01 2123 2953 UB AMSTERDAM  IY M. SCHALEKAMI', exütid.   WYSGEEKIGE E N STAATKUNDIGE GESCHIEDENIS VAN DE BEZITTINGEN EN DEN KOOPHANDEL DEK EUROPEAANEN* IN DE BEIDE I N D 1 Ë N. Uit het Fransch vertaald. VIERDE DE E L» te AMSTERDAM, J3y Mt S CHALEKAMP. MDCCLXXVI,   I N H O U D DER BOEKEN E N AF DE EL1NG EN VAN HET VIERDE DEEL. TIENDE BOEK. J/estiging der Europeaanfcbe Natten in den grooten Archipel van Amerika, by den naam van de Antiïles bekena. . . bl. 3. Afd. I Zyn de Amerikaanfche Eilan¬ den van 't vaste land afgefcbeurd. . . . 4. II. dart van den grond der Eilandt». .... 9.  INHOUD der Afd. JU. Klimaat der Eilanden. . bl. 15. IV. Gewoone verfcbynzels op de Eilanden. . . . . ar. V. Zeden der Karaïben, de aloude bewooners van de Eilanden beneden den wind. . . 27. VI. De Engelfcben en Franfchen vestigen zich op de Eilanden beneden den wind, en verdelgen aldaar de Karaïben. . 34. VII. De Franfchen vestigen zich op St. Domingo. . . . 38. VIII. De Engelfcben veroveren Ja- maika. . . . . 44. IX. De Vrybuiters fcbuimen de Zeeën van Amerika. Oorfprong, zeden, togten en verval deezer Zeeroovcrs. . 50. X. Redenen, welke de Engelfcben en Hollanders beletten om veroveringen te doen in Amerika, geduurende den oorlog over de op-^  BOEKEN cn AF DEELING EN. opvolging tot den Spaanfchen Tbroon bl. 88. AJd. Xl. De Amerikaanfcbe Eilanden geeven aanleiding tot den oorJog van den jaare 1739. . 95- Xll. Amerika was de bron des oorlogs van 't jaar 1755- • iet). XlIJ. De beginzels des oorlogs nadee- lig voor Engeland. . 109. XIV. De Engelfcben worden opgewekt wt den fiaap, en verzekeren zicb van de Franfche en Spaanfcbe 'Eilanden. . 115. XV. Voordeelen, welke de Vrede Engeland op d-e Eilanden aanbrengt. . . . .136. ELFDE BOEK. De Europeaanen gaan na Afrika, om -fer landbouwers voor de Antilles te hopen. Wyzi, * 2 op  INHOUD der op welke deeze handel wordt gedreeven. Voortbrengzeh van den arbeid der Negers. . bl. 144. Afd. XVI. De Europeaanen gaan in Afri¬ ka planters koopen. . . 146. XVII. Berigten wegens de Oostkust van Afrika. . . . ald. XVIII. Berigten wegens de Noordkust van Afrika. . . .147. XIX. Klimaat van de Westkust van Afrika, by den naam van Guinee bekend. . . , XX. De grond van Guinee. . i6g. XXI. Regeeringsvorm, Staatkunde, Oorlogen, Godsdienst en Zeden van Guinee. . . . igj. XXII. Aloude Koophandel van Guinee 184, XXIII. Hedendaagfche Koophandel van Guinee, of flaavenbandel. . 188. XXIF. Op wat plaatzen, en op boeda-  BOEKEN en AFD EELINQ EN. danige • wyze de Jlaavenbandel gedreeven -worde. . . bl. 194. Afd. XXV. Heeft men Forten noodt? om flaaven te bekoomen f . 197. XXyl. Ia den fl.iavenbandel zyn de kleine fcbepen beter dan de groote 203. XXp'H. Het een jaargety is gunjliger voor den Jlaavenbandel dan 't ander. .... 204. XXFIII. Wyze, op welke de flaaven in Amerika verkogt worden. 2 dg. XXIX Elendige flaat der flaaven. 209. XXX. Hoe men den flaat der flaaven draaglyker zou kunnen maa~ ken. . . . .• ; 319. XXXI. De flaaverny flrydt met de menscblykbeid, de reaen en de regtvaardigbeid. . . 22?. XXXII. Arbeid der flaaven. . 239. * 8 Afd.  INHOUD der Afd. XXXIII. Karakter der Europeaanen, op de Eilanden woonagtig. bl. 2*56. XXXIV. Ziekten, aan welke de Europeaanen, op de Eilanden, on» der hevig zyn 277. XXXV. Voordeelen der Natiën, welke de Eilanden bezitten. . 282. TWAALFDE BOEK. Bezittingen der Spanjaarden, Hollanderen en Deenen, op de Amerikaanfche Eilanden, bl. 2S5. Afd. XXXVl. Spaanfche Volkplanting, aan de oevers van den -Qrenoque ge/ligt. Wat aldaar omgaa, en wat 'er zou kunnen omgaan. .... ald. XXXVll. De Spanjaards vestigen zich op Trinitado en Margareta, 294. XXXVIII. De Spanjaards vestigen zich op Porto. Rieo. . . *97- Afd.  BOEKEN en AFDEELINGEN. Afd. XXXIX. Bezitting der Spanjaarden op St. Domingo. . . bl. 305. XL. Spaanfche Volkplanting te Cu. ba opgericht. Aangelegenheid deezes EUands. . , ^14. XLl. De Spanjaards zyn niet onbekwaam, zo als geloofd wordt, om de Volkplantingen tot een flaat van groeten voorfpoed te verheffen. . . , 334. XLII. De Hollanders vestigen zich op Curasfau , St. Eufïatius , Saba, en St. Martin. Waartoe hun deeze kleine Eilanden ém 337. XLIII. Vestiging der Hollanderen op Surinaame, Berbice en Esfe1uebo 352. XLlV. Plantaadjen der drie Eilanden. .... 357< XLV. Gevaar en, aan welke de Hollandfcbe Volkplantingen zyn blootgefleld. . . ^ Afd.  INHOUD der BOEKEN en AFDEELINGEN. Afd. XLVl. Drangredenen, -welke het Gemeenebest moeten aanfpooren, om zich te verzekeren van 't genot zyner Volkplantingen, en derzelver voortbrengzets te vermenigvuldigen. . bl. 372. XLVlI. Bezitting der Deenen op St. Thomas, St. Jan en St. Croix. 384. XLVllI. Op hoedanig eene wyze Deenemarke zyne Eilanden regeere 393. XLlX. Beweegredenen , aan Deenemarke by zon der eigen, om zich alle de voortbrengzels zyner Silanden toe te eigenen. . 398. WYS-  Jllf enlVfJJeeL.   WYSGEERIGE E N STAATKUNDIGE GESCHIEDENIS va n de BEZITTINGEN EN DEN KOOPHANDEL DER EUROPEAANEN IN DE BEIDE INDIEN. TIENDE BOEK. gSS&et gedeelte van Noord-Amerika, 35 H begreepen tusfchen den twee honderd drie en negentigften en den ^ ^ drie honderd zestienden Graad Lengte, bevat den talrykften, den uitgebreidften, en den rykften Archipel, welken de Oceaan aan de weetgierigheid, werkzaamheid en begeerte der Europeaanen immer heeft vertoond. De eilanden, welke dien uitmaaken, zyn, zedert de ontdekking der nieuwe waereld, bekend geweest by den naam van Jntüles of Vooreilanden. De wind, die hier bykans altoos uit den Oosthoek waait, is oorzaak, dat de Oostlykst geleegene eilanden den naam hebben verkreeIV» deel, A 3 gen X. boeï,  4 GESCHIEDENIS X. boek. gen van Eilanden loven den wind, en de? Westlykfte, Eilanden beneden den wind. Zy maaken een. keeten uit, welker eene einde ichynt vast te zyn aan het vaste land, naby de Golf van Maracaïbo, en het ander de opening der Golf Van Mexico te fluiten. Misfchien zou het geene onbezonnen gisfing zyn, dezelven aan te merken als de toppen van zeer hooge- bergen , welke voormaals een gedeelte waren van het vaste land, en naderhand eilanden zyn geworden, in gevolge eener omkeeringe, welke de geheele uitgeftrektheid des vlakken lands heeft onder water gezet. Waarfchynlyk is het, dat alle de eilanden der waereld van het vaetc land zyn afgefcheurd, door onderaardfche vuuren of door aardbeevingen. Het vermaarde eiland Atlantis, welks naam, zedert eenige duizenden van jaaren, niet meer in weezen is-, dan in een duiftere overlevering , door de Egyptifche Priesters aan plato overhandigd; Atlantis was, waarfchynelyk, eene groote Uitgeftrektheid lands, tusfehen Afrika en Amerika geleegen. Duizend omftandigheden geeven aanleiding om te vermoeden, dat Engeland voormaals aan Gallie of Frankryk behoorde. Klaarblykelyk is Sicilië van Italië afgefcheurd. De KaapVerdifche, de Azorifche en Kanarifche eilanden , als mede Madera, moeten behoord hebben tot de naastgelegene vaste kusten, of andere verdronkene landen. De laatere waarneemingen van Engelfche Zeelieden laaten bykans geen twyfel over, dat alle de ei. lan*  DER BEIDE INDIEN. $ landen in de Zuid-zee, in vroegere dagen, een eenigen klomp hebben uitgemaakt. Nieuw - Zeeland , het uitgeftrektfte deezer eilanden, is opgevuld met bergen, op welke de overblyfzels van uitgedoofde brandende bergen nog duidelyk voorhanden zyn. Deszelfs bewooners zyn baardeloos noch van een koperkleur, even gelyk de Amerikaanen; en niettcgenftaande den afftand van zes honderd tachtig mylen, fpreeken zy de zelfde taal, als de bewooners van het eiland Otahiti, door den Heer de bougainville ontdekt. Ontwyfelbaare gedenkftukken ftrekken ten bewyze deezer groote veranderingen. De aandagtige Natuurbefchouwer ontmoet des overal btyken. Schelpen van allerlei foorten ; koraalen ; oester - banken ; geheele of verminkte Zeevisfchen, in eene geregelde orde op elkander geftapeld in alle gewesten des Heelüls, op plaatzen het verst van de Zee afgeleegen, in de ingewanden en op de toppen der bergen; de onbeftendigheid van het vaste land, welk, geduurig beipoeld, geknaagd en verwoest door den Oceaan, welks beurtwislèlingen het ondergaat, van den eenen kant, misfchien, op een verren afftand onmeetelyke ftukken lands verliest, en'aan 'den anderen kant nieuwe landen aan ons oog ontdekt; onoverzienlyke zand-vlakten voor lieden , die voormaals vermaarde Zeehavens waren; de met den Gezigteinder evenwydige ligging van de aardbeddingen en de voortbrengzels der Zee, beurtelings op de zelfde wyze zamengevoegd , uit de zelfde ftoffen ^amengefleld, geregeld aan een kleevende A 3 door X. boek  GESCHIEDENIS X. BOEK. door de aanhoudende en agtereenvolgende werking der zelfde oorzaake ; de overeenkomst tusfchen kusten, door Zee-armen van elkander gefcheiden , alwaar men, van den eenen kant, uitfteekende tegenóver infpringende hoeken, aan den anderen kant, ontmoet, aan de regter hand van beddingen van het zelfde zand of de zelfde verfteeningen, evenwydig geplaatst met diergelyke beddingen, zich ter flinker zyde uitftrekkende; de ftrekking der bergen en rivieren na de Zee, als hunne gemeene bron; de wording van heuvelen en dalen, alwaar deeze onmeetelyke vloeiftoffe, om zo te fpreeken, de eeuwige indrukzels haarer golvingen heeft agter gelaaten: dit alles zegt ons, dat de Oceaan zyne natuurlyke grenzen heeft overfchreeden, of liever, dat hy onverzettelyke grenzen nimmer heeft gehad, en dat hy, naar goedvinden zyner onbeftendigheid, over den Aardbol befchikkende, denzelven aan zyne bewooners, beurtelings, ontnomen of weder gegeeven heeft. Welke ook de verborgene oorzaaken zyn mogen van deeze byzondere omwentelingen, welke, .klaarblykelyk, haare algemeene oorzaak hebben in de bekende wetten der algemeene beweeginge, haare uitwerkzels zullen •altoos zigtbaar zyn voor eenen iegelyk , die moeds en doorzigtigheids genoeg heeft om ze te willen en te kunnen zien.! Dit zal inzon* derheid waar zyn ten opzigte van de Antillifche eilanden, zo ras het door waarneemingen zal bekragtigd zyn, dat zy geweldige fchokken ondergaan 5 zo dikmaals de branden-  DER BEIDE INDIEN. ? dende bergen der Kordeliers ftoffen uitwerpen, of Peru door aardbeevingen wordt ge^ fchokt. Deeze Archipel, even gelyk die der Oostindiën, genoegzaam op de zelfde hoogten geleegen, fchynt geformeerd te zyn door de zelfde oorzaak, dat wil zeggen, door de beweeging der Zee van het Oost na het West; eene beweeging , medegedeeld door die, welke de aarde van het West na het Oost omvoert: eene beweeging, veel geweldiger by den Evenaar, alwaar de Aardbol, verheevener zynde, een grooter Cirkel befchryft, alwaar de Zee alle de Dyken, welke de aarde opwerpt, fchynt te willen verbryzelen, en zich eenen- onbelemmerden weg baanende, aldaar de Evennachtslyn te ftreepen. De ftrekking der Antilies , van Tabago beginnende, is, ten naasten by, Noord en Noord- Noord-West. Deeze ftrekking ftrekt zich van het een tot het ander eiland, maakende eene lyn, zich na het Noord-West krommende, en eindigt op Antigoa. Hier verkrygt de lyn eensflags een bogt, en in eene rechte ftreek na het West en NoordWest voortloopende, ontmoet zy, voor en naa, Porto-Rico, St. Domingo, en Cuba, bekend by den naam van Eilanden onder den wind. Deeze eilanden zyn van elkander gefcheiden, door kanaalen van verfchillendé breedte. Zommigen zyn zes, andere vyftien of twintig mylen wyd : maar in allen peilt men grond, op eene diepte van honderd, honderd twintig of honderd vyftig vadems. Tusfchen Granada en St. Vincent legt een A 4 ~ kiel- X. BOEK,  X. BOEK. § GESCHIEDENIS kleine Archipel van dertig mylen, daar men, op zommige plaatzen, geene tien vadems water peilt. . De ftrekking der bergen , met welke de Antilies zyn bedekt, loopt in de zelfde lyn, als die der eilanden ten opzigte van elkander. Deeze ftrekking is zo regelmaatig, dat zo men alleen agt gave op de toppen, zonder den voet in aanmerking teneemen, men dezelve zou houden voor een keten bergen, ,van het vaste land. af komftig, welker NoordWestlykfte voorgebergte Martinique is. Alle de bronnen , welke op de Eilanden boven den wind van de bergen afftroomen, loopen na het Westlykfte gedeelte deezer eilanden. De geheele Oostkust, dat wil zeggen, die kust, welke, volgens onze gistingen, ten allen tyde zee geweest is, is van loopend water geheel ontbloot. Geene bronwaters ftroomèn 'er van de hoogten na beneden. Ook zouden deeze wateren geen nut gedaan hebben: dewyl zy, naa eene geringe uitgeftrektheid lands zeer fnellyk doorftroomd te hebben, zich zouden ontlast hebben in de Zee. Op Porto -Rico, St. Domingo en Cuba ontmoet men eenige rivieren, hebbende haaren Mond aan den Noordkant, en haaren oorfprong op de bergen, zich van het Oost na het West, dat is, langs de geheele uitgebreidheid deezer eilanden , uitftrekkende. Deeze rivieren befproeien eene aanmerkelyke vlakke landftreek, welke, ongetwyfeld, door de Zee nimmer overftroomd wierdt. Van de andere zyde der bergen, aan den Zuid. tart  DER BEIDE INDIEN. 9 kant geleegen, welke met meer gewelds van de Zee befpoeld wordt,en daar zy merktekens van overflroominge overlaat, daalen op de drie eilanden verfcheiden fchoone rivieren af, zommige van welke wyd en diep genoeg zyn om van groote fchepen te kunnen bevaaren worden. Deeze aanmerkingen, welke fchynen te bewyzen, dat de Antilles door de Zee van het vaste land zyn afgefcheurd, worden bekragtigd door aanmerkingen van éen anderen aart, hoewel niet min befli^fende ten voordeele van deeze gisfing. Tabago, Margareta en Trinidado, eilanden naast aan het vaste land geleegen , leveren , even als de vaste kust, zagte boomen en wilde Kakao op. Deeze foorten worden niet, althans in geene groote menigte, gevonden op de eilanden aan den Noordkant geleegen. Men vindt 'er geen ander dan hard hout. Cuba, aan het ander uiteinde der Antilles geleegen, brengt, even als Plorida, waar van het, misfchien, is afgefcheurd, Ceder- en Cypresfeboomen voort, wier hout zeer bekwaam is tot den fcheepsbouw. De grond der Antilles is doorgaans een laag kley of derrie, meer of minder dik, op een fteenen pit of leevendige rots.: Deeze kley en derrie bezitten verfchillende hoedanigheden, meer of min bekwaam tot den groei der planten en gewasfen. Daar de min vogtige en vvryfbaarder klei zich vermengt met de bladeren en overblyfzels van planten, ontftaat eene laag aarde, dikker dan die men op de vette klei ontmoet. De ■A 5 der. X. BOEK.  io GESCHIEDENIS X. BOEK. derrie bezit ook haare eigenfchappen, volgens haare verfchillende hoedanigheden. Daar zy minder hard, minder gebonden en minder fponsagtig is, zonderen zich kleine Hukken af van een vierkante gedaante, die, hoewel altoos eenigzins veraart, nogthans een frischheid behouden , welke nuttig is voor de gewasfen. Dit noemt men in Amerika een puimfleenen grond. Overal daar de klei en derrie dus niet gefield zyn, wordt de grond onvrugtbaar, zo dra de laag, gevormd uit de ontbondene floffen der oorfpronklyke planten , vernietigd . is door de noodzaakelykheid om den grond te wieden , waar door de zoutagtige deelen aan de flraalert der Zonne te dikwyls worden bloot geileld. Dit is de reden, dat zulke gewasfen, welke minst behoeven gewied te worden, en wier plant met haare bladeren de groeigeevende zouten bedekt, de vrugtbaarheid bevorderen. Toen de Europeaanen allereerst op de Antilles aanlandden, vonden zy dezelve bedekt met hooge boomen, om zo te fpreeken, aan elkander vastgebonden door kruipende planten, welke, even als de klimop, om hoog klimmende , alle de takken omvingen en dezelve voor het oog verbergden. Deeze planten groeiden 'er in zulk eene menigte, dat zy moesten weggenomen worden, voordat men in de bosfchen konde doordringen. Om zyne buigzaamheid, kreeg dit gewas den naam van Liane. Deeze bosfchen, zo oud als de waereld, telden verfcheiden geflagten van boomen, welke, door eene zonderlinge voor-  DER BEIDE INDIEN. Jw voorkeuze der Natuure, zeer hoog waren opgefchooten, zeer recht, zonder eenige uitgroeizeis of gebrek waren. De jaarlyks afgevallene bladeren, derzelver ontbinding, als ■mede het vergaan der takken, door den tyd verrot, maakten op de oppervlakte der aarde een vetten mest uit, die, naadat zy behoorlyk was bewerkt, eene verbaazende vrugtbaarheid. gaf aan de nieuwe plantaadjen, welke op de oude volgden. In welken grond de boomen ook geplant wierden, hunne wortels fchooten doorgaans niet dieper dan op zyn meest twee voeten, en meestal niet zo diep, in den grond; doch zy ftrekten zich langs de oppervlakte uit, naar evenredigheid van het gewigt, welk zy moesten draagen. De overgroote droogte van den grond, in welken de overvloediglte regens zelden diep doordringen , dewyl de Zon dezelven binnen korten tyd in dampen doet vervliegen, en de aanhoudende daau-w, welke deszelfs oppervlakte bevogtigt, gaven aan de wortels eene met den Gezigteinder evenwydige, in plaats van op denzclven reebtilandige ftrekking, welke zy gewoonlyk ki •andere klimaaten aanneemen. De boomen, welke op de toppen der bergen en verheevene plaatzen groeiden, waren zeer hard. Zy hadden een gladden fchor-s, welke aan het hout vastkleefde. De Courbari, de Acajou, de Barata, het Yzer-.^en andere foorten van hout, konden bezwaarlyk -met de fcherpfte werktuigen gekloofd worden : het uitrooien of ontwortelen kan niet anders gefchieden, dan door ze te verbranden. X. BOEK  ii GESCHIEDENIS X. BOEK. den. Wanneer ze geveld waren, konden ze , naar believen des werkmans, met de zaag of byl, gefatzoeneerd worden. De zonderlingfte deezer boomen was de Acoma, welke, ter aarde gevallen zynde, verrot. De meeste waarde wierdt gehegt aan den Gomboom, welks ftam, vyf voeten over het kruis dik, en vyf en veertig of vyftig voeten hoog, gebruikt wierdt tot het vervaardigen van Canoes uit één geheel ftuk. De valeieri, altoos bevrugtigd ten koste der bergen, waren opgevuld met boomen van een zagt hout. Aan -den voet deezer boomen, groeïdén, in 't wild, de planten, welke de milde aarde, tot voedzel van 's Lands ■ inboorlingen, vóortbragt. Die het meest gebruikt wierden, waren de ■ Couch couch, de Igname, de Caraïbifche kool en de Pataten. Dit waren een foort van Aardappelen, groeiende aan den wortel van planten , welke langs den grond kroopen, doch die alle hinderpaalen wegruimden, onder welke zy fcheenen te moeten verflikt worden. De Natuur, welke overal eene zekere overeenkomst tusfchen het karakter der volken en de leevensmiddelen, tot hun onderhoud gefchikt, fchynt te hebben vastgefteld, hadt op de Antilles zekere peulvrugten voortgebragt, welke tegen de hitte der Zonne niet beftand waren, op koele plaatzen best tierden, geen oppasfen noodig hadden, en twee of driemaal in 't jaar vrugt gaven. De Eilanders dwarsboomden niet den onbelemmerden en vrywilligen arbeid der Natuure, door het eene voortbrengzel te verdel-  DER BEIDE INDIEN. 13 delgen, om meer kragts en leevens te geeven aan een ander. Zy lieten aan de aarde de zorge over, om de groeiende zouten te bereiden, zonder haar aan plaatze of tyd te verbinden om vrugten te draagen. Zonder keuze en in bekwaame jaargetyden de voort'brengzels plukkende, welke van zelve, ter vervullinge hunner behoeften, zich aanboodeh, hadden zy, zonder geregelde oeffening, opgemerkt, dat de verrotting der planten, welke wy onkruid noemen, noodzaakelyk was ter hervoortbrenginge der planten, welke voor hun dienftig waren. Nimmer waren de wortels deezer planten ongezond; doch raauw zeer laf zynde, hadden zy, zelf wanneer ze gekookt waren, weinig fmaaks, ten minflen zo ze niet met piment wierden toebereid. Wanneer zy gemengd wierden met Gember en de zuure vrugt eener plante, vry gelyk aan onze Zuuring, gaven zy een flerk vogt, dat de eenige gemengde drank der Wilden was. Dit vogt eenige dagen te laaten gisten in gemeen water, bloot gefield aan de flraalen eener brandende Zonne, was de eenige kunst, welke zy daaraan befleedden. Behalven de wortels , leverden de eilanden, ten dienfte hunner bewooneren, eene verbaazende verfcheidenheid van vrugten uit. Men vondt 'er, die niet zeer verfchilden van onze appelen, kerzen en abrikoozen; en wy bezitten niets in onze klimaaten, welk ons een denkbeeld kan geeven van het meerendeel der Antillifche fruiten. De nuttigfle van allen was de Eanane. In gedaante, groot. X. BOEK?  X. HOEK, 14 GESCHIEDENIS grootte en kleur, geleek zy naar onze komkommers ; de fmaak hadt veel overeenkomsts met dien van onze peeren; zy groeide op koele plaatzen , aan een zagten , fponsagti. gen ftam, ongeveer zeven voeten hoog. Deeze ftam verwelkte zo dra dei vrugt tot rypheid was gekoomen ; doch voordat zy afviel, zag men onder aan den grond een loot uitfpruiten, welk, naa verloop van een jaar, vrugt gaf, op zyne beurt verwelkte, en vervolgens, -op de zelfde wyze, op nieuw voortkwam. Eene byzonderheid, onzer opmerkinge waardig, is deeze, dat terwyl de verflindende plant, welke wy Liane genoemd hebben, ahe de onvrugtbaare boomen omvatte en in den groei belemmerde, op eenen afftand bleef van de zulken, welke vrugten droegen, fchoon verwardelyk en zonder orde onder de eerstgemelden geplant. De Natuur fcheen haar bevoolen te hebben, datgeen te eerbiedigen, *t geen zy tot voedzel der menfehen hadt gefchikt. Niet zo overvloedig waren de Eilanden bedeeld geworden van Moeskruidden, als van wortelen en boomvrugten. Porcelein en Waterkers waren het eenige, wat ze hier van bezaten. De andere foorten van leevensmiddelen waren 'er ook niet zeer overvloedig. Men vondt 'er geen tam gevogelte. Van de viervoetige dieren , allen goed om te eeten , hadden zy flegts vyf foorten, de grootfte van welke onze konynen weinig overtreffen. De Vogelen, iuisterryker doch min talryk in foor-  DER BEIDE INDIEN. 15 foor ten dan in. onze klimaaten, bezaten geene andere waarde dan hun pluimaadje: weinigen hadden die verrukkende ftemmen , welke het oor bekooren; allen, of althans verre de meesten, zeer mager zynde, waren niet zeer aangenaam van fmaak. De Visch was 'er bykans zo algemeen als in andere zeeën ; doch hy was doorgaans minder gezond en min fmaaklyk. 'Er kan bykans niet te veel gezegd worden van de heilzaamheid der planten, welke de Natuur op de Eilanden hadt voortgebragt, als geneesmiddels der niet zeer algemeene kwaaien hunner bewooneren. Hetzy men. ze uitwendig gebruikte, het zy men ze at, het zy men derzelver zappen gebruikte: altoos bragten zy de fpoedigfte en heilzaamfte uitwerkzels voort. De overweldigers deezer voormaals vreedzaame oorden , hebben deeze geneesmiddelen aangenomen, die altoos groen, en altoos in hunne volle kragt zyn; zy hebben dezelve gewaardeerd boven alle geneesmiddelen, welke Alle bekwaam was aan de overige gewesten des Heelals te bezorgen. Het gros der menfchen telt op deeze eilanden flegts twee jaargetyden; het drooge en het regenagtig faifoen. De Natuur, welke onophoudelyk werkzaam is, en haare verborgene werkingen onder een altyd- groen kleed bedekt, koomt hun altoos eenpaarig voor. Naauwkeurige waarneemers, welke •haaren voortgang befpieden in de gemaatigdheid van het klimaat, in alle de omwentelingen des tyds en der groeijinge, ontdekken, dat zy den zelfden weg bewandelt, als in X. BOEK  i<5 GESCHIEDENIS X KOEK. in Europa, hoewel op eene min zigtbaaré wyze. Deeze bykans onmerkbaare veranderingen zyn geene volkomene beveiliging tegen de gevaaren en ongemakken van een brandend klimaat, hoedanig, in de Verzengde Luchtflreeke, eigenaartig moet verWagt worden. Dewyl deeze eilanden geleegen zyn tusfchen de Keerkringen, is men 'er, met eenige veranderingen, uit de verfcheidenheid der ligginge en hoedanigheden van den grond ontftaande, bloot gefield aan eene gefladigö hitte, welke doorgaans toeneemt, van het opgaan der Zonne tot één uur naa den middag; doch vervolgens afneemt, naar gelang zy laager daalt. Zeer dikwyJs klimt de Thermometer vier en tachtig, zomwyleri zeven en tachtig graaden en een half bövert het Vriespunt. Niets is zeldzaamer dan een betrokken lucht, bekwaam om de hitte te temperen. Zomtyds, 't is waar, is de lucht * eert of twee uurert lang, met wolken be* dekt; doch 'er verloopen in een geheel jaar geene vier dagen, dat men de Zon niet ziet. De veranderingen, in de gemaatigdheid der lucht, ontflaan niet zo zeer uit de faifoenen, als door den wind. Overal daar hy niet waait, heerscht eene brandende hitte; en alle winden verkoelen niet: de Ooste winden alleen temperen de Warmte. De winden, welke uit het Zuidlyke of Westlyke gedeelte des hemels waaien, brengen weinig koelte aan. Doch zy zyn veel zeldzaamer en minder geregeld dan de Ooste winden. De boomen *  der Beïde INDIEN. 17 ïïiën-, aan dcszelfs werkinge bloot gefteld, zyn genoodzaakt hunne takken na het Wes^ ten te fchieten, in eene ftrekking, welke de eenpaarigheid , met welke dezelve geftadig waait> hun fchynt te geeven. In tegenftelling hier van, zyn hunne wortels fterker en langwerpiger onder den grond aan den Oostkant , als ware het om te verftrekken tot een fteunpunt, wiens tegenftand gelyk is aan de kragt van den heerfchenden wind. Ook heeft men opgemerkt, dat wanneer de Weste wind eenigzins flerk waait, de boomen ligt om verre worden geworpen; zodat het, om te oordeclen over de kragt van een Orkaan, niet genoeg is te weetcn , hoe veele boomen om verre gewaaid, maar ook, aan welke zyde zy ontworteld zyn. Van den Oosten wind worden twee aanhoudende oorzaaken aangeweezen , wier waarfchynelykheid zeer treffende is. De eerfte is, de dagelykfche beweeging, welke de aarde van het West na het Oost doet omwentelen, en die noodzaakelyk veel fneller is onder den Evenaar dan onder de Cirkels der breedte: dewyl de Evenaar, in den zelfden tyd , eene veel grooter ruimte moet doorloopen. De tweede oorzaak is, de hitte der Zonne, welke op den Gezigteinder fchynende, de lucht verdunt, en haar noodzaakt na het Westen te vloeien , naar gelange de aarde het Oosten nadert. Van hier dat de Ooste wind, welke op de Antilles niet vroeger dan ten negen of tien uuren in den voormiddag begint te waaien, zich verheft, naar maatc de Zon hooger bo- iV. deel. B ven X. boek.  X. boek] 18 GESCHIEDENIS ven den Gezigteinder klimt. Naar gelang zy daalt, gaat de wind leggen. Omtrent den avond wordt het ten laatften geheel ftil; doch alleen langs de kusten, en niet in volle Zee. De redenen van dit onderfcheid zyn klaarblykelyk. Naa Zonnen ondergang, moet de landlucht, welke nog lang verdund blyft, uit hoofde van de uitwaasfemingen, welke uit den verwarmden aardbol geftadig om hoog klimmen, noodzaakelyk na de Zeelucht te rug vloeien; en dit is het, 't geen doorgaans een Landwind wordt genaamd. Deeze waait 's nachts , en waait zo lang, tot dat de Zeelucht, door de warmte der Zonne verdund, op haare beurt na het land te rug ftroomt, alwaar de lucht door de koelte van den nacht verdikt is. Eindelyk heeft men opgemerkt, dat de Ooste wind geregelder en fterker waait in de Hondsda gen, dan op andere tyden, dewyl de Zon alsdan met meer kragts op de lucht werkt. Dus weet de Natuur zich zelf van de hitte van dit groote hemellicht te bedienen, ter verkoelinge dier gewesten , welke het verzengt. Dus gebruikt, in de Vuur-pompen, de kunst deeze hoofdftoffe, om geftadig met nieuw water de koperen kuipen te vullen, welke zy, door uitdamping, onophoudelyk, ledig maakt. De Regen is een ander middel om het klimaat der Amerikaanfche eilanden te temperen; doch dit gefchiedt niet overal op de zelfde wyze. Overal daar de Ooste wind geenen tegenftand ontmoet, dryft hy de wolken voort naar gelang zy opwaards klimmen,  DER BEIDE INDIEN. 19 men, en noodzaakt haar, boven de bosfchen of op de bergen, te breeken. Maar wanneer de Onweders te geweldi» zyn, of de vcranderJyke en kortduurende° Zuidfyke en Weste winden den Oosten wind overtreffen, dan begint het te regenen. Doch in andere gewesten der Antilles , alwaar de Ooste wind niet de overhand heeft, zyn de regens zo algemeen en zo overvloedig, voornaamlyk geduurende den Winter, welke duurt van het midden van Hooimaand tot aan het midden van Wynmaand, dat 'er, volgens de naauwkeurigfte waarneemingen, zo veel regenwaters in ééne week valt;, als in onze klimaaten in een geheel jaar. In plaatze van die zagte en lieflyke regens , met welke Europa zomwylen verkwikt wordt, vallen hier flortregens, welker gedruis zou gehouden worden voor dat welken alles hen af keerig maakte. Zy wierden ji overgehaald, door de veelvermogende woorden, || glory, vaderland en goud , om , ten getale II van twaalf honderd man, zeven Oorlogfche| pen te agtervolgen, in den jaare 1697, oni; der het opperbevel van pointis, uit Europa ; vertrokken, om de vermaarde Stad Karthagej na te belegeren. Dit was de moeilykfte on;i derneeming, die met mogelykheid , in de 1 nieuwe waereld, kon gedaan worden. De ge- X. boek.  So GESCHIEDENIS X. BOEK. gelegenheid dér haven, de fterkte der Stad 4 de ongezondheid van het klimaat, waren hinderpaalen, die voor alle menfchen, behalven de Vrybuiters, onoverkoomelyk fcheenen. Dus wierdt ook de eer des gelukkigen uitflags, met eenpaarige Hemmen, door alle Natiën, hun opgedraagen; doch van deszelfs vrugt wierden zy, cnregtvaardiglyk, beroofd. De fchraapzieke Generaal, die eenen buit hadt ingefcheept, welke veertig millioenen waardig gefchat wierdt, fchroomde niet, zo dra men was onder zeil gegaan, veertig duizend Kroonen, als hun aandeel, de zulken toe te leggen , welke zo veele fchatten hem hadden doen in handen vallen. De Vrybuiters, over deeze behandeling misnoegd, namen, op ftaanden voet, het befluit, om een aanval te doen op het fchip , de Schepter genaamd, op 't welk Pointis zich bevondt , en 't welk thans te verre af was van de overige fchepen , om tydige hulp te ontvangen. Deeze gierige Bevelhebber was op het punt van vermoord te worden, toen een der misnoegden riep : Broeders, waarom ons aan deezen Hond te wreeken ? wy hebben niets met hem te maaken. Hy heeft ons aandeel te Karthagena gelagten; van daar moeten wy het haaien. Deeze voorflag wierdt met toejuiching aangenomen. Eensflags volgde eene woeste vreugde op het knellend hartzeer, welk het gemoed deezer rooveren verteerde ; zonder verder raadpleegen, wendden zy alle hunne fchepen na de Stad. Het eerst, welke zy aldaar verrigtten, naa hunne aankomst, die zonder flag of itoot ge- fchied  'der beide INDIEN. 81 'fchied was, was, alle de inwooners in de Groote Kerk op te fluiten, 'en hen in deezervoege aan te fpreeken: „ Wy zyn niet onkundig, dat gy ons aanziet voor lieden, 5, zonder geloof en Godsdienst, eer voor 5, Duivels dan voor menfchen. De hoonen,, de bewoordingen, welke gy, van ons fpree„ kende, gebruikt, uwe weigering, om met „ ons te handelen van de overgaave Uwer j, Stad, zyn blykbaare bevvyzen van uwe ge„ voelens. Gy ziet ons met de wapens in „ de hand , bekwaam om ons te wreeken. ■„ De bleeke fchrik, op uwe aangezigten'gej, tekend, ïlrekt ten bewyze, dat gy de „ wreedfte ftrafoeffeningen verwagt, en uw <„ Geweeten zegt u, ongetwyfeld, dat gy ze „ verdient. Wy zullen u beter onderrigten', en doen weeten, dat de haatlyke naamen', 3, welke gy ons opdringt, óns niet voegen , „ maar deii Generaal, 'onder wiens opperbej, vel gy ons hebt zieh llryden. JDie trouw„ looze heeft ons bedroogen. Schoon hy „ aan onze kloekmoedigheid alleen de vero„ vering uwer Stad was verfchuldigd, heeft hy , nogthans, geweigerd, den buit met 5, ons te deelen, eh, door deeze onregtvaardigheid, ons in de noödzaakelykheid gebragt, om u andermaal te bezoeken. Tot „ ons eigen leedweezen zagen wy ons daar „ toe genoodzaakt; onze gerdaatigdheid zal 'er u van overtuigen. Wy geëven ons ,, woord, dat wy zullen aftrekken , op het oogeriblik -als gy ons vyf miliioenen Livres zult toegeteld hebben ; hier mede zullen wy ons vergenoegen. Doch zö gy een IV. deee. F „ zo X.. boek  2z GESCHIEDENIS X. SOEK. „ zo redelyken eisch afflaat, is 'er geene „ ramp, geen onheil, welke gy niet te vreezen „ hebt, zonder iemand des te kunnen be„ fchuldigen dan u zelve, en den eerloozen „ Pointis, welken wy belooven met alle mo„ gelyke vervloekingen te zullen ovcrlaaden". Naa deeze aanfpraak, klom de meest geziene Kerkelyke op den predikftoel, en Helde alle mogelyke wellpreekendheid te werke, om zyne toehoorders te overtuigen van de noodzaaklykheid, om al het goud, zilver en kleinoodjen, die zy nog bezaten, zonder iets agter te houden, over te geeven. Dewyl de geldzameling, op de Leerrede volgende,niet zo veel opbragt, als 'er geëischt was, wierdt 'er bevel tot de plondering gegeeven. Zy breidde zich, met weinig voordeels, uit van de huizen en kerken tot de graflieden, en eindigde met de pynigingen, welke men de voornaamfte ingezeetenen deedt ondergaan. Twee der aanzienlykfle burgers wierden gevat , en afzondcrlyk ondervraagd, waar 's Lands penningen en die der ingezeetenen verborgen waren. Zy betuigden het niet te weeten; doch met zo veel openhartigheids en onverzaagdheids, dat men niet kon befluiten hen te mishandelen. Nogthans vertoonde men den fchyn, als of men het ergfte met hun voor hadt, door het losfen van verfcheiden fnaphaanfehooten. Twee andere burgers wierden hierop ontbooden; hun gedrag, volmaakt eenftemmig met dat der eerften, wierdt gevolgd van de zelfde vertoonineen. 'Er wierdt verfpreid, dat allen vier ü het  DER BEIDE INDIEN. 83 het hoofd was voor de voeten gelegd, en dat een diergelyk lot wagtte op alle die geenen, welke in hun ftilzwygen halftarrig bleeven. Deeze afkondiging was van eene zeer goede uitwerkinge. Nog den eigenften dag, wierdt 'er ruim een millioen opgebragt. De volgende dagen leverden mede iets op. De gelukzoekers, ten laatfte wanhoopende, meer te zullen verzamelen by hetgeen zy reeds verkreegen hadden, begaven zich andermaal te fcheep. Het ongeluk wilde, dat zy eene vloot van Engelfchen en Hollanders , bondgenooten der Spanjaarden, ontmoetten. Verfcheiden Zeeroovers wierden genomen of nevens hunnen buit in den grond gefchooten; de overigen bergden zich op St. Domingo. Dit was de laatfte merkwaardige gebeurtenis van de Gefchiedenisfe der Vrybuiters. De verwydering tusfchen de Engelfchen en Franfchen, ten tyde van de onderneeminge des Prinfen van Oranje op de Kroon van Groot-Britannie, ontftaan; de gelukkige poogingen der Regeeringen van beide Natiën, in den bloei haarer Volkplantingen te verhaasten , door den arbeid deezer onderneemvolle luiden; het wys beleid, betoond in de meest gezienen onder hen een vast verblyf te doen neemen , door hen te bekleeden met burgerlyke of krygsampten; de befcherming, die zy, van tyd tot tyd, verpligt waren te verleenen aan de Spaanfche Bezittingen, welke zy, dus lang, verwoest hadden; de onmogelykheid, om de plaats van zo veele ongemeene lieden, welke dagclyks F 2 om- X. BOEIC.  X. BOEK. 84 GESCHIEDENIS omkwamen, te vervullen: alle deeze en* honderd andere oorzaaken fpanden te zamen, ter vernietiginge van het zonderlingfte genootfchap, welk immer hadt beflaan. Zonder vast ontwerp, zonder wetten, zonder ondergeschiktheid, zonder hulpmiddelen, wierdt het de verwondering zyner eeuwe, gelyk het die der naakoomelingfchap zyn zal. Ware het zo wel door den geest der veroveringe, als dien van rooflust beheerscht geworden , geheel Amerika zou voor hetzelve hebben moeten bukken. Engeland, Frankryk en Holland zonden, op onderfcheiden tyden, talryke vlooten na de nieuwe waereld. De ongemaatigdheid der luchtftreeke, gebrek aan leevensmiddelen, en de mismoedigheid der Troepen, deeden de best beraamde ontwerpen mislukken. Gcene deezer Natiën behaalde aldaar eer, geene maakte 'er een aanmerkelyken opgang. Op het tooneel haarer oneere, op de plaatzen , daar zy met fchande wierden te rug gedreeven, gelukte het een klein getal Gelukzoekeren, die geen ander hulpmiddel hadden om den Oorlog te voeren, dan den Oorlog zeiven, om allerwenschlykst te flaagen in de moeilykfte onderncemingen. Hetgeen zy in getal en vermogen te kort kwa-. men, vervulden zy door hunne werkzaamheid , waakzaamheid en ftoutmoedigheid., Eene onmaatige zucht tot onafhankelykheid I en vryheid verwekte en voedde in hun dieni nadruk en fterkte, welke bekwaam is omi alles te onderneemen en ten uitvoer te bren-. gen; die wakkerheid en overmagt, welke de: bestei  DER BEIDE INDIEN. 85 beste krygskunde, de vermogendfte zamenvoegingen , de best ingerigte Regeeringsvorm , de eerlykfte belooningen , de treffendfte eerbewyzen nimmer zullen te wege brengen. Het beginzel, welk deeze zonderlinge en ongemeene lieden bezielde, was niet gemaklyk te ontwikkelen. Men kan niet zeggen dat het behoefte was: zy betraden eenen grond, welke hun onmeetelyke rykdommen aanboodt, die onder hun oog verzameld wierden door menfchen, welke zy, in bekwaamheid , verre overtroffen. Was het Gierigheid? Zy zouden den buit van éénen Veldtogt niet op een eenigen dag verfpild hebben. Dewyl zy, om eigentlyk te fpreeken, geen Vaderland hadden, konden zy niet geagt worden, zich op deszelfs verdeediging, uitbreiding of wraake toe te leggen. De zucht na glory, zo zy dezelve gekend hadden, zou hen wederhouden hebben van die menigte fnoodheden en euveldaaden, die den luister hunner grootfte bedryven verdonkerde. De hoop op rust deedt de menfchen zich nimmer ftorten in een geduurigen arbeid en onbefchryflyke gevaaren. Welke waren dan de zedelyke oorzaaken, die aan de Vrybuiters een dus zonderling beftaan gaven? Die grond, alwaar de Natuur alle de onftuimige driften tot een eeuwig ftilzwygen fcheen veroordeeld te hebben ; alwaar de menfchen, uit eene hebbelyke flaapziekte, moesten opgewekt worden, door de dronkenfchap en onmaatigheid van vreugdefeesten ; alwaar zy leefden wel volF 3 daan X. BOEK.  X. BOEK. 86 GESCHIEDENIS daan over hunne rust en verveeling: deeze grond wordt eensflags bewoond gevonden van een doldriftig en opvliegend volk, dat, nevens de lucht van eenen brandenden dampkring, dc uitfpoorigheden van allerlei aandoeningen, de uitzinnige vervoering van alle driften, fchynt te ademen. Terwyl een hemel als van vuur de oude veroveraars der nieuwe waereld verzwakte; terwyl de Spanjaards, op dat oogenblik in hun Vaderland zo onrustig woelagtig, nevens de verwonnen Amerikaanen, een hebbelyke neerflagtigheid en werkeloosheid deelden; ziet men menfchen, uit de gemaatigdfte gewesten van Europa voortgekoomen , onder den Evenaar zeiven, aan de Natuur zelve onbekende kragten verkrygen. Wil men tot de bronnen deezer omwentelinge opklimmen , men zal bevinden, dat de Vrybuiters geleefd hadden in de banden der Europifche Regeeringsvormen. De fpringveer der vryheid , welke , eeuwen lang, in de gemoederen hadt gefpannen geftaan, hadt eene ongelooflyke kragt,en bragt de verfchriklykfte verfchynzels voort, welke in het Zedelyke nog niet waren waargenomen. Woelagtige en dweepzieke menfchen van alle Natiën , voegden , op het eerfte gerugt van den goeden uitflag , zich by deeze Gelukzoekers. De bekooring der nieuwheid; een hoog denkbeeld van, en de begeerte na verafgeleegen dingen; de benoodigdheid eener veranderinge van ftaat; de hoop op een beter fortuin; de natuurlyke aandrift, welke de verbeelding tot groote onderneemingen vervoert; de verwon-  DER BEIDE INDIEN. 87 wondering, die een fpoedig beweegmiddel ter naavolginge is, de noodzaaklykheid, om zwaarigheden te overwinnen, in welke de onvoorzigtigheid deedt nederftorten; de aanmoediging van het voorbeeld; de gelykheid van voor- en tegenfpoed tusfchen vryemedgezellen: in één woord , die kortduurende gisting, welke de Hemel, de Aarde, de Zee, de Natuur en de Fortuin verwekt hadden, in menfchen, beurtlings metgoudengefcheurde kleederen bedekt, in het bloed en den wellust gedompeld, maakte de Vrybuiters tot een volk , dat in de Gefchiedenis op zich i zelf Haat, maar een volk, welk flegts een ; oogenblik bloeide. Ondertusfchen is men gewoon, deeze roo- | vers ' met eene foort van verfoeijing te befchouwen. Deeze verfoeijing is regtmaatig, dewyl de getrouwheid, de belangloosheid, zelf de edelmoedigheid, welke zy onderling betragtten , niet wederhiel den de mishandelingen , welke zy . dagelyks der menschlykheid aandeeden. Doch kan men nalaaten, I te midden deezer euveldaaden, zich te verwonderen over een reeks heldhaftige bedryven, welke de dengdzaamfte volken tot eere . zouden geftrekt hebben? Eenige Vrybuiters hadden, voor eene be- : paalde fomme, zich verbonden, om een zeer ■; ryk gelaaden Spaansch fchip te geleiden. [ Een van hun beftondt het, zynen makkeren i den voorflag te doen, om eensflags hun for- 1: tuin te maaken, door zich van dit fchip te verzekeren. Zo ras hadt de vermaarde montauban, welke het bevel voerde over F 4 de X. BOlK.  boek. 88 GESCHIEDEN! S de bende, deezen voorilag niet gehoord ,. o£> hy wilde, zynen post nederleggen , en verzegt aan land gezet te worden. Hoe? onsv verlaaten! voerden hem deeze onverzaagde, luiden te gemoete. Is hier iemand, welke, zyne goedkeuring geeft aan de trouwloosheid, vau welk gy yst? Straks begon men, te raadpleegen ; en het befluit was, dat de. misdaadige , op. de eerfte kust, welke men, zou te zien krygen, zou aan land gezet, worden. Men verbondt zich onder Eéde, dat deeze trouwlooze guit nimmer zou. tocgelaaten worden in eene onderneeming, in welke iemand deezer kloeke mannen zich bevondt, die. door zyn gezelfchap ontëerd. wierden. Indien dit geene heldhaftigheid, zy, is het dan in eene Eeuw, in welke alles wat waarlyk groot is, onder den, naam. van. dweepery, in een befpottelyk licht wordt gefield, dat de Helden moeten gezogt worden? - Amerika haalde naauwlyks adem. Naauw-, lyks begon, men het genot te hebben van de nyverheid der Vrybuiters , in burgers en. Landlieden veranderd, of de oude waereld vertoonde het fchouwfpel eener fïaatsomwen-. telinge, welke de nieuwe waereld deedt beeven. Karel de II, Koning van Spanje, hadt zyne rustlooze dagen ten einde, gebragt. Zyne onderdaanen, overtuigd dat een Vorst uit het Huis van Bourbon alleen in Haat was, om de Monarchie in haar geheel te bewaaren, hadden hem, op 't laatst zyns leevens, gedrongen, den Hertog van Anjou tot zynen.' Opvolger te benoemen. Het denkbeeld,' van,  BER BEIDE INDIEN. 8$ van twee en twintig Kroonen overgebragt te zien in een Huis, een mededinger en vyand van het zyne 5 hadt hem in de diepfte zwaarmoedigheid gedompeld. Naa ontelbaare tweeftryden,'en befluitlooshedeu, befloothy, nogthans, tot eene daad van regtvaardigheid en grootmoedigheid, welke, van zyn zwak karakter, niet eigenaartig was te verwagten. Europa , zedert eene halve Eeuw, den hoogmoed, eerzucht en dwingelandy van lodewyk den XIV moede, vereenigde zyne kragten, om den aanwas eener reeds te geduchte magt te beletten. De magtloosheid, in welke het flegtfte Staatsbeftuur Spanje hadt gedompeld, de geest van kweezelary, en gevolglyk van zwakheid, welke toenmaals in Frankryk heerschte, deeden het Eedgenootfchap vöordeelen behaalen , van welke men weinig voorbeelden ontmoet in de vereeniging van verfcheiden Mpgenheden tegen eene eenige. Dit Eedgenoot'chap verkreeg eene meerderheid, die, door even. roemryke als voordeelige overwinningen,, in eiken veldtogt behaald , toenam. Eerlang hadden de twee Kroonen magt noch vermaardheid behouden. Tot overmaate van ongeluk, waren haare wederfpoeden het voorwerp der algemeene blydfchap; alle harten waren voor het medelyden geflooten. ' Engeland en de Vereenigde Gewesten,. naa. alyoprens hun bloed en fchatten, ten dienfte des Keizers, verfpild te hebben, moesten, ten laatfte, bedagt zyn op hunne eigen belangendie hen na Amerika riepen. Dit waerelddeel leverde hun voordeelige en F 5 ge- X. BOEK».  od GESCHIEDENIS X. boek, gemaklyke veroveringen op. Spanje hadt, zedert de vernieling zyner Galioenen te Vigos, geen enkel fchip; en voordat Frankryk die geduchte wederfpoeden hadt geleeden, welke het op den oever van zyn verderf bragten, hadt het zyne Zeemagt laaten vervallen. De grond van dit verkeerd gedrag was verre te zoeken. Lodewyk de XIV, in zyne jeugd greetig na allerlei foort van roem, was van oordeel , dat 'er iets zou ontbreeken aan den luister zyner Regeeringe, indien hy geene fchepen hadt. 'Er is grond om te gelooven, dat hy de Oorlogfchepen in geen ander licht befchouwde, dan als middelen, van welke hy zich wilde bedienen, om het voorwerp van de verwonderinge der Natiën te worden , Genua en Algiers te ftraffen, en den fchrik zyns naams tot aan de uiterfte grenzen des Aardryks te verfpreiden. Hadde hy de krygsmagt ter Zee mede begreepen onder de Mogenheid, welke hy wilde oprichten , hy zou, even als cromwel , de fcheepvaart hebben begunfligd , die, door den Koophandel, de Scheepsmagt voedt. Verkeerde inzigten deeden hem bezyden het fpoor dwaalen. Naar gelang zyne rustloosheid hem nieuwe vyanden verwekte, naar gelang hy zich genoodzaakt vondt, een grooter getal troepen op de been te houden, naar gelang de grenzen der Monarchie zich uitbreidden, en de Kasteelen menigvuldiger wierden, in die zelfde maate zag men het getal zyner fchepen verminderen. Hy was zelf niet bedagt op de noodzaaklykheid dee-  DER BEIDE INDIEN. or deezer uitgaaven, om een gedeelte der penningen in te trekken, welke gefchikt moesten worden tot het oprichten eener Zeemagt. De reizen van het Hof, nuttelooze of al te pragtige gebouwen, voorwerpen tot bloote vertooning of louter tot vermaak dienende , benevens veele andere beuzelagtige dingen, verzwolgen het geld, welk tot het onderhoud der Zeemagt wierdt vereischt. Van toen af wierdt deeze tak der Franfche Mogenheid verzwakt. Zy raakte ongevoelig in verval, en verdween, ten laatfte , ten eenemaale in de rampen des Oorlogs, over de Spaanfche Opvolging ontftaan. Omtrent deezen tyd, lagen de Bezittingen der beide Kroonen in de Westindiën geheel open en onverdeedigd. Ieder oogenblik waren zy in de verwagting, dat zy een prooi zouden worden van Groot-Britannie en de Vereenigde Provinciën, de eenige hedendaagfche Volken, die hunne ftaatkundige magt op den Koophandel hadden gebouwd. Onmeetelyke ontdekkingen, 't is waar, hadden in de handen der Castiliaanen en Portugeezen gefteld, den uitfluitenden eigendom dar rykdommen en voortbrengzelen, welke hun de heerfchappy des Heelals, indien deeze het konden geeven, fcheenen te bejooven; doch deeze Natiën, dronken van goud en bloed, hadden zelf niet den inval gekreegen, dat eene nieuwe waereld hunne magt in de oude moest onderfchraagen. De uitfpoorigheid en het misbruik van éen ontwerp, gebouwd op den invloed, dien Amerika in Europa konde geeven, deeden de En- X. BOEK.  boek. 92 GESCHIEDENIS Engelfchen en Hollanders in een gantsch N ftrydig uiterfte loopen. Deeze beide Natiën , welker eene in 't geheel geene, en de andere flegts middelmaatige natuurlyke voordeelen bezat , hadden , al vroeg, de waare beginzels des Koophandels begreepen, en ze gevolgd, met meer volftandigheids, dan de verfchillende omftandigheden, in welke zy zich hadden bevonden, haar fcheenen te belooven. Een toevallige zamenloop van omftandigheden de nyverheid van de armfte der twee Natiën in 't eerst hebbende opgewekt, zag zy zich fpoedig geëvenaard door haare mededingfter, die voortvaarender van aart was en kragtiger hulpmiddelen bezat. De ftryd der nyverheid, door den nayver verwekt, veraartte, wel haast, in heevige, langduurige en bloedige oorloogen. Deeze waren niet flegts vyandlykheden van het een tegen het ander volk; het was een haat, een wraaklust van den eenen burger tegen den anderen. De noodzaakelykheid dervereeniginge,orn Frankryk in bedwang te houden en te beteugelen, deedt deeze vyandlykheden opfchorten. Zommige, misfchien, te fchielyk op elkander volgende, te beflisfende voordeelen, deeden haare misnoegdheid herleeven. De vreeze, van over en weder elkanders grootheid te zullen bevorderen, deedt haar van allen inval in Amerika afzien. Koningin anna, eindelyk, het gunftig tydftip hebbende waargenomen, om een afzonderlyken vrede te fluiten, deedt zy zich voordeelen afflaan, welke de mededingende Natie verre ten ag- ter  DER BEIDE INDIEN. 93" 'ter liet. Van toen af aan wierdt Engeland alles, en Holland niets. De jaaren, welke op den Ütrechtfchen Vrede volgden, deeden het denkbeeld van de Gulden Eeuw herleeven in het Heelal, welk altoos vreedzaam genoeg zyn zoude, indien de Europeaanen, die hunne wapens en hunnen haat in alle de vier deelen der Waereld hebben overgebragt, deszelfs eenftemmigheid niet verftoorden. De velden wierden niet meer bezaaid met Lyken. De oogst des Landmans wierdt niet verwoest. De Schipper durfde zynen vlag vertoonen in alle Zeeën, zonder vreeze voor Zeeroovers. De Moeders zagen niet meer haare kinders uit haare huizen wegneemen, om hun bloed op te offeren aan de grilligheden eens zwakken Konings of eerzuchtigen Staatsdienaars. De Natiën vereenigden zich niet meer, om ten dienfte te ftaan aan de driften haarer Meesteren. De menfchen leefden eenigen tyd als broeders, in zo verre de hoogmoed der Monarchen en de gierigheid der onderdaanen het kunnen gedoogen. Schoon dit algemeen geluk het werk was van de zulken, die aan het roer der Staaten zaten, hadt, nogthans , de voortgang en bloei der algemeene reden daar aan eenig deel gehad. De Wysbegeerte begon te fpreeken van Menschlieveridbeid , welke het bedrog niet nalaat te noemen met den naam van de ftemme des oproers tegen den Godsdienst. De fchriften van etlyke verftandige mannen waren der menigte in handen gekoomen; deeze hadden de Zeden befchaafd. Dee- X. BOEK.  X BOEK. \ ] ] < J 94 GESCHIEDENIS Deeze gemaatigdheid hadt den gemoederen de liefde tot nuttige of vermaakaanbrengende Kunften ingeboezemd, en den aandrang, welken de menfchen, dus lang, gevoeld hadden, om elkander te vermoorden, ten minften verzwakt of verminderd. De bloeddorst fcheen gelescht, en alle Volken leiden zich toe, met groote wakkerheid en nieuwe kundigheden, op de voortzetting der bevolkinge , van den Akkerbouw en der nyverheid. Deeze werkzaamheid wierdt bovenal opgemerkt op de Antilles. De Ryken en Staaten aan het vaste land kunnen zich handhaaven, en zelf bloeien, terwyl het Oorlogsvuur in de nabuurfchap of op hunne grenzen is ontftoken: dewyl zy ten voornaamen oogmerken hebben, het bebouwen hunner landen en den bloei hunner handwerken, het verzorgen van noodig onderhoud en de binnen ■ landfche vertieringen. Dus is het niet gefchapen met de Bezittingen, welke verfcheiien Natiën , in den grooten Archipel van Amerika, hebben opgerecht. Het leeven en ie rykdommen zyn 'er even onzeker. Niets van 't geen tot 's leevens onderhoud voltrekt noodzaaklyk is, wordt aldaar ingezameld. De kleederen en de werktuigen tot ten Landbouw worden aldaar niet vervaariigd. Alle voortbrengzels dienen om na :lders verzonden te worden. 'Er heeft aleen eene veilige en gemaklyke gemeenfchap )laats met Afrika, met de Noordlyke kusten Ier nieuwe waereld, en voornaamlyk met Europa; deeze kan de genoemde eilanden de  DER BEIDE INDIEN. 95 de onbelemmerde verwisfeling bezorgen van het noodzaaklyke, welk zy ontvangen, en van het overtollige, welk zy geeven. Naar gelang deeze Volkplantingen meer hadden geleeden van den langduurigen en eislyken brand, welke alles hadt verflonden, hoe zy zich meer haastten om de breuke, in haaren voorfpoed gemaakt, te heelen. De hoop zelve , die men hadt opgevat, dat de algemeene verarming de rust beïlendig zoude maaken, gaf den minst vertrouwenden kooplieden moed, om den Volkplanteren penningen te verfchieten, zonder welke, in weerwil van zo veele en groote omzigtigheden, het geluk, noodwendig, met Iangzaame fchreeden zou gevorderd zyn. Deeze middelen van onderftand verzekerden en vergrootten den voorfpoed der eilanden, wanneer men, in den jaare 1739, eene wolk zag fcheuren, welke al zints langen tyd gedreigd hadt, en de rust des Aardryks verftoórde. De Engelfche Volkplantingen, inzonderheid Jamaika, hadden, met de Spaanfche Bezittingen in de nieuwe waereld, eencn fluik-of kusthandel begonnen, welke eene langduurige gewoonte hen als geoorloofd deedt befchouwen. Het Hof van Madrid, beter onderrigt wegens zyne belangen, beraamde eenige maatregels, om deezen handel, zoniet geheel te beletten, immers te verminderen. Misfchien was het Ontwerp niet onvernuftig ; maar tot deszelfs uitvoering wierdt groote naauwkeurigheid vereischt. Indien . de fchepen, geichikt om deezen ongeoorlof- den X. BOEK  BOEK. 96 GESCHIEDENIS den handel te beletten, zich-vergenoegd hadden met het aanhouden der fchepen, welke dien dreeven , zy zouden weezenlyken lof verdiend hebben. Het misbruik, onaffcheidbaar verknogt aan alle gêwelddaadigé middelen , de verleiding des voordeels, en misfchien de geest van wraaklust, bragten té wege, dat, onder voorwendzel van fluikhandel, verre van de verdagte kusten, bok zulke fchepen wierden genomen, die 'een wettigen en geoorlofden handel dreeven. De Engelfche Natie, die , haare veiligheid , haare magt en haaren roem Hellende ïn den koophandel, het beteugelen haarer overweldigingen 'met ongeduld géleeden en aanfehouwd hadt, was zeer misnoegd over de gewelddaadighcden, welke de paaien van het regt der Volken overfchreedden. Té Londen en in het Parlement hóórde men niets dan klagten tegen den uitlandcr, die ze pleegde, dan fmaadredenèn 'tegen hét Ministerie,' welk ze dulde. Robert walpole , die, zedert langen tyd, Groot-Britannie hadt geregeerd met eene gemoedsneiging en bekwaamheden , beter voor den Vrede dan voor den Oorlóg gefchikt, én de Raad van Spanje, die, naar maate het ohweder nader kwam, minder wakkerheids liet blyken, zogten gelykerhand na middelen van bevrediginge. De zulke, welke uitgedagt en getekend wierden te Pardo, Waren niét naar den fmaak van een volk, even zeer ontdoken door zyne belangen, door zyne misnoegdheid, door den geest van party^ zucht, en voörnaamlyk door ftaatkundige fchrif-  dér beide INDIEN. gf ïchriften, welke met fnelle fchreden op elkander volgden*. Dagelyks ziet Engeland eene menigte boeken ten voorfchyn koomen, in welke, alles wat de Natie betreft, vrymoedig wordt behandeld. Onder deeze fehriften , ontmoet men 'er met veel bondigheids gefchreeven, gevloeid uit de pennen van fchrandere vernuften , van kundige en y verige burgers. Hunne raadgeevingen dienen ter onderrigtinge van het algemeen omtrent zyne belangen, en ter beftuuringe der Regeeringe in haare werkzaamheden. Weinige heilzaame fehikkingen, raakende het inwendig Ryksbeftuur, zyn 'er in den Staat bekend, welke niet aan de hand gegeeven, overwogen of tot volmaaktheid gebragt zyn, in 't een of ander deezer fehriften. Ongelukkig het volk, welk zich van dit voordeel berooft! Doch tegen één verftandig man, die weezenlyke kundigheden verfpreidt, worden 'er ontelbaare Schryvers gevonden , die, deels uit misnoegdheid op de hooge Amptenaars, deels om den fmaak der Natie te ftreelen, deels om perfooneele redenen , vermaak ftellen in het beroeren der gemoederen. Het middel, van welk zy doorgaans zich bedienen, is, de eifchen van hun Land over de juiste paaien uit te ftrekken, en zelve als klaarblykelyke overweldigingen te doen befchouwen, de geringfte behoedmiddelen,- welke andere Mogenheden gebruiken, ter handhaavinge haarer bezittingen. Deeze vergrootingen, met partydigheid en valschheid vervuld, verfpreiden be^ grippen, en grondvesten vooroordeelen; dit IV. deel. G heef? X. boeï&  X. BOEK. i i i 9B GESCHIEDENIS heeft ten gewoónen gevolge, dat zy de Natie in eenen flaat van geduurigen oorlog mefc de nabuuren onderhouden: Indien de Regeering, begeerig om het evenwigt van regtvaardigheid tusfèhen haare onderdaanen en de vreemdelingen te handhaaven, weigeragtig is om aan volksdwaalingen het oor te leenen en zich daar naar te gedraageh-, wordt zy daar toe genoodzaakt. Het Londenfche graauw, het lïegtfle van het gantfche Heelal , gelyk het Engelfche volk, in een flaatkundig licht befchouwd, het eerfte volk der waereld is, onderfteund door twintig duizend jongelingen van goeden huize, in den koophandel opgebragt, beflormt, door een woest gefchreeuw en bedreigingen, den Grooten Raad der Natie, en befluurt deszelfs raadpleegingen. Dikwyls wordt dit geroep verwekt door eenen aanhang van 't Parlement zelve. Deeze veragtlyke luiden, eenmaal in beweeging gebragt, hoonen en fmaaden den besten burger, dien men by hen heeft weeten verdagt te maaken, fteeken zj-n buis in brand, eh fmaaden op eene fchandelyke wyze de geheiligdfte hoofden. Zy laaten niet af, voor en aleer zy het Ministerie alle hunne woede hebben doen aahneemen. Deeze middelbaare, hoewel beflisfende, invloed van den koophandelDp de Staatsbefluiten, was, misfchien, nimner zo in 't oogloopende, als op het tyd[lip, daar wy thans van fpreeken. Engeland begon den Oorlog met de blyk5aarfle tekens van overmagt. Het hadt een jroot getal matroozen. Zyne Magazynen wa-  der beide INDIEN. 99 waren opgevuld met krygsbehoeften, en op de Werven wierdt fterk getimmerd. Zyne Eskaders, volkomen gewapend , en onder het bevel van wel ervarene Vlootvoogden, wagtten flegts de noodige bevelen af, om den fchrik en roem van hunnen vlag na de tiiterfte grenzen des Aardryks over te brengen. Men zal wAlpole niet befchuldigen, zyn Vaderland te hebben verraaden, zo groote voordcelen verwaarloozende. Hy moet boven allen vermoeden geweest zyn, dewyl hy niet van omkoopinge wierdt befchuldigd, iri een land , alwaar men menïgmaalen deeze befchüldigingen heeft opgeworpen, zonder daar aan geloof te flaan. Nogthans was zyn Ïedrag niet geheel zuiver van alle betigtingen. )e vreeze, van te zullen ingewikkeld worden in belemmeringen, die zyn ftaatsbeftuur in gevaar zouden brengen; de verpligting, öm tot krygstoerustingen te gebruiken de fchatten, welke, dus lang,gediend haddenorri aanhangers te koopen; de noodzaaklykheid, öm nieuwe belastingen te vorderen., welke den afkeer, dien men voor zyn perfoon ëri beginzels hadt opgevat, ten hqogften toppunte moésten doen opklimmen ; alle deeze en eenige andere bedenkingen deeden hem in heillooze befluitloosheden vervallen. Nutloos verfpilde hy eenen tyd, welke altoos dierbaar, en in onderneemingen ter Zee vooral beflisfende is. De Vloot van vernon, naa Porto -Belle' verdelgd te hebben, ftoottehet hoofd voor Karthagena, meer door de öngemaatigdheid Van het klimaat, en het misverliahd en dë G 2 dn' boek;  ioo GESCHIEDENIS X. BOEK» onbedrevenheid der Operhoofden, dan door de dapperheid der Bezettinge. Anson zag zyne vloot vergaan op Kaap Hoorn, welke hy, eenige maanden vroeger, zonder gevaar zou rond gevaaren hebben. Indien men oordeelt over 't geen hy zou hebben kunnen doen met een Eskader, uit hetgeen hy gedaan hadt met één fchip, zou men mogen befluiten, dat hy de Spaanfche heerfchappy in de Zuid-zee ten minften zou hebben doen wankelen. Een Bezitting, op het eiland Cuba ondernomen, was van eene heillooze uitwerkinge. Zy, die 'er eene ftad wilden bouwen, vonden 'er hun graf. De Generaal oglethorpè was, naa verloop van acht en twintig dagen, verpligt, het beleg op te breeken van. het Fort St. Augustyn, op het eiland Florida, welk met veel kloekmoedigheids wierdt verdeedigcf, door manuel montiano , dien men den tyd hadt gegeeven om zich te wapenen. Hoewel de eerfte onderneemingen der Engelfëhen tegen Spaanseb Amerika vrugtIoos waren afgefoopen, was men, nogthans, aldaar niet gerust. Zy hadden hunne Zeemagt, hun eigenaar tig karakter en hunnen Regeeringsvorm behouden; drie groote hulpmiddelen', welke fchrik aanjaagden. Vrugtloos voegde het Hof van Verfailles zyne Zeemagt by die', welke het Hof van Madrid konde in het werk ftellen. Deeze verbintenis deedt de ftoutmoedigheid des gemeenen vyands niet verminderen, noch Helde de gemoederen, door de vreeze te zeer neergefla.gen, gerust. Gelukkig voor de beide Natiën en  der beide INDIEN, ioi en voor dit gedeelte der waereld, hadt de dood van Keizer karel den VI in Europa een feilen oorlog ontftooken , welke, om zeer twyfelagtige belangen , de Britfche legermagten aldaar deedt blyven. De vyandlykheden, welke , in de afgeleegene gewesten , met zo veel toeftels waren begonnen, liepen ongevoelig., van weerkanten, op eenige Zeerooveryen uit. 'Er viel niets van gewigt voor, dan de verovering van het Eiland Royal, welke de visfehery, den koophandel en de volkplantingen van Frankryk aan de grootfte gevaaren blootftelde. Deeze Mogenheid herkreeg by den Vrede eene zo dierbaare Bezitting; doch het verdrag, door welk het dezelve wederkreeg, wierdt niet minder algemeen gelaakt. De Franfchen, altoos bezield met dien Riddergeest, welke zo langen tyd de fchitterende dwaasheid van geheel Europa was, rekenen hun bloed duur genoeg betaald, wanneer het de grenzen van hun Vaderland heeft uitgezet; dat wil zeggen, wanneer zy hunnen Vorst in de noodzaaklykheid hebben gebragt om hen flegter te beftuuren; en zy houden hunne eer voor verlooren, indien hunne bezittingen in den zelfden ftaat blyven als zy voormaals waren. Deeze veroveringsdrift, welke men in de barbaarfche tyden moet infehikken, doch waar over de verlichte Eeuwen niet behoorden zich te fchaamen, deedt het Akenfche Verdrag van de hand wyzen, waardoor het Huis van Oostenryk in het bezit herfteld wierdt van alles, 't geen hetzelve was ontnomen. De G 3 Na, X.) boek.  X » las GESCHIEDENIS Natie, te beuzelagtig en ligtvaardig, on* ftaatkundig te zyn, wilde niet zien, dat men, door het vastftellen van een eigendom in Italië, hoedanig dezelve ook zyn mogt, voor den Infant Don philippus, zich verzekerde van de verbintenisfe met Spanje, waar aan het wierdt overgelaaten om te twisten over gevvigtige belangen met het Hof van Weenen; dat men zich den Koning van Pruisfen tot borg kiezende voor Silefie, in Duitschland twee mededingende Mogenheden vastftelde, de dierbaare vrugt van twee Eeuwen overdenkens en werkens; dat men Fryburg en de geüegte fteden in Vlaanderen wëdergeevende, zich , den weg baande tot gemakjyke veroveringen , indien de woede des' Oorlogs op nieuw een aanvang nam, en de, gelegenheid om ten allen tyde vyftig duizend man van de Landtroepen af te danken : eene bezuiniging, welke op de Zeemagt kon en moest overgebragt worden. Genomen, derhal ven, dat Frankryk zich ï>kt hadt behoeven te bemoeien met zyn binnenst gedeelte, welks verval het hoogfte toppunt .hadt.bereikt; genomen dat zyn Credit en Koophandel niet waren bedorven geweest; genomen dat eenige van zyne voorriaamfte provinciën niet tot dien ftaat van armoede waren vervallen, dat ze gebrek aan brood hadden ; genomen dat het de haven van Canada niet hadt yerlooren; genomen haar dien haat hervat hebben , dien men lodewyic den XIV hadt gezwooren; en Eedgenootfchappen, meer dan immer te duchten, zouden het noodzaaklyk gevolg worden van deeze begrippen? Deeze algemeene gemoedsneiging was veel bekwaamèr om de grootheid van het nieuwe Huis van Oostenryk te doen herleeven, dan de herovering van een afgeleegen, klein en altoos open grondgebied. Men moet, -t is waar, vry goede gedagten gehad hebben van den Franfchen Gevolmagtigde, welke de Vredehandeling uitvoerde, en van den Staatsdienaar, die dezelve befluurde, om van begrip te zyn dat zy den knoop zouden ontwikkeld hébben. Wy zulte*  der beide INDIEN. 105 len zelf niet fchroomen te verzekeren, dat deeze twee Staatsmannen in 't geheel op geene vergrooting of uitbreiding dagten. Maar zouden zy de zelfde bedrevenheid in de Staatkunde ontmoet hebben in den Raad, dien zy rekenfchap van hunne verrigtingen moesten geeven? Dit durven wy niet bepaalen. Iti 't algemeen zyn alle Ryken en Staaten der waereld geneigd om zich uit te breiden , en het is de aart van Frankryk om zulks te wenfehen. Wat 'er ook zy van deeze aanmerkingen, men moet bekennen, dat de hoop der twee Franfche Staatsdienaaren, die den Vrede getroffen hadden, verydeld wierdt. Hét voornaamst doelwit hunner handelingen was, het behoud der gedreigde Volkplantingen, en men verloor deeze bron van een onbepaalden rykdom uit het oog, zo ras het gevaar voorby was. Frankryk hieldt ontelbaare troepen op de been, maakte verbintenisfen in het Noorden en Zuiden van Europa, hieldt in foldy een gedeelte van Duitschland, en gedroeg zich even eens, als hadt een ander karel de V zyne grenzen gedreigd, of een ander philippus de II het hart zyns gebieds door zyne ftaatkundige listen ontrust. Het zag niet, dat het eene ontwyfelbaare meerderheid bezat aan het vaste land, en 'er geene Mogenheid was, welke het alléén beftaan durfde hetzelve aan te tasten; en dat hetgeen hy de jongfte Vredehandeling was gebeurd, de vereeniging van verfcheiden Mogenheden onmogelyk hadt gemaakt. Duigend angstvalligheden, de eene beuzelagtiger X. boek:.  X. BOEK. io6 GESCHIEDENIS dan de anderematten hetzelve af. Zyne vooroordeelen verhinderden het te bemerken, dat het niet meer dan één vyand hadt, zyner opmerkinge waardig, en dat-deeze vyand alleen door talryke vlooten kon in bedwang gehouden wórden. De Engelfchen , meer geneigd om zich te bedroeven over den voorfpoed van anderen, dan om hunnen eigen te genieten, willen niet flegts ryk zyn; zy willen alléénrykzyn. Hunne eerzucht beflaat in 't winnen, gelyk die van Rome beftondt in 't heerfchen. Zy zoeken eigenlyk niet hunne heerfchappy, maar hunne Volkplantingen uit te breiden. Alle hunne Oorlogen hebben hunnen Koophandel ten oogmerke; en de begeerte, om dien, met uitfluiting van alle andere volken, aan zich te trekken, heeft hen groote dingen en groote onregtvaardigheden doen begaan. Deeze drift is zo geweldig, dat zy zelf hunne Wysgeeren heeft te onder gebragt. De vermaarde robert bóyle plag te zeggen,; dat het góed was, dat den Wilden het Euahgelie wierdt verkondigd: om reden dat al leerden zy niet meer van den Christlyken Godsdienst, dan zy noodig hadden om niet meer naakt te loopen, maar zich te kleeden, dit een groot voordeel voor de Engelfche handwerken zyn zoude. • Dusdanig een ontwerp, dat de Natie niet uit het pog heeft verboren, openbaarde zich,_ in den jaare 1755, met minder omzigtigheids, dan het, dus lang, zich vertoond hadt. Het bearbeiden der Franfche Volkplantingen, wier fpoedige aanwas alle opletten-  D ER BEIDE INDIEN. IOJ j tende gemoederen deedt verbaasd ftaan, deedt den Engelfchen nayver herleeven. i Deeze drift, nogthans, zich fchaamende zich openlyk te vertoonen, bedekte zich, eenigen tyd, in de fchaduvven der verborgenheid; en een volk, moedig of zedig genoeg om de Vredehandelingen te noemen het fcbut gevaarte zyner vyanden , verontwaardigde zich niet, alle de omwegen, alle de listen der doorfleepenfte Staatkunde te gebruiken. Frankryk, verfchrikt door de wanorde zyner geldmiddelen , bevreesd door het klein getal zyner fchepen, en de onervarenheid zyner Admiraalen, verleid door de zucht tot ledigheid, vermaak en den vrede, onderfteunde de poogingen , aangewend om het pp den tuil te houden. Vergeefs vertoonden eenige kundige mannen zonder ophouden, dat Groot-Britannie den Oorlog begeerde , en dien moest begeeren ; dat het genoodzaakt was denzelven te voeren, voordat de krygsmagt ter Zee van zynen mededinger de zelfde vorderingen hadt gemaaktals zyne eigen Koopvaardy- Zeemagt. Deeze bezorgdheden fcheenen ongerymd , in een land, alwaar men, dus lang, den Koophandel flegts by wyze van naavolginge hadt ge; dreeven; alwaar men dien allerlei ftrikken ;! hadt gefpannen; alwaar men denzelven onI pphoudelyk aan 's Lands middelen hadt opI geofferd; alwaar men zich op deszelfs bel fcherming nimmer met ernst hadt toegelegd; | alwaar men, misfchien, onkundig was, dat i men in het bezit was van den rykften KoopI kandel van het Heelal, De Natie, die aan X. BOEC.  ioS GESCHIEDENIS X SOEK. de Natuur verfchuldigd was, een voortreft©- 4 lyken grond; aan het Geval, ryke Volkplan- j-J tingen; aan haare leevendige en leidelyke il aandoenlykheid, den fmaak voor alle Kun- \\ ften, die de genietingen veranderen en ver- I menigvuldigen; aan haare veroveringen, aan 1 haaren Letterroem, aan de verdryvinge zelve | der Protestanten, welke zy het ongeluk hadt | gehad om te verliezen, de overal heerfchen- 4 de zucht om haar naa te volgen: deeze Na- | tie, die al te gelukkig zyn zoude, indien I men haar zulks veroorloofde, wilde niet I zien, dat zy iets van haare voordeelen kon 1 verliezen, en liet zich, zonder naadenken, I mede fleepen door de kunftenaaryen, welke I men te werk ftelde om haar in flaap te wie- I gen. Zo ras Engeland het veinzen niet 1 meer noodig rekende, maakte het een aan- . vang met de vyandlykheden, zonder haar te laaten voorafgaan van eenige der plegtighe- [ den, onder de befchaafde volken gebruik- \ lyk. Genomen zelf, dat de Oorlogsverklaring niets anders ware, dan eene bloote pligtpleeging tusfchen Natiën, die, misfchien, elkander niets zyn verfchuldigd , zo ras zy malkander willen vermoorden; is het, nogthans, eene in 't oog loopende waarheid, dat het Britfche Ministerie meer dan een bloot vermoeden hadt van de berispelykheid zyner handelwyze. De befchroomdheid zyT ner maatregelen, de bedremmeldheid in zyne verrigtingen, de veelvuldige veranderingen in zyne verdeedigfchriften, het belang, welk hef vrugtloos ftelde, om eene zo fchande- !yke  der beide INDIEN. lop- jyke inbreuk door het Parlement te doen goedkeuren: deeze en honderd andere dingen openbaarden een fchuldïg geweeten. Indien, in deeze zwakke beftuurders eener groote Mogenheid, de ftoutmoedigheid, om de misdaad te pleegen, de afkeerigheid van de deugd geëvenaard hadde, zy zouden het uitgebreidst ontwerp beraamd hebben. Door de Franfche fchepen op de kusten van Noord-Amerika onwettig te doen aantasten „ zouden zy het zelfde bevel, ten aanzien van alle de Zeeën der Waereld, hebben gegee* ven. De verdelging van de eenige magt, die bekwaam was om eenigen tegenftand te bieden, was het noodzaaklyk gevolg eener zo veel vermogende zamenvoeginge. Haar val zou de andere Natiën verfchrikt hebben; en de Engelfche-vlag zou zich flegts hebben moeten vertoonen, om in het gantfche Heelal de wet te ftellen. Een luistervolle en beflisfende uitflag zou der blinde menigte de oogen hebben doen fluiten voor de fchending van het openbaar gezag , en dezelve geregtvaardigd hebben in de oogen der Staatkunde; het geroep der onkunde en der eerzucht zou de ftemme der verftandigen verdoofd hebben. Een flaauwhartig, maar altoos onregtvaardig gedrag, bragt tegenftrydige uitwerkzels te wege. De Geheime Raad van george den II wierdt van geheel Europa gehaat en veragt. De voorvallende gebeurtenisfen vart dien tyd onderfteunden deeze begrippen. Frankryk, hoewel onverwagt overvallen, zegepraalde op Canada, behaalde ter Zee een X» boes ;  iio GÈSCHIÈDÈNIS boek. een aanmerkelyk voordeel, veroverde Minorka, en dreigde zelf Londen. Zyn vyand bemerkte toen, 't geen de Verreziende vernuften, zelf in Engeland, al zedert lang, gezegd hadden, dat de Franfchen de kunst hadden uitgevonden om de uitérften met elkander te Vereenigen; dat zy te zamen paarden deugden en ondeugden, trekken van zwakheid en magt, welke altoos als onbegaanbaar waren aangemerkt; dat zy vérwyfd, maar tevens dapper waren; even zeer gefield op het vermaak als op de eer; ernilig in beuzelingen en vrolyk in ernflige zaaken; altoos gereed ten oorloge en vaardig in den aanval: in één woord, kinders, even als de Atheners, zich laatende flingeren en in drift vervoeren om waare pf valfche belangen ; begëerig om te ónderneemen en voort te gaan, hoedanige ook hunne leidslieden zyh mogen, en zich troostende in alle hunne wederfpoeden met den geringflen goeden uitfiag. De Engelfche aart, welke , volgens de gemeenzaame maar kragtige uitdrukking van s. wift, altoos in de kelder of op de zolder is, en nimmer de middelmaat heeft gekend, begon toenmaals te zeer te vreezeri eene Natie, welke hy onregtvaardig hadt veragt. De mismoedigheid nam de plaats in der vermeetelheid. De Natie , bedorven door het te groot vertrouwen, welk zy in haaren rykdom hadt gefield; vernederd door het invoeren vari vreemde troepen , en het zedelyk karakter en de onbekwaamheid der geenen, die over dezelve het bevel voerden; verzwakt door | den  DER BEIDE INDIEN. III den wederzydfchen tegenftand der verfchillende aanhangen, die, onder een vry volk, In Vrede deszelfs vermogens te werk ftellen, maar in tyd van Oorlog ze aan hetzelve beneemen : de Natie, bezoedeld , verflomd , onzeker, zuchtte even zeer onder de onheilen, die zy leedt, als over de zulke, welke zy voorzag, zonder 'er op bedagt te zyn om de eéne af te weeren en de andere te wreeken. Al de yver, aangewend ter algemeene verdeediginge, bepaalde zich tot het heffen van onmeetelyke onderftandgelden. Men fcheen niet te weeten, dat de lafhartige gereeder is dan de dappere, om zyne beurs te openen, ter afwendinge des gevaars; en dat in den toeftand , in welken men zich bevondt, de vraag niet was om te weeten, wie betaalen, maar wie vegten zoude. De Franfchen, van hunnen kant, waren verblind door eenige voorfpoeden, welke niets beflisten. De bedremmeling van hunnen vyand voor een betoogend bewys zyner zwakheid houdende, wikkelden zy zich dieper, dan hun toeftand gedoogde, in de onlusten , welke Duitschland begonnen te verdeelen. Een Ontwerp, dat hen met fchande moest bedekken, indien het niet gelukte, en hunne magt verdelgen, indien het wel flaagde, maakte hen ylhoofdig. Hunne ligthartigheid deedt hun vergeèten, dat zy, eenige maanden vroeger, den geoeffenden en moedigen Staatsman hadden toegejuicht, die, omeenen Oorlog te lande af te weeren, welken eenige Staatsdienaars, wanhoopende den Oorlog te wa- BOEK»  m GESCHIEDENIS X; BOEK. water te kunnen voeren, wilden beginnen $ met drift en verzekerdheid hadt gezegd i Myne Heeren, laat ons, zo veelen thans in den Raad vergaderd zyn, na buiten gaan, en met de toorts in de band alle onze fchepen in brand jleeken, indien ze alleen dienen om ons te doen befpotten, en niet om ons te verdeedigen. Deeze Staatkundige verblindheid deedt hen in de diepte nedervallen. By de dwaalingen vaa het Cabinet, voegden zy misflagen in den kryg. De listige treken van het Hof beftuurden het gedrag der Legers. Eene geduurige verandering van Legerhoofden fleepte een reeks van ongelukken mede. Dit oppervlakkig en ligtvaardig volk zag niet* dat, onderfteld zynde, 't geen onmogelyk was, dat alle de geenen, dien zy, van tyd tot tyd, het beftuur over de krygsverrigtingen opdroegen j genoegzaame bekwaamheid hadden, zy, egter, niet met voordeel konden worftelen tegen een man van vernuft, die geleid wierdt door een man van onge* meene bekwaam- en kundigheden. De rampen, welke het leedt, maakten geene verandering in zyn gedrag. De verwisfelingen der Legerhoofden namen geen einde. Terwyl de Franfchen dus wankelden , gebeurde het dat het Engelfche volk, van neerflagtigheid tot woede overflaande , een Staatsdienaar verdreef, die met regt gehaat wierdt, en in het bewind der zaaken ftelde eenen man, even zeer een vyand van flaauwhartige befluiten , van het Koninklyk -voorregt en van Frankryk. Schoon deeze keuze het werk was van dien geest van party-  der beide INDIEN. i13 Èyzucht, welke in Groot-Britannie alles uitwerkt , was zy , nogthans, zodanig als de tegenwoordige omftandigheden vorderden. William pitt, van zyne jeugd af geëerbiedigd in de drie Koninkryken, om zyne eerlykheid, zyne belangloosheid, zynen yver tegen de omkooping , zyne onfchendbaare verknogtheid aan het algemeen belang, bezat eene zucht tot groote dingen, eene welfpreekendheid, die de overtuiging der gemoederen altoos ten zekeren gevolge hadt, een onderneemziek en ftandvastig karakter. Zyne eerzucht was , zyn Vaderland boven alles, en zich nevens hetzelve te verheffen* Zyne geestdrift vervoerde eene Natie, weh ke, by mangel van haar klimaat, haare vryheid altoos zal in drift vervoeren* Men verzekert zich van eenen Admiraal, die het eiland Minorka hadt laaten wegneemen; men werpt hem in boejens, men befchuldigt, Vonnist en veroordeelt hem. Zyn rang, zyne bekwaamheden , zyne bloedverwanten en vrienden, kunnen hem tegen de geftrengheid der wet niet beveiligen. De mast van zyn fchip dient hem tot een fchavot. Geheel Europa, deeze treurige gebeurtenis hoorende, wierdt van eene verbaasdheid, met verwondering en fchrik gemengd, bevangen. Men oordeelde zich in den tyd der oude Gemeenebesten overgebragt. De dood van bing, fchuldig of onfchuldig, kondigde den zulken, welke der Natie dienden, op eene fchrikbaarende wyze aan, het lot, dat op hen wagtte, zo zy het vertrouwen, irt hun gefield, verraadden. In het oogenblik IV. peel* H des X. boek»  ir4 GESCHIEDENIS Y. PX'EK. des gevegts, was 'er niemand, die niet in zyn hart zeide: Hier wil ik liever fneuvele'n, dan onder de fchande der openbaare ftrafoefFeninge. Dus wierdt het bloed van één man, van lafhartigheid befchuldigd, het zaad van heldenmoed. By deezen fpringvcer der vreeze, gefchikt om de bloohartigheid te overwinnen, kwam eene aanmoediging , die de herftelling van de zucht tot het algemeenc belang voorfpeide. De verwydering, het vermaak, de werkeloosheid, en dikwyls de misdaad en het bederf der Zeden, geeven aanleiding tot kragtige en veelvuldige verbintenisfen in de meeste Staaten van Europa. De Engelfchen hebben min gemeenfchaps, leeven minder te zamen, hebben, om zo te fprccken, minder fmaaks in de gezelligheid, dan de andere volken; doch het denkbeeld van een ontwerp, heilzaam, voor hun Vaderland, vereenigt ' hen. In zulk een geval hebben zy ééne ziel. Alle leevensftanden, alle partyen, alle aanhangen, fpannen te zamen ter bevordèringe van deszelfs goeden uitflag, met eene edelmoedigheid, die geen voorbeeld heeft in andere gewesten. Deeze greetige zucht is inzonderheid blykbaar, wanneer de Natie een volkomen vertrouwen fielt in den Staatsdienaar , die in het bewind der zaaken is. Zo ras de Heer Pitt aan het roer van den Staat was gezeeten, wierdt 'er eene Maatfchappy opgerecht, die, geene behoorlyke geneigdheid befpeurende om op de Vloot te dienen , en het gebruik niet goedkeurende om de burgers daartoe te dwingen, noodig- de,'  D ERBEIDE INDIEN. iij- de, uit den behoeftigen ftand des volks, de kinders der drie Koninkryken om als zwabbers, en de Vaders om dienst te neemen als matroozen. Zy nam op zich hunne reize te betaalen, voor hun te zorgen indien zy ziek wierden, hen van voedzel, kleederen, in één woord, van alles te verzorgen, wat zy noodig hadden om gezond te vaaren. De Koning, door dit bewys van Vaderlandliefde getroffen, fcbonk twee en twintig duizend en vyf honderd Livres, de Prins van Wales negen duizend Livres, en de Prinsfes, zyne Moeder, vyf en veertig honderd Livres. De Akteurs op de openbaare Schouwburgen , om wier bekwaamheid gering te fchatten deeze Wysgeerige Natie nimmer wreed genoeg geweest is, fpeelden de beste Hukken om dit agtenswaardig Fonds te vergrooten. Nimmer hadt de Schouwburg grooter toeloop gehad. Honderd van deeze zwabbers en matroozen, door. een waarlyk heiligen yver gekleed, verfierden den omtrek van het Tooneel; en dit fieraad kon ryklyk opweegen tegen de Lusters, tegen Kanten* Edelgefteenten en andere Vrouwlyke verfierzels. Deeze algemeene toewyding aan den dienst van 't Vaderland, deedt de gemoederen ontbranden. Alle de Engelfchen verbeeldden zich andere menfchen te zyn. Zy deedert hunne verwoestingen gevoelen op de kusten Van hunnen vyand. Zy floegen hem in alle Zeeën. Zy belemmerden zynen fcheepvaart. Zy hielden alle zyne Legermagten als opgeflooten in Westfale. Zy verdreeven hem* H 2 tiit X. BOEK.  iiö GESCHIEDENIS X. SOEK. uit Noord-Amerika, Afrika en de OostirL dien. Tot op het Staatsbewind van den Heer Pitt, hadden alle de ondefneemingen zyner Natie, in afgeleegene gewesten, gehad, en moesten noodzaaklyk hebben, eenen ongelukkigen uitflag, dewyl zy verkeerd onderleid wierden. Deeze Staatsman beraamde zo verftandige en heilzaame ontwerpen, en hy maakte zyne toebereidzels met zo veel omzigtigheids en fpoeds , hy deedt het einde met de middelen zo naauwkeurig zamenftemmen, hy verkoos zo verftandig de deelgenooten zyns vertröuwens, hy ftelde zulk ' eene eensgezindheid vast tusfchen de land- en zeetroepen , hy deedt hét hart dfer Engelfchen zo hoog klimmen, dat zyn Staatsbewind niet anders was dan eéne geduurige aaneenfchakeling van veroveringen. Zyne ziel, nog verheevener ? deedt hem veragten | de ydele redeneerfngen van x*reesagtige lieden , die zyne vèrfpillingcn berispten. Hy zeide, in naavolging van philippus, den Vader van Alexander, dat men de overwinning ' uoor geld moest koopen, en niet bet geld be~ waaren ten koste1 der overwinninge. Met zulk een gedrag en dusdanige grondregels, hadt de Heer Pitt altoos en overal gezegepraald over de Franfchen. Hy ver-' volgde hen tot op hunne waardigfte eilanden, zelf tot in hunne Suiker-plantaadjen.' Deeze Bezittingen, hoewel met regt geroemd' om haaren rykdom, wierden daarom niet te zorgvuldiger bewaard. Men zag 'er geene verfterkingen, dan die zonder vernuft waren aangelegd, en dreigden in te ftorten. Deeze ver--  DER BEIDE INDIEN. I|f verfchansfingen ontbrak het even zeer aan ' vjrdeedigers en wapens, als aan krygsbehoeften. Zedert den aanvang der vyandlykhed;n, was alle gemeenfehap afgebroken tusfc'.ien deeze Bezittingen en haar Moederland. Z/ konden van daar onderltand ontvangen, noch het door haare voortbrengzels verryken. De Heeren en de flaaven, van alles even ontbloot, gebruikten tot hun voedzel de beesten, welke tot den Akkerbouw moesten dienen. Indien eenige hebgraage Zeelieden hen bezogten, moest dit altoos met zo groote gevaaren gefchieden, dat hetgeen hun gebragt wierdt, tegen goud moest worden opgewoogen; hetgeen zy van daar haalden , moest hun bykans om niet gegeeven worden. Vreemd was het, dat de Volkplanter om geenen verlosfer riep. Het was niet te verwagten, dat zyne deugd zo verre ging , dat hy zich hardnekkig verdeedigde tegen eenen vyand, welke aan zyne rampen een einde kon maaken. In deeze omftandigheden was het, dat tien fchepen van Linie, eenige Bombardeergaljooten en Fregatten, nevens vyftig duizend man Landtroepen, in Engeland uitgerust, zich vertoonden, voor Guadeloupe. Zy vertoonden zich aldaar den twee en twintigften van Louwmaand des jaars 1759; 's anderen daags verpletterden zy, met hunne bomben, de ftad Basfe-terre. Hadden de belegeraars hun - voordeel weeten te doen met den fchrik, dien zy hadden aangejaagd, de tegenftand des eilands zou van korten duur geweest zyn. De zammeling, de befghroomdH 3 heid X. BOEK.  n8 GESCHIEDENIS X. boek. heid en onzekerheid hunner beweegingen, gaven der Bezettinge en den inwooneren tyd en gelegenheid om zich te verfterken in eenen engen weg, niet meer dan twee mylen van de ftad geleegen. Van daar beletteden zy het voorttrekken aan hunnen vyand, die even zeer leedt door de hitte van het klimaat, als door gebrek aan ververfchingen. De Engelfchen, wanhoopende de Volkplanting van deezen kant te zullen onderbrengen, tastten haar aan van de zyde, by den naam van Groot-land bekend. Deeze wierdt verdeedigd door het Fort Lodewyk, welk nog minder tegenftands boodt dan dat van Basfeterre, welk hét geen vier en twintig uuren hadt uitgehouden. De veroveraars vervielen tot den eerften misflag, en wierden 'er, op de zelfde wyze, voor geftraft. De uitflag van hunnen togt wierdt twyfelagtig, toen barington , door den dood van hopson , aan het hoofd der troepen gefteld, van maatregels veranderde. Afziende van het ontwerp, om tot in het binnenfte gedeelte des ïands door te dringen, deedt hy zyne foldaatén te fcheep gaan; zy deeden, van tyd tot tyd, eenen aanval op de wooningen en vlekken, langs de kusten geleegen. De verwoestingen , welke zy aldaar aanrigtten, deeden den Volkplanteren de wapens uit.de handen vallen. Het geheele eiland onderwierp zich, hoewel op zeer eerlyke voorwaarden, en naa een- tegenftand van drie maanden. Dit viel voor op den een en twintigften van Grasmaand. De krygsmagt, dje deeze overwinning hadt  der beide INDIEN. 110. behaald, hadt zich derwaarts niet begccven, dan naa alvoorens een vrugtloozen aanflag te hebben gedaan op Martinique. Drie jaaren laater hervatte Groot -Britannie een ontwerp, van welk het te ligt 'hadt afgezien; doch nu gebruikte het daar toe kragtiger. middelen en beter werktuigen. Achttien batalions, onder bevel van den Generaal monckton, en even zo veele fchepen van Linie, over welke de Admiraal rodney het bevel voerde, de eene in Europa, de andere in Noord-Amerika uitgerust, vertoonden zich, op den zestienden van Louwmaand des jaars 1762, in het gezigt der hoofdftad van het eiland. De landing, die 's anderen daags gefchiede, wierdt fpoedig volbragt, viel niet moeilyk en kostte weinig bloeds. Min gemaklyk 'fcheen het, zich meester te maaken van de verfterkte en wel verdeedigde hoogten , welke het Fort Royal beftreeken. Naa eenige vry heevige fchermutzelingen,; wierden deeze hinderpaalen weggenomen; en de plaats, die zich op het punt zag om door bomben te worden plat gefchooten y tradt, op den negenden van Sprokkelmaand, in onderhandeling van overgaave. Vier dagen laater, op den dertienden der genoemde maand, wierdt haar voorbeeld gevolgd door de geheele Volkplanting. Men moet onder-: ftellen, dat de voorfpoed van Guadeloupe onder de Engelfche heerfchappy veel in vloeds hadt op eene omwenteling, welke langzaamer konde en moest zyn. Granada en de andere eilanden, het zy Franfche, het zy onzydige, maar door Franfchen beH 4 volkc, X. bolk..  X. SOEK'. 1 | iao GESCHIEDENIS volkt, deeden hunne onderwerping niet met één kanonfchoot koopen. St. Domingo zelf, de eenige Bezitting, welke Frankryk in den grooten Archipel van Amerika nog hadt behouden, wierdt met het Engelfche juk gedreigd. Deszelfs verlies fcheen niet verre af te zyn. Genomen dat het geene bekende waarheid geweest was , dat dit de eerfte prooi was, dien Groot -Britannie wilde verflinden, kon men, egter, nog twyfelen, dat het zyner inhaaligheid kon ontkoomen? Zou eene zo eerzuchtige Mogenheid den loop haarer voorfpoeden, uit eigen beweeging, dermaate paaien gefield hebben, dat zy afzage van eene verovering, welke daar aan de laatfte hand moest leggen? Deeze gebeurtenis was geen raadzelagtig voorftel. Elk wist, dat de Volkplanting, van binnen en van buiten open leggende, buiten ftaat was om den geringften tegenftand te bieden. Zy zelve was zo overtuigd van haar onvermogen , dat zy genegen fcheen, zich op den eerften eisch, ten dien einde gedaan, over te geeven Het Hof van Verfailles was even verwonderd en ter neer geflagen over de nadeelen, welke het reeds hadt geleeden, als die het nog voorzag. Het hadt eenen halftarrigen, zelf onoverkoomelyken tegenftand verwagt. De naakoomelingen der dappere gelukzoekeren, die deeze Volkplantingen hadden op^ gerecht, waren, in deszelfs oogen, een bol-, werk, tegen hetwelk alle de Britfche kragen moesten verbryzeld worden. Het verèhilde weinig, of het gevoelde eene heime, te  BEU BEIDE INDIEN. 121 lyke vreugde, om dat de Engelfchen hunne poogingen na dien kant wendden. Het Ministerie hadt der Natie de zelfde verzekerde gerustheid weeten in te boezemen; en alwie desaangaande eenige ongerustheid liet blyken, wierdt voor een flegt burger aangezien. In den tyd, dien wy thans beleeven, moet het geoorlofd zyn te zeggen, dat hetgeen toen gebeurd is, altoos zal gebeuren. Een volk, wiens eenige rykdom beftaat in bouw- en weilanden, zo het eenige beginzels van eere bezitte, zal zyne eigendommen moedig verdeedigen. Op zyn meest ftelt het niet meer in de waagfchaale dan den oogst van een enkel jaar; en een kwalyk flaagen, van welk een aart het zyn moge, doet het niet ten gronde gaan. Dus is het niet geleegen met de bewooners deezer ryke Volkplantingen. Dewyl zy, de wapens opvattende, zich in gevaar ftellen van den arbeid van hun geheele leeven te zien vernietigd , hunne flaaven weggenomen, de verwagtingen zelf van hun naageflagt verydeld worden, door het vuur of het zwaard, zullen zy zich altoos aan den vyand onderwerpen. Genomen zelf dat zy wel voldaan waren over den Regeeringsvorm, onder welken zy leeven, zyn zy, nogthans, minder verknogt aan deszelfs roem, dan aan hunne eigen rykdommen. Het voorbeeld der eerfte Volkplanteren, wier ftandvastigheid, door de heevigfte aanvallen , nimmer gekrenkt wierdt, is geene gegronde tegenwerping tegen deeze aanmerH 5 lang, X. BOES.  X. BOEK 122 GESCHIEDENIS king. Toen hadt de Oorlog ten oogmerke, zich meester te maaken van een grondgebied , en deszelfs inwooners te verdry ven; tegenwoordig is de Oorlog, eener, Volkplantinge aangedaan, een Oorlog tegen eenen Oppervorst. De Heer Pitt hadt het ontwerp beraamd, om Martinique aan te tasten; doch toen dit eiland veroverd wierdt, zat hy niet meeraan het roer van Staat. Het nederleggen des bewinds van deezen vermaarden Staatsman , trok de aandagt van geheel Europa tot zich, en:;verdient de oplettendheid van eenen iegelyk, die de oorzaaken en uitwerkzels der ftaatkundige omwentelingen, wil nafpooren. Ongetwyfeld heeft een Gefchiedkundige, die de gebeurtenisfen zyner eeuwe durft fchryven, zelden gevvisfe. kundigheden. De Raadzaalen der Koningen zyn een heiligdom, waar van de tyd alleen het dekkleed, met eene langzaame hand, wegneemt. Hunne Staatsdienaars, getrouw in het bewaa'rën van het geheim, of belang hebbende om het te bedekken , fpreeken niets, dan om de nieuwsgierigheid des geenen te misleiden,-, die hen tragt te doorgronden. Hoe fchrander en fneedig hy zyn moge in het ontdekken van den oorfprong en zamenhang der gebeurtenisfen , hy is genoodzaakt te gisfen. Wanneer hy het wit heeft getroffen, weet hy het niet, of durft het niet openbaar maaken; en deeze onzekerheid geeft niet meer voldoening, dan eene volflagene onkunde. Men moet het derhalven afwagten, dat de voorzigtigheid en het belang j van de banden des  DER BEIDE INDIEN. 123 des ftilzwygens ontflagen, de waarheid doen openbaar worden; dat de dood, om zo te fpreeken, haar het leeven en de fpraak wedergceve, door hen, welke haar gevangen hield en, van hunne magt te berooven; en dat waardige en oorfpronklyke Gedenkfchriften, openbaar geworden, ten laatften de fpringveeren ontdekken, welke het lot der Natiën beflist hebben. . Deeze overweegingen moeten den geenen tot ftaan brengen, die flegts den draad der flaatkundige flreeken wilde volgen. Maar wy zoeken in de ziel van een der aangeleegenfle perfonaadjen deezer eeuwe te leezen; en dit is, misfchien, het rechte tydftip. Het naageflagt, tot wiens kennis geene andere dan de flerker trekken koomen, zal beroofd zyn van duizend eenvoudige en treffende omflandigheden, welke veel lichts verfpreiden in de ziel van een gelyktydig waarneemer. Den Heere Pitt, naa Engeland verlost te hebben van eene foort van oneere, in welke de beginzels van den Oorlog het hadden gedompeld, gelukte het, voordeelen te behaalen , die het Heelal deeden verbaasd liaan. Wy laatcn het onbepaald, of hy dezelve voorzien hadde dan niet; zeker is het, dat hy des niet belemmerd wierdt, en een befluit nam om dezelve zo verre te brengen, als met mogelykheid kon gefchieden. De gemaatigdheid, welke zo veele Staatkundigen, vóór hem, hadden voorgewend, befchouwde hy in geen ander licht, dan als een woord, uitgevonden om de zwakheid of werkeloosheid te bedekken. Hy geloofde, dat de Ry- x. BOEK.  X. BOEK. 124 GESCHIEDENIS Ryken en Staaten alles moesten willen wat zy konden , en dat het zonder voorbeeld was, dat de eene Staat de overhand boven den anderen hadt kunnen verkrygen, en deeze gelegenheid zich niet hadt ten nutte gemaakt. De vergelyking tusfchen Engeland en Frankryk bevestigde hem in zyne grondbeginzels. Met leedweezen zag hy, dat de Engelfche Mogenheid, gebouwd op eenen koophandel, dien zy konde en moest verHezen, van weinig belangs was, in vergelyking van de magt haars mededingers, die de Natuur, de kunst en voorvallende gebeurtenisfen eenen trap van fterkte hadden doen beklimmen, die, onder een allergelukkigst ftaatsbeftuur, gantsch Europa hadt doen beeven. Dit gevoelde hy. Zints dit oogenblik nam hy een befluit om de Franfchen van hunne Volkplantingen te berooven, en, hen aan het vaste land bepaalende, dezelven in een rang met het gros der volken te brengen. De middelen, om eene zo verre gevorderde onderneeming ten einde te brengen, fcheepen hem onfeilbaar te zyn. Terwyl de verbeeldingskragt van fchroomagtige gemoederen groote fchaduwen en fehimmen voor bergen aanzag , verdweenen de bergen in zyn gezigt. Hoewel de Natie, die hem aanbadt, zomwylen ongerust fcheen over de grootheid haarer fchulden, ftondt hy des niet verleegen: dewyl, volgens zyn gevoelen, de geest der menigte een ftroom is, dien hy zulk een loop zou weeten te doen neemen als hy wilde. Zon-  DER BEIDE INDIEN. 125» Zonder eenige ongerustheid te laaten blyken over het geld, was hy nog geruster omtrent het gezag. Door zyn voorfpoedig flaagen in zyne onderneemingen, was zyn ftaatsbewind volftrekt geworden. Een Gemeenebestgezinde met het volk, was hy een Overheerfcher met de Grooten en den Monarch. Hy wierdt voor een vyand van het algemeen belang gehouden, die van hem in gevoelens durfde verfchillen. Met veel voordeels bediende hy zich van deezen veelvermogenden invloed, om de °emoederen te ontfteeken. Onaandoenlyk voor de Wysbegeerte, die, zich verheffende boven de vooroordeelen van Nationaale glorie, het geluk des Menschdoms binnen haare befpiegelingen willende bepaalen, alles tot de beginzels der Algemeene Reden bragt, voedde hy eene vuurige en woeste geestdrift, aan welke hy den naam gaf, en, veelligt, het weezen toefchreef, van liefde tot het Vaderland; doch die, in de daad, niets anders was dan een geweldige haat tegen de Natie, welke hy wilde onderdrukken. Deeze was, misfchien, niet minder ter neder geflagen, door die woedende hevigheid, welke geen einde fcheen te zullen neemen, dan door de wederfpoedën, welke zy hadt geleeden. De vermindering, de uitputting , of om meer naar waarheid te fpreeken, de vernietiging haarer Scheepsmagt, opende voor haar gezigt niets dan een akelig toekoomende. De hoop, voor welke te lande nog ëenige grond was, om den toeftand der zaaken door een gelukkigen veldflag. te ver- X. BOEK. J I  126 GESCHIEDENIS X, BOEK. veranderen , zou een harsfenfchim geweest zyn. Genomen dat een van haare Eskaders eene of meer Eskaders vernield hadt, zou, egter, Engeland niets van zyne eifchen hebben laaten vallen. Dit is een algemeene regel, dat eene Mogenheid, die ter Zee eene wel gevestigde overmagt heeft verkreegen , dezelve nimmer kan verliezen geduurende den loop des Oorlogs, in welken hy dezelve heeft behaald; inzonderheid indien de overmagt van verre ontftaat, en wel voornaamJyk zo zy aan den aart der Natiën is verknogt. Laat ons nog een algemeenen regel nederftellen. De overmagt over een vast land, is geheel en al afhanklyk van de bekwaamheid van een eenig man : zy kan in een oogenblik verdwynen. De magt ter Zee, daarentegen , gegrond op het altoos werkzaam belang van eenen iegclyk der onderdaanen van den Staat, moet geftadig hand over hand toenecmen, voornaamelyk wanneer zy door de Natipnaale Conftitutie wordt begunftigd; zy kan alleen door een onverwagten inval te niet gaan. Eene algemeene verbintenis alleen zou het cvenwigt hebben kunnen herftellen ; doch de Heer Pitt begreep daar van de onmogelykheid. Hy kende de keetens van Holland, de armoede van Zweeden en Deenemarke, de onervarenheid der Rusfen, de onverfchilligheid van verfcheiden' deezer Mogenheden omtrent de belangen van Frankryk, den fchrik, dien de Engelfche krygsmagten allen deezen hadden aangejaagd, het wantrouwen, welk zy tegen elkander voedde, en de vree-  DER BEIDE INDIEN. 127 vreeze, die ieder , in 't byzonder moest beheerfchen, van te zullen onderdrukt worden, voordat zich gelegenheid tot hulp aanboodt. Spanje bevondt zich in. eenen hem byzonder eigen toeftand, j Het vuur, dat de Franfche Volkplantingen verteerde, en zich dag aan dag verder verfpreidde , kon gemaklyk tot de zyne overflaan. Het zy deeze Kroon het gevaar niet zag, dat haar dreigde, 't zy zy het niet : wilde zien , zy ging omtrent deeze groote voorvallen met haare gewoone werkeloosheid te werk. Eindelyk veranderde zy van Heer, en met deezen van Staatsontwprp. Don carlps wilde zyne poogingen aanwenden om den brand te blusfehen • doch deeze kwamen te laat. Zyne onderneemingen ontmoetten eene verfmaadende fierheid. De Heer Pitt, die zyne kragten ryplyk hadt gewoogen, antwoordde op alle voprflagen, die hem gedaan wierden.: Ik zal ze hooren, zo ras gy de Tour 'van Londen met den deegèn in de vuist hebt ingenoomen. . Zodanig was de toeftand der zaaken, toen het Franfche Hof zich verpligt oordeelde om aan het Hof van Londen voorflagen van Vrede te doen. Aan beide Hoven wierden de tegenkantingen van den Heere Pitt gevreesd; men bedroog zich niet. Hy gaf zyne toeftemming tot het openen van eenen Vredehandel; doch de uitkomst leerde, geiyk geoeffende Staatsmannen reeds voorzien hadden., dat- hy geen oogmerk hadt om dien-voort te zetten. Hy bedoelde bier mede, genoegzaame bewyzen magtig te wor- X. boek.  128 GESCHIEDENIS X. ÈOEK. worden van de verbintenisfen der twee tdte' ken van het Huls van Bourbon tegen Groot» Britannie, om zyne Natie daar van te overtuigen. Zo dra hy de ontdekkingen gedaan hadt , welke hy oordeelde noodig te hebben, brak hy de onderhandelingen af, en deedt den voorflag om Spanje den oorlog te verklaaren. De overmagt der Engelfche fcheepsmagt boven die der twee Kroonen, en de zekerheid, dat zy Oneindig beter zouden beItuurd worden, boezemden hem dit vertrouwen in. Groote Staatsmannen hielden het ontwerp van den Heere Pitt voor het eenige, dat waarlyk groot was, en op reden fteunde. Zyne Natie hadt zo Verbaazende fehnlden gemaakt , dat zy zich uit dezelve niet wist te redden , noch zelf derzelver gewigt konde draagen, dan door het openen van nieuwe bronnen van rykdommen. Europa, vermoeid van den overlast, dien Groot-Britanriie hetzelve deedt lyden, wagtte met ongeduld de gelegenheid af, om zynen onderdrukker in de onmogelykheid te brengen om daar in voort 'e gaan. Het kon niet anders zyn, of het Huis van Bourbon moest een leevendig misnoegen blyven behouden over de mishandelingen, welke het ontvangen , en de nadeelen, die het geleeden hadt- en dat het niet in 't heimelyke den weg baande tot, en töt rypheid bragt eene wraakoeffening, van welke her, door eene welonderleide vereeniging zyner kragten, zich kon verzekeren. Alle deeze redenen waren oorzaak, dat Engeland, hoeWel handeldryvende, genoodzaakt was, om ftapn*  der beide INDIEN. 120. ftaande te bly ven, zonder ophouden grooter te worden. Deeze wreede noodzaakelykheid wierdt zo duidelyk niet begreepen in den Raad van george den III, als de Heer Pitt wel gewenscht hadt. De geest van gemaatigdheid merkte hy aan als flauwhartigheid of onkunde, misfchien als verraadery; en hy ftondt af van het bewind der zaaken, dewyl het hem niet geoorlofd was de vyand van Spanje te zyn. Zouden wy het durven waagen, eene gisfing te opperen? Alle de Engelfche Staatsdienaars zagen de onmogelykheid om een nieuwen oorlog te vermyden ; doch 'allen even zeer vermoeid en vernederd door het Staatsbewind van den Heere Pitt, tragtten zy dien geest van evengelykheid te herftellen, welke de ziel is van een Republikeinfchen Regeeringsvorm. De wanhoop, om te ftygen tot de hoogte van een man van zo veel aanziens, of hem tot de zelfde laagte nevens hun te doen daalen, vereenigde hen om zyn bederf te bewerken. Regelrechte middelen zouden tegen hen zeiven zich gekeerd hebben; hierom bepaalden zy zich tot behendiger en bedekter wegen. Men zogt hem te tergen en misnoegd te doen worden ; zyn driftig karakter boezemde het denkbeeld in tot het fpannen van deezen rftrik: hy viel in denzelven. Indien de Heer Pitt zyn ampt nederleide uit grilligheid, is hy te befchuldigen , dat hy dezelve niet heeft te onder gebragt. Indien het gefchiedde in de hoop van zyne vyanden zich vooi zyne voeten te doen neder werpen, toonde IV. deel. I hy. X. eoeic  i3o GESCHIEDENIS X. BOEK. hy, meer kennis van zaaken dan van menfchen te bezitten. Indien hy, zo als hy zelve heeft gezegd, van het bewind afftondt, omdat hy geen meester was om de zaaken naar zynen zin te fchikken, mag men gelooven, dat hy meer aan zyn perfoonlyken roem, dan aan de belangen zyns Vaderlands verknogt was. Doch welke ook de oorzaak was van zyne verwyderinge, de verblindde, de onregtvaardigfte, de gewclddaadigfte haat heeft alleen kunnen ftaande houden, dat een gelukkig fortuin by hem de plaats van deugd en bekwaamheden bekleedde. Hoe 't hier mede zy, de eerfte ftap Van het nieuwe Ministerie gefchiedde volgens de beginzels van den Heere Pitt, en was eene foort van hulde, welke men genoodzaakt was hem te bewyzen. Aan Spanje moest de Oorlog verklaard worden; en de Westindiën waren het tooneel deezer nieuwe vyandlykheden. De ondervinding van vroegere dagen hadt een afkeer tegen het vaste land van Amerika verwekt, en alle maatregels wierden tegen Cuba gerigt. Een welberaaden overleg deedt bemerken, dat men, dit eiland Veroverd hebbende * de wraake van andere Volkplantingen niet zou hebben te vreezen; men zou zich verzekeren van het gebied over de Golf van Mexico; men zou alle hulpmiddelen affnyden aan eenen vyand, wiens voornaamfte rykdom beftondt in den opbrengst zyner tollen; men zou zich ftellen in het bezit van den geheelen handel van het vaste land, Wiens bewooners liever zouden verkiezen om hun goud te leve-  der beide" INDIEN. 131 Veren aan den verwinnaar van hun Vaderland, dan af te zien van de gerieflykheden, welke zy gewoon waren uit Europa te zien aankoömen; eindelyk zou men de Mogenheid, welke een zo groot verlies hadt geleeden, noodzaaken, om de wet te ontvangen* die men haar zoude willen voorfchryven. Naa het maaken deezer aanmerkinge, wierdt eene vloot, beftaande uit negentien fchepen van Linie, achttien Fregatten, nevens ongeveer honderd vyftig Transportfchepen, aan boord hebbende tien duizend foldaaten, by welke zich moesten voegen vier duizend man uit Noord - Amerika, na de Havana gezonden. Men verkoos, om deeze geduchte plaats te naderen, het oude Kanaal van Baharaa, niet zo lang, doch gevaarlyker dan het nieuwe. De hinderpaalen, in deezen niet zeer bekenden en te veel verwaarloosden vaart, wierden overkoomen met eenen uitllag, den beroemden naam des Admiraals pocock waardig. Öp den zesden vart Hooimaand des jaars 1762, kwam hy op de plaats zyner beltemminge; en de ontfcheeping gefchiedde, zonder eenige tegenkanting j zes mylen ten Oosten van de fchrikbaarende Vestingwerken, die veroverd moesten worden. De krygsverrigtingen te lande wierden niet zo wel als ter zee volbragt. Hadt albemarle , die 't bevel over het Leger Voerde , de bekwaamheden bezeeten, die de Last, hem opgedraagen, vorderde, hy zoü een aanvang hebben gemaakt met de belegering der Itad. De enkele droöge tóüof'j I * trek X. boek;  X. BOEK. 132 GESCHIEDENIS welke haar dekte, konde geen vier en twintig uuren tegenftand bieden. Met geen geringe waarfchynlykheid raag men vastftellen, dat de Generaals, de Raadsvergaderingen en de Onderkoning, welke hem, door deezen gemaklyken uitflag, in handen vielen, tot de overgave van Moro de toeftemming zouden hebben gegeeven. Doch wat 'er ook gebeurd ware , hy beroofde dit Kasteel van allen onderftand, van alle de ververfchingen, welke het, geduurende het beleg, uit de ftad ontving; en hy verzekerde zich van de kragtigfte hulpmiddelen, om het, binnen zeer korten tyd, te bemagtigen. Het befluit, dat hy nam, om zyne verrigtingen te openen met het beleg van Moro, ftelde hem bloot aan groote rampen. Het water, welk hy naby de hand hadt, was ongezond; en hy vondt zich genoodzaakt, het drie mylen verre van zyne Legerplaats te zoeken. Vermits de floepen, met deezen lyftogt gelaaden, vyandlyk konden aangetast worden, moest hy, om ze te befchermen, eene bende van vyftien honderd man zenden na de hoogte van Aroftigny, een vierendeels myl van de ftad geleegen. Deeze troepen, geheel afgefcheiden van het Leger, en die langs geen anderen weg dan ter Zee konden van daar gehaald en onderfteund worden, waren geduurig in gevaar van vernield te worden. Albemarle, over 's vyands karakter kunnende oordeelen, uit de rust, welke men de Bende, op Aroftigny geplaatst, liet genieten, hadt een andere troep op den grooten weg  DER BEIDE INDIEN. 133 we? der ftad behooren te plaatzen. Door dit°middel zou hy haar als ingeflooten, zeer zekerlyk uitgehongerd, alle overvoering van goederen binnenslands verhinderd, en eene gemaklyker gemeenfehap met Aroftigny gekreegen hebben, dan door de afgevaardigde troepen , die hy geftadig was genoodzaakt te zenden, om deeze afgeleegene bende te onderfteunen. Het beleg van Moro wierdt zonder verfchansfing ondernomen. De foldaat naderde de gragt, alleen gedekt door vaten vol keifteenen, welke naaderhand vervangen wierden door Katoenzakken, die gehaald wierden uit etlyke Koopvaardyfchepen, van Jamaika koomende. Dit gebrek aan behoedmiddelen kostte het leeven aan een groot getal menfchen , die overal dierbaar, doch onwaardeerbaar zyn in een klimaat, alwaar ziekten en vermoeijenisfen eene verbaazende menigte doen fneuvelen. De Engelfche Generaal, het grootfte gedeelte van zyn Leger verboren hebbende, en zich genoodzaakt ziende, by mangel aan de noodige fterkte, binnen weinige dagen wederom te fcheep te gaan, befloot ftorra te loopen ; doch ten dien einde moest hy eene wyde en diepe gragt overtrekken, die in een Rots was uitgehouwen; en hy hadt niets in voorraad om dezelve te dempen. Indien de Engelfchen groote misflagen begingen, de Spanjaards begingen nog grooter. Langer dan eene maand geleeden nangt hebbende bekoomen, dat de Oorlog tusfehen de twee Natiën een aanvang hadt genomen, waren zy evenwel niet uit hunne bezwyming I 3 be- X. B0E1C,  X. SOEK, i i z h h d 134 GESCHIEDENIS bekoomen. De vyand vertoonde zich op de kust; en 'er was geen kanonskogel in gereedheid, geen kardoes geflopt; men hadt geen kanon noch fnaphaan , bekwaam om dienst te doen. Het groot getal Legerhoofden, zo te lande als te water, dat zich in de Havana bevondt, veroorzaakte, in de eerfte dagen van het beleg, eene onzekerheid in de raadpleegingen, welke niet anders dan voordeelig voor de belegeraars zyn konde. Men liet drie Oorlogfchepen zinken, om 3en ingang der haven te fluiten, die de i*yand niet konde dwingen.. Hier door ivieïdt de doorvaart belemmerd , en men verloor nutloos drie groote fchepen. De regels eener duidelyk in 't oog looiende voorzigtigheid zouden gevorderd heb>en, het toerusten van twaalf Oorlogfche>en, die in de Havana lagen, en van geen iut waren ter verdeediginge der plaatze, relke van aanbelang was te behouden. Dit gefchiedde niet. Men gebruikte zelf iiet de voorzorge om ze te verbranden , oen dit het eenige middel was om te beleten dat ze niet in 's vyands handen vielen. De verdelging der Engelfche bende, op ^roftigny geplaatst, daar zy niet kon te ulpe gekoomen worden, was zeer gemakfk. De goede uitflag hier van zou de be:geraars belemmerd hebben, wanneer zy ich na elders begaven om water te haaien j et zou hun volk gekost, fchrik aangejaagd, tinne onderneemingen vertraagd, en, eindelyk, g Spaanfche troepen moed ^ingeboezemd heb-  der beide INDIEN 135 hebben. Wel verre van eene zo gemaklyke zaak te onderneemen, taste men, zelf niet in de vlakte, geene van hunne afgevaardigde benden aan, die geheel uit voetvolk beftonden; niettegenstaande men een Regement Dragonders en zeer veel Ruitery tegen haar konde aanvoeren. De gemeenfchap der ftad met het binnenfte gedeelte des lands, lag bykans geftadig open; en nogthans kreeg niemand van hun, die eenig deel hadt aan het landbeftuur, den inval om 's Vorften Schatkist landwaarts in te voeren, om hem dus aan den vyand te onttrekken. Het laatfte verzuim leide de laatfte hand aan alle de andere. Midden in de Gragt hadt men een ftuk fcherppuntigen en op zich zelf leggenden Rots gelaaten. De Engelfchen hadden hier op planken gelegd, die met het een einde op de bres, en met het ander einde op de Contrecharp rustten. Een Sergeant en vyftien foldaaten trokken een uur naa den middag over dezelve. Zy gingen op ingeftorte fteenen plat neder zitten. Eene Compagnie Granadiers, nevens eenige foldaaten, volgden. Zo dra zy ten getale van honderd waren aangegroeid, beklommen zy, naa verloop van een uur, de bres, in de overtuiging dat zy niet ontdekt waren, en ontmoetten aldaar niemand, die ze verdeedigde. Wel is waar, dat valasco, berigt ontvangen hebbende van 't geen aldaar voorviel, toefchoot om de plaats te behouden; doch hy fneuvelde ftraks naa zyne aankomst; en dewyl de troepen, die I 4 hem X. boek.  135 GESCHIEDENIS X. BOEK. hem volgden , door zynen dood moedloos wierden , gaven zy zich aan een handvol volks over. Het niet plaatzen van een fchildwagt, om de beweegingen des vyands, in de Gragt genesteld, gade te flaan, befliste deeze groote gebeurtenis. Naa verloop van etlyke dagen tradt men in onderhandeling over de overgaave der ftad, van de andere fteden der Volkplantinge , en van het geheele eiland. Behalven het gewigt deezer veroveringe op haar zelve befchouwd, vondt de overwinnaar voor ongeveer vyf en veertig millioenen aan zilver of andere kostbaarheden , die hem wegens de kosten van zynen krygstogt ryklyk fchadeloos ftelden. Het verlies van Cuba , het draaifpil der Spaanfche grootheid in de nieuwe waereld , maakte den Vrede alzo noodzaakelyk voor het Hof van Madrid, als dezelve zyn konde voor het Hof van Verfailles, wiens ongelukken het opperfte toppunt bereikt hadden. De Staatsdienaars, welke toenmaals Engeland regeerden, gaven de toeftemming om dien te vergunnen; doch de voorwaarden fcheenen moeilyk te beraamen. Groot-Britannie hadt, in Noord- en Zuid-Amerika, verbaazende voordeelen behaald. Hoe groot deszelfs eerzucht ook zyn mogt, het kon zich niet vleien dat het alles zou behouden. 'Er wierdt vermoed, en niet zonder grond, dat het afftand zou doen van zyne veroveringen in het Noorden, welke niet dan eene afgeleegene , middelmaatige en onzekere hoop gaven; en dat het zich zou houden aan de r.yke Volkplantingen, als mede aan de Suiker-  der beide INDIEN. 137 kerplantaadjen, die hetzelve waren in han' den gevallen, verraids de toeftand zyner geldmiddelen dit fcheen te vereifchen. De vermeerdering zyner tollen, een noodzaakelyk gevolg van dit Ontwerp, wierdt het beste zinkende Fonds, dat men kon verzinnen; en het moest zo veel te aangenaamer aan de Natie zyn , dewyl het ten nadeele van Frankryk was opgerecht. Dit voordeel zou van drie andere insgelyks zeer aanmerkelyke voordeelen zyn gevolgd geworden. Vooreerst zou eene mededingende, en, in weerwil van haare misflagen, zeer geduchte Mogenheid van den rykften tak van haaren Koophandel beroofd worden. Ten anderen zou deeze Mogenheid zich uitputten in het verdeedigen van Canada, eene Volkplanting, om haare ligging, verderflyk voor eene Natie, welke gewoon is haare Zeemagt te verwaarloozen. En eindelyk zou in eene engbepaalder en verzekerder afhankelykheid van het Moederland gehouden worden Nieuw - Engeland , dat altoos onderfteuning zou behoefd hebben tegen eenen onrustigen, werkzaamen en oorlogzuchtigen nabuur. Doch genomen dat de Raad van george den III zich verpligt hadt gerekend om een onvoordeehg land aan de vaste kust aan zyne vyanden weder te geven, en ryke eilanden te behouden, zou het, misfchien, een zo oordeelkundig ontwerp niet hebben durven volgen. Onder andere Regeeringsvormen zyn de misflagen der Staatsdienaaren, flegts hupne eigene misflagen, of die der Koningen, 1 S wel- X. BOEK-  x38 GESCHIEDENIS BOEK. welke hen daar voor flxaffen.. In Engeland zyn de misflagen der Regeeringe bykans altoos de misflagen der Natie , die wil dat haare begeerten gevolgd worden, al waren het loutere grilligheden. Het Engelfche Volk, dat geklaagd heeft over de voorwaarden van den jongften Vrede, naadat men het ydele der voordeelen, die het meende daar mede behaald te hebben, aan hetzelve hadt voor oogen gelegd, hadt dezelve, in zekeren zin, voorgefchreeven, door het onderwerp zyner morrende klagten', deels vóór, deels geduurende den Oorlog. De Canadaanen hadden eenige verwoestingen aangerigt, en de Wilden veele daaden van wreedheid in de Engelfche Volkplantingen gepleegd. De vreedzaame landlieden, welke ze bewoonen, ontrust over de rampen, die zy leeden, en nog meer over de zulke als zy vreesden, hadden hunne jammerklagten zelf tot in Europa doen weergalmen. Hunne Correspondenten, wier belang het was, hun eene fpoedige en afdoende hulp toe te fchikken, hadden hunne klagten vergroot. De Schryvers, die greetig alles aangrypen, 't geen de Franfchen kan gehaat maaken, hadden niet opgehouden met hen met fcheldnaamen te overlaaden. Het volk, opgehitst door het gerugt der fchrikverwekkende tooneelen, welke onophoudelyk aan deszelfs verbeeldingskragt vertoond wierden , begeerde deeze barbaarschheden een einde te zien neemen. De bewooners der Suikerplantaadjen, van den anderen kant, wel vernoegd met het dry-  DER BEIDE INDIEN. I39 dry ven van hunnen eigen Koophandel, en van een gedeelte van den handel hunner vyanden, leefden zeer gerust. Wel verre van de verovering der vastigheden hunner nabuuren te begeeren, vreesden zy die: dewyl zy dezelve aanmerkten, hoewel voordeelig voor de Natie , als den ondergang hunner eigene zaaken. De landeryen der Franfchen bezitten zulk eene in 't oogloopende voortreffelykheid boven die der Engelfchen, dat het onmogelyk zy, tegen den nayver op te werken. Hunne bondgenooten waren met hun van de zelfde gedagten, en volgden hunne gemaatigdheid na. Het gevolg van een zo verfchillende handelwyze was, dat de Natie, onverfchillig. omtrent de Suikerplantaadjen, flerk gefield was op de aanwinning van hetgeen haar in Noord-Amerika ontbrak. De Staatsdienaars, die in Engeland het tegen het Volk niet kunnen uithouden, of die ten minflen niet lang met een goeden uitflag tegen deszelfs haat worflelen, wendden hunne gedagten en befpiegelingen na dien kant, en vonden Frankryk en Spanje bereidvaardig om in dit Ontwerp te bewilligen. De Hoven van Madrid en Verfaiïles ftonden aan het Hof van Londen af, alles wat zy hadden bezeeten, van de rivier St. Laurent tot aan den Misfisfipi - ilroom. Daarenboven deedt Frankryk affland van Granada en Tabago; ook} bewilligde het, dat de Engelfchen de eilanden St. Vincenten Dominique, die voor onzydig wierden gehouden, bewaarden, onder voorwaarde dat het zich St. Lucia mogt tqeëi- X. BOEK.  X. Boek. 140 GESCHIEDENIS toeëigenen. Op deeze voorwaarden gaf de Overwinnaar der twee verbondene Kroonen alle de plaatzen te rug, die hy op haar in Amerika hadt veroverd. Zints dit oogenblik verloor hy de gelegenheid, welke, misfchien, nimmer wederom zal voorkoomen , om zich meester te maaken van de havens en de bronnen van alle de rykdommen der nieuwe waereld. Hy hieldt Mexico ingeflooten door middel van de Golf, wier ingang voor hem alleen open ftondt. Een zo fchoon vastland viel hem van zelve in handen. Het konde gelokt worden, 't zy door de aanbieding eener min knellende afhankelykheid, 't zy door de voorftelling en de hoop der Vryheid; men kon de Spanjaards noodigen tot het affchudden van het juk van een Moederland, dat geene wapens hadt dan om de Volkplanters te onderdrukken, en niet om hen te befchermen: of de Indiaanen aanzoeken om de keetens eener dwingelandifche Natie te verbreeken. Misfchien zou geheel Amerika van gedaante veranderd zyn; en het kon niet anders zyn, of de Engelfchen, vryer enregtmaatiger dan andere eenhoofdige volken, moesten winnen by het wreeken des menschlyken geflagts van de onderdrukkinge der nieuwe waereld, en by het doen ophouden der nadeelen, welke zy aan Europa in 't byzonder veroorzaakt. Alle de onderdaanen, welke het flagtöffer zyn van onze harde, afperzende, gewelddaadige en onregtvaardige Regeeringsvormen; alle de Geflagten, die te gronde zyn gegaan door  DER BEIDE INDIEN. I41 door het werven van foldaaten, door de verwoestingen der Legers, door de geldleeningen van den Oorlog, en de trouwloosheden van den Vrede; alle menfchen, gebooren om te leeven en te denken als menfchen, en niet om te gehoorzaamen en te dienen als beesten; eene menigte werklieden zonder neering; landlieden zonder akkers; kundige lieden zonder bediening; duizenden ongelukken: alle deeze zouden als gevlogen zyn na gewesten, die flegts regtvaardige en befchaafde bewooners verlangen, om hen gelukkig te maaken. Inzonderheid zou men derwaarts ontbooden hebben, zulke Noordfche boeren, welke flaaven zyn van eenen Adel, die van hun geen ander gebruik maakt, dan ze met fpys en drank op te vullen; zulke Rusfen, welke als het yzer gebruikt worden om het menschlyk geflagt te verminken, in ftede van de aarde te ontginnen en vrugtbaar te maaken. Ongetwyfeld zou een groot getal gefneuveld zyn, in deeze overvoeringen over onmeetelyke Zeeën na nieuwe klimaaten; doch dit zou, in vergelyking gefproken, een minder geesfel geweest zyn, dan die van eene langzaamwerkende :en uitgezogte dwingelandye, die zo veele Vol. ken aan zo weinige menfchen opoffert. Eindelyk zouden de Engelfchen met veel meer roems het hunne toebrengen ter handhaavinge en begunftiginge eener zo heilzaameomwentelinge, dan zich zelve te pyningen om eene vryheid, die alle Koningen hun benyden, en binnen en buitenlands tragten te ondermynen. o Vrugt- X. BOEK.  X. BOEK. 1 4 142 GESCHIEDENIS o Vrugtloos regtvaardige en menschlievende vvensch, die niets dan naaklagten overlaat voor de ziel, welke dien heeft uitgeboezemd! Moeten de verzuchtingen des deugdlievenden mensch om het geluk der waereld in rook verdwynen; terwyl die des eerzuchtigen en zinneloozen zo dikmaals verhoord of door een gunftigen zamenloop van omftandigheden begunftigd worden! Daar de Oorlog zo veel kwaads heeft üiU gewerkt, waarom doorloopt hy niet den geheelen kring der rampen , om ten laatften de grenzen des geluks te bereiken ? Maar wat is het gevolg geweest van den laatflen Oorlogsbrand, een der geenen, die het menschlyk geflagt meest benaauvvd hebben? Hy heeft de vier deelen der waereld verwoest, en Europa alleen meer dan een millioen zyner bewooneren gekost. De menfchen , die 'er het flagtoffer niet van geweest zyn , zuchten , en hun naageflagt zal nog lang blyven zuchten, onder den last der buitenfpoorige belastingen, tot welke hy aanleiding heeft gegeeven. De Natie, welke de overwinning overal ten dienfte ftondt, riet de wonden nog bloeden, voor welke zy haare zegepraalen heeft gekogt. Haare fchulden, die, met den aanvang der onlusten j niet meer bedroegen dan een en zeven* :ig millioenen, acht honderd zeventig duisend, vyf hónderd zes en dertig ponden lerlings, beliepen, by het fluiten van den Vrede, honderd zeven en veertig millioeïen, negen honderd vier en zeventig düi:end, vyf honderd vier en zestig ponden i hier  DER BEIDE INDIEN. I43 hier van moest een jaarlykfche Intrest betaald worden van vyf millioenen, negenhonderd twee en negentig duizend, zes honderd zeventien ponden fterlings (*). Doch de Oorlog heeft ons al lang genoeg opgehouden. Het wordt tyd dat wy onderzoeken, door welke middelen de Natiën, die den grooten Archipel van Amerika, de bron van zo veele gefchillen, onderhandelingen en aanmerkingen , onder elkander verdeeld hebben, dien hebben doen opklimmen tot. een trap van rykdom, die» zonder grootfpraake, kan aangemerkt worden als de eerfte dryfveer der groote gebeurtenisfen, die tegenwoordig den Aardbodem in beweeging houden. (*) wy volgen, in deeze opgave der fchulden van GrootBritannie, den ouden Druk van dit Werk: dewyl in de nieuwfte uitgave oogenfchynelyk een misflag is ingefloopen a waarfchynjyk een drukfeil. Vert. X. BOEK,  XI. ZOEK. WYSGEERIGE E N STAATKUNDIGE GESCHIEDENIS VAN D Ë BEZITTINGEN EN DEN KOOPHANDEL DER EUROPEAANEN IN DE BEIDE INDIEN. ELFDE BOEK. JgS^söfetlyke rustverftoorende Landloopers, % E $ voor net meerendeel door de Wet^^^S teri gebrandmerkt of door hunne ligtTeg«"?5.^ misferyen bedorven , krygen , in hunne wanhoop, den inval om een aanfïag te doen op de Spaanfche en Portugeefche fchepen, ryklyk gelaaden met den buit der nieuwe waereld. Woeste eilanden , die , door hunne ligging, den uitflag deezer zeefchui«neryen verzekeren, vemrekken tot eene wykplaats voor deeze roovers, en worden eerlang hun Vaderland. Aan moorden gewoon, zyn zy bedagt op de verdelging van het eenvoudig en niets kwaads vermoedend volk, dat hen met groote blyken van minzaam-  der beide INDIEN. itf Eaamheid hadt ontvangen ; de befchaafde Natiën, van welke de Vrybuiters het uitfchot warén, omhelzen, zonder aarzelen, dit verfoeielyk ontwerp; en het wordt ftraks uitgevoerd. Maar nu was de vraag, door welke middelen men zo veel euveldaaden ten voordeele zou doen gedyem Het goud en zilver, die dus lang nog wierden aangemerkt als de eenige kostbaare voortbrengzels, welke uit Amerika konden gehaald worden, hadden nimmer beftaan, of beftonden niet meer in veele deezer veroverde landen in zo grooten overvloed, dat zy met voordeel van daar konden weggehaald worden. Eenige vooruitziende vernuften, minder dan het gros der menfchen door vooroordeelen verblind, kwamen op de gedagte, dat een klimaat en grond, zo zeer van de onze onderfcheiden, aan ons zouden kunnen leeveren leevensmiddelen, die nog aan ons geluk ontbreken, of welke wy te duur moeten betaalen; zy deeden den voorflag om de voortplanting derzelven aldaar te beginnen. Hinderpaaien, in fchyn onoverkoomelyk, kantten zich tegen de uitvoering van dit ontwerp. De oude bewooners des lands waren niet meer in weezen; en genomen dat zy niet waren uitgerooid geworden , de zwakheid hunner geaartheid, eene langduurige gewoonte der ruste, een onoverkoomelyke afkeer van den arbeid, zouden niet hebben toegelaaten om hen als gefchikte werktuigen te doen dienen voor de begeerlykheid hunner onderdrukkeren. Deeze barbaaren zelve, gebooren in eene gemaatigde luchtftreekj konden den zwaaren IV» deel. K ar- XI. BOEK;  i46 GESCHIEDENIS XI. EOEK. I » ] 1 2 < i ] arbeid van den Landbouw niét .verdraagen, onder een brandenden en ongezonden Hemel. Het eigenbelang, vrugtbaar in hulpmiddelen, verzon het middel om Landbouwers te ontleenen uit Afrika, dat ten allen tyde de veragtlyke en onmenschlyke gewoonte heeft gehad, om zyne bewooners te verkoopen. Afrika is een wydftrekkend gewest, aan Afie verbonden alleen door eene ftreek lands, ter breedte van twintig mylen, bekend by den naam van de Landengte van Suez; een natuurlyke band en flaatkundig bolwerk, dat de Zee, vroeg of laat, moet verbreeken, door haare eigenaartige neiging om in het Oosten Golfen en Zeeëngten te formeeren. Dit Schiereiland, dat door den Evenaar in twee ongelyke deelen wordt doorfneeden, maakt een onregelmaatigen driehoek uit, welks eene zyde na het Oosten, eene andere na. het Noorden, en de derde na het Westen ftrekt. De Oostlyke zyde, welke van Suez tot aan de Kaap de Goede Hoop loopt, wordt door de Roode Zee en den Oceaan befpoeld. Het binnenfte gedeelte des lands is niet zeer bekend; en hetgeen des bekend is, is niet jenoeg om den heblust van den Koopman, le nieuwsgierigheid van den Reiziger, of de nenschlievendheid van den Wysgeer daar in e doen belang neemen. De Zendelingen elve, die eenige vorderingen gemaakt hadlen in deeze gewesten, inzonderheid in \bysfinie, afgefchrikt door de behandelingen, lun aangedaan, hadden deeze Volken over- ge-  DER BEIDE INDIEN. J47 gelaaten aan hunne eigene onbestendigheid en trouwloosheid. Op veele plaatzen zyn de kusten niets meer dan fchrik ver wekken de Rotzen , brandende en dorre zandhoopen. De zulke, die bebouwd kunnen worden, zyn verdeeld tusfchen de Landzaatèn, de Arabiërs, Portugcezen en Hollanders. Hun Koophandel, beftaande flegts uit een weinig yvoor of goud, en een klein getal flaaven, is met dien der Oostindiën verbonden. De Noordzyde, welke zich uitftrekt van de Landengte van Suez tot aan de Straat van Gibraltar, grenst aan de Middellandfche Zee. De kusten hebben eene uitgeftrektheid van negen honderd mylen; zy worden beflagen van Egypte, en het land, zints veele Eeuwen, by den naam van Barbarye bekend. Egypte, dat de wieg der Kunften, Weetenfchappen, Koophandel cn Regeeringskunde was, heeft niets behouden, 't geen aan het vernuft der Geletterden het herdenken der voorleedene grootheid kan herroepen. Gebukt onder het juk der overheerfchihge, dat de onkunde en het bygeloof der Turken hetzelve hebben opgelegd, fchynt het geene geméenfchap te onderhouden met de uitlandfche Natiën, door middel van de havens van Damiate en Alexandrie , dan om haar tot getuigen te doen flxekken van zyn volkomen verval. Niet minder vreemd is het lot van het oude Libië, heden ten dagen door de Barbaaren bewoond. Niets legt in ftikdonkerder duifternisfe begraaven, dan de vroegfte K 2 ty. XI. BOEK;  148 GESCHIEDENIS SOEK. tyden deezer onmeetelyke Landftreeke. Met de aankomst der Karthagers begint deeze bajert zich te ontwarren. Honderd zeven en dertig jaaren vóór de bouwing van Rome, ftigtten deeze Kooplieden, van Phenicifche afkomfte, eene ftad, wier grondgebied, in 't eerst zeer eng bepaald, door den tyd zich uitftrekte over het gantfche land , in onze dagen by den naam van het Koninkryk van Tunis bekend, en naaderhand nog verder. Spanje, nevens de meeste eilanden van de Middellandfche-Zee, kwamen onder haar gebied. Veele andere Staaten fcheenen den klomp deezer geduchte Mogenheid nog te moeten vergrooten, wanneer haare eerzucht door die van Rome wederftreefd wierdt. Met het tydftip van deezen verfchrikkelyken fchok ontftondt tusfchen de twee Natiën een zo bloedige en hardnekkige oorlog, dat het gemaklyk was te voorzien, dat dezelve op den ondergang van eene van beiden moest uitloopen. De Natie, die zich bevondt in de kragt van haare Gemeenebestgezinde en Vaderlandminnende Zeden, verwierf, naa de verftandigst onderleide en hardnekkigfte gevegten, eene ontegenzeggelyke meerderheid over de andere, die door haare rykdommen was bedorven. Het handeldryvend wierdt de flaaf van het krygshaftig volk. Tot op het midden der vyfde Eeuwe bleef de verwinnaar- in het bezit zyner veroveringe. De Vandaalen, door 'hunne eerfte heftigheid voortgedreeven aan geene zyde van Spanje, waar van zy zich hadden meester  DER BEIDE INDIEN. 149 ter gemaakt, trokken voorby de pilaaren van Hercules, en verfpreidden zich als een. watervloed over Libië. Ongetwyfeld zouden deeze barbaaren de voordeelen van hunnen inval aldaar gehandhaafd hebben, hadden zy den krygstugt behouden, dien hun Koning gejïserik hun hadt ingeboezemd. Doch deeze geest verdween met dien barbaar, welke van vernuft niet ontbloot was. De krygstugt verflapte, en ftraks waggelde de Regeeringsvorm, die alleen op deezen gronddag rustte. Belisarius overviel: deeze Volken in dien verwarden toeftand, rooide ze uit, en herftelde het Ryk in zyne oude regten; doch dit was flegts voor een oogen» blik. Groote mannen, die eene opkoomende Natie kunnen oprichten en tot rypheid brengen , kunnen eene verouderde en vervallene Natie niet doen verjongen., . De Sarazeenen, geducht door hunne wet* ten en inftellingen, zo wel als door hunne voorfpoeden, met het zwaard en den Alkoran gewapend, noodzaakten, in de zevende Eeuw, de Romeinen, door hunne verdeeldheden verzwakt, weder over Zee te fteeken, en voegden Noord-Afrika by de uitgebreide heerfchappy, die mahometh met zo veel roems geftigt hadt. De ftedehouders van den Calif beroofden in 't vervolg hun? nen meester van deezen ryken buit; zy verheften de provinciën, hunner zorge toevertrouwd , tot onafhanklyke Staaten. Dus was de gefteldheid der dingen met den aanvang der zestiende Eeuwe, toen de Mahomethaanen van Algiers, vreezende onK 3 der XT. boek.  i5o GESCHIEDENIS XI. BOEK. ( j der het Spaanfche juk te zullen geraaken, de Turken te hulpe riepen. De Porte zondt hun barbarossa, die, naa hen eerst verdeedigd te hebben , hen eindelyk onder het juk bragt. De Bachas, welke hem opvolgden, als mede zy die over Tunis en Tripoli, twee fteden die even zeer overheerd en onderdrukt wierden, het gebied voerden , pleegden eene dwkigelandy , die gelukkiglyk wreedaartig genoeg was, om door haare eigen buitenfpoorigheden een einde te moeten neem#n. Men ontdeedt 'er zich van , door de gewelddaadigheid, die haar onderfchraagde5 en hetgeen, misfchien, verdient opgemerkt te worden, de zelfde Regeeringsvorm wierdt van de drie Staaten aangenomen. Zy is eene foort van Adelregeeringe. Het Opperhoofd , die, onder den, naam van Dey , bet Gemeenebest beftuurt, wordt verkpozen door de krygsmagt, die altoos Turksch is , en alleen den Adel des lands uitmaakt. Zelden gebeuren deeze verkiezingen zonder bloedftorting; en het is eene ïewoone zaak, dat de perfoon, onder het vergieten van bloed verkoozen, vervolgens, vermoord wordt door woelagtige en rustver[toorende. lieden , die zich van deszelfs waardigheid willen verzekeren, of die verkoopen )m hun fortuin te maaken. Het Ryk van Marokko, dat, van tyd tot tyd, de Konink•yken Fez, Tafilet en Sus heeft ingezwol*en, dewyl het erftyk is in een inlandsch geElagt, is nogthans aan de zelfde omwentelingen onderheevig. De wreede aart der " Op,  DER BElDE INDIEN. Dppervorften cn onderdaanen , is de bron deezer ongestadigheid.. Het binnenfte gedeelte van Barbarye is opgevuld met Arabiers, die nog zyn, 't geen de menfchen in de vroegfte dagen der waereld moeten geweest hebben , zwervende Veehoeders, zonder vaste woonplaats. Gebruiken , aanftootelyk voor onze verwyfde kieschheid, bezitten in hun oog iet cdelaartigs cn eenvoudigs, even als de Natuur, die ze hun heeft aan de hand gegeevcn. Wanneer de aanzienlykften deezer Arabieren eenen vreemdeling een eerlyk onthaal willen geeven, zoeken zy zelve het vetfte en beste Lam uit hunne kudde, en Aagten het met eigen handen ; en even als de Aardsvaders van mozes, cn de Helden van homerus, firyden zy het in ftukken, terwyl hunne vrouwen met andere töebereidzels tot het Feest onledig zyn. .De kinders der aanzienlykfte perfoonaadjen , zelf die der Scheiks en Emirs, hoeden 'de kudden van hun geflagt; de jongens en meisjes hebben in hunne jeugd geene andere bezigheid. Deeze gelukkige Zeden ontmoet men niet onder de Volken, die de kusten en fteden bewoonen. Een even fterken afkeer hebbende van het Landleeven als van de ftille Kunften, zyn ze Zeeroovers geworden. In 't eerst vergenoegden zy zich met het verwoesten der uitgeftrekte en vrugtbaare vlakten van Spanje. Zy overvielen in hunne bedden de luie bewooners der vrugtbaare velden van Valencie, Grenada en Andalufie, en voerden ze in ftaaverny. Naderhand den K 4 buiit XI. EOEKc  xi. boek;. ïS$ geschiedenis buit veragtende , dien zy behaalden in de anden, die zy voormaals hadden bearbeid, bouwden zy groote fchepen, en overvielen de vlag van alle Natiën. Deeze fcheepsmagt, die, van tyd tot tyd, tot kleine Es. feaders is aangegl oeid , neemt nog dagelyks toe, door de baatzucht van een groot getal Chnstenen, die aan de Barbaaren de bouwItoffen voor hunne vlooten leveren, die belang hebben in hunne Zeerooveryen, en die zelf dikwyls hun den w?g daartoe durven aanwyzen Deeze Zeefchuimers hebben de grootfte Mogenheden van Europa de fchandelyke vernedering doen ondergaan, dat zy hun jaarlykfche gefchenken zenden, die, met wat naam men ze ook verkieze te vermommen, eene weezenlyke fchatting zyn. Zomtyds heeft men hen geftraft en vernederd, doch. hunne plonderingen nimmer geheel doen ophouden. Karei, de V, die, altoos onledig, om de eeuw, in welke hy leefde,, te ontrusten, nogthans, in gevolge van het vooruitzigt, dat de gebreken van een onrustigen geest bedekt, zomtyds in het toekoomende wist door te dringen, ontdekte, wat de Barbaaren, ten eenigen dage, zouden kunnen worden. Zich niet verwaardigende om met hun in onderhandehnge te treeden, beraamde hy het edelaartig ontwerp om ze uit te rooien De nayver van francois den i deedt dit ontwerp mislukken, en de Gefchiedenis kan geen Vorst roemen , die zedert het denkfeeeid eener zo glorievolle onderneeminge  DER BEIDE INDIEN. 153 heeft hervat. Nogthans zou de uitvoering niet bezwaarlyk zyn. De Volken, die Barbarye bewoonen, zuchten onder een juk, dat zy met ongeduld verlangen af te fchudden. De dwingeland van Marokko fpeelt onbermhartig met de vryheid en het leeven zyner onderdaanen. Deeze Overheerfcher, een beul in den uitgebreidften zin des woords, fielt dagelyks aan de muuren van zyn Paleis of Hoofd ftad ten toon, de onfchuldige of misdaadige hoofden, welke hy met eigen hand heeft afgeflagen. Algiers, Tunis en Tripoli, hoewel voor diergelyk eene wreedheid beveiligd, zyn niettemin geboeid in zeer hardknellende keetens. De flaaven van vyftien of twintig duizend Turken, in den flyk van het Ottomannifche Ryk byeen verzameld, zyn ze, op honderderlei wyzen, de flagtöfFers deezer losbandige krygsmagt. Een gezag, dat op een zo ligt beweegbaaren grondflag rust, kan geen diepe wortels gefchooten hebben; en niets zou gemaklyker vallen, dan het om verre te ftooten. Geenerlei buitenlandfche hulp zou deszelfs val een oogenblik vertraagen. Het Ottomannifche Ryk, de eenige Mogenheid, van welke kon vermoed worden dat zy deszelfs behoud begeere, is met genoeg voldaan over den ydelen naam van Befchermer, dien men haar geeft, om daar in veel belang te neemen. Vergeefs zou men haar daar toe tragten te beweegen, door de inwilligingen, welke de omflandigheden deezen rooveren, waarfchynlyk, zouden afperzen. Deeze b,eK 5 geert? Xï. HOEK-  XI. BOEK. 154 GESCHIEDENIS geerte zou geene kragten geeven. Zedert twee Eeuwen heeft de Porte geene fcheepsmagt gehad, en haare Landmagt ylt met fnelle fchreeden tot den zelfden ftaat van vernietiginge. Maar voor wat Volk is het bewaard, de ( keetens te verbreeken, welke Afrika langzaa- 0 merhand voor ons fmeedt, en die moliken f( weg te neemen, die onzen Zeelieden een c killen fchrik aanjaagen ? Geen Natie is in s . ftaat om zulks alleen te onderneemen; en d zo zy "t al durfde beftaan, misfchien zou de v nayver van alle de anderen daar tegen heimelyke hinderpaalen ftellen. Het moet , , derhalven, het werk eener- algemeene zamen- s fpanninge zyn. Alle de Zeemogenheden s moéten zamenfpannen ter uitvoeringe van , een'ontwerp, waarby zy allen even zeer be- £ lang hebben. Deeze Staaten, welken alles , noodigt onderling te verbinden, elkander te \ beminnen en te verdeedigen, moeten der 1 rampen möede zyn, welke zy over en we- ( der elkander berokkenen. Laaten zy, naa , zich zo menigm aaien te hebben vereenigd ; tot hun wederzyd^ch verderf, de wapens opvatten ter hunner behoudenisfe. Dan zal de Oorlog, ten minften eenmaal, nuttig en , regtvaardig geweest zyn. , 'Er is grond om te vermoeden, dat deeze \ Oorlog van geen langen duur zyn zoude, j indien dezelve met het vereischte beleid en eensgezindheid gevoerd wierdt. Elk lid van het Eedgenootfchap, op den zelfden tyd den vyand aanvallende, wiens te onderbrenging ( hem was te beurt gevallen, zou flegts zwakken  DER BEIDE INDIEN, IJ5 Jcen tegenftand ontmoeten. Wie weet zelf of hy wel eenigen tegenftand zou vinden. De Barbaaren, eensflags buiten ftaat van tegenweer gebragt, zouden, ongetwyfeld, aan hun heilloos lot overlaaten de Meesters en Overheden, van welke zy dus lang niets dan onderdrukking ondervonden hebben. Misfchien zou de doörlugtigfte, de grootfte aller onderneemingen minder bloeds en fchatten aan Europa kosten, dan het beuzelagtigfte der gefchillen, door welke hetgeftadig wordt vaneen gereeten. Men zal den Staatkundigen, die dit ontwerp zouden beraamen , het ongelyk niet aandoen van te vermoeden, dat zy hunne eerzucht zouden bepaalen tot het te onbruik maaken van Reeën, het flegten van Forten, en het verwoesten van kusten. Zo bekrompene denkbeelden zouden verre beneden de vorderingen der menschlyke Reden zyn. De te ondergebragte landen zouden in de magt der veroveraaren blyven, en ieder der Bondgenooten zou bezittingen erlangen, evenredig aan de middelen, welke hy tot de gemeene zaak hadt toegebragt. Deeze veroveringen zouden zo veel te veiliger en zekerder worden, dewyl zy het geluk der overwinnaaren zouden moeten ten gevolge hebben. Dit zeefchuimend volk, deeze zeegedrogten zouden veranderd worden in menfchen , door middel van goede wetten en voorbeelden van menschlievendheid. Nevens ons ongevoelig tot de zelfde hoogte opgeklommen , door de mededeeling onzer kundigheden, zouden zy, door den tyd, eene XI, BOEK.  i$6 GESCHIEDENIS XL BOEK. eene dweepery afzweeren, die de onkunde en etende in hunne zielen gevoed hebben; zy zouden altoos met een aandoenlyk genoegen gedenken aan het merkwaardig tydftip , dat ons aan hunne oevers hadt doen landen. Een land, voormaals zo vrugtbaar, zou men hen niet meer woest en onbearbeid zien laaten leggen. Veelerhande foorten van koorn en vrugten zouden deeze onmeetelvke landstreek bedekken. Deeze voortbrengzels zouden uitgewisfeld worden tegen de gewrogten onzer nyverheid en handwerken. De Europifche handelaars, in Afrika gevestigd, zouden de bewindsluiden worden van deezen handel, welke aan de beide gewesten wederkeerig voordeel zou aanbrengen. Eene zo natuurlyke gemeenfchap tusfchen kusten, •welke tegen elkander over leggen, tusfchen volken , die elkander noodwendig ontmoeten, zou, om zo te fpreeken, de grenzen der Waereld uitzetten. Deeze nieuwe foort van veroveringe, welke ftraks by den eeriten opflag in ï oog loopt, zou eene waardige fchaêvergoeding worden voor zulke veroveringen, die, zedert zo veele eeuwen, Jiet ongeluk des menschdoms geweest zyn. De grootfte hinderpaal tegen eene zo aangeleegene omwenteling is altoos geweest, de nayver der groote Zeemogenheden, die hal. ftarrig geweigerd hebben mede te werken in de middelen, om de rust in onze Zeeën te herstellen. De hoop, van de nyverheid van -ieder Natie, die geene vermogens heeft, te beteugelen, heeft haar, by aanhoudenheid, na  DER BEIDE INDIEN. 15/ ;: na de onderneemingen der Barbaaren doen «verlangen, en ze zelf begunftigen. Dit is ieene fnoodheid, wier fchande zy zich zouI den befpaard hebben , indien haare kundigpj heden haare hebzucht geëvenaard hadden. |d Ongetwyfeld zouden alle Natiën uit deeze bj gelukkige verandering voordeel trekken; doch Mderzelver rykfte vrugten zouden ongetwyfeld d ingezameld worden door de Zeemogenheden, naar gelang van haare magt. Haare ligging, de veiligheid van haare fcheepvaart, de grootheid haarer geldmiddelen, benevens honderd andere middelen, zouden haar deeze meerderheid verfchaffen. Dagelyks klaagen zy over de ftrikken, welke de Nationaale nyd, de dwaasheid der geboden en verboden, de engbepaalde bespiegelingen van een uitfluitenden handel, haarer werkzaamheid onophoudelyk fpannen. Allengskens vervreemden de volken zo zeer van elkander, als in de tyden toen zy nog barbaarsch waren. Het ydele, dat dit gebrek aan gemeen fchapsoeffeninge noodwendig veroorzaakt, zou aangevuld worden, indien Afrika in den ftaat gebragt wierdt, dat het behoeften hadt en hulpmiddelen om die te vervullen. Dan zou de Koophandel een nieuw veld voor zyne eerzucht geopend zien. Indien ondertusfchen de te onderbrenging en ontwapening der Barbaaren voor hun zeiven zo wel als voor ons niet tot eene bron van geluk moeten verftrekken; indien wy hen niet als broeders willen behandelen; indien wy 'er niet na ftaan om hen tot onze vrienden te maaken; indien wy de llaaverny en XL BOEK*  158 GESCHIEDENIS xr. Boek. en armoede onder hen moeten kweeken eii duurzaam doen blyven; indien de Geestdry* very nog eens kan vernieuwen die haatlyké kruistogten, die de Wysbegeerte te iaat aan de verontwaardiging van alle eeuwen heeft overgegeeven; indien, eindelyk, Afrika het tooneel onzer barbaarsehheid moest worden, gelyk Afie en Amerika het geweest zyn, en nog zyn: laat dan voor eeuwig in vergee* telheid geraaken een ontwerp, dat de menschlykheid, tot heil onzer Natuurgenooten, ons heeft aan de hand gegeeven! Laaten wy binnen onze havens blyven. Het maakt geen onderfcheid, of het Christenen dan Mufulmannen zyn, die lyden. De mensch alleen is waardig, dat de mensch in hem belang ftelle. Durft men hoopen, de Afrikaanen tot den koophandel te zullen gewennen, langs de langzaame en zagte wegen der verbonden, die dikwyls moeten vernieuwd worden, wanneer men verpligt is om ze telkens te koopen? Om van het tegendeel verzekerd te worden, zal het genoeg zyn, een oppervlakkig oog te flaan op den tegenwoordigen toeftand der Europeaanen, ten aanzien van deeze volken. De Franfchen hebben nimmer gehandeld met Marokko, waar mede zy altoos in een ftaat van oorlog geweest zyn; en de Engelfchen , de Hollanders en Zweeden, door ■ menigvuldige knevelaryen afgefchrikt, ver- ] fchynen 'er flegts by tusfchenpoozen. De geheele handel is genoegzaam in handen vad Deenemarkei welk dien heeft afgeftaan aan eene  DER BEIDE INDIEN. 159 eene Maatfchappy, beftaande uit vyf honderd Aktien, ieder van vyf honderd Kroonen. Deeze Maatfchappy is opgericht in den jaare 1755 , en moet veertig jaaren ftand houden. Zy brengt derwaarts Engelfche lakens, Zilveren en Zyde StofFen, eenig Lywaat, planken, yzer, teer, zwavel; en zy haalt van daar, gom, wolle, koper, wasch en huiden. Te Salé, Tetuan, Mogador, Safy en St. Crux gefchiedt deeze handel. Over deszelfs uitgebreidheid kan men oordeelen uit den opbrengst der tollen, die verpagt worden voor twee honderd vyf en vyftig duizend Livres. Minder uitgebreidheids heeft de handel van Algiers. De Engelfchen, Franfchen en de Jooden van Livorno dryven die gezamentlyk. De twee eerstgenoemde Natiën zenden, met hunne eigen fchepen, en de laatstgemelden , onder een onzydigen Vlag, lakens , fpeceryen , papier, yzerkraameryen, koffy, fuiker, Lywaaten, aluin, Indigo en Cochenille; en ontvangen in betaalinge, wolle, wasch, veêren, huiden, oly, nevens veelerhande koopmanfchappen uit veroverde fchepen. De thuislaadingen , hoewel een vierde waardiger dan de uitvragten, beloopen jaarlyks niet meer dan een millioen Livres. De helft behoort aan Frankryk ; en zyne mededingers verdeelen genoegzaam de andere helft onder elkander. Behalven deezen koophandel, die geheel aan de Hoofdftad behoort, gaat 'er iets om te Calle, Bonne en Collou, drie andere Zeehavens van het Gemeenebest. Deezen han- XI. BOEK  XI. Soek. 160 GESCHIEDENIS handel zou men hebben zien uitgebreider eri voordeeliger worden, zo dezelve aan geene Monopolie, en, 't geen nog meer is, aan geene uitlandfche Monopolie, onderworpen ware. Volgens oude verbintenisfen, die vry naauwkeurig onderhouden zyn, is deeze uitgebreide kust Onderdaan ig aan eene bevoorregte Maatfchappy te Marfeille. Haar Fonds beftaat uit twaalf honderd duizend guldens; en haar jaarlykfche koophandel, die, naar gisfing, acht of negen honderd duizend gul. dens bedraagt, houdt dertig of veertig fchepen aan de vaart. Haare inkoopen van koorn, wolle, koraalen en huiden, doet zy met geld. _ Tünis ontvangt voor twee millioenen aan uitlandfche koopmanfchappen, en het verkoopt, Van zyne eigen, voor twee millioenen vyf honderd duizend Livres. Twei derde deelen van deezen handel behooren aan de Franfchen, en het overige derde deel aan de Töskaaners. De grondflag Van deezen handel is genoegzaam de zelfde, als die vafl alle andere onderhandelingen met de Barbaarfche Staaten. Te Tripoli gaat het allerminfte om. Het land is zo armoedig, dat flegts eenige weinige yzerkraameryen van geringe waarde derwaarts kunnen gevoerd worden. De wolle, fenebladen, asch, wasch en vrugten, die van daar gehaald worden, zyn van weinig belangs. Doch indien deeze kust geen voordeel doet aan den koophandel, uit hoofde Van de weinige goederen, die zy oplevert; én indien zy daaraan nadeel toebrenge, van we*  DER BEIDE INDIEN. l6ï wegens de Zeerooveryen , door welke zy ontrust wordt; de Westlyke kust van Afrika Vergoedt deeze fchade, door het nut, dat de Amerikaanfche Volkplantingen daar van trek kCDe Zeekust deezer onmeetelyke landftree'. ke breidt zich uit van de Straat van Gibraltar tot aan de Kaap de Goede Hoop. Alle haare bcwooners Zyn Zwarten. Over den oorfprolig deezer kleure zyn verfcheiden girf. fingen oritftaan, de eene origerymder dan de andere. Meri vraagt, of de Negérs dezelve ontkenen van het klimaat, dat zy bewoonen? Vermaarde Wysgeercn en Natuurkenners zyn van die gedagten. 'Er zyn geen Negers zegt men, dan in dé heetfte landen. Hun Meur wordt donkerder, haar gelangè Zy verder aan den Evenaar wóonen- Zy wordt lichter en helderder op de uiterftè grenzen der Gemaatigde Luchtftreeke. Het geheelé menschlyke geflagt, over 't algemeen, wordt wit by de fneeüw, eh verbrandt door dé Zon. De fchaduwen van het witte tot het zwarte, én van het zwarte tot het witte, ziet men, om. dus te fpreèken, aangekondigd door de evenwydigé Graaden, die den Aardbol van den Evenaar na de Aspunten fnydén. Indien de Lucht'ftreeken, door de uitvinders van de Spheer verzonnen, door èigénlyke banden wierden afrehèelfi zou men dé zwarte ebbenkleur, ter rechter en flinker zyde, allcrigskeris zien veraarten tot aan dé beide Keerkringen; Van daar het bruine bleek en helder worder tot aan de Aspunt-Cirkels, door de fchadu IV. DEEL L WB XL BOES* I  XI. BOEK. 162 GESCHIEDENIS wen van eene fleeds helderer wordende wit* heid. Doch hec verdient onze opmerking, dat de Natuur , die den glans der fraaifle kleuren over het vel en de pluimaadje der dieren, over de gewasfcn en metaalen heeft verfpreid,, den mensch, om eigenlyk te fpreeken, zonder kleur heeft gelaaten: want het wit en zwart zyn niets anders dan de wording en vernietiging der kleuren. Welke ook de oorfpronklyke en grondoorzaak zyn moge van de verfêheidenheid .der kleuren onder het menschlyk geflagt, liet wordt algemeen erkend, dat deeze verfêheidenheid ontftaat uit zekere zelfflandigheid, tusfchen het vel en den opperhuid becflooten. Deeze zelfstandigheid is zwartagtig •by de Negers, bruin onder de olyf- of koperkleurige Volken, wit by de Europeaanen, en met roodagtige vlekken doormengd by de zeer blond- of roodkleurige Volken, .. De Ontleedkunde heeft ontdekt, dat de -zelfflandigheid van de harsfencn der Negers zwartagtig is; de Harsfenklier bykans geheel zwart, en het bloed van een donkerder - roode kleur dan dat der blanken. Hun huid ;is altoos meer verhit, en hun pols flaat •flerker. Van hier, dat vreeze en liefde, onder dit Volk, tot de verregaandste uit.-fpoon'gbeid overflaan; dit maakt hen ver. wyfder, luier, zwakker en ongelukkiglyk beter gefebikt tot flaaverny. Hunne verftandlyke bekwaamheden, daarenboven, bykans uitgeput zynde door de overmaatige involging der vleeschlykc driften, bezitten zy geheugen noch fchranderheid, om de lichaams-  der beide indien, tês fiérste, die hun ontbreekt, door list te Vergoeden. Hun wolagtig hair, zegt men, is krul, dewyl het een vlies van eene kleeVeriger en dikker zelfftandigheid moetende doorbooren, krul wordt en niet in de lengte kan fchieten. Het zweet der Negers geeft een fterken en onaangenaamen reuk van zich: om reden dat het doormengd is met een dik en garftig vet, dat lang opgeflooten blyft tusfchen het vel en den opperhuid, en ten laatfte 'er door heen dringt. Deeze zelfftandigheid is zo zigtbaar, dat in dezelve, door middel van het vergrootglas, duidelyk kan ontdekt worden een foort vari droesfem, uit kleine zwarte korreltjes zamengefteld. Van hier dat het doorgewaasfemde Vogt van een Neger, wanneer het eenigzins overvloedig is, een witten doek, daar hy zich mede afdroogt, zwart verft. Een der ongemakken van deeze zwarte kleur, het beeld van den nacht, die alle voorwerpen verwart, is, dat de Negers verpligt geweest zyn , hun vel met verfcheiden kleuren tö befchilderen. Dit is een algemeen gebruik, Vooral onder de zwervende Stammen van dit geflagt. Daar nogthans dit gebruik plaats heeft onder de woeste Volken van Tartaryö en Canada, zou men het in twyfel kunnen trekken, of dit niet veel eer een gevolg zy van hunne zwervende en verstrooide lee. venswyze, dan van de kleur van hunnen huid. Eindelyk heeft de Ontleedkunde den oorfprong van de zwarte kleur der Negers ontdekt , in de zaaden der voortteeh'nge. L % '£r xi. boek.  XI. [BOEK. i6> GESCHIEDENIS 'Er wordt, naar 't fchynt, niets meer vereischt, om te bewijzen, dat de Negers eene byzondere foort van menfchen zyn. Want indien 'er iets zy, dat onderfcheid te wege brengt tusfchen de foorten, of tusfchen de Rangen van ieder foort, dan moet dit, ongetwyfeld, zyn , de verfbfoeidenheid der zaadvogten. Zonder eenigen grond, derhalven, wordt aan het klimaat de kleur der Negers toegefchreeven i alzo de Oostkust van Afrika, op de zelfde breedte van den Evenaar, geene Negers, ja zelf Blanken voortbrengt, en in geheel Amerika de Zon en de grond geene Negers hebben doen voortkoomen. Gefteld zynde dat wy erkenden, dat de Westkust van Afrika het warmfte land van den geheelen Aardkloot zy, zou daar uit alleen volgen, dat 'er klimaaten zyn, alleen voor zommige geflagten gefchikt; doch in geenen deele, dat het onderfcheid van klimaaten de zelfde foort van wit zwart doet worden. De werking der Zonne gaat niet zo verre, dat zy de grondbeginzcls der hervoortbrenginge verandert en wyzigt. De Blanken worden geen Negers in Afrika, en de Negers geen Blanken in Amerika. De zamenpaaring der fexen van beide deeze foorten brengt Mestizen voort, in welke de kleur , de gedaantetrekken en het karakter van beiden even zeer doorftraalen. Indien de mensch oorfpronkiyk blank ware , zou men moeten onderstellen, dat hy, nader aan de Bevroozene Luchtftreeken , dan aan de Verzengde Luchtfteek gefchapen zynde, de aar-  D R BEIDE INDIEN. l6$ aarde, allengskens, van de Aspunten na den Evenaar heeft bevolkt; terwyl, integendeel, ' de vrugtbaarheid des Aardkloots tusfchen de Keerkringen doet vermoeden , dat hy van den Evenaar na de Aspunten bevolkt is. Het klimaat, door de Negers bewoond, vertoont geene in "t oogloopende verfcheidenheden, dan die door de zandwocstynen en moerasfen hebben kunnen veroorzaakt worden. Op de bykans ondraagelyke hitte van den dag volgen zeer koele nachten; met dit onderfcheid, dat zy min koel zyn geduurende het regenagtig faifoen, dan in het drooge jaargety. De min overvloedige daauw, onder een met wolken bedekten hemel, dan aan een helderen Gczigteinder, is, ongetwyfeld, de oorzaak van deeze byzonderheid. Van de grenzen van het Marokkaanfche Gebied tot aan Senegal, is de aarde volftrekt onvrugtbaar. Eenige Arabiers, af komftig van de geenen, die Barbarye veroverden, nevens eenige Mooren, de oude bewooners des lands, leiden een elendig zwervend leeven in de brandende en dorre zandwoestynen, dje ziqh ten laatfte verliezen in de on» meetelyke wildernïsfen van Sabara. De oevers van den Niger, de Gambie en Siërra - Leona , als mede die der min vermaarde rivieren, die de groote uitgeftrekt» heid gronds doorloopen, welke deeze voornaamfte ftroomen vaneen fcheidt, zyn zeer vrugtbaar. De Turkfche tarwe koomt 'er zonder veel arbeids voort, als mede alle de anlandfche vrugten van Amerika; het hoeders der kudden is genoegzaam de eenige bezig* L 3 heid XI. BOEK.  166 GESCHIEDENIS XI. BOEK. heid der inwooneren. Uit verkiezing en fmaak leeven zy van Merrie melk, en reizen weinig, dewyl geenerlei behoefte hen buiten hun Vaderland lokt. De bewooners van Kaap Monté, van alle kanten door zandgronden ingeflooten, maaken eene Natie uit, van het overige gedeelte van Afrika volftrekt afgefcbeiden. In de Ryst, die in hunne moerasfen groeit, bestaat al hun voedzel en rykdom. Aan de Europeaanen verkoopen zy 'er eene geringe hoer veelheid van , die hun met brandewyn en yzerkraameryen betaald wordt. Van Kaap Palma tot aan de rivier de Volte, zyn alle de inwooners kooplieden en akkerbouwers, Zy zyn Landlieden, dewyl hun grond, hoewel fteenagtig, de noodige moeite en het verfchot, om dien te ontginnen, ryklyk vergoedt. Zy zyn Kooplieden, omdat zy dieper landwaarts in Natiën hebben, die hun goud, koper, yvoor en flaaven leveren, en 'er niets is, 't geen eene gestadige gemeenfehap, tusfchen de binnenlandfche Volken en die de kust bewoonen, verhindert. Het is het eenige gewest in Afrika , daar men, in eene wyde uitgestrektheid, niet wordt belemmerd door onmeetelyke wildernisfen en diepe rivieren, en water en leevensmiddelen worden gevonden.. Tusfchen de rivier de Volte en de Calbary is de kust vlak, vrugtbaare wel bevolkt en bebouwd. Dit kap niet gezegd worden van het land, dat zich van de Calbary tot aan den Gabon uitstrekt. Bykans geheel bedekt, met ongenaakbaare bosfeben, wei»  DER BEIDE INDIEN. XÓ7 weinig vrugtcn en geen koorn voortbrengende, wordt het meer bewoond van wiide dieren dan van menfchen. Schoon 'er overvloedige regen valt, gelyk onder den Evenaar eigenaartig moet gebeuren, is de aarde zo zandagtig, dat 'er, een oogenblik naa dat het geregend heeft, geen fpoor van vogtigheid meer te vinden is. Ten Zuiden van de Linie, tot aan de Zaïre, vertoont de kust een vrolyk gelaat. Aan de kust laag, ryst zy ongevoelig, en ■vertoont wel bebouwde velden, doormengdmet altyd- groene bosfehen , en weilanden met palmboomen bedekt. Van de Zaïre tot aan de Coanza, en nog verder, is de kust doorgaans hoog en rotsagtig. Binnenslands ontmoet men eene hoog leggende vlakte, wier grond beftaat uit een foort van grof vragtbaar zand. Een weinig aan geene zyde van de Coanza, begint een onvrugtbaar land, hebbende eene uitgestrektheid van meer dan twee hon • derd mylen, grenzende aan het land der Hottentotten. In deeze uitgestrektheid zyn geene andere bewooners bekend dan de Cinv bebas, van alle gemeenfehap verfteeken. De verfcheidenheden, die aan de oevers -van het Westlyk Afrika worden opgemerkt, beletten niet dat zy allen een zeldzaam voorregt genieten, dat misfchien eenig in zyne foort is. Nergens ontmoet men, aan deeze uitgebreide kust, die fchrik verwekkende rotzen, wier gezigt den Zeeman van daar dreef Overal is de Zee bedaard, de wind regelmaatig, de ankergrond veilig. Overal L 4 vindt XI. BOEK.  ïÖ8 GESCHIEDENIS XI. vindt men voortreffelyke havens, alwaar men, zonder zor^e en vreeze, zich kan over eeven aan den arbeid, dien het kalfateren der , rootfte fchepen vordert. Geduurende zes maanden van het jaar, van Grasmaand tot Sla.tmaand, houden de winden en ftroomen genoegzaam den zelfden loopftreek, Ten Zuiden der Linie heerscht de Zuid-Ooste wind, en de {trekking der ftroomen is Noordwaarts; ten Noorden der Linie waait meest een Ooste wind , en de flrekking der ftroomen is na het Noord-Oosten. Geduurende de zes overige maanden van het jaar, doen de onweders de ftrekking des winds, by tusfchenpoozen, veranderen; doch hy waait dan niet meer met de zelfde krakt: de veerkra,t der lucht fchynt nu verflapt te zyn. De oorzaak deezer veranderinge fchynt invloed te hebben op de ftrekking der ftroomen: ten Noorden van de Li, nie loopen zy Zuid-Westwaarts, en aan geene zyde Zuidwaarts. Alles wat het binnenfte gedeelte van Afrika betreft, is het onderwerp flegts van onzekere gisfiq^en; zo veel is nogthans ze-, ker, dat de Regeringsvorm, lanls de gehpele kust, willekeurig is, Het zy de Op. perheerfcher tot den throon geroepen wordt door de re.-.ten zyner geboorte, het zy hy djen beklimme door het regt van verkiezin-, ge, de onderdaanen hebben geene andere wet dan zynen wij. Doch, hetgeen vreemd mag fchynen in Europa, alwaar het groot g?tal erflyke Monarchjen eeq lunderfsaj is te jen de rust der ver-  der beide INDIEN. 169 verkiesbaare Regeeringen en tegen den voorfpoed van alle vrye Staaten? is, dat de gewesten in Afrika, in welke de minfte staatsomwentelingen zyn voorgevallen, de zulke zyn, die het regt, om hunne Opperhoofden te verkiezen, hebben behouden. Doorgaans is het Opperhoofd een oud man van eene algemeen erkende wysheid. De wyze, op welke deeze verkiezing gefchiedt, is eenvoudig, maar kan alleen in zeer kleine Staaten plaats hebben. Het volk vervoegt zich, op zyn bevel, binnen drie dagen, by den burger, dien hy voor den bekwaamften houdt om het bevel te voeren. Indien de Remmen verdeeld zyn, benoemt hy, die de meeste ftemmen heeft gehad, op den vierden dag, eenen der geenen, die minder ftemmen gehad hebben. Ieder vry man heeft het regt van ftemmen. Zelf zyn 'er eenige Stammen, onder welke de vrouwen dit voorregt genieten.. Zodanig is, de erflyke Koninkryken van E Benin en Judda uitgezonderd, de oorfprong van die menigte kleine Staaten, die ten | Noorden van de Linie leggen. Ten Zuiden :i ontmoet men Mayombé en Quilingo, wier I Opperhoofden uit de Dienaars van den Godsdienst gckoozen worden; de Ryken van I Loango en Congo, alwaar de Kroon overs gaat in de mannelyke linie van de zyde der vrouwen; dat wil zeggen, dat de eerfte ! Zoon van des Konings oudfte Zuster den throon erft, wanneer hy open is. Deeze volken gelooven, dat een kind veel zekerder 1 de Zoon is van zyne Moeder, dan van den L $ Man, XL boek. |  BOEK. 170 GESCHIEDENIS Man, dien zy getrouwd heeft; zy verlaaten zich meer op het oogenblik der geboorte, dat zy zien, dan op het oogenbijk der ontvankenisfe, dat zy niet zien. Deeze Natiën leeven in eene volftrekte onbedreevenheid in de kunst, onder ons zo zeer geëerbiedigd onder den naam van Staatkunde. Nogthans laaten zy niet na om derzelver plegtigheden, en zekere welvoeglykheden, te onderhouden. De Gezantfchappen zyn onder haar zeer algemeen: 't zy om hulp te verzoeken tegen een magtigen vyand; 't zy om bemiddeling in het byleggen van gefchillen te vraagen; 't zy om een Compliment van gelukwenfchinge af te leggen over eene gelukkig uitgevallene onderneeming, over eene blyde geboorte, of een verkwikkenden en vrugtbaaren regen naa eene langduurige droogte. De Gezant mag, naa het volbrengen van zynen last, zich niet langer dan één dag ophouden, en nimmer by nacht reizigen, in de Staaten van een vreemden Vorst. Hy reist voorafgegaan wordende van een Trommelflager, die zyne waardigheid aankondigt, en verzeld van vyf of zes zyner vrienden. Op de plaatzen, daar hy zich eenigen tyd ophoudt om uit te rusten, wordt hy met tekens van eerbied ontvangen; doch nimmer mag hy vóór Zonnenopgang van daar vertrekken, en ook niet voor en aleer zyn huiswaard eenige perfoonen heeft byeen verzameld, die getuigenis kunnen draagen dat hem geen leed gefchied is. Voor 't overige kent men hier geene dier ftaatshandelingen, die meer of min ingewik* kei-  DER BEIDE INDIEN. IJl kelde zaaken ten onderwerpe hebbe. Nimmer wordt jets raakende het voorleedene, nimmer met opzigt op het toekoomende bedongen ; alles betreft het tegenwoordige. Hier uit zou men kunnen befluiten, dat deeze Natiën geene aaneengefchakelde gemeen» fchap zouden kunnen hebben met de andere gewesten des Aardbodems. Niet meer zamengefteld en ingewikkeld is de Oorlog dan de Staatkunde. Geene Regeeringsvorm is 'er onder haar, die troepen !n foldy houdt. De krygsdienst is het beroep van elk vrygebooren man. Allen vatten de wapens op, om hunne grenzen te dekken, of om buit te zoeken. De Legerhoofden worden door de foldaaten gekoozen, en deeze keuze wordt door den Vorst bevestigd. Het Leger trekt te velde, en de vyandlykheden, die in den morgen zyn begonnen , neemen veelal in den avond een einde. Althans zyn de invallen nimmer van langen duur, dewyl zy geene Magazynen hebbende, het gebrek aan mondbehoeften haar noodzaakt, fpoedig af te trekken. Een groot ongeluk zou het voor deeze volken zyn, indien hun de kunst geleerd wierdt, om veertien dagen agter een in het veld te blyven leggen. Het is geenzins de zucht om de grenzen uit te breiden, die aanleiding geeft tot de onlusten, welke deeze gewesten vry dikmaals verdeelen. Een verongelyking by eene openbaare plegtigheid, een heimelyke of openbaare diefftal, het fchenden van eene maagd: deeze zyn de gewoone onderwerpen des XI. BOEK,  POEK. 172 geschiedenis des Oorlogs. 's Anderen daags naa den veldflag, gefchiedt de losfing der wederzydfche krygsgevangenen. Zy worden tegen koopmanfchappen of flaaven uitgewisfeld» Nimmer wordt een gedeelte van het grondgebied afgeftaan; het behoort geheel aan het Genootfchap, wiens Opperhoofd de uitgeilrektheid bepaalt, die ieder moet bearbeiden , om 'er de vrugten van in te zamelen. Deeze wyze om de gefchillen te beflisfen, "heeft niet alleen plaats in de kleine Staaten, wier Opperhoofden te verflandig zyn om na meerder grootheid te flaan, of te oud om den Vrede niet . te beminnen. De groote Ryken zyn genoodzaakt dezelve in agt te neemen omtrent nabuuren, die zy in vermogen overtreffen. De Oppervorst heeft nimmer eene krygsmagt op de been ; en fchoon hy naar goeddunken befchikt over het leeven van de Bevelhebbers der provinciën, fchryft hy hun, egter, nimmer eenige regels van landbeftier voor. Het zyn kleine Oppervorflen, die, uit vreeze om van eerzucht verdagt gehouden of met den dood te zullen geflraft worden, in goed verfland lee, ven met de kleine Volken, die rondom hen woonen. De eensgezindheid tusfchen de aanzienlyke Mogenheden en de andere Staaten wordt gehandhaafd, zo door het onbepaald vermogen , dat de Vorst over zyne onderdaanen heeft, als door de onmogelyfcheid, daar hy zich in bevindt, om 'er zich naar goeddunken van te bedienen. Zyn wil ïs flegts een flag, die niet meer dan eenmaal en één hoofd tevens kan tkffeh. Den dood zyni j  DER BEIDE INDIEN. 173 zyns Stedehouders kan hy wel gebiedeny en de geheele provincie zal dien, op zyn bevel , afmaaken 5 doch zo hy den dood van alle de bewooners der provincie beval, zou niemand deezen last willen volvoeren,- en zyn wil zou niet genoeg zyn, om eene andere provincie tegen deeze de wapens te doen opvatten. Hy vermag alles tegen eenen ieder in 't byzonder; doch hy vermag niets tegen allen gezaamentlyk. Eene andere reden, welke belet, dat de kleine Staaten door de groote niet onder het juk gebragt worden, is, dat deeze Volken geen denkbeeld hebben van de glorie der veroveringen. De eenige perfoon, die des eenige aandoening fchynt gehad te hebben, was een Makelaar in flaaven, die van zyne jeugd af aan de Europifche fchepen bezogt, en in ryper ouderdom eene reize na Portugal gedaan hadt. Hetgeen hy aldaar zag en hoorde, ontftak zyne verbeeldingskragt, en leerde hem, dat menigmaalen een groote I naam wordt verworven door het veroorzaaken van groote onheilen. In zyn Vaderland te rug gekeerd, was het voor hem geene | kleine vernedering, te moeten gehoorzaamen aan luiden, die hy in kunde overtrof. Zyne I listen deeden hem opklimmen tot de waardigheid van Opperhoofd der Akanis, en het gelukte hem, hun de wapens te doen opvatten tegen hunne nabuuren. Niets kon . zyner wakkerheid weerftand bieden, en zyne heerfchappy ftrekte zich ruim honderd mylen langs de kusten uit: Anamubou was het middelpunt van zyn gebied. Hy overleedt; doch xr. BOEK,  XL. BOEK. ; j 1 ï74 GESCHIEDENIS doch naa zynen dood durfde niemand hem opvolgen: en allé de fpringveeren van zyn gezag op eenmaal verflappende, herfteïde zich alles in zyne oude plaats. De Christlyke en de MahornethaSnfche Godsdienst fchynen de twee uiterfte grenzen te beffaan van dat gedeelte van het Westlyk Afrika, dat door de Europeaanen wordt beZogt. De Mufulmannen uit Barbarye hebben hunne Leerfïellingen overgebragt tot de Volken van Kaap Verde, die ze voorts verder verfpreid hebben. Naar gelang deeze Leerfïellingen verder van hunne bron verwyderd zyn, hebben ze zulk eene verandering ondergaan, dat ieder Koninkryk, ieder dorp, elk huisgezin verfchillende begrippen Voedt. Zonder de Befnydenisfe, die in algemeen gebruik is, zou men naauwlyks vermoeden , dat deeze Volken den zelfden Eerdienst hebben. De voortplanting van deezert Eerdienst heeft niet geheel opgehouden dan aan de Kaap Monté, wier bewooners geene gemeenfchap hebben met hunne nabuuren. 't Geen de Arabiers gedaan hadden, tert Noorden van de Linie, voor denAlkoran, deeden de Christenen, in Vervolg van tyd, ten Zuiden van den Evenaar, voor het Euangelie. Omtrent het einde der Vyftiende Eeuw, vestigden zy deszelfs gebied, van bet land van Benguela af tot aan de Zaïre. Een Eerdienst, die zekere en gemaklyke niddelen verfchafte, ter verzoeninge van alle nisdaaden, viel in den fmaak van Natiën, He een min troostgeevenden Godsdienst beeeden. De gewelddaadigheden der verkondt-  i>ër beidé IN-DIÉN. %YS ' digers' van den in zich zelf vrecdzaamen, maar in hunne handen veraarren Godsdienst, waren de oorzaak, waarom hy, in verfcheiden Staaten, verbooden wierdt. Vergeefs wordt de Christlyke Godsdienst gezogt in de ■ gewesten, in welke deszelfs naam nog ftand houdt. Eenige bygeioovige gebruiklykheden zyn het eenige, dat 'er van over is gebleeven. De kusten, in het midden geleegen, hebben eenige bygeloovigheden, haar byzonder eigen, behouden, die van eene zeer oude herkomst moeten zyn. Zy beftaan in den Eerdienst van die ontelbaare menigte Godheden of Feticbes, welke ieder voor zich zeiTen op zyne wyze en tot zyn gebruik verkiest, en het geloof aan de Vogelwichefeaxyen, in de Vuur- en Waterproeven. Doch ?er zyn nog gevaarlykcr bygeloovighedenX het blind vertrouwen, dat zy ftellen in de Priesters, welke derzelver Dienaars en Voortplanters zyn: de bewaaring der volksoverleveringen is aan deezen toevertrouwd; zy bemoeien zich met de Waarzeggery. De gemcenfehap, die zy onderfteld worden te hebben met den Boozen Geest, doet hen aanmerken als de befchikkers over de onvrugtbaarheid en vrugtbaarheid der akkeren;; op deezen grond worden de eerfie vrugtea hun bestendig aangebooden. Alle de overige dwaalingen leiden den mensch tot eefi gezellig eindoogmerk, en ftrekken om hem zagtaartiger cn vreedzaamer te maaken. De vcrfchillende Godsdiensten, in Afrika verfpreidj hebben de gewoone leevenswyze, ai BOEK,  Ïf6 GESCHIEDENIS XI. JBOEK aldaar gebruiklyk, niet veranderd : dewyl de invloed van het klimaat aldaar zo veel vermag, dat dezelve de Begrippen weinig invloeds op de Zeden laat behouden. De huizen zyn 'er altoos van takken van palmboomen, zelden van aarde gebouwd, en, met ftroo, rys of riet gedekt. Men vindt 'er geene andere huisgeraaden dan teenen manden , aarden potten, matten die voor bedden verftrekken, en Calebasfen, van welke alles, wat in de keuken in gebruik is, gemaakt wordt. Eeh gordel om den middel, is de eenige kleeding. Het gèwoona voedzel is wildbraad, visch, vrugten, ryst, of flegt gebakken brood van Turkfche tarwe. De wyn van den palmboom dient hun tot drank. De kunften zyn 'er onbekend. De eenige arbeid beftaat in een weinig akkerbouwens. Slegts het honderdfte gedeelte van het land wordt bebouwd; en dit gefchiedt nog op eene zeer gebrekkige wyze, door arme lieden, of door ftaaven, die uit luiheid en om hunnen toeftand een afkeer van den arbeid hebben. Min eenpaarigheids heeft 'er plaats in de Zeden, dan in de behoeften. Aan de oevers van den Niger, zyn meest alle de vrouwen fchoon, indien niet de kleur, maar eene juiste evenredigheid der lichaamsdeelen, de fchoonheid uitmaakt. Zy zyn zedig, liefhebbende en getrouw ; een voorkoomen van j onfchuld heerscht in haar gelaat, en haare taal vertoont de merktekens van haare be> fehroomdheid. De naamen van Zilia, Ckliplbj Éanni en Zamé, welke naamen des wei-.  der beide INDIEN. XJJ wellusts fchynen, worden uitgefproken mqt eene ftembuiging, wier zagtheid en tederheid onze fpraakdeelen niet kunnen naabootzen. De mannen hebben eene voordeelig inneemende geftalte, het vel van éene ebbenhout kleur, een aangenaam uitzigt en weezenstrekken. De gewoonte van de paerden té temmen, en den wilden dieren den oorlog aan te doen, geeft hun eene edele houding. Bezwaarlyk verdraagen zy een ongelyk; doch het voorbeeld der dieren , die zy hebben opgekweekt, boezemt hun eene onbepaalde dankbaarheid in jegens een Meester, die hen wel behandelt. 'Er zyn geen oplettender, maatiger en getrouwer huisbedienden bekend; maar zy zyn geene goede landlieden. Hun lichaam is niet gewoon zich te krommen, èn na den grond te buigen, om dien té ontginnen. De kleur van het vel der Afrikaanen ontaart, naar gelang zy meer Oostwaarts woonen. De Volken aldaar hebben doorgaans een vast en fterk lichaam, maar zyn klein van geftalte; een voorkoomen van fterkte, dat door vaste fpieren wordt aangekondigd; onregeimaatige en niets bepaalds aanwyzende weezenstrekken. De beeltenisfen, welke zy op het voorhoofd en de wangen tekenen, vermeerderen deeze natüurlyke leelykheid. Een onvrugtbaare grond, door dén arbeid zelf niet te verbeteren, heeft heh in de hoodzaaklykheid gebragt om zich tot het visfchen te begeeven, niettegenftaande de Zee, bykans onbruikbaar door èen Zandbank, die langs de kust loopt, hen hier van fcheen té IV. deel, M moe- XL BOEK.  178 GESCHIEDENIS xr. BOEK'. moeten afichrikken. In zekeren zin verstoon ten van deeze twee Elementen» hebben zy hulp gezogt by nabuurige Natiën, die van de Natuur meer begunstigd waren; voor het zout, dat zy aan deeze vcrkogten, hebben zy van haar onderstand verworven. Zints de aankomst der Europeaanen, heeft de geest van koophandel zich onder hen uitgebreid: dewyl, öiider alle menfchen, de denkbeelden zich ontwikkelen, naar gelang zich nieuwe voorwerpen vcrtoonen; en 'er meer tusfchcnkoomende onderhandelingen vcreischt worden, om een flaaf tegen verfcheiden foorten van koopmanfchappen te verwisfclcn, dan om eene maat zout te verkoopen. Voor 't overige, hoewel zy gefchikt zyn tot allen arbeid, tot welken niets dan lichaamssterkte vereischt wordt, zyn zy, nqgthans, onbekwaam tot den inwendigen huislyken dienst. Deeze ftaat ftrydt met de heblykheden hunner opvoedinge, volgens welke zy gewoon zyn om voor ieder bedryf ftukswyze betaald te worden. De wederkeerigheid van een dagelykfchen arbeid en loon, is, misfchien, voor alle menfchen, een der beste voedzels der nyverheid. De Vrouwen van deeze handeldryvende Negers necmen deel aan allen hunnen arbeid, behalven de visfchery. Zy.bezitten noch de bevalligheid, noch de ingetogenheid, noch de bcfcheidènheid, noch de fchoonheid der vrouwen van den Niger; en zy fchynen minder aandoenlykheids te hebben. Wanneer men de beide Natiën met elkander vergelykt, zou men de sene kunnen aanmerken als het gemeerie volk:  DER BEIDE INDIEN. Ï79 volk eener befchaafde ftad, en de andere als dat gedeelte der inwooneren, welke eene eerlyke opvoeding hebben genooten. Haar karakter vertoont zich zelf in haare taal. De tongvallen der eene zyn van de uiterfte zagtheid; die der andere zyn hard en droog, gelyk de grond, dien zy bewoonen. De leevendigheid gelykt 'er naar gramfchap, zeifin de vermaakeü. Aan geene zyde van de rivier de Volte , ih Benin, eri in de anderelanden, onder deri algemeencn naam van de Goudkust bekend, hebben de Volken een gla'd en donker zwart vel, fraaie tanden, een middelbaare, doch welgemaakte geftalte, en fchroomvallig voorkoomen. Hun gelaat,, hoewel van fchoonheid niet ontbloot, zou nog veel fraaier zyn, indien onder hen het gebruik geene plaats hadden, dat de vrouwen zich op de ! wangen wonden toebrengen, en de mannen II aan het voorhoofd brandmerken. Eene Zielst verhuizing, hun byzonder eigen, is de li grondflag van hun geloof; zy zyn van ges voelen, dat na welke plaats zy zich begeeven, of werwaarts zy ook worden overgevoerd, zy, naa hunnen dood, het zyze zich I: dien voordagtlyk berokkenen, of volgens I! den loop der natuure ondergaan , in hun i Vaderland moeten wederkeeren. Deeze overf tuiging maakt hun geluk uit: dewyl zy hun < Vaderland befchouwen als de bekoorlykfte f verblyfplaats van 't gantfche Heelal. Eene i|2o aangenaame dwaaling heeft ten gevolge, Jdat zy daar door menschlievend worden. iüe vreemdelingen, die zich in dit klimaat M 2 BOE!  XL BOEK. 180 GESCHIEDENIS nederzetten, worden 'er met eene tederheid behandeld, die. aan eerbiedenis grenst: alzd men zich verzekerd houdt, dat zy het loon hunner goede zeden aldaar koomen genieten. Dit volk bezit eene gefchiktheid tot vrolykheid, waar van onder de nabuurige Natiën geene blyken befpeurd worden; fmaak voor den arbeid, een vaardig begrip, een bondig oordeel, eene billykheid, door geenerlei omHandigheden te krenken, en eene groote bekwaamheid om zich naar buitenlandfche Zeden te fchikken. Sterker is het verknogE aan de gebruiklykheden van zynen koophandel, zelf wanneer zy niet gunftig zyn. Langen tyd hieldt de oude wyze van handeldryven onder hetzelve ftand. Het eerfte fchip, dat hier aanlandde, deedt zynen inkoop, voordat het tweede den zynen konde beginnen. Ieder handelde op zyne beurt. De prys , die met het eene beraamd wierdt, wierdt van alle de overigen gevorderd. Het is niet lang geleeden, dat deeze Natie het befluit heeft genomen, om zich te bedienen van de voordeelen , welke de nayver der Europifche Natiën, die haare Reeën bezogten, haar aanboodt. De Volken, tusfchen de Linie en de Zaïre woonagtig, hebben eene groote overeenkomst onder elkander. Zy zyn welgemaakt. Zy zyn minder fterk van geftel dan de bes. wooners van het Noorden van den Evenaar; en fchoon zy eenige tekens' op het gelaat hebben, men befpeurt 'er nimmer van die Lidtekenen, die op het eerfte aanzien ftooten. Hunne fpyze is eenvoudig, en hunne lee»  DER BEI DE iNDIEN. l8l leevenswyze maatig. Zy beminnen de rust, en arbeiden nimmer zwaarder dan hunne kragten toelaaten. Hunne feesten gaan verzeld van krygsvertooningen, dié ons aan onze Steekfpelen doen gedenken; met dit onderfcheid , dat zy in Europa de bezigheid waren van oorlogzuchtige Natiën, en in Afrika de tydkorting zyn van een blohartig Volk. De vrouwen hebben geen deel aan deeze openbaare uitfpanningen. In deeze en geene huizen byeen vergaderd, brengen zy den dag in diepe afzondering door, zonder dat eenig mansperfoon in haare gezelfchappen wordt toegelaaten. De gefteldheid op den rang is de fterkfte drift deezer van natuure vreedzaame Volken. Alles gefchiedt naar vaste regels, zo wel in de huizen der burgeren, als aan het Hof der Vorften. Op het geringfte voorval, vliegt men na zyne vrienden, om hun geluk te wenfchen, of in hunne droefheid te deelen. De huwelyksbezoeken duuren drie maanden; de Lykplegtigheden van een man van aanzien zomtyds twee jaaren. Zy, die door deeze of geene verbintenisfen aan hen verknogt waren, draa» gen zyne overblyfzels in verfcheiden provinciën rond. De menigte groeit in den optogt aan; en niemand verlaat het gezelfchap, voordat men het Lyk, onder het vertoonen van tekens eener alleraandoenlykfte droefheid, in het Graf zyner Vaderen hebbe bygezet. Eene zo in 't oogloopende geneigdheid tot plegtigheden heeft zeer voordeelige uitwerkzels voor het bygeloof gehad, en het bygelopf heeft der werkeloosheid beguniligd. M 3 In XI. BOE IC.  XI. BOEK. I icz GESCHIEDENIS In deeze gewesten., wordt de aarde , die yrugtbaar genoeg is orn niet veel arbeidens noodig te hebben, alleen bebouwd door vrouwen, welke de flaaverny of behoefte tot deezen arbeid heeft veroordeeld. De flaaven , of vrygeboorene doch arme lieden ? houden zich met de jagt of visfchery onleedig, of dienen om den ftoet der aanzienlykfte perfoonaadjen cn Amptenaaren te vergrooten. In \ algemeen heeft, onder deeze Natie, min gelykheids plaats tusfchen de twee fexcn, dan onder haare nabuuren. De geboorte en rang geeven hier aan zommige vrouwen het regt, om zich eenen Echtgenoot te verkiezen, dien zy iii eene volkomene onderwerping houden. Zelf hebben zy het regt, wanneer zy op hem te onvreden zyn, om hem in flaaverny te brengen; en het is te denken, dat zy van dit voor dé beide fexen vernederende voorregt gaarne gebruik maaken. Want, wat is een man s dien eene vrouw tot een flaaf kan maaken ? Hy is goed voor haar, noch voor hem zel- Van de Zaïre tot aan de rivier de Coanza, worden wel de oude Zeden gevonden; doch men ontmoet 'er tevens een verward mengelmoes van Europifche gebruiklykheden ? dat nergens te vinden is. Het is eigenaartig :e denken, dat de Portugeczen, die groote Bezittingen in deeze landftreek hebben, en lunppn vlyt hebben aangewend, om den üiiristlyken Godsdienst aldaar in te voeren, gégr gemeepfchaps met de inwopners gehad -hbeii dm de andere Natiën, die flegts  DER BEIDE INDIEN. 183 Komptoiren ten Noorden van de Linie hebbende, zich alleen met hunnen koophandel bemoeid hebben. Noodloos is het, den Leezer te herinne; ren, dat alles, wat wy van de Volken van Gjujnee gezegd hebben, in den bepaaldften I zin moet verslaan worden, alleen van die klasfe van menfchen, die, in alle landen , I het karakter eener Natie beflist. De mindere rangen, nevens de flaaven, wyken van dit karakter af, naar gelang zy door hunne verrigtingen of door hunne omstandigheden meer of min vernederd zyn. Ondertusfchen hebben de fcherpziendfle waarneemers zich verbeeld te hebben opgemerkt, dat de verfcheidenheid van rangen onder dit Volk geej, ne zo in 't oogloopende verfcheidenheden heeft te wege gebragt, als wy kunnen opmerken in de landen, tusfchen de Elve en den Tiber, die bykans op even verren afstand, langs de kust gerekend, als de Niger cn de Coanza, van elkander leggen. Hoe de menfchen verder van de Natuur afwyken, hoe zy minder overeenkpmsts hebben. De menigvuldigheid van burgerlyke en staatkundige instellingen verfpreidt noodzaakelyk tover het zedelyk karakter en d,e natuurlyke gewoonten fchaduwen, in min zamengeftelde -Maatfchappyen onbekend. De Natuur, daarlenboven, die kragtiger gebied voert in de Verzengde Luchtftreeke dan in de Gcmaa- „ tigde ftreeken, laat min werkzaamheids, over voor de zedelyke invloeden ; de menfchen gelyken 'er meer naar elkander: dewyl zy alles, van haar, en niets van de kunst ontM 4 lee- XI. BOElv.  ï84 geschiedenis XI. BpEIC. leenen. Een uitgebreide en onderfcheiden koophandel, in Europa de genietingen, de hezittingen en rangen vermenigvuldigende, vermeerdert wyders de verfcheidenheden, welke het klimaat, de wetten en vooroordeelen onder naarftige en arbeidzaame Vol. ken hebben vastgefteld. In Guinee heeft de koophandel nimmer eene 'gropte verandering kunnen te wege brengen in de zeden. Voormaals beftondt dezelve in den handel van zout en gedroogden visch, het gewoone voedzel der Natiën, welke dieper landwaarts in woonden. Deeze gaven in betaaling ftukken Stoffe, gemaakt van eenen draad , die niets anders is dan eene houtagtige zelfftandigheid, beflooten onder den fchors van eenen boom, aan deeze klimaaten eigen. Door de lucht wordt zy hard, en bekwaam om op allerlei wyze geweeven te worden. Men maakt 'er van mutzen, foorten vanfjerpen, voorfchooten, die naar gelang van de verfcheidenheid der Mode, welke ieder Volk heeft aangenomen, in gedaante verfchillen. De natuurlyke kleur van deezen draad is lichtgraauw. De daauw, die onze Linnens wit maakt, doet deezen draad een Citroenkleur aanneemen, daar de vermogende lieden meest op gefield zyn. De zwarte kleur, die in gebruik is onder het gemeene Volk, ontftaat uit den fchors zei ven van deezen draad, naadat zy in het water alleen geweekt is. Door de onder» vinding is het gebleeken, dat deeze draad allerlei fleuren gereedlyk' aanneemt; hierdoor'is men op de gedagte gekoomeh, om dien,  DER BEIDE INDIEN. I§5 dien tot het vervaardigen van verfcheiden afbeeldingen van menfchen , vogelen en viervoetige dieren te doen dienen. Van de Stoften, dus bewerkt, worden behangzels voor de vertrekken, bekleedzels van floelen en andere huisgeraaden gemaakt. De eerfte Europeaanen, die de Westlyke kusten van Afrika bezogten, hegtten eene waarde aan het wasch, yyoor en de gommen , die voorheen geene waarde hadden. Zy fielden een prys op het goud, waar van zy op het meest drie duizend Mark jaariyks na elders vervoerden. Hunne nimmer rustende gierigheid, die nimmer voldaan geweest is over deeze vertiering, heeft hun, op onderfc-heiden tyden, ontelbaare middelen doen uitdenken om dezelve te vermeerderen. Zy gelooven dat de tyd aanflaande is dat zy hunnen wensch zullen erlangen: zie hier door wat middel. Diep landwaarts in van Afrika, op eene Noorder breedte van twaalf of dertien Graaden, legt, volgens het berigt van een' hedendaagfch' Reiziger, een vry uitgeflrekt land, by den naam van Bambouc bekend. Het flaat niet onder een afzonderlyken Koning , maar wordt befluurd' door zekere Dorp-Heeren, Farimus geheeten. Alle deeze Opperhoofden, wier waardigheid erflyk is, en die van elkander onafhankelyk zyn, zyn verpligt de uitgaaven van den Staat te bekostigen, wanneer hy in zyn geheel, of flegts in eenige zyner leden, worden aangevallen. De grond van dit Gemeenebest is dor en M < pn- XI. BOEK.  i8ö GESCHIEDENIS XI. BOEK. I j i I j 3 1 ■ t 3 \ 7 1 I onvrugthaar. 'Er groeit Turkfche tarwe, ryst, noch peulvrugten. Van de ondraagiyke hitte, welke aldaar hcerscbt, is gedeclteiyk de oorzaak, omdat het omringd wordt van hooge bergen, welke den vryen doortogt eener verfrisfchende lucht beletten. Zo onaangenaam het klimaat is, zo ongezond is het insgelyks: de dampen, die geftadig opklimmen uit de ingewanden van eenen grond, met Mineraalftoffen vervuld, maaken 'er het verblyf geyaarlyk, voornaamlyk voor de vreemdelingen. Het goud is ds oorzaak, waarom men op een zo elendig land eenige agt geflagen beeft; het goud, dat, in de oogen des hebgraagen ftervelings, voor alle de onheilen der Natuure fchynt te boeten, fchoon het, in de daad, ze allen vermenigvuldigt. Zo gemeen is -het goud in dit land, dat het bycans overal wordt gevonden. Om het te jekoamen, heeft men zomtyds niets anders :e doen, dan de oppervlakte van een kleiigtigen, ligten en met zand doormengden ;rond om te delven. Wanpeer de Myn :eer ryk is, graaft men in dezelve ter diepte ran etlyke voeten, doch nimmer dieper, ïiettegenftaande men hebbe opgemerkt, dat :y ryker wordt, naar gelang men dieper in le aarde doordringt. Te lui zyn de Myn waters om eenen arbeid te agtervolgen, die ;eftadig moeilyker wordt, en te onkundigra de ongemakken te verhelpen , die deelve noodwendig zou medebrengen. Hunïe vadzigheid en onkunde gaan zo verre, lat wanneer zy het goud wasfehen, om het van  DER BEIDE I N P I E N. J87 , van de aarde te zuiveren, zy flegts de grootfte ibrokken bewaaren; de kleinfte worden mej degevoerd van het water, dat langs een ï| hellend vlak afloopt. Niet ten allen tyde, noch zo dikmaals zy : 1 het goedvinden, worden de Mynen door de jibewooners van Bambouc geopend. Zy zyn § genoodzaakt te wagten, tot dat byzondere Sof algemeene behoeften de Farimus hebben Idoen befluiten om daar toe verlof te geeIven. Wanneer dit verlof wordt aangekondigd, vervoegen zy allen, wier belang het is daar mede hun voordeel te doen , zich op de aangeweezcne plaats. Naadat het werk verrigt is, wordt het goud verdeeld. De eene helft van 't goud koomt aan den Heer van het dorp , en de andere helft wordt onder de werklieden in gelyke deeleri verdeeld. Zy, die goud begeeren te hebben buiten den tyd der algemeene Myndelyinge, zoeken het in de beddingen der rivieren , daar het in overvloed wordt gevonden. De Franfchen en Engelfchen hebben beurtlings een greetjg oog geflagen op deeze weezenlyke of ingebeelde rykdommen. Deezen hebben gehoopt aldaar te kunnen aanlanden langs den Niger, geenen langs den Salum. Verre van daar dat het hun gelukt is, zich van dit land te verzekeren, is men het nog niet eens geworden over de weezenlykheid van deszelfs beflaan. De vrugtloosheid der poogingen heeft de werkzaamiheid van onderneemvolle geesten verdubbeld. Verftanïige Kooplieden hebben het befluit ge- XI. BOEK.  i88 G E S^C HIEDENIS XI. BOEK. / genomen om zich tot eenen koophandel van meer aangelegenheids te bepaalen; ik bedoel den Slaafhandel. De eigendom, dien zommige menfchen in Guinee over anderen hebben verkreegen, is van eene zeer oude herkomst. Eenige wei» nige landftreeken uitgezonderd, daar de vryheid eene fchuil plaats heeft gezogt en zy zich fchuil houdt, heeft deeze eigendom algemeen ftand gegreepen. Nogthans heeft geen eigenaar regt, om een mensch, in den ftaat van flaavernye gebooren., te verkoopen. Hy kan alleen befchikkén over de flaaven , die hy verkrygt, het zy in den Oorlog, waarin elk gevangene een flaaf wordt, althans zo hy niet wordt uitgewisfeld; het zy by wyze van boete voor eenig ongelyk hem aangedaan; het zy hy ze, eindelyk, als een blyk van erkentelyke dienstbaarheid ontvangen hebbe. Deeze wet, die gemaakt fchynt te zyn ten voordeele van den gebooren flaaf, om hem zyn gezin en land te doen genieten, is kragteloos geworden, zints den tyd dat de Europeaanen de weelde over de kusten van Afrika hebben uitgebreid. Dagelyks, wordt zy overtreeden, door de afgefprokene gefchillen, welke twee eigenaars onder elkander beginnen, om beurtlings over en weder geflagen te worden in eene boete, die be» taald wordt met gebooren flaaven, tot de befchikking over welke, door de veroorlooving der zelfde wet, vryheid wordt gegeeven. Tegen zynen gewoonen loop, is het bederf van de burgers tot de Souvereinen Qyergegaan. Om flaaven rnagtig te worden, heb*  DER BEIDE INDIEN. 18$ hebben zy de Oorlogen vermenigvuldigd : éven eens gelyk dezelve in Europa begonnen worden om foldaaten magtig te worden. Zy hebben de gewoonte ingevoerd om met flaaverny te ftraffen, niet alleen de zulken, die een aanflag hadden ondernomen op het leeven of den eigendom van burgers; maar ook die geenen, welke onbekwaam waren om hunne fchulden te betaalen, of die de huwelyks trouwe hadden gefchonden. Naadat deeze ftraffe, in den beginne, bepaald was tot de zwaarfte misdaaden, is zy, door den tyd, gefield op de geringfle vergrypin* gen. 'Er is geen einde geweest aan de opeenflapeling van flrafdreigende wetten, zelf raakende onverfchillige zaaken, om alzo de inkomflën der ftraffen nevens de overtreedingen te vermenigvuldigen. Geene maat noch paaien meer heeft de Onregtvaardigheid gekend. Op een grooten afftand van de kusten vindt men Opperhoofden, die alles, wat zy in den omtrek der dorpen ontmoe^ ten, laaten wegneemen. De kinders worder in zakken geworpen, en den mannen er vrouwen een bal in den mond geflopt, on hun het fchreeuwen te beletten. Indien d< roovers door overmagt verhinderd worden worden zy voor den Souverein gebragt welke altoos den last, dien hy heeft gegee ven, lochent, en voorts, onder voorvvenc zei van het regt te handhaaven, zyne bc windsluiden terftond verkoopt aan de fch< pen, met welke hy handel dryft. In weerwil deezer haatlyke listen, hebbe de bewooners der kust zich onbekwaam g< voi XL BOEK. I l 1 | > r n i-  XI. BOËK. j I 1 r l l I T V | ft n | | V: d< re di V£ a a: "ah 190 GESCHI K D E N I 3 vonden, öm zo veel flaaven te leveren, als hun door de kooplieden gevraagd wierden Hüfl is gebeurd , 't geen aan elke Natie moet overkoomen, die niet met haare eigen penningen kan handel dryven. De flaaven zyn ten aanzien van den handel der Europeaanen in Afrika, 't geen het goud is in den handel, dien wy dry ven met de nieuwe ivaereld. De hoofden der Negers vertoonen iet gemunt geld der Staaten van Guinee. Dit geld wordt hun dagelyks ontvoerd; en nen laat hun alleen zulke dingen, als vcr[ankelyk zyn. Hun kapitaal verdwynt alsngskens: dewyl het niet wederom kan aanevuld worden, naar evenredigheid van de rootte der vertieringen. Van hier dat de stegerhandcl al voor lang zou in verval geaakt zyn, hadden de kustbëwoóners hunne /eelde niet medegedeeld aan Volken dieper ndwaarts in woonagtig, van welke zy dé leeste flaaven ontleenen, die zy ons Ieeve;n. Op deeze wyze heeft de koophandel ?r Europeaanen , de verhandelbaare rykjmmen deezer Natie, van tyd tot tyd, byms uigeput. Deeze uitputting is oorzaak, dat de prys :r flaaven, heden ten dage, genoegzaam ermaal zo hoog is als voor twintig jaaren: i reden hier van is deeze. Voor het meengedeelte worden zy betaald met Oostinrche Waaren, welker waarde in Europa' rdubbeld is. Deeze goederen moeten in fnka wederom dubbel betaald worden, dus zyn de Amerikaanfche Volkplantingen} vm de laatfte koop der Negers wordt ge-  DER BEIDE INDIEN. 191 fefloöten, verpligt, deeze onderfcheiden verïecrderingen te draagen, en gevolglyk vier. maal zo veel als voormaals te betaalen. De eigenaar, ondertusfchen, die op een verren afftand van de kust woont, zynen flaaf verkoopende j ontvangt minder koopmanfchappen, dan, nu vyfcig jaaren geleeden, zulk een ontving, die den zynen in de. nabuurfchap der kust verkogt. De voordeelen, welke zy trekken, die tot den Slaavénhandel gebruikt worden; de onkosten van de reize; de belastingen, zomtyds van "drie of vier ten honderd, die betaald moeten worden aan de Souvereinen, wier landen men doortrekt, verflinden de penningen", die de Europeaartfche koopman meer i betaalt, dan de eerfte eigenaar ontvangt. Deeze onkosten neemen dagelyks toe, van 1 wegen den grooten afftand der plaatzen , daar nog flaaven te koop geveild worden. Hoe deeze eerfte marktplaats zich dieper landwaarts in zal verwyderen, hoe de zwaarigheden der reize grooter zullen worden. Dit zullen zy worden , dewyl 'er, van 't geen de Europeaanfche koopman zal kunnen geeven, zo weinig zal overblyven voor den éerften verkoóper, dat hy liever zal verkiezen, zynen flaaf te behouden. In dit geval zal de handel ftilftaan. Indien men 'er volftrekt op gefteld zy, om dien aan den gang te houden, zullen onze kooplieden tot een ov'ermaatigen prys moeten inköopen, en in sdezelfde evenredigheid verkoopen aan de «Volkplantingen, die, van haarén kant, haare jvoortbrengZels niet dan voor een zeer hoo- gen XI. BOEK,  XI. BOEK. ioü GESCHIEDENIS gen prys kunnende leéveren, geene koopers | meer 'zullen vinden. Doch, tot op dit tyd-1 flip, dat, misfchien, nader aanftaande is dan|i de Volkplanters denken, zullen zy gerust| leeven van het zweet en bloed der Negers. 1 Zy zullen Schippers vinden die na de Ne-j; gerkust wel willen vaaren om ze te koopen, | \ en deeze wederom Dwingelanden, aan wien • zv ze zullen kunnen flyten. De handelaars in menfchen, verbinden zich onder elkander, en zekere foorten van Karavaanen uitmaakende , geleiden zy, in een uitgestrektheid lands van twee of drie ■ honderd mylen, verfcheiden braden van ', dertig of veertig flaaven, allen belaaden met het water en koorn , tot een noodzaaklyk onderhoud in de dorre wildernisfen, die zy ; moeten doorreizen. De wyze, om zich van de flaaven te verzekeren, zonder hen in 't loopen te zeer te belemmeren, is zeer vernuftig uitgedagt. Ieder flaaf draagt om zy- j nen hals een houten vork, acht of negen voeten lang. Van agter is de vork gefloofen, door middel van een kromgebogen yzeren bout, zodat het hoofd 'er niet door kan dringen. De ftaart der vork, die zeer zwaar van hout is, valt voor den flaaf op den grond, en belemmert den geenen, die 'er aan vast gemaakt is, dermaate, dat hy, fchoon de armen en beenen vry hebbende, nogthans, niet kan voortgaan, noch de vork opheffen. Wanneer men zich op weg wil begeeven, worden de flaaven in eene rechte lyn agter elkander geplaatst; de ftaart of het uiteinde van ieder vork wordt gelegd en vast-;  der beide INDIEN. 193 vastgemaakt op den fchouder van hem, die voor hem loopt, en dus, van agteren beginnende, van den eenen tot den anderen tot aan den allervoorften, de ftaart van wiens vork gedraagen wordt door eenen der Leidslieden. Men bezwaart dus anderen met geene keetens, zonder daar van zelve den last te draagen. Om evenwel de verkwikkingen van den flaap ongefioord te kunnen genieten, binden deeze kooplieden de handen van eiken flaaf vast aan den ftaart der vork, die hy draagt. In deezen ftaat kan hy vlugtcn, noch iets, ter herkryginge zyner yryheid, onderneemen. Deeze behoedmiddelen heeft men als volftrekt noodzaaklyk aangemerkt: dewyl een flaaf, indien het hem gelukt, zyne keetens te verbreeken, vry wordt. De openbaare trouwe, die den eigenaar de bezitting van zynen flaaf verzekert, en ten allen tyde dien hem wederom in handen fielt, zwygt tusfchen den flaaf eri den koopman, die van alle beroepen het veragtlykfte dryft. De flaaven worden altoos in grooten getale tevens aangevoerd, voornaamlyk wanneer zy uit zeer wyd afgeleegene gewesten koomen. Deeze fchikking is noodzaaklyk, om de kosten te verminderen, die tot hunnen overtogt moeten gedaan worden. De tyd, van de eene reize tot de andere verloopende, die, om deeze reden van bezuiniginge, reeds vry lang is, kan nog langei duuren om byzondere omftandigheden. Meesl ontftaat deeze langduurigheid uit dè regens, die de rivieren doen overftroomen en der IV. deel. N Kan XX boek* [  XI. 3J0EK. i t ] I 104 GESCHIEDENIS handel belemmeren. Het gimftigfte jaargety, om binnenslands in Afrika te reizen, is van Sprokkelmaand tot Herfstmaandvan Herfstmaand tot aan Lentemaand doet de wederkomst der flaavenkoopers hst meest van deeze Waare aan de kust zamenvloeien. De handel der Europeaanen gefehiedt ten Zuiden en ten Noorden van de Linie. Aan de eerstgemelde kust, onder den naam van Angola bekend, ontmoet men niet meer dan drie havens, die voor alle Natiën, zonder onderfcheid, openffaan: te weeten, Cabinde, Loango en Malymbe; nevens twee andere, Van welke de Portugeezen alleen de bezitters zyn: naamlyk, St. Paulo de Loando en St. Philippo de Benguela. Deeze havens leeveren ongeveer het derde gedeelte der flaaven, die na Amerika gevoerd worden: het zyn noch de vernuftigfte, noch de arbeidzaamste , noch de fterkflre. De tweede kust, onder den algemeenen naam van Goudkust bekend, is overvloediger van Reeën voorden; doch zy leggen allen niet even voordeelig voor den Koophandel. De belemmering, die de Europifche Forten, op versheiden plaatzen, veroorzaaken, houdt de flaavcnhandelaars van daar. In grooter ge:ale worden zy gevonden te Arambou en "albari, alwaar de handel volkomen vry en Mibelemmerd is. In den jaare 1768 zyn uit Afrika na buien gevoerd honderd vier duizend en een ïonderd flaaven. Van deeze hebben de En;elfchen, voor hunne Eilanden, weggevoerd Irie en vyftig duizend een honderd; htm-  DER BEIDE INDIEN. IQ? fiunne Volkplanters van de Noordlyke vaste kust, zes duizend drie honderd; de Franfchen , drie en twintig duizend vyf honderd; de Hollanders, elf duizend drie honderd; de Portugeezen, acht duizend zeven honderd; en de Deenen, twaalf honderd flaaven. Alle deeze ongelukkigen zyn niet op de plaats hunner beftemminge aangeland. Volgens den gewoonen loop der dingen, moet het achtfle gedeelte in den övertogt gefneuveld zyn. Ieder Natie heeft in haare Volkplantingen gebruikt de Akkerbouwers, die zy gekogt hadt. Groot-Britannie alleen heeft 'er vier duizend van aan de Spanjaards afgeftaan, en ongeveer drie duizend in de Franfche Bezittingen heimelyk ingevoerd. Hy zou dwaalen, en grootlyks dwaalen, die van oordeel was, dat Amerika geregeld het zelfde getal Negers ontvangt. Behalven dat de Oorlog de togten na Guinee aanmerkelyk doet verminderen, hebben de verbintenisfen van den laatften Oorlog aanleiding gegeeven tot nieuwe landontginningeh, die buitengewoonen onderfland vorderden. Het getal der menfchen, van welke de Afrikaan' fche flxanden ieder jaar beroofd worden, moet gefield worden op zestig duizend. Onderfleld zynde, dat ieder flaaf aan de kust drie honderd Livres kost, ontvangen deèze barbaarfche gewesten achttien millioenen Livres voor eene zo verfchrikkelyke offerande. De Franfche handelaar, hier aan twyfeler wy niet, zal zyne verwondering betuiger over den prys, op welken de flaaven hiei gefield worden. Niemand is onkundig, dal N 2 h3 XI. BOEK. I |  i$6 GESCHIEDENIS XI. BOEK. by ze veel duurder inkoopt; maar bet is insgelyks bekend, dat de Engelfchen en Hollanders dezelve beter koop hebben: dewyl zy,- door de ongenoegzaamheid van hunnen Afiatifchen- handel en de onvolmaaktheid van eenige handwerken, voor den Afri-kaanfèhen handel gefchikt, niet genoodzaakt zyn, even als hy,. Commisfiegeld, „vragt en Asfurantie te betaalen, om uit «vreemde havens eenige koopmanfchappen, die onmogelyk zyn te ontbeeren, te haaien. De Portugeezen genieten nog een zeker •voordeel boven deeze Natiën. Zy vaardigen hunne fchepen na. Afrika af uit Brazil; :de flaaven betaalen zy voornaamlyk met Tabak en Brandewyn van hunnen eigen , grond; en zy dry ven een uitfluitenden handel, aan eene kust, die zich twee honderd mylen in de langte uitstrekt, en dertig of veertig mylen landwaarts in fchiet. . Behalven de Portugeezen , betaalen alle Volken de flaaven met de zelfde goederen-: te wecten, met fabels , fnaphaanen, buskruid , yzer , brandewyn , yzerkraameryen , wollen - ftofFen , voornaamlyk Oostindifche Lywaaten, of Europifche, die naar het Indïfche model gemaakt en gefchilderd zyn. De Volken ten Noorden van de Linie hebben als gangbaare munt aangenomen, een kleine ;witte fchulp, die wy hun van de Maldivifche eilanden brengen. Ten Zuiden van de Linie wordt dit middel van verruüinge in den koophandel der Èuropeaanen niet gebruikt. Men bedient zich aldaar, als een teken van waardye, van een klein ftuk ftoffe vanftrao  DER BEIDE I ND I E N.' lof gemaakt, dat achttien duimen lang en twaalf breed is. Dit weezenlyk teeken is flegts het veertigfte gedeelte van eene ingebeelde waarde, welke een Stuk genaamd wordt. Dit woord is, zints den tyd dat wy Afrika bezogt hebben, het naamgetal geworden van alle dingen van de grootfte waarde. De prys van ieder koopmanfchap, welke wy derwaarts voeren, wordt onveranderlyk bepaald onder de benaaming van één, twee, drie of meer ftukken. Ieder ftuk kost, by den eerften inkoop, ongeveer een Pistool, en men geeft, zedert eenigen tyd, vyf of zes en dertig ftukken voor een Neger, de belastingen 'er onder gerekend. De zwaarfte deezer belastingen, is eene erkentenis, die betaald moet worden aan eenen door de Regeering aangeftelden Makelaar, die altoos tusfchen den verkooper en kooper treedt, dien het van gewigt is aan zich te verbinden, en die een perfoon van meer aanziens is geworden, naar gelang de nayver der Europeaanen grooter is geworden, en het gebrek aan flaaven zich duidiyker heeft doen gevoelen. Eene andere belasting, die, hoewel onder den naam van een gefchenk gevorderd, niettemin eene gedwongene belasting is, is die, welke aan den Vorst en de voornaamfte Hofbedienden, voor de vryheid van den handel, moet betaald worden. De fomme wordt gerekend naar de grootte van het fchip, en zy kan op drie ten honderd gefchat worden. De Europifche Natiën hebben gemeend, het voordeel van hunnen koophandel te zulN 3 len XI. BOEK.  XI. BOEK. ïo-8 GESCHIEDENIS len bevorderen, door het oprechten van Bezittingen aan de kust van Afrika. De Portugeezen, die allereerst deeze wydftrekkende landftreeken doorkruist hebben, lieten 'er overal blyken agter, veeleer van hunne eerzucht dan van hunne wysheid. Het leedt niet lang, of de onvermogende en ontelbaare Volkplantingen, die zy aldaar geplaatst hadden, vergaten een Vaderland, dat haar hadt vergeeten. Naa verloop van tyd, was ser van zo veele veroverde landen niets meer overgebleeven, dan de uitgebreide landftreek, zich uitftrekkende van de Zaïre tot aan Kaap Negro, van waar Brazil nog zyne flaaven haalt. Daarenboven heeft men nog etlyke Eilanden van weinig aangeleegenheids behouden. Die ten Westen van Kaap Verde leggen, brengen zout voort, voeden beesten, en dienen tot eene ververschplaats voor de fchepen, die na Oostindiën vaaren. Het Prmsfen-eiland en het Eiland St. Thomas, aan den mond der Golf van Gabon leggende, leeveren ververfchingen aan de fchepen, die, van de Goudkust vertrokken, na Amerika fteevenen. Deeze beiden koomen in de handeldryvende waereld in geene aanmerking. Schoon Portugal, zelf in de vroegfte ty-. den, flegts een middelmaatig voordeel trok van de Afrikaanfche kusten, was het, nogthans, zo jaloersch op het gebied, welk het aldaar voerde, uit kragt zyner eerfte ontdekkinge, dat het geloofde, dat geene Natie regt hadt dezelve te genaaken. De Engelfchen, die het eerst, in den jaare 1553, de  ©ER BEIDE INDÏEN. 199 de wettigheid deezer eisfchen durfden in twyfel trekken, ondergingen den hoon van hunne fchepen te zien aangehouden worden. Hier uit ontftondt een Oorlog tusfchen de twee Natiën, en men moest zich, door de overmagt van wapenen, van deeze dwingelandye verlosfen. De uitfluitende Engelfche Maatfchappyen, die deezen handel ondernamen, richtten, vervolgens, van tyd tot tyd, ontelbaare Komptoiren op; van deeze waren het Komptoir van Kaap Corfe, aan de Goudkust geleegen, en het Komptoir Jakob, op een eiland aan den mond van de rivier Gambie, by aanhoudenheid, de voornaamfte en de voordeeligfte. Niettegenstaande men reeds verfcheiden Komptoiren hadt laaten vaaren, waren'er, egter, nog zestien in het bezit der Engelfchen, toen het Parlement, door het algemeen geroep wakker gemaakt, in den jaare 1752, het befluit nam om een einde te maaken aan deeze Monopolie. De Natie kogt van de belanghebbenden alle deeze verfterkte Magazynen, die van niet meer dan honderd en twintig man bewaard wierden, voor de fomme van een millioen, vyf honderd drie en twintig duizend, honderd acht en negentig Livres en dertien Huivers. Het onderhoud derzelven kost jaarlyks, ongeveer, twee honderd twee en negentig duizend, vyf honderd Livres. Engeland dreef alleen, of genoegzaam alleen , den geheelen Afrikaanfchen handel, toen de Hollanders, in den jaare 1637, het ondernamen om daar aan deel te verkrygen. De Oorlog, dien zy tegen Spanje voerden, N 4 wet- XL BOEK.  zoo GESCHIEDENIS XI. BOEK. i 1 1 wettigde hen om de Portugeefche Bezittingen in Guinee aan te tasten; in korten tyd maakten zy zich meester van verre hef grootfte getal. Door het verdrag van den jaare 1640, wierdt het Gemeenebest in derzelver eigendom bevestigd. Beweerende dat het hier door in alle de regten van den eerften eigenaar tradt, wilde dit Gemeenebest zynen mededinger van deeze vaarwaters keeren, en liet niet af van hem aldaar te ontrusten, tot op het fluiten van den Vrede van Breda. Van alle deeze veroveringen, was het Fort de la Mina, aan de Goudkust, van de meeste aangeleegenhejd. Het was, in den jaare 1452, gebouwd door de Portugeezen, die deszelfs grondgebied verrykt hadden, door het aanleggen van Suikerplantaadjen, het planten van Turkfche tarwe, het aankweeken van verfcheiden fyne migten, en het aanfokken van eene menigte nuttige dieren, welke zy derwaarts hadden Dvergebragt. Zy haalden van daar veel »önds en ctlyke flaaven. Deeze Bezitting refaartte met in de handen der Hollandeen, die ze tot het middelpunt fielden van Ule de Komptoiren, welke zy hadden verlegen, en van den gantfchen handel, dien :y 111 Afuka dieeven. De vooifpQcd deezer Mogenheid, in dit ;edeelte der waereld, was ten hoogften topmnte geklommen, wanneer zv aldaar wie dt angevallen door lodewyk den XIV. Deez' /o st, die na allerlei foort van glo y ftondt, lam de gelegenheid waar van den Oo Jo.«* W ften jaa e 1672, om tot aan de A£.±. kaan.  DER BEIDE INDIEN. 20Ï kaanfche ftranden de donderflagen te doen weergalmen, die den fchrik van zyne vlag over alle Zeeën verfpreidden. Hy ontnam den Hollanderen de Forten Arguin en Portendic, die toenmaals de algemeene marktplaats van de Gommen waren. In vervolg van tyd bezetteden zyne onderdaanen, op de kust, verfcheiden posten, die zy vervolgens wederom moesten verlaaten , het zy omdat zy kwalyk waren uitgekoozen, of omdat men gebrek hadt aan de noodige hulpmiddelen om ze te verdeedigen. Zints den tyd dat Frankryk, door eene aaneenfchakeling van misflagen en tegenfpoeden, zich genoodzaakt heeft gevonden, in de laatfte Vredeverbonden, Senegal aan de Engelfchen af te ftaan, heeft het niets anders overgehouden dan het Komptoir van Juida en het Eiland Goeree, alwaar geen handel wordt gedreeven, noch immer zal gedreeven worden. Voor etlyke jaaren begon het eene voordeelige Bezitting op te rechten te Anamarbou, toen de arbeiders met kanonfchooten, en in vollen Vrede, van daar wierden verjaagd, door de fchepen van Groot Britannie. Een ervaren Koopman, die zich te Londen ophieldt,.de tyding deezer gewelddaadigheid verneemende, betuigde zyne verbaasdheid over een zo onbetaamelyke handelwyze. Indien wy, myn Heer, voegde hem hier op een Staatsdienaar, van zeer veel gezags onder deeze verlichte Natie, te gemoet: indien wy regtvaariig wilden zyn jegens de Fran. Jchen; wy zouden geen dertig jaaren kunnen Jlani houden. N 5 De XI. BOES.  202 GESCHIEDENIS XI. BOEK. De Deenen, die, een weinig naa het midden der jongstverloopene eeuwe, zich in Afrika vestigden, en aldaar, van den Koning van Aquambo, de twee Forten Frederiksburg en Christiaansburg, aan de Goudkust, niet verre van elkander geleegen, kogten, ondergingen nimmer dusdanig eene behandeling. De rust, die men hun, by aanhoudenheid, liet genieten , waren zy verfchuldigd aan de geringe aangeleegenheid van hunnen Koophandel. Deeze was zo gering, dat, om de twee of drie jaaren flegts één fchip derwaarts wierdt gezonden. Zedert eenigen tyd is deeze vaart fterker geworden; doch hy is tot nog toe van weing belangs. Alle de Europifche Natiën, de Portugeezen alleen uitgezonderd, bepaalden haaren Afrikaanfchen handel aan uitfluitende voorregten. De Maatfchappyen, die in het bezit waren van deeze Monopolie, wier nadeel alle Regeeringsvormen, ten langen laatfte, gevoeld en hebben doen ophouden, verfterk. ten haare Komptoiren, deels om den uitlander van daar te weeren, deels om de Landzaaten te noodzaaken om met haar alleen te handelen. Zo ras de gewesten, in welke de Forten gebouwd waren, niets meer hadden dat zy konden leeveren, is de handel begonnen te kwynen: dewyl de Volken, binnenslands woonagtig, liever verkoozen hebben, hunne flaaven te voeren na de vrye havens, alwaar zy koopers konden kiezen. Van hier dat de Komptoiren, die zo veel voordeels hadden aangebragt, zo lang de kust ryklyk bevolkt was, niet meer zo waardig zyn , zints  DER BEIDE INDIEN. 203 zints de Faktoors deezer Komptoiren genoodzaakt zyn, groote reizen te onderneemen om hunnen inkoop te doen. De nuttigheid deezer Bezittingen is te niete gedaan, met het verdwynen der voorwerpen van haaren handel. De moeilykheid, om flaaven magtig te worden , heeft ten eigenaartigen gevolge, het gebruik van kleine fchepen om ze van daar te haaien. In dien tyd, toen eene kleine landstreek, aan de kust grenzende, in den tyd van veertien dagen of drie weeken, een laading flaaven verfchafte, was het voordeelig, groote fchepen te gebruiken: dewyl 'er toen mogelykheid was, om flaaven, die allen eene zelfde taal fpraken, te verftaan, wel op te pasfen en de noodige verkwikkingen te verfchaffen. Doch tegenwoordig, nu ieder fchip, in den tyd van eene maand, ter naauwer nood, zestig of tachtig flaaven kan krygen, twee of drie honderd mylen verre weg gekoomen; afgemat door de ongemakken eener lange reize; ingefcheept om vyf of zes maanden in het gezigt van hun land te blyven; allen verfchillende taaien fpreekende; onzeker wegens het lot, dat zy te wagten hebben; ingenomen met het vooroordeel, dat de Europeaanen hen eeten en hun bloed drinken: in zodanige omstandigheden veroorzaakt het hartzeer hun den dood, of berokkent hun ziekten, die befmettelyk worden, door de onmogelykheid, in welke men zich bevindt, om de zieken van de gezonden af te fcheiden. Een klein fchip, dat twee of drie honderd Negers kan lua- XI. BOEK.  2ö4 GESCHIEDENIS xr. SOEK. laaden, vermydt, door een kortftondiger verblyf aan de kust, de helft der ongemakken en nadeelen, met welke een fchip van vyf of zes honderd flaaven heeft te worftelen. Van hier dat de Engelfchen, die deezen handel zo fterk dryven als met mogelykheid kan gefehieden, de gewoonte hebben aangenomen, om geene grooter fchepen dan van honderd twintig of honderd dertig tonnen te zenden na de Zee, welke zich uitftrekt van Senegal tot aan de rivier de Volte; fchepen, die een weinig grooter zyn, zenden zy, om de zelfde reden, alleen na Colbar, daar fterker handel wordt gedreeven, en zy hunne voomaamfte laadingen inneemen. De Franfchen alleen zyn onveranderlyk by hunne oude gewoonte gebleeven. Nogthans begint de- ftad Nantes, die alleen zo fterk handelt op Afrika, als alle de overige Zeehavens van het Koninkryk te zamen, haare oude vooroordeelen eenigzins te laaten vaaren. Ongetwyfeld zal zy, door den tyd, 'er geheel van bevryd worden; en alle de Kooplieden, die den zelfden handel, met hun eigen kapitaal, dry ven, zullen haar voorbeeld volgen. 'Er zyn nog andere misbruiken, en wel van de hoogfte aangeleegenheid, in deezen uit den aart niet zeer gezonden fcheepvaart, te hervormen. Zy, die zich daar mede bezig houden, begaan, doorgaans, twee hoofdmisflagen. De Reeders, door hunne gierigheid verblind, geeven meer agt op de hacen, dan op den koers, dien hunne fchesen houden; dit maakt noodwendig de reu zen  E) ÉT R B É I D E INDIEN. tO$ zen langduuriger, die, om menigvuldige redenen, behoorden bekort te worden. Een ander nog gevaarlyker ongemak, is de heerfchende gewoonte, om in alle tyden van het jaar uit Europa te vertrekken, niettegenstaande de regelmaatigheid der winden en ftroomen het bekwaamst faifoen als aangeweêzen hebbe om aan deeze kusten te landen. Deeze kwaade gewoonte heeft aanleiding gegeeven tot de onderfcheiding tusfchen den grooten enden kleinen koers. De kleine koers is de regelrechtfte en kortfte. Dezelve ftrekt niet verder dan achttien honderd mylen, tot aan de afgeleegenfte havens, daar flaaven worden gevonden. Van het begin van Herfstmaand tot aan het einde van SJagt. maand, zyn 'er niet meer dan vyf en dertig of veertig dagen poodig cm dien weg af te leggen: dewyl van het begin tot aan het einde der reize de winden en ftroomen gunftig zyn. Zelf is het mogelyk, de reize te onderneemen in Wintermaand, Louwmaand en Sprokkelmaand, hoewel met minder veiligheids en geenen zo goeden uitflag. Van het begin van Lentemaand tot aan het einde van Oogstmaand, zyn deeze wateren niet meer bevaarbaar. In deezen tusfchentyd zou men geftadig hebben te worftelen met de geweldige ftroomen, die na .het Noorden ftrekken, en met den ZuidOosten wind, welke dan geregeld waait. De ondervinding heeft geleerd, dat men, in dit faifoen, de kust moest myden, de volle Zee kiezen, en ora de Zuid zeilen, tot op de XI. BOEK  2o6 GESCHIEDENIS XI. SOEK. de breedte van zes en twintig of acht en twintig Graaden, tusfchen Afrika en Brazil, en vervolgens de kust van Guinee naderen, om honderd vyftig of twee honderd mylen boven den wind van de haven binnen te loopen, welke men wilde aandoen. Deeze koers is twee duizend vyf honderd mylen lang, en vordert negentig of honderd dagen zeilens. Behalven de langduurigheid van deezen weg, verloopt daar mede het gunftigfte faifoen om de flaaven te koopen en de te rug reize te volbrengen. De fchepen worden door ftilte overvallen, worftelen met tegenwinden, worden door de ftroomen medegevoerd; het water begint te ontbreeken, de leevensmiddelen bederven , de Scorbuit begint onder de flaaven te woeden. Door andere niet minder heillooze ongemakken wordt deeze toeftand nog gevaarlyker. De Negers Van deeze zyde der Liniê zyn onderheevig aan de kinderziekte, die, in gevolge van eene zeer bezwaarende byzonderheid, zich onder hen niet openbaart, voordat zy den ouderdom van veertien jaaren bereikt hebben. Indien deeze befmettelyke kwaaie zich openbaart in een fchip , dat nog ten anker legt, zyn 'er middelen bekend om derzelver kwaadaartigheid te fluiten. Maar wanneer een fchip van deeze ziekte wordt aangetast, terwyl het op reize is na Amerika, verliest het menigmaal zyne geheele laading flaaven. De Negers, ten Zuiden van de Linie gebooren, boeten voor deeze ziekte door eene andere: dit is eene foort van ette-  DER BEIDE INDIEN. 20? terige zweer , wier kwaadaartigheid heviger woedt op Zee, zonder immer in den grond geneezen te worden. Misfchien zou de Geneeskunde het tweevoudig uitwerkzel der kinderziekte op de Negers moeten gadeflaan 5 dat zy, naamelyk, de zulken, die aan geene zyde van den Evenaar worden gebooren , verfchoont, en die van deeze zyde der Linie nimmer in hunne kindschheid aanvalt. Door de menigvuldigheid en verfcheidenheid der uitwerkzelen, worden, zomtyds, deoorzaaken der ziekten gegist, en derzelver geneesmiddelen ontdekt. Schoon alle Natiën, die den Afrikaanfchen handel dryven, even zeer belang hebben by het behoud der flaaven op den overtogt, draagen zy, nogthans, niet op de zelfde wyze zorge voor dezelve. Zy Hemmen hierin overeen, dat zy hun Tuinboonen, met een weinig ryst gemengd, geeven te eeten; doch in andere opzigten, verfchillen zy van handelwyze. De Engelfchen, Hollanders en Deenen, houden de mannen ftrengelyk geboeid, en kluifleren dikwyls de vrouwen met armbanden. Deeze ftrengheid wordt noodzaaklyk om het gering getal van het bootsvolk. De Franfchen, talryker in manfchap, gunnen meer vryheids; drie of vier dagen naa hun vertrek, verbreeken zy alle banden. Zy allen, voornaamlyk de Engelfchen, willigen de gemeenfchap hunner matroozen met de gevangenen te veel in; deeze wanorde doet drie vierde deelen van hun, welke de vaart op Guinee jaarlyks vernielt, fneuvelen. De Portugees alleen is, op XI. B0E15»  XI. feOEK. §68 GESCHIEDENIS op zynen oveitogt, beveiligd voor oproerigheden en andere onheilen. Dit voordeel is een gevolg van de zorge, die hy draagt, öm zyne laadingen te doen beftaan alleen uit vrygemaakte Negers. De flaaven, gerust gefield door de gefprekken en den toeftand hunner landgenoöten, vormen zich een ta^' melyk vóordeelig denkbeeld van het lot, dat op hen wagt. Hunne gerustheid doet den beide fexen den troost genieten van te zamen te woonen : eene inwilliging, die, op andere fchepen, eislyke ongemakken zou veroorzaaken. Het is een algemeen aangenomen gevóelen , dat de Negers, die in Amerika aankoomen, heden ten dage, tot een veel hooger prys, dan voormaals, verkogt worden.' Dit is een misflag; en deeze misflag ontflaat hier uit, dat de kooper alleen agt geeft op het getal van de tekens der waarde, die hy geeft: daar hy alleen behoorde te rekenen' op de hoeveelheid der koopmanfehappen , welke hy in betaaling leevert. Deeze maat, de eenige die naauwkeurig is, zal hem doen zien, dat de Negers niet duurder zyn geWorden' : dewyl hy ze met de zelfde hoeveelheid voortbrengzelen betaalt, voor Welke hy ze in de allervroegfte tyden kogt. Het geld, en niet de rampzalige Neger, is van waarde veranderd. Niet op de zelfde wyze verkoopen alle Natiën haare flaaven. De Engelschman, die alles, wat hem op de algemeene markt wordt aangebooden, zonder onderfcheid, koopt, ontdoet zich op eenmaal van zyna ge-  der beide INDIEN. 2ó0 gèheele laading. Eén Koopman koopt haar geheel. De Akkerlieden neemen dezelve hoofd voor hoofd over. Die zy afkeuren, worden na uitlandfche Volkplantingen, het zy openlyk, of ter (luik, gezonden. Men wordt aldaar meer verlokt door den laagen prys des Negers, dan afgefchrikt door zyne flegte gesteldheid, en men koopt hem. De óogen zullen, ten eenigen dage, geopend worden. De Portugeezen, Hollanders, Franfchen en Deenen, die geen uitweg weeten voor de ongestelde of zwakke flaaven , koopen nimmer van dien aart in Guinee. Zy allen verdeelen hunne laadingen, naar gelange der behoeften van de eigenaars der Plantaadjen» De koop gefchiedt? met gereed geld, of op Crediet, naar dat de omstandigheden medebrengen.. Wanneer de tyd van betaalinge is op achttien maanden, gelyk te dikwylsplaats heeft in de Franfche Volkplantingen, moet de arbeid van den Neger op dien tyd da twee derde deelen van den prys van zynen | inkoop hebben opgebragt. Indien dit niet | altoos 'plaats hebbe, [ontstaat zulks uit by| zondere redenen, onnoodig hier te dntvou» ' wen. In Amerika zou men gaarne willen dat || het geloofd wierdt, en men wendt het, - daarom, dikwyls voor, dat de Afrikaanen ; even onvatbaar zyn vóór Reden als voor 1 Deugd. Een voorval, op welks zekerheid men zich mag verhaten, zal den Leezer gelegenheid géeven om hier over te oordeelen.' IV. deel. O Eer xr. boek.'  | XI. BOEK. 2Io G E S C H I E D E.rN I S. ■•Een Engejfch $HP» dat, in den jaare' 1752, in Guinee'handelde, was genoodzaakt zjnen Wondhcelcr aldaar te laaten ; de fïegte ftaat zyner gezondheid liet hem niet meer toe, de ongemakken, der Zee te verdraagen. Murrai (dit was de naam van den Engelschman) was aan de beterhand, wanneer een Hollandsch fchip ' de kust naderde , eenige Negers, wien de nieuwsgierigheid na hetzelve hadt gedreeven, in keetens floot, en met zynen prooi fpoedig vertrok. Zy , die belang fielden in deeze ongelukkigen, verftoord over een zo fhood verraad begeeven zich op 't oogenblik na cudjou, die hun aan de deur van zyne wooninge ontmoet, en vraagt wat zy zoeken, Den Blanke , (He by U thuis legt, roepen ze » hy moet Jlerven : dewyl zyne. broeders onze broeders hebben weggenomen. — De E-uropeaanen ,■ hernam de edelmoedige '.Gastheer, die Onze medeburgers, geroofd Mbben., ,zyn barhaaU'< t L-00c^ ze' zo ('ra ëX 9$ vindt. Maar by 1 dte by my gehuisvest- , isis een. goed eutiztftf {tyjs niytt -vriend?. myn.Jhuis verjlrèkt kem.'iflt- *e» -J?ort}- Jktlbffi zyn feldaat , .,en zal hem hefchermen. "Voor dat gy tot 'hem na. iMst j 'Ztili? ffifcffifar jnyw Jie^vejfdj/.licbaam treetdtm :: Q viytie[Vrienden ! ivat .regtvaardig snenscb zou in. myn kuis willen..fce^en , 'indien ikiigeduld hadde, dat -myne woonhtg bezoedeld .wierdt met. bet bloed eens onfchildigpi, 'Deeze -rede deedt. de gramfchap der Negers bedaa■ren; .zy .veiiU'.okken met fchaamte over den aanflag, die hen derwaarts hadt' geleid ; en  der beide INDIEN. £ 11 j eenige dagen daarnaa betuigden zy aan Muri rai zeiven, hoe gelukkig zy waren dat zy i eene misdaad niet voltooid hadden, die hun eeuwige wroegingen zou veroorzaakt heb- Dit voorval geeft grond om tè vermoeden, dat de eerfte indrukzels, die de Afrikaanen in de nieuwe waereld ontvangen, hen tot het kweeken van goede of kwaade hoedanigheden bepaalen. Herhaalde proefneemingen laaten geen grond over om hieraan te twyfelen. De zulken, dien een menschlievend meester ten deele valt, omhelzen vrywillig deszelfs belangen. Ongevoelig neemen zy den aart en neigingen aan van de werkplaats, in welke zy geplaatst worden. Deeze verknogtheid klimt zomtyds tot het heldhaftige. Een Portugeefche flaaf, die in de bosfehen was weggeloopcn, vcrneemende dat zyn meester, om een moord, in hegtenis zat, befchuldigde zich zeiven voor het Geregt, liet zich, in de plaats des fchuldigen, in keetens boeien, verfchafte valfche, doch geregtelyke, bewyzen van zyne gewaande misdaad, en leedt de doodftraffe. Bedryven van een min verheevenen aart, doch die vry dikwyls voorvallen, hebben het hart van zommige Volkplanters getrofFcn. Vcelen zouden gaarne het zeggen herhaalen van den Ridder william gooch, Gouverneur van Virginie, dien het verwee* tcn wierdt dat hy een Neger groette , die hem eerst gegroet hadt: lk zou my wel febaamen, das een Slaaf jatzomlyker was dan C 2 Doch XI, boek.  ftii GESCHIEDENIS XI. BOEK. Doch 'er zyn barbïaren, die, het medelyden als een zwakheid befchouwende, hurf vermaak ftellen in de roede der Dwingelandye altoos opgeheeven te houden. Doch zy worden des geftraft, door de onagtzaamheid, trouwloosheid, het wegloopen en den zelfmoord van de befcftreienswaardige flagtr offers hunner begeerlykheid. Zommigen deezer ongelukkigen, vooral die van de la Mina, ziet men, moedig hun leeven afleggen, in de vaste overtuiging, dat zy, naa hunnen dood, zullen herleeven in hun Vaderland, welk zy voor het fchoonfte land der waereld houden. De wraaklust geeft aan anderen nog vernieiender middelen in de hand. Van hunne kindsheid af onderweezen in de kunst om vergiften te mengen , die, om zo te fpreeken, onder hunne handen wasfen, gebruiken zy ze om als werktuigen des doods te dienen voor de osfen , paerden , muilezels , de medgezellen hunner flaavernye, en voor alle de leevendige fchepzelen , welke tot het ontginnen van de landeryen huns onderdrukkers gebruikt worden. Om alle vermoedens van hun ' te verwyderen, neemen zy eene proef van hunne wreedheden op hunne vrouwen, kinderen, meesteresfen, op het dierbaarfte dat zy bezitten. In dit eislyk ontwerp van wanhoop genieten zy het dubbel vermaak, dat zy hun geflagt verlosfen van een juk, verfchrikkelyker dan den dood, en hunnen dwingeland laaten in eenen ftaat van elende, die hem naar hunnen toeftand doet gelyken. Vreeze voor ftraffe weerhoudt hen niet. Hes  DER BEIDE INDIEN. 213 Het vooruitzigt van het toekoomende koomt zelden in hun hart op; en daarenboven zyn ze wel verzekerd, dat zy het geheim hunner misdaad zich door geenerlei folteringen zullen laaten afperzen. In gevolge van eene dier onoplosbaare tegenftrydigheden van 't menschlyk hart, doch die aan alle, zo befchaafde als woeste, Volken gemeen zyn, ziet men de Negers met hunne natuurlyke bloöhartigheid een onwrikbaare ftandvastigheid paaren. De zelfde bewerktuiging, die hen aan de flaavernye onderwerpt, door de traagheid van geest en verflapping der veesfelen, geeft hun eene ongehoorde wakkerheid en moed, onder het doen van eene buitengewoone pooginge ; geduurende hun gantfche leeven zyn ze lafhartig, doch één oogenblik helden. Een deezer ongelukkigen heeft zich de hand met een byl zien afhakken, liever dan ter herkryginge zyner vryheid den veragtelyken post van beul waar te neemen. Niets is, ondertusfchen, verfchrikkelyker dan de toeftand van een Neger, in den gantfchen Archipel van Amerika. Eene bekrompene, ongezonde en van alle geryflykheden ontbloote Hut, verftrekt hem tot eene wooning. Zyn bed is van klei, veel bekwaamèr om zyn lichaam te verbryzelen, dan om het rust te verfchaffen. Eenige aarden potten en houten borden zyn zyn huisgeraad. Een grof Lywaat, dat een gedeelte zyner naaktheid bedekt, beveiligt hem voor de ondraagelyke hitte des daags, noch voor de gevaarlyke koude des nachts, De O 3 Ma» XI. BOEK o  XI. EOEK. 214 GESCHIEDENIS Manioc , het gezouten Osfenvleesch, de I Abberdaan, de vrugten en wortelen , die | hem worden gegee -en, zyn naauwlyks toe- I reikende om zyn elendig beftaan te onder- I fchraagen. Van alles ontbloot, is hy ge- I doemd tot een aanhoudenden arbeid, in een brandend klimaat, onder de fteeds treffende geesiélflagcn van een wreeden en meêdogenloozen Öpziendcr. De toeftand der flaaven, fchoon overal befchreienswaardig , is, nogthans, eenigzins onderfcheiden in verfchillende Volkplantingen. Oie de meeste uitgebreidheid hebben, verfchaiïcn hun- doorgaans een gedeelte gronds , welke hunne behoeften moet vervullen. Aan deszelfs bearbeiding en beplanting kunnen zy een gedeelte van den Zondag befteeden, en de weinige oogenblikken, die zy, op de andere dagen, van den tyd, 'tot het houden van hunnen maal tyd gefchikt, uitkoopen. Op de kleinere Eilanden .leevert de Volkplanter zelve de lecvensmiddelen, die, voor het meerengedeelte, zyn over Zee gekoomen. De onkunde, de gierigheid of de armoede, hebben, in zommige 'Volkplantingen, een middel ingevoerd, om voor het onderhoud der Negers te zorgen, even verderflyk voor de menfchen als voorden Akkerbouw. De Saturdag of een andere dag wordt hun toegestaan, om, het zy door in de naastgcleegenc Plantaadjen te arbeiden, of dezelve te plondcrcn, zo veel te winnen, als zy de geheele week noodig hebben om van te leeven. Behalven deeze vcrfcheidcnhcden, ont- ftaande j  1 - DER BEIDE INDIEN; 3tf$ ftaande uit de plaatslyke ligginge der Bezittingen op de Amerikaanfche Eilanden, heeft élke Europifche Natie eene manier om de flaaven te behandelen , haar byzonder eigen. De Spanjaard maakt hen tot medgezellen zyner traagheid; de Portugees, tot de werktuigen zyner losbandigheden; de Hollander, tot de flagtöffers zyner gierigheid; de Engelschman, die met geringe moeite leevensmiddelen uit zyne bezittingen aan- de Noordlyke vaste kust ontleent, is 'er minder zuinig op dan de andere Volken. Indien hy het huwelyk tusfchen -de Negers nimmer begunftigt,"hy ontvangt met goedwilligheid, als ëen gefèhënk der Natuure, de kinders uit de onbedwongenfte verkeeringen voortgekoomen , en vordert van de Vaders en Moeders geenen arbeid of belasting , boven hunne kragten. De flaaven zyn in zyne oogen louter natuurlyke weezens, die men, buiten noodzaaklykheid, niet moet te on] bruik maaken noch verdelgen; doch nim! mer maakt hy zich gemeenzaam met hun; t nimmer lacht hy hun toe; nimmer praat hy f met hun. Men zou zeggen, dat hy fchroomt ï hun te doen vermoeden, dat de Natuur i; tusfchen hun en hem eenige trekken van Igelykheid heeft kunnen fcheppen. Hierom wordt hy ook van hun gehaat. De Franschrhan, minder trotsch, minder verfmaadende, erkent, in de Afrikaanen, eene foort van zedelykheid; en deeze ongelukkigen, getroffen door de eer van zich als bykans verftandige fchepzels te zien behandelen, fchynen te vergeeten, dat een Meester, onverO é dul- XI. BOEK.  XI. SOEK, 216 GESCHIEDENIS duldig haakende om zyn fortuin te maaken,1 de maate van hunnen arbeid bykans altoos verdubbelt, en dikwyls hun aan voedzej doet gebrek lyden. De begrippen zelf der Europeaanen hebben invloed op het lot der Negers in Amerika. De Protestanten, wien de zucht niet beheerscht om bekeerlingen te maaken, laaten hen leeven in den Mahomethaanfchen Godsdienst, of in de Afgodery, in welke zy gebooren zyn, onder voorwendzel dat het onbetaamelyk zyn zou, hunne Broeders in flaaverny te houden. De Roomsch - Katholyken vinden zich verpligt om hun eenig onderwys te geeven, en hen te doopen; doch hunne liefde ftrekt niet verder dan de plegtigheden van eenen Doop, die ydel en Van geene waarde is voor luiden, die niet bevreesd zyn voor de ftraffen eener Helle, aan welke zy, zeggen ze, reeds in dit leeven gewoon zyn. De knellende banden der flaavernj'e, de ziekten, aan welke zy in Amerika onderworpen zyn, alles maakt hen ongevoelig voor deeze vreeze. Twee ziekten zyn hun byzonder eigen , de Pian en de Maagpyn. Het eerfte uitwerkzel der laatstgenoemde ziekte, is dat hun vel olyfkleurig wordt. De tong wordt wit; eene onweerftaanbaare neiging om te flaapep overvalt hen; zy zyn in een kwynenden ftaat, en onbekwaam tot de geringde lichaamsoeffening. Het is een volkomen vernietiging en vervalling des dierlyken werktuigs. Men is in deezen ftaat dermaate moedeloos, dat iemand zich liever- zal  DER BEIDE INDIEN, nf zal laaten do.odflaan, dan uit zyne plaats te treeden. De afkeer van alle zoete en gezonde fpyzen gaat gepaard met eene foort van drift voor alles, wat gezouten en met fcruideryen. gemengd is, De beenen worden dik; de buik zwelt; weinigen draagen 'er het leeven af. De meesten worden in het einde nog verfmoord, naardat zy verfcheiden maanden agter elkander gezukkeld en gekwynd hebben. De verdikking des bloeds, welke de bron deezer rampen fchynt te zyn, kan uit verfcheiden oorzaaken ontftaan zyn. Eene der voornaamste is, ongetwyfeld, het hartzeer, waar van deeze menfchen moeten bevangen worden, die op eene gewelddaadige wyze buiten hun Vaderland gevoerd^ worden; die gekneeveld en gekluisterd worden even als misdaadigen; die zich eensklaps, twee maanden of zes weeken lang, op Zee bevinden; die uit den fchoot van een geliefkoosd gezin overgaan onder de roede van een onbekend Volk, waar van zy de fchroomlykfte ftrafoeffeningen venvagten. Een voedzel, dat voor hun nieuw, en in zich zelf niet zeer fmaaklyk is, doet hen, op den overtogt, afkeerig van 't eeten worden. De fpyzen, die, by hunne aankomst op de Eilanden, onder hen worden uitgedeeld, zyn gezond noch toereikende. Tot eene overmaate van ongeluk , hebben veelen in Afrika zich de gewoonte eigen gemaakt, om eene zekere aarde te eeten, waarin zy fmaak vonden en die hun geen nadeel deedt: in Amerika zoeken zy eene aarde, die naar dezelve O £ ge. Xf. boek;:  ii8' GESCHIEDENIS m BOEK. gelykt; en het geval heeft voor' hunne voeten geplaatst eene foort van geelagtig rooden Tufsteen, welks gebruik het bederf hunner Maage voltooit. De Pian, de tweede' Ziekte, aan de Negers byzonder eigen , openbaart zich met een roode, harde, eéJtagtige, ronde, zomtyds met vd'bedekte fchurft, en als gepoederd met een witagtig meel , dat naar het groene helt. Men heeft de Pian met de Vernis-Ziekte willen vermengen, omdat een zélfde geneesmiddel tot heeling der béide kwaaien dient. Dit gevoelen , hoewel vry algemeen aangenomen, heeft minder gronds dan in dén eerften opïlag fchynt. Alle de Negers, die van de kust van Guinee koomen, of op de Eilanden gebooren Zyn, mannen zo wel als vrouwen, hebben eenmaal in hun leeven de Pian; het is een Droes, die zy zich moeten kwyt maaken: doch het is zonder'voorbeeld, dat iemand hunner, naadat hy in den grond geneezen was, naderhand van dit ongemak wierdt aangetast. Nimmer; of bykans nimmer , neemen ' de Europeaanen deezé Ziekte over, in weerwil van de veelvuldige, en bykans dagelykfche verkecringe, die zy met de Negerinnen hébben. Deéze kweeken de blanke kinders op, zonder hen met de Pian te befmetten. Hoe zyn deeze verfchynzels, die niet wederfproken kunnen worden, overeen te brengen met het denkbeeld, dat de Geneeskunde zich wegens de natuur van de Pian heeft-gevormd? Waarom wil men niet erkennen, dat het zaad, het bloed en de huid  DER BEIDE INDIEN, 210 huid der Negers onderheevig zyn aan een vergif, dat aan hunne foort byzonder eigen is? De oorzaak van dit ongemak ligt, misfchien, opgeflooten in de oorzaak hunner kleure; éen onderfcheid brengt andere voort. ?Er is geen weezen noch hoedanigheid in de ■Natuur, die geheel op hun zelve ftaan. ■ Doch, hoedanig ook dit ongemak of deszelfs oorzaak zyn moge, door berekeningen, wier naauwkeurigheid niet kan in twyfel worden getrokken , is het beweezen , dat jaarlyks in Amerika het zevende gedeelte der Negers fterft, die van de kust van Guinee worden aangevoerd. Veertien honderd duizend ongelukkigen, die tegenwoordig in de Europeaanfche Volkplantingen der nieuwe waereld worden gevonden, zyn het rampzalig overfchot der negen millioenen flaaven, die zy ontvangen hebben. Deeze befchreienswaardige vernieling kan het werk niet zyn van het klimaat, dat veel overeenkomsts 'heeft met dat van Afrika, en nog veel minder het gevolg der Ziekten, die , volgens het gevoelen en de toeftemming van alle aandagtige befchouwers, weinige flagtoffers doen vellen. De bron deezer verwoestingc moet gezogt worden in de behandeling der flaaven. Zou deeze niet kunnen verbeterd worden ? De eerfte ftap tot deeze hervorming zou zyn, eene naauwkcurige kennis van de gefteldheid des natuurlyken en zedelyken -menschs. Zy,diede Negers aan de barbaarfche kusten koopen; zy , die hen na Amerika ' overvoeren; de zulken , voornaamlyk , die hunne XI. BOEK.  aao GESCHIEDENIS XI. SOEK. hunne werkzaamheid befluuren , oordeelen^ om redenen van ftaat, dikwyls zelf tot hunne eigen veiligheid, zich verpligt om deeze ongelukkigen te onderdrukken. De ziel der Opzieneren, voor alle aandoeningen van medelyden geflooten, kent geene andere fpringveeren dan die van vreeze of gewelddaadigheid, en gebruikt dezelve met alle de onbermhartigheid van een ontleend of ondergefchikt gezag. Indien de eigenaars der plantaadjen, het zich niet meer tot fchande rekenende, in eigen perfoon het opzigt over hunne flaaven te hebben , zich overgaven aaneen bezigheid, waar,toe zy, om menigvuldige redenen , verpligt zyn , zy zouden welhaast deeze wreede dwaalsngen afzweeren. De Gefchiedenis van alle volken zou hun leeren , dat de flaaverny , zal zy ten voordeele gedyen, ten minften draaglyk zyn moet; dat het geweld de wederfpannigheden der Ziele niet belet; dat 't het belang van den Meester is, dat de flaaf het leeven lief heeft; en dat men niets meer van hem kan verwagten , zo ras hy den dood niet meer fchroomt. Deeze flikkering van kunde, aan het inwendig gevoel ontftooken, zou den weg baanen tot veele hervormingen. Men zou de noodzaaklyke verpligting opvolgen, in behoorlyke huisvesting , kleeding en fpyzen te verzorgen aan weezens, gedoemd tot de allerdrukkendfte dienstbaarheid, die immer een beftaan gehad heeft, zints den eerloozen oorfprong der flaavernye. Men zou ge • waar worden, dat het tegen de natuur der pin*  DER ÉEIDE INDIEN. Ui dingen ftrydt, dat zy, die geen de minfte vrugt van hunnen bloedigen arbeid plukken,hec zelfde vernuft, de zelfde fpaarzaamheid, de Zelfde werkzaamheid , de zelfde fterkte kunnen bezitten, als de mensch, die de geheele vrugt zyner moeilyke poogingen geniet. Allengskens zou men tot die ftaatkündigë gemaatigdheid geraaken, beftaande in het befpaaren van den arbeid, het verzagten der fmarten, en in den fnenfche een gedeelte zyner wettige eigendommen weder te geeven , om dus te zekerder de belasting der pligten,hem opgelegd,te trekken. Het gevolg deezer verftandige fchikkingen zoude zyn, het behoud van een groot getal flaaven, van welke de volkplantingen tegenwoordig, door Ziekten, uit hartzeer en verdriet ontftaan, beroofd worden. Verre van het juk, dat hen knelt, te verzwaaren , zou men het denkbeeld daar van tragten te verzagten, of zelf te verdryven, door het begunftigen van een natuurlyken fmaak, welke aan de Negers byzonder eigen fchynt. Hunne Zintuigen zyn, op eene byzondere wyze, aandoenlyk voor het vermogen der Muzyk. Hun gehoor is zo fyn, dat in hunne Dansfen de maat van een gezang honderd perfonen tevens doet opfpringen en nederdaalep, in het zelfde oogenblik met den voet tegen de aarde ftootende. Hangende, om zo te fpreeken , aan de ftemme des Zangers, aan de fnaar van een Speeltuig, is ééne trilling der lucht de Ziel van alle deeze lichaamen; één zelfde geluit brengt hen in beweeging, vervoert hen, en doet hen Xf. BOEK*.'  XI. BOEK, ( 3 1 < 1 f. 1 I I X S22 GESCHIEDENIS hen ter aarde vallen. Onder hunnen arbeid, gefchiedt de beweeging hunner armen cn beenen altoos op de maat. Niets doen zy dan al zingende, niets zonder eene dansfende houding. De Muzyk wakkert onder hen den moed, en wekt de traagheid. Aan alle de fpieren hunner lichaamen, die altoos riaakt zyn, is het beeld deezer verregaande aandoenlykheid'voor de ftemmen duidelyk te befpeuren. Dichters en Zangkundigen, onderfchikken zy,altoos de fpraak aan het gezang, door de vryheid , die zy gebruiken, Qm'de woorden te rekken of te verkorten, om ze te doen dienen tot een Zangwyze, in welke zy behaagen fcheppen. Laat zeker voorwerp of gebeurtenis eenen Neger treffen, ftraks wordt het voor hem het onderwerp van een Gezang. Dit was, door alle eeuwen, de oorfprong der Dichtkunde. Drie of vier woorden, die tusfchen den Zanger en de omftanders beurtlings herhaald' worden , maaken zomtyds het geheele Gelicht uit. Vyf of zes voetmaaten is de geieele lengte van het Gezang, 't Geen zon-' lerling mag fchynen, is, dat de zelfde Zangvyze, fchoon niets anders dan eene geftadi;e hcrhaaling der zelfde toonen , hen twee luren agter een vermaakt, aan den arbeid )f het dansfen houdt; het verwekt in hun ,■ ïoch zelf in de Blanken, de vcrveeling drenzerigheid, welke deeze geftadige herbaangen eigenaartig moesten vëroorzaaken )eeze foort van belangneeminge moet toe. efchreeven worden aan de kragt en nadruk, felke zy in hunne Gezangen brengen. Hunne  dér beide INDIEN. 223 rie Zangwyzen zyn doorgaans in tweeën verdeeld. Geen derzelver verwekt een fleren moed. De'zulke, die tot het verwekken der tederheid gefchikt zyn, veroorzaaken veeleer eene foort van verkwyninge. De zulke zelf, die een weinig vrolyker zyn „ draagen een zeker merkteken van droefgeestigheid. Dit is, voor aandoenlyke Zielen? de fynfte manier van genieten. Eene zo driftige geneigdheid zou, in bekwaame handen, eene veelvermogende dryfveer kunnen worden. Men zou 'er zich van kunnen bedienen tot het ipftellen van feesten en fpelen. Deeze uitfpanningen, mét - een .welbezonnen overleg aangewend , zouden de ftompheid van geest, zo gemeen onder de flaaven , yoorkoomen \ zy zoudeïi hunnen arbeid vervrolyken, enken, beveiligen voor het knaagend. hartzeer, dat hunne dagen yerflindt en vei kort. Naadat men gezorgd nadt voor het behoud der Negers, die oit Afrika worden aangevoerd, zou men zich met de zulken bemoeien, die op de Eilanden zelve gebooren zyn. De Negers zelve weigeren niet, onder de keetens hunner flaavernye te vermenigvuldigen. Het is de wreedheid hunner Meesteren , die den wensch der Natuure nutteloos heeft weeten te maaken. Wy vorderen van d"ê Negerinnen zo zwaaren arbeid, voor en naa haare Zwangerheid , dat haare vrugt niet tot rypheid koomt, of de geboorte niet ^eer lang overleeft. Zomwylen zelf ziet jnen de Moeders, w.mhoopig geworden dooide kastydingen, door de zwakheid van haaren toe¬ ft boek*  XL ÏQEK. 224 GESCHIEDENIS toeftand haar berokkend, haare kinders aan^ grypeil, om ze in haare armen dood te drukken, en hen opofferen met eene woede , met wraaklust en medelyden gemengd óm haare barbaarfche meesters van dezelve te berooven. Deeze wreedheid, van welke alle de affchuwelykheid op de Euröpeaanen nederdaalt, zal hun, misfchien, de oogen openen. Hunne aandoenlykheid zal wakker gemaakt worden, door beter beredeneerde belangen. Zy zullen ohtwaar worden , dat zy meer verliezen dan winnen, by het geftadig mishandelen der menschlykheid; en zb zy niet de weldoeners hunner flaaven worden, zullen zy ten minsten niet meer hunne beulen zyn. Misfchien zal men hén het befluit zien neemen , om de Keetens der Moeders te verbreeken, die een aanzienlyk getal kinderen, tot aan den ouderdom van zes jaaren, hebben opgevoed. Niets evenaart de befcoorlykheid der Vryheid voor het menschlyk hart. De Negerinnen, bezield van de hoop op een zo groot voordeel , na het welk allen zouden flaan, en waaraan wei. nigen zouden, deel erlangen, zouden op de verwaarloozing en de misdaad doen volgen ,een deugdzaamen nayver om kinders op te voeden, wier getal en behoudenis haar een gerusten ftaat zou verzekeren. JNaa dus verftandige maatregels té hebben beraamd, om hunne plantaadjen niet te be^ rooven vah eenen onderftand, dien hun eene bykans ongelooflyke vrugtbaarheid aanbiedt, zouden zy'er op bedagt zyn om den ak«  der beide INDIEN. 2>2j akkerbouw aan'te moedigen en uit te breiden, door de bevolking, en zonder vreemde hulpmiddelen. -Alles fpoort hen aan tot het invoeren van dit gemaklyk en natuurlyk ont> werp. 'Er zyn eenige Mogenheden , wier Bezittingen op de Amerikaanfche Eilanden dagelyks uitgebreider worden; en 'er is niet eene Bezitting, die by aanhoudenheid, van tyd tot tyd, niet meer arbeids verfchaft. Deeze landen hebben, derhalven, dag aan dag, een grooter getal handen noodig, om ze te bewerken. Afrika, werwaarts de Euröpeaanen zeilen, om de ontbreekende manfchap hunner Volkplantingen aan te vullen j levert hun allengskens minder menfchen; die zy 'er vinden, worden zwakker en duurder. Deeze Slaaven-Myn zal, door den tyd, meer en meer uitgeput worden. Doch genomen dat deeze omwenteling in den koophandel zo harsfenbeeldig ware, als zy kort aanftaande fchynt te zyn; het is daarom niet te minder beweezen , dat een groot getal flaaven, uit een afgeleegen gewest gehaald, op den overtogt, of in een nieuw waerelddeel, fneuvelt; dat zy , in Amerika aangeland zynde,- op een zeer hoogen prys koo^ men te flaan ; dat 'er weinigen zyn , wier gewoone leevenslengte niet verkort wordt; en dat het meerengedeelte van hun, die een rampzaligen ouderdom bereiken , zeer bekrompen van verftand zyn, van hunne jeUgd af aan de leedigheid gewoon, dikwyls niet zeer bekwaam tot de bezigheden, die hun worden opgelegd, en altoos wanhoopig over IVé deel P hun- XI. boek;  226 GESCHIEDENIS XI. BOEK. ] 1 < 3 1 1 1 » j < t ! hunne afzondering voor altoos uit hun geliefde Vaderland. Indien wy ons niet bedriegen , zouden Akkerlieden , gebooren op de Amerikaanfche Eilanden zelve ; altoos hunne eerfte lucht inademende \ groot gebragt buiten eenige andere onkosten , dan die van een voedzel, dat weinig kost; al vroeg tot den arbeid opgeleid door hunne eigen Vaders; begaafd met een byzonder vernuft of gefchiktheid voor alle kunsten: zulke Akkerlieden zouden verkieslyk moeten zyn boven gekogte , uit hun Vaderland uitlandige en altoos gedwongen flaaven. Het middel, om, in de plaats der uitlandfche Negers, die der Volkplantingen zelve te ftellen, biedt zich van zelf aan. Men laate de Zwarte kinders, die op de Eilanden gebooren worden, zorgvuldig oppasten; men bepaale aan hunne Werkplaatzen ie menigte van flaaven, die hunne vadzigleid, hunne losbandigheid, de weelde en :oomloosheid hunner Meesteren door alle le fteden en havens van Europa verfpreilen; men vordere, inzonderheid , van de ïuropeaanen, die op de Kusten van Afrika raaren, dat zy hunne laadingen doen beftaan iit een even groot getal mannen en vrouven, of zelf, geduurende etlyke jaaren, :enige Vrouwen meer, om de onevenredigïeid tusfchen de beide fexen te fpoediger te loen ophouden. Deeze laatfte voorzorge, de vermaaken Ier liefde onder het bereik van alle de Negers brengende, zou hen opbeuren en doen vermenigvuldigen, Deeze ongelukkigen, het ge-  DER BfelDE INDIEN. 22? gewigt hunner keetenen vergeetende, zullen zich voelen herleeven. Voor het meerengedeelte zyn ze getrouw tot den dood toe aan de Negerinnen, die de liefde en de flaaverny hun tot medgezellinnen hebben toegevoegd; zy behandelen haar met dat medelyden, welk de elendigen over en weder jegens elkander ontleenen van de hardheid Van hun lot; zy vertroosten haar onder den last haarer bezigheden; zy fchreien ten minften nevens haar, wanneer de Moeder, door een overmaatigen arbeid , of gebrek aan voedzel, haar kind niet dan uitgedroogde of met haare traanen befproeide borsten kan aanbieden. De Vrouwen, van haaren kant, fchoon de verpligting , om kuisch te zyn, haar niet worde opgelegd, zyh, nogthans, onveranderlyk in het houden haarer verbintenisfen; ten minsten indien de eerzucht, óm van de Blanken bemind te worden, haar niet tot onstandvastigheid vervoert. By ongeluk is dit eene beproeving tot ónffandvastigheid, onder welke zy te dikmaals gelegenheid hebben om te bezwyken. Zy, die gezogt hebben na de oÖrzaakeri deezer neiginge tot de Negerinnen, welke Zo veraart fchynt in de Europeaaneri, hebben de bron daar van gevonden in de , natuur van het Klimaat, dat, ónder de VerZengde Luchtstreek, onwederftaanlyk tót de liefde noopt; in de gemaklyke gelegenheid om, zonder bedwang, aan deeze onvèrwirinelyke drift te voldoen; in eene zekere aantrekkende bekoorlykheid der fchoonheidg die wel haast iri de Negerinnen wordt gëP 2 vón- XL' boek;  22§ GESCHIEDENIS XI. BOEK. vonden, zo ras de oogen aan haare kleur gewoon zyn; voornaamlyk in eene vuurigheid van geaartheid , die haar het vermogen fchenkt om de heevigfte minnedriften te verwekken en te gevoelen. Van hier dat zy, om zo te fpreeken, wraakc necmen van de vernederende afhanklykheid van haaren toeftand, door de ongeregelde driften, die zy in haare Meesters verwekken; en onze Euröpeaanfche Ligtekooicn verftaan niet beter de kunst, dan de Negerinnen in Amerika, om groote fchatten te doen verfpillen. Doch de Afrikaanfche Vrouwen overtreffen de« Europeaanfche, in eene ongeveinsde drift voor de mannen, die haar koopen. Aan de getrouwheid haarer liefde is men, meer dan eenmaal, verfchuldigd geweest, de ontdekking en voorkooming van zamenzweeringen, die alle de onderdrukkers 'zouden hebben doen vallen door het mes hunner flaaven. Deeze ftraffe was, ongetwyfeld, wel verdiend , door de tweevoudige dwingelandy deezer onwaardige roovers van de goederen en vryheid van zo veele Volken. Wy zullen ons zeiven de fchande niet aandoen, van de eerlooze lyst dier Schryveren te vergrooten, die hunne bekwaamheden aanwenden , om door de Staatkunde te regtvaardigen , 't geen de Zedeleer veroordeelt. In eene eeuwe, in welke zo veele dwaalingen het mom wordt afgetrokken , zou het fchandelyk zyn, waarheden, die voor de menschlykheid van belang zyn , te zwygen. Indien alles, wat Wy dus lang gezegd hebben, alleen' heeft gefcheenen te ftrek-'  der beide INDIEN. 229 ftrekken ter verminderinge van den last der flaavernye; het is, omdat de ongelukkigen, die men 'niet kan verlosfen., eerst moesten vertroost worden; het is, omdat wy hunne onderdrukkers zelve wilden overtuigen , dat zy wreed zyn ten koste van hunne eigen belangen. Maar 'in verwagting dat groote omwentelingen de klaarblykelykheid deezer waarheid doen bemerken, is het van dienst, eene verstaanbaarder taal te fpreeken. Laat ons eerst betoogen , dat geene reden van ftaat de flaaverny kan regtvaardigen. Lar.t ons niet fchroomen, voor den Regtbank der Eeuwige Wysheid en Regtvaardigheid te daagen, de Regeringsvormen , welke deeze wreedheid dulden, of zichzelf niet fchaamen om dezelve tot den grondflag hunner magt te ftellen. Montesquieu heeft niet kunnen befluiten, het gefchil wegens de flaaverny in goeden ernst te verhandelen. In de daad, het ftrekt der gezonden Reden tot oneere, wanneer zy gébruikt wordt, ik zal niet zeggen , ter verdeëdiginge, maar ter beftrydinge zelf van een misbruik, dat zo zigtbaar tegen de Reden ftrydt. Alwie een zo haatlyk gebruik verdeedigt, verdient van den Wysgeer eene diepe veragting, en van den Neger een fteek met den Dolk. Indien gy uwe hand aan my flaat, zal ik my zelve 't leeven beneemen, zeide clarissa tot lovelace ; en ik zoude zeggen tot hem, die een aanflag op myne vryheid deedt: zo gy nader koomt, zal ik u doorfteeken; en ik zou beter redekavelen P 3 dan XI. BOEK.  23o GESCHIEDENIS XI. boek. r 1 I i e f dan clarissa : omdat myn leeven, of 'c geen overeen uitkoomt, myne Vryheid te verdeedigen, myn eerfte pligt is, en die van eenen anderen te ontzien, flegts de tweede; en dat, alles selyk gefteld zynde , de dood van eenen fchuldigen, overeenkomftiger is met de regtvaardigheid dan van een onfchuldigen. Zegt men, dat hy , die my tot een flaaf wil maaken , niet fchuldig is; dat hy zich van zyn regt bedient ? Waar is dat regt t Wie heeft hem een zo geheiligd Karakter gegeeven , dat hy myn regt kan doen zwygen? Van de Natuure ontleen ik het regt om my te verdeedigen; zy heeft u, derhalven, het regt niet gegeeven om my aan te vallen. Indien gy u geregtigd oordeelt om my te onderdrukken, om dat gy fterker en loozer zyt dan ik; beklaag u dan niet, wanneer myne fterke armen uwen boezem zullen openen, om uw hart te zoeken; klaag niet, wanneer gy in uwe verfcheurde ingewanden den dood zult gevoelen, dien ik, negens uw voedzel, derwaarts heb doen overgaan. Ik ben fterker of loozer dan gy; vees gy, op uwe beurt, een flagtoffer ; )oet tegenwoordig voor de misdaad dat gy ;en onderdrukker geweest zyt. Hy, die de Slaaverny verdeedigt, is een yand van het geheele menschlyke geflagt. ïy verdeelt het in twee genootfchappen van vettige moordenaars , de onderdrukkers en nderdrukten. Alzo lief zou men den menden mogen toeroepen: Zo gy uw leeven. fik behouden, haast u dan om my het myne  DER BEIDE INDIEN. 231 ne te beneemen: want ik heb het op 't uwe gemunt, Maar, zegt gy, het regt der Slaavernye flrekt zich uit tot den arbeid en de vryheid., niet tot het leeven. Hoe! befchikt een Meester, die naar goedvinden met het gebruik myner kragten handelt, insgelyks niet over myne dagen, die van het vry willig en gemaatigd gebruik myner vermogens afhankïyk zyn? Wat betekent het aanweezen voor hem, die 'er den eigendom niet van heeft ? Indien ik mynen flaaf niet kan dooden, ik kan ten minften zyn bloed by druppels doen ftroomen „ onder de geesfelroeden van eenen beul; ik kan hem met arbeid, met ftnarten met behoeften overlaaden; ik kan de beginzels en lpringveeren van zyn leeven van alle kanten aantasten, en langzaamerhand ondermynen; ik kan, door langzaame ftraffen, de ongelukkige vrugt doen verflikken, welke de Negerin in haaren fchoot draagt. Aldus befchermen de wetten den flaaf niet tegen een fpoedigen dood, dan om aan myne wreedheid het regt over te laaten om hem dagelyks te doen fterven. Laaten wy klaarder fpreeken. Het regt van flaavernye is het regt om allerlei foorten van misdaaden te pleegen ; misdaaden, die den eigendom aantasten: want gy laat den flaaf niet in het bezit van zynen eigen perfoon; misdaaden, die de Veiligheid vernietigen: want gy kunt den flaaf aan uwe grilligheden opofferen ; misdaaden, die de eerbaarheid doen zidderen.... Myn bloed verftyft op het maaien deezer fchrikbaare P4 & XI. BOEK,  232 GESCHIEDENIS XL boek. af beeldzels. Ik haat, ik fchuw het mensch* lyk geflagt , zamengefteld uit flagtoffers en beulen; en indien het niet verbeterd worde, mogt het dan vernietigd worden! Nog een woord , dewyl wy alles moeten zeggen. Cartouche , gezeeten aan den voet eens booms in een dichtbegroeid bosch, de rekening opmaakende van den ontvangst en uitgaave zyner plonde.' ingen, en van de belooningen en daggelden zyner onderhoorigen, en nevens hun raadpleegende over de denkbeelden van evenredigheid en uitdeelende regtvaardigheid: verfchilt cartouche, uit dit oogpunt befchouwd, veel van den Slavenhandelaar,die,met een gekromdenrug, •op zyn Komptoir zittende, met de pen in de hand, het getal der aanflagen berekent, die hy op de Kust van Guinee doen kan; die met bedaardheid onderzoekt, hoe veele Snaphaanen ieder Neger hem zal kosten, om den oorlog te voeden, die hem flaaven leer vert; hoe veele yzere keetens, om. hen. op zyn fchip geboeid te houden; hoe veel geesfelroeden, om hen tot den arbeid te noodzaaken; hoe veel elk druppel hloeds, waar mede deeze Negers zyne plantaadje zal be« vogtigen, hem zal opbrengen; of de Negerin meer voordeels zal doen aan zyne landen , door den arbeid haarer handen, dan door dien van het Kinderbaaren ? — Wat dunkt uvan deeze vergelykinge? De Struikroover valt aan en neemt het geld; de Koopman neemt den perfoon zeiven. De een fchendt de gezellige inzettingen; de ander, fchendt de Natuur, Maai,  DER BEIDE INDIEN. 233 Maar de Negers zyn een geflagt van menfchen , tot de flaaverny gebooren; zy zyn bekrompen van begrip; bedriegelyk, kwaadaartig; zy zeiven zyn overtuigd van de meerderheid van ons verftand, en erkennen bykans de regtvaardighcid onzer heerichapp}Te. De Negers zyn bekrompen van begrip : omdat de flaaverny alle de fpringveeren der ziele verbryzelt. Zy zyn kwaadaartig: nog niet kwaadaartig genoeg tegen u. Zy zyn bedriegelyk: omdat men tegen zynen dwingeland niet tot de waarheid verpligt is. Zy erkennen de meerderheid van ons verftand: omdat wy hunne onkunde misbruikt hebben ; de regtvaardigheid onzer heerfchappye: dewyl wy hunne zwakheid misbruikt hebben. Alzo lief zou ik zeggen: de Indiaanen zyn een geflagt van menfchen , gebooren om verpletterd te worden: dewyl 'er onder hen dweepers worden gevonden, die zich werpen onder de raden van den wagen van hunnen Afgod, voor den tempel van Jagernat. Maar deeze Negers waren gebooren flaaven. Wien, barbaaren, zult gy doen gelooveil, dat een mensch de eigendom zyn kan van eenen Souverein, een Zoon de eigendom van eenen Vader, eene Vrouw de eigendom van eenen Man , een Knegt de eigendom van eenen Meester , een Neger de eigendom van eenen Volkplanter? Maar deeze flaaven hadden zich zelve verkogt. Heeft immer de eene mensch aan den anderen mensch, door een verdrag of eenen Eed, kunnen vryheid geeven , om hem te gebruiken en te misbruiken? Indien ?5 hy XI. BOER.  XI. BOEK. i ) j i < i c t ï % f 2 t h 234 GESCHIEDENIS hy in dit verdrag bewilligd of deezen Eed gedaan hebbe, het is gefchied in een oogenblik van onkunde of eene vlaag van dwaasheid; en hy heeft daar van afftand gedaan, in het zelfde oogenblik als hy zich zeiven gekend, of het gebruik zyner Reden wederom bekoomen heeft. Maar zy waren in den Oorlog gevangen genomen. Wat gaat u dat aan ? laat de Overwinnaar zyne overwinning misbruiken, zo als hy zulks goedvindt. Waarom zoude gy zyn medepligtige worden? Maar het waren misdaadigen, in hun Vaderland tot flaaverny gedoemd. Wie hadt len gevonnisd? Zyt gy onkundig, dat onder jen willekeurigenRegeeringsvorm, de Dwingeland alleen fchuldig is? De onderdaanen eens Dwingelands, zo vel als de flaaf, bevindt zich in een tegenïatuurlyken ftaat. Alles wat ftrekt, om len mensch daarin te doen blyven, is een anflag op zyn perfoon. Alle de handen, lie hem aan de dwingelandye van een eenien perfoon verbinden, zyn vyandlyke hanen. Maar wilt gy weeten, wie de werkleesters of medepligtigen deezer geweldeaarye zyn? Het zyn allen die hem omrinen. Zyne Moeder, die hem de eerfte lesai van gehoorzaamheid heeft ingeprent; yn buurman, die hem daar van het vooreeld heeft gegeeven; zyne Overheden, die em daartoe hebben genoodzaakt; zyns gerken, die hem, door hun begrip, daartoe ebben vervoerd. Alle deezen zyn de dieaars èn werktuigen der Dwingelandye. De Pwin-  der beide INDIEN. 235 | Dwingeland vermag niets door hem zeiven; hy is flegts het beweegrad der poogingen, welke alle zyne onderdaanen aanwenden, om elkander over en weder te onderdrukken. Hy onderhoudt hen in eenen ftaat van geduurigen Oorlog, die alle diefftallen, verraaderyen en moorden wettigt! Gelykhet bloed, dat door zyne aders ftroomt, dus koomen alle de misdaaden voort uit zyn hart, en keeren derwaarts weder. Caligula plagt te zeggen, dat indien het geheele menschdom maar één hoofd hadde, hy zyn vermaak zou gevonden hebben in hetzelve af te houwen. Socrates zou gezegd hebben, i dat indien alle misdaaden op een en het zelfde hoofd konden gelaaden worden, dit het hoofd zyn zoude, dat verdiende afgeI houwen te worden. Laaten wy, derhalven, ons haasten, om in de plaats der blinde wreedheid onzer Va; deren de kundigheden der Reden en de aandoeningen der«Natuure te ftellen. Laaten wy de keetens van zo veele flagtoflèrs onzer begeerlykheid verbreeken, al ware het ten I koste van het affchaffen van eenen Koop. handel., die de ongeregtigheid tot een grondflag, en de weelde ten oogmerke heeft. Maar neen. Het is niet noodig, geheel afftand te doen van de voortbrengzels, welke de gewoonte voor ons zo waardig heeft 1 doen worden. Gy kunt ze uit uwe Volk( plantingen ontleenen, zonder dat gy ze met 1 flaaven bevolkt. Deeze voortbrengzels kun:i nen door vrye handen gekweekt, en alsdan : zonder «yroegingen genuttigd worden. De XL koek,  236 GESCHIEDENIS XI. BOEK. De Eilanden zyn opgevuld met Negers, wier keetens men heeft verbroken. Met een goeden uitflag bearbeiden zy de kleine' plantaadjen, welke hun gefchonken zyn, of die zy, door hunne naarffigheid, verkreegen hebben. De zulken deezer öngelukkigcn , die hunne onaf hanklykheid en vryheid herkreegen, zouden in vrede leeven van diergelyk een vryen en voordeelgeevenden arbeid. Hebben de Deenfche flaaven , dien hunne vryheid is gefchonken, hunnen Ploeg en Eg verhaten ? ' Vreest men, dat de gelegenheid om te leeven, zonder te werken, op eenen van patuure vrügtbaaren grond, en kleedereii onder eenen brandenden hemel te kunnen ontbeeren , de menfchen tot leedigheid doet vervallen? Waarom bepaalén zich dan de bewóoners vart Europa niet tot dén arbeid van de volftrcktfte noodzaaklykheid ? Waarom verfpillcn zy hunne kragten 'met werk-' zaame bezigheden, die flegts aan kortduurende of op grilligheden gegronde behoeften voldoen? Ons zyn duizend beroepen geoorlofd, het èen lastiger dan het ander, die het werk zyn van onze inftellingen en gewoonten. De Wetten hebben op de aarde een zwerm kunstbehoeften doen uitfprüiten, welke zonder haar nimmer het beftaan zouden gekreegen hebben. Alle de eigendommen, volgens haare eigendunklyke grilligheden, verdeelende, hebben zy een oneindig getal menfchen pnderdaanig gemaakt aan den heerschzuchtigen wil van huns gelyken,. in zo verre, dat zy henjjtdoen dansfen en zingen om te leeven.  der beideINDIEN. 2'T Gy hebt onder u Weezens, van de zelfde geaartheid als gy zelve, die 'er in hebben bewilligd om zich te begraaven onder de bergen, om u metaalen, om u koper te leeveren, dat u, misfchien, een doodlyk vergif zal aanbrengen : waarom wilt gy dat de Negers minder de fpeelballen uwer grilligheid, minder dwaas zyn dan de Europeaanen? Wanneer gy deezen ongelukkigen de vryheid, maar evenwel allengskens, fchenkt, als eene belooning voor hunne fpaarzaamheid, voor hun pryswaardig gedrag en voor hunnen arbeid, draagt dan zorge om hen aan uwe wetten en zeden te onderwerpen, en hun uwe overtolligheden te fchenken. Geeft hun een Vaderland, zamenftemmende belangen , voortbrengzels, die zy kunnen aankweeken, een lyftogt overeenkomstig met hunnen fmaak, en het zal uwer Volkplantingen nimmer ontbreeken aan handen, die, van haare keetens verlost, te arbeidzaamer en fterker zyn zullen. Voor welk een Regtbank zullen wy de zaak der menschlykheid trekken, die zo veele menfchen gezamentlyk verraaden, om het gebouw der flaavernye om verre te werpen, dat onderfchraagd wordt door zo algemeen heerfchende'driften, zo kragtig bevestigde Wetten, door den nayver van zo vermogende Natiën, en door nog meer vermogender vooroordeelen? Koningen der aarde, gy-alleen kunt deeze omwenteling te wege brengen! Indien gy met het overige gedeelte der ftervelingen niet den fpot dryft, indien XI. boek.  XI. BOEK. 4 1 1 ( \ l V 238 GÉSCHIEDENIS gy de rnagt der Oppervorsten niet befchouwt als het regt eener gelukkige plonderinge, en de gehoorzaamheid der onderdaanen als eene overrompeling der onkunde, denkt dan aan uwe pligten. Weigert het zegel van uw gezag te hangen aan den eerloozen en misdaadigcn handel in menfchen, in veragtlyke dieren Veraart; en deeze handel zal ophouden. Vereenigt eenmaal tot het geluk van 't Mensehdom uwe vermogens en uwe ontwerpen, zo dikmaals tot deszelfs verderf vereenigd. Indien iemand uwer, op de Edelmoedigheid van alle de anderen, de hoop op zynen rykdom en grootheid durfde bouwen, hy is een vyand vah 't menschlyk geflagt, die verdelgd moet worden. Tast hem te vuur en te zwaard aan. Uwe Legers zullen blaaken Van een gewyden geestdrift voor de menschlykheid. Dah zult gy ontwaar worden, welk een onderfcheid de Deugd baart tusfchen menfchen, die de onderdrukten te hulpe koomen, en tusfchen huurlingen, die Dwingelanden ten dienfte [taan. Wat zeg ik ? Laaten Wy ophouden ^ de luttelooze ftemme der menschlykheid tot de bolken en hunne Meesters zich te doen verheffen: nimmer, misfchien, wierdt zy in taatsverrigtingen geraadpleegd. Nu dan ! /olken van Europa, indien het belang alleen iver Uwe ziel heerscht, hoort my dan evenfel. Uwe flaaven hebben uwe Edelmoedigeid, noch uwen raad noodig, om het heigfchendend juk, dat hen knelt, af te :hudden. De Natuur verheft haare ftemme lui-  der beide INDIEN. •239 luider dan de Wysbegeerte en het belang. Reeds hebben etlyke vermoorde Blanken voor een gedeelte onzer misdaaden geboet; reeds zyn 'er twee Volkplantingen opgerecht van weggeloopene Negers, welke de onderlinge verbintenisfen en het geweld tegen uwe aanflagen beveiligen. Het vergif heeft, van tyd tot tyd, eenige flagtöffers gewroken. Veelen hebben, door een vry willigen dood, zich uwer onderdrukkinge onttrokken. Diergelyke onderneemingen zyn zo veele flikkeringen van licht, die het onweder voorfpellen; het mangelt den Negeren flegts aan een Opperhoofd, dat moeds genoeg bezit, om hen ter wraakoeffeninge en flagtinge aan te voeren. Waar leeft deeze groote man, dien de Natuur, misfchien, verfchuldigd is aan de eere van 't menschlyk geflagt? Waar onthoudt zich deeze nieuwe spartacüs, die geenen crassus zal vinden? Alsdan zal het zwans /Wetboek verdwynen; en hoe verfchrikkelyk i zal het witte Wetboek zyn, indien de Over1 winnaar met het regt van wedervergeldinge alleen te raade gaa? In verwagting van deeze omwentelingen, 1 zuchten de Negers onder het juk van eenen ; arbeid, welks af beeldzei ons in hun lot imeer en meer moet doen deel neemen. Weinig overeenkomsts heeft de grond der I Amerikaanfche Eilanden met den onzen. iDerzelver voortbrengzels, zo wel als de* iwyze van ze te kweeken, zyn zeer onderscheiden. Behalven eenige koornvrugten, wordt XI. boek;  XL BOEK. 240 GESCHIEDENIS wordt 'er niets gezaaid; alles wordt 'er géplant. Gelyk de Tabak het eerfte voortbrengzel was, daar men zich op toeleide, gelyk des« zelfs wortels niet diep in den grond fchieten, en hy door de geringfte . kwetzing fterft, gebruikte men flegts een langwerpig fmal yzer, om den grond te bereiden, in welken hy moest geplant worden , en om het onkruid weg te neemen, dat hem zou: verflikt hebben. Dit gebruik heeft nog plaats. Toen men zich begon te bemoeien met het planten van gewasfen, die meer omflags vorderden, en minder teer waren, nam men de toevlugt tot de fpacle, om den grond om te fpitten en te wieden; doch zy wierdt niet gebruikt over de geheele uitgestrektheid gronds, die beplant moest worden. Men vergenoegde zich met het graaven van een gat, voor de plant dienende. De ongelykheid van den grond, doorgaans met heuveltjes bedekt, gaf, waarfchynelyk, aanleiding tot dit gebruik. 'Er was reden om te duchten, dat de regens, die altoos onder de gedaante van stortregens nedervallen, holle wegen veroorzaakende, de bear* beide landen zouden bederven. Vadzigheid en gebrek aan de noodige hulpmiddelen deeden , in de vroegfte tyden, dit gebruik zich I uitstrekken tot de effenfte vlakten ; de gewoonte deedt het eerbiedigen. Niemand kreeg den inval om daar van af te wyken. Eenige Volkplanters, ten laatfte, ftout genoeg om zich boven het heerfchende vooroor.  der beide INDIEN; 84* oordeel te durven verheffen, kwamen op de gedagte om zich van de Ploeg te bedienen j én het is waarfchynlyk, dat deeze handelwyze algemeen zal worden, overal daar zy kan ingevoerd worden. Alles geeft grond om hier na te verlangen en het te hoopen. Alle de landen der Eilanden waren nog ongerept, toen de Europeaanen het ondernamen om dezelve te ontginnen. Die 't eerst bebouwd wierden, geeven, zedert geruimen tyd, minder vrugten, dan in den beginne daar van wierden ingezameld, Die men zedert, van tyd tot tyd, bearbeid heeft, hebben insgelyks, meer of min, deel aan deeze verminderinge, naar geraade het langer of korter verleeden is zedert zy eerst ontgind zyn. Welke ook hunne vrugtbaarheid in den | beginne moge geweest zyn, zy allen verlieI zen ze door den tyd; en zo de kunst der I Natuure niet te hulpe koome, zullen zy, h wel haast, aan den arbeid des Landbouwers ' niet meer beantwoorden^ Het is een, van de Natuurkundigen algemeen erkend, beginzel van den Landbouw, dat het Aardryk niet weezenlyk vrugtbaar is, dan in zo verre het genaakbaar is voor i de invloeden der lucht, en van alle de ver| heevelingen, welke aangevoerd worden door i deeze veelvermogende oorzaak, als Mist, daauw en regen, 't Is het werk van vlytige Landlieden, om het Aardryk dit voordeel te bezorgen: de Eilanden vorderen het, en dat zonder uitftél. Het vogtige jaargety moet gekoozen worden tot het ontginnen deezer landen, wier droogte de vrugtbaarIV. deel. Q heid XL boek»  XI. BOEK. fjfi GESCHIEDENIS heid zou belemmeren. De Ploeg zou, zonder nadeel, kunnen gebruikt worden op vlakke en effene velden. Het gevaar, van de fchuin aflpopende gronden, door onweders, te zien verwoest worden, zou voorkoomen worden, indien de landen overdwars bearbeid en geploegd wierden , langs eene lyn, welke die van de hellinge der kusten met rechte hoeken fnydt. Indien de helling zo groot ware, dat de bezaaide landen , in weerwil der geploegde vorens, konden medegevoerd worden, moest men, op zekere afftandén van elkander, en in de zelfde ftrekking, daar nevens voegen, waterleidingen, een weinig dieper dan de vorens, die de kragt en fhelheid gedeeltlyk zouden breeken, welke de fleilte der heuvelen aan de nedervallende plasregens geeft. Het verfchaffen van meer groeikweekend vogt aan de planten, zou niet het eenige voordeel van de Ploeg zyn. Haare voortbrengzels zouden 'er insgelyks door beveiligd worden. De Eilanden zyn het land der Inickten; hunne vermenigvuldiging wordt aldaar bevorderd, door eene geftadige hitte, zy volgen elkander, zonder tüsfcheppoozen, qp. De grootte der verwoestingen, die zy aanrigten, is bekend. Een geduurig en onafgebroken bearbeiden van den grond zou deeze vernielende geflagten afmatten, hunne voortteeling ftooren, een menigte hunner doen fneuvelen, en het grootfte .gedeelte' hunner Eijercn vernielen. Misfchien zou dit middel niet genoegzaam zyn tegen de Ratten, welke de fchepen uit Europa heb* bes  B2R BEIDE INDIEN. 243 ben overgebragt na Amerika, daar zy derwyze zyn vermenigvuldigd, dat zy, dikmaals, een derde gedeelte van den Oogst vernielen. De werkzaamheid der flaaven zou men kunnen te hulpe roepen, en hunne waakzaamheid door kleine gefchenken aanmoedigen. Klaarblyklyk is het, dat de gewoorie wyze van Landbouwen met het bemisten der velden moest verZeld gaan ; op de meeste kusten is dit middel reeds bekend. De Mis3 die hiertoe wordt gebruikt, heet Varech; het is eene foort van Zeegewas, dat, ryp geworden zynde, zich van de wateren losmaakt, en door de beweeging der baaren tegen' den oever wordt gedreeven. Het is een kragtig beginzel van vrugtbaarheid; doch wanneer het zonder eenige toebereiding wordt gebruikt, deelt het aan de Suiker mede, eene onaangenaame bitterheid, welke haaren oorfprong heeft in de zouten, met olyagtige deelen bezwangerd, die in de Zeegewasfen overvloedig worden gevonden. Om deeze bitterheid te verdryven, zou , misfchien , de plant flegts behoeven verbrand en de asch gebruikt te worden. De zoutagtige deelen, door deeze werking, van de olyagtige deelen losgemaakt," en door de groeijing. behoorlyk gekleinsd, zouden, in het Suikerriet, fpoediger omloopen, en hetzelve zuiverder zappen toevoeren. Het is maar kort geleeden, zints men de meer binnenwaarts geleegene landen heeft begonnen te bemisten. Deeze onvermydelyke gewoonte zal, uit noodzaaklykheid, al- BOÈfc  544 GESCHIEDENIS» XI. boek. gemeener worden; en door den tyd zal d@ Amerikaanfche grond de zelfde hulpmiddelen, als die van Europa, ontvangen; doch met meer zwaarigheids. Op de Eilanden, alwaar de kudden niet zeer talryk zyn, en ■zeer zelden het voordeel der ftallen genieten, zal men de toevlugt moeten neemen tot andere misten, en ze, zo veel mogelyk zyn zal, vermenigvuldigen, om dus de hoedanigheid door de menigte te vergoeden. Het voornaamste hulpmiddel zal altoos geleegen zyn in het onkruid, waar van de heilzaame planten geftadig moeten gezuiverd worden. Men zal het op hoopen verzamelen, en aldaar laaten verrotten. De Volkplanters, die de koffy planten,, hebben het voorbeeld gegeeven van deeze handelwyze, doch met die onagtzaamheid en traagheid, welke de hitte van het klimaat zelf over het akkerwerk verfpreidt. Zy hebben onkruid verzameld, en op elkander geftapeld, aan den voet der koffyboomen, zonder te begrypen, dat dit onkruid, welk men zelf niet de moeite nam om met aarde te overdekken , den boom verwarmde en tot eene wykplaats diende voor Infekten, die hem opaten. Niet min onbedagtzaam. beeft men te werke gegaan in het bezorgen der kudden. Alle de Europifche viervoetige tamme dieren zyn, door de Spanjaards, na Amerika overgevoerd; uit hunne Bezittingen zyn ze, door de Volkplantingen van andere Natiën, in de haare overgebragt. Behalven het varken, dat, gefchapen om voordeeligst te tieren in gewesten, overvloedig voorzien van  ©ER BEIDE INDIEN. 245 Watervrugten, Infekten en kruipende dieren, grooter en beter van fmaak is geworden, zyn alle deeze dieren veraart, en 'er worden op de Eilanden geene dan kleine Rasfen gevonden. Schoon deeze veraarting aan de flegtheid van het klimaat eenigermaate moete worden toegefchreeven, is zy, egter, voornaamlyk ontftaan uit gebi*ek aan de noodige oppasfinge. Zy onthouden zich altoos in 't open veld. Nimmer krygen zy hooi of haver om te eeten, maar moeten het gantfche jaar van gras leeven. Men gebruikt zelf de voorzorge niet, om de weilanden in verfcheiden kampen te verdeel en, om ze dus, van tyd tot tyd, uit de eene in de andere te verweiden. Zy graazen altoos op den zelfden, grond, zonder aan het gras den tyd te geeven om hervoort te koomen. Dit voeder kan geene dan wateragtige en weinig voedende zappen hebben. Eene te fpoedige groeijing is oorzaak, dat het, door de Natuur, niet behoorlyk kan bewerkt worden. Van hier, dat de Dieren, tot voedzel der menfchen gefchikt, flegts een taai en onnut vleesch geeven. De zulken, die tot verfehillende foorten van arbeid gebruikt worden, kunnen ter naauwer nood een gering werk verrigten. De Osfen trekken flegts geringe lasten, en dit kunnen zy nog geen geheelen dag uithouden. Zy werken altoos met hun vieren te gader. Zy worden niet aan het hoofd, maar, op de Spaanfche manier, aan den hals gefpansen. Zy worden met een zweep, en niet 0,3 met XI. BOEK,  XL BOEK. : j ] ] | I t £ 7 ? t ê li Z '146 GESCHIEDENIS met een prikkel > voortgedreeven. Twee dryvers befluuren hunnen loop. Wanneer de wegen met geene wagens ofkarren kunnen gebruikt worden, worden dé Osfen van Muilezels vervangen. Deezen "worden op eene eenvoudiger, maar veel onvaster wyze dan in Europa, belaaden. Op den rug wordt hun een foort van ftroozak gelegd, aan welken, ter rechter en ter flinker zyde, twee Rughaaken worden vastgemaakt. Dus gezadeld, draagen zy, op het meest, half zo veel als onze Muilezels torsfchen, en leggen de helft minder weg af. De paerden loopen niet zo langzaam. Zy hebben iets behouden van de fnelheid, het /uur en de leerzaamheid der Andalufifche aaerden, van welken zy afkomfh'g zyn; loch hunne fterkte beantwoordt niet aan hunlen moed. Men is genoodzaakt hen fterk roort te fokken, om 'er den dienst van te lebben, dien een klein getal in Europa zou ;unnen doen. Drie of vier moeten 'er gepannen worden voor de zeer ligte Rytuigen, laar de gemaklyke bewooners zich van bellenen op togten , die zy reizen noemen, !och die by onze flegts wandelineen zouden yn. De veraarting der Dieren op de Eilanden ou men voorkoomen, vertraagd of verminerd hebben, indien men de voorzorge hadt ebruikt om ze door vreemde Rasfen te verieuwen of aan te vullen; Springhengften, it kouder of warmer gewesten aangevoerd, )uden, in . zekeren opzigte, den invloed der ïtuurlvke geaartheid, van het voedzel en de aan-  BER BÉIDE INDIEN. 247 aankweekinge verbeterd hebben.. Met inlandfche Merripaerden, zouden zy nieuwe Rasfen voortgcfokt hebben, die zo veel te beter zouden geweest zyn , naar maate zy voortgekoofrien waren uit een klimaat, meer verfchillende van datgéen , na 't wrelk zy overgebragt zouden zyn. Grootlyks verdient het onze opmerking, dat geen Volkplanter een zo eenvoudigen inval heeft gekreegen; als méde, dat geene Wethouderfchap zich zo verre op haare waare belangen hebbe toegelegd, dat zy, 'in haare Bezittingen, den gebochelden Os in de plaats van den gemeenen niet heeft gefield. Alle menfchen, deezer zaaken kundig, weèten, dat de gebochelde Os een veel zagter en glanziger hair heeft; een min plompen en botten aart dan onze Os, en veel vernufr> ger en leerzaamer is, Hy is vaardig ter been, en kan de plaats van het paerd vervangen , dewyl hy onder den man kan gereeden worden. Hy tiert zo wel in de Zuidlyke landfehappen, als de Os, van welken wy ons bedienen, in de Gemaatigde of Koude Luchtftreeken. Dit Ras alleen is bekend op de Oostlyke Eilanden , en in hèc grootfte gedeelte van Afrika. Indien de gewoonte minder heerfchappye oeffende, dan doorgaans plaats heeft, zelf over de verlichtte Regeeringsvormen, men zou gezien hebben, dat dit nuttig dier byzonderlyk gefchikt ware voor den grooten Amerikaanfchen Archipel, en dat niets gemaklyker viel, dan om het, met geringe kosten, te haaien van de Goud» kust, of van de kust van Angola. Q 4, Twee XI. BOEK.  XL SOEK. J "j I ) ] | J * 5 1 i h Z d n ¥ 248 GESCHIEDENIS Twee ryke Akkerlieden, de eene op Barbados, de ander op St. Domingo woonendes even zeer verwonderd over de zwakheid der Trek- en Lastdieren, welke zy in gebruik vonden, hebben het ondernomen om den Kameel in hunne plaats te ftellen. Deeze proeve, in vroegere tyden, zonder een gejukkjgen uitflag, in Peru , door de Spanjaards, gedaan, is niet gelukkiger uitgevallen; en dit konde piet anders gebeuren. Het is bekend, dat de Kameel, hoewel natuurlyk eigen aan warme landen, de overmaatige bitte fchroomt, en even weinig aangefokt worden of ftand kan houden onder den branlenden hemel der Verzengde Luchtftreeke, ds in de Gemaatigde Luchtftreeken. De Buffel is een dier van een zeer geilen ;n geweldigen aart. Om zyne menigvuldige toppigheden , is hy moeilyk te beftuuren. £yn huid is vast, ljgt, bykans ondoordring>aar, en zyn hoorn is tot menigvuldige ge>ruiken bekwaam. Zyn vleesch is zwart en ïard, onaangenaam van reukenftnaak. De Vlelk van. het wyfje is minder zoet, doch )vervloediger dan die van de Koe. Wanïeer hy te gelyk met den Os opgroeit, naar velken hy m yerfcheiden opzigten zeer geyU, overtreft hy dien grootlyks in kragt en nelheid. Twee Buffels, voor een wagen efpannen, door middel van een ring, die un door dp Neus gaat, trekken zy zo veel ivaarte als vier van de fterkfte Osfen, en in 2 helft minder tyds. Deeze tweevoudige icerderheid zyn ze verfchuldigd aan het oordeel, dat zy hooger op de beenen zyn,  DER BEIDE INDIEN. S49 . én een veel grooter omtrek van lichaam hebben , welks geheele zwaarte gebruikt wordt om te trekken, dewyl hun hals en kop van natuure na den grond nederhangen. Daar dit dier uit de Verzengde Luchtftreek oorfpronklykis, daar het grooter, fterker en leerzaamer is, naar maate het warmer landen bewoont, heeft men 'er nimmer aan kunnen twyfelen, of het zou van groot nut kunnen zyn op de Antilles, en aldaar gemaklyk voortgeteeld worden. Hier aan kan men niet twyfelen, vooral zedert de gelukkige proeven, in Guyana genomen. De traagheid en heerfchende gewoonte, die de voortteeling der tamme dieren hebben belet, zyn een niet min fterke hinderpaal geweest voor den goeden uitflag der Verplantinge van onze Gewasfen. Men heeft, van tyd tot tyd, veele foorten van Vrugtboomen na de Eilanden overgebragt. Die niet geftorven zyn, zyn foorten van wilde hoornen, wier vrugten fraai voor 't oog, noch aangenaam van fmaak zyn. De meesten zyn zeer fpoedig ontaart: dewyl men ze heeft pvergelaaten aan de kragt eener groeijinge, die altoos werkzaam is, en fteeds bevorderd Wordt door den overvloedigen daauw der nachten, en de doordringende hitte des dags, een tweevoudig beginzel van Vrugtbaarheid. Misfchien zou een kundig waarneemer zich hier van hebben weeten te bedienen, ter verkryginge van tamelyk goede Vrugten; doch dusdanige luiden worden in de Volkplantingen niet gevonden. Indien onze Moeskruiden 'er beter gedaagd hebben ; indien zy telkens weQ. 5 derom XI; BPEK,  XL Ï6ÖÊE. >i$o éESCHIEDENIg derom voortkóomen, altyd gróen en fyp zyn; de feden is,omdat zy hébben te wörftelen gehad tegen het Klimaat, daar zy een vogtigen én flymerigen grond ontmoetten, die hüh bést voegt, alsméde, ómdat zy gé'ène de minfte -oppasfihg rtoödig hadden. Hét zweet der flaaven befproeit voordecliger voortbrengzels. In 't eerst heeft men den arbeid deezer óngelukkigën dóen dienen , tot het Verkregen der meest noodzaaklyke dingen ter önderhoudinge van hun elendig beftaan. De Eilanden , dóór de Spanjaards bemagügd , uitgezonderd, alwaar de dingen, ten naasten by, nog in den zelfden ftaat zyn, als ten tyde toen de Europeaanen in de nieuwe waereld 't' eerst voet aan land zetteden, zyn de vóortbre;ng2els , die tot het onderhoud dér Wilden toereikende wareri,- afgenomen, naar maate men de bosfehen hééft om verre gehakt om de Bouwlanden aan te leggen. Mén heeft zich van nieuwe leevensmiddelen moeten voorzien; en de voornaamfte, na welke men heeft moeten zoeken , zyn uit het land der nieuwe eeters zelve ontleend. Afrika heeft aan de Eilanden een heesterplant verfchaft, die ter' hoogte van ongeveer vier voeten opklimt , die vier jaaren leeft, en geduurende al dien tyd vrugten draagt. Zy draagt een foort van peulen, die vyf of zes korrels bevatten van eene ze- ' kere foort van Erwten, die zéér gezond en voedzaam zyn. Alles wat tot deeze plant behoort, wordt, om de eene of andere heiïzaame kragt, die het belet, in waarde ge- hou-  DER BEIDE INDIEN. &5jt ftóuden. Haar bloem is buikopenende; haare bladeren, gekookt zynde , worden op •wonden gelegd; en van haar hout, tot asch verbrand, wordt een foort van loogwater gemaakt, dat de gezwellen zuivert en de uitwendige ontfteekingen van de huid doet verdwynen. Men noemt deeze heesterplant de Erwt van Angola. Zy tiert zo wel in eenen grond , die van natuure onvrugtbaar is, als in zulk eenen , die van zyne. groeiende zouten ontbloot is. Van hier dat de kundigfte onder de Volkplanters nimmer in gebreke blyven om deeze Erwt in alle ftreeken hunner plantaadjen te zaaien, die, i onder een min kundig opzigt, leedig zouden blyven leggen. Het waardigste gefchenk, nogthans, dat de Eilanden uit Afrika hebben ontvangen, is de Manioc. De meeste Gefchiedfchryvers hebben haar aangemerkt als eene plant, uit Amerika oorfpronklyk. Het blykt niet, op welk een grond dit, hoewel algemeen aangenomen, gevoelen ruste. Doch al ware dit eene betoogde waarheid, 't is daarom niet te min zeker, dat de Antilles de Manioc ontvangen van de Europcaanen , die haar derwaarts hebben overgevoerd, nevens de Afrikaanen, die 'er hun leeven by houden. Vóór onze invallen, hadt 'er zo weinig gemeenfchap plaats tusfchen de vaste Kust van Amerika en deeze Eilanden, dat het niet onmogelyk is , dat een voortbrengzel van het vaste land in den Archipel der Antilles onbekend was. Zeker is het, dat de Wilden, die aan-onze vroegfte Zeelieden Ba- XI. BOEK*  %5% GESCHIEDENIS SI. SOEK. Banaanen, Ignamen en Aardappelen aanbooi den, hun geen Manioc bragten; dat de Caraïben , op Dorninique en St. Vincent woonagtig, haar van ons hebben ontvangen; dat de Wilden, uit hoofde van hunne geaartheid, •niet gefchikt waren tot een zo agtereenvolgenden arbeid, als deeze plant vorderde; dat tot deeze foort van Akkerbouw gantsch epen en bloot leggende akkers vereischt worden, en dat in de bosfchen, met welke deeze Eilanden bedekt waren, geene bebouwde opene velden wierden gevonden, die meer dan vyf en twintig Roeden (Toifes) in den omtrek haalden. Zeker is het, eindelyk, dat wy het gebruik van de Manioc niet vroeger algemeen aangenomen vinden, dan naa de aankomst' der Negers ; en dat het, zedert onheuchelyke tyden, de voornaamfte leeftogt van een groot gedeelte van Afrika geweest is. Wat hier van zy , de Manioc is eene plant, die van een loot of takje voortkoomt. Deeze loot wordt geplant in gaten van vyf of zes duimen diep, die gevuld worden met de aarde, die men uit dezelve hadt gegraaven. Deeze gaten zyn twee voeten of derdehalf voeten van elkander, naardat de aart van den grond vordert. De heesterplant fchiet een weinig hooger dan eene gewoone manshoogte op, en haar flam is ongeveer zo dik als een arm. Naar maate zy opfchiet, vallen de benedenfte bladeren af; zy behoudt alleen de bovenfte. Haar hout is zagt en ligtbreekbaar. Het is een fmaaklyke plant. Zy heeft veel  DER BÉIDE INDIEN. 2$$ 'i veel oppasfens noodig. De nabyheid van alle' 1 fooiten van kruiden belemmert haar. Zy moet een droogen en ligten grond hebben. Haare vrugt groeit aan den wortel; en indien deeze Wortel los wordt, door de fchudding, die de wind aan het lichaam der plant veroorzaakt ? komt de vrugt flegts onvolmaakt tot volkomenheid. Achttien maanden heeft zy noodig om te groeien en Typte worden. ■ Zy kan niet tot fryze voor de menfchen dienen, dan naa alvoorens eene zeer vermoeiende toebereiding ondergaan te hebben, De buitenfte bast moet 'er afgefchild , en zy voorts gewasfchen, geraspt en geparst Worden, om de wateragtige deelen 'er uit te trekken, die een koud vergif zyn , waar tegen nog geen geneesmiddel bekend is. Het doodlyk beginsel, dat 'er nog in beflooten zyn mogt, moet, vervolgens, door droogen uitgedampt worden. Wanneer zich geen i| rook meer vertoont, wordt zy genomen I van de Yzere plaat, waar op men haar hadt >| gelegd om te droogen, en men laat haar i| voorts koud worden. Uit herhaalde proef\i neemingen blykt het, dat het bykans zo geJ vaarlyk is, haar warm als raauw te eeten. De wortel van de Manioc , naa dat zy i| geraspt en door droogen tot kleine korrels ii gebragt is, draagt den naam van Maniocil meel. Casfave is de gewoone benaaming van ! het Manioc-deeg, dat in een koek veran i i dert, door flegts de voorzorge te gebruiken ij om het te laaten bakken , zonder het te j kneeden. Het zou gevaarlyk zyn, zo veel Cas» xr. BOEK*  XI. 254 GESCHIEDENIS Casfave als rheel te éeten: dewyl de Casfave veel minder gedroogd is. Beide kunnen langen tyd bewaard worden, en zyn zeer voedzaam , dóch zwaar óm te verteeren. Schoon' zy in 't eerst fmaakloos fchynen , . worden *er, riogthans, veele Blanken, op de Eilanden gebooren, gevonden, die ze boven het beste Koorn fchatten. Alle de Spanjaards gebruiken ze , gemeenlyk , dagelyks. De Franschman voedt 'er zyne flaaven mede. De Europifche volken, die, op de Eilanden, Bezittingen hebben opgerecht , hebben weinig kennis aan de Manioc. Uit Noord-Amerika ontvangen deeze Volkplantingen haaren leeftogt; invoege , dat byaldien, door het een of ander voorval, 't geen Zeer moogelyk is, haare verbintenis met deeze vrugtbaare landftreek,' vier maanden lang, wierdt afgebroken , zy van honger zouden moeten fterven. Eene onbepaalde hebzucht fluit den Volkplanteren op de eilanden de oogen voor een dreigend gevaar. Allen, of bykans allen, meenen hun voordeel te vinden, in de geheele werkzaamheid hunner flaaven te doen dienen tot voortbrengzels, die in den koophandel te ftade koomen. De voornaamste zyn, Kakao, Rokou, Katoen, Indigo en Koffy. Elders hebben wy reeds gefproken, en zullen verder, op zyne plaats, melding doen van derzelver voortplanting, waarde en gebruik. Hier zullen wy des LeeZers aandacht zich doen bepaalen tot de Suiker, wier voortbrengzel alleen van meer aangeleegenheid is, dan dat van alle de andere genoemde goederen te zamen genomen. De  DER BEIDE INDIEINf. S55 De plant, welke de. Suiker voortbrengt, Is eene foort van Riet, dat doorgaans acht qf negen voeten hoog groeit, de bladeren, die uit den kruin voortkoomen, daar onder gerekend. De gewoone dikte is van twee tot vier duimen. Zy is bekjeed met een niet zeer harden bast, die eene fponsagtige fioffe bevat. Op zekere afftanden is zy van knoopen doorfneeden , even als ware het om haar te verfierken en te onderfchraagen; zonder nogthans den omloop van het zap te beletten, dewyl zy van binnen zagt en mergagtig zyn. Deeze plant is, Zedert onheuchelyke tyden, in zommige gewesten van Afie en Afrika, gekweekt. . Omtrent het midden der Twaalfde Eeuwe , wierdt Sicilië daar mede verrykt; van daar wierdt zy na de Zuidelyke Provinciën van Spanje overgebragt. Vervolgens wierdt zy op Madera cn de Canarifche Eilanden geplant. Van deeze Eilanden wierdt zy gehaald, om overgevoerd te worden na de nieuwe Waereld , alwaar zy zq weelig heeft getierd, als ware het haar Vaderland geweest. Alle gronden zyn niet even goed voor haar gefchikt. De zulke, die vet en fterk , laag en- moerasfig , van bosfchen omringd of onlangs ontgind zyn, leeveren, in weerwil van de dikte en lengte van het Riet, öegts een wateragtig en weinig gefuikerd zap, van eene ilegte hoedanigheid, dat bezwaarlyk gekookt, gezuiverd en bewaard kan worden. Hef Riet, dat geplant wordt, in eenen grond, alwaar heE fjppedig de Dei; M BOEK-  XL BOEK.- 't$6 GESCHIEDENIS' rie of Rots ontmoet, is van zeer korten duur, en geeft weinig fuikers. Een ligten, losfen en diepen grond beeft de Natuur voor dit voortbrengzel gefchikt. De gewoone wyze van het Suikerriet te planten, is deeze: men bereidt eene groote uitgestrektheid gfonds; men maakt, drie voe« ten van elkander, doorfhydingen, die achttien duimen lang, twaalf wyd en zes duimen diep zyn; men legt in dezelve twee , zom« tyds drie loten, ieder ongeveer een voet lang, die van het bovenfte gedeelte van het Riet zyn afgefneeden; en men overdekt ze met eene dunne laag aarde. Uit ieder der knoopen, uit welke de looten beftaan, komt een telg voort, welke, door den tyd,' een Suikerriet wordt. Men moet naaüwkeurrg agt geeven om' het Riet geduurig te zuiveren van het onkruid , dat rondom hetzelve zeer weelig' groeit. Deeze arbeid duurt flegts zes maanden. Naa deezen tyd heeft het Riet behoorlyk kruin gefchooten, en is nu genoeg in elkander geloopen, om alles, wat zyne Vrugtbaarheid zou kunnen hinderen, te doen fterven. Doorgaans laat men 't achttien maanden groeien j naa dien tyd wordt het afgefnee-' den. Uit den onderflam koomen looten voort, die vyf tien miaanden daarnaa worden afgefneeden. Deeze tweede fnyding geeft flegts half zo veel vrugts als de eerfte. Zomtyds gefchiedt 'er eene derde, of ook wel eene vierde fnyding, die altoos, naar evenredigheid, minder zyn, hoe goed de grond ook zyn  der beide INDIEN. 257 xyn moge. Het gebrek aan handen, om zyne akkers op nieuw te beplanten , kan hierom den nyveren Akkerman alleen noodzaaken om meer dan twee Öogften van zyn Riet in te zamelen. In alle Volkplantingen valt dé Oogst niet in op den zelfden tyd. In de Franfche, Deeiifche, Spaanfche en Hollandfche Bezittingen, neemt hy een begin in Louwmaand, en duurt tot in Wynmaand. Volgens deeze handelwyze, is de rypheid van het Riet aan geen vast Jaargety bepaald. Nogthans moet deeze plant, gelyk alle andere, haare trappen van groeijinge hebben; en het is klaarblykelyk, dat zy, in Slagtmaand en Wintermaand, in bloei ftaat. Uit het gebruik deezer Volken , die twee maanden agter elkander oogïten, moet volgen, dat zy het Riet fnydehj, nu eens terwyl het nog niet ryp, cn op andere tyden terwyl het al te ryp is. In zulke gevallen bezit de vrugt niet de vereischte hoedanigheden. Deeze inzameling moet een vast faifoen hebben; en dit zyn , waarfchynelyk, de maanden Maart en April, in welke alle de zoete Vrugten ryp zyn , terwyl de bittere vrugten niet voor de maanden July en Augustus ryp worden. De Engelfchen fnyden hun Riet in dö maanden Maart en April. Dit gefchiedt nogthans niet, omdat het in dien tyd ryp is. De droogte, die op hunne Eilanden heerscht, maakt voor hun de regens, die in September vallen, noodzaaklyk om te planten; en vermids het Riet achttien maanden werks heeft om te groeien, doet dit tydbeftek IV. deel. R hun- XL boek.  XI. ÏOEK. 253 GESCHIEDENIS hunnen oogst altoos op het juiste tydftip dei volkomene rypheid invallen. Om het Zap uit het afgefneeden Riet te bekoomen, 't geen binnen vier en twintig uuren moet. gefchieden , dewyl het anders zoude zuur worden, wordt het Riet tusfchen twee yzeren of koperen Rollen gelegd, rechtftaandig op een onbeweegbaaren tafel geplaatst. De beweeging deezer Rollen wordt ïepaald door een met den grond evenwydig Rad, dat door Osfen of Paerden wordt rond gedraaid. In de Watermolens, egter, ontleent dit horizontaal Rad zyne beweeging van een rechtftandig Rad , wiens omtrek, tegen den ftroom van het water gekeerd, eenen indruk ontvangt, die het om zynen as doet draaien; en wel van de rechter na de flinker hand, indien de ftroom van het water boven op het Rad valt: doch van de flinker na de rechter hand, indien het water tegen het benedenfte gedeelte van het Rad ftroomt. Uit de Bak, in welke het zap van het ■Riet wordt ontvangen, loopt het in een grooten Keetel, daar men de waterige deelen , die zich het fpoedigst ontbinden, laat uitdruipen. Dit vogt wordt overgegooten in een tweeden keetel , daar men het, door middel van een klein vuur, voor de eerfte maal, aan het fchuimen brengt. Wanneer het zyne kleeverigheid heeft verboren, wordt het overgedaan in een derden keetel, daar het, door middel van een grooter vuur, veel fterker fchuimt. Vervolgens wordt het voor de laatfte reize gekookt in een vierden te.  fiÊK BEIDE INDIEN. 1S9 keetel, wiens vuur driemaal zo fterk is als dat van den cerften keetel. Dit laatfte vuur beflist het lot der kunstbewerkinge. Indien zy wel beftuurd zy, ftolt de Suiker tot kristallen, die meer of min groot, meer of min glansfig zyn, naar evenredigheid van de grooter of kleiner hoeveelheid oly, waar mede zy bezwangerd zyn. Indien het vuur te fterk is aangezet, verandert de ftoffe in een zwart en koolagtig uittrekzel , dat geen weezenlyk Suikerzout meer kan uitleeveren. Indien het vuur te flaauw geweest is, blyft 'er eene aanzienlyke hoeveelheid vreemde oly over, die de Suiker vet en zwartagtig maakt: invoege dat wanneer men ze wil droogen, zy altyd pooragtig wordt, omdat de tusfchenruimten, die de Oly belloeg, leedig blyven. Zo ras de Suiker koud is, wordt zy overgedaan in aarden potten van eene kegelagtige gedaante. De voet van den Kegel is open , en het toppunt is met een gat doorboord; door dit gat laat men het water uitloopen, dat geene kristallen heeft kunnen verfchaffen. Dit water wordt Siroop genaamd. Naadat het water weggeloopen is, krygt men ruuwe Suiker. Zy is vet, bruin en zagt. De meeste Eilanden laaten voor Europa de zorge over , om de Suiker de overige toebereidzels te doen ondergaan , die vereischt worden om haar ten bedoelden gebruike te doen dienen. Dit bcfpaart hun kostbaare gebouwen. Het brengt te wege, dat 'er meer Negers tot het bewerken der janR 2 de- XI. BOJi.S«  460 GESCHIEDENIS XI. BOEK. deryen kunnen gebruikt worden. De OogsÜ kan dus twee of drie maanden agtereen,* zonder tusfchenpoozen, aan den gang blyven; en een grooter getal fchepen kan hierdoor tot het vervoeren der voortbrengzelen gebruikt worden. De Franfchen alleen hebben het van hun belang geoordeeld, de Suiker op eene andere wyze te behandelen. Hoe volkomen en zuiver het Suikerriet zap ook moge gekookt zyn, 'er blyft altoos een oneindig getal vreemde deelen vastkleeven aan de Suikerzouten , ten welker opzigte zy fchynen te zyn, 't geen de droesfem is ten aanzien van den wyn. Zy geeven aan dezelve eene morsfige kleur en bitteragtigen fmaak, waar van men ze tragt te zuiveren, door eene kunstbewerking, die zy Terrage noemen, i Zy gefehiedt aldus. Men ftort de zuure Suiker over in een nieuwen aarden pot, in alles gelyk aan dien, waar van wy gefproken hebben. De oppervlakte van de Suiker wordt, langs de geheele uitgestrektheid van den grond des kegels, bedekt met witte aarde of klei, die met water befproeid wordt. Het water, door deeze witte klei doorzygende , voert een gedeelte kalkaarde mede , die het ginds 1 en herwaarts verfpreidt over de ondcrfchei. den zoutkiompjes, alwaar deeze aarde vette ftoffe ontmoet , met welke zy zich vereenigt. Vervolgens laat men dit water uitloopen door de opening aan den top des kegels, en men vcrkrygt een tweede Siroop, die de naam voert van Melasfe, en die te flegter is, naar gelang de Suiker zuiverder wasj dat wil zeg-  DER BEIDE INDIEN. l6ï zeggen, naar gelang zy minder vreemde oly 'bjvatte: want in dit geval dringt de kalkaarde, door het water ontbonden, alleen door, en doet alle haare fcherpheid gevoelen. Deeze kunstbewerking wordt gevolgd van eene toebereiding, die de laatfte is , door middel van vuur gefchiedende, en die ten -oogmerke heeft, het uitdampen der vogtigheid, waar mede de zouten, geduurende de gemelde bewerking, bezwangerd wierden. Om dit te doen, wordt het Suikerbrood uit het kegelagtig aarden vat genomen; het wordt overgebragt in een ftoof, die van een yzeren fournuis een zagte cn allcngskens toe■necmendc warmte ontvangt, cn men laat het aldaar blyven, tot dat de Suiker zeer droog is geworden ; dit heeft, doorgaans plaats naa verloop van drie weeken. Schoon de kosten, welke deeze kunstbewerking vereischt, in 't algemeen nutteloos en verboren zyn, vermids deeze gezuiverde Suiker in Europa eveneens bereid wordt als de ïuuwe Suiker; nogthans mist het nimmer, of de bewooners der Franfche Eilanden , die bekwaam zyn om hunne Suiker dus te doen zuiveren, getroosten zich deezer moeite. Zy vinden hier in het cnwaardeei baar voordeel voor eene Natie , die eene zwakke Zeekrygsmagt bezit, dat zy, in tyden van Oorlog, een grooter menigte voortbrengzelen na het Moederland kunnen zenden met een kleiner getal fchepen, dan in gevalle zy flegts ruuwe Suiker bereidden. Uit deeze laatfte foort van Suiker, hooit 3 wel xr. BOEIC.  XI. BOEK. 262 GESCHIEDENIS wel nog veel beter uit de bereidde Suiker, kan men opmaaken, uit welke foort van zouten zy beftaa. Indien de grond, in welken het Riet geplant was, vast, fteenagtig en hellende is, zullen de zouten wit, hoekig en de korrels zeer groot zyn. Indien de grond kleiagtig is , zal de witheid der Suiker de zelfde zyn ; doch de korrels zyn minder kantig en kaatzen minder lichts te rugge. Indien de grond vet en fponsagtig is, zullen de korrels van eene ten naasten by ronde gedaante zyn , van eene bleeke kleur, en zeer zagt in 't aanraaken. Deeze Suiker wordt voor de flegtfte foort gehouden. Wat 'er ook de reden van zy , zeker is het, dat de landen tegen het Noorde leggende de beste Suiker voortbrengen, en de kleiagtige landen de •grootfte menigte. De toebereidzels, welke de Suiker, die op deeze beide foorten van grond voortkomt, vordert, zyn min langduurende en niet zo werkzaam, als de zulke vereischt, die op een vetten grond valt. Doch deeze beginzels zyn aan oneindige verfcheidenheden onderheevig, welker naafpooring het werk van fcheidkun•digen, of van zeer oplettende Akkerbouwers is. Behalven de Suiker, levert het Riet Si'roopen , die het twaalfde gedeelte van den prys der Suiker waardig zyn. De beste Siroop is die , welke uit den eerften pot in den tweeden loopt, wanneer de ruuwe Suiker bereid wordt. Zy beftaat uit grove ftofïèn, die Suikerzouten met zich voeren , het zy ze die in zich bevatten, het zy. ze dezelve  DER BEIDE INDIEN. 263 i selve in haaren doortogt hebben los gemaakt. 1 De minfte Suiker, die bitterder en weinigcr in hoeveelheid is, beftaat uit het water, dat de zout- en aardagtige deelen der Suiker, terwyl zy gewasfehen wordt, medevoert. I Door middel van het vuur, wordt 'er nog 1 eenige Suiker gehaald uit de eerfte Siroop, i die, naa deeze bewerking, minder geagt wordt dan de tweede. Beide deeze foorten van Siroop worden ! gebruikt in het Noordlyk gedeelte van Eui ropa, daar zy het gemeene volk voor boter 1 en fuiker verftrekken. Noord-Amerika maakt 'er het zelfde gebruik van, en bedient zich, daarenboven, van dezelve om gisting te i -verwekken en een aangenaamen fmaak te geeven aan zekeren drank, Prusf genaamd,' welke niets anders is dan het trekzel van den fchors van een boom. Van nog meer dienst is , deeze Siroop, ; van wegen het geheim, dat men ontdekt heeft, om dezelve , door overhaaling , te -veranderen in een zekeren Brandewyn, dien de Engelfche lihum, en de Franfche Taffia noemen. Deeze bewerking, die zeer eenvoudig is, gefchiedt door een derde gedeelte Siroop met twee derde gedeelten waters te vermengen. Naadat deeze twee zelfstandigheden genoegzaam gegist hebben , 't geen, doorgaans, naa verloop van twaalf of yeer; £ien dagen volbragt is, wordt zy overgegoo; ten in een Distelleer-kolf, alwaar de overhaaling op de gewoone wyze gefchiedt. De wgt, welke hieruit wordt verzameld, is E 4 even XL BOEK.  XI. ?0EK, •264 GESCHIEDENIS even groot in hoeveelheid, als de Siroop, welke daartoe gebruikt was. Zodanig is de kunstbewerking, tot welke, naa veele herhaalde en onderfcheiden proefncemingen, alle de Eilanden in 't algemeen, tot het planten en bereiden der Suiker, zich bepaald hebben. Zy is, ongetwyfeld, goed; doch, misfchien, heeft zy dien trap van volkomenheid niet bereikt, voor welke zy vatbaar is. Niet onwaarfchynlyk is het, dat, indien men, in plaats van het Riet te planten op groote onverdeelde ftukken lands , een ftuk gronds in kleine kampen van tien roeden (ïoi/ex) verdeelde, tusfchen twee beplante kampen een kamp onbeplant hatende, de voordeelen van deezen Akkerbouw grooter zyn zouden. Volgens de tegenwoordige handelwyze , fchiet het Riet, dat aan de kanten geplant is, alleen hoog op, en wordt op zyn tyd ryp. Het Riet, dat in het midden ftaat, wordt gedeeltlyk verflikt, en komt zeer bezwaarlyk totrypheid: dewyl het beroofd is van de vrye lucht, die alleen door haare zwaarte werkt, en zelden doordringt tot het benedenfte gedeelte van het Riet, dat altoos onder de bladeren bedekt is. Volgens dit nieuw ontwerp van plantinge, zouden de gedeelten gronds, die braak geleegen hebben , beter gefchikt zyn tot vrugtbaarheid, naadat men den oogst hadt ingezameld van de beplante kampen, die, op hunne beurt, zouden braak leggen. Het is te vermoeden , dat men , langs deezen weg , zo veel Suikers zou verkrygen als door  DER BEIDE INDIEN. 2.6$ door de gewoone handelwyze, en nog het voordcel genieten, dat men, tot het bewerken van den grond, minder flaaven zoude noodig hebben. Uit hetgeen de Suikerplanting, in weerwil van haare onvolmaaktheid, tegenwoordig opbrengt, is het ligt op te maaken, hoe veel voordeels zy, in dat geval, zou aanbrengen. In eene plantaadje, aangelegd op eenen goeden grond, en behoorlyk voorzien van Negers, beesten, en alle verdere noodwendigheden , bearbeiden twee menfchen een vierkant Riet van honderd vierkante Geomctrifche fchreeden. Dit vierkant moet, doorgaans, opleeveren zestig kwintaalen ruuwe Suiker. De gemiddelde prys van het kwintaal bedraagt, in Europa, twintig Livres, naa aftrekking van alle onkosten. De arbeid van ieder mensch geeft, derhalyen, een voordeel van zes honderd guldens. Met honderd en vyftig Livres, zo men den prys der Siroop en Taffia daar nevens voegt, kunnen de kosten der beplantinge goed gemaakt worden ; door deeze kosten verftaa ik, het onderhoud der flaaven, hun verlies, hunne ziekten, hunne kleeding, het vermaaken der werktuigen, en andere noodwendigheden. Anderhalve Morgen lands zou, derhalven, een zuiver voordeel geeven van twee honderd en vyftig Livres. Bezwaarlyk zou men een zo voordeeligen Landbouw ontmoeten; Zelf zou men kunnen tegenwerpen, dat dit voortbrengzel beneden zyn juiste waarde wordt gefield: dewyl tot een vierkant Riet R 5 geen XL BOEK^  a66. GESCHIEDENIS XI, BQSK. geen twee menfchen vereischt worden. Doek zy, welke dit' tegenwerpen, móeten in aanmerking, neemen, dat tot het bereiden van Suiker nog ander werk vereischt wordt dan het beplanten van den grond; en gevolglyk dat nog op andere plaatzen ,..als in het open veld, werklieden moeten gebruikt worden.. Om deeze reden moeten van den opbrengst van een, beplant vierkant Riet de kosten van het onderhoud van twee menfchen worden afgetrokken. Door middel van de Suiker, inzonderheid, verzorgen de Eilanden zich van alles, wat de Volkplanters tot noodig onderhoud of geryf en vermaak behoeven. Uit Europa ontvangen zy meel, allerlei dranken, gezouten vlecsch, zyde itoflen,, lywaaten, yzerkraameryen: in één woord, alles, wat zy tot hunne_ klèediug," hun leevensonderhoud, het verfiefen'hunner huizen, den .öpfchik hunner lichaameh , hunne geryflykheden , zelf tot hunne.'grillighcden ,; noodig hebben. Hunne verteeringen zyn in allen opzigte aanmerkelyk, cn moeten noodzaaklyk invloed hebben op de zeden der inwoonerén, die, voor het meerengedeelte, ryk genoeg zyn om zich dezelve te veroorloovcn> Men zou denken , dat de Europeaanen, na de .Amerikaanfche Eilanden overgevoerd, minder moesten veraart zyn, dan de dieren, welke zy derwaarts hebben overgebragt. Het klimaat werkt op alle leevendige fchepzels. Doch de menfchen zyn min onmiddelyk aan de- Natuur onderworpen, en wederöreeven haaren invloed; dewyl zy, van alle fchep-  PER BE-I DE INDIEN. 267 fchepzelen, de meeste zedelykheid bezitten. De eerfte Volkplanters, op de Antilies gevestigd, verbeterden de werkzaamheid van een nieuwen hemel en nieuwen grond, door .de geryflykheden, die zy konden ontleenen van eenen koophandel, die tusfchen hen en hun oud Vaderland altoos open ftondt. Zy leerden zich kleeden en huisvesten, op eene wyze, die met de verandering van hunnen toeftand meest overeenftemde. Van de indrukzels hunner opvoedinge behielden zy alles, wat konde inftemmen met de natuurlyke wetten der lucht, die zy ademden. Nevens hun bragten zy in Amerika over, de fpyzen en gewoonten van Europa, en werkten dus eene gemeenzaamheid uit tusfchen fchepzcls en voortbrengzels, die de Natuur, door eene tusfchenruimte, zo breed als eene Luchtftreek, hadt vaneen gefcheiden. Doch van alle hunne oorfpronklyke gewoonten was, misfchien, de heilzaamfte, het vermengen en verdoelen der geflagten door het hu>i .welyk. | Alle Natiën, de minst befchaafde niet uitgezonderd, hebben de vereeniging derfexen, tusfchen kinders van het zelfde geflagt, voorgefchreeven; het zy dan dat de ondervinding of het vooroordeel haar deeze wet hebbe ingegeeven: het .zy het geval daartoe eigenaartig den weg baane. Schepzels, van hunne kindsheid af te zamen opgekweekt, gewoon om elkander geduurig te zien, ontleenen, uit deeze gemeenzaamheid, veel eer die cn- . verfchilligheid, welke uit de gewoonte gebooren wordt, dan dat leevendig en geweldig gevoel van XI. BOEE,  XI. BOEK. %6t GESCHIEDENIS van overeenftemminge, dat twee fchepzels, die elkander nimmer gezien hebben, eensflags tot malkander doet naderen. Indien, in het leeven, de honger de familicn verdeelt, de liefde zal hen, ongetwyfeld, vereenigd hebben. De verdichte of waare gefchiedenis van de fchaakinge der Sabynfche maagden, toont, dat het huwelyk het eerfte verbond tusfchen de Natiën geweest is. Aldus zal bet bloed zich allengskens vermengd hebben , of door toevallige ontmoetingen van een zwervend leeven, of door de verbintenisfen en overecnkomften van gevestigde Volken. Het natuurlyk voordeel van het vermengen der geflagten onder de menfchen, zo wel als onder de dieren, om te beletten dat de foort niet verbasterd worde, is de vrugt eener 'iangzaame ervarenisfe, laater in tyd dan de erkende nuttigheid van het vereenigen der familicn, om den vrede der Maatfchappyen pp eenen vasten voet te brengen. Al vrceg hebben de dwingelanden geweeten, in hoe verre het hun belang ware, hunne onderdaanen vaneen te fcheiden of te zamen te voegen, om hen in afhanklykheid te houden. Zy hebben de verfchillende rangen door vooroordeelen van elkander gefcheiden: dewyl deeze lyn van afzonderinge een band van onderwerpinge was aan den Oppervorst, die hen , door hunnen wederzydfehen haat en verdeeldheid, in bedwang hieldt. De familien van eiken byzonderen rang hebben zy zamengevoegd: dewyl deeze vereeniging het zaad eener altoosduurende oneenigheid deedt verflikken, die ftrydig was met den geest van -  D È R BEIDE INDIEN. 269 van Volksgenootfchap. Aldus is de vermenging van geflagten en familien, door het huwelyk, veeleer gegrond op ftaatkundige inftellingen , dan op de oorfpronklyke bedoelingen der Natuure. Doch hoedanig ook het natuurlyk beginzel en het zcdelyk oogmerk van dit gebruik zyn moge, het wierdt onderhouden door de Europeaanen, die ten oogmerke hadden, hun geflagt op de Eilanden voort te planten. De meeste trouwden, deels in hun Vaderland , voor dat zy na de nieuwe waereld vertrokken , deels met perfoonen, die aldaar aanlandden. De Europeaan trouwde met: eene Creoole, of de Creool met eene Europeaanfche vrouw j die het lot of zyne familie' na Amerika voerden. Uit deeze gelukkige vereeniging is een byzonder karakter voortgefprooten, dat, in de beide waerelden „ den mensch onderfcheidt, gebooren onder den hemel der nieuwe waereld , doch van ouders, uit de beide waerelddeelen voortgefprooten. De onderfcheidende trekken van dit karakter , zullen wy met te meer vertrouwlykheids fchetzen, dewyl onze kundig • heden ontleend zyn uit de fchriften" van een naauwlettend' Waarneemer, die ons ïecds eenige merkwaardige byzonderheden, de Natuurlyke Historie betreffende, heeft aan de hand gegeeven. In 't algemeen zyn de Creoolen welgemaakt. Naauwlyks ontmoet men eenen onder hen, die misvormd is door de wanftallig ■ heden, zo algemeen in de andere klimaaten* Allen bezitten eene verregaande buigzaam^ heid XI. BOEK.  20EK. *Lfo GE SCHIEDENIS heid van ledemaaten; het zy dit moete toe* gefchreeven worden aan een byzonder werktuiglyk geftel, aan de heete landen eigen, of aan de gewoonte om hen niet te bakeren of met Ryglyven te knellen, of aan de Jichaamsoeffeningen, aan welke zy, van hunne kindsheid af, gewoon zyn. Nogthans heeft hunne kleur nimmer dat leevendig en frisch voorkoomen , waarin de fchoonheid meer dan in regelmaatige trekken is geleegen. De kleur der volmaakt gezonden gelykt naar die der zulken, die van eene ziekte beginnen te herftellen; doch deeze bleeke § hoewel eenigzins donkeragtige, kleur, is ten naasten by die van onze Zuidlyke Volken. Hunne onverzaagdheid heeft zich in den Oorlog vertoond, door eene onafgebrokene reeks van luisterryke heldendaaden. Waren zy meer vatbaar voor krygstucht, 'er zouden geen bekwaamèr foldaaten zyn. De Gefchiedenis verwyt hun geene deilafhartigheden , verraaderyen en laagheden, die de Jaarboeken van alle Volken bezoedelen. Naauwlyks zou het voorbeeld van eene fchandelyke misdaad, door een Creool begaan, kunnen aangevoerd worden. Alle vreemdelingen, zonder onderfcheid, ontmoeten, op deeze Eilanden, eene inneemende en edelmoedige herbergzaamheid. Deeze nutte deugd wordt betragt met eenen praal, die ten minften tot een bewys verflxekt van de eere, die daaraan gehegt wordt; Deeze natuurlyke neiging tot weldaadigheid fluit de gierigheid uit; de Creoolen zyn zeer toegeeflyk in den handel. Ge-  15- E R. SEIDE ï N Dl E N. 2?ï Geveinsdheid, list en kwaaie vermoedens koomen nimmer in hun hart op. Zich benoemende op hunne openhartigheid en eerlykheid, verdry ven het begrip, dat zy van hun zeiven hebben, en hunne' overgroot© leevendigheid • uit hunnen koophandel die verborgenheden en agterhóudenhedén , die de braafheid van 't karakter bezoedelen', ém gezelligen aart uitblusfchen, en de gevoeligheid verftompen. Eene verhitte 'verbeeldingskragt, die geenerlei bedwang duit, maakt hen ónafhanklyk en onbeflendig in hunnen fmaak.. Zy noopt hen tot- het-vermaak, met een altoos nieuw geweld, waar aan zy hunne bezittingen en hun leeven opofferen. Eene zonderlinge doordringendheid; eene vaardige bekwaamheid om allerlei denkbeelden te bevatten en ze mét vuur medé te deelen; de kfagt van zamen te voegen, gepaard by de 'bekwaamheid van op te merken ; eene gelukkige vermenging, van alle hoedanigheden van den geest en het karak ter, die den mensch tot de grootfte dingen bekwaam maaken, zullen hen alles doen beftaan, indien de onderdrukking !hen daartoe 'zal noodzaaken. De 'verteerende en zoutagtige lucht der Antilles berooft de vrouwen van dat 'leeven l dig Coloriet, welk den Mster haarer fexe uitmaakt. Maar zy hebben eene tedere wit ■ heid, die de oogen in'het bezit laat van a! hun" vermogen om' te werken, en de ziel met diepe wonden te treffen, tégèn'welke niets beftand is. Zeer maatig zynde 5 terwyl d© XI. BOEK  XL BOEK. ifz GESCHIEDENIS de mannen fpyze en drank gebruiken, naar' gelange van de hitte , die hen uitmergelt, zyn ze lief hebfters alleen van Chokolade, Koffy en zulke geestige dranken, die aan de zintuigen wedergeeven den toon en fterkte, van welke het klimaat dezelve berooft. Zy zyn zeer vrugtbaar, en dikwyls op den ouderdom van twaalf of dertien jaaren aireede moeders. Deeze vrugtbaarheid ontftaat uit dè liefde, die haar zeer fterk doet kleeven aan den man, dien zy bezitten, doch die haar fpoedig eenen anderen man doet ten deele vallen, zo ras de banden van een eerfte of tweede huwelyk door den dood verbroken zyn. Tot verwoedheid toe jaloersch, zyn zy zelden ongetrouw. De onagtzaamheid, di'e haar de middelen om te behaagen doet verwaarloozen; de gefteldheid der mannen op de Negerinnen ; eene leevenswyze, het zy afgezonderd of openbaar, die de gelegenheden en gevaaren des Minnehandels verdryft : deeze zyn de beste fteunzels van de getrouw. heid der vrouwen. De afgezonderde eenzaamheid , in welke Zy in haare huizen leeven, veroorzaakt haar eene groote befchroomdheid, die haar zeer belemmert in de verkeering met de waereld. Al vroeg gewennen zy zich aan een gebrek van nayver, die haar in het aankweeken van I de bevallige bekwaamheden der Opvoedinge 1 belemmert. Zy fchynen vermogen noch fmaak te hebben dan in het dansfen , dat I haar, ongetwyfeld , tot nog aandoenlyker vermaaken noopt. Deeze natuurlyke aandrift  der beide INDIEN. 273 drift des wellusts volgt haar in allen ouderdom; het zy ze daarin het herdenken of eene aangenaame gewaarwording haarer jeugd ontmoeten; het zy om andere redenen, ons onbekend. Uit deeze ttatuurlyke geaartheid vloeit voort, een zeer aandoenlyk en medelydend karakter, tot zo verre dat zy het gezigt der rampen en onheilen niet kunneh verdraagen; maar tevens een karakter, dat zeer heerschzuchtig en geftreng is omtrent den dienst der huisgenooten, aan haar perfoon verknogt. Veel willekeuriger, veel onverbiddelyker tegen haare flaaven , dan de mannen zelve , geeven zy in koelen bloede bevel tot tuchtigingen , welker aanfchouwing voor haar eene ftraffe en les zyn zoude, zo ze 'er immer ooggetuigen van waren. Van deeze flaavernye der Negers ontleenen, misfchien, de Creooleh gedeeltelyk een zekere geaartheid, die hen als grillig, eigenzinnig, en, voor een Europeaan, als onaangcnaame medgezellen, doet voorkoomen. Naauwlyks kunnen zy in hünne kindsheid loopen, of zy zien zich omringd van groote en fterke mansperfoonen, daar gefield om hunnen wil te raaden en te voorkoomen. Deeze eerfte Vertooning moet hun wegens hen zeiven het buitenfpoorigfte denkbeeld doen opvatten. Zelden gevaar loopende om tegenftand te ontmoeten, zelf niet in hunne onregtvaardige grilligheden, neemen zy een geest van laatdunkendheid, dwingelandye en veragtinge aan, voor een groot gedeelte des menschdoms. Niets is baldaadiger, dan de IV. deel. S mensch 5 XI. boekt.  XI. BOEK. j ] ] i 1 t ] l c z d *74 GESCHIE DE N ï S mensch, die bykans altoos met zyne minderen verkeert; maar wanneer deeze flaaven zyn, gewoon om kinderen te dienen, en te vreezen zelf voor hun gefchrei, als 't welk hen tot zwaare kastydingen kan doen verwyzen : wat kunnen dan meesters worden, die .nimmer gehoorzaamd hebben, fnooden ,~ diq nimmer geftraft zyn, dwaazen,. die menfchen in keetens werpen? Uit deeze wreede heerfchappyoeffening ontftaat in de Amerikaanen een hoogmoed r die noodwendig moet gehaat worden in Europa, alwaar een grooter gelykheid tusfchen de menfchen hen elkander meer leert eeiv biedigen. Opgevoed zonder de flraffe noch den arbeid te kennen , weeten zy hinderpaalen te overkoomen , noch tegenfpreeken te verdraagen. De Natuur heeft liun alles gegeeven , en de fortuin heeft Hin niets geweigerd. Ten deezen opzigte aan de meeste Koningen, zyn het ongelukkige weezens, omdat zy nimmer den egenfpoed ondervonden hebben. Buiten het dimaat,dat hen met fcherpe prikkels tot de iefde noopt, zonden zy geen waar genoegen maaken; en nog genieten zy het geluk niet, 'an een denkbeeld te hebben van die drifen, welke door zwaarigheden en weigerin;en gedwarsboomd, zich met traanen voe» en, en van deugden leeven.. Zonder de iuropifche wetten, die hen beftuuren door unne behoeften, en hunne buitenfpoorige nafhanklykheid bedwingen of beteugelen,,. ' ouden zy vervallen tot eene verwyfdheid, ic hen, vroeg of laat,, als flagtolfers hunner c ei-  der beide INDIEN. 275 eigen dwingelandye zou doen ömkóomen, of tot eene Regeeringloosheid, die alle grondflagen hunner Maatfchappye zou ondermyhen. Doch zo het ten ecnigen dage gebeurde, dat zy niet meer Nègers tot flaaven , en geene afgeleegene Koningen tot meesters hadden , zouden de Creoolen, misfchien, het bewonderenswaardigffe volk zyn, dat men ergens op den aardbodem heeft zien fchitteren. De geest van Vryheid, dien zy uit de wieg zouden medebrengen ; de kundigheden en bekwaamheden, die zy van Europa zoüden erven; de werkzaamheid,welke in hun ontftaan zoude , door het bezef van de talryke vyanden, die zy moesten afkeeren; de groote Volkplantingen, die zy moesten oprechten; den' rykcn Koophandel, dien zy moesten grondvesten op een uitgeftrekten Akkerbouw; de Staaten en Maatfchappyen, die zy moesten fligten ; de ftelregels, de wetten en zeden, die zy moesten bouwen op den eeuwigen grondflag der Reden : alle deeze hulpmiddelen zouden, misfchien, een twyfelagtïg cn gemengd geflagt zich doen verheffen tot de waardigheid der bloeiendfle Natie, welke de Wysbegeerte en de Menschlykheid tot heil der aarde kunnen verlangen. Indien 'er eenige gelukkige omwenteling in de waereld gebeure, zal zy van Amerika een aanvang neemen. IN aa gerüimen tyd woest geleegen te hebben, moet deeze nieuwe waereld, op haare beurt, bloeien, en, misfchien, over de oude het gebied voeren. Zy zal de toevlugt' zyn van onze Volken, S % door XL BOÊKó  XI. BOEK. t ■ ■ Ujflb : 1 < a/6 GESCHIEDENIS door de Staatkunde vertreeden, of door den Oorlog verjaagd. De woeste bewooners zullen 'er befchaafd, en de onderdrukte uitlanders vry worden. Doch 't 13 noodig, dat tot deeze veranderingen de weg gebaand worde, door gistingen, door fchokken, en zelf door onheilen; en dat eene werkzaame en moeilyke Opvoeding de gemoederen voorbereideom te lyden en te werken. Jeugdige Creoolen, koomt in Europa om 'er u te oenenen, aldaar te doen 't geen wy leeren, aldaar, in de dierbaare overblyfzels onzer oude zeden, opzoeken en verzamelen die wakkerheid, welke wy verboren hebben, aldaar onze zwakheid leeren kennen, en uit onze dwaasheden zelf die lesfen van wysheid ontleenen, dié de groote gebeurtenisien doen voortkoomen. Laat in Amerika uwe Negers, wier toeftand onze oogen van medelydeü doet overloopen, en wier bloed, misfchien, zich vermengt met alle de zuurdeesfems, die uwe bevolking kwetzen, bederven en verwoesten. Vliedt eene dwingelandfche, verwyfde en kwaade opvoeding,, welke gy ontvangt door de gewoonte van te verkeeven met flaaven, wier verbeesting ulieden geene dier edelaartigc en deugdzaame gevoelens inprent, die vermaarde Volken vormen. Amerika heeft alle de bronnen des Zedebederfs in den fchoot van Europa jitgeftort. Om zyne wraak te voltooien, noct het van daar alle werktuigen van zyïen voorfpoed ontleenen. Door onze eufeld'aadcn verwoest zynde, moet het door mze misflagen herleeven. De  DER BEIDE INDIEN. 2J7 De Natuur fchynt de Amerikaanen tot het genot van meer geluks dan de Europeaanen gefchikt te hebben. Op de Eilanden kent men naauwlyks de Jigt, het Graveel, de Steen, de Beroerten, het Zydewee , Buikloop , nevens ontelbaare andere ziekten en kwaaien, van welke de winter de ■voornaame oorz.nak is. Geen deezer geesfels des menschlyken • geflagts, elders zo moorddaadig, heeft hier de geringfle verwoestingen aangerigt. • Men behoeft flegts gezegepraald te hebben over de lucht des lands, en den middelbaaren ouderdom overleefd te hebben, om zo goed als verzekerd te zyn van een langduurigen en vreedzaamen leevensloop. De ouderdom is hier niet magteloos, zukkelende en aan zwakheden kwynende, gelyk in onze kltmaaten. Nogthans worden, op de Antilles, de kinders, kort naa hunne ter waereld komst, aangetast van eene kwaal , die binnen de Verzengde Luchtftreek beflooten fchynt. Zy wordt Tetanos geheeten. Indien het kind de indrukzels der lucht of des winds ontvangt, indien de kamer, in welke het gebooren is, aan rook, aan te veel warmte of koude is blootgefield , openbaart het kwaad zich oogenblikkelyk. Het begint aan de kaaken, die flyf worden, en zo vast op elkander kleeven, dat ze niet kunnen geopend worden. Welhaast gaat deeze fluiptrekking over tot andere lichaamsdeelen. Het kind flerft, door de onmogelykheid van voedzcl te kunnen gebruiken. Ontkoomt het dit gevaar, dat hem de eerfle negen dagen naa zyne geS 3 boor- XI. BOEK.  XT. BOEK, { ] c t . 2 1 I 2?8 GESCHIEDENIS boorte dreigt, dan heeft het geenerlei toeval meer te vreezen. De lekkernyen, die men hem laat gebruiken, zelf voordat hy gefpeend wordt, 't geen niet gefchiedc, voor dat hy den ouderdom van een jaar bereikt heeft, het gebruik van koffy met melk, van Chokolade, wyn, maar vooral van Suiker en Confituuren; deeze lekkernyen, zo fchadelyk voor onze kinders, worden de Amerikaanfche zuigelingen aangebooden door de Natuur, die hen al vroeg aan de voortbrengzelen van hun klimaat doet gewennen. De zwakke en tedere fexe heeft zo w^I haare ongemakken als bekoorlykheden. Op de Eilanden is haare gewoone kwaal, eene verzwakking, een bykans geheel verval van kragten; een onverwinnelyke afkeer van alles wat gezond is; een ongeregelde drift tot alles, wat voor de gezondheid nadeelig is. De gezouten of met kruideryen gemengde fpyzen, zyn de eenige, die geproefd en be^ *eerd worden. Deeze ziekte is eene bedorven» ighaams gefteldheid, die doorgaans in Waternicht verwandelt. Zy wordt toegefchreeven tan de vermindering der Honden, in de vrouven, die uit Europa koomen, en aan de geringheid of.geheele ontbeeringe deezer ontastinge, in de Creoolfche vrouwen. De Mannen fterker zynde, zyn ook onlerheevig aan zwaarer ongemakken. In oeze nabuurfchap van den Evenaar, worden y gekweld met eene heete en kwaadaartige oorts, onder verfchillende benaamingen be • endj en zich vertoonende door. blpedontlas» tin-  DER BEIDE INDIEN. 279 rangen. Her. bloed, dat onder de brandende Itraalen-der Zonne kookt, vloeit ten neuze, oogen en andere lichaamsdeelen uit. In de Gernaatigde Luchtftreeken haast de Natuur zich niet met zo foelie fchreeden , of zy geeft, zelf in de hectfte dekten, den tyd, om den weg, dien zy houdt, gade te flaan. Op de Eilanden, is zy zo fnel en fchigtig, .dat de ziekte, indien zy, op het oogenblik als zy zich openbaart, niet onmiddelyk gefluit worde , onfeilbaar doodlyk is. De kranke moet, in den tyd van vier en twintig uuren, vyftien tot acht en twintig aderlaatingen ondergaan; de tusfchenpoozen tusfchen dezelve worden met andere Geneesmiddelen aangevuld. Zo ras is iemand niet .ziek geworden, of men zendt om den Doktor, den Notaris en den Priester. De zulken, welke deeze heevige fchokkert wederftaan, door' de kunstbehandeling, die zy ondergaan hebben , uitgemergeld zynde, worden langzaam en bezwaarlyk tot voorgaande gezondheid herfteld. Veelen zelf vallen in eene aanhoudende kwyning, veroorzaakt door de verzwakking van het gantfche werktuig, welk de altoos verteerende lucht •en de te flappe fpyzen des lands in zyne voorgaande kragt niet kunnen herftellen. Hier uit ontitaan verftoppingen, Galzucht, en Mildzucht, die dikmaals in Waterzucht eindigen. Dit gevaar dreigt bykans alle Europeaanen, die in Amerika voet aan land zetten , en zelf dikmaals de Creoolen, die uit gesnaatigde gewesten wedcrkeeren. Doch het S 4 fpaait XI. BOEK.  XI. JiOEK. .1 i . ! t ] 280 GESCHIEDENIS fpaart de vrouwen, wier bloed zich langs een anderen natuurlyken weg ontlast; als mede de Negers, die, in een heeter gewest gebooren, door de Natuur gehard, en door eene gemaklyke doorwaasfeming voorbereid zyn tegen alle gistingen, die de Zon kan veroorzaaken. Dit geftarnte is het, ongetwyfeld, welk, door de hitte zyner ftraalen, die minder fchuins en aanhoudender dan in onze klimaaten werken, deeze geweldige koortzen te wege brengt. Deszelfs warmte moet de onvermydelyke verdikking van 't bloed uitwerken, door het overrnaatig doorwaasfemen en zweeten; het gebrek van veerkragt in de vaste deelen, en de opfpanning der vaten, door de uitzetting der vogten: het zy dan dat hier van de oorzaak is, de verdunning der lucht, of de mindere zamendrukking, welke de oppervlakte der lichaamen ondergaat, in een verdunden dampkring. Misfchien zou een gedeelte deezer ongemakken kunnen voorkoomen worden, door, Dp de reize van Europa na Amerika, buikzuiverende middelen te gebruiken en zich te doen aderlaaten, naar gelang men nader aan Je Verzengde Luchtftreeke koomt; en door Jeeze voorbehoedzels telkens te vernieuwen DP de Eilanden, het middel van koude Balen daar nevens gebruikende. Doch verre van de toevlugt te neemen :ot deeze hulpmiddelen, die door het gezond /erfland worden aangeweezen, vervalt men ot uitfpoorigheden, meest gefchikt om het waad te verhaasten en te tarten. ' De vreem.  DER BEIDE INDIEN. zSl vreemdelingen, welke op de Antilles aanlandden, vervoerd door. de Gastmaalen, welke hun gegeeven worden, door de vermaaken, op welke men aldaar gefield is, door het onthaal, dat zy ?er genieten, geeven zich, zonder eenig bedwang, over aan de verlustigingen , die, door de gewoonte, minder fchadelyk zyn voor de inwooners , in dat klimaat gebooren. De tafel, de danspartyen, het fpel, het nachtbraaken, de wyn , de fterke dranken, en dikwyls het hartzeer over de te leurftelling der harsfenbeeldige verwagtingen, die men hadt opgevat: alle deeze oorzaaken fpannen te zamen ter bevorderinge van de gistinge , die de warmte in het bloed verwekt. Welhaast wordt het ontflooken. Hoe is het mogelyk, dat men niet zoude bezwyken onder deeze proeve van het klimaat , daar zelf de naauwkeurigfle behoedmiddelen niet genoeg zyn, om tegen de aanvallen deezer gevaarlyke koortzen beveiligd te worden; daar de foberfte, de gemaatigdfle menfchen, die den meesten afkeer hebben van alle buitenfpoorigheden, en het zorgvuldigst agt geeven op hunne daaden , de flagtöfFers worden van de nieuwe lucht, die zy ademen ? In den tegenwoordigen flaat der Volkplantingen, flerven van de tien menfchen, die na de Eilanden vertrekken, vier Engelfchen, drie Franfchen, drie Hollanders , twee Deenen, en één Spanjaard. De groote flagting der menfchen , welke in deeze gewesten gefchiedde , toen zy 't eerst begonnen bevolkt te worden, in'aanS 5 mer^ |XI. 1 BOES.  XI. GESCHIEDENIS merking rteemcnde., was men, vry algemeen", van gedagten, dat zy zoude eindigen in eene geheele ontvolking der Staaten, die de lust beving om zich aldaar neder te zetten. Het algemeen gevoelen , ten deezen op. zigte, is door de ondervinding veranderd. Naar maate deeze Volkplantingen haaren Akkerbouw verder hebben uitgebreid, hebben zy meer middelen om. te verfpillen gevonden. Deeze nieuwe vermogens hebben voor het Moederland wegen gebaand, die aan hetzelve te vooren onbekend waren. De boeveelheid der uittevoerene goederen heeft niet kunnen toeneemen , zonder eene vermeerdering van arbeid. Nevens den arbeid zyn de menfchen vermenigvuldigd , gelyk overal zal gefchieden, daar zy meer middelen van beftaan zullen vinden. Vreemdelingen zelf hebben zich in menigte begeeven na heerfchappyen, die een ruim veld voor hunne eerzucht en nyverheid openden. Niet alleen is de bevolking toegenomen op de Eilanden, maar zy is 'er ook voorfpoediger geworden. Geluk is doorgaans het uitwerkzel van geryflykheden, en het geluk moet grooter zyn, naar gelang van de mogelykheid om de geryflykheden te verwisfeïen en uit te breiden. Dit voordeel hebben de Eilanden hunnen eigenaaren bezorgd. Uit deeze vrugtbaare gewesten hebben zy ver» rnaakgeevende voortbrengzels ontleend, wier vertier de maate hunner genietingen heeft vergroot. Zy hebben 'er de zulke van ontleend , die, tegen de goederen hunner nabuuren veiwisfeld, hen in de zoetigheden van  DER BEIDE INDIEN. 283 ^an andere klimaaten hebben doen deelen, Pp deeze wyze zyn heerfchappyen , die toevallig, door een gunftigen zamenloop van omftandigheden, of wel ingerigte maatregels, in het bezit gekomen waren van deeze Eu landen, de verblyfplaats geworden der kunften, en van alle geryflykheden, die het natuurlyk en noodzaaklyk gevolg zyn van een grooten overvloed. Dit is het niet alles. Deeze Volkplantingen hebben de Natiën , die ze opgerecht hebben , een overtreffenden invloed doen verkrygen op de ftaatkundige waereld: zie hier op welke wyze. Het goud en zilver, die het algemeen middel van verruilinge zyn in Europa , koomen uit Mexico, Peru en Brazil. Zy behooren niet aan de Spanjaarden en Portugeezen, maar aan de Volken, die hunne Koopmanfchappen in betaaling deezer Metaalen geeven. Deeze volken hebben rekeningen tegen elkander, die, by de laatfte fluiting, vereffend worden te Lisbon en Kadix, die als de algemeene kas kunnen worden aangemerkt. Hier kan en moet men oordeelen over den aanwas of vermindering des Koophandels van elke Natie. Die, ten aanzien van verkoop en inkoop , in evenwigt ftaat met de andere Natiën, trekt haar volkomen Intrest. Die meer ingekogt dan verkogt heeft, ontvangt minder dan haar Intrest: dewyl zy een gedeelte daarvan heeft afgeftaan, om te vereffenen met de Natie, wier fchuldenaares zy was. Die meer heeft verkogt aan de andere Natiën , dan zy van haar heeft ingekogt, ontvangt niet alleen 't -l Y W geen XL BOEK  0. boek. WYS- 484 GESCHIED, der beide INDIEN. geen Spanje en Portugal, maar ook 't geen andere Natiën, met welke zy een verwisfelenden handel heeft gedreeven , haar fchuldig zyn. Dit laatfte voordeel is byzonder eigen aan de Volken , die de Eilanden in eigendom hebben. Van jaar tot jaar zien zy hun gereed geld vermeerderen, door het verkoopen van de ryke voortbrengzels deezer gewesten; en deeze vermeerdering van gereed geld verzekert hen van de overmagt, en maakt hen tot befchikkers over Oorlog en Vrede. Maar in welke evenredigheid is het vermogen van elke Natie, door de bezitting der Eilanden , toegenomen ? Dit zal ontvouwd worden in de volgende Boeken,  WYSGEERIGE E N STAATKUNDIGE GESCHIEDENIS van de BEZITTINGEN EN DEN KOOPHANDEL DER EUROPEAANEN IN DE BEIDE INDIEN. ) T WA A L F D E BOEK. ■gSSbsö&panje geniet den roem, van den % S \H 8rooten Archipel der Antilles ont- W  £88 GÈSCïïIEDENIS XII. B/OEX. van haare eerfte bron of van de monden* door welke zy zich ontlasten, de oorfprong ontdekt worden van eene zo merkwaardige verfcheidenheid in den afwisfelenden toeftand haarer wateren. In het zamenftelzel der waereld is alles aan een verbonden. De loop der rivieren hangt af van de, 't zy dagelyksche , 't zy jaarlykfche , omwentelingen der aarde. Wanneer een verlicht volk de oevers van den Oronoque zal kennen, zal men de redenen der verfchynzelen van zynen loop weeten, of ten minften 'er na tragten om ze te ontdekken. Doch dit zal niet dan met veele moeite kunnen gefchieden. Deeze rivier is niet zo bevaarbaar, als de menigte haarer wateren aanleiding geeft om te vermoeden; haare bedding wordt belemmerd door een groote menigte klippen, die de fcheepvaarenden van tyd tot tyd noodzaaken, hunne vaartuigen te ontlaaden, en den last aan land te brengen. De volken , die deeze rivier bevaaren, zeer na grenzende aan den brandenden Evenaar , bewooners van een land, dat, misfchien, te goed was om bebouwd te worden, kennen het gebruik van kleederen, noch de keetens der Staatkunde, noch den last van eigendunkeryke Regeringsvormen. Zy zyn vry onder het juk der armoede, en leeven meest van de jagt, de visfchery of wilde vrugten. Van weinig belang moet de Akkerbouw zyn , in een land, daar men flegts een ftok heeft om de aarde te ontginnen, en fteenen bylen om de boomen om verre te hakken j naadat deeze verbrand of verrot  der beide INDIEN. 289 Verrot zyn, laaten zy een veld, over, bekwaam om beplant te worden. De ftaat van onderdrukkinge, in welken de Vrouwen, in de nieuwe Waereld , wordert gehouden, is , ongetWyfeld , de voornaame oorzaak der öntyolkinge van dit gedeelte des Aardbodems. Deeze dwingelandy, hoewel algemeen, is, nogthans, meer in 't oog loopende aan de oevers van den Oronoque, dan ergens elders. Van hier dat deeze gewesten, hoewel van de Natuur zeer begunftigd, zeer weinige inwooners tellen. De Moeders hebben aldaar de gewoonte om de dochters, van welke zy bevallen, te dóen omkoomen, door haar deh Navelftreng zo kort af te fnyden, dat deeze kinders van eene bloedvloeiing fterveh. De Christlyke Godsdienst zelve heeft dit verfoeielyk en ontmenscht gebruik niet kunnen vernietigen. Getuige hier van is de Jefuit gumilla, die, narigt ontvangen hebbende,dat eene zyner Bekeerlingen diergelyk een moord gepleegd hadt, zichby haar vervoegde, om haar over de begaane euveldaad , in de nadruklykfle bewoordingen , te berispen. Zonder aandoening hoorde deeze Vrouw den Zendeling fpreeken. Zo ras hy öphieldt met fpreeken , verzogt zy verlof hem te mogen antwoorden : dit deedt zy in de volgende bewoordingen. „ Gave God, Vader, gave God, dat „ myne Móéder, op het zelfde oogenblik „ als zy my ter Waereld bragt, my zo vee,, le liefde en medclyden hadt betoond, dat „ zy haar kind bevryd hadt voor alles, wat „ ik heb geleeden, en tot aan het einde IV. deel, T 33 my- XJL BÖEKi  xn. BOEK. 290 G E S C H I É Ö E $ I g „ myner dagen, nog zal lyden f Indien my-' „ ne Moeder, by myne geboorte, my ge„ dood hadt, ik zou geftorven zyn; maar „ ik zou den dood niet gevoeld" hebben, en„ ik zou bevryd zyn geworden voor de „ rampzaligfte aller leevensftanden. Hoe' „ veel heb ik al geleeden, en wie weet hoe „ veel ik nog moet lyden! „ Verbeeld u, Vader, de ftraffen, welke, „ voor eene Indiaanfche Vrouwe, bewaard zyn, onder deeze Indiaanfche mannen. „ Zy verzeilen ons na het veld met hunnen „ boog en pylen; wy gaan derwaarts, wy, n belaaden met één kind, welk wy in een mand „ draagcn, en een ander dat ons aan de borflen hangt. Zy dooden een vogel of „ vangen een visch; wy, wy ontginnen de aarde: „ en naadat wy al den last des Akkerbouws „ hebben gedraagen, moéten wy nog dien „ van den Oogst draagen. 's Avonds keeren „ zy, zonder iets te draagen, na huis; wy,„ wy brengen bun wortelen tot hun avond„ maal, en Mays voor hunnen drank. Thuis-' „ gekoomen zynde, vermaaken zy zich met „ hunne vrienden; wy, wy moeten houten' „ water zoeken, om hun Avondmaal te be„ reiden. Zo ras zy gegeeten hebben, leg„ gen zy zich neder om te flaapen ; wy, „ wy brengen bykans den geheelen „ nacht door met het kneeden van Turk„ fche tarwe cn om Chica voor hun gereed „ te maaken. En welk is het loon van ons „ nachtwaaken ? Zy drinken ; en naadat zy 3, zich vol gedronken hebben, fleepen zy 3, ons  DER BEIDE INDIEN. 2Qr }3 ons hy de hairen langs den grond, en |, trappen ons met voeten. „ Ach, Vader, gave God dat myne Moe. „ der, by myne ter waereldkomst, my ge„ dood hadde! Gy zelve weet of myne 3', klagten regtmaatig en gegrond zyn. Het„ geen ik u zeg, ziet gy clagelyksch. Maar „ ons grootfte ongeluk kan u niet bekend „ zyn. 't Valt hard , voor een arme In,, diaanfche vrouwe , haaren man als eene 3, ftaavin te moeten dienen, in het veld, „ nat bezweet, en in huis, van rust ont- bloot; doch het is ondraaglyk, hem, naai „ verloop van twintig jaaren, eene andere „ vrouw te zien neemen , die jonger is en ji, geen oordèel bezit. Hy draagt aan haar zyne liefde op; Zy flaat ons ; zy flaat „ onze kinderen; zy heerscht over ons; zy „ behandelt ons als flaavinnen ; en op de ,, minfte kiagte, die Wy ons laaten ontval. 3, len, een opgeheeven tak van een boom 3, -"- - - Ach, Vader, hoe kunt gy begee„ ren dat wy deezen ftaat verdi aagcn ? Wat „ kan eene Indiaanin beter doen, dan haar 3, kind onttrekken aan eene flaavernye, dui,, zend maaien erger dan den dood'? Gave „ God, Vader, ik herhaal het, dat myne „ Moeder my genoeg hadt bemind, ommy, 3, terftond naa myne geboorte, te begraa„ ven! Dan zou myn hart niet zo veel heb„ ben te lyden , noch myne oogen te „ fchreien". Onder alle de kleine Natiën, die, in deeze onmeetelyke gewesten, zwerven, ontmoet men 'er eene, onder welke de toeftand der T 2 Vrou> BOÈ&.  XII. BOEK. 292 G E S C H I E D E N I § Vrouwen > uit hoofde der gefteldheid van den grond, min rampzalig is; het is de Natie, die eene menigte Eilanden bewoont, die door de onderfcheiden monden van den Oronoque geformeerd worden. Haar land', niettegenftaande het de zes maanden van het jaar, geduurende welke de rivier wast, onder water ftaat, en de overige zes maanden, door den vloed, tweemaal 'sdaags onder loopt, dunkt haar verkiezelyk boven alle andere landen. Het is haar gelukt, dit landzonder gevaar te bewoonen, door het bouwen van hutten op zeer hooge paaien, en zeer diep in den grond gedrukt. De Palmboom , welke deeze Zandgronden bedekt, voorziet deeze zagtaartige, vrolyke en gezellige wilden van fpyze, drank, huisgeraaden en kanoes. Niet vóór het jaar 1535 ondernamen het de Spanjaards, de Oronoque op te vaaren. De Mynen niet vindende , welke zy zogten, wierden zy dermaate van deeze riviere afkeerig, dat zy 'er niet meer dan ééne kleine Volkplanting hebben opgericht. Zy ligt beneden aan den ftroom, en heet S. Thomas. De eerfte Volkplanters leiden zich met zo veel yvers toe op het planten van Tabak, dat zy jaarlyks tien laadingen aan de Hollanders leeverden. Naadat deeze handel door het Moederland was verbooden, is de ftad, die , daarenboven, tweemaal door de Zeeroovers is geplonderd , ongevoelig vervallen. Tegenwoordig houdt zy zich alleen bezig met het aanlokken en kweeken van etlyke kudden, die na Cumana gevoerd Wör-  ©ER BEIDE INDIEN. 293 worden, langs eenen weg, die binnenslands is aangelegd. Wel haast zouden deeze groote en vrugtbaare landftreeken verlost worden uit den onbekenden ftaat, in welken zy begraaven liggen, indien Spanje zich wist te bedienen van de werkzaame eerzucht der Jefuiten. Het is bekend, hoe het gelukt was aan deeze luiden, bewonderenswaardig als een Ge* nootfehap, gevaarlyk als burgers, en verfoeielyk als Geestlyken aangemerkt, een aanmerkelyk getal Wilden uit het diepfte der bosfèhen te lokken; hen een vast verblyf te doen neemen aan de oevers van den Oronoque en der rivieren, die voor het grootfte gedeelte bevaarbaar zyn , welke zich in denzelven ontlasten; hun eenige beginzels van Gezelligheid, eenigen lmaak voor de noodzaaklykfte kunften, bovenal voor den Landbouw, in te boezemen. Zou het onmogelyk zyn, deeze Indiaanen, door het aanlokzel van een verwisfelenden handel, te beweegen tot het vermeerderen van de Suiker, het Katoen, den Tabak en de Kakao , welke zy reeds ten hunnen eigen gebruike planten ? Tusfchen het woeste leeven en den ftaat van Gezelligheid, ligt eene onoverzienlyke tusfehenruimte; doch van de kindschheid der befchaavinge tot op den bloeienden ftaat des koophandels , behoeven flegts eenige weinige fehreeden gedaan te worden. De tyd, die de kragten doet toeneemen, verkort de afftanden. De vrugt, welke van den arbeid.deezer nieuwe volken zou worden getrokken, door hen te verzorgen van geryflykheden, zou nieuwe T 3 ryk- XII. BOEK.  XII. SQEK'. 294 GESCHIEDENIS rykdommen geeven aan Spanje. Deeze zouden gebragt worden na Trinitado , welk dus aan zyne oorfpronklyke beftemminge zou beantwoorden. Dit Eiland zou niet flegts eene ftapelplaats zyn. Zyne uitgebreidheid, de vrugtbaarheid van zynen grond, nevens het voordeel zyner Reeën, zouden hetzelve een aanzien geeven, welk het uit zynen eigen grond zou ontleenen. De zulken , die het doorreisd hebben, met de vereischte opmerkzaamheid en kundigheden, om, midden door de dichte bosfchen, welke het bedekken , op te fpooren, wat het, ten eenigen dage, zou kunnen worden, hebben het bekwaam geoordeeld, om veelerhande foorten van voortbrengzelen, zelf van de grootfte waarde, in overvloed te kunnen opleveren. Nogthans heeft men 'er nimmer iet anders dan Kakaq geplant; doch deeze was in haare foort zo goed, dat zy gefchat wierdt zelf boven die van Caraque, en de Spaanfche Kooplieden, om zich van dezelve te verzekeren, «Ie Kakao van Trinitado, by voorraad, en als om ftryd, wie de eerfte zyn zoude, betaalden. Deeze fterke trek, die de nyverheid van een uit den aart werkzaam volk, zomtyds, kan aanmoedigen en doen toeneemen, is de onfeilbaare ondergang van men« fchen, onder welken de zucht tot rust eene drift, en bykans eene behoefte der natuure of der opvoedinge is. De Eigenaars, meer gelds ontvangen hebbende dan zy konden betaalen met de eenige Waare, die al huntien rykdom uitmaakte, wierden allengkens moe-  ©er beide INDIEN. zgs -moedeloos. Op het gezigt van een overmaatigen arbeid, begonnen zy , eindelyk, niets te doen. Zedert het jaar 1727 wordt 5er geen Kakao meer op het Eiland gevonden. Zints dit tydftip is het van het Moederland ten eenemaalc vervreemd. De zelfde verwaarloozing hadt hét Eiland Margareta reeds, om zo te fpreeken, vernietigd. Een oogenblik leevens en' voorfpoeds was dit Eiland verfchuldigd aan eene foort van rykdom , verborgen in het hart der Zee, die het omringde. Vier mylen van de vaste kust, hadt Kolumbus, in den jaare -1498, het klein Eiland Cabagua ontdekt, dat, zedert, den naam heeft verkreegen van PaarlEiland. De overvloed van deezen fchat, dien de Natuur te geef aanboodt, lokte de Spanjaards . derwaarts , in den jaare 1509. Zy landden aldaar nevens eenige Wilden van de Lucarifche Eilanden, die tot de Mynwerkén niet bekwaam bevonden waren , doch die eene zonderlinge bekwaamheid bezaten, om het lang onder water te kunnen uithouden. Hunne bekwaamheid wierdt met zo veeï drifts en greetigheids te werk gefield , dat men , in zeer kórten tyd , verfcheiden menfchen zeer ryk zag worden. De Banken, op welke de Paarien groeiden, wierden ledig; en de Volkplanting wierdt, in den jaare 1524, overgebragt na het Eiland Margareta, daar men insgelyks Paarien hadt ontdekt, doch van waar zy nog fpoediger verdweenen. Van toen af aan wierdt deeze Bezitting, die vyftien mylen in de lengte en T 4 tien XII. boek.  406 GESCHIEDENIS XII. SOEK. tien in de breedte heeft, nog onverfchilliger voor Spanje, dan Trinitado. Indien het Hof van Madrid deeze twee Eilanden behoudt, gefchiedt het veeleer om nyveriger en werkzaamer Natiën van de vaste kust te weeren, dan met oogmerk om van dezelven eenig voordeel te trekken. Uit de vermenging van Spanjaarden met Indiaanfche Wouwen, is hier een geflagt van menfchen^ voortgekoomen, die de traagheid der woeste volken met de gebreken der befchaafde volken paarende, vadzig, bedriegelyk en bygeloovig zyn. Zy leeven van de Visfchery^ en van Banaanen, die de Natuur, als ware het om hunne werkeloosheid te begunftigcn, aldaar veel grooter en beter doet voortkomen, dan op de overige Eilanden van den Archipel. Zy weiden eenige beesten en van een flegten fmaak, die zy, ter fluik, verruilen , in de Franfche Volkplantingen, tegen Greinen, zwarte Kleeden, Lywaaten, Zyden Kouzen, witte hoeden en Yzerkraameryen. Deeze vaart gefchiedt met dertig opene floepen. Door het Europifche tamme vee, zyn de bosfchen der Eilanden voorzien geworden van hoorn-vee, dat, door den tyd, is wild geworden. Zy worden met het fnaphaan dood gefchooten. Hun vleesch wordt gefneeden in reepen, die drie duimen breed, en een duim dik zyn , om vervolgens gedroogd te worden, naadat het vet alvoorens gefmolten is ; dus kan het vleesch drie of vier maanden bewaard worden. Het honderd pond van dit vleesch, welk men Tas/au noemt,  DER BEIDE INDIEN. 297 noemt, wordt, in de Franfche Bezittingen, voor ongeveer twintig Livres verkogt. De Landvoogden, de Burger- en Krygsbevelhebbers, als mede de Monniken, houden voor zich al het geld, dat de Regeering na de beide Eilanden zendt. De overigen, die geen grooter getal dan zestien honderd perfoonen uitmaaken, leeven in de fchamelfte armoede. In tyd van Oorlog leeveren zy 'ongeveer twee honderd man, welke de geest van rooflust zonder onderfcheid lokt na de Volkplantingen, daar de Kaapers worden uitgerust. — Niet van den zelfden geest worden de bewooners van Porto-Rico beheerscht. Dit Eiland, in het middelpunt der Antilies geleegen, is, in zyne langte, groot veertig, en op zyne grootfte breedte twintig mylen. Schoon het, al in den jaare 1493, door Kolumbus ontdekt en bezogt was, trok het, nogthans, de aandagt der Spanjaarden niet vóór het jaar 1509; de bekoorende luister van het goud deedt hen, van St. Domingo, derwaarts overfteeken, onder het geleide van pontius van leon. Deeze nieuwe verove' ring moest hun moeite, bloed en menfchen kosten. Niemand is onkundig, dat het gebruik van vergiftigde wapens , zedert onheugelyke tyden, heeft plaats gehad. In de meeste landen is het ouder 'dan de uitvinding van het yzer. Wanneer de pylen , met fteenen , beenderen of vischgraaten gewapend, te zwakke wapens wierden bevonden, om de wilde dieren af te weeren, nam men de toeT 5 vlugt XII. BOEK/  i ! ï ( 3 i i "j c •3^8 GESCHIEDENIS .ylugt tot een doodlyk vogt. Dit vergif, in % eerst voor de 'jagt uitgevonden, wierdt naderhand gebruikt in de Oorlogen der Volken, het zy veroveraars, of Wilden. De eerzucht .en wraake kenden, in haare ufcfpoorigheden, geene paaien, dan naadat zy, eeuwen agtereen, geheele Natiën in ftroomen bloeds verdronken hadden. Zo ras men .ontdekt heeft, dat dit bloed geen voordeel geeft, of dat het, naar gelang het in zynen loop toeneemt, de landen ontvolkt, en niets dan leevenlooze en onbebouwde wildernisfën agter zich laat, dan, en niet vroeger, wordt men het eens, om den bloeddorst een weinie te maatigcn. Men bepaalt het zo genaamde regt des Oorlogs; dat wil zeggen, de ongeregtigheid in de ongeregtigheid, of het belang der Koningen in den-moord der Volken. Zy worden niet allen op eenmaal omgebragt. Eenige hoofden van dit gedierte worden gefpaard, om de kudde van nieuwe flagtöffers aan te vullen. Dit regt des Oorlogs of der Volken is oorzaak, dat zekere misbruiken , in het aangenomen gebruik van looden, afgefchaft worden. Wanneer men /uurwapens heeft, worden de vergiftigde waoens verboden; en wanneer de kanonkogels oereikende zyn, worden de gekaauwde kogels verbooden. Onwaardig geflagt, vermeend en dwingclandisch Weezen, zult gy dan ïimmer aflaaten van deezen Aardbol te ontusten, daar gy flegts een oogenblik leeft? -uit gy den Oorlog niet afbreeken, dan met e vernietiging van uw geflagt? Zo gy deeze wilt  DER BEIDE INDIEN. sw!fc verhaasten , trek dan na de nieuwe waereld om haare vergiften te haaien. . Geen landfehap of gewest was immer zo vrugtbaar in vergiftige planten, als Zuid» Amerika. Deeze ongelukkige vrugtbaarheict was het verfchuldigd aan zynen doorgaans Hinkenden grond, even alof dezelve gezuiverd wierdt van den ftyk, dien eene Qverftrooming naalaat. De Lianen, zeer vermenigvuldigd op vogtige en moerasfige plaatzen, leeverden aan de vaste kust het vergif, dat in algemeen gebruik was. Zy wierden in ftukken gefneeden, die men zo lang in het water liet koqken, tot dat het afkoozel eene vastigheid, als die van de Siroop, hadt verkreegen. In dit vogt doopte men de pylen, die voorts van een doodlyk zap doordrongen wierden. Verfcheiden eeuwen lang, plagten de Wilden , doorgaans, met deeze wapens tegen elkander den Oorlog te voeren. In 't vervolg begreepen verfcheiden deezer zwakke Natiën de noodzaaklykheid, om af te zien van een zo vernielend middel, en gebruikten het alleen tegen de dieren, zo groote als kleine, die niet gevangen of getemd konden worden. Elk dier, wiens vel door een deezer vergiftigde pylen zelf maar ligt getroffen is, fterft een oogenblik daarnaa, zonder eenig teken van ftuiptrekkinge of fmarte. De reden hier van is niet, omdat zyn bloed geftold is, gelyk men langen tyd heeft geloofd: want herhaalde proefneemingen hebben getoond, dat dit vergif, gemengd met een op het oogenblik afgetapt en nog warm bloed, het Xïï. BOEK.  XU. BOEK. 300 GESCHIEDENIS het belette te ftremmen, en zelf zyne ver-' rotting vertraagde. Waarfchynlyk is het, dat deeze zappen op het zenuwgeftel werken. Eenige Reizigers hebben den oorfpronk der Venus-ziekte toegefchreeven aan het doorgaande gebruik in de nieuwe waereld, om het Wild, met deeze vergiftigde wapens gedood, te eeten. ■ Jeder een weet tegenwoor. dig, dat dit vleesch dagelyksch, zonder eenig ongemak, kan gebruikt worden. Op de Amerikaanfche Eilanden, wordt het vergif niet zo zeer uit de Lianen, als uit de boomen getrokken; doch van alle vergiftige boomen is de gevaarlykfte de Mancenüm lier. Zyn ftam , die nimmer dikker is in den omtrek dan twee voeten, is bekleed met een gladden en zagten fchors. Zyne bloemen zyn roodagtig. Zyn vrugt is van kleur als een Perzik en bevat eene Noot in zich. Zyne bladeren, gelyk aan die van den Laurierboom, bevatten eene melkagtige zelfftandigheid. Het is gevaarlyk, dezelven te bahandelen , wanneer de warmte der Zonne hen doet zweeten; en nog gevaarlyker, zich neder te leggen om te flaapen in zyne ontelbaare bloemen, uit hoofde van de verbaazende menigte ftof, dat van dezelven afvalt. Het vioeibaare vogt van de Mancenillier wordt ontvangen in fchulpen, geplaatst rondom de affnydingen, in den fchors gemaakt. Zo ras dit vogt eenigzins verdikt is, doopt nen in hetzelve de punt der pylen; deeze ontvangen daar door de eigenfchap, dat zy een oogenbliklyken dood veraorzaaken aan elk  DÉR BEÏÖE INDIEN. 30ï elk; gevoelig fchepzel, al ware het nog zo ligt getroffen. De ondervinding leert, dat dit vergif, langer dan eene eeuw, zyne kragt behoudt. Op geen plaats tiert deeze heillooze boom weeliger, en is hy fterker vermenigvuldigd, dan op Porto -Rico. Hoe is het bygekoomen, dat de eerfte veroveraars van Amerika niet allen op dit Eiland zyn omgekoomen? Maar het ongeluk der beide Waerelden heeft gewild, dat zy dit Eiland te laat ontdekt, en 'er den dood, aan hunne gierigheid verfchuldigd, niet gevonden hebben. De Mancenillier fchynt doodlyk geweest te zyn alleen voor de Amerikaanen. De bewooners van het Eiland, daar hy groeit, gebruikten hem om de Caraïben , gewoon om op hunne kusten te ftroopen, te verdryven. De zelfde wapens konden zy tegen de Europeaanen gebruiken. De Spanjaard, die onkundig was, dat het zout, op de wonde gelegd, op het oogenblik als zy wierdt aangebragt, daar tegen een onfeilbaar geneesmiddel is, zou, misfchien, by het eerfte treffen van dit vergif, gefheuveld zyn. Doch geen den minften tegenftand ontmoette hy van deeze woeste Eilanders. Deezen, onderrigt van hetgeen by de verovering der nabuurige Eilanden was voorgevallen , befchouwden deeze vreemdelingen als hoogere dan menschlyke Wee^ens. Vrywillig lieten zy zich in boeiens kluisteren* Het leedt , nogthans, niet lang, of zy wenschten hst ondraagelyk juk, dat hun was opgelegd, af te fchudden. Eer zy het ondernamen, wilden XH. BOEK-  xii. soa Geschiedenis den zy eene proeve neemèn', of hunne dwiii* gelanden al of niet onfterflyk waren. De last deswegen wierdt opgedraagen aan eenen Cacique, broyo genaamd. Eén voorval, guhftig voor zyne inzigten, bragt tot hem een jongen Spanjaard, met naame salzedo; deezen Reiziger ontving hy met groote blyken van hoogagtinge, en gaf hem, by zyn vertrek, eenige Indiaanen, om hem op zyne reize ten dienfte te ftaan, eii tevens als Gidzen te verftrekken. Een deezer Wilden nam hem op de fchouders om hem door eene rivier te draagen, wierp hem in 't water, en hieldt hem aldaar, met fcehulp van eenen Zyner medgezellen, tot dat hy zich niet meer bewoog. Het Lyk ^ierdt vervolgens op den oever gehaald. In de tvvyfelagtige onzekerheid, of hy geftorven ware dan of hy nog leefde, vraagde men hem duizendmaal om verfchooning over het ongeluk, dat hem gebeurd was. Deeze Klugt duurde drie dagen. Dewyl de flank van het Lyk de Indiaanen, ten laatfte, overtuigde, dat de Spanjaards konden fterven, viel men, van alle kanten, op de onderdrukkers aan. Honderd van hun wierden vermoord. Straks verzamelt Pontius de Leon alle de Castiliaanen , die der zamenzweeringe ontvlugt waren. Zonder tyd te verliezen, valt hy aan op de Wilden, die over deézen onverwagten aanval verflagen ftonden. Hun fchrik nam toe, naar gelang hunne vyanden tnemgvuldiger wierden. Dit volk is eenvoudig genoeg om te gelooven, dat de verfche Span*  D:S R BEIDÉ INDIEN. 363 Spanjaards, die van St. Domingo' koomen,; de éigenfien zyn, die gefneuveld zyn en wederom leevendig worden om te flryden.In deeze dwaaze overtuiging, geen moeds genoeg hebbende om den Oorlog voort te zetten tegen menfchen, die uit hunnen asch vêrryzén, begeeft het zich onder het jukj Het wordt veroordeeld tot de Mynen,- daar het, in deh arbeid der flaavemye, in korten tyd omkoomt. Deeze barbaarschhedsn hebben Spanje geen* voordeel aangebragt. Een Eiland van eene aanmerkelyke uitgcftrektheid, bewaterd door een groote menigte rivieren, vrugtbaar, hoewel bergagtig, voorzien van een voortreffelyke haven en gemaklyke kusten, en wiens Bezitting den voorfpoed eener. werkzaarae Natie zou bevorderd hebben : dit Eiland is onbekend aan de meeste Volken. Naauwlyks telt men 'ef vyftien honderd Spanjaards, deels Mestizen, deels Mulaters. Zy hebben ongeveer drie duizend Negers, die meer Worden gebruikt om de luiheid des eigenaars te voeden , dan zyne nyverheid te onder • fteunen. De Meeste:s en de flaaven, door de luiheid aan alkander gelyk geworden, leeven van Turkfche taiwe , Aardappelen en Casfave. Indien zy Suiker, Tabak en Kakao planten, zy planten 'er niet meer van, dan zy ten hunnen eigen gebruike noodig hebben. De Waaren, die zy na buiten voeren, befïaan in twee duizend- huiden , welke zy jaarlyks aan den Spaanfchen handel leeveren, en een vry groot getal Muilezels,die in hunne foort wel goed, doch klein xn. BOES.  g©4 GESCHIEDENIS XII. feOEK* zyn, hoedanig zy doorgaans worden geven-' den in met rivieren doorfneeden en bergagtige landen. Deeze Muilezels Worden ter fluik gevoerd na St. Croix, Jamaika en St. Domingo. De leedigheid deezer Volken wordt verhinderd om uit te fpatten, door eene Bezetting van twee honderd man, die, nevens de Geestlykheid en Wethouderfchap der Regeeringe twee honderd vyftig. duizend Livres kosten. Dit geld, gevoegd by de waarde van het vee, is toereikende om aan de Engelfchen, de Hollanders, de Franfchen en Deenen te betaalen de Lywaaten en andere koopmanfehappen, welke zy leeveren. Het eenig voordeel, dat het Moederland uit deeze Volkplanting trekty beftaat hierin, dat de Vlooten, die het na de nieuwe waereld zendt, zich aldaar van water en ververfchingen kunnen voorzien. Indien Spanje zyn eigen belangen zo weinig ter harte gaan, dat het de voordeelen verwaarlooze, welke een zo aanmerkelyk Eiland hetzelve zou kunnen aanbrengen, behoorde het ten minften, aan de zulken zyner onderdaanen, die door het geval derwaarts gevoerd worden, verlof te geeven, om zich te redden uit de fchandelyke elende, in welke zy kwynen. Om hunnen toeftand wenschlyker te doen worden, zou het genoeg Zyn, hun de Vryheid te verleenen om hunne kudden onbelemmerd te mogen verkoopen* De uitgeftrektheid van hunnen grond zou hen in de mogelykheid ftellen om zo veel vee aan te fokken, als genoegzaam ware voor de behoeften van de zulken der Eilanden van de  der beide INDIEN. 305" de Antilies, daar men zich op den Landbouw toelegt. De gelegenheid eener Bezittinge, in het midden deezer Eilanden geleegen , zou overal den invoer van flagtLccsten in alle derzelver havens begunftigen. Eene onafgebrokene gemeenfchap met werkzaame en kundige Volken, zou leeven geeven aan Volkplanters , die het niet meer zyn. De begeerte, om deel te hebben aan de zelfde genietingen, zou hun den yver tot den zelfden arbeid inboezemen. Dan zou het Hof van Madrid ftaatkundige vrugten inzamelen van eene believinge, die de Menschlykheid alleen hetzelve behoorde in te geeven. Tot op het oogenblik van deeze vryheid van Koophandel, zal Porto-Rico voor hetzelve niet voordeeliger zyn dan St. Domingo. Dit Eiland, Vermaard in de Gefchiedenis. fen, als zynde geweest de wieg der Spanjaarden in de nieuwe waereld, hadt, in den beginne, veel aanziens, om het Goud, welk het uitleeverde. Deeze rykdommen verminderden nevens 's Lands ingezeetenen, welke genoodzaakt wierden , dezelve uit de ingewanden der aarde op te delven; zy droogden, ten laatfte, geheel uit, toen de nabuurige Eilanden niets meer opleeverden, om de befehreienswaardige flagtoffers van de gierigheid der veroveraaren te vervangen. De drift, om deeze bron van rykdom andermaal te openen , gaf aanleiding tot de gedagtc , om flaaven uit Afrika te haaien; doch, behalven dat zy niet bekwaam wierden bevonden tot het werk, waartoe zy beftemd wa- IV, deel. V ren, XII. boek.  XII. boek. 306 GESCHIEDENIS ren, de overvloed der Mjmen aan de vaste kust, welke men begon te openen,.deedt de groote voordeelen verdwynen, welke men, dus lang, uit de Mynen van St. Domingo hadt getrokken. De gezondheid, de fterkte en het geduld der Negers deeden denken, dat zy, mogelyk, met voordeel tot den Akkerbouw zouden kunnen gebruikt worden; uit noodzaaklykheid nam men een verftandig befluit, dat men, met meer kunde, uit verkiezing niet zou genomen hebben. De vrugt hunner naarfh'gheid was, fn den beginne, zeer gering, dewyl zy een zeer klein getal uitmaakten. Karel de V, die, gelyk de meeste Vorften, zyne gunftelingen boven alles waardeerde, hadt eene uitfluitende vryheid tot den flaavenhandel gegeeven aan een' Vlaamfch' Heer, die zyn voorregt aan de Genueezen afftondt. Deeze gierige Republikeinen maakten, van deezen fchandelyken handel, het gebruik, dat altoos van de Monopolie wordt gemaakt: zy wilden, duur verkoopen, en zy verkogten weinig. Zo ras de tyd en de nayver de flaaven tot een gemaatigden prys hadden doen daalen, wierden zy menigvuldiger. Eigenaartig is het te denken, dat de Spanjaard, gewoon om de Indiaanen, bykans zo blank als hy zelve, als dieren te behandelen, geen beter denkbeeld-' hadt van deeze zwarte Afrikaanen , die hy in hunne plaats ftelde. Vernederd, daarenboven, in zyne oogen, om den prys, dien zy hem kostten, belette hem zyn Godsdienst niet, om den last hunner flaavernye te verzwaaren, Deeze wierdt ondraagelyk-, Deeze én»  D È R BEIDE INDIEN. 307 ongelukkige flaaven ondernamen het, de regten te herkrygen, die den mensch nimmer kan vervreemden. Zy wierden geflagen; doch zy trokken deeze vrugt uit hunne wanhoop, dat zy, zedert, met minder onmenschlykheids wierden behandeld.' Deeze gemaatigdheid, zo men dien naam moge geeven aan de dwinglandye, die voor eenen opftand vreest, hadt heilzaame gevolgen. De Akkerbouw wierdt met eene foort van goeden uit/lag gedreeven. Kort naa het midden der Zestiende Ëeuvve, ontving de Monopolie, jaarlyks, uit haare Volkplanting, tien millioenen ponden Suiker, zeer veel Verfhout, Tabak, Kakao,' Casfia, Gember, Katoen, nevens eene groote menigte huiden. 'Er was grond om te denken, dat dit beginzel van voorfpoed de begeerte zou inboezemen, en middelen aan de hand geeven, om deszelfs voortgang uit te breiden. Een zamenloop van omftandigheden, de eene heilloozer dan de andere, verydelde deeze verwagtingen. Het eerfte onheil ontftondt Uit de ontvolking van St. Domingo. De veroveringen der Spanjaarden aan de vaste kust moesten eigcnaartig ftrekken om bloei te geeven aan een Eiland * welk de Natuur voordagtelyk fcheen geplaatst te hebben om het middelpunt te worden der uitgebreide heèrfehappye, die rondom hetzelve wierdt opgericht, en om de ftapelplaats te zyn van haare onderfcheiden Volkplantingen. Het tegendeel hier van gebeurde. Op het gezigt der verbaazende fchatten, die te Mexico cn elders V 2 ver- XII. BOEK.  XII. boek. 308 GESCHIEDENIS verzameld wierden, veragtten de rykfte be= wooners van Sc. Domingo hunne Bezittingen, en verlieten de waare bron der rykdommen, die, om zo te fpreeken, op- de oppervlakte der aarde ligt, om in haare ingewanden Goudaders op te fpooren, die wel haast uitdroogen. Te vergeefs tragtte de Regeering deeze verhuizing te beletten: de wetten wierden altoos listig ontvveeken, cf ftoutmoedig gefchonden. De zwakheid, die een noodzaaklyk gevolg van dit gedrag was, deedt de vyanden van Spanje zich verftouten, om de kusten, die zonder verdeediging waren gelaaten, te verwoesten en te pionderen. Zelf zag men den vermaarden Engelfchen Zeeheld, francois drake de hoofdflad inneemen en pionderen. De zodanigen der Kaapers, die minder fterk waren, bieeven niet in gebreke om de fchepen te neemen, welke uitgerust wierden op deeze vaarwaters, toenmaals de bestbekende der nieuwe waereld. Tot eene overmaate van ongeluk, wierden de Castiliaanen zelve Zeeroovers. Zy tastten geene fchepen aan, dan die van hunne eigen Natie, de rykfte, de minst bemande en weerloosfte van alle fchepen, die op deeze kusten vaaren. De gewoonte, welke zy zich hadden eigen gemaakt, om zich hcimelyk te wapenen, met oogmerk om overal flaaven op te zoeken, was oorzaak dat zy niet konden herkend worden; en de hulp, die zy kogten van de Oorlogfchepen, gezonden om de Scheepvaart te befchermen, verzekerde hen van ftraffeloosheid. De  OER BEIDE INDIEN. 309 De koophandel, dien de Volkplanting ■dreef met de vreemdelingen, was alleen in jftaut om haar op haar verhaal te doen koomen, of ten minften haar volkomen verval te beletten; dezelve wierdt verbooden. Dewyl hy Hand hieldt, in weerwil van de . waakzaamheid der Bevelhebberen, of, misfchien, onder hunne oogluiking, nam een verbitterd en niet zeer kundig Hof het befluit om de meeste Zeelieden te flegten, en haare ongelukkige bewooners zich diep landwaarts in te doen begeeven. Deeze daad •van geweldenaarye baarde in de gemoederen eene moedloosheid, welke de invallen en de Bezitting der Franfchen, op het Eiland opgericht, zedert het hoqgfte toppunt deeden bereiken. Spanje, eeniglyk zich bemoeiende met het wydftrekkende gebied, welk het aan de vaste kust hadt opgerecht, deedt nimmer eenige poogingen om deezen doodflaap te verdry ven. Het weigerde zelf het oor te leenen aan de aanzoeken zyner Vlaamfche onderdaanen , die ernftig wenschten om vryheid te mogen hebben tot het ontginnen van deeze zo vrugtbaare landftreeken. Om niet het gevaar te loopen van hen op de kusten een verbooden handel te zien dry ven, wilde het liever gedoogen, dat eene Bezitting in verval geraakte, die van zeer veel aangeleegenheids geweest was, en het, op ■nieuw, konde worden. Deeze Volkplanting, die met haar Moederland geene verdere gemeenfchap hieldt, dan door middel van een middelmaatig groot V 3 fchip, XII. BOEK.  3io GESCHIEDENIS mi BOEK. fchip, dat haar, om de drie jaaren, van daar wierdt toegezonden, bevatte, in den jaare 1717 , achttien duizend vier honderd tien inwooners, zo Spanjaards, als Mestizen, Negers en Mulatërs. Hunne kleur en karakter helden meer of min over na het Amerikaanfche , Europeaanfche of Afrikaanfche, naar gelange van de vermenginge, die in het bloed deezer drie Volken gefchied was, in de natuurlyke en kortftondige vereeniging, welke de rangen en ftaaten tot elkander doet naderen : want de liefde, zo wel als de dood, verwart hen ondereen. Halve-Wilden, aan de verregaandfte vadzigheid overgegeeven, woonden in hutten, zonder huisgeraaden, en meest zonder kleederen. Het klein getal der zulken, in wien de vadzigheid de begrippen van welvoegelykheid en den fmaak voor geryflykheden niet geheel vernietigd hadt, ontvingen kleederen uit de handen der Franfchen , hunne nabuuren, wien zy hunne talryke kudden leverden, en het geld, dat hun wierdt gezonden voor twee honderd foldaaten , voor de Priesters en voor de Regeering. Het blykt niet, dat de bevoorregte Maatfchappy, te Barcelona, in den jaare 1757, opgerecht, om de overblyfzels pan St. Domingo te doen herleeven, nog groote vorderingen gemaakt hebbe. Jaarlyks :endt zy niet meer dan twee kleine vaartuigen, die na Europa wederkeeren, behalen met zes duizend huiden, en eenige aniere koopmanft-happen van geringe waarde. Te St. Domingo, hoofdftad der Volkplan;inge3 gefchieden deeze verruilingen. Zyligt op  DZ R BEIDE INDIEN. 311 ■op den kant eener vlakte, welke dertig mylen lang, en acht, tien of twaalf mylen breed is. Deeze groote uitgeftrektheid, welke aan een akkerbouwend Volk voor twintig millioenen koopmanfchappen zou verfchaffen, -is bedekt met bosfchen en ftruiken, hier en daar doormengd met weilanden, in welke vry talryke kudden weiden. Deeze •landftreek, die , over bykans haare geheele uitgeftrektheid, vlak en effen is, wordt oneffen in den omtrek der ftad, gebouwd aan de oevers van de Lozama. Pragtige puinhoopen zyn alles, dat van den eerften voor. fpoed deezer vermaarde ftad is overgebleeven. Aan den Landkant heeft zy geene vestingwerken, dan een hlooten muur, zonder gragt en buitenwerken; doch aan den Rivieren Zeekant, zou zy bezwaarlyk te veroveren zyn. Zodanig is de eenige Bezitting, welke de Spanjaards aan den Zuidkant hebben overgehouden. Die zy nog aan de Noordzyde bezitten, draagt den naam van Monte-Christo,. Tot haar geluk heeft deeze zee- en handeldryvende ftad nimmer eenige gemeenfchap gehad met Spanje. Haare leevendigheid is zy verfchuldigd aan de nabuurfchap der Franfche plantaadjen. In tyd van Vrede, worden de voortbrengzels van de Valei Marifeoux, geleegen tusfchen het Fort Dauphin en de Baai Mancenille, gefleeten in deeze haven, die altoos vol ligt van Engelfche Lorendraaiers. Wanneer de vyandlykheden tusfchen de Hoven van Londen en Verfailles ■ket Hof van Madrid niet mede in den Oorlog V 4 in* XII. BOEK,  xir. BOEK. ( 312 GESCHIEDENIS inwikkelen, wordt Monte-Christo eene voornaame marktplaats: dewyl het geheele Noordlyk gedeelte der Franfche Volkplantinge derwaarts haare koopmanfchappen zendt, die aldaar altoos fchepen vinden, gereed om ze af te haaien. Deeze leevendigheid houdt op, zo ras Spanje zich verpligt vindt deel te neemen aan de gefchillen tusfchen de twee mededingende Natiën. Geenerleie Bezitting hebben de Spanjaards in het Westlyk gedeelte van het Eiland, dat geheel in de' handen der Franfchen is; en het is niet langer dan negen of tien jaaren geleeden, dat zy op de gedagte zyn gekoomen, om plantaadjen aan te leggen in het Oostlyk gedeelte, dat men , zedert langen tyd, uit het oog hadt verlooren. Het ontwerp, om plantaadjen aan te leggen toevallig geopperd in den Raad van Madrid, zou kunnen ten uitvoer gebragt worden in de vlakte Vega-Real, binnen in het land geleegen, welke in de lengte tachtig mylen, en in haare grootfte breedte tien mylen haalt. Bezwaarlyk zou men in de nieuwe waereld een effener, vrugtbaarder en overvloediger bewaterde ftreek lands kunnen vinden. Alle de Amerikaanfche voortbrengzels zouden 'er verwonderlyk wel aarten ; doch derzelver verzending zou onmogelyk zyn, althans zo men geene wegen aanleide; ;ene onderneeming, die zelf ftouter Natiën lan de Spaanfche zou affchrikken. Deeze :waarigheden moesten eigenaar; ig de aandagt ioen wenden na de vlakten van St. Domingo, vel niet zo vrugtbaar als die van VegaReal,  fiER BEIDE INDIEN. 3I3 Real, doch, egter, van vrugtbaarheid niet geheel ontbloot. Ongetwyfeld was men bedugt, dat de nieuwe Volkplanters de zeden der oude Volkplanteren zoude aanneemen: hierom bepaalde men zich tot Samana. Dit is een Schiereiland, in 't Oostlyke gedeelte van het Eiland : het is vyf mylen breed én zestien mylen lang ; aan de vaste kust is het flegts met eene fmalle en moerasfige ftreek lands vast. Voor de fchepen levert het eene Baai op, die veertien mylen landwaarts in fchiet; op veertien vademen waters kunnen zy ten anker gaan, en zo gemaldyk , dat zy mét kabeltouwen aan land kunnen vast leggen. Deeze Baai is bezaaid met kleine Eilanden, die gemakiyk kunnen vermyd worden, door de kust aan de westzyde aan te doen. Benevens eenen zeer vrugtbaaren hoewel niet volkomen effenen grond, geniet het Schiereiland eene zeer voordeelige legging tot den koophandel en voor de landing der fchepen, die uit Europa koomen. Deeze bedenkingen bewoogen de eerfte Franfche gelukzoekers, die St. Domingo verwoestten , om zich op Samana neder te zetten. Zy handhaafden zich aldaar een vry geruimen tyd, niettegenftaande hunne vyanden in de nabuurfchap geen gering vermogen hadden.' Ten laatfte begreep men, dat zy te bloot en te verre aflagen van de andere Bezittingen, die hunne Natie op het Eiland hadt, en die , "dag aan dag , meer vastigheids verkreegen. Zy wierden opontbooden. De Spanjaards waren V 5 ver. m BOEK.  3*4 GESCHIEDENIS XII. SOEK. verheugd over dit vertrek 4 zonder nogthans de opengevallene plaats in te neemen, Evenwel hebben zy, in onze dagen, etlyke bewooners van de Canarifche Eilanden derwaarts gezonden; de Staat heeft de kosten van den overtogt gedraagen, en op zich genomen om verfcheiden jaaren voor hun onderhoud te zorgen. Deeze maatregels, hoe verftandig in zich zelve , hebben geen voordeel aangebragt. De nieuwe Volkplanters zyn, voor het meerengedeelte, de flagtoffers geweest van het klimaat, van den Landbouw , en voornaamlyk van de kwellingen der Landvoogden , wier Krygsgeest overal verderflyk is voor den voorfpoed der Volkplantingen. De weinige vreemdelingen, die zo veele onheilen overleefd hebben., kwynen in de verwagting van een kort aanftaanden dood. Zo akelige proefneemingen belooven geene gelukkige gevolgen. St. Domingo moet, ten aanzien van de Spanjaarden , blyven in den ftaat van zwakheid * in welken zy het, tot heden toe, hebben gelaaten. De Natuur en het geluk zullen hen des fchade'ïoos Hellen op Cuba. Het Eiland Cuba, van St. Domingo flegts door een naauw Kanaal gefcheiden, is alleen een Koninkryk waardig; het is twee honderd vyftig mylen lang, en vyftig, twintig tot dertig mylen breed. Schoon het, al in den jaare 1492, door Kolumbus , ontdekt wierdt, wierdt,cgter,deszelfs verovering niet vroeger dan in den jaare 1511, door de Spanjaards, ondernomen. Diego ee velasquez landde aldaar,  ©er beide INDIEN. 315" aldaar, met vier fchepen, aan den Oostlyken uithoek. Een Cacique, hatuey genaamd, heerschte in dit gewest. Deeze Indiaan, gebooren op St. Domingo, of het Spaanfche Eiland, hadt hetzelve verlaaten, om de flaaverny te ontwyken, tot welke zyne Natie veroordeeld was. Gevolgd van de ongelukkigen, welke der Castiliaanfebe dwingelandye ontkoomen waren, hadt hy, in zyne fchuilplaats, een kleinen Staat opgerecht, dien hy in Vrede regeerde. Van daar befpiedde hy van verre de Spaanfche Zeilen, voor wier aannadering hy beducht was. Op de eerfte tyding, die hem van hunne aankomst wierdt gebragt, riep hy de dapperfte der Indiaanen, zyne onderdaanen of bondgenooten , te zamen , om hen ter verdeediginge hunner vryheid aan te moedigen ; hun tevens de verzekering doende, dat alle hunne poogingen vrugtloos zyn zouden , zo zy niet een aanvang maakten met zich met den God hunner vyanden te verzoenen. Ziet daar, zeide hy, hun, met den vinger op een vat vol goud wyzende ; ziet daar deeze zo vermogende Godheid; laaten vernietigen. Doch de Spaanfche Volkplanting is zo min jaloersch op deeze meerderheid, dat zy, tot heden toe, flegts een klein getal plantaadjen heeft , alwaar het beste Riet, met zeer groote kosten, flegts eene geringe hoeveelheid Suikers, en deeze nog van eene middelmaatige foort, oplevert. Zy verftrekt gedeeltlyk ten gebruike van Mexi. co, gedeeltlyk van Spanje; en dit, voor wien de Suiker een Goud-Myn zyn moest, koopt voor meer dan vyf millioenen van den uitlanden Ongetwyfeld heeft het zich van dit verHes fchaadeloos meenen te ftellen, door middel van den Tabak, dien het van Cuba ontvangt. Behalven dat dit Eiland Mexico en Peru fpyst, voorziet het daarenboven Spanje van al den Tabak , dien het gebruikt, het weinige, dat het van Caraque en-BuenosAyres ontvangt, alleen uitgezonderd. Het grootfte gedeelte wordt derwaarts in bladen ge* XII. BOE55.  32o GESCHIEDENIS XII. boek. gezonden. Die in het land zelf, door pedro alonzo, wordt toebereid , was voormaals, en is nog heden ten dage, meest beroemd. Deeze Spanjaard, de eenige, misfchien, die door eene waarlyk nuttige nyverheid is ryk geworden, heeft met deezen handel twaalf of vyftien millioenen Livres gewonnen. Indien de Regeering naar deezen werkzaamen burger hadt willen luisteren, 's Lands Kas zou geen gering voordeel hebben getrokken , van de vermenigvuldiginge deezer plant, aan welke eene grillige gewoonte zo veel waarde hegt. De geringe yver, dien het Hof van Madrid heeft laaten blyken, om den fmaak van Europa in den Tabak van de Havana aan te moedigen, is alleen genoeg geweest om het gebruik van dien te doen vervallen. Het gebruik der Huiden, welke de Spaanfche Volkplantingen opleveren, is algemeen. Cuba verfchaft jaarlyks tien of twaalf duizend. Dit getal zou gemaklyk kunnen vermenigvuldigd worden , in een land, welk krielt van wilde ftierén ,■ alwaar etlyke Hee. ren, op de kusten en binnenslands, urgeftrekte landeryen bezitten, die , by mangel . aan bevolkinge, tot geen ander oogmerk, dan het kweeken van talryke kudden, kunnen gebruikt worden. Het zou te veel gezegd zyn, indien men wilde ftaande houden, dat het honderdfte gedeelte van het Eiland Cuba bearbeid en beplant is. Eenige blyken van Akkerbouw zyn alleen te zien te S. Jago, eene haven in het Oosten der Volkplantinge geleegen , en te Man.  dér beide INDIEN. 32T Mantanca, eene veilige en ruime Baai, aan den mond van het oude kanaal. Die waarlyk bebouwde landen mogen genoemd worden, zyn bepaald binnen de fraaie Valeien van de Havana; en nogthans zyn deeze niet in den ftaat, ih welken zy behoorden te zytt. Deeze beplantingen té famen genomen verfchaffen werk aan vyf duizend flaayeh,jongen en ouden, mannen en Vrouwen. Het getal der Blanken, Mestizen , Mulaters, en vrye Negers, oVer het Eiland hier en daar verfpreid, bedraagt ongeveer dertig duizend. Voortreffelyk varkènsvleesch, zeer fiegt osfenvleesch, dat beide zeer algemeen cn zeer goed koop is, is, nevens de Manioc, hét gewoon voedzel deezer onderfcheidene inwooners. De Krygsbendcn zelve kennen geen ander brood dan de Casfave. De geduurige tegenwoordigheid van Europeaanen op Cuba is de waarfchynlyke reden, dat deszelfs inwooners zyn beveiligd geblecven voor de volftrekte werkeloosheid, die in alle de overige Spaanfche Bezittingen in de nieuwe waereld wordt opgemerkt. Het bloed is 'er minder vermengd, de kleederdragt bctaamelyker, én de welvoeglykheden worden 'er beter in agt genomen, dan op de andere Eilanden. Veel bloeiender zou de toeftand der Volkplantinge zyn, indien haare voortbrengzels niet waren afgeftaan aan eene Maatfchappy, wier uitfluitend voorregt een beftendig en onveranderlyk beginzel van moedeloosheid is. Hoe eene Natie minder nyverig is, hoe Zy meer behoorde bedagt te zyn op het ver- IV. deel. X ' ban- XII. BOEfC  bóek. t322 -Q G HIEDENIS bannen eener handel wyze, die het wakkerde en arbeidzaam/te volk ih zyneil loop zou vertraagèn. Indien op Cuba iets de plaats van vryheid konde bekleeden, en het van de dwingelandy 'der Monopolie fchadeloos ftellen, het ztiu 'het voordeel .zyn,, dat dit Éifahd ten allen. Jyde heeft genooten , dat het 'bykans alle Spaanfche fchepen ontvangt, die na de nieuwe, vvacfejd 'fteve-hen. Dit' -gebruik is genoegzaam zb oud als dó Volkplanting. Poxtius van. leqn, (fi de jaare 1512, een aanflag op FlÓrida' hebbendé ondernomen, verkreeg eene 'tamelyk onderfebéidéac kennis van het nieuwe Kanaal van mhatóa. ; wit leedt niet lang of men begreep, 'dat dit de .bekwaamfte; wég zyn zoude, dién alle fchepen, uit" Mexico, vertrokken, ifi.hct wederkecren na Europa, konden kiezen: en men bouwde, by.'die gelegenheid, de Havana^, die flegts twee .'kleine dagreizen' van het kanaal ligt. De nuttigheid deezer Haven b-eidde zich, zints dien tyd, uit tot alle de fchepen, van 'Karthagena en Porto,-B.ello afgevaardigd , die wel 'haast den zélfden, weg koozen. Alle' deeze fchepen 'deeden deeze haven aaneen wagtten 'er elkander af, om gezaaméntlyk, met "mcör uitwendige "'vertooning, in het Moederland -aan te koomen. De buitenfpoorige verteefingen,"welke, geduurende hun vcrb'lyf, gemaakt wierden door Zeelieden, welke aldaar'aanlandden, met dé rykfte fchatten. van het heelal belaaden, deeden onnoemelyk veel gélds in de ftad koomen. JJe iuwooners , die, in den jaafe  DER BEIDE I N D I E N; 3^3 J561. flegts uit drie honderd huisgezinnen beftonden, en, in den aanvang der Zeventiende Eeuwe tweemaal zo veel beliepen, zyn tegenwoordig geklommen tot op tien duizend Zielen. Een gedeelte derzelven arbeidt op Timmerwerven , al in zeer vroege tyden door de Regeering aangelegd * tot het bouwen van Oorlogfchepen. De Masten, het Yzer en Touwwerk, worden uit Europa derwaarts gevoerd; alle het overige wordt in overvloed 6p het Eiland gevonden. Doch het waardigfee dat het heeft, is het hout, welk, onder den invloed vaii de brandendfte ZonneÜraalcn gegroeid, met weinige voorzorge, Eeuwen lang kan bewaard worden; terwyl dè Europifche fchepen, in de Verzengde Luchtftreek, verdroogen en fplytcn. In den Omtrek van de Havana begint dit hout fchaars te worden; doch het valt overvloedig overal aan de kusten, en het kan met geringe "moeite cn kosten vervoerd worden. Spanje heeft zo veel te meer belang by het vermenigvuldigen zyner Timmerwerven , als de Zeeën, welke van zyne Eskaders meest bezogt worden, allen tusfchen de Keerkringen leggen. Eene drangreden te meer heeft het daarenboven, om het kragtigfte hulpmiddel zyner Zeemagt op de Timmerwerven in de Havana te bouwen: zyne tegenwoordige zorge naamlyk , om deezen fleutel 'zyner Volkplantingen onwinbaar te maaken. Om het gewigt deezer ondernee-, mingc, zal het, misfchien , onzen Leezeren . ■ •- X a niet xrr. BOEX.  324 GESCHIEDENIS XII. BOEK. niet onaangenaam zyn, dat wy hier van een weinig omftandiger fpreeken. Ieder een weet, dat de haven van de Havana eene der veiligften van het gantfchs Heelal is; dat alle vlooten der geheele waefeld 'er gezaméntlyk zouden kunnen ten anker leggen; dat men 'er zich gemaklyk kan voorzien van water, dat 'er zeer uitmuntend is. Het inzeilen der haven wordt verhinderd door eene menigte rotzen, waardoor men, een weinig bezyden het midden van het Vaarwater vervallende, gevaar loopt om fchipbreuk te lyden. Het inzeilen is nog gevaarlyker geworden, zedert men, in den jaare 1762 , aldaar drie Oorlogfchepen heeft laaten zinken. Deeze voorzorge is nadeelig geweest alleen voor de Spanjaarden dien het nog niet gelukt is, deeze drie groote Vaartuigen van daar te brengen. Zy was te nutteloozer, naar gelang de vyand het zelf niet zou ondernomen hebben, de havente beftormen, die door de Forten Moro en Pointe worde beftreeken. Het eerstgenoemde deezer Kasteden is zo hoog verheeven boven het Waterpas der Zee, dat het, zelf voor Oorlogfchepen van den eerften ran% onmogelyk zyn zoude, het te befchieten. Niet het zelfde voorregt geniet het ander Kasteel; doch het kan befchooten worden, alleen uit een zo naauw Kanaal, dat de ftoutmoedigfte befpringers nimmer zouden befland zyn tegen het talryk en ontzachlyk gefchut van het Kasteel Moro. Van den Landkant alleen , kan , derhajven, de Havana worden aangetast. Vyftien  BEE BEIDE INDIEN. 325 of zestien duizend man, welke de fterkfte magt is, die tot deeze onderneeming kan gebruikt worden, zullen nimmer alle de Vestingwerken kunnen influiten , die eene onmeetelyke uitgeftrektheid hebben verkreegen. Hunne aanvallen zouden moeten gewend worden tegen de rechter of flinker zyde van de haven, tegen de ftad of tegen het Kasteel Moro- Bepaalt men zich tot het laatfte, dan zal de landing gemakiyk kunnen gefchieden eene myl van het Fort, en men zal, zonder moeite, koomen in het gezigt van hetzelve, langs gemaklyke wegen, en door bosfchen, die den Optogt zullen dekken en verzekeren. De eerfte zwaarigheid zal zyn, om water te bekoomen. Het is doodlyk in den omtrek van de Legerplaatze, die men zal moeten verkiezen. Drinkbaar water zal men genoodzaakt zyn , met floepen, drie mylen verre weg te haaien. Men zal het niet kunnen bekoomen, dan door zich, met geweld, een weg te baanen tot in de rivier , die het alleen moet opleveren , of door aldaar eene verfchanste bende te laaten, die, verre van de Legerplaatze , op haar zelve gelaaten, zonder onderftand, geduurig in gevaar zyn zal van overvallen en verdreeven te worden. Vóór dat men de Moro aantast, zalmen zich moeten verzekeren van de Cavagne, onlangs gebouwd. Het is een Kroonwerk, beftaande uit een Bastion, twee Gordynen, en twee halve-bastions van vooren. Ter rechter en flinker zyde rust het op de rotX 3 zen XII. BOEK.  326 GESCHIEDENIS Xïï. SOEK. zen aan de haven. Het is voorzien van Kazematten, Regenwaterbakken , en Kruidmagazynen, tegen het geweld der Bomben beveiligd, nevens een goeden bedekten weg, en eene breede gragt in de roezen uitgehouwen. De grond , welke derwaarts loopt, beftaat geheel uit groote en kleine fteenen, zonder eenige aarde. De Cavagne ligt op eene hoogte, die de Moro beftrykt; doch hy zelve ligt bloot voor de aanvallen van eenen heuvel, die, even hoog als de grond van de Moro, flegts drie honderd fchreeden van daar ligt. Vermids het gemaklyk zou vallen, de loopgraaven agter deeze hoogte te openen, zal men haar flegten. Indien de Bezetting het zo kwaad kreeg, dat zy wanhoopte het te kunnen uithouden , zal zy de Buitenwerken, die allen ondermynd zyn , laaten fpringen ,! en te rug deinzen na de Moro, met welke haar de gemeenfehap niet kan worden afgefneeden. Het vermaarde Kasteel Moro hadt, aan dén Zeekant, daar het ongenaakbaar is, twee Bastions; en aan den Landkant insgelyks twee Bastions, nevens eene breede en diepe gragt, in de rots uitgehouwen. Zints den tyd, dat het veroverd wierdt, op nieuw gebouwd zynde, hebben zyne Borstweeringen meer hoogte en dikte verkreegen. Men heeft hit voorzien van een goeden bedekten weg, en van alles, dat aan hetzelve mogt ontbreeken , om de Troepen en krygsbehoeften in veiligheid te brengen- De Loopgraven kunnen 'er niet gemaklyker geopend ivdrden, dan voor de Cavagne. Beide deeze  •DE R BEIDE INDIEN. ;20 kasteden zyn gebouwd van zngtefteenen, .Öie de verdedigers min gevaar doen loopen, .dan de fteencn van de gewoone grootte. Behalven deeze hulpmiddelen, genieten de beide fterkten het voordeel van een klimaat, dat voor de belegeraars zeer gcvaarlyk is, $n van een gemaklykcn toevoer van allerleie .onderfteuningen uit de ftad , die haar niet 'kan belet worden. Dcezc voordeelen moeten de twee ftc-rktcn onwinbaar , of althans derzelver verovering zeer bczwaorlyk maaken, mids zy van leevensmiddelcn behoorlyk voorzien zyn, en met dapperheid en beleid verdeedigd worden. Het behoud derzelver is- te' aangeleegener, dewyl haar verlies de overgaave der haven en der ftad, die door deeze hoogten beftreeken worden, noodzaaklyk zou medebrengen. ' Naadat wy de hinderpaalen hebben ont. -vouwd, welke men , zich willende meester maaken van de Havana, doormiddel van het Fort Moro, zoude ontmoeten, moeten wy fpreeken van de zulken, die men van den kant der- ftad zelve zou hebben te overkoomen. Zy ligt aan de haven, en wel aan dat gedeelte derzelve, dat een weinig binnenwaarts ftrekt. Zo wel van den haven- als landkant was zy gedekt dooreen droogen muur, die van weinig belang was, en door een en twintig Bastions van geen meer aangelegenheids. De gragt was droog en niet zeer diep. Aan de overzyde der gragt was een foort van bedekten weg,'bykans geheel ver-valWi. In deezen toeftand zou de ftad niet X 4 veilig XII. BOEK.  XII. BOEK, 328 GESCHIEDENIS veilig geweest zyn tegen eene onderneeming, die, zo zy in den nacht gefchied ware, door waare of valfche aanvallen, haar zou weg genomen hebben. Men is voorneemens, gragten te graaven , dezelve wyd en diep te maaken, en een zeer goeden bedekten weg daar nevens te voegen. Deeze noodzaaklyke verdeedigingen zullen ondcrfteund worden door het Fort Pointe. Dit is een vierkant van fteen gebouwd, en, hoewel klein, van Kazematten voorzien. Men heeft het van nieuw af aan gebouwd, dewyl het, geduurende het beleg, zeer befchadigd was. Het is omringd van eene goede drooge gragt, in de rots uitgehouwen. Behalven zyne oorfpronklyke beftemming, welke is, om, nevens het Fort Moro, den ingang der haven te beveiligen, aan welk oogmerk het zeer wel voldoet, heeft het verfcheiden Batteryen, aan de landzyde op. geworpen, welke eenige deelen van den omtrek der ftad befchieten. De kogels, uit dit Fort gefchooten, ontmoeten die van een ander Fort van vier Bastions, voorzien van eene gragt, bedekten weg, Kruidmagazyn, Kazematten en Regenwaterbakken. Deeze nieuwe fterkte, die gebouwd wordt, een vierendeel myls van de ftad, op eene hoogte, Aroftigny genaamd, zal eene geregelde belegering vereifchcn, indien men de ftad van deezen kant wil aantasten: te meer, dewyl zy het voordeel heeft van aan Zee te leggen, het veld te kunnen befchieten, en den vyand zeer te benaaiir wen?  DER BEIDE INDIEN, 329 wen , die genoodzaakt is het water van digt 'onder haar gefehut te haaien. Indien men de ftad verder rond gaat, ontmoet men het Fort Daltéres, zedert de belegering gebouwd. Het is van fteen gemaakt, en voorzien van vier Bastions, een bedekten weg, eene halve-Maan voor de Poort, eene breede gragt, een goed Bolwerk, Regenwatersbakken, Kazematten en een Kruidmagazyn. Het legt een kleine vierendeel myls van de ftad, en aan geene zyde van eene rivier en een onbruikbaaren Moeras, die het aan deeze zyde dekken. Men heeft het gebouwd op eene hoogte, die het geheel beflaat, en welke men tot een Eiland heeft gemaakt, door het graaven van eene breede gragt, die, door middel van de haven, met de Zee gemeenfchap heeft. Behalven dat het de gemeenfchap der ftad met het binnenfte gedeelte van het Eiland beftrykt, verdeedigt het, zyne kogels voorby die van het Fort Aroftigny fchietende, den omtrek der plaatze, die, tusfchen deeze Forten, nog verder zal beveiligd worden, door een groote Redoute, die hier zal opgeworpen worden. Zyne kogels ontmoeten insgelyks die van het Fort Moro, dat zeer hoog, en aan het verst uitfchietende punt van het Fort legt. Zo veele Vestingwerken, die eene Bezetting van vier duizend man zullen vereifchen, cn binnen twee of drie jaaren tot volkomen, heid kunnen gebragt worden, kosten Spanje onnoemelyke fchatten. Eerst heeft het tien millioenen befteed tot den inkoop der noodX 5 wen- XII. BOEK.  '33o GESCHIEDENIS £IL I ( j 5 < < wendigfte behoeften; en jaarlyks beftecdt het nog zes of zeven miilioenen , om deeze bouwftoffen tot haar beftemd. oogmerk te doen dienen. Vier duizend Negqrs, welke aan de Regeeringe bebooren, en eene menigte Mexicaanen, tot 's Lands werken verporrecld, zyn de werktuigen deezer ondernccraingc. Meer vrugts zou men van het zweet deezer flagtöfferen geplukt hebben , indien men nevens hun hadt laaten arbeiden de Legertrocpcn, die daar na verlangden» als een middel om verlost te worden uit den akcligen ftaat van behoefte , in welken zy kwynen. ïndicn het gcoorlofd ware, zyne gedagten te melden over een onderwerp , dat men y beroepshal ven, niet verftaat, zou men het waagen te zeggen, dat de zulken, die, naa dat alle deeze Vestingwerken zullen voltooid zyn, het beleg van de Havana willen onderneemen, moeten beginnen met het belegeren van de Forten Cavagne en Moro: dewyl iecze veroverd zynde, de fcad wgl genoodzaakt zyn zou om zich over te. geeven , ndien zy niet het gevaar wikie- loopen van loor het grof gefchut van het Kasteel Moro ilat gclchooten te worden. -Zo men, daarentegen, met de ftad zelve begon, de belegeraar zou, zelf naadat hy deeze hadt veroverd, weinig gevorderd zyn. Hy zou het,, n de daad, in zyne magt hebben, om de fimmerwerven, nevens de fchepen, die in le haven leggen, te vernielen; doch hy zou laar uit geen beftendig voordeel trekken, tot het oprichten eener Bezittinge, zou hy, ver-  DER BEIDE INDIEN. 33* vervolgens, de Kasteelen Cavagne en Moro moeten vermeesteren : en , waarfchynlyk , zou hem dit onmogelyk zyn, naa het verlies der manfchap, dat hy, in het beftormen der ftad en van haare Kasteelen, zou hebben geleeden. Doch welk ontwerp men ook moge volgen in het beleg van deeze plaatze; de Natie, die haar mogt aantasten, zal niet flegts hebben te ftryden met eene talryke Bezetting, welke in de Vestingwerken zal begraaven leg-, gen; maar men zal insgelyks tegen haar aanvoeren de Troepen, die in het veld gefchaard ftaan, en haare onderneemingen zullen beletten of moeilyk maaken. Het klein Leger zal beftaan uit twee Eskadrons wel gewapende en in de krygskunde ondcrleide Europifche Dragonders, en eene Compagnie van honderd Musketiers. Nevens deeze zou men kunnen voegen, alle de bewooners van het Eiland, Blanken, Mulaters en vrye Negers, die, ten getale van tien duizend man, onder Regementen zyn gebragt; doch vermids de meesten van deeze geen denkbeeld van krygskunde hebben, zullen zy flegts verwarring veroorzaaken. Dus zal het niet zyn met een B.egement Ruiterye van vier Eskadrons, en zeven Bataljons voetvolk, welke men, zedert den Vrede, heeft onderweezen in allerlei krygsverrigtingen, die zy op eene verwonderlyke wyze volvoeren. Deeze Troepen, gewapend, gekleed en uitgerust op kosten van de Regeoringe, en ih Oorlogstyd .betaald op den voet van geregelde Troepen , hebben tot hoofden en aanvoer • XII. BOEK»  332 GESCHIEDENIS XII. BOEK. voerders, Majoors, Sersjanten en Korporaals, uic Europa gezonden, en uit de beste Regementen genomen. Het oprichten deezer krygsmagt kost onnoemelyk veel gelds. Het Spaanfche Hof wagt den bekwaamen tyd af, om te oordeelen over de nuttigheid deezer uitgaaven. Ondertusfchen mag het van nu af aan verzekerd worden, dat3, welke ook de krygsgeest deezer Troepen zyn moge, deeze ftaatkundige verrigting onverfchoonlyk is, Zie hier de reden. Het ontwerp, om op Cuba alle Volkplanters tot foldaaten te maaken, dit onregtvaardig en voor alle Volkplantingen verderflyk ontwerp, is met grooten yver doorgezet. Het geweld, dat men den Opgezeetenen heeft moeten aandoen, om hen te noodzaaken tot krygsoeffeningen, die hun mishaagden, heeft hunne natuurlyke zucht tot rust flegts vermeerderd. Zy hebben de werktuiglyke cn gedwongene beweegingen verfoeid, die, hun geen nut of vermaak aanbrengende, hun, om meer dan eene reden, ondraaglyk moesten voorkoomen; gefield zynde zelf, dat ze piet fchrikverwekkend of helachelyk waren, in de oogen van ingezeetenen, die, misfchien, niet geloofden eenig belang te hebben by de verdeediging eener Regeeringe, welke hen onderdrukte. Deeze afkeer van bcweeginge heeft zich uitgebreid tot de nutte bezigheid, welke het bearbeiden der landeryen vordert. Men heeft de landen niet meer wiilen ontginnen , beplanten en bearbeiden, voor eene Natie, die alleen verihind heeft om over de Landbouwers te heer-  der béide INDIEN. 333 Jéerfchen. De krygsoeffeningen hebben den Landbouw verhinderd. Daar dezelve lang. zaamerhand eenrg veld won , is hy te rugge gegaan. Door den tyd zal hy geheel te niete gaan, indien Spanje halftarrig blyfc by het handhaaven van een verkeerd en fchadelyk ontwerp, welk valfche inzigten hetzelve hebben doen aanneemen. De dwaasheid om Iroepen op de been te hebben; deeze woede, die, onder voorwendzel Van de Oorlogen te voorkoomen , het vuur derzelven ontfteekt; die de overheerfching der Regeeringen aanbrengende, van verre den weg ' baant tot den opftand der onderdaanen; die den ingezcetene van zyne haardftede, en den Landman van zyne akkers verdryvende, de liefde tot het Vaderland uitbluscht, dewyl zy den mensch van zyne wieg vervreemt; die de INatien het onderst boven keert en aan geene zyde van landen en zeeën verplant deeze loontrekkende Geest der krygsmagten, welke geenzins de waare krygsgeest is, zal, vroeg of laat, Europa bederven; doch dit ongeluk zal eerst de Volplantingen, en, misfchien, vóór alle andere, de Spaanfche treffen. Spanje bezit het uitgebreidfte en vrugtbaarfte gedeelte van den Amerikaanfchen Archipel. In werkzaame handen, zouden deeze Eilanden de bron van een onbepaalden voorfpoed zyn geworden. In den tegenwoordigen toeftand, zyn het onmeetelyke bosfehen, daar eene akelige ftilte heerscht Verre van iets toe te brengen tot het vermogen en den rykdom der Monarchie, die van XII. boek.  BOEK. 334 GESCHIEDENIS van dezelve de eigenaares is, verzwakken en bederven zy flegts dezelve, door de gcldfomme, welke haar onderhoud kost. Hadt Spanje met de vereischte aandagt gade geflagen, het flaatkundig beloop van andere Volken , het zou gezien hebben, dat veelen" deezer hunne overmagt eeniglyk waren verfchuldigd aan zommige Eilanden, in allen opzigte minder te fchatten dan die, welke 'dus lang alleen gediend hebben om de lyst zyner ontelbaare en nuttelooze Bezittingen fchandelyk te vergrooten. Het zou geleerdhebben, dat met de oprichting van Volkplantingen, van de zulke, voornaamlyk, die geene Mynen hebben , geen ander redelyk oogmerk konde bedoeld worden , dan het aanmoedigen van den Landbouw. Men lastert de Spanjaards, indien zy, uit hoofde van hun karakter, onbekwaam worden geoordeeld tot arbeidzaame en moeilyke onderneemingen. Indien men het oog vestigc op' de overgroote vermoeijenisfen, welke de zulken deezer Natie zo geduldig ondergaan, die zich met den Sluikhandel ophouden, men zal bemerken, dat hun werk oneindig harder en vermoeijender is dan dat van den Akkerbouw. Indien zy verwaarloozen, zich daar mede te verryken, de fchuld daar van moet der Regceringe eeniglyk geweetcn" worden. Laat deeze ophouden, hen te laaten zuchten onder de dwingelandy der Monopolie; laat zy ophouden, hen de werktuigen hunner nyverheid te duur te doen betaalen; laat zy ophouden, hunne voortbrengzels door buitenfpoorige belastingen te be-  . DER. BEI DE INDIEN. 335 Bezwaarcn 5 Iaat zy ophouden,. de zulken te verdrukken, die de eerfte Kappen tot hun gel#k gedaan hebben; laat zy ophouden, de zulken als gevaaflyke lieden te befchouwen, welke eene groote werkzaamheid laaten bly' ken; laat zy ophouden, hen over te geeven ' aan de 'byzendcre belangen van een volftrekt en voor geld gekogt' gezag: en zy zal haare '. 'onderdaancn zien verlost worden van die verregaande 'Werkeloosheid, welke Spanje bykans to: niet maakt, Zou deeze Monifr' e'hie, die, onder karel den V, als het hoofd 'was , Waar nit de 'gdïcelfe beweegirig van r Europa ..voortkwam , heden ten dage een onmagrig en onbcweegelyk gedeelte van -hetzelve moeten zyn? en moét-een Staat van óns vast land, die de eerfte op dé kaart der 1 waereld is, de laatfte zyn in dorzelver Ge. 'fchicdenis? , Wil Spanje ten langen laatfte uit deezen "flaap ontwaaken? laat het dan'hulp verleenen'aan zyne Volkplanters. De fchatten van Peru en Mexico bieden zich aan, om, door eene waarlyk vrugtbaare - Edelmoedigheid , den overvloed.pp dé Eilanden over te bren'gen. Tot alle de plantaadjen in de nieuwe 'waereld worden penningen by voorraad vereischt; doch allermeest tot de -Suikerplantaad;jcn, uit hoofde van de zekerheid dat zy het ;meeste Voordeel zullen geeven. Op Trini"fado , Margareta , Porto Rieo en 'St. De"ming'o,, is niet een inwooner Sri ftaat ©m 'het planten van Suiker te onderneemen; en 'op Cuba .vindt men 'er van de zulken geen "dertig. Deeze Volkplanters ftrekken hunne finee- XIL BOEK.  XII. BOEK. 336 GESCHIEDENIS fmeekende handen uit. na het Moederland, , om van daar middelen te verkrygen om van hunne flaapziekte geneezen te worden. Mogt het geoorlofd zyn aan den belangloozen Schryver, die niets anders zoekt en wenscht dan het geluk des Menschdoms, om hun gevoelens in te prenten, en redenen in den mond te leggen, welke eene hebbelyke ledigheid, de ftrikken der Regeeringe en allerlei vooroordeelen, hun fchynen te hebben verbooden , zou hy dan, uit hunnen naam, het Hof van Madrid, en de geheele Natie, niét aldus mogen aanfpreeken? „ Overweegt de opofferingen, die wy van „ u verwagten; en bedenkt dan, of gy u „ dezelve niet honderdvoud zult vergoed vinden, door de ryke voortbrengzels, , „ welke wy voor uwen kwynendep Koop„ handel zullen opleveren. Uwe Zeemagt, ! „ door onzen arbeid aangegroeid, zal het „ eenig bolwerk zyn, om de Bezittingen, die gereed ftaan om u ontnomen te wor- den, te verdeedigen. Wanneer wy ryker „ zyn geworden, zullen wy meer verteeren; „ en dan zal de aarde, welke gy bewoont, „ die nevens u zucht, wanneer de Natuur „ haar tot vrugtbaarheid roept, dan zullen de velden, die aan uwe oogen niéts dan „ wildernisfen vertoonen, en de fchandvlek „ uwer wetten en zeden zyn , veranderd worden in vrugtbaare velden. Uw Vader„ land zal bloeien, door de nyverheid en „ den Akkerbouw, die verre van u vlooden. „ De bronnen van leeven en werkzaamheid, „ welke gy onswaarts hadt doen ftroomen 5, over  der beide INDIENi over de Zee, zullen rondom uwe woo,j ningen te rugvloeien in volle ftroomen. Maar zo gy ongevoelig zyt voor onze 5, klagten en onheilen ; indien gy niet ten j, onzen nutte regeert 5 indien wy flegts de „ flagtöffers onzer gehoorzaamheid zyn: her- innert u dan dat voor altoos merkwaar„ dig tydftip, toen ongelukkige en misnoeg„ de onderdaanen het juk uwer heerfchap„ pye afwierpen, en, door hunnen arbeid, „ hunnen voorfpoed en rykdom, hunnen ,, opftand regtvaardigden in de oogen der „ geheele waereld. Daar zy, zedert twee ,, Eeuwen, zyn vry geweest, moeten wy ,, dan nog zuchten, om dat wy u tot mees}> ters hebben? Toen Holland den yzerert „ fchepter verbrak , die hem verpletterde 5 toen hy, uit de diepten der wateren, ten 5, voorfchyn kwam, om over de Zeeën te „ heerfchen, richte, ongetwyfeld, de Hemel 3, dit Gedenkteken der Vryheid op, om de 3, Natiën den weg des geluks aan te wyzen, „ en om de trouwlooze Koningen, die haar 3, van denzelven doen verwyderen, af te „ fchrikken". In de daad, dit Gemeenebest, welk, lan-< gen tyd, hand aan hand heeft gegaan met de grootfte Koningen, is tot die glory gedeeltlyk opgeklommen, door den voorfpoed der Volkplantingen. Doch laat ons zien, welke middelen het hebbe aangewend om ze ten voordeele te doen gedyen. Tot op den tyd der ontdekkinge van de Westlyke kusten van Afrika , en van den Weg na de Indien voorby de Kaap de Goede IV. deel. Y Hoop 3 boek»  338' GESCHIEDENIS XII. SOEK. 1 | Hoop, doch voornaamlyk tot op de ontdekking van Amerika, kenden de Volken vanEuropa elkander niet, en hadden geene gemeenfehap, dan door middel van barbaarfche aanvallen, die de plondering ten oogmerke, en de verwoesting ten gevolge hadden. Behalven een klein getal gewapende dwingelanden, die, in de onderdrukking der zwakken, de middelen vonden om een buitenfpoorig kostbaaren ftaat te voeren, waren alle bewooners der onderfcheiden Staaten genoodzaakt, zich te vergenoegen met hetgeen een {legt bebouwde grond, en eene nyverheid, binnen de grenzen van ieder provincie befiooten, konde opbrengen. Degroote gebeurtenisfen van het einde der Vyftiende Eeuwe, een der luisterrykfte tydftippen in de Gefchiedenis der waereld, bragten in de Zeden geene zo fpoedige omwenteling voort, als men , veelligt, zich zou verbeelden. Etlyke Hanzefteden, etlyke Gemeenebesten van Italië, haalden, wel is waar, van Eadix en Lisbon, toenmaals, reeds zeer aanmerkelyke ftapelplaatzen, het eeldzaamfte en kostbaarfte dat de beide Indien opleverden; doch het vertier derzelven ivas zeer bepaald, door het onvermogen der Matien om ze te betaalen. Meest kwyndensy in- eene volkomene flaapziekte ; meest varen zy onkundig van de voordeelen en ïulpmiddelen van haar eigen grondgebied. Om een einde te maaken aan deezen ftaat 7&n verdoofdheid, was 'er een volk noodig, lat, van niet opgekoomen, leeven en kunde 'erfpreidde in alle gemoederen > en den overvloed  DER BEIDE INDlÈN. 339 Vloed deedt heerfchen op alle markten; dat allerlei voortbrengzels voor den laagften prys kon leveren, het overtollige van ieder Natie, te,;en hetgeen het zelf niet bezat, verruilen; dat veel leevens gaf aan het onderling vertier van leevensmiddelen, koopmanfchappen en' van het geld; dat de verteeringen begunfligende en uitbreidende, de bevolking, den Akkerbouw en alle foorten van nyverheid aanmoedigde. Alle deeze Voordeelen was Europa aan de Hollanders verfchuldigd. In de onkundige menigte is het te verfchoonen, dat zy zich vergenoegt met het genot, zonder de bronnen van den voorfpoed, dien zy fmaakt, te kennen; doch de Wysbegeerte en Staatkunde moeten, indien het mogelyk zy, den loop van haaren voorfpoed der vergeetelheid ontrukken. Zo ras de edelmoedige bewooners der Vereenigde Gewesten het hoofd boven de Zee en de Dwingelandy verheften, zagen zy, dat zy de grondilagen hunner vryheid niet konden leggen op eenen grond, die hun zelf niet het volftrekt noodzaaklyk leevensonderhoud verfchafte. Zy bcgreepen, dat de Koophandel, die, voor de meeste Natiën, niet meer is dan een toevallig belang, dan een middel om de menigte en de voordeelen der voortbrengzelen van haar eigen grondgebied te vergrooten, de eenige grondfiag hun ner befhanlykheid was. Zeiven geen land Doch voortbrengzels bezittende, befiooten zy die van andere Volken ten voordeele aan te Wenden; verzekerd zynde, dat de algemeene voorfpoed hunnen byzondcren welvaart zoil Y 2 ten XII. BOEK.  BOEK. 34" GESCHIEDENIS ten gevolge hebben. De uitkomst tekrag- > tigde hunne Staatkunde' Hun eerfte flap was, het Invoeren en kragtdaadig bevestigen, tusfchen de Volken van Europa,, van de verruilinge der voortbrengzelen van het Noorden tegen die' van het Zuiden. .Wel haast krielden alle Zeeën van Hollandfche fchepen. In de havens van Holland wierden alle vcrkoopbaare goederen zamcngevoerd; uit zyne havens, wierden zy na de plaatzen hunner byzondere beftemminge verzonden. Hier wierdt de waarde van alles bepaald; en dit gefcbicdde altoos met eene gemaatigdheid, die' allen nayver verbande. De zucht, om meer vasügheids en uitgebreidheids te geeven aan zyne onderneemingen , deedt het Gemeenebest, door den tyd, vreemde landen veroveren. Zyne liecrfchappy breidde zich uit over een gedeelte van het vaste land der'Indien, en over alle de aangelecgene Eilanden van den Oceaan, welke het omringen. Door zyne Sterkten of door zyne Eskaders, hieldt het in onderdaanigheid, de kusten van Afrika, welke het met een aandagtig en veruitziend oog zyner heilzaame eerzucht hadt -befchouwd» De eenige landftreeken van Amerika, daar de Akkerbouw zaaden van weezenlyken rykdom hadt geplant, eerbiedigden zyne wetten. De wyduitgeffrektheid zyner verbintenisfen omvatte het gantfche Heelal, van welk het, door zynen arbeid en nyverheid, de ziel was. Het was in het bezit gekoomen van de algemeene Monarchie van den Koophandel. Zo-  D ER BEIDE INDIEN.' 34t Zodanig was dc toeftand der Vereenigde Gewesten, toen het den Portugeezen, zich herfteilende van de kwyning en werkeloosheid , in welke • de Spaanfche dwingelandy hen hadt doen; nederftorten , gelukte, om' hun, in den jaare ï66ï , het gedeelte van Brazil te ontweldigen, dat zy op hen hadden veroverd. Naa deezen eerften fchok hunner magt, zouden de Hollanders uit de nieuwe waereld 1 geheel verdreeven zyn, zo zy niet etlyke kleine Eilanden hadden behouden , met naame het Eiland Curasfau, dat zy, in den jaare 1634, hadden veroverd opde Castiliaanen , die het, zedert het jaar 1527, hadden bczeeten. Deeze Rots , niet meer dan drie mylen van dc kust van Venezuela geleegen, heeft eene uitgeftrektheid van. tien mylen in de lengte en vyf in de breedte. Hy is voorzien van een voortreftèlyke haven, doch die zeer bezwaarlyk is om aan' te doen. Wanneer men 'er eens is binnen geloopen, biedt haar groote Kom allerlei geryflykheden aan. Zy wordt verdeedigd door eene fterkte, die met veel vernufts is aangelegd, en geduurig wel onderhouden wordt. De Franfchen , naadat zy alvoorens den Bevelhebber der plaatze hadden omgekogt, landden 'er, in-den jaare 1673, met vyf of zes honderd man. • Dewyl het verraad ontdekt , en de verraader geftraft was, wierden zy, door deszelfs Opvolger, gantsch anders ontvangen , dan zy verwagt hadden. Zy gingen te fcheep, met de fchande, van flegts Y 3 hun- XII. BOEK.  SOEK. ] i » < i u o >-> fa 34» GESCHIEDENIS hunne zwakheid en de onbillykheid hunner maatregelen vertoond te hebben. Lodewyk de XIV, wiens 'hoogmoed, door deezen onvoorzigtigen lïap , gekwetst was, gaf, vyf jaaren laater, achttien Oorlog, fchepen en twaalf vaartuigen van Vrybuiters, aan d' estrces , om den hoon uit te wisfchen, welke, in zyne oogen, den luister eener Regeennge, met wonderen vervuld, bezwalkte. De tyd, tot deezen togt beltemd, was bykans verloopen, wanneer de vloot, door de ftoutheid en halftarrigheid van den Admiraal, fchipbreuk leedt op het Eiland Daves. Hy verzamelde de fchepen, welke deezen ramp ontkoomen waren, en keerde, zonder iets te hebben ondernomen, in eene vry groote wanorde, in de haven van Brest te rug. Zints deezen tyd, heeft Curasfau, nevens; de kleine Eilanden Aruba- en Bonaire, welke onder deszelfs befcherming ftaan, nimmer eenigen overlast geleeden. Geene Natie heeft den inval gekreegen om eenen onmigtbaaren grond te veroveren, welke niets oplevert dan een weinig Vee, Manioc en jeulvrugten, tot voedzel der flaaven dienenIe , en geenerlei voortbrengzel verfchaft, iat in den Koophandel van waarde is. Van net veel meer belangs is St. Euffatius. Dit Eiland, dat ongeveer vyf mylen in len omtrek heeft, is, eigenlyk gefproken, iet anders dan een zeer fcherpe berg, die it den Oceaan fchynt te ryzen, onder de edaante van een kegel. Het heeft geene iven; de fchepen moeten 'er in de volle Zee  DER BEIDE t N DI E N. 343 Zee op de Ree leggen. Eenige Franfchen, van St. ChristofFel verjaagd, namen de toëvlugt na dit Eiland, in den jaare 1629, doch verlieten het kort daarnaa: dewyl deeze Rots, behalven zyne onvrugtbaarheid, geen ander zoet water hadt, dan het Regenwater, dat in bakken wierdt verzameld. Het juiste tydflip deezer verhuizinge is onbekend ; doch net is beweezen, dat de Hollanders, al in den jaare 1639, zich aldaar hadden gevestigd. Zy wierden vervolgens van daar verdreeven door de Engelfchen, wien lodewyk de XIV het Eiland wederom afhandig maakte. Deeze Vorst deedt zyn regt van veroveringe gelden , op de-Vredehandeling te Breda, en kantte zich tegen de vertoogeh van het Gemeenebest, dat toenmaals met hem in een Verbond van Vrede was, en 't welk eischte, dat deeze Bezitting zou te rug gegeeven worden, dewyl het, vóór den Oorlog, aan hetzelve hadt behoord. Toen 'het tekenen van' het Verdrag van Vrede deezen eisch hadt vernietigd, oordeelde de Franfche Monarch, wiens hoogmoed meer het oor leende aan de Edelmoedigheid dan aan de Regtvaardigheid, het beneden zyne waardigheid, zyn voordeel te doen met het ongeluk zyner Vrienden. Uit eigen beweeging gaf hy den Hollanderen hun Eiland te rug; fchoon hy niet onkundig was, dat het eene natuurlyke Sterkte was, welke hen van dienst konde zyn, in het bewaaren van het gedeelte van St. Christoffel, waar van hy eigenaar was. St. Euftatius levert eenig Tabak op, en Y 4 on- XII. boek,  344 GESCHIEDENIS XII. SOEK, ongeveer zes honderd duizend ponden Suiker. Als eene landbouwende Volkplanting belchouwd , bevat het honderd en twintig Blanken , cn twaalf honderd Negers. Als Koophandel dryvende, bevat het vyf honderd; en wanneer het, in tyd van Oorlog, het ge. luk heeft van zich onzydig te mogen houden, twaalf of vyftien honderd Blanken. .De geringe bevolking heeft ondertusfchen met belet, dat het eenige van zyne bewooners heeft gezonden na een naastgeleegen Eiland, by den naam van Saba bekend. Men moet tot bykans den hoogften top van deeze fcherpe Rots opklauteren, om 'er een weinig aarde te vinden. Dezelve is zeer gefchikt tot het aankweeken van Tuinvrugten. Veelvuldige regens, fchoon het water ipoedig in de laagte afdaale, doen 'er planten van een zeer lekkeren finaak, en kooien van eene ongemeene grootte, voortkoomen. Vyftig Europeaanfche huisgezinnen, nevens ongeveer honderd vyftig flaaven, planten 'er Katoen, fpinnen het, en breiden 'er KousJen van, van welke zy het paar voor tien Franfche Ryksdaalders aan de andere Volkplantingen verkoopen. In geheel Amerika ontmoet men zulk fchoon bloed niet als op het Eiland Saba; de vrouwen behouden 'er eene fnschheid van blos, welke op geene van de Eilanden der Antilles wordt gevonden. Gelukkige Volkplanting! verheevcn op eenep klip, tusfchen den hemel en de aarde, geniet zy deeze beide Elementen , zonder derzclver onftuimigheden te vreezen. Zy ademt eene zuivere lucht, leeft van peul- vrug,  DER BEIDE INDIEN. 34? vrugten, kweekt een eenvoudig voortbrengsel, welk haar overvloed verfchaft, zonderde verleidende' bekooring der rykdommen; houdt zich onledig met eenen min vermoeijcnden dan nuttigen arbeid, bezit in vrede alle de voordeelen der gemaatigdheid , gezondheid, fchoonheid en vryheid. Hier is de Tempel des Vredes, waar van de Wyze een onafgetrokken oog kan Haan op de dwaalingen en driften der. menfchen , die , e/en als dc baaren der Zee, tegen elkander ftooten op de ryke kusten van Amerika, wier buit en bezitting zy malkander, beurtlings, betwisten en ontweldigen. Van daar ziet men van verre, de Natiën van Europa den Oorlogsblixem aanvoeren in het midden der Draaikolken van den Oceaan, en onderde hittigheden der Keerkringen, altoos brandende van het vuur der Eerzucht en Begeerlykheid, zich overlaaden met Goud, zonder immer des verzadigd te worden; in haare bloedige vlooten vergaderen , de Me.taaien, de Paerlen en Diamanten, met welke de zulken, zich bedekken, die de Volken berooyen; ontelbaare fchepen overlaaden met die kostbaare vaten, uit welke de Weelde het Purper haalt, en uit welke de wellustigheden , de verwyfdheid, de wreedheid en ondeugden gefchept worden. De vreedzaame Volkplanter van den Rots Saba, aanfchouwt deeze hoopcn van dwaasheden, en fpint gerust cn Uil het Katoen, dat zynen eenigen opfchik en rykdom uitmaakt. Onder den zelfden hemel legt het Eiland St. Martin, dat, binnen den omtrek van Y 5 on- XII. BOEK.  ma. .«©EK. 1 i 1 346 GESCHIEDENIS ongeveer vyftien of zestien mylen, een vry groot getal bergen bevat, die niets anders zyn dan klippen met Heide bedekt. De zandagtige grond van zyne vlakten en Valeien, welke uit den aart onvrugtbaar is, kan 'er vrugtbaar worden gemaakt alleen door den regen, die 'er zelden valt,en wiens heilzaame invloed vermindert, naar gelang bet water door de Zon uitdroogt of na de laagte loopt. Door het aanwenden van eenige moeite , zou dit water in Bakken kunnen bewaard , en vervolgens de Janden daar rnede bevogtigd worden, om 'er den overvloed te doen heerfchen. Voor 't overige j is dit Eiland, daar men geene rivier ontmoet, voorzien van bronnen en Regenbakken, die alle de Volkplanters van tamelyk goed water verzorgen. De lucht is 'er zeer gezond, de kust vischryk, de zee zelden onftuimig, en overal rondom het Eiland de Ankergrond veilig. De Hollanders en Franfchen, die aldaar, in den jaare 1638, malkander hadden ontmoet, leefden in vrede, doch afzonderlyk, toen de Spanjaards, die met de beide Natiën in een openbaaren Oorlog waren, het befluit namen om deeze nieuwe bewooners aan te vallen, hen vernoegen, gevangen namen , en zich in hunne plaats nederzetten. Het leedt niet lang, of de Overwinnaar kreeg eenen ifkeer van eene nutlooze Bezitting, die hem aarlyks vier honderd duizend Livres kostteL ly verliet dezelve in den jaare 1648, naa Ivorens verwoestte hebben, 't geen hy niet ton medevoeren. Deeze  DEK. BEIDE INDIEN. 347 Deeze verwoestingen verhinderden niet, dat de twee Naden, die, eenige jaaren geleeden , het Eiland hadden bezeeten , derwaarts wederkeerden, zo dra zy van de volkomene ontruiminge narigt hadden bekoomen. Zy kwamen overeen om over en weder de rust nimmer te zullen verftooren; en zy waren altoos getrouw in het houden eener verbintenisfe, waar van het belang en de nuttigheid wederkeerjg was. De Vrede heerschte ongeftoord in. deeze vryplaats , tot in het jaar 1757, wanneer de Franfchen van daar wierden verdreeven, door een Engelfchen Zeeroover, coock genaamd; naa het eindigen der vyandlykheden , zyn ze , egter , aldaar wedergekeerd. Van de vyftig duizend Akkers lands, welke het geheele Eiland bevat, bezitten de Franfchen vyf en dertig duizend. Deeze groote uitgeftrektheid gronds zou eene bevolking bevatten van twee duizend zielen, welke da bloei van den Landbouw, ten eenigen dage , aldaar zal zamenvoeien , indien de hardheid der Europifche Regeeringsvormen ten laatfte de vryheid van Amerika ten gevolge hebbe. In den jaare 1753, vondt men 'er niet meer dan honderd en twee Blanken, en honderd vyf en tachtig Slaaven. Hun Vee beftondt uit zeven en dertig paarden, een en negentig Osfen of Koeien , drie honderd vyftien fchaapen , en vier honderd acht en vyfcig Geiten. Tot hunnen leeftogt plantten zy zeventien duizend vyf honderd Banaanboo'men, vier en tachtig akkers Aardappelen , en twee en tachtig duizend ftreeken Alanoc. Het XII. BOEK»  Roek, i i 348 GESCHIEDENIS Het voortbrengzel v&n eene reeks katoen» boomen, die gezamentlyk vier honderd vyf' en twintig duizend zes honderd voeten in de lengte'befloegen, was alles wat zy'voor den koophandel uitleverden. De lyn van affcheidinge , ftrekkende van het Oost na het West, die de -kleinfte uitv gehVektheid gronds aan de Hollanders heeft toegeweezen , heeft hun deeze fchade ryklyk vergoed: dewyl zy in het bezit zyn van de eenige' haven, die men op het Eiland ontmoet, en van eene groote Kreek, Welke jaarlyks voor twee honderd duizend Ryksdaalders ann Zout opbrengt. Deeze Republikeinen hebben wyders het voordeel vaii hunne Suikerplantaadjen , die aan drie' duizend' flaaven werk verfchaffen ,. doch wier arbeid geheel verboren is, in de jaaren, in welke weinig regen valt. De beide Volkplantingen beginnen, met een goeden uitflag, de Koffy te planten. Misfchien zal dit-voortbrengzel, ten ecnigen dage, haar een zekeren overvloed verfchaffen , van welken de Franfchen, tegenwoordig, verder af zyn dan de Hollanders. De Bezittingen der laatstgenoemden, in den *rooten Archipel van Amerika , vertooncn, lus lang, in den èerften opdag, niets hebaenswaardigs of aangeleegens. Bezittingen, lie ter naauwer nood den vereischten voorbad uitleverden voor de laading van vier of ryf middelmaatig groote fchepen, fcheenen ;eene oplettendheid te verdienen. Van hier lat eene volkomene vergeetelheid en ver.vaarloozing haar deel zyn zoude, indien zom-  DER BEIDE INDIEN. g4£R BEIDE INDIEN. $SX pen, welke uit Holland koomen , genieten het voorregt, dat zy nimmer zwaarder belast worden. Die uit andere Europifche hayens koomen, betaalen, daarenboven, negen ten honderd. De uitlandfche Koffy is aan de zelfde belastinge onderworpen, dewyl men de Surinaamfche Koffy zoekt te begunftigen. Alle andere Amerikaanfche Waaren, betaalen flegts drie ten honderd, onder voorwaarde evenwel, dat zy regelrecht moeten gevoerd worden na de eene of andere haven van het Gemeenbest. St. Euftatius was, in voorgaande tyden\ aan de zelfde belastingen als Curasfau onderworpen ; met het einde van den jongften Oorlog heeft men het daar van bevryd. Dit voordeel was het verfchuldigd aan de nabyheid van het Deenfche Eiland St. Thomas, welks vrye haven zynen koophandel groot- lyks in den weg ftondt. In den tegenwoordigen toeftand van zaaken , beftaat deszelfs koophandelgeduurende den Vrede, meestal in het verruilen van Engelfche Bakkeljaauw voor de Siroopen en Tafiias der Franfehe Eilanden. De vyandlykheden tusfchen de Hoven van; Londen en Verfailles openen een veel ruimer veld voor St. Euftatius; het wordt verrykt door hunne verdeeldheden. Geduurende den jongften Oorlog, is het de ftapelplaats geweest van bykans alle de koopmanschappen der Franfche Volkplantingen, en het algemeen Magazyn, waar uit zy gelpysd wierden. Doch de Hollanders waren het niet alleen, welke deel hadden aan dit vertier. XII. BOEK,  XII. BOEK. &2 GESCHIEDENIS tier. De Engelfchen en Franfchen verec lïigden zich op de Ree van dit Eiland, om aldaar, onder de fchaduwe van deszelfs onzydigheid, een onafgebrokenen handel te dryven. Een Hollandsen Pas, dat voor twee honderd twee en vyftig Livres wierdt gekogt, beveiligde hunne verbintenisfen. Het wierdt verleend aan eenen ieder, zonder onderzoek te doen , tot welke Natie hy behoorde,- die 'er om verzogt. Uit deeze groote vryheid ontftonden onderhandelingen zonder tal, die op eene zonderlinge Wyze wierden gedreeven. Aldus hadt de koophandel de kunst ontdekt,om den Tweedragt in flaap te wiegen of te misleiden. " De Hollander, óndertusfehen , even vind-1 ryk in middelen, om het geluk als ongeluk van anderen ten zynen voordeele te doen gedyen, is, in de nieuwe waereld, niet eeniglyk bepaald aan de kortftondige voordeelen eens wisfelvalligen Koophandels. Het Gemeenebest bezit cn beplant, aan de vaste kust, een wydffcrekkend grondgebied, van het Fransch Guyana afgefcheiden door de rivier Mazoni, en van het Spaansch Guyana door de rivier Poumaron. Het is bekend by den naam van Suriname, de oudfte en aangeleegenfte Bezitting deezer Volkplantinge. De grond deezer Bezittinge wierdt gelegd door de Franfchen, in den jaare 1640. Hunne werkzaamheid deedt hen toenmaals verfcheiden klimaaten opzoeken, doch hunne onbeftendigheid belette hen, zich ergens te vestigen. Weinige jaaren naa hunne aankomst in Suriname verlieten zy het, en wier-  der beide INDIEN; 3^3 wierden aldaar vervangen van de Engelfchen. Deeze Eilanders zetten hunnen arbeid, met eenigen voorfpoed, voort, toen zy, in den jaare 1667 , wierden aangetast door de Hollanders, die hen door een groote uitgeftrektheid lands verfpreid vindende , met geringe moeite te onder bragten. Eenige jaaren laater, wierden zy , ten getale van twaalf honderd , overgevoerd na Jamaica „ en het Gemeenebest wierdt, by verdragj Eigenaar der Volkplanting^ "Zyne onderdaanen, zich eeniglyk toeleggende op den Koophandel, hadden nimmer veel lusts in den Akkerbouw. Suriname hadt, eenigen tyd, gevoel van den uitfluitenden fmaak zyner nieuwe bezitters; De Maatfchappy, welke over dit land het opperbewind voerde , deedt, ten laatfte , de bosfehen om verre hakken , verdeelde een gedeelte van den grond onder de Opgezeetenen, en verzorgde hen van flaaven. Allen, die deeze landen wilden bcflaan , kreegen dezelve in eigendom; zich verbindende om, van tyd tot tyd, van hunne voortbrengzels te betaalen, den prys, voor welken ieder plantaadje gekogt was. Zelf kreegen zy vryheid om over dezelve te befchikken, ten voordeele van eenen kooper, die zich wilde verbinden tot het betaalen van het gedeelte van de fchuld, dat nog niet was afgedaan. De goede uitflag deezer eerfte Bezittingen gaf aanleiding tot een groot getal andere Bezittingen. Allengskens zyn zy uitgebreid, tot op den afftand van twintig mylen van den mond der riviere Suriname , en IV. deel. Z van XII. boek-  354 GESCHIEDENIS XII. BOEK. van den Commenwine, die zich in deeze rivier ontlast. Zelf zou men ze nog veef verder hebben uitgebreid, indien men niet wederhouden ware geworden door de weggeloopene Negers, die, in ongenaakbaar© bosfehen verfchanscht, daar zy hunne vryheid herkreegen hebben, de uiterfte grenzender Volkplantinge onophoudelyk ontrusten. De zwaarigheden, welke zich vertoonden tegen het ontginnen van den grond deezer Bezittinge , vorderden eenen ongemeenen moed, die alles doet tarten, eene ftandvastigheid, die alles doet te boven koomen. De meeste landeryen , uit welke men voordeel zogt te trekken, ftonden , by ieder gety, vier of vyf voeten onder water. Door middel van het graaven van eene menigte kanaaien en het aanleggen van Sluizen', heeft men den grond droog gemaakt; en de Hollanders hebben de eer genooten, dat zy, zowel in de nieuwe als oude waereld, den Oceaan hebben te onder gebragt. Zelf heeft men hen aan hunne plantaadjen eene netheid zien geeven , die hen overal kenmerkt, en geryflykheden, die in de bloeiend-. fte Engelfche en Franfche Bezittingen niet gevonden worden. Een der middelen, die den arbeid 't meest hebben aangemoedigd, was, de gunfiige gelegenheid en de gereedheid , die de Volkplanters ontmoetten, om aan penningen te geraaken. -Tegen een Intrest van zes ten honderd , hebben zy zo veel gelds verkreegen , nis zy konden gebruiken; onder de uitdrukkelyke voorwaarde, dat hunne plantaadjen zou-  DER BEIDÉ INDIEN. zouden verpand blyven aan den fchuldeifcher, en dac zy $ tot op de volle betaaling , zouden verpligt zyn, alle hunne voortbrengzels aan hen te leveren , tegen den loopenden prys der Volkplantinge. Met deezen onderftand, zyh aah de oevers der rivier Suriname, of op een kleinen afftand vart dezelve, opgerecht vier honderd vyf en twintig plantaadjen, die, in den jaaren 1762 , bearbeid wierden van vier eri tachtig duizend vyf honderd flaaven, en beftuurd wierden door vier duizend Blanken. Onder deeze laatften ontmoet men Franfche vlugtelingen, Moravifche broeders, en voornaamlyk Jooden. Misfchien is 'er geen gebied op den Aardbodem, onder 't welk deeze ongelukkige Natie zo wel behandeld wordt. Niet alleen heeft men haar de vryheid gelaaten, om den openbaaren Eerdienst ongeftoord te oeffenen, landeryen in eigendom te hebben , en de gefchillen , welke tusfchen haare leden ontdaan, by te leggen; maar zy geniet, daarenboven, het regt, aan alle burgers gemeen, om deel te hebben in het algemeen landbeftier , cn de overheden te helpen verkiezen. De eigen aart en het voordeel tevens des koophandels, is, dat hy de Nationaale en Godsdienftige vooroordeelen doet zwygen, voor het algemeen belang, dat de menfchen moet aan elkander verbinden. Paramaribo, hoofdplaats der Volkplantinge van Suriname, is eene kleine ftad, zeer vermaaklyk geleegen. De huizen zyn 'er fraai en gemakiyk, hoewel flegts van hout, geZ 2 " bouwd, XII. BOEK.  XTI. BOEK. 356 GESCHIEDE-NIS bouwd, op fundamenten van gebakken fteeJ nen, uit Europa aangevoerd. Niets ontbreekt aan de haven, welke vyf mylen vande Zee legt. Zy kan alle de fchepen bevatten, die uit het Moederland worden afgevaardigd, om de goederen af te haaien, welke de Volkplanting oplevert. De Voorfpoed deezer Bezittinge gaf, in den jaaren 1732 , aanleiding tot het ontwerp, om nog eene andere Bezitting op te rechten, aan de rivier Berbice, die negentien mylen westelyker dan de Suriname, in de Zee valt. De oevers van haaren mond waren zo moerasfig, dat men vyftien mylen moest op zeilen, om plantaadjen in den omtrek deezer riviere te vestigen. Konde een volk, dat de zee zelve bewoonbaar hadt gemaakt, door deezen hinderpaal wederhouden worden? Eene nieuwe Maatfchappy genoot den roem, dat zy nieuwe voortbrengzels hadt gefchapen, op eenen grond, uit het hart der wateren ten voorfchyn gebragt; het Ploegyzer verving aldaar de Roeiriem. Eene andere Maatfchappy heeft, zedert, het zelfde wonder, met een even gunftigen uitflag, ondernomen aan de Demerary en de Ifcquebo, die zich in de zelfde Baai, twintig mylen van Berbice, ontlasten; als mede aan de Poumaron, vyftien mylen van Ifequebo,en vyf en twintig mylen van den grooten mond van de Oronoque geleegen. Misfchien zullen de twee laatstgenoemde Volkplantingen, ten eenigen dage, die van Suriname evenaaren, hoewel men 'er, heden ten dage, flegts twaalf honderd vrye lieden telt, die het  ö e r [beide INDIEN. 357 het opzigt hebben over acht en twintig of dertig duizend Slaaven. De voortbrengzels deezer drie Bezittingen zyn volmaakt de zelfde. Zy planten Katoen, Kakao en Suiker. Schoon het laatfte voort» hrengzel klaarblykelyk van de grootfte aangelegenheid zy, beantwoordt, nogthans, deszelfs opbrengst, noch aan het getal der handen , die daar toe gebruikt, noch aan den vlyt en zorge, die 'er aan hefteed worden. Dit gebrek ontftaat, ongetwyfeld, uit de •natuur van eenen te moerasfigen grond, die, door eene overmaatige vogtigheid, de zouten en groeiende fappen van het Riet verflikt of afleidt. Het geringe voordeel, dat men 'er van trok , hadt de Volkplanters voorbereid, om hunne werkzaamheid aan een ander Voortbrengzel te befteeden, toen het begin der tegenwoordige Eeuwe de Koftyboomen hunner nyverheidt aanboodt. Deeze boom , uit Arabie oorfpronklyk, alwaar de Natuur, gierig omtrent het voltrekt noodige , kwistagtig is omtrent hetgeen de weelde voedt, was, langen tyd, de geliefde plant deezer gelukkige landftreeke. De vrugtlooze poogingen , door de Europeaanen aangewend, om haare vrugt te doen uitbotten , deeden hen befluiten, dat de Landzaaten ze inkookend water leiden te weeken , of in een oven droogden, voor dat zy ze verkogten, om dus voor altoos te blyven in het bezit van eenen koophandel, die hunnen geheelen rykdom uitmaakte. Men wierdt niet verlost van deeze dwaaling, voorenaleer men den boom zelve na Batavia, en verZ 3 voL XII. boek.  858 GESCHIEDENIS XII. BOEK. volgens na Suriname, hadt overgebragt. De ondervinding deedt zien, dat het met den KofFyboom geleegen was als met veele andere planten , wier [zaaden niet voortkoomen, zo ze niet versch in den grond ge? legd worden. De vrugt van den KofFyboom gelykt naar een Kars. Zy groeit trosgewyze en langs de takken, onder de oxels der bladeren, welke groen zyn als die van een Laurierboom, doch een weinig langer. Zy wordt geplukt, wanneer zy eene donker roode kleur heeft aangenomen, en vervolgens na de Molen gebragt. Deeze Molen beflaat uit twee houten Rollen, voorzien van yzeren ftaaven, welke achtien duimen lang en tien of twaalf duimen dik zyn; zy zyn beweegbaar, en door de beweeging , welke haar wordt medegedeeld, naderen zy tot een derde ftuk, dat den naam draagt van Kinnebak. Boven de Rollen is een Tregter geplaatst , in welke men de Koffy ftort, die, tusfchen de Rollen en de Kinnebak vallende, van haaren eerften bast ontbloot, en verdeeld wordt in twee deelen, uit welke zy beftaat, gelyk te zien is aan de gedaante van den korrel, die aan den eene zyde plat, en aan de andere rondagtig is. Wanneer zy uit dit werktuig koomt, valt zy op een fchuinfchen koperen zeef, die den bast van den korrel door zyne draaden doorlaat, terwyl de vrugt afglydt en nedervalt in manden , met welke zy wordt gedraagen in een vat vol water, alwaar zy wordt gewasfchen, naadat zy een nacht  BE R BEIDE INDIEN. 359 nacht geweekt heeft. Naadat dit werk verrigt en de Koffy wel gedroogd is, wordt zy gebragt in een Werktuig, dat men de Stampmolen noemt. Dit is een houten Molen, die door een muilezel of paard rondom zyn fpil gedraaid wordt. Wanneer deeze Molen over de Koffy loopt, ontbloot hy dezelve van het Parkement, welk niets anders is dan een vliesje , dat zich van den korrel heeft los gemaakt, naar gelange de Koffy. begon te droogen. Van dit Parkement ontbloot, wordt de Koffy uit deeze Molen genomen, om vervolgens gewand te worden in eenen anderen, die de Wanmolen heet. Dit Werktuig, voorzien van vier ftukken glad yzer, op een ^s rustende, wordt, door, een flaaf, met groote fnelheid rond gevoerd; de wind, welken deeze ftaaven veroorzaaken, zuivert de Koffy van alle de vliesjes, welke onder dezelve gemengd zyn. Vervolgens wordt zy uitgefpreid over een tafel, daar de Negers alle de gebrokene korrels 'er van afzonderen, en van de nog overgebleevene onreinheden zuiveren. Naa alle deeze bewerkingen kan de Koffy verkogt worden,. De Koffyboom tiert alleen in een klimaat, daar de Winter weinig koude aanbrengt. In andere gewesten wordt zy door de liefhebbers alleen geplant in warme ftooven, daar zy geduurig moet bevogtigd worden, en alleen tot vermaak van de oogen dient. Allerweeligst bloeit de Koffyboom op heuvels en bergen, daar zyn wortel bykans altoos droog legt, -en de kruin dikwyls beZ 4 fproeid XII. BOEK.  36ö geschiedenis XII. BOEK. fproeid wordt door een zagten regen. Voordeeligst wordt hy befbaald door de ondergaande Zon, en hy vordert eenen wel bearbeiden grond,die met geen onkruid gemengd is. De planten moeten acht voeten van elkander gezet worden, en in gaten, die twaalf of vyftien duimen diep zyn. Natuurlyk zullen zy ongeveer twintig voeten opfchieten. Doch zy worden op de hoogte van vyf voe. ten gehouden, om de vrugt te gemaklyker te kunnen inzamelen. Dus geknot, fchieten zy hunne takken, zo weelig, dat de grond daar door geheel bedekt wordt. De Koffyboom bloeit in de maanden December, January en February, naar gelange van de gemaatigdheid der lucht of het regenagtig faifoen, en draagt vrugt in de maanden Oétober en November. Met het derde jaar begint hy de moeite en oppasfmg des planters te betaalen ; doch met het vyfde jaar is hy eerst in den ftaat van volkomene vrugtbaarheid. Aan de zelfde toevallen als de meeste andere boomen onderheevig, loopt hy daarenboven gevaar van te fterven, deels door het fteeken van eenen worm, hem byzonder vyandig, die hem aan den wortel knaagt; deels door de brandende hitte der Zonne, niet min fehadefyk voor deezen boom als voor de menfchen zelve. Zyne duurzaamheid hangt af van de hoedanigheid des gronds, in welken hy geplant is. De grond der heuvels, dien hy 't meest befJaat, is derri- of kalkfteenagtig. In den laatstgenoemden grond fterft hy, naa alvoorens ïenigen tyd gekwynd te hebben? zyne wor* tels,  DER BEIDE INDIEN. 36I tels, die zelden misfen door de fleenen te dringen, trekken in de eerfte foort van grond voedzel, geeven kragt aan den flam, en doen hem ongeveer dertig jaaren leeven en vrugt draagen. Zodanig is, doorgaans, ten naasten by, het beloop en betluit van een Koffyplantaadje. Op dit tydftip bevindt de eigenaar zich zonder boomen, en met eenen uitgebouwden grond , in welken hy niets kan zaaien en planten. Men zou kunnen zeggen, dat hy zyne bezittingen, zelf voor een zeer bepaalden tyd, in de waagfchaal heeft gefield. Zyn lot is hooploos, indien het geval hem geplaatst hebbe op een Eiland, dat geheel bezet is. Maar op eene uitgeftrekte vaste kust, kan hy eenen geheel uitgeputten grond verruilen tegen eenen vryen en ongerepten grond, dien hy naar goedvinden kan ontginnen. Dit voordeel heeft, in Hollandsen Guyana, het getal der Koffyplantaadjen grootlyks doen toeneemen. In den jaare 1768, heeft de Volkplanting van Suriname alleen ingezameld, honderd duizend ponden Katoen, twee honderd duizend ponden Kakao, veertien millioenen ponden Koffy, acht en twintig millioenen zes' honderd duizend ponden ruuwe Suiker. Zeventig fchepen hebben deeze goederen na de havens van het Moederland overgevoerd. De opbrengst der andere Volkplantingen kan hier niet met de zelfde naauwkeurigheid bepaald worden; doch zo men dien op het vierde gedeelte fielt, zal men niet verre bezyden de waarheid zyn. Dezelve, kan en Z 5 moet XII. BOEK. f  Xïï. ! | i J ( 1 I 1 ï 36-2 GESCHIEDENIS moet aanmerkelyk toeneemen. Alle de reeds begonnen plantaadjen zullen uitgebreid, en tot grooter volkomenheid gebragt worden. Misfchien zal men het onderneemen om' nieuwe plantaadjen aan te leggen ; althans zal men het planten van Indigo hervatten, waar van men, om eenige ongelukkig geflaagde proefneemingen, te gereed en onbe, zonnen hadt afgezien. De kust, die eene uitgeftrektheid heeft van zes en zeventig mylen, levert, in de daad, geene plek gronds op, welke kan ontgind worden. Alle de landen zyn 'er laag en leggen beftendig onder water. Doch de groote rivieren , aan welke men heeft begonnen zich neder te zetten, en van welke de kleinfte, dertig mylen verre, bevaarbaar is, nodigen onderneemvolle menfchen om zich aan haare oevers te koomen verryken. Zelf worden in de tusfchenruimte, welke !iaar vaneen fcheidt, kleine rivieren gevonien, welke met floepen kunnen bevaaren worden, en die een vrugtbaaren grond beproeien. Het klimaat is de eenige hinderpaal tegen eenen bloeienden voorfpoed. Het aar is aldaar verdeeld in aanhoudenden re;en en overmaatige warmte. Aan eene nenigtè afzigtelyke kruipende dieren moeten 3ogften betwist worden, die zeer veele noeite, arbeid en vlyt gekost hebben ; en nen moet zich, daarenboven, in gevaar ftelïn, van te fneuvelen aan de kwynende onemakken van de Waterzucht of aan allerlei Dort van koortzen. Dit is, ongetwyfeld, de reden, welke de groot-  DER BEIDE INDIEN. 363 grootfte eigenaars van Hollandsen Guyana heeft doen befluiten om in Europa te woonen. In de Volkplanting ontmoet men flegts de Agenten van deeze vermogende lieden, of de zulken , wien de geringheid hunner middelen niet toelaat, de zorge hunner plantaadjen in vreemde handen te vertrouwen. De verteeringen van zulke inwooners moeten noodwendig zeer gering zyn. Van hier dat de Hollandfche Zeelieden, welke na de Volkplanting vertrekken , om haare voortbrengzels van daar na het Moederland over te voeren, derwaarts geene dan volftrekt noodige, en zelden en weinige dingen, die .voor de weelde dienen , brengen. Ondertusfchen zyn de Hollandfche Kooplieden nog genoodzaakt, deezen handel, van hoe weinig aangeleegenheids hy zyn moge , met de Engelfchen van Noord-Amerika te deelen. In 't eerst wierden deeze vreemdelingen om geene andere reden toegelaaten, dan omdat men hunne paerden niet kon ontbeeren. De zwaarigheid, om ze van daar te bekoomen, en misfchien nog andere, oorzaaken, hebben deeze vryheid doen duuren. De paerden verftrekken den menfchen derwyze voor een Pas, dat een fchip, dat geen getal, evenredig met deszelfs grootte, aanbragt, in de havens der Volkplantinge niet zou worden toegelaaten. Doch zo zy op de reize fterven , behoeven alleen de hoofden vertoond te worden, om vryheid te verkrygen tot het verkoopen van andere eetbaare waaren, die de plaats der paerden op de Engelfche fchepen hebben ingenomen. Door eene BOEK.  364 GESCHIEDENIS XII. BOEK. 'j eene wet is het verbooden, hun iet anders in betaaling te geeven, dan Siroopen en gezuikerden Brandewyn; doch deeze wet wordt niet zeer geëerbiedigd. Nevens het regt, dat de Engelfchen hebben overweldigd, om alles in te voeren 't geene zy willen, voeren zy de kostbaarfte voortbrengzels der Volkplantinge uit, en doen zich, daarenboven, geld en Wisfelbrieven op Europa geeven. Zodanig is het regt van het geweld, dat de Republikeinfche Volken, niet alleen omtrent andere Natiën, maar ook tegen elkander oeffenen. De Engelfchen handelden bykans op de zelfde wyze met de Hollanders, als de Atheners ten aanzien van da Meiiers. Ten allen tyde, zeiden de Atheners tot de bewooners van het Eiland Melos, heeft de zwakfte voor den fterkften moeten wyken: wy hebben deeze wet niet gemaakt; zy is zo oud als de waereld, en zal even lang duuren. Deeze zelfde reden , welke der onregtvaardigheid zo wel past, was oorzaak, dat Athene, op haare beurt, door Lacedemonie onder het juk gebragt, en door de Romeinen verdelgd wierdt. Men is het niet ééns, wegens dc gevaarcn, aan welke Hollandsch Guvana kan onderheevig worden. Het is noodig te onderzoeken , of aangaande dit gewigtig ftuk, geene bepaalde denkbeelden kunnen voorgedragen worden. In de eerfte plaats, zou Ie inval van den kant der Europifche Moeheden aldaar gemaklyk vallen. Haare grootfte fchepen kunnen binnenloopen in de ■ivier Poumaron, aan wier mond het zeven of  OER BEIDE indien; 365 of acht vademen diep is; deeze diepte neemt geftadig allengskens toe, tot op den afftand van vier of vyf mylen, tot op veertig vademen waters. Het kleine Fort Nieuw Zelandia, dat haare oevers befchermt, zou geene twee uuren tegenftand kunnen bieden aan het vuur van hun grof gefchut. De ingang van de Demerary, die achttien, twintig tot vier en twintig vademen waters heeft, die, vier mylen verre, vyftien of zestien vademen behoudt , en overal van tegenweer ontbloot is, zou nog gemaklyker vallen. De mond van de lfequebo, welke drie mylen breed is, is opgevuld met Eilandjes en ondiepten; doch men ontmoet aldaar, zo wel als langs de geheele rivier, kanaalen , welke de grootfte fchepen geleiden na een klein Eiland, tien mylen van daar geleegen, dat flegts door eene zeer zwakke Redoute wordt verdeedigd. Schoon de rivier Berbice, die eene myl wyd is, van de kleinfte fchepen naauwlyks* kan bevaaren worden , zouden, nogtbans, langs dezelve genoegzaame hulpmiddelen kunnen gevoerd worden , om het Fort Nasfau en de plantaadjen, langs haare beide oevers verfpreid, te onder te brengen. Dit geheel Westlyk gedeelte van Hollandsch Guyana is ter naauwer nood in ftaat, om aan eenen ftouten Zeeroover het hoofd te bieden. Op het gezigt van het kleinfte Eskader, zou het genoodzaakt zyn, zich over te geeven. Het Oostlyk gedeelte, dat, om zyne rykdommen, voor grooter gevaar bloot ligt, is beter befchermd. De ingang van de rivier de xii. BOES,  366 GESCHIEDENIS XII. 230EK. C de Suriname is, van wegen de menigvuldige Zandbanken , vry bezwaarlyk. Nogtbans kunnen de fchepen, die niet dieper gaan dan twintig voeten, by hoog water, 'er binnen loopen. Twee mylen van den mond, valt de Commenwine in de Suriname. By deezen zamenloop 'hebben de Hollanders zich in eenen ftaat gefteld om tegenftand te kunnen bieden. Zy hebben eene Battery opgeworpen op de Suriname, eene andere Battery aan den rechter oever van de Commenwine, en eene Sterkte, Amfterdam genaamd, aan den flinker oever. Deeze Werken maaken een Driehoek uit, welks gefchut, dat malkander kan voorby fchieten, ten oogmerke heeft, deels om te beletten dat de fchepen dc . eene deezer twee rivieren niet hooger kunnen opzeilen, deels dat zy in de andere in 't geheel niet kunnen koomen. De Sterke te, in het midden van een kleinen Moeras geleegen, is alleen genaakbaar langs een fmallen Dyk, daar het grof gefchut alle aannadering verhindert. Zy behoeft flegts eene Bezetting van acht of negen honderd man, Van weerkanten met vier Bastions gedekt, Pin een aarden bolwerk, eene breede gragt, iie vol water is, cn een goeden bedekten iveg omringd , heeft zy, voor 't overige, loch Kruidhuis, noch overwelfde Magazyïen, noch eenigerhande Kazematten. Drie nylen hooger op aan de Suriname, ontmoet nen eene geflooten Battery, gefchikt om de laven en de ftad Paramaribo te dekken, ►len noemt haar het Fort Zelandia. Eene iergelyke Battery, het Fort Sornmeswelt ge-  DER E EI DE ÏN DIEN. %6? genaamd, dekt de Commenwine op genoegzaam den zelfden afftand. De befcbermers der Volkplantinge zyn, haar eigen Landmagt nevens twaalf honderd man geregelde Troepen , die door de Ingezeetenen en de Maatfchappy betaald worden. Deeze krygstroepen zouden overtollig zyn, indien men alleen op zyne hoede zyn moest tegen de Landzaaten. Het klein getal dier Wilden, welke zich hebben willen handhaaven op plaatzen, welke den Hollanderen voegden , is uitgerooid. De andere hebben zich dieper landwaarts in bcgeeven, naar gelang zy de Europeaanen zagen nader koomen. Zy leeven vreedzaam in de bosfchen, die, hunne fchuilplaats geworden zynde, voor hun de plaats van een Vaderland bekleeden. Doch niet zo gerust is de Volkplanting van den kant der Negers. Wanneer deeze ongelukkigen, uit Afrika aangeland, te koop worden geveild, doet men hen, den een naa den ander, op een tafel klimmen , alwaar een Wondheeler, die in dienst der Regeeringe is, hen naauwkeurig onderzoekt. Volgens zyn berigt wordt de prys bepaald, die, doorgaans, naa verloop van drie weeken, betaald wordt. Nogthans heeft de kooper altyd vier en twintig uuren tyds, om in eigen perfoon over den gedaanen inkoop te oordeelen. Indien de Negers, die hy gekogt heeft, hem niet behaagen , heeft hy regt, om ze zonder de minfte plegtigheid, zonder eenige fchaêvergoeding, te rug te geeven; mids hy zyn zegel niet op hen gezet hebbe. Dit XIÏ. BOEK.  XII. BOEK. 368 GESCHIEDENIS Dit is een zilveren Haaf, op welken de voor-1 fte letters van zyne Doop- en Familie-naamen gegraveerd zyn. Deeze ftempel, dien men gloeiend heet gemaakt heeft, wordt gelegd op de armen of de borften van den flaaf, daar hy onuitwischbaare merktekens naalaat. Deeze barbaarfche voorzorge heeft men verzonnen, om perfoonen te onderfcheiden, wier verfchillende weezenstrekken voor de Europifche oogen niet genoegzaam kennelyk zyn. Niets is zeldzaamer, in de Hollandfche Volkplantingen , dan de boeiens van eenen flaaf te zien geflaakt worden. Hy kan zyne vryheid niet bekoomen, of hy moet een Christen worden ; en om geregtigd te zyn om hem te laaten doopen, is men genoodzaakt Vrybrieven te koopen, die vier honderd Livres kosten. Daarenboven moet men voor altoos borg ftellen voor zyn onderhoud , opdat hy der Maatfehappye niet tot eenen last kan worden, noch in de verzoeking gebragt worden, om het reeds te groot getal van de vyanden der Volkplantinge te vermeerderen. By alle deeze uitgaven voege men, het verlies van het geld, dat de flaaf oorfpronklyk gekost heeft, en men zal, zonder dat men behoeve te vreezen van bezyden de waarheid te vervallen, kunnen oordeelen, of de vryverklaaring wel zeer algemeen zy onder eene Natie, die zo zeer op het geldwinnen gefteld is. De Volkplanters zyn zo af keerig van deeze daaden van IVlenschlievendheid, dat zy de dwingelandy veel verder hebben uitgeftrekt, dan  der beide INDIEN. 369 dan zy immer op de Eilanden gepleegd is. De gereede gelegenheid, welke de Negers ontmoeten, om na eene nabuurige wyduitgeftrekte vaste kust te ontvlugten, is, waarfchynlyk, de oorzaak van deeze overmaate van barbaarschheid. Op het geringfte ver-a moeden, laat een Meester eenen flaaf, in tegenwoordigheid van alle de anderen, om 't leeven brengen; doch buiten kehnis der Blanken, die hem by den Waèreldlyken Regter zouden kunnen befchuldigen, wegens deeze overweldiging van de regten des burgerlyken gezags. De befchuldiging der Negers, als van geene kragt zynde, is niet te vreezen. Het Moederland, dat de oogen fluit voor deeze fnoodheid, loopt, door deeze lafhartige oogluiking, gevaar om eene voordeelige Bezitting te verliezen. Honderdmaal is men beducht geweest vöor eenen opftand; Nimmer was het gevaar zo groot en dreigende, als in den jaare 1763. In de maand February deezes jaars, zag men eenen opftand uitbreeken, welks voor-' beeld en gevolgen verderflyk zouden hebben kunnen worden voor geheel Amerika. Eensklaps vermoordden drie en zeventig Negers > tot de zelfde plantaadjein Berbice behoorende, hunnen Meester, en heften het geroep der Vryheid aan. Dit woord deedt den moed en de hoop in de ziel van alle de flaaven ontwaaker^. Zy vergaderen ten getale van negen duizend; in de eerfte woede van den opftand, vallen zy aan op alle de Blanken, die bun voorkoomen; zy noodzaaken hen, nevens het Opperhoofd der Volkplantinge, IV. deel. Aa be- XII. boek,  370 GESCHIEDEN! S XII. BOEK. beneden aan de rivier op een Brigantyn te vlugten. Midlerwyl kwam vyf honderd man uit Suriname den Volkplanteren te hulpe.. Men onderneemt het om voet aan land te zetten. Men verfchanscht zich op een voordeehgen post, tot op de aankomst der Eulopeaanfche Troepen. Tot geluk van het Gemeenebest, zonden de Engelfchen van Barbados, eigenaars van het grootfte getal der plantaadjen, aan de Poumaron, de Demerary en Ifequebo , tydige hulp, om de flaaven van deeze drie rivieren in bedwang te houden. Tot nog grooter geluk, voltooit Suriname, op dit oogenblik» een aangevangen verdrag met de Negers, die in de nabuurige bosfchen gevlugt waren. Misfchien onkundig zynde van eene gistinge, die hun zo voordeeiig zyn konde, verbinden zy zich, om in 't vervolg geene weggeloopenen van hunne Natie te herbergen^ Dit verdrag beneemt den muitelingen hunne voornaamfte hoop. Deeze zamenloop van onverwagte voorvallen, doet hen op nieuw de ketens draagen. Voor 't meerengedeelte van wapenen ontbloot, rekenen zy zich gelukkig, een Vredeverdrag met hunne Meesters te mogen aangaan. Nogthans hebben zy getoond, dat zy, in den grond hunner dele, die onvernielbaare fpringveer gevoelden , welke tegen de onderdrukking haare ivederwerking oeffent. Gelyk in alle lanien, daar de muitzucht eenmaal is losgebroken, dus is de rust in Hollandsch Guyana Uegts fchynbaar. Het zaad der omwentelinge broeifi  DER BÉIDE INDIEN. 371 broek, en wordt heimelyk ryp, in de bosfchen van Auka en Sarmaca. . Deeze wlldernisfen, bevolkt met alle de flaaven, die, door de vlugt, zich aan het Hollandsen juk hebben weeten te ontrekken, hebben, van tyd tot tyd, eene foort van Gemeenebest zien oprichten , beftaande uit Vyftien of zestien duizend menfchen, verdeeld in verfcheiden dorpen, die ieder voot zich een Opperhoofd verkiezen. Deezd zwervende Volken vallen onverwagt aan , zomtyds aan den eenen, op andere tyden aan den anderen kant der Volkplantinge, om aldaar de leevensmiddelen te pionderen, en de rykdommen hunner oude dwingelanden te verwoesten. Te vergeefs zyn de Troepen geftadig op de been, om een zo gevaarlyken vyand in bedwang te houden of te overrompelen. Hcimelyke verftandhoudingen beveiligen hem tegen allerlei laagen, en doen de invallen zich na dien kant wenden , daar de minfte tegenftand is te vreezen. Verbintenisfen en Vredeverbonden zyn geene genoegzaame beveiliging tegen dusdanige aanflagen. Indien de Natuur, ten eenigen dage, eene groote ziel in een Ebbenhoutkleurig lichaam, een fterk hoofd onder het wollig hair van eenen Neger formeere; indien deeze of geene Europeaan na den roem dinge, om de Wreeker te zyn van Natiën, zints twee Eeuwen als met voeten getreeden; indien zelf een Zendeling, van zynen veel vermogenden invloed, zich tydig weete te bedienen ; indien - - - - Moet de barbaarsehheid onzer Europifche Staatkunde, Aa z bloed- XIt BOEKi  372 GESCHIEDENIS XII. BOEK. bloeddorftige en vernielende wenfchen inboezemen aan den regtvaardigen en menschlievenden mensch, die bedagt is op middelen om den Vrede en het geluk van alle menfchen op een vasten grondflag te vestigen f Maar het is de zaak der Hollanders, dié het juk der flaavernye op de fchouderen der flaaven gelegd hebben, om, door hunne wysheid en gemaatigdheid, te voorkoomen, eene algemeene omkeering, van welke zy zeiven de eerfte flagtöffers zyn zouden. Holland heeft aireede groote misflagen begaan. Op zyne Amerikaanfche Bezittingen heeft het niet die agt geflagen, welke zy verdienden , niettegenftaande de fchokken, welke zyn geluk, flag op flag, heeft geleeden , overbekwaam waren om hem de oogen' te openen. Indien de draaikolk van zynen voorfpoed hem niet verblind hadde, hy zou, in het verlies van Brazil, de eerfte bronnen van zyn verval ontdekt hebben. Beroofd van deeze groote Bezitting, welke, in zyne handen, de eerfte Volkplanting van 't Heelal konde worden, welke de gebreklykheid en kleinheid van zyn grondgebied in Éuropa moest dekken, zag hy zich op nieuw gebragt tot hetgeen hy vóór de verovering was geweest, de Faktoor der Natiën. Toen ontftondt in den klomp zyner weezenlyke rykdommen een ydel, dat zedert, door geenerleie middelen, heeft kunnen aangevuld worden. De gevolgen van het verdrag van Scheepvaart , welk Engeland floot, waren niet minder heilloos voor Holland. Groot-Bri« tan-  DER BEIDE INDIEN. 373 tannie, van toen af aan ophoudende, de tolplegtige van den Koophandel van het Gemeenebest te zyn, wierdt deszelfs mededinger; en verkreeg, welhaast, over hetzelve, eene in 't OGg loopende meerderheid, in Afrika, Afie en Amerika. Waren de overige Natiën in de Staatkundige maatregels van Engeland getreeden, Holland zou op den kant van zynen ondergang geweest zyn. Tot zyn geluk, kenden de Koningen het geluk van hunne onderdaanen niet, of wenschten het niet met de vereischte vuurigheid. Naar maate, nogthans, de kundigheden in de gemoederen zyn doorgedrongen , heeft ieder Mogenheid dien Koophandel begonnen, welke haar best diende. AUe flappen , welke op deezen weg gedaan zyn, hebben Holland in zyne vlugt verhinderd. De tegenwoordige geflcldheid van zaaken geeft grond om te denken, dat ieder Volk, vroeg of laat, in het bezit zal geraaken van eenen Scheepvaart, overeenkoomende met de natuur van zynen grond, en de uitgeftrektheid zyner nyverheid. Op dat tydftip , tot hetwelk alles het lot der Natuur fchynt te doen naderen, zal de Hollander, die zynen welvaart verfchuldigd was, zo wel aan de traagheid en onkunde zyner nabuuren, als aan zyne eigene fpaarzaamheid en ervarenheid, zich op nieuw bevinden in den ftaat zyner natuurlyke armoede. Het is, ongetwyfeld, het werk niet van het menschlyk vooruitzigt, deeze omwenteling te beletten ; doch men moest dezelve niet verhaasten, gelyk het Gemeenebest geAa 3 daan XII. BOEK.  SF4 GESCHIEDENIS XII. LüEK. ] \ I ; i 3 i daan heeft, door 'er na te.flaan om eenen hoofdrol te fpeelen in de onlusten, welke Europa zo dikmaals beroerd hebben. De eigenbaatige Staatkunde onzer Eeuwe zou aan hetzelve de Oorlogen hebben vergeeven, welke het ondernomen of gevoerd heeft ten nutte van zynen Koophandel. Doch hoe kan men dezulken goedkeuren, in welke eerzucht of ongegronde fchroom hetzelve hebben doen deel neemen? Om deeze te voeren , heeft het onnoemelyke geldfommen moeten opneemen. Indien men de fchulden, afzonderlyk gemaakt door de Generaliteit, de Provinciën en de Steden, te zamen voegt, zal men bevinden dat zy beloopen twee duizend millioenen, wier Intrest, fchoon op twee en een half verminderd, de belastingen grootlyks heeft doen toeneemen. Anderen zullen, misfchien, onderzoeken, DFdeeze belastingen met genoegzaamen overleg ingefteld zyn, en met de vereischte fpaarzaamheid geheeven worden. Genoeg is tiet, hier aan te merken, dat zyde volftrekt aoodigfte leevensmiddelen zo zeer in prys ïebben doen fleigeren, en gevolglyk de arseidsloonen verhoogeu , dat de Nationaale ryverheid 'er grootlyks door geleeden hebbe. E>e Wolle-, Zyde-, Goud- en Zilver - Fabricen, nevens eene menigte andere Handwerken , zyn ten gronde gegaan, naadat zy, ;eruimen tyd, tegen de toeneemende belasingen en duurte hadden geworfleld. Wanjeer het Voorjaars»Evennachtpunt hooge Setyen en gefmolten Sneeuwwater tevens anbrengt, wordt een land overftroomd door het  DËR BEIDE INDIEN. 375 het overloopen der rivieren. Zo ras de menigte der belastingen den prys der leevensmiddelen doet toeneemen, beduit de Werkman, die zyn leevensonderhoud duurder betaalt, zonder meer arbeidsloon te verdie. nen, de Fabriken en Werkplaatzen te verlaaten. Holland heeft, uit den fchipbreuk zyner Fabriken, alleen de zulke behouden, welke aan den nayver van andere Natiën niet onderheevig geweest zyn. De Akkerbouw van het Gemeenebest, indien het geoorlofd zy, den Haringvangst met dien naam te benoemen, heeft niet minder gelceden. Deeze Visfchery, die langen tyd den naam droeg van de Goudmyn van den Staat, uit hoofde van de menigte menfchen, die zy aan het brood holp, ja zelf ryk deedt worden, is niet flegts de helft verminderd; maar haare voordeelen, zo wel als die van den Walvischvaugst, zyn, daarenboven, bykans te niete gegaan. Van hier dat de zulken, welke deeze beide visfcheryen doen ftand houden, het aandeel, dat zy in dezelve hebben, niet in baarcn gelde daar aan befteeden. De Reeders beftaan uit Kooplieden, die de fchepen, het Wand, de gereedfchappen of leevensmiddelen leveren. Hunne voordeelen trekken zy uit het verkoopen deezer onderfcheiden goederen, die hun betaald worden met de voortbreng, zeis der visfehery , welke zelden iets meer geeft dan de onkosten der uitrustinge. De önmogelykheid, waarin Holland zich bevindt, om een voordeeliger gebruik te maaken van zyne onmeetelyke fchatten, heeft alleen het Aa 4 over- XII. BOEK.  xn. JïOEK. 375 GESCHIEDENIS overfchot deezer oorfpronklyke bron van den algemeenen welvaart doen ftand houden. De grootheid der belastingen, welke de Fabriken van het Gemeenebest vernietigd , en het voordeel zyner Visfcheryen zo laag heeft doen daalen, heeft den Scheepvaart grootlyks benadeeld. De ftoffen, van welke de Hollanders hunne fchepen bouwen, hebben zy altoos uit de eerfte hand. Zelden vaaren zy ballast fcheeps. Zy leeven zeer zuinig. Om de gemaklykheid, waar mede hunne fchepen kunnen beftierd worden, kunnen zy met zeer weinig volk vaaren; en deeze manfchap, die altoos in haare foort voortreffelyk is, kan voor] een kleinen huur [worden bekoomen, van wegen den overvloed van Matroozen, welke een land bedekken, daar alles zee of zeekust is. In weerwil van zo veele voordeelen, onderfchraagd door den laagen prys van het geld , hebben zy zich genoodzaakt gevonden, de vragten van Europa te deelen met de Zweeden , de Deenen, en voornaamlyk de Hamburgers, by wien alle de hulpmiddelen der Scheepsmagc niet met de zelfde lasten bezwaard zyn. De Commisfien zyn, in de vereenigde Gewesten, verminderd, te gelyk met de vragt, die ze aanbrengt. Toen Holland eene groote Stapelplaats was geworden, wierden de 'Jkoopmanfchappen,van alle kanten, derwaarts gezonden, als na eene Markt, daar zy met den meesten fpoed, het zekerst en met het grootfte voordcel, konden verkogt worden. De- uitlandfche Kooplieden zonden ze, me* P-ig-  DER BEIDE INDIEN. 37? nïgmaalen, daar heen voor hunne eigen re. 'kening, en zo veel te gereeder, dewyl ze aldaar een onkostbaar Credit vonden, zelf van twee derde, of ook wel drie vierde deelen van de waarde hunner goederen. Door deeze handelwyze genooten de Hollanders een dubbel voordeel; zy befteedden hunne kapitaaien zonder gevaar, en kreegen eene Commisfie. Zo aanmerkelyk waren toenmaals de voordeelen van den koophandel, dat zy deeze kosten konden draagen. Zints den tyd, dat, door het verfpreidcn der kundigheden, de mededingers zyn toegenomen , zyn de winften derwyze gedaald, dat de Verkooper den verbruiker alles moet doen toekoomen, zonder tusfchenkomst van eenigen Agent. Indien zommige gelegenheden vorderen, daartoe de toevlugt te neemen, zal men, alle overige dingen gelyk ftaande, Hamburg kiezen, daar de koopmanfchappen niet meer dan één ten honderd inkoomende en uitgaande regten betaalen , boven Holland, daar zy vyf ten honderd moeten betaaien. Daarenboven heeft het Gemeenebest zich zien ontbloot worden van den Asfurantiehandel, dien het, voormaals, om zo te fpreeken, uitfluitende dreef. In zyne havens lieten alle gewesten van Europa hunne laadingen verzekeren, tot groot voordeel der Asfuradeurs, die , door hunne gevaaren te verdeden en te vermenigvuldigen , bykans altoos ryk wierden. Naar gelang de geest van onderzoek zich overal, in de Wysbegeerte, Huishoudkunde en elders , heeft Aa 5 inge- XII. BOEK  378 .GESCHIEDENIS XII. BOEK. ] ingedrongen, heeft men de nuttigheid deezer befpiegelingen ontdekt. Zy zyn in gemeenzaam en algemeen gebruik gekomen; en 'fc geen de andere Volken hebben gewonnen, heeft Holland noodzaaklyk verboren. Uit alle deeze aanmerkingen volgt, dat alle takken des koophandels van het Gemeenebest zeer groote nadeelen hebben geleeden. Misfchien zou het meerendeel derzeiven geheel zyn te niete gegaan , indien het door zynen overvloed van gereed geld , en zyne groote zuinigheid , niet ware in ftaat gefield, om zich te vergenoegen met een voordeel van drie ten honderd , waarop, onzes oordeels, zyn winst mag gefthat worden. Een zo groot ydel is aangevuld geworden, door het verfchot, dat de Hollanders gedaan hebben , aan Engeland, Frankryk, Oostenryk, Saxen, Denemarken, en zelf aan Rusland , en 't welk te zamen mag gefchat worden op zestien honderd millioenen Livres. Voormaals verboodt de Staat deezen tak van Koophandel, die, zedert, de aangeleegenfte ;an allen is geworden. Indien de Wet ware gelandhaafd geworden, zouden de penningen, lie men den uitlander heeft verfchooten, binnenslands nutteloos hebben moeten leggen; lewyl de koophandel aldaar in zo grooten >vervloed de kapitaalen ontmoet, welke in lenzelven kunnen gebruikt worden, dat het;een 'er nog meer by zoude koomen, verre >an voordeel te doen, door de overmaate 'an den nayver, verderflyk zoude worden. )e overtolligheid van het geld zou de Verenigde Gewesten alsdan in de emftandigheid heb-  DER BEIDE INDIEN. 379. hebben gebragt, in welke de overmaate der rykdorhmen van armoede wordt gevolgd. Duizenden van Kapitalisten zouden, midden onder hunne fchatten, niets hebben om van te leeven. De tegenovergeltelde handelwyze is het mcestvermogende hulpmiddel van het Gemeenebest geweest. Zyn 'geld, aan de nabuurige Natiën geleend, heeft hem alle jaaren een voordeelige balans bezorgd, door het inkoomen, welk het daar van trekt. De fchuld blyft altoos in haar geheel, en brengt altoos de zelfde Intresten op. Wy zyn niet vermeetel genoeg, om te durven berekenen, hoe langen tyd de Hollanders deezen voordeeligen toeftand zullen genieten. De klaarblykelykheid geeft vryheid om alleen dit te zeggen, dat de Mogenheden, die, tot onheil der onderdaanen, het verfoeielyk ontwerp der geldleeningen hebben aangenomen, het vroeg of laat moeten afzweeren; en dat het misbruik, welk zy 'er van gemaakt hebben, haar, waarfchynelyk, zal noodzaaken om trouwloos te worden. Dan zal het groote hulpmiddel van het Gemeenebest geleegen zyn in den Land • bouw. Deeze Landbouw, hoewel voor vermeerderinge vatbaar, in het land van Breda , 's Hertogenbosch, in Zutphen en GelderJand , zal nimmer zeer aanmerkelyk kunnen worden. Het grondgebied der Vereenigde Provinciën is zo klein, dat een Sultan, in zekeren zin, gelyk hadt, toen hy, ziende met hoe veel drifts de Hollanders en Spanjaards het XII. BOEK.  38o GESCHIEDENIS XII. Boek. het eikanderen betwistten, zeide, dat zo het hem toebehoorde, hy het door zyne Graavers met fchuppen zou laaten in Zee werpen. De grond is alleen goed voor de visfchen, die het vóór de Hollanders bedekten. Met even veel nadruks als waarheids heeft men gezegd, dat de vier Elementen 'er flegts gefchetst waren. Nimmer zullen zyne voortbrengzels het vierde gedeelte der twee millioenen inwooners voeden , welke de tegenwoordige bevolking uitmaaken. Het Gemeenebest moet, derhalven , zyne behoudenis niet van zyne Europifche Bezittingen verwagten; met meer gronds verwagt het die uit Amerika. Alle de gewesten, die de Staat in deeze nieuwe waereld heeft aangewonnen , ftaan onder het juk van uitfluitende voorregten. Zyne Eilanden,zo wel als zyne Afrikaanfche Komptoiren, zyn af hankelyk van de Westindifche Maatfchappy , die, zedert het verlies van Brazil , dermaate in verval geraakt is, dat haare Aktien niet hooger dan tegen veertig ten honderd van haare oorfpronklyke waarde verkogt worden. Suriname, door eenige Zeeuwfche Kaapers veroverd, wierdt, dóór de Staaten deezer Provincie, afgeftaan aan de Westindifche Maatfchappy, die, nog het hoofd vol hebbende van haare oude grootheid , een zo uitgebreide landftreek, zonder beraad , aannam. Ernftige overweegingen deeden haar bemerken, dat de onkosten, welke noodzaaklyk moeten gedaan worden, om dezelve ten voordeele te doen gedyen, boven haare verzwakte  d ê r beide INDIEN, 3S1 zwakte kragten waren. Een derde gedeelte van haaren eigendom deedt zy over aan de Stad Amfterdam, en nog een derde deel aan kornelis van aerssen , Heere van Sommeisdyk. De twee andere Volkplantingen aan de vaste kust zyn even onderworpen aan handeldryvende Maatfehappyen , die ze gefbigt hebben. Geen deezer Genootfehappen bezit een fchip; geen van hun dryft eenigen koophandel. De vaart op de Amerikaanfche Bezittingen ftaat open voor alle de Hollanders ; doch onder deeze zonderlinge en belemmerende' voorwaarde, dat de fchepen, na Suriname en Berbice beftemd, van Amfterdam, en die den wil hebben na Ifequebo, uit Zeeland zullen vertrekken; als mede, dat de fchepen in de zelfde havens zullen wederkeeren, uit welke zy vertrokken zyn. De verrigtingen der Maatfehappyen beftaan, in het beftuuren cn' verdeedigen der landen, aan haar Oktrooi onderworpen. Om haar in ftaat te ftellen tot het draagen deezer onkosten , heeft het Gemeenebest haar gemagtigd tot het opleggen van belastingen van verfchillenden aart. Alle de koopmanfehappen , welke in de Volkplantingen ingevoerd, en alle goederen, die 'er uitgevoerd worden, betaalen zwaare inposten. Nog grooter worden 'er geheeven van de Slaaven, die aldaar aankoomen. De JNegers moeten van den ouderdom van drie jaaren en daar boven zeker hoofdgeld betaalen ; de Blanken insgelyks. De Vreemdelingen alleen zyn vry van deeze fchandelyke belas- XII. boek,  XII. BOEK. : 382 GESCHIEDENIS belastinge; en de ftaat van Vreemdeling duurt flegts tien jaaren. Nimmer verandert een grond van eigenaar, of het moet, zo wel aan den Verkooper alsKooper, eene vry zwaare fchatting kosten. Ieder werkman , hoedanig ook zyn beroep zyn moge, moet opgaave doen van^zyn voordeel, en deeze opgaave met een Eed bevestigen; de belasting wordt naar zyn gewin bepaald. Het gedeelte van 'sLands opkomften, welk de algemeene uitgaaven niet verflinden, wordt verdeeld onder de leden van onderfcheiden Genootfchappen. Alle de verlichte Mogenheden hebben het nadeelig bevonden, haare Amerikaanfche Bezittingen te laaten in de handen van uitfluitende Maatfehappyen , wier byzondere belangen niet altoos overeenftemmen met het algemeen belang. Zy hebben gedagt, dat haare onderdaanen in de nieuwe waereld, zo wel als die in de oude, regt hadden, om van geen ander gezag afhanklyk te zyn, dan dat der algemeene Wetten. Zy hebben geloofd, dat haare Volkplantinge fpoediger opgang zouden maaken, indien zy, in plaats van eene middclyke befcherminge , de onmiddelyke befcherming van den Staat genootcn. De uitflag heeft de gegrondheid deezer bedenkingen , meer of min , bekragtigd.Holland alleen heeft een zo eenvoudig en •edelyk ontwerp niet omhelsd; niettegenraande alles zamenfpande om het voor het:elve noodzaaklyker dan voor alle andere 'olken te doen worden. Zyne Bezittingen liggen volftrekt open vo'or  DER BEIDE INDIEN. 383 voor de vyanden , die de eerzucht of het misnoegen hem ƒ vroeg of laat, zouden kunnen verwekken. De fnoode behandeling, welke de flaaven aldaar ondergaan, dreigt eenen opftand. Een gedeelte der koopmanfchappen, die onverminderd na het Moederland behoorden gezonden te worden , gaat dagelyks na de vreemde Volkplantingen van jNoord-Amerika. De weinige zucht, welke eene louter handeldryvende Natie, eigenaartig, voor den Akkerbouw heeft, wordt, in «le nieuwe waereld, verfterkt, door de misbruiken , onaffcheidbaar eigen aan het aldaar vaftgefteld Landbcftuur. De middelen, om aldaar eene nieuwe orde van zaaken in te voeren, zyn boven het gezag , de befcherming en de waakzaamheid eener byzondere Maatfchappye. De omwenteling is aan de onmiddelyke zorgen en bemoeijingen van 's Lands Staaten verknogt.. Indien het Gemeenebest de zyde kiest, tot welke zyne dierbaarfte belangen het zo kragtig noopen, zal het ophouden, tot de» eenigen grondflag van zyn beftaan te ftellen, eene wisfelvallige nyverheid , van welke het dagelyks eenige takken verliest, en welke het, vroeg of laat, geheel zal kwyt raaken. Zyne Volkplantingen, die alle de voordeelen in haaien fchoot vcreenigen, welke een handeldryvend en akkerbouwend volk kan verlangen, zullen hem voortbrengzels verfchaffen, van welke hy alleen het genot en den eigendom zal hebben. Zo dra hy eene Mogenheid is geworden , die land bezit, zal hy, op alle Markten,de mededinger worden van Natiën, wier XII. BOEK,  XII. 330ek. 384 GESCHIEDENIS wier koopmanfchappen hy, dus lang, flegïs van de eene plaats na de andere vervoerde. Holland zal ophouden flegts een Winkel te zyn; het zal een Staat worden. In Amerika zal het de vastigheid vinden, die Europa hem weigert. — Laat ons zien, of Deenemarke, de eenige Noordfche Mogenheid j die haaren handel en magt tot in de nieuwe waereld heeft uitgebreid, eene gegronde hoop moge voeden, om aldaar groot te worden. Deenemarke en Noorweegen, tegenwoordig aan de zelfde wetten onderdaanig, maakten, in de Achtfte Eeuw, twee onderfcheiden Staaten uit. Terwyl het eerstgenoemde gebied zich beroemd maakte, d©or de verovering van Engeland en andere ftoute onderneemingen , bevolkte het ander de Orkadifche Eilanden, de Eilanden van Fero en Ysland. Zyne werkzaame bewooners, genoopt door de zelfde rustloosheid, welke de Scandinaviers, hunne voorouders, ten allen tyde, hadt bezield , zetteden , al in de Negende Eeuw, zich neder in Groenland, dat,/ om zeer kragtige redenen, geloofd wordt tot de vaste kust van Amerika te behooren.Zelf meent men , te midden door de gefchiedkundige duisternisfen, over de Gedenkfchriften van het Noorden verfpreid, eenige flikkeringen te befpeuren, welke doen zien,' dat deeze ftoute Zeelieden, in de Elfde Eeuw, hunne fcheepstogten uitftrekten tot aan de kusten van Labrador en Terra-Nova, en aldaar eenige geringe Volkplantingen Vestigden. Het is, derhalven, waarfchynlyk, dat de Noorweegers aan christoffel ko- LUMBUS  oer beide INDIEN; 335 lumbus de eer van de ontdekkinge der nieuwe waereld mogen betwisten. Doch zy waren aldaar, zonder het te weetcn. De oorlogen, welke Noorweegen leedt, tot op den tyd dat het met Deenemarke wierdt vereenigd ; de hinderpaalcn , die de Regeering tegen deszelfs fcheepvaart ftelde; de vergeetelheid en werkeloosheid, tot welke deeze onderneemvolle Natie verviel, deeden het, nevens zyne. Groenlandfche Volkplantingen , de Bezittingen , welke het aan de kust van Amerika mogt gehad, en den handel , dien het, waarfchynlyk, aldaar hadt gedreeven, geheel verliezen. Meer dan eene Eeuw was 'er verloopen i zints de Genueefche Zeeman de verovering van dit gewest, in den naam van Spanje, hadt begonnen , toen de Deenen en Noorweegers, die toenmaals flegts één Natie uitmaakten ? het oog lieten vallen op dit Waerelddeel, waar aan zy nader grensden, dan alle de volken, die zich van een gedeelte van hetzelve hadden verzekerd. Doch vermids zy langs den kortften weg derwaarts wilden ftcevenen, zonden zy, in den jaare 1609, den Kapitein mijnk, om eenen doortogt door het Noord-West na de Stille Zee te zoeken. Zyne poogingen waren even vrugtloos, als die van zo veele andere Zeelieden , welke hem voorgegaan of gevolgd zyn. Het is te vermoeden, dat de nutloosheid eener eerfte onderneeminge Deenemarke niet zou hebben afgefchrikt. Waarfchynlyk zou het, in zyne Amerikaanfche togten, volhard IV. deel. Bb heb- XI!"; boek  XII. BOEK. 385 GESCHIEDENIS hebben, tot dat het hem gelukt was, aldaar voordeelige Bezittingen op te richten. Indien het zyne afgeleegene gewesten uit het oog verloor, het was, omdat het daartoe wierdt genoodzaakt, door de oorlogen , in welke het, door zyne onvoorzigtigheid, in Europa wierdt ingewikkeld, of door zulke, welke zyne zwakheid hem berokkende. De nadeden, welke het, flag op flag, leedt, groeven voor het zelve eenen kuil, uit welken het nimmer, door eigen kragt, zou verlost zyn geworden, indien de hulp van Hollandsen de ftandvastigheid der burgers van Kopenhagen, het, in den jaren 1Ö60, geenen vrede hadden bezorgd , die min vernederende, en min nadeelig was, dan het reden hadt te vreezen. Het eerfte oogenblik van rust befteeddc de Regeering, om de wonden te toetzen, Even als alle de Gothifche Regeeringsvormen, was dezelve verdeeld tusfchen een Keur-Opperhoofd, de Grooten der Natie of den Raad, en de Staaten. De Koning hadt geen ander voorregt, dan dat hy voorzat in den Raad en het opperbevel voerde over de Legers. De Raad regeerde, in den tusfehentyd, welke van den eenen Ryksdag tot den anderen verliep. Dèeze, beftaande uit de Geestlykheid, de Adel en den Burgerftaat, deedt uitfpraak over alle zaaken van gewigt. Schoon deeze Regeeringsgefteldheid het beeld der Vryheid vertoonde , was, egter, niets minder vry dan Deenemarke. Zedert de Hervorming, hadt de Geestlykheid allen invloed verlooren. De Burgers hadden nog geen©  DER BEIDE INDIEN. geene 'genoegzaame rykdommen verkregen, om zich te doen gelden. Deeze beide Orders wierden verpletterd door den Adelftand, altoos vervuld met dien geest van Leenregeeringe, welke alles op het geweld doet Uitloopen. De netelige omftandigheid, in welke men zich bevondt, boezemde dit Genootfchap de noodige regt vaardigheid noch gemaatigdheid in. Zyne Weigering, om in de algemeene uitgaaven, naar gelang van zyne bezittingen, te draagen, verbitterde de andere Leden van het Verbond. In de hoogte huns misnoegens, droegen zy den Monarch een volftrekt onbepaald gezag op; en de zulken , die hen tot deeze wanhoopige daad hadden gedreeven, zagen zich genoodzaakt , hun heilloos voorbeeld te volgen. _ Op dit tydftip der gewigtigfte en zonderlingfte Staatsomwentelingen Van welke in de Jaarboeken der Natiën melding wordt gedaan * vervielen de Deenen in eene foort van Slaapziekte. Op de hecvige gistingen , welke . groote betwistbaare regten altoos veroorzaa; ken, volgde de valfche rust der flaavernye. Een^volk', dat, geduurende veele Eeuwen, I het Tooneel hadt ingenomen , fpeelde niet meer eenen rol op het Tooneel der waereld. Üit de vergeetelheid , in welke de Overheerfching het hadt begraaven, kwam het niet ten voorfchyn, dan om, in den jaare f671, een klein Eiland in Amerika te bemagtigen, by den naam van St. Thomas bekend. Dit laatfte der Eilanden van de Antilles aan de Westkust, was volftrekt woest, toen Bb 2 de XII. EOÈK  GESCHIEDENIS XII. BOEK. de Deènen het ondernamen om zich aldaar neder te liaan. In 't eerst wierden zy gedwarsboomd door de Engelfchen , onder voorwendzel, dat eenige zwervers van hunne Natie voormaals aldaar eenige landen hadden begonnen te ontginnen. Het Britfche Ministerie fhiitte deezen overlast; en de Volkplanting zag, van tyd tot tyd, de Suiker.plantaadjen voortkoomen, welke een zandagtige grond konde opleveren , die flegts vyf mylen lang en twee en een halve myl breed was. Met zo een geringën Akkerbouw, zou St. Thomas nimmer eenige vermaardheid hebben verkreegen. Maar de Zee heeft aldaar eene •v.oortreflyke haven gegraaven, daar vyftig fchepen in veiligheid kunnen leggen. Een zo waardig voorregt was oorzaak , dat zy veel bezogt wierdt van de Engelfche en Franfche Vrybuiters, die de vrugt hunner Kaaperyen zogten te onttrekken aan de belastingen, die, in de Bezittingen hunner eigen Natie, van hun gevorderd wierden. De Zeeroovers, die hunne Pryzen te verre beneden hadden veroverd, om met dezelve na de Eilanden boven den Wind te zeilen , kwamen op het Eiland St. Thomas, om ze aldaar te verkoopen. Het was de fchuilpkats van alle koopvaardyfehepen, die, in Oorlogstyd, vervolgd wordende, aldaar eene onzydige haven vonden. Het was de Stapelplaats van alle wisfelhandelingen , welke de nabuurige volken, op geene plaats elders, zo gemaklyk en veilig konden dryven. Van daar witrden dagelyks ryk gelaaden fchepen afge-  DER BEIDE INDIEN. 389 •afgevaardigd, tot het dryven van een heimelyken handel met de Spaanfche Kusten, van waar men veele metaalen en kostbaare goederen haalde. St. Thomas, eindelyk, was eene plaats, daar zeer gewigtige koopen wierden geflootcn. Deenemarke , nogthans, trok geen voordeel vdn dit fpoedig vertier. Het waren vreemdelingen, die zich verrykten, en met hunne■ryk'dommen verdweenen. Een.fchip, alle jaaren na Afrika afgevaardigd, dat vervolgens zyne Slaaven in ' Amerika verkogt, en van daar wederkeerde in Europa, met eene laading, die het in ■ betaaling hadt ontvangen, was de eenige verbintenis, welke het Moederland met zyne Volkplanting onderMeldt. Deeze namen toe , in den jaare 171.9, door de ontginning van het Eiland St. Jan, naast St.) Thomas geleegen ,\doch nog de helft kleiner. Deeze zwakke begirl- • zeis zouden het Krabben - Eiland 3 anders geri amd het Eiland Borkun, noodig gehad hébben, alwaar men, twee jaaren vroeger., het ondernomen hadt zich te* vestigen. • Dit Eiland, dat acht of tien mylen- in den omtrek heeft, is voorzien van een'vry .groot getal bergen;' dan zy zyn dor, noch rotsagtig, en'ook niet'zeer hoog. De grond der vlakten en valeien, die ze van elkander icheiden, fchynt zeer vrugtbaar; en hy wordt bevogtigd door talryke bronnen, wier water voor zeer goed wordt gehouden. De Natuur , welke aan dit Eiland eene haven heeft geweigerd, heeft het te overvloediger bedeeld met de beste Reeën, die ergens bekend zyn. Bb 3 . Overal XII. BOEK.  §00 GESCHIEDENIS xn. BOEK. Overal ontmoet men overblyfzels van woaningen, als mede ryen Oranje-en Citroenboomen, welke bewyzen, dat de Spanjaards van Porto-Rico, die flegts vyf of zes mylen van daar leggen , 'er voormaals hebben gewoond. De Engelfchen, ziende dat een zo goed Eiland volftrekt woest lag, begonnen aldaar, omtrent het einde der jongstverloopene Eeuwe, eenige plantaadjen aan te leggen. Men liet hun den tyd niet, om de vrugt van hunnen arbeid in te zamelen. Zy wierden overrompeld door de Spanjaards , die alle volwasfene mannen onmeedogend vermoordden, en de vrouwen en kinderen na PortoRico voerden. Deeze gebeurtenis belette niet, dat de Deenen eenige fchikkingen beraamden, om 'er zich , in den jaare 1717, neder te zetten. Doch de onderdaanen van Groot-Britannie, zich op hunne oude regten beroepende, zonden daar heen etlyke gelukzoekers, die eerst geplonderd, en kort daarnaa, door de Spanjaards, verdreeven wierden. De jaloezy van deeze dwingelanden der nieuwe waereld gaat zo verre, dat zy, zelf aan Visfcherspinken , verbieden, eene kust te naderen, daar zy flegts een regt van bezittinge hebben , waar van zy geen gebruik maaken. Het Krabben - Eiland tot eene altoosduurende wildernis veroordeelende, willen zy het in eigen perfoon, noch door anderen laaten bewoonen; zy zyn te lui en vadzig om het te bebouwen, en te argdenkend om 'er werkzaame nabuuren te dulden. Dusdanig een geest van uitfluitende heer- fchap-  DER BEIDE INDIEN. 301 fchappyoeffeninge heeft Deenemarke genoodzaakt , van het Krabben - Eiland af te zien, en het oog te wenden na St. Croix. Dit Eiland verdiende met meer regt de «erzueht der volken gaande te maaken. Het is achttien mylen lang, en van drie tot vier breed. In den jaare 1643 wierdt het ingenomen door de Hollanders en Engelfchen. Het leedt niet lang, of hun nayver deedt hen oneenig worden. De eerstgemelden, in den jaare 1646, de nederlaag bekoomen hebbende, in een hardnekkig en bloedig gevegt, vonden zich genoodzaakt, eenen grond te verlaaten, van welken zy zich veel goeds beloofd hadden. De overwinnaar was bezig om zich te verfterken in zyne verovering, toen hy, in den jaare 1650, op zyn beurt, aangetast en verdreeven wierdt, door twaalf honderd Spanjaards, op vyf fchepen aldaar aangekoomen. Hunne zegepraal duurde flegts etlyke maanden. Het overfchot -van deeze talryke bende , daar gelaaten om het Eiland te befchermen, ftondt het, zonder eenigen tegenftand te bieden, af aan honderd zestig Franfchen, van St. Christoffei vertrokken, om zich daar van te verzekeren. Deeze nieuwe bewooners haastten zich om een zo betwist grondgebied te verkondfchappen. Op eenen anderzins voortreflèlyken grond vonden zy flegts ééne middelmaatig groote rivier, die langzaam, en bykans waterpas met de Zee, ftroomende, op een vlakken grond, geen ander dan brak water opleverde. Twee of drie bronnen , welke Bb 4 in XII. BOEK.  Xïï; BOEK. 392 GESCHIEDENIS in het Eiland ontdekt wierden , vergoedden ter naauwer nood dit gebrek. De Putten gaven zelden water. Tot het maaken van Regenbakken wierdt tyd vereischt. Niet uitlokkender was de lucht voor de nieuwe Volkplanters. Een plat en met oude boomen bedekt Eiland, verfchafte aan de Winden geene gelegenheid tot het verdryven van befmette uitwaasiemingen , met welke zyne moerasfen den Dampkring vervulden. Eén middel was 'er flegts overig om dit ongemak weg te neemen; dit was het verbranden der bosfchen. Straks fleeken de Franfchen den brand in dezelve, en zich voorts te fcheep begeevende, befchouwen zy, uit zee, maanden lang, den brand, dien zy op het Eiland geftigt hadden. Zo ras hy gebluscht is, zetten zy wederom voet aan land. By ondervinding bleek het, dat de velden eene ongelooflyke vrugtbaarheid bezaten. De Tabak, het Katoen, de Rocou, de Indigo, en de Suiker, tierden 'er allen even weelïg. Zodanig was de voortgang deezer Volkplantinge, dat zy, elf jaaren naa haare grondlegging, acht honderd twee en twintig Blanken, en een evenredig getal flaaven bevatte. Zy naderde met rasfe fcbreeden tot eenen voorfpoed, die de bloeiendftè Bezittingen haarer Natie moest verdonkeren, wanneer haare werkzaamheid aan kluisters wierdt gelegd, die haar deeden te rug gaaih Haar val gebeurde even fpoedig als haare opkomst. Zy hadt niet meer dan honderd zeven en i/certig mannen, nevens hunne vrouwen en1 kinde-  DER BEIDE INDIEN. 393 ïdnderen , en zes honderd drie en twintig Negers, wanneer deeze bevolking , in den jaaren 1696, na St. Domingo wierdt overgebragt. Zommige Schryvers, welke onderftellen, dat het Hof van Verfaillcs zyne maatregels neemt, volgens de verheevene beoogingen eener diepoverdagte Staatkunde, hebben beweerd, dat het, met geen ander oogmerk, van St. Croix afzag, dan omdat het de kleine Eilanden wilde verlaaten, om al het vermogen, alle de nyverheid en bevolking, op de groote Eilanden zamen te brengen. Zy hebben gedwaald. Deeze omwenteling was het werk der Pagters, welke bevonden, dat de heimelyke handel tusfchen St. Croh en St. Thomas nadeelig was voor hunne belangen. Ten allen tyde was de Financie nadeelig voor den Koophandel, en verflondt den fchoot, die haar voedde. Het Eiland was zonder Volkplanters,cn lag onbebouwd, tot in den jaare 1733, wanneer Frankryk den eigendom van hetzelve aan Deenemarke affhondt, voor zeven honderd acht en dertig duizend Livres. - Omtrent deezen tyd fcheen deeze Noordfche Mogenheid zeer diepe wortels te moeten fchieten in Amerika. Ongelukkig liet zy haare - plantaadjen kwynen onder de dwingelandy van een uitfluitend Voorregt. Nyvere menfchen van allerleie Aanhangen, en vooral de Moravifcbc Broeders, konden nimmer deezen kragtigen hinderpaal om verre Itooten. Menigmaalen tragtte men de beBb 5 Jan- XII. BOEK.  394 GESCHIEDENIS XII. Soek. langen van den Volkplanter met die van zyne onderdrukkeren overeen te brengen. Doch deeze poogingen waren vrugtloos. De twee partyen waren altoos in eenen tweeftryd van wederftreevinge, en nimmer van nyverheid. De Regeering, eindelyk, gemaatigder dan haare gefteldheid grond gaf om te hoopen, kogt, in den jaare 1754 , de regten en eigendommen der Maatfchappye, De prys wierdt bepaald op negen millioenen negen honderd duizend Livres. Een gedeelte wierdt betaald in gereed geld, en het overige in Landfchaps Obligatien tegen behoorlyken Intrest, Van toen af aan ftondt de vaart op de Eilanden open voor alle de onderdaanen der Deenfche heerfchappye. Zeer ontydig dwarsboomde de fchraapzucht van de beftierders der Geldmiddelen het voordeel , dat deeze fchikking moest aanbrengen. De inlandfche leevensmiddelen en koopmanfchappen , nevens de zulke , die, met Deenfche fchepen, uit de eerfte hand gehaald wierden , moesten , in de daad, in het Moederland ingefcheept worden, zonder iets te betaalen; doch men vorderde vier ten honderd van alle gemaakte goederen, welke de gemelde vereischten niet bezaten. Alk-s wat in de Volkplantingen aankwam, was onderheevig aan een inkoomend regt van vyf ten honderd ; alles wat van daar wierdt uitgevoerd, aan een uitgaand regt van zes ten honderd. De Amerikaanfche Voortbrengzels , en alles wat in het Moederland zoude gebruikt worden , moesten twee en een  DER BEIDE INDIEN. 395 een half ten honderd, en alles wat na vreemde landen wierdt gevoerd, één ten honderd betaalen. Omtrent den zelfden tyd, als de koophandel der Eilanden zyne natuurlyke onafhanklykheid verkreeg, met deeze drukkende bepaalingen, wierdt de Afrikaanfche handel, welke de grondflag van dien uitmaakt, insgelyks vry gelaaten. Ruim eene Eeuw geleeden, hadt de Regeering van den Koning van Aquambo gekogt , de twee fterkten Frederiksburg en Cbristiaansburg , aan de Goudkust , niet verre van elkander, geleegen. Uit kragt van het verdrag, hadt de Maatfchappy alleen het genot daar van; en haare regten wierden geoeffend met die barbaarschheid, van welke de befchaafdfte Europeaanen, in deeze ongelukkige klimaaten, het voorbeeld hebben gegeeven. Een hunner Agenten hadt moeds genoeg om af te wyken van fnoodheden, welke de gewoonte als geoorlofd deedt befchouwen. Zo beroemd was zyne goedheid , zo groot het vertrouwen, welk in zyne eerlykheid wierdt gefield, dat de Negers honderd mylen kwamen reizigen , om deezen mensch te zien. Zeker Vorst van eene afgeleegene landflreek zondt hem zyne Dochter, voorzien van goud en flaaven, om eenen Klein-Zoon van schilderop te verkrygen. Dit was de naam van deezen, langs alle de kusten van Nigritie zo zeer geë'erbiedigden, Europeaan, ö Deugd! gy gloeit nog in de Ziel deezer rampzaligen, gedoemd om onder Tygers te woo- XII. BOEK*  396 GESCHIEDENIS XII. UOEK. wooncn, of onder de dwingelandy der menfchen te zuchten! Zy kunnen dan een hart hebben,. dat de zoete . aantreklykheden der weldaadige menschliefde • kan gevoelen! Regtva'ardige en deugdzaame Deen! wat Monarch ontving eene hulde , zo zuiver , zo roemrugtig, als die,welke uwe Natie u heeft zien genieten ! En waar ontving hy deeze hulde? Aan eene Zee, op eene aarde, welke twee Eeuwen voor altoos hebben bezoedeld met 'een eerloozcn handel van misdaaden en onheilen, van menfchen tegen wapens' verruild, van kinderen door hunne Vaders verkogt! 'Er zyn geene traanen genoeg om dusdanige eislykheden te bcweenen; en deeze traanen zyn nutloos! Ondertusfchen is het uitfluitend voorregt van den Slavenhandel, in Deenemarke , 'zo wel als in de andere Staaten , vernietigd. Aan alle de onderdaanen van deeze handeldfyvende Mogenheid ftaat het vry, om menfchen in Afrika te gaan koopen. Niet meer dan achttien Livres betaalen zy van eiken flaaf, dien zy in Amerika invoeren. De plantaadjen van haare Volkplantingen bevatten reeds dertig duizend flaaven, ' van allerleien ouderdom en fexe , van ieder van welke een hoofdgeld van vier Livres en tien ftuivers moet betaald worden. De voortbrengzels, de vrugt van den arbeid deezer on .gelukkigen , maaken de laading uit van veertig fchepen , die van honderd twintig tot drie honderd Tonnen groot zyn. De plantaadjen, welke jaarlyks.aan 'sLands kas  DÉR BEIDE INDIEN. 39?-' kas negen Livres van ieder duizend vierkante voeten betaalen, geeven een weinig Koffy en Gember, eenig Schrynwerkers hout, acht honderd baaien Katoen, die genoegzaam alle na buitenlands worden verzonden, veertien millioenen ponden ruwe Suiker, van welke vier vyfde gedeelten in het Moederland verbruikt worden, en het overige verkogtwordt in de Oost-Zee, of, over Altona, in Duitschland wordt verzonden. St. Croix, hoewel de jongfte der Deenfche Bezittingen, levert vyf zevende gedeelten van deeze voortbrengzelen op. Dit Eiland is verdeeld , in drie honderd vyftig plantaadjen, door middel van rechte lynen, die elkander met rechte hoeken fnydeta. Ieder plantaadje is groot honderd vyf tig Akkers, van welke ieder veertig duizend vierkante voeten bevat: zodat zy eene uitgeftrektheid beflaat van twaalf honderd gemeene fchreeden in de lengte, en acht honderd in de breedte. Twee derde gedeeltei? van deezen grond zyn bekwaam tot den Suikerteelt; en dc eigenaar kan' daartoe gebruiken tachtig Akkers tevens, van welke ieder, het een jaar door het ander gerekend , zal opbrengen zestien kwintaalen Suiker, zonder de Siroopen daar onder te rekenen. Het overige gedeelte van den grond kan op eene min voordeel geevende wyze i.en nutte worden aangelegd. Wanneer het Eiland in eenen ftaat zyn zal dat het geftadig bebouwd worde, 't welk van den tyd en de omftandigheden afhangt, zullen 'er eenige Steden kunnen gebouwd worden. Tegenwoordig vindt XII. BOEK,  XII. BOEK. 398 GESCHIEDENIS vindt men 'er flegts het vlek Christiaanftad, naast de fterkte geftigt, die de voornaamfte haven befchermt. Deenemarke kan niet ontveinzen, dat de ïykdommen, die het uit zyne Volkplantingen begint te ontvangen , hem niet in 't geheel toebehooren. Een groot gedeelte gaat over tot de Engelfchen en Hollanders , die, hoewel niet op deeze Eilanden woonende, aldaar de beste plantaadjen hebben aangelegd. Nieuw-Engeland brengt derwaarts hout, vee , meel; waartegen het ontvangt Siroopen en andere leevensmiddeïen. Aan de inlandfche Natiën moet het betaalen de Wynen, Lywaaten en Zyde-Stoffen, welke zy leveren. Indië zelf heeft deel aan deezen handel, dewyl de Maatfchappy een vry groot gedeelte haarer Koopmanschappen in denzelven doet koomen. Door eene naauwkeurige berekening zou het, misfchien, blyken, dat hetgeen de Staat, boven het Commisfiegeld , de vragt en de belastingen over houdt, van weinig belang is. De toeftand, kt welken deeze Mogenheid zich bevindt, gedoogt niet, dat zy dit nadeel met een onverfchillig oog befchouwe. Alles nodigt haar, om bedagt te zyn op bekwaame middelen, om zich den geheelen voortbrengst haarer Amerikaanfche Bezittingen toe te eigenen. De Europifche Bezittingen, welke tegenwoordig Deenemarke uitmaaken , waren, voormaals, van eikanderen onafhankelyk. Verfcheiden omwentelingen, meest van eenen zon-  DER BEIDE INDTÊN. 399 zonderlingen aart, hebben baar onder de zelfde wetten vereenigd. In het middelpunt van dit misfelyk zamengefteld geheel, leggen eenige Eilanden , van welke het bekendfte den naam van Zeeland voert. Men vindt aldaar eene voortreffelyke haven ; welke, in de Elfde Eeuw, niets meer zynde dan een Visfchers dorp, in de Dertiende Eeuw eene Stad, in de Vyftiende Eeuw de Hoofdftad van het Koninkryk, en, naa den brand van den jaare 1/28, welke zestien honderd vyftig huizen in kooien leide, eene fraaie Stad wierdt. Ten Zuiden van deeze Eilanden, legt het lange en fmalle Schiereiland, dat de Ouden het Kimbrifche Schiereiland noemden. Deszelfs aangeleegenlle en uitgebreidfte deelen hebben, van tyd tot tyd, de Deenfche Heerfchappy vergroot, onder den naam van jutland , Sleeswyk en Holflein. Zy hebben meer of min gebloeid, naar gelange zy onderworpen geweest zyn aan de onbeftendigheid van den Oceaan, die nu eens van hunne oevers wykt, op andere tyden dezelve verzwelgt. In deeze gewesten, zo wel als in de Graaffchappen Oldenburg en Delmenhorst, aan den zelfden Heer onderdaanig, wordt eene geduurige worffeling opgemerkt tusfchen de menfchen en de zee, een geftadige ftryd, welks gevolgen fleeds gewankeld hebben. Bewooners van dusdanig een land zullen vry zyn, zo ras zy zullen bemerken dat zy het niet zyn. Een vernederend juk kan de Overheerfching geene volken die aan de zee grenzen, geene Eilan XIT. B0E&«  XII. Boek. 40e GESCHIEDENIS Eilanders, of die de bergen bewoonen, lai> gen tyd doen draagen. Noorweegen, dat aan Deenemarke 011derdaanig is, is tot deeze flaaverny niet bekwaamèr gefchikt. Het is bedekt met fteenen en klippen, en wordt, in onderfcheidene rigtingen, doorfneeden van hooge bergen, die niet kunnen bebouwd worden: In Lapland ontmoet men flegts een klein getal wilden, om de Visfchery op de Kusten gevestigd, of zwervende in akelige wildernisfen , en beftaande van de jagt , van hunne Pelteryen en Rendieren. Ysland is een elendig land, honderdmaalen het onderst boven gekeerd door brandende bergen , en aardbeevingen , en altoos in zynen fchooü verbergende zwavelagtige ftofFen , die het, ieder oogenblik , in een aschhoop kunnen doen veranderen. Wat Groenland betreft, dat doorgaans voor een Eiland wordt gehouden, doch 't welk de Aardrykskundigen vermoeden , in het Westen aan Amerika vast te zyn; het is een uitgeftrekt en onvrugtbaar land, dat de Natuur tot een flaat van altoosdunrende bevriezinge heeft veroordeeld. Indien deeze gewesten immer bevolkt worden, zullen zy van elkander, en allen van den Koning van Deenemarke onaf hanklyk worden, hoewel deeze zich verbeeldt aldaar te heerfchen , dewyl hy zich derzelver Heer noemt, zonder weeten van, der; zeiver woeste inwooners. Het klimaat der Deenfche Eilanden in Europa is niet zo geftrcng, als hunne Breedte--  der beide I ND IE Ni J&t Breedte aanleiding geeft om te vermoeden. Indien de fcheepvaart in de Golfen , van welken zy omringd worden, zomtyds wordt belemmerd, het is niet zo zeer door de Ysfchotzen, welke aldaar geformeerd worden, als door de fchotzen, welke de winden derwaarts voeren, en die zamenvriezen , naar maate zy op elkander worden geftapeld. Indien men het Noordlyk gedeelte van Jutland uitzondert, genieten de Provinciën aan Duitschland grenzende hier mede de zelfde gemaatigdheid. De koude is, zelf op de kusten van Noorweegen, zeer gemaatigd. In den Winter regent het 'er dikwyls; en de .haven van Bergen is naauwlyks eenmaal door het Ys geflooten; terwyl die van Amfterdam , Lubek en Hamburg wel tienmaalert geflooten zyn, Het is waar, dat dit voordeel zeer.duur gekogt wordt, voor de dikke en aanhoudende Nevels , welke het verblyf in Deenemarke onaangenaam en droevig, en deszelfs bewooners fomber en droefgeestig maaken. . De Volkrykheid van dit Koninkryk is niet evenredig met deszelfs uitgeftrektheid. In vroegere Eeuwen, wierdt het ontvolkt door geftadige verhuizingen. De roovers, die haar vervingen, deeden deeze volkloosheid duuren. De Regeeringloosheid belette den Staat, van zo groote onheilen, op zyn verhaal te koomen. De tweevoudige Overheerfching, die van den Vorst over de Burgers, welke zich verbeelden vry te zyn, omdat zy den tytel van Edellieden draagen, en die ■' IV. beee. Cc van m boek.  XÏÏ. BOEK. &t GESCHIEDENIS van den Adel over een flaafsch Volk, bluscht zelf de hoop op eene grooter bevolking uit. Volgens de Doodlysten van alle de Staaten van gantseh Deenemarke, Ysland alleen uit-" gezonderd, bedroeg het getal der overleedenen, in den Jaare 1771, niet meer dan vyf eh vyftig duizend honderd vyf en twintig. Zo wy, derhalven, de rekening volgen, welke het getal der flervenden tegen dat der leevenden fielt, als één tegen twee en dertig, zal de geheele bevolking niet meer bedraagen dan één millioen, zeven honderd vier en zestig duizend perfoonen. Behalven veele andere oorzaaken ,.• is- de last der Inposten een hinderpaal tegen het geluk der onderdaanen van het Deenfche Ryk. Men vordert aldaar beftendige' belastingen van de landeryen, willekeurige belastingen by wyze van hoofdgeld, en dagelykfche belastingen van de leevensmiddelen. Deeze onderdrukking is te fnooder en misdaadiger, dewyl de Regeering zeer aanzien-lyke eigendommen bezit, en een verzekerd? inkoomen heeft van de vermaarde Landengte dc Zond. Zes duizend negen honderden dertig fchepen, die, zo men de berekeningen van het jaar 1768 volge, jaarlyks inde Oost-Zee koomen of 'er uit zeilen, be* taaien , in deezen vermaarden döortogt, Ongeveer één ten honderd van alle de koop* manfchappen, waar mede zy belaaden zyrc. Deeze foort van belastinge , die, hoewel bezwaarlyk om te heffen , den Staat twee millioenen vyf honderd duizendLivres opbrengt*. wordt  DER BEIDE INDIEN. 403 wordt gevorderd op de Ree vart Elzeneur, die befchermd wordt door de fterkte Kronenburg. Het is al lang geleeden, dat deeze gelegenheid, als mede die van Kopenhage, Deenemarke yrugtloos heeft genodigd, om aldaar eene Stapelplaats op te richten , alwaar alle handeldryvende Volken, zo van het 3Noorden als van het Zuiden, hunne voortbrengzels eh nyverheid zouden koomen verwisfelen. Met de penningen, voortkoorriehde uit de belastingen , de Kroongoederen, de Tollen en uitlandfche önderftandgelden, onderhoudt de Staat een Leger van vyf en twintig duizend man, hetwelk, geheel uit vreemdelingen beftaande, voor de flegtfte Krygsmagt van Europa wordt gehouden. Zyne Zeemagt , daartegen, is zeer beroemd. Zy beftaat uit twee en dertig fchepen van Linie', vyftien of zestien Fregatten , nevens eenige Galeien, wier gebruik, elders wyslyk verbooden, niet kan afgefchaft worden op de kusten van de Oost-Zee, voor andere vaartuigen meestal ongenaakbaar. DeeZe Zeemagt wordt bemand van vier en twintig duizend Matroozen, van welke het grootfte gedeelte altoos in dienst is. By de Krygskosteh heeft de Regeering, zints etlyke jaaren, nog andere gevoegd , dienende ter aanmoediginge van Handwerken en Kunftem Men voege hier by vier millioenen Livres, welke de Hofftaat opneemt, en eene genoegzaam even zo groote fomme voor de Intresten van 's Lands fchulden, bedraagende zeventig Cc 2 millioe- XII. BOEK.  XII. BOEK. 404 GESCHIEDENIS millioenen, eh men zal het oogmerk weeten, waartoe de drie en twintig millioenen Livres, welke het inkoomen der Kroone iritmaaken, hefteed worden. Indien het was, om deszelfs heffing te verzekeren, dat de Regeering, in den jaai e 1736, het gebruik van Edelgefteenten, en Gouden-en Zilveren - Stoffen heeft verbooden , zal het vry ftaan te zeggen, dat zy eenvoudiger middelen voor de hand hadt. Zy zou hebben moeten' affchaffen die mcenigte banden , die de werkzaamheden der burgers onder elkander belemmeren , die de vrye gemeenfchapsoeifening van de onderfcheidcn deelen der Monarchie verhinderen. De. Walvischvangst, de Groenlandfche en Yslandfehe handel, door de kluisters van uitfluitende voonegten niet meer gebonden, cn de handel op de Eilanden van Fero uit de handen van den Souverein verlost zynde, zou meer lecvens hebben ontvangen. Daarenboven zou men de buitenlandfche verbintenisfen hebben uitgebreid, indien men de Barbaryfche Maatfchappy hadt vernietigd, en alle de Leden van den Staat waren 'ontflagen van de verpligtinge, hun , in den jaare 1726, opgelegd , om te Köpenhage hunnen Wyn, Zout, Brandewyn en Tabak te moeten koopen. In den tcgenwoordigen ftaat der dingen, zyn de Verzendingen van luttel' belangs. In de Provinciën aan de vaste Kust van Dnitsch'ïahd beftaan zy, in vyf ;of zes duizend Osfen j drie of vier duizend Paerden voor de Rui  0e's beide INDIEN. Ruitery gefchikt, nevens een weinig Rogge, die aan de Zweeden en Hollanders wordt ■verkogt. Zedert eenige jaaren heeft Deenemarke de Kaas begonnen te gebruiken, welke' Finland en Ocland voormaals buitenstands verzonden. Deeze beide Eilanden , zo min als Zeeland, verkoopen niet meer die pragtige Gefpannen, zo zeer gezogt van alle liefhebbers van fraaie Paerden. Noorweegen levert voor den Haringhandel, hout, mastwerk, pik en yzer. Uit Lapland en Groenland koomen Pelteryen. Van Ysland wordt ■ gehaald Abberdaan ,; Wahdschtraan , Zeehonden en Zeekalven ,' en die zagte pluim, zo bekend by den naam van Dons. Laaten wy hier den draad affhyden van het berigt, waartoe de Deenfche handel eigenaartige aanleiding gaf. Het zal overbekwaam zyn. om 'deeze Mogenheid te overtuigen , dat zy het grootfte belang heeft, om alleen het genot te hebben van , en handel te dryven in alle de voortbrengzels van haare Amerikaanfche Eilanden. Hoe-de Bezittingen deezer Kroone ih de nieuwe waereld' geringer zyn, gelyk zy voor haar altoos zyn zullen in de Verzengde Luchtflreeke, hoe zy meer moet bedagt zyn om geene der voordeelen , welke zy van daar kan trekken, te laaten verboren gaan. In den middelbaaren ftaat hééft de geringfte verwaarloozing zeer gewigtige gevolgen. Welhaast zullen wy zien, dat zelf de Natiën» die de uitgebreidfte en rykfte landeigendommen bezitten, niet ongeflraft misflagen begaan. Cc 3 BLAD- XII. BOEK,  BEADVYZER DER VOORNAAMSTE ZAAKEN, «dardbeevïngen, veelvuldig op de Amerikaanfche Eilanden, 23; derzei ver oorzaaken, ald. Aarsfens, {Kornelis~) van Sommelsdyk, koopt een derde gedeelte in de Volkplanting Suriname, 381. \Acajou, een boom van de Antilies, dus genaamd, 11. Acoma, naam van een boom van de Antilles, 12. Akanis, eene Volkplanting van Negers, dus genaamd, 173- Akenfche Vrede, te onregt gelaakt, 101. JLlbemarle, Engelfche Generaal, in het beleg van de Havana, 131- Algiers, een Gemeenebest in Afrika, en de Koophandel , welke aldaar wordt gedreeven, 159- Amfterdam, koopteen derde gedeelte in de Volkplanting Suriname, 381. _ . eene Sterkte in Hollandsen Guyana, dus genaamd, 365. Anamabou, eene ftad in Afrika, 173. uinfon, Engelfche Admiraal, ziet zyne vloot by Kaap Hoorn vergaan, 100. Antigoa, Amerikaansch Eiland, 38. jintilles, Eilanden in Amerika , hunne ligging, 3 ; hunne verdeeling in Eilanden , Boven- en Beneden den Wind, 4; hunne ftrekking en ligging ten aanzien van elkander, 7; fchynen van de vaste kust afgefcheurd te zyn, 9; aart en hoedanigheid van den grond deezer Eilanden „ ald. hun toeftand ten tyde van de komst der Europeaanen, 10; gemaatigdheid der lucht, en; haare oorzaaken ,16; winden , welke aldaar heerfchen, 16, 17. utitquambo, Koninkryk in Afrika aan de Goudkust, welks Vorst twee Sterkten aan de Deenen verkoopt, 395; agting door hem aan een Decnfchen Bevelhebber betoond , ald. Ar-  VOORNAAMSTE ZAAKEN. jirguin, eene Sterkte in Afrika, door Lodewyk den XIV den Hollanderen ontnomen, 201. Arofiigny, eene Sterktè in de Havana, dus genaamd, 329- Aruba, £en Eiland in Amerika, van Curasfau afhanklyk, 342. Auka, naam van een boscli in Hollandsen Guyana,wervaarts de wegloopende Negers vlugten, 371. Bahama&Kanaalvan) 322, Bambouc , Koninkryk in A- 1 frika, deszelfs Regeeringsvorm, en de handel, die 1 aldaar wordt gedreeven, 185. Banane , vrugt van de Antilles, 13. Barata , een boom van de Antilles, dusgenaamd, 11. Barbados, Eiland in Amerika, 38. Barington, Engelfche Generaal , in de verovering van Guadaloupe, 118. Benguela, een land in Afri- 1 ka, 174. Benin , Koninkryk in Afrika, 169. Berbice , Hollandfche Volkplanting en rivier in Amerika, 369. Bing , een Engelfche Admiraal , onthoofd, omdat hy Minorka hadt laaten wegCc neemen, 113; voordeelen voor Engeland uit deeze ftrengheid, 114. Bokkaniers, Franfche gelukzoekers, op St. Domingo gevestigd, 39; hunne Regeeringsvorm , ald. kleèding, 40; hunne lecvenswyze en gewoon voedzeJ, ■ 'ald. Bonaire , Amcrikaansch eiland, van-Curasfau afhanilyk, ' 342. Bonne, haven in Afrika, en de handel, die aldaar WorÜt gedreeven, 159. Bot:kunt, of Krabben-eiland , een eiland in Amerika, eerk bemagtigd door de Engelfchen , die aldaar vermoord worden van de Spanjaards, 389. Brouage, een Kapitein van de .Vrybuiters, neemt twee Hollandfche fchepen, 55. Broyo, een Indiaansen Cactque, proeve, die hy neemt, of de Spanjaards onfterflyk zyn, 348- Buffel, een tam dier, zou, op de Eilanden, verkieslyk zyn boven het Paerd en den Kameel, 302. C. Calbary, rivier in Afrika, ui het Koninkryk Benin, 166. Calle, haven in Afrika, en de handel, die aldaar wordt gedreeven, 159- 4 C&i  BLADWYZER der Caraïben, oude bewooners der Amerikaanfche eilanden, 27; hunne geftaite , ald. hun Godsdienst en gebruiken, 28, 29; hunne leevcnswyze, 31. Caraïbifcbe Kool, een gewas van de Antilles, 12. Carbet, naam van eene foort van dorp, onder de Caraïben, 31. Casfave, eene foort van brood , van Manioc gemaakt, 2,53 » 3°3» 321. Cavagne, eene Sterkte in de Havana, 325; derzelver befchryving, ald. Cbilateca, eene ftad in Spaansch Amerika, 74. Cbjriquita, eene ftad in Spaansch Amerika, 74. Collou, eene haven in Afrika , en de handel, dje aldaar wordt gedreeven, 159. Commenwine, pene rivier in het land van Suriname, in Amerika, 354. Coock, een Engelfche Kaaper, verdryft de Franfchen van.het Eiland St. Martin, 347- Corfe (Kaap) in Afrika, aan de Goudkust, 199. Couch - couch, een gewas van de Antilies, 12. Courbari, eene foort van boom van de Antilles, 11. Creoolen , geflagtnaam van de Europifche Kinderen op de Eilanden gebooren , 269; hebben' een min gezond voorkoomen dan de Europcaanen, 270; hun Karakter, deugden en gebreken . in 't algemeen, ald. 271; vrugtbaarheid van de Creoolfche vrouwen, 272 ; haare driften cn Karakter , ald. de gewoonte, van te vqrkeeren met de flaaven , maakt de Creoolen tot buitenfpoorigheid toe hoogmoe•• dig, 273; zyn bevryd voor veele ongemakken, aan Europa eigen, 277 ; ziekten, aan welke» zy ónderheevig zyn, 278, 279; derzelver oorzaaken, 280; middelen om eenige derzelven te voorkoomen, ald. Croix, (St.) een Dcensch Eiland in Amerika, deszelfs uitgeftrektheid , 391 ; de Franfchen maaken het vrugtbaar, en door welke.middelen, 392; aan de Deenen afgeftaan, 393; koophandel van dit Eiland, 397. Grommel, Protector van Engeland , voegt zich by Frankryk tegen Spanje, 44 ; die gedrag door de Staatkundigen gèlaakt, 45. Cruz (St.) eene ftad in Afrika, en de handel, die aldaar wordt gedreeven ,159] Cuba, een van de eilanden der Antilles, aan Spanje behoorende, 7, 8, 50; befchryving van dit eiland, 314; aangeleegenheid deezer Volkplantinge, 317'; \ Koop-  VOORNAAMSTE ZAAKEN. Koophandel die aldaar wordt gedreeven, ald. 318,319, 320 ; deszelfs bevolking , fild. 321. Cubagua, een Amerikaansch eiland; zie Paerleiland. Cudjou , een Neger van de kust van Guinee ,210; zyne edelmoedigheid omtrent een Engelschman, ald. Cumana, Spaanfcjie Bezitting in Amerika, 292. Curasfau, een eiland in Amerika , door de Hollanders den Spanjaarden ontnomen, 341 ; befchryying van deszelfs haven en Fort, ald. aanmerkelyke Wisfelhandcl, die aldaar gefchiedt, 349, i ; . '" D. Dalter es, een Fort van dc Havana, dus genaamd, deszelfs befchryving, 329. Danambouc , een Franfche Bevelhebber; zie Warner. Dauphin, een Spaansch Fort op het eiland St. Domingo, dus genaamd , 311. , Daves, een Amcrikaansch eiland, 342. Deenemarke, berigt van de bezittingen van deezen Staat in Europa, en haare onderfcheiden voortbrengzels, 398 ; bevolking van dit Ryk, 401. Deenen, gisfingen , welke aanleiding geeven om 'te denken, dat zy, vóór Kolombus in Amerika geweest zyn, 384 ; oude Regeeringsvorm der Deenen , 386; vestigen zich in Amerika op het eiland St. Thomas , en worden aldaar gedwarsboomd door de Engelfchen, 387; ontginnen het eiland St. Jan, 389; tragten zich te vestigen op het Kreefren-eiland , en worden daarin verhinderd door de Spanjaards , ald. verkrygen van Frankryk den eigendom van St. Croix, 393 ! vergunnen den vryen handel op dc eilanden aan alle dc onderdaanen hunner heerfchappye, 394;" koopen van den Koning van Aquambo twee Forten aan de Goudkust, 395; Staatsbeftuur, geldmiddelen en Koophandel der Deenen, in Europa, ' 398, enz, Dehnenhorst, een Graaffchap in Deenemarke, . 399. Demerary, Hollandfche Volkplanting en rivier in Amè- ■ 304. Diere/i (tamme) van Europa, zyn bykans allen in Amerika veraart, 244, 245; natuurlyke oórzaakén deezer verbastëringe , nevens de middelen , door wcike zy zou hebben kunnen voorkoomen worden, 246; Cc 5 ge.  BLADWYZER der gebruiken, tot welke zy in Amerika dienen, 345. Domingo (St.) hoofdftad van het Spaanfche gedeeke van het eiland van dien naam, 310; haare gelegenheid en tegenwoordige toeftand, 31 r. Domingo, (St.) een van de eilanden der Antilles ,7,8, 305 , 306 ; befchryving van het gedeelte deczes cilands, welk aan de Franfchen behoort , en dat gedeelte, Welk de Spanjaards bezitten, 310, 311. Drake een vermaard Engclsch Zeeheld, plondert St. Do'mingo, 308. Dutasta , nuttigheid zyner nalpooringen, ■' 22, E. Eilanden, alle eilanden fchy. nen van de vaste kust afgefcheurd, 4. Eilanden Boven- en Beneden den Wind, 4; zie Antilles. Elzeneur, eene ftad in Deenemarke , 403. Engeland , voordeel, wcik het trekt uit de Vryheid van fchryven, 97. Engelfchen, tasten de Span. jaards in Amerika aan, 47 ; ftooten het hoofd voor St. Domingo, ald. verzekeren zich van Jamaika, 48, 49; hunne wederfpoeden, in het begin des Oorlogs van den jaare 109; de mis¬ flagen der Franfchen beuren hunnen moed op, h 1 ; hun voorfpoed, geduurende het Staatsbeftuur van William Pitt, 115, 116; verdryven de Franfchen van Güadeloupe, 117; van Martinique, 119; veroveren de Idavana op de Spanjaards, 134; voordeden, by den Vrede hun afgeftaan, 136; verzekeren zich van een gedeelte van den handel op de kusten van Afrika, 199; hunne Bezitting in Suriname, waaruit zy door de Hollanders worden verdrceven , 353 ; dwarsbooinen de Deenen in de bezitting van het eiland St. Thomas, 388 ; verliezen het eiland Borkom, daar zy door de Spanjaards, vermoord worden , 3 89 ; worden door de Hollanders van het eiland St, Croix verjaagd, 391. Erwt van Angola, een Afrikaansch gewas, na do Amerikaanfche eilanden overgebragt , befchryving van hetzelve en nuttigheid, 251. EJlrées, een Franfche Generaal, Iydt met zyne Vloot fchipbreuk by het eiland Davcs, 342. Eufiatius , CSt.) een Hollandsch eiland in Amerika, deszelfs inwooners, 343. F,  VOORNAAMSTE ZAAKEN. F. Farimus de hoofden der dorpen in het land van Bambouc, dus genaamd, 185- franfchen, vestigen zich op St. Domingo, 310; koopen den Bevelhebber van Curasfau om , en mislukken in hun oogmerk om het eiland te overrompelen, 341 ; van ,St. Christoffel verjaagd, vestigen zy zich op St. Euftatius, en verlaatcn het, 343 ; van St. Martin vcrdreeven, en aldaar wedergekeerd , 347 ; leggen de grondflagen eener Volkplantinge in Suriname , en verlaaten dezelve, 352; verweeren het eiland St. Croix op de Spanjaards, 391; voortgang deezer Volkplantinge, en haar verval, ald. draagen den eigendom derzelver over aan de Deenen, 393. frederik van Toledo, Spaanfche Bevelhebber , vcrflaat de vereenigde Franfchen en Engelfchen, 35- frederiksburg, een Deenfche Sterkte aan dc Goudkust, 202, 395. G. Gabon, eene rivier in Afrika, 166. Gambia (de) eene rivier in Afrika, 165. Gemieezen, hun flaavenhan- ' del, 306". Godfried, een van de Kapiteinen der Vrybuiters in de verovering van Vera - Cruz, \h Gomboom, een boom van de Antilles, 12; Goocb , (William) Bevelhebber van Virginie, zyne menschlievendheid jegens de Negers, 211. Goudkust, een land in Afrika, 199. Graaf, ( Laurens de) een Kapitein van de Vrybuiters , 54. Grammont, een van de Kapitcinen der Vrybuiters in de verovering van VeraCruz, 77. Granada , eene ftad Van Spaansch Amerika , 74. Grand, ( Pi er re le ) een Kapitein van de Vrybuiters, zyn ftoute togt, 53. Groenland, eene landftreek in het Noorden van Europa, 400; deszelfs voortbrengzels , 405. Guinee, een gewest in Afrika , befchryving van hetzelve , en de rivieren die het befproeien, 165, enz. Staatkunde, Godsdienst en Zeden der Volken, die het bewoonen, 168, enz. Zie Negers. Gttmilla, (dejefuit) een Zendeling aan de oevers van den Oronoque, 289. Guyaqui!, eene ftad van ~ Spaansch Amerika, 74. II,  BLADWVZER der h. fiatuey, een Cacique van de Wilden van het eiland Cu- °a» 315. Havana, (de) hoofdftad van het eiland Cuba, 324; haare Vestingwerken , 325, enz. hoe zy kan aangetast worden, 330, enz. Hollanders , hunne eerfte flappen tot de Vryheid ,339; begrypen , dat de Koopr handel alleen in ftaat is om hen te doen ftand houden, 340; bezitten bykans deij geheelen handel van het Hecliil , ald. Brazil wordt hun door de Portugeezen ontnomen, 341; vestigen rich op St. Eüflatiiis , cn ivorden door de Engelfchen van daar verjaagd, 342, 343 ; Lodcwyk dc XIV geeft hun dit eiland te rug,, naa het alvoorens op dc Engelfchen te hebben veroverd , ald. de Hollanders worden verjaagd van het eiland St. Martin, door de Spanjaards, die het vervolgens verhaten, 346; voordeelen , welke de Hollanders van deeze Volkplantinge trekken , 348 ; verdryven de Engelfchen uit Suriname, en vestigen zich aldaar, 353; richten Bezittingen op, op Ifequebo en Berbice, en Koophandel ., dien zy aldaar dry¬ ven, 356; algemeene aan; merkingen óp hunne Volk. plantingen, 363 ; zonderlinge en barbaarfche gebruiken by het verkoppera van Negers,3<57; voorzorgen, die óp . Hollanders moeten gebruiken tot bevcili'nge van haare Volkplantingen . 372 ; gedrag, dat zy hadden moeten en nog tegenwoordig moeten houden, 373; voordeelen , welke de Hollanders hebben getrokken uit den Haringvangst , 375 ; hun tegenwoordige toeftand, 376/ wat Holland in het tockoomende te vreczen hebbe, 379; middel, welk het daar tegen zou kunnen gebruiken , 383; de Hollanders verjaagen de Engelfchen van het eiland St. Croix , en worden zelve , door de Spanjaards, van . daar verdreeven, 391. Holjlem, een Deenfche Provincie, 399. Hoorn, (pan) een Kapitein onder de Vrybuiters, wyze, op welke hy zich van de onverzaagdhe'id zyner mèdgezellen verzekerde, 70. Hopfon, een Engelfche Generaal in de ' verovering van Guadeloupe, nj?. J- Jago (St.) eene ftad op Jamaica. 49. Jan  VOORNAAMSTE ZAAKEN. jan, (St.J een< klein eiland in Amerika, door de Deenen ontgind, 389-. Je/uiten , verbinden eenige woeste Volken in Amerika aan een vast verblyf, 293S, Jgname, of Vuurplant, een gewas van de Antilles, 12. jfonqué, een Kapitein der Vrybuiters, 54, 71. Jfequebo, eene rivier in Amejiki , en eene Hollandfche Volkplanting dus genaamd, 364. Judda, een Koninkryk in Afrika, 169. Juida, een Fransch Komp- ' toir in Afrika, 201. •jutland, cenc provincie van Deenemarke, 399. IC Karei de V, Kei/er en Koning van Spanje , vergunt een uitfluitend voorregt tot den Slaavenhandel, 306. Karei de II; Koning van Spanje, zyne befluitloosheid in het benoemen van zynen Opvolger, 8 8', 89; bepaalt zich ten voordeele van den Kleinzoon van Lodewykden XIV, ald. Oorlogen, welke op den dood van Koning Karei volgden, en wederfpoeden van Frankryk en Spanje, ald. Karei de VI, Keizer, Oorlog door zynen dood veroorzaakt, 101. Karthagena, Spaanfche ftadf in Amerika, door de Franfchen veroverd, 79, Koffy, zie Koffyboom. Koffy boom , deszelfs befchry- ■ ving en aankweeking, 357 ; wyze hoe de vrugt bereid • eh bewaard' wordt, 358 ; de bekwaamde grond voor deezen boom, 359; zorge en oppasfing,- welke hy vereischt, 360. Kolumbus , ( Christoffel) landt op het eiland Trinitado in Amerika,' 285. Krabben-Eiland, zie Barkom. Kroonenburg, eene ftad.era Sterkte in Deenemarke, 403» L. Lapland, een gewest in het Noorden van Europa, 40Ovoortbrengzels, 405. Le Basque, een Kapitein van de Vrybuiters, 54. Leon, eene ftad van Spaansch Amerika, 7^ Lefparfo, eene ftad van Spaansch Amerika, 74. Liane , eene plant, op de Antilles zeer algemeen, 10, 299; uitwerkzels van het vergift, dat daaruit wordt getrokken, ald. Lodewyk de XIV, Koning , van Frankryk, zyne onagt. zaamheid in het bewaaren zyner Zeemagt, 90; brengt den  BLADWYZER db* den Oorlog na de kusten van Afrika over, 200; beneemt den Hollanderen twee Forten , 2or ; zyne troepen ftooten bet hoofd voor Curasfau, 341. Lozama, eene rivier op het eiland St. Domingo j 311. M. Mancenille, eene Baai op hét -eiland St. Domingo, dus genaamd, 311. Manioc , een Afrikaanfche plant, na de Amerikaanfche eilanden overgebragt ,251, " 2,52; aankweeking van dezelve , ald. en Wyze van haar te bereiden, 253 ; haar gebruik, ald. Margareta, een van de eilanden der Antilles, 9, 295. Mariboux , eert Valei op 't eiland St. Domingo, 311. Maroni , een rivier in het Fransch Guyana, 352. Martin, (St.) een Amerikaansch eiland, tusfchen de Franfchen en Hollanders verdeeld < deszelfs uitgeftrektheid, 345, 346; aart van den grond, ald. bevolking en koophandel, 347. Martinique, een van de eilanden der Antilles, 8. Matanca, eene Baai van het eiland Cuba, dus genaamd, 321; Michel, een Kapitein onder de Vrybuiters, neemt tWee Hollandfche fchepen, 55. Mina, (de la) eene Sterkte aan de Goudkust, door de Portugeezen gebouwd, cn . door de Hollanders ingenomen, 200. Mogador, eene ftad in Afrika , handel, die aldaar wordt gedreeven, 159. Monckton, een Engelsen Generaal, in de verovering van Martinique, 119. Montduban < heldhaftig bedryf van deezen Bevelhebber onder de Vrybuiters, 82, 83. Montbars ,• vermaard Kapitein onder de Vrybuiters, bygenaamd de Verdelger , zyne togten, 60. Monte-Christo i eene Spaanfche ftad op het eiland St. Domingo, haar handel, 311. Montferrat, een Amerikaansch eiland, 38. Montiano, een Spaansch Bevelhebber , noodzaakt de Engelfchen om het beleg van St. Augustin op te brecken, 100. Morgan, een Kapitein onder de Vrybuiters, zyn togt na Porto-Bello, 65. Moro, een Fort van deHzvana, 325 Mut-  VOORNAAMSTE ZAAKEN. Rlucmehtna, eene ftad in Spaansch Amerika, 74. Munck i een Deensch Kapitein, zoekt een doortogt na de Zuid-zee, door het NoordWest van Amerika, 385- Mtirrai, een Engelsch Wondheeler, om zyne Ziekte aan de kust van Guinee gelaaten ,210; gevaar, welk hy daar loopt, ald. N. Negers , onderzoek na de oorzaaken van hunne kleur, 162; Godsdienst, Zeden cn Regeeringsvorm deezer Volken, 17c, enz. de zul- . ken, die de oevers van den Niger bewoonen, zyn fchcon én welgemaakt, 176; handel , dien de Europeaanen in dezelve dry ven , 188 ; listen, door de Europeaanen ■ gebruikt, om flaaven te bekoomen , 189;. oorzaaken . van hunne tegenwoordige fehaarsheid , 190 ; wyze, hoe ze behandeld worden, 192, 193 ; waar deeze handel worde gedreeven ,194; getal der Negers, door de Engelfche Natie weggevoerdt, ald, 195; Koopmanfehappen , met welke zy, door de onderfcheiden Volken,betaald worden, 196; redenen , welke de voorkeuze moeten doen geeven aan de kleine fchepen bo¬ ven de groote, tot het overvoeren der- Negers,- 203; meer of min gunflige faifoenen tot deezen handel, 204 , 205 ; verfchillcnde wyze, op welke de Negers, door de Europilcbe Volken , behandeld cn gevoed worden, 207, 208, verfchillende wyzen van verkoopinge in Amerika* 208; edelmoedig bedryf van eenen Neger, 209, 210; de goede of kwaade hoedanigheden der Negers zyn meer van hunne Meesters dan van hun zeiven afhanklyk, 211; heldhaftige daad van eenen Neger omtrent zynen Meester, ald. hun wegloopen en zelfmoord vèroorzaakt door de barbaarschheid van hunne Meesters, 212 j ziekten, aan welke zy onderheevig zyn , 2t6; fterfte onder dc Negers in Amerika, 219; deeze zou gemaklyk zyn te voorkoomen, ald. de Negers zyn zeer gefield op de Muzyk en het .dansten, 221; de kwaade behandelingen zyn cc oorzaak va': de geringe vermenigv..,diginge der Negers, 223 ; middelen om hun lot draaglyker te maaken cn meer. voordeels van hun te trekken , 224 , enz. oorzaaken van de drift der Europeaanen voor dé Negerinnen , 227; redenen, va» * do  BLADWYZER dêr de Menschliefde, de regtvaardigheid, en zelf van het - belang ontleend,om deezen haatlyken Koophandel te iïaaken 228 , enz. hun opftand tegen de Hollanders op Berbice , 369. JVegro, (Kaap) in Afrika, 198. Nicoya, eene ftad in Spaansch Amerika, 74.' Nieves, een eiland in Amerika, 38. Niger, eene rivier in Afrika, 165 ; zeden der Volken , j welke langs haare oevers woonen, ald. Noorweegen, een Koninkryk aan Deenemarke behoorenden 4°oO. Ögletorpe, een Engelsch Generaal , breekt het beleg van St. Augustin op, 100. Oldenburg , een Graaffchap in Deenemarke; 399. Olonois, een Kapitein onder de Vrybuiters, zyne wreedheid tegen de Spanjaards, 63- Orkaanen, hunne heevigheid op de eilanden , en derzelver verfchriklyke uitwerkzeis, 22; worden de oorzaaken van de vrugtbaarheid, 23 ; verfchynzels, welke dezelve voorgaan, 24; oorzaaken, die ze voortbrengen, 25. Oronoque, eene groote rivier in Amerika , 285 ; neemt haaren oorfprong op de Cordelicrs, 286; haare regek maatige ryzingen en daalingen i ald. 287 ; gebruiken ■ der Volken, die langs haare oevers woonen; 288 ; onderdrukking , in welke zy de Vrouwen houden, 289; aahfpraak van een deezer Vrouwen tot een Jeluit, ald. Otahitii een eiland in Ameriko, door den Heer Bougainville ontdekt, & p. Paerl-Eiland, een eiland in Amerika, voormaals Cabagua genaamd, 295. Paramaribo , hoofdplaats der Volkplantinge Suriname 355; befchryving van haare Vestingwerken, ald. Pataten, een gewas van de Antilles, 12. Pedro - jllonzo, een kundig Spaansch Koopman, 320. Penn , een Engelsch Admiraal 4 ftoot het hoofd voor St. Domingo, 47- Pian, eene foort van ziekte onder de Negers, 216. Pitt, ( ffiÜiam ) een Engelsch Staatsdienaar, 113, afbeelding van deezen vermaarden man , ald. doet den moed der Engelfchen heiieeven, 114; voorfpoed van Engeland, geduurende zyn Staatsbeftuur, 115, enz.  Voornaamste zaaken. £ legt het bewind neder, 129. Pointe, een Fort in de.Havana , 328 ; befchryving van hctzeive, . ald. ïointis, een Franfche Admiraal , neemt Karthagena in, ^ ■ ' . '79- Pokock, een Engelsch Admiraal, in de verovering Van de Havana, 131. Pontius de Leon, hoofd der Spaanfche Bezittingen op Porto-Rico , 297 , 302 ; 'doét eenen aanflag op Florida, . ' 322. Portendik , eene Sterkte in Afrika,* door Lodewyk.den XIV den Holianderen ontnomen, 20 r. Porto - Rico, een van de eilanden der Antilles, 7, 8, 297 ; geringe voordeelen , welke Spanje van deeze . Volkplanting trekt, . 335. Portugeezen , ftaan na' het uitfluitend bezit van den Koophandel op de kusten van Afrika, 198 ; worden, door dc Hollanders, uit , hunne Bezitting aan dc kust van Guinee verjaagd, 199, 200; en ontneemen deezen i . Brazil, y&. Poutn,aron, een rivier in Hollandsen Guyana, 352. i Prins/en-Eiland, in Afrika, 198. i Prusf, zeker drank van Noord - Amerika , dus genaamd , en hoe dezelve bereid worde, 263. j5 IV. deel. D d Pueblo -Neuvo, eene ftad in . Spaansch Amerika,. 74. Pueblo - Viego, eene ftad in Spaansch Amerika, 74. R. Raz de marée, eene foort van Orkaan, op de Ameiï . kaanfche eilanden zeer gemeen, dus genaamd, 2r. Realegu > , eene ftad van Spaansch Amerika, , 74. Rodney . een Engelsch Admiraal , by de verovering van Martinique, 119. Rum , .zeker drank; zie Taffa. S. Saba, een eiland in Hollandsen Amerika, eene Volkplanting van het eiland St. Euftatius, natuur,van deszdfs grond, 344; volkrykheid en koop. handel, ald. rust, welke deszelfs bewoohers genié- ten» " 345- ïafy, eene ftad in Af.il a, en de handel, die aldaar wordt gedreeyen. igg, >alé, eene ftad in Afrika, én de handel, die aldaar wordt gedreeven, 159. 'alum, eene rivier in Afrika, 187. alzedo, een Spanjaard, eene pr léve, die de Indiaanen 00 hem doen, of hy onftërfiyk zy, 302. amana, eiine plaats in de éér-  BLADWYZER der eerfte Franfche Bezitting op St. Domingo, 313. San-jfago, haven op het eiland Cuba, 320. Sarmaca, een bosch in Hollandsch Guyana, wcnvaarts de wegloopende Negers vlugten, dusgenaamd, 371. Schilderop, een' Deensch Koopman, zyne vermaardheid aan de kust van Afrika , en de eer, die hein aldaar wordt aangedaan, 395. Sclilpadden-Eiïandjm Amerika geleegen, £1. Segov/a, C Nieuw ) eene ftad in Spaansch Amerika,' 74. Senegal, een gewest in Afrika , door de Franfchen aan de Engelfchen afgeftaan, 201. Seppa, eene ftad in Spaansch Amerika, 74- Sierra-Leona , eene rivier in Afrika, 169. Slaaverny, al'van eene oude herkomïlc in Guinee, 188 ; zie Negers. Sleeszvyk, eene provincie van Deenemarke, 399. Sommcsivelt, een Hollandsen Fort, aan de rivier Suriname, dus genaamd, 366. Spanjaards ,- verdry ven de Engellchen Van St." Domingo, 47 ; door de Engelfchen van" Jamaica verjaagd, 48, 49 ; vlugten na Cuba, 50; vestigen Zich op Trinitado, 285 ; op St. Thomas, 292 ; op' het Paerïeiland , 295 ; op Margareta, ald. op Porto-Rico, 297; op St< Domingo, 305; de Wilden verwekken eenen opftand tegen hen , 306, 307 ; ver-laaten St. Domingo, om na Mexico te trekken, 307, 308; ftaat van St. Domingo , in den jaare 1717, 309, 310, 314; verovering van het eiland Cuba, door de Spanjaards, ald. 315; gierigheid en wreedheid der Spanjaarden, en de haat der Wilden tegen hen, 315, 316; onkosten van de Vestingwerken van de Havana, 327, enz. nadeelen van het ontwerp' om op Cuba alle de Volkplanters tot foldaaten te maaken, 332 ; de Spanjaards 'verliezen meer dan zy winnen op hunne Volkplantingen, 333, 334 ; oorzaaken van de" zwakheid der Spaanfche Mo narchie , 335 ; middelen om dezelve te herftellen , 335 , enz. de Spanjaards veroveren het eiland St. Martin op de Franfchen en Hollanders, en verhaten het, 346; vermoorden de Engelfchen op het Kreeften eiland, en maaken 'er zich meester van, 390; verjaagen de Hollanders van het eiland St. Croix, en worden , door de Franfchen, van daar verdreeven, 391. Sterfte, onder de Europeaanen  VOORNAAMSTE ZAAKEN. tien in Amerika , nevens derzelver oorzaaken, 279, 380. Suez, (de Landengte van) haare gedaante en gelegenheid, 146. Suiker , befchryving van de 1 plant, welke dezelve voortbrengt, 255; by ouds in Afie en Afrika bekend, ald. de gronden best voor haar gefchikt, en hoe zy geplant worde , ald. 256 ; inzameling , 257 ; arbeid der Suikerplantaadjen, ald. oppasfing tot dezelve noodig, ald. verfchillende wyzen van de Suiker te bereiden, 258, enz. het onderfcheid der Zouten heeft invloed op de Suiker, en op wat wyze , 2Ó2 ; middelen om het .planten van Suiker totgrooter volkomenheid te brengen , 264, enz. Suriname, een Hollandfche Volkplanting in Amerika, haare gelegenheid, 353 ; burgerlyk beuuur , 354 ; haare rykdommen , 361 ; voordeelen, welke zy, ten eenigen dage , den hollanderen kan aanbrengen ,383. Suriname, aene rivier in Amerika, in dc Hollandfche Volkplanting van dien naam, 352. T. Tabago, een eiland der Antilles, dus genaamd, 7, 9. Tabak, aankweeking en gronden voor deeze plant geffhikt, 240 ; toebereiding der gronden , in welke dc Tabak zal geplant worden, ald. Taffia, eene foort van gefuikerden brandewyn, en hoe dezelve bereid worde , 263. Tasjau, eene foort van vleesch, op de Amerikaanfche eilanden in gebruik, 296, 297. Tecoanteque, eene ftad in Spaansch Amerika, 74, Ter rage, wat ditzy, 260. Tetqnos , eene ziekte , die op de Antilles heerscht,dus genaamd, 277; haare uitwerkzels, ald. Tetuan, eene ftad in Afrika, 159; handel, welke aldaar wordt gedreeven, ald. Thomas , QSt.) een eiland in Afrika, 198. ■ :— een klein eiland in Amerika, de eerfte Bezitting der Deenen in dit gedeelte der waereld, 387; wordt eene aangeleegene Volkplanting, 388. Trinitado , een eiland in Amerika, 9; Bezitting der Spanjaarden op dit eiland, 285. Tripoli, eene ftad in Afrika, 160 ; de handel, die aldaar wordt gedreeven, ald. Tunis, eene ftad in Afrika, 160; de handel, die aldaar wordt gedreeven, ald, Dd 2 r  BLADWYZÉR der tftr.celt, (Vrede van) her1 ftélt don Vrede aan gehéél Europa, ' ' 93. ;>od t;a ,rr^n%D{nrid nob-ioji Valasco , Spaansch Bevelhebber in de belegering van de Havana, 135. Varkèn, het eenigftc der tamme dieren , we'ke tüt Europa na Amerika gebragt zyn , dat niet veraart is, 244, 245. Velasgxcz , een Spaansch Bfiveuieb! er in de verovering van Cuba, 314. Venables, een Engelsch Géneraal , (loot het hoofd voor St. Do.nin.,o, 47. Vera - Cruz, eche ftad van" ' Spaansch Amerika, 71. Verd, (Kaap) in Afrika, m: f '