01 2123 3431 UB AMSTERDAM  III. M. Schaakkamp, racud.   WYSGEERIGE E N STAATKUNDIGE GESCHIEDENIS VAN DE BEZITTINGEN EN DEN KOOPHANDEL DER EÜROPEAANEN, IN DE BEIDE I N D I £ N. Uit het Fransch vertaald. DERDEDEEL. r Te AMSTERDAM, By M. SC HALEKAMP. MDCCLXXVI.   I N H O U D DER BOEKEN E N AF D E ELING EN V A N H E T DERDE DEEL. ZESDE BOEK. Qntd-ekking van Jlmerika. herovering van Mexiko. Bezittingen der Spanjaarden in dit gedeelte der nieuwe Waereld. . . bl. i. Jlfd. J. Vergelyking tusfchen de aloude en hedendaagfche Gefchiedenis. ald. IJ. Jlloude Jlaatsommentelingen van Spanje, ... . 4. JU. Deel. * 4fj,  INHOUD der u4fd, III. Kolumbus beraamt het ontwerp tot de ontdekking van • Amerika. . . . . bl. 9. IV. Aankomst van Koïumbus in de nieuvoe Waereïd. . , 11. V. Gebruiken der inwooneren van 't Eiland Hdyti, zedert bekend by den naam van Hispanioïa. . 13. VI. Wreedbede?i, gepleegd tegen de inivooners van 't Eiland Hispanioïa. . . . . 18. VII. Vertrek van Cortez, ter veroveringe van Mexiko. Wat bem te Tabssko gebeurde. . 28. VIII. Cortes kot/mt in Mexiko. Zyne gevegten tegen Tlascaïa. . 32. IX, Cortes koomt in Mexiko. Zeden, Godsdienst, Regeeringsvorm en rykdommen van dit Ryk,' ten tyde van de komst der Spanjaarden. .... 42. X. De Spanjaards, meester geworden van Mexiko, zetten deszeifs grenzen.uit. . . . 58. XI. Klimaat, grond en volkrykbeid van Mexiko. . . . 64. ^fd.  BOEKEN en AMDRELINGEN. ylfd. Xll. Voor tbr engzels van Mexiko. b!. 78. Xill Mynen van Mexiko. . . 92. XIV. Belastingen, in Mexiko gebeeven. . ... . 100. XV. Verbintenis/en van Mexiko met het overige gedeelte van Amerika, met dt Oostindiën, en met Europa 11 o. ZEPENDE BOF. K. Verovering van Peru door de Spanjaards. Veranderingen , in dit Ryk voorgevallen, zedert het van meester is veranderd. . . bl. 138. Afd. XVI. Togten, gedaan vóór de ontdek- k'mg van Peru. . . ald. XVJI, Staat van Peru toen het ontdekt wierdt. .... 146. XVIII. Burger ■ oorlogen der Spanjaarden, naa de verovering van Peru. .... 170. XjX. Natuurkundige gejleldbeid van Peru. . . . > . . 184. * 2 Afd.  INHOUD der ^4fd.- . XX. Tot welken Jlaat de Spanjaards' de Peruviaanen gebragt hebben bl. 192. XXI. Tot hoe verre de Spanjaards in Peru zyn vermenigvuldigd. Waar en hoe zy hunne Bezittingen hebben opgericht. Welke plantaadjen en nyverbgid zy in dit Ryk bebbe?i ingevoerd. 201. XXlI Mynen van Peru. . . 215. XXIII. Gemeenfchap der onderfcbeidene provinciën van Peru met elkander 225. XXIV. Gemeenfchap van Peru met Europa 240. XXV. Jllgemeene berigten -wegens Nieuw Granada, welk van Peru is afgefcheurd. . . 254. XX'VI. Berigten wegens bet land van Qjtilo 255. XXVII. Berigten wegens Popayan en Choco. . . , . 264. XX"!TI. Berigten wegens Sant-Fé. . 266. XXiX Berigten wegens Karthagena. 269. XXX. Berigten wegens de gewesten, tus-  BOEKEN en /IFDEEL JNG vN. tusfchen de rivier de Mag talend en de Orenoque gelegen, bl. 276. ACHTSTE BOEK. Verovering van Chili en Paraguay door Spanje. Beginzels, volgens welke deeze Natie haare Volkplantingen bejluurt. bl. 284. yljd. XXXj.. Door welke middelen de Spanjaards zich meester hebben ge- ■ maakt van Chili. . . ald. XXXII. Tegenw jordigs Jlaat der Spanjaarden in Chili . . 290. XXX+U Verbintenisfen van Chili met de Indiaanen, met Peru en Paraguay. . . . . 292. XXXlV. Vestiging der Spanjaarden in Paraguay. . . . 295; XXXV. Tegenwoordige Jlaat der Spanjaarden in Paraguay, . 312. XXXVI. Koophandel van Paraguay. 315. XXXVll- Paraguay is zyne- vermaardheid verjchuldigd aan de Bezit, ti .gen, door de Jejuiten aldaar * 3 op-  INHOUD dsr opgericht. Berigt wegens deeze Bezittingen. . . bl. 320. Afd. XXXVIII. Aan welke vyandlyke aanvallen Spaansch Amerika bloot legge. Voegzaame middelen om ze te beletten. . , , 343. XXXIX. Oorzaaken van V verval van Spanje. . . . 3^3. XL. Oorzaaken van 't verval der Spaanfche Volkplantingen. . 379. XL1. Middelen, welke Spanje ter zyner berftellinge moet aanwen den. .... 390. XLI1. Middelen, welke Spanje moet aanwenden, ter berjlellinge zy. ner Volkplantinge. . . 403. NEGENDE BOEK. Vestiging der Portugeezen in Brazil. Oorlogen aldaar door hen geveerd. Voorthrengzels en rykdommen deezer Volkplantinge. . bl. 419. Afd. XLIII, Ontdekking van Brazil door de Portugeezen. . . . a^m Afd.  BOEKEN en AFD E E LINO E N. Afd. XLIV. IVelke de eer/te Volkplanters waren, welke Portugal na Brazil zendt. . . . bl. 422 XL V. Karakter en gebruiken der Bra- ziliaanen. . . . 428. XL VI. Voor [poe d der Portugeezen in Brazil. .... 440. XL VII. AanJJagen der Franfcben op Brazil. .... 445. XL VIII. De Hollanders vestigen zich in Brazil, en worden van daar verdreeven, naadat zy ,ergroote voordeelen behaald hadden. 448. XLIX. Staat der Portugeezen in Brazil, naadat zy zich van de Hollanders hadden ontjlagen. . 460. L. Vestiging der Portugeezen aan de rivier der Amazonen. . 464. LI. Vestiging der Portugeezen aan de rivier de la Plata. . -480. LU. Vestiging der Portugeezen te St. Paulo. . . . 488. LUI. Voortbrengzels van Brazil. 492 LIV. Ontdekking der Goud- en Dia- mant-Mynen in Brazil. . 499. I W  INHOUD der BOEKEN en slFDEELlNGEN. Afd. LV. Maatregels, door 't Hof van Lïsfabon beraamd, om zich van de voortbrengzels zyner Mynen te verzekeren. . . bl. 509. LVI. f> iddelen, aangewend om den akkerbouw, ter zaake der Mynen verwaarloosd, wederom in gebruik te brengen. . 515. LVII. Monopoliën begonnen in den Bra- zilfcben handel. . . 521. LVUI. Oorzaaken van V verval van Portugal en zyner Volkplan. tingen. .... 524. LIX. Middelen om Portugal, -nevens deszeifs Volkplantingen, te berfiellen 534- WYS-    WYSGEERIGE. E N STAATKUNDIGE GESCHIEDENIS, van de BEZITTINGEN» EN DEN KOOPHANDEL DER EUROPEAANEN IN DE BEIDE INDIEN. ZESDE BOEK. É ^e oude Ge^cfliedenis levert een prag% Do) tig Schouwfpel op. Dit aaneengeSb^I? fchakeld Tafereel van groote Staats°* •»w verwisfelingen, van heldhaftige zeden, en van zonderlinge voorvallen , zal allengskens van meer gewigts worden, naar gelang het zeldzaamer wordt, iets te vinden, 't geen naar het zelve gelykt. De tyd der ftigtinge en omkeeringe der Ryken is voorby! De menfch zal niet meer gevonden worden, voor welken de aarde zweeg! Naa langduurigefchokkingen, naa den ftryd der Eerzucht en Vryheid, fchynen de Natiën thans gevestigd in de fombere rust van flaavernye. Thans ftrydt men met vuur, om de verovering van etlyke Iïï. De.el. A Ste. VI. boek,  2 GESCHIEDENIS VI. EOEK. Steden, en om de -grilligheid van eenige vermogende menfchen; eertyds vogt men met het zwaard, om Koninkryken te verdelgen of te llegten , of om 's menfchen nacuurregten te wreeken. De Gefchiedenis der Volken is dor en droog , zonder dat dc Volken gelukkiger zyn. Eene dagelykfche onderdrukking heeft de onlusten en oneenigheden vervangen; en men ziet, zonder 'er deel in te neemen, meer of min vernederde flaaven elkander met hunne ketens beftryden*,. om de grilligheid hunner Heeren te vermaaken. Europa, het gedeelte der waereld , welk meest op de overige deelen werkt, fchynt een vasten en duurzaamen ftand te hebben gekreegen. Men vindt 'er genootfehappen , allen bykans even magtig , kundig, uitgebreid en jaloerfch. Zy zullen elkander overdringen; en te midden van deeze aanhoudende ebbing en vloeijing, zullen eenige uitgebreider, andere kleiner worden, en de Schaal zal nu na de eene, dan na de andere zyde overhellen, zonder immer te blyven ftil ftaan. De vervol, ging om den Godsdienst en de geest van veröverzucht, die twee vrugtbaare oorzaaken van vervvarringe op den Aardbodem, zyn geweekeri. Deeze Hefboom, wiens uiteinde op de Aarde, en welks fteunpunt in den Hemel is, is gebroken; en de Vorften beginnen te begrypen, niet tot heil der Volken, want hier over bekommeren zy zich luttel, maar om hun eigen belang , dat de groote zaak is, de veiligheid en de rykdommen met elkander te vercenigch. Men houdt talryke Legers op de  DER BEIDE INDIEN. g de been, men verfterkt zyne grenzen, en men dryft Koophandel. '£r heerscht in Europa een geest van verruilingen , welke een ruim veld van befpiegelingen kan opleveren voor de byzondere leden der Maatfchappye, minnaars van vrede en rust. Een Oorlog tusfehen handeldryvendé Volken, is een brand, Welke ze allen verwoest; het is een pleitgeding, welk een' groot' Koopman den ondergang dreigt, en alle zyne Schuldeifchers doet vcrbleeken. De tyd is niet meer verre af, in welken het ftilzwygend verdrag der Regeeringen zich zal Uitbreiden tot de byzondere verbintenisfen der onderdaanen van de eene Natie met de onderdaanert van eene andere Natie, en in welken de Bankeroeten , wier Hagen zich op onmeetelyke afftanden doen gevoelen, overweegingen'van ftaat zullen worden. In deeze jhandeldryvende Maatfchappyen, zullen de ontdekking van een Eiland , de invoering eener nieuwe Koopmanfehap , de uitvinding van een Werktuig , de oprigcing van een komptoir 5 de overweldiging van eenen tak van Koophandel , het aanleggen van eene Haven , de aangeleegenfté verrigtingen worden ; en de Jaarboeken der Volken zullen behooren gefchreeven te worden door Wysgeerige Kooplieden , gelyk ze voormaals gefchreeVen wieiden door welfpreekende Gefchiedfchryvers. De ontdekking eener nieuwe Waereld zou alleen dit voedzel aan onzen weetlust kunnen verfchaffen. Een uitgeftrekte onbebouwde grond j de menfehlykheid töt den dierlyken ftaat gebragt, velden zonder oogften, Schatten zonder Bezitters, Maatfchappyen zonder befchaafdA 2 hcid, VL EOEKi  4 GESCHIEDENIS VI. V/3È.K. heid, Menfchen zonder zeden : hoe gewigtig en leerzaam zou dusdanig een Tooneel geweest zyn voor een' Locke, een Buffon, een'MoNtesquieu ! Wat zou men met meer verwondering, met meer vermaaks, met meer aandoenings hebben kunnen leezen , dan het verhaal van hunne reize ! Maar het beeld der ftorame en wilde natuur is reeds misvormd. Wy haasten ons om de half uitgeflceten trekken by een te zamelen, naa dat wy alvoorens de gierigaarts en wrecdaarts hebben doen kennen , welke' een ongelukkig toeval eerft in dit nieuw halfrond deedt aanlanden. Spanje, in devroegftc tyden bfkend by den jiaam van Hefperie cn van Iberie , wierdt bewoond van Volken, welken, van den eenenkant befchermd door de Zee, aan de andere zyde bewaard door het Pyreneefche Gebergte , het gerust genot hadden van eene aangenaame luchtftreek en een vrugtbaare Landsdouwe , en beftuurd wierden volgens hunne eigene gebruiken. Dat gedeelte der Natie , welk in het Zuiden woonde, was der Barbaarschheid eenigzins ontworfteld, door de geringe gemeenfchap, welke het met uitlanders iiadt; doch de bewooners der Oevers van den Oceaan geleeken naar alle Volken , welke geene andere bezigheid hadden dan de Jagt. Deeze leevenswyze bezat voor hun zo fterke bekooringen , dat zy alle het werk van den Akkerbouw voor hunne Vrouwen overlieten. Men hadr. haar gewend om ze deszelfs lasten tc doen draagen, door jaarlyks eene algemcene vergadering byeen te roepen, in welke de zulkên , die zich in deeze bezigheid het best  DER HEIDE INDIEN. 5 best hadden gekweeten, met openbaare Lofreden vereerd wierden. Zodanig was de toeftand van Spanje, ten tyde als de Karthagers hun begeerigoog wendden na een gewest, opgevuld met rykdommen , aan de bewooners onbekend. Deeze handelaars, welke de Middellandfche Zee met hunne Schepen bedekten, vertoonden zich als vrienden, die, in vcnvisfeling van nutlooze metaalen, ontelbaare geryflykheden aanbooden. De bekooring van eenen in fchyn zo voordeeligen handel verleidde de Spanjaards dermaate, dat zy deezen Republikeinen toeftonden het bouwen van Huizen op hunne kusten, om te bewooncn, van Pakhuizen, om hunne Goederen in dezelve op te flaan, en van Tempels , om hunnen openbaaren Eerdienst te verrigten. Deeze ftigtingen veranderden ongevoelig in fterkten , van welke eene meer listige dan krygshaftige Natie zich bediende, ter onderbrenginge van ligtgeloovige Volken, welke altoos onderling verdeeld, altoos onverzoenbaar waren. Door het omkoopen van zommigen, en het bevreesd maaken van anderen , gelukte het Karthago, Spanje te onder te brengen, met de Soldaaten en Schatten van Spanje zelve. De Karthagers, meesters geworden zynde van het grootfte en waardigfte gedeelte deezer fchoone Landftreeke , fcheenen de middelen niet te kennen of te veragten om aldaar hunne heerfchappy te vestigen. In ftede van, even als voorheen, voor goederen van geringe waarde , zich het Goud en Zilver toe te eigenen, welk ryke Mynen den overwonnenen verfchafteiïj wilden zy alles met geweld wegncemen. A 3 Dee. VI. KOEK,  VI. 0 GESCHIEDENIS Deeze geest van dwingdandy ging van het Gemeenebest over op den Veldheer, den Officier, den Soldaat, ja zelf den Koopman. Zulk een geweiddaadige handelwyze vervoerde de te onder gebragte Provinciën tot wanhoop , en boezemde de zulken, die nog haare vryheid hadden behouden, het uiterfte afgryzen in van een zo hard juk. Deeze gemoedsneigingen deeden haar gezamentlyk befluiten tot het aanvaarden eener hulpe, niet minder verderflyk dan haare rampen wreed waren. Spanje wierdtcenTooneel van Jaloerschheid, heerszucht enhaattuslchen Rome en Karthago. De twee Gemeenebesten ftreeden met veel hevigheids, om te weeten, aan welk van beiden het gebied over dit fraai gedeelte van Europa toebehoorde. Misfchien zou geen van beiden het hebben behouden, indien de Spanjaards , als geruste aanfehouwers der gebeurtenisfen, de mededingende Natiën den tyd hadden gelaaten om elkander te verfiinden. Maar dewyl zy mede een rol wilden fpeelen op deeze bloedige Tooneelen, wierden zy flaaven der Romeinen, en bleeven het tot aan de vyfde Eeuw. Het zedenbederf van deHeerender Waereld maakte de woeste volken van het Noorden wel haast ftoutmoedig, om een inval te doen in Provinciën, welke flegtbcftuurden flegtverdeedigd wierden. DeSueevcn, Alaanen, Vandaalen en Gothcn trokken over het Pyreneefche gebergte. Aan het ambacht van Roovers gewoon, konden deeze Barbaaren geene Burgers worden; zy voerden een geweldigen Oorlos. De Gothcn, de bekwaamftc of de gelukkig-  DER BEIDE INDIEN. 7 kigfte, bragten hunne vyandcn te onder, cn maakten geheel Spanje tot eencn Staat, welke, W weerwil van de gebrekkigheid zyner wetten, m weerwil van de plonderingen der Joodcn, the'er de eenige Kooplieden waren, heeft ftand gehouden tot aan het begin der agtfte Eeuwe Omtrent deczcn tyd flaken de Mooren, die Atnka hadden onder het juk Pebraet met den geweldigen fpoed, welke alle hunne onderneemingen onderfcheidde, overzee Zv vonden een Koning zonder zeden , zonder bekwaamheden 5 veele hovelingen en geene Staatsdienaars; Soldaaten zonder krygsmoede; Veldheeren zonder ondervinding; vervyyfde Volken, vol kleinagting voor de Regeermg, en gezind om van Heer te wisfelen • muitelingen, welke zich by hen voegen om alles te verwoesten , te verbranden , te vermoorden. Geene drie jaaren zyn 'er verloopen, of het gebied der Christenen is vernietigd, en dat der Ongcloovigen op vaste grond, flagen gevestigd. Spanje was aan zyne verwinnaars vcrfchuldigd, de zaaden van fmaak, van memchlykheid , van befchaafdheid , van wysbegeerte veele kunften en een vry uitgeftrekten Koop! handel. Deeze gelukkige dagen waren van geen langen duur; zy wierden verdonkerd door de ontelbaare aanhangen , welke onder de veroveraars ontftonden, en door den mis flag, welken zy begingen , door het aanftelen van byzondere Vorften in alle de aanzienlyke Steden hnnner Heerfcbappye. De Gothen, welke, midlerwyl', om zich te onttrekken aan het juk der Mahomethaanen , eene fchuilplaats hadden gezogt in het binnenst A 4 ge- VI. BjEK.  GESCHIEDENIS VI. fiOEK. gedeelte van Asturien , bezweeken onder bet juk van Regeeringloosheid , kroopen in eene barbaarfche onkunde, wierden onderdrukt door dweepende Priesters, kwynden in eene onbefchryvelyke armoede, en wierden niet bevryd vandeneenenBurgerkryg, dan om in eenen anderen teworden ingewikkeld. Het vooreen te groot geluk rekenende , dat zy, onder alle deeze onheilen, vergeeten wierden of onbekend waren, waren zy wel verre af van bedagt te zyn op middelen om hun voordeel te doen met deeze verdeeldheden hunner vyanden. Maar zo dra was de Kroon , in 't eerst verkiesbaar , niet erflyk geworden in de tiende Eeuw; zodra hadden de Adel en Bisfchoppen het vermogen niet verboren om den Staat te ontrusten ; zo dra was het Volk, van de flaavernye verlost, niet tot het beftuur van zaaken geroepen, of men zag den Nationaalen geest herleeven. De Arabiers, van alle kanten gedrukt, wierden de eene naa de andere beroofd. Aan het einde der vyftiende Eeuwe hadden zy niets meer behouden, dan een klein koninkryk. Hun val zou veel fpoedigergebeurd zyn, indien zy hadden te doen gehad met eene Mogenheid, die alle veroveringen, welke op hen behaald wierden, in een algemeen Middelpunt hadt weeten te vereenigen. Doch de zaaken gingen op eene andere wyze toe. DeMahomeethaanen wierden aangetast door verfcheidene Opperhoofden, ieder van welke een onafhanklyken Staat beheerschte. Spanje was verdeeld in zo veele Opperheerfchappyen, als het Provinciën bevatte. Hoe veel tyds, opVolgingen, Oorlogen en Staatsomwentelingen wier-  der beide INDIEN. 9 wierden 'er vereischt, dat deeze kleine Staaten als in een gefmolten wierden in die van Castilie en Arragon! Alle de Kroonen van Spanje, door het huwelyk van isabelle en ferdianand , ten laatfte, gelukkiglyk inécngeflagtvereenigd zyndc, bevondt men zich fterk genoeg om het Koninkryk Grcnade aan te tasten. Dit gebied, welk naauwlyks het achtfte gedeelte van het Schiereiland uitmaakte, hadt 'zich, zedert den inval der Sarazeenen, altoos in een bloeijenden ftaat bevonden; doch het hadt zynen voorfpoed zien toeneemen, naar maate de veroveringen der Christenen een grooter getal Ongeloovige hadden doen befluiten om derwaarts de toevlugt te neemen. Het rekende drie millioenen inwooners. Geen Land van Europa bezat zulke wel bebouwde Akkers, zo menigvuldige en volmaakte Fabrieken, geen zo geduurigen en uitgebreiden Scheepvaart. 'sLands inkomften beliepen zeven millioenen Livres, een verbaazenden rykcbm in eenen iyd, in welken het Goud en Zilver zeer fchaars was. Zo veele voordeelen, verre van de vorften van Castilie en Arragon te rug te houden van het doen van eenen aanflag op Grenade, waren drangredenen, welke hen tot deeze onderneeming kragtdaadig aanfpoorden. Een bloedige en hardnekkige oorlog, welke tien Jaarenduurde, was'er noodigtot het te onderbrengen deezer bloeiende Provinciën. De verovering kreeg haar volkomen beflag door het inneemen der Hoofdftad, in 't begin van 't Jaar 1492. In deeze roemryke omftandighedenwas het, dat een onbekend Man, meer gevorderd dan A s de VI. boek  VI. BOEK. 10 GESCHIEDENIS de tyd, in welken hy leefde, in de ftarre- en fcheepvaartkunde, denvoorflag deedtaanSpanje, welk reeds binnenlands gelukkig was, om buitenlands groot te worden. Chiustoffel kolumbus gevoelde , als door een InftincT:, dat 'er een ander vast land zyn moest, en dat het voo! hem bewaard was hetzelve te ontdekken. De Tegenvoeters, welke dereden zelve voor een harsfenfchim, en het Bygeloof voor dwaaling en godloosheid hieldt, waren, in de oogen van deezen vernuftigen mensch , eene ontegenzeggelyke waarheid. Vol van dit denkbeeld, een der verheevenfte, welke immer in het menschlyk verftandzyn opgckoomen, deedt hy een voorflag aan het Gemeenebest van Ge • nua, zyn Vaderland, om een ander halfrond aan deszelfs wetten te onderwerpen. Veragtvandit klein Gemeenebest, van Portugal, alwaar hy woonde , en zelf van Engeland, welk hy tot alle onderneemingen van deezen aart genegen hadt behooren te vinden, deelde hy zyne ontwerpen en voorflagen mede aan IfabeJle". . De Staatsdienaars deezer vorffinne hielden in 't eerst voor eenen Dweeper, een Man, die eene Waereld wilde ontdekken. Langen tyd behandelden zy hem met dien verfmaadenden hoogmoed,welken de groote lieden menigmaalen betoonen tegen de zulken, welke niets anders dan verftand bezitten. Kolumbus liet zich door deeze moeilykheden niet affchrikken, Gelykaan dezulken, welkebuitengewooneontwerpen fmeeden, bezat hy dien gemoedsy ver, welke hen gehard maakt tegen de oordeelvellingen der onkunde, de verimaadingen van den hoogmoed, de laagheden der gierigheid, de draa-  DER BEIDE INDIEN. II draalingen der luiheid. Zyne ftandvastige, verheevene en dappere Ziel, zyne voorzigtigheid en beleid, deeden hem ten laatfte over alle hindernisfen zegevieren. Men fchonk hem drie kleine Schepen en negentig Man. Hy vertrok op den derden van Oogstmaand des Jaars 1492, met den tytel van Admiraal en Onderkoning der Eilanden en Landen, welke hy zou ontdekken. Naa een langduurigen. vaart, begon zyn Scheepsvolk, verfchrikt door de onmeetelyke uitgeftrektheid van Zee en Water, welke zy tusfchen hen en hun Vaderland agter zich hadden gelaaten, te wanhoopen aan de ontdekking van 't geene zy zogten. Zy floegen aan 't morren , en men Helde verfcheiden reizen voor om Kolumbus in Zee te werpen en na Spanje weder te keeren. De Admiraal veinsde zo veel hem mogelyk was; maar toen hy het misnoegen op het punt zag om uit te breeken, verklaarde hy zelve , dat byaldien ze binnen drie dagen geen Land ontdekte , men na Europa zou te rug keeren. Zedert eenigcn tyd hadt hy met het Dieplood grond gepeild : en zekere tekens, welke zelden bedriegen , deeden hem befluiten, dat hy niet verre van Land zyn konde. Het was in Wynmaand dat de nieuwe Waercld 't eerst ontdekt wierdt. Kolumbus landde aan een der Lucaifche Eilanden, welk hy St. Salvador noemde, en waar van hy bezit nam uit naam van Ifabelle. Geen mensch in Spanje was bekwaam om te denken, dat 'ereenigeonregtvaardigheid was in hetbezitneemenvaneen Land j welk niet bewoond wierdt vanChristenen. In VL BOEK.  VI. KOEK. 12 GESCHIEDENIS In 't eerst waren de Eilanders verfchrikt op het zien van fchepcn en menfchen , zo zeer van hun verfchillende , en namen de vlugt. De Spanjaards hielden ecnigen vast, welke zy te rug zonden, naa hen ovei laaden te hebben met liefkoozingen en gefchenken. Meer was 'er niet noodig om de geheele Natie gerust te Hellen. Deeze volken kwamen ongewapend aan den Oever. Veelen hunner traden in de fchepen, en onderzogten alles met verwondering. Men befpeurde in hun blyken van vertrouwelykheid en blydfchap. Zy bragten vrugten. Zy namen de Spanjaards op hunne fchouders, om ze dus aan Land te brengen. De zelfdezagtaartigheid en de zelfde zeden ontdekte men in de bewooners, dernabuurige Eilanden. DeMatroozen, door Kolumbus op kondfehap uitgezonden , wierden overal vriendlyk onthaald. Mannen , Vrouwen en Kinderen zogten voor hun leevensmiddelen. De hangende Bedden, in welkezy fliepen, wierden met het fynfte katoen opgevuld. De Spanjaards zogten Goud, en zy vonden het. Veele Wilden bragten fieraaden van dit ryk Metaal; zy gaven 'er van aan hunne nieuwe gasten. Deezen wierden veel meer geërgerd door hunne naaktheid en eenvoudigheid, dan getroffen door hunne goedheid. Het zegel der Natuur konden zy in hun niet ontdekken. Verwonderd van menfchen te vinden van een Koperkleur , zonder baard en hair op hun Lichaam, hielden zy ze voor onvolmaakte dieren, welke men van toen af aan onmenschlyk zou hebben behandeld, indien het hun belang niet geweest ware, uitvoerige berigten van hun te ver«  DER BEIDE INDIEN. 13 verneemen , wegens de nabuurige gewesten, en in welke Landen de Goudmynen waren. Naa het ontdekken van etlyke Eilanden van geringe uitgeftrektheid , landde Kolumbus ten Noorden van een groot Eiland, welk de Eilanders Hayti noemden, en waar aan hy den naam gaf van Hispaniola; tegenwoordig draagt het den naam van St. Domingo. Hy was derwaarts geleid door eenige Wilden van andere Eilanden, welke hem zonder wantrouwen gevolgd waren, en hem hadden te verftaangegeeven , dat het groot Eiland het land was, welk hun het Metaal leverde, waar na de Spanjaards zo begeerig waren. Het Eiland Hayti, welk twee honderd mylen in de lengte, en zestig, of hier en daar tachtig mylen in de breedte haalt, is in zyne grootfte lengte van het Oost na het West doorfneeden van een Keten meest al fpitze Bergen, welke 'er midden door loopen. Men vondthet verdeeld in vyf zeer talryke Natiën , welke in vrede leefden. Zy hadden Koningen, Caciquen genaamd, die te volftrekter heerschten naar gelang zy meer bemind wierden. Deeze volken waren blanker dan die der andere Eilanden. Zy verfden hun lichaam. De Mannen liepen moedernaakt. De Vrouwen droegen een foort van Katoenen fchort, welk niet verder dan tot aan de Knieën reikte. De Dochters liepen geheel naakt gelyk de Mannen. Zy leefden van Mays , van wortels, vrugten en ichelpvisfchen. Maatig, tenger , vaardig en niet zeer fterk , waren zy afkeerig van den arbeid. Zy fleeten hunne dagen zonder onrust en in eene zagte werkeloosheid. Hunnen tyd be> VI. BOEK.  i4 GESCHIEDENIS VI. BOEK. befteedden zy met danfen, fpeélen en flaapen, Naar 't zeggen der Spanjaards toonden zy geringe blyken van verftand: en, in de daad, Eilanders , van andere volken afgefcheiden, moeten eigenaartig weinig kundigheden bezitten. Op zich zelve ftaande Maatfchappyen worden langzaam en bezwaarlyk bedreeven; zy verfy'ken zich met geene der ontdekkingen, welke tyd en crvarenis onder andere volken doet gebooren worden. Het getal der kanzen, welke tot onderwys leiden , is by haar veel geringer. De Spanjaards zelve berigten ons, dat deeze volken menschlievend waren, zonder kwaadaartigheid , zonder wraaklust, bykans zonder driften. Zy wisten niets, maar hadden ook geen lust om iets te leeren. Deeze onverfchilligheid, en het vertrouwen , waar mede zy zich aan vreemdelingen overgaven , toonen dat zy gelukkig waren. Hunne Gefchiedenis en zedekunde waren bevat in eene verzameling van Gezangen, welke zy van hunne Kindsheid afleerden. Zy hadden, gelykalle volken, eenige overleveringen wegens den oorfprong Van het Menschdom. Wèlhig weet men van hunnen Godsdienst, aan welken zy niet zeer verkleefd waren; en het is te denken, dat hunne verdelgers, omtrent dit onderwerp, gelyk ten aanzien vanveeleandere , hen gelasterd hebben. Zy hebben beweerd, dat deeze zo zagtmoedige Eilanders eene menigte kwaadaartige Weezens aanbaden. Dit is niet te gelooven. De aanbidders van een kwaad-  DER BEI DE ÏN DIEN. 15 ^adwilligen God zyn nimmer goedaartig ge- w?e^^CTy/ouwenw^byhendoorgeene Wet bepaald. Doorgaans hadt eenë van haar eenige voorregten , eenige onderfcheidingen; doch oerfende geen gezag over dé andere. Het was die, welke de Man meest beminde, en van welke hy geloofde meest bemind te worden. Zomtyds het zy , by het overlyden van deezen Echtgenoot, z-ch tegelykmethembegraaven. Dit was onder dit Volk geen gebruik, geenphgc, geen punt van eer; het was in de vrouw eene onmogelykheid dat geen te overleeven, t geen haar hart het waardfte was. De Spanjaards noemden deeze vryheid in het huwelyk en in de liefde, door de wetten en zeden veroorloofd ,»ligt vaardigheid , ongebondenheid en misdaad; en zy fchreeven nan de gewaande buitenfpoorigheden der Eilanderen een kwaad toe, welke een wysgeerig Arts in zyn onderzoek na den oorfprong der Vernisziekte, bewyst, in Europa bekend te zyn eeweest voor de ontdekking van Amerika Deeze Eilanders hadden geene andere wapens dan een boog en houten pyJen , wier punt, m het vuur hard gemaakt, zomtyds voorzien was van fcherpe fteenen, of Vischgraaten. HeteenvoudiggewaadderSpanjaardenbeftondt uit Harnasfen, ondoordringbaar voor deeze lylen, welke met weinig bedreevenheids ge fchooten wierden. Deeze Wapens, gepaard met kleine knödzen, of liever lange ffokken, ZZr fvv fen. d00%k zyn konden^ maakten dit Volk niet zeer geducht Het beftond uit verfcheiden klasfen, een van wel- VI. BOEK.  *5 GESCHIEDENIS VI. ÏOEK. welke zich eene foort van Adeldom toeëigende; maar 't is niet zeker, welke de voorregten deezer onderfcheidinge waren, of wat daar toe regt verleende. Dit onkundig en woest volk hadt insgelyks Toveraars , kinders of vaders van het bygeloof. Kolumbus verzuimde geene der middelen, door welke hy de gunst en vricndfchap deezer Eilandcren kon winnen. Doch hy' deedt hun insgelyks gevoelen , dat hy, fchoon den wil "niet hebbende, nogthans het vermogen bezat pm hun nadeel toe te brengen. De verbaazende uitwerkzels van zyn Schietgeweer, waarvan hy, in hunne tegenwoordigheid, proeven nam, overtuigden hen van 't geen hy zcidc. De Spanjaards fcheenen in hunne oogen menfchen, die van den Hemel waren nedergedaald; en de gefchenken, 'welke zy van hun ontvingen, waren voor hun geene bloote merkwaardigheden, maar gewyde zaaken. Dit was eene gunftige dwaaling. Zy verdween door geen bedryf van zwakheid of wreedheid. Men gaf aan deeze Wilden roodc mutzen , glaskoraalen , fpelden , mesfen en fchelletjes, en zy gaven voor dezelve goud en lcevcnsmiddelen. In de eerfte oogenblikken deezer eensgezindheid , zag Kolumbus de plaats uit van eene ftigtinge, welke hy tot het middelpunt fchikte van alle de ontwerpen, welker uitvoering hy zich voarftelde. Hy bouwde een klein Fort met behulp der Eilanderen, die blymoedig de hand leenden tot het fmeeden hunner eigene keetens. Hy liet aldaar negen en dertig Castiliaanen, en naa bet grootfte gedeelte van het Eiland bezogt te hebben, nam hy de terugreize aan na Spanje. Hy  der beide INDIEN. ij Hy landde te Palos, een haven van Andalüfie , van waar hy zeven Maanden geleeden .was vertrokken. Hy reisde te Land na Barcelona , alwaar zich het Hof bevondt. Deeze reize was een zegepraal. De Adel en het volk gingen hem te gemoete, en volgden hem in grooten getale tot aan de voeten vanFerdinand enlfabella. Hy bbodt hun.Eilanders aan, welke hem vry willig gevolgd waren. Hydeedt Hukken Gouds aanbrengen, nevens Vogelen, Katoen en veele zeldzaamheden, aan welke de nieuwheid waarde hegttë. Deeze menigte van uitlandfche voorwerpen, ten toon gcfteld voor de oogen eener Natie, die door haare verwaandheid en verbeelding alles vergroot, deeden haar van verre eene onuitputbaare bron van rykdommen befchouwen, welke eeuwig in haaren fchoot moest vloeien. De Souverainen zelve wierden van deeze drift bevangen. In het openbaar gehoor, welkzy Kolumbus verleenden^ deeden zy hem met gedekten hoofde nederzitten, even als een Grande van Spanje. Hy verhaalde hun zyne reize. Zy overlaadden hem met lief koozingen, lofredenen en eerbewyzingen; kort daarnaa vertrok hy andermaal met zeventien Schepen , om nieuwe ontdekkingen te doen en Volkplantingen te ftigten. _ By zyne aankomst op St. Domingo, met vyftien honderd Soldaaten , drie honderd Werklieden , Zendelingen, Koorn, Vrugten, Europifche tamme dieren, die in de nieuwe Waereld niet gevonden wierden, bevondt Kolumbus, dat men zyn Fort vernield, en alle dé Spanjaards vermoord hadt. Dit lot hadden zy zich op den halze gehaald, door hunnen hoogIII. Deel. B m0ed, VT. boek.  iS GESCHIEDENIS VI. BOEK. moed, hunne ongebondenheiden dwingelandy. Kolumbus twyfelde 'er niet aan, naa de berigten hem des tocgekoomen ; en hy hadt het geluk om de zulken, die minder gemaatigdheids dan hy bezaten, te overtuigen, dat de goede Staatkunde vorderde, de wraak tot op een anderen tyd uit te ftellen. Men hicldt zich eeniglyk bezig met het opfpooren der Mynen, welke ten eenigen dage zo veel bloeds moesten kosten, dezelve te openen, Forten in derzelvernabuurfchap te ftigten, en bezettingen in dezelve te leggen, genoegzaam om den arbeid te dekken. Onder dit alles waren de levensmiddelen, uit Europa aangebragt, bedorven door de vogtige warmte der luchtftreeke ; en het klein getal Akkerlieden, gezonden om dezelve voort te planten, in gewesten , alwaar de wasdom zo fpoedig voortgaat, waren voor het merendeel geftorven, of ziek. De Krygslieden, genoodigd om hen te vervangen, weigerden de hand te flaan aan een werk, welk hun voedzel moest verfchaffen. De luiheid begon in Spanje in agting te koomen. Niets te doen, was als een Edelman leeven;'en de geringfte Soldaat wilde, in een Land, daar hy zich Meestervondt,deftig leeven. De Eilanders boóden hun alles aan, en zy waagden nog meer. Zy eischten onophoudelyk fpyze en goud. Deeze ongelukkigen wierden eindelyk moede hetLandbouwen, het jaagen, visfehen en doorzoeken der Mynen voor de onverzaadelyke Spanjaards. Zints dit oogenblik befchouwde men in hun niets dan verraaders en oproerige Slaaven, wier bloed men zich veroorloofde te vergieten. Kolumbus, die zyne ontdekkingen voortzette,  DER BEIDE INDIEN. ip te,narigt ontvangen hebbende, dat de Indiaanen, door deeze Barbaarfche behandelingen verbitterd, op eenen opftand bedagtwaren, koosden zelfde weg , langs welken hy was gekoomen. Zyn ontwerp was, de gemoederen te bevredigen ; doch door de oproerige eifchen zyner wreede en fchraapzuchtige Soldaaten wierdt hy gcdreeven tot vyandlykheden, in welke zyn hart geen gevallen fchepte , en die met zyne beginzels ftrceden. Met twee honderd Voetknegtcn en twintig Ruiters fchroomde hy niet een Leger aan te tasten , welk, zo men wil, beftondc uit honderd duizend Man , op de Plaats, alwaar zedert de Stad St. Jago wierdt gebouwd. De ongelukkige Indiaanen waren overwonnen voor dat de flag was begonnen. Zy befchouwden de Spanjaards als weezens van een verheevener rang. De Europifche wapens hadoen hunne verwondering, eerbied en vreeze vermeerderd. Op het gezigt der paerden waren zy inzonderheid van verbaasdheid getroffen. Veelen waren eenvoudig genoeg om te gelooven, dat de mensch en het paerd flegts één en het zelfde dier, of eene .foort van Godheid waren. Doch al hadt deeze indruk van bevreesdheid hunnen moed niet verraaden , zouden zy evenwel flegts geringen tegenftand hebben kunnen bieden. Het vuur van het grof gefchut, de Pieken, en eene onbekende Krygstugt, zouden hen gemaklyk verftrooid hebben. Zy namen de vlugt na alle kanten. Zy verzogten om den vrede, en verkreegen dien, op voorwaarde dat zy het Land voor de Spanjaarden zouden bouwen, en hun ieder maand eene zekere hoeveelheid Gouds leveren. B 2 Dee- VI. BOER.  VI. BOEK. 20 GESCHIEDENIS Deeze harde verpligting, nevens wreedheden , die ze nog harder maakten, vielen deeze Eilanderen wel haast onverdraagelyk. Om zich daar aan te onttrekken, hoopten zy dat de jagt en wilde vrugtenhun het weinige leevensonderhoud zouden bezorgen , welk zy noodig hadden ; terwyl hunne vyanden, ieder van welke het voedzel van tien Indiaanen verflondt, zich van lcevensmiddelen ontbloot ziende, zouden genoodzaakt worden wederoverZcetefleeken. Zy bedroogen zich. De Castiliaanen hielden het leeven by ververfchingcn, welke zy uit Europa ontvingen, en wierden'er dies te driftiger door aangefpoord tot het voortzetten hunner verfchrikkelyké ontwerpen. Hunne woede voerde hen na plaatzen, welke men voor ongenaakbaar Meldt. Zy leidden hunne honden op tot het opfpooren' en verflinden van menfchen . Men vondt Spanjaards, welke ceile gelofte deeden om ieder dag twaalf Indiaanen te vermoorden, ter eere der twaalf Apostelen. Zy deeden het derde gedeelte deezer Natie fneuveleri. Men wil dat by hunne aankomst het Eiland een millioen inwooners bevatte. Alle gedenkfehriften getuigen, dat dit getal niet vergroot is, en het is zeker, dat de volkrykheid verbaazend groot was. 'tGeen der elende, der vermoeienisfen, den fchrik en het zwaard ontkwam, was genoodzaakt zich over te geeven aan 'svyandsbefchcidenheid, welke zich van zyne voordeden met zo veelte meer geftrengheids bediende, naargelang hy niet weerhouden wierdt door de tegenwoordigheid van Kolumbus. Deez'grootcMan was te rug gekeerd na Spanje, om aan het Hof ken-  DER. BEIDE INDIEN. 21 kennis te geeven van deeze Barbaarschheden, welke het Karakter zyner onderhoorigen hem buiten ftaat ftelde te voorkoomen, en welke hy, om zynegeduurige Scheepstogten, niet kon beletten. Geduurende zyn afweezen, verdeelden het misverftand, de haat en de muitzucht de Volkplanting, welke hy aan hetbeftuur van zynen Broeder hadt gelaatcn. Men gehoorzaamden niet, dan wanneer deeze of geene Cacique moest ontthroond, een Vlek geplonderd of verwoest, of Natiën moesten uitgerooid worden. Naauwlyks hadden deeze wreedaards Krygslieden zich verzekerd van de fchatten eemger ongelukkigen, welke zy vermoord hadden , of de verwarring herleefde. Begeerte na onafhankelykheid , en ongelykheid in de verdeeling van den buit, baarden verdeeldheid onder deeze fchraapzieke veroveraars. Naar gezag wierdt niet gehoord; en de onderhoorigen waren niet meer onderworpen aan de Opperhoofden , als de Opperhoofden aan de Wetten. Men deedt ten laatfte elkander opcnlyk den oorlog aan. De Indiaanen, zomtyds uitvoerders enairyd getuigen van deeze bloedige en haatlyke Tooneelen, hervatteden een weinig moed. Hunne eenvoudigheid belette hen niet te doorzien, dat'ermogelykheidzyn zoude, zich te ontdoen van een klein getal dwingelanden, welke hunne ontwerpen fchecnen vergecten te'hebben, en nergens aan, het oor leenden dan aan den onverzoenbaaren haat, welken zy tegen elkander hadden opgevat. Deeze hoop gaf hun vuur en keven. Eenezamenfpanning, met meer kunsts beleid, dan men zou vermoed hebben, kreeg B 3 een VI. BOKK,  VI. BOEK. 21 GESCHIEDENIS een vasten voet. Misfchien zouden de Spanjaards, welke door "een zo groot gevaar niet wierden te rug gehouden om voort te gaan met elkander te vernielen, bezweeken zyn, indien, in deeze hachelyke omftandigheden, Kolumbus niet uit Europa was te rug gekeerd. De luisterryke bejegening, welke hy aldaar hadt ontmoet, hadt op de Volken flegts een kortduurenden indruk verwekt. De tyd, welke de overdenking op de drift doet volgen , hadt alle de greetighedendoenverdwynen, welke men in den beginne hadt betoond, om zich na de nieuwe Waereld te begeeven. De gemoederen konden niet opgewekt worden door het geen men van haare rykdommen openbaar maakte, zelf niet doorhet gezigtvanhet Goud, welk van daar wierdt aangevoerd. De bleekekoleur der zulken, welke van daar t' huis kwamen; de fmartelyke en fchandelyke ziekten vanhetmeerendeel derzelven ; de verhaalen wegens de kwaadaartigheid der luchtflxeeke ; de menigte der zulken die 'er gefneuveld waren; het gebrek, welk men 'er leedt; de afkeerigheid van te gehoorzaamen aan eenen uitlander, die van geftrengheid wierdt befchuldigd; misfchien ook de vreeze van zynen roem te zullen bevorderen: alle deeze oorzaaken hadden meteen onverwinnelyken afkeer van St. Domingo vervuld de onderdaanen der7 Kroone van Castilie, de eenige Spanjaards, welken het toenmaals vry ftondt derwaarts over te fteeken. . Nogthans wierden'er Volkplan tersvereischt. De Admiraal ftelde voor om ze uitdegevange • nisfen en van onder de Kwaaddoeners te ligten; degrootfte fchelmen aan den doodendefchan- de  DER BEIDE INDIEN. 23 de te onttrekken, om ze te doen dienen tot uitbreiding der magt van hun Vaderland, waar van zy het uitvaagzei en de gcesfel waren. Dit ontwerp zou minder zwaarigheden gehad hebben ten opzigte van vast gevestigde Volkplantingen, alwaar de kragt der Wetten en de zuiverheid der zeden de ongebondenheid van eenige toomlooze of bedorvene onderdaanenzóu hebben kunnen in bedwang houden ofte onderbrengen. Nieuwe Staaten hebben andere ftigters als Roovers noodig. Amerika zal nimmer gezuiverd worden van den zuurdeesfem en het fchuim, welke gemengd waren in den klomp der eerfte Volkplantingen, welke Europa derwaarts zondt. Kolumbus hadt wel haast eene droevige ondervinding van den kwaaden raad, welken hy hadt gegeeven. Indien deeze ftoute zeeman flegts met zich gevoerd hadt menfchen van de gewoone foort, zou hy hun, in den overtogt, zo geene verheevene beginzels, althans eerlyke begrippen hebben ingeboezemd. By hunne aankomst het grootfte getal uitmaakende, zouden zy voorbeelden hebben gegeeven van gemaatigdheid en gehoorzaamheid, welke men uit noodzaakelykheid, misfchien uit liefde, zou gevolgd hebben. Deeze eensgezindheid zou de heilzaamfte uitwerkzels voortgebragt en vastigheid hebben gegeeven aan de volkplanting. De Indiaanen zouden beter zyn behandeld geworden, de Mynen beter bewerkt, de fchattingen beter betaald. De Hoofdftad, door deezen gelukkigen uitflag, totgrooter poogingen aangemoedigd wordende, zou men nieuwe Bezittingen hebben opgercgt, welke den naam, de Rykdommen en de magt B 4 van VI. BOEK.  24 GESCHIEDENIS VI. BOEK. van Spanje zouden hebben uitgebreid. Wc\nige Jaarcn zouden deeze groote gebeurtenisfen hebben doen ontftaan. Eéne kwaadc inval bederft alles. De Kwaaddoeners, welke Kolumbus volg-, den, vereenigd met de Roovcrs, die reeds te St. Domingo waren, maakten een Volk uit, hét verdorvenfte welk men immer hadt gezien. Het kende ondergefchiktheid, welvpegelykheid noch mensenlievendheid. Deszelfs woede keerde zich inzonderheid tegen den Admiraal, die te laat den misflag bemerkte, welken hy begaan hadt, of in'welken misfchien zyne vyanden hém hadden dóen 'vallen. Zeer duur kwam deezen ongemeenen Man de vermaardheid te ftaan, welke'zyn vernuft c'n zyne moeilyke poogingen Jiem hadden verworven.' Zyn leeven was een geduurige ftryd tuslchen hetgeen de Ziel der veroveraaren verheft of bezoedelt. Altoos de fp.eelpop van zamenróttingen, van lasteringen en van de ondankbaarheid der Burgeren, was hy daarenboven het voorwerp der grilligheden van een hoogmoedig en wantrouwend Hof, 'welk hem nu eens beloonde en dan flrafte, hem zomtyds met zyn vertrouwen vereerde en op andere tyden ih ongenade deedt zuchten. De vooringenomenheid van het Spaanfche Ministerie tegen hem, welke de grootfte ontdekking hadt gedaan , welke immer gefchicd was , ging zo verre , dat men ha de nieuwe Waereld een Scheidsman zondt, om tusfehen Kolumbus en zyne Soldnaten uitfpraak te doen. BovadillA, de eerzuchtigftc, de cigenbaatigfte , de onregtvaardigfte, dc oploopendfte van allen, welke na Ameqka waren vertrokken, koomt  der beide INDIEN. 25" koomt tc St. Domingo, werpt den Admiraal in Ketens, en doet hem na Spanje te rug voeren , als den fnoodften der Boosdoeneren. Het Hof, zich fchaamende over een zo hoonen.de behandeling, hcrftelt hem in vryheid, zonder hem egter te wreeken van zynen onderdrukker, zonder hem te herftellen in zyneampten. Zodanig was het einde van deezen zonderlingen mcnsch, die Europa hadt doen verbaasd ftaan, door het voegen van een vierde gedeelte aan den Aardbodem, of liever eene helft der Wacrcid aan deezen aardbol, zo lang woest en zo weir nig bekend. De algemeene dankerkentenis hadt dit vreemd Halfrond behooren te noemen naaiden naam van deezen ftoutcn zeeman, welke 't eerst derwaarts was doorgedrongen. Dit Was de geringde hulde, welke men zyner naagedagtenisfc was verfchuldigd; doch lïet zy uit nyd, uit onoplettendheid, of uit de fpeeling der Fortuin, welke insgelyks over den roem befchikt, dit gebeurde niet. Deeze eer was bewaard voor Florentinus Amérikus Vesputius, fchoon hy flegts de voctfbappen volgde van eenen Man, wiens naam op de-lyst van die der grootfte Mannen behoorde te worden aangefchreeven. Dus wierdt het berrie oogenblik, zedert Amerika by het overige der Waereld bekend wierdt, getekend met eene onregtvaardigheid, een heillooze voorbode van alle de onregtvaardighe. den,van welke dit ongelukkig Land het Tooneel zyn moest. Deeze ongeregtigheden vermenigvuldigden naa den val van Kolumbus en den dood van Ifabelle. De Eilanders , hoewel. veroordeeld tót vernielende Leendiensten en buitenfpoorige B 5 be- VI. boek.  26 GESCHIEDENIS VI. BOEK. belastingen, hadden dus lang geleefd in hunne vlekken, volgens hunne eigene gebruiken, en onder de regeering van hunne Caciquen. Inden jaare 1506 wierdt Fcrdinand aangezogt om ze te verdeelen onder dc veroveraars, om gebruikt te worden tot het bewerken der Mynen, of tot andere diensten, tot welke de dwingelanden hen zouden kunnen gebruiken. Godsdienst en ftaatkunde waren de twee voorwendzels, met welke men dit buitenfpoorig ontwerp van onmenschlykheid bewimpelde. Zo lang , zeide men, deeze Barbaaren by de vrye 'oeffening hunner bygeloovigheden worden gelaaten, zullen zy nimmer den Christelyken Godsdienst omhelzen , en altoos een geest van wederfpannigheid voeden, ten minften zo zydoorverftrooijing niet worden verhinderd om iets te onderneemen. De Monarch, geloof flaande aan de Godgeleerden, bewilligde in het verzoek. Het geheele Eiland wierdt verdeeld in een groot getal Distrikten. Iéder Spanjaard, zonder ondericheid van Castiliaan of Aragonees, kreeg een Distrikt, volgens zynen rang, aanzien of geboorte. De Indiaanen, welke men aan dezelve verbondt, wierden, zedertditoogenblik, flaaven, welke meühun zweet en bloed hunne meesters moesten betaalen. Deeze verfchrikkelyke fchikking wierdt zedert gevolgd, in alle de Bezittingen der nieuwe Waereld. De Mynen gaven toen een vaster inkoomen. De Kroon hadt 'er in't eerst de helft van. Vervolgens bepaalde zy zich tot het derde, en was ten laatfte genoodzaakt zich met het vyfde gedeelte te vergenoegen. De fchatten, welke van St. Domingo kwamen,  DER BEIDE INDIEN. 27 men, deeden de begeerlykheid ontbrandenzelf van hun, welke de Zee niet wilden overfteeken. De grooten en amptenaars verwierven deel aan deeze Bezittingen, welke zonder arbeid rykdommen opleverden. Zy lieten ze beftuuren door bewindsluiden, die hun fortuin moes. ten maaken, terwyl ze dat hunner lastgeeveren vermeerden. Men zag toen, 't geen niet moge < lyk fcheen, eenen aanwas van woeste wreedheid. Vyf jaaren naa deeze barbaarfche fchikking, zagen de Landzaaten zich tot op veertien duizend verminderd. Men moest op het vaste land, en op de nabuurige Eilanden Wilden gaan zoeken, om hen te vervangen. Alle deezen waren aan den arbeid verbonden als beesten. De zulken, welke onder hunne lasten bezweeken, deedt men door kragt van Hagen weder opftaan. 'Er hadt geene gemeenfchap plaats tusfchende twee fexen, dan fluipswyze. De Mannen fneuvelden in de Mynen, en de Vrouwen op de akkers, welke zy met haare zwakke handen bebouwden. Een ongezond en niet toereikend voedzel putte het overfchot uit van de kragten van lichaamen , door vermoeidheid afgemat. De melk verdroogde in den boezem der Moeders. Zy ftorven van honger, of van matheid, drukkende tegen uitgedroogde borsten haare geftorveneofftervende kinders. De vaders namen vergift in. Zommigen verhingen zich aan boomen, naa alvoorens hunne vrouwen en kinders aan dezelve te hebben opgehangen. Hun geflagt is niet meer. VóóV dat deeze Tooneelen van eislykheid de eerste ftigtingen der Spanjaarden in de nieuwe Waereld volkomen haddendtf-erwoest, hadden' VI. BOEK  28 GESCHIEDENIS VI. boek. zy andere opgerigt van minder aangeleegenheids op Jamaika, Porto-Rico en Kuba. Velasquez, ftigter der laatfte, wilde dat zyne volkplanting met die van St. Domingo het voordeel deelde om ontdekkingen te doen aan de vaste kust; hy verkoos Franciscus Hermandez de Cordoua tot deeze rocmryke onderneeming. Hy gaf hem drie Schepen, honderd tien Man, nevens de vryheid om Forten te bouwen, (havenweg te voeren, of'er den goudhandel te dry ven, naar eisch der omftandighedcn. Deeze reize, welke in den jaare 1517 voorviel, bragt niets anders ce wege dan de ontdekking van Lyucatan. Jan de Gryalva, het volgende jaar gezonden om naauwkeurige denkbeelden van deeze landflreeken te verkrygen, volbragt zynen last op eene verftandige wyze. Hy deedtmecr; hy zeilde langs de Kust van Campeche, ftrektc zynen fcheepstogt nog verder Noordwaarts uit , en landde op alle plaatzen, alwaar de landing gemaklyk kon geleideden. Schoon hy geene gunftige bejegening hadt ontmoet, was, egter, zyn togt van zeer gelukkig gevolg. Dezelve verfchafte hem veel gouds , en bezorgde toereikende kundigheden wegens de uitgeftrektheid, rykdommen en magt van Mexico. De verovering van dituitgeftrektRykfcheen boven het bereik van Gryalva. De ftemme van het algemeen benoemde tot de uitvoering van dit ontwerp fernand cortez, ten dien tyde meer bekend door de verwagting , welke men van hem hadt opgevat, dan door degroote dingen, welke hy reeds hadt uitgevoerd. Zyne aanhangers beweerden, dathy eenefterktovan lichaam bezat, bekwaam tot het uitftaan deigroot-  DER BEIDE INDIEN. 29 grootfte vermoeijenisfen; welfpréekendheid in den hoogften trap; eene fchranderheid , door welke hy alles kon doorzien; eene tegenwoordigheid van geest, die door de ongewoonfte voorvallen nimmer aan het wankelen kon gebragt worden; ecngrooten overvloed van hulpmiddelen; de kunst om de gemoederen te onder te brengen, die weigerden zich te laaten bevredigen; eene ftandvastigheid, welke hem belette immer te rug te keeren; die zucht na roem, welke men altoos heeft befchouwd als de eerfte deugd der helden. De menigte, welke, m haare oordeelvellingen, zich niet richt noch richten kan naar eenen anderen regel dan den uitflag der dingen, heeft langen tyd dit gunitig denkbeeld gekoesterd. Zedert de Wysbegeerte licht over de Gefchiedenis heeft begonnen te verfpreiden, is het twyfelagtig geworden, of de gebreken van Cortez zyne goede hoedanigheden niet overtroffen. Hoe'czy, zo dra was deeze Man, zedert zo vermaard geworden, door Velasquez niet verkoozen tot de gewigtigfte onderneeming, welke tot nog toe in de nieuwe Waereld was ge daan, of hy zag zich omringd van alles wat zich genoopt gevoelde door het veelvermogend verlokzei van vermaardheid of rykdom. Naa het vermeesteren der hinderpaalen, welke de Taloezy en haat hem hadden in den weg gelegd ging hy onder zeil, op den tienden van Sprokkelmaand des jaars 1519. Vyf honderd en acht Soldaaten,honderd negen Matroozen, denoo dige Officiers om over hen het bevel te voeren eenige paarden , een weinig fchutgevaarte ' maakten zyn vermogen uit. Deeze middelen' hoe VI. BOEK.  3o GESCHIEDENIS yi. BOEK. hoe gering zy ook waren, wierden zelf niet verfchaft door de Regeering, welke flegts haaren naam leende totdeaanflagen, welke gedaan Wierden tot het ontdekken van nieuwe landen, of het opregten van nieuwe Bezittingen. Alles gefchiedde op kosten van byzondere lieden. Zy bedorven zich zo zy ongelukkig waren; doch hun gelukkig flaagen breidde altoos het gebied derHoofdftad uit. Zedert de eerfte togtenhadt zy nimmer troepen geworven. De gouddorst en de Riddergeest, welke nog heerschte, wek. ten alleen de nyverheid en werkzaamheid op. Deeze prikkels waren zo vermogende, dat niet alleen het gemeene volk, maar ook veele perfoonen van den eerften rang, zich alsomftryd begaven onder de Wilden na eene verzengde luchtftreek, onder eenen Hemel, die meestal ongezond was. Misfchien was 'er toenmaals niemand op den aardbodem dan alleen de Spanjaard , zuinig genoeg, tegen de vermoeidheid genoeg gehard, genoeg aan de ongemaatigdheid eener heete luchtftreeke gewoon , om zo veele ongemakken te verduuren. Cortez, die alle deeze hoedanigheden inden uitgeftrektften zin bezat, tast, in het voorbygaan, de Indiaanen van Tabasco aan, flaat ze verfchciden maaien, fchenkt hun den vrede, fluit een verbond met hun, en vervoert veelen hunner vrouwen, die hem met blydfchap volgen. Deeze bereidwilligheid hadt eene al té wettige oorzaak. In Amerika gaven zich de Mannen algemeen over aan die fchandelyke ongebondenheid, welke flrydt met de natuur, en het dierlyk Inftinkt doet veraarten. Men heeft deeze veraarting wil-  DER BEIDE INDIEN. 31 willen toefchryven aan eene natuurlyke onmagt; doch deeze moest veel eer daar van doen afwyken dan tot dezelve vervoeren. De oorzaak moet gezogt worden in de warmte der Luchtftreeke; in de veragting eener zwakke fexe; in de fmaakloosheid der vermaaken in de armen eener vrouwe door vermoeijenisfen afgemat; in de onbeftendigheid van den fmaak; in de grillige byzonderheid , welke tot ongemeene genietingen dryft. Moesten daarenboven die Jagtpartyen, welke zomtyds, maanden lang, den man van de vrouw fcheidden, niet eigenaartig ftrekken om den man tot den man te doen genaaken ? Het overige is flegts het gevolg eeper algemeene en geweldige drift, welke, zelf in befchaafde landen, met voeten treedt de eer, de deugd, de betaamelykheid, de vroomheid, de wetten des bloeds, het patriotsch gevoel: om nu niet aan te merken, dat 'er bedryven zyn3 aan welke de befchaafde volken met zeer groote reden denkbeelden van zedelykheid hebben verknogt, aan de Wilden onbekend. Hoe 't zy , de aankomst der Europeaanen deedt een nieuwen dag aanbreeken in de oogen der Amerikaanfche vrouwen. Men zag haar, zonder eenige ingetogenheid, zich werpen in de armen deezer wulpfche vreemdelingen, die harten van Tygers hadden aangenomen, en wier gierige handen van bloed rookten. Terwyl het rampzalig overfchot deezer woeste volken tusfchen hen zeiven en tusfchen hetzwaard, welk hen vervolgde , een fcheidmuur poogde te ftellen van onmeetelyke wildernisfen, zag men de vrouwen , dus lang te zeer verwaarloosd, ftoutmoedig treedende op de lyken hunnervermoor- VI. BOEK.  VI. BOEKi 32 GESCHIEDENIS moorde kinderen en echtgenooten, derzelver moordenaars in hunne eigene legerplaats opzoeken , om hen .te doen deelen in de brandende verrukkingen, welke haar verteerden. Onder de oorzaaken, welke bevorderlyk waren tot veroveringe van de nieuwe Waereld, moet deeze woedende drift der Amerikaanfche vrouwen voor de Europifche mannen geteld worden. Zy waren het, die den Europeaanen doorgaans tot gidzen verftrekten, hen dikwyls van leevensmiddelen verzorgden, en hun zomtyds zamenzweeringen openbaarden. De naam van de vermaardfte der vrouwen was maiuna. Hoewel zy eene dochter was van eenen vermogenden Cacique, wierdt zy, egter, door een zonderlingen zamenloop van omftandigheden, reeds zedert haare kindsheid, eene llaavin der Mexikaanen. Nieuwe voorvallen hadden haar, al vóór de komst der Spanjaarden, te Tabasteo gebragt. Door haare geftalte en bevalligheden getroffen, behandelden zy haar met onderfcheiding. Hun Generaal fchonk haar zyn hart, en boezemde haar eene zeer hevige drift in. Onder de tedere omhelzingen leerde zy wel haast den Castiliaan kennen. Cortéz ontdekte , van zynen kant, de uitgebreidheid van het veritand en de ftandvastigheid van het karakter zyner, minnaaresfe; hy gebruikte haar niet flegts als zynen Tolk, maar bediende zich ook van haaren raad. Volgcns de algemcene toeltemming der Gefchiedfchryveren hadt zy een voornaamen invloed op alles, wat tegen Mexico wierdt ondernomen. Dit Ryk hadt, naar men wil, niet langer gebloeid dan ruim eene Eeuw. Om eene zo min  DER BEIDE INDIEN. 3$ min geloofwaardige zaak geloof te doen verdienen , zouden 'er andere getuigenisfen ver* cischt worden dan die der Spanjaarden , welke noch de bekwaamheid, noch den wil hadden om iets te onderzoeken; 'er zou een ander gezag Vereischt worden dan dat van hunne dweepende Priesters, welke hünne eigene bygeloovigheid wilden bouwen op de puinhoopen van den Eerdienst deezer volken. Wat zou men van China weeten, indien de Portugeezen het hadden kunnen in brand fteeken, het onderst boven keeren of vernielen, gelyk zy Braölie deeden? Zou men tegenwoordig fpreeken van de oudheid van deszelfs boeken, wetten en zeden? Indien men na Mexico hadt gezonden eenige Wysgeeren, om aldaar de overblyfzcls van deszelfs Gefchiedenisfen te ontdekken en te ontcyfferen, en deeze geleerden geene Monniken noch Spanjaards geweest waren, maar Engelfchen en Franfchcn, die de noodige vryheid en middelen bezaten om de waarheid te ontdekken, misfchien zou men Mexico kennen, indien de barbaarschheid de Gedenkfchriftcn, daar toe noodig , niet heeft vernietigd. Geen zekerder berigten zyn 'er voorhanden , wegens de fligters van dit Ryk , dan omtrent het tydftip van deszelfs fligtinge. Die is eene der kundigheden, welke de onkunde der Spanjaarden onzer nieuwsgierigheid heeft ontftoolen. Hunne bygeloovige Gefchiedfchryvers hebben, op eene onzekere wyze en in 't algemeen, verhaald, dat het aan barbaaren, uit het Noorden van dat vast land opgedaagd, doch die eene Natie uitmaakten, gelukt was, III. DEEL. C OD VU BOEK.  VI. soek. 34 GESCHIEDENIS op onderfcheidene tyden, Wilden te onder te brengen , onder een gemaatigder luchtstreek gcbooren, doch die niet in Maatfchappye leefden, of ten minften weinig talryke Maat-, fchappyen uitmaakten. Alles 't geen met zekerheid kan gezegd worden, is, dat Mexico, ten tyde vandekomftc der Spanjaarden aan de kusten van het Ryk, aan m o Sr t e z u m a gehoorzaamde. Het leed niet lang of de Vorst wierdt van de komst deezer vreemdelingen verwittigd. Renboden , in dit uitgeftrekt gebied , op zekere afftandenvan elkander geplaatst, gaven fpoedige kennis aan het Hof van alles, wat zelf in de afgeleegenfte provinciën voorviel. Hunne brieven beltonden in katoenen doeken, op welke verbeeld waren de onderfcheidene omftandigheden der zaaken, welke de opmerking der Regeeringe verdienden. De afbeeldingen waren doormengd met beeldfpraakige karakters , welke aanvulden 't geen de kunst der Schilders niet hadt kunnen uitdrukken. Eigenaartig was het te verwagten, dat een Vorst, die door eigen dapperheid ten throone was verheeven, wiens veroveringen de grenzen des Ryks hadden uitgebreid, die talryke en wel onderleide Legers op den been hadt, in eigen perfoon of door anderen, zou aantasten een handvol gelukzoekers, welke zyne heerfchappyen, door hunne plonderingen, durfden ontrusten. Dit gebeurde niet; en de Spanjaards , altoos met eene onverwinnelykë kragt tot het verwonde rlyke gedreevën, zogten in een wonderwerk de verklaaring van een gedrag , zo oogfchynlyk ftrydig met  DER BEIDE INDIEN. 35 filet het karakter van een Monarch , zo min voorbereid tot de omftandighedcn , in welke hy zich bevondt. De Schryvers deezer bygeloovige Natie hebben niet gcfchroomd, ten aanhooren van 't Heelal, te verkondigen, dat men, een weinig vóór de ontdekking der nieuwe waereld, den Mexicaanen hadt aangekondigd , dat binnen kort uit het Oosten een volk zou ten voorfchyn koomen, welk , op eene voor altoos geduchte wyze, de Goden zou wreeken, verftoord door de verfchrikkelykfte euveldaaden , inzonderheid door die misdaad, van welke de natuur den leevendigften afkeer heeft; en dat deeze noodlottige voorzegging alleen de bekwaamheden van Montezuma hadt doen flaapen. In deeze bedriegery hebben zy het dubbel voordeel meenen te vinden, hunne overweldigingen te regtvaardigen , en den hemel in hunne wreedheden te doen medewerken. Een zo lomp verdichtzcl heeft langen tyd geloof gevonden, in de beide Halfronden der aarde; en deeze verblindheid verdient niet zo veel bewonderings , als in den eerftcn opflag zou kunnen geloofd worden. Eenige aanmerkingen zullen haare oorzaaken aan den dag brengen. De Aarde heeft oudstyds omkeeringen ondergaan. De Aarde kan, behalven haare dagelykfche en jaarlykfche beweeging, welke beiden van het West na het Oost gefchieden, eene onmerkbaare beweeging hebben, zo langzaam als het verloop der Eeuwen, welke haar na het Zuid doet draaien, door eene omwenteling, welke de mensch, in onze dagen, zich naauwlyks begint te verbeelden, zonder c 2 dat VI. BOEK.  VI. BOEK. 36 GESCHIEDENIS dat hy, tot nog toe, door rekening het begin durve zoeken, noch de duuring.nagaan. Deeze helling is flegts fchynbaar, indien het de hemelen zyn, die, door eene beweeging, welker langzaamheid evenredig is aan de onmeetelykheid hunner loopkringen, na het Aspunt hellen en de Zon daar heen mede voeren ; zy is weezenlyk, indien onze Aardbol, door zyne natuurlyke gefleldheid, om zo te fpreeken, ongevoelig valt na een punt, overflaande tegen de loopltreek van deeze verborgene beweeginge der hemelen. Dan hoe 't hier mede zy, door een natuurlyk gevolg van deeze hellinge , dewyl het Aspunt eer aarde gefladig afvvykt, zoude het kunnen gebeuren , dat hetgeen wy de Regtc Spheer noemen, op haare beurt de Schuinfche wierdt; dat de plaatzen , tegenwoordig onder den Evenaar geleegen, onder de Aspunten geleegcn geweest waren , en de tegenwoordige koude Luchtflreeken, voormaals de verzengde Luchtflreek uitmaakten. Hier uit begrypt men , dat deeze groote omkeering van den geheelen klomp des Aardbols, gefladig eene groote menigte byzondere omkeeringen op deszelfs oppervlakte moet veroorzaaken; dat de Zee , als het werktuig van alle deeze kleine omkeeringen, den trap van deeze hellinge van het Aspunt volgende, het eene land verlaat om het andere te bedekken, en dus die agtereenvolgende overflroomingen of zondvloeden veroorzaakt, welke de oppervlakte des aardboodems hebben doorloopen, deszelfs onderfcheidene inwooners doen verdrinken, en overal gelaaten hebben zigt baa-  DER BEIDE INDIEN. 37 baare gedenktekens van ondergang en verwocstinge, en diepe fpooren van hunne vernielingen in het geheugen der menfchen. Deeze geftadige ltryd van de eene hoofdftoffe met de andere , van de Aarde, welke een gedeelte van den Oceaan in haare binncnfte holligheden verzwelgt, van de Zee, welke groote tókken van de aarde afknaagt en in haare afgronden doet ncderdaalen ; deeze geduurige ftryd van twee in fchyn onbcftaanbaare,_ en, nogthans, onaffcheidelyke Hoofdftoffen , houdt de bewooners der aarde in een zigtbaargevaar, en in de grootfte ongerustheid over hun lot. Het onuitwischbaar geheugen der gebeurde veranderingen boezemt eigenaartig vreeze in voor toekoomende omkeeringen. De vervaarde mensch befchouwt in een ecnigen ramp het zaad van duizend andere. Hy verwagt ze van den hemel en uit de aarde. Gcbeurtenisfcn , toevallig aan elkander verknogt, fchynen hem in de natuur zelve en in de orde der dingen, zamenverbonden. Dewyl 'er nimmer iets op de aarde gebeurt, of deeze bevindt zich onder den ftand van het een of ander geftarn te, fchryft men aan de ftarren toe allerleie onheilen , welker oorzaak onbekend is; en bloote betrekkingen van ftand tusfehen de planeeten hebben, naar het menschlyk begrip , welk in de duisternisfe altoos den oorfprong van het kwaad heeft gezogt, eenen onmiddelyken en noodzaaklyken invloed op alle de omwentelingen, welke dezelve volgen of vergezellen. Maar de ftaatsverandcringen, als voor den mensch van het meeste belang zyn altoos, naar zyn begrip, onmiddelyk afC 3 han- VI. BOEK  VI. JOEK. 3S GESCHIEDENIS hankelyk geweest van de beweegingc der Harren. Van hier de valfche voorzeggingen, en de verfchrikkingen, welke zy hebben veroorzaakt; verfchrikkingen , welke ten allen tyde de aarde ontrust hebben, en van welke de onkunde tevens het beginzelen de regelmaat is. Schoon Montezuma, gelyk zo veele andere menfchen , heeft kunnen kwynen aan deeze ongefteldheid van het mcnschlyk verftand , is 'er, egter, niets 't welk aanleiding geeft om te denken, dat hy eene toenmaals zo algemeene zwakheid bezat. Doch zyn ftaatkundig gedrag was 'er niet te .beter om. Zints deeze Vorst ten throone was verheeven, vertoonde hy niets van de bekwaamheden, welke hem dien hadden doen beklimmen. In den zagten fchoot der weelde fluimerende , veragttc hy zyne onderdaanen, en onderdrukte zyne tolpligtigen. De kennis der Spanjaarden gaf geene nieuwe fterkte aan deeze vernederde en bedorvene ziele. Met onderhandelingen fleet hy den tyd, welken hy in gevegten hadt moeten befteeden, en wilde met gefchenken de vyanden te rug zenden, welke hy moest verdelgen. Cortez, met wiens belang deeze werkeloosheid zeer flrookte, verzuimde niet om dezelve te voeden. Zyne gefprekken waren die van eenen vriend. Zyne zending, zeidehy, hadt alleen ten oogmerke,, om van wegen den grootften Monarch van het Oosten den magtigen beheerfcher van Mexico te begroetén. Op alle de vertoogen, welke gedaan wierden om hem te dringen weder te fcheep te gaan, gaf hy telkens ten antwoorde , dat men nimmer een Gezant hadt laa-  » E R BEIDE INDIEN. 39 Jaaten gaan zonder hem gehoor te verkenen. Dewy] deeze hardnekkigheid de afgevaardigden Van Montezuma noodzaakte, om, volgens hun nen last, tot bedreigingen de toevlugt te neemen , en breed op te geeven van de fehatten en het vermogen van hun Vaderland, gaf de Spaanfche Generaal, zich tot zyne Soldaaten wendende, tot antwoord, ait is 't geen wy zoeken : groote gevaaren en groote rykdommcn. Hy hadt ten dien tyde zyne toebereidzelsvoltooid, en alle de vereischte kundigheden vcrkreegcn. Beflooten hebbende te overwinnen of te lierven, ftak hy zyne fchcpen in brand, en trok regelrecht na de hoofdflad van 't Keizerryk. In zynen weg lag het GemeenebestTlascala,tcn allen tyde een vyand der Mexicaanen , die het hunner heerfchappye wilden onderwerpen. Niet twyfelende of het moest zyne ontwerpen gunftig zyn, liet Cortez aan hetzelve den doortogt verzoeken, en floeg het eene verbintenis voor. Beide wierdt geweigerd, omredenen, welke niet tot onze kennis zyn gekoomen. De wonderen, welke wegens de Spanjaarden wierden verhaald, verbaasden de Tlascalaanen, doch maakten hen niet bevreesd. Zy leverden vier of vyfmaalen flag. Eens wierden de Spanjaards in wanorde gebragt, en waren in gevaar van overwonnen te worden, indien 'er geene verdeeldheid was ontdaan in 's vyands leger. Cortez oordeelde zich genoodzaakt zich te verfchansfen, en de Tlascalaanen lieten zichopdeborstweeringen dooden. Wat ontbrak hun om te overwinnen? Wapens. Een punt van eer, aan de menschlykheid verbonden; een punt van eer, welk men onder de C 4 Grie- VI. BOEK.  4o GESCHIEDENIS VI. BOEK. Grieken in de belegering van Troje ontmoet" te, welk duidelyk te beipeuren was onder eenige Gothifche volken, en onder veele Natiën fchynt gevestigd te zyn, bragt veel toe tot de nederlaag der Tlascalaanen. Het was de vreeze en de fchande van hunne gekwetften en gefneuvelden door den vyand te laaten wegneemcn. Ieder oogenblik bragt dezorge, om ze in veiligheid te brengen, het leger in wanorde, en deedt de aanvallen verflaauwen. De Regeeringsvorm deezer volken was zeer ongemeen, en , misfchien , een uitmuntend voorbeeld tér naavolginge., ten minfte in veele opzigten. Het land was verdeeld in verfcheiden Kantons, alwaar zekere lieden regeerden, welke men Caciquen noemde. Zy voerden hunne onderdaanen ten ftryde , heften belastingen , en handhaafden de geregtigheid; doch hunne Bevelfchriften moesten bekragtigd worden door den Raad van Tlascala , welke de eigenlyke fouverein was. Dezelve beftondt uit burgers, in ieder Landfchap gekoozen, door de vergade. ringen des volks. De Tlascalaanen hadden zeer geftrenge zeden. De leugen, de oneerbiedigheid vaneen zoon tegen den vader, endeonnatuurlykezonde, wierden met den dood geftraft. De Wetten veroorloofden de Veelwyvery; de luchtltreek gaf 'er aanleiding toe, en de Regceringmoedigde dezelve aan. DeKrygsverdicnfte wierdt het allermeest geëerd , gelyk zulks altoos plaats heeft onder wilde of veroverende volken. In den oorlog voerden de Tlascalaanen in hunne kokers twee pylen met zich, op welke de beeldtenisfcn van twee  DER BEIDE IN Dl EN. 41 twee hunner oude helden gegraveerd waren. Men begon den ftryd met het werpen van eene deezer pylen; en het was een punt van eer, dezelve weder te rug te haaien. In de Stad droegen zy kleederen; maar in het gevegt leiden zy hunne kleederen af. Men roemt hunne goede trouwe en oprechtheid in de ftaatsverbonden; en de oude lieden waren onder hen in hoogagting. Men hadt een afkeer van rooven, overfpel en dronkenfchap. Zy, die zich aan deeze misdaaden fchuldig maakten , wierden gebannen. Het gebruik van fterke dranken ftondt alleen vry aan de oude lieden, verzwakt door krygsbedryven. De Tlascalaanen hadden tuinen en baden. Zy waren liefhebbers van het danzen, de dichtkunde en fehouwfpelen. Eene van hunne voornaamfte Godheden was de Godin der liefde. Zy hadt een tempel; en men vierde 'er feesten, tot welke de geheele Natie zamenvloeide. Hun land was noch zeer uitgeftrekt , noch het vrugtbaarfte van deeze gewesten. Het was bergagtig; maar het was zeer volkryk, zeerwel bebouwd en zeer gelukkig. Zodanig waren de menfchen, welke van de Spanjaarden niet wierden verwaardigd om onder het menschlyk geflagt gerekend te worden. Eene der hoedanigheden , welke zy onder de Tlascalaanen 't meest veragtten, was de zucht tot vryheid. Zy geloofden niet, dat dit volk een regeeringsvorm hadt, dewyl het niet door Één mensch geregeerd' wierdt; noch een burgerlyk beftuur, omdat het van dat van Madrid verfchilde; noch deugden, dewyl het hunnen C 5 Eer- VI. BOEK.  42 GESCHIEDENIS VI. BOEK. Eerdienst niet hadt; noch verfland , omdat het hunne begrippen niet omhelsde. Nimmer, misfchien, was eene Natie zo zeer aan haare vooroordeelen verflaafd, als de Spanjaards toenmaals waren, of nog heden ten dage zyn. Deeze vooroordeelen maakten den grond uit van alle hunne gedagten, hadden invloed op hunne oordeelvellingen, maakten hun Karakter uit. Zy gebruikten het vuurig en kragtig vernuft, welk de Natuur hun heeft gefchonken, tot geenen anderen oogmerke, dan tot het verzinnen van een hoop drogredenen, om zich in hunne dwaalingen te verflerken. Nimmer was de Redenloosheid Heiliger, beflisfender , halflarriger en fpitsvindiger. Zy waren aan hunne gebruiken even als aan hunne vooroordeelen gehegt. Geene anderen in het Heelal dan hen zeiven hielden zy voor verflandig, kundig en deugdzaam. Met deezen nationaalen hoogmoed , den verblindenflen van welken men immer hoorde , zouden zy de zelfde veragting betoond hebben voor Athene als voor Tlascala. Zy zouden de Chineezen hebben behandeld als beesten; overal zouden zy verongelykt, onderdrukten verwoest hebben. In weerwil van deeze zo hoogmoedige en zo verfmaadende denkwyze, flootende Spanjaards eën verbond met den Tlascalaanen, welke hun troepen gaven om hen te geleiden en te onderfteunen. Met deezen onderfiand trok Cortez na Mexico , door eene vrugtbaare landsdouwe , befproeid van fchoone rivieren , bedekt met Heden, bosfchen, wel bebouwde velden en tuinen.  DER BEIDE INDIEN. 43 nen. Het platte land was overvloedig voorzien van gewasfen, in Europa onbekend. Men zag 'er eene menigte vogelen met een fchitterend pluimaadje, benevens nieuwe foorten van dieren. De Natuur verfchilde van haar zelve, doch zy was daarom dies te bekoorlyker en ryker. Eene gemaatigde lucht, aanhoudende doch draagelykc warmte, kweekten het fieraad en de vrugtbaarheid der aarde. Men .zag in het zelfde oord boomen, die in vollen bloei Honden, nevens andere welke met vrugten waren belaaden. Men zaaide in het eene veld het graan, welk in het andere gemaaid wierdt. 't Bleek niet dat de Spanjaards gevoelig waren voor dit nieuw fchouwtoonecl. Van zo veele fchoonhedcn wierden zy niet getroffen. Zy zagen het goud tot een fieraad dienen in de huizen en in de tempels, de wapens der Mexicaanen, nevens hunne huisgeraaden en perfoonen, verfieren ; zy zagen niets dan dit metaal. Gelykende dus naar den Mammon, van welken milton fpreekt , die in den hemel de Godheid zelve vergeetende , de oogen fleeds gevestigd hieldt op den vloer, welke van goud was Montezuma , die door befluitloosheid, en misfchien door vreeze om zynen voorgaanden roem te waagen, was weerhouden om de Spanjaards by hunne aankomst aan te tasten ; om zich vervolgens met de Tlascalaanen , kloekmoediger dan hy zelve , te vereenigen ; om eindelyk de overwinnaars , door hunne eigene zegepraalingen afgemat, aan te tasten: Montezuma, wiens beweegingen alleen geftrekt hadden om Cortez af te wenden van het ontwerp VI. BOEK  44 GESCHIEDENIS VI. BOEK. werp om in zyne Hoofdftad te koomen , bc» floot eindelyk om zelve hem daar in te leiden. Hy voerde het bevel over dertig Vorften, veele van welke Legers konden op den been brengen. Zyne rykdommen waren onmectelyk, en zyne magt was volftrekt. Men wil dat zyne ondcrdaanen kundig, bedrecven, befchaafd en nyverig waren. Dit volk was krygshaftig en blaakte van eerzucht. Hadt de Keizer van Mexico weeten gebruik te maaken van deeze hulpmiddelen, zynthroon zou onverwrikbaar geweest zyn. Doch deeze Vorst, vergeetende 't geene hy zich zeiven en zyner kroone fchuldig was, gaf geene blyken van de geringfte dapperheid, de geringfle ervarenisfe. Terwyl hy de Spanjaards met zyne geheele magt hadt kunnen op het lyf vallen , in weerwil van het voordeel hunner krygstugt en wapenen, wilde hy zich van trouwloosheid tegen hen bedienen. Hy overlaadde hen te Mexico met gefchenken , beleefdheden en liefkoozingen , en hy deedt Vera-Crux aantasten , eene volkplanting, welke de Spanjaards hadden opgeëischt, om zich van eene wykplaatze te verzekeren, of hulp van daar te ontleenen. Men moet, zeide Cortez tot zyne fpitsbroeders, hen daarvan verwittigende, men moet deeze barbaaren door een treffendbedryf verbaazen; ik heb beflooten den Keizer in verzekering te neemen, en tny van zyn ■perfoon meester te maaken. Dit ontwerp wierdt goedgekeurd. Van zyne onderbevelhebbers verzeld, trekt hy ftraks na het paleis vanMontezuma, en zegt hem aan dat hy hem moest volgen, of befluiten te fterven. In lafhartigheid  DER BEIDE INDIEN. 4£ heid de ligtvaardigheid zyner vyanden evenaarende, ftelde deeze Vorst zich in hunne handen. Hy wordt genoodzaakt ter ftraffe over te geeven de Generaals, welke flegts zyne bevelen volbragt hadden; en hy voerde zyne vernedering ten hoogften toppunte, door hulde te doen, van wegen zyne Kroon, aan den Koning van Spanje. Te midden van deeze voorfpoeden vernam Cortez, dat Narvaez, door den Bevelhebber van Cuba, met een klein leger gezonden, aannaderde om hem het bevel over het zyne te ontneemen. Hy trekt zynen mededinger te gemoet, neemt hem gevangen , noodzaakt de overwonnenen de wapens neder te leggen, geeft ze hun te rug, hun voorflaande hem te volgen. Hy wint hun hart door zyn vertrouwelykheid en grootmoedigheid, en het leger van Narvaez begeeft zich onder zyne ftandaarden. Hy flaat andermaal op weg na Mexico, alwaar hy twee honderd man hadtagter gelaaten om den Keizer te bewaaren. 'Er waren eenige beweegingen ontftaan onder den Mexicaanfche Adel, die zeer te onvreden was over de gevangenis van zynen Vorst; en de onbezonnen yver der Spanjaarden , welke, op een openbaar feest tereere van de Goden des lands, de altaaren hadden om verre geworpen, en de aanbidders nevens de Priesters vermoord, hadt het volk de wapens doen opvatten. De Mexicaanen hadden niets barbaarschs dan hunne bygeloovigheid; maar hunne Priesters waren monfters, welke het eislykst misbruik maakten van den verfoeielyken Eerdienst , welken zy aan de ligtgeloovigheid der Na. VI. BOEK.  46 GESCHIEDENIS VI. BOEK, Natie hadden opgedrongen. Zy geloofde, gelyk alle befchaafde volken, een Opperst weezen , een toekoomend leeven, en een itaat van belooningen en ftraffen; doch deeze LcerftclHfigen waren doormengd met ongerymdheden, welke dezelve ongelooflyk maakten. Volgens den Godsdienst van Mexico, verwagtte men op het einde van ieder Eeuwe het einde der waereld; en dit jaar was in het Keizerryk een jaar van rouwe en mistroostigheid. De Mexicaanen aanbaden ondergefchikte magten, even gelyk andere Natiën dezelve hebben aangebeeden, onder den naam van Geesten , Camis, Manitous en andere. De geringfte deezer Godheden hadt haare tempels, haare beelden , haare plegtigheden, haar byzonder regtsgebied; allen deeden zy wonderwerken. Zy hadden een gewyd water, waar mede men befprengingen deedt. Men deedt daar van den Keizer drinken. De bedevaarten, de ommegangen, de gefchenken aan de Priesters, wierden voor goede werken gehouden. Men fprak onder hen van boetedoeningen, van lichaamstugtigingen en vasten. Eenige hunner bygeloovigheden waren hun byzonder eigen. Alle jaaren koozen zy eenen flaaf. Men floot hem op in eenen tempel, men aanbadt hem, men wierookte hem, men riep hem aan, en men befloot dit alles met hem ftaatelyk te Aagten. Nog eene andere bygeloovigheid , van welke men elders geen voorbeeld aantreft. Op zekere dagen kneedden de Priesters een beeld van deeg, 't welk zy vervolgens lieten bakken. Zy  DER BEIDE INDIEN. 47 Zy plaatften het voorts op een altaar , alwaar het een God wierdt.. Op deezen da^ vervoegde zich eene ontelbaare menigte volks in den tempel. De Priesters fneeden het beeld in «ukken, gaven een deel aan elk der omfbanderen, welke het opaten, en zich daar door geheiligd oordeelden. 't Is beter zulke Goden dan menfchen te eeten. Maar de Mexicaanen offerden insgelyks krygsgevangenen in den tempel, den God des Oorlogs gewyd. De Priesters, verhaalt men, aten vervolgens deeze gevangenen op, en zon! den ftukken van dezelve aan den Keizer en de voornaamfte Grooten van het Keizerryk Wanneer de vrede eenigen tyd hadt geduurd, heten de Priesters aan den Keizer weeten , dat de Goden van honger ftierven ; en met geen ander oogmerk, dan om krygsgevangenen te maaken, hervatte men den Oorlog. In ahe opzigtenwas deeze Godsdienst wreed en verfchnkkelyk. Alle plegtigheden waren akelig en bloeèg. Hy hieldt den mensch in geftadige vreeze. Hy moest de menfchen on- maaken ™ ^ Priesters alvermogend Men kan het den Spanjaarden niet tot misdaad rekenen, dat zy zich ergerden aan deeze ongerymde barbaarschheden; doch men moest dezelve niet wegneemen door nog grooter wreedheden; men mogt geen [aanval doen op het volk, in den voornaamften tempel derflad vergaderd, en het vermoorden; men mogt de edelen met vermoorden om hen te pionderen. . ^ortez/ondt, by zyne te rug komst te Mexico, de Spanjaards belegerd in een wyk der ftad, VI. BOEK  48 GESCHIEDENIS VI. BOEK. Had, alwaar hy hen hadt gclaaten om den Keizer te bewaaren. Hy hadt groote moeite om tot hen door te dringen; en toen hy zich aan hun hoofd bevond, moest hy meenig gevegt doorftaan. De Mexicaanen lieten een ongewoonen moed blyken. Zy gaven zich blymoedig over.aan een gewisfen dood. Zy begaven zich naakt en flegt gewapend onder de legerbenden der Spanjaarden , om hunne wapens onnut te maaken, of ze hun te ontneemen. Veelen zogten in het paleis van Cortez te dringen door de gefchutgaten. Allen wilden fterven, om hun vaderland te verlosfen van deeze vreemdelingen, welke aldaar zogten te regeeren. Cortez maakte zich meester van eenen tempel, welke een voordeelige post was. Hy aanfehouwde van een plat dak het gevegt, in welk de Indiaanen als Leeuwen ftreeden, om te herwinnen 't geen zy hadden verboren. Twee jonge Mexicaanfche edellieden werpen hunne wapens op den grond , en koomen als overloopers tot hem. Zy vallen, in eene fmeekendegeftalte,elk met eene knie ter aarde; zygrypen hem, en fpringen van het dak, in de hoop van, hem medefleepende, hem te zullen doen omkoomen. Cortez maakt zich van hun los, en houdt zich vast aan de leuning. De beide Mexicaanen fneuvelen als flagtoffers eener edelaartige doch vrugtlooze onderneeminge. Dit bedryf, en andere van gelyke kloekmoedigheid , deeden de Spanjaards na middelen van bevrediginge verlangen. Ten laatfte geeft Montezuma zyne toeftemming om het werktuig te worden van de flavernye zyns volks; en hy vertoont zich op de borstweering, om zyne on-  DER BEIDE INDIEN* 49 onderdaanen tot den aftogt te beweegen. Hunne verontwaardiging deedt hem zien, dat zyne regeering een einde hadt genomen; en de py> len, walken zy op hem fehietcn, treffen hem met een doodlyken flag. De opvolger van deezen veragtelyken Monarch was moedig en onverzaagd. Hy bezat verftand en verbeeldingskragt. Hy konde eenen goeden uitllag doen gebooren worden, en was befland tegen alle kwaaden. Zyne fchranderheid deedt hem opmerken, dat geweldige aanvallen hem bezwaarlyk zouden gelukken tegen eenen vyand, welke zo veel beter wapens hadt, en dat de beste wyze van flryden was, hem den toevoer van leevensmiddelen af te fnyden. Zo ras bemerkte Cortez niet deeze verandering van ontwerp , of hy was bedagt om de toevlugt te neemen tot de Tlascalaanen. De uitvoering van dit voorneemen vorderde grooten fpoed, een diep geheim, en wel overleide maatregels. Ter middernacht begaf men zich op weg. Het leger trok in ftilte af langs een dyk, toen men gewaar wierdt dat deszelfs beweegingen befpied waren met eene ontvcinzing, tot welke men de Mexicaanen niet bekwaam hadt gehouden. Zyne agterhoede wierdt met veel hevigheids aangetast, door eene talryke bende, en de flanken door kleine fchuitjes, aan beide zyden van den dyk geplaatst. Indien de Mexicaanen, die meer troepen hadden dan zy konden te werk flellen, de voorzorge hadden gebruikt om een gedeelte derzelvenria hot «inde van deezen dyk te doen trekken, alle de Spanjaards zouden in dit bloedig gevegt onfeilbaar gefneuveld zyn. Hun geluk wilde, dat de III» DEEL. D vv. VI. BOKK.  VI. BOEK. 5o GESCHIEDENIS vyand zich van alle deeze voordeden niet wist te bedienen; en naa het uitftaan van ongeloof lyke gevaaren en moeilykheden, kwamen zy ten laatften aan de oevers van het Meir. De wanorde, in welke zy zich toen bevonden , ftelde hen andermaal bloot aan eene volkomene nederlaag. Een nieuwe misdag kwam hun te hulpe. Het fchemerend morgenlicht beftraalde naauwlyks het flagvcld, van 't welk de Mexicaanen meester gebleevcn waren, of zy ontdekten, onder de gefneuvelden, twee zoonen van Montezuma, welken de Spanjaards nevens etlyke gevangenen medevoerden. Dit fchouwfpel deed hen van fchrik verftyven. Het denkbeeld, dat zy dekinders vermoord hadden, naa alvoorens den Vader te hebben opgeofferd, was te kragtigen aandoenlyk, dan dat laf hartige en door de gewoonte eener blinde gehoorzaamheid veraarte zielen het konden verdraagen. Zy vreesden Godloosheid met Koningsmoord te zullen paaren: en zy befteeden aan ydele lykplegtigheden eenen tyd, welken zy aan het heil van 't Vaderland hadden moeten wyden. Het verflagene leger , welk twee honderd Spanjaarden, duizend Tlascalaanen, nevens het grootfte gedeelte van zyn gefchut hadt verlooren, en welk bykans geen Soldaat hadt behouden, die niet gekwetst was, floeg in deezentusfchentyd op weg. 'Men draalde niet met het te vervolgen, door geduurige fchermutzelingen af te matten, en het eindelyk in de valei van Otumba in te fluiten. Het vuur van het grof en klein gefchut, het yzer der fpietzen en deegensj beletten de Indiaanen niet, hoe naakt zy  DER BEIDE INDIEN* $f ook waren , om te naderen, en met eene hecvige woede op hunne vyanden in te dringen. De dapperheid ftondt gereed om voor de overmagt te wyken, toen Cortez den kans van deezen dag befh'ste. Hy hadt hoorcn vernaaien, dat in dit gedeelte der nieuwe waereld het lot der veldflagen afhing van den koninklyken ftandaard. Deeze ftandaard , wiens gedaante ligt te onderkennen was, en die niet dan by de gewigtigfte gelegenheden :c velde wierdt gevoerd , ftondt niet verre van hem af. Van zyne dapperfte fpitsbroeders vergezeld, waagt hy het om dien te veroveren. Een hunner bemagtigt hem, en brengt hem in de ryen deiSpanjaarden. Straks verliezen de Mexicaanen den moed; zy neemen de vlugt, hunne wapens ter aarde werpende. Cortez vervolgt zynen weg, en komt zonder tegenftand by de Tlascalaanen. Hy hadt noch het voorneemen, noch de hoop uit het oog verboren om het Mexicaanfche Ryk te onder te brengen; maar hy hadt een nieuw ontwerp beraamd... Hy wilde zich van het eene gedeelte van het volk bedienen, om het ander onder het juk te brengen. De gedaante van den regeeringsvorm, de gefteldheid der gemoederen en de toeftand van Mexico, begunftigdenzyn ontwerp, en zyne middelen om het ten uitvoer te brengen. Het Ryk was verkiesbaar, en etlyke Koningen of Caciquen waren de Kiezers. Zy ver* koozen doorgaans eenen uit het midden hunner. Men deedt hem zweeren, dat zo lang hy den throon zou bezitten, de Regens ten bckwaamen tyde zouden vallen, de rivieren geeD 2 m VE  52 GESCHIEDENIS VI. BOEK. ne verwoestingen zouden veroorzaaken , de velden niet onvrugtbaar zouden worden , en de menfchen niet zouden omkoomen door den kwaadaartigen invloed eener befmette lucht. Misfchien was het oogmerk van deezen zonderlingen eed, den nieuwen Souverein in de gedagten te brengen , dat vermids de onheilen van eenen Staat bykans altoos ontftaan uit de misflagen van het ryksbeftuur, hy met zo veel gemaatigdheids en wysheids moest regeeren , dat men de algemeene openbaare rampen nimmer konde aanmerken, als het uitwerkzel zyner onvoorzigtigheid, of als eene regtmaatige ftraffe zyner ongeregeldheden. Men hadt de beste wetten gemaakt om de kroon alleen aan de verdienste te doen opdraagen ; maar het bygcloof gaf den Pricsteren grooten invloed op de verkiezingen. Zo ras dë Keizer was aangefteld, was hy genoodzaakt den oorlog te voeren, en den Goden krygsgevangenen te brengen. Deeze Vorst, fchoon verkiesbaar , bezat eene volftiekte migt, dewyl men geene gefchreevene wetten hadt, en hy de aangenoomene gebruiken kon veranderen. Bykans alle de plegtigheden der regtsoeffeninge en de gewoonten van het Hof waren door den Godsdienst geheiligd. De wetten ftraften de misdaaden, welke allerwege geflraft worden ; doch de Priesters handhaafden dikwyls de misdaadigen. Twee wetten hadt men, zeer gefchikt om veele onfchuldigen te doen fneuvelen, en den Mexicaanen het tweevoudig juk van qyerheerfchinge en bygeloof op den halze te leggen. Zy doem-  der beide INDIEN. 53 doemden ten doode de zulken , welke de heiligheid van den Godsdienst, en de zodanige die de Majefleit van den Vorst gefchonden hadden. Het blykt ligt, hoe zeer zo algemeen fpreekende wetten de byzondere wraakzucht, als mede de eigenbaatige inzigten der Pricsteren cn Hovelingen begunfligden. Niemand wierdt tot den Adelfiand bevorderd, en de Edellieden verkreegen geene bedieningen , dan naa het vcrtooncn van blyken van dapperheid, godsvrugt en geduld. In de tempels moesten zy nog moeilyker proeven doorHaan dan in de Legers; en deeze Edellieden, wieri hun rang zo duur te Haan kwam, verbonddcn zich vervolgens tot de laagfle dienflen in het Keizerlyk paleis. Cortez verbeeldde zich, dat onder de menigte Leenmannen in Mexico wel zouden gevonden worden , welke gaarne het juk van den halze fchudden, en zich met de Spanjaards verbinden zouden. Hy hadt gezien, hoe zeer de Mexicaanen gehaat waren van de kleine Natiën, van hun Keizerryk afhanklyk, en met welk eene hard. heid de Keizers hunne magt deeden gevoelen. Hy hadt bemerkt dat hetmeerendeel der Provinciën den Godsdienst der HoofdHad verfoeiden, en dat in de Had Mexico zelve de edelen en vermogende lieden, in wien de geest der gezelligheid de wreedheid der vooroordeelen en volkszeden verminderde, niet meer dan onverfchillig waren omtrent deezen Godsdienst. Veelen der edelen bekleedden met weerzin de vernederen dfte bedieningen by hunne meesters. Naa het ontvangen van een geringen onderD 3 ftand VI. BOEK.  54. GESCHIEDENIS VI. BOEK. ftand van de Spanjaarden, het verwerven van troepen van het ©emeenebest van Tlascala, en het aangaan van eenige nieuwe verbintenisfen, keerde Cortez na de Hoofdftad des Keizerryks te rug. Mexico lag op een eiland, in 't midden van een groot Meir. Zo men den Spanjaarden mag gclooven, bevatte de ftad twintig duizend huizen , eene ontelbaarc menigte inwooners en fraaie gebouwen. Het Keizerlyk paleis, van marmer en jaspis gebouwd, was van eene verbaazende uitgeftrektheid. Men bewonderde aldaar de fonteinen , de baden , de fieraaden en de beelden, welke dieren vertoonden. Het was ryklyk voorzien van tafereel en, die, hoewel met de pen gewrogt, nogthans gekleurd en naar waarheid gefchetst waren. De meeste Caciquen , zo wel als de Keizer, hadden Diergaarden , in welke alle dieren der nieuwe waereld verzameld waren, als mede vertrekken, in welke natuurlyke zeldzaamheden bewaard wierden. Hunne tuinen waren met allerleie gewasfen beplant. Alle het zeldzaame en luistérryke, welk de Natuur opleverde, was een voorwerp van weelde onder een ryk volk, daar de natuur fchoon en de kunften onvolmaakt waren. De tempels waren menigvuldig en voor 't meerendecl pragtig, doch geverfd met het bloed en gevloerd met de hoofden der ongelukkigen, welke men hadt opgeofferd. Eene der grootfte fchoonheden van Mexico was een plein, doorgaans vervuld met meer dan honderdduizend menfchen, beplant met tenten en winkels, in welke de Kooplieden alle de rvkdommen der velden ,• en de nyverheid der Me-  DER BEIDE INDIEN. 55 Mjxicaanen ten toon fpreiddcn. Vogels van allerleie kleuren, fchitterende fchulpen, ontelbaars bloemen, gouden kleinoodjen, fmaragden , gaven aan deeze verkoopplaatzcn een luisterryker en fraaier aanzien, dan de rykfte markten van Europa kunnen vertoonen. Honderd duizend Canoes voeren gefladig heen en weder, van de rivieren na de ftad, en van de ftad na de rivieren ; de oevers van het Mcir waren bebouwd met vyftig fteden , en eene menigte vlekken en gehugten. Men zag op dit Meir drie zeer lange dyken, welke een meestcrft.uk waren van deMcxicaanfche ny verheid. Dit volk, welk niet zeer oud was , geene gemeenfchap hadt met verlichte volken, het gebruik van het yzer niet kende, het behulp der fchryfkunde miste, geene def kunften bezat, aan welke wy het voordeel, van andere kunften te kunnen oeffencn, zyn verfchuldigd, woonagtig in eene luchtftreck , alwaar het vernuft der menfchen door de behoeften niet gefcherpt wierdt: dit volk was een der vernuftigften van den aardbodem. De valschheid deezer grootfche befchryvinge kan eenen iegelyk ligtelyk aan het verftand gebragt worden. Om dit te doen, zou het niet genoeg zyn , den tegenwoordigen ftaat van Mexico over te ftellen, tegen [den ftaat, in welken de veroveraars voorgeeven hetzelve gevonden te hebben. Wie kent niet de verwoestingen eener vernielende dwingelandye en langduurige onderdrukkinge ? Doch men vergelykc met elkander de verfchillende verhaalen der Spanjaarden, en men oordeele dan hoe veel geloofs zy verdienen. Willen zy een groot D 4 denk- VI. BOEK.  S6 GESCHIEDENIS VT. Bos*:-. denkbeeld geeven van huune dapperheid en hunnen voorfpoed ? dan is het Ryk, van welk zy zich meester gemaakt hebben, een geducht, vermogend en befchaafd Koninkryk. Moeten zy hunne wreedheden regtvaardigen ? niets is dan zo veragtelyk, zo bedorven, zo barbaarsch als deeze volken. Indien het mogelyk ware, een gegrond oordeel te vellen over een volk , welk niet meer be ftaat, men zou misfchien zeggen, dat dé Mexicaanen onderworpen waren aan eene niet min wreedc dan kwalyk beleide overheerfching; dat zy de noodzaaklykheid van geregelde regtbanken veeleer verdagt hielden, dan derzelvef voordcelen fmaakten ; dat het klein getal kunften, Wélke zy oeffenden, zo gebrekkig waren ten aanzien van het werk, als ryk met opzigt op te ftoffen; dat zy verder waren afgeweeken van den ftaat van woeste , dan zy genaderd waren tot den ftaat van befchaafde volken ; en dat de vreeze, dat groote beweegrad van willekeurige regeeringsvoi men, onder hen de plaats bekleedde van zedeleer en beginzelen. Wat hier van zy, Cortez maakte een begin met zich te verzekeren van de Caciquen, welke regeerden in de fteden , geleegen aan de oevers van het Meir. Zommigen vereenigden hunne troepen met de Spanjaarden, de overigen wierden hun onderworpen. Cortez verzekerde zich van het hoofd der drie dyken , welke na Mexico liepen. Daarenboven wilde hy zich meester maaken van de fcheepvaart op het Meir. Hy liet Brigantyns bouwen, welke hy van een gedeelte van zyn gefchut voorzag; eji in deezen toefland van zaaken, wagtte hy den tyd  BER BEIDE INDIEN. $t tyd af, dat de honger hem het gebied over de nieuwe waereid zou in handen ftellen. Guatimozin deedt ongcwoone poogingen om zich te vryen. Zyne onderdaanen ftreeden met zo groot eene dapperheid als immer- Nog•thans behielden de Spanjaards hunne posten, en drongen met hunne aanvallen door tot in het midden der ftad. Toen de Mexicaanen reden hadden om te duchten dat zy zou veroverd worden , en de leevensmiddelen begonnen te ontbreeken, wilden zy hunnen Keizer in veiligheid ftellen. Deeze Vorst gaf zyne toe • ftemming tot den voorflag, welke hem riedt te ontvlugten, om den oorlog in het Noorden van zyne Staaten voort te zetten. Een gedeelte der zynen ftelden zich edelmoedig bloot aan den dood, om zyne vlugt te begunftigen , door den belegcraaren geduurig werk te verfchaffcn; doch een Brigantyn vermeesterde de Canoe, welke den edelmocdigen en ongelukkigen Monarch voerde. Een Spaanfche Financier verbeeldde zich, dat Guatimozin verborgene fchatten hadt; en om hem te noodzaaken dezelve aan te wyzen, deedt hy hem op gloeiende kooien leggen. Zyn gunfteling, op de zelfde wyze gepynigd wordende, liet hem zyne wecklagten hooren: waarop de Keizer hen toevoegde: leg ik in roozen ? Een zeggen, waardig der bewonderinge van het naageflagt, zo wel als veele andere, welke de Gefchiedenis heeft bewaard. Ten geenen dage zullen de Mexicaanen het hunnen kinderen vóórzeggen, wanneer de tyd zal zyn gekoomen om den Spanjaarden ftraffe voor ftraffe te vergelden, en dit geflagt van vernielers in de zee of in het bloed Dj te VL BOEK.  53 GESCHIEDENIS VI. BOEK. te verdrinken. Dit volk zal misfchien de handelingen zyner Martelaaren , de gefchiedenis zyner vervolgeren hebben. Daar zal men, ongetwyfeld, leezen, dat Guatimozin half dood genomen wierdt van een gloeiende Rooster, en drie jaaren daarnaa openlyk wierdt opgehangen , onder voorwendzel van eene zamcnzwcering te hebben gemaakt tegen zyne dwingelanden en beulen. In de eigendunkelyke Regeeringsvormen, fleept doorgaans het omkoomen van den Vorst en de verovering der Hoofdftad de overwinning en te onder brenging van den gantfchen Staat mede. De onderdaanen kunnen nimmer eene vaste aankleeving betoonen aan een gezag, welk hen verplettert, noch aan eenen dwingeland , welke gelooft zich eerwaardiger te maaken door zich nimmer in 't openbaar te vertoonen. Gewoon om geene andere regten dan die des gewelds te kennen, mist het nooit, of zy onderwerpen zich aan den fterkften. Zodanig was de Staatsomwenteling van Mexico. Alle provinciën onderworpen zich, zonder te • genftand te bieden, aan het juk des overwinnaars. Hy gaf aan dit Keizerryk den naam van Nieuw-Spanje , en niettegenftaande het eene uitgeftrektheid hadt van vyf honderd mylen in de lengte , en twee honderd in de breedte, wierden, egter, deszelfs grenzen nog verder uitgezet. Vooreerst hegtten de veroveraars aan hetzelve , aan den Zuidkant, de uitgeftrekte ruimte , loopende van Guatimala tot aan de Golf van Darie. Deeze vergrooting kostte weinig tyds, bloeds eh gelds; doch zy was van ge- rin-  DER BEIDE INDIEN. ^9 ringc nuttigheid. De provinciën , daarin gelecgen , zyn naauwlyks bekend. Men ontmoet 'er weinige Spanjaarden, voor het mecrendeel arm, die door hunne dwingelandy de Indiaanen hebben genoodzaakt, op de bergen cn in ontoeganklyke bosfchen te vlugten. Van alle de Wilden, zyn de Moskiten de eenige , welke nog eene Natie uitmaaken, Naa dat zy eenigen tyd hadden gcftreeden voor de vrugtbaarc vlakten , welke zy bewoonden, in het land van Nicaragua, zogten zy eene fchuilplaats by de kaap Gracias a Dios, op dorre rotzen. Van de landzyde befchermd door ongenaakbaare moerasfen, en aan den zeekant door gevaarlyke ftranden, tarten zy de woede van hunnen vyand. Hunne verbintenisfen met de Engelfche en Franfche Zeeroovers, welke zydikwyls gevolgd hebben op zeer gevaarlyke togten, hebben mogelyk hunne woede tegen hunne onderdrukkers vermeerderd, hunne natuurlyke onverzaagdheid doen toeneemen, en hunne handen aan het behandelen van fchietgeweer gewennen; maar hunne bevolking, welke nimmer zeer aanmerkelyk was, is telkens allengskens afgenomen. Zy bedraagt thans niet boven de twee duizend menfchen. Hunne zwakheid fielt hen buiten ftaat om eenige ongerustheid te veroorzaaken. De aanwas, welken Nieuw-Spanje, aan den Noordkant, heeft gekreegen, is veelgrooter, en moet van veel meer gewigts worden. Men heeft dus lang alleen gefproken van NieuwMexico, ontdekt in de jaare 1553, veroverd in het begin der voorgaande Eeuwe, oproerig geworden in het midden dqrzelver, en kort daar- VI. BOEK.  00 GESCHIEDENIS VI. BOEK. daarnaa andermaal onder het juk gebragt. Alles wat men van deeze uitgeftrekte provincie weet, is, dat men aldaar eenige zwervende wilden geplaatst, een weinig akkerbcuws ingevoerd , eenige ryke Mynen een weinig bewerkt , en eene Bezitting heeft opgericht, St. Fee genaamd. Deeze verovering, welke binnenlands is gefchied, zou gevolgd zyn geworden van eene andere van meer aangelegenheids , op de oevers der zee, indien men, zedert een verloop van honderd jaaren dat men 'er de hand aan geflagen heeft, zich tot dezelve hadt verlecdigd met de aandagt, welke zy verdiende. Het oud ryk van Mexico ftrekte genoegzaam zyne grenzen uit tot aan den ingang der Groene zee. Tusfchcn deeze grensfeheidingen en de plaats, alwaar het vaste land zich met California vereenigt, ontmoet men eene Golf, ongeveer twintig graaden lang. Haare breedte is op eenige plaatzen zestig, op andere vyftig, doch zelden minder dan veertig mylen. In deeze Golf leggen zeer veele zandbanken , en een vry groot getal eilanden. De kust wordt bewoond van verfcheiden wilde Natiën, de meeste van welke met elkander in vyandfehap leeven. De Spanjaards hebben 'er eenige verIpreide volken verzameld, aan welke zy, volgens hunne gewoonte, den naam van provinciën hebben gegeeven. Hunne zendelingen hebben hunne ontdekkingen veel verder uitgeftrekt; en zy vleiden zich, aan hunne Natie meer rykdommen te zullen bezorgen, dan zy in haare vermaardfte Bezittingen hadt gevon bezaait, wier kruipende takken de frischheid van den  ÖER BEIDE INDIEN. 85 den grond onderhouden, tcrwyl de verbrandde bladeren de vrugtbaarheid vernieuwen. Men onderfcheidt twee foorten van Indigo, de tamme en de bastaard-Indigo. Schoon de cerftc foort duurder wordt verkogt, is het, eg. ter, doorgaans voordeeligst, zich op het kweeken van de andere toe te leggen, dewyl zy zwaarder is. Men vindt meer landen, welke voor de eerfte dan voor de tweede foort gefchikt zyn; doch de laatfte tiert best op zulke gronden, welke meest voor den regen bloot leggen. Beiden zyn aan menigvuldige toevallen onderhevig. Men vindt 'er, wier ftam verdort, en op den grond valt, door het fteeken van een worm, daar te lande zeer algemeen, of wier bloesfems, die de voornaamfte waardye uftmaaken, in vier en twintig uuren van de rupzen worden opgegeeten. Dit laatfte toeval , welk zeer algemeen is, heeft aanleiding gegeeven tot het fpreekwoord, dat de Indigoplanters ryk te bedde gaan, en arm opftaan. De Indigo moet met groote omzigtigheid worden ingezameld, opdat, door het fchudden, het meel aan de bladeren gehegt, welk de voornaamfte waarde der plant uitmaakt, niet van dezelve afvalle. Men werpt dezelve in de Weekbak, zynde een groote kuip , vol water. Aldaar ondergaat zy eene gisting, welke tenlangften in vier en twintig uuren den begeerden trap van volkomenheid bereikt. Vervolgens opent men een kraan, door welke men het water doet loopen in eene tweede kuip. Hierop worde de Weekbak fchoon gemaakt, om dien op nieuw met andere planten te vul• F 3 len, VI. "ROEK.  86 GESCHIEDENIS VI, BOEK. len, en dus, zonder tusfchenpoozen, met het werk voort te gaan. Het water, welk in de tweede kuip loopt, is bezwangerd met eene zeer fyne aarde, welke alleen de drabbige of blaauwezelfftandigheid Óftmaakt, welke men zoekt, en die afgefcheiden moet worden van het overtollige zout der plant, dewyl het de dikke ftoffe doet boven dry ven. Om hier toe te koomen, wordt het water fterk geroerd door middel van emmers met gaten, aan een lang handvatzei vastgemaakt, Tot^dit werk wordt de grootfte omzigtigheid vereischt. Zo men te vroeg ophieldt met roeren , zou men het gekleurde gedeelte verliezen, welk van bet zout niet genoeg zou afgefchei* den zyn. Indien men, integendeel, naa de affcheiding, te lang aanhicldt met roeren, zouden de deelen op nieuw tot elkander naderen, en een nieuw mengzel uitmaaken ; het zout zou, door zyne wederwerking op de drabbige ftoffe , eene tweede gisting doen ontftaan , welke eene zwarte kleur zou veroorzaaken: dus Zou men krygen de zo genaamde verbrandde Indigo. Deeze toevallen worden voorkoomen door eene geduurige oplettendheid op de geringfte veranderingen, welke de kleur ondergaat, en door de voorzorge deswerkmans,om 'er van tyd tot tyd met een emmer een weinig uit te fcheppen. Zodra hy bemerkt, dat de gekleurde klompjes zich tot elkander verzamelen, door zich van het overige vogt te fcheiden, ftaakt hy de beweeging der emmers, om aan de dikke ftoffe den tyd te geeven om na den bodem van de kuip te zinken, alwaar men haar laat leggen, tot dat het water geheel helder is. Eis-  DER ÏEIDE INDIEN. S7 Eindelyk opent men, van tyd tot tyd, gaten op onderfcheidene hoogten der kuip, door welke het overtollige water ontlast wordt. De blaauwc ftoffe, welke op den bodem van de kuip gezakt is, de vastigheid van weeke modder hebbende verkreegen, worden 'erkraanen geopend, door welke zy in de derde en laatfte kuip loopt. Naa dat zy zich hier nogmaals van veel overtollig water heeft ontlast, wordt zy in zakken opgehangen om uit te druipen; hierin zo lang hebbende gehangen, dat 'er niet meer water door het linnen dringt, doet men dezelve in kisten, alwaar zy voorts haare vogtigheid verliest. Naa verloop van drie maanden, is de Indigo bekwaam om verkogt te worden. De Bleekers gebruiken de Indigo, om eene blaauwagtige kleur aan het Linnen te geeven. De Schilders bedienen 'er zich van in hunne Waterverwen. De Verwers kunnen geen goed blaauw maaken zonder Indigo. De ouden haalden dezelve uit Oostindie. In laatere tyden is zy na Amerika overgebragt. Naa dat men op verfcheiden plaatzen hadt getragt de Indigo te kweeken, heeft men zich eindelyk aan Carolina, St. Domingo en Mexico bepaald. De Indigo , bekend onder den naam van Guatimala, van waar dezelve koomt, is de beste van allen. Nieuw-Spanje trekt een aanmerkelyk voordeel van deeze plant; doch het wint nog meer met den Cochenillehandel. De natuur van de Cochenille, zonder welke men Purper noch Scharlake zou kunnen verwen, en die nergens wordt gevonden dan in Mexico, is langen tyd onbekend geweest, zelf -aan de Natiën, welke 'er 't meest gebruik van F 4 maak- VI. BOEK.  GESCHIEDENIS VI. BDEK, maakten. De Spanjaards, van natuüre agterhoudende, en die een diep geheim maaken van alles wat hunne volkplantingen betreft, bewaarden zorgvuldig een geheim , welk zy reden hadden om voor zeer gewigtig te houden. Eindelyk heeft men ontdekt, dat het een Infektis, van grootte en gedaante als een weegluis. Men vindt ze, gelyk onder allerlei dieren, van beiderlei kunne. Het wyfje, is kwalyk gefatfoeneerd, traag en loom; haare oogen, inond, voelers en pooten zyn derwyze in een gedrongen, derwyze in de plooien van haaren huid verborgen, dat zy zonder behulp van het vergrootglas onmogelyk zyn te onderkennen, Van hier dat men dit diertje langen tyd voor een korrel heeft gehouden. Het mannetje, welk zeldzaam voorkoomt, en genoeg is voor drie honderd of meer wyfjes, is werkzaam, klein en fchraal in vergelyking van het wyfje; zyn hals is dunner dan het hoofd, zelf dan het overige zyns lichaams. De Thorax is van eene eyronde gedaante, een weinig langer dan het hoofd en de hals te zaamen, en beneden plat; zyne fprieten zyn met leden, en uit ieder lid koomen vier borfteltjcs voort, aan eiken kant twee aan twee geplaatst. Hy heeft zes pooten, elk uit drie ftukken beftaande. Uit het agterfte gedeelte van zyn lichaam , koomen twee lange borftels of haixen voort, vier of vyf maaien zo lang als het diertje zelf. Het draagt twee vleugels op het bovenftc gedeelte van den Thorax, welke om laag hangen, gelyk de vleugels van de gemeene vliegen, wanneer het gaat of zit. Deeze vleu-  DER BEIDE INDIEN. 89 vleugels, welke van eene langwerpige gedaante zyn, neemenfterk afin de breedte op de plaats daar zy aan het lichaam vast zyn. Zy zyn gefterkt met twee lange {pieren., van welke de eene van buiten zich rondom de geheele vleugel uitftrekt; de andere , inwendig en evenwydig met de eerfte, fchynt aan het boveneinde van de vleugel afgebroken te zyn. De kleur van het mannetje is helder rood , die van het wyfje meer donker rood. De heesterplant, welke aan beiden voedzel verfchaft, Nopal genaamd , is met doornen gewapend, en ongeveer vyf voeten hoog. Zy •heeft dikke en eyronde bladeren. Haare bloem is breed, en haare vrugt van gedaante als een vyg. Dezelve is vervuld met een rood zap, waar aan de Cochenille waarfchynelyk haare kleur is verfchuldigd. De Nopal koomt gemeenlyk voort uit een of twee haarer bladeren, welke men in een gat gelegd, en met aarde overdekt heeft. Tot de aankweeking wordt niets vereischt, dan het uitplukken van het onkruid , welk dezelve omringt. Zy moet dikwyls vernieuwd worden , dewyl hoe jonger zy is, hoe zy meer en beter vrugten draagt. Men vindt zeinverfcheiden gewesten van Mexico, in Tlascala, Chalula, Chiapa en in Nieuw-Gallicie; doch hier is zy niet zeer algemeen. De inwooners planten ze nimmer, en hunne Cochenille, welke zodanig is als de Natuur haar voortbrengt, wordt wild genaamd , en is niet zeer uitfteckend. De Indiaanen van Oaxaca zyn de eenige , welke zich by aanhoudenheid met deezen arbeid bezig houden. Nimmer heeft men hen F 5 daar VI. BOEK,  9o GESCHIEDENIS VI. BOEK. daar in zien verflaauwen, noch door de geduurige oplettendheid , welke dit werk vordert, noch door de veelvuldige tegenfpoeden, aan welke het hen blootftelt. Hunne kunde , werkzaamheid en gegoedheid hebben hen in ftaat gefteld om een flegten oogst te verduuren , en een goeden af te wagten. Zy zyn over 't algemeen beftendiger op een droogen grond, in welken de Nopal best tiert, en onder eene gemaatigde luchtftreek , alwaar de Cochenille aan minder toevallen is bloot gefteld , dan in de gewesten des Landfchap, alwaar de koude en warmte gevoeliger zyn. Zo ras het Jaargety gunftig is, zaaien de Mexicaanen , om zo te fpreeken, de Cochenilles op de plant voor haar gefchikt, door aan dezelve vast te hegten, kleine nestjes van mosch gemaakt, ieder van welke twaalf of vyftien van deeze diertjes bevat. Binnen drie of vier dagen brengen zy hunne jongen voort, welke, met een verbaazenden ïpoed, zich over alle de takken verfpreiden. Het lydt niet lang of zy verhezen deeze werkzaamheid, en men ziet hen, zonder zich verder te beweegen , tich vasthegten aan het voedzaamfte en meest open leggende gedeelte van het blad, tot dat ty hunnen vollen wasdom hebben bekoomen, Zy knaagen het niet, zy fteeken het flegts en trekken 'er het zap uit, doormiddel van een kleinen buis, welken de Natuur hun ten dien oogmerke heeft gegeeven. Drie oogften heeft men ieder jaar van de Cochenille , welke als zo veele geflagtsvoortteelingen zyn van dit dier. De laatftc oogst geeft niets anders dan gemeene Cochenille, dewyl  BER BEIDÉ INDIEN. 5>r zy |doormengd is met ftukjes van de bladeren, welke men heeft afgekrabd, om de jongst geboorene Infekten weg te neemen , welke men anders niet zou kunnen vergaderen, en omdat de jonge Cochenillen alsdan vermengd zyn met de oude; dit doet den prys aanmerkelyk verminderen. Onmiddelyk vóór den regen, worden de takken van de Nopal afgefnecden, om de kleine Infekten, welke nog zyn overgebleeven, te behouden. Men fluit ze vervolgens op in de huizen, alwaar de bladeren , gelyk die van alle planten, welke den naam van vette draagen, hunnen kragt behouden. Hier groeien de Cochenillen geduurende den regentyd. Ten einde van denzelven, plaatst men ze op de boomen in het open veld, alwaar de leevendigmaakende kragt der lucht haar wel haast jongen doet voortbrengen. De Cochenillen zyn niet ingezameld, of men werpt ze in warm water om haar te doen fterven. Vcrfcheiden zyn de wyzen' om haar te droogen. De beste wyze is, dezelve eenige dagen aan de Zon bloot te ftellen, alwaar zy eene bruin roode kleur aanneemen, welke de Spanjaards Renegrida noemen. De tweeac is, ze in een oven te leggen, alwaar zy eene grysagtige verf verkrygen met purper geaderd; de Spanjaards noemen ze Jaspeada. De onvolmaaktfte wyze, welke onder de Indiaanen meest in gebruik is, beftaat in ze, nevens hunne koeken van Turkfche tarwe, op plaaten te leggen; hier verbranden zy dikwyls , en draagen daarom den naam van Negra. Schoon de Cochenille tot het ryk der die • Ten behoort, welk het verganklykfte geflagt is, VI. BOEK  91 GESCHIEDENIS VI. BOEK. is, bederft zy, egter, nimmer. Zonder het aanwenden van eenige andere voorzorgen, dan ze optefluiten in een doos, heeft men haargeheele Eeuwen in haare volle kragt bewaard. De prys der Cochenille, welke altoos zeer hoog is, zou eigenaartig den nayvcr moeten opwekken der Natiën, welke de Eilanden van Amerika bebouwen, en van andere volken, welke gewesten bewoonen, wier lucbtgefteldheid gefchikt is voor dit Infekt en voor de plant, die het zelve tot fpyze verftrekt. Nogthans is Nieuw-Spanje alleen in het bezit gebleeven van dit kostbaar voortbrengsel. Behalven 't geen het aan Afie verfchaft, zendt het alle jaaren na Europa twee duizend vyf honderd zakken , welke, het een jaar door het ander, te Radix verkogt worden voor drie duizend driehonderd Livres. Dit geeft een zeer aanmerkelyk voordeel , welk den Spanjaarden geene moeite kost. De Natuur fchynt hun om niet te hebben gegeeven , 't-geen zy aan andere Natiën duur verkoopt. Zy heeft hen bevoorregt, door hun tevens te fchenken de voortbrengzels, welke de meeste rykdommen aanbrengen, en het goud en zilver, welke het voertuig of teken zyn van alle voortbrengzels. Zo veel vermag op ons de heerfchappy van deeze fchitterende en heillooze me taaien, dat zy ons de oogen hebben doen fluiten voor de eerloosheid en vërfoeijing, welke de verwoesters van Amerika verdienden. De naamen van Mexico, Peru en Potofi doen ons nieE ziddéren; en wy zyntmenfchen! Zou zelf niet in deeze dagen, in welke de geest van regtvaardigheid en het gevoel van mensenliefde de ziql zyn  ö e r be i'd'e INDIEN. 93 zyn geworden van onze •gcfcliriften , de onverandërlyke regel onzer oordeelvellingen : 'zou een Schipper, welke in onze havens aankwam, met een fèhip gelaaden met fchattenj klaarblykclyk verkrecgen door zo barbaarfche middelen, niet uit zyn fchip na zyn huis gaan, te midden van het algemeen gefchal onzer toejuichingen? Welke is dan "de wysheid, op welke onze Eeuw zich zo zeer verhovaardigt! Wat is dan dat goud, welk in ons het denkbeeld van misdaad en den afkeer van bloed verdooft ! Ongetwyfeld is het, dat een middel van verwisfelinge tusfehen de Natiën, een afbeeldend teken van allerlei pryswaardeeringen, een algemeene fchatting van allerleien arbeid, eenige-voordeden heeft. Maar zou 't niet beter geweest zyn, dat de Natiën voor altoos thuis, afgezonderd, onkundig en herbergzaam waren gebleeven, dan zich te vergiftigen mét de woestfte van alle driften ? De oorfpro'ng dër Metaalen is niet altoos even bekend geweest. Mbn heeft langen tyd geloofd, dat zy zo oud waren'als de waereld. Tegenwoordig is men, met meer gronds, van oordeel, dat zy allengskens geformeerd worden. Men kan, in de daad, metgeene mogelykheid in twyfel trekken, of de Natuur in ée. ne geftadige werkzaamheid zy, en dat haare fpringveeren niet zo vermogende zyn onder onze voeten als boven ons hoofd. Volgens de Stoffcheikundigen, heeft ieder metaal tot grondbeginzel eene aarde , welke hetzelve uitmaakt, en aan hetzelvebyzondereigen 'is. Het vertoont zich aan ons, nu eens onder de gedaante, welke het kenfehetst, zomtyds on- VI. boek;  94 GESCHIEDENIS VI. BOEK. onder veranderde gedaanten, onder welke het alleen van daarop afgerigte oogen kan onderkend worden. In het eerfte geval draagt het den naam van Maagden-, in het tweede van gemineralizeerd metaal. In beiderleie geftalte, worden de metaalen zomtyds by ftukken verfpreidgevonden inbeddingen , evenwydig met of hellende op de aarde. Doch dit is de plaats niet van hunne groeijing. Zy zyn derwaarts gevoerd door verbranddingen , overftroomingen of aardbeevingen, welke by aanhoudenheid onzen planeet verwoesten. Doorgaans vindt men ze, zomtyds in voortloopende aders, zomtyds in afgefcheidene klompen, in het hart van rotzen en bergen, daar zy geformeerd zyn. Volgens de gisfingen der Natuurkundigen, klimmen in deeze groote werkplaatzen, welke altoos doorwarm zyn, by aanhoudenheid uitwaasfemingen op. Deeze zwavelagtige en zoutagtige vogten werken op de metaalklompjes , verdunnen en verdeden ze, en ftellen ze in ftaat om in de holligheden der aarde te kunnen omzwerven. Zy vergaderen zich tot elkander. Te zwaar geworden zynde, om in de lucht te blyven hangen , vallen zy neder en ftapelen zich op elkander. Indien zy, in hunne beweegingen , geene andere lichaamen hebben ontmoet, ontftaan 'er zuivere metaa* len uit. Dit heeft geene plaats, wanneer zy zich hebben vereenigd met vreemde ftoffen. De Natuur , welke fcheen dezelve te willen verborgen houden, heeft ze voor de gierigheid der menfchen niet kunnen verbergen. Door herhaalde waarneemingen heeft men de plaatzen  DER BEIDE INDIEN. f$ zen ontdekt, alwaar de Mynen worden gevonden. Men ontmoet ze doorgaans in bergen, op welke de planten weinig tieren en fpoedig geel worden; alwaar de boomen klein en krom zyn; alwaar de vogtigheid van dendaapw, de regen en zelf van de fneeuwniet lang blyftduuren; alwaar zwavelagtige en mineraalagtige dampen opklimmen ; alwaar de wateren met vitrioolagrige deelen zyn vervuld; en alwaar eindelyk het zand mineraalagtige deelen bevat. Schoon elk deezer tekenen, op zich zelf genomen , twyfelagtig is , worden , egter , allen zelden byeen gevonden, zonder dat de grond eene Myn bevatte. Maar op welke voorwaarden haaien wy deezen rykdom of dit vergift uit de afgronden, in welke de Natuur hen hadt beflooten? Men moet rotzen tot op eene onmeetelyke diepte doorbooren; onderaardfche kanaalen graaven , om de wateren, welke van alle kanten aanvloeien en dreigen, te ontlasten; in onmeetelyke Gaanderyen houten fchraagen fleepen; de gewelven deezer Gaanderyen onderfteunen tegen de verbaazende zwaarte van den bovengrond, welke onophoudelyk dreigt om ze te doen inftorten, en door zynen val te begraaven de gierigaarts en waaghalzen, welke dezelve gebouwd hebben ; kanaalen en waterleidingen graaven; die verwonderlyke en zo zeer verfchillende waterwerktuigen uitvinden , benevens alle de verfchillende gedaanten van vuurovens; het gevaar loopen van verflikt of verflonden te worden door een uitwaasfeming, die vuur vat dooide vlam der lampen, welke deeze onderaard, fche gewesten verlichten; om eindelyk te fler- ven VI. BOEK.  VI. BOEK. 9$ GESCHIEDENIS ven aan eene teering, welke'smenfchen leeven op de helft zyner duuringe affnydt. Naadat de Mynen geopend en de ftoffen uit dezelve gewerkt zyn, koomt men tot het werk der Metaalfcheidinge. Dit beftaat in ze van elkander af te zonderen , en te ontlasten van de vreemde ftoffen , in welke ze beflooten zyn. Om het goud af te feheiden van de fteenen, in welke het beflooten is, behoeven deeze flegts gebroken en tot een fyn ftof gebragt te worden. Vervolgens vermengt men het tot poeder gebragte ftof met kwikzilver, welk zich vereenigt met dit waardig metaal, zonder zich, egcer, te vereenigen met het ftcengruis, het zand of de aarde, welke daar mede vermengd zyn. Door middel van vuur, wordt wyders het kwikzilver overgehaald , welk , zich affcheidende, het goud laat leggen op den bodem van het vat, in den ftaat van poeder of ftof, welk in de fmeltkroes wordt gezuiverd. Tot het Maagden-zilver worden geene andere toebereidzcls vercischt. Maar wanneer het Zilver vermengt is met vreemde ftoffen, of met metaalen van eene andere natuur , wordt tot het zuiveren groote bekwaamheid en ondervinding vereischt. 'Er is voldoende reden voorhanden , dat men tot nog toe deeze bekwaamheid in de nieuwe waereld niet bezit, . Daarenboven wordt algemeen geloofd, dat Duitfche of Zweedfche Mynwerkersindereeds bewerkte Mynftoffe meer rykdommen zouden vinden, dan de Spanjaard 'er reeds heeft uitgehaald. Zy zouden hun fortuin maaken met b My-  DÉR BEIDÉ INDÏËN. §7 Mynen, welke gebrek aan de noodige kennisfe heeft doen verwerpen, als niet toereikende om de kosten goed te maaken, welke dezelve zouden vereifchen. Hoedanig de kunst en bekwaamheid der Mexicaanen ook zyn mogt, zy moest nog verre onder doen voor die van hunne onderdrukkers,! Dit was dereden dat zy minder zilver dan goud hadden. Deeze metaalcn dienen hun niet tot middelen van onderlinge verwisfelinge of ruilinge ; zy verftrekken hun enkel tot fieraad 4 of ter voldoeninge hunner nieuwsgierigheid. Geduurcnde de eerfte jaaren naa de verovering, befpaardcn de Spanjaards zich de moeite arbeid en kosten, aan het bewerken der Mynen onaficheidbaar verknogt. Men beroofde: de Mexicaanen van alle de metaalèn, welke zy, zedert de grondlegging van hun gebied, hadden byeen verzameld. De Tempels , dé paleizen der grooten, de huizen dér burgers, zelf de geringfte hutten, alles wierdt doorzögt en geplonderd. Schoon de afkeer der Indiaanen van hunne dwingelanden een groot deel. deezer fchatten in den fchoot der aarde deedt wederkeeren, en nog meer in het groote Meir öf in de rivieren werpen, de gierigheid vondt nogthans ftoffe om zich te verzadigen ofalthang té vreden te ftellen. Naadat deeze bron was uitgedroogd, moest men de toevlugt neemen tot de Mynen. In 't eerst groef nten zonder onderfcheid op alle plaatzen, doch voornaamlyk op de kusten. Dewyl men by ondervinding leerde, dat de kusten, welke naast aan de Zee grensden, 't minst, voorzien waren, liet men ze vaaren, III. PEEL. Q IV VI. BOEKj;  98 GESCHIEDENIS VI. fcOEK. I Tegenwoordig worden geene andere Mynen geopend, dan die op een verren afftand leggen van de Noord-Zee , alwaar zy zouden bloot leggen voor de ftrooperyen , en misfchien de invallen der Europeaancn. Die aan de Golf van California leggen, fchynen zo lang volkomen zeker en veilig te zyn, tot dat deeze vaarwaters meer bekend en meer bezogt worden. De voornaamfte worden gevonden tri Zacatecas, Nieuw-Biscaie en Mexico, drie provinciën in het binnenfte gedeelte des Ryks geleegen , waar heen de vyand te lande onmogelyk kan doordringen, en alwaar geene bevaarbaare rivieren ftroomen. Zy kunnen gefladig werk verfchaffcn aan veertig duizend Indiaanen ,. welke onder het opzigt ftaan van vier duizend' Spanjaarden. De Mynen behooren aan den gecnen, welke ze 't eerst ontdekt. De plegtigheden, aan welke hy onderworpenis, zyn geene andere,, dan dat hy zyne monfterproeyen van de Regeering laat goedkeuren. Hem wordt zo veel gronds gefchonken, als hy begeert; maar hy. moet, van ieder voet gronds, aan den eigenaar betaalen een piaster , of vyf Livres en vyf ftuivers. Het derde gedeelte van 't geen hy. koopt, koomt in 'sLands kas._ DeRegcering, naa langen tyd de fchadelykc dwaasheid te hebben gehad, van de Mynen voor haare eigene rekening te laaten openen, is ten laatfte tot het befluit gekoomen, om ze te verkoopen aan eikdie ze wil betaalen, en vooral aan den Mynwerker. Alle de verlaatene Mynen vervallen insgelyks aan den Koning. ' Deeze trekt vier honderd twintig Livrps van  DERBEIDeÏNDIEN. 99 ieder Quintaal kwikzilver, dat 'er gebruikt wordt. Te vergeefs hebben kundige mannen dikwyls vertoond , dat deeze buitenfpoorige prys den arbeid noodzaaklyk deedt kwynen ; men heeft het oor niet geleend aan hunne vertoogen. Zy hebben niets anders uitgewerkt, dan dat men twee jaaren Crediet geefc, onder voorwaarde van behoorlyken intrest. Zelden zyn zy, welke zich mét het openen der Mynen bezighouden, in ftaat om deeze vergunning te kunnen misfen. Aan deeze gevaariyke en onzekere onderneemingen ziet men geene andere lieden de hand ftaan, dan wier zaaken twyfelagtig ftaan, of geheel zyn agteruit geloopen. 't Geen alle verftandigen en gegoeden vari deezen arbeid inzonderheid afkeerig maakt, is de verpligting , onder welke zy leggen , om. aan de Regeering te leveren, het vyfde gedeelte van het Zilver, en het tiende gedeelte van het Goud, weikuit de ingewanden der aarde wordt gehaald. Langen tyd heeft de Staat geweigerd, in dit onderfcheid van belastinge te bewilligen; doch ten laatften is hy genoodzaakt geworden daar aan zyne toeftemming te geeven, omdat de Goud-Myncn, veel fchaarfcher dan de Zilver-Mynen, geheel verlaaten wierden. Beiden zullen ze wel haast onbekwaam zyn om de opgelegde belasting te betaalen. Naar maate haare voortbrengzels menigvuldiger worden in den koophandel, krygen zy minder waarde \ zy vertoonen minder Koopmanfchappem Dit Verval der metaalen zou grooter uitwerkzels hebben gehad, dan met 'er daad is gebeurdj indien de arbeid, welke ze oplevert* G a niet VL BOEKs  VI. 30EK. 100 Lr li. b CHIEDENIS niet allengskens eenvoudiger, min zamengefleld was geworden. Deeze bezuiniging loopt dagelyksch ten einde; en wanneer zy op haar hoogst is gekoomen, zal het Hof van Madrid genoodzaakt zyn de lasten te verminderen, ten minften zo het de beste Mynen niet wil zien vervallen , gelyk het de middelmaatige heefc zien verwaarloozen. Misfchien zullen wy het wel haast genoodzaakt zien, zich te vergenoegen met twee Reaalen of zes en twintig Huivers van het Mark, welke het trekt van het fiempel- en muntregt. De Mexicaanfche Munten flaan jaarlyks ongeveer vyf en zestig millioenen Livres; omtrent het zes gedeelte aan Goud, het overige aan Zilver. Ongeveer de helft hier van gaat na Europa, het zesde gedeelte na de Oostindien, .een twaalfde gedeelte na de Spaanfche Eilanden. Het overige gaat ongevoelig na de vreemde volkplantingen, of is gangbaar in hét Ryk zelve. Het wordt aldaar gebruikt in den binnenlandfchen handel, of tot het betaalen der belastingen, welke zeer aanmerkelyk zyn. Alle de Indiaanen, van het manlyk geflagt, betaalen, van het achttiende tot aan het vyftigfte jaar hunnes ouderdoms, een hoofdgeld van elf Livres en zestien Huivers ; hier van moeten acht negende deelen gebragt worden in" 'sLands kas; het overige dient.tot verfchei den gebruiken. De Mestizen, welke in de twee eerHe geflagten voor Indiaanen gerekend worden, als mede de vrye Mulaters, zyn aan de zelfde belasting onderheevig. Men zondert hier van uit de zwarte flaaven, voor welken, by hunne aankomst in de volkplanting, twee hon-  DER BEIDE INDIEN. IOl honderd en tagtig Livres aan den Koning worden betaald. De Spanjaards, welken men den hoon niet heeft aangedaan, om ze te onderwerpen aan eene perfoonlyke belasting, zyn aan alle de overige belastingen onderheevig. De zwaarfte is, die van drie en dertig ten honderd van de waarde van alle koopmanfchappen, welke Europa hun toezendt. Van deeze belasting behoudt de oude waereld vyf en twintig gedeelten onder vcrfcheiden benaamingen; de overige acht worden betaald, wanneer de goederen in de nieuwe waereld koomen. Deeze heiilooze belasting belet niet, dat zy vervolgens aan de Alcavala onderheevig zyn. De Alcavala is een regt op alle dingen, welke verkogt of verruild worden , en welk zo dikmaals wordt betaald , als zy verkogt of verruild worden. Het wierdt in de Hoofdftad ingevoerd, in den jaare 1341, en isallengskens geklommen tot tien ten honderd van de waarde der koopmanfchappen, welke in 't groot, en veertien van die in 't klein verkogt worden. Naa het onheil, aan die talryke fcheepsvloot, zo bekend by den trotfehen naam van de Onverwinnelyke, overgekoomen , vondt Philippus de II, door gebrek aan geld, zich genoodzaakt, deeze belasting in Mexico, als mede in zyne andere volkplantingen, in te voeren. Schoon dezelve flegts een bepaalden tyd moest duuren , heeft zy , egter, ftand gehouden. Doch 't is tevens waar, dat zy niet verhoogd, maar op twee en een half ten honderd gebleeven is, waarop zy in 't eerts bepaald was. Niet zo beflendig is de Cruciade geweest. G 3 Hier VI. BOEK.  los GESCHIEDENIS VI. BOEK, Hierdoor wordt verflaan eene Bulle, welke groote Aflaaten verleent, en het gebruik van eyeren, boter en kaas , geduurende de Vasten , veroorloft, De Regeering, aan welke het Hof van Rome het voordeel deezer Bulle heeft afgeflaan , hadt de zulken, die 'er zich Van wilden bedienen, in vier Clasfen verdeeld, Zy die van devrugt hunner nyverheid leefden, betaalden vóór dezelve twee Livres en zes Huivers. Die een kapitaal bezaten van tien duizend vyf honderd Livres, betaajden vyf Livres en vyf Huivers ; aan hun , die meer bezaten dan acht en vyftig duizend zes honderd Livres, kostte zy tien Livres en tien Huivers; en eindelyk twee en vyfcig Livres en tien Huivers aan den Onder-Koning en die de aanzienlykHe waardigheden bekleedden. Men gedroeg zich des aan het geweeten van ieder burger, hem berigtende, dat hy niets verwierf, zo hy geene belasting opbragt, evenredig aan zyne bezittingen, Mexico alleen gaf toenmaals omtrent twee millioenen zes honderd duizend Livres. *t Is waarfchynelyk, dat deeze bygeloovigheid allengskens afnam, dewyl het Ministerie , in den jaare 1756 , de Bulle, vooralle de Clasfen , bepaalde op veertig Huivers. De Regeering noodzaakt niemand om ze te koopen; doch de Priesters zouden hunnen geestlyken byfland weigeren aan hun, welke ze niet gekogt hadden; en 'er is misfchien in geheel Spaansch Amerika geen mensch zo kundig en kloekmoedig, dat hy zich boven deeze dwingelandy durve verheffen. Eene andere foort van ondcrdrukkinge, welke niet met zo veel gedulds isverdraagen, is de be-i  DER BEIDE INDIEN. 103 belasting, welke men, in de laatfte dagen, gelegd heeft op het zout en de tabak. De volken , welke hunne oude rampen zonder morren verdraagen , hebben zich misnoegd getoond over deeze nieuwheden. De eene belasting fchecn hun zo zeer te ftryden tegen het natuurlyk regt, en de andere wederftreefde dermaate eene van hunne driftigfte neigingen , dat zy, hoewel van langzaamer hand tot het juk gevormd, tot oproerigheid zyn overgeflagen. Het fnood gedrag der Pagters heeft het misnoegen kragtig geftyfd. Het heeft zich geopenbaard , van het eene einde des Ryks tot aan het ander, met zo veel gerugts, dat Europa 'er van weergalmd heeft. Het kwaad is door eenige verzagtingen getemperd ; doch de ge moederen blyven (leeds in eene gisting, welke de hoofdftad, zonder eenige opofferingen, bezwaarlyk zal ftillen. Het geen haare volkplantingen 't meest zou bekooren , zou zyn, de ontheffing van het regt op het gezegeld pa» pier. Behalven de geregelde belastingen , welke Spanje vordert van zyne volkplantingen , heft het aldaar, in hachlyke tyden, onder den naam van leeningen, aanmerkelyke fommen, van welke nimmer de intresten, noch de kapitaalen zyn betaald. Deeze kncvelaary , welke een aanvang heeft genomen ten tyde van Philippus den II, heeft ftand gehouden tot in onze dagen. Zy heeft meermaalen plaats gehad onder Philippus den V, dan onder de andere Koningen ; dit heeft niet weinig geholpen, om den Franfchen naam gehaat te maaken in deeze gewesten. De belasting , welke zich heeft uitG 4 ge- VI. BOEK.  VI. BOEK. ! I i 3 J 1 j 104 GESCHIEDENIS geftiekt tot allen , die eenigen eigendom hadden , is veel drukkender geweest in Mexico dan elders: dewyl de Europeaanen, de Creolen, de Mestizen, de Mulaters, en vooral de Indiaanen , aldaar beter gegoed waren. De algemeene voorfpoed is 'er ondertusfehen kragtig afgenomen door deeze wetten; en dezelve vermindert nog dagclyks dóór de gierigheid der Geestlyken. Deezen vorderen, met veel geftrengheids, de tienden van alles wat ten platten lande wordt ingezameld. Hunne arnptsverrigtingen laateji zy zich tot een uitfpoorigen prys betaalen. Hunne landeryen zyn ontelbaar en onmeetelyk, en krygen dagelyks meer uitgeftrektheids. Het wordt geloofd , dat zy in het bezit zyn van het vierde gedeelte van de inkomften des R'yks. De Bisfchop van Angelez alleen heeft een inkoomen van een millioen twee honderd ïestig' duizend Livres. Deeze aanftootlyke rykdommen hebben het getal der Kerkelyken lermaate vermenigvuldigd , dat zy heden ten lage het vyfde gedeelte uitmaaken van de Blanken , hier woonagtig. Zommigen zyn in de /olkplanting gebooren; doch de meesten zyn gelukzoekers, uit Earopa overgekoomen, om :ich te onttrekken aan het gezag hunner overlen, of om fpoedig hun fortuin te maaken. De Kroonsgoederen zyn niet zo groot als :y behoorden te zyn. Deregten op de Koopnanfehappen, welke van Kadix koomen , en >p de Mynen, hot kwikzilver, het hoofdgeld, le belastingen, de byzondere eigendommen, :yn ftukken van zo veel aangelegenheids, dat nen vanverwonderinge moet opgetogen ftaan, wan-  DER. BEIDE INDIEN. 105 wanneer men hoort, dat de Monarch uit Mexico , hoewel het b :st beftuurde zyner Bezittingen, jaarlyks niet meer trekt dan ongeveer zes millioen drie honderd duizend Livres. Het pverige, dat wil zeggen, bykans het geheel, wordt ingeflokt van de burgerlyke en krygsregeeringe des Lands, welke beiden in de grootHe wanorde zyn. De Finantien zyn een prooi geworden van eene menigte Gaarders, wyd en zyd verfpreid; van Onder-Regters, welke hetbefluur hebben van de provinciën ; van de bevelhebbers der lieden; van drie hoóge geregtshoven , bekend by den naam van Audiencien; van de zulken, welke de volheid des gezags bezitten, of van de onderhoorigen, die het vertrouwen weeten tc winnen van hooge Amptenaaren. Een gedeelte van deezen buit gaat na Europa; het overige dient tot voedzel van den hoogmoed , de luiheid, de weelde en losbandigheid van een klein getal fleden van Mexico, voornaamlyk van de Hoofdflad. Mexico, welkten eenigen dagen reden hadt om te twyfelen, of de Spanjaards een zwerm roovers dan een veroverend volk waren, zag zich bykans geheel verwoest, door de wreede oorlogen, van welke het ten tooneele verftrekten. Cortez draalde niet met het te herbouwen. Zedert heeft men het vergroot en ver* fïerd. Deszelfs flraaten zyn breed en recht, en fnyden elkander met rechte hoeken. De huizen zyn 'er vry rpim; doch zonder gericflykheden of fieraad. Geen der openbaare gebouwen , welke aan de reizigers vertoond worden, G 5 her- VI, BOEK.  VI. BOEK. m GESCHIEDENIS herroept het geheugen van den bloei der Bouwkunde, zelf niet der beste Gothifche tyden. Op het midden der voornaamfte markten ftaat een fontein, en zy zyn tamelyk regelmaatig; dit is hunne eenige verdiehfte. Men ontmoet 'er eene opcnbaare wandelplaats, voorzien van een Waterval, op welken drie laanen uitloopen, wier boomen weinig bekoorlykheids geeven aan het oog , zo ten aanzien van hunne geftalte als bladeren. Het bygeloof heeft de fchatten van alle de deelen der waereld op een geftapeld in ontelbaare Kerken; doch 'er is geene onder dezelve, welke de Ziel verheft tot verheevene denkbeelden, of het Hart vervult met aangenaame gewaarwordingen. De lucht, welke in deeze ftad wordt ingeademd , is zeer gemaatigd. Men kan 'er het gantfche jaar in wolle gekleed gaan. De geringfte voorzorgen zyn genoegzaam om geen letzel van de warmte telyden. Karei de V, aan een Spanjaard, die van Mexico kwam , vraagcnde, hoe veel tyds 'er verliep tusfehen den Zomer en den Winter, kreeg met zo veel waarheids als vernufts tot antwoord: zo veel als noödig is om uit de Zon in de febaduw te koomen. De ftad is gebouwd in het midden van een groot Meir, welk , door eene fmalle ftreek Lands, verdeeld is in twee deelen. Het gedeelte, welks water zoet, ftilen vischryk is, valt in het ander, welk zout, doorgaans beroerd en van visch ontbloot is. De omtrek van dit geheele Meir, welks uitgeftrektheid op de eene plaats grooter is dan op de andere , is ongeveer dertig mylen. Men is het niet eens omtrent den oorfprong dee-  DER BEIDE INDIEN. IO/ deezer wateren. Volgens het meest aangenomene en waarfchynlykltegevoelen, ontfprin* gen dezelve in een grooten en hoogen berg , ten zuid-westen van Mexico geleegen; met dit onderfcheid, dat het zout water ftroomt door eenen grond, vervuld met Mynen, van welke hetzelve zyne zoutheid ontleent. Vóór de verovering , waren Mexico en veele andere lieden , aan de oevers van het Meir geleegen, bloot gefield aan overftroomingen , welke het verblyf in dezelve gevaarlyk maakten. Dyken , met ongelooflyke moeite en kosten opgeworpen, waren niet altoos bekwaam om de flroomen af te leiden , welke van de bergen nederkwamen. De Spanjaards hebben insgelyks deeze onheilen ondervonden. Hunne meeste huizen, hoewel met veele voorZorge en op heiwerk gebouwd, zyn, naa verloop van etlyke jaaren, vier, vyf of zes voeten diep gezakt in den grond, welke niet vast genoeg is om ze te draagen. Deeze ongemakken hebben aanleiding gegeeven om te denken op een ontwerp, om de wateren af te leiden. De verhaalen der Spanjaarden, hoewel met veele grootfpreekende winderigheid opgevuld, verzekeren , dat, in den jaare 1Ó04, vier honderd een en zeventig duizend honderd vier en vyftig Indiaanen bezig waren met het graaven van het kanaal, ten gemelden oogmerke dienende, Om de kosten, hier toe noodig, te vinden, wierdt het honderdflc ge. deelte gevorderd van de waarde der huizen . landeryen en koopmanfchappen , eene belast ting, tot nog toe in de nieuwe waereld onbe kend. De onkunde, weemoedigheid en by zon VI. BOEK.  ioS GESCHIEDENIS VI, BOEK, 1 ] j : i zondere belangen, deeden deeze voortreflyke en verftandige onderneeming mislukken. De Onderkoning Ladeyrera was, in den jaare 1635, van gevoelen, dat het voordcehg zyn zoude, ja hy merkte het aan als volftrekt noodzaakelyk, Mexico ergens anders te bouwen, De gierigheid, welke niets wilde afflaan; de wellust, welke voor het ftremmen zyner vermaaken bedugt was; de luiheid, welke den arbeid fchroomde: alle deeze driften vereenigden zich, ter wederftreevinge van een denkbeeld , welk uit eigen aart aan redelyke tegenwerpingen onderheevig was. Laatere poogingen, zedert aangewend, om dit' verblyf zo veilig als aangenaam te maaken, zyn niet volkomen gelukkig geflaagd; 't zy dat men. het werk van de verkeerde zyde heeft aangevangen; 't zy dat 'er in de natuur derzaak zelve onoverkoomelyke hinderpaalen zich vertoonden. Mexico blyft fleeds bloot gefteld aan de woede der. wateren; en de vreeze voor overflroominge heeft het getal der inwooneren tnerkelyk doen verminderen. De meeste Ge» rehiedfehry vers verzekeren, dat zy voormaals zen getal uitmaakten van twee honderd duizend; tegenwoordig bedraagen zy flegts vyftig duizend. Zy beftaan uit Spanjaarden, Mestijen., Indiaanen , Negers , Mulaters: in één voord, uit zo veele verfchillende geflagten , /an het witte tot het zwarte, dat men onder tonder^ troniën naauwlyks twee van de zelfde deur zou ontmoeten. Vóór deeze verhuizing, waren de rykdomnen te Mexico tot eene ongelooflyke hoogte jpeen geflapeld. Alles, wat elders van yzer of  DER BEIDE INDIEN. IOQ of koper is, was 'er van zilver of goud. Men gebruikte deeze blinkende metaalen, als mede de paarlen en edele gefteenten, tot fieraad. van de paarden, knegts, en de gemeenfte huisgewaden tot de geringftc dienften gefchikt. De Zeden , welke altoos het beloop der weelde volgen, waren volmaakt eenftemmig met deeze pragtige vertooning. De vrouwen wierden , in het binnenfte haarer paleizen , opgewagt van duizenden Van flaaven, en verfcheenen nimmer in het openbaar dan verzeld van eenen ftoet, onder ons alleen eigen aan de majefleit van den throon. De mannen paarden met deeze verkwistingen nog veel grooter, Welke zy befteeden aan Negerinnen , die zy openlyk verheften tot den rang van Minnaaresfen. Deeze weelde , zo uitfpoorig in de ge-' woone bedryven des leevens, overfchreedde alle paaien ter gelegenheid van het gcringfte feest. De algemeene trotsheid was dan in beweeging, en ieder verkwistte millioenen om de zyne te regtvaardigen. De misdaaden, noodig tot het handhaaven deezer uitfpoorigheden, wierden by voorraad uitgewischt: het bygeloof Verklaarde voor heilig en regtvaardig, eenen iegelyk, welke veel aan de Kerken gaf. De fchatten, en de pragt, een gevolg van dezelve , hebben noodwendig te Mexico moeten afneemen, naar gelang zy, welke ze bezaten', een veilig verblyf gezogt hebben te Angelez en in andere lieden. Het voordeel, egter , welk deeze hoofdflad bezit, van het middelpunt te zyn der heerfchappye, de zetel der Regeeringe , de plaats daar het geld gemunt wordt, het verblyf van de grootfte eigenaars van VI BOEK.  IV. BOEK. iio GESCHIEDENIS Van landcryen en der rykfte kooplieden, heeft, by aanhoudenheid, de gewigtigfle zaaken dei Ryks in haare handen gefield. De gemeenfchap, welke Mexico met andere deelen van Amerika heeft, is zeer gering. Over de Noord-Zee ontvangt het, van Maracaïbo enCaraque,Kakaoveel beter dan zyn eigen, en Negers door middel van de Havana en Carthagena; in betaaling geeft het meel en zilver. Zyne verbinten isien met de Zuid-Zee, fchoon niet veel uitgeflrekter, zyn nogthans voordeeliger. In de vroegfte tyden hadt Peru vryheid, om jaarlyks na Nieuvv-Spanjc twee fchepen te zenden, Welker laadingen te zamen niet meer mogten bedraagen dan een millioen tien duizend Livres. Deeze vryheid wierdt eerlang op de helft bepaald. In den jaare 1636 wierdt zy geheel ingetrokken , onder voorwendzel dat zy den koophandel der Hoofdflad bedierf * door den overvloed van Oostindifche koopmanfchappen , welke zy invoerden. De kooplieden van Lima klaagden l&ig en vrugtloos over eene barbaarfche Wet, welke hen beroofde van het dubbel voordeel, dat van hunne overtollige goederen te verkoopen , en zulke te koopen, die hun ontbraken. De gemeenfchap tusfehen de twee volkplantingen wierdt ten laatfle herfleld , doch onder bepaalingen, welke toonen , dat de Regcering niet wyzer was geworden, maar alleen iets inwilligde aan den overlast. Zedert dat tydftip, brengen etlyke fchepen, te Callao en Guayaquil bevragt, na Aca • pulco, Sonfonate en na dekustvanGuatimala , kakao, oly, wyn en brandewyn; en brengen van daar terug, teer, pik,Rokoc, Indigo, Coche. mi-  DER BEIDE INDIEN. III nillc, yzer, kraameryen van Angelez', en zo veel van de koopmanfchappen , op de Philippynfche eilanden aangebragt, als zy ter fluik kunnen invoeren. De Philippynfche eilanden zyn in Europa zeer vermaard om den handel, welken zy met Mexico dry ven. De aan•gelegenheid deezer gemeenfchap fchynt te eifchen , dat wy den oorlprong derzelver nafpooren. Zo ras het Hof van Madrid, welks eerzucht te gelyk met zynen voorfpoed meer en meer toenam, het ontwerp eener groote Bezittinge in Afie hadt beraamd, was het ernfh'g bedagt op middelen om zyne onderneeming gelukkig te doen flaagen. Dit ontwerp moest noodwendig groote zwaarigheden ontmoeten. De rykdommen van Amerika lokten zo kragtdaadig de Spanjaards, die hun Vaderland wel wilden verlaaten, dat 'er geene mogelykheid fcheen , hen te bevveegen om zich op de Philippynfche eilanden neder te zetten,: zo men hun geene gelegenheid verfchafte om mede deel te kunnen hebben aan de Amerikaanfche fchatten. Men befloot tot deeze opoffering. De opkoomende volkplanting wierdt gelastigd, alle jaaren na Amerika te zenden Indiaanfche koopmanfchappen , 'en dezelve aldaar te verruilen tegen metaalen. Deeze onbepaalde vryheid hadt zo gewigtige gevolgen , dat zy den nayver der Hoofdflad opwekten. Men bragt de gemoederen een weinig tot bedaaren , door den handel, welken men vervolgens zou mogen dryven , te bepaalen op drie millioenen honderd vyftig duizend Livres. Deeze fomme wierdt verdeeld VI. BOEK.  m GESCHIEDENIS VI. BCEK. deeld in twaalf duizend gelyke Aktien. Elk hoofd van een gezin moest ééne Aktie hebben, en de Amptenaars een getal evenredig aan hunne waardigheid. De godsdicnflige genootfchappen wicrdfen mede begreepen onder deeze fchikking, naar gelang van de uitgeflrektheid vatn haar aanzien , en het algemeen gevoelen van haare nuttigheid. Vyf honderd wierden toegeflaan aan de Jefuïten, wier verrigtingert en onderneemingen grooter hulpmiddelen, fch eenen te vcreifchen. De fchepen, welke in 't eerst van het eiland Cebu, én vervolgens van het eiland Lucon vertrokken, {levenden, in de vroegfle tyden , na Peru. Deeze togt was van een ovérmaatig langen duur. Men ontdekte Pasfaatwinden, welke eenen weg na Mexico baanden,. die de helft korter was; en deeze tak van koophandel wierdt na deszelfs kusten overgebragt; alwaar hy een vasten voet heeft verkreegeh. Alle jaaren, in het midden van Hooimaand, wordt uit de haven van Manilla een Galioerf afgevaardigd , doorgaans groot achttien honderd of twee duizend tonnen. Naa alvoorens zynen weg te hebben genomen door eene" menigte eilanden en klippen, welke zynen vaart grootlyks vertraagen, rigt het zynen koers. Oost-noord-Oostwaarts, om op de hoogte Van dertig graaden breedte de Weste winden aan te treffen, welke het tot aan het einde zyner reize verzeilen. Dit fchip , welk zeer zwaar belaaden is, is zes maanden op weg, dewyl de bange zeelieden, welke het bemannen; by nacht nimmer hun groot • zeil byzetpen, en dikwyls, 'buiten noodzaakelykheid,allcr hun-  » E R BEIDÉ INDIEN. tt$ hunne zeilen inneemen. Ten laatfle bereikt het Mexico. De kusten van dit uitgeftrekt gebied verfchülen zeer veel van die van Peru,alwaar de nabyheid en hoogte der Cordeliers eene geftadige lente, re* gelmaatigeen zagte winden doen heerfchen. Zo ras men de Linie gepasfeerd is op de hoogte Van Panama, wordt de gefteldheid der lucht geheel verfchillende: dewyl de vrye gemeenfchap van den dampkring van het Oost na het West, niet meer wordt afgebroken door die verbaazende keten bergen. In de daad, de fcheepvaart in deeze gewesten is gemaklyk en veilig, van het midden van Wynmaand tot aan het begin:van Bloeimaand; doch de windbuien uit het West, de geweldige draaikolken, de óvermaatige regens, de verflikkende hitte, de volftrekte ftilte: alle deeze voorwerpen, welke zich vereenigen, of op elkander volgen , maaken, het overige gedeelte van het jaar, de zee zeer cm, fluimig, zelf gevaarlyk. Langs deeze geheele kust, welke eerfe Uitgeflrektheid heeft van meer dan zes honderd mylen, ontmoet men niet eene Bark, niet de geringfle kanoe, 't zy om handel te dryven, of om te visfchen. De havens zelve, welke men aldaar vindt, zyn open, neeringloos, bloot gefteld aan de overmagtvan den eerften zeeroover , welke begeeren mogt zynen rooflust na dien kant te wenden. De haven van Acapulco, alwaar de Galioenen aankoomen , is de eenige, wélke de aanda<*t der Regeeringe tot zich heeft getrokken. Men landt aldaar langs twee monden , van welke een klein eiland de fcheiding uitmaakt; by dag zeilen de fchepen de haven in doormidIII. DEEL. H del VI. BOËKi  ii4 GESCHIEDENIS VI. BOEK. I ( < del van een zeewind, gelyk zy 'er 'snacht uitloopen onder begunftiging van een landwind. Zy wordt verdeedigd door een flegt kafteel, twee en veertig Hukken gefchut, en eene bezetting van zestig man. Zy is niet minder uitgeftrekt, dan veilig en gemaklyk. De kom, welke deeze haven uitmaakt, wordt omringd van hooge bergen, welke zo dor en-droog zyn, dat men 'er zelf geen water vindt. Men ademt 'er eene verzengde, zwaare en ongezonde lucht, aan welke niemand zich kan gewennen dan de Negers, genoegzaam in eene gelyke luchtsgefteldheid gebooren, of eenige Mulaters. Deeze geringe en ongelukkige bevolking wordt verfterkt door de aankomst der Galioenen van Mexico, welke deEuropifchefnuisteryen, haare Cochenille nevens omtrent tien millioenen Zilvers, koomen verruilen tegen de Speceryen, de Neteldoeken, gefchilderde Lywaaten, Zydeftoffen , reukwerken en Aüatisch Zilverwerk. Naa een verblyf van drie maanden, neemt het fchip, vóór het begin van Grasmaand, de te rug reize aan na de Philippynfche eilanden, met een of twee Kompagnien voetvolk, dienende om de Bezetting van Manilla te verfterken. Een gedeelte der rykdommen, met welke het fchip belaaden is, blyft in de volkplanting; het overige wordt verdeeld onder de Natien. , welke het haare hadden toegebragt om het af te laaden. De onmeetelyke weg, welken de Galioenen noeten afleggen , heeft aanleiding gegeeven >m uit te zien na plaatzen, daar zy zich konlen ververfchen. Dè eerfte, welke men heeft mtmoet, ligt in den weg van Acapulco na de Phi-  DÉR BEIDE INDIEN. ti§ Philippynfche eilanden; zy behoort tot de zo zeer bekende Dieven-, of gelyk zy naderhand genoemd zyn, Mariannes eilanden. Zy wierden, indenjaare 152 r, door Magellaan ontdekt. Men bemoeide 'er zich niet mede. De Galioenen wierden naderhand te raade om ze aan te doen; doch 'er Wierdt geene vaste Bezitting opgericht vóór het jaar 1678* Zy leggen aan het verfte einde der Zuid zee, omtrent vier honderd mylen ten Oosten van de Philippynfche eilanden. Hunne legging in de verzengde Luchtftreek belet niet, dat het klimaat 'er tamelyk gèmaatigd is. De lucht is 'er zuiver, de hemel helder, en de grond vrugtbaar. Vóór dat de inwooners, die altoos naakt loopen, met de Europeaanen bekend waren, leefden zy van vrugten, wortelen en Visch. Dewyl de Visfchery hun Voornaam, hun eenigbedryf was, hebben zy allengskensfchuifc jes uitgedagt enzamengefteld, inhunrte foort de volmaaktfte, welke men ergens heeft gevonden. De zeer talryke Volken, yerfpreid op een twaalftal eilanden , de eenige van deezert Archipel welke bewoond worden, zyn allengs* kens gefneuveld , zedert den inval der Spanjaarden , 't zy door befmettelyke ziekten, 't zy door de kwaade behandelingen "hun aangedaan* Dié nog zyn overgebleeven , ten getale van twee duizend Zeven honderd perfoonen5 zyn byeen verzameld op het eiland Guam, welk, naar gisfing, vyf en twintig of dertig mylen iri zynen omtrek houdt. Het heeft eene Bezet, ting van honderd man, wier Werk is, het ver« deedigen van twee kleine Forten j aan twee Reeën, geleegen j de eene ontvangt een klein Vt BOEK»  ii6 GESCHIEDENIS VI. BOEK, vaartuig, welk alle jaaren van de Philippynfche eilanden komt; de andere heeft ten oogmerke ververfchingen aan het Galioen te bezorgen. De laatfte Ree is zo flegt, dat het fchip 'er nimmer langer dan twee dagen vertoeft, en dan nog, in deezen korten tyd, dikwyls aan de grootfte gevaaren is bloot gefield, 't Is te verwonderen, dat Spanje geen beter haven heeft doen opzoeken, en 't is zonderling,dat men, onder een zo groot getal eilanden, 'er geene heeft gevonden. California verfchaft een veiliger fchuilplaats voor de Galioenen, welke Van de Philippynfche eilanden na Acapulco ftevenen. California is eigenlyk eene langeftreeklands, welke haaren oorfprong heeft in de noordlyke kusten van Amerika, en tusfehen het Oost en Zuid uitloopt, tot aan de Verzengde Luchtftreek ; zy wordt van beide kanten van de Stille Zee befpoeld. Het bekende gedeelte van dit Schiereiland heeft drie honderd mylen in de lengte, en tien, twintig, dertig of veertig in de breedte. Het is onmogelyk dat, in zo eene groote uitgeflrektheid, de natuur van den grond en de gemaatigdheid der lucht overal de zelfde zyn. Nogthans mag in 't algemeen gezegd worden , dat de lucht 'er droog en overmaatig heet is; dat de grond kaal, fteenagtig, bergagtig, zandig , bygevolg onvrugtbaar is, en niet zeer gefchikt tot den landbouw of de veefokkery. Onder een klein getal boomen , welke 'er gevonden worden , is de voordeeligfte de Pitahaya, wiens vrugten het voornaamfte voedzel der Californiaanen is. Zyne taaie en rechte takken hebben geene bladeren, en de vrugt groeit  DER REIDE INDIEN. I17 groeit aan de toppen. De vrugt is doornagtig, gelyk de Indiaanfche kastanje ; doch haar vleesch gelykt naar dat van een vyg, met dit onderfcheid, dat het nog zoeter en malfcher is. De Zee, rykèr dan het land, levert allerlei foorten vanvisfchen op, in dengrootftenovervloed en uitmuntend van fmaak. Doch 't geen de Golf van California der oplettendheid meer waardig maakt, zyn de paerlen, welke, in den vischtyd , de bewooners van alle de provinciën van Nieuw-Spanje derwaarts lokken. De Californiaanen zyn welgemaakt en zeer ftcrk. Eene verregaande kleinmoedigheid , onftandvastigheid , luiheid, ftompheid, en zelf ongevoeligheid, maaken hun karakter uit. Het zyn kinders, in welke de Reden zich nog niet heeft ontwikkeld. Zy zyn geeler dan de Mexicaanen. Dit verfchil van kleur ftrekt ten bewyze, dat het befchaafd leeven in de Maatfchappy de orde en wetten der Natuure ten eenemaale omkeert of verandert, dewyl onder de Gemaatigde Luchtftreek een woestvolk wordt gevonden, welk zwarter is dan de befchaafde Natiën van de Verzengde Luchtftreek. Vóór dat men den weg tot de Californiaanen hadt gebaand, wierden onder hen geene blyken van Godsdienst befpeurd ; en hunne Regeeringsvorm was zodanig, als van hunne onkunde eigenaartig moest verwagt worden. Ieder Natie was eene verzameling van veele* hutten, meer of min talryk, allen door zekere verbintenisfen met elkander vereenigd, doch zonder Opperhoofd. De kinderlyke gehoorzaamheid was 'er zelf niet bekend. De mannen kenden 'er geenerlei foort van kleedinge; H 3 doch VI. BOEK.  VI. BOEK. 3iS GESCHIEDENIS doch de vrouwen bedekten haare fchaamelheid met de uiterfte voorzorge. 't Zy men deeze byzonderheden by gerugt vernam, 't zy men van dezelve geheel onkundig was, zeker is het, dat Mexico niet te onder gebragt en in rust herfteld was, of men was bedagt op de verovering van California. Cortez landde aldaar in den jaare 1526. Hy hadt zelf den tyd niet om den toeftand des lands op te neemen, dewyl hy genoodzaakt was na zyn Landvoogdyfchap te rug te keeren, alwaar het verfpreide gerugt wegens zynen dood de gemoederen tot oproerigheid hadt doenoverflaan. Alle de poogingen , zedert aangewend , om zich aldaar te vestigen, mislukten. De poogingen van het Hof Haagden niet gelukkiger dan die van byzondere perfoonen. Hy die met eenige aandagt let op den geest, welke hen beheerschte, zal blyken ontmoeten van gebrek aan menschlievendheid , moed en ftandvastig, beid, 'welke deezen tegenfpoed verklaaren. 'Èr gefchiede geen togt, welke niet kwalyk beraamd, of onverftandig wierdt uitgevoerd. Spanje , vermoeid door zyne verliezen en kosten, hadt ten ecnemaal afgezien van de verovering van California, wanneer de Jefuiten, in den jaare 1697 , verzogten , dat het hun mogt vry ftaan dezelve te onderneemen. Zo dra zy verlof van de Regeering hadden verworven, floegen zy de hand aan de uitvoering van het door hen beraamde ontwerp van wetgeevinge , gegrond op naauwkeurige begrippen van de natuur van den grond, het karakter der inwooneren en den invloed der Luchtftreeke. Geestdryvery heftuurde hunne gangen niet. Zy  DER BEIDE INDIEN. ITQ Zy vertoonden zich onder de Wilden, welke zy voorneemens waren -te befchaaven , voorzien van zeldzaamheden , welke hen konden vermaaken, van koorn gefchikt om hun tot voedzei te verftrekken, van kleederen naar hunnert fmaak gefchikt. De haat deezer volken tegen den Spaanfchen naam, was niet beftand tegen deeze betooningen van goedwilligheid; zy beantwoordden daar aan in zo verre, als hunne geringe gevoeligheid en hunne onftandvastigheid wilde toelaaten. Deeze gebreken wierden gedeeltlyk overwonnen door de godsdienftige onderwyzers, welke hun ontwerp doorzetten met eene wakkerheid en onbezweekenheid, aan hun Genootfchap byzonder eigen. Zy waren timmerlieden , metzelaars, weevers en akkerlieden ; en het gelukte hun, door dit middel, om deeze woeste volken een denkbeeld, ja zelf eenigermaate fmaak tegeeven, van deeze fioodwendige kunften. Zy zyn vervolgens in een lichaam byeen verzameld. In den jaare 1745 maakten zy een getal uit van drie en veertig dorpen , vaneen gefcheiden door de onvrugtbaarheid des grond, en gebrek aan water. Dit Gemeenebest zal aangroeien , naar gelang de opvolgers van hun, welke den grond van hetzelve hebben gelegd, hunne poogingen zullen voortzetten na het Noorden, alwaar, in gevolge van een met veel oordeels beraamd ontwerp , de vereeniging zou plaats hebben van de Zendingen van het Schiereiland met die van het Vaste land. Zy worden alleen door de rivier Colorado vaneen gefcheiden. Het beftaan deezer gehugten heeft ten grondflage het koorn en de peulvrugten, welke alH 4 daar VI. BOES.  120 GESCHIEDENIS VI. daar geplant worden, als mede de Europifche vrugten en tamme dieren, met welker verme ■ nigvuldiging men dagelyks bezig is. De Indiaanen hebben ieder hunnen akker, en den eigendom van 't geen zy inzamelen ; doch zo min vooruitzigts hebben zy, dat ze in een enkelen dag hunnen gantfchen oogst zouden verfpillen, zo hun Zendeling niet de zorge op zich nam, om op bekwaame tyden een zeker gedeelte aan hun uit te deelen. Zy werken reeds eenige grove ftoffen. 't Geen nog ontbreekt, koopen zy voor de paerlen, welke zy in de Golf visfchen, en voor denwyn, vry naa koomende aan den Madera-wyn, welken zy in Nieuw-Spanje en aan de Galioenen verkoopen; de ondervinding heeft geleerd , dat het voordeelig zyn zou, hun het gebruik van deezen wyn te verbieden. Eén twaalftal zeer eenvoudige wetten is bekwaam om deezen opkoomenden Staat te beftuuren. De zendeling verkiest, om derzei-, ver onderhouding te handhaaven , den bekwaamften man van het dorp: deeze kan met de roede en de gevangenis ftraffen , de eenige ftraffen, welke hier bekend zyn. In geheel California zyn flegts twee plaatzen , welke Bezetting hebben, ieder van dertig man ; daarenboven heeft elk zendeling één foldaat ter zyner verdeediginge. Deeze troepen wierden geworven door de wetgeevers, en Honden onder hun bevel, hoewel de Regeering ze betaalde. Het Hof van Madrid zag 'er geen nadeel in, dat het deeze zwakke hulpmidr delen liet in handen , welke zyn vertrouwen hadden verworven ; en men "heeft hetzelve over-  DER BEIDE INDIEN. 121 overtuigd, dat'er geen ander middel was om de onderdrukking zyner nieuwe pnderdaanen te voorkoomen. Zy zullen gelukkig zyn, zo lang 'er geene Mynen in hun land ontdekt worden. Zo ze 'er zyn, gelyk het groot getal aan de overzyde van de Golf reden geeft om te vermoeden, zullen zy niet zo dra ontdekt zyn, of het gebouw, met zo veel zorgvuldigheids en beleids geftigt, zal om verre geworpen worden. Dit volk zal, nevens zo veel andere, van de oppervlakte des aardryks verdwynen. Het goud , welk de Regeering van Spanje zou trekken uit California, zou haar berooven van devoordeelen , welke haare ftaatkunde heden ten dage kan vinden by de verrigtingen haarer zendelingen. Nutter is het, hen aan te moedigen om hunne heilzaame onderneemingen verder uit te breiden. Zy zullen misfchien het Hof van Madrid in ftaat ftellen om Forten te bouwen, welke hetzelve met een vreedzaam oog zouden kunnen doen aanfchouwen de ontdekking van den doortogt door het Noord-west na de Stille Zee, na welke de Engelfchenzo lang gezogt hebben. Men heeft insgelyks geloofd, dat deeze bolwerken tot een voormuur zouden kunnen verftrekken tegen de Rusfen, welke, in den jaare 1741, tot op twaalf graadenna, zyn doorgedrongen aan Kaap Mendocino, de noordlykfte punt, welke men van California heeft ontdekt. Maar indien men hadt opgemerkt, dat deeze vaart alleen kan ondernomen worden uit de Zeeën van Kamfchatka, zou men tevens hebben begreepen, dat aldaar flegts geringe uitrustingen kunnen gefchieden , enkel dienende H 5 tet VI. BOEK.  ia* GESCHIEDENIS VI. BOEK. I ^ 3 3 C £ 1 V c c 1 I ■ I ter verzadiginge van den weetlust, en onbekwaam om eenige onrust te verwekken. Een zekerder, en te gelyk min afgeleegen voordeel, is , het middel, welk California verfchaft om de provinciën , aan de overzyde van de Golf geleegen en zich uitftrekkende tot aan Colorado, te onder te brengen. Deeze ryke gewesten zyn zo verre afgeleegen vaa Mexico, en zo bczwaarlyk te naderen, dat het zo gevaadyk feheen om derzelver verovering te onderneemen, als onnut om ze uit te voeren. De vryheid en veiligheid van de Golf van California moeten eene aanmoediging zyn om de verox'eiïng te onderneemen, middelen verfchaffen om 'er in te flaagen, en de vrugt derzelver verzekeren. De Wysgeeren zelve zullen het Hof van Madrid tot deeze togtcn uitnodigen, naa dat zy het plegtig zullen hebben den afzweeren,de dweepagtige en vernielende jeginzels, welke dus lang de grondflag zyner Staatkunde geweest zyn. MidlerwyHat Spanje de hand zal Haan aan leeze grootlche onderneemingen , verftrekt Dalifornia tot eene vervcrfchingplaats voor de chepen, welke van de Philippynfche eilanden ia Mexico ftévenen. De kaap St. Lukas, aan é Zuidlyke punt van het Schiereiland geleeen, is de plaats daar zy het anker laaten valm. Zy vinden aldaar eene goede haven, vererfchingètfl',en tekens, welke hen verwittigen, f 'er zich een vyand vertoond hebbe op eeze vaarwateren, op welke zy 't meeste gevaar >open, en zy allermeest worden aangevallen, n den jaare 1734 verfcheen hier voor de eer:e maal het Galioen. Volgens bevel en door ei-  DER b Elfde INDIEN. I23 éigene behoefte genoopt, heeft het zedert deeZe plaats altoos aangedaan. De ftelregel, van alle Europifche regeeringsvormen aangenomen, om de volkplantingen in de volftrektfte afhanklykheid van de Hoofdftad te houden, heeft by veele Spaanfche Staatkundigen de verbintenisfen van Mexico met Alle vcrdagt gemaakt. Het voormaals aangenomene en nog heerfchende gevoelen , dat de Philippynfche eilanden zonder deeze gemeenfchap onmogelyk kunnen behouden worden, is de eenige oorzaak geweest, waarom zy niet is afgebroken. Men heeft dezelve flegts een weinig bepaald, door Peru te beletten daar aan deel te neemen. Door ftrenge en menigvuldige wetten is dit uitgeftrekt gebied beroofd van het voordeel, om regelrecht uit het Oosten te haaien de goederen, welke hetnoodig hadt, ja zelf van de vryheid om ze langs een omweg uit Nieuw-Spanje te haaien. Deeze banden mishaagden het ftoutenvrugt» baar vernuft van den Kardinaal alberoni. Vol van de uitgebreidfte ontwerpen tot heil en roem der Monarchie , welke hy deedt herleeven, wilde hy aldaar de fchatten van de nieuwe waereld behouden , voor welke zy dus lang flegts tot eene ftapelplaats hadt gediend. Volgens zyn ontwerp, moest het Oosten allerlei kleeding bezorgen aan de Spaanfche volkplantingen , en zelf aan de Hoofdftad, welke dezelve zou ontvangen door middel van haare volkplantingen. Hy verwagtte wel, dat de Mogenheden , wier belangen , door deeze fchikkmg, zouden gekrenkt, en wier nyverheid zou geftremd worden, dezelve zouden trag- VI. BOEK.  VI. BOEK. 124 GESCHIEDENIS tragten te dwarsboomen ; doch hy was op middelen bedagt om hun misnoegen te tarten in de Europifche zeeën, en hy hadt reeds bevelen gegeeven om de kusten en havens van de Zuid-zee in zulk een ftaat te brengen, dat ze niets hadden te vreezen van de afgematte Eskaders, welke ze mogten koomen aantasten. Het ontbrak deeze ontwerpen aan naauwkeurigheid. Alberoni, door den aandrang zy. ner begrippen voortgefteept, als mede door den haat tegen de Natiën, welke zyne ftaatkunde wilden bedwingen , begreep niet, dat de zyde ftoffen en lywaaten, in Spanje gekoomen langs den weg, welken hy zich voorftelde , zeer hoog in prys zouden klimmen, en wel zo hoog, dat derzei ver vertier daar door noodwendig zou geftremd worden'. Wat aangaat het ontwerp , om Zuid- en Noord-Amerika van Afië te laaten kleeden, dit dunkt ons zeer verftandig. De volkplanters zouden fraaier, beter koop; en op eene wyze, meer overeenkoomende met den aart van hun gewest, gekleed worden. De oorlogen in Europa zouden hen niet in gevaar brengen van'gebrek te lyden aan de volftrekt noodigfte dingen. Zy zouden ryker en beter gezind zyn jegens hun voornaam vaderland, bekwaamer om zich te verdeedigen tegen de vyanden, welke het hun berokkent. Deeze vyanden zelve zouden minder geducht jyn, vermids zy allengskens de vermogens zouJen verliezen, welke de verzorging van Peru ;n Mexico hun aanbrengt. Eindelyk zou Spanje, van de Indifche koopmanfchappen de -elfde regten trekkende, welke het trok van r die  DER BEIDE INDIEN. 125 die , welke zyne mededingers bezorgen, geen tak zyner inkomflen verliezen. Zelf zou het, indien de nood het vereischtê, van zyne volkplantingen onderftand kunnen trekken, welken zy tegenwoordig gezind noch bekwaam zyn te verfchaffen. Wy zullen niet langer ftilftaan op den handel van Mexico op de Oost-Indiën; wy hebben thans te fpreeken van zyne verbintenisfen met Europa over de Noord - zee, en zullen een aanvang maaken met de voortbrengsels van Guatimala. De provincie Guatimala, eene der grootfte van Nieuw - Spanje, wierdt veroverd , in de jaaren 1524 en 1525, door pedro de alvaraDo, een der Stedehouderen van Cortez. Hy bouwde 'er verfcheiden fteden , en in 't byzonder de Hoofdftad, welke den naam van het ) gewest draagt. Zy legt in eene vlakte, omtrent drie mylen breed, en ingeflooten door twee vry hooge bergen. Van den berg, welke in het Zuiden legt, koomen beeken en fonteinen voort, welke aan de dorpen, in het hangen des bergs geleegen , eene aangenaame koelheid verfchaffen , en 'er geduurig vrugten en bloemen doen bloeien. Het aanzien van den berg, ten Noorden geleegen, is fchrikbaarend. 'Er vertoont zich nimmer eenige groente. Men ziet 'er niets dan asch en verkalkte ftèenen. Eene foort van donder , welke de béwooners toefchryven aan het kooken van metaalen, in de holen der aarde tot een ftaat van fineltinge gebragt, doet 'er zich gefladig hooren. Uit deeze onderaardfche vuurovens koomen vlammen en beeken zwavel voort, welke de lucht met befmettende uitwaasfemin- gen VI. BOEK.  VI. BOEK. 126 GESCHIEDENIS gen vervullen. Guatimala legt, zo als het daar'.te lande wordt uitgedrukt, tusfehen het paradys en de hel. Zyne legging en afgelegenheid van Mexico «n Guadalaxara deeden het verkiezen tot den zetel van eene Audiencia of hoog gerigt, welke haar regtsgebied uitftrekt drie honderd mylen ten Zuiden, honderd ten Noorden, zestig ten Oosten, en twaalf mylen ten Westen na den kant van de Zuid-zee. De voordeden welke het uit deeze onderfcheiding trok, veroorzaakten al vroeg eene vry talryke bevolking ; en deeze bevolking deedt de gaaven » welke het van de natuur hadt ontvangen, ten voordeele gedyen. 'Er is geen gewest in dit gedeelte der nieuwe Waereld , alwaar zy haare weldaaden met eene milder hand heeft uitgedeeld. De lucht is 'er zeer gezond, en dewarmte zeer gemaatigd. Het gevogelte en wild is 'er zeer overvloedig en fmaaklyk. -Nergens brengt de aarde beter Koorn voort. De rivieren, de meiren en de zee leveren 'er allerwegen de lekkerfte visch uit. De osfen zyn 'er dermate vermenigvuldigd, dat allen de zulken, die op de bergen wild zyn geworden, moeten, gedood worden, uit vreeze dat zy, doorhuil overmaatig groot getal, den Landbouw nadeel zouden doen. Deeze vrugtbaarheid is het, egter, niet, 't geen Guatimala waardig maakt voor de Hoofd-, ftad. Spanje is eigenlyk gefproken niet aan. zyne volkplanting verknogt, dan uit hoofdevan de Indigo, welke het van daar ontvangt/ Zy overtreft verre de Indigo, welke de overige gewesten van Arjjerika opleveren. Tot dee-  DER' BEIDE INDIEN. 12? deeze aankweeking worden eenige Negers gebruikt;, nevens een gedeelte der Indiaanen', welke de dwingelandy der veroveraaren overleefd hebben. De arbeid dezer flaaven levert jaarlyks, aan Europa alleen, twee duizend vyf honderd Ceroenen, welke, de eene door de andere gerekend, te Kadix worden verkogt voor zestienhonderd tachtig Livres. Dit ryk gewas wordt, nevens eenige andere goederen van minder waarde, óp muilezels gevoerd na het vlëk St. Thomas, zestig mylen van Guatimala geleegen , aan den inham van een zeer diep meir, welk zich ontlast in de Golf van Honduras. Deeze goederen blyven aldaar leggen om verruild te worden tegen zulke waaren, als uit Europa worden aangevoerd met etlyke kleine fchepen, welke aldaar doorgaans in Hooimaand of Oogstmaand aankoomen. Hunne thuislaading Wordt verfterkt door eenige huiden, nevens een weinig kasfia en fèlfeparilla ; dit is het eenige, 't geen de provincie Honduras voor den koophandel oplevert, hoewel zy eene uitgeflrektheid heeft van honderd vyftig mylen in de lengte, en zestig óf tachtig in de breedte. Het gerugt, Welk in 't eerst haare goud-mynen maakten, was van korten duur; naadat zy aan bykans een millioen Indiaanen tot een graf verftrekt. hadden, geraakten ' zy geheel in vergeetelheid. De grond, welken zy bewoonden, is onbebouwd en woest gebleeven: tegenwoordig is 't het artnfte gewest van Amerika. De menfchen en de landeryen zyn 'er in goud verfmolten, en het goud is verdweenen. Guatimala brengt bykans de geheele waarde op VI. BOEK.  T2*r GESCHIEDENIS VL BOEK. op van de zes millioenen Livres, welke haare voortbrengzels, met die van Honduras gepaard, uitmaaken. Het meir, alwaar deeze rykdommen worden zamen gevoerd, legt geheel open, hoewel het gemaklyk zyn zoude, het tegen alle vyandlyke aanvallen te beveiligen. Dit zou met te meergemaks kunnen gefchieden, dewyl deszelfs mond enger wordt door twee zeer hooge rotzen , welke aan beide kanten tot op den afftand van een Kanonfchoot uitfleeken. Het is waarfchynlyk dat Spanje niet van maatregels zal veranderen, dan naadat het voor zyn verzuim geftraft is. Niets zou ligter vallen. De fehepen, welke deezen togt Zouden onderneemen, zouden veilig op de Ree blyven leggen. Duizend of twaalf honderd man, te St. Thomas aan land gezet, zouden vyftien mylen verre over de bergen trekken, en daarna gemaklyke wegen en leevcnsonderhoud aantreffen. Het overige van hunnen weg zou loopen door volkryke en vrugtbaare vlakten. Eindelyk zou men te Guatimala koomen, welk niet één foldaat, en niet de geringfte vestingwerken heeft. Zyne veertig duizend inwooners, deels Indiaanen, Negers en Mestizen, deels Spanjaards, alle welke nimmer een deegen gezien hebben , zouden geen den minften tegenfland kunnen bieden. Om hun leeven te behouden, zouden zy den vyand in handen Hellen de onmeetelyke rykdommen, welke zy zedert twee eeuwen hebben opeen geflapeld; de buit zou ten minften dertig millioenen bedraagen. Met deezen buit zouden de troepen na de fchepen te rug keeren, en, zo zy het ver-  der beide INDIEN. 120 Verkoozen, van gyzelaars geflerkt, welke de zekerheid van hunnen aftogt zouden beveiligen. De koophandel der ftad Campeche, indien zulks der moeite waardig ware, zou aan gelyken inval bloot leggen. Tusfehen de Golf van Campeche en die van Honduras, vertoont zich een groot Schier-eiland , Yücatan genaamd. Schoon men 'er beek noch rivier vindt, is het water overal zo na aan het land , en de fchulpen zyn 'er in eene 'zo groote menigte verfpreid * dat het klaarblykelyk is, dat deeze onmeetelyke uitgeflrektheid voormaals een gedeelte der zee heeft uitgemaakt. Toen de Spanjaards het ontdekten, vonden zy 'er weinig menfchen en akkerbouw , en in 't geheel geen metaalen. Men bedroog zich: want in 't vervolg, wierdt ontdekt , dat de boomen , met welke het eiland bedekt was, bekwaam waren tot verfhout, en men bouwde de flad Campeche, welke vervolgens de flapelplaats wierdt van dat waardig voortbrengzel, onder ons zo bekend by den naam van Campeche-hout. Indien de boom, welke dit hout oplevert, min groot was, zou hy veel overeenkomtst hebben met de Haagdoorn. Zyne bladeren zyn klein en bleekgroen. Zyn binnenfle gedeelte, welk eerst rood is, wordt zwart, eenigen tyd naadat het hout gehakt is. Het hart alleen van den boom geeft liet zwart en violet. De flad Campeche was aan den handel alleen van dit hout hetvoordeelverfchuldigd, van eene aanzienlyke markt te zyn. Zy ontvingjaarlyks verfcheiden fchepen , wier laadingen binnenslands verdeeld wierden , en die voor III. deel. I thuis* VL BOEK,  VI. BOEK. l < i ] i i i r3o GESCHIEDENIS thuislaading innamen het hout en de metaalen, welke deeze vertiering derwaards lokte. Deeze voorfpoed nam ftceds toe in bloei, tot dat de Engelfchen zich te Jamaica nederzetten. Onder de menigte Zecfchuimers, welke van dit zedert zo vermaard eiland dagelyks in Zee ftakcn, kruisten veelen in de baai van Campeche, om de fchepen, welke aldaar voeren, aan te houden. Deeze roovers kenden zo weinig de waarde van het Campeche-hout, het eenige voortbrengzel der gemelde baai, dat wanneer zy barken, daar mede gelaaden , aantroffen, niets dan het yzerwerk roofden. Een van deeze kaapers, op zekeren tyd een groot fchip hebbende genomen , welk niets anders in hadt, bragt het na de Theems, met oogmerk om het ter kaap uit te rusten; doch tegen zyne vervvagting, verkogt hy hier het hout zeer duur, waarop hy zo min agt hadt geflagen, dat hy op de reize 'er gefladig van gebrand hadt. Zedert ieeze ontdekking, bleeven de kaapers niet in gebreke, wanneer zy ongelukkig ter zee wa•en, om na de rivier Champeton zich te begeven, alwaar zy de flapels hout, altoos aan len oever voorhanden, wegnamen. Naadat de vrede, tusfehen hunne Natie en Spanje geflooten, een einde hadt gemaakt aan ïunne geweldenaaryen , begaven veelen hunïer zich aan het kappen van Indisch hout. De :aap Catocbe leverde in den beginne in overvloed op. Toen zy het zagen verminderen, etten zy zich neder tusfehen Tabasco en de ivier Champeton, in den omtrek van het neir Triste, en op het Osfen-eiland, niet vere van daar geleegen. In den jaare 1675, maak-  DËRBEIDE INDIEN» 131 maakten zy 'er een getal uit van twee honderdzestig, 't Leedt niet lang of hunne werkzaamheid, die in den beginne zeer groot was, begon te verflaauwen. Eene hebbelyke luiheid nam de overhand. Dewyl de meesten hunner voortreflyke fchuttcrs waren , wierdt de jagt hunne hcerfchende drift? en hunne oude rooflust wierdt door deeze oeffening wederom op gewekt. Wel haast begonnen zy invallen te doen in de Indiaanfche vlekken, wierinwooners zy wegvoerden. De vrouwen wierden gebruikt om hun te dienen, en de mannen wierden verkogt op Jamaica, of andere eilanden. De Spanjaard, door deeze buitenfpoorigheden uit zyne zorgeloosheid opgewekt, overrompelde hen te midden van hunne loshandigheden , en voerde het meerendeel hunner uit de hutten weg. Zy wierden gevankelyk weggevoerd na Mexico, alwaar zy hunne dagen in de Mynwerken eindigden. Die het gevaar ontfnapten, vlugtten na de Golf van Honduras, alwaar zy zich vereenigden met Noord - Amerikaanfche landloopers» Met 'er tyd maakten zy eene bende uit van vyftien honderd man. De onafhankelykheid, de losbandigheid en overvloed, in welke zy leefden, maakte het moerasfig land, welk zy bewoonden , voor hun aangenaam. Goede verfchansfmgen fielden hun lot en leevensonderhoud in zekerheid; en zy bepaalden zich tot bezigheden, over welker verwaarloozing hunne rampzalige medgezellen zich nu beklaagden. Alleen gebruikcenzy de voorzorge om nimmer binnenslands door te dringen om hout te hakI 2 ken, VL BOEK»  i32 GESCHIEDENIS VI. BOJilC. ' ken, zonder zich alvoorens wel te hebben gewapend. De grootfte voorfpoed bekroonde hunnen arbeid. Inde daad, de ton, welke voor negen honderd Livres was verkogt, was ongevoelig tot een zeer laagen prys gedaald ; doch 't geen men in waarde verloor, wierdt door de menigte vergoed. De houthakkers leverden de vrugt van hunnen arbeid, deels aan de Jamaicaanen, welke hun Madera-wyn, .fterke dranken, lywaaten en kleederen bragten: deels aan de Engelfche volkplantingen in NoordAmerika, welke hen van leevensmiddelen verzorgden. Deeze handel, welke geftadig ter fluik gelchiedde , en waar over men zo zeer heeft geklaagd , is , in den jaare 1763, vry geworden. Men heeft aan Groot-Britannie de vryheid verzekerd om hout te mogen hakken, zonder nogthans Forten te mogen bouwen , zelf onder voorwaarde van de zulken, welke reeds gebouwd waren, te moeten af breeken. Zelden heeft het Hof van Madrid vergunningen toegeftaan , tot Welke het bezwaarlyker kon beduiten, dan de vryheid, welke het aan eene werkzaame, magtige en eerzuchtige Natie heeft gefchonken, om zich te vestigen in 't midden zyner Bezittingen. Doch 't is mogelyk, deeze vergunning zo goed als nutloos te maaken, op de volgende wyze. Yucaran wordt van het Noord-oost tot aan het Zuid-west, dat wil zeggen, genoegzaam in zyne geheele lengte, doorfneeden van eene lange keten bergen. Ten Noorden van deeze bergen ligt'de baai van Campeche, wier dorre en drooge grond een voortreffelyke foort van hout  DER BEIDE INDIEN. 133 hout oplevert, welk bykans op alle markten tweemaal zo duur wordt verkogt als het hout, welk de Engclfchcn hakken in de zuidlyké baai van Honduras, alwaar de vette en bykansmocrasfige grond flegts een bastaard foort voortbrengt , welk minder verf geeft. Indien , gelyk de cenigzins onbepaalde uitdrukkingen van het Verdrag reden geevcn om te denken, indien Groot-Britannie alleen het regt heeft vcrkreegen, om zich te mogen vestigen in de plaatfen, welke zyne onderdaanen hadden overweldigd , zo kan Spanje zich ontflaan van zyne ongerustheid, door het hakken van zyne beter foort van hout zo fterk aan te moedigen, dat het in ftaat worde om geheel Europa te voorzien. Door deeze verftandige en weloverleide ftaatkunde, zal het de Engelfche volkplanting bederven, en zich, zonder dat het geweldige middelen aanwende, ontflaan van eene nabuurfchap, veel gevaarlyker dan in den eerften opflag fchynt; dan zal het een gewigtigen tak van koophandel herwinnen , welke , zedert eenigen tyd, zo onaanmerkclyk is geworden, dat Campeche flegts om de drie of vier jaaren een fthip uit de Hoofdftad ontvangt, 't Geen dit fchip niet inneemt, wordt met kleine vaartuigen gebragt na Vera Crux, welk het waare punt van vereeniginge is tusfehen Mexico en Spanje. Voormaals was Vieja of Oud Vera Crux de ftapelplaats. Deeze ftad, door Cortez gebouwd, op de plaats, daar hy eerst voet aan land zette, legt aan eene rivier, welke een gedeelte van het jaar van water ontbloot is, doch in het regenagtig faifoen van de grootfte fchepen kan I 3 be- VI. BOEK.  134 GESCHIEDENIS VI. BOEK bevaaren worden. Het gevaar, waar aan zy bloot lagen, op eene plaats, alwaar niets hen kon befchermen tegen het geweld der winden, zo algemeen in deeze ftreeken, deedc hen na een veiliger oord omzien; men vindt dien, achttien mylen benedenwaarts aan de zelfde kust. Men bouwde aldaar Vera Crux Nueva, of Nieuw-Vera Crux, twee en zeventig mylen van de Hoofdftad van Mexico. Vera Crux Nueva ligt in eene luchtftreek, welke eene brandende Zon en aanhoudende regen beurtlings onaangenaam en ongezond maaken. Ten Noorden grenst het aan dorre zandwoestynen, en ten Westen aan befmettende moerasfen. De ftraaten loopen recht, en de huizen zyn van hout gebouwd. Men vindt 'er geen adel , en de kooplieden zelve verkiezen Kever teAngelez te woonen. Het klein getal Spanjaarden, uit gierigheid of behoefte, in eene zo akelige en gevaarlyke ftad woonagtig, leeven in eene afzondering en fpaarzaamheid, op andere handelplaatzen onbekend. De ftad heeft geene vestingwerken, dan een muur , acht toorens op zekere afftanden van elkander geplaatst, entwee bastions, welke den oever beftryken. Deeze werken, in zich zelve zwak, en daarenbovenkwalyk aangelegd, zyn in eene onbefchryflyke wanorde; van hier dat men, ter verdeediging der ftad, zich alleen verlaat op het kasteel St. Juan d' Ulloa , op een rots gebouwd, een myl van de ftad. Deeze haven heeft het ongemak, dat zy flegts dertig of vyf en dertig fchepen kan be, vatten; deeze zyn hier nog niet altoos veilig tegen de Noordlyke ftormwinden. Zy heeft gee-  DER BEIDE INDIEN. I35 geene andere opening dan twee kanaalen, welke zo naauw zyn, dat zy flegts van één fchip telkens kan bevaaren worden. De toegangen zelve zyn zeer gevaarlyk, door een aantal kleine eilanden, van de Spanjaarden Cayos genoemd, en een groote menigte rotzen, welke, bykans gelyk met het water leggende, naauwlyks kunnen gezien worden. Deeze hinderpaalen , welke men agtte niet te kunnen overkoomen worden, dan door herhaalde waarneemingen . en eene ondervinding van veele jaaren, op de plaats zelve bekoomen, ten laatflen overwonnen zynde door etlyke ftoute Zeerovers, welke de plaats, in den jaare 1712, overrompelden, bouwde men langs den oever torens, op welke wagters wierden gefield, die geduurig voor de algemeene veiligheid waakten. In deeze flegte haven , de eenige', om eigenlyk te fpreeken, welke in de Golf wordt gevonden, loopt de Vloot binnen, afgevaardigd om Mexico van Europifche waaren te voorzien. Zy wordt om de twee, drie of vier jaaren te Kadix uitgerust , naar dat de nood het vereischt of de omllandigheden toelaaten. Zy beflaat doorgaans uit vyftien of twintig koopvaardyfchepen , die geleid worden door twee of meer Oorlogfchepen, naar dat de toeftand van zaaken vordert. Wyn, brandewyn en oly maaken het meest plaats beflaande gedeelte der laadingen uit. Het kostbaarfle gedeelte beflaat in goud en zilver, galonnen , lakens, lywaaten , zydefloffen , kanten, hoeden, fnuisteryen, diamanten en fpeceryen. De vloot verlaat Europa in Hooimaand, of I 4 °P VI. BOEK  136 GESCHIEDENIS VI. BOEK. 1 i l op het laatst in het begin van Oogstmaand; dit gefchiedt om degevaaren te ontgaan, welke zy zou loopen, in volle zee, van het geweld der Noorde winden , en vooral op de plaatzen alwaar zy moet landen, indien zy in een ander jaargcty in zee Hak. Op haare reize neemt zy ververfchingen in te Porto-Rico, en zeilt van daar na Vera-Crux, van waar haare laading wordt gebragt na Xalapa. In deeze ftad, twaalf mylen van de haven tegen een berg geleegen, en zeer gemaklyk gebouwd, wordt eene markt gehouden , welke, volgens de wetten, zes weeken mag duuren, doch die, op verzoek der inlandfche of Spaanfche kooplieden, zomtyds verlengd wordt. Het voor- of nadeel der verruilingen hangt af van de evenredigheid der metaalen met de koopmanfchappen. >Zo het een deezer voorwerpen overvloediger is dan het ander, lydt de kooper ofverkooper groote fchade. Voormaals wierdt de Koninklyke fchat van de Hoofdftad na Vera Crux gezonden , om aldaar de komst der vloote af te wagten. Zedert deeze fleutel der nieuwe waereld, in den jaare 1683 , door Zeerovers is geplonderd , wordt dezelve tot op de komst der fchepen bewaard te Angelez , welk niet meer dan vyf en dertig mylen van daar ligt. Naadat de markt geëindigd is, wordt het 2joud en zilver, de Cochenille, de huiden, de Vanille, het Campeche-hout, en eenige andere goederen van geringe waarde , welke Mexico oplevert, ingefcheept. De vloot zeilt dan na le Havana ; hier vereenigt zy zich met eenige iegisterfchepen, na verfchillende havens af- ge»  DER BEIDE INDIEN. 137 gezonden, en vertrekt eindelyk over Bahama na Kadix. Geduurende den tyd, welke verloopt van het zenden van de eene vloot tot de andere, vaardigt het Spaanfche Hof twee oorlogfchepen af, Azogues genaamd, om na Vera Crux het kwikzilver te brengen, welk cot het bewerken der Mexicaanfche Mynen werdt gebruikt. Eertyds haalde men het uit Peru. De verzendingen waren zo onzeker, gelchiedden zo langzaam , en gingen dikwyls met zo veel bedrogs gepaard, dat het, in den jaare 17345 gevoeglykcr wierdt geoordeeld, het kwikzilver uit Europa af te zenden. In den beginne leverden de Mynen van Guadalcanal den noodigen voorraad op. Doch men heeft 'er zedert van afgezien, om de ryker Mynen van Almaden inEstremadura. De Azogues, by welke zomtyds gevoegd worden twee of drie koopvaardyfche ■ pen, welke niets dan Spaanfche fruit kunnen laaden , worden voor de t' huisreize belaaden met de waarde der. koopmanfchappen, welke zedert het vertrek der vloote zyn verkogt, of met den opbrengst der zulken, welke op Crediet waren gegeeven. Zo 'er nog iets overblyft, wordt het doorgaans medegenomen door de Oorlogfchepen, welke Spanje in de Havana laat timmeren, en die altoos na Vera Crux zeilen, voor dat zy na Europa vertrekken. — De zaaken worden op eene andere wyze beleid in Peru, gelyk wy zullen zien in het volgende boek. I 5 WYS- VI. BOEK.  WYSGEERIGE E N STAATKUNDIGE GESCHIEDENIS VAN D £ BEZITTINGEN EN DEN KOOPHANDEL DER EUROPEAANEN IN DE BEIDE INDIEN. ZEVENDE BOEK. VIL BOEK. |^:^g,0LüMBrjs bevondt zich niet in een wel |K| gevestigden ftaat op het eiland St.DoÜ^^sl mingo, of hy zette zyne ontdekkingen voort. Op eenen zyner togten ontdekte hy de rivier Oronoque, en op een anderen de baai van Honduras. Hy zag klaar, dat hetgeen hy ontdekte, een Vast land was; en zyn vernuft deedt hem meer dan vermoeden, dat aan geene zyde van dit Vast land een ander Oceaan zyn moest, welke de OostIndiën moest befpoelen. Hetwasmogelyk, dat deeze twee zeeën gemeenfchap hadden met elkander, en hy wendde zyne poogingen aan om dezelve te zoeken. Om hier in te flaagen, zeilde hy zo digt langs de kusten als hem mogelyk was.  GESCHIED, der beide INDIEN. 139 was. Hy deedt alle plaatzen aan, welke genaakbaar waren; en tegen het gebruik van de zee lieden zyner eeuwe, welke in landen, daar zy zich vertoonden, zich gedroegen als of zy 'er nimmer zouden wederkeeren , behandelde hy de volken met eene rcgtvaardigheid, agting en mensenliefde, welke hem hunne genegenheid deedt winnen. De Dariefche zeeëngte trok inzonderheid zyne opmerking tot zich. Hy hieldt de rivieren , die in dezelve vallen , voor een arm van den grooten Oceaan, welke, door eene engte, de Zuid- en Noord Zee van Amerika vereenigden; dit deedt hem hoopen , dat hy den gezogten doortogt en gemeenfchap hadt gevonden. Toen hy, naa deeze rivieren met de uiterfte zorgvuldigheid onderzogt te hebben, zich in zyneverwagting vondtbedroogen, vergenoegde hy zich met het ftigten eener volkplantinge. De hoogmoed, gierigheid en onvoorzigtigheid zyner medgezellen mishaagden den Landzaatcn, welke voor het overige niet ongeneigd fcheenen om deeze volkplanting toe te laaten. Men was genoodzaakt zich weder te fcheep te begeeven, en de kusten te verlaaten met fchepen, welke onbekwaam waren om langer Zee te houden. Nogthans waren de opgedaane kundigheden niet ten eenemaale vrugtloos. Vesputius, Ojeda, Lacofa, Pincon, Roldan, Nino, Lopez , Bastidas, Solis, Nicuesfa, alle deezen volgden den weg, welken Kolumbus hun hadt gebaand. Deeze gelukzoekers , die van de Regeering geene verdere vryheid hadden ontvangen , dan om ontdekkingen te doen, veeleer dienende tot voedzel van haaren hoogmoed, dan VII. boek.  VII. BOEK, I 1 i ï i i 140 GESCHIEDENIS dan ter.uitbreidinge haarer heerfchappye, waren bedagt noch op het ffigten van volkplantingen, welke tot voordeel konden worden aangewend, noch op het fluiten van verbintenisfen van koophandel met de kleine Natiën, welke zy ontmoetten. Het vcrfchiet van afgelcegene rykdommen, welke men langs deeze verilandige wegen zou hebben kunnen verzamelen, was boven het bereik der vooroordeelen van deeze barbaarfche tydcn. De redekaveling zelve, welke den weg zou hebben kunnen baanen tot de kennis deezer voordeden, zou de gemoederen geenen aandrang, welke fterk genoeg was, hebben medegedeeld. De bekooring van tegenwoordig voordeel kon alleen de menfchen noopen tot zo hachlyke ondernee. ningen, als in deeze eeuw gefchiedden. Het joud alleen lokte hen na het Vaste land van Amerika, en deedt hen degevaaren, de zieken en den dood tarten, welke zy op hunne ntreizen, by hunne aankomst of op de terug •eize, ontmoetten; en door eene verfchrikkelyïe maar regtvaardige wraake, paarde de bar)aarschheid en gierigheid der Europeaanen, de >eide halfronden tevens van bewooners ontdootende, met de vernieling der beroofde 'olken die der roovers en moordenaars. Onder de menigte van boosdoeners, welke [e ongelukkige kusten eener waereld, die zo [ra vernietigd als ontdekt was, pionderden, mtvolkten en verwoestten, wierdt een zeker nan gevonden, door de natuur begaafd met en aangenaam voorkoomen, een fterkgeftel, ene onverzaagde dapperheid en inneemende rellpreekendheid, en in wicn eene eerlykc op-  DER BEIDE INDIEN. 141 opvoeding eenige deugdlyke gevoelens hadt ' doen uitbotten. Zyn naam was vasco nüg'nez de balboa. Deeze, in het landfchap Da. rie, alwaar derykdommen overvloediger waren dan elders, een klein getal Spanjaarden hebbende gevonden, die, door dezelve bekoord, zich aldaar hadden neergezet, ftelde hy zich aan hun hoofd, met voorneemen om eene vaste Bezitting op te richten. In dit gewest ontmoette hy die kleine blanke menfchen, wiergeflagtin Afrika, als mede op eenige eilanden van Afie, insgelyks wordt gevonden. Zy zyn bedekt met eene foort van donshair van eene heldere witte kleur. Zy hebben geen hoofdhair. Hun oogappel is rood. Zy zien niet onderfcheidenlyk dan by nacht. Zy zyn zwak, en hun Lr ftinkt fchynt bepaalder te zyn dan dat van andere menfchen. Deeze Wilden maakten een klein getal uit; doch op de kust ontmoette men eene andere foort van menfchen, ftoutenfterk genoeg om hunne vryheid te durven verdeedigen. Onder deeze laatfte was eene zeldzaame gewoonte in gebruik , hier in beftaande: by het overlyden van hunne vrouwen, fneeden de mannen, en by het affterven van haare mannen, fneeden de vrouwen het bovenfte lid van eenen vinger af: zodat men op het zien van hunne handen alleen konde ontdekken, of zy weduwenaars of weduwen, en hoe dikwyls zy gehuwd geweest waren. Bezwaarlyk, indien niet onmogelyk is het, eene voldoende reden te geven van dit zonderling gebrüïkY - Indien de vrouwen' alleen verpligt geweest waren , haare vingers af te fnyden j wanneer zy haare mannen verboren , zou VII'. boek.  142 GESCHIEDENIS VII. BOEK. zou het eigcnaartig zyn te vermoeden, dat men dus het bedrog eener weduwe zogt te voorkoomen, welke zich voor maagd wilde uitgeeven by een twééden echtgenoot, die geene kennis hadt van haare eerfte verbintenisfe : iets, 't welk gemaklyk kon gebeuren onder zwervende volken. Doch deeze gisfing kan niet worden toegepast op gehuwde mannen , wier ftaat nimmer zo groote ongemakken heeft kunnen aanbrengen, dat men getragt hebbe dien door onuitwischbaare tekens te bewaarheeden. Deeze gewoonte heeft men ook elders ontmoet. De volgende is aan Darie byzonder eigen. Wanneer eene weduwe ftierf, wierden de zulken haarer kinderen nevens haar begraaven, welke om de zwakheid van hunnen ouderdom onbekwaam waren voor hun eigen beftaan te zorgen. Dewyl niemand voor deeze weezen wilde zorgen, wierden zy vermoord, om te beletten dat zy van honger ftierven. De liefde deezer barbaaren ging niet verder. Dit is de grootfte fnoodhcid, tot welke de befchreienswaardigc ftaat van het wilde lceven de menfchen immer heeft kunnen vervoeren. In weerwil van deeze woeste zeden, gelukte het Balboa, de bewooners van Darie deels te verftrooien, deels te onder te brengen of tot zyne belangen over te haaien; hy deedt zyne Natie zich op hun grondgebied neerzetten. Op zekeren dag, als hy bezig was met het deelen van eenig goud met eenen zyner deelgenooten, wierden zy oneenig. Een Wilde, dit ziende en met verontwaardiging vervuld over eene gierigheid, zo ftrydig met zyne zeden , ftootte zo fterk tegen de fchaal, dat al het goud,  der beide INDIEN. I43 goud, welk 'er in was, tegen den grond viel; 'er deeze woorden by voegende: Dewyl gy om eene kleinigheid oneenig wordt, en het dit metaal is, welk u uw Vaderland heeft doen verlaaten en zo veele volken ontrusten) zal ik u na em land geleiden , daar gy vergenoegd zyn zult. Hy hieldt zyn woord , en geleide Baïboa nevens honderd en vyftig Spanjaards, langs eene fmalle ftreek lands, zestien of zeventien mylen 1 lang, na de kusten van de Zuid-zee. Panama, in den jaare 1518 gebouwd, opende een nieuw en ruim veld voor de woelagtigheid en gierigheid der Castiliaanen. De Oceaan, welke tegen de muuren deezer ftad fpoelde, baande den weg na Peru, van welks rykdommen, hoewel op eene zeer onbepaalde wyze, in dit gedeelte der Nieuwe waereld zeer breed wierdt opgegeeven. 'tGeen van de magt van dit uitgeftrekt gebied gezegd wierdt, fchrikte de begeerlykheid niet af, welke deszelfs fchatten verwekten ; en men zag met verbaasdheid drie mannen , van eene laage geboorte, op hunne eigene kosten, onderneemen eenen throon om verre te werpen , welke , zedert verfcheiden eeuwen, met roem beftaan hadt. Franciscus pizarre , de meest bekende van allen, was de natuurlyke zoon van eenen Edelman uit Estrasmadura. Zyne opvoeding was derwyze verwaarloosd, dat hy zelf niet konde leezen. Het hoeden der kudden, waarmede hy zich in zyne vroegfte jaaren bezig hieldt, met zynen aart niet ftrookende , ging hy te fcheep na de Nieuwe waereld. Zyne gierigheid en eerzucht zetten hem eene onbepaalde werkzaamheid by. Hy nam deel aan alle togten. In VII. boek.  144 GESCHIEDENIS VIL BOEK. In de meeste muntte hy uit; en hy verkreeg, in de onderfcheidene posten , welke hy bekleedde , die kennis vin menfchen en zaaken, Welke altoos vereischt wordt om uit de laagte op te koomen; doch die inzonderheid noodzaakelyk is voor de zulken , welke, uit hoofde van hünne geboorte, met allerleie zwaarigheden moeten worftelen. Het gebruik, welk by dus lang hadt gemaakt van zyne natuurlyke en zedelyke vermogens , overreedde hem , dat niets boven het bereik zyner bekwaamheden was; hy beraamde het ontwerp om ze tegen Peru te werk te ftellen. Hy nam tot deelgenoot zyner ontwerpen aan dtego d'almagro , wiens afkomst onzeker,maar wiens dapperheid onbetwistbaar was. Hy was altoos maatig, lydzaam en onvermoeid bevonden in de posten te velde, welke hy hadt bekleed. In deeze fchool hadt hy die openhartigheid geleerd, welke'er overvloediger dart el* ders wordt aangetroffen; doch te gelyk die hardhartigheid en wreedheid, welke 'er niet dan te algemeen zyn. Dewyl de bezittingen deezer twee foldaaten, fchoon vry aanmerkelyk, niet toereikende wierden bevonden tot de verovering, welke zyin den zin hadden, wierpen zy zich in de armen van fernand de luques. Deeze was een gierig priester, die verbaazende rykdommen had byeen gefchraapt, langs alle de wegen, welke het bygeloof in zyn beroep gebaand heeft, als mede door eenige andere byzondere middelen, aan de zeden zyner eeuwe verknogt. De bondgenooten leidden ten grondflagevan hun-  der beide INDIEN. 145 hunne vërbintenisfe, dat elk hunner al zyn goed aan deeze önderneeming zou te koste leggen; dat de rykdommen, welke zy aanbragt, gelykelyk zouden verdeeld worden; en dat men eikanderen over en weder eene onfchendbaare trouwe zou houden. Dé rollen, welke ieder op dit groot tooneel moest fpeelen, wierden verdeeld, naar vereisch van het algemeene belang. Pizarre zou de troepen gebieden, Almagro den onderftarid aanvoeren, en Luques de noodige middelen verzorgen. Dit ontwerp van eerzucht, gierigheid en wreedheid, wierdt door dweepery verzegeld. Luques wyddeplegtiglyk eene Hostie, van welke hy zelve een gedeelte at, en het overige aan zyne twee medegenooten gaf. De togt, onder deeze verfchriklyke voortekens begonnen , viel ongelukkig uit; gefladig hebbende te worftelen met honger , ziekten, en misverftand, met eene diepe onkunde van winden en ftroomen en met de Indiaanen , zag men zich genoodzaakt weder te keeren langs den zelfden weg, welken men gekoomen was , zonder iets , der naagedagtenisfe waardig, te hebben verrigt. Panama ontving binnen zyne muuren, met een trotsch mededogen, in den jaare 1526, het overfchot eener uitrustinge , welke, twee jaaren te vooren, zyne jaloersheid hadt gewekt. Verre Van door deeze tegenfpoeden te worden afgefchrikt, wierden de drie bondgenooteri ontflooken door eene fterker drift om fchatteri te verkrygen, welke hun beter bekend waren. Zy dagten in het verkrygen derzelver zeker te zullen flaagen, indien zy zich konden ontflaan III. deel. K van VIL BOEK"  146* GESCHIEDENIS VIL koek. van de afhankelykheidvan den Gouverneur van Panama, welke hun, zomtyds openlyk, zomtyds onder de hand, hadt gedwarsboomd. Het Spaanfche Hof bewilligde in hun verzoek, en hunne ftoutheid kreeg dus nieuwe kragten. In den jaare 1530 rustten zy drie fchepen uit, voorzien van honderd vyf en tachtig foldaaten, zeven en dertig paerden, wagens en krygsbehoeften. Deeze krygstoerustingen, welke, van tyd tot tyd, door eenige verfterkingen, wierden aangevuld, wierden aangevoerd door Pizarre, die, naa het ondergaan van de grootfte zwaarigheden, welke zyne onverzaagde gierigheid hem deedt te boven koomen, ten laatfte aankwam te Tumbez op de grenzen van Peru. Peru was een uitgeftrekt Keizerryk, welk, zo men den Spanjaarden moge gelooven, zedert vier eeuwen befchaafd geweest was. Hetwasgeftigt door manco -capac, en zyne vrouw mama-ocello-huaco. Men heeft vermoed, dat deeze twee perfoonaadjen aframmelingen konden zyn van eenige Europifche of Canariefche Zeelieden, door een onweder op de kusten van Brafilie vervallen. Om deeze gisfingen eenige kragt te geeven, heeft men bygebragt: datdePeruviaanen, even gelyk wy, het jaar verdeelden in driehonderd vyf en zestig dagen,en dat zy eenige denkbeelden hadden van de Starrekunde, by voorbeeld van de punten van den horizon, in welke de Zon ondergaat in de zonneftanden en evennachtstyden; gronden, welke de Spanjaards vernietigden , als gedenktekens van de Indiaanfche bygeloovigheid. Men heeft gezegd , dat de Stam der Incas blanker was dan de Landzaaten, en  DER BEIDE INDIEN. 147 en dat veelen van de Keizerlyke familie baard hadden. Nu is het eene bekende zaak, dat Zommige, 't zy mismaakte, of regelmaatige trekken, in zekere ftammen, ftand houden, hoewel deeze trekken niet beftendig van het eene geflagt tot het ander overgaan. Eindelyk heeft men verhaald, dat in Peru eene algemeen aangenomene overlevering plaats hadt, die van eeuw tot eeuw was overhandigd, dat ten eenigen dage baarddraagende menfchen zouden over Zee koomen, voorzien van zulke kragtige wapens, dat niets hun tegenftand zou kunnen bieden. Indien 'er onder ónze Leezers zommigen wierden gevonden, die geloof wilden flaan aan dit gevoelen, zouden zy niet kunnen nalaaten te erkennen, dat 'er een vry aanmerkelyk tydgewrigt heeft moeten verloopen tusfehen de fchipbreuk en de grondlegging van het Keizerryk van Peru. Zou de Wetgeever, zonder deezen onmeetelyken tusfehentyd, aan de Wik den, welke hy byeen verzamelde, niet eeniadenkbeeld hebben gegeeven van de fchryf kunde, al hadt hy zelve niet kunnen leezen? Zou hy hen niet onderrigt hebben in verfcheiden van onze kunften en gewoonten ? Zou hy hen niet onderweezen hebben in eenige Leerftellingen van zynen Godsdienst ? Het moet geen Europeaan geweest zyn , welke den throon der Incas heeft geftigt, of men moet noodwendig gelooven, dat het fchip zyner voorvaderen tegen de kusten van Amerika verbryzeld is in eenen tyd, lang genoeg geleeden , dat dë geilagten alles hebben kunnen vergeeten, Wat op de plaats hunner af komfte gefchied is» K 2 D e- VII. BOEK,  148 GESCHIEDENIS ►VIL boek. De landfixeek is zeer bergagtig, daar Minco in 't eerst zyne heerfchappy vestigde. Misfchien vondt hy aldaar min barbaarfche volken, beter gefchikt om onderwys te ontvangen, en die zelf een beginzel van befchaafdheid bezaten, 't Is hict van waarfchyneiykheid ontbloot , dat eene Maatfchappy , langzaamer gevormd wordt in vrugtbaare en van plantgewasfen ryklyk voorziene gewesten , dan in de zulken , welke van de Natuur niet zo ryklykzyn bedeeld. De behoefte, in welke de menfchen ten aanzien van elkander liaan, maakt hen meest geneigd om zich te vereenigen; en deeze afhankelykheid doet zich fpoediger gevoelen op dorre bergen, dan in vrugtbaare vlakten. De twee Wetgeevers verklaarden zich voor kinderen van de Zon. Zy waren ongetwyfeld van gevoelen, dat dit vooroordeel de ziel der Peruviaanen zou ontfteeken , hunnen moed zou verheffen , hun meer verknogtheid aan hun vaderland en meer onderdaanigheid aan de Wetten zou inboezemen. Was dit verdichtzei ongerymder dan die, welke zo greetig zyn aangenomen door vermaarde Natiën, welke nog onze leidslieden en modellen zyn ? Met behulp van deeze begochelingen, hadt het Ryk der Incas gebloeid onder elf Oppervorften, allen voorzigtig, menschlievend en regtvaardig, toen de Keizer huyana-capac zich Van Quito meester maakte. Öm zich het bezit van hetzelve te verzekeren , trouwde hy met de eenige erfgenaame van den ontthroonden Vorst, by welke hy een Zoon, Atabalipa genaamd , verwekte. Deeze jonge Vorst eischte, naa zyns vaders dood, de erfenis zyner  DER BEIDE INDIEN. 149 ner moeder. Huascar , haar oudfte Zoon , weigerde hem in 't bezit daar van te ftellen. Men vatte de wapens op. De eerzuchtigfte der twee broederen wierdt geflagen, gevangen genomen en opgeflooten binnen Cusco, alwaar hy vervolgens geworgd wierdt. Zyn gelukkige mededinger, hooger verheeven dan hy gehoopt hadt, zag zich in het bezit van alle provinciën. Deeze beroerten , welke, voor de eerfte maal, Peru hadden ontrust, waren niet ten volle bedaard, toen de Spanjaards in 't Keizerryk voet aan land zetten. De inwooners, die de ■ Zon wilden bevredigen, welke zy meenden dat op hen vertoornd was,overlaadden deeze vreemij delingen met gefchenken, deeden hun de beste ij dienften, en betoonden hun eenen eerbied, die na aan aanbidding grensde. In de verwarring, 'J in welke de gantfche Staat zich nog bevondt, j was niemand bedagt om zich te verzetten tegen den optogt van Pizarre, die, zonder den minften tegenftand te ontmoeten, in het Koninklyk paleis van Caxomalca aankwam. Hy was 'er naauwlyks aangekoomen , of hy ontving van wegen Atabalipa , die niet verre van daar was, vrugten, koorn, fmaragdenen veele Zilveren en Gouden vaten. Het onthaal, welk het Hof zynen broeder Ferdinand aandeedt, be- ' antwoordde aan dit begin. Hy wierdt overlaaden met lief koozingen, fchatten en eerbetooningen. Ondertusfchen ontveinsde de Keizer niet, dat hy verlangde dat de Spanjaards zyne provinciën verlieten: en hy gaf te kennen, dat hy den volgenden dag met hun opK 3 per- ■ VII.' BOEK.  VII. BOEK, iSo GESCHIEDENIS perhoofd over de middelen van hunnen aftogt zoude raadpleegen. Zich toe te rusten ten ftryde , zonder de geringfte toebereidzels van oorlog te laaten blyken, was de eenige fchikking, welke Pizarre maakte, om den Vorst te ontvangen. Zyne Ruitcry plaatfte hy in de tuinen van het paleis, alwaar zy niet kon gezien worden ; het voetvolk ftondt op het plein, en zyn grof gefchut was gekeerd tegen de poort, door welke de Keizer moest binnen treeden, Atabalipa verfcheen onbefchroomd op de beftemde plaats, Twaalf of vyftien duizend man verzelden hem. Hy wierdt gedraagen op een gouden throon, en dit metaal fchitterde in de wapens zyner legerbenden. Zich tot zyne voornaamfte legerhoofden wendende , fprak hy hen dus aan: Deeze vreemdelingen zyn gezanten der Goden ; mcagt u van hen te honen. Men was nu tot digt aan het paleis genaderd, welk door Pizarre wierdt in gehouden, wanneer een Dominikaaner Monnik, Vincent de Valverdé genaamd, met het Crucifix in de eene, en zyn Getyboek in de andere hand, tot aan den Keizer doordrong. Hy doet den Vorst ftilftaan, en voert tot hem, doormiddel van zynen tolk, eene lange rede, in welke hy hem den Christelyken Godsdienst ontvouwt, hem tot het omhelzen van deezen Eerdienst tragt te beweegen, en hem voorflaat zich te onderwerpen aan den Koning van Spanje, aan welken de Paus Peru hadt gèfchonken. De Keizer, welke hem met veel gedulds hadt gehoord , gaf ten antwoord: Ik wil wel de vriend zyn des Konings van Spanje, maar niet  DER BEIDE INDIEN. 151 niet zyn tolpligtige ; de Paus moet wel eene verregaande onbedagtheid bezitten, daar hy zo mild is met iets te geeven,'t geen hem niet toebehoort. Ik verlaat mynen Godsdienst niet om eenen anderen. Vervolgens vraagde hy Vincent, van waar hy de dingen hadt, welke hy hem wegens God en de Schepping hadt voorgehouden. Uit dit boek, antwoordde de Monnik, den Keizer zyn Getyboek aanbiedende. Atabalipa neemt het boek aan, beziet het van alle kanten, begint te lachen, en zeide , het Getyboek ter aarde werpende: Dit boek zegt my niets van dat alles. Straks keert Vincent zich tot de Spanjaards, uit alle zyne magt roepende: Wraak', myne vrienden, wraak! Ziet gywel, Christenen, hoe hy het Euangelie ver. agt ? Slaat my die honden dood, die de Wet Gods met voeten treeden. De Spanjaards, die, waarfchynelyk, moeite hadden om de woede en gouddorst te beteugelen , welke het gezigt van het Goud en van de ongeloovigen inboezemde, gehoorzaamden aan den Dominikaan. Men oordeele over den indruk , welken op de Peruviaanen moesten maaken, het befchouwen der paerden , welke hen omringden, het gedruis en de uitwerkingen van het grof en klein gefchut, welke even( als de blixem hen ter aarde deeden vallen. Dee-' ze ongelukkigen namen de vlugt met zo groote overhaasting, dat de een den anderen vertrapte. 'Er wierdt een eislyk bloedbad aangericht. Pizarre zelve naderde den Keizer, liet, door zyn voetvolk, alles wat den throon omring-, de, doodflaan, nam den Monarch gevangen, en vervolgde de geenen, welke het zwaard zyK 4 ner; VII. BOEK.  ï$2 GESCHIEDENIS VII. BOüK.' ner foldaaten waren ontkoomen. Eene menigté Prinfen van den ftam der Incas, dc Staatsdienaars , de hloem des Adels , allen , welke het Hof van Atabalipa uitmaakten, wierden vermoord. 'Er wierdt geene genade beweezcn aan eene menigte vrouwen, oude mannen en kinderen, welke uit de omleggende gewesten waren gekoomen, om hunnen Keizer en de Spanjaards te zien. Zo lang deeze flagting duurde, liet Vincent niet af van de moordenaars, vermoeid van doodflaan, aan te moedigen ; hen vermaanende, zich niet van de fneede , maar van de punt hunner zwaarden te bediqnen, om dus te dieper wonden toe te brengen. Van deeze veifoeielyke flagting wedergekeerd, bragten de Spanjaards den nacht door met danzen, dronken drinken en allerleie buitenfpoorigheden van den wellust. Midleiwyl was Pizarre meest bedagt op middelen om zich van zynen gevangene te ontdoen. Yincent beweerde , dat hy een hardnekkig Vorst was, die even als Pharao moest behandeld worden. Onder het gevolg van den SpaanfchcnGeneraal bevondt zich een Indiaan, welke het ChristeJyk geloof omhelsd hadt. Zyn naam was Philipillo; hy bekleedde het ampt van Tolk. Men bediende zich van hem om den Keizer te befchuldigên, dat hy onder zyne onderdaanen eenen opftand tegen de dwingelanden hadt willen verwekken. Op dit berigt alleen wierdt Atabalipa ter dood veroordeeld : men beftondt het, hem in een geregeld pleitgeding te betrekken ; en dit barbaarsch Klugtfpel hadt de heillooze gevolgen , welke hét eigenaartig moest te wege brengen. Naa  DER BEIDE INDIEN. 153 Naa deezen geregtelyken moord, drong Pizarre door tot in het hart van 't Keizerryk. Cusco opende hem zyne poorten , en boodt hem meer fchattcnaan, dan misfchien in geheel Europa wierden gevonden, in den tyd, als de nieuwe waereld eerst ontdekt wierdt. Zy wierden een prooi van twee honderd Spanjaarden, welke, bezitters zynde van onmeetelyke fchatten, nog meer begeerden, in gevolge van dien onleschbaaren gouddorst, welke door het drinken zelve te onleschbaarder wordt. De tempels en de huizen der burgeren wierden gelykerhand geplonderd , van het eene einde des Ryks tot aan het ander. Overal wierden de Peruviaanen onderdrukt, en overal van hunne vrouwen en dochters beroofd. De volken, door dit alles tot wanhoop vervoerd , vatten de wapens op. Zy belegerden Cusco en Lima tevens; doch deeze ongelukkigen konden, in verfcheiden' gevegten, niet meer dan zes honderd van hunne vyanden dooden ; deeze verkreegen , van tyd tot tyd , nieuwe verfterkingen, en behaalden dus overal de zegen. In korten tyd waren de Spanjaards in Peru aangegroeid ten getale van drie duizend Busfchieters, om nu niet te fpreeken van de Piekeniers , Voetboogfchuttcrs en Rukery. De Peruviaanen moesten zulk een juk ondergaan , als den dwingelanden zou goed dunken hun op te leggen. Eene zo zonderlinge flaatsomwenteling heeft alle Natiën doen verbaasd (laan. Peru is een zeer moeilyk land, alwaar gefladig bergen moeten beklauterd worden, en de weg fleeds loopt door engten en langs naauwe voetpaden. Men K 5 moet VII. BOEK.  154 GESCHIEDENIS VII. boek. 1 1 < moet 'er onophoudelyk beeken en rivieren over en weder overtrekken, wier oevers allerwege zeer fteil zyo. Vier of vyf duizend menfchen , die eenigen moed en kundigheid bezaten, zouden 'er de talrykfte en krygskundigfte legers doen omkoomen. Hoe is het dan bygekoomen, dat een geheel volk zelfden grond niet heeft durven betwisten, welks aart het zo wel kende was , aan eenige roovers, die 'er in 't geheel geen denkbeeld van haddén? De reden van dit verfchynzel moet hier in gezogt worden: de vreeze is eene dochter der onkunde en verwonderinge; eene groote menigte zonder orde vermag niets tegen een wel geregeld klein getal; en de ongewapende dapperheid kan geen weerftand bieden aan het bulderen van het fchietgeweer. Al hadt men derhalven nimmer gehoord van die ydele voorzegginge, welke de Spanjaards als wreekersder Goden voorfpelde, Peru zou het juk hebben moeten ondergaan, zelf in gevalle debinnenlandfche onlusten, welke het inwendig beroerden , daar toe den weg niet gebaand hadden. Het Keizerryk, welk onder het Spaanfche juk bukte, was, geduurende vier, of misfchien meer eeuwen, beheerscht door een ftam van veroveraars, wélke ten geen anderen oogmerIce, dan tot heil der menfchen, fcheenen overwonnen te hebben. Zy ftamden af van eenen Wetgeever, welke van geenen anderen, dan nisfchien alleen van confuctus , wierdt over:roffen. Manco Capac, die de Wilden van Peru, in le bosfchen verfpreid , byeen verzamelde, noem-  DER BEIDE INDIEN, 155* noemde zich een Zoon van de Zon, van zynen Vader gezonden om de menfchen te leeren, deugdzaam en gelukkig te worden. Hy vondt geloof by een groot aantal Wilden , welke hem volgden, en hy bouwde de ftad Cusco. Hy leerde zyne nieuwe onderdaanen het aardryk bebouwen, koorn en peulvrugten zaaien, zich kleeden en huizen bouwen. Zyne huisvrouw leerde de Indiaanfche vrouwen het fpinnen, alsmede het katoen en wolle weeven, nevens alle handwerken aan haare kunne voegende, alle kunften tot het huislyk bellier behoorende. Hy beval hun de Zon te aanbidden ; hy ftigtte tempels, en fchafte de menfchen-, zelf de dieren offers af. Zyne afftammelingen waren de eenige Priesters zyner Natie. Nevens eenen Godsdienst, overvloeiende van menfchliefde, ftelde hy zeer zagtc en heilzaame wetten. Eene zeer heilzaame inftelling beval, dat een jongeling, welke een misdryf beging, ligt zou geftraft worden; doch dat zyn vader daar voor aanfpraakelyk zyn zoude. Aldus was eene goede opvoeding het middel om de goede zeden duurzaam te doen worden. De Veelwyvery was verbooden; het overfpel wierdt in de beide kunnen geftraft. De Keizer alleen mogt bywyven houden, dewyl het geflagt der Zonne niet te zeer kon vermenigvuldigd worden, Hy koos dezelve uit de maagden aan den Tempeldienst gewyd, De ledigheid wierdt geftraft als de bron der misdaad, en als zodanig als de grootfte aller misdaaden. Zy , die door ouderdom of lichaamlyke ongemakken, onbekwaam waren om te VII. BOEK.  VII., BOEK. ] ( 1 i 156 GESCHIEDENIS te arbeiden, wierden op kosten van het algemeen onderhouden ; doch op voorwaarde van de vogelen van de bezaaide Janden te houden Ieder was verpligt, zyn eigen fchoeizel te maaken , zyn eigen huis te bouwen en zyne eigene werktuigen tot den landbouw te vervaardigen. De vrouwen maakten de kleederen, en elk «rezin wist voor zyne eigene behoeften te zorgen. Het was den Peruviaanen bevolen;, elkanderlief te hebben; en alles werkte hier toe mede. Die algemecne arbeid , welke telkens wierdt vervrolyk-t door aangenaame gezangen ; het voorwerp zelf van deezen arbeid ,, om elk , die onderftand behoefde , te helpen; de kleederen, gemaakt door maagden aan den dienst der Zonne gewyd , en door de bedienden des Keizers uitgedeeld aan de behoeftigen, de oude lieden en, weezen ; de eensgezindheid, welke hcerfchen.moest in de Wyken , alwaar alle de led 211 elkander over en weder eerbied voor de wetten en liefde tot de deugd inboezemden , dewyl de ftraffen voor de misfiagen van een eenigen op de geheele bende nederdaalien; de gevestigde gewoonte, om zich zeiven lan te merken als leden van een eenig geflagt, velk het Keizcrryk was: alle deeze gebruiken ïandhaafden onder de Peruviaanen de eerdra°t, Ie goedwilligheid, de vaderlandsliefde, en een :ekerep geest van gemeenheid van goederen; ;n fielden,, zo veel mogelyk was, in de plaats 'an perfoonlyk belang, van den geest van ei;endom , van de gemeene fpringveeren van indere Wetgéevingen , de verheevenfte en )eminnelykfte deugden. Deeze deugden wierden geëerd, als dienften aan  DER BEIDE INDIEN. 157 aan het Vaderland bevveezen. De zulken, welke uitgemunt hadden door een voorbeeldig gedrag, of door nuttige bedryven voor het algemeene welzyn, droegen, tot een teken van onderfcheidinge, kleederen, door het geflagt der Incas gemaakt, 'tls zeerwaarfchynlyk, dat de beelden, welke de Spanjaards voorgaven in de tempels der Zonne te hebben gevonden, en van hun voor Afgoden wierden gehouden, de beeldtenisfen waren van menfchen , Welke, doordeverheevenheid hunner bekwaamheden, of door een leeven, overvloeiende van treffelyke bedryven, de hulde of liefde hunner medeburgeren verdiend hadden. . Déeze groote mannen waren wyders de gewoone onderwerpen der dichtftukken, welke door diet geflagt der Incas wierden opgefteld, tot onderwys der onderdaanen. Men hadt nog eene andere foort van dichtftukken , zeer heilzaam voor de zeden. Te Cusco, en in de andere Heden van Peru, wierden Treur- en Blyfpelen vertoond. De eerfte verfchaften aan de Priesters, de Krygslieden en de Staatsmannen, lesfen hunne pligten betreffende , en voorbeelden van gezellige deugden. De Blyfpelen dienden ten onderwyzevan lieden van laageren rang, en leerden hen de byzondere deugden, zelf de pligten van het huisbeftier.' De geheele Staat was verdeeld in Decurien; een Officier hadt last om een waakend oog te houden over tien huisgezinnen , zyner zorge aanbevolen. Een ander hooger Officier hadt het zelfde opzigt over vyftig huisgezinnen; an- de- VII. BOEK.  VII. BOEK. I < i < ] i i 158 GESCHIEDENIS deren eindelyk over honderd, over vyfhonderd, over duizend. Alle deeze mindere Opziende» moesten aan hem, welke het opzigt hadt over duizend huisgezinnen , rekenfehap doen van de goede en kwaade bedryven, de verdiende ftraffe of belooning van hem verzoeken , en hem kennis geeven, indien 'er gebrek ware aan leevensmiddelen , kleederen en koorn voor het loopende jaar. Deeze hoogfte Opziender gaf wederom rekenfehap aan den Staatsdienaar van den Inca. Alle de wetten waren geftreng; doch deeze geftrengheid hadt geene dan heilzaame uitwerkzels voortgebragt. De Peruviaanen kenden de misdaad niet. Alle hunne wetten merkten zy aan als hun gegeeven van de Zon, welke hunne bedryven verlichtte. Aldus was de overtreeding eener wet een heiligfehennis. Zy openbaarden hunne geringfte misflagen, en verzogten voor dezelve boete te mogen doen. Zy verhaalden aan de Spanjaards, dat nimmer iemand van het geflagt der Incas ftraffe hadt verdiend. De landeryen , welke bebouwd konden vorden , wierden in drie deelen verdeeld: het ;en deel behoorde aan de Zon, het tweede aan len Inca, het derde aan den Burger, De eer* te wierden op algemeene kosten bearbeid, :ven als de landeryen van weezen, Weduwen, mde lieden, zwakken en foldaaten, die in 't eger dienden. Het laatstgenoemde derde geleelte der landen wierdt bebouwd, onmiddevk naa dat der Zonne, en vóór 's Keizers aan* m. Openbaare vreugdefeesten kondigden ded ar-  DER BEIDE INDIEN. 159 arbeid aan; dezelve wierdt begonnen envolbragt onder het geluid van Snaarenfpel, en het zingen van liederen. Nimmer hefte de Keizer eenigerlei belasting, en vorderde niets van zyne onderdaanen dan het bearbeiden zyner landeryen , welker opbrengst, overal in openbaare Magazynen byeen gebragt, alle de onkosten van het Keizerryk konde goed maaken. De landeryen, aan de Zon gewyd, wierden gebezigd tot onderhoud der Priesteren, en ter verfieringe van die pragtige tempels, welke van binnen met Goud befchooten, en boven met Zilver gedekt waren. Wat aangaat de landeryen, welke in handen der burgeren waren , deeze waren noch een erflyk goed, noch zelf een eigendom voor het geheele leeven; hun aandeel veranderde geftadig, en wierdt met eene geftrenge billykheid geregeld naar het getal der hoofden, welke ieder gezin uitmaakten. De rykdommen waren altoos evenredig aan den opbrengst der landeryen , van welke de Staat het vrugtgebruik voor zekeren bepaalden tyd hadt toegeftaan. Dit gebruik van beweegbaare bezittingen is door kundige mannen algemeen afgekeurd. Zy zyn fteeds van gedagten geweest, dat een volk zich nimmer tot eenige magt, tot eenige grootheid kan verheffen, dan door middel van vaste, en zelf erflyke bezittingen. Zonder het eerfte deezer middelen, zou op deezen aardbodem niets worden gevonden dan eenige zwervende en naakte wilden, een elendig leeven leidende by het genot van vrugten en wortelen , het eenige en bekrompene voortbren- zel VII. BOEK.  iöo GESCHIEDENIS VU BOEJC. < 3 1 1 I 1 C zei der rauwe Natuur. Zonder het tweede * zou een mensch flegts voor hem zeiven keven : het menschlyk geflagt zou verftoken zyn van die duurzaame onderneemingen, welke de vaderlyke tederhartigheid , de zucht voor zynen geflagtsnaam, en het onuitfpreekelyk vermaak, van den weg gebaand te hebben voor het geluk zyns naageflagts doen beginnen. Het gevoelen van eenige floute ontwerpfmeeders, welke de eigendommen , en voornaamlyk de Crflyke eigendommen, hebben aangemerkt als overwéldigingen van eenige leden derMaatfchappye op de overige, wordt wederlegd door het lot van alle inrigtingen , in welke hunne beginzels zyn te werke gefield. Naa eenigen tyd in volk- en regeeringloosheid gekwynd te hebben , zyn zy allen elendig omgekoomen. Perü alleen heeft op zo zwakken grondflag gebloeid. Waarfchynelyk is de reden hier van,' dat de incas, het gebruik van belastingen niet kennende , en ter vergocdinge van de onkosten der regeeringe geene andere middelen hebbenJe dan leevensmiddelen, noodwendig op midlelen hebben moeten bedagt zyn om ze te vermenigvuldigen. In de uitvoering van dit ontverp , wierden zy onderfleund door hunne staatsdienaars, door de mindere amptenaars, :elf door de foldaaten, welke, tot leevensonlerhoud en ter handhaavinge van hunnen rang, ïiets anders ontvingen dan aardvrugten. Van tier de oplettende zorgen om ze te vermeerdeen. Deeze oplettendheid kon ten voormanen oogmerke hebben, den overvloed te doen teerfchen in de velden van den Oppervorst; och zyn erfdeel was zo verward vermengd on-  der béide INDIEN. 16*1 onder het aandeel zyner onderdaanen, dat het een zonder het ander niet vrugtbaar kon gemaakt worden. De volken aangemoedigd door deeze voordeden , welke weinig werks voor hunne nyverheid overlieten , gingen aan den arbeid, welke, uit hoofde der gefteldheid van hunnen grond, van hun klimaat, en van hunne verteeringen, zeer gemaklyk viel. In weerwil, egter , van deeze voordeden ; in Weerwil van de altoos werkzaame waakzaamheid der wethouderfchap; in weerwil van de zekerheid van den Oogst nimmer te zullen zien verwoesten door een onrustigen nabuur, verheften de Peruviaanen zich nimmer boven het volftrekt noodzaakelyke. Het kan met waarheid gezegd worden, dat zy de middelen zouden hebben verkreegen om verandering van genietingen te hebben en dezelve uit te breiden , indien grond-, verhandelbaare en erflyke eigendommen hun vernuft hadden opgefcherpt. De Peruviaanen, hoewel als by de bron van het Goud en Zilver gezeeten , kenden nogthans het gebruik van gemunt geld niet. Zy hadden koophandel, noch weelde; en de kunften, aan de eerfte behoefte van het gezellige leeven verknogt, waren onder hen zeer onvolmaakt. Zy hadden zelf de beeldfpraakige tekens niet, welke onder alle volken de vroegfte fchryfwyze was, en hunne Quippos, welke onder hen de plaats der fchryf kunde vervulden, konden niet op tegen de beeldfpraak der Mexicaanen, zelf niet tegen die der Iroquoifen. Doch de Peruviaanen, geen eigendom, geen koophandel, en bykans geene onderlinge belangen hebbende; daarenboven geregeerd worIII. deel. L den- VII. boek.  IÖ2 GESCHIEDENIS VII. HOEK. dende door Vorft'en, wier wil alle de kortduurende wetten, die de plaats der zeden bekleedden , uitmaakte: dusdanig een volk hadt de fchryf kunde niet noodig. Alle hunne weetenfchappen lagen in het geheugen, en alle hunne kunften in het voorbeeld. Zy leerden hunnen Godsdienst en hunne Gefchicdenis, door middel van gezangen, hunne pligten en hunne beroepen , door den arbeid en naavolging. Hunne wetgeeving was ongetwyfeld onvolkoomen en zeer bepaald, dewyl zy onderftelde dat de Vorst altoos regtvaardig en onfeilbaar was, en de Wethouders even oprecht als den Vorst. Onder een befchaafd volk, welk niet konde fchryven, moesten de wetten nadeelig zyn, indien de zeden derzei ver toepasfingengebruikniet bepaalden, wanneer niet alleen de Monarch, maar ook zyneamptenaars, eenopziender over tien, honderd of duizend huisgezinnen , de ftrekking der belooningen en ftraffen, naar gdedvinden konden veranderen. Onder dusdanig een volk, moeten de verftandigfte wetten, welke geen kenmerk van naauwkeurigheid of beftendigheid hebben , ongevoelig veraarten. 'Er is géén middel over om ze tot haar oorfpronklyk karakter te doen wederkeeren. Tegen deeze gevaaren ontmoette men 'een tegenwigt in de volflagene onkunde van de Gouden en Zilveren munten: eene onkunde, welke, in eèn Péruviaanfchen Oppervorst, onmogelyk maakte de heillooze dwaasheid om fchatten op te léggen. Tegen deeze rgevaaren wierden wydèrs tegenwigten gevonden in de oorfpronklyke gefteldheid des Ryks, welke de grootte van 's Vorften inkoomen hadt bepaald» ddor het bepaalen van het aandeel der landeryen,  DER BEIDE INDIEN. 163 en 5 welk hem toebehoorde. Zy wierden gevonden in de geringe en altoos ligt voldaane behoeften, welke het volk gelukkig en aan de regeering verknogt maakten. Zy wierden gevonden , in de kragt der godsdienftige begrippen, welke de onderhouding der Wetten tot een Werk van 't gcweeten {telden. De willekeurige heerfchappy der Incas was dus gegrond op een wederzydsch vertrouwen tusfehen den Vorst en de onderdaanen ; een vertrouwen , welk de vrugt was'der weldaaden Van den Vorst, van de geduurige befcherminge, welke hy aan alle zyne onderdaanen verleende , en in het klaarblyklyk belang, welk zy vonden in aan hem onderworpen te zyrt. Eene zomtyds te verre getrokkene twyfelaary-, welke eene blinde ligtgeloovigheid heeft Vervangen, heeft, zedert eenigen tyd , eene fchaduw willen verfpreiden, over't geen wy gezegd hebben van de Wetten, zeden en het geluk Van oud Peru. Dit tafereel is aan zommige Wysgeeren voorgekoomen als het werk der natuurlyk verhitte verbeeldingskragt van zommige Spanjaarden. Maar wierdt 'er onder de vernielers van dit fchitterend gedeelte der nieuwe Waereldeen roover gevonden, kundig genoeg om een zo wel zamenhangend verdichtzel te verzieren? Was 'er iemand menschlievend genoeg , die zulks genegen was, genomen dat hy 'er het vermogen toe gehad hadde? Zou hy niet weerhouden zyn geworden door devreeze, van den haat te zullen vermeerderen, welken zo veele .verwoestingen zyner Natie in het gantfche Heelal hadden berokkend? Zou deeze Roman niet wederfproken zyn geworden door een& L 2 me* VII. KOEK*  16*4 GESCHIEDENIS VF. IOEK. menigte van getuigen , welke het tegendeel zouden gezien hebben, van 't geen met zo veel ophefs der waereld wierdt opgedrongen ? Het eenflemmig getuigenis van gelyktydige Schryvers, en van zulke als hen gevolgd zyn, moet gehouden worden voor de fterkftegefchiedkundige betooging, welke met mogelykheid kan begeerd worden. Dit kan niet gezegd worden van de breedopgeevende verhaalen, welke de veroveraars van Peru waereldkundig maakten, wegens de grootheid en pragt van allerleie foort van gedenktekens , welke zy gevonden hadden. De zucht om meer luisters te geeven aan de glory hunner zegepraalen , hadt hen , misfchien, verblind. Misfchien wilden zy , zonder zeiven overtuigd te zyn, hunne eigene en vreemde Natiën misleiden? De vroegfte getuigenisfen, welke zelf elkander tegenfpraken, zyn naderhand door de volgende verzwakt geworden, en eindelyk geheel om verre geftooten, toen mannen van kunde en oordeel in eigen perfoon navorfchingen deeden in dit zo vermaarde gedeelte der nieuwe Waereld. Dus moet op de lyst der verdichtzelen gefield worden , die verbaazende menigte van rieden, met zo Veele moeite en kosten gebouwd. Waarom, indien 'er zo veele pragtige Heden in Peru wierden gevonden, beflonden 'er geene andere , Cusco en Quito alleen uitgezonderd, dan die de veroveraar'er heeft gebouwd? Wat is de reden, dat zelf niet de puinhoopen overig zyn van eene der Heden, van welke men zulke grootfche befchryvingen heeft in 't licht gegeeven ? Op  DER BEIDE INDIEN. 165 ' Op de lyst der verdichtzelen moeten gefteld worden, die ftaatelyke paleizen, dienende om de Incas op de plaats van hun verblyf en op hunne reizen te huisvesten. Die zo zeer geroemde koninklyke huizen waren niets meer dan kcifleenen, op elkander gelegd , en met eene roodagtige klai beftreeken. Op de lyst der verdichtzelen moeten gefteld worden , die grensfteden , welke het Keizerryk dekten. Zou het binnen zo korten tyd veroverd zyn geworden , indien het van zo kragtige middelen van verdeediginge ware voorzien geweest? De Heer de la condamine, welke met de omzigtige oplettendheid, hem byzonder eigen , het Kasteel van Cannar, het meest verfterkte en aanmerkelykfte, naast dat van Cusco , heeft befchouwd , heeft het zeer klein, en flegts tien voeten hoog bevonden. Een volk, welk het gebruik van katrollen niet kende, kon zyne gebouwen niet hooger optrekken. Niet min breed heeft men opgegeeven van de grootte der fteenen , tot het bouwen deezer kasteelen gebruikt. Naa een naauwkeurig onderzoek, heeft men geene van aanmerkelyke grootte gevonden. Wanneer men deeze klompen wilde vervoeren , wierden aan dezelve touwen vastgemaakt, en eene menigte menfchen fchoof, trok of rolde den last voort. Eene Natie , welke niet verder in de Werktuigkunde is gevorderd, zou geene groote dingen kunnen uitvoeren. Op de lyst der verdichtzelen moeten gefteld worden, die Waterkommen en Waterleidingen, de oude Romeinen, zegt men, waardig. Geen van beiden heeft men immer in Peru gevonL 3 den, VII. bcek.  VIL BOEK, 166 GESCHIEDENIS den, althans zo men niet met die grootfche naamen wil vereeren de Rioolen, zo dikmaal? aangelegd als mogelyk was, in het hellen van heuvelen, om het regen- of bronwater te vergaderen, en het in de velden of valeien af te leiden. Op de lyst der verdichtzelen moeten gefteld worden,diepragtigewegen, welke de gemeenfchap tusfehen de fteden zo gemaklyk maakten. De groote wegen van Peru waren niets anders dan twee ryen paaien, lynrecht geplaatst, en eeniglyk dienende om den reizigers den weg te wyzen. De weg, welke den naam der Incas voerde, en door het geheele Keizerryk liep,, was de eenige, welke eenige grootheid bezat. Dit gedenkteken , het fchoonfte van Peru , wierdt geheel vernield, geduurende de burger oorlogen der veroveraaren. Op de lyst der verdichtzelen moeten gefteld worden, de zo zeer geroemde bruggen. Hoe zouden de Peruviaanen fteenen bruggen hebben kunnen bouwen, daar zy van het maakzel van boógen en gewelven onkundig waren ? Doch al hadden zy deeze kunst verftaan, zou het gebrek aan kalk dezelve voor hun niet onuitvoerlyk gemaakt hebben ? Ondertusfchen wierdt de reiziger ieder oogenblik opgehouden in het overtrekken der ftroomen, zo menigvuldig in deeze bergen. Om over dezelve te trekken, wierdt van de eene oever tot de andere een lang touw gefpannen , langs welke een Mand liep, welke op zyn meest vier menfchen kon bevatten. De touwen wierden zedert vermenigvuldigd, en men maakte aan dezelve horden vast, OV> welke een grooter ge^ ïal  DER BEIDE INDIEN. l6> tal perfoonen tevens de rivieren konden overvaaren. De Spanjaards, welke gebooren fchyncn om af te breeken en niet om op te bouwen, zyn niet in gebreke gcbleeven om eene zo vreemde uitvinding aan te neemen. Op de lyst der verdichtzelen moet gefteld worden, 't geen men heeft gefchreeven van de betekenisfe der Quippos. Het waren, zeggen de Spanjaards, Registers van touwen, in welke, door middel van verfchillende knoopen en verfchillende kleuren , alles wat men wilde, wierdt uitgedrukt. Het geheugen van 't geen een weezenlyk gedeelte uitmaakte van de gefchiedenisfe, de zeden en plegtigheden, wierdt door knoopen gewyd; kleine draaden, aan de voornaamfte touwen vastgemaakt, herkuierden de 'minst aangeleegene omftandigheden. Bedienden, door openbaar gezag aangefteld, waren de bewaarders deezer gedenkfchriften, en 'er wierdt een volkomen vertrouwen gefteld in hunne eerlykheid en oprechtheid. In de daad, deeze zonderlinge Jaarboeken hadden geene vastgeftelde betekenis, en konden alleen dienen tot eenige byzondere berekeningen, of ter bewaaringe van't een of ander byzonder voorval. Geen meer geloofs verdienen de Spanjaards, wanneer zy fpreeken van baaden, wier kuipen en buizen van zilver of goud waren; van tuinen, beplant met boomen, welker bloemen van zilver en welker vrugten van goud waren, en in welke het misleide oog de kunst voor de natuur aanzag ; van velden met Turkfche tarwe, wier ftroo van zilver, en wier aken van goud waren; van bas-relieven , van L 4 " wel- VII. BOEK.  i6S GESCHIEDENIS VII. BOEK. i I I welke men in bekooring wierdt gebragt om kruiden en planten te plukken; van kleederen, met goudkorrels bedekt, fyner dan het paerlzaad , en welke van de kunftigfte goudfmeden in Europa niet zouden hebben kunnen naagemaakt worden. Wy zullen niet aanvoeren , dat deeze werkftukken niet waardig geagt zyn om bewaard te worden, dewyl ze-niet bewaard zyn. Indien de Griekiche beeldhouwers tot hunne werkftukken geene dan kostfeaare metaalen hadden gebruikt, 't is waarfchynelyk, dat weinige meesterftukken van Griekenland onze tyden zouden bereikt hebben. Maar indien wy oordeelen, over 't geen verlooren is gegaan,uit hetgeen bewaard is gebleeven, mag men verzekeren, dat de Peruviaanen geene vorderingen in de weetenfcbap om ontwerpen te maaken gemaakt hebben. De Vaafen, de vernieling des tyds ontkoomen, kunnen wel dienen ten bewyze van de nyverheid der Indiaanen, om de plaats van yzeren werktuigen, welke hun ontbraken, te vervullen ; dóch zy zullen nimmer gedenktekens zyn van hun vernuft. Eenige afbeeldingen van dieren en Infekten van louter goud , langen tyd in de Schatkamer te Quito bewaard, waren niet fraaier gewerkt. Men kan 'er niet meer over oordeelen; zy wierden gefmolten, in den jaare 1740? om Carthagena, door de Engelfchen belegerd, te hulpe te koomen: en ér wierdt in gantsch Peru geen Spanjaard gezonden , die nieuwsgierigheids genoeg bezat >m een eenig ftuk by het gewigt te koopen. Uit dit alles blykt ten allerduidelykfte , dat Ie Peruviaanen geen vorderingen hadden gemaakt  DER * EI DE INDIEN. 169 maakt in eenigzins zamengeftelde kun (ten; het ontbrak hun zelf aan woorden om de Zede- of overnatuurkundige bevattingen uit te drukken. De meeste weetenfchappen zyn af hanklyk van den voortgang der kunften, en deeze van gelukkige toevallen, welke niet worden voortgebragt, dan door het verloop der eeuwen, en de meeste van welke verlooren gaan voor de volken, welke geene gemeenfchap onderhouden met wel onderweezene Natiën. Indien wy naar waarheid willen fpreeken, zullen wy bevinden, dat de Peruviaanen zo verre waren gevorderd, dat zy goud en zilver konden fmelten; dat zy zelf het geheim bezaten , welk in Europa is verlooren geraakt, om aan het koper eene hardheid te geeven, hoedanig wy kunnen geeven aan het ftaal; maar hoewel zy het yzer kenden, nogthans niet bekwaam waren om dit metaal te fmeeden, 't welk de ziel der kunften is. Nimmer kwam het hun in de gedagten om tichelfteenen of dakpannen te bakken, waartoe zy de noodige ftoffen voorhanden hadden. Ondertusfchen voerden zy. min gemaklyke, zelf veel bezwaarlyker zaaken uit. Het gadeflaan van flroomen, welke zy eene bedding in de rotzen zagen graaven, gaf hun waarfchynelyk de eerHe aanleiding tot het denkbeeld om fteenen te houwen. Door middel van keifteenen bylen, en eene langduurige wryving, gelukte het hun om ze glad te fchaaven , evenwydig te, maaken, aan allen dezelfde hoogte te geeven, en ze dus zonder behulp van Ciment zamen te voegen. By. ongeluk konden zy van deeze werktuigen niet het zelfde gebruik maaken L 5 om- VII. BOEK.  179 GESCHIEDENIS vu: BOEK, omtrefit het hout als omtrent fteen., Van hier dat de zelfde lieden , welke den graniet bewerkten en den fmaragd doorboorden, nimmer het bout konden zamenvoegen door middel van groeven , klampen en pennen ; het was flegts met banden van biczen aan de muuren vastgehegt. De aanzienlykfte gebouwen hadden flegts een ftrooën dak, op houten flylen rustende, even als onze Legertenten. Zy hadden niet meer dan ééne verdieping; het licht fehepten zy door de deur; de vertrekken hadden geene gemeenfchap met elkander. Wat 'er ook zy van de kunften, welke de Spanjaards in het land der Incas vonden, het Ryk moest zich noodwendig aan zynen veroveraar onderwerpen. Nog een oogenblik tegenftands, en de Peruviaanen zouden misfchien in vryheid geweest zyn. De veroveraars hadden onder elkander gefchillen te beflisfen, welke het verdeelen hunner Krygsmagt niet veroorloofden. De eerfte tyding van den voorfpoed van Pizarre was niet te-Panama gekoomen, of Almagro , zyn voornaamfte bondgenoot, was met nieuwe gelukzoekers toegefchooten , om de fchatten , de landeryen en het beftuur van Peru met hem te deelen. 'Er was in deezen eisch eene regtvaardigheid , welke de eerfte ontdekker nier wildé gevoelen. Zints dit oogenblik wierden ader gemoederen van jaloezy en haat bevangen. 'Er waren twee opperhoofden, twee aanhangen, twee legers;, en wel haast ontftonden'er, door een gedwongen vergelyk, twee regeeringen. Uit de tegenkanting deezer aanhangen moesten  DE R BEIDE INDIEN. 171 ten eigenaartig de onlusten van een nieuwen dorlog ontflaan. De burgeroorlogen hebben doorgaans hunnen oorfprong in de dwingelandy en in de regeeringloosheid. Eene onbepaalde magt en eene onbetoomde vryheidmoeten de zelfde uitwerkzels hebben. De Wethouderfchap ziet niets dan oproerigen in een volk, welk, van zynen kant, niets dan overweldiging ziet. De Reden is een te zwak werktuig om zo tegenflrydige eifchen te regelen. Men gedraagt de beflisfing der regten aan den Degen, en die de beste wapens heeft, wordt geoordeeld de beste zaak aan zyne zyde te hebben. Schoon de belangen , welke de Spanjaards in Peru verdeelden, niet van die aangelegenheidwaren, zy openbaarden zich, egter, met hetzelfde, en met nog grooter gerugt. Almagro en zyne medgezellen waren niet over Zee geflooken, dan om goud te verkrygen. Zy hadden niet zo veel als hunne mededingers, en zy wilden het hun door het ftaal ontweldigen. Het zy dat Pizarre zyne tegenwoordigheid elders noodzaakelyker oordeelde, 't zy hy weezenlykafkeerigwas, gelyk hy voorgaf, om tegen zynen ouden vriend te flryden, hy beval althans zynen broeder Ferdinand de zorge om hem te overwinnen. Zyne verwagtingen wierden niet verydeld. Almagro wierdt, op den zesden van Grasmaand desjaars 1538, aan de oevers van den Apurimac geflagen, en voorts gevangengenomen. De verwinnaar, die een byzonderen haat voedde, oordeelde het niet raadzaam , dat de veroorzaaker der onluster, in 't leeven bleef Hy offerde dit flagtoffer. zc VIï, BOEK. (  VII. BOEK. ] 17* GESCHIEDENIS zo als hy zelve voorgaf, aan de openbaare rust op. De aanhangers van Almagro, door den dood van hun opperhoofd hier en daar verfpreid, gedroegen zich zeer omzigtig. De afweezig. heid van Ferdinand, die na Europa was vertrokken, om belooningen te verzoeken, of zyne geftrengheid te regtvaardigen, naar gelange van de gezindheid der gemoederen, welke hy aan 't Hof van Madrid zoude vinden, fcheen allen misnoegen in hunnen geest verdoofd te hebben. Men zag hen zich alleen bevlytigen om de goedwilligheid van den uitdeeler der gunstbewyzen te winnen. Door raiddel van dit vertrouwen, welk zy gelukkig genoeg geweest waren in te boezemen, leefden zy ftil en veilig, naderden ongevoelig tot elkander, en vonden een punt van vereeniginge in den zoon van een man, wiens dood zy [leeds befchreid hadden. De dood van Fran:iscus Pizarre wierdt met eenpaarjge Hemmen jezworen. Op den beflemden dag, 't was in Zomernaand des jaars 1541, trokken de zamenge:worenen op den helderen dag langs de flraaten ran Lima. Zy verkoozen het licht boven de lonkerheid van den nacht, om de menigte te «vertuigen van de regtvaardigheid hunner ontwerpen, of van de juistheid hunner maatrege-n, en om zelf het denkbeeld te verdry ven 'an dezelve te doen mislukken. Deeze list elukte hun: niemand bewoog zich; de verrinnaar van zo veele uitgeflrekte landen wierdt ï vrede vermoord in 't midden van eene flad, /elkehygebouwdhadt, en van welkealle dein. woo-  D È R BEIDE INDIEN. 173 wooners zyne gunflelingen , zyne dienaars, zyne bloedverwanten, zyne vrienden of zyne foldaaten zyn. Zy, welke men meest gezind oordeelde om zynen dood te wreeken, kwamen naa hem om. De woede wordt meer algemeen. -Elk die zich op de flraaten en pleinen durft vertoonen , wordt als een vyand aangemerkt, en fneuvelt door het zwaard. Wel haast worden de huizen en tempels met bloed vervuld , en vertoonen niets dan verminkte lyken. De gierigheid , welke in alle de vermogenden zo veele voorflanders der ou ■ de regeeringe befchouwt, is nog werkzaamer, nog argdenkender, nog onverzoenbaarder. De fchildery van eene flad, door eene barbaarfche Natie ftormenderhand ingenomen, zou flegts een flaauw denkbeeld geeven van het eislyk fchouwfpel, welk in dit oogenblik vertoond wierdt door roovers, welke op hunne medepligtigen den buit veroverden, van welken deeze hen verfteeken hadden. De dagen, welke op deeze dagen van ver* nielinge volgden , zyn bekend door euveldaaden van eene andere foort. De ziel van den jongen Almagro fcheen voor de dwingelandy gefchaapen. Alles wat den vyand van zyn huis heefttendienfle geflaan, wordt onmenschlyk vogelvry verklaard. De oude overheidsperfoonen worden afgezet. Over de Krygsbenden worden nieuwe legerhoofden aangefleld. De fchatten van den Vorst en de goederen van hun, welke de vlugt hebben genomen , of gefneuveld zyn , worden een prooi van den overweldiger. Zyne medepligtigen, aan zyn lot verbonden door de euveldaaden, met VII. BOEK.  t;4 GESCHIEDENIS boek» met welke zy zich hebben bezoedeld, worden genoodzaakt tot hetonderlèhraagen van onderneerningen, van welke zy eenen af keer hebben. De zulken onder hen , welke des hunne rouwe en droefheid betoönen, worden heimeiyk van kant gemaft, of fterven op het fchavoc. In'de'verwarring, in welke eene zo onvoorziene omwenteling 'Peru heeft gebragt, ontvangen verfcheiden provinciën de bevelen van het gedrogt, welk zich in de hoofdftad voor Stadvoogd heeft doen uitroepen; hy begeeft zich vervolgens in het binnenfte gedeelte des Ryks, ter voltooijinge der te onder brenginge van 't geen tegenfland biedt of aarzelt. Eene menigte Toovers neemt deel aan ^den togt. Zyn leger ademt niets dan wraak of ylöndering. Alles buigt voor hem. De oorlog zöu een einde hebben genomen , indien de krygskundige bekwaamheden van liet Legerhoofd de wakkerheid der tooepen evenaard hadden. Tot ongeluk voor Almagro, hadt hy zynen gids Jan dé Herrada verlooren. Door gebrek aan ondervindingvervalt hyin de flrikken, hem gefpannen door Pedro Alvarez-, welke zich hadt gefield aan het hoofd des vyandlyken aanhangs. Den tyd, welken hy hadt moeten befleeden metvegten, flythy met zich te ontwarren uit krygslisten. In deezen toefland van zaaken , deedt een voorval, welk niemand hadt kunnen voorzien, de gedaante der dingen geheel veranderen. De Licentiaat vaca de castro, uit Europa ■gezonden, om het vonnis .Uit te fpreeken over de moordenaars van den oude Almagro , kwam in Peru. Dewyl de zorge der •regeeringe qp hem  pits. beide INDIEN. 175- hem moest koomen, in gevalle Pizarre niet . meer in weezen was, waren alle de geenen , welke zich aan den dwingeland niet verkogt hadden, bereidvaardig om hem te erkennen. De onzekerheid en jaloezy, welke hen langen tyd van een gefcheiden hadden gehouden, waren niet meer een beletzei tegen hunne vereeniging. Castro, zo dapper als ware hy onder de wapens grys geworden, liet hun ongeduld niet uitflyten ; hy voerde ze tegen den vyand aan. De twee legers raakten aan elkander byChapas, op den zestienden van Herfftmaand des jaars 1542 , en ftreeden met onbefchryflyke hardnekkigheid. Naa dat de overwinning langen tyd hadt gewankeld, bepaalde zy zich, met het vallen van den avond, voor de party , welke de regtvaardigheid op haare zyde hadt. De fcbuldigften der muitelingen , voor eene langzaame en fchandelyke ftraffe beducht, tartten de overwinnaars om hen af te maaken, en riepen als wanhoopigen uit: Ik ben 't die Pizarre gedood heb. Hun opperhoofd wierdt gevangen genomen , en liet het leeven óp een fchavot. Terwyl deeze töoneelen van eislykheden in Amerika waren geopend, was men in Europa bedagt op middelen om ze te fluiten. 'Er waren geene maatregels genomen om ze te voorkoomen. Peru was dus lang onderworpen geweest aan de Audiencia van Panama, welke te afgeleegen was om over de handhaaving der goede orde een waakend oog te houden , en geen gezags genoeg bezat om haare befluiten te doen eerbiedigen. Voor Lima wierdt een hoog Geregtshof opgericht, welk de handhaaving VII. BOEK  VII. BOEK. i -3 1 ] 176 GESCHIEDENIS ving der wetten was aanbevolen, en een genoegzaam gezag moest bezitten om het kwaade te ftraffen en het goede te beloonen. Blasco Nunnez Vala, die als Onderkoning in dit Geregtshof voorzat, kwam met zyne dienaars , in den jaare 1544» in de nieuwe waereld; hy vondt alles1 in de alleruiterfte verwarring. Over de omwentelingen, welke de burgeroorlogen te wege brengen, moet geoordeeld worden uit de oorzaak, welke ze doetgebooren worden. Wanneer de afkeer van dwingelandy en de aandrang tot vryheid dappere mannen de wapens doet opvatten, en de geregtigheid hunner zaake hen de overwinning doet behaalen, dan is de ftilte, welke op deezen kortduurenden ftormvolgt, het tydftip van het grootfte geluk. Alle gemoederen hebben nieuwe fterkte verkreegen , en dezelve medegedeeld aan de zeden. Het klein getal burgers, welke de getuige en het werktuig deezer beroerten is geweest, bezit meer zcdelyke vermogens dan de talrykfte Natiën. De regtvaardige is de fterkfte geworden, en elk verwondert zich dat hy zich bevindt in den ftand, welken de Natuur voor hem hadt gefchikt. Maar wanneer de burgeroorlogen uit eene onreine bron ontftaan; wanneer flaaven elkander bevegten om de keuze van eenen dwingeland, Ie eerzuchtigen om te onderdrukken, de rooiers om den buit te deelen, dan is de vrede, velke een einde maakt aan deeze eislykheden, ïaauwlyks te waardeeren boven den oorlog, velke dezelve deedt ontftaan. Misdaadigen leemen de plaats in van de Regters, welke ïen hebben gebrandmerkt, en worden de god- fpraa-  der beide INDIEN. 177 fpraaken der wetten, welke zy hadden'overtreeden. Men ziet menfchen , door hunne verkwistingen en buitenfpoorigheden bedorven, door eene baldaadige pragt de deugdzaame burgers hoonen, wier erfdeel zy overweldigd hebben. In deezen Bajert vinden de driften alleen gehoor. De gierigheid wil zich verryken zonder arbeid, de wraak zonder fchroom haaren moed koelen, de losbandigheid alle banden verbreeken , de rustloosheid alles om verre werpen. Van de dronkenfchap van moord, gaat men over tot die van wellustigheid. Het geheiligde bed der onfchuld of des huwelyks wordt door bloed, overfpel of verkragting bezoedeld. De beestagtige woede deimenigte fchept vermaak in het vernielen van al wat zy niet kan genieten. Dus verdwynen in weinige uuren de gedenktekens van veele eeuwen. Indien de vermoeidheid , eene volkomene magtloosheid of eenige gelukkige toevallen deeze onheilen opfchorten, is, egter, de gewoonte der misdaad, der moorden en der veragtinge van de wetten, welke naa zo veele verwoestingen noodzaaklyk overblyft, een zuurdeesfem, welk altoos gereed is om te gisten. De legerhoofden, geen gezag hebbende, de foldaaten zonder betaaling afgedankt, het volk, in hoop op een beter lot, na verandering haakende : deeze middelen en werktuigen van beroerte leggen altoos by de hand voor den eerften muiteling, die ze weet te werk te ftellen. Zodanig was de gefteldheid der, gemoederen in Peru, toen Nunnez zich aldaar vertoonde. Dezelve moest veranderd worden. Woeste III. deel. M ze- VII, boek  178 GESCHIEDENIS VII. BOEK. zeden moesten verzagt; menfchen, welke al. toos in onaf hankelykneid hadden geleefd, onder het juk geboogen; eene onverzadelyke gie righeid beteugeld worden; de zulken , welke geene andere dan hunne byzondere belangen gekend hadden, moest men doen wederkeeren tot de beginzels van billykheid en zelf van regtvaardigheid, en hen doen medewerken ten algemeenen welzyn ; gelukzoekers, die zelf den naam van bun Vaderland hadden vergeeten, moesten tot burgers gemaakt worden; 'er moesten byzondere eigendommen worden vastgefteld , ter plaatze daar men dus lang de wet van den fterkften hadt gevolgd; men moest de orde uit den fchoot der wanorde zelve doen gebooren worden: in één woord , gedrogten moesten tot menfchen gemaakt worden. Een zo groot werk zou vereischt hebben een diep denkend vernuft, de bekwaamheid om de gemoederen te bevredigen , een onvermoeid geduld , uitgebreide ontwerpen , een buigzaam karakter, nevens veele andere hoedanigheden , welke zelden te zamen worden gevonden. Nunnez bezat niet een van deeze voordeden. De Natuur hadt hem begaafd met oprechtheid, ftandvastigheid en moed; doch hy hadt niets gevoegd by hetgeen hy van de Natuur hadt ontvangen. Met deeze deugden , welke bykans zo veele gebreken waren in den toenmaaligen toeftand , maakte hy een aanvang van het werk zyner zendinge, zonder agt te geeven op plaatzen, perfoonen of omftandigheden. Tegen het gevoelen van alle verftandigen , die wilden dat men nieuwe bevelen uit Europa zou  DER BEIDE INDIEN. 179 zou afvvagtcn, kondigde hy de voorfchrifcen af, welke behelsden, dat de landeryen , van welke de veroveraars zich hadden verzekerd , niet zouden overgaan tot hunne naakoomelingcn, en die daarenboven van hunne bezittingen deeden vervallen de zulken, welke deel hadden gehad aan de burgerlyke onlusten. Alle de Peruviaanen , die in flaaverny waren gebragt door de Monniken, Bisfchoppen en leden der Regeeringe, wierden vry verklaard. De zulken, welke aan andere meesters toebehoorden , moesten uit hunne banden worden ontflagen by het o verlyden hunner onderdrukkeren. Zy konden niet meer genoodzaakt worden om zich in de Mynen te begraaven , en 'er mogt van hun geenerlei arbeid worden gevorderd zonder hun 'er voor te betaalen.Hunne fchatting was bepaald. De Spanjaards, die te voet reisden, wierden van het regt verfteeken om drie Indiaanen te neemen, welke hunne pakkaadje droegen, en zy die te paard reisden, van het regt om vyf te neemen. De Caciquen wierden ontheeven van de verpligtingen, om den reiziger, nevens zyn gevolg, om niet van leevensonderhoud te verzorgen. Andere dwin* gelandifche inrigtingen zouden eveneens worden afgefchaft, en de te onder gebragte "vol.ken zagen zich op het punt van gebragt te worden onder de befcherming van wetten, welke de geftrengheid van het regt van veroveringe althans zouden verzagten, indien niet deszelfs onregtvaardigheid ten vollen vergoeden ; doch de Spaanfche regeering fcheen alleen ongelukkig te moeten zyn in de uitvoering van het goede, welk zy ondernam. M 2 Ee. VII. BOEK.  i8o GESCHIEDENIS VII. BOEK. Eene zo onverwagte verandering ontftelde de zulken, welke zich van hun goed zagen berooven, of die de vleiende hoop verlooren om het hunne tot hun naageflagt over te leveren. De zulken zelf, welke door dit belang niet wierden genoopt, gewoon om de Indiaanen in geen ander licht te befchouwen dan als werktuigen en flagtoffers hunner gierigheid, konden niet begrypen dat men andere denkbeelden konde voeden. Van verwondering gingen zy over tot verontwaardiging, morren en oproerigheid. De Onderkoning wierdt afgezet , in banden geflooten, en vervolgens na een woest Eiland gebannen, tot dat 'er gelegenheid kwam om hem na Spanje te zenden. Gonzale Pizarre keerde,in dien zelfden tyd, te rug van een moeilyken togt, welke hem hadt doen doordringen tot aan de rivier der Amazonen , en lang genoeg hadt opgehouden om ce beletten , dat hy geen aandeel hadt gehad aan de omwentelingen, welke elkander met rasfe fchreden gevold waren. De regeeringloosheid , welke hy ontmoette , deedt hem den inval krygen om zich van het gezag te verzekeren. Zyn naam en zyne vermogens veroorlofden niet het hem te weigeren 4 doch zyne overweldiging wierdt door zo veele gruwelen verzegeld, dat men Nunnez gaarne wederom zou gehad hebben. Hy wierdt van zyne ballingfchap te rug ontbooden , en het leedt niet lang of hy was magtig genoeg om het veld te kunnen houden. De burgeronlusten namen op nieuw eenen aanvang. De woede floeg in de beide aanhangen tot uiteriTen over. Niemand verzogt noch gaf kwartier. De In-  DER BEIDE INDIEN. l8l Indiaanen namen, even als aan de voorgaande, deel aan deezen oorlog; zommige ftreeden onder de ftandaarden des Onderkonings, anderen onder die van Gonzale. Vyftien of twintig duizend van deeze ongelukkigen, in de beide legers verfpreid , fleepten het grof gefchut, flegtten de wegen, droegen de pakkaadje , en vermoordden elkander. Zy hadden van hunne overwinnaars geleerd, bloeddorftig te zyn. Naa dat de kans langen tyd hadt gewankeld , bekroonde het geluk ten laatfte de oproerigheid onder de muuren van Quito, in Louwmaand des jaars 1545. Nunnez wierdt, nevens de meesten van de zynen, vermoord op deezen rampzaligen dag. Pizarre keerde te rug na Lima. Men raadpleegde aldaar over de plegtigheden, welke by zyne intreede moesten in agt genomen worden. Eenige Bevelhebbers waren van oordeel, dat boven zyn hoofd een verhemelte moest gedraagen worden , waar onder hy, naar de wyze der Koningen, zou te voet gaan. Anderen, in hunne vleierye nog verder gaande, beweerden , dat een gedeelte der ftads muuren , ja zelf eenige huizen moesten afgebroken worden, gelyk te Rome gefchiedde, wanneer een Veldheer de eerbetooningen van den zegepraal verwierf. Gonzale vergenoegde zich met te paerd de ftad in te ryden, voorgegaan van zyne Stedehouders , die te voet gingen. Aan weerkanten van hem gingen vier Bisfchoppen. De Wethouderfchap volgde hem. De ftraaten waren met bloemen beftrooid. De lucht weergalmde van het geluid der klokken en van veelerhande Speeltuigen. Niets ontbrak 'er M 3 nu VII BOEK,  i&2 GESCHIEDENIS VIL BOEK. nu om het toppunt van vermaardheid te doen beidimmen aan een man, die uit den aart hoog moedig en bekrompen van begrippen was. Hy fprak en handelde als een dwingeland. Hadt Gonzale met oordeel en eenen fchyn van gemaatigdheid gehandeld, 'er zou voor hem mogelykheid geweest zyn om zich onafhanklyk te maaken. De voornaamften van zynen aanhang begeerden hem. De groote hoop zou deeze gebeurtenis met een onver» fchillig oog aanfchouwd hebben, en de overigen zouden genoodzaakt geweest zyn 'er in te berusten. Eene blinde wreedheid , eene onverzaadelyke gierigheid, een onbepaalde hoogmoed , deeden deeze gemoedsneigingen veranderen. De zulken zelf, wier belangen aan die des; dwinj;olands 't meest verknogt waren , haakten na eenen verlosfer. Hy kwam uit Europa. Het was de Licentiaat PEDRo de la gasca. Het Eskader en de berg ■ provinciën verklaarden zich terftond voor een man, bekleed met een wettig gezag om over hen te gebieden. Allen die zich te fchuil hielden in de wildernisfen , de holen en bosfchen, kwamen ten voorfchyn uit hunne fchuilplaatzcn , om zich by hem te voegen. Gonzale, geen ander middel ziende om zichute handhaaven dan het wel flaagen eener groote onderneeminge , floeg den weg in na Cusco , met voorneemen om flag te leveren. Eenige mylen van deeze ftad ontmoette hy hetKoninklyk leger , en tastte het aan, op den negenden van Zomermaand des jaars 1548. Een zyner Stedehouderen, hem reeds by den eerften aanval verlaaten ziende van zyne beste foldaaten, raad-  DER BEIDE INDIEN. l83 raadde hem op de vyandlyke troepen in te vallen en 'er als een Romein te {heuvelen. Dit zwakke opperhoofd van een talryken aanhang verkoos liever zich over te geeven, en zyn hoofd op een fchavot te verliezen. Carvajal, welke hem in krygsmoed en ook in wreedheid overtrof, wierdt gevierendeeld. Stervende roemde deeze woesteling, dat hy veertien honderd Spanjaards en twintig duizend Indiaanen, met eigene handen, hadt vermoord. Zodanig was het laatfte tooneel van een Treurfpel, welks bedryven allen bloedig geweest waren. De Regeering bezat gemaatigdhcids genoeg om niet te volharden in het vergieten van bloed, en het geheugen der eislyke rampen, welke men hadt ondergaan, bedwong de Spanjaards binnen de paaien van onderwerpinge. ' De nog overgebleevene gisting der gemoederen bedaarde allengskens, even gelyk de beweeging der baaren naa een langduurigen en heevigen ftorm. Ten aanzien der Peruviaanen wierden de wreedfte maatregels beraamd, om hen te brengen in de onmogelykheid van eenen opftand te kunnen verwekken. Tupac Amaru , erfgenaam van hunnen laatst overleeden Koning, hadt de vlugt genomen na afgeleegene bergen, alwaar hy in vrede leefde. Hy bevondt zich aldaar zo naauw opgeflooten door de troepen, welke men tegen hem hadt gezonden, dat hy genoodzaakt was zich over te geeven. De Onderkoning Franciscus de Toledo deedt hem befchuldigen van verfcheiden euveldaadén, welke hy niet hadt gepleegd, en om welke men hem het hoofd voor de voeten leide, m M 4 den VII. BOEK.  i84 GESCHIEDENIS VII. BOEK, den jaare 1571. Alle de andere afftammelingen der Incas ondergingen, het zelfde lot, onder voorwendzel dat zy eene zamenzweeringe hadden ondernomen tegen hunne overwinnaars. De afkeer van deezen aanflag verwekte een zo algemeen misnoegen, deels in de oude, deels in de nieuwe waereld, dat Philippus de II zich genoodzaakt vondt, denzei ven te moe. ten logenftraffen; doch de wreede ftaatkunde van deezen Vorst was zo bekend, dat niemand geloof floeg aan dit betoog van regtvaardigheid en menschlicfde. Zedert dit haatlyk tydftip, zyn'er geene dan geringe onlusten in Peru voorgevallen. Een Indiaan uit de provincie Xauxa, die voorgaf van het geflagt der Incas te zyn , i wierdt, in den jaare 1742, voor Koning uitgeroepen. Zyne landgenooten , welke zich vleiden hunnen Godsdienst, Wetten , landeryen én aanzien wel haast wederom te zullen bekoomen, vervoegden zich in menigte onder zyne ftandaarden. Naa dat zy merkelyke vorderingen hadden gemaakt, wierden zygeflagen en verftrooid. De gevangenen bekenden, dat men dertig jaaren hadt hefteed aan het beraamen van deezen aanflag. Een. voorbeeld in de Gefchiedenis, eenig in zyn foort, en welk aangemerkt mag worden als het voldingendfte bewys van den haat der Peruviaanen tegen de Spanjaards. Het Ryk van Peru breidde zich , toen het veroverd wierdt, langs de Zuid zee uit, van de Smaragden-rivier tot aan. Chili, en aan de landzyde, volgens eenige Aardrykskundigen, tot aan Popayan. Het bevatte die berugte keten bergen , welke in het land van Magellan haa-  BKR BEIDE INDIEN. 185 haaren oorfprong neemende, in het Ryk van Mexico verdwynt, om , zo het fchynt, de Zuidlyke deelen van Amerika met de Noordlyke te vereenigen. De grond, welke zeer onregelmaatig is, kan in drie deelen verdeeld worden. * De voornaamfte Cordeliers maaken het eerfte deel uit. Hunne toppen verdwynen, volgens het verhaal van den Heer de la Condamine, in de wolken, en zyn bykans allen bedekt met verbaazende fneeuwklompen , zo oud als de waereld. Uit verfcheiden van deeze toppen , gedeeltelyk vermorzeld dopr deeze fneeuwklompen, ziet men draaikolken van rook en vlam voortkoomen. Van deezen aart zyn de toppen van den Cotopaxi, denTongourargua, en den Sangaï. De overigen zyn voor het meerengedeelte voormaals brandende bergen geweest, of zullen het waarfchynelyk ten eenige dage worden. De gefchiedenis geeft geen vroeger berigt van het tydftip hunner ontberftinge , dan zedert de ontdekking van Amerika; maar de puimfteenen, nevens de verkalkte ftoffen, met welke zy doormengd zyn , als mede de zigtbaare fpoóren , welke de vlam heeft naagelaaten, zyn voldingende getuigenisfen van de weezenlykheid hunner ontbrandinge. Hunne hoogte is vervaarlyk groot. Cayambour, onder den Evenaar zeiven geleegen , en Antifana ,• welke niet. meer dan vyf mylen ten Zuiden ligt, zyn, van het waterpas der Zee gerekend, meer dan drie duizend Franfche Roeden rToifes') hoog; en de Chimboraco, ongeveer drie duizend twee honM 5 derd VII. BOEK.  i,86 GESCHIEDENIS VII. BOEK. i I derd twintig Toifcs hoog, is een derde hooger dan de Piek van Teneriffe, de hoogfte berg in de oude waereld. De bei-gen Pitcbincha en Caracon, op welke de leden der Franfche Akademie hunne waarneemingen hebben gedaan , ter ontdekkinge van de gedaante des Aardkloots, zyn niet hooger, de eene dan twee duizend vierhonderd en dertig, de andere twee duizend vier honderd zeventig Tot fes; de hoogfte bergen , welke men immer heeft beklommen. De altoosduurende fneeuw heeft de bergen van eene grooter hoogte dus lang ongenaakbaar gemaakt. Van deeze hoogte, welke als de eindpaal is, op welke de fneeuw , zelf in de Verzengde Luchtftreek , nimmer fmelt, ontmoet men , nederklimmende tot op honderdof honderd en vyftig Toifes, niets dan naakte rotzen of dorre zandgronden. Laager koomende , begint men eenige Mosfen te zien, welke de rotzen bedekken; verfcheidene foorten van hei, die hoewel groen en vogtig, een helder vuur ui tmaaken; ronde kluiten van eehe fponsagtige aarde, aan welke als vastgeplakt zyn kleine ftraals- en ftarrewyze gefchikte planten, wier fteelen gelyk zyn aan de bladen van den Taxi'stoom. Op deeze geheele ruimte is de fneeuw legts van korten -duur; nógthans blyft zy 'er somtyds geheele weeken en maanden leggen. Nog laager is de grond doorgaans bedekt met :en foort van gras, welk ter hoogte van een ;n een half of twee voeten opfchiet. Deeze hort van hooi is het eigenaartig kenmerk, velk de bergen onderfcheidt, by de Spanjaards >nder den naam van taramos bekend. Met dee-  DER BEIDE INDIEN. 187 deezen naam benoem:n zy alleen de heivelden , welke zo hoog leggen , dat 'er geen hout meer kan groeien , of dat de regen 'er onder geene andere gedaante dan van fneeuw valle, hoewel zy bykans zo ras fmelt als valt; Eindelyk nog laager daalende , tot op eene hoogte van ongeveer twee duizend Toifês boven de oppervlakte der Zee, ziet men het zomtyds regenen, en zomtyds fneeuwen. Terwyl men van deeze bergen afklimt, ontdekt men nog andere van minder hoogte, welke het middelfte gedeelte van Peru beflaan. Hunne toppen zyn gemeenlyk koud, onvrugtbaar en vol Mynen. De Valeien, Welke ze van elkander fcheiden, zyn bedekt met talryke kudden , en fchynen den Landbouw de rykflo oogden aan te bieden. De winter duurt'er flegts twee maanden ; en ten tyde van de grootfte hitte, heeft men flegts uit de Zon in de fchaduw te gaan', om zich als te bevinden in eene der Gemaatigde Luchtftreeken. Deeze fpoedige verwisfeling van gewaarwordinge is nogtbans niet onveranderlyk in een Klimaat, welk dikwyls, door de enkele legging van den grond, op de eene plaats van de andere verfchilt. Doch hoedanig het klimaat ook zy, het is overal gezond. 'Erheerscht geenerhande ziekte , aan deeze gewesten byzonder eigen , en onze ziekten willen 'er niet vatten. Nogthans bragt een Europisch fchip, in den jaare 1719, aldaar eene volksziekte, welke aan veele Spanjaards en Mestizen, en aan meer dan twee honderd duizend Indiaanen , het leeven kostte. Een nog heilloozer gefchenk, welk deeze volken' in verruiling tegen Goud hebben ontvangen, VII. BOEK.  VII. BOEK. l 188 GESCHIEDENIS gen, is de Kinderziekte. Zy openbaarde 'er zich voor de eerfte maal in den jaare 1588, en heeft zedert niet opgehouden van aldaar, by tusfchenpoozen, onbefchryvelyke verwoestingen aan te richten. Niet minder is men bloot gefteld aan deezen eislyken geesfel op de kusten, onder den naam van Valeien bekend. De gemaatigdheid der lucht is aldaar niet de zelfde, als die elders op eene even groote breedte wordt gevonden. Zy is zeer aangenaam; en fchoon de vier getyden des jaars 'er zich gevoelig doen onderkennen, kan nogthans geen derzelven voor ongemaklyk worden gehouden. De winter is 'er het gevoeligst. De oorzaak hier van heeft men gezogt in de Zuid-Pools-winden , welke den indruk medevoeren van de fneeuw en het Ys, van welke zy zyn voortgekoomen. Zy behouden diert indruk gedeeltlyk niet, dan wanneer zy waaien onder het dekkleed van een dikke nevel, welke alsdan het aardryk bedekt. • In de daad , deeze dikke dampen koomen alleen regelmaatig tegen den middag op , doch zy verdwynen zelden. De lucht blyft doorgaans dik genoeg, datdeftraalen derZonne, welke nu en dan blinken, de koude flegts in geringe maate kunnen doen verminderen. Welke ook de oorzaak zyn moge van eenen zo beftendigen winter onder de Verzengde Luchtftreek, zeker is het, dat deeze Valeien, met zandhoopen overdekt, volftrekt onvrugtbaar zyn in eene uitgeflrektheid van meer dan honderd mylen, gerekend vanTruxillo tot aan Lima. Het overige gedeelte der kust is minJer zandagtig; doch het is nog te veel met zand be-  DER BEIDE INDIEN. igg bedekt om vrugtbaar te zyn. Men ontmoet 'er geene velden, welke vrugtbaar mogen genoemd worden , dan op zulke plaatzen , alwaar de grond wordt befproeid door het water, welk van de bergen afdaalt. De regen zou iets kunnen toebrengen ter bevorderingeder vrugtbaarheid van den grond; doch het regent nimmer in Neder - Peru. De Natuurkunde heeft alle haare kragten te werk gefteld, ter ontdekkinge der oorzaak van een zo buitengewoon verfchynzel. Zou men het niet mogen toefchryven aan den Zuid-Westen wind, welke aldaar geduurende het grootfte gedeelte van het jaar waait; en aan de verbaazende hoogte der bergen, welker top met altoosduurend ys bedekt is ? Het land tusfehen beiden geleegen, van den eenen kant geftadig verkoeld, en van den anderen kant onophoudelyk verwarmd, behoudt eene zo gelykmaatige gemaatigdheid, dat de opklimmende dampen nimmer tot dien trap kunnen verdikt worden, dat zy onder de gedaante van water nedervallen. Van hier dat de huizen , hoewel flegts gebouwd van ongebakken tichelfteen, of van eene aarde met een weinig kruid gemengd, nimmer vergaan. Hun dak beftaat blootlyk uit een mat, evenwydig met den gezigteinder geplaatst, van boven met asch ter dikte van een vinger breed bedekt, om de vogtigheid van den nevel in te zuigen. De zelfde oorzaaken, welke het regenen in de Valeien beletten , verdryven ongetwyfeld insgelyks van daar de onweders. De zulken yan haare bewooners, welke nimmer op de bergen gereisd hebben- weeten niet wat donder VII. BOEK.  VII. BOEK. 190 GESCHIEDENIS der en blixem zy. Hunne fchrik evenaart hunne verbaasdheid, wanneer zy de eerfte maal buiten hun land een voor hun zo nieuw fchouwfpel zien. Doch zy hebben een veel gevaarlyker verfchynzel te vreezen, en 't welk in de verbeelding der menfchen veel dieper indrukzels overlaat dan de donder, en de verwoestingen daar mede vergezeld. De aardbeevingen , elders zo zeldzaam, dat 'er geheele geflagten verloopen zonder immer op den aardbodem eene te hebben beleefd , gebeuren zo menigvuldige maaien inde Valeien van Peru, dat het aldaar eene gewoonte is geworden om ze te tellen, als eene volgreeks van tydperken, zo veel te merkwaardiger, als derzelvér veelvuldige wederkomst haare woede en heevigheid niet doet verminderen. ' Weinige plaatzen zyn 'er langs deeze uitgebreide kust, welke geene fchrikbaarende gedenktekens opleveren van deeze ver* fchrikkelyke fchokken en fchuddingen des aardryks. Dit verfchynzel, altoos onregelmaatig in zyne onverwagte wederkeeringen , wordt altoos aangekondigd door in 't oogloopende voorboden. Wanneer het zeer aanmerkelyk zyn zal, wordt het voorafgegaan van een geluid in de lucht, welks geraas gelyk is aan dat van een zwaaren regen, vallende uit eene fchielyk geborften wolk. Dit geraas fchynt het uitwerkzel te zyn van eene trillinge der lucht, welke zich na tegengeftelde kanten beweegt. De Vogels vliegen alsdan fchigtig. Hunne ftaart noch vlerken dienen hun langer tot riemen en roer, om in het vloeibaare der hemelen te zwemmen.  DER BEIDE INDIEN. 191 Zy worden verpletterd tegen de muuren, hoornen en rotzen; 't zy dat deeze draaijing deinatuur in hun deeze duizeligheden veroorzaake , of dat de dampen der aarde hen van de kragten en bekwaamheden berooven om hunne beweegingen te bellieren. By dit gekraak der lucht koomt het dof gemompel der aarde, wier holligheden en donkere kolken als zo veele Echoös zuchten. De honden beantwoorden dit voorgevoel eener algemeene verwarringe met een ongewoon gejank. De dieren blyven ftil ftaan, en, door een natuurlyk Inftinót genoopt, zetten zy hunne beenen fchrap om niet ter aarde te vallen. Op deeze aanwyzingen vlugten de menfchen uit hunne huizen, met eene verwilderde vreeze op het aangezigt gefchilderd, en zoeken in den omtrek van openbaare pleinen of in het open veld eene fchuilplaats, om onder hunne inftortende huizen niet verpletterd te worden. Het gefchrei der kinderen, de jammerklagten der vrouwen , de fpoedig opkoomende duifternis van een onvoorzienen nacht: alles fpant te zamen ter vergrootinge der weezenlyke rampen van eenen geesfel, welke alles omkeert, door de onheilen eener ontftelde en verbyfterde verbeeldingskragt,welke,in debefchouwing deezer wanorde, het denkbeeld en den moed verliest om de fchade te herftellen. Nogthans wierdt een grond, zo wankel op zyne grondvesten rustende , bewoond. Te midden van deeze eislykheden der natuure, welke niets dan dwingelanden of flaaven fcheen te kunnen voortbrengen, even wreed als woest j was een bloeiend Ryk gegrondvest. Des- VII. BOEK.  192 GESCHIEDENIS VII. BOEK. i j 1 I Deszelfs volkrykheid kan niet in twyfel worden getrokken, wanneer men met eigene oogen ziet, dat dit gelukkig volk met zyne volkplantingen hadt vervuld alle de provinciën , welke het hadt veroverd; wanneer men de aandagt vestigt op het verbaazend getal menfchen , die tot zaaken van de regeeringe gebruikt wierden, en van den Staat hun onderhoud trokken. Onderftellen zo veele hef hoornen en handen, bezig met het beweegen van een werktuig, geene ontelbaare volkrykheid, om met de voortbrengzels der aarde te voeden een talryken rang van inwoners, welke dezelve niet bearbeiden ? Door welke noodlottigheid is het dan gebeurd , dat Peru heden ten dage zo wild en woest is? Tot den oorfprong der dingen opklimmende , zal men bevinden, dat de veroveraars der kusten van de Zuid Zee, roovers zonder geboorte, zonder opvoeding en zonder beginzels, in den beginne meer gruwelen pleegden , dan de veroveraars van Nieuw-Spanje. Het leedt langer eer de Hoofdftad een paal ftelde aan de wreedheid , welke gefladig gevoed wierdt door de langduurige en wreede burgeroorlogen, die op de verovering volgden. Vervolgens wierdt 'er een geregeld ontwerp van Dnderdrukkinge vastgefteld; 't zal hier voegen, leszelfs opkomst, aanwas en vastftelling naa :egaan, hoe groot een afgryzen het ons ook noge inboezemen. In de eerfte plaats wierden de Peruviaanen , jelyk voorheen de Mexicaanen , van hunne )ezittingen beroofd. Men liet hun flegts een ;edeelte der landeryen behouden, welke, ten ty-  DER BEIDE INDIEN; I93 tyde der Incas, dienden ter verzorginge van de algemeene behoeften. Dit aandeel is allengskens verminderd, dooi' de overweldigingen der magtigen, en vooral der Monniken. De voortbrengzels der landeryen , welke afgezonderd worden tot onderhoud der zieken , oude lieden , weduwen en weezen, worden niet meer ontzien. Zy worden meestal gebragt in de Koornfchuuren van hunne onderdrukkers. De vryheid der Indiaanen onderging het Zelfde lot als hunne eigendommen. Zy, welke flaaven der Regeeringe wierden , of die men gebruikte tot den arbeid, aan nieuwe Bezittingen eigenaartig verknogt, wierden flegt gefpysd en flegt gekleed. Wanneer zy geen werk meer voor hun hadden , wierden zy afgeftaan aan de burgers; wier leenlanden zonder arbeiders lagen. In de daad, zy waren aan deeze nieuwe meesters hunnen dienst niet langer dan zes maanden verfchuldigd: naa verloop van deeze mogten zy na hunne hutten weder keeren ; doch de gierigheid verzon wel haast middelen , om eene flaaverny , welke flegts een zekeren tyd moest duuren, altoosduurende te maaken. De geregelde befolding deezer ongelukkigen was niet toereikende. Men lokte hen door opgefchootene penningen, welke de behoefte hen deedt aanneemen. Van dit oogenblik af, vonden zy zich voor het meerengedeelte verbonden voor hun leeven: dewyl zy geene vryheid hadden om te vertrekken, voor en aleer zy de gemaakte fchulden betaald hadden ; iets, waartoe zy, om hunne armoede , onbekwaam waren. De dwingelandy ging nog Verder tegen die foort van onvermogende fchul- IIL deel. N de- VII. BOEKi  VIL BOEK. I94 GESCHIEDENIS denaars, welke een gezin hadden. Men wierp hen in de gevangenis. Om hen uit dezelve te verlosfen, fielden hunne vrouwen en kinders zich tot gyzelaars; deeze waren zo veele nieuwe flaaven. Dus wierdt het juk altoosduurend gemaakt. De eenige bedenking , welke tot een teugel voor deeze barbaarschheid zou hebben kunnen verflrekken, is, dat zo lang men deeze Indiaanen hadt , men geene andere flaaven konde hebben ; ook was het altoos een groot voordeel, menfchen te behouden, welke men naar zyne hand gewend hadt, voornaamlyk de handwerkslieden, wier plaats altoos bezwaarlyk, dikwyls onmogelyk, door andere kon vervuld worden. Terwyl de Peruviaanen dus voor het meerengedeelte van de kroon in flaaverny geraakten , waren dezulken, welke ten tyde der veroveringe onder het juk waren gebragt, nog ongelukkiger. Hoewel de beftuurder van het gewest, alwaar zy geplaatst waren, geen verder regt hadt dan van hun eene belasting te eifchen, welke hy met 'sLands Schatkist deelde, maatigdehy zich, egter, hunnen geheelen arbeid aan. De dwingelandy ging zo verre, dat zy de Regeering wakker maakte. Allengskens heeft zy deeze byzondere gezagoeffeningen afgefchaft, en in den jaare 1750 was 'er geen blyk meer van te vinden. De Indiaanen, nogthans, welke, door deeze nieuwe fchikking , fcheenen in vryheid gefteld te worden, zyn flegts van ketens veranderd. Men heeft hen gefchikt ter vervullinge van de plaats der Mitayos of Koninklyke Indiaanen, welke gefheuveld zyn in den dienst der zulken, aan welken  DER BÉIDE INDIEN. 19$ zy waren toegeftaan; hun toeftand is zo rampzalig als te vooren. Behalven deeze regelmaatige en door de wet bekragtigde onderdrukking , welke zich uitftrckt over de geheele Natie, worden 'er duizend wreedheden geoeffend, van welke de menschlykheid geen minder afkeer heeft. Het is door de wet uitdrukkelyk verbooden, de Peruviaanen te dwingen om in de onderaardfche Mynen te arbeiden, en 'er is geen eigenaar van Mynen, welke, door middel van Crediet of geld , hen daartoe niet kan noodzaaken. Deeze ongelukkigen zyn, in het grootfte gedeelte van Peru , gedoemd tot het betaalen van een hoofdgeld van zes en twintig Livres en vyf Huivers, beginnende met de achttien , en ophoudende met de vyftig jaaren; de Pagters vorderen deeze buitenfpoorige belasting boven den bepaalden tyd, en vorderen ze zelf tweemaal in 't jaar, wanneer de quitantie te zoek geraakt of verlooren is. Ieder eigenaar van landeryen, welke een Indiaan heeft doen fterven, door hem te veel te laaten arbeiden, of door hem gebrek te laaten lyden aan het noodzaaklyke, moet een anderen Indiaan, hem vergund , misfen; en 'er zyn misfchien geen twee voorbeelden van deeze ligte ftraffe, voor eene misdaad, welke dagelyks wordt gepleegd. Alle bewooners van een dorp moeten op de rol worden aangefchreeven, ter volbrenginge van de pligten, het genootfchap opgelegd; doch dit wordt nimmer volbragt dan van die geenen , welke onbekwaam zyn om zich te ontflaan van den overlast, hun ten dien einde aangedaan. Wanneer een Spanjaard een geN 2 deel- VIL BOEK  196 GESCHIEDENIS VIL BOEK. < ] ] < 1 t \ 1 1 i 2 deel te van zyn land heeft afgeflaan aan een Peruviaan, om hem in zyn grondgebied zich te doen nederzetten, heeft hy geen i'egt, hem daar van te berooven, dan door eene geregtlyke verklaaring, dat de voorwaarden van het verdrag zyn gefchonden: de fierkfle vcrfmaadt deeze plegtigheden, en keert weder in zyne bezitting, zo ras zyn belang of zyne grilligheden het eifchen. De reizigers , welke niets zonder toeflemming van den eigenaar zouden mogen neemen, verzekeren zich floutmoedig van alles wat zy in de hutten vinden. De geduurige plondering is oorzaak dat de Indiaanen niets, zelf geene leevensmiddelen, hebben. De hoofden der gezinnen weeten alleen de plaats, alwaar dezelve verborgen zyn, en haaien, om de acht dagen, van daar zo veel voorraads, ais zy de geheele week noodig hebben. De Onderregters, eindelyk , hebben zich voor het neerengedeelte het uitfluitend regt toegeëigend, Dm aan de Indiaanen , welke in hun distrikt voonen, de Europifche waar en te verkoopen, )f doen ze hen te duur betaalen, of dwingen ïen zulke goederen te koopen, welke zy niet ïoodig hebben. Indien het Hof van Madrid gemeend heeft, leeze fchreeuwende onregtvaardigheid te zulen voorkoomen , door aan de Peruviaanen en Spaanfchen Opziender te geeven , welke erpligt is hen te verdeedigen, en eenen inindfchen Cacique, gelastigd om op hunne zaaien agt te geeven, zo heeft het zich bedrooen. De Spanjaard ontvangt jaarlyks vaneenen ;der hunner dertien Huivers, en de Cacique es Huivers en een half, in zyn byzonder regts- ge-  der beide INDIEN. I97 gebied; hierin beftaat de geheele hervorming. Dj eene verkoopt de Indiaanen aan elk die ze wil koopen; en de andere is te veragt om zich tegen deeze verdrukking te kunnen verzetten. De Godsdienst heeft hier te lande geen meer kragts dan de wetten; in tegendeel, hy is nog onmagtiger. De Priesters zyn de grootfte vyanden der Peruviaanen. Zy laaten hen werken zonder ze te betaalen; zy geeven hun ftokflagenomde beuzelagtigfte overtreedingen. Wanneer iemand deezer ongelukkigen niet tegenwoordig is by de onderwyzingen, wordt hy op heeter daad des geftraft; ftokflagen zyn de vaderlyke tugtigingen, welke deeze herders uitdeelen. Men durft ze niet naderen zonder gefchenken. Zy hebben hunnen Ledemaaten de zulken hunner oude bygeloovigheden laaten behouden, als nuttig zyn voor de Kerk: by voorbeeld, de gewoonte om veele leevensmiddelen te brengen op het graf der geftorvenen. De Priesters ftellen hunne amptsverrigtingen op een willekeurigen prys; en zy hebben altoos eenige godvrugtige vonden, welke hun gelegenheid geeven om nieuwe belastingen te eifchen. De geldzamelingen der Monniken zyn eigenlyke krygspandingen. Het is eene gewettigde roovery, welke bykans altoos gepaard gaat met gewelddaadigheden. Het kan niet anders zyn, of dusdanig een handelwyze moest den Christlyken Godsdienst gehaat maaken by de Indiaanen. Deeze volken gaan na de kerk als na een Leendagvaarding, verfoeiende de barbaarfche VreemN 3 de- VIL boek.  198 GESCHIEDENIS VII. BOEK. delingen, welke een juk en een last leggen op hun lichaam en op hunne ziel. Doorgaans hebben zy den Godsdienst hunner Voorouderen behouden; en in de groote Steden, onder het oog hunner dwingelanden, vieren zy plegtige feestdagen, op welke zy hunne oude plegtigheden onderhouden, en de beelden van Zon en Maan langs de tiraaten ftaatelyk ten toon^ draagen. Zommige hunner vertoonen een Treurfpel, welks onderwerp is de dood van Atabalipa. De toehoorders, welke in den beginne traanen Horten, vallen ten laatfte in eene foort van woede. Zelden gebeiiit het, dat op deeze feesten niet de een of ander Spanjaard gedood wordt. Misfchien zal, ten eenigen dage, dit Treurfpel uitloopen op den moord van het geheele geflagt der moorderen van Atabalipa; en de Priesters , welke hen offerden , zullen op hunne beurt de flagtoffers zyn van al het bloed, welk zy vergooten hebben. Voor 't overige zyn de Peruviaanen een voorbeeld van die verregaande verbeestinge, tot welke de dwingelandy de menfchen kan doen veraarten. Zy zyn vervallen tot eene ftömpe en algemeene overfchilligheid. Trouwens, wat toch zou een Volk kunnen beminnen, aan 't welk de vernederendfte flaaverny allen gevoel van grootheid en roem heeft benoomen! De rykdommen, welke hun land hun heeft gefchonken, bekooren hen niet; de weelde , tot welke de Natuur hen noodigt, bezit voor hun geene bekoorlykheden. De zelfde ongevoeligheid bezitten zy omtrent de eer, Zy zyn 't geen men hen wil heb-  DER BEIDE INDIEN. 199 hebben; zonder droefheid of verlangen, Caciquen of Metayos, het voorwerp van de algemeene agtinge of befpottinge. Zy hebben alle de fpringveeren en roerzeis der ziele verlooren. Het roerzei van vreeze doet by hen dikwyls geene uitwerking, uit hoofde van hunne geringe zucht tot het leeven. Zy drinken zich dronken, zy danzen; deeze zyn hunne eenige vermaaken, wanneer zy hunne rampen kunnen uit de gedagten ftellen. De luiheid is de ftaat, welken zy zich door de gewoonte hebben eigen gemaakt; lk keh geen bonter, zeggen ze tot den geenen, welke hen door geld ten arbeid wil noopen. Zodanig is de toeftand van genoegzaam alle Volken, welke geenen eigendom hebben. Inde warme landen, alwaar het leevensonderhoud weinig gelds kost, alwaar de aarde veelevrugten geeft en weinig arbeids vordert, is het eene gewoone zaak, dat al wie niet kan beftaan zonder vaste bezittingen, zich tot ledigheid en den bedelzak begeeft; men arbeidt 'ei noch voor den volgenden dag, noch voor zyr naageflacht. De algemeene misflag van kwaa de regeeringsvormen, en dit zyn ze bykan allen, is geleegen in de fchikkingen, raakendf den eigendom. Een van beiden moet waar heid zyn: 'er moet in 't geheel geen eigendon gedoogd worden, of 'er wordt het groots mogelyke evenwigt vereischt in deeze fchaa der zamenleevinge. Nogthans is de vernie lendfte en minst beftendige van alle wet creevingen die van eene Natie , welke be ftaat uit groote niets doende eigenaars, ei uit arme en door den arbeid overlaadene flaa N 4 ver VII. BOEK.  200 GESCHIEDENIS VIL BOEK, : : J < 1 ( t i ( r I x d z { V h ven. De onmiddelyke gevolgen zyn , eene algemeene verflapping in den arbeid; wreedheden, galgen, pynigingen, van den eenen kant; haat, vergiftigingen, oproerigheden, aan de andere zyde; vernielingen en verwoestingen aan beide kanten; verval en ontflooping der Maatfchappye. De zaraenleeving was in Peru tot zulk een ftaat van volkloosheid gebragt, dat dezelve door den aankoop van een vreemd geflagt moest aangevuld worden; doch deeze aanvulling, door de loosheid der Europifche barbaarschheid uitgedagt, was meer fchadelyk voor Afrika, dan nuttig voor het landderlncas. 'Er wierdt niet zo veel voordeels uit getrokken ïls men zich hadt voorgefteld. De Regeering aecft een hinderpaal daar tegen weeten in den .veg te leggen , door de Monopoliën en belas:ingen, welke zy ten allen tyde leide, op de nisdaaden zo wel als op de deugden; op de lyverheid en op de luiheid; op de goede en ie kwaade ontwerpen; op het regt om overast aan te doen, en op het verlof om zich laaraari te onttrekken; op het vermogen om Ie wetten te. kunnen ten uitvoer doen brenen, en op het voorregt om ze te overtreeden f* kragteloos te maaken. Behalven de onïaatige regten, op den invoer der Negers in era gelegd, lieeft men ze moeten ontvangen an een uitfluitend voorregt, van eene vreemc hand; hen overvoeren over onmeetelyke eeën, en door ongezonde klimaaten; de kosïn moeten draagen van verfcheiden ontfehee. ingen en wederinfeheepingen. Nogthans. eeft de noodzaaklykheid, fterker dan de hinder-  DER SE IDE INDIEN. 20I derpaalen, dit geflagt van menfchen in Peru meer dan in Mexico doen vermenigvuldigen. Ook zyn de Spanjaards 'er talryker; zie hielde reden waarom. Ten tyde der eerfte veroveringen, toen de volksverhuizingen menigvuldiger waren, was het land der Incas meer vermaard om zyne rykdommen dan Nieuw-Spanje , en het leverde ook, geduurende een geruimen tyd,. meer fchatten op. Dé zucht, om aan dezelve deel te hebben, moest eigenaartig en lokte ook met 'er daad een grootcr getal Castiliaanen derwaards. Schoon zy allen of genoegzaam allen daar heen waren vertrokken, in de hoop van in hun Vaderland het genot te hebben van de goederen, welke zy aldaar hadden verzameld, zette, egter, het meerengedeelte hunner zich met der woon in de volkplanting neder, De aangenaamheid van het klimaat, de gezondheid der lucht en de fmaakelykheid der leevensmiddelen, deeden hen daar toe befluiten. Mexico leverde niet de zelfde voordeden op, en gaf geene hoop op eene zo groote onaf hanklykheid, als een land, veel verder van de hoofftad geleegen. Cusco trok eene groote menigte der veroveraaren. Zy vonden deeze hoofdftad op een zeer onregelmaatigen grond gebouwd, en in zo veele wyken verdeeld, als 'er provinciën in het Keizerryk waren. Ieder inwooner mogt de gebruiken van het land zyner geboorte volgen; doch allen waren verpligt ter onderhoudinge van den Godsdienst, door den grondlegger der Monarchie voorgefchreeven. Geen gebouw hadt eenige grootheid, pragt N 5 of VII. BOEK.  soa GESCHIEDENIS VII. BOEK. geryflykheden : dewyl men van de eerfte bèginzels der bouwkunde onkundig was. De pragt der gebouwen, aan welke men den naam gaf van paleizen van den Oppervorst, van de Prinfen van zynen bloede, en van zyne Ryksgrooten, beftondt in den overvloed der raetaalen, welke ter verfieringe derzelven verfpild waren. Boven alle andere gebouwen muntte uit de tempel der Zonne, welks muuren bekleed of befchooten waren met goud en zilver, verfierd met verfcheidene afbeeldingen , en bedekt met de afgoden van alle de Volken, die door de Incas onderweezen of overwonnen waren. Losbandige en luie Monniken hebben deeze ryke metaalen tot andere bygeloovigheden doen dienen ; de vooroordeelen , nuttig voor het klimaat, van vernielende vooroordeelen doen vervangen; en in de plaats van natuurlyke en met den aart der volken ftrookende dwaalin gen, vreemde, ongerymde, met het gezond verftand en de zaamenleeving ftrydende leeringen gefteld. De zelfde noodlottigheid, welke het Heelal, de Zeeën, de Aarde, de Staaten en Natiën omkeert; welke beurtelings rondom den aardbodem verfpreidt het licht der kunften en de duisternisfen der onkunde; welke de menfchen en de begrippen verplant, even gelyk de winden en de ftroomen de visfchen en de zeegewasfen tegen de kusten werpen: het noodlot heeft gewild, dat laatdunkende en trotfche Monniken, even zeer door luiheid als door wellust verwyfd, fchaamteloos fliepen op den asch der deugdzaame Incas, te midden van een gebied, voormaals zo gelukkig on-  DER BEIDE INDIEN. 203 onder deeze wetgeevers. Eene zo hcillooze omwenteling belette niet, dat de Peruviaanen , welke doorgaans het verblyf in de fteden verfoeien, om dat zy van Spanjaarden bewoond worden, zich niet gaarne te Cusco nederzetten. Zy vermaaken zich nóg in hetbefchouwen dier eerwaardige plaatzen, van waar de heilige wetten voortkwamen , welke hunne i voorouders gelukkig maakten. Dit herdcn| ken boezemt hun eene edele fierheid in; en men ziet ze minder veraart op dit vermaard tooneel, dan in het overige gedeelte van hun gebied. Op eenen heuvel, ten Noorden van de hoofdftad, lag een Kasteel, welk de Incas hadden doen bouwen met zeer veel moeite, tyd, arbeid en kosten. Langen tyd fpraken de Spanjaards van dit gedenkteken der Peruviaanfche nyverheid met eene verwondering, welke geheel Europa deedt verbaasd ftaan. Men heeft de puinhoopen van dit Kasteel gezien; het verwonderenswaardige is verdweenen ; 'er is niets overgebleeven dan de verbaazing, ontftaande uit het befchouwen van zwaare fteenklompen, van afgeleegene plaatzen aangevoerd, zonder behulp van hefboomen en andere werktuigen, by kundige volken bekend. Vier mylen van dit Kasteel, legt eene bekoorlyke vlakte, in welke de IncasendeRyksgrooten hunne Lusthoeven hadden. Deeze betoverende verblyfplaats is zedert zo vermaard gebleven, dat de vermogendfte inwoo» ners van Cusco hun geluk niet voor volkomen houden, wanneer zy geene ftreek lands aldaar kun- VII BOEK  VII. BOEK. 1 1 1 < r t h 'c h d x w dl di Zf hi d£ Of vl ne 204 GESCHIEDENIS kunnen magtig worden. De zieken begeeven zich doorgaans derwaards ter herftellinge van hunne gezondheid , en 't gebeurt zelden dat zy hun oogmerk niet bereiken. Dewyl de Spanjaards, in de vroegfte tyden, niet genoopt wierden door de zorge om zich op eene zekere plaats te vestigen of te handhaaven, hadden zy niet zo ras de onmeetclyke fchatten, zedert vier eeuwen te Cusco ayeen verzameld, geplonderd, of zy vertrokken in groote menigte, onder het geleide van jebastiaande Benalcazar,om Quito te verwoesen. De andere fteden en vlekken van het feizerryk wierden met den zelfden geesÊ van ooflust bezogt, en de burgers en tempels >veral geplonderd. De zulke der veroveraaren, welke zich niet lederzetten in de bezittingen, welke zy reeds evestigd vonden, bouwden fteden op de kusaj. Men vondt 'er geene. De onvrugtbaareid van den grond hadt de Peruviaanen belet, :r zeer te vermenigvuldigen; en zy waren uit et binnenfte des lands niet derwaarts gelokt, ïwyl zy weinig ter zee voeren. Paita, TruUo, Callao, Pisco en Arica, waren de Reeën, elke de Spanjaards voor de geleegendfte hiel:n tot de gemeenfchap, welke zy met elkan:r en met de hoofdftad wilden houden. Dee- nieuwe fteden bloeiden naar gelange van iare ligginge. De fteden, welke zedert binnenslands wiern gebouwd, wierden niet aangelegd in zulke •rden, welke een yrugtbaaren grond, overjedige oogften, een zagt en gezond klimaat, vens andere geryflykheden des leevens.be- loof-  DER BEIDE INDIEN. 205 loofden. Deeze plaatzen, zedert zo wel bebouwd door talryke en bloeiende inwooners, trokken niemands aandagt tot zich. Welhaast vertoonden zy niets anders danhetbefchreienswaardig tafereel eener akelige wildernisfe, en de nog akeliger en affchuwelyker verwarring, welke het woest gelaat des aardryks, vóór de opkomst der Maatfchappyen, moest opleveren. De reiziger, by toeval of uit nieuwsgierigheid na deeze verwoeste vlakten geleid, kon niet nalaaten, de barbaarfche en bloeddorftige veroorzaakers deezer verwoestingen te verfoeien , wanneer hy overdagt, dat niet aan de wreede begochelingen der glory, of aan de zucht tot veroveringen, maar aan de laage en veragtelyke begeerte na goud, zoo veele weezenlyker rykdommen, benevens zo eene talryke menigte van inwooners,waren opgeofferd. Deeze onleschbaare gouddorst, welke geene agt fioeg op leevensonderhoud, noch op veiligheid, noch op ftaatkunde, deedt alleen uitfpraak omtrent de nieuwe Bezittingen. Zommigen zyn in ftaat gebleeven. Veele zyn vervallen, en in derzelver plaats andere gekoomen. Allen zyn de ontdekking, den voortgang en het verval der Ryken gevolgd, aan welke zy ondergefchikt waren. Minder misflagen wierden 'er begaan omtrent de middelen, om zich van leevensonderhoud te verzorgen, 's Lands inboorlingen hadden dus lang geleefd alleen van Turkfche tarwe, boom- en peulvrugten, welke flegts met zout en piment wierden toebereid. Meer verfcheidenheid hadden zy van dranken, welke in VII. BOEK.  206 GESCHIEDENIS VII. BOEK. uit verichillende wortels wierden toebereid De Chica was de meest gewoone drank. De» zelve wordt gemaakt van Turkfche tarwe in water geweekt, welke uit het vat wordt genomen zo ras zy begint uit te fpruiten. Men laat haar vervolgens in de zon droogen, dan een weinig branden , en eindelyk maaien. Naadat het meel gekneed is, wordt het met water in groote kruiken gedaan. Met twee of drie dagen begint het te gisten , en dit moet ook niet langer duuren. Het groot ongemak van deezen drank, welke, met geene omzigtigheid gebruikt, onfeilbaar dronkenfchap verwekt, is, dat hy niet langer dan acht dagen, zonder zuur te worden, kan bewaard worden. Zyn fmaak heeft veel overeenkomsts met dien van de gemeende foort van Peerwyn. Hy is verfrisfchende, voedzaam en afgangverwekkende. Het voordeel, welk de Indiaanen bezitten, van nimmer met opftopping van water gekweld te zyn, wordt aan het gebruik van deezen drank toegefchreeven. De veroveraars konden zich aan de dranken, noch aan de fpyze, van het verwonne volk gewennen. Zy ontbooden uit de oude waereld wyngaardranken, welke in de zandgronden op de.kust, te Ica, Pisco, Masca, Monquequa en Truxillo, welhaast zo overvloedig wierden aangekweekt, dat zy den noodigen wyn en brandewyn voor de volkplanting uitleverden. De olyf boomen tierden 'er nog beter, en gaven een grooten overvloed van oly, welke die van de hoofdftad overtrof. Met den zélfden uitflag wierden de ove.  DER BEIDE INDIEN. 207 overige vrugten verplant. De fuiker flaagde 'er dermaate, dat men ze nergens vindt, welke kan vergeleeken worden by die , welke groeit op de plaatzen, alwaar het nimmer regent. Het binnenfte gedeelte des lands gaf haver en tarwe; en men zag welhaast, aan den voet der bergen, alle onze viervoetige dieren in het klimaat als ingeënt. Dit was reeds eenen grooten flap gevorderd ; doch 'er moest nog grooter gedaan worden. Naadat de Spanjaards voor eene beter foort en meerder verfcheidenheid van leevenstniddelen hadden gezorgd, wilden zy ook gemaklyker en fraaier gekleed gaan dan de Peruviaanen. Nogthans gingen deeze 't best gekleed van alle Amerikaanfche Volken. Dit voorregt waren zy verfchuldigd aan het voordeel , welk zy genooten , van alleen twee tamme dieren te bezitten , welke hun ten deezen oogmerke dienden: deeze waren de Lama en de Paco. De Lama is een dier, welk vier voeten hoog en vyf of zes voeten lang is; de hals beflaat de helft deezer lengte. Het heeft den kop welgemaakt, met groote oogen , een langwerpigen bek, en dikke lippen. Het heeft geene fnydtanden in het bovenfte kinnebak. Zyne klaauwen zyn gefpleeten als die van een' Os; doch van agteren zyn zy voorzien van een fpoor, van welken het zich bedient om zich vast te hegten aan fteile plaatzen, welke het gaarne beklautert. Eene korte wolle op den rug, doch die langer is in de zyden en onder den buik, maakt een gedeelte uit van zyne nuttigheid. Hoewel het zeer geil VII. BOEK.  VII. BOEK. 208 GESCHIEDENIS geil is,paart het nogthans bezwaarlyk. Te vergeefs tragt het wyfje, welk op haare knieën valt om het mannetje te ontvangen, het zelve door haare zuchten te nodigen; Zomtyds verloopt 'er een gantfchen dag met zuchten en grommen , zonder te kunnen genieten , indien de mensch hun niettehulpe koome, om aan den wensch der natuure te voldoen. De wyfjes van de Lama hebben flegts twee' prammen; zy brengen nimmer meer dan twee , en doorgaans maar één jong voort, welk, zo ras het gebooren is, de moeder naaloopt; het komt fpoedig tot volwaslenheid, en zyn leeven duurt niet zeer lang. Met het derde jaar begint het te teelen; het behoudt zyne kragt tot aan het twaalfde jaar; vervolgens begint het, door den arbeid afgemat, tot aan zyn vyftiende jaar te verval* len, en fterfc eindelyk. De Lamas worden, even als de muilezels, gebruikt om pakken, van omtrent honderd ponden zwaarte, van de eene plaats na de andere te draagen. Zy gaan langzaam, met een deftigen en beftendigen, doch vasten tred; vier of vyf mylen leggen zy eiken dag af door landen, voor andere dieren onge* naakbaar; zy klimmen af langs holle wegen, en beklimmen rotzen, alwaar de menfchen hen niet kunnen volgen. Naa vier of vyf dagen gereisd te hebben, rusten zy van zelve vier en twintig uuren. De Natuur heeft hen gefchapen voor de menfchen van het klimaat, in welk zy gebooren worden; zagtaartig en koudvogtig, langzaam en voorzigtig, even als de Amerikaanen. Wan-  der beidé INDIEN. 209 Wanneer zy rustdag houden * buigen zy hunne knieën, en bukken her lichaam met zo • veel voorzigtigheids, dat zy hunnen last nimmer afwerpen. Op het klappen van den zweep van hunnen leidsman, ftaan zy met de zelfde voorzigtigheid op, en gaan voort. Zy eeten de kruiden op, welke zy onder het voortgaan op hunnen weg ontmoeten , en herkaauwen 's nachts, zelf in den ftaap, geduurende welken zy met het lichaam op de aarde rusten, en hunnebeenen onderden buik zamenvoegen. Zy worden door vasten noch arbeidafgefchrikt, zo lang zy kragten hebben; maar wanneer hun een te zwaare last wordt opgelegd j of zy onder denzelven bezwyken , tragt men vergeefs, door prikkels of flagen, hen voort te dry ven: zy verzetten zich daar tegen, zelf tot zo verre, dat zy, door met hunnen kop ter rechter en ter flinker zyde tegen den grond te ftooten, zich zeiven dooden. Nimmer doen zy tegenweer, noch met hunne voeten, noch met de tanden; in de woede hunner verontwaardiginge vernoegen •~%y zich met de geenen, welke hen mishandelen, in 't aangezigt te fpuwen. De Paco is ten aanzien van den Lama, 't geen de Ezel is met opzigt op het Paard, eene foort van noodhulp * kleiner, korter van beenen, een dikker fnoet; doch van den zelfden aart, de zelfde zeden, de zelfde natuurlyke geaartheid als de Lama, even als deeze gefchapen om zwaare lasten te draagen, doch halftarriger in zyne kwaade luimen , waarfchynelyk omdat hy zwakker is. De Lamas en Pacos zyn zo veel te nuttiIII. deel. O ger VIL boek.  2IO GESCHIEDENIS VII. BOEK. ger voor de menfchen, als derzelver dienst hun niets kost. Hunne dikke vagt verftrekt hun tot een zadel. Het weinige gras , welk zy onder het voortgaan ontmoeten, is genoeg om hunnen honger te ftillen, en verfchaft hun een overvloedig en gezond fpeekzel, welk hun tevens voor drinken verftrekt. Onder de Lamas ontmoet men een wilde foort, Guanacos genaamd; Zy zyn fterker, leevendiger en vlugger dan de tamme Lamas; zy loopen als een hert, klauteren als de wilde geiten, en zyn bedekt met eene korte en vaalroodkleurige wolle. Schoon zy in 't wild loopen, vergaderen zy zich, egter, gaarne in troepen, zomtyds ten getale van twee of drie honderd. Wanneer zy een mensch ge* waar worden, aanfchouwen zy hem eerder met een ontftelde dan nieuwsgierige houding. Vervolgens door den neus blaazende en grinnikende, vlugten zy gezamentlyk na de toppen der bergen. Deeze dieren zoeken het Noorden op, trekken over het ys, zyn bedugt voor de hette van den benedengrond; zy zyn fterk en talryk op de Sierras, zynde de hoogten der Cordeliers, maar fchraal en zeldzaam in de landen', welke aan den voet der bergen liggen. Wanneer men , om hunnen vagt magtig te worden, jagt op hen maakt, en zy de toppen der rotzen kunnen bereiken, zyn geene jaagers noch honden bekwaam om hen te vangen. . De Vigonjen, eene foort van wilde Pacos, kiezen nog greetiger de hoogte der bergen, de fneeuw en het ys. Zy hebben eene nog langer, zwaarder en fyner wolle dan de Guanacos.  der beide INDIEN. 2rr cos. Zy is van kleur als gedroogde roozen , en uit den aart zo beftendig , dat zy in de handen van hun, welke ze verwerken, niet kan veranderd worden. De Vigonjen zyn dermaate bloohartig, dat hunne beangstheid zelve hen den jaageren doet in de handen loopen. De jaagers omlingelen en dryven hen in enge wegen, ten einde van welke men Hukken laken of linnen heeft opgehangen, op touwen, drie of vier voeten boven den grond, gefpannen. Deeze lappen , door den wind bewoogen, jaagen hun zulk eene vreeze aan, dat zy in troepen vergaderen en inéén gedrongen ftaan blyvende, zich eerder laaten doodflaan dan de vlugt neemen. Doch zo onder de Vigonjen een Guanaco wordt gevonden, die ftoutmoediger zynde, over de touwen fpringt, loopen zy hem naa en ontvlugten. Alle deeze dieren zyn dermaate aan ZuidAmerika , en vooral aan de hoogfte Cordeliers verbonden, dat men ze nimmer ontmoet aan den kant van Mexico, alwaar deeze bergen merkelyk laager worden. Men heeft getragt hen in Europa over te planten; doch zy zyn allen omgekoomen. De Spanjaards , niet bedenkende dat deeze dieren, zelf in Peru, de koude opzogten, hebben ze overgebragt in de brandende vlakten van Andalufie.. Misfchien zouden ze hebben kunnen duuren aan den voet der Alpen of Pyreneen. Deeze gisfing van den Hecre de buffon, aan welken wy zo veele heilzaame en weldoordagte befpiegelingen wegens de dieren _ zyn verfchuldigd , verdient de oplettendheid van Staatsmannen, welke in alle O 2 hun- VII. boek  VII. BOEK. 212 GESCHIEDENIS hunne gangen door de wysbegeerte behoorden geleid te worden. Het vleesch van de Lamas, wanneer zy nog jong zyn, is goed om te eeten. De huid der ouden dient den Indiaanen tot fchoenen, en den Spanjaarden tot harnasfen. De Guanacos kunnen insgelyks gegeeten worden; doch de Vigonjen zyn alleen gezogt om hunne vagt en om de Bezoarfteenen, welke zy voortbrengen. In 't algemeen wierdt de wolle der Lamas, Pacos, Guanacos en Vigonjen, ten nuttigen gebruike aangewend door de Peruviaanen , vóór de verovering. Te Cusco wierden, ten dienfte van het Hof, van dezelve Tapyten gemaakt, verfierd met bloemen , vogels en boomen, in welke de Natuur vry naauwkeurig was naagebootst. Daarenboven dienden zy om 'er mantels van te maaken, welke een katoenen hembd bedekten. Om de armen onbelemmerd te hebben, wierden de mouwen opgeflroopt. De Grooten hegtten ze aan elkander met gouden en zilveren haaken; hunne vrouwen, met fpelden van de zelfde metaalen, met fmaragden verfierd, en het gemeene volk met doornen. In de warme landen, waren de mantels van luiden van aanzien gemaakt van tamelyk fyn katoenen lywaat, en met kleuren geverfd. De gemeene lieden droegen, in het zelfde klimaat, geene andere kleederen dan een gordel, van draaden van fchorzen van boomen geweeven, welke in de beide Sexen de fchaamelheid bedekte. Naa de verovering, wierden alle de Indiaanen  DER BEIDE INDIEN. 213 nen genoodzaakt zich te kleeden. Dewyl de onderdrukking, onder welke zy zuchtten, niet toeliet hunne voorgaande naarftigheid te agtervolgen, namen zy de toevlugt tot Hegter Europifche lakens, welke men hun zeer duur deedt betaalen. Toen het goud en zilver, welk de roofzieke handen der veroveraaren was ontkoomen, geheel was uitgegeeven , was men bedagt op het herftellen der inlandfche Fabrieken. Zy wierden, naa verloop van eenigen tyd, verbooden, uit hoofde van den ftilftand , welken zy veroorzaakten in de verzendingen der hoofdftad. De onmogelykheid, in welke de Peruviaanen zich bevonden, om de uitlandfche ftoffen te koopen en tevens de belastingen op te brengen, was oorzaak, dat naa verloop van tien jaaren, tot het vernieuwen derzelven toeftemming wierdt gegeeven. Zedert hebben zy niet ftilgeftaan, en zyn tot zulk een trap van volkomenheid geklommen, als onder het dwangjuk eener aanhoudende dwingelandye kon gefchieden. Te Cusco en op deszelfs grondgebied, worden van de Vigonje-wolle gemaakt, kouzen, halsdoeken en fjerpen. Deeze werkftukken zouden menigvuldiger zyn, indien de geest van verwoestinge zich niet zo wel tot de menfchen als tot de dieren hadt uitgeftrekt. Van de zelfde wolle, gemengd met de grootelyks veraarte wolle van fchaapen, uit Europa na de nieuwe waereld overgevoerd, wordentapyten en tamelyk fraaie lakens gemaakt. De mindere wordt gebruikt tot het maaken van fersies, drogetten en allerlei foorten van grove ftoffen. O 3 De VII. BOEK.  214 GESCHIEDENIS VIL BOEK. De Fabriken, dienende tot voedzel der weelde, zyn inzonderheid opgerigt te Arequipa, Cusco en Lima. In deeze drie fteden wordt eene menigte gouden kleinoodien en vaatwerk voor de ingezecencn, en zilverwerk voor de kerken gemaakt. Alle deeze werkftukken zyn zeer ruuw gemaakt, en met veel koper doormengd. Niet meer frnaaks heerscht 'er in de galonnen en borduurzels, die uit de zelfde werkplaatzen voortkoomen. Dit moet niet gezegd worden van het kantwerk , welk met de Europifche kanten vermengd, zeer veel fchoonheids heeft. Deeze tak van nyverheid is doorgaans in de handen van geestlyke dochters; zy onderwyzen in dezelve de Peruviaanfche jonge dochters, en de jonge Mestizenin de fteden, welke doorgaans, voor dat zy zich in den echt begeeven, eenige jaaren in een klooster woonen. Andere houden zich onleedig met fchilderen en vergulden van Leer, waar mede de vertrekken worden behangen; met van hout of yvoor ftukken van ingelegd- of beeldwerk te vervaardigen; met het fchildercn van deeze of geene vertooningen op Marmer, welk op Cuenca wordt gevonden, of op Europifche Lywaaten. Alle deeze werkftukken , welke meest te Cusco worden vervaardigd , dienen ter verfieringe van huizen, paleizen en kerken. De patroonen zyn niet kwaad, doch de kleuren zyn onnatuurlyk en niet vast. Indien de Indiaanen, welke niets uitvinden, maar in 't naavolgen wel flaagen, bekwaame leermeesters hadden , en voortreflyke voorfchriften, zou men 'er ten minfte goede Copiïsten van heb-  DER BEIDE INDIEN. 215 hebben kunnen maaken. In 't laast der jongst, verloopene eeuwe, wierden te Rome eenige Hukken gebragt van een Peruviaanfchen Schilder, Michael de Sant-Jago genaamd , welke van de kunstkenners voor vernuftig wierden gehouden. Deeze berigten zullen voor gewigtig gehouden worden by de zulken onzer leezeren , omtrent welken wy gelukkig genoeg geweest zyn, om hun eenige liefde in te boezemen voor een der beste volken, welke immer beftaan, en eenige agting voor eene der fchoonfte inftellingen , welke het menschlyk geflagt vereerd hebben. Zy, wier hart niet gloeit van die algemeene goedwilligheid, wélke zich uitbreidt over alle Natiën en eeuwen, zullen andere gewaarwordingen ondervonden hebben. Gewoon om in Peru niets te befchouwen, dan den voortbrengst van deszelfs Mynen, moeten zy met veragting aanmerken alles, wat geene onmiddelyke betrekking heeft op hunne gierigheid. Zy zou veranderen , misfchien geheel ophouden, indien zy zich dikwyls wilden te binnen brengen , wat al barbaarschheid en misdaaden dezelve gekost hebbe. De Peruviaanen, hoewel het gebruik van gemunt geld niet kennende, kenden , nogthans, het gebruik van goud en zilver. Men gebruikte het tot verfcheiden foorten van ,fiera'aden. Bchalven 't geen men van deeze Metaalen in de rivieren of by toeval vondt, hadt men eenige Mynen geopend, welke niet zeer diep waren. De Spanjaards hebben ons niet onderrigt, aangaande de wyze, op welke deeze ryke voortbrengzels uit den fchoot der O 4 aar- VII. BOEK.  216 GESCHIEDENIS VII. BOEK. r aarde gehaald wierden. Hun hoogmoed, welke ons van zo veele heilzaame en weetenswaardige kundigheden heeft beroofd, deedt hen,, ongetwyfelt, gelooven, dat in de uitvindingen van een volk, welk zy barbaarsch noemden,, niets was, \ geen in het geheugen der naakomelingfcbap verdiende bewaard te worden. Deeze onverfchilligheid , ten aanzien van de wyze , op welke de Peruviaanen hunne Mynen bewerkten, ftrekte zich niet uit tot; de M/nen zelve. De veroveraars openden zes wyd en zyd. De Goud-mynen trokken terftond de begeerlykheid voor het grootfte gedeelte tot zich. Nadeelige proefneemingen fchrikten de zulken af, welke door drift niet verblind wierden. Zy zagen duidelyk , dat tegen eenige weinige overgroote rykdommen, welke deeze tak van nyverheid aanbragt, zy een zeer groote menigte middelmaatige bezittingen deedt verfpillen.. Deeze Mynen geraakten in zulk eene kleinagting, dat de Regeering, opdat ze niet geheel zouden vervallen, zich genoodzaakt vondt, zich te vergenoegen met het twintigfte gedeelte van derzelver opbrengst, in ftede van het vyfde gedeelte, welk zy dus lang hadt genooten.. De Zilver-mynen waren algemeener, meer aan elkander gelyk en ryker. Men vondt 'er zelf van eene ongemeene foort, welke men elders zelden heeft ontmoet, Naa den kant der Zeekusten worden in het zand groote Hukken van dit metaal gevonden. De onderaardfche verbrandingen, de brandende bergen, nevens de omkeeringen , welke Amerika heeft ondergaan, en nog ondergaat, fchynen de oor*  DER BEIDE INDIEN. SI? oorzaaken aan te wyzen van de verplaatzinge der metaalklompen, welke men op veele plaatzen van dit vastland ontmoet. 'Er zyn nog veele andere Mynen van oneindig meer aangelegenheids. Zy worden in de rotzen en bergen gevonden. Veelen doen eene bedriegelyke hoop opvatten. Van deezen aart was onder andere de Myn van Ucuntaija, in den jaare 1713 ontdekt. Het was flegts een bovenkorst van Masfif zilver, welke in 't eerst veele millioenen opleverde , doch welhaast uitgeput was. Andere , welke meer diepte hadden , zyn insgelyks verlaaten. Haar produkt, fchoon gelyk aan dat der vroegfte tyden, was niet meer toereikende tot het goedmaaken van de kosten der bewerkinge, welke van dag tot dag hooger liepen. De Myner van Quito, Cusco*en Arequipa, hebben deeze omwenteling ondergaan , welke de tyc voor nog veele andere fpaart. 'Er is eene groote menigte van zeer ryki Mynen , van welke de wateren zich hebbel meester gemaakt. De gefteldheid van dei grond, welke van de hoogfte toppen der Cor deliers tot aan den oever der Zuid-zee, als eei bellende vlakte, daalt, heeft dit verfchynzel alge meener moeten doen worden in Peru dan el ders. Dit ongemak, welk men door het aar wenden van meer kosten en oplettendheids dikwyls zou hebben kunnen voorkoomen c verminderen, is in eenige omftandigheden vei holpen. Eén voorbeeld zal genoeg zyn or te toonen, dat de gierigheid der ftervelinge tegen die der Natuure kan worftelen, war O 5 nee VII. BOEK. I \ 1 1 , f 1 1 fep: t  218 GESCHIEDENIS VIL BOEK. neer deeze haare fchatten voor ons verbergt of onttrekt. Joseph sALCEDohadt, in den jaare 1660, niet verre van deftadPuno, de Myn Laycacota ontdekt. Zy was zo ryk, dat het zilver dikwyls met het mes wierdt gefneeden. De voorfpoed, welke bekrompene zielen verlaagt, hadt die van den eigenaar van zo veele rykdommen zodanig uitgebreid, dat hy aan alle Spanjaarden, gekoomen om in dit gedeelte der nieuwe waereld hun fortuin te maaken, vryheid gaf om etlyke dagen, voor hunne eigene rekening, te arbeiden, zonder het gefchenk, welk hy hun deedt, te weegen of te mee ten. Deeze edelmoedigheid trok tot hem eene menigte lieden, die door hunne begeerlykheid oneenig wierden. Het zilver gaf hun de wapens in de handen; zy vielen elkander aan; en hun weldoener, die geen middel hadt verwaarloosd om hunne bloedige verdeeldheden te voorkoomen, of een einde te doen neemen, wierdt als de werkmeester daar van opgehangen. Terwyl hy nog in de gevangenis zat, drong het water door tot in zyne Myn. Het bygeloof kwam wel haast op de gedagten, dat dit eene ftraffe was voor den aanflag, tegen hem ondernomen. Dit denkbeeld eener hemelfche wraake, wierdt langen tyd gevoed. Doch ten laatfte verbondt zich Diego de Baena, in den jaare 1740, met andere vermogende lieden, om de bronnen af te leiden , welke zo veele fchatten hadden onder water gezet. Niet vroeger dan in den jaare 1754, nam het werk een einde, tot deeze moeilyke onderneeming noodig. De Myn geeft  DER BEIDE INDIEN. 210 geeft tegenwoordig zo veel als in den beginne. 'Er zyn nog ryker Mynen bekend, welke dusdanig een ongeluk niet hebben ondergaan. Zodanig is, in betbyzonder, die van Potofi, in het zelfde gewest ontdekt, alwaar de Incas de Myn van Porco deeden bewerken. Een Indiaan, met naame hualpa, welke, in den jaare 1545, eenige geitenhokken naajaagde, hieldt zich vast, om eene fcherpe rots te beklauteren, aan een boompje, wiens wortels hy uit den grond rukte, en die dus eene bedding zilvers vertoonden. De Indiaan bediende 'er zich van ten zynen eigen gebruike, en liet niet naa tot zynen fchat weder te keeren, zo dikmaals zyne behoefte of begeerlykheid hem daar toe noopte. De verandering , in zyne uitwendige omftandigheden voorgevallen, wierdt opgemerkt door zynen Landsman guanca, wien hy zyn geheim openbaarde. De twee vrienden wisten niet hoedanig hun geluk te genieten. Zy kreegen gefchil; de ondankbaare en onbefcheidene vertrouweling ontdekte alles aan zynen meester Villaroel, een Spanjaard in de nabuurfchap woonagtig. De Myn wierdt onderzogt en geopend. Men vondt 'er eene groote menigte in de nabuurfchap. De voornaamfte leggen aan den Noordkant van den berg, en haare ftrekking loopt Zuid- en Noordwaarts. De bekwaamfte lieden in Peru hebben waargenomen , dat dit in 't algemeen de ftrekking is der rykfte Mynen. Het leedt niet lang, of het gebeurde te Potofi wierdt overal rugtbaar ; en wel haast zag men aan den voet des bergs eene ftad ten voor- VII. BOEK.  VII. BOEK. 220 GESCHIEDENIS voorfchyn koomen, bewoond van zestig duizend Indiaanen, en tien duizend Spanjaards. De bevolking wierdt geen oogenblik vertraagd door de onvrugtbaarheid der landftreeke. Koorn, Vrugten, Kudden vee, Amerikaanfche ftoffen,de pragt van Europa, alles wierdt van wyd en zyd derwaarts te zamen gevoerd. De nyverheid, welke overal den loop van het geld volgt, konde het niet gemaklyker en zekerder aantreffen, dan by deszelfs oorfpronklyke bronwel. Het is eene betoogde waarheid, dat, in den jaare 1738, deeze Mynen jaarlyks hadden opgeleverd twee en twintig millioenen, drie honderd acht en dert'g duizend, negen honderd vyf en zeventig Livres, zonder te rekenen 't geen waar van aan de Regeeringe geene opgaave gedaan of heimelyk vervreemd was. De voortbrengzels zyn zedert zo fterk verminderd , dat de Munt niet het achtfte gedeelte van het geld ftaat, welk zy voormaals plagt op te leveren. De Myn van Potofi, en alle Mynen van Zuid-Amerika, gebruiken, tot het zuiveren van haar goud en zilver, het kwikzilver, welk haar de Myn van Guancavelica levert. Het kwikzilver,zegt een voornaam Natuurkenner, wordt in twee verfchillende ftaaten in den Echoot der aarde gevonden; het komt voor geheel zuiver en in den ftaat van vloeibaar, heid, aan hetzelve eigen, en dan wordt het Maagdekwik genaamd: dewyl het, om uit de Mynen gehaald te worden", de werking van bet vuur niet heeft ondergaan; of het wordt gevonden , vereenigd met zwavel: en dan naakt het eene meer of min helder roode zelf-  DER BEIDE INDIEN* 22r zelfftandigheid uit, welke men Cinnaber noemt. Tot op den tyd dat de Myn van Maagdekwik , niet veele jaaren geleeden, ontdekt wierdt te Montpeiller, onder de huizen zelve van de ftad, en die, om deeze reden, waarfchynlyk nimmer zal geopend worden, waren 'er geene andere kwikmynen in Europa zeer bekend, dan die van Ydria in Carniolie. Zy leggen in een dal, aan den voet van de hooge bergen, van de Romeinen Alpes Julia genaamd. Zy wierden by toeval ontdekt, in den jaare 1497. Zy zyn ongeveer negen honderd voeten diep. Men klimt in dezelve neder, gelyk in alle andere Mynen, door middel van putten. Onder den grond ontmoet men een oneindig getal Gaanderijen, zommige van welke zo laag zyn, dat men door dezelve niet gaan kan zonder zich te bukken. Op zommige plaatzen is het zo heet, dat men 'er flegts eenige oogenblikken behoeft te vertoeven om een overvloedig zweet te loozen. Uit deeze onderaardfche plaatzen wordt het kwikzilver gehaald. Eenige fteenen zyn 'er dermaate mede opgevuld, dat wanneer zy gebroken worden, deeze zelfftandigheid, onder de gedaante van bolletjes of druppels, uit dezelve voortkoome. Het wordt ook in eene foort van kleiaarde gevonden ; zomtyds ziet men het zelf onder de gedaante van regen nederdaalen, en zo overvloedig zweeven door de rotzen , welke de gewelven uitmaaken van deeze onderaarfche Gaanderijen, dat het dikmaals gebeurd is, dat één mensch, op een enkelen dag, zes en dertig pond vergaderde. Zom- vil. BOEK.  222 GESCHIEDENIS VII. BOEK. Zommige menfchen, op het wonderbaars gezet, fchatten dit kwikzilver hooger dan het ander; doch dit is louter vooroordeel. De ondervinding heeft geleerd , dat het beste kwikzilver, welk in de Geneeskunde en tot het bewerken der Metaalen kan gebruikt worden, datgeen is, welk uit de Cinnaber wordt getrokken. Om het zwavel en kwikzilver, twee vlugtige ftoffen, welke de Natuur heeft te zamen gevoegd, van elkander te fcheiden, moet men noodzaakelyk de toevlugt neemen tot de werking van het vuur, en daar nevens een tusfchenmiddel ftellen. Dit middel is of yzervylzel, of koper, of het verzakzel van Antimonie, of kalk, of een vast Alkalisch zout. Deeze laatfte foort van kwikzilver levert Hongarye,Sclavonie, Bohème, Crainthie, Frioul, Normandien, en voornaamlyk Almaden in Spanje, eene Myn reeds ten tyde der Romeinen zeer vermaard,en die,zedert eenigen tyd, nevens de Myn van Guancavelica, aan de Spaanfche Volkplantingen het noodige kwikzilver levert. Volgens het algemeen gevoelen, wierdt de laatstgenoemde Myn ontdekt inden jaare 15Ó4. De kwikhandel was toen nog vry. In den jaare 1571, wierdt op denzelven oktrooi verleend. Omtrent dien tyd wierden alle de kwikmynen geflooten, en men bepaalde zich tot het bewerken van die van Guancavelica, waar van de Koning den eigendom aan zich behieldt. Men begreep niet dat zy allengskens verminderde. Deeze Myn is uitgcgraaven in een zcergrootcn berg, zestig mylen van Lima. Men ziet in  DER BEIDE INDIEN. 223 in deeze afgronden, ftraaten, pleinen en een kapel, in welke, op eiken feestdag, de Godlyke Eerdienst wordt verrigt. Duizenden flambouwen verlichten deeze onderaardfche wooning. De aarde , welke het kwikzilver in deeze Myn bevat, is, volgens het gevoelen van een' vermaard' reiziger, witagtig rood van kleur, even als de kwalyk gebakken tichelfteen. Zy wordt eenigzins geftampt, en vervolgens in een aarden fornuis gedaan , welks bovenfte gedeelte een gewelfzel is, gelykende naar het agterfte gedeelte van een oven van eene eenigzins fpheroïfche gedaante. Zy wordt uitgefpreid op een yzeren rooster met aarde bedekt, waar onder een klein vuur wordt geftookt van een kruid , kho genaamd, welk tot deeze bewerking beter gefchikt is dan eenige andere brandftoffe; hierom is het verbooden, dit gewas, twintig mylen in het rond, te hakken. De warmte , welke door deeze aarde dringt, verhit dermaate de verbryzelde mineraalftoffe, dat het kwikzilver vlugtig wordende, onder de gedaante van rook, om hoog ftygt. Doch vermids het bovenfte gedeelte van den oven zorgvuldig is geflooten, vindt de rook geenen uittogt dan door een klein gat, welk gemeenfchap heeft met eene reeks aarden, ronde en met de halzen in elkander fluitende kolven. Deezen weg kiest de rook, en hier wordt dezelve verdikt, door middel van een weinig waters op den grond van ieder kolf. Daarnaa valt het kwikzilver neder onder de gedaante van een gezuiverd vogt. De eerfte kolven leveren niet zo veel kwik. VII. BOEK.  VII. BOEK. 224 GESCHIEDENIS kwikzilvers als de laatfte. Allen zouden zés kerlyk van de hitte in Hukken breeken, indien men niet de voorzorge gebruikte om ze van buiten met water te verkoelen. Eenige amptlooze perfoonen bewerken, op hunne eigen kosten, de Myn van Guancavelica. Zy zyn verpligt om aan de Regeering, voor een bepaalden prys, alle het kwikzilver te leveren, welk zy 'er uit haaien. Zo ras men zo veel heeft verzameld, als voor een jaar genoeg is , wordt het werk geftaakt. Een gedeelte van het kwikzilver wordt op de plaats zelve verkogt; het overige wordt na de koninklyke Pakhuizen , door gantsch Peru verfpreid, gezonden, welke het voor den zelfden prys flyten, als het te Mexico worde verkogt. Deeze fchikking, welke Oorzaak geweest is, dat veele Mynen in verval geraakt, eb belet heeft dat andere geopend zyn, is onverfchoonbaar in het ontwerp der Spanjaarden* Het hof van Madrid verdient, om deeze reden, de zelfde verwytingen, als elders zouden gedaan worden aan een Ministerie, welk blind genoeg was om belastingen te leggen op de werktuigen, welke tot den Akkerbouw gebruikt worden. De Myn van Guancavelica, welke doorgaans ftuiptrekkingen veroorzaakt aan de geenen, welke in dezelve werken, benevens de andere Mynen, welke niet minder ongezond zyn , worden gezamentlyk van Peruviaanen bewerkt. Deeze ongelukkige flagtoffers eener onverzaadelyke gierigheid, worden gantsch naakt in de afgronden begraaven , welke meerendeels zeer diep, allen uitermaate koud zyn. De  der beide INDIEN. 225 De dwingelandy heeft deeze overmaate van Wreedheid verzonnen , opdat 'er niets aan haare fluimereiide waakzaamheid kon onttrokken worden. Indien 'er eenige ongelukkigert worden gevonden, welke zo veele barbaarschheden lang overleeven, het is het gebruik alleen van de Coca, weike hen in 't leeven houdt. De Coca is een heestergewas, welk niet hooger dan drie of vier voeten opfchiet; de vrugt groeit by wyze van trosfen. Wanneer zy begint ryp te worden, is zy rood, doch zwart als zy haare volkomen rypheid heeft bekoomen. Het zagte en bleekgroene blad, vry gelyk aan dat van den Myrtheboom, is heü vermaak der Peruviaanen. Zy kaauwen het, naa het alvoorens vermengd te hebben met eene witte aarde, welke zy Mambis noemen; het verftrekt hun tot fpyze , verfterkt hunnen maag en onderhoudt de leevensgeesten. Indien zy, welke in de Mynen worden begraaven, 'er gebrek aan hebben , houden zy op met werken, welke middelen ook worden aangewend om hen daar toe te noodzaaken. Van hier dat hunne onderdrukkers hun zó veel bezorgen als zy begeeren; de waarde daar van kortende van hunnen dagloon. De omleggende landen van Cusco leveren de beste Coca. Deeze plant, nevens de andere voortbrengzels des lands, en alle de vrugten der nyverheid, worden langs drie verfchillende wegen in het Keizerryk verfpreid. De Heden langs de kust geleegen, worden voorzien door middel van vaartuigen , voor deeze altoos ftille zeeën gefchikt. Eene ontelbaare menigte III. deel. P muil- VII. boek.  226 GESCHIEDENIS VIL BOEK. muilezels, uit Tucuman oorfpronkelyk, dienen tot onderhoudinge van de gemeenfchap, welke verfcheiden provinciën met elkander hebben. Het meeste vertier gefchiedt langs den Guaijaquïl. Aan den oever deezer rivierc, welke haaren oorfprong neemt in de Cordeliers, bouwden de Spanjaards, ten tyde der veroveringe, eene vry aanzienlyke ftad, zes mylen van de zee. Zy wordt verdeedigd door drie onlangs gebouwde Forten; de Bezetting beftaat flegts uit eenige burgers. Eenige groote ftukken houts, als pallisfaaden gefchikt, maaken deeze Forten uit. De natuur van het hout, welk tegen het water beftand is, is gefchikt naar de vogtigheid van den grond. In de verhaalen van een' Spaanfch' Wysgeer vindt men aangetekend, dat op deeze kust, zo wel als op die van Guatimalo, Bekken worden gevonden, welke het purper uitleveren, by de ouden zo vermaard, en welk men hedendaags voor verlooren hadt gehouden. De fchulp, in welke deeze flekken zyn beflooten, kleeft aan de rotzen, die van de zee befpoeld worden. Zy is van grootte als een groote noot. Op tweederhande wyze kan bet vogt uit dit diertje worden getrokken. Zommige, naa het alvoorens uit de fchulp gehaald te hebben , dooden het, drukken het met een mes van het hoofd tot aan den ftaart, fcheiden het gedeelte, waar in het vogt beflooten is, van het lichaam af, en werpen het overige weg. Wanneer deeze handelwyze, op een zeker getal flekken telkens herhaald, eene zekere hoeveelheid vogts heeft geleverd, doopt men de draad,  DER BEIDE INDIEN. 227 draad, welke men wil verwen, in hetzelve; hier mede is het werk vcrrigt. De kleur, Welke in 't eerst melkwit is, wordt vervolgens groen, en niet eerder purperkleurig, Voordat eb draad geheel droog is. Zy, welke deeze handelwyze afkeuren, trekken gedeeltelyk het diertje uit zyn fchulp, en hetzelve drukkende, doen zy het eene verfkleur uitleveren: deeze bewerking wordt viermaal op verfchillende tyden herhaald, doch telkens met minder vrugts. Indien men 'er mede voortgaat, fterft het dier door het verlies Van 't geene zyn leevensbeginzel uitmaakt, en welk hy niet fterk genoeg is om te vernieuwen. 'Er is geene kleur bekend j die by de kleur, van welke wy thans fpreeken, kan vergeleeken worden, in glans, leevendigheid en duurzaamheid; zy vat beter op katoen dan op wolle, linnen of zyde. Behalven dit artikel, voorziet Guaijaquil het binnenfte gedeelte van 't Keizerryk van osfen; muilezels, zout en gezouten visch; aan Europa en Mexico levert het eene groote menigte Cacao; doch weinig aan Peru, alwaar het kruid van Paraguay in 't algemeen meest gezogt wordt. Dit is de algemeene Timmerwerf van de Zuid-zee, en zou het gedecltlyk van de hoofdftad kunnen worden. 'Er is geen l?nd op den aardbodem, zo ryk in timmer- of Werkhout , zo in deugdzaamheid als in hoeveelheid. De hennip en teer , welke daar ontbrecken, zouden gemaklyk kunnen aangevoerd wórden uit Chili en Guatimalo. Doch hetgeen nog meer aanziens geeft aan Güuijaqüii, is het voordeel, welk het geniet i Van de riöÖdzaaklykè ftapelplaats en de band P 2 van VII. BOEK;  228 GESCHIEDENIS VII. BOEK. vanvereenigingte zyn, tusfehen de bergenvari Peru, nevens derzelver valeien, met Panama en Mexico. Alle de koopmanfchappen, welke tusfehen deeze landen worden verwisfeld, gaan door de handen van zyne kooplieden. De grootfte fchepen koomen niet verder dan in de haven van het Eiland Puna, aan den mond der Golf geleegen ; de andere vaaren de rivier ongeveer veertig mylen op. In weerwil van zo veele middelen van voorfpoed, geniet Guaijaquil, welks inwooners een getal van twintig duizend zielen uitmaaken, flegts het noodige. De groote rykdommen zyn 'er op onderfcheidene tyden tengron* de gegaan, door een feilen brand, negenmaalen in de ftad ontftaan, welken men telkens toefchreef aan het misnoegen der Negers, en door de zeeroovers, welke de ftad tweemaal geplonderd hebben. De rykdommen, welke aldaar zedert deeze noodlottige tydftippen zyn verzameld, zyn 'er niet lang gebleeven. Een klimaat, alwaar het gantfche jaar door eene ondraagelyke hitte heerscht; alwaar het zes maanden lang geftadig regent; alwaar gevaarlyke en afzigtelyke Infekten geen oogenblik rust laaten; alwaar de ziekten van de tegenftrydigfte luchtsgefteldheden zich fchynen te hebben vereenigd; alwaar men leeft in eene geftadige vreeze van het gezigt te zullen verliezen: dusdanig een klimaat is niet gefchikt om bcwooners te lokken. Men vindt 'er geene andere, dan die geene genoegzaame goederen hebben verzameld, om elders in ledigheid en vermaak hunne gelukkige dagen te flyten. Zekere fmaak, welke vry algemeen door het Kei-  DER BEIDE INDIEN. 229 4 Keizerryk heerscht, doet de vermogendfte zich te Lima nederzetten. Deeze hoofdftad van Peru, zo vermaard in alle deelen der waereld, is geleegen twee my. len van de zee,in eene zeer bekoorlyke vlakte, genoegzaam op een even grooten afftand van den Evenaar en Zuider-Keerkring; zy vereenigt dus in haaren fchoot alle de rykdommen en vermaaklykheden van Zuid-Amerika. Van den eenen kant heeft zy het uitzigt over eenen ftillen en bedaarden Oceaan; van den anderen kant flrekt het zich dertig mylen verre uit tot aan de Cordeliers. De grond van het omliggende land is niets anders dan eene verzameling van fnaphaanfteenen, ongetwyfeld, met het verloop der eeuwen, door de zee aldaar zamengefpoeld, doch bedekt met een voet aarde , welke de bronwateren, die men, aldaar graavende,. overal aantreft, van de bergen hebben aangevoerd. Te vergeefs willen de Spanjaards den oorfprong deezer wateren toefchryven aan de doorzyging der zee; de befchouwing van den aardkloot en deszelfs natuurïyke gefteldheid getuigen tegen een gevoelen , welk daarenboven door veelvuldige proefneemingen wordt weerfprooken. Suiker-rieten , eene ongelooflyke menigte van olyf boomen , eenige wyngaarden, door kunst aangelegde weilanden, akkers vol zout, welke aan het fchaapenvleesch een' zeer lekkeren fmaak geeven , koorn tot voedzel dienende voor de uitgeleezenfte foort van gevogelte, allerlei foorten van vrugtboomen, benevens eenige andere voortbrengzels des gronds, bedekken deeze gelukkige velden. Een vischP 3 ryke VII. BOEK.  VII. s3o GESCHIEDENIS ryke zee doet 'er de leevensmiddelen, tot ee» zeer maatigen prys, nog overvloediger worden. De garst- en tarwe-oogst deedt voormaals deezen gelukkigen overvloed nog veel grooter worden ; doch eene aarbeeving , nu b) kans, eene eeuw geleeden voorgevallen , veroorzaakte'er eene zo groote omwenteling, dat de zaaden verrotten zonder uit te fpruiten. De Landman, naa eene veertigjaarige onvrugtbaarheid, den grond ziende beter worden, wilde z$men voorgaanden arbeid hervatten. Chili, welk, door een uitfluitend voorregt, Lima fpyzigde, verzette zich tegen het beplanten van deszelfs grondgebied; en het was niet eerder, dan in den jaare 1750, dat de hoofdftad van Spanje aan die van Peru veroorloofde , uit haaren eigen grond haar beftaan te hebben. Lima, voor meer dan twee eeuwen aangelegd, en door de verwoesters van Peru opgebouwd , is door elf aardbeevingen het onderst boven gekeerd. De twaalfde , welke voorviel op den acht en twintigften van Wynmaand des jaars 1746, verzwolg,in drie minuten, de ftad, haare haven van Callao, alle de fchepen op de kust, benevens, gelyk verhaald wordt, vyftien honderd millioenen aan zilver, zo gemunt en gewerkt, als aan ftaaven. De gemoederen, zedert langen tyd als in flaauwte gevallen, zyn door deeze geweldige fchudding als wederom opgewekt. Een nieuwe werkzaamheid en nayver hebben den arbeid en nyverheid voortgebragt. Lima, hoewel minder ryk, is tegenwoordig vermaaklyker, dan in den jaare 1682, toen haare haven, byde in-  DER BEIDE INDIEN. V 31 intreede des Hertogs van Palata, met zilver gevloerde ftraatcn vertoonde. Tegenwoordig loopen de ftraaten lynrecht, en zyn bebouwd met vermaaklyke huizen en openbaar© gebouwen , welke blykea van bouwkunde en fmaak vertoonen. De wa teren der riviere, welke haare muuren befpoelt, zyn aangelegd en verdeeld tot gemak der burgeren, tot fieraad der tuinen, en tot vrugtbaarheid der akkeren. Doch het groot gebrek van deeze muuren, is de fterkte en vastheid zelve van hunne grondvesten. Eenige mylen van Lima ziet men muuren, het werk van vroegere tyden, zonder eenig ciment op de oppervlakte van den grond gemctzeld , weike nogthans de lchuddingen wederftaan hebben , die de diep' gebouwde muuren der Spanjaarden hebben Ota verre geworpen. Toen de Landzaaten de fundamenten zagen graaven en met kalk metZelen, zeiden ze,dat hunne dwingelanden graven groeven om zich zelve te begraaven. Het was, misfchien, een troost in het ongeluk der verwonnencn, te voorzien dat de aarde zelve hen van hunne vernielers zou wreeken; doch eene kastyding, welke reeds twee eeuwen heeft geduurd, heeft hen nog niet verbeterd, liet vermaak van gemaklyke huizen te bewoonen , of de verwaandheid om groote gebouwen te ftigten, vermag tot nog toe meer, dan het gevaar van onder dezelve verpletterd te worden. De geesfels der natuure, welke de kunften te Lima hebben ingevoerd, hebben'er geenerh.mde gelukkige omwenteling in de zeden te P 4 we- VII. BOEK.  232 GESCHIEDENIS VII. BOEK. wegc gebragt. Het bygeloof, welk door de gantfche uitgeflrektheid der Spaanfche heerfchappye heerscht, houdt in Peru twee fchepters in zyne hand: den eenen van goud, voor de overweldigende en zegepraalende Natie; den anderen van yzer, voor de te ondergebragte en geplonderde bewooncrs. Het gewyde Manteltje en het Roozekransje, zyn alle de tekens van Godsdienftigheid , welke de Monniken van de Spanjaarden vorderen. Op de gedaante en kleur van dit flag van Tovergewaaden,bouwen het volk en de grooten den voorfpoed hunner onderneemingen, den goeden uitflag hunner minnaaryen, de hoop op hunne zaligheid. Het geestlyk gewaat is in de laatfte oogenblikken eene .gerustftelliing voor de ryke zondaars; zy zyn overtuigd, dat zy met dit voor den Duivel zo geducht kleed omwonden zynde, hy in hunne graven niet zal durven nederdaalen en hunne ziel tot zich neemen. Indien hunne asch naby het altaar rust, hoopen zy meer deels te zullen hebben aan de offeranden en gebeden der pricstcrcn, dan de armen en de flaavcn. Wat moet, uip kragt van zo heillooze vooroordeelen, niet Teoorlofd worden gehouden, om fchatten te verzamelen, welke een zeker geluk aanbrengen in deeze en de toekoomende waereld! De ydële hoogmoed van zynen naam der onfterfykheid te wyden, en de beloften van een on/erganklyk leeven, ftellen den Monniken eeïen rykdom in handen , waar van de voorbaande bezitters niet langer het genot kunnen ïebben ; en de familien worden van eene, ioor regt of onregt verkreegene, erfenisfö ver-  DER BEIDE INDIEN. 233 verfteeken, door Legaaten, welke zekere lieden zullen verryken, die het geheim hebben gevonden om de armoede te ontgaan, door zich aan dezelven toe te wyden. Aldus wordt de orde der gewaarwordingen, der denkbeelden en zaaken omgekeerd ; en kinders van ryke ouderen worden gedoemd tot eene gedwongene elende,door degodvrugtigefchraapzucht van een hoop vrywillige bedelaars. De Franschman, de Hollander, de Engelschman legt, door het reizen, zyne Nationaale vooroordeelen af; de Spanjaard voert de zyne mede door de geheele waereld; en zo groot is de drift van erfenisfen aan de Kerk te befpreeken, dat in Peru alle de landeryen aan de Priesterfchap behooren, of aan haar zekere belastingen moeten opbrengen. Het Monnikendom heeft reeds in Peru uitgewerkt, 't geen de wet Vacuf te Konftantinopole, vroeg of laat, zal uitwerken. Hier befpreekt men zyne bezittingen aan een Minaret (*), om het tot zynen erfgenaam aan te ftellen; daar berooft men eenen erfgenaam van dezelve, door het te befpreeken aan een klooster, uit vrceze van te zullen verdoemd worden. De middelen verfchillen eenigzlns; doch het uitwerkzel koomt ten laatften op een uit. In beide landen is de Kerk de algemeene 'koffer, in welke alle de rykdommen worden uitgeftort; en de Castiliaanen, voormaals zo gedugt, zyn zo klein by het bygeloof, als de Afiatifche flaavcn in tegenwoordigheid van hunnen Vorst. In- (*) Een rond toorentje van de Mahometaanfche Moskeen, ©f Kerken. P 5 VII, BOEK,  VIL BOEK. 234 GESCHIEDENIS Indien men over de Creolen uit deeze buïtenfpoorigheden moest oordeelen, zou men in de verzoeking koomen om te denken dat zy geheel verbeest waren. Doch hieiin zou men zich bedriegen. De bewooners der Valeien bezitten fchranderheid van oordeel, cn die deibergen zyn 'er niet van ontbloot. Beiden fchatten zich veel hooger dan de Europifche Spanjaards, welke onder hen worden aangemerkt als Cavallos, dat is, beesten. 1 Zy bezitten meer vernufts dan moed. Hoewel misnoegd op de Regeering, zyn, nogthans, alle deeze volken aan dezelve evenzeer onderworpen. De mensch vergeet overal zyn getal en zyne fterkte. De naam zelf van de koninklyke Officiers is hier geducht; en vier foldaaten, door den Onderkoning gezonden, doen geheele fteden, vier honderd mylen van de hoofdftad, beeven. Deeze blooheid van den Peruviaan is het beginzel of het gevolg zyner verwyfdheid. Hy verkeert met ontugtige vrouwen, of houdt zich in zyn huis onledig met het drinken van het kruid van Paraguay. Hy vreest de vermaaken der liefde te zullen verminderen, door zich in eene wettige verbintenis te begceven. De meeste inwooners trouwen agter de kerk, gelyk zy het noemen; dat wil zeggen, houden eene onwettige zamenwooning. Indien de kinders, uit deeze gemeenfchap gebooren , van hunne vaders erkend worden, erven ze, en hunne geboorte laat geene vlekken naa. Alle jaaren doen deBisfchoppen,op hetPaaschfeest, de perfoonen inden ban, welke in deeze ongcoorlofde verbintenisfen leeven. Doch wat  DER BEIDE INDIEN. 235 wat vermogen deeze ydele banblixems tegen de liefde , gewettigd door het gebruik, en de oogluiking of het voorbeeld der Kerkelykcn van den tweeden rang? De Peruviaanfche vrouwen bezitten meer bekoorlykheden, dan de geestlyke wapens van Rome fchrik aanjaagen De meeste, inzonderheid die van Lima, hebben zeer leevendige fchitterende oogen, een blank vel, eene fraaie houding en middelbaare grootte. Doch 't geen, waar over de mannen zich 't meest verwonderen, is een kleine voet, welke reeds van haare kindsheid door een naauw fchoeizcl wordt gevormd. Haar hoofdhair is doorgaans zeer zwart en dik, en zo lang dat het over de middel hangt. De vrouwen van Lima binden etlyke lokken op het hoofd te zamen, en laaten het overige op de fchouders los en onopgemaakt hangen. Zy zyn 'er dermaate op gefteld, om het hair zyne eigene fchoonheid te doen behouden, dat zy 'er in 't geheel geene fieraaden aan te koste leggen. De paarlen en diamanten worden gebruikt tot de oorringen, de breede halsbanden, de brazeletten, en tot eene gouden plaat, hangende midden op den boezem, aan een lint, rondom het lichaam gebonden. Eene vrouw zonder rang of adelyke geboorte, verfchynt nimmer in't openbaar in haar best ge• waad, zonder aan zich te hebben, aan edele gefteenten, de waarde van honderd of honderd vyftig duizend Livres; en de Mode wil dat men volftrekt onverfchillig is omtrent deeze kleinigheden; men moet ze verliezen of laaten vallen zonder 'er agt op te flaan; 'er moet al- VII. BOEK.  VII. BOEK. 236 GESCHIEDENIS altoos iets aan te vermaaken of by te voegen zyn. De kleeding, welke den boezem en de fchouders niet bedekt, hangt niet laager dan ter halver knie. Het overige van het been tot op den enklaauw is flegts met een breed kantwerk bedekt. Het Linnen, de rokken, het bovenkleed, alles is met de fraaifte kant verfierd. Nimmer verfchynt eene vrouw in 't openbaar , of zy wordt gevolgd van drie of vier flaavinnen, meescal Mulaters, als Lakeien in 't livrei gekleed, en gelyk haare meesteresfen, ryklyk met kant verfierd. Deeze vrouwen zyn groote liefhebfters van reukwerken. Nimmer zyn ze zonder amber; zy ftrooien het in haar ly waat en kleederen; zelf in haare bloemenkranzen, even alsof 'er iets aan de natuurlyke geur der bloemen ontbrak. Dagelyks ziet men op de groote Markt te Lima, alwaar voor vyftien of twintigduizend kroonen aan bloemen verkogt worden, de vrouwen in vergulden koetzen verfchynen, om de uitgeleezenfte voortbrengzels der natuure te koopen, zonder op den prys te letten ; nevens eene menigte mansperfonen, om hun hof te maaken by, en zich te vermaaken in de befchouwing van het bekoorlykfte, welk de Natuur heeft voortgebragt, om den leevensdroom te veraangenaamen. Waar zouden deeze vermaaken beter kun- ■ nen gefmaakt worden dan in Peru ? de vrouwen kunnen ze best gevoelen en mededeelen. De Limafche vrouwen beminnen, onder andere vermaaken, de Muzyk, waarop zy zeer driftig gefteld zyn. Van alle kanten hoort men niets dan  DER BEIDE INDIEN. 2<$? dan gezangen, en het zamenftemmend akkoord van (temmen en fnaarenfpel. Dikwyls wordt 'er Bal gehouden. Men danst 'er met eene verwonderlyke vlugheid, doch men let 'er niet op de bevalligheden der armen, om 'er eeniglyk te letten op de vlugheid der beenen , of vooral op de buigingen des lichaams. Zodanig zyn de vermaaken, welke de vrouwen te Lima genieten en mededeelen. Onder zo veele dingen, welke haare bekoorlykheden vergrooten en duurzaam doen worden, hebben zy een gebruik, van welk men gaarne wenschte dat zy wilden afzien; het is dat van den Limpion. Dus noemt men kleine rollen tabak, van vier duimen lang, en over dwars negen linien dik, in zeer wit garen bewonden, waaruit de tabak allengskens ten voorfchyn koomt, naar maate van denzelven wordt gebruikt. De vrouwen houden den Limpion flegts een oogenblik aan den mond om 'er van te kaauwen. Dit tabakkaauwen is inzonderheid in gebruik op openbaare plaatzen, alwaar de vrouwen gezelfchap afwagten. Deeze plaatzen zyn fraai opgefierde kamers, aan den eenen kant langs den muur bezet met een Sofa, een half voet hoog en vyf of zes voeten breed: op deeze onagtzaam neergezeeten, op kostbaare tapyten, met de beenen kruislings over elkander, brengen zy geheele dagen door, zonder van houdinge te veranderen, zelf om te eeten; men discht haar op van kleine tafels, voor haar geplaatst, dienende tot de handwerken, met welke zy den tyd korten. De mannen, welke zy in haare tegenwoordigheid toelaaten, zetten zich neder in leuningftoelen ; eene groo- VII. BOEK.  VII. BOEK. 238 GESCHIEDE N I È grootere gemeenzaamheid alleen gedoogt dat zy den Sofa naderen. De Limafche echtgenooten hebben geene groote reden om op de infchikkelykheid en believing hunner vrouwen te roemen. Vermits de meeste aanzienlyke burgers te Lima het met byzitten houden, worden de ryke erfdochters bewaard voor de Europeaanen, welke in Amerika koomen. Het voorregt, welk zy genieten, om haare mannen ryk te kunnen maaken,boezemt haar eigenaartigheerschzucht in. Doch ftaat men haar het meesterfchap af, waarop zy jaloersch zyn , zo kan men zich van haare getrouwheid verzekerd houden. Zo zeer paart zich de deugd met eene zekere fierheid. De zeden der Mestizen en vrye Mulaters, welke het grootfte gedeelte der inwooneren van Lima uitmaaken, en die de kunften oeffenen , verfchillen niet veel van de zeden der Spanjaarden. Hunne gewoonte, door langté van tyd tot ftand gebragt, om naa het middagmaal te flaapen, en een gedeelte van den dag te rusten, is oorzaak dat hunne werkftukken duurder zyn, dan behoorde. De tyd, welken zy aan den arbeid befreeden, moet hun middelen bezorgen tot het leiden vaneen gemakiyk leeven, en het voeden der weelde, welke doorgaans zeer verre gaat. Hunne vrouwen in het byzonder zyn gewoonlyk zeer pragtig in haar huisraad en opichik. Nimmer gaan zy te voet Uit, en bootzen de vrouwen van den hoo^ften rang naa, zelf in haare fchoenen. Zy drukken de voeten zeer fterk, om derzelvcr natuurlyke grootte te verbergen, welke zei-  DER BEIDE INDIEN. 239 zelden door de opvoeding wordt verholpen. Schoon zy in de naabootzing zo verre gaan, dat ze Asfembleën en andere ftaatelyke gezelfchappen houden, gelukt het haar, egter, nimmer, haare modellen gelyk te worden. Haare mannen blyven op nog grooter afftand van de leevenswyze van den Europeaanfchen Spanjaard of den Creool, fchoon 'er weinig weezenlyke verdienfte of kunst zy in die naa te bootzen. Zy zyn ruuw, trotsch en onbeftendig; doch deeze in de zamenleeving zo fchadelyke gebreken, loopen nimmer tot de uiterften , welke de openbaare orde ftooren. Al de handel, welke te Lima omgaat,wordt gedreeven door de Spanjaards, welke een getal uitmaaken van vyftien of zestien duizend. De kapitaalen, welke zy in denzelven belteeden , zyn onnoemelyk. 'Er zyn, in de daad, niet meer dan tien of twaalf Huizen, die meer dan twee millioenen bezitten; doch een kapitaal van een millioen is 'er algemeen, en die van vyf honderd duizend Livres nog algemeencr. De zucht tot vermaak , tot pragt en opfchik, en de drift om de Kerken te verfieren, zyn oorzaak dat de rykdom der Creoolen die hoogteniet bereikt, welke hy uit den eigen aart van den handel zou kunnen beklimmen. De Europifche Spanjaards, fteeds ingenomen met het ontwerp om weder te keeren na hun Vaderland, toonen, dat men met behulp van werkzaamheid en zuinigheid fpoedig kan ryk worden. De kooplieden, welke hulp noodig hebben, kunnen verzekerd zyn dezelve te zullen vinden by de naakoomelingfchap der vero- ve- VII. BOEK.  VII. BOEK. 240 GESCHIEDENIS veraaren van Peru. Indien zommige van dee= ze aanzienlyke familien haaren luisterrykeri ftaat hebben kunnen ophouden, door middel van haare bevelhebberfehappcn, of alleen dooide inkomften van haare vaste goederen, de meeste, egter, zyn alleen ftaande gebleeven door het deelneemen aan den koophandel. Zy hebben geoordeeld dat hun Adeldom 'er niet door leedt, door zich te bemoeien met eene foort van nyverheid, den mensch zo waardig, wiens kundigheden, magt en werkzaamheid zy tevens uitbreidt; in dit ftukalleen zyn zy afgeweeken van de valfche en buitenfpoorige denkbeelden hunner voorouderen. Deeze middelen, gevoegd by de ontelbaare goederen , welke van binnenslands koomen, hebben van Lima gemaakt, het middelpunt van den gantfchen handel, welke de provinciën van Peru fteeds dryven, het zy onder elkander , het zy met Mexico en Chili, of met de hoofdftad. Tot deeze laatfb onderhandeling fcheert geen andere weg open te leggen dan de Magellaanfche Straat. De langduurigheid der reize, de fchrik, welken onftuimige en niet zeer bekende zeeën inboezemen, de vreeze van den nayver van andere Natiën te zullen opwekken, de onmogelykheid om in gevalle van ongeluk eene veilige wykplaats te vinden: deeze en misfchien nog andere bedenkingen, deeden al de aandagt na Panama wenden. Deeze flad, welke de haven was geweest, in welke men in Peru 't eerst voet aan land hadt gezet, was tot een bloeienden voorfpoed gefteegen, wanneer zy, in den-jaare 1670, door  DÉR BEIDÉ INDIEN. 241 door zeeroovers geplonderd en Verbrand wierdt. Zy wierdt herbouwd op een voordeeliger plaats, vier of vyf mylen van de plaats, alwaar zy eerst geleegen hadt, Haare haven, Penico genaamd, is zeer veilig. Dezelve wordt geformeerd door een Archipel van acht en veertig' kleine eilanden , en kan de talrykfte vlooten bevattem De ftad Wierdt, kort naa dat zy gebouwd Was, de hoofdftad van het Koningryk Terra Firma. De drie provinciën , te wèeten Panama, Darien en Veraguas, uit welke dit Koninkryk beftondt, deeden in 't eerst eenigé hoop op een goeden uitflag opvatten* Deeze voorfpoed verdween als een blixemftraaL De Wilden Van Darien berkreegen hunne onafhanklykheid; en de Mynen der twee andere provinciën wierden niet ryk noch goed genoeg bevonden, om het raadzaam te doen agten, met het bewerken derzelven voort te gaan. Vyf of Zes vlekken j bewoond van etlyke Eüropeaanen, die geheel naakt loopen, nevens een klein getal Indiaanen, Welke men aldaar een Vast verblyf heeft doen neemen, maaken deezen geheelen Staat uit, welken de Spanjaards niet fchroomen met den grootfchen naam van Koninkryk te vereeren. Het is doorgaans onvrugtbaar en ongezond, en levert geene ftoffe op tot den Koophandel dan paerlen. De Paerlvisfchery^efchiedt op de eilanden van de Golf. De meeste bewooners gebruiken daar toe de zulken van hunne Negers, welke goede zwemmers zyn. Deeze flaaVen dompelen zich, van tyd tot tyd, inde zee om 'er paerlen te zoeken, tot dat deeze geweldige III. DEEL. Q oef- vil BOEÉj  VII. BOEK. 242 GESCHIEDENIS oeffcning hunne kragten uitgeput of hunnen moed gekrenkt heeft. Ieder Neger moet een bepaald getal oesters leveren. Zulke oesters, welke geene paerlen hebben , of wier paerlen nog niet volwasfen zyn, worden niet geteld. Die hy meer kan vinden, dan hy verpligt is te leveren,-behooren hem onbetwistbaar toe; hy kan ze verkoopen aan wien hy wil: doch doorgaans ftaat hy ze, voor een maatigen prys, aan zynen meester af. Zee-gedrogten, algemeener op de eilanden, daar de paerlen worden gevonden, dan op de nabuurige kusten , maaken deeze visfehery gevaarlyk. Zommigen verzwelgen in een oogenblik de paerlduikers. De Mantelvisch, dus genaamd naar zyne gedaante, werpt zich op hen, rolt ze op onder zyn lichaam en verwurgt ze. Om zich tegen dusdanige vyanden te verweeren , is ieder visfeher met een dolk gewapend; zo ras hy eenen deezer verflindende visfehen ontdekt, tast hy hem met groote omzigtigheid aan, kwetst hem, en dryft hem op de vlugt. Nogthans fneuvelen 'er altoos eenige visfehers, en zeer veelen zyn verminkt. De paerlen van Panama zyn doorgaans van een zeer fchoon zuiver water* Men vindt 'er zelf, die merkwaardig zyn door haare grootte en gedaante. Voormaals wierden ze na Europa om te verkoopen gebonden. Zedert men de kunst heeft uitgevonden om ze naa te maaken , en de zucht voor de Diamanten derzelver gebruik heeft doen vervallen of zeer verminderen, hebben zy een nieuwen weg van verzendige gevonden, voordeeliger dan den eer-  DÉR BÉIDE INDIEN. 243 eerften. Zy worden na Peru gebragt, daar ze zeer gewild zyn. Nogthans is deeze tak van koophandel oneindig minder bevorderiyk geweest om vermaard» heid te geeven aan Panama, dan het voordeel, welk het langen tyd heeft genooten, van de ftapelplaats te zyn van alle de voortbrengzels Van het land der Incas, voor de oude waereld gefchikt. Deeze rykdommen, met eene kleines Vloot aangevoerd, wierden te lande, deels op muilezels, deels op wagens, gebragt na Porto* Bello, geleegen aan den noordkant der landengte , welke de twee zeeën van elkander fcheidt. Schoon de- legplaats deezer ftad verkondfchapt en goedgekeurd was door Kolumbus, in den jaare 1502, wierdt zy, egter, niet gebouwd vóór het jaar 1584, van de puinhoo* pen van Nombre de Dios. Zy ligt in de ge* daante van een halve maan, in het hangen van een bergy welke de haven omringt. Deeze vermaarde haven, welke voormaals zeer wel wierdt verdeedigd door Forten, welke de Admiraal vernon, in den jaare 1740, Vernielde, vertoont, in den eerftenopflag,een mond, zes honderd Toifes wyd; doch dezelve wordt dermaate vernaauwd, door klippen, gelyk met de oppervlakte van het water liggende, dat de ingang flegts ^een naauw kanaal is. De fchepen kunnen 'er niet dan boegzeérende binnen loopen, omdat zy 'er altoos tegenwind of groote ftilte ontmoeten. Zy leggen 'er Voh komen veilig. , De ongemaatigdheid van het klimaat vart Porto-Bello is zo algemeen bekend, dat men Q. s haar Vil. SOEK» "  VIT. BOEK. 244 GESCHIEDENIS haar den bynaam heeft gegeeven van bet graf der Spanjaarden. Meer dan eens heeft men 'er de Galioenen verlaaten , omdat zy het grootfte gedeelte van haar manfchap hadden verlooren. De Engelfchen, die, in den jaare 1726, deeze plaats blokkeerden, zouden, zo ze nog eenige dagen vertoefd hadden, niet in ftaat geweest zyn om Jamaica te bereiken. De inwooners zelve leeven 'er niet lang, en heb. ben allen een zwak geftel. Het wordt eenigzins tot fchande gerekend, genoodzaakt te zyn om aldaar te blyven woonen. Men vindt 'er flegts etlyke Negers en Mulaters, nevens een klein getal Blanken, welke zich aldaar hebben neergezet tot het waarneemen der bedieningen, hun door de Regeering opgedraagen. De Bezetting zelve, hoewel flegts beftaande uit honderd en vyftig man, blyft 'er niet langer dan drie maanden agter een. Tot aan het begin der tegenwoordige Eeuwe, durfde geen vrouw 'er haar kraam leggen; zy zou gedagt hebben , dat ze haare kinders en zich zelve aan een gewisfen dood blootftelde. Men verhaalt dat de tamme Europifche dieren, welke in alle deelen der nieuwe waereld zeer vermenigvuldigd zyn, hunne vrugtbaarheid verliezen als zy te Porto- Bello koomen; en zo men agt geeft op het klein getal dieren, daar voorhanden, in weerwil van den overvloed van weilanden, zou men ligt befluiten om te gelooven, dat dit gevoelen niet ongegrond is. De gewasfen, overgebragt in dit heilloos gewest, alwaar de hitte, de vogtigheid en dampen zeer zwaar en aanhoudende zyn, hebben 'er nimmer willen tieren. Het zou te lang vallen, alle de ongemak-  DER BEIDE INDIEN. 245 makken op te tellen, welke aldaar gcleeden worden, bezwaarlyk om derzelver oorzaaken te ontdekken , en misleiden onmogelyk om de geneesmiddelen aan te wyzen. Deeze ongemakken beletten niet, dat PortoBello, al vroeg, het tooneel wierdt van den rykften handel, welke immer wierdt gedreeven. Tervvyl de rykdommen van de nieuwe waereld aldaar aankwamen, om verwisfeld te worden tegen de ny verheid der oude waereld, verfcheenen aldaar de fchepen uit Spanje vertrokken, en bekend by den naam van Galioenen , belaaden met allerlei goederen, tot nooddruft, geryf of weelde dienende, in welke de eigenaars der Mynen konden fmaak vinden. De beltierders van den wederzydfehen handel_ bepaalden, aan boord van het Admiraalfchip , den prys der koopmanfchappen, in tegenwoordigheid van den Bevelhebber deiVloot en van den Prefident van Panama. De pryswaardeering gefchiedde niet volgens de inwendige waarde van ieder zaak, maar volgens derzelver fchaarsheid of overvloed. De bekwaamheid der Agenten beflondt in het uitkiezen van zulke goederen , dat de laading, uit Europa aangevoerd, alle de fchatten, uit Peru gekoomen, waardig wierdt gerekend. Het wierdt voor een flegte Markt gehouden, wanneer 'er goederen bleeven leggen ,by gebrek aan geld, of geld by gebrek aan goederen. In dit geval alleen ftondt het den Spaanfchen Kooplieden vry, om in de Zuid-zee te gaan handel dryven, en aan de Peruviaanfche Kooplieden, om voor hetgeen Q-3 zy VIT.' BOEK.  a46 GESCHIEDENIS zy hadden ingekogt, geld na de hoofdftad over te maaken. Zo ras de pryzen bepaald waren, namen de onderhandelingen een begin. Zy waren langwylig noch moeilyk. De edelaartigfte openhartigheid was 'er de grondflag van. De verwisfelingen gefchiedden met zo veel vertrouwelykheids, dat de zakken Piasters niet nageteld, noch de Baaien gewoogen wierden. Van dit wedcrzydfche vertrouwen wierdt nimmer een misbruik gemaakt. Meermaalen wierden 'er zakken goud onder de zakken zilvergeld gevonden ; ook gebeurde het, dat zommige posten ontdekt wierden niet in rekening te zyn gebragt. Alles wierdt naauwkeurig te rug gegeeven vóór het vertrek der Galioenen, of by haare wederkomst. Alleen gebeurde 'er iets, in den jaare 1654, 't welk ditvertrou* wen zou hebben kunnen fchenden. Men ontdekte in Europa, dat 'er een vyfde gedeelte vreemde ftoffe vermengd was onder de Piasters, op de laatfte markt ontvangen, Deeze fchade wierdt door de Spaanfche Kooplieden gedraagen; doch vermids het ontdekt wierdt, dat de Schatbewaarder van de Munt te Lima de werkmeester was van dit bedrog, leedt de goede naam der Peruviaanfche Kooplieden niets by deezen handel. De markt, welker duuring, om de flegte gefteldheid der lucht, bepaald was op veertig dagen , wierdt regelmaatig gehouden.' Het blykt, uit de berigten van den jaare 1595, dat de Galioenen alle jaaren, of op het langst om de achttien maanden, uit Spanje moesten worden afgevaardigd; en de twaalf vlooten, ze' ( dert VII. SOEK.  der reide INDIEN. 247 dert den vierden van Oogstmaand des jaars 16^8, tot aan den derden van Zomermaand van den jaare 1645, vertrokken, bewyzen, dat men van dien regel niet was afgeweeken. Naa verloop van elf, tien, en zomtyds van acht maanden, keerden zy te rug, met honderd en moer millioenen aan goud, zilver en koopmanfchappen. Deeze voorfpoed hieldt onafgebroken ftand tot aan het midden der zeventiende Ecuwe. Met het verlies van Jamaica, zag men den aanvang van een aanmerkelyken fluikhandel, welke dus lang weinig in gebruik geweest was. De plondering van Panama, in den jaare 1670, door den Engelfchen Zeeroover jan morgan , hadt nog heilloozer gevolgen. Peru , welk by voorraad geld derwaarts overmaakte, zondt het niet eerder, dan naa dat de Galioenen te Carthagena waren aangekoomen. Vertraagingen , onzekerheden en wantrouwen waren de gevolgen deezer veranderinge. De markten verminderden, en de fluikhandel nam toe. Een grooter onheil dreigde Spanje. In den jaare 1698, voerden de Schotten twaalf honderd man over naa de Golf van Darien, welke zy aldaar aan land zetteden. Hun ontwerp was, het vertrouwen te winnen der Wilden, welke de Castiliaanen niet hadden kunnen te onder brengen; hun wapens in de hand te geeven tegen eene Natie, welke zy verfoeiden; eene Bezitting op te richten in hun grondgebied ; de gemeenfchap tusfehen Carthagena en Porto-Bello af te breeken; de Galioenen weg te neemen; en eindelyk hunne magt met die van Jamaica te vereenigen, tot het verkrygen 0^4 van VIL bolk  248 GESCHIEDENIS VII. roek. van eene verzekerde overmagt in dit gedeelte der nieuwe waereld. Dit ontwerp, welk niets harsfenbeeldigs behelsde , mishaagde Lodewyk den XIV, die het Hof van Madrid eene vloot aanboodt, om hetzelve te doen mislukken. Het mishaagde daarenboven aan de Hollanders, die met rq^ den bedugt waren, dat de Maatfchappy den eenen of anderen tyd zou deel neemen aan'den kusthandel, welken zy in deeze gewesten aU leen in handen hadden, Het mishaagde aan Spanje, welk dreigde, de goederen te zullen verbeurd verklaaren van de onderdaanen van Groot - Britannie, welke in zyne heerfchappyen handelden, Het mishaagde inzonderheid aan de Engelfchen, die voorzagen, dat hunne volkplanters zouden afzien van uitgeputte plantaadjen, om zich te gaan nederzetten in een land, overvloeiende van goud; en dat Schotland, ryk geworden zynde , zich zou willen ontflaan van de af hanklykheid, in wel. ke het, dus lang, door zyne armoede, was gehou? den. Deeze heevige en algemeene tegenkanting deedt Koning william befluiten tot het herroepen van een verlof, hem door zyne gunftelingen afgeperst. Daarenboven verboodt hy aan alle Bezittingen in de nieuwe waereld, het leveren van wapenen, mond- en krygsbehoeften aan eene opkoomende volkplanting, welker ondergang de algemeene rust moest verzekeren. Aldus wierdt in'de wieg gefmoord, eene Volkplanting, wier grootheid niet verre afgeleegen fcheen, en door den tyd zeer aanmerkelyk moest worden. Naauw-  der beide INDIEN. 249 Naauwlyks hadt men den tyd om zich over deezen gelukkigen uitflag te verheugen. De verheffing van een Franfchen Prins op den throon van Karei den V, deedt een algemeenen oorlog ontfteeken; en reeds met het uitbreeken der eerfte vyandlykheden, wierden de Galioenen verbrand in de haven vanVigos, in welke de onmogelykheid, om de baai van Kadix te bereiken, haar hadt doen binnen loopen. Hier door wierdt de gemeenfchap tusfehen Spanje en Porto-Bello geheel afgebroken; en de Zuid-zee kreeg onmiddelyker en aanhoudender gemeenfchap met den buitenlander, dan immer te vooren. De Utrechtfche Vrede, welke dehoopdeedt opvatten, dat de tweedragt een einde zou neemen , deedt haar ten hoogften toppuntc klimmen. Philippus de V zag zich genoodzaakt, het verdrag van Asfiento weder af te ftaan aan de Franfchen, die, ongelukkig in den gantfchen loop des oorlogs, en toenmaals niet zeer bedreeven in den koophandel ter zee, zedert het jaar 1702, met weinig voordeels daar van het genot hadden. Zy wierden vervangen door de Engelfchen. De Zuid-zee-Maatfchappy, daar toe bevoorregt, moest vier duizend acht honderd Afrikaanen leveren, en voor ieder Neger aan den Koning van Spanje betaalen, honderd zestig Livres. Zy moest flegts de helft betaalen voor de geenen, welke zy boven dit getal leverde, geduurer.de de eerfte vyf en twintig jaaren deezer bepaalinge. In de vyf laatfte jaaren, was het haar verbooden, meer Qw 5 aan VIL BOEK,  vii. BOEK. N 250 GESCHIEDENIS aan te voeren , dan in het verdrag was bedongen. Zy hadt vryheid,om, met fchepen van honderd vyftig tonnen, uit Europa na de Noordzee te zenden, kleederen , geneesmiddelen , mondbehoeften voor haare flaaven, Faktoors en fchepen. Alle deeze goederen mogt zy verkoopcn aan Spaanfche fchepen, welke dezelve tot hunne t'huisreize mogten noodig hebben. Uit hoofde van de afgeleegendheid, mogt de Maatfchappy huizen bouwen aan de rivier de la Plata, landeryen in pagt neemen, in de nabuurfchap van haare komptoiren, dezelve doen bearbeiden door Negers of inboorlingen ; dat wil zeggen, door middel van deeze ftapelplaats, zich den geheelen Koophandel van Chili en Paraguaij toeëigenen. Niet minder was zy ten aanzien van de Zuid-zee bevoordeeld. Zy hadt vryheid om te Panama, en in alle de havens van deeze kust, fchepen te bevragten van vier honderd tonnen, om haare Negers na alle de kusten van Peru over te voeren, dezelve naar haar eigen goeddunken 'uit te rusten, derzelver bevelhebbers te benoemen, en den opbrengst van haare verkoopingen in goederen, goud en zilver te rug te brengen, zonder verpligt te zyn om inkoomende of uitgaande regten te betaalen. Zy kon na Porto-Bello, en van daar vervolgens na Panama, zenden, alles wat noodig was tot de uitrusting haarer fchepen. Schoon deeze opofferingen Spanje fmartlyk moesten vallen, nogthans perste Engeland, welk zich van zyne overmagt wist te bedienen, het-  der beide INDIEN. IJl hetzelve eene andere af, welke nog fmartelyker viel. Het verkreeg de vryheid om alle jaaren een fchip, met Koopmanfchappen gelaaden, te zenden na de markt van Porto-Bello. Dit fchip kwam 'er telkens met duizend tonnen aan goederen , in plaatze bvan vyf honderd , welke het aldaar mogt brengen.. Men gaf hetzelve water noch leevensmiddelen. Vier of vyf fchepen , welke het verzelden , verzorgden het van zyne behoeften, en bezorgden dikwyls andere goederen in de plaats van die reeds verkogt waren. De Galioenen , door dit mededingen in haare onderneeming verydeld, wierden het nog meer door 't geen de Engelfchen verkogten in de havens, alwaar zy Negers bragten. Ten laatften wierdt het, naa den togt van het jaar 1737, onmogelyk deezen koophandel langer te doen ftand houden ; men zag die berugte markten, zo zeer benyd door de Natiën, een einde neemen, hoewel ze konden aangemerkt worden als de algemeene fchatkamer van alle Volken. Zedert dit tydftip zyn Panama en Porto - Bello in aanmerkelyk verval geraakt. Deeze twee fteden ftrekken flegts tot een doortogt voor de Negers, welke na de Zuid-zee gevoerd wórden , en voor eenige andere takken van luttel belangs van een kwynenden koophandel. Zaaken van grooter gewigt hebben eenen anderen weg genomen Het is bekend, dat ferdinand magellanez, in den jaare 1520, de vermaarde Straat of engte ontdekte, die naar zynen naam genctmd is, en den uitterften hoek van ZuidAmcrika van het land van Feu affcheidt. Haare VII. boek.  252 GESCHIEDENIS VIL boek. re lengte wordt gerekend op honderd en tien mylen, haare wydte op zommige plaatzen op minder dan eene myl. Schoon dezelve langen tyd de eenige bekende doortogt was om in de Zuid-zee te koomen, deeden, egter, de gevaaren, aan welke men in dezelve was bloot gefield, haar bykans vergeeten. De floutheid van den vermaarden Zeeman drake, die langs deezen weg de verwoesting langs de kusten van Peru verfpreidde, deedt de Spanjaards, in den jaare 1582, befluiten om aan de Magellaanfche Straat eene Bezitting op te richten, dienende tot een fleutel van dit gedeelte der nieuwe waereld. De nieuwe volkplanting verdween geheel en al, by gebrek aan leevensmiddelen. Drie jaaren laater was 'er niemand overgebleeven dan Fernando Gomez, welken de Engelfche Zeeroover thomas cawendish na Europa overvoerde. Deeze ramp was van minder gewigts dan men gevreesd hadt. Het duurde niet lang dat de Magellaanfche Straat de doortogt was der Zeerooveren, welken de begeerlykheid na deeze afgeleegene gewesten lokte. Naadat eenige ftoute Zeelieden Kaap Hoorn waren rond gevaaren, wierdt dit vervolgens de weg, welken de vyanden van Spanje koozen, die tot in de Zuid-zee wilden doordringen. Hy wierdt nog meer bevaaren van de Franfche fchepen, geduurende den oorlog, welke Europa, in het begin der thans loopende Eeuwe, 't onderst boven keerde. De onmogelykheid, in welke Philippus de V zich bevondt, om zelve zyne Volkplantingen te voorzien, deedt de onderdaanen van zynen Grootvader zich verftouten  DER BEIDE INDIEN. 253 na Peru te zeilen. Het gebrek van allerlei dingen, welke men aldaar leedt, was oorzaak dat de Franfchen met vreugde wierden ontvangen ; zy wonnen, in den beginne, acht honderd ten honderd. Deeze buitenfpoorige voordeelen waren van korten duur. De nayver wierdt in 't einde zeer aanmerkelyk; de koopmanfchappen geraakten dermaate in kleinagting, dat ze onmogelyk konden verkogt worden , en dat veele Reeders ze verbrandden, om niet genoodzaakt te zyn dezelve na het Vaderland te rug te voeren. Het evenwigt wierdt welhaast wederom herfteld; en deeze uitlandfche Kooplieden behaalden vry aanzienlyke voordeden, wanneer het Hof van Madrid, in den jaare 1718, kragtdaadige maatregels beraamde om hen te weeren van deeze vaarwateren, welke men oordeelde dat van hun te lang bezogt waren. Van toen af hielden de fcheepstogten op na de Zuid-zee voorby Kaap Hoorn. De Spanjaards zelve hervatten ze, in den jaare T740, met een middelmaatig voordeel. Zy vleiden zich, dat, naa het eindigen van het verdrag van Asfiento, de handel op Peru wederom zoude worden gelyk dezelve voormaals geweest was. Het gevolg heeft hen moeten leeren dat deeze hoop ongegrond was. De volkplanting heeft niet meer Kina-Kina, Vigonje-wolle en Kakao geleverd dan zy voormaals gaf; en haare Mynen bleeken dermaate te zyn verminderd, dat hetgeen jaarlyks aan goud en zilver wierdt overgemakt, niet meer bedraagen hebbe dan zeventien millioenen. Aan deeze fomme hadc de Regeering zelve geen aandeel, omdat, hoe- VII. BOEK.  254 GESCHIEDENIS VIL BOEK. hoewel zy de zelfde belastingen in Peru als in Mexico en alle haare overige Bezittingen vorderde , de kosten van. het landbeftier alles verzwolgen. Met geen meer kundigheids , oprechtheids en fpaarzaamheids zyn de zaaken beftierd in het„Koninkryk Nieuw - Granada , welk voormaals tot Peru plagt te behooren. Deeze nieuwe heerfchappy, in den jaare 1718 opgericht, ftrekt zich, langs de Zuid-zee,uit, van Panama tot aan de Golf van Guyaquil; en aan de Noord-zee, van Mexico tot aan de Orenoque; landwaarts in ftrekt zy zich zo verre uit., dat zy een onmeetelyk grondgebied beflaat. De menigvuldige provinciën, welk dit uitgeftrekt gebied uitrnaaken, zyn bedekt met onmeetelyke bosfehen, worden van elkander gefcheiden door hooge bergen, en zyn vervuld met onbebouwde landeryen. Deeze uitgebreide gewesten zyn nog niet volkomen te onder gebragt.. Men vindt 'er overal wilden, welke geene andere drift bezitten, dan om Spanjaards te overrompelen en te vermoorden. De zulken, van de[ Indiaanen, welke genoodzaakt zyn geworden om het juk te ondergaan, hebben hunnen vyanden den onverzoenlykften iaat gezwooren. Hunne meest geliefde zorge is", deezen haat in hun ; geflagt beftendig te Joen worden. Zy herinneren hunnen kinderen', Mophoudelyk ,de rampen, welke de vöetftap36n volgden van de eerfte' verwoesters der liepwe waereld, en den geest van bloeddorsagheidy die hunne opvolgers onafgebroken leeft bezield. Ten tyde der veroveringe, wierdt het land bewoond  DER BEIDE INDIEN. 255 woond van eene oneindige menigte niet zeer talryke Natiën, van welke de meeste een zwervend leeven leidden, en die bykans allen woest en lui waren. De mannen waren 'er vlugger, de vrouwen fchooneren blanker,dan in de nabuurige klimaaten. Op eenigen afftand van de groote rivieren, leidde men zomtyds een weg af van twintig, dertig of veertig mylen zonder een hut te ontmoeten. Zedert de verovering is deeze geringe bevolking niet verminderd, dewyl de te onder gebragte volken niet tot de Mynwerken zyn veroordeeld. Zelden wordt iet anders van hun gevorderd, dan de belasting, hun opgelegd. Zommigen betaalen ze met leevensmiddelen, anderen met goud, welk zy in de beeken of rivieren vinden. Men vindt 'er zelf, welke aan deeze verbintenisfen voldoen met de voordeden, die zy behaalen op eenige Europifche koopmanfchappen , welke zy verkoopen aan de nog niet te onder gebragte Indiaanen. Het land van Quito, ingelyfd. in het zo genaamde Nieuw-Koninkryk, maakt het bekendfte en vermaaklykfte gedeelte van hetzelve uit. Niets inzonderheid kan vergeleeken worden by de Valei, welke de dubbele keten der Cordeliers formeert. In het middelpunt der Verzengde Luchtftreeke, recht onder den Evenaar, geniet men onophoudelyk alle de bekoorlykheden der Lente. De zachtheid der lucht, gepaard met de even groote lengte der dagen en nachten, doet duizend zoetigheden fmaaken in een land, welk de Zon met een gordel van vuur omringt. Het wordt gefchat boven het klimaat der Ge- maa- VII. BOEK.  256 GESCHIEDENIS VII. BOEK. maatigde Luchtftreeke, in welke de Verandé* ring der faifoenenteftrydige aandoeningen veroorzaakt , öm niet nadeelig te zyn, zelf door haare ongelykheid. Onder de Middellyn » welke zo veele zeeën en zo weinig lands bedekt, fchynt de Natuur een zamenloop van dingen te hebben vereenigd, dienende om de brandende hitte der Zon te temperen; hoedanige zyn : de verheevenheid Van den Aardbol in dit gedeelte der Spheere; de nabyheid van bergen Van eene onmeetelyke hoogte en uitgeflrektheid , en altoos met fneeuw bedekt; aanhoudende winden, welke de velden het geheele jaar door verfrisfchen, de kragt der rechtlynig nederdaalende Zonneftraalen breekende. Het gantfche Heelal zou geen bekoorlyker verblyf opleveren dan het land van Quito , indien zo veele voordeden niet door eenige ongemakken wierden opgewoogen. Eén of twee uuren naa den middag, het tydftip wanneer een bykans altoos fchoone morgenftond eindigt, beginnen de dampen om hoog te klimmen; de lucht wordt bedekt met donkere wolken, die in onweders veranderen. Straks wordt alles verlicht, alles fchynt verbrand te worden door het blixemvuur. De bergen weergalmen van fchrikverwekkende donderflagen. Van tyd toe tyd koomen hier nevens eislyke aardbeevingen. Zomtyds heeft men 'er, veertien dagen agter een , aanhoudenden regen of zonnefchyn ; dit maakt de onfteltenis algemeen. De overmaate vanvogtigheid doet het zaad verrotten, en de droogte veroorzaakt gevaarlyke ziekten. Doch behalven deeze rampfpoeden, welke zeer  der beide INDIEN. 257 zeer zeldzaam gebeuren, is het klimaat van Qnito een der gezondften. De lucht is 'er doorgaans zo zuiver, dat de afzigtelyke Infekten , welke de meeste provinciën van Amerika kwellen , 'er niet bekend zyn. Schoon de Venus - kwaaien, door losbandigheid en verwaarloozing, 'er bykans algemeen zyn, heeft men 'er, egter, weinig hinders van. Zy, welke deezë befmetting overgeërfd of verdiend hebben, berdken gezamentlyk eenen hoogen ouderdom, zonder gevaar en ongemak. De vrugtbaarheid van den grond beantwoordt aan de zagtheid van het klimaat. Dewyl de vogtigheid nevens de werking der Zonne 'er aanhoudende en altoos genoegzaam zyn, om de zaadkorrels te doen uitfpruiten en te verfterken, heeft men 'er gefladig voor oogen, het bekoorlyk tooneel van drie fraaie jaargetyden. Naar gelange de eene plant verdort, koomt wederom eene andere voort; en naauwlyks is de gloed der velden verdweenen , of men ziet dien, met vernieuwden luister, ten voorfchyn koomen. De boomen zyn onophoudelyk bedekt met groene bladen, en verfierd met reukgeevende bloemen; zy zyn onophoudelyk bekaden met vrugten, wier kleuren, gedaante en fchoonheid alle de veifcheidenhedcn vertoonen van de eerfte uitbottinge tot aan de volle rypheid. De koorngewasfen neemen toe in de zelfde evenredigheid van eene fteeds voortkoomende vrugtbaarheid. Met een enkelen opflag ziet men nieuwe zaaden uitfpruiten , andere groot worden en airen fchieten, andere geel worden, andere eindelyk onder den zikkel van den Maaier vallen. Het ge- III. deel. R hee- VII. boek.  VIL KOEK. 258 GESCHIEDENIS heele jaar verloopt met zaaien en oogften, binnen den omvang van een zelfden akker of van den zelfden gezigteinder. Deeze geduurige verfcheidenheid hangt af van de plaatzmg der bergen, heuvels, vlakten en valeien. De overvloed van koorn, Turkfche tarwe, fuiker, vee en allerlei leevensmiddelen, en de aoedkoopheid van dit alles, in welke het, door de onmogelykheid der verzendinge, noodzaakelyk, wordt gehouden, hebben de geheele provincie, en voornaamlyk de hoofdftad, in de uiterfte luiheid en de grootfte wanorde gedompeld. . Quito, door de Spanjaards, in den jaare 1534» veroverd, en gebouwd in het hangen van den vermaarden berg Pitchincha, een der Cordeliers, bevat ongeveer, vyftig duizend in■ wooners, voor het meerengedeelte overgegeeven aan de fchandclykfte losbandigheid. Hoewel het zedenbederf vry algemeen is in alle de Spaanfche Volkplantingen, nergens, egter, heeft het die hoogte als hier bereikt. Onder de driften , welke alle maat en paaien hebben overfchreeden, heeft het fpel ten allen tyde de grootfte verwoestingen aangeregt. Schoon de wet het draagen van ponjaarden verbiedt, ziet men nogthans de Mestizen, de vrye Negers of flaaven zelden ongewapend. Van hier dat'er nimmer een week, zelden een dag verloopt, op welken geen moordgefchiedt. Het misbruik der vryplaatzen, welke de fchuldben van ftraffeloosheid verzekeren, is de voornaame ooi-zaak van deeze wanorde, 't Is te hoopen dat de overmaate van het kwaad de nood-  DER BEIDE INDIEN. ° 2$$ noodzaakelykhe'd van het geneesmiddel zal doen bemerken. De hoofdftad wyt aan deeze verdorvenheid van zeden, dat men de goud- en zilver-mynen , die ten tyde der veroveringe wierden geopend, heeft laaten vervallen, en dat zy de zulken heeft doen verwaarloozen, welke naderhand, van tyd tot tyd, ontdekt zyn. De provincie, zegt men, zou zich op deezen tak van nyverheid, met zo veel te beter uitflag, kunnen toeleggen, dewyl zy beter bevolkt is van Indiaanen en Spanjaards, dan eenig ander landfchap der nieuwe waereld, en zy uit haaren eigen fchoot, een verbaazenden overvloed van voortreffelyke leevensmiddelen ontleent, welke elders van verre en met groote kosten moeten ontbooden worden. In dat geval zou dit, voormaals zo ryk landfchap, wederom kunnen worden,'t geen het voormaals geweest is, en op nieuw een aanzien verkrygen, welk het vooroordeel en de fchikking der plaatzen het altoos zullen verhinderen van zynen Landbouw en Fabriken te ontleenen. De Spanjaards, te Quito gebooren, en de zulken, welke'uit Europa derwaarts worden gezonden om het te beftieren, vinden deeze verwyten ongegrond. Zy zyn doorgaans van gedagten , dat de Mynen deezer provincie niet ryk genoeg zyn om de kosten der bewerkinge goed te maaken. 't Zou ligtvaardigheid zyn, dit gefchil te willen beflisfen. Doch wanneer men zich te binnen brengt,de begeerte,welke dit veroverend volk ten allen tyde heeft betoond na deeze rykdommen, welke aan hetzelve niets anders gekost hebben dan het bloed R 2 van VII. BOKK,  VII. BOEK. I 260 GESCHIEDENIS van derzelver eigenaaren, zou men ligt vermoeden , dat niets dan eene volftrekte onmogelykheid , op de ervarenis gegrond , deeze Natie zou hebben kunnen doen befluiten, om het oor te fluiten voor haare natuurlyke neigingen, en de dringende fmeekingen der hoofdftad. De provincie Quito heeft getragt, het verlies der Mynen, door de vrugten haarer Fabriken, te vergoeden. Men maakt aldaar eene verbaazende menigte van hoeden , gemeene Lakens en Esteminen. Behalven 't geen zy tot haar eigen gebruik noodig heeft, voerde zy, niet zeer lang geleeden., jaarlyks na buiten voor vyf of zes millioenen Livres. Door dit middel betaalde zy den wyn, brandewyn en oly, welke baar eigen grond nimmer heeft willen opleveren; de gedroogde en gezouten visch, welke van de kusten kwam; de zeep, die te Truxillo wordt gemaakt van het vet der bokken, die aldaar zeer vermenigvuldigd zyn; het noodige yzer tot den Akkerbouw; alle de voorwerpen tot de pragt dienende, welke de oude waereld haar bezorgde. Deeze handel is' meer dan de helft verminderd. Ten allen tyde was men 'er op gefteld, om zich te kleeden in Europisch laken, door gantsch Amerika by den naam van Castiliaansch laken bekend. Deeze zucht is algemeen geworden, zints de Registerfchepen de Galioenen hebben vervangen. De gemaklykheid, om geduurig en beter koop deeze ftoffen te kunnen magtig worden, heeft die van Quito doen in verval koomen; deeze ftad is daar door tot de uiterfte armoede vervallen. Uit  der beide INDIEN. 2<5l Uit deezen kwynenden ftaat zal het land niet bekoomen, door zyne verbintenisfen met Spanje, waaraan het niets behalven Kinakina levert. De boom, Welke dit beroemd geneesmiddel geeft, is zelden hooger dan twee roe den (loifef) en een halve; zyn ftam en takken zyn dik naar evenredigheid. Hy groeit in de bosfchen , midden onder eene menigte andere planten, en koomt voort van de zaadkorrels , welke van de reeds volwasfene boomen op den grond vallen. De fchors is het eenige gedeelte welk van waarde is; het behoeft geene andere toebereiding, dan het te laaten droogen. Voormaals gaf men de voorkeuze aan den dikftcn fchors; doch geleerde ontlcedingen, in Engeland gedaan, en herhaalde proefneemingen , hebben doen zien, dat de dunfte meer kragts hadt. Langen tyd heeft men geloofd, dat de Kinakina-boom alleen wierdt gevonden op het grondgebied van Loxa, eene ftad, inden jaare 1546 , door den Kapitein alonso de mercadillo gebouwd. Die 't meest geagt wierdt, groeide twee mylen ten Zuiden van deeze plaats, op den berg Cajanuma; en het is niet meer dan vyftig jaaren geleeden, dat de kooplieden met getuigfehriften zogten te bewyzen, dat de bast, welken zy verkogten, van deeze vermaarde plaats was gekoomen. In laatere tyden heeft men dit geneesmiddel gevonden in de omleggende landen van Riobamba, Cuenca, en in eenige andere ftreeken, allen tot de provincie Quito bchoorende. De Kinakina was, in den jaare 1Ó39, té Rome bekend. De Jefuiten, welke ze aldaar R 3 had- VIL boek.  22 GESCHIEDENIS vut 20ek. hadden gebragt, deelden ze om niet uit aan de armen, en verkogten ze zeer duur aan de ryken. Jan de vega, Lyfartz eener OnderKoninginnevan Peru, welke de heilzaame uitwerkzels van dit geneesmiddel hadt ondervonden, verkogt het, in 't volgende jaar, in Spanje, het pond voor honderd Franfche Ryksdaalders. Welhaast verwierf dit middel eene zeer hooge agting, welke ftand hieldt, tot dat de inwooners van Loxa, zo veel niet kunnende leveren als hun gevraagd wierdt, het befluit namen om andere fchorzen te vermengen met dien, welke zo zeer begeerd wierdt. Door deeze trouwloosheid verminderde het vertrouwen, welk men in de Kinakina hadt gefteld, en gevolglyk ook haare waarde. De maatregels , door het Hof van Madrid genomen, om te voorzien in eene zo gevaarlyke verwarring, hadden geen volkomen gelukkig gevolg. De nieuwe ontdekkingen moeten dit gewas zo algemeen gemaakt hebben, dat het niet waarfchynlyk is dat men het voortaan zal vervalfchen. Het is een algemeen aangenomen gevoelen, dat 's lands inboorlingen het gebruik der Kinakina reeds zedert langen tyd gekend hebben. Zy leidden ze, zegt men, een geheelen dag in het water te weeken, en gaven deezen drank aan de zieken om te drinken, zonder den droesfèm. ' De vreeze van aan de Spanjaarden, hunne dwingelanden, een zo heilzaam geneesmiddel te zullen bekend maaken, deedt hen zeiven van deszelfs gebruik afzien. Het geheugen daar van hadden zy dermaate verlooren , dat zy meenden dat deeze bast in Europa tot  DER BEIDE INDIEN. 263 rot geen ander oogmerk dan in de verveiyen wierd gebruikt. Jussieu , een Franfche Botanist, opende hun, nu ruim dertig jaaren geleeden , de oogen. Hy leerde hen de middelmaatige foorten van Kinakina van de goede en de beste onderkennen, en zich van haare kragt badicnen in afgaande koortzen. Een min leerzaam oor heeft dit volk geleend aan de onderrigtingen van kundige mannen, welke hetzelve tot het aankweeken van Cochenille zogten over te haaien. In zommige oorden deezer provincie wordt Cochenille gevonden, in alles gelyk aan die van NieuwSpanje. Zy wordt gebruikt in de Fabriken van Loxa en Cuenca; dit is de reden van de voortreffelykheid haarer Stoffen en Tapyten boven die van Quito, alwaar ér geen gebruik van gemaakt wordt. Indien de Spanjaards immer hunne werkeloosheid kunnen te boven koomen, om zich op deezen tak van nyverheid toe te leggen, zullen zy den weg baanen tot een nieuwen tak van koophandel met Europa, welken men het in zyne magt heeft met den Kaneclhandel te vermeerderen. Aan den Oostkant der Cordeliers leggen de landen der Quixos en Macaanen, welke, in den jaare T559, ontdekt, en aan de provincie Quito gehegt wierden. Men ontmoet 'er flegts eenige weinige armoedige dorpen,hier en daar verfpreid. Het eerstgenoemde deezer landen beeft nimmer voordeel gedaan aan de hoofdftad; en het voordeel, welk zy voormaals uit het laatfte trok , heeft opgehouden , zedert dat de opfland der Indiaanen oorzaak is geweest dat men heeft afgezien van de ryke MyR 4 tien, VIL BOEK.  264 GESCHIEDENIS VII. BOEK. nen , welke aldaar geopend wierden. Beide landen leveren kaneel op, welk in Peru in algemeen gebruik is, en 'er in nog veel grooter overvloed zou kunnen gevonden worden, indien men zich op het planten daarvan, met de noodige oplettendheid, wilde toeleggen. - In verwagting dat de provincie Quito haare oogen opene voor haare natuurlyke voordeelen, bepaalen zich de rykdommen van NieuwGranada by de metaalen van Popajan en Choco, twee provinciën, in den jaare 1536, veroverd. De onvrugtbaarheid deezer landen deedt in 't eerst eene ongunftige verwagting van derzelver veroveringe opvatten; doch de gewigtige ontdekkingen deeden ze wel haast op prys ftellen. Men vondt 'er goud-mynen, van zo veel te grooter waarde, naar gelang derzelver bewerking noch kostbaar, noch moeilyk, noch gevaarlyk was. Het mineraal is verfpreid en gemengd in de aarde en het grondzand der rivieren; dit mengzel wordt in een waterbak geworpen, alwaar het zo lang geftampt wordt, totdat de ligtfte deelen uit den bak zyn geloopen door een gat, dienende om het water daar uit te laaten. Daarnaa neemen de werklieden de zwaare deelen, dat wil zeggen, het zand en het metaal, welke op den grond zyn blyven leggen, en doen het in houten tobbetjes, welke zy door eene fchielyke en eenpaarige beweeging in het fond draaien. Van tyd tot tyd gieten zy 'er ander water in, en fcheiden by aanhoudendheid de ligtfte van de zwaarfte ftoffen af. Ten laatften blyft op den bodem der tobbetjes niets anders leggen, dan het goud,  DER BEIDE INDIEN. 265 goud, gezuiverd van alle de vreemde lichaamen, met welke het vermengd was. Doorgaans vertoont het zich aldaar onder de gedaante van ftof, zomtyds van korrels van verfchillende grootte. De zelfde werking wordt herhaald in een tweeden en derden bak, beide onder den eerften geplaatst, om de iigte gouddeeltjes te ontvangen, welke door de bcweeging van het water veelligt over den rand van het eerfte tobbetje zyn gevallen. Een gedeelte der werklieden is bezig aan de waschkuipen, terwyl de overige de aarde uit de Mynen delven en aanvoeren. Dit werk gefchiedt zonder tusfehenpoozen. Ongeveer acht duizend Zwarten worden daar toe gebruikt. Deeze flaaven, die nimmer gebruikt worden in de Mynen , welke eene merkelyke diepte hebben, dewyl zy aldaar, door de koelheid der lucht, zouden omkoomen, worden bewaard voor de Mynen, welke op de oppervlakte van den grond leggen. Overal kunnen zy zonder leevensgevaar gebruikt worden : men fchat hen boven den Indiaan, die minder overlegs en kragts heeft, en inzonderheid minder gewilligheids , welke overleg en kragt geeft. In Popajan en Choco is het een algemeen gebruik , dat de flaaven eiken dag hunnen meesteren eene bepaalde hoeveelheid gouds moeten leveren; 't geen zy boven deeze bepaalde maate kunnen verzamelen, behoort hun zeiven toe: dit heeft mede plaats omtrent hetgeen zy vinden op de dagen, den godsdienst en der ruste gewyd , wanneer zy naar goedvinden over hunnen ledigen tyd kunnen befchikken; onder voorwaarde nogthans, R 5 dat VIL BOEK.  266 GESCHIEDENIS VII. boek. dat zy op deeze feestdagen vóór hun eigen onderhoud moeten zorgen. Dit verdrag ftelt de arbeidzaamften, de zuinigften en gelukkigften hunner in ftaat, om vroeg of laat hunne vryheid te kunnen koopen. In dit geval vermengen zy hun bloed met dat der Spanjaarden door het huwelyk; en de twee Natiën maaken niet meer dan één volk uit. De vrugt van zyne nyverheid wordt gebragt na Santa-Fe de Bogota, gebouwd, in den jaare 1536, door gonsalve ximenes de queseda , op eene plaats alwaar hy, uit de Noord - zee, langs de rivier de Magdalena, was aangeland, juist op den zelfden tyd als sebastiaan de benalcazar uit Popajan aldaar was aangekoomen. Hoogloopende gefchillen ontftonden 'er, tusfehen de twee veroveraars, over de grensfehcidingen; zy wierden bygelegd ten voordeele van Quefeda. De ftad, door hem aangelegd, wierdt de hoofdftad van het nieuw Koninkryk Granada, alwaar de fteden Marequita, Pampeluno, Tocayma, en etlyke andere van minder naam, van tyd tot tyd, gebouwd wierden. Deeze volkplanting was haaren eerften luister verfchuldigd aan den Smaragd, een kostbaa* ren en doorfchynenden fteen, van eene groene kleur, en niet harder dan het Rotskristal. Eenige Europifche landen leveren fmaragden; doch zy zyn zeer onvolkomen en worden weinig gezogt. Langen tyd heeft men geloofd, dat de fmaragden van eene vrolyk groene kleur uit de Oostindien kwamen; dit was de reden dat men ze den bynaam van Oostcrfche gaf. Doch men  DER BEIDE INDIEN. l6j men heeft afgezien van dit gevoelen, zedert men zich onbekwaam heeft bevonden om de plaats aan te wyzen, alwaar zy voortkwamen. Tegenwoordig wordt het voor onlochenbaar gehouden, dat Afie ons nimmer van deeze ftecnen heeft verkogt, dan die het zelf vooraf uit de nieuwe waereld hadt ontvangen. De fraaie fmaragden zyn dcrhalven de eigendom van Amerika alleen. De eerfte veroveraars van Peru vonden ze in menigte, welke zy op aambeelden verbryzelden; zy waren in het denkbeeld dat ze niet moesten brecken, zo ze fyn waren. Dit verlies wierdt te gevoeliger , ter oorzaake van de onmogelykheid om de Myn te ontdekken, uit welke de Incas zo veele fchatten gehaald hadden. Eindelyk vervulden de bergen van Nieuw - Granada deeze behoefte; zy leverden eene groote menigte fmaragden, welke overgebragt wierden na Europa, van waar ze zich door de gantfche waereld verfpreidden. De Spaanfche Gefchiedfchryvers fpreeken met verrukking van de fmaragden en metaalen, welke deeze volkplanting, in de vroegfte tyden, opleverde. Zommigen bepaalen derzelver opbrengst op fommen, welke de verbeelding , op het verwonderlyke het meest gefteld, verbaazen. Nimmer misfchien heeft de grootfpraak haarer uitfpoorigheid meer botgevierd. Indien de waarheid der zaake flegts eenigen fchyn hadt van de verdichtzels, welke deswegen gevent zyn , de volkplanters zouden naar evenredigheid der rykdommen vermenigvuldigd zyn geworden, gelyk gebeurd is in alle Bezittingen, wier rykdom niet betwist wordt. VII. BOEK.  268 GESCHIEDENIS VIL BOEK. wordt. Deeze volkrykheid beflaat niet meer, en 'er kan geen tydftip worden aangeweezen, in 't welk eenige aanmerkclyke verhuizingen geichied zyn. Wat hier van zy, deeze gewesten, welke onderfteld worden voormaals zo vermaard te zyn geweest, zyn tot den diepften ftaat van onvermaardheid vervallen; en indien Santa-Fé zelve niet ten eenemaale uit de gedagten is geraakt, is het dit voordeel geenzins verfchuldigd aan zyne voortbrengzels , beftaande in een weinig tabak , geenzins van de beste foort, welke binnenslands wordt gefleeten; een weinig koorn, dienende om Karthagena te fpyzigen; een klein getal fmaragden, nevens een weinig gouds, welk de Valei van Neyva hetzelve bezorgt. De agt, welke op hetzelve nog geflagen wordt, is een gevolg van het geluk, welk het geniet, van de zetel der Regeeringe te zyn, het middelpunt van alle regtszaaken, en de ftapelplaats der rykdommen van Popajan en Choco. Deeze rykdommen worden op muilezels vervoerd, vyftig mylen verre, en te Honda, aan de rivier Magdalena, in kleine vaartuigen ingefcheept. Naa etlyke dagen vaarens, koomt men in een kanaal, door de natuur gegraven, en in het midden der naastvoorgaande Eeuwe wyder gemaakt, welk tot aan Karthagena loopt. In de jaargetyden, in welke het water ontbreekt, en door het verzuim der Regeeringe zal men wel haast, in alle faifoenen j gebrek aan water hebben , vaart men de rivier verder op tot op drie dagen reizens van deeze vermaarde ftad; het overige gedeelte van den weg wordt te lande afgelegd. De  DER BEIDE INDIEN. 265 De plaats, alwaar tegenwoordig Karthagena legt, wierdt ontdekt, in den jaare 1502,door bastidas , welke zich aldaar zou hebben neergezet , ware by niet door de Wilden te rug gedreeven. Verfcheiden gelukzoekers van zyne Natie, die hem op het fpoor volgden, ontmoetten den zelfden tegenftand. Eindelyk verfcheen heredia, in den jaare 1527, met genoegzaame magt om de wet te ftellen. Hy bouwde en bevolkte de ftad. De bloeiende ftaat deezer Bezittinge lokte, in den jaare 1544, derwaarts eenige Franfche Zeeroovers, welke haar pionderden. Zy wierdt verbrand, in den jaare 1585, door den vermaarden drake. Pointis veroverde en rantfoenecrde haar, in den jaare 1697. ^e Admiraal vernon zag zich, in den jaare 1741, genoodzaakt het beleg op te breeken, niettegenftaande hy het hadt ondernomen met vyf en twintig Oorlogfcheepen van Linie, zes Branders, twee bombardeergaliooten, en eene genoegzaame landmagt om geheel Amerika te veroveren. Naa zo. veele wisfelvalligheden, houdt Karthagena met luister ftand op een zandig Schiereiland, welk aan het vaste land flegts door twee fmallen ftreeken lands vast is; de grootfte derzelven telt, in de breedte, niet meer dan vyf en dertig Toifes. Haare vestingwerken zyn regelmaatig. Op eên kleinen afftand heeft de Natuur een heuvel van middelbaare hoogte geplaatst, op welken men het Kasteel St. Lazarus gebouwd heeft. In vredestyd worden deeze werken bewaard door eene bezetting van zes of zeven honderd man. Geene van de fte- VII. boek.  270 GESCHIEDENIS VII. BOEK. fteden der nieuwe waereld is zo goed gebouwd, zo luchtig en zo wel geleegen. Zy bevat naar gisfing vyf en twintig duizend inwooners. De Spanjaards maaken het zesde gedeelte van dezelven uit; de Negers, Indiaanen, en andere geflagten , uit eene oneindige verfcheidenheid van vermengingen zamengefteld, de overigen. Deeze verfcheidenheid is algemeener te Karthagena, dan in de andere Spaanfche volkplan tingen. Van tyd tot tyd ziet men 'er eene menigte gelukzoekers aankoqmen, zonder bedieningen, .zonder geld, zonder brieven van voorfchryvinge. In een land, in 't welk zy by niemand bekend zynde, geen burger vertrouwen durft ftellen in hunnen dienst, is hun doorgaande lot, zich zeer bekrompen te moeten behelpen van voorkoomende aalmoezen, en in den hoek van een plein of voor de deuren van eene kerke hunne nachtrust te neemen. Indien het verdriet over zo elcndigen toeftand hen in eene zwaare ziekte doet ftorten, worden zy doorgaans opgepast door vrye Negerinnen , wier zorgen en weldaadcn zy vergelden door haar te trouwen. Zy, welke het geluk niet hebben van zich in een zo wanhoopigen toeftand te bevinden, dat zy het medelyden der vrouwen tot zich trekken, zyn genoodzaakt zich na het een of ander dorp te begeeven, om aldaar te leeven van het bebouwen der landeryen en de vrugt van hunnen arbeid; iets, 't geen de hoogmoedige luiheid der inwooneren aanmerkt als de grootfte fchande. De luiheid gaat 'er, in de daad, zo verre, dat de vermogende mannen en vrouwen hunne hang-  DER BEIDE INDIEN. 2?I hangmatten, zelden, en flegts voor een korten tyd verlaaten. Twee vermaarde Spanjaards hebben het klimaat voor een der voornaamfte oorzaaken deezer werkeloosheid gehouden. Te Karthagena is de hette zeer groot en aanhoudende. De flagregens, welke van Bloeimaand tot Slagtmaand, zonder tusfchenpoozen, vallen, hebben dit byzonders , dat ze nimmer de lucht verkoelen, die zomtyds getemperd wordt, in het droog faifoen, door de Noord-ooste winden. De nacht is 'er niet minder lastig, door de zwaarte der lucht, dan de dag. Eene geftadige doorwaasfeming geeft den inwooneren eene blecke en zieklyke kleur. Wanneer zy gezond zyn , zyn hunne beweegingen even traag als het klimaat weekelyk is, weik hunne vezels gevoelig verflapt. Dit wordt zelf bemerkt aan hunne woorden, welke altoos langzaam en met een zagt geluid worden uitgebroken. De zulken, welke uit Europa koomen, behouden hunne leevendigheid en frisfche kleur, drie of vier maanden. Vervolgens verliezen zy ze beiden door het aanhoudend zweeten. Deeze toeftand is de voorbode van een nog heilloozer ongemak, doch welks natuur niet bekend is. Men gist dat het in zommige perfoonen ontftaat, omdat zy koude gevat hebben, in anderen omdat hunne fpysverteering niet regelmaatig is. Het openbaart zich door eene braaking, verzeld van eene zo verregaande ylhoofdigheid, dat de lyder moet gebonden worden, om te beletten dat hy zich niet verfcheure. Dikwyls fterft hy te midden van VII. BOEK.  272 GESCHIEDENIS VII. BOEK, van deeze geweldige aandoeningen, welke zelden langer dan drie of vier dagen duuren. De zulken, welke in den beginne het gevaar ontkoomen , hebben geene zwaare gevolgen te duchten. Verftandige ooggetuigen verzekeren , dat wanneer men, naa eene lange afweezigheid, te Karthagena wederkomt, men niets te vreezen heeft. Deeze ftad en haar grondgebied vertoonen het fchouwfpel van eene afzigtelyke melaatsheid, welke zonder onderfcheid de inboorlingen en vreemdelingen aantast. De Natuurkundigen, welke deeze kwaaie hebben willen toefcbryven aan het varkensvleesch, hebben niet in aanmerking genomen, dat deeze ziekte niet bekend is in andere gewesten van Amerika, alwaar dit voedzel niet minder in gebruik is. Om den voortgang der béimettinge te fluiten , heeft men een Hospitaal ten platten lande geftigt. Allen, welke geoordeeld worden daar mede befmet te zyn, worden, zonder onderfcheid van fexe, rang of ouderdom, daar in opgeflooten, De vrugt eener zo verftandige inrigtinge is verlooren gegaan door de gierigheid der opzieneren, welke , zonder weerhouden te worden door de vreeze voor het gevaar der befmettinge, aan de arme lieden vryheid geeven om uit te gaan en te beedelen. Van hier dat het getal der lyderen zo groot is, dat de omtrek hunner wooninge eene zeer groote uitgeflrektheid gronds beflaat. Ieder heeft 'er eene kleine plek gronds, welke hem by zyne intreede wordt aangeweezen. Hy bouwt aldaar eene wooning, evenredig met zyne bezittingen, en leeft 'er ongeftoord tot aan  DER BE IDE INDIEN. 273 jÊan het einde zyner dagen, welke dik wyls lang, hoewel ongelukkig zyn. Deeze ziekte noopt zo fterk tot den vieeschlyken wellust, dat men geoordeeld heeft, aan de zulken, welke 'er van aangetast worden, het huwelyk te moeten veroorlooven. Indien de onagtzaamheid der Spanjaarden ons minder bekend ware, zouden wyhennoodigen tot het doen eener proeve, welke, waarfchynlyk,van een goeden uitflag zou agtervolgd worden. 'Er zyn menfchen in Afrika, genoegzaam op de zelfde breedte, op welke Karthagena legt, welke de gewoonte hebben om het lichaam te wryven met eene oly, voortkoomende uit de vrugt van een boom, gelyk aan den palmboom. Deeze oly is van eene onaangenaame reuk, doch bezit de heilzaame eigenfchap dat zy de zweetgaten van den huid fluit, en het zweeten belet, welk, dooide hette van het klimaat, overmaatig zou worden, voornaamlyk geduurende de drie maanden van het jaar, in welke eene akelige ftilte deeze gewesten drukt. Men neeme te Karthagena de proef van eene dierg'eJyke handelwyze, misfchien -zal men 'er de 'melaatsheid doen verminderen , of veelligt geheel doen ophouden. Het is bekend , dat de zulken , welke 'er van aangetast worden, niet meer doorwaasfemen, en dat hun huid hard en fchelferig is. ZoU men van de beginzels eener gezonde Natuurkunde afwyken, door deeze kwaal toe te fchryven aan eene te overvloedige doorwaasfeming, welke de vezels van den huid verzwakt, en ze buiten ftaat ftelt om haare werkingen te verrigten? Zyn oly en III. deel. S fineer ,' VII. BOEK'.  VIL. BOEK. 274 'GESCHIEDENIS fmcer, bekwaam om deeze overmaatigc doofwaasfeming te verminderen, en tevens haare geheele ophouding te voorkommen, de middelen niet, welke door de Natuur worden aangeweezen ter voorkoominge der kwaaie, welke wy betreuren? In weerwil deezer ziekte, in weerwil van de ongezondheid van het klimaat, in weerwil van veele andere ongemakken, heeft Spanje ten allen tyde grootlyks zyne vooringenomenbeid betoond met Karthagena, uit hoofde van zyne haven, eene der beste welke 'er bekend zyn. Zy is twee mjien breed , zeer diep en haare grond is voortreffclyk. De fchepen worden 'er minder gefchokt dan op de ftilfte rivier. Het kanaal van Bocachique was voormaals het eenige, 'welke derwaarts leidde. Het was zo naauw, dat 'er niet meer dan één fchip tevens konde doorvaaren, hetwelk dus bloot ftondt voor de tegen elkander overleggende batteryen der Forten, aan de beide oevers opgerecht. Naadat de Engelfchcn, in den jaare 1741 , de vestingwerken vernield hadden, welke deezen doortogt befchermden , wierdt hy door de Spanjaards geflooten. Een oud kanaal wierdt wederom geopend, derwyze ingerigt, dat het aan vyandlyke Eskaders niet gemaklyk zal vallen het te dwingen. Langs dit kanaal koomen tegenwoordig alle de fchepen binnen de haven Ten tyde als de Koophandel van Peru door middel der Galioenen wierdt gedreeven, zeilden deeze fchepen na Karthagena voor dat zy te Porto-Bello kwamen; deeze ftad dcc den zy in hunne te rug reize aan. Op de eerfte reize ont-  DER BEIDE INDIEN. 275 .ontlaadden zy de noodige koopmanfchappen •voor de binnenlandiche provinciën, en op de tweede ontvingen zy de waarde derzei ven. Deeze fchikking mishaagde den kooplieden van Lima, welke voorgaven, dat wanneer zy van de markt wederkeerden , hun gantfche land vervuld vonden met de zelfde goederen, welke zy van verre gehaald hadden. Zy verzogten, en verwierven ook, dat Karthagena naa Porto-Bcllo zou voorzien worden. De provinciën Santa-Fe, Popajan en Quito wierden door deezen dwang genoodzaakt, of met groote kosten en groot gevaar zich van het noodige op de markt zelve te verzorgen, of zich te vergenoegen met het uitfchot der goederen, welke aldaar niet verkogt waren. Deeze fchikking, die verfcheiden jaaren ftand hieldt, mishaagde haar ten hoogften. In den jaare 1730, wierdt 'er een middelweg uitgedagt, welke bekwaam fcheen om de gemoederen te bevredigen. 'Er wierdt vastgefteld, dat de dingen op den ouden voet zouden herfteld worden ; doch dat, naa de aankomst der Galioenen, de handel der Europifche _ koopmanfchappen, tusfehen de twee Koninkryken, zou ophouden. Spanje was niet verre genoeg gevorderd in de kennis der ftaatkundige bezuiniginge, om te bemerken, hoe zeer dusdanig eene fchikking tegen de Reden en met zyne belangen ftreedt. De ftilftand in den vaart der Galioenen, heeft geene verandering in deeze handclwyze te wege gebragt. De fchepen, welke, van tyd tot tyd, op Karthagena vaaren,om Nieuw-GraS 2 na- VIL BOEK.  276 GESCHIEDENIS VII. 10EK. nada van het noodige te voorzien, brengen1 van daar jaarlyks niet boven de vyf millioenen te rug. Zy, welke Weeten dat 'er ruim de helft meer Wordt geflagen in de Munt van Santa-Fe, de eenige hier te lande, zedert de vernietiging van de Munt van Popajan, en die daarenboven niet onkundig zyn kunnen, dat het 'er verre af is, dat alle het goud, welk uit de Mynen komt, aldaar gemunt wordt, zullen verbaasd ftaan over de geringheid van deeze fomme. Doch hunne verbaasdheid zal ophouden, indien zy in aanmerking neemen $ de menigte gouds, welke heimelyk wordt uitgevoerd. De fluikhandel wordt óp honderd plaatzen van de kust gedreeven. De rykdommen van Choco gaan voornaamlyk na buiten langs de rivier de Arrato, welke zich in de Golf van Darien ontlast, en die van Popajan, langs de verfchillende monden van de rivier de Magdalena, welke onmogelyk kunnen bewaard worden. Het zal Spanje nimmer gelukken, deezen fluikhandel te beletten, althans zo het van zyne oude ftokregels niet afwyke. Een redelyker ontwerp zou hetzelve niet alleen in het bezit laaten van de fchatten, welke het nu ontnomen worden; maar het zou daarenboven eene nieuwe waarde geeven aan de eenige larideryen van het Koninkryk, welke, met eenig voordeel voor de hoofdftad, bewerkt Worden. Tusfehen de rivieren de Magdalena en de Oronoque, ligt eene lange reeks kusten, welke eene onmeetelyke uitgeflrektheid beflaan. In den jaare 1499, wierden zy ontdekt door OJE-  der beide INDIEN. 277 ojeda, jan de la cosa, en americus ves- putius, welke met vier fchepen aanlandden op eene plaats, welke zy Venezuela, dat is Klein - Venetië, noemden , uit hoofde van de gelykheid, welke zy in hun oog met Venetië hadt. De Bezittingen , welke deeze gelukzoekers en hunne opvolgers aan het vaste-land ondernamen, Haagden niet zo gelukkig en fpoedig,als die op de eilanden waren tot ftand gebragt. De Wilden, gewoon om elkander te beoorlogen , gingen zomtyds het geweld met een vry halftarrig geweld te keer. Eindelyk kwamen deeze kleine op haar zelve beftaande Natiën, welke uit den aart of uit hoofde, svan haare geduurige oorlogen, geene vaste woonplaats hadden , tot het befluit om zich landwaarts in te begeeven of ziqh te onderwerpen. Naa deezen wierdt een goed aantal' kleine fteden gebouwd, de bekendfte van welke geweest zyn Cumana, Caraque, Verina, Coro, Maracaibo en St. Martha. Het grondgebied van zommige deezer fteden leverde goud-mynen uit, welke in den beginne geopend wierden. In de vroegfte tyden was derzelver opbrengst vry aanmerkelyk; doch deeze voorfpoed was van korten duur: 't zy omdat de Mynen niet ryk genoeg waren; 't zy, gelyk waarfchynelyker is, omdat men flegts de .takken hadt geopend'. Men was wel haast/ genoodzaakt 'er van af te zien. Inde Bezittingen , welke geene Mynen. opleverden, begaven zich de Spanjaards, op goud en bloed verhit, landwaarts in, om de Indiaanen te vermoorden, of hen te berooven van't geen zy S 3 ver- VII. boek.  S78 GESCHIEDENIS VII. BObK. verzameld hadden van het kostbaar rivierzand, om daarvan verfcheiden verfierzels te bereiden. De laatfte toevlugc deezer wreedaarts was , (haven te maaken, om ze over te voeren na de eilanden, welke hunne barbaarschheid hadt ontvolkt. De affchuwelykheid van dit gedrag, deedt de verontwaardiging van las casas ontfteeken. In den jaare 1519, deedt hy den voorflag om eene volkplanting op te rechten, op deeze kust, alwaar niemand, buiten zyne toeftemming, zich konde vestigen. Zyne volkplanters moesten zich kleeden op eene wyze, wèlkè deedt gelooven dat ze niet tot de Natie behoorden , welke zich zo gehaat gemaakt hadt. Hunne kleeding moest wit zyn , met een kruis van de zelfde kleur, en,met een gering onderfcheid, van de zelfde gedaante als dat van Calatrava. Hy verzekerde dat het hem, met behulp van deeze foort van Ridders, en van zendelingen, naar zyne wyze onderrigt, gelukken zoude, zonder oorlog, zonder gewelddaadjgheid, en zonder flaaverny, de Wilden te betemmen, te befchaaven, een voórfpoedigen landbouw in te voeren, en zelf de Mynen, welke zouden ontdekt worden, te openen.' Ter vèrgoedinge zyner kosten begeerde hy niet meer, dan het twaalfde gedeelte van hetgeen de Regeering zoude trekken uit de gewesten, wier geluk'hy bedoelde. Dit ontwerp Was te gunftig voor het menschdom om niet verworpen te worden: ' De eerzuchtigen, welke de Staaten en Volken regeeren, verteeren dezelve als een eetbaare waar, en houden voor een harsfenfehim alles wat (trek-  der beide INDIEN. 279 Strekken kan om de menfchen beter en gelukkiger te maaken. Karei de V verpandde de provincie Venezuela, geleegen in het midden der kust, van welke wy thans fpreekcn, aan het gellagt der velsers. Deeze ryke kooplieden van Augsburg zonden, in den jaare 1528, derwaarts vier honderd en tachtig Duitfchers , wier gierigheid en wreedheid ailes overtroffen, wat men dus lang in de nieuwe waereld hadt gezien. De Gefchiedenis befchuldigt hen, dat ze een millioen Indiaanen met eigen handen vermoord of door anderen hebben doen omkoomen. Hunne dwingeJandy eindigde in eene eislyke nedcrlaage, en het wierdt niet raadzaam geoordeeld hunne plaats met anderen te vervullen. Men kwam tot het uiterfte, dat het voor een geluk wierdt gehouden , het gewest, welk zy verwoest hadden, te zien wcdcikeercn onder dcSpaanfche heerfchappy. De tooneelcn van afgryzen, door de Duitfchers ontflooten, wierden, ongelukkigyk, op nieuw gespend door carjaval , wien de landvoogdyichap van • dit ongelukkig gewest wierdt opgedraagen. Dit gedrogt, 't is waar, verloor zyn hoofd op een fchavot; doch deeze ftraffe deedt de flagtoffers niet wederkeeren uit het graf, welke hy in hetzelve hadt nedergcftort. De volkloosheid was zo volkomen, dat, in den jaare 1550, uit Afrika derwaarts wierdt overgebagt een groot getal Negers, op welke men de hoop op een onbepaalden voorfpoed bouwde. De ingewortelde dwingelandy deedt deeze flaaven met zo veel hardheids behandelen , dat ze aan het muiten floegen. S 4 Door VII. E0EIC.  VIL BOEK. 280 GESCHIEDENIS Door deezen opftand oordeelde men zich ge-_ regtigd om alle mansperfoonen te vermoor-_ den ; de volkplanting' wierdt andermaal eene, wildernis, bedekt met de asch van Negers, Spanjaarden, Indiaanen en Duitfchers. Zy geraakte in eene volkomene vergetelheid, in welke insgelyks gevallen zyn de nabuurige provinciën van de Oronoque en de Magdalena, niettegenftaande de uitgebreidheid , voortreffelykheid en verfcheidenheid van haaren grond de hoodfftad moesten uitlokken, om verfcheidene voor 't meerendeel zeer ryke voortbrengzels van daar te haaien. Het middelpunt alleen van deeze uitgebreide kust houdt zich onledig met het kwéeken van de Kakao. De Kakaoboom is van middelbaare grootte;, hy koom'' voort van een zaadkorrel,' welke op zekeren afftand van elkander wordt gezaaid.' Wannéér hy begint uit te loopen, verdeelt hy zich in drie, vier, vyf of zes Hammen, naar dat de wortel fterk is. Onder het opgroeien hellen de takken, welke altoos wyd van een ftaan , na de aarde. Zyne lange, èffene, lieflyk ruikende en fcherppuntige bladen , hebben vry veel overeenkomsts met die van den Oranjeboom; doch zy zyn zo glad niet. Uit de tronk, als mede uit de takken, koomt een Narcisfebloem voort , welker hart een fchel bevat, in welke de vrugt beflooten is. Deeze fchel, die de gedaante heeft van een langwerpig fcherp toeloopenden en in vakken verdeelden meloen, groeit ter lengte van zes of zeven duimen; in de dikte haalt hy vier of vyf duimen, en bevat twintig of dertig kleine amandelen. Terwyl hy nog groeit, is hy groen &  KER BEIDE INDIEN. 28l groen ; wanneer hy begint geel te worden, wyst het aan dat de v^ugt eenige vastigheid begint te verkrygen. Zo dra by eene donkere muskus kleur begint aan te neemen, moet hy geplukt, en zonder uitftel gedroogd worden. Ieder kern der Kakao is beflooten in eene der afdeelingen van den fchel, welke door vliesjes zyn van een gefcheiden. Men heeft twee oogften in het jaar; zy verfchillen in foort noch menigte. De Kakaoboom, die, naa verloop van twee of drie jaaren, den vlyt der planters begint te vergelden, vordert een vogtigen grond. Zo hy gebrek aan water heeft, houdt hy op vrugten te draagen, verdort, en fterft eindelyk. Eene fchaduw, welke hem tegen de brandende hitte der Zonne gefladig befchut, is voor hem niet minder noodzaakelyk. Hy moet omringd zyn van zwaarder boomen, onder welker overfchaduwenden lommer hy weelig kan tieren. Het oppasfen, welk hy daarenboven vordert, is lastig noch kostbaar. Genoeg is het, dat het onkruid, welk hem. van zyn voedzel zou berooven, wordt weggenomen. Hoewel de Kakaoboom met een goeden uitflag gekweekt wordt in verfcheiden gewesten van Amerika, en in zommige van zelf voortkoomt, tiert hy, egter, nergens beter dan op, de kust, welke wy befchryven. In alle deelen van dezelve ontmoet men hem; doch nergens is hy een voorwerp van zo yeel aangelegenheids geworden dan in het grondgebied van Caraque. Men rekent dat van deeze kostbaare vrugt, honderd duizend S 5 ' Fa- VII. BOEK  VIL BOEK. 28i GESCHIEDENIS Fanegues, eene maat houdende ieder honderd tien ponden, worden ingezameld. Hiervan gebruikt het Land van Santa-Fe twintig duizend; Mexico een weinig meer; deCanariiche eilanden eene kleine fcheepslaading , en Europa vyftig of zestig duizend. Het planten en oogften van de Kakao verfchaft werk aan tien of twaalf duizend Negers. De zulken onder hen, weike van tyd tot tyd hunne vryheid hebben verkreegen, hebben de kleine ftad Nirua gebouwd, in welke zy geene blanken dulden. De handel van Caraque , welke Guayra, twee mylen van daar geleegen, tot eene haven verftrekt, ftondt langen tyd open voor alle de onderdaanen der Spaanfche Monarchie; tegenwoordig nog kunnen de Amerikaanen daar aan deel neemen. Minder gunftig worden de I uropeaanen hehandeld. In den jaare J728, wierdt te St. Sebastiaan eene Maatfchappy opgerecht, welke het uitfluitend voorregt heeft verworven, om op dit gedeelte der nieuwe waereld te handelen. De vier of vyf fchepen, welke zy alle jaaren afvaardigt, vertrekken van de ftraks genoemde ftad ; doch wederkeerendc , zeilen zy na Kadix. De honderd en tien ponden Kakao, welke in de volkplanting zelden meer dan vyf en dertig Livres kosten, en met koopmanfchappen wórden betaald, worden in Spanje geleverd voor den vastgeftelden prys van honderd negen eu negentig Livres. 'Er is geen vaste tax gefteld op het weinige Katoen , Indigo en' huiden, welke, uit deeze Bezitting in de nieuwe waereld, worden aangevoerd.  DER BEIDE INDIEN. 283 Wanneer men bedenkt, dat het gemelde het eenige voortbrengzcl is van eene kust, in haare uitgeftrektheid negen honderd mylen lang, en twintig, dertig en veertig mylen landwaarts in loopende, in eene landitrceke, welke, voor het meerengedeelte, kan bebouwd worden, kan men zich bezwaarlyk wederhouden van bevangen te worden van eene verbaasdheid, met verontwaardiging gemengd. Laat Spanje kragtdaadige maatregels bcraamen om den arbeid te doen eerbiedigen , en de roovers, welke een zeer fober beftaan hebben van den fluikhandel te St. Martha, op de rivier de la Hache, en op andere plaatzen, zullen landlieden worden. Laat het, in de plaats van dien geest der verwoe.stinge, welke dus lang de grondflag zyner ftaatkundc geweest is, beginzels van gemaatigdheid en menschliefdc ftellen, en men zal de Motilonen, de Guajaros, nevens alle de Wilden, welke zyne Bezittingen van agteren omringen, of derzelver gemeenfchap affhyden, zich zien bcnaarftigen om verbintenisfen aan te gaan, welke noodzaakelyk en wederkeerig voordeelig zullen worden. Dan zullen de provinciën, tusfehen de Magdalcna en de Oronoque geleegen, zich verheffen tot den trap van aanzien en luister , tot welke de Natuur haar roept. Zy zullen in rykdom en verfcheidenheid van voortbrengzels overtreffen 'zo veele volkplantingen, wier vrugtbaarheid langen tyd zo geroemd is. Deeze groote' voorwerpen loopen zo zigtbaar in het oog', dat het noodloos ware, zich daarmede langer op te houden. — Wy haasten ons om 'van Chili te fpreeken. WYS- VII. BOEK.  WYSGEERIGR E N STAATKUNDIGE GESCHIEDENIS VA N DE BEZITTINGEN EN DEN KOOP, HANDEL DER EU R O PE AA NE N IN DE BEIDE INDIEN. ACHTSTE BOEK. Yin.. boek. jl^&et land, bekend by den naam van CmJi> grenst ten Oosten aan onmeeIsm^It telyke wildernisfen , welke tot aan Paraguay loopen. Ten Westen ftrekt het zich uit langs de Zuid zee, van degrenzen van Peru tot aan de Magellaanfche Straat. De Incas onderworpen aan hunne verftandige wetten een gedeelte deezer iiitgeftrekte landftreeke ; het zelfde hadden zy voor ten aanzien van het overige; doch hier in ontmoetten zy onoverkoomelyke zwaarigheden. Dit groot ontwerp wierdt hervat door de Spanjaards, zo ras zy de verovering der voornaamfte provinciën van Peru voltooid hadden. Almagro, met den aanvang des jaars 1535., van.  GESCHIED, der beide INDIEN. 2S5 van Cusco vertrokken, trok over de Cordeliers; en niettegenftaande een groot gedeelte der foldaaten, welke hem verzelden, op deezen overtogt gefneüveld waren , wierdt hy nogthans ontvangen , met eene vólkomene onderwerping, van de volken, voormaals afhankelyk van eenen throon, welken men hadt óm verre geworpen. De fchrik zyner wapenen zou hem waarfchynelyk grooter voordeden hebben dóen behaalen, indien byzondere belangen herri niet hadden doen Weder keeren na het middelpunt des Ryks, alwaar hy een treurig einde vondt. In den jaare 1541 vertoonden zich de Spart* jaards andermaal in Chili. Valdivia, welke hen aanvoerde, drong derwaarts door zonder merkêlyke tegenkanting te ontmoeten. De Natiën, welke het bewoonden, maakten toebereidzels tot het inzamelen van den oogst; Zo ras dezelve volbragt was, vatten men de wapens op. De oorlog duurde tien jaaren zonder tüsfchenpoozeu. In de daad, eenige gewesten, mismoedig geworden door de geftadige verliezen, welke zy leeden, hadden het befluit genomen om zich te onderwerpen 5 dodh andere lieten niet af van hunne vryheid te verdeedigen, hoewel met een bykans aan^ houdend nadeel. Een Indiaansen Kapitein, die, om zynen ouderdom en zwakheid , niet buiten zyne hut könde koomen, hoorde by aanhoudenheid Van deeze rampfpöeden fpreeken. Het hartzeer van de zynen geduurig te zien verflagen Worden door een handvol vreemdelingen, verhieuwde zyne kragtem Hy verzamelde dertien vim boek.  286 GESCHIEDENIS VIII. BOEK. tien Compagniën , ieder van duizend man ; deeze plaatfte hy de eene agter de andere, en voerde ze dus tegen den vyand aan. Indien de eerfte op de vlugt wierdt gedreeven, moest zy, in ftede van op de tweede in te dringen, zich onder de befchcrming der agterfte Compagnie begeeven. Dit bevel, welk getrouwlyk wierdt opgevolgd, verbaasde de Spanjaards. Zy deeden alle de Compagniën, de eene naa de andere, wyken , zonder daar uit eenig voordeel te trekken. Dewyl de menfchen en paarden even zeer rust noodig hadden, gaf Valdivia bevel tot den aftogt na eenen engen weg, alwaar hy oordeelde zich gemaklyk te zullen kunnen verdcedigen. Men liet hem den tyd niet om derwaarts te trekken. De Indiaanen van de agterhoede, langs eenen omweg, zich van denzelven verzekerd hebbende, terwyl die van de voorhoede hem omzigtig op de hielen volgden, wierdt hy ingeflooten en afgemaakt met de honderd vyftig Ridders, welke zyne legermagt uitmaakten. Men goot hem, zegt men, gefmolten goud in den mond, met byvocging van dit fchamper verwyt; JQrink dit metaal, waar na gy zo zeer dorst. De Indiaanen bedienden zich van hunne overwinning, om de Euröpcaanfchp Bezittingen te vuur en te zwaard te verwoesten. Veele wierden vernield, en allen zouden het zelfde lot hebben ondergaan, indien een aanzienlyke onderftand, ter rechter tyd uit Peru aangckoomcn, de verwonnenen niet hadt in ftaat gefteld om hunne best verfterkte posten te verdeedigen. Men won vervolgens een weinig gronds, doch men vorderde nimmer een  DER BEIDE INDIEN. 287 een flap zonder te ftryden. Van alle de gewesten in de nieuwe waereld, alwaar de Spanjaards hunne heerlchappy hebben zoeken uit te breiden, is dit het, alwaar zy ten allen tyde den meesten tegenftand ontmoet hebben, en nog ontmoeten. Hunne onverzocnbaarfte vyanden, zyn de bewooners van Arauco en Tucapel; als mede de Indiaanen, welke ten Zuiden van de riviere Biobio woonen, of aan de Cordeliers grenzen . Hunne zeden, welke meer overeenkomsts hebben met die der Wilden van Noord Amerika, dan met de zeden der Peruviaanen hunne nabuuren, maaken hen geducht. Hun lichaam is de eenige wapenrusting, welke zy ten ftryde voeren; hun Leger wordt niet gevolgd van een fleep van tenten en pakkaadje. De zelfde boomen, van welke zy hun voedzel ontkenen, verfchaffen hun de lanzen en pylen, met welke zy gewapend zyn. Verzekerd dat zy op de eene plaats zullen vinden 't geen zy op eene andere genooten hadden, verlaatcn zy, zonder weerzin, een land, welk zy niet meekunnen verdeedigen. Alle verblyf plaatzen zyn hun even aangenaam. Hunne beirbenden , niet belemmerd met leevensmiddelen en krygsbehoeftcn, trekken voort met eene verwonder) yke fnelheid. Zy waagen hun lecven als menfchen, welke het niet zeer beminnen; en zo zy het flagveld verliezen, vinden zy hunne Magazyncn en legerplaatzen weder, overal daar velden zyn met vrugten bedekt. Zomtyds noodigen zy hunne nabuuren zich met hun te vereenigen , om den gemeenen vyand gezamentiyk aan te tasten; dit noemt men VIII. BOEK. Sim '% .  VUL boek; 288 GESCHIEDENIS men de pyl te doen vliegen, omdat dit opont= bod, met zo veel fnelheids als geheimhoud dings, van de eene vvooning na de andere vliegt. Meestal roept een befchonkene uit, dat de wapens moeten worden opgevat. De gemoederen worden hierdoor ontfloken; men verkiest een opperhoofd; dit is alle de toebereiding ten oorloge.. Geduurende de duifteritis van den nacht, bepaald om de vyandlykheden te beginnen, doet men eenen aanval op het dorp, alwaar zich Spanjaards bevinden; van daar gaat de flagting over tot andere dorpen. Alles wordt afgemaakt, behalven de blanke vrouwen, welke men altoos mede te rug voert. Dit is de oorfprong van zo veele blanke en blinde Indiaanen. Voor dat de vyand zyne legermagten heeft kunnen verzamelen, hebben zy zich reeds vereenigd. Hun leger, hoewel meer geducht door de menigte dan door de krygstucht, fchroomt niet de best verfterkte posten aan te tasten. Deeze aanvallen gelukken hun menigm'aalen, dewyl zy gefladig nieuwen onderftand ontvangen, welke hen belet hun verlies te bemerken. Indien hun verlies zo groot is dat, ze 'er door mismoedig worden, trekken zy af na de eene of andere plaats, en vernieuwen , naa verloop van vyf of zes dagen, den aanval van eenen anderen kant. Deeze barbaaren rekenen zich niet geflagen , dan wanneer zy ingeflooten zyn. Zo' zy eene bezwaarlyk genaakbaare plaats kunnen vermeesteren, agten zy overwinnaars te zyn. Het hoofd van eenen Spanjaard, welk ty in zegenpraal omdraagen, vertroost hen óvef  DER BEIDE INDÏÉtf. 289 tó'ver den dood van honderd Indiaanen. Dusdanig een volk zal overwinnen. Het land is zo uitgeltrekt, dat wanneer zy zich te zeer in de engte bevinden, zy hunnê bezittingen verlaaten, en zich in ontoegan'kelyke bosfchen verfchuilen. Door andere Indiaanen verfterkt, lydt het niet lang, of zy keeren weder in de landftrecken, welke zy voormaals bewoonden. Dit mengzel van vlugten en tegenftandbieden, van ftoutmoei digheid en vreeze, is het, welk hen ontembaar maakt. De oorlog is voor hun eene foort van tydkorting. Dewyl zy dien voeren zonder kosten en zonder belemmering, vreezen zy niet de duurzaamheid van denzelven; hünbeginzel is, 'nimmer om vrede te verzoeken. De -Spaanfche hooghartigheid moet zich vernederen om altoos de eerfte voorflagen te doem Wanneer dezelve gunftig worden opgenomen, wordt'er eene onderhandeling begonnen. De Landvoogd van Chili en de Indiaanfche Generaal, verzeld Van de aanzienlykfte legerhoofden van hunnen aanhang, beraamen, onder het houden van eeii vrolyken maaltyd, de voorwaarden van den vrede. Hy kost altoos eenige gefchenken aan de Spanjaards, welke, naa honderd vrugtlóoze onderneemingen, gedwongen zyn om af te zien van de hoop om hun grondgebied verder uit te breiden, en genoodzaakt hunne grenzen te dekken met Forten , op zekere afftanden van elkander gebouwd; Deeze behoedmiddels hebben ten oogmerke, deteondergebragte Indiaanen te beletten, zich te vereenigen met de onaf hankelyke Wilden, III. deel. T en VUL boek;  VIII. BOEK. 290 GESCHIEDENIS en deezen om invallen te doen in de volkplantingen. De volkplantingen zyn verfpreid langs de oevers der Zuid-zee. Eene wildernis van tachtig mylen breed fcheidt haar van Peru, en aan den kant van de Magellaanfche Straat grenzen zy aan het eiland Chiloé. Langs deeze groote uitgeflrektheid van kusten ontmoet men geene andere volkplantingen dan Valdivia, la Conception, Valparayfo, en Coquimpo of la Serena, welke tevens Zeehavens zyn. Midden in de te ondergebragte landen legt St. Jago, hoofdftad der volkplantinge. Op een verren afftand van deeze vlekken, ontmoet men bebouwde landen, noch wooningen. De huizen zyn overal laag, van ongebakken tichelfleen, en meestal met flroo gedekt. Deeze wyze van huisvesten flrookt even zeer met de natuur van het land, alwaar de aardbeevingen zeer algemeen zyn, als met de luiheid der inwooneren. Deezen zyn flerk, welgemaakt, doch weinig in getal. In deeze groote Bezitting zyn geen twintig duizend blanken, en niet meer dan zestig duizend Negers of Indiaanen, bekwaam om de wapens te voeren. De krygsmagt deezer volkplantinge beflondt voormaals uit twee duizend man; doch vermits haar onderhoud te kostbaar wierdt bevonden, heeft men ze, met het begin deezer Eeuwe, op vyf honderd man gebragt. De openbaars rust heeft by deeze verandering niets geleeden, alzo de Indiaanen 'er geen hoofdgeld betaalen , en 'er zagter worden behandeld dan in de andere veroverde provinciën. De dapperheid, met  DER BEIDE INDIEN. 291 met welke zy hunne vryheid hadden verdeedigd, was oorzaak dat zy voordeeliger voorwaarden verwierven, zelf toen zy het ongeluk hadden, van de vryheid te verliezen; en. de vreeze, van hen zich te zullen zien vereenigen met de nabuurige en onafhankelyke Natien , heeft zedert altoos belet dat dit verdrag gefchonden wierdt. Indien Chili eene wildernis zy, is het niet de fchuld van het klimaat, een der gezondften welke bekend zyn. Door de nabyheid der Cordeliers ontvangt het eene bekoorlyke gemaatigdheid, op welke het, uit hoofde van zyne ligginge, niet zou hebben mogenhoopen. 'Er is geen provincie, welke een aangenaamer verblyf zou kunnen opleveren. Van den rykdom der goud-mynen van Chili heeft men te hoog opgegeeven. Haar jaarlykfche opbrengst te zamen genomen bedraagt niet boven de vyf millioenen. Voormaals wierdt het goud ongewerkt verzonden. Zedert het jaar 1749, wordt het geflagen in de Munt, te St. Jago opgerecht. Het voortreffelyk koper, welk de Mynen van Coquimbo opleveren, wordt door gantsch Peru verzonden. Een meer weezenlyke, doch voor zyne bezitters minder aangenaame rykdom, is de vrugtbaarheid van den grond, welke verbaazende is. Alle de Europifche vrugten koomen in dit gelukkig klimaat tot volkomenheid. De wyn zou uitgeleezen zyn, indien de natuur door de kunst wierdt geholpen. De koornoogst wordt voor flegt gehouden, wanneer by niet boven de honderd voor één geeft. T 2 In VIII. BOEK.  VIII. BOEK. 292 GESCHIEDENIS In weerwil van deeze voordeden , heeft Chili geene onmiddelyke verbintenis met de hoofdftad. Alle de bedryven van koophandel gefchieden met Peru, Paraguay en de Wilden op de grenzen woonende. Aan deeze barbaaren worden koopmanfchappen verkogt van eene gemeene foort en geringe waarde. In betaaling geeven zy osfen, paarden, nevens hunne eigene kinderen, welke zy aan de geringfte voorwerpen opofferen. Hoe zeer zy ook gefteld zyn op deeze beuzelingen, wanneer zy ze zien, denken zy 'er, egter, niet om wanneer zy aan hunrte gretige oogen niet zyn ten toon gefteld: dit is de reden dat zy nimmer uit hunne wildernis koomen om ze te haaien ; zy moeten hun gebragt worden. De Spanjaard, welke deezen handel wil onderneemen, vervoegt zich allereerst by de hoofden des geflagts, de eenige handhaavers van het openbaar gezag. Zo dra hy vryheid heeft verkreegen om te verkoopen, gaat hy by de huizen rond, en verkoopt zyne goederen zonder onderfcheid aan alle die ze begeeren. Wanneer hy alles verkogt heeft, geeft hy kennis van zyn vertrek, en alle de koopers benaarftigen zich om in het eerfte dorp, alwaar hy zich heeft vertoond, hem de goederen te leeveren, over welke men affpraak heeft gemaakt. Nimmer heeft men een voorbeeld van de geringfte trouwloosheid gezien. De Spanjaard krygt een geleide, welke hem de kudden en flaaven, die hy in betaaling heeft ontvangen, na de grenzen helpt brengen. Tot  DER BEIDE INDIEN. 293 Tot aan het jaar 1724, wierden aan deeze Wilden verkogt wyn en fterke dranken, op welke zy, gelyk genoegzaam alle volken, zeer gefield zyn. In hunne dronkenfchap vatteden zy de wapens op;zy vermoordden alle de Spanjaards , welke zy ontmoetten; zy deeden onverwagt eenen aanval op de Forten; zy verfpreidden de verwoesting in de velden van hunne nabuurfchap. Herhaalde proefneemingen hier van hebben deezen zo gevaarlyken koophandel geflrenglyk doen verbieden. Dagelyks wordt de vrugt deezer flaatkunde geplukt. De aanflagen deezer volken zyn min geduurig en minder gevaarlyk. Onder begunfliging van deeze rust groeien de verbintenisfen, welke men met hun onderhieldt, zigtbaar aan. Doch het is niet mogelyk, dat ze immer zo aanmerkelyk worden als die met Peru worden onderhouden. Aan dit Koninkryk levert Chili jaarlyks eene groote menigte huiden, gedroogde vrugten, koper, gezouten vleesch, paarden, hennip, reusfel, koorn en goud. In betaaling ontvangt het van daar tabak, fuiker, kakao, lakens, lywaaten, hoeden van Quito, nevens alle voorwerpen tot de pragt betrekkelyk, welke Europa oplevert. Voormaals plagten de fchepen, van Callao gezonden, tot het onderhouden van deeze gemeenfchap, te la Conception aan te koomen; doch tegenwoordig kiezen zy Valparayfo. De reizen duurden eenigen tyd zo lang, dat voor de uit- en t'huisreize een geheel jaar moest gefield worden. Nimmer hadt men het land uit het gezigt durven verliezen; en men moest gefladig laveeT 3 ren. VIII. BOEK.  VIII. BOEK. 294 GESCHIEDENIS ren. Een Europeaanfche ftuurman, welke agt hadt gegeeven op de winden, befteedde niet meer dan eene maand tot deezen togt. Hy wierdt voor een Tovenaar gehouden. De Inquifitie, welke verdient belacht te worden om haare onkunde, wanneer zy niet haatlyk is om haar wreedheid, deedt hem in verzekering neemen. Zyn Journaal'was zyne verdeediging. Men bemerkte, dat om den zelfden goeden uitflag te erlangen, men flegts verre van de kusten diep in zee hadt te fteeken. Wel haast wierdt zyn voorbeeld algemeen gevolgd. Veel verfchilt hier van de weg , welken Chili volgt in het dryven van koophandel met Paraguay. De gemeenfchap tusfehen de twee volkplantingen wordt niet ter zee onderhouden. Men zou of de Magellaanfche Straat moeten door- of Kaap Hoorn rondvaaren, twee wegen , welke de Spanjaards nimmer kiezen dan in gevalle van noodzaakelykheid. Men heeft het korter, veiliger en zelf minder kostbaar bevonden, zich van den weg te lande te bedienen , niettegenftaande Buenos - Ayres drie honderd mylen van St. Jago ligt, en de weg tusfehen beiden veertig mylen verre loopt over de fneeuw en de fteilten der Cordeliers. Chili zendt na Paraguay wollen - ftoffen , Ponchos genaamd, waar van mantels gemaakt worden. Wyders zendt het derwaarts wyn, brandewyn, oly, en voornaamlyk goud. "in betaaling ontvangt het wasch, eene foort van fmeer, bekwaam om 'er zeep van te bereiden, Paraguaysch kruid, Europifche koopmanfchappen, en zo veele Negers als Buenos-Ayres kan  PER BEIDE INDIEN. 295 kan opleveren. De Negers, welke over Panama koomen, gedeeltelyk geknakt door een langen fcheepstogt en door de verfcheidenheid van klimaaten, zyn duurder en niet zo fterk. Chili is eene Landvoogdyfchap, van Peru geheel onderfcheiden. Het opperhoofd, welk een volftrekt gezag bezit in de zaaken , het ftaatsbettuur, de burgerlyke regeering en het krygsweezen betreffende, is niet afhanklyk van den Onderkoning, wiens gezag niet verder gaat, dan dat hy iemand tot Landvoogd, totwederopzeggens toe, kan benoemen, wanneer het gebeurt, dat de geene, welke dit ampt bekleedt, in zyne bediening fterft, voordat de hoofdftad eenen opvolger heeft benoemd. Indien hy zich, by zommige gelegenheden , met de zaaken van het landbeftuur van Chili bemoeit, is hy daar toe gevolmagtigd geworden door een byzonderen last van het hof, door de infchikkelykheid, welke hem betoond wordt, om de aanzienlykheid zyner bedieninge, of door de eerzucht, den vermogende lieden eigen, om de paaien van hun gezag uit te breiden. Paraguay geniet 'er de zelfde onafhanklykheid. Paraguay grenst ten Noorden aan de rivier der Amazoonen, ten Zuiden aan het land van Magellaa'h, ten Oosten aan Brazil, ten Westen aan Chili en Peru. Het heeft zynen naam van eene groote rivier, welke h'aaren oorfprong heeft uit het meir der Xarayes, die ten naasten by zuid- en noordwaarts ftroomt, en, naa eene groote uitgeflrektheid lands, met lange bogten en kromten, te hebben doorlooT 4 pen, VIII. BOEK.  VIII. BOEK. 296 GESCHIEDENIS* pen, zich in de zee ontlast, op de Zuiderbreedte van vyf en dertig graaden. Dit landfchap, welk eene uitgeflrektheid heeft van ongeveer- vyf honderd mylen in de lengte en drie honderd in de breedte, vertoont eene groote verfcheidenheid. Men vindt 'er onmeetetyke bosfchen, lange keetens van bergen, laage landen, welke een groot gedeelte van het jaar onder water flaan, en moerasfen , wier Hinkende wateren de lucht gefladig bederven. De volken, in deeze wildernisfen zwervende, hebben allen eene meer of min olyfagtige kleur, eene meer dan middelmaatige geftalte, en een platte tronie. De mannen en kinderen gaan doorgaans naakt, voornaamlyk in de warme landen;- de vrouwen zyn fbgts zo veel gedekt, als met de eerbaarheid beflaanbaar is. Alle reizigers hebben deeze Natiën met de haatlykfle kleuren afgemaald. Alle verhaalen Hemmen hier in overeen, dat zy dom, onftandvastig, trouwloos* gulzig , tot dronkenfchap genoegen , zonder eenig voorujtzigt, en uitermaate lui zyn. Haare lafhartigheid blykt uit de gefchicdenisfen. Indien zommigen, by zekere gelegenheden , blyken vertoond hebben van eene foort van woede, is dezelve ontflaan uit roof- of wraaklust. De jagt, de visfchery, wilde vrugten, de honig, welke in de bosfchen zeer overvloedig wordt gevonden, de wortels, die zonder behulp van 's menfchen handen voortkoomen, maaken hun gewoon voedzel uit. Eenige weinigen gebruiken bovendien Turkfche tarwe en manioc. Om. deeze voortbrengzels in grooter over-  der beide INDIEN. 297 ©vervloed te vinden, veranderen de Indiaanen dikwyls van woonplaatze. Dewyl zy niets hebben om mede te voeren, dan eenige aarden Vaten, en overal takken van boomen worden gevonden, van welke zy hutten kunnen zamenftellen , zyn deeze verhuizingen zeer gemaklyk_ Schoon ieder Indiaan oordeelt vry te zyn, en zy allen in eene volftrckte onafhankelykheid van elkander leeven, heeft, egter, de noodzaaklykhcid om zich te verdecdigen, hen geleerd , eene foort van Maatfchappy op te rechten. Eenige familien voegen zich te zamen, onder het beftuur van een leidsman, welken zy verkiezen. Deeze genootfchappen , meer of min talryk, naar maate van de beroemdheid of bekwaamheid van het opperhoofd, worden even gemaklyk gedoopt als zy verzameld wierden. De ontdekking van de rivier Paraguay, naderhand Rio de la Plata genaamd, gefchiedde in den jaare 1516, door dias de solis, Opperloots van Castilie. Hy wierdt, nevens de meesten der zynen, gedood door de Wilden, die, om de keetens te ontgaan, welke voor hun gefmeed wierden, eenige jaaren hater, den Portugeezen van Brazil het zelfde lot dreigden. De twee mededingende Natiën, even zeer afgefchrikt door deeze tegenfpoeden, verlooren Paraguay uit het oog, en wendden haare gierigheid na een anderen kant. Het geval deedt, in den jaare 1526, de Spanjaards aldaar andermaBl voet aan land zetten. Sebastiaan cabot , die, in den jaare 1496, Terra - Nova hadt ontdekt voor Enge* T 5 land, VIII, BOEK.  298 GESCHIEDENIS VIII. boek. land, hetzelve te zeer bezet ziende met zyne eigen huislyke zaaken, om te denken aan het oprechten van Bezittingen in de nieuwe waereld, boodt zyne bekwaamheden aan in Spanje, alwaar zyn beroemde naam hem tot een luisterryken togt deedt verkiezen. De Overwinning, een fchip, zo berugt, dewyl 't het eerfte is, welk den Aardkloot is rond gevaaren, en het eenige van het Eskader van Magellanes, dat in Europa was wedergekeerd , hadt veele fpeceryen van de Molukfche eilanden mede gebragt. Het voordeel, welk men op deeze verkooping behaalde, deedt het befluit neemen tot eene tweede bezending, die gefteld wierdt onder het geleide van Cabot. Deez' Zeeman, den zelfden kours volgende , dien men op den eerften togt gehouden hadt, kwam aan den mond der riviere de la Plata. Het zy het hem aan leevensmiddelen ontbrak om zyne reize verder voort te zetten, het zy, gelyk waarfchynelyker is, dat zyn fcheepsvolk aan het muiten floeg, hy voer niet verder. Hy zeilde den ftroom op, en bouwde een Fort aan den ingang der riviere Riotercero, welke in de bergen van Tucuman ontfpringt. Alle de gebeurtenisfen, welke deeze ftigting volgden, wierden, volgens het verhaal der Spaanfche Gefchiedfchryveren, voorgegaan van wondertekenen. Om derzelver bedriegery aan te wyzen, zal het genoeg zyn te melden, hoe zy dezelve vernaaien. Nuna de lara was gelastigd om het eerfte bolwerk te bcwaaren, opgeworpen aan de gelukkige oevers van den Paraguay, om in de handen der Spanjaarden te ftellen alle de rykdom-  der beide INDIEN. 299 dommen van eene nieuwe waereld, door den hemel gefchapen voor een volk, welk voorgaf het getrouwfte te zyn aan God van alle de volken van het Christendom. Indien de Landvoogd flegts zo veele foldaaten hadt gehad, als 'er Natiën om te beftxyden of af te weeren zich vertoonden, hy zou de verovering van Paraguay, als op een vasten grondflag, gebouwd hebben op het Spaanfche bloed, vrugtbaar in overwinningen. Doch men hadt hem flegts honderd twintig man gegeeven tegen ontelbaare volken. Hy oordeelde daarom zynen toeftand op een gevestigden voet te moeten brengen, door een verbond met de Timbueezen, eene Natie aan zyne Landvoogdyfchap grenzende. Mangora , haar Cacique of opperhoofd, was ingenomen met het karakter van Nuno, en omhelsde de voorflagén, welke hem moesten vereeren en onderfcheiden van het gros der Wilden, gefchikt om ten eenigen dage de flaaven te worden der Natie, over de nieuwe waereld hcerfchende. De Spanjaard toonde zich , door zyne vriendlykeid , zeer voldaan over de bezoeken van zynen bondgenoot. Dan, bewonder hier het vermogen der liefde, die niet te vreden met over Goden en Helden te zegepraalen, daarenboven bchaagen fchept in de overwinning te behaalen op barbaarfche Natiën. Haar pylkoker bevat gewisfer treffende en doodlyker pylen, dan de vergiftigde flitzen van den Indiaan. Eene van zyne fchigten kwam uit de oogen eener Spanjaarde.. Deeze was lucia Miranda , echtgenoote van den onverwinnelyken Kapitein sebastiaan hurtado. Zints dit VIII. boek.  3oo GESCHIEDENIS VIII. BOEK. 1 dit oogenblik wierdt de gewonde Cacique verwoed , en gevoelde, dat Amerika te vergeefs hoopte weerftand te zullen bieden aan een volk, van hetwelk ieder foldaat legers vernielde , en waar van elke vrouw alle hunne opperhoofde zich aan haare voeten kon doen nederwerpen. Hy durfde zyne nederlaag bekennen lan haar, welke zich niet verwaardigde zulks :e bemerken. Doch ten einde om door list ;en prooi te overweldigen, welken hy zich liet durfde vleien door geweld te zullen meesier worden, fpande hy der eerzucht van Hur:ado ftrikken. Hy nodigde hem om nevens Miranda te koomen ontvangen de hulde van ^yne geheele Natie, hem doende weeten dat lene fchoonheid, gebooren om in de beide vaerelden te zegepraalen, het volkomen belag zoude geeven aan de verbintenisfen deiSpanjaarden met de zulken der Timbueezen, vclke nog eenige twyfeling mogten voeden vegens de overmagt van een zo vermaard volk, vanneer zy zien zouden, uit welke eene bron 'an heldhaftigheid de Europeaanen die dappericid fchepten , welke hen met zo weinig noeite meesters der aarde hadt gemaakt: want iet gerugt der Spaanfche veroveringen was, 'an den eenen Keerkring tot den anderen, gedogen op de vleugels der verfchrikkinge, veel 'ermogender en veel fneller dan die der overdnninge. Hurtado, die door zyne kuifche echtgenoote rafi de heillooze drift van den Cacique was •erflendigd, oordeelde, uit medelyden, eene iefde te moeten misleiden, welke hy niet zou lebben kunnen blusfchen dan met bê-t bloed dee-  ÖER BEIDE INDIEN. 301 tieezes ongelukkiger]. Hy antwoordde hem? dat een Europisch foldaat zyne legerplaats of bezetting niet zou durven verhaten, zonder verlof van den Veldheer of Landvoogd, noch zonder fchaamte dusdaanig eene gunst verzoeken, of het moest zyn om te ftryden of te overwinnen. De Cacique, ondei weezen dooide liefde, welke haaren band alleen voor de gelukkige minnaars fchynt te bewaaren, bemerkte ligt dat de Spanjaard met zyne drift den fpot dreef; en begrypende niet gelukkig te zullen kunnen worden dan doof den dood van zynen medeminnaar, befloot hy hem van kant te helpen. Dit moest door verraad gefchieden. Hurtado hadt alleen te vreezen voor de lafhartigen. De Cacique vernam, dat deez' dappere Spanjaard buiten de bezetting was getrokken, met vyftig zyner onverwinnelyke foldaaten , om met den deegen in de vuist leevensmiddelen te zoeken. Door de afweezigheid van deezen Kapitein was de bezetting zeer verzwakt. In aller yl verzamelt Mangora eene bende van vier duizend Indiaanen; hy verbergt dezelven, wel gewapend, in eenen verhooien moeras, welke zich uitftrekte tot aan het kasteel. Vervolgens nevens dertig der zynen, welke leevensmiddelen droegen, tot voor de poorten der vestinge naderende, liet hy aan Lara zeggen , dat hy vernomen hebbende dat de Spanjaards, zyne vrienden, gebrek hadden aan mondbehoeften, zich hadt bevlytigd om hun eenigen voorraad aan te bieden, tot dat het geleide wederkeerde, welke meer leeftogts moest aanbrengen. ' De edelmoedigheid des VHL BOEK.  302 GESCHIEDENIS VIII. BOEK. des Generaals was te af keerig van wantrouwen , om de ftrikken der trouwloosheid te vermoeden in de gefchenken en vrywillige aanbiedingen van eenen bondgenoot. Lara ontving den Cacique met de oprechtfte betuigingen van dankbaarheid, en toonde zich geneegen om hem nevens zyne bende te onthaalen , op alles wat hy van de uitlandfche Eurc* pifche voortbrengzelen konde voegen by de inlandfche geregten. Van dit mengelzel wierdt een maaltyd aangerecht; en van de dronkenfchap der ongebondenheid viel men in de hinderlaagen van den flaap , of liever van den dood. De Cacique hadt zyn geleide en zyne verhoolene bende vooraf van de noodige maatregels onderrigt. Alles was opgeftemd en afgefproken ter vol voeringe van het lafhartigfte verraad. Naauwlyks waren de Spanjaards in flaap gevallen, of het licht der vlammen , welke het Magazyn verflonden , verftrekte tot eene leuze voor de Timbueezen om aan te trekken tot het pionderen der plaatze. De foldaaten, wien het bewaaren derzelver was aanbevolen, half wakker gemaakt door het gerugt en door het licht van den brand, fchootcn nog dronken toe om denzelven te blusfchen. Geduurende deeze verwarringe, openen de wcrkbaazen van deezen list de poorten voor hunne medgezellen, en vallen gezamentlyk aan, met den decgen in de vuist, op de Spanjaards, die noch het vuur, noch den vyand weeten te ontvlugten. Lara , doodlyk gekwetst, is minder bedagt om den pyl uit eene zyner zyden te haaien, dan om Man- gora  dek beide INDIEN. 303 gora zynen dolk door het hart te dry ven. De Cacique en hy vallen gezamenlyk ter aarde, elkander verfcheurende ; zy fneuvelen gezamentlyk in een ftroom vah het bloed der Spanjaarden en Wilden; dat bloed, welk niet dan door het moorden kon vermengd worden. In het kasteel was nu niets meer over gebleeven, dan vier vrouwen en vier kinderen, nevens Miranda, de onfchuldige en ongelukkige oorzaak van dit treurtooneel. Deeze elendige flagtoffers wierden gebragt by siripa, den broeder en opvolger van den trouwloozen Cacique. De liefde van deezen ging over in het hart van zynen broeder, als een vuur uit zyne asch verreezen. Even als de Zon, welke de ryke oevers van den Paraguay beftraalt, kon Miranda niet haare fchitterende ftraalen fchieten, zonder alles wat haar zag in brand te fteeken. Doch haare ftraalen ontftaken in de van min bevangene Zielen, deels de woede der wanhoope, deels de zagtaartige zwakheden van onderwerpinge en fmeekinge. Siripa werpt zich aan haare voeten, betuigt haar niet alleen dat zy haare vryheid heeft, maar dat zy regt heeft om te gebieden over het opperhoofd en het volk, welk haare bekoorlykheden veel vaster aan Spanje hadden onderworpen, dan de wapens eener zegepraalende Natie. Hoe, voegde hy 'er nevens , zou zy nog kunnen aarzelen om een onnelukkigen echtgenoot te vergeeten , die ,°door de pylen der zamengezwoorene Indiaanen, ongetwyfeld was gefneuveld! Miranda, nog meer getergd door de liefde van den nieuwen Cacique, dan zy ongevoelig geweest was voor die van zynen broeder, beant- VIII. boek.  304 GESCHIEDENIS VIII. BOEK; beantwoordde dezelve met verfmaading en befpotting; verkiezende liever den dood dan dö kroon uit handen van eenen Wilde. Was zy de zee overgeftoken met haaren Echtgenoot, om hem te verlaaten en te verraaden in eené waereld, alwaar de Europifche Vrouwen een voorbeeld van kuischheid en deugd moesten geeven, gelyk de mannen 'er een voorbeeld gaven van dapperheid ? Doch Siripa , geen vermoeden hebbende van eene getrouwheid, van zo een ongewoOnen aart in zyne oogen als .de heldenmoed der Spanjaarden, oordeelde dat de tyd deeze gevoelens zou doen verzwakken in eene fexe , welke niet gefchapen was om langduurigen tegenftand te bieden; of dat ten minften zó veel trotsheid niet dan door zagtmoedigheid kon verwonnen worden. Te vergeefs Wees Miranda de gedienftigheden vart den Cacique halfforrig af; hy beantwoorddé met geftadige oppasfingen en eerbewyzen haare geduurige weigeringen. Hurtado midlerwyl van zynen togt wedergekeerd, vondt niets dan een hoop asch met bloed bemorst, op de plaats daar hy een kasteel hadt gelaaten. Zyne oogen zogten overal Miranda, zonder zelf de fchaduw deezer getrouwe echtgenoote, of haare voetftappen te ontdekken. Eindelyk verneemt hy, dat zy zich bevindt by de troüwlooze Indiaanen, Welke, in ééncn nacht, zo veele euveldaaderi gepleegd hadden. Geen gevaar kan hem afbrengen van het befluit, welk hy neemt om Miranda uit de handen haarer fchaakers te verlosfen. Zyne tegenwoordigheid ontfteekt alle de woede der jaloezy in de ziel van den Cacique.  'der beide INDIEN. 305 Sme. Straks geeft hy bevel tot het ombrengen Van deezen Spanjaard, wiens gezigt hem om zo veele redenen haatlyk is. Miranda vermurwt het hart des barbaars, en doet het vonnis , over haaren echtgenoot geveld j, herroepen. Zelf verkrygt zy de vryheid om hem nu en dan te mogen zien; doch op voorwaarde dat zo zy der liefde gehoor en zich aan haare verrukkingen durven overgeeven, het eerfte oogenblik van hun geluk het laatfte van hun leeven zyn zal. De tederlievende echtgenooten gehoorzaamden niet aan dit bevel. Op zekeren dag betrapte Siripa Hurtado in de armen van Miranda. Hun dood was beflooten; beiden wierden na de ftrafplaats gefleept, en ftierven onder het betuigen van eene eeuwige liefde. TerWyl dit voorviel, ging moschera, hu tot hoofd der nog overgebleevene Spanjaarden verheeven , te fcheep met zyne kleine bende, op een vaartuig, welk bp de kust ten anker was blyven leggen. Door deezen aftogt Zag Paraguay zich geheel verlaat eb van eene Natie, welke het op zyne vryheid hadt toegelegd. Doch deeze rust was van korten dUur. Eene aanZienlyker magt vertoonde zich, in den jaare 153S-> op de rivier, en ftigtte Buenos-Ayres. De nieuwe volkplanting hadt wel haast gebrek aan lee vensmiddel en. Allen, welke het durfden onderneemen, om elders leeftogt te zoeken , wierden door de Wilden afgemaakt; en men vondt zich genoodzaakt, het gaan buiten den omtrek der nieuwe volkplantinge, op ftraffe des doods, te verbieden. Eene vrouw, welke, öngetwyfeld, de honger den moed hadt ingeboezemd om den dood III. deel. V t» yiiis boek,  VIII. ïoek. So6 GESCHIEDENIS te tarten, misleide de waakzaamheid derfchildwagten, die rondom de volkplanting ge. fteld waren om haar te beveiligen tegen de gevaaren, aan welke zy, door den hongersnood, was bloot gefteld. Maldonata, deeze was haar naam, naa eenigen tyd gedoold te hebben op onbekende en woeste wegen, tradt in een hol om van haare vermoeidheid uit te rusten. Maar hoe groot was haare vreeze, aldaar eene Leeuwin te ontmoeten, en hoe groot haare verbaasdheid, wanneer zy dit geduchte dier, met eene half zidderendehouding, tot haar zag naderen, haar ftrcelen en de handen likken, met een geluid, welk fmartaankondigde , eer gefchikt om haar medelyden te wekken dan fchrik aan te jaagen! De Spanjaarde bemerkte wel dra dat de Leeuwin op het uiterfte zwaar was, en dat haare zuchten de taal waren van eene moeder, welke om hulp fmeekte,om van haaren last verlost te worden. Maldonata grypt moed; zy helpt de Natuur in dit fmartelyk oogenblik, in welk zy, niet dan haars ondanks, aan alle leevendig geboorene weezens het licht en dit leeven fchynt te vergunnen, welk zy hun zo weinig tyds laat genieten. De Leeuwin, gelukkiglyk verlost, gaat kort daarop na buiten om fpyze te zoeken, en brengt een grooten voorraad aan de voeten haarer weldoeneresfe. Deeze deelde eiken dag het aangebragte voedzel met de jonge leeuwen, die, door haare hulp gebooren en nevens haar opgevoed, met dartelen en fpeelen eene weldaad fcheenen te erkennen, welke hunne moeder met de tederhartigfte oppasfingen betaalde. Maarzo ras zy, op een bekwaamen ou-  der beide INDIEN. 307 ouderdom, door het inftincl: geleerd wierden om zelve hun prooi te zoeken, en genoegzaame ftrekte hadden verkreegen om dien magtig te worden en te verflinden, raakte dit gezin verftrooid in de bosfchen ; en de Leeuwin j die door moederlyke liefde niet meer na het hol gelokt wierdt, verdween zelve en dwaalde in de wildernis, welke haar honger dagelvks ontvolkte, 8 J Maldonata alleen gelaaten, en zonder leevensmiddelen, zag zich genoodzaakt een hol te verlaaten, een voorwerp van vreeze voor zo veele leevendige fchepzelen, doch 't geen om haar medelyden haar tot eene fchuilplaats hadt Verftrekt. Deeze vrouw, welke het fmartte dat zy van een geliefd gezelfchap was ontbloot, leidde niet lang een zwervend leeven, of zy viel in de handen van wilde Indiaanen. Eene Leeuwin hadt haar gevoed, en menfchen bragten haar in flaaverny. Doch het leedt niet lang of zy wierdt hernomen door de Spanjaards, Welke haar na Buenos-Ayres te rug bragten. De Bevelhebber, alleen wreeder dan de Leeuwin en Wilden gezamentlyk* oordeelde haar ongetwyfeld niet genoeg geftraft voor haar wegloopen, door alle de gevaaren en rampen, welke zy hadt doorgeftaan. De barbaar beval, dat zy midden in een bosch aan een boom zou worden vastgebonden, om aldaar van honger te fterVen, of een prooi te Worden van verflindende dieren. Twee dagen daarnaa bekroop eenige foldaaten de lust, om te vemeemen na het lot van dit ongelukkig flagtoffer. Zy vonden haar vol leevensgeesteni in't midden van uitgehongerde V 2 tp vilr, BOEK  3o8 GESCHIEDENIS VIII. BOEK. tygers, die , met geopenden muil ftaande , niet durfden naderen van wegens eene Leeuwin, die nevens haare voeten nederlag. Dit fchouwfpel trof dermaate de foldaaten, dat ze van medelyden en fchrik onbeweegelyk Honden. De Leeuwin verliet den boom, even als het ware om hun gelegenheid te geeven om haare weldoeneres los te maaken; doch toen zy haar wilden met zich voeren, naderde het dier met langzaame fchreeden, om , door liefkoozingen en zagte zuchten, te bevestigen de wonderen van dankerkentenisfe, welke deeze vrouw aan haare verlosfers verhaalde. De Leeuwin volgde nevens haare jongen eenigen tyd de Spanjaards op hetfpoor, vertoonende alle de blyken van leedweezen en eener oprechte droefheid, welke een gezin laat blyken , wanneer het tot aan het fchip verzelt eenen vader of een geliefden zoon, die zich in eene haven van Europa te fcheep begeeft na de nieuwe waereld, van waar hy misfchien nimmer zal wederkeer en. De Bevelhebber, door de foldaaten van het geheele geval onderrigt, en door een verfcheurend bosch-dier jwedergebragt tot de gevoelens van menschlykheid, welke zyn woest hart, over de zee vaarende, waarfchynelyk, hadt afgelegd, fpaarde het leeven aan eene vrouwe, welke de hemel zo zigtbaar hadt befchermd. De Indiaanen, midlerwyl, die gefladig heromdwaalden om de Spaanfche volkplantingen, met voorneemen om haar uit te hongeren, benaauwden dezelve meer en meer binnen haare fchanspaalen. De te rug reize na Europa fcheen het eenig middel tegen zo zwaare onheilen;  DER BEIDE INDIEN. 309 len; maar de Spanjaards waren overtuigd, dat het binnenfte gedeelte des lands van Mynen krielde; en dit vooroordeel handhaafde hunne ftandvastigheid. Zy verlaaten Buenos-Ayres, en ftigten de ftad Asfumption, drie mylen van de zee , aan de oevers der riviere. Dus verwyderden zy zich zigtbaar van de gelegenheid om onderftand te ontvangen van de hoofdftad; doch, volgens hunne denkbeelden, waren zy een grooten ftap tot de rykdommen genaderd : en hunne gierigheid was nog grooter dan hun vooruitzigt. De wilde bewooners van een land, nader aan den Keerkring grenzende, waren minder dapper dan die van Buenos-Ayres, of gemaklyker te befchaaven. In ftede van den arbeid der Spanjaarden te ftooren , verzorgden zy hen van leevensmiddelen. Dit gedrag boezemde de hoop in , dat 'er mogelykheid zyn zou om hen aan zich te verbinden, indien men ze kon beweegen tot het omhelzen van den Christelyken Godsdienst; en men oordeelde, dat het bekwaamde middel ten dien einde was, hun van denzelven een verheeven denkbeeld te geeven. Vol van dit denkbeeld, verzon men voor de heilige dagen een ftaatelyken ommegang , by welken, volgens het gebruik der hoofdftad, alle volkplanters moesten tegenwoordig zyn, met ontbloote fchouders, en geesfelroeden in de hand. De Indiaanen, tot dit akelig tooneel genoadigd, welk ongetwyfeld veel bekwaamer was om den Christelyken Godsdienst te doen verfoeien dan beminnen, woonden deeze barbaarfcheplegtigheid by, ten getale van acht duizend mannen, geV 3 wa- VIII. BOEIC.  vin. boek. 310 GESCHIEDENIS wapend met hunne baogen en pylen, welke zy nimmer afleiden. Zy hadden een befluit opgevat om deeze vreemdelingen te verdrinken in hun eigen bloed, na hetwelk hun Godsdienst niet kon dorften , zonder hen tevens onmeêdoogend en wreed te maaken. Het oogenblik , in welk dit bloedbad zou aangeregt worden, was op handen, wanneer irala verwittigd wierdt, door eenen Indiaan, welke in zynen dienst was, van eene zo weinig vermoedde zamenzweering. De Spaanfche Generaal doet ftraks hierop een gerugt loopen, dat de Topigeezen, vyanden van het geheele land, in aantogt waren om de plaats aan te tasten. Hy geeft bevel aan zyne troepen om de wapens op te vatten; hy ontbiedt de Opperhoofden der Wilden, om met hun te raadpleegen over een gevaar, welk zo wel hunne als zyne eigene Natie dreigde, Zo ras deeze menfchen zich hadden overgegeeven aan de genade der Spanjaarden, deedt Irala hen van kant brengen, en dreigde den Indiaanen, welke hen verzeld hadden , het zelfde lot, Deeze ongelukkigen werpen zich aan zyne voeten neder, en verwerven hunne vryheid niet, dan door, voor hun zelve en voor hunne Natie , eene altoosduurende en onbepaalde gehoorzaamheid te zweeren. Deeze bevrediging wierdt verzegeld door het huwelyk van etlyke Indiaanfche vrouwen met de Spanjaarden: een feest of plegtigheid, veel aangenaamer in de oogen des hemels en der aarde, dan de ommegang van geesfelaars, welke in een bloedbad 4noest eindigen. Uit de vereeniging van twee volken» zo zeer van elkander vervreemd, is het  DER BEIDE INDIEN. 311 het geflagt der Mestizen ontftaan, zo algemeen in Zuid-Amerika. Aldus is het lot der Spanjaarden , in alle de landen der waereld, een gemengd bloed te zyn. Het bloed der Mooren ftroomt in hunne aders in Europa, en dat der Wilden in Amerika. Misfchien verliezen zy niets by deeze vermenging, indien het waar zy dat de menfchen, even als de dieren, winnen by de vermenging der geflagten. En behaagde het den hemel dat zy allen reeds zamengefmolten waren in één geflagt, welk niets hadt behouden van de zaaden eener nationaaleafkeerigheid, welke de oorlogen en alle de vernielende driften eeuwig doet duuren ! Maar de tweedragt fchynt van zelf onder de broeders voort te koomen. Wat grond is 'er om te hoopen, dat het menschlyk geflagt immer één gezin zal worden, welks kinders, bykans de zelfde melk zuigende, niet meer na bloed dor. ften ? Deeze wreede dorst ontftaat, neemt toe en blyft duuren nevens den gouddorst. Deeze fchandelyke drift, deeze wreede begeerlykheid was het, welke de Spanjaards bewoog om zich meer en meer op eenigen afftand van de Zee, en naby de bergen te houden. Het gevaar, welk zy hadden geloopen, om uitgeroeid te worden door de Wilden, door zich te diep landwaarts in te begeeven, hadt hen wyzer, noch menschlievender gemaakt. Zy fcheenen, door de wreedheden, welke zy pleegden tegen het Indiaanfche volk, hetzelve te ftraffen voor hunne eigene halftarrigheid in het zoeken na metaalen, op zulke plaatzen, daar zy niet te vinden waren. Verfcheiden fchepen, met troepen enoorlogsbeV 4 hoef- VIII. BOEIT.  3i2 GESCHIEDENIS YIII. boek. i i ten gelaaden, welke fchipbreuk leeden, dewyl zy de riviei* te hoog wilden opzeilen, konden hunne misleide gierigheid niet aftrekken van eene heillooze halftarrigheid. Herhaalde bevelen van de hoofdftad wierden 'er vereischt, om hen te beweegen tot het herbouwen van Buenos-Ayres. Deeze zo noodzaakelyke onderneeming was gemaklyk geworden. De Spanjaards, in Paraguay vermenigvuldigd, waren fterk genoeg om de volken, welke dezelve wilden dwarsboomen, in bedwang te houden of te vernielen. Zy ontmoette , zo als men voorzien hadt, geringe tegenkantingen, Jan ortiz de zarate volbragt dezelve , in den jaare 1580, op eenen grond, welke,zedert veertig jaaren, woest hadt geleegen. De kleine Natien , welke in de nabuurfchap der plaatze Woonden, ondergingen het juk, of vlugtten na afgeieegene gewesten, om het volkomen genot van haare vryheid te behouden. Zo ras de volkplanting een fteunpunt hadt, kreeg zy vastigheid. Door den tyd heeft men het geheele land verdeeld in vier groote provinciën, te weeten, Tucuman, Santa-Crux de la Siërra, het eigenlyk genaamd Paraguay, en Rio de la Plata. In deeze onmeetelyke jitgeftrektheid moet men, als 't ware, zoeken na sen twaalftal Steden, welke in Europa flegts middelmaatige Vlekken zyn zouden. Zy be[taan uit een klein getal huizen of hutten, zoniet orde gebouwd, en vaneen gefcheiden door deine boschjes, welke aan ieder wooning eene ipene lucht geeven. Hier en daar ontmoet nen eenige Kleine vodjes van te onder ge- brag*  DER BEIDE INDIEN. 313 bragte Indiaanen. Het overige gedeelte des lands ligt woest, of wordt bewoond van onafhankelyke Indiaanen. Hunne woede tegen die geenen, welke hen genoodzaakt hebben om op ongenaakbaare bergen te vlugten, is onbefchryflyk. Zy daalen van tyd tot tyd van daar in de vlakten neder, in de hoop van eenigen hunner dwingelanden te zullen vermoorden, Deeze uitvallen zyn oorzaak, dat de Spaanfche Bezittingen geene gemeenfchap hebben met elkander. De hoofdftad zelve der volkplantinge beeft gebreken , verderflyk voor alle nyverheid, Buenos - Ayres geniet in de daad eenige voordeden. Het is 'er gezqnd en aangenaam om te woonen. Men ademt 'er eene gemaatigde lucht. Haare velden vertoonen een vrolyk aanzien, en zouden zeer vrugtbaar zyn, byaldien men zich verwaardigde om dezelve te bebouwen. De huizen, welke, voor veertig jaaren, allen van aarde waren, hebben eenige vastigheid verkreegen, en zyn niet geheel ontbloot van geryflykheden, zedert men tichelfteenen gebakken en kalk gebrand heeft. Het getal der inwooneren bedraagt zestien duizend menfchen, van welke de blanken een vierde gedeelte uitmaaken. Een kasteel, welks bezetting uit duizend man beflaat, befchermt de flad aan de eene zyde; aan de andere zyde wordt zy van de rivier befpoeld. Dit alles is niet kwaad, op zich zelf befchouwd; doch het is niet toereikende tot het oogmerk, welk men zich heeft moeten voorflellen. De flad legt zeventig mylen van de zee. De groote fchepen kunnen niet voor de flad V 5 koo- VIII. BOEK,  vin. BOEK. 3i4 GESCHIEDENIS koomen, en de kleindère loopen groote ge* vaaren op eene rivier, die niet diep, met eilanden, klippen en rotzen als bezaaid is, en daar de onweders algemeener, en veel verfchrikkelyker zyn dan op den Oceaan. Zy zyn genoodzaakt, alle avonden het anker te laaten vallen op de plaats daar zy zich bevinden; en op de ftilfte dagen moeten de lootzen in floepen vooruit zeilen, met het dieplood in de hand, om hun den weg aan te wyzen, welken zy moeten zeilen. De gevaaren neemen zelf nog geen einde in de haven, drie mylen van de ftad. De voorzorge, welke de fchepen gebruiken, om aldaar hunne ankers uit te werpen en de kabeltouwen met zwaare yzeren keetens te verfterken, belet niet dat zygeen gevaar loepen van om te waaien door een geweldigen'wind, welke, van de grenzen van Chili voortgekoomen, op eene vlakte van drie honderd mylen breed niets heeft ontmoet, 't geen zyn geweld konde betemmen, en welks woede nog toeneemt, wanneer hy lynrecht door het kanaal der riviere waait. Indien de Spanjaards het grootfte gedeelte hunner Bezittingen in de nieuwe waereld niet op het geval aan hadden opgerecht, zy zouden zich verzekerd hebben van de haven van Infenada, of van Baragon, welke aan den mond der riviere de la Plata legt, aan den westlyken oever, of van die van Maldonado, welke, aan den oostkant, op de zelfde ftreek legt. Het Hof van Madrid, aan hetwelk redenen van ftaat of herhaalde fchipbreuken ten laatften de oogen hebben geopend voor de nadeelen van Buenos-Ayres, heeft, in den jaa-  DER BEIDE INDIEN. 315 jaare 1726, veertig mylen laager, te Montevideo, een kasteel gebouwd, voorzien van vier bastions, en 't welk verdeedigd wordt door eene groote menigte grof gefchut en eene bezetting van twee honderd man. In 't vervolg heeft men begreepen, dat de nieuwe ha • ven alleen goed was voor kleine fchepen, en men heeft zich daarom neergezet te Maldonado, welks vestingwerken, even als die van Buenos-Ayres en Monte-Video, door de Gua ranis gemaakt zyn, zonder dat 'er befolding voor betaald is. De Natuur heeft aldaar eene van de beste havens der waereld geformeerd. Zy kan de talrykfte vlooten bevatten; de mond , welke zeer naauw is, kan gemaklyk verdeedigd worden. De lucht is 'er voortreffelyk , het hout overvloedig, en de grond zeer vrugtbaar. Wanneer men 's lands inboorlingen , die moedig, oorlogzuchtig en fterk zyn, zal hebben te onder gebragt, en de Canarifche familien, welke, van tyd tot tyd, derwaarts worden overgevoerd, den grond tot bekwaame einden hebben doen dienen, zal dit eene volmaakte Bezitting zyn. De fchepen, welke uit Europa na de Zuid-zee vertrekken , zullen 'er eene veilige havenplaats vinden , nevens alle de ververfchingen, welke zy zullen noodig hebben. Het zal, door den tyd, de natuurlyke ftapelplaats van den koophandel van Paraguay worden. Zy zal tot nog bloeiender ftaat kunnen geraaken, zo ras de Spanjaards rechtmaatige beginzels hebben aangenomen. Tegenwoordig is zy van niet veel belangs. Het rykfte voortbrengzei, aan dit land eigen, VIII. BOEK.  3iö* GESCHIEDENIS VIII. BOEK. gen , is het kruid van Paraguay. Het is het blad van een boom van middelbaare grootte. In fmaak gelykt het naar de Malva, en in gedaante naar den Oranjeboom. Het wordt verdeeld in drie klasfen. De eerfte, Caacuys genaamd, is de knop, welks bladen naauwlyks beginnen uit te botten. Zy overtreft verre de twee andere, doch zy duurt niet zo lang, en kan bezwaarlyk verre vervoerd worden. De tweede, den naam draagende van Caamini, is het blad, welk zyne volkooraene grootte heeft bereikt, en waar van men de randen heeft afgetrokken. Indien de randen 'er aan blyven, heet zy Caaguazu; deeze maakt de derde klasfe uit. Naa dat de bladen geroosterd zyn, worden zy bewaard in kuilen, in de aarde gegraaven, en met een osfenhuid overdekt. De bergen van Maracayu, ten westen van Paraguay geleegen , verfchaffen de bladen, welke meest vermaard zyn. De boom, welke dezelve voortbrengt, groeit niet op de hoogten, maar in de moerasfige laagten, welke dezelve vaneen fcheiden. Asfumption, welk zynen naam ontleent van de hoofdftad van Paraguay, fchoon anders een onvrugtbaar land, wierdt in afgeleegene gewesten vermaard door dit kostbaar kruid, welk het vermaak der Wilden is. Door de verzending van hetzelve verkreeg het aanzienlyke rykdommen. Deeze voorfpoed duurde flegts een oogenblik. De ftad verloor, in den langen overtogt, welken men doen moest, alle de Indiaanen van haar grondgebied. Zy zag rondom haar niets dan eene wildernis van veertig mylen uitgeftrektheids, en  derbeideINDIEN. 317 en was genoodzaakt af te zien van deeze eenige bron van haaren rykdom. Nieuw-Villa-Rica, welke in de nabuurfchap van Maracayu was gefligt, verzekerde zich van deezen tak van koophandel. Wel haast moest het een gedeelte afftaan aan de Guaranis, welke in 't eerst dit kruid plukten om 'er hunnen drank van te bereiden, doch het eer* lang begonnen te verzamelen om het te verkoopen. Deeze bezigheid, nevens eene reize van vier honderd mylen in het heen en wederkeeren, hieldt hen een groot gedeelte van het jaar buiten hunne wooningen. Geduurende deezen tyd genooten zy geen onderwys; dit vervreemde hen van den Godsdienst en de volkplanting. Veelen kwamen om, door verandering van klimaat of door vermoeidheid. 'Er waren zelf, die afkeerig geworden van deezen arbeid, de vlugt namen na de wildernisfen, alwaar zy hunne voorige leevenswyze wederom aannamen. De volkplantingen, daarenboven, van haare befchermers beroofd, bleeven bloot gefteld aan de invallen van den vyand. Om deeze ongemakken voor te koomen , ontbooden de zendelingen van Maracayu zaadkorrels, welke zy zaaiden in zulk een gedeelte van haaren grond, welke de meeste overeenkomst hadt met dien der bergen. Deeze boomen zyn zeer vermenigvuldigd, en in 't geheel niet, immers niet oogfchynelyk ontaart. Het voortbrengzel deezer plantaadjen, gevoegd by hetgeen de Natuur elders van zelf oplevert, is zeer aanmerkelyk. Een gedeelte blyft in Paraguay. Chili en Peru gebruiken jaar- lyks VIII. boek  VIII. BOEK. 318 GESCHIEDENIS lyks honderd duizend Arrobes (*), welke gerekend ieder tegen drie en twintig Livres, twaalf Huivers, zes penningen, eene fomme van jaarlykfche verzendinge uitmaaken van twee millioenen drie honderd twee en zestig duizend vyf honderd Livres. Dit kruid, in hetwelk de Spanjaards van Zuid-Amerika een genees- of behoedmiddel tegen de meeste ziekten meenen te vinden, is in algemeen gebruik in dit gedeelte der nieuwe waereld. Men doet het gedroogd of bykans tot een poeder geftooten in een kom, met fuiker, Citroenfap en zekere balletjes van eene zeer aangenaame geur. Op dit alles wordt kookend water gegooten , 't welk terftond moet worden uitgedronken, om aan het vogt den tyd niet te geeven om zwart te worden. Europa fielt geen belang in het kruid van Paraguay; doch het laat zich aan dit gewest geleegen zyn om andere redenen, inzonderheid om de huiden, welke het aan hetzelve verfchaft. Toen de Spanjaards, in den jaare 1538, Buenos-Ayres verlieten, lieten zy in de velden eenige hoorn-beesten, welke zy uit hun Vaderland hadden medegebragt. Zy vermenigvuldigden dermaate in deeze weiden , dat niemand zich verwaardigde zich dezelve toe te eigenen, naadat men de ftad herbouwd hadt. Men kwam vervolgens op de gedagten om ze af te maaken , alleen om de huid te hebben. De wyze, op welke dit gefchiedt, verdient onze opmerking. Eenige jaagers te paard begeeven zich na de plaat- (*) Een Arrobe is een gowigt van dertig pond.  DER BEIDE INDIEN. 319 plaatzen, daar zy weeten dat de meeste wilde osfen zich onthouden. Ieder vervolgt den zynen, en houwt hem de kniefchyf af met een langen ftok, voorzien van een fcherp yzer in de gedaante van een kruis. Naa dat hy dit dier geveld heeft, vervolgt de overwinnaar wederom anderen, welke hy even eens verminkt. Naa eenige dagen met dit vermoeiend werk te hebben doorgebragt, keeren de jaagers weder te rug, zoeken de ftiercn op, welke zy geveld hebben, keelen ze, trekken'er de huid af, neemen zomtyds de tong en het fineer, en laaten het overige aan een zwerm , gieren en andere roofvogels. In de vroegfte tyden waren de huiden zo goed koop, dat ieder naauwlyks een Livre en tien Huivers kostte, hoewel de zulken, die ze H kogten, een groot getal uitmonfterden, welke I de vereischte grootte niet hadden. De prys i is geklommen, naar maate het getal der osfén is verminderd. Van deeze vermindering zyn niet zo zeer de oorzaak de jaagers, air de wilde honden. Deeze verflindende dieren rigten zulk eene verwoesting aan, dat men gevaar loopt van een vry voordeeligen tak van koophandel te verliezen. De Regeering van Buenos-Ayres heeft in dit onheil tragten te voor: zien, door een gedeelte der bezettinge te gelasten om deeze wilde honden dood te fchieten. De foldaaten , van deezen noodzaakelyken togt wedergekeerd , wierden met zulk een veragtend gefchreeuw ontvangen, dat zy niet meer jagtpartyen hebben willen hervatten, die hen by hunne landslieden aan befpotting bloot fielden. Het VIII. BOEK.  32» GESCHIEDENIS VIII. BOEK. Het gebrek, welk de vermindering der huiden zal veroorzaaken, zal aangevuld worden door de Tabak, welke men met een goeden uitflag in Paraguay is begonnen te planten. Reeds wordt 'er jaarlyks eene vry groote voorraad aangevoerd, nevens de Vigonje-wol, welke van de bergen koomt, en de metaalen, voortbrengzels geheel vreemd aan de volkplantinge. De eerfte Spanjaards, welke in Paraguay kwamen, twyfelden niet, of een land, zo na aan Peru grenzende, bevatte groote rykdommen. Zy regelden hun gedrag naar deeze hoop, welke eene eeuw lang gevoed wierdt door verfcheiden toevallen, het een beuzelagtiger dan het ander. Ten laatften was men genoodzaakt af te zien van deeze harfenfchim; doch byzondere beweegredenen waren oorzaak dat zy op nieuw veld won, langen tyd naa dat men hadt opgehouden 'er geloof aan te Haan. Tegenwoordig Weet ieder een , dat Paraguay goud noch zilver heeft, dan hetgeen aldaar wordt gebragt uit Chili en Potofi. Een gedeelte is onder de menfchen in de volkplanting ; doch een veel grooter gedeelte" wordt ter fluik uitgevoerd na de Portugeefche volkplantingen. Te Buenos-Ayres worden jaarlyks ongeveer vyf millioenen voor de hoofdftad ingefcheept. Hetgeen wy gezegd hebben Van den hatuurlyken en zedelyken toeftand van Paraguay, en van deszelfs rykdommen , was niet gefchikt om het te doen vermaard worden. De aandagt, welke men by aanhoudendheid aan hetzelve heeft befteed, is het alleen verfchuldigd aan  DER BEIDE INDIEN. C!2ï iaan eene Bezitting, in deszelfs middelpunt opgerecht, welke, naa langen tyd de gemoederen te hebben verdeeld gehouden, eindelyk de goedkeuring der verftandigen heeft verworven. Het oordeel, welk men daar over heeft te vellen , fchynt voortaan bepaald te zyn door de Wysbegeerte, voor welke de onkunde , de .vooroordeelen en partyfchappen moeten verdwynen, als de fchaduwe voor het licht. De Jefuiten, met de zendingen van Peru gelastigd, onderrigt van de wyze, op welke 'de Incas hun Ryk beftierden en hunne veroveringen behaalden, hebben hen tot modellen genomen in de uitvoering van een groot ontwerp, welkzy beraamd hadden. Deafftammelingen van manco -capac vertoonden zich op hunne grenzen met magtige legers, beftaande uit foldaaten, die ten minften zo vee! van de krygskunde verftonden, dat Zy wisten te gehoorzaamen, gelykerhand te ftrydert, en zich te verfchansfen, en die, nevens aanvallende wapens, welke die der Wilden overtroffen , fchilden en afweerende wapens voerden, wélke hunne vyanden niet hadden. De Natie , welke zy in hun Ryk wilden inlyven , floegen zy voor, om hunnen Godsdienst, hunne Wetten en Zeden aan te neemen; de bosfchen te verhaten en in Maatfchappy tö leeven. Dikwyls ontmoetten Zy tegenftand. Het meererdeel deezer volken verdeedigde langen tyd zyne vooroordeelen ën vryheid; In dat geval wapenden zich de Incas met geduld. Zy zonden nieuwe afgevaardigden , welke hen op nieuw zogten te overreeden. III. deel. X Dée- VÏft BüiiK.  VIII. BOEK 322 GESCHIEDENIS Deeze afgevaardigden wierden zomtyds afgemaakt. Zomtyds deeden de Wilden eenen aanval op het leger van den Inca. Het ftreedt moedig, en altoos met een goeden uitflag. Op het oogenblik als het de overwinning hadt behaald, hieldt het halte. Indien 'er eenigen wierden gevangen genomen, wierden zy met zo veel zagtmoedigheids behandeld, dat zy, ingenomen met het juk der overwinnaaren, hen deeden beminnen van hunne Natie. Nimmer is het gebeurd, dat een Peruviaansch leger den eerften aanval heeft gedaan, en dikwyls gebeurde het, dat de Inca, naa veelen zyner foldaaten te hebben zien fneuvelen, naa ondervinding te hebben gehad van de trouwloosheid der barbaaren, nog geene vyandlykheden veroorloofde. . De Jefuiten, die geen leger hadden, bepaalden zich tot de wapens der overreedinge. Zy gingen in de bosfchen om Wilden te zoeken, en bewoogen hen om afftand te doen van hunne gewoonten en vooroordeelen, om eenen Godsdienst te omhelzen, van welken deeze volken niets begreepen, en de zoetigheden der zamenleevinge te fmaaken, welke zy niet kenden. Nog een voorregt genooten de Incas boven de Jefuiten; dit was de natuur van hunnen Godsdienst, welke tot de zinnen fprak. Het valt gemaklyker, de Wilden de Zon te doen aanbidden, welke zelve haaren eerdienst den menfchen fchynt te openbaaren, dan hen te overtuigen van onze Leerftellingen en verborgenheden. Van hier dat de Jefuiten de wyze voorzorge gebruikten, om de Wilden eerst tor. een  DER BEIDE INDIEN. 323 ■een zekeren trap te befchaaven , voordat zy 'er aan dagten om hen te bekeeren. Zy hebben niet getragt hen tot Christenen te maaken, dan naadat zy hen tot menfchen gemaakt hadden. Naauvvlyks hadden zy hen byeen verzameld , of zy bezorgden hun allé de goederen, Welke zy hun beloofd hadden; Zy hebben hen den Christelyken Godsdienst doen omhelzen, naadat zy, door kragt van vveldaadigheid, hen leerzaam gemaakt hadden; De verdeeling der landeryen in drie deelen, één deel naamclyk voor den Godsdienst; één deel voor den Staat, en het derde voor de burgers; de arbeid voor de weezen, de oude lieden en de foldaaten ; de belooningen aan braave daaden gefchonken; hét gadeflaan en befchaaven der zeden; de goedwilligheid; de arbeid $ verVrolykt door Vermaaklyke feestdagen; de krygsoeffeningen; de ondergefchiktheid; de behoedmiddelen tegen de ledigheid; de eerbied voor den Godsdienst en de wetten; de vereeniging vart het burgerlyk en godsdienftig gezag in de zelfde handen : in één woord * alles, waarover men zich in de wetgeeving der Incas verwonderde, Ontmoet men op nieuw in Paraguay, of is 'er zelf tot hooger trap van Volkomenheid gebragt* De Incas en de Jefuiten hebben op de zelfde" wyze een order vastgefteld, welke de misdaaden en de ontflagverleening van ftraffen voor» komt. Niets is zo zeldzaam in Paraguay als euveldaaden. De Zeden zyn 'er beminnelyk en zuiver; dit is het uitwerkzel van nog zagter middelen dan in Peru gebezigd wierden; Iri dit Ryk waren de wetten geftrengj dit heeft X % . geeri VUL BOEK,  324 GESCHIEDENIS VIII. BOEK. geen plaats onder de Guaranis. Men vreest 'er geene ftraffen ; men vreest 'er alleen het Geweeten. Naar het voorbeeld der Incas, hebben de Jefuiten de Godsregeering vastgefteld; doch met een voordeel, byzonder eigen aan den Christlyken Godsdienst, welke daarvan de grondflag is: ik bedoel het zeer nuttig gebruik van de Biegt, onderfteld zynde dat de inflellers daar van geen misbruik maaken. Zy alleen bekleedt de plaats der ftrafopleggende wetten, en waakt over de zuiverheid der zeden. De Godsdienst, welke veel volflrekter heerscht door de inwendige "overtuiging dan door de kragt der wapenen, doet, in Paraguay, den fchuldigen naderen voor de voeten der Overheid. _ Verre van de euveldaaden te verontfchuldigen, doet het berouw hem hier dezelve verzwaaren. In ftede van ftraffeloosheid te fmeeken, koomt hy op zyne kniën om zyne ftraffe verzoeken. Hoe zy geftrenger en openbaarder is, hoe zy het Geweeten des misdaadigen meer bevredigt. Dus is de ftraffe, welke overal de fchuldigen affchrikt, hier een middel ter hunner vertroostinge, door boetedoening de knaagingen uitwisfchende. De inwooners van Paraguay hebben geene burgerlyke wetten, dewyl zy geen eigendom kennen; zy hebben geene lyfflraffelyke wetten, dewyl ieder een zich vrywillig befchuldigt en ftraft: alle hunne wetten zyn voorfchriften van den Godsdienst. De beste van alle Regeeringsvormen, indien zy in haare oorfpronkelyke zuiverheid kon gehandhaafd worden, zou de Godsregeering zyn; maar zy zou altoos be- ftuurd  DER BEIDE INDIEN. 325 ftuurd moeten worden door deugdzaame mannen , van haare waare beginzels doordrongen; de Godsdienst zou de gezellige deugd en fterk moeten aanpryzen; hy zou niets misdaad mogen noemen, dan hetgeen de natuurlykeregten des menschdoms benadeelt; hy zou geene veelvuldige gebeden in de plaats van een nuttigen arbeid, geene bloote plegtigheden in de plaats van werken van liefdaadigheid moeten aanbeveelen, geene geweetenszwaarighedcn in Ifede van gegronde gemoedsknaagingen voorfchryven. Doch kan men zich vleien, dat de Spaanfche of Italiaanfche Jefuiten de kloosterdenkbeelden en gebruiken van Madrid en Rome niet na Paraguay hebben overgebragt? Indien zy ondertusfchen etlyke misbruiken derwaarts hebben overgevoerd, moet men evenwel bekennen , dat zulks gefchied is met zo uitfteekcnde voordeden, dat het misfchien onmogelyk is, ergens den menfchen zo veel goeds nevens zo weinig kwaads te doen. 'Er worden meer kunften en geryftykheden in de Gemeenebesten der Jefuiten gevonden, dan men zelf te Cusco ontmoet; en de weelde is 'er minder, Het gebruik van gemunt geld is 'er zelf onbekend. De uurwerkmaaker, de weever, de fmid en de klecrmaaker brengen hunne werkftukken in de openbaare Magazyncn. Men geeft hun alles wat zy noodig hebben; de landman heeft voor hun de aarde bebouwd. De Jefuiten, nevens de Overheid , die door het volk zelve wordt verkoozen , zorgen voor de behoeften van alle de ingezeetenen, X3 'Er VIII. BOEK.  vtn. BOEK. Sad GESCHIEDENIS 'Er heeft geene onderfcheiding van rang plaats; en dit is de eenige Maatfchappy op den aardbodem, in welke de menfchen die volkomene evengelykheid genieten, welke in rang het tweedegoed is; want de vryheid is hét eerfte. De Incas en de Jefuiten hebben even zeer den Godsdienst doen eerbiedigen, door de ftaa* telyke agtbaarheid van den openbaaren Eerdienst. Niets evenaarde in pragt en grootsheid de aloude tempels der Zonne; en de kerken van Paraguay kunnen vergeleeken worden met de fraaifte kerken van Europa. De Jefuiten hebben den openbaaren Eerdienst aangenaam gemaakt, zonder dien in eene onbetaamelyke klugtvertooning te doen veraarten. Een Muzyk, welk het hart ftreelt, aandoenlyke gezangen , fchilderyen, welke tot de oogen fpreeken, de agtbaarheid der plegtigheden, lokken de Indiaanen na de kerken , alwaar het vermaak in hun gemoed zich met de Godsvrugt paart. Hier is het dat de Godsdienst beminnelyk is, en hy doet 'er zich 't eerst in zyne dienaars beminnen. Niets evenaart de zuiverheid van zeden, den zagtmoedigen en tederen yver, en de vaderlyke zorgen van de Jefuiten van Paraguay. Ieder herder is waarlyk de vader, gelyk hy de leidsman is van zyn kerspelingen. Men gevoelt 'er zyn gezag niet, omdat hy niets gebiedt, niets verbiedt noch ftraft, dan hetgeen de Godsdienst, welken zy allen nevens hem aanbidden en eerbiedigen, straft, gebiedt en beveelt. Het fchynt dat de menfchen zeer fterk behoorden te zyn vermenigvuldigd, onder een Jjegeeringsvoim en in een land, daar niemand le-  DER BEIDE INDIEN. 327 ledig, niemand met den arbeid te zeer bezwaard is; daar het voedzel gezond, overvloedig en gelyk is voor alle de burgers, en die zeer gemaklyk gekleed gaan; daar de oude lieden, de weduwen, weezen en de zieken eenen onderftand genieten , overal elders op den aardbodem onbekend; daar ieder een trouwt naar zyne eigene keuze, en niet uit belang, en de veelheid van kinderen een troost is, zonder immer tot last te verftrekken ; daar de ongebondenheid, onaffcheidbaar van de ledig, heid, die ryken en armen even zeer bederft, den eindpaal van het verval of liever van den val des menschlyken leevens nimmer verhaast; daar niets de kunstdriften prikkelt, niets de driften, door de natuur en de reden beftuurd, wederftreeft; daar men de voordeden van den koophandel geniet, zonder bloot te ftaan aan de befmetting van de gebreken der weelde; daar wel voorziene Magazynen, en vry willige hulpbetooningen tusfehen Natiën , door den broederlyken band van eenen zelfden Godsdienst aan elkander verbonden , eene verzekerde toevlugt zyn tegen het gebrek, door de onbeflendigheid of ongemaatigdheid der jaargetyden ontftaan; daar de openbaare wraakoefening zich nimmer in de droevige noodzaakelykheid heeft bevonden, om een eenigen misdaadigen ten dood , tot fchande , of tot ftraffen, welke eenigen tyd duurden, te veroordeelen; daar men zelf den naam niet kent van belasting of pleitgeding, twee verfchrikkelyke gecsfels, welke het menschlyk geflagt overal kwellen : dusdanig een land zou, naar het fchynt, het volkrykfte land des aardboX 4 Jems VUT. BOEK.  328 GESCHIEDENIS VUL BOEK. dcms zyn moeten. Nogthans is dit het geval' niet. Deeze heerfchappy, begonnen in den jaare 1610, breidt zich uit van den Parana, die z;ch in den Paraguay ontlast, op eene zuidlyke breedte van zeven en twintig graaden, tot aan den Uruguay, welke in de zelfde rivier uitloopt, op vier en dertig graaden van de zelfde breedte. Aan den oever van deeze twee. groote rivieren , welke van de bergen , aan 13razil grenzende , nederdaalen in de vrugtbaare vlakten, welke deeze rivieren vaneen fcheiden, hadden de Jefuiten, zedert het jaar 1676, twee en twintig volkplantingen opgerecht , wier volkrykheid niet bekend is. In den jaare 1702, telde men 'er negen en twintig , in 't geheel beftaande uit twee en twintig duizend zeven honderd een en zestig huisgezinnen , welke gezamentlyk uitmaakten negen, en tachtig duizend vier honderd een en negentig zielen. De wooningen en inwooners zyn zedert toegenomen, en de Staat bevat tegenwoordig misfchien twee honderd duizend zielen. Langen tyd heeft men de geestlyke wetgeevers verdagt gehouden, dat zy de lyst hunner onderdaanen verkleinden , om Spanje te berooven van de jaarlykfche belasting, aan welke men zich hadt onderworpen; en het Hof vari Madrid heeft hieromtrent eenige vermoedens laaten blyken. Een naauwkeurig onderzoek heeft een vermoeden doen verdwynen , niet min hoonende dan ongegrond. Was het waarfchynelyk, dat een Genootfchap, welk altoos gevoelig is geweest voor den roem, aan een flor-  BER BEIDE INDIEN. 329 ijordig en laag belang opofferde, een begrip van grootheid, evenredig aan den ftaatelyken luister van het gebouw, welk het rnet zo veel zorgvuldigheid cn moeite oprechte? Zy, welke den aart van het Genootfchap genoeg van naby kenden , om het niet zo plomp te lasteren, verfpreidden, datdeGuaranis niet vermenigvuldigden, dewyl men hen in de Mynwerken deedt (heuvelen. Deeze befchuldiging, reeds een eeuw geleeden ingebragt, is telkens wederom geopperd, in gevolge van de gierigheid, den nyd en de kwaadaartigheid, welke haar eerst hadden verzonnen. Hoe het Spaanfche Ministerie vlytiger heeft doen zoeken na deeze bron van rykdommen, hoe. het kragtiger is overtuigd geworden dat het een loutere harsfenfchim was. Indien de Jefuiten Mynen hadden gevonden, zy zouden zich wel gewagt hebben, om deeze deur te openen voor alle de euveldaaden, die wel dra hun gebied verwoest en hunne magt zouden verdelgd hebben. De onderdrukking der Kloosterrcgeeringe heeft, volgens anderen, de volkrykheid der Guaranis moeten wederhouden. Maar hoe is dit onbepaald denkbeeld overeen te brengen met het blind vertrouwen en de buitenfpoorige verkleefdheid der Guaranis aan de zendelingen , welke men hun heeft te laste gelegd ? De Onderdrukking beftaat alleen in gedwongene arbeiden en belastingen; in willekeurige beeden, 't zy om menfchen, of geld, om legers en vlooten uit te rusten, aan den ondergang gewyd ; in de gewelddaadige uitvoering Van wetten, opgelegd zonder de toeftemming X 5 des VIII. BOEK,  j3« GESCHIEDENIS VIII. EOEK. des volks, en tegen de vertoogen der wethoudcrfchap; in de fchending van algemeene en het vergunnen van byzondere voorregten; in de onbeftaanbaarheid der beginzelen van een gezag, welk, zich van God door het zwaard gevestigd waanende , zich met het eene alles wil aanmatigen , en in den naam van het andere alles gebieden, zich met het zwaard wapenen in het heiligdom , en met den Godsdienst in de vierfchaarcn. Dit is onderdrukking. Doch zy heeft nimmer plaats in eene vryvvillige onderwerping der gemoederen, noch in de neiging en den wensen der harten, in welke de overtuiging de genegenheid uitwerkt en voorgaat, welke niets doen dan 't geen zy wenfehen te doen , en niets wenfehen dan 't geen zy doen. Dit is het zagt gebied der overtuiginge, het eenige, misfchien , welk aan menfchen geoorlofd is over menfchen te voeren: dewyl het gelukkig maakt de geenen, welke zich daar aan onderwerpen. Zodanig is ongetwyfeld het gebied der Jefuiten in Paraguay, naardien geheele Natiën'zich vrywilüg onder hunneheerfchappy hebben begeeven, en men niet eene van hunne volkplantinge het juk heeft zien affchudden. Men zou niet durven zeggen, dat vyftig Jefuiten het juk der flaavernye hebben kunnen opleggen aan twee honderd duizend Indiaanen, welke of hunne geestlyke herders vermoorden , of in de 'wildernisfen konden vlugten. Deeze vreemde wonderfpreuk zou even weinig geloofs vinden by de ligtgcloovigfte en ftoutmoedigfte verftanden. Men heeft menfchen gevonden, welke vermoed1  der beide INDIEN. 331 moed hebben, dat de Jefuiten in hunne volkplantingen hadden doen veld winnen de zucht tot het ongehuwde leeven, waar aan de barbaarfche eeuwen onder ons verknogt hadden eene foort van eerbied, welke nog niet geheel is verdweenen, in weerwil van de ftemme der natuur, der reden , en der zamenleevinge, welke zich by aanhoudenheid daar tegen verheft. Niets is meer bezyden de waarheid. Deeze zendelingen hebben hunnen bekeerlingen zelf geen denkbeeld gegeeven van dit bygeloof, tegen welk het klimaat onoverkoomelyke hinderpaalen ftelde, en het welk alleen genoeg zou geweest zyn om hunne heilzaamfte inftellingen te doen verwenfchen en verfoeien. Eindelyk hebben onze Staatkundigen, in het gebrek aan eigendom, een onoverkoomelyken hinderpaal tegen de volkrykheid der Guaranis meenen te ontdekken. Het lydt geen twyfel, of de ftelregel, welke ons den eigendom doet aanmerken als de bron van de vermenigvuldiging des menschlyken geflagts en van den overvloed van leevensmiddelen, eene ontegenzeggelyke waarheid zy. Doch, zodanig is het lot der beste inrigtingen, dat onze ftaatkundige dwaalingen dezelve bykans nutteloos doen worden. Onder de wet van den eigendom, wanneer zy gepaard gaat met de begeerlykheid , de eerzucht, de weelde, eene menigte kunstbehoeften, nevens duizend andere ongeregeldheden, welke den oorfprong hebben in de gebreken onzer regeeringsvormen, wederhouden de grensfcheidingen der bezittingen, nu eens te verre ingetrokken, dan VIII. boef.  VIII. BOEK, 332 GESCHIEDENIS dan wederom te wyd uitgezet, de vrugtbaarheid onzer landeryen, en die van het menschlyk geflagt, Deeze ongemakken hebben geene plaats in Paraguay, Allen hebben 'er een verzekerd leevensonderhoud; allen genieten 'er gevolglyk de groote voordeden van het regt van eigendom, zonder nogthans in den eigenlyken zin dit regt te hebben. Het is, dcrbalven, niet omdat zy daar van ontbloot zyn', dat de bevolking onder hen niet meer heeft toegenomen Hier van kunnen andere redenen gegeeven worden. In de eerfte plaats vernielden de Portugeezen van S. Paulo, in den jaare 1631, twaalf of dertien volkplantingen , opgerecht in de provincie Guayra, naast aan Brazil grenzende. Het grootfte gedeelte van zeven en negentig duizend Indiaanen, welke dezelve bewoonden, fneuvelde door het ftaal of in flaaverny, van honger en gebrek in de bosfchen. Niet meer dan twaalf duizend ontkwamen deeze flagting, welke eene fchuilplaats vonden op plaatzen, van de Portugeezen verder afgeleegen. Deeze vernieling, die door het verloop van eeuwen alleen kon vergoed worden , wierdt gevolgd'van langzaame en aanhoudende nadeelen. De wilde Natiën, welke omzwerfden rondom de wooningen der Guaranis, om hunne leevensmiddelen weg te neemen , vermoordden zonder mededogen alles, wat zich tegen hunne plonderingen verzette. Deeze rampen zyn alleen geweeken om plaats te maaken voor een nog geduchter gecsfel. De Europeaanen hebben den Guaranis de kin-  DÉR BEIDE INDIEN. 333 kinderziekte aangejaagd, die veel vernielender is langs de boorden van den Paraguay, dan ergens anders op den aardbodem. Zy fleept duizenden, en binnen zeer korten tyd, in het graf; bykans allen, welke daar van worden aangetast, flerven. Het verdient onze bevreemding, dat de Jefuiten, welke niet konden onkundig zyn van de heilzaame gevolgen der Inëntinge aan de rivier der Amazonen, een zo zeker en gemaklyk middel, om het leeven hunner bekeerlingen te behouden, by aanhoudenheid hebben verwaarloosd. Zouden deeze kundige wetgeevers wederhouden zyn door de belachelyke tegenwerpingen van eenige onkundigen tegen eene kunstbewerking, zo algemeen gewettigd door de gelukkigfte proefneemingen? Behalven deeze oorzaaken van ontvolkinge, hebben de Guaranis nog andere in hun eigen klimaat, welk befmettende ziekten veroorzaakt , inzonderheid aan de oever van den Parana, alwaar dikke, onbeweegelyke en aanhoudende nevels, onder een verbranden hemel, de lucht vogtig en ongezond maaken. De Guaranis zyn. zo veel te minder heiland tegen de kwaadaartigheid deezer dampen, dewyl zy zeer veel eeten, fchoon in eene heete luchtftreek. Zy eeten de vrugten terwyl ze nog groen zyn, en het vleesch bykans raauw. Van hier flegte fpysverteeringen, bedorvene vogten, en zwakheden, welke van de ouders op de kinders overgaan. Het bloed, dus door de lucht en het voedzel bedorven, kan geene overvloedige en duurzaame bevolking ten gevolge hebben. De VIII. BOEK,  SU GESCHIEDENIS VIII. BO£K. De Chiquïten, fchoon vry verre na het midden der Verzengde Luchtftreeke wooncnde, zyn veel flerker dan de Guaranis, die hun verblyf hebben aan geene zyde van den Keerkring. Onder den naam van Chiquitert worden begreepen verfcheiden kleine Natiën, verfpreid over eene landfircck , welke zich uitftrekt van den elfden tot aan den een en twintigften graad Zuider breedte* Dit land is heet, bergagtig en vrugtbaar; ten Westen wordt het doorfheeden van drie rivieren, welke, zich vereenigd hebbende onder den naam van Madera, zich ontlasten in de groote rivier der Amazonen. De vroegfte veroveraars van Peru kenden de Chiquiten, doch konden hen niet te onder brengen. Hunne opvolgers flaagden niet ge* lukkiger. Inden jaare 1692, ondernamende jefuiten hetgeen het geweld niet hadt kunnen ten uitvoer brengen. Dit ontwerp mishaagde den Spanjaarden van Santa-Crux de la Siërra, die zeer hun voordeel Vonden by het doen van ftroopende invallen in deeze landftreeken, en het wegneemen van flaaven, welke zy duur verkogten aan de Mynen van Potofi en tot andere gebruiken. Men was niet onkundig, dat de zendelingen, die, uit Godsdienstigheidi of uit eerzucht, andere oogmerken hadden, en andere beginzels volgden , de onderdrukking hunner bekeerlingen niet zoudert dulden * en dat het hun niet zou ontbreeken aan middelen om dezelve te beletten. Hunne poogin* gen wierden gedwarsboomd door list, door geweld, door laster, in één woord, door alle de middelen, welke eene wreede begeerlyk* heid  B«R BEIDE INDIEN. 33$ heid kan inboezemen. Hunne ftandvastigheid zegepraalde over de hinderpaalen, en het gebouw wierdt voltooid volgens het beraamde ontwerp. In den jaare 1726, telde men onder de Chiquiten zes groote volkplantingen, van elkander afgefcheiden door eene vry groote uitge ftrektheid gronds en onmeetelyke bosfchen. Het getal der volkplanteren bedroeg ruim veertig duizend. Dit getal groeit gefladig aan; en het was bykans tweemaal zo groot, toen het nieuwe Gemeenebest, in den jaare 1746, de Spaanfche heerfchappy erkende, op de zelfde voorwaarden, als zy in vroegere dagen erkend geweest was door de Guaranis, welke hetzelve in alles ten voorfchrifte hadden verftrekt. De twee Staaten hebben op de zelfde wyze tusfehen hen en de Spanjaards een onbeklimbaar bolwerk opgeworpen. Zy hebben de zelfde gemeenfchap van goederen vastgefteld. De ftad dryft den koophandel. Hunne Fabriken zyn de zelfde, gelyk ook hun akkerbouw. Overal wordt fuiker, katoen, tabak, vrugten, inlandfche en allerlei Europifche graanen geplant. Onze meeste dieren zyn- er fterk vermenigvuldigd; de osfen en paarden zyn 'er niet ontaart. Het weinig onderfcheid, welk tusfehen de twee Natiën plaats heeft, is, dat de Chiquiten fterker, maatiger, beftendiger, werkzaamer en vlugger zyn dan de Guaranis. Deeze hoedanigheden zyn oorzaak dat zy niet minder boven de Moxen uitmunten. De Moxen woonen op twaalf graaden Zuider breedte. Ten Oosten wordt hun land van. Peru gefcheiden door de Cordeliers. Ten Zuiden VIII. BOEK.  336 GESCHIEDENIS vin. SOEK. den legt het niet verre van Paraguay. Ten Noorden en Westen grenst het aan onbekende landen. De toeftand deezer Wilden, zonder befchaafdheid, zonder godsdienst, zonder zeden, trof met tnedelyden, in den jaare 1670, de aandoenlyke , edele en moedige ziel. van een Spaanfchen Jefuit, barazus genaamd. Hy bepaalde deeze zwervende lieden aan een vast verblyf; hy beftuurde hen volgens de wetten der Guaranis. Zyne poogingen, en die zyner Opvolgeren, hadden dertig duizend zielen byeen verzameld, omtrent den aanvang deezer eeuwe. Wy weeten niet, hoe veel opgangs deeze Bezitting zedert gemaakt hebbe; doch zo men 'er over oordeele uit den vlyt daaraan befteed, moet zy tegenwoordig zeer aanzienlyk zyn. De Jefuiten arbeidden onophoudelyk aan de vereeniging der drie Gemeenebesten, befchaavende de zwervende volken , verfpreid door de woestenyen, welke deeze Maatfchappyen vaneen fcheidden. Doch hun ontwerp, welks uitvoering twyfelagtig of ten minften nog afgeleegen was, ftrookte niet met het bekrompen belang der Spaanfche gelukzoekeren. Deeze barbaarfche overweldigers der nieuwe waereld hadden de zaak des Godsdiensts behartigd, zo lang 'er bloed moest vergooten worden om aan goud te geraaken; zy luisterden niet meer naar zyne ftemme, zo ras hy fprak van Wilden te befchaaven om hen gelukkig te maaken. Deeze verdelgers befchouwden de Amerikaanen, welke hunner woestheid waren ontkomen , in geen ander licht dan van werktuigen hunner gierigheid. Naa hen beroofd te hebben  DER BEtDE INDIEN. 337 ben van hunne bezittingen, bragten zy ze in ïlaavernye, en veroordeelden ze tot de Mynen. DeeZe onverzaadelyke gierigheid wierdt gefnuikt door de Jefuiten, welke Van de Regeering verworven de vryheid voor alle Indiaanen , welke zy in eene Maatfchappy zouden kunnën doen leeven, naa hen alvoörehs verlost te hebben uit de holen en bosfchen, welke hun tot fchuilplaatzen verftrekten. Wel haast oordeelden de wetgeevers deeze eerfte voorzorgeniet toereikende, om het lot huns Gemeenebests te beveiligen. Deszelfs beftëndighcid fcheen te vorderen, dat de veroveraars daarbuiten wierden geflooten, onder welke voorwendzels of benaamingen zy ook rriogten begeeren daar ih te Wórden toegelaateh. Men voorzag , dat zó zy 'er geduld wierdeh als kooplieden, of zelf als bloote reizigers , zy zich eene vcrfmaaderide trotsheid zouden töeëigenen; zy zouden ongeregeldheden aanbrengen ; zy zouden vreedzaame plaatzen met onlusten vervullen; zy zouden het voorbeeld én dé zaaden van allerlei foorten van bederf medevoeren. De maatregels, welke tegen hen beraamd wierden , maakten ih hun gemoed zo veel té diepër wonden, naar rriaate dezelve de goedkeuring der verftandigen wegdroegen. In hunbe wanhoop vervulden zy het Heelal met haatlyk betigtingen , wélke ge ringe fchynvertooningen voor betoogingen deeden doorgaan. De zendelingen dreéyeri den koophandel voor de Natie. Zy zonden na Buenos - Ayres de werkftukken hunner kunftenapfen, nevens het kruid van Paraguay. In betaaling ontviii» III. DEEL. Y gëll vi ih BOEK,  338 GESCHIEDENIS VIII. BOEK. gen zy eene fomme gelds, van welke de fchatting wierdt gevorderd van vyf Livres vyf Huivers , welke ieder burger, boven de achttien, en beneden de vyftig jaaren, aan den Koning betaalde. Het overige wierdt hefteed aan Europifche koopmanfchappen, welke tot de geryflykhcden der volkplantinge wierden vereischt. Dit was de grondflag der voornaamfte befchüldigingen, tegen de Jefuiten ingebragt. Zy wierden voor den Regtbank van de vier deelen der waereld uitgemaakt voor een Genoorfchap van kooplieden , die, onder, het dekzel van den Godsdienst, alleen hun werk maakcen van het behartigen van een allerflordigst belang. Men moet, voor 't minst, erkennen, dat de ftigters der eerfte volkplantingen in Paraguay dusdanig een verwyt niet verdiend hebben. De wildernisfen, welke zy doorkruisten, leverden goud noch leevensmiddelen. Zy vonden 'er niets dan bosfchen , Hangen en moerasfen; zomtyds den dood of verfchrikkelyke folteringen, en altoos afmattingen en vermoeidheden, 't Geen het hun aan overleg, moeilyke poogingen en geduld koste, om de Wilden tot flaaven te maaken, en hen van een zwervend leeven tot den ftaat van gezelligheid te brengen, was verre boven het bereik van hetgeen menfchen van de gewoone bekwaamheden zouden hebben kunnen volbrengen. Nimmer waren zy'er op bedagt,om zich toe te eigenen het voortbrengzel van den grond , welke, nogthans, zonder hun, niet zou bewoond geweest zyn dan van wilde dieren. Misfchien hebben hunne opvolgers min zui-  DER BEIDÉ INDIEN. 339 zuivere en min belanglooze oogmerken gehad; doch indien zy laag genoeg geweest zyn om vermeerdering van rykdommen te zoeken, daarzy de eer van den Godsdienst en der menschlykheid alleen behoorden te bedoelen; indien zy landeryen aangewonnen, en fchatten verzameld hebben in Amerika, om aanzien in Europa te koopen, en hunnen invloed door de gantfche waereld te vermeerderen i dit is eene eerzucht, welke het geluk hunner bekeerlingen nimmer heeft gekrenkt. Dit volk heeft het onafgebroken genot gehad van eene nimmer geftoorde rust, nevens eenen overvloed, welke hetzelve geene reden overliet om zich te beklaa. gen over het gemis van den eigendom, welken het niet begeerde, nöch van het overtollige, welks behoefte het niet kende. De zulken, egter , welke de Jefuiten in Paraguay niet hebben befchuldigd van gierigheid , hebben hünne volkplantingen berispt j als het Werk eener blinde bygeloovigheid. Indien wy een naauwkeürig denkbeeld hebben van het bygeloof, zo vertraagt het den voortgang der bevolkinge; het befteedt aan nutlooze bedryven , den tyd tot de werkzaamheden der zamenleevinge gefchikt; het berooft den arbeidzaamen mensch, om den ledig loopenden en gevaarlykett kloosterling te verryken; het geeft den burgeren tegen eikanderen de wapens in de handen, om beuzelagtige voorwendzels; het geeft, in den naam des hemels, hetzein tot den oproer; het onttrekt zyne dienaars aan de wetten, en aan de gezellige pligten i itt één woord, het maakt de volken ongelukkig, en doet den fnooden tegen den regtvaardigen Y % dg VIII. BOEKi  VIII. boek. 340 GESCHIEDENIS de wapens opvatten. Verneemt men iet diergelyks in Paraguay ? Indien het bygeloof de werkmeester is van de gelukkige inrigtingen deezer Christenen, welke by het overige gedeelte des aardryks onbekend zyn, zo is dit de eerfte maal dat het den menfchen heeft wel gedaan. De ftaatkunde, welke altoos onrustig is, dewyl zy eerzuchtig is; die alles vreest, dewyl zy alles wil: de ftaatkunde vermoedde, met meer waarfchynlykheids, dat de Gemeenebesten, door de Jefuiten opgerecht, ten eenigen dage wel zouden kunnen ftaan na eene volkomene onafhanklykheid, en misfchien zelf het ontwerp fmeeden om het gebied om verre te werpen, in welks fchaduwe zy waren opgebouwd. Deeze zo zagtmoedige, zo volmaakt met elkander vereenigde, zo zeer op hunne bezigheden agt geevende menfchen , waren tevens de beste foldaaten der nieuwe waereld. Zy waren zeer wel in de krygskunst ervaren. Zy gehoorzaamden uit een beginzel van Godsdienftigheid. Zy vogten met die gemoedsdrift, welke de martelaars van het Christendom na het fchavat voerde, en die zo veele kroonen verbryzelde, door de handen der Leerlingen van odin en mahometii. Zy bevonden zich in de kragt, welke de eerst opkoomende Zeden en Wetten geeven; terwyl de Amerikaanfche Spanjaards , magtloos geworden door de verwyfdheid, die de zegepraalen der wreedheid volgt, niet meer waren 't geen zy waren geweest ten tyde hunner veroveringen. Dus gaf het wantrouwen, welk men hadt opgevat, aanleiding tot iets meer  BER BEIDE INDIEN. 34I meer dan bloote vermoedens en valfche ongerustheden. In de regeeringsvormen, welke den oorfprong van het Christendom zyn voorgegaan, en in het meerendeel der zulke, welke den Christelyken Godsdienst niet hebben aangenomen , heeft men altoos het burgerlyk en geestlyk gezag in de zelfde handen vereenigd gevonden, als voortkoomende uit de zelfde bron tot een zelfde oogmerk, of het een zodanig ondergefchikt aan het ander, dat het volk het in zyne denkbeelden daar van niet durfde afzonderen. De verftandigfte wetgeevers hebben altoos begreepen , dat de Godsdienst, welke de gemoederen voorbereidde tot gehoorzaamheid , hen daar aan moet onderworpen houden. Maar in Europa, alwaar het Christendom zich vestigde op de puinhoopen van een barbaarfchen Godsdienst en van een groot gebied, ontftondt al vroeg nayver tusfehen de twee Mogendheden, die der wapenen en die der overtuiginge,welke zich,ten zelfden tyde,benaarftigden om zich te verzekeren van de menfchen en van hunne goederen. Wanneer de barbaaren uit het Noorden eenen inval deeden in de landen van de Romeinfche heerfchappye, bleeven de Christenen, vervolgd wordende door de Heidenfche Keizers, niet in gebreke om de hulp te verzoeken van buitenlandfche vyanden, tegen den Staat welke hen onderdrukte. Zy verkondigden deezen overwinnaaren een nieuwen Godsdienst, welke hen verpligtte om den ouden af te fchaffen; zy verzogten om den puin der Tempelen, om Kerken te bouwen, De Wilden beflooten ligtelyk om iets Y 3 te VIII. BOEK.  VIII. BOEK. 342 GESCHIEDENIS te geeven 't geen hun niet toebehoorde; zy bragten hunne eigene, en de vyanden van het Christendom, te onder; zy namen landeryen en menfchen, en Honden dezelve aan de Kerk af. Zy vorderden belastingen, en ontheften van dezelve de kerkelyken, welke hunne overweldigingen met lofredenen vereerden. Hee« ren wierden priesters, en priesters wierden heeren. De Grooteu verbonden de voorregten hunner geboorte aan het priesterfchap, welk zy omhelsden. De Bisfchoppen drukten het zegel van den Godsdienst op de landeryen, welke zy bezaten. Uit deeze vermenging en verwarring van bloed met den rang, van eertytelen met de goederen, van perfoonen met de zaaken, ontftondt eene magt, welke reeds in haare geboorte zeer groot was , en door zy hunnen kruistogt bepaalden ten Zuiden en ten VIII. boek.  VUL BOEK. 352 GESCHIEDENIS ten Noorden van Lima, alwaar alles als op een middelpunt uitloopt, zou niets van 't geen zich daar heen begeeft, of van daar wederkeert , hun kunnert ontkoomen. De fchepen, welke, uit hoofde van de winden en ftröomen, allen volmaakt den zelfden koers houden, moeten den vyandlyke fchepen noodwendig in handen Vallen. Wanneer de koophandel , door tegenfpoeden belemmerd, zyne verzendingen opfchort, kunneri 'er, wel is waar, niet meer pryzén gemaakt worden; maar indien bevelhebbers, getrouwer aan hun Vaderland, dan bedagt Op hun eigen belang» in hunnen post volharden, blyft Spanje fleeds vari zyne voordeelen verfteeken. Alle deeze onheilen, welke de ftoutheid dér Zeelieden in 't algemeen, en byzonderlyk de laatere ontdekkingen der Engelfchen in de Zuidzee, dagelyks waarfchynlyker maaken, kunnen niet Voorkoomen worden, dan door middel van een fterk Eskader. De Mogendheid, welke dit hulpmiddel noodig heeft, heeft daar toe alle de benoodigde bóuwftoffen Voorhanden. De Zuid-zee levert Ze op, en zy zyrt gefchikt naar dert aart deezer klimaaten. Men kan niet ontveinzen, dat de manfchap, voor een groot gedeelte zarriengefreld uit Indiaanen en Negers, nimmer kan Vergeleeken worden by de Europifche manfchap; doch laat zy zorgvuldig onderweezen, laat zyaan de zeej aan het vuur, aan de behandeling van het roer, de zeilen en het gefchut gewoon , ért dus behoorlyk onder de tugt gebragt worden; en zy zal altoos beffend zyn tegen lieden, die, afgemat door een langen fcheepstogt, een bran^  DER BEIDE INDIEN. 353 brandende lucht, ziekten en flegt voedzel, geene wykplaats zullen vinden in deeze afgeleegene gewesten. Wy durven 'er zelf byvoegen, dat indien Spanje zyne heerfchappy kon doen beminnen van de Indiaanen, en hen opleiden tot denfcheepvaart, hen tevens voorziende van eene zeemagt , hoedanig wy voor dc Zuid-zee hebben voórgeflagcn, 'er geen volk op den aardbodem zyn zoude, welk aldaar zyn vlag zou durven vertoonen. Genomen dat deeze hoop ydel ware, zou het niet. te min noodig zyn, te bouwen en in geftadige beweeging te houden een Eskader, welk de onheilen des Öorlogs niet dan by tusfehenpoozen werk zouden kunnen verghaffen. Wanneer het niets hadt te verrigten, zou het met voordeel kunnen gebruikt worden, om op de kusten de leevensmiddelen te verzamelen, welke, by mangel aan gelegenheden en middelen om ze te verzenden, verlooren gaan; Door deeze fchikking zouden, waarfchynelyk, de volkplanters gered worden uit de verzufr fing, aan welke zy zints twee eeuwen gekwynd hebben. Verzekerd dat hunne voortbrengzels kostloos te Panama zouden aankoomen * en op de Chagre ingefcheept worden , om voor een maatige vragt vervoerd te worden na Europa, zouden zy met lust de hand flaan aan eenen arbeid , van welken zy verzekerd zyn zouden de vrugten te zullen plukken. Misfchien zou hun nayver door den tyd groot genoeg worden, om het Ministerie te doen befluiten tot het graaven van een kanaal van vyf mylen, welk de gemeenfchap tusfehen de twee zeeën zou voltooien, welke reeds verre is IIL DEEL9 Z gi- viih boek;  354 GESCHIEDENIS VIII. BOEK. gevorderd door een bevaarbaare rivier. Het noodzaakelyk gevolg zou zyn, dat de Regeering nevens de onderdaanen aandeel zou verkry. gen aan den voorfpoed, welke uit de uitvoering van dit ontwerp ontftaan zoude; indien nogthans de Spanjaards het niet hun belang rekenen om de Landengte van Panama geflooten te houden, gelyk voormaals de Califs om die van Suez niet te openen. Het algemeene welzyn der volken en het belang van den koophandel eifchen met luider ftemme, dat de aarde deeze twee havens ontfluite voor den fcheepvaart, de grensfcheidingen der waereld elkander doe naderen, en de Natiën aan een verbinde,door eene gereede en onafgebroken gemeenfchap. De Oosterfche overheerfching en de Spaanfche loomheid verzetten zich tegen eene vryheid van koophandel, tegen een' geest van gemeenfchaplyke gelykheid, welke zy niet kennen. Men verkiest liever de eene waereld van fchatten te ontblooten, en de andere door gebrek en flaaverny te zien omkoomen, dan de aarde en haare fchatten te verdeelen onder de volken , welke haar bewoon en. — Maar misfchien zou de vereening der twee zeeën het Hof van Madrid bloot ftellen aan het gevaar, van Peru en Chili te zien aangevallen worden van den kant der Noord-zee. Laat ons zien, Wat 'er van dit voorgeeven zy. De Spaanfche Bezittingen aan de laatstgenoemde Zee, ftrekken zich uit van de Golf van Mexico tot aan de rivier de Orenoque. In deeze onmeetelyke tusfchenruimte is een oneindig getal plaatzen, alwaar het landen volftrekt onmogelyk is, en nog een veel grooter  DER BEIDE INDIEN. 355 ter getal, daar de landing van geen nut zyn kan. Alle de posten, welke tot nog toe voor gewigtigzyn gehouden, als Vera-Crux, Chagre, Porto-Bello en Karthagena, zyn verfterkt; zommigen derzelven zyn zelf zeer vast. Nogthans heeft de ervarenis geleerd, dat geene deezer plaatzen onwinbaar is. Meer dan één volk ftaat bekend voor bekwaam te zyn om zich te verzekeren van zulk eene plaats , by welker verovering het 't meeste belang zoude hebben. Misfchien zelf is 'er deeze of geene Mogenheid, welke genoeg manfchaps, gelds en fchepen heeft, om ze de eene naa de andere weg te neemen; en, 't geen nog bezwaarlyker valt, ze te behouden. Wat zou hier van het gevolg zyn? De lucht van deeze ryke gewesten, bykans allen tusfehen de Keerkringen geleegen, zou de veroveraars in menigte verdelgen. Het klimaat, gevaarlyk in alle jaargetyen voor de Europeaanen, doodlyk geduurende zes maanden van het jaar, befmettelyk voor vreemdelingen, gewoon aan eene gemaatigde luchtftreek, aan een gemaklyk leeven en overvloed van voedzel, zou hun graf worden. Volgens de gemaatigdfte berekeningen bedraagt het verlies der Franfchen , welke na de Amerikaanfche eilanden overfteeken, drie tiende deelen; dat der Enfchen, vier tiende deelen; terwyl de Spanjaards aan het vaste-land, welk nog veel ongezonder is, niet boven één tiende gedeelte verhezen. Onderfteld zynde, evenwel,dat het 't mensch* lyk vernuft gelukte, de kwaadaartigheid Van het klimaat te beteugelen, zou de overwinnaar Z 2 met vnr. BOEK,  VIII. BOEK. 356 GESCHIEDENIS niet noodzaakelyk moeten blyven opgeflooten in deilerkten, welke hy hadt veroverd, zonder eenige hoop te hebben om aandeel te erlangen aan het voortbrengzel der Mynen, op een onmeetelyken afftand van de kusten geleegen? Kan men zich verbeelden, hoe de ftoutfte en in hulpmiddelen meest vrugtbaare vernuften het zouden aanvangen, om, zonder gelegenheid tot het verkrygen van verfchen voorraad van leevensmiddelen, door te dringen in een land, welk niet bebouwd is ? om, alleen met voetvolk, het hoofd te bieden aan eene talryke en wakkere Ruitery ? om, te midden van fteilten , voort te trekken in landen, daar men nimmer andere dan ïïegte wegen heeft ontmoet, en die men niet zou nalaaten onbruikbaar te maaken? om enge wegen door te trekken, welke vyf honderd bloodaarts zouden verdeedigen tegen een leger van twintig duizend man? Laaten wy onderflellen, dat alle deeze wonderen verrigt waren: is het dan nog te gelooven, dat de Spaanfche Amerikaanen het juk ondergaan zullen van eenen vyand, hy zy wie hy wil? Uit fmaak, uitluiheid, uit onkunde, uit gewoonte, uit hoogmoed, met een afgodifchen eerbied vervuld voor hunnen Godsdienst en Regeeringsvorm, zullen zy nimmer aan vreemde wetten gewennen. Hunne vooroordeelen zouden hun genoegzaame wapens verfchaffen, om hunnen overwinnaar te verjaagen, even gelyk de Porugeezen , in een hoek lands gedreeven, voormaals uit Brazil de Hollanders verjaagden , welke het bykans geheel hadden ingenoomen. Om  bir beide INDIEN. 357 Om de verovering op een verzekerden voet te brengen, zou 'er niets ontbreeken, dan alle de Europeaanen, welke 'er zich hebben neergezet, uit te roeien: want zodanig is het heilloos lot der veroveraaren, dat zy, naa eerst een land te hebben vermeesterd, vervolgens deszelfs bewooners moeten verdelgen. Doch behalven dat het haatlyk en onregtvaardig zyn zou, een befchaafd volk van deeze laatfte uitfpoorigheid van wreedheid te verdenken, welke den Spanjaarden de verfoeijing van alle eeuwen op den halze heeft gehaald, dit middel zou niet minder onzinnig zyn volgens de regels der ftaatkunde, als verfchrikkelyk volgens die der Zedeleere. Ieder volk, om voordeel te trekken uit zyne nieuwe bezittingen, zou genoodzaakt worden , zyne bevolking , zyne werkzaamheid, zyne nyverheid, en, nevens deeze, alle zyne magt aan haar op te offeren. Niemand is zo onkundig, of hy weet, dat, zedert het begin der waereld, alle Staaten, welke hun beftuur ten behoeve der Mynen hebben ingerigt, elendig zyn omgekoomen, of in armoede en afhankelykheid gekwynd hebben. Ondertusfchen zou de Geestdrift de eene of andere Zeemogenheid daar heen kunnen vervoeren , en zo verre verblinden, dat zy het ontwerp beraamde om zich den uitfluicenden eigendom aan te maatigen van voordeden, welke zy tegenwoordig met mededingers deelt. Haare dronkenfehap zou aan haar bedwelmd oog vertoonen, de Mynen het tweevoudige, en de landen het honderdvoudige van den tegenwoordigen voortbrengst opleveren; de Z 3 werk* vnr. boek,  vnr. BOEK. -o-S GESCHIEDENIS werklieden de landen verlaaten, alwaar zy geen werk zouden hebben, om zich te laaten inlyveh in eene Natie, welke fpyze en kleederen aan de nieuwe waereld zou verfchaffen; de fchepen, welke na de uiterfte gewesten der aarde zouden voeren de vrugt van hunne nyverheid, verrottende in de havens, alwaar het ftilftaan van den arbeid den fcheepvaart zou doen ophouden; alle de takken van den koophandel noodzaakelyk vallende in de eenige handen, door welke alle de fchatten gaan zouden; het gantfche Heelal eenigermaate de wet ontvangende van de Natie, welke alle deszelfs rykdommen hadt overweldigd. Deeze fchitterende dwaaling zou zekerlyk het verderf medevoeren van die Mogenheid, welke dezelve tot den grondflag van haar gedrag zoude ftellen; doch zy zou Spanje wikkelen in langduurige en verderflyke oorlogen, welke het gemaklyk kan en noodzaake'ykmoet voorkoomen. Dit kan gefchieden door middel van een Eskader, welk men op het eiland Cuba zou uitrusten. Zyne timmerwerven zyn zo veel te bekwaamer geleegen in de Havana, dewyl de kusten , welke van zyne fchepen meest bezogt worden, voor het grootfte gedeelte zyn geleegen onder de Verzengde Luchtftreek. Het Europisch hout, te zagt om tegenftand te bieden aan de overmaatige hitte deezer gewesten , verdroogt 'er; terwyl het hout, daar te lande gegroeid, en in de ftraalen eener brandende Zonne hard geworden, onder het aanwenden van eenige voorzorge, eeuwen kan duuren. Het zou in haar zelve eene groote wanorde, en  »er beide INDIEN. 359 en het beginzel van veele andere wanordes zyn, indien de nuttigheid deezer zeemagt zich bepaalde tot het verdeedigen der Spaanfche kusten. Zy moet daarenboven een nieuw leeven geeven aan de gemeenfchap tusfehen de Nationaale volkplantingen, voormaals door de Zeeroovers afgebroken, en die zedert altoos gekwynd heeft. Zy moet den verboodenen handel beletten, nevens de gefchillen daaruit te dikwyls ontftaan. Zy moet den fcheepvaart beveiligen, welke meer in gevaar is dan immer te vooren, zedert dat Florida, volgens het verdrag van den jaare 1763 , onder de Engelfche heerfchappy is gekoomen. Onrustige geesten, welke dikmaals gevaar zien daar het niet is, terwyl zy het gevaar niet vermoeden, welk ieder een in het oog loopt, hebben Spanje willen doen vreezen, dat zyne fcheepvaart zou geftoord worden by het kanaal van Bahama. Behalven dat de haven van St, Augustino geene fchuilplaats verleent dan aan fchepen van middelbaaregrootte, loopen in deeze vaarwaters zo fnelle ftroomen, zy zyn .met zo veele klippen bezaaid, en 'er heerfchen zo geduurige onweders, dat het voor de ftoutfte zeelieden ondoenlyk is aldaar een kruistogt te onderneemen. Een weezenlyker onheil voor Spanje zou zyn, indien de kusten van Florida, aan de Golf van ! Mexico geleegen, en tot nog toe niet zeer bei kend, aan de naafpooringen van Groot-Britannie : eene bekwaame haven opleverden om vlooten te herbergen. Het is mogelyk dat dit geen : plaats hebbe; maar dewyl het Hof van Madrid !i des geene verzekering heeft, moet het zich Z 4 toe- VUL BOEK.  viii. BQEK, 36o geschiedenis toeleggen op de middelen, om deeze gebeurtenis nutteloos te maaken, door het uitrusten, van een bekwaam Eskader. Deeze zeemagt zou nog tot een ander niet min gewigtig einde kunnen dienen. De Engelfche volkplantingen in Noord-Amerika verkrygen dagelyks eenen aanwas, welke het Heelal verbaast. Zy kunnen aan haar Moederland onderdaanig blyven; en het kan ook gebeuren, dat zy het juk affchudden (*). Wat 'ei ook gebeure, haare behoeften zullen toeneemen met haare bevolking. Reeds is zy zo aanmerkelyk, dat de oude markplaatzen niet meer toereikende zyn tot het af haaien van haare koopmanfchappen , en de voorgaande thuisvragten niet meer genoeg zyn tot haare vertieringen. Dit gebrek moet de oorfprong zyn van die geweldige gistinge, welke zich onlangs met zo veel gerugts geopenbaard heeft. Groot - Britannie, weik dus lang niet fchynt ontdekt te hebben de oorzaaken eener beroerte, welke aan hetzelve zo veel ontrustings baart, zal,vroeg of laat, beter verlicht worden. Het zal bemerken, dat het de rust niet kan herftellen in zyne afgeleegene bezittingen, dan door het geeven van meer uitgeftrektheids aan derzelver koophandel. Denoodzaaklykheid, zo wel als de eerzucht, zal het veroveringen doen maaken in Amerika; en het is waarfchynlyk, dat het onweder eerst over Mexico zal uitbreeken. De zeemagt van Spanje al- (*5 Behoeven wy onzen Leezeren te herinneren, dat gantsch Europa thans het' oog heeft 'gevestigd op den uitflag van den tweefpak tusfehen prooj-Britannie en de. volkplantingen, ?  ber beideINDIEN. 36r alleen kan de omwenteling voorkoomen of afwenden, met welke het gedreigd wordt. De verzamelplaats deezer magten zou verkeerdlyk gefteld worden in de Havana, op St. Domingo, te Vera-Crux,te Porto-Bello en te Karthagena, alle ongezonde plaatzen en beneden den wind. Laaten zy verzameld worden te Bayahonda, geleegen tusfehen St. Martha en Maracaybo. Deeze ligging, hoewel niet zeer bekend, bezit alle wenschlyke voordee3en: eene voortreffelyke haven, die gemaklyk genaderd, en met geringe moeite onwinbaar kan gemaakt worden; een grooten overvloed van timmerhout; eene zeer gezonde lucht; een grondgebied, even gefchikt om bebouwd, als tot het aanfokken van kudden, gebezigd te worden. De Wilden, welke deeze landftreek bewoonen, en by Kaap Vela paerlen visfehen, zouden van daar vertrekken , of 'er blyven woonen, en in hunnen vreedzaamen arbeid voortgaan, indien ze menschlievend behandeld wierden. Uit deeze vryplaats zouden de Spaanfche fchepen de vyandlyke bezittingen dreigen, en die van hunne eigene Natie befchermen. 't Is waar-, dat zo zy eenmaal den fteven gewend hadden na de zeeën, beneden den wind geleegen, het wederkeeren hun zeer bezwaarfyk zou vallen. De winden , tusfehen het Zuid-Oost en Noord-Oost regelmaatig waaiende , en de ftroomen, welke altoos na het Westen ftrekken, zouden hunne reize noodzaaklyk moeilyk en langduurig maaken. Doch dit ongemak moet geen ontwerp van de hand doen wyzen, welks noodzaaklykheid van alle kanZ 5 ten VIII. BOEK,  VIII. BOEK. 362 GESCHIEDENIS ten blykt. Het zou een groot voordeel zyn» indien deeze zeemagt, des noods, zich na de Zuid-zee kon begeeven. By ongeluk Helt de natuur der dingen, tegen dit heilzaam oogmerk, onöverkoomelyke zwaarigheden. Het Eskader, voordat het koers zette na den Evenaar, zou genoodzaakt zyn tot op de hoogte van de Straat van Gribraltar te zeilen ; hier door zou het aan de zelfde ongemakken bloot liaan, alsof het regelrecht uit Europa vertrok. Alles wat het zou kunnen uitvoeren, zou hierop uitkoomen, dat het te lande geoeffende matroozen zondt na de fchepen, welke de kusten van Peru zouden befchermen. Het ontwerp van verdeediginge, welk wy voor Spanje gemaald hebben, is aan groote zwaarigheden onderheevig. Misfchien is deeze Monarchie onbekwaam om het noodig verfchot te doen, tot het uitrusten der zeemagt, welker noodzaaklykheid zy moet bemerken. M;sfchien kan zy de noodige penningen tot haar onderhoud niet aanwyzen. Misfchien fielt zy geen vertrouwen genoeg in haare befluurders van de nieu ve vvaereld, om hun zo gewigtige belangen toe te vertrouwen. Deeze tegenwerpingen , welke wy voor ons zeiven niet hebben kunnen ontveinzen, fchynen, in de daad, onoplosbaar, in den ftaat van kragtloosheid, werkloosheid, onkunde en mismoedigheid , in welken deeze voormaals zo geduchte Mogenheid zich heden ten dage bevindt. Doch eene verflandige, fpoedige en floute hervorming, onderfteund door den yver en het gezag der Regeeringe, om de gemoederen san te fpooren tot denken, onderneemen en wer.  BER BEIDE INDIEN. 363 werken, zal in korten tyd eene menigte zwaa. righeden doen verdwynen, welke de fchroomvalligheid vergroot, vermenigvuldigt en duurzaam maakt. Diepgewortelde misbruiken, en landbe* Huurders, welke belang hebben by deeze fpoorlooze misbruiken, zullen deeze uitzigten op het algemeene nut in de volkplantingen dwarsboomen. Doch zy zullen wel haast van hunne magt beroofd worden, zo men moeds genoeg hebbe om hen eerst in de hoofdftad aan te tasten. De ftaatkundige Schryvers, die hebben willen opklimmen tot den oorfprong der wonden, welke Spanje zedert zo langen tyd hebben doen bloeden, hebben allen gezegd en herzegd, dat het, zich in het bezit ziende van de fchatten der nieuwe waereld, uit zich zelf hadt afgezien van de Fabriken en den Landbouw. Dit denkbeeld heeft nimmer ingang kunnen vinden in het ontwerp van eenig volk. De Natiën redeneeren niet-. Zy worden geleid of medegefleept door de gebeurtenisfen , welke in de handen zyn van hun, die aan het roer der zaaken zitten. Verre van daar, dat de rykdommen van Amerika de kunften hebben vernietigd , gaven zy, in den beginne, aan dezelve een nieuw leeven; dit moet ook in 't vervolg fteeds gebeuren. Door de verovering vjin. het Koninkryk Granade, was ferdinand in het bezit geraakt van alle de Spaanfche Fabriken, welke meest in handen der Mooren waren; doch hy hadt derzelver vertier merkelyk verminderd door de verdry ving der Jooden. De ontdekking der nieu- VIII. boek.  VIII. boek. 364 GESCHIEDENIS nieuwe waereld deedt de nyverheid en den koophandel wel dra herleeven. Beiden groeiden fterk aan onder karel den V, en zelf onder philippus den II. Geduurende de laatfte jaaren der regeeringe van deezen Vorst, bevatte deftadSeville alleen zestig duizend Zyde-Fabriken. De lakens van Segovia wierden voor de fraaifte van Europa gehouden. De Levant en Italië fchatteden de Catalonifche lakens boven die van andere Natiën. De uitrusting tegen Engeland, in de Gefchiedenisfen bekend by den naam van de Onverwinnelyke vloot, beftaande uit honderd vyftig groote fchepen, ftrekt ten bewyze, dat Spanje toenmaals eene fterke zeemagt bezat, en gevolglyk een zeer uitgeftrekten koophandel ter zee dreef. Het deedt, in het tydverloop van eene eeuwe, verbaazende en zeer kostbaare onderneemingen. De Nederlandfche oorlog en die van het Eedgenootfchap kostten hetzelve drie duizend millioenen livres. Door dit middel bragt het oneindig meer gereed geld onder de vreemdelingen, ^dan het zedert door middel van den koophandel heeft gedaan. Ware deeze Mogenheid in die tyden genoodzaakt geweest, de goederen te koopen, welke zy na de nieuwe waereld zondt, Europa zou van toen af aan het genot hebben gehad van de fchatten van Amerika, gelyk het die. heden ten dage geniet. In dat geval zou Spanje fcuiten ftaat geweest zyn tot het doen dier ontzaglyke uitrustingen te zee en te lande , het befoldigen van zo veele buitenlandfche legers, het voeden van verdeeldheden in de nabuurige Staaten, het beroeren van alles door zyne heime-  der beide INDIEN. 365 melyke flreeken, het doorzetten van alleftaatkundige voorvallen, en om de eerfte en bykans de eenige Mogenheid van het Heelal te zyn. De volkomene uitdryving, en de vogelvryYerklaaring der Mooren en Jooden, in den jaare 1611, was het eerfte zigtbaar tydftip van den val van Spanje. Deeze vernedering ging zo fpoedig toe, dat men, al in den jaare 1619, Spaanfche Sehryvers ontwerpen zag beraamen, ter ftaatkundige herftellinge van hun gebied, Ligtlyk zal men zich een denkbeeld vormen van het onmeetlyk ydel, welk in hun Vaderland moesten laaten een millioen arbeidzaame menfchen, in een tyd als de Adel, nog verkleefd aan de barbaarfche vooroordeelen en voorregten der Vifigothen, van welke dezelve het zich tot eene eer rekende afkomftig te zyn, den arbeid overliet voor de veragtfte, hoewel nuttigfte, klasfe des volks. De oorlog , welke alles verwoest en vernielt, was toenmaals het eenige beroep, welk in eere was; en de kunften, hoewel de opkomst, de lteun en bewaaring van een land, ontëerden, om zo te fpreeken, alle menfchen, welke'er zich op toeleiden. Hadt men nog den Landbouw , 't was alleen omdat men flaaven hadt. Dreef men nog koophandel, 't was alleen omdat 'er nog Jooden in het land waren. Eindelyk, indien Spanje nog Fabriken hadt, het was die verfchuldigd aan de Mooren, welke in arbeid en fchande hunne dagen fleeten. Deeze Mogenheid begreep niet, dat het waare middel, om in het Moederland de fchatten der nieuwe waereld te behouden, was, hetbegun- VIII. .BOEK.  VIII. BOEK. 366 GESCHIEDENIS ftigen der ny verheid, welke ze derwaarts bragt. Het eenig middel, om dit wydftrekkend oogmerk te bereiken, wierdt met fchande gebrandmerkt. Vergeefs booden deeze ongelukkigen der Regeeringe twintig millioenen aan, (en zy zouden gaarne driemaal zo veel hebben gegeeven,) voor de vryheid, om in het land, daar zy gebooren waren, te blyven woonen; het bygeloof, welk het vonnis hunner verdelginge hadt geveld, veroorloofde der ftaatkunde niet hen te hooren. In gantsch Europa wierdt geene Mogenheid gevonden, wys en kundig genoeg om hun eene fchuilplaats aan te bieden; zy waren genoodzaakt, zich in Afrika en Afie te verlpreiden. Terwyl de wanhoop deeze rampzaligen na de barbaarfche kusten dreef, juichte Spanje zich zeiven toe over zyne blinde dweepery. Het verbeeldde zich fteeds de rykfte Mogenheid van het Heelal te zyn, dewyl het geen vermoeden hadt, dat de fchepen, welke zyne havens in menigte bezogten, fponzen waren, welke zyne leevenskragten begonnen in te zuigen. Toen het eenige vermindering in zyne gereede penningen begon te ontdekken, fchreef het dezelve toe aan de fchipbreuk van etlyke fchepen, op hunne thuisreize uit de Indien, aan het wegneemen van zyne Galioenen door de Hollanders, en aan fchadelykeverkoopingen. Het verbeeldde zich, om dit ydel aan te vullen , niets anders te doen te hebben, dan de belastingen op de handwerken en de werklieden te verhoogen. Doch een last, welke reeds te zwaar geweest was, zelf voor een groot getal, wierdt nog ondraaglyker voor de nog weinig over-  DER BEIDE INDIEN. 367 overgebleevene kunftenaars. Zy vlugttenna Vlaanderen en Italië; of die in Spanje bleeven, verlieten hun beroep. De Valencifche zyde, en de fraaie Andalufifche en Castiliaanfche wolle, wierden niet meer bewerkt door de handen der Spanjaarden. De beftuurders der geldmiddelen, geene handwerken meer vindende, welke zy konden onderdrukken, onderdrukten de landlieden. De belastingen, welke van hun wierden gevorderd, waren even verkeerd in haaren aart, als menigte en buitenfpoorigheid. By de algemeene belastingen kwamen, daarenboven, 't geen in het ftuk der financien den naam draagt van buitengewoone zaaken; zynde eene wyze van geldvorderinge van eene byzondere klasfe van burgers: eene belasting, welke, zonder den Staat voordeel aan te brengen, de opbrengende burgers bederft, om den pagter, welke ze verzonnen heeft, te verryken. Toen deeze hulpmiddelen niet toereikende wierden bevonden tot de dringende behoeften der Regeeringe, vorderde men van de Financiers een aanzienlyk verfchot van gereede penningen. Op dit tydftip wierden zy de meesters van den Staat; zy verkreegen volmagtom verfcheiden Hukken, van hetgeen zy in pagt hadden, wederom te verpagten. De Commifen, de banden en knevelaryen namen toe, nevens de wanorde. De wetten, welke deeze fchraapzieke lieden vryheid verkreegen om te maaken, waren niets dan ftrikken, der goeder trouwe gefpannen. Door den tyd overweldigden zy het opperfte gezag; het gelukte hun, deregtbanken van den Vorst in kleinagting te brengen, by- zon- VIII. BOEK.  VIII. BOEK. 368 GESCHIEDENIS zondere regters voor zich zeiven te verkiezen*' en ze te betaalen. Zy wierden regters en partyen. De eigenaars der landeryen, door deeze dwingelandy verpletterd, Honden van hunne bezittingen af, of Haakten het bebouwen der landen. Dit vrugtbaar Schiereiland , welk, niettegenftaande de veelvuldige droogten, aart welke het onderheevig is, aan dertien of veertien millioenen inwooners, vóór de ontdekking der nieuwe waereld, voedzel verfchafte, en in nog vroegere tyden de koornfchuur geweest was van Rome en Italië, wierdt wel haast met braambosfchen overdekt. De heillooze gewoonte, om het koorn op een bepaalden prys te ftellen, wierdt ingevoerd; men verzon het middel om in ieder Gemeente openbaare koornfchuuren op te rechten, welke noodzaaklyk beftuurd wierden zonder kunde, zonder yver, zonder eerlykheid. Trouwens , wat is 'er ook beters te verwagten van deeze trouwlooze hulpmiddelen? Wie kreeg het immer in het hoofd om zich te kanten tegen den laagen prys van het koorn, met oogmerk om het te vermenigvuldigen; de kosten van het bekoomen van leevensmiddelen tevergrooten, om ze beter koop te doen worden; de Monopolie te begunftigen, om haar te verdry ven? Wanneer de val van eenen Staat eens een begin heeft genomen, wordt hy zelden gefluit Het verlies der bevolkinge, van de Handwerken , den Koophandel en den Landbouw,wierdt Van grooter onheilen gevolgd. Terwyl Europa met fnelle fchreeden tot het licht der ken-  der bëidè INDIEN. 369 kennisfe naderde * en een nieuwe nyverheid alle volken bezielde, verviel Spanje in werkloosheid en barbaarschheid. De oude Tolregten, welke men hadt laaten in weezen blyven by den overgang van de eene provincie na de andere, wierden met de verregaandfte ftrengheid gevorderd, en ftremden tusfehen haar alle gemeenfchap. Het was niet geoorlofd, geld uit de eene provincie in de andere te brengen. Wel haast was 'er niet meer het fpoor van eenen algemeenen weg te vinden. De réizigeré wierden verhinderd in den overtogt der rivieren , daar zy bruggen noch fchuiten vonden. Niet een kanaal, niet eene rivier was bevaarbaar Het volk, welk van alle anderen door het bygeloof allermeest verpligt is tot vasten, liet zyne visfeheryen vervallen, en kogt alle jaaren voor twaalf millioenen visch. Behalven een klein getal kwalyk uitgeruste fchepen, voor zyne volkplantingen gefchikt, hadt het niet één eigen inlandsch vaartuig in zyne havens. De kusten waren een prooi van de begeerlykheid, de verbitterdheid en wreedheid der barbaaren. Om niet in hunne handen te vervallen, was men genoodzaakt, zelf de Advys-jagten, welke men na de Canarifche Ei. landen en Amerika zondtj van den buitenlander te huuren. Philippus de IV zag, in weerwil van alle zyne ryke Mynen in Amerika, eensflags al zyn goud in koper veranderd, en was l genoodzaakt aan de geldmunten van did metaal een bykans zo hoogen prys als aan het zilver te hegten, Deeze wanordes waren nog niét de grootfte in de Monarchie. Spanje, vervuld met eeri III. deel, As dtttg* VIII', BOEK«  370 GESCHIEDENIS VIII. BOEK. dommen en bj'geloovigen eerbied voor de eeuw zyner veroveringen, verwierp met veragting alles wat in die luistervolle tyden niet in gebruik geweest was. Het zag de andere volken toeneemen in kunde, in voorfpoed, in fterkte , zonder iets van hun te willen ontleenen. Eene gezette veragting voor de kundigheden en zeden zyner nabuuren, was de grondflag van het Spaansch karakter. De Inquifitie, die geduchte vierfchaar, eerst ingefteld om den voortgang van het Joodenen Mahomethaandom te beteugelen, hadt een doodelyken flag toegebragt aan de kunften, weetenfchappen en allerlei nutte kundigheden. Spanje, 't is waar, wierdt niet beroerd noch verwoest door godgeleerde gefchillen; doch het bleef in eene diepe domheid en onkunde als begraaven. Het voorwerp deezer gefchillen, fchoon meesttyds onnut, oeffent ten minften het verftand. Men geraakt 'er door aan het leezen en denken. Men klimt op tot de oorfpronklyke bronnen. Men beoef- I fent de gefchiedenis en oude taaien. De Oordeelkuüaé is 'er haare opkomst aan verfchuldigd. Men verkrygt een gevestigden fmaak. Het onderwerp , welk eerst de gemoederen ] verhitte, raakt in veragting. De Gefchilfchriften worden vergeeten , maar de Geleerdheid blyft in weezen. Zommige godgeleerde ge- | fchillen gelyken naar de zuure en vlugge deelen, welke gevonden worden in alle lichaamen, vatbaar voor gisting. In 't eerst beroeren zy de helderheid van het vogt; doch wel haast brengen ze den geheelen klomp aan het werken. In deeze beweeging, vervliegen zy of '|  DER BEIDE INDIEN. 371 öf zinken op den grond. Het oogenblik der zuiveringe verfchynt, en boven op dryft eene zoete, aangenaame en kragtige vloeiftoffe, ; welke tot Voeding van den mensch dient. Doch geduurende, de algemeene gisting der gödge1 leerde gefchillen, bleef de gantfche droesfem i deezer ftoffen in Spanje. Het bygeloof hadt j; aldaar de gemoederen in zo verre verbeest, I dat de Staat zich over zyne eigene verblindheid \ toejuichte. In plaats van die werkzaamheid, welke noodI zaaklyk zou geweest zyn om leeven te geeVen | aan alle de deelen van eene te uitgeftrekte en •k te wyd vaneen verfpreidde heerfchappye, vésjj tigde zich eene traagheid, welke alles vernielde. . De gerigtsplegtigheden , de behoedmiddelen, i de Raadsvergaderingen, welke men tot in het 1 oneindige hadt vermenigvuldigd, om niet beij droogen te worden , verhinderden de werkI zaamheid. Niet beter dan de Staatkunde wierdt de oor-. ) jog beftuurd. Eene bevolking, welkenaauwi Jyks toereikende was tot de talryke bezettin1 gen, welke men in Italië, de Nederlanden, ! Amerika en in de Indien onderhieldt, liet gee1 ne middelen over om Legers te velde te breti1 gen. Op het uitbreeken der eerfte vyahdlykji heden, moest men de toevlugt neemen tot de [ Vreemdelingen. Verre van daar dat het klein t\ getal Spanjaarden, welke men nevens deeze 1: gehuurde benden deedt ftryden, haar in be' dwang konden houden,- wierdt hunne getrouwI heid door deezen handel dikmaals gekrenkt. J Men zag hen verfcheiden maaien gezamentlyk aan het muiten flaan, en de provinciën, buhAk 2 né r Vllh BoËic.;  yin. BOEK. 372 GESCHIEDENIS ner bewaaringe toevertrouwd, te gader verwoesten. Eene geregelde befolding zou deezen geest van oproerigheid onfeilbaar voorkoomen, of wel haast verftrooid hebben. Maar om Legers te betaalen, en hen in de noodzaaklyke'af hankelykheid en ondergefchiktheid aan eene goede krygstugt te houden, zou het noodig geweest zyn, die menigte nutlooze Officiers af te danken , die, door hunne befoldingen en plonderingen, het grootfte gedeelte van 's Lands inkomften inflokten; niet voor een geringen prys te vervreemden en niet te laaten overweldigen de oudfte regten van de Kroon; haare fchatten niet te verfpillen om verfpieders te onderhouden, en verraaders te koopen, in alle Staaten. Inzonderheid zou 't noodig geweest zyn, de grootheid van den Vorst niet te doen beflaan in het vergunnen van jaargelden en gunften aan allen, die geen ander regt hadden om ze te verwerven , dan de ftoutheid om ze te durven verzoeken. Deeze adelyke en ftrafwaardige bedelary was in algemeen gebruik gekoomen. De Spanjaard, van adelyke geboorte, en tot hoogmoed opgevoed, de gewoone bezigheden des leevens verfmaadende,.haakte na niets anders dan na Landvoogdyfchappen, Bisdommen en de voornaamfte Staatsbedieningen. De zulken, welke tot deeze aanzienlyke eerampten niet konden geraaken, zich op eene ftaatelyke ledigheid verhoogmoedigende, leidden een hoflyk leeven, en vertoonden zo veel deftigheids in hun openbaar ledigloopen, als de Staatsdienaars in de verrigtingen hunner ampten. Het  DER BEIDE INDIEN. 373 Het gemeene volk zelf zou zich verbeeld hebben, zyne zegevierende handen te bezoedelen, door ze te flaan aan een vreedzaamen arbeid. De velden en werkplaatzen wierden overgelaaten voor vreemdelingen, die zich kwamen verryken met de luiheid der Landzaaten, en na hun Vaderland geld voerden, welk het vrugtbaar maakte. De lieden zonder eigendommen gebooren, eene ledigloopende flaaverny lafhartig waardeerende boven eene arbeidzaame vryheid, y verden als om ftryd om die legioenen van huisbedienden te vergrooten, welke de Grootcn in hun gevolg hadden, met die verwaandheid, welke ftaatelyk ten toon fielt den hoogmoed van den nutloosflen ftand, en de vernedering der noodzaakelykfte klasfe. De zulken, welke, door een overfchot var verwaandheid, niet buiten aanzien wilden leeven, wierpen zich in menigte in de kloosters, alwaar hetbygeloof, al voor lang,eene gemak lyke wykplaats voor hunne luiheid hadt toe. bereid, en de domheid hen zelf met eerty teler overlaadde. De Spanjaards zelf, welke maatige goede ren bezaten, kwynden in eenenongehuwder ftaat, verkiezende liever afftand te doen var hun naageflagt, dan zich te belasten met dc zorge om het op te kweeken. Indien zom migen, uit een beginzel van liefde en deugd zich in het huwelyk begaven, vertrouwden zy naar het voorbeeld der Grooten, eerst hunn< kinderen aan de bygeloovige opvoeding de: kloosters, en gaven ze, op den ouderdon van vyftien jaaren, aanligtzinnige vrouwen over Aa 3 He VIII. BOEK. I t l t » l c  VIII. 0OEK. 374 GESCHIEDENIS Het lichaam en de geest deezer jonge lieden ^ al vroeg oud geworden, wierden te gader uitgeput in deeze fchandelyke gemeenzaamheid, aan welke ook de zulken verflaafd bleeven, die zich door een wettigen Echt verbonden hadden. Deeze wanorde, ten hoogften toppunte gefteegen, was de eerfte en eenige oorzaak van de onvrugtbaarheid der Spaanfche vrouwen, voormaals zo vrugtbaar als die der meest bevolkte landen. Van onder deeze veraarte menfchen, wierden die geenen verkoozen, die de gunst fchikte om den kiem der Regeeringe in.handen te houden. Hun beftuur vernieuwde ieder oogenblik de gedagtenis van de fchaol der ledigheid en het zedenbederf, in welke zy gekweekt waren. Niets was zeldzaamer dan in hun te ontdekken, gevoelens van deugd, eenige beginzels van billykheid, nevens de geringfte zucht om het geluk hunner evenmenfchen uit te werken. Zy waren alleen bedagt op het pionderen der provincie, hunner beftieringe aanbevolen, om vervolgens te Madrid, in den fchoot des wellusts, de vrugt hunner rooveryen te verkwisten. Dit gedrag bleef altoos ongeftraft, niettegenftaande het dikwyls aanleiding'gaf tot muitery en, oproerigheden, zamenzweeringen, zomtyds tot ftaatsomwenteïingen. Tot eene overmaate van ongeluk, voltooiden de Staaten, door huwelyken of veroveringen met Castilie vereenigd, deszelfs verderf. De Nederlanden bragten niet zoveel op, dat de bezettingen, welke, ze hefchermden, 'er uit konden betaald worden. Men kreeg niets 5 , ' ' ' " uit;  DER BEIJDE INDIEN. 375 uit het Franche-Comté. Sardinië, Sicilië en het Milaneefche verftrekten tot een last. , Napels en Portugal zagen hunne fchattingen aan vreemdelingen verpand. Arragon, Valencie, Catalonie, Rousfillon, de Balearifche eilanden en fNavarre, beweerden aan de Monarchie niets fchuldig te zyn dan eene vry willige gift, welke hunne afgevaardigden telkens bepaalden, doch zelden naar den zin van een fchraapziek Hof, uitgeput door dwaaze milddaadigheid. Terwyl dus in Spanje alles in verwarring geraakte, kwam 'er nog by, dat de fchatten van Amerika, welke in den beginne tot andere landen van Europa plagten over te gaan, alleen door de vernielende verbintenisfen des oorlogs en der ftaatkunde , vervolgens langs een gelukkigen en vreedzaamen weg derwaarts ftroomden. De onmogelykheid, in welke het Moederland zich bevondt, om de behoeften zyner volkplantingen te vervullen, wakkerde de ny verheid aan van andere volken, welke dus lang zeer bepaald geweest was. De natuurlyke eigenaars van de rykdommen der nieuwe waereld konden niets voor zich zeiven overhouden , dan de belastingen van den vyfden penning, van den Indult, van de kustbewaaringe, van de tollen,en eindelyk het Commisfie-geld: belastingen, welke aan de koopmanfchappen eene waarde hebben bygezet, by welke de buitenlandfche kooplieden niet verder worden benadeeld, dan in zo verre het vertier daar door minder wordt; doch die betaald worden door de Peruviaanen en Mexicaanen, die ze verbruiken. Langs deezen weg is het goud en zilver,waar mede Amerika Europa heeft overAa 4 ftroomd, VIII. BOEK.  376 GESCHIEDENIS VIII. BOEK, ftrcomd, in meer handen gekoomen en gelyker verdeeld geworden. Te vergeefs hadt eene geftrenge wet, door Ferdinand en Ifabella gemaakt, en door hunne opvolgers bekragtigd, alle de vreemde Natiën feflooten uit de Amerikaanfche havens en den andel, welke aldaar gedreeven wordt. De veelvermogende wet der noodzaaklykheid vernietigde deeze fchikking, welke altoosduurende zyn moesc, en deedt deezen handel in haare handen vallen. Van de vyftig millioenen aan goederen en koopmanfchappen, welke alle jaaren van Kadix na de Westindiën worden gezonden , behoort naauwlyks het achtffe gedeelte aan het Moederland. Het overige wordt geleverd door andere volken, vrienden of vyanden van Spanje, op den naam van Spanjaarden zelve, welke altoos getrouw zyn aan byzondere kooplieden, en ongetrouw aan de wet, De eerlykheid der Spanjaarden, welke nimmer wierdt in twyfel getrokken, maakt in deezen handel de veiligheid der vreemdelingen Uit, De Regeering, niet kunnende onkundig zyn van het onvermydelyk nadeel deezer gefta* dige overtreedingen, verbeeldde zich de fchade hier van te zullen vergoeden door een nog ongerymder wet. Zy verboodt, op lyfftraffe, het uitvoeren van goud en zilver; even als of de Spanjaards zich konden ontflaan van het betaalen der goederen, welke zy moesten koopen. Terwyl men de hand hieldt aan de uitvoering van deeze wet, vertrouwde de Spanjaard, die te Kadix deFaktooris van andere Natiën, de flaaven aan Waaghalzen, die, wel ge*  DER BEIDE INDIEN. 377 gewapend, dezelve genommerd na de Kaai bragten, en ze aldaar overleverden aan andere waaghalzen, die ze voorts bragten in de floepen, die daarop wagtten. De Faktoors, de Kommifen en Bezoekers hielden hen nimmer aan; allen hadden het hunne van dit bedrog, welk door de onregtvaardigheid der wet wierdt gebillykt; en de buitenlandfche koopman wierdt nimmer bedroogen. De prys der koopmanfchappen fteeg nog hooger door deeze onkosten, welke de verbruiker genoodzaakt was te betaalen. Het verbod van den uitvoer van goud en zilver was zo nutteloos, dat niettegenftaande 'er jaarlyks eene verbaazende hoeveelheid uit Amerika wierdt aangebragt, 'er flegts weinig in het Koninkryk wierdt gevonden. Meer geftrengheids zou den prys der koopmanfchappen maar hebben doen klimmen, door de bezwaarlykheid om aan zyn geld te geraaken. Indien men , overeenkomftig met de letter der Bevelfchriften, eiken overtreeder gevat, te regte gefteld en ter dood veroordeeld, en voorts zyne goederen verbeurd verklaaid hadt, zou deeze gewelddaadigheid , verre van den uitvoer van geld te voorkoomen, dien hebben doen toeneemen: naardemaal zy, welke, dus lang, zich vergenoegd hadden met een gering loon, eene vergelding eifchende, evenredig met het gevaar, welk zy moesten loopen, hunne voordeden zouden vermeerderd hebben door hunne gevaaren, en de hand geleend om meer gelds uit te voeren, om dus zeiven meer gelds te ontvangen. Het nadeel deezer dwingelandye heeft het 5 Hof VIII, BOEK,  VIII. BOEK. 378 GESCHIEDENIS Hof van Madrid ten laatften begreepen. De Regeeringsvormen, welke de wetten deneerbied toedroegen, welken zy verdienden, zouden niet in gebreke zyn gebleeven om eene wet af te fchaffen, welker uitvoering zou betoogd zyn eene bloote harsfenfchim te zyn. In onze tyden, in welke de Landen eer beftuurd worden door de grilligheden der Amptenaaren , dan volgens redelyke beginzels, heeft Spanje zich vernoegd met het befluit, voor etlyke jaaren gemaakt, dat de buitenlandfche handelaars, mids betaalende drie ten honderd , de waarde der koopmanfchappen zouden trekken, welke zy na de nieuwe waereld had^ den verzonden. Zy moesten die ontvangen door middel van Bankiers, welke in de voornaamfte fteden van Europa wierden aangefteld. Het oogmerk der Staatsdienaaren was, zich meester te maaken van den Piasterhandel, en gevolglyk van de Wisfel. Dit ontwerp, welk, misfchien, min regtvaardig dan uitgebreid was, is niet gelukt. De Agenten,, welke men hadt aangefteld, hebben een misbruik gemaakt van het vertrouwen, welk in hun gefteld wierdt. Het Spaanfche Hof heeft niet halftarrig volhard in het fluiten van een gebruik, welk aan alle kanten wankelde. Alle de byzondere kooplieden zyn tegenwoordig gemagtigd om hun geld regelrecht thuis te haaien, mids zich onderwerpende aan de vastgeftelde belastingen, welke, in den jaare 1768, van drie tot vier ten honderd zyn verhoogd. Zo, ze geringer waren, de Regeering zou 'er grooter voordeelen van trekken. Het gebeurt menigmaalen, dat de Spaanfche fluikers de Piasters aan de fchepen kunnen le-  der beide INDIEN. 379 leveren voor minder loon > dan de belasting bedraagt; en men begrypt ligt, dat deeze gelegenheden met de uiterfte greetigheid worden aangegreepen. Terwyl het Moederland kwynde, was het onmogelyk dat de volkplantingen bloeidem Hadden de Spanjaards hunne waare belangen gekend , misfchien zouden zy ten tyde der ontdekkinge van Amerika, zich vergenoegd hebben met het aangaan van etlyke verbintenisfen met de Indiaanen, welke, tusfehen de twee Natiën, eene wederkeerige afhankelykheid en voordeel zouden hebben vastgefteld. De werkftukken , in de werkplaatzen der oude waereld vervaardigd, zouden verwisfeld zyn geworden tegen de voortbrengzels van de Mynen der nieuwe waereld; en het gewerkte yzer zou, in even zwaar gewigt, betaald zyn geworden met ruuw zilver. Eene beftendige vereeniging, het noodzaaklyk gevolg eens vreedzaamen koophandels, zou tot ftand gebragt zyn, zonder bloedvergieten, zonder verwoestingen. Spanje zou niet te minder beheerfcher zyn geworden van Mexico en Peru : dewyl ieder volk, welk kunften oeffent, zonder ze aan anderen te leeren, een weezenlyke meerderheid zal hebben boven de zulken, aan welken het derzelver werkftukken verkoopt. Dus redekavelde men niet. De geringe moeite, welke men hadt ontdekt vast te zyn aan het te onder hrengen der Indien, de invloed, welken Karei de V op gantsch Europa verwierf, de hoogmoed, zo eigen aan de veroveraars, het byzonder karakter der Spanjaarden a de onkunde van de waare beginzelsvan den VUL boek.  38o GESCHIEDENIS vin. BOEK. den koophandel: alle deeze en veele andere redenen beletten , dat men, in de vroegfte tyden, de veroverde landen in de nieuwe waereld niet voorzag van verflandige wetten, een goed beftuur en eene onwrikbaare beftendigheid. Van deeze verwarringe was de ontvolking van Amerika het befchreienswaardig uitwerkzel. De eerfte fchreeden der veroveraaren wierden aangekondigd door beeken bloeds. Zo verwonderd over hunne overwinningen, als de overwonnene het was over zyn nederlaage, namen zy, in de dronkenfehap huns vooffpoeds, het befluit om de zulken uit te roeien, welke zy eerst geplonderd hadden. Ontelbaare volken verdweenen van den aardbodem, met de komst deezer barbaaren; en het is de gouddorst, en de dweepery, welke men dus lang van zo verfoeilyke wreedheden heeft befchuldigd. Maar was 's menfchen natuurlyke hardvogtigheid, welke niet wierdt beteugeld door vreeze voor ftraffe, noch door eenige foort van fchaamte, noch door de tegenwoordigheid van befchaafde getuigen, was het deeze niet, welke voor de oogen der Spanjaarden verbergde, eene menschlyke gedaante, gelyk aan de hunne; en was het deeze niet, welke hen dreef om hunne onlangs ontdekte broeders te behandelen , even gelyk zy de wilde dieren in de oude waereld behandelden? Groeit de wreedheid van den krygsgeest niet aan, in evenredigheid van de voorleedene, tegenwoordige en toekoomende gpvaaren ? Is de foldaat niet bloeddorftiger op eenen verren affland, dan ©p de grenzen zyns Vaderlands? Verdwynt het  DER BEIDE INDIEN. 381 het gevoel van raenschlykheid niet, naarmaate men zyn Vaderland verder uit het oog verliest? Vreesden de Spanjaards niet, daar zy in de vroegfte oogenblikken voor Goden wierden aangezien, om ontmomd en vermoord, te worden? Wantrouwden zy niet de betooningen van goedwilligheid, welke aan hun verlpild wierden? Geloofden zy niet, toen ze den eerften druppel bloeds vergooten hadden, dat hunne veiligheid eischte , geheele beeken te doen ftroomen ? Wierdt deeze handvol volks, omfingeld van eene ontelbaare menigte landzaaten, wier taal zy niet verftonden, en wier zeden en gebruiken hun onbekend waren, niet van wel of ongegronden fchrik en vreeze bevangen ? Doch het onbegrypelykst verfchynzel is, de ftompe barbaarschheid der Regeeringe, welke zo veele eislykheden goedkeurde , en foldy betaalde aan handen, afgeleerd op het naajaagen en verfcheuren van menfchen. De Spanjaards, even als de Vifigochen, wier afftammelingen of flaaven zy waren, verdeelden onder zich de verlaatene landen en de menfchen , welke der fcherpte huns zwaards ontkoomen waren. Het meerendeel deezer rampzalige flagtoffers overleefden niet lang de flagting , in eenen ftaat van flaavernye erger dan den dood. De wetten, van tyd tot tyd gemaakt , om de hardheid deezer flaavernye te maatigen, bragten weinig verzagtings aan. De wreedheid , de hoogmoed, de inhaaligheid, dreeven even zeer den fpot met de bevelen van eenen te verre af woonenden Monarch, als met de traanen der rampzalige Indiaanen. Eene nog vrugtbaarer oorzaak van vernie- linge vin. BOEK,  VIII. BOEK. 382 GESCHIEDENIS lirtge waren' de Mynen. Zints de ontdekking der nieuwe waereld , verzwolg deeze foort van rykdom alle de natuurlyke aandoeningen der Spanjaarden. Vrugtloos hadden zommige mannen, boven hunne eeuw in kunde verheeven, hun toegeroepen: laat het goud blyven, indien de oppervlakte der aarde, welke het bedekt, een koornair kan voortbrengen, van welke gy brood kunt bakken, of een grasfcheutje, Waar mede gy uwe kudden kunt voeden. Het eenige metaal , welk gy waarlyk noodig hebt, is het Yzer. Maak daar van Uwe zikkels, uwe hamers, Uwe ploegyzers; maar verandert het niet in moordtuigen. De hoeveelheid gouds, noodig tot den wisfelhandel der Natiën, is zo klein; waarom het dan zonder einden te vermenigvuldigen ? Wat is 'er aangeleegens, in het verbeelden van honderd ellen Lywaat of Laken door een of twintig ponden gouds? Het is den Spanjaarden gegaan als den hond in de Fabel, welke den prooi liet vallen, dien hy in zynen mond hadt, om zyn eigen beeld te bevegten, welk hy onder het water zag, alwaar hy verdronk. Ongelukkiglyk wierden de Indiaanen de nagtoffers deezer heillooze. dwalinge. Gedompeld in de dieplte afgronden, alwaar zy beroofd wierden van het daglicht, van de verkwikkinge van het ademen eener vrye en gezonde lucht,van de voornaamfte fleunzels des leevens, van den troost om nevens hunne menden en bloedverwanten te fchreien; delfden deeze ongelukkigen hun eigen graf onder ftikdonkere gewelven, welke heden ten dage meer  DER BÉIDE INDIEN. 3S3 meer asch vanlyken dan goudftoffen bevatten. Wanneer men zyne gedagten laat gaan over zo barbaarfche behandelingen, kan men, niet dan met de uiterfté verwondering, den gierigen en dommen Spanjaard zich hooren beklaagen, dat de Indiaanen hun de kundfchap weigeren van verfcheiden Mynen, vóór of zedert de verovering ontdekt. Wat zouden deeze ongelukkigen, het geheim verraadende, welk zy van hunne vaderen ontvangen of toevallig ontdekt hebben, anders uitwerkeny ■ dan de middelen, om hen te verdelgen, te vermenigvuldigen ? Van hier dat men de zulken, wier lot het was, het juk der flaavernye te torfchen , de landeryen zag verlaaten, welke zy bebouw1 den voor hunne fchraapzieke meesters, en in | grooten getale de toevlugt neemen onder de ( Wilden, zwervende in de bosfchen of de wildernisfen der Cordeliers. Deeze ongenaakbaare plaatzen zyn de fchuilplaats geworden van een oneindige menigte Indiaanen, welke de Spaanfche provinciën fteeds dreigen met een openbaaren oorlog of onverwagten inval. In deeze akelige klimaaten neemen zy een woest Karakter aan, welk hen dermaate geducht maakt, dat men genoodzaakt geweest is, af te zien van zeer ryke Mynen, welke voor hunne invallen bloot lagen. Hetgeen de onvrugtbaarheid van den grond, het mangel aan vooruitzicht, het gebrek aan de hulpmiddelen der zamenleevinge, deeze Wilden aan volkrykheid doet verliezen, wordt gefladig aangevuld door de wegloopende flaaven, welke der Europifche dwinglandyeontvlugten. Op VIII. BOEK,  VIII. BOEK. 384 GESCHIEDENIS Op deeze bergen wordt als op xiieuw herboo^ ren, een wettig geflagt, welk ten eenigen dage, en misfchien welhaast, zyne bezittingen, zyne regten , zyne vryheid moet eifchen uit de fchraapzieke en wreede handen van den overweldiger der nieuwe waereld. Steeds wordt zy noch meer ontvolkt, door de behoeften , welke de Europeaanen ^ar hebben leeren kennen, haar de middelen beneemende om ze te vervullen. Vóór de verovering liepen de Indiaanen naakt, of maakten zelve 't geen hun tot opfchik diende; dit was een tydverdryf en eene foort van'kostwinninge. Hunne bezorgdheden bepaalden zich tot het bebouwen van een akker met Turkfche tarwe. Het geld was geen rykdom. Alles wierdt onder hen by wyze van verruilinge verkogt. Zints den tyd dat de Indiaan, even als de Spanjaard, zich in eene Maatfchappy heeft begeeven, is hy in de noodzaaklykheid gebragt om voor kost en huisvesting te zorgen, en zich dikwyls met uitlandfche ftoffen te kleeden. By mangel aan kunften en hanteeringen ,is by niet bekwaam om in deeze nieuwe behoeften te voorzien. Al ware hy tot geen verregaande moedloosheid overgeflagen, zyn arbeid zou naauwlyks toereikende zyn tot de kosten van de dringendfte noodzaaklykheid. Dus hebben weelde en gebrek, welke elkander op de hielen volgen, hem genoodzaakt, in een afgezonderden oord zyne naaktheid te bedekken, eenzaam teleeven, en afftand te doen van zyn naageflagt. Uit deeze oorzaak van ontvolkinge ontItaat eene andere, nog fchrikbaarender, en met  der béide INDIEN. 385 wier denkbeeld alleen voormaals Europa deedt beeven. Toen de vermaarde drake , in den jaare 1586, de flad St. Domingo hadt ingenomen , ondervondt hy, dat, onder deeze eilanders, de manhen tot die overmaate van wanhoop waren overgeflagen ; dat zy, om niet het beftaan te geeven aan kinders, gefchikt om de flagtoffers der veroveraars te worden, eenpaarig hadden opgeftemd, geene gemeenfchap met hunne vrouwen te zullen hebben. ,Deeze droevige zamenzwecring te• gen de Natuur en het aandoenlykfte haarer vermaaken, het eenige voorbeeld van deezen aart, welk de Gefchiedenis aan het geheugen . der naakoomelingfchap heeft overgeleverd, fchynt bewaard geweest te zyn voor hec tydftip van de ontdekkinge der nieuwe waereld , om de Spaanfche dwingelandy voor altoos te kenlchetzen. Wat konden de Amerikaanen ftellen tegen' moordlievenden bloeddorst, dan den fchroomlyken wensch, om nimmer hunner gelyken voort te brengen? Dus leedt deeze aarde dubbele fchade, door het bloed der vaderen , en door het niet gebooren worden'van kinderen. , . Zints dit oogenblik wierdt deeze aarde als vervloekt om deeze barbaarfche veroveraars. Het Ryk , welk zy geftigt hadden, raakte wel haast aan alle kanten aan het wankelen. De wanorde en misdaad fpoedden zic'r met fnelle . fchreeden. De aangeleegehfte vestingen vervielen. Men vondt in het land Legers, noch Mngazynen. De foldaat, in 'den kryg niet geoeffend, en gebrek lydende aan, ▼oedzel en kleedèren, wierdt een bedelaar of IIL deel. Bb roo- VIII. boek  3§6 GESCHIEDENIS VIJL BOEK. roover. Men vergat zelf de eerfte beginzels der krygs-en fcheepvaartkunde.zelf den naam der werktuigen, tot deeze twee noodzaaklyke kunften dienende. De koophandel was niets anders dan eene kunst om te bedriegen. Het goud en zilver, welke in de koffers van den fouverein moesten koomen, wierden geftadig door bedrog ontvreemd , en tot on een vierde gedeelte der fomme, welke zy behoorden te beloopen, verminderd. Alle de rangen, door gierigheid bedorven, leenden elkander de hand om te beletten, dat de waarheid niet aan de voeten van den throon kwam, of om de overtreeders te behouden, die de wet veroordeeld hadt. De hoogere en laagere Overheden floegen geduurig de handen in een, om haare wederzydfche onregtvaardigheden te onderfchraagen. De bajert,. in welken deeze plonderingen de landszaaken Hortten , bragt het heilloos middel voort van alle kwalyk beftuurde landen, belastingen zonder tal. Het was alsof men zich het tweevoudig doelwit hadt voorgefteld, alle nyverheid te verbannen, en de knevelaryen te vermenigvuldigen. De onkunde ging met de ongeregtigheid hand aan hand. ,, Ik heb, fchryft een ver„ maard Reiziger, in denzelfden Vierfchaar, „ en bykans op het eigenfte uur, een zelfde „ vonnis hooren vellen over twee recht„ draads ftrydende gevallen. Te vergeefs ,, tragtte men den Regteren het onderfcheid ,, te doen begrypen. Het hoofd van den „ Raad, nogthans, het onderfcheid bemerken„ de, rees op van zynen ftoel, ftreek zyne „ knee-  BERBÉIDE INDIEN. 3S7 j, kneevels op , en zwoer by de gezegende „ Maagd en alle de Heiligen, dat de Engel- fche Lutherfehen, nevens andere boeken, ,, hem die van den Paus justintanus hadden „ ontftoolen, van welke hy zich bediende om »j over twyfelagtige gevallen te vonnisfen ; 5, doch zo deeze honden wederom kwamen, ,, hy ze alle zou doen verbranden. „ By toeval, verhaalt dezelfde Schryver, „ kreeg, op zekeren dag, een Creool de ,, tlerfcheppingen van OVidiüs in handen. Dit „ boek vertoonde hy aan eenen Kerkelyke, ,, die het niet beter dan hy verftondt, en de s, inwooners der ftad deedt gelooven dat het „ een Engelfcbe Bybel was. Dit bewees hy Is, uit de printverbeeldingen Voor ieder Her„ fchepping, welke hy hun liet zien; 'er by,, Voegende : ziet eens hier, hoe deeze hon„ den' den Duivel aanbidden, die hen in beesJj „ ten verandert. Vervolgens wierdt de geii ,, waande bybel in een Vuur geworpen, Voor„ dagtelyk daar toe aangelegd; en de Kerke„ lyke voerde eene lange rede, irtgerigt om „ den H. franciscus te bedanken voor deeze „ gelukkige ontdekking," Vermids de onkunde altoos gunflig Js aan het bygeloof, verkreegen de Dienaars van 3 den Godsdienst, fchoon niet veel kundiger B' dan de overigen, een wydftrekkenden invloed [t op alle zaaken. Meer verzekerd van firaffe. c loosheid, gingen zy ffoutmoediger te werke n in het fchenden van alle beginzelen van billyk3; heid, van alle regels van pligt en betaamelykïl heid. De minst bedorvenen dreeven deri I koophandel j de overigen misbruikten: hunne VITL BOEKé  VIII. BOEK. 388 GESCHIEDENIS bediening en den fchrik der geestlyke wapenen » om de Indiaanen, van alles wat zy hadden, te berooven. Een Spaanfche Monnik wierdt voor een lompert aangezien, wanneer eene korte reize na de nieuwe waereld hem, ten minfte, geene honderd duizend kroonen waardig was. Meestal wierdt hunne gierigheid voorkoomen door veelwaardige gefchenken. Men zou geloofd hebben, dat het alleen was om de Kerken te verneren en de Geestlykheid te verryken, dat Amerika veroverd was. De haat, welke ontftondt tusfehen de Spanjaards, in Amerika gebooren, en de zulken,. welke uit Europa aldaar aanlandden, leidde de laatfte hand aan het verderf. Onvoorzigtig hadt het Hof de zaaden van deezen rampzaligen tweefpalt gezaaid. Valfche berigten hadden de Creoolen afgemaald, als halve-barbaaren, bykans als Indiaanen. Het geloofde zich niet te kunnen verlaaten op hunne kunde, hunne dapperheid en getrouwheid; het gevolg van deezen argwaan, was het befluit, om hen van alle eer en voordeel geevende posten te verlaaten. Een zo hoonend befluit verbitterde hen. Verre van te tragten om hen te bevredigen, verzonnen de handhaavers van het openbaar gezag de kunst, om hun misnoe. gen te vergiftigen door vernederende partydigheden. Hier uit ontftondt, tusfehen de twee klasfen, de eene van welke met gunftcn overlaaden, de andere met verfmaading wierdt behandeld , een onverzoenlyke af keerigheid. Zy vertoonde zich door een fchroomlyk gerugt, welk de heerfchappy van't Moederland in de nieuwe waereld meer dan eens heeft doen wag-  DER BEIDE INDIEN. 389 waggelen. Deeze zuurdeesfem is gefladig aan het gisten, en moet, vroeg of laat, omwentelingen voortbrengen. Zy fchynen te zekerder en te nader op handen, naar gelang de Crecolfche en de Europifche Geestlykheid, tot welke deeze haat en verdeeldheden zyn overgeflagen, het nimmer eens zullen worden, en, volgens den geest, van welken zy .nimmer zyn afgeweeken, haare poogingen zullen aanwenden om de volken onverzoenbaar te maaken. Zedert de Vorften uit het Huis van Bourbon op den throon van Karei den V hebben gezecten, zyn de gefchetfle wanorders, en de onheilen uit zo veele onheilen ont(taande, een weinig verminderd. De Adel maatigt zich niet meer de houding van. grootheid aan, welke naar het koninklyke zweemde, en der Regeeringe dikwyls moeite brouwde. Het beftuur der landszaaken is niet meer alleen aan de geboorte verknogt; gunflelingen, vermogende lieden en mannen van verdienfte, worden daar toe geroepen. Het beloop der alge. meene en provinciaale renten van geheel Spanje, welke een verfoeilyk landbefluur, omtrent het einde der jongstverloopene eeuwe, beneden de acht millioenen hadt doen daalen, bedraagt tegenwoordig twee en zeventig millioenen zes honderd zes en vyftig duizend acht honderd vyf Livres. Deeze gelukkige ommekeer, welke een aanvang heeft genomen met het Moederland, heeft zich vervolgens"tot aan de volkplantingen uitgeflrekt. Men heeft de drie Regtbanken, in Europa tot derzelver beftuur gelastigd, van tyd tot tyd iets zien verBb 3 lie- VIII. BOEK.  VIII. SOEK. 390 GESCHIEDENIS liezen van den kwaaden geest, welke in dezelve fcheen voor te zitten. De Raad der Indien laat zich met meer voordeels geleegen zy» aan derzelver beftieringe en behoudenisfe. Het bewind van koophandel, in den jaare 1717, van Seviliena Kadix overgebragt, beftiert haaren handel met meer beleids. De Amptenaars, welke uitfpraak doen over de gefchiilen, gersezen tusfehen de kooplieden, welke deel hebben aan de zaaken in dit gedeelte van Amerika, en waaken moeten voor de handhaaving hunner voorregten, hebben meer werkzaamheids, meer kunde verkreegen. Deeze eerfte ftappen tot het geluk moeten het Spaanfche Ministerie doen hoop fcheppen , dat het eenmaal den rechten weg zal vinden tot een heilzaam ftaatsbeftuur, zo dra het een denkbeeld van de waare beginzelen zal hebben verkreegen, en voegzaame middelen zal gebruiken. Het karakter der Natie ftelt geene onoverkoomelyke zwaarigheid tegen deeze verandering, gelyk te algemeen geloofd wordt. Haare werkloosheid is haai* niet zo natuurlyk eigen als men denkt. Alwie de moeite neemt, om met zyne gedagten op te klimmen tot den tyd, in welken dit ongunftig vooroordeel allereerst ftand greep, zal ontdekken , dat deeze verdooving zich niet tot allen uitftrekte; en dat, byaldien Spanje van binnen door werkloosheid zufte, het de nabuuren , wier rust het onophoudelyk verftoorde , zyne rustloosheid deedt gevoelen. Zyne luiledigheid ontftaat gedeeldyk alleen uit een dwaazen hoogmoed. Vermids de Adel aiess deedt , heeft men geloofd dat niets zo ade-  DER BEIDE INDIEN. 391 adelyk was, als niets te doen. Het geheele volk heeft dit voorregt willen genieten; de' onvermogende, half naakt en onagtzaam op den grond gezeeten Spanjaard, befchouwt met een meêlydend oog zyne nabuuren, die, wel gekleed, arbeiden en met zyne dwaasheid lachen. De een veragt uit hoogmoed, 't geen de andere uit gefteldheid op pragt zoeken, de geryflykheden des leevens. De Spanjaard was maatig door den invloed van het klimaat, en hy is nog maatiger geworden uit behoeften. De kloostergeest, welke hem zedert lang beheerscht, rekent hem tot deugd diezelfde armoede, welke hy aan zyne ondeugden is verfchuldigd. Hy begeeit niets, dewyl hy niets heeft; doch de rykdommen veragt hy minder dan hy den arbeid haat. Van zyn aloud karakter heeft dit armoedig en trotsch volk niets overgehouden, dan eene overboodige geneigdheid tot alles, wat een voorkoomen van grootheid heeft. Het behoeft grootfche harsfenfchimmen, een wydftrekkend vergezigt van glory. Het genoegen,waar mede het zich ftreelt, zedert de vernedering der grooten, van den throon alleen afhankelyk te zyn, doet het, alles wat van het Hof koomt, met eerbied en vertrouwen aanneemen. Men beftuure deezen veelver* mogenden dryfveerren zynen beste; men zoeke na middelen, gereeder by de hand dan men denkt, om den arbeid aan hetzelve als eerwaardig te doen voorkoomen: en men zal de Natie op nieuw zien worden,'tgeenzy was vóór de ontdekking der nieuwe waereld, in die luistervolle tyden, toen zy, zonder buitenlandfchen onderftand, de vryheid van Europa dreigde. Bb 4 Naa VlII. BOEK.  vin. BOEK. 392 GESCHIEDENIS Naa de verbeeldingskragt der volken geneezen, naa hen befchaamd gemaakt te hebb:n over hunne trotfche werkloosheid, zal men nog andere wonden moeten tenten. Die het lichaam van den Staat het meest krenkt, is, het gebrek a™ bevolkinge. Plet eigenaartige ran wclbeftuurde Volkplantingen, is het vermeerderen van de volkrykheid van het Moederland, dat, door de voordeelige uitwegen, welke zy aan zyne voortbrengzels verfchaft, wederkeerig de haare doet toeneemen. Uit dit oogpunt, waaiby de Menschlykheid en de Staatkunde even zeer belang hebben, hebben de kundige Natiën in Europa haare Bezittingen ih de nieuwe waereld opgerecht. Overal heeft de goede uitflap een zo edel en heilzaam ontwerp bekroond/ Spanje alleen, welk zyn Staatsontwerp beraamd hadt, voor dat het licht zich verfpreiddc, heeft zyne volkrykheid in Europa zien verminderen, naar maatezvne bezittingen in Amerika aangroeiden. Wanneer de onevenredigheid tusfehen een land en zyne bcwooners niet zeer groot is, kunnen werkzaamheid, fpanrzaamheid, voordeelige gunstbewyzen aan huwelyksverbintenisfen, een langduurige vrede, door den tyd, het evenwigt hcrftellen, Spanje, welk, irj "den jaare 1747, niet meer dan zeven millioenen vier honderd drie en twintig duizend vyf honderd negentig zielen bevatte", daar onder begreepen honderd tachtig duizend zes en veertig Geestlyken, en in zyne volkplantingen flegts het twintigfle gedeelte der inwooneren telt, die 'er ten tyde der veroveringe leefden, kan zelve niet op nieuw bevolkt worden, noch de nieuwe waereld op nieuw bevolken, .- TT  B E R BEIDE INDIEN. JJJ zonder buitengewoone en nieuwe poogingen. Om de werkzaame klasfen des volks te vermeerderen , is het noodig, dat het zyne Geestlykheid vermindere, die den Staat tevens verzwakt en verflindt. Het is noodig, dat het twee derde gedeelten zyner foldaaten, welke, om de vriendfchap met Frankryk en de zwakheid van Portugal, nutloos zyn geworden , zich op het beoeffenen der kunften doe toeleggen. Het is noodig, dewyl zyn zuiver inkoomen bedraagt honderd en twaalf millioenen , en zyne gewoone uitgaaven niet meer beloopen dan zeven en negentig millioenen, dat het zich laate gelaegen zyn aan het onderfteunen der onderdaanen , zo dra de Bezittingen der oude en nieuwe waereld zullen opgedolven zyn uit den bajert, in welken twee eeuwen van traagheid, onkunde en dwingelandye haar begraaven hadden. Het is, bovenal, noodig, dat het vernietige den eerloozen Re^tbank der Inquifitie, welke aangefteld fchynt tegen den Monarch en het volk tevens; hen beiden onder het juk eener domme bygeloovigheid houdende. Alle volken , zo befchaafden als Wilden, wat 'er ook de oorzaak van zY-> zyn, meer of min , met het gift des bygeloofs befmet. Het heeft, ongetwyfeld, zynen oorfpronggeDomen uit de vreeze van het kwaad, en de onkunde van deszelfs oorzaaken en geneesmiddelen. Althans vermag dit genoeg, om het in den geest van alle menfchen diepe'wortels te doen fchieten. De geesfels dcr Natuure, de befrhettende kwaaien, de ziekten, de onvoorziene toevallen, de verwoestende verfchynzels, alle verhooien oorzaaken van fmarte en Bb 5 iood, VIII. BOEK.  394 GESCHIEDENIS VIII. BOEK. dood, zyn zo algemeen over het aardryk verfpreid, dat het te verwonderen zyn zoude, zo de mensch, in alle tyden en landen, des niet gevoelig getroffen ware. Maar deeze natuurlyke bevreesdheid zal altoos plaats gevat hebben of toegenomen zyn, naar evenredigheid van de onkunde of aandoenlykheid. Zy zal gebaard hebben, den eerdienst der Elementen, tdie fchroomlyke verwoestingen op aarde aanrigten, als overftroomingen , verbrandingen , pestziekten ; den eerdienst van deels vergiftige, deels verfcheurende, maar altoos fchadevervvekkende dieren; den eerdienst van menfchen, welke den mensch de zwaarfte onheilen hebben berokkend, van veroveraars, gelukkige guiten, van fchynbaare, het zy goede of kwaade, wonderwerkers; den eerdienst van onzigtbaare weezens, welke de verbeelding in alle werktuigen des kwaads verborgen waant. De befchouwing der Natuure en de overdenking zuïlen het getal deezer Weezens ongevoelig doen verminderen, en hetmenschlyk verftand zal zich van de Afgodery verheft hebben tot bet geloof in ééne Opperoorzaak; doch dit laarile eenvoudige en verheevene denkbeeld zal altoos onbefchaafd zyn gebleeven in de ongeoeffende verftanden, en doormengd met eene menigte dwaalingen en harsfenfchimmen. De Christlyke Openbaaring volmaakte de leer wegens het beftaan van een eenig Opperweezen ; en 'er zou , misfchien, een meer gezuiverde Godsdienst gevestigd zyn geworden , hadden de Noordfche Barbaaren, welke (ie provinciën van het Romeinfche Keizerryk over-  BEK BEIDE INDIEN. 395 «verftroomden, geene gewyde vooroordeelen medegevoerd, welke niet konden verdreeven worden, dan door het verzinnen van andere verficrzels. Ongelukkig wierdt de Christlyke Godsdienst verkondigd aan menfchen, onbekwaam om dien recht te verftaan. Zy namen dien niet aan, dan onder die verwonderingbaarende gedaante, na welke de onkunde fteeds zo greetig haakt. Het belang overlaadde en misvormde denzelven meer en meer, en deedt dagelyks leerftellingen en wondertekens verzinnen, zo veel te meer geëerbiedigd als zy min geloofs verdienden. De volken, twaalf eeuwen lang onleedig in het onderling verdeelen en betwisten van de provinciën der algemeene Monarchie, welke ééne Natie in min dan twee honderd jaaren hadt opgerecht, namen, zonder onderzoek, alle de dwaalingen aan , welke de priesters, naa veel en lang hairkloovens, te zamen waren afgefproken der menigte te zullen verkondigen. Maar de Geestlykheid, te talryk om eensgezind te zyn, koesterde in haaren fchoot een zaad van verdeeldheid , welke, vroeg of laat, tot het volk moest overflaan. Het oogenblik wierdt gebooren, dat de geest der eerzucht en der begeerlykheid, welke de geheele Kerk inflokte, een groot getal der meest algemeen aangenomene bygeloovigheden, met veel gerugts en wrevelheids, nedervelde. Dewyl loutere gewoonte deeze kinderagtigheden hadt doen aanneemen, met welke men zich hadt laaten in flaap wiegen, en men noch uit beredeneerde beginzels, noch uit partyzucht, daar aan verknogt was, bevonden de gee- VIII. BOEK  VIII. boek. 396 GESCHIEDENIS geenen , welke het meest belang hadden by derzelver handhaaving, zich onbekwaam om ze te verdeedigen, toenzy aangetast wierden, met eenen moed, bekwaam om de opmerking van het' gemeen tot zich te trekken. Niets, egter, bevorderde den voortgang der Kerkhervorminge van luther en calvin zo fterk, als de vryheid,welke zy ieder menschfchenkt, om voor zich zelven te oordeelen over de godsdienftige beginzels, welke hy omhelsd hadt. Schoon de menigte onbekwaam ware om in dit ruim veld van eigen onderzoek te treeden, was zy, egter, moedig op de vryheid van haare gedagten te mogen' laaten gaan over zo groote en dierbaare belangen. De ommekeer was zo algemeen, dat niet ongegrond gegist wordt, dat de nieuwe begrippen overal zouden hebben gezegepraald, hadt de burgerlyke Overheid het niet van haar belang gerekend, deezen ftroom te beteugelen. Zy hadt, even als de dus lang heerfchende Godsdienst , eene ingewikkelde gehoorzaamheid noodig, op welke haar gezag voornaamlyk was gegrondvest; en zy vreesde, dat byaldien de oude en diep gelegde grondflagen der Romeinfche kerkheerfchappye eens zouden ondermynd zyn, men een begin zoude maaken met haare regten te toetzen. De geest van Gemeenebestgezindheid, welke, onder de Hervormden, eigenaartig voet kreeg, verfterkte deezen argwaan. De Koningen van Spanje, jaloerfcher op hunne overweldigingen dan de overige Oppervorften, wilden voor dezelve nieuwe onderfehraagingen zoeken in eenpaariger bygeloo- vlg-  der béide INDIEN. 397 vigheden. Zy begreepen niet, datdezamenftelzels van menschlyke leerbegrippen, raa* kende een onzigtbaar Weezen, onmogelyk in alles kunnen overeenflemmen. Te vergeefs riep de Reden deezen zwakken Monarchen toe, dat geene aardfche Mogenheid regt heeft om den menfchen voor te fchry ven, wat zy gelooven moeten; dat het, tot handhaaving der zamenleevinge, niet noodig is, de gemoederen der menfchen allerlei vryheid te beneemen; en.dat, door geweld, een ontwerp van Geloove te vorderen, zo veel is, als te dringen op een valfchen Eed, welke den mensch tot een verraader maakt van zyn eigen Geweeten, om hem een getrouwen onderdaan ■ te maaken; dat de Staatkunde de voorkeuze moet geeven aan eenen iegelyk burger, welke den Vaderlande getrouw dient, boven zulk eenen, welke nutteloos regtzinnig is. Deeze onveranderlyke en onwederfpreekbaare beginzels wierden niet gehoord. Hunne ftemme wierdt verdoofd, door de fehynvertooning van een wydftrekkend belang, en nog meer door het woest gefchreeuw van een hoop dweepzieke priesters, welke zich eerlang van het gezag verzekerden. De Vorst, hun flaaf geworden, was genoodzaakt, zyne onderdaanen over te laaten aan hunne grilligheden, hen te laaten onderdrukken, en een ledig aanfchouwer te zyn van de wreedheden, welke tegen hen gepleegd wierden. Van toen af wierden de bygeloovige zeden, nuttig alleen voor de Priesterfchap, nadeelig voor de zamenleeving. De volken, dus bedorven en veraart, wierden de wreedften aller volken. Hun- VIII/ BOEK.  398 GESCHIEDENIS VIII. 10EK. Hunne gehoorzaamheid aan den Monarch wierdt ondergefchikt aan den wil des Priesters. Deeze onderdrukte alle de magten; hy wierdt de eigenlyke fouverein van den Staat. De werkeloosheid was het noodzaakelyk gevolg eener bygeloovigheid, welke alle de vermogens der ziele ontzenuwt. Het ontwerp, welk de Romeinen, al zedert de opkomst hunner heerfchappy, fmeedden, om Heeren der waereld te worden, vertoonde zich zelf k> hunnen Godsdienst. De Overwinning, Bellona , de Fortuin , het Vernuft des Romeinfchen volks, Rome zelve, waren hunne Godheden. Eene Natie, welke 'er na flondt om in hunne voetftappen te treeden, en 'er op uit was om veroveringen te doen, omhelsde eenen Regeeringsvorm der Monniken, welke alle fpringveeren heeft doen verflappen, en hen zal beletten zich in Spanje en Amerika wederom te herftellen , zo hy zelve niet wordt om verre geftooten nevens alle de eislykheid, welke hy moet inboezemen. De vernietiging der Inqufitie moet deeze groote verandering verhaasten. Streelende is de hoop, dat byaldien het Hof van Madrid niet tot dit hoognoodig werkbeHuit, het, ten eenigen dage, daartoe zal genoodzaakt worden door een menschlievenden overwinnaar, welke , in een Vredeverdrag, tot eene eerfte voorwaarde zal ftellen, Lat de Anto-da-fe's ■zullen afgeschaft worden in alle de Spaanfche heerfchappyeii, zo in de oude als nieuwe Wae* ïeld. Dit middel, hoe noodzaakelyk ter herftellinge der Monarchie, is alleen niet toereikende.  DER BEIDE INDIEN. 399 de. Schoon Spanje, aan het verbergen zyner zwakheid, misfchien meer kunsts beneed hebbe, dan noodig zou geweest zyn om kragten te verzamelen, zyne wonden zyn nogthans bekend. Zy zyn zo diep en zo verouderd, dat zy, zonder uitlandfche hulpe, niet kunnen geneezen worden. Het wyze dezelve niet van de hand, en het zal zyne provinciën, zo in het een als ander halfrond, vervuld zien met nieuwe inwooners, welke duizend takken van Nyverheid zullen medevoeren. De volken van het Noorden en het Zuiden, gedreeven van de zucht na rykdommen , welke onze eeuw kenfchetst, zullen zich in menigte begeeven na gewesten, welke voor hunnen nayver open leggen. De algemeene welvaart zal het gevolg zyn van den voorfpoed der ingezeetenen. De bezittingen en eigendommen der vreemdelingen zullen zelve een Nationaale rykdom worden, indien zy, die ze verkreegen hebben , dezelve met genoegzaame vryheid, vermaak en onderfcheiding kunnen genieten, om het geheugen van het land hun- i ner geboorte te verliezen. Indien Spanje dit groote werk fpoedig tot volkomenheid wil brengen, is het niet genoeg , dat het zynen fchoot opene voor de volken van zyne eigen kerkgemeenfchap; alle Aanhangen , zonder onderfcheid, moeten 'er worden toegelaaten. Al te lang heeft het geloofd, dat de vryheid van Geweeten geen anderen grondflag kan hebben, dan het ge- - drogtlykst Ongeloof; en dat de verdraagzaamheid zelf niet gunftig was aan de Staatkunde: dewyl het grondbeginzel aller Aanhangen was., zich VUL BOEK,  VIII. lOÉK. 400 GESCHIEDENIS zich over en weder te vervloeken, en vroeg' of laat de Staaten te verbryzelen , in welke zy vermenigvuldigden. Hadden de Heidenen dus geredekaveld, nimmer zou de Christlyke Godsdienst onder hen veld gewonnen en behouden hebben. Klaarblykelyk is het althans , dat hunne vervolgingen tegen de verkondigers van onzen Godsdienst geene verdeediging zouden noodig gehad hebben. Zo ras Spanje meer menfchen heeft verkreegen, zal het hun .werk verfchaffen, op eene wyze, welke het meeste voordeel zal aanbrengen. De fmart, die het gevoelde, ziende de fchatten der nieuwe waereld overgaan tot zyne mededingers en vyanden, heeft het doen geiooven , dat de herftelling zyner Handwerken het eenig middel was, welk het kon in ftaat ftellenpm een gedeelte derzelven te behouden. De zulken der Spaanfche Huishoukundige Schryvers, welke voor dit ontwerp meest hebben geyverd, fchyrien my toe te dwaalen. Zo lang de volken , die de kunst verftaan om goederen te vervaardigen, welke in Amerika getrokken worden, 'er op bedagt zyn zullen om hunne Handwerken te behouden, zullen de zulke, welke men elders zal tragten op te rechten, het tegen dezelve bezwaarlyk kunnen uithouden. Misfchien zullen zy de oorfpronklyke ftoffen en den arbeidsloon even goedkoop kunnen bekoomen ; doch 'er zyn eeuwen noodig om hen tot den zelfden fpoed in de uitvoering, en de zelfde volmaaktheid in de bewerking te brengen. Eene omwenteling, welke de beste uitlandfche werklieden en bekwaamfte kunftuiaars na  dïr beide INDIEN. 401 iia Spanje zou doen overgaan , zou alleen deeze groote verandering kunnen te wege brengen. Tot op dit tydftip, welk nog niet zeer naby fchynt, zullen de gewaagde poogingen van een ongelukkigen uitflag zyn. Eene zeer leerzaame ondervinding heeft men hier van gehad, toen de uitvoer der ongcwerkte ftoffen wierdt verboodem Het verbod van den uitvoer der Zyde heeft ze flegts in waarde doen daalen. Het Zydekweeken nam zigtbaar af, en zou geheel in verval geraakt zyn, hadt de Regeering niet de wysheid gehad , van den koophandel in zyne oude vryheid I te herftellen. ' ^ Wy zullen nog een ftap verder gaan , en niet fchroomen ftaande te houden, dat, gei fteld zynde dat Spanje meester konde worb den ten aanzien der Fabriken tot de weelde be( hoorende, het zulks niet behoorde te begeeren. Een oogenbliklyke voorfpoed zou van een volkomen verderf agtervolgd wor! den. Men onderftelle dat deeze Monarchie uit haaren eigen grond alle de koopmanfchapI pen ontleene, tot het voorzien baarer Volkplantingen noodig , het gevolg zal zyn, dat de onmeetelyke fchatten, welke deezen handel zal opbrengen , alleen binnenslands gangbaar ; zynde , het geld wel haast aldaar in waarde : zullen doeu daalen. De duurte der voort* brengzelen van haaren grond , en van den arbeidsloon haarer werklieden, zal het onfeilbaar gevolg zyn van deezen overvloed van gemunt geld. 'Er zal geene evenredigheid meer plaats hebben tusfehen haar en de nabuurige volken. Deezen, in ftaat oiri III. deel. Cc hun- VIÏÏ; BOEK»  VIII. BOEK 402 GESCHIEDENIS hunne goederen beter koop te geeven, zul=* len haar noodzaaken om ze daar voor in te koopen, dewyl een overmaatige winst over alle hindernisfen zegepraalt. Haare bewooners, geen werk hebbende, zullen genoodzaakt worden, het elders te gaan zoeken; en zy zal haare nyverheid en bevolking tevens verliezen. Daar het voor Spanje onmogelyk is, den volkomenen opbrengst van de Mynen der nieuwe waereld aan zich te houden, en het dien met de overige landen van Europa noodzaakelyk moet deelen, behoort alle zyne Staatkunde daar heen te ftrekken,om het beste gedeelte te behouden , de belans na zynen kant te doen overhellen, en zyne voordeden, om ze duurzaam te doen zyn, niet te buïtenfpoorig groot te maaken. Zyne meerderheid zal op een vasten voet gebragt worden, door het beoeffenen der kunften van de dringendfte noodzaakelykheid, en den overvloed en voortreffelyke hoedanigheid zyner natuurlyke voortbrengzelen. Het Spaanfche Ministerie, welk eenig denkbeeld hadt van deeze waarheid, heeft daarin een misflag begaan, dat het de Fabriken heeft aangezien als het eenig beweegrad van den Landbouw. Het is eene onbetwistbaare waarheid, dat de Fabriken den Landbouw begunftigen. Zy zyn zelf noodzaaklyk, overal daar de kosten der verzendinge het vertier en gebruik der leevensmiddelen belemmerende, de Landman mismoedig wordt door het gebrek van zyne Waare te kunnen flyten. Doch, in alle andere gevallen, kan hy de aanmoediging misfen, die de Fabriken verfchaffen. Indien hy eenen weg weet, langs wel-  BÈR BEtDE INDIEN. 403 welken hy zyne voortbrengzels kan kwyt worden, Verfchilt het hem weinig, of deeze weg zy het binnenlandsch vertier of de büitenlandfche verzending door middel vanden koop. handel; hy zal vlytig aan het werk gaan. Spanje verkoopt jaarlyks aan den buitenlander , aan Wolle, Zyde, Oly, Wyn, Yzer en Weedasch, Voor meer dan dertig millioenen. Deeze Verzendingen,- aan de meeste van welke geen land in Europa eenig aandeel kan hebben, zyn voor eene aanzienlyke Vermeerdering vatbaar, en kunnen, waarfchynlyk, meer dan verdubbeld worden. Hetgeen de Indien leveren 'er nog niet onder gerekend zynde, zullen zy genoegzaam zyn om alle de uitiandfche goederen, welke het Koninkryk gebruikt, te betaalen. 't Is waar, dat het dus aan andere Natiën zyne ruuwe voortbrengzels leverende , derzelver bevolking , rykdommen en magt zal vermeerderen; doch deeze zullen in zynen fchoot onderhouden eri uitbreiden, een veel zekerder, veel voordeeliger foort van Nyverheid. Het zal niet lang aanhouden, of zyn ftaatkundig befïaan zal opzigtelyk kragtiger en fterker worden ; eri het landbouwend volk zal het winnen van dé handwerkende volken; Tot deeze voordeelen zal Amerika Veel toebrengen. Het zal nuttig worden Voor Spanje door zyne metaalen en koopmanfchappen. Volgens degemaatigdtteberekeningen, hebben deeze waardige volkplantingen na het Moederland overgemaakt,' zedert het jaar I492 tot op het jaar 1740, dat is, inden tyd van tweë honderd acht en veertig jaaren j meer dan Ce 2 n#i ben deeze waardige volkplantingen nahetMoe- vni; BOEK.  VUL BOEK. 4o4 GESCHIEDENIS negen duizend millioenen aan Piasters, van welke het kleinfte gedeelte in de handen zyner natuurlyke eigenaaren is gebleeven ; het overige is door Europa verfpreid, of na Afie verzonden. Zedert den eerften January des jaars 1754 •> tot den laatften December des jaars 1764 , heeft men meer zekerheids dan bedriegelyke gisfingen.. Geduurende dit tydverloop heeft Spanje ontvangen: Van Vera. Cruz, in goud, drie millioenen, honderd een en vyftig duizend, drie honderd vier en vyftig Piasters, vyf Reaalen; in zilver, vyf en tachtig millioenen, acht honderd negen en negentig duizend drie honderd zeven Piasters, twee Reaalen. Van Lima, in goud, tien millioenen, negen honderd twee en veertig duizend, acht honderd zes en veertig Piasters, drie Reaalen ; in zilver, vier en twintig millioenen, acht' honderd acht en zestig duizend , zeven honderd vyf en veertig Piasters, drie Reaa- ^"van Buenos-Ayres, in goud, twee millioenen, honderd twee en veertig duizend, honderd zes en twintig Piasters, drie Reaalen; in zilver, tien miilioenen, drie honderd zes en twintig duizend, negentig Piasters, acht Reaalen. Van Karthagena, in goud, tien millioenen, vyf eh veertig duizend, honderd acht en tachtig Piasters, acht Reaalen; in zilver, een mih lioen, zeven honderd tweeduizend, honderd vier en zeventig Piasters, drie Reaalen. Van Honduras, in goud, zeven en dertig duizend, twee honderd vier en vyftig Piasters, negen Reaalen; in zilver, zes honderd ze-  DER BEIDE INDIEN. 405 z:vcn en zeventig duizend, vier honderd vier en veertig Piasters, zeven Reaalen. Van de Havana, in goud, zes honderd zes en vyftig duizend, vier en zestig Piasters, drie Reaalen ; in zilver, twee millioenen, zes honderd negen en dertig duizend, vier honderd acht Piasters, twee Reaalen, Van Caraque, in goud, twee en vyftig duizend, vier en dertig Piasters, vier Reaalen ; in zilver, twee honderd zes en zeventig duizend, twee Piasters, zes Reaalen. Van St. Domingo en Porto-Rico, in goud, vyf honderd zes en twintig Piasters, vyf Reaalen ; in zilver, drie-honderd zeventien duizend , vyf honderd een en twintig Piasters, een Reaal. Van Campeche, Cumana en Maracaibo, in zilver, een en negentig duizend, vyf honderd vier en zestig Piasters, zes Reaalen. Dit maakt in alles uit zeven en twintig millioenen, zeven en twintig duizend, acht honderd zes en negentig Piasters, in goud; en honderd zes en twintig millioenen, zeven honderd acht en negentig duizend, twee honderd acht en vyftig Piasters, acht Reaalen in zilver. Deeze beidefommen te zamen genomen,maaken eene hoofdfomme uit van honderd drie en vyftig millioenen, acht honderd zes en twintig duizend, honderdvier en vyftig Piasters en acht Reaalen. Men verdeele deeze hoofdfomme door elf, en men zal bevinden, dat de overgemaakte penningen, het een jaar door het ander gerekend, hebben bedraagen , dertien millioenen, negen honderd vier en tachtig duizend, honderd vyf en tachtig en drie vierde Piasters. By deeze fchatten moeten nog Cc 3 ge- VIK. BOEK.  vhi. BOEK. 4©6 GESCHIEDENIS gevoegd worden de zulken, welke, om niet onderheevig te zyn aan de inkoomende regten, op de Tol niet worden aangetekend, en die iets meer dan een vierde gedeelte der aangegeeven penningen beloopen. Het blykt, derhalven , dat het Moederland , jaarlyks, uit zyne Volkplantingen ontvangt, ongeveer zeventien millioenen Piasters, of negen en tachtig millioenen, twee honderd vyftig duizend Livres. 'JËr zou mogelykheid zyn om deeze fomme nog te vergrooten. Ten dien einde, zou de Regeering flegts na Amerika hebben tezenden, menfchen in de Metaalkunde beter bedreeven, en de hand ligten op de voorwaarden, op welke zy het openen der Mynen veroorlooft. Doch deeze voorfpoed zou altoos van korten duur zyn. De reden daar van is klaarblykelyk. Het goud en zilver zyn geene rykdommen; zy zyn daarvan flegts de af beeldzeis. Deeze af beeldzels zyn zeer duurzaam; dit wierdt tot hunnen beoogden gebruikc vereischt. Hoe zy menigvuldiger worden, hoe zy meer van hunne waarde verliezen, dewyl zy minder voorwerpen vertoonen. Naar maate zy, zedert de ontdekking van Amerika, algemeener zyn geworden, is alles, twee-, drie-, ja viermaal zo hoog in prysgefteegen. Het gevolg hier van is, dat hetgeen men uit 3e Mynen heeft gehaald, telkens van minder, ivaarde is geworden , en hetgeen het heeft gekost om de Mynen te bewerken, gefladig in waarde is geklommen. De fchaal, welke Èleeds meer en meer overhelt na den kant der jitgaave, kan ten eenigen dage het evenwigt i^ei-breeken, zodat men van deeze bron van ryk,,  DER BEIDE INDIEN. 407 rykdom zal moeten afzien. Maar het zou altoos een groot voordeel zyn, dat deeze bewerkingen eenvoudiger gemaakt, en alle de hulpmiddelen der Natuurkunde aangewend wierden, om deezen arbeid min verderflyk voor de gezondheid en het leeven te maaken, dan hy voormaals plagt te zyn. Voor Spanje doet zich ondertusfchen een ander middel van voorfpoed op, die, verre van te verminderen, dagelyks nieuwen aanwas zal ontvangen. Ik bedoel het bebouwen der landen. Alle Natiën hebben gevaar gezien in de vcroorlooving van het oprigten van Fabriken in haare Bezittingen in de nieuwe waereld; doch den Landbouw hebben zy 'er, door alle mogelyke middelen , aangemoedigd. Indien Spanje een zo redelyk beginzel aanneemt, zal het, waarfchynelyk, door den tyd, in zynen fchoot blyven behouden twaalf of dertien millioenen, welke de fpeceryen jaarlyks buitenlands doen gaan. Het is niet mogelyk, dat op eene zo onmeetelyke uitgeflrektheid gronds, in eene zo groote verfcheidenheidvan klimaaten, Amerika niet eenige oorden bevatte , bekwaam om kaneel, kruidnagels , Muskaat en andere Afiatifche kruideryen voort te brengen. Zeker is het, dat te Quito kaneel wordt gevonden. Door het behoorlyk te kweeken, zou men het, misfchien, de hoedanigheden, doen verkrygen, welke, dus lang, daar aan ontbreeken. Het zy dat deeze proefneemingen al of niet gelukkig flaagen, men kan altoos de Koffy planten, wier gebruik in Europa dag aan dag algemeener wordt; het Katoen, waaraan onze Fabriken dikwyls gebrek hebben; de Suiker, Cc 4 waar VIII. BOEK.  VIII. BOEK. 408 GESCHIEDENIS waar van Spanje jaarlyks voor meer dan vyf miliioenen koopt, en van welke het gantsch Europa behoorde te voorzien. Ver fcheiden provinciën van Mexico leverden, in voorgaandetyden,uitmuntende Zyde, welke te Seville met voordeel wierdt verwerkt. Dit voortbrengzel is te niete geraakt, door ontelbaare oneenigheden, by gelegenheid daar van ontftaan. Niets zou geraaklyker vallen, dan deeze Waare te doen herleeven en te vermenigvuldigen. De Vigonje-wolle wordt van alle Natiën getrokken- 't Geen de vlooten daar van aanbrengen, is niets, in vergelyking van hetgeen gevr aagd wordt. Het is mogelyk, ja zelf gemaklyk, in een bekwaame luchtftreek, de kudden te vermenigvuldigen, welke deeze kostbaare wolle draagen. De overmaatige duurte der Cochenille, en de greetigheid, met welke zy onder alle volken wordt begeerd, kondigen Spanje het belang aan, welk het heeft by derzelver vermenigvuldiging. Doch het geen byzonderlyk behoorde aangemoedigd te worden, zyn de Wynftokken, en Olyf boomen, welke alleen in een gedeelte van Peru mogen geplant worden. Door deeze foort van arbeid, zou men kleine Natiën , fteeds herwaarts en derwaarts zwervende, aan een vast verblyf kunnen bepaalen. Met kunde en oordeel verdeeld, zouden zy dienen tot onderhoudinge van gemeenfchap tusfehen onderfcheiden volkplantingen, tegenwoordig , door onmeetelyke en onbewoonde landftreeken, vaneen gefcheiden. De wetten, die altoos kragtloosjzyn onder menfchen ,  DER BEIDE INDIEN. 405 fchen, te wyd van Melkander en van de Wethouderfchap verwyderd, zouden onderhouden worden. De koophandel zou niet gefladig afgebroken worden, door de onmogelykheid om, zelf niet met zwaare onkosten, de koopmanfchappen op de plaats haarer beflemminge te doen aankoomen. In gevalle van oorlog, zou men by tyds van het gevaar kunnen verwittigd worden, en elkander fpoedige en kragtdaadigehulp toebrengen. Indien Spanje, door deeze fchikking, wierdt beroofd van eenige verzendingen van klein belang, deeze geringe opoffering zou door grooter voordeden vergoed worden. De minst vermoeiende bezigheden, welke wy hebben aangeduid, zouden moeten ten deele vallen aan de Landzaaten, welke hunne traagheid, en, misfchien, hunne zwakheid onbekwaam maakt tot zwaarder werk. De andere verrigtingen zouden moeten overgelaaten worden voor werkzaame en fterke 'flaaven, welke Afrika oplevert. Al in de eerfte jaaren, onmiddelyk naa de ontdekking der nieuwe waereld, hadt men een denkbeeld van deeze buitenlandfche hulpe. Doch zy wierdt wel haast verbooden, dewyl men meende te befpeuren, dat de Negers de Amerikaanen bedorven, en men vreesde, dat zy hen tot oproerigheden zouden aanzetten. Las Cafas, die gefladig bedagt was op de verligting der Indiaanen, verwierf, in den jaare 1517, de herroeping deezer wet, welke hy voor hunne behoudenisfe nadeelig oordeelde. Omtrent deezen tyd, verkreeg een gunflehng het uitfluitend voorregt, om vier duizend Negers na de Antilies te brengen. Zyn regt verCe 5 kogt VIII BOEK,  4ïo GESCHIEDENIS VIII. boek. kogt hy aan de Genueezen, welke hunne Monopolie misbruikten. Deeze haatelyke koophandel ging agtervolgens over tot de Castiliaanen, de Portugeezen, de Franfchen, en de Engelfchen. Eindelyk is hy wedergekeerd in de handen der Spanjaarden, welke dien op de nadeeligfte wyze voor hun Vaderland dryven. Hunne gevaarlykfte vyanden worden hunne Agenten. Alle hunne verbintenisfen bepaalen zich tot de onderdaanen van Groot-Britannie. Indien de Staatkunde oordeelt, vryheid te kunnen geeven tot eenen koophandel, dien de menschlykheid afkeurt, is 't het belang van Spanje , zich te ontflaan van buitenlandfche hulp, om dien te dryven. Het gebrek aan Forten, aan de kust van Afrika, moet het den moed niet laaten zakken. Deeze zwaarigheid zal het te boven koomen, door regelrecht uit de Oostindiën te ontvangen, de goederen voor deeze barbaarfche landen gefchikt, en door den invoer van Negers in zyne volkplantingen, door middel van gefchenken, aan te moedigen, in ftede van dien, door belastingen , te belemmeren. Dan zal alles bloei en leeven ontvangen, in gewesten, die, zedert zo langen tyd, gek wyn d hebben. Hunne voortbrengzels, welke, jaarlyks, niet meer bedraagen dan zeven en twintig, of acht en twintig millioenen Livres, zullen geene andere paaien kennen, dan die het vertier van Spanje en geheel Europa daar aan zal ftellen. _ Naadat de Regeering, met een gelukkigen litflag, de hand zal hebben geflagen aan de /olmaaking van het bewerken der Mynen, en de  DER BEIDE INDIEN. 4II de uitbreiding der bebouwinge haarer provinciën in de nieuwe waereld, moet zy bedagt zyn op middelen om deeze rykdommen in het Moederland zamen te brengen, De ondervinding moet haar geleerd hebben, dat de waakzaamheid der kustbewaarders, en de getrouwheid haarer Landvoogden , bolwerken zyn , welke de fluikhandel dikwyls en gemaklyk kan beklimmen. Alle volken , wier bezittingen in de nabuurfchap der Spaanfche Volkplantingen leggen , hebben altoos getragt, op een bedriegelyke wyze , de fchatten en koopmanfchappen deezer niet zeer werkzaame Natie zich toe te eigenen. De Portugeezen hebben hun oog gewend na de rivier de la Plata. De Deenen, Franfchen en Hollanders, na de kust van Karthagena en Porto - Bello. De onderdaanen van Groot-Britannie, welke alle deeze wegen kenden, hebben, in de landen, welke hun, door de jongfte verbonden, waren afgeftaan, nieuwe wegen gevonden, om een aanzienlyk aandeel te verkrygen aan deezen ryken buit. Allen hebben hun oogmerk bereikt, door het ontwyken of omkoopen der kustbewaarderen; doch de Engelichan, verzekerd dat zy van hunne Regeering niet zouden verlaaten worden, hebben, met geweld, in vollen vrede, onder de vreemdelingen , eenen fluikhandel' gehandhaafd, welke by hen met den dood geftraft wordt. Hunne Admiraliteit begunftigt dien zo openlyk, dat 'er tusfehen haar en de kooplieden der Natie pen openbaar verdrag is aangegaan, uit kragt van het welk het Oorlogfchip van den fluik- han- VIIL BOEK.  vut. BOEK# 412 GESCHIEDENIS handel vyf ten honderd trekt van den prys der verkogte goederen, als eene belooning voor de beicherming, welke het daar aan verleent. Met nog veel min getrouwheids dan de kustbewaarders , kwyten zich de Landvoogden van hunnen pligt. Schoon de omkooping in Spanje alle paaien overfchreed hebbe, is zy nog veel verder gegaan in Indien. Van de Onder-Koningen tot op de geringfte Commi. fen , brengt niemand eenige beginzels van Vaderlandsliefde met zich in de nieuwe waereld Allen hebben hunne Ampten gekogt; allen tragten zich van de gedaane opofferingen fchadeloos te ftellen; allen zyn 'er volyyeng od uit om hun fortuin te maaken, welk zy beoogen; allen willen zich de fchade vergoeden van degevaaren, welke zy loopen, door van luchtftreeke te veranderen. Geen oogenblik mag men laaten verlooren gaan, dewyl het zelden gebeurt, dat iemand langer dan drie of - yf jaaren in zynen post gelaaten wordt. Men zou zeggen, dat het Hof van Madrid, de plondering niet kunnende beletten , Rewild heeft dat zy minder haatlyk wierdt, door haar algemeener te maaken. Alle middelen om zich te verryken worden voor geoorlofd gehouden. Het a gemeenst ingenomen middel, is, den fluikhandel te begunftigen, of dien zelve te dryven Dezelve is gemaklyk, fpoedig en ftreelende Niemand in Amerika verklaart zich teger.dit gedrag, dewyl allen 'er belang by hebben. Indien het geroep van zommige Europifche kooplieden tot in het Hof doordringt, het wordt gemaklyk,verdoofd, door tydige^ge-  DER BEIDE INDIEN. 413 fchenken aan de Staatsdienaars, de Biegtvaders, de Minnaaresfen en Gunftelingen. De fchuldige blyft niet alleen ftraffeloos, maar wordt zelf beloond. Niets is zo wel gevestigd, zo algemeen bekend, als dit gebruik. Een Spanjaard, 'thuis gekoomen uit de nieuwe waereld, alwaar hy een aanzienlyk ampt bekleedt had, klaagde tegen iemand over de vooroordeelen, welke hy wegens de eerlykheid van zyn beftuur verfpreid vondt. Indien men u lastert, gaf hem zyn vriend tot antwoord, zyt gy onherjtelbaar verlooren; maar zo men uwe knevelaaryen niet vergroot, zult gy des veilig zyn, door een gedeelte daar van op te offeren: bet overige zult gy in vrede en zelf met eere kunnen genieten. Wat middel is 'er om zo diep gewortelde misbruiken uit te rooien? Zo lang de fchikkingen , welke aanleiding hebben gegeeven tot deeze wanorde, zullen ftand houden, zal de fluiker zynen koophandel dry ven; de lieden, aangefteld om dien te beletten, zullen hem befchermen. Spanje zal de orde nimmer herftellen, zo lang het de belastingen niet vermindert, en de wyze van het onderhouden zyner verbintenisfen met zyne volkplan« tingen niet verandert. Deeze Mogenheid, aan welke de toeftand der zaaken niet toelaat alles te maaken, wat zy ter vervullinge der behoeften van Amerika noodig heeft, moet zich den arbeid van alle volken van Europa toeëigenen. Zy moet zich in het midden hunner aanmerken, als een koopman onder zyne Fabrikeurs. Zy moet hun de oorfpronklyke ftoffen leveren; zj moet vm, BOEK.  viir. SOEK. 1 ( 1 414 GESCHIEDENIS moet hun behoorlyk betaalen de nieuwe waarde , welke hunne nyverheid aan de natuurlyke voortbrengzels heeft gegeeven; zy moet alles verfpreiden onder de zulken, welke ze vertieren, op eene wyze, welke haar het meeste voordeel aanbrengt. Deeze grondregels zyn te eenvoudig, om haarer opmcrkinge te hebben kunnen ontgaan ; maar zy heeft ze tot verkeerde oogmerken toegepast. Haare behoeften , of haare begeerlykheid, hebben haar gefladig van het rechte fpoor doen dwaalen. De belangen der Kroone van die der burgeren fleeds affcheidende, heeft zy nimmer nadeel gezien 'in het overmaatig Verhoogen haarer JTolregteni Niemand haarer Staatsdienaaren fchynt begreepen te hebben, dat de rykdom der onderdaanen de eenige waare rykdom van den Staat was. Misfchien zelf is hunne verblindheid en onkunde zo Verre gegaan , dat zy geloofden, dat de belastingen op de koopmanfchappen gelegd, gedraagen wierden vanf hun, welke Ze leverden. Dat dit voorOordeel hunne regelmaat geweest zy, kan naauwlyks in twyfel worden getrokken, wanneer men overweegt, dat alle voorflagen , bun gedaan, om eenige vermindering van belastingen te Verwerven, altoos verworpen jyn, als verderfiyk voor de Monarchie. Dee;e verkeerde wyze om de Financien te verbeuren , welke den koophandel van Europa /an dag tot dag meer en meer bederft, heeft le bezendingen Vertraagd, die uit het Moederand regelrecht na de volkplantingen gefchieden. t)e fluikhandel heeft naar evenreedigheid der • be-  DER BEIDÉ INDIEN. 415 belastingen toegenomen. Men zal dien een doodelyken flag toebrengen, zo dra deTollysten op de inkoomende en uitgaande regten met meer gemaatigdheids geregeld worden; zo dra men den fcheepvaart zal hebben ontflagen van de banden, welke zynen loop zo zeer belem[j meren. Zy, welke vangedagten zyn, dat de koers, welken de vlooten en Gallioenen gemeenlyk houden, de bekwaamfte is, zyn misleid gen Worden door de gewoonte, welke de begrippen van het grootfte gedeelte der menfchen re: geit. Zy hebben niet gezien, dat deeze handelI wyze, uit haaren aart langzaam, noodzaakelyk ; alles moet bederven. De ongeoorlofde han1 del, door zyne zendelingen verwittigd van de i behoeften der volkplantingen, en overvloedig ■ voorzien van hetgeen dezelven voegt, voor. 1 koomt altoos de Spaanfche fchepen, die, de ï Pakhuizen vol vindende, genoodzaakt zyn [j met fchade te verkoopen, of, 't geen dika wyls veel nadeeliger is, bevinden zich in de ] onmogelykheid om te verkoopen. Indien, ■ om dit ongemak te verhoeden, hun vertrek I vertraagd wordt, is dit eene nieuwe aanmoefj diging voor den fluikhandel, wiens hulpmid1 delen, dewyl ze gefladig vernieuwd worden, a onuitputbaar zyn. Om dit verderflyk mededingen te verhoe1 den, heeft men der Regeeringe dikmaals den I voorflag gedaan , om den Amerikaanfchen I handel door middel van Maatfchappyen te 1 dry ven. Doch deezen voorflag heeft het Hof I van Madrid telkens verworpen, als eene verI nielende Monopolie, nog verderflyker, misfchien, Vilt BOEK.  VIII. SOEK. 416 GESCHIEDENIS fchien, dan het verdraagen van den fluikhandel. In weerwil van de onkunde van goede beginzelen, heeft het, egter, niet kunnen nalaaten te begrypen, dat de uitfluitende voorregten, altoos nadeelig voor de werkzaamfle volken, noodzaakelyk verderflyk moeten worden voor eene Natie, wier nyverheid niet kragtig genoeg gewekt wordt. Niets anders dan eene volkomene vryheid in de uitrustingen, die te Kadhc gefchieden, kan den fluikhandel ondermynen, en aan den koophandel die uitgeflrektheid geeven, voor welke hy vatbaar is. Het belang van Spanje, gelyk dat van alle andere Natien,welke volkplantingen in de nieuwe waereld hebben opgerigt, vordert, veele Europifche goederen en koopmanfchappen derwaarts te brengen, en veele Amerikaanfche van daar te haaien. Deeze verrigtingen zyn onaffcheidbaar aan elkander verbonden. De eene kan niet gefchieden zonder de andere, en beiden wraaken alle bepaalingen. Veel voordeels zullen de volkplantingen vinden by dit ontwerp, dat den overvloed in haare havens zal doen heerfchen. De nayver van een grooter getal verkoopers is altoos voordeelig geweest, en zal het altoos zyn, voor de koopers. Door dit gelukkig middel zal de hoofdftad de gemoederen bevredigen, welke nu verbitterd zyn, of om dat men hun heeft doen gebrek lyden aan de noodzaakelykfte dingen , of omdat men hen dezelve tot een buitenfboorigen prys heeft doen betaalen. Door den laagen prys zal zy Fabriken' doen vervallen, welke de drin-  der beide INDIEN. 4ï7 dringendfte behoeften hebben doen oprigten, en die niet zonder gevaar door gezag zouden kunnen vernietigd worden. Zy zal de nyverheid zich doen toeleggen op den Landbouw, welke, gelyk betaamt, de voordeeligfte bezigheid zal worden. Eindelyk zal zy twee- of drievoudig haaren fcheepvaart verdubbelen, welks kwynende verrigtingen altoos het algemeene welzyn in gevaar brengen, en zo diktiiaals in 's vyands magt ftellen. Alle volken van Europa, welke rrieer of min deel neemen aan deezen koophandel, zullen dien met meer voordeels dryven. Indien het ontwerp der vlooten, welk de hoeveelheid der goederen bepaalt, die te Kadix kunnen ingefcheept worden , voordeeliger zy voor het klein getal kooplieden, welke deel hebben aan deeze onderneemingen, zal de vryheid, mids betaalende de belastingen, om zo veel goederen te zenden als men wil, den prys doen daalen en het vertier vermeerderen. Europa zal meer werkzaamheids hebben. Het voordeel van ieder Natie zai aanmerkelyker zyn, fchoon dat van ieder byzonder koopman vermindere. Dit voordeel is van oneindig meer belangs dan het ander. Ons is niet onbekend, dat deeze koophandel de vryheid niet zal hebben verkreegen, welke ons volftrekt noodzaakelyk dunkt, of hy zal, door een ombepaalden nayver, eene overmaate van uitgebreidheid ontvangen. De begeerlykheiden onvoorzigtigheid der kooplieden moeten den weg baanen tot deeze wanorde. Misfchien zal dit een geluk zyn. Het Moederland zal altoos een grooter hoeveelheid III. deel. Dd van vul' BQEKi  VIII. BOEK. WYS. 418 GESCHIEDENIS van 's Lands voortbrengzelen hebben uitgêvoerd, en ryker thuislaadingen te rug ontvantgen. De volkplanters, door den laagen prys aangemoedigd tot genietingen, aan welke zy nimmer konden deel hebben, zullen zich nieuwe behoeften fcheppen, en, gevolglyk, zich aan nieuwe werkzaamheden overgeeven. De koophandel , door het verlies van een gedeelte zyner kapitaalen tot een inkeer gebragt, zal meer werkzaamheids, fpaarzaamheids en waakzaamheids aan zyne uitrustingen befteeden. Gefteld zynde dat de overmaate van nayver een weezenlyk kwaad zou kunnen worden, het zal nimmer meer dan oogenblikkelyk zyn. Dit onweder te willen'afwenden door wetten , welke alle vryheid vernietigen, zou zo veel zyn, als eene gelukkige omwenteling te willen voorkoomen, door eene altoosduurende onderdrukking. Spanje zal zyne oogen niet hebben geopend, of de koophandel zyner volkplantingen zal ophouden een Monopojie te zyn ; hun Godsdienst zal ophouden louter bygeloovigheid te zyn; hunne Regeeringsvorm zal ophouden loutere dwingelandy te zyn. In gevolge van den voortgang van een goed voorbeeld en een gelukkigen nayver, zal Portugal, welk, dus lang, niet beter verlicht geweest is dan Spanje, misfchien dit ontwerp van Hervorminge, ten aanzien van Brazil, omhelzen. Laat ons zien hoe het zich, in de ontdekking van dit gewest, hebbe toegedraagen.  WYSGEERIGE E N STAATKUNDIGE GESCHIEDENIS ■ VA N DE BEZITTINGEN EN DEN KOOPHANDEL DER EUROPEAANEN IN DE BEIDE INDIEN, NEGENDE BOEK. g^rstferazil is een wyduitgeftrekt vastland in & B $ Zuid"Amerika. Ten Noorden grenst ^^Hf? het aan de rivier tJer Amazonen, ten Zinden aan Paraguay, ten Westen aan eene lange keten bergen, welke het yan Peru fcheiden, ten Oosten aan de Noordzee. Aan zyne kusten geeft men eene uitgeftrektheid van twaalfhonderd mylen. Binjienslands, te weinig bekend om deszelfs diepte te kunnen bepaalen, is het, van het Noorden na het Zuiden, doorfneeden van bergen, in welke verfcheiden rivieren ontfpringen; zommige van deeze ontlasten zich in den Oceaan: andere vallen in de rivier de k Plata. Pd 2 &- ÉL BOEK.  IX. boek. 420 GESCHIEDENIS Indien Kolumbus, naa den mond van de Oronoque bereikt te hebben, op zyn derden reistogt, in den jaare 1499, verder na het Zuiden was voortgezeild, kan het niet anders zyn of hy moest Brazil ontdekt hebben. Hy verkoos liever den Heven na het Noord-Westen te wenden, na de Golf tusfehen deeze rivier en Florida geleegen. De reeds verkreegene Bezittingen; het goud, welk men van daar bragt; de hoop, welke hy voedde, om eenen weg na de Oostindiën te zullen vinden: dit alles deedt hem zich na dien kant wenden. Een gelukkig voorval bezorgde, in het volgende jaar, de eer deezer ontdekkinge aan pedro alvarez cabral. Deeze Portugeefche Admiraal geleide eene vloot na geene zyde van de Kaap de Goede Hoop. Om de ftilte van de kust van Afrika te ontwyken, ftak hy zo diep van land in zee, dat hy zich in het gezigt bevondt van een onbekend land, in het Westen geleegen. Een ftorm noodzaakte hem aldaar eene fchuilplaats te zoeken. Hy liet het anker vallen aan de kusten, op vyftien graaden Zuider breedte, op eene plaats, welke hy Porto • Seguro noemde. Hy nam bezitting van het land, zonder 'er eene volkplanting op te rechten, en benoemde het met den naam van St. Croix; naderhand veranderde hy dien in Brazil: dewyl het hout, welk dien naam voerde, een voortbrengzel was van het land, het waardigfte voor de Europeaanen, die het in de verweryen gebruiken. Dewyl men dit land hadt ontdekt op eenen togt  DER. BEIDE INDIEN. 421 togt na de Indien, en men niet wist of het niet tot dezelve behoorde, wierdt het, in 't eerst, onder de zelfde benaaming begreepen; doch het wierdt 'er van onderfcheiden dooiden bynaam van Westindiën: dewyl men, om in de eigenlyke Indien te koomen, zynen koers Oostwaarts rigtte, en zich na Brazil willende begeeven, Westwaarts ftuurde. Zedert is deeze benaaming aan geheel Amerika gegeeven, en de Amerikaanen zyn zeer oneigenlyk Indiaanen genoemd. Dus is het, dat naamen van plaatzen en dingen , door onkunde toevallig gegeeven, ten allen tyde belemmering gebaard hebben aan de Wysgeeren, die derzelver oorfprong hebben willen zoeken in de natuur zelve, en niet in louter toevallige omftandigheden, dikwyls geheel vreemd aan de natuurlyke hoedanigheden der beoogde voorwerpen. Niets is grilliger, dan Europa, om zo tefpreeken, overgevoerd en hervoortgebragt te zien in Amerika, door den naam en de gedaante onzer fteden; door de wetten en de zeden van ons Vastland. Doch, vroeg of laat, zal het klimaat zyne heerfchappy hervatten, en de dingen herftellen in hunne natuurlyke orde en benaamingen, hoewel met eenige blyken van veraartinge, welke eene groote omwenteling altoos nalaat. Wie weet, of, naa verloop van drie of vier duizend jaaren , de hedendaagfche Gefchiedenis van Amerika niet zo verward, en onoplosbaar zyn zal voor zyne bewooners, als tegenwoordig voor ons is de Gefchiedenis van Europa in die tyden, welke de grondlegging van hetRomeinDd 3 fche IX, BOEK  IX. BOEK. 4ïü GESCHIEDENIS fche Gemeenebest zyn voorgegaan. Dus zy« de menfchen, nevens hunne kundigheden en gisfingen, het zy ze het voorleedcne of toekoomende betreffen, de fpeelbal van de wetten en beweeginge der geheele Natuure, welke in haaren loop voortgaat, zonder agt te flaan op onze ontwerpen en gedagten, misfchien zelf niet op onze beftaanlykheid, welke niets anders is dan eene oogenbliklyke agtereenvolging eener orde, voorbygaande gelyk zy zelve. Niets dient ten voldingender bewyze deezer gewigtige waarheid, dan de onvoorzigtigheid en onbeftendigheid van 's menfchen ontwerpen en maatregelen in zyne wydftrekkendfte onderneemingen, zyne verblindheid in zyne nafpooringen, en nog meethet gebruik zyner ontdekkingen. Zo dra het Hof van Lisbon de havens, de baaien, de rivieren en kusten van Brazil hadt laaten onderzoeken, en kundfchap hadt ontvangen, dat'er in deszelfs grond goud noch zilver wierdt gevonden, veragtte het dien tot zo verre, dat het derwaarts alleen mannen zondt door de wet gebrandmerkt, en vrouwen door losbandigheid bedorven. Alle jaaren vertrokken uit Portugal een of twee fchepen, die alle de fchelmcn van het Koninkryk na de nieuwe waereld overvoerden. Hunne 'thuis laading beflondt uit Papegaaien , Verfhout en ingelegd Schrynwerk. Men wilde 'er de Gember byyoegen j doch het leedt niet lang of dit wierdt verbooden, uit vreeze dat deeze Waare nadeel zou doen aan den handel, welke daarin op de Groote Indien wierdt gedreeven. Afie  der beide INDIEN. 423 Afie hieldt toenmaals alle verftanden onledig. Het was de weg des geluks, des aanziens en der glory. De luisterryke togten, welke de Portugeezen derwaarts deeden, de rykdommen, die van daar wierden te rug gebragt, gaven aan hunne Natie, in alle de deelen der waereld, eene overtreffende overmagt, aan welke ieder burger wilde deel hebben. De gemoedsdrift was algemeen. Niemand ging vry willig na Amerika; maar men begon nevens de kwaaddoeners, welke' men in den beginne daar heen hadt gebannen , de ongelukkigen te plaatzen , die de Inquifitie dreigde te vervolgen. Geen diepgewortelder en werkzaamer volkshaat is 'er bekend, dan dien de Portugeezen den Spanjaarden toedraagen. Deeze afkeerigheid, zo oud, dat haare oorfprong onbekend is, zo diepgeworteld, dat het niet mogelyk is haaren eindpaal aan te wyzen, heeft hen niet weerhouden van het meerendeel hunner grondregelen te ontleenen van eenen nabuur, wiens magt zy alzo zeer duchtten, als zy zyne zeden verfoeiden. Het zy men het moete toefchiyven aan de overeenffemminge van klimaat en karakter, of aan gelykfoortigheid van omftandigheden, zeker is 't althans, dat zy de flegfte van zyne inrigtingen hebben overgenomen. Geen fchrikbaarender dan die der Inquifitie konden zy naavolgen. Deeze Bloedraad, in Spanje opgerigt, in den jaare 1482, door eene vermenging van Staatkunde en Geestdryverye, onder de regeering van ferdinand en isabelle , was Dd 4 niet IX. boek,  IX. boek. 424 GESCHIEDENIS niet door jan den III aangenomen, of hy deedt fchrik en vervaardheid in alle huisgezinnen algemeen worden. Om in 't eerst zyn gezag te vestigen , en het vervolgens te handhaaven, hadt deeze Regtbank, alle jaaren , vier of vyf honderd flagtoffers noodig; bet tiende gedeelte derzelven wierdt verbrand, de overige negen deelen wierden na Afrika of Brazil verbannen. Hy woedde inzonderheid tegen de zulken, welke verdagt wierden van de tegennatuurlyke zonde: eene nieuwe wanorde in den Staat, ddch onaffcheidbaar eigen aan een heete luchtftreek, alwaar de gehuwde ftaat in kleinagting raakt. Hy vervolgde de Toveraars, welke, in deeze tyden van onkunde, niet min geducht als vermenigvuldigd waren, door de ligtgeloovigheid van geheel Europa, zo diep in bygeloovigheid als barbaarschheid verzonken; de Mahomethaanen, zeer in getal verminderd,zedert zy de opperheerfchappy hadden verlooren; en vooral de Jooden, welke hunne rykdommen 't meest verdagt maakten. Het is bekend, dat deeze Natie, langen tyd in een kleinen hoek lands beflooten, naadat zy door de Romeinen verdreeven was, veelen haarer leden de vlugt namen na Portugal. Zy vermenigvuldigden aldaar, naadat de Arabiers Spanje hadden veroverd. Men liet hen in 't genot van alle burgerregten, Niet eerder dan naadat dit land zyne onaf hankelykhcid hadt herkreegen, wierden zy buiten de ftaatsbedieningen geflootcn, Dit begin van onderdrukkinge belette niet, dat twintig duigend Joodfche familjen, zich derwaarts begaven-  der beide INDIEN. 425 ven, toen, naa de verovering van Granada, de Katholyke Koningen hen veroordeelden, Spanje te verlaaten of van Eerdienst te veranderen. Ieder familie betaalde, voor de vryheid van verblyfplaats in Portugal, twintig Livres. Het leedt niet lang, of het Bygeloof deedt jan den II de wapens opvatten tegen deeze te zeer vervolgde Natie. Deeze Vorst eischte van haar twintig duizend Kroonen, en bragt haar vervolgens in flaaverny. In den jaare 1496, bande emmanuel de geenen, die weigerden den Christlyken Godsdienst aan te neemen; de andere wierden in vryheid gefteld, die zich wel haast meester maakten van den Afiatifchen handel, welks bronnen toen geopend wierden. De oprigting der Inquifitie deedt, in den jaare 1548 , hunne werkzaamheid verfiappen. De verbeurdverklaaringen , welke deeze haatlyke Regtbank zich veroorlofde, en de belastingen, welke de Regeering hun, van tyd tot tyd, afperste, vermeerderden het wantrouwen. Zy hoopten, dat twee honderd vyftig duizend Livres, welke zy Koning sebastiaan opfchooten, tot zynen togt na Afrika, hun eenige rust zouden bezorgen. Tot hun ongeluk, hadt deeze onvoorzigtige Vorst een ongelukkig einde. Philippus de II, die kort daarnaa zynen fchepter oVer Portugal zwaaide, gaf bevel, dat de zulken zyner onderdaanen , die van Joodfche of Moorfche afkomst waren, in den Kerk- noch Burgerftaat tot ampten en waardigheden zouden kunnen bevorderd worden. Dit zegel van verwerpinge, welk, om zo te fpreeken, gedrukt wierdt op het voorDd 5 hoofd IX. boek,  425 GESCHIEDENIS IX. BOEK. hoofd van alle nieuwe Christenen (*), deedt de vermogendften een wanfmaak vinden in eene verblyfplaats, waar de rykdom hen niet tegen vernedering beveiligde. Zy bragten hunne kapitaalen over na Bourdeaux, Antwerpen , Hamburg , en andere fteden, op welke zy een gevestigden koophandel dreeven. Deeze verhuizing wierdt de oorfprong eener groote omwentelinge , deedt verfcheiden landfchappcn deel verkrygen aan de nyverheid, welke, dus lang, aan Spanje en Portugal bepnald geweest was, en beroofde de beide Koninkryken van de voordeelen, welke het een trok uit de Oost-, het ander uit de Westindiën. Vóór deeze laatfle tydflippen , waren de Jooden, door de Inqufitie van hunne bezittingen ontbloot, en na Brazil in ballingfchap gezonden, niet volkomen hulpeloos. Veelen vonden tederlievende bloedverwanten en getrouwe vrienden; anderen, van bekende eertykheid en kunde, verwierven penningen van kooplieden uit verfcheiden Natiën, met welken zy voormaals koophandel hadden gedreeven. Deeze hulpmiddelen fielden onderneemgraage menfchen in ftaat om Suikerriet te planten , welk hun allereerst van het eiland Madera was aangebragt. Dit voortbrengzel, dus lang, om zyne fchaarsheid, alleen tot geneeskundige gebrui* ken (*) In Portugal onderfcheidt men tusfehen nieuwe en oude Christenen. De oude zyn de zulke, welke, zedert onheuge[vke tyden, van Christen afkomst zyn; de nieuwe zyn de naakoomelingen van Mahomethaanen of Jooden, tot het ChrisKndom bekeerd. Vm.  der beide INDIEN. 42? ken bepaald, wierdt een voorwerp van weelde. De Vorften, de grooten, de vermogende lieden, wilden deeze nieuwe foort van wellust genieten. Deeze fmaak was voordeelig voor Brazil, welk zich op deszelfs aankweeking meer en meer toeieide. In weerwil van zyne vooringenomenheid, begon het Hof van Lisbon te begrypen, dat eene volkplanting, nog op eene andere wyze dan door metaalen, het Moederland voordeel konde aanbrengen. Het floeg een min verfmaadend oog op eene onmeetelyke landftreek, welke het by toeval hadt verkreegen, en gewoon was te befchouwen als een Modderpoel, in welken alle de onreinheden der Monarchie zich ontlastten. Deeze Bezitting, dus lang aan de grilligheden der Volkplanteren ten prooie overgelaaten , wierdt eenig beftuur waardig geoordeeld. Thomas de sousa wierdt, in den jaare 1549, derwaarts gezonf den, tot het maaken der noodige fchikkingen en het handhaavcn derzelven. Zo ras deeze kundige Landvoogd eenige prde »hadt gefteld op menfchen, welke geduuüig in eene volflagene Regeeringloosheid geleefd hadden; zo ras hy eenige gemeenfchap hadt vastgefteld tusfehen Plantaadjen, welke tot nog toe op haar zelve geflaan hadden : leidde, hy zich toe om eenige kundfehap te verkrygen wegens de Landzaaten, met welke hy geduurig zou moeten handelen of vegten. Deeze kundfehap was niet gemaklyk te verkrygen. Brazil was opgevuld met kleine Natiën ; zommige derzelven woonden in het midden van IX. boek;.  428 GESCHIEDENIS IX. BOEK. van bosfchen, andere in vlakten of aan rivieren. Vondt by 'er eenige, welke eene vaste woonplaats hadden, een nog veel grooter getal zwerfde van het eene gewest na het ander. De meesten hadden geene gemeenfchap met elkander. Die niet verdeeld waren door aanhoudende oorlogen, waren het door een erflyken haat of nayver. Men vondt 'er die van de jagt en visfchery leefden; andere die van den Landbouw beftonden. Alle deeze redenen moesten een in 't oog loopend onderfcheid veroorzaaken tusfehen de bezigheden en de gewoonten deezer volken. Nogthans was hun karakter in den grond genoegzaam het zelfde. In het algemeen evenaaren de Braziliaanen den Europeaanen in grootheid van geftalte, doch zyn niet zo fterk. Ook zyn zy aan minder ziekten onderheevig. Het is niet zeldzaam , hen hunnen leeftyd meer dan eene Eeuw te zien uitrekken. Voormaals kenden zy geenerlei foort van kleedinge. Zedert den inval der Europeaanen , bedekken zy zich doorgaans ten halven lyve. De opfchik der vrouwen is daar in van dien der mannen onderfcheiden, dat zy zeer lang h air draagen, en deezen het zeer kort houden; dat zy tot armringen draagen, beenderen van eene fchitterende witheid, welke deeze als een halskraag gebruiken; dat zy haare tronie, en deezen hun lichaam met verfcheiden kleuren tekenen. Hoewel de taal der Topinamboux vry algemeen is langs de kusten, mag het, egter, in't algemeen, gezegd worden, dat ieder Natie van dit uïtgeftrekt Vastland haaren eigen tong.  DER BEIDE INDIEN. 425) tongval heeft. Zommige deezer taaien zyn, naar men wil, zeer kragtig; doch zy zyn allen zeer arm. Niet eene vindt men onder dezelve, welke benaamingen heeft voor afgetrokkene en algemeene denkbeelden. Deeze armoede der taaie, welke gemeen is aan alle de volken van Zuid-Amerika, is het in 't oog loopendfte bewys van den geringen voortgang, welken het menschlyk verftand aldaar gemaakt heeft. De overeenkomst, tusfehen de woorden van eene taaie en die van eene andere, bewyst, dat de wederzydfche verhuizingen deezer Wilden veelvuldig geweest zyn. De vergelyking, welke men, ten eenigen dage, zal onderneemen tusfchen hunne taal en die van Afrika, de Oostindiën en Europa, zal, misfchien, het middel zyn om den oorfprong der Amerikaanen te ontdekken , welke zo veele Geleerden, dus lang zonder vrugt, heeft onledig gehouden. De fpyze der Braziliaanen was yoormaals vry eenzelvig. Zy moest beter worden, zedert zy onze tamme dieren gekend hebben. Nogthans houden de zulken, welke de kusten bewoonen, by aanhoudenheid, het leeven by de fchelpen, welke de zee opwerpt. Aan de rivieren leeft men fteeds van den vischvangst, en in de bosfchen van de jagt. Het ledige, welk al te dikwyls zo onzekere hulpmiddelen overlaaten, wordt aangevuld door etlyke wortelen , die pf geheel van zelve voortkoomen, of zeer weinig oppasfens noodig hebben. Voor deeze Wilden is de arbeid ondraagelyk. De ledigheid, de tafel, en de danspar- tyen. IX. BOElC,  43® GESCHIEDENIS SOEK. tyen, dit is alles wat Zy verrigten. Hunné gezangen zyn niets anders dan een langdraadig geteem, zonder eenige verfcheidenheid van toonen; zy hebben meestal ten onderwerpen hunne minnaaryen of hunne krygsverrigtingen. Men wil, dat zy noch het beftaan van een Opperweezen, noch een toekoomenden ftaat van belooningen en ftraffen naa dit leeven gelooven. Nogthans hebben zy waarzeggers, die, door buitengewoone lichaamsvertrekkingen ,■ hunne ligtgeloovigheid dikmaals in zo verre begochelen, dat zy onder hen geweldige oproeren veroorzaaken. Een treurig uiteinde is het lot deezer guiten, indien hunne bedriegeryen ontdekt worden; de Geest der leugen word hier door éenigzins beteugeld. De denkbeelden van afhanklykheid en onderwerpinge, van het denkbeeld van een Opperst Weezen onder ons voornaamlyk oorfpronklyk, zyn onder deeze Godlochenende Volken onbekend. Zy begrypen niet, dat 'er menfchen zyn, ftout genoeg om over anderen te willen heerfchen. Nog minder begrypen zy, dat anderen dwaas genoeg zyn om te willen gehoorzaamen. Zy betoon en flegts meer agtings aan hun, welke de meeste vyanden vermoord hebben. Alle de Braziliaanen leeven naar hunne zinnelykheden. Even als de meeste woeste volken , laaten zy geene byzondere verknogtheid blyken voor de plaatzen, daar zy het daglicht eerst aanfehouwd hebben. De liefde tot het Vaderland, die eene algemeen heerfchende gewaarwording is in de befchaafde Staaten; die.  der beide Indien. 431 die, onder goede Regeeringsvorraen, tot Geestdryvery overflaat, onder dekwaade, in eene heblykheid verandert; die ieder Natie, eeuwen lang, haar karakter, haare gebruiken , en haaren fmaak doet behouden: deeze liefde is eene kunstdrift, welke gebooren wordt in de zamenleeving, doch onbekend is in den ftaat der Natuure. Het beloop des zedelyken leévens van een Wilde, ftaat regelrecht over tegen dat van den gezelligen mensch. Deeze geniet de weldaaden der Natuure alleen in zyne kindschheid. Naar gelang zyne kragten en zyne reden zich ontwikkelen, verliest hy het tegenwoordige uit het oog, om zich alleen bezig te houden met het toekoomende. De eeuw der driften en der vermaaken, die gewyde tyd, welken de Natuur gefchikt hadt ter genietinge, verloopt aldus in befpiegeling en bitterheid. Het hart ontzegt zich hetgeen het begeert; het doet zich verwytingen over 't geen het zich hadt veroorlofd; het wordt dus even zeer gepynigd door het gebruik en de ontbeering der goederen, welke het ftree]en. De mensch, onophoudelyk betreurende de vryheid, welke hy geftadig heeft opgeofferd, keert zuchtende weder tot zyne vroegfte jaaren, welke al tyd nieuwe voorwerpen voedden met eene geduurige gewaarwording van nieuwsgierigheid en hoope. Met aandoeningen van tederheid herinnert hy zich het verblyf zyner kindfche jaaren. Het geheugen zyner onfchuldige vermaaken geeft onophoudelyke fchoonheid aan het beeld zyner wiege, en houdt of doet hem wederkeeren ïri zyn Vaderland: terwyl de Wilde, die op ieder tyd- ix. BOEK.  IX. SOKK. 432 GESCHIEDENIS tydftip zyns leevens de vermaaken en goederen geniet, welke het moet aanbrengen, en ze niet opoffert aan de hoop van een minder bezigen ouderdom, op alle plaatzen even zeer de voorwerpen vindt, eenftemmig met de begeerte, welke hy voedt; en dus gevoelt, dat de bron van zyn vermaak in hem zeiven, en zyn Vaderland overal is. Schoon de vrede en rust der Braziliaanen geenerlei foort van wetten tot grondflag hebbe, is, egter, in hunne kleine Maatfchappyen, niets zo zeldzaam als de onlusten en verdeeldheden. Indien dronkenfehap, of een ongelukkig toeval, aanleiding geeve tot een gefchil, en een der twistenden daarin omkoome, wordt de moordenaar overgeleverd aan de nabeftaanden des gedooden , die hem , zonder verder raadpleegen, hunner wraakè opofferen. Vervolgens koomen de twee familien te zamen, en maaken den pais, onder de vrolykheden van een luidrufeig feest. Elk Braziliaan neemt zo veele vrouwen als hy wil, of kan magtig worden; hy verftoot ze, zo ras hy in haar een. wanfmaak krygt. Die haare bezwoorene trouwe fchenden, worden met den dood geftraft, en men belacht den man niet, dien zy bedroogen hebben. De Moeders, naadat zy een kind gebaard hebben, houden het kraambedde niet langer dan een, of op het meest, twee dagen; en terwyl zy haar kind draagen , hangende aan haaren hals in een katoenen f jerp, hervatten zy haare gewoone bezigheden, zonder des eenig gevaar te loopen. s ln Brazil worden de reizigers met de in 't i oog I  der beide INDIEN. 433 oog loopendfte tekens van hoogagtinge ontvangen. Zy worden omringd van vrouwen , welke, hun de voeten wasfchende, hen met de verpligtendfte uitdrukkingen overlaaden. Niets wordt verwaarloosd om hen wel te onthaalen; maar het zou een onvergeevelyke hoon zyn, indien men een huisgezin verliet, alwaar men geherbergd was, om zich tot een ander te vervoegen, in de hoop van een aan- fenaamer onthaal te zullen ontmoeten. Deeze erbergzaamheid is een der zekerfte aanwyzingen van het inftinkt en de beftemminge des menfchen tot de gezelligheid. Het is het fchoonfte karakter der woeste volken; datgeen, waarin, misfchien, de voortgang der befchaavinge en gezellige inftellingen moest eindigen. In hunne ziekten bieden de Braziliaanen elkander de behulpzaame hand, met de harflykheid van eene meer dan broederlyke tederheid. Heeft iemand hunner eene wonde', zyn buurman biedt zich ftraks aan om dezelve uit te zuigen; alle de pligten der Menschliefde worden vervuld met een yver, deezer eerfte zorge waardig. De geneezende planten, welke hunne bosfchen hun verfchaffen, verwaarloozen zy niet; doch zy houden de maatigheid voor heilzaamer dan de geneesmiddelen; nimmer bieden zy hunnen zieken fpyze aan. Zeer vervreemd van die onverfchilligheid of zwakheid, welke ons onze afgeftorvenen doet vlieden, ons den moed beneemt om van hun te fpreeken, ons de plaatzen doet vermyden, welke ons derzelver geheugen zouden kunnen herroepen; befchouwen deeze Wilden dezel- III. deel. Ee ven IX BOEt,  IX. boek. 434 GESCHIEDENIS ven met aandoeningen van vertederinge, verhaaien hunne verrigtingen met infchikkelykheid, en pryzen hunne deugden met verrukking. Zy worden recht overeinde ftaande begraaven, in een ronden kuil. Indien het een hoofd eens geflagts zy , worden zyne pluimaadjen, zyne halskraagen en wapens nevens hem begraaven. Wanneer eene Natie van woonplaatze verandert, gelyk dikmaals gebeurt, alleen met oogmerk om te veranderen, richt ieder Geflagt gedenkfteenen op, op het graf zyner aanzienlykfte overleedenen. Nimmer naderen zy deeze Gedenktekens van fmarte, zonder het aanheffen van een fchrikverwekkend gefchreeuw, niet ongelyk aan hetgeen , waar van de lucht, by het aangaan van den ftryd, weergalmt. Belang noch eerzucht hebben de Braziliaanen immer den oorlog doen beginnen. De begeerte om hunne bloedverwanten of vrienden te wreeken, was, ten allen tyde, de beweegoorzaak hunner bloedigfte verdeeldheden. Hunne Opperhoofden, of, gelyk ze met meer regts genoemd worden, hunne Redenaars , zyn oude lieden, welke uitfpraak deen over de vyandlykheden, het teken geeven tot den optogt, en, geduurende het aanrukken op den vyand, geftadige betuigingen van een onverzoenelyken haat voortbrengen. Zelf houdt men zomtyds halte, tot het aanhooren van doldriftige redevoeringen , welke gantfche uuren lang zyn. Dit geeft waarfchynlykheid aan de Redevoeringen, by homerus en •de Romeinfche Gefchiedfchryvers te vinden; maar de ftemme der Legerhoofden wierdt toen,  DEK BEIDE INDIEN. 435 toen, door het gebulder van het grof gefchut, niet verdoofd. De fhydende zyn gewapend met een knods van Ebbenhout, welke zes voeten lang, één breed en een duim dik is. Hunne boogen en pylen zyn van het zelfde hout. Hunne kiygsfpeeltuigen zyn fluiten, gemaakt van de beenderen hunner vyanden. Zy kunnen , om moed in te boezemen, ryklyk uit tegen onze Tamboers, welke tegen het gevaar baloorig maaken, en tegen onze Trompetten, welke het teken en, misfchien , de vreeze des doods aanbrengen. Tot Generaals hebben zy de zulken, die zich in de voorgaande oorlogen het dapperst gekweeten hebben. Wanneer de aanvaller op de vyandlyke grenzen is genaderd, blyven de vrouwen> de leeVensmiddelen draagende, ftil ftaan, terwyl de Legerbenden midden door de bosfchen Verder doordringen. Haar eerfte aanval gefchiedt nimmer openlyk. Zy verfchuilen zich op eenigen afftand van de wooningen , om zich van het voordeel eener overrompelinge te bedienen. In de duisternisfe fteekt men de Hutten in brand, en bedient zich van de verwarringe, tot het koelen eener woede, welke geene paaien kent; De zulken, welke genoodzaakt zyn om den oorlog in het open Veld te voeren, verdeelen zich in kleine hoopjes, en verbergen zich in hinderlaagen. Worden ze ontdekt en door overmagt overwon* nen, dan begeeven zy zich in ongenaakbaare bosfchen. Zelden fielt men de dapperheid in het ftryden van man tegen mam De Braziliaanen hebben de eerzucht om ges vafr IX BOEK.5  436 GESCHIEDENIS IX. BOEK. vangenen te maaken. Deezen worden gevoerd na het dorp des overwinnaars, alwaar zy, met ftaatelyken toeftel, geflagt en gegeeten worden. Het feest wordt lang uitgerekt; geduurende hetzelve, vermaanen de oude lieden de jongelingen om onverzaagde krygshelden te worden, en langs deezen weg den roem der Natie uit te breiden, om elkander op een zo eerlyk geregt dikwyls te kunnen onthaalen. Nogthans fpoort deeze gefteldheid op menfchenvleesch hen nimmer aan, om de zulken hunner vyanden te verflinden, welke in het gevegt zyn omgekoomen; de Braziliaanen bepaalen zich tot die geenen, welke leevendig in hunne handen gevallen, en met zekere plegtigheden gedood zyn. De wraak alleen fchynt een fmaaklyken faus te geeven aan een fpyze, van welke de Menschlykheid een afkeer heeft. Het lot der krygsgevangenen heeft veelvuldige veranderingen ondergaan, naar gelang van de verfchillende tydperken der Reden. De befchaafdfte volken rantzoeneeren dezelven, wisfelen ze uit, of geeven ze te rug, wanneer de vrede een einde heeft gemaakt aan de vyandlykheden. De half-barbaarfche volken eigenen zich dezelven toe, en brengen ze in flaaverny. Het gros der Wilden Aagten ze, zonder hun ongemeene folteringen aan te doen. De wildfte der menfchen folteren, flagten en eeten ze op. Dit is hun Volksregt. Ondertuslchen is de trek tot menfchenvleesch zomtyds de geneigdheid of ziekte, van welke eenigen, uit loutere grilligheid, zelf onder de zagtaartigfte Wilden , bevangen wor-  DER BEIDE INDIEN. 437 worden. Dit flag van moordenaaren of Maanzieken , men noeme ze zo men wil, zonderen zich af van hunne Horde , verfchuilen zich eenzaam in een hoek van het bosch, wagten den voorbyganger af, even gelyk de jaager of de Wilde zelve een wild dier uit zyne fchuilplaatze zou befpieden, fchieten op hem, maaken hem af, verzekeren zich van het lyk en verflinden het. Indien deeze neiging geen ziekte zy, kan de fmaak in menfchenvleesch in de offeranden der gevangenen, en de luiheid geteld worden onder de oorzaaken van dit menfcheneeten, alleen aan byzondere Wilden eigen. De befchaafde mensch leeft van zynen arbeid; de Wilde leeft van de jagt. Steelen is, onder ons, de kortfle en minst lastige wyze om te verkrygen. Zyns gelyken te dooden, en hem te eeten, wanneer men hem daar toe bekwaam vindt, is de minst vermoeiende jagt voor eenen Wilde. Men kan veel fpoediger een mensch dan een dier dooden. Een luiaart wil, onder ons, geld hebben, zonder de moeite te neemen om het te winnen. Onder de Wilden wil een luiaart eeten, zonder de moeite te doen van op de jagt te gaan; de zelfde ondeugd doet beiden den zelfden misflag begaan; want overal is luiheid zo veel als menfchen te eeten; en uit dit oogpunt befchouwd zynde, is het eeten van menfchen nog algemeener in de zamenleevinge dan in het diepfte der bosfchen. Indien het immer mogelyk zy, de zulken onder de Wilden, welke zich met menfchenvleesch voeden 3 van naby te befchouwen, men zal beEe 3 vin» IX. BOEïC.  IX. SOEK. 438 GESCHIEDENIS vinden, dat ze zwak, lafhartig en lui zyn, en van de zelfde ondeugden beheerscht worden als onze moordenaars en bedelaars. Het is bekend, dat indien de rykdom de moeder zy der ondeugden, de armoede de moeder is der misdaaden; dit beginzel is niet minder waaragtig in de bosfchen dan in de fteden. Welke is de rykdom der Wilden? Overvloed van wild gedierte • rondom zyne wooning. Welk is zyne armoede ? Gebrek aan wild gedierte. Welke zyn de misdaaden, uit dit gebrek ontftaande? Diefftal en moord. De befchaafde mensch fteelt en moordt om te leeven; de Wilde moordt om te eeten. Wanneer deeze fmaak een ziekte is, vraag het dan aan den Geneesheer; hy zal u zeggen, dat een Wilde, zo wel als de befchaafde mensch, van eenen hondshonger kan aangetast worden. Indien deeze Wilde zwak zy, en zyne kragten niet toereikende zyn tot het ondergaan der vermoeijenisfe, welke zyne geduurige aandrang om te eeten zou vereifchen, wat zal hy dan doen? Hy zal zyns gelyken dooden en opeeten; hy kan flegts een oogenblik jaagen, en wil geduurig eeten. rEr is een oneindig getal ziekten en ondeugden, aan de natuurlyke geaartheid verknogt, welke geenerlei nadeelig gevolg medevoeren, of die geheel verfchillende gevolgen hebben in de zamenleevinge, en die den Wilde alleen kunnen aandryven om menfchen te eeten, dewyl het leeven de eenige eigendom van eenen Wilde is. Alle de zedelyke gebreken, welke den beÉW^n mensch tot diefftal yerygeren, moe-  der beide INDIEN. 439 ten den Wilde insgelyks vervoeren tot eenen diefftal: maar de eenige diefftal, om welken te pleegen een Wilde in de verzoeking kan gebragt worden , is het leeven van eenen Wilde, dien hy goed vindt om te eeten. In Brazil worden de hoofden der verftorve^ nen zeer zorgvuldig bewaard. Aan alle vreemdelingen worden zy, met veel omflags, vertoond, als gedenktekens van dapperheid en overwinninge. De Helden deezer wilde Natien draagen hunne krygsverrigtingen op hunne leden gegraveerd, door infnydingen, welke hen in de oogen hunner landgenooten tot eere ftrekken. Het zyn geene gouden of zyden fieraaden, welke de vyand hun kan ontneemen. 't Is fraai in hunne oogen, in gevegten een verminkt lichaam te hebben bekoomen. Een man, welke, in deeze gewesten, tragt te behaagen, moet met bloed bedekt zyn. Dusdanige zeden hadden de Braziliaanen niet zeer voorbereid tot het draagen van het juk, welk de Portugees, by zyne aankomst, hun wilde opleggen. In 't eerst vergenoegden zy zich daar mede, dat ze geenerleie gemeenfchap onderhielden, noch eenige verbintenis aangingen met deeze vreemdelingen. Ziende dat zy vervolgd wierden, om in flaavernye gebragt, en tot het bearbeiden der landeryen gebruikt te worden, namen zyhet befluit, om alle Europeaanen, welke zy konden meester worden, te Aagten en op te eeten. De bloedverwanten en vrienden der gevangene Wilden verftoutten zich om hen te veriosfen. Dit gelukte hun zoratydi. Deeze Ee 4 goe- IX. boek.  IX. BOEK. 440 GESCHIEDENIS goede üitflag vermeerderde het getal der vyanden van de Portugeezen, die, terwyl zy met de eene hand werkten, genoodzaakt waren zich met de andere hand te verdeedigen. Soufa voerde geene genoegzaame benden aan, om den ftaat der zaaken van gedaante te doen veranderen. Door het bouwen van San-Salvador voorzag hy, in de'daad, de Volkplanting van een middelpunt; doch de eere, van haar te bevestigen, uit te breiden en waarlyk voordeelig voor het Vaderland te maaken, was bewaard voor de Jefuiten, welke hem verzelden. Deeze onverzaagde menfchen, wien de Godsdienst of de eerzucht altoos groote dingen heeft doen onderneemen, verfpreidden zich onder de Indiaanen. De zulken der zendelingen, die, uit haat voor den Portugeefchen naam, vermoord wierden , wierden fpoedig vervangen door anderen, die niets anders, dan de tedere naamen van vrede en liefde, in den mond hadden. Deeze grootmoedigheid verblufte de barbaaren, die nimmer hadden geweeten van vergeeven. Ongevoelig begonnen zy vertrouwen te ftellen in lieden, welke hen met geen ander oogmerk fcheenen op te zoeken, dan om hen gelukkig te maaken. Hunne verknogtheid aan de Zendelingen veranderde in drift. Wanneer een Jefuit onder de eene of andere Natie wierdt verwagt, liep de jonge manfchap hein in menigte te gemoet, zich verfchuilende in de bosfchen aan den weg geleegen. Op zyne aannadering, kwamen zy uit hunne fchuilplaatze ten voorfchyn, fpeelden pp hunne fluiten, floegen op hunne trommels,  der beide INDIEN. 441 deeden de lucht van hun vreugdegefchal weergalmen, dansten: in één woord, verzuimden niets, 't geen in ftaat was om blyken van hun genoegen te vertoonen. Aan den ingang van het dorp, ftonden de oude lieden , en de voornaamfte hoofden der wooningen , eene niet min aandoenlyke, hoewel bedaarder, vreugde betoonende. Een weinig verder zag men de jonge maagden en getrouwde vrouwen, in eene eerbiedige houding, haare fexe voegende. Allen zich byeen gevoegd hebbende , geleidden zy in zegepraal hunnen Vader na de plaats, daar de vergadering zou gehouden worden. Hier onderwees hy hen in de voornaamfte Leerftellingen van den Godsdienst, vermaande hen tot geregeldheid van zeden, tot liefde der geregtigheid, tot broederlyke liefde, tot afkeer van menfchen. bloed; na dit alles doopte hy hen. Dewyl deeze Zendelingen te weinig in getal waren, om alles in eigen perfoon te verrigten, zonden zy, in hunne plaatze, de verftandigfte en ' meest geoeffende hunner Indiaanen. Deeze menfchen, moedig op hunne bediening, deelden, onder de Wilden, welke zy ontmoetten, bylen, mesfen en fpiegels uit; zy vertoonden hun de Portugeezen als zagtaartig, menschlievend en weldaadig. Nimmer keerden zy weder van hunne togten, of zy wierden gevolgd van etlyke Braziliaanen, wier nieuwsgierigheid zy ten minften gewekt hadden, Zo dra deeze barbaaren de Jefuiten gezien hadden, konden zy niet meer van hun worden afgefcheiden. Gebeurde het, dat zy tot de hunnen wederkeerden, het was alleen Ee $ om IX. boek:-  442 GESCHIEDENIS IX. BOEK. om hunne nabeftaanden en vrienden te nodigen, om in hun geluk te deelen; het was, om hun de gefchenken te vertoonen, welke zy ontvangen hadden. Twyfelt iemand aan deeze gelukkige uitwerkzels der weldaadigheid en mensenliefde op de wilde volken, hy vergelyke de vorderingen, welke de Jefuiten, in korten tyd, gedaan hebben, in Zuid-Amerika, met de zulke , welke de Spaanfche en Portugeefche wapenen en fchepen , in twee eeuwen , niet hebben kunnen doen. Terwyl duizenden foldaaten twee groote befchaafde Ryken veranderden in wildernisfen van zwervende Wilden, hebben etlyke zendelingen kleine zwervende Natiën veranderd in verfcheiden groote befchaafde Volken. Indien deeze werkzaame en moedige menfchen eenen Geest bezeeten hadden, minder befmet met dien van Rome; indien zy, gevormd tot een Genootfchap, in het bemoeivolfte en bedorvenïte Hof van Europa , zich niet hadden ingedrongen in de andere Hoven, om invloed te hebben op alle ftaatkundige gebeurtenisfen; indien hunne Opperhoofden de deugden zelve van het meerendeel der Leden niet misbruikt hadden: de oude en nieuwe waereld zouden nog voordeel trekken uit de verrigtingen van een Genoottchap, welk men nuttig zou kunnen doen worden, door het te beletten noodzaakelyk te zyn; de achttiende Eeuw zou zich niet behoeven te fchaamen over de fnoodheden, welke deszelfs vernietiging vergezeld hebben; de hoofdftad der Christen - waereld zou, op dit oogenblik, niet onledig zyn om met laf hartig fehraap.  der beide INDIEN. 443 fëhraapzieke handen te wroeten in de ingewanden haarer Martelaaren en Apostelen, Te veel reden hadden de Braziliaanen om de Europeaanen te haaten, om zelf hunne weldaaden niet te wantrouwen, Doch een trek van regtvaardigheid, welke veel gerugts maakte, verminderde dit wantrouwen. De Portugeezen hadden de Bezitting van St. Vincent opgericht, aan de zeekust, op eene Zuider-breedte van vier en twintig graaden. Hier dreeven zy in vrede koophandel met de Carigen, de zagtaartiglte en befchaafdfte Natie van geheel Brazil. Het voordeel, welk men trok uit deeze verbintenisfe, belette niet dat men van daar wegnam zes en zestig menfchen, om ze in flaaverny te brengen. De aanvoerder van deezen aanflag wierdt veroordeeld, de gevangenen weder te brengen daar hy ze gekreegen hadt, en de vergoedin» gen te doen, als zulk een zwaare hoon vorderde. Twee Jefuiten, gelastigd om de vergoedingen te doen aanneemen, welke men, zonder hun, nimmer zou bevolen hebben, gaven des kundfehap aan farancaha , den aanzienlykften en geagtften perfoon zyner Natie. Hy tradt hun te gemoete, en hen omhelzende met oogen, overloopende van traanen van blydfchap, fprak hy hen dus aan : „ Myne „ Vaders, wy geeven onze toeflemming om „ het voorleedene te vergeeten, en met de „ Portugeezen eene nieuwe verbintenis aan „ te gaan; doch laaten zy, in 't vervolg, „ gemaatigder en getrouwer zyn omtrent de „ regten der Naden, dan zy, dus lang, ge„ weest zyn. Onze verknogtheid verdiene » ten IX. boek.  IX. BOEK. 444 GESCHIEDENIS „ ten minften met billykheid beantwoord te „ worden. Men houdt ons voor barbaaren; „ nogthans eerbiedigen wy de geregtigheid „ en onze Vrienden." Op de belofte deiZendelingen , dat hunne Natie de wetten des Vredes en der Vriendfchap, voortaan, met meer getrouwheid zou onderhouden, gaf Farancaha dit antwoord: „ Zo gy twyfelt aan de „ eerlykheid der Carigen, zal ik u daar van „ èene proeve geeven. Ik heb een neef, ,, dien ik teder bemin; hy is de hoop van „ myn huis, en het vermaak zyner moeder: „ zo zy haaren zoon verloorzou zy van „ droefheid fterven. Nogthans wil ik hem u „ tot Gyzelaar geeven. Neemt hem met u, „ kweekt zyne jeugd, draagt zorge voor zyne „ opvoeding, en onderwyst hem in uwen „ Godsdienst. Laaten zyne zeden zagt, laa„ ten ze zuiver zyn. Ik hoop dat gy, by „ uwe wederkomst, my insgelyks onderwy„ zen, en mynen Geest zult verlichten." Veele Carigen volgden dit voorbeeld, en zonden hunne kinders na St. Vincent, om aldaar te worden opgevoed. Te loos waren de Jefuiten , om met dit voorval niet grootlyks hun voordeel te doen; doch niets geeft reden om te vermoeden, dat zy de Indiaanen zogten te bedriegen, hen tot onderwerping brengende. De gierigheid hadt het hart deezer zendelingen nog niet ingenomen; en het aanzien, welk zy toenmaals ten Hove hadden, deedt hen genoegzaam eerbiedigen in de volkplanting, om het lot hunner bekeerlingen geenzins als beklagenswaardig te doen voorkoomen. Deeze tyd van ruste wierdt ten voordeele ' " aan-  DER BEIDE INDIEN. 445 aangewend. De Suikerplantaadjen wierden kragtig aangemoedigd, door middel der werktuigen, welke Afrika opleverde. Dit uitgeftrekt landfchap was niet ontdekt en gedeeltlyk te onder gebragt door de Portugeezen, of zy haalden van daar een groot getal flaaven, welke de hoofdftad .gebruikte tot huizelyke dien•ften en het ontginnen der landeryen. Dit gebruik, een der geenen, welke't meest hebben toegebragt tot het bederf van het Nationaal karakter, wierdt laater ingevoerd in de Bezittingen der nieuwe waereld. Het wierdt 'er niet vroeger bekend dan in den jaare 1530. De Negers vermenigvuldigden 'er zeer fterk, in de tyden daar wy thans van fpreeken. De Landzaaten hadden, in de daad, geen deel aan hunne werkzaamheden; maar zy wederftreefden ze niet meer : zy moedigden ze zelf aan, zich toeleggende op min harde bezigheden, en der volplantinge eenigen onderftand verfchaffende. Eene zo gelukkige eensgezindheid wierdt gevolgd van de grootfte voordeelen. Deeze voorfpoed, van welken alle de Markten van Europa ten tooneele verftrekten, wekte de begeerlykheid der Franfchen. Zy ondernamen, op onderfcheiden tyden, Bezittingen op te richten te Rio Janeiro , RioGrande, Paraïbo, en op het eiland Maragnan. Hun eigenaartig ongeduld liet niet toe, de doorgaans langzaame vrugt van nieuwe onderneemingen af te wagten. Uit onbeftendigheid en vermoeidheid zagen zy af van verwagtingen, bekwaam om gemoederen te onderfchraagen, welke niet zo ligt afgefchrikt, als vaar- IX. BOEK.  44ö GESCHIEDENIS IX. boek. vaardig in het onderneemen zouden geweest zyn. Het eenige waardige Gedenkftuk hunner vrugtlooze togten, is eene zamenfpraak, om de leevendige afbeelding, welke zy van het natuurlyk gezond verftand der Wilden vertoont, waardig hier vermeld te worden. ,, De Braziliaanen, zegt lery , een der 3, fpreekende perfoonen, zeer verwonderd j „ ziende de Franfchen zich zo veele moeite „ geeven om hun hout te zoeken, deedt een „ van hunne oude lieden, op zekeren dag, „ my deeze vraag: Wat is de reden, dat gy „ Franfchen eene zo verre reize doet om „ hout te zoeken om u te warmen ? Hebt gy ,, geen hout in uw land? Hem ja geantwoord „ hebbende, en wel in grooten overvloed, ,, maar niet van die foort als het hunne, het„ welk wy niet verbranden, gelyk hy dagt, „ maar, gelyk zy het gebruikten om hunne „ touwen en, pluimaadjen te verwen, de onze „ het insgelyks in de verweryen gebruikten: „ kreeg ik tot antwoord: Dat 's wel; maar „ hebt gy zo veel noodig? Ja, hernam ik; „ want vermids een koopman in ons land „ meer roode Baaien en Lakens heeft, dan gy „ immer aan deeze zyde der zee gezien hebt, „ zal een mensch alle het hout koopen, waar „ mede verfcheiden fchepen belaaden zullen „ wederkeeren. Ha, ha, zeide de Wilde, „ gy vertelt my wat wonders. Vervolgens 3, denkende aan hetgeen ik hem had gezegd, „ voegde hy 'er by : Maar die ryke man, „ daar gy van fpreekt, fterft die nimmer? j, Ja wel, ja wel, zeide ik, zo wel als de an- de«  DER BEIDE INPIEN. 44? „ dere menfchen. Hierop, dewyl zy groote „ fnappers zyn, vraagde hy op nieuw: En „ wanneer hy geftorven is, aan wien koomt „ dan het goed, welk hy nalaat ? Aan zyne „ kinderen, zeide ik hem» zo hy ze heeft; „ en by mangel van deeze, aan zyne broe„ ders, zusters, of naaste bloedverwanten. „ Waarlyk, hervatte hierop myn grysaart, „ nu zie ik dat gy Franfchen groote zotten „ zyt: want moet gy zo veele moeite doen in „ het overvaaren der zee, om rykdommen te „ verzamelen voor de zulken, welke u over,, leeven, even alsof de aarde, welke u ge. „ voed heeft,niet in ftaat ware om heninsge„ lyks te voeden. Wy hebben kinders en ,, bloedverwanten, welke wy, gelyk gy ziet, „ liefhebben; maar dewyl wy verzekerd zyn, „ dat, naa onzen dood, de aarde, welke ons „ gevoed heeft, hen insgelyks zal voeden, „ verlaaten wy ons daar op en fterven ge,, rust." Deeze Wysbegeerte, zo eigenaartig aan wilde Volken, welke de Natuur van eerzucht bevrydt, doch vreemd aan befchaafde Natiën, welke alle onheilen der weelde en begeerlykheid hebben geleeden, maakte geen diepen indruk op de Franfchen. Zy moesten bezwyken onder de bekoorlykheden der rykdommen , na welke alle aan zee geleegene volken van Europa zo zeer haakten. De Hollanders , die by geval Republikeinen, en uit noodzaakelykheid kooplieden waren geworden, waren ftandvastiger en gelukkiger dan de Franfchen, in hunne aanflagen op Brazil. Zy hadden flegts te doen met eene Natie, zo klein IX. 30EK.  IX. boek. 448 GESCHIEDENIS klein als de hunne, die , naar hun voor* beeld, het Spaanfche juk wel haast moest affchudden. Alle de Gefchiedfchriften zyn Vol van de dwingelandifche en wreede bedryven, welke de Nederlanden tegen philippus den II de wapens deeden opvatten. De rykfle provinciën wierden gehouden of herbragt onder een yzeren fchepter; maar aan de armfte, aan de zulke , welke als onder de wateren bedolven waren, gelukte het, door meer dan menschlyke poogingen , haare onaf hanklykheid te verzekeren. Zo ras haare vryheid op een vasten voet gebragc was, tastten zy haaren vyand aan in de verst afgeleegen zeeën, op den Indus, den Ganges, zelf op de Molukfche eilanden, welke een gedeelte uitmaakten van de Spaanfche heerfchappye , zints zy Portugal onder het getal haarer eigendommen telde. Het Befland, in den jaare 1609 getroffen ,gaf, aan dit onderneemvol en gelukkig Gemeenebest, den tyd om zyne nieuwe ontwerpen te doen ryp worden. Zy kwamen aan het licht, in den jaare 1621, door het oprichten eener Westindifche Maatfchappye, van welke men den zelfden gelukkigen uitflag hoopte, in Afrika en Amerika, mede onder haar uitfluitend voorregt begreepen, als de Oostindifche in Afie gehad hadt. De hoofdfomme der nieuwe Maatfchappye was twaalf millioenen. Amflerdam hadt daarin een aandeel van vier negende portien; Zeeland van twee; de Maas en Westfriesland ieder van een; Friesland en Groningen tezamen van eene gelyke negende portie. De al.  der béide INDIEN. 440 algemeene Vergadering moest gehouden worden , zes agter een volgende jaaren te Amfteroam, en vervolgens twee jaaren te Middelburg. De Westindifche Maatfchappy, misnoegd dat haar Octrooi minder uitgeftrektheids hadt dan dat van de Oostindifche Maatfchappye, maakte niet veel haasts met haare onderneemingen. 's Lands Staaten bragten dezelve op gelyken voet, en de verrigtingen namen een aanvang met den aanval op Brazil. Om hier in wel teflaagen, bezat men de vereischte kundigheden. Etlyke Hollandfche kaapers hadden het gewaagd om derwaarts te ftevenen, hier in niet wederhouden wordende door de wet, welke den ingang verboodt aan alle vreemdelingen. Dewyl zy, volgens het gebruik hunner Natie, hunne koopmanfchappen veel beter koop aanbooden, dan die uit het Moederland kwamen, wierden zyzeer gunftig ontvangen. By hunne thuiskomst verhaalden zy, dat het land in zekeren zin zonder regeering was; dat de vreemde heerfchappy de liefde tot het Vaderland aldaar vernietigd hadt; dat het byzonder belang aldaar alle gemoederen hadt bedorven; dat de foldaaten kooplieden waren geworden; dat men zelfde eerfte beginzels van krygskunde hadt vergeeten, en men zich flegts hadt te vertoonen met eene tamelyke krygsmagt, ter onfeilbaare overkoominge der geringe tegenkantingen, Welke zich, tegen de verovering van een zo ryk gewest, mogten aanbieden. In den jaare 1624, droeg de Maatfchappy het bewind deezer onderneeminge op aan jakob willekens. Hy zeilde regelrecht na , HL deel. Ff de IX. BOER":  IX. EOEK. 450 GESCHIEDENIS de hoofdftad. San - Salvador zag de Hollandfche vloot niet, of het gaf zich over. Niet meer tegenftands boodt het overige gedeelte der provincie, de uitgebreidfte, de rykfte en meest bevolkte der Volkplantinge. Meer blydfchaps dan droefheids baarde deeze tyding in den Raad van Spanje. De Staatsdienaars, welke in denzelven zitting hadden, vertroostten zich, over de zegepraal der halftarrigfte vyanden van hun Vaderland, met het hartzeer, welk het den Portugeezen moest veroorzaaken. Zedert zy alles aanwendden ter onderdrukkinge deezer ongelukkige Natie, ontmoetten zy eenen tegenftand, welk den hoogmoed hunner overheerfchinge kwetfte. Een wederfpoed, welke'haar min wakker en flaauwer moest maaken, was een voorval, welk dierbaar fcheen in hunne oogen. Zy meenden nu den eindpaal bereikt te hebben, welken zy zich hadden voorgefteld, en hadden een vast befluit genomen om niets te doen, dat hen daarvan wederom kon doen verwyderen. Zonder zo laage gevoelens uit het oog te verliezen, oordeelde Philippus dat de majesteit van den throon eenige fchynvertooningen en welvoegelykheden van hem vorderde. Hy fchreef aan de aanzienlykften onder de Portugeezen , om hen te vermaanen tot het aanwenden der edelmoedige poogingen, welke de tegenwoordige omftandigheden eischten. Hier toe waren zy zeer geneigd. Het byzonder belang, de yver voor het Vaderland, de begeerte om de blydfchap hunner dwingelanden te maatigen: alles fpande zamen om hunne werk-  der beidé INDlEN. 451 werkzaamheid te verdubbelen; De zulken, die geld hadden , verkwistten het. Andere wierven troepen. Allen wilden dienst neemen. Binnen drie maanden , rustte men zes en twintig fchepen uit. Zy vertrokken in het begin des jaars 1626, verzeld van de zulken, als de Spaanfche traagheid en ftaatkunde te lang hadt doen draalen. De Aardsbisfchop van San-Salvador, mi! Chael texeira, hadt hun den weg gebaand tot eenen gemaklyken uitflag. Al vroeg hadt deeze krygshaftige Kerkvoogd, aan het hoofd , Van vyftien honderd man, den vyand in zyI nen loop gefluit. Hy hadt dien aangetast, I door geduurige fchermützelingen afgemat, I geflagen, op de vlugt gedreeven, en binnen I de flad opgeflooten en benaauwd. De HolI landers, door hongersnood, verdrietelykheid h en elende, tot het uiterfle gebragt, noodzaakten hunnen Bevelhebber zich over te geeven aan de Troepen, welke de vloot, by haare aankomst, hadt aan land gezet; allen wierden ze na Europa gevoerd. Dit verlies wierdt der Maatfchappye rj'klyk Vergoed, door haaren voorfpoed ter zee. Nimmer keerden haare fchepen te rug in de havens, als zegepraalende en met den buit der '. Portugeezen en Spanjaarden belaaden. Zy verkreeg eenen luister, welke ongerustheid baarde, zelf aan de Mogenheden, welke het : meest belang hadden by den voorfpoed der ! Hollanderen. De Oceaan was met vlooten I bedekt. Haare Admiraals bevlytigden zich, om, door voordeelige togten, haar aanzien il te handhaaven. De mindere Bevelhebbers Ff a zog- IX. BOEKi  ix. boek. 45ï GESCHIEDENIS zogten hunne bevordering, in het onderfteunen van de dapperheid en kunde hunner Opperhoofden. De wakkerheid van den foldaat en den matroos was zonder voorbeeld; niets kon deeze ftandvastige en onverzaagde menfchen affchrikken. De vermoeijenisfen van de zee, de ziekten, de herhaalde zeegevegten: alles fcheen hen gehard te maaken tegen den kryg, en hunnen nayver te verdubbelen. Deeze voordeelige gemoedsgefteldheid voedde ds Maatfchappy, door herhaalde belooningen. Behalven de gewoone foldy, welke zy trokken, hadden ze vryheid tot het dryven van een byzonderen koophandel. Deeze gunst moedigde hen aan, en vermenigvuldigde het getal. Dewyl hun fortuin, door eene zo verftandige fchikking, verknogt was aan dat van het Genootfchap, in wiens dienst zy waren , wilden zy geduurig werkzaam zyn. Nimmer gaven zy hunne fchepen over; nimmer bleeven zy in gebreke om de vyandlyke fchepen aan te tasten, met het beleid , de ftoutmoedigheid en verwoedheid, welke de overwinning verzekeren. In den tyd van dertien jaaren, rustte de Maatfchappy acht honderd fchepen uit, welke gezamentlyk negentig millioenen kostten. Op den vyand veroverden zy vyf honderd vyf en veertig, welke, nevens de goederen, met welke zy belaad'en waren, verkogt wierden voor honderd en tachtig millioenen Livres. Van hier dat de uitdeeling nimmer minder was dan twintig ten honderd, en dikwyls tot vyftig ten honderd rees. Deeze voorfpoed, welke op geen anderen grondflag dan den oorlog rustte, ftelde dè  der beide INDIEN. 453 de Maatfchappy in ftaat om Nieuw-Brazil aan te tasten. • Haar Admiraal, hendrik lonk, landde, in den aanvang des jaars 1630, met zes en veertig Oorlogfchepen, aan de kust van Fernambuc, eene der grootfte en de best verfterkte van de provinciën des lands. Naa het houden van verfcheiden bloedige gcegten, in welke hy telkens de overwinning behaalde, bragt hy haar te onder. De Troepen, welke hy, by zyn vertrek, hadt agter gelaaten, veroverden de landvoogdyfchappen van Tamaraca, Paraïba en Rio-Grande, in de jaaren 1633, 1634 en 1635. Zo wel als Fernambuc, leverden zy, alle jaaren, eene groote menigte fuiker, veel verfhout en andere koopmanfchappen. ' Deeze rykdommen, welke, in ftede van na Lisbon, nu na Amfterdam gevoerd wierden, wakkerden den moed der Maatfchappye. Zy nam het befluit tot de verovering van geheel Brazil , en ftelde over deeze onderneeming Graaf maurits van nassau. Deeze Generaal landde, in de eerfte dagen van het jaar 1037, op de plaats zyner beftemminge. Hy vondt in de foldaaten krygstugt, in de Opperhoofden ervarenheid , in alle harten goedwilligheid; dit moedigde hem aan om te velde te trekken. Men ftelde tegen hem, op onderfcheiden tyden, albuquerque, banjola, louis rocca deborgia, en den Braziliaan cameron, den Afgod der zynen, driftig verknogt aan de Portugeezen , dapper, werkzaam, vol beleid, wien, om een goed Generaal te zyn, niets ontbrak , dan dat hy de Oorlogskunde onFf 3 der IX. BGJ2IC» ^  454 GESCHIEDENIS IX. boek ! i der goede meesters niet hadt geleerd. Alle deeze Opperhoofden gaven zich veel moeite, om de bezittingen te bewaaren, wier verdeediging hunner zorge was aanbevolen. Hunne poogingen waren nutteloos. De Hollanders verzekerden zich van de landvoogdyfchappen Siara, Siriga, en van het grootfte gedeelte van die van Bahia. Reeds hadden zeven van de veertien provinciën, uit welke de Volkplanting beftondt, hunne heerfchappy erkend. Zy hoopten, dat een of twee veldtogten hun in handen zouden ftellen, alles wat hun vyand nog bezat in dit gedeelte van Amerika, toen zy, midden in den loop hunner voorfpoeden, zich geftuit zagen, door eene omwenteling, na welke Europa verlangde, zonder dezelve voorzien te hebben. Zedert de Portugeezen, in den jaare 1581, onder het Spaanfche juk waren doorgegaan, hadden zy het geluk niet verder dan by den naam gekend. Philippus de II, een gierig, wreed , eigendunkelyk, argdenkend en ge» veinsd Vorst, hadt het 'er op toegelegd om hun karakter te vernederen; doch de middelen, welke hy, ten dien einde, aanwendde, bekleedde hy met eerlyke voorwendzels. Zyn Zoon en opvolger, te zeer verkleefd aan 's Vaders grondregels, overtuigd dat het beter ware, te heerfchen over een bedorvenen Staat, lan de onderwerping van deszelfs bewooneis /an hunne eigen goeddunkelykheid te zien af. langen, hadt hen laaten berooven van eene •eeks veroveringen, die hun zo veele fchat:en , glory en magt waardig geweest, en sTQQr go veele ftroomen bloeds gekpgt waren. De  'der beide INDIEN. 455 De opvolger van deezen zwakken Vorst, nog -onvernuftiger dan zyn Vader, viel met openbaar geweld en zigtbaare blyken van veragtinge aan op hun landbeftuur, hunne voorregten, hunne Zeden, op alles wat zy dierbaar hadden. Door de opftooking van olivarez, wilde hy hen tot oproer dryven, om het regt van hen te pionderen te verkrygen. Deeze herhaalde mishandelingen vereenigden de gemoederen, welke Spanje getragt hadt te verdeelen. Eene zamenzweering , welke, drie jaaren lang, met eene ongelooflyke geheimhouding, hadt gefmeuld, brak in lichter paaije vlamme uit, op den derden van Wintermaand des jaars 1640. Philippus de IV wierdt met fchande verbannen , en de Hertog van Bragance op den throon zyner Voorouderen verheeven. Het voorbeeld der hoofdftad wierdt wel haast van het geheele Koninkryk gevolgd, en van alle de nog overgebleevene Bezittingen, in Afie, Afrika en Amerika , in gelukkige tyden , opgericht. Eene zo groote ftaatsomwenteling koste geen ander bloed dan dat van mïchael vasconcellos, een lafhartig en veragtlyk werktuig der dwingelandye. De nieuwe Koning paarde zyne belangen en misnoegdheden met die der Engelfchen» Franfchen, en alle vyanden van Spanje. In 't byzonder floot hy, op den drie en twintigften van Zomermaand des jaars 1641, met de Vereenigde Gewesten, een aanvallend en verdeedigend verbond in Europa, en een Beftand van tien jaaren in de Oost- en Westindiën. Graaf Maurits wierdt kort hierop te rug ontFf4 boo- IX. eoec  456* GESCHIEDENIS IX. boek: booden, nevens het grootfte getal der troepen; en de landvoogdyfchap der Hollandfche Bezittingen in Brazil opgedraagen aan hamel , een' Amfterdamfch' Koopman, aan bassis , een Goudfmid van Haarlem, en bullestkaat, een Timmerman van Middelburg. Deeze Raad moest beilisfen over alle zaaken, welke men oordeelde, voortaan, zich te zullen bepaalen tot de verrigcingen van een noesten en voordeeligen koophandel. De nieuwe beftuurders traden gereedelyk in de bezuinigende oogmerken der Maatfchappye. Hunne eigen neigingen deeden hen het bedoelde oogmerk voorby fnellen. De vestingwerken, reeds te zeer verwaarloosd, lieten zy geheel vervallen; aan hunne mededingers verkogtcn zy wapens en krygsbehoeften, welke hun zeer duur betaald wierden; aan alle foldaaten , die het verzogten, gaven zy vryheid om na Europa weder te keeren. Hunne eenige eerzucht was, alle uitgaaven te vernietigen, en de voordeden van het Genootfchap , welk zy vertoonden , te vergrooten. De lofredenen, met welke zy, om den rykdom der thuislaadingen, overhoopt wierden van de Bewindhebbers, die met hun de zelfde neigingen voedden, voltooiden hunne dwaaling. Om de voordeden der Maatfchappye nog grooter te doen worden, begonnen zy de zulken der Portugeezen te mishandelen, welke groote bezittingen en byzondere omftandigheden onder hunne heerfchappy hadden doen blyven. Zy, welke het voorwerp waren deezer mjshandelinge, verfpilden hunnen tyd niet  der beide INDIEN. 457 met loutere • klagten. De ftoutmoedigften vereenigden zich, lïi den jaare 1645, om zich te wreeken. Hun ontwerp was, op een plegtig feest, in 't midden der Hoofdftad van Fernambuc, alle de Hollanders te vermoorden , die deel hadden aan de Regeeringe , en vervolgens het volk aan te tasten , welk niet op zyne hoede. was, dewyl het geen gevaar vermoedde. Het Eedgefpan wierdt ontdekt; dochzy, welke'er deel aan hadden, hadden den tyd om de Stad te verlaaten en zich in veiligheid te begeeven. Hun Opperhoofd was een Portugees, van geringe afkomst, jan fernandez de viera genaamd. Van Lakei, was hy opgeklommen tot het beroep van Commisfionaris , en eindelyk Koopman geworden. Door zyne kundigheid en beleid hadt hy groote rykdommen verkreegen. Aan zyne eerlykheid was hy verfchuldigd het algemeen vertrouwen, dat in hem gefteld wierdt; en zyne edelmoedigheid hadt een groot getal menfchen aan zyne belangen onaffcheidbaar verknogt. De geleeden wederfpoed hadt zyne groote ziel niet vervaard. Zonder de toeftemming,' zonder hulp der Regeeringe, durfde hy den krygsftandaard oprichten. Zyn naam, zyne deugden en ontwerpen, verzamelden rondom hem de Braziliaanen, de Portugeefche foldaaten , zelf de volkplanters. Hy boezemde hun zyn vertrouwen, zyne werkzaamheid en moed in. Men volgt hem in de gevegten ; men overdringt bykans elkander rondom zyn perfoon ; men wil met hem overwinnen of fterven. Hy zegepraalt, Ff 5 doch IX, boek,  IJ, BOEK. 458 GESCHIEDENIS doch fluimert niet op zyne krygslaurieren. Hy geeft den overwonnenen den tyd niet om zich te herftellen. Eenige tegenfpoeden , welke hy lydt, in het vervolgen van den loop zyner overwinningen, dienen alleen om de ftandvastigheid van zynen geest, de hulpmiddelen van zyn vernuft, de verhevenheid van zyn karakter, te ontwikkelen. Hy vertoont een dreigendgelaat, zelf naa de nederlaag, nog meer geducht door zyne ftandvastigheid dan zyne onverzaagdheid. Defchrik, welken hy verfpreidt, laat zynen vyanden niet meer toe het veld te houden. In dit roemrugtig oogenblik ontvangt Viera bevel om halte te houden. Zedert het Beftand, hadden de Hollanders, in Afrika en Afie, zich verzekerd van etlyke plaatzen, welke zy beftendig hadden geweigerd te rug te geeven. Het Hof van Lisbon , met grooter belangen onledig, hadt 'er niet op kunnen bedagt zyn om zich regt te doen verfchaffen ; nogthans hadt zyn onvermogen zyne misnoegdheid niet verminderd. Dus gezind, was 't aan hetzelve een vermaak , wanneer 't het Gemeenebest in Brazil zag overvallen worden; zelf hadt het, onder de hand, de zulken begunftigd, die de vyandlykheden hadden begonnen. De voorzorge , welke dit Hof fteeds gebruikte, om in Amerika te doen antwoorden, en in Europa zelf tot befcheid te geeven, dat het de veroorzaakers deezer onlusten niet erkende, en ten eenigen dage des zou ftraffen, deedt de Maatfchappy Jangen tyd gelooven, dat deeze onlusten geen gevolg zouden hebben. Door deeze beuzelpgtige en valfche betuigingen te lang in den flaap  der beide INDIEN. 459 flaap gehouden, ontwaakte zy eindelyk. Jan de IV , kundfehap ontvangen hebbende , dat in Holland aanzienlyke krygstoerustingen gemaakt wierden, en vreezende ingewikkeld te zullen worden in eenen oorlog, dien hy oordeelde te moeten vermyden, washy, ter goeder trouwe, begeerig om een einde te maaken aan de vvandlykheden in Brazil. Viera, die , om 't geen hy hadt begonnen, te voltooien, niets anders hadt dan zyn geld, zyn Credit en zyne bekwaamheid, raadpleegde zelf niet of hy zou gehoorzaamen. ,, Indien „ de Koning, zeide hy, kennis hadt van on„ zen yver, van zyne belangen en onzen „ voorfpoed; verre van 'er op bedagt te zyn „ om ons de wapens te ontneemen, zou hy „ ons aanmoedigen om onze onderneeming „ te agtervolgen, en met zyne gantfche magt „ onderfteunen". Vervolgens, vreezende de wakkerheid zyner medeftanderen *te zullen zien verflaauwen , befloot hy de uitkomst te verhaasten. Het geluk bleef hem zo gunftig , dat hy , geholpen van baretto , vidal en eenige andere Portugeezen, die den wil en de bekwaamheid bezaten, om den Vaderlande te dienen, den ondergang der Hollanderen voltooide, De weinige Republikeinen , welke het zwaard en den honger ontkoomen waren , ontruimden Brazil, in gevolge van een verdrag, op den acht en twintigften van Louwmaand des jaars 1654, getroffen. De Vrede, welken de Vereenigde Gewesten , eenige maanden laater , tekenden met Groot - Britannie, fcheen hen te moeten in ftaat ftellen tot het herwinnen van eenige ge- Wig- DC. boek,  IX. BOEK. 460 GESCHIEDENIS wigtige bezittingen, welke verkeerde inzigten en ongelukkige omftandigheden hen hadden doen verliezen. Het Gemeenebest en de Maatfchappy verydelden de verwagting der Natiën. Het verdrag , welk , in den jaare 1661, een einde maakte aan de verdeeldheden der twee Mogenheden, verzekerde den eigendom van geheel Brazil aan Portugal , welk, van zynen kant, zich verbondtom aan de Vereenigde Gewesten te betaalen, acht millioenen in geld of koopmanfchappen. Dus geraakte uit de handen der Hollanderen eene verovering, die de rykfte der Europifche Volkplantingen in de nieuwe waereld zou hebben kunnen worden, en aan dit Gemeenebest eene vastigheid geeven, welke het van zyn eigen grondgebied niet konde ontleeneri. Doch, om zich aldaar te handhaaven, zou het noodig geweefl zyn, dat de Staat derzelver beduur en verdeediging op zich hadt genomen; en om baar te doen bloeien, dat men haar eene volkomene vryheid hadt doen genieten. Met deeze behoedmiddelen , zou Brazil behouden geweest zyn , en de Natie verrykt hebben, in plaats van eene Maatfchappy te 'bederven. By ongeluk was men nog onkundig, dat het ontginnen der landeryen in Amerika, het eenig middel was , om ze voordeel te doen geeven , en dat deeze voorfpoed alleen het werk zyn konde van eenen koophandel, voor alle burgers , onder de befcherming der Regeeringe, open ftaande. De Portugeezen vonden zich niet, op eene onherroepelyke wyze , Van de Hollanders ontflagen, of zy waren bedagt op middelen, om  DER BEIDE INDIEN. 461 om'in hunne volkplanting eene orde in te voeren, welke aldaar nimmer, zelf niet vóór den oorlog, geheerscht hadt. Het eerfte middel, welk, om hierin te flaagen, wierdt verzonnen, was, het bepaalen van het lot der Braziliaanen, welke zich hadden onderworpen, of die men nog hoopte te onder te brengen. De dingen van nader by onderzoekende, dan men, dus lang, hadt gedaan, bevondt men, dat zy, welke hen vertoond hadden als barbaaren, die feen teugel kenden, hen hadden gelasterd. )e eerfte indruk, welken de Europeaanen verwekten op de kleine Natiën, door aanhoudende oorlogen onderling verdeeld, was eene aandoening van wantrouwen; en vermids het in verdagte menfchen eigenaartig is , voor de argdenkende menfchen bevreesd te zyn, oordeelden zy zich geregtigd, hen als vyanden te behandelen, te onderdrukken en in ketens te fluiten. Dusdanig eene behandeling maakte hen woest en wreed. De moeilykheid, om elkander over en weder te verftaan, vermenigvuldigde wederzyds de redenen tot verwydering. Indien 's Lands inboorlingen , in het vervolg , de vyandelykheden vernieuwden , wierden zy doorgaans daartoe genoopt , door de onvoorzigtigheid , begeerlykheid , kwaade trouwe en knevelaaryen der woelagtige en eerzuchtige Natie, welke de rust van dit gedeelte der nieuwe waereld was koomen verftooren. In zommige opzigten kunnen zy befchuldigd worden van dwaalinge , van het opvatten der wapenen door eene ontydige omzigtigheid ; doch nimmer van onregtvaardigheid of dubbelheid. Altoos vondt men hen ge- IX. BOEK.  4Ö4 GESCHIEDENIS IX. BOEK. getrouw in hunne beloften, in de verbonden, in'de geheiligde regten der herbergzaamheid. Vermids dusdanig een begrip ten aanzien van hun karakter, ten langen laatfte, veld won, nam men het befluit, om hen te verzamelen in dorpen, welke gebouwd wierden op de kusten of niet verre landwaarts in. Door deeze inrigting wierdt de gemeenfchap tuflchen de Portugeefche Bezittingen verzekerd ; de wilden, die dezelve, door hunne ftroopery» en, ontrustten, wierden op een afftand gehouden. Eenige Zendelingen , meest Jefuiten , wierden belast met het geestlyk en waereldlyk beftier der nieuwe volkplantingen. Naipooringen , zo naauwkeurig als kunnen gedaan worden, in een land, daar alles wordt geheim gehouden, hebben ons geleerd , dat deeza Geeftlyken als regtfchapen dwingelanden te werke gingen. De zulken, welke, 't zy uit logheid, 't zy uit dweepery, nog eenige be. ginzels van zagtmoedigheid en mensenliefde hadden behouden, hielden deeze kleine Genootfehappen in eene aanhoudende kindschheid, en kweekten noch hunne Reden, noch, in zekeren zin, hunne nyverheid. Doch, al hadden zy het gewild , zouden zy, misfchien , niet dan met groote moeite, hun van meer nuts hebben kunnen zyn. 'Er zyn Regeeringsvormen, gebrekkig zo wel door het kwaad, welk zy doen, als door het goed, welk zy belasten te doen. Een verkeerd beftuur bederft alle zaaden van deugd en voorfpoed. Het Hof van Lisbon, de Indiaanen van alle belastingen ontheffende, hadt hen aan Heerendienften onderworpen. Deeze  DER, BEIDE INDIEN. 463 ze heillooze wet deedt hen afhankelyk worden van de Bevelhebbers en nabuurige Wethouders, die, onder het voorwendzel, zo gemeen aan de hooge Amptenaaren, om hen te gebruiken ten algemeenen nutte, dezelve te dikwyls aan hunnen eigen dienst opofferden. De zulken, wien deeze dwingelandy, of die van hunne Opperhoofden geen werk verfchafte, liepen doorgaans ledig. Indien zy hunne natuurlyke werkeloosheid te boven kwamen, was het alleen om te visfchen, tejaagen, of een weinig Manioc te planten; en hier aan befteeddenzyniet meer vlyts, dan tot hun leevensonderhoud volftrekt noodzaakelyk wierdt vereischt. Hunne handwerken bepaalden zich tot het vervaardigen van katoenen gordels, om hunne naaktheid te bedekken, en het in orde fchikken van eenige pluimaadjen, waar mede zy hun hoofd verfierden. De arbeidzaamften fielden zich, door middel van 't geen zy in de bosfchen vonden of met den landbouw wonnen, in ftaat om yzerkraamerven, en andere kleinigheden van geringe waarde, te koopen. Gebeurde het, datzommigen hunner, uit onbeflendigheid, zich verhuurden aan de Portugeezen, om hun als huisknegten te dienen, of op hunne kleine fchepen te vaaren, was het altoos voor korten tyd : dewyl zy van den arbeid een afgryzen hadden, en het geld veragtten. Zodanig was het lot der te onder gebragte Braziliaanen, wier getal nimmer meer dan twee honderd duizend beliep. De onafhankelyken hadden geene gemeenfchap met de Europeaanen, dan door middel der flaaven ,* wel- IX. BOEK.  IX. BOEK. 464 GESCHIEDENIS welke zy verkogten, of die op hen veroverd wierden. De daaden van vyandelykheid wierden zeer zeldzaam tusfehen de twee Natiën, en namen ten laatfte ten ecnemaale een einde, Zedert het jaar 1717, zyn de Portugeezen niet ontrust door de • Landzaaten , en zy zeiven hebben hun geene moeite aangedaan, zedert het jaar 1756. Terwyl het Hof Van Lisbon bedagt was op middelen, om den inwendigen toeftand zyner Volkplantingen te regelen, zogten eenigen zyner onderdaanen dezelve uit te breiden. Zuidwaarts vorderden zy tot aan de rivier de la Plata, en Noordwaarts tot aan de rivier der Amazonen. De Spanjaards fcheenen in het bezit te zyn van deeze twee rivieren. Men nam hét befluit om hen van daar te verdry ven , of derzelver heerfchappy met hun te deelen* De Amazone, eéne rivier, zö vermaard door de uitgebreidheid van haaren loop, die groote Vasfaal der Zee, aan welke zy de fchatting betaalt, welke zy van zo veele andere Vasfaalen heeft ontvangen, fchynt haaren oorfprong te hebben in die groote menigte beeken, welke, afdaalende van het OostlykIte gedeelte der Andes, zich, op eenen wyduitgeftrekten grond, vereenigen, om vervolgens deeze onmeetelyke rivier te formeeren. Nogthans doet het algemeenst aangenomen gevoelen haar voortkoomen uit het Meir Lauricocha, als een waterkom der Cordeliers, geleegen in de nabuurfchap van Guanuco, dertig mylen van Lima, op elf graaden Zuider breedte. In den weg van duizend of elf honderd my-  der beide INDIEN. 465 mylen, welken zy doorftroomt, ontvangt zy een verbaazende menigte rivieren, veele van Welken eene groote uitgeflrektheid lands doorflroomen, zeer breed en zeer diep zyn. Haare wateren formeeren een onnoemelyk getal eilanden , die te dikwyls onder loopen, om te kunnen bebouwd worden. Eindelyk valt zy in den Oceaan, onmiddelyk onder den Evenaar; haar mond is aldaar vyftig mylen wyd. Deeze mond wierdt ontdekt, in den jaare 1500, door vincent pincon, een der togtgenooten van Kolumbus; en de plaats daar zy ontfpringt, gelyk doorgaans wordt geloofd, in den jaare 1538, door gonzale pisarre. Zyn Luitenant orellana begaf zich te fcheepe op deeze rivier, en doorkruiste dezelve langs haare geheele uitgeflrektheid. Hy hadt te ftryden met een groot getal Natien , welke hem, met haare Canoes, in zynen vaart belemmerden, en van den bever met pylen op hem fchooten. Toen was het, waarfchynlyk, dat het fchouwfpel van eenige baardlooze Wilden, gelyk alle Amerikaanfche Volken zyn, aan de leevendige verbeeldingskragt der Spanjaarden vertoonde, een Leger Oorlogzuchtige vrouwen, en den Officier, die het bevel voerde, deedt befluiten, om den naam Maragnon , welken deeze rivier voerde, te veranderen in dien van Amazone, welken zy zedert heeft behouden. Met reden zou men zich verwonderen , dat Amerika geene oneindige wonderen gebaard hadt in het hoofd der Spanjaarden ? indien hunne veroveringen, en de rykdommen, welke zy aan ongehoorde menschflagtingen waren III. deel. Gg ver» lx. BOEKj  IX. Boek. 466 GESCHIEDENIS verfchuldigd, geen land vernield hadden, zo bekwaam om hunnen fmaak voor het verwonderlyke te voeden. De verbeeldingskragt der Grieken zou hier vermaaklykeharsfenfchimmen verzonnen hebben. Dit volk, welk geen enkelen flap konde doen in een klein landfchap, zonder aldaar eene menigte wonderen te ontmoeten , hadt, in de dagen van hercules en theseus , het beflaan gegeeven aan eene Natie van Amazonen. Dit denkbeeld bekoorde de Grieken dermaate, dat zy nimmer nalieten, om de Gefchiedenis van alle hunne helden, zelf die Van alexander, daar mede op te lieren. Misfchien waren de Spanjaards, nog verflingerd op deezen droom der ongewyde Oudheid, daar door te meer voorbereid om weezenlykheid te geeven aan deeze verzieringe; in de nieuwe waereld overbrengende 't geen zy in de oude hadden geleerd. Zodanig was, waarfchynlyk, dé oorfprong van het denkbeeld, welk zy in Europa en Amerika invoerden, dat 'er een Gemeenebest beflondt van krygshaftige vrouwen, die met de mannen niet in gemeenfchap leefden, en dezelven flegts eenmaal 's jaars in haare tegenwoordigheid toelieten. Om aan dit verwonderlyk denkbeeld eenige waarfchynlykheid te geeven, verhaalden zy, en met reden, dat, in de nieuwe waereld, alle vrouwen zo ongelukkig waren, allen met zo veel veragtings en onmenschlykheids wierden behandeld, dat een groot getal derzelver, gezamentlyk, het ontwerp beraamd hadt, om het juk haarer dwingelanden af te fchudden. De gewoonte, van hen te volgen in de bosfchen, hunne lee-  öer BÈiDÈ Indien. 4ó? Jëevensmiddelen en pakkaadje, in den oorlog en op de jagt, te draagen, hadt haar, voegt men 'er by, eigenaartig moeten bekwaam maaken tot dit ftout befluit, ' v. Maar konden vrouwen , die een zo wel beraadenen afkeer van de mannen hadden, haare toeflemraing geeven om Moeders te worden? Konden mannen zich op weg be.geeven., om vrouwen op te zoeken, wier toeftand zy ondraagelyk gemaakt hadden, en die hen verdreeven, zo ras het werk der Voortteelinge volbragt was? Kan de zagtaartigfte, de medelydenfte fexe haare kinderen 'te vondeling leggen of vermoorden, onder voorWendzel dat deeze kinders geene dochters waren; en in koelen bloede, volgens algemeene affpraak, fnoodheden en gruwelen pleegen, aan welke eenige weinige perfoonen, door woede en wanhoop vervoerd, zich naauwlyksfchuldig maaken ? Zou een Gemeenebest , onder eene Adel- of Volksregeering ftaande, welk een geregeld Staatsbeftuur vordert-* kunnen geregeerd worden door eenen Raad Van vrouwen; fchoon eene eenhoofdige of Willekeurige Staat, daar de wil van den Oppervorst alleen genoeg is, voormaals konde, en nog kan beftuurd worden, van eene eenige Vrouwe ? Indien eenige vreemde vooroordeelen, in het midden onzer, hebben kunnen doen oprichten , Genootfchappen van beiderlei fexe, die ieder afzonderlyk leeven, zonder die natuürlyke behoefte en begeerte , welke hen tot elkander moet doen naderen en zamen vereenigen j is het, nogthans, buiten de gewoon* Gg 2 orde IX. BOEK;  IX. BOEK. 468 GESCHIEDENIS orde der dingen, dat het geval volken heeft geformeerd van mannen zonder vrouwen, en nog minder een volk van vrouwen zonder mannen. Zeker is het, dat zints men heeft gefproken van dit ftaatkundig Genootfchap, men nimmer het geringfte fpoor van hetzelve heeft kunnen ontdekken, met hoe veel moeite en zorgvuldigheids men daar na gezogt hebbe. Het zal dan met dit zonderling wonder zyn, gelyk het is met zo veele andere; men onderftelt by aanhoudenheid dat ze een weezenlyk beftaan hebben: doch waar ze beftaan, is onbekend. Wat 'er ook zy van het verfchynzel der Amazonen , de togt van Orellana was min vrugtbaar in het verfchaffen van nieuwe kundigheden , dan in het wekken der nieuwsgierigheid. De burgeroorlogen , welke Peru verwoestten , veroorlofden in 't eerst niet om dezelve te voldoen. Zo ras de gemoederen bedaard waren , boodt peöro d'orsua , een Navarreesch Edelman, niet min vermaard om zyne wysheid als dapperheid, den Onderkoning aan, in den jaare 1560, om deezen fcheepstogt te hervatten. Hy vertrok van Cusco, verzeld van zeven honderd man. Deeze gedrogten, met bloed gelaafd, bezoedeld met dat van alle eerlyke lieden, vermoordden een Opperhoofd, die zelve van een befchaafd gedrag was, en de orde onder de zynen wilde doen heerfchen. Zy fielden aan hun hoofd, met den tytel van Koning, een woesten Biskaayer, lopez d'aguirre genaamd , die hun alle de fchatten der nieuwe waereld beloofde. Door  DER BEIDE INDIEN. 469 Door zo verleidende uitzigten verhit, zakten deeze barbaaren , langs de Amazone af in den Oceaan, en landden op het eiland Trinidado. Straks wordt de Bevelhebber van dit eiland vermoord , en het platte land geplonderd. Nog meer eislykheden ondergingen de kusten van Cumana, Caraque en St. Martha, dewyl ze ryker waren. Men dringt door tot aan Nieuw - Granada, om zich te verzekeren van Quito en het binnenfte gedeelte van Peru, alwaar alles te vuur en te zwaard moest verwoest worden. Eene bende troepen, in alleryl zamengeraapt, tast deeze woestaarts aan, verflaat en dryft ze op de vlugt. Aguirre, geen uitweg ziende , om te ontvlugten , vertoont zyne wanhoop door een gruwelftuk. „ Myn kind, dus fprak hy tot zyne eenige „ Dochter, welke hem op zyne togten volg„ de, ik had gehoopt u ten throone te zullen ,, verheffen; de uitkomst verydelt myne ver,, wagting. Myne eer en de uwe gedoogen ,, niet, dat gy leeft om de flaavin myner vy„ anden te worden: ontvang den dood van de „ hand uwes Vaders,,. Straks fchiet hy haar een kogel dwars door het lichaam , en maakt haar voorts af, een ponjaard door haar nog kloppend hart dryvende. Terftond naa dit tegennatuurlyk bedryf begeeven hem zyne kragten; hy wordt gevangen genomen en gevierendeeld. Deeze ongelukkige gebeurtenisfen deeden de Amazone uit het oog verliezen. Geduurende eene halve Eeuw, dagt men niet meer aan dezelve. Eenige onderneemingen , in 't vervolg gedaan, om haar op nieuw te ontdekGg 3 ken, IX. BOEK.  IX. BOEK. 470 GESCHIEDENIS ken , wierden verkeerd ontworpen en nog flegter uitgevoerd. De eer, om de zwaarigheden te overkoomen, welke zich opdeeden tegen eene heilzaame kundfehap van deeze rivier, was be waard voor de Portugeezen. Deeze Natie, die nog eenige overblyfzels van wakkerheid bezat, hadt, zedert eenige • jaaren, aan den mond der riviere, eene ftad gebouwd , welke zy Para noemde. Pedrq texeira vertrok van daar, in den jaare 1638, met een groot getal Canoes, opgevuld met Indiaanen en Portugeezen. Hy zeilde de Amazone op, tot aan den mond vandenNapo, en vervolgens den Napo zeiven, welke hem geleidde tot op een kleinen afftand van Quito , werwaarts hy zich te lande begaf. De haat, welke de Spanjaards en Portugeezen, hoewel onder den zelfden meester ftaande , verdeeld hieldt, belette niet dat hy ontvangen wierdt met den eerbied, de agting en het vertrouwen , verfchuldigd aan eenen man , die een zo gewigtigen dienst deedt. Hy vertrok, verzeld van d'acuna en d'artteda, twee kundige Jefuiten, welke bevel kreegenom de gedaane waarneemingen te onderzoeken, en dezelve met nieuwe te vermeerderen. De uitflag van twee togten , die beiden naauwkeurig onderleid wierden en gelukkig Haagden s wierdt medegedeeld aan het Hof van Madrid, daar dezelve aanleiding gaf tot een ongemeen ontwerp. Zedert langen tyd konden de Spaanfche volkplantingen niet dan bezwaarlyk gemeenfchap met elkander onderhouden. Vyandlyke ^eeroovers, die de Noord- en, Zuid-zee on-  BES BEIDE INDIEN. 471 veilig maakten , belemmerde haare fcheepvaart. De zodanige zelf van haare fchepen, wien het gelukt was zich in de Havana te vereenigen , waren niet buiten gevaar. Dikwyls wierden de Galioenen aangetast van Eskaders, die haar wegnamen, en altoos gevolgd wierden van kaapers, die zelden in gebreke bleeven om zulke, vaartuigen weg te neemen , als door ftorm of langzaamheid in het zeilen, van het geleide waren af geraakt. De Amazone fcheen een hulpmiddel te verfchaffen tegen dit ongemak. Men oordeelde het mogelyk, zelf ga» maklyk, om langs bevaarbaare rivieren , of, met geringe kosten, te lande, de fchatten van Nieuw -Granada , vanPopayan, Quito, Peru, en zelf van Chili, derwaarts te brengen. Tot aan den mond afgezakt zynde, zouden zy in de haven van Para de Galioenen hebben gevonden , gereed om dezelve te ontvangen. De vloot van Brazil zou de Spaanfche vloot verfterkt hebben , zich daar mede vereenigende. In volkomene veiligheid zou men vertrokken zyn, uit weinig bekende en luttel bezogte vaarwaters , en in Europa zyn aangeland, met eene vertoon ing, bekwaam om het volktebekoo. ren, of met middelen, toereikende ter overkoominge van zwaarigheden, welke men zou ontmoet hebben. De ftaatsomwenteling, welke den Hertog vanBragance op den throon van Portugal plaatfle, deedt deeze groote ontwerpen te niete loopen. Ieder der twee Natiën was alleen bedagt om zich het gedeelte der riviere toe te eigenen, welk meest met haaren toeftand overeenftemde. De Spaanfche Jefuiten ondernamen het , eeGg 4 ' ne IX. BOEK.  4?z GESCHIEDENIS IX. JBOEK. ) 1 ne zending op te richten in het land, begreepen tusfehen de oevers der Amazone en van den Napo, tot aan de plaats daar deeze rivieren zamenloopen. Ieder zendeling, flegts van één man van zyne Natie verzeld , voorzag zich van bylen, mesfen, naalden en allerhande yzeren gereedfehappen , en drong door tot in ongenaakbaare bosfchen, Hy fleet geheele maanden met het klauteren op boomen, om te zien, ofhy niet eene Hut ontdekte, of hy niet ergens rook zag opgaan, of hy niet het flaan op een trommel of het fpeelen op eene fluit hoorde. Zo dra hy verzekerd was, dat zich Wilden in de nabuurfchap ophielden, naderde hy hen. De meesten namen de vlugt, voornaamlyk wanneer ze in oorlog waren. De zulken , welke zy tot ftaan konden brengen, lieten zich overreeden, alleen door degefchenken, welke zy, om hunne onkunde, op prys fchatten. Dit was de eenige welfpreekendheid, van welke de zendeling zich kon bedienen , en die hy noodig hadt. Wanneer hy eenige familien hadt verzameld, geleidde hy hen na de plaatzen, welke hy hadt uitgezien, om een gehugt te bouwen. Zelden gelukte het hem, dat hy ze 'er een vast verblyf deedt houden. Aan geduurige reistogten gewoon, vonden zy het onverdraagelyk , nimmer van woonplaatze te veranderen. De ftaat van onafhankelykheid, in welken zy geleefd hadden, fcheen hun verkiezelyk boven len geest van gezelligheid , welken men hen wilden doen aanneemen; en een onoverkoonelyke afkeer van den arbeid deedt hen eigensartig wederkeeren in de bosfchen, i« welke  DER BEIDE INDIEN. 473 zy hun leeven hadden doorgebragn, zonder iets te doen. De zodanigen zelf, welke in den band wier den gehouden, door het gezag en de vaderlyke zorgen van hunnen wetgeever, bleeven niet in gebreke zich te verftrooien, wanneer hy flegts een korten tyd afvveezigwas. Zyn dood fleepte eindelyk den ondergang der geheele Bezittinge mede. De ftandvastigheid der Jefuiten heeft gezegepraald over deeze zwaarigheden , die onöverkoomelyk fcheenen. Hunne zending, begonnen in den jaare 1637, heeft, allengskens, eenige vastigheid verkreegen. Heden ten dage telt men zes en dertig volkplantingen; twaalf van dezelve woonen langs den Napo, de overige vier en twintig langs de Amazone. De talrykfte telt niet meer dan twaalf honderd Inwooners , de andere veel minder. De aanwas der zendingen moet langzaam voortgaan , en kan nimmer zeer aanmerkelyk zyn. De vrouwen van dit gedeelte van Amerika zyn niet vrugtbaar; en haare on vrugtbaarheid wordt nog grooter, wanneer men haar van woonplaats doet veranderen. De mannen zyn zwak; en hunne beflendige gewoonte , om zich ter aller uure te baaden, doet hen niet in fterkte toeneemen. Het klimaat is 'er niet gezond , en de befmettelyke ziekten zyn 'er veelvuldig. Het is nog niet gelukt, en het zal, waarfchynelyk, nimmer gelukken , deeze Wilden fmaak in den Landbouw te doen vinden. Zy hebben behaagen in de Jagt en Visfchery , Welke niet zeer voordeelig zyn voor de bevolking. In een land, dat bykans geheel onder water legt, zyn weinige plekken bekwaam tot Gg S het IX. BOEK.  IX. BOEK, 474 GESCHIEDENIS bet oprichten van volkplantingen. Voor het: meerendeel leggen zy zo wyd vaneen, dat zy elkander onmogelyk hulp kunnen toebrengen. De Natiën, welke men zou kunnen tragten met dezelve te vereenigen, ftaan te veel op haar zelve; de meeste zyn verhooien in ongenaakbaare plaatzen, en zo min talryk, dat zy dikwyls niet meer dan vyf of zes familien bevatten. De Indiaanen, welke de Jefuiten hadden verzameld en beftuurden, waren de zulken,. die de minfte hulpmiddelen hadden. Ieder Zendeling moet zich aan hun hoofd ftellen, om hen te noodzaaken tot het vergaderen van Kakao, Banille, en Salfaparilla, welke de Natuur hun'met eene milde hand aanbiedt, en die alle jaaren wordt gezonden na Quito, drie honderd mylen van daar geleegen, om ze te verruilen tegen de meest noodzaaklyke dingen. Een Hut, aan alle kanten open, gemaakt van recht opftaande ftokken en met de bladen van den Palmboom gedekt ; eenige gereedfchappen tot den akkerbouw; een Lans; boogen en pylen voor de Jagt; hengels voor den Vischvangst; eene tent, een hangmat en een Canoe: deeze zyn alle hunne eigendommen. Tot zo verre heeft men hunne begeerten uitgebreid. Zo zeer vergenoegd zyn ze met hetgeen zy bezitten, dat ze niets meer begeeren; zy leeven zonder bekommernis, flaapen zonder zorge, en fterven zonder vreeze. Men kan ze gelukkig noemen, indien het geluk meer beftaat in de bevryding van fmarten, welke de behoeften volgen, dan in de vermenigvuldiging der genietingen, welke deeze behoeften vorderen. Dee-  DER BEIDE INDIEN. tf$ Deeze opkoomende Staat, die het werk is alleen van den Godsdienst, heeft, dus lang, Spanje geen voordeel aangebragt ; en het is twyfclagtig, of hy immer voor hetzelve voordeelig zal worden. Het vlek Borgia is de Hoofdftad van deezen Staat. Nimmer hebben de verdelgers der nieuwe waereld zich bevlyfigd om zich te vestigen in een land, welk metaalen noch eenige andere foorten der rykdomr men opleverde, welke hunnen heblust zo kragtig wekten ; doch de nabuurige Wilden koomen, van tyd tot tyd, zich aldaar nederzetten. Terwyl de Zendelingen het gezag van het Hof van Madrid vestigden langs de oevers der Amazone , waren andere Zendelingen voor het Hof van Lisbon van gelyken dienst. Zes of zeven dagreizen beneden Pevas, de laatfte volkplanting van Spanje afhankelyk, ontmoet men S. Paulus, het eerfte der zes vlekken, door de Portugeefche Karmeliten, op een zeer grooten afftand van elkander, gebouwd. Allen leggen aan den Zuidelyken oever der riviere, diar de grond hooger en minder aan overftroomingen onderheevig is. Deeze vlekken leveren , op eenen afftand van vyf honderd mylen van de zee, eene aangenaame vertooning uit: kerken en huizen fraai gebouwd; Amerikaanen zindelyk gekleed ; honderderlei Europifche huisgeraaden, van welke de Indiaanen zich alle jaaren voorzien te Para, op de reizen, welke zy derwaarts doen met hunne fchepen, om de Kakao te verkoopen, door de Natuur voortgebragt, langs den oever der riviere, welke zy aldaar in menigte verzamelen. In* IX. BOEK..  476 GESCHIEDENIS IX. BOEK. Indien de Mayanas vryheid hadden om verbintenisfen met hunne nabuuren aan te gaan, zouden zy , langs deezen weg, geryflykheden kunnen magtig worden, welke zy niet kunnen haaien van Quito, waar van zy verder af geleegen zyn door de Cordeliers, dan zy zyn zouden door onmeetelyke zeeën. Deeze infchikkelykheid der Regeeringe zou, misfchien, van nog gelukkiger uitwerkzels gevolgd worden. Het zou niet onmogelyk zyn, dat Spanje en Portugal, in weerwil van hunne wederzydfche jaloersheid, ten eenigen dage begreepen, dat het belang der beide Natiën vordert, deeze veroorloving uit te breiden, 't Is bekend , dat de provincie Quito in armoede kwynt,vby mangel aan eenen weg, langs welken zy zich kan ontdoen van het overtollige dier zelfde goederen, aan welke Para volftrekt gebrek lydt. De beide provinciën', elkander over en weder de behulpzaame hand biedende, door middel van den Napo en de Amazone, zouden een trap van voorfpoed beklimmen, welken 'zy , zonder deeze hulpbetooninge , nimmer kunnen bereiken. Door den tyd zouden de Hoofdlieden groote voordeelen trekken uit deeze werkzaamheid, welke haar nimmer nadeelig zyn kan: dewyl Quito zich in de onmogelykheid bevindt om te koopen, 't geen uit de oude na de nieuwe waereld wordt gezonden, en Para niets gebruikt, dan 't geen Lisbon van den buitenlander ontvangt. Doch metde nationaaleafkeerigheden, of den nayver der kroonen, gaat het even eens als met de blinde driften van byzondere perfoonen. Een ongelukkig voorval is 'er alleen noodig, om  DER BEIDE INDIEN. 477 om altoosduurende fcheidpaalen te ftellen tusfehen familien en volken , wier hoogfte belang vordert, elkander te beminnen, over en weder de behulpzaame hand te bieden en ten algemeenen welzyn zamen te werken. Haat en wraaklust lyden gewillig, indien zy flegts nadeel toebrengen. Zy voeden zich over en weder met de wonden, welke zy toebrengen , met het bloed, welk zy vergieten. Welkeen onderfcheid tusfehen den mensch in den ftaat der Natuure, en den mensch in onze ongelukkige Maatfchappyen bedorven ! De Faatfte fchynt alle de rampen waardig, welke hy zich zeiven op den halze heeft gelaaden. Tot getuigen zyner boosaartigheid verftrekken de bolwerken, en de reeks Forten, welke de gierigheid en het wantrouwen derveroveraaren van Brazil heeft opgeworpen, van de volkplanting Coari tot aan de oevers van den Oceaan. Om hunne overweldigingen in dit gedeelte der nieuwe waereld te bewaaren , hebben de Portugeezen dezelve gebouwd. Hoewel deeze Forten op een verren afftand van elkander leggen , weinige buitenwerken hebben, en de Bezetting uit weinig manfehaps beftaa ; zyn nogthans de tusfehen beiden woonende Indiaanen, welke geen groot getal uitmaaken, daar door volkomen te onder gebragt. De kleine Natiën , welke geweigerd hebben onder het juk door te gaan, zyn verdweenen, en hebben eene fchuilplaats gezogt in afgeleegene of onbekende landftreeken. Het ryk gewest, welk zy hebben verlaaten, is niet bebouwd geweest, zo als het belang ,der Hoofdftad fcheea te vorderen. Dus hebben de Por- tu- IX. BOEK.  478 GESCHIEDENIS IX. BOEK. tugeezefi en Spanjaards, tot op den huidigefi dag, meer haats en verontwaardigings over hunne wreedheden, dan rykdommen en voorfpoed , uit hunne veroveringen geplukt. In de daad, de Amazone verfchaft aan Portugal Salfaparilla , Banilie, Koffy, Katoen * fchrynwerkers - en timmerhout, en zeer veel Kakao, welke, tot op de laatfle tyden, hier te lande voor het gewoon gemunt geld gediend heeft; doch deeze voortbrengzels zyn niets, in vergelyking van hetgeen zy zouden kunnen zyn. Men vindt ze alleen eenige mylen van Groot-Para, de Hoofdftad der volkplantinge; terwyl zy de gantfche uitgeflrektheid lands, welke de firoom doorloopt, behoorde te vervullen , als mede de zeer vrugtbaare oevers van een oneindig aantal bevaarbaare rivieren , welke in denzelven haare wateren ontlasten. Deeze voorwerpen eens uitgeflrekten koophandels zyn het zelf niet alleen , welke dit gedeelte der nieuwe waereld aan Portugal zou verfchaffen, indien het de voorzorge gebruikte , om, even gelyk andere Natiën, op onderfcheiden tyden, bekwaame Natuurkenners na haare Volkplantingen hebben gezonden , insgelyks derwaarts te zenden. Ey louter toeval heeft men den Cucheris en den Pecuri ontdekt, twee welriekende boomen, wier vrugten de eigenfehappen van het Muskaat en den Kruidnagel bezitten. Zorgvuldiger gekweekt, zouden ze, misfchien, de volkomenheid verkrygen, welke 'er nu nog aan ontbreekt. Eene aanhoudende oplettendheid en veelvuldige waarneemingen, zouden, waarfchynlyk,den weg baanen tot andereheüzaame kun-  DER BEIDE INDIEN. 479 kundigheden, in een klimaat, alwaar de Natuur zo zeer van de onze verfchilt. By ongeluk hebben de Portugeezen, die, aan de Amazone , geene andere dan flaaven tot hunnen arbeid gebruikten, zich alleen bevlytigd om flaaven te maaken. In den beginne, plantten zy een kruis, op de eene of andere verheeven plaatze, in de landflxeeken, welke zy doorkruisten. De Indiaanen hadden bevel ontvangen om voor dezelve zorge te draagen. Indien zy ze lieten vervallen , wierden zy en hunne kinderen, om deeze affchuwelyke ontheiliging, in flaavernye gebragt. Dus wierdt dat teken van heil en verlosfmge voor de Christenen , een teken van den dood en de flaavernye voor de Indiaanen. In 't vervolg dienden de Forten 5 welke men hadt opgeworpen, om het getal der flaaven te vermenigvuldigen. Dewyl dit hulpmiddel niet toereikende wierdt bevonden, deeden de Portugeezen van Para togten van vyf of zes honderd mylên, om deeze menfchenkudden te vergrooten, welke hun,in het bebouwen der landen, voor beesten moesten dienen. In den jaare 1719, gingen zy dezelve van onder de Maynas haaien; in den jaare 1733, uit de Zendingen aan den Napo; in den jaare 1741, tot by de plaats, daar de Madera ontfpringt, en, op onderfcheiden tyden, aan de min afgeleegen rivieren. Rio-Negro verfchafte hun dezelven in grootteen getale. Zy bezitten aldaar reeds, zedert langen tyd, een aanzienlyk Fort. Aan haare oevers ligt by aanhoudenheid gelegerd, een gedeelte der Bezettinge van Para, om de te onder gebragte vol- IX. BOEK  IX. SOEK. 480 GESCHIEDENIS volken byeen en in bedwang te houden. Zy zyn bedekt met Zendingen, die haar werk maaken om de Indiaanen aan te moedigen tot het aanvallen op de nabuurige Natiën, om flaaven te maaken; Eindelyk is eene krygsbende, in den jaare 1744 uitgezonden, tot het doen van nieuwe ontdekkingen, op haare vaartuigen tot aan de Oronoque doorgedrongen. Deeze laatfte gelukkige uitflag, alle twyfelingen, wegens de gemeenfchap tusfehen deeze rivier en de Amazone, door middel van deRio-Negro, wegneemende, heeft de uitzigten der Portugeezen uitgebreid. Het is de zaak van het Hof van Madrid, agt te geeven, of zy harsfenbeeldig zyn, dan of zyn belang vordert, de noodige maatregels te beraamen om dezelve te verydelen. Althans durven wy verzekeren, dat de ontwerpen van het Hof van Lisbon, raakende de rivier de la Plata, eene byzondere opmerking verdienen. Het leedt niet lang, of de Portugeezen, die 'er zich , kort naa de Spanjaards, vertoond hadden , wierden daarvan afkeerig. De begeerte, om zich aldaar te vestigen , kwam by hen wederom boven, in den jaare 1679. Hunne werkzaamheid , welke toenmaals grooter was in de nieuwe waereld, dan hun gedrag en zeden in Europa toelieten te vermoeden, geleidde hen na Paraguay. Reeds hadden zy de volkplanting St. Sakrament opgericht, naby de eilanden St. Gabriel, geleegen tegen over Buenos-Ayres, wanneer deeze onderneeming by toeval wierdt ontdekt. De Guaranis Indiaanen fchooten toe, om de gebreken der Regeeringe te verhelpen. Zonder aarzelen, tastten zy  der beide INDIEN. 48I zy de vestingwerken aan, Welke, om zo te ipreeken, uit den grond waren opgekoomen, en veroverden ze met eene ftoutmoedigheid, welke hunne dapperheid vermaard maakte. > Het Hof van Lisbon, welk, op deeze Be. zitting, groote verwagtingen hadt gebouwd, liet den moed niet zakken door den wederfpoed, dien het ontmoette. Het vorderde, dat, in den tusfchcntyd dat de wettigheid zyner regten zöii aan den dag gelegd worden, den Portugeezen eene ftapelplaats zou vergund Worden , alwaar zy, zo ze, door de winden, genoodzaakt waren de rivier de Ja Plata aan te doen, zouden befchut zyn tegen de onweders en in Veiligheid tegen de Zeeroovers. Karel de II, die even afkeerig was van den oorlog als van de Zorgen van het Ryksbeftier, hadt de zwakheid van dit verzoek in te Willigen. Alleen bedong hy, dat de eigendom der toegeftaane fchuilplaatze aan hem zou blyven behooren; dat niet meer dan veertien Portugeefche familien derwaarts zouden mogen gezonden worden; dat de huizen aldaar van hout gebouwd en met ftroo zouden gedekt worden; dat men geen Fort zou mogen opwerpen; en dat de Regeering van BuenosAyres het regt zoude hebben, om zo wel de volkplanting, als de fchepen, welke aldaar aankwamen, te bezoeken. Hadden de Jefuiten de ftaatshattdeling met het zelfde beleid, als den Oorlog, beftuurd, zy zouden,gewisfelyk,de gevolgen van dusdanig eene believinge voorzien hebben. Het was ohmogelyk, dat eene bevestigde Bezitting , hoedanig zy ook ware, in eene zo voordeelige III. deel. Hh lig- IX. Boek»  482 GESCHIEDENIS IX. BOEK. ligging, niet eene vrugtbaare bron wierdt van gefchillen met eenen onderneemvollen nabuur , die wyduitgeftrekte eifchen deedt, die verzekerd was van den byftand van alle vyanden van Spanje, en welken de nabyheid van Brazil in ftaat ftelde om zich te bedienen van de voorkoomende omftandigheden, om groot te worden en zich te verfterken. Het leedt niet lang, of de uitkomst toonde het gevaar, welk men hadt behooren te voorzien. Geduurende de eerfte. oogenblikken, onmiddelyk volgende op de verheffing van een Franfchen Prins op den Spaanfchen throon, toen alles nog in verwarring en vol onzekerheids was, welk het gevolg zyn zoude van deeze groote ftaatsomwentelinge, wierpen de Portugeezen, met den grootften fpoed, de vestingwerken van St. Sakrament op. De voorzorge, welke zy, ten zelfden tyde, gebruikten , om aan de Guaranis eenige ongerustheid te veroorzaaken, door eenige troepen na hunne grenzen te doen optrekken, deedt hen hoopen, dat zy met den tegenftand van deezen vyand niet zouden te kampen hebben. Zy bedroogen zich. De Jefuiten, agter het geheim gekoomen zynde, voerden, in den jaare 1705, hunne bekeerlingen na St. Sakrament, rondom welk het beleg reeds was geflagen. Deeze dappere Indiaanen wilden , ftraks naa hunne aankomst, de plaats ftormenderhand inneemen, hoewel zy niet onkundig waren, dat de bres naauwlyks gefchooten was. Zo dra zy den aantogt begonnen, wierden uit de ftad eenige Batteryen op hen gelost, wier  ÖER BEIDE INDIEN. 483 wier vuur zy doorftonden, zonder hunne geleederen te breeken. Niet meer kragts hadt het klein gefchut, welk insgelyks een groot getal der hunnen deedt Vallen, om hen in deii aantogt te fluiten. De onverzaagdheid j met welke zy geduurig aantrokken; deedt de Portugeezen derwyze vervaard Worden ; dat zy zich in alleri haast in hunne fchepen wierpen, en de ftad verlieten. De tegenfpoeden, welke philippus de V, in Europa j leedt, maakten deezen Voorfpoed vrugteloos. De Volkplanting van St. Sakrament kreeg eene beftendige Vastigheid te Utrecht. Koningin Anna , die den Vrédë fchonk, en haare eigene belangen, noch die van haare bondgénooten verwaarloosde, vorderde van Spanje deéze groote opóffering. Naa dit tydftip * leidde de nieuwe Volkplanting , die nu niets meer hadt te ontzien, zich Volyverig toe , op eenen üitgebreiden koophandel niét Buenos- Ayres. Al voor lang hadt deeze fluikhandel 'een begin genómen^ Rio-Janeiro leverde, zedert geruimen tyd,' Suiker, Tabak; Wyn, Brandewyn, INegers en. Stoffen aan Buenos - Ayres, welkein.betaaling gaf, Meel, Buskruit, gedroogd öfgezouten Vleesch en zilver. Zo ras de twee volkplantingen eene veilige ert gemaklyke ftapelplaats hadden gevonden, kenden haare onderhandelingen geene paaien. Het Hof vari Madrid, dat wel haast de lücht kreeg van derf weg, welken de fchatten van Peru namen,1 liet des veel leedweezens blyketi. Zyn misnoegen nam tóe met het nadeel, waar.van het zich beklaagde. Dit verftrekte füsfcheri Hh i & IX; Bor.K;  484 GESCHIEDENIS IX. BOEK. de twee. Natiën tot eene fteedsfpringende bron van verdeeldheid, welke gefladig in eene openbaare vredebreuk fcheen te moeten eindigen. De wegen van bevrediginge, welke de Staatkunde van tyd tot tyd opende, wierden allen onbruikbaar geoordeeld. Eindelyk verflondt men elkander. Op den dertienden van Louwmaand des jaars 1750 , wierdt vastgefteld , dat Portugal aan Spanje zou afftaan, de Volkplanting St. Sakrament en den Noordlyken oever van de rivier la Plata, nevens het dorp St. Christoffel en de aangrenzende landen, geleegen tusfehen de rivieren Japura en Ifa, welke in de Amazone vallen. Spanje ftondt, van zynen kant, af, alle de landen en wooningen van den Oostlyken oever der riviere Uruguay, gerekend van de rivier Ibicui aan den Noordkant, het dorp St. Rofe, nevens alle de overigen, aan den Westlyken oever der riviere Guarapé gebouwd. Deeze ruiling vondt veele berispers aan de beide Hoven. Te Lisbon durfde men zeggen , dat het eene flegte Staatkunde was, eene volkplanting, welker fluikhandel, jaarlyks, acht of tien millioenen in het Moederland deedt koomen, op te offeren aan bezittingen, wier voordeden onzeker, of ten minften afgeleegen waren. Nog geweldiger en algemeener vertoonde zich het misnoegen te Madrid. Reeds oordeelde men de Portugeezen meesters te zien van den geheelen loop van den Uruguay, alle de volkplantingen, langs de la Plata verfpreid, van hunne koopmanfchappen verzorgende ; langs verfcheiden rivieren in Tucu- raan  DER BEIDE INDIEN. 485 man en Chili, tot aan Potoii doordringende; zich allengskens van alle de rykdommen van Peru verzekerende. Het fcheen ongelooflyk, dat de zelfde Staatsdienaars, die het als onmogeiyk aanmerkten, den fluikhandel te keer te gaan, terwyl dezelve langs éénen weg gedreeven wierdt, zich vleiden dien te zullen beletten, wanneer hy honderd uitwegen zou gevonden hebben. Dit was, zeide men, zo veel, als een venfter voor de dieven te fluiten, en de deuren van het huis voor hun te openen. Deeze fchikkingen gaven aanleiding tot een oneindig getal Cabaalen, van welke de Jefuiten als de belhamels wierden aangemerkt. Men- wist, dat zy misnoegd waren over eene beraaming, welke hun Gemeenebest van zyne kragt ontblootte; en men oordeelde, zonder ligtvaardigheid, hen te mogen verdagt houden , dat zy allerleie fpringveeren deeden werken, om te beletten, dat dit Verdrag zyn volle beflag niet bekwam. Zy wierden van de beide Hoven verdreeven. Hunne heimeIyke treken namen een einde, en het verdrag wierdt bekragtigd. 'Er mangelde nu nog aan om het ten uitvoer te brengen in Amerika; dit fcheen niet gemaklyk. De Guaranis waren niet te onder gebragt; zy hadden zich vrywillig onderworpen aan Spanje. Het was mogelyk, dat zy van gevoelen waren, aan deeze kroon geenzins het regt te hebben opgedraagen, om over hen te befchikken ten voordeele van eene andere kroon. Zonder hunne gedagten te hebben laaten gaan over de fpitsvindigheden van de Hh 3 , reg. IX. BOüK.  IX, BOEK, 480; GESCHIEDENIS regteq der Natiën, konden zy van oordeel zyn, dat zy zeiven moesten uitfpraak doen over'hetgeen met hun belang overeenftemde^ Hunne bekende afkeer van het Portugeefche juk was even hekwaam om hunne eenvoudigheid te misleiden als te verlichten. Deeze afkeerigheid konde nog meer yerfterkt worden door vreemden aandrang. Een zq hachlyke toeftand vorderde de omzigtigfte voorbehoedzels; deeze wierden ook aangewend. De krygsmagten, welke de twee Mogenheden uit Europa hadden gezonden, en die men in de nieuwe waereld konde zamenraapen, vermengden zich, om de hjnderpaalen, welke men van verre zag, te voorkoomen of uit den weg te ruimen. De krygstoeftel benam den moed niet aan hun, welke 'er mede gedreigd wierden. Hoewel de zeven volken, welke men hadt afgeftaan, in 't geheel niet, p.f althans nietopenlyk, onderfteund wierden van de andere volken; hoewel zy niet meer aan hun hoofd hadden de Opperhoofden, welke hen, dus lang, ten ftryde hadden aangevoerd, fchroomden zy, egter, niet, de wapens, ter verdeediginge hunner vryheid, op te vatten. Doch hun gedrag in den Oorlog Was niet zodanig als het betaamde. In ftede van zich te vergenoegen met den vyand af te matten, en hem den toevoer van leevensmiddelen af te fnyden, welke hy twee honderd mylen verre weg moest haaien, durfden de Guaranis hem in het opep veld aantasten: zy leeden verfcheiden geringe nederlaagen," Hadt men pp hep beflisfende VQordeelen" behaald, ïi'yin befluit was genomen om hun land te ver. laa»  der beide INDIEN. 487 laaten; alles, wat zy konden, mede te voeren; alle het overige te verbranden, en niets dan eene wildernis voor den vyand over te laaten. Het zy deeze fierheid fchrik aanjaagde, het zy een der beide, of mifchien beide onderhandelende Mogenheden in het denkbeeld kwamen, dat zy een verkeerden flap gedaan hadden, het verdrag van uitwisfelinge wierdt vernietigd, in den jaare 1761, en de zaaken bleeven in Amerika op den ouden voet; doch men behieldt aan de beide Hoven een heevig misnoegen tegen de Jefuiten, "welke men geloofde, in Paraguay, om hunne byzondere belangen, het Oorlogsvuur te hebben ontftooken. Wy.zyn onkundig, in hoe verre deeze befchuldiging gegrond zy. De bewyzen voor dezelve zyn nog niet voor den vierfchaar der Natiën bloot gelegd. Alles, wat een Schryver, die zich met gisfingen moet vergenoegen, vryheid heeft te beweeren, is, dat zy veel waarfchynlykheids hebben. Het was niet mogelyk, dat menfchen, die, met veel moeite, een groot gebouw hadden geftigt, deszelfs val met een onverfchillig oog aanfchouwden. Behalven het byzonder belang, welk kragtdaadig moest werken op een Genootfehap, welk, zedert zyne opkomst, in 't verborgene, zich den weg tot heerfchappye hadt gebaand, moest het zich gefteld agten over het geluk van menschlievende en eenvoudige volken, welke, zich in zynen fchoot werpende, zich hadden verlaaten op hetzelve, wegens de zorge voor hun lot. Hoe het zy, wy hebben thans te fpreeken van een nieuw Hh 4 mid- IX boek  488 GESCHIEDENIS IX. BOEK. Ü i j > i 1 middel, door de Portugeezen verzonnen, om hunne bezittingen uit te breiden. In het Kapitanaat van St. Vincent, het Zuidlykfte van Brazil, en het naast grenzende aan Rio de la Plata, dertien mylen van de zee, ligt eene flad, St. Paulo genaamd. De Portugeezen, welke dezelve hadden gebouwd, waren da kwaaddoeners, welke men, in de vroegfte tyden, na de nieuwe waereld hadt gezonden. Zo dra zy bemerkten, dat men hen aan eenige wetten wilde onderwerpen, verwyderden zy zich van de plaatzen, welke zy in 't eerst bewoond hadden. Zy traden in 't huwelyk met vrouwen van de Landzaaten, en wierden, in korten tyd, zo bedorven, dat hunne medeburgers alle gemeenfchap met hun affheeden. Deeze veragting, devreeze, van in hunne wanorders te zullen gefloord worden, als mede de zucht tot vryheid, boezemden hun de begeerte in na onaf hankelykheid. De gelegenheid hunner flad, welke dooreen klein getal manfchap kon verdeedigd worden tegen talryker Legers, dan men in ftaat was :egen hen op de been te brengen, maakte hen tloutmoedig onder geene andere meesters te villen ftaan , dan die uit het midden hunner varen verkooren; de uitflag bekroonde hunne :erzucht. De Banditen uit alle Natiën fchoo- :en toe om zich met hun te vereenigen. De ngang in het nieuwe Gemeenebest was voor ille reizigers zorgvuldig toegeflooten. Om er te worden toegelaaten, moest men getui[enis geeven van zyn voorneemen, om 'er ;ich met der woon te zullen nederzetten. Die iaar na ftonden» waren aan eene geftrenge  BER BEIDE INDIEN. 489 proeve onderworpen. Die deeze foort van proefftaat niet konden doorftaan, of die met eenigen fchyn van trouwloosheid wierden verdagt gehouden , wierden zonder medelyden gedood : dit lot ondergingen insgelyks de zulken, welke eenige geneigdheid lieten blyken van te willen vertrekken. Eene zuivere lucht, een altoos klaare hemel, een zeer gemaatigd klimaat, hoewel op eene Zuider breedte van vier en twintig graaden; een grond, overvloeiende van koorn, fuiker en voortreffelyke weilanden : alles nodigde de Paulisten om in ledigheid, rust en verwyfdheid hunne dagen te flyten. Eene zekere rustloosheid, eigenaartig aan moedige roovers; de zucht om te heerfchen, zeer na verknogt aan de zucht tot onaf hankelykheid; de voortgang der vryheid, welke den weg baant tot de begeerte om eenen naam te maaken , en roem te behaalen: misfchien fpoorden, alle deeze beweegredenen te zamen genomen, hen aan, om eene gemaklyke leevenswyze op te offeren aan vermoeiende en gevaarlyke togten. Het eerfte oogmerk deezer togten, was, om flaaven te veroveren voor den Landbouw. Naa dat zy de nabuur ige landftreeken ontvolkt hadden, vielen zy in de provincie Guayra, alwaar de Spaanfche Jefuiten de Guaranis byeen verzameld en befchaafd hadden. Deeze nieuwe Christenen waren de voorwerpen van zo veele gevangenneemingen of moorden, dat zy zich lieten overreeden om te verhuizen na de ongezonde oevers van den Parana en den Uruguay; daar zy nog woonen. Hh 5 Docb IX. BOEK.  IX. BOEK. i J | 490 GESCHIEDENIS Doch weinig voordeels trokken zy uit deeze believinge; zy konden zich geene beftendige rust belooven, zo lang zy geene wapens had* den gelyk aan die hunner aanvalleren. Zeer netelig was het voorflel om dit te befüsfen. Spanje hadt zich ten grondregel voorgefield, het gebruik van fchietgeweer niet in te voeren onder de Indiaanen; het vreesde, dat deeze ongelukkige flagtoffers zyner onverzaadelyke gierigheid, ten eenigen dage , zich zouden bedienen van deeze blixemfchigten, om de ketens, welke hen verpletterden, te verbreeken. De Wetgeevers der Guaranis hingen hun zegel aan dit wantrouwen, noodzaakelyk omtrent flaaven, wier onderwerping gedwongen was ; doch zy merkten het aan als nutteloos, ten aanzien van menfchen, vrywillig verknogt gan de Katholyke Koningen, door zo zagte banden, dat zy nimmer in de verzoeking konden gebragt worden om ze los te maaken. Zy verdeedigden de zaak hunner bekeerlingen zo wakker, dat zy, in weerwil der tegenkantingen en vooroordeelen, hun verzoek erlangden. De Guaranis kreegen, in den jaare 1639, fnaphaanen; en het leedt niet lang, of zy wisten zich van dezelve zo handig te bedienen, dat zy het bolwerk van Paraguay wierden, en de Paulisten irerdreeven. Deeze woeste lieden namen het befluit, om loor list zich meester te maaken, van 't geen ty door geweld niet meer konden magtig VQrden, Zy verhuisden na de flreekgn , dwaar de Zendelingen gewoon waren hunne :ogten te doen; hier plantten zy kruiszeil  PER beide INDIEN. 491 zen. Zommigen hunner, vernuftiger dan de andere, in Jefuiten gewaad verkleed, deeden ] eenige kleine gefchenken aan de Wilden, welke zy ontmoetten, en haalden hen over om hen te volgen na eene woonplaats, daar alles gereed was om hen gelukkig te maaken. Zo dra zy een zeker getal hadden byeen verzameld , vielen de troepen, welke men hadt verborgen gehouden, op de ligtgeloovige Indiaanen aan, wierpen hen in ketens, en voerden ze weg. Zommigen, het gevaar ontfnapt, verfpreidden des het gerugt aller wegen- Alle gemoederen wierden met argwaan vervuld, en deeze maakte een einde aan de vyandlykheden. Toen keerden de Paulisten hunne plonderingen na een anderen kant. Zy breidden dezelve uit tot aan de rivier der Amazonen, Men befchuldigt hen, dat ze een millioen Indiaanen hebben doen omkoomen. Zy, welke, in eene uitgeflrektheid van drie of vier honderd mylen, hunner woede zyn ontkoomen, zyn nog wilder geworden , dan zy voormaals waren, Zy hebben zich verborgen in de holen der bergen, of zich, zonder bepaald oogmerk , verfpreid in de fomberfte bosfchen Niet gelukkiger is het lot der vernielers geweest; zy zyn, zonder dat men het heeft gemerkt, verdweenen op deeze gevaarlyke togten. Doch het ongeluk der nieuwe waereld heeft gewild, datzy, in hun Gemeenebest, vervangen zyn van zwervende Braziliaanen , van Negers, die hunne ketens hadden verhrooken, en van Europeaanen, die eenige hekoorlykheid vonden in dat zwervend leeven. IX. 5 o ek;  IX. BOEK. 49a GESCHIEDENIS De zelfde geest heeft altoos te St. Paulo geheerscht, zelf zedert het, door byzondere omftandigheden genoopt, beflooten heeft, het gezag van Portugal te erkennen. Alleen hebben de plondertogten der bewooneren eenen weg ingeflagen, die, verre van de inzigten van het Moederland tedwarsboomen, dezelven begunftigde. Zy hebben zich bevlytigd, door middel van den loop van verfcheiden rivieren, zich een weg te baanen na Peru, door het Noorden van Paraguay. De nabuurfchap van het Meir der Xarayés heeft hen in t bezit gefteld van de Goud-mynen van Cayaba en Matto-Grosfo, welke zy geopend hebben, en nog openen, zonder dat Spanje, welk regt meende te hebben op deeze landftreek, immer ondernoomen hebbe hen te ftooren Zy zouden hunne overweldigingen nog verder hebben uitgebreid, waren zy niet verhinderd door de Chiquiten. Terwyl rustlooze en onderneemvolle menlchen de Amazone, de la Plata, en de bergen van Peru verwoestten, zagen de kusten van Brazil dagelyks haare ryke voortbrengzels vermenigvuldigen. Deeze volkplanting leverde aan Portugal twee en dertig millioenen ponden fuiker: dit was genoegzaam ten zynen eigen gebruike, als mede van een groot gedeelte van Europa; Tabak, die met even veel voordeels wierdt verkogt in Afrika en in de oude waereld; Balzem van Carpava, eene welriekende oly, welke, door middel van eene mfnydmge, voortkoomt uit een boom, Cobaibageheeten; Ipecacuanha , een zeer zoet braakmiddel, welk in menigvuldig gebruik is; Ka,  DER BEIDE INDIEN. 493 Kakao, welke de Natuur zelve, op zommige plaatzen,voortbragt, en op andere door menfchen handen wierdt geplant; Katoen, beter dan het Levantfche en dat van de Antilies, en omtrent zo goed als het fraaifte Oostindifche; Indigo, welke de Portugeefche nyverheid nimmer genoeg heeft bezig gehouden; Huiden , welke het voortbrengzel waren van wilde osfen, die in de bosfchen" fterk vermenigvuldigd waren; en eindelyk, Brazilisch hout. De boom, aan welken dit hout groeit, heeft de hoogte van onze Eikenboomen, en niet minder takken. Zyne bladeren zyn klein, halfrond, van eene zeer fraaie blinkend groene kleur. Zyn flam is doorgaans krom, oneffen, en vol kwasten, even als onze witte Doornhaag. Zyn bloesfem, gelyk aan de Lelie van Daalen, en van een zeer fchoone roode kleur, heeft eenen lieflyken reuk. Zyn fpint is zo dik, dat het hout, wanneer dezelve 'er is afgenomen, een zeer klein gedeelte uitmaakt. Dit hout is zeer gefchikt voor den Draaibank, en laat zich zeer fraai polysten; doch voornaamlyk wordt het in de Roodverweryen gebruikt. Deeze boom koomt voort op dorre en drooge plaatzen, en groeit in het midden der rotzen. Hy wordt gevonden in de meeste provinciën van Brazil, doch hy is allermenigvuldigst in Fernambuc, en het beste van dit hout wordt gehakt tien mylen van Olinde, de hoofdftad van dit Kapitanaat. In betaaling deezer goederen, zendt Portugal na Brazil, Meel, Wyn, Brandewyn , Zoutj IX. BOEK.  IX; BOEK, 494 GESCHIEDENIS Zout, Wollen- en Zyden Stoffen, Ly waarin, Yzerkraameryen, Papier: in één woord j alles wat de oude waereld aan de nieuwe lévert; uitgezonderd alleen de Goüden en Zilveren Stoffen, Welker gebruik het Moederland ï tot zyn Voor- of nadeel, zullen wy thans niet onderzoeken, zynen Volkplantingen hadt VerboodefL . De gahtfche koophandel wierdt gedreeveri door middel eener Vloote* welke alle jaaren * in Lentemaand, van Lisbon of Porto vertrok. De geheele vloot beftondt uit negen en tachtig of negentig fchepen; Van dezelve waren twéé en twintig fchepen beflemd na Rio= Janeirö* dertig na Bahia* even zo veel na Fernambuc, zeven of acht na Para; Op zekere hoogte fcheidden de fchepen van elkander, om koers te zetten na de plaats hunner beftemminge. In Herfst- of Wynmaand van het volgende jaar^ Vergaderden zy wederom te Bahiaj om de te rug reize na Portugal aan te neemeh; zy wiefden geleid door vyf of zes Oorlogfchepen, welke hen insgelyks by hun vertrek verZeld hadden. Lieden, welke de dingen dieper inzagen $ hadden veel te zeggen op deeze fchikking. Zy wilden, dat men de kooplieden de vryheid liet om hunne fchepen te laaten vertrekken en wedérkeeren, op zulke tyden, als zy voor hunne belangen het dienfligst oordeelden. Een zo heilzaam ontwerp zou de vragtgelden, welke nadeelig zyn voör den prys der koopmanfchappen, noodwendig hebben doen daalen. De vryïtëid van koophandel zou liet getal der fchepen vermeerderd hebben * en de  DER BEIDE INDIEN. 495 de reizen Zouden vermenigvuldigd zyn geworden* De fcheepsrriagt zou 'er nieuwe fterkte door verkreegen, en de Landbouw nieuwe aanmoediging ontvangen hebben. De gemeenfchap tusfehen de volkplantingen en het Moederland, uitgeftrekter geworden zynde * zou nieuwe kundigheden verfpreid, en der Regeeringe eenen weg gebaand hebben,' om den invloed haarer befcherminge en haars gezags met een voordeeliger uitflag te bellieren. Meer dan eens liet het Hof van Lisbon eenige geneigdheid blyken,omzich naar deeze bedenkingen te gedraagen; doch het wierdt geruimen tyd weerhouden, door de vreeze dat het de fchepen, welke ieder afzondcrlyk voeren, in 's vyands handen zou zien vallen; en vervolgens door de hinderphalcn, welke de Onderkoningen van Brazil tegen deeze verandering fielden- Vermits het belang van hunnen rykdom en grootheid vorderde, dat alle de werkzaamheden der volkplantinge op haare hoofdftad uitliepen, gelukte het hun om dezelve zich aldaar te doen vestigen , naa ze alvoorens , behendiglyk , derwaarts gelokc te hebben. Door dit middel , wierdt deeze ftad, welke van zommigen Bahia, van anderen San-Salvador wordt genoemd, zeer bloeiende. Men koomt aldaar aan langs de Allerheiligen-baai, wier ingang twee en een halve myl breed is. Aan eiken kant vertoont zich een kasteel, niet zo zeer gebouwd om den doortogt als de landingen te beletten. Haare lengte is dertien of veertien mylen; over haare gantfche uitgeflrektheid is zy als bedekt met kleine ei. IX. BOEK.  496 GESCHIEDENIS IX. BOEK. eilanden , welke Katoen voortbrengen , eri een keurlyk gezigt opleveren. De agterzydê der baai, naauw toeloopende en tegen alle aanvallen beveiligd, maakt eene voortreffelyke haven uit, daar da talrykfte vlooten de grootfte veiligheid genieten. Zy wordt beftreeken van de ftad, aan eene hellende fteilte gebouwd. Schoon de Portugeezen een ander bolwerk hebben laaten vervallen, welk de Hollanders rondom de ftad hadden opgeworpen, oordeelen zy dezelve genoeg beveiligd door een groot getal Forten, op kleine afftanden van elkander gebouwd, en door een Bezetting van vier of vyf honderd man. Ingenieurs , van genoegzaame kunde voorzien, om zich van het voordeel, welk het grondgebied oplevert, te bedienen, zouden haar, met kleine kosten, onwinbaar kunnen maaken. DeeZe oplettendheid ware zy wel waardig. Men ziet 'er twee duizend huizen, voor het meerendeel Zeer fraai gebouwd. De huisgeraaden zyn te ryker en kostbaarder, naar ge. lange de kleederpragt zeer geftrengelyk is verbooden. Eene zeer oude wet, welke dikmaals overtreeden is, en , zedert het jaar 1749, in Brazil, zo wel als in Europa, wordt onderhouden, verbiedt den Portugeezen het gebruik van Gouden en Zilveren Stoffen, en van Galonnen op de kleederen. De weeldedrift, wier wortel de wetten niet kunnen uitrooien, heeft zich dit verbod zoeken te vergoeden door het draagen van Kruisfen, Mcdailjes, en Diamanten Roozekranzen. Het goud, welk men zelve niet kan draagen, wordt  der beide INDIEN. 4q7 wordt verfpild aan den opfchik van flaaven, tot den huislyken dienst gefchikt. Dewyl de gelegenheid der ftad het gebruik van koetzen niet toelaat, hebben de vermogendfte inwooners, altoos 'er op bedagt om zich van het gemeen te onderfcheiden, het middel verzonnen om zich in katoenen Rosbaaren te laaten draagen. Gemaklyk nederliggende op fluweelen tapyten, omringd van zyden gordynen, welke zy, naar goedvinden , kunnen open of digtfchuiven , veranderen deeze pragtige luiaarts, met minder fnelheids, maar wellustiger, van plaatze, dan elders in de pragtigfte en gemaklykfte Rydtuigen. Zelden genieten de vrouwen dit zagt gemak. Onder eentotdweeperytoe bygelcovig volk, hebben zy naauwlyks vryheid, zelf by de plegtigfle gelegenheden, met haare fluiers bedekt, na de Kerk te gaan. Aan niemand wordt het vergund, haar in de afgezonderdfte vertrekken haarer huizen te zien. Bk bedwang , het uitwerkzel eener buitenfpoorige jaloersheid, weerhoudt haar niet van het pleegen van heimelyken minnehandel, niettègenftaande zy verzekerd zyn , dat zy, op het geringfte vermoeden van trouwloosheid, met een dolk zullen doorftooten worden. In gevolge eener toegeeflykheid, beter beredeneerd dan de onze, worden de jonge dochters, die, zonder kennis haarer moeders, of zelf onder haare befcherminge, zich aan eenen minnaar overgeeven , met minder geftrengheids behandeld. Indien, nogthans, de Vaders haare fchande niet bedekken door een III. deel. Ii hu. IX. EOEIC.  IX. BOEK ] i i ! i I £ t h 498 GESCHIEDENIS huwelyk, geeven zy ze over aan het eerloos beroep van openbaare Ligtekooien. Dus gebeurt het, dat alle de gebreken van het Zedenbederf de rykdommen als op de hielen volgen ; inzonderheid wanneer deezen, door bloed en moord gekogt, niet door den arbeid bewaard worden. Het gebrek van gezelligheid, welke de afzondering der beide fexen noodwendig medevoert, is niet het eenige ongemak, welk, te Bahia, de genietingen en aangenaamheden des leevens ontrust. De geveinsdheid van zommigen; de bygeloovigheid van anderen; de gierigheid binnens- en de pragt buitenshuis; verregaande verwyfdheid, naauw verknogt met eene overmaatige wreedheid, in een klimaat , alwaar alle gewaarwordingen fpoedig opkoomende' en geweldig zyn; het wantrouwen, een gezellin der zwakheid; eene werkeloosheid, welke, betreffende de zorge voor de vermaaken en bezigheden, zich geheel en d op flaaven verlaat: alle de gebreken, welke lier en daar verfpreid zyn, of te zamen gevonlen worden in de meest bedorvene Zuidlyke, anden, maaken het karakter uit der Portugee:en te Bahia. Ondertusfchen fchynt de vermstering der Zeden te verminderen, naar geang de Regeering van Portugal toeneemt in undigheden : deeze, wier gebruik deugdzaatie volken zomtyds bederft, kunnen veraarte ■Jaden verbeteren en hervormen. . Het klimaat der hoofflad van Brazil, fchoon iet te veragten, is, nogthans, in veele opzig211, gebrekkig. Men vindt 'er geene fchaapen; et gevogelte is 'er fchaars, en het osfen- vleesch  der beide INDIEN. 499 vleesch flegt. De Mieren verwoesten 'er, gefyk mede in het overige gedeelte der volkplantinge, de boom- en peulvrugten. In de baai worden de kleine visfchen opgcgecten of verjaagd door eene menigte Wal? visfchen. Van dén anderen kant , wordt de wyn, het meel , het ongezouten vleesch en visch, nevens alle andere leevensmiddelen, welke Europa oplevert, niet altoos naar behooren bewaard overgebragt. 't Geen niet bedorven is, wordt voor een buitenfpoorigen prys verkogt. De prys van de voortbrengzels der nyverheid is nog buitentpooriger. De geringfte Portugeezen, zich eeniglyk bezig houdende met den handel in Tabak, en eenige andere koopmanfchappen , zouden het zich tot fchande rekenen, indien zy zich met eenig handwerk bemoeiden. Eenige weinige vrygemaakte flaaven bezitten bekwaamheids genoeg om daar in te flaagen, of den wil om 'er zich op toe te leggen. De flaaven, welke het grootfte getal der inwooneren uitmaaken , worden allen tot den landbouw gebruikt, of om den ftoet der ryken te vcrgrooten. In weerwil van deeze gebreken, welke algemeen, hoewel niet in de zelfde maate, in de volkplanting heerschten , hadt zy langen tyd gebloeid. De ontdekking der Goud-mynen deedt haar, in den aanvang deezer Ecuwe, een nieuwen trap van luister verkrygen, welke alle Natiën deedt verbaasd ftaan. Men is het niet eens omtrent de omftandigheden, welke aanleiding gaven tot deeze gebeurtenis. Het algemeen gevoelen wil , li 2 dat LX. BOEKj  $oo GESCHIEDENIS IX. BOEK. dat eenige Portugeezen, Karavaansvvyze van Rio-Janeiro vertrokken, doordrongen tot in het Vaste land, in den jaare 1695. Zy ontmoetten de Paulisten, die, in betaaling van eenige Europifche koopmanfchappen , Stofgoud gaven. Men vernam van hun, dat zy het haalden uit de Mynen van Parana-Panema, in hunne nabuurfchap geleegen. Eenige foldaaten van Rio-faneiro, etlyke jaaren laater, uitgezonden om de Indiaanen, welke zich op eenigen afftand van de kusten onthielden, te onder te brengen, vonden, op hunnen togt, gouden vischhaaken. Zy wierden onderrigt, dat eene menigte van kleine beeken, van de bergen afftroomende, dit metaal in de vlakten medevoerden. Een naauwkeurig onderzoek was wel haast het gevolg van deeze eerfte kundigheden. Op de hoogten ontdekte men eenige rotzen, welke goud verborgen; doch de kosten, welke moesten gedaan worden, om het daar uit te haaien, waren oorzaak dat men dra afzag van deezen verkeerden weg tot rykdommen. Een Goudader, zich tot op een onmeetelyken afftand uitftrekkende, wierdt insgelyks niet ryk genoeg bevonden.om geopend te worden, Naa veele ongelukkig geflaagde proefneemingen, bepaalde men zich, om, even als de Wilden, het goud in het zand te zoeken, naadat het water was weggeloopen. Deeze handelwyze is van den gelukkigften uitflag geweest te Villa - Rica, en in eene aanmerkelyke uitgeftrektheid lands. De Regeering fchenkt om niet, drie tot vyf mylen van deezen waardigen grond, aan allen, die genoegzaame hulp-  DER BEIDE INDIEN. 501 hulpmiddelen bezitten om 'er zich te veriyken. De Negers zyn veroordeeld om het goud te zoeken in de beddingen der ftroomen en rivieren, en het af te zonderen van het zand en den modder, in welke de Natuur het verborgen heeft. Volgens het meest heerfchende gebruik, moet ieder flaaf alle dagen leveveren, het achtfte gedeelte van een Once gouds; zy, die gelukkig of vlytig genoeg zyn om meer te vinden, houden het overfchot voor zich zeiven. Het eerfte gebruik, welk hy van dit overfchot maakt, is, andere flaaven te koopen, welke hy met zynen arbeid en de zorge belast, om hem, op zyne beurt, in ledigheid zyne dagen te doen doorbrengen. Indien hy de opgelegde belasting opbrengt, heeft zyn meester niets van hem te vorderen. Het is nog al aangenaam, zyne ketens te kunnen flaaken, door de ftraffen zelve daar aan verknogt. Indien men de hoeveelheid gouds, welke Brazil jaarlyks levert, konde opmaaken uit het vyfde gedeelte, welk de Koning van Portugal daar van trekt, zou dezelve moeten bepaald worden op vyf en veertig millioenen Livres. Men loopt geen gevaar om van grootfpraake te zullen befchuldigd worden, wanneer men beweert, dat de begeerte om de belastingen te ontduiken , het achtfte gedeelte der voortbrengzelen aan de waakzaamheid der Regeeringe weet te onttrekken. By deeze fomme moet nog gevoegd worden, het zilver, welk, ter fluik, van BuenosAyres wordt gehaald. Deeze fluikhandel li 3 wierdt IX. BOEK.  LX. boek. 502 GESCHIEDENIS wierdt voormaals zeer fterk gedreeven. De maatregels, door Spanje genomen, hebben dien, in de laatfle jaaren, tot op ongeveer drie millioenen jaarlyks verminderd. Veele lieden verwonderen zich zelf, dat deeze gemeenfchap plaats heeft tusfehen twee Natiën, welke, daar zy zelve geene Fabriken hebben, en bykans de zelfde belastingen op de buitenlandfche nyverheid leggen, niets moesten over hebben 't geen zy konden verkoopen. Men neemt niet in aanmerking, dat de kust van Portugal, welke zeer uitgeftrekt en overal genaakbaar is, gelegenheden verfchaft, welke het Schiereiland van Kadix niet heeft, om aan de kneevelaaryen der Tollen te onttrekken de koopmanfchappen, beftemd om na de nieuwe waereld te worden verzonden. Daarenboven, de wisfelhandelingen zyn het eenig middel niet, waar door het Spaanfche geld in de Portugeefche kasfen koomt. Allen inkoop ter zyde gefield zynde, vinden de Peruviaanen groot voordeel by het zenden van hunne kapitaalen na Europa langs deezen omweg. De vroegfle Staatkundige Schryvers, welke hunne gedagten lieten gaan over de gevolgen, welke de ontdekking, in Brazil gedaan, moest te wege brengen, fchroomden niet te voordellen, dat de waarde van het goud en het zilver nader aan elkander zou koomen. De ondervinding van alle landen en tyden hadt hun geleerd, dat, niettegenflaande 'er altoos verfcheiden Oneen zilvers tegen ééne Once gouds vereischt wierden, dewyl de Zilvermynen, ten allen tyde, algemeener geweest zyn dan  DER BEIDE INDIEN. 503 dan de Goud-mynen, de evenredigheid, egter, tusfehen deeze metaalen, in ieder iand, verandering hadt ondergaan, naar gelange van hunnen opzigtelyken overvloed In Japan is de evenredigheid tusfehen het goud en het zilver, als één tegen acht; in China, als één tegen tien; in andere gewesten van ïhdi'ë, als één tegen elf, twaalf, dertien, of veertien, naar maate zy Westlyker leggen. In Europa hebben diergelyke verfcheidenheden plaats. In oud Griekenland ftondt het goud tot het zilver , als één tegen dertien. Ten tyde als de opbrengst van alle de Mynen van het gantfche Heelal te Rome, de beheerfchcres der waereld , wierdt te zamen gevoerd , was de beitendigfte evenredigheid, die van één tegen tien. Onder de regeering van tiberius klom zy van één tegen dertien. In de tyden der barbaarschheid, ontmoet men veranderingen zonder tal en maate. Toen eindelyk Kolumbus de nieuwe waereld ontdekte, was de evenredigheid van het goud tot het zilver, minder dan één tegen twaalf. De menigte deezer metaalen , welke uit Mexico en Peru wierdt aangevoerd, deedt dezelve niet flegts algemeener worden; zy vermeerderde daarenboven de waarde van het goud tegen het zilver, welk overvloediger in deeze gewesten wierdt gevonden. Spanje, welk de best bevoegde regter was over de evenredigheid, bepaalde dezelve, in zyne Munten, op één tegen dertien; zyne Zetting wierdt, met eenige kleine verfcheidenheden, van geheel Europa aangenomen. Ii 4 Dee- IX. BOEK.  504 GESCHIEDENIS IX. boek;. Deeze Zetting is nog in kragt, zonder dat men geregtigd zy, de zulken te berispen, welke van oordeel waren, dat dezelve moest veranderd worden. Indien het goud, zedert dat Brazil het in grooten overvloed heeft opgeleverd , op de Markten flegts weinig, en in de Munten in 't geheel niet in prys gedaald is , moet zulks worden toegefchreeven aan byzondere omftandigheden, welke het grondbeginzel niet vernietigen. Eene nieuwe weelde heeft veel van hetzelve doen gebruiken tot kleinoodjen en verguldzels, en is oorzaak geweest, dat het zilver niet zo veel in waarde is verminderd, als eigenaartig zou hebben moeten gefchieden, indien 'er geene verandering in onze gebruiken was gekoomen. Aan dc zelfde weelde moet het worden toegefchreeven, dat de prys der Diamanten altoos is ftaande gebleeven, niettegenftaande zy algemeener zyn geworden. Ten allen tyde zyn de menfchen 'er op gefteld geweest, om met hunne rykdommen te pronken; de oorzaak hiervan is, of dat de rykdommen, in den beginne, de prys van het vermogen en het teken van magt geweest zyn ; of omdat zy overal de eerbetooning hebben verworven , aan de bekwaamheden en deugden verfchuldigd. De begeerte, om het oog zyner medemenfchen op zich te doen vestigen, noopt den mensch, om zich, met hetgeen de Natuur betoverendst en zeldzaamst heeft, op te tooien. De wilde volken en de befchaafde Natiën worden, ten deezen opzigte, van de zelfde trotsheid beheerscht. Vap alle de ftoffen, welke den luister des OVerT  DER BEIDE INDIEN. 505 overvloeds vertoonden, is de Diamant de kostbaaritc. Nimmer was 'er eenige Waare, van zo veele waarde in den koophandel, noch zo veel fieraads geevende in de zamenlecving, als deeze. Men vindt Diamanten van allerleie kleuren, en van alle kleurfchaduwen. Daar is het purper van den Robyn, het oranjegeel van den Hiacinth, het blaauw van den Saphier , het groen van den Smaragd. De laatstgenoemde kleur, wanneer zy volkomen is, is de zeldzaamfte en de duurfte. Vervolgens heeft men de roozekleurige , de blaauwe en geele Diamanten. De roode en zwartagtige zyn 't minft in agting. De doorfchynendheid en helderheid zyn de natuurlyke en weezenlyke hoedanigheden van den Diamant; de kunst voegt 'er den luister en leevendigheid der fchitteringen by. 'Er zyn zeer weinige Diamant-mynen. Tot in de laatlte tyden, ,,waren 'er geene andere bekend dan in de Oostindien. De oudfte Myn vondt men in de rivier de Gouël, welke van de bergen afdaalt, en in den Ganges haaren naam verliest. Men noemt haar de Myn van Soulempour, naar den naam van een vlek, geleegen naby de plaats der riviere, daar men de Diamanten vindt. Men heeft "er altoos zeer weinig uitgehaald , gelyk ook uit den Succadan, welke op het eiland Borneo ftroomt. De keten bergen , welke zich van Kaap Komorin tot aan Bengale uitftrekt, heeft oneindig meer opgeleverd. Men vindt zeniet by hoopen; zy zyn hier en daar verfpreid, in eene zandagtige, fleenagtige en onyrugtbaare landftreeke , zes, acht, tien , li 5 twaalf, IX. BOEK.  IX. •boük. 1 1 i ( 2 ! I v U h n é e v h 1 d< 50 heid onzer wetten; de onregtvaardige verdeeling der goederen; het zyn de rampfpoeden en kwellingen der elende; het is de losbandigheid en flraffeloosheid der rykdommen; het is het misbruik der magt: alle deeze oorzaaken zyn het, welke dikwyls oproerigen en misdaadigen maaken. Vereenig alle de ongelnkkigen, welke de overmaatige geflrengheid van dikmaals onregtvaardige wetten uit de zamenleevinge heeft verdreeven; geef hun een onverzaagd, edelmoedig, menschlievend en kundig opperhoofd, en gy zult van deezö roovers een gefchikt > leerzaam eri redelyk IJX deel, Kk volte m BOEK*  5H GESCHIEDENIS JX. BOEK. volk maaken. Indien de behoeften hetzelve ,zich aan den kryg doen overgeeven, het zal veroveringen behaalen; en om groot te worden, een getrouw onderhouder zyner eigen wetten zynde, zal het de regten der Natiën fchenden : zodanig waren de Romeinen. Indien het, by gebrek van een bekwaam opperhoofd, aan de genade der toevalligheden en gebeurtenisfen wordt overgelaaten, zal het kwaadaartig, woelagtig, eigenbaatig, onbeftendig, altoos in oorlog zyn , zo niet met zyne nabuuren, althans binnenslands; dit was het geval der Paulisten. Eindelyk, indien het met meer gemaks kan leeven van de natuurlyke vrugten des lands, of van den Akkerbouw en den koophandel, dan van het pionderen, het zal de deugden omhelzen, aan zynen toeftand verknogt, als mede de zagte neigingen, welke het welberaaden belang des welvaarts inboezemt. Door het geluk en de veiligheid van een gefchikt en vreedzaam leeven befchaafd, zal het in alle menfchen de regten eerbiedigen , welke het zelf geniet, en den overtolligen overvloed zyner eigen voortbrengzelen verwisfelen tegen de geryflykheden van andere volken: dusdanig was de toeftand der vlugtelingen op het eiland St. Catharina. Zich in ballingfchap begeeven hebbende, uit vreeze voor de wreede ftraffen, welke te dikwyls op middelmaatige misdryven volgen, richtten zy eene handeldryvende Bezitting op, zeer voordeelig zelf voor den Staat, welke hen uit zynen fchoot hadt verdreeven. Omtrent het jaar 1738, voorzag men hen van een  !f>eë Beiöe INDIEN. 515 eèn Bevelhebber en foldaaten, en Verfterkte hunne haven. Indien de rykdommen der aangrenzende landen, zo als gemaklyk te voorzien is, aan de opgevatte verwagting beantwoorden , zal deeze verzameling van voorvlugtigen , doof den tyd, de voornaamfte Volkplanting van Brazil, de aangeleegenfte haven van Zuid-Amerika worden. Uit de berigten, dus lang doof ons gegeeven, fchynt het genoegzaam beweezen, dat het Hof van Lisbon de verftandigfte maatregels heeft genomen, om zich te verzekeren Van den opbrengst der Mynen. Het ontginnen der landeryen heeft deszelfs aandagt niet even zeer tot zich getrokken, of het met een minder gunftigen uitflag bezig gehouden. Nogthans bevondt deeze waardige bron van rykdommen zich in eenen toeftand, welke naauwkeurige overweegingen vorderde; Alle de Natiën van Europa, Welke, iri Amerika, Bezittingen hadden opgericht, begonnen aldaar de voortbrengzels aan te kweeken , welke Brazil langen tyd verrykt hadden; Deeze nayver hadt den prys dier koopmanfchappen doen daalen ; en de Portugeezen, hoewel in hunnen arbeid niet verflappende^ zagen dagelyks hun inkoomen verminderen* Zy kreegen een tegenzin in hunne bezigheden , toen de hoop, om, door het verzamelen van goud, aanzienlyke fchatten te verga, deren, een groot getal deedt beiluiten om Van dezelven af te zien. Indien het Moederland , min opgeblaazen op deeze nieuwe brofi Van rykdommen, zyne waare belangen "hadt gekend, het zou de onheilen voorkoomen hebKk 2 befij BOEK*  516 GESCHIEDENIS IX. BOEK. ben, welke uit deezen voorfpoed moeste» ontftaan. Dit oogmerk zou het gemaklyk bereikt hebben, door het affchaffen der buitenfpoorige belastingen, welke de volkplantingen betaalden van de koopmanfchappen, die zy zonden of ontvingen; en door, des noods, aanmoedigingen te geeven, welke de nieuwe fchatten hetzelve in ftaat fielden met eene milde hand te fchenken. Op deeze voorwaarden zou de Landman, welke niet konde onkundig zyn van de voortreffelykheid van zynen grond boven dien der AntiHes, noch van zyne andere voordeden boven de volkplanters, welke deeze eilanden bewerkten, volhard hebben in eenen arbeid, welke, van alle onrust en onzekerheid ontheeven , hem overvloed, zo geene rykdommen, zou gefchonken hebben. Allen, die een aandagtig oog op de nieuwe waereld hebben geflagen, weeten, dat de kusten van Brazil zeer vrugtbaar zyn. Het Suikerriet is 'er veel zwaarder, dan in de mededingende volkplantingen; de andere leevensmiddelen bezitten 'er de zelfde meerdere voortreffelykheid. Men is 'er niet tot het uiterfle gebragt, om fchraale en uitgeputte landen te bewerken. De landflreek is 'er zo uitgebreid, dat men den eenen grond braak leggen, en eenen nieuwen grond kan ontginnen, welke, zonder veele moeite, een overvloedigen oogst oplevert. Het binnenfle gedeelte des lands wagt flegts op handen, die het willen bezaaien ; en 'er biedt zich eene menigte bevaarbaare rivieren aan, tot het vervoeren der leevensbehoeften. Vernielende Or-  DER BEIDE INDIEN. 517 Orkaanen, verteerende droogten, verydelen 'er de hoop des Landmans niet. Weinige ftreeken ontmoet men in Brazil, alwaar de ongemaatigdheden der lucht nuttig bcfteede dagen verkorten; en niet eene is 'er, alwaar men bloot ftaat voor die eislyke fterfte onder de menfchen, welke zo veele gewesten van Amerika zo dikwyls verwoest. Alle onderneemingen vallen 'er gemaklyk , met behulp dier ontelbaare kudden, welke de velden bedekken. De flaaf wagt'er niet met ongeduld, om, over onmeetelyke en onfluimige zeeën, een voedzel te zien aankoomen, welk dikmaals te duur is, om niet zomwylen ongenoegzaam te zyn; hy vindt het, op den grond zeiven, welken hy ontgint, gezond , overvloedig, en bykans zonder moeite. Zyn meester is, van zynen kant, niet befchroomd, den eindpaal zyns geluks bereikt te hebben; hy weet, dat het tiende gedeelte der volkplantinge nog niet bebouwd is. Honderd vyftig duizend Zwarten, welke aldaar gebruikt, en jaarlyks met zeven of acht duizend worden aangevuld , kunnen gemaklyk vermenigvuldigd worden. De gewoonte, welke de volkplanter heeft aangenomen, om ze regelrecht uit Afrika te laaten koomen, beneemt hem den grond om te vreezen voor de onagtzaamheid, onbekwaamheid en inhaaligheid der Europifche kooplieden. Zyne fchepen genieten het dubbeld voordeel, dat zy, naa het volbrengen van hunnen handel, niet lang blyven leggen, en, zo wel op de uit-als t'huisreize, een korten en gemaklyken overtogt hebben. In weerwil deezer voordeelen, bragt de Kk 3 Ak« IX BOEK'»  5i 8 GESCHIEDENIS IX. BOEK. Akkerbouw van Brazil niet meer op dan twee en twintig millioenen ponden ruuwe fuiker, elf of twaalf duizend baaien Tabak, een weinig Salr faparilla, Kakao, Koffy, Ryst en Indigo, By deeze goederen kwamen eenige Walvischbaarden, Verf- en Timmerhout, eenig Schrynwerk, en veertien of vyftien duizend huiden. Onder alle middelen, om de voortbrengzels van een zo ryk gewest te vermeerderen, heeft het Portugeefche Ministerie gekoozen, de vryheid der Braziliaanen, als het zekerfte, minst kostbaare en menschlievendire. In den jaare 1755, heeft men openlyk afgekondigd, dat, in het toekoomende, alle de onderdaanen der Kroone, zo vry willige als gedwongene, burgers zyn zouden, in de uitgeftrektfte betekenis des woords. Dit regt moeten zy genieten, op de zelfde voorwaarde als de Europeaanen. Hun worden geene andere verbintenisfen opgelegd ; het zelfde veld legt voor hunne bekwaamheden open, en zy kunnen tot de zelfde eerampten bevorderd worden. Geene Mogenheid heeft haare onderdaanen in de nieuwe waereld met zo veel menschlievendheids behandeld. Deeze byzonderheid, welke eenen iegelyk moest in het oog loopen, is zelf niet opgemerkt. Men denkt alleen om de ftaatkunde , dep oorlog, zyne vermaaken en zyn eigen belang, Eene omwenteling , voordeelig voor het Menschdom, blyft voor aller oogen verborgen, zelf in het midden der achttiende Eeuwe, die Jleuwe van Kundigheden en Wysbegeerte. Men  DER BEIDE INDIEN. 519 Men fpreekt van het algemeene welzyn; doch men ziet, en gevoelt het niet. Portugal zou zich gewroken hebben van deeze onverfchilligheid , indien het nieuwe ontwerp den uitflag hadt gehad, welken men 'er zich van beloofd hadt. Men zou de Braziliaanen zich hebben zien toeleggen op het bearbeiden der landeryen, en derzelver voortbrengzels vermenigvuldigen. Hun arbeid zou hen in ftaat ftellen om zich te voorzien van ontelbaare geryflykheden, welke zy dus lang niet gefmaakt hebben. De befchouwing van hun geluk zou de Wilden een tegenzin doen opvatten tegen hunne bosfchen, en hen tot eene vreedzaamer leevenswyze zich doen begeeven. Een zo verleidend voorbeeld zou zynen vrugtbaaren invloed van de eene Natie tot de andere verfpreiden; en door' den tyd zou geheel Brazil befchaafd worden. Hier uit zou een onwankelbaar vertrouwen ontdaan tusfehen de Amerikaanen en Europeaanen ; zy zouden niet meer dan één volk uitmaaken. Alles zou te zamenfpannen tot het leggen van den grond van een uitgebreiden koophandel, die zich tot aan het Moederland zou uitftrekken ; dit zou, van zynen kant, niets verwaarloozen, om het dagelyks uitgebreider geworden vertier der volkplantinge te voeden. Eene naauwkeurige balans zou haare wederzydfche belangen tegen elkander opweegen, en men zou zorgvuldig uit den weg ruimen alles, 't geen de eenftemmigheid deezer zo waardige verbintenisfe zou kunnen verftooren. In één woord, de Portugeezen zouden, door een ftaal van menschKk 4 lie- IX. B02K.  520 GESCHIEDENIS IX. BOEK. i < lievendheid, alle de rampen vergoed hebben, welke zy den bewooneren der nieuwe waereld hebben berokkend. By ongeluk zyn deeze ftreelende vooruitzigten loutere harsfenfchimmen. Zou men zich met reden kunnen vleien , dezelve in daadelykheden te zullen zien veranderen, men zou van verre den weg hebben moeten baanen tot eene zo groote verandering. .Misfchien zou men den Braziliaanen de zoetigheden der zamenleevinge, ongevoelig, hebben doen fmaaken. Men zou hen gevormd hebben tot heilzaame bezigheden. Men zou hunne natuurlyke traagheid allengskens hebben overwonnen. Men zou hen gewend hebben aan de begeerte tot eigendom. Naa dat men deeze aangenaame wegen hadt gebaand tot eene gelukkige omwenteling, zouden 'er nog veele dingen moeten gedaan worden, welke het oog van het Ministerie fchynen ontfnapt te zyn. Den nieuwe burgeren heeft men geene landeryen aangeweezen op geleegene plaatzen. Men heeft hun niet het noodige verfchot gedaan. Kundige leidslieden hebben zich menschlievend noch belangloos gedraagen. Den Braziliaanen de burgerlyke vryheid fchenkende, heeft men, derhalven, niets toegebragt tot het algemeene welzyn; en men heeft veel ten nadeele van hetzelve verrigt, door de Europeaanen daar van te berooven: dewyl men hen aan de altoos Iwingelandifche Monopolie van een uitfluitend /oorregt heeft onderworpen. Niemand hadt :ene fchikking voorzien of vermoed, zo flxylig met den aart der Natie. Zon-  der beide INDIEN. 521 Zonder behulp van eenige Maatfchappye, heeft Portugal zeer uitgeftrekte ontdekkingen gedaan in Afrika, en in de beide Indien. Bloote Genootfchappen van kooplieden, in welke de Koningen, de Prinsfen en de Adel belang fielden, rustten talryke vlooten uit na deeze drie waerelddeelen, deeden den Portugeefchen naam beroemd worden boven de grootfte naamen, en waren de werkmeesters eener omwentelinge, de gewigtigfte, de aangeleegenfte in het ftuk van den koophandel, welke het Heelal immer hadt ondervonden. Niemand zou verwagt hebben, dat een volk, welk , in de eeuwe der barbaarschheid, de onfchatbaare voordeden van den nayver hadc ondervonden , in eene verlichte eeuwe zich zou vernederen tot een vernielend ontwerp, welk, in een klein gedeelte des ftaatkundigen lichaams de beginzels van beweeginge en leeven verzamelende, voor alle de overige deelen niets dan werkeloosheid en den dood overlaat. Dit ontwerp wierdt gefmeed in het midden der puinhoopen van Lisbon, toen de aarde, haare bewooners, om zo te fpreeken, van haaren fchoot werpende , hen nergens heil noch heul deedt vinden, dan op de Zee of in de nieuwe waereld. De fchrikbaarende fchokken , welke deeze pragtige Hoofdftad hadden omgekeerd, duurden nog; het vuur, welke dezelve tot asch verteerd hadt, was naauwlyks uitgedoofd , toen 'er eene uitfluitende Maatfchappy wierdt opgericht, welke alleen het regt zoude hebben, om aan den uitlander te verkoopen den vermaarden wyn, Kk 5 on- IX. BOEK  522 GESCHIEDENIS IX. BOEK. onder den naam van Potter bekend , dien veele volkplantingen,een gedeelte van het Noorden, en inzonderheid Engeland, als hunnen voornaamften drank gebruiken. De flad Porto, of Port a Port, door haare volkrykheid , rykdommen en nyverheid , de eerfte ftad van het Koninkryk geworden , zedert Lisbon als verdweenen was, oordeelde, met reden , dat het gedaan zou zyn met haaren koophandel, van wegen deeze heillooze vervreemding van de regten der geheele Natie, ten voordeele van een byzonder Genootfchap. De provincie Entre Douro e Minho, de vrugtbaarfte van den Staat, grondvestte niet meer eenige hoop op haaren Landbouw. De wanhoop deedt de onderdaanen tot oproerigheid overflaan , en de oproerigheid deedt de Regeering wreed worden. Twaalf honderd menfchen wierden aan den fcherpregter overgeleverd , tot 's Lands openbaare werken verweezen, na de fterkten in Afrika gebannen, of, door het verbeurdverklaaren hunner goederen, tot den bedelzak gebragt, De Monopolie , welke deeze onheilen hadt veroorzaakt, hieldt ftand: zy duurt nog, nevens alle de rampen, welke reeds voorzien waren door menfchen , op ftaatkundige be[piegelingen een weinig afgeregt. Deeze heillooze ondervinding , welke het Ministerie wyzer hadt moeten maaken , hadt »een den minften indruk op hetzelve. Al op den zesden van Zomermaand des jaars 1755, hadt het de Maatfchappy van Maragaon opgericht; en wél verre van zyn voorgaand gedrag te verbeteren, richtte het, vier iaa-  DER BEIDE INDIEN. £23 jaaren laater, de Maatfchappy van Fernambuc op , welke 't geen van het Noordlyke gedeelte van Brazil nog overig was, in boeicns kluisterde. De hoofdfomme der eerfte Maatfchappye beflaat uit twaalf honderd, die der laatfte uit drie duizend vier honderd Aktien. Haar Oktrooi moet twintig jaaren duuren , en de uitlanders, welke in Portugal woonen, kunnen daaraan deel neemen. Eene fchrikbaarende dwingelandy oeffenen zy langs de uitgeftrekte kust, welke aan haar is afgeftaan. Deeze aanflag op het regt van eigendom heeft in alle gemoederen aandoeningen van haat doen gebooren worden, welke eene zigtbaare vermindering der voortbrengzelen geftadig aankweekt. Wy zyn onkundig van de beweegredenen, die het Hof van Lisbon hebben doen befluïten tot een bedryf, aan hetwelk alle de rangen van den Staat, alle de deelen der Monarchie zich hebben geërgerd. Het is onmogelyk, dat een zo dwingelandisch gedrag geen ander oogmerk bedoeld hebbe , dan, gelyk men heeft voorgewend, den fluikhandel te beletten, Behalven dat de uitfluitende Maatfchappyen, door haaren byzonderen aart, meer gefchikt zyn om den fluikhandel uit te breiden dan te bepaalen, is het bekend, dat deeze handel niet wordt gedreeven in NoordBrazil, het eenige gedeelte der volkplantinge, welk aan de Monopolie is onderheevig. Alle de vreemde verbintenisfen, welke dit gedeelte der nieuwe waereld onderhoudt, bepaalen zich tot die van St. Catharina , door middel der fchepen, welke de Zuid-Zee bezoeken, en IX. BOEK  524 GESCHIEDENIS IX. boek. en die van Rio-Janeiro, door middel deiZeelieden van verfcheidene Natiën, welke, onder verfchillende voorwendzels, deszelfs haven aandoen , op hunne uit- of t'huisreize van de Oostindien. Welke ook de redenen zyn mogen, die aanleiding hebben gegeeven tot het oprichten van bevoorregte Maatfchappyen, zeker is het, dat van de Europifche Mogenheden Portugal niet het meest heeft verlooren by een zo onredelyk ontwerp. Dit Koninkryk heeft zich de heillooze gewoonte eigen gemaak , dat het eenigermaate een bloot aanfchouwer is van den koophandel, welke in zyne volkplantingen wordt gedreeven. Eene zo zonderlinge verblindheid is allengskens ontftaan. De eerfte veroveringen der Portugeezen in Afrika en Afie deeden den wortel hunner nyverheid niet fterven. Schoon Lisbon het algemeen Magazyn der Indifche Waaren was geworden, bleeven, egter, deszelfs Zyde- en Wolle fabrieken in bloei. Zy waren toereikende tot het gebruik van het Moederland en van Brazil. De Nationaale werkzaamheid breidde zich tot alles uit, en bedekte eenigermaate het leedige der bevolkinge, welk van dag tot dag toenam. Onder de menigte rampen, onder welke de Spaanfche dwingelandy het Ryk deedt zuchten, hadt men geene reden om te klaagen over het ïtilftaan van den binnenlandfchen arbeid. Het getal der handwerken was niet verminderd, toen Portugal zyne vryheid wederkreeg. De gelukkige flaatsomwenteling 3 welke den  DER BEIDE INDIEN. 525 den Hertog van Braganza ten throone vernette, was het tydftip van dit verval. De onderdaanen wierden van eene gemoedsdrift bevangen. Een gedeelte ftak over Zee, om de afgeleegene bezittingen te gaan verdeedigen tegen eenen vyand, dien men voor geduchter hieldt, dan hy met 'er daad was. Het overige gedeelte vatte de wapens op om de grenzen te dekken. Het algemeen belang deedt de byzondere belangen zwygen, en elk burger bemoeide zich alleen met de zorge voor het Vaderland. Het eigenaartig gevolg hier van moest zyn, dat, zo ras de eerfte drift zou bedaard zyn , elk zyne bezigheden zou hervatten. By ongeluk ging de wreede oorlog, welke op deeze gebeurtenis volgde, verzeld van zo veele plonderingen en verwoestingen, in een land, welk aan alle kanten open lag, dat men liever verkoos niet te werken, dan zich in het gevaar te ftellen om de vrugt zyns arbeids geftadig te zien verwoesten. Het Ministerie begunftigde deeze werkeloosheid, door het beraamen van maatregelen , waar over het niet te geflreng kan berispt worden. De toeftand, in welken het zich bevondt, bragt het in de noodzaakelykheid om verbintenisfen aan te gaan. Staatkundige inzigten waren genoeg om alle de vyanden van Spanje de zyde van Portugal te doen kiezen. De voordeden , welke zy moesten trekken uit de affcheiding van dit Ryk van de Spaanfche Monarchie, moesten noodwendig hen aan deszelfs belangen verbinden. Indien het nieuwe Hof zo uitgebreide uitzigten hadt gehad, LT. BOEK,  IX. BOEK; < t 1 i 1 3 I t $26 GESCHIEDENIS had, als deszelfs onderneeming grond gaf te vermoeden, zou het begreepen hebben, hoe nutteloos hec ware, opofferingen te doen om zich vrienden te maaken. Eene heillooze verhaasting bedorf zyne zaaken. Het ftondt zynen koophandel af aan Mogenheden, welke bykans zo veel belang hadden by deszelfs duurzaamheid als Portugal zelve. Deeze verblindheid deedt haar gelooven , dat zy alles konden beftaan; zy breidden de Voorregten , welke haar waren toegeftaan, tot in het oneindige uit. Door deezen nayver wierdt de Portugeefche nyverheid geheel verpletterd. Een misflag van het Franfche Ministerie deedt haar herleeven. Deeze Kroon, welke niets dan een weinig flegte Tabak en nog geen Suiker hadt, nam, in den jaare 1644, zonder eenige fchynbaare reden , het befluit, om den invoer van de Braziliaanfche Tabak en Suiker te verbieden. Uit wederwraak verboodt Portugal den in/oer der Franfche Manufaktuuren, de eenl*e, welke toen ter tyd aldaar getrokken vierden. Straks verzekerde zich Genua van le leveringe van Zyde Stoffen , welke het :edert beftendig heeft behouden; doch , naa enige tusfehenpoozen, begon de Natie zelve t n den jaare 1681, haare Wolle-Stoffen op lieuw te bereiden. Engelfche werklieden telden het volk , welk hunne nyverheid ontkend hadt, in ftaat, om , in den jaare 684, eerst verfcheidene, en niet lang daartaa, allerleie foorten van uitlandfche Lakens e bereiden. Engeland, welk, in Portugal, zynen koop- hai>  DER BEIDE INDIEN. $2? handel gebouwd hadt op de puinhoopen van den Franfchen handel , aanfchouwde met leede oogen deeze fchikkingen. Langen tyd was het bedagt op middelen , om de gemeenfchap , welke men aan hetzelve hadt afgefneeden, zich wederom te doen openen. Meer dan eens verbeeldde het zich, zyn oogmerk in deezen bereikt te hebben, wanneer het zich op een grooter afftand van zyne uitzigten, dan immer bevondt. Het was niet te voorzien, waar zo veele beweegingen zouden op uit loopen; doch geduurende deeze onzekerheid, viel'er, in het Staatkundig ontwerp van Europa, eene verandering voor, welke alle denkbeelden om verre wierp. Een Kleinzoon van lodewyk den XIV, wierdt op den Spaanfchen throon verheeven. Alle Natiën wierden van vreeze bevangen, door de uitbreiding van een Huis, welk, in haare gedagten, reeds te eerzuchtig en geducht was. Portugal, in het byzonder, welk in Frankryk , dus lang , een vasten fteun hadt gevonden, wilde hetzelve nu in geen ander licht befchouwen, dan dat van eenen vyand, welke zyne onderdrukking noodwendig zou be geeren, en, misfchien, te wege brengen. Deeze ongerustheid deedt het zich wer. pen in de armen van Engeland, welk, gewoon om alle ftaatsbandelingen ten voordeele van zynen koophandel te doen uitloopen, niet in gebreke bleef om eene zo gunftige gelegenheid waar te neemen. De Portugeefche Gezant methuen, een doorfleepen en kloekzinnig Staatsman, tekende, op den zeven en twintigften van Wintermaand ides jaars IX. BOEK. i  528 GESCHIEDENIS IX. BOEK. jaars 1703 , een verdrag, waarby het Hof van Lisbon zich verbondt, tot het veroorlooven van den invoer van alle Groot-Britannifche Wollen-Stoffen, op den zelfden voet als vóór het verbod: onder voorwaarde , dat van de Portugalfche Wynen, in Engeland, een derde gedeelte minder tol zou betaald worden als van de Franfche. De voordeden van dit verdrag, zeer weezenlyk en gewigtig Voor de eene der onderhandelende Mogenheden, waren flegts fchynbaar voor de andere. Engeland, welk een uitfluitend voorregt verkreeg voor zyne Manufaktuuren, dewyl het verbod Van den invoer van de Manufaktuuren van andere Natien in kragt bleef, willigde van zynen kant niets in; het hadt reeds ter bevorderinge van zyn eigen belang vastgefteld, 't geen het, in Portugal, als eene groote gunst, kunftig wist te laaten gelden. Zedert Frankryk geene' Lakens meer uit Groot-Britannie haalde , hadt men bemerkt, dat de duurte van des. zelfs Wynen te nadeelig was voor zyne balans, en men hadt derzelver gebruik tragten te verminderen, door de verhooging der belastingen. Om de zelfde redenen heeft men deeze gcftrengheid nog verder uitgeftrekt, zonder dat men in gebreke is gebleeven, dit by het Hof van Lisbon te doen doorgaan voor een blyk van verknogtheid aan deszelfs belangen. De Portugeefche Fabrieken konden het tegen den nayver der Engelfchen niet uithouden. Zy verdweenen. Groot • Britannie kleedde zynen nieuwen Bondgenoot; en verraids  DER BEIDE INDIEN. 52c mids hetgeen dit Ryk, aan wyn, oly, zout, en fruiten, van hem kogt, bykans niets was, in vergelyking van hetgeen het Verkogt, moest Portugal het Brazilisch goud daar nevens Voegen. De balans helde, van tyd tot tyd, meer en meer over na de zyde van Engeland; en dit konde niet anders zyn. Zy allen , welke in het befpiegelend gedeelte van den koophandel zyn bedreeven, of deszelfs omwentelingen naauwkeurig hebben nagegaan, weeten, dat een werkzaam, tyk en vernuftig volk, wien het gelukt is, zich een voornaamen tak des handels toe tè eigenen, wel haast meester wordt van andere min gewigtige takken. Het geniet zo groote voordeelen boven zyne mededingers, dat het hen veragt, en zich verzekert van de gewesten, welke ten fehouwtoöneele zyner nyverheid verftrekken. Op deeze wyze is het Groot-Britannie gelukt, meester te worden van alle de voortbrengzelen van Portugal en deszelfs volkplantingen. De Engelfchen voorzien de Portugeezen van kleederen, eetbaare waaren,yzerkraameryen, bouwftoffen voor hunne huizen, alle de voorwerpen tot de weelde betrekkelyk; zy zenden hun hunne eigene ftoffen gewerkt te rug. Een millioen Engelfchen, deels kunftenaars, deels Akkerlieden, zyn met deeze arbeid geftadig bezig. Zy voorzien hen van fchepen , van fcheeps* en oorlogsbehoeften voor hunne Bezittingen in de nieuwe waereld, en vervaardigen hunne gantfche Zeemagt in de oude waereld. Zy dryven den geheelen Portugeefchen geld" III. deel. LI han- 1 m. Boek»  IX. BOEK. 530 GESCHIEDENIS handel. Men beleent te Londen tegen drie of drie en een half ten honderd, en men verkoopt het te Lisbon, daar het tien ten honderd opbrengt. Naa verloop van tien jaaren, is het kapitaal door de Intresten betaald, en 'er blyft nog eene openftaande fchuld over. Zy beneemen hun den geheelen binnenlandïchen handel. Engelfche Huizen, te Lisbon gevestigd, ontvangen de koopmanfchappen uit het Vaderland, en verdeden ze onder kooplieden door de provinciën verfpreid, die ze meestal verkoopen voor rekening van hunne Meesters. Eene geringe befolding is de eenige vrugt deezer nyverheid, Lzeer vernederende voor een Natie, welke in haar eigen land werkt, ten voordeele van eene andere. Zy beneemen hun zelf de Commisfien. De vlooten, na Brazil beftemd, bebooren geheel aan de Engelfchen. De rykdommen, welke zy medebrengen, moeten tot hun koomen. Zy dulden zelf niet, dat deeze voortbrengzels gaan door de handen der Portugeezen, wier naam zy flegts leenenen koopen, dewyl zy dien niet kunnen ontbeeren. Deeze vreemdelingen verdwynen, zo ras zy gefteegen zyn tot den trap van geluk, welken zy zich hadden voorgefteld, en houden den Staat, ten koste van welken zyzich verrykt hadden, in eene geftadige magteloosheid. Het blykt uit de Lysten der vlooten, dat, geduurende het tydverloop van zestig Jaaren, dat wil zeggen, zedert de ontdekking der Mynen tot aan het jaar 1754, uit Brazil, aan goud, zyn uitgevoerd, twee duizend vier honderd rail-  ÖËR BEIDE INDIEN. 531 millioenen Livres; en nogthans bedroeg het gereed geld, in Portugal, in den jaare 1755, niet meer dan vyftien of twintig millioenen Livres. De fchuld van dit Ryk beliep toenmaals ruim twee en Zeventig millioenen Livres. Hier Uit kan het oordeel over deszelfs toeftand gereedlyk worden opgemaakt. Maar 't geen Lisbon heeft verlooren, heeft Londen gewonnen. Op zyne natuurlyke voordeelen kan Engeland geene uitgeftrekter hoop bouwen, dan eene Mogenheid Van dert tweeden rang te worden. Schoon de veranderingen, van tyd tot tyd voorgevallen, in zynen Godsdienst, zynert Regeeringsvorm , en Zyne nyverheid, zynen toeftand verbeterd $ zyne vermogens vermenigvuldigd, en zyn vernuft ontwikkeld hadden, was het, egter,, niet mogelyk, zich tot het aanzien te Verheffen om een hoofdrol te fpeelen. Het hadü ondervonden* dat de zelfde middelen, welke, onder'de oude Regeeringsvormen, eert Volk tot alles kortden verheffen , wanneer' het, zonder Verbintenisfen met zyne nabuuren , door eigen kragten, om zo te fpreeken, uit zyne geringheid opkwam, niet toereikende waren in laatere tyden, in welke de onderlinge gemeenfchap der volken* de Voordeelen van een iegelyk hunner aan allen gemeen maakende, het getal en het vermogen hunne natuurlyke overmagt Het behoüdefli Zedert de foldaaten, de Legerhoofden en de Natiën zich verhuurden Om den oörlög te voeren; zedert het goud alle Cabinetten opende en alle verbonden maakte i hadt Engeland geleerd > dat de grootheid van eèheri LI 2 Sim DL BOEK;  532 GESCHIEDENIS IX. BOEK. Staat afhing van zyne rykdommen, en daS de ftaatkundige magt wierdt afgemeeten by de hoeveelheid zyner millioenen. Deeze waarheid, welke zyne eerzucht ongetwyfeld hadt moeten vernederen, wierdt hem voordeelig, zo dra hy Portugal hadt overgehaald om va» hem zyne voornaamfte behoeften te ontvangen , en hetzelve, door verbonden, onder de noodzaakelykheid hadt gebragt om ze ten allen dage te ontvangen. Van toen af aan vondt dit Koninkryk, ten aanzien van zyne mondbehoeften en kleederen, zich van zyne valfche vrienden af hanklyk. De Britten , mogen wy ons van de uitdrukkinge eens Staatsmans bedienen, hadden twee ankers in Portugal geworpen. Zy gingen nog verder ; zy deeden de Portugeezen allen aanzien, allen invloed, alle medewerking in de zamenvoeging der algemeene belangen van Europa verliezen, hen overreedende, dat ze vermogens noch verbintenisfen hadden. Verlaat u op ons, zeiden de Engelfchen, ten aanzien van uwe veiligheid; wy zullen voor ü koophandel dry ven, wy zullen voor u vegten. Dus was het, dat zy zonder bloedvergieten , zonder het verfpillen van noodloozen arbeid, zonder het doorftaan der rampen, welke de veroveringen medebrengen, in een volftrekter zin zich meester maakten van Portugal, dan dit Ryk het was van de Mynen van Brazil. Alles laat zich oplosfen door de natuur der zaaken en debeginzels der Staatkunde. Het is bezwaarlyk, misfchien onmogelyk, dat eene Natie haaren Landbouw, haare nyverheid , i'erlieze, zonder tevens de vrye kunften, de ge-  DER BEIDE INDIEN. 533 geleerdheid, de weetenfchappen, nevens alle goede begmzels van het burgerlyk en ftaatsbeftuur te zien vervallen. Portugal verftrekt ten befchreienswaardigen bewyze deezer waarheid. Zedert Groot-Britannie dit Ryk tot werkeloosheid heeft veroordeeld, is het vervallen in een ftaat van barbaarschheid, welke naauwlyks geloof fchynt te verdienen. Het licht van kunde en gezond verfhnd, welk zyne ftraalen heeft verfpreid over gantsch Europa,' tegen het Pyreneefche gebergte fluitende, welke hetzelve fchynt te rug te kaatzen, is tot zyne grenzen niet genaderd. Zelf heeft men deeze Natie zien terug gaan, en zich de veragting berokkenen van die zelfde volken, welke zy tot nayver verwekt en tot jaloersheid getart hadt. Het voordeel, welk deeze Staat bezat, door het genot te hebben van voortreffelyke wetten, terwyl de andere volken onder eene fchrikbaarende verwarring zuchtten: dit onfchatbaar voordeel hadt denzelven geen nut aangebragt. De beginzels der Reden, der Zedekunde en der Staatkunde vergeetende, heeft hy den draad van zyn vernuft verlooren. De poogingen , welke men zou kunnen aanwenden, om zich uit deezen ftaat van verlamminge of blindheid te herftellen, zouden wel niet gelukkig kunnen uitvallen : dewyl 'er bezwaarlyk goede hervormers worden gevonden onder eene Natie , welke ze 't meest behoeft. De menfchen , bekwaam om de gedaante der Ryken te veranderen, hebben , doorgaans, een afgeleegenen. oorfprong. Zy zyn het werk niet van een oogenblik, Bykans altoos hebben zy voorlooLl 3 perss IX. BOEK,  IX. BOEK. 534 GESCHIEDENIS pers, welke de gemoederen hebben doen ont» waaken, hen hebben voorbereid om het licht binnen te laaten, en de noodige werktuigen hebben vervaardigd om de groote ftaatsomwentelingen uit te werken.' Dewyl deeze keten van middelen en toebereidzelen in Portugal nog niet gefmeed is, zal het genoodzaakt zyn, nog langen tyd te kruipen, zo het de grondregels van verlichte volken, met de voorbehoedzels, aan zynen toeftand voegen? de, niet aanneeme; en geene vreemdelingen ontbiede, bekwaam om het te leiden. De eerfte ftap ten voorfpoed , die vaste en ftoute ftap, zonder welken alle de volgende wankelende, onzeker, nutteloos, misfchien , gevaarlyk zyn zouden, is, het affchudden van het Engelfche juk. In zynen tegenwoordigen toeftand, kan Portugal de uitlandfche koopmanfchappen niet ontbeeren: zyn belang vordert, derhalven, den grootst mo* gelyken nayver der verkooperen tot ftand te brengen, om dus de waarde te verminderen van hetgeen het genoodzaakt is te koopen. Dewyl het 'er geen minder belang by beeft, zich te ontdoen van de overtolligheden van zynen eigen grond en die der volkplantingen, moet het, om de zelfde reden, het grootst mogelyke getal koopers in zyne havens lokken, om dus de menigte en de waarde zyner verzendingen te vermeerderen. Niets wederftreeft deeze huislyke fchikkingen. Door het verdrag van den jaare 1703, is Portugal flegts verbonden,de Engelfche Wollen aan uitlanders behoorden, konden vördwynen; leedigloopende, verkwistende en verdorvene menfchen konden onder de puinhoopen begraaven worden, zonder dat de algemeene voorfpoed 'er iets by Jeedt. De aarde hadt, in éenen luim van kortduurende woede, de bouwftoffen weder tot zich genomen, welke zy konde wedergeeven; en de afgronden, welke zy inde eene ftad groef, waren geopende grondflagen voor eene nieuwe ftad, ^ III. deel» Nn IX. boek;  56*2 GESCHIEDENIS JX. EOEK. Eigenaartig mogt men verwagten, uit deeze puinhoopen, een nieuwen Staat, een nieuw volk te zien ten voorfchyn koomen. Maar zo veel de groote fchokken der Natuure de verlichte verftanden zich doen verheffen, zo veel flaan zy ter neder de gemoederen, door eene hebbelyke onkunde en bygeloovigheid veraart. De Regeering, welke overal met de ligtgeloovigheid des gemeenen volks lacht, en nergens door kan afgetrokken worden van haar oogmerk, om de grenzen haars gezags uit te breiden, wierdt ftouter in haare onderneemingen, op het zelfde oogenblik als de Natie vreesagtiger wierdt. Onverzaagde Geesten onderdrukten de zwakke, en het tydftip van dit geducht verfchynzel, was het tydftip eener diepe flaavernye. Befchreienswaardig en algemeen uitwerkzel van de omkeeringen der Natuure! Bykans altoos laaten zy de menfchen over aan de kunftenaaryen der zulken, welke de eerzucht bezitten om over hen te heerfchen. Dan bevlytigt men zich om de daaden van willekeurige gezagoeffeninge zonder einde te vermenigvuldigen ; het zy dan dat de geenen, welke het beftuur in handen hebben, met 'er daad gelooven dat de volken gebooren zyn om te gehoorzaamen, het zy ze van oordeel zyn, dat ie, hunne perfoonlyke magt uitbreidende, het algemeen vermogen vergrooten. Deeze valfche ftaatkundigen bemerken niet, dat, volgens deeze beginzels, een Landfchap niets anders is dan een fpringveer, welke men noodzaakt tegen zich zelve te werken , en die , tot het punt genaderd zynde, alwaar haa-  DER BEIDE INDIEN. 563 haare veerkragt eindigt, eensflags in ftukken fpringt, en de hand, welke haar drukt, verbryzelt. De toeftand, in welken het vaste land van Zuid-Amerika zich bevondt, dient, ongelukkiglyk, ten betooge van de juistheid deezer vergelykinge. Laat ons zien, wat een, hier van zeer verfchillend, gedrag, op de eilanden der nieuwe waereld, hebbe uitgewerkt. BLAD- IX. BOEK.  BtADfYZËR DER VOORNAAMSTE ZAAKEN. A. Aardbeevingen , in de Valeien van Peru gemeen, en de omftandigheden, welke haar verzeilen , 190. Acapulco,deszelfs haven, 113. Acuna , een Jefuit , nevens zynen Medebroeder Artieda gelastigd, om de waarneemingen van Pedro Texerra te onderzoeken, 470. Alberoni, zyn ontwerp ,123; aanmerking daar over, 124. Alcavala, wat dit regt zy, 101. Almaden, Kwikzilver-Myn, 222. Almagro , bondgenoot van Pizarre, raakt met hem in gefchil, 170; hy wordt verflagen en ter dood gebragt, 171. Almagro, (de Jonge) aan het hoofd eener bende vloekverwanten, vermoordt Pizarre, 172 ; wreedheden, welke op deezen moord volgen, 173; door Castro overwonnen , fterft op een fchavot, 175' Alvmrado, {.Pedro") veroveraar van de Provincie Guatimala, I2£. Alyares, (Pedro') fielt zich aan her hoofd der tegenparty vau den Jongen Almagro, 174. Amaru, VTupac) erfgenaam van den laatften Koning van Peru, wordt onthoofd, 183. Amazonen, (rivier der) haar oorfprong, loop en mond, 464 ; oogmerk , waar toe de Spanjaards zich van deeze riviere in den koophandel wilden bedienen, 470; de ftaatsomwcntcüngin Portugal doet dit oogmerk mislukken, 471. Amazonen, wat men van deeze oorlogzuchtige vrouwen te denken hebbe, 465,466, Amerikaanen , hunne geneigdheid tot de tegennatuurlyke zonde, 30, 31. Amerikaanfche Vrouwen, haare drift tot de Spanjaards, 32. Angeles, nieuwe Hoofdftad varv  VOORNAAMSTE ZAAKEN. van het Landfchap Tlascala, _ 79- Anguirre, QLopés d) wordt in de plaats van Pedrod'Orfuagefleld, pleegt ongehoorde wreedheden, vermoordt zyne eigen Dochter, wordt gevangen genomen en gevierendeeld, 468. j&nfótt, zyn Eskader mishandeld aan Kaap Hoorn, 34<5, 347- jdpacheten,& Spanjaards wanhoopen hen te zullen te onder brengen, .63, Apurimac, een rivier, aan wier oevers Almagro wierdt gefiagen, 171. Araucos , wat dc Spanjaards van deeze barbaaren te vreezen hebben, 349. Jlrequipa, deszelfs Fabriken, 214 ; zyne Mynen verlaaten. 217. Asftento, wat dit verbond behelze, 249. jisjumption, bouwing deezer Stad, 309; haar handel in het kruid van Paraguay, 316. Atabalipa, fiaat zynen broeder Huascar , 148, 149; wyze op welke hy de Spanjaards ontvangt, 149; verraad, door welk men zich van zyn perfoon verzekert, 150, 151; wordt ter dood yeroordeeld , 152; treurtooneel, welk op zynen dood volgt, 199. Atrato, rivier, welke in de Golf van Darié'n valt, 276. "" N Audiencias, hoogfte Geregrsbanken in Nieuw-Spanje, 105. Augustin, (de haven St.) kan alleen van fchepen van middelbaare grootte worden aangedaan, 35^1. B. Baena, (JDiego dé) leidt de wateren af uit de Myn van Laucacota, 218. Babia, gedeeltlyk door de Hollanders veroverd, 454. Baldivia, de Hollanders verzekeren zich van deeze plaatze en worden van daar verdreeven , 345; toeftand deezer Stad, 348. Banille , befchryving deezer plant, 81. Baraxus , een Spaansch Jefuit, befchaaft de Moxen , 336. Bastidaf , tragt te vergeefs zich te vestigen op de plaats, alwaar tegenwoordig Karthagena legt, 269. Beeldfpraakige Scbryfwyze der Mexicaanen, 34. Benalcafar (Sebastiaan de) verwoest Quito, . 204. Biscaye , (Nieuw) deszelfs Mynen, 98. Bocachique, kanaal, welk voormaals tot aan de haven van Karthagena liep, 274. Bogota, QSanta-fé de~) bouwing deezer Stad, 266; r/y is de Stapelplaats der rykn 3 dom-  BLADWYZER der dommen van Popayan en Choco, 268. Borgia , Hoofdftad van de Regeeringe dcrMaynas,475. Bovadilla werpt Christoffel Kolumbus in boeiens, 24,25. Braganza, (de Hertog van ) op den throon van Portugal verheeven, 455. Brazil, deszelfs uitgeftrcktheid en grenzen .419; door Pedro Alvares-Cabral, en by welke gelegenheid, ontdekt, 420; door het Hof van Lisbon veragt, 422 ; de Suikerplanting is oorzaak, dat het met een ander oog befchouwd wordt, 427; karakter en gewoonten derBraziliaanen , ald. 428 ; zy weigeren zich aan Portugal te onderwerpen, 439; de jefuiten winnen hun vertrouwen, 440; vrugtloozeaanflagen der Franfchen op deeze volkplanting, 445; nadruklyker onderneemingen der Hollanderen op hetzelfde land, 448; verbond tusfehen hen en de Portugeezen, ten tyde derftaatsomwentelinge in Portugal, 455 ; de Hollanders, door Viera, uit Brazil verdreeven, 459; de 3raziliaanen op de Dorpen verdeeld, 462 ; tegenwoordige toeftand der Portugeezen in Brazil, 491 ; voortbrcngzel deezer volkplantirigè, 492; de gouden diamant-Mynen aldaar ontdekt, 499 ; goederen , welke de Portugeezen derwaarts brengen ,517; Monopoliën ten aanzien van den Brazilifche handel ingevoerd, 521; Wet, den vreemdelingen verbiedende, in Brazil te woonen, 551. Brazilisch bout, befchryving van den boom , welke het voorbrengt, 493 ; deszelfs gebruiken, ald. Buenos-Ayres, bouwing deezer Stad, 305 ; de Spanjaards verlaaten dezelve, 309; zy herbouwen ze, 312 ; befchry ving deezer Stad ,313. c. Cabot, (Sebastiaan) koomt voor den mond van de rivier Ia Plata . 297 , 298. Cabral, QPedro Alvarez) ontdekt Brazil, en by wefke gelegenheid, 420. Caciquen, Koningen van vyf Natiën, op het eiland Haiti, 13; hunne amptsverrigtingen en tegenwoordige magt in Nieuw-Spanje, 72. Cajanuma, berg, vermaard om zyne Kina kina, 261. California, de Jeftiit Confang doorkruist deszelfs Golf, 61; befchry ving van dit Schiereiland , 116; de Jefuiten befchaaven deszelfs bewooners, 118; tegenwoordige toeftand van California, en ten welken oogmevke de Spanjaards zich daar van zouden kunnen bedie-  VOORNAAMSTE ZAAKEN. dienen ,120; gebruik, welk zy van hetzelve maaken, 121. ■Callao, verftrekt Lima tot eene haven , 230; gefteldheid deezer plaatze, 349- Campeche, Gryalva doorreist deszelfs kust, 28; befchryving van den boom , welke deeze Stad heeft doen vermaard worden, 129 ; koophandel, welkende Spanjaards aldaar dry ven, ald. Cannar,, (het Fort) wat de Heer de la Condamine daarvan zegge, 165. Caraque, bouwing deezer Stad, 277 ; vermaard wegens het planten der Kakao, 28.1. Cariges, de zagtaartigfte Natie van Brazil, 443- Carpava, Brazilifehe balfem, 492. Carvajal , Landvoogd der Provincie Venezuela , zyne wreedheden, 279. Carjaval, Luitenant van Gonzale Pizarre , zyne woestheid, 183. Cafas,(Barïbolomeus de las) verzet zich tegen de wreedheden der Spanjaarden , 69; menschlievende voorflag, welken hy doet, en dien hy geen ingang kan doen vinden, 278. Castro verflaat den Jongen Almagro, 17 5- Catharina, (St.)befchryving van dit Eiland,5-i 2; de Portugeezen verfterken het, ald. Chiapa dos Indes, karakter en zeden van deszelfs bewooners, 78. Cbica, drank der Indiaanen, 206. Chili, gcdeeltlyk onderworpen aan de Incas, 284, gedeeltlyk te onder gebragt door Almagro , 285 ; karakter en zeden der Wilden, welke aldaar tegen de Spanjaards den oorlog voeren, 287 ; tegenwoordige toeftand der Spanjaarden in Chili, 289; klimaat , grond, Mynen, koophandel van dit land, 291; tegenwoordig vermogen der volkplantinge, 349- Chinalao, rykdommen, welke men in deeze Provincie heeft gevonden, 63. Chiquiten, zeker volk in Paraguay , door de Jefuiten befchaafd, 334. Choco, verovering deezer Provincie, 264; haare Mynen, ald. Coca, befchryving Tan dit heestergewas, 225. Cochenille , befchryving van het Infekt, welk dezelve voortbrengt, 87; wyze,op welke zy verzameld en toebereid wordt , 90 ; deeze rykdom is, in de Provincie Quito, zeer te onregt verwaarloosd, 263. Conception, eene Stad in Chili, * 290. Confang, ( Ferdinand) een Jefuit, doorkruist de geheele Golf van California, 61. "n 4 Co-  BLADWYZER der Coquimbo , eene Stad in Chili, 290; haare koper-mynen, 291. Cordeliers, befchryving van , dit gebergte, 185; zyn eene fchuilplaats geworden van een oneindig getal Indiaanen, 383. Cortez', (Ferdinand) zyn karakter, 28 , 29 ; brengt Tabasco te onder, 30; in Mexico gekoomen, flaat hy de Tlascalaanen , en fluit een verbond met hun, 42 ; hy verflaat het leger van Narvaez , gezonden om hem van het oppergezag te verlaaten, 45 ; hy is genoodzaakt, uit Mexico na Tlascala te wyken, 49; onderwerpt geheel Mexico, 58. Creolen, hun toeftand in Mexico , 66 ; verdeeldheid , welke de Regeering tusfehen hen eri de Europifche Spanjaards voedt, 388. Cruciade, eene Bulle, dus genaamd , wat zy behelze , 101, 102. Cucheri, welriekende boom, ' overeenkoomende met den Muscaat- enNagelboom,47 8. Cusco, Hoofdftad van Peru, door de Spanjaards geplonderd, 212 '; oudé en tegenwoordige ftuat deezer Stad, '213 env. $uyaba, deszelfs Mynen door de Paulisten geopend, 500. D. Darten , zeden der Wilden van dit gewest, 142. Diamant, optelling der voornaamfte Diamant - Mynen, 505 ; welke de fchoonfte bekendeDiamantenzyn 508. Dieven-eilanden, anders genaamd Marianncs-eilanden, derzelver befchryving, 115. Domingo, (St.) de Indiaanen van dit eiland neemen het befluit, geene verdere gemeenfchap met hunne vrouwen te hebben, 385. Drake verwoest de kusten van Peru , 252 ; hy fteekt Karthagena in brand, 269. E. Eed, (zonderlinge) welken de Koningen van Mexico deeden , wanneer zy den throon beklommen, 51, 52. Emmariuel, Koning van Portugal, vervolgt de Jooden, 425.' Engeland, deszelfs koophandel op Portugal, 536. F. Farancaba, de geagtfte onder de 'Natie der Carigen, 443. Ferdinand., door zyn huweIyk met Ifabelle , worden alle de kroonèn van Spanje in één geflagt gebragt, 9. Ferdinand Pizsrre ' verflaag  VOORNAAMSTE ZAAKEN. flaat Almagro , en berooft hem van het leeven, 171. Fernambuc, deeze Provincie wordt, door Hendrik Lonk, denHoIlanderen onderdaanig gemaakt, 45 3 ; hier wordt het beste Brazilifche hout gehakt, 493 ; deszelfs koophandel afgeftaan aan eene bevoorregte Maatfchappy , 522, 523. Financiers , hunne magt in Spanje, 367. Fort van Cusco, breede opgave der Spanjaarden wegens deszelfs fterkte. 261. Frio, (S'erra- do-) DiamantMynen , welke de flaaven aldaar ontdekken, 506. G. Gabriel, (het Eiland St.) tegen over Buenos-Ayres, 480. Gas co ( Pedro de la) verflaat Gonzale Pizarre, 182. Geestlykheid, de rioodzaaklykheid oni derzelver magt in Brazilië beteugelen, 555. Gefchiedenis, vergelyking tusfehen de oude en hedendaagfche, 1. Gomez , QFemando) blyft alleen 'over van de Spaanfche .volkplantinge aan de Magellaanfche ftraat, 252. Gothen, maaken zich meester ' van Spanje, 6, '7. Goud, wet,' welke in Spanje den uitvoer van Goud en Zilver verbiedt, 376; veran- 1 dering in de evenredigheid tusfehen dit metaal en het zilver, 502 env. Gouè'l, de plaats alwaar de oudfte Diamant-Myn wordt gevonden, 505. Granada, befchryving van dit Koninkryk, 9 ; verovering van deszelfs Hoofdftad, ald. — (Nieuw) uitgeftrekt- heid van dit Landfchap, 254; befchryving daar van, ald. deszelfs fmaragden, 267. Gravata , eene plant, van welke grove Lywaaten kunnen bereid worden, 550. Grialva, CJa?i de) zyn togt na Lyucatan, 28. Guanacos, wilde Lamas, 21 o. Guancavelica,óeszc\h Kwikzilver-Myn, 220- Guaranis , handel, welken zy dryven in het kruid van Paraguay, 317; ontvangen Snaphaanen van het Spaanfche Hof, 490. Guatimala , deeze groote landftreek wordt veroverd door Alvarado, 125; haare vrugtbaarheid en koophandel, 126, 127 ; blootgefteldheid deezer volkplantinge voor een buitenlandfchea inval, 128. Guatimozin, Keizer van Mexico , op gloeiende kooien gelegd, 57 ; zyn merkwaardig gezegde, by die akelige gelegenheid, ald, Guayaquil, gewigtige rivier voor denPeruaanfchen. handel, 5 2265  BLADWYZER der ' 226; toeftand der Stad, aan de oevers deezer riviere gebouwd, 227, 228. Guayra verftrekt Caraque toteehe haven, 282. ■ eene Provincie, alwaar de Portugeezen van St. Paulus verfcheiden kleine volken verdelgden, 333. H. Hayti, de oude naam van St. Domingo ,13; zeden van deszelfs bewooners , ald, wreedheden, door de Spanjaards tegen hen gepleegd, 18, 19- Heredla , bouwt en bevolkt Karthagena, _ 269. Hermandez ( Franeiscus ) doet ontdekkingen op het vaste land van Amerika, 28. Honden , door de Spaanfche Regeering in foldy gehouden om menfchen te verfcheuren, 381- Hondmas, deszelfs koophandel, 127- Hualpa ontdekt de ZilverMyn van Potofi, 219. Huascar, op bevel van zynen broeder Atabalipa geworgd, . 149- Huiden, koophandel, welken de bewooners van Paraguay daar in dry ven ,318; jagtpartyen, door welke zy ze magtig worden, 3*9- Hurtado, (Sebastiaan) nevens zyne huisvrouwe, door Siripa , ter dood gebragt , 305. Huyana-Capac verzekert zich van het Koninkryk Quito, 148. I. Jago, (Michael de St.) een Peruviaanfche Schilder ,215. ■ (St.) Hoofdftad van Chili , 290. Jan de II, Koning van Portugal, vervolgt de Jöoden, 425. Janeiro, QRio) deszelfs baai door Dias de Solis ontdekt, 5io-; ViJIegagnon richt 'er eene kleine Franfche volkplanting op, ald. Emmanuel de Sa bouwt de Stad ,'511. Jefuiten , wysheid van hun gedrag, in de bekeering der Indiaanen vanParaguay, 322. zagtheid hunner regeeringe, 323 ; waarom de volkrykheid niet evenredig zy aan liet geluk der onderdaanen ,326 env. foort van koophandel, welken de Jefuiten in Paraguay dreeven , 337 ; om over hen te oordeelen, moet men afwagten, hoedanig de Guaranis zich zullen gedraagen, 342; de Jefuiten winnen het vertrouwen der Indiaanen in Brazil, 440; tegenwoordige ftaat der volkplantingen , welke zy tusfehen de Napo cn de rivier der  VOORNAAMSTE ZAAKEN. der Amazonen hebben opgericht, 471 > 472- Incas, allen hunnen naakomehngen wordt het hoofd voor de voeten gelegd, 284. Indien, oorfprong der onderfeheidinge tusfehen Oost- en West-Indien, 420, 421. Indigo, befchryving der plant, welke dezelve voortbrengt, 83; haare foorten, 85 ; wyze van toebereidinge, ald. gebruiken, . 87. Inquifitie, invoering van deeze Regtbank in Spanje en Portugal, 423; noodzaakelykheid om haare magt in Brazil te vernietigen, ald. Jooden, hunne verdry ving, het eerlle tydftip van het verval van Spanje , 365 ; vervolgingen , welke zy in Portugal ondergaan, 425- Irala doet de. Indiaaniche opperhoofden ombrengen , 310. Jfabelle, Koningin van Spanje, treedt in de maatregels van Kolumbus, 10. Kakao, met honig of piment in warm water gefmolten, de gewoone drank der oude Mexicaanen, 76. Kakaoboom, befchryving , voortplanting en gebruiken van deezen Boom, 2 80^ Karei de /^verpandt de Pro' vincie Venezuela aan het geflagt der Velzers, 279. Karmeliten, hunne Zendingen in Brazil, 475- Karthagena, bouwing deezer Stad , 269 ; haare tegenwoordige toeftand , ald. ziekte , aan welke de inwooners onderheevig zyn , 271 ; geneesmiddel tegen deeze ziekte -voorgellagen, 272; haven van ICarthagena, 274. Karthagers , brengen de Spanjaards te onder, en op welke wyze, 5- Kinderziekte , verwoestingen , welke zy in Peru aanricht, 188; en nog meer in Paraguay, _ _ 333. Kolumbus, (Cbristofr'el)\>crtrekt na de nieuwe waereld, ontdekt dezelve, enlandtop de Lucaifche eilanden, 11; vertrekt van daar na het eiland Hayti , en richt 'er eene kleine Bezitting op, 13 ; hoe hy , by zyne te rug komst , door het Spaanfche Hof ontvangen worde, 17; keert weder na Hayti, en brengt deszelfs bewooners in flaaverny , 19 ; voert een volkplanting van kwaaddoeners uit Spanje derwaarts over , 22 , 23 ; hy wordt in boeijens gefluoten, en als een misdaadige na Spanje overgevoerd, 25. Kruid van Paraguay, befchryving daar van, en.van den  BLADWYZER der den boom, welke het voortbrengt, 3is, 316. Kuba , Bezitting der Spanjaarden op dit eiland, 28. Kwikzilver , buitenfpoorige prys, welken de Spaanfche Regeering van dit metaal trekt, 99. L. Ladeyrera, wil Mexico m elders verplaatzen, 108. Lama , befchryving van dit dier, 207. Lamego , zyde - fabriken m deeze Stad opgericht, 538. Lara, ( Nuno de) fluit een verbond met Timbuez, 298 ; wordt verraaden en gedood door Mangora, dien hy insgelyks ombrengt, 302,303. Laycacota, deszelfs Mynen, 218. Lazarus, *(St.) Kasteel van Karthagena, 269. Lima , Hoofdftad van Peru, befchryving deezer Stad , 229 ; aardbeeving aldaar voorgevallen, 230; vermogen , welk het bygeloof al«. daar den Monniken geeft, 232; fchoonheid der Vrouwen van Lima, 235; deeze Stad is het middelpunt van den gantfehen handel van Peru, 239; zy legt geheel open, 352. Limpion , foort van Tabak , welken de Peruviaanfche vrouwen kaauwen, 237. Lisbon, zyde-fabriken indeeze Stad opgericht ,538; wat voordeel Lisbon zou kunnen trekken uit de aardbeeving, welke het geleedcn hceft.só 1. M. Maatfchappy , (Engelfche zuidzee,) 346. Macaanen, (bet land der) bekwaam tot khet planten van kaneel, 263. Madera, eene rivier, welke in de Amazone valt, 334. Magdalena, (de) ten rivier, 276. Mag eliaan, (Straat van) Be. zitting, welke de Spanjaards aldaar oprichten, 252; ontwerp der Franfchen, om zich aan deeze zeeëngte te vesti- ' Son, 345. Maldonado, voortreffelykheid • van deszelfs haven , 315. Maldonata, haar voorval met eene Leeuwin, - 306", Mama- Ocello-Huaco, huisvrouw van Manco-Capac , 146. Mambi, witte aarde, welke de Peruviaanen met het blad van de Coca vermengen, 225. Manco- Capac, ftigter van het Ryk van Peru, 146; wyze, op welke hy de Peruviaanen befchaafde, 154. Mangora, Cacique van Timbuez , doodt, door verraad, Nuno de Lara, en wordt van hem omgebragt, 302,303. Ma-  VOORNAAMSTE ZAAKEN. Manilla, van daar wordt jaarïyks een Schip na Mexico ge zonden, Ü2. Mantelvisch, een zeegedrogt, 242. Maracayu , bergen , welke het beste kruid van Paraguay opleveren, 316. Maragnon , in laatere tyden de rivier der Amazonen genoemd , en waarom, 465. ■ ' - (Maatfchappy van) 522. Mariannes-eilanden , befchryving deezer eilanden, door Magellaan ontdekt, 115; oogmerken, tot welke de Spanjaards dezelve gebruiken , ald. 116. Marina, Minnaares van Cortez, 32. Matto-Grosfo, goud-myrien, door de Paulisten geopend, 492. Maynas, regeeringsverm door de Jefuiten aldaar ingevoerd, 474. Mestizen , hun toeftand in Mexico, 67. Methuen , Engelfche Gezant, die van Portugal een zeer voordeeltg verdrag verwerft , 527- Mexico, wat men van de oudheid van dit Ryk te denken hebbe, 32, 33 ; fchoonheid des landfchaps, 43; Godsdienst der Mexicaanen, 45, 46 ; uitgebreidheid van het vermogen hunner Koningen en Priesteren, 52 5 verove¬ ring van dit Ryk door d« Spanjaards, welke deszelfs grenzen uitbreiden, 58 ;kIK maat, grond en volkrykheid van Mexico, 64, 65; tegenwoordige ftaat der Mexicaanen, 71 ; hun toeftand vóór de verovering, 75; voortbrengzels van Mexico, 79; belastingen, aldaar ingevoerd , 100 ; inkomften, welke het den Koning van Spanje opbrengt, 104,105 ; deszelfs verbintenisfen met het overige gedeelte van Amerika , de Oost-Indien en Europa, 110. Mexico', Montezuma geeft toegang in deeze Stad aan Cor, tez, 43 , 44; woede, waar mede deszelfs bewooners zich verdeedigen, 48; wat de Spanjaards van de pragt deezer Stad verhaald hebben; 54; wat men van dit verhaal te denken hebbe, 55; tegenwoordige ftaat deezeir Hoofdftad, en haare weelde, 105, 106. Miranda , ( Lucia ) huisvrouw van Sebastiaan Hurtado , de Cacique Mangora wordt op haar verliefd, 299 ; Siripa laat haar ombrengen, Mttayos , wat hier door verftaan worde, 194. Monniken, onmeetelyke rykdommen , welke de verovering der nieuwe waereld hun aanbragr, 387, 388. Mon.  BLADWYZER der Monte-video, lchets van deeze vestinge, 315. Monteziima , ten tyde van de aankomst der Spanjaarden, Oppervorst van Mexico, 34; gewaande overlevering , welke deezen Vorst weerhoudt, zich tegen hen te verdcedigen , 35 ; natuurlyke oorzaak deezer overleveringe, ald. en verv. karakter en gedrag van Monteziima, 38; hy brengt de Spanjaards binnen de ftad Mexico , 44 ; erkent de Koning van Spanje voor Leenheer, 45; hy wordt door zyne eigen onderdaanen omgebragt, 49. Mooren, veroveren Spanje , 1; hunne verdry ving, het eerfte tydftip des vervals van Spanje, 365. Moscbera, Spaansch Opperhoofd in Paraguay, 305. Mo ski ten , deeze Wilden ontvlieden de woede der Spanjaarden , 59 ; tegenwoordige ftaat dcezes volks, ald. Moxen, woeste Natie, dooiden Jefuit Barazus befchaafd, 335 , 33<5. Mynen, wording der metaalmynen, 93, 94; tekens, aan welke zy ontdekt worden , en derzelver opening, 95 ; zuivering der metaalen, 96. N. Napo, eene rivier, welke in de Amazone valt, 470. Narvaez, wordt door Cortez verflagen, 45. Nas/au , ( Maurits van) gezonden om Brazil te verovcren, 453. Negers, hun toeftand in Mexico , 67; fterker vermenigvuldigd in Peru, dan in Mexico, 200, 201; wanneer zy na Amerika zyn overgebragt, 445. Negro, (i?/'o) eene rivier, door middel van welke de Amazone gemeenfchap heeft met de Oronoque, 490. Nopal, een heestergewas , waarop de Cochenillen aazen, 89. Norborough, door Karei den II gezonden, om den weg tot gemeenfchap met Chili te baanen, 346. O. Oaxaga, vermaard om den Cochenille-handel, 89. Offers, (Menfchen-) jn Mexico in gebruik, 47. Olyf boomen, met een goeden uitflag in Peru geplant, 206. Orellana , zyn fcheepstogt op de rivier der Amazonen, 465- Orkaanen, ontftaan nimmer in de Baai van Peru, 189. Qr-  VOORNAAMSTE ZAAKEN. Orfua, QPedro (T) door zyne foldaaten vermoord, 469. Otumba, (Valei van) in welke het leger vanCortez wierdt ing'eflooten, 5°- P. Paco , befchryving van dit dier, 209, Paerlen, wyze, op welke ze gevischt worden, 241. Palos, haven van Andalufie, in welke Kolumbus, naa zyn eerften togt, wederkeerde, 17. Panama, bouwing deezer ftad, 143; door Zeeroovers geplonderd, 240,241; Paerlvisfchery naby dezelve, 241; ftapelplaats der voortbrengzelen van Peru, voor de oude waereld gefchikt, 243; haar koophandel is grootlyks verminderd, 251 j zy is niet zeer fterk, 351. Para, door de Portugeezen aan den Mond der Amazone gebouwd, 470. Paraguay, befchryving van dit land, 295; Zeden der inwooneren, 296; wyze, op welke zy de eerfte Spanjaards behandelden, 297; nieuwe aanflag van Sebastiaan Cabot, ald. ftigting van Buenos - Ayres , 305; de meeste Wilden van Paraguay onderwerpen zich, 302; tegenwoordige ftaat derSpanjaarden daar te lande, ald. Paramos, wat de Spanjaards door dit woord verftaan, 186. Paulus, (St.) een vlek door de Portugeefche Karmeliten gebouwd, 475. Paulus, (St.) eene Volkplanting , door een hoop Portugeefche kwaaddoeners opgericht, 438 ; deeze roovers yerklaaren den oorlog aan de Guaranis, die hen verflaan, 489; verwoestingen, door hen in deeze landen aangericht, 491; erkennen-het gezag van Portugal, waaraan zy zich langen tyd hadden onttrokken, 510. Pecuri, een welriekende boom, gelykende naar den Muskaat- en Nagelboom. 478 Peru, gisfingen omtrent de ftigting van dit Keizerryk, 146; de Spanjaards zetten in Peru voet aan land, 149; zy maaken 'er zich meester van , en verwoesten het, 152; zeden, godsdienst en regeeringsvorm van dit Keizerryk, 154; moet deszelfs welvaart in twyfel worden getrokken ? 163; wat men te denken hebbe van de grootheid en pragt van deszelfs gedenktekenen, 164; natuurkundige gefteldheid van Peru, 184; zyne oude bevolking, 192; tot welken ftaat de Spanjaards de Peruviaanen gebragt hebben, 193 ; waarom de Spanjaards  BLADWYZER der jaards talryker zyn in Peru dan in Mexico, 201; hunne fpyze en drank, 205, 206; handwerken, welke zy aldaar hebben ingevoerd ,213, 214; Mynen in Peru ,215; onderlinge gemeenfchap van verfchillende provinciën van Peru , 226 ; deszelfs gemeenfchap met Europa , 240; hoe gemaklyk dit land zou kunnen veroverd wor- ■ den, 344. -Pbilipillo, een Indiaan, welke zich opwerpt als een befchuldiger van Atabalipa, 152. Philippus de II logenftraft den moord van de aframmelingen der Incas, 184. Philippus de IV', door de Portugeezen met fehande verdreeveni 455. Pincon ( Vincent) ontdekt den mond van de rivier der Amazonen, 465. Pitahaya, een boom, welke fpyze verfchaft voor de Californiaanen, 116. Pizarre , ( Franciscus ) koomt teCaxamalca, 149; fnoode trouwloosheid. door welke hy zich van den Oppervorst van Peru verzekert, 150; hy dringt door tot in het binnenfte des Keizerryks , 'en richt 'er groote verwoestingen aan, 153; krygt gefchil met Almagro zynen bondgenoot, 170; hy wordt vermoord, 172. Pizarre, (Gonzale) over. weldigt de bediening van Ntmez-Vela, verflaat hem en pleegt groote wreedheden, 181; zyn zegepraal, ald. wordt door la Gasca overwonnen, en voorts onthoofd, 182, 183. Plata, (Rio de la) de rivier van Paraguay, dus genaamd, 297 Pointis verovert en rantfoeneert Karthagena, 269^ Popayan , verovering deezer provincie, 264; haare goud, mynen, ald. Porto , bevoorregte Maatfchappy tot den Wynhandel opgericht; 545, 546. Porto-Bello , befchryving deezer ftad, 243; ongemaatigdheid der luchtftrecke , ald. in 't eerst was zy het tooneel van een uitgebreiden koophandel, 245; haare gemeenfchap met Spanje afgebroken , 247 .; wat gebruik tegenwoordig van deeze plaats gemaakt worde, 250. Porto Segura, eene plaats daar Cabral aanlandde, 420. Portugal, deszelfs koophandel door Engeland verzwolgen, 529; middelen om dien te herftellen, 534; het heeft ter zyner handhaavinge, Groot-Brittannie niet noodig, 557. Potoft, hoe deeze Myn ontdekt zy, 219; haar rykdom , 22CV Pur-  VOORNAAMSTE ZAAKEN. Purper, het dier, welke die voortbrengt, in Peru op nieuw ontdekt, 226. Q- Quefeda, ftigter van Santa Fe, 266. Qj/ippos, beeldfpraak der Peruviaanen, 167; haar gebruik , ald. Quito, (de provincie) aan 'het gebied der Incas gehegt, 148; dpor de Spanjaards veroverd, 204; haar klimaat, 255 ; vrugtbaarheid , 257; zeden der hoofdftad, 258 ; Mynen , 259 ; handwerken, 260; voortbrengzels haar byzonder eigen, 261. R. Regen, valt nimmer in Neder-Peru, 189. Romeinen veroveren Spanje, 6. S. Sa, (JEmmanueT) bouwt de ftad Rio-Janeiro, 5.11. Sakrament, (St.) Volkplanting, door de Portugeezen in Paraguay opgericht, 480; zy worden door de Guaranis van daar verdreeven, 482, 483 ; door den Vrede van Utrecht worden zy in hun bezit herfteld , 483 ; door het verdrag van Ma- III, DEEL, drid, wordt deeze Bezitting afgeftaan aan Spanje, 484? het verdrag wordt vernietigd, 487- Salfedo QJofeph-) wordt opgehangen , 218« San-Salvador, het eerfte eiland , door Kolumbus, in de nieuwe waereld , ontdekt , door hem dus genoemd , } 1 • San - Salvador of Bahia , door Soufa gebouwd, 440 ; befchryving deezer ftad, 495; zeden der inwoone. ren, ald. Sebastiaan, de Jooden yerfchieten hem geld tot zynen togt na Afrika, 425. Serena, eene ftad in Chili, beroemd door haare Kopermynen, 290. Siripa, verklaart zyne liefde aan Miranda, die dezelve verfmaadt, 303, 304; hy doet haar, nevens haaren echtgenoot, om 't leeven brengen, 305. Sluik- of Kusthandel, door alle de Spaanfche hooge amptenaars aangemoedigd, 412. Smaragden, van Nieuw Granada, 267. Solis (Dias de") ontdekt de baai, aan welkeRio-Janeiro ligt, 510. Soulempour, de Diamantmyn van Gouèl dus genoemd, SOS» O o Sou»  BLADWYZER der Soufa , (Thomas") gezonden om de Volkplanting van Brazil te beftieren , 427 ; ' hy bouwt San-Salvador, 440. Spanje , zeden zyner eerfte bewooneren, 4; wordt door de Karthagers te onder gebragt , s ; vervolgens door de Romeinen, 6; naderhand door de Gothen, welke door de Mooren verjaagd worden , ald. 7 ; deezen worden op hunne beurt verdreeven, 8 ; ontdekking der nieuwe waereld, 11; de Spanjaards zyn tot bygcloovigheid toe aan hunne vooroordeelen verflaafd , 42 ; invallen, aan welke hunne Amerikaanfche Bezittingen onderheevig zyn , 344 ; middelen om zich daar tegen te dekken, 347 ; de luiheid der Spanjaarden is niet ongeneeslyk, 390. Succadan, eene rivier op het eiland Borneo, daar eenige Diamanten worden gevonden , 505. T- ftaat de Hollanders, 45 j, Texeira, (Pedro) reist van Para na Quito, langs de rivier der Amazonen en den Napo, , 470. Tieu, een gewas, waar van grove lywaaten kunnen bereid worden, 550. Timbuez, eene Natie in Paraguay , met welke de Spanjaards een verbond fluiten, 300. Tlascala , moed , door dit Gemeenebest, in het tegenftaan der Spanjaarden, betoond , 39 ; Regeeringsvorm en zeden der Tlascalaanen, 40; zy treffen een verbond met Cortez ,• 42 ; hunne handwerken,. 79. Trouin (du Guay) verzekert zich van Rio-Janeiro, 511. U. Ucuntaya, byzonderheden wegens deeze Peruviaanfche Myn, 217. V. Tabasco, door Cortez veroverd , 30- Terra-Firma, bepaaling van de hoegrootheid deezer Volkplantinge, die men met den naam van Koninkryk vereert, 251. Texeira, (Micbaè'l) Aardsbisfehop van San-Salvador, Valdivia, eene ftad in Chili , 290. Valdivia, ingeflooten en vermoord door de Indiaanen van Chili, 285. Valeien, eene volftrekt onvrugtbaare uitgeflrektheid in Peru, van meer dan honderd mylen, 188. Val.  VOORNAAMSTE ZAAKEN. Valparayfo , eene ftad in Chili, 290. Valverdè, (Vincent de) aanfpraak van deezen Monnik aan Atabalipa, 150. Vasconcellos , ( Middel) in de omwenteling van Portugal omgebragt, 455. Vega, (Jan de) een Geneesheer, die het gebruik der Kinakina 't eerst in Spanje invoert, 262. Vela, (Blasco Nunez) eerfte Onderkoning van Peru, zyn Karakter, 176; bevelen door hem afgekondigd, 178, 179; hy wordt afgezet en na een woest eiland gebannen, 180; uit zyne ballingfchap herroepen, ald. hy wordt overwonnen door Gonzale Pizarre , en fneuvelt met den degen in de vuist, 181. Valasquez, ftigter der Volkplantinge op het eiland Cuba, 28. jVelzers, Karei de V verpandt aan deeze familie de provincie Venezuela , 279 ; hunne wreedheid, ald. Venezuela, de plaats, alwaar etlyke Spaanfche gelukzoekers aanlanden, 277. Vera -Crux- Nueva , vermaarde haven, alwaar alle vlooten , na Mexico beftemd, binnen loopen, 134; befchryving van dezelve, ald. Vera-Crux Vieja, Monte- zuma doet deeze eerfte Spaanfche Volkplanting aantasten, 44; zy wordt verlaaten, dewyl de fchepen in haare haven niet veilig waren, 136,, Vernon, een Engelsch v raai, welke de vestingw ken van Porto-Belio verme.., 243; hy wordt genoodzaakt, het beleg van Karthagena op te breeken, 269. Vesputius (Amerzkus) berooft Kolumbus van de eer, van het vastland van Amerika ontdekt te hebben, 25. Viera, (JJan Fernandez de) hoofd van een Eedgefpan tegen de Hollanders, 457; hy maakt hen onbekwaam om het veld te houden, 458; noodzaakt hen, icgen de bevelen van zyn Hof, Braz'il te ruimen, 459. Vigógnë, befchryving van dit dier, 210; waar toe deszelfs Wolle gebruikt worde, 212. Villa - Rica verzekert zich van den handel van het kruid van Paraguay, 317. Villegagnon, hoofd der Franfche Protestanten, die zich te Rio-Janeiro nederzetten, 510. Vincent, (St.) Portugeefche Bezitting in Brazil, 443. Volkplantingen , oorzaak van het verval der Spaanfche Volkplantingen, 379. - welke geldlbm- Oo 2 men  ELADWYZER der VOORN. ZAAKEN. men Spanje, op onderfcheiden tyden, uit de zyne getrokken hebbe, 403. Vrouwen , de Akkerbouw , onder de Iberiërs, aan haar overgelaten, 4. W. Waaghalzen, foort van Sluikers , welke , in - Spanje , den uitvoer van goud en zilver begunftigden, 376. Wittekens (Jacob) maakt zich meester van San-Salvador, 440. Wolie, handel, welken Portugal daarin dryft, 539. W^yngaarten, met een goeden uitflag in Peru geplant, 206. PI ■1 ■. - " X.' :. Xarayes, (Meir der) waar uit de Paraguay zynen oorfpronk ontleent, 295. Y. Tdria, Kwikzilver-myn, 22 r. VTucatan, in hoedanig een ftaat dit Schiereiland zich bevondt, toen de Spanjaards daar van bezit namen, I20. Z. Zeeroovet wan Jamaica, 135. Zout, handel, welken Portugal daar in dryft, 540. Bl. 381. reg. 19. handen, 1. honden.