaalden zich wyslyk tot eene fchuldvereffening, die het lot hunner Crediteuren, en het  DER BEID! INDIEN. 175 het overfchot hunner bezittingen in zeker, heid kon ftellen. Zy booden den Koning aan, om alle de fchepen der Maatfchappye, ten getale van dertig, aan hem te willen afftaan; als mede alle de Magazynen en Gebouwen, welke hun, in de haven van 1'Orient en in de Indien, toebehoorden; den eigendom hunner Koroproiren en daar van afhangende Dorpen ; alle hunne Scheeps- en Oorlogsbehoeften; en eindelyk achthonderd Slaaven,welke zy nog op de Eilanden hadden. Alle deeze goederen wierden gefchat op dertig Millioenen door de Aktionisten, die ten zelfden tyde de betaaling vorderden van zestien Millioenen en vyfhonderd duizend Livres, welke de Regeering hun fchuldig was. De Koning, den aangebooden afftand aanneemende, vondt goed den prys daar van te verminderen: niet omdat de goederen, die daar onder begreepen waren, geene nog aanzienlyker waarde hadden in handen der Maatfchappye; maar omdat zy tot de Regeering overgaande, voor haar een nieuwe last wierden. In ftede, derhalven, van zes en veertig Millioenen en vyf honderd duizend Livres, door de Aktionisten geëischt, bepaalde de Vorst, om in ééns met hun af te rekenen, ten hunnen voordeele, door een Bevel, gegeeven in Louwmaand des jaars 1770, eene fomme van één Millioen twee honderd duizend Livres altoosduurende Rente, tegen eene hoofdfomme van dertig Millioenen. Deeze nieuwe verbintenis diende tot een on- IV. BOEK.  IV. BOEK. x76 GESCHIEDENIS onderpand voor eene beleening van twaalf Millioenen aan Lyfrenten tegen tien ten honderd, en by wege van eene Lotery, welke de Maatfchappy hieldt in Sprokkelmaand daar aan volgende. Het oogmerk deezer Beleeninge was, om de kosten te vergoeden , welke men gedaan hadt tot de jongfte uitrustingen; doch zy was nog niet toereikende; en de Aktionisten, in de onmogelykheid zynde om de benoodigde penningen op Credit op te neemen, Helde in de Vergadering van den zevenden van Grasmaand 1770 , aan den Koning ter hand alle hunne eigendommen, uitgezonderd het Kapitaal, welk tegen A&ien verpand was. De voornaamfle voorwerpen, in deezen nieuwen overdragt begreepen, beftonden in de vernietiging van vier Millioenen twee honderd duizend Livres Lyfrenten; in het gedeelte van het verdrag van negen Millioenen , welk het Kapitaal der Aktien overtrof; in het Huis te Parys; in de Indifche waaren, welke in 1770 en 1771 verwagt wierden, en die vermoedelyk bedraagen moesten zes en twintig Millioenen Livres, en eindelyk in drie of vier Millioenen uitftaande goede fchulden, te vorderen van fchuldenaars op de Eilanden Isle de Fratice, Bourbon en St. Domingo.Tevens verbonden zich de Aktionisten , om den Koning op te fchieten eene fomme van veertien Millioenen , zeven honderd acht en zestig duizend Livres, by wyze van opneeminge, by welke de Aktie gefteld wierdt op vier honderd Livres. Het Ministerie, alle deeze fchikkingen aannee- men-  DER BEIDE INDIEN. 17? mende, verbondt zich van zynen kant tot het betaaien van alle de altoosduurende en Lyfrenten, door de Maatfchappy vastgefteld; van alle de andere verbintenisfen, welke omtrent vyf en veertig Millioenen beliepen; van alle de Jaargelden en halve befoldingen, welke eene jaarlykfche fomme uitmaakten van tachtig duizend Guldens;en eindelyk om alle de kosten en gevaaren op zich te neemen van eene fchuldvereffeninge, die noodzaaklyk veele jaaren moest duuren. De Koning verhoogt tevens tot op vyf en twintig honderd Livres, geevende honderd vyf en twintig Livres jaarlykfche Rente, het Kapitaal van eene Aktie, welke, volgens het Bevel van Oogstmaand des jaars 1764, was gefield op eene hoofdfomme van zestien honderd Livres, geevende tachtig Livres Rente,De nieuwe Rente van honderd vyf en twintig Livres wierdt bezwaard met eene korting van den tienden penning; en 'er wierdt beflooten, dat .de opbrengst van deezen tienden penning jaarlyks zou befteed worden ter afbetaalinge der Aktien, by wyze van Loterye, op den voet van het Kapitaal van vyf en twintig honderd Livres: invoegen dat de Rente der afbetaalde Aktien zou dienen ter vermeerderinge van het zinkende Fonds, tot aan de volle betaaling van de gantfche hoofdfomme der Aktien. Deeze voorwaarden zyn begreepen in een Befluit van den Raad van den 7 van Grasmaand des jaars 1770, behelzende bekragtiging der raadpleeginge van den voorgaanden dag in de algemeene Vergadering der Aktio- II. Deei^ M nis IV. BOEK*  IV. BOEK. 178 GESCHIEDENIS nisten, en bekragtigd met opene brieven getekend den 22 derzelfde maand. Door middel van deeze fchikkingen, is de Leening vol geworden; de trekking, ter afbetaalinge van Aktien ten getale van twee honderd twintig, jaarlyks gefchied, en de vertekende fchulden der Maatfchappye zyn getrouwlyk voldaan in haare Bank. Naa deeze aanwyzingen,valt het bezwaarlyk, zich een naauwkeurig begrip te vormen van de tegenwoordige wyze van beftaan der Indifche Maatfchappye, en van den ftaat des Koophandels, welken zy dreef. Deeze Maatfchappy, tegenwoordig zonder bezittingen, zonder werkzaamheid, zonder vast doelwit, kan, egter, niet aangemerkt worden als volftrekt vernietigd: dewyl de Aktionisten het verpande Kapitaal htinner Aktien aan zich gezamentlyk gehouden hebben, en zy eene byzondere Kas hebben, als mede Afgevaardigden, welke voor haare belangen zorgen. Van den anderen kant,is het Privilegieopgefchort, doch verder niet; het is niet begreèpen onder de voorwerpen, welke door de Maatfchappy aan den Koning zyn overgedraagen. De Wet, welke het Privilegie heeft vastgefteld , is nog in weezen; de fchepen, welke na de Indifche Zeeën vertrekken, kunnen de reize niet aanneemen , dan met behulp van èen verlof, welk uit naam der Maatfchappye gegeeven wordt. De toegeftaane vryheid wordt, derhalven, alleen tot weder opzeggens toe gegeeven ; en indien de Aktionisten, hunnen handel wilden hervatten, mids aanbiedende de noodige fommen om dien te dry ven, zouden zy onweer- fpreek-  DER BEIDE INDIEN. 179 fpreeklyk regt hebben, zonder dat 'er eene nieuwe Wet vereischt wierdt. Maar, uitgenomen dit fchynbaar regt, 't welk, in de daad, als niet in weezen is, van wegens het onvermogen, waar in de Aktionisten zich bevinden om het te oeffenen, zyn alle hunne andere regten, alle hunne eigendommen, alle hunne Komptoiren overgegaan in de handen der Regeeringe. Laat ons ter loops het oog flaan op deeze Bezittingen, beginnende met Malabar. Tusfchen Canara en Calicuta ligt eene Landftreek, ftrekkende achttien Mylen langs de Kust, en zeven of op zyn meest acht Mylen landwaarts in. Het Land is fraai, hoewel oneffen, met bosch bedekt bykans tot aan den top der Bergen, doch voornaamlyk met Kokos- en Peeperboomen, welke zynen rykdom uitmaaken. Het is verdeeld in veele kleine Landfchapjes, onderworpen aan Indiaanfche Heeren , die allen Leenmannen zyn van het Huis van Colastry. Het Hoofd van dit Braminsch Geflagt mag wel zyne aandagt befleeden aan het geen den Eerdienst der Goden betreft; maar het is, zedert onheuchelyke tyden, een aangenomen gevoelen, dat het beneden zyne waardigheid zyn zoude, zich met waereldfché zorgen te bemoeien; zyn naaste bloedverwant heeft den klem der Regeeringe in handen. Het Ryk is verdeeld in twee Provinciën. In de grootfte, Irouvenate genoemd, ontmoet men het Engelfche Komptoir Tallichery, en het Hollandfche Komptoir Cana nor. Deeze twee Natiën deelen de Peeper M 2 ön- IV. BOEK.  i8o GESCHIEDENIS IV. BOEK. 1 i onder elkander, in diervoege dat de eerfte, doorgaans, vyftien honderd duizend pond ontvangt, en dat 'er voor haare medediugfter niet meer dan vyf honderd duizend pond overblyve. In de tweede Provincie, Cartenate geheeten, welke niet meer dan vyf Mylen langs de Kust loopt, hebben zich de Franfchen, in den jaare 1725, gewapenderhand, gevestigd, aan den mond van de Rivier de Mahé. Deeze daad van geweldenaarye belette niet, dat zy van den Vorst, welke alleen dit gewest beftuurde, den uitfluitenden handel in Peeper verwierven. Eene zo treffende gunst gaf aanleiding tot eene Volkplanting, welke, behalven de Bezetting en een twintigtal Europifche Werklieden, in bet Land gevestigd, zes duizend lndiaanen bevatte, van welke twee derde deeien Christenen waren. Behalven de bezigheden, welke de Maatfchappy aan deeze vreedzaame inwooneren verfchafte, hadden zy drie honderd Jaquesboomen, zes duizend drie honderd vyftig Kokosboomen, drie duizend negen honderd zeven en zestig Arrecboomen, zeven duizend zeven honderd twee en zestig Peeperboomen ; deeze maakten te zamen uit een jaarlyks inkoomen van twaalf of dertien duidend Roupies. In deezen ftaat bevondt zich deeze Bezitting, wanneer de Engelfchen, in den jaare 1760, haar vermeesterden. De geest der verdervinge, welken zy medegevoerd hadden in hunne andere Veroveringen , volgde hen na Mahé. Hun oognerk was, deszelfs Huizen om verre te wer>en, om dus de inwooners te doen verftrooien. 's Lands  DER BEIDE INDIEN. i8r Ts Lands Oppervorst verzette zich tegen deeze Staatkunde, en was zo gelukkig, dat hy gehoor vondt. Alles wierdt behouden, uitgezonderd de Vestingwerken. De Franfchen, in hunne Bezitting wederkeerende, vonden de zaaken genoegzaam in den zelfden ftaat als zy ze gelaaten hadden. Hun belang vorderde om hunnen toeftand op een vasten voet te brengen, en nog meer om dien te verbeteren. Mahé wordt beftreeken door hoogtens, op ongelyke afilandcn geplaatst, op welke, met groote kosten, vyf Forten geftigt waren , die niet meer in weezen zyn. Men hadt hier aan te veel Vestingwerken; zy moesten verminderd worden, om de Bezetcing, welke voormaals uit vierhonderd Man beftondt, tot het oude getal te verminderen : doch 'er moet noodwendig eenige voorzorge gebruikt worden. Men moet niet altoos bloot gefield blyven aan de woelagugheid en grilligheden der Naïrs, welke, voormaals, in verzoeking gebragt wierden, om de Volkplanting te verwoesten en te pionderen, en die op nieuw zouden kunnen verlokt worden om zich te werpen in de armen der Engelfchen van Tallichery, welke flegts drie Mylen verre van hun woonen. Behalven de Posten , welke tot zekerheid van het binnenfte gedeelte des Lands moeten bezet worden, moet ook de ingang der Riviere verfterkt worden. Zedert de Maratten zeehavens verkreegen hebben, ontrusten zy de Malabaarfche Zee door hunne xooveryen. Zelf waagen het deeze Roovers M 3 om V IV. BOEK. ■* I  182 GESCHIEDENIS IV. BOEK. om Landingen te doen overal, waar zy hoop. hebben buit te zullen behaalen. Mahé zou niet beveiligd zyn voor hunne aanflagen, indien men 'er Zilver of Koopmanfchappen zonder befcherming vondt, welke hunne begeerlykheid konden gaande maaken. De Franfchen zouden zich de onkosten, die tot de. Timmeraadjen, welke wy noodig oordeelen, zullen vereischt worden, ligt vergoed vinden, indien zy hunnen Koophandel met beleid en wakkerheid beftuurden. Hun Komptoir is zo gevoegelyk geleegen tot den Peeperhandel, als immer zyn kan. Het Land zal hun, ten minften, twee Millioenen vyf honderd duizend ponden Peeper verfchaffen. 't Geen zy niet kunnen verkoopen in Europa, zullen zy na China, na de Roode Zee en Bengale zenden, 't Pond Peeper zou hun flegts twaalf Huivers kosten, en zy zouden het, in Europa, verkoopen voor vyf en twintig tot dertig Huivers. Dit voordeel, reeds aanmerkelyk in zich zelve, kan nog vergroot worden door het voordeel, hetwelk behaald kan worden op de Europifche Waaren, welke na Mahé zullen gevoerd worden. Lieden, welke de meeste kennis hebben van dit Komptoir, zyn van oordeel, dat het geringe moeite zyn zal, aldaar jaarlyks te flyten vier honderd duizend ponden Yzer, twee honderd duizend ponden Lood, vyf en twintig duizend ponden Koper, twee duizend Snaphaanen, twintig duizend ponden Buspoeder, vyftig Ankers, en Dreggen, vyftig Baaien Laken, vyftig duizend Ellen Zeildoek, eene vry aanzienlyke  DER BEIDE INDIEN. 133 lyke menigte Kwikzilver, en ongeveer twee honderd Oxhoofden Wyn of ürandewyn, voor de Franfchen in de Volkplanting woonagtig, of voor de Engelfchen van Tallichery. Deeze goederen te zarnen genomen zullen ten minften drie honderd vier en tachtig duizend Livres opbrengen, welke een voordeel zullen geeven van honderd drie en vyftig duizend zes honderd Livres, de winst gefteld zynde op veertig ten honderd. Een ander voordeel van deezen handel is, dat dezelve dit Komptoir , ten allen tyde , van penningen zal voorzien, welke het zullen in ftaat ftellen om de Peeper, de Kardamonen het Sandaal hout in zulke tyden van het jaar te koopen, als deeze goederen best koop zyn. De grootfte hinderpaal tegen de uitbreiding van den Koophandel, is de Tol in de Volkplanting opgericht. De helfc deezer drukkende belastinge behoort aan 's Lands Oppervorst, en heeft altoos tot een beginzel van onëenigheid verftrekt. Den Engelfchen van Tallichery, welke de zelfde onaangenaamheid ondervonden , is het gelukt, zich rust te verfchaffen. Men zou zich, even als zy, van deezen dwang kunnen vrykcopen, voor eene vaste en gelykwaardige Rente. Doch om den Vorst hier toe te beweegen, zal men een aanvang moeten maaken met hem de penningen te betaaien, welke hy geleend heeft, als mede de fchatting, tot welke men zich heeft verbonden, om in zyne bezittingen in vrede te leeven. Niet M 4 zo IV. BOEK.  i»4 GESCHIEDENIS IV. BOEK, zogemaklyk is hec, de zaaken in Bengale op een voordeeligen voet te fchikken. Door het Verbond van den jaare 1763 heeft Frankryk zich verbonden, om geene Vestingwerken aan te leggen, en geene Troepen te onderhouden in dit ryk en uitgeflrekt gewest. De Engelfchen, die, onder denzedigen tytel van Pagters, aldaar de Opperheerfchappy oeffenen, zullen nimmer gedoogen dat men afwyke van deeze harde Wet, welke zy hebben voorgefchreeven. Van hier dat Chandernagor, welk, voor den laatften oorlog . ongeveer zestig duizend zielen telde, en welk tegenwoordig niet meer dan de helft bevat, heden is, en altoos zyn zal eene voiftrekt opene plaats. By dit nadeel van eenen tot weder opzeggens verleenden toeftand kwamen allerleie kwellingen. De Engelfchen niet te vredera met voorregten , in welker bezit zy bevestigd worden door een onbepaald gezag , zyn overgeflagen tot de fchreeuwendfte onregtvaardigheden. Op hunne aanhitzing heb ben 's Lands Ingezeetenen de Franfche Logien ontrust. Zy hebben 'er de Werklieden, welke hun voegden, uit doen wegneemen. De Lywaaten, voor de Franfche Maatfchappy gefchikt, zyn op het Weefgetouw zelve verfcheurd. Aan alle deeze Fabriken is openlykbevel gegeeven,om, geduurende den tyd van drie Maanden, voor hun alleen te werken. Hunne laadingen, welke van dag tot dag kostbaarder worden, moeten, zegden ze, uitgezogt en volkomen worden, vóór dat 'er iets uit de Werkplaatzen moge gehaald  DER BEIDE INDIEN. 185 haald worden.Het ontwerp, door de Franfchen en Hollanders te zamen uitgedagt, om het getal der Weevers naauwkeurig op te neemen, en zich te zamen met de helft te vergenoegen, terwyl de andere helft voor de Engelfchen zou blyven, heeft men als eene onbillykheid aangemerkt. Dit heerfchend Volk heeft zyne eilchen zo verre uitgeftrekt, ; dat het begeerde dat zyneFaktoors in Chan- i dernagor zelve konden koopen ; en men is genoodzaakt geweest voor deeze trotsheid te wyken,, ten einde om niet van alle Markten S van Bengale te worden uitgeflooten. In één woord, het heeft het onregtvaardig regt van / overwinninge dermaate misbruikt, dat het voor deRegeeringen van belang fcheen te wor- ij den om poogingen aan te wenden, en voor de Wysgeeren zelf om wenfchen te doen om den ondergang der Vryheid, indien de Volken niet nog zeer veel overheerfchender en wreeder waren onder het gezag van één eenig : mensch, dan in de eigendommen eener Regeeringe , welke door den invloed der menigte wordt getemperd. Zo lang de zaaken op denzelfden voet blyven, als zy tegenwoordig flaan, in dit ryk gedeelte van Afie, zullen de Franfchen 'er geduurig onaangenaamheden en veranderingen moeten dulden, zonder dat uit de- ! zelve eenig weezenlyken duurzaam voordeel voor hunnen Koophandel konne ontflaan. Men zou uit deezen ftaac vanonè'ere verlost worden, indien men Chandernagor tegen Chatigam kon verruilen. Chatiaam ligt op de grenzen van Arrakan. M 5 De IV. BOEK.  18Ö GESCHIEDENIS IV. BIC. De Portugeezen, die, in de dagen van hunnen voorfpoed, alle de gewigtige Posten tragtten te bezetten, richtten 'er eene groote Volkplanting op. Zy, die zich aldaar hadden neergezet, fchudden het juk van hun Vaderland af, naa dat het onder de Spaanfche Heerfchappy was overgegaan, en wilden liever Zeeroovers dan Slaaven zyn. Langen tyd ontrustten zy, door hunne plonderingen, de Kusten en de naastgeleegene Zeeën. Ten laarften tastten de Mogollen hen aan, en bouwden op hunne puinhoopen een Volkplanting, magtig genoeg om de inval! en te beletten, welke de Volken van Arrakan en Pegu in Bengale zouden hebben kunnen doen Deeze plaats geraakte toenmaals in vergeetelheid, en bleef zo tot aan het jaar 1758, wanneer de Engelfchen zich aldaar gevestigd hebben. De lucht is 'er gezond, het Water voortreflyk en de Leevensmiddelen overvloedig. De Landing is gemaklyk en de Ankergrond veilig. Het vaste land en het Eiland Sandiva formeeren 'er eene vry goede Haven. De Rivieren de Barrampocter en de Ecki, welke Armen van den Ganges zyn, of'er ten minfte gemeenfehap mede hebben, maaken het dryven van den Koophandel zeer gemaklyk. Indien het verder geleegen is van Patna, van Casfimbazar en van eenige andere Kooplieden, dan de EuropifcheVolkplantingen aan de Rivier de Bugly, het ligt nader by Jougdia, Daka en alle de Fabnken van de Neder-Rivier. Het is even veel, of de fchepen, aan deeze zyde, al of niet den Gan-  DEK BEIDE INDIEN, 187 Gang;es kannen opzeilen, vermits de binnenlandfche Vaart alleen gefchiedt met Barken. Schoon de kennis van deeze voordeelen de Engelfchen het befluit hadt doen neemen om zich van Chatigam te verzekeren, zyn wy, egter, van gedagten, dat zy, by het fluiten van den laatften Vrede, het aan de Franfchen moesten afgeftaan hebben, om ontfiagen te zyn van hunne nabuurfchap, en van hunnen nayver, op plaatzen, voor welke zy, uit gewoonte, grooter genegenheid hadden opgevat. Zelf vermoeden wy, dat zy voor Chatigam zouden afgezien hebben van voorwaarden , welke Chandernagor tot eene volftrekt opene plaats maaken, en op zyne bezittingen eene fchande leggen, veel fchadelyker voor de ontwerpen van Koophandel, dan doorgaans geloofd wordt. Het is eene vrye bezitting. De Zee, de reistogten, de gevaaren en de wisfelvalligheden des Geluks, alles boezemt haar de zucht in tot onafhanklykheid. Dit is haare Ziel en haar Leeven. Geboeid zynde, kwynt en fterft zy. Misfchien is de kans fchoon om zich van de aangeweezene verwisfeiing te verzekeren. Etlyke Aardbeevingen, die de Vestingwerken, welke de Engelfchen hadden beginnen op te werpen, vernield hebben, fchynen hen afkeerig gemaakt te hebben van eene plaats, voor welke zy zo groote vooringenomenheid betoond hadden. Zo wy ons niet bedriegen, is Chatigam, met dit onge mak, van meerder waarde voor de Franfcht Maatfchappy, dan Chandernagor in der ftaat IV. BOEK. 1  IV. BOEK. : i ] ] i j I i i e h ï88 geschiedenis ftaat, in welken zy verpligt is het te laaten bly ven. Haar toeftand op Koromandel is niet zo gedwongen. Ten Noorden van deeze onmeetelykeKust bezit zy Yanon, in de Provincie Ragimandrie. Dit Komptoir, zonder grondgebied, negen Mylen van den Mond van de Rivier de Ingerom geleegen, was voormaals zeer bloeiende. Verkeerde ontwerpen deeden het, in den jaare 1748, verwaarloozen. Tegenwoordig laat men zich 'er met ernst aan geleegen zyn, en 'er worden jaarlyks voor vier of vyf honderdduizend Livres aan Koopwaaren gekogt. Dit begin van voorfpoed moet van tyd tot tyd aangroeien , omdat het reeden van goede en fraaie Lywaaten in de nabiKirfchap zeer fterk gedreeven wordt. Eenige gelukkige proeven bewyzen, dat de Europifche Lakens 'er met voordeel zouden tunnen gefleeten worden De Koophandel üqu 'er meer voordeels geeven, indien men liet genoodzaakt was, den winst te deelen net de Kngelfchen, welke eene kleine Beziting hebben flegts twee Mylen van die der ?ranfchen. Dit mededingen is nog veel nadeeliger te tfazulipatam. De Franfche Maatfchappy, n deeze Stad, welke zy voormaals de Wet >lagt te ftellen, bepaald tot het Komptoir, t welk zy aldaar vóór het jaar 1749 bezat, :an zich niet op gelyken voet handhaaven net Groot-Britannie, waar aan zy inkooaende en uitgaande Regten moet betaaien, n 't welk, daarenboven, in den Koophanandel, alle die voordeelen behaalt, welke de  der beide INDIEN. 189 de Opperheerfchappy medebrengt. Van hier dat alle de ontwerpen der Franfchen zich bepaalen tot het koopen van eenige fyne Neteldoeken, en van eenige andere Lywaaten, ter waarde van honderd vyftig duizend Livres. Een ander denkbeeld moet men zich van Karikal vormen. Deeze Stad, geleegen in het Koninkryk Tanjaour, aan een der Takken van den Colram , welke van fchepen van vyf en zeventig Lasten kan bevaaren worden, wierdt, in den jaare 1738, aan de Maatfchappy afgedaan door een ontthroonden Koning, welke overal hulp zogt. Zyne zaaken wederom herfteld zynde, vóór dat zy 'er bezit van hadt genomen , herriep hy het gefchenk, welk hy gedaan hadt. Een Nabab, sander-saheb genoemd, taste de Stad aan met zyn Leger, en ftelde haar, in den jaare 1739, wederom in handen der Franfchen, niet welke hy in vriendfchap leefde. In deeze omftandigheden wierdt de ondankbaare en trouwlooze Vorst verworgd, door de bedekte kunftenaaryen zyner Oomen; en zyn Opvolger, die met zynen Throon zyne vyanden hadt geërfd, wilde de vriendfchap verwerven van eene magtige Natie, door haar te bevestigen in haar bezit. Toen de Engelfchen de plaats vermeesterd hadden, hebben zy alle haare Vestingwerken, als mede de huizen der Europeaanen en der voornaamfte lndiaanen, aan den dienst der Maatfchappye verbonden, in de lucht doen fpringen. Het overige dei Stad is gefpaard en te rug gegeeven aan de Franfchen , IV. boek.  IV. BOEK. ioo GESCHIEDENIS fchen, welke 'er in de maand April, in 'tjaar 1765, zyn wedergekeerd. Karikal is in.zynen tegenwoordigen toeftand eene opene plaats, bevattende, naar gifïing, ongeveer vyftien duizend imvooners, welke, voor het meerendeel, hun werk maaken van het reeden van fyne Neteldoeken en Lywaaten, tot gebruik van 's Lands Ingezeetenen gefchikt. Zyn grondgebied, grootlyks uitgebreid door de vergunningen, door den Koning van Tanjaour, in den jaare Ï749, gedaan, is nu wederom zo groot als het in de vroegfte tyden was, te weeten, twee Mylen lang, en op zyn meest ééne Myl breed. Van de vyftien Dorpen welke het dekken, is het eenige, 't welk eenige opmerking verdient, Tiranoulé Rayenpatnam. Het bevat niet minder dan vyf en twintig duizend Zielen. De bezigheid der lndiaanen, welke het grootfte getal deezer bewooneren uitmaaken, beftaat in het maaken en fchilderen van tamelyk fyne Lywaaten , doch die zeer gefchikt zyn voor Batavia en voor de Philippynfche Eilanden. De Mahomethaanfche Choulias zyn altemaal Kooplieden, en hebben kleine Vaartuigen, met welke zy den handel op Ceilon, en den Kusthandel dryven. De Maatfchappy kan, alle jaaren, van deeze Volkplanting trekken twee honderd Baaien Lywaaten of Neusdoeken, welke in Europa gebruikt worden, en zeer veel Ryst tot fpyziginge van haare overige Volkplantingen. Alle de Koopwaaren, te Karikal, te Mazulipatam, en te Yanon gekogt, worden gebragt fla  DER BEIDE INDIEN. 101 na Pondichery, de Hoofdplaats van alle de Franfche Bezittingen in indie Deeze Stad, welke zo zwak in haare opkomst was, verkreeg , door den tyd, aanzien, magt en een beroemden naam. Haare Straaten, voor het meerendeel zeer breed en allen lynrecht, waren aan weerkanten met twee ryen boomen beplant, welke, zelf midden op den dag, eene aangenaame koelte veroorzaakten. Eene Moské, twee Pagoden, twee Kerken en het Gouvernement, 't welk voor het pragtigfte Gebouw van het Oosten wierdt gehouden, waren openbaare Gebouwen, waardig om bezien te worden. Men hadt, in 1704, een klein Kasteel gebouwd, welk onnut was geworden, zints 'er vryheid was gegeeven om m den omtrek huizen te ftigten. Om dit gebrek te vergoeden, waren de drie kanten van Pondichery, welke aan de landzyde lagen, omringd van een Muur en Bolwerk, gedekt van elf Bastions en twee halve Bastions op de hoeken naast aan de Zee. Rondsom alle deeze Werken liep eene Gragt en een Glacis, op zommïge plaatzen niet voltooid. De Buitenkant der Stad, aan de zyde van de Ree., wierdt verdeedigd door laage Batteryen, op welke honderd Hukken Gefchut konden leggen. De Stad begreep , in den omtrek van ruim eene Myl, zeventig duizend inwooners. Onder deeze waren ongeveer vier duizend Europeaanen, Mestizen öf Topasfen Op zyn meest waren 'er tien duizend Mahomethaanen; de overige waren lndiaanen, en onder deeze vyftien duizend Christenen , en de andere uit zeventien of achttien verfchillende Hammen. Drie IV. BOEK.  IV. BOEK. 192 GESCHIEDENIS Drie Dorpen, op het Grondgebied der Scad gebouwd, konden tien duizend Zielen bevatten. Zodanig was de toeftand der Volkplantinge, wanneer de Engelfchen dezelve vermeesterden in het begin van het jaar 1761, haar geheel verwoestten, en 'er alle de inwoohers uit verdreeven, Anderen zullen, misfchien, onderzoeken, of het barbaarsch Oorlogsregt alle deeze eislykheden kon regtvaardigen, en of het geoorlofd zy, alles te verwoesten om alles te overweldigen. Wy zullen onze oogen afwenden van deeze wreedheden van een vry, grootmoedig en kundig Volk, en hier alleen melding maaken van het befluit, door de Franfche Maatfchappy genomen, om Pondichery te herbouwen, en het op nieuw tot het Middelpunt van haaren Koophandel te maaken. Alles regtvaardigt de wysheid deezer keuze. De Stad, even gelyk alle de Steden aan de Kust van Koromandel, van eene Haven ontbloot, geniet boven haar het voordeel dat zy eene veel gemaklyker Ree heeft. De fchepen kunnen , digt aan den Oever, ten Anker leggen op vier of vyf vademen Water, befchermd wordende door het Gefchut der Stad tegen de vyandlyke Eskaders. Haar Grondgebied , omtrent drie Mylen in de lengte en eene Myl in de breedte, heeft flegts eene fmalle ftreek onvrugtbaar Land aan den Zee- j kant; het overige is gefchikt tot het bouwen van Ryst, van Peulvruchten en van een Wortel, Chaya genoemd, welke gebruikt wordt tot Verfftoffen. De kleine rivieren de Arian- cou-  der beide INDIEN. IO3 coupram, en de Archiouac, welke het land doorftroomen , zyn van geen nut voor de fcheepvaart, maar haare Waters zyn een voortreflyk bytend middel in de Verfkleuren, inzonderheid de blaauwe kleur. Op den afftand van drie Mylen ten Noord-Oosten van de Stad ryst een Heuvel, welken men dus lang voor onvrngtbaar heeft gehouden, doch die zedert korten tyd met Palmboomen is begonnen beplant te worden; hy ryst omtrent honderd Roeden boven het Waterpas der Zee, en verftrekt tot een Baken voor de Zeelieden op een afftand van zeven of acht Mylen : een onwaardeerbaar voordeel langs eene doorgaans al te laage Kust. Aan het uiteinde van deeze Hoogte ontmoet men een grooten Vyver , vóór veele eeuwen door menfchen handen gegraaven, welke, naa eerst het land van Vilnour en Valdaour verfrischt en vrugtbaar gemaakt te hebben, de omleggende ftreeken van Pondichery befproeit. Eindelyk is de legging der Volkplantinge zeer voordeelig om de leevensmiddelen en Koopmanfchappen van Carnate , Mayspour en Tanjaour aldaar zamen te brengen. Zodanig zyn de gewigtige beweegredenen, welke de Franfche Maatfchappy tot het herbouwen van Pondichery hebben doen befluiten. Zo ras haare Agenten 'er zich, op den Elfden April des jaar 1765, vertoonden, zag men de ongelukkige lndiaanen, die door den Oorlog, de verwoesting en de Staatkunde verftrooid waren, derwaarts vergaderen. Met het begin van 1770 zag men 'er zeven en twintig duizend menfchen , die de puinen van II. Deel, N hun- IV. BOEK.  IV. SOEK. 194 GESCHIEDENIS hunne voorgaande wooningen hadden weggeruimd. Het vooroordeel, waar in zy opgevoed worden, dat men niet gelukkig kan worden, dan door te flerven op de plaats, alwaar men het eerfte leevenslicht aanfchouwd heeft: dit vooroordeel, welks duurzaamheid zo aangenaam, wiens aankweeking zo nuttig is, laat geen grond over tot twyfeling, of zy zullen allen wederkeeren , zo ras de Stad met Muuren omgeeven is. De Weevers , de Verwers, de Schilders, de Kooplieden, in één woord allen., welke iets te verliezen hebben , wagten flegts op deeze verzekering om hunne genegenheid in te volgen. In den tegenwoordigen ftaat kosten de Franfche Komptoiren in Indie veel en geeven weinig voordeels. Ongelukkig wordt deeze fchade niet vergoed door de Eilanden Bourbon en Ifle de France, welke niet gebragt zyn tot den trap van voorfpoed, welken men reden hadt om te verwagten. Het laatstgenoemde Eiland, in laatere dagen vermaard geworden, hieldt langer de verbeelding dan de werkzaame zorgen zyner bezitteren bezig. Zy vermoeiden zich in gisfingen omtrent het gebruik, welk 'er van kon gemaakt worden. Zommigen wilden, dat men het tot eene ftapelplaats maakte, alwaar alle Koopmanfchappen, welke men van de verfcheidene Komptoiren van Indie haalde, zouden zamengebragt worden. Zy moesten derwaarts gevoerd worden met inlandfche vaartuigen, en vervolgens overgelaaden in Franfche fchepen, welke nimmer verder zouden vaaren. Deeze fchikking beloofde hun een dubbel voordeel :  DER BEIDE INDIEN. Ï95 deel: van bezuiniginge, vermids de gagie en het voedzel der Indiaanfche Matroozen weinig kost,ten, en van de behoudenisfe der Europifche Manfchap, welke dikmaals omkwam door de langduurigheid der reizen,. en nog fneer door de ongemaatigdheid der Luchtftreeke, vooral in Bengale en in Arabie. De onuitvoerlykheid van dit ontwerp wierdt duidelyk beweezen, ter oorzaake der erkende noodzaaklykheid van het zenden eener gedugte Vloot na de Afiatifche Zeeën, om de kwellingen, welke aldaar fteeds te vreezen zyn, te voorkoomen of te beteugelen. Een nieuw Ontwerp hieldt de vernuften bezig. Men giste, dat het van nut zou kunnen zyn, voor de bewooners van Isle de France, den Indilchen handel open te zetten, welke hun in 't eerst verbooden was. De voorftanders van dit gevoelen beweerden, dat dusdanig eene vryheid eene vrugtbaare bron van rykdommen zyn zou voor de Volkplanting, en gevolglyk voor de Maatfchappy. 't Kan zyn dat zy de waarheid op hunne zyde hadden ; doch de proefneemingen vielen niet gelukkig uit; en zonder thans te onderzoeken, of deeze verandering al of niet met oordeel wierdt beftuurd, het Eiland wierdt bepaald aan den ftaat van eene louter Akkerbouwende Bfzittinge. Deeze nieuwe order van zaaken gaf aanleiding tot nieuwe misflagen. Men zondt uit Europa na de Volkplanting menfchen, welke noch fmaak voor den Landbouw hadden, noch 'er aan gewoon waren. De Landeryen wierden zonder overleg verdeeld, en zonder N 2 on- IV. BOEK.  ip6 GESCHIEDENIS IV. .BOEK. i < 1 j ] 1 onderfcheid te maaken , welke landen al of niet tot den Landbouw moesten toebereid worden. Den Landman wierdt Geld verfchooten, niet naar evenredigheid van zyne Nyverheid, maar naar geraade der befcherminge, welke hy zich by de Bewindhebbers hadt' weeten te verwerven. De Maatfchappy, die honderd ten honderd won op de Koopmanfchappen, welke zy uit de Hoofdftad kreeg, en vyftig ten honderd op de zulke, welke haar uit Indie wierden aangebragt, eischte, dat 's Lands voortbrengzels tot een geringen prys in haare Pakhuizen wierden geleverd. De dwingelandy der Leendienften, welke alle maat en paal te boven ging, verzwaarde de uitfpoorigheden der Monopolie. Als eene overmaate van ongeluk, bleef het Lichaam, 't welk de gantfche magt in handen hadt weeten te bekoomen, nalaatig in het agtervolgen der verbintenisfen , welke het met zyne Onderdaanen, of zo gy wilt, met zyne Slaaven hadt aangegaan. Onder dusdanig een beftuur kon 'er onmogelyk een beftendig geluk genooten worden; niets wandelde met vaste en gevvisfe fchreden. Het Katoen, de Indigo, de Suiker, de Peeser, de Thee, de Cacao, de Rokou, in ïén woord, alles wierdt ondernomen, maar net die ligtvaardigheid, welke geen grond *eeft om op een gelukkigen uitflag te hoopen. Perwyl men harsfenfchïmmen naaftreefde , vierden de weezenlyke beplantingen verwaarloosd. Niettegenltaande , in den jaare 765, in de Volkplanting geteld wierden eertien honderd negen en zestig Blanken; vyf-  DER BEIDE INDIEN. 197 vyftien honderd zeven en tachtig lndiaanen of vrye Negers; elf duizend acht honderd en een en tagdg Slaaven: beliepen, egter, haare vocrtbrengzels niet meer dan drie honderd twintig duizend zes honderd vyftig ponden Koorn ; vier honderd vier en zeventig duizend en dertig ponden Ryst; één Millioen vyf honderd zeventig duizend veertig ponden Mays; honderd twee en veertig duizend zeven honderd ponden Klemboontjes; honderd vyf en dertig duizend vyf honderd ponden Haver. De aandagtige befchouwers, welke den Landbouw van Isle de France gadefloegen, befpeurden geen groot onderfcheid tusfchen deezen en tusfchen den Landbouw, welken zy onder de Wilden ontmoet hadden. Zedert dit Eiland gekoomen is in handen der Regeeringe, heeft men 'er eenige heilzaame veranderingen gemaakt. Het kweeken van Koffy, zedert lang aan 't Eiland Bourbon bepaald, heeft men 'er ingevoerd. Hier in is men zo wel geflaagd, dat 'er zich hoope opdoe om ten eenigen dage zes of zevenMillioenen ponden te plukken , indien 'er door den tyd>de vereischte middelen worden in 'c werk gefield, zonder welke eene Volkplanting onmogelyk kan bloeien. By deeze hoop heeft zich, zints korten tyd, eene andere gevoegd. Niemand is onkundig, dat de Nederlanders , zedert twee Eeuwen, ryk zyn geworden, door het verkoopen van Kruidnagels en Muskaat. Om zich hier van den uitfltutenden handel toe te eigenen, hebben zy 't volk, welk deeze Speceryen bezat, in ketens geworpen of verdreeven. Uit vreeze zelf, dat zy N 3 den IV. BOEK.  i98 GESCHIEDENIS IV. BOEK. den prys in hunne eigene handen zouden zien verminderen, hebben zy de meefte boomen uitgeroeid, en dikmaals de vrugt der zulke, welke zy behouden hadden, verbrand. Deeze wreede gierigheid, aan welke de Volken zich zo menigmaalen geftooten hebben, ergerde inzonderheid den Heer Poivke , die als Natuurkenner en als Wysgeer Afie doorreisd heeft. Hy bediende zich van het gezag, welk hem op het Eiland Ifle de France gegeeven was, om in de minst bezogte itreeken der Molukfche Eilanden te doen opzoeken, 't geen de gierigheid dus lang der werkzaamheid onttrokken hadt. De goede uitflag heeft de moeite der. ftoutmoedige en kundige Zeelieden bekroond, in welke hy zyn vertrouwen hadt gefteld. Op den vier en twintigften van Zomermaand des jaars 1770 wierden op het Eiland Ifle de France vier honderd Muskaatplanten gebragt; tienduizend Muskaat-nooten, die reeds waren uitgebot of op het punt ftonden om uit te botten; zeventig Nagelplanten, een Kas Nagelknoppen, zomrnige van welke reeds uitfprooten. Deeze rykdommen zyn onder de Volkplanters uitgedeeld, om op allerleien grond eene proeve te neemen. De meeste planten zyn geftorven, en 't is waarfchynlyk, dat de overige geen vrugt zuilen geeven. Doch wat 'er ook gebeure, het Eiland Ifle de France zal altoos moeten aangemerkt worde als het beste gefchenk der Natuur, voor eene Natie, welke begeerig is den handel op Afie te dry ven. Het ligt in de Zeeën van Afrika, doch aan den  DER BEIDE INDIEN. 199 den ingang van den Indifchen Oceaan. Van den gewoonen Koers een weinig afgeleegen zynde, kan het geheim van deszelfs uitrustingen dies te beter bewaard worden. Zy, die. wenfchendat het nader aan onze vaste Kust laf, bedenken niet, dat het alsdan onmogelyk zyn zoude, zich in één maand na Maiabar en Koromandel, en op zyn hoogst in twee maanden na de afgelegenfte Golfen te begeeven : een onfchatbaar voordeel voor een volk, welk geen haven in Indie heeft. De legging van dit Eiland , op de hoogte der Verzengde Kusten van Afrika, belet niet, dat het zeer gemaatigd en gezond is. De grond, fchoon fteenagtig, is tamelyk vrugtbaar. De ervarenis heeft geleerd, dat het de meeste dingen, tot onderhoud en zelf tot verkwikking des leevens noodig, kan uitleveren, 't Geen "er ontbreekt , zal kunnen bezorgd worden, van Madagascar, 't welk overvloed heeft van leevensmiddelen , en van Bourbon, alwaar de fmaak in den Landbouw , door de nog eenvoudige zeeden, ftand houdt. Het Yzer, welk men op deeze twee Eilanden niet zou vinden, zouden zyne eigene Mynen opleveren. Groot Britannie ziet met leede oogen in de handen zyner mededingers eene bezitting, alwaar men de ondergang van zynen voorfpoed in Afrika kan fmeeden. Zo ras 'er eenige vyandlykheden tusfchen de twee Natiën uitbreeken, zal het zekerlyk alle zyne poogingen wenden tegen een Volkplanting , welke de bron zyner rykfte fchatten dreigt. Ongelukkig voor Frankryk , indien het 'er zich van liet berooven! Maar wat ftaat 'er niet te dugten, wanneer N 4 mer IV. BOEK. ;  2oo GESCHIEDENIS IV. BOEK. ] men bedenkt, dat 'er dus lang geen vast Ontwerp beraamd is om dit Eiland te verfrerken; dat de middelen altoos ontbrooken hebben, of kwalyk aangewend zyn ; dat het Minifterie van Lodewyk den X V, van Jaar tot Jaar, om een vast befluit te neemen, de bengten der Beftierderen verwagt heeft, even gelyk men de terugkomst van een Renbode van de Grenzen verwagt._ Verre van te kunnen denken, dat de befpringers een onoverkoomelyken tegenfland zouden ontmoeten, is 'er reden om te vreezen, dat zy hun ontwerp zouden ter uitvoer brengen met geene andere hulpmiddelen, dan die Indie hun zou opleveren, zonder eenige hulp uit Europa. 't Wórdt tyd om alles te zeggen. Wanneer men langs de Oevers van Ifle de France vaart, ftaat men verbaasd op het gezigt, dat het op alle punten van zyne omtrek met fchepen kan genaderd worden. In weerwil der Droogten, welke het omringen, zyn 'er veele Baaien, in welke de ontfcheeping der Troepen , onder befcherming van het vuur der fchepen, gemaklyk kan gefchieden. Aan de kanten van het Eiland, daar de fchepen genoodzaakt zyn, zich 't verst in Zee te houden, laaten den Droogten tusfche hen en het land eene bedaarde Zee, alwaar de Vaartuigen 's nachts, zonder 't geringde gevaar, ten anker kunnen liggen. Indien, op zommige plaatzen , tusfchen de Droogten en het land, te weinig water is voor ie fchepen om te landen, kan de ontfcheeping ier Troepen gefchieden, met flegts ter halver me door 't water te waaden. De ftilte, welke tusfchen  E DER HEIDE INDIEN. • 201 tusfchen de Droogten en het Land heerfcht, ftelt den befpringer buiten alle gevaar. De aftogt is dus te zekerder in gevalle van tegenftand, en de Schepen zyngeduurende de onderneeming, zo veel te meer in veiligheid. Zodanig is het denkbeeld, welk men zich van het Eiland Ifle de France moet vormen : indien 'er eene plaats is, daar een fchip niet kan landen, houdt deeze-zwaarigheid op, twintig Roeden van daar ter rechter of flinker zyde. De vyand zal derhalven nimmer eene landing met geweld doen, dan uit onkunde of vermetelheid. De onmogelykheid , in welke de verdeedigers zich bevinden, om eenen omtrek van veertig Mylen te befcherrnen, zal hem altoos eene plaats bezorgen daar hy zonder tegenkanting kan voet aan land zetten. Geduurende den laatften Oorlog, hadt men rondsom het Eiland Batteryen opgerigt, wier vuur Zeewaarts gekeerd , geen ander doelwit hadt, dan dat zy losbrandden op fchepen, die in Zee ten anker leggen, of voorby zeilden. Kundiger Ingenieurs hebben erkend, dat deeze Batteryen, met groote kosten opgeworpen, de kragten nutloos verdeelden; dat zy zelve zonder verdeediging bleeven, en geen tegenftand konden bieden tegen het vuur der fchepen, tegen welk de beste vestingwerken niet beftand zyn. Hierom heeft men beflooten 'er van af te zien , zonder, egter, 'er iets voor in de plaats te ftellen. De Noordwestlyke haven is de hoofdplaats van het Eiland, en moet, in gevalle van eer N 5 aan- IV. 30EK.  IV. BOEK 202 GESCHIEDENIS aanval,by den vyand voornaamlyk in aanmer, king koomen. De natuur van den grond laat niet toe, dezelve zodanig te verfterken, dat zy een beleg kan doorftaan. 't Zou van dienst zyn, binnen in 't land eene plaats, als een Middelpunt, te verfterken, van waar men, langs verzekerde wegen, de kragten der Volkplantinge fpoedig konde overbrengen overal daar zy vereischt wierden. Door dit middel, als eene laatfte toevlugt, zou de vyand honderd Veldflagen moeten leveren , voor dat hy zich meester van het zeiven konde maaken. Dit zal hem zelf nimmer gelukken, indien de opene wegen in 't midden der bosfchen, en langs welke men uit het middelpunt aan den omtrek komt, derwyze zyn aangelegd, dat zy den Verdeedigers de gelegenheid verfchaffende om aan het ftrand te koomen, de Zwaarigheden, om tot in het middelpunt door te dringen, voor den vyand in haar geheel blyven. De aart van 't land verfchaft hier toe de noodige middelen; overal ontmoet men holle wegen, welke men moet doortrekken , en bergen, die den weg krommen, 't Is gemaklyk de voordeelige punten uit te kiezen. Ondertusfchen is 'er eene zo noodzaaklyke en volftrekte betrekking tusfchen Ifle de France en Pondichery, dat deeze twee bezittingen van elkander volltrekt afhankelyk zyn; want zonder Ifle de France zyn de Bezittingen in Indie zonder befcherming ; en zonder Pondichery zal Ifle de France bloot leggen voor den aanval der Engelfchen, zo wel van den kant van Afie als van Europa. Ifle  DER BEIDE INDIEN. 203 Ifle de France en Pondichery, in hunne noodzaaklyke verbintenisfen befchouwd , zullen derzelver veiligheid uitmaaken. Pondichery zal Ifle de France befchermen, van wegen zyn mededingerfchap met Madras, 't welk de Engelfchen altoos zullen genoodzaakt zyn met hunne Land- en Zeemagt te dekken; en van den anderen kant zal Ifle de France altoos vaardig zyn om Pondichery hulp toe te brengen , of aanvallende te handelen, naar dat de omftandigheden vorderen. Volgens deeze beginzels, is niets zo noodzaaklyk, dan Pondichery in ftaat van tegenweer te brengen. Zedert 't jaar 1764. hebben de byzondere belangen, welke ftryden met het algemeene belang, de raadpleegingen fleepende gehouden over het Ontwerp van verfterkinge, tot welk men zich,ten aanzien van deeze gewigtige plaatze, hebbe te bepaalen. Men heeft reeds , ten deezen einde, aanzienlyke fommen nutloos verfpild, om dat zy telkens tot tegenftrydige ontwerpen bedeed £yn. 't Zou noodloos zyn, de nadeelen deezer altoosduurende befluitloosheid aan te wyzen. Zo ras Ifle de France en Pondichery tot den vereischten ftaat van vermogen gebragt zyn, zal men zich met ernst op den Koophandel kunnen toeleggen , welke op het oogenblik, dat hy in vryheid gefield wierdt, genoegzaam geheel heeft opgehouden, 't Is waar, de fcheepstogten na China zyn op den ouden voet gebleeven; die na Ifle de France en Bourbon zyn zelf toegenomen; doch uitgezonderd een of twee verzendingen, welke niet in gevolge kunnen IV. BOEK  IV. BOEK. i ] 1 1 1 ] 1 1 1 | 204 GESCHIEDENIS kunnen getrokken worden, heeft geen voorzigtig Koopman zyn geld op Malabar, Coromandel of Bengale durven waagen; en het klein getal onvoorzigtige Reeders, die het gewaagd hebben , zyn eiendig omgekoomen. 't Kan niet anders zyn, zonder dat men iets ten voordeele van uitfluitende Voorregten kan belluiten. 't Is bekend, dat de ondergang der Maatfchappye, welke van zelve zou gebeurd zyn, verhaast wierdt door haat en gierigheid. De Staatkunde, welke geen deel hadt aan de omwenteling, hadt by voorraad den weg niet gebaand tot den byzonderen Koophandel, welke het uitfluitend Voorregt moest vervangen. Deeze fpoedige overgang kan van geen goeden uitflag agtervolgd worden. Voor dat men een oroef nam van dit nieuw beftier, hadt men de byzondere Kooplieden ongevoelig en als by :rappen in de plaats der Maatfchappye moeten lellen. Men hadt hen in ftaat moeten ftellen :ot het verlfrygen van weezenlyke kundigheden Dmtrent verfcheiden takken van eenen hun dus ang onbekenden Koophandel. Men hadt hun yd moeten geeven tot het aangaan van verjintenisfen met de Komptoiren. Men hadt uin moeten begunftigen, en om zo te fpreecen, den weg wyzen op hunne eerfte togten. Laat ons meer zeggen. Alle deeze behoedniddelen zouden nog niet toereikende geweest :yn, om de onderneemingen der Franfche Koopieden in Indien te verzekeren, 't Was onmo;elyk met een goeden uitflag te worftelen telen den Engelschman, die, meester van alles en  DER BEIDE INDIEN. 205 en overal , om hen te doen mislukken de middelen hadt, welke de magt geeft, en de losbandige beginzels, welke de Voorfpoed inboezemt. Op welk eene wyze en onder wat gedaante de Franfche Koophandel dan ook ondernomen wierdt, hy moest, volgens een noodzaaklyk gevolg van den toeftand der zaaken, de grootfte rampen verduuren. De tegenfpoeden zouden , ongetwyfeld , minder zyn, indien het Hof van Verfailles zyne Indifche Bezittingen in ftaat ftelde om eene veiligheid te kunnen opleveren, welke deSouverein, door de geheele uitgelirektheid zyns gebieds, zynen Onderdaanen verfchuldigd is. Zy zoude nog minder zyn,indien het Britfche Minifterievoor de uitvoering der Verbonden zorgde, met de wakkerheid, welke de Regtvaardigheid eischt. Doch de herftelling van het evenwigt kanalleen kragtdaadig een einde maaken aan eene onderdrukking, welke tot oneere ftrekt, zo wel voor de Natie, welke ze lydt, als die ste toelaat: en dit evenwigt kan by ongeluk alleen door den Oorlog herfteld worden. Verre en voor altoos verre van ons de gedagte, welke ftrekken zoude om den fakkel des Tweedragts te doen ontfteeken. Dat veeleer de ftemme der Wysbegeerte en der Reden zich doe hooren by de Heeren der Waereld. Mogten alle de Oppervorften , naa zo veele Eeuwen van dwaalinge,de deugdzaameglorie, van een klein getal gelukkig gemaakt te hebben , fchatten booven de dwaaze eerzucht van te heerfchen over verwoeste landen! Mogten alle menfchen , Broeders geworden zynde, zich gewennen , 't Heelal te befchouwen als IV. BOEK.  2o6 GESCHIEDENIS IV. BOEK. één Geflagt, verzameld onder de oogen van éénen algemeenen Vader 1 Doch deeze wenfchen van alle verlichte en gevoelige harten zullen als Meêlydensweerdige droomen worden aangemerkt by de eerzuchtige Staatsdienaars, die aan 't Roer van Staat zitten. Hunne woelagtige werkzaamheid zal by aanhoudenheid ftroomen bloeds doen vlieten. Eenige geringe belangen van den Koophandel zullen den Franfchen en Engelfchen op nieuw de wapens in handen geeven. Schoon Groot-Britannie in de meeste Oorlogen ten voornaamen oogmerke gehad heeft, het vernietigen van de nyverheid zyner nabuuren, en de meerderheid zyner Zeemagt deeze zo dikmaals verydelde hoop voede, mag men, egter, voorfpellen, dat het den blixem en de verwoestingen des Oorlogs zou zoeken af te wenden van de Afiatifche Zeèen, daar het zo weinig kan winnen en zo veel verliezen. Deeze Mogendheid is niet onkundig van de heimelyke wenfchen, welke overal gedaan worden, om de inflorting van een gebouw, welk alle de andere door zyne fchaduw verdonkert. De Souba van Bengale voedt eene heimelyke wanhoop, dat hy zelf geene fchaduw van gezag heeft. Die van Decan is ontroostbaar, dewyl hy zynen geheelen Koophandel van eene vreemde Natie afhanklyk ziet. De Nabab van Arcate bemoeit zich nergens mede, dan het verdry ven van het mistrouwen, zyner dwingelanden. De Maratten zyn misnoegd, om dat zy overal hinderpaalen tegen hunne plonderingen ontmoeten. Alle de Mogendheden deezer landen zyn in Ketens geboeid , of zien ze eerstdaags te geraoete. Zou Enger  DER BEIDE INDIEN. 207 Engeland wenfchen, dat de Franfchen het middelpunt wierden van zo veele misnoegdheden, en zich fielden aan het hoofd van eene algemeene Zamenzweeringe? Mag men integendeel niet voorfpellen, dat eene volmaakte Onzydigheid ten aanzien van Indie, de keuze zyn zoude, welke het zelve 't meest zou voegen, en welke het met blydfchap zou omhelzen? Maar zou dit Ontwerp even zeer voor zyne Mededingers pasfen ? Dit kan men niet gelooven. De Franfchen zyn onderregt, dat de middelen van Oorlog, op Ifle de France toebereid , met groot nut zouden kunnen te werk | gefield worden; dat de Engelfche veroveringen | te uitgebreid zyn om niet bloot te leggen; en i dat zedert de ervarene Bevelhebbers na hun )] Vaderland zyn wedergekeerd, de Britfche bezittingen in den Indoflan verdeedigd worden ; door Jongelingen, die meer bedagt zyn op het maaken van hun fortuin dan op KrygsoeffeninI gen. 't ls dan te vermoeden, dat eene Oorlogzuchtige Natie fpoedig de gelegenheid zou ! aangrypen om haare oude tegenfpoeden te herI Hellen. Op 't gezigt van haare Standaarden, zouden alle onderdrukte Vorflen te velde trekken ; en de beheerfchers van Indie, omringd I van vyanden, ten zelfden tyde aangevallen in 't | Noorden en Zuiden, te water en te lande, zouden noodzaaklyk bezwyken. Dan zouden de Franfchen , aangemerkt als de Verlosfers van den Indoflan, zich ontflaan van den ftaat van vernederinge, in welken zy door hun kwaad gedrag gevallen waren. Zy zullen de Afgod der Prinsfen en Volken van Afie worden, indien de omwenteling, welke zy hebben te wege IV. BOEK.  2o8 GESCHIED, der beide INDIEN. IV. BOEK. VVYS- wege gebragt, voor hun een les tot gemaatigdheid worde. Hun Koophandel zal uitgeftrekt en bloeiende zyn, zo lang zy regtvaardig handelen. Doch deeze voorfpoed zou in tegenfpoed eindigen, indien eene paallooze Eerzucht hen tot plonderingj verwoesting, en onderdrukking deedt overllaan. 't Zal zelf noodig zyn , om vastigheid aan hunnen toeftand te geeven, dat zy , door edelmoedige maatregels, zich hunne voordeden doen vergeeven door Mededingers, welke zy overtroffen hebben. 'Er zal niet veel grootmoedigheids noodig zyn, om met geduld te verdraagen de onderneemingen der IVoordfche Volken -van Europa in de Afiatifche Zeeën.  WYSGEERIGE EN STAATKUNDIGE GESCHIEDENIS, van de BEZITTINGEN EN DEN KOOPHANDEL DER EUROPEAANEN IN DE BEIDE INDIEN. V T F D E BOEK. ^<$>«<£"$« et is een vry algemeen aangenomen ify O $ gevoelen, dat de Kimbren, in de ?V v vroegfte tyden, op den uithoek van I •&<&i$»& Duitschland, het Kimbnfche Schieri; eiland bezaten, in onze dagen bekend by den naam van Holftein, Sleeswyk en Jutland, en ; dat de Teutonen de nabuurige Eilanden beri| Natie ten voorfchyn uit hunne Bosfchen of :MMoerasfen, om in Galliè buit, roem en een 'izagter Luchtftreek te zoeken. Zelf maakten II. Deel. O zy V. boek»  aio GESCHIEDENIS V. SOEK. zy zich gereed om over de Alpen te trekken, wanneer Rome oordeelde het tyd zyn , Dyken op te werpen tegen eenen Stroom, welke alles medevoerde. Deeze Barbaaren zegepraalden over alle de Legerhoofden , welke dit trotfche Gemeenebest tegen hen aanvoerden, tot op het merkwaardig tyditip, als zy dóör Marius wierden uitgeroeid. Hun Land , naa dit verfchriklyk voorval, bykans geheel woest geworden, wierdt op nieuw bevolkt door de Scythen, die, doorPoMPEjus, uit de onmeetelyke vlakte, tusfchen de Zwarteen de Kaspifche - Zee ,' verdreeven , na het Noorden en het Westen van Europa optrokken, de Natiën aan zich onderwerpende, welke zy op hunnen weg ontmoetten. Zy bragten onder het juk Rusland, Saxen, Westfalen, het Kimbrifche Schiereiland tot aan het Eiland Funen, Noorweegen en Zweeden. Men wil, dat Odin , hun Opperhoofd, met geen ander oogmerk zo veele Landen doorkruiste en zyner heerfchappye zogt te onderwerpen , dan crm alle de inwooners op te hitzen tegen de gedugte, haatlyke en dwinglandfche magt der Romeinen. Deeze Zuurdeesfem, welken hy by Zyn overlyden in het Noorden naaliet, raakte 'er in het verborgene zo wel aan het gisten, dat, naa verloop van eenige Eeuwen , alle Natiën , met algemeene toeftemming, aanvielen op dit Gebied, een Vyand van alle Vryheid, en den troost genooten, dat zy het om verre wierDen, naa het alvoorens door veele herhaalde fchokken verzwakt te hebben. Deenemarken én Noorweegen vonden zich, naa  Dér Heide INDIEN. 2ii naa 'deeze glorieryke togten,vanInwoonersontbloot. Zonder veel gerugts te maaken, herfteU den zy zich allengskens, en begonnen wederom een naam te maaken omtrent het begin der Achtfte Eeuwe. De Aarde verftrekte niet meer tot het Tooneel van hunne wakkerheid ; de Oceaan opende voor hun eene nieuwe Loopbaan. Van twee Zeeën omringd, zag men hen zich geheel overgeeven aan de Zeeroovery, welke altoos de eerfte School der Scheepvaart is voor onbefchaafde Volken. Zy deeden allereerst een aanflag op de nabuurige Staaten, en bemagtigden het klein getal Koopvaardyfchepen, welke de Oostzee bevoe* ren. Deeze eerfte voorfpoeden verfterkten hunne rusteloosheid, en ftelden hen in ftaat tot het doen van gewigtiger onderneemingen. Zy ontrustten, door hunne plonderingen, de Zeeën en de Kusten van Schotland, Ierland, Engeland, Vlaanderen en Frankryk; ja, zelf van Spanje, Italië en Griekenland. Dikmaals drongen zy door tot in het binnenfte gedeelte deezer uitgebreide Landfchappen, en verftoutten zich zelf tot het onderneemen der veroveringe van Normandie en Engeland. In weer« wil der verwarringe, welke in de Jaarboeken dier barbaarfche tyden heerscht, is 'er,egter, mogelykheid om eenige der oorzaaken van zc veele vreemde gebeurtenisfen na te fpooren. Vooreerst bezaten de Deenen en Noorwee gers die geweldige zucht voor de Zeeroovery welke men ten allen tyde heeft opgemerkt ii de Volken, welke de nabuurfchap der Zee be woonen, wanneer zy niet beteugeld wordei O a doa V. I10EK. I I 1 r  212 GESCHIEDENIS V. BOEK. door goede Zeden en goede Wetten. Ds gewoonte moet hen gemeenzaam maaken met den Oceaan, en tegen deszelfs woede doen gehard worden. Zonder Landbouw, weinige kudden hoedende, een zeer geringen onderltand in de Jagt vindende in een Land met Sneeuw en Ys bedekt, verbondt niets hen aan hun Grondgebied. De geringe moeite van vlooten te timmeren , welke niets anders waren dan kwaalyk te zamen gevoegde Houtvlotten om 'er mede langs de Kusten te vaaren; verfchafte hun de middelen om zich overal heen te begeeven, eene landing te doen, te plunderen, en zich wederom te fcheep te begeeven. De handteering van Zeeroover was voor hun, 't geen zy voor de vroegfte Steden van Griekenland geweest was, de Loopbaan der glorie en des geluks, het beroep van Eer, beftaande in de veragting van alle gevaaren. Dit vooroordeel boezemde hun een onverwinnelyken moed in op hunne Togten , welke fomtyds ondernomen wierden door verfcheidene Opperhoofden gezamentlyk, zomtyds afzonderlyk door zo veele Scheepsvlooten als 'er Natiën waren. Deeze onverwagte invallen, op honderd plaatzen tevens gedaan , lieten aan de bewooners der gebrekkig verdeedigde Kusten, om dat ze liegt beftuurd wierden , niets anders over dan de droevige keuze om zich te laaten vermoorden, of hun leeven vry te koopen, door alles over te geeven wat zy bezaten. Schoon dit vernielend Karakter een gevolg was van het woest leeven, welk de Deenen en de Noorweegers leidden, en van deruuwe en  DER BEIDE INDIEN. 213 en Krygshaftige Opvoedinge, welke hun gegeeven wierdt, was het, egter, meer byzonderlyk het werk van den Godsdienst van Odin. Deeze Veroveraar en Bedrieger tevens verhefte, indien men zich dus moge uitdrukken, door zyne wreede Leerftellingen, de natuurlyke woestheid deezer Volken. Hy wilde, dat alles, 't geen in den Oorlog wierdt gebruikt, de Degens, de Bylen , de Pieken, vergood wierdt. De plegtigfte Verbintenisfen wierden door deeze zo zeer geliefde Werktuigen bekragtigd. Eene Lans, in het midden der Legerplaatze opgericht, deedt de Soldaaten, tot het Gebed en de Offeranden , derwaarts zamen koomen. Odin zelve, naa zynen dood in den rang der Ontterflyken geplaatst, was de eerfte Godheid deezer akelige Landftreeken, alwaar de Rotzen en de Bosfchen geverfd en gewyd waren met Menfchenbloed. Zyne Naavolgers verbeeldden zich hem te vereeren, door hem te noemen den God der Legermagten, den Vader van den Moord, den Ontvolker, den Brandftigter. De Oorlogshelden , welke ten ftryde trokken, deeden geloften, hem een zeker getal Zielen te zullen zenden, welke zy hem toewydden. Deeze Zielen waren het regt van Odin. Het algemeen Geloof was, dat deeze God zich vertoonde in de Veldflagen, nu eens om de zulken, welke zich dapperyerdeedigden, te befchermen,zomtyds om de gelukkige Slagtoffere , welke, volgens zynen wil, moesten fneuvelen, te treffen. Zy volgden hem na de verblyfplaats des hemels, welke voor de Krygshelden alleen openftondt. Men liep den dood en O 3 het V. boek.  V. DOEK. 2x4 GESCHIEDENIS bet Martelaarfchap te gemoet om deeze vergel* ding te verdienen. Zy deedt tot de hoogte van Geestdryvery, van eene heilige dronkenfchap van bloed, de zucht deezer Volken door den Oorlog klimmen. Het Christendom wierp alle de denkbeelden omverre, welke als zo veele fchakels in de Keten van dusdanig een ftelzel verftrekten. Deszelfs Zendelingen moesten hunne Geloofsleerlingen tot eene aan zekere vaste plaats bepaalde leevenswyze gewennen, om met voordeel aan hun onderwys te kunnen werken; en het gelukte hun , hen afkeerig te maaken van een Zeerovend leeven, door hun andere middelen van beftaan te bezorgen. Zy waren gelukkig genoeg om .hen fmaak te doen vinden in den Éandbouw en voornaamlyk de Visfchery. De overvloed van Haring, welke de Zee toenmaals aan de Kusten bragt, verfchafte aldaar een zeer gemaklyk middel van beftaan. Het overtollige van deeze Visch wierdt wel haast tegen het noodige Zout verwisfeld, om het overige te bewaaren, Een zelfde Geloof, nieuwe betrekkingen , wederzydfche behoeften, eene groote veiligheid, moedigden deeze opkoomende Verbintenisfen aan. De Omwenteling was zo volkomen, dat zedert de Bekeering der Deenen en Noorweegers, niet het geringfte blyk van hunne togten en plonderingen in de Gefchiedenis voorkomt. De nieuwe Geest, welke Noorweegen en Deeriemarken fcheen te bezielen, moest, van dag tot dag, hunne gemeenfehap met de andere Volken van Europa uitbreiden. By ongeluk wierdt  DEK BEIDE INDIEN. 21$ wierdt deeze gedwarsboomd door den opgang, welke de Hanzee-Steden maakten. Naa dat dit groot en zonderling Eedgenootfchap reeds vervallen was, handhaafde Hamburg de meerderheid , welke het over alle de Onderdaanen der Deenfche heerfchappye verkreegen hadt. Zy begonnen de banden te breeken, welke hen aan deeze foort van Monopolie verbonden hadden , wanneer zy overgehaald wierden tot de vaart op Indien, door eene omftandigheid, zonderling genoeg om hier vermeld te worden. Een Hollandsch Faktoor, Boschouwer genaamd , door zyne Natie gelastigd tot het fluiten van een Verbond van Koophandel met den Koning van Ceilon, wist zich zo aangenaam te maaken by deezen Monarch , dat hy tot hoofd van zynen Raad, en tot zynen Admiraal wierdt aangefteld, en den naam kreeg van Prins van Mingone. Bofchouwer , dronken van deeze eerbewyzen, fpoedde zich na Europa, om aldaar met dezelve voor het oog zyner Medeburgeren te pronken. De koelheid, waar mede deeze Republyksgezinden den getytelden Slaaf van een Afiausch Hof ontvingen, ergerde hem grootelyks. Van fpyt berftende, vertrok hy na Chiustiaan den IV, Koning van Deenemarken, om hem zynen dienst en het aanzien, welk hy op Ceilon hadt, aan te bieden. Zyne voorflagen wierden aangenomen. Hy vertrok, in den jaare 1618, met zes fchepen, waar van drie toebehoorden aan de Regeering, en drie aan de Maatfchappy,'opgericht om den Indifchen handel te onderneemen. Zyn dood, op den Overtogt voorgevallen, deedt de hoop, welke men hadt opgevat, verlooren gaan. DeDeeO 4 oei V. BOEK. I  . V. soek, i i i t 1 i c < ï Dl V h | J n w 216 GESCHIEDENIS nen wierden op Ceilon ongunftig ontvangen; Ové Giedde van Tommerup , hun Opperhoofd' zag geen anderen uitweg, dan hen te geleiden na Tanjaour, een gedeelte van het naast geleegene Vasteland van dit Eiland. Tanjaour is een kleine Staat, welke beftuurd wordt door eenTndiaanfch' Vorst, die voormaals den naam droeg van Naick, doch die zich,met 'er tyd , den tytel van Raja, dat wil zeggen Koning, heeft toegeëigend. In zyne grootfte langte telt het honderd Mylen, en in zyne grootfte breedte tachtig Mylen. Langs deeze Kust ontmoet men geene Provincie, die groofer overvloed van Ryst oplevert. Deeze natuuryke Rykdom, veele gemeene Manufaktuuren, ?eele Wortels bekwaam om tot verwen gebruikt :e worden, doen 'sLands inkomften op bykans ryf Millioenen Livres beloopen. Het Land s zynen voorfpoed verfchuldigd aan het voorled dat het befproeid wordt door den Caveri, ene Rivier, welke in de gebergten van Mala«r ontfpringt. Naa dat haare Waters eene litgeftrektheid van meer dan vier honderd Mylen borftroomd hebben, verdeelen zy zich op de ïrenzen van Tanjaour jn twee armen. De )ostlykfte neemt den naam aan van Colram. )e andere behoudt den naam van Caveri, en -ordt nogmaals gefmaldeeld in vier takken, 'eiken allen door het Koninkryk ftroomen, en et bewaaren tegen die verfchriklyke droogte, elke, geduurende een groot gedeelte van 't lar, het overige gedeelte van Koromandel verhroeit. Deeze' gelukkige legging deedt de Deenen snlchen om een Volkplanting in Tanjaour op te  DER BEIDE INDIEN. 217 te richten. Hunne voorflagen wierden gunstig aangehoord. Men vergunde hun eene vrugtbaare en wélbevolkte Landitreek, in welke zy eerst de Stad Trinquebar, en vervolgens de Sterkte Deenenburg ftigtten, genoegzaam ter verdeediginge van de Stad en Ree. Van hunnen kant verbonden zy zich tot eene jaarlykfche erkentenis van zestien duizend en vyf honderd Livres, welke zy nog betaaien. . • 1 De Kans was voor hun fchoon om eenen uit* I gebreiden Koophandel te beginnen. De Portuj geezen , door een vreemd juk onderdrukt, deeI den flegts flaauwe poogingen ter verdeediginge ij hunner bezittingen. De Spanjaards zonden | fchepen alleen na de Molukfche en de Philippynfche Eilanden. De Hollanders hadden al\ leen ten oogmerke, zich meester te maaken E van de Speceryen. De Engelfchen hadden ge< voel van de onlusten van hun Vaderland zelf in 1 Indie. Alle deeze Mogendheden aanfchouwden met leede oogen een nieuwen Mededinger, doch niemand ging hem te keer. Hier uit ontftondt, dat de Deenen , in weerwil van de geringheid hunner eerlte inlaage, welke niet grooter was dan acht honderd drie en vyftig duizend twee honderd drie en zestig Livres, vry groote zaaken deeden in alle de gewesten in Indie. Ongelukkig verkreeg de Hollandfche Maatfchappy overmagts genoeg om hen uit te fluiten van de Markten, alwaar zy met het meeste voordeel gehandeld hadden; en tot nog grooter ongeluk, lieten de oneenigheden, welke het Noordlyk gedeelte van Europa beroerden, de Hoofditad deezer nieuwe Volkplantinge niet toe, zich met zo afgeleegene beO 5 langen V. BOEK.  V. BOEK, ai8 GESCHIEDENIS langen te bemoeien. De Deenen van Trinquebar geraakten ongevoelig in veragting by de Landzaaten, welke geene agting betoonen aan de menfchen dan naar gelange hunner rykdommen , als mede by de mededingende Natiën, tegen wier poogingen zy niet konden opwerken. Deeze ftaat van Magteloosheid deedt hen weemoedig worden. De Maatfchappy deedt af» ftand van haar Voorregt, en droeg haare Bezittingen over aan de Regeeringe , tot fchaavergoeding der fommen, welke zy haar fchuidig was. Eene nieuwe Maatfchappy kwam, in den jaare 1670, ten voorfchyn op de puinhoopen der oude. Christiaan de V deedt haar een gefchenk in fchepen en andere goederen; 't welk gefchat wierdt op drie honderd tien dui. zend achthonderd acht en twintigLivres, en de Deelgenooten bezorgden zeven honderd twee en dertig duizend zes honderd Livres. Deeze tweede onderneeming, zonder genoegzaame penningen begonnen , liep nog ongelukkiger af dan de eerfte. Naa een klein getal Scheepstogten, wierdt het Komptoir van Trinquebar aan zich zelf overgelaaten. Het bezat niets om zich zelf en zyne elendige Bezetting van het noodige te verzorgen , dan zyn klein grondgebied en twee Vaartuigen, welke het verhuurde aan de inlandfche Kooplieden, welke in Indie van de eene haven op de andere voeren. Deeze hulpmiddelen zelf ontbraken 'er zomtyds, en om niet van honger te fterven, zag het zich genoodzaakt, drie van de vier Baftions, welke de Forten uitmaakten, te verpanden. Naauwlyks wierdt het in ftaat gefteld om alle drie of vier  DER BEIDE INDIEN. 210 vier jaaren een fchip na Europa af te vaardigen met eene fobere Laading. Medelyden fcheen de eenige aandoening te zyn, welke zo een wanhoopige toeftand kon inboezemen. De Jaioezy, egter, welke nimmer flaapt, en de Gierigheid, welke over alles ontrust wordt, verwekte den Deenen eenen haatlyken Oorlog. De Raja van Tanjaour, welke, verfcheidene maaien, hun de gemeenfehap met het binnenfte gedeelte des Lands hadt afgefneeden, tastte hen, in den jaare 1689, op aanhitzen der Hollanderen, in Trinquebar zelve aan. Deez' Prins was op het punt om, naa een beleg van zes Maanden, de Stad in te neemen , wanneer zy, door de Engelfchen, onderfteund en ontzet wierdt. Dit voorval hadt en konde ook geene gewigtige gevolgen hebben. De Deenfche Maatfchappy bleef kwynen. Haar verval van kragten wierdt alle dagen grooter; en in den jaare 1730 gaf zy den geest. Uit haare Asch wierdt, twee jaaren daarnaa, de Maatfchappy gebooren, welke nog in weezen is. De gunsten , welke haar verleend wierden, om haar in ftaat te ftellen, om op eene onkostbaare wyze en onbelemmerd te handelen , zyn een bewys van het gewigt, welk de Regeering aan deezen handel hegtte. Haai uitfluitend Voorregt moet veertig jaaren duuren, Alles wat tot wapening en uitrusting harei fchepen dient, is vry van alle belastingen. Dé inlandfche Werklieden, welke zy gebruikt, als mede de zulke, welke zy van buitensland! ontbiedt, zyn niet onderworpen aan de be paalingen der Gilden, welke zo wel in Deene markei V. boek. j  ê2o GESCHIEDENIS V. BOEK. i i marken als in de overige gewesten van Europa, de nyverheid aan den band leggen. Men heeft haar ontflagen van de verpligting om zich van Gezegeld Papier te bedienen. Haar regtsgebied over haare Bedienden is volkomen, en de vonnisfen haarer Bewindhebberen , althans zo het geene Doodvonnisfen zyn , zyn aan geen herzigt onderheevig. Om zelf de fchaduw van bedwang te weeren, heeft de Souverein afftand gedaan van het regt , welk hy als de voornaamfte Deelgenoot behoorde te hebben, om zich met het beftuur te bemoeien. Hy heeft geen den minften invloed op de verkiezing van Burgerlyke of Krygsbedienden, en heeft alleen de bevestiging van den Gouverneur van Trinquebar aan zich gehouden. Zelf heeft hy zich verbonden om alle Staatkundige verbintenisfen te bekragtigen, welke men dienstig mogt oordeelen met de Afiatifche Mogendheden aan te gaan. Tot loon van zo veele opofferingen, heeft de Regeering niets anders geëischt dan één ten honderd van alle de Indifche en Chineefche Koopwaaren, welke uitgevoerd zouden worden, sn twee en een half ten honderd van de zulken, welke in het Koninkryk zouden gelleeten ïvorden. Zo ras was het Octrooi, welker voorwaarden wy vermeld hebben, niet gegeeven, of men was op middelen bedagt om Deelgenooten :e vinden. Om hier in gelukkiger te flaagen, )nderfcbeidde men twee foorten van Inlaagen. De eene, welke men beflendig noemde, wierdt langelegd ter verkryginge van alle de Eigenlommen , welke de Oude Maatfchappy in Europa  DEK BEIDE INDIEN. 221 ropa en Afie hadt bezeeten. Aan de andere wierdt de naam van verwisfelende gegeeven, dewyl zy alle jaaren bepaald wierdt naar het getal, de laading en de onkosten der fchepen, welke men dienstig oordeelt af te vaardigen. Ieder Aktionist heeft de vryheid om deel te neemen of geen deel te neemen in deeze uitrustingen , welke ten einde van eiken togt vereffend worden. Zo iemand weigerde 'er deel in te neemen, 't geen nog nimmer gebeurd is, zou men zyne plaats door anderen vervullen. Door deeze1 fc'likking wierdt de Maatfchappy altydduurende door haar beftendig, en jaarlyks door haar verwisfelend Fonds. Het fcaeen in 't eerst bezwaarlyk, de kosten te bepaalen, welke ieder der twee hoofdfommen moest draagen. Alles wierdt gemaklyker gefchikt dan men gehoopt hadt. 'Fr wierdt beflooten, dat het verwisfelende Fonds geene andere kosten zou draagen, dan van den inkoop, de uitrusting en de laading der fchepen. Al het overige moest tot last koomen van het beflendige Fonds, 't welk, tot fchaêv'ergoeding, vooruit zou hebben tien ten honderd van alle Afiatifche Koopmanfchappen, welke in Europa zouden verkogt worden, en daarenboven vyf ten honderd van alles wat te Trinquebar zou uitgevoerd worden. Deeze aanhoudende vermeerdering van het beflendige Fonds heeft zyne hoofdfomme dermaate doen aangroeien, dat men, "in plaats van vier honderd Aktien, van elf honderd vyf en twintig Livres ieder, weikede Maatfchappy voormaals hadt, tegenwoordig zestien honderd telt, van zestien V. BOEK.  S22 GESCHIEDENIS V. BOEK. zestien honderd zeven en tachtig Livres, tien fluivers ieder. In den jaare 1755 heeft zy zich tot dit getal bepaald; zedert dit tydftip hebben de Kegten, door welke het beftendige Fonds fteeds aangroeide, gediend om de Uitdeeling te vermeerderen , welke dus lang van de voordeden van het verwisfelende Fonds genomen was. Om het regt van ftemmen in de Algemeene Vergaderingen te hebben, behoeft iemand flegts eigenaar te zyn van ééne Aktie. Die drie Aktien bezitten , hebben twee ftemmen; zy die vyf hebben, hebben drie ftemmen , en zo vervolgens in de zelfde evenredigheid, tot aan het getal van twintig Aktien, welke twaalf ftemmen geeven , zonder dat iemand verder konne gaan. By de vernieuwing van het Oktrooi der Maatfchappye , in den jaare 7772 , heeft men , in dit Reglement, eenige verandering gemaakt. 'Er is vastgefteld, dat geen Lid, hoe groot zyn aandeel ook zy, immer meer dan drie ftemmen kan hebben, en dat het niet meer zou vry ftaan, by gefchrifte, of by volmagt te ftemmen. Deenemarken dryft zynen Afiatifchen handel in de zelfde gewesten als de andere Natien van !' uropa. De Peeper, welke het van Malabar haalt, is, het een jaar door het ander gerekend, niet meer dan zestig duizend pond. Alles geeft reden om te denken, dat de zaaken van dit Ryk op Koromandel op een goeden voet ftaan.. Het bezit aldaar een heerlyk grondgebied, 't welk, fchoon flegts twee  BER BEIDE INDIEN. *taaten, dan dat zy van oordeel konden zyn, dat  DER BEIDE INDIEN. 235 jat men de onverdeelbaarheid der Oostenrykfche bezittingen zou verzekerd hebben tegen een voordeel, 't welk flegts van geringen duur zou geweest zyn. De overtuiging hier van deedt" hen befluiten, Oftende uit de gedagten te flellen, en hun Kapitaal elders te befteeden. Van tyd tot tyd deeden zy poogingen om zich te Hamburg, te Trieste en in 'J'oskaanen te vestigen. De Natuur, het geweld of de Staatkunde deeden hunne poogingen vrugtloos aflcopen. De gelukkigflen onder hen waren d e geenen, welke het oog na Zwceden wendden. Zweeden , welks bewooners, onder den naam van Gothen, het hunne hadden toegebragt tot het, bewerken van den ondergang van het Room'cbe Ryk, naa dat 't het gedruis en de verwoestingen van een Waterftroom hadt aangerecht, verloor zich in zyne WiHernisfen en geraakte in vergeetelheid. Zyne binnenlandfche onlusten, welke altoos vry hoog liepen fchoon ze aanhoudende waren , lieten n et toe , zich met buitenlandfche Oorlogen te bemoeien, noch zyne belangen met die van andere LVatien te vermengen. By ongeluk hadt het van alle Regeeringsvormen den allerflegtfben: zulk eenen naamlyk, onder welken het gezag verdeeld is, zonder dat eenige Mogendheid van den Staat naauwkeurig weete, welk een aandeel haar van hetzelve toebehoore. De tegenfirydige eifchen van den Koning, de Geestlykheid , den Adel, de Steden en de Boeren, veroorzaakten een£ foort van Bajert, welke den ondergang dei Koninkryks honderdmaalen zou veroorzaak hebben V. BOEK. t . »  V. Boek. i ] i i f ] V I e v d t( 230- GESCHIEDENIS hebben indien de nabuurige Volken niet aan de zelfde barbaarschheid gekwynd hadden OusTAvus Vasa, een groot gedeelte der verichillende magten in zyn perfoon vereenigende, maakte een einde aan deeze Regeeringloosheid; doch hy dompelde den Staat in andere met mm heillooze rampen. Deeze Natie, die, door de uitgeftrektheid haarer Kusten, de voortreflykheid haarer havens, haar Timmerhout, haare Yzer- en Koper-Mynen, m één woord, door alle tot eene Zeemagt noodzaaklyke bouwftoffen, tot de Scheepvaart wierdt genodigd , hadt 'er van afgezien zedert dat zy afkeerig was geworden van het zeerooven. Lubek was van voor lang gewoon, den Zweeden hunne voortbreng, zeis af te koopen, en hun daar voor in de plaats :e leveren Zout, Stoffen, allerleie Koopwaaren, welke zy van buitenslands kreegen. Men sag op hunne Reeën geene fchepen dan die ;an du Gemeenebest, en geene Pakhuizen in laSr ' dan die het aldaar ge%t Deeze afhanklykheid pynigde de edele ziel 'an Guftavus Vafa. Hy wilde de banden ver•reeken, welke zyne Onderdaanen geboeid uelden, maar hy wilde het met te veel overlaasting. Vóór dat hy fchepen gebouwd en voopheden gevormd hadt, floot hy zynehaens voor de Lubekkers. Van toen af was 'er eene gemeenfehap meer tusfchen zyn Volk n de andere Volken. Deeze fchielyke en olkomene ftilftand in den Koophandel deedt en Landbouw vervallen, de eerfte der Kuns« in alle Landen, en de eenige, welke toen- maals  DER BEtDE INDIEN. 237 maals in Zvveeden bekend was. De velden bleeven onbebouwd leggen, zo ras de Landman de herhaalde en geftadige aanzoeken zag ophouden, welke dus lang zyne werkzaamheid hadden opgewakkerd. Eenige Engelfche en Hollandfche fchepen , welke zich nu en dan vertoonden, hadden den ouden Naayver niet doen ontwaaken, wanneer Gustavus Adolphus den throon beklom. De eerfte jaaren zyner Regeeringe waren kennelyk aan heilzaame veranderingen. De Akkerbouw wierdt wederom leevendig en bloeiende. De Mynen wierden beter geopend. 'Er wierden Perfifche en Westindifche Maatfchappyen opgericht. De Kusten van NoordAmerika zagen de grondflagen eener Volkplantinge leggen. De Zweedfche Vlag verfpreidde, door alle Zeeën van Europa, Koper, Yzer, Hout, Kaarsfmeer, Pik, Leêr, Boter, Koorn, Visch, Pelteryen; zy ontving in betaaling Wyn, Brandewyn, Zout, Speceryen, allerleie foorten van Stoffen. Deeze voorfpoed duurde flegts een oogenblik. De Oorlogen van den Grooten Guftavus in Duitschland deeden eene opkoomende Nyverheid ligt verdwynen. Zyne Opvolgers zogten haar te doen herleeven; doch nieuwe Oorlogen, welke tot op den Dood van Karei, den XII duurden, deeden haar nogmaals in verval geraaken. Geduurende dit lang Tydperk hadden de Koningen geen ander oogmerk, dan om zich van het volftrekt gezag te verzekeren , en de fmaak der Natie was geheellyk op den Wapenhandel gevestigd. De Zweeden hielden zich nimmer bezig V. boek.  V. DOEK. 238 GESCHIEDE N I S zig met nuttige onderwerpen, dan naa dat zy alle hunne Veroveringen verloren hadden, en de aangroeiende magt van Rusland niet toeliet op nieuwe Veroveringen te hoopen. De Scaaten des Koninkryks, de overheerfching afgefchaft hebbende, verbeterden de misbruiken van een zo flegt beftuur. Nogthans veroor* zaakte de fpoedige overgang uit eenen ftaat van flaavernye tot de grootfte vryheid die geweldige fchokken niet, welke dusdanige Omwentelingen doorgaans verzeilen. Alle veranderingen wierden met een ryp beraadtn overleg gemaakt. De allernoodiglte beroepen , dus lang veragt of verwaarloosd, trokken, 't eerst de aandagt tot zich. Het leedt niet lang of men leerde de Kunsten kennen , welke gemak en vermaak aanbrengen. Over de afgetrokkenfie Weetenfchappen zag men Oordeelkundige Werken in 't licht koomen , welk® van de geo. ffendfte Natiën zelf verdienden te worden aangenomen. De jonge Adel wierdt gevormd in alle Landen van Europa , welke eenig nuttig onderwys opleverden. Da zodanigen onder de Burgers, welke een Land, '£ welk zedert lang vernield en verwoest was, verlaaten hadden , keerden derwaarts weder met kundigheden, welke zy elders hadden opgedaan. De Staatkundige Orde en bezuiniging , de onderfcheidene takken van het Ryksbeftuur, wierden het onderwerp van alle gefprekken. Alles , waarby het Gemeenebest belang hadt, wierdt rypeiyk overwogen in de Algemeene Vergaderingen, en vrymoedig goedgekeurd, of vrymoedig berispt in openbaars gefchriften. Men riep de kundigheden van alle  DER BEIDE INDIEN. 235 alle kanten te hulpe. De Vreemdelingen, welke eenige uitvindingen, eenige nutte kun-, digheid aanbragten, wierden gunstig ontvangen ; en in deeze gelukkige omftandigheden vertoonden zich de Agenten der Maatfchappy van Oftende. Een ryk Koopman van Stokholm, Hendrik Koning genaamd, fcbepte genoegen in hunne ontwerpen, en verwierf, in den jaare 1731, derzelver goedkeuring van den Ryksdag. 'Er wierdt eene Indifche Maatfchappy opgericht, aan welke het uitfluitend Voorregt wierdt vergund om aan geene zyde van de Kaap de Goede Hoop te handelen. Haar Oftrooi wierdt op vyftien jaaren gefteld. Men rekende het noodig , haar geene langer duurzaamheid te moeten geeven, het zy om vroegtydig de onvolmaaktheden te verbeteren, welke in de nieuwe onderneemingen doorgaans plaats hebben , het zy om het hartzeer te verminderen van een groot getal Burgers, welke zich aankantten tegen eene Inftelling, welke de Natuur en de gefteldbeid der lucbtftreekc fcheenen tè wraaken. De begeerte, om de voordeelen van een vryen Koophandel en die van eene bevoorregte Maatfchappy zo vast als mogelyk zyn zou met elkander te vereenigen, deedt het befluit neemen, dat de inlaagen niet bepaald zyn zouden, en dat elk Aktionist, ten einde van ieder togt, de zyne zou kunnen thuis haaien. Naardemaal de deelgenooten voor het grootfte gedeelte buitenlanders waren, oordeelde men het billyk, een zeker voordeel voor de Natie te verzekeren , .door hen te verbinden om aan de Regeering te betaaien twee V. fttti  24° GESCHIEDENIS V. BOEK. < I \ ] 1 twee en twintig honderd en vyftig Livres van het Last, welk elk fchip zou mede brengen. Deeze voorwaarde belette niet, dat de Aktionisten , welke bykans geheel hunne verrigtingen bepaalden tot den Chineefchen handel, veel grooter voordeden uitdeelden, dan immer eenige Maatfchappy gedaan hadt. Dusdanig een voorfpoed deedt de Sraaten des Ryks, die, in den jaare 1746, het Oftrooi vernieuwden , een befluit neemen, om, in ftede van het oude Regt, een belasting te vorderen van vyf en zeventig duizend Livres van ieder Schip. De voorwaarde wierdt naauwkeurig volbragt tot op het jaar 1753. In dat jaar beraamden de Bewindhebbers, hunnen toeftand voordeelig bevindende, het ontwerp om denzeiven duurzaam te maaken, door het geeven van eene beftendige vastigheid aan het wisfelvaliig Genootfchap, wiens zaaken zy bertuurüen; zy deeden hun Ontwerp van de vergalerde Natie goedkeuren. Bezwaarlyker fcheen iet, de Aktionisten fmaak te doen vinden in ;ene fchikking, welke hunne Vryheid befnoeile, en welke de rampen van andere Maatèhappyen by hen meer dan verdagt moesten naaken. Men bragt hen aan 't wankelen door le hoop op een genoegzaam geregeld inkoonen, in plaats van eene uitdeelinge, welke, :ints etlyke jaaren, ongelooflyk onbeftendig vas; 't zy dit een middel was, uitgedagt om len weg te baanen tot den goeden uitflag van iet Ontwerp; 't zy het eene eigenaartige uitwerking was van de omwentelingen in den Coophandel, Zy wierden volkomen overgemald door de infchikkelykheid, welke de Re- gee-  der beide INDIEN. 241 geeringe gebruikt, om zich te vergenoegen met eene belasting van twintig ten honderd op de Thee en de andere Indifche Waaren, welke in het Koninkryk zouden gebruikt worden , in de plaats van de vyf en zeventig duizend Livres, welke zy, zints zes jaaren , van ieder fchip hadt getrokken. Deeze nieuwe fchikking duurde tot aan het jaar 1766, wanneer het Octrooi, twintig jaaren te vooren verleend, ten einde liep. Men heeft dit tydflip niet afgewagt om bedagt te zyn op de vernieuwing der Maatfchappye. Op den zevenden July 's Jaars 176a wierd een nieuw Octrooi verleend voor twintig andere jaaren. Deszelfs voorwaarden waren voordeeliger voorden Staat, dan de zulken van zyne Leden gehoopt hadden, welke de voordeden van deezen Koophandel niet naauwkeurig hadden naagegaan.. Men leende hun vyftien honderd duizend guldens zonder Intrest, en daarenboven drie Millioenen tegen een Intrest van zes ten honderd. De Aktionisten , welke dit volftrekt noodzaaklyk verfchot' deeden, ter vereffeninge der onkosten - van den Oorlog in Duitschland, moesten , van tyd tot tyd, daar voor de betaaling ontvangen , door het inhouden van de honderd en twaalf duizend vyf honderd Livres , welke zy zich verbonden te betaaien voor ieder fchip, welk zy afvaardigden. De zulke van hunne Koopmanfchappen, welke buiten het Koninkryk zouden verzonden worden, wierden, daarenboven, onderworpen aan eene belasting van een Quart ten honderd, gerekend naar den prys, voor welken zy verkogt wierden, en II. Deel. q de V. BOEK.  24ü geschiedenis V. BOEK. : j 1 i I 1 ( c t I de zulke, welke in het Koninkryk zouden verbruikt worden, aan de oude of de nieuwe belastingen, zo hoog of laag als het der Regeeringe zou behaagen dezelve te Hellen. Zodanig is de orde, welke ftand gehad heeft zedert het jaar 1766. De Maatfchappy heeft den zetel van haaren handel gevestigd te Gothenburg, welk, door zyne legging, voordeden voor de fcheepvaart bezat, van welke andere havens ontbloot waren. Haar Fondfen waren, in den beginne, van de eene reize tot de andere, niet de zelfde. _ Het is eene aangenomene waarheid,. dat zy, in den jaare 1753, bepaald wierden op negen Millioenen, waar van niet meer dan zes Millioenen met 'er daad ingelegd waren. Mannen , die de meeste kennis van zaaken hebben , zyn van gedagten, dat zy, door de laatfte fchikking, in de daad gebragt zyn op tien Millioenen. Men moet zich vergenoegen met bloote gisfingen omtrent dit gewigtig ftuk, 't ft'elk voor de oogen van het Algemeen nimmer is blootgelegd. Dewyl de Zweeden flegts ?en gering aandeel hadden in dit Kapitaal, oordeelde men het welgevoegelyk deeze arnoede te bedekken. Om hier in gelukkig te laagen, wierdt 'er beflooten, dat ieder Bewindhebber, welke den naam der Deelgenooen, of de fommen , voor welke zy ingetekend nadden, openbaarde, in zyn Ampt zou gechorst, of wel van hetzelve verlaaten worlen, en dat hy, zonder eenige fchaêvergoe!ing,het geld zou verliezen, welk hy in deeze mderneeming hadt. Deeze geest van geheimoudinge heeft tot nog toe ftand gehouden. 't Is  DER BEIDE INDIEN. 243 't Is waar, aan twaalf der voornaamfte Aktionisten , welke om de vier jaaren in eene algemeene Vergadering verkooren worden, wordt op gezette tyden, door de Bewindhebbers, rekening gedaan; doch dusdanig eene zekerheid zal nimmer voor voldoende gehouden worden by Kooplieden: zy zullen het altoos vreemd vinden, dat een vrye Staat zodanig een deur voor de Omkooping heeft geopend. Het geheim , in de Staatkunde, is even als de leugen; het doet, voor een ogenblik, de Staaten ftand houden, maar hen, in 't einde, ten gronde gaan. Beiden zyn ze alleen nuttig voor de boozen. In weerwil van etlyke rampen, welke de Maatfchappy heeft geleeden, heeft de Uitdeeling, het een jaar door het ander genomen , bedraagen twee en dertig ten honderd. Dit voordeel heeft de Maatfchappy behaald op Verkoopingen, welke jaarlyks niet meer beloopen hebben dan zes Millioenen Livres. Elf twaalfde gedeelten deezer Koopmanfchappen zyn buitenlands verzonden, en het weinige, dat Zweeden 'er van gebruikt heeft, heeft het met zyne eigen Voortbrengzels betaald. De geringe voorraad van gereed geld en de zwakheid zyner hulpmiddelen hebben dit Koninkryk belet, eene grooter weelde te voeden. Zie hier het bewys 'er van. Zweeden bevat zes duizend negen honderd vierkante Mylen, den Graad gerekend zynde op tien en eene halve Myl, zo als men hier met 'er daad rekent. Een groot gedeelte daar van beftaat uit onoverzienlykeMeiren.De grond, als die vry algemeen vet en kleiagcig is, is Q 2 moeily- V. BOEK.  V. -boek 244 GESCHIEDENIS moeilyker te bearbeiden dan de zandagtige , Velden; maar hy is vrugtbaarer. De dikke fneeuw, welke hem bedekt , beveiligt en voedt de planten. By ongeluk brengt het bebouwen der Landen niet veel voordeels aan , uit hoofde van de langduurigheid des Winters, en de kortheid der dagen. Daarenboven hebben de Landzaaten, welke kloeker en fterker zyn, dan men ze elders ontmoet, vaster en meer voedzel noodig. Deeze redenen zouden kunnen doen vermoeden , dat Zweeden nimmer zeer fterk bevolkt was, fchoon Jounandes het genoemd hebbe de Werkplaats des Menschlyken geflagts , Officina generh humani. Waarfchynlyk is het, dat de talryke Benden, welke 'er uit ten voorJchyn kwamen , en die, onder den zo zeer :gedugten naam van Gothen en Vandaalen, zo veele gewesten van Europa verwoestten en onder het juk bragten, niets anders waren dan zo veele zwermen Scythen en Sarmaten; die door het Noordlyk gedeelte van Afie zich derwaarts begaven, en elkander beurtelings voortdreeven en vervingen. Nogthans zou het een dwaaling zyn, zo men geloofde, dat dit onmeetelyk gewest altoos zo zeer van inwooners ontbloot geweest is, als wy het tegenwoordig bevinden. Gefchiedkundige bewyzen , aan de laatstvergaderde Staaten des Ryks overgegeeven , hebben hen overtuigd , dat hun Land vóór drie Eeuwen ten naasten by drie maaien zo veele inwooners bevatte als heden ten dage, niettegenftaande de RoomschKatholyke Godsdienst, van welken men toenmaals aldaar belydenis deedt, de Kloosters wettigde,  DER BEIDE INDIEN. 245 tigde, en der Geestlykheid den ongehuwden ftaat voorfchreef. Eene Volktelling, in den jaare 1760, op bevel der Regeeringe , met de grootfte naauwkeurigheid gedaan, bewyst, dat Z weeden, zyne Duitfche bezittingen, welke van geen groot belang zyn, 'er niet onder gerekend zynde, tegenwoordig niet meer bevat , dan twee Millioenen drie honderd drie en tachtig duizend honderd dertien Onderdaanen; en dat onder deezen gevonden worden één Millioen honderd zeven en twintig duizend negen honderd acht en dertig Mannen, en één Millioen twee honderd vyf en vyftig duizend honderd vyf en zeventig Vrouwen. Zo wy derhal ven een Middelgetal neemen, krygt men drie honderd vyf en veertig inwooners voor ieder vierkante Myl. De twee uiterfte getalen zyn Gothland, 't welk twaalf honderd achten veertig, en Lapland, 't welk flegts twee inwooners op ieder Myl telt. Het getal zou grooter zyn, in alle de Provinciën, indien ze niet geftadig verhaten wierden, en dikmaals zonder immer weder te keeren, van een groote menigte van de zodanigen , die 'er het leeven ontvangen hebben. Overal vindt men menfchen, welke, uit nieuwsgierigheid, uit eene natuurlyke onbeftendigheid en zonder bepaald oogmerk, van het eene Land na het ander verhuizen; doch deeze ziekte heerscht alleen ónder eenige byzondere heden, en kan niet aangemerkt worden als de algemeene oorzaak eener aanhoudende Verhuizinge. Alie menfchen bezitten eene geneigdheid om hun Vaderland te beminnen , welke meer ontftaat uit Zedelyke Oorzaaken Q 3 daa V. BOEK.  V. BOEK, M6 GESCHIEDENIS dan uit natuurlyke beginzels. De natuurlyke genegenheid voor de Zamenleeving, de verbintenisfen van bloedverwantfchap en van Vriendfchap, de gewoonheid aan de Luchtltreek en Spraak , de vooringenomenheid, welke men zo gereedlyk opvat voor de plaats, de Zeden, de leevenswyze, aan welke men gewoon is: alle deeze banden verbonden een redelyk Weezen aan de Gewesten, in welke 't het Leeven en de Opvoeding heeft ontvangen. Gewigtige drangredenen worden 'er vereischt om hem op eenmaal zo veele banden te doen verbreeken en een ander oord kiezen, alwaar alles voor hem vreemd, alles nieuw zyn zal. In Zweeden , alwaar de gantfche magt is in de handen der Staaten, zamengefleld uit de onderfcheidene Handen des Koninkryks, den Boereftond zelf niet uitgeflooten, moest men fterker aan zyn Vaderland verknogt zyn; nogthans verlaat men het dikwyls, en 'er moeten redenen zyn voor deeze Verhuizing. De rang van Burgers, welke meest verknogt is aan zyn Vaderland, is die der Landlieden. De Akkerbouw was in een tamelyk bloeienden ftaat, vóór dat Guftavus Vafa den uitvoer der Graanen hadt verbooden; zints dit heilloos Bevelfchrift ging hy geftadig agteruit. De poogingen , welke men in Iaatere tyden heeft aangewend , om hem wederom in bloei te brengen, hebben niet zo gelukkigen uitflag gehad, als men wenschte. De Staat koopt jaarlyks het elfde gedeelte van het Koorn tot zyn gebruik noodig. Deeze behoefte kan lang duuren, van wegen de overgroote moeite om tal- ryke  DER BEIDE INDIEN. 247 ryke Kudden op te brengen. Negen Maanden moeten zy op ftal gevoed worden, en het ontbreekt aan handen om het Voeder, welk de langduurigheid des winters noodzaaklyk zou maaken, af te maaien en thuis te haaien. Aan dusdanige ongemakken zyn de Mynen niet onderheevig. Het uitgraaven derzelven was langen tyd het voornaamfte hulpmiddel des Koninkryks. Zedert geraakten zy onder de afhanklykheid der Engelfchen en Hollanderen , in gevolge van de aanzienlyke fommen, welke de Kooplieden deezer beide Natiën aan de Eigenaars verfchooten hadden. Een beter beftuur heeft ze allengskens uit deeze flaaverny verlost. De Zilver-Mynen brengen jaarlyks den Staat op vier duizend vyf honderd Marken; de Koper-Mynen, acht duizend Baaren, waar van vyf duizend vyf honderd verzonden worden; en de Yzer-Mynen, vier honderd duizend Staaven, waar van ongeveer drie honderd duizend buitenslands gaan. Het laatstgenoemde artikel zou gemaklyk kunnen vermenigvuldigd worden, vooral in de Noordlyke Provinciën, welke het hout, het water en de Watervallen, tot deezen arbeid noodig, in overvloed opleveren; en alwaar de Winter, door zyne geftrengheid en langduurigheid, het vervoeren met wagens begunstigt. De Staaten des Ryks hebben, in den jaare i7Ö5,verbooden, nieuwe Mynen te openen, zonder dat men de redenen der Staatkundige fpaarzaamheid kan uitvinden , welke dit verbod hebber aan de hand gegeeven. 't Is te vermoeden, dat het zynen grond heeft in de byzondere er perfoonlyke belangen van eenige Leden dei Q 4 Ryks V. BOEK l  V. BOEK. 5.48 GESCHIEDENIS Ryksvergaderinge. De Fabriken zyn niet beter behandeld dan de Mynen. Tot aan de gelukkige omwenteling, welke Zweeden zyn Vryheid wedergaf, kleedde zich de Natie doorgaans met uitlandfche Stoffen. Op die merkwaardig tydltip bemerkte men de onmogelykheid om een zo groot misbruik, ten aanzien der inlandfche Wollen , welke zeer grof waren , te doen ophouden, en men ontboodt uit Spanje en Engeland Schaapen en Rammen, die, door de aangewende behoedmiddelen, zeer weinig ontaart zyn. Naar maate de Kudden vermenigvuldigd zyn, hebben de Fabriken dermaate toegenomen , dat zy, in den jaare 1763 , vyf en veeitig duizend menfchen aan het werk hielden. Over deeze vorderingen hebben zommige Burgers zwaarigheid gemaakt, welke dezelve fchadelyk voor den Landbouw rekenden. Te vergeefs heeft men getragt hen te doen opmerken, dat 'er, ten allermeesten, in den Staat niet meer dan acht of negen Steden waren , welke den naam van Stad verdienden, en dat haare bevolking, ten aanzien van die van het platte land, in geene hooger evenredigheid ftondt dan van één tot twaalf: iets, 't welk onder geene andere Regeering plaats heeft. Deeze Vertoogen hebben geen ingang gevonden. De Ryksvergadering van den jaare 1765 is uit partyzucht of onkunde dc gevoelens der zodanigen toegevallen, welke alle de Onderdaanen tot den Akkerbouw wilden verwyzen. Om dit Ontwerp te doen fla3gen, heeft zy de Nyverheid aan alle mogelyke banden gelegd. Hier uit is ontdaan , dat de Werklieden met hunne kundigheden  DER BEIDE INDIEN. 249 heden na elders, inzonderheid na Rusland , zyn verhuisd, en dat Zweeden, tegenwoordig, van Fabriken ontbloot is. Zyne Visfcheryen hebben niet het zelfde lot ondergaan. De eenige, welke in een ftaatkundig licht verdient befchouwd te worden, is de Haringvisfchery. Zy is*hiet ouder dan van het jaar 1740. Vóór dit tydftip vloodt deeze Visch de Zweedfche Kusten. Ten dien tyde vertoonde hy zich op de Kust van Gothenburg, en hy is zedert van daar niet geweeken. Jaarlyks worden 'er twee honderd duizend Tonnen buitenslands verzonden, welke gerekend tegen twintig guldens de Ton, eene fomme opbrengen van vier Millioenen Livres. Ongeveer acht duizend Tonnen worden na de Engelfche Amerikaanfche Eilanden verzonden. Het verdient grootlyks onze verwondering,dat de Franfchen, welke meer Slaaven hebben te onderhouden, en minder gelegenheid om ze te voeden, tot op den huidigen dag een middel verwaarloosd hebben, om het welk by de hand te neemen, zy eene zo gunftige gelegenheid hadden. . . De Zweedfche Natie was nog niet m het bezit der Haringvisfchery, wanneer zy den buitenlanderen verboodt, in de havens van Zweeden andere leevensmiddelen in te voeren, dan die hun eigen land opleverde, en deeze goederen van de eene haven van het Koninkryk na de andere te vervoeren. Deeze ver. maarde Wet, bekend by den naam van Plethaat op de Voor tbr engzels, en gemaakt in den jaare 1724, deedt de fcheepvaart herleeven, welke , zedert langen tyd, door de rampen Q 5 des V. BOEK.  V. .SOEK. *Sö GESCHIEDENIS des Oorlogs, vernietigd was. Een Vlag, overal onbekend, vertoonde zich in alle Zeeén. Het leedt niet lang, of zy, die hem opheezen, verkreegen bekwaamheid door de Ondervinding. Hunne vorderingen fcheenen zelf aan geoeffende Staatkundigen te aanmerkelyk voor een ontvolkt land. Zy waren van oordeel, dat men zich moest bepaalen -by den nitvoer der inlandfche voortbrengzelen, by den invoer der zodanigen, melke de Staat noodig hadt, en geheellyk afzien van het vaaren om Vragt. Dit gevoelen wierdt hevig beftreeden. Groote Staatsmannen hebben gedagt, dat, wel verre van deezen tak van Nyverheid te bepaalen, het integendeel van dienst was, dien aan te moedigen, door het affchaffen van alle fchikkingen, welke daar mede ftryden. Het uit* lluitend regt, om door de Zond te vaaren, was oudstyds bepaald aan een klein getal Steden , bekend by den naam van Stapelplaatzen. Zelf wierden alle havens, ten Noorden van Stokholm of Abo geleegen , onder de verpligEing gebragt, om haare Waaren na eene van deeze Stapejplaatzen te voeren, en zich aldaar te voorzien van de Voortbrengzels van de Ooft-Zee, welke zy uit de eerfte hand beterkoop zouden hebben kunnen koopen. Deeze haatlyke onderfcheidingen, in barbaarfche tyden uitgedagt, houden nog ftand. Mannen, In zaaken van het Land beftuur grondigst bedreeven, wenfchen, dat zy vernietigd worden, Dpdat een algemeener Nayver eene grooter werkzaamheid voortbrenge. Niemand wenscht om de vermeerdering van Troepen. Vóór Guftavus Vafa was ieder Zweed een Soldaat.  DER BEIDE INDIEN. 251 daat. Op het geroep van den algemeenen nood verliet de Landman zyne fpade, en vatte den Boog op. De geheele Natie was in den kryg geoeffend, door de burgerlyke onlusten, welke nimmer een einde namen. De Staat betaalde foldy aan niet meer dan vyf honderd man, welke ten allen tyde tot den optogt moesten gereed zyn. In den jaare 1542 wierdt deeze geringe bende tot op zes duizend vermeerderd. De Boeren, by welke deeze Troepen in 't quartier gelegd wierden, vonden deezen last voor hun te zwaar, en men moest 'er hen van bevryden. Om hier in te flaagen, wierden de onbebouwde Landen met de Kroonsgoederen vereenigd; men liet ze bearbeider en plaatfte de nieuwe verdeedigers des Vader lands op dezelve. Deeze voortreflyke inftelling heeft tot nog toe ftand gehouden. D< Krygslieden worden niet, gelyk elders, los ei leedig als opgeflooten in de plaatzen hunne Bezettinge. Allen, van den Generaal tot o den Soldaat, hebben een huis, 't welk zy be woonen, en een ftreek lands, welke zy, al hunnen eigendom, zich ten nutte maaker De uitgeftrektheid en weezenlyke waarde va dit Landgoed is evenredig aan den rang welken zy in den Kryg bekleeden. Deez bezitting, welke zy van de Kroon ontvangen draagt den naam van Bofiell, en wordt nirr 'mer gefchonken dan uit de Domeinen , welk san de Regeering toebehooren. Het Legi beftaat tegenwoordig uit acht Regementen Ru tery, drie Regementen Dragonders, twee R gementen Husfaaren, een en twintig Regeme: ttn inlandsen Voetvolk, welke op de gezeg. wy; V. BOEK. I r > s i 1 » e > p e ir i- 1- le  V. BOEK. i / 1 1 i a r a 25* GESCHIEDENIS wyze betaald worden , en tien Regementen vreemde Troepen, welke hunne foldy in geld ontvangen; deeze worden in Bezettingen gehouden in de Provinciën, en in de fterkten over Zee; alle deeze Regementen maaken te zamen uit vyftig duizend man. Dit getal wordt nog vergroot en op vier en tachtig duizend man gebragt, door vier en dertig duizend afgezonderde Soldaaten, welke insgelyks hunne Bofielh hebben, en die, volgens hunne oorfpronklyke inffeJling, dienen, om de zulken onder net Voetvolk, welke fterven, verloopen of gevangen genomen worden, te vervangen. Twintig fchepen van Linie, een evenredig getal Fregatten, benevens eenige Galeien, maaken de Zeemagt der Republiek uit. Tot onderhoud deezer Legermagten, heeft de Staat flegts een inkoomen van achttien Millioenen Livres. Het wordt ontleend uit eene oelasting op de Landeryen, uit den opbrengst der i'ollen, uit de Regten op het Koper en het Yzer, uit het gezegeld Papier, uit het Hoofdgeld en eene vrywillige Gifte. Dit is ;ene geringe fomme voor de kosten van den Dorlog , en de behoeften der Regeeringe; e meer, naardemaal dezelve bovendien moet trekken ter betaalinge der fcbirlden. Deeze bedroegen, ten tyde der komfte van VAK-el den XI tot den Throon, zeven Milioenen vyf honderd duizend Livres. Deez' v/orst, welke fpaarzaam was op eene wy;e, als den Oppervorften betaamt, deedt ze f. Hy deedt nog meer. Hy loste veele Doleinen van de Kroon in Duitschland, welke m magtige Nabuuren vervreemd waren. Hy loste  ! DER BEIDE INDIEN. 253 loste de Edele - gefteenten van de Kroon , welke men voor aanzienlyke fommen by de Hollanders verpand hadt. Hy verfterkte de Grensfleden. Hy onderfteunde zyne Bondgenooten , en rustte dikmaals Eskaders uit om zyn Oppergezag in de Oost-Zee te handhaaven. De gebeurtenisfen j welke op zynen dood volgden, dompelden de zaaken opnieuw in den Bajert,uit welken hy ze getrokken hadt. De wanorde is van tyd tot tyd toegenomen, en de laatstgehoudene Ryksvergadering heefc bevonden, dat de Staat fchuldig was twee en tachtig Millioenen vyf honderdduizend Livres, van welke zy een Intrest betaalde van vier en een half ten honderd. Van deeze fomme behooren acht Millioenen den buitenlanders; vyf Millioenen aaneen Aflosfings-Kas, welke op> gericht wierdt ter betaalinge der fchulden van Karel den XII; één en een half Millioen aan eenige byzondere Genootfcbappen ; twaalf Millioenen en éen half aan Ingezeetenen van Zweeden, en vyf en vyftig Millioenen aan de J3ank. De beste rekenaars beweeren, dat deeze Bank, welke geheel aan den Staat behoort, en waar over de Natie, op den Ryksdag vergaderd , alleen het beftuur heeft, door zyn papier te leenen aan de Ingezeetenen op Landeryen, Huizen, Schuldbrieven en losfe goederen, zo veel heeft gewonnen, als de Regeering haar fchuldig is. In dit geval heeft het Gemeenebest flegts het derde gedeelte van de fchulden, van welke het Intrest betaalt, met oogmerk om het algemeen Credit te handhaaven. Dit Credit is zo veel te noodzaaklyker, naar- demaa! V. BOEK.  V. BOEK. 254 GESCHIEDENIS demaal 'er, zedert den laatften Oorlog in Duitschland, geene twee Millioenen gangbaare Munt in het gantfche Koninkryk zyn overgebleven. Alles gefchiedt aldaar met papier. De verpligting, onder welke de zulken, wien deszelfs bewaaring wordt toevertrouwd, onder de verbintenis van een Eed, gelegd worden, om een diep ftilzwygen te bewaaren omtrent alles, wat eenige betrekking heeft tot hunne amptsverrigtingen, laat niet toe, met de uiterfle naauwkeurigheid te bepaalen, hoe groot de menigte van papier zy, welke hier inde plaats van geld verftrekt. Nogthans fchroomen wy niet, in naavolging der allerkundigfte waarneemers, te verzekeren, dat de fomme van Bankbriefjes niet meer bedraagt dan zeven en zeventig Millioenen. De Armoede is ondertusfchen niet degevaarlykfte ziekte, welke Zweeden zedert eenigen tyd doet kwynen. Het wierdt door nog veel grooter onheilen gefchokt. Het vast bepaald befluit, om alles op zyn byzonder belang te doen uitloopen, heeft het Hof, den Raad, alle Randen van het Gemeenebest met wantrouwen vervuld. Men heeft getragt elkander over en weder te bederven, met eene woede, die geen voorbeeld heeft. Wanneer de middelen daar toe ontbraken, is men ze buitenlands gaan zoeken, en men heeft zich niet gefchaamd, met vreemdelingen eenigermaate zamen te fpannen tegen zyn Vaderland. De ongelukkige toeftand, tot welken zich een Staat gebragt zag, welke den fchyn, van nog te zyn, vertoonde, voedde den geest van Qaavernye, welke de meeste Landen van Euv ropa  DER BEIDE INDIEN» 255 ropa ontluistert. Zy {hoefden op hunne Ketens, ziende de rampen, welke eene Natie leedt, die haare Kluisters hadt verbroken Niemand wilde zien, dat Zweeden van het eene uiterfte tot het ander was overgeflagen; dat men, om het ongemak van eigendunkeiyke zinlykheden te ontwyken, in de wanorders der Regeeringloosheid was vervallen. De Wetten hadden de byzondere regten der Ingezeetenen niet weeten overeen te brengen met de regten der Maatfchappye, en de voorregten, welke zy behoort te genieten, ter handhaavinge der algemeene veiligheid van alle haare Leden. In deezen heilloozen ftaat, was 't het belang van Zweeden , aan den Naam-Koning, welken het zich verkoozen hadt, eene genoegzaame magt in handen te geeven tot het toetzen van de wonden van den Staat, en het aanwenden van gepaste geneesmiddelen. Dit is de treffendfte daad van Opperheerfchappyoeffeninge, welke een volk kan volvoeren; het verlaat zyne vryheid niet , wanneer het de handhaaving derzelver ftelt in handen van een vertrouwd befchermer, en het oog laat gaan over het gebruik, welk hy van deeze toevertrouwde magt maakt. Zulk een befluit zou de Zweeden met roem bekroond, en gelukkig gemaakt hebben. Hec zou de gemoederen vervuld hebben met het duidelyk bezef van hunne kundigheden en wysheid. Door hunne weigering tot het doen van deezen noodzaaklyken ftap , hebben zy het hoofd van den Staat genookzaakt, zich van de Oppermagt te verzekeren. Hy regeert op de voorwaarden, welke het hem heeft goed- ge^agt BOEK.  V. . BOEK. i I z56 GESCHIEDENIS gedagt zelve voor te fchryven. Zyne Onderdaanen hebben geene regten overgehouden, dan van welke zyne gemaatigdheid niet gedoogd heeft hen te berooven. 't, Is nog te vroeg om onze Leezers over deeze omwenteling te onderhouden; het Naageflagt zal 'er over oordeelen. Thans hebben wy het oog te vestigen op de verbintenisfen, door den Koning van Pruisfen in Indien aangegaan. Deeze Vorst bezat, in den leeftyd der vermaakly kheden, moeds genoeg om het voordeel, van zich te laaten onderregten, te fchatten boven de wellustige ledigheid van het Hooffche leeven. Het gezelfchap van de eerfte mannen zyner Eeuwe en zyne eigene Overdenkingen deeden in het verborgene ryp worden zyn werkzaam vernuft, 't welk van ongeduld blaakte om zich verder uit te breiden. Noch de vleie■y, noch de tegenfpraak van anderen konden iiem immer aftrekken van zyne diepe overdenkingen. Al vroeg ontwierp hy het plan van zyn leeven en van zyne Regeeringe. By zyne tomst tot den Throon durfde men voorzeggen, dat zyne Staatsdienaars niets meer zyn zouden jan zyne Geheimfchryvers , de beftuurders iyner Geldmiddelen dan zyne Commifen, en syne Generaals niets meer dan zyne Adjudan:en. Een zamenloop van gelukkige omftandigreden ftelde hem in ftaat om voor de oogen ier Natiën kundigheden ten toon te ftellen, velke hy in 't verborgene hadt verkreegen. Vlet eenen fpoed, tot welken hy alleen becwaam was, het beflisfend tydftip zyner beangen waarneemende, tastte Frederik eene Mogend-  DER BEIDE INDIEN. 257 Mogendheid aan, welke zyne voorouders in flaaverny hadt gehouden. Hy behaalde op haar vyfmaal de overwinning, ontnam haar de beste van haare Provinciën, en floot even zeer ter goeder uur den Vrede, als hy den Oorlog begonnen hadt. Ophoudende met vegten, hieldt hy niet op met werken. Men zag hem na de eer dingen om de verwondering te zyn van diezelfde Volken , waar van hy de fchrik geweest was. Hy ontboodt alle Kunsten tot zich, en vereenigde ze eenigermaate met zyne glorie. Hy hervormde de misbruiken in de Regtsoeffeninge, en fchreef zelve wetten voor vol van wysheid. Eene eenvoudige en onveranderlyke order wierdt in alle deelen van het Ryksbeftuur ingevoerd. Overtuigd, dat het gezag van den Oppervorst een goed is, waar op alle de Onderdaanen regt hebben, eene befcherming, welke zy allen gelyklyk behooren te genieten, wilde hy dat aan elk vryftondt hem te naderen en aan hem te fchryven. Alle de oogenblikken zyns leevens waren toegewyd aan het welzyn zyner Onderdaanen. Zyne uitfpanningen zelve waren voor hun voordeelig. Zyne Gefchiedkundige, Zedekundige en Staatkundige Werken waren opgevuld met werkdaadige waarheden. In zyne Dichtftukken zelve zag men die diepdoordagte denkbeelden heerfchen, welke gefchikt waren om licht te verfpreiden. Hy hieldt zich bezig met de zorge om zyne Staaten te verryken, wanneer eenige gelukkige voorvallen, in den> jaare 1744, hem-in het bezit fielden van Oostvriesland. Embden, de hoofd ftad deezer kleine ProII. Deel. R vin- V. boek.  V. BOEK. | 258 GESCHIEDENIS vincie , wierdt, nu twee Eeuwen geleeden, voor eene der beste havens van Europa ge- 1 houden. De Engelfchen , genoodzaakt Antwerpen te verlaaten, ftelden het tot het middelpunt hunner verbintenisfen met het vasteland. Naa dat de Hollanders langen tyd vrugtloos getragt hadden, zich deeze haven toe te eigenen , waren zy 'er zo jaloersch van geworden, dat zy dezelve zoeten te dempen. Alles wees aan, dat dit eene plaats was, bekwaam om de ftapelplaats te worden van een uitgeftrekten handel. De afgeleegenheid van dit onmagtig land van het groote lichaam der Pruisfifche Staaten konde het aan eenige ongelegenheden bloot flellen; doch Frederik hoopte, dat de fchrik voor zynen naam den nayver der Zee- ' Mogendheden zou beteugelen. In dit denk- 1 beeld wilde hy, dat, in den jaare 1750, eene Oost-Indifche Maatfchappy te Embden wierdt opgericht. De inlaag van het nieuwe Genootfchap was 1 drie Millioenen negen honderd duizend Livres. Dezelve wierdt voornaamlyk verfchaft door de Engelfchen en Hollanders, in weerwil van de geflrengheid der Wetten, welke de Regeeringen deezer beide Natiën hadden gemaakt om zulks te beletten. Tot deeze befpiegelingen wierdt men aangemoedigd door de onbepaalde vryheid, welke men zou genieten, door aan den Souverein te betaaien drie ten honderd van f alle de Verkoopingen, welke zouden gehouden worden. De uitkomst beantwoordde niet aan de verwagting. Zes fchepen, van tyd tot tyd na China afgevaardigd, bragten den Deelgenooten niet meer op dan hun Kapitaal en een  DER. BEIDE INDIEN. 259 een voordeel van tien ten honderd in zeven jaaren. Een Bengaalfche Maatfchappy, kort daar naa in de zelfde Stad opgericht, beraamde nog flegter haare maatregels. Een Pleidooi, waar van men, waarfchynlyk, nimmer het einde zien zal, is het eenige overblyfzel van twee bezendingen, welke zy ondernomen heeft. Met het begin van den laatften Oorlog zyn beide Maatfchappyen te niete geraakt. Dit is het eenige nadeel, welk de grootheid des Konings van Pruisfen heeft geleeden. Ons is niet onbekend, dat het bezwaarlyk valt ,' zyne tydgenooten op hunne rechte waarde te fchatten; men ziet ze van te naby. De Vorsten kunnen 't minst grondig gekend worden; het gerugt fpreekt 'er zelden zonder drift van. Meestal worden zy beoordeeld naar de ingeevingen van de laagheden der vleierye, of de onregtvaardigheden van den Nyd. Het verward geroep van allerlei belangen en begrippen , welke rondom hen woelen en fteeds veranderen, belemmert of doet het Oordeel zelf der veritandigen opfc horten. Indien het, egter, vryftondt, uitfpraak te doen volgens eene menigte naauw aan elkander verbondene gebeurtenisfen, zou men van Frederik kunnen zeggen, dat hy de aanfiagen van Europa , welk tegen hem was zamengefpannen, verdreef; dat hy,door onzigtbaare middelen, de treffendfte zaaken ten uitvoer bragt; dat hy de wyze van Oorlogvoeren veranderde, welke men, vóór zynen tyd, oordeelde tot volmaaktheid; gebragt te hebben; dat hy eene gemoedsdapperheid vertoonde, waar R a van V. BOEK.  V. BOEK. I < 1 260 GESCHIEDENIS van de Gefchiedenis hem weinige Voorbeelden i vertoonde ; dat hy uit zyne misflagen zelve Ij meer voordeels trok, dan anderen uit hunne voorfpoeden weeten te ontleenen; dat hy de gantfche Aarde uit verbaasdheid deedc zwygen of uit verwondering fpreeken; en dat hy zo veel luisters byzette aan zyne Natie als andere Vorsten van hunne Onderdaanen ontleenen. Deeze Vorst vertoont een altoos dreigend gelaat. Het begrip wegens zyne Vermogens; het herdenken zyner bedryven; een jaarlyksch ïnkoomen van zeventig Millioenen ; een fchatkisc voorzien van meer dan twee hon-' derd Millioenen; een Leger van honderd en tachtig duizend Man, verzekeren zyne rust. By ongeluk doet zy niet zo veel voordeels aan zyne Onderdaanen, als zy voormaals plagt te doen. Deeze Vorst laat de Jooden in het beftuur zyner Munten, alwaar zy eene zeer groote wanorde hebben ingevoerd. Den rykften Kooplieden zyner Staaten, die door zyne verrigtingen waren te gronde gegaan, heeft hy geene hulp toegebragt. De aanzienlykfte Fabriken van zyn land heeft hy aan zich getrokken. Zyne Staaten krielen van Monopoliën, verdervers van alle nyverheid. Volken, van welke hy de Afgod plagt te weezen, zyn overgeleverd aan de fchraapzucht van eene menigte buitenlandfche plonderaars. Dusdanig een gedrag heeft een zo algemeen wantrouwen, 10 wel buitenslands als in Pruisfen zelf, ingesoezemd, dat het zonder vermetelheid mag verzekerd worden , dat de poogingen, welke egtnwoordig aangewend worden, omdeEmblenfche Maatfchappy wederom te herftellen, 'rugiloos zyn zullen. O  DER BEIDE INDIEN. 2ÖI OFrederik, Frederik! De Natuur fchonk u eene leevendige en itoute verbeeldingsRragt, een onbepaalden weetlust, fmaak voorden arbeid , kragten om dien te draagen. Het beoeffenen der Regeeringskunde, der Staatkunde en van de kennisfe der Wetten , hieldt uwe jeugd onledig. De Menschlykheid, overal geboeid en mismoedig, droogde haare traanen af, op het gezigt van uwe eerfte verrigtingen , en fcheen zich te vertroosten over haare rampen, in de hoop van in u haaren Wreeker te zullen vinden. Zy voorfpelde en zegende by voorraad uwe voorfpoeden. Europa gaf u den naam van Wysgeerig Koning. Toen gy op het tooneel des Oorlogs verfcheen, deeden de fpoed uwer Optogten, de kunst uwer Veldlegeringen , de orde uwer Veldflagen , alle de Natiën verftomd ftaan. Men hieldt niet op met het verheffen van die onfchendbaare Krygstugc , welke aan uwe Troepen de overwinning fchonk; van die werktuiglyke ondergefchikïheid, welke veele Legers tot flegts ééne Bende maakt, wier beweegingen , allen door één eenigcn aandrang beftuurd, gelykerhand op het zelfde doelwit treffen. De Wysgeeren zelve, ingenomen met de hoop, met welke gy hen vervuld hadt, zich verhovaardigende, omdat zy een Vriend der Kunsten en der Menfchen onder de Koningen zagen , juichten, misfehien, uwe bloedige voorfpoeden toe. Gy wierd befchouwd als het Model der Krygvoerende Koningen. 'Er is nog een roemrugtiger tytel, te weeten, die van Burger-Koning. Hy wordt niet gefchonken aan de Vorsten, welke de waarR 3 heden, V. BOEK»  26*2 GESCHIEDENIS V. SOEK. heden, de dwaalingen, de vooroordeelen, de wetten, de bronnen van goed en kwaad, onder elkander verwarrende, de beginzels der Zedelykheid befchouwen als zo veele Overnatunrkundige Onderftellingen, en de Reden als een Redenaar door het belang gehuurd. In. dien de zucht tot glory eens in het diepfte van uw hart verdoofd wierdt ! Indien uwe Ziel, door uwe groote bedryven uitgeput, haare veerkragt en haare werkzaamheid hadt verlooren! Indien de zwakke driften van den Ouderdom u in den drom der Koningen deeden wederkeeren! Wat zou 'er dan worden van uwe naagedagtenisfe ? Wat zou 'er worden van de lofredenen, welke alle de monden der Faam, welke de onfterflyke ftemmen der Letteren en der Kunsten u zo ryklyk hebben toegemeeten? Maar neen: uwe Regeering en uw Leeven zullen geen duister Vraagftuk in de Gefchiedenisfen zyn. Open andermaal uw hart voor de edelaartige en deugdzaame gevoelens, welke uwe vroegfte vermaaken waren Befteed uwe laatfte dagen aan het geluk uwer Onderdaanen. Baan den weg tot het heil der toekoomende geflagten door het heil van het tegenwoordige geflagt. De Pruisfifche magt is de eigendom van uw vernuft. Gy hebt ze gefchapen; gy doet ze ftand houden, 't Is noodig , haar den eigendom te maaken van den Staat, welke aan u zynen roem verfchuldigd is. Dat de onmeetelyke fchatten, in uwe Koffers verborgen, onder de menfchen wederkeerende, het leeven wedergeeven aan het Staatkundig lichaam ; dat uwe eigene rykdommen, welke door eene geluksverwisfehng kunnen ver-  DER BEIDE INDIEN. 263 vervliegen, voortaan geen anderen grond hebben dan den Nationaalen rykdom, eene bron die nimmer kan uitdroogen; dat uwe Onderdaanen , gekromd onder het ondraagelyk juk van een willekeurig bellier , de tederheden van een Vader fmaaken , in fteden van de kwellingen eens Onderdrukkers; dat buitenfpoorige belastingen op menfchen en goederen ophouden den Landbouw en de nyverheid even zeer te verdooven; dat de ingezeetenen ten platten Lande, uit de flaavernye herkoomen, dat de Stadbewooners, waarlyk vry, naar den lust hunner neigingen en poogingen vermenigvuldigen. Langs deezen weg zal 't u gelukken, vastigheid te geeven aan eene heerfchappy, welke uwe fchitterende hoedanigheden opgeluisterd en uitgebreid hebben; uw naam zal aangefchreeven worden op de eerwaardige maar kleine Lyst van Burger-Koningen. Durf nog meer beftaan: geef de rust weder aan het Aardryk. Dat de agtbaarheid uw.er bemiddelinge, dat de kragt uwer Wapenende woelige Volken tot den Vrede nobdzaake. 't Heelal is het Vaderland van een groot Man; 't is het Tooneel, welk voor uwe bekwaamheden voegt: word de Weldoener van alle Volken. Niets is groot, niets gelukkig in de Monarchien , zonder den invloed des Meesters ? welke ze beftuurt; maar het ftaat niet aan den Monarch alleen om alles te doen, wat tot heil zyner volken ftrekt. Dikwyls ontmoet hy kragtige- hinderpaalen in de begrippen, het karakter en de neigingen zyner Onderdaanen. Deeze begrippen, dit karakter, deeze neigingen R 4 kun V. BOEK.  V. boek. I ( t 264. GESCHIEDENIS kunnen ongetwyfeld verbeterd worden; maar in verwagting dat zulks in Spanje gefchiede, zullen wy ze aanmerken als de voornaamite oorzaak van den geringen opgang der zo dikmaals beraamde Ontwerpen, om den Koophandel der Phihppynfche Eilanden te doen bloeien. De Phihppynfche Eilanden, van ouds bekend by den naam van Manilles, maaken een onmeetelyken Archipel uit ten Oosten van Me. De Bergen deezer Eilanden worden bewoond van Wilden, welke de oudfte bewooners van dit land fchynen te weezen. Eenige overeenkomften, welke men geloofd heeft te befpeuren tusfchen hunne taal en die van Malabar, hebben het vermoeden doen opvatten, dat zy afkomfhg zyn konden uit dit vermaaklyk gewest van Indie Hunne leevenswyze is geheel dierlyk. Zy hebben geene vaste woonplaats. De vrugten, de wortels, welke zy in de bosfchen vinden , zyn. hun eenig voedzel; wanneer zy de eene landftreek hebben uitgeput zoeken zy een andere op om dezelve te verfijnden. De poogingen, welke men heeft aangewend , om ze onder het juk te brengen, zyn altoos vrugtloos geweest, omdat niets zo moeilyk valt als zwervende volken te onder te brengen. De vlakten, uit welke men hen verdreeven heeft, zyn beurtelings bemagtigd door Volkplantingen uit Siam, van Sumatra, van Bor- . neo, van Macasfar, van Malabar, van de Vïolukfche Eilanden en uit Arabie. De zeden leezer uitlandfche Volkplanteren, hun Godslienst, hun Regeeringsvorm , laaten geen Jvytd over omtrent de plaats hunner afkomfte. Fer-  DER BEIDE INDIEN. 265 Ferdinand de Magellaan was de eerfte Europeaan, welke deeze Eilanden ontdekte. Te onvreden op Portugal, zyn Vaderland, was hy overgegaan in den dienst van Kauel den V; en door de Straat, welke zedert naar zynen naam genoemd is, landde hy op de Manilles, in den jaare 1521. Het ongeluk, welk hem gebeurde, van aldaar te fneuvelen, zou, waarfchynlyk, niet belet hebben, dat zyn togt gewigtige gevolgen te wege bragt, indien zy niet wederhouden waren door een zamenloop van omftandigheden, waar van wy nu verflag zullen geeven. Terwyl de Portugeezen , in de vyftiende Eeuw, zich den weg na Oostindien baanden, en zich meester maakten van de Speceryen en de Manufaktuuren, welke altoos het vermaak der befchaafde Natiën geweest waren, (lelden zich de Spanjaards, door het ontdekken van Amerika, in het bezit van grooter fchatten', dan de verbeelding der menfchen dus lang gewenscht hadt. Niettegenftaande de beide Natien haare maatregels van vermeerderinge van vermogen agtervolgden, in wyd van een geleegene gewesten, fcheen het, egter, mogelyk, dat zy elkander ontmoetten. Haare wederzydfche afkeerigheid hadt deeze gebeurtenis gevaarlyk gemaakt. Om dezelve te voorkoomen, bepaalde Paus Alexander de VI, in den jaare 1493, haare wederzydfche eifchen, in gevolge van die algemeene en belachlyke magt, welke de Pausfen, zints veele Eeuwen, zich hadden aangemaatigd, en welke de afgodifche onkunde der twee Volken, die beide even bygeloovig waren, nog verder uitftrekte, R 5 om V. boek.  266 GESCHIEDENIS V. BOEK. om den hemel met hunne gierigheid te doen zamenfpannen. Aan Spanje fchonk hy al het land, welk ontdekt zou worden ten Westen van de Meridiaan, honderd Mylen van de Azores of Vlaamfche Eilanden getrokken, en aan Portugal alles wat het ten Oosten van deeze Meridiaan kon veroveren. In 't vervolg kwamen de twee Mogendheden overeen om deeze lyn van affcheidinge twee honderd vyftig Mylen meer Westwaarts te trekken, om dus de wederzydfche rust beter te verzekeren. Het Hof van Rome was niet genoeg bedreeven in de befchouwende kennis van den Aardkloot, om te begrypen, dat de Spanjaards, hunne ontdekkingen Westwaarts uitbreidende, en de Portugeezen Oostwaarts, elkander noodwendig moesten ontmoeten. De togt van Magellaan betoogde deeze waarheid. De Portugeezen, die, fchoon in de Zeevaartkunde bedreeven , niet bedagt hadden, dat men in Indien konde koomen langs een anderen weg dan dien van de Kaap de Goede Hoop , ftonden zeer verbaasd, wanneer zy de Spanjaards over de Zuid-Zee aldaar zagen aanlanden. Zy waren bevreesd voor de Molukfche Eilanden, op welke hunne mededingers beweerden regt te hebben, zo wel als op de Manilles. Het Hof van Lisfabon was eerder genegen tot alles, dan den Specery-handel zich te zien afhandig maaken. Voor dat het, egter, handgemeen wierdt met de eenige Mogendheid, wier Zeemagt toenmaals gedugt* was, oordeelde het, den weg van onderhandelinge te moeten inflaan. Dit middel flaagde gemaklyker dan men gehoopt hadt. Karei de V, die  der beide INDIEN. 26*7 die door zyne telkens herhaalde onderneemingen by aanhoudenheid behoeftig was , gaf, voor eene fomme van drie Millioenen vier honderd en twintig duizend Livres, zyne toeRemming, dat aile de Krygstoerustingen, betreffende de Manilles , wierden opgefchort, tot dat de wederzydfche Regten zouden bepaald zyn. Zelf verbondt hy zich, in gevalle de beflisfing ten zynen voordeele uitviel, 'er geen voordeel van te zullen trekken, voor en aleer hy het geld, welk hy hadt getrokken, hadt te rug gegeeven. DeSpaanfche Monarch, geheel ingenomen met de bevordering zyner grootheid in Europa en Amerika , verloor, zedert deeze overeenkomst, de Oostindien uit het oog. In den jaare 1564 hervatte Phiiippus de II het ontwerp om de Manilles te onder te brengen. De uitvoering daar van wierdt toevertrouwd aan Michel Lopez de l'Egaspe. Hy verfterkte zich op Lucon , het voornaamfte deezer Eilanden, en leidde de grondflagen van etlyke Volkplantingen op de nabuurige Eilanden, inzonderheid op het Eiland Zebu, alwaar Magellaan was aangeland. Waarfchynlyk zouden zyne Opvolgers de verovering van deezen Archipel voltooid hebben, zo men hun meerder onderltand verfchaft hadt; misfchien zelf indien zy niet genoodzaakt geweest waren, het weinige, 't welk zy bezaten, te gebruiken tot handhaaving der Portugeezen op de Mo» lukfche Eilanden. Het Hollandfche geduld zegepraalde over deeze flaauwe, langzaame en niet zeer opregte poogingen. Zy werkten niets anders uit, dan het verlies der ryke bezittingen, welke V. boek.  V. boek. 268 GESCHIEDENIS welke 'er het voorwerp van waren, te vertraagen; en zy lieten de Castiliaanfche heerfchappy op de Manilles, welke men zedert de Philippynfche Eilanden genoemd heeft, in een ftaat van kwyninge, van weiken zy nimmer bekoomen is. Het getal der Spanjaarden bedraagt aldaar niet boven de drie duizend; dat der Mestizen mag op driemaal zo veel gefchat worden. Deeze zyn gezamentlyk gelastigd om in bedwang te houden één Millioen drie honderd zestig en etlyke duizenden lndiaanen, welke ten tyde der opteliinge, in den jaare 1752 gefchied, het juk droegen. De meesten zyn Christenen, en allen betaaien een belasting van twee Livres en dertien Huivers. Zy zyn verfpreid op negen Eilanden, en verdeeld in twintig Departementen , van welke het Eiland Lucon alleen twaalf bevat. Zyne hoofdftad, welke ten allen tyde den naam van Manilla heeft gedraagen, legt aan den mond eener groote Riviere in den inham van een Baai, welke een omtrek heeft van dertig Mylen. Egaspe oordeelde deeze Stad bekwaam tot het middelpunt van den Staat , welken hy wilde oprechten, en vestigde aldaar den zetel der Regeeringe en des Koophandels. Gomes Perez de las Maeugnas omringde haar met muuren, in. den jaare 159e, en bouwde 'er het Fort S. Jago. Vermids zy alleen van kleine fchepen kan genaderd worden, wierdt het, in 't vervolg, raadzaam geoordeeld , Cavite te verfterken, 't welk flegts drie mylen van de genoemde Stad legt en haar tot een haven verftrekt. Zy leeft de gedaante van een halven Cirkel. De fchepen  DER BEIDE INDIEN. ÜÓQ fchepen zyn 'er overal beveiligd tegen de Zui de winden, doch leggen bloot voor den Noorden wind, zo zy zich niet zeer digt aan het land houden. Voormaals hadt men, op de Timmerwerven, drie of vier honderd lndiaanen in 't werk. Zints etlyke jaaren zyn 'er de Werkplaatzen vermeerderd, en 'er worden tegenwoordig Oorlogfchepen vpor Europa gebouwd. De Volkplanting ftaat onder het bevel van een Gouverneur , wiens bewind, welk ondergefchikt is aan dat van den Onder-Koning van Mexico, acht jaaren moet duuren. Hy heeft het bevel over de Krygsbenden. Hy befchikt over alle burgerlyke en Krygsbedieningen. Hy kan Landeryen aan de Soldaaten uitdeelen, en ze zelf tot Leengoederen verheffen. Deeze magt, fchoon eenigermaate opgewoogen door den invloed, welken de Geestlykheid en de Inquifitie in alle de Spaanfche Bezittingen der nieuwe Waereld hebben, heeft men zo gevaarlyk bevonden, dat men, om derzelver uitfpoorigheid te keer te gaan, verfcheide middelen heeft uitgedagt. Het nuttigfte van allen is geweest, volgens 't welk vastgefteld is, dat de naagedagtenis van een Gouverneur , welke onder de waarneeming zyner bedieninge is geftorven, zal agtervolgd worden , en dat zulk een , welke opontbooden wordt, niet zal mogen vertrekken, vóór dat zyn beftuur onderzogt is. Ieder Ingezeeten kan zyne klagten inbrengen. Heeft hy eenig ongelyk geleeden, zyne fchade moet hem vergoed worden op kosten van den beleediger, welke daarenboven wordt verweezen in eene boete, V. BOEK.  V. BOEK. 270 GESCHIEDENIS boete, aan den Souverein te betaaien, omdat hy hem haatlyk gemaakt heeft. In de eerfte tyden deezer verftandige inftellinge ging de geftrengheid zo verre, dat wanneer de beïèhuldigingen zwaar en menigvuldig waren, de fchuldige in de gevangenis wierdt geworpen. Veelen ftierven aldaar van fchrik, en andere kwamen 'er niet uit dan om de ftrengfte ftraffen te ondergaan. Het bederf is zedert hand over hand toegenomen. Een volgende Gouverneur wordt doorgaans bevorderd door aanzienlyke fommen, of door de knevelaryen, welke hy voorneemt te pleegen, om die van zynen Voorzaat te bedekken. Deeze heimelyke zamenfpanning is de oorfprong geweest van een Ontwerp, 't welk van onderdrukking gevolgd is. Men heeft willekeurig belastingen gevorderd. De openbaare inkomften zyn verTmolten in de handen, gefchikt om ze in te zamelen. Buitenfpoorige Regten hebben den Koophandel doen ontaarten ineen Sluikhandel. De Landman heeft zich genoodzaakt gezien om zynen Oogst op te flaan ïn de Pakhuizen der Regeeringe. De geweldenaary is zo verre gegaan, dat men de hoeveelheid Koorns bepaald heeft, welke zyne velden moesten voortbrengen; dat men hem genoodzaakt heeft, het Koorn aan het Land te leveren , zonder 'er voor betaald te worden, dan op zulk een tyd en op zulk eene wyze, als het den onderdrukkenden Meesteren behaagde. Deeze dwingelandy heeft een oneindig getal lndiaanen doen beduiten, de Philip, pynfche Eilanden te verlaaten, of na de ongenaakbaare plaatzen deezer Eilanden te vlugten.  DER BEIDE INDIEN. 2?1 ten. De Gefchiedenis begroot het getal der ongelukkigen, welke door de knevelaaryen zyn omgekoomen , op verfcheiden Millioenen. Het is niet mogelyk, het getal der geenen te begrooten, welke het verloopen van den Akkerbouw en der leevensmiddelen heeft' belet het leevenslicht te aanfehouwen. Alles wat zo menigvuldige onheilen is ontvlugt, heeft zyne veiligheid gezogt in de onbekendheid en in de elende. De poogingen, door eenige eerlyke Landvoogden, geduurende het tydverloop van twee Eeuwen, aangewend, om den loop van zo veele barbaarschheden te fluiten, zyn vrugtloos geweest, dewyl de misbruiken al te zeer verouderd waren om voor een ondergefchikc en konduurend gezag te wyken. Om een dyk op te werpen, fterk genoeg om den llroom t;cr algemeene begeerlykheid te beteugelen, zi i i 'er niet minder zyn vereischt geworden, dan de opperfte magt van het Hof van Madrid; dO' i dit eenig middel is nimmer in het werk gefield. Deeze fchandelyke onverfchilligheid is oorzaak, dat de Phihppynfche Eilanden niet befchaafd zyn geworden. 'Er is noch burgerlyk beftuur, noch nyverheid. Naauwlyks zou men hunnen naam weeten , ware het niet door de gemeenfehap, welke zy met Mexico houden. Deeze gemeenfehap, welke zo oud is als het verblyf der Spanjaarden in de beide Indien, beftaat in het vervoeren der voortbrengzelen en Koopmanfchappen van Afie na Amerika Over de Zuid-Zee. Geen der voorwerpen, welke deeze ryke laadingen uitmaaken, is het voortbrengzel van den grond of der Fabriken deezer V. BOEK.  272 GESCHIEDENIS V. BOEK. deezer Eilanden. Het Kaneel haaien zy van Batavia. De Chineezen brengen hun de Speceryen, en de Engelfchen of de Franfchen de witte en gefchilderde Lywaaten van Bengale en van Koromandel. Alle de volken van het Oosten kunnen 'er openlyk vaaren, doch de Europifche Natiën zyn genoodzaakt haare Vlag te bedekken; zonder dit behoedmiddel, 't welk, by geluk, niets anders is dan eene bloote plegtigheid, zouden zy niet worden toegelaaten. Uit welke haven de Koopmanfchappen worden afgevaardigd, allen moeten zy aldaar zyn aangekoomen vóór het vertrek der Galioenen. Die laater koomen, zouden niet verkogt worden, of zouden met verlies verkogt worden aan Kooplieden, welke zich genoodzaakt zouden vinden ze in hunne Pakhuizen, tot op eene andere reize, te bewaaren. De betaalingen gefchieden met Cochenille en met Piasters , van Mexico daar gebragt. Ook gebruikt men 'er Cauris toe, welke niet gangbaar zyn in Afrika, doch die in algemeen gebruik zyn langs de Oevers van den Ganges. Zelden gebeurt het, dat men rechtftreeks met de Spanjaards handelt. Het meerendeel, afkeerig van de moeilyke zorgen van den Koophandel, Hellen alle hunne goederen in de handen van Chineezen , welke zich verryken ten koste van deeze vadzige meesters. Indien men, gelyk het Hof van Madrid, in den jaare 1750, met 'er daad hadt bevolen, deeze Makelaars, de werkzaamften van Afie, hadt gedwongen zich te laaten doopen of het land te ruimen, de zaaken van den Koophandel zouden in de uiterfte verwarring geraakt zyn. 'Er  der beide INDIEN. 273 . 'Er zyn Staatkundigen, welke van gedagten zyn, en dit gevoelen is reeds zeer oud, dat dit geen nadeel doen zoude, Naauwlyks was de gemeenfehap tusfchen de Philippynfche Eilanden en tusfchen Amerika geopend, of men fprak van ze te laaten vaaren, als nadeelig voor de belangen der Hoofdftad Philippus de II en zyne Opvolgers hebben deezen voorfiag, welke herhaalde reizen op nieuw gedaan wierdt, ftandvastig verworpen. De Stad Sevilie, in den jaare 1731, en de Stad Kadix, in den jaare 1733, hadden redelyker begrippen. Deeze beide Steden waren van oordeel, en het is zeer vreerad, dat men zulks niet eerder gezien hebbe, dat het voordeelig voor Spanje zyn zou, regelrecht deel te neemen in den Afiatifchen handel , en dat de Bezittingen, welke dit Koninkryk in dat gedeelte der Waereld heeft, het middelpunt zyn zouden van de bedryven, welke het aldaar zoude onderneemen. Te vergeefs heeft men tegen haaringebragt, dat vermids Indien Zyde-Stoffen en Katoene Lywaaten leverde , welke die van Europa overtreffen in fynheid, in kleuren, en vooral in de geringheid van prys, de inlandfche Fabriken het tegen dezelve niet zouden kunnen uithouden en onfeilbaar zouden te gronde gaan. Deeze tegenwerping, welke van eenig gewigt zyn kan by zekere Volken, kwam haar als volftrekt beuzelagtig voor, in den toeftand, in welke haar Vaderland zich bevondt. In de daad, de Spanjaards kleeden zich, en ftoffeeren hunne huizen, met uitlandfche II. Deel. S Stof- V. BOEK,  V. BOEK. 474 GESCHIEDENIS Stoffen en Lywaaten. Deeze geftadige behoeften vermeerderen noodzaaklyk de nyverheid , de rykdommen, de bevolking en het vermogen hunner nabuuren. Deezen misbruiken dit voordeel, om de Natie, welke het hun aanbrengt, in afhanklykheid te houden. Zou de Spaanfche Natie niet verftandiger en waardiger handelen, indien zy de Indifche Manufacluuren verkoos? Behalven het voordeel en het vermaak, welk zy hier uit zou trekken, zou zy door den tyd eene overmagt verminderen , waar van zy vroeg of laat het Slagtoffer zyn zal. De ongemakken , aan > nieuwe onderneemingen bykans onaffcheidbaar verknogt, zouden by voorraad worden weggenomen. De Eilanden, welke Spanje bezit, leggen tusfchen Japan, China, Cochinchina, Siam, Borneo, Macasfar, en de Molukfche Eilanden, en zyn bekwaam om met deeze onderfcheidene Staaten eene verbintenis aan te gaan. Indien zy te verre af leggen van Malabar, Koromandel en Bengale,omde Bezittingen, welke men aldaar zou oprichten, kragtdaadig te befchermen, zy grenzen zo na aan veele van de rykfte Landen, welke de Europeaanen bezoeken, dat zy hunne vyanden, in tyd van Oorlog, zeer gemaklyk van daar zouden houden. De affland, daarenboven, op welken zy van het vasteland leggen, beveiligt hen voor de plonderingen, welke het verwoesten, en onttrekken hen aan de verzoeking om deel te neemen in deszelfs verdeeldheden. Deeze afgelegenheid belet niet, dat zy van  DER BEIDE INDIEN. 275' van leevensmiddelen zouden verzorgd wor-' den. 't Is waar, de Aardbeevingen zyn zeer menigvuldig op de Philippynfche Eilanden, en van de Maand July tot aan November regent het 'er zonder ophouden; doch niets van dit alles is nadeelig voor hunne vrégtbaarheid. 'Er zyn geene Landen in Aiie, welke grooter overvloed opleveren van Visch, Koorn, Fruiten, Peulvrttgten, Vee, Sagu; Kokosboomen, en allerlei foort van voerLnde Planten. Mén vindt 'er zelf veele Voorwerpen, gefchikt tot den binnenïandfchen handel ivwé Indie: by voorbeeld, Ebbenhout, Tabak, / Wasch, de zo zeer begeerde Vogels-nesten, I Bray, zynde eene foort van witte Hennip^ t, waar van Kabeltouwen en Zeitótoéfc gemaakt. worden, uitmuntend en overvloedig Schefeps1 en Huis-timmerhout, Cauris, Aarlen. Sui! ker, welke tot in het oneindige :kan veöraeftigvuldigd worden , en eindelyk Gyu i. i 'Er zyn ontegenzeggeiyke bewyzen vewrhatóteaj dat de Spanjaards, in de vröegfte tyden, eene groote menigte van dit Metaal, door 's Lands inboorlingen in de Rivieren gevonden, na Amerika overbragten. Indien 'er heden ten dage niet meer dan duizend of twaalf honderd ponden gewigts van verzameld wordt, moet de fchuld daar van gegee^ ven worden aan de Dwingelandy, welke hun Diet toeftaat, de vrugten hunner nyverheic te genieten. Eene redelyke gemaatigdheic zou hen beweegen ora hunne wwrgaanda naarfligheid te hervatten, en om zich bezij S 2 t vy BOEK. {  V. BOEK. 276* GESCHIEDENIS te houden met verrigtingen, welke voor Spanje nog voordeeliger zyn zouden. In dat geval zou deeze Kroon voor Europa uit de Volkplanting ontvangen, Aluin, Buffels huiden, Kasfia, de St. Ignatius-boon, zo heilzaam in de Geneeskunde , Indigo, Cacao, welke men van Mexico derwaarts heeft overgebragt en 'er zeer wel tiert, Verfhout, Katoen, valsch Kaneel, 't welk men, misfchien, zal verbeteren, en waar mede de Chineezen , zo als het nu is, zich vergenoegden , vóór dat zy Batavia bezogten. Eenige Reizigers verzekeren , dat op het Eiland Mindanao, welk het voortbrengt, voormaals insgelyks Nagelboomen gevonden wierden. Zy voegen 'er by, dat 's Lands Oppervorst beval ze uit te roeien, zeggende, dat het beter was dat hy zelve zulks deedt, dan dat hy door de Hollanders 'er toe genoodzaakt wierdt. Dit verhaal fchynt zeer verdagt te zyn. Zeker is het, dat de nabuurige Landen der Molukfche Eilanden den kans fchoon hebben om zich te voorzien van de Boomen, welke het Muskaat en den Kruidnagel voortbrengen, en dat alles grond geeft om te hoopen, dat zy nimmer zullen ontaarten. De buitenlandfche Markten zullen Spanje verzorgen van de Zyde, de Katoenen, be. nevens dé andere voortbrengzels, welke het tot zyn vertier noodig heeft, en zullen ze aan dit Ryk veel beter koop leveren dan aan zyne Mededingers. Alle de Volken van Europa bedienen zich van het geld, welk wit  DER BEIDE INDIEN. 277 uit Amerika komt, om in Indie te handelen. Vóór dat zy dit geld aldaar hebben kunnen brengen, heeft het zeer zwaare belastingen moeten betaaien, een verren omweg neemen , en groote gevaaren doorflaan. indien de Spanjaards het regelrecht uit Amerika na de Philippynfche Eilanden zenden, zullen zy winnen in belastingen, in tyd, en in Premien van Asfurantie ; indiervoege, dat zy dezelfde hoeveelheid van Metaalengeevende als de Mededingende Natiën, zy, in de daad, minder prys zullen betaaien. Het overzenden van Geld zou zelf door den tyd afneemen, indien men deeze Eilanden den trap van luister wist te doen beklimmen, waar toe de Natuur hen nodigt. Ten dien einde zouden in hunne havens moeten terug geroepen worden de Natiën, welke ze bezogten, vóór dat de Spanjaards ze overweldigd hadden ; men zou China moeten doen Vergeeten, dat veertig duizend van zyne Onderdaanen, welke zich op de Philippynfche Eilanden hadden neergezet, aldaar voor het grootfte gedeelte vermoord wierden , omdat zy met ongeduld het verfehrikkelyk juk droegen, welk hun wierdt opgelegd. De Chineezen zouden Batavia verlaaten, welk zy te verre van hun Vaderland geleegen vinden, en zouden de Kunsten en den Landbouw op nieuw op deeze Eilanden doen bloeien. Wel haast zou men hen zien gevolgd worden van veele vrye Europifche Kooplieden in Indie verfpreid, welke zich zelve befchouwen als Slagtoffers hunner Maatfchappyen. 'sLands inboorlingen, door S 3 de V. BOEK.  278 GESCHIEDENIS V. BOEK. de voordeelen aan deezen nayver onaffcheidbaar verknogt, tot den arbeid genoopt, zouden hunne vadzigheid verlaaten. Zy zouden de Regeering beminnen, welke zich aan hun geluk liet geleegen zyn, zich in menigte onder haare heerfchappye begeeven, en in korten tyd allen Spanjaards worden. Indien onze gisfingen niet geheel ongegrond zyn, zou eene Volkplanting, hoedanig wy befcbreeven hebben, van veel grooter nut zyn, dan eene geheel lydlyke Bezitting , welke een gedeelte der fchatten van Amerika verflindt. De Omwenteling zou gemaklyk gefchieden. Zy zal onfeilbaar verhaast worden, door het invoeren eener groote Vryheid •in den Koophandel, als mede in het burgerlyke en godsdienftige, en van eene volkomene veiligheid ten aanzien van de eigendommen. Dit gebouw zou het werk niet zyn kunnen van eene bevoorregteMaatfchappy.Zints mèer dan twee Eeuwen, dat de Europeaanen de Zeeën van Afie bezogt hebben, zyn zy nimmer van een agtenswaardigen geest bezield geworden. : Te vergeefs hebben de Maatfchappy, de Zedekunde en de Staatkunde onder ons vorderin- ' gen gemaakt;deeze afgeleegeneLanden hebben niets gezien dan onze Gierigheid, onze Rusteloosheid, onze dwingelandy. Het kwaad, welk wy aan andere deelen der waereld berokkend hebben , is eenigermaate vergoed geworden, door de kundigheden, welke wy derwaarts hebben overgebragt, door de wyze inftellingen, welke wy aldaar hebben ingevoerd. De Indien zyn by aanhoudenheid blyven j  DER BEIDE INDIEN. 279 blyven zuchten in hunne duisternis en onder hunne overheerfching, zonder dat wy van onze zyde eenige poogingen hebben aangewend om ze van die verfchriklyke geesfels te verlosfen. Indien de onderfcheidene Overheden zelve de gangen haarer vrye Kooplieden beftuurd hadden, is het waarfchynlyk, dat de zucht tot glory zich met de drift na rykdommen zou gepaard hebben, en dat meer dan één Volk dingen zou ondernomen hebben, bekwaam om het een beroemden naam te doen verwerven. Dusdanige edele en zuivere Ontwerpen konden in het hart van geene Maatfchappye van Kooplieden opkoomen. Aan de bekrompene denkbeelden van een tegenwoordig voordeel gekluisterd, hebben zy nimmer gedagt aan het geluk der Natiën, met welke zy handel dry ven, en men heeft haar niet. tot misdaad gerekend dat zy een gedrag hielden hoedanig van haar verwagt wierdt. Koe zeer zou het tot eere van Spanje ver ftrekken, waar van niemand in het tegenwoordig oogenblik groote dingen verwagt, zich gevoelig te toonen voor de belangen van het menschlyk geflagt, en zich aan derzelver bevordering te laaten geleegen zyn ? Het begint het juk der Vooroordeelen af te fchudden, welke het, ondanks zyne natuurlyke kragten, als in de Kindschheid gehouden hebben. Zyne Onderdaanen hebben nog de Ziel niet vernederd en bedorven door de befmetring der rykdommen, voor welke hunne traaghartigheid zelve en de inhaaligheid hunner R.egeeringe hen gelukkiglyk beveiligd hebben. S 4 Deeze V. BOEK.  28o GESCHIEDENIS V. BOEK, Deeze Natie moet eigenaartig het goede beminnen: zy kan en zoude het ongetwyfeld kennen: zy heeft daar toe de noodige middelen in handen in de Bezittingen , welke zy, door haare veroveringen in de rykfte Landen des Aardbodems, is magtig geworden. Haare fchepen, gefchikt om het geluk over te brengen na de verst afgeleegene gewesten van Afie, zouden uit haare onderfcheidene havens vertrekken en zich vereenigen op de Canarifche Eilanden, of afzonderJyk hunne reize vervorderen, naar dat de omftandigheden- medebragten. Uit Indie zouden zy over de Kaap de Goede Hoop kunnen terug keeren; doch op hunne uitreize zouden zy hunnen weg neemen over de ZuidZee, alwaar het verkoopen hunner Laadinge hunne Kapitaalen grootlyks zou vermeerderen. Dit voordeel zou hun de meerderheid verzekeren boven hunne Mededingers, welke doorgaans voor een fchadelyke vragt vaaren, en niets dan geld medebrengen. De Rivier de la Plata zou hun, indien het noodig ware, ververfchingen kunnen bezorgen. Zy , die ze niet noodig hadden , zouden Chiii, of alleen het Jan Fernandcs - Eiland kunnen aandoen. Dit bekoorlyk Eiland, welk zynen naam verfchuldigd is aan een Spanjaard, aan wien men het hadt afgeftaan, en die, naa 'er een vry langduurig verblyf gehouden te hebben, 'er een afkeer van kreeg, legt op drie en dertig Graaden veertig Minuten Zuider Breedte, en honderd tien Mylen van het Vasteland van Chili. Zyne grootfte lengte is flegts onge.  DER BEIDE INDIEN. 28l ongeveer vyf Mylen, en in de breedte houdt het nog geene twee Mylen. In eene zo kleine uitgeftrektheid en op een zeer ongelyken grond ontmoet men een helderen hemel, eene zuivere lucht, zeer gezond water, benevens alle fpecifïque Geneeskruiden tegen de Scorbut. De ondervinding heeft geleerd, dat het Koorn, de Boom- en Peulvrugten, de viervoetige dieren van Europa en Amerika 'er verwonderlyk wel tieren. De Kusten zyn zeer vischryit. Alle deeze voordeelen worden bekroond met eene goede haven. De fchepen liggen 'er veilig tegen alle winden, uitgezonderd den Noorden-wind ; doch hy waait 'er nimmer zo fterk, dat zy hetgeringfte gevaar loopen. Deeze geryflykheden hebben alle Zeeroovers, welke de Kusten van Peru door hunne ftrooperyen wilden ontrusten , gelokt om Jan Fernandes aan te doen. Anson , die met uitgebreider ontwerpen in de Zuid-Zee kwam, vondt 'er eene tevens gemaklyke en veilige fchuilplaats. De Spanjaards ten laatften overtuigd , dat de voorzorge, welke zy gebruikt hadden,'door het Vee, welk zy aldaar gebragt hadden , uit te roeien ,\ niet genoegzaam was om hunne vyanden van daar te houden, hebben, vóór etlyke jaaren, het belluit genomen om 'er een Fort te bouwen. De Krygsbezetting zal eene aanzienlyke Vastigheid worden , indien het Hof van Madrid kan befluiten om de oogen te openen. Uitvoeriger verflag zou overtollig zyn. Het is onmogelyk om niet te zien, hoe zeer de denkbeelder., welke wy flegis met den vinS 5 Ser V. BOEK.  V. SOEK, s8a GESCHIEDENIS ger hebben aangeweezen, tot voordeel zou- », den {trekken van den Koophandel, de h Scheepvaart en de Grootheid van Spanje. , De onderhandelingen, welke Pvusland te lande met China onderhoudt, kunnen onmo- I ] gelyk immer tot die zelfde aangeleegenheid ] aangroeien. , Tusfchen deeze twee groote Keizerryken, wier uitgeftrektheid de verbeelding verbystert, ligt eene onmeetelyke tusfchenruimte, in de vroegfte Eeuwen bekend by den naam van Scythie en zedert, onder die van Tartarye, in zyne grootfte uitgeftrektheid genomen. Dit groot gewest grenst, ten Westen, aan de Kaspifche Zee en Perfie; ten Zuiden, aan Perfie, den Indoftan, de Koninkryken Arrakan en Ava, China en Corea; ten Oosten, aan de Oost-Zee; ten Noorden, aan de Ys-Zee. Een gedeelte deezer onmeetelyke Wildernisfen is aan den Chineefchen Keizer onderhoorig; een ander gehoorzaamt de Wetten der Rusfifche Monarchie; het derde is onafhankelyk , voerende de naamen van Kharisme, groot en klein Bucharie. De bewooners deezer vermaarde landftreeken leefden altoos van de Jagt, de Visfchery, en van de Melk hunner Kudden, en waren even afkeerig van het Stad-, als van het zittende leeven en den Landbouw. Hunne oorfprong, welke in hunne Wildernisfen en in hunne zwervende Strooperyen is verlooren geraakt, is niet ouder dan hunne gebruiken. Zy zyn altoos gebleeven 't geen hunne Vaders geweest waren; en van gefiagt tot geflagt opklimmende, ondervindt men, dat  DER BEIDE INDIEN. 283 dat niets meer gelykt naar de menfchen der eerfte Eeuwen, als da.,Tartaaren der tegenwoordige Eeuwe. Het meerengedeelte deezer Volken omhelsde, al vroeg, de Leer van den grooten Lama , die zyn verblyf houdt te Putola, eerie Stad geleegen in een Landfchap, welk deels tot Tartarye, deels tot Indie behoort. Dit uiigeftrekt Gewest, in welk de bergen als opeen geftapeld zyn, wordt Boutan geheeten, door 'de bewooners van den Indoflan; Tangut, door de Tartaaren; Tfanli, dooi de Chineezen; Lasfa,door de lndiaanen aan geene zyde van den Ganges;enThibet, dooi de Europeaanen. Echte gedenkftukken Hellen de oudheid var deezen Godsdienst op meer dau drie duizeftt jaaren. iS: iets is Eerwaardiger dan de Eerdienst v/elke het beftaan van het Opperde Weezer en de zuiverfte Zedeleer, ten allen tyde, to eenen grondflag hadt. Het wordt doorgaans geloofd , dat d< Aanhangers van deezen Priester hem voor On üerflyk houden; dat, tot in ftandhoudingdee zer dwaa'inge, de Godheid zich nimmer dai aan een klein getal Vertrouwelingen ver toont; dat wanneer zy zich den Volke te: aanbiddinge aanbiedt, zulks altoos gefchied in eene foort van Tent, welker fiaauw lich veeleer de fchaduw, dan de Weezenstrekkei van deezen leevendigen God vertoont; da wanneer hy fterft ? een ander Priester van d< zelfde geftake, en zo veel mogelyk van d zelfde Weezensgedaante voor hem wordt ii de plaats gefield; en dat, met behulp deeze behoec V. BOEK. i I t [ ) l l 1 r  V. BOEK. 284 GESCHIEDENIS behoedmiddelen, de begocheling ftand houdt, op de plaatzen zelve, daar "deeze klugt gefpeeld wordt, en, gevolglyk, nog gelukkiger in het hart der Geloovigen, die op een grooten afftand van het Tooneel verwyderd zyn. Dit is een Vooroordeel, welks ongegrondheid , door een kundig en diepdenkend Wysgeer, is aangetoond. De groote Lamas, 't is waar, vertoonen zich zelden in 't openbaar; doch zulks gefchiedt alleen, om den eerbied, welken zy voor hun perfoon en Geheimenisfen verworven hebben, leevendig te bewaaren; doch zy vergunnen gehoor aan vreemde Gezanten, en ontvangen de Oppervorsten, die hen koomen bezoeken. Indien 't moeilyk zy hen te zien te krygen, behalven by gewigtige gelegenheden en de grootfte plegtigheden, hunne Afbeeldingen hangen geftadig ten toon boven de deuren des Tempels te Putola. 't Geen het verdichtzel wegens de onfterflykheid der Lamas zo algemeen geloof heeft doen vinden, is, dat de Godsdienst des Lands gebiedt te gelooven, dat de Geest, welke een deezer Priesteren bezield heeft, terftond naa zyn overlyden overgaat in het Lichaam des geenen, welke wettig in deszelfs plaats verkoozen wordt. Deeze Verhuizing van den Godlyken geest komt zeer wel overeen met de Leer der Zielsverhuizing, welke, zedert onheugelyke tyden, in deeze Landen geloofd is. De Godsdienst van Lama maakte al vroeg een aanmerkelyken opgang. Hy wierdt aan- geno-  DER BEIDE INDIEN. 285 ; genomen van een zeer uitgeftrekt gedeelte des Aardbodems. Hy is de heerfchende Godsdienst in gantsch Thibet, en in geheel JVlongallie. De beide Bucharien en veele Landfchappen van Tartarye zyn denzelven bykans geheel toegedaan. Hy heeft Aanhangers in het Koninkryk Cachemirie, in de Indien en in China. Van alle de Eerdiensten der Heidenen is deeze de eenige, welke kan roem draagen op eene zeer hooge oudheid, zonder vermenging van vreemde Leerffelzels. De Godsdienst der Chineezen heeft meer dan ééne verandering ondergaan, door de aankomst van vreemde Godheden en uitlandfche bygeloovigheden, in welke men de laagfte rangen, I des volks fmaak heeft doen vinden. Alexanjj der en Mahometh hebben, zo veel in hun I was, het gewyde vuur der Guebr.en uitgeP bluscht. Tamerlan en de Mogollen hebben I in Indien den dienst van den God Brama verminderd. Maar noch de tyd, noch het geval, noch de menfchen hebben het vermogen van den Grooten Lama kunnen doen wankelen. Deeze vastigheid, deeze duurzaamheid is de byzondere eigendom van Godsdiensten, 1 welke vastgeflelde Leerflellingen hebben, eene welgeregelde Kerkenordening, een Opperst Hoofd (*), welk, door zyn gezag, I deeze Leerflellingen in haaren oorfpronkly- ken (*) Men merke aan, dat de Schryvêr, een Franfche ;i Abt zynde , dus op de anngenomene Leerttelling zyser Kerke redekavelt. V. BOEK.  V. BOEK' 286" GESCHIEDENIS ken ftaat handhaaft, veroordeelende alle de begrippen, welke de nieuwigheidszucht moge goedvinden in te voeren. De Lamas zelve erkennen, dat zy geene Goden zyn; maar zy beweeren, dat zy de Godheid vertoonen, en van den hemel de magt ontvangen hebben, om over alles, wat den openbaaren Eerdienst raakt, eene befiisfende uitfpraak te kunnen doen. Hunne heerfchappy gaat zo wel over het tydlyke als over het Geestlyke: doch zy fchynen van oordeel te zyn, dat de waereldfche zorgen hunne aandagt niet verdienen; het Siaatsbeftuur laaten zy over voor afgevaardigden , welke zy hun vertrouwen waardig agten. Dit gebruik heeft, van tyd tot tyd, verfcheiden- Provinciën van hun uitgeftrekt gebied afgefcheiden; zy zyn een prooi geworden der zulken, welke 'er het bewind over voerden. De Groote Larrsa, voormaals volftrekte Meester van geheel Thibet, bezit 'er tegenwoordig het kleinfte gedeelte van. De Godsdienstige begrippen der Tartaaren hebben nimmer hunne dapperheid gekrenkt. Om hunne invallen en ftrooperyen in China te beletten, wierdt, omtrent drie Eeuwen vóór de gewoone Jaartelling der Christenen, die berugte Muur getimmerd, welke zich uitftrekt van de zogenaamde Geele Rivier tot aan de Zee van Kamfchatka; volgens de aloude wyze van verfterkinge, is hy, op zekere afftanden-, van hooge Torens- voorzien-. Dusdanig een gedenkteken bewyst, dat het Keizerryk toenmaals zeer volkryk was; doch het geeft tevens grond om te vermoeden , dat de Krygskunde ter dier tyde zeer gering was.  BER BEIDE INDIEN. 28? was. Hadden de Chineezen moed en dapperheid bezeecen, zy zouden de zwervende Horden aangetast, of zè, door welgeregelde Troepen, in bedwang gehouden hebben; zy zouden begreepen hebben, dat Verfchansfingen , ter lengte van vyf honderd Mylen , overal niet konden bewaard worden, en dat het genoeg ware ze op een eenige plaats te bemagtigen, om alle de overige Verfterkim gen nutloos te maaken. Van hier dat de invallen der Tartaaren bleeven duuren tot aan de Dertiende Eeuw. Omtrent deezen tyd, wierdt het Ryk veroverd door deeze Bar baar en, aangevoerd door Gengiskam. Deeze vreemde fcepter wierdt niet eer verbroken, dan toen dezelve, naa verloop van negen en tachtig jaaren, kwam in handen van een lafhartig Vorst, een Slaaf der Vrouwen en Staatsdienaaren. De Tartaaren, uit hunne Verovering verjaagd , vestigden in hun Land de Chineefche "Wetten en Regeeringsvorm niet. De grooten Muur overgetrokken zynde, vervielen zy tot de voorige barbaarschheid, en leefden in hunne Wildernisfen even onbefchaafd , als zy 'er uit gekoomen waren. Zich evenwel vereenigd hebbende met het klein getal der geenen, die een zwervend leeven waren blyven leiden, vergaderden zy verfcheiden Horden, welke ongemerkt in talrykheid aangroeiden, en, door den tyd, in de Horde der Mantchoux verfmoken. Haare vereeniging boezemde haar het Ontwerp in om China andermaal te overrompelen , welk een prooi V.' boek  V. BOEK. 283 GESCHIEDENIS prooi was geworden van alle de eislykheden van binnenlandfche onlusten. De misnoegden waren toenmaals zo talryk, dat zy acht onderfcheiden Legers uitmaakten, onder even zo veele Opperhoofden. De Tartaaren, die, zedert langen tyd, de Noordlyke Provinciën des Keizerryks verwoestten, maakten zich, in deezen verwarden ftaat der dingen, meester van de Hoofdftad, in den jaare 1644, en kort daar naa van den gantfchen Staat. Deeze Omwenteling hadt niet zo zeer de gedaante dat zy China onder 't juk bragt, dan dat zy een aanmerkelyk gedeelte van Tartarye aan hetzelve hegtte. Niet lang daar naa nam het nog toe in uitgeftrektheid, door de te onderbrenging der Mogolfche Tartaaren , vermaard wegens hunne ftigting van de meeste Throonen van Afie, in 't byzonder van dien van den Indoftan. De Verwinnaars onderwierpen zich aan de Wetten der Overwonnenen; zy leidden hunne zeden af, om vervolgens die van hunne Slaaven aan te neemen. Men heeft deeze gebeurtenis willen doen doorgaan voor een betoog van de wysheid der Chineefche Regeeringe. Maar ligt het niet in de natuur der zaaken opgeflooten, dat groote Genootfchappen aan de kleinen de Wet ftellen? Ingevolge van dit eenvoudig beginzel heeft de overrompeling van China gantsch geene verandering te wege gebragt in deszelfs Wetten , gebruiken en gewoonten. De Tartaaren , door het volkrykst Gebied van den . . Aard-  Der Beidé INDIEN. 289 Aardbodem verfpreid, bevonden 'er zich in eene nog mindere evenredigheid dan één tot tien duizend, Zou het .derhalven anders zyn uitgevallen dan met 'er daad gefchied is, moest één Tartaar meer vermogt hebben dan tien duizend Chineezen. Begrypt gy de mogelykheid hier van ? Spreek dan niet meer van dit bewys voor de voortreffelykheid van den Chineefchen Regeeringsvorm, van elders t' over bekend; Daarenboven hadden deeze Tartaaren geene beftendige zeden,gebruiken en gewoonten Wat wonder dan, dat zy de inftellingen , welke zy aantroffen,'t zy goede of kwaade,aannamen? Deeze omwenteling was naauwlyks gebeurd, of het Keizerryk zag een nieuwen vyand zich vertoonen, die gevaarlyk kon worden. De Rusfen, die, omtrent het einde der zestiende Eeuwe, de onbewoonde vlakten van Siberië hadden veroverd, waren , de eene wildernis naa de andere door trekkende, genaderd tot aan de Rivier Amour, welkenen leide tot in de Oost Zee, en zelf tot aan Selenga; dit bragt hen in denabuurfchap van China, van welks rykdommen zy zo breed hadden hooren opgeeven. De Chineezen begreepen, dat de togtender Rusfen door den tyd hunne rust konden verllooren ; hierom bouwden zy etlyke fterkten, om eenen nabuur tot ftaan te brengen, wiens eerzucht verdagt wierdt. Van toen af ontftonden 'er-tusfchen de twee iXatien heevige gefchillen over de Grensfcheidingen. Hunne Jaagers wierden dikwyls handgemeen; en men zag dagelyks een openbaaren Oorlog te gemoet. Gelukkiglyk troffen de Volmagtigden II. Deel. T der V. boek.  V. BOEK. soo GESCHIEDENIS der beide Hoven eene overeenkomst in den jaare 1089; de Grenzen der twee Mogendheden wierden gefield by de Rivier Kerbechi, naby de plaats daar men in onderhandeling was, drie honderd Mylen van den Grooten Muur. Dit is het eerfte Verbond, welk de Chineezen, zedert de grondlegging van hun Ryk, geflooten hebben. Nog eene andere nieuwigheid was het gevolg van deezen Vredehandel. Men verleende den Rusfen de vryheid, om alle jaaren eene Karavaan te zenden na Peking, van waar men de Vreemdelingen, ten allen tyde, met de grootfte voorzorge, verwyderd hadt gehouden, 't Was ligt te zien, dat de Tartaaren , die zich naar de Chineefche Zeden en Regeeringsvvyze gefchikt hadden, van deszelfs Staatkundige grondregels afweeken. Deeze mfchikkelykheid leerde den Rusfen geene gemaatigdheid. Zy voeren voort in hunne overweldigingen, en bouwden, dertig mylen over de bettemde Grenzen, eene Stad, welke zy Albasfinskoi noemden. Naa dat de Chineezen over deeze trouwloosheid vrugtloos geklaagd hadden , namen zy, in den jaare 1715 , het befluit om zich regt te verfchaffen. De Oorlogen, in welke de Czaar, in de Baltifche- of Oost-Zee, was ingewikkeld, lieten hem geene gelegenheid om Troepen te zenden na de uiterfle Grenzen van Tartarye ; de plaats wierdt, naa een driejaarig beleg, ingenomen. Het Hof van Petersburg was wys genoeg, om geen bot te vieren aan vrugtloos misnoegen Het zondt, in den jaare 1719, een Staatsdienaar na Peking , met last om den Koophandel, door de jonglte onlusten ge- ftremd ,  DER BEIDE INDIEN. 2^1 ftrernd, wederom te herfiellen. De Onderhandeling flaagde gelukkig; doch vermids de Karavaan van den jaare 1721 zich niet ingetogener gedroeg dan de voorgaanden, wierdt vastgefteld, dat de twee JXatien vervolgens op de Grenzen met elkander zouden handelen. Doch deeze verbintenis is, door nieuwe oneenigheden , insgelyks te niete geraakt. Een iluikhandel is 'er alleen overgebleeven; dan deeze is mede aan 'tkwynen, hoewel'er grond is om te gelooven, dat Rusland werkelyk zich bevlytigt om dien in bloei te brengen. De voordeden, daar aan verknogt, moeten het aanfpooren om de zwaarigheden, aan deeze onderneeminge onfcheidbaar gehegt , te overwinnen. Het is de eenige Mogendheid van Europa, welke zonder geld met China kan handelen, en aan het zelve Koopmanfchappen voor Koopmanfchappen geeven. Door middel van haare ryke en kostbaare pelteryen zal 't altoos verkrygen, 't geen zy in ftaat is aan een groot gedeelte des Aard bodems te verfchaffen. Behalven de goederen, welke zy tot haar eigen gebruik noodig heeft, zal zy een uitgebreiden handel kunnen dry ven in Theeën Rhobarber. Niets zou verftandiger en geroaklyker zyn , dan deeze beide voortbrengzels wederom ten Lande uit te voeren, dewyl zy, te Lande verzonden wordende, altoos een trap van volmaaktheid zullen behouden , welke noodzaaklyk verlooren gaat, wanneer zy gevoerd worden over die onmeetelyke Zeeën, over welke alles, wat uit deeze afgeleegene Gewesten van Afie koomt, tot ons gebragt wordt. Doch zal de Koophandel van eenige T » uit- V. BOEK.  V. BOEK. 1 4 I i c c 292 GESCHIEDENIS uitgeftrektheid en nut worden, moet hy gedreeven worden volgens andere beginzels,dan dus lang gevolgd zyn. Voormaals vertrok alle jaaren van Petersburg eene Karavaan, welke, naa het doortrekken van onoverzienlyke Wildernisfen, op de grenzen van China ontmoet wierdt van etlyke honderden Soldaaten , die haar tot de Hoofdftad van 't Keizerryk geleidden. Hier wierden allen, die tot de Karavaan behoorden, opgeflooten in een Karavanfera (*), daar zy genoodzaakt waren te vertoeven, tot dat de Chineefche Kooplieden hun het uitfchot hunner Pakhuizen kwamen aanbieden. De koop dus geflooten zynde, namen zy de te rug reize aan na hun Vaderland, en kwamen, naa eene uitlandigheid van drie jaaren, te Petersburg te rug. Volgens den gewoonen loop der dingen, zouden de flegte Koopmanfchappen, welke de Karavaan aanbragt, van geringe waarde geweest zyn; doch vermids deeze Koophandel voor rekening van het Hof gedreeven wierdt, 2n de verkooping beftendig onder 't oog van den Souverein gefchiedde,.wierden de geringle voorwerpen tot een aanmerkelyken prys /erkogr. ïoegelaaten te worden tot deeze bort van Kermis, was eene gunst, welke de Dppervorst aan geenen dan zyne gunftelingen bewees* (*) De Leezer kan hier van een uitvoeriger berigt inden, in de nuttige en vermaaklyke Brieven over lusland, Br. IV. weleer gefchreeven door den beroem'en Algarotti , en voor etlyke jaaren in 't Nedefuitsch uiigegeeven. Fert.  der beide INDIEN. 2p3 bewees. Allen wilden zich deezer onderfchei- V. dinge waardig betoonen.. Men bereikte zyn boek. oogmerk door een buitenfpoorig opbieden ,om dus zynen naam op de Lyst der Koopers te doen ftellen. In weerwil van deezen fchandelyken Nayver, waren de geveilde goederen van zo geringe waarde , dat derzei ver opbrengst , 't geen het Hof 'er ten eigen gebruike afnam 'er buiten gerekend zynde , nimmer honderd duizend Kroonen beliep. Om deezen handel der oplettendheid waardig te doen wor' den, moest hy overgelaaten worden voor de kunde, nyverheid en zuinigheid van byzondere handelaars. Deezen weg zou men hebben moeten inflaan, indien men geflaagd hadt in het vastftellen eener gemeenfehap tusfchen Siberië en Indie, door middel van het onafhanklyk Tartarye, gelyk Peter de I. zich hadt voorgelleld. Deeze groote Vorst, altoos zwanger van ontwerpen, wilde deeze verbintenis openen door de Rivier de Sirth, welke Turkeftan befproeit; hy zondt, in den jaare 1719, tweeduizend vyf honderd man, om zich te verzekeren van den mond dier Riviere. Doch zy was niet meer in weezen. De wateren waren, langs verfcheiden Kanaalen, afgeleid en gebragt in het Meir Atall. Dit was het werk der Usbekfche Tartaaren, die agterdógt hadden opgevat uit de herhaalde waarneemingen , welke zy hadden zien doen. Een zo zonderling voorval deedt de Rusfen befluiten om weder te keeren na Astracan, vanwaar zy vertrokken waren. Het Hof van Petersburg moest zich dan vergenoegen met de gemeen? T 3 'fchap,  BOEK. 294 GESCHIEDENIS fchap, welke het met Indie onderhieldt door middel van de Kaspifche Zee. Dusdanig was, in de vroegfte Eeuwen, de weg, langs welken het Noorden en Zuiden gemeenfehap onderhielden met elkander. De nabuurige Gewesten van dit uitgeftrekte Meir, welke tegenwoordig zeer arm, fchaars bevolkt en zeer woest zyn , vertoonen aan het oog der oplettenden blyken van een ouden luister, welke niet kan gelochend worden. Men ontdekt 'er nog dagelyks Hukken Gelds, in de Munt der eerfte Kalifs geflagen. Deeze en andere niet minder echte Gedenk ftukken geeven grond aan de gisfinge, dat zommige lndiaanen, ten tyde van Auguftus, fchipbreuk hebben geleeden omtrent de Kusten van de Elve: een gebeurtenis, welke men, ondanks het gezag van gelyktydige Schryvers, welke dit voorval verhaaien , altoos voor verdicht heeft gehouden. Men heeft nimmer begreepen, hoe de bewooners van Indie op de Duitfche Zeeën konden vaaren. Maar, gelyk de Heer de Voetaire aanmerkt, 't was niet vreemder, een Indiaan te zien handel dryven in de Noordlyke gewesten , dan een Romein door Arabie na Indien te zien trekken. De lndiaanen reisden na Perfie, gingen te fcheep aan de HirkanifcheZee, voeren de Wolga op, drongen door de Karna in groot Permie, en konden van daar weder te fcheep gaan aan de Noord- of Oost Zee. 'Er waren ten allen tyde menfchen van onderneeminge. Dan, wat 'er ook zy van deeze gisfingen, de Engelfchen hadden Archangel niet ontdekt, in 't midden dtr Zestiende Eeuwe, en den Koop-  DER BEIDE INDIEN. 2©5 Koophandel mee Rusland begonnen, of zy be. raamden het ontwerp, om zich, door middel van de Wolga en de Kaspifche Zee, een veel korter en gemak lyker weg na Perfie te baanen, dan de Portugeezen koozen; deeze waren genoodzaakt gantsch Afrika en een gedeelte van Afie om te zeilen, om in de Perfifche Golf te koomen. Hier toe wierden zy te kragtiger aangemoedigd , omdat het Noordlyk gedeelte van Perfie, welk van de Kaspifche Zee befpoeld wordt, veel ryker voortbrengzels oplevert dan het Zuidlyk gedeelte. De behirvanfehe, de Manzeradanfche, en voornaamlyk de Ghilanfche Zyden, zyn de beste van gantsch Ooften , en konden dienen tot het aanleggen van.uitneemende Fabriken. Maar de Engelfche Koophandel was nog niet genoeg bevestigd, om zwaarigheden te overmeesteren, welke eene dus uitgeftrekte en zamengeltelde onderneeming moest ontmoeten. Deeze zwaarigheden, egter, fchrikten, etlyke jaaren laater, eenen Hertog van Holftein niet af, welke Zyde Fabriken in zyne Staaten hadt opgeregt. Hy wilde de oorfpronklyke Stoffen uit Perfie ontleenen, en zondt, diensvolgens , Gezanten derwaarts, welke op de Kaspifche Zee omkwamen. Toen Frankryk een begrip hadt verkreegen van den invloed des Koophandels op de Staatkundige Balans, wierdt het geneegen om de Perfifche Zyden over Rusland in zyne havens te brengen. De heillooze drift tot veroveringen deedt dit ontwerp vergeeten, nevens zo veele anderen, door etnige kundige lieden, tot heil van dit groot Ryk, uitgedagt. T 4 Het BOEK.  V. SOEK. 296 GESCHIEDENIS Het kon niet anders zyn, of Peter de I, geleid door zyn vernuft, zyne ervarenis en door de vreemdelingen, welke hem van hunnen raad dienden, moest in 't einde begrypen, dat het de zaak zyner Onderdaanen was, zich te verryken door den inkoop der Perfifche voortbrengzelen , en allengskens van die van Indien. Van hier dat deeze groote Vorst de onlusten, welke het Ryk der Sophis hebben omgekeerd, niet zo dra hadt zien een begin neemen, of hy verzekerde zich, in den jaare 1722, van de vrugtbaare ftreeken, welke aan de Kaspifche Zee grenzen. De hitte van het Klimaat , de vogtigheid van den grond en de ongezondheid der Lucht deeden de Troepen fneuvelen, gezonden om deeze veroverde Landen te bewaaren. Rusland kon, egter, niet befluiten afftand te doen van de overweldigde Provinciën, voor dat het, in den jaare 1736, Koulikan, Verwinnaar der Turken, in ftaat zag om ze met geweld aan zich te trekken. Het Hof van Petersburg hadt den Koophandel van dit gewest geheel uit het oog verlooren , wanneer een Engelschman , Elton genaamd, in den jaare 1741, het ontwerp beraamde om zyne Natie in deszeifs bezit te (lellen. Deeze onderneemzieke mensch was in Rusfifchen dienst. Hy bedagt om 'de Engelfche Lakens langs den Wolga en over de Kaspifche Zee, na Perfie, het Noorden van den Indoftan en een groot gedeelte van Tartarye te zenden. In gevolge van zyn Ontwerp, moest hy in verwisfeling ontvangen Goud nevens de andere goederen, welke de Armeniërs, bezitters van den binneniandfchen Afiatifchen ban-  DER 3EIDE INDIEN. 297 handel, zich tot een buitenfpoorigen prys deeden betaaien. Dit Ontwerp wierdt greetig goedgekeurd door de Engelfche Muskovifche Maatfchappy, en het Rusfifche Minifteriebegunftigdc hetzelve. Doch naauwlyks hadt de Engelfche Gelukzoeker zynen loop begonnen, of het gelukte Koulikan, die, ter onderfteuninge zyner Eerzucht , ftoute en vlytige Werktuigen behoefde, hem in zynen dienst te doen overgaan, en door dit middel de heerfchappy over de Kaspifche Zee te verkrygen. Het Hof van Peters burg, misnoegd over dit verraad, herriep, in den jaare 1746, alle de toegeftaane voorregten; doch dit was een zwak middel tegen een zo groot kwaad. De geweldige dood van den Perfifchen dwingeland was veel meer gefchikt om de gemoederen gerust te ftellen. Deeze groote Omwenteling, welke de Staaten van den Sophi, veel dieper dan te vooren , in Regeeringloosheid dompelde, deedt den fcepter der Kaspifche Zee in de handen der Rusfen overgaan. Dit was eene noodige voorbereiding om den weg tot den handel met Perfie en de Indien te baanen; doch dit was niet genoeg om 'er gelukkig in te flaagen. De Armeniërs ftélden tegen den gelukkigen uitflag eenen bykans onoverkoomelyken hinderpaal. Eene werkzaame Natie, aan de gebruiken van het Oosten gewoon, bezitfter van groote geldfommen, in de uiterfte fpaarzaamheid ieevende , zedert onheugelyke tyden in het bezit van welberaamde Verbintenisfen, zich bemoeiende met de geringde kleinigheden, bekwaam tot de uitgeftrekttte befpiegelingen in, T 5 den V. SOEK,  V. BOEK. s98 GESCHIEDENIS den Koophandel: dusdanig eener Natie kon niet gemaklyk de voet gelige worden. Het Hof van Petersburg vleide zich ook niet met deeze hoop; het nam wysiyk het befluit om eene Volkplanting van dit listig, arbeidzaam en ryk Volk na.Aftrakan te lokken. Door hunne handen hebben ten allen tyde gegaan, en gaan nog tegenwoordig, alle de Afiatifche Koopmanfchappen, welke de Rusfen langs deezen weg bekoomen. De Invoer deezer goederen is van gering belang, en kan, in langen tyd, weinig toeneemen; althans zo men het geheim niet ontdekt om zich een weg ter weder uitvoeringe te baanen. Om de waarheid deezer ftellinge in een helder daglicht te plaatzen , zal 't genoeg zyn, ter loops het oog te flaan op den tegenwoordigen ftaat van Rusland. Dit Keizerryk, welk, even als alle de andere, uit kleine beginzels is voortgekoomen, is, door den tyd, het uitgeftrektfte Gebied van het Heelal geworden. Het beflaat in zyne uitgebreidheid , van het Oosten na het Westen, twee duizend twee honderd, en van het Zuiden na het Noorden, omtrent acht honderd Mylen. Veele leden van dit Kolosfusbeeld hebben nimmer gehad, noch hebben tegenwoordig, eenen vasten Regeeringsvorm. Hy, die door geweld of een zamenloop van zekere omftandigheden, het hoofd van anderen is geworden, heeft ten allen tyde geheerscht volgens Afiatifche , dat wil zeggen, onderdrukkende en eigendunkelyke beginzels. Men heeft 'er geene overeenkomst met de Europifche gewoon-  DER BEIDE INDIEN. 299 woonten , dan alleen door de inftelling van den Adeldom. Die is ongetwyfeld de voornaame oorzaak, welke het menschlyk geflagt verhinderd heeft op deezen onmeetelyken grond te vermenigvuldigen. By de optelling van den jaare 1747» vondt men 'er niet meer dan zes Millioenen, zes honderd zes en veertig duizend, drie honderd negentig perfoonen, welke hoofdgeld betaalden; op deeze Lyst waren gefield allen die van het mannelyk geflagt waren, van het eerstgebooren Kind tot den afgeleefdften Gryzaart. Het getal der Vrouwen even groot Hellende als dat der Mannen, blykt het, dat Rusland dertien Millioenen, twee honderd twee en negentig duizend, zeven honderd en tachtig Slaaven bevat. By dit getal moeten gevoegd worden de Rangen van het Keizerryk, welke aan deeze fchandelyke belastingen niet onderheevig zyn: te weeten, de Krygslieden, welke twee honderd duizend man bedraagen, dc Adel en de Geestlykheid, welke op het zelfde getal gerekend worden, en eindelyk de bewoO' ners van de Ukraine en Lyfland, welke niei meer dan twaalf honderd duizend uitmaaken. Hier uit blykt, dat de gezamentlyke bewooners niet meer beloopen dan een getal var veertien Millioenen, acht honderd twee en negentig duizend, zeven honderd en tachtig perfoonen van beide Sexen. 't Zou even nutloos als onmogelyk zyn, eer optelling te doen van de volken in die onmee telyke Wildernisfen omzwervende. Dewyl deeze Horden van Tartaaren, Siberiers, Sa moyeeden, Laplanders en Oftiakken niets kun ne V. BOEK. 1  V. BOEK. 300 GESCHIEDENIS nen toebrengen tot den rykdom, het vermogen en den luister van den Staat,mogen zyin 't geheel niet, of weinig gerekend worden. Wanneer de bevolking gering is, kunnen de inkomflen van het Ryk niet zeer aanmerkelyk zyn. Toen Peter de I den Throon beklom , bedroegen de belastingen , welke in 's Lands Schatkist kwamen, flegts vyf en twintig Millioenen. Hy bragt ze tot vyf en zestig Millioenen. Zedert zynen dood zyn ze weinig gereezen; en nogthans bezwykende Onderdaanen onder eenen last, welke te zwaar is voor. hunne kragten, door de Overheerfching onh zenuwd. Alles noopt Rusland om dit gebrek van bevolkinge en rykdommen te verhelpen. Het zal 'er door geen ander middel in flaagen, dan door den Landbouw. Men zou vrugtlooze poogingen aanwenden om dien in de Noordlyke Provinciën aan te moedigen. Geen voortbrengzel kan in deeze bevroozene Gewesten tie«* ren. Met vogelen, visfchen en wilde beesten , zullen de bewooners, in dit bar en woest Gewest wyd en zyd verfpreid, zich voeden, kleeden en hunne fchattingen betaaien. Naar maate men van 't Noorden afwykt, wordt de Natuur minder kaarig in menfchen en voortbrengzels. Nogthans kwynt alles in eene onnqeetelyke Landftreek, by mangel aan menfchen en de noodige hulpmiddelen. Deeze grond verwagt zynen voorfpoed van de kundigheid , het mededogen en de hulp der Overheid. De Ukraine zal inzonderheid- de aandagt tot zich trekken. Dit uitgeftrekt Gewest, welk, naa dat het eèni-  DER BEIDE INDIEN; 3tri eenigen tyd onder de heerfchappy van de Porte en van Poolen heeft geftaan, in de bezittingen van den Czaar is verfmolten , is misfchien de vrugtbaarfte Landflreek der bekende waereld. Rusland krygt van . daar zyne meeste leevensbehoeften, en de meeste goederen, in welke het Koophandel dryft; en nogthans brengt het niet het twintigfle gedeelte op van hetgeen het zou kunnen opleveren. De Kofakken, welke het voormaals bewoonden, zyn, Voor 't meerengedeelte , gefneuveld op togten, die tot moorden waren aangelegd. Men heeft hen van Oftiakken en Samojeeden willen vervangen; maar begreep men nieï, dat deeze menfchen, door hunnen kleinheid of mismaaktheid , een ryzig, fterk en moedig geflagt zonder vrugt zouden doen veraarten ? 't Zou gemaklyk en redelyk zyn, de Moldaviers en Valakken te lokken, die aan Rusland, door de banden van den zelfden Godsdienst,zyn verknogt, en hetzelve aanmerken als den Zetel van het Griekfche Keizerryk. Niets zou den Landbouw kragtiger bevorderen dan het openen der Mynen. De Natuur heeft dezelve in verfcheiden Provinciën geformeerd ; maar zy heeft ze als verkwist in Siberië, niettegenftaande dit een laag Land, en de grond 'er vogtig en moerasfig zy. Het Yzer, welk van daar gehaald wordt, is beter dan 't welk andere gewesten van Rusland opleveren, en zelf zo goed als het Zweedfche. Deeze arbeid zoude werk verfchaffen aan menfchen , welke geen werk hebben, als mede uitftetkende Werktuigen tot den Landbouw aan ongelukkige Slaaven, welke dikwyJs genoodzaakt V; POEK.  V. BOEK. 30a GESCHIEDENIS zaakc zyn, een harder en wreeder grond met hout te bewerken. Nevens de uitdelving van Yzer, zou men die der kostbaare Metaalen voegen , die de begeerlykheid van alle menfchen en volken zo kragtig ontfteeken , en welke Siberië boven alle andere Landen bezit. Zyne Zilver-Mynen, naby Argun, zyn van ouds bekend; en men heeft onlangs Zilver- en GoudMynen in het Land der Baskirs ontdekt. 'Er zyn Volken, wier belang het zyn zoude, deeze bronnen van rykdommen te verwaarloozen en te dempen. Dus is het niet geleegen met Rusland , alwaar alle inlandfche Provinciën zich in zulk een ftaat van armoede bevinden, dat 'er naauwlyks de tekens van overeenkomlte bekend zyn, welke in den Koophandel alles verbeelden. De Koophandel, welken de Rusfen begonnen hebben met China, Perfie, Turkye en Poolen, heeft genoegzaam eeniglyk ten grondflage de Pelteryen van Hermelynen, Wezels, witte Wolven en zwarte Vosfen, welke Siberië oplevert. Men vindt 'er Vellen, welke de grillige Mode, om de fynheid, de lengte, de koleur en de glans van het hair, tot een ongelooflyken prys heeft doen fteigeren. Deeze verbintenisfen zouden nog aanmerkelyker kunnen worden, en zich tot nieuwe voorwerpen uitftrekken. Ondertusfchen zullen de meeste verzendingen van 's Lands voortbrengzelen altoos op de Kusten van de Oost-Zee gefchieden. Zelden ziet men ze gaan door de handen van Rusfifche Kooplieden. Het ontbreekt hun doorgaans aan kunde, geld, Crediet en vryheid. Vreemde  DER BEIDE INDIEN. 303 Vreemde Huizen ontvangen en verzenden de Koopmanfchappen. 'Er is geen Land zo gunftig tot het uitbreiden van den Koophandel geleegen. Genoegzaam alle Rivieren zyn 'er bevaarbaar. Peter de I wilde der Natuure door de Kunst te hulpe koomen, en de ftroomcn, door verfcheiden Kanaalen, met elkander vereenigen. De voornaamfte zyn voltooid. Zommige zyn nog niet tot volkomenheid gebragt; van andere is niet meer dan flegts het ontwerp beraamd. Zodanig is het groot ontwerp om de Kaspifche met de Zwarte Zee te vereenigen, door het graaven van een Kanaal uit den Donau tot aan de Wolga. By ongeluk zyn deeze middelen, welke het vertier der Koopmanfchappen binnenslands in Rusland overal zo gemaklyk maaken, en die gepaard gaan met eene gunflige gemeenfehap met alle de Gewesten des Aardbodems, nutloos geworden door de banden, welke de Nyverheid niet kan affchudden. De Regeering heeft den Koop en Verkoop der gewigtigfte Voortbrengzelen in handen. Zo lang deeze Monopolie duurt, zal .deKoophandel kwynen. Het opofferen deezer vernielende Staatsinkomften zou den algemeenen welvaart bevorderen; doch het zou niet toereikende zyn, zonder de vermindering deiTroepen. Toen Peter de I den Throon beklom, beftondt de Rusfifche Krygsmagt uit veertig duizend ongeregelde en woeste Strelits, die geene dapperheid bezaten, dan tegen de Volken, welke zy onderdrukten, en tegen den Souverein, welken zy, naar het goeddunken hunner gril- V. BOEK.  30+ GESCHIEDENIS V; BOEK. grilligheid, afzetten of vermoorden. Deez* groote Vorst dankte die oproerige Krygsmagt af; en het gelukte hem, een Krygsweezen te formeeren, naar dat van de overige Europifche volken ingerigt. Rusland moet, in weerwil van de deugdelykheid zyner Troepen, van alle de Mogendheden den Oorlog zorgvuldigst vermyden. De zucht, om invloed te krygen in de zaaken van Europa, moet het nimmer verre van zyne grenzen trekken; het zou 'er niet kunnen beftaan zonder onderffand: en het zou tegen alle reden zyn, dat een Staat, die flegts zes perfoonen op ieder vierkante Myl telt, zyn bloed zou willen verkoopen. De vergrooting van eenen reeds te uitgebreiden grond moet heE geene vyandlykneden doen beginnen. Nimmer zal 't het Keizerryk gelukken om de vrugt der inrigtingen van zynen Hervormer te verzamelen , een aaneengrenzenden en geflootenen Staat te formeeren, en een verlicht en bloeiend Volk te worden, zo het niet afzie van de zo gevaarlyke Veroverzucht, om zich geheellyte over te geeven aan de Kunsten des Vredes. Geen zyner nabuuren kan het noodzaaken om van dit heilzaam Ontwerp af te wyken. Ten (Noorden wordt het Ryk beter bewaard door de Ys - Zee, dan het door Vlooten of Stérkten zou kunnen beveiligd worden. Een Bataillon en twee Veldflukken zouden genoeg zyn, om alle de Tartaarfche Horden j welke ten Oosten eenige beweeging durfden maaken, te doen verftrooien. Indien het gebeurde dat Perfie uit zyne puinhoopen' verrees, deszelfs poogingen zouden ver-  der beide INDIEN* 3O5 verlooren gaan op de Ys-Zee, en in de onmeetelyke Wildernis, welke dat Ryk van Rusland fcheidt. Ten Zuiden zyn de Turken tegenwoordig onvermogende; en het Tooneel, waarop zy hunne werkzaamheid zouden kunnen toonen, is even vernielende voor den Verwinnaar als voor den Verwonnenen. Wat heeft Rusland ten Westen te vreezen van de Poolen, welke nimmer Steden, noch Troepen, nochjnkomften, noch Regeeringsvorm gehad hebben, en die bykans geen Land meer hebben? Zweeden heeft alles verlooren, 't geen het voormaals gedugt maakte. Het heeft niets overgehouden, dan de zekerheid, dat het van Finland zal beroofd worden, zo dra het Hof van Petersburg deeze onderneeming met zyne belangen beftaanbaar zal oordeelen. Genomen dat het vernuft van Frederik, welke tegenwoordig de Muskovitifche magt in het Noorden in evenwigt houdt, ftand hieldt in zyne Opvolgers, is het niet waarfchynelyk, dat de Brandenburgfche eerzucht zich na den kant van Rusland zal wenden. Nimmer zullen deeze Monarchen de eene hand over dit Ryk kunnen opheffen, zonder de andere na de zyde van üuitschiand uit te ftrekken; hierdoor zou hun vermogen te'zeer verdeeld worden , om kragtdaadig te zyn. Uit deeze befchouwingen volgt, dat Rusland aan zyne wel overleide belangen het opofferen van een gedeelte zyner Landmagt verfchuldigd is. Misfchien zal het afdanken van II. Deel. V een V. BOEK.  V. BOEK. 30f5 GESCHIEDENIS een gedeelte zyner Zeemagt niet minder noodzaak lyk zyn. De geringe verbintenisfen van dit Keizerryk met het overige gedeelte van Europa wierden alleen te Lande onderhouden, toen de Engelfchen, bezig met het zoeken van een doortogc door de Noord Zee na de Oostindien, de haven van Archangel ontdekten. Den Dwina opgevaaren zynde, landden zy te Moskow, en leidden 'er den grond van een nieuwen Koophandel. De haven van Archangel was de eenige in gantsch Rusland, door middel van welke men gemeenfehap kon houden met de buitenlanders , toen Peter de 1 het middel verzon, om de Zeelieden, welke de Witte Zee bezogten, na de Oost-Zee te lokken, en dus aan de voortbrengzels van zyn Ryk een uitgebreider en voordeeliger uic\ oerplaats te bezorgen. Zyn fcheppend vernuft deedt hem wel haast verder gaan, Hy wierdt eerzuchtig genoeg om eene Zeemogendheid te worden; Krconftad, welk Petersburg tot eene Haven verftrekt, befiemde hy tot de legplaats zyner Vlooten. Voor de Haven-Kom is de Zee niet wyd genoeg (*). De fchepen, die 'er willen binnen loepen , worden, door den fnelftroomenden Neva, met geweld gedreeven tegen de gevaarlyke Finlandfche Kusten. Het Kanaal, langs welk men binnen koomt, is zo vol klippen, dat men het gepaste Weêr moet waar- nee- (*) Zie de reeds aangehaalde Brieven over Ruu land. Vert.  der beide INDIEN. 307 neemen om ze te vermyden. De fchepen verrotten 'er fchielyk. Om het Ys houdt 'er : het uitloopen der Vlooten langer aan dan elders. Men kan alleen met een Oosten wind in Zee loopen, en de Weste winden waaien aan deeze Oorden het grootfte gedeelte van den Zomer. Dit laatfte ongemak heeft veroorzaakt, dat de Timmerwerven overgebragt zyn na Petersburg, van waar de fchepen niet te Kroonltad kunnen koomen, dan naa alvoorens , met groot gevaar, gebragt te zyn over eene droogte in het midden der Riviere. Indien Peter de I niet die blinde voorkeuze hadt gegeeven, welke groote Mannen, zo wel als het gros der menfchen, gewoon zyn te geeven aan de plaaczen, welke zy als gefchapen hebben, men zou hem gemakiyk hebben kunnen doen begrypen, dat de Kroonftad en Petersburg niet gefchikt waren tot eene ltapelplaats voor zyne Zeemagt, en dat de Kunst 'er de Natuur niet kon dwingen. Hy zou den voorrang gegeeven hebben aan Reval, alwaar zich minder zwaarigheden opdeeden tegen deeze gewigtige beftemming. Misfchien zou hy, by nadere overweeging, gezien hebben, dat de legging van zyn Ryk ftrydig was met den aart eener Zeemogendheid. In de daad, Rusland heeft weinig Zeekusten; de meeste zyn niet bevolkt, en geen van allen zal den fcheepvaart verkiezen, althans -zo de Regeeringsvorm niet verandere. Waar zal men de menfchen vinden, bekwaam om Oorlogfchepen te beftuuren ? Nogthans gelukte het Peter den I om eene V 2 Zee- V. joek.  3o8 GESCHIEDENIS V. BOEK. Zeemagt te fcheppen, Eene drift, welke voor niets ftondt, deedt hem zwaarigheden overwinnen, welke voor onoverkoomelyk wierden gehouden; doch dit gefchiede tot grooter roem dan nut. Indien het welzyn des Keizerryks zynen Opvolgeren immer ter harte gaa, zul-, len zy afzien van de ydeleglory, om hunne Vlag te vertoonen in afgeleegene Oorden, alwaar hy geenen Koophandel heeft te befchermen, welke alleen op de Vaderlandfche Reeden, en dan nog door uitlandfche Kooplieden, gedreeven wordt. Dan zaï Rusiand, van ontwerp veranderende , de fommen befpaaren, welke zes en dertig of veertig Oorlogfchepen hetzelve zonder voordeel kosten, en het zal zich vergenoegen met zyne Galeien , welke toereikende zyn ter zyner verdeediginge, en die het zelf in ftaat zullen ftellen om alle de Mogendheden van de Oost Zee te beftryden, indien de omftandigheden het immer mogten vereifchen. Deeze Galeien zyn van verfchillende grootte; zommige zyn voor de Ruitery, doch de meeste voor het Voetvolk gefchikt. Dewyl zy bqmand worden met Soldaaten, allen bekwaam om de Riem te behandelen, is noch vertraaging, noch te groote onkoste te vreezen. Mén gaat alle nachten ten anker, en de landing gefchiedt daar mèn zulks 't minst verwagt hadt. Naa de ontfcheeping, haaien de Troepen de Galeien op het drooge, en maaken 'er eene Verfchansfing van. Een gedeelte van het Leger houdt aldaar de wagt; de overige verfpreiden zich door het Land, welk zy onder brand- fchat-  DER BEIDE INDIEN. 309 fchatting willen brengen. Naa het eindigen van den togt gaat men wederom te fcheep, om de plondering en verwoesting na elders over te brengen. Hoe veele maaien heeft men de proef genomen van de kragtdaadigheid deezer togten 1 De veranderingen, welke wy hebben aangeweezen, zyn noodzaaklyk om Rusland te doen bloeien; zy zyn, egter, niet genoeg. Om deezen voorfpoed eenigzins beflendig te maaken, moet de Orde der Throonsopvolginge op een vasten voet gebragt worden, De Kroon van dit Keizerryk was langen tyd erflyk; by de jongfte omwenteling is zy verkiesbaar geworden. Ondertusfchen wil ieder Natie weeten, volgens welk regt zy beheerscht worden; 't geen den meesten indruk op haar heeft, is 1 het regt van geboorte. Neem dit zigtbaar I teken van voor het oog der menigte weg, en 1 gy zult de Staaten met oproerigheden en onI lusten vervullen. ' Doch het is niet genoeg, den Volken eenen » Oppervorst te geeven, welken zy niet kunnen I verzaaken. Deez' Oppervorst moet hen ge' lukkig maaken; iets, 't welk in Rusland onmogelyk is, ten minsten zo de gedaante van den Regeeringsvorm 'er niet veranderd worde. De burgerlyke flaaverny is de ftaat van alle I de Onderdaanen deezes Keizerryks, behalven j de Edelen : zy ftaan ter befchikkinge van hun| ne barbaarfche Heeren, gelyk elders de Kud\ den. Onder de Slaaven, die 't meest mishani deld worden, behooren de Landbouwers, die waardige luiden, van wier geluk, rust en vryV 3 heid V. BOEK.  V. BOEK. gxo GESCHIEDENIS heid men , onder gelukkiger luchtftreeken, zo vrolyk heeft gezongen. In de Staatkundige Slaaverny is de geheele fJatie vervallen, zints de Oppervorsten het ■willekeurig gezag hebben vastgefteld. Onder de Onderdaanen, welke in dit Keizerryk als vryen worden aangemerkt , is 'er niemand, die zedelyke zekerheid bezit van zyn perfoon , den beftendigen eigendom zyner goederen, en eene Vryheid, welke hy niet kan verliezen , dan in bekende en door de Wet bepaalde gevallen. Europa heeft zedert lang het oog gevestigd op het ontwerp van een Wetboek, welk aan Rusland eene bepaalde Wetgeeving zal bezorgen. De doorlugtige Vorstin , welke thans den Throon bezit, heeft zeer wel begreepen, dat de Onderdaanen zelve de Wetten moeten goedkeuren, naar welke zy moeten leeven, zullen ze als hun eigen werk geëerbiedigd en bemind worden. Myne Kinderen, dus luide haare inneemende aanfpraak tot de Afgevaardigden der Steden van haaruitgeftrektGebied; myne kinderen , wikt en weegt nevens my het belang der Natiën; laaten wy gezamentlyk een Lichaam van Wetten zamenftellen , welk bet algemeen geluk op een duurzaamen grondflag vestigt. .Maar wat zyn Wetten zonder Wethouders ? Wat zyn Wethouders , wier Vonnisfen de Oppervorst naar goedvinden kan veranderen, of die zelf hen kan ftraffen omdat zy ze geveld hebben? Onder dusdanigen Regeeringsvorm kan 'er geene verbintenis zyn tusfchen de Leden en hun  DER BEIDE INDIEN. 311 hun Opperhoofd. Indien de laatfte altoos gedugt is voor de eerften, deezen zyn altoos gedugt voor 't laatfte. De algemeene magt, welke 't hoofd misbruikt om de Leden te verpletteren, is niets anders dan de verzameling der byzondere vermogens van hun, welke hy onderdrukt. De wanhoop, of een edeler gevoel, kunnen ze elk oogenblik tegen hem wenden. De eerbied, aan de naagedagtenisfe van een zo groot Man, als Peter den I, verfchul' digd, moet geene oorzaak zyn, om welke men niet zoude mogen zeggen, dat het hem niet gefchonken was, het geheel van een welgeregelden Staat met een enkelen opflag te doorzien. Hy bezat veel aangebooren vernuft. Men boezemde hem zucht tot roem in. Deeze drift maakte hem werkzaam, geduldig, oplettend, onvermoeid, bekwaam tot het vermeesteren van zwaarigheden , welke de Natuur , de onkunde, de gewoonte, de hardnekkigheid tegen zyne onderneemingen (telden. Door middel zyner begaafdheden, en met be. hulp der Vreemdelingen, welke hy in zyn Ryk lokte, gelukte 't hem een Leger, eene Vloot, en een Haven te ftigten. Hy maakte veele noodzaaklyke fchikkingen, tot het gelukkig flaagen zyner ftoute ontwerpen; doch fchoon de Faam van alle kanten den verheeven eernaam van Wetgeever aan hem bedeed hebbe , naauwlyks, egter, heeft hy twee of drie Wetten gemaakt, die nog het Kenmerk van een woest Karakter droegen. Men zag hem niet die hoogte beklimmen, dat hy het geluk zyner Onderdaanen met zyne perfoonlyke grootV 4 heid V. BOEK.  V. boek. 312 GESCHIEDENIS heid kon zamenvoegen. Naa zyne roemruchtige verrigtingen, bleef de Natie kwynen in armoede, flaavernye en onderdrukking. Hy wilde niets van zyne willekeurige heerfchappy afflaan; hy breidde ze veeleer verder uit: hy liet zynen Opvoigeren dat woest en vernielend denkbeeld na , dat de Onderdaanen niets zyn, en dat de Vorst alles is. Zedert zynen dood heeft men onophoudelyk herzegd , dat de Natie nog niet genoeg verlicht was, om met voordeel haare boeijens te verbreeken. Vleiende Hovelingen, trouwlooze Staatsdienaars , leert dat de Vryheid het eerfte regt van alle menfchen is; dat de zorge, om haar ten algemeenen welzyn te doen medewerken, het hoofddoelwit zyn moet van ieder welgeregelde Maatfchappye; en dat de misdaad des gewelds beftaat m het grootfte gedeelte des Aardbodems van dit natuurlyk voorregt beroofd te hebben. Catharina, welke de zucht tot het verrigten van groote dingen met zich fchynt ten Throone gebragt te hebben, begint te begrypen , dat de verwoestingen, aangeregt in de Wildernisfen van Moldavië , en op eenige Weerlooze Eilanden, gekogt voor het bloed van twee of drie honderd duizend menfchen, haaren naam by het naageflagt niet dierbaar en eerwaardig zullen maaken. Men ziet haar bezig met het doen herleeven van het gevoel der vryheid, onder een door flaaverny verbeest volk. Zal zy in haare poogingen flaagen ten aanzien van het tegenwoordige geflagt ? dit is een bezwaarlyk op te losfen voorftel. Met opzigt op de toekoomende geflagten, zullen de volgende middelen van dienst zyn. Men  DER BEIDE INDIEN. 313 Men moet de vrugtbaarfte Provincie van 't Keizerryk uitkiezen, aldaar huizen bouwen, .dezelve voorzien van alles wat tot den Landbouw vereischt wordt, en voor ieder huis een bepaald Huk lands beftemmen. Voorts moeten, uit befchaafde gewesten, vrye lieden derwaards gezonden worden ; de vryplaats, voor hun toebereid, moet hun in vollen eigendom worden afgeflaan; zy moeten verzekerd zyn van leevensonderhoud voor drie jaaren, en zy moeten gefield worden onder het bewind van een Opperhoofd, welk in dat gewest geen eigendom bezit. Eindelyk moet 'er eene algemeene Verdraagzaamheid omtrent allerleie Godsdienftige Gezinten plaats hebben. Van daar zal het Zuurdeesfem der Vryheid zich verfpreiden door het ganlfche Keizerryk: de nabuurige landen zullen het geluk deezer Volkplanteren aanfchouwen, en even als zy gelukkig willen worden. Onder de Wilden geplaatst, zoude ik hun niet zeggen: Bouwt eene Hut, welke tot eene fchuiiplaats kan verflrekken tegen de ongemakken der guure Jaargetyden: zy zouden met my den fpot dryven ; maar ik zoude 'er eene bouwen. By het verfchynen van het koud faifoen, zoude ik de vrugten myner voorzorge plukken; de Wilde zou het zien, en 't volgende jaar myn voorbeeld volgen. Ik zoude niet zeggen aan een flaafsch volk: wees vry; maar ik zou hun de voordeden der vryheid voor oogen leggen, en zy zouden ze begeeren. Ik zou my wel wagten om myne volkplanters met de kosten te bezwaaren , welke ik voor hun had gedaan. Nog meer zou ik my V 5 wag- V. BOEK»  V. BOEK 3T4 GESCHIEDENIS wagten om op de naakomelingen de gewaande fchuld over te brengen van hun, die geftorven waren zonder ze betaald te hebben. Deeze Staatkunde zou niet min verkeerd dan onmenschlievend zyn. Geeft een man van twin. tig, van vyf en twintig of van dertig jaaren niet genoeg, wanneer hy u zyn perfoon, zyne lichaams kragten, zyne natuurlyke begaafdheden, zyn leeven ten gefchenke geeft? Moet hy u de Intrest betaaien van 't gefchenk, welk hy u doet ? Wanneer hy is ryk geworden, dan zult gy hem als uwen Onderdaan behandelen; en hier mede zult gy wagten tot aan het derde of vierde geflagt, indien gy uw Ontwerp wilt doen flaagen, en uwe Onderdaanen tot eenen ftaat brengen, van welken zy den tyd hebben gehad om de voordeelen te kennen. Zal Rusland , onder deeze nieuwe order van perfoonen en zaaken, in welke de belangen van den Monarch de zelfde zyn als die der Onderdaanen, weezenlyke fterkte ontvangen , moet de luister van deszelfs Glory getemperd worden; het moet afftand doen van den invloed, welken het op de algemeene belangen van Europa heeft verkreegen; Petersburg , zeer verkeerd tot een Hoofdftad aangelegd , moet eene ftapelplaats van den Koophandel worden; de Rykszetel moet in 't midden des Keizerryks gevestigd worden. Uit dit middelpunt der heerfchappye, zal een wys Vorst, met kennis oordeelende over behoeften en hulpmiddelen, kragtdaadig kunnen arbeiden tot het aan een hegten der te wyd van een leggende deelen van deezen grooten Staat. Uit de vernietiging van allerleie foorten van Slaa-  DER BEIDE INDIEN. 315 Slaavernye, zal een Burgerdaat gefaooren worden , zonder welken nimmer onder eenig volk, Kunsten, Zeden noch kundigheden gevonden wierden. Zo lang dit zalig tydftip niet gebooren wordt, zal Rusland vrugtlooze poogingen aanwenden ter verlichtinge zyner Onderdaanen, door het ontbieden van vermaarde mannen uit allerleie Gewesten. Deeze uitlandfche planten zullen daar te lande , even gelyk de vreemde gewasfen in onze Oranjeryen, derven. Vrugtloos zal men te Petersburg laage en hooge Schooien opregten; vrugtloos zal men na Parys en Rome Kweekelingen zenden, om door de beste Meesters te worden onderweezen. Deeze Jongelingen van hunne reizen thuis gekoomen, zullen genoodzaakt zyn, hunner begaafdheden vaarwel te zeggen , om zich te voegen in ondergefchikte ftanden , welke hun voedzel verfchaffen. Kortom', men moet van Meet af beginnen; en deeze Meet is, het in bloei brengen der Werktuiglyke Kunsten en der laagere rangen. Leer het Land bouwen, Beestenhuiden bewerken, Laken weeven, en gy zult fpoedig ryke Geflagten zien ten voorfchyn koomen. Uit hunnen fchoot zullen Kinders gebooren worden, die een wanfmaak hebbende in den vermoeienden arbeid hunner Vaderen, zich zullen begeeven aan het denken, aan het redekavelen, aan het fchikken en herfchikken van Lettergreepen, aan het naavolgen der Natuure, en gy zult draks Dichters, Wysgeeren, Redenaars, Beeldhouwers en Schilders hebben. Hunne voortbrengzels zullen onontbeerlyk worden voor de ryke iieden, en V. BOEK  3i6 GESCHIEDENIS V. BOEK. i ] 1 < I I ( 1 3 t ( 2 en zy zullen ze koopen. Zo lang men behoeftig is, arbeidt men; men houdt niet op mee arbeiden, dan wanneer de behoefte is geweeken. Dan ontftaat 'er Luiheid, en met de Luiheid, verveeling; en overal zyn de fraaie Kunsten kinderen van het Vernuft, de Luiheid en Verveelinge. Gaa de opkomst en aanwas der Maatfchappyen na, en gy zult Akkerbouwers ontmoeten, geplonderd door Roovers; en deeze Akkerbouwers eenigen uit het midden hunner afzonderen , om deezen Rooveren het hoofd te bieden; deeze was de oorfprong der Soldaaten. rerwyl zommigen den Oogst inzamelen, anleren op fchildwagt ftaan, zegt een handvol aurgers tot den Akkerman en den Soldaat: uw aeroep is lastig en werkzaam. Indien gy, Soldaaten, ons wilt verdeedigen, en gy, Akkerlieden, ons voedzel verfchaffen, zullen wy i van een gedeelte van uwen arbeid verligten, loor onze Dansfen en Gezangen. Zie daar len Dichter en Geleerde. Door den tyd heeft le Gtleerde zich verbonden, nu eens met het 3pperhoofd tegen de Onderdaanen, en dan :ong hy tot lof der Dwinglandye; ftraks met le Onderdaanen tegen den Dwingeland, en ïu zong hy den lof der Vryheid. In beiderlei ;eval wordt hy een aangeleegen Burger. Volg den beftendigen loop der Natuure, vant vergeefs zult gy u daar van tragten te rerwyderen. Gy zult uwe poogingen en kosen nutloos zien verfpillen; gy zult alles rondtm u zien te niete gaan; gy zult u genoegaam tot het zelfde punt van barbaarschheid ebragt vinden, waar van gy getragt hadt u te ver-  DER BEIDE INDIEN. 317 verwyderen, en gy zult aldaar blyven tot dat de omftandigheden uit uwen eigen grond doen voortkoomen eene gebrekkige regeerwyze, wier voortgang op zyn hoogst door vreemde kundigheden kan verfneld worden. Verwagt 'er niet meer van, en kweek uwen eigen grond. Een ander voordeel, welk gy hier in zult vinden, is, dat de Weetenichappen en Kunsten , op uwen grond gebooren, allengskens tot de volmaaktheid zullen naderen, en 'erdus Origineelen zullen ontftaan; maar zo gy Modellen van elders ontleent, zult gy van de reden van derzelver volkomenheid onkundig zyn, en u zeiven vernederen om ilegts flaauwe Copyen te zyn. Het tafereel van Rusland, welk wy hier wel hebben durven maaien, zou een buitenftap kunnen fchynen; maar misfchi«n was het 00genblik gebooren om de rechte waarde aan te wyzen van eene Mogendheid, welke, zints etlyke jaaren, een zo moedigen en luisterryken rol gefpeeld heeft. Thans moeten wy fpreeken van de verbintenisfen, welke de overige Europifche Natiën met China hebben aangegaan. China is een land, alwaar men van alle landen des Aardbodems de minste lediggangers , het eenige , misfchien, daar men in 't geheel geenen ledigganger vindt. Schoon de Drukkunst en alle de algemeene middelen, tot de Opvoeding noodig, 'er bekend zyn, ontmoet men . 'er , egter , geene groote gebouwen , geene fraaie Beelden, geene Dichtwerken , geene Welfpreekenheid, noch Muzyk, noch Schil- der- V. BOEK.  V. BOEK. 318 GESCHIEDENIS derkunde, in één woord, geene dier kundig, heden, welke een enkel mensch, zich aan overdenkingen overgeevende, door zyne eigene poogingen, tot een hoogen trap van volkomenheid zou kunnen brengen. Vermids de verhuizing na vreemde landen, door eene langduurige gewoonte, voor ongeoorlofd wordt gehouden , en het Keizerryk nitermaate volkryk is, zo bepaalt zich de arbeid alken tot het noodzaaklyke. 'Er is meer voordeels te behaalen met de ontdekking der geringde nuttige Kunst, dan met de edelde uitvinding, in welke flegts het Vernud doordraait. Hier wordt inzonderheid de vraag gedaan, welke maar al te dikwyls onder ons gehoord wordt, waar toe dient dat? Het vooruitzigt van een toekoomend gebrek boezemt allen burgeren werkzaamheid en vlyt in. Ieder oogenblik wordt op prys gefteld. Het belang moet de heimelyke of apenbaare dryfveer zyn van alle verrigtingen. Leugen, bedrog en dievery kan 'er primogelyk aangroeien: de ziel moet 'er laag, het gemoed bekrompen, belangzuchtig en kaarig zyn. ■ Een Europeaan koopt Stoffen te Canton; hy wordt 'er bedroogen, in opzigte van de Maat, de hoedanigheid en waarde. De goederen worden hem aan boord gebragt. De fchelmagtigheid van den Chineefchen Koopman is reeds bekend. Wanneer hy zyn geld komt haaien , krygt hy van den Europeaan tot befcheid : Chinees , gy hebt my bedroogen. Het antwoord van den Chinees is: het kan zyn; maar gy moet my betaaien. Maar, zegt de Europeaan, gy zyt een fchelm, een bedrieger.  DER BEIDE INDIEN. 3IQ drieger. Het kan zyn, Europeaan, hervat de Chinees, maar gy moet betaaien. De Europeaan betaalt eindelyk; De Chinees ftrykt het geld na zich, en zegt by het fcheiden: Wat hebt gy met uwe gramfchap gewonnen? Wat hebben uwe fcheldnaamen gebaat ? Zoudt gy niet veel beter gedaan hebben, dat gy u ftil gehouden en terftond betaald hadt? Overal daar men ongevoelig is voor beleediging, overal daar men om de fchelmery zo weinig bloost, kan een ftaat zeer wel beftuurd worden ; doch de Zeden der burgeren zyn 'er zeer verdorven en misdaadig. Deeze geest van inhaaligheid noodzaakte de Chineezen , in hunnen binnenlandfchen handel zich niet meer te bedienen van Goud en Zilver geld, welk in algemeen gebruik was. Zy wierden hier toe genoopt door de menigte van valfche Munters , welke dag aan dag toenamen : men lloeg voortaan niets dan kopere Munt. . . Dewyl het Koper zeer fchaars was geworden , door een zamenloop van gebeurtenisfen, wier geheugen de Gefchiedenis niet bewaard heeft, ftelde men in deszelfs plaats zekere fchelpen, by den naam van Cauris bekend. Welhaast bemerkte de Regeering, dat het volk geen behaagen vondt in deeze ligt breekende voorwerpen; en zy gaf hierom bevel, dat alle de koperen huisgeraaden, door het gantfche Keizerryk, in de Munten moesten gebragt worden. Dewyl dit kwalyk bedagt middel geene hulpmiddelen verfchafte, evenredig aan de algemeene behoeften, deedt men ongeveer vier honderd Tempels van Foë flegten, wier V. BOEK.  V. BOEK. 320 GESCHIEDENIS wier Afgodsbeelden gefmolten wierden. Vervolgens betaalde het Hof de Amptenaars en het Leger, deels met Koper, deels met Papier. De Onderdaanen hadden geen behaagen in deeze gevaarlyke nieuwigheid , en men moest 'er van af flappen. Zedert dit tydftip, nu bykans drie Eeuwen geleeden, is de koperen Munt de eenige, welke door het gezag der Wet bekragtigd is. In weerwil van de belangzucht der Chineezen, waren hunne verbintenisfen buitenslands, geruimen tyd, van luttel aanbelangs. De afzondering , in welke deeze Natie van de andere Volken leefde, ontllondt uit de veragting, welke zy voor hun hadt opgevat. Nogthans kreeg men fterker begeerte, dan men dus lang gevoed hadt, om de nabuurige havens te bezoeken; de Tartaarfche Regeering, minder gefield op de handhaaving der Zeden dan de Voorige Regeering, begunstigde dit middel om de Nationaale rykdommen te vermeerderen. De fcheepstogten, welke dus lang alleen by oogluiking geduld waren door de geldgierige bevelhebbers der Zee-Provincien, gefchiedden nu openlyk. Het kon niet anders zyn, of een volk, vermaard om zyne wysheid, moest eene gunstige bejegening ontmoeten. Het bediende zich van het verheeven denkbeeld, wegens hetzelve opgevat, ter aankweekinge vaii den fmaak voor de Koopmanfchappen, welke het konde leveren. Zyne werkzaamheid breidde zich zo wel te "lande als zeewaarts uit. 5 Tegenwoordig handelt China met Corea, 't welk geloofd wordt oorfpronklyk bevolkt te zyn door de Tartaaren; het is verfcheiden maaien  DER BEIDE INDIEN. $21 len door hen veroverd, en nu eens onderworpen geweest aan, en dan onafhankelyk van de Chineezen , aan welke het tegenwoordig tolpligtig is, Zy voeren derwaarts Thee, Porcelein en Zyden Stoffen, en ontvangen ïn betaaling Hennip-Linnen , Katoene Lywaaten. en eene gemeene foort van Ginfeng, De Tartaaren, welke men als vreemdelingen kan befchouwen, koopen van de Chineezen Wollen Stoffen,. Ryst* Thte en Tabak , en betaaien deeze goederen met Schaapen , Osfen, Pelteryen en voornaamlyk Ginfeng. Dit heestergewas groeit nergens anders dan op de fcherppuntigite bergen, in 't midden der digtfle boslchen , rondom de fchrikbaarendfte Rotzen. Zyn flam , met eene foort van Wol begroeid, is voor 't overige glad , rond , van eene donker roode I kleur, uitgezonderd aan het benedenfte gedeelte , daar hy eenigzins na het witte helt. Hy groeit ter hoogte van ongeveer achttien duimen. Aan het boveneinde fchiet hy takken , uit welke voortkoomen langwerpige j kleine, katoenagtige, getande bladeren, van boven donker groen, beneden witagtig en helder van kleur. Den ouderdom van dit Gewas kent men aan het getai der takken, en zyne waarde groeit aan met zynen ouderdom. De Ginfeng heeft verfcheiden deugden , van welke de bekendfte zyn, dat zy de Maag verfterkt en he- bloed zuivert. Dé Chineezen hebben 'er zo groote agdngvoor, dat zy ze nimmer te duur betaaien. De Regeering laat alle jaaren dit Gewas inzamelen door tien duizend Tartaarfche Soldaaten, II. Deel. X vart V. boek.  V. BOEK. 322 GESCHIEDENIS van welken ieder twee Oneen van de beste Ginfeng voor niet moet leveren. Het overige wordt tegen Zilver opgewoogen. De burgers hebben geene vryheid tot het doen deezer inzamelingen; doch zy gehoorzaamen niet aan een zo gehaat verbod. Zonder deeze overtreeding eener onregtvaardige Wet, zouden zy niet in ftaat zyn tot het betaaien der goederen, welke zy uit het Keizerryk ontvangen, en gevolglyk moeten misfen. Van den Koophandel van China met de Rusfen hebben wy reeds gefproken. Tegenwoordig is dezelve van niet veel belang; doch hy kan en moet het worden. De handel, welken zy met de bewooners van klein Bucharie dryven, beftaat in Thee, Tabak en Lakens, voor welke zy in betaaling ontvangen Stofgoud, welk zy in hunne ftroomen vinden , wanneer de fneeuw begint te fmelten. Indien deeze Barbaaren immer de kunst leeren van het openen der Mynen, met welke hunne Bergen vervuld zyn, zal men de wederzydfche verbintenisfen, welke thans kwynen , eenen aanwas zien verkrygen, welker paaien onmogelyk kunnen aangeweezen worden. Het Keizerryk wordt gefcheiden van de Staaten des Mogols, en van andere landen van Indien, door Zandwoeftynen,Bergen en Rotzen, welke den toegang onmogelyk maaken. Van hier dat deszelfs Koophandel te lande zo bepaald is, dat hy naauwlyks acht of negen Millioenen bedraagt; dochter Zee is hy veel aanmerkelyker. Deeze handel van China tlyft ftand houden,  DER BEIDE IN D I E N. 33$ dëh, door middel van zyne Zyden Stoffen, zyn Thee, zyn Porcelein en eenige andere goederen van minder waarde. Japan betaalt de Chineezen met Koper en Goud; de Philippynfche Eilanden, met Piasters; Batavia , met Peeper en Speceryen; Siam, met Verfhout en Vernis ; Tonquin, met Zyde; Cochinchina, met Suiker en Goud Alle deeze takken zamen genomen , bedraagen dertig Millioenen, en kunnen honderd ert vyftig fchepen aan de vaart houden. De Chineezen winnen ten minsten honderd ten honderd op deeze onderfcheidene goederen, van welke Cochinchina de helft levert. Hurtne Correspondenten op de meeste Markten, welke zy bezoeken, 'zyn de afftammelingert van de zulken hunnen Landgenooten, welke hun Vaderland verlieten, toen de Tartaaren het vermeesterden. De Koophandel van China, welke, tërt Noorden, niet verder ftrekt dan tot in Japan , en ten Oosten tot in de Straaten van Malacca en Sunda, zou, waarfchynelyk, eene grooter uitgebreidheid verkreegen hebben, indien de Chineefche Scheepstimmerlieden, minder verflaafd aart de oude gebruiken, zich verwaardigd hadden om zich in de fchool der Europifche Zeelieden te doen onderwyzen. De zulke hunner , die zich eens op dë Kusten van Ch;na vertoonden, wierden zonder onderfcheid in alle havens toegelaaten. Hunne buitenfpoorige gemeenzaamheid met de Vrouwen; hunnegewelddaadigheden regen de Mannen; herhaalde bedryven van hoogX 2 moed V. BOEK.  V. BOEK. 324. GESCHIEDENIS moed en ohbefcheidenheid, deeden hen zedert verbannen na Canton, de Zuidelykfte haven van het Keizerryk. Deeze Stad legt aan de Oevers van den Tigris, eene groote Rivier, welke, van den eenen kant, door verfcheiden Kanaalen, gemeenfehap heeft met de afgeleegenfte Pro* vincien, en, van den anderen kant, de grootfte fchepen tot voor de muuren der Stad brengt. Men zag 'er onze Galjoenen onder die des Lands vermengd. Vervolgens heeft men de Europifche fchepen genoodzaakt, het anker te laaten vallen te Hoaung-pon, vier mylen van de plaats, 't Is twyfelagtig, of de vreeze voor overrompeling dit behoedmiddel aan de hand gaf, dan of het een middel was, door luiden van aanzien, ter bevorderinge van hunne byzondere belangen, verzonnen. Deeze beide gistingen hebben haaren grond in het wantrouwen en de gierigheid der Chineezen. Deeze fchikking maakte geene verandering in den perfoonlyken toeftand der Zeelieden. Zy bleeven te Canton alle de vryheid behouden , welke niet ftreedt tegen de algemeene rust. Door hun eigenaartig Karakter maakten zy 'er een misbruik van: zy wierden wel haast eener omzigtigheid moede, welke noodzaaklyk is onder een Regeeringsvorm vol pligtpleegingen. Zy wierden geftraft voor hunne onvoorzigtigheid; alle toegang tot lieden van aanzien wierdt hun ontzegd. De Wethouderfchap, hunner geftadige klagten moede, wilde hun niet te woorde ftaan, dan door middel van Tolken, van Chineefche Koop-  ' DER BEIDE INDIEN. 325 Kooplieden afhankelyk. Alle de Europeaanen kreegen bevel om te gaan woonen in eene oord der Stad, welk hun wierdt aangeweezen. Niemand wierdt ontflagen van deeze verpligting , dan de zulken, die elders een huiswaard aantroffen, welke voor hunne zeden en gedrag inftondt. Deeze bepaalingen wierden nog naauwer in den jaare 1760. Het Hof, van de Engelfchen berigt gekreegen hebbende, dat de Koophandel door krytende onregtvaardigheden gedrukt wierdt, zondt Gelastigden uit Peking, die zich door de befchuldigden lieten omkoopen. Op het berigt van deeze omgekogte lieden, wierden alle Europeaanen aan een zeker klein getal huizen bepaald, daar zy geen handel konden dryven dan met eenige weinige Kooplieden , met een uitfluitend Voorregt gefterkt. Deeze Monopolie heeft opgehouden; maar de andere banden blyven nog in kragr. De Thee is een Heestergewas, van de hoogte als onze Granaat- of Myrtheboomen. Het koomt voort van zaadkorrels, in gaten van drie of vier duimen diep gezaaid. Men geeft alleen agt op de bladeren. Op den ouderdom van drie jaaren levert hy ze in overvloed op. De boom wordt alsdan by den Ham afgefneeden om Looten te krygen, ieder van welke bykans zo veel uitlevert als een volkomene boom. De meeste Chineefche Provinciën planten Thee; maar zy is overal niet even goed, fchoon men overal de voorzorge gebruikt om ze tegen het Zuiden en in de vlakten te planten. Die op een fteenagtigen grond X 3 groeit* V. BOEK.  V. BOEK. 326 GESCHIEDENIS groeit, is veel beter dan die op een losfen grond voortkoomt, en nog beter dan die van een geelagtigen grond g plukt wordt. Het onderfcheid van grond is niet de eenige oorzaak van de meerdere of mindere volmaaktheid der Thee; de jaargetyden, in welke de bladeren geplukt worden, hebben 'er nog meer invloeds op. De eerfte verzameling gefchiedt in het begin van Lentemaand. De bladeren, welke dan klein, teder en lekker zyn, maaken de foort uit, bekend by den naam van Keizerlyke Thee: dewyl zy voornaamlyk ftrekt ten gebruike van het Hof en de hooge Amptenaaren. De bladeren van de tweede inzamelinge in Grasmaand zyn grooter en meer ontwikkeld; doch minder van foort dan de eerften. De laatfte en minst geagte Thee wordt in de volgende Maand geplukt. Alle de drie foorten worden in groote tinnen bosfen geflooten, om ze te beveiligen tegen de lucht, welke ze haaren geur zou doen verliezen. 1 hee is de gewoone drank der Chineezen. Het was geene enkele grilligheid, door welke het gebruik derzelve wierdt ingevoerd. Genoegzaam door het gantfche Keizerryk is het water ongezond en onfmaaklyk. Geen middel was van een zo. goede uitwerkinge om dit te verhelpen dan de Thee. De ondervinding deedt haar nog andere goede eigenfehappen toefchryven Men begon te gelooven, dat zy een voortreffelyk middel was om het bloed te zuiveren, dat zy het hoofd en de Maag verfterkte, de fpysverteering en doorwaasfeming bevorderde. Het  DER BEIDE INDIEN. 327 Het hoog gevoelen, welk de eerfte Europeaanen , die in China aanlandden, van de Landzaaten hadden opgevat, deedc hun het misfchien buitenfpoorig denkbeeld, welk zy van de Thee hadden, omhelzen. Zy deelden ons hunne drift mede, en deeze drift heeft van tyd tot tyd nieuwe kragt ontvangen in het Noorden van Europa en Amerika, en in alle andere Landen, daar de Lucht zwaar en vol dampen is. Hoe groot ook in 't algemeen de kragt der Vooroordeelen zy, het kan niet in twyfel getrokken worden, of de Thee niet eenige goede uitwerkzels hebbe onder de Volken, by welke het gebruik daar van allermeest is aangenomen, Dit nut kan, egter, niet zo groot zyn als in China zelf. 't Is bekend, dat de Chineezen de beste foorten van Thee voor zich zeiven bewaaren. 't Is bekend, dat zy onder de Thee, welke buitenslands wordt verzonden , dikwyls andere bladeren vermengen, die, hoewel gelyk in gedaante, nogthans misfchien gantsch verfchillende eigenfchappen hebben. Eindelyk is 't bekend, dat de Chineezen, uit hqofde van de fterke verzendinge, minder keurig zyn geworden in de keuze van den grond, en minder naauwkeurig in de toebereiding. De nadeelen, uit deeze onagtzaamheid en trouwloosheid ontftaande, neemen toe door de wyze, op welke wy haar gebruiken. Wy drinken de Thee te heet en te fterk. Wy vermengen ze altoos met veel Suiker, dikwyls met reukwerken, zomtyds met fchadelyke geestige dranken,. Behalven deeze overweegingen, zou X 4 de V. BOEK.  V. 328 GESCHIEDENIS de lange togt, welken zy over Zee moet doen, genoeg zyn om haar het grootfte gedeel te van haar heilzaam Zout te doen verhezen. Men zal geen beflisfend oordeel kunnen vellen over de kragten der Thee, voor en aleer zy in onze Gewesten verplant is. Men begon aan den uitflag te wanhoopen, niettegenftaande de proeven flegts genomen waren met zaadkorrels, naar men wil, met geene genoegzaame voorzorge gekoozen. Eindelyk heeft men de plant zelve herwaarts overgebragt, hebbende een ftam van zes duimen hoog ; zy is ter hand gefield aan den Heere LiMvflus, den vermaardflen Kruidkenner van Kuropa. Het is deezen bekwaamen Man gelukt, dezelve in 't leeven te houden; hy hoopt ze, zelf in Zweeden, in de opene Lucht aan te kweeken: dewyl zy niet fterft in de Noordlyklte ilreeken van China. Het zal een groot voordeel voor ons zyn, dat wy zelvtn een Gewas kunnen kweeken, welk bezwaarlyk zo veel kan verliezen by het veranderen van grond, als by het verfchommelen op den langen togt,, welken de vrugt genoodzaakt was te doen. Het is niet lang geleeden, dat 'er zich luttel hoope voor ons opdeedt, immer het geheim van Porcelein maaken te zullen vinden. 'Er waren, etlyke jaaren geleeden, in de Kunstverzameling van den Graave deCaylus voorhanden twee of drie kleine brokken van een ruuw Egyptisch Vaas, welke, door proeven, met groote.omzigtigheid en overleg gekomen, bevonden wierden ongedekt Porce- Jeiu  DER HEIDE INDIEN. 329 lein te weezen. Indien deeze Geleerde geen' misflag begaan hebbe, noch door anderen misieid zy , was deeze fraaie Kunst reeds bekend in het oude Egypten, ten tyde van zynen bloeienden voorfpoéd. Doch 'er zouden echter Gedenkftukken dan één enkel voorbeeld vereischt worden, om de eer deezer uitvindinge aan China te onthouden, alwaar de eerfte oorfprong in de duifterheid der tyden verdwynt. Zonder het gevoelen der zulken toe te vallen, die Egypte eene hooger oudheid van Ryksltigting, van Wetten, Weetenfchappen en allerleie Kunsten toefchryven , hoewel China misfchien met even goed regt zich dezelve kan toeeigenen; wie weet, of deeze twee Ryken, even oud, hunne burgerlyke inftellingen niet verfchuldigd zyn aan een Volk, gefprooten in de uitgeftrekte Landftreek, welke ze van een fcheidt ? Of de woeste bewooners der hooge bergen van Afie, naa veele Eeuwen herom gedwaald te hebben op het Vaste land, welke het middelpunt uitmaakt van ons Halfrond , zich niet ongevoelig verrpreid hebben na de Zeekusten , welke het omringen, en onderfcheidene Volken geformeerd hebben in China, Indie, Perfie en Egypte? Of de agtereenvolgende overliroomingen, welke misfchien dit gedeelte der Aarde hebben verwoest, de menfchen niet als opgeflooten hebben in deeze gewesten , die door bergen en wildernisfen zyn doorfneeden?— Deeze gisllngen zyn te minder vreemd van de Gefchiedenisfe des Koophandels, naar gelang deeze, vroeg of laat, X 5 een V. 30EK.  V. BOEK. I ] 1 I I i ( J i 1 I I 1 i i « ] 330 GESCHIEDENIS een nieuw licht moet verfpreiden over de algemeene Gefchiedenis des Menschdoms, deszelfs voortplanting, begrippen en allerleie uitvindingen. De uitvinding van het Porcelein, indien liet eene der verwonderlykfte , is althans 2ene der fraaifte, welke het menschlyk vermft heeft voortgebragt. De netheid der Weelde is van meer waardye dan haare kostbaarheid. Het Porcelein is eene foort van Aardwerk, )f liever, het is het volkomenfte van alle \ardwerken. Het is meer of min wit, meer )f min fterk, meer of min doorfchynende. De doorfchynendheid is aan het zelve niet ierwyze eigen, of men vindt 'er veele en :eer fraaie foorten, welke deeze eigenfchap liet bezitten Het Porcelein is doorgaans gedekt met :en wit of gekleurd Vernis. Dit Vernis is fiets anders dan eene laag gefmolten Aas, welk nimmer meer dan halfdoorfchyïend zyn moet. Aan deeze Laag, welke ei;enlyk bet Porcelein maakt, wordt de naam jegeeven van gedekt Porcelein. Daar deeze bon van Vernis aan ontbreekt, draagt den ïaam van Tweebakken Porcelein. Dit laatfte leeft wel de inwendige waardye van het ïerstgemelde; maar het is niet zo zindelyk, liet zo luisterryk en fraai. Het woord Aardwerk Itemt volkomen >vereen met de befchryving van het Porceein, omdat, gelyk die van alle andere gemeene Aardwerken, deszelfs ftoffe onmiddeyk ontleend wordt uit de zelfftandigheid der Aarde  DER BEIDE INDIEN. 331 Aarde zelve, zonder eenige andere Kunstverandering, dan eene eenvoudige vaneenfcheiding der deelen. Niets uit het Ryk der Delfftoffen of der Zouten ontleend, wordt gebruikt tot zyn maakzel, zelf niet van zyn Verglaas zei, welk uit genoegzaam even eenvoudige ftoffen beftaan moet. Het beste en doorgaans het fterkfte Porcelein is datgeen , welk gemaakt wordt van de minst verfchillende ftoffen; dat wil zeggen, van eene foort van fteen, welke kan verglaasd worden, en eene witte en zuivere foort van fchoone Kley. Van deeze laatfte Aarde hangt af de vastheid en llerkte van het Porcelein en van alle Aardwerken in 't gemeen. De Kenners verdeelen het Afiarisch Porcelein in zes rangen: Forelle Porcelein, Wit oud Porcelein, japansch Porcelen , Chmeesch Porcelein, Japansch-Chineesch en Indisch Porcelein. Alle deeze benaamingen hebben met zo / eer haaren grond in een weezenlyk onderfcaeid als in zekere uitwendige venooning Het Forelle • Porcelein, welk zonder twyfel deezen naam voert, omdat het eenige overeenkomst heeft met de fcnubben van de Forelle, fchync het oudfte te zyn, en bezit de meeste kenmerken van de eerfte uitvindinge der Kunst. Het heeft twee onvolmaaktheden. DeKlei-aarde is ahoos graauw, en het Verglaaszel overal gefcheurd. Deeze gtfeheurdheid zit niet alleen in het Verglaaszel, maar ook in de ftoffe zelve. Dit is de reden, dat dit Porcelein weinig doorfchy- nend V. BOEK.  V. soek, 332 GESCHIEDENIS nend is , geen klank heeft, zeer broos is, doch beter beftand tegen het vuur dan de andere foorten. Om de wanflalligheid, uit deeze fcheuren ontfiaande , te verbergen, heeft men het met verfchillende kleuren gefpikkeld. Deeze verfcheidenheid van kleuren maakt deszelfs waarde uit, en heeft het vermaard gemaakt. De geringe moeite, met welke de Graaf de Lauraguais deeze mengeling heeft naagemaakt, heeft de opmerkzaamen overtuigd, dat deeze foort niets anders is dan misbakken Porcelein. Het Oud-wit heeft zekerlyk groote fchoonheid, 't zy men agt geeve op den glans van het Verglaaszel, of op het Tweebak zelve. Dit Porcelein is in hoogen prys, komt zelden voor en is van weinig gebruik. De Kleiaarde, van welke het gemaakt wordt, is zeer fchaars; men heeft 'er niets anders van kunnen maaken dan kleine Vaazen of Beeldtjes. In den handel wordt het voor Japansch Porcelein verkogt, hoewel het zeker fchyne , dat 'er zeer fraai Porcelein van de zelfde I j foort in China wordt gemaakt. Men vindt j: 'er van twee verfchillende Verwen; het een is volmaakt melkwit, het ander ziet een wei- j nig uit den blaauwe, waardoor het doorfchynender is. Men heeft dit Porcelein te Sc Goud tragten naa te maaken , en 'er zya ftukken vervaardigd, die weezenlyk fraai zyn. Doch zy, die ze van naader by hebben on- 1 derzogt, hebben bevonden, dat zy tegen het echte Porcelein niet konden opweegen. Het valt bezwaarlyker dan men doorgaans f; denkt, het zo genaamde Japanfehe van het 1 fraaifte  DER BEIDE INDIEN. 333 fraaifle Chineefche Porcelein te onderfcheiden. Een ervaren kenner, welken wy geraadpleegd hebben, verzekert, dat het Verglaaszel van het zo genaamd echt Japansch in 't algemeen witter is en minder uit den blaauwe ziet dan het Chineesch Porcelein; dat de fieraaden 'er fchaarzer zyn; dat het blaauw meer glans heeft; dat de tekeningen en bloemen minder fcheef zyn, en de Natuur in dezelve beter gevolgd is. Zyn getuigenis fchynt bevestigd te worden door de Schryvers, welke verhaalen, dat de Chineezen , welke op Japan handelen, (tukken Porcelein van daar haaien , welke meer glans doch minder vastheid en fterkte dan hun eigen hebben, en dat zy ze gebruiken tot het verfieren hunner vertrekken, doch nimmer in het dagelyksch gebruik , omdat ze niet wel tegen het vuur kunnen. Hy houdt voor Chineesch Porcelein alles wat gedekt is met een gekleurd Vernis, het zy Zeegroen, blaauwagtig of purper violet. Alle het Japanfche Porcelein, welk wy [Franfchen] bezitten , hebben wy gekreegen, en krygen wy nog, door middel der Hollanderen, de eenige Europeaanen, welken de ingang in dit Ryk niet verbooden is. Het is niet onmogelyk, dat zy gekogt hebben van het Porcelein, welk de Chineezen jaarlyks derwaarts brengen, of dat zy het te Canton zelve gekogt hebben. In beide gevallen zou de onderfcheiding tusfchen Japansch en Chineesch Porcelein valsch en op vooroordeel gegrond zyn. Uit dit gevoelen vloeit nogthans voort, dat alles wat onder ons den naam van Japansch V. BOEK.  V. BOEK. 334 GESCHIEDENIS pansch Porcelein draagt, altoos een zeer fraai Porcelein is. 'Er is minder twyfel aangaande hetgeen den naam draagt van Chineesch Porcelein. Het Verglaaszel ziet min uit den blaauwe, het heeft meer kleuren, en de fchilderyen zyn vreemder dan die van het zo genaamd Japansch. De kleiaarde is doorgaans witter, gebondener en vetter; de korrel is fyner, vaster, en het is dunner. Onder de verfchillende foorten van Porcelein , welke in China gemaakt worden, ontmoet men eene, welke zeer oud is. Het is befchilderd met donker blaauw, fraai rood en koper groen. Het is zeer dik, vast en zwaar Onder deeze foort vindt men ook het zo genaamde gefchubde. Het niet grfchubde heeft een helderen klank i doch beide foorten zyn niet zeer doorfchynende. Het wordt verkogt onder den naam van oud Chineesch; rnen gelooft dat de fraaifle Hukken uit Japan koomen. Dit was oorfpronklyk eerder een fraai Aardwerk dan echt Porcelein. Door den tyd en de ondervinding is het tot grooter volkomenheid gebragt. Het heeft meer doorfchynendheid gekreegen, en de kleuren, 'er zorgvuldiger op gelegd, zyn glansryker. Dit Porcelein is daar in van andere foorten weezenlyk onderfcheiden, dat het harder en fterker is. Onder aan de Hukken van deeze foort van Porcelein ziet men altoos drie of vier overblyfzels van Steunzels, van welke men zich bedient om te beletten, dat ze onder het bakken krom worden. Door dit middel heeft men ftukken van eene aanmerkelyke hoogte  der beide INDIEN. 335 hoogte en wydte vervaardigd. Het Porcelein , welk niet van deeze foort is en hedendaagsch Chineesch genoemd wordt , is fyner van korrel, en heeft een witter enfchooner Verglaaszel. Het draagt zelden tekens van Steunzels, en de doorfchynendheid heeft niets glasagtigs. Alles wat gemaakt wordt van deeze kleiaarde, wordt gemaklyk gedraaid, zo dat de hand des Werkmans 'er over fchynt gegleeden te hebben als over eene voortreffelyke foort van klei. '£r is een bykans oneindig onderfcheid tusfchen deeze foorten van Porcelein, ten aanzien van de gedaante, de kleuren, de bewerking en prys. Aan eene vyfde foort van Porcelein hebben wy den naam gegeeven van Japans-Chïneesch, omdat het met de fieraaden van het zo genaamde Japansch de zulke paart, welke meer in den fmaak van het Chineesch zyn. Onder dit Porcelein wordt 'er eene foort gevonden, verfierd met een zeer fchoon blaauw met wit Lofwerk. Dit Verglaaszel heeft dat byzonders, dat het beftaat uit een echt wit Emaus, terwyl de andere Verglaaszels halfdoorfchynende zyn: want de Chineefche Verglaaszels zyn nimmer volkomen doorfchynende. 1 In 't algemeen worden de kleuren op de zelfde wyze gelegd op alle foorten van Chineesch Porcelein, zelf op de naagemaakten. De eerfte en de vastfte kleur, is het blaauw; deeze kleur wordt doorgaans onbereid op de Vaten gelegd, voor dat zy verglaasd en in den oven gebragt worden: invoege dat het Verglaaszel, welk 'er vervolgens opgelegd wordt, V. boek.  V. SOEK. 336* GESCHIEDENIS wordt, haar tot een fmeltzel verftrekt. Alle de andere kleuren , het Blaauw zelf, welk vervolgens met dezelve wordt vermengd ± worden op het Verglaaszel gelegd, en moeten voorat' vermengd worden met eene zoutagtige ftoffe of Loodkalk, welke haar te beter in het Verglaaszel doet indringen. Eene wyze van het Porcelein te fchiideren, den Chineezen byzonder eigen en onder hen zeer algemeen, is het Verglaaszel geheel te kleuren. In dit geval wordt de kleur niet onder noch op het Verglaaszel gelegd, maar met het Verglaaszel zelf vermengd. Men befpeurt in dit geval zonderlinge fpeelingen der Verbeeldingskragt. Doch hoe de kleuren ook op het Porcelein gelegd worden, zy worden doorgaans bereid uit Cobal, Goud, Yzer en Koper. Die uit Koper bereid wordt j is zeer teder en vereischt groote voorzorge. Alle de foorten van Porcelein, van welke wy hebben gefproken, worden gemaakt te King-to-ching, een groot Vlek in de Provincie Kianfi. Zy verfchaffen 'er werk aan vyf honderd Ovens en een Millioen menfchen. Men heeft ze te Peking, en op andere plaatzen van het Keizerryk, zoeken naa te bootzen ; doch men is overal ongelukkig gedaagd, hoewel men zorgvuldig is bedagt geweest om de zelfde Werklieden en de zelfde ftoffen te gebruiken. Dit is de reden, dat men overal van deezen tak van i\y ver heid heeft afgezien , behalven in de nabuurfchap van Canton , alwaar het Porcelein gemaakt wordt, by ons bekend onder den naam van Indisch Porcelein. Dan, in 't algemeen zyn de kleuren i  der beide INDIEN. 337 ren, voornaamlyk het blaauw en rood, veel minder dan die van het Porcelein, welk in Japan en in het binnenfle gedeelte van China wordt gemaakt. Alle de kleuren, behalven het blaauw, zyn 'er bultagtig, en gemeenlyk kwalyk gelegd. Dit is het eenigfte Porcelein, op welk men de purperkleur ontmoet; 't geen aanleiding heeft gegeeven tot de dwaaze verbeelding, dat het in Holland wordt gefchilderd. De meeste Schotels en Vaazen , welke onze Kooplieden venten, koomen uit deeze Fabriek, in China niet zeer geagt. De Europeaanen hebben de kunst van Porcelein maaken zoeken naa te bootzen. Saxen is 'er gelukkiger in geflaagd dan de andere Gewesten. Zyn Porcelein is het echte Porcelein, betraande waarfchyneiyk uit zeer eenvoudige ftoffen, fchoon afhangende van eene zorgvuldiger zamenvoeging dan in Afie wordt in agt genomen. Deeze byzondere zamenvoeging, en de fchaarsheid der ftoffen, welke 'er toe gebezigd worden , moeten de groote duurte van dit Porcelein veroorzaaken. Dewyj uit deeze Fabriek flegts eene en de zelfde foort van Porcelein voortkomt, is men, mee geene geringe waarfchynelykheid, op de gedagte gevallen, dat de Saxers flegts een byzonder ge-, heim bezitten, doch de kunst van Porcelein maaken in 't geheel niet verftaan. Dit vermoeden wordt bekragtigd door de groote overeenkomst tusfchen het Saxisch en andere foorten van Duitsch Porcelein, welke uit genoegzaam de zelfde zamenvoeging van ftoffen fchynen gemaakt te worden. Wat 'er ook zy van deeze gisfing, men mag , II. Deel. Y met V. boek.  V. BOEK. j 338 GESCHIEDENIS met waarheid zeggen, dat 'er geen Porcelein is, wiens Verglaaszel fraaier, effener, gladder, fterker en vaster is. Het weerftaat een zeer groot vuur, veel langer dan verfcheidene Verglaaszels van Chineesch Porcelein. Deszelfs kleuren zyn aangenaam voor 't oog en fterk. 'Er zyn geene kleuren bekend zo wel naar het Verglaaszel gefchikt. Zy zyn niet te veel noch te weinig gefmolten. In glans en luister overtreffen zy doorgaans de kleuren van het Porcelein van Sevre. Dit woord herinnert ons, dat wy eenig gewag moeten maaken van het Franfche Porcelein. 't Is bekend, dat het gemaakt wordt, van niets anders dan eene foort van fteenen, die uit zich zelve onfmeltbaar zyn, welke men , een beginzel van fmeltinge doet aanneemen, door het bydoen van eene meerdere of mindere hoeveelheid zouts. Van hier, dat het glasagtiger, fmeltbaarer, en onfterker is dan alle de andere Porceleinen. Het Sevrefche Porcelein, welk zonder tegenfpraak het flegtfte van allen is, en wiens Verglaaszel zich altoos eenigzins geelagtig vertoont, uit hoofde van het Lood, welk 'er de overhand in heeft, heeft geene andere waarde, dan die de Tekenaars van den eerften rang daar aan kunnen , geeven Deeze groote meesters hebben aan zommige ftukken zo veel kunst befteed, dat zy by het naageflagt in waarde zullen gehouden worden; maar in zich zeifis dit Porcelein Qegts een voorwerp van fmaak, van Weelde en Geldverkwistinge. De fteunzels zullen de voornaamfte oorzaaken van deszelfs hoogen 3rys zyn. Alle  der. beide INDIEN. 339 Alle het Porcelein bevindt zich, op het oogenblik als het voor de laatfte reize in het vuur gezet wordt, in een ftaat van beginnende fmeltinge: alsdan bezit het eene zekere maate van weekheid, en zou kunnen geboogen en behandeld worden als het Yzer, wanneer het gloeiende is. 'ür is nog geen Porcelein bekend, welk in deezen ftaat niet iets lydt. Indien de gedraaide {tukken meer dikte en lystwcrk aan de eene dan andere zyde hebben , haalt de fterkfte den zwakften kant over; zy worden krom aan dien kant, en het ftuk is verlooren. Men verhelpt dit ongemak door middel van ftukken Porcelein , van het zelfde Deeg gemaakt, en van verfchillende gedaanten,welke geplaatst worden onder of tegen de deelen, welke 't meest uit fteeken, en meer gevaars loopen dan de andere om krom te worden. Dewyl alle het Porcelein in het vuur inkrimpt, naar maate het gebakken wordt, moet de {toffe, van welke de fteunzels gemaakt wordt, insgelyks niet alleen kunnen inkrimpen , maar haare inkrimping moet ook niet meerder noch minder zyn, dan die van het ftuk, welk zy moet onderfteunen. Vermids de verfchillende ftoffen onderfcheiden zyn , ten aanzien van eene meerdere of mindere inkrimpinge , zo volgt,dat het fteunzel van de zelfde ftoffe zyn moet als bet Porcelein. Hoe het Porcelein minder tegen het vuur beftand is, en ligter verglaasd wordt, hoe het fterker moet onderfteund worden. Dit is inzonderheid het gebrek van het Sevrefche Porcelein, wiens Deeg voor 't overige zeer duur is , en welk dikwvls meer noodig heeft toe Y a dfl V. boek. i  V. BOEK. 340 GESCHIEDENIS de fleunzels, dan tot het Porcelein zelf. Aan de noodzaakelykheid van dit kostbaar middel is nog een ongemak verknogt. Het verglaaszel kan niet in den zelfden tyd gebakken worden als het Porcelein, welk dus tweemaalen in het vuur moet gezet worden. Dewyl het Chineefche Porcelein, en de foorten, die naar hetzelve gelyken , gemaakt worden van een vaster Deeg , dat niet zo fpoedig verglaasd wordt, behoeven zy ook zelden onderfteund te worden, en bakken te gelyk met het Verglaaszel. Zy verflinden dus minder Aarddeeg, krimpen minder, hebben mindertyds, oppasfens en vuurs noodig. Zommige Schryvers hebben geloofd, de voortreffelykheid van het Afiatifche Porcelein boven het onze onwederfpreekelyk betoogd te hebben, door aan te merken , dat het laatfte minder beftand is tegen het vuur, dan 't geen daar aan ten Modelle heeft verftrekt; dat alle de Europifche Porceleinen in het Saxifche fmelten, en dat het Saxifche in het Indifche fmelt. Niets is valfcher dan deeze ftelling, in haaren uitgeftrektften zin genomen. 'Er is weinig Chineesch Porcelein , welk zo wel beftand is tegen het vuur als het Saxifche. Het wordt mismaakt en kookt in het vuur, in 't welk het Porcelein van den Heer de Lauragais bakt. Doch dit is van geen of weinig belang. Het Porcelein is niet gefchikt om weder te keeren in de Ovens, in welke het gebakken is. 't Geen het Chineefche Porcelein inzonderheid doet uitmunten boven het Europifche, zyn de volgende eigenfchappen; het is fterker; het wordt fchielyker en met minder gevaar warm;  DER BEIDE INDIEN. 341 warm; het lydt zonder gevaar den fpoedigen indruk van koude ofkookende vogten; het is gemaklyker in het bearbeiden en bakken: een onvergelykelyk voordeel, welk oorzaak is, dat 'er, zonder moeite, flukken van allerhande grootte van gemaakt worden, dat het met minder gevaars wordt gebakken, dat het beter koop en in algemeener gebruik is, en gevolglyk het voorwerp zyn kan van een uitgeftrekter Koophandel. Een ander zeldzaam voordeel van het Indifche Porcelein, is, dat deszelfs Deeg zeer gefchikt is om 'er fmeltkroezen en duizend andere Werktuigen van te maaken , welke in de Kunsten van dagelyksch gebruik zyn. Niet alleen zyn deeze Vaaten langer beftand tegen het vuur; maar, 't geen nog van meer dienst is, zy deelen niets mede aan het glas en andere ftoffen, welke 'er in gefmolten worden. Derzelver ftoffe is zo zuiver, zo wit, zo gebonden en zo hard, dat het niet dan bezwaarlyk fmeit, en geene kleur afgeeft. Frankryk is op het punt om het genot van alle deeze voordeelen te genieten. Zeker is het, dat het den Graave de Lauragais, die lang gezogt heeft na het geheim van het Chineefche Porcelein, eindelyk gelukt is, een Porcelein te vervaardigen, welk 'er veele overeenkomst mede heeft. Deszelfs gronéftoffen bezitten de zelfde eigenfchappen; en zo zy niet volmaakt van de zelfde foort zyn, zy zyn ten minften eene foort van het zelfde geflagt. Hy kan, even als het Chineefche, zyn Deeg lang of kort maaken; hy kan zyne gewoone, of eene andere wyze van bewerken volgen. Y 3 Zyn V. BOEK.  34a GESCHIEDENIS V. boek. Zyn Porcelein behoeft niet te wyken voor het Chineefche, ten aanzien van de gemaklykheid om te kunnen gedraaid worden, en het overtreft het in de vastheid van Verglaaszel, misfchien ook in de vatbaarheid om de kleuren te ontvangen. Indien het hem gelukt, 'er de zelfde fynheid en witheid aan te geeven, zullen wy het Chineefche Porcelein gemaklyk kunnen ontbccren. •—. Dus is het niet geleegen met de Zyde. De Jaarboeken van dit Keizerryk fchryven de ontdekking der Zyde toe aan eene der Vrouwen van den Keizer Hoangti. De Keizerinnen hielden het zedert voor eene aanger)3ame tydkorting, de Zydewormen te kweeken , de Zyde te verzamelen en ze vervolgens te verwerken. Men wil zelf, dat in 't midden van het Paleis eene opene plaats was, gefchikt tot het aankweeken van Moerbefiénhoornen. De Keizerin, verzeld van de aanzienlykfte Vrouwen van het Hof, begaf zich ftaatelyk na deeze plantaadje, en plukte'er met eigene handen de bladeren van eenige takken , welke men zo Jaag na beneden trok, dat zy ze bereiken konde. Eene zo verftandige Staatkunde moedigde deezen tak van Nyverheid derwyze aan, dat de Natie, welke dus lang zich met beestenvellen hadt gedekt, wel haast in zyde gekleed ging. In korten tyd wierdt de overvloed van de volmaaktheid gevolgd. Dit laatfte voordeel was men verfchuldigd aan de Schriften van verfcheidene geleerde Mannen, zelf van eenige Staatsdienaaren, die het niet beneden hunne waardigheid rekenden, hunne aandagt tot deeze nieuwe Kunst uit  DER BEIDE INDIEN. 343 uit te drekken. Geheel China oeffende zich in het befpiegelende gedeelte van alles, wat hier toe eenige betrekking hadt. De Kunst, om de Wormen te kweeken, welke de Zyde voortbrengen, deeze vrugt te fpinnen , en 'er voorts ftoffen van te bereiden, ging uit China over na Indien en Perfie, alwaar zy geen (hellen voortgang maakte. Ware het dus niet geweest, Rome zou, tot aan de Derde Eeuwe, geen pond Goud vooreen pond Zyde hebben gegeeven. Toen Griekenland , in de Achtfte Eeuwe, deezen tak van Nyverheid hadt aangenomen, wierdt de Zyde eenigzins bekender, hoewel niet algemeen. Zy was langen tyd een voorwerp van pragtig vertoon, gefchikt voor de luisterrykfte plaatzen en de grootfte plegtigheden. Roger , Koning van Sicilië , ontboodt eindelyk Zydewerkers van Athene ; en welhaast wierdt het kweeken van Moerbefiënboomen van dit Eiland overgebragt na het nabuurig Vaste-land. Andere landen van Europa wilden deel neemen aan een voordeel, welk Italië verrykte; naa eenige vrugtlooze poogingen daagden zy 'er gelukkig in. Om den aart der Luchtftreeke, en misfchien om nog andere oorzaaken, is het, egter, overal niet even voorfpoedig gelukt. De Napelfche, de Siciliaanfche Zyde, als mede die van Reggio, is zeer (legt. Nogthans wordt zy met voordeel gebruikt ;zy wordt zelf noodzaaklyk vereischt tot alle gebreide Stoffen , tot borduurzels, en tot alles, waar toe fterke zyde moet gebruikt worden. De andere Italiaanfche Zyden , die van Novi, Venetië, Toskaanen, Milaan, MontY 4 ferrat, V. boek.  344- GESCHIEDENIS V. BOEK. i I 1 t I 1 ï 1 1 t I l I ferrat, Bergamus en Piemont, worden'tot de 'Keten gebruikt, fchoon zy allen niet de zelfde fraaiheid of deugd bezitten. Aan de Bologneefche Zyde wierdt langen tyd de voorrang boven alle de andere gegeeven. Zints de Piemontecfche Zyde tot volkomenheid gebragt is, bekleedt deeze den eerften rang, in effenheid, fynheid en ligtheid. Die van Bergamus koomt 'er het naast by. Schoon de Zyde, welke Spanje oplevert, over 't algemeen genomen, zeer fraai is, verdient die van Valentie grootlyks den voorrang. Beide kunnen ze tot alles gebruikt worden. Haar eenige gebrek is, dat ze te vol Oly zyn; 't geen een groot ongemak is in het verwen. De Franfche Zyden, voortreflyker dan de meeste Europifche Zyden , moeten in ligtheid alleen wyken voor de Piemonteefche en Jie van Bergamus. Voor 't overige heeft w, geverfd zynde, meer glans dan de Pienonteefche , grooter effenheid en kragt dan iie van Bergamus. Frankryk verzamelde, Jtlyke jaaren geleeden , zes duizend Kwinaalen Zyde. Het pond van veertien Oneen vierdt verkogt voor vyftien tot een en twinig Livres. Den prys op een middelgetal 'an achttien Livres gefield zynde, gaf dit een nkoomen van tien Millioenen. Wanneer de u'euwe Plantaadjen tot de volkomenheid ge>ragt zyn , welke men 'er van mag verwagen , zal deeze Mogenheid bevïyd zyn van ene belasting , welke zy den Vreemdeling etaalt. Tegenwoordig is dezelve nog zeer anmerkelyk. In weerwil der verfebeidenheid van Zyden, welke  der beide INDIEN. 345 welke in Europa wordt verzameld, kan het, egter, de Chineefche Zyde niet ontbeeren. Schoon deeze, over 't algemeen, zwaar en oneffen is, zal zy, egter, altoos gezogt worden om haare witheid. Het wordt doorgaans geioofd, dat zy dit voordeel van de Natuur ontleent. Is het niet eigenaartiger te denken, dat de Chineezen, terwyl zy gefponnen wordt, in het Bekken zekere floffe werpen, welke de kragt bezit om de ongelykflagtige, ten minsten de groffte deelen te verdryven ? Het gering verlies van deeze Zyde, in vergelyking van alle andere Zyden , wanneer men haar kookt om geverfd te worden, fchynt deezer gisfinge niet luttel kragts te geeven. Wat hier van zy, de witheid der Chineefche Zyde, waar omtrent geene Zyde by haar kan vergeleeken worden , doet haar alleen bekwaam zyn tot het maaken van Blonden en Gaazen. De poogingen, om in het maaken van Blonden, voor de Chineefche onze Europifche Zyde te gebruiken, zyn altoos ongelukkig afgeloopen , 't zy dat men ze bereid of onbereid gebruikt hebbe. Niet zo ongelukkig is men geweest ten aanzien van het Gaas. De witfte Franfche en Italiaanfche Zyde heeft men ten deezen oogmerke met een fchynbaar gelukkigen uitllag gebezigd; doch de glansen de witheid zyn nimmer zo volkomen. Geduurende de jongstverloopene Eeuwe, haalden de Europeaanen weinige Zyde uit China. De onze wierdt toen voldoende gehouden voor de zwarte en gekleurde Gaazen, en voor de Merlis , welke toen in gebruik waren. Door den fmaak in witte Gaazen en Blonden, Y 5 ze- V. BOEK.  V. BOEK. 346 GESCHIEDENIS zedert veertig, en nog meer zedert de laatfte vyf en twintig jaaren, zeer algemeen geworden , heeft het vertier in dit Ooftersch voortbrengzel fterk toegenomen. In onze dagen heeft het jaarlyks beloopen tagtig duizend ponden , van welke Frankryk telkens gebruikt heeft omtrent drie vierde deelen. Deeze invoer is zo fterk toegenomen, dat de Engelfchen alleen, in den jaare 1766, honderd vier duizend ponden trokken. Dewyl 'er zo veel niet noodig was tot de Gaazen en Blonden , gebruikten de Fabrikeurs een gedeelte tot hunne Moor- en Kouzen-Fabriken. Deeze Kouzen bezitten, boven de andere, het voordeel van eene blinkende en onveranderlyke witheid ; doch zy zyn op verre na niet zo fyn. Behalven deeze Zyde, van eene witheid haar alleen eigen, welke voornaamlykverzameld wordt in de Provincie Tche-Kiang, en by ons in Europa bekend is onder den naam van Nankin-Zyde, de plaats alwaar zy voornaamlyk verwerkt wordt, levert China gemecne Zyde uit, welke wy Cantonfche Zyde noemen. Dewyl zy alleen gefchikt is voor den Inflag van zommige Stoffen, en zo duur is als de Europifche Zyde, welke ten zelfden oogmerke dient, wordt zy niet zeer getrokken. De Engelfchen en Hollanders koopen niet boven de vyf of zes duizend pond. De Stoffen bedraagen meer. De Chineezen zyn niet min bedreeven in bet verwerken dan het verzamelen der Zyde. Deeze loffpraak moet, egter, niet toegepast vorden op zulke Stoffen, in welke Goud of / Zilver  DER BEIDE INDIEN. 347 Zilver gewerkt wordt. Hunne Handwerkslieden hebben nimmer het Goud- en Zilverdraadtrekken kunnen leeren ; zy bewinden hunne Zyde flegts in verguld Papier, of leggen de Stoffen op het papier zelve. Beide handelwyzen zyn even gebrekkig. Hoewel de menfchen doorgaans meer bekoord worden door het nieuwe dan het weezenlyk voortreffelyke, wierden deeze Stoffen, in weerwil van haaren glans en pragt, onder ons nimmer zeer getrokken. Niet minder hebben wy ons geflooten aan de llegtheid van het patroon. Men ziet 'er geene dan verminkte figuuren, en Groupen zonder houding. Niemand heeft 'er de geringffe bekwaamheid ontdekt in het verdeelen van lichcen en fchaduwen, noch die bevalligheid , die ongedwongenheid, welke de werkftukken van onze beste Kunstenaars doen bewonderen. 'Er flxaalt in alle hunne voortbrengzels iet flyfs en karigs door, 't welk aan lieden van een kiefchen fmaak mishaagt. Alles vertoont 'er het byzonder kenmerk van hun vernuft, welke het aan vuur en verheevenheid ontbreekt. Hetgeen ons deeze grove gebreken doet verdraagen in de zulken hunner werkftukken, welke bloemen , vogels en boomen vertoonen, is , dat in geene deezer voorwerpen hoogzeis zyn. De figuuren zyn op de Stoffen zelve gefchiiderd , met bykans onuitwischbaare kleuren. De misleiding is nogthans zo volkomen, dat men ligt zou geloovea, dat alle deeze voorwerpen geflikt of geborduurd waren. Ten aanzien van de tffene Chineefche Stof fen behoeft geene verfchooning gemaakt te worden, V. BOEK.  348 GESCHIEDENIS V. BOEK. : 1 ( i < worden. Zy zyn volmaakt, zo wel als haare kleuren, inzonderheid het groen en rood. De witte kleur van de Damast bezit een onbefchry» velyken luister. Hier toe gebruiken de Chineezen geene andere Zyde, dan die van TcheKiang De Scheering laaten zy, gelyk wy, geheel, doch den Inflag flegts ten halve kooken. Hierdoor behoudt de Stofte meer lichaams en vastigheids. De witte kleuren zyn ros, zonder uit den geelen te zien, en keurig voor het oog, zonder dien fterken glans te hebben, weke het zelve vermoeit. — Dit heeft ook, ten aanzien van het oog, plaats omtrent de Chineefche Vernis. De Vernis is eene foort van gefmolten Gom van een roodagtige kleur. De Japanfche wordt gefchat boven de Tonquinfche en Siamfche, 2n deeze beide laatften zeer verre boven die i?an Camboge. De Chineezen koopen ze op tlle Markten, omdat de Vernis, welke hunne sigen Provinciën opleveren, niet toereikende is tot hun gebruik. De boom, uit welken de Vernis wordt vergaderd, heet Tfi-chu; zyne chors en bladeren gelyken naar die van den isfchenboom. Zyne grootfte hoogte is vyf zoeten , en de gewoone dikte twee voeten en ;en half. Hy draagt bloemen noch vruchten, :n wordt op de volgende wyze voortgeteeld. Wanneer, in de Lente, het zap van den rfi-chu zich begint te openbaaren, moeten le fterkfte Looten, welke uit den ftam des looms voortkoomen, worden uitgezogt. Ieler Loot wordt beftreeken met eene geele arde, welke omwonden wordt met een Mat, ekwaam om de ongemakken der Lucht af te wee-  der beide INDIEN. 349 weeren. Indien de Loot fpoedig wortels fchiet, wordt hy afgefneeden en in de Herfst geplant. Gaat de wortelfchieting langzaamer voort, dan wordt deeze bewerking tot een anderen tyd uitgeiteld. Dan, in wat jaargetyde zulks gefchiede , men moet zorge draagen, om de nieuwe plant tegen de Mieren te beveiligen, door het Gat, voor haar gefchikt, met asch te vullen. De Tfi-chu geeft geen Vernis voor dat hy zeven of acht jaaren oud is; zy moet in den Zomer vergaderd worden. Zy vloeit voort uit verfcheiden infnydingen, op zekere afftanden van elkander , alieen in den fchors gemaakt. By ieder infnyding wordt de vogt in een fchulp ontvangen. Het wordt voor een goeden Oogst gehouden, wanneer van duizend boomen in eenen nacht twintig ponden Vernis worden vergaderd. Deeze Gom is zo gevaarlyk, dat zy, die ze verwerken, om zich voor haare fchadelyke eigenfchappen te beveiligen, genoodzaakt zyn; de zorgvuldigfte behoedmiddelen aan te wenden. De Werklieden fmeeren, vóór en naa den arbeid , hunne handen en aangezigt met Raapoly. Zy draagen een Masker, Handfchoenen, Laarsjes en Borstlappen. - De Vernis wordt op tweederhande wyze gebruikt. In 't eerfte geval wordt het hout beftreeken met eene Oly, aan China byzonder eigen: zo ras deeze droog is, wordt de Vernis 'er op gelegd. Zy is derwyze doorfchynende, dat de aders van het hout gefchiiderd fchynen, indien men 'er niet meer dan twee of drie laagen op legt. Men behoeft deeze laa- V. boek.  V. BOEK. 350 GESCHIEDENIS langen flegts te vermenigvuldigen, om de Vernis te doen fpiegelen. De andere manier is meer zamengefteld. Door middel van Maftik, wordt op het hout eene foort van bordpapier gelymd. Op deeze effenen en gladden grond worden, op onderfcheidene tyden, verfcheide laagen Vernis gelegd. Zy moet niet te dik noch te dun zyn : in het treffen deezer middelmaate beftaat voornaamelyk de kunst des Werkmeesters. Hoe de Vernis ook gebruikt worde, zy maakt het hout eenigermaate onvergankiyk. De Wormen kunnen 'er bezwaarlyk in knaagen, en de vogtigheid dringt 'er bykans nimmer in. 'Er. behoeft flegts geringe oplettendheid gebruikt te worden om te maaken, dat zy haaren reuk verlieze. De Vernis is niet min bevallig voor het oog als duurzaam. Zy kan gelegd worden op Goud, Zilver en allerleie kleuren. Men fchildert Menfchen, Velden, Paleizen, Jagtpartyen, Veldflagen. 'Er zou niets aan ontbreken, indien de Chineezen, door hunne flegte Schilderyen, ze doorgaans niet mismaakten. In weerwil van dit gebrek, vorderen, egter , de verniste Werkftukken eene ten uiterften zorgvuldige oplettendheid. Men legt 'er ten minsten negen of tien laagen op, welke niet te dun zyn kunnen. Men moet dit hervatten op bekwaame tusfehentyden, opdat ze behoorlyk kunnen droogen. De tusfehentyd moet het langst zyn tusfchen het leggen der laatfte laage en den tyd, op welken men begint te polysten, te fchilderen en te vergulden. Tot deezen geheelen arbeid is een gantfche Zomer  DER BEIDE INDIEN. 351 te Nankin naauwlyks toereikende, wiens Winkels het Hof en de voornaamfte Steden van het Keizerryk voorzien. Te Canton werkt men fpoediger. Vermits de Europeaanen zeer veele werkftukken vraagen, dezelve volgens hunne denkbeelden willen gemaakt hebben,en daar toe niet veel tyds vergunnen, zo gefchiedt alles met overhaasting. De Kunstenaar, genoodzaakt de volmaaktheid der Kunste op te offeren, bepaalt zyne eerzucht by het vervaardigen van ftukken, welke het oog op eene aangenaame wyze kunnen fireelen. Nimmer vertoont het papier de zelfde onvolmaaktheden. Oudstyds fchreeven de Chineezen , met yzere naalden , op houten Tafeltjes, die aaneen gevoegd een Boek uitmaakten. Vervolgens prentten zy hunne fchryfletters op ftukken Zyde of Lywaat, welke op de begeerde langte en breedte wierden afgefneeden. Eindelyk wierdt het geheim van het Papiermaaken, nu zestien Eeuwen geleeden, uitgevonden. Het wordt doorgaans geloofd, dat dit Papier van Zyde gemaakt wordt. Zy, die in de beoeffening der Kunsten een weinig bedreeven zyn, weeten, dat het onmogelyk is, de Zyde genoegzaam te verdeelen en fyn te maaken, om 'er een eenpaarig Deeg van te bereiden. Het Katoen is de grondttoffe van het goed Chineesch papier ; een papier, welk zo goed, indien niet beter zyn zoude dan het onze, indien het zo duurzaam ware. Het minfte papier, welk niet gefchikt is om 'er op te fchryven, wordt gemaakt van den bukenflen of tweeden fchors van den Moer- V. BOEK.  V. BOEK. i ] | ( ) < ] ] 1 i i i < i ï ( ( i \ 352 GESCHIEDENIS Moerbefiënboom, den Olmboom, Katoenboom, en voornaamelyk de Bambou. Deeze Stoffen, naa alvoorens in modderig water verrot te zyn, worden in Kalk begraaven. Zy worden in de Zon gebleekt, en in groote Ke:els tot een vloeibaaren Pap gekookt, welke Dp Horden wordt uitgefpreid; hierdoor krygt Tien bladen van tien, twaalf en zelf meer voelen lang. Van dit Papier worden de Chinee. öhe huisgeraaden gemaakt. Het behaagt inzonderheid door de gedaante, den glans en le verfcheidenheid, welke het vindingryk verlufc aan hetzelve weet te geeven. - Schoon dit Papier fcheurt, vogtig wordt en 'an het Gewormte wordt aangetast, is het, ïgter, een voorwerp van Koophandel gewor* len. Europa heeft van Afie hec denkbeeld )vergenomen om 'er de Vertrekken mede te 'erfieren, en Windfchermen van te maaken. Doch deeze fmaak is aan het afneemen. Het Lngelfche Papier begint reeds het Chineefche e vervangen, en zal het ongetwyfeld geheel 'erbannen, zo dra het tot grooter volmaaktïeid gebragt is. De Franfchen bootzen dee;e nieuwigheid naa, en 't is waarfchynelyk, lat zy van alle Natiën zal worden aangeïomen. Behalven de voorwerpen, van welke wy heb>en gefproken, koopen de Europeaanen in >hina, Inkt, Kamfer, Borax, Rhobarber, jomlak, en eene foort van Rotting om 'er Leulingftoelen van te maaken; voormaals plagten :y 'er Goud te koopen. In Europa kost een Mark Gouds ongeveer 'eertien en een half Mark Zilvers. Ware 'er een  der beide INDIEN. ven Land, daar het twintig Marken waardig Was, onze Kooplieden zouden het derwaarts voeren om het tegen Zilver te verwisfelen. Zy zouden ons dit Zilver brengen, om het tegen Goud te verwisfelen, welk zy ten zelfden oogmerke zouden doen dienen. Deeze verwisseling zoude zo lang duuren , tot dat de öpzigtelyke waarde der beide Metaalen, in de beide Gewesten, genoegzaam even groot ware. Hét zelfde belang deedt langen tyd Zilver na China zenden, om het tegen Goud te verwisfelen. Men won, by deeze ruiling, vyf en Veertig ten honderd. De uitfluitende Maatfchappyen hebben nimmer deezen handel gedreeven: dewyl zulk een voordeel, hoe aanmerkelyk het ook fchyne, veel geringer zyn zoude, dan zy op de Koopmanfchappen behaalden. Hunne Agenten, die geene vrye keuze hadden, vingen deezen handel aan voor hunne eigene rekening. Zy zetteden deezen tak zo kragüg voort, dat zy, by het aanhouden van dien, wel haast niet meer hunne rekening vonden. Het Goud is meer of min duur te Canton, naar gelange van het faifoen, in welk het gekogt wordt. Het is veel beter koop van het begin van February tot aan het laatst van May, dan het overige gedeelte van het jaar, geduurende welk de Reede vol vreemde fchepen is. Nogthans is 'er, in de voordeeligfte tyden, niét meer te winnen dan achttien ten honderd; een voordeel, niet groot genoeg om de winzucht te wekken. De bedienden der Franfche Maatfchappye zyn de eenigen, welke niets geleeden hebben by het ophouden van deezen handel , welke hun ten allen tyde was verbooden. II. Deel. Z De V. BOEKi  354 GESCHIEDENIS V. BOEK. De Bewindhebbers behielden aan zich, met uitfluiting van anderen, deeze bron van voorfpoed. Veelen deeden 'er voordeel mede; doch Castanier alleen gedroeg zich als een groot Koopman. Hy zondt Koopmanfchappen na Mexico; de Piasters, welke 'er van kwamen, wierden gebragt na Acapulco, vanwaar zy vervoerd wierden na de Philippynfche Eilanden , en vervolgens na China, alwaar ze tegen Goud wierden verwisfeld. Deez' bekwaame Man baande, door deezen verftandigen omloop, eenen weg, in welken het te verwonderen is, dat niemand hem gevolgd is. Alle de Europifche Natiën, welke voorby de Kaap de Goede Hoop vaaren, reizen na China. De Portugeezen hebben 'er 't eerst voet aan Land gezet. Men ruimde hun, nevens eene Landftreek van ongeveer drie Mylen in den omtrek, de Stad Macao in, gebouwd op een onvrugtbaaren en onelfenen grond, op den uithoek van een klein Eiland, aan den Mond van de Rivier van Canton. Zy verwierven de befchikking over de al te kleine, maar veilige en gemaklyke Reede, door zich te onderwerpen om aan het Keizerryk alle de inkoomende regten te betaaien; de vryheid om Forten te bouwen, kogten zy voor de verbintenis tot het betaaien eener jaarlykfche belastinge van zeven en dertig duizend vyf honderd Livres. Zo lang het Hof van Lisfabon in de Indifche Zeeën de wet ftelde,- was deeze Stad eene vermaarde Stapelplaats. Haar voorfpoed verminderde, in de zelfde evenredigheid als de Portugeefche magt. Zy is ongevoelig vernietigd. Macao heeft geene verbintenis meer met de  DER BEIDE INDIEN. 355 de Hoofdftad, en haare eenige fcheepvaart beftaat in het afzenden van drie kleine Vaartuigen, één na Timor, en twee na Goa. Tot aan den jaare 1744 hadden de geringe overblyfzels eener eertyds zo vermaarde Volkplantinge eene foort van onafhankeiykheid genooten. Het vermoorden van een Chinees deedt den Onderkoning van Canton befluiten, om van zyn Hof te verzoeken eenen Amptenaar, tot het onderwyzen en beftuuren der Barbaaren van Macao; deeze waren de eigene woorden van het Verzoekfchrift. Men zondt eenen Mandarin, die, in den naam zynes Meesters, bezit van de plaats nam. Hy verwaardigde zich niet te woonen onder deeze Vreemdelingen , die in eene zo diepe veragting zyn, en hy verkoos zyne wooning eene Myl buiten de Stad. De Hollanders wierden 'er, nu omtrent eene Eeuw geleeden , nog erger mishandeld. Deezen Gemeenebestbewooneren, welke, in weerwil van de overhand, welke zy op de Afiatifche Zeeën hadden bekoomen, zich, door de listige treken der Portugeezen, buiten China geflooten zagen, gelukte het eindelyk om zich deszelfs havens te doen openen. Misnoegd over het ongeftadig en flegts ter beede vergund verblyf, welk zy 'er genooten, ondernamen zy het een Fort te bouwen naby Hoaung-pon, onder voorwendzel van 'er een Pakhuis te ftigten. Hun ontwerp was, zegt men, zich meester te maaken van den Tigris, en dus de wet te ftellen aan de Chineezen en de Vreemdelingen, welke te Canton wilden handel dry ven. Men ontdekte hunne oogmerken vroeger dan Z 2 mee V. BOEK,  V. BOEK. 356 GESCHIEDENIS met hunne belangen ftrookte. Zy ivierden vermoord, en hunne Natie durfde, in langen tyd, zich niet vertoonen op de Kusten van het Keizerryk. Zy verfcheen 'er op nieuw in den jaare 1730. De eerfte fchepen, welke 'er aanlandden, waren gekoomen van Java. Zy bragten, in 't algemeen, verfcheiden Indifche voortbrengzels, en byzonderlyk die in hunne Volkplantingen vielen, en verruilden ze tegen Inlandfche goederen. Zy, welke het beftuur hadden over deezen handel, eeniglyk bedagt om te behaagen aan den Raad van Batavia, van welken zy onmiddelyk hunne bevelen en hunne bevordering ontvingen, bekommerden zich nergens over dan zich met voordeel te ontdoen van de Koopmanfchappen , hunner zorge aanbevolen, zonder bedagt te zyn op de hoedanigheid der zulke, welke zy in betaaling ontvingen. Het Jeedt niet lang, of de Maatfchappy begreep, dat zy, op deeze wyze , in haare verkoopingen, het nimmer tegen de mededingende Natiën zou uithouden. Deeze bedenking deedt haar befluiten, om regelrecht uit Europa fchepen met geld te zenden. Zy zeilen te Batavia aan, alwaar zy de goederen , welke het Land oplevert, en voor China gefchikt zyn, inneemen, en keeren van daar regelrecht na Europa te rug, met veel beter Laadingen dan voormaals, doch op verre na niet zo waardig als die der Engelfchen. Van alle'Volken , welke den Chineefchen handel hebben gedreeven, is 'er geen, welk daar in zo gelukkig geflaagd is als deezen. Zy hadden een Logie op het Eiland Chufan, ten tyde als de handel voornaamlyk gedreeven wierdc  der beide INDIEN. 357 wierdt te Emouy. Wanneer zy , door een zamenloop van omftandigheden, te Canton gebragt waren , gingen zy even yverig met hunne zaaken voort. De noodzaaklykheid, in welke de Engelfche Maatfchappy wierdt gebragt, om Wollen Stoffen uit te voeren, deedt haar befluiten , om 'er geduurig bedienden te onderhouden, wien de zorge, om ze te verkoopen, was aanbevolen. Deeze handelwyze, gevoegd by den fmaak, welken men, in de Engelfche Bezittingen, voor de Thee kreeg, deedt, in het laatst der voorgaande Eeuwe, bykans den geheelen handel tusfchen China en Europa, in haare handen vallen. De buitenfpoorige belastingen, welke de Regeering op deeze uitlandfche vrugt leide, opende de oogen van andere volken, byzonderlyk van Frankryk, Deeze Monarchie hadt, in den jaare i6ó"o, ©ene byzondere Maatfchappy voor deezen handel opgeregt. Een ryk Koopman van Rouen, Fermanei. genaamd, hadt het beftuur over deeze onderneeming. Hy was van oordeel geweest, dat zy niet met voordeel kon uitgevoerd worden, dan door middel van een Fonds van twee honderd twintig duizend Livres, en de Infchryving beliep flegts honderd veertig duizend Livres; dit was oorzaak, dat de togt ongelukkig flaagde. De natuurlyke afkeerigheid voor een Ryk, welk de vreemdelingen in geen ander licht befchouwde,dan als bekwaam om zyne Zeden te bederven, en een aanflagop zyne vryheid te doen, groeide merkelyk aan door het geleedene verlies. Het gaf geen voordeel , dat de neigingen van dit volk, omtrent Z 3 her. V. boek»  V. BOEK. 358 GESCHIEDENIS het jaar 1685, veranderden, en met deeze de wyze, op welke de Franfchen wierden bebandeld. Zy bezogten zeiden de havens van China. De nieuwe Maatfchappy, in den jaare 1698 opgeregt, zette haaren handel niet yveriger voort dan de eerfte. Deeze handel heeft geene vastigheid gekreegen, dan op het oogenblik als hy met den Indifchen handel wierdt vereenigd, en in de zelfde evenredigheid. De Deenen en Zweeden hebben de havens van China omtrent op den zelfden tyd begonnen te bezoeken, en 'er zich volgens de zelfde beginzels gedraagen. Waarfchynelyk is het, dat de Maatfchappy van Embden dezelve zou omhelsd hebben, zo zy den tyd hadt gehad om tot eenige vastigheid te koomen. De inkoopen , welke de Europeaanen jaarlyks in China doen, kunnen gefchat worden naar die van het jaar 1766, welke bedroegen zes en twintig Millioenen , zeven honderd vier en vyfcig duizend, vier honderd vier en negentig Livres. Deeze fomme, van welke ruim vier vyfde deelen aan de Thee befteed wierden, is betaald met Piasters en Koopmanfchappen, met drie en twintig fchepen derwaarts gevoerd. Zweeden heeft verfchaft één Millioen, negen honderd vyf en dertig duizend, honderd acht en zestig Livres in Zilver; en aan Tin, nevens andere Koopmanfchappen, vier honderd zeven en twintig duizend vyf honderd Livres. Deenemarken , twee Millioenen , honderd een cn zestig duizend, zes honderd en dertig Livres ; aan Yzer, Lood en Snaphaanfteenen, twee honderd een en dertig duizend Livres. Frankryk, vier Millioenen  DER BEIDE INDIEN. 359 nen Livres aan Zilver, en vier honderd duizend Livres aan Stoffen. Holland, twee Millioenen , zeven honderd vyf en dertig duizend, vier honderd Livres aan Geld; vier en veertig duizend, zes honderd Livres aan Wollen Stoffen; en vier Millioenen, honderd vyftig Livres aan voortbrengzels hunner Volkplantingen. Groot-Britannie , vyf Millioenen, vier honderd drie en veertig duizend, vyf honderd zes en zestig Livres aan Zilver; twee Millioenen, vier honderd vyf en zeventig Livres aan Wollenftoffen; en drie Millioenen, driehonderd vyf en zeventig duizend Livres aan ver. fcheidene goederen, welke verfchillende Ge westen van Indie opleveren. Alle deeze f>mmen te zamen genomen maaken een geheel uit van zes en twintig Millioenen, zeven honderd vier en vyftig duizend, vier honderd vieren negentig Livres. In deeze berekening geeven wy geene agt op de tien Millioenen aan geld, welke de Engelfchen 'er meer gebragt hebben, dan door ons is aangeweezen: dewyl zy gefchikt waren tot het betaaien der fchulden, welke deeze Natie hadt gemaakt, of om geld te verfchieten, waar mede zy tusfchen de reistogten handel konden dryven. Het is niet gemaklyk te voorzien, hoe het met deezen handel zal afloopen. Hoe zeer China op het geld gefield zy, het fchynt meer geneegen te zyn om zyne havens voor de Europeaanen te fluiten, dan hun te begunftigen in het beraamen van middelen tot het uitbreiden van hunnen Koophandel. Naar gelang de Tartaarfche aart verbafterd is, naargelange de veroveraars de flokregels van het verwonZ 4 nen V. BOEK.  V. BOEK. 360 GESCHIEDENIS nen volk hebben ingezogen , in de zelfd© evenredigheid hebben zy deszelfs denkbeelden, afkeerigheid en haat tegen de Vreemdelingen aangenomen. Deeze neigingen hebben zich vertoond in vernederende bepaalingen, welke den eerbied, welken men hun in den beginne betoonde, beurtelings hebben vervangen. Gering is de afftand tusfchen deezen hachelyken toeftand en eene volkomene verdryving. Dezelve zou zo veel te nader op handen kunnen ?yn, aangezien 'er eene werkzaame Natie beftaat, welke misfchien in het verborgene op middelen bedagt is om ze uit te werken. De Hollanders zien, 't geen de geheele waereld ziet, dat Europa zeer gefteld is op Chineefche voortbrengzels. Zy moeten begrypen, dat de onmogelykheid om ze van de plaats, waar zy oorfpronkelyk vallen, regelrecht te haaien, het vertier deezer goederen niet zal vernietigen. Indien wy buiten het Keizerryk waren geflooten, zouden de Landzaaten zelve hunne goederen uitvoeren. Dewyl de onvolmaaktheid hunner Zeemagt niet toelaat hunne fcheepstogten verre uit te ftrekken, zouden zy ze niet verder kunnen brengen dan op Java of de Philippynfche Eilanden; en wy zouden genoodzaakt zyn om ze te haaien van eene der twee Natiën, welke deeze Volkplantingen toebehooren. Het mededingen der Spanjaarden is zo weinig te vree?en, dat de Hollanders zouden verzékerd zyn, van deezen geheelen handel in hunne handen te zullen zien vallen. Het is fchrikbaarend, deeze Republikeinen van eene zo laage Staatkunde te i/erdenken ; doch niemand is onkundig, dat minde-  DER BEIDE INDIEN. 36T minder belangen hen haatlyker wegen hehben doen inflaan. Indien de havens van China eenmaal geflooten wierden, is het waarfchynelyk, dat ze altoos zouden geflooten blyven. De halfbarrïgheid deezer Natie zou nimmer toelaaten om het gedaane te herdoen; en wy zien.niet, dat zy 'er met geweld toe genoodzaakt zou kunnen worden. Welke middelen zou men kunnen te werk {lellen tegen eenen Staat, van welken de Natuur ons heeft afgefcheiden, door eene tusfchenruimte van acht duizend Mylen? 'Er is geene Regeering, genoeg van kundigheden ontbloot, om zich te verbeelden, dat eene vermoeide Manfchap veroveringen zou durven onderneemen in een Land, welk "verdeedigd wordt door eene ontelbaare menigte inwooneren; voor hoe lafhartig ook eene Natie gehouden worde, tegen welke de Euro peaanen nog nimmer hunne kragten beproefc hebben. De flagen, welke men haar zou toe brengen, zouden beftaan in het ftremmen var haaren fcheepvaart, aan welken zy zich lut tel laat geleegen zyn, en waardoor noch haa re geryflykheden, noch haar noodzaaklyk on derhoud zou lyden. Deeze nutlooze wraakoeffening zou zei flegts korten tyd kunnen duuren. De fchepen tot deezen Zeeroovenden Kruistogt gefchikt zouden, het eene gedeelte van het jaar, ui deeze Zeeën geweerd worden door de Mou zons, en het ander gedeelte door Onweders Typham genaamd, aan de Chineefche Zeeër byzonder eigen. Naa dus aangeweezen te hebben de wyze 2 5 oi V. BOEK. 1 I l t 1 l |  V. BOEK. 362 GESCHIEDENIS op welke de Europifché Natiën, tot op deezen tyd, den Indifchen handel beftuurd hebben, is het eigenaartig, drie vraagen te overweegen, welke uit het Onderwerp zelve voortvloeien , en de gemoederen dus lang verdeeld hebben. Moet men deezen Koophandel aanhouden ? Zyn de groote Bezittingen noodzaakelyk om dien met voordeel te dryven? Moet hy gelaaten worden in handen van uitfluitende of bevoorregte Maatfchappyen? In het overweegen deezer Vraagen zullen wy te werk gaan met de onpartydigheid van een Man van Letteren, welke in deeze zaak geen ander belang heeft, dan dat van het Menschlyk geflagt. ■ Zy, die Europa willen aanmerken als flegts uitmaakende een eenig Lichaam, wiens Leden door een algemeen of althans gelyk belang aan elkander zyn verbonden, zullen het niet als een betwistbaar ftuk opgeeven, of zyne verbintenisfen met Afie aan hetzelve voordeelig zyn. De Indifche handel doet klaarblykelyk de fomme onzer genietingen toeneemen. Dezelve geeft ons gezonde en fmaaklyke dranken, uitgeleezene gerieflykheden, fraaier huisgeraaden, etlyke nieuwe vermaaken, een aanjenaamer beftaanlykheid. Dus kragtige aan:reklykheden hebben even zeer gewerkt op /olken,_ die, door hunne legging, hunne werkzaamheid, de heilzaamheid hunner-ontdekkingen , en de ftoutheid hunner onderneemingen, in ftaat waren om deeze vermaaken uit de bronnen zelve te fcheppen, als op de Naden, die ze niet hebben kunnen bekoomen, dan door de tusfchenkomst van Zeemogendheden, wier fcheep-  DÉR BEIDÉ INDIEN. 363 fchèepvaart den overvloed deezer Wellusten over ons gantfche Vaste-land deedt te rug vloeien. De drift der Europeaanen, voor deeze buitenlandfche weelde, heeft zo fterk gewerkt, dat noch de zwaarfte belastingen, noch de ftrengfte verboden en itrafTen dezelve hebben kunnen beteugelen. Alle de Regeeringsvormen , naa langen tyd geworfteld te hebben tegen eene neiging, welke groeide onder den last. welke haar drukte, zyn ten laatften genoodzaakt geweest voor den ftroom te wyken, hoewei algemeene vooroordeelen, door den tyd en gewoonte bevestigd, hun deeze believing deeden befchouwen als nadeeüg voor de beftendigheid van het algemeene welzyn der Natiën. 't Was tyd dat deeze Dwingelandy een einde nam. Kan men twyfelerz, of het een geluk zy, by de genietingen, aan eene Luchtflreek eigen, de zulken te kunnen voegen, als andere Gewesten opleveren ? De algemeene Maatfchappy beftaat om het gemeen belang, en door het wederkeerig belang van alle de menfchen, welke dezelve uitmaaken. Uit hunne wederzydfche onderhandeling moet eene vermeerdering van geluk voortkoomen. De Koophandel is de oeffening dier dierbaare Vryheid, tot welke de Natuur alle menfchen heeft geroepen , aan welke zy hun geluk, en zelf hunne deugden heeft verknogt. Laat ons meer zeggen : wy zien hen niet met vryheid begaafd dan in den Koophandel; zy worden niet vry, dan door de wetten, wejke den Koophandel weezenlyk begunftigen:en 't geen hieromtrent een byzonder geluk is, is, dat terwyl dc Koop- han- V. BOEK.  y. BOEK. 364 GESCHIEDENIS handel het gewrogt is der Vryheid, deeze door den Koophandel kragtdaadig gehandhaafd worde. Men kent den Mensch niet, wanneer men zich verbeeldt, dat, om hem gelukkig te maaken, hy aan ontbeeringen behoorde gewend te worden, 't Is waar, dat de gewoonte van ontbeeringen de fomme onzer onheilen vermindert: maar onze vermaaken fterker doende verminderen dan onze fmarten, geleidt zy den mensch eerder tot ongevoeligheid dan tot geluk Indien hy van de Natuur een gevoelig hart heeft ontvangen; indien zyne Verbeef, dingskragt hem , in weerwil van hem zeiven, onophoudelyk doet uitweiden in ontwerpen of harsfenfehimmen van een ftreelend geluk: laat dan zyne rustelooze Ziel een ruim veld van genietingen doorloopen. Dat ons Verftand ons leere, in de goederen, welke wy genieten, de beweegredenen te vinden om ons niet te beklaagen van de zuiken, welker wy niet kunnen deelagtig worden; dit is het werk der wysheid. Doch te vorderen, dat de Reden ons overreede om te verwerpen 't geen wv by onze bezittingen zouden kunnen voegen , dit is der Natuure wederfpreeken, en misfchien de eerfte beginzels der Gezelligheid vernietigen. . Welk is het middel om den mensch daar toe te brengen, dat hy zich vergenoege met het weinige, het geen de Zedenfchryvers. tot zyne behoeften bepaalen ?. Welk is het middel om de fcbeidpaalen te vestigen vanhetnoodzaaklyke, welk met zynen toeftand, zyne kundigheden en begeerten verandert? Naauwlyks hadt hy, door  DER BETDE INDIEN. 365 door zynen vlyt, de middelen beraamd om zich van het noodzaaklyk onderhoud te verzorgen, of hy befleedde den overfchietender tyd aan het uitbreiden van de grenzen zyne: vermogens en genietingen. Hier uit ontfton den alle de Kunstbehoeften. De ontdekking van een nieuw geflagt van gewaarwoordingei deedt iii hem de begeerte gebooren worden on ze duurzaam te doen worden, en de nieuws gierigheid om eene andere foort te verzinnen De volmaaktheid van ééne Kunst gaf aanlei ding tot het uitvinden van veele andere. D< goede uitflag van eenen Oorlog, door honge of wraakzucht veroorzaakt, verwekte de zuch tot het maaken van veroveringen. Dewisfelvai ligheden van den fcheepvaart bragten de men fchen in de noodzaakelykheid om elkander t< vernielen of zich onderling te verbinden. He ging met de verbonden van Koophandel tus fchen de Natiën, door de Zee van een gefchei den, als met de gezellige verdragen tusfchei de menfchen, door de Natuur op den zelfder grond verfpreid en zamengevoegd. Alle dee ze betrekkingen namen eenen aanvang mei gevegten , en eindigden met vereenigin gen. De oorlog en fcheepvaart hebben d< Maatfchappyen en Volkplantingen vermengd Van dit oogenblik af hebben de menfchen be vonden, dat zy aan een verbonden waren doa afhankelykheid en onderhandeling. De ver menging der Natiën, door den brand der Oor logen onder een geimolten, wordt gezuiven en verkrygt luisterryken glans door den Koop handel. Het is de natuur des Koophandels dat alle Natiën zich befchouwen als eene ee ni? V. BOEK» 1 t 1 t l e  V. HOEK.. 366 GESCHIEDENIS nige Maatfchappy, wier Leden allen een even groot regt hebben om aan de goederen van alle de anderen deel te hebben. In zyn voorwerp en middelen, onderdek de Koophandel eene wel overdagte zucht en Vryheid by alle Volken, om alle mogelyke verwisfelingen te doen , welke tot hunne onderlinge voldoening ftrekken. Zucht om te genieten, en- Vryheid om te genieten, deeze zyn de twee eenigde Springveeren van werkzaamheid, de twee eenigfte beginzels van Gezelligheid onder de menfchen. Wat kan tegen deeze bewyzen voor eene vrye en algemeene gemeenfehapsoeffening worden ingebragt door de zulken , welke den Koophandel van Europa met de Indien wraaken? Laat dezelve een merkelyk verlies van menfchen veroorzaaken; laat hy den voortgang onzer Nyverheid belemmeren ; laat hy ons geld verminderen: 't valt gemaklyk op deeze tegenwerpingen te antwoorden. _ Laaten wy ons over het lot der ftervelingen niet bekommeren, zo lang zy de vryheid hebben om een beroep te kiezen, eh hunne bekwaamheden naar goedvinden te werk te dellen. Gelyk in eenen daat van Vryheid ieder ding eene gepaste waarde heeft, zullen zy geen gevaar tarten, dan in zo verre zy 'er voor betaald worden. In wel ingerigte Maatfchappyen , moet elk byzonder Lid volkomen meester zyn om te mogen doen 't geen meest ftrookt met zynen fmaak en zyne belangen, mids hy den eigendom en vryheid van anderen in geenen opzigte benadeele. Eene Wet, welke alle foorten van arbeid verboodt, in welke  DER BEIDE INDIEN. 367 welke de menfchen huns leevens gevaar kunnen loopen, zou een groot gedeelte des Menschdoms veroordeelen om van honger te fterven, en de Zamenleeving van eene menigte voordeden berooven. Men behoeft niet tot aan geene zyde van den Evenaar te vaaren, om eene gevaarlyke hanteering te dryven; en zonder buiten Europa te gaan, zou men beroepen ontmoeten, veel verderflyker voor het Menschdom, dan de Vaart op de Indien. Indien de gevaaren der Zeetogten eenige menfchen doen fneuvelen, laat ons aan het bebouwen onzer landeryen alle de aanmoediging en befcherming verleenen, welke het verdient, en onze bevolking zal zo talryk worden, dat de Staat zich minder zal bedroeven over de vrywillige fiagtoffers, welke de Zee verzwelgt. Men kan hier nog by voegen, dat het meerendeel der geenen, welke op deeze langduurige togten omkoomen, het leeven verliezen door toevallige oorzaaken, welke men gemaklykzou knnnen voorkoomen, door een gezonder leevensbefüer en geregelder gedrag. Maar wanneer men met de gebreken zyner eigene Luchtllreeken en Zeden de gebreken der Luchtftreeke paart, alwaar men voet aan land zet, wat middel is 'er dan om aan dit dubbel beginzel van vernielinge het hoofd te bieden? Onderfteld zynde zelf, dat de Indifche handel aan Europa zo veele menfchen kost, als men beweert dat hy verflindt of doet omkoomen, is het nogthans wel zeker, dat dit verlies niet vergoed wordt door den arbeid, tot welken dezelve aanleiding geeft, en die de bevolking voedt en vermenigvuldigt? Zouden de men- V. BOEK.  V. BOEK. 1 I 3S8 GESCHIEDENIS menfchen , verfpreid op de fchepen, welke deeze verre Vaarwaters bezoeken, op het land niet eene plaats beflaan, welke zy nu open laaten voor menfchen, die nog zullen gebooren worden? Men flaa een aandagtig oog op het groot getal inwooners, welke den engen grond van Zeevaarende volken bedekken, en men zal overtuigd worden, dat het niet de Vaart op Afie, noch de fcheepvaart in het algemeen is, welke de Volkrykheid der Europeaanen doet verminderen; maar dat, misfchien, zy alleen alle de oorzaaken van het verval en de vermindering des menfchelyken geflagts in evenwigt houdt. — Laaten wy hen ook gerust Hellen, die vreezen, dat de Indifche handel de werkzaamheden en voordeden onzer Nyverheid zal verminderen. Genomen, dat het waarheid is, dat dee;e handel eenige onzer werkzaamheden beemmerd of hebben doen ftil ftaan, aan hoe /eele andere heeft hy egter aanleiding gegee/en ? Aan hem is de fcheepvaart eene groote ïitgebreidheid verfchuldigd. Onze Volkplan;ingen zyn daar aan het kweeken van Suiker, Koffy en Indigo verfchuldigd. Veele van on1e Fabriken worden door de Indifche Zyde en Katoen leevendig gehouden. Indien Saxen en andere Gewesten van Europa fraaier Porceleinen maaken; indien Valencia Pekins maakt, beter dan de Chineefche; indien Zwitzerland de Neteldoeken en geborduurde Lywaaten van Bengale naabootst; indien Engeland en Frankryk fraaier Lywaaten drukken dan de Indien; indien zo veele Stoffen, voorheen in deeze landen onbekend, tegenwoordig aan onze beste Kunste-  der beidé INDIEN. 369 Kunstenaars werk verfehaffen , hebben wy evenwel alle deeze voordeelen uit Indien oorfpronkelyk ontleend. Laat ons nog een flap verder gaan, eri onderftellen , dat wy geenerlei aanmoediging , geenerlei kundigheid aan Afie zyn verfchuldigd , de handel, welken wy drvven in zyne Koopmanfchappen, kan daarom geen nadeel doen aan onze Nyverheid. Want waarmede betaaien wy dezelve ? Is het niet met den prys onzer Werkftukken , welke na Amerika gevoerd worden? Ik verkoop aan een Spanjaard voor honderd guldens aan Lynwaaten, en ik zend dit geld na Indien. Een ander zendt derwaarts de zelfde hoeveelheid Lynwaaten in Waare. Wy beiden krygert Thee in betaaling. Is onze handel in den grond niet de zelfde? Hebben wy niet even eens de waarde van honderd guldens aart Lynwaaten in Thee veranderd? Wy verfchillen alleen hierin, dat de eene deeze verwisfeling doet langs twee wegen, en de andere langs éénen weg. Onderftel dat dé Spanjaards, in plaats van geld, my andere" goederen geeven, welke in Indie gewild zyn: zal ik de werkzaamheid der Natie hebben verminderd , wanneer ik deeze Koopmanfchappen na Indien gevoerd heb? Komt het niet op een uit, alsof ik onze voortbrengzels zelve daarheen gevoerd had? Ik vertrek uic Europa met inlandfche goederen. Ik verruit dezelve in de Zuid-Zee tegen Piasters. Ik breng deeze Piasters na Indien. Ik bréng van daar te rug nuttige en aangenaame dingen. Heb ik de Nyverheid van den Staat II, Deel. As jkaf V. BOEK;  BOEK, 370 GESCHIEDENIS daar door gekrenkt? Neen, ik heb het vertiervan deszelfs voortbrengzelen uitgebreid, en zyne genietingen vermenigvuldigd. Hetgeen de lieden, tegen den Indifchen handel voorngenomen, misleidt, is, dat de Piasters in l.uropa koomen, vóór dat zy na Afie verzonden worden. In één woord, of het geld gebruikt of niet gebruikt worde als een tusfchenkoomend onderpand, ik heb middelyk of onmiddelyk met Afie geruild gebruikelyke dingen tegen gebruikelyke dingen, myne nyverheid tegen zyne nyverheid, myne voortbrengzels tegen zyne voortbrengzels. Maar, roepen eenige misnoegden, Indie heeft ten allen tyde de fchatten van het Heelal verzwolgen. Zints de menfchen toevallig kennis hebben gekreegen aan de Metaalkunde, zeggen deeze berispers, heeft men deeze Kunst geftadig aangekweekt. De bleeke en rustlooze Gierigheid heeft haar duurzaam verblyf gevestigd in deeze onvrugtbaare rot/en, in welke de Natuur de trouwlooze fchatten wyslyk hadt verborgen,. Uit de. afgronden der Aarde gerukt, hebben zy zich fteeds over haare oppervlakte verfpreid, van waar men, in weerwil van den verbaazenden rykdom«der Romeinen, en van eenige andere Volken, dezelve heeft zien verdwynen in Europa, in Afrika, en zelf in een gedeelte van Afie- De Indien hebben ze ingeflokt. Het geld gaat nog heden ten dage den zelfden weg. Het ftroomt zonder ophouden van het Westen na het binnenfle van het Oosten, en vestigt 'er zich, zonder dat het ergens door kan te rug flroomen. Voor  DÉR BEIDE INDIEN. 371 Voor de Indien, derhalven, zyn de Mynen van Peru geopend ; voor de lndiaanen, derhalven, hebben de Europeaanen zich met zo veele euveldaaden in Amerika bezoedeld. Tenvyl de Spanjaards het bloed hunner flaaven in Mexiko uitpuften, om het Zilver uit de ingewanden der Aarde ten voorfchyn te haaien, vermoeien zich de Baniaanen nog fterker, om het derwaarts te doen wederkeeren. Indien immer de rykdommen van Potqfi uitdroogen of tot ftaan koomen, zal ongetwyfeld onze Gierigheid dezelve gaan opdelven op de Kusten van Malabar, waar heen wy ze overgevoerd hebben. Naadat wy Indie van Paerlen en Reukwerken ontbloot hebben, zullen wy, misfchien, gewapenderhand derwaarts trekken, om 'er den prys deezer weelde te rooven. Dus zullen onze wreedheden en grilligheden het Goud en Zilver na nieuwe oorden fleepen, om 'er op nieuw door gierigheid enbygeloof begraaven te worden. Deeze klagten zyn niet ongegrond. Zedert andere Gewesten der Waereld gemeenfehap hebben gekreegen met Indie, hebben zy fteeds Metaalen tegen Kunstwerken en Koopmanfchappen verwisfeld. De Natuur heeft den lndiaanen 't weinige, welk zy noodig hebben, met eene overmilde hand gefchonken: de Luchtftreek verbiedt hun onze Weelde, en de Godsdienst maakt hen afkeerig van dingen, welke ons tot voedzel verftrekken. Dewyl hunne gebruiken, hunne. Zeden en Regeeringsvorm dezelfde zyn gebleeven , te midden der omwentelingen, Aa 2 welke V. 30EK.  V. BOEK. 373 G E S C H-I E D E N I S welke hun Land het onderst boven gekeerd hebben, is 'er geen grond om te hoopen dat zy immer kunnen veranderen. Indie is geweest , en zal altoos blyven , 't' geen het thans is. Zo lang'er handel gedreeven wordt, zal men 'er geld heen, en Koopmanfchappen te rug brengen. Doch voor dat men zich verzet tegen het misbruik van deezen handel, moet men deszelfs beloop gade flaan, en op de uitkomst letten. Vooreerst is het zeker, dat ons Goud niet na de Indien gaat. Het Goud, welk de Indien zelve opleveren, wordt geftadig vermeerderd door dat van Monomotapa, welk aldaar komt langs de OostkusL van Afrika en langs de Noord Zee door het Turkfche Goud, welk derwaarts wordt gevoerd over Arabie en Basfora; en eindelyk door het Perfifche Goud, welk deels over Zee, deels te lande daar heen gebragt wordt. Nimmer wordt deeze verbaazende fomme vergroot door hè: Goud, welk Uit de Spaanfche en Portugeefche Volkplantingen tot ons koomt. In 't algemeen is 't er zo verre af dat wy zouden geneigd zyn om Goud na de Afiatifche Kusten te zenden, dat wy, integendeel, langen tyd Zilver na China gevoerd hebben, om het aldaar tegen Goud te verruilen. Het Zilver zelf, welk Indie van ouskrygt, maakt geene zo groote fomme uit, als men ligt 7.011 kunnen gelooven, op het zien van die verbaazende menigte goederen , welke wy van daar haaien. Derzelver jaarlykfche verkooping bedraagt, zedert eenigen tyd, honderd vyftig Millioenen, Onderi'teld zynde,  DER BEIDE INDIEN. 373 de, dat zy flegts de helft hebben gekost van hetgeen zy hebben opgebragt, moeten 'er, voor derzelver inkoop, vyf en zeventig Millioenen na Indie gegaan zyn , zonder te rekenen 't geen wy voor onze Vastigheden derwaarts hebben moeten zenden, Wy fchroomen niet te verzekeren, dat, zedert eenigen tyd , alle de Naden van Europa te zamen genomen, jaarlyks niet boven de vier en twintig Millioenen derwaarts brengen. Frankryk zendt acht Millioenen , Holland zes Millioenen , Engeland drie Millioenen, Deenemarke insgelyks drie Millioenen, Zweeden en Portugal ieder twee Millioenen. —- Wy moeten den grond deezer rekeninge op^n leggen. Schoon de Indien onze leevensmiddelsn en Manufaéluuren geenzins noodig hebben , ontvangen zy, nogthans, van ons, aan Yzer, Lood, Koper, Wollen-Stoffen en eenige andere goederen van minder belang, voor de waarde van ten minsten het vyfde gedeelte van hetgeen zy ons leveren. Dit middel van bet aalinge wordt verfterkt, door de onderfteuningen, welke de Europeaanen in de Afiatifche Beziuingen vinden. Verre de aan merkel ykfte van deeze zyn die, welke de Specery-Eilanden aan de Hollanders en Bengale aan de Engelfchen verfchaffen. De rykdommen, welke de vrye Kooplieden en de Agenten der Maatfchappyen in Indien verzamelen, verminderen daarenboven den uitvoer onzer Metaalen. Deeze werkzaame luiden maaken hunne Kapitaalen over in de Kasfen van hunne eigene, en die Aa 3 van V. BOEK.  V. BOEK. 374 GESCHIEDENIS van vreemde Natiën , om de betaaling te ontvangen in Europa, alwaar zy alien vroeg of laat wederkeeren. Dus wordt in Indien een gedeelte des handels gedreeven met het geld , in het Land zelve gewonnen. '£r gebeuren wyders nog andere voorvallen, welke de fchatten van het Oosten in onze handen ftellen. Wie kan twyfelen, of de Franfchen en Engelfchen, de Throonen van Decan en Bengale om verre werpende, en naar hun goedvinden over deeze gewigtige plaatzen befchikkende, hebben in hunne handen gekreegen de fchatten, in deeze gewesten, zedert zo veele Eeuwen, opeen geftapeld? Het is klaarblykelyk, dat deeze fomjnen, gevoegd by andere van minder belang, welke de Europeaanen, door de meerderheid van hun vernuft en moed, verkreegen hebben, ons veel gelds hebben moeten doen behouden, welk, zonder deeze omwentelingen, den weg van Afie zou hebben inge* flagen. Dit ryk Waerelddeel heeft ons zelf te rug gegeeven een gedeelte der fchatten, welke wy daarheen hadden overgemaakt. Niemand is onkundig van den togt van Koulikan na Indiën; maar elk weet niet, dat deeze geduchte Veroveraar aan de verwyfdheid en lafhartigheid der Mogollen voor meer dan twee Millicenen aan gemunt geld of kostbaarheden ontrukte. Het Paleis alleen vaa den Keizer bevatte onwaardeerbaare en tallooze fchatten. De Zaal, in welke de Throon ftondt, was bekleed met gouden plaaten. De Zoldering was met Diamanten verfierd. Twaalf  DER BEIDE INDIEN. 375 Twaalf Kolommen van louter Goud , met Paerlen en Edele Gefleenten bezet, maakten de drie zyden des Throons uit, wiens verhemelte inzonderheid der oplettende befchouwinge waardig was. Het vertoonde de gedaante van een Paauw, die zynen Haart en vleugelen uitftrekkende, den Monarch met zyne fchaduw overdekte. De Diamanten, de Robynen, de Smaragden, alle de kostbaare Gefteenten, uit welke dit verwonderlyk Kunstgewrogt beftondt, vertoonden da natuurlyke kleuren van deezen fchitterenden Vogel. Ongetwyfeld is een gedeelte deezer fchatten in Indie te rug gekeerd. De wreede Oorlogen, welke, zedert deezen tyd, Perfie verwoest hebben, zullen eene menigte rykdommen , in de verovering van den Mogol behaald, in de Aarde hebben doen begraaven. Doch het kan niet anders zyn, of verfchillende takken van den Koophandel hebben een gedeelte derzelven na Europa doen vloeien, langs kanaalen, te bekend om 'er hier van te fpreeken. Doch men ftemme al eens toe, dat'er niets van tot ons is gekoomen, de zaak der zulken, welke den Indifchen handel veroordeelen , omdat dezelve met geld wordt gedreeven, zal 'er niet beter door worden, 't Valt gemaklyk dit te bewyzen. Het Zilver groeit niet op onze Akkers; het is een voortbrengzel van Amerika, 't welk ons wordt toegezonden in verwisfeling tegen onze Voortbrengzels. Indien Europa het niet overmaakte na Afie, Amerika zou wel haast in de onmogelykheid koomen om het na Europa te kunAa 4 nen V. BOEK.  S7<5 GESCHIEDENIS V. SOEK. nen overzenden. Deszelfs overtolligheid op ons Vast-Land zoude het dermaate van zyne waarde doen verliezen, dat de Natiën, welke het tot ons brengen, het niet meer uit hunne Volkplantingen zouden kunnen haaien. Zo ras de El Lynwaat, welke tegenwoordig twintig ftuivers kost, eenmaal tot een Pistool is geklommen, zullen de Spanjaards het niet meer kunnen koopen, om het te brengen na het Land, daar het Zilver groeit. 'Er moeren kosten gedaan worden om dit Metaal uit de Mynen te haaien. Zodra deeze kosten tienmaal' grooter worden , zonder dat de waarde van het Zilver toeneemt, zal deeze bewerking der Mynen , welke alsdan voor haare onderneemers meer lastig dan voordeelig zyn zal, noodzaakelyk moeten geftaakt worden. 'Er zullen geene Metaalen meer uit de Nieuwe in de Oude Waereld koomen. Amerika zal ophouden zyne beste Mynen te bewerken, gelyk het zich allengskens heeft genoodzaakt gevonden om van de minst overvloedige af te zien. Dit zou met 'er daad reeds gebeurd zyn, zo het geen weg hadt gevonden , om over de Kaap de Goede Hoop of de Philippynfche Eilanden ongeveer drie Millioenen na Afie over te fcheepen. Dus is deeze verzending van Metaalen na Indie, welke zo veele lieden, door hunne vooroordeelen verblind, dus lang befchouwd hebben als zo verderflyk en nadeelig, even heilzaam geweest voor Spanje, welks eenigjfte Fabriek dezelve .onderfteund heeft, als voor andere Volken, welke zonder dezelve noch de yoortbrengzels van hunnen grond a noch  DER BEIDE INDIEN. noch de vrugten hunner Nyverheid zouden hebben kunnen verkoopen. Naa dat wy dus den Indifchen handel hebben verdeedigd, laat ons nu vervolgens onderzoeken , of dezelve gedreeven zy volgens de beginzels eener gezonde Staatkunde. Dit zal ons gelegenheid geeven tot het beantwoorden der Vraage , of Europa, tot het dry ven van deezen handel, de groote Bezittingen in de Indien noodig hebbe ? Alle Europifche Volken , welke voorby de Kaap de Goede Hoop zyn gelteevend, hebben getragt uitgeftrekte heerfchappyen in Afie te ftigten. De Portugeezen, die den weg na deeze ryke gewesten hebben aangeweezen, hebben 't eerst een voorbeeld gegeeven van eene onbepaalde Eerzucht. Niet te vreden met het in bezit neemen der Eilanden, welke zo kostbaare voortbrengzels opleverden, met het aanleggen van fterkten, overal daar zy ze noodig hadden, met de onafhanklyke bezitting van den Oosterfchen fcheepvaart, hebben zy de wet willen ftellen op Malabar, welk, verdeeld zynde in veele kleine onafhanklyke heerfchappyen, nayverig en vyandig tegen elkander , genoodzaakt was den hals onder het juk te krommen. De Spanjaards lieten in den beginne niet meer gemaatigdheids blyken. Vóór dat zy de Philippynfche Eilanden nog geheel veroverd hadden, welke het Middelpunt hunner magt zyn moesten, deeden zy poogingen om hunne heerfchappy verder uit te breiden. Indien zy, zedert, het overige gedeelte van Aa 5 dee- V. BOEK.  V. BOEK 378 GESCHIEDENIS deezen onmeetelyken Archipel niet hebben te , onder gebragt, indien zy alle de nabuurige plaatzen hunne woede niet hebben doen gevoelen, de oorzaak hunner werkeloosheid moet alleen gezogt worden in de fchatten van Amerika, welke, zonder hunne begeerte te verzadigen, hunne aandagt tot zich hebben getrokken. De Hollanders benamen Portugal devoordeeligfte Posten, welke het op het VasteLand inhadt, en verjaagden het van alle de Eilanden, daar de Speceryen groeien. Het gelukte hun niet, deeze Bezittingen te behouden, als mede de zulke, welke zy zedert hebben aangewonnen, dan door het invoeren van een Regeeringsvorm, minder gebrekkig dan die van het Volk, op welks puinhoopen zy bouwden. De onzekere en langzaame ftappen der Franfchen lieten, geruimen tyd, riet toe, grootlche ontwerpen te vormen of uit te voeren. Zedert zy zich magtig genoeg hebben bevonden, hebben zy hun voordeel gedaan met de omksering van de MogoKche'magt, om de heerfchappy van Koromandel te overweldigen. Men heeft hen zien veroveren, of door listige onderhandelingen aan hun afftaan, een grondgebied, veel uitgeftrekter dan eenige Europifche Mogenheid immer in den Indostan hadt bezeeten. De Engelfchen, veel verffandiger te werke gaande , hebben niet getragt groot te worden, dan naa alvoorens de Franfchen beroofd te hebben, en toen geene mededingende Natie hun den voet konde dwars zetten. De  DER BEIDE INDIEN. 379 De zekere kennis, dat zy ten laatfte geene dan de Landzaaten zouden hebben te beftryden , heeft hen doen befluiten om hunne wapens na Bengale over te brengen. Dit was het Land, welk hun de meeste Koopmanfchappen moest opleveren, gefchikt voor de Europifche en Afiatifche Markten; welk de meeste van hunne Manufaétuuren moest trekken; welk, eindelyk, door middel van eene groote rivier, het gemaklykst door hunne Vlag in afhankelykheid kon gehouden worden. Zy hebben verwonnen , en zy vleien zich, langen tyd het genot te zullen hebben van de vrugt hunner overwinningen. Hun voorfpoed en die der Franfchen heeft alle Natiën doen verbaasd ftaan. Het is gemaklyk te begrypen, hoe Eilanden, aan zich zelve overgelaaten, zonder eenige verbintenis met hunne nabuuren, zonder de kunst en de middelen te bezitten om zich teverdeedigen, hebben kunnen te onder gebragt worden. Maar overwinningen, in onze dagen behaald, aan het Vaste-Land , door vyf of zes honderd Europeaanen, op tallooze Heirlegers van Heidenen en Mahornethaanen , voor het meerengedeelte in de kunst des Oorlogs bedreeven, veroorzaaken eene verbaazing, van welke men bezwaarlyk tot bedaaren koomt. Ondertusfchen moeten de gemoederen van verre voorbereid zyn tot deeze vreemde bedryven. De Portugeezen vertoonden zichnaauwlyks in het Oosten, of een klein getal fchepen en Soldaaten keerde 'er de Koninkryken het onderst V. BOEK.  V. BOEK. i i 380 GESCHIEDENIS onderst boven. 'Er was niet meer noodig dan het oprechten van eenige Komptoiren en het bouwen van etlyke Forten, om de Mogendheden van Indien te niete te doen. Toen zy niet meer onderdrukt wierden door de eerfte Veroveraars, gefchiedde zulks door de Veroveraars , welke hen verjaagden en vervingen. De Gefchiedenis deezer bekoor]yke Gewesten was niet meer de Gefchiedenis van 'sLands Inboorlingen; het was vervolgens die van hunne Dwingelanden. Doch wie waren dan deeze zonderlinge menfchen, welke nimmer onderweezen wierden in de fchool des tegenfpoeds en der ondervindinge; welke zich, zonder verdetdiging, aan hunnen gemeenen vyand overgaven ; welke uit hunne geduurige nederlangen niet leerden, eenige gelukzoekers te verjaagen, die de Zee op hunne oevers als uitgefpoogen hadt? Waren deeze menfchen . altoos fpeelpoppen en flagtoffers, van de zelfde foort als die, die hen aantastten? Ter beantwoordde deezer Vraage, zal het genoeg zyn op te klimmen tot de oorzaaken i/an de lafhartigheid der lndiaanen. —— Wy zullen een aanvang maaken met de Overheerfching, welke hen drukte. 'Er is geene Natie, welke, befchaafd wordende, niet iets verliest van haare deugd, haare dapperheid en zucht tot onafhankelykheid; en het is klaarblykelyk, dat de volken i?an het zuidelyk gedeelte van Afie, die zich 3e eerften in eene Maatfchappy verzameld lebben, ook het allereerst aan de Overheerèhing bloot gefield geweest zyn. Zodanig is,  DER BEIDE INDIEN. 38t Js, zedert den oorfprong der waereld, degeweone loop van alle gemeenfchaplyke vereenigingen geweest. Eene andere waarheid, niet min kragtig door de Gefchiedenis betoogd, is, dat ieder willekeurige Mogenheid tot haaren ondergang helt, en dat meer of min fpoedige omwentelingen, overal,een weinig vroeger of laater, de Vryheid aanbrengen. De Indostan is het eenige bekende Land, daar de lnwooners hunne regten eens verlooren hebbende,dezelve nimmer hebben weder gekreegen. De Dwingelanden zyn honderdmaal gevallen ; doch de Dwingelandy heeft zich telkens gehandhaafd. By de Staatkundige Slaaverny kwam de Burgerlyke. De Indiaan is geen meester van zyn leeven: men kent 'er geene Wet , welke het tegen de grilligheden van den Dwingeland , noch zelf tegen de woede zyner Afgevaardigden beveiligt. Hy is geen meester van zyne Ziele: de beoeffening van alle weetenfchappen , by welke het Menschdom groot belang heeft, is hem verbooden; en allen, die geoorlofd zyn, fpannen te zamen ter zyner veraartinge tot beestagtige domheid. Hy is geene meester van den Akker, welken hy bebouwt: de Landeryen en haare voortbrengzels behooren aan den Souverein; en het is veel, wanneer de Landman uit zynen arbeid voor zich zeiven en zyn gezin het noodige voedzel trekt. Hy is geen meester van zyne Nyverheid: ieder Kunstenaar, die het ongelnk heeft van eenige blyken van bekwaamheid te vertoonen, loopt gevaar om gefchikt te worden ten diende van het Op- per- V. BOEK.  V. BOEK. 382 GESCHIEDENIS perhoofd des Ryks, van zyne Stedehouders, of van deezen of geenen rykaart, die het regt heeft gekogt om hem naar goedvinden te gebruiken. Hy is geen meester van zyne goederen: om bevryd te zyn voor overlast èn kwellingen, verbergt hy zyn goud in den fchoot der Aarde, en laat het aldaar zelf by zyn verfterven begraaven blyven, in dedwaaze overtuiging, dat hy het zal kunnen gebruiken in een ander leeven. Kan men 'er aan twyfelen, of een volftrekt, willekeurig en dwingelandisch gezag , welk, om zo te fpreeken, den Indiaan aan alle zyden iniluit, moet alle de kragten en roerzeis zyner Ziele verbryzelen, en hem onbekwaam maaken tot de offeranden , welke de Dapperheid vordert ? De Luchtgefleldheid van den Indostan is insgelyks ftrydig met alle edelmoedige poogingen. De verwyfdheid, welke zy inboezemt, is een onverwinnelyke hinderpaal tegen alle groote en ftoute omwentelingen, zo algemeen in de Nóordlyke Jandfchappen. Het Lichaam en de Geest, beiden even zeer verzwakt, bezitten geene andere deugden en gebreken dan die der flaavernye. Met het tweede, of op het langst met het derde Geflagt, neemen de Tartaaren, de Turken, de Perfiaanen , zelf de Europeaanen, de Indiaanfche Agteloosheid aan. Godsdienstige of Zedelyke inflellingen zouden, ongetwyfeld, de Natuurlyke invloeden kunnen overmeesteren. Maar de bygeloovighedeh des Lands hebben nimmer dit verheeven oogmerk ten doelwit gehad. Nimmer hebben zy  DER BEIDE INDIEN. 383 zy belooningen in een toekoomend leeven beloofd aan den edelmoedigen burger, welke ter verdeediginge of tot roem des V aderlands het leeven opofferde. Terwyl zy den Zelfmoord aanraadden, en zelf in zommige gevallen gebooden, door de verleidende bekoorlykheid der toekomende vermaaken, verbooden zy geftrenglyk het vergieten van bloed. Dit was een noodzaakelyk gevolg van het Leerftelzel der Zielsverhuizinge. Dit Leerftuk moet zynen Aanhangeren eene hebbelyke en algemeene liefde inboezemen. De vreeze van fchade toe te brengen aan zyne Naasten, dat wil zeggen,aan alle menfchen, aan alle dieren, houdt hen geftadig in bedwang. Hoe kan men Soldaat worden, wanneer men met reden by zich zeiven kan zeggen: Misfchien bezit de Klefant, of het Paard, welk ik zal verdaan, de Ziel van mynen Vader; misfchien was de vyand, welken ik zaldoorfteeken, weleer het hoofd van myn geflagt? In de Indien, derhalven, verfterkt de Godsdienst de Lafhartigheid, uit Overheerfching en de Luchtgefteldheid gebooren. De Zeden doen hier nog meer toe. In alle gewesten is het vermaak der liefde het eerfte en.hoogfte vermaak; maar de drift tot dezelve is in de eene Luchtftreek heeviger dan in de andere. Terwyl de Noordlyke volken dit ftreelend gefchenk derNatuurezo gemaatigd gebruiken , geeven de Zuidlyke zich daar aan o^er met eene woede, welke alle de kragien vernryzelt. De Staatkunde heeft zomwylen deeze geneigdheid ten voordeele V. BOEK.  V. BOEK. 384 GESCHIEDENIS deele der Zamenleevinge doen medewerken; doch de Indifche Wetgeevers fchynen alleen ten oogmerke gehad te hebben, de heillooze invloeden eener verzengde Luchtftreeke te vermenigvuldigen. De Mogollen, de laatfte veroveraars deezer gewesten, zyn nog verder gegaan. De Liefde is by hen niets anders dan eene fchandelyke en verderflyke Ligtmisfery, door den Godsdienst, de Wetten en den Regeeringsvorm geheiligd. Het krygsgedrag der Volken van den Indostan , het zy Heidenen of Mahomethaanen, is dusdanige zeden waardig. Dit zullen wy in eenige byzonderheden aanwyzen; dezelve ontleenende uit de Schriften van een Engelfchen Officier, door zyne Krygsbedryven vermaard geworden in deeze afgeleegene gewesten. De Soldaaten maaken vooreerst het kleinfte gedeelte uit van de Indiaanfche Legers. Ieder Ruiter wordt gevolgd van zyne Vrouw, zyne kinderen en twee bedienden , van welke de eene het paerd moet oppasfen, en de andere voeder, haaien. Het gevolg der hoogere en laagere Legerhoofden is evenredig aan hunnen hoogmoed, rykdom en rang.De Souverein zelve, by het te velde trekken meer bedagt op het vertoon zyner pragt en grootheid, dan op de behoeften des Oorlogs, heeft in zyn gevolg zyn Serail, zyne Elefanten, zyn Hof, zelf het grootfte gedeelte van de Inwooneren zyner Hoofdftad. De noodïaakelykheid om te zorgen voor de behoefden, de grilligheden en de pragt deezer gemengde menigte, veroorzaakt, eigenaartig, ia het midden van het Leger, eene foort van Stad,  DER BEIDE INDIEN. 385 Stad, opgevuld met Pakhuizen en overtolligheden. De beweegingen van zo een zwaar en wanfchikkelyk gedrogt, zyn noodwendig zeer langzaam. 'Er heerscht eene groote verwarring in zyne optogten en werkzaamheden. Hoe maatig de lndiaanen en zelf de Mogollen ook zyn mogen , zy moeten dikwyls gebrek hebben aan leevensmiddelen; de honger veroorzaakt befmettende kwaaien, en eene verfchrikiyke fterfte. Dit ongeluk, egter, treft doorgaans alleen de nieuwlings geworvene Soldaaten. Schoon de bewoöners van den Indostan in 't algemeen eene fterke zucht na Krygsroem voorwenden, zy dienen nogthans zo weinig in den Oorlog als mogelyk is. Zy, die gelukkig genoeg geweest zyn in de Veldflagen, om een beroemden naam te verwerven , worden, voor eenigen tyd, van den dienst ontflagen; en 't gebeurt zelden dat zy zich van dit voorregt niet bedienen. De aftogt deezer bejaarde en ervarene Krygsknegten is de ongelukkige oorzaak, dat de Legers niets anders zyn dan eene flegte verzameling van Soldaaten, in haast geworven , in de onderfcheidene Provinciën van het Keizerryk, en van alle Krygstugt en kunde ontbloot. De leevenswyze der Troepen is zulk eener gebrekkige gefteldheid waardig. Zy eeten 's avonds eene vervaarlyke menigte Ryst, en gebruiken naa het eeten Droogeryen, welke hen in een diepen flaap dompelen. In weerwil van deeze kwaade gewoonte , vindt men geene Wagt rondom de Legerplaats, daar gefield II. Deel. Bh om V. BOEK.  v. BOEK. 386 GESCHIEDENIS om overrompeling te voorkoomen; en niets kan den Soldaat doen befluiten om vroeg op te ftaan, tot het uitvoeren van onderneemingen , welke den grootften ipoed zouden vereifchen. De Roofvogels, van welke men altoos eene groote menigte medevoert, regelen de Krygsverrigtingen. Zyn ze dof en onlustig, dat is een kwaad voorteken, verbiedende flag te leveren. Zyn ze verwoed en driftig, men trekt ten ftryde, welke redenen 'er ook zyn mogen om het gevegt te ontwyken of uit te fteiien. Deeze bygeloovigiieid, als mede de onderhouding van gelukkige of ongelukkige dagen, beflist het lot der best beraamde ontwerpen. In de Optogten kent men geene orde. Ieder Soldaat trekt voort naar zyn goedvinden, en vergenoegt zich met de Bende te volgen, tot welke hy behoort. Dikwyls ziet men hem zynen leeftogt , en de gereedfchappen, tot deszelfs bereiding noodig, op het hoofd draagen ; terwyl zyne Wapens gedraagen worden van zyne Vrouw , die veelal gevolgd wordt van eene menigte kinderen. Indien een Voetknegt nabeftaanden of iets te verrigten heeft in het vyandelyk Leger, hy gaat gerust derwaarts over, en keert vervolgens weder tot zyne Standaarden , zonder by zyne wederkomst den geringften tegenftancke ontmoeten. De ftryd wordt niet beter geregeld dan de toebereidzels. De Ruitery, welke de geheele kragt der Indiaanfche Legers uitmaakt, (want het Voetvolk is in eene alleruiterfte veragting) valt tamelyk moedig aan met het blank geweer; maar  DER BEIDE INDIEN. 387 maar zy is nimmer beltand tegen het vuur van het grof gefchut of der Musketten. Zy vreest haare paarden te zullen verliezen , welke meestal Arabifche, Perfifche of Tartaarfche zyn, en haaren eenigen rykd.om uitmaaken. Zy, die tot deeze Bende behooren, welke niet min hoog geagt als wel betaald wordt, hebben zo groote liefde voor hunne Paarden, dat zy zomtyds 'er over in den rouw gaan. Zo zeer als de lndiaanen bedacht zyn voor het vyandlyk grof gefchut, zo groot vertrouwen itellen zy in het hunne, hoewel zy even onkundig zyn van de wyze om het aan te voeren , als om het te laaten fpeelen. Hunne Kanons , welke allen trotfche naamen voeren , en voor 't meerengedeelte van eene verbaazende grootte zyn, zyn veeleer eene belemmering dan een werktuig van overwin» ninge. Zy die in den ftryd tragten uit te munten, eeten zich dronken aan Opium, waar aan zy de kragt toefchryven van het bloed te verhitten , en de Ziel tot heldhaftige bedryven te noopen. In deeze kortduurende dronkenfchap, gelyken zy, in kleeding en onvermogende woede, veel meer naar dweepzieke Vrouwen, dan naar wel beraadene Mannen. De Vorst, welke het bevel voert over deeze veragtlyke Legerbenden, is altoos gezeeten op een ryklyk uitgedotften Elefant, daar hy tevens verftrekt ten Bevelhebber en Standaard van het geheele Leger, welk het oog op hem heeft. Vlugt of fneuvelt hy, het gantfche Werktuig valt in duigen. Alle de BenBb 2 den V. BOEK.  V. BOEK. 388 GESCHIEDENIS den raaken verftrooid , of begeeven zich onder des Vyands Standaarden. Dit Tafereel, welk wy verder hadden kunnen uitbreiden, zonder het te vergrooten, zet geloofwaardigheid by aan onzen voorfpoed in den Indostan. Veele Europeaanen, uit hetgeen op de Kusten gefchied is, oordeelende over 't geen binnen in het Land zou kunnen verrigt worden, zyn van gedagten dat de volkomene verovering deezer gewesten zonder ligtvaardigheid zou kunnen ondernomen worden. Deeze overmaate van vertrouwen is in hun daar. uit ontflaan, dat zy, in gelegenheden , in welke geen vyand hen van agteren kon befpringen, noch den aanvoer van onderftand onderfcheppen, de overwinning hebben behaald op befchroomde Weevers en Kooplieden, op Legers zonder dapperheid en Krygstugt , op onvermogende Vorsten, nayverig tegen elkander, altoos in Oorlog met hunne nabuuren of onderdaanen. Zy willen niet zien, dat zo zy zich begroeien in de diepten van Indie, zy allen zouden gefneuveld zyn , voordat zy bet midden van hunnen weg bereikt hadden. De overmaatige hette der Luchtltreeke, geftadige vermoeijenisfen , ontelbaare ziekten, gebrek aan leevensmiddelen, honderd oorzaaken van een onvermydelyken dood, zouden de Veroveraars vernietigen, genomen zelf dat de vyanden , welke hun geftadig werk zouden verfchaffen, hen geenerlei gevaar deeden loopen. Laaten wy zelf onderftellen,indien men wil, dat tien duizend Europifche Soldaaten Indie, van  DER BEIDE INDIEN. 389 van het eene einde tot het ander, plat geloo pen en geploncierd hebben, wat zou hier van het gevolg 'yn? /ouden deeze Legermagten genoeg zyn om de Vetovering te verzekeren, ieder Volk, ieder Provincie, ieder Gewest in bedwang te houden? en zo zy niet toereikende zyn , dat men ons dan zegge, welke vermeerdering van Troepen men zou noodig hebben? Men onderftelle, dat de beerfchappy op een vasten voet gebragt zy, de toeftand der Veroveraars zal 'er niet veel beter door worden. De inkomflen van den Indostan zullen in den Indostan zeiven verteerd worden. De Europifche Mogenheid, welke dit plan van overweldiginge heeft ontworpen , zal 'er geen andere vrugt van trekken dan een groot ydel in zyne bevolking, en de fchande van harsfenfchimmen te hebben naagejaagd. ' De Vraag, welke wy nu hebben overwoogen, is genoegzaam onnut geworden, zedert de Kuropeaanen zelve gearbeid hebben om hunnen voorfpoed in den Indostan bezwaarlyker te maaken. Door de Landzaaten in hunne onderlinge jaloezven mede berokkend te hebben, hebben zy hen onderweezen in de Krygskunde, de Legertugt en de behandeling der Wapenen. Deeze Staatkundige misdag heelt; den' Souvereinen deezer gewesten de oogen geopend. Zy zyn bevangen van de zucht om krygskundige Legerbenden te hebben Hunne Ruitery heeft meer orde ingevoerd in haare onderfcheidene beweegingen; en het Voetvolk, dus lang zo veragt, heeft de vastigheid B b 3 ge- V. BOEK.  V. DOEK. S9o GESCHIEDENIS gekreegen aan onze Batailjons eigen. Hun talryk en wel behandeld grof gefchut heeft hunne Legerplaats beveiligd, en hunne aanvallen gedekt. Hunne Legers, beter beftuurd en geregelder betaald, hebben het langer in het veld kunnen houden. Deeze verandering, welke oogenblikkelyke belangen , misfchien, belet hadden te voorzien, zou door den tyd aanmerkelyk genoeg kunnen worden, om onoverkoomelyke hinderpaalen te ftellen tegen de drift der Europeaanen om zich in den Indostan verder uit te breiden, om hen zelf te berooven van de gemaakte veroveringen. Zou dit een voor of nadeel zyn ? Dit zullert wy nu onderzoeken. Toen de Europeaanen in dit ryk gewest wilden beginnen te handelen, vonden zy het verdeeld in een groot getal kleine Staaten, zommige van wélken beftuurd wierden door Vorsten des Lands, andere door Pataanfche Koningen. De onderlinge haat, welke het verdeeld hieldt, deedt hen bykans geftadig de wapens voeren. Behalven deeze Oorlogen van de eene Provincie tegen dé andere, wierdt 'er een geduurige Oorlog gevoerd tusfchen den Vorst en zyne Onderdaanen. Dezelve wierdt gevoed door de Pagters, welke, om zich ten Hove aangenaam te maaken, dé maate der belastingen geftadig deeden toencemen. 'By deezen last voegden deeze barbaaren het nog drukkender gewigt van kwellingen. Hunne plonderingen waren flegts een middel te meer om hunne Aropten te behouden, in een Land, alwaar hy, die 't meest geeft, altoos gelyk heelt. Deeze  DER BEIDE INDIEN. 391 Deeze Regeeringloosheid en geweldenaaryen deeden ons gelooven, dat tot het vestigen van een veiligen en duurzaamen Koophandel, dezelve onder de befcherming der wapenen moesc gefield worden ;wy bouwden verfterkte Komptoiren. In 't vervolg jaagde de Naayver, welke de Europifche Natiën in de Indien, gelyk elders, verdeelt, hen op grooter kosten, leder deezer uitlandfche volken oordeelde zich verpligt , om niet het flagtoffer te worden zyner mededingeren, zyne kragten te vermeerderen. Nogthans breidde zich onze heerfchappy niet verder uit dan onze Forten. Dê Koopmanfchappen wierden tamelyk. gerust aangevoerd , of met zwaarigheden, welke niet onoverkoomelyk waren. Naa dat zelf de veroveringen varTKoulikan het Noordlyke gedeelte van den Indostan in verwarring hadt gebragt, bleef nogthans de rust op Koromandel duuren. Maar de dood van Nizam El-moulouk, Souba van Decan, ftigtte 'er een brand, welks rook nog opgaat. De befchikking over deezen onmeetelyken buit behoorde eigenaartig aan het Hof van Delhy. Deszelfs zwakheid deedt de kinders van Nizam zich verftouten om eikander den rykdom van hunnen Vader te betwisten.- Om elkander den voet te ligten, namen zy beurtelings de toevlugt tot de wapenen, verraaderyen, vergiftigingen en moorden. De meeste Gelukzoekers, welke zy aan hunnen haat en misdaaden deeden deel neemen, fneuvelden te midden deezer eislykheden. De Maratten alleen, welke eene Natie uitmaakten, die nu Bb 4. een« V. BOEK.  V. BOEK. 392 GESCHIEDENIS eens deeze, dan eene andere party aankleefden , en dikwyls Troepen onder allen hadden, fcheenen hun voordeel te moeten doen met deeze Regeeringloosheid, om na de Souvereinitcit van Decan te ftreeven. De Europeaanen hebben beweerd , groot belang te hebben by het verydelen van dit diepdoordagt maar heimelyk ontwerp; zie hier de reden. De Maratten, zeiden ze, zyn Roovers volgens de wetten hunner opvoedinge, en volgens de beginzels hunner flaatkunde. Zy eerbiedige het Regt der Volken niet; zy hebben in 't geheel geene kunde van het Natuurlyk of Burgerlyk Regt; zy voeren de verwoesting overal mede. Het gerugt alleen van hunne aannaderinge maakt de digtst bewoonde Landen tot Wildernisfen. Men ziet niets dan verwarring in alle Landen, welke zy hebben te onder gebragt; de Fabrieken zyn 'er vernietigd. Dit begrip deedt de Europifche Natiën, welke de overhand hadden op de Kust van Koromandel, denken, dat dusdanige nabuuren 'er den geheelen Koophandel zouden bederven, en dat het niet meer mogelyk zyn zoude, penningen in handen der Makelaars te (lellen, om voor dezelve binnen in het Land goederen te koopen, zonder dat deeze penningen door deeze Roovers wierden weggenomen. De begeerte om een onheil te voorkoomen, welk hunnen ftaat moest bederven, en hen de vrugt der opgerigte Bezittingen doen verliezen, boezemde hunnen Agenten het denkbeeld in van een nieuw Ontwerp". In  DER BEIDE INDIEN. 393 In den tegenwoordigen toeftand van den Indostan, dit verfpreidden ze, is tiet onmogelyk aldaar voordeelige verbintenisfen te onderhouden , zonder de befcherming van eenen ftaat van Oorlog. De kosten kunnen, op zo een grooten afttand van de Hoofdftad, niet gedraagen worden door de voordeelen alleen van den Koophandel, hoe groot zy ook mogen onderfteld worden. Het is derhalven noodzaa ■ kelyk, zich te voorzien van genoegzaame bezittingen, ter goedmaakinge deezer overgroote kosten , en gevolglyk van geenzins geringe bezittingen. Dit bewys, waarfchynelyk uitgedagt om tot een masker te verftrekken van eene verregaande Gierigheid of onbepaalde Eerzucht, maar 't welk de te algemeene drift tot het maaken van veroveringen zo kragtig heeft geoordeeld , zou wel niets anders dan eene drogreden kunnen zyn. Om het te wederleggen , biedt zich eene menigte Natuur-, Zede- en Staatkundige bewysredenen aan. Wy zullen niet meer dan ééne reden aanvoeren, en dit zal eene gebeurde zaak zyn. Van de Portugeezen af aan, die de eerften waren, welke ontwerpen van grootheid in Indie bragten, tot op de Engelfchen, welke den heilloozen Naamrol der Overweldigers belluiten, is 'er geen eene, noch groote, noch kleine bezitting aangewonnen , Bengaie en de Specery Eilanden alleen uitgezonderd, die op verre na de onkosten heeft kunnen goedmaaken, welke de verovering of verdeediging vereischt heeft. Hoe de bezittingen grooter geweest zyn, hoe zy tot. Bb 5 gr°o- V. BOEK.  V. BOEK. 394 GESCHIEDENIS grooter last verftrekt hebben voor de eerzuchtige Mogenheid, welker het, door welke wegen en middelen ook, gelukt was dezelve te verkrygen. Dus zal het altoos gaan. Ieder Natie, die een uitgeftrekte ftreek lands heeft aangewonnen , zal dezelve willen behouden. Zy zal alleen haare veiligheid zoeken in verfterkte plaatzen , en men zal dezelve zonder tal wegneemen. Deeze toerusting van Oorlog zal den Landman en Kunstenaar, even zeer op hunne veiligheid bedagt, de vlugt doen neemen. Het gemoed der nabuurige Vorsten zal met vermoedens vervuld worden; en zy zullen met reden vreezen, een prooi te zullen worden van eenen Koopman, die een Veroveraar is geworden. Van dit oogenblik af zullen zy bedagt zyn op den ondergang van eenen Onderdrukker, welken zy in hunne havens niet hadden ontvangen, dan met oogmerk om hunne fchatten en magt te vergrooten. Indien de omftandigheden hen noodzaaken om Verbonden te fluiten, zullen zy ze niet tekenen, zonder te gelyk in hun hart te zweeren den ondergang van hem, met welken zy een Verdrag zullen fluiten. De Leugen zal de grondflag zyn van alle hunne overeenkomsten. Hoe zy langer zullen genoodzaakt geweest zyn te veinzen, hoe zy meer gelegenheids zullen gehad hebben om den Dolk te fcherpen, gefchikt om den vyand te grieven. De welgegronde vreeze voor deeze trouwloosheden zal de overweldigers doen befluïten om altoos op hunne hoede te zyn. Zyn hunne b*.  DER BEIDE INDIEN. 395 befchermers Europeaanen, hoe veel volks zal zulks der Hoofdftad kosten! Welke kosten zullen 'er moeten gedaan worden om hen te verzamelen, hen over Zee te doen trekken, te onderhouden en aan te vullen! Indien men; uit een beginzel van fpaarzaamheid, zich vergenoegt met Indiaanfche Troepen, wat kan men zich belooven van een verwarden hoop flegte lieden, welker Optogten altoos veraarten in plonderingen, en beftendig uitloopen op eene verhaaste en fchandelyke vlugt ? Hun Zedelyk en Natuurlyk roerzei is dermaate verflapt , dat de verdeediging hunner Haardfteden cn Altaaren den Itoutiten hunner nimmer iets verder inboezemde dan eenige kortduurende beweppingen eener opbruisfehende onverzaagdheid Zullen uiriandfche belangen , en die v: i I itlyk zyn voor hun Vaderland, hunne vernederde cn vemarte Ziel zich doen verheffen'? Moet men niet veeleer vermoeden, dal zy ten allen tyde gcreedlyk zullen geneigd zyn tot het verraaden eener gehaate zaak, welke hun nimmer een beftendig en gevoelig voordeel zal aanbrengen? Bv dit nadeei zal een geest van oproerigheid' en rooflust koomen, welke, zelf in dc gerustfte tyden van den Vrede, weinig zal verfchillen van de verwoestingen des Oorlogs. De Agenten, met deeze afgeleegene belanger belast, zullen fpoedig rykdommen willen verzamelen. De langzaame en geregelde winsten van den Koophandel zullen hen hunne: oplettendheid niet waardig fchynen; en zy zul len een fpoedigen weg baanen tot omwentelin gen V. BOEK. I I  396 GESCHIE DE N I S V. soek. i i ■ l i I 2 t r % x r 1 o u gen, welke het als van Roupies zal doen re. genen. Hunne floutmoedigheid zal ontelbaare rampen hebben gebaard, voor dat hunne Opperhoofden , op den afftand van zes duizend Mylen van hun woonende, de vereischte middelen kunnen beraamen om dezelve te beteugelen. De Hervormers zullen niet-bertandzyn tegen Millioenen, of zy zullen te laat koomen om de vernieling van een gebouw te verhoeden, welk nimmer een vasten grondflag zal gehad hebben. Deeze uitflag zal ons ontflaan van het onderzoek van de natuur der ftaatkundige verbintenisfen , welke de Europeaanen met de Indifche Mogendheden hebben aangegaan. Indien deeze groote bezittingen nadeelig zyn, tullen de Verbonden, gemaakt om dezelve aan :e winnen, nimmer redelyk kunnen zyn. On:e Kooplieden, willen zy wys zvn, zullen moeen afzien zo wel van de dnfc tot het doen van veroveringen, als van de ftreelende hoop om le Balans van Afie in handen te zullen ïouden. Het Hof van Delhy zal ten eenemaale bewyken onder den last deezer binneniandfche erdeeldheden, of 'er zal een Vorst opltaan, ekwaam om het te onderfteunen. De Regee» ing zal Leenroerig blyven, of willekeurig wdcn. Het Hyk zal verdeeld worden in eele onalhankelyke Staaten, of flegts éénen itester gehoorzaamen. De Maratten of de logollen zulien de wet ftellen. Aan deeze mwentelmgen moeten de Europeaanen zich iet bemoeien. De Indostan, hoedanig ook zyn  DÊR BEIÖE INDIEN. zyn lot zyn moge, zal Lynwaaten reeden. Zy zullen ze koopen, en ze ons verkoopen; dit is het al. Te vergeefs zou men tegenwerpen, dat de geest, welke ten allen tyde geheerscht heeft in deeze Landftreeken, ons genoodzaakt heeft, van de gewoone regels van den Koophandel af te wyken; dat wy gewapend zyn op de Kusten; dat deeze gelegenheid ons, in weerwil van ons zei ven, mengt in de zaaken onzer nabuuren; dat ons te veel te willen afzonderen, zo veel is als alles te bederven. Deeze vreeze zal blyken een harsfenfchim te zyn aan alle redelyke lieden , die weeten , dat de Oorlog in deeze afgeleegene gewesten nog heilloozer zyn moet voor de Europeaanen dan voor de Landzaaten; en dat dezelve ons in de noodzaakelykheid zal brengen om alles te overmeesteren, iets 't geen men zich niet kan voorftellen; of voor altoos verdreeven te worden uit een Land, alwaar het voordeelig is eenige verbintenisfen te behouden. Zucht tot Orde zal zelf nog meer uitgebreidheids geeven aan deeze vreedzaame inzigten. Verre van de groote Bezittingen aan te merken als noodzaakelyk, zal men niet wanhoopen om ten eenigen dage de verfterkte posten te zullen kunnen ontbeeren. De Indiaanen zyn van natuure zagtmoedig en menschlievend, in weerwil van het wrevelmoedig Karakter der overheerfchinge , welke hen verplettert. De oude Volken, welke met hun handel dreeven, roemden altoos hunne eerlykheid en goede trouwe. Dit gedeelte der Aarde be- V. BOEK.  v. BOEK» 398 GESCHIEDENIS bevindt zich tegenwoordig, ten haaren en onzen opzigte, in eenen ftaat van rusteloosheid. Onze Eerzucht heeft 'er overal tweedragt gezaaid ; en onze begeerlykheid heeft aldaar haat, vreeze en veragting voor ons Vast land ingeboezemd. Veroveraars, Overweldigers, Onderdrukkers , zo bloedverkwistende als greetig na rykdommen: zie daar het licht, in welic men ons in het Oosten heeft befchouwd. Ons voorbeeld heeft aldaar de INationaalegebreken vermenigvuldigd, en wy hebben 'er geleerd de onze te wantrouwen. Indien wy den lndiaanen alleen het voorbeeld vertoond hadden van maatregelen op de goede trouwe gegrond; indien wy hun geleerd hadden, dat het wederzydsch belang de grondflag is van den Koophandel; indien wy hunnen Landbouw en Nyverheid hadden aangemoedigd , door verwisfelingen even voordeelig voor hun als voor ons zeiven , men zou ongevoelig de gunst deezer volken gewonnen hebben. De gelukkige gewoonte van in veiligheid met ons te handelen, zou hunne vooroordeelen hebben doen verdwynen, en misfchien hunnen Regeeringsvorm veranderen, 't Zou ons gelukt zyn, in het midden van hun te leeven, en rondom ons te verzamelen gevestigde en befchaafde Natiën, wier vermogens, door eene wederkeerigheid van belangen , onze Bezittingen zouden hebben befchermd. Elk van onze Komptoiren zou voor ieder volk van Europa een nieuw Vaderland zyn geworden, daar wy eene volkomene veiligheid zouden ontmoet hebben. Onze toeftand  der beide INDIEN. 399 ftand in Indie is een gevolg onzer ongeregeldheden , en der moorddaadige Ontwerpen, welke wv derwaarts hebben overgebragt. De lndiaanen denken , dat zy ons niets fchuldig zyn, dewyl alle onze bedryven hun beweezen hebben , dat wy ons jegens hen nergens toe verbonden rekenden. Deeze gewelddaadige toeftand mishaagt aan het meerendeel der Volken van Afie, en zy uiten de vuurigfte wenfchen om eene gelukkige omwenteling. De wanorde onzer zaaken moest ons in de zelfde gemoedsgefteldheid gebragt hebben. Om eene beftendige aannadering van eenheid van belang tot den Vrede en het goed verftand te doen gebooren worden, zoude het, misfchien, genoeg zyn, dat de Europifche Volken, welke op de Indien handelen , onderling overeenkwamen, ten aanzien van deeze afgeleegene Vaarwateren, in eene Onzydigheid , welke door geene gefchillen, zo menigvuldig op hun Vast-land, kon gefchonden worden. Indien zy zich konden aanmerken als Leden van een zelfde Gemeenebest, zouden zy ontflagen zyn van het onderhoud der Krygsmagt, welke hen gehaat maakt, en bederft. In verwagting van eene veranderinge, welke de Geest van Tweedragt, door welken wy geflingerd worden, niet toelaat te hoopen , zullen wy overgaan tot de laatfte Vraag, welke wy ons voorftelden, of het naamelyk het belang van Europa zy, in den Indifchen Koophandel voort te gaan, door middel van bevoorregte en uitfluitende Maatfchappyen , dan denzelven voor een ieder open teftellen? Wil- V. BOEK.  400 GESCHIED. ENIS V. SOEK Wilden wy deeze Vraag door algemeenhe» den beantwoorden, zy zou niet moeilyk zyn te beflisfen. Vraagt gy, of in eenen Staat, welke zekeren tak van Koophandel veroorloft, alle burgers regt hebben om aan denzelven deel te neemen; het antwoord is zo eenvoudig, dat het zelf niet kan ontwikkeld worden, 't Zou hard zyn , dat Onderdaanen , welke gelykerhancf den last draagen van de Ketens der Maatfchappye en van de algemeene uitgaaven, niet geiykelyk zouden deel hebben aan de voordeelen van het Verdrag, door welk zy vereenigd zyn; dat zy moesten zuchten onder het juk hunner inftellingen, en hetzelve torzen , en dat zy misleid waren in 'er zich aan te onderwerpen. Van den anderen kant, ftemmen de Staatkundige begrippen met deeze denkbeelden van Regtvaardigheid volmaakt overeen. Elk weet, dat de Vryheid de Ziel is van den' Koophandel , en dat zy alleen in ftaat is om denzelven zyn uiterfte doelwit te doen bereiken. Ieder weet, dat de Naayver de Nyverheid doet ontwikkelen, en haar alle de kragt geeft, voor welke zy vatbaar is. Nogthans is het meer dan eene Eeuw geleeden, zints de gebeurtenisfen deeze beginzels wederfproken hebben. Alle Volken van Europa, welke op de Indièn handelen, dryven hunnen Koophandel door middel van uitfluitende Maatfchappyen; en men moet bekennen , dat gebeurtenisfen van deezen aart kunnen doen misleiden, als zynde het bezwaarlyk te gelooven, dat magtige Volken, onder welke allerlei foort van kun-  der beide INDIEN. 401 kundigheden zo groote vorderingen hebben gemaakt, zich meer dan honderd jaaren lang zouden bedroogen hebben omtrent een zo aangeleegen onderwerp, zonder dat zy, door ondervinding of redekaveling, van hunnen misflag zouden hebben kunnen overtuigd worden. Een van beiden moet dan waarheid zyn, of dat de Verdeedigers der Vryheid hunne beginzels te verre hebben uitgeftrekt, of dat de voorftanders van het uitfluitend Voorregt te verre gegaan zyn in de noodzaakelykheid der uitzonderinge. Misfchien is men van weerskanten, buitenfpoorige begrippen omhelzende, te verre gegaan, en even zeer van de waarheid afgeweeken. Zedert men over deeze berugte Vraag heeft getwist, heeft men altyd geloofd , dat zy volmaakt eenvoudig was; men heeft altoos onderfteld, dat het tot de natuur eener Indifche Maatfchappye behoorde, dat zy uitfluitende was, en dat haare beflaanlykheid met die van haar Voorregt onaffcheidbaar verknogt was. Van hier dat de Voorftanders der Vryheid gezegd hebben: de uitfluitende Voorregten zyn haatelyk; derhal ven moet 'er geene Maatfchappy zyn. Hunne partyen daarentegen hebben geantwoord: de natuur der zaaken vordert eene Maatfchappy; derhalven moet 'er een uitfluitend Voorregt zyn. Maar indien wy in ftaat zyn om te bewyzen, dat de redenen, welke tegen de Voorregten worden ingebragt, niets bewyzen tegen de Maatfchappyen , en dat de omftandigheden, welke eene Indifche Maatfchappy kunnen nood- II. Deej,. Cc zaa- V. EQEIC.  V. BOüh. 402 GESCHIEDENIS zaakelyk maaken, niets afdoen ten voordeele van haar Voorregt; indien wy bewyzen, dac de natuur der zaaken met 'er daad eene vermogende vermaatfchapping, een Maatfchappy tot den Indifchen handel, vorderen, doch dat het uitfluitend Voorregt aan byzondere oorzaaken verknogt is, zodat deeze Maatfchappy kan beftaan zonder bevoorregt te zyn, zullen wy de bron der algemeene dwaalinge, en de oplosfing der zwaarigheid , hebben gevonden. Wat maakt de natuur der zaaken uit in het ftuk van den Koophandel ? Het zyn de Luchtftreeken, de Voortbrengzels, de afftand der plaatzen , de gedaante van den Regeeringsvorm, de aart en de zeden der Volken, welke daar aan onderworpen zyn. In den Indifchen handel meet men zes duizend Mylen buiten Europa reizen, om de goederen te haaien , welke deeze gewesten opleveren: men moet 'er in een zeker bepaald faifoen aanlanden, en wagten, tot dat een ander faifoen de noodige winden tot de te rug reize medebrenge. Hier uit volgt, dat de reizen omtrent twee jaaren duuren, en dat de Reeders niet kunnen hoopen, hun Kapitaal te rug te bekoomen, dan naa verloop van deeze twee jaaren. Dit is de eerfte weezenlyke omftandigheid. De natuur van een Regeeringsvorm, onder welken geene zekerheid m ch eigendom plaats heeft, veroorloft den Landzaaten niet om openbaare Markten te houden, of byzondere Magazynen op te regten. Men verbeelde zich menfchen, gedrukt en veraart door  DER BEIDE INDIEN. 403 door de overheerfching, Werklieden onbekwaam om iets uit zich zelve te onderneemen; en van den anderen kant, de Natuur nog vrugtbaarer dan het gezag inhaafg is, aan luie Volken een onderhoud verfchaffende, genoegzaam voor hunne behoeften en wenfchen, en men zal verwonderd ftaan, dat 'er de minste Nyverheid in Indie plaats hebbe. Om deeze reden kunnen wy verzekeren, dat 'er niets zou gemaakt worden, indien men de Weevers niet aanfpoorde met geld in de hand, en indien men de vporzorge niet gebruikte om een jaar vooruit de goederen te beftellen, welke men noodig heeft. Men betaalt een derde van de waarde als ze befteld worden; de tweede derde als de goederen half gemaakt zyn ; en de laatfte derde by de levering. Deeze fchikking heeft ten gevolge een verbaazend onderfcheid ten aanzien van den prys en de hoedanigheid; maar 'er volgt tevens uit, denoodzaakelykheidom zyn geld een jaar langer uitftaande te hebben , dat wil zeggen , drie in plaats van twee jaaren: eene affchrikkende noodzaakelykheid voor byzondere handelaars , voornaamelyk uit overweeging van de grootheid van het Kapitaal, welk deeze onderneemingen vorderen, j In de daad, daar de kosten der fcheepvaart en de gevaaren zo groot zyn , moeten 'er noodwendig , om dezelve te kunnen doen, volkomene Laadingen worden aangevoerd ; dat is, Laadingen van een Millioen of vyftien honderd duizend Livres , de prys Cc 2 van V. BOEK.  V. BOEK. 404. GESCHIEDENIS van den inkoop in Indie. Maar, welke zyn de Kooplieden of zelf Kapitaalisten, bekwaam om een verfchot van deezen aart te doen, welk zy niet eerder kunnen te rug ontvangen dan naa verloop van drie jaaren ? Zy zyn 'er zekerlyk weinig in Europa; en onder degeenen, welke daar toe de magt zouden hebben, is 'er bykans niemand, die daar toe genegen zyn zoude. Raadpleeg bet menschlyk hart; menfchen van middelbaare middelen zyn het, welke gaarne groote gevaaren waagen, om groote voordeelen te behaalen. Maar wanneer iemands rykdom eenmaal tot een zekeren trap is geklommen, wil hy genieten, en wel met zekerheid genieten. De reden hienvan is niet, dat de rykdommen den Gouddorst lesfchen; zy maaken dien dikwyls nog meer gaande: maar zy verfchaffen duizend middelen om denzelven zonder moeite en zonder gevaar te ftillen. Om deeze reden vertoont zich terftond de noodzaakelykheid om Vermaatfchappingen aan te gaan, in welke een groot getal menfchen niet zal fchroomen deel te neemen, dewyl een ieder hunner in het byzonder flegts een klein gedeelte zyner bezittingen zal waagen, en de hoop van voordeel zal afmeeten by de vereeniging der middelen, welke de geheele Maatfchappy kan in het werk ftellen, Deeze noodzaakelykheid zal nog duidelyker blyken, indien men van naby befchouwt de wyze, op welke de inkoopen in Indie gefchieden, en de groote voorzorge, welke hier toe wordt vereischt. Om  der beide INDIEN. 405 Om eene Laading vooraf te befpreeken, heeft men noodig meer dan vyftig Agenten, op den afftand van drie, vier of vyf honderd Mylen van elkander verfpreid. Wanneer het Werk verrigt is, moet het na£emeeten en geykt worden; zonder dit zouden de goederen wel haast verminkt worden, ter oorzaake van de kwaade trouwe der Werklieden , welke even zeer bedorven worden door hunne Regeering, als door den invloed van allerlei flag van misdaaden, van welke Europa, zedert drie Eeuwen , hun het voorbeeld heeft gegeeven. Naa dit alles worden 'er nog andere niet min noodige werkingen verëischt. 'Er zyn noodig Bleekers, Lywaatkloppers,Pakkers, zelf Bleekeryen,voorzien van Vyvers,welke een zeer helder water bevatten, 't Zou, ongetwyfeld, voor byzondere handelaars bezwaarlyk vallen, alle deeze voorzorgende behoedmiddelen te bekostigen ; doch gefield zynde, dat hunne Nyverheid hun hiertoe de mogelykheid verfchafte, dit zou, egter,niet kunnen gefchieden, dan op de onderftelling dat een iegelyk hunner een gefladigen en altoos gelukkigen handel dreef. Want alle de middelen, welke wy hebben aangeweezen, kunnen niet van den eenen dag tot den anderen worden in het werk gefteld, en niet in ftand gehouden worden, dan door eene geftadige werkzaamheid. Ieder byzonder Koopman zou derhalven moeten in ftaat zyn, drie jaaren agter elkander , ieder jaar één fchip af te vaardigen; dat is, vier Millioenen Cc 3 U- V. boek.  y7 BOEK. ! Ui ., 406" GESCHIEDENIS Livres te verfchieten. Men ziet ligt, dat zulks onmogelyk is, en dat alleen eene Maatfchappy iers diergelyks kan onderneemen. "Maar misfchien zullen in Indie Huizen van Koophandel worden opgeregt, welke alle deeze werkzaamheden in 't groot zullen onderneemen , en Laadingen in gereedheid houden voor de fchepen, welke men uit Europa zal afvaardigen. -' Deeze opregting van Huizen van Koophandel,'zes duizend Mylen van de Hoofdftad, met' Kapitaalen groot genoeg om aan de Weevers het noodige verfchot te doen, houdën wy voor een harsfenfchim, welke door de Reden en de Ondervinding wordt weêrfproken/ Kan men ter goeder trouwe gelooven, dat Kooplieden, die hun fortuin hebben gemaakt in Europa, hunne fchatten na Afie zullen overbrengen, om aldaar Pakhuizen van Neteldoeken op te regten, in de hoop van fchepen te zullen zien aanlanden, welke nimmer koomen opdaagen, of die flegts in kleinen getale verfcbynen, en niet met toereikende penningen? Ziet men niet, integendeel, dat de zucht omwedertekeeren na het Vaderland alle Europeaanen bevangt , die eënigzins hun fortuin in deeze gewesten gemaakt hebben; en dat zy, in flede van' het te tragten te vergroctén door de gemakiyke middelen-, welke de byzondere handel ïh Indie en de dienst der Maatfchappyen hun verfchaffen, zich haasten bm 'er een vreedzaam en gerust genot van te hebben in het Vaderland? Be-  DER BEIDE INDIEN. 407 Begeert gy nog nieuwe bewyzen en nieuwe voorbeelden ? Let op hetgeen in Amerika gefchiedt. • Indien men kan onderftellen, dat deKoop.handel en de hoop op de voordeden, welke dezelve aanbrengt, in ftaat waren om de ryke Europeaanen buiten hun Vaderland te lokken, het zou ongetwyfeld zyn om zich te gaan nederzetten in dat gedeelte der Waereld , welk veel minder afgeleegen is dan Afie, en beftuurd wordt volgens de Europeaanfche Wetten en Zeden, 't Schynt zeer eenvoudig, dat men de Kooplieden vooraf de Suiker zou zien koopen van de Volkplanters, om ze te leveren aan de Europifche Schepen op het oogenblik hunner aankomfte; van hun in betaaling ontvangende de Koopmanfchappen , welke zy wederom zouden verkoopen aan de zelfde Volkplanters, wanneer zy ze zouden behoeven. Evenwel ge: beurt het tegendeel. De Handelaars, in Amerika gevestigd, zyn niets anders dan bloote Kommisüonarisfen en Eaktoors , welke den Volkplantereri en Europeaanen dewederzydfche verwisfeling hunner Koopmanfchappen gemaklyk maaken, doch die zo min bekwaam zyn om zelve met 'er daad den Koophandel te dry ven, dat wanneer een fchip zyne Laading niet heeft kunnen verkoopen, dezelve voor rekening van den Afzender blyfc leg gen by den Kommisfionair, aan welken dezelve gezonden was. Hier uit mag men belluiten, dat hetgeen niet gefchiedt in Amerika, nog minder zou gefchieden in Afie, aiCc 4 waar V. BOEK.  4og GESCHIEDENIS V. BOEK. i waar bezwaarlyker middelen zouden vereischt en grooter zwarigheden moeten overmeesterd worden. Wy zullen* hier nog by voegen , dat de vooronderftelde opregting van Hulzen van Koophandel in Indie de noodzaakelykheid niet zou doen verdwynen om in Europa Maatfchappyen aan te gaan, omdat by ieder Verzending niet te min twaalf of vyftien honderd duizend Livres zouden moeten verfchooten worden, welke op het fpoedigst niet vroeger dan naa verloop van drie jaaren zouden kunnen te rug ontvangen worden. Deeze noodzaakelykheid in alle gevallen eenmaal beweezen zynde, zo volgt hier uit, dat de Indifche Koophandel op zich zeiven ftaat, dewyl 'er geene, of althans bykans geene Kooplieden zyn, welke denzelven, met hun eigen Kapitaal, kunnen onderneemen en dryven, zonder behulp van een groot getal deelgenooten. Nu moeten wy nog doen zien, dat deeze Maatfchappyen, wier noodzaakelykheid wy hebben beweezen, door haar eigen belang en de natuur der dingen zouden genoopt worden om zich te vereenigen in eene zelfde Maatfchappy. Twee voornaame redenen onderfteunen deeze ftellmg: het gevaar van den nayver by de inkoopen en verkoopingen, en de noodzaakelykheid van forteeringen. De nayver der Koopers en Verkoopers brengt de Koopmanfchappen op haare juiste waarde. Wanneer de nayver der Verkoopers grooter is dan die der Koopers, daalt de  tifeR BÈibE INDIEN. 409 de prys der Koopmanfchappen beneden haare waarde; terwyl dezelve, van den anderen kant, veel hooger ftygt, wanneer het getal der Koopers dat der Verkoopers te boven gaat. Laaten wy deeze denkbeelden toepasfen op den Indilchen handel. Wanneer gy onderftelt, dat deeze Koophandel grooter uitgebreidheid zal ontvangen, naar evenredigheid van het getal der byzondere uitrustingen, welke daar toe gefchikt worden, ziet gy dan niet, dat deeze menigte flegts den nayver der Koopers zal doen toeneemen, terwyl gy het niet in uwe magt hebt, dien der Verkoopers te vermeerderen. Dit is zo veel, als of gy aan Kooplieden den raad gaf, om gezamentlyk goederen openlyk te koop te veilen , om ze beter koop te hebben. • De lndiaanen maaken bykans geen gebruik van de voortbrengzelen van onzen grond en onze Nyverheid. Zy hebben weinige behoeften, weinige Eerzucht, en geringe werkzaamheid. Zy zouden gemaklyk kunnen ontbeeren het Goud en Zilver van Amerika,'t welk, verre van hun eenige voordeden aan te brengen , flegts een nieuw voedzel is voor de Dwingelandy, onder welke zy zuchten. Dewyl, derhal ven, de prys van alle Wisfelgoederen geene andere maate heeft, dan de behoefte en verbeelding der Wisfelaars, is het klaarblykelyk, dat onze Koopmanfchappen in Indie zeer weinig, terwyl de zulke, welke wy aldaar koopen, zeer veel waardig zyn. Zo lang ik geene lndiaanCc 5 fche V. BOEK.  4io GESCHIEDENIS V. BOEK. i • i 1 ] 1 l i 2 I t C x t I r t I v, z d g h 1 n o d •11 V d n fche Schepen onze havens zie aandoen, on\ onze Stoffen en Metaalen van daar te haaien , zal ik ftaande houden, dat dit Volk ?ns niet noodig heeft; en dat her. ons noodvendig de wet zal fteilen in alle Koopen, velke wy met hetzelve zuilen fluiten. Hier lit volgt, dat hoe 'er meer Europeaanfche hooplieden aan deezen handel deel neemen , 10e de prys der Indiaanfche voortbrengzelen, looger zal klimmen, en die der onzen laa;er daalen; en dat wy eindelyk, door geen nder middel, dan zeer zwaare Verzendin;en de Koopmanfchappen, welke uit Afie ot ons koomen, zullen kunnen magtig won. en. Maar, indien in gevolge van deeze rde der dingen, ieder der byzondere Maat:happyen verpligt is meer gelds uit te voesn, zonder meer Koopmanfchappen te rug s ontvangen, zal hier uit voor haar een zeer verlies volgen ; en de Nayver, welke den eg tot haar verderf in Afie heeft gebaand, al in Europa vervolgen om het te voltooien; ïwyl het getal der Verüoopers alsdan veel' rooter zynde, terwyl dat der Koopers fteeds et zelfde blyft, de Maatfchappyen zullen enoodzaakt zyn beter koop te verkoopen, aa alvooreris genoodzaakt te zyn geweest m duurder in te koopen. Het ftuk der Sorteeringen is van geen minsr aangelegenheid. Dojr forteeringen veraat men de zamenvoeging van alle foorten an Koopmanfchappen, welke de verfchillene gewesten van Indie opleveren; eene zalen voeging evenredig aan den bekenden over-  DER BEIDE INDIEN. 4IJ; overvloed of gebrek van ieder foort van Koopmanfchap in Europa. Hier van hangen voornaamelyk af de goede uitflag en alle de voordeden van den Koophandel. Maar niets zou bezwaarlyker vallen in de uitvoering voor byzondere Genootfchappen. In de daad , hoe zou men willen , dat deeze kleine Maatfchappyen op haar zelve ftaande, . zonder gemeenfehap , zonder verbintenis onder elkander, wier belang het integendeel zyn zoude , de kennis haarer verrigtingen voor elkander te verbergen, aan dit gewigtig voorwerp beantwoordden? Hoe zou men willen dat zy het beftuur oeffenden over die menigte van Agenten en middelen , wier noodzaakelykheid wy hebben aangeweezen ? Het is klaarblykelyk, dat alle Kommisfionarisfen op den zelfden tyd de zelfde foort van Koopmanfchappen zouden vraagen , dewyl zy zich zouden verbeelden, dat met dezelve het meeste voordeel zou te behaalen zyn. Gevolglyk zouden zy den Prys in Indie doen klimmen, en in Europa daalen, en dus tevens eene onvermydelyke fchade veroorzaaken aan hunne Meesters en aan den Staat. Alle deeze bedenkingen zouden zekerlyk niet verhooien blyven voor de Reeders en de Kapitaalisten, welke aangezogt zouden worden tot het deel neemen in deeze Maatfchappyen. De vreeze van gedwarsboomd te worden door andere Maatfchappyen, 'c zy in de inkoopen of verkoopingen, 't zy in het opmaaken der forteeringen, zou hunne werk- V. BOEK.  V. BOEK. 4t2 GESCHIEDENIS werkzaamheid vertraagen. Wel dra zou het getal der Maatfchappyen verminderen; en de Koophandel, in ftede van zich wyder uit te breiden , zou dagelyks binnen naauweikring beflooten worden, en misfchien geheel te niete gaan. 't Zou, derhalven, gelyk wy gezien hebben, het belang deezer byzondere Maatfchappyen zyn , zich te vereenigen : dewyl, in dit geval, alle haare Agenten, 't zy op de Kust van Koromandel, 't zy op de Kust van Malabar, of in Bengale, door een eenpaarig Ontwerp verbonden en beftuurd, gezamentlykerhand aan de onderfcheidene Komptoiren zouden arbeiden om de Laadingen te bezorgen,welke vanhetHoofd-komptoir moesten worden verzonden; terwyl, in gevolge van naauwe betrekkingen, alle deeze Laadingen, volgens een eenpaarig ontwerp beraamd , zouden zamenfpannen tot het uitmaaken van eene volkomene forteeringe, ingerigt naar de bevelen en onderregtingen uit Europa overgezonden. Doch te vergeefs zou men hoopen, dat dusdaanig eene Vereeniging kon tot ftand koomen, zonder medewerking der Regeeringe. 'Er kunnen gevallen ontftaan , in welke de menfchen moeten aangemoedigd worden; en dit heeft voornaamelyk plaats, wanneer zy reden hebben om te vreezen, dat de noodige befcherming hun zal geweigerd , of dat aan anderen gunsten zullen verleend worden, welke hun nadeelig zouden kunnen zyn. Daarenboven zou 't niet min-  DER BEIDE INDIEN. 413 minder het belang der Regeeringe zyn, deeze Vermaatfchapping te begunstigen, daar het zeker is, dat dit het veiligfte, en misfchien het eenige middel is, om voor de:i kleinst mogelyken prys de Indifche Waaren magtig te worden, welke noodig zyn voor het binnenlandsch vertier van den Staat, en voor de verzending na buiten. Deeze waarheid zal klaarblykelyker worden door een zeer eenvoudig voorbeeld. Laaten wy een Koopman onderftellen , welke een Schip na de Indien afvaardigt met eene aanzienlyke geldfomme. Zal hy verfcheidene Kommisfionarisfen op eene en de zelfde plaats last geeven om de goederen te koopen, welke hy noodig heeft? Neen, zekerlyk; dewyl hy zal bemerken dat een iegelyk hunner , zyne bevelen heimelyk uitvoerende, zy elkander zonden nadeeligzyn, en den prys der begeerde Koopmanfchappen noodzaakelyk doen ryzen: invoegen dat hy eene kleinere hoeveelheid derzelven zou bekoornen voor de zelfde fomme gelds, dan ingevalle hy flegts éénen Kommisfionam hadt gebruikt. De toepasfing hier van is gemakiyk te maaken; de Staat is de Koopman , en de Maatfchappy de Kommisflonair. Tot nu toe hebben wy beweezen , dat in den Indifchen Koophandel de natuur der dingen vordere, dat de burgers van eenen Staat in eene Maatfchappy vereenigd zyn, zo wel om hun eigen belang, als om het belang van. den Staat; doch wy hebben noch niets gevonden , V. 30EK.  V. BOEK. 414 GESCHIEDENIS vonden, waar uit kan beflooten worden, dat deeze Maatfchappy uitfluitende bevoorregc zyn moet. Wy meenen, integendeel, te bemerken, dat het uitfluitend voorregt, waar mede de Europifche Maatfchappyen altoos gewapend geweest zyn , verknogt is aan byzondere oorzaaken , welke tot het weezen van deezen handel niet behooren. Toen de onderfcheidene Volken van Europa , het een voor en het ander naa, zich verbeeldden, dat het hun belang was, deel te neemen in den Indifchen handel, welken de byzondere Kooplieden niet dreeven, hoewel dezelve zedert lang voor hun open Handt, moesten 'er wel Maatfchappyen opgeregt, en aan dezelve aanmoedigingen gegeeven worden, evenredig aan de zwaarwigtigheid der onderneemingen. Men verfchoot haar penningen; men vereerde haar met alle de eigenfchappen der opperfte magt; menftondt haar toe, Gezanten te zenden; men fchonk haar het regt om Vrede en Oorlog te maa- ' ken, en ongelukkig voor haar zelve en voor het Menschdom, hebben zy van dit heilloos regt maar al te zeer gebruik gemaakt. Men begreep tevens de noodzaakelykheid om haar de middelen te verzekeren om zich fchadeloos te Hellen van de kosten der opregtinge, welke zeer aanmerkelyk zyn moesten. Van hier de uitfluitende Voorregten , welker duur. zaamheid in 't eerst bepaald wierdt tot een zeker getal jaaren, en welke vervolgens hebben ftand gehouden, door omftandigheden, welke wy nu moeten aanwyzen» De  DER BEIDE INDIEN. 415 De fchitterende Voorregten, welke men aan de Maatfchappyen hadt toegeflaan, waren, zo wy naar waarheid willen oordeelen, zo veele belastingen op den Koophandel geleg1' Het regt om Forten te mogen hebben, floot in de noodzaakelykheid van ze te bouwen en verdeedigen. Het regt om Troepen te mogen hebben, floot in de verpligting om ze aan te vullen en te betaaien. Even eens was het geleegen met de vryheid om Gezanten te mogen zenden, en Verbonden aan te gaan met de Vorsten des Lands. Dit alles veroorzaakte kosten van loutere vertooninge, zeer gefchikt om den voortgang van den Koophandel te belemmeren , en om opgeblaazen te maaken de lieden, welke de Maatfchappyen na de Indien zenden, om aldaar haare Faktoors te weezen, en die aldaar aankoomende zich verbeeldden Souvereinen te zyn, en als zodanigen handelden. Ündertusfchen vonden de Regeeringen het zeer gemaklyk, in Afie eene foort van Volkplantingen te hebben, welke, in fchyn, haar niets kostten; en daar zy de onkosten voor rekening der Maatfchappyen hatende , het bdlyk was dat zy alle de voordeelen trokken, zo wierden de Voorregten gehandhaafd. Maar indien men , in plaats van zich te bepaalen tot deeze gewaande fpaarzaamheid voor het tegenwoordige, zyne uitzigten tot het toekoomende hadt uitgeflrekt, en men alle de gebeurtenisfen zamen verbonden hadt , welke de omwenteling van een zeker V. BOEK.  4i6 GESCHIEDENIS V. JJOEK. zeker getal van jaaren eigenaartigaanbrengt, men zou gezien hebben dat de kosten der Opperheerfchappye , welker maate onmo, gelyk is te bepaalen, dewyl zy ondergefchikt zyn aan een oneindig getal omftandigheden van ftaat, vroeg of laat, zo wel de voordeden als de ingelegde Kapitaalen van den Koophandel, zouden verflinden; dat in zulk een gevalle '3 Lands fchatkist moest aan gefproken worden , om der bevoorregte Maatfchappye te hulp te koomen, en dat deeze te laat koomende gunsten, welke geen hulp zouden toebrengen dan aan het reeds gevoelde kwaad , zonder deszelfs oorzaak weg te neemen, de handeldryvende Maatfchappyen voor altoos zouden laaten in eenen middelbaaren en kwynenden ftaat. Maar waarom zouden de Regeeringen ten laatfte deeze dwaaling niet bemerken? Waarom zouden zy geenen last wederom op zich neemen , welke aan haar behoort, en wiens zwaarte, naa alvoorens de Maatfchappyen gedrukt te hebben, altoos ten langen laatfte, volkomen op haar moet nederdaalen? Dan zou de noodzaakelykheid van het uitfluitende voorregt verdwynen. De thans ftand hebbende Maatfchappyen, welke oude Verbintenisfen en een gevestigd Crediet dierbaar maaken , zouden zorgvuldig in ftand gehouden worden. De fchyn van Monopolie zou voor altoos van haar verdwynen, en de vryheid zou haar misfchien nieuwe voorwerpen aanbieden, met welke zy zich, om de lasrten, aan het uitfluitend Voorregt verknogt, nin>  der beide INDIËN. jij nimmer konden ophouden. Van den anderen kant, zou het veld van den Koophandel; Voor de burgers geopend, ondër hunne handen vrugtbaar worden. - Men zou hen nieuwe ontdekkingen zien önHerneèmen, nieuwe onderneemingen doen. De binnenlandfché Koophandel in Indie, verzekerd van eeneri uitweg in Europa te zullen vinden, zou uitgebreider en fterker gedreeven worden. Dé Maatfchappyen, oplettende op alle deeze werkzaamheden, zouden haare uit- en thuislaadingen afmeeten by den voortgang van den byzonderen handel; en deeze nayver, van; welken niemand het flagtofter zou wórden , zou ten voordeele gedyen van de onderfcheidene Staaten. Dit ontwerp dunkt ons het rechte middel ter 'overeenbrenginge van alle de belangen en beginzelen. Het dunkt ons aan geene redelyke tegenwerpinge onderheevig te zyn; zo min van den kant der verdeedigers van het uitiluitende Voorregt, als van dé zyde van de voorftanders der Vryheid. Zeiden de eerften, dat de Maatfchappyen zonder uitfluitend Voorregt flegts een willekeurig beftaan zouden hebben , en wel haast door de byzondere Maatfchappyen bedor. ven worden. Gy handelt dan ter kwaader trouwe, zoude ik hun antwoorden, wanneer gy beweert , dat de byzondere handel geen opgang kan maaken. Want indien dezelve den handel der Maatfchappyen bederft; gelyk gy thans beweert, zulks kan niet gefchieden, dan door, in weerwil van haar; II. Deel. Dd doof V. boek;  V. BOEK. 4i3 GESCHIEDENIS door de overmagt van deszelfs middelen en der Vryheid, zich te verzekeren van alle de takken, welke tegenwoordig in het bezit der Maatfchappyen zyn. Daarenboven, wat is 't hetgeen met 'er daad uwe Maatfchappyen uitmaakt? het zyn haare ingelegde Kapitaalen, haare Komptoiren, en niet haar uitfluitend Voorregt? Wat is 't hetgeen haar altoos heeft bedorven ? het zyn de buitenfpoorige onkosten , allerleie misbruiken, de dwaaze onderneemingen , in één woord, het kwaad beftuur , veel verderfiyker dan de Nayver. Maar indien de verdeeling haarer middelen en vermogens, opeeneverftandige wyze, en met een fpaarzaam overleg, gefchiedt, indien de geest van Eigendom haare werkingen beftuurt, zie ik geenen hinderpaal, welken zy niet kunnen te boven koomen, geenen voorfpoed, op welken zy niet mogen hoopcn. Zou deeze voorfpoed den Voorftanders der Vryheid in den weg ftaan? Zouden zy zeggen, op hunne beurt, dat deeze ryke en vermogende Maatfchappyen de byzondere handelaars zouden vervaard maaken, en gedeeltelyk vernietigen die algemeene en volftrekte Vryheid, zo noodzaakelyk in den Koophandel. Deeze tegenwerping zou ons van hunnen kant niet vervaard maaken; want het zyn bykans altoos flegts woorden, welke den menfchen ten leiddraad ftrekken, en hunne maatregels en begrippen beftuuren. Van deeze dwaaling fluit ik zelfs niet uit, het meer- endeei  DER BEIDE INDIEN. 419 endeel der Schryveren over de Huishoudkunde ; 't is altoos Vryheid in den Koophandel, burgerlyke vryheid. Wy aanbidden nevens hun deeze twee Befchermgoden van het Menschdom. Doch zonder ons door woorden te laaten misleiden, houden wy ons aan het denkbeeld, weik zy vertoonen. Wat begeert gy, zou ik deeze eerwaardige Yveraaren voor de Vryheid te gemoete voeren? Dat de Wetten zelf den naam deezer oude Maatfchappyen affchaffen, op dat ieder burger zich onbefchroomd tot deezen handel kan begeeven, en dat zy allen even zeer de zelfde middelen hebben om zich genietingen te bezorgen , de zelfde gelegenheden om hun fortuin te maaken. Maar indien dusdanige Wetten, met al deezen toeftel van Vryheid, in de daad niets anders zyn dan uitfluitende Wetten , zal haare bedriegelyke taal u dezelve doen aanneemen? Wanneer de Staat aan alle zyne Leden veroorloft, het doen van onderneemingen, welke een groot verfchot van penningen vorderen, en waar toe de middelen gevolglyk in de handen van een zeer klein getal burgeren zyn, zo vraag ik, wat de menigte by deeze fchikking winne. Het fchynt, dat men met haare ligtgeloovigheid wil fpeelen, door haar te veroorlooven, het doen van dingen, welke zy onmogelyk kan uitvoeren. Vernietig de Maatfchappyen in het geheel, en de Indifche Koophandel zal ten eenemaale ftilflaan , of althans flegts gedreeven worden door een klein getal gegoede kooplieden. Dd 2 Ik V. BOEK.  V. BOEK. 420 GESCHIEDENIS Ik gaa nög een flap verder i eh de uitfluit tende Voorregten uit de gedagten Hellende, ftel ik het als eene gebeurde zaak ter neder, dat de Indifche Maatfchappyen, zo als zy tegenwoordig gefield zyn, in haaren handel tot deelgenooten hebben aangenomen een oneindig getal menfchen, welke, zonder dat, 'er nimmer deel aan zouden gehad hebben. Let maar op de menigte Aktionisten Van allerleien ftaat en ouderdom , welke deel hebben aan de voordeden van deezen Koophandel , en gy zult moeten erkennen, dat dezelve, volgens de tegenoverftaande onderHelling , veel enger bepaald zou geweest zyn; dat de aanweezigheid der Maatfchappyen den Koophandel wyder heeft uitgebreid , terwyl ze dien fcheen te bepaalen ; en dat de middelbaare prys der Aktien voor een Volk zeer dierbaar moet maaken, het behoud eener Oprigtinge, die voor hetzelve eenen weg baant, welken de Vryheid zou hebben toegeflooten. In de daad, wy gelooven, dat de Maatfchappyen en de byzondere Kooplieden everi gelukkig zouden flaagen , zonder dat de voorfpoed der eene aan dien des anderen zou kunnen nadeelig zyn ,1 of jaloersheid inboezemen. De Maatfchappyen zouden voortgaan met haare werkzaamheid, omtrent voorwerpen , die, om haare natuur en uitgeftrektheid , kragtige middelen en Eenheid vorderende, niet kunnen voortgezet worden dan door een vermogend Genootfchap. De byzondere handelaars, daarentegen  DER BEIDE INDIEN. 421 entegen, zouden zich bezig houden omtrent voorwerpen, welke eene groote Maatfchappye naauwlyks in het oog loopen, en die, door middel van fpaarzaam overleg, en door de vereeniging van een groot getal kleine hulpmiddelen , voor hun eene bron van rykdommen zouden worden. Het is het werk van Staatsmannen, door hunne bekwaamheden geroepen tot het handhaaven van den algemeenen welvaart, om uitfpraak te doen over de denkbeelden van een vergeeten Burger, die door onervarenheid kan misleid zyn. De Staatkunde zou zich niet fpoedig genoeg, noch te naauwkeurig, kunnen laaten geleegen zyn aan het regelen van eenen Koophandel., by welken het Lot der [Natiën zo weezenlyk belang heeft, en waarfchynelyk altoos zal hebben. Om de verbintenisfen van Europa met de Indiën te doen ophouden, zou de Weelde, welke in onze gewesten zo fpoedige voortgangen gemaakt, zo diepe wortels heeft gefchooten, uit alle Staaten gelykerhand moeten verbannen worden. De Verwyfdheid zou ons niet den last moeten opleggen van duizend Kunstbehoeften, onzen Voorvaderen onbekend. De mededingende Nayver van den Koophandel zou moeten ophouden, de Natiën , greetig na rykdommen, te beroeren en te verdeelen. 'Er zouden omwentelingen vereischt worden in de Zeden, gebruiken en begrippen, welke nimmer zullen gebeuren. Men zou moeten wederkeexen binnen de paaien eener eenvoudige NaDd 3 tuuïej. V. BOEK, •  V. BOEK. BLAD- 422 GESCHIEDENIS tuure, buiten welke wy voor altoos fchynen geweeken te zyn. Deeze zyn de laatfte aanmerkingen, welke de betrekkingen tusfchen Europa en Afie ons aan de hand gaven, 't Wordt tyd dat wy overgaan na Amerika.  BLADWYZER DER VOORNAAMSTE ZAAKEN. A. Adolphm, (Guftavus) doet den Koophandel in Zweeden bloeien, 237 Akebar, Keizer der Mogollen, flaat Badur vereenigdmetde Portugeezen, 26 Aktien van de Franfche Oostindifche Maatfchappye, 82; haar getal verminderd, 162; haare aflosfing bepaald op den opbrengst van het tiende gedeelte , 177 » *78 ; Staat der Aktien van de Deenfche Oostindifche Maatfchappy, 221 , 222. Aktionisten der Franfche Oostindifche Maatfchappy, hunne Vertoogen aan de Regeeringe , ter verkryginge van Vryheid van beftuur, 157,158; an tflagen om verantwoording te doen van de verbintenisfen der Maatfchappye, 164; zy ftellen den Koning alle hunne eigendommen in handen, 175; regt der Aktionisten inDeenemarken, 222. Albasfinskoi, eene Stad door de Rusfen gebouwd en door <$e Chineezen bemagtigd, 290. Albertus, (Aardshertog) met de Infante Ifabelle trouwende, doet plegtigen afftand van den Koophandel der beide Indien, 232. Alexander de VI. bepaalt de wederzydfche eifchen der Spanjaarden en Portugeezen; 265. Altona, ontwerp om den zetel der Deenfche Oostindifche Maatfchappy van Koppenhage na deeze Stad over te brengen , 226 AnosfiProvincie van Madagascar , volgens een ander plan dan het overige gedeelte ' van het Eiland beftuurd, 14. Anfon ( Lord ) . vindt eene fchuilplaats op Jan-Fernandes-Eiland,. 281. Arabiers , verfpreiden zich door de Indien , in het begin der achtfte Eeuwe, 102. Archangel, ontdekking van deszelfs haven door de Engelfchen, 224. Arendshout, wat dat zy, 64. Argun , in Siberië, deszelfs Zilver-Mynen, 302= Arles , vermaarde haven in Oud-Gallie, *• Etd 4 Af-  BLADWYZER der Armeniërs, door het Hof van Petersburg na Astracan geMt» B.97. Ajlracan, het Hof van Petersburg Jokt derwaarts eene Volkplanting Armeniërs , Atall, een Me'ir, in welkte Tartnaren de wateren van den Sirth afleiden , 203. Aurengzeb maakt zich meester vaü bykans den geheelen Indostan , 116; met zyn dood ver'twakt de Mogolfche magt, ald. ' Babar, afftammeÜng van Ta" merlan , door de Usbekfche Tartaaren ontthroond, 10.1; hy maakt zich meester van den Indostan, 105; voert aldaar eene gewelddaadige overheerfching in, ald Badur, Koning van Guzuratte, om zich te verdeedigen tegen de Mogollen, verzoent zich met de Portugeezen , 25- Baniaanen, hunne manier van handel dryven, so,3o;eenvoudigheid \far> hunne leevenswyze ,31; deugden hunner Vrouwen, ald. fraai gebed van een Baniaan, 10$. Bankibaifar, de Oostindifchë Maatfchappy, van Oliënde vestigt zj.ch aldaar, 231. Bankte,, Fort in het Koninkryk Siam, aan den mond van den Mexan, 55. Baskin, (het Land der) des¬ zelfs Goud- en Zilver-M». nen, ^oz. Batavia, deszelfs handel op China, 356> Bengale, Frankryk, door het" Verbond van het jaar 1763, Verpligt, aldaar geene Forten te bouwen , noch Troepen te onderhouden, 184; overlast, welken de Engelfchen aldaar tegen de Franfchen p.'eegen,, ald. Blonden, dezelve kunnen alleen van Chineefche Zyde gemaakt worden, 345,346. Boar.drian , naam van de Opperhoofden der Provincie Anosfi op Madagascar, 13. Bofcbouwer, een Hollandfche' Faktoor, gunsteling des Ko. nings van Ceilon, 215. Boflell, naam', door welken', in Zweeden, de bezittingen der Kroone worden aangeduid, 2jr Sourdeaux, vermaarde haven van Oud-GaJIie, 2 Bourdomiais, (Ja) na het Eiland Isle de France gezonden', 88; zyn Karakter, 90• hy fligt de Volkplantingen op het Eiland fele de France, 9r, 92.5 zyn antwoord aan eenen van de Bewindf hebberen der Maatfchappye, 93; verftandige voori.lag, welken hy san de Regeeriug doet, vóór de Vredebreuk tusfchen Frankryk en Engeland ? en hoe dezelve mislukte, 96,97; hy verflaat de Engelfchen en verovert Madras,98;zyn dood, 99., Bit:  VOORNAAMSTE ZAAKEN. Sucbarie, aan den dienst van den Grooten Lama onderworpen, deszelfs handel op China, 312. Bi/sfi, (de Heer de) geleidt Salabetzingue na Aurengabad» 142. c : 1 Cacbemirie, men vindt aldaar naavolgers van den Grooten Lama, 285. Ca/in, Afiatisch Tin , 50 Camboge, Vernis van daar, * 348. Cananor, Hollandsen Ko;np. toir op Madagascar, 179, Canton , Zuidlykfte haven in China, de eenige, alwaar de Europeaanen worden toegelaaten, 324; CanionfcheZydê, 341-?. Caron, Opperhoofd der Fran fchen , die, in den jaare 166B ,' zich in Suratte nederzetten, 43. Cartenate, Provincie van Ma Iabar, daar de Franfchen zich hebben gevestigd, 180. Castanier, op hoedanig eene wyze hy den goudhandel op China hebbe gedreeven, n . - - 354- £avert , eene rivier , welke Tanjaour befproeit, 216. Cavite, een haven van Manille, ' 2*58- Cayfus (de Graaf) heeft eenige brokken van een ruuive Egvptifche Porceleinen Vaas bezeeten, 328. pelten vergaderen Stofgoud uit hunne rivieren, 2. Cerré, een Eiland ten Oosten van Madagascar, 8S; beurtelings door de Portugeezen en Hollanders verlaaten, 90; de Franfchen landen 'er aan , en veranderen deszelfs naam Mauritius ia dien van Isle de France, ald. befebryving van dit Eiland, 91,92. Cbaales, een zeer ligt, zeer warm en zeer fyn Zaken, 42. Cbadafaeb, door Dupleix met het Nababdom van Carnate bekleed, 132. Chandernagor, hoe deeze Volkplanting bloeide onder de zorge van Dupleix, 94; door de Engelfchen veroverd', 147; deszelfs tegenwoordige bevolking, 184. Chatigam, de Engelfchen verzekeren zich van deeze plaatze , daar de Portugeezen zich vooimaals hadden gevestigd, 185, 186"; bedenkingen over de verwisteling deezer plaatze tegen Chandernagor, welke de Franfchen konden en moesten doen, l8jrChaya, een wortel bekwaam om mede te verwen, 191. China, men vindt in dit Ryk naavolgers van den grooten. Lama, 285; door Gengiskan veroverd, 287; door de MantchoufcheTartaaren, , ald. 'er zyn daar te lande geene Ledigloopers, 317; bedriegeryen der Chineefche kooplieden, 318; 's Lands Dd 5 Geld-  BLADWYZER der Geldfpecien, 319, 320; deszelfs Koophandel te lande, 320; ter Zee, ald. met de Europeaanen, 323; Bezitting der Europeaanen aldaar, 354; hoe veel hunne inkoopen aldaar bedraagen, 358; wat 'er van deezen handel zal worden, 359. Chineezen, op de Philippynfche Eilanden vermoord, 277. Chotilias, Mahomethaanen, die op Ceilon den Koop- en Smokkelhandel dryven, 190. Qhrijliaan de IF, Koning van Deenemarke, onderneemt, op aanbieding vanBofchouwer, den Oostindifchen handel, 215. Cbriftiaan de V tragt de Deenfche Maatfchappy te herftellen, 218. Chufan, (het Eiland) de Engelfchen hadden aldaar eene Logie, 356. Cobloni, Bezitting der Maatfchappy van Oftende, 231. Cocbinchina , door een vlugtende Tonquinfchen Prins veroverd, 57, 58 ; het is aan de Vrouwen de zagtheid zyner Zeden verfchuldigd, 59 ; deszelfs Regeeringsvorm, 60; voortbrengzels en Koophandel, 63. Colbert rigt , in den jaare 1664 , eene Oostindifche Maatfchappy op, 19; met zyn dood eindigt de voorfpoed van Frankryk, 77. Colram, eene rivier van Tanjaour, is een der takken van den Caveri, 216. Condavir , aan de Franfchen afgedaan, . 134. Cothoal, foort van Notaris in den Indostan, 113, D. Dagsbert doet den Koophandel herleeven, en rigt Marktplaatzen op, 4. Damast, (Chineesch) deszelfs hoedanigheden, ' 348. Danzeresfen, in Indien, 33; Ligtekooien, door den Godsdienst, aan de vermaaken der Bramins gewyd , ald. 34; haare danzen, 3Ó; haar opfchik, ald. Decan, (het Soubadom van) deszelfs uitgeftrektheid en aangeleegenheid, 130. Deenemarke, deszelfs ouderftaat onder de Kimbren, 209; op nieuw bevolkt door de Scythen , door Odin derwaarts geleid, 210; andermaal ontvolkt door de verhuizing, welke het Romeinfche Ryk. verwoestte, ald. in de achtfte Eeuwe begint het wederom te bloeien, en geeft zich over aan de Zeeroovery, 211; oorzaaken van zynen voorfpoed, 212; de omhelzing van den Christelyken Godsdienst doet de Deenen een vast verblyf houden, 214; zy beginnen den Oostindifchen handel, en vestigen zich te Tanjaour, 215 , 216; hun voorfpoed is van korten duur, 217, 218; zy regten eene nieuwe Maatfchappy  VOORNAAMSTE ZAAKEN. fchappy op, welke niet gelukkiger is, 218; Voorregt der tegenwoordige Maatfchappye, 219; haar toeftand in Europa en Indien, ald. koopmanfchappen .welke zy uit- en invoert, 222, env. Ontwerp, om den zetel deezer Maatfchappye van Koppenhage na Altonaover te brengen, , 226. Deenenburg, Deenfche fterk te op de Kust van Koromandel, 217. Delhy, Hoofdftad van het Ryk, door de Pataanen geftigt, 103- Diam, naam, welken de Opperhoofden van verfcheiden Provinciën in Madagascar voeren, 13. Divy , (het Eiland) aan de Franfchen afgedaan, T34. Dumas, na Pondichery gezonden , verkiygt van het Hof van Delhy de vryheid om geld te munten , handhaaft de eer van den Franfctien naam, 86, 87. Dupleix, wordt tot het beftuur van Chandernagor benoemd, 94; brengt dit Komptoir in een bloeienden ftant, ald. 95; wordt na Pondichery ontbooden, 95 ; wordt een vyand van de la Bourdonnaïs en dwarsboomt hem , 99; doet "den Engelfchen het beleg van Pondichery opbreeken , 100; befchikt over de grootfte Bezittingen in t de Indien, 130; doet zich eene uitgebreide Eand. flreek afftaan, 132; wordt met de waardigheid van Nabab bekleed, 136; voert moedig den Oorlog tegen de Engelfchen, 143, 144; wordt te rug ontbooden, 150. Egaspe, (Micbicl Lopez de V) met het te onder brengen der Philippynfche Eilanden belast, 267. Elefanten, eerbetooning, welke de Siammeezen verpligt zyn hun te bewyzen ,51,51. Elour, (de Provincie) aan de> Franfchen afgeftaan, 134. Elton , een Engel sohman , maakt een ontwerp om den Koophandel tusfchen zyne Natie en Perfie tot ftand te brengen, over de Kaspifche Zee, 296 Elve, fchipbreub van eenigo lndiaanen op de Kusten deezer Riviere, ten tyde van Augustus, 294; wat men van dit voorval te denken hebbe , ald. Embden, Oostindifche Maatfchappy, welke de Koning van Pruis fen aldaar oprigt, *57» 258. Engelfchen, haat van alle Indifche Volken tegen hen, 206; hun ontwerp om een weg na Perfie over de Kaspifche Zee te baanen, 295; hunne handel op China, 359. Eugenius (Prins) maakt het ontwerp om eene Oostindi. fche  B L A D WYZER der fche Maatfchappy te Oftende pp te n'gten, 259. f. Fernandez- {Jan) Eiland, be fchryving hier van, 280; voordeden, welke de Spanjaards van hetzelve zouden kunnen trekken, 281. financiën, dwarsboomen alle de verrigtingen der Franfche Oostindifche Maatfchappy, en doen belastingen leggen op de Koopmanfchappen, 75. Finland, Zweeden zal 'er van beroofd worden , zodra zulks Rusland zal goedvinden , . 3°5- Tirman, naam in den Indos,tan gegeeven aan een AmptsAkte, pp r. Fleuri (de Kardinaal de) befchermt de Franfche Oostindifche Maatfchappy, 86. Fnndfen, onderfcheid tusfchen fteedsduurende en afwisfe- " lende Fondfen, 220,221, France, (Isle de) anders het Eiland Mauritius misdagen in deeze Bezitting begaan, 195; voorfpoed van den Koffyteelt op dit Eiland. 197 ; de Nagel- en Muskaatteelt flaagt 'er niet even gelukkig, 198; voordeelen der legginge van dit Eiland, en bedenkingen over de wyze, op w^lke het behoorde verfterkt te worden , ald. 199. Franken, overlast, welken zy den Koophandel deeden. 3. Frankryk, tragt Zyde uit Per¬ fie te haaien over Rusland, 295. Franfchen, ftaat van den Koop. handel, welken zy op China dryven, 3s8, 3s9. Fuhi, bediende der Franfche Oostindifche Maatfchappy, g. Gaafen, de Europifche Zyde is tot dezelve niet gefchikt, „ , 34-5Galeien , oogmerk , waartoe Rusland dezelven gebruikt, 308. Gaulen, hun Koophandel, 1. Gelastigden, heillooze invloed, welken zy gehad hebben, op de Franfche Oostindifche Maatfchappy, 157, 158,. Gemidard, bediende der geregtigheid in den Indostan, 1 ii& Gengiskam, hy brengt zyne wapens na de Westlyke Oevers van den Indus over, j02 ; Opperhoofd der Tartaaren, welke, in de dertiende Eeuw, China veror verden, J 287. Gcronville, Rouenfch Zeeman, vertrekt na de Indien, 11. Ghilan, deszelfs Zyde is zeer geagt, ' 295. Ginfeng, befchryving van dit heestergewas. 321. Girard, hoofd eener Maatfchappye in Normandie, welke fchepen na Indien zendt, II. Gotben, oude bewooners van Zwee..  Voornaamste zaaken. Zweeden , vallen het Ro • meinfche gebied aan, 235. Gottenburg, zetei der Zweed- . fche Oostindifche Maatfchappye , 241. Goud', handel , welke daarin met de' Chineezen wordt gedreeven, 352, 353. Guzaratte, befchryving van dit Schiereiland, 2.3. H; Hamburg handhaaft zyne grootheid, naa de verzwakking der Hanze-Steden, 21 j. Hanze.Steden , haare magt is nadeelig voor den voorfpoed van Deenemarke, 415. Haringvisfchery in Zweeden, 249. Heffing, van vier honderd Livres voor ieder Aktie , 162 , 177. Hoang-pon, de Europifche fchepen zyn verpligt aldaar te blyven leggen, 355. Hollanders, Staat van hunnen handel op China, 356,359. Holftein, een zyner Hertogen wil de Perfifche Zyde over de Kaspifche Zee haaien, 295. I Jago, (het Fort Sc) een Kas- teel te Maxilie, 268. Jamabandi, foort van Verdrag in den Indosian, m. Japan, deszelfs handel roet China, 323. Japansch, foort van Porcelein, bekend by den naam van Japansch Chineesch, 331. Imaus, Tak vali den Caucafus; 138. lndiaanen , hun vooroordeel ten aanzien van hun Vader land, 194. ■Indien , moet Europa zynen handel met de Indien aanhouden , 362 ; heeft Europa de groote Bezittingen in de Indien noodig , om aldaar den handel te dryven? 377; moet , Europa den Indifchen handel open zetten , of door uitfluitende Maatfchappyen dryven?388Indestan, overleveringen der Ouden, raakende dit land, 100; deszelfs toeftand ten tyde der veroveringen van Alexander, 101 ; deszelfs Regeeringsvorm, 105; env. Volkrykheid.i io^er heerscht geene belasting op de Nyverheid, 112; Weelde en Dwinglandy der Mogolfche Keizers, 1155 de Mogolfche magt vervalt in den Indostan, 116; Opvoeding van de jonge Prinsfen , 117; ftaat des Lands naa de verovering van Thomas Koulikan, 120. fofant (de Kardinaal) doet her Verbod intrekken, aan de Nederlanden gedaan, om op cie Oostindiën te vaaren, 232. Trouvenate, Provincie van Ma labar. 179. talie,' de Krygstogten der Franfchen na dat Land doen in Frankryk de weelde gebuoren worden, 9. K.  BLADWYZER der K. Kaneel, van Cochinchina, duurder dan hetCeilonfche, 63. Karei de Groote moedigt deu ■ Landbouw door zyn voorbeeld aan , en den Koophandel door zyne befcherming, 4,5. Karei de V. fchort alle de uitrustingen na de Molukfche Eilanden op, door middel van eene fomme gëlds, welke de Portugeezen hem fchenken, 266,267. Karei de IX, Koning van Zweeden , betaalt de fchulden van den Staat, 252. Karikal, aan de Franfchen afgedaan, 189;. door de Engelfchen veroverd , 190; Koophandel, ald. Kaspifche-Zee, overblyfzel van grootheid , onder de arme Volken ontdekt, welke aan haare Oevers woonen, 294; ontwerp om dezelve te vereenigen met de Zwarte-Zëe, door middel van een Kanaal uit den Tanais tot aan de Wolga gegraaven, , 303. Katoen, Suratfche handel daar in, 42« Kerbechi, Rivier, welke tusfchen de Rusfen en de Chineezen tot eene grensfcheiding dient, 290. Kimbriers, eerfte bewooners van Deenemarke, 209. Kimbrifcbe Schiereiland, tegenwoordig Jutland, 209. Kimos, foort van dwergen, door de Franfchen op Madagascar ontdekt, 14; Koffy , de uitfluitende handel ia Koffy aan de Franfche Oostindifche Maatfchappy toegeflaan, 171; gelukkig flaagen van het planten van den KofFyboom op het Eiland Isle de France, 197. Koning(Hendrik) doetinZweeden het ontwerp eener Oostindifche Maatfchappye goedkeuren, 239. Koniirg des hemels, rytel, welken de bewooners in Co. chinchina aan hünneu Oppervorst geeven, 61. Koromandel, tegenwoordige ftaat der Franfchen op deeze <•<««•* . 188. Koulikan, (Thomas) tast het Mogolfche Ryk aan, 120. Kröonftad, haven van Petersburg, 306; nadeelen van deeze haven, ald. Kruidnagels , voorzorgen der Hollanderen, om zich der zeivér uitfluitenden handel toe te eigenen, 197. Kundigheden , moeten te gelyk den Vorst en de Onderdaanen verlichten, 56, 57. L. La Ui, zyn Karakter, 150; wordt gevonnisd om onthoofd te worden , 152; wat men te denken hebbe van dit vonnis, ald. Lama, (de Groote) zyn Eerdienst is ouder dan drie duizend jaaren, 283; wederlegging  VOORNAAMSTE ZAAKEN* ging -der overleveringe wegens de Onfterflykheid, den . grooten Lama toegefchree" ven, ald. 284; uitgeftrektheid van den Lamafchen Godsdienst, ald. 285; dezelve is nimmer door eenig inmengzel veranderd, en waarom, 285. Lauregais, (de Graaf de) voordeden van zyn Porcelein, 33,2. Lam, zyn Ontwerp, 80, env. Leenroerige Regeeringsvorm , het bederf van allen Koophandel , 6". Linnaus, 't is hem gelukt de Theeboom in 't leeven te houden, 328. Lodewyk, (_St.) herfteller van den Franfchen Koophandel, 7- Lodevjyk de XIV, hoedanig een Vorsc hy was, 67 , 63. Lubek dryft den gantfchen Zweedfchen handel, 236. M. Maatfchappy, (Franfche Oostindifche; opbrengst van haare Verkoopingen, 16,1; haare verbintenisfen en middelen om dezelve te voldoen, 373 ; opfchorting van haaren Koophandel, 174 ; afftand aan den Koning naa haare opfchorting , 175 ; tegén- .. woordige ftaat deezer Maatfchappye, 178. Macao , Portugeefche. Volkplanting, 354. Madagascar, befchryving vau .dit Eiland, 12; Wetten en Zeden der Inwooneren, 13 ; zonderlinge wyze van Eedzweeren, 15; vreemde omftandigheden hunner befnydenisfe, 16; Begraafnisplegtigheden, 17; ondergang der Franfche Volkplantinge, welke zich aldaar hadt neergezet, 18, 19. Magellaan , de eerfte Europeaan, welke de Philippynfche Eilanden ontdekte, 265. Mahatnet-Alikan \ door de Engelfchen tot het Nababdom van Camate verheeven, 143. Mahé, de Franfchen rigten 'er eene Volkplanting op, 180; bedenkingen over den Koophandel , welken de Franfchen aldaar zouden kunnen dryven, 182. Mabmoud, hoofd der Tartaaren, welke Indie aantasten, 102. Manille , Hoofdftad van het Eiland Lucon, 267, Manzeradan, deszelfs Zyde is zeer geagt, 295. Maratten , hun oorfprong, 140 ; Koromandel verzoekt hunne hulp, ald. zy doen den Indostan beeven, 142; zy maaken door hunne Zeeroveryen de Malabarfche Zee onveilig, i8r. Marcara, bezorgt den Franfchen Komptoiren in Indie, 22™ Marignaï, (Gomez Perez de las) omringt 'Manille met Muuren, 268. Marius, Ver winnaar der Kim- bren'  BLADWYZER der bren en Teutonen, 210 Martin ftigt Pondichery, 46; goede orde , welke hy al daar doet heerfchen, 69, Mascarenhas, een Eiland, zedert het Eiland Bourbon genaamd, 89; deszelfs Volkrykheid en Voortbrengzels, 90; het heeft geene haven, 91. Mazarin , onder zyn StaatsbeUuur wordt de nyverheid in Frankryk vernietigd, 10. Mazulipatahi, tegenwoordige ftaat van den Franfchen Koophandel in deeze Stad, 1S8. Meillertie, (de Marfchalk de) koopt en verkoopt de Bezittingen , door de Franfchen verkreegen, 19. Mergui, vqornaamfte haven van Siam, 52. Monniken, hunne naarfligheid in de vroegfte tydcn der Franfche Monarchie, 3. Montafanagar, Indifche Pro., vincie aan de Franfchen afgedaan , 134. Muhammet, Mogolfche Keiier , door Koulikan overwonnen, 120; zyne Nababs maaken zich van hem onafhankelyk, 121. Munfler, (Vrede van) volgens denzelven mogen de Spanjaards niet op de Indien handelen , 232. Muskaat, voorzorge der Hollahderen, om zich den uitfluitenden handel in dezelve toe te eigenen, 197,198. Muur, (groote Chineefche) deszelfs nutloosheid, 286, Mynen , in Zweedert, 247. N. Nababs, hunne amptsverrigtingen, 109. Nankin,, deszelfs Zyde, 34Ó. Narbonne , vermaarde haven van Oud-Gallie, 2. Nederland, verbod van uitlandfche voortbrengzels daar te Lande, £. Nederlanden , derzei ver flegt beduur door het Huis van Oostenryk, 22 s. Nismes , Philippiis de Stoute Jokt derwaarts den handel van Montpellier, é. Nifam-el-Moulouk, Souba van Decan, 127. Normannen , hunne ptondéringen bederven den Koophandel, 5; O. Odin, bloeddorftige Godsdienst deezes Veroveraars, ' ijo. Omrachs, wat daar door in dén Indüstan betekend worde , 109. Oostenryk, (het Huis van) deszelfs flegt beftuur beneemt den Nederlanden hunnen ouden luister, 229; het rigt eene Oostindifche Maatfchappy op te Oftende, ald. Engeland en Holland haalert den Keizer over om dezelve te vernietigen, 235: Opium,  VOORNAAMSTE ZAAKEN. Opium, dronkenfchap, welke het deu lndiaanen veroor. ■ zaakt, 387. Orzi, met het beftuur over dé geldmiddelen in Frankryk belast, 85; zyn karakter, ald. Oftende , men richt 'er eene Oostindifche Maatfchappy op, welke eerlang wordt vernietigd, 227. P. Papier, geheim om het te maaken , in China uitgevonden, 3515 van welke ftoffen het . gemaakt worde, 352: Parfis, Perfiaanfche vlugtelingen, welke zieh teGuzuratte nederzetten, 24. Pataanen, hun Karakter, 138. Peking, vryheid den Rusfen gefchonken, om eene Karavaane daar heen te zenden, 290. Peter de I, zyn ontwerp om den Indifchen handel te dryven over het onafhanklyk Tartarye, 293 ; hy verzekert zich van de landen aan deKaspifche Zee grenzende, 296; hy heeft de zucht om een Zeemogen heid te worden, 307 , 308; wat oordeel men kan vellen over deezen Vorst, Peunburg, zeer onvoegzaam eene hoofdft. geworden, 314. Phaulcon, (Conftantinus) eerfte Staatsdienaar van Siam, vestigt de Franfchen in dat Koninkryk, 47. Philippus de Schoont moedigt den Landbouw en de Handwerken aan^ g„ Philippus de 11 hervat het ontwerp om de Manilles te Onder te brengen, 267. Pbilippynfcbe Eilanden, zeden der inwooneren, 264; eerfte Bezittingen der Spanjaarden op deeze Eilanden, 0665 tegenwoordige Staat deezer Volkplantingen 268; verbintenisfen der Philippynfche Eilanden met Mexico, 271; wat zy in werkzaams handen zouden kunnen worden j 274; Plakaaten op de Voortbrengzels, vermaarde Zweedfche Wet, 149. Poivre (de Heer) brengt Op het Eiland Isle de France, planten van Nagel- en Muskaatboomen. 193^ Pondichery, eerfte bezitnee* ming deezer plaatze door de Franfchen, 47; zy worden van daar verdreeven door de Hollanders, welke ze hun te rug geeven, 69; zy verliezen op n ieuw deeze plaats, door de fchuld van Lally, 151; zy wordt verwoest , 152; wat zy ware vóór deeze verwoesting , 191; wat zy geworden is zedert haare herftelling ,ald. 192; noodzaaklyke betrekkingen tusfchen deeze Stad en het EU land Isle de France, 20a. Porcelein , de uitvinding van, hetzelve aan de Chineezea verfchuldigd, 329; wyze, op welke bet gemaakt wordt, £e 33»}  BLADWYZER der 330; deszelfs verfchillende . foorten, 331; welken trap van agtinge de Europifche Porceleinen verdienen, 337, 338. Portugeezen , zy zyn de eerde die in China aanlanden, 354» hun Koophandel gaat aldaar te niete, ald. Pruisfen, (de Koning van) algemeen denkbeeld van zyne regeeringe, 256; hy richt te Embden eene Oostindifche Maatfchappy op, 257; oordeel , welk men over • deezen Vorst mag vellen, 259. Putola, verblyfplaats van den . grooten Lama, . 283. Pyzard, Fransch Zeeman , die • met twee fchepen na de Indien vertrekt, 11. R. Ragimendry, Indifche Provinvincie, aan de Franfchen afgedaan, 134. Rajaputen, afftammelingen der lndiaanen, welke Alexander de Groote aantastte, 137. Ranguildas, Gouverneur van • Cabulistan, welke Babar op den throon van den Indostan verheft, 104; verwyt - hem door een Baniaan aan- • gedaan, 106. Regifion doet een vrugtloozen aanflag op den Chineefchen handel, 11,12. Reval, voor de Oorlogfchepen boven Kroonftad te fchatten, - 307. Rbabarber, zou beter zyn,zo ze te land dan ter Zee vervoerd wierdt, 191. Richelieu, de Nyverheid bykans vernietigd onder zyn Staatsbeftuur, 10. Rodrigo, Eiland ten Oosten van Madagascar, 88. Roger, Koning van Sicilië .ontbiedt Zydewerkers van Athene, 3^3Rusfen, hunne ftrooperyen op Chineefchen bodem, 289; kwynende ftaat van hunnen Koophandel met China, en in hoe verre het hun voegde denzelven te doen herleeven, 291; ontwerp, naar welk zy zich behoorden te gedraagen , ald. zy verzekeren zich van de Provinciën aan de Kaspifche Zee grenzende , en verlaaten ze wederom, 296 i hy het over» lyden van Koulikan, verkrygen zy het gebied Over de Kaspifche Zee, ald. Regeeringsvorm en Volkryks heid van Rusland, 298; deszelfs inkom!ten,3oo; Land. bouw, 301; Mynen, 302; Koophandel,ald. Troepen, 303, env. Zeemagt, 307, onbeftendigheid in de orde van opvolginge, 308; noodzaakelykheid om 'er de overheerfching af te fchafFen, en op welke wyze zulks zou kunnen gefchieden, 313. S. Salabetzingve, door de Franfchen  VOORNAAMSTE ZAAKEN. fchen in 'c bezit gefield van het Soubadom van Decan , 131; zyne befcbermers gaan verlooren, omdat ze hadden afgedaan van zyn Verbond, 150, 151. Sandiva (het Eiland) maakt eene goede haven uit te Chatigam, 186. Sandocrotus verdryft de Macedoniers uit Indie, en heerscht aldaar, 102. Sattarab, hoofddad van het land der Maratten, 140. Saunders, Gouverneur van Madras, 143. Scheringham, een Eiland gemaakt door twee takken van den Caveri, 132; vermaard door zyne legging en Pagode, «/W. de Franfchen ontruimen het, 150. Schippers, Maatfchappy van Kooplieden inOud Gallie,2. Scbirvam, deszelfs Zyde zeer geagt, 295. ythen veroveren het Noorden van Europa, 244. Seiks, nieuwe Natie ten Noorden van den Indostan , deszelfs regeringsvorm , 138, 139- Sevagi, Suratfche plondering, 38- Siam, vrugtbaarheid van dit land, 49; deszelfs volkrykheid, Landbouw en Koophandel, door de Overheerfching vernield, 50. Siberië, door dè Rusfen veroverd, 289; deszelfs Mynen, 301. Sirtb, Rivier vanTurkedan, 192- Slaaven, uitfluitend voorregt van den Slaavenhandel, aan de Franfche Oostindifche Maatfchappy toegeflaan , 172. Sorbonne, verklaart de uitdeeling der Aktien voor woeker, 85, 86. Soubas, naam aan de voornaamde Landvoogden in dea Indostan gegeeven, ïi 1. Spanjaards, hunne eerde Bezittingen op de Philippynfche Eilanden, 267; tegenwoordige daat van hun vermogen op deeze Eilanden, 268 ; wat ze 'er zouden kunnen verrigten, 277,278. Stapel, naam , door weiken , in Zweeden , de Steden worden aangeduid, welke het uitfluitend voorregt hebben om door de Zond te vaaren , 250. Sully , zyn Staatsbellier zeer heilzaam voor Frankryk, 10. Suratte, Hoofdplaats derFranfche Oostindifche Maatfchappy , 22 ; rykdoin deezer dad, Zeemagt, 27; Koophandel , ald. befchryving van derzelver huizen, 32; gewoonte haarer inwooneren om zich te doen wry ven, 33; door de plondering van Segari ging zy ten gronde, 38; de fchraapzucht der Engelfchen vernietigt genoegzaam haaren Koophandel, 39,' zonderlinge voorzorge tegen de overvallen der Roovers , ald. 40; haare gemeende Koopmanfchap. Ee 2 pen,  BLADWYZER der pen, ald. 41; goederen, welke zy in Letaaling ontvangt, 43. T. Tabak, uitfluitende handel daar in aan de Franfche Oostindifche Maatfchappy toegs- , ftaan , 165; gefchiedenis der veranderingen, in den Tabakspagt voorgevallen, 167, Tallicheri, Engelsch Komptoir op Malabar, 179. Tam, koperen fpeeltuig, naar welk de Indiaanfche Oansfe. resfen danzen, 36. Tamerlan plpndert den Indostan , 103. Tanjaour, befchryving van dit Koninkryk op de Kust van Koromandel, 316. Tartaryc, grruzen yan diruitgeftrekt land, 582; Zeden en Godsdienst der Tartaaren, ald. 283, zy veroveren China en worden daar ujt verjaagd, 287; maaken'er zich op nieuw meester van, ald. 288; waarin de Tartaaren de Chineefche Zeden hebben aangenomen,«W. Tcbe-liiang, Chineefche Provincie , alwaar de witte Zyde wordt verzameld, 346. Thee. befchryving van het heestergewas , welk dezelve voortbrengt , 325 ; haare foorten en gebruik ald. 326; hoop, welke zich opdoet, om dezelve in Europa te planten , 328; xy zou beter zyn, zq de Rusfen dezelve te lande uit China haalden, sp r, Tbibet, landfchap, deels aan Tartarye, deels tot Afie behoorende, 283; men aanbidc 'er den grpoten Lama, 285. Thomas,(St.) aanflag der Franfchen op deeze plaats, 45. Tommerup , (Ové Giedde de) hoofd der eerfte Deenen, welke na Indien vaaren ,216. Tonquin, door de Chineezen geleerd, 55, 56; deszelfs Zeeden,, Kundigheeden en Koophandel, ald. ToulouCe , (het Graaffchap) desze.fs vereeniging met de Franfche Kroon, 8. Trinquebar, door de Deenen in Tanjaour geflagen , 217. Trinquemale, (de Baai van) op het Eiland Ceilon, 44. T/i-cbou, boom, welke Vernis oplevert, wyze van inzamelinge en gebruik, 349. y. Uitdeeling (verandering van) orairent de Aktiën der Franfche Oostindifche Maatfchappye, 161, 162. Ukraiue, vrugtbaarheid van dit land, 300; hoe deszelfs gebrek van bevolkinge zou kunnen herfteld worden, 301. UïbcskfeheTartaaren ontthroonen Bahar, 104. V. Fandaalcn , oude bewooners vau Zweeden, 244. Fan'es,,  VOORNAAMTSE ZAAKEN. V/mei, deszelfs handel net Groot-Britannie, i. Pafa (Guftavus) vereenigt, in zyn perfoon, de onderfcheidene magten van Zweeden, 236. Vrouwen worden 't vroegst befchaafd, 59, W, Wetboek der Keizerinne van Rusland, wat, 310. Y. Tanon , Fransch Komptoir , 188- Tzer van Cochinchina, wordt gefmeed zo ras het uit de Mynen komt, 64, Z. Zebu, Eiland van de Philippvnrche Eilanden, alwaar Mageilaan aanlandde, 267. Zweeden, deszelfs vroegfte bewooners, 235; veranderin¬ gen, door Guftavus Vafc in den Regeeringsvorm gemaakt, 236; de Vryheid, aan Zweeden weder gegeeven , voert den Koophandel en de Kunften mede, ald. 237, men richt 'er eene Oostindifche Maatfchappy op, 239» Staat van Zweeden, 243; Volkrykheid, 244; kwynende ftaat van deszelfs Landbouw, 246; deszelfs Fabriken, 248; Haringvisfchery,249; Koophandel,*/*/. 250; Krygsmagt, ald. Zeemagt, 252; inkomsten en fchulden, Ryksomwenteling aldaar voorgevallen, „ , , 2S5» 256. Zyde, haare uitvinding aan de Chineezen verfchuldigd, 342; langen tyd zeer duur en zeer fchaarsch in Europa, 343; hoedanigheid der Italiaanfche, Spaan fche en Franfche Zyde,ald. 344; welke voordeden de Chineefche Zyde hebbe, 345.