O' 2123 296, UB AMSTERDAM  V. M.SCH.VLEKAMP, excucl.  p  WYSGEERIGE Z N STAATKUNDIGE GESCHIEDENIS VAN DE BEZITTINGEN ENDEN KOOPHANDEL DER EUROPEAANE N, IN DE BEIDE INDIEN. Uit het Fransch vertaald. VYFDE DEEL. Te AMSTERDAM, By M. SCHALEKAMP. MDCCLXXVII,   I N II O U D DER BOEKEN E N AFDEELINGEN VAN HET V r F D E DEEL. DERTIENDE HOEK. J^ezittingen der Franfchen op de Amerikaan. fche Eilanden. . . . . . bl. 3. Afd. Mi Eerjle fcheepsiogten der Fran¬ fchen na de Eilanden. . ald. IJ. De Franfche Eilanden kwynen onder uitfluitende voorregten. 4. IJl. De Franfche Eilanden herkrygen de vryheld. Ji'mderpaalen tegen der zeiver bloei. . . 11. V. Deel. * Afd.  INHOUD der j*fd. IV. 'Vestiging der Franfchen op Guiana. Omwentelingen deezer Volkplantlnge. Haare voor- en nadeelen. . . . bl.-ipi V. St. Lucia, langen tyd een twistappel, hlyft aan Frankryk. 51. VI. Wat St. Lucia geworden zy, in de handen der Franfchen, . 55. VII. Ontwerpen van Frankryk om zich te verzekeren van 't bezit van St. Lucia. . . .63. VIII. De Franfchen vestigen zich op Martlnique, op de puïnhoopen der Karaïben, . . . <5^. IX. Voorfpoed van Martlnique. Oor- zaaken deezes voorfpoeds. . 74, X Verval van Martlnique. Wat daar van de oorzaak zy? . 85, XI. Tegenwoordige Jlaat van Martlnique. . . . . gp, XII- Kan de fiaat van Martlnique beter w>rde:i? . . . 54. XIII. Kan Martlnique veroverd zvor- den? ..... 97. JlIV. Rampen der eerfte Franfchen, die zich op Guadaloupe vestigen. . 102. Afd.  BOEKEN en AFDEEL ING E N. Afd. XV. De Volkplanting van Guadalou- pe maakt niet veel opgangs. bl. 106. XVI. De Engelfchen veroveren Guadahupe, en verheffen het tot een hoogen trap van voorfpoed. 11 o. XVJl. Verandering in het bejluurvan Guadaloupe gemaakt, zedert het onder de heerfchappy van Frankryk Is gekoomen. . . 120, Xf'IH Maatregels, door Frankryk genomen, ter verdeediginge van Guadaloupe. . . . 124, XlX. Vestiging der Franfchen op St. Domingo. . . . .128. XX. Maatregels van Frankryk om voordeel te trekken van deeze Volkplanting. . . . 133, XXl. Rampen , der Volkplantinge over gekoomen. . . 143. XXlL Tegenwoordige Jlaat der Volkplantinge. . ... 147. XXlTI. Voortbrengzels en volkrykheid der Volkplantinge. . . 173, XXIV. Koophandel der Franfchen van St. Domingo, met de Spanjaards op 't zelfde Eiland gevest-gd. 179. XXV, Hoe de Volkplanting haare ver * 2 kin.  INHOUD der birtenisfen met Europa kan verzekeren. . . . bl. 179, Afd. XX'VI. Om een einde te ma aken aan de verdeeldheden der Spanjaarden en Franfchen op St. Domingo, moeten de grensfeheidingen der heide Volkplantingen bepaald voorden. . . . 183. XXVII. Maatregels , welke Frankryk moet b eraamen, om zyne Volkplantingen te beveiligen tegen vyandlyke aanvallen. . 192. XXVIII. Onderzoek van den Regeeringsvorm, op de Franfche Eilanden vast gefield. , . . 206. XXIX. Of het regt van Eigendom op de Franfche Eilanden geëerbiedigd zvorde. . . . 207, XXX. Of de Belastingen ' op een voegzaamen voet geheven worden op de Franfche Eilanden. .■ . 210. XXXI. Onderzoek of de Landmagt behoorlyk ingerigt zy op de Franfche Eilanden. . . . 222. XXXJI. Wat men hebbe te denken van het regelen der Erfenisfen op de Franfche Eilanden. , 228. Afd  BOEKEN cn /1FDEEL ING EN Afd. XXXIJL Of men verfandelyk gezorgd hebbe voor bet bet aaien der f hulden, op de Franfche Eilanden gemaakt. . . . b'. 232. XXXIV. Heeft het Moederland, de Franfche Eilanden noodzaaker.de hunne voortbrengzels alleen aan baar te leveren, wel behoor lyke zorge voor der zeiver vertier gedraag en 245. XXXV. Overweeging of het gezag op de Franfche Eilanden wel in de bekwaamfte handen zy om dezelve te doen bloeien. . 252. VEERTIENDE BOEK. Vestiging der Engelfchen op de Amerlkaanfche Eilanden. M. 363. Afd. XXXFJ. In welken faat Engeland zich bevondt, ten tyde als het Vastigheden op de Amerlkaanfche Eilanden begon op te richten, aïd. XXXVII- Gorzaake:'., welke de bevolking der Engelfcbe Eilanden verhaasten 263. * 3 Jfd.  INHOUD der Afd. XXXVIII. Door welk foort van menfcben de Engelfcbe Eilanden bevolkt wierden. ... bl. 273. XXXJX. Onder welk eene gedaante van beJluur de Engelfcbe Eilanden gebragt gierden. , , 27ff> XL. Hoe de voorfpoed der Engelfcbe Eilanden afnam. . . 2g2 XL1. Vestiging der Engelfcben op Barbados. . # _ 2gg XLI1. Vestiging der Engelfcben op <**tigoo 29ï< XL1II. Vestiging der Engelfcben op Montferrat. . XL1V. Vestiging der Engelfcben op Nevis. . , 296. XLV. Vestiging der Engelfcben op st. Chrlstoffel. . . . 2p8> XL VI. De Engelfcben ver dryven de Spanjaards van Jamalka, en vestigen zicb aldaar. . gQ4 XLV11. Jamalka beeft zicb verrykt door zynen flulkbandel in Spaanscb Amerika. . , _ gr„ XLVIII. Jamalka wordt nog meer verrykt door zyne plantaadjen, dan door zynen Jluikbandel. 379. Ajd.  BOEKEN en AFD EE L ING E N. Afd. XL1X. Onderzoek of de voortbrengzeh van Jamaika kunnen vermenigvuldigd worden. . . bl. 331. L. Jamaika lydt eene zwaare ramp. Gevolgen van deezen wederfpoed. .„ . . 334. LI. Jamaika beeft alles te vreezen van een Gemeenebest van Negers , welks onaf banklykbeid het genoodzaakt geweest is te erkennen. ... • . 33?. LIL Voordeelen van Jamaika ten aanzien van den oorlog, nadeelen met betrekking tot de Scheepvaart. .... 348. LIÏI. Vestiging der Engelfcben op de Lucaifcbe Eilanden. , 350LIV. Vestiging der Engelfcben op de Barmudes - Eilanden. . 353. LV. De Engelfcben neemen bezit van bet Eiland Tabago, welk voormaals was bemagt'gd door de Hollanders en Franfchen . 357. LVI. Frankryk ftaat Granada af aan Engeland. Aangelegenheid en voortbrengzeh deezes EiJands. . . - , , 369. Aji  INHOUD der BOEKEN cn AFDEEL1NCEN. Afd. LVI1. De Engelfcben neemen bezit van St. Vincent. Zeden der Wilden, welke zy op dit Eiland vinden. . bi. 375. LVUI. De Engelfcben vestigen zich op Dominique. Oogmerk deezer ves. tiginge. .. . . . 385. LIX. Tegenwoordige ftaat der Engelfcbe Eilanden. . . : 388. LX. Welke de uitlandfche verbintenisfen zyn der Engelfcbe Eilanlanden. .... 394. LXl. Ineentrekking der rykdommen, welke Europa van de Amerikaanfcbe Eilanden ontvangt. 401. LXII. Hoedanig bet toekoomend lot der Amerikaanfcbe Eilanden zyn moet. '408. WYS-   V.Deel.  WYSGEERIGE E N STAATKUNDIGE GESCHIEDENIS van de BEZITTINGEN EN DEN KOOPHANDEL DER EUROPEAANEN IN DE BEIDE INDIEN. DERTIENDE BOEK. •gS^&feints het treurig einde van den besten % Z vf zyner Monarchen , was Frankryk H^^rl onophoudelyk gefchokt, door de ee-h. °55.S3r grj]iighec]en eener looze Koninginne , de kwellingen eens inhaaligen vreemdelings, en de ontwerpen eens gunftelings zonder bekwaamheden. Een overheerfchend Staatsdienaar begon het Koninkryk door boeijens te prangen, toen eenigen zyner zeelieden , niet min kragtig genoopt door de zucht tot onaf hankelykheid, als door de bekoorlykheden der rykdommen , den Heven wendden na de Antilies; zy hoopten aldaar de Spaanfche fchepen te zullen bemagtigen, welke deeze Zeeën bezogten. Naadat de V. deel. A 2 For- xnr. boek,  4 GESCHIEDENIS XIII. BOEK, Fortuin hunnen moed, verfcheiden maaien, hadt begunftigd, noodzaakte zy hen ten laatfte , eene wykplaats te zoeken om hunne fchepen te kalfateren. Deeze vonden zy op St. Christoffel. Dit Eiland fcheen hun zeer geleegen ter begunftiginge van den goeden uitflag hunner kaaperyen; en zy wenschten gelastigd te mogen worden om aldaar eene Bezitting op te richten. Denambuc, hun Opperhoofd , verwierf niet alleen hier toe vryheid; maar ook om zich in den grooten Archipel van Amerika zo verre uit te breiden, als men begeeren of gelegenheid zou vinden. Voor dit verlof, dat niet verzeld ging van eenigen onderftand of hulpmiddelen, eischte de Regeering het twintigfte gedeelte der koopmanfchappen, welke uit de nieuw op te richtene Volkplantingen zouden worden aangebragt. Al in den jaare 1626, boodt zich eene Maatfchappy aan om dit voorregt te oeffenen. Dit was het gewoon gebruik in eenen tyd, toen de fcheepvaart en koophandel nog geene genoegzaame vastigheid en leeven hadden verkreegen, om overgelaaten te worden aan de vryheid van byzondere kooplieden. De Maatfchappy verwierf de grootfte voorregten en vrydommen. De Staat ftondt aan haar af, den eigendom van alle de Ei. 'landen, welke zy zoude bebouwen, en magtigde haar om door eiken inwoonder, van zestien jaaren oud en daar boven tot zestig jaaren, zich te doen betaalen honderd ponden Tabak, of vyftig ponden Katoen. Daarenboven moest zy het uitfluitend voorregt van  DER BEIDE I ND I E N. 5 van te koopen en te verkoopen aldaar genieten. Een Fonds, welk in 't eerst beftondt uit niet meer dan vyf en veertig duizend Livres, en nimmer hooger gebragt wierdt dan het drie dubbel van deeze fomme, Helde haar in 't bezit van alle deeze aanmoedigingen. Met zo geringe hulpmiddelen fcheen het niet mogelyk, iets van weezenlyk belang te verrigten. Nogthans zag men van St. Christoffel geheele zwermen ftoute en onderneemgraage lieden voortkoomen ," die den Franfchen vlag op de nabuurige Eilanden plantten. Indien de Maatfchappy, die, door etlyke voorregten , den geest van gewelddaadigen aanval wekte, in allen opzigte een wel overleid en regtmaatig gedrag hadt gehouden, het kon niet lang geleeden hebben, of de Staat zou van deeze rustloosheid eenig voordeel getrokken hebben. Ongelukkig werkte zy uit, 't geen de Monopolie altoos heeft uitgewerkt, en ten allen tyde zal uitwerken: de zucht tot grooten winst maakte haar onregtvaardig en wreed. De Hollanders, van deeze dwingelandye verwittigd, vertoonden zich; de leevensmiddelen en koopmanfchappen, welke zy aanbragten , op veel gemaatigder voorwaarden aanbiedende. Hunne aanbiedingen wierden aangenomen. Van toen af aan wierdt tusfchen deeze Republikeinen en de Volkplanters de grond eener verbintenisfe gelegd, die in haaren loop door geenerhande middelen konde geftremd worden. Deeze nayver was niet flegts heilloos voor de Maatfchappy in A 3 de XIII. BOEK..  XIII. boek. 1 i 1 i 6 GESCHIEDENIS de nieuwe waereld, daar dezelve haar belette haare laadingen te flyten ; maar hy belemmerde haar daarenboven op alle de Markten van Europa, alwaar de Kusthandelaars alle de voortbrengzels der Franfche Eilanden voor een laager prys gaven. Moedloos ge worden door deeze welverdiende wederfpoeden, verviel de Maatfchappy in eene volflagene werkeloosheid, die haar beroofde van het grootüe gedeelte haarer voordeelen, zonder eenige haarer uitgaven en onkosten te verminderen. De afftand, dien de Re. geering haar deedt, van het twintigfte gedeelte der koopmaufchappen en voortbrengzelen , welk zy aan zich hadt behouden, wierdt niet toereikende bevonden om de oude werkzaamheid te doen herleeven. Eenige deelgenooten waren van gedagten, dat, door het verzaaken der vernielende beginzelen , welke men dus lang hadt aangekleefd , de zaaken op den voorgaanden voet zouden kunnen gebragt worden; de meesten wanhoopten , in weerwil der groote voordeelen , bet te kunnen uithouden tegen de byzondere kooplieden, niet minder zuinig en fpaarzaam als de zulke, die men tot mededingers hadt. Deeze overtuiging was het >eflisfend teken tot eene omwenteling. Om ;enen geheelen ondergang te voorkoomen, m onder den last haarer fchulden niet te jezwyken, veilde de Maatfchappy haare Bezittingen te koop : de meeste wierden ge:ogt door de zulken, welke ze als Opzieniers of Bevelhebbers beftuurden. In den jaare 1649, kogt boisseret, voor drie  DER BEIDE INDIEN. * drie en zeventig duizend Livres, Guadaloupe, Maria Galante, Sainto, nevens alle de goederen, aan de Maatfchappye bp deeze Eilanden toebehoorende. De helft van deezen koop ftondt hy af aan houel, zynen Schoonbroeder. Voor Martinique, St. Lucie, Granada en Grenadias, betaalde duparquet, in den jaare 1650, niet meer dan zestig duizend Livres; zeven jaaren daarnaa, verkogt hy, aan den Graave van cerillac, Granada en Grenadias, een derde gedeelte hooger dan hem zyn geheele koop gekost hadt. D.e Maltheezer Ridders kogten, in den jaare 1651, St. Christoffel, St. Martin, St. Barthelemi, St. Croix en la Tortue, voor veertig duizend kroonen: deeze fomme wierdt betaald door den Bevelhebber poincy,, die deeze Eilanden beftuurde. De Ridders moesten ze bezitten als Leengoederen van de Kroon, en mogten derzelver beftuur aan geene andere dan Franfchen toever* trouwen. De nieuwe bezittere genooten een alleruitgebreidst gezag. Zy befchikten over de landeryen. Alle de burgerlyke en krygsbedieningen wierden door hen begeeven. Zy hadden het regt om de zulken vergiffenis te fchenken, die door hunne afgevaardigden ter dood veroordeeld waren. Zy waren kleine Oppervorften. Met grond mogt men gelooven, dat terwyl zy hunne eigen bezittingen beftuurden, de Landbouw aldaar een fpoedigen opgang zoude maaken. Deeze gisfing wierdt in eene zekere maate bekragtigd, niettegenstaande de geweldige en veelvuldige A 4 op- XI1L BOEK,  XIII. BOEK. < 1 1 1 i 8 GESCHIEDENIS oproerigheden en onlusten onder dusdanige Meesters. Nogthans was deeze tweede toeftand der Franfche Volkplantingen niet voordeeliger voor de Natie dan de eerfte. De Hollanders voeren voort met haar te' fpyzigen en de voortbrengzels van daar weg te voeren; deeze verkogten zy aan alle Natien zonder onderfcheid, zelf aan die Natie, welke, uit kragt van het regt van eigendom, alle de voordeden deezer Volkplantingen moest genieten. Groot was het onheil, dat hieruit voor het Moederland ontftondt. Colbert bedroog zich in de keuze der geneesmiddelen. Deez' groote Man, die, zedert eenigen tyd, de Geldmiddelen en den Koophandel van het Koninkryk hadt beftuurd, was , reeds by den eerften ftap, dien hy deedt, van 't rechte fpoor geweeken. De gewoonte, ten tyde van den Kardinaal mazarin ingevoerd, om onder Pagters te leeven, hadt hem doen eigen worden, om het geld, dat flegts een werktuig van verwisfelinge is, te befchouiven als de bron van alle nieuwe inrigtinKsh. Om het geld van den uitlander in het Koninkryk te lokken, kon hy geen vermojender middel dan de Handwerken verzinken. De Werkplaatzen befchouwde hy als le eenige groote hulpmiddelen van den Staat, en de kunftenaars en handwerkslieden ils de eenige waardige onderdaanen der Moïarchie. Om het getal van dit geflagt van nenfchen te vermenigvuldigen, oordeelde y de volftrekt noodiglte leevensmiddelen op en laagen prys te moeten houden, en den uit-  derbeideINDIEN. 9 uitvoer van 't koorn bezwaarlyk te maaken. Aan de voortplanting der oorfpronklyke ftoffen liet hy zich weinig geleegen zyn ; derzei ver verwerking hieldt alle zyne aandagt bezig. Deeze voorkeuze, aan de Nyverheid boven den Landbouw gegeeven, bragt alle gemoederen te onder; en dit vernielend ontwerp heeft ongelukkig Hand gehouden. Hadde colbert regtmaatige begrippen gehad van het ontginnen der landen, van de penningen , by voorraad verfchooten, die daartoe vereischt worden, en van de vryheid , daartoe volftrekt noodzaaklyk, hy zou, in den jaare 1664, gantsch andere maatregels hebben genomen, dan hy met 'er daad volgde. Het is bekend, dat hy Guadeloupe, en de Eilanden daar van afhanklyk, loste voor honderd vyf en twintig duizend Livres; Martinique voor veertig duizend Kroonen; Granada voor honderd duizend Guldens; alle de Bezittingen, aan Maltha behoorende, voor vyf honderd duizend Livres. Tot zo verre was zyn gedrag lofwaardig geweest; hy moest zo veele takken der Opperheerfchappye met het lichaam van den Staat op nieuw vereenigen. Maar hy moest deeze gewigtige bezittingen niet brengen onder het juk van eene bevoorregte Maatfchappye; eene daadelyke ondervinding, gepaard met beredeneerde beginzels, behoorde dezelve voor altoos geweerd te hebben. Het Ministerie voedde zich, waarfchynlyk, met de hoop, dat een Genoot* fchap, met hetwelk de Maatfchappyen van A 5 Afri- XIII. boek.  XIII. BOEK. I ( 1 ] 1 t 1 1 X t I d io GESCHIEDENIS Afrika, Cayenne en Noord - Amerika, nevens den koophandel, die op de kusten van St. Domingo begon gedreeven te worden, zouden vereenigd worden, eene onverwrikbaare Mogenheid zou worden, deels door de gewigtige verbintenisfen, welke dus zouden kunnen worden aangegaan: deels door de gereede gelegenheid , om de rampen , welke het van den eenen kant leedt, aan de andere zyde te vergoeden. Men verbeeldde zich, dat de gewigtige groote uitzigten van het Genootfchap op een verzekerden voet zouden gebragt worden, door aan hetzelve, zonder Intrest, voor den tyd van vier agtereen volgende jaaren, te leenen het tiende gedeelte van de hoofdfomme van zyne kapitaalen, door de koopmanfehappen, die bet na zyne Bezittingen zou voeren, van alle belastingen te ontheffen, en den mededingenden handel der Hollanderen, zo veel. nogelyk zyn zoude, te beletten. In weerwil van zo veele gunstbewyzen, jenoot de Maatfchappy geene luisterryke ogenblikken. Haare misflagen vermenigvuldigden, naar evenredigheid van de uitgeweidheid der vergunningen, met welke men mar hadt overiaaden. De trouwloosheid laarer Agenten, de wanhoop der Volkplaneren, de plonderende vernielingen der oorden : deeze en andere oorzaaken bragten aare zaaken in de uiterfte wanorde. De al deezer Maatfchappye fcheen niet meer vyfelagtig en kort aanftaande, in den jaare 674 , toen het Hof het welvoeglyk oor;elde om haare fchulden te betaalen, welke  DER BEIDE INDIEN. II ke toenmaals beliepen drie Millioenen, vyf honderd drie en twintig duizend Livres, en haar kapitaal haar wederom ter hand te ftellen; dit bedroeg één Millioen, twee honderd zeven en tachtig duizend, honderd vyf en tachtig Livres. Op deeze edelmoedige voorwaarden wierden met het lichaam vanden Staat op nieuw vereenigd die waardige bezittingen, welke, dus lang, in geen ander licht dan als uitlandfche bezittingen konden befchouwd worden. De Volkplantingen wierden in de daad Franfche Volkplantingen ; en alle de burgers, zonder onderscheid, hadden volkomene vryheid om zich aldaar neer te zetten, en op dezelve koophandel te dryven. De vervoeringen van blydfchap, welke deeze gebeurtenis op de Eilanden veroorzaakte, kunnen met geene penne befchreeven worden. De kecens, in welke men zedert zo langen tyd hadt gezucht, wierden verbroken; niets fcheen voortaan de werkzaamheid en den yver des arbeids en der Nyverheid te kunnen vertraagen. Elk Volkplanter vierde zyner Eerzucht den teugel: ieder vleide zich met een kort aanftaand en onbepaald geluk. Indien hun verzekerd vertrouwen wierdt te leur gefield, moet zulks hunner vermeetelheid noch werkelooze traagheid geweeten worden. Hunne hoopende verwagtingen behelsden niets dat met den gewoonen loop der dingen niet overeenftemde; hun geheel gedrag ftrekte om dezelve te regtvaardigen en te bekragtigen. De vooroordeelen van het Moederland XIII. BOEK-.  XIII. BOEK. 12 GESCHIEDENIS land ftelden hun, ongelukkiglyk, onoverkoomelyke hinderpaalen in den weg. Vooreerst wierdt op de Eilanden zelve, van ieder vryman, en van eiken flaaf van beide fexen, een jaarlyksch hoofdgeld gevorderd van honderd ponden ruuwe Suiker. Te vergeefs wierdt hier tegen ingebragt, dat de verpligtmg, der Volkplantingen opgelegd, om alleen met het Moederland te mogen handelen, reeds eene genoegzaam knellende belasting was, om de plaats van alle de andere te bekleeden. Deeze vertoogen verwekten den indruk niet, dien zy verdienden. Hec zy de behoefte of de onkunde der Regeeringe daar van de oorzaak was, zeker is het, dat de Akkerlieden, dien men de behulpzaame hand hadt moeten bieden, door opgefchooten penningen zonder Intrest, en door andere gunstbewyzen , in de handen van fchraapzieke Pagters zagen overgaan een gedeelte hunner ingezamelde vrugten, die in den fchoot van vrugtbaare Akkers geworpen , den aanwas en voortplanting allengskens zouden vermeerderd hebben. Ten zelfden tyde, als de Eilanden zich dus ontbloot zagen van een gedeelte hunner koopmanfchappen , beraamde de geest van uitfluitinge in Frankryk verzekerde maatre gels, om den prys der zulke, welke men hun liet behouden, te verminderen. Het voorregt, om ze van daar te haaien, wierdt aan een klein getal havens bepaald. Dit was een in 't oogloopende aanflag tegen de havens van het Koninkryk, die dus belet wierden een regt te genieten, dat hun van na«  DER BEIDE INDIEN. 13 natuure en regtswege toebehoorde; doch het was tevens een groot- nadeel voor de Volkplantingen, die, door deeze fchikking, het groot getal der koopers en verkoopers op haare kusten zagen verminderen. By dit nadeel kwam eerlang een ander. Het Ministerie was op middelen bedagt geweest om de vreemde fchepen van zyne afgeleegene Bezittingen uit te fluiten; dit was aan hetzelve gelukt, dewyl het zulks waarlyk en in goeden ernst begeerde. Deeze Zeelieden verwierven van de gierigheid, 't geen het gezag hun weigerde. Van de Franfche Kooplieden kogten zy vrygeleibrieven om na de Volkplantingen te vaaren; met de laadingen, die zy aldaar hadden ingenomen , keerden zy regelrecht na hun Vaderland te rug. Op honderderlei wyze kon deezè trouwloosheid geftraft en beteugeld worden. Men bepaalde zich tot een middel, dat het heilloosfte van allen was. Alle de fchepen vonden zich genoodzaakt, niet alleen om onmiddelyk weder te keeren in het Moederland, maar ook in de eigenfte havens, uit welke zy vertrokken waren. Dusdanig eene belemmering veroorzaakte noodwendig zeer aanmerkelyke kosten , die zonder eenig nut gedaan wierden, en moest zeer veel invloeds hebben op den prys der Amerikaanfche voortbrengzelen. Het leedt niet lang, of de Suiker, het aanmerkelykfte deezer voortbrengzelen, leedt eene nieuwe belemmering. De zulken, die de Suiker bereidden, verzogten, in den jaare 1682, dat de uitvoer der ruuwe Suiker mogt XIII. BOEK.  14 GESCHIEDENIS XIII. BOEK. ■i j 4 i i 1 1 \ mogt verbooden worden. Het algemeen belang fcheen hunne eenige beweegreden te zyn. Het ftreedt, zeiden ze, tegen alle gezonde beginzels, dat de oorfpronklyke ftoffen na buiten wierden gezonden om de uitlandfche Fabriken aan den gang te houden en te doen bloeien, en dat de Staat zich vrywillig beroofde van een zeer waardig handwerk. Te veel indruks maakte deeze fchoonfchynende reden op het verftand van colbekt. Wat gebeurde 'er ? Haare kunstbewerking bleef even hoog in prys en onvolmaakt, als zy ten allen tyde geweest was. De Volken, die de meeste Suiker gebruiken, wilden zich daar mede niet vergenoegen; de Franfche Suikerplantaadjen verminderden , en die der mededingende Natiën kreegen een in 't oogloopenden aanwas. Eenige Volkplanters, bemerkende dat men, ondanks eene zo heillooze ondervindinge , liet afzag van het beraamde Ontwerp, verzogten verlof, om zeiven hunne eigen Suiker te mogen bereiden. Zy genooten zo /eele voordeden, om deeze kunstbewerking raor een maatigen prys te kunnen volbrengen, dat zy zich vleiden, den voorrang by le uitlanders, dien zy aldaar hadden verboden , welhaast te zullen herwinnen. Meer lan waarfchynlyk zou deeze beurtwisfeling ;eweest zyn, indien ieder Kwintaal bereide suiker, dat zy verzonden, by deszelfs invoering niet ware onderworpen geweest aan :ene belasting van acht Livres. Alles wat :y konden uitwerken, was, dat zy, in i/eerwil van de belemmeringe deezer uitfpoo- rige  DÉR BEIDE INDIEN. 15 rige belastinge, in het binnenfte der Monarchie het konden uithouden tegen den nayver der Franfche Suikerbereiders. De opbrengst der Rafinaderyen , zo der Volkplantingen als van het Koninkryk zelve , wierdt hier geheel verbruikt; en men verkoos liever afftand te doen van een gewigtigen tak van koophandel, dan te erkennen, dat men, den uitvoer der ruuwe Suiker verbiedende, een misflag hadt begaan. Zints dit oogenblik konden de Volkplantingen , die zeven en twintig Millioenen ponden Suikers inzamelden, deeze gantfche menigte niet verkoopen aan het Moederland , dat flegts twintig Millioenen ponden gebruikte. Gebrek aan gelegenheid om de Suiker te flyten, was oorzaak dat 'er niet meer, dan volftrekt noodig was, geplant wierdt. Hoe veel dit noodzaaklyke bedroeg, kon alleen naa eenig tydverloop ontdekt worden : en voordat men hieromtrent volkomene zekerheid hadt, verviel de Suiker in eene alleruiterfte kleinagting. Deeze kleinagting, welke gedeeltlyk ontftondt uit de gebrekkige bereidinge, was zo aanmerkelyk , dat het honderd pond ruuwe Suiker, welk, in den jaare 1682, voor veertien of vyftien guldens wierdt verkogt, in den jaare 1713 niet meer dan vyf of zes guldens waardig was. De laage prys der voornaamfte koopmanfchap zou de Volkplanters in de onmogelykheid gebragt hebben om hunne flaaven te vermenigvuldigen, genomen zelf dat de Regeering, door haare bedryven, hier in niet hadt xni. BOEK.  16 GESCHIEDENIS XIII. BOEK. hadt mede gewerkt. De Negerhandel was fteeds in de handen van uitfluitende Maatfchappyen , die altoos zeer weinige flaaven kogten, om dus verzekerd te zyn van ze beter te kunnen verkoopen. 'Er zyn voldoende redenen voorhanden om te mogen beweeren, dat, in den jaare 1698, geen twintig duizend Negers in deeze talryke Bezittingen gevonden wierden; en 't zou geene ligtvaardigheid zyn, te beweeren, dat verre het grootfte gedeelte derzelver aldaar door kusthandelaars was ingevoerd. Vier en vyftig fchepen, van eene middelmaatige grootte, waren genoeg om alles, wat de Volkplantingen opleverden, weg te haaien. Onder den last van een zo groot aantal opeen gehoopte banden, moesten de Franfche Volkplantingen eigenaartig bezwyken. Indien ze van haare bewooners niet verhaten wierden, om hunne vlyt en nyverheid na elders over te brengen, hunne ftandvastigheid moet alleen worden toegefchreeven aan eenige flaauwe aanmoedigingen, die hen van tyd tot tyd op verbetering van hunnen toeftand deeden hoopen. Het planten van Tabak, Kakao, Indigo, Katoen en Rokou wierdt vry fterk aangemoedigd en begunftigd. De Regeering onderfchraagde deeze nyverheid van ter zyden, door zeer zwaare belastingen te leggen op den uitlandfchen invoer deezer koopmanschappen. Deeze geringe gunst rekte den tyd om eene gelukkiger omwenteling te verwagten. Deeze viel voor in den jaare 1716. Omtrent deezen tyd, verving een verHaan-  d ë r beide indien. n ftaa'nbaar en eenvoudig Reglement de plaats van die menigte dubbelzinnige Bevelfchrif. ten, welke fchraapzieke en niet zeer kundige Pagters fneedig genoeg geweest waren om der behoefte en zwakheid van de Regeeringe, van tyd tot tyd , af te troonen. De koopmanfcbappen , voor de Volkplantingen gefchikt, wierden van alle bel . tingen ontheeven. De regten op de Amerikaanfche mondbehoeften, die binnen het Koninkryk zouden genuttigd worden , wierden merkelyk verminderd. De zulke, welke Ha andere Natiën zouden mo^en verzonden worden, moesten, by het inkoomen en uitgaan, volkomene vryheid genieten, mids betaalende drie ten honderd. De belastingen, op de uitlandicbe Suiker gelegd, moesten zonder onderfcheid overal gcheeven worden, zonder eenig opzigt te neemen op byzondere vrydommen en voorregteh; het geval van wederuitvoeringe in de havens van Ba. yonne en Marfeille alleen uitgezonderd. Terwyl het Moederland zo veele voordeelen vergunde aan zyne afgeleegene Bezittingen, vergat het niet zyne eigen belangen. Het begeerde, dat alle de koopmanfchappen , wier vertier binnenslands niet geoorlofd was, aan haar insgelyks verboodcn wierden. Om den voorrang en meerderheid zyner Fabriken te verzekeren, beval het daarenboven, dat de koopmanfehappen zelf, wier gebruik niet verbooden was, by haaren invoer in het Koninkryk, de regten zouden betaalen, niextegenftaande zy voor de Volkplantingen gefchikt waren. V. deel. B Hec xii r. boek.  18 GESCHIEDENIS xin. HOEK. Het gezouten osfenvleesch alleen, welk het niet gelyk op tegen andere volkeren konde keveren , was van deeze verpligtinge ontheeven. Deeze fchikking zou zo goed en heilzaam geweest zyn, als de kundigheden des tyds, in welken zy gemaakt wierdt, medebragten, indien het Eevelfchrift den Amerikaanfchen handel algemeen hadt gemaakt, die dus lang aan eenige weinige havens was bepaald; en indien het de fchepen hadt ontheeven van de verpligtinge, om regelrecht weder te keeren na de zelfde plaats , van waar zy vertrokken waren. Dusdanige belemmeringen bepaalden het getal der Matroozen, vermeerderden de onkosten van den fcheep. vaart, en beletteden den uitvoer van inlandfche voortbrengzelen. Zy, die toenmaals het roer van den Staat in handen hadden, moesten deeze ongemakken en nadeelen op« merken, en namen, ongetwyfeld, voor, om de noodige vryheid en leevendigheid aan den koophandel wederom te geeven. Waarfchynlyk waren zy genoodzaakt, hunne grondregels van Staat op te offeren aan de verbitterdheid der handeldryvenden, die alle de imïgtingen en onderneemingen, welke 'tegen hunne belangen ftreeden, op eene veel gerugts maakende wyze afkeurden. De Volkplanter, die niet dan zyns ondanks de uitnodigende verlokzelen van een voortreffelyken grond wederfïaan hadt, befteedde, in weerwil deezer zwakheid, daar aan al zynen vlyt, zo ras men hem daartoe vryheid gaf. Zyn voorlpoed deedt alle Natien  DER BEIDE INDIEN. 10 tien verwonderd ftaan. Indien de Regee ring, ten tyde van de eerfte komst der Franfchen in de nieuwe waereld, by voorraad de kundigheden hadt bezeeten, die zy, eene Eeuw daarnaa, door de ondervinding, verkreeg; de Staat zou al vroeg een Akkerbouw en rykdom hebben genooten, die, meer dan veroveringen, tot zynen voorfpoed zouden gediend hebben. Men zou hem niet even zeer door zyne overwinningen als nederlaagen hebben zien wankelen. De wyze Staatsdienaars, die de rampen des oorlogs vergoelykten door eene gelukkige omwenteling in den koophandel, zouden de fmarte' niet geleeden hebben van te moeten zien, dat men St. Croix, in den jaare 1696, ontruimd, en St. Christoffel, door den Vrede van Utrecht, hadt opgeofferd. Hunne droefheid zou het hart nog veel dieper gewond hebben, indien zy hadden kunnen voorzien, dat men, in den jaare 1763, zou genoodzaakt zyn, Granada aan de Engelfchcn af te ftaan. Vreemde ziekte der Eerzucht van de Volken, of liever van de Koningen! Naa dat men Millioenen van menfchen heeft opgeofferd, om eene afgeleegene Bezitting te verkrygen en te behouden, is men genoodzaakt nog meer op te offeren om die te verliezen ! Nogthans heeft Frankryk nog zeer aangeleegene Volkplantingen behouden. Zy verdienen dat haare waarde gewikt en gewoogen worde. Laaten wy een aanvang maaken met Guyana, dat boven den wind van alle de andere legt. De grootheid deezer uitgebreide landftreeB 2 ke XIII. BOEK.  2o GESCHIEDENIS XIII. BO£K. i 1 I ke wordt door haare grensfcheidingen zelve aangekondigd. Ten Oosten befpoeld door den Oceaan; ten Noorden door de Oronoque; ten Zuiden door de Amazone; ten Westen door Rio - Negro , die deeze twee. rivieren , de grootfte "van Zuid - Amerika , vereenigt, is Guyana, uit dit oogpunt befchouwd, een Eiland, dat van het Noordenna het Zuiden ten minfte twee honderd mylen in de breedte, en van het Oost na het West ruim drie honderd mylen in de lengte telt. De Volken, die in deeze zo gelukkig envoordeelig beperkte ruime uitgeflxektheid omzwerfden, vóór de aankomst der Europeaanen, waren verdeeld in verfcheiden Natien , ieder uit een klein getal manfchap zamengefield. Hunne Zeden verfchilden met van die der Wilden van het Zuidelyke vaste land. De Caraïben alleen, die, om hunne menigte en dapperheid, de ftoutilen in onderneemingen waren, onderfcheidden zich door een merkwaardig gebruik in de keuze hunner Opperhoofden. Om dusdanig een i/olk aan te voeren, moest men, in kragt, iapperheid, onverzaagdheid en kundigheden, soven alle de overigen uitmunten, en van ieeze hoedanigheden ontwyfelbaare en in 'r, x>gloopende proeven geeven. De perfoon, die opgeleid wierdt om alle Ie overigen zyner Natie voor te gaan, noest vooraf eene grondige kennis hebben ran de plaatzen, die meest gefchikt waren :ot de jagt en visfehery; ook moest hy alle wonnen en wegen kennen. In den beginne motst  DER BEIDE INDIEN. £1 moest hy een langduurig en -geftreng vasten ondergaan, vervolgens liet men hem -zeer zwaare lasten draagen. De meeste nachten ftondt hy op fchildwagt aan den ingang der Karbet. Hy wierdt tot aan het middellyf in een Mierennest .begraaven, daar hy een geruimen tyd aan de pynlyke en bloedige fteeken dier Infekten wierdt bloot ■gefteld. Indien hy, in alle deeze omftan- digheden, eene fterkte van lichaam en geest vertoonde, die gehard was tegen de gevaaren en geesfels, aan welke de Natuur het ■Jee ven der Wilden blootftel ; indien hy een Man wierdt bevonden , die alles kon verdraagen en niets vreesde, dan wierdt hy met algemeene ftemmen tot Opperhoofd verkoozen. Ondertusfchen , even alsof hy -een bezef hadt van 't geen , waartoe de Eer, om over menfehen te gebieden, verbindt, verbergde hy zich onder dikke bladeren. De Natie ging hem opzoeken in «en fchuilplaats, die hem den post, dien hy ontvlugtte , waardiger maakte. Ieder der ©mftanders zette hem den voet op het hoofd, om hem daar door te herinneren, dat hy door zyns gelyken uit het fïof verheeven zynde, zy hem derwaarts konden -doen wederkeeren, indien hy de pligten zy. «er bedieninge verwaarloosde Dit was ■de plegtigheid zyner krooninge. Naa deeze Staatsies, vielen alle de boogen en flitzen voor zyne voeten neder; en de Natie gehoorzaamde voortaan aan zyne Wetten, of Jiever zyn voorbeeld. Zodanig waren de bewoonersvan Guyana, B 3 toen XIII. BOEK.  22 GESCHIEDENIS XIII. BOEK. toen de Spanjaard alpeionso ojeda aldaar 't eerst voet aan land zette , in den jaare 1499, verzeld van amerikus vesputius en jan de la cosa. Hy doorkruiste een gedeelte van hetzelve. Deeze reize gaf flegts oppervlakkige kundigheden van een zo uitgeftrekt gewest. 'Er wierden nog veele andere togten derwaarts gedaan, die met groo-. ter kosten ondernomen , daarom niet minder ongelukkig uitvielen. Zy wierden nogthans menigvuldiger, uit kragt van eene beweegreden , die de menfehen altoos heeft bedroogen, en ten allen tyde zal bedriegen. 'Er was een gerugt verfpreid, zonder dat men weete wat daar toe aanleiding hadde gegeevcn, dat in het binnenfte gedeelte van Guyana eene landftreek lag , ad Daurado genaamd, dat onmeetelyke rykdommen aan Goud en Edelgefteenten, en meer Mynen en fchatten bevatte, dan cortez en pizarre immer ontdekt hadden, Dit verdichtzel ontftak niet alleen de uit den aart vuurige verbeeldingskragt der Spanjaarden; het werkte op eene gelyke wyze op alle de Volken van Europa. Van deeze geestdrift wierdt inzonderheid bevangen walter raleigh , een der zonderlingfte menfehen, welke een gewest, het vrugtbaarst in zonderlinge karakters, immer heeft voortgebragt. Hy bezat eene overmaatige drift voor alles, wat luisterryk was en veel vertoons maakte; een vermaardheid, die de grootfte naamen verdonkerde.* meer kundigheden dan de zulken, wicn hun toeftand alleen aan de Letteraeffeningen bepaalde ;   -r-7 -r-~^y o-w-yj^'tm / /  der beide INDIEN. 23 -paalde; eene vryheid van denken, welke ■niet met den aart en fmaak zyner Ecuwe ftrookte; iet Romanesks in zyne begrippen en gedrag. Deeze geestneiging deedt hem, in den jaare 1595 , tot de reize na Guyana befluiten; doch hy volbragt dezelve, zonder iets te hebben gevonden van hetgeen hy zogt. No-thans gaf hy, naa zyne wederkomst in Engeland, eene Reisbefchryving in het licht, opgevuld met de fchoonfchynendfte bedriegeryen, met welke de menschlyke ligtgeloovigheid immer gevoed wierdt. De Franfchen hadden dit bedriegend getuigenis niet afgewagt, om zich te bekommeren omtrent eene landftreeke, die zo veel vermaardheids hadt verkreegen. Al lang te vooren hadden zy zich laaten inneemen door het algemeene vooroordeel, met eene vaardigheid hun byzonder eigen. Terwyl hunne mededingers hunnen wensch zogten te erlangen aan den kant van den Oronoque, bevlytigden zy zich om den hunnen vervuld te krygen aan de Amazone. De vrugtloosheid hunner togten deedt hen ten laatfte befluiten, om zich te vestigen op het Eiland Cayenne; dit gefchiedde in den jaare 1635. Eenige kooplieden van Rouen , van gedagten zynde dat met deeze Bezitting voordeel zou te behaalen zyn, fpanden met hunne inzigten en penningen te zamen, in den jaare 1643. Hunne belangen vertrouwden zy aan eenen Woesteling, poncet de bretigny genaamd; deeze verklaarde den oorlog zo wel aan de Volkplanters als aan B 4 de XIII. boek.  24 GESCHIEDENIS XIII. BOEK. "1 ,1 de Wilden, en wierdt eerlang vermoord. Dewyl deeze treurige gebeurtenis den moed der deelgenooten verkoelde, zag men , in den jaare 1651, eene nieuwe iMaatfchappy opkoomen, die meer opgangs lcheen te moeten maaken. De grootheid van haar kapitaal ftelde haar in flaat om in Parys zelve zeven of acht honderd Volkplanters re verzamelen. Zy wierden op de Seine ingefcheept, om langs die rivier na Havre de Grace af te zakken. Het ongeluk wilde, dat de braave en deugdzaame Abt de marivault, die de ziel der onderneeminge was, en in de hoedanigheid van Cirekteur Generaal dezelve moest bellieren, zo als hy in zyn fchip wilde treeden, verdronk. Roiville , een Edelman uit Norman dye , als Generaal na Cayenne gezonden, wierdt op den overtogt derwaarts vermoord. Twaalf der voornaam fte deelgenooten , de werkmeesters van dit fchelmftuk, gedroegen zich in de Volkplanting, die zy voorneemens ivaren te doen bloeien, met alle de fnoodheid en wreeddaadigheid, welke dit verfchrikkelyk voorfpel aankondigde. Een van :uin deeden zy ophangen. Twee ftierven. Drie wierden na een woest en -onbewoond tiland gebannen. De overigen gaven zich »an de uiterlle overmaate van buitenfpooigheden over. De Bevelhebber van het £ '.steel liep met een gedeelte der Bezettinge :ot de Hollanders over. Die den honger, je elende en de woede der Wilden van de raste kust, die men op allerlei wyzen hadt -etergd , ontkoomen waren, rekenden het zich  DER BEIDE INDIEN. 25 zich tot een groot geluk, dat zy, met een fchip en twee kanoes, zich op de Eilanden beneden den Wind konden bergen. Zy verlieten het Fort, de Oorlogsbehoeften , de Wapens, de Koopmanfchappen, nevens de Lyken van vyf of zes honderd hunner ongelukkige medgezellen, vyftien maanden naadat zy aan het Eiland ontfcheept waren. In den jaare 1663, wierdt 'er eene nieuwe Maatfchappy opgericht, onder het beftuur van la barre , Requestmeester. Haare ingelegde hoofdfomme bedroeg niet meer dan twee honderd duizend guldens. Door behulp van het Ministerie wierdt zy in ftaat gefteld tot het verdryven der Hollanders, die, onder het geleide van spranger, zich aldaar hadden gevestigd, naadat de Franfchen het land geruimd hadden. Een jaar daarnaa, wierdt dit zwak lichaam een gedeelte der groote Maatfchappye, aan welke de bezittingen en voorregten van alle de andere Maatfchappyen kwamen. Cayenne kwam wederom in handen der Regeeringe, op dat gelukkig tydftip, welk alle de Volkplantingen in haare vryheid herftelde. In den jaare 1667 wierdt zy veroverd door de Engelfchen, en in den jaare 1676 door de Hollanders; doch zedert dien tyd wierdt zy nimmer vyandlyk aangetast. Deeze Bezitting, zo dikmaals onderst boven gekeerd, haalde naauwlyks adem; naauwlyks begon zy eenige flikkeringen van rust te genieten, of men vatte een gunftig denkbeeld op van haaren voorfpoed. Etlyke Vrybuiters, die, met buit belaaden, uit de B 5 Zuid- XIII. BOEK.  XIII. BOEK. i 26 GESCHIEDENIS Zuid-zee te rugge keerden, zetteden zich aldaar neder; en, 't geen van nog grooter aangelegenheid was, namen het belluit om hunne Schatten tot den Landbouw te befteeden. Zy fcheenen dien met veel kragts en leevens te moeten dryven, dewyl zy groote hulpmiddelen bezaten, toen ducasse, die, nevens een groot aantal fchepen, den roem van een bekwaam Zeeman bezat, hun, in den jaare 1688, de plondering van Suriname voorfloeg. Hun natuurlyke imaak begon te herleeven; de nieuwe Volkplanters wierden op nieuw Zeefchuimers ; en hun voorbeeld wierdt van bykans alle de bewooners gevolgd. Hunne onderneeming viel ongelukkig uit. Een gedeelte der beftryders fneuvelde in den aanval; en de andere, gevangen genomen , wierden gezonden na de Antilles, daar zy zich nederzetten. Nimmer is de Volkplanting van deeze fchade bekoomen. Verre van zich in Guyana te kunnen uit. breiden, heeft zy in Cayenne fteeds gekwynd. Dit Eiland, dat van de vaste kust wordt Tefcheiden alleen door de wateren van twee rivieren , haalt, naar gisfing , in den om:rek, zestien mylen. Het heeft eene gedaante, welke de Natuur zelden aan de Eilanden geeft, en die het ter bewooninge niet zeer gefchikt maakt: verheeven aan de iusten en laag in het midden , wordt het ran zo veele Moerasfen doorfneeden , dat le gemeenfchapsoeffeningen 'er niet doenyk zyn dan langs groote omwegen. Ten ' tyde  DER BEIDE INDIEN. 27 tyde toe, dat men de overftroomde landen droog gemaakt , en door wel aangelegde Dyken voor verdere overftroomingen beveiligd hebbe , zullen alleen de kleine bergjes kunnen bebouwd en beplant worden. Men vindt op dezelve eenige Aders van een voortreffelyken grond; maar hy is doorgaans fchraal, zandagtig en wel dra uitgeput. Het eenige Dorp, dat in de Volkplanting wordt gevonden , wordt verdeedigd door een bedekten weg, eene wyde gragt, een zeer goed aarden Bolwerk, en vyf Bastions. Midden in het Dorp , legt een vry hooge heuvel, waar van men eene Redoute heeft gemaakt, waar aan men den naam van een Fort geeft; naa de verovering der plaatze, zouden veertig man zich hier nog kunnen handbaaven, De weg na de haven loopt door een naauw Kanaal, welk de fchepen alleen kunnen binnenloopen by hoog water, te midden van Rotzen en Klippen, waar mede het Kanaal langs de oevers en in het midden als bezaaid is. De Rokou was het eerfte voortbrengzel van Cayenne. Het is eene roode verffioffe, welke de Spanjaards Jchiote noemen; de witte Wolle, die men met eene kleur, wel ke zy ook zyn moge, wil verwen, wordi daarin gedompeld. De boom, welke deeze ftoffe voortbrengt, heeft een rosagtiger fchors, groote, fterke , harde en donker groene bladeren. Hy is zo hoog, doel" zwaarder van kruin, als de Pruimboom Zyne bloemtrosfen, vry gelyk aan de wilde Roozen, verwisfelen tweemaal 's jaars, er wor- XIII. BOEK. I t l  . XIII. BOEK. I 28 GESCHIEDENIS worden vervangen van Doppen, niet zo groot als die van de Kastanje , doch niet minder ftekelig; zy bevatten kleine korrels, met een Inkarnaat rood vliesje bedekt; dit maakt de Rokou uit. Eén van de acht of tien Doppen, welke ieder knop bevat, behoeft flegts van zelve open te gaan, om ze allen te kunnen plukken. Men neemt uit dezelve de korrels, welke terftond overgeftort worden in groote kuipen, met water gevuld. Wanneer de gisting eenen aanvang neemt, worden de korrels, op onderfcheiden tyden, gekneusd door middel van houten ftampers, tot dat het vliesje geheel is los geraakt. Vervolgens wordt alles oyergegooten in biezen zeeven , in welke de vaste deelen blyven leggen, en in yzeren ketels doorlaaten een verdikt, roodagtig en fbnkend vogt. Terwyl het kookt, wordt de fchuim 'er met groote bekkens afgefchept. Wanneer het bovengemelde vogt niet meer fchuimt, wordt het als nutteloos weggeworpen , en de afgefchepte fchuim in de ketel gedaan. Deeze fchuim , die men tien of twaalf uuren laat kooken , moet geftadig geroerd worden met een houten fpatel, opdat zy niet aan de ketel blyve vast hegten, en zwart worde. Naadat zy lang genoeg gekookt en een weinig vastigheids heeft i/erkreegen, wordt zy op planken gelegd om aldaar koud te worden. Vervolgens vordt zy verdeeld in koekjes, weegende eder twee of drie ponden; hier mede neenen alle toebereidzels een einde. Naa  DER BEIDE INDIEN. 20 Naa het planten van Rokou, leidde Ca* yenne zich toe op het aankweeken van Katoen , Indigo en Suiker. Cayenne was de eerfte der Franfche Volkplantingen, die de Koffy plantte; zy ontving dezelve, in den jaare 1721, van zommigen haarer overlooperen , die haare vergiffenis kogten, voor de Koffy , die zy medebragten van Suriname, werwaarts zy gevlugt waren. Tien of twaalf jaaren daarnaa, begon men Kakao te planten. In den jaare 1752 wierden uit de Volkplantinge na buiten gevoerd, twee honderd zestig duizend, vyf honderd een en veertig ponden Rokou; tachtig duizend drie honderd drie en zestig ponden Suiker; zeventien duizend negen honderd negentien ponden Katoen; zes en twintig duizend acht honderd een en tachtig ponden Koffy; een en negentig duizend negen honderd zestien ponden Kakao; zes honderd achttien voeten hout, en honderd vier planken. Deeze voortbrengzels waren te zamen de vrugt van den arbeid van negentig Franfche huisgezinnen , honderd vyf en twintig Indiaanen , en vyftien honderd Negers, die de geheele Volkplanting uitmaakten. Zodanig en nog zwakker was de toeftand van Cayenne , wanneer men, in den jaare 1763, met veel verwonderings, vernam, dat het Hof van Verfailles op middelen bedagt was om hetzelve een grooten luister en aanzien te geeven. Men was nu, kort geleeden , verlost van de eislykheden eens fchandelyken Oorlogs. De toeftand der zaaken hadt het Ministerie doen befluiten, om den XIII. BOEK.  XTir. BOEK. ;j<$ GESCHIEDENIS den Vrede te koopen, door het opofferen van veele aangeleegene Bezittingen. Het fcheen even noodzaaklyk, der Natie te doen vergeeten, zo wel haare onheilen, als de misflagen, die ze hadden doen gebooren worden. De hoop op een beter geluk konde haare ledigheid vermaaken, en haare kwaadwilligheid bedriegen; en men wendde haare oogen af van de Volkplantingen, die zy hadt verlooren , na Guyana , 't welk , zeide men , zo veele wederfpoeden moest vergoeden. Dit uitgeftrekt gewest, dat men langen tyd hadt verfierd met den ftaatelyken naam van het Even nachts - Frankryk , behoorde niet geheel en al aan deeze Mogenheid, gelyk zy voormaals , hadt beweerd. De Hollanders, zich nederzettende ten Noorden , en de Portugeezen ten Zuiden, hadden het beflooten tusfchen de rivieren de Marony en de Vincent-Pincon. Door verfcheiden Verbonden waren deeze grensfcheidingen vastgefleld, Even verre afgeleegen van het Eiland Ca37enne, loopt de uitgeftrektheid gronds, die hen vanéén fcheidt, niet verder dan honderd mylen langs de kusren. De fcheepvaart is 'er zeer bezwaarlyk, uit hoofde van de fnelheid der ftroomen, en wordt geftadig belemmerd, door de Eilandtjes, door zand- en harde modder • banken, en fterke en vast in een geflootene fteenhoopen, die van twee tot drie mylen verre in Zee uitloopcn. 'Er is geen haven ; men vindt 'er weinig plaatzen, daar de fchepen kunnen landen, en de ligtfte floepen ont- moe-  DER BEIDE INDIEN. 3* moeten 'er menigmaalen onoverkoomelyke zwaarigheden. Niet beter bevaarbaar zyn de groote en menigvuldige rivieren, welke deeze vaste kust bewateren. Haare bedding wordt geftadig afgebroken , door fchroomlyke Rotzen , welke het opzeilen beletten. De kust, die bykans overal laag is, wordt, op de meeste plaatzen, door den vloed onder water gezet. In het regenagtig faifoen, worden, in het binnenfte gedeelte des lands, de meeste Vlakten en Valeien in Moerasfen veranderd. Nergens ontmoet men alsdan eenige veiligheid, dan op de eeni^zins hoogliggende gronden. Deeze overftroomingen, nogthans, die allen arbeid, allen Akkerbouw doen opfchorten, doen de warmte vry draaglyk worden, zonder dat zy een zo kwaadaartigen invloed hebben op het klimaat, als men met grond zou mogen vermoeden. Omtrent de bevolking der landen, die verre van de Zee leggen, kunnen geene .dan onzekere gistingen worden voorgedraagen. Die der kusten beftaat, naar gisfing., uit negen of tien duizend menfehen, die verdeeld zyn in verfcheiden Natiën, van welke de Galibis de magtigfte zyn. Door kragt van menigvuldige poogingen en ftandvastigheid, is het den Zendelingen gelukt, eenige deezer zwervende Volken een- vast verblyf te doen neemen, zelf om hen te bevredigen met de Franfchen, tegen welke zy een zeer geduchten haat en fterke vooroordeelen hadden opgevat; deeze waren niet geheel ongegrond. De eerfte Gelukzoekers, die dit gewest bezogten, namen aldaar met geweld ge- XIII. BOEK.  XIII. BOEK. 32 GESCHIEDENIS gevangen of kogten 'er menfehen, die zy, zelf op eenen grond, daar zy V' y gebooren waren, veroordeelden tot den moeilykften arbeid der flaavernye, of verkogten aan de Volkplanters van de Antilles. De gewoone prys was in den beginne twintig Pistoolen; gelukkiglyk wierden zy in 't vervolg zo duur, dat men 'er van afzag. Men verkoos liever Negers te koopen, die, bykans even gefchikt voor de jagt als voor de visfchery, veel bekwaamer waren voor de groote plantaadjen , die allerwegen wierden aangelegd. Guyana, aangemerkt in den toeftand, als wy het befchreeven hebben , fcheen een zeer waardig hulpmiddel in het oog van het Franfche Ministerie, welk in de noodzaaklykheid was gebragt om groote misflagen te verbeteren. Naa dat wy eenige aanmerkingen hebben voorgedraagen , zal men over deszelfs beweegredenen kunnen oordeelen. Onder tweederleie gedaante en betrekkingen vertoont zich Amerika aan Europa. Het ftelt den zulkcn , die uit dit waerelddeel daar heen verhuizen, twee Luchtftreeken voor om te bevolken en te beplanten, de Verzengde en de Noordlyke Gemaatigde Luchtfïreek. De eerfte, vrugtbaarer en ryker in ftoffen tot weelde en wellust dienen • ie, moest, in den beginne, meer luisters verfpreiden, en een fpoediger en uitgebreider invloed geeven aan de Mo genheden , die zich daar van meester maakten. Geèhapen, naar 't fchynt, voor de Overheerihinge, dewyl de warmte van het klimaat en  der beide INDIEN. 33 cn de vrugtbaarheid van den grond aldaar de gemoederen vormen tot de flaaverny, •door den trek tot rust en vermaak, moest zy bemagtigd worden door eigendunkelyke Monarchien en bevolkt door flaaven, welke aldaar geene voortbrengzels kweeken , dan die gefchikt zyn om de fterkte en veerkragt der vezelen te verllappen, door het vermenigvuldigen der leevendige en fterke gewaarwordingen. Dewyl de Mynen, van welke zy overvloedig voorzien is, rykdommen opleverden buiten een zwaaren arbeid, moesten zy, in tweederleien opzigte, de verganklykheid der Staaten verhaasten, door de aantokkelingen der begeerten en de gemaklykheid der genietingen. De Volken, die deeze Luchtftreek bewoonen, moesten tot yerwyfdheid vervallen, of ylings overflaan tot de onderneemingen eener Eerzucht, die te verderflyker was, naar gelang zy in den beginne gelukkiger flaagde. De vrugt of het teken der rykdommen voor het icheppend beginzel der ftaatkundige vermogens houdende, verbeeldden zich deeze Staaten, dat zy , door middel van geld , de Natiën in hunne foldy zouden houden, even gelyk zy de Negers in hunne boeiens hielden; zonder te voorzien, dat het zelfde geld, welk Bondgenooten geeft, hen tot zo veele magtige vyanden zoude maaken, die nevens hunne wapens de uitlandfche rykdommen paarende, zich van dit dubbel werktuig zouden bedienen om alles te vernielen. De Gemaatigde Luchtftreek van NoordAmerika, konde geene andere dan werkzaame V. deel. C cn XIII. boek.  34 GESCHIEDENIS XIII. BOEK. ] ( ( t l t r è a c li h C v z 4 en vrye Volken lokken. De voortbrengzeis , die zy levert, zyn gemeen en noodzaaklyk, doch even om de zelfde reden eene altydfpringende bron van rykdommen en fterkte. Zy begunftigt der bevolkinge, door ftoffe te verfchaffen aan dien vreedzaamen en bepaalden Akkerbouw, die de Geflagten een vast verblyf doet houden en vermenigvuldigen, die de begeerlykheid niet tergende noch wekkende, een middel van beveiliginge is tegen uitlandfche invallen. Zy breidt 'Ach uit door eene onmeetelyk uitgeftrekte /aste kust; haare oevers leggen overal voor len fcheepvaart open. Haare kusten worlen befpoeld van eene bykans altoos ftille :n bedaarde Zee, en zyn met talryke harens bedekt. De Volkplanters zyn aldaar liet zo verre afgeleegen van het Moederand , leeven in een klimaat, 'welk meer >vereenkomsts heeft met dat van hun Valerland, in een land bekwaam voor de Jagt, e Visfchery en den Landbouw, voor aller;ie oeffeningen en arbeid , die de kragen des lichaams voeden, en een bewaarliddel zyn tegen de verdervende gebreken er ziele. In Amerika, derhalven, zo wel !s in Europa, zal het Noorden het Zuiden ; onderbrengen. Het een zal met inwooers en Akkerlieden bedekt worden, terwyl et ander zyna wellustvoedende fappen en ioud-Mynen zal uitputten. Het een zal röeste Volken kunnen befchaaven, door j-ne verbintenisfen met vrye Volken ; het ïder zal nimmer iet anders noch beters zyn, m eene wanfehapene en zwakke vermenging  DER BEIDE INDIEN. 35 ging van een geOagc van flaaven met eene Natie van Dwingelanden. Tot de Zuidlyke Volkplantingen wierdt ©naflcheidbaar vereiseht, dat zy, om zo te fpreeken, wortels en zaaden van bevolkinge €n fterkte hadden in het Noorden, om zich aldaar den weg te baanen tot eenen koop! handel in goederen , zo wel die de weelde voedden, als die van eene volftrekte noodzaakelykheid waren; eene gemeenfehap, die verfterkingen kan verfchaffen in gevalle van een vyandlyken aan \ al, eene vry plaats in gevalle van eene Nederlaag, nevens een tegemvigt van Landtroepen tegen de zwakheid der fcheepsmagten. Vóór den jongstverloopen Oorlog, genooten de Franfche Zuidlyke Volkplantingen deeze befcherming. Door zynen toeftand, door den krygsbaftigen aart zyner ingezeetenen , door zyne verbintenisfen met woeste Volken, vrienden van de rondborftigheid en vryheid van het Franfche karakter, konde Kanada Nieuw - Engeland het hoofd bieden, althans ontrusten. Het verlies van dit uitgebreide vastland deedt het Franfche Ministerie befluiten, om aldaar 'hulp te zoeken; het hoopte die te zullen vinden in Guyana, door aldaar .te vestigen eene inlandfche en vrye Volkplanting, uit haar zelve bekwaam om aan uitlandfche aanvallen het hoofd te bieden, en gefchikt om wanneer de omftandigheden het mogten vorderen, door den tyd, andere Volkplantingen by te fpringen. Zodanig was, klaarblykelyk, het ontwerp van 't Franfche Ministerie. Nimmer kwa wooners vermenigvuldigde. De eerfte bezendingen moesten gering zyn, en verzeld gaan van de noodige penningen, van alle C 4 de XIII. BOEK.  4o GESCHIEDENIS XIII. BOEK. I ( I 1 l C de hulpmiddelen, tot de ontginning der landen noodig. Naar gelange de opkoomende Volkplanting zo veel en meer dan zy ten eigen gebruike noodig hadt, geplant en gemaaid hadt, zou de prys, voortkoomcnde van het verkoopen van het overtollige haarer oogften, eene bron van aanwas en vermenigvuldiginge zyn geworden. De Akkerbouw en de Eevolking zouden , over en weder, elkander voortgebragt en vermenigvuldigd hebben. De nieuwe Volkplanters zouden andere gelokt hebben; en de Maatfchappy, gelyk ieder lid derzelve, zou, in den tyd van twintig jaaren, llerkte en vastigheid verkreegen hebben. Deeze zo eenvoudige en natuurlyke bedenkingen wierden niet gemaakt noch opgemerkt. Naa een langduurigen fcheepvaart, wie.-den twaalf duizend menfehen aan land gezet, in woeste en ongenaakbaare ftreekeu. Tt^ Is bekend, dat-- door bykans de geheele Verzengde Luchtftreek, het jaar verdeeld is in twee faifoenen, het drooge en regenagtige faifoen. In Guyana valt zo overvloedig regen, dat, van het begin van Slagtmaand tot san het einde van Bloeimaand, de landeryen ytiêet water leggen, of tot den Landbouw onbekwaam zyn. Indien de nieuwe VoJkDlanters aldaar waren aangeland in het be;in van het drooge faifoen, zouden zy, verleeld over de landeryen, die hun waren oegelegd, den tyd gehad hebben om hunne woningen in gereedheid te brengen, de 'osfehen om verre re hakken of te verbranen, hunne Akkers te bearbeiden en bezaaien, By  DER BEIDE INDIEN. 4ï By mangel aan deeze maatregelen, wist men niet , waar men zo veele menfehen, die kort naa elkander, geduurende het regenagtig faifoen, aankwamen, plaatzen zoude. Voor de nieuw aangekoomen, zou het Eiland Cayenne tot een ftapel- en ververschplaats hebben kunnen dienen; men zou 'er huisvesting en leevensonderhoud hebben gevonden. Doch het verkeerd denkbeeld, daar men mede was ingenomen, dat de nieuwe Volkplanting niet met de oude moest vermengd worden, deedt dit hulpmiddel verwerpen. In gevolge deezer hoofdigheid, wierden twaalf duizend flagtöffers aan land gezet, aan de oevers van den Kourou, op eene fmalle ftreek zandgronds, te midden van ongezonde Eilandtjes. Hier was het dat zy, overgegeeven aan de werkeloosheid, de verveelinge, aan alle de wanorders, welke de ledigheid voortbrengt onder een fiegten hoop menfehen, van verre overgebragt onder eenen nieuwen hemel, aan de elenden en befmettende ziekten , die uit diergelyk een toeftand voortkoomen, hun befchreienswaardig lot eindigden, in de eislykheden der wanhoope. Hun asch zal altoos om wraake roepen, tegen de uitvinders of begunftigers van een heilloos ontwerp, dat, met zo groote kosten, zo veele ongelukkigen tevens heeft doen fneuvelen ; even alsof de Oorlog, welks gaapingen zy gefchikt waren aan te vullen , in het tydverloop van acht jaaren, geene hoofden genoeg hadt afgemaaid. Opdat 'er niets aan deezen beklaaglyken ramaipoed zoude ontbreeken, moesten vyf. C 5 tien XIII. BOEK.  42 GESCHIEDENIS XIII. BOEK. / i 1 i y t tien honderd menfehen, der vernielende flerfte ontkoomen, de prooi eener overftroominge worden. Zy wierden verdeeld over de landeryen, daar zy, by de wederkomst van het regenagtig faifoen, onder water gezet wierden. Allen kwamen 'er oms zonder eenige fpruiten hunner naakoomelingfchap, of het geringfte fpoor hunner naagedagtenisfe over te laaten. De Staat heeft dit verlies betreurd , en den voornaamften werkmeester van hetzelve vervolgd en geftraft. Maar hoe fmartlyk valt het voor het Vaderland, voor de Onderdaanen, voor allen, die gierig zyn op het Franfche bloed , het dus te zien verkwist worden in verderflyke onderneemingen, in gevolge van een dwaazen gezagsnayver, die ïen ftreng ftilzwygen gebiedt omtrent de □penbaare verrigtingen ! Is 't dan niet het belang der geheale Natie, dat haare hoofien beter verlicht worden ! Maar kunnen zy op eene andere wyze verlicht worden, dan door algemeene kundigheden ? Waarmi zou men ontwerpen voor haar verhoen houden, van welke zy het voorwerp en verktuig zyn moet? Vleit men zich met de nngegronde hoop , dat men den wil zal leigen zonder het verftand te overtuigen, :n eene moedige dapperheid inboezemen , lie niet gepaard gaat van eene verzekerde rertrouwelykheid ? De rechtfehapen kundigleden ontmoet men in de openbaare gechriften, alwaar de Waarheid zich openlyk rertoont, en de Leugen fchroomt agterhaald e zullen worden. De heimelyke Gedenk- fchrif-  DER BEIDE INDIEN. 43 fchriften en de byzondere ontwerpen, zyn het werk van listige en baatzoekende vernuften , die , langs donkere, kromme en omwegen, in de Kabinetten der Staatsdienaaren weeten in te dringen. Wanneer een Vorst of Staatsdienaar zich gedraagen heeft volgens het algemeen begrip van kundige lieden, en, in zulk een gevalle, ongelukkig Haagt in zyne onderneemingen, kan de Hemel noch de Aarde hem zyn on,eluk verwyten. Maar onderneemingen, zonder voorafgaande raadpleeging met de Natie, en zonder haare toeftemming gefchied; gebeurtenisfen , te wege gebragt buiten kennis van alle die geenen , wier leeven en goederen gewaagd worden : wat zyn deeze dingen anders , dan een heimelyk Eedgenootfchap, eene Zamenzweering van eenige byzondere Leden tegen de geheele Maatfchappy? Hoe lang zal 't nog duuren, dat het Gezag het als eene vernedering zal aanmerken, hét raadpleegen met de Burgers? Hoe lang zal 't nog duuren , dat het den menfehen een zo diepe veragting betoont, dat het zelf niet na vergiffenis van zyne misdagen zal tragten ? Wat is het gevolg geweest der omkeeringe, in welke zo veele onderdaanen, zo veele vreemdelingen zyn opgeofferd aan de misleidende voordelling van het Franfche Ministerie , raakende Guyana ? Men heeft zyne gebeetenheid betoond op dit ongelukkig gewest, met alle de uitfpoorigheid, welke het misnoegen, uit den wederfpoed ontdaande, by de weezenlykheid van deszelfs oorzaakerr voegt. XIII. BOEK.  44 GESCHIEDENIS XIII. BOEK. voegt. Men is zo verre gegaan, dat men beweerd hebbe, dat men aldaar zelf geene Volkplantingen zou kunnen doen bloeien, volgens de beginzcls van Akkerbouw en Landbeftuur, die den voorlpocd van alle andere Volkplantingen hebben uitgewerkt. Dit gevoelen rust op de onvrugtbaarheid van zynen grond, de overmaatige vogtigheid van zyn klimaat, de ontelbaare zwermen Mieren, van welke het land geplaagd wordt, en de gereede gelegenheid, welke de flaaven aldaar genieten, om uit hunne Werkplaatzen weg te loopen. Deeze klagten zyn niet geheel ongegrond; doch zy zyn tevens gedceltlyk buitenlpoorig en valsch. Omdat het Eiland Cayenne niet zeer vrugebaar is, zou het een zeer oniegtmaatig gevolg zyn, daar uit te willen afleiden, dat de nabuurige vaste kust den arbeid des Akkerbouws even fchraal vergeldt. Die dit gevolg trekken, hebben alleen hun oog gewend na de mocra>fige kusten van eene zo uitgebreide Landfheeke. Doch aandagtiger en - onpartydiger waarneemers , die dieper landwaarts in zyn doorgedrongen, zyn van een gantsch ander begrip; en de weinige waarneemingen, reeds ged;:an, logcnftraffen een vooroordeel, dat op geen anderen grond rust dan de ee bt in 't oogloopende ichynvertooningen. Niet zo ydel en ongegrond is de ongerustheid , uit de geduurige aanhoudendheid Jer Regens ontflaan.ie. Deeze nadeelige :igenfchap der Saifocnen, brengt het leevèn ier Akkerlieden in gevaar, berokkent hun een  DER BEIDE INDIEN. 45 een zwaarder arbeid, maakt de Oogften onzeker ; dit laatfte heeft vooral plaats omtrent de Suiker - oogften , welke \ dus lang, niet zo overvloedig, noch in haare foort zo goed geweest zyn aan de vaste kust als op de Eilanden. Doch men tvvyfek 'er niet aan, of de overftroomingen zullen minder worden, naar maate men de bosfchen uitrooie, welke , zedert den oorfpong der waereld , deeze onmeetelyke woestenyen bedekt hebben. De boomen trekken den Regen en Daauw aan; zy voeden de vogtigheid van de aarde, door haar de ftraalen der, Zonne te onttrekken. Neem deeze groote plantgewasfen weg , die, door hunne diepe wortels, en de uitgeftrektheid hunner takken, alle de zappen der groeijinge opflurpen en uitpompen, die, deels in het binnenfte gedeelte, deels in den Dampkring des Aardkloots uitloopen, en 'er zal niets dan eene voor de Gewasfen heilzaame frischheid overblyven. De meeste gewasfen worden tegenwoordig van de Mieren, en veele daar van geweldig genoeg aangevallen, om, by tusfchenpoozen , de best gegronde verwagtingen te zien verydeld worden ; doch dit is een geesfel, welks flagen alle de nieuwe Bezittingen in Amerika gevoeld hebben. Door den tyd zyn zy 'er van verlost geworden. Veelen lyden 'er thans in 't geheel niets, en andere weinig door. Guyana zal 'er ten allen dage het minfte gevoel van hebben, naar gelange de Landontginningen menigvuldiger zullen worden. Wat XIII. BOEK.  XIII. BOEK. l f I t j \ \ 46 GESCHIEDENIS Wat aangaat de Negers, indien men in gevaar zy van hen te zien verloopen , na eene veilige fchuilplaats wyken , zamenrotten, of zich in de Bosfchen verfchansfen, het is de Dwingelandy hunner Meesteren, wien daar van de fchuld moet geweeten worden. Dit ongemak is, ongetwyfeld, grooter aan de vaste kust dan op de Eilanden; doch men zal het wegloopen deezer ongeIukkigen voorkoomen , zodra men hunnen toeftand draaglyker zal gemaakt hebben. De Wet der Noodzaaklykheid, die zelf over de Dwingelanden het gebied voert, zal, in Guyana, eene Gemaatigdheid voorfchryven, welke de Menschlievendheid-alleen overal behoorde in te boezemen. De minst voorziene, boewei de meest onoverkoomelyke hinderpaal, is, de zwaarigheid, of liever de onmogelykheid, om, ap de kusten van Guyana, gewigtige plan:aadjen aan te leggen. De kust, ten Zuiden ran Cayenne geleegen, vertoont, binnen ;ene ruimte van twintig Mylen, niets dan :en Modderpoel , die, tweemaal in elke Vlaand, door de hooge getyen der Volle en STieuwe Maane, onder water gezet, in den usfchentyd dier twee tydftippen, wordt uitgedroogd. De kust ten Noorden, wordt, ■eduurende den tyd van- zes Maanden, ge■egeld onder water gezet, en bezit, vervol;ens, flegts eene wisfelvallige vrugtbaarheid. Hen ziet er het Suikerriet fterven, naadat iet eenmaal heeft vrugt gedraagen; hierdoor noet de arbeid toeneemen, zónder dat de roortbrengzels menigvuldiger worden. Daar-. en-  DER BEIDE INDIEN. 47 enboven is dit gewest bovenmaate ongezond. De Ooste Wind voert- regelmaatig derwaarts alle de kwaadaartige dampen, welke de hitte der Zonne uit de moerasfige gronden op de Zuidkust doet opklimmen. Niet aan de zelfde ongelegenheden zyn de rivieren van Cayenne, Aprouac, Oyapoco, Kourou, en Maroni, in haaren Loop, onderhevig. Aan den Sinemary ziet men vyf of zes honderd menfehen, aan de rampfpoeden der Volkplantinge ontkoomen. Zy genieten aldaar de bloeiendfte gezondheid : dewyl hunne kleine plantaadjen zo welig tieren, als gewenscht kan worden; de Dieren zyn 'er zeer vermenigvuldigd. De zelfde voordeden leveren de verhevenfte oevers der andere rivieren op; zommigen kunnen zelf van grootere en kleinere Vaartuigen, gemaklyk en veilig, bevaaren worden. Alle deeze byzonderheden toonen, dat Frankryk van de ontginning van Guyana niet moet afzien. In den beginne zal de Suiker 'er wateragtig, zonder geur, en in geringe hoeveelheid zyn ; doch zy was bykans nimmer van beter hoedanigheid in de van nieuws ontginde Landen. De Koffy, Kakao en het Katoen, vorderen in Guyana tot eenen trap van volmaaktheid, dien zy op de Antilles niet bereikt hebben. De Tabak moet 'er insgelyks wel flaagen. De Indigo, die'er, voormaals, in menigte groeide, is 'er veraart; doch, zo zy, door korrels van St. Domingo , vernieuwd worde, zal zy haare voorgaande hoedanigheid wederkrygen. De Rokou heeft 'er niet veele waarde; XIII. BOEK.  48 GESCHIEDENIS XIII. BOüK. waarde; maar zy heeft een verzekerden aftrek. De Banille is 'er Landeigen. Men heeft 'er, dus lang, geen voordeel mede gedaan: dewyl de.Peulen, die ze bevatten, verrotten zo ras ze geplukt zyn. Het valt gemaklyk , onderrigting te ontvangen wegens het planten van den boom, welke ze voortbrengt, en Guyana met deezen tak van Koophandel te verryken. De groote verzendingen van Ryst, Hout, Beesten en gezouten Visch, waar mede men zich durft vleien, zyn niet zo zeker. Ongetwyfeld zou de Volkplanting 'er zich op kunnen toeleggen; maar zy zou geene uitwegen hebben. De verzending na de Franfche Eilanden beneden den Wind, de eenige die zich aanbiedt, zou nimmer van veel belangs kunnen worden. Dewyl deeze Bezittingen niets hebben', 't welk zy der Volkplantinge, in betaaling van haare Koopmanschappen , kan weder leveren , zouden de kosten van den fcheepvaart de gemeenfchap noodwendig kwynende doen worden. Doch deeze laatfte verbintenis kan afgebroken worden , zonder dat die tusfchen Guyana en het Moederland 'er iets door lyde. Alles zal afhangen van de aanmoedigingen, welke het Hof van Verfailles aan deeze Bezittinge zal verleenen. Hier vertoont zich niet meer zwaarigheids dan in Suriname, alwaar een aanhoudender arbeid en grooter hulpmiddelen nimmer zo veele voortbrengzels als op de Eilanden hebben opgeleverd. Nogthans is Suriname , tegenwoordig, met ryke plantaadjen bedekt. Waarom  der béide INDIEN. 49 om zou Frankryk Guyana niet in gelyken ftaat brengen met deeze Hollandfche Volkplanting, door het verfchot van penningen en het verleenen van gunstbewyzen , welke een Staat altoos moet opofferen, wanneer zy groote en waarlyk voordeelige Landontginningen ten doelwit hebben? Landontginningen: deeze zyn de Veroveringen op den verwarden Stofklomp, tot voordeel van alle Menfehen, en geenzins de Provinciën, die ontvolkt en verwoest worden om 'er zich meester van te maaken; die het bloed van twee Natiën kosten, zonder dat eene van beide daar door verrykt worde; die met groote kosten bewaard, en, Eeuwen agtereen, met Krygsbenden bedekt worden, voordat men zich het vreedzaam bezit derzelven kan belooven. Guyana vraagt niets meer dan Akkerbouw en bewooners. Hoe veele beweegredenen zyn 'er voorhanden, om ze aan hetzelve niet te weigeren! Deeze Volkplanting kan, naar welgeval len, haare kudden en leevensmiddelen vermenigvuldigen. Bezwaarlyk zou men aldaar eenen inval doen, en nog bezVaarlyker haar ingeflooten kunnen houden. Zy zal derhalven niet veroverd worden. De Antilles, daarentegen, reeds eenmaal veroverd,zyn het doel van den fpyt, en van de begeerlykheid eener Natie, zeer gefield op haare herftelling. Haar leedweezen geeft grond om te vermoeden, dat zy altoos genegen zyn zal om door kragt van wapenen den misflag haarer Staatshandelingen te verbeteren. Misfehien zal het niet lang aanhouden, of het V. deel. D wei XIII. BOEK.  50 GESCHIEDENIS XIII. BOEK. | i i1 wel gegrond vertrouwen, welk zy in haare Zeemagt, en in den bloeienden ftaat haarer Noordlyke Volkplantingen fielt (*)., zalhaar in een nieuwen Oorlog ftorten, om wederom te bekomen 't geen zy by den jongften Vrede heeft afgeftaan. Indien het Geluk het wys beftuur van haaren gelukkigen Regeeringsvorm nogmaals begunftigde; indien een Volk, aangemoedigd door overwinningen, van welke de Onderdaanen - alleen al het voordeel plukken, altoos de overhand verkreeg op eene Natie, welke voor haare Koningen-alleen ftrydt; zou het ten minften een vermogend hulpmiddel vinden in Guyana , alwaar alle voortbrengzels zouden aangekweekt worden, die door de gewoonte noodziaklyk zyn geworden , en van welke men eene buitenfpoorige belasting zou moeten bctaalen aan den n'tlander, indien de Nationaale Volkplantingen ze niet konden leveren. 'Er moet nog alles gedaan worden, om verzekerd te zyn van de voordeelcn, welke leeze Bezitting aanbiedt. Met het begin van ^ouwmaand des jaars 1769, wierden flegts waalf honderd een en negentig vrye lieden, m acht duizend zeven en veertig flaaven lerwaarts gezonden. De kudden beliepen liet meer dan negentien honderd drie en wintig koppen groot, en duizend zeven en eventig koppen klein Vee. De voortbrengels der Volkplantinge waren nog niet evenedig aan deeze zwakke hulpmiddelen: dewyl 'er, (*) Onze Schryver fchreef dit, vóór het uitbreeken der terwoordigé onlusten tusl"chen Engeland en Amerika. DtVirt.  der beide INDIEN. $t 'er, in de Werkplaatzen, niet dan Blanken zonder kunde, en Negers zonder tucht gevonden wierden. De verbetering der kundigheden en der tucht moet aan den tyd worden overgelaaten. Laaten wy, inafwagting van dit gelukkig tydftip, Guyana verhaten, en na St Lucia overfteeken. Geduurende de eerlte dagen des jaars 1639 $ bezaten de Engelfchen dit Eiland, zonder eenigen tegenftand. Zints achttien maanden , leefden zy aldaar in vrede , wanneer een fchip van hunne Natie, 't welk, op de hoogte van Dominico, door eene ftilte was bevangen , etlyke Caraïben wegnam , die, met hunne fchuitjes, met Vrugten kwamen aanroeien. Deeze gewelddaadigheid deedt de Wilden van St. Vincent en Martinique befluiten, om zich met de beleedigde en misnoegde Wilden te vereenigen; in Oogstmaand des jaars 1640, deeden zy gezamentlyk eenen aanval op de nieuwe Volkplanting. In hunne woede velden zy alles neder wat hun voorkwam. De weinigen, die deezer wraakneeminge ontkwamen, verlieten voor altoos eene Bezitting, die niet Veel opgangs kon gemaakt hebben. In de vroegfte Eeuwen der Waereid, toen 'er nog geene Burgerlyke en Staatkundige Maatfchappyen waren opgerecht, hadden alle Menfehen, in 't algemeen, regt op alle de goederen des Aardryks. Ieder een konde zich toeëigenen hetgeen hy wilde , om 'ei gebruik van te maaken, en zelf om tot voedzei te gebruiken, 't geen uit zynen aartdaai toe bekwaam was. Het gebruik, welk aldus Da vai XHt. BOEK. I  5* GESCHIEDENIS XIIT. bolk. I j < ] 1 1 i ( < van het algemeene Regt gemaakt wierdt, bekleedde de plaats des Eigendoms. Zo ras iemand op deeze wyze eenig ding verkreegen hadt, kon geen ander het, zonder onregtvaardigheid, hem ontneemen. Uit dit oogpunt, 't welk op den Staat der Natuure alleen kan worden toegepast, befchouwden de Europifche Natiën Amerika, naadat het eerst ontdekt was. 's Lands inboorlingen als niets agcende, was het hun genoeg, om zich van eene Landüreek te verzekeren, dat geen Volk van ons Vastland zich het bezit daar van hadt aangematigd. Zodanig was het algemeen, beftendig en eenpaarig regt, 't welk in de Nieuwe Waereld gevolgd wierdt, en 't welk men zich niet gefchaamd heeft, in deeze Eeuwe, geduurende de jongfte vyandlykheden, te willen verdeedigen. In gevolge van deeze beginzels, welke ie Schryver eener Wysgeerige Gefchiedenisfe van den Koophandel zich zou fchaamen goed :e keuren , moest St. Lucia behooren aan ie Mogenheid, die hetzelve wilde of konde aevolken. De Franfchen namen daar toe 't eerst het befluit. In den jaare 1650, zonien zy derwaarts veertig Volkplanters, onier het geleide van rousselan , een wakker, verkzaam en voorzigtig Man , en die van le Wilden zonderling bemind wierdt, omdat ïy eene Vrouw van haare Natie getrouwd ïadt. Zyn Dood, vier jaaren daarnaa voorgevallen, bedorf al het goede, waar van hy ien grond hadt begonnen te leggen. Drie yner Opvolgeren wierden vermoord door le Caraïben, misnoegd over de behandeling, iie hun wierdt aangedaan. De Volkplanting was  der beide INDIEN. 53 was in een kwynenden ftaat, wanneer zy, in den jaare 1664, veroverd wierdt door de Engelfchen , die haar, in den jaare 1668, wederom verlieten. Naauwlyks waren zy vertrokken, of de Franfchen vertoonden zich andermaal op het Eiland. Wat 'er ook de oorzaak van zyn moge, zy waren 'er althans nog niet zeer vermenigvuldigd, wanneer de vyand, die hen de eerfte maal hadt verdreeven, twintig jaaren daarnaa, hen, op nieuw, noodzaakte, hunne wooningen te verlaaten. Zommigen, in plaats van het Eiland te ruimen, namen de vlugt in de Bosfchen. Zo ras~de overwinnaar, die flegts een flaauwen aanval hadt gedaan, geweeken was, hervatteden zy hunne bezigheden. Doch dit was van geen langen duur. De Oorlog, welke, kort daarnaa , Europa verwoestte, deedt hun duchten, een prooi te zullen worden van den eerften Zeeroover, dien de lust mogt bevangen om hen te pionderen; zy gingen eene veilige fchuilplaats zoeken in zulke Bezittingen hunner Natie, welke meer magts bezaten, of meer veiligheids konden belooven. Zints deezen tyd, wierdt St. Lucia niet geregeld beplant, noch geduurig bewoond. Alleen wierdt het bezogt van de bewooners van Martinique, welke 'er hout hakten, Canoes timmerden, en vry aanzienlyke Timmerwerven hielden. Toen, naa den Utrechtfchen Vrede, een getal van voortvlugtige Soldaaten en Matroozen derwaarts was geweeken, kreeg de Maarfchalk d' ESTRéEs den inval om te verzoeken , dat het Eiland hem in eigendom D 3 mogt XIII. BOEK.  54 GESCHIEDENIS XIII. boek. mogt worden afgeftaan. Dit verzoek was hem, in den jaare 1711, niet ingewilligd, of hy zondt derwaarts eenen Commandant, Krygstroepen, Gefchut en Akkerlieden. Deeze toeftel mishaagde het Hof van Londen, 't ^ welk , uit kragt der vroegere bezitneeminge, eifchen op het Eiland hadt; gelyk het Hof van Verfailles, uit hoofde van eene zelden afgebrokene bezittinge. Zyne klagten deeden het Franfche Ministerie befluiten om bevel te geeven, dat de zaaken zouden herfteld worden in den Haat, waarin zy waren vóór de gedaane wegfchenking. Het zy dat deeze believing den Engelfchen ongenoegzaam fcheen; het zy ze hen deedt gelooven , dat ze alles zouden durven beftaan : zeker is het, dat zy zeiven, in den jaare 1722 , het Eiland St. Lucia ten gefchenke gaven aan den Hertoge van montaigü, die het in zynen naam liet in bezit neemen. Deeze ftrydigheid van belangen veroorzaakte eenige belemmering aan de tweeKroonen. In den jaare 1731, wierden zy daar van verlost, door het fluiten van een Verdrag, dat ten tyde toe, dat de wederzydfche Regten bepaald waren, het Eiland door de twee Natiën zoude ontruimd worden; doch dat 'zy vryheid zouden hebben van daar water en hout te haaien. Deeze fchikking, voor eenen tyd gemaakt, liet, voor de byzondere belangen , gelegenheid over om onderneemingen te doen. De Engelschman ftoorde de Franfchen niet meer in het genot hunner wooningen ; maar hy bediende zich van hun, om met ryker Volkplan-  DER BEIDE INDIEN. 55 plantingen heimelyke verbintenisfen aan te gaan, welke de Onderdaanen van beide Kroonen geloofden, voor hun beiden even voordeelig te zyn. Zy hebben, met meer of minder bloeis, ftand gehouden, tot op het Verdrag van den jaare 1763, hetwelk den zo lang en zo hardnekkig betwisten Eigendom van St. Lucia aan Frankryk heeft verzekerd. Het verftrekken tot eene ftapelplaats, was het eerfte oogmerk, waar toe het Hof van Verfailles befloot, zyne nieuw verkreegene Bezitting aan te wenden. Zints etlyke jaaren was het een aangenomen begrip geweest, dat zvne Volkplantingen beneden den Wind het Hout en het Vee van Noord - Amerika niet konden misfen. Men vondt zwaarigheid in ze regelrecht van daar te laaten koomen; en St. Lucia wierdt uitgekoozen,, als een plaats, zeer gevoegelyk gelegen tot het verwisfelen deezer dingen tegen de Siroopen van Martinique en Guadeloupe. Het leedt niet lang, of de ondervinding leerde3 dat deeze fchikking onuitvoerelyk was. Om haar plaats te doen hebben , zouder de Engelfchen hunne goederen hebben moeten ontlaaden, of dezelven in hunne fcheper houden, of ze verkoopen aan kooplieden, op het Eiland gevestigd : drie middelen, die allen even onmogelyk waren. Nimmer zullen deeze Zeelieden 'er to< befluiten om hun Vee uit het oog te verlie zen; het oppasfen, voeden, en de toeval len, waar aan het onderheevig is , zoudei hen bederven; ook niet om Pakhuishuur & D 4 be XIT1. BOEK. I l  56 GESCHIEDENIS xm. BOEK. betaalen van hun hout: omdat op eene Waare van zo geringe waarde, en die zo veel plaats beflaat, de kosten niet kunnen overfchieten, welke het opflaan aan land veroorzaakt. Ook kan men zich niet vleien, dat zy gedulds genoeg zullen hebben om op hunne fchepen te wagten, tot dat 'er, van de Franfche Eilanden, kooplieden koomen, om met hun te handelen: hunne manier van handeldryven ftemt niet overeen met deeze langwyligheid. Dus zou 'er alleen overfchieten, dat de handel wierdt gedreeven, door middel van kooplieden, die zich op St. Lucia zouden nederzetten, als tusfchen beiden koomende Koopers en Verkoopers; doch hunnne Makelaardy zou noodwendig zo duur te ftaan koomen, dat men met geene moge. lykheid zich daar van zou kunnen bedienen. Niet min gewigtig zyn de zwaarigheden van de zyde des Eigenaars van de Siroopen, dan van den kant van hun , die de Noordlyke voortbrengzels leveren. Gewoon om zyne Waare te verkoopen tegen vyf of zes en dertig Livres het oxhoofd, zal hy nimmer de toeftemming geeven tot eene vermindering van twee vyfde deelen, welke aan vragt, lekkaadje, en commisfiegeld moeten hefteed worden. Indien de Engelschman genoodzaakt wordt, de Siroopen duurder te betaalen dan hy voormaals gewoon was, zal hy zich genoopt vinden, om, naar evenredigheid , opflag van zyne goederen te eifchen; doch dan zal de verbruiker, naa deezen ver hoogden prys, onbekwaam zyn om ze te foppen. Het  DER BEIDE INDIEN. 57 Het Franfche Ministerie, niet zeer gefteld op het denkbeeld, welk het eerst in het oog hadt, zonder het, nogthans, geheel te laa> ten vaaren , heeft zich onledig gehouden met de zorge om op St. Lucia plantaadjen aan te leggen. In den jaare 1763, heeft het, met grooter kosten en meer omflagtigen toeftel dan betaamde, derwaarts gezonden , zeven of acht honderd menfehen, wier rampzalig lot meer medelydens dan verwonderings inboezemt. Onder de Keerkringen, kosten de best ingerigte Volkplantingen, doorgaans, het leeven aan het derde gedeelte der Soldaaten, welke derwaarts gezonden worden; fchoon het gezonde, fterke en wel opgepaste lieden zyn. Is het dan te verwonderen, dat ongelukkigen, uit de modderpoelen van Europa byeen verzameld, en overgegeeven aan alle de geesfels der behoefte , aan alle de eislykheden der wanhoope, meestal zyn omgekoomen op een onbewoond en ongezond Eiland? Het voordeel van het bevolken, was bewaard voor de nabuurige Bezittingen. De Franfchen, die hunne plantaadjen op Granada, met zeer groot voordeel, aan de Engelfchen hadden verkogt, hebben een gedeelte van hunne kapitaalen na St. Lucia overgebragt. Een groot getal Akkerlieden van St. Vincent, met misnoegen zich genoodzaakt ziende, eenen grond te moeten koopen , dien zy, met ongelooflyke moeite, ontgind hadden, hebben den zelfden weg ingeflagen. Martinique heeft bewooners opgeleverd, wier bezittingen niet zeer vrugtbaar of klein D 5 van XIII. BOEK.  5? GESCHIEDENIS XIII. BOEK. van bellek waren, en kooplieden, die uit den Koophandel genomen hebben een gedeelte hunner penningen , om het in den Landbouw te gebruiken. Men heeft, aan een iegelyk hunner, te geef uitgedeeld, een grondeigendom, evenredig aan hunne vermogens. Zy, die flegts geringe hulpmiddelen bezaten, hebben zich bepaald tot eenen arbeid, die flegts weinige penningen in voorraad vorderde. De rykften hebben zich tot aanzienlyker onderneemingen begeeven. Reeds zyn 'er in de Volkplanting negen Buurten aangelegd, acht beneden, en flegts ééne boven den Wind. Deeze voorkeuze, gegeeven aan het eene gedeelte van het Eiland boven het ander, heeft niet ten grondflage, de meerdere voortreffelykheid van den grond; maar zy moet toegefchreeven worden aan de meer of min gunftige ligging om fchepen te ontvangen en af te vaardigen. Door den tyd, zal de ruimte, die men in 't eerst ledig heeft laaten leggen, op haare beurt, bewoond worden: vermids dagelyks kreeken ontdekt worden, langs welke men, door middel van Kanoes, allerlei foorten van voortbrengzelen zal kunnen affcheepen. Een weg, welke rondom het Eiland loopt, en twee wegen, die, van het Oost na het West, het Eiland doorfnyden, verfchaffen allen wenschlyken gemak, om de koopmanfchappen uit de plantaadjen na de waterkant, daar zy ingefcheept worden, te vervoeren. Door den tyd en het doen der vereischte kosten, zullen deeze wegen eenen trap van volkomenheid bereiken, tot welken zy, in den  DER BEIDE INDIEN. 59 den beginne, niet konden verheeven worden , dan door middel van uitgaven, die te kostbaar vielen voor eene naauwlyks aangelegde Bezitting. De Heerendienften , van welke deeze wegen de vrugt zyn, hebben den Akkerbouw vertraagd en veele morringen veroorzaakt; doch de Volkplanters beginnen reeds de wyze en kloeke hand te zegenen, welke, ten hunnen voordeele, deeze onderneeming bevolen en beftuurd heeft. • Op den eerften van Louwmaand des jaars 1772, beftondt de Bevolking der Volkplantinge uit twee duizend achttien Blanken, van allerlei kunne en ouderdom. Men vondt 'er zes honderd drie en zestig vrye Negers, en twaalf duizend zeven honderd vyf en negentig Slaaven. Het Vee bedroeg negen honderd acht en twintig Muilezels of Paerden, twee duizend zeventig ftuks Hoornvee, en drie duizend honderd vier en tachtig Schaapen of Geiten; acht en dertig Suikerplantaadjen , welke negen honderd acht en zeventig vierkanten gronds befloegen; vyf Millioenen , drie honderd vyf en negentig duizend , acht honderd negen en tachtig voeten Koffy; een Millioen, drie honderd een en twintig duizend, zes honderd voeten Kakao: drie honderd zeven en zestig vierkanten Ka. toen , maakten den Akkerbouw uit. Zj waren verdeeld in zeven honderd en ze: plantaadjen. Haar jaarlykfche opbrengst bedroeg ■ vier Millioenen Livres. Dit inkoo men moet, naa verloop van eenigen tyd jaarlyks, met een achtfte gedeelte vermeer derd worden. *Ei XIII. BOEK.  XIII. BOEK. j i 1 1 t ) ! 60 GESCHIEDENIS 'Er heerschte, op de Eilanden, een algemeen vooroordeel tegen St. Lucia. De Natuur , zeide men , hadt aan hetzelve alles geweigerd, 't geen eene Volkplanting van eenige aangelegenheid kan uitmaaken. Volgens een algemeen begrip, beftondt zyn ongelyke grond flegts uit eene dorre en fteenagtige Derrie , die de kosten , welke, ter zyner ontginninge, moeten gedaan worden, nimmer zal vergoeden. De ongemaatigdheid zyner Luchtgefteltenisfe moest alle ftoutmoedige onderneemers doen omkoomen, welke de begeerte om zich te verryken, of de wanhoop derwaarts zou doen trekken. Deeze denkbeelden waren algemeen aangenomen. Eene gelukkige ondervinding moet de meest vooringenomenen van hunnen opgevatten waan verlosfen. De grond van St. Lucia is niet onvrugtbaar aan de oevers der Zee, en naar maate men dieper' Landwaarts in koomt, hoe hy beter wordt. Overal kan ly met een goeden uitflag bearbeid worden, sehalven op eenige hooge en fcherppuntige nergen , alwaar duidelyke blyken van oude -.randende bergen te befpeuren zyn. In eene liepe Valei ontmoet men nog acht of tien Jreeken, wier water op eene fchrikbaarende vyze kookt, en meer dan zes duizend Roeien, naadat het zynen oorfprong heeft veraaten, zyne hette behoudt. 'Er worden, n de daad, op het Eiland geene groote klakten gevonden, maar zeer veele kleine, n welke de Zuikerteelt met zulk een uitlag kan worden voortgezet, dat men vyftien Mil-  DER BEIDE INDIEN. 6l Millioenen gewigts van dezelve kan inzamelen. De fmalle en langwerpige gedaante deezer Bezittinge zal de vervoering der Suiker gemaklyk maaken, waar ter plaatze ook het Riet geplant worde. In het binnenfte gedeelte van St. Lucia, was de Lucht, even eens als op alle de andere Eilanden, voordat zy bewoond wierden, in ""t eerst onzuiver en niet zeer gezond; doch naar maate de bosfchen uitgerooid worden, en de grond bloot wordt, wordt zy minder gevaarlyk. Verderflyker is de lucht, welke op een gedeelte der kusten wordt ingeademd. De kusten beneden den Wind, ontvangen eenige kleine rivieren, die, aan den voet der Bergen ontfpringende, met geene genoegzaame fchuinte voortftroomen, om het zand te kunnen medevoeren, 't welk, door den vloed van den Oceaan aangevoerd, haaren Mond verftopt. Deeze onoverkoomelyke hinderpaal is oorzaak , dat zy, midden in het Land, ongezonde Moerasfen voortbrengen. Eene zo in 't oogloopende reden was genoegzaam geweest, om de weinige Caraïben, welke men, de eerfte reize op het Eiland voet aan land zettende, aldaar vondt, zich van deezen oord te doen verwyderen. De Franfchen, door een veel heviger drift, dan de zucht tot Zelf behoudenis, na de nieuwe waereld gevoerd, hebben zich hardvogtiger gedraagen dan deeze Wilden. In de bedoelde uitgeftrektheid gronds hebben zy voornaamlyk hunne plantaadjen aangelegd. Vroeg of laat zullen zy de ftraffe draagen van hunnen blinden heb- lust, XIII. BOEK.  62 GESCHIEDENIS XIII. boek. lust, ten minfte zo zy geene Dyken aanleggen, en Kanaalen graaven, om aan hunne Wateren ontlasting te bezorgen. De gezondheid, welke genooten wordt, aan de rivieren Carenage en Marigot, die zich in vry diepe Kreeken ontlasten , geeft grond om te vermoeden dat dit hulpmiddel zal gelukken. 6 Het karakter en de kundigheden van den Graave d'ennery, Stigter deezer Volkplantinge, geeven ons grond om te verzekeren, dat wanneer dit Eiland , 't welk ongeveer vyf en veertig Mylen in den omtrek heeft, overal daar zulks kan gefchieden en met alle mogelykenaauwkeurigheid zal beplant zyn, het aan vyftig duizend flaaven werk zal kunnen verfchaffen , en voor den Koophandel tien Millioenen aan Waaren opleveren. Dit Tydftip des voorfpoeds moet zelf niet zeer verre van de hand zyn, vermids de werkzaamheid der Landlieden bevryd is van alle de belemmeringen, welke elders overal den Akkerbouw vertraagd hebben. Vyftig Man, beftemd ter handhaavinge der algemeene orde, zyn de eenige Troepen, welke men op St. Lucia ontmoet. Het betaalt, onmiddelyk noch van ter zyde, eenigerhande belasting. Op zyne Reeën worden de fchepen van alle Natiën , zonder onderfcheid , toe^elaaten , zonder dat van hun eenige inkoomende of uitgaande Regten betaald worden. Ieder Natie voert derwaarts, naar eigen goedvinden , de koopmanfchappen , welke zy het goedkoopst kan geeven ; ieder laadt 'er de goederen, welke zy met het meeste voordeel kan  DER BEIDE INDIEN. 63 kan verkoopen. Geene Bezicting is, zints Europa eigendommen in de nieuwe waereld heeft verkreegen, gunftiger behandeld. Deeze onderfcheidende gunst zal ongetwyfeld een eindpaal hebben, en de Volkplanting, gelyk alle anderen, ten eenigen dage, onder het juk der verbiedende Wetten gebragt worden. Doch eenige jaaren Vrede en Vryheid zullen haar kragts genoeg geeven, om deezen last te kunnen draagen. Voordat zy daar aan onderworpen worde, zal het Moederland de noodige middelen beraamen om zich te verzekeren van devoortbrengzels eens Eilands, welke het in een bloeienden ftaat heeft weeten te brengen. Om het te bewaaren, zal het genoeg zyn, om de haven van Carenage tegen alle vyandlyke aanvallen te beveiligen. Deeze berugte haven heeft veele voordeelen. Overal vindt men 'er genoegzaame diepte; de hoedanigheid van haaren grond is voortreffelyk; de Natuur heeft 'er drie Scheepsdokken geformeerd, die eene Kaai kunnen misfen, en aan welke flegts een Draaifpil behoeft geplaatst te worden, om de fchepen te kielhaalen. Dertig fchepen van Linie, zonder dat men de moeite behoeve te neemen om ze aan kabeltouwen te verzekeren, zouden aldaar tegen de Orkaanen in veiligheid kunnen leggen. Nimmer zyn de fchepen, van wat Landaart ook, die aldaar geruimen tyd geleegen hebben, van het gewormte doorknaagd ; maar , wat 'er ook de reden van zy, 'er is geen grond om te hoopen, dat dit voordeel van langen duur zyn XIII. BOEK*  XIII. BOEK. 64 GESCHIEDENIS zyn zal. Voor 't overige, is de wind 'er altyd goed om in Zee te fteeken; en het talrykfte Eskader zou in minder dan een uur in volle Zee zyn. Eene zo voordeelige ligging is niet alleen bekwaam om alle de Nationaale Bezittingen te beveiligen , maar ook die des vyands, langs de geheele uitgeftrektheid van Amerika te dreigen. De Engelfche Zeemagt zou niet genoeg zyn om alle plaatzen te dekken. Het kleinfte Eskader, van St. Lucia in Zee geftooken, zou, binnen weinige dagen, verwoestingen kunnen aanrechten in de Volkplantingen, die, het minst fchynende bloot te leggen , meest gerust zyn zouden. Om dit te beletten, zou men de haven van Carenage moeten influiten; doch deeze kruistogt, niet min kostbaar dan vermoeiende, zou nog ftraffeloos kunnen getart worden door een ftoutmoedigen Zeeheld, die alles durfde onderneemen, wat ter Zee kan ondernomen worden. Carenage, welk het nadeel heeft, van de fchepen , die in het gezigt daar van zyn , bloot te Hellen aan het gevaar van genomen te worden, heeft nimmer de aandagt van Groot - Britannie tot zich getrokken, 't welk magtig genoeg is om van gevoelen te zyn, lat de fchepen de Reeën, en niet de Reeën le fchepen moeten beveiligen. Wat Frankryk aangaat, bezit deeze haven de grootfte Zee veiligheid; dat wil zeggen, eene ligging, ;velke de fchepen belet om 'er met ftaande seilen binnen te loopen ; zy moeten 'er „ loor middel van verfcheiden kabels, aan elkan-  der beide INDIEN. 6$ kander gefplitst, binnen geboegzeerd worden, en kunnen tusfchen de twee uitfteer kende punten niet laveeren. Niet meer dan één fchip kan 'er tevens binnen loopen; en het zou, ten zelfden tyde, van vooren en van beide zyden, door verborgene vuuren bertookt worden. Indien de vyand de haven wilde aantasten, zou hy genoodzaakt zyn eene landing te doen by de Choc Kreek: een Zeeoord, welke eene Myl in de lengte houdt, en van de Carenage alleen door het punt van de Vigia, die deezen Kreek uitmaakt, afgefcheiden is. Meester zynde van de Vigia, zou hy alle fchepen in den grond booren of noodzaaken te vertrekken, die zich op de Ree mogten bevinden; en die zou gefchieden zonder verlies aan zynen kant, dewyl dit Schiereiland, fchoon beftreeken door een Kasteel, aan de tegenoverzyde van de haven gebouwd, den befpringer van agteren zoude dekken. Deeze zou flegts Moi tiers behoer ven : hy zou niet een fchoot met het grof gefchut doen, en het leeven van niet één eenigen Man waagen. Indien het genoeg ware, voor den vyand den Mond der haven te fluiten , zou het overtollig zyn de Vigia te verfterken. Zont der deeze voorzorge zou men hem het binnen loopen wel kunnen beletten; doch het is noodig, de fchepen der Natie te beveiligen. Een klein Eskader moet aldaar de Engelfche magt kunnen tarten, haar tot eene blokkeering noodzaaken, en voordeel weeten te doen met haare afweezigheid of met eenen V. deel, E ba» XIII, BOEK;, i  66 GESCHIEDENIS XIÏÏ. boek. 1 j < 1 I t C | X 1 r d b h h d di ff ei h< TÉ begaanen misflag: hetwelk niet kan gefchieden, zonder dat het hoogfte gedeelte van het Schiereiland verfterkt worde. Men moet niet ontveinzen, dat door deeze vermenigvuldiging van de punten van verdeediginge, de behoefte van Manfchap tevens vergroot worde; doch zo 'er fchepen in de haven leggen, zullen derzelver Matroozen en Kanonniers over de verdeediging van Vigia geleld worden; en zy zullen zich hier van met jo veel te meer yvers en dapperheids kwyten, iangezien de behoudenis des Eskaders daar fan zal afhangen. Indien de haven van fchepen ontbloot zy, zal Vigia verlaaten of flegts laauw verdeedigd worden: zie hier de reien. Aan de andere zyde der Ree legt eene loogte, de gelukkige Droefgeestigheid gelaamd. Het bovenvlak te deezer hoogte veroont eene dier gelukkige liggingen, welke zeilen ontmoet worden, om aldaar een Kasteel te ouwen, welks beleg niet minder toeftels zal orderen, dan de bestverfterkte plaatzen van .uropa. Deeze Vesting, die met 'er daad seds ontworpen is, en zekerlyk ten eenigen age zal aangelegd worden, zal het voordeel szitten, dat zy de Carenage langs haare geeele uitgeftrektheid zal verdeedigen; alle Dogten, in haaren omtrek, beftryken; voor :n vyand de haven ontoegankelyk maaken; ï ftad in veiligheid ftellen, welke op de its des bergs moet gebouwd worden; en ndelyk den vyand beletten om dieper in :t Eiland door te dringen, genomen dat hy eds by de Choc eene landing gedaan, en zich  DER BEIDE INDIEN. *5j aich van de Vigia verzekerd hadt. — Meer doordagte bedenkingen wegens de behoedmiddelen , welke tot behoudenisfe van St. Lucia vereischt worden, moeten voor lieden van de kunst overgelaaten worden Ons zal het beter voegen, des Leezers aandagt na Martimque te leiden. Dit Eiland heeft zestien Mylen in de lengte en vyf en veertig in zynen omtrek, zonder de Kaapen te rekenen, welke, hier e i daar, twee of drie Mylen in Zee uitft.ee1 en. Het is zeer afgebroken , en wordt overal doorfneden van kleine bergjes, die, meestal, de gedaante van een kegel hebben. Drie Bergen beftryken deeze kleine hoogten. De hoogfte draagt de onuitwischbaare merktekens van een ouden vuurberg. De bosfehen, waarmede hy bedekt is, doen onophoudelyk de wolken daar tegen fluiten, «n voeden 'er eene ongezonde vogtigheid, welke den berg nog fchroomlyker en ongenaakbaarder maakt, terwyl de twee andere Bergen bykans geheel beplant zyn. Uit deeze Bergen, doch voornaamlyk uit den eerstgemelden, ontfpringen de talryke bronnen, door welke het Eiland wordt befproeid. Haare wateren, die als kleine beekjes vlieten , veranderen, by den geringften ftorm, in geweldige waterftroomen. Zy ontleenen hunne hoedanigheid van den grond , dien »y doorftroomen; op zommige plaatzen voortrefFelyk, zyn zy op andere zo flegt en nadeelig, dat men, tot den dagelykfehen drank, in derzelver plaats moete ftellen het RegenE a w*. XIII. BOEK.  XIII. BOEK. 68 GESCHIEDENIS water, 't welk in het regenagtig faifoen verzameld wordt. Denamkuc , die Martinique hadt doen verkondfchappen, vertrok, in den jaare 1635, van St. Christoffel, om zyne Natie zich aldaar te doen nederzetten. Uit Europa wilde hy zyne Bevolking niet ontleenen. Hy voorzag, dat luiden, afgemat door eenen langen fcheepstogt, by hunne aankomst, voor't meerengedeelte, zouden fneuvelen, het zy door de ongemaatigdheid eener nieuwe Luchtftreeke, het zy door gebrek, 't welk bykans altoos op de verhuizingen na vreemde gewesten volgt. Honderd perfoonen , die, zints langen tyd , onder zyne Landvoogdyfchap op St. Christoffel gewoond hadden; allen wakkere, arbeidzaame liedeii, aan den arbeid en vermoeijenisfen gewoon? bekwaam om den grond te ontginnen en plantaadjen aan te legg n ; van Aardappelplanten en allerlei voegzaam Koorn overvloedig voorzien : deeze waren de eerde fligters der nieuwe Volkplantinge. Hunne eerfte verrigtingen gefchiedden zonder eenige tegenkanting, 's Lands Inboorlingen, door de Vuurwapens befchroomd geworden , of door beloften verleid, lieten voor de Franfchen dat gedeelte des Eilands over , hetwelk ten Westen en ten Zuiden lag; zy zeiven weeken na het overige gedeelte. Doch dit ongeftoord genot was van korten duur. De Caraïbe, deeze onderneemvolle vreemdelingen, van dag tot dag, in getal ziende toeneemen, begreep, dat hy iyn verderf niet ontgaan konde, dan door hen  DER BEIDE INDIEN. 69 hen uit te rooien; hy nam de Wilden der nabuurige Eilanden tot deelgenooten zyner Staatkun Ie. Te gader vielen zy aan op een flegt Fort, hetwelk men in haast hadt opgeworpen ; doch zy wierden met zo veel kloekmoedigheids ontvangen, dat zy zich ge noodzaakt vonden te wyken, met een verHes van- zeven of acht honderd van hunne dapperfte krygslieden , welke op de plants fneuvelden. Deeze nadeelige uitflag deedt hen voor een geruimen tyd verdwynen; toen zy , van nieuw , ten voorfchyn kwamen , vertoonden zy zich met gefchenken, en betuigingen vol van boetvaardigheid. Men ontving en bejegende hen vriendelyk; en de bevrediging wierdt verzegeld met eenige kannen Brandewyns, dien men hun te drinken gaf. Zeer hachelyk was, tot op dit tydftip, de Landbouw geweest. De vreeze van overrompeld te worden , noodzaakte de Volkplanters van drie plantaadjen, om zich, alle nachten , zamen te voegen in de middelfte plantaadje, die altoos in eenen ftaat van verdediging wierdt gehouden. Aldaar fliepen zy onbekommerd, onder de befcherming v n hunne honden en eenen Schildwagt. Over dag kwam niemand hunner ten voorfch\n zonder eenen Snaphaan en twee Pistoulen aan zynen Gordel. Naa de verzoening der beide Natiën, hielden deeze behoedmiddelen op; doch de Natie , wier vriendfchap en goedwilligheid , door de ande e, was verzogt, misbruikte zo zeer haare Meerderheid, om haare overweldigingen uit te breiden, E 3 dat XIII. BCIK.  7o GESCHIEDENIS XIII. SOEK. dat het niet lang aanhieldt, of de kwalyk geblusehte haat begon, in het hart der Caraïben, van nieuw te ontbranden De Wilden , wier leevenswyze een uitgebreid grondgebied vordert, zich dagelyks meer en meer benaauwd vindende, namen de toevlugt tot list, om eenen vyand te verzwakken, tegen welke zy zich niet meer met openbaar geweld durfden aankanten. Zy verdeelden zich in kleine hoopen ; zy verfpiedden de Franfchen, die de Bosfchen bezogten; zy wagtten den tyd af dat de Jaager hadt los gebrand; en zonder hem den tyd te geeven om op nieuw te laaden, vielen zy met geweld hem aan en maakten hem af. Twintig man waren dus verdweenen, voordat men wist op wat wyze of door welk middel Zo ras men des verftendigd was, trok men tegen de aanvallers op, verfloegze, verbrandde hunne hutten, en deedt hunne vrouwen en kinders over den kling fpringen : alles wat deezer flagtinge was ontkoomen, verliet Martiniqre, in den jaare 1658, om 'er nimmer wederom te verfchynen. De Franfchen , door deezen aftogt, de eenige bezitters van het geheele Eiland geworden zynde, befloegen ongeftoord de posten , welke, voor hunne plantaadjen, best geleegen waren. Zy maakten toenmaals twee Chsfen uit. De eerfte Clasfe beftondt uit gulke lieden, welke, van hunnen overtogt na Amerika, vragt betaald hadden; zy kreegen den naam van Inwooners. De Regeering deelde onder hen Landeryen uit, welke zy in vollen eigendom verkreegen, mids daar vaa 1  OER BEIDE INDIEN. 71 vbn betaalende eene jaarlykfche erken ten isfe. Zy waren verpligt, ieder op hunne beurt, de wagt te houden, en, naar evenredigheid hunner goederen, te draagen in de kosten, die tot het algemeene nut en veiligheid moesten gedaan worden. Onder hunne bevelen ftondt eene menigte losbandigen, welke zy uit ruropa, op hunne eigen kosten, hadden medegebragt, onder den naam van huurlingen. Dit was eene foort van Jlaaverny, welke drie jaaren duurde. Oeezen tyd verloopen zynde, wierden de huurlingen, hunne Vryheid wederkrygende, van gelyke waarde met hun, welken zy gediend hadden. Het planten van Tabak en Katoen was het eenige, waarmede deeze beide zich in 't eerst bezig hielden. Welhaast kwamen 'er de Rokou en Indigo by. Het planten van Suiker nam niet eer eenen aanvang dan in den jaare 1650. Benjamin dacosta, een dier Jooden, die hunne naarftigheid voortzetten, zelf in de onderdrukking, tot welke hunne Natie is vervallen, plantte, tien jaaren laater, den Kakaoboom. Zyn voorbeeld wierdt niet gevolgd, tot in den jaare 1684, wanneer de Chokolade in het Moederland in vry algemeen gebruik kwam. Thans wierdt de Kakao de toevlugt van de meeste Volkplanters, die geen genoegzaamen voorraad van penningen bezaten , om het Suiker planten te onderneemen. Eene dier onweders, welke de Grifoenen medebrengen, en die hunne verwoestingen , nu eens op de Menfehen, en op andere tyden op de Gewasfen doen ■nederdaalen, deedt, in den jaare 1718, alle E 4 de XIII. boek.  xiïl. BOfcK. I j \ 1 ] 1 i 3 j v 3 74 GESCHIEDENIS de Kakaoboomen omkoomen. Algemeen was de verwoesting onder de Opgezeetenen van Martinique. Men boodt hun den Koffyboom aan, als eene plank naa eene Schipbreuk. Het Franfche Ministerie hadt, van de Hollanders, twee van deeze Boomen ten gefchenke ontvangen, die in den Koninklyken Tuin zorgvuldig bewaard waren. Men nam 'er twee Looten van. De Heer desclieux, benoemd om ze na Martinique over te brengen, bevondt zich op een fchip, daar het water fchaarsch wierdt. Het weinige water, welk hem, tén zynen eigen gebruike, wierdt toegedeeld, deelde hy met zyne Planten ; door deeze edelmoedige opoffering gelukte het hem, het dierbaar Pand, hem aanbevolen , te behouden. Zyne grootmoedigheid ivierdt beloond. De Koffy vermenigvuldigde met een ongemeenen fpocd en gewenschten ■jitflas; en deeze braave Burger geniet nog, toet ftreelend genoegen, het zo zeldzaam geuk, Van, om zo te fpreeken, eene gewig:ige Volkplanting behouden, en haar tevens net een nieuwen tak van nyverheid verrykt e hebben. Behalven dit hulpmiddel, bezat Martinique latuurlyke voordeden , welke het, binnen :orten tyd, tot een aanmerkelyken voorhoed fcheenen te moeten verheffen. Van 31e de Franfche Bezittingen heeft het de geikkïgfte ligging, ten aanzien der Winden, relke in deeze Zeeën hee'rfchen. Zyne haens bezitten het onfchatbaar voordeel, dat y seerte veilige fehuilplaats verleenen tegen ét  dér beide INDIEN. 73 de Orkaanen, welke in deeze Vaarwateren woeden, üewyl het, om zyne ligging, de zetel der Regeeringe is geworden, heeft het meer gunstbewyzen ontvangen, en geniet het een verftandiger en min trouwloos beftuur. Ten allen tyde heeft de vyand de aangelegenheid zyner Opgezeetenen geëerbiedigd, en het zelden getergd, zonder reden te hebben van zich des te beklaagen. Nimmer is zyne binnenlandfche vrede geftoord, zelf niet toen het, in den jaare 1717, door een algemeen misnoegen genoopt, het, misfchien, ftoutmoedig, doch met gemaatigdheid begonnen, befluit nam, om na Europa over te zenden, eenen Gouverneur en Intendant, die het, onder de overheerfching hunner gierigheid, deeden zuchten. De goede orde, de vreedzaamheid en eensgezindheid, welke de Volkplanters, in deezen tyd van Regeeringloosheid , wisten te handhaaven, gaven bewys van meer afkeerigheids van de Uwingelandye, dan van ongenegenheid omtrent het Oppergezag, en regtvaardigden, eenigermaate, in het oog van het Moederland, het onregelmaatige en ftrydige tegen de aangenomene beginzels, 't geen in den gedaanen ftap lag opgeflooten. In weerwil van zo veele middelen van voorfpoed, was Martin'que, hoewel verder gevorderd dan de andere Franfche Volkplantingen, nogthans zeer weinig gevorderd omtrent het einde der jongstverloopene Eeuwe. In den jaare 1700, telden zy in alles niet meer dan zes duizend vyf honderd zeven en ^negentig Blanken. Het getal der Wilden , E 5 Mu- XIII. BOER*  XIII. BOEK. ] < i 1 T I I } 1 X X V ^4 GESCHIEDENIS Mulaters, vrye Negers, Mannen, Vrouwen, Kinderen, bedroeg flegts vyf honderd en zeven. Men telde 'er niet meer dan veertien duizend vyf honderd zes en zestig Siaaven. Alle deezen te zamen genomen maakten eene Bevolking uit van niet meer dan een en twintig duizend zes honderd zeventig perfoonen. Het Vee beftondt uit drie duizend zes honderd acht en zestig Paerden of Muilezels, en negen duizend twee honderd zeventien hoornbeesten. Men plantte 'er een groot getal duizende voeten Kakao, Tabak en Katoen, en men ontginde 'er negen Indigoplantaadjen, en honderd drie en tachtig kleine Suikerplantaadjen. Toen de langduurige en wreede Oorlogen, die, over alle de vaste kusten en alle de Zeeën der Waereld, de verwoesting verfpreidden, een einde hadden genomen, en Frankryk hadt afgezien van de ontwerpen ran veroveringe en de ftaatkundige beginzels, ivelke het, langen tyd, bezyden het fpoor ïadden doen dwaalen, bekwam Martinique ran den kwynendcn ftaat, in welken alle leeze rampen het gelaaten hadden. Welhaast leeg het tot eenen luisterryken voorfpoed; iet wierdt de algemeene Markt der Natioaale Bezittingen, beneden den Wind geleeen. In zyne havens verkogten de nabuurige Eilanden hunne voortbrengzels. In zyne avens kogten zy de koopmanfchappen, wele het Moederland opleverde; in zyne haens ontdeeden de Franfche Zeelieden zich an hunne Laadingen, en voorzagen zich an nieuwe. Europa kende niets anders dan Mar-  ©ek beide INDIEN. 75 Martinique. Het verdiende de aandagt der feefpiegelaars, als een akkerbouwend Eiland, als de Agent der andere Volkplantingen, en als handel dryvende met Spaansch- en NoordAmerika Alles Akkerbouwende, bezat het, in den jaare 1736, vier honderd zeven en veertig Suikerplantaadjen, elf Millioenen, negen honderd drie en vyftig duizend, twee honderd twee en dertig voeten KofFy, honderd drie en negentig duizend, acht honderd zeventig voeten Kakao, twee Millioenen, acht en zestig duizend, vier honderd tachtig voeten Katoen, negen en dertig duizend vier honderd voeten Tabak, zes duizend zeven honderd vyftig voeten Rokou. Zyn leeftogt beftondt uit vier Millioenen, acht honderd twee en veertig Banaanboomen, vier en dertig Millioenen, vier honderd drie en tachtig duizend ftreeken Maniok, twee honderd zeven en veertig vierkanten Aardappelen en Ignamen. Men vindt 'er twee en zeventig duizend Negers van allerleien ouderdom en fexe. Hun arbeid hadt 's Lands Akkerbouw tot den voordeeligften Haat verheeven, in welken dezelve, door het gebruik , welk, ten dien tyde, in Europa, van de Amerikaanfche voortbrengzels gemaakt wierdt, kon gebragt worden; eene jaarlykfche verzending, zestien Millioenen Livres bedraagende, was de vrugt van dien zelfden arbeid. Door de verbintenisfen, welke Martinique met de andere Eilanden hadt, genoot het 'C voordeel der Commisfiën en Vragtgelden , dewyl het alleen de Lastfchepen hadt. Dit voor- XÏÏI. BOEK.  76 GESCHIEDENIS XIII. BOEK. i : i 1 voordeel mogt gefchat worden op het tiende gedeelte zyner voortbren zelen , welke te zamen genomen eene hoofdfomme uitmaakten van zeventien of achttien Millioenen. Deeze uitftaande fchuld, welke zelden wierdt ingevorderd , wierdt den overigen Eilanden gelaaten ter verbeteringe hunner plantaadjen. Deeze fchuld vermeerderde nog door het verfchot in Geld, in Slaaven en andere goederen van de dringendfte noodzaaklykheid; hierdoor wierdt Martinique, meer en meer, de Schuldvorderaar der Volkplantingen, en hieldt haar altoos in onderdaanigheid, zonder dat zulks ten haaren nadeele ftrekte. Zy allen verrykten zich met behulp van Martinique, en haare toeneemende rykdom diende ten voordeele van dit hoofd Eiland. Zyne verbintenisfen met Isle Royal, met "anada en Louifiana, bezorgden aan hetzelve 2en middel van verzendinge voor zyne geneene Suiker, zyne minfte foort van .Koffy, ;n voor zyne Siroopen en Taffiaas, welke n Frankryk wierden afgekeurd. Men gaf iet, in betaaling , Abberdaan , gedroogde 5eulvrugten , Sapinhout en wat Meel. In ynen fluikhandel op de kusten van Spaansch \merika, welke geheel beftondt uit koopnanfchappen in het Moederland bereid, won iet den prys des gevaars, waar aan de franfche Koopman zich niet wilde waagen. Deeze handel, minder voordeelig dan de erfte ten aanzien van zyn voorwerp, was 'an veel grooter aangelegenheid ten opzigte an zyne uitwerkzelen. Dezelve bragt Martinique een voordeel aan van negentig ten  DER BEIDE INDIEN. 77 ten honderd, op eene waarde van vier Millioenen , welke jaarlyks na Caraque of de ; nabuurige Volkplantingen gevoerd wierden. Zo veel gelukkige werkzaamheden hadden eene onmeetelyke Geldfomme op Martinique zamen geb agt. Achttien Millioenen gingen 'er viewoonlyk, met den uiterflen fpoed, in den Koophandel om. Het is , misfchien, het eenige land op den Aardbodem, daar men het gereed Geld in zulk eene evenredigheid gezien heeft, dat het onverfcbillig ware, of men Metaalen of Koopmanfchappen hadde. De uitgebreidheid zyner zaaken lokte jaarlyks in zyne havens twee honderd Franfche fchepen; veertien of vyftien door het Moederland na Guinee uitgerust, dertig van Canada, tien of twaalf van Margareta en Tri. nitado; zonder de Engelfche en Hollandfche fchepen te tellen , die 'er heimelyk binnen floopen. De byzondere vaart van het Ei. land op de Noordlyke Volkplantingen, op de Spaanfche vaste kust, en op de Eilanden beneden den Wind , hieldt honderd dertig fchepen onledig, groot van twintig tot zeventig Tonnen , bemand met zes honderd Europifche Matroozen van allerleien Landaart, en met vyftien honderd (laaven, van langzaamer hand tot den fcheepvaart gevormd. De Zeelieden, welke, in de vroegfte tyden, Martinique bezogten, landden aan die Oorden, daar de koopmanfchappen wierden ingezameld. Deeze gewoonte, welke natuurlyk fcheen, was aan veele zwaarigheden on- XIII. JOEK:.  XIII. £01K. | f 3 t i I I z li I z i 4 n v d 78 GESCHIEDENIS onderheevig. De Noorde en Noord Ooste Winden, welke aan een gedeelte der kusten heerfchen, hielden aldaar de Zee, geduuriglyk, m eene geweldige beroering. De goede Reeén, fchoon menigvuldig in getal, zyn er vry ve re geleegen, deels wederzyds van elkander, deels van de meeste plantaadjen De floepen, die gebruikt wierden om deeze tusichenruimte over te vaaren, moesten dikwyls, om den Herken; wind, blyven fïil leggen , of waren genoodzaakt, met de helft van hetgeen zy konden Jaaden, te vertrekken. Deeze belemmeringen vertraagden de ^ntlaading van het fchip, en deeden den :yd zyner mlaadinge langer aanhouden. Uit leeze vertraagingen ontftondt eene groote ^erniebng onder- het fcheepsvolk, en eene 'ermeerderinj van kosten zo voorden Verkoper als Kóoper. De Koophandel, die den fpoed zynër 'erngtingen op de iyst zyner grootfte voorleden moet plaatzen , wierdt, door een aeuw ongemak, in zyne werkzaamheid verulderd: dit ongemak was, de noodzaaklyk«id, in welke de koopman zich bevondt, elf op de voordeeligfte oorden, om zyne tadmgen by kleine gedeelten te verkoopen. tidien een Man van onderneeming hem deelve geheel afkogt, kwam dit bedryf den rolkplanteren duur te ftaan. Het voordeel ^s koopmans is evenredig aan de menigte sr goederen, welke hy verkoopt. Hoe ieer hy verkoopt, hoe hy meer kan laatea tflen van het voordeel, welk een ander, e minder verkoopt, verpligt is te behaalen. Hier  der beide INDIEN. 79 Hier by koomt een ander nog grooter ongemak: te weeten, dat 'er, op zommige plaatzen, een overtollige overvloed was aan zekere Europifche koopmanfchappen, terwyl, op andere plaatzen, aan dezelve gebrek was. De Reeder zelve bevondt zich in de onmogelykheid, om zyne laadingen uit de vereischte foorten van goederen te doen beftaan. De meeste oorden verfchaften hem niet alle Waaren, noch alle de foorten van de zelfde Waare. Dit gebrek noodzaakte hem om verfcheiden fprongen te doen, of om te veele of te weinige voegzaame voortbrengzels mede te neemen voor de haven» in welke hy zyne thuisvragt moest ontlaaden. De fchepen zelve ondervonden groote belemmeringen. Veele moesten gekielhaald worden; het grootfte gedeelte hadt ten minften eenige vertimmering noodig. Deeze jl hulpmiddelen ontbraken op de weinig bezogte Reeën, alwaar de Timmerlieden zich niet nederzetten, uit vreeze van 'er geen werks genoeg te zullen vinden. Hierom moesten zy na zekere havens zeilen om te timmeren, en vervolgens wederkeeren, om te laaden, na de plaats, alwaar zy hunne goederen verkogt hadden. Met dit heen en i wederzeilen, verliepen ten minften drie of vier maanden. Deeze en veele andere ongemakken deeden zommige Inwooners en alle Zeevaarenden wenfchen, dat 'er eene Stapelplaats mogt worden aangelegd , alwaar de wisfelgoederen tusfchen de Volkplanting en het t Moe- XIII. BOEK.  So GESCHIEDENIS XIII. ÏOEK, l I » i i ] i i \ Moederland wierden zamengevoerd. Ten deezen oogmerke fcheen de Natuur het Furt Royal te hebben toebereid. Zyne haven was eene der beste van de Eilanden Beneden den Wind, en haare veiligheid zo algemeen bekend , dat geduurende den tyd dat zy voor de Hollandfche fchepen open was, het Gemeenebest hun beval zich derwaarts te begeeven in Zomer-, Hooi- en Oogstmaand, om zich in veiligheid te Hellen tegen de Orkaanen, welke, in deeze oorden, zo veelvuldig en heevig woeden. De Landen van Lamentin, niet meer dan eene Myl van daar geleegen, waren de vrugtbaarfte en rykfte der Volkplantinge. De talryke rivieren, welke dit vrugtbaar gewest befproeiden , konden, tot op een zekeren afftand van haaren Mond, van gelaaden Kanoes bevaaren worden. Het vreedzaam 3;enot van zo veele voordeelen wierdt beveiligd door de befcherming der Vestingwerken. Doch zy wierden opgewoogen door 2en moerasfig en ongezond grondgebied. Daarenboven was deeze boofdftad van Marinique de wykplaats der Zee - Krygsmagt, lie, ten allen tyde , de Zeemagt tot 'den koophandel behoorende onderdrukte. Fort loyal, om deeze reden, het middelpunt des toopbedryfs niet kunnende worden, wierdt iet overgebragt na St. Fkrre. Dit Vlek , 't welk, niettegenftaande de >randftigtingen, welke het viermaal in de sche gelegd hebben, nog zeventienhonderd cht en veertig huizen bevat, legt aan den Vestkant van het Eiland, aan eene bykans kring-  der beide INDIEN. 8l kringronde Baai. Een gedeelte is langs de Zee aan den Oever zeiven gebouwd ; het heet de Kaai; hier leggen de fchepen en ftaan de Pakhuizen. Het ander gedeelte van htt Vlek is gebouwd op een kleinen niet zeer hoogen heuvel; het heet een Fort, omdat hier een klein Vestingwerk legt, hetwelk, in den jaare 1665, wierdt opgeworpen, ter beteugelinge van de oproerigheden der Inwooneren tegen deDwingelandy van het Moederland ; maar tegenwoordig dient het om de Ree te beveiligen tegen buitenlandfche vyanden. Deeze twee gedeelten van het Vlek zyn, door eene Beek, of waadbaare rivier, vanéén gefcheiden. Van agteren ftoot de Kaai tegen een tamelyk hoogen heuvel, en wordt regtftandig doorgefneeden. Ingeflooten, om zo te fpreeken, door deezen heuvel, welke de Ooste Winden onderfchept, de meest heerfchende en de gezondfte Winden in deeze gewesten; zonder eenig verkoelend luchtje bloot leggende aan de ftraalen der Zonne , welke, door den heuvel, de Zee en het zwarte Oeverzand op haar worden te rug gekaatst, isn dit verblyf brandend heet en altoos onge-^ zond. Daarenboven ontmoet men hier geene haven; en de fchepen, welke, geduurende het Winterfaifoen, het niet op de kusten kunnen houden , zyn genoodzaakt zich na Fort Royal te begeeven. Doch deeze nadeden worden vergoed , deels door de bekwaame gelegenheid, welke de Ree van St. Pieter verfchaft tot het ontlaaden en infcheepen der koopmanfchappen; deels door haare V. deel. F gun- XIII. BOEK.  xnr. BOEK. U GESCHIEDENIS gunftige ligging, waardoor de fchepen, met allerlei winden, op alle dagen en uuren, van daar kunnen vertrekken. Dit Vlek wierdt allereerst, op het Eiland, gebouwd, bevolkt en beplant. Nogthans is het niet zo zeer aan zynen ouderdom, als aan zyne gunftige ligging, het voordeel verfchuldigd, van het Middelpunt van gemeenfchap, tusfchen de Volkplanting en het Moederland, te zyn geworden. In 't eerst ontving St. Pieter de goederen van zekere gewesten, wier bewooners, aan ongeftuimige en altoos ongenaakbaare kusten woonagtig, niet gevoegelyk hunne in- en verkoopen konden doen, zonder zich na elders te be. geeven. In de vroegfte tyden waren de Agenten deezer Volkplanteren niet anders dan Schippers, welke, door hun geduurig vaaren rondom het Eiland, zich bekend gemaakt hebbende, door de bekooringen des voordeels, gelokt wierden om een vast verblyf te neemen. De goede trouwe alleen was de ziel deezer verbintenisfen. Niemand hunner hieldt boek ncch rekening. In eene kist hadden zy een zak voor ieder Inwooner, wiens zaaken zy waarnamen. Zy deeden daarin den opbrengst der verkogte. goederen , en namen 'er het noodige Geld uit ter betaalinge van de gekogte Waaren, Wanneer de zak leedig was, leverde de CommisConaris niets meer; en de rekening was hier mede geflooten. Deeze vertrouwelykheid, welke, uit hoofde van onze Zeden, en in onze dagen van bedrog en omkoopinge, als. een verdichtzel moet voorkoo- men,  »sft_ïEiDE INDIEN. è$ fnen, greep nog ftand in den aanvang der tegenwoordige Eeüwe. 'Er zyn nog menfehen in leeven, welke deezen koophandel gedreeVen hebben , in welken de goede trouwe geen andere waarborg dan haare nuttigheid jselve hadt. Van tyd tot tyd wierden deeze eenvoudige lieden vervangen, door kundiger luiden, welke uit Europa overkwamen Zommigen hadt men na de Volkplanting zien vertrek hen, naadat zy geraakt was uit de handen der uitfluitende Maatfchappyen. Hun getal groeide aan, naar gelange de koopmanfchappen vermenigvuldigden ; en zy zeiven bragten veel toe ter uitbreidinge van den Akkerbouw, door het verfchot, welk zy deeden aan den Ingezeetenen, wiens arbeid, dus lang, door gebrek aan Geld, gekwynd hadt. Door dit middel wierden zy de onvermydelyke Agenten van hunne fchuldenaars in de Volkplanting, gelyk zy het reeds waren van hunne Meesters in het Moederland. Zulk een Volkplanter zelf, die hun niets fchuldig was, geraakte, om zo te fpreeken, onder hunne af hanklykheid, door de behoefte hunner hulpe, welke hy konde noodig hebben. Wierdt de tyd van den Oogst vertraagd, was 'er brand ontftaan in een ftuk Suikerriet Land; was een Suikermolen gebroken; begonnen eenige gebouwen te wankelen; was 'er onder de Slaaven of onder het Vee fterfte ontftaan; hadt de droogte of Regen alles bedorven: waar zou hy de middelen vinden, om, geduurende deeze verwoestingen, zyne plantaadje te onderhouden, en het verlies, F 2 daar XFI. BOEK.  U GESCHIEDENIS XIII. daar door veroorzaakt, te herftellen? Deeze hulpmiddelen zyn in twintig verfchillende handen. Laat een éénige hulp weigeren; de verwarring, verre van zich te ontwikkelen , zal nog grooter worden. Deeze bedenkingen deeden de zulken, welke nog geen Credit gevraagd hadden, befluiten, om hunne belangen te vertrouwen in de handen der Commisfionarisfen van St. Pieter, om, in gevalle van ongeluk, verzekerd te zyn van eene toevlugt. Het klein getal ryke inwooners, welke, door hun vermogen, fcheenen gedekt te zyn tegen deeze bmoefte, wierden als genoodzaakt om zich aan dit Komptoir te vervoer gen. De handeldryvende Schippers, eene haven vindende, alwaar zy, zonder dat zy uit hunne Magazynen en zelf uit hunne fchepen behoefden te gaan, hunne zaaken met voordeel konden ten einde brengen, verlieten Fort Rcyal, Trinitado, benevens alle andere" plaatzen, alwaar de prys der voortbrengzelen hun bykans willekeurig wierdt voorgefchreeven, en de betaalingen onzeker en langzaam waren. Door deeze omwenteling , konden de Volkplanters, verbonden aan hunne Werkplaatzen, die een geduurig naaloopen en dagelykfche oppasfingen vorderden, niet meer hunne koopmanlchappen volgen. Hierom wierden zy genoodzaakt, dezelve te vertrouwen aan kundige lieden, die zich neergezet hebbende in de éénige haven, welke bezpgt wierdt, zich in ftaat bevonden om de gunftigfte gelegenheden, om te koopen en te verkoopen, waar te neemen:  DER BEIDE INDIEN. 85 men: een onfchatbaar voordeel in een Land, alwaar de Koophandel ceduurige beurtwisfelingen ondergaat. Guadeloupe en Grenada volgden het voorbeeld van Martinique. De zelfde behoeften deeden hen daar toe befluiten. De Oorlóg van het jaar 1744 ftuitte den loop deezes voorfpoeds. De reden hier van was geenzins, dat Martinique onvermogend wierdt bevonden. Zyne fcheepsmagt, die geftadig in beweeging wierdt gehouden, gewoon aan de kloekmoedige bedryven , welke de handhaaving van den fluikhandel vorderde, was ten ftryde volkomen toegerust. Veertig Kaapers, te St. Pieter uit; erust, vertoonden zich, in minder dan zes maanden tyds , op de kusten der Antilles. Zy verrigtten ftukken, de oude Vrybuiters waardig. Dagelyks zag men hen in zegenpraal binnen loopen, met een onmeetelyken buit belaaden. Te midden deezer voordeelcn, egter , zag de Volkplanting haaren fcheepvaart, deels op Canada, deels op de Spaanfehe kusten, geheellyk afgebroken, en haaren eigen vaart langs de kusten dagelyks ontrusten. De weinige fchepen, die uit Frankryk aankwamen, zich fchadeloos willende ftellen van de nadeelen , welke zy gevaar liepen te lyden, verkogten zeer duur, en kogten voor een laagen prys. Dus geraakten de voortbrengzels in 't verval. De Landeryen wierden kwalyk bearbeid. Men verwaarloosde om de Werkplaatzen behoorlyk te onderhouden. De Slsaven ftierven by gebrek aan voedzel. Alles kwynde, alles verF 3 viel. XIÏÏ. BOEK.  Ml BQüK. ! 86 GESCHIEDENIS viel. Ten laatfte deedt de Vrede, -nevens de Vryheid des Koophandels, de hoop op den ouden voorfpoed herleeven. De eerfte poogingen, welke men aanwende, wierden door de ondervinding te leur gefteld. Twee jaaren waren, zedert het ophouden der vyandlykheden, nog niet verioopen, toen de Volkplanting den fluikhandel verloor, dien zy met de Spaanfche Araerikaanen hadt gedreeven. Deeze omwenteling was niet het gevolg van de waakzaamheid der Kustbewaarders, Dewyl het belang altoos grooter is om hen te tarten, dan het hunne om zich te verdeedigen, veragt men luiden, die flegts betaald worden voor het handhaaven van dikwyls onregtvaardige Regten of verboden. Het ontftondt uit het ftellen van Registerfchepen in de plaats van Vlooten ; hierdoor wierden de Kusthandelaars binnen zeer naauwe grenzen beperkt. Volgens het nieuw Ontwerp, was het getal der fchepen onbepaald, en de tyd hunner aankomfte onzeker ; dit veroorzaakte in den prys der koopmanfchappen eene onbellendigheid, welke voorheen geen plaats gehad hadt. De (luikhandelaar, welke zich tot zyne werkzaamheden met geen ander oogmerk hadt verbonden, dan in het zeker vooruitzigt op een bepaalden en beftendigen winst, hieldt, ran dit oogenblik af, op eenen Loop te ralgen, die hem geene fchaêvergoeding verzekerde voor het gevaar, waar aan hy zich blootftelde. Min gevoelig was ondertusfchen dit verlief FflQr de Volkplanting, dan de hind§rnisl§n, die  DER BEIDE INDIEN. 87 Se haar van wegen het Moederland overkwamen. Een niet zeer kundig ftaatsbeftuur belemmerde, door zo veele omflagtigheden, de wederkeerige en noodzaaklyke verbintenis tusfchen de Eilanden en Noord - Amerika, dat Martinique , in den jaare 1755 , niet meer dan vier fchepen na Canada zondt. Het beftuur der Volkplantingen, een prooi geworden van eigenbaatige en onkundige Gelastigden, wierdt fpoedig vernederd, veragtlyk gemaakt, en der omkoopinge veil gegeeven. Midlerwyl hadt de Koophandel van Frankryk geen gevoel van het verval van Martinique. Op de Ree van St. Pieter vonden de Franfchen Kooplieden, die hun hunne Kargazoenen af kogten, en hunne fchepen, ryk belaaden, fpoedig wederom toezonden : zy namen 'er geen kennis van, of het deeze dan andere Volkplantingen waren, welke goederen ontbooden en uitleverden. Zelf de Negers, welke derwaarts wierden gebragt, wierden voor een zeer goeden prys verkogt; doch weinigen bleeven aldaar. Het meerengedeelte wierdt van daar na Guadaloupe, Grenada, en zelf na de onzydige Eilanden gezonden; in weerwil der onbepaalde Vryheid, welke deeze Eilanden genooten, gaven zy de voorkeuze aan de Slaaven, welke hun de Franfchen leverden, boven die, welke hun van de Engelfchen, hoewel op, in fchyn, voordeeliger voorwaarden , wierden aangebooden. Door eene vry langduurige ervarenis was men overtuigd geworden, dat de uitgeleezene Negers, die het meest kostten, F 4 de xin. BOEK.  XIII. BOEK. i 1 < 1 t t I I t i: V t( b e e k V( G k< E be 88 GESCHIEDENIS de Landeryen verrykten, terwy] de Akkerbouw kwynde onder handen der Negers, die voor een klein prysje gekogt wierden. Doch aan deeze voordeden van het Moederland hadt Martinique geen deel, en leedt 'er, veeleer, bykans nadeel by. Dit Eiland hadt zyne nadeëlen, geduurende den Vrede, nog niet vergoed, noch het ledige der fchulden aangevuld, waarmede eene reeks van rampen hetzelve hadt genoodzaakt zich te bezwaaren, wanneer het ien zwaarftengeesfel, den Oorlog, opnieuw sag ten voorfchyn koomen. Dezelve was /oor Frankryk eene aaneenfchakeling van mgelukken, welke, naa mislukking op misukking, naa verlies op verlies, Martinique >nder het juk der Engelfchen deeden vallen, n Hooimaand des jaars 1763, zestien maanen naa dat het veroverd was, wierdt het e rug gegeeven ; maar het wierdt te rug egeeven, ontbloot van alle de bygevoegde ulpmiddelen, welke hetzelve zo veel luissrs en aanziens hadden bygezet. Zints etrke jaaren hadt 't het voornaamfte gedeelte an zynen kusthandel op de Spaanfche kus:n verlooren. De overdragt van Canada enam hetzelve alle hoop, om op nieuw me gemeenfcbap te openen, welke alleen ;nige kortduurende mis/lagen hadden doen vynen. Het konde niet meer in zyne ha:ns zien aankoomen de voortbrenzels van renada, St. Vincent en Dominique, wel! Britfche Bezittingen waren geworden ene nieuwe fchikking, in het Moederland' raamd, welke hetzelve alle gemeenfehap , met  DER BEIDE INDIEN. 89 met Guadeloupe verboodt, veroorloofde hetzelve niet meer om daar van iets te hoopen. Nogthans bezat de Volkplanting, op haar zelve aangemerkt, naa de volkstelling , in Louwmaand des jaars 1770 gefchied, binnen den omvang van acht en twintig Wyken, twaalf duizend vier honderd vyftig Blanken van allerleien ouderdom en kunne; achttien honderd veertien vrye Negers of Mulaters; zeventig duizend vyf honderd drie en vyftig Slaaven; vier honderd drie en veertig Maron- of voortvlugtige Negers. Het getal der geboorenen was,, in den jaare 1766, in de evenredigheid van één tot dertig onder de Blanken, en van één tot vyf en twintig onder de Negers. Uit deeze aanmerking , indien zy beftendig doorging, zou volgen, dat het klimaat van Amerika veel günftiger is voor de voortteeling der Afrikaanen dan der Europeaanen: dewyl de eerften nog fterker voortteelen onder den arbeid en elende der flavernye, dan de laatstgenoemden in overvloed en vryheid. In dit geval zou men moeten verwagten , dat de vermenigvuldiging der Negers in Amerika, vroeg of laat, die der Blanken zal doen verflikken, en, misfchien, ten langen laatffce, het geflagt der flagtöfferen wreeken op de voortplanting der onderdrukkeren. De Veekudden der Volkplantinge beflaan uit acht duizend twee honderd drie en tachtig Paerden of Muilezeis; twaalf duizend drie honderd zes en zeventig Hoornbeesten; negen honderd vvf en zeventig Varkens; ' F 5 der- XIII. BOEK.  po GESCHIEDENIS XIII. 30EK. l 1 < \ ( 1 I ( 1 £ l t I 2 dertien duizend vyf honderd vier en veertig Schaapen of Geiten. Tot leevensmiddelen heeft zy, zeventien Millioenen , negen honderd dertig duizend vyf honderd zes en negentig ryen Manioc; drie Millioenen, vyf honderd negen duizend, acht en veertig Banaanboomen; vier honderd zes en een halve vierkanten Ignamen en Pataaten. Elf duizend vier honderd vier en veertig vierkanten gronds met Suikerriet beplant; zes Millioenen, zes honderd acht en dertig duizend, zeven honderd zeven en vyftig voeten Koffy; acht honderd een en zeventig duizend drie en veertig voeten Kakao; één Millioen, zeven honderd vier en zestig duicend acht honderd zeven voeten Katoen ; legen en vyftig duizend negen honderd zes m zestig voeten Kasfia ; en een en zestig zoeten Rokou, maaken haaren Akkerbouw lit. Haare Weilanden of Savanen befJaan tien luizend negen honderd twee en zeventig vierkanten gronds; elf duizend negen honlerd zes en zestig vierkanten zyn met boonen beplant, en acht duizend vier honderd cht en veertig vierkanten leggen onbebouwd, •f zyn van den Landman verhaten. ^Het getal der plantaadjen, van welke de Coffy, het Katoen en de Kakao , nevens enige andere voorwerpen van minder aanelegenheid,worden ingezameld, bedraagt vyfien honderd vyftien. Het getal der Suikerhntaadjen is niet grooter dan twee honderd es en tachtig. Zy verfchaffen werk aan hon-  DER BEIDE INDIEN. 01 honderd zestien Watermolens, twaalf Windmolens, en honderd vier en tachtig Molens, die met Osfen gedreeven worden. Vóór den ftorm, op den dertienden van Oogstmaand des jaars 17 66 voorgevallen, telde men drie honderd twee kleine plantaadjen, en, behalven de gemelde, nog vyftien Rafimv deryen. In den jaare 1769, heeft Frankryk, met honderd twee fchepen, uit Martinique, ontvangen, honderd zeven en zeventig duizend., honderd zestien kwintaalen witte Suiker, en twaalf duizend, vyf honderd negen en zeventig kwintaalen onbereide Suiker; acht en Zestig duizend, vyf honderd achttien kwintaalen Koffy; elf duizend zeven honderd een en dertig kwintaalen Kakao; zes duizend acht en veertig kwintaalen Katoen ; twee duizend, vyf honderd achttien kwintaalen Kasfia; 'zeven honderd drie en tachtig Oxhoofden Taffia; drie honderd zeven Oxhoof. den Siroop; honderd vyftig ponden Indigo; twee duizend , honderd zeven en veertig ponden Konfltuuren; zeven en veertig ponden Chokolade; twee honderd twee en tachtig ponden Snuiftabak; vier honderd vier en negentig ponden Karet-Schilpad; twee honderd vier en dertig kasjes Likeuren; twee honderd vier en dertig keldertjes bereide Siroop; vier honderd een en vyftig kwintaalen Verfhout; twaalf duizend, honderd acht onbereide huiden. Alle deeze goederen te zamen genomen , zyn in de Vbiku'anting zelve gekogt voor twaalf Millioenen, twee honderd vyf en zestig duizend, ücatbeH-d twee XIII. BOEK.  XIII. BOEK. i 1 1 ( 1 2 9& GESCHIEDENIS twee en zestig Livres en veertien Huivers. Het is waar, dat zy, uit het Moederland, heeft ontvangen voor dertien Millioenen, vier honderd negen en veertig duizend, vier honderd zes en dertig Livres aan Koopmanfchappen; maar een gedeelte deezer goederen is gezonden na de Spaanfche kusten, en een ander gedeelte na de Engelfche Bezittingen. Zy allen, welke, uit eene ingefchapene zucht of uit pligt, zich aan de belangen van het Vaderland laaten geleegen zyn, zien niet zonder leedweezen, dat eene zo fchoone Volkplanting, als Martinique, zo weinig goederen oplevert, zommige van welke haar nog van elders zyn toegezonden. Het is, in de daad, bekend, dat het middenfte gedeelte deezes Eilands, met fchroomlyke Rotzen bedekt, niet gefchikt is tot het planten van Suiker, Koffy en Katoen; dat eene te groote vogtigheid aldaar aan deeze voortbrengzelen nadeelig zyn zoude; en dat byaldien zy 'er gelukkig Daagden, de kosten der rcrvoeringe, over de ber den en fteilten, den goeden uitftag deezer Oogften vrugtloos zoulen maaken. Doch men zou, in deeze ;roote uitgeftrektheid, voortreffelyke Weilanden kunnen aanleggen; en de grond wagt illeen op de gunst der Regeerin,e, om de nwooners te verryken met die foort van lervoortbrengende vrugtbaarheid van beesen, zo noodzaaklvk voor den Landbouw en len Leeftogt. Ook vindt men oorden op iet Eiland, die uit den aart onvruptbaar yn. Zommige zyn, beurtelings, een prooi van  DER BEIDE INDIEN. 93 van droogte en regen. Men vindt 'er Moerasfen, die bykans geheel door de Zee verdronken zyn; anderen, daar niets dan verfchillende foorten van Waterplanten groeien. Elders is de grond zo fteenagtig, dat hy op geenerlei wyze kan bearbeid worden, of, door gebrek aan Mest, zo zeer uitgeput is, dat het niet meer der moeite waardig zy dien te ontginnen. By deeze ongemakken, uit de natuur der dingen zelve ontftaande, is een verfchriklyke Geesfel gekoomen: ik bedoel eene foort van Mieren, oudtyds in Amerika onbekend. Zints eenigen tyd, verwoestten zy het Eiland Barbados derffiaate, dat het in overleg genomen wierdt, om een voormaals zo bloeiend Eiland te ontruimen. Grootlyks was deeze plaag aldaar verminderd , toen zy, in den jaare 1763 , zich op Martinique deedt gevoelen. • Onbefchryflyk zyn de nadeelen , welke deeze Infekten, in veele oorden der -Volkplantinge , veroorzaakt hebben. Alle de nuttige gewasfen zyn 'er geftorven; de viervoetige Dieren hebben 'er geen voedzel kunnen vinden ; de grootfte en zwaarfte boomen zyn dermaate befmet geworden, dat de minst kiefche Vogels 'er niet meer op nestelden. Niet dan door het aanwenden van de uiterfte zorgvuldigheid verhinderde men dat de kinders 'er niet van verflonden wierden; dat de Vrouwen haare Dragt voldroegen; en dat de Mannen konden leeven. Men vreesde, dat deeze ontelbaare en vernielende foort van Mieren geheel Martinique zot bedekken. Gelukkiglyk is een zo fchrikver wek XIII. BOEK.  XIII. BOEK. 04 GESCHIEDENIS wekkend beginzel van verdelging© tot ftaan gekoomen, en fchynt op eene in 't oogloopende wyze ter vernietiginge over te hellen: doch de Landeryen, van dit vergif doorl trokken, zyn onbekwaam om met Suikerriet beplant te worden , em kunnen niets dan Koffy voortbrengen. Vóór dat dit onheil gebeurde, ftemden de beste Waarneemers, welke de Volkplanting grondigst kenden, hier in eenpaarig overeen, dat haar Akkerbouw voor vermeerdering vatbaar was , en dat deeze vermeerdering ten naasten by op een vierde gedeelte mogt gefchat worden. Het is. 'er zeer verre af, dat haar tegenwoordige toeftand dus ftreelende uitzigten zou begunftigen. In vier Claslen kunnen de Eigenaars van Landeryen op Martinique verdeeld worden. De eerfte Clasfe bezit honderd groote Suikerplantaadjen, die bewerkt worden door twaalf duizend Negers. De tweede, honderd vyftig diergelyke plantaadjen, bewerkt wordende door negen duizend Negers. De derde, zes en dertig plantaadjen, waarin twee duizend Negers arbeiden. De vierde Clasfe, die zich voornaamlyk bemoeit met het kweeken en planten van Koffy, Katoen, Kakao en Manioc, kan aan twaalf duizend Negers werk verfchaffen. Hetgeen de Volkplanting, boven dit getal, aan Slaaven van beide fexen, bevat, wordt tot den huislyken dienst, de risfchery of den fcheepvaart gebruikt. De eerfte Clasfe beftaat geheel uit ryke ieden. Zy zetttn den L;mabouw met zo reel yvers door als doenlyk is; en hunne ryk-  der beide INDIEN. 95 rykdommen zullen dien zonder moeke in den bloeienden ftaat doen volharden, in welken zy denzelven gebragt hebben. De kosten zelve, welke zy verpligt zyn te doen, zyn van minder belang , dan die van den min vermogenden Volkplanter: dewyl de Slaaven, die in hunne plantaadjen gebooren worden > de zulken moeten vervangen, welken de tyd en de arbeid doen fneuvelen. De tweede Clasfe, welke men die der welgeftelde lieden mag noemen, bevat flegts de helft der Akkerlieden, welke zy zou behoeven , om tot het vermogen der ryke Eigenaaren op te klimmen. Hadden zy het vermogen, om de Slaaven, welke hun ontbreeken, te koopen, zy zouden, door eene heillooze ondervinding, daar van afgetrokken worden. Niets kon 'er verkeerder overlegd worden, dan een groot getal Negers tevens in eene plantaadje te plaatzen. De ziekten, welke de verandering van klimaat en voedzel deezen ongelukkigen veroorzaakt; de moeite om hen bekwaam te maaken tot eenen arbeid, aan welken zy niet gewoon zyn en in welken zy geen fmaak hebben, moeten noodwendig eenen Volkplanter affchrikken , uit hoofde van de menigvuldige en vermoeiende zorgen, welke deeze opleiding dier luiden tot den Landbouw zoude vereifchen. De wakkerfte en nyverfte Eigenaar is zulk een, die zyne plantaadje, jaarlyks, met een zesde gedeelte der Slaaven kan vermeerderen. Dus zou de tweede Clasfe, indien de zuivere opbrengst van haaren Akkerbouw zulks veroorloofde, ieder jaar vyf- tien XIII. BOEK.  XIII. BOEK. » ( 1 i I 1 < ( 96 GESCHIEDENIS tien honderd Slaaven kunnen aanwinnen. Doch zy moet op geen Credit ftaat maaken. De kooplieden in het Moederland fchynen niet genegen om het haar te verleenen; en de zulken, welke hunne penningen in de Volkplanting belegd hadden, hebben ze elders niet ledig of in gevaar gezien, of zy hebben ze na Europa of St. Domingo overgebragt. De derde Clasfe, die ten naasten by behoeftig is, kan zich door geenerlei middelen , uit het gewoon beloop des Koophandels ontleend, boven haaren ftaat verheffen. Het is veel dat zy door haar zelve kan beftaan. De weldaadige hand der Regeeringe alleen is bekwaam om haar een nieuw leeven te geeven , welk van nut zyn kan voor den Staat, door haar, zonder Intrest, het noodige Geld op te fchieten tot het behoorlyk voorzien van haare plantaadjen. De aanvulling der Negers kan aldaar, zonder nadeel , daalen aeneden de evenredigheid , welke wy voor ie tweede Clasfe bepaald hebben i dewyl ieler Volkplanter, minder Slaaven hebbende jp te pasfen, daar door in ftaat zyn zal om tan dé zulke, die hy aanwint, zich met meer ;rnsts en vlyts te laaten geleegen zyn. De vierde Clasfe, zich bezig houdende net eenen Akkerbouw van minder aangelegenheid dan het planten van Suiker, behoeft ;eene zo kragtdaadige hulp, om herfteld te vorden in den ftaat van onbekrompenheid, lit welken de Oorlog, de Orkaanen en antere rampen haar hebben doen vervallen, ïenoeg zou het voor deeze twee laatfte Clas»  der beide indien; 97 Clasfen zjm, datzy, ieder jaar, vyftien honderd Slaaven aanwonnen, om op te klimmen tot den trap van voorfpoed, welken de Natuur aan haare nyVerheid veroorloofd heeft. Dus zoü Martiniqüe kunnen hoopen, om zyne kwynende plantaadjen te doen herleeven, en den alouden luister zyner nyverheid op nieuw te bekoomen, indien het, alle jaaren, drie duizend Negers ontving. Doch het is onvermogend om deeze aanvullingen te betaalen; en de redenen van dit onvermogen zyn bekend. Men weet, dat het aan het Moederland, voor geleverde koopmanfchappen , ongeveer een Millioen fchuldig is. Eene reeks van ongelukken heeft het in de noodzaaklykheid gebragt, om van de kooplieden > in het Vlek St. Pieter woonagtig, ruim vier Millioenen op te neemen. De fchuldeh, welke het gemaakt heeft, ter gelegenheid van de familie-verdeelingen, als mede door het aanwinnen van een groot getal plantaadjen , hebben het onmagtig gemaakt om te betaalen. Deeze wanhoopige toeftand berooft hetzelve van de hulpmiddelen, tot eene fpoedige herftelling noodig , en laat tevens niet toe om het ruime veld dés gelüks, welk voor hetzelve open lag, te doorloopen. Behalveo dit alles, legt Martinique voor vyandlyke aanvallen bloot. Doch fchoon de vyand, op honderd plaatzen aan zyne kusten, eene Landing doen kan, zal hy, fiogthans, zulks nimmer onderneemen. Zy zoude voor hem vrugtloos worden, door de onmogelykheid, om , midden door een zeer gebroken Land, zyne krygsbehoeften tevoe- V. deel. G ren Xïlï. BOEK.  98 GESCHIEDENIS XIII. BOEK. ( j i 1 t C I ï I d h v ren na Fort Royal, de eenige plaats van tegenweer in de Volkplanting. Na deezen oord alleen zal hy den fteven wenden. Voor deeze hoofdplaats ligt eene vermaarde haven, gelegen aan den kant van eene groote Baai, welke geen fchip kan binnen loopen, dan door flag op flag te laveeren; het gelukkig flaagen hier van moet het lot beflisfen van elk fchip, dat genoodzaakt is het gevegt te ontwyken. Indien 't het ongeluk hebbe van onttakeld , of een flegt by den Wind zeiler te zyn, of eenigzins belemmerd te worden door de veranderingen der Valwinden, der Stroomen of van het Gety; zal het in handen vallen van eenen befpringer, die beter kan laveeren. De Vesting zelve kan de vrugtlooze en fchandelyke getuige worden van de nederlaage sens Eskaders, gelyk zy van het neemen ran koopvaardyfchepen honderdmaal getuige geweest is. Het binnenfte gedeelte der haven is belorven, zints men, om tegen de Engelfchen, n den jongften Oorlog, een Dyk op te verpen , aldaar de hollen van verfcheiden chepen heeft laaten zinken. Men heeft dee;e Vaartuigen weggenomen; doch 'er moeen nog veele kosten gedaan worden, om e Zandhoopen , die zich rondom dezelve ebben vastgezet, te zien verdwynen, en al?s in zynen voorgaanden ftaat te herftellen. )eeze arbeid lydt uitftel noch verti aaging: ewyl de haven, fchoon middelmaatig in aare foort, de eenige is , alwaar fchepen m allerlei grootte, winterlaag kunnen leggen;  DER BEIDE INDIEN. 99 gen; de eenige, alwaar zy Masten, Zeilen ! en Touwwerk kunnen vinden, en zich met i veel gemaks voorzien van uitfteekend goed water, hetwelk, meer dan eene Myl verre, langs een zeer wel aangelegd Kanaal, derwaarts gebragt wordt. In haare nabuurfchap zal de vyand altoos aan land ftappen, zonder dat hem zulks kan belet worden , welke voorzorge men ook moge aanwenden. De Oorlog te lande, waar mede men hem zoude kunnen te keer gaan, zou van geenen langen duur zyn; men zou wel haast genoodzaakt worden, zich in de Vestingwerken te begraaven. Voormaals waren 'er geene andere Vestingen dan die van het Fort Royal , alwaar de Onkunde, onder een Keten Bergen, onnoemelvke kosten hadt verfpild. Alle de kunst der bekwaamfte Ingenieurs heeft geene groote kragt van tegenftand kunnen geeven aan Werken, door de onbedagtzaamheid zelve, op het goed geluk aan, zonder een bepaald ontwerp, aangelegd. Aan die kanten der plaatze, alwaar zulks konde gefchieden, heeft men zich moeten vergenoegen met byde reeds gemaakte Werken, een bedekten Weg, een Bolwerk en Strykweeren te voegen. De aangelegenfte arbeid, nogthans, is geweest, het uitgraaven in den Rots, waarvan, zonder veele moeite, alles kan gemaakt worden , van onderaardfche Gewelven, die uiC den aart gezond, en bekwaam zyn om aldaar in veiligheid te ftellen de Oorlogs- en Mondbehoeften, de Kranken, de Soldaaten, nevens de zodanigen der r'nwooneren, wien G 2 ds mi. OEK.  ioo GESCHIEDENIS XIII. boek. < I de verknogtheid aan het Moederland den moed inboezemt om de Volkplanting te verdeedigen. Men heeft gedagt, dat menfehen, die, naa alvoorens de gevaaren op een Bolwerk getart te hebben, eene verzekerde rust in deeze onderaardfche verblyven zouden vinden, aldaar ligtlyk hunne fmarten zouden vergeeten, en den vyandlyken aanvallen, met een vernieuwden moed, te keere gaan. Dit was een gelukkige en verftandige inval. Het moet het denkbeeld zyn , indien niet van eene Vaderlandlievende Wethouderfchap, althans van den een' of anderen Staatsdienaar, door den geest der Menschlievendheid verlicht. Niet genoeg was, ondertusfehen, de on« verfchrokkenheid, welke dit ontwerp konde inboezemen, ter behoudenisfe eener plaatze, die van alle kanten wordt beftreeken. Hierom heeft men gedagt, eene gelukkiger ligging te moeten zoeken; deeze heeft men gevonden op den zomberen Berg Garnier, vyf en dertig of veertig voeten hooger, dan de hoogfte punten van den Patate, den Tartanfon en den Cartouche, die allen over het Fort Royal heen fchieten. Op deeze hoogte heeft men een Kasteel gebouwd, beftaande uit vier Bastions. De Bastions in het Front, de bedekte Weg, de Waterbakken, de Kruidmagazynen: alle dee5e middelen van verdeediginge zyn reeds /oltooid; en het kan niet lang aanhouden, lat de overige Werken insgelyks zullen geeed zyn. Welhaast zal 'er niet anders beloeven gebouwd te worden, dan de Barakken  derbeideINDIEN. ior ken en eenige Burgerwooningen. Genomen dat de Redouten en Batteryen, opgeworpen om den vyand te noodzaaken om dieper op in de Kreek eene landing te doen, dan hy, by den jongften inval, voet aan land gezet heeft, de uitwerking niet hadden, welke men zich daar van beloofd heeft, zou, nogthans, in dat geval, de Volkplanting, drie maanden lang, tegenftand kunnen bieden. Vyftien honderd Mm zullen den Garnier dertig of zes en dertig dagen kunnen verdeedigen tegen een Leger van vyftien duizend Man; en twaalf honderd Man zullen 't twintig of vyf en twintig dagen kunnen houden in het Fort Royal, hetwelk niet eerder, dan naa de verovering van den Garnier, kan vermeesterd worden. Dit is 't, 't geen men verwagten kan, van zeven of acht Millioenen sedaane onkosten. Eene zo aanzienlyke uitgave heeft ontydig en kwalyk befteed gefcheenen aan de zulken, die van gevoelen zyn , dat het 'l werk der fcheepsmagt-alleen is, om de Volkplantingen te befchermen. In de onmogelykheid, zeiden ze, in welke men zich be vondt, om, ten zelfden tyde, Vestingwer ken aan te leggen en fchepen te bouwen moest men middelen van de volftrektfh noodzaaklykheid ftellen, boven hulpmiddelei flegts van den tweeden rang. Indien hel voornaamlyk in den fmaak der Franfche hef tigheid valle, liever aan te vallen dan ziel te verweeren, is het haare zaak, Sterktet te vernielen, en niet om dezelve aan te leg gen; of liever, het voegt haar, geene dar zulke gevleugelde en beweegbaare Bolwer ^ , G 3 kei XIIT. boek, »  Xllf. BOEK. i -1 I ] i 3 1 io» GESCHIEDENIS ken op te werpen, die den Oorlog aanbrengen, in ftede van dien te verwagten. Ieder Mogenheid, die na den Koophandel en na Volkplantingen dingt, moet fchepen hebben, die menfehen en rykdommen teelen, en de Bevolking en het vertier vermeerderen; terwyl de Bastions en de Soldaaten eeniglyk dienen om kragten en leevensmiddelen te verfpillen. Alles wat het Hof van Verfailles zich kan belooven van de kosten, welke het op Martinique gedaan heeft, is, dat indien dit Eiland worde aangetast van den eenigen vyand, dien men te duchten heeft, men den tyd zal hebben om het te hulpe te koomen. De Engelfche geaartheid gaat m de belegeringen langzaam voort. Zy vordert altoos met geregelde fchreden. Niets trekt haar af van het voltooien der Werken, van welke de veiligheid der belegeraaren afhangt. Het leeven van den Soldaat is haar herbaarder dan de tyd. Misfchien wordt leeze in zich zeiven zo verftandige grondregel niet behoorlyk toegepast in het vermeend klimaat van Amerika; maar het is de grondregel van een Volk, onder 't welk de Soldaat een mensch is in dienst van den Staat, :n niet een huurling, die van den Vorst aon trekt. — Hoe 't ook zy met het toe:omftig lot van Martinique, het is tyd, den egenwoordigen ftaat van Guadaloupe te seren kennen. Dit Eiland, welks gedaante zeer onregelmatig is, is in zynen omtrek groot tachtig iylen. Het wordt in tweeën verdeeld door en kleinen Zeearm, welke niet meer dan twee  DER BEIDE INDIEN. 103 twee Mylen lang, en vyftien of twintig Roeden wyd is. Dit Kanaal, by den naam van de Zoute Rivier bekend, is bevaarbaar; doch van geene grooter Vaartuigen dan Barken, die vyftig Tonnen kunnen laaden. Het gedeelte des Eilands, van hetwelk de geheele Volkplanting haaren naam ontvangt, is, in het binnenfte gedeelte, doorzaaid van fchroomwekkende Rotzen, op welke eene altoosduurendc koude heerscht; hierom kan 'er niets groeien dan Varenkruid en eenige nuttelooze heestergewasfen met Mosch bedekt. Boven op deeze Rotzen verheft zich, buiten het gezigt, in het middengevvest deiLucht, een Berg, de Sulferberg genaamd. Door verfcheiden openingen geeft hy een dikken en zwarten rook , doormengd met vuurvonken, die by nacht zigtbaar zyn. Van alle deeze hoogten daalen ontelbaare bronnen nederwaarts, die de vrugtbaarheid verfpreiden door de Vlakten, welke zy befproeien, en de brandende lucht van het klimaat temperen , door de koelheid van een zo vermaarden drank, dal de Galjoenen, die voormaals de Eilanden Beneden den Wind aandeeden; bevel ontvingen om van dit gezond en zuiver water nieuwen voorraad op te doen Zodanig is de gefteldheid van het gedeelte des Eilands, dat by uitfteekendheid Guada loupe wordt genaamd. Niet even gunftig i door de Natuur behandeld, het ander ge deelte, doorgaans by den naam van Grande Terre, of Groot-Land bekend. Het is, ii de daad, vlakker en effener; doch het heef gebrek aan Bronnen en Rivieren. De gron G 4 > XIII. BOEK. 1 1 3  XIII. boek, < ] 1 < l 2 L I c a J< I 104 GESCHIEDENIS is niec zo vrugtbaar, noch het klimaat zo gezond en aangenaam. Geene Europifche Natie hadt dit Eiland bemagtigd, wanneer vyf honderd vyftig Franfchen, onder het geleide van twee Edellieden , loline en duplessis genaamd, van Dieppe in Zee gedoken, op den acht en twintigften van Zomermaand des jaars 1635, aldaar voet aan land zetteden. Hunne uitrustingen waren niet door de voorzigtigheid befhuurd, Men hadt zulk eene kwaade keuze van leevensmiddelen gedaan, dat zy op den overtogt bedorven waren; en men hadt 'er zo weinig van ingefcheept, dat 'er, naa verloop van twee maanden, niets meer overig was. Het Moederland zondt hun geen nieuven voorraad; St. Christoffel weigerde ze, iet zy uit gebrek, het zy by mangel aan goedwilligheid; en de eerfte beplantingen, velke men op het Eiland gedaan hadt, konlen nog niets opleveren. Dus lag der Volkilantinge geen andere weg open, dan de toedugt te neemen tot de Wilden ; doch de >vertollige voorraad van een Volk, 't welk, /einig plantende, nimmer voorraadfchuuren ladt opgericht, kon niet zeer aanmerkelyk yn. Met hetgeen zy zelve vrywillig aanragten, \wiJde men zich niet vergenoegen. Iet befluit wierdt genomen om hen te pioneren; op den zesden van Louwmaand des lars 1636, namen de vyandlykheden eenen anvang. De Caraïben, zich niet bekwaam oordeelde om openlyken tegenftand te bieden m eenen vyand, die zo veel voordeels ontleende  der beide INDIEN. ioj leende van de meerdere voortreffelykheid zyner wapenen, vernielden hunne leevensmiddelen 'en wooningen, en namen de vlugt na het Groot-Land, of op de naastgelegen Eilanden. De verwoedften, van daar wederkeerende na het Eiland, van hetwelk zy verdreeven waren, verbergden zich aldaar in het diepfte der Bosfchen. Over dag troffen zy met hunne vergiftigde pylen, en maakten voorts met hamerflagen af, alle de Franfchen, die, om te jaagen of te visfchen, zich van hunne makkers verwyderden. By nacht verbrandden zy de hutten, en verwoestten de plantaadjen hunner onregtvaardige aanvalleren. Een verfchrikkelyke hongersnood was het gevolg deezer leevenswyze. Tot die engte wierden de Volkplanters gebragt, dat zy gras kaauwden, hunne eigen vuiligheid aten, en de Lyken opdolven om ze ten lyve te flaan. Veelen, die te Algiers in flaaverny geleefd hadden, verwenschten de hand, die hunne ketens hadt verbroken; allen vervloekten hunne beftaanlykheid. Aldus boetten zy voor de misdaad hunner overweldiginge, tot dat het Landbeftuur van d'aubert den Vrede met de Wilden hadt aangebragt; dit viel voor in den jaare 1640. Wanneer men zyne gedagten laat gaan over de onregtvaardigheid der vyandlykheden, welke de Europeaanen , door gantsch Amerika, gepleegd hebben , wordt men bykans in de verzoeking gebragt om zich te verblyden over hunne wederfpoeden, en over alle de geesfels, welke deezen woeste verdrukkeren op G 5 de Xllf. boek.  XIII. BOEK. i i C d n 2 & 106 GESCHIEDENIS de hielen volgden. De Menschlykheid, als. dan alle de banden des bloeds en des Vaderlands verbreekende, welke ons aan de bewooners van ons halfrond verbinden, verandert van verbintenisfen, en gaat, aan geene zyde der Zee, met de woeste Indiaanen, een verwantfchap aan, welk alle menfehen vereenigt, dat des wederfpoeds en des medelydens. Het herdenken, ondertusfehen , der onheilen, welke men, op een overweldigd Eiland , hadt geleeden, was een fcherpe fpoor tot het aanleggen van plantaadjen van de rolftrektfte noodzaaklykheid, welke vervolgens die van de Weelde des Moederlands ieeden gebooren worden. Het leedc niet ang, of het klein getal inwooneren , der vel verdiende eislykheden ontkoomen, wierdt angevuld door etlyke Volkplanters van St. Christoffel, die over hunnen toeftand niet roldaan waren; door Europeaanen, op nieuwigheden gefield; door Matroozen, die een wederzin in het vaaren hadden gekreegen; !oor Scheepskapiteinen, die, voorzigtigheids lalve, aan den fchoot eener overvrugtaare aarde eenen voorraad van rykdommen ertrouwden , aan de grilligheden van den )ceaan onttogen. — Maar,ongelukkig, wierdt e voorfpoed van Guadaloupe gefluit of gewarsboomd, door hinderpaalen die uitzynen atuurlyken toeftand gebooren wierden. De voordeelige gelegenheid, welke de eefchuimers der naastliggende Eilanden ge. ooten, om het Vee, de Slaaven, de Oogen zelf diens Eilands weg te voeren, bragt het  DER BEIDE INDIEN. 107 het meer dan eenmaal op den oever van zynen ondergang. Binnenlandfche onlusten, welke haaren oorfprong namen in mededingende gezagsoeffening, deeden de Planters menigmaalen handgemeen worden. De Gelukzoekers, die na de Eilanden Beneden den Wind overftaken, met verfmaading aanziende een Land, voordeeliger voor den Akkerbouw dan voor de kaaperyen, lieten zich, door de menigte en de geryflykheden der Reeën, na Martinique lokken. De befcherming deezer onverzaagde Zeerooveren voerde na dit Eiland, alle de kooplieden, die zich vleiden, den roof der vyanden aldaar voor een geringen prys te zullen koopen, als mede alle de Akkerlieden, die zich verbeeldden, aldaar ongeftoord zich aan eenen vreedzaamen Landbouw te kunnen overgeeven. Deeze fpoedige Bevolking moest het Burgerlyk en Krygsbeftuur der Antilles op Marti nique invoeren. Zints dit oogenblik liet hei Ministerie van het Moederland zich met meei ernsts aan hetzelve geleegen zyn, dan aar de andere Volkplantingen, welke niet zc zeer onder deszelfs bewind ftonden; en vai niets anders dan van dit Eiland hoorendt fpreeken, belleedde het daar aan de mecst< aanmoedigingen. Deeze voorkeuze was oorzaak, dat Gua daloupe, in den jaare 1700, niet meer in wooners telde, dan drie duizend acht hon derd vyf en twintig Blanken; drie honden vyf en twintig Wilden, Negers , of vry Mulaters; zes duizend zeven honderd vyf e twintig fiaaven, veele van welke Caraïbe wa XIII. BOEK l 1 1  XIII. BOEK. I i©8 GESCHIEDENIS waren. Zyne beplantingen beftonden in zestig kleine Suiker plantaadjen; zes en zestig Indigoplantaadjen; een weinig Kakao, en veel Katoen. Het bezat zestien honderd twintig Wolbeesten, en drie duizend zes honderd negen en negentig Hoornbeesten. Dit was de vrugt van een zestigjaarigen arbeid. Doch zo langzaam en bepaald als zyne eerfte proefneemingen waren, zo fpoedig en uitgebreid waren zyne vorderingen naderhand. Op het einde des jaars 1755, wierdt de Volkplanting bewoond van negen duizend zes honderd drie en veertig Blanken, en van een en veertig duizend honderd veertig Slaaven, van allerleien ouderdom en fexe. Drie honderd vier en dertig Suikerplantaadjen; vyftien vierkanten Indigo; zes en veertig duizend acht honderd veertig voeten Kakao; elf duizend zeven honderd voeten Tabak; twee Millioenen, twee honderd zeven en vyftig duizend, zeven honderd vyf en twintig voeten Koffy; twaalf Millioenen, zeven honderd acht en veertig duizend, vier honderd zeven en veertig voeten Katoen, maakten de hoofdfomme zyner verkoopbaars voortbrengzelen uit. Tot zyne leevensmidlelen, beplante het negentien vierkanten lyst, of Mays; twaalf honderd negentien 'ierkanten Aardappelen en Ignamen ; twee Millioenen , acht en twintig duizend , vyf tonderd twintig Banaanboomen; twee en lertig Millioenen, vyf honderd zeven en ze'entig duizend, negen honderd vyftig ftreeen Maniok. Deeze byzonderheden maaken het  der beide INDIEN. lOO het gedeelte van de Gefchiedenisfe der nieuwe waereld uit, voor Europa van de meeste aangelegenheid. De Zedemeester cato zou ze opgetekend, karel de groote zou ze greetig geleezen hebben. Wie zou zich fchaamen zich daar mede op te houden ? Laat ons moeds genoeg hebben om de optelling te voltooien. De kudden van Guadaloupe beftonden in vier duizend negen honderd zes en veertig Paerden; twee duizend negen honderd vier en twintig Muil. ezels; honderd vyf en twintig Ezelinnen ; dertien duizend zeven honderd zestien Hoornbeesten; elf duizend honderd twee en zestig Schaapen of Geiten; twee duizend vier honderd vier en veertig Varkens. — Zodanig was de toeftand van Guadaloupe, wanneer het, in Grasmaand des jaars 1759, door de Engelfchen, veroverd wierdt. Frankryk was bedroefd over dit verlies: doch de Volkplanting hadt reden om zicb in haar ongeluk te troosten. Geduurendt de drie maanden , welke de belegering geduurd hadt, hadt zy haare plantaadjen zier verwoesten, de gebouwen, welke tot Werk plaatzen dienden , verbranden , en een ge deelte haarer flaaven wegneemen. Indiër de vyand, naa alle deeze verwoestingen, ge noodzaakt was geweest om af te trekken zou het Eiland in een reddeloozen ftaat ge bleeven zyn. Ontbloot van de hulp var het Moederland, welk de magt niet hadi om het te hulpe te koomen; en, by mange aan voorraad van koopmanfchappen, nieti kunnende hoopen van de Hollanders, die on XIII. BOEK. I ( { t  XIII. BOEK. ] ] ] 1 3 1 uo GESCHIEDENIS onzydig zynde, op deszelfs Reeën verfcheenen, zou het niets gehad hebben, waar van het beftaan konde tot op den tyd, dat de nieuwe beplantingen vru ;ten gaven. Uit deezen bekommerden ftaat wierdt de Volkplanting door de veroveraars verlost. In de daad, de Engelfcben zyn geen kooplieden in hunne Volkplantingen. De Eigenaars van landeryen, die, voor het meerengedeelte, in Europa hun verblyf houden, zenden hunnen Gelastigden alle het noodige toe, en ontvangen, met de thuiskoomende fchepen, den geheelen Oogst hunner Landeryen. Een Kommisfionaris, in de eene of andere havenftad van Groot-Britannie woonag"g> isgelastigd om de plantaadje te verzorgen en derzelver voortbrengzels te ontvangen. Deeze weg kon op Guadaloupe niet worden ingeflagen. De overwinnaar moest, ten deezen aanzien , de gewoonte der overwonnenen aanneemen. De Engelfcben, kund:chap hebbende van de voordeden, welke Frankryk uit zynen Koophandel met zyne Volkplantingen trok, haastten zich om insgeyks fchepen na het veroverd Eiland af te vaardigen , en vermenigvuldigden • dermaate ïunne uitrustingen, dat de Europifche koopnanfchappen, vermids de toevoer veel groc :er was dan 'er gevraagd wierden, tot een :eer laagen prys daalden. De Volkplanter togt ze bykans voor niet, en verwierf, in [evolge van deezen overmaatigen overvloed, angen tyd uitftels van betaalinge. By dit Credit, uit noodzaaklykheid gefprooen, kwam wel haast een Credit, dafr op uit- zigt  DER BEIDE INDIEN. ni -zigt gegund wierdt, 't welk den Volkplanter in ftaat ftelde om aan zyne verbintenisfen te voldoen. Een groot getal Negers wierdt derwaarts overgevoerd, om den bloei der plantaadjen te verhaasten en te vergrooten. Men vindt verhaald in honderd Blaauwboekjes, die elkander hebben uitgefchreeven, dat de Engelfchen , geduurende de vier jaaren en drie maanden, welke zy bezitters van Guadaloupe geweest zyn, dertig duizend Negers derwaarts gevoerd hebben. De Registers der Tollen, wier gezag bezwaarlyk kan wederfproken worden, dewyl 'er geene reden tot bedrog was, getuigen, dat dit getal op achttien duizend, zeven honderd een en twintig moet verminderd worden. 'Er waren niet meer noodig, om der zegenpraalende Natie de gegrondfte hoop te doen opvatten, van zeer groote voordeden uit haare nieuwe veroveringen te zullen trekken. Doch haare eerzucht wierdt te leurgefteld, en de Volkplanting, nevens hetgeen daar toe behoorde, in Hooimaand des jaars 1763, aan haaren voorgaanden Eigenaar te rug gegeeven. Door hetgeen tot Guadaloupe behoorde, moeten verftaan worden verfcheiden kleine Eilanden, welke, binnen den omvang van deszelfs Regtsgebied begreepen, nevens het Hoofdeiland , onder het Engelfche juk gevallen waren. Zodanig is het Eiland Defirade, welk de Zee daar van fchynt afgefcheurd te hebben, en 'er door een vry naauw Kanaal van afgefcheiden is. Het is eene foort van Rots, op welke niets anders dan Katoen kan XIII. BOEK.  XIII. BOEK. l ] 1 ] 3 1 < I I c I c Ii2 GESCHIEDENIS kan geplant worden. Men weet den juisten tyd met, zedert welken het eerst is begonnen bewoond te worden. Zo veel is alleen bekend, dat deeze kleine Bezitting van vry laaie herkomfle is. De Saintes, of de Santinnen, drie Mylen Van Guadaloupe gelegen, zyn twee zeer kleine Eilanden, die, nevens een derde Eilandtje ,een Driehoek, en eene vry goede haven uitmaaken. Dertig Franfchen, in den jaare 1648 derwaarts gezonden, waren wel haast genoodzaakt deeze Eilanden te ruimen, ter oorzaake van eene ongewoone droogte, welke de eenige bron, waaruit men water konde putten, deedt uitdroogen, voordat men den tyd gehad hadde om Regenbakken te maaken. In den jaare 1652 keerde men Jerwaarts weder, en leide 'er duurzaame jlantaadjen aan, welke tegenwoordig vyftig luizend ponden Koffy 4 en negentig duizend )onden Katoen opleveren. Dit is van weinig belangs, en nogthans wg meer dan het Eiland St. Barthelemi opevert; dit wierdt, in den jaare 1648, door ryftig Franfchen, bemagtigd. In den jaare [656, wierden zy aldaar omgebragt door een .eser Caraïben, op St. Vincent en Domintjue op de been gebragt; het Meldt lang an, eer hunne plaats vervuld wierdt. In len jaare 1753 > bedroeg het getal der Volklanteren niet meer dan honderd zeventig erfoonen; de bezittingen van deeze bellonen in vieren vyftig Slaaven, en zestigduizend .akaoboomen. Zedert den laatften Vrede, is e Bevolking der Blanken aangegroeid tot vier hon-  der beide INDIEN. II3 honderd Blanken, en vyf honderd Negers. De plantaadjen zyn in de zelfde evenre- ] digheid toegenomen. De grond van dit niet zeer uitgebreid Eiland is zeer bergagtig, en uitermaate onvrugtbaar; doch men ontmoet 'er eene goede haven. De behoefte der Opgezeetenen is zo bekend, dat de Engelfche Zeeroovers, welke men, geduurendc de jongfte Oorlogen, dit Eiland menigmaalen heeft zien aandoen, aldaar altoos getrouwlyk betaald hebben, de weinige ververfchingen, welke men hun heeft kunnen leveren, fchoon men het vermogen niet hadt om hen daartoe te noodzaaken. 'Er heerscht, derhalven , nog medelyden, zelf tusfchen vyanden , en in de ziel van Zeeroovers ! vreeze en belang maaken, derhalven, alleen den mensen tot een fnoodaart. Hy is nimmer wreed om niet. De gewapende Zeefchuimer, die een ryk gelaaden fchip plondert, is niet ontbloot van billykheid en medelyden omtrent Eilanders, welke de Natuur zonder hulpmiddelen en weereloos heeft gelaaten. Maria Galante wierdt, in den jaare 1648, zynen natuurlyke bewooneren ontnomen. De Franfchen, die 'er zich door geweld gevestigd hadden, wierden 'er langen tyd ontrust door de Wilden der nabuurige Eilanden : doch zy zyn ten laatfte vreedzaame bezitters geworden van een Land, welk zy bebouwd hebben, naadat zy het alvoorens ontvolkt hadden. Dit Eiland , min uitgebreid dan vrugtbaar, bevat een en twintig Suikerplantaadjen, zeven duizend voeten Ka- V. deel. H kacv XIII. tOEK.  XIII. BOEK. 1 j i .3 ii4 GESCHIEDENIS kaoboomen, vyf honderd twee en zestig duizend zeven honderd voeten Koffyboomen, vier Millioenen, zes honderd een en twintig duizend zeven honderd voeten Katoenboomen. — Indien deeze herhaalde optellingen eenen nietsdoenden Leezer verveelen, die niet gefteld is op het berekenen zyner inkomften, uit vreeze van dezelve te bepaald voor zyne uitgaaven te zullen vinden; men vleit zich, egter, met de hoop, dat zy minder zullen verveelen aan zodanige Staatkundige Rekenaars, die, in de Bevolking en de voortbrengzels der Landeryen, de juiste maate der kragten van den Staat vindende, de natuurlyke hulpmiddelen der onderfcheidene Natiën daar door dies te beter zullen weeten te vergelyken. Door middel van dusdanig cene_ wel ingerigte Lyst, kan alleen, met eenige naauwkeurigheid, geoordeeld worden over den tegenwoordigen ftaat der Zee- en liandeldryvende Mogenheden, welke Bezittingen in Amerika hebben. De naauwkeurigheid is hier de verdienfte eens Werks; en, misfchien, moet men den Schryver de' aangenaamheden, die hem ontbreeken, ten goede houden om den wille der nuttigheid, welke haare plaats bekleedt. Genoeg welrpreekende Tafereelen en vernuftige fchiideryen vermaaken en bedriegen de menigte, :en aanzien van de verafgelegene Gewesten, riet is tyd de waarheid nevens de uitkomst ïunner Gefchiedenisfe op prys te ftellen, en liet zo zeer te weeten wat zy geweest zyn, :ls wat zy zyn. Want de Gefchiedenis van iet voorleedene behoort niet meer tot de Eeuw,  DER BEIDE INDIEN. il$ Eeuw, in welke wy leeven, dan die van het toekoomende. Nog eens: men verwondere zich niet meer over de zo dikmaals herhaalde optelling van Negers en Vee, van Landeryen en Voortbrengzelen, in één woord, van byzonderheden, die, in weerwil van de droogheid des onderwerps, nogthans de natuurlyke grondflagen der Maatfchappye zyn. Waarom zal men zich ftooten, dezelve aan te treffen in een Boek, welk ons onze rykdommen voor oogen fielt? — Laaten wy den draad hervatten en de rykdommen van Guadaloupe optellen. Volgens de volkstelling, in den jaare 1767 gedaan, bevat dit Eiland, de kleine Bezittingen, waar van wy gefproken hebben, daar onder begreepen, elf duizend acht honderd drie en zestig Blanken, van allerleie fexe en ouderdom ; zeven honderd twee en vyftig vrye Negers of Mulaters; twee en zeventig duizend zeven honderd een en zestig Slaaven : deeze maaken te zamen eene Bevolking van vyf en tachtig duizend drie honderd zes en zeventig menfehen uit. Zyne kudden bevatten vyf duizend zestig Paerden; vier duizend acht honderd vier en vyftig Muilezels; honderd elf Ezelinnen; zeventien duizend drie honderd acht en zeventig Hoornbeesten; veertien duizend acht honderd vyf en negentig Schaapen of Geiten; twee duizend zes honderd negen en zestig Varkens. Tot Mondbehoeften heeft het dertig Millioenen , vier honderd zes en zeventig duizend , twee honderd achttien Itreeken MaH 2 niok; XIII. BOEK.  n6 GESCHIEDENIS XIII. BOEK* niok; twee Millioenen, acht honderd negentien duizend, twee honderd twee en zestig Banaanboomen; twee duizend honderd achttien vierkanten, met Ignamen en Aardappelen beplant. In zynen Akkerbouw telt men twee en zeventig voeten Rokou; drie honderd zeven en twintig voeten Kasfia; honderd vier en dertig duizend, twee honderd twee en negentig voeten Kakao; vyf Millioenen, acht honderd een en tachtig duizend, honderd zes en zeventig voeten Koffy; twaalf Millioenen, honderd zes en vyftig duizend, zeven honderd negen en zestig voeten Katoen ; een en twintig duizend, vier honderd vier en zeventig vierkanten gronds met Suikerriet beplant. Zyne Bosfchen beflaan twee en twintig duizend zeven en negentig vierkanten gronds; twintig duizend twee honderd zeven en veertig vierkanten zyn tot Weilanden aangelegd ; en nog zes duizend vier honderd vyf vierkanten liggen woest of worden niet meer bebouwd. Niet meer dan vyf honderd twee en tachtig plantaadjen planten het Katoen, de Koffy, Kakao en de leevensmiddelen; het getal der Suikerplantaadjen bedraagt niet meer dan honderd en een. Tn deeze plantaadjen zyn honderd veertig Watermolens, twee honderd drie en zestig die met Osfen , en elf die door den Wind gedreeven worden. De voo'tbrengzels van Guadaloupe, die, welke van de kleine onderhoorige Eilanden derwaarts gebragt worden, 'er onder- begree- pen,  DER BEIDE INDIEN. II/ pen, zouden een zeer aanzienlyk getal moeten uitmaaken. Nogthans zyn, in den jaare 1768, in het Moederland, aangebragt, niet meer dan honderd veertig duizend, vier honderd achttien kwintaalen witte Suiker; drie en twintig duizend, zes honderd drie kwintaalen ruuwe Suiker; vier en dertig duizend, twee honderd vyf kwintaalen Koffy; elf duizend, negen honderd vyf en vyftig kwintaalen Katoen; vier honderd zes en vyftig kwintaalen Kakao; achttien honderd vier en tachtig kwintaalen Gember; twee duizend vyf honderd negen en twintig kwintaalen Kampeche-hout; vier en twintig kasjes Konfituuren; honderd vyf en zestig kasjes fyne Wateren; vier en dertig oxhoofden Taffia; twaalf honderd twee onbereide huiden. Alle deeze goederen zyn, in de Volkplanting, niet hooger verkogt dan voor zeven Millioenen, honderd en drie duizend, acht honderd acht en dertig Livres; en de koopmanfchappen, welke zy uit Frankryk heeft ontvangen, hebben haar flegts gekost vier Millioenen, vyf honderd drie en twintig duizend, acht honderd vier en tachtig Livres. Hier uit is gemaklyk af te leiden, hoe veele voortbrengzels ter fluik moeten uitgevoerd zyn : dewyl het eene uitgemaakte zaak is, dat de Oogflen van Guadaloupe ryker zyn dan die van Martinique. De oorzaaken deezer meerderheid zyn klaarblykelyk. Guadaloupe gebruikt een grooter getal zyner Slaaven tot den Landbouw dan Martinique, hetwelk, een koophandeldry vend en akkerbouwend Eiland tevens H 3 zyn- XII f. BOEK.  n8 GESCHIEDENIS XIII. j | 3 l \ \ 3 j r d J< d h f zynde, noodwendig veele Negers in zyne Vlekken en tot zynen fcheepvaart gebruikt. Guadaloupe telt minder kinderen, dewyl men in zyne onlangs opgerichte Werkplaatzen geene dan geheel, of ten naasten by volwasfene lieden gebragt heeft, en de Afrikaanfche Vrouwen niet eerder, dan twee jaaren naa haare aankomst in Amerika, kinders baaren: het zy dan dat de verandering van klimaat en fpyze haar geitel veranderd hebbe; het zy dat deeze vertraaging der vrugtbaarkeid moete toegefchreeven worden aan een overblyfzel van fchaamte, voor welke zy vatbaarer zyn dan doorgaans gemeend wordt. Eindelyk is een groote menigte deezer Negers op een nieuwen grond geplaatst; ïn een grond, die eerst ontgind wordt, geeft iltoos overvloediger Oogften, dan de vellen, die, door eene lang aanhoudende bejlanting, zyn uitgeput. Doch, zo men zommige Waarneemers npge gelooven, moet de Volkplanting verragten, dat haare inzamelingen eerlang zullen fneemen. Het gedeelte, onder den naam ran Guadaloupe bekend, is, zeggen ze, al roor langen tyd, op den hoogften trap van TUgtbaarheid geweest; en het Groot-Land, etwelk tegenwoordig bykans geheel van ieuw af ontgind is, levert ten naasten by e drie vyfde gedeelten van de voortbrengze;n der geheele Bezittinge op. Maar dit geselte des Eilands kan zich onmogelyk handaaven in den bloeienden ftaat, in welken 2n gelukkig toeval het gebragt heeft. Zyne nleryen zyn uit den aart droog, reeds verarmd  DER BEIDE INDIEN. 119 armd door een gedwongene beplanting, en te meer bloot gefteld aan de droogte , in deeze Gewesten zo algemeen, dewyl 'er naauwlyks een boom meer gevonden wordt. Deszelfs bewerking is, daarenboven, moeilyk en kostbaar. De zelfde hoeveelheid van voortbrengzelen zou alleen kunnen verkreegen worden, door het dagelyks vermeerderen van den arbeid en der onkosten , en door den zuiveren opbrengst der inzamelingen geftadig in den grond te werpen. Nogthans zyn veele lieden van oordeel, dat de inkomften van Guadaloupe een zesde gedeelte kunnen vermeerderd worden, en dat het tydftip van deezen aanwas niet verre van de hand zyn kan. De Volkplanting heeft niet zeer groote fchulden. Met minder behoeften, dan de Eilanden, alwaar de rykdom, z'ints langen tyd, de begeerten en fmaaken heeft vermenigvuldigd, kan zy meer aan den voortgang en bloei haarer beplantingen te koste leggen. Haare ligging, in het midden der Engel fche en Hollandfche Bezittingen, verfchaft haar de gereede gelegenheid , om haar ter fiuik te leveren de helft van haare Suiker en Katoen, voor hooger prys, dan die zy aan de Schippers uit het Moederland kan verkoopen; en in betaaling te neemen, Slaaven en eenige andere koopmanschappen , welke zy beter koop van dien kant ontvangt. Alle deeze omftandigheden te zamen genomen , geeven grond om te vermoeden , dat Guadaloupe wel haast uit zich zelve het hoogfte toppunt zyns voorH 4 fpoeds XIFI. BOEK.  XIII. BOEK. i j ] < I ( I C d v V i2o GESCHIEDENIS fpoeds zal beklimmen, zonder behulp en in weerwil van de ftrikken der Regeeringe. Elk ftondt verbaasd over den bloeienden ftaat, in welken Guadaloupe gebragt was door de Engelfchen, toen zy het den Franfchen wedergaven. Men vatte voor hetzelve dat gevoel van hoogagtinge op, 't welk heden ten dage de rykdom inboezemt. Het Moederland befchouwde het met eene foort van eerbied. Even gelyk alle de andere Eilanden Beneden den Wind, was het, dus lang, ondergefchikt geweest aan Martinique, Men bevryde het van deeze af hankelvkheid, door het aanftellen van eenen Gouverneur en Intendant. Deeze nieuwe BelTuurders, hunne aankomst door eenige verandering willende kenbaar maaken , in flede van de voortbrengzels deezes Eilands langs den zelfden weg te laaten trekken, dien zy ten allen tyde hadden ingeflagen , beraamden zy bet Ontwerp om ze regelrecht na Europa :e zenden. Dit Ontwerp behaagde aan die nvooneren, welke aan Martinique twee vlillioenen fchuldig waren , wier betaaling liet zeer fterk gevorderd wierdt; en men mtdekte het geheim om het Ministerie van iet Moederland in de zelfde maatregels te loen treeden. Zints dit oogenblik, wierdt :11e gemeenfchap tusfchen de twee Volkilantingen flrenglyk verbooden; welke daar oor zo zeer van elkander vervreemd wieren , alsof zy aan mededingende en zelf yandlyke Mogenheden behoord hadden. Tot op dit oogenblik waren de regelrechte ïrbintenisfen van Guadaloupe met Frankryk be-  DER BEIDE INDIEN. 121 bepaald geweest by den Koophandel van zes of zeven fchepen, welke jaarlyks derwaarts ftevenden. Dit getal wierdt grootcr, maar niet in die maate dat de aankoomende fchepen den geheelen voorraad van de voortbrengzelen der Volkplantinge weghaalden. Men overhaaste een Ontwerp, hetwelk met veel langzaamheids en omzigtigheids hadt behooren uitgevoerd te worden : even gelyk de meeste Staatkundige nieuwigheden, die met gemaatigdheid moeten ondernomen en uitgevoerd worden. Guadaloupe heeft flegte Reeën. Het vaaren langs de kusten is "er bezwaarlyk. By de in- en ontfcheeping, worden de koopgoederen dikwyls befchadigd. Deeze en nog andere redenen te zamen genomen, hadden de kooplieden in het Moederland wederhouden van het aanleggen van een onmiddeJyken Koophandel met de Volkplanting, in weerwil der kosten en ongelegenheden , aan welke de omwegen hen blootftelden. Nevens hunnen afkeer paarde zich vooroordeel; doch zy konden niet dan door behoedmiddelen daar van geneezen worden. De Europifche fchepen moesten na de Volkplanting gelokt worden door eenige voorregten, eenige gunstbewyzen, welke de ongelegenheden, die hen daar van affchrikten, konden opweegen. Door deeze believingen, zou de omwenteling allengskens, en, om zo te fprei'ken, van zelve gebeurd zyn. In één woord , men moest de fchepen uit Frankryk lokken, om die van Martinique te doen agterblyven; maar niet de fchepen van Martinique weeren, om verH s vol.- XIII, HOEK.  XIII. BOEK. i 1 3 3 < j i ( c t § 1: e li \\ d ei ei g< bf w 122 GESCHIEDENIS volgens die van Frankryk te lokken, dis wel niet konden aankoomen. Zodanig was het belang van den Koophandel, enkel op zich zeiven befcbouwd. Misichien ftreedt het met veel gewigtiger Staat kundige belangen. Men zal 'er over oor-* deelen. Frankryk heeft, dus lang, het vermogen niet gehad om zyne Volkplantingen kragtdaadig te befchermen , noch om de Volkplantingen der Mogenheid , welke het 't neest te duchten heeft, te onrusten. Het kan dit .dubbel voordeel niet erlangen, dan ioor middel eener Zeemagt, gelyk aan die /an een Volk, welk zich voor zynen nauurlyken vyand verklaart. Tot op dit tydup, waar van zyn tegenwoordige toeftand neer en meer fchynt te verwyderen, is het en.minften zyn belang, dat zyne Volkplanmgen m de Nieuwe Waereld, om zo te preeken, in ftaat zyn, om, geduurende den Jorlog, op haare eigen vlerken te kunnen ryven. Dit konden zy doen, toen Marmique het middelpunt van alle de Bezittinen Beneden den Wind was. Van dit Eitnd, opgevuld met handelaars en zeelieden, i van alle Franfche Eilanden het voordeegst gelegen, ten aanzien van de Winden, elke op deeze Vaarwaters heerfchen, wieren onderfteuningen, in Manfchap, Wapens ï mondbehoeften, afgevaardigd, die, in vier 1 twintig uuren, in de andere Volkplantin:n aankwamen, met eene zedelyke zeker:id van niet onderfchept te worden, in eerwil van de fterkte en de menigte Eskaders,  DER BEIDE INDIEN. 12-3 ders, beflemd om deeze gemeenfchap te %Twa's het niet alles. Talryke zwermen Kaapers, uit de haven van Martinique in Zee geloopen, bragten te wege, dat de Koophandel van Groot-Britannie niet dan onder het geleide van Oorlogfchepen kon gedreeven worden; en vermids deeze Lonvooifchepen elkander niet regelmaatig genoeg konden aflosfen, om een onafgebrokenen voorraad te verzorgen aan een klimaat, daar de eetbaare Waaren niet lang kunnen duuren, wierden de Engelfche Eilanden dikmaals tot de uiterfte engten van gebrek gebra<*t. De provinciën van Noord-Amerika zogten, in de daad, dit gebrek te vervullen ; maar gelyk de geringe waarde haarer Laadingen der voorzorge van een Convooi niet waardig wieruc geoordeeld, zo kon de Franfche Kaaper zich van twee vyfde gedeelten van hunnen fcheepvaart op de Zuidlyke Volkplantingen verzekeren. Ook hebben de waakzaamheid en bekwaamheid der Engelfchen niet kunnen beletten, dat de Kaapers van Martinique, geduurende den jongiten Oorlog, veertien honderd fchepen genomen hCMe? deeze voordeden van Martinique. aan welke Guadaloupe een ondergefchikt aandeel hadt, en die veel toebragten tot hel fpvzigen der twee Eilanden, en tot den on dergang van die des vyands, zullen ten ee nemaaïe verboren zyn, door den middel muur der affcheidinge, door het Moederlanc tusfchen de VolkplanLmgen opgetrokken XIII. BOEK. I I  xnr. BOEK. 1 ( t ] ( ] 1 c 1 l X g 124 GESCHIEDENIS Men zal 'er noch Kooplieden, noch Matroozen, noch fchepen vinden; en- indien de vyandiykheden op nieuw eenen aanvang neemen, zal het niet mogelyk zyn , aldaar* eenige de mmfte fcheepstoerustingen te maaken. Het is de zaak van het Hof van Verfailles om te oordeelen, of de onmiddelyke Vaart uit de havens van het Koninkryk op Guadaloupe deeze opoffering kan fchadeloos ftellen. Maar kan Frankryk verzekerd zyn, deeze Bezitting nog lang en gerust te zullen genieten ? Indien de vyand, welke de Volkplanting mogt aantasten, niets anders voor hadt, dan het Groot-Land te verwoesten, en de Slaaven en het Vee van daar weg te neemen, zou het onmogelyk zyn hem zulks te beletten, ja, zelf hem daar over te iïraffen, ten zy men een Leger tegen hem aanroerde. Het Fort Lodewyk, welk dit geleelte der Bezittinge verdeedigt, is niets neer dan eene jammerlyke Starrefchans, mbekwaam om een hardnekkigen tegenfïand e bieden. Alles wat men 'er zich van zou :unnen belooven, zou zyn, het beletten dat le verwoesting zich niet verder uitftrekte )e natuur van het Land biedt verfcheiden iggmgen aan, de eene voordeeliger dan de ndere, om eenen aanvaller kragtdaadig te eer te gaan, hoe groot ook zyne dappereid en magt zyn moge. Hy zou derhalen genoodzaakt zyn wederom te fcheep te aan, om het eigenlyk zo genaamd Guadampe aan te tasten. Nergens zou hy kunnen landen dan in de Baai  DER BEIDE INDIEN. 125 Baai der drie Rivieren, en in de Schoutsbaai; of liever, deeze twee plaatzen zouden voordeeliger zyn voor den uitflag zyner onderneeminge: dewyl zy hem nader dan alle de andere zouden brengen aan het Fort Sint Karei, in het Laage-land, en hem minder hinderpaalen aanbieden. Laat hy van deeze beide plaatzen eene kiezen, welke hem behaagt, hy zal, voet aan land zettende, niets anders vinden dan eenen grond met bosfchen bedekt, van rivieren, holle wegen, engten en oneffenheden doorfneeden, over welken hy zal moeten trekken onder het vuur van het vyandlyk fchietgeweer. Wanneer hy, door zyne overmagt, alle deeze zwaarigheden is te boven gekomen, zal hy geftuit worden door de hoogte van het groote Veld; dit is eene effene vlakte, welke door de Natuur van de rivier de Gallion en van fchrikbaarende holle wegen omringd is; de kunst heeft 'er nog bygevoegd Borstweeringen, Strykweeren en Schietgaten, om aan het Gefchut, daar geplaatst, de best mogelyke rigting te geeven. Deeze verfchansfing, hoe geducht ook, moet nogthans beftormd worden. Het is niet te vermoeden, dat een bekwaam Legerhoofd immer het befluit zal neemen, om een post van deezen aart agter den rug t£ laaten : zyn toevoer zou in een te groot gevaar zyn, en niet dan met de uiterfte moeite zou hy zich kunnen voorzien var hetgeen hy tot zyne onderneemingen, ir het beleg van het Fort St. Karei, noodi^ heeft. In XIII. BOEK. 1  125 GESCHIEDENIS XIII. BOEK. t l 1 1 t C X 1 d Indien zy, wien 't eerst de zorge wierdt aanbevolen, om Guadaloupe in veiligheid te Hellen, krygslieden, of zelf niet meer dan bloote Ingenieurs geweest waren, zy zouden niet in gebreke zyn gebleeven om de plaats tusfchen de rivier de Cenfe en de Gallion te verkiezen tot het punt, 't welk moest yerfterkt worden. De plaats zou, aan den Zeekant, een Front gehad hebben, hetwelk een Kom zou hebben ingeflooten, bekwaam om veertig fchepen te bevatten, welke de vyandlyke fchepen zouden hebben kunnen befchieten, en zelve fchootvry zouden gelegen hebben. De Fronten, op het toppunt van twee moeilyk te beklimmen fteilten gelegen, zouden, aan den kant der rivieren Cenfe en Gallion, ongenaakbaar geweest zyn. Het vierde Front zou alleen genaakbaar geweest zyn, en het zou ligc gevallen hebben dit zo fterk te maaken als men wilde. Zich tot de tegenwoordige ligging van het Fort St. Karei bepaalende, zouden de Werken , welke men aldaar aanleide, ten ninften elkander hebben moeten beftryken, ;n elkander over en weder uit Zee en van le hoogten befchieten. Doch men week :o verre af van de gezonde beginzels, dat iet vuur der Vestingwerken volftrekt vereerd gerigt wierdt, het binnenfte gedeelte Ier Werken van alle kanten open lag, en e Bemantelingen te voet konden aangetast /orden. Zodanig was het Fort St. Karei, waneer men, in den jaare 1764, op de geagten kwam, om het in een ftaat van tegen-  DER BEIDE INDIEN. 127 genweer te brengen. Misfchien zou het van dienst geweest zyn, het te flegten, en nieuwe Vestingwerken op de aangeweezene plaats aan te leggen. Men vergenoegde zich met het flegte Fort, door onbekwaame handen opgeworpen, van Buitenwerken te voorzien; aan den Zeekant 'er twee Bastions aan te hegten; een goeden bedekten Weg, welke rondom het geheele Werk loopt, met Gla« cis, deels rechtftandig afgefneeden, deels met eene langzaame fchuinte afloopende; twee groote Wapenplaatzen, welke ieder een goede Reduït hebben, en van agteren goede Haaken, met overdekte Groeven en Sluippoorten van gemeenfchap met het lichaam der plaatze; twee Redouten, de eene in de verlengde lyn van de voornaamfte der twee Wapenplaatzen, de andere aan her uiteinde van een voortreffelyk Retranchement, langs de rivier Gallion opgeworpen, en welks Borstweering verdeedigd wordt door het Gefchut van een ander Retranchement, opgeworpen aan de tegenoverzyde der zelfde riviere; voorts breede en diepe gragten; een Regenwaterbak en Kruidmagazyn, tegen Bomben beftand; eindelyk, genoegzaame Barakken, om het derde gedeelte der Bezettinge te huisvesten. Alle deeze Buitenwerken, met oordeel aangelegd, en by het Fort gevoegd , zullen een' wakker' en bekwaam' Slotvoogd in ftaat ftellen, om met twee duizend man een beleg van twee, en misfchien meer maanden, uit te houden. — Wat 'er ook zyn moge van den tegenftand, dien Guadaloupe tegen de vyandlyke aanvaller zal bies xni. BOEK.  128 GESCHIEDENIS XIII. BOEK. i i < 1 i S d c bieden, het is tyd, de aandagt na St. Do~ mingo te wenden. Dit Eiland bevat honderd zestig mylen in de lengte. Zyne gemiddelde breedte' is ongeveer dertig, en de omtrek drie honderd vyftig, of, wanneer men rondom de Kreeken de maat neemt, zes honderd mylen. Over zyne geheele lengte, welke van het Oost na 't West loopt, is het doorfneeden van een keten Bergen , met Bosfchen bedekt, die Schouwburgswyze klimmende, een van de fraaifte verfchieten der Waereld uitmaaken. Veele deezer Bergen waren voormaals, en zyn, misfchien, nog heden ten dage, met Mynen opgevuld. De rykfte zyn onder het ontginnen der Landeryen ontdekt. Genoegzaam allen maaken Valeien uit van eene alleraangenaamfte gemaatigdheid. Maar de Vlakten , die, door de Natuur, met /rugtbaarheid mild bedeeld zyn, waaslemen 3ene brandende lucht uit, die bykans oniraaglyk wordt, voornaamlyk op de plaatsen, alwaar de kust, aan den agterkant der Bergen, binnenwaarts wykt, en van de Golren en Rotzen eene dubbele wederkaatzing Ier Zonnc ontvangt. Spanje hieldt deeze groote Bezitting nuteloos in, wanneer de Engelfchen en Franchen, die van St. Christoffel waren verdreeren, in den jaare 1630, derwaarts de toedugt_namen. Schoon de Noordkust, daar :y zich in den beginne hadden neergezet, Is verlaaten was, begreepen zy, nogthans, at vermids zy aldaar konden ontrust woren door hunnen gemeenen vyand, zy zich van  der beide INDIEN. I29 van eene verzekerde plaats moesten voorzien, waarheen zy de toevlugt konden neemen. Men wierp het oog op het Schelpadden - Eiland , een klein Eiland, twee mylen van het groote geleegen : by de eerfte opeifching, namen vyf en twintig Spanjaards, die het in hielden, de vlugt. De Gelukzoekers dér beide Natiën, volftrekt meester van een Eiland, welk acht mylen in de lengte, en twee in de breedte haalde , vonden aldaar eene zuivere lucht, maar geen rivier en weinig bronnen. Kostbaare Bosfchen bedekten de Bergen; vrugt* baare Vlakten wagtten op de hand des Landbouwers. De Noordkust fcheen ongenaakbaar; de Zuidkust vertoonde eene voortreffelyke Ree, die beftreeken wierdt van een Rots, waarop alleen eene Battery moest aangelegd worden, om het binnenloopen op het Eiland te beletten. Wel haast lokte deeze gelukkige ligging, op het Schelpadden-Eiland, eene menigte lieden , die onbekrompenheid of vryheid zogten. De minst vlytige leiden zich toe op het planten var Tabak; het leedt niet lang of deeze begon beroemd te worden. De ftoutften in onderneemingen gingen op de jagt van wilde Osfen, wier huiden zy aan de Hollanders verkogten. De onverzaagdften wapenden zich om te ftroopen, en rigtten bedryven aan van eene fchitterende ligtvaardigheid, die nog lang in geheugen zullen blyven. Deeze Bezitting deedt het Hof van Madrid veel ongerustheids opvatten. Uit de V. deel. I , ver- XIII. BOEK.  XIII. boek. I £ c e S e v z v ]£ le fa 130 GESCHIEDENIS verliezen, welke het reeds geleeden hadt, oordeelende over de rampen, die het dreigden , gaf het bevel tot de vernieling der nieuwe Volkplantinge. Tot het uitvoeren van zynen last, verkoos de Generaal der Galjoenen het oogenblik, dat het meerendeel der kloeke bewooners van het Schelpadden Eiland ter Zee of op de Jagt was. Allen, die hy weereloos in hunne wooningen vondt, deedt hy ophangen of over den kling fpringen, met eene barbaarschheid, toenmaals zo gemeen onder zyne Natie; hy verdok zonder eenig Krygsvolk agter te laaten, dzo hy overtuigd was, dat de aangeregte vraakoeffeningen deeze voorzorge nutteloos naakten. Doch het leedt niet lang, of hy mdervondt, dat de wreedheid niet de beste vaarborg der heerfchappye is. De Gelukzoekers, verwittigd van hetgeen >p het Schelpadden- Eiland was voorgeval?n, en tevens kundfchap ontvangen hebbene, dat op St. Domingo eene Bende van yf honderd man was op de been gebragt, eftemd om hen in de pan te hakken, bereepen dat zy hun verderf niet konden ntgaan , dan door op te houden van in snen ftaat van Regeeringloosheid te leeven. traks offerden zy de onafhanklykheid van Ik in 't byzonder aan de Maatfchappyelyke eiligheid op; zy ftelden aan hun hoofd ;keren willis , een Engelschmaft, wiens oorzigtigheid en dapperheid, in honderd gegenheden, hadden uitgemunt. Onder het geide deezes Opperhoofds, nam men, oment het einde des jaars 1638, op nieuw, be-  der beide INDIEN. T3T bezit van een Eiland, welk men acht jaaren hadt in gehad; om het andermaal niet te verliezen, verfterkte men zich aldaar. Het leedt niet lang, of de Franfchen hadden gevoel van de partydigheid des Nationaalen Geests. Willis, een vry groot getal zyner Landslieden gelokt hebbende , om in ftaat te zyn om de Wet te ftellen, behandelde de overigen als onderdaanen. Zodanig is de natunrlyke loop der heerfchappyoeffeninge. Aldus zyn de meeste Monarchien opgeregt. Deelgenooten in de ballingfchap , den Oorlog of de Zeeroovery, verkiezen zich eenen Kapitein; en het duurt niet lang of deeze werpt zich tot Meester op. In 't eerst deelt hy de magt of den buit met de fterkften, tot den tyd toe, dat de menigte, door het klein getal verpletterd, het Opperhoofd zich doet verftouten om zich van de geheele magt te verzekeren; de Monarchie is dan niets anders dan Dwingelandifche overheerfching. Maar 'er zyn Eeuwen en groote Staaten noodig, om voor deeze reeks van omwentelingen een ruim genoeg veld te openen. Een Eiland van zestien vierkante mylen is niet gefchapen om niets dan Slaaven te bevatten. — De Bevelhebber de poinci, Gouverneur-Generaal der Eilanden Beneden den Wind, van de dwingelandy van willis verkondfchapt, deedt op ftaande voet van St. Christoffel vertrekken veertig Franfchen; by deeze voegden zich vyftig an deren van de kust van St. Domingo. Zj zetten voet aan land op het Schelpadden Eiland, en zich by de bewooners van Lu hm I 2 Na XTIT. BOEK.  XTII. BOEK. ï j 1 132 GESCHIEDENIS Natie gevoegd hebbende, gebooden zy gezamentlyk de Engelfchen om te vertrekken. Deezen, over dit onverwagt kloekmoedig bedryf, van beteuterdheid bevangen , en niet twyfelende, of zo veel fierheids wierdt onderfchraagd door. talryker benden, dan zich met 'er daad vertoonden, ruimden het Eiland, om 'er nimmer weder te verfchynen. Meer hardnekkigheids liet de Spanjaard blyken. De Kaapers, welke, dagelyks, van het Schelpadden-Eiland in Zee liepen, deeden hem zo aanmerkelyke nadeelen lyden, dat hy geloofde, dat zyne rust, zyne glorie, en zyne belangen even zeer vorderden, dat hy het Eiland onder zyne heerfchappy deedt wederkeeren. Driemaal gelukte 't hem, zich in het bezit daar van te ftellen, en driemaal wierdt hy van daar verdreeven. Eindelyk bleef het, in den jaare 1659, in de magt der Franfchen, die het zo lang bewaarden, dat zy zich vast genoeg op St. Domingo gevestigd oordeelden, om van eene zo kleine Bezitting afkeerig te worden. Nogthans waren hunne vorderingen langzaam, en zy trokken de aandagt van het Moederland niet vroeger dan in den jaare 1665. De reden hier van was niet, dat nen van het een Eiland op het ander geene [aagers of Zeeroovers genoeg zag zwerven; naar het getal der Akkerlieden, die, eigenyk gefproken, de eenige Volkplanters wa•en, bedroeg niet boven de vier honderd. Men begreep de noodzaaklykheid om ze te vermenigvuldigen; de zorge voor dit moei- lyk  der beide INDIEN. 133 lyk werk wierdt overgelaaten aan eenen Edelman uit Anjou, bertrand dogeron genaamd. Deez' Man, dien de Natuur hadt geformeerd om door zich zeiven groot te zyn, zonder de hulp, of liever in weerwil van de wisfelvalligheden en te leurftellingen der Fortuin, hadt vyftien jaaren ter Zee gediend, toen hy, in den jaare 1656, na de nieuwe waereld overftak. Met de best beraamde maatregelen, mislukten hem zyne eerfte onderneemingen ; doch de ftandvastigheid en kloekheid, welke hy in zyne wederfpoeden betoonde , zetten zyner deugd meer luister; by ; en de hulpmiddelen, welke hy zich, door eigen bekwaamheid, verzorgde , verhoogden het denkbeeld, welk men van zyr vernuft hadt opgevat. De hoogagting er verknogtheid, welke hy den Franfchen var St. Domingo en het Schelpadden - Eiland had ingeboezemd, deeden de Regeering het be fluit neemen, om de zorge van het beftuu ren, of liever het oprichten der Volkplan tinge, hem aan te beveelen. Aan groote en menigvuldige zwaarighedei was de uitvoering deezes Ontwerps onderhc vit. Wreed- en Woestaarts, die, dus lang hr'dè voKtrektfte onafhanklykheid gelee! hadden, moesten te onder gebragt en betei geld worden; Roovers, die vermaak fchej ten in niets anders dan in pionderen en l digheid, moesten aan den arbeid gewen worden; luiden, die in het bezit waren yi een vryen en onbelemmerden Koophand met alle Natiën, moesten onderworpen wc I 3 d< XIII. boek. I i 1 j a u >- d n r- :n  XIÏÏ, bolk i < j \ c \ ï r 134 GESCHIEDENIS den aan het Oktrooi eener bevoorregte Maatichsppye, in den jaare 1664, voor alle Franfche Bezittingen opgericht. Naa het verwerven van alle deeze opofferingen, moesten, door de aantrekkelykheden van een geëerbiedigd gezag, nieuwe inwooners gelokt worden, in een Land, welks klimaat zq kwaad berugt, als deszelfs vrugtbaarheid weinig bekend was. Tegen het gevoelen der geheele waereld, hoopte dogeron in zyne onderneeming gelukkig te zullen flaagen. Eene langdurige gewoonte, van te leeven en te verkeeren met de lieden , welke hy moest regeeren, hadt hem de bekwaamfte middelen aan de hand gegeeven om hen te winnen : en zyne kundigheden gaven zyn eerlyk hart geene andere dan edelaartige en regtvaardige hulpmiddelen aan de hand. De Vrybuiters hadden een bepaald voorneemen om de voordeehgfl-e Vaarwaters op te zoeken : hy wederhieldt hen, door het aandeel in den buit, waarop zyne bediening hem regt gaf, aan hun af te ftaan; als mede door hen uit Portal van Lastbrieven te voorzien, om op ie Spanjaards té mogen kaapen, zelf naa dat :y den Vrede met Frankryk geflooten hadl-n. Dit was het eenig middel om aan het Aiderlmd te verbinden luiden, die liever yanden van hetzelve hadden willen worden, an afitand doen van bet pionderen en rooen. De Boukaniers, of Jaagers, die alleen * middelen zogten om wooningen op te mm, vonden in zyne Beurs penningen, ie hun zonder Intrest verfchooten wierden; of  DER BEIDE INDIEN. 135 of liever, zy verkreegen dezelve dcor zyn Credit. Wat aangaat de Landlieden, welke hy boven alle andere Volkplanters beminde ■en begunftigde, hy onderfteunde hen door allerlei aanmoedigingen, die binnen het bereik waren van zyne nyvere werkzaamheid. Aan deeze gelukkige veranderingen ontbrak niets, dan dat zy beftendigheid en vastheid verkreegen. De wyze Landvoogd was van gevoelen, dat de Vrouwen alleen bekwaam waren, om het geluk der Mannen en den voorfpoed der Volkplantinge voor altoos te bevestigen, door de flreelende vermaaken, welke de Bevolking te wege brengen. 'Er bevondt zich niet een éénige vrouw in de nieuwe Bezitting. Hy verzogt 'er om. Het Moederland zondt hem vyftig*vrouwen, welke als om ftryd tot den hoogften prys wierden aangezogt. Niet lang daarnaa ontving hy nog vyftig, welke tot nog hooger prys wierden uitgetrouwd. Geen ander middel was 'er om de fterkfte drift te voldoen zonder gefchillen te veroorzaaken, en het bloed der menfehen voort te planten zonder het te vergieten. Alle de Opgezeetenen waren in de verwagting van uit het Vaderland Medgezellinnen te zullen zien aankoomen, welke hun lot verzagten, en het nevens hun zouden draagen. Zy wierden bedroogen in hunne verwagting. Men zondt hun flegts Meisjes van pleifier, die zich voor drie jaaren in den dienst der Mannen verbonden. Deeze wyze van het Moeder, land te zuiveren, door de Volkplanting te helmetten, veroorzaakte zo groote wanorI 4 ders XIII. BOEK.  XIII. bock, i i s I l c a u d i e P m te m he dj D ge bi< ha zyi ter. 136 GESCHIEDENIS dep en nadeelen, dat dit heilloos hulpmiddel wierdt verbooden, zonder dat men nogthans der kwaaie te hulpe kwam, welke het moest geneezen. Door deeze verwaarloo. zmg, verloor St. Domingo een groot getal wakkere heden, welke de te onvredenheid van zyne Oevers vervreemde, nevens een lanwas van Bevolkinge, welken de Volkplan"euu die hetzelve getrouw bleeven, zouden lebben kunnen aanbrengen. Langen tyd leeft de Volkplanting gevoel gehad, en zy leeft , misfcbien, nog heden gevoel, van dee:en hoofdmisflag. Deeze dwaaling belette niet, dat dogeon, in het korte tydbeftek van vier jaaren, et getal der Landlieden tot vyftien honerd deedt klimmen, fchoon zy, by zyne inkomst, flegts een getal van vier honderd itmaakten. Zyne voorfpoeden vermeerderen dag aan dag, wanneer hy, in den jaare 5?o, dezelve een keer zag neemen, door men opftand, welks brand de geheele VolkIantmg in lichter laaie vlamme zette. Nicand weet hem de fchuld van eene gebeurnisfe, waaraan hy, in de daad, geen het mfte aandeel hadt gehad. Toen deeze deugdzaame mensch, door t Hof van Frankryk, tot het Landvoogichap van het Schelpadden-Eiland en vanSt. Dmmgo was benoemd, was het hem onmolyk, zyn gezag te doen erkennen en eer:digen, dan door hoop te geeven, dat de /ens, welke hem zouden onderworpen 1, voor de uitlanders niet zouden gefloo- worden, Door den overwinnenden invloed,  der beide INDIEN. 137 vloed, nogthans, dien hy over de gemoederen kreeg, vestigde hy, allengskens, in zyne Volkplanting, het uitfluitend voorregt der Maatfchappy, welke het, ten langen laatfte, gelukte, dat zy zonder mededingers handel dreef. Doch haar voorfpoed deedt haar tot die maate van onregtvaardigheid overflaan, dat zy haare koopmanfchappen twee derde gedeelten duurder verkogt, dan men, dus lang, voor dezelve aan de Hollanders betaald hadt. Een zo verdcrflyke Monopolie deedt de Ingezeetenen aan het muiten flaan. Zy vatten de wapens op, en leiden dezelve niet neder, naadat de onlusten een jaar geduurd hadden , dan op voorwaarde, dat alle de Franfche fchepen vryheid zouden hebben om met hun te handelen, mids betaalende aan de Maatfchappye vyf ten honderd inkoomende en uitgaande regten. Dogeron, die de werkmeester van dit vergelyk was, bediende zich van deeze gelegenheid, om twee vaartuigen in zyne magt te krygen, die den naam hadden van te moeten dienen om zyne Oogftèn na Europa over te brengen; doch die, in de daad, meer aan zyne Volkplanters dan hem toebehoorden. Ieder een fcheepte in dezelve zyne goederen en koopmanfchappen, voor een middelmaatig vragtgeld. By hunne wederkomst, deedt de edelmoedige Landvoogd hunne Laading voor het oog van ieder een ten toon ftellen. Allen namen 'er van hetgeen zy noodig hadden, niet alleen tegen den prys, dien het, by den eerften inkoop, gekost hadt, maar zelf te borg, zonder Intrest, en zelf zonder handfchrift. I 5 Do- XIII. boek.  138 GESCHIEDENIS XHI. boek. 1 1 I < ( ' j I I I e g k d d v v d d al Dogeron was van gevoelen, dat hy hen eerlykheid en verhevenheid van ziel zou inboezemen, door geenen anderen borgtogt, dan hunne mondelinge belofte, te vorderen. Te midden zyner Vaderlyke zorgen, wierdt hy, in den jaare 1675, door den dood weggerukt. Hy liet geene andere nalaatenfchap na, dan het voorbeeld van Vaderlandsgezinde, menschlievende en gezellige deugden. Pouancey, zyn Neef, volgde hem op, niet zo zeer in de eerampten als in de plig. :en zyner bedieninge; fchoon begaafd met le hoedanigheden van dogeron, was hy, ïogthans, minder groot: dewyl hy in deszelfs roetftappen tradt, veeleer door een geest ran naavolginge, als door zyn natuurJyk ka■akter. De menigte, egter, die deeze onlerfcheidingen niet weet te maaken , ftelde ;een minder vertrouwen in den nieuwen dan n den overleedenen Landvoogd; en beiden tadden den roem en het geluk, dat zy eene edaante en vastigheid aan de Volkplanting aven, zonder Wetten en zonder Soldaaten. lun natuurlyk gezond verftand en hunne rkcnde eerlykheid, maakten, tot algemeen enoegen, een einde aan de gefchillen, wele tusfchen de Ingezeetenen ontftonden; en e algemeene orde wierdt gehandhaafd door it gezag, welk het natuurlyk eigendom wdt der perfoonlyke verdienfte. Een zo verftandige Reegeringsvorm kon an geen langen duur zyn: 'er wierdt te veel ïugds vereischt om dien te doen ftand houm. In den jaare 1684, bemerkte men, dat le de banden begonnen te verflappen; en men  DER BEIDE INDIEN. 139 men nam van Martinique, alwaar het Landbeftuur reeds vry vaste wortels hadt gefchoo ten , twee Bevelhebbers, welke gelastigd wierden om de orde en ondergefchiktheid 1 op St. Domingo in te voeren. Deeze Wetgeevers verzekerden het werk der befchaavinze, door, in verfcheiden oorden, Regtj banken op te richten, welke ftonden onder 1 een Hoogen-Raad, die te Klein-Goave zat. 1 Dewyl dit Regtsgebied , door den tyd, te ji Uitgebreid wierdt, ftelde men, in den jaare ; 1702, een diergelyken Regtbank aan op I Kaap Francois, voor het Noordlyke gedeelI te. Alle deeze nieuwigheden konden aan zwaarigheden onderhevig zyn. 'Er was grond om te vreezen, dat de Jaagers en Zeeroo- 1 vers, welke het gros der Bevolkinge uitmaakten, vyanden zynde van den band, aan welken hunne losbandige toomloosheid gelegd wierdt, de wyk zouden neemen onder de Spanjaards en op Jamaika, werwaarts de verlokkende aanbieding van groote voordeelen hen fcheen te nodigen. De Akkerlieden zelve wierden daarheen getrokken, door den tegenzin, dien in hun verwekte de laage prys hunner voortbrengzelen, wier handel, door geduurige banden, belemmerd wierdt. 1 De eerften wierden gewonnen door kragt van lief koozingcn, de andere door het vooruitzigt eener veranderinge in hunnen toeftand, die waarlyk wanhoopig was» De huiden, de eenige yrugt van de Jagtpartyen der BoukanieVs , wyrtn bet eei fie voorwerp geweest van de, verzendingen van XIII. BOEK  1 xiir. BOEK. < 1 ] 1 < 140 GES C H I E D E N I S St. Domingo. De Landbouw hadt zedert daar nevens gevoegd den Tabak, die onder alle Natiën met voordeel wierdt gefleeten. Welhaast wierdt deeze handel belemmerd door eene uitfluitende Maatfchappy. Deeze wierdt afgefchaft, doch zonder vrugt voor den Tabakhandel, dewyl dezelve verpagt wierdt. De Ingezeetenen, tot loon voor hunne onderwerping, op eenige gunst van de Regeeringe hoopende, booden den Koning aan, vry van alle kosten, zelf vragt vry, het vierde gedeelte van al den Tabak, dien zy na het Koninkryk zouden zenden: op voorwaarde dat zy de vrye befchikking zouden hebben over de andere drie vierde deelen. Zy beweezen, dat 's Lands Kas, door dit middel, meer inkomften zou trekken, dan de veertig Huivers ten honderd, > welke zy van den Pagter trok. Byzondere belangen waren de reden, dat een zo redelyke voordag van de hand geweezen wierdt. Deeze hardheid deedt den Volkplanter tot wanhoop Dverflaan; in zynen fpyt leide hy, gelukkig, yk, zyne werkzaamheid te koste aan het planten van Kakao en Indigo. Het Katoen aekoorde hem, door de rykdommen, welke leeze plant, in de vroegfle tyden, den Spanaarden hadt aangebragt; doch hy wierdt daar mn wel haast afkeerig, men weet niet om velke reden, en zag 'er zo geheel en al van tf, dat, naa verloop van etlyke jaaren , liet een éénige Katoenboom in de Volkplan. ing wierdt gevonden. Tot nog toe was het Akkerwerk verrigt loor huurlingen , en door de behoeftigfte in-  DER BEIDE INDIEN. 141 inwooners. In eenige voorfpoedige invallen in de Bezittingen der Spanjaarden wierden etlyke Neger-Slaaven veroverd. Hun getal wierdt een weinig vermeerderd, door twee of drie Franfche fchepen, en nog veel meer door de Pryzen, welke op de Engelfchen veroverd wierden, geduurende den Oorlog van den jaare 1688, en door een Landing op Jamaika, van waar, in den jaare 1694, drie duizend Negers wierden weggenomen. Dit waren werktuigen, zonder welke het planten van Suiker niet kon ondernomen worden ; doch zy waren niet genoegzaam. 'Er wierdt Geld vereischt om gebouwen te ftigten, en zich te voorzien van gereedfchappen. De winst, dien etlyke inwooners deeden met de Vrybuiters, wier onderneemingen altoos gelukkig uitvielen, ftelde hen in ftaat om Slaaven te gebruiken. Men begon dan zich toe te leggen op het planten van een Riet, welk het goud van Mexico doet koomen in de handen van Natiën, welke, in plaats van Mynen, niets anders dan vrugtbaare Landeryen bezitten. De Volkplanting , ondertusfchen , die s zelf terwyl zy van Europeaanen ontbloot wierdt, te midden der verwoestingen, welke den Vrede van Ryswyk waren voorgegaan eenigen opgang hadt gemaakt in het Noor den en Westen, was niets in het Zuidlyke gedeelte. Dit gedeelte, welk langs de Oe vers eene uitgeftrektheid van vyftig myler heeft, bevatte niet meer dan honderd in wooners, allen gehuisvest in hutten, en de eenen armoediger en elendiger dan de ande ren XIII. BOEK.  XIII. BOEK. j i 142 GESCHIEDENIS ren. Om van eene zo uitgebreide en fchoone Landftreek eenig voordeel te trekken, verzon de Regeering geen beter middel, dan dat zy, in den jaare 1698, den eigendom daar van, voor den tyd van dertig jaaren, afftondt aan eene Maatfchappy, welke den naam van St. Lodewyk voerde. In naavolging van Jamaika en Curasfau , moest zy eenen fluikhandel beginnen met het Spaanfche vastland, en de uitgefbekte Velden, aan haar voorregt onderworpen, ontginnen. Dit laatfte doelwit, het gewigtigfte van allen, was wel haast het eenige, waarop zy zich toeleide. Om den voortgang des Akkerbouws te verhaasten, deelde de Maatfchappy om niet landeryen uit aan allen, die daarom verzogten. Elk een kreeg, naar evenredigheid zy, ner behoeften en bekwaamheden, Slaaven, svelke binnen drie jaaren moesten betaald worden; de Mannen wierden gerekend tegen zier honderd vyftig Livres. Dit zelfde Crelit wierdt verleend ten aanzien van de Koopmanfchappen, fchoon deeze tegen len doorgaanden Marktprys moesten gelegerd worden. Men verbondt zich om alle le voortbrengzels van den grond te ontvangen tot den zelfden prys, voor welken zy, n de andere oorden van het Eiland, zouden rerkogt worden. Het Genootfchap , welk :o veele opofferingen deedt, wierdt des chadeloos gefield, alleen door het regt, welk lan hetzelve verleend wierdt , om in het jrondgebied , welk aan hetzelve was afgetaan, met uitfluiting van alle anderen, te mo-  DER BEIDE INDIEN. I43 mogen koopen en verkoopen. Daarenboven wierdt deeze af hankelykheid , lastig en belemmerende voor den Volkplanter, verzagt, door de vryheid, welke hem gelaaten wierdt, om alles, waar aan men hem liet gebrek hebben, te mogen koopen daar hy zoude goedvinden, en 't geen hy gekogt hadt, met zyne eigen voortbrengzels te betaalen. De Monopolie gaat te gronde door haare eigen inhaaligheid; de landen, daar zy haare dwingelandy oeffent, uitputtende. Het is een ftroom, die zich verliest in de afgronden, welke hy graaft. In de Staaten, aan uitfluitende voorregten onderworpen , fpannen het kwaad gedrag des onderdrukkers, en de mismoedigheid des onderdrukten te zamen, ter vernietiginge der nyverheid en des Koophandels. De Maatfchappy van St. Lodewyk is, nevens honderd andere, een nieuw fpreekend bewys, ter bevestiginge van de verkeerdheid en het misbruik deezer byzondere Genootfchappen. Zy ging te gronde, door de trouwloosheden en verkwistingen haarer Bewindslieden, zonder dat het grondgebied, haarer zorge aanbevolen, door zo veele en groote verliezen, eenigzins bevoordeeld wierdt. De Akkerbouw en Bevolking, welke in hetzelve gevonden wierden, toen zy, in den jaare 1720, haare regten in de handen der Regeeringe ftelde, waren, voor het meerengedeelte, het werk der Sluikhandelaars. Geduurende den langen en bloedigen Oorlog, om de Spaanfche Opvolging begonnen, hadden deeze aanbreekende flikkeringen des voor- XIII. BOEK.  144 GESCHIEDENIS XIII. boek. ] i ] J i ! j voorfpoeds eenen aanvang genomen. Met de rust, welke de Vrede van Utrecht den Natiën wedergaf, fcheen dezelve een fpoedigen opgang te moeten neemen. Een dier onheilen, welke door het menschlyk oog niet kunnen voorzien worden, deedt zo ftreelende verwagtingen vertraagen. Alle de Kakaoboomen in de Volkplanting ftierven, in den jaare 1715. Dogeron hadt de eerfte geplant, in den jaare 1665. Door den tyd waren zy vermenigvuldigd, voornaamlyk in de engten der bergen aan de Westkust. Men vondt 'aldaar plantaadjen , daar voormaals tot twintig duizend van deeze boomen gebloeid hadden: zodat, fchoon de Kakao niet duurder verkogt wierdt dan tot vyf ftuivers het pond , dezelve een overvloeiende bron van rykdommen was geworden. Aangelegener beplantingen betaalden met woeker dit verlies, wanneer de Volkplanting zich met eene geheele omkeering gedreigd zag. Een vry groot getal haarer inwooneren, die zich eenen arbeid van twintig of dertig jaaren getroost hadden, om zich den weg te baanen tot een gelukkigen ouderdom in het Moederland , waren derwaarts verdokken met een genoegzaamen rykdom om Mime fchulden te betaalen en landeryen te coopen. Hunne koopmanfchappen wierden run betaald met Bankbriefjes, die in hunne landen te zoek raakten. Deeze zwaare flag loodzaakte hen, om, arm en behoeftig, weIer te keeren na een Eiland, van waar zy •yk vertrokken waren; en bragt hen in de ïoodzaaklykheid, om, in een gevorderden ou-  BER BEIDE INDIEN* 145 ouderdom, te ftaan na de bediening van Rentmeesters, by die zelfde lieden * welke voormaals in hunnen dienst geweest waren. Het gezigt van zo veele ongelukkigen, deedt het Ontwerp van law, en de Oostindiiche Maatfchappy verfoeien, welke de fchuld van een zo liegt beftuur der Geldmiddelen geweeten wierdt. Deeze af keerigheid, uit geen ander beginzel dan dat van medelyden gebooren, wierdt wel haast verfterkt door zeer gewigtige byzondere belangen. In den jaare 1722, zag men de Bewindslieden der Indifche Maatfchappye voet aan land zetten; zy hadden den uitfluitenden Negerhandel verkreegen, op voorwaarde van jaarlyks twee duizend Negers te moeten leveren. Dit was, klaarblyklyk, een dubbel ongeluk voor de Volkplanting, die, flegts op het vyfde gedeelte der Slaaven, welke zy noodig hadt, kunnende hoopen, daarenboven voorzag, dat dezelve tot een uitipoorigen prys aan haar zouden verkogt worden. Haar misnoegen openbaarde zich door de gewelddaadigfte bedryven. De Gelastigden, wier geweldenaary den afkeer, welken men eigenaartig voor alle Monopolie hadt, grootlyks hadt doen toeneemen, wierden Genoodzaakt wederom over Zee te fteeken. )e huizen, van welke zy, tot hunne oogmerken , gebruik maakten, wierden in de asch gelegd. De fchepen, welke uit Afrika kwamen, wierden niet in de havens toegelaaten, of hadden geene vryheid om hunne inkoopen te doen. De Gouverneur-Generaal , die zich tegen eene trouwloosheid, V, deel. K door XI1L boek,  XIII. BOEK. ] t i c t I 1 f d p c i45 GESCHIEDENIS door het misbruik des gezags verwekt, wilde aankanten , zag de bevelen veragten, dia niet door het geweld onderfchraagd wierden ; zelf wierdt hy in verzekering genomen. Alle de oorden van het Eiland weergalmden van een oproerig geroep en van het gerugt der wapenen. Het is niet te bepaalen, hoe verre deeze uitfpoorigheden zouden gegaan hebben , indien de Regeering niet de gemaatigdheid hadde gehad van toe te geeven. Twee jaaren duurde deeze alleruiterfte verwarring. De ongelegenheden, welke de Regeenngloosheid medebrengt, bragten, eindelyk, de gemoederen tot bedaaren ; en de rust wierdt herfteld, zonder de gewelddaadige hulpmiddelen der geftrengheid. Zints dit tydftip, heeft nimmer eene Volkplanting den tyd zo wel ten nutte weeten mn te wenden, als St. Domingo. Zyne ehreden tot den voorfpoed, waren Reuzenèhreden. De twee ongelukkige Oorlogen, velke zyne Zeeën hebben ontrust, hebben ;een ander uitwerking gehad, dan dat zy :yne fterkte vaster hebben in een gepakt, ^aa het ophouden der vyandlykheden, is zy e fneller geworden. Eene wonde wordt ooedig geneezen, wanneer de gefteldheid es lichaams niet gekrenkt wordt. De zieken zyn zo veele geneesmiddelen, die, de waade vogten verdryvende, een nieuwe ragt aan een fterk geftel geeven. Zy her. :ellen het evenwigt in het Werktuig, en Delen aan hetzelve een geregelder en eenaariger beweeging mede. Aldus fchynt de >orlog het Nationaale karakter van veele Vol-  DER BEIDE INDIEN. I47 Volken van Europa te verfterken en te on derfchraagen, Welke de voorfpoed des Koophandels en de genietingen der Weelde zouden kunnen ontzenuwen en bederven. De fchroomlyke verliezen, welke bykans even zeer op de overwinning als op de nederlaagen volgen, laaten plaats voor de Nyverheid en doen den arbeid herleeven. De Natiën krygen een nieuwen bloei, mids de Regeering 'er meer op uit is om haare neiging op te volgen, dan hnaren loop te bellieren. Dit beginzel is inzonderheid toepasfelyk op Frankryk, 't welk, om voorfpoedig te zyn , niets anders vordert, dan een ruim veld, voor de werkzaamheid zyner ingezeetenen geopend. Overal daar de Natuur hun een vryen loop laat, mist het niet dat zy met derzelver kragtdaadigheid hun voordeel doen. St. Domingo heeft, in 't byzonder, ondervonden, wat een vrugtbaare grond en eene voordeelige ligging in de handen der Franfchen vermag. Deeze Volkplanting heeft eene uitgebreidheid van honderd tachtig mylen ,~ langs de Oevers ten Noorden, ten Westen en ten Zuiden. Het Oostlyk gedeelte loopt van Kaap Tiburon tot aan den uithoek van Kaap Beate; dit maakt eene uitgeftrektheid uit van ongeveer vyftig mylen langs de kusten, door de bergen meer of min binnenwaarts ftrekkende. In den tyd van hunnen voorfpoed, hadden de Spanjaards aldaar twee groote Vlekken gebouwd, welke zy, toen hunne zaaken agteruit liepen, verlieten. De plaats, welke zy ledig hadden gelaaten, wierdt, in K 2 den XIII. BOEK.  148 GESCHIEDENIS XTL BOEK. i ] 3 2 den beginne, niet ingenomen door de Franfchen , die bedugt zyn moesten voor de nabyheid van San - Domingo, daar de voornaamfte kragten der Natie vereenigd waren, op welker puinen zy hunne grootheid bouwden. Haare Kaapers, die doorgaans byeen kwamen op het kleine Koeijen • Eiland, om op de Kastiliaanen te ftroopen en aldaar gezamentlyk hunnen buit te verdeelen, deeden de Akkerlieden zich verfhouten, om, in den jaare 1673, op de nabuurige kust, eene Bezitting aan te leggen. Bykans zo fchielyk vernield als voltooid, wierdt zy eerst lang daarnaa wederom by de hand genomen. De Maatfchappy, ter haarer verfterkiuge en uitbreidinge opgericht, was haar, misfchien, van eenig nut; doch voornaamlyk was zy haaren voorfpoed verfchuldigd aan de Engelfcben van Jamaika, en aan de Hollanders van Curasfau , die den inval gekreegen hebbende om genoegzaam alleen derwaarts Slaaven over te brengen , de voortbrengzels weghaalden van een Land, 't welk, door hunne hulp, ten voordeele was aangelegd. Einde!yk hebben de Kooplieden in het Moederland de oogen geopend; en zedert het jaar 1740, bezoeken zy deezen oord, hoewel len verst afgelegenen der Volkplantinge, in veerwil van de Winden, welke het vertrek ran daar dikwyls langwylig en moeilyk maaten. De Bezitting, welke boven den Wind van ille de andere legt, heet Jaqmel. Schoon •eeds in vroege tyden opgericht, bevat zy, ïogthans, niet meer dan twee en veertig hui-  DER BEIDE INDIEN. I49 huizen. Haar grond en die der nabuurige Volkplantingen, uit hoofde van de bergen zeer bepaald , laaten haar niet toe om na een zeer grooten rykdom te ftaan. Doch uit een ander oogpunt befchouwd zynde, verdient zy de opmerking der Regeeringe. Haare ligging ftelt haar in ftaat om de Troepen en Krygsbehoeften te ontvangen, welke het Moederland , in een tyd van Oorlog, zou mogen goedvinden na de Volkplanting te zenden , en die te veel gevaars zouden loopen, indien ze door het Noorden wierden gezonden, den natuurlyken en beftendigen weg der vyandlyke Eskaders. Nog een ander hulpmiddel verfchaft Jaqmel. Het klein Hollandsch Eiland Curasfau wordt, geduurende de vyandlykheden, een onuitputbaar Magazyn van leevensmiddelen. Zyne Kaapers, die fterk en ftout genoeg zyn, om met een goeden uitflag aan te tasten, de kleine Jamaikaanfche Kaapers, de eenige Engelfche fchepen, welke, tot nog toe, hunne werkzaamheden belemmerd hebben, hebben, geduurende de jongfte onlusten, een onnoemelyken voorraad van leevensmiddelen in de haven van Jaqmel gebragt. Zy zullen in deeze voorraadverzorging volharden zo lang men het zal goedvinden, mids men de veiligheid hunner landinge verzekere door wel ingerigte Batteryen en de befcherming van een of twee Fregatten. Dit middel zal het Westlyk gedeelte van St. Domingo fpyzrgen, langs eenen weg van flegts acht mylen, welke na Leogane en Port-au- Prince loopt, en het Zuidlyke gedeelte door kleine K 3 Vaar- XIII. BOEK.  XIII. EOEK. 150 GESCHIEDENIS Vaartuigen , welke gemaklyk langs de kust zullen vaaren. Terwyl Jaqmel aldaar den overvloed doet heerfchen, verzekert Sint - Lodewyk deszelfs veiligheid. Deeze ftad, in den aanvang der tegenwoordige Eeuwe gebouwd, legt agter aan eene Baai, die eene foort van tamelyk goede haven uitmaakt. Zy bevat niet meer dan veertig huizen. De Natuur, die haar tot eene altoosduurende armoede heeft veroordeeld, fcheen op de hand der kunst te wagten, om haare ingezeetenen van drinkbaar water te voorzien. Eenige Jooden, die hunne wooningen voor de poorten van Sint-Lodewyk hebben, hebben, eindelyk, eene Waterleiding begonnen, tot welke zy zich verbonden hebben om ze op hunne kosten te vervaardigen. De ftad is de zetel der Regeeringe, en ontvangt de weinige Oorlogfchepen, welke zich op deeze vaarwaters vertoonen. Dit is haar eenigst voordeel. Door dit middel befchermt zy den Koophandel en de rykdommen, welke gevonden worden te Cayes, tien mylen laager gelegen, Deeze ftad is als zonder overleg nedergeworpen aan den agterkant van eene Baai, die niet meer dan drie uittogten heeft, wier diepte, op zich zelve ongenoegzaam , nog alle dagen afneemt. De Ankergrond is 'er weinig, en zo gevaarlyk geduurende de Evennachtstyden, dat de fchepen, welke in dien tyd zich aldaar bevinden, zeer dikmaals verbaan. De groote menigte van flyk, welke ie wateren van een hollen Weg, de Zuidlyke  DER BEIDE INDIEN. 151 Jyke Rivier genaamd, zich aldaar ontlastende, agter laaten, neemt dermaate toe, dat men, naa verloop van dertig jaaren, niet meer aldaar zal kunnen binnen loopen. Het Kanaal, door de nabyheid van het KoeijenEiland geformeerd , dient aldaar flegts om het uitloopen der fchepen te belemmeren. Deszelfs Kreeken zyn de toevlugt en wykplaats der Jamaikaanfche Zeefchuimers. Hier is het dat zy zonder zeilen kruizende, en ziende zonder gezien te worden, altoos het voordeel van den Wind hebben boven de fchepen, welken de aanhoudende kragt der Winden niet toelaat het Eiland boven te zeilen. Indien de Oorlogfchepen genoodzaakt waren om deeze flegte haven aan te doen, zou de onmogelykheid, om deezen hinderpaal en het geweld der ftroomen te boven te koomen, om den Wind van het Eiland te bezeilen, hen noodzaaken den koers der Koopvaardyfchepen te volgen. Aldus den hoek van Labacou omzeilende, zouden deeze fchepen, die zich tusfchen het land en het vyandlyk vuur zouden bevinden, met het nadeel van den Wind worftelende, onfeilbaar vernield worden door een kleiner en zwakker Eskader. De ftad Cayes is zulk eene haven waardig. Men ontmoet aldaar twee honderd tachtig huizen, allen verzonken in een moerasfigen grond, en het meerengedeelte van een ftilftaand water omringd. Der lucht, welke in deeze verblyfplaats geademd wordt, ontbreekt het even zeer aan veerkragt als gezondheid. Deeze flegte gemaatigdheid, geK 4 voegd xnr. BOEK.  XIU. SOEK. j _i J \ e I i g h è v i m: he in 152 GESCHIEDENIS voegd by de flegtbeid van de Ree, heeft veelen doen wenfchen, dat de Koophandel tusfchen het Moederland en de Volkplanting na Sint-Lodewyk kon worden overgebragt. Doch de poogingen, ten dien einde aangewend, zyn vrugtloos afgeloopen ; en 'er is grond om te verzekeren, dat zy nimmer gelukkig zullen flaagen. De reden hier ran is klaarblyklyk. Cayes wordt omringd van eene Vlakte, die ;ene uitgeftrektheid van by de zes mylen in le lengte en vier en een halve myl in de >reedte heeft. Deeze grond, die zeer effen, >y uitneemendheid vrugtbaar en overal be:waam is om met Suikerriet beplant te worlen, wordt reeds op veele plaatzen, en kan •veral, befproeid worden. Om de mededingter van de Kaap te zyn, ontbreekt haar nets anders dan dat zy niet zo veele Slaaen heeft. Hun getal neemt dagelyks toe; n wel haast zullen zy aldaar vermenigvuldien in eene evenredigheid, gefchikt naar de 2 maate van haare grootst mogelyke vrugtaarheid. Zo veele voordeden lokken, reïlrecht na de ftad Cayes, menfehen, die iet geen ander oogmerk over Zee fteeken, in om zich ten fpoedigften te verryken Deezer voorkeuze tegen te gaan, zou zo ;el zyn, als zonder eenig nut den opgang ner goede Bezittinge te vertraagen. De ïlhgheden zelve der Nyverheid verdienen : mfchikkelykheid der Regeeringe. De nfte ongerustheid van den handelaar leidt m tot wantrouwen. De Staaf- en Krygsndige Redeneeringen vermogen niets te- gen  DER BEIDE INDIEN. i$3 gen die van het belang. De Volkplantingen kennen geene andere regels van Redeneerkunde: zy gaan, en zy blyven daar de grootHe overvloed van geld is. De Koophandel bloeit piet dan op eenen grond, dien hy zelve heeft verkooren. Allerlei foort van bedwang fchrikt hem af. Aan Koopers en Verkoopers te gebieden, om hunne Winkels te verlaaten ; dit zou op eene Markt eene ongerymde dwingelandy zyn. De ftad Cayes is niets anders dan eene Markt. Alles wat het Franfche Ministerie zich redelyks kan voorftellen, is, dat het dit verblyf een weinig zuivere en verfterke. Beide deeze oogmerken zouden bereikt worden, door het graaven van eene Gragt rondom de ftad, wier modder zou gebruikt worden tot het dammen der moerasfen of watertjes van binnen. De grond, door deezen arbeid verhoogd, zou van zelve opdroogen. Het water der riviere, welk men, door eene natuurlyke fchuinfche helling, in deeze diepe gragt zou afleiden, zou de ftad, met behulp van eenige Vestingwerken, in veiligheid ftellen tegen de aanfiagen der Zeerooveren, en zou zelve een kortduurende verdeediging verzekeren, welke de middelen zou verfchaffen om met een Eskader in onderhandeling te treeden. Men kan, men moet verder gaan. Waarom zal men niet van eene door kunst gemaakte haven voorzien, eene aangelegene Stapelplaats, die wel haast zal gedamd zyn? De Koopvaardyfchepen, die eene fchuilplaats m de Vlaamfche Baai gaan zoeken, ten minK 5 ton XÏÏL BOEK.  XIII. BOEK. i i c i \ I c i i v h d ir i*4 GESCHIEDENIS ften twee mylen boven den Wind van Cayes gelegen, fchynen aldaar by voorraad de haven te hebben aangeweezen , welke deeze ftad noodig heeft. Deeze haven kan een groot getal Oorlogfchepen bevatten, tegen allerlei winden gedekt; zy levert verfcheiden plaatzen op, daar de fchepen kunnen gekielhaald worden; zy verfchaft hun gelegenheid om boven den Wind het KoeijenEiland rond te vaaren, en met de ftad eenen Kusthandel te onderhouden, die, door behoorlyk verdeelde Batteryen befchermd, van alle de Zeeroovers zou ontzien worden. Een enkel nadeel belemmert het voordeel leezer hgginge ; te weeten, dat de hoedanigheid van den grond en de effenheid der Cee, het fteeken der Wormen aldaar algeneener dan elders, en gevaarlyker voor de diepen maaken. Een veiliger ankergrond, doch die alleen ;efchikt is voor kleine fchepen, levert het o genaamde Vlek der heuvelen uit. De iitlandfche Koophandel, die, geduurende leni Oorlog, aldaar wordt toegdaaten, en n Vredes tyd niet kan belet worden, heeft eeze haven geformeerd, welke anders byans zonder tegenweer is. Naast Cayes, is it Vlek de plaats, alwaar langs deeze kust e meeste handel wordt gedreeven. Zyn randgebied, en de nabuurige landen, wier oortbrengzds hetzelve tot zich trekt, heben inzonderheid overvloed van Indigo; och 'er wordt zeer weinig van na Frank'k gezonden. Het Zuidlyk gedeelte eindigt by Kaap Ti- ba-  DER BEIPE INDIEN. 155 buron. De kleine Bezitting, welke men al daar heeft opgericht, heeft, in plaats van eene haven , niets anders dan eene Ree, alwaar de Zee altoos onftuimig is; doch zy verdeedigt, door middel van haare Vestingwerken , de Koopvaardyfchepen, welke genoodzaakt zyn de Kaap rond te vaaren. Zy verfchaft eene fchuilplaats, deels aan de onzydige fchepen, welke, voor de Zeeroovers vlugtende, niet na Jaqmel hebben kunnen wyken; deels aan de Nationaale Oorlogfchepen, die te duchten hebben voor het geweld der Winden op deeze Vaarwaters, of voor de overmagt van een vyandlyk Eskader. Schoon deeze kust de minfte is van de drie kusten, welke de Franfche Volkplanting van St-Domingo uitmaaken , en, op den katften van Wintermaand des jaars 1766, aldaar niet meer geteld wierden dan drie en dertig duizend zes honderd drie en zestig Slaaven, is zy, nogthans, aanmerkelyk genoeg, om ten eenigen dage aan het Moederland zo veele Koopmanfchappen te belooven, als het rykfte der Eilanden beneden den Wind. De nabyheid van Jamaika ftelt haar tegenwoordig bloot aan groote gevaaren. Op haare beurt zou zy dit Bolwerk der Engelfchen kunnen dreigen, wanneer haar grond ten voordeele aangelegd, haare uitgeftrektheid genoegzaam bevolkt, verfterkte en wel bewaarde havens, haar de vastigheid hebben gegeeven, van welke een behoorlyk Landbeftier haar moet verzorgen. Van het Zuiden na het Westen voorttrekkende, is de eerfte Bezitting, welke men ontmoet. xin BOEK  xnr BOEK, JS6 GESCHIEDENIS moet, die van de Kaap van onze Lieve Vrouwe Maria. Zy is nog in een zo zwakken ftaat, dat, binnen eene uitgeftrektheid van twintig mylen, niet meer dan vyftig Europeaanen geteld worden, die bekwaam zyn om de Wapens te voeren. Van hier dat eene Oorlogsverklaaring voor hun een zein is om de vlugt te neemen. Nogthans hebben zy, geduurende de jongfte vyandlykheden , in hunne wooningen durven blyven. Alleen hadt ieder Volkplanter de voorzorge gebruikt om zich van een onderaardsch hol te voorzien, werwaarts hy, nevens zyne Slaaven, de vlugt nam, zo ras hy zich in gevaar zag om door eenen Zeeroover overvallen te worden. In weerwil deezer voorzorge, zyn 'er geheele plantaadjen overvallen en verwoest. Minder reden heeft men voor deeze foort van toevallen te duchten in den nabuurigen oord, onder den naam van de Groote Kmk, of de Jeremias bekend. Dit Vlek, gelegen op eene hoogte, alwaar eene zuivere lucht wordt ingeademd, bevat verfcheiden fraaie huizen, en geeft reden tot zeer voordeelige verwagtingen. De overvloed van Katoen en Kakao heeft eenige Kooplieden derwaarts gelokt. De Zeeroovers, die op de Jamaikaanen kruizen, brengen daarheen hunne gemaakte Pryzen. De Akkerbouw en Bevolking hebben 'er eenen opgang gemaakt, welke deswegen nog meer voordeels doet hoopen. Niets belooft een diergelyk lot aan Klein Goave. Deeze plaats, zo vermaard ten tyde van  DER BEIDE INDIEN. 157 van de Vrybuiters, vertoont heden ren dage niets dan eenige puinhoopen, de overblyfzels van haaren ouden luister. Zy was dien verfchuldigd aan eene Ree, alwaar de fchepen van allerlei grootte een voortreffelyken Ankergrond, eene bekwaame gelegenheid om te kielhaalen, en eene veilige fchuilplaats tegen allerlei Winden vonden. Als haven zou zy nog vermaard zyn, en veel bezogt worden , indien Gonave niet in haare nabuurfchap lag, indien de ftilftaande wateren van de rivier de Abaret, die zich in Moerasfen ontlast, aldaar niet eene lucht ongezond maakten, welke nimmer in beweeging is. Leogane, vyf mylen van Klein-Goave gelegen , bevat drie honderd zeventien huizen: zy maaken een langwerpig vierkant uit, beftaande uit vyftien breede en wel verdeelde ftraaten. De ftad is gebouwd, een halve myl van de Zee, in eene kleine Vlakte, doch die zeer vrugtbaar is, wel bebouwd, en door een groot getal beekjes befproeid wordt. Niets vuuriger zouden de inwooners wenfchen, dan dat een Kanaal gegraaven wierdt van de ftad tot aan de Kaai; dit zou de zwaarigheid voorkoomen van het vervoeren der goederen door middel van Rytuigen. Indien 'er eene gegronde reden ware om eene plaats van verdeediginge aan de Westkust aan te leggen, zou Leogane, ten dien opzigte, de voorkeuze verdienen. De ftad legt op een effenen grond; zy wordt van geene hoogten beftreeken, en geene fchepen kunnen haar ontrusten. Doch om haar tegen een onverhoedfchen aanval te beveiligen; zou XIII. BOEK.  i58 GESCHIEDENIS XIII. BOEK. < ( I i ] I { \ zou zy moeten omringd worden van een aarden Bolwerk, nevens eene diepe Gragt, die, met geringe kosten , met water zou kunnen gevuld worden- Deeze uitgave zou op verre na niet zo hoog loopen, als de kosten, welke gedaan zyn aan de Werken, die te Port- au ■ Prime ondernomen zyn. Met welk een uitflag, zal ftraks blyken. Het eerfte gedeelte van het Eiland, welk de Franfchen bebouwden en beplantten, was het Westlyke gedeelte, als verst afgelegen van de Spaanfche magten, voor welke men toenmaals beducht was. Dewyl het lag in het midden der kusten , welke zy bezaten, vestigden zy aldaar den zetel der Regeeringe. In 't eerst verkoos men daartoe Klein - Goave, wiens onvrugtbaarheid en kwaade lucht in 't vervolg daar tegen eenen afkeer inboezemden. Leogane, welk deezen zetel veridng, wierdt, op zyne beurt, opgeofferd aan Port-au-Prince, 't welk, in den jaare 1750, Éle verblyfplaats wierdt van een Opperïlen Raad, den Algemeenen Bevelhebber en den ntendant. Eene opening van ongeveer veertien honlerd Roeden (7oifes~), in eene rechte lyn zenomen, van beide kanten beftreeken, is Ie grond, welken men voor de nieuwe loofdftad heeft gekoozen. Twee havens , loor Eilanden geformeerd, hebben als een 'oorwendzel gediend voor deeze flegte keuze. 3e Koopvaarders haven, half toegedamd, ;an niet meer, zonder gevaar, van Oorlog. :hepen gebruikt worden; en de groote haen, welke voor hun beftemd is, niet minder  DER BEIDE INDIEN. J59 der ongezond dan de andere, door de uit1; waasfemingen der Eilanden, ligt geheel zon1 der tegenweer, en kan tegen geenen veri mogenden vyand verdeedigd worden. In eene zo ongunftige ligging, zou zelf i: een klein Eskader bekwaam zyn , om een ji veel grooter en fterker Eskader ingeflooten : te houden. Gonave, welk de Baai in twee | deelen fcheidt, zou, aan het kleine Eskader 5 : eene vrye en veilige kruisplaats verfchaffen; I de Zeewinden zouden beletten, dat men 1 het niet onverwagt op het lyf zou kunnen 1 vallen; de Landwinden, het uitloopen uit de i haven bevorderende voor de fchepen, welke men tegen hetzelve zou aanvoeren, zouden ; de keuze van den aftogt gemaklyk maaken, ! tusfchen de twee Engten van St. Markus en Leogane. Behalven de gelykheid der fcheeps1 behandelinge, zou het altoos het voordeel 1 genieten , van Gonave tusfchen zich zelve . en het Franfche Eskader te kunnen ftellen. Wat zou het gevolg zyn, indien het laatstgenoemde Eskader het minst talryke wierdt 1' bevonden ? Reddeloos gefchooten en ver1 volgd, zou het eene zo diep binnenwaarts gelegene wykplaats, als Port - au-Prince, niet : kunnen bereiken, of de overwinnaar zou . arvoorens met zyne nederlaage voordeel hebben kunnen doen. Indien de geflagene fchepen aldaar aankwamen, zou geen Vestingwerk den vyand kunnen beletten, om ' hen, bykans in gefchaarde fiagorde, naa te jaagen, en binnen te loopen in des Kónings i haven, werwaarts zy de toevlugt zouden > neemen. Voor XIII. BOEK.  i6b GESCHIEDENIS XIII. BOEK. Voor eene kruisplaats, is 'er geene voordeeliger gelegenheid, dan die het voordeel bezorgt om eenen Zeedag te kunnen leveren of ontwyken ; dat men ilegts een kleinen afftand heeft te beveiligen; dat men, als uit een Middelpunt, alles kan ontdekken ; dat men, ten einde van eiken gang, dien men laveerende doet, veilige Ankergronden vindt; dat men zich kan verbergen, zonder te wyken; dat men, naar goedvinden, verfchen voorraad van hout en water kan opdoen; dat men, eindelyk, kan kruisfen in bedaarde Zeeën , alwaar men niets dan Draaiwinden heeft te vreezen. Zodanig zyn de voordeelen, welke een vyandlyk Eskader altoos zal genieten boven de Franfche fchepen, welke te Port-au Prince voor anker leggen. Eén Fregat zou ze aldaar zonder gevaar kunnen tarten. Dit zou genoeg zyn , om by het binncnkoomen of uitzeilen alle Koopvaardyfchepen te onderfcheppen, welke zonder Konvooi zouden vaaren. No.,thans is een zo ongelegene haven de grond van het befluit geweest, om aldaar eene ftad te bouwen. Zy beflaat in de lengte, langs den oever, twaalf honderd Roeden ^JTw/ff?); dat wil zeggen, bykans de geheele opening, welke de Zee in het Middelpunt van de Westkust heeft gegraaven. In deeze groote ruimte, welke Landwaarts in loopt tot eene diepte van ongeveer vyf honderd vyftig Roeden (Tmfei), verliezen zich, om zo te fpreeken, vyf honderd vyftig huizen, of hutten, in negen en twintig ftraaten verfpreid. Het nederftorten der plasregenen, wel-  ©er beide INDIEN. l6l welke hier in menigte vallen, voedt, in deeze verblyfplaats, eene geduurige vogtigheid, zonder dezelve van goed water te voorzien. Om water, dat het minst nadeelig is, te bekoomen , moet men het van zeer wyd afgelegene plaatzen laaten haaien. Voeg by dit ongemak, de geringe veiligheid eener plaatze, welke, van den Landkant beftreeken, aan den Zeekant overal kan genaderd worden. De Eilanden zelve, welke de twee havens onderfcheiden , verre van eene Landing te beletten, dienen alleen om dezelve te dekken Uit deeze befchryving, welker getrouwheid en naauwkeurigheid door geene kundige en onbevooroordeelde lieden zal betwist worden, is genoegzaam blykbaar, dat Portau - Prince de aandagt der Regeeringe te zeer tot zich heeft getrokken. Het zou eene heillooze dwaaling zyn, de Natuur met halllarrigheid te beftryden, met, door kragt van kunst, eenen Post te willen verdeedigen, welken zy, aan alle zyden, voor eenen aanval heeft bloot gelaaten. Nog grooter zou de verkeerdheid zyn, denzei en open laatende, aldaar byeen te verzamelen de Regtbanken, de Troepen, de Krygsbehoeften, de leevensmiddelen en het Arzenaal: in één woord, alles 't geen den fteun en de veiligheid eener groote Volkplantinge uitmaakt. Ten geenen anderen oogmerke behoort deeze haven gebruikt te worden, dan tot het infcheepen der Oogften, welke de nabuurige Velden en de ryke Vlakte Cu!-defac opleveren. Deeze Laadplaats vordert V. deel. L niets XTIt. boek,  i6i GESCHIEDENIS XIII. BOi.K. i I J 3 I < f ■v 1 z d niets anders dan eene genoegzaame verfterking, om eene overrompeling te voorkoomen, en den afcogt der Burgeren te verzekeren , welke altoos zullen gereed zyn om eene plaats te verhaten, wier lot is, zich by den eer Men aam al te moeten overgeeven. — Geen beter lot zal immer St. Markus hebben. Deeze ftad, die niet zeer diep is, ftrekt zich in de lengte langs de kust uit, aan den agterkant van eene Baai, met eene halvemaan gekroond, welke flegts door eene zeer kleine Vlakte van de Zee gefcheiden wordt. Deeze tusfchenruimte van leeven en wasdom beeft de Natuur open gelaaten, tusfchen de dorheid der Bergen en den afgrond der Wateren. Deeze Vlakten, fchoon onvrugtbaar, ïyn, nogthans, niet geheel nutteloos. Zy iezitten de eigenfchap, de eenige in de Volkplanting , dat zy fteenen opleveren, van een to goede foort als die van Europa; de kust ;elve levert ze zonder veel arbèids. Men ïeeft 'er de ftad van gebouwd, die flegts jeftaat uit hónderd vier en vyftig huizen, vellie voormaals verdeedigd wierden door ene aarden Verfchansfing, die niet meer in peezen is. St. Markus dryft een zeer fterken handel, /an den eenen kant lokt het de Koopman:happen, welke niet na Port-au-Prince rorden verzonden ; en, van den anderen ant, die van zyne muuren tot aan de Moelje t. Nikolaas worden ingezameld. Zyn bloei ou merkelyk toeneemen, indien men midden kon vinden om de uit den aart te droo-  fiÉRBÉTDEÏNDTËN. tft drooge Vlakte van den Artibonite te be fproeien, die, om, in vrugtbdarheid, de beste landeryen te overtreffen, alleen deeze hulp noodig heeft. De Artibonite ontleent zyneri naam van. eene rivier, welke denzelven, langs genoegzaam zyne geheele lengte, in twee deelen fcheidt Het water deezer riviere, die zomtyds zich geheel onder de aarde verfchüilt, iiroomt by aanhoudendheid langs den rand der Vlakte. De verhevenheid van haar beddinge hadt, zedert langen tyd, het denkbeeld doen gebooren worden om het water af te leiden. Landmeetkundige bewerkingen hebben daar van de moselykheid getoond : zo veel heerfchappye oeffenen de geleerde Natiën over de Natuur. Maar een Ontwerp , op den grondflag van Wiskundige kundigheden rustende, vordert, by de uitvoering, de zoi gvuldigfte behoedmiddelen, De geweldige aandrang, welken de loop dei wateren neemt, wanneer dezelve door frorfc regens klimmen, en de beweegbaarheid van den grond, binnen welken de rivier ftroomt. laaten niet toe om anders, dan met de naauw< lettendfte omzigtigbe'd , de oevers aan tc raaken. De geringfte opening, niet met dï Iioodige voorzorge gemaakt, zou aldaar, ir weinige oogenblikken, eene fchroomlykj Bres maaken voor geduchte, en, voor een( aitgeftrekte Vlakte, verderflyke overftroomin gen. Nogthans verlangen alle Eigenaars me ongeduld na de onderneeming van een z< groot werkftuk. Maar het is de zaak vai L 2 hun vm. UOEK. i i | t  i64 GESCHIEDENIS XUT BOEK. i < 4 I \ < c hun, die het beftuur in handen hebben, om te oordeelen, of de byzondere Genootfchappen, die de vryheid verzoeken om te doen arbeiden aan befproeijingen, welke alleen hunne landen kunnen vrugtbaar maaken, niet nadeelig zyn zouden voor het Ontwerp, om alle de Landeryen van dien oord van water te voorzien. In ftede van het algemeen belang voor den wehland van een klein getal te doen wyken, moest de Regeering den Volkplanteren te hulpe koomen, welke geene middelen bezitten om het hunne toe te brengen tot de kosten der algemeene befproeijinge. Het nadeel deezer opofFeringe zou ryklyk vergoed worden, door de vermeerdering van een zesde gedeelte in de voortbrengzels der Volkplantinge. Nog aanmerkelyker zou deeze aanwas van vrugtbaarheid worden, indien het mogelyk ivare, dat gedeelte der kust geheel droog te maaken, welk, door de wateren van den Artibone, dras ligt. — Dus is het, dat de aefchaafde mensch, den loop der rivieren veranderende, de aarde aan zynen dienst mderwerpt. De vrugtbaarheid , welke hy ddaar verfpreidt, kan alleen zyne veroveringen wettigen; onderfteld zynde, dat de kunst ;n de arbeid , de wetten en de deugden , loor den tyd, de onregtvaardigheid van een ^yandlyken inval vergoeh'ken. De Westkant der Volkplantinge, welke, >p den laatften van Wintermaand des jaars f766 , drie en tachtig duizend en tachtig ïlaaven bevatte, is, aan den Noordkant, afscheiden door de Moelje St. Nikolaas, wel-  DER BEIDE INDIEN. l6$ welke op den grond van de beide kusten legt. Aan den uithoek van de Kaap, legt eene haven, die even fraai en veilig als gemaklyk is. De Natuur, haar plaatzende tegen over den uithoek van Maifi op het Eiland Cuba, fchyrit haar beftemd te hebben tot den aangelegenftcn post van Amerika, tot gemak van den fcheepvaart. Haare Baai heeft eene opening van veertien honderd vyfti? Roeden (Toïfes). De Ree grenst aan de haven, en de haven aan het Dok. Deeze geheele groote Zeeboezem is gezond, fchoon de Zee 'er als een ftilftaande Moeras is. Het Dok, welk men zeggen zoude met voordagt gemaakt te zyn om de fchepen aldaar te kielhaalen, heeft niet het gebrek der geflootene havens : het ligt open voor de Weste en Noorde Winden, zonder dat hunne heevigheid den arbeid, welke daarbinnen gefchiedt, kan ftooren of vertraagen. Het Schiereiland, op hetwelk de haven ligt, ryst als by trappen tot aan de Vlakten, welke op een zeer groot voetftuk rusten. Het is, om zo te fpreeken, een éénige Berg, welke, van een breeden en effenen top, langs eene zagte en langzaame fchuinfche helling, zich met het overige gedeelte van het Eiland vereenigt. Langen tyd wierdt de Moelje St. Nikolaas, door de bewooners van St. Domingo, vergeeten. Sombere heuvels en platte rotzen bezaten niets aanlokkelyks voor hunne begeerlykheid. Het gebruik , welk de Engelfchen, geduurende den jongflen Oorlog, van deeze ligging gemaakt hebben, heeft haai L 3 als XIII. KOEK.  i66 GESCHIEDENIS XIII. BOEK. als uit het Niet doen ten voorfchyn koomen,. Het Franfche Ministerie, door zyne vy.dïden zelve verlicht, heeft een groot geial Akadiers en Duitfchers derwaarts gezonden ; doch deeze zyn 'er, binnen een ongelooflyk korten tyd, gefneuveld. Dit is het onver, mydelyk lot der nieuwe Bezittingen, tusfchen de Keerkringen opgericht. De weinigen, die 'er de heillooze invloeden van bet klimaat, het hartzeer en der behoefte ontkoomen, verhaten dagelyks den onvrugtbaaren en armoedigen grond van St. Nikolaas. Het kan zyn, dat de vryheid, om deezen oord te bezoeken , aan uitlandfche Zeelieden vergund, aldaar eene volkoomene Volksverhui. zing voorkoome. De gelegenheid, welke de Volkplanters hierdoor bdkoomen, om de yrugten van hunnen Akkerbouw, de beesten uit hunne weiden , de werkftukken hunner nyverheid , voor een behoorlyken prys te verkoopen , zal hen, misfchien, doen blyven op de landen f welke men hun gefchonken heeft. Voor 't overige leveren zy geene Koopmanfchappen op, voor Europa gefchikt, dan alleen Katoen. Naa St. Nikolaas, is de eerfte Bezitting, welke men aan de Noordkust ontmoet, Vredehoven Zy is haare ftigting verfchqldigd aan de nabyheid van het SchelpaddenEiland, welks bewooners derwaarts vlugtten, naar maate zy dit Eiland verlieten. Om de oudheid der Landöntginningen, is dit gewest een der minst ongezonden vanSt. Domingo; zedert langen tyd is zy tot die hoogte van rykdom. en volkrykheid geftee^en, welke zy kon  DER BEIDE INDIEN. 1ÓJ kon beklimmen. Doch beiden zyn van geringe aangelegenheid, fchoon de nyverheid zich zo wyd hebbe uitgeftrekt, dat zy Bergen doorgraaven hebbe, om de wateren af te leiden en de landeryen te befproeien. De Suiker is 'er in geen grooten overvloed; de Indigo, de Koffy en het Katoen trekken voornaamlyk de aandagt der Akkerbouwers. De zwaarigheid, welke men aan alle kanten ontmoet, om de Vredehaven aan te doen, heeft haar als op zich zelve gefield en vart het overige der Volkplantinge afgefcheiden. — De Volkplanting, naast gelegen aan deeze afgelegene plaats, is de Kaap Irangois. Deeze ftad ligt aan den kant van eene groote Vlakte, die twintig mylen in de lengte en vier mylen in de breedte heeft. 'Er zyn weinige landen, die beter van water voorzien zyn; doch men ontmoet 'er geene rivier, die van eene Sloep, verder opwaarts dan drie mylen, kan bevaaren worden. Deeze geheele uitgeftrektheid wordt doorfneeden van Wegen , die veertig voeten breed zyn en lynrecht loopen; zy zyn aan den kant beplant met Haagen van Citroenboomen , die dik genoeg zyn om tot een bolwerk teger de wilde dieren te verflrekken. Lange Laa nen van hooge boomen loopen na verfchei den wooningen ; maar men heeft 'er ver zuimd, de ryen deezer hoogflammige boo men te fcheeren; dit zou aan Reizigers eer aangenaam lommer verfchaft, en het gebrel aan hout voorkoomen hebben, waar cve: men reeds begint te klaagen. Schoon d< .Franfchen al vroeg de waarde eener Land L 4 ftreekf XÏÏT. BOEK. L  XIII. BOhK. i 1 I 3 J < 1 1 b ti h d d o 168 GESCHIEDENIS ftreeke kenden, wier vrugtbaarheid de verbeelding te boven <.aat, begonnen zy, nogtdians, dezelve niet te beplanten vóór het jaar 1760; een tyditip, wanneer zy ophielden beducht te zyn voor de invallen der Spanjaarden, die zich, dus lang, in de nabuurfchap verfterkt gehouden hadden. Het befluit, welk men mm, om de bewooners van St. Croix en St. Christoffel derwaarts over te brengen, verhaaste den opgang deezer Bezittinge. Tegenwoordig is 'er geene plaats op den aardbodem, welke zo veel Suiker oplevert. De Vlakte, welke, ten Noorden, geene andere grenzen heeft dan de Zee, floot, ten Zuiden, tegen een keten Bergen, wier diepte overal niet even groot, zomtyds van vier, 3p andere plaatzen acht mylen is. 'Er zyn veinigen onder, welke zeer hoog zyn. Niets 3elet dat zy niet zouden kunnen bewoond vorden. Veelen kunnen tot aan den top oe beplant worden, en allen zyn doorfheelen van tusfchenruimten , met Koffy- en eer fchoone Indigoplantaadjen opgevuld, n deeze bekoorlyke Valeien, fmaakt men, »p zyn gemak, de bekoorlykheden van eene .ente zonder Zomer, en zonder Winter, let jaar heeft 'er flegts twee faifoenen, die eiden even fchoon zyn De aarde, altoos iet vrugten belaaden, altoos met bloemen edekt, bezit 'er by aanhoudenheid tevens 2 bekoorlykheden en rykdommen, welke 2 Dichtkunde, in haare befchryvingen, met ;ne overdaadige hand uitmeet. Na welk m kant men zyne oogen wende, men wordt  DER BEIDE INDIEN. 169 wordt betoverd door de verfcheidenheid van voorwerpen, met een zuiver licht gekleurd. De Hemel h 'er over dag gemaatigd; de nachten, altyd koel, bereiden een zagten Zonnefchyn. De bewooners der Vlakten , in welke "dit geftarnte zyne leevendigfte ftraalen fchiet, begeeven zich na deeze Bergen, om 'er eene frisfche lucht te ademen, en een gezond water te drinken. Gelukkige fterveling, die den Franfchen leerde, zich in een zo bekoorlyk oord te vestigen! Deeze was een dier luiden , welke de Godsdienftige Onverdraagzaamheid noopte, zyn Vaderland te verlaaten. Een Calvinist, gobin genaamd, leidc op de Kaap de eerde plantaadje aan. De huizen namen toe in getal, naar gelang het land ontgind wierdt. In den tyd van twintig jaaren, hadt deeze Bezitting genoegzaamen opgang gemaakt, om den nayver der Engelfchen te wekken. Hunne Legermagten met die der Spanjaarden paarende, tastten zy ze, in den jaare 1695, te land en te water, aan, veroverden, pionderden en leiden ze in kooien. Veel voordeels kon uit deezen rampfpoed getrokken worden. Op een Ree, welke drie mylen in den omtrek heeft, hadt het belang, welk de eerfte Stigter der Volkplantingen is, tot het Erf van de Kaap doen verkiezen, den voet van eenen heuvel, dewyl deeze plaats het bekwaamst gefchikt was tot den gewoonen Ankergrond. Deeze plaats, die niet zeer gezond was, was eene waarfchouwing voor de Volkplanters om zich elders neer te (laan. Hierop waren zy niet L 5 be- XIII. boek.  XIII. JBOliK. ! I j ] 3 170 GESCHIEDENIS bedagt. In eenen Draaikolk, alwaar de hitte der Zonneftraalen vermeerderd wordt door de terugkaatzing der Bergen, en alwaar de Wind niet kan doordringen dan van den Zeekant, over een moerasfigen grond, wierdt eene ftad herbouwd, welke men aldaar nimmer behoorde geftigt te hebben. Nogthans heeft de rykdom der nabuurige' velden deeze, haven onophoudelyk doen toeneemen in nieuwe en altoos pragtige gebouwen. Negen en twintig Straaten, lynrecht gebouwd , fnyden tegenwoordig de Kaap in twee honderd zes en twintig Eilandtjes van huizen, die een getal van acht honderd en tien uitmaaken. Doch deeze Straaten, te mauw en zonder fchuinte, fchoon de grond fcherp toeloopende is, zyn altoos modderig: dewyl zy in het midden niet gevloerd zynie, de Gooten, die niet even fchuins afloopen, modderpoelen formeeren, in ftede van us waterleidingen te dienen. Verfcheiden Pleinen heeft men in deeze Stad ontworpen. Dat van onze Lieve Vrour we, fchoon reeds oud , is nog naauwlyks roltooid; het heeft de gedaante van een langwerpig vierkant; in het midden ftaat eene Fontein, die, by mangel aan onderhoud, likwyls uitdroogt. Zedert eenige jaaren ïeeft men 'er een aanvang gemaakt met het )ouwen van eene Kerk, welke, om haare grootheid, het gebrek aan penningen, en de angzaamheid, met welke de fteenen worden angevoerd, welke uit Europa ontbooden vorden, nog in langen tyd niet Zid voltooid zyn.  PER BEIDE INDIEN. I7I zyn. Het Plein van Clugny, welk een regelmaatig Vierkant is, was noodzaaklyk om een befmetten Moeras te d; en verdwyner, Deeze droe>gmaaking zal heilzaam zyn voor de gezondheid der lucht. Het Gouvernement, de Barakken en een Koninklyk Paleis, zyn de eenige openbaare gebouwen , welke de aandagt der nieuwsgierigen tot zich trekken. Maar het oog des Burgers befehouwt met genoegen twee Gefrigten, de Huizen d r Voorzi■nigbnd genaamd. De meeste Franfchen, welke in de Volkplanting aankoomen, hebben middelen noch bekwaamheden. Voordat zy kunde en werks genoeg gekreegen hebben om van te kunnen leeven, zyn zy genoegzaam allen bloot gefteld aan dikmaals düodlyke ziekten. Op de Kaap, worden deeze ongelukkigen, van geld en hulpmiddelen ontbloot, toegelaaten in twee Hospitaalen, alwaar de Mannen en Vrouwen, iedei afzonderlyk, al den byftand ontmoeten, dier hun toeftand vordert, tot dat men hen van werk voorzien heeft. Het is fchandelyk, dat eene zo fchoone inrigting nergens naavolgers heeft gevonden. De Menschlievepdheid en de Staatkunde befchouwen even zeer piet verontwaardiging dusdanig een verzuim. De Koophandel behoorde, in alle Volkplantingen , diergelyke fcbuilplaatzen op te richten als die van St. Domingo. Dit zyn Geftigten, welke men met regt Godvrugtig en Godsdienftig mag noemen, dewyl zy opgericht zyn toe behoudenisfe der menfehen Het zy het aan deeze voorzorge, of aan eenen zamenloop van andere behoedmiddeiet moe- XTTI. BOEK.  XIII. BOEK. ( 1 'I 1 » i i t T TS n d n 172 GESCHIEDENIS moete worden toegefchreeven, zeker is het althans, dat op Kaap Francois, naar evenredigheid, minder menfehen* fterven, dan in de andere lieden, aan den oever der Zee gelegen. De oplettendheid, welke men gebruikt heeft, om de lucht te zuiveren, door de Moerasfen droog te maaken; de volkomene ontginning der heuvelen; de nabyheid van eene Vlakte, welke ten naasten by het hoogde toppunt haarer beplanringe heeft bereikt: alle deeze middelen hebben zamengefpannen ter verbeteringe der heillooze invoeden van een gebrekkigen toeftand en rgginge. De haven der Kaap is waardig om de rykfte voortbrengzels der nabuurige landen te ontvangen. Zy is verwonderlyk wel gelegen voor de fchepen, welke uit Europa koomen. De lucht, welke aldaar wordt ingeademd, is le gezondfte van het Eiland. Zy ligt alleen )loot voor den Noord-Oosten Wind, van reiken zy zelf geenerlei nadeel kan lyden; laar Mond is bezaaid met Klippen, welke iet geweld der baaren breeken. Men kan ;r gemaklyk uitloopen, en het uitzeilen in eeze Zeeën gefchiedt in weinig tyds. „ Veertien mylen Boven den Wind'van de [aap, legt het Fort Daufyn. In voorgaane tyden was dit een Vlek, 't welk voorwals Hayaha heette, en 't welk, zedert ten het nader'aan Zee gebragt heeft, van aam zo wel als van plaats veranderd is. De ieuwe ftad is gelegen in het binnen fte midïlpunt eener groote haven , welker eeige opening geformeerd wordt door eene Eng-  DER BEIDE INDIEN. 173 Engte, van vyftien honderd Roeden ( Toif. s~) in de lengte , en ongeveer honderd in de breedte. Aan de Westzyde wordt zy van eene rivier omringd. Ten Oosten grenst zy aan den oever der Zee. Een zeer klein Schiereiland , ten Noorden gelegen, maakt den grond van het Fort uit. Aan den Zuid. kant ligt eene Vlakte. Tegenwoordig beftaat nog de ftad uit niet meer dan zeventig huizen. Zy is verre genoeg afgelegen van de bergen, om niet te kunnen beftreeken worden van eenen heuvel, welke de hitte der Zonne, door de terugkaatzing van haare ftraalen, kan vermeerderen; doch de nabyheid van eenige Moerasfen maakt 'er de lucht ongezond. Haare Vestingwerken zyn genoegzaam, om een Eskader twee of drie dagen te kunnen tegenftand bieden. De veiligheid en fraaiheid van haare haven beletten niet, dat het meerengedeelte van de voortbrengzelen haarer Vlakte na de Kaap worden gezonden. Eene plaats, alwaar de Koophandel bloeit, lokt altoos de nabuurige takken; en de groote havens verzwelgen de kleine en doen ze uitdroogen. Alle de voortbrengzels van St, Domingo beftonden, in den jaare 1720, in één Millioen, twee honderd duizend ponden Indigo; één Millioen, vier honderd duizend ponden witte Suiker; en een en twintig Millioenen ponden ruuwe Suiker. Zyn Akkerbouw wierdt al verder en verder uitgebreid, en in den jaare 1737, wierdt dezelve vermeerderd met het planten van Katoen en Kcffy. In den jaare 1754? wierden de voorbrengzels der XIII. BOEKj  XIII. ■BOLK. i j 1 1 j I ] 174 GESCHIEDENIS der Volkplantinge, op de plaats zelve, verkogt voor acht en twintig Millioenen, achü honderd drie en dertig duizend, vvf honderd een en tachtig Livres. Het is waar, dat zy, uit het Moederland, voor veertig Millioenen, zes honderd acht en twintig duizend zeven honderd tachtig Livres aan Koopmanfchappen ontving; doch indien zy Ichulden maakte, het was alleen om haaren voorfpoed te verhaasten. Haare Bevolking beftondt toen, aan Blanken, uit zeven duizend zeven honderd acht en vyftig Mannen, bekwaam om de Wapens te voeren; twee duizend vyf honderd vyf en twintig Vroüwen, deels gehuwden, deels weduwen; zeven honderd een en tachtig huwbaare perfoonen * zestien honderd een en negentig Jongetjes! en vyftien honderd en drie Meisjes, beneden de twaalf jaaren. Onder ha;.e vrye Zwarten of Mulaters, telde zy dertien honderd twee en zestig Mannen, in ftaat om den Oorlog te voeren; zestien honderd zes en twintig Weduwen of getrouwde Vroucven ; duizend en negen Jongetjes, en acht honderd vier en zestig Meisies,' beneden de twaalf jaaren. fn haare Werkplnatzen ar. weidden negen en zeventig duizend, zeven londerd vyf en tachtig Negers; drie en vyf. :ig duizend acht honderd zeventien Negerin, len; twintig duizend vyf honderd achttien onge Negers, en achttien du'zend vier honlerd acht en twintig jonge JVegerinnen. vlen bewerkten er drie honderd vier en veertig Rafmaderyen van ruuwe, twee honderd ryf en vyftig Rafinaderyen van witte Suiker, en  des. Bëïde INDIEN. 57J en drie duizend drie honderd negen en zeventig Indigo-rafinaderyen; men kweekte 'er acht en negentig duizend negen honderd zes en veertig Kakaoboomen ; zes Millioenen, drie honderd duizend , drie honderd zeven en zestig Katoenboomen; een en twintig Millioenen, drie en vyftig duizend, acht honderd twee en veertig Koffyboomen. Tot leevensmiddelen hadt de Volkplanting, vyf Millioenen, vyf honderd twintig duizend, vyf honderd drie Banaanboomen; één Millioen, twee honderd een duizend, acht honderd negen en veertig vierkanten Aardappelen; twee honderd zes en twintig duizend, acht en negentig vierkanten Ignamen; twee Millioenen , acht honderd dertig duizend, vyf honderd zes en tachtig ryen Maniok. Haare kudden bedroegen niet meer dan drie en zestig duizend vier honderd vyftig Woldraagende, en twee en negentig duizend negen honderd zes en veertig Hoornbeesten. In den jaare 1764, telde St. Domingo acht duizend zeven honderd zes en tachtig Blanken, bekwaam om de Wapens te voeren. Vier duizend drie honderd zes bewoonden het Noordlyke, drie duizend'vier honderd zeventig het Westlyke, en flegts duizend en tien het Zuidlyke gedeelte. Vier duizend honderd veertien Mulaters of vrye Negers, doch die op de Krygsrolle waren aangefchreeven, verfterkten deeze Legermagt. In het Zuiden vondt men vier honderd zeven en negentig, in het Westen twee duizend twee honderd vyftig, en in het Noorden dertien honderd zeventig. XIII. BOEK.  XTTI. BOEK. i 3 { 1 < ( C 2 X l t r 2 d h g £ 175 GESCHIEDENIS Het getal der Slaaven bedroeg twee hots derd en zes duizend, van allerleien ouder, dom en fexe; zy waren op de volgende wyze verdeeld In negen fteden woonden twaalf duizend; zommigen van deezen waren h n.) werklieden, anderen wierden tot huislyke diensten gebruikt; vier duizend wierden in de Dorpen gebruikt in de Pannebakkeryen, Pottebakkeryen, Steenbakkeryen, Kalkbranderyen , en eenige andere handwerken van ie volftrektfte noodzaaklykheid; duizend waren beftemd tot het planten van leevensmidlelen en peulvrugten; honderd tachtig duidend hielden zich onledig met de Koopmanchappen, die na buiten verzonden worden. Sedert deeze optelling, zyn 'er jaarlyks onteer vyftien duizend Negers in de Volkilantmg ingevoerd. Zy hebben de geftorve'enen niet vervangen, wier opene plaats yklyk en meer dan aangevuld wierdt door de ilaaven, welke ter flink worden ingevoerd. )ok hebben zy niet gediend tot voedzei ■oor de Weelde der fteden; het getal van eeze foort van huisbedienden is in dezelve elf verminderd. Deeze nieuwlings overgeoerde Negers waren Mannen tot den arbeid iekwaam ; men heeft hen allen zich doen beleggen op den Akkerbouw, dien zy aanlerkelyk moeten hebben uitgebreid. Zelf al hy niet verlooren hebben bv het veraneren van voorwerpen in eenige byzondereden. In de plaats van de Indigo, welke de uitsplitte Landen in minderen overvloed beonnen te geeven, heeft men veertig nieuwe  der beide INDIEN. ij? we Suikerplantaadjen aangelegd. Tegenwoordig telt men in het Noordlvke gedeelte twee honderd zestig, in het Westlyke gedeelte honderd zeven en negentig, en in het Zuidlyke gedeelte vier en tachtig Plantaadjen. De Rafinaderyen zyn in eene nog grooter evenredigheid toegenomen; en de hoeveelheid van ruuwe Suiker is bykans verdubbeld. Het Katoen heeft groote vorderingen in de Valeien in het Westen, en de Koffy verbaazende vorderingen in de Vlakten in het Noorden gemaakt; zelf zyn 'er eenige Kakaoboomen opgekoomen in de Bosfchen van de groote Kreek. De Vrede heeft de oude takken des Koophandels doen bloeien; zy heeft nieuwe takken doen uitfpruiten. Alles groeit en bloeit onder de fchaduw van den Vrede. Dezelve fehept het geluk der beide Waerelden tevens. Volgens berigten, op welker getrouwheid men zich mag verlaaten, mag men verzekeren, dat, In den jaare 1767, uit de Volkplanting zyn uitgevoerd, twee en zeventig Millioenen, zeven honderd achttien duizend, zeven honderd een en tachtig ponden ruuwe Suiker; een en vyftig Millioenen, vyf honderd twee en zestig duizend, en dertien ponden witte Suiker; één Millioen, zeven honderd negen en zestig duizend, vyf honderd twee en zestig ponden Indigo; honderd vyftig duizend ponden Kakao; twaalf Millioenen , honderd zeven en negentig duizend, negen honderd zeven en zeventig ponden Koffy; twee Millioenen, negen honderd vyf en zestig duizend, negen honderd twintig V. deel. M pon- boek.-  178 GESCHIEDENIS XITI. BOEK. i ponden Katoen; acht duizend vier honderd zeventig onbereide, en tien duizend drie honderd vyftig getouwde huiden; vier duizend honderd acht oxhoofden Taffia ; eert en twintig duizend honderd en vier oxhoofden Siroop. Zodanig is de hoofdfomme der voortbrengzelen, in den jaare 1767, op de Tollen van St. Domingo aangegeeven, en uitgevoerd met drie honderd zeven en veertig fchepen, die in Frankryk zyn aanpekoomen. De inlaadingen , gedaan terwyl de fchepert onder zeil waren; het verzweegene gewigt, 't welk op de Tol niet is aangegeeven; de betaaling der Negers , welke heimelyk zyn ingevoerd: dit alles kan niet minder dan een vierde gedeelte van de voortbrengzelen der Volkplantinge bedraagen , welk nog by de bekende optelling der rykdommen moet gevoegd worden. Zedert deezen tyd zyn alle de beplantingen der Volkplantinge toegenomen; die der Koffy is driemaal verdubbeld. Men is het niet eens omtrent den aanwas, voor welken deeze beplantingen nog vatbaar zyn. Zommigen willen dat men ze kan verdubbelen, anderen dat de vermeerdering niet grooter dan van een derde gedeelte zyn kan. Allen erkennen, dat in den Akkerbouw nog groote vorderingen kunnen gemaakt worden; en men moet dezelve verivagten van de werkzaamheid eener Natie, die een zo bekwaamen grond bezit om zich :elve te volmaaken. Maar kan zy hoopen am daar van de voordeelen te zuilen plukjen? Is zy verzekerd dat zy den eigendom daar  DER BEIDE INDIEN. 179 daar van altoos zal behouden ? Deeze twee vraagen verdienen een naauwkeurig onderzoek. De Koophandel, welken de Franfchen van St. Domingo met hunnen traagen nabuur dryven, is van meer aangelegenheids , dan doorgaans gemeend wordt. Zy voorzien herri Van kouzen, hoeden, lywaaten, fnaphaanen, yzerkraamcryen en eenige kleederen; in betaaling ontvangen zy Paerden en Hoornvee tot hunnen Akkerbouw en voor hunne Vleeschhallen , gerookt Osfen- en Varkensvleesch , huiden , en , eindelyk , twaalf of vyftien duizend Kroonen, welke het Hof Van Madrid jaarlyks opoffert voor de befoldiging der Regeeringe, der Geestlykheid en der Troepen , welke het onderhoudt in de eerfte Bezitting, welke het in de nieuwe waereld heeft 'opgericht. Indien men daar van uitzondert eenige Portugeefche Geldfpecien, welke, uit gewoonte, eene verdichte waarde behouden, boven haaren weezenlyken prys, hebben zy geene andere Me taaien , dan die zy van hunne nabuuren de Spanjaarden ontvangen. 'Er zouden omwentelingen moeten gebeuren, welke niet kunnen voorzien worden , om deeze gemeen* fchap af te breeken, welke te land en te zee beftaat tusfchen de twee Natiën , welke St. Domingo te gader bezitten. Hier is het, dat de wederzydfche behoefte meer vermag dan de tegenftrydigheid van karakter, of de eenpaarigheid van klimaat dit zaad van verdeeldheid verflikt. Ten beste der Franfche Volkplanteren zou M 2 het Xïtt. BOEK.  i8o GESCHIEDENIS XIII. jlOEK. i i het te wenfchen zyn, dat zy even zeker waren omtrent de behoudenis haarer verbintenisfen met Europa. Indien de eerfte Gelukzoekers van haare Natie, welke op St. Domingo kwamen, zich aan den Akkerbouw hadden kunnen overgeeven, zy zouden, gelyk zy daar toe een zeer bekwaame gelegenheid hadden, zich meester gemaakt hebben van het gedeelte des Eilands, welk meest Boven den Wind legt. Dit bevat uitgeftrekte en vrugtbaare Vlakten. Het ligt, aan alle zyden, voor den Oceaan bloot. De oever is 'er veilig. Op den zelfden dag als men deszelfs havens ontdekt, zeilt men 'er binnen ; op den zelfden dag als men 'er uit loopt, verliest men ze uit het oog. De koers is 'er zodanig, dat de vyand aldaar niet ligt hinderlaagen kan leggen. De kruisplaatzen zyn 'er niet gemaklyk. Maar vermids-het oogmerk der eerfte Franfche Zeelieden was, de Spaanfche fchepen aan te tasten en de Golf van Mexiko te ontrusten, wierden de Bezittingen, welke zy op St. Domingo bemagtigden, ingeflooten door Cuba, Jamaika en de Turques; door het Schelpadden-Eiland, de Caïquen, Gonave en de Lukaifche Eilanden, wier verborgene Reeën den Zeerooveren tot eene fchuilplaats verftrekken; door eene menigte Zandbanken en Rotzen, welke den Vaart der fchepen langzaam en onzeker maaken; door naauwe Zeeën, welce den vyand noodwendig een groot voorled geeven om te landen, te blokkeeren of ;e kruisfen. Tegen zo veele gevaaren zal de Staatkunde nim-  DER BEIDE INDIEN. igl nimmer een kragtdaadig hulpmiddel verzinnen, dan een Eskader, 't welk, geduurende den Oorlog, in de Volkplanting geftadig blyft , en fteeds in beweeging is. Het zy het moete geweeten worden aan het onvermogen der Regeeringe, om haare Volkplanting dit flag van befcherminge te verleenen; of aan het verzuim der Admiraalen , die, wanneer zy gewapende fchepen onder de Vlag hadden, in de haven zyn blyven leggen zonder iets uit te voeren: zeker is het, dat men het eenige ontwerp van vcrdeedïginge niet gevolgd heeft, 't welk aan het Moederland voegde, ter beveiliginge van den Koophandel van St. Domingo. Indien het Ministerie en de Admiraliteit van beginzels en maatregels veranderen, moeten zy allereerst de Vaarwaters van de Kaap dekken, alwaar de Zeelieden, welke uit Frankryk koomen , in tyd van Oorlog altyd, en in tyd van Vrede zeer dikwyls, binnen loopen. De noodzaaklykheid , waarin zy zich bevinden, om bet Voorgebergte de la Grange, tien mylen hooger gelegen, aantedoen, lokt derwaarts een oneindig getal Zeeroovers, die zelden hunnen prooi misfen. Twee fterk gewapende fchepen, welke aldaar zouden post vatten, zouden zich van deeze kruisplaats met geringe moeite verzekeren. Indien, tegen alle verwagting, de vyand aldaar verfcheen met eene fterker magt, zou men hem de plaats wel moeten afftaan; maar, waarfchynlyk, zou dit flegts voor eenen korten tyd zyn. Naa dat men het binnenloopen der fcheM 3 pea XIII. BOEK.  m GESCHIEDENIS XÏIf. BQJiK. pen op de Kaap heeft begunftigd, zal men het uitloopen van daar moeten verzekeren: zie hier de wyze, op welke dit behooide te gefchieden. Een der twee Oorlogfchepen, hetwelk altoos in de haven zou moeten leggen, zou verfcheiden Koopvaardyfchepen onder zyn Konvooi neemen, hun voorzeilen, en naa verloop van drie of ten hoog. ften vier dagen wederom binnen loopen. Zelden zou dit fchip aan eenig gevaar bloot ftaan: dewyl het zich niet in den weg van deeze fchepen van Linie zou bevinden, en deeze aldaar niet zyn kunnen zonder ontdekt te worden, Terwyl een gedeelte van het Eskader den fcheepvaart ten Noorden zou beveiligen, zou het overige gedeelte, welk het aanzienlykfte zyn moest, de andere kusten der Volkplantinge dekken. Dit gedeelte zou zyne verzamelplaats te Port - au -Prince hebben. Twee fchepen van het Eskader zouden zich van daar begeeven na de Moelje St. Nikolaas, niet minder gevaarlyk voor de vaartuigen , welke van de Kaap West- of Zuidwaarts ftevenen, dan la Grange zyn kan voor de zulken, welke de Kaap willen aandoen. Zy zouden de punt van de Moelje nimmer voorbyzeilen. Het zou de zaak zyn der fcheepsmagt, in het Noorden geplaatst, om de Zee vry te houden tot aan deeze plaats, te aangelegener, dewyl in deezen doortogt alle de [cheepstoerustingen van Nieuw-Engeland, na Jamaika beftemd, kunnen onderfchept worden. Daarenboven zou het Eskader van Port-au-Prince moeten bevel hebben om zich  DER BEIDE INDIEN. I83 zich van tyd tot tyd aan den Zuidkant van het Eiland te vertoonen, zyne eigen Vaarwaters te beveiligen, en, tot op een zekeren afftand, alle fchepen te geleiden, die na Frankryk wilden wederkeeren. Wanneer de omstandigheden zulks toelieten, zou het zelf op Jamaika kunnen kruisfen. Naa dus de voortbrengzels der Volkplantinge tegen de overrompelingen van den vyand gedekt te hebben, moet het Moederland nog voorzorge gebruiken, ter behoudenisfe van een zo vrugtbaaren eigendom. De Spanjaards, die, nog tegenwoordig, de helft van het Eiland bezitten, waren voormaals vry geduchte vyanden. Naauwlyks vertoonden zich de Franfchen op St. Domingo, of 'er ontftonden hoogloopende ge. fchillen tusfchen de twee Natiën. Ongemagtigde lieden durfden den Oorlog voeren tegen een gewapend Volk, dat door gezag onderfchraagd wierdt. Zy wierden van het Vaderland erkend, zo ras het begreep, dat zy fterk genoeg waren , om zich in hunne overweldigingen te handhaaven. Men zondt hun een Opperhoofd, die den naam voerde van Gouverneur van het Schelpadden Eiland en van St. Domingo : een Eernaam, welke zedert wierdt veranderd in dien van Gouverneur - Generaal der Eilanden Beneden den Wind. De kloekzinnige perfoon, die verkooren wierdt om de eerfte het bevel te voeren over deeze onverzaagde Gelukzoekers, wist zo diep in hunnen aart en neigingen in te dringen , dat hy zyn Hof de verovering van het gebeele Eiland voorMi 4 fioeg. XIII. BOEK.  BOEK. I < I 1 1 J ( i t b e t! 11 b 184 GESCHIEDENIS floeg. Hy verzette zyn hoofd voor de onderneeming, mids men hem een Eskader zondt, dat fterk genoeg was om de haven van de hoofdftad in te fluiten. Het Franfche Ministerie, een Ontwerp van de hand wyzende, veel uitvoerlyker, dan by hetzelve geloofd wierdt, liet de Franfchen aan geduurige vyandlykheden blootgefteld. Het js wel waar, dat zy dezelve afkeerden, zelf de verwoesting in 's vyands land verfpreidende;doch deeze verdeeldheden voedden m de ziel der Opgezeetenen eenen piondergeest; zy verwyderden hen van nutte bezigKenL en ftremden den voortgang van den Akkerbouw, die altoos het oogmerk van ieder wel beftuurde Volkplantinge, zo wel als het eerfte doelwit zyn moet van ieder Maatichappye, welke landeryen bezit. De misdle" Frankryk hadt begaan, door de Jriftige gefteldheid der nieuwe Volkplanteren >p de verovering van het geheele Eiland niet e onderfteunen, moest aan hetzelve het rerkes kosten van hetgeen het reeds gewonien hadt. Terwyl deeze Kroon bezet was net het voeren van den Oorlog van den aare ró88 tegen geheel Europa, vereeniglen de Spanjaards en de Engelfchen , die aare beftendige vestiging op St. Domingo iet even leede oogen aanzagen, hunne kragen om haar van daar te verdryven. Het egin hunner krygsverrigtingen deedt hen op ;n volkomenen uitflag hoopen, wanner 'er isfchen ben een onverzoenbaare twist ontondt. Ducasse, die met groote bekwaamden en veel roems de Volkplanting beftier- de,  ©ER BEIDE INDIEN. 185 de, bediende zich van hunne oneenigheid, om hen den een' naa den anderen aan te tasten. Allereerst deedt hy eenen aanflag op Jamaika, daar alles te vuur en te zwaard verwoest wierd. Van daar keerde hy zvne Wapens tegen San-Domingo; hy was genoegzaam zeker, zich daar van te zullen meester maaken, wanneer de bevelen van zyn Hof deeze onderneeming deeden ftaaken. Het Huis van Bourbon beklom den Spaanfchen Throon, en de Franfche N itië verloor de hoop op de verovering van St. Domingo. De vyandlykheden, welke de Vredehandelingen van Aken, Nieuwmegen en Ryswyk niet hadden doen opfchorten, namen ten laatfte een einde tusfchen twee Volken, die elkander niet konden beminnen. Het gevolg was, veiligheid en rust voor den Akkerbouw , en zelf voor de Akkerlieden. Deeze waren Franfchen. Zedert eenigen tyd hadden hunne Slaaven zich bediend van de Nationaale verdeeldheden, om hunne ketens te verbreeken, en de vlugt te neemen na eenen oord, daar zy de vryheid en geenen arbeid vonden. Dit verloopen, 't welk natuurlyk moest toeneemen, wierdt geftuit, door de verbintenis, welke de Spanjaards aangingen , om de overloopers hunnen nabuuren wederom in handen te ftellen, ieder Slaaf voor de fomme van twee honderd vyftig Livres. Schoon het verdrag niet zeer naauwkeurig wierdt onderhouden, wierdt het, nogthans, een ftyve breidel, tot op de gefchillen, welke, in den jaare 1718, de twee Natiën verdeelden. Omtrent deezen M 5 tyd, BOEK.  XIII. boek. i I I ( ( 2 \ 1 185 GESCHIEDENIS tyd, verlieten de Negers in menigte hunne Werkplaatzen. Dit verlies deedt, in het gemoed der Franfchen, het Ontwerp herleeven, om ten eenemaale van het Eiland te vcrjaagen, nabuuren niet minder gevaarlyk door hunne traagheid zelve, als door hunne rusteloosheid. Niet lang genoeg duurde de Oorlog, om deeze omwenteling te wege te brengen. Op het einde der onlusten beval pfjuppus de V, alle de voortvlugtige Slaaven, welke men konde magtig worden, te rugge te geeven. Men hadt hen ingefcheept, om ze hunnen oude Meesteren toe te voeren, wanneer het Volk, aan het muiten ilaande, hen in vryheid herfrelde, ingevolge van eene dier gemoedsaandoeningen, welke met kan afgekeurd worden, indien zy meer door liefde tot het Menschdom, dan door een Nationaalen haat, verwekt ware. — Het zal altoos een aangenaam gezigt zyn, de Volken zich te zien ergeren over de flaaverny der Negers. — Deeze namen de vlugt op ontoeganklyke Bergen, alwaar zy dermaate zyn _ vermenigvuldigd , dat zy eene veilige Ichuilplaats verleenen aan alle Slaaven, die ach aldaar by hen koomen voegen. Hier vorden zy, dank zy des der wreedheid van >efcbaafde Natiën, vry en woest als de Tyiers; in de verwagting, misfchien, van een Jpperhoofd en Veroveraar , die de regten Ier gefchonden Menschlykheid herftelt, door ich meester te maaken van een Eiland, hetfelk de Natuur fcbynt beftemd te hebben oor de Slaaven, die het bebouwen, en niet  DER BEIDE INDIEN. 187 piet voor de Dwingelanden, welke het met het bloed deezer flagtöffcren befproeien. De tegenwoordige verbintenisfen der Staatkunde gebieden niet, dat Spanje en Frankryk elkander den Oorlog aandoen. Indien het een of ander voorval de twee Natiën aan elkander doe koomen, in weerwil van het Kroonsverdrag, zou het, waarfchynlyk, een kortduurend vuur zyn , hetwelk noch den tyd zou vergunnen, noch'het Ontwerp doen gebooren worden, om veroveringen te maaken, welke men verpligt zyn zoude te rugge te geeven. De onderneemingen, aan beide kanten, beftonden, derhalven, inplonderingen en verwoestingen. Maar, in dat geval, zou de Natie, welke geen Landbouw heeft, ten minfte niet op St. Domingo, zich geducht maaken, zelf door haare behoefte, by die, onder welke de Landbouw eenigen opgang heeft gemaakt. Een Castiliaansch Gouverneur zag zo duidelyk het voordeel, welk hem de traagheid en armoede van zyn Volk gaf, dat hy aan den Franfchen Bevelhebber fchreef, dat, in gevalle men hem tot eenen inval noodzaakte, hy meer op eene myl gronds zou verwoesten, dan men zou kunnen doen, door het verwoesten van het gantfche land, aan zyne bevelen onderworpen. Deeze gefteldheid van zaaken toont, dat, indien Europa de vyandlykheden tusfchen de twee Volken een aanvang zag neemen, het werkzaamfte de Onzydigheid moest verzoeken voor dit Eiland Misfchien zou beider belang vorderen, dat het geheel geraakte in de XIII. BOEK.  XIII. boek. ( I i ] ( 2 X | X • e h ti b v fl M di E] de he m 188 GESCHIEDENIS de handen van het arbeidzaamfte Volk. Maar, genomen zelf dat het Hof van Madrid kon befluiten tot het afftaan van een gewest, welk hetzelve tot eenen last verftrekt, zonden 'er nog veele zwaarigheden moeten overmeesterd worden. Groot - Britannie, welk tegenwoordig het lot van Amerika in zyne handen heeft, zou bezwaarlyk zyne toeftemming geeven tot deeze vermeerdering der Bezittingen van zynen mededinger. Natuurlyker zou de fchikking zyn , en velke geenen tegenftand moest ontmoeten, loor welke de grensfcheidingen der twee Natiën bepaald worden, die St. Domingo te ;ader bezitten. Deeze fchikking fcheen een ;evolg te moeten zyn van de verheffinge van 'hilippus den V op den Spaanfchen Throon: ene verheffing, welke op de Franfche Beittingen een merk' van behendigheid en nettigheid drukte, welk zy, dus lang, niet ehad hadden. Eigenaartig was het te verragten, dat het Volk, welk aan het ander en Koning gaf, de uitfpraak zou doen, dat et grondgebied, begreepen tusfchen de kus:n, welke het ten Noorden en ten Zuiden ezat, onder zyne afhankiykheid zou blyen. Gewigtige belangen deeden deeze uitiraak uitftellen tot op een anderen tyd, elke nimmer gekoomen is. Nimmer zelf :eft men eene zamenkomst gehouden, om ;eze verwarring te ontwikkelen. Honderd aaien heeft dit verzuim de Burgers tegen i Burgers de Wapens doen opvatten, en n elkander menigmaalen ombrengen en veraorden. Dit zaad van tweedragt en woede heeft  DER BEIDE INDIEN. 189 heeft in alle gemoederen wortels gefchooten; ■en de beide Natiën hebben , in den jaare 1730, de Wapens aangefchooten, om elkander te verdelgen. Den Opperhoofden der twee Volkplantingen gelukte het toenmaals, om deeze woede tot bedaaren te brengen, door het fluiten van een Verdrag, tot weder opzeggens toe; maar zullen de Opvolgers deezer bekwaame en gemaatigde lieden het zelfde gezag hebben, en even gelukkig flaagen? Het geen hier moet verrigt worden, is het voor altoos doen ophouden van deezen binnenlandfchen Oorlog, door de wederzydfche eigendommen op eene wettige en onte. genzeggelyke wyze te verzekeren. Om hier in met de noodige orde en regtvaardigheid te werke te gaan, moet men opklimmen tot het jaar 1700. Omtrent deezen tyd, bleeven de twee Volken, vrienden geworden zynde, van regtswege, in het bezit van alle de landftreeken, die zy toen in eigendom hadden. De inbreuken of overweldigingen , welke, geduurende de thans loopende Eeuwe, de onderdaanen van eene der Kroonen gemaakt hebben, zyn aanflagen van den eenen partikulier op den anderen. Omdat zy geduld zyn, zyn ze daarom niet gewettigd geworden ; de regten der beide Mogendheden zyn de zelfde gebleeven; dewyl zy, door een middelyk noch onmiddelyk verdrag, verminderd zyn. Maar het blykt uit ontegenzeggelyke getuigenisfen, dat, met den aanvang der tegenwoordige Eeuwe, de Franfche Bezittingen, welke tegenwoordig, op de Noordkust, bepaald xiir. BOEÏC.  ioo GESCHIEDENIS XIII. BOEK. paald zyn door de rivier de Masfacre, zich uitftrekten tot aan de rivier de Yaque. De Bezittingen op de Zuidkust, welke men tot aan de punt van Kaap Beate hadt uitgebreid, zyn door den tyd ingekrompen tot aan de Pitrekreek. Op welk eene wyze is deeze ongevoelige omwenteling te wege gebragt? Door een natuurlyk gevolg van het huishoudelyk ontwerp der twee nabuurige Volken. Het een, zich op de Landbouw toeleggende, heeft alle zyne bezittingen verzameld in de nabuuvfchap der meest bezogte havens, daar 't het vertier zyner Koopmanfchappen konde vinden. Het ander, zich meer met de Veehoedery dan met den Akkerbouw bemoeiende, en dus eene grooter uigeftrektbeid lands noodig hebbende, om zyne kudden te voeden, heeft zich van alle verlaatene landeryen verzekerd. Door een natuurlyk gevolg der dingen, hebben zich de weilanden verder uitgebreid, en zyn de Akkerlanden ingekrompen, althans nader byéén gekoomen. Het is niet billyk, dat het nyverfte en nuttigfte Volk op den aardbodem, welken het vrugtbaar maakt, beroofd worde door eene zwervende Natie, welke verteert, zonder weder voort te brengen. Bezwaarlyker zouden de grensfcheidingen der Franfchen binnenslands kunnen aangeweezen worden ; zo veel onzekerheids en verwarrings hebben de veelvuldige en dagelykfche omwentelingen, aldaar voorgevallen, te wege gebragt. Tegenwoordig fcheiden de bergen Ouanaminthé, Trou, de groote Rivier, de Artibonite, en de Mirebalais, de twee  DER BEIDE INDIEN. 191 twee Volkplantingen van elkander. Door deeze grenspaaling, zyn de Franfchen overal, behalven de punten van de Moelje St. Nikolaas en de Kaap ïiburon, beflooten binnen eenen fmallen zelfkant, welke zich nergens verder dan op een afftand van negen mylen en eene halve, en op zommige plaat, zen op zyn hoogst zes mylen uitftrekt. Die grondgebied maakt eene foort van halve Maan uit, wier bolle zyde, aan den oever der Zee, een uitftek van kusten van twee honderd vyftig mylen, ten Noorden, Westen en Zuiden uitmaakt. Maar deeze grenzen kunnen geen ftand houden, om eene reden, welke alle andere bedenkingen doet verdwynen. De Franfche Bezittingen ten Noorden worden van de Westlyke en Zuidlyke afgefcheiden, door ontoeganklyke Bergen. De onmogelykheid, in welke zy zich bevinden, om elkander hulp te bieden, ftelt haar bloot voor de aanvallen van een Mogendheid, welke even zeer eene vyandin van beide Natiën is. Het gemeen gevaar, welk aan deeze nabuuren eene foort van wederkeerigheid van belangen geeft, moet het Hof van Madrid aanfpooren om de grensfeheidingen derwyze te regelen, dat zyn Bondgenoot daar door de voordeden en geryflykheden geniete, welke hy, ter zyner verdeediginge, behoeft. Het grondgebied, welk opgeofferd moet worden, is bergagtig, van een middelmaatige vrugtbaarheid, en zeer verre van de Zee gelegen. De Eigenaars deezer onbebouwde, maar met Veekudden bedekte landen, moe- ten. XIII. BOEK*  192 GESCHIEDENIS XTII. BOEK. 1 i J ] ] 1 I \ ten, door Frankryk, fchadeloos gefield worden, met eene edelmoedigheid, die hetzelve geenerleien fpyt agterlaat. Wanneer de Volkplanting alle haare Bezittingen aanéén verbonden en van binnen beveiligd heeft, door eene genadige en onafgebrokene gemeenfchap, moet zy zé verfterken tegen de aanvallen van haaren eenigen vyand, die Waarlyk geducht is; ik bedoel de Engelfchen. Indien deeze St, Domingo, aan den West- of Zuidkant, willen aantasten, zullen zy hunne kragten verzamelen te Jamaika; indien van den Noordkant, zullen zy hunne toebereidzels maaken op Barbados, of op eenig. ander Eiland Beneden den Wind, van waar zy, in zeven of acht dagen, de Kaap kunnen bereiken, in plaats van vyf of zes weeken , welke bedeed worden om van Jamaika na deeze haven te zeilen. De West- en Zuidkant kunnen niet verJeedigd worden. De uitgeftrektbeid van den Dord beletten de verbintenis en zamenfpanning in de krygsverrigtingen. Indien men de [Troepen verftrooit, worden zy nutteloos loor de verdeeling der kragten; indien men se byeen verzamelt, om posten te befchernen, welke, om hunne plaatslyke gelegenïeid, meest voor den aanval bloot leggen, oopt men gevaar om ze allen tevens te veriezen. Groote Batailjons zouden flegts een ast zyn voor nitgeftrekte kusten, welke den yand te veel gronds aan de zyden of van 'ooren aanbieden. Men moet "zich vergeloegen met het opwerpen of onderhouden an Batteryen, welke de Reeën, de Koopvaar.  der beide INDIEN. I93 vaardyfchepen, en den vaart langs de kusten befchermen; die de Zeeroovers van de kust kunnen houden, en haar zelf beveiligen tegen de landing van één of twee Oorlogfchepen, die verwoestingen koomen aanregten of Brandfchatting vorderen. De ligte Troepen, welke genoeg in ftaat zyn om deeze Batteryen te befchermen , zullen den grond ruimen, naar gelange van de optogten vin den vyand , en zich vergenoegen met zich niet over te geeven, voordat zy aangevallen worden. Ik bedoele hier mede niet, dat men allerlei foort van verdeediginge moet ontwyken. Ieder kust behoorde van agteren eene plaats van verfchuilinge en verfterkinge te hebben, die altoos voor den aftogt open lag, verre buiten het bereik van den vyand, tegen zyne aanvallen beveiligd , en bekwaam om zyne befpringingen af te weeren. Het moest eene Engte zyn, alwaar men zich verfchansfen en met voordeel kon verdeedigen. Zodanig is de Engte van Gaskonje, aan de Westkust. Zy heeft alle de fterkte, welke de Natuur aan eene ligging kan geeven, en alleen dit nadeel, dat zy n'et in het midden der geheele Landftreeke geplaatst is. De Reduït, of algemeene verzamelplaats van het Zuiden, in de plantaadje Perrein gelegen, tien duizend Roeden (Toifes) van Cayes, is eene wykplaats, die den fterkften weerftand kan bieden. In het middelpunt van alle de terugdeinzende beweegingen bezit zy alles, wat ter verdeediginge kan gevorderd worden. De Natuur, haare Engte vernaauwende, V. deel. N heeft XIII. boek.  19* GESCHIEDENIS XIIT. BOEK. i < 1 i i t i 2 heeft haare zyden gedekt, en van agteren eenen uitweg verzekerd, die voor den vyand alle aannadering affluit, en voor haare verdeedi. gers eene gemeenfchap met het binnenfte gedeelte der Volkplantinge opent. Uit deeze onwinbaare wykplaatzen zal men geftadig den Veroveraar afmatten; geene veifterkte plaats bezittende, zal hy voor duizend overrompelingen blootftaan. Deeze be« lemmeringen zullen verdubbeld worden, indien men van eenige Eskadrons ligte Ruitery voorzien is. Men kan dezelve met geringe kosten bekoomen. De Spanjaards, op St. Domingo woonagtig, verkoopen, voor een maati.en prys, Andalufifche Paerden, die zeer fnel en vol vuur zyn , niet beflagen worden, en het geheele jaar door in de weide loopen, daar zy in het open veld flaapen. Die zyn voortreffelyke hulpmiddelen voor den kleinen Oorlog, welke den tyd zal geeven om op hulpe te wagten, die, by haare lankomst, altoos den weg door het Noorden tal neemen. De Troepen, welke haar zulen onderfchraagen, zouden zelf, indien het loodig ware, kunnen heen trekken ter verdeediginge van. het ander gedeelte der Volkplantinge, welk alleen ter Zee kan aangetast vorden. Allen, die het Eiland St. Domingo kenien, weeten, dat de Franfche Bezittingen allaar als twee verfchillende Volkplantingen litmaaken, van welke de eene ten Zuiden n ten Westen, de andere ten Noorden legt, n die, langs het Vasteland, geenerlei heilaame noch weezenlyke gemeenfchap hebben. Qn-  der beide INDIEN. igs Onderfteld zynde, derhalven, dat de Engelfchen, ten Westen en Zuiden, fterk zyn en zich behoorlyk gevestigd hebben, zou het hun onmogelyk zyn, te lande na het Noorden te trekken. Indien zy daar toe een Ontwerp beraamden, zouden zy het niet kunnen ten uitvoer brengen, dan door middel van de fmalle landengte, welke de Westlyke en Noordlyke Franfche Bezittingen met Kaap St. Nikolaas vereenigtj of door te trekken door de Spaanfche Bezittingen: twee wegen, welke even onbruikbaar zyn. De eerfte weg is eene dorre Wildernis, derwyze opgevuld met bosfchen, engten en fteilten, dat een Man te voet 'er niet dan zeer langzaam en met de uiterfte moeite kan door koomen. De tweede weg is niet minder harsfenbeeldig. Men zou dien moeten afleggen over de hooge, onbebouwde, fteile Spaanfche bergen, welke men niet kan overtrekken, zonder zich ten uiterften te vermoeien. De Noordkust, te lande ongenaakbaar, kan, derhalven, niet dan te Zee worden aangetast. Ryker, meer bevolkt en min= der uitgebreid dan de twee andere, is zj bekwaamer gefchikt tot eenen Oorlog te velde, en tot eene agtereenvolgende en re gelmaatige verdeediging. De oever der Zee, meer of min bedekt mei onder water leggende Rotzen, vertoont, of veele plaatzen, een moerasfigen grond. D< Kreupelbosfchen, welke een verdronkenei grond bedekken, maaken de Meiren te on genaakbaarder. Door het om verre hakker van veel Kreupelboschs, is deeze natuurlyk» N 2 ver XIII. boek, > t t  Xlïf. SOEK. i i < I 1 j « ] I I i 196 GESCHIEDENIS verdeediging minder algemeen geworden. Maar de Laadplaatzen, welke gemeenlyk niets anders dan wyde openingen zyn, ter zyden gedekt van deeze overftroomde bosfchen, hebben, om geflooten te worden, niet dan een klein Front noodig. De Magazynen en andere fteenen gebouwen zyn aldaar zeer gemeen; zy verfchaffen posten van Schietgaten voorzien, en beveiligen eenige bedekte vuuren. Deeze eerfte Linie aan den Zeekant fchynt grond te geeven om te hoopen, dat een oever van achttien mylen in de lengte, zo wel verdeedigd door de Natuur, zo dezelve van de Franfche dapperheid maar eenigzins onderfchraagd wierdt, den vyand in het gevaar zoude Hellen, van, zelf op het oogenblik tyner Landinge, geflagen te worden. Indien syne Ontwerpen bekend waren, indien zyne fchikkinge ter Zee van verre de plaats zyner jntfcheepinge aankondigden , zou men zich derwaarts kunnen begeeven en hem voorzoomen. Maar de ervarenheid geeft de Eskaders een onfeilbaar voordeel aan de hand. Het zyn niet alleen die vuurige Lakens, ivelke, van de fchepen afkoomende, aller;erst de floepen bedekken; het is de onmojelykheid, om alle de punten van de kust e bezetten, waardoor een ten anker leggend ïskader gelegenheid heeft om landingen te loen. Het dreigt te veele plaatzen tevens. 3e Landtroepen kruipen, om zo te fpree;en, langs kromten en omwegen, op den elfden tyd als de Canoes en Sloepen langs ien korter weg vliegen. De aanvaller volgt de  DERBEÏDEÏNDIEN. 10? de Koord, terwyl de verdeediger den geheelen Boog moet doorloopen. Misleid en afgemat door verfcheiden krygsverrigtingen, is deeze niet minder ongerust over die hy in vollen dag ziet gefchieden, als over de zulke, welke de nacht voor hem verbergt. Om hem in ftaat te ftellen tot het wederftaan van eene Landing, moet hy allereerst gelooven, dat dezelve gefchied is. Tn dat geval gebruikt men zynen moed en kragten, om met de traagheden en misflagen van den vyand zyn voordeel te doen. Zo ras men hem in Zee ziet, moet men hem op het land verwagten, even alsof hy aldaar uit den Hemel moest nedervallen. Een uitgeftrekte genaakbaare Oever zal altoos de Vlakte van de Kaap voor eene Landing open laaten. Men moet niet zo zeer agt geeven op den oever der kust, als op het binnenfte gedeelte der landen. Deeze zyn doorgaans met Riet bedekt, welks hoogte, evenredig aan de verfchillende trappen van rypheid, van tyd tot tyd, de velden als in zo veele gehakte bosfchen doet veranderen. Men fteekt dit Riet in brand, het zy om zyne zyden of den optogt te dek ken, het zy om het najaagen van den vyanc te vertraagen, om hem te misleiden of t( verfchrikken. In den tyd van twee uurer vertoont de brand, in de plaats van een ge dekt Land, onoverzienlyke ftoppelen oi Braaklanden. De verdeeling der Rietlanden, de Savaner en de Voorraadfchuuren belemmeren nie meer den voortgang van een Leger, dai N 3 onz< XIII. BOEK. I 1 L 1  XIII. BOEK. i 3 | f ] 4 1 + l ï a e 198 GESCHIEDENIS onze Weilanden. In ftede van onze Dorpen, zyn het hier plantaadjen, minder bevolkt, maar talryker. De Haagen van digte en lynrecht geplante Citroenboomen, aangenaamer voor het oog en min doordringbaar dan de heiningen onzer Velden: dit maakt het voornaamfte onderfcheid van vergezigc uit, tusfchen de Amerikaanfche en de Europifche Velden. Weinig rivieren; eenige holle wegen; kleine bergen; een doorgaans effenegrond; Dy» ken tegen de overftroomingen; weinig of geene flooten; één of twee bosfchen, die niet zeer dicht zyn; een klein getal Moerasfen; een grond, die, in eenen ftorm, met ivater bedekt wordt, en naa twaalf uuren Zonnefchyns ftuift; rivieren , welke heden Etroomen, en morgen uitgedroogd zyn: dee',e zyn de hoofdkenmerken der Vlakte van le Kaap. In haare verfcheidenheid moet nen voordeelige Legerplaatzen aantreffen; :onder te vergeeten , dat, in een verweefden Oorlog, de post, dien men zal inïeemen, niet te verre moet af zyn van dien nen verlaat. Het is de zaak der Schryveren niet, den ïrygslieden regels voor te fchryven. Cesar ;elve heeft verhaald hetgeen hy gedaan heeft, liet hetgeen hy hadt behooren te doen. De \ardrykskundige befchryvingen, het waarleeren der posten, de fchikking der optogen , de kunst der Legeringen en aftogten, de eleerdfte befpiegeling : alles is onderworpen an het daadlyk inzien van den Generaal, ie, met de grondbeginzels in zyn hoofd en de  DER BEIDE INDIEN. 100 de Werktuigen in de hand , deeze beiden toepast op de plaatslyke en oogenblikkelyke omftandigheden, in welke het Geval hem gebragt heeft. Het krygsvernuft, hoe over. kundig het zyn moge, is afhanklyk van de Fortuin, welke de orde der krygsverrigtingen onderfchikt aan de veranderlykheid der voorkoomende omftandigheden. De Regels krielen van uitzonderingen, welke de Krygskunde moet vooruit zien. De uitvoering zelve verandert bykans altoos het Plan, en ftoot het Ontwerp eener krygsverrigtinge om verre. De dapperheid of befchroomdheid der Troepen; de ligtvaardigheid van den vyand; de onverwagte uitflag zyner maatregelen ; eene onvoorziene ontmoeting of gebeurtenis; een onweder, welk een ftroom doet zwellen; de Wind , die een ftrik of hinderlaage, onder Draaikolken van ftof, ontdekt; de blixem, welke de Paerden doet fchrikken, of die zich met het donderen van het grof gefchut vermengt; de gemaatigdheid der lucht, wier invloed geftadig werkt op de leevensgeesten van het Legerhoofd en op het bloed der Soldaaten: deeze zyn zo veele Natuur- of Zedelyke beginzels, die, door hunne onbeftendigheid, een geheele omverreftooting in de best beraamde Ontwerpen medevoeren. Welke plaats ook tot eene Landing verkooren worde in het Noordlyke gedeelte van St. Domingo, de Stad van de Kaap zal 'er altoos het voorwerp van zyn. De onr> fcheeping zal ongetwyfeld gefchieden in de Baai van de Kaap zelve, alwaar de fchepen N 4 zou- XIII. BOEK.  mi BOEK. J I 1 ] ( t \ | 8 d g n | g' te t | ge tei dei 200 GESCHIEDENIS zouden in ftaat zyn om de Landmagt te vermeerderen met twee derde deelen van hun Bootsvolk, en het noodige gefchut, leevensmiddelen en krygsbehoeften verzorgen om deeze ryke Vesting te belegeren. Ook moeten alle verweerende krygsverrigtin->en ten doelwit hebben, om den aanvaller van dit Bolwerk der Volkplantinge te verwyderen. Door de voordeeligheid der liggingen, zal men de ongelykheid der kragten zoeken te verminderen. Op het oogenblik der Landinge, moet men den grond betwisten, door het begin van eenen aanval door te ftaan, wnder de gantfche kry sbende in de waag. chaal te ftellen. Men zal zich zodanig pol :eeren, dat men zich twee takken van afogt yoorbehoude: een' na de Kaap, om ezettmg in dezelve te werpen; en een anler na de Engten der Bergen, om aldaar ene foort van verfchanste Legerplaatze te ouden, van w*ar men den arbeid der Beleeraaren zal belemmeren, eo de verovering er plaatze vertraagen. Indien zy ware ingnomen, gelyk, haar ontleedigende, om ï ontkooming der Troepen te begunftigen, ïmaklyk zou kunnen gebeuren, zou alles )g niet verboren zyn. De Bergen, weraarts zy de toevlugt zouden neemen, onlaakbaar voor een Leger, fluiten de Vlakmet een twee- of driedubbelen keten in e bewoonde ftreeken worden als bewaard* »or zeer naauwe en gemaklyk te verdeedin Engten. De voornaamfte deezer Eng1, welke die der groote Riviere is, doet 1 vyand fluiten tegen twee of drie takken der  der beide INDIEN. 201 der Riviere, welke van den eenen Berg na den anderen loopen. Vier of vyf honderd Man zouden aldaar de talrykfte Legermagten in haaren voortgang kunnen belemmeren; zy zouden daartoe geene andere voorzorge behoeven te gebruiken, dan de wateren van loop te doen veranderen. Deeze tegenftand zou kunnen onderfteund worden door vyf en twinig duizend, deels Blanken, deels Negers, in deeze Valeien woonagtig. Dewyl de Blanken aldaar fterker vermenigvuldigd zyn, dan in ryker landen, de middelmaatigheid hunner Oogften hun niet toelaatende om veel Europifche leevensmiddelen te gebruiken, planten zy de voortbrengzels, van welke zy leeven; en in dat geval zouden zy de Troepen, welke hun Land verdeedigen, daar van kunnen voorzien. Het versch vleesch, dat zy niet zouden kunnen leveren, zou vervuld worden door de Spanjaards, die, in de agterfte gedeelten deezer Bergen, talryke kudden weiden. Nogthans zou het kunnen gebeuren, dat de ftandvastigheid der krygsbenden bezweek, door gebrek aan leevensmiddelen of krygsbehoeften, en dat zy met geweld te rugge gedreeven worden of uit eigen beweeging de wyk neemen. Dit deedt het Hof van Verfailles, etlyke jaaren gcleeden, den inval krygen, om, in het middelpunt deezer Bergen, eene verfterkte plaats te bouwen. Dit Ontwerp wierdt, door den Maarfchalk de koailles, met veel yvers onderfteund. Men was toenmaals van gedagten, dat men, door middel van aarden Redouten, langs de kust N 5 ver- XIII. boek.  XIII. BOEK. i t i i d t h n n L v h d in üöa GESCHIEDENIS verfpreid, den vyand tot geregelde aanvallen zou kunnen noodzaaken, en hem allengs, kens verzwakken, door het verlies van veel Manfchaps, in een gewest, alwaar de ziekten veel fpoediger dan de Gevegten de Soldaaten doen fneuvelen. Men was niet meer gefield op die Legerplaatzen, op de grenzen, blootgefteld aan den inval van de Meesters tier Zee: dewyl zy, onbekwaam om den inwooner te verdeedigen, tot een Bolwerk iunen voor den Overwinnaar, die ze met fchepen gemaklyk verovert en bewaart, en, war zyn goedvinden, aldaar Wapens ed ■Troepen plaatst en ze wederom van daar vegneemt, om den overwonnenen in beiwang te houden. Een volftrekt open Land, :eide men, was meer waardig voor een Mogendheid zonder Zeemagt, dan verfpreideen 'erlaatene Legermagten, langs oevers, door Ie ongenaatigdheid van het klimaat, verhoest en ontvolkt. In het Middelpunt van het Eiland beloof, e men zich, eene vaste plaats van verdeeiginge te zullen vestigen. Een weg van vintig of derti' mylen, afgefneeden door inderpaalen; op welken ieder optogt zou loeten gekogt worden voor Gevegten, in elke het voordeel der Posten een Detachelent zou geducht maaken voor een geheel eger; op welken de Jangzaame en moeilyke ;rovenngen van het Gefchut, de moeilyk2id der Konvooien en de tusfchenruimte ?r gemeenfchap met den Oceaan, in één oord, alles zoude zamenfpannen tot verehng des vyands: zodanig moest, om zo te  DER BEIDE INDIEN. 203 te fpreeken , het Glacis der plaatze zyn, welke men voorneemens was te ftigttn. Deeze hoofdftad, gelegen op eene plaats, alwaar de verhevenheid van den grond, de hitte van het klimaat maatigende , den invloed der lucht zoude zuiveren; in het midden van een Veld, 't welk de meest noodige Eetwaaren, en voornaamlyk de Ryst, zou opleveren; omringd van kudden, die, graazende op eenen grond, het meest gefchikt voor haare vermenigvuldiging, voor een tyd van nood zouden bewaard worden; verfterkt met Magazynen, evenredig aan haare grootte en Bezetting: dusdanig eene ftad zou in een Koninkryk veranderd hebben, 't welk zich langen tyd zou kunnen handhaaven , eene Volkplanting, wier rykdom haare fterkte doet verminderen, en die, het overtollige geevende zonder het noodzaaklyke te bezitten , een klein getal Eigenaars verrykt, welke zy evenwel niet kan doen beftaan. Indien de vyand, meester geworden van de kusten, welke men hem niet zou betwisten, derzelver voortbrengzels wilde inzamelen, zou hy Legers noodig hebben om de verfterkte plaats te verdeedigen, aan welke de geduurige uitvallen uit het Middelpunt hem zouden noodzaaken zich te bepaalen De Troepen van het binnenfte gedeelte vac het Eiland, altoos verzekerd van eene vei lige wykplaatze, zouden gemaklyk kunner ververscht worden door hulptroepen, uil Europa toegezonden, die zonder moeite zou den doordringen tot in het Middelpunt vai eenen Cirkel, wiens omtrek zo groot is ter XITI. BOEK. 1 t  XIII. 10EK. 1 1 1 ! 2 1 C <3 2 k ti d o ei d; \ d< ft 204 GESCHIEDENIS terwyl alle de Engelfche Vlooten niet bekwaam zyn zouden, om de verliezen, welke het klimaat geftadig in hunne Bezettingen zou veroorzaaken, aan te vullen. In weerwil der klaarblykelykheid van alle deeze voordeden, heeft men het Ontwerp eener verfterkinge in de Bergen uit het oog verboren, om zich geheel over te geeven aan een Plan, welk de verdeediging der geheele Volkplantinge aan de Kaap St Nikolaas zou bepaalen. Het kon niet anders syn, of het nieuwe Ontwerp moest goedgekeurd worden van Volkplanters, die nimmer, sonder misnoegen, in de nabyheid van hunie Plantaadjen, Kasteden en Bezettingen :ien, welke minder veiligheids dan verwoesmgs aanbrengen. Zy hebben begreepen, lat wanneer de geheele magt in een éénig >unt zou verzameld zyn, zy, in hunne na•uurfchap op de drie kusten, niets anders ouden hebben dan ligte troepen, die, be:waam zynde om de Zeeroovers, door midel van Batteryen, van de kusten te houen, daarbenevens gemaklyke verdeedigers yn, gereed om zonder tegenftand te wyen, zich te verftrooien, of op het minfte ;ken eener Landinge zich over te geeven. Dit Plan, zo voordeelig voor het byzon2r belang, heeft men, daarenboven, zien rereenftemmen met het gevoelen van zeer varene Krygskundigen. Zy hebben gedagt, it het klein getal Troepen, voor welke de olkplanting vatbaar is, als verboren wornde op een Eiland van zo groote uitge•ektheid als St. Domingo, iets zoude ièhy- nen  DER BEIDE INDIEN. 205 nen op St. Nikolaas. Bombardopolis heeft men, als den meest geduchten Post, uitgekoozen. Deeze nieuwe ftad ligt aan den buitenkant van eene groote Vlakte, wier verhevenheid de gezondheid der lucht ten gevolge heeft. Haar grondgebied is verfierd met Boschjes van Palmboomen. Hetgeen iet zeldzaams is op St. Domingo, zy wordt door geenerlei hoogte beftreeken. Men zou 'er eene geregelde Vesting kunnen aanleggen, zo fterk als men zou begeeren; indien zy de kusten niet tegen inval beveiligde, zy zou, ten minften, den Veroveraar beletten om 'er zich te verfterken. Het zou te wenfchen zyn, zeggen eenige Staatslieden, dat, op het oogenblik als 'er een aanvang wierdt gemaakt met het verfterken van de Moelje, men 'er alle de Vestingwerken hadt aangelegd, voor welke een zo voordeelige ligging vatbaar is. Het is een fchat, dien men niet moest opdelven, zonder zich van deszelfs bezit te verzekeren. Indien deeze dierbaare fleutel van St. Domingo, en zelf van Amerika, in de handen der Engelfchen kwame te vallen, gelyk dit ongeluk zou kunnen gebeuren op het eerfte ontftaan van eenen Oorlog, welke niet verre kan af zyn, zou dit Gibraltar der nieuwe waereld veel heilloozer voor Spanje en Frankryk, dan zelf dat van Europa zyn. Voor 't overige, laat niemand zich verwonderen over de geringe vastigheid in alle de behoedmiddelen, welke men, dus lang, heeft aangewend, ter verdeediginge van St. Domingo. Zo lang de voorzorge en de bevei- ü- XIIL BOEK.  XIII. BOEK. 0 i i < i i 265 GESCHIEDENIS Hgirig" zullen bepaald zyn aan middelen van den twceaen rang, welke de verovering van dt Eiland kunnen vertraagen, maar niet beletten , zal men geen onveranderJyk Plan kunnen volgen. Vaste beginzels zyn de uitfluitende eigendom van Mogendheden, die zich op haare fcheepsmagt kunnen verlaaten, om zich te beveiligen tegen het verlies, of zich te verzekeren van de herwinninge haarer Volkplantingen. De Franfche Volkplantingen worden niet bewaard door de beweegende Arzenaalen, die tevens kunnen aanvallen en verdeedigen. Haar Moederland lieert tot nog toe geene genoegzaam geduchte Zeemagt - Maai-, althans, beftuurt het zyne afgelegene Bezittingen volgens de grondregels eener verlichte en wel doordagte Staatkunde ? Dit zullen wy nu onderzoeken. De Britfche Regeering, altoos beftuurd door een Nationaalen Geest, die van de ivaare belangen van den Staat nimmer afwykt, heeft na de nieuwe waereld het Ren van Eigendom overgebragt, dat den grondflag der Wetgeevinge uitmaakt. Overtuigd dat de vlensch nimmer gelooft een vast bezit te lebben dan van hetgeen hv wettiglyk heeft wkreegen, heeft zy, voor een zeer gemaaigden prys, de landeryen verkogt, welke men )p haare Eilanden wilde ontginnen. Deeze landelwyze heeft haar de zekerfte gefcheeien, om de bewerking der landeryen te veriaasteni, en de partydigheden en jaloezyen té 'ermyden, welke eene verdeeling, door de griJ-  DER BEIDE INDIEN. 20/ grilligheden der gunfte geleid, zou doen gebooren worden. Frankryk heeft in fchyn een edelmoedi. ger, maar in de daad minder verftandig gedrag gehouden , door om niet bezittingen toe te ftaan aan de zulken, welke 'er om verzogten. Zonder agt te flaan op hunne bekwaamheden en vermogens, regelde het Credit hunner Befchermheeren de maate en witgeftrektheid van den grondeigendom, die aan hun wierdt afgeftaan. 'Er wierdt, in de daad, bedongen, dat zy hunne bezitneeming zouden beginnen, in het zelfde jaar als de vergunning gefchied was, zonder de ontginning der landen uit te ftellen, op. ftraffe van verbeurin g. Maar, behalven het ongemak van tot de kosten der ontginninge lieden te noodzaaken, welke geene middelen hadden gehad om land te koopen, wierdt de ftraffe uitgevoerd alleen aan dezulken, die, zonder geld en zonder geboorte , niemand deeden belang ftellen in hunne bevordering, of aan zwakke en verlaatene Mynwerkers, wien het openbaare medelyden hadt behooren te hulpe te koomen in de elende, aan welke de dood hunner ouderen hen ten prooie overliet. Ieder Eigenaar, die aanpryzing of onderfteuning vondt, kon zyne landeryen, ongeftraft, onbebouwd laaten leggen. By deeze voorkeuze, welke den bloei der Volkplantingen ooglchynelyk moest vertraagen, kwam eene menigte huishoudelyke lehikkingen, de eene verderftyker dan de andere. Vooreerst heeft menalledezodanigen, wel- Xïïï. BOEK.  XIII. BOEK. • j 1 ] I ] < i \ \ \ t i d i h o 208 GESCHIEDENIS welke landeryen om niet ontvangen hadden onder de verpligting gefield, om op dezelve te planten vyf honderd ftreeken Maniok voor ieder Slaaf, dien zy in hunne Plan' taadje hadden. Deeze fchikking ftreedt even zeer met het byzonder belang, door de Volkplanters te noodzaaken tot het planten van een gering voortbrengzel op eenen grond, die veel ryker vrugten konde opleveren, als met het algemeen belang, door de dorre landeryen nutteloos te laaten leg. gen, welke alleen tot deeze foort van voortbrengzel bevoegd waren. Dit was een twee* voudige misflag, welke het planten van allerleie Eetwaaren moest verminderen. Ook is de Wet, die geweld deedt aan de befchikiing over den Eigendom, nimmer geftrengyk uitgevoerd; doch vermids zy nimmer is veerroepen, is zy altoos een geesfel in de landen van den onkundigen, eigendunkely. een of driftigen Landbeftuurder, die 'er ach, tegen de Volkplanters, van zoude wilen bedienen. Dit is, nogthans, het minfte Ier nadeelen , welke zy der Wetgeevinge ebben te verwyten. Het bedwang der Landwetten wordt nog verzwaard door het gengt der Heerendienften. 'Ei-is een tyd geweest in Europa, (het ras die der Leenregeeringe,) toen de Melalen, in de byzondere en algemeene Verragen, niet gebruikt wierden. De Edelen lenden den Staat niet met hunne Beurs, ïaar met hunnen perfoon; en de zulken unner Leenmannen, welke zv, door de ververing, zich als toegeëigend hadden, betaalden  dér beide INDIEN. 209 den hun eene belasting, deels in leevensmid| delen, deels met hunnen arbeid. Deeze gebruiken , verderflyk voor de menfehen en voor de landeryen, moesten de barbaarschheid doen duuren , van welke zy hunnen oorfprong ontleenden. Maar, tenlaatfte, raakten zy, allengskens, in verval, naar maate het gezag der Koningen, onder het lokaasvan de vryverklaaringe der onderdaanen, de onafhanklykheid en dwingelandy der Grooten ondermynde. De Vorst, alleen meester geworden, ïchafte, als Wethouder, eenige misbruiken af, uit het Regt des Oorlogs gebooren , hetwelk alle Regten vernietigt. Midlerwyl behieldt hy veele van deeze overweldigingen, door den tyd geheiligd. Die der Heerendienften heeft, in zommige Staaten, ftand gehouden, alwaar de Adel bykans alles heeft verlooren, zonder dat het Volk 'er iets by gewonnen hebbe. Nog heden ten dage ziet Frankryk zynen overvloed geboeid door deeze openbaare flaaverny, welker onregtvaardigheid onder eenige Regels is gebragt, als ware het om haar eene fchadüw van Regtvaardigheid te geeven. Nog heilloozer zyn de gevolgen van dit verderflyk ftelzel voor zyne Volkplantingen geweest. Het beplanten deezer landen, uit hoofde van het klimaat en de natuur der voortbrengzelen, meer fpoeds vorderende, moet noodwendig Veel lyden door de afweezigheid der Agenten, die verre van hunne Werkplaatzen onledig worden gehouden aan openbaare werken, die dikwyls nutteloos, en altoos beftemd zyn voor ledige handen. Indien V. deel. O het XIII. boek.  aio GESCHIEDENIS XIII. BOEIT. i » het Moederland, in weerwil van de menigte der middelen, welke het in handen heeft, nog niet gedaagd is in het verbeteren of maatigen van de kwellinge der Heerendienften, moet het daaruit oordeelen, hoe veele nadeden daaruit voortvloeien aan geene zyde der Zee, daar het beftuur van deezen arbeid vertrouwd is aan twee Opzieners, die noch geleid, noch weerhouden kunnen worden in de eigendunkelykfte oeffening eener onbepaalde magt. — Maar de last der Heerendienften is zagt en ligt, in vergelyking van die der belastingen. De belasting kan befchreeven worden, als zynde een opbrengst tot de algemeene uitgaaven, welke noodzaaklyk zyn ter behoudenisfe van den byzonderen Eigendom. Hec vreedzaam genot der landeryen en opkomften vordert eene Krygsmagt, welke dezelve tegen een buitenlandfchen inval beveiligt, en Eene Burgerlyke Regeering, welke de vryheid verzekert om ze te doen gelden. Alles wat betaald wordt, ter handhaavinge van deeze openbaare Orde, frcunt op de billykleid en regtvaardigheid; wat boven dien ge*, vorderd wordt, is knevelaary. Maar alle de jjtgaaven van Regeeringe , welke het MoeIerland voor de Volkplantingen doet, worlen aan hetzelve betaald door den dwang, ïaar opgelegd, om alleen voor het Moederand te planten, en op zulk eene wyze, als ïetzelve meest voege. Deeze onderwerpeykheid is de drukkendfte der fchattingen, en >ehaorde de plaats van alle andere belastin;en te bèkleeden. Men  DER BEIDE INDIEN. 2lï Men zal deeze waarheid gevoelen, indien men maar eenige agt geeve op de verfcheidenheid van toeftand tusfchen de oude en de nieuwe waereld. In Europa zyn het beftaan en binnenlandsch vertier het voornaamfte doelwit van den Landbouw en der Fabriken; het overtollige alleen wordt beftemd om na buiten verzonden te worden. Op de Eilanden moet alles na buiten worden gezonden. Het leeven en de rykdommen zyn 'er even Wisfelvallig. In Europa berooft de Oorlog den Fabrikeur en Landbouwer alleen van den buitenlandfchen handel; de toevlugt van den binnenlandfchen handel blyft hun nog open. Op de Eilanden vernietigen de vyandlykheden alles. 'Er gefchieden geene verkoopingen of inkoopen meer; de omloop van het geld ftaat ftil. Naauwlyks worden den Volkplanter zyne kosten vergoed. De Volkplanter, die in Europa weinig landeryen heeft, en niet dan een gering verfchot kan doen, bouwt, naar evenredigheid, even voordeelig, als zulk een , die uitge* ftrekte landeryen en groote fchatten bezit. Op de Eilanden vordert de bearbeiding der kleinfte plantaadje onkosten, die vry groote middelen onderftellen. In Europa is doorgaans de eene Burger de fchuldenaar van den anderen Burger; de Staat wordt door deeze binnenlandfche fchulden niet verarmd. Van eenen anderen aart zyn de fchulden der Eilanden. Veele Volkplanters, om aan de ontginning hunner landen te arbeiden, en om de fchade te agterO 2 haa- XIII. BOEK.  212 GESCHIEDENIS , XIII. BOEK. ] i i i 5 i 1 I 1 I < 2 ï a c t 1< haaien, welke zy geleeden hadden door de Oorlogen, die hunne verzendingen belet hadden, hebben, door het opneemen van penningen, zich zo diep in fchulden gefteeken, dat zy eer als Pagters van den Koophandel dan als Eigenaars van plantaadjen moeten worden aangemerkt. Het zy dat deeze aanmerkingen het Franfche Ministerie niet te binnen zyn gekoomen , het zy dat de omftandigheden het buiten zyne oogmerken vervoerd hebben , althans heeft het nieuwe belastingen gevoegd by de verpligting, den Volkplanteren opgelegd , om alle hunne behoeften uit het Moeierland te moeten ontvangen, en hetzelve ille hunne goederen en koopmanfchappen te everen. Het hoofd van eiken Neger is op >rys gefteld. In eenige Bezittingen is die ïoofdgeld'bepaald aan de Slaaven, welke arbeidden ; en in zommige andere ftrekt het :ich uit tot alle Slaaven zonder onderfcheid. regen beide fchikkingen zyn bedenkingen ngebragt, door eene vergadering in de Volkilanting van St. Domingo. Wy zullen de ragt haarer bedenkingen beoordeelen. Kinderen, zwakken en afgeleefden, maa:en, ten naasten by, het derde gedeelte van et getal der Slaaven uit. Verre van voorleelig te zyn voor den Landbouwer, zyn ommigen hem tot eenen last, welken de lenschlievendheid alleen hem doet draagen; nderen geeven hem alleen grond op eene nzekere en afgelegene hoope. Het valt ezwaarlyk te begrypen, hoe men eene besting heeft kunnen vorderen van een voorwerp,  DER BEIDE INDIEN. 213 werp, hetwelk, in ftede van voordeel aan te brengen, geftadig onderhoud kost. Het hoofdgeld der Negers ftrekt zich uit tot> aan geene zyde van het Graf; dat wil zeggen, het blyft op een hoofd, 't welk niet meer beftaat. Sterft een flaaf, naadat de volkstelling gefchied is; de Volkplanter, ongelukkig door de vermindering van zyn inkoomen, ongelukkig door de vermindering van zyn kapitaal, vindt zich, daarenboveni in de noodzaaklykheid om eene belasting te betaalen, welke hem zyne verliezen herinnert, en de droefheid daarover verzwaart. Zelf zyn de Slaaven, die arbeiden, geene naauwkeurige regelmaat, naar welke de inkomften kunnen gefchat worden. Met weinig Slaaven verzamelt men meer vrugten van een vrugtbaaren grond, dan met een groot getal van middelmaatige of flegte Akkers. De voortbrengzels, welke deeze handen, allen aan de zelfde belasting onderworpen, werk verfchaffen, hebben allen niet de zelfde waarde. De overgang van de eene beplanting tot de andere, welken de grond vordert, doet de tusfchenpoozen tusfchen de vrugten van den arbeid langer duuren. De droogten, de overftroomingen, de verbrandingen, de vernielende Infekten, doen dikwyls den arbeid nutteloos worden. Alle de andere dingen gelyk gefteld zynde, verzamelt een kleiner getal werklieden naar evenredigheid eene minder hoeveelheid Suikers; het zy ter oorzaake van de noodzaaklykheid der zamenwerkinge, het zy omdat de Landbouw niet waarlyk vrugtgeevende is, dan in zo O 3 ver- XIII. BOEK.  XIII. BOEK. j J i 214 GESCHIEDENIS verre de oogenblikken, voor denzelven het voordeeligst gefchikt, worden waargenomen. Nog ondraaglyker wordt het hoofdgeld der Slaaven door den Oorlog. Een Volk. planter, die, zonder een weg te weeten voor zyne koopmanfchappen, verpligt is fchulden. te maaken om zyn leeven te rekken, en zy. ne Landeryen te onderhouden, vindt zich, bovendien nog, in de noodzaaklykheid om eene belasting te betaalen van Slaaven, wier arbeid hun onderhoud naauwlyks kan evenaaren. Dikwyls zelf lydt hy het hartzeer van genoodzaakt te zyn, om ze verre van huis te zenden, ter oorzaake van ingebeelde behoeften der Volkplantinge, hen aldaar op zyne kosten te voeden, en ze nutteloos te zien omkoomen, onder de wreede noodzaaklykheid, om, ten eenigen dage, hunne plaats te vervullen , indien hy zyne kwynende en als vernietigde bezittingen wil doen herleeven. Nog zwaarder was de last van het hoofdgeld voor de Planters, die uit de Volkplanting afweezig waren; deezen wierden tot het drievoudige deezer belastinge veroordeeld: 2ene overbelasting, te onregtvaardiger, dewyl Frankryk 'er geen belang by hadt, of zyne koopmanfchappen in het harte des Koninkryks, of op zyne Eilanden , gefleeten ivierden. Zoekt het de verhuizing der Volkalanteren te beletten? Niet door verboden ;n ftraffen, maar door de zagtheid der Rejeeringe, worden de Burgers in een Land gehouden. Daarenboven , behoorden menèhen, die, onder een brandenden Hemel, foor hunnen wisfelvalligen arbeid, den algemee-  ©ER BEIDE INDIEN. 215 meenen voorfpoed vermeerderd hadden, het genoegen te hebben, van, in het gemaatigd verblyf in bet Moederland, hunnen loop te eindigen Wat zou bekwaamer gefchikt zyn, dan de luister en 't vertoon van hunnen rykdom, om de eerzucht en werkzaamheid te wekken, van een groot getal ledigloopers, van welke de Staat zich ontdoen zoude, ten voordeele van den Koophandel en de Ny' verheid ? Niets is nadeeliger voor beiden dan dit hoofdgeld der Negers. De noodzaaklykheid van te moeten verkoopen, verpligt den Volkplanter om den prys zyner goederen te verminderen. Een laage prys kan voordeelig zyn, wanneer dezelve de vrugt is van een grooten overvloed, en het gevolg van een grooten bloei in den Koophandel. Maar alles is verboren, indien men in de noodzaaklykheid gebragt is, geduurig op zyne goederen te moeten verliezen, om penningen tot het betaalen eener belastinge te vinden. De Finantie is als een gezwel, in 't welk het doode vleesch het leevendige opeet. Naar maate het bloed, door den omloop, in eene wonde koomt, bederft het, om die te voeden. De Koophandel droogt uit, door de influrpende kanaalen van 's Lands Schatkist, die altoos ontvangt, en nimmer geeft. De belasting, eindelyk, daar wy thans van handelen, is zeer bezwaarlyk om te gaaren. Ieder Eigenaar, die Slaaven heeft, moet noodwendig, alle jaaren , eene verklaaring daar van doen. Ter voorkoominge van valfche verklaaringen, moet het opgegeeven geO 4 tal, XIII BOEK.  XIII. BQ£K. ] 3 < I j 1 t i d r o w Z] Z( bi b; 2ic5 GESCHIEDENIS tal, door Gaarders, naageteld worden. De niet aangegeeven Negers moeten verbeurd verklaard worden: eene onzinnige handelwyze, dewyl de landbouwende Neger een ka. pitaal is, en door de verbeurdverklaaring de Landbouw verminderd, en het voorwerp Zelve vernietigd wordt, om hetwelk de belasting is ingevoerd. Aldus wordt in de Volkplantingen, alwaar niets kan bloeien zonder eene diepe rust en vrede, een verderflyke Dorlog ingevoerd tusfchen 's Lands Middelen en den Landbouwer. De pleitgedingen neemen toe; de verplaatsingen worden veelvuldig, de wegen van ftrengheid noodzaakyk, de kosten groot en verderflyk. Indien de belasting, op het hoofd der Negers gelegd, in haare uitgeftrektheid onregt vaardig, in haare gelykheid onevenredig, n haare inzameling moeilyk zy; de belasing, gelegd op de koopmanfchappen, welke (uiten de Volkplantingen verzonden worden s niet minder berispelyk. De Regeering ïeeft zich dezelve veroorlofd, in de overuiging, dat deeze nieuwe belasting geheel ;ou gedraagen worden door den verbruiker, »f door den Koopman. Geen gevaarlyker waaling in het Staatkundig beftuur der Geldliddelen kan 'er worden uitgedagt. De daad van te verbruiken geeft geen geld m de dingen te betaalen, welke verbruikt orden. De verbruiker verkrygt het van men arbeid; en alle arbeid, wanneer des. ilfs aaneenfchakeling wordt naagegaan, wordt :taald door de eerfte Eigenaars van den op■engst der Landeryen. Van hier dat de eene  DER BEIDE INDIEN. 217 eene koopman fchap niet geftadig duurder kan worden, of de andere moeten, naar' evenredigheid , in prys fteigeren. Volgens deeze fchikking kan op geene koopmanfchap gewonnen worden. Neem dit evenwigt weg, en de verbruiking der duurder geworden koopmanfchap zal noodwendig verminderen; en zo deeze vermindere, zal haar prys daalen. Haare duurte zal flegts kortftondig geweest zyn. Even min als -esVverbruiker, zal de Koopman in ftaat zyn om de belasting te draagen. Hy zal wel twee- of driemaalen dezelve kunnen verfchieten; maar indien hy van de bezwaarde koopmanfchappen niet het noodzaaklyke en natuurlyke voordeel heeft, zal hy wel haast ophouden daar in te handelen. Te hoopen, dat de medehandel hem zal noodzaaken, om de betaaling der belastinge van zyne voordeelen af te trekken, is zo veel als te onderftellen, dat hy te groote voordeelen trok, en dat de medehandel, welke toenmaals niet genoegzaam was, fterker zal worden, wanneer zyne voordeelen zullen verminderd zyn. Indien, in tegendeel, de dingen zodanig waren als zy behoorden te zyn, en de voordeelen niet meer dan toereikende waren , is het zo veel als te onderftellen, dat de medehandel zal ftand houden, hoewel de voordeelen, welke denzelven deeden gebooren worden, niet meer plaats hebben. Alle deeze ongerymdheden moeten toegeftaan, of het moet erkend worden, dat het de Volkplanter op de Eilanden is, die de belasting betaalt: laat zy in de eerfte, in Os de XIII, BOEK  XIII. BOEK. j 1 3 < I l i l v g z t< h o r< si8 GESCHIEDENIS de tweede of in de honderdfte hand geheeven worden. . Verre van den Akkerbouw der Volkplantingen dus door belastingen te drukken, behoorde men dien aan te moedigen door milddadigheden : dewyl, uit hoofde van den Verbodsftaat, in welken de Koophandel der Volkplantingen wordt gehouden, deezemilddaadigheden noodwendig in het Moederland zouden wederkeeren, met alle de vrugten, van welke zy de zaaden zouden geweest zyn. , & Indien de toeftand van eenen Staat, door zyne verliezen en misflagen agteruit gegaan, met toelaate om hulpmiddelen te fchenken en lasten af te fchaffen , zou men eenige fchreden tot het beste Staatsbeftuur kunnen laderen, door ten minfte de betaaling der belastingen in de Volkplantingen zelve af te chaffen, om derzelver opbrengst in het Moederland te heffen. Dit nieuw Ontwerp sou even aangenaam voor de beide waerellen zyn. Niets kan den Amerikaan zo zeer ftree;n, als het wegneemen van alles, 't geen em zyne afbanklykheid aankondigt. Verïoeid door den overlast der Gaarderen, aat hy eene fleedsduurende belasting ; hy reest dat ze zullen vermenigvuldigen. Versefs zoekt hy de vryheid, welke hy, twee dui2nd mylen buiten Europa geloofde gevonden : hebben. Met verontwaardiging befchouwt V een juk, hetwelk hem te midden van de iweders van den Oceaan vervolgt. Mor:nde knaagt hy de overblyfzels van zynen teu-  DER BEIDE INDIEN. 219 teugel, en denkt niet dan met een inwendigen fpyt aan een Vaderland, 't welk, onder den naam van Moeder, zyn bloed eischt, in ftede van hem te voeden. Ontneem hem het denkbeeld en het beeld zyner boeijens. Laaten zyne rykdommen geene belastingen betaalen aan het Moederland , voordat zy aldaar aankoomen; hy zal zich vry en bevoorregt agten, zelf wanneer hy door de vermindering van de waarde zyner Koopmanfchappen, of door den hoogeren prys, welken hy op die van Europa zal ftellen, met 'er daad al den last draagt der belastinge, welke hy niet kent. De Zeevaarenden zullen 'er voordeel by vinden, door geene Regten te betaalen, dan van eene Koopwaare, welke voortaan, zonder gevaar, in haare geheele waarde , ter haarer beftemde plaatze zal gekoomen zyn, en de hoofdfomme van hun verfchot nevens den winst in hunne handen zal doen wederkeeren. Zy zullen het hartzeer niet ondergaan , dat zy van den Vorst het gevaar zelve van Schipbreuke gekogt hebben, door op de reize eene Laading te verliezen, van welke zy, by de inlaading, de regten en lasten betaald hadden. In tegendeel zullen hunne fchepen het beloop der belastingen, in Koopmanfchappen, te rug brengen; en de waarde der voortbrengzelen, door hunne verzending, ongeveer een en twintig ten honderd vermeerderd zynde, zal de belasting minder zwaar en drukkende fchynen. Eindelyk zal de verbruiker zelve daar by winnen, dewyl het niet mogelyk is, dat de Volk- XIH. BOEK.  XIII. BOEK. I I I i j 220 GESCHIEDENIS Volkplanter en de Koopman zich wel zullen bevinden by eene fchikking, uit welke zy, door den tyd, niet het een of ander nut trekken. Zo dra alle belastingen tot een éénige belasting zullen gebragt zyn, zullen er minder plegtigheden, minder omflags, minder verhinderingen, minder kosten zyn; en de Koopmanfchappen zullen, gevolglyk, beter koop kunnen gegeeven worden. Zelf zou de Staat 'er een zeer aanmerkelyk Staatkundig voordeel by kunnen vinden. Volgens de nieuw gemaakte fchikking, zou er, in den uiterlyken fchyn, een Land zyn, van alle belasting ontheven, en eene volkomene vryheid genietende. Vooral zou dusdanig eene byzonderheid worden opgemerkt, in eenen tyd, in welken de Engelfche Volkplantingen onder de zwaarte van nieuwe belastingen gebukt gaan. Deeze tegenftellnag zou haare rampen tarten. Haare murmureeringen en ftoutmoedigheid zouden ;eene paaien meer kennen. Zy zouden beginnen vertrouwen te ftellen in eene Regee■mg, welke zy tot heden toe van dwingeandye hebben befchuldigd; en zo 'er een jpftand in Noord - Amerika voorviel (*) sou dit uitgebreid gewest minder fchroomen' :ich onder de befcherming van Frankryk te legeeven. Dit gemaatigd Ontwerp, 't welk zo veele edenen aanraaden, zal zonder moeite ingevoerd (*) Wy hebben reeds aangemerkt, dat dit Werk liet licht roerika pirt " en der onlltsten tusfchen Engeland en  DER,BEIDE INDIEN. 221 voerd worden. Alle de voortbrengzels der Eilanden, in het Koninkryk ingevoerd wordende, zyn onderworpen aan eene belasting, bekend by den naam van de Inkomst van het Westen; dezelve is bepaald op drie en een half ten honderd, met twee ftuivers van ieder Livre. Derzelver waarde, welke tot een regelmaat dient voor de betaaling der belastinge, wordt in de Maanden January en July bepaald. Men fielt haar op twintig of vyf en twintig ten honderd beneden den weezenlyken koers. Het Komptoir van het Westen geeft daarenboven een grooter Tarra, dan de Koopman in den Koophandel geeft. By deeze belasting voege men eene van bykans de zelfde waarde, welke de Koopmanfchappen op de Tollen der Volkplantingen betaalen, als mede die welke binnenslands op de Eilanden betaald worden, en de Regeering zal bevinden, dat zy alle de inkomften heeft, welke zy uit haare Bezittingen in de nieuwe waereld trekt. Indien deeze penningen vermengd wierden met de overige inkomften van den Staat, zou 'er reden zyn om te vreezen, dat zy niet wierden aangelegd tot hun beftemd oogmerk, 't welk eeniglyk behoort te zyn, de befcherming der Eilanden. De onvoorziene behoeften der Koninklyke Schatkist zullen dezelve onfeilbaar een anderen weg doen inflaan. 'Er koomen oogenblikken, in welke de hooggeklommene maate des kwaads niet toelaat de ongemakken van het Genees middel te berekenen. De dringendfte nood zaaklykheid verzwelgt de geheele aandagt Niet; XIII. BOEK. t  xm. BOEK. ] 1 1 3 1 t < 222 GESCHIEDENIS Niets is alsdan beveiligd voor de eiVendunkelyke magt, door de tegenwoordige behoefte geleid. Het Ministerie neemt en ledigt altoos, in de vallche hoop op eene op handen ftaande aanvulling, welke, door nieuw opkoomende behoeften, onophoudelyk verder van de hand gaat. Zou liet, uit kragt deezer aanmerkingen, met van weezenlyk gewigt zyn, dat de Kas, opgericht tot het ontvangen der belastingen, op de voortbrengzels der Volkplantingen gelegd, van de opkomften des Koninkryks geheel ware afgefcheiden? Het Geld, welk aldaar fteeds als in bewaaring zou leggen, zou tot het goedmaaken der onkosten van deeze Bezittingen befteed worden. De Volkplanter, die geduurig een voorraad van goederen heeft om na Europa over te zenden, zou ze gaarne geeven voor Wisfelbrieven, zo ras hy verzekerd ware, dat ze aan verwylingen noch zwaarigheden onderheevig waren. Deeze foort van Bank zou fpoedig een nieuwen band van gemeenfchap tusfchen de Eilanden en het Moederland uitmaaken. Het Hof zou naauwkeuriger kennis hebben van den :oeftand der gemeene zaaken in deeze afgelegene gewesten; het zou aldaar een Crediet ïerwinnen, welk het, zedert langen tyd, en eenemaal verlooren heeft, hoe zeer 't ïetzelve, voornaamlyk in Oorlogstyden, ïoodig hebbe. — Maar al genoeg van deeze >efpiegelingen raakende de belastingen : laasn wy tot de Krygsmagt overgaan. De Franfche Eilanden, even eens als die er andere Natiën, hadden in den beginne geene  DER BEIDE INDIEN. 223 ; geene geregelde Troepen. De Gelukzoekers, J die ze veroverd hadden , befchouwden het regt, om zich zelve te mogen verdeedigen, als een voorregt; de naakoomelingen dier ] onverzaagde luiden oordeelden zich fterk genoeg om hunne bezittingen te bewaaren. En, in de daad, wat hadden zy ook te verdryven dan eenige vaartuigen, die Matroozen en Soldaaten aan land zetteden, even min tot den kryg opgeleid, als de Opgezeetenen, welke zy aantastten? Alles is veranderd en moest veranderen. Zo dra men voorzag, dat deeze Bezittingen, aanmerkelyk geworden om haare rykdommen , vroeg of laat zouden aangevallen worden van Europifche Legermagten , op talryke Vlooten overgebragt, heeft men andere verdeedigers derwaarts gezonden. By de uitkomst bleek het, dat eenige Batailjons, hier en daar verfpreid, niet beftand waren tegen de Engeifche Land- en Zeemagt. De Volkplanter zelve heeft zyne poogingen ongenoegzaam geoordeeld om de omwenteling te vertraagen. Hy is beducht geweest, dat de zegepraalende vyand hem een overtolligen hinderpaal zou doen betaalen; en men heeft minder genegenheids in hem gezien om te flryden, dan bezorgdheids over de gevolgen der Vredehandelinge. Wel dra zich aan Staatkundige berekeningen overgeevende, heeft l hy gevoeld , dat de krygsverrigtingen niet 1 meer aan zynen ftaat van onmagt voegden: hy heeft geld gegeeven om ontflagen te zyn van eene zorge, die, roemrugtig in haar beginzel, ontaart was in eene lastige flaaverny. In XIII. BOEK.  224 GESCHIEDENIS XIII. BOEK. , 1 ( < ( In den jaare 1764 wierdt de Landmagt afgefchaft. Deeze daad van goedwillige believinge heeft de goedkeuring verdiend van alle de zodanigen, welke deeze inftelling in geen ander licht befchouwden, dan als een middel om de Volkplantingen tegen alle uitlandfche aanvallen te beveiligen. Met veel oordeels zyn zy van gedagten geweest, dat het ongerymd was, te vorderen, dat menfehen, die onder een brandenden Hemel zyn grys geworden, om het gebouw van een grooten rykdom te Aagten, Zich zouden bloot geeven aan de zelfde gevaaren, als die ongelukkige flagtöffers onzer Eerzucht, die, voor vyf Huivers 's daags, ieder oogenblik met hun leeven fpeelen. Dusdanig eene opoffering heeft hun gefcheenen, der Natuure te zeer te wederftreeven, dan dat men die met reden konde hoopen; en zy hebben het Ministerie toegejuicht, 't welk begreepen heeft, dat het voegzaam ware, af te zien van een zo ydele en lastige befcherminge. Een min gunftig oordeel over deéze nieuwigheid hebben zommige oordeelkundige Waarneemers geveld, wien de Bezittingen in de nieuwe waereld beter bekend zyn. De Waardgelders, zeggen ze, zyn noodzaaklyk, om het inwendig Landbeftuur der Eilanden :e hanhaaven, den opftand der Slaaven te roorkoomen, de Aroopingen der voortvlugige Negers te beteugelen, het zamenrotten Ier Struikroovers te beletten, de vaart langs le kust te beveiligen, en de kusten tegen le Kaapers te verdeedigen. Indien de Volkplan-  der béide INDIEN. 225 planters geene Legerbenden üitmaaken , indien zy geene Opperhoofden en Standaarden hebben, wie zal dan zyne nabuuren te hulpe trekken ? wie zal hen waarfchouwen ? wie over hen gebieden? waaruit zal die eensgezindheid , die zamenfpanning ontftaan, zonder welke niets op eene voegzaame wyze ge* fchiedt ? Deeze bedenkingen, die, hoe in 't oogloopende, hoe natuurlyk dezelve ook zyn mogen, het Hof van Verfailles, nogthans, niet in de gedagten waren gekoomen, hebben het wel haast op den ouden weg doen wederkeeren. Het heeft de Waardgelders fpoediger herfteld, dan het dezelve hadt afgedankt. Al in den jaare 1766 heeft men zich daar aan onderworpen, op de Eilanden Beneden den Wind, zonder merkelyken tegenftand; hoewel dezelve konde aangemoedigd worden door het in Hand b'ly'ven der nieuwe belastingen, welke niet meer een bepaald doeleinde hadden. St. Domingo heeft zeer luid geklaagd over dit misbruik eens gezags, 't welk te haastig en onbeftendig in zynen gang was, om aan geene murmureeringeri bloot te ftaan. Een Wysgeerig Landbeftierder, getuige van den tegenftand, welken de bewoonen Van St. Domingo booden, tegen de herftelling eener gedwongene krygsmagt, deedt den voorflag om dezelve vrywillig te maaken. Hy twyfelde niet* of, op de uitlokkende voorftelling van Eer en voordeel, de helft der Volkplantinge zich in alleryl zou doen infehryven, en door haar voorbede V. deel. P , de xm. boek, I  XIII. I20EK. f g Z 11 \x k 555 dj 3£ W d< 226 GESCHIEDENIS de andere helft overhaalen, om na iets te dingen als eene Eer, 't welk men als een juk verfoeid hadt. Doch dit middel, hoe luisterryk het zyn moge, hoe kragtdaadighet mogt geweest zyn, ftreedt te zeer met de eenpaarigheid van Regeeringswyze, welke moet heerfchen op de Eilanden, aan de zelfde Mogendheid onderworpen. — Deeze onderfcheiding zou het zaad geweest zyn van eenen naayver, eene verdeeldheid, welke, vroeg of laat, verderflyk zouden zyn geworden voor de Volkplantingen, en misfchien jelf voor 't Moederland. Zonder dat men deeze bemiddelinge eeler gefleepene Staatkunde heeft in 't werk Ijefl-eld, heeft St. Domingo den Land-krygsiienst hervat; doch met eenen afkeer, met :ene yerwydering, gegrond op bezwaarnisen, die piet te fpoedig kunnen verligt worlen. Niemand is onkundig, dat de krygslenst de burgerlyke vryheid uitermaate be. >aald_, waarop men jaloerfcher is in de VolkJantingen, dan in Europa, daar men niets ian den naam des gezags hoort noemen. Zy :ellen den Burger aan eene menigte kwellinen bloot. De rampen, welke zy veroorlakt hebben, hebben, voor deeze foort van lavernye, eenen afkeer ingeboezemd, over eiken dwingelanden en Slaaven alleen zich mnen verwonderen. Indien het mogelyk h moeten de indrukzels van het voorlee;ne uitgewischt, en alle mistrouwingen, ten nzien van het toekoomende, weggenomen orden. Het is het werk der believinge en !r gemaatigdheid van de Regeeringe, om een  DER BEIDE INDIEN. 227 een einde te maaken aan de bekommernisfen der Volkplanteren, door, in de gedaante van den Landdienst, alle de veranderingen te maaken, welke beftaanbaar zyn met het burgerlyk beftuur en de veiligheid, welke zy ten oogmerke moeten hebben. Het geluk der onderhoorige Volken moet in -het gebruik des gezags in 't oog gehouden worden. Indien de Vorst niet na dit oogmerk ftreeft, Zal hy alleen in de Metaalen of Geflagtlystert leeven, wel haast door den tyd gefleeten, of by de naakoomelingfchap verfmaad. Vergeefs rigt de vleiery der Vorften pragtige en menigvuldige Gedenktekens op. De hand des menfehen fligt ze: maar het hart heiligt dezelve. De liefde drukt 'er het zegel der Onfterfiykheid op. Zonder deeze, vertoonen de openbaare huldebetooningen flegts de laaghartigheid van het Volk, en geenzins de grootheid van den Meester. Te Parys praalt een Standbeeld, hetwelk alle harten van een gevoel van tederheid doet opfpringen. Allei oogen wenden zich na dit beeld van Vaderlykt en Volkslievende goedheid. In de ftilte dei onderdrukkinge roepen de traanen der ongelukkigen het aan. Men zegent in 't verborgene den Held, dien het vereeuwigt. Na: een tydverloop van twee Eeuwen, veree nigen zich aller monden en ftemmen, tei verheerlykinge van zyne naagedagtenisfe. Ui het binnenfte van Amerika, hoort men zy nen naam aanroepen. In aller harten verze hy zich tegen het misbruik des gezags; h\ verklaart zich tegen de overweldigingen vai de Regten der Volken ; den Onderdaanei P 3 be XIII. BOEK. [ r 1 l  228 GESCHIEDENIS XIII. DOEK. belooft hy de vergoeding der rampen en den aanwas des geluks; beide eischt hy van de Staatsdienaars. Wie zou het gelooven? Eene Wet, die door de Natuur zelve fchynt ingegeeven; die zich 't allereerst aan het harte van den regtvaardigen en goedwilligen mensch voordoet; die in het verftand geen twyfel overlaat wegens haare billykheid en nuttigheid: deeze Wet is, nogthans, zomwylen ftrydig met de handhaaving onzer Mantfchappyen; zy verhindert den voorfpoed der Volkplantingen, doet ze van het oogmerk haarer beftemminge afwyken, en baant van verre den weg tot haaren val en ondergang. Wie zou het gelooven? Het is de gelykheid der verdeelinge tusfchen de Einders of Mede-Erfgenaamen. Deeze Wet, zo natuurlyk, ftaat op het punt om in Amerika te worden afgefchaft. By de oprigting der Volkplantingen was deeze Wet noodzaaklyk. Onraeetelyke landftreeken moesten ontgind worden. Kon dit gefchieden zonder inwooners? en hoe konden, zonder eigendom, in deeze afgelegen en woeste oorden, menfehen gevestigd worden, die, voor het meerengedeelte, hun Vaderland om geene andere reden hadden verlaaten, dan uit gebrek aan eigendom? Indien de Regeering hun landeryen hadde geweigerd, zoude deeze Gelukzoekers dezelve, van klimaat tot klimaat, gezogt hebben, met het wanhoopig voorneemen, om Bezittingen zonder tal op te regten, geene van welke die vas-  DER BEIDE INDIEN. 229 vastigheid zou hebben verkreegen, welke ze nuttig maakt voor het Moederland. Maar zedert de Erfgoederen, in den beginne te uitgebreid, door eene reeks van opvolgingen en ondcrgefchikte verdeelingen, tot de juiste maate gebragt zyn, welke de behoeften van den Landbouw vorderen; zedert zy bepaald genoeg zyn geworden, om niet onbebouwd te blyven leggen, by gebrek aan eene Bevolking, aan hunne uitgestrektheid evenredig, zou eene verdere verdeeling der landeryen dezelve tot haar voorgaande niet doen wederkeeren. Een vergeeten Burger, die flegts eenige Akkers lands bezit, doet, in Europa, dikwyls meer voordeels met deezen kleinen eigendom, dan een rykaart met uitgeftrekte Landgoederen, van welke hy, door de geboorte of door gunst der Fortuine, eigenaar is geworden. In Amerika, daarentegen, onderftelt de natuur der Koopmanfchappen , welke van eene groote waarde zyn; de onzekerheid der Oogften , die in haare foort weinig van elkander verfchillen; de menigte der Slaaven, der beesten, der gereedfcbappen, tot eene plantaadje noodig: dit alles onderftelt aanzienlyke rykdommen, welke men, in zommige Volkplantingen, niet bezit, en die men, eerlang, in geene Volkplanting, zal bezitten, indien de verdeeling der Erfgoederen, voortaan, de Landeryen meer en meer blyft vanéén fcheuren en verdeden. Laat een Vader, by zyn overlydeneen kapitaal nalaaten van dertig duizend Livres iaarlyksch inkoomen. Zyn kapitaal wordt, J P 3 tus- XIII. I30EK.  230 GESCHIEDENIS XIII. BOEK. J C c V \ ij g d Z d tusfchen drie kinderen, gelykelyk verdeeld. Alle deeze zullen bedorven zyn, indien zy drie plantaadjen aanleggen; de eene, omdat men hem de huizen duur heeft doen betaalen, en hy, naar evenredigheid, minder Negers en landeryen zal hebben; de twee anderen, omdat zy hun Erfdeel niet zullen kunnen bewerken, zonder vooraf huizen te bouwen. Niet minder zullen zy allen bedorven zyn, indien een der kinderen bezitter van de geheele plantaadje wordt. In een Land, alwaar de ftaat van Schuldeifcber de legtfte van alle ftaaten is, worden de eigenlommen tot een buitenfpoorigen prys opgelaaid. Hy die bezitter van het geheel zal >lyven, mag het voor een groot geluk houlen, indien hy niet verpligt is meer dan het :uiver opkoomen der plantaadje aan Renten e betaalen. Maar vermids de eerfte wet is, e moeten leeven, zal hy wel haast in het ;eval koomen van te leeven en niet te beaalen. Zyne fchulden zullen oploopen. Velhaast zal hy Bankeroet fpeelen; en uit e verwarring, welke deeze toeftand zal naaleepen, zal men het bederf van alle de mee-erfgenaamen zien voortkoomen. De affchaffing van de gelykheid der vereelingen is het eenig geneesmiddel deezer erwarringe. Het is tyd, dat de Wetgeeende magt, heden ten dage verlichter en undiger dan voormaals, haare Volkplantinsn eer befchouwe als ftigtingen van goeeren, dan van perfoonen. Haare wysheid ü haar de vereischte fchaêvergoedingen aan 2 hand geeven, voor de zulken, welke zy ont-  DER BEIDE INDIEN. 231 êntbloot, en eenigermaate aan het algemeen belang heeft opgeofferd. Zy is hun de hulpmiddelen fchuldig, om te kunnen beftaan van den arbeid, welke alleen voor dit flag van menfehen mogelyk is, door hen op nieuwe landgoederen te plaatzen 5 en zy is aan haar zelve verfchuldigd, het verkrygen Van nieuwe rykdommen door derzelver nyverheid. By het fluiten van den Vrede, leverden St. Lucia en Guyana een gunftig oogenblik uit, tot het doen der voorgeflagene hervorminge. Frankryk moest zich bedienen van deeze gelegenheid, misfehien de eenige, ter affchaffinge van de Wet der verdeelinge, door aan dezulken , welke men van hunne uitzigten beroofd hadt, de Landeryen uit te deelen, welke men ten voordeele wilde aanleggen; als mede, als een verfchot tot deeze ontginning, de onnoemelyke fommen, welke aan dezelve zonder vrugt befteed zyn. Menfehen aan het klimaat gewoon; gemeenzaam geworden met den eenigen Akkerteelt, welke kon bedoeld worden ; aangemoedigd door het voorbeeld, de hulp en den raad van' hun gezin; geholpen, eindelyk, door de Slaaven, van welke de Staat hen voorzien hadt: zodanige menfehen waren veel gefchikter, dan Landloopers, uit de modderpoelen van Europa byeen verzameld, om de nieuwe Volkplantingen den trap van rykdom en voorfpoed te doen beklimmen, dien men zich van dezelve moest belooven. By ongeluk zag men niet, dat de eerfte Volkplantingen in Amerika van zelve hadden moeten P 4 voort- XIII. BOEK.  232 GESCHIEDENIS XIII. BOEK. i ] 3 i c 1 *l ( i h v V z d t< Ja d ai hi di zi JrTj xdl yoortkoomen, langzaam, met een groot verlies van menfehen, of door ongemeene hulpmiddelen van kloekmoedigheid en geduld: dewyl zy met geene mededingers hadden £e worftelen; doch dat de nieuwe Volkplantingen alleen langs den weg der voortteelinge bunnen voortkoomen: even gelyk een nieuwe zwerm Byen van een ouden wordt voortjeteeld. De overtolligheid der Bevolkinge ?p een Eiland moet zich op een ander Eiand ontlasten, en het overtollige eener ryke volkplantinge moet eene opkoomende Volk>lanting van het noodige verzorgen. Dit is Ie natuurlyke Orde, welke de Staatkunde Ier Zee- en handeldryvende Mogendheden 'oorfchryft. Alle andere middelen zyn onedelyk, en brengen niets dan verderf aan. )mdat het Hof van Verfailles een zo eenoudig en vrugtbaar beginzel niet gevolgd eeft, moet 't het Ontwerp, om de nieuwe erdeelingen der landeryen te ftuiten, niet erwerpen. Indien de noodzaaklykheid deeïr Wet beweezen is, dan moet zy met 'er lad gemaakt worden, hoewel de tyd, daar>e minder gunftig is, dan dien men heeft aten verloopen. Wanneer men het verval ;r plantaadjen zal herfteld hebben, door de 'fchaffing der verdeelingen, welke haar alle ïlpmiddelen tot wedervoortbrenging affny:n, zal men haar kunnen noodzaaken om :h te ontflaan van de fchulden, met welke bezwaard zyn. De Franfche, even gelyk de overige Ame:aanfche Eilanden, kunnen alleen van Ners bewerkt worden. Het klimaat, waarin zy  DER BEIDE INDIEN. 233 zy leggen, noodzaakt hen om arbeidslieden te koopen. Hier toe worden penningen J vereischt; en de eerfte bewooners hadden geen Geld. Zy vonden het in den Koophandel, welke dus aan deeze waardige Bezittingen haar beftaan gaf. Deeze hulpmiddelen, welke men vervolgens, misfchien, te gereed verleend heeft, hebben aanleiding gegeeven tot eene groote menigte fchulden, welke vermenigvuldigd-zyn, naar gelang de Landöntginningen uitgebreider zyn gewor^ De gelykheid der verdeelingen tusfchen onderfcheiden Mede-Erfgenaamen, is de grond geweest van het ontftaan der Schuldeifchers binnen de Volkplantingen, gelyk 'er zich reeds buiten dezelve bevonden. Naa evenredigheid dat de Volkplantingen in rykdommen toenamen, namen haare fchulden toe , naar geraade van de menigvuldigheid der verdeelingen. Toen zy tot die hoogte waren geklommen, dat zy meer Volkplanters dan plantaadjen kweekten, is de overtollige Bevolking ledig gebleeven, eene fchuldvorderinge hebbende op de Erfgoederen, welke zy niet meer befloeg, en zedert dat oogenblik van geen nut, zelf tot een last, voor den Landbouw. Wy hebben een middel voorgefiagen om den wortel deezer binnenlandfche fchulden uit te rooien ; maar hoe zal men zich ontheffen van de fchulden, welke buitenslands gemaakt zyn? De Volkplanters, zegt men, om hunne fchulden af te doen, zouden flegts een gedeelte hunner inkomften moeten verteeren, P 5 en XIII. BOEK,  xnr. BOEK. j ] 4 t 234 GESCHIEDENIS en het overige befteeden om hunne fchulden te betaalen. Maar ziet men niet, dat zy, welke, door het overtollige hunner rykdommen, deeze bezuinigingen zouden kunnen uitwinnen, juist die geenen zyn, welke geene fchulden hebben: terwyl de fchuldenaars, om de geringheid hunner inkomften, niets van hunne uitgaven kunnen bezuinigen ? Daarenboven is 'er niets onredelyker, dan dit Ontwerp van ontblootingen in de Volkplantingen te willen invoeren. Dewyl haare voortbrengzels alle haare waarde ontleenen van de verwisfelingen, en in dat geval de verwisfelingen als vernietigd zouden worden, vermids zy zouden bepaald zyn tot de onkostbaare voorwerpen van eene volftrekte noodzaaklykheid, zouden de Amerikaanen genoodzaakt zyn, weinige Koopmanfchappen uit te leveren, of ze om niet te geeven. Indien het Moederland het gebrek 'van de verkoopinge haarer Koopmanfchappen door Geld wilde vergoeden, zou al het Goud, «'elk men uit het eene gedeelte der nieuwe vaereld ontvangt, na het ander gedeelte rioeien. 'Er beftaat eene Mogendheid, betend door de overmagt haarer Zeemagt, he, naa tien jaaren dusdanig eenen handel e hebben gedreeven, op deeze Eilanden :ene zekere fchaêvergoeding zou vinden van len Oorlog, dien zy zou mogen onderneenen; en het valt niet in het ontwerp der 'taatkunde van Frankryk, haar te nodigen, >m zyne afgelegene Bezittingen aan te tasSn. Niet minder belang dan de Regeering, heb-  DER BEIDE INDIEN. 235 hebben de Kooplieden by de duurzaamheid der fchulden. De Volkplantingen zyn opgerigt door gunst van het Crediet. Naadat de eerfte Volkplanters hunne fchulden hadden afgedaan, is het voor derzelver Opvolgers vernieuwd, en de tegenwoordige bezitters genieten het zelfde voordeel. Indien men op de fchuldafdoening met geweld drong, zou zy fpoedig kunnen volbragt worden; doch de Landbouw zou 'er door lyden; en genomen dat dezelve niet ten agter ginge, hy zou daarom niettemin beroofd worden van de eerftelingen der ongerepte Landen, die altoos de vrugtbaarfte zyn. Van dat oogenblik af zouden de Kooplieden in de Volkplantingen minder goederen vinden welke zy kunnen koopen ; zy zouden aldaar minder Slaaven, gereedfchappen, nevens alle andere noodwendigheden, voor de nieuwe Bezittingen verkoopen, en die evenwel van geen minder gewigt zyn , dan de dingen , welke tot de behoeften of de weelde der reeds gevestigde Volkplantingen vereischt worden. Door den tyd zouden hunne werkzaamheden nog meer afneemen. Het is bekend, met hoe leede oogen zy aanzien, dat de vermogende Volkplanter zyne eigen voortbrengzels na Europa zendt, alles waf hy ten zynen gebruike noodig heeft uit Europa ontbiedt, en zyne Korrespondenter niets dan het bloote Kommisfiegeld doel trekken. Indien de af hanklykheid welke een noodzaaklyk gevolg van fchulden is, op. hieldt, zou niet langer flegts een klein getal Planters, maar de geheele Volkplanting haa' xni. BOEK,  XIII. BOEK. I i 3 i 436 GESCHIEDENIS haaren inkoop en verkoop in het Moederland doen; zy zou handeldryvende worden. Zy zou wel haast geene mededingers meer hebben; dewyl zy zelve den eindpaal haarer behoeften zou kennen. Het Crediet is, derhalven, klaarblykelyk, de grondflag der voordeelige verbintenisfen tusfchen de Franfche Kooplieden en de Volkplantingen ; hun kapitaal aan hun weder opbrengen, zou zo veel zyn als hen van hunne voordeelen berooven. Zeer ontydig hebben zy, zedert veertig jaaren, geklaagd, dat de langwyligheid der betaalingen hen onherftelbaar bederft. De rykdommen, welke, in de Zeehavens van het Koninkryk, vergroot en vermenigvuldigd zyn, door haaren Koophandel op de Eilanden , getuigen openlyk tegen deeze zo ongegronde verwyten. De Staatkundige nuttigheid, de noodzaaklykheid zelve, van de fchulden der Volkplantingen jegens het Moederland, ontdaan ieder Planter in 't byzonder niet van de verpligting om zyne fchulden af te doen. S3et kwaad, welk een gevolg, een uitwerkzel, dikwyls zelf eene oorzaak is van het goede, regtvaardigt of verontfchuldigt den mensch met ,, dis het pleegt. De Staat is het onverschillig, of eene zekere maate van rykdommen in de handen van deeze of geene Bur?jers is; maar het is nimmer dienftig voor iet algemeen belang, dat iemand zich van le verpligtinge, om zyne fchulden te moeen betaalen, ontdagen rekene. 's Lands £as zelve, zo zy zich bezwaard hebbe, noet zich zuiveren langs de wegen en volgens  ' D ER BEIDE INDIEN, 237 gens de regels der Geregtigheid. Het openbaar Bankeroet van den Staat is een fchandVlek , een aanflag, heilloozer nog voor de Zedekunde der Maatfchappye, dan voor het geluk der Burgeren. De dag zal eenmaal koomen , dat alle deeze onregtvaardigheden zullen gedagvaard worden voor de Vierfchaar der Natiën , en dat de Mogendheid, welke ze pleegt, door haare eigen flagtöffers zal gevonnisd worden. De fchulden van Amerika moeten dan afgedaan worden; maar ongevoelig, en niet by hevige fchokken. Terwyl de oude fchulden vereffend worden, zullen 'er nieuwe fchulden gemaakt worden, welke, om zo te fpreeken , deezen keten van afhanklyklykheid zullen verlengen, door wel. ken de rykdommen van Europa aan de rykdommen zyner Volkplantingen verknogt zyn, De fchuldvorderaars van den Koophandel dei Eilanden moeten langs geregtelyke wegen voldaan worden. De weezenlyke Geregtighek ïs eenpaarig. Zy fchiet even zeer de wapens aan ten voordeele van allen, en teger allen. Indien derzelver uitvoering uitgeftek worde, gelyk zy tot heden toe, in de Volk plantingen, uitgefteld is, tot op het eigen dunkelyk welbehaagen van hun, die aan he roer van den Staat zitten, moet zy nood wendig in Dwingeïandy ontaarten. Dikwyl is zy een overlast voor fchuldenaars, welki , men noodzaakt, omtrent heiliger verbinte nisfen in gebreke te blyven, om aan mh gewigtige fchuldvorderingen te voldoen; wel ke men dwingt, door verkoopingen buitel tyds, en zonder de noodige plegtigheden eei BOEK. ! 1 l 5 1 1 1 5  XIII. BOEK. 238 GESCHIEDENIS een gedeelte hunner inkomften, en zomtyds van hun kapitaal op te offeren. Zy is altoos onregtvaardig voor de fchuldeifchers zelve. Het is niet de oudfte, noch de meest beyoorregte, noch de behoeffcigfte, welke betaald wordt; maar de magtigfte, de meest begunstigde, de yoorbaarigfte, of de gewelddaadigfte. De Wet alleen zou hier de uitfpraak moeten doen. De Wet, welke, in de Volkplantingen, de weezenlyke in beflag neeming der plantaadjen veroorlooft, is niet uitvoerlyk. Dit blykt hieruit, omdat niemand tot dezelve de toevlugt heeft genomen; niettegenftaande 'cr op de Eilanden altoos oneerlyke fchuldenaars worden gevonden, en fchuldvorderaars, inhaalig genoeg om dit middel om aan hunne penningen te koomen, niet te verzuimen, indien zy daar van een goeden uitffag hadden kunnen verwagten. Het middel van perfoonlyke opfluitinge, welk men voorgeflagen heeft, om het in de plaats der weezenlyke in beflag neeminge te ftellen , zou niet kragtdaadiger zyn. Een Planter, omringd van eene menigte Slaaven, op eene op haar zelve gelegene plantaadje, zou bezwaarlyk in verzekering kunnen genomen worden. Zyne opfluiting zou even verderflyk worden voor zyne fchuldeifchers en voor de Volkplanting, als voor hem zeiven. Zyne afweezigheid zou de wanorde onder zyne Negers medebrengen; zy zouden ophouden van arbeiden, en de nabuurige plantaadien verwoesten. Maar zou men de Negers van eenen fchuï- de-  DER BEIDE INDIEN. 239 denaar niet in verzekering kunnen neemen en verkoopen? De Slaaven, welke zouden ophouden op de eer.e plantaadje te arbeiden, zouden eene andere plantaadje bewerken, en de Volkplanting zou 'er niets by verliezen. Dit middel is niet meer dan fchoonfchynende. Die zich daarop wilde verlaaten , moest geringe kunde van de geaartheid der Negers hebben. Het zyn als zo veele werktuigen , te bezwaarlyk om te ftellen, dan dat zy fchadeloos van werkplaats kunnen veranderen. De nieuwe hebbelykheden, welke eene verandering van plaats, van Meester, van wyze van arbeiden, van bezigheid vereischt, zyn eene pooging voor deeze luiden, reeds te ongelukkig dat zy tot den arbeid verweezen zyn, tegen welke hunne wellustige aandoenlykheid zich verzet. Zy zouden niet kunnen ontbeeren hunne Minnaaresfen en kinderen, welke hunne dierbaarfte vertroosting, het eenig goed uitmaaken, dat hen aan dit leeven verbindt. Afgefcheiden van deeze eenige bezitting van tederlievende en lydende zielen, kwynen zy, worden ziek, verloopen dikmaals, of werken ten minfte niet dan met tegenzin en zonder yver. Daarenboven, is het gemaklyk deeze Negers te vatten? Vyftig, honderd, of twee honderd Slaaven zouden zich niet gemaklyk in ketens laaten boeien door eenige Geregtsdienaars; en zy zouden zich wel haast hier en daar verfpreiden, indien men hunne plantaadje gewapenderhand kwam beftormen. Zou men ze in verzekering willen neemen in XIII. BOEK.  XIII. BOEK. j i i : 240 GESCHIEDENIS in de Vlekken, of in de Steden, waarheen' zy gaan om goederen te verkoopen? Welhaast zouden zy zich aldaar niet meer vertoonen, en het gebrek zou het gevolg van een bykans algemeen verloop worden. Genomen dat men deeze zwaarigheden kon te boven koomen, zou het middel, waar over wy thans handelen, niet te minder verwerpelyk zyn, dewyl het verzekeren der betaahnge van éénen fchuldeifcher het bederf van veele anderen zou medebrengen, De minfte Suikerplantaadjen verfchaffen werk aan zestig of zeventig Slaaven op goede landeryen, en zelf tot tachtig of honderd op de middelmaatige. Hun getal kan niet verminderd worden , zonder de ontginning te ftremmen. Niet meer dan vyftien of twintig Negers behoeven van eene plantaadje genomen te worden, om eene gewigtige beplanting te vernietigen; om een kapitaal van vyftig of honderd duizend Kroonen te doen kwynen; om een zeer kundig Planter eensklaps buiten ftaat te ftellen om te betaalen. Misfchien zal men zeggen* dat deeze Eigenaar, genoodzaakt om het zyne te verkoopen, zal vervangen worden van eenen Kooper, die ie plantaadje in haare volkomene waarde zal ïerftellen. Maar niemand is onkundig, dat er geen Gelds genoeg op de Eilanden is, ■ Dm met gereede penningen te betaalen; dat nen aldaar niet koopt dan op een zeer lang "rediet, 't welk nog de ftilzwygende hoop overlaat om nog meer uitftels te zullen ververven. Neem dit Crediet weg, en gy zult liet eenen Kooper vinden. Wat  der beide INDIEN. 24I Wat Planter zal onbezonnen genoeg zyn, om eene onderneeming van eenige aangelegenheid by de hand te neemen, wanneer hy ziet dat hy in een zeker bederf loopt, indien het Geluk en de Elementen zynen arbeid niet begunftigen op den dag, by zyne verbintenisfen bepaald? Vreeze voor gebrek en fchande zal aller gemoederen bevangen. Dan zal 'er geen Geldleening, geen Koophandel, geen vertier meer zyn. De werkzaamheid zal in traagheid veraarten; het Crediet zal vernietigd worden , zelf door het Ontwerp, uitgedagt om het te herftellen. Dit zyn geene loutere fchrikaanjaagingen. De beïchreienswaardige voorvallen van het jaar 1750 getuigen maar al te zeer, hoe gegrond zy zyn. Op dit heilloos en voor St. Domingo merkwaardig tydftip, perlte men der Regeeringe de vryheid af, om de Akkerbouwende Negers, uit hoofde van fchulden, te mogen vatten. De eerfte Regtsvorderingen, welke, ten dien einde, hoewel met een ongelukkigen uitflag, gefchiedden, verfpreidden beroerte en verfchrikking door de Volkplanting. Het was een onbefchryflyke Bajert. Alles was verlooren. De Koop. handel, welke om deeze haatlyke Wet dei ftrengheid/hadt verzogt, rekende zich gelukkig, derzelver herroeping te mogen verwer. ven. Men heeft dan geene middelen uitgedagl ter verzekeringe van het lot der fchuldvor deraaren, dan zulke die te gelyk nadeelij geweest zyn aan den voorfpoed der Volk plantingen, en gevolglyk aan dien der Monar V. deel. q chie XIII. boek, 1  242 GESCHIEDENIS XIII. BOEK. chie. Nogthans moet deeze overeenbrenging van het algemeen met het byzonder belang eene van de fpringveeren der Staatkunde zyn; het is het werk der Staatsmannen om ze daarin te vinden. Deeze Weü der billykheid zal zelf van diegeenen hooggefchat worden, welken zy zal onder bedwang brengen, indien men haar in de gemoederen doet ingang vinden langs den weg der Reden, de eenige weg, misfchien, welke ten aanzien van befchaafde menfehen geoorlofd is, ten minfte de gemaklykfte en de zekerfte. De Volkplanter, door de algemeene kundigheden verlicht, zal gewaar worden, dat de gereede gelegenheid, van niet te betaalen, voor hem drukkende wordt, door de onmogelykheid om Crediet te vinden, ten minflen zo hy het niet koope tot eenen prys, welke het gevaar van hem te leenen opweegt. Het zy hy het zoeke om zyne bezittingen te vermeerderen of ze te behouden, hy zal het niet verkrygen dan tot zyn eigen bederf. Zyn toeftand is gelyk aan dien der Mynwerkers, die altoos kwaad fpel hebben met de woekeraars, gewoon om de gevaaren en het uitftel zich vooraf te betaalen. Maar indien het niet genoeg zy, den Volkplanter te verlichten, om hem, zelf door zyn belang, tot zyne pligten te doen wederkeeren; indien het gevaarlyk zy, geweld te gebruiken, om hem te noodzaaken tot het naakoomen zyner verbintenisfèn: waarom zou de Wetgeever geen gebruik maaken van het leenen .van het hulpmiddel der Eere, eene zo veelvermogende beweeg- re-  DER BEIDE INDIEN. 243 reden in de Monarchiè'n, het beginzel en de fpringveer haarer oorfpronklyke gefteldheid? Is het algemeen begrip niet zo vermogend als bec geweld? Brandmerk den trouwloozen fchuldenaar met Oneere; verklaar hem vervallen van de onderfcheidirtgen, welke hy genoot, onbekwaam om immer een openbaar Ampt te bekleeden, en vrees niet dat hy met deeze Wet den fpot zal dryven. Maar laaten de Vierfchaaren der Geregtigheid, ten deezen aanzien, die der Eere zyn. Laat een misdaadige gevonnisd en veroordeeld worden met de plegtigheden, die alle Wetten heiligen. De hebgraagfte menfehen, en voornaamlyk de Amerikaanfche Volkplanters, offeren geen gedeelte van hun leeven aan een moeilyken arbeid op, dan in de hoop dat zy van hunne rykdommen zullen genot hebben. Maar een mensch met Oneere gebrandmerkt, heeft geen genot. Merk eens op, met welk eene naauwkeurigheid de ! fpeelfchulden betaald worden. Het is niet eene overmaate van kieschheid, geene liefde tot de Geregtigheid, welke een bedorven fpeeler, binnen vier en twintig uuren, voor de voeten van eenen zomtyds verdagten fchuldeifcher doet nederbukken. Het is de ; Eer, het is de vreeze van buiten de zamen- 1 Ieeving te zullen geftooten te worden. De baatzoekendfte mensch wil genieten, en zonder Eere is 'er geene genieting. Maar in welk eene Eeuw, in welk een tyd, roept men hier den geheiligden naam der Eere aan? Is het niet de pligt der Re- jj geeringe, om een voorbeeld te geeven van Q 2 de XIX BOEK.  *44 GESCHIEDENIS XIII BOEK. de Geregtigheid , welke zy wil dat betragt zal worden? Zou 't mogelyk zyn, dat het j; algemeen begrip als met fchande gebrandmerkt j aanzag zodanige Burgers, welke niets anders Ij gedaan hebben, dan *t geen de Staat zich | openlyk veroorloofd? Wanneer de Oneere 1 wordt ingevoerd in de huizen der Grooten, 1 in de eerfte Bedieningen, in de Legerplaat- I zen, in het Heiligdom, weet men dan nog 1 van bloozen? Wie zal kunnen vreezen ont- j eerd te zullen worden, indien de zulken, j welke men lieden van Eere noemt, geene U andere Eer meer kennen, dan die van ryk te zyn om tot bedieningen bevorderd te worden, of tot bedieningen bevorderd te : worden om zich te verryken? indien men, om groot te worden, moet kruipen? om den Staat te dienen, aan de Grooten en de Vrouwen behaagen ? en indien alle gaven, om te kunnen behaagen, ten minfte de on- I verfchilligheid omtrent alle Deugden onder- 1 ftellen? Zal de Eer, welke uit zommige ge- • westen van Europa in ballingfchap fchynt : verzonden te zyn, eene fchuilplaats zoeken | in Amerika ? Waarom zal men daar aan wan- | hoopen, vóór dat men daar van de proef F heeft genomen ? Indien de proefneeming niet 1 gelukte, zou men, op de Franfche Eilanden, die fchuldenaars, welke zich weigerag- i tig toonden om hunne fchulden te betaalen , kunnen behandelen, gelyk zy behandeld wor- J den op de Eilanden, aan Engeland en Holland onderworpen. De drie Natiën hebben even zeer de verbintenisfen haarer Bezittingen  DER BEIDE INDIEN. 245 gen in de nieuwe waereld aan het Moederland bepaald. Alle Volkplantingen hebben niet den zelfden oorfprong gehad. De eerfte waren haare opkomst verfchuldigd aan de woelagtigheid van etlyke horden Barbaaren, die, naa alvoorens langen tyd in woeste gewesten te hebben omgezworven, zich, eindelyk, uit vermoeidheid, nederfloegen in een Land, alwaar zy eene Natie formeerden. Andere Volken, door een magtigen vyand uit hun land verjaagd, of door het een of ander toeval gelokt na eenen grond, verkieslyk boven dien van hunne Vaderen, wierden onder een nieuwen Hemel verplant, en deelde aldaar de landeryen met de eerfte bewooners van dit vreemd gewest. De overmaate der Bevolkinge , de afkeer van de dwingelandye, de verdeeldheden, de omwentelingen, deeden zommige Burgers befluiten om hun Vaderland te verlaaten, om elders nieuwe Steden te bouwen. De geesc der veroveringe deedt een gedeelte der zegepraalende Soldaaten zich nederflaan in de overheerde Staaten , om zich den eigendom daar van te verzekeren. Geene deezer Volkplantingen hadt den Koophandel ten oogmerke. De Volkplantingen zelve, welke Tyrus, Karthago en Marfeille, handeldryvende Gemeenebesten, oprigtten, waren niets anders dan noodzaaklyke fchuilplaatzen op barbaarfche kusten, en ftapelplaatzen, alwaar de fchepen, uit onderfcheiden havens in Zee geftoken, en door een langduurigen fcheepvaart vermoeid, over en weder hunne laadingen verwisfelden. Q_2 De XÏII. SOEK.  24.6 GESCHIEDENIS XIII. BOEK. De verovering van Amerika heeft het denkbeeld ingeboezemd van eene nieuwe foort van Bezittingen, welke den Akkerbouw ten grondflage hebben. De Regeeringen, ftigteresfen deezer Volkplantingen, hebben gewild, dat de zulken haarer Onderdaanen , welke zy derwaarts overvoerden, geene andere dan zulke Koopmanfchappen zouden mogen gebruiken, welke het Moederland zou lederen, en aan het Moederland alleen zouden mogen verkoopen de voortbrengzels der Landeryen , welke hun wierden toe elegd. Deeze dubbele verpligting hebben alle Naden befchouwd als op het Natuurlyk Regt gegrond , onafhanklyk van byzondere affpraken, en uit den aart der dingen zelve voortkoomende. Eene uitfluitende gemeenfchap met haare Volkplantingen hebben zy niet befchouwd als eene buitenfpoorige fchaêvergoeding voor de kosten, ter haarer oprigtinge gedaan , of nog te doen ter haarer .onderhoudinge. Zodanig is, ten allen tyde, het ontwerp van Europa ten aanzien van Amerika geweest. Frankryk was 'er nimmer van afgeweeken, wanneer een Man van vernuft, zeer bekend door de uitgebreidheid zyner kundigheden en de kragt zyner uitdrukkingen, de ftrengheid van dit beginzel wilde maatigen. Van den vreemdeling Koopmanfchappen ontvangen, welke het Moederland niet dan bezwaarlyk tot een buitenfpoorigen prys kan leveren, is, volgens zyn zeggen, in de Volkplantingen eenen voorfpoed vermeerderen, welke, vroeg of laat, na het Vaderland weder-  DER BEIDE INDIEN. 247 dei-keert, waarheen zy meer goederen zullen zenden, en aan hetwelk zy een ruimer uitweg voor zyne voortbrengzels zullen opleveren. Toen dit gevoelen rugtbaar wierdt, verfpreidde zich eene algemeene ontfteltenis door'alle de havens der Monarchie. Men heeft luidkeels geroepen, dat deeze nayver de geheiligdfte Regten van den Staat zou krenken, dat dezelve de voornaamfte bronnen van zynen rykdom zou doen uitdroogen. Dit twistgeding heeft den vernuften veel werks verfchaft; doch men heeft het niet uit het gewigtigst oogpunt befchouwd. De twistredenaars, en het algemeen, dat hen beoordeeld heeft, alleen agt geevende op de belangen van den Akkerbouw en Koophandel, hebben het .groot Staatkundig doelwit, het behoud der Volkplantingen, uit het oog verboren. Maar , de buitenlandfcbe fchepen in haare havens toelaatende, zou men zich in gevaar ftellen van ze te verliezen. Engeland heeft, meer dan eene Eeuw geleeden, in de onmeetelyke wildernisfen van Noord-Amerika, de grondflagen gelegd van een uitgeftrekt gebied, welks vorderingen, in den beginne langzaam, dagelyks met fnelle fchreden toeneemen. Deszelfs magt, langen tyd in bedwang gehouden door eenen vyand, altoos gereed en altoos vaardig om het in de agterhoede aan te vallen, heeft niets meer, dat haar belemmert, zints de aanwinning van Canada, en. het waardigfte gedeelte van Louifiana. Dit Volk, door deeze veroveringen, van alle ongerustheid Q 4 ver- XIII. BOEK.  XIII. BOEK. i 1 1 1 C I I i d 1 248 GESCHIEDENIS verlost van de zyde van het Vaste land, zal, vroeg of laat, in de bekooring kunnen koomen, om zyne Eerzucht na de nabuurige Eilanden uit te ftrekken. Om den llroom zyner voorfpoeden te volgen, ontbreekt hetzelve tegenwoordig niets, dan eene Bevolking, evenredig aan de uitgeftrektheid van zyn grondgebied. Onder de oorzaaken, welke deeze Bevolking kunnen verhaasten, zou niets daartoe fpoediger kunnen bevorderlyk zyn, dan eene aaneenfchakeling van verbintenisfen met de Franfche Volkplantingen, welke, gebrek hebbende juist aan datgeen, welk Noord - Amerika kan leveren , aan hetzelve, zyne voortbrengzels koopende, de middelen zouden verfchaffen om ze te vermenigvuldigen en zyne kragten te vergrooten. Het Hof van Verfailles is te verlicht en kundig, ongetwyfeld, dan dat het de veiligheid zyner Eilanden zou opofferen aan het van ter zyden koomend voorieel, welk zy zouden ontleenen van een wyen Koophandel, voor eenige voorwerpen /an geringe waarde. Maar even zeer als Frankryk, voor zyne nededingers, deezen weg van rykdommen noet affluiten, welke tot de verovering eidt, even zeer voegt het aan hetzelve, 'oor zyne Eilanders een middel ter verzcniinge van alle hunne voortbrengzels aan de and te geeven. De Volkplantingen leve. en jaarlyks, hetgeen zy ten haaren eigen ebruike noodig hebben 'er afgetrokken zyn. 3 , honderd duizend oxhoofden Siroop en 'ama, welke ongeveer vyf Millioenen Livres  DER BEIDE INDIEN. 249 vreslwaardig zyn. In gevolge van een kwalyk beraden belang, heeft het haar, en heeft het zich zelf van dit voordeel beroofd, uit vreeze dat het aan het vertier zyner eigen Brandewynen nadeelig zyn zoude. De Brandewyn van Suiker geftookt, altoos minder dan die van Wyn geftookt wordt, kan de drank zyn alleen van arme lieden, of zelf van de minst gegoede lieden onder de ryke Natiën. Zy zullen den voorrang verkrygen alleen boven de Koorn-Brandewynen, die in Frankryk niet geftookt worden. De Franfche Brandewynen zullen, zelf op de Eilanden , altyd gedronken worden van de klasfe van lieden, die ryk genoeg is om ze te betaalen. Niet te fpoedig kan , derhalven , de Regeering wederkeeren van eene dwaaling, die even onregtvaardig als verderflyk is, noch te fpoedig in haare ^havens ontvangen de Siroopen en de Taffia's, om aldaar verbruikt, of na elders verzonden te worden, daar ze ontbeerd worden. Niets zou derzelver vertier verder uitbreiden, dan de vergunning aan de Franfche Zeelieden, om ze regelrecht na de uitheemfche Markten te mogen voeren. Deeze gunst zou zich zelf tot alle de Koopmanfchappen der Volkplantingen moeten uitftrekken. Dewyl een gevoelen, dat met zo veele belangen, zo veele vooroordeelen , ftrydig zal fchynen, aan tegenfpraake onderheevig is, voegt het ons, hetzelve te bouwen op onwrikbaare beginzels. De Franfche Eilanden leveren aan hun Moederland, Suiker, Koffy, Katoen, Indi Q. 5 g°: XIII. bce:c.  XIII. HOEK. J « 4 ) ( 1 < I r 1 c t e 25Q GESCHIEDENIS go, nevens andere Koopmanfchappen, van welke het een gedeelte gebruikt, en het overige na den uitlander verzendt, welke aan hetzelve, in betaaling, Geld of andere Koopmanfchappen geeft, welke het behoeft. Deeze zelfde Eilanden ontvangen, op hunne beurt, van het Moederland, kleederen, leevensmiddelen en werktuigen tot den Landbouw noodig. Zodanig is het tweevoudig oogmerk, waartoe de Volkplantingen dienen. Om aan hetzelve te kunnen voldoen, moe. ten zy ryk zyn. Om ryk te worden, moeten zy een grooten overvloed van voortbrengzelen inzamelen, en dezelve tot den gemaatigdften prys kunnen flyten. Zal dit vertier deeze voortbrengzels tot den hoogden prys doen klimmen, moet het zo groot zyn als mogelyk is. Zal het zo groot worden als mogelyk is, moet het de grootfte nogelyke vryheid genieten. Zal het de p-ootfte mogelyke vryheid genieten, moet leeze vryheid niet bezwaard worden met :emge omflagtigheden, onkosten, moeite en mtlooze belastingen. Deeze waarheden , loor haare innerlyke verbintenis betoogd, noeten het beflisfen, of het voordeelig zy, lat de voortbrengzels der Volkplantingen aan le verwylingen en onkosten eener Stapelilaatze in Frankryk onderworpen zyn. Deeze tusfchenloopende kosten moeten oodwendig voor rekening van den verbruier of van den Planter koomen. Indien de erfte ze betaale, zal hy minder verbruiken, ewyl zyne middelen niet aangroeien in venredigheid van de vermeerderinge der kos-  DER BEIDE INDIEN. 2$ï kosten. Indien de tweede, zal hy, minder voor zyne Koopmanfchappen ontvangende, minder kosten en werk op zyne Landeryen kunnen doen, en niet meer zo veele vrugten van dezelve inzamelen. — In weerwil der klaarblykelyke aaneenfchakelinge van deeze vernielende gevolgtrekkingen, hoort men dagelyks, met een verzekerden toon, beweeren, dat op 'de Koopmanfchappen, vóór dat zy verbruikt worden, veele kosten van bewerkinge en vervoeringe moeten loopen; dat deeze kosten, aan veele menfehen werk en onderhoud verfchaffende, een middel zy ter onderfchraaginge en Bevolkinge, en ter vermeerderinge van de kragten van den Staat. Men is, door het vooroordeel, zo zeer verblind, dat men niet bemerke, dat, indien het voordeelig zy, dat op de Koopmanfehappen, vóór dat zy verbruikt worden, onkosten loopen gerekend tegen twee, het nog voordeeliger zyn zal, voor der grootften Nationaalen voorfpoed, dat op dezelve kosten loopen als vier, als acht, ah twaalf, als dertig. In dat geval moeten de Volken de Wegen vernielen, de Vaarter dammen, de Vaart op de rivieren verbieden, zelf de beesten uit den Landbouw verban nen, en daartoe niets dan menfehen gebrul ken, met oogmerk om eene vermeerdering van kosten te voegen by die, welke de ver bruiking voorafgaan. Deeze zyn ondertus fchen de ongerymdheden welke moeten ver zwelgd worden, indien men zich vasthoudt aai het valsch beginzel, welk wy beftreeden heb ben. Maar de Staatkundige waarheden moetei lanj XIII. BOEK. I r r 1  xnr. BOEK. \ "\ i ( j i » 252 GESCHIEDENIS lang overwoogen worden , voordat zy gevoeld worden. Veele dwaalingen hebben onder de Staatsmannen, zo wel als by het gemeene Volk, ingang gekreegen zonder onderzoek. Het Franfche Ministerie, langen tyd verblind door de duisternisfen, in welke het zyne Natie liet fluimeren, heeft nog niet kunnen verlicht worden, ten aanzien van het Beftuur, welk voor zyne Volkplantingen best voegde. Het weet nog niet, welke de gefchiktfte Regeeringwyze zy, om ze te doen bloeien. De Franfche Volkplantingen, opgerigt door lieden zonder gezag, die voor den teugel of het zwaard der Wetten vlugtten, fcheenen, in den beginne, niets noodig te hebben dan een geftreng Landbeftuur. Men vertrouwde hen aan lieden, die een onbepaald gezag bezaten. De geest der indringinge, eigenaartig aan alle Hoven, maar gemeenzaamer by eene Natie, alwaar de Galanterie der Vrouwen een algemeenen invloed reeft, deedt, ten allen tyde, in Amerika, ;ot de aanzienlykfte Ampten, bevorderen, menfehen zonder Zeden, met fchulden en ondeugden belaaden. Het Ministerie, uit :en overblyfzel van fchaamte, vreezende, len op het fchouwtooneel hunner Oneere te sullen verheffen, zondt hen, om hunnen laat te herftellen of te bevestigen, over £ee, alwaar hunne ongeregeldheden niet becend waren. Een kwalyk beredeneerd melelyden, een valfche Hooffche grondregel, vdke de fchelmery als noodzaaklyk en de chelmen als nuttig onderftelt, deedt, in koe-  derbeideINDIEN. 253 koelen bloede, aan Roovers, der gevangenisfe waardig, opofferen de rust der Planters, de veiligheid der Volkplantingen, het belang zelf van den Staat. Deeze Dienaars des roofs en der losbandigheden verflikten de zaaden van het goede en braave, en vertraagden den voorfpoed, die van zelve voortkwam. De volftrekte magt bevat, in haaren eigen aart, een zo fyn vergif, dat het niet lang aanhieldt, of de Oppermogende beftuurders, welke met eerlyke oogmerken, na Amerika te fcheep gingen, wierden aldaar bedorven. Genomen dat de Eerzucht, de Gierigheid of de Hoogmoed hen niet befmet hadde, konden zy tegenftand bieden aan de Vleiery, die nimmer in gebreke blyft, om haare laaghartigheid op de algemeene flaaverny te grondvesten, en onder de algemeene rampen haar fortuin te maaken? De weinige Landbeftuurders, die het Zedenbederf ontvlooden, geen fteunpunt hebbende in een onbepaald Beftuur, floegen, by aanhoudendheid, van de eene dwaalinge tot de andere over. Geene menfehen moeten menfehen regeeren, de Wet moet de beheerfcheres zyn. Ontneem der Landbeftuurderen deeze algemeene maate , deezer regel hunner vonnisvellingen; en 'er zal geer regt, geene veiligheid, geene burgerlyke vryheid meer zyn. Dan zal men niets meei zien, dan eene menigte tegenftrydige vonnis fen; dan kortduurende Inzettingen, die d( eene de andere om verre ftooten; dan be velen, die, by mangel aan grondregelen gee XIII. boek.  xm. £OEK. I I a 254 GESCHIEDENIS geené verbintenis onder elkander zullen hebben. Indien men het zamenftel der Wetten verfcheurde, zelf in het Gebied, 't welk, uit zynen aait, best was ingerigt, zou men wel haast bemerken, dat het, om het wel te bjftuuren, niet genoeg zyn zoude, regtvaardig te zyn. De wysheid der fcbranderfte hoofden zou daar toe niet genoeg zyn. Dewyl zy allen niet van den zelfden geest gedreeven worden, en de geestgefteldheid van eenen iegelyk niet akoos de zelfde zyn zoude, zou het niet lang aanhouden, of de Staat zou het onderst boven gekeerd worden. Dit flag van Bajert hielde geduurig Hand in de Franfche Volkplantingen; en deeze Bajert was te wydgaapender, naar gelang de Opperhoofden 'er zich flegts vertoonden, om zo te fpreeken, en in het Moederland opontbooden wierden , voordat zy iets met eigen oogen gezien hadden ; naa drie jaaren zonder Leidsman gewandeld te hebben, in een nieuw land, vólgens ongevormde Ontwerpen van Burgerlyk beftuur sn Wetten, wierden deeze Landbeftüurders vervangen door anderen, die, in een zo kort tydbeftek, geene gelegenheid hadden Dm verbintenisfén aan te gaan met de Volcen, welke zy moesten beftuuren , noch lunne Ontwerpen tot de behoorlyke rypheid e brengen, die hun het kenmerk van regtraardigheid en zagtmoedigheid b.yzet, welk lerzelver uitvoering verzekert. Dit gebrek an geregeldheid en ervarem'sfe fchrikte eelen deezer volftrekte Landvoogden dermaate f, dat by, uit kieschheid, omtrent de minst aan-  DER BEIDE INDIEN. 255 aangeleegene zaaken geene uitfpraak durfde doen. Hy gevoelde wel de ongemakken zyner befluiteloosheid; doch hoe kundig hy ook ware, hy verbeeldde zich niet de kundigheden van eenen Wetgeever te bezitten, en hy wilde zich het gezag daar van niet aanmaatigen. Ondertusfchen zou het ligt vallen, de bron deezer wanorders te doen uitdroogen; door, in de plaats der Krygsregeeringe, gewelddaadig in haar zelve, en voor haatelyke en gevaarlyke tyden gefchikt, te ftellen eene gemaatigde, bepaalde Wetgeeving, onafhanklyk van den wil van byzondere perfooneu. Doch dit Ontwerp, duizendmaal voorgeflagen, mishaagden aan Landvoogden, jaloersch op eene volftrekte magt, die, geducht in zich zelve, altoos nog haatlyker is in eenen Onderdaan. Deeze Slaaven, der heimelyke dwingelandye van hun Hof ontkoomen, beminden niets zo zeer dan die Afiatifche regtvaardigheid, waar mede zy zelf hunne afhangelingen verfchrikt maakten. De hervorming wierdt zelf verworpen door de Landvoogden, die, anderzins deugdzaam, niet Zien wilden, dat zy, het regt van goed te doen aan zich behoudende, hunnen Opvolgeren de gelegenheid lieten om het kwaad llraffeloos te kunnen pleegen. Allen verklaarden zich ronduit tegen een Ontwerp Van Wetgeevinge, 't welk ten oogmerke hadt, de vermindering van de afhanklykheid der Onderzaaten: en het Hof hadt de zwakheid van te wyken voor hunne heimelyke inboezemingen of hunne raadgeevingen, uit kragt XIII. BOEK.  256 GESCHIEDENIS XIII. BOEK. kragt van die geneigdheid, welke de Vorften en hunne Staatsdienaars tot de volftrekte magt eigenaartig bezitten. Het oordeelde genoeg gedaan te hebben voor zyne Volkplantingen , door haar eenen Intendant te geeven, welke het gezag des Landvoogds moest op weegen. Deeze afgelegene Bezittingen, welke, tot op dit oogenblik, onder het juk van een eenige magt gezucht hadden, zagen zich toenmaals ten prooie ovcrgelaaten aan twee magten, even gevaarlyk door haare verdeeldheid als door haar Eensgezindheid. Wanneer zy met elkander overhoop lagen, verdeelden zy de gemoederen, zaaiden tweedragt .onder haare aanhangers, en ontftaken het vuur van eene foort van Burgerkryg. Het gerugt haarer oneenigheden weergalmde tot in Europa, daar ieder zyne voorftanders hadt, door den hoogmoed of het belang bezield om hen in hunne bediening te handhaaven. Wanneer zy vrienden waren, 't zy omdat hunne goede of kwaade inzigten overeenftemden, 't zy omdat de eene eene ontwyfelbaare overmagt boven den anderen bezat, wierdt de toeftand der Volkplanteren nog erger. Hoe zwaar ook de onderdrukking deezer flagtöfferen ware, nimmer wierdt hun jammergeklag gehoord in het Moederland , 't welk de Eensgezindheid deezer Afgevaardigden befchouwde als een beflisfend bewys van een volmaakt Landbeftuur. Weinig is het lot der Franfche Volkplantingen veranderd. Behalven het beflel over de geregelde Troepen, hebben de Landvoogden  der beide INDIEN. 257 den het regt om de ingezeetenen op de Krygsrolle aan te fchryven, hun de verrigtingen op te leggen , welke zy raadzaam oordeelen , hun, geduurende den Oorlog, zulk werk te geeven, als zy zullen goedvinden, en 'er zich zelf van te bedienen om landen te veroveren. De bewaarders van een volftrekt gezag, geregtigd en nayverig om zich alle verrigtingen daar van aan te matigen, welke hetzelve kunnen uitbreiden of ten uitvoer brengen, zyn zy gewoon , kennis te neemen van de Burgerlyke fchulden. De fchuldenaar wordt gedagvaard, ter gevangenisfe veroordeeld, en gedwongen om te betaalen, zonder eenige andere plegtigheden: dit draagt den naam van Krygsdienst of Departement van Oorlog. De intendanten alleen hebben het bewind over de zaak der Finantien, en bepaalen de wyze hoe ze moeten ingezameld worden. Zy doen vooi hunnen Regtbank koomen de burgerlyke oi halszaaken, het zy dat het Geregt daar var nog geene kennis genomen hebbe, het zy dat ze reeds zelf voor de hoogfte Regtbanken getrokken zyn : dit heet Landbeftuur. De Landvoogden en Intendanten vergunner gezamentlyk de landeryen, over welke noj geene befchikking gemaakt is, en doen uit fpraak over alle gefchillen, welke ter oor zaake der oude bezittingen ontftaan. Deez< fchikking ftelt in hunne handen, of in d< handen hunner Gelastigden of Afhangelin gen, de bezittingen van alle de Volkplar ters: en maakt dus het lot van alle eigen V. deel. R dom XTTI. BOEK. I l  258 GESCHIEDENIS XIII. i30ek. dommen onzeker. Grooter wanorde kan 'er niet bedagt worden. Hoe, in de Werktuigkunde, de tegenftand biedende kragten verder afgelegen zyn van het Middelpunt, hoe de beweegkragten grooter zyn moeten. Even eens, willen zommigen, kan men zich van de Volkplantingen niet verzekeren, dan door middel van een gewelddaadigen en volftrekten Regecringsvorm. Indien dit zo zy, dan heeft de Ridder perry geen ongelyk gehad, met deeze foort van Bezittingen af te keuren. Het is beter, dat de aarde onbevolkt blyve, of weinig bewoond worde, dan dat eenige Mogendheden groot worden, ten koste der Onderdaanen. Het is't werk van Frankryk, het Ontwerp van eenen Engelschman tegen de Volkplantingen te beftryden, door meer en meer kundig te worden aangaande de wyze van ze te beftuuren. De geest der verlichtheid, welke deeze tegenwoordige Eeuw kenfchetst, wat 'er ook van zeggen mogen de zodanigen, welke, aan de veragting van zekere vooroordeelen,toefchryven de ondeugden, van de Weelde onaffcheidbaar; aan de vryheid van denken en fchryven, de flegte Zeden, welke ontftaan uit de driften der Grooten en de misbruiken des gezags: deeze geest van verlichtheid, die ons nog onderichraagt en geleidt, terwyl de Zedeleer op verderfiyke grondflagen waggelt, zal de Regeering tot haare waare belangen doen wederkeeren. Zy zal bemerken, dat 'er geene Geregtigheid in haare Volkplantingen hebbe plaats gehad, dewyl zy geene vastbepaalde Wet-  der beide INDIEN. 259 Wetten hadden, die geheellyk in de bewaaring van JRegtbanken waren. Indien deeze Genootfchappen , geduurig in flaaverny gehouden, geduurig onderdrukt, dus lang dit vertrouwen niét hebben gefcheenen te verdienen, moet men 't dezelve waardig maaken, door 't hun te fchenken. Hunne ziel zal vervuld worden met een heilige gemoedsdrift voor het algemeene welzyn, wanneer zy, zonder vreeze en ongerustheid , zich daar op zullen kunnen toeleggen. Deeze waarlyk Vaderlandlievende yver zal van zelve ontftoken worden, indien deeze Genootfchappen beftaan uit Leden, in de Volkplantingen gebooren. Niets fchynt beter overeen te Hemmen met de inzigten eener oordeelkundige Staatkunde , dan deezen Eilanden het regt te fchenken om zich zeiven te regeeren, maai op eene wyze, ondergefchikt aan den aan drang van het Moederland : even eens by kans, gelyk een floep gehoorzaamt aan alk de bevelen van een fchip, dat dezelve af vaardigt. Misfchien zal men zeggen , da het Volk, op deeze afgelegene Eilanden geftadig vernieuwd wordende, door de on beftendigheid, welke de Koophandel aldaa in de rykdommen verwekt, deeze gistin aldaar veel fchuim zal veroorzaaken; en da het zeer lang zal aanhouden, eer 'men 'e genoegzaame zeden en kundigheden befpeure om aldaar dien Vaderlandlievenden geest e: die houding van deftigheid te doen geboore worden, welke het gewigt der zaaken e de belangen eener Natie, waardiglyk kunne R 2 or XIII. boek. > ■ r 1 3 t r ? 1 1 1 1  26o GESCHIEDENIS XIII. BOEK. 1 "; ] ■ I onderfchraagen. Deeze tegenwerping zou gegrond fchynen, indien men alleen te raade ging met het karakter der Europeaanen, door hunne behoeften of misdaaden na Amerika gedreeven; door deeze vry willige of gedwongene verhuizingen overal vreemdelingen geworden; doorgaans bedorven door het gebrek van Wetten, welk een eigendunkelyk burgerlyk Beftuur kwalyk vervangt: door dien veraarten fmaak van heerfchappye, welke uit het misbruik der flaavernye voortkomt: door den luister van een groot vermogen, die hen hunne voorgaande geringheid doet vergeeten. Maar deeze klasfe van Vaderlandlooze menfehen moest geenen invloed hebben in een Beftuur, welk overgelaaten zou worden aan Eigenaars, voor 't meerendeel in de Volkplantingen gebooren: dewyl de Regtvaardigheid eigenaartig den Eigendom volgt, en niemand meer belangs of grooter regt heeft by eene goede Regeering van een Land, dan de zulken, wien de geboorte allaar de grootfte bezittingen geeft. De Creolen , die van natuure fchranderheid , openhartigheid, verhevenheid van geest, en eene zekere zucht voor de geregtigheid bezitten, welke uit deeze fchoone hoedanigheden gebooren wordt; getroffen door de blyken van igtinge en vertrouwen, door het Moederand aan hun betoond, door hen te belasten net de zorge, om het binnenlandsch beftuur /an hun Vaderland te regelen, zouden zich tan deezen vrugtbaaren grond verbinden, ;ouden het zich tot eene Eer, tot een geuk rekenen, dien te verfraaien, en aldaar alle <  DER BEIDE INDIEN. 2ÖI alle de zoetigheden eener befchaafde Maatfchappye te fcheppen, In ftede van die afkeerigheid van Frankryk, waar "van het verwyt eene befchnldiging van hardheid tegen deszelfs Staatsdienaars is, zou men in de Volkplantingen die verknogtheid zien ontftaan , welke het Vaderlyk vertrouwen altyd den kinderen inboezemt. In ftede van die verborgene geneigdheid, welke hen, geduurende den Oorlog, een vreemd juk doet te gemoete treeden, zou men hen hunne poogingen zien verdubbelen, om eenen vyandlyken aanval te voorkoomen of af te weeren. Indien de vreeze de menfehen wederhoudt, onder het oog van een vermogenden en geduchten Meester, de liefde alleen kan op eenen verren afftand over hen gebieden. Dit is misfehien de eenige fpringveer, welke in de provinciën, op de grenzen van een uitgeftrekten Staat gelegen, werkzaam is, tewyl de verwyfdheid en de bcgeerlykheid, in de hoofdftad, voor het dreigende gezag zwygen. De Liefde is een beginzel, welk niet te zeer ontzien, niet te veel kan uitgebreid worden. Maar indien de Vorst dezelve niet weet te verdienen, noch te betoonen, zal zy niet lang aan hem verfpild worden. Dan zal 'er geene vreugde meer zyn in de openbaare Feesten, geene verrukkingen in de Vreugdebedryven, geene onvoorbedagtelyke toejuichingen, welke, op het zien des aangebeedenen Afgods, worden uitgeboezemd. De nieuwsgierigheid dryft en jaagt de menigte na alles, wat naar vertooning gelykt; maar de vergenoegdheid fchitR 3 tert XIII. BOEK  XIII. boek. WYS- 262 GESCHIED, der beide INDIEN. tert 'cr niet meer in de oogen der aanfchouweren. Eene lbmbere ongerustheid bevangt de gemoederen. Van de eene provincie flaat zy tot de andere provincie, en van liet Moederland tot de Volkplantingen over. Alle vermogende lieden, op eenmaal getroffen of gedreigd, zyn in onrust of beweeging. Slagen des gezags, door de verhaasting vermenigvuldigd, kwetzen alle harten, en daalen beurtlings op alle lichaamen neder. Uit het binnenfte van Amerika ziet men als misdaadigen na de gevangenisfen van Europa overvoeren, de Wreekers der misdaad, en de verdeedigers van het regt der Volkplanteren. De Wapens, welke omtrent den vyand verftompt fcheenen, worden gewet tegen deeze waardige Onderdaanen van den Staat. Die geenen zelf, welke ze, geduurende den Oorlog, niet hebben kunnen befchermen, gorden zich aan om ze in tyd van Vrede te verfchrikken. Moeten 'de Volkplantingen aldus bewaard en in een bloeienden flaat gebragt worden? Rome leerde van zyne vyanden de kunst, om in de oude waereld overwinningen te behouden. Laat Frankryk van zynen mededinger de kunst leeren, om de nieuwe waereld te bevolken en te beplanten.  WYSGEERIGE E N STAATKUNDIGE GESCHIEDENIS VAN DE BEZITTINGEN EN DEN KOOPHANDEL DER EUROPEAANEN IN DE BEIDE INDIEN. VEERTIENDE BOEK. J$3e*tengeland bevondt zich in geen zeer ^ F ^ luisterryken toeftand, wanneer deetV* ze Mogendheid, in den jaare 1625, ^«i^ met het oprichten haarer Bezittingen, in den Amerikaanfchen Archipel, eenen aanvang maakte. Vlas en hennip waren geene voortbrengzels van haaren Akkerbouw. De proefneemingen, gedaan om Moerbezieboomen en Zydewormen te kweeken, waren niet gelukkig geflaagd. De Landman hieldt zich eeniglyk onledig met het vermenigvuldigen van het Koorn, t welk, niettegenftaande den fmaak der Natie voor het Landleeven, zelden toereikende was tot onderhoud van 't Koninkryk, een groot geR 4 'deelte XIV. BOEK.  / XIV. BOüK. i 1 ( a c 2 t r fc ti g d b di o P: zc bl 264 GESCHIEDENIS deelte haarer Koornzolders wierdt voorzien door de Velden, welke aan de Oostzee grenzen. Nog minder dan de Akkerbouw was de' Nyverheid gevorderd. Zy bepaalde zich eeniglyk tot Wollen Stoffen. Zints etlyke jaaren, geduurende welke de uitvoer der oorfpronklyke Stoffe verbooden was, waren deeze Stoffen vermenigvuldigd; maar een Eiland bewoonend Volk, 't welk alleenlyk voor zich zelf fcheen te arbeiden, verftondt de kunst niet om aan zyne Werkftukken de aevalligheden der Weelde by te zetten, welce de fmaak verzint, om derzei ver vertier :e bevorderen en ze in gebruik te brengen. ly wierden, om geverfd en geglansd te vorden , na Holland gezonden , van waar :e door geheel Europa wierden verzonden, 0 na Engeland zelve wederkeerden. De fcheepvaart verfchafte naauwlyks werk an tien duizend Matroozen. Zy waren in ienst van bevoorregte Maatfchappyen , die ich meester gemaakt hadden van alle de ikken des Koophandels, dien der Lakenen iet uitgezonderd, van welke de overige taken te zamen genomen niet meer dan een ende gedeelte uitmaakten, in de fomme der oederen, die door de Natie verhandeld wieren, en haaren rykdom uitmaakten. DaarenDven was de Lankenhandel in de handen van ■ie of vier honderd perfoonen, die, tot hun ïlerling voordeel, het eens waren in het beulen van den prys der Koopmanfchappen, 1 wel by het invoeren in als by het verzenden u'ten het Koninkryk. Het voorregt deezer onopolisten wierdt geoeffend in de hoofd- ftad,  DER BEIDE INDIEN. 265 ftad, alwaar het Hof de provinciën verkogt. Londen alleen hadt zesmaai zo veel fchepen, als alle de havens van Engeland te zamen. De inkomften van den Staat waren niet, noch konden zeer groot zyn. Zy wierden verpagt: eene heillooze gewoonte, welke, in alle Staaten, het Tolbewind is voorgegaan, doch die in de volftrekte Regeeringsvormen alleen heeft ftand gehouden. De uitgaaven waren evenredig aan de bekrompenheid van 's Lands Kas. De Vloot was niet zeer talryk : en de fchepen, waaruit zy beftondt, waren zo klein , dat, in tyd van nood, de Koopvaardyfchepen wierden gebruikt tot Oorlogfchepen. Honderd zestig duizend man Landtroepen, die de Krygsmagt der Natie uitmaakten, wierden in tyd van Oorlog in de wapens gebragt. Nimmer zag men, geduurende den Vrede, Troepen op de been; de Vorst zelve hadt geen Lyfwagt. Met zo zwakke hulpmiddelen binnenslands, moest de Natie buitenslands zich niet uitbreiden door Volkplantingen. Zy leide 'er nogthans den grond van, die diepe wortels van voorfpoed fchooten- Deeze Bezittingen waren haaren oorfprong verfchuldigd aan gebeurtenisfen, wier oorzaak afgelegene bronnen in het voorleedene hadt. Elk, die geoeffend is in de gefchiedenis van den Engelfchen Regeeringsvorm en deszelfs opkomst en voortgang, weet, dat het Koninklyk gezag, langen tyd, alleen wierdt opgewoogen door een klein getal van groote Eigenaaren , Baronnen genaamd. By aanhoudendheid onderdrukten zy het Volk, R 5 waar XIV. BOEK.  265 GESCHIEDENIS XIV. boek. j ! ] ! 1 t \ 3 1 waar van het meerengedeelte door de flaaverny vernederd was; en zy worftelden onophoudelyk tegen de Kroon, met een meer of min gelukkigen uitflag, naar gelange van het karakter der Opperhoofden en den zamenloop der omftandigheden. Deeze Staatsgefchillen deeden beeken bloeds ftroomen. Door Burger- Oorlogen, welke twee honderd jaaren geduurd hadden, was het Koninkryk uitgeput, wanneer henrik de VII aan deszelfs roer ging zitten, wederkeerende van een flagveld, waarin de Natie, in twee Legers verdeeld, geftreeden hadt over de aanftelling van een Opperhoofd. Deez' bekwaame Vorst bediende zich van de vermoeidheid , in welke de langaanhoudende rampen zyne Onderdaanen geftort hadden, ter uïtbreidinge van het Koninklyk gezag, welks grensfcheidingen de Regeeringloosheid der Leenregeeringe nimmer hadt kunnen /astftellen, dezelve onophoudelyk doende intrekken. In deeze onderneeming wierdt ly onderfteund door den Aanhang , welke iem de Kroon op het hoofd gezet hadt, en lie, de minst talryke zynde, geene hoop ronde hebben van zich te zullen handhaaven n de voornaamfte bedieningen, tot welke ry zich verheven zag, dan door het rugleunen der Eerzucht zyns Opperhoofds. vlen gaf vastigheid aan dit Ontwerp, door len Adel, voor de eerfte reize, te volmagigen, om zyne Landeryen te vervreemden. Dit gevaarlyk gunstbewys, gevoegd by de verlokking der Weelde, welke in Europa ioordrong, veroorzaakte eene groote omwentel  der beide INDIEN. 267 teling in de rykdommen der Landzaatcn, de uitgeftrekte Leenen der Baronnen wierden allengskens verfpild, en de bezittingen der Gemeenten uitgebreider. De regten, welke de Landeryen volgen, verdeeld zynde, nevens de eigendommen, wierdt het des te bezwaarlyker, om den wil en het vermogen van veelen tegen het gezag van een éénigen zamen te paaren. Van dit voor hunne toeneemende grootheid zo gunftig oogenblik bedienden zich de Monarchen , om zonder tegenkanting en wederfpraak te regeeren. De klein geworden Heeren vreesden eene magt, welke zy door hunne verliezen verfterkt hadden. De Gemeenten rekenden zich genoeg vereerd met het heffen der Nationaale belastingen. Het gemeene Volk, door deeze kleine omkeering in de Staatsgefteldheid, een weinig van zyn juk ontheven, binnen den naauwen kring zyner denkbeelden altoos bepaald aan de zorge voor zynen handel of Akkerwerk, was der oproerigheden moede geworden, door de verwoestingen en elenden, welke het ' deswegen ftraften. Wanneer dan de oogen der Natie de opperfte magt zogten, welke in de verwarring der Burgerkrygen was verlooren geraakt, trok de Monarch alleen aller aandagt tot zich. De Majesteit van den Throon, welke al zynen luister in hem deedt zamenloopen, fcheen de bron des gezags te zyn, van welke zy flegts het zigtbaar teken en het duurzaam Werktuig behoorde te zyn. Zodanig was de toeftand van 'Engeland, wanneer jakobus de I, uit Schotland, derwaarts XIV, 30 ek,  XIV. BOEK. ] 3 1 I - 2 t ( I ó b v V © O 268 GESCHIEDENIS waarts wierdt geroepen , als eenige Erfgenaam der twee Koninkryken, welke, door zyne komst ten throone, in één hand vereenigd wierden. Een woelzieke Adel, door zyne verwoedheden, zyne barbaarfche Leenmannen in beweeging houdende , hadt het vuur der onlusten en oproerigheden verfpreid op de Noordfche Bergen, welke het Eiland in twee Staaten verdeelden. Reeds van zyne kindsheid af hadt de Monarch zo veel afkeerigheids opgevat van het bepaalde gezag, als het Volk een afgryzen hadt gekreegen van de overheerfching eener volftrekte Monarchie. Deeze heerschte door geheel Europa: waarom zou dan de nieuwe Koning, m alle andere opzigten gelyk aan de overige' Vorften, niet na de zelfde magt geftaan lebben ? Zyne voorzaaten hadden ze, een Eeuw lang, in Engeland zelve genooten. vlaar hy begreep niet, dat dit een geluk vare, 't welk zy aan de gefleepenheid hunïer Staatkunde, of aan den gunftigen zamenoop van omftandigheden verfchuldigd waen. Deez' Godgeleerde Vorst verbeelde zich, lies van God, en niets van de Menfehen ; hebben ontvangen; hy fcheen zich de Jnfeilbaarheid aan te maatigen, die de lervorming, welker Leerftellingen hy volge, zonder ze te beminnen, den Pausfen adt ontnomen. Deeze valfche beginzels, 'elke van de Regeering eene Godsdienftige erborgenheid zouden maaken , zo veel te erwerpelyker, naar gelang zy op eenmaal :n aanfiag zouden doen op de begrippen, agmerken en daaden, hadden, nevens alle an-  DER BEIDE INDIEN. 269 andere vooroordeelen eener flegte opvoedinge, zo diepe wortels in zynen Geest gefchooten , dat hy zelf niet den inval kreeg om ze door eenigerlei hulpmiddelen van menschlyke voorzigtigheid of kragt te onderfchraagen. Niets was ftrydiger dan dit ftelzel met de algemeene geneigdheid der gemoederen. Alles was van buiten en van binnen in beweeging. De geboorte van Amerika hadt Europa fpoediger den ftaat van volwasfenheid doen bereiken. Men voer den geheelen Aardkloot rond. De gemeenfchap der Volken zou de geesfel der vooroordeelen worden ; zy opende eene haven voor de Nyverheid en de kundigheden. De Werktuiglyke en vrye Kunften wierden uitgebreider, en fneiden, door de Weelde, met rasfe fchreden tot de volmaaktheid. De Letterkunde wierdt getooid door de verfierzels van den fmaak. De Weetenfchappen verkreegen de vastigheid, welke de overleggende en berekenende geest des Koophandels verfchaft. De Staatkunde breidde den kring haarer inzigten uit. Deeze algemeene gisting verhefte en vergrootschte de denkbeelden der menfehen. Alle de lichaamen, die den wanftalligen Kolosfus der Gothifche Regeeringswyze uitmaakten, zedert verfcheiden Eeuwen in de dommeling der Onkunde in flaap gevallen , begonnen wel haast aan alle kanten zich te beweegen , en onderneemingen te dóen. Aan het vaste land, alwaar het voorwendzel van krygstugt de gehuurde Legers hadt doen gebooren worden, verkreegen de mees- XIV. BOEK,  XIV. BOEKd J s?o GESCHIEDENIS meeste Vorften een onbepaald gezag, hunne onderdaanen door geweld of list onderdrukkende. De liefde tot de vryheid, zo natuur. iyK aan den mensch, die gevoel beeft en denkt; in het Volk gaande gemaakt door de Hervormers in den Godsdienst; opgewekt in de vernuften, die befchaafd en gekweekt wierden door een gemeenzaame verkeering met de groote Schryvers der Oudheid, welke uit de Volksregeeringe het verhevene der ■Keden en des Gevoels fchepten: deeze liefde tot de vryheid ontftak, in Engeland, in de edelmoedige harten, een verregaanden haat voor een onbepaald gezag. De overmagt, welke ELiZAïiET, door een veertigjaarigen voorfpoed, wist te verkrygen of te behouden, bedwong deeze rusteloosheid, of deedt dezelve eenen keer neemen tot aanflagen, die nuttig voor den Staat waren; Maar zo ras zag men geen vreemden tak ten throone verheven, en den fchepter in de handen van een Monarch, niet zeer geducht, zelf dooide gewelddaadigheid zyner eifchen, of de Natte herriep haare Regten, en de eerzucht beving haar om zich zelve te regeeren. Toen braken die hevige gefchillen uit tusfchen het Hof en het Parlement. De beide magten fcheenen de proeve te neemen van haare kragten , door fteeds tegen elkander te botzen. De Vorst beweerde, dat men hem een louter lydelyke gehoorzaamheid ivas vcrfchuldigd, en dat de vergaderde Afgevaardigden der Natie enkel tot een fieraad, |n met als een grondfïag der Conflitutie benden. Met veel hevigheids kantten zich de  fliER B8IDE INDIEN. Opf ie Burgers tegen deeze beginzels, die, in den grond onderzogt, altoos te zwak worden bevonden, en hielden ftaande, dat het Volk even zo veel en nog meer dan de Monarch, het weezen en de ziel der Regeeringe uitmaakte. Het een is de Stoffe, het ander de Gedaante. Maar de Stoffe kan en moet, ter haarer behoudenisfe, van Gedaante veranderen. De Opperfte Wet is, het heil des Volks, en niet des Vorsts; de Koning kan fterven, de Monarchie ten gronde gaan, en de Maatfchappy ftand houden, zonder Monarch en zonder throon. Dus redekavelden de Engelfchen, al met het aanbreeken der vryheid. Men woordenzifte; men wederfprak elkander; men dreigde. Jakobus eindigde zynen loop te midden van deeze gefchillen, het voor zynen Zoon overJaatende, zyne Regten te verdeedigen, nevens de kloekmoedigheid om ze verder uit te breiden. De ervarenis van alle Eeuwen, heeft getoond, dat de rust, uit de volftrekte magt gebooren, de gemoederen laauw maakt, den moed verdooft, het vernuft bepaalt, en eene geheele Natie in een algemeenen doodflaap doet vallen. De beweeging der Wetgeevingen , welke na de vryheid ftreeven, is, integendeel, onregelmaatig en fnel; het is eene aanhoudende koorts, verzeld van meerdere of mindere verheffingen, maar altyd ftuiptrekkende. Dit ondervondt Engeland in de vroegfte tyden der Regeeringe van karel den I, minder een Schoolvos, maar al zo zeer op XIV. boek.  XIV. BOEK. 272 GESCHIEDENIS op gezag gefield als zyn Vader. De verdeeldbeid, welke tusfchen den Koning en het Parlement een begin hadt genomen , floeg tot de geheele Natie over. De Adel van den tweeden rang, die de rykfte was5 vreezende met het gemeene Volk te zullen vermengd worden, koos de zyde van den Monarch, van wien hy dien ontleenden luister ontving, welken hy altoos op hem doet te rug fluiten, door eene vrywillige en op prys gefielde flaaverny. Vermids het meerengedeelte hunner nog uitgeftrekte Landeryen bezaten, vei bonden zy aan hun belang bykans alle de Opgezeetenen ten platten Lande, die eigenaartig den Vorst beminnen, dewyl zy gevoelen dat hy hen moet beminnen. Londen en de voornaamfte Steden, welken de Landregterlyke Regeeringswyze eigenaartig Gemeenebestgezindheid inboezemt, verklaarden zich voor het Parlement, de Kooplieden met haaren ftroom voortfleepende, die, zich niet minder fchattende dan de Hollandfche Kooplieden, na de vryheid dier Volksregeeringe Honden. Uit den fchoot deezer Oneenigheden, ontftondt een Burger-Oorlog, de hevigfte, de bloedigfte, de ha dnekkigfte, van welke in de Gedenklchriften der Gefchiedenisfe een voorbeeld voorhanden is. Nimmer hadt zich het karakter der Engelfche Natie op eene zo fchrikverwekkende wyze vertoond. Ieder dag bragt nieuwe wrevelheden voort, welke men zou geloofd hebben ten hoogften toppunte te zyn gefteegen, doch die telkens door nieuwe nog fnooder wrevelheden wierden  b è r beidé INDIEN. 273 den uitfewischt. De Natie fcheen op den oever van haaren ondergang te zyn genaderd; en ieder Brit gezworen te hebben, zich onder de puinhoopen zyns Vaderlands te willen begraaven. In dit algemeen dreigend gevaar, zogten de minst driftige lieden eene vreedzaame fchuilplaats op de Eilanden van Amerika, van welke de Natie zich onlangs hadt mees-* ter gemaakt. Het gerust verblyf, welk zy aldaar ontmoetten, deedt de Volksverhuizingen menigvuldiger worden. Naar maate de brand in het Moederland zich al verder en verder verfpreidde, zag men de Volkplantingen aangroeien en meer en meer bevolkt worden. By de Burgers, die de verdeeldheden ontvlooden , voegden zich eerlang de Koningsgezinden, onderdrukt door de Republikeinen , wier Wapens ten langen laatfte hadden gezegevierd. Op het fpoor van deeze beiden, zag men, na de nieuwe waereld, overfteeken, die woelzieke menfehen, vol vuurs en leevens, wien hunne fterke driften groote begeerten en uitgebreide Ontwerpen inboezemen; die de gevaaren, de vermoeijenisfen, de wisfelvallige kansfen tarten, van welke zy flegts tweederlei uitkomst zien, den dood of het geluk; die niets anders dan de uiterften van rykdom of van armoede kennen; en even bekwaam zyn om het Vaderland te verdelgen of hetzelve ten dienfte te ftaan, het-te verwoesten of te verryken. Daarenboven verleenden de Eilanden eene fchuilplaats aan Kooplieden, welke de tegen• V. deee. S fpoed XIV. boek.  XIV. BOEK. 274 GESCHIEDENIS fpoed in hunnen Koophandel, of de vervolgingen hunner fchuldeifcheren, tot armoede gebragt of in de ledigheid gedompeld hadden. Genoodzaakt om in het naakoomen hunner verbintenisfen in gebreke te blyven, was deeze wederfpoed voor hun de weg des geluks. Naa verloop van etlyke jaaren, zag men hen met luister wederkeeren , en den hoogften trap van aanzien beklimmen , in die zelfde provinciën, uit welke de fchande en eene algemeene verftooting hen hadden genoodzaakt te vlugten. Nog noodiger was deeze toevlugt voor Jongelingen, welke de eerfte hitte van den leeftyd der vermaaken tot de buitenfpoorigheden van den Wellust en der Losbandigheid hadt doen overflaan. Indien zy hun Vaderland niet hadden verlaaten , de fchande en veragting, die nimmer nalaaten de ziel te befmetten, zouden hen belet hebben, de goede zeden en de algemeene agting te herwinnen. Maar in een nieuw gewest, alwaar de ondervinding der gepleegde ondeugd voor hun eene Wysheidsles konde worden, alwaar zy geenerlei indrukzel van hunne misflagen hadden uit te wisfehen, ontmoetten zy, naa de Schipbreuke, een Plank, welke hen in behouden haven bragt. Hun arbeid vergoede de ongeregeldheden van hun voorgaand gedrag; en lieden, die Europa hadden verlaaten als Roovers, die hetzelve onteerden, keerden derwaarts weder als braave menfehen, en wierden nutte Burgers. Alle deeze onderfcheidene Volkplanters hadden ten hunnen dienfte, om hunne lande-  DER BEIDE INDIE NV 275 deryen te ontginnen en te beplanten, de fchehnen der drie Koninkryken van Enge land, die, om lyfftraffefyke misdaaden, den dood verdiend hadden; doch die men, uit het beginzel eener menschlievende en beredeneerde Staatkunde, tot heil der Natie, liet leeven en arbeiden. Overgevoerd na deeze Eilanden, daar zy een zeker getal van jaaren in flaaverny moesten doorbrengen, kreegen deeze kwaaddoeners, in de boeijens, fmaak voor den arbeid, en gewoonten, die hen tot den weg des voorfpoeds deeden we. derkeeren. Men zag 'er onder hen, die, door de vryheid, aan de Maatfchappye wedergegeeven, Landlieden, hoofden van familien, en Eigenaars der beste plantaadjen wierden: zo zeker is het, dat deeze gemaatigdheid in de ftrafopleggende Wetten , zo overeenkomftig met de menschlyke Natuure, welke zwak en ligtaandoenlyk, en, naa het gepleegde kwaad , tot het goede bekwaam is , met het belang der befchaafde Staaten volmaakt overeenftemt! Ondertusfchen was het Moederland te zeer bezet met zyne binnenlandfche oneenigheden, om 'er op bedagt te zyn om Wetten te geeven aan zyne onderhoorige Eilanden; en de Volkplanters zelve hadden geene toereikende kundigheden tot het zamenftellen eener Wetgeevinge, voor eene opkoomende Maatfchappye gefchikt. Naar maate de Burger-Oorlog den Regeeringsvorm van Engeland zuiverde, begonnen zyne Volkplantingen , de banden der kindsheid ontworftelende, zich te vormen volgens het modél S 2 haa- yiv. BOEK.  XIV. BOEK. 276 GESCHIEDENIS haarer Moeder. In ieder deezer onderfcheiden Bezittingen verbeeldt een Opperhoofd den Koning; een Raad bekleedt de plaats van het Hoogerhuis; en de Afgevaardigden van onderfcheidene Landfchappen maaken het huis der Gemeenten uit. Eene algemeene Vergadering maakt Wetten, regelt de Belastingen, en oordeelt over 't Landbeftuur. De uitvoering deiWetten is 'er het werk van den Gouverneur, die insgelyks, by voorraad, uitfpraak doet over gevallen, welke nog niet bepaald zyn, doch altoos met overleg van den Raad, en met meerderheid van ftemmen. Schoon de Leden van dit Lichaam aan den Gouverneur hunnen rang zyn verfchuldigd, verkoopen zy hem nimmer hun gevoelen , uit vreeze van het doelwit te zullen worden van het misnoegen der algemeene Vergaderinge, welke het uitfluitend regt heeft om hen te wraaken. Groot- Britannie, zyne belangen met de vryheid zyner Volkplantingen begeerende te doen overeenftemmen, heeft gewild, dat aldaar geenerlei Wet kan gemaakt worden , welke de zyne wederftreefde. De Opperhoofden, welke het derwaarts zendt, om in zynen naam het bevel te voeren , zweeren, vóór hun vertrek, niet te zullen dulden, dat op deeze Grondwet eenige inbreuk wordt gemaakt. Deeze Eed moet de Bevelhebbers beletten om het Moederland te verraaden ten voordeele der Eilanden, die, gelast om de inkomften van den Gouverneur te regelen en te betaalen , hunne milddaadigheden naar zyne infchikkelykheid kunnen afmeeten. Van  DER BEIDE INDIEN. 277 Van den anderen kant, tempert deeze foort van af hanklykheid den hoogmoed des Gouverneurs, en moet deszelfs dwingelandy beteugelen. Menigmaal hebben de Gelastigden der plantaadjen , voor het Parlement, een voorregt aangetast, welk hun gezag bepaalde. In weerwil der ongelegenheden, welke daaruit konden voortkoomen , heeft het altoos dit verftandiglyk vastgefteld regt geëerbiedigd. Met reden bedugt voor de begeerlykheid, welke door de woede der Zeeën niet wordt afgefchrikt om dezelve over te fteeken, heeft het zich gekant tegen de Amptenaars , die de Wetten der Volkplantingen, en de ftraffen, in Engeland den overtreederen der Nationaale Vryheden opgelegd, zouden fchenden. Niet genoeg waren deeze behoedmiddelen, tot veiligheid der Volkplanteren, welke de Natie liefkoost en befchermt, als de kinders van haare kinderen. Ieder Volkplanting heeft één of meer Afgevaardigden in het Moederland. Van veel aangelegenheids zyn haare amptsverrigtingen. Zy ftrekken ter voorkoominge der misbruiken van het vermogen der Bevelhebberen; om by het Wetgeevende Lichaam aanzoek te doen tot het verbeteren en beveiligen der Bezittingen, wier regten en behoeften zy vertonen; en om het byzonder belang van den Koophandel der 'Volkplantinge met het algemeen welzyn der Natie te doen overeenftemmen. Deeze Agenten zyn het zelfde te Londen, als de Afgevaardigden van het Volk in het Parlement. Zy handhaaven de zaak der afS 3 ge- XIV. BOEK.  XIV. BOEK. 278 GESCHIEDENIS gelegene provinciën. Ongelukkig ware de Staat, indien hy doof wierdt voor het geroep der Afgevaardigden, wie zy zyn mogen! De Graaffchappen in Engeland zouden eenen opftand verwekken; de Volkplantingen in Amerika zouden zich afzonderen; de fchatten der beide waerelden zouden verboren zyn voor dit Eiland, aan hetwelk de Natuur de heerfchappy der Zee heeft doen ten deele vallen. Hoe zouden de Engelfchen onder een zagter en gemaatigder Regeeringsvorm kunnen leeven ? Wie, van de Eilanden der nieuwe waereld, zyn aan hun Moederland met fterker banden des bloeds, en door vaster knoopen der behoefte verbonden? Van hier dat deeze Volkplanters, aan vreemde oevers verplaatst, onophoudelyk de oogen gevestigd houden op eene Moeder, die voor hunne behoudenisfe waakt. Even als de Arend, die het nest zyner Jongen nimmer uit het oog verliest, ziet Londen, van den fpits van zyne Tour, zyne Volkplantingen groeien en bloeien onder zyne waakzaame zorge. Zyne ontelbaare fchepen, met hunne trotfche zeilen eene uitgeftrektheid van twee duizend mylen bedekkende, verftrekken, als :t ware, tot een Brug over den Oceaan, om eene onafgebrokene gemeenfchap te onderhouden tusfchen de twee waerelden. Door middel van de goede Wetten, welke handhaaven, 't geen zy eerst hadden opgericht, behoeft het, ter bewaaringe zyner afgelegene Bezittingen, geene geregelde Troepen, die altoos een zwaare en drukkende last zyn. Twee  derbeideINDIEN. 279 Twee kleine Benden, welke op Antigoa en Jamaika vaste Bezetting houden, zyn genoeg voor eene Natie, die alle oogenblikken haare Troepen kan overvoeren werwaarts het gevaar haar roept. Door deeze weldaadige zorgen, welke eene verlichte Staatkunde uit de beginzels der Menschlievendheid zelve ontleende, wierden de Engelfche Eilanden wel haast gelukkig, doch niet zeer ryk. Zy bepaalden zich aan het planten van Tabak, Katoen, Gengber en Indigo. Eenige onderneemende Volkplanters Haken over na Brazil, om van daar Suikerriet te haaien. Dit Riet vermenigvuldigde zeer, maar bragt weinig voordeels aan. Men was nog onbedreeven in de kunst, om deeze waardige plant ten meesten nutte aan te wenden; en men haalde 'er eene kragtlooze en flegte vrugt uit, welke Europa verwierp, of niet dan voor den laagften prys wilde aanneemen. Eenige reistogten na Fernambuk hadden ten gevolge, het aankweeken van den fchat, dien men van daar hadt weggevoerd; de Portugeezen, die, dus lang, alleen de Suiker geleverd hadden, kreegen, in den jaare 1650, in eenen Bondgenoot, wiens Nyverheid hun wisfelvallig Icheen, eenen Mededinger, die, ten eenigen dage, zich alle hunne rykdommen moest toeëigenen. Midlerwyl hadt het Moederland flegts een zeer gering aandeel aan den voorfpoed zyner Volkplantingen. Zy zelve zonden regelrecht alle hunne voortbrengzels na alle oorden van 't Heelal, daar zy hoopten ze best te zullen kunnen flyten; en zy ontvingen, zonS 4 der XIV. BOEK.  XIV. BOEK. t < 1 £ I C d % *8o GESCHIEDENIS der onderfcheid, in haare havens de Zeelieden van allerlei Natiën. Deeze onbepaalde vryheid moest genoegzaam deezen geheelen Koophandel doen vallen in de handen van een Vólk, 't welk, uit hoofde van den kagen Intrest van zyn Geld, den overvloed en grootheid zyner kapitaalen, het getal zyner fchepen, en de gemaatigdheid zyner inkoomende en uitgaande regten, de beste voorwaarden kan bedingen, het duurst koopen, en voor den laagften prys verkoopen. Dit Volk waren de Hollanders. Zy bezaten alle de voordeelen van een overtreffend Leger, 't welk, altoos meester van het veld, onbelemmerd is in alle zyne verrigtingen. Wel dra verzekerden zy zich van het voordeel van zo veele voortbrengzelen, welke zy geplant noch gemaaid hadden. Op de Engelfche Eilanden zag men tien van hunne fchepen, tegen één Engelsch fchip. Deeze wanorde hadt niet zeer de aandagt der Natie tot zich getrokken, geduurende il den tyd, dat de Burger-Oorlogen haar ;efchokt hadden. Maar zo ras 'er een einde vas gekoomen aan deeze onlusten en verleeldheden, die haar, zelf door de kragt der vinden en ftroomen, in behouden haven jadden doen binnen loopen, wendde zy haar >og na buiten. Zy zag, dat de zulken haaer Burgeren, die zich in de nieuwe waereld Is geborgen hadden, voor den Staat verlooen zyn zouden, indien de vreemdelingen, ie de vrugt haarer Volkplantingen verflonen, niet van daar gehouden wierden. Deee verftandige en doordagte aanmerking deedt, in  DER BEIDE INDIEN. 28l in den jaare 1651, ten voorfchyn koomen, de berugte Akte van Scheepvaart, die, den vaart op de Engelfcbe Eilanden voor de Engelfche Vlag alleen open ftellende, alle voortbrengzels van daar regelrecht moest uitvoeren na landen, aan de Natie onderworpen. De Regeering, die de ongemakken deezer uitfkiitinge vooraf bemerkte en tartte, het oppergebied in geen ander licht dan als een Boom befchouwende, oordeelde zich verpligt, na den Stam te moeten doen wederkeeren de zappen, die zich, in een te grooten overvloed, door zommige takken verfpreidden. Nogthans was het een geluk voor Engeland , dat het de onderhouding deezer belemmerende Wet niet met de uiterfte ftrengheid konde vorderen. Deeze foort van verflappinge in derzelver uitvoering, verleende den Volkplantingen den tyd, om haare Suikerplantaadjen te vermeerderen en uit te breiden , door de gereede gelegenheid, welke zy vonden, om de Suiker te flyten. Men zag haar zigtbaarlyk zich verheffen op de puinhoopen der Portugeefche plantaadjen. In het tydbeftek van negen jaaren, maakten zy een zo grooten opgang, dat de Engelfchen, in den jaare 1660, toen de Wet oordeelde, alle haare ftrengheid ftraffeloos te kunnen oeffenen, zich meester zagen van den Suikerhandel door geheel Europa; de Middellandfche Zee alleen uitgezonderd, die, uit hoofde van de Akte van wederuitvoeringe, door de Akte van Scheepvaart veroorzaakt, aan haaren mededinger getrouw was gebleeS 5 ven. XIV, BOEK.  282 GESCHIEDENIS XIV. BOEK. S < t l i 1 i ven. 't Is waar , dat zy, ter verkryginge deezer meerderheid, waren genoodzaakt geweest, de pryzen merkeiyk te verminderen; doch de overvloed der Oogften vergoedde hun ryklyk deeze noodzaaklyke opoffering. Indien het voorbeeld des voorfpoeds van Engeland andere Natiën aanmoedigde, om ten minflen ten haaren eigen gebruike te planten, het baande zich nieuwe wegen, welke het ledige der oude wegen aanvulden. De eenige wederfpoed, dien het, in eene lange reeks van jaaren, onderging, was, dat het eene menigte zyner Laadingen, door Franfche Zeeroovers, zag wegneemen, en voor een kleinen prys verkoopen. De Planter leedt 'er een dubbel nadeel by; hy verloor een gedeelte van zyne Suiker, en moest het overige gedeelte beneden de waarde verkoopen. In weerwil deezer kortduurende Zeerooreryen, welke de rust des Oorlogs telkens deedt een einde neemen, nam de beplanting meer en meer toe op de Engelfche Eilanlanden. Het blykt uit rekeningen, die voor laauwkeurig worden gehouden, dat zy, in len jaare 1680 , jaarlyks na Europa niet neer zonden dan dertig duizend oxhoofden Suiker, weegende ieder twaalf honderd pond. ^an den jaare 1708 tot 1718, bedroegen le jaarlykfche verzendingen, drie en vyftig luizend vier honderd negen en dertig oxloofden. Zints het jaar 1718 tot 172 7, waren ;y geklommen tot acht en zestig duizend legen honderd een en dertig, en de zes volgende jaaren, tot drie en negentig duizend acht  DER BEIDE INDIEN. 2S3 acht honderd negen en tachtig oxhoofden. Maar zedert het jaar 1733 tot 1737 daalde dit getal op vyf en zeventig duizend zes honderd vyf en negentig; en in de volgende jaaren bleef het ftaan op zeventig duizend oxhoofden. Van waar ontftondt deeze vermindering? Uit Frankryk. Dit Koninkryk, 't welk, om zyne plaatslyke ligging , en den werkzaamen aart zyner inwooneren , het eerfte moest zyn in alles te onderneemen, is, om de ftrikken en banden zyner Regeeringswyze, het laatfte, 't welk voor zyne voordeelen en belangen de oogen opent. In de eerfte tyden ontving Frankryk zyne Suiker van de Engelfchen, gelyk het naderhand van dezelve zyne kundigheden heeft ontvangen. Vervolgens bereidde het Suiker ten zynen eigen gebruike; en in den jaare 1716, begon het dezelve buitenslands te verzenden. De betere hoedanigheid van zynen grond; het voordeel der ontginninge van nieuwe landen; de gedwonge* ne fpaarzaamheid zyner Volkplanteren, die nog arm waren: alles fpande zamen om het in ftaat te ftellen, zyn voortbrengzel beter koop dan zyne mededingers te kun» nen geeven. Dit voordeel, het grootfte dat men in den Koophandel kan genieten, bezorgde hetzelve een in 't oogloopenden voorrang op alle Markten. Naar maate zyne Waar vermenigvuldigde, zag zyn mededinger de zyne van de hand wy» zen, omdat zy duurder was. Dit verval was zo fpoedig, dat een Volk, welk het XIV. BOEK.  XIV. BOEK. i 284 GESCHIEDENIS het grootfte gedeelte van Europa met Suiker gefpysd hadt, en in den jaare 1719 nog aan den uitlander verkogt negentien duizend twee honderd en twee oxhoofden, in den jaare 1733 niet meer dan zeven duizend zeven honderd vyftien, in den jaare 1737 flegts vyf duizend twee honderd elf, en in 't jaar 1740, in 't geheel niets meer verkogt. De Engelfche Eilanden hadden, met het inbrengen hunner klagten, den uiterften eindpaal deezes vervals niet afgewagt. Al in den jaare 173 r hadden zy zich vervoegd aan den Raad der Natie, om denzelven te beweegen, door zyne zorge, het verlies van eenen Koophandel te voorkoomen, welke reeds verboren was. In k eerst vonden hunne fmeekingen weinig ingangs. Men was vry algemeen in het denkbeeld, dat de landen der Volkplantingen uitgeput waren; en het Parlement zelve hadt dit vooroordeel aangenomen, zonder te bedenken, dat, indien de grond niet meer die ongemeene vrugtbaarheid bezat, welke zich in de nieuwlings ontginde landen vertoont, dezelve, egter, nog die maate van vrugtbaarheid bezat, welke de aarde, door een aanhoudenden Akkerbouw, zelden verliest, althans wanneer ^eesfels of fchokkingen der Natuure haare selfftandigbeid niet veranderen. Wanneer nen het Parlement beter onderregt hadt, bor middel van Lysten, welke uitweezen, lat de jongfte Oogflen overvloediger geweest varen dan de oude, fcheen het zich te willen  DER BÉIDE INDIEN. 285 len toeleggen op middelen om den algemeenen voorfpoed te herftellen. Het Staatkundig beleid van den Koophandel is daar in gelegen, dat men beter koop kan verkoopen dan zyne mededingers. De Engelfche Eilanden konden zulks doen, vóór dat het Moederland, ten zynen eigen behoeve, in den jaare 1663, eene belasting van vier en een half ten honderd gelegd hadt op de Suiker, welke van Barbados kwam: een belasting, die wel haast op de Suiker der andere Bezittingen gelegd wierdt. De overvloed van dit voortbrengzel, ondertusfchen, belette, eenigen tyd, dat men onder deezen last bezweek. Doch de nood der Volkplantingen , haar genoodzaakt hebbende zich zelve met nieuwe belastingen te bezwaaren, konden zy het niet langer uithouden tegen een mededingen, 't welk dag aan dag kragtiger wierdt; overal zagen zy zich klaarblykelyk den voet ligten. Misfchien zou men haar uit deezen nadeeligen toeftand verlost hebben, door het affchaffen der belastinge van vier en een half ten honderd, en door aan haar op te offeren de buitenfpoorige belastingen , welke van haare voortbrengzels, wanneer zy in Groot-Britaunie worden ingevoerd , moeten betaald worden; doch de uitgeftrektheid haarer uitgaven, en de grootheid der Nationaale fchulden, dusdanig een Edelmoedigheid, ongetwyfeld, niet toelaatende, oordeelde de Regeering genoeg gedaan te hebben , met den Volkplanteren, in den jaare 1739 , de vryheid te verleenen, om hunne Suiker' regelrecht na alle havens van Eu. XIV. BOEK.  285 GESCHIEDENIS XIV. BOEK. i ] ( ] \ I i i i t Europa te mogen zenden. Doch de pooging, welke zy deedt, met dus een inbreuk te maaken op de Akte van Scheepvaart, was vrugrloos. De Franfchen bleeven op alle Markten de overhand behouden; en de Engelfche Volkplantingen moesten zich vergenoegen met het leveren van zo veel Suikers, als de Britfche heerfchappy noodig hadt; dit bedroeg, in den aavang der thans loopende Eeuwe, niet meer dan twaalf duizend oxhoofden; doch was, in den jaare 1755, geklommen tot zeventig duizend oxhoofden. Engeland was dit voortbrengzel verfchuldigd aan de oude Bezittingen, welke het in den Amerikaanfchen Archipel hadt. Het Eiland Barbados, 't welk, ten opzigte van alle de andere Eilanden, boven den Wind lag, fcheen niet, zelf door geene Wilden, bewoond geweest te zyn, toen eenige Engelfcben, op St. Christoffel te fcheep gegaan, omtrent den jaare 1629, zich aldaar nederzetteden. Zy vonden het bedekt met hoornen, zo groot, dik en hard, dat, om dezelve uit te rooien, ongemeene handigheid, geduld en werktuigen vereischt wierlen. Wel haast wierdt de aarde van deezen ast bevryd, of van dit fieraad ontbloot: vant het is twyfelagtig, of de Natuur haar verk niet beter verfiere, dan de hand des nenfchen , welke, alleenlyk om zyns zelfs ville , alles verandert. Burgers, het zien Iroomen van het bloed huns Vaderlands noede, haastten zich om dit vreemd verblyf e bevolken. Terwyl de andere Volkplaningen veeleer verwoest dan bebouwd wierden,  der beide INDIEN. ag? Jden, door Landzwervers, wien de behoefte 3 en losbandigheid hunne haardfteden hadden j doen verlaaten, ontving Barbados dagelyks i nieuwe bewooners, die, nevens hunne kapi; taaien, ftnaak voor den arbeid, moed, werkzaamheid en eerzucht op hetzelve bragten; de deugden en ondeugden, welke de vrugt zyn van Burger-Oorlogen. Een Eiland, 't welk eene uitgeftrektheid van niet meer dan acht mylen in de lengte en vier in de breedte heeft, verkreeg, door deeze hulpmiddelen, eene bevolking van honderd duizend zielen, en eenen Koophandel, welke vier honderd fchepen , ieder van honderd vyftig Tonnen, aan het vaaren hieldt. i Zodanig was de ftaat zyns voorfpoeds, in : den jaare 1676, 't welk het tydftip van zy< ne waare grootheid was. Nimmer hadt de 1 aarde een zo groot getal Planters, op eene ; zo kleine ruimte, zien voortkoomen, noch ij zo veele ryke voortbrengzels, in zo korten I tyd, fcheppen. De Akkerbouw, door EuIropeaanen beftuurd, wierdt verrigt doorSlaaeven, in Afrika gekogt, of in Amerika zelve I opgevoed. Deeze laatfte foort van bar- i baarschheid was een verderflyk fteunzel voor 1 een nieuw gebouw; zy moest deszelfs val I veroorzaaken. Eenige Engelfchen, die voet aan land ge. | zet hadden aan de kusten van het vaste ! land, om aldaar Slaaven weg te neemen, t wierden ontdekt door de Karaïben, welke <; zy zogten buit te maaken. Deeze Wilden ! deeden een aanval op de vyandlyke Bende, ii van welke zy zommigen doodden, anderen op XIV. BOEK.  XIV. BOEK. 288 GESCHIEDENIS op de vlugt dreeven. Een Jongeling, langen tyd vervolgd, begaf zich eindelyk boschwaarts. Eene Indiaanfche Maagd, hem ontmoetende, verleende hem eene fchuilplaats, voedde hem heimelyk, en geleide hem, naa verloop van eenigen tyd, na den Zeekant. Zyne Medgezellen, aldaar voor anker liggende, wagtten op de zulken, als in de bosfchen verdwaald waren; zy haalden hem met de floep af. Zyne behouderes wilde hem na het fchip volgen. Zo ras zy op Barbados waren aangeland, verkogt het Wangedrogt haar, Welke het behoud van zyn leeven geweest was, die hem haar hart, nevens alle de gevoelens en fchatten der Liefde , hadt gefchonken. Om de Eer der Engelfche Natie te vergoelyken, heeft een haarer Dichteren dit eerloos gedenkftuk van Gierigheid en Trouwloosheid aan het afgryzen der naakoomelingfchap toegewyd. In verfcheiden taaien is het ter verfoeijinge der Natiën ten toon gefteld. De Indiaanen , niet ftoutmoedig genoeg zynde, het te onderneemen om zich te wreeken, deelden hun misnoegen mede aan de Negers, die, indien zulks mogelyk ware, nog meer beweegredenen hadden om de Engelfchen te haaten. Met eene.gemeene affpraak zwooren de Slaaven den dood hunner Dwingelanden. Deeze Zamenzweering wierdt met zo groote geheimhouding onderleid, dat y 's daags voordat zy moest uitbreeken, de Volkplanting daar van de lucht nog niet gekreegen hadt. Maar even alsof de Edelmoedigheid altoos de Deugd der Ongelukkigen zyn  der bei de INDIEN. 289 zyn moest, een der hoofden van het EedIj gefpan verwittigde daar van zynen Meester. 1 Brieven, ftraks daarop door alle de plantaadi jen verzonden, wierden tydig bezorgd. De Slaaven wierden, den volgenden nacht, in : hunne wooningen in verzekering genomen, : en de fchuldigften, met het aanbreeken van i den dag, ter dood gebragt; deeze ftrengheid j deedt alles tot onderdaanigheid wederkee! ren. Nimmer is deeze onderdaanigheid zedert ; gefchonden; en nogthans heeft de Volkplanj ting meer dan de helft der goederen, welke i zy plagt te verzenden s zien verboren gaan. I Haare weelde; eenige aanfteekende ziekten; j de verhuizing van een groot gedeelte haarer II inwooneren, welke na andere Eilanden of j na de vaste kust van Noord - Amerika zyn I overgeftoken; de veraarting van haaren i grond, welken de bemestingen noodzaaklyk i zyn geworden; de nayver eener mededin1 gende Natie, welke het geluk heeft gehad 1 van een beter grond te ontmoeten: alle deei ze oorzaaken te zamen genomen, hebben de i omwenteling te wege gebragt. Barbados heeft tegenwoordig niet meer ; dan dertig duizend Slaaven, bezig met het i berooken van den grond met Varecb, een ! Zeegewas, dat, door den vloed, tegen den oever wordt gefpoeld. In deeze Varech \\ wordt het Suikerriet geplant. De aarde is 3 'er van weinig meer nuts tot de voortbrenI ging der vrugten, dan in Europa de Kasfen, 0 in welke de Oranjeboomen geplaatst worden. Vyftien duizend oxhoofden ruuwe Suiker zyn V. deel. T het XIV. boek,  XIV. BOEK. i 290 GESCHIEDENIS het voortbrengzel van deezen moeilykerï Akkerbouw. Zy worden na Engeland verzonden , en aldaar verkogt voor zes Millioen, zeven honderd vyftig duizend Livres. De Brandewynen , een voorwerp , waardig een fomme van acht honderd duizend Livres, wordt na Noord-Amerika gevoerd. Barbados is de eenige handeldryvende Volkplanting, welke de Engelfchen op de Eilanden Boven den Wind bezitten. Bykans alle de Negervoerende fchepen , welke uit Afrika koomen, doen dit Eiland aan. Indien de prys, welke den Slaavenhandelaaren wordt gebooden, hun niet behaage, zeilen zy verder; doch het gebeurt zelden, dat zy hunne Waar op Barbados niet flyten. De gewoone prys der Slaaven is van acht tot negen honderd Livres, naar gelange der Natie en der foorte, van welke zy zyn. De ouderdom en fexe wordt in deezen handel nimmer in aanmerking genomen; het is de gemeene prys eener geheele Laadinge; de hoofden alleen worden geteld. De betaaling gefchiedt in Wisfelbrieven op Londen, op negentig dagen zigt. Deeze Negers, welke de Kooplieden in 't *ros gekogt hebben, verkoopen zy by 't (tuk, op 't Eiland zelve, of op andere Engelfche Eilanden. Het uitfchot van deezen handel wordt op de Spaanfche of Franfche Eilanden ter Huik ingevoerd. Deeze fluikhandel bragt voormaals op Barbados vyf of zes Millioenen Livres. Bykans al het Geld, welk 'er heden ten dage, doch in mindere ïoeveelheid, wordt gevonden, is vreemd Geld, •dat  ÖER ÉEIDE INDIEN. 29I dat als eene Koopwaare aangemerkt, en niet dan by het gewigt verkogt wordt. De fcheepsmagt, welke aan deeze Bezittinge in eigendom behoort, beftaat uit een vry groot getal fchepen , welke zy tot haare onderscheidene onderhandelingen noodig heeft; als mede uit een veertigtal floepen, die tot het visfchen van vliegende visch gebruikt worden. Natuur en kunst hebben zich vereenigd ter verfterkinge van dit Eiland. BehalVen dat gevaarlyke klippen twee derde deelen van zynen omtrek ongenaakbaar maaken, heeft men, op dat gedeelte dei- kust, welke genaderd kan worden, Linien getrokken, welke, op bekwaame afftanden, verdeedigd worden door Forten, met een geducht Schutgevaarte verfterkt. Dus kan Barbados, in tyd van Oorlog, zich nog doen eerbiedigen van zyne nabuuren , en dezelve, in tyd van Vrede, tot zich lokken. Het verfchaft een vasten voorraad, een grondflag, ten minften, voor den rykften der Akkerteelten; eene gemaklyke ftapelplaats voor den Slaavenhandel; meer inkomften, inwooners, Koophandel en fterkte , dan men van zyne geringe uitge. ftrektheid zou verwagten, voornaamlyk wanneer het met andere nabuurige Eilanden vergeleeken wordt Antigoa^ bykans éven groot van omtrek, bezit niet de zelfde hulpmiddelen, en is van geen even groote aangelegenheid. Dit Eiland, dat niet meer dan twintig mylen in de lengte, en eene aanmerkelyke breedte heeft, wierdt in een volkomen woes. ten ftaat ontdekt, door het klein getal FranT a fchen. XIV. BOEK.  XIV. BOEK. 292 GESCHIEDENIS fchen,die derwaarts de vlugt namen, toen zys in den jaare 1629, door de Spanjaards, van St. Christoffel verdreeven wierden. Het gebrek aan bronnen, dat, ongetwyfeld, de Wilden hadt belet zich aldaar te vestigen, deedt de nieuwe vlugtelingen hetzelve verlaaten, zo ras zy zich wederom in het bezit hunner eerfte wocningen konden ftellen. Eenige Engelfchen, ftouter in onderneemingen dan de Franfchen en Karaïben, vleiden zich, deezen grooten hinderpaal te zullen overkoomen, door het Regenwater in Bakken te vergaderen; zy zetteden zich aldaar met der woon neder. Men weet niet zeker, in welk jaar deeze Bezitting wierdt aangelegd; maar dit is beweezen, dat, in Louwmaand des jaars 1640, in dezelve reeds dertig huisgezinnen woonden. Weinig was dit getal toegenomen, wanneer Lord willoughby, aan wien kareï. de II den eigendom van Antigoa hadt afgeftaan, gelyk zyn Vader voorheen het Eiland Barbados aan den Graave van carlisle hadt gefchonken, in den jaare 1666, op zyne eigen kosten, een vry aanmerkelyk getal Volkplanters derwaarts zondt. De Tabak, Indigo en Gengber, op welke zy zich eeniglyk toeleiden, zouden, waarfchynlyk, hem nimmer ryk gemaakt hebben, indien de Kolonel codrington, in den jaare 1680, op het Eiland , 't welk onder de Bezittingen der Natie was wedergekeerd, niet eene bron van voorfpoed hadt geopend in den Suikerteelt. De eerfte Suiker, welke het voortbragt, was zwart, bitter en grof. Men verwierp ze in En-  der beide INDIEN. 293 Engeland; en zy wierdt nergens getrokken dan in Holland en in de Hanzee-Steden, alwaar zy veel minder dan die van andere Volkplantingen wierdt verkogt. Door een aanhoudender arbeid en vernuftiger kunstbewerking dan de Natuur halftarrig was, verkreeg deeze Suiker alle de volmaaktheid en waarde, welke dus lang daar aan ontbroken hadden. Het Eiland levert acht duizend oxhoofden op, de eenige vrugt des arbeids van vyftien of zestien duizend Negers. Het misbruik des gezags, zo algemeen onder de meeste Natiën, doch zo zeldzaam onder de Engelfchen, deedt zich op eene wreede wyze gevoelen op Antigoa; doch dit gefchiedde niet ongeftraft. De Gouverneur, Kolonel parck , de Wetten, de Zeden en de welvoeglykheden even zeer tartende, kende teugel noch regelmaat. De Leden van den Raad, onbekwaam om de buitenfpoorigheden te beteugelen , welke zy verfoeiden, deeden, in den jaare 1710, eene waarfchouwing aan de Volkplanters, om hunne Afgevaardigden te handhaaven, het algemeene welzyn te verdeedigen, en een einde te maaken aan zo veele onheilen. Straks loopt men te wapen; de Dwingeland wordt in zyn eigen huis aangevallen, en fneuvelt aan veele wonden, hem toegebragt. Zyn Lyk wordt naakt op ftraat geworpen , en verminkt door de zulken, wier Bed hy hadt bevlekt. Het Moederland, meer getroffen door de geheiligde Wetten der Natuure, dan jaloersch op zyn gezag, fluit de oogen vooreen bedryf, welk zyne waakzaamheid hadt T 3 * moe- XIV. boek,  zo* GESCHIEDENIS boek» moeten voorkoomen, maar waar van de biilykheid hetzelve niet toeliet wraake te vorderen. Het is het werk der Dwingelandye alleen, de oproerigheid met het bloed der onderdrukten te willen blusfchen , naa dezelve eerst te hebben aangeftookt. De beginzels van machiavel, welke den Vorften de kunst leeren om zich te doen vreezen en verfoeien, gebieden hun de flagtöffers, wier geroep lastig valt, van kant te maaken. De Menschlykheid beveelt den Koningen de regtvaardigheid der Wetgeevinge, de zagtmoedigheid in het Staats- en Landbeftuur, de gemaatigdheid om geene opftanden te verwekken , en de goedertierenheid om ze te vergeeven. De Godsdienst beveelt den onderdaanen de Gehoorzaamheid; maar bovenal gebiedt God den Vorften de Billykheid. Blyven ze hieromtrent in gebreke, honderd duizend handen, honderd duizend ftemmen, zullen, in het gerigt des Hemels en der Aarde, zich tegen hen verheffen. De Amerikaanfche Eilanden hebben zomtyds het ge^ag der Koningen en het regt der Onderdaanen gewroken tegen de Landvoogden, die, door een tweevoudig verraad, 's Vorften naam misbruikten, om eene Natie te onderdrukken. Antigoa zal, door dit verfchrikkelyk voorbeeld van geregtigheid, in de Gefchiedenisfen vermaard zyn. — Voor 't overige is dit Eiland te klein van omtrek; doch Montferrat is van nog minder aangelegenheids. Montferrat is een Eiland, waar aan de Spanjaards, die het, in den jaare 1493, ontdek-  DER BEIDE INDIEN. 295 dekten, zonder 'er zich op te vestigen, den naam gaven van een Berg in Katalonie, welken het in gedaante geleek. Het is by. kans rond, en heeft ongeveer negen mylen in den omtrek. De grond, welke zeer oneffen is, wordt bedekt met dorre en fchraale hoogten, en met Valeien, welke het water vrugtbaar maakt. De Engelfcben, die, in den jaare 1632, aldaar aanlandden, vergenoegden zich niet met de rust der talryke Wilden, welke het bewoonden, te verftooren; zy verdreeven hen. Deeze barbaarschheid hadt de gelukkige gevolgen niet, welke men daar van hadt verwagt. Langzaam was de opgang der Volkplantinge, en zy wierdt niet vroeger een voorwerp van eenige aangelegenheid dan omtrent het einde der jongstverloopen Eeuwe. Op dit tydftip, beving een hevige drift, die geene byzondere oorzaak hadt, aller gemoederen. De kleine plantaadjen, die naauwlyks toereikende geweest waren ter vervullinge der meest dringende behoeften, wierden allen door den Suikerteelt vervangen. Tien duizend Slaaven bereiden jaariyks vyf duizend oxhoofden van dit voortbrengzel, niettegenftaande verfcheiden ongelukken, door de Oorlogen en de hoofdftoffen veroorzaakt, van tyd tot tyd de Nyverheid der Volkplanteren gedwarsboomd hebben. De Laadingen en Ontlaadingen vallen zeer bezwaarlyk op een Eiland, 't welk geene goede Ree heeft. Zelf zouden de fchepen op de kusten in gevaar zyn, indien de Schippers niet de voorzorge gebruikten, wanneer zy een T 4 ftorm XIV. BOEK.  2QÓ- GESCHIEDENIS XIV. BOEK. I 1 i ftorm zien opkoomen, zich op Zee te be? geeven, of in de nabuurige haven de vlugt te neemen. — Het Eiland Nevis is aan het zelfde .ongemak onderheevig. Volgens het algemeen aangenoomen gevoelen, wierdt dit Eiland, in den jaare 1628, door de Engelfchen bemagtigd. Eigenlyk gefproken is het niets anders dan een zeer hooge Berg, welke langzaam ffchuin afloopt, en op den top met hooge hoornen beplant is. Men vindt overal plantaadjen; aan den oever der Zee beginnende, klimmen zy genoegzaam tot aan het hoogfte toppunt. Doch naar gelang zy van de Vlakte afvvyken, neemt haare vrugtbaarheid af, omdat de grond fteenagtiger wordt. Die Eiland tvordt van ontelbaare beekjes befproeid. Deeze zouden bronnen van overvloed zyn, indien :y, by ftormagtig weder, niet in waterftroonen veranderden, de aarde niet medefleep^ en, en de fchatten niet verdelgden, welke zy hebben doen gebooren worden. De Volkplanting van Nevis is een Model /an Deugd, Orde en Godsvrugt. Haare roorbeeldlyke Zeden was zy verfchuldigd aan le Vaderlyke zorgen van haaren eerften jouverneur. Deez' mensch, eenig in zyn bort, verwekte, door zyn eigen voorbeeld, n alle de inwooners, de zucht tot den arieid, tot eene redelyke fpaarzaamheid, en letaamelyke uitfpanningen. Allerleie beplaningen_, de Suikerteelt inzonderheid, wierden ;elukkiglyk aangemoedigd. Hy die het bevel oerde, zy die gehoorzaamden, in één voord, allen hadden geene andere regelmaat hun-  DER BEIDE INDIEN. 297 hunner daaden, dan de ftrengfte billykheid. Nimmer zag men zo veel Eendragt, vrede en veiligheid heerfchen. Zo aanmerkelyk waren de vorderingen deezer ongemeene Bezittinge, dat, indien men moge geloof flaan aan alle gelyktydige vernaaien, men aldaar wel haast tien duizend Blanken en twintig duizend Negers telde. Genomen dat de berekening van dusdanig eene Bevolkinge, binnen den omtrek van zes mylen, vergroot ware, zy onderftelt, nogthans, een buitengemeen, maar onfeilbaar, uitwerkzel van den voorfpoed, welke de Deugd volgt in de wel ingerigte Maatfchappy en. De Deugd zelve, egter, fielt den mensch op zich zeiven genomen, noch de Volken, in veiligheid tegen de geesfels der Natuure, of de flagen des wederfpoeds. In den jaare 1689, deedt eene eislyke fterfte de helft deezer gelukkige Volkplantinge fneuvelen. Een Fransch Eskader bragt, in den jaare 1706, aldaar fchrik en verwoesting aan, en nam drie of vier duizend Slaaven weg. In 't volgende jaar wierdt de ondergang deezes Eilands voltooid, door den hevigften Orkaan, waar van men immer voorbeeld hadt gezien. Zedert deeze aaneenfchakeling van wederfpoeden, is zy een weinig op haar verhaal fekoomen. Men telt 'er nog acht honderd tfegers, die vier duizend oxhoofden Suiker leveren. Misfchien zouden de zulken, die zich 't meest kwellen over de verdelging der Amerikaanen en de flaaverny der Afrikaanen, eenigen troost ontvangen, indien de Europeaanen overal zo menschlievend waren, Tj als XIV. BOEK.  XIV. BOEK. 298 GESCHIEDENIS als de Engelfchen op 't Eiland Nevis geweest zyn; indien alle de Eilanden der nieuwe waereld naar evenredigheid zo goed bebouwd wierden. Maar de Natuur en de zamenleeving zien weinig zulke wonderen. Engeland ontvangt geenerlei voortbrengzels van Barboude, Anguille, en het Maag. den-Eiland. Vier duizend inwooners, van welke de helft vryen, de helft Slaaven zyn, door deeze elendige Bezittingen verfpreid, weiden aldaar een weinig Vee, en planten 'er eenige eetbaare waaren, welke zy in de naastgelegene Volkplantingen verkoopen. Gelukkiglyk belet hunne armoede niet, dat zy eene vrye en afgezonderde Regeering hebben. Ondertusfchen is het Opperhoofd deezer Eilanden, als mede die van Antigoa, Montferrat en Nevis, niets meer dan de Afgevaardigde van den Kapitein - Generaal, die zyn verblyf houdt op St. Christoffel. Dit was de Wieg van alle de Engelfche en Franfche Volkplantingen in de nieuwe waereld. De beide Natiën zetten 'er, op den zelfden dag, voet aan land, in den jaare 1625. Zy verdeelden onder elkander het Eiland; zy tekenden een Verdrag van altoosduurende Onzydigheid; zy beloofden elkander over en weder hulp en byftand tegen den gemeenen vyand; dit was de Spanjaard, die, zedert eene Eeuwe, de beide halfronden van den Aardbol bemagtigd of ontrust hadt. Doch de nayver zaaide wel haast het zaad van tweedragt onder hen, die door belang vereenigd waren. Met leede oogen zag de Franschman den arbeid van den Engelsen-  DER BEIDE INDIEN. 2QQ gelschman bloeien; en deeze leedt met ongeduld, dat een nietsdoende nabuur, wiens eenige bezigheid de Jagt of de Galanterie was, zyne huisvrouw zogt te verkragten. Eerlang baarde dit wederkeerig misnoegen gefchillen , gevegten , verwoestingen ; doch met dit alles hadt geen van beiden verovering in den zin. Het waren alleenlyk huislyke misnoegdheden, aan welke de Regee, ring geen deel nam. Toen, in den jaare 1666, belangen van meer aangelegenheids, het Oorlogsvuur tusfchen de twee Moederlanden ontftoken hadden, wierdt St. Chris» toffel, eene halve Eeuw lang, het Tooneei van bloedvergietinge. Het leedt niet lang, of de zwakfte, die zich genoodzaakt hadt gevonden om de Volkplanting, te ruimen, keerde met meer kragts derwaarts weder, zo wel met oogmerk om zyne nederlaagen te wreeken, als om zyne verliezen te ver. goeden. Deeze zo lang wankelende kanswisfeling van voor- en tegenfpoed nam een einde, in den jaare 1702, door de verdry. ving der Franfchen, wien, door den Utrechtfchen Vrede, alle hoop benomen wierdt van immer derwaarts te zullen wederkeeren. Van luttel belangs was toenmaals deeze opoffering voor eene Natie, welke, om zc te fpreeken, in deeze Bezitting niets ander) dan het regt van te mogen jaagen en Men fchen moorden hadt geoeffend. Haare bevol king aldaar bedroeg niet meer dan zes hon derd zeven en zestig Blanken van allerleier ouderdom en fexe, negen en twintig vry Negers, en zes honderd negen en vyfti Slaa XIV. BOEK, 1 t T J  XIV. BOEK. 300 GESCHIEDENIS Slaaven. Honderd zeven en vyftig Paerden en twee honderd vyf en zestig Hoornbeesten maakten haare kudden uit. Zy plantte flegts een weinig Katoen en Indigo, en hadt niet meer dan ééne Suikerplantaadje. Schoon Engeland, zedert langen tyd, zyne regten op dit Eiland beter hadt doen gelden, deedt het, egter, in den beginne, zyn voordeel niet met de Overdragt, door welke het 't gantfche Eiland in eigendom verkreeg. De verovering was langen tyd een prooi van fchraapzieke Landvoogden, die de landeryen ten hunnen eigen voordeele verkogten, of ze ten gefchenke gaven aan hunne afhangelingen, zonder, nogthans, voor de duurzaamheid van het Koopverdrag of der gifte langer te kunnen inftaan, dan hun Landbeftuur duurde. Het Parlement van Engeland maakte ten langen laatfte een einde aan deeze wanorde. Het beval, dat alle Landeryen openlyk zouden te koop geveild, en de penningen, daar van koomende, in 3s Lands Kas gebragt worden. Zedert deeze verftandige fchikking, wierden de nieuwe Bezittingen even als de oude bearbeid en beplant. Het Eiland, in zyn geheel genomen, haalt, naar gisfing, zeventig mylen in den omtrek. Een groot getal hooge en vrugtbaare Bergen beflaat het Middelpunt. Op de Vlakte ziet men, hier en daar verfpreid, vermaaklyke, zindelyke en gemaklyke wooningen, met Laanen, fonteinen en boschjes verfierd. De fmaak voor het Landleeven , welke meer heeft Hand gehouden in Engeland, dan in de  DER BEIDE INDIEN. 30I j de andere Landen van het befchaafd Eu] ropa, is eene foort van drift geworden op 3 St. Christoffel. Nimmer gevoelde men alj daar de noodzaaklykheid om kleine Gezel: fchappen aan te rigten, om de verveeling i des tyds te verdry ven; en byaldien de Franj fchen 'er geen vlek hadden agtergelaaten, daar hunne Zeden nog de overhand behouden, zou men aldaar dien geest van Gezelligheid niet kennen, welke meer krakeelen dan vermaaken baart, die, uit Galanterie voortgekoomen , in Losbandigheid en Ligtmisfery uitloopt; die met de Tafelvreugde begint, en met Spelgefchillen eindigt. In ftede van het beeld van Eensgezindheid te bezitten, dat niets anders dan het zaad der j verdeeldheid is, leeven de Engelfche LandI eigenaars op zich zelve, maar vergenoegd, l met de Ziel en het Gelaat zo helder als de j gemaatigde Hemel, onder welken zyeenzui' vere en gezonde lucht inademen, in 't midden van hunne plantaadjen, en onder hunne ! Slaaven, welke zy, ongetwyfeld, als Vaders regeeren, dewyl zy hun edelmoedige en zomtyds heldhaftige gevoelens inboezemen. Op St. Christoffel hebben de Liefde en de Vriend: fchap zich onderfcheiden door een Treurtooj neel, waar van de aloude verdichtzels en de ; Gefchiedenisfen nog geen voorbeeld hadden opgeleverd. Twee Negers, jong, welgemaakt, fterk, tj moedig, met eene ongemeene ziel begaafd, 1 hadden elkander zedert hunne jeugd bemind. i Tot den zelfden arbeid verbonden, hadden I zy zich onderling vereenigd door hunne ftnar- XIV. BOEK. |  XIV. BOEK. t 302 GESCHIEDENIS fmarten, welke, in gevoelige harten, naauwer dan de vermaaken aanéén verbinden. Indien zy niet gelukkig waren, zy vertroostten zich ten minften in hunne ongelukken. De Liefde, die ze allen doet vergeeten, voerde dezelve ten hoogften toppunte. Eene Negerin, zo wel als zy eene Slaavin, deedt in de twee Vrienden eene even heete Liefdevlam ontbranden. Beter gefchikt om eene hevige drift in te boezemen dan zelve die te gevoelen, zou het voorwerp hunner liefde een van beiden even gereed tot Echtgenoot genomen hebben; doch geen van beiden wilde haar neemen; geen van beiden ook konde haar aan zynen Vriend afftaan. De tyd verfchafte flegts nieuw voedzel voor de vlam, die haare ziel verteerde, zonder dat de vriendfchap of liefde daar door verzwakt wierdt. Dikwyls itroomden hunne bittere en hartgrievende traanen, in de omhelzingen, welke zy over en weder verfpilden, onder het oog van het te geliefde voorwerp, dat hen tot wanhoop vervoerde. Zomtyds zwooren zy, haar niet meer te zullen beminnen, en eer te zullen fterven dan de vriendfchap verzaaken. De geheele plantaadje was begaan met het fchouwfpel deezer hartbreekende worftelingen. Elk hadt den mond vol van de liefde der twee Vrienden voor de fchoone Negerin.' Op zekeren dag volgden zy haar in het diepfte van een bosch. Daar omhelzen zy beiden haar als om ftryd, daar drukken zy haar duizendmaal tegen hun hart, zweeren haar duizend eeden, en geeven haar de teder- fte  DËR. BEIDE INDIEN. 303 fte benaamingen, welke de fterkfte verliefdbeid kon uitdenken; en, eensflags, zonder tot elkander te fpreeken , zonder elkander iaan te zien, jaagen zy haar, op een zelfde ©ogenblik, een dolk door het hart; zyfterft, en hunne traanen , hunne fnikken, paaren zich met haare laatfte zuchten. Zy brullen, jfïet bosch weergalmt van hun dolzinnig ifchreeuwen. Een Slaaf loopt toe. Van verre ijitiet hy hen het flagtöffer hunner zeldzaame Mefde met hunne kusfen bedekken. Hy roept ianderen; men koomt, en vindt deeze twee Vrienden, die, met den Dolk in de hand, idkander omhelzende op het lichaam hunner ongelukkige minnaaresfe , en in hun eigen {bloed zwemmende, ftierven in de beeken bloeds, die uit hunne eigen wonden ftroomien. Deeze minnaars, deeze vrienden, behoorden tot eene Bende van vyf en twintig duidend Negers, die, door hunnen arbeid, Europa twaalf of dertien duizend oxhoofden Suikers leverden. Te midden van deezen fnoeilyken arbeid, in deezen vernederenden :foeftand, worden bedryven gebooren, waarlig om 't Heelal te doen verbaasd ftaan. □ngelukkig hy, wien de kragtige werking deezer liefde niet van fchrik en medelyden loet yzen. De Natuur heeft hem gevormd, ;aiet voor de flaaverny der Negers, maar voor de Dwingelandy hunner Meesteren. Deeze mensch zal geleefd hebben zonder mededogen, hy zal zonder troost fterven; iy zal nimmer gefchreid hebben, nimmer zal fiy befchreid worden. — Maar 't is tyd, St. Chris- BOEK,  XIV. boek. 304 GESCHIEDENIS Christoffel te verlaaten, en na Jamaika over" f te fteeken. Dit Eiland ligt beneden den Wind ten : aanzien van de andere Engelfehe Eilanden; de Aardrykskundigen plaatzen het onder het; getal der groote Antilles. Het befchryft in de Zee eene bykans eironde gedaante, wier grootfte Middellyn honderd zeventig mylen, en wier kleinfte zeventig mylen lang is. Het wordt doorfneeden van verfeheiden 1 ketens hooge en onregelmaatige Bergen, met fchroomlyke Rotzen verwardlyk bedekt., Hunne onvrugtbaarheid belet niet, dat zy geheel en al bedekt zyn met een verbaazende 1 menigte van verfchillende foor ten van hoornen, wier wortels, in de kloven der Rotzen doordringende, de vogtigheid zoeken,, welke de veelvuldige ftormen en onweêrs-' buien nalaaten. Deeze altydduurende groente, gevoed en verfierd door eene menigte; ryke Watervallen, doet de Lente het geheele: jaar duuren, en vertoont aan het betoverdI oog het fraaifte fchouwfpel der Natuure.J Doch deeze Wateren, die, van dorre berg-1 toppen nederdaalende, de vrugtbaarheid over de Vlakten verfpreiden, hebben een koper-1 agtigen en onaangenaamen fmaak, en zynj zeer ongezond. Gelukkiglyk wordt dit nadeel vergoed door de gezondheid der lucht,j de gemaatigdfte , welke men , tusfchen de f twee Keerkringen, in de beide halfronden,! kan inademen. Kolumsus ontdekte dit Eiland, in den E jaare 1494; maar hy rigtte 'er geene Bezit-1 ting op. Acht jaaren laater, wierdt hy, door ee-|  dér beidé INDIEN. 305 eenen ftorm, derwaarts gedreeven. Het verlies zyner fchepen hem buiten ftaat Hellende om van daar te vertrekken, nam hy de toevlugt tot de Menschlievendheid der Wilden; hy verkreeg van hun alle onderfteuningen der natuurlyke mededogenheid. Maar dit Volk, 't welk eeniglyk zaaide en maaide ter VerVullingë zyner eigen behoeften , wierdt het voeden van vreemdelingen moéde, die het in gevaar bragten om vart gebrek te fterVen; het verwydérdè zich ongevoelig uit hunne nabuurfchap. De Spanjaards, die het reeds, door gewelddaadige bedryvert, woest én wreed gemaakt hadden, kenden voortaan niet meer maate of paaien ten aanzien van de Indiaanen; zy gingen zo verre, dat zy de wapens opvatteden tegen een Opperhoofd, welk zy van ftrengheid befchuldigden, omdat het hunne woestheid niet hadt goedgekeurd. Kolumbus, genoodzaakt voor hunne bedreigingen te Wykéri , om verlost te worden uit een wanhoopigen toeftand, bediende zich van een dier Natuürlyke Verfchynzelen, in welke de Mensen Van ver* nuft zomtyds hulpmiddelen vindt, die vergeeflyk zyn, om dat ze in den dringendften nood gebezigd worden. De weinige kennis, welke hy van de Starrekunde bezat, leerde hem , dat de Maan eerlang moest Verduisteren. Hy beleide eene zamenkomst der nabuurige Caciquen, om , Zo als hy zeide, gewigtige zaaken. ter hunner behoudenisfe van hem te hooren. Toen zy, op zyn verzoek , byeen vergaderd waren , rees hy in 't midden hunner op; en naa hun V. deel. V de XtV. BOEK.  So6 GESCHIEDENIS XIV. boek. de hardnekkigheid te hebben verweeten, dQor welke zy hem, nevens zyne Lotgenooten, deeden omkoomen, fprak hy hen aldus aan : „ Om u daar over te ftraffen, zal „ de god, dien ik aanbid, u met zyne ge„ duchtfte flagen treffen. Nog deezen zelfden „ avond, zult gy de Maan eerst zien rood „ worden, daarnaa verdonkeren, en u haar „ licht, weigeren. Dit zal flegts een voor„ fpel. zyn van uwe wederfpoeden, indien „ gy halftarrig blyft in my leevensmiddelen „ te weigeren." Naauwlyks hadt de Admiraal gefproken , of zyne Voorzeggingen wierden vervuld. Onbefchryflyk was de ontfteltenis der Wilden. Zy rekenen zich verboren, fmecken om genade, en beboven alles. Straks berigt men hun, dat de Hemel, over hun berouw . getroffen, zynen toorn bedwingt, en dat de Natuur haaren loop zal hervatten. Zints dit oogenblik zag men van alle kanten leevensmiddelen aanbrengen , en kolumbus. hadt des geen gebrek, tot op den dag van zyn vertrek. Don diego , de Zoon van deezen ongemeenen Mensch, was het, die de Spanjaards zich op Jamaika. deedt nederflaan. In den jaare 1509, zondt hy, van St. Domingo, derwaarts zeventig Roovers, onder het geleide van jan d'esquimel. Het leedt niet lang dat zy van andere gevolgd wierden. Allen fcheenen na dit bekoorlyk en vreedzaam Eiland over te fteeken met geen ander oogmerk, dan om zich, aldaar in menfehen bloed te baaden. Niet vroeger keerde het zwaard  DER BËÏDÈ INDIEN. 307- zwaard deezer Barbaaren in zyne fchede, dan toen 'er niet een éénig inwooner meer overig was, om de naagedagtenis te bewaaren van een talryk, zagtmoedig, eenvoudig en weldaadig Volk. Tot een geluk voor 't aardryk, moesten deeze verdelgers deeze Bevolking niet vervangen. Zouden zy zelf wel hebben willen vermenigvuldigen op een Eiland, 't welk geen Goud uitleverde? Hunne wreedheid deedt geen vrugt aan hunne Gierigheid; en de aarde, welke zy met'moord en bloed befmet hadden, fcheen de onmenschlyke poogingen, door hen aangewend, om zich aldaar te vestigen, te wederftreeven. Alle de Bezittingen, op de asch der Landzaaten opgericht, raakten in verval, naar gelang de arbeid en de wanhoop de verdelging des overfchots van Wilden, der woede van de eerfte veroveraaren ontkoomen, voltooiden. De Bezitting van Sint Jago de la Vega was de eenige, die ftand hieldt. De inwooners deezer ftad, gedompeld in de ledigheid , welke op de Dwingelandy naa de verwoesting volgt, vergenoegden zich met te leeven van eenige plantaadjen, wier overtollige voortbrengzels zy verkogten aan de fchepen, die hunne kusten aandecden. De geheele bevolking der Volkplantinge, aan het grondgebied, welk dit geflagt van verdelgers Voedde, bepaald, beftondt uit vyftien honderd Slaaven, die onder het bevel ftonden van even zö veele Dwingelanden,; wanneer, ten laatftcn, de Engelfcben deeze ftad aantastten , dezelve bemagtigden , en , in den jaare 1655, zich aldaar nederzetteden. V 2 Ne- XIV. BOEK.  3oS GESCHIEDENIS XIV. boek. Nevens hun zecte de Tweedragt aldaar voet aan land. Zy bragten daar van de heilloosfte zaaden mede. in 't eerst hadt deeze nieuwe Volkplanting geene andere inwooners, dan drie duizend man van die dweepende Landmagt, die onder de Standaarden van den Gemeenebestgezinden Aanhang geftreeden en gezegepraald hadt. Wel haast voegden zich nevens hun eene menigte Konïngsgezinden, die in Amerika de vergoeding hunner Nederlaage, of de rust des vredes hoopten te zullen vinden. De geest van verdeeldheid, die de twee Aanhangen zo lang en op een zo wreede wyze hadt vanéén gefcheurd, volgde hen over Zee. Van den eenen kant zegepraalde men baldaadiglyk onder de befcherming van cromwel, dien men op de puinhoopen van den Throon verhe-* ven hadt; aan de andere zyde verliet men zich op de biflykheid' van den Gouverneur van het Eiland, die, gedwongen te bukken onder het gezag van den zegevierenden Burger, in den grond zyns harten zyner belangen niet was toegedaan. JNict meer was 'er noodig om in de nieuwe waereld te vernieuwen de tooneelen van lebrik en bloed, in de oude Waereld zo dikmaals vertoond; Maar penn en venarles , veroveraars van Jimaika, hadden de Landvoogdyfchap opgedraagen aan den verftandigften Man, den oudften Krygsbevelhebber. Dit was Donley, een vriend der stuarten. Tweemaal Helde Cromwel een zyner Aanhangeren in Dodley's plaats, doch tweemaal deedt hun over-  DER BEIDE INDIEN. 309 overlyden Dodley tot bet bewind der zaaken wederkeeren. De Zamen zweeringen, welke tegen hem wierden gefmeed, wierden ontdekt en verdreeven. De geringfte inbreuken op de krygstugt liet hy nimmer ongeftraft. In zyne handen hing de Schaal altoos in evenwigt tusfchen den Aanhang, dien zyn hart verfoeide, en dien, welken hy beminde. Door zyne zorge, door zynen raad en voorbeeld, wierdt de Nyverheid gewekt en aangemoedigd. Zyne belangeloosheid ondcrfchraagde zyn gezag. Zich vergenoegende met te leeven van den opbrengst zyner plantaadjen, konde men hem nimmer een vast Jaargeld doen aanneemen. Eenvoudig en gemeenzaam in het burgerlyke leeven, was hy, in zyne bediening, een onverfchrokken Krygsman, ftandvastig en geftreng Bevelhebber, en verftandig Staatsman. Z}me wyze van regeeren was geheel naar het krygsweezen ingerigt; de reden hier van was, dat hy in bedwang moest houden, of befchaaven, eene opkoomende Volkplanting, eeniglyk en geheel beftaande uit Krygslicden; en daarenboven voorkoomen, of af keeren, eenen inval der Spanjaarden , die de herwinning, van 't geen zy verlooren hadden, misfehien, zouden onderneemen. Maar wanneer ka rel de II tot denThroon geroepen wierdt, door eene Natie, welke zynen Vader van denzelven hadt geftooten, wierdt op Jamaika een Burger-Regeeringswyze ingevoerd , gelyk op alle de andere Eilanden, naar die van het Moederland ingeV 3 rigt. XIV. BOEK,  XIV. BOEK. 310 GESCHIEDENIS rigt. De Bevelhebber verbeeldde den Ka' ning; de Raad het Hoogerhuis; en de drie Afgevaardigden van ieder Stad, nevens twee van elke Burgt, maakten het Laagerhuis uit. Doch deeze Vergadering vergenoegde zich in 't eerst met het maaken van eenige fchik" kingen, tot wederopzeggens toe, zonder orde byeengebragt, raakende het Burgerlyk 'beftuur, den Regtshandel en de Geldmiddelen In den jaare 1682, wierdt eerst het zamenftel van Wetten ingevoerd, welk tegenwoordig de Volkplanting doet bloeien. Drie deezer verftandige Inftellingen verdienen de aandagt onzer Staatkundige Leezeren. De eerfte Wet, welke voor de verdeediging van 't Vaderland zorgt, fpoort daartoe, op eene kragtdaadige wyze, aan het zelfde byzondere belang der Burgeren, dat het anders daar van konde aftrekken. Zy beveelt, dat alle fchade, door den vyand gedaan, op ftaande voet, door den Staat zal vergoed worden, en op kosten van alle de onder daanen, indien 's Lands Kas daartoe niet bekwaam zy, Een andere Wet waakt voor de middelen ter vermeerderinge der Bevolkinge. Zy wil, dat ieder Scheepskapitein, die in de Volkplanting gebragt heeft een perfoon, die niet in ftaat is zyne vragt te betaalen, eene algemeene gifte van twee en twintig Livres en tien Huivers zal worden toegedeeld. De byzondere gifte is honderd acht en zestig Livres cn vyftien ftuivers voor ieder perfoon, welke uit Engeland of Schotland wordt overga  DER BEIDE INDIEN. 311 gebragt; honderd vyf en dertig Livres voor ieder perfoon uit Ierland koomende; acht en zeventig Livres en vyftien Huivers voor ieder perfoon , die van de vaste kust van Amerika, en vyf en veertig Livres, voor ieder perfoon, welke van de andere Eilanden woidt overgevoerd. De derde Wet dient ter begunffiginge van den Landbouw. Wanneer een Eigenaar van landeryen het vermogen niet bezit, om de intrest of het kapitaal zyner opgenomene penningen te betaalen , wordt zyne plantaadje gewaardeerd door twaalf Eigenaars, welke zyns Gelyken zyn. De fchüldvorderaar is verpligt dit Landgoed te ontvangen in betaaling der geheele hoofdfomme, tot den prys, op welken het gewaardeerd is, genomen zelf dat deeze waardeering niet zo veel als de fchuld bedroege; maar indien de plantaadje meer waardig ware dan de fchuld bedraagt, is hy verpligt dit meerdere te rug te geeven. Deeze Regtsgeleerdheid, welke iet partydigs behelst, vergoedt haare onregtvaardigheid door een algemeen voordeel, de ftrengheid der vervolgingen van den Rentenier of den Koopman tegen den Akkerbouwer verminderende. Het gevolg deezer fchikkinge is, het voordeel der landeryen en der menfehen in 't algemeen. De fchüldeifcher lydt 'er zelden by, omdat hy op zyne hoede is; en de fchuldenaar is daar door dies te meer gehouden tot oppasfendheid en goede trouwe, om gelegenheid tot het opneemen van penningen te kunnen vinden. In dit geval doet het goed vertrouwen de verbintenisfen fluiV 4 ten; XIV. BOEK  312 GESCHIEDENIS XIV. BOEK. i < i d V I ten; en dit vertrouwen wordt niet verdiend en gevoed dan door Deugden. Voor dat zo verftandige Wetten den voorfpoed der Volkplantinge hadden verze, kerd, hadt zy reeds een naam gemaakt. Eenige Gelukzoekers, even zeer door een Nationaalen haat of nayver, als door woelagtigheid van geest en de behoefte om hun fortuin te maaken, gedreeven, tastten de Spaanfche fchepen aan. Deeze Zeeroovers wierden onderfteund door de Soldaaten van Cromwel, die, naa zynen dood, geene andere vrugt van hunne verkleefdheid plukkende, dan den algemeenen haat, aan zyne wreede voorfpoeden verknogt, in verre landen eene bevordering zogten, op welke zy in Europa niet meer konden hoopen. Dit getal wierdt vermeerderd door eene menigte Engelfchen van beiderleien Aanhang, aan bloed gewoon door de Burger-Oorlogen, die hen bedorven hadden. Deeze luiden, op roof en moord ?efteld, fchuimden de Zee, verwoestten de kusten der nieuwe waereld. Op Jamaika vierdt, altoos door de Nationaalen, en dikivyls door de vreemdelingen, de buit van Vlexiko en Peru zamengebragt. Op dit Eiand vonden zy meer gemaks, een gunftiger uithaal, meer befchermings en vryheids dan Iders, zo wel om de vrugt hunner Zeerooeryen te ontfcheepen, als om naar hun oeddunken dezelve te genieten. Hier deeen de verkwistingen der losbandigheid hen 'el dra op nieuw tot armoede vervallen. )eeze eenige prikkel hunner bloeddorftige yverheid noopte hen om op een nieuwen prooi  derbeideINDIEN. 313 prooi aan te vallen. Aldus trok de Volkplanting voordeel van hunne geftadige beurtwisfelingen des geluks, en verrykte zich door de ondeugden , welke de bron en de ondergang hunner fchatten waren. Toen dit vernielend geflagt, door zyne moorddaadige werkzaamheid, was uitgeftorven, wierden de rykdommen, die het naliet, en welke, om de waarheid te zeggen, aan nog onregtvaardiger en wreeder overweldigers ontroofd waren, de grondflag van een nieuj wen rykdom, door de gereede gelegenheid, welke zy verfchaften, om eenen fluikhandel ' met de Spaanfche Bezittingen te beginnen. Deeze ader van rykdom groeide geftadig j aan, voornaamlyk omtrent het einde der jongstvoorgaande Eeuwe. Door middel van | een kapitaal van drie Millioenen, van welke de Souverein twee derde deelen hadt opgefchooten, verbonden zich eenige Portugeezen, in den jaare 1696, om aan de onderdaanen van het Hof van Madrid jaarlyks vyf I duizend Slaaven te leveren, geduurende de I vyf jaaren, welke hun Verdrag moest ftand . houden. Een groot getal van deeze SlaaI ven haalde deeze Maatfchappy van Jamaika. I Van toen af aan, onderhieldt de Volkplanter 1 van dit Eiland, een onafgebrokene gemeenfchap met Mexiko en Peru, deels door tusfchenkomst van Portugeefche Agenten; deels 1 door middel van de Kapiteinen van hunne eigen fchepen, welke tot deezen handel gebruikt wierden. Doch deeze verbintenisfen wierden eenigzins vertraagd, door den Oorlog om de Spaanfche Opvolging. V 5 Naa XIV. boek.  314 GESCHIEDENIS XTV. BOEK. Naa het fluiten van den Vrede , baarde het Verdrag van Asfiento eenige ongerustheid aan Jamaika. Het vreesde, dat de Zuidzee-Maatfchappy, welker het ten deele was gevallen om de Spaanfche Volkplantingen van Negers te voorzien, het kanaal en den weg der Goud-Mynen zoude fluiten. Alle' de poogingen, welke het aanwendde, om deeze fchikking te verbreeken, bragten geene verandering te wege in de maatregels van het Engelfche Ministerie. Wyslyk hadt het voorzien, dat de werkzaamheid der Asfientisten een nieuwen nayver zou verwekken voor den ouden fluikhandel. Zyne inzigten waren zo gegrond, dat het, in den jaare 3739, een algemeen aangenomen gevoelen was, dat Jamaika uit de Spaanfche Indien vyftien honderd Millioenen' hadt getrokken. De verboden handel, welken het aldaar dreef, was in zyn bedrog eenvoudig. Een Engelsch ichip gaf voor, gebrek te hebben aan water , hout, of leevensmiddelen; dat zyn mast gebroken was, of dat het een lek hadt, 't welk, zonder dat het fchip ontlaaden wierdt, niet kon ontdekt of geflopt worden. De Gouverneur gaf vryheid , dat het fchip in de haven kwam en vertimmerd wierdt. Maar, om tegen alle befchuldiging by zyn Hof gedekt te zyn, deedt hy zyn Zegel drukken óp de deur van het Pakhuis-, waarin de goederen van het ohtlaaden fchip waren opgeflagen; terwyl eene andere deur onverzegeld bleef, door welke men in het Pakhuis kwam, en de goederen weghaalde, welke in deezen bedekten handel vcrwisfeld wier-  DER BEIDE INDIEN. 315 wierden. Naa het volbrengen van deezen handel, verzogt de vreemdeling, die altoos Geld gebrek hadt, zo veele goederen van zyne Laadinge te mogen verkoopen, als noodig waren om de gedaane kosten te betaalen: eene vryheid, die altoos verleend wierdt, doch onder het gewaand voorkoomen van groote zwaarigheden. Deeze veinzery was noodzaaklyk, opdat de Bevelhebber of zyne Agenten ongeftraft in 't openbaar mogten venten , 't geen zy vooraf in 't heimelyk gekogt hadden : vermids het altoos zoude onderfteld worden, dat de geveilde goederen geene andere zyn konden, dan de Waaren, welke men vryheid hadt gehad om te mogen koopen. Aldus wierden de grootfte Laadiiigen gelost en overal verfpreid. Het Hof van Madrid vleide zich, een einde te zullen maaken aan deeze wanorde, door aan de uitlandfche fchepen het binnenloopen in zyne havens te verbieden, onder wat voorwendzel het ook zyn mogt. Maar de Jamaikaanen, geweld met list paarende, deeden zich, in de voortduuring van deezen Koophandel, befchermen door de Engelfche Oorlogfchepen, wier Kapiteinen vyf ten honderd trokken Van alle de voorwerpen des bedrogs, welk zy tusfchen de onderdaanen handhaafden, tegen het verdrag der Kroonen: zo weinig baat het den Koningen, onderlinge verbintenisfen aan te gaan, welke niet ftrooken met het wederzydsch belang der Natiën ! Nogthans is op deeze in 't oogloopende en klaarblykelyke fchending van het open- baare XIV. BOEK.  3ï6 GESCHIEDENIS XIV. BOJÜC. i 1 ! baare regt, eene andere gevolgd, die heimelyker en minder tartende was. De fchepen, op Jamaika uitgerust, zeilen na de Reeën aan de Spaanfche kust, die 't minst bezogt worden; doch voornaamlyk na twee havens, die even eenzaam zyn: de haven van Brew, vyf mylen van Karthagena, en die van Grout, vier mylen van Porto-Belio geleegen. Een perfoon, der taaie van het Land magtig, wordt terftond aan Land gezet, om de nabuurige ftreeken van de aankomst der fchepen te verwittigen. De tyding verfpreid zich van oord tot oord, met den grootfren fpoed, tot in de afgelegenfte plaatzen. Met even veel fpoeds verfcbynen de Kooplieden ter aangeweezene plaatze; en de handel neemt een begin , doch met behoedmiddelen, wier noodzaaklykheid door de ondervinding is gebleeken. Het fcheepsvolk wordt in drie hoopen verdeeld. ïerwyl de eene bende dekoopers met eene minzaame vriendlykheid bejegent, en een waakend oog houdt over hunne geneigdheid tot en behendigheid in het fteelen, is de tweede troep bezig met bet ontvangen van de Banilje, de Indigo, Cochenille, het Goud en Zilver der Spanjaarden, in betaaling der Slaaven, het Kwikzilver, de Zydeftorffen, en de andere Koopnanfchappen, die hun geleverd worden. De derde bende, ten zelfden tyde gewapend op iet halfdek verfchanst, draagt zorge voor de /eiligheid van het fchip en het fcheepsvolk, vel agt geevende om niet meer menfehen evens toe te laaten, dan zy in ftaat is in ledwang te houden, Z©  DER BEIDE INDIEN. 317 Zo ras het Koopverdrag geflooten is, keert de Engelschman terug na zyn Eiland met zyne rykdommen, welke hy doorgaans Verdubbeld heeft, en de Spanjaard na zyne wooningen met zyne ingekogte goederen, op welke hy even groot en zelf nog grooter voordeel hoopt te behaalen. Uit vreeze van te zullen ontdekt worden, vermydt hy de openbaare wegen, en neemt zyne reize langs omwegen, verzeld Van de Negers, die hy gekogt heeft, en welke hy belast met Koopmanfchappen, verdeeld in pakjes, van eene gedaante en zwaarte, dat ze gemaklyk kunnen gedraagen worden. Langen tyd bloeide deeze manier van handeldryven, tot groot voordeel van de Volkplantingen der beide Natiën, tot dat het ftellen van Registerfchepen in de plaats der Galioenen den loop van deezen handel, gelyk de Spanjaard zich hadt voorgefteld, vertraagde. Hy nam allengskens af, en in de katfte tyden bedroeg by jaarlyks niet meer dan vyftien of zestien honderd duizend Livres. Het Engelfche Ministerie, deezen handel willende doen herleeven, of deszelfs voordeel op nieuw deelagtig worden, kreeg den inval, in den jaare 1766, dat het beste middel, om aan Jamaika weder te geeven 't geen het verboren hadt, zyn zoude, hetzelve tot eene vrye haven te verheffen. Straks zyn de Spaanfche vaartuigen van de Nieuwe Waereld van alle kanten aldaar aangekoomen, om hunne Metaalen en Koopmanfchappen tegen de Engelfche Manufaktuuren te verruilen.- In het jaar, onmidde. lyk XIV. BOEK.  BOEK. .318 GESCHIEDENIS lyk vóór het benamen deezer fchikkinge, hadden de goederen, uit Groot-Britannie na dit Eiland gezonden, niet meer bedragen, dan negen Millioenen, drie honderd een en vyftig duizend , vyf honderd veertig Livres. Doch deeze nieuwe weg van verzendinge moest noodwendig dezelve merkelyk doen toeneemen. Eerlykheid en vryheid in den Koophandel zyn twee kragtige aanlokzels voor den uitlander, twee bronnen van rykdom voor de Natie , welke haare havens opent. Zonder de bepaaling, welke alle voortbrengzels van den zelfden aart als die vart Jamaika doet verwerpen , is het vermoedelyk, dat de Koopmanfchappen van St. Domingo den zelfden weg zouden genomen hebben als die van Peru en Mexiko. Wat is de reden, dat eene Regeering, die de voortbrengzels der Franfche lülanden Boven den Wind in eene haarer ftapelplaatzen zoekt te lokken, het invoeren der Koopmanfchappen van een Eiland Beneden den Wind verbiedt? Misfchien heeft zy gevreesd, dat haare onderdaanen, van eenen mededinger, die gelukkig genoeg was om alles beter koop te kunnen geeven, de goederen zouden koopen , welke hunnen Koophandel met de Spaanfche Volkplantingen moesten doen ftand houden. Wat 'er ook zy van deeze gisfinge, de Engelschman heeft zich niet zo volkomen verlaaten qp de geneigdheid der Spanjaarden om in zyne havens te koomen, of hy heeft nog andere wegen opgezogt, om zyne ver- bin«  DER BEIDE INDIEN. 3T9 bintenisfen met hun uit te breiden. De Ja-, maikaanfche Kooplieden hadden voormaals. Komptoiren opgericht in de Baai van Honduras, aan de Zwarte Zee, naby de Mos. quiten. Redenen, welke niet tot onze kennis zyn gekoomen , hebben hen daar van doen afzien. In het begin des jaars 176Ó, hebben zy ze wederom hei-field, in de hoop van de binnenlandfche provinciën van Mexiko te zullen fpyzigen ; en indien 't geen daar van wordt gezegd, waar zy, gaat de Uitkomst hunne verwagtingen verre te boven. Ondeitusfchen is de bedekte en wisfelvallige Koophandel van weinig belangs, in vergelyking der onmcetelyke rykdommen, wélke Jamaika van zyne plantaadjen heeft getrokken. De eerfte, op welke men zich toeleide, was de planting van Kakao, welke men aldaar door de Spanjaards op een vasten voet gebragt vondt. Zy was en bleef in een bloeienden ftaat, zo lang de beplantingen van dit Volk duurden , 't welk de Kakao als zyn voornaamst voedzel gebruikte en tot het eenig voorwerp van zynen Koop- 1 handel ftelde. Men bemerkte dat zy begonnen te vervallen; en men vernieuwde ze. Maar 't zy by gebrek aan oppasfmg. of aan kunde van de zyde der nieuwe Volkplante ren, hunne boomen kwamen niet voort, Men kreeg eenen weerzin in deezen Akker bouw, en men leide zich vervolgens op de Indigo toe. Dit voortbrengsel maakte een merkelyken \ opgang, wanneer het Parlement eene belas- m XIV» BOEK.  XIV. SOEK. 320 GESCHIEDENIS ting van drie Livres, achttien Huivers en vyr* penningen leide op het pond Indigo, 't welk voor elf Livres en vyf Huivers wierdt verkogt. Indien deeze belasting toenmaals klaarblykelyk te zwaar was, zy wierdt ondraagelyk, toen het mededingen der Franfchen deeze Koopwaare hadt doen daalen tot den prys van vier Livres en tien Huivers het pond. Toen vervielen de Indigoplantaadjen Op alle de Engelfche Eilanden, en nergens zo fpoedig als óp Jamaika. In de laatfle tyden heeft de Regeering gearbeid ter herwinninge van 't geen zy hadt verboren. Niet te vreden met het wegneemen van den Last, met weiken zy deezen tak van Nyverheid gedrukt hadt, heeft zy dien onderfchraagd met eene gifte van elf Huivers ert drie penningen voor ieder pond Indigo, welk haare Bezittingen zouden voortbrengen. Deeze te kat koomende Edelmoedigheid heeft flegts misbruiken veroorzaakt. Om der gifte deelagtig te worden, haaien de ]amai. kaanen van St. Domingo deeze Verffloffe, Welke zy in Groot-Britannie invoeren, onder fchyn dat ze van haare plantaadjen koomen. Deeze bedrieglyke handel beloopt naar gisfing jaarjyks een Millioen, twee honderd duizend Livres. De kosten, welke de Reegering, te deezer gelegenheid, heeft gedaan, kan niet als volflrékt verboren Worden aangemerkt, dewyl de Natie 'er voordeel by heeft. Maar' zy voeden dat wantrouwen, en, gelyk men Zeggen mag, die bedriegery, welke de zucht om Geld te winnen, in onze meeste Regee- rings-  der beide INDIEN. 321 ringsvormen, tusfchen de Staat en de Onderdaanen, heeft doen geboren worden. Zedert dat de Vorst niet heeft afgelaaten van op middelen bedagt te zyn om Geld te bekoomen, zoeken de Onderdaanen listen om zich aan de onregtvaardigheid der belastingen te onttrekken, of het Geld van den Vorst af te troggelen. Zo dra 'er geene gemaatigdheid was in de uitgaven, geene paaien in de belastingen, geene billykheid in de verdeeling, geene zagtheid in de invordering, zyn 'er geene zwaarigheden meer gereezen omtrent het fchenden der Geld-Wetten , heeft 'er geene goede trouwe meer plaats gehad in de betaaling der belastingen, geene eerlykheid in de verbintenisfen van den Burger met de Regeering. Van den eenen kant onderdrukking, aan de andere zyde plondering; 's Lands Kas vervolgt den Koophandel, en de Koophandel ontduikt of bedriegt 's Lands Kas. De Gaarders der gemeene middelen ftellen den Landman op prys , en de Landman bedriegt de Gaarders door valfche opgaaven. Men plaagt den Volkplanter met Belastingen, Heerendienften en Krygsdienften: en de Volkplanter verwerpt deezen drievoudigen last, indien hy het doen kan, met luister en geweld; wanneer hy te zwak is, doet hy het met gefchrei en klagten. Indien Engeland niet alle deeze voorbeelden oplevert van het kwaad Landbeftuur, door de zucht om aan Geld te geraa. ken ingevoert, het ontbreekt Europa niet aar Staaten, welke de getrouwheid van dit Tafe reel niet dan te zeer bekragtigen, V. deel. X Mei XIV, BOEK.  322 GESCHIEDENIS XIV. BOEK. Men hadt, op Jamaika, van het planten van Indigo nog niet geheel afgezien, toen men zich aldaar op den Katoenteelt begon toe te leggen. Op de Eilanden van Amerika vindt men Katoenboomen van verfchillende grootte, die, zonder eenige oppasfing, voortkoomen en opgroeien, voornaamlyk op laage en moerasfige, plaatzen. Hunne vagt is van eene meer of min bleek roode kleur, zeer fyn, maar zo kort dat zy niet kan gefponnen worden. Zy wordt niet na Europa gevoerd, fchoon zy aldaar met voordeel zou kunnen gebruikt worden van de hoedemaakers. Het weinige, dat men zich verwaardigt 'er van in te zamelen, wordt gebruikt om 'er Matrasfen en Oorknsfens van te maaken. De heesterplant, welke het Katoen voor onze Fabriken oplevert, vordert een droogen en fteenagtigen grond. De bekwaamst gefchikte is zulk een grond, welke reeds zedert eenigen tyd beplant geweest is. De reden hier van is niet, dat de plant beter fchyne te tieren in een reeds gebezigden dan in een nieuwen grond; maar omdat zy in den laatstgenoemden meer houts fchietende, minder vrugts geeft. Voordeeligst wordt zy tegen het Oosten geplaatst. In Lentemaand, Grasmaand, en in de vroegfte Lenteregens, maakt men eenen aanvang met het planten van Katoen. Men maakt gaten , zeven of acht voeten van elkander, en men werpt een onbepaald getal Korrels in dezelve. Wanneer zy ter hoogte van vyf of zes duimen zyn opgefchoo- ten,  DER BEIDE INDIEN. 323 ten, worden alle de takken afgefneeden , twee of drie van de fterkfte en vveligfte uitgezonderd. Deeze worden tweemaal voor het einde van Oogstmaand geënt. Deeze voorzorge is te noodiger, omdat het hout, welk naa de Iaatfte fnoeijing voortkoomt, alleen vrugt draagt; en inaien men de Plant hooger dan vier voeten liet opgroeien, de inzameling minder gemaklyk, en daarom niet overvloediger zyn zou. Men volgt altoos deeze handelwyze, geduurende de drie jaaren , welke de Katoenboom kan duuren, indien men de middelen niet heeft om haar me ermaalen te herhaalen, met een voordeel, dat deeze moeite vergoedt. Zal deeze Heesterplant welig groeien, moet men by aanhoudenheid en zeer zorgvuldig het onkruid wegneemen, dat rondom deezen nuttigen boom groeit. Veelvuldige regens zyn haar nuttig, maar zy moeten niet aanhoudende zyn. De maanden Maart en April, geduurende welke de inzameling gefchiedt, moeten voornaamlyk droog zyn: anders zal het Katoen vlakkerig en roodagtig worden. Negen of tien maanden naadat de Katoenboom geplant is, geeft hy zyne vrugt. Aan het uiteinde zyner takken koomt een bloem voort, wier Zaadknop in een Dop verandert van de grootte van een Duif-ei; deeze Dop ontfluit en verdeelt zich in drie deelen, wanneer het Katoen, welk hy in zich bevat, ryp is. Wanneer de inzameling gefchied is, moet de vagt gefcheiden worden van de Korrel, welke de Natuur daar mede vermengd heeft. X 2 Dee- XIV. BOEK.  BOEK. j i 1 i 1 i 324 GESCHIEDENIS Deeze kunstbewerking gefchiedt door middel' van een Katoenmolen. Dit is een Werktuig, beftaande uit twee Stampers van hard hout, die de lengte van ongeveer achttien voeten, een omtrek van achttien Lynen, en groeven van twee Lynen diepte hebben. Zy ftaan niet wyder van elkander, dan noodig is om aan de korrels den doortogt te verleenen. Aan het een einde is een foort van een kleine Molen vastgemaakt, die, door middel van den voet, in beweeging gebragt, de twee Stampers doet omdraaien na verfchillende kanten. Zy vatten het Katoen, welk tusfchen dezelve wordt gelegd, en zuiveren het, door den aandrang, dien zy hebben verkreegen, van de korrels, welke het in zich bevat. Terwyl de Katoenteelt op de Engelfche Eilanden kwynde, klom dezelve tot een meer en meer htoeienden ftaat op Jamaika. Doch 'er is grond om te voorfpellen, dat zy aldaar zal vervallen. Het Parlement, dat wil zeggen, de Natie, die zelve haare inkomften tent en beftuurt, ziende dat het Katoen van iiaare Volkplantingen niet toereikende was am haare Fabrieken werk te verfchaffen, leeft, in den jaare 1766 , de zeer hooge jelastingen opgeheven, tot nog toe van de juitenlandfche Katoenen gevorderd. Eene /ryheid, welke ten gevolge moet hebben, de vermeerdering van den invoer eener grondstoffe, en de vermindering van haaren prys, 'erdient de grootfte loffpraaken. Misfchien ladt het vooruitziend Landbeftuur nog eenen tap moeten doen, door het toeftaan van een  DER BEIDE INDIEN. 325 «en gefchenk voor een zekeren tyd aan de Katoenen, welke uit de Nationaale Bezittingen worden aangevoerd, om daar door voor te koomen de mismoedigheid, welke de laage prys en het mededingen des uitlanders kunnen doen gebooren worden. — Maar indien Engeland grond hebbe om bedugt te zyn voor bet verval van eenen Akkerbouw, van veel aangelegenheids voor zyne Handwerken; het heeft niet den zelfden grond van ongerustheid ten aanzien van de Gengber. Dit Gewas, 't welk nimmer hooger dan twee voeten opgroeit, is tamelyk dik. Zyne bladeren zyn in alles gelyk aan die van den Roozeboom, uitgezonderd dat ze kleiner zyn. De Plant wordt vernieuwd door middel van een van haare Looten, welke men omtrent het einde van het regenagtig faifoen onder de aarde legt, en die, naa verloop van acht dagen, begint uit te loopen. Wanneer de bladeren geel en verwelkt zyn, is de Gengber ryp; men plukt en legt haar bloot voor de lucht of den wind, om haar te droogen. Haare wortels, welke eeniglyk gezogt worden, zyn plat, breed, van verfchillende gedaanten, doch in 't algemeen veel gelykende naar den Ganzepoot. Haare zelfftandigheid is gebonden , zwaar , wit, vast, en zo bard als een Raap. Het planten van den Gengber is gemaklyk en niet zeer kostbaar. Een éénig mensch kan het verrigten. De wortel heeft het dubbel voordeel, dat hy verfèheiden jaaren in den grond kan blyven, zonder aldaar te verrotten; en dat hy, naadat men hem geplukt X 3 heeft, XIV. BOEK.  326 GESCHIEDENIS XIV. HOEK. heeft, zo lang men wil, kan bewaard wor-i den, zonder dat deszelfs hoedanigheid daar door ecnig nadeel kan lyden. Maar indien de Gengber niet veel oppasfens noodig hebbe , zy verflindt zeer veele zappen; de aarde, welke drie of vier Oogften van deeze plant heeft uitgeleverd, is dermaate van zouten uitgeput, dat in dezelve niets kan groeien of bloeien. Toen de Europeaanen op de Antilles voet aan land zetteden, gebruikten de Caraïben de Gengber; maar zy gebruikten 'er zo weinig van, gelyk van alle andere voortbrengzelen der aarde, dat de onbewerkte Natuur, zonder behulp van den Akkerbouw, genoeg opleverde. In weerwil van de warmte van het klimaat, vatteden de veroveraars eene foort van driftigen frnaak op voor deeze zeer heete Specery. Zy aten ze des. morgens om den eetlust te wekken. Zy bedienden 'er zich van over tafel, op verfchillende wyzen ingelegd. Zy gebruikten ze naa den maakyd, om de fpysverteering te bevorderen. Öp Zee diende dezelve hun als een tegengift tegen de fchorbuit. In de oude waereld wierdt de fmaak der nieuwe gevolgd; de Gengber wierdt overal vermengd met de Peeper, welke toenmaals zeer duur was. De prys van dit Oostersch voortbrengzel daalde allengskens, en de Gengber kwam meer en meer in gebruik. Naadat zy eene vry aanzienlyke waarde hadt gehad, daalde zy, omtrent het einde deivoorgaande Eeuwe, tot op tien Kroonen het honderd pond. Welhaast wierdt zy niet meer  DER BEIDE INDIEN. 32/ meer getrokken; en het planten van dezelve wierdt bykans algemeen nagelaaten, behalven alleen op Jamaika. Geduurende de dertien laatfte jaaren heeft dit Eiland jaarlyks uitgeleverd zes honderd negen en veertig duizend, acht honderd vyf en zestig ponden Gengber. Het grootfte gedeelte hier van is vertierd in de Britfche Bezittingen. Het overige is in het Noorden verkogt, voor eenen prys, welke de Volkplantinge in geene bekooring kon brengen, op welken grond, gelyk op Jamaika, niet gemeen en van geringe waarde is. Behalven de Gengber, voorziet dit Eiland Europa van eene vry groote hoeveelheid Piment. Men vindt van dezelve verfcheideri foorten, meer of min fterk, meer of min bitter. De boom, welke die foort van Piment voortbrengt, welke bekend is by der naam van Jamaikaanfche Peeper, groeit doorgaans op de Bergen, en fchiet op tot eene hoogte van dertig voeten. Hy is zeei recht, van eene middelmaatige dikte, mei een grysagtigen, effenen en gladden fchors bedekt. De bladeren gelyken in alles naai die van den Laurierboom. Aan het einde der takken koomen bloemen voort, die ver vangen worden van besfen, een weinig groo ter dan die van den Geneverboom. Met plukt ze groen, en laat ze in de Zon droo gen. Zy worden bruin, en neemen een< Speceryreuk aan, welke de reden is, dat d< Piment in Engeland Allfpice wordt genoemd Zy is van veel diensts ter verfterkinge vai koude Maagen, als mede van de zulke, di X 4 aai XIV. BOEK. t l 1  328 GESCHIEDENIS XIV. boek. I < I 1 ] I i r c ii Tl a z; ei z< v( d« di E br aa aJl aan raauwigheden onderheevig zyn. — Maar het planten van Speceryen moet voor Alle overgelaaten worden, en Amerika zich op den Suikerteelt toeleggen. De kunst om Suiker te planten begon niet vroeger dan in den jaare 1668 op Jamaika bekend te worden. Zy wierdt derwaarts overgebragt door eenige Planters van Barbados. Een hunner bezat alles, 't geen vereischt wordt tot die foort van fcheppinge, welke van de Menfehen afhangt. Deeze was thomas moddifort. Zyne middelen, :yne werkzaamheid en kunde Helden hem in laat om eene onmeetelyke Landftreek te intginnen, en deeden hem, door den tyd, :ot het Opperbevelhebberfchap der Volkilantinge verheffen. Nogthans konden, door iet vertoon zyner rykdommen en door zyne :ragtige drangredenen, tot den Akkerbouw eene menfehen bewoogen worden, voorliet leerengendeelte in de ledigheid der wapenen Pgevoed. Twaalf honderd ongelukkigen , 1 den jaare 1670 overgekoomen van Suriame, dat onlangs aan de Hollanders was fgeitaan, leenden een leerzaamer oor aan /ne Lesfen. De behoefte gaf hun moed, 1 hun voorbeeld baarde nayver. Deeze iaden des arbeids wierden gelukkiglyk ge>ed, door den overvloed van Geld, welk ; aanhoudende voorfpoeden der Vrybuiters gelyks op Jamaika deeden zamenvloeien. m groot gedeelte van hetzelve wierdt gebikt tot het timmeren van huizen, het ïkoopen van Slaaven, gereedfehappen, en ;rlei werktuigen, voor de opkoomende plan-  DER BEIDE INDIEN. 329 plantaadjen noodig. Alles veranderde van gedaante. Welhaast wierdt van Jamaika verzónden eene groote menigte Suiker, en wel eene Suiker, veel beter dan die van de andere Engelfche Eilanden. Het planten van dezelve is nimmer afgenomen, zelf niet zedert men de Koffy daar nevens heeft gevoegd. Dit waardig heestergewas, uit de Oostindiën oorfpronklyk, verrykte de Hollandfche en Franfche Bezittingen in Amerika, voordat de Engelfche Eilanden 'er op bedagt waren om zich hetzelve toe te eigenen. En van deeze heeft Jamaika alleen hetzelve aangenomen; maar dit Eiland zal eerlang in ftaat zyn om 'er zo veel van te leveren, als het geheele Britfche Gebied zal noodig hebben. Het Moederland heeft dit Eiland tot het aankweeken van dit voortbrengzel aangemoedigd , door eene Wet, volgens welke van ieder kwintaal uitlandfche Koffy zes Livres meer inkoomende Regten moeten betaald worden, dan van de Koffy, die van zyne eigene Volkplantingen koomt. De Gelastigden der plantaadjen verklaarden, in den jaare 17 34, voor het Hoogerhuis, dat de voortbrengzels van Jamaika, in het voorgaande jaar in Engeland ingevoerd, niet meer beliepen dan twaalf Millioenen, honderd acht en dertig duizend, zeven honderd acht en veertig Livres, één ftuiver, zes penningen. Zedert is derzelver waarde geklommen tot vyftien Millioenen, drie honderd duizend Livres. Deeze fomme koomt voort uit vyf en twintig duizend oxhoofden X s Sui- XIV. BOEK, >  XIV. BOEK. 330 GESCHIEDENIS Suiker, twee duizend zakken Katoen, drie Millioenen ponden Koffy, als mede uit Huiden , Gengber, Verfhout en andere goederen van geringer waarde. Dit alles is de vrugt van den arbeid van twintig duizend Blanken en negentig duizend Negers, in een klein getal fteden woonagtig, of door negentien Burgten verfpreid. Het jaarlyks beftuur en onderhoud der Volkplantinge kost twee Millioenen, en in zommige omftandigheden veel meer. Haar geheele kapitaal, in Landeryen , Slaaven, huizen en allerlei foort van gereedfchappen en roerende goederen, is gewaardeerd op vier honderd vyf en negentig Millioenen Livres. Maar zou men wel gelooven, dat weinig van deeze rykdommen aan Eigenaars der plantaadjen behoort? Eenige wederfpoeden, eene uitfpoorige Weelde, de gereede gelegenheid om Crediet te vinden , hebben hun zeer zwaare fchulden doen maaken by de Kooplieden, op het Eiland woonagtig, en voornaamlyk by de Jooden. Mogt dit Volk, dat eerst in flaaverny geleefd heeft, daarnaa een veroverend Volk is geworden, en vervolgens wederom in flaaverny gebragt of voortvlugtig geweest is, twintig Eeuwen lang; mogt dit Volk, ten eenigen dage, Jamaika, of eenig ander ryk Amerikaansch Eiland wettig bezitten! Mogt het aldaar alle zyne kinderen verzamelen, en hen in vrede opvoeden in den Akkerbouw en Koophandel, beveiligd voor de Geestdryvery, welke het op de aarde gehaat maakt, en voor de vervolging, welke het de dwaalingen van zynen Eerdienst duur doet betaalen!  DER BEIDE INDIEN. 331 Jen! Dat de Jooden, ten langen laatfle, gelukkig, vry en gerust lees en, in een hoek des aardbodems: dewyl zy, door de banden der Menschlykheid, onze Broeders, en door de Leerftellingen van den Godsdienst onze Vaders zyn! Indien men geloof moge flaan aan Waarneemers, die den flaat der zaaken van de Jamaikaanfche Volkplanters kennen, hebben zy, door de onmeetelykheid hunner fchulden , twee derde deelen van haare vaste goederen verpand. Deeze wanorde zal geftadig toeneemen, althans zo zy niet weerhouden worden door eene fpoedige en aanzienlyke vermeerdering hunner plantaadjen. — Maar is deeze voorfpoed mogelyk ? Is dezelve waarfchynlyk? Het is van aangelegenheid, dit te onderzoeken. Zy, die de kleinfte uitgebreidheid aan Jamaika geeven, fchatten het op vier Millioenen Akkers, bedraagende ieder in de lengte zeven honderd twintig, en in de breedte twee en zeventig Konings voeten. Men heefc beweerd, dat het derde gedeelte deezer groote uitgefti ektheid bewoond en beplant Was. De tegenwoordige toeftand der bevolkinge en beplantinge, hoewel bloeiender dan immer, logenftraft deeze ftelling. Het geheele binnenfte gedeelte des Lands is eene ongerepte Wildernis. Men vindt geene plantaadjen dan op de kusten, die zelf nog niet Volkomen ontgind zyn. De meeste Planters •bezitten aldaar een onmeetelyk grondgebied, waar van naauwlyks het vierde gedeelte ten nutte wordt aangewend. Twee honderd duizend X3V. BOEK.  XIV. BOEK. I | 1 1 { I 2 1 r ft a i 33a GESCHIEDENIS zend Akkers ten meesten houden alle hunne zorge bezig. Wanneer men in aanmerking neemt, dat Jamaika, al zedert langen tyd, in 't bezit geweest is van een werkzaam en kundig Volk; dat de Oorlog der Zeeroovers en de fluikhandel, ten allen tyde, onmeetelyke fchatten op hetzelve hebben doen zamenvloeien; dat het nimmer gebrek heeft gehad aan eenigerlei middel van beplantinge; dat men 'er, zedert langen tyd, de toevlugt heeft genomen tot de bemestinge ; dat de Reeën en havens ter verzendinge aldaar tot een verbaazend getal zyn aangeeroeid; dat deszelfs Moederland en geheel Europa hunnen fchoot voor deszelfs voortbrengzels geopend hebben; dat, in weerwil van alle deeze voordeelen, de Landeryen aldaar niet luurder zyn verkogt dan voor het derde geleelte van 't geen zy op de andere Eilanden costten: wanneer men alle deeze bedenkingen in rype overweeging neemt, kan men liet nalaaten te denken, dat de grond van [amaika vry algemeen flegt of zeer middelmatig zyn moet. De oevers der Zee, die, om de gemakpkheid der verzendinge, het planten van de iuiker by voorkeuze fchynen te vorderen, noeten, ten naasten by, alle de zorge tot ich getrokken, alle de vrugtbaarheid verreegen hebben, voor welke zy vatbaar wasn. De overmaatige en aanhoudende koeleid der Bergen zou te nadeelig zyn voor llerlei voortbrengzels, te vernielende voor e Slaaven, die daar op zouden arbeiden, dan  DER BEIDE INDIEN. 333 dan dat men op dezelve een voordeeligen J Landbouw zou kunnen onderneemen. De 11 ruimte tusfchen de Bergen en de kusten is d menigmaal overmaatig dor en droog; doch I 'er worden insgelyks, hier en daar, valeien, tj heuveltjes en vlakten gevonden, welke dui1 delyke kenmerken draagen, dat de Indiaanen i aldaar hunne Mays plantten, en de Spanjaards | talryke kudden weidden. 'Er is grond om te 1 vermoeden, dat deeze ftreeken, behoorlyk | verdeeld zynde, een overvloed van Katoen, ij Koffy, Kakao en Indigo zouden opleveren: | voortbrengzels, welke, dus lang, de aandagt j der Engelfchen, niet getrokken hebben. J Doch deeze rykdommen zyn niet meer toeI reikende, om eene Volkplanting den hoog1 ften top van aanzien te doen beklimmen. J De Suiker alleen kan tegenwoordig de Ame: rikaanfche Eilanden in een bloeienden ftaat | brengen. Schoon dit voortbrengzel over de gantfche | uitgeftrektheid van Jamaika geplant worde, | gefchiedt zulks, egter, voornaamlyk aan de | Zuidkust, waaraan de Spanjaard zich bepaald | hadt, en daar zyne overwinnaars fterker dan i elders vermenigvuldigden. Zy wierden der1 waarts gelokt door eene veilige en gemaklyke i Ree, die duizend Oorlogfchepen kan bevatj ten. Dit onwaardeerbaar voordeel deedt alji daar de grondflagen leggen van de Stad PortI Royal, die, hoewel gebouwd op een zand1 agtigen grond, alwaar de Natuur alle volftrekt noodzaaklyke leevensbehoeften, zelf het versch water, weigerde , nogthans, in :i minder dan dertig jaaren tyd, eene vermaarde XIV. BOEK.  XIV. BOEK. i 334 GESCHIEDENIS de Stad wierdt. Deezen luister was zy verfchuldigd aan een fpoedig en aanhoudend Koopbedryf, ontftaande uit de Koopmanfchappen van het Eiland, de pryzen der Vrybuiters, en den fluikhandel, welken men met het vaste Land hadt begonnen. Weinig Steden waren 'er in de waereld , daar de dorst na Goud en vermaaken , meer rykdommen en verdorvenheid hadden zamen gepaard. In één oogenblik verdelgde de Natuur dit luisterryk fchouwfpel. Het klaare en heldere Azuuren Hemelgewelf wierdt donker en roodagtig. Van de Bergen tot aan de Vlakte verfpreide zich onder den grond een dof geluid. De Rotzen wierden gekloofd. De heuvelen naderden elkander van groote afftanden. Befmette Meiren verheften zich in de plaats der verzwolgene Bergen. Geheele plantaadjen wierden verplaatst verfcheiden mylen van daar zy voormaals gelegen hadden. In de aarde ontftonden wyde openingen , uit welke groote waterkolommen voortkwamen, die de lucht befmetteden. Veele svooningen verdweenen in de fpleeten van tiet aardryk, of wierden van haare grondflagen cefmeeten. Wel haast wierdt de Zee bedekt met boomen, welke de aarde daar ieen wierp, of de Winden derwaarts voerden. Dertien duizend menfehen vinden hunnen dood in dit Graf van het geheele Eiland ; drie duizend fneuvelden aan de befmet:ing, die op deezen geesfel volgde. Zedert deeze ramp, op den zevenden van Zomernaand des jaars 1692 voorgevallen, wil men, dat  DER BEIDE INDIEN. 335 dat Jamaika minder fraai, de Hemel minder zuiver, de grond minder vrugtbaar is. De Bergen hebben niet de zelfde hoogte, het Eiland is laager dan te vooren. Men verzekert, dat om uit de meeste putten water te fcheppen de touwen twee of drie voeten -korter zyn moeten, dan vóór dit geducht verfcbynzel; een Gedenkteken van de broosheid der veroveringen, dat den Europeaanen hadt moeten leeren, zich niet te verlaaten op het bezit van eene waereld, welke onder hunne voeten waggelt, en zich hunner fchraapzieke handen fchynt te onttrekken. In deeze algemeene verwarring, wierdt Port-Royal verdelgd en onder den grond begraaven; alle fchepen, die op de Ree lagen, wierden verbryzeld of verre van daar tegen het Land geworpen. Doch deeze plaats boodt, door haare ligging, te veel hulpmiddelen aan om geheel verlaaten te worden. Naauwlyks hadt de bedaaring der Natuure de gemoederen tot rust gebragt, of men begon de Stad op haare puinhoopen te herbouwen. Ligtvaardige arbeid! Een nieuwe Orkaan werpt haare ryzende muuren omverre. PortRoyal kan, even als Jeruzalem, niet herbouwd worden. De aarde laat zich alleen delven om in te zwelgen. Men merkt hier eene byzonderheid op , die alle poogingen der menfehen verydelde, alle hunne redekavelingen omverre wierp: de eenige huizen, die naa deeze omkeering ftaan blyven, zyn gebouwd op eene fmalle ftreek, welke verfcheiden mylen in Zee uitloopt. Aldus werpt het vaste Land uit zynen fchoot Gebouwen, aan XIV. BOEK.  XIV. BOEK. 336 GESCHIEDENIS aan welke de onbeftendigheid van den Oceaan, om zo te fpreeken, een vasten grondflag verfchaft. Deeze weinige gebouwen, aan een vyandlyken aanval blootgefleld, worden befchermd door eene der beste Sterkten van Amerika. De ingezeetenen van Port-Royal, door zo dikmaals herhaalde wederfpoeden , afgefchrikt en moedeloos geworden, namen de vlugt na Kingston, aan de zelfde Baai gelegen. Haare Nyverheid en werkzaamheid deeden dit Vlek, in korten tyd, in eene aangenaame en bloeiende Stad veranderen. Zy is het Middelpunt van den gantfchen Koophandel geworden. Indien 'er niet zo fterke handel als voormaals te Port-Royal worde gedreeven, de reden is, omdat de Volkplanting buitenslands niet meer de zelfde verbintenisfen heeft. De nieuwe flapelplaats lag te open, om de Kooplieden tegen alle ongerustheden te beveiligen. Eerst vóór weinige jaaren heeft men haar verfterkt met Vestingwerken, welke haar tegen allen overlast beveiligen. In weerwil zyner voorfpoeden, wierdt Kingston nogthans niet de hoofdftad van het Eiland. Deezen eernaam behieldt Sint Jago de la Vega, Waaraan de Engelfchen zedert den naam van Spanisb-town, of de Spaanfche Stad, gegeeven hebben. Zy legt etlyke mylen van de Zee, aan de rivier Cobre, die, fchoon niet bevaarbaar, egter de fchoonfte van 't Land is. Hier was de Zetel der Algemeene Vergaderinge, van den Bevelhebber en van de Regtbanken. De voornaamfte Amp-  deübëïde INDIEN. 337 Amptenaars en de vermogendfte Volkplanters hielden aldaar hun verblyf. Deeze zamenloop was oorzaak, dat de zamenleeving 'er befchaafder, de vermaaken grooter, de geryflykheden menigvuldiger en de Weelde aanmerkelykcr waren. Zodanig was de ftaat der zaaken, toen de Admiraal knowles, in den jaare 1756, het voor het belang der Volkplantinge dienftig óórdeelde, dat de Zetel der Regeeringe iri het Middelpunt des Koopbedryfs geplaatst wierdt. Zyne ontwerpen wierden goedgekeurd door de Wetgeevesde magt van het Eiland; deeze bepaalde, dat voortaan de gantfche magt der Regeeringe te Kingston zou vereenigd worden. Perfoonlyke haat tegen den uitvinder Van dit Ontwerp; de ftrengheid der middelen, Welke hy, ter uitvoeringe van hetzelve, aanwendde; de verknogtheid, welke men voor de plaatzen , zo wel als voor de zaaken zelve opvatte; eene menigte van byzondere belangen, die door deeze verandering noodwendig moesten ten agter gaan: alle deeze oorzaaken boezemden eene menigte van menfehen een onoverkoomelyken afkeer in van een Ontwerp j dat wel aan eenige nadeelen en ongemakken kon onderheevig zyn; doch 't welk evenwel rust op beflisiende gronden, en groote voordeelen aanboodt. De zulken, Welke' dit nieuw1 Ontwerp hadden helpen doordry ven, onderfchraagden het, van hunnen kant, met eene verfmaadende fierheid. Uit de ftrydigheid deezer tegenoverftaande gevoelens ontftonden twee Aanhangen, wier verbitterdheid * V. deel. Y die XIV. boek*'  33* GESCHIEDENIS XIV. BOEK. die in den beginne reeds zeer groot was, van tyd tot tyd toeneemt Dit Brandpunt van verdeeldheid was genoeg in ftaat, om, in de Volkplanting, een algemeenen brand te doen ontftaan. - Nog meer, nogthans, heeft zy te vreezen van een geflagt van woeste vyanden, welke haar, in het Middelpunt van het Eiland, geftadig dreigen. Toen de Spanjaards genoodzaakt waren, Jamaika aan Engeland af te ftaan, lieten zy aldaar een vry groot getal Negers en Mulaters, die, der flaavernye moede, het befluit namen, om op de Bergen eene vryheid te handhaaven , welke de vlugt hunner overwonnene Dwingelanden hun fcheen aan te bieden. Naadat zy de fchikkingen beraamd hadden, welke hunne Eergierigheid moesten verzekeren, plantten zy Mays en Kakao, in de ontoegankelykfte oorden hunner fchuilplaatze. Maar de onmogelykheid om tot op den tyd der inzamelinge te kunnen beftaan, noodzaakte hen om neder te daalen in de Vlakte, om aldaar leevensmiddelen te rooven. Met te meer ongedulds leedt de veroveraar deeze plondering, naar gelang hy niet te misfen hadt; hy verklaarde den hevigften Oorlog aan deeze Roovcrs. Veelen wierden over den kling gejaagd. Het grootfte getal onderwierp zich. Niet meer can vyftig of zestig vinden nogmaals Rotzen, om op dezelve in vryheid te leeven of te lterven. De Staatkunde, die wel oogen maar geen ingewanden heeft, wilde, dat de uitrooijing of te onderbrenging van deeze handvol vlugte-  DER BEIDE INDIEN. 339 telingen, der ilaavernye of der flagtinge ontkoomen , zou voltooid worden. Doch de Troepen, die fneuvelden, of van vermoeidheid kragtloos waren geworden, vinden geen fmaak in een Ontwerp van vernielinge, dat i hun nogmaals bloed moest kosten. Uit i vreeze, dat zy aan 't muiten zouden fiaan, ! -zag men 'er van af. Deeze believing hadt ; heillooze gevolgen. Het leedt niet lang, or I de Slaaven, welke de tegenzin in den arbeid lof de vreeze voor ftraffe tot wanhoop deedt I overflaan, zogten eene fchuilplaats in de IBosfchen, alwaar zy zeker wisten Medgezelllen te zullen vinden, gereed om hun de hand I te bieden. Het getal der vlugtelingen nam | dagelyks toe. Wel haast zag men hen by I zwermen wegloopen, naa alvoorens hunne ! Meesters vermoord, en de plantaadjen geil plonderd te hebben, die zy voorts aan de | vlammen overgaven. Te vergeefs gebruikte >l men tegen ben werkzaame medeflanders, ïdien men negen honderd Livres fchonk voor I eiken gedooden Neger, waar van zy het j hoofd leverden. Deeze ftrengheid bragt geeinerlei verandering te wege; en het weglooïpen wierdt 'er te algemeener door. De menigte der muitelingen deedt hunne iftoutmoedigheid toeneemen. Tot in den I jaare 1690 hadden zy zich vergenoegd met Iweg te loopen. Maar zich ten langen laat|fte fterk genoeg agtende om zelf een aanval ite doen, zag men hen, by afgezonderde jihoopen, op.de Engelfche plantaadjen aanvaji len, daar zy geduchte verwoestingen aanregt5 ten. Eindelyk wier den zy met verlies na I . Y 2 hun- XIV. BOEK,  XIV. BOEK. 340 GESCHIEDENIS hunne Bergen terug gedreeven. Te vergeefs bouwde men aldaar, om hen in bedwang te houden, op bekwaame afftanden van elkander, Forten en Hoofdwagten. In weerwil deezer kosten en behoedmiddelen, namende verwoestingen, herhaalde reizen, op nieuw eenen aanvang. Het misnoegen der Natuure, gefchonden door eene barbaarfche Staatkunde, ontftak een zo felle woede in de ziel der Zwarten, door de Blanken gekogt, dat. de laatstgenoemden, om, zo als zy zeiden, den wortel des kwaads uit te rooien, in den jaare 1735, het befluit namen, om de geheele magt der Volkplantinge te gebruiken, ter verdelginge van eenen met regt onverzoenbaaren vyand. Straks vervingen de Krygswetten de plaats van allen Burgerlyk Beftuur. Alle de Volkplanters verdeelden zich in zekere Benden. Men flaat op weg, men trekt, langs verfchillende wegen, op de muitelingen aan. Een gedeelte neemt op zich het bezetten van de Stad Nanuv, welke de Negers zelve, op de Blaauwe Bergen, gebouwd hadden. Door middel van grof gefchut gelukt het hun, eene plaats te bemagtigen, die ongeregeld geftigt was, en door geen Schutgeweer verdeedigd wierdt. Doch de andere onderneemingen hebben flegts een twyfelagtigen uitflag, of worden door nadeelen opgewoogen. De Slaaven, zich meer verheffendeop ééne zegepraal, dan ter neer geflagen door tien nederlaagen, verhoogmoedigen zich, in hunne Dwingelanden niet anders te zien dan vyanden, welke zy te beftryden heb-  DER BEIDE INDIEN. 34I hebben. Worden zy overwonnen, het gefchiedt niet zonder wraake. Hun bloed wordt ten minften vermengd met het bloed hunner barbaarfche Meesteren. Zy treden den Deegen van den Europeaan te gemoete , om hem een dolk dcor 't hart te jaagen. De vlugtelingen, genoodzaakt voor de overmagt of het beleid te wyken, verfchansfen zich op ontoeganklyke plaatzen , en verfpreiden zich aldaar in kleine hoopen, een befluit genomen hebbende dezelve niet meer te verlaaten, en wel verzekerd zynde van aldaar te zullen overwinnen. Naa negen maanden vegtens en ftroopens, ziet men eindelyk af van het Ontwerp om hen te onder te brengen. Aldus zal, vroeg of laat, op talryke, krygszuchdge en wel onderweezene Legers, de overhand krygen een Volk, tot wanhoop gedreeven door den gruwel der Dwingelandye of de onregtvaardigheid der veroveringe, indien het moeds genoeg bezitte, om liever honger dan het juk te lyden; indien het, met den afkeer van in flaaverny te leeven, het befluit paare om te fterven; indien het liever verkieze, uit het getal der Volken uitgewischt te worden, dan het getal der Slaaven te vermeerderen. Laat het de Vlakte afftaan aan de menigte der Legerbenden, aan het fchitteren der wapenen, aan het vertoon van Leevensmiddelen, van Krygsbehoeften en Hospitaalen; en laat het de wyk neemen in het hart der Bergen, zonder nafleep, zonder dak, zonder mondbehoeften; en de Natuur zal het aldaar wel voeden en befcherY 3 men. XIV. BOEK.  XIV. BOEK. 342 GESCHIEDENIS men. Laat het, indien zulks noodig zy, aldaar jaaren lang blyven, om af te wagten, tot dat het klimaat, de hette, de ledigheid, de losbandigheid, verflonden of verteerd hebben die talryke Legerplaatzen van vyanden, welke geen buit te hoopen noch roem te plukken hebben. Laat het, zomtyds, met de Waterftroomen, na beneden daalen, om den vyand in zyne Tenten te verrasfen, of zyne Linien te verwoesten. Laat bet, eindelyk, de hoonende naamen van Roover en Moordenaar tarten, welke aan hetzelve fchaamteloos zal verfpillen eene groote Natie, die lafhartig genoeg is om gezamentlyk de wapens aan te fchieten tegen een handvol Jaagers , en zwak genoeg om hen niet te kunnen overwinnen. Zodanig was het gedrag der Negers ten aanzien van de Engelfchen. Deezen, doof vrugtlooze togten en wapenrustingen afgemat , vervielen in eene algemeene mismoedigheid. De behoeftigften onder ben durfden de Landeryen niet aanneemen, welke de Regeering hun in de nabuurfchap der bergen aanboodt. Bezittingen, verder afgelegen van deeze geduchte Slaaven, wierden verwaarloosd, of zelf geheel verlaaten. Veele ftreeken van het Eiland, die, op het uitwendig aanzien, de grootfte vrugtbaarheid aankondigden, bleeven in een ongerepten ftaat. De Bosfchen, en de leevendige Struwellen, met welke de Natuur dezelve hadt bedekt, wierden de fchrik der Volkplanteren : dewyl ze dienden tot eene fchuilplaats voor  der beide INDIEN. 343 voor de muitelingen, die ten Oorloge waren toegerust. In deezen toeftand van zaaken, kreeg trelaunay het bewind der Volkplantinge in handen Het leedt niet lang, of deeze verftandige en, zonder twyfel, menschlievende Landvoogd begreep, dat luiden, die, bykans eene Eeuw lang, van wilde vrugten, naakt en aan alle de ongemakken der lucht bloot gefield geleefd hadden; die altoos oneenig met een fterker en beter gewapender vyand, niet hadden afgelaaten van ter verdeediginge hunner vryheid te ftryden , door openbaar geweld nimmer zouden worden te ondergebragt. Hierom nam hy de toevlugt tot voorflagen van Vrede. Men boodt hun niet flegts Landeryen aan , welke zy in vollen eigendom zouden beplanten ; maar ook de Vryheid , zelf de Onafhanklykheid. Men bewilligde bun, dat zy dit alles zouden genieten onder Opperhoofden, die, door hen zeiven gekooren, nogthans hunnen Last van den Gouverneur zouden ontvangen, en niets dan volgens zyne aanwyzingen zouden kunnen • onderneemen Dit van de Negers dus lang ongehoord Ontwerp, wierdt aangenoomen. Met wederzydfche vreu de, wierdt het Verdrag, in den jaare 1738, geflooten. Het fcheen eene onveranderlyke rust te belooven; maar het ging zwanger van het zaad van onlust en verdeeldheid. Terwyl Trelaunay, in den naam der Kroone, dit vergelyk trof, hadt de Algemeene Vergadering haare byzondere fchikking den onaf hanklyke Negers voorgeflagen. Deeze was Y 4 hier- XIV. boek.  344 GESCHIEDENIS XIV. BOEK. hierin gelegen, dat zy zich zouden verbinden, voortaan geene fchuilplaats te zullen verleenen aan de voortvlugtige Negers : op voorwaarde, dat hun eene bepaalde fomme zou betaald worden, voor ieder deezer overloopenen , welke zy zouden aanwyzen of zelve in de Volkplanting terug brengen. Dit Verdrag, ftrydig met de Menschlykheid, wierdt, ongetwyfeld, niet getrouwlyk onderhouden. Over en weder heeft men elkander van trouwloosheid befchuldigd. De Negers, die in dit fehandelyk Verdrag flegt betaald wierden, hebben, verfchciden maaien, hunne plonderingen hervat. Het zy dat hun voorbeeld ftoutmoedigheid hadt ingeboezemd, het zy dat de hardheid van het Engelfche juk den haat gewekt hadt, de Negerflaaven namen insgelyks het befluit om zich te vryen. Terwyl de Oorlogsvlam uit Europa tot Amerika overfloeg, kwamen deeze ongelukkigen, in den jaare 1760, overeen, om gelykerhand , op één en den zelfden dag, de wapens op te vatten , hunne Dwingelanden af te maaken, en zich van de Regeeringe te verzekeren. Doch het ongeduldig verlangen na vryheid wierp de eensgezindheid van het Eedgefpan over hoop, het oogenblik der uitvoeringe voorkoomende. Eenigen der vloekverwanten, ftaken, vóór den beffemden tyd, de plantaadjen in brand, en griefden derzelver Eigenaars ; en zich onbekwaam bevindende, om het hoofd te bieden aan de geheele magt van 't Eiland, welke hunne ontydigeen verhaaste onderneeming, in een oogenblik, hadt  DER BEIDE INDIEN. 345 hadt op de been gebragt, namen zy de vlugt op de Bergen. Uit deeze ongenaakbaare vryplaats, lieten zy niet af van bet doen van moorddaadige en vernielende uitvallen. De Engelfchen wierden, in hunne wanhoop, in de noodzaaklykheid gebragt, voor Geld, de hulp te zoeken van de wilde Negers, wier afhanklykheid zy, door het zegel eens Verdrags, waren genooddwangd geweest te erkennen. Hun wierdt eene bepaalde fomme beloofd, voor het hoofd van eiken Slaaf, dien zy met hunne hand gedood hadden. Deeze lafhartige Afrikaanen, de vryheid, welke zy herwonnen hadden, onwaardig, fehaamde zich niet, het bloed hunner Broederen te verkoopen: zy vervolgden ze, en doodden onverhoeds een groore menigte hunner. De Eedgenooten, eindelyk, door hun eigen geflagt' verraaden en verzwakt, bleeven langen tyd ftil en in een werkeloozen ftaat. Men geloofde dat het vuur der Zamenzweeringe voor altoos was uitgebluscht, toen de muitelingen, vermenigvuldigd door de verfterking der overloopers, die uit verfcheiden plantaadjen ontvlugt waren, met eene nieuwe woede ten voorfchyn kwamen. De geregelde Troepen, de Landmagt, en talryke bende Matroozen: alles vereenigde zich tegen de Slaaven. Men wierdt met hun handgemeen; men overwon hen in verfcheiden gevegten. Veele wierden gedood en gevangen genomen. De overigen wierden in de Bosfchen en op-de Bergen verftrooid. Alle de gevangenen wierden dood gefchooten, Y 5 op- XIV. BOEK.  XIV. BOEK. i i i 346 GESCHIEDENIS opgehangen of verbrand. De zulken, die voor de aanleiders der Zamenzweeringe wierden gehouden, wierden leevendig vastgebonden aan Galgen, daar zy langzaam omkwamen, bloot gefield aan en verteerd door de brandende Zon der Verzengde Luchtftreeke: eene ftraffe, veel pynlyker, veel eislyker dan die des Houtftapels. Midlerwyl aanfchouwden hunne Dwingelanden met gretige oogen de folteringen deezer rampzaligen, wier eenige misdaad was, door wraakoefening de regten te hebben willen herwinnen, welke de Gierigheid en Onmenschlykheid hun ontroofd hadden. De zelfde geest van barbaarschheid gaf de maatregels aan de hand, die beraamd wierden ter voorkoominge van nieuwe opftanden. Een Slaaf wordt openlyk gegeesfeld, indien hy deel neeme aan eenig Spel, hoedanig het ook zyn moge, indien hy-op de Jagt durve gaan, of indien hy iet anders dan Melk of Visch verkoope. Buiten de plantaadje, daar hy dient, mag hy niet gaan, zonder van eenen Blanke verzeld te zyn, of zonder een fchriftlyk verlof. Slaat hy op de Trom, of fpeelt hy op eenig Speeltuig , dat véél geraas maakt, zyn Meester zou in eene boete van twee honderd vyf en :wintig Livres verweezen worden. Aldus fpeelen de Engelfcben, dat Volk zo jaloersch 3p zyne eigen vryheid, met die van andere Menfehen. Tot deeze uitfpoorigheden van jarbaarschheid heeft de Koophandel en de laaverny der Negers de overweldigers moeen vervoeren. Zodanig zyn de ftappen der on-  DER B EÏDE INDIEN. 347 onregtvaardigheid en geweldenaarye. Om de nieuwe waereld te veroveren, hebben, ongetwyfeld, haare inwooners moeten vermoord worden. Om hunne plaats te vervullen, moest men Negers koopen, die alleen gefchikt waren voor het klimaat en den Akkerbouw van Amerika. Om deeze Afrikaanen te verplaatzen, welke men verordend hadt tot het bearbeiden der aarde, zonder iets te bezitten, moesten zy met geweld genomen en tot Slaaven gemaakt worden. Om hen in flaaverny te houden, moet men hen hard behandelen. Om de oproerigheden, welke de hardheid der flaavernye moet veroorzaaken, 'te voorkoomen of te ftraffen, worden 'er ftraffen, kastydingen en fnoode wetten vereischc tegen luiden, die zelve fnoodaarts zyn geworden. Maar de wreedheid zelve heeft ook haaren eindpaal in haaren vernielenden aart. Eén oogenblik is genoeg; eene gelukkige landing op Jamaika kan aldaar wapens doen ter hand ftellen aan menfehen, die de Ziel verbitterd, en de banden opgeheven hebben tegen hunne onderdrukkers. De Franschman, welke fteeds zal bedagt zyn om zynen vyand afbreuk te doen, zonder te voorzien, dat de opftand der Negers in ééne Volkplanting hen in alle Volkplantingen kan doen aan 't muiten flaan, zal het zyne toebrengen, om in tyd van Oorlog eene omwenteling te verhaasten. De Engelschman, tusfchen twee vuuren geplaatst, zal zyne fterkte en moed verliezen , en Jamaika ten prooie overlaaten voor de Slaaven en Veroveraars, die het, door XIV BOEK  XIV. BOEK. 348 GESCHIEDENIS door nieuwe eislykheden, elkander zullen betwisten. Zie daar de zamenknooping der Ongeregtigheid. Zy is aan den mensch vastgemaakt door knoopen , die niet dan met yzer kunnen losgemaakt worden. De misdaad teelt de misdaad ; het bloed lokt het bloed; en de aarde blyft een altoosduurend Tooneel van verwoestinge, traanen, elende en rouwe, op hetwelk de Geflagten zich van tyd tot tyd in het bloed baaden, elkander de ingewanden uitrukken, en elkander in het ftof nederwerpen. Nogthans zou 'het verlies van Jamaika voor Engeland een doodlyk verlies zyn. De Natuur heeft dit Eiland in den mond der Golf van Mexiko geplaatst, en het als tot een fleutel van dit ryk Gewest gemaakt. De fchepen, die van Karthagena na de Havana zeilen, zyn genoodzaakt langs deszelfs oevers te ftevenen. Het legt gelegener dan eenig ander Eiland, ten opzigte van verfcheiden Kooplieden aan de vaste kust. De menigte en voortreffelykheid zyner Reeën verfchaffen hetzelve eene bekwaame gelegenheid, om uit alle punten van zynen omtrek Oorlogfchepen af te zenden. Zo veele voordeelen worden voor ongemakken gekogt. Indien de aankomst op Jamaika gemaklyk zy, door middel der Pasfaatwinden , mids men de kleine Antilles aandoe; het vertrek van daar is niet zo gemaklyk, het zy men door de Straat van Bahama vaare, het zy men zich tot den weg Beneden den Wind bepaaie. De eerfte deezer twee wegen heeft al het voor-  der beide INDIEN. 349 voordeel van den wind, geduurende twee honderd mylen; maar zo ras men de Kaap St. Antony is rond gevaaren, ontmoet men den zelfden wind van vooren, dien men voorheen van agteren hadt gehad: aldus verliest men meer tyds dan men gewonnen hadt, nevens het gevaar van door de Kustbewaarders van de Havana genomen te worden. Uit dit gevaar vervalt men op de klippen van Florida, alwaar de winden en ftroomen met een allerhevigst geweld loopen. De Elizabet, een Engelsch Oorlogfchip, zou, in den jaare 1748, ongetwyfeld aldaar verongelukt hebben, hadde het niet verkooren in de Havana binnen te loopen. Dit was een vyandlyke haven; het was, daarenboven, in het heetfte van den Oorlog. „ Ik koome," zeide de Kapitein edward tot de Bevelhebber der plaatze, „ ik koom u myn Schip, „ myne Matroozen, myne Soldaaten, my „ zeiven leveren; ik verzoek niets van u „ dan het leeven myner Manfchap." — „ Ik „ zal," hernam de Spaanfche Stadvoogd, „ik „ zal my aan geene fchandelyke daad fchul„ dig maaken. Hadden wy u in eenen „ fcheepsflxyd, in volle Zee, of op onze „ kusten genomen, uw fchip zou prys, „ en gylieden zoudt onze gevangenen zyn. „ Maar door eenen ftorm gefchokt, endoor „ vreeze voor fchipbreuke in deeze haven ,, gedreeven, vergeet ik, en moet ik ver„ geeten, dat myne Natie met de uwe in „ Oorlog is. Gylieden zyt menfehen, en „ wy zyn het insgelyks. Gylieden zyt on„ gelukkig, en wy zyn ulieden medelyden „ fchnl- XÏV. boek. \  350 GESCHIEDENIS XIV. boek. „ fchuldig. Ontlaadt dan gerustlyk uw fehip, „ en herftelt de geleedene fchade. Dryft ,, handel, indien het noodig zy, in deeze „ haven, om de penningen te vinden, tot „ het betaalen der kosten, welke gy genood„ zaakt zyt te doen. Vervolgens zult gy ,, vertrekken, en gy zult een Paspoort heb„ ben tot voorby de .Bermudes. Indien gy „ vervolgens wordt genomen, zal het Regt „ des Oorlogs u in onze handen ftellen; „ maar op het tegenwoordig oogenblik be„ fchouw ik de Engelfcben in geen ander „ licht dan als vreemdelingen, voor welke ,, de Menschlykheid hulp vordert." Men erkent hier de Spaanfche Edelmoedigheid. Aan geen minder zwaarigheden en gevaaren is de tweede weg onderhevig. Dezelve loopt uit op een klein Eiland, 't welk de Engelfchen Crooked noemen, en dat tachtig mylen van Jamaika legt. Geduurende deezen geheelen overtogt:, moet men doorgaans met den Oosten Wind worftelen, digt onder de kusten van St. Domingo langs loopen, uit vreeze van te vervallen op de ondiepten van Cuba, en vervolgens zeilen door de Engte, welke de uitfteekende punten van deeze twee groote Eilanden formeerenj daar men het bezwaarlyk ontkoomt, dat men door hunne Zeeroovers of Oorlogfcbepen niet genomen wordt. — Niet aan de zelfde zwaarigheden zyn de Scbeepvaarenden onderhevig, die van de Lucaifche Eilanden vertrekken. Deeze Eilanden, de eerfte welke kolumbus in Amerika ontdekte, maaken een getal van  T> E R BEIDE INDIEN. 351 van vier of vyf honderd uit. De meeste zyn niets dan Klippen , die met het water gelyk liggen. Zommigen wierden bewoond van Wilden, alle welken men in de Mynen van St. Domingo deedt omkoomen. Niet een onder dezelven was 'er, 't welk niet volftrekt woest lag, toen de Engelfchen, in den jaare 1672, op het Eiland, de Voorzienigheid genaamd, eenige luiden aan land zette, die, zeven of acht jaaren daarnaa, door de Spanjaards, verdelgd wierden. Deeze wederfpoed belette niet, dat andere Engel' fchen, in den jaare i6yo, derwaarts wederkeerden. Naauwlyks hadden zy honderd zestig huizen gebouwd, of de vereenigde Franfchen en Spanjaards, vielen hen op nieuw aan, in den jaare 1703, verwoestten hunne plantaadjen, en namen hunne Negers weg. De Volkplanters, door het volkomen verlies hunner goederen moedeloos geworden, zogten elders bezigheid. Zy wierden vervangen van Zeeroovers van hunne Natie, die, naa de kusten van Afrika, de afgelegenfte Zeeën van Afie, en voornaamlyk de vaarwaters van Noord-Amerika , door hunne plonderingen, ontrust te hebben , in deeze wykplaats eene veilige en gemaklyke verfchuiling vonden. Zedert langen tyd hoonden zy ongeftraft zelf de Vlag van Groot-Britannie. George de I, eindelyk, in den jaare 1719, door het geroep van zyn Volk en" door de vertoogen van het Parlement, wakker gemaakt, zondt eene genoegzaame Krygsmagt om hen te onder te brengen. De meesten namen de vergiffenis aan, die hun wierdt XIV. boek.  35-2 GESCHIEDENIS XIV. SOhK. wierdt aangebooden, en verftefkten de Volk* planting, Welke vooder rogers uit Europa derwaarts overbragt. Naar gisfing beftaat deeze Volkplanting tegenwoordig uit drie duizend zielen. De helft is op bet Eiland de Voorzienigheid geplaatst, het overige over de andere Eilanden verfpreid. Aan de plonderzucht hunner vroegfte Zeden moet de ftaat van havenloosheid en onvolmaaktheid worden toegefchreeven, in welken deeze Volkplanters hunnen Akkerbouw laaten kwynen: niettegenftaande de verfcheidenheid van den grond, dien zy beflaan, of kunnen beflaan , niet ophoudt om hunne Nyverheid, Eerzucht, en zelf hunne grilligheid te wekken. Men is niet onkundig, dat de grond, over 't algemeen ■genomen, niet vrügtbaar is; maar 'er worden Aders gevonden , die ryk genoeg zyn om eene aanzienlyker Bevolking te doen bloeien. Deeze Eilanden, die, by gebrek aan Koopmanfchappen, düs lang, voor Groot-Britannie verlooren geweest zyn, zouden, zo niet door hunnen Koophandel, immers door hunne ligging i voor hetzelve nuttig kunnen worden ; De Lucaifche Eilanden, die, aan den eenen kant, alleenlyk door het Kanaal van Bahamas van Florida zyn afgefcheiden, maaken, aan de andere zyde, een langen keten uit, die ten naasten by tot aan de punt van Cuba loopt.. Hier beginnen de andere Eilanden, welke den naam draagen van Caïkfche gn Turkfche Eilanden, onlangs onder het juk der Engelfche Zeemagt gebragt, en die den keten  dér beide INDIEN. 353 fen verlengen tot aan het midden der Noordkust van, St. Domingo. Tusfchen deeze onderfcheidene Eilanden zyn vyf dóortogteri Voor de grootfte fchepen. De Eilanden de Turque en de groote Caïque, verfcbaffen j door de verfterkingen, door de Engelfcben onlangs aldaar aangelegd,, voor hunne Zeeroovers , een veiligen Ankergrond, eene verzekerde fchuilplaats, nevens het gebied over het Kanaal, welk hen beiden van St. Domingo fcheidt. Hierom moeten de meeste vaartuigen, van deeze zo ryke Volkplanting koomende, in de handen der Engelfchen vallen. Indien 2y geene Forten hebben aangelegd op de andere Eilanden ,, de réden is, dat de overmagt van hunne Scheepsmagt hun genoegzaam heeft gefcheenen, om de fchepen hunner mededingeren deezen doortogt af te fnyden. — Niet zo groote voordeelen belooven zy zich van de Barmudifche - Eilanden.. ' Deeze Archipel, ongeveer drie honderd mylen van dien der Antillifche- Eilanden gelegen, wierdt, in den jaare 1527, ontdekt, door den Spanjaard jan barmüdes ; hy noemde dezelve naar zynen naam, zonder 'er voet aan Land te zetten. Nimmer was deeze trits van Eilanden door eenigen fterveling bewoond, wannéér, in den jaare 1712, zestig Engelfchen derwaarts overftaken. Deeze Bevolking groeide fterk aan, dewyl van de voordeelen van het klimaat zeer breed wierdt opgegeeven. Mén begaf zich derwaarts van de Antilles, ter herftellinge der gezondheid; en van de Noordlyke V. deel. Z Volk-' XIV. boek;  354 GESCHIEDENIS XIV. boek. Volkplantingen, om 'er zyne overgewonnen rykdommen in rust en vrede te genieten. Veele Koningsgezinden trokken daar heen, om 'er het einde der dagen van cromwel, die hen onderdrukte, af te wagten. Onder anderen ftak waller, een bekoorlyk Dichter, en een vyand van deezen verlosfenden Dwingeland, over Zee, en zong den lof deezer gelukkige Eilanden, bezield door den invloed der lucht en der fchoonheid van het gewest, de waare Goden de Dichtkunde. Hy deedt zyne Geestdrift overgaan tot de fexe, welke het een zo verrukkend werk is in liefde te ontvonken. De Engelfche Dames hielden zich niet voor fchoon en behoorlyk opgefchikt, indien zy geene kleine hoedjes droegen, gemaakt van Palmboomsbladeren, die van de Barmudifche-Eilanden kwamen. Doch ten laatfte verdween die bekooring, en deeze Eilanden vervielen in de vergeetenheid, welke hunne kleinheid verdiende. Zy zyn zeer talryk, en beflaan eene uitgeftrektheid van niet meer dan zes of zeven mylen. De grond is 'er middelmaatig vrugtbaar, en wordt van geene bronnen befproeid. Men drinkt 'er geen ander water , dan 't geen uit de Putten wordt gefchept of in Regenbakken verzameld. De Mays, de Peulvrugten en een menigte van voortreffelyk Fruit, geeven 'er een overvloedig en gezond voedzel. 'Er groeien geene van die overtollige dingen , die na buitenslands worden verzonden. Nogthans heeft het Geval onder deezen zuiveren en gemaatigden Hemel ver- za-  DER BEIDE INDIEN. 355 zameld vier of vyf duizend menfehen, die wel arm, doch gelukkig zyn om dat ze in een onbekenden ftand leeven. Zy hebben geenerhande buitenlandfche verbintenisfen dan door middel van etlyke vaartuigen, die, van de Noofdlyke na de Zuidlyke Volkplantingen Vaarende, zich op deeze vreedzaame Eilanden, van tyd tot tyd, koomen ververfchen. Men heeft gewenscht, het beftaan van dit Volk door de Nyverheid te verbeteren. Men heeft gewild dat het Zyde, vervolgens Cochenille kweekte, en zich eindelyk op het planten van Wyngaarden toeleide. Doch deeze Ontwerpen zyn in de geboorte blyven ïleeken. Tot hun eigen geluk hebben deeze Eilanders zich op geene andere kunften toegelegd, dan op het maaken van zeilen. Dit handwerkzel, zo eigenaartig voegende aan eenvoudige en maatige luiden, ontvangt dagelyks nieuwen bloei. Zedert langer dan eene Eeuw, worden aldaar van een foort van Cederenhout, welk de Franfchen Jcajou noemen, fchepen gemaakt, die hun gelyken niet hebben, zo in fnel zeilen als in duurzaamheid, en die overal even zeer begeerd worden, voomaamlyk van de Zeeroovers. Men heeft getragt dezelve naa te maaken op Jamaika en de Lukaifche Eilanden, daar men de bouwftofFen in overvloed hadt, welke, om baare fchaarschheid, op de oude Timmerwerven , zeer duur waren geworden i doch deeze fchepen zyn en moeten ook veel minder zyn, dan die hun tot een Model verftrekt hebben. De voornaamfte bewooners der BarmüdiZ 2 fehe XIV. BOEK,  35ö GESCHIEDENIS XIV. BOEK. i fche Eilanden hebben, in den jaare 1765^ eene Maatfchappy opgericht, wier inftellingen, misfchien, het eerwaardigfte Gedenkteken zyn, dat de Menschlykbeid immer heefc vereerd. Deeze deugdzaame Burgers hebben zich onderling verbonden, om eene Boekery te verzamelen van alle huishoudkundige Boeken , in welke taal zy ook mogen gefchreeven zyn; — om aan alle perfoonen van beide fexeri een beroep te bezorgen, met hunnen aart ftrookende; — om een gefchenk te doen aan een iegelyk, die op de Volkplanting eene nieuwe kunst ingevoerd, of eene reeds bekende kunst verbeterd hadt; — om een jaargeld te geeven aan ieder Daglooner, die, naa een onafgebrokenen veertigjaarigen arbeid en ter goeder naam ftaande, geene genoegzaame middelen hadt kunnen verzamelen, Dm het overfchot zyner dagen in rust door te brengen; — en eindelyk, om elk inwooner van de Barmudifche Eilanden fchadeloos :e ftellen , die door het Ministerie of de Burger-Overheid onderdrukt is. Bewaar deeze voordeelen, arbeidzaam Volk zonder rykdommen, gelukkig in uwen irbeid, en in uwe armoede, welke uwe ZeJen onderfchraagen. Een zuivere en heldere Hemel waakt over uwe onfchuldige dagen. Nevens de gezondheid ademt gy den vrede Ier ziele. Geenerlei vergif der Weelde heeft nog door uwe aders geftroomd. Gy verwekt noch voedt, den Nyd. De woede der Eerzucht en des Oorlogs bezwykt aan uwe oevers, gelyk de ftroomen van den Oceaan, iie u omringt. Om het fchouwfpel uwer ztti-  DER BEIDE INDIEN. 357 zuinigheid te genieten, zou de deugdzaame mensch wel willen over Zee fteeken. Ach dat de winden u nimmer de gebeurtenisfen der waereld, in welke wy leeven, aanvoeren ! Gy zult helaas! .... neen, myn Geest wordt beroerd, myn pen valt my uit de handen, en gy zult niets weeten ... Van alle deeze Eilanden, welke onder zyne Vlag bloeiden, trok Engeland niets, dan de Suiker voor zyn eigen gebruik noodig, nevens een gedeelte van de Koffy en het Katoen, welke het behoefde. Het kreeg van daar Kakao noch Indigo. De jongfte Oorlog, zyn gebied m de nieuwe waereld uitbreidende, heeft zynen Koophandel met eenige takken van verzendinge verrykt. De voomaamfte plaats onder zyne nieuwe aangewonnen landen , bekleedt het Eiland Tabago, dat, naar gisfing, dertig mylen in den omtrek heeft. Gelyk de meeste andere Caraïbifcbe Eilanden , is het niet met dorre Rotzen doorzaaid, of met ongezonde Moerasfen gedoodverfd. Vlakten, zich zonder oneffenheden uitftrekkende, zyn 'er gekroond met heuvels, wier langzaam daalende kanten bykans overal kunnen beplant worden. Uit deeze hoogten ziet men een verbaazend getal bronnen voortkoomen, van welke het meerendeel fchynen beftemd te zyn om Suiker-Molens aan den gang te houden. De grond, hier en daar zandagtig, is overal zwart en diep. Ten Noorden en Westen van het Eiland vindt men veilige en gemaklyke havens; het is niet blootgefteld aan die verfchrikkelyke Orkaancn, die elders zo Z 3 groo- XIV. BOEK.  358 GESCHIEDENIS XIV. BOEK. groote verwoestingen aanrigten. De nabyheid van het vaste land kan hetzelve dit onfchatbaar voordeel bezorgen. Van hier dat Tabago, indien men moge geloof flaan aan overleveringen, die nogthans ilegts een twyfelagtig gezag bezitten, voormaals zeer bevolkt was. Langen tyd wcerftonden zyne inwooners de hevige en veelvuldige aanvallen der Wilden van het Vaste Land, halftarrige en onverzoenbaare vyanden. Deeze telkens herhaalde vyandlyke aanvallen moede geworden zynde, verfpreidden zy zich ten Jaattte over de nabuurige Eilanden. Het Eiland, welk zy verlaaten hadden , lag voor de invallen van Europa bloot, wanneer, in den jaare 1632, tweehonderd VlisJïngers aldaar voet aan land zetteden, om 'er de grondflagen eener Hollandfche Volkplantinge te leggen. De Indiaanen uit de nabuurfchap vereenigden zich met de Spanjaards van 't Eiland Trinitado, tegen eene Bezitting, die hun dreigde te belemmeren. Allen, die zich tegen hunne gewelddaadige woede wilden verzetten, wierden over den kling gejaagd of gevangen genomen. De weinigen, die, door middel der bosfchen, hunne handen ontkwamen, verlieten wel haast het Eiland. Twintig jaaren lang vergat Holland eene Bezitting, aan welke het geene andere kennis hadt, dan door de wederfpoeden haarer eerde opkomfte. In den jaare 1654 wierdt sene nieuwe Volkplanting derwaarts gezonien; doch in den jaare 1666" wierdt zy van daar  der beide INDIEN. 359 daar verdreeven. Eerlang zagen de Engelfchen deeze verovering zich door de Franfchen ontweldigen. Doch lodewyk df. XIV, met de overwinning te vreden, gaf aan het Gemeenebest, zynen Bondgenoot, een Eiland terug, welke het hadt bezeeten. Deeze Bezitting Haagde niet beter dan alle de akkerbouwende Volkplantingen deezer handeldryvende Natie, 't Geen elders zo veel menfehen doet befluiten om na Amerika over te fleeken , heeft de Hollanders nimmer derwaarts moeten voeren. Hun Moederland verfchaft aan de Nyverheid zyner Burgeren alle de gelegenheden tot een voordeeligen Koophandel; zy behoeven hun Vaderland niet te verlaaten om hun fortuin te maaken. Hunne gelukkige Verdraagzaamheid [in den Godsdienst], nevens de [Burgerlyke] Vryheid, voor ftroomen bloeds gekogt, laat eindclyk aldaar de Geweetens adem haaien; nimmer noodzaaken aldaar Godgeleerde zwaarigheden de befchouwende gemoederen, om in ballingfchap te zwerven buiten eenen grond, op welken de Hemel hen deedt gebooren worden. Met zo veel wysheids en Menschlievendheids zorgt het Vaderland voor het beftaan en den arbeid der behoeftigen, dat de wanhoop hen niet noodzaake om eenen grond te gaan ontginnen, gewoon om zyne eerfte beplanters te verfijnden. Nimmer derhalven verfchafte Tabago werk aan meer dan twaalf honderd menfehen, om een weinig Tabak, een weinig Katoen en een weinig Indigo te planten, en zes Suikerplantaadjen te bearbeiden. Z 4 Aan XIV. boek.  XIV. BOEK. i I < ] c * I c % I h i 360 GESCHIEDENIS Aan deezen tak van Nyverheid was de Volkplanting bepaalt, wanneer zy wierdt aangevallen door de zelfde Natie, die haar in haare oorfpronklyke Regten van bezittinge en eigendom herfteld hadt. In Sprokkelmaand des jaars 1677, ontmoette een Engelfche Vloot, uitgezonden om Tabago te vermeesteren, de Hollandfche Vloot, die zich tegen deezen fcheepstogt moest verzetten. De Vlooten raakten aan elkander op de Ree van 't Eiland, 't welk vermaard wierdt door deezen gedenk waard igen Scheepftryd, in eene Eeuw, vrugtbaar in groote gebeurtenisfen. Zo groot was de hevigheid des gevegts aan beide zyden, dat de fchepen reeds van Masten, Touwwerk en Matroozen ontbloot waren, toen het gevegt nog duurde. Niet perder nam de ftryd een einde, dan naadat twaalf fchepen verbrand en verfcheiden in ;lcn grond gefchooten waren. De aanvallers rerlooren het minfte Volk, en de verdeedi>ers bleeven nog meester van het Eiland. Maar D'ESTRéEs, die voorgenomen hadt iet te bemagtigen, deedt aldaar eene lanling, in Wintermaand diens zelfden jaars. Er was toen geen Vloot meer, die zyne S-egermagt konde tot ftaan brengen of van aar verdryven. Eene Bomb, uit zyne Leerplaats geworpen, viel neder op het Kruidrlagazyn. Deeze flag, doorgaans befJisfene, bragt den vyand buiten ftaat van tegenweer; hy gaf zich op befcbeidenheid over. )e overwinnaar, zich van de uiterfte ftrengeid van het regt des Oorlogs bedienende, iet te vreden met de Vestingwerken geflegt. te  DER BEIDE INDIEN. $6% te hebben, leide de plantaadjen in kooien, verzekerde zich van alle de fchepen, die in de haven lagen, en vervoerde de inwooners buiten het Eiland , dat hy veroverd hadt. De te onderbrenging van hetzelve wierdt aan Frankryk verzekerd, door de Vrede, die kort daarnaa volgde op een gevegt, waarin de nederlaag zonder fchande, cn de overwinning zonder voordeel was. Dit gewigtig Eiland wierdt dermaate verwaarloosd door het Hof van Verfailles, dat het niet een eenigen Volkplanter derwaarts zondt. Misfchien befchouwde het, in de dronkenfchap eener valfche grootheid, met een onverfchillig oog alles, 't geen niet dan voordeel aanbragt. Zelf vatte het zulk een nadeelig gevoelen op ten aanzien van Tabago, dat 't hetzelve als een dorren klip aanmerkte. Deeze dwaaling wierdt geftaafd door het gedrag der Franfchen, die, zich in te grooten getale op Martinique bevindende, zich van daar na de .Eilanden St. Lucia, St. Vincent en Dominique begaven. Deeze waren af hanklyke en onzekere bezittingen, van een middelmaatige vrugtbaarheid. Zou men dezelve gefchat hebben boven een Eiland, wiens grond beter en wiens Eigendom onbetwistbaar was? Aldus redenkavelde eene Regeering, die toenmaals, ten aanzien van den Koophandel en de plantaadjen , geene genoegzaame kundigheden bezat, om de waare beweegredenen van de geringe genegenheid , welke haare onderdaanen Tabago toedroegen, te onderkennen. Eene opkoomende Volkplanting, voor7. 5 naam- XIV. BOEK.  %6% GESCHIEDENIS XIV. BOEK. naamlyk wanneer zy met zwakke hulpmiddelen is opgericht, heeft onmiddelyke onderfteuningen, ter haarer in ftandhoudinge , noodig. Zy kan tot geenen bloeienden ftaat geraaken, dan naar maate zy gelegenheid vindt om haare eerfte voortbrengzels te ilyten. Deeze zyn gewoonlyk middelmaatig in hunne foort, die, de kosten eener verre verzendingeniet kunnendegoedmaaken, alleenlyk op de nabuurige plaatzen verkogt worden, en, door middelmaatige voordeelen, ongevoelig aanleiding moeten geeven tot heiaanleggen van uitgeftrekte plantaadjen., die het voorwerp zyn van den Koophandel der Europeaancn met de Antilles. Maar Taba. go was te verre afgelegen van de groote Franfche Bezittingen, om, door deeze opklimming des voorfpoeds, de planters te lokken. Men koos boven hetzelve min vrugtbaare Eilanden, maar gevoegelyker gelegen tot het ontvangen van onderftand. De nuttelooze nietigheid, in welke Tabago door dit alles gedompeld lag, hadt het voor het gretig oog van Engeland niet verborgen. Dit hoogmoedig Eiland, welk zicb de Koningin der Eilanden noemt, omdat \ het binnendfte van allen is, beweerde onvergaanbaare regten. op Tabago te hebben, omdat het dit Eiland zes maanden hadt be' zeeten. Zyne fcheepsmagt heeft zyne eifchen bekroond, en de Vrede van den jaare 1763 heeft den voorfpoed zyner wapenen gewettigd, door den afftand eener Bezittinge, welke het van de werkeloosheid der Franfchen zal wreeken. By-  der beide INDIEN. 363 Bykans alle de Bezittingen op de Antilies wierden het graf haarer eerfte Volkplantercn, die op 't geval aan te werke gaande, in eenen tyd van onervarenheid, zonder eenige medewerking met hun Moederland, bykans zo veele misdagen begingen, als zy ftappen deeden. Hunne inhaalige fchraapzucht veragte de handelwyze der Landzaaten, die, om den te grooten invloed eener altoos brandende Zonne te verminderen, de kleine ftukken gronds, welke zy genoodzaakt waren te ontginnen, door wyde tusfchenruimten, met geboomte en lommer bedekt, vanéén fcheidden. Deeze Wilden, door dc ondervinding geleerd, bouwden hunne wooningen in het midden der Bosfchen, uit vreeze voor de fterke en gevaarlyke uitwaas iemingen, voortkoomende uit eenen grond, dien zy hadden omgekeerd. De vernielers van dit verftandig Volk, door de behoefte gedreeven, verlieten deeze te langwylige handelwyze; en uit ongeduld om alles te beplanten, hiewcn zy met verhaasting geheele Bosfchen omverre» Straks reezen 'er dikke dampen op, uit eenen grond, die voor de eerfte maal door de ftraalen der Zonne wierdt verwarmd. Zy namen toe, naar gelang de Velden geploegd wierden, om ze te bezaaien of te beplanten. Haare kwaadaartigheid drong door alle de zweetgaten en zintuigen van den Planter, die, door den Landbouw, zeer fterk en geduurig uitwaasfemde. De omloop der vog. ten wierdt geftremd; alle de Ingewanden zettcden zich uit; het lichaam zwol op; de Maag XIV. boek  364 GESCHIEDENIS XIV. BOEK. i : i i j i k \ t ?. i ii é e v fc Maag deedt haar werk niet meer. De Mensch ftierf. Ontkwam men veilig de aanfteekende hitte van den dag, men ademde 's nachts, nevens den flaap, den dood, in hutten, in alleryl opgericht in 't midden van ontginde landen, op eenen grond, wiens al te fterke en ongezonde groeibaarheid de Menfehen verflondt, voordat zy de planten voedde. Zie hier het Ontwerp, 't welk, agter volgens deeze aanmerkingen, by de oprechting eener nieuwe Volkplantinge, zou moeten gevolgd worden. Terftond naa de aankomst zouden wy onderzoeken, welke Winden in len Archipel van Amerika 't meest heerfchen, ;n wy zouden bevinden , dat zy aldaar uit iet Zuid-Oost en het Noord-Oost geregeld vaaien. Indien wy eene vrye keuze hadlen, en de natuur van den grond zich daar egen niet verzette, zouden wy het vermylen om ons beneden den Wind neder te kan, uit vreeze dat deeze den damp der ïieuwjings ontginde landen in onzen fchoot ;eftadig zou aanbrengen, en door de uitwaasbming van nieuwe plantaadjen, eene beplaning zou befmetten, die door den tyd zou ezuiverd worden. Hierom zouden wy onze Volkplanting moeten ftigten, boven den Vind van alle landen, welke men voorneeïens was te bebouwen. Vooreerst zou men ï de Bosfchen alle de wooningen ftigten, n niet toelaaten, dat rondom dezelve een snige boom wierdt omverre gehakt. Het 2rblyf in de bosfchen is gezond. De frishe koelheid, welke zy, zelf geduurende de •ootfte hitte van den dag, behouden, belet die  DER BEIDE INDIEN. 365" die overtollige uitwaasfeming, die het meerendeel der Europeaanen doet fneuvelen, door de droogte en fcherpheid van een ontftooken en van zyne vloeibaarheid beroofd Bloed. Geduurende den nacht zou men vuur ftooken in de hutten, om de kwaade lucht te verdunnen , welke binnen dezelve mogt gekoomen zyn. Deeze gewoonte, die in zekere ftreeken van Afrika beftendig onderhouden wordt, zóu in Amerika de uitwerking doen , welke men daar van moet verwagten, de overeenftemming der beide klimaaten in aanmerking genomen zynde. Naa het gebruiken deezer behoedmiddelen, zouden wy een begin maaken met het omhakken der Bosfchen, maar op eenen afftand van ten minften vyftig Roeden Qloijes') van de hutten. Zodra de grond bloot zyn zoude, zouden de Slaaven na het werk gezonden worden, doch niet vroeger dan 's voormiddags te tien uuren; dat wil zeggen, naadat de Zon de dampen verdund, en de Wind dezelve zou verdreeven hebben. De vier uuren, zedert het aanbreeken van den dag verlooren, zouden ryklyk vergoed worden, door de vlugheid der Akkerlieden, wier kragten men zou fpaaren, en door het behoud van 't Menschlyk geflagt. Men zou met deeze omzigtigheid voortgaan, 't zy de landeryen moesten ontgind of bezaaid worden, tot dat de grond, wel gezuiverd, en genoegzaame vastigheid verkreegen hebbende, gehengde, Volkplanters op denzelven te vestigen, en hen ter aller uure van den dag te doen arbeiden , zonder vóór hunne veiligheid iets te vreê- XIV. BOEK.  XIV. BOEK. 366 GËSCHIEDÈNIS vreezen. De ondervinding heeft de nood; zaaklykheid van alle deeze maatregelen voorshands gewettigd. Omdat de Engelfchen , in den beginne j zich beneden den Wind hadden neergeflagen, zyn zy in menigte op Tabago gefneuveldj en hebben veele Slaaven verlooren, fchoon zy gezamentlyk uit de naastgelegen Volkplantingen aldaar waren aangekoomen. Door deezen wederfpoed wyzer geworden, hebbert zy zich boven den Wind begeeven; ftraks is de fterfte opgehouden, Deeze Bezitting, waar mede men, onmiddelyk naa den Vrede * eenen aanvang hadt behooren te maaken, is zeer ten agteren geraakt, dewyl de gewoonte, in Engeland gebruiklyk, om den grond zyner Eilanden te verkoopen, ontelbaare ge> regtsplegtigheden naa zich fleepte, die dé ontginningen vertraagd hebben. Niet vroeger dan in den jaare 1766 is 'er eene fcheiding gemaakt van veertien duizend Akers land, verdeeld in plantaadjen, ieder van vyf honderd Akers. Zedert is 'er eene tweede fcheiding gemaakt; maar zo wel by de laatfté als by de eerfte fcheiding, heeft geen Planter verlof gehad om Zich meer dan ééne plantaadje toe te eigenen. Deeze Wet heeft zich tot St. Vincent en Dominique uitgeftfekt, met dit onderfcheid, dat op het laatstgenoemde Eiland elke Landhoeve niet grooter is dan drie honderd Akers. By elke fcheiding heeft de Aker niet meer gekost dan twee en twintig of acht en twintig Livres. Het vyfde gedeelte deezer fomme is met gereede penningen betaald. In de twee eerfte jaa-  DER BEIDE INDIEN. 36? jaaren is 'er niet meer afgedaan dan tien ten honderd, en vervolgens twintig ten honderd jaarlyks, tot aan de volle betaaling. Daar* enboven heeft men eiken Planter verbonden, om, tegen ieder honderdtal Akers, dat hy zal ontginnen, eenen Blanke en twee Blanke Vrouwen in zyne plantaadje te hebben. Dit is aan eene zwaarigheid onderhevig. De Engelfchen, twee Vrouwen tegen één Man in eene plantaadje plaatzende, zyn in de noodzaaklykheid om ééne Vrouw zonder Man te laaten, of aan twee Vrouwen één Man te geeven. Dus vervalt men of tot Veelwyvery, welke de Christlyke Godsdienst verbiedt, of tot den ongehuwden ftaat, die de Protestantfcbe Godsdienst verwerpt: want het wordt onderfteld, dat de Engelfchen in Amerika hun bloed met dat der Negers niet zullen willen vermengen. Hoe 't hier mede zy, een Volkplanter kan omtrent deeze verpligting niet gebrekkig zyn, of by moet vier honderd vyftig Livres betaalen voor elke Vrouwe, en tweemaal zo veel voor eiken Man, die hem ontbreekt. In weerwil van deeze foort van belemmeringe, laat het karakter der Engelfchen geene reden over om te twyfelen, of Tabago zal, in hunne handen, uit de diepfte werkeloosheid tot het hoogfte toppunt der beplantinge klimmen. In dat luisterryk tydftip, zal het, door de hoedanigheid en den overvloed zyner voortbrengzelen, alle de Bezittingen overtreffen, welke deeze Natie, in de nieuwe waereld, heeft verkreegen. Aandagtige befchouwers, die de betrekkingen tus- XIV. BOEK.  XIV. BOEK. i . I 368 GESCHIEDENIS tusfchen deszelfs uitgebreidheid en de foort zyner vrugtbaarheid best weeten te fchatten, fchroomen niet te zeggen, dat dit Eiland jaarlyks aan zyn Moederland zal leveren, vyftig duizend oxhoofden ruuwe Suiker, behalven eenige andere voortbrengzels van minder waarde. Het zal Jamaika verdonkeren, en de rykdommen van Granada vermeerderen. Dit Eiland, ten aanzien van Tabago beneden den Wind gelegen, heeft niet meer dan negen of tien mylen in de lengte, zeven in zyne grootfte breedte, en twintig of twee en twintig mylen in den omtrek. Zyne Vlakten worden doorfneeden van eenige niet zeer hooge Bergen, en van een verbaazend getal van vry aanmerkelyke Beeken. Beneden den Wind heeft het eene zo uitgeftrekte haven, dat zestig Oorlogfchepen aldaar op diep water, en zo veilig zouden kunnen leggen , dat ze geen anker zouden behoeven uit te werpen. • Schoon de Franfchen, van de vrugtbaarheid van Granada verwittigd, al in den jaare 1638, het ontwerp beraamd hadden om zich ildaar neer te liaan, bragten zy het, egter^ niet eer ten uitvoer dan in den jaare 1651 By hunne aankomst gaven zy etlyke Bylen, ïenige Mesfen en een vaatje Brandewyn aan iet Opperhoofd der Wilden, welke zy aldaar /onden; en zich verbeeldende tot dien prys iet Eiland gekogt te hebben, namen zy den :oon aan van Öppervorflen, en gedroegen ach eerlang als Dwingelanden. De Karafjen, hen niet met openbaar geweld kunnende Be-  der beide INDIEN. 369 beftryden, namen het befluit, welk de zwakheid tegen de onderdrukking altoos inboezemt, te weeten, om alle de zulken te vermoorden, welke zy van hunne Makkers afgefcheiden en zonder tegenweer vonden. De Troepen, welke gezonden wierden, om de onlangs geboorene Volkplanting te onderfchraagen, zagen niets zekerder, niets beflisfender, dan alle de Landzaaten te verdelgen. Het overfchot der ongelukkigen, welke zy hadden uitgerooid, vlugtten op een fcherpen heuvel; zy verkoozen liever zich leevendig van den top dier hoogte neder te werpen, dan in de handen eens onverzoenbaaren vyands te vervallen. De Franfchen noemden, ligtvaardiglyk, dien Rots, de Springersheuvel; deezen naam voert hy tot op deezen dag. Een inhaalig, gewelddaadig en onbuigzaam Gouverneur, zette hun zo veele wreedheden regtvaardiglyk betaald. De meeste Volkplanters , over zyne Dwingelandy misnoegd, namen de vlugt na Martinique; en de zulken, als hem gehoorzaam waren gebleeven, veroordeelden hem ter doodftraffe. In het geheele Gerigtshof, 't welk deezen Roover wettiglyk in regten vervolgde, was niet meer dan één perfoon, archangeli genaamd, die fchryven konde. Een Hoeffmid deedt de aanklagte. In plaats van zyne handtekening, gebruikte hy als zyn zegel een hoefyzer, rondom 't welk archangeli, die 't Ampt van Griffier bekleedde, deftiglyk deeze woorden fchreef: Handtekening van den Heere de LA brie, Raad - Aanklager. V., deel, Aa On- XIV. boek.  37o GESCHIEDENIS XIV. HOEK. Ongetwyfeld was men bevreesd, dat het Franfche Hof zyn zegel niet zou hangen aan een zo buitengewoon vonnis, begreepen in ongehoorde plegtigheden, hoewel door het gezond verftand ingegeeven. De meeste Regters over de misdaad, en de getuigen der halsftraffe, verdweenen van Granada. De zodanigen alleen bleeven 'er, die, om hunne geringheid, de ftrengheid der Wetten niet te vreezen hadden. By de optelling, in den jaare 1700 gedaan, bleek het, dat op het Eiland zich niet meer bevonden dan twee honderd een en vyftig Blanken, drie en vyftig Wilden of vrye Mulaters, en vyf honderd vyf en twintig Slaaven. De Lastbeesten beftonden uit vier en zestig Paerden en vyf honderd negen en zestig Hoornbeesten. De geheele Akkerbouw beftondt uit drie Suikerplantaadjen en twee en vyftig Indigoplantaadjen. Alles veranderde van gedaante omtrent het jaar 1714, en deeze verandering was het werk van Martinique. Dit Eiland leide toenmaals de grondflagen van eenen luister, welke alle Natiën moest doen verbaasd ftaan. Het zondt na Frankryk eene ontelbaare menigte voortbrengzelen, die aan hetzelve met kostbaare Koopmanfchappen betaald wierden. Het kostbaarfte, welk het hadt ontvangen, voerde het na de Spaanfche kusten. Onder weg deeden zyne fchepen Granada aan, om ververfehingen van daar te baaien. De handeldryvende Kaapers, die zich tot deezen fcheepvaart lieten gebruiken, ontdekten op dit Eiland het geheim der vrugtbaarheid. Zyn grond  DER BEIDE INDIEN. gfï grond hadt niets noodig dan om ten voordeele te worden aangelegd. De Koophandel maakt alles gemaklyk. Eenige handelaars leverden de Slaaven en de gereedfchappen om Suikerplantaadjen aan te leggen. De twee Volkplantingen kreegen eene rekening tegen elkander. Granada loste allengskens zyne fchulden af, door middel van zyne ryke voortbrengzelen ; en de betaaling ftondt op het punt om haar beflag te ontvangen, wanneer de Oorlog van den jaare 1744, de gemeenfchap tusfchen de twee Eilanden flxemmende, tevens den voortgang van het Suikerplanten fluitte. Men vergoedde dit door het planten van de Koffy, 't welk, geduurende de vyandlykheden, met al den yver en wakkerheid der Nyverheid wierdt doorgezet. De Vrede van den jaare 1748, deedt alle de hulpmiddelen en beplantingen herleeven. In den jaare 1753, bevatte Granada twaalf honderd twee en zestig Blanken, honderd vyf en zeventig vrye Negers, cn elf duizend negen honderd een en negentig Slaaven; twee en twintig honderd acht en negentig Paerden of Muilezels, vier en twintig honderd zes en vyftig Hoornbeesten, drie duizend twee honderd acht en zeventig Schaapen, negen honderd twee Geiten, drie honderd een en dertig Varkens, maakten haare Veekudden uit. Zy plantte drie en tachtig Suikerplantaadjen ; twee Millioenen , zeven honderd vyf en twintig duizend zes honderd voeten Koffy; honderd vyftig duizend drie honderd Kakaoboomen; en acht honderd Aa 2 Ka- XIV. BOEK.  372 GESCHIEDENIS XIV. BOEK. Katoenboomen. Haare leevensmiddelen beftünden uit vyf Millioenen, zeven honderd veertig duizend, vier honderd vyftig ftreeken Maniok; negen honderd drie en dertig duizend, vyf honderd zes en negentig Banaanboomen; honderd drie en veertig vierkanten Ignamen en Aardappelen. Binnen korten tyd maakte de Volkplanting eenen opgang, evenredig aan de voortreffelykheid van haaren grond. De hardnekkige koortzen en waterzucht, die, zints dertig jaaren , de menfehen verflonden, naar evenredigheid dat zy de Bosfchen omverre hakten, zouden , ongetwyfeld, hebben opgehouden nevens de ontginningen, in welke de Volkplanter, in dezelve het leeven zoekende, den dood vondt. Maar Frankryk heeft, nevens zyne goederen, zyne uitzigten verlooren. Het zal niet meer de fchatten genieten, welke Granada hetzelve aanbragt. Wel verdiende rampfpoeden hebben te laat genomene behoedmiddelen doen mislukken. De drift om vóór den tyd en zonder maate te genieten ; die ziekten , welke de Regeering eener Natie heeft bevangen, waardig nogthans om van haare Meesters bemind te worden; die verkwisting , welke maait, wanneer men behoorde te zaaien; die met de eene hand bet sroorleedene, en met de andere het toekoomende vernielt; die, door het ontydig trekken der inkomften, de bron der rykdommen doet uitdroogen en verflindt; die wanorde, uit behoeften of gebrek aan beginzels en ondervinding voortkoomende, mist nimmer eenen Staat te onder te brengen, welke alleen-  der beide INDIEN. 373 léenlyk kragten zonder oogmerken en hulpmiddelen zonder beltuur heeft; de Regeeringloosheid, die aan het roer der zaaken heerscht; de verhaasting, de ondergefchikte kuipery, de flegtheid of het gebrek aan Ontwerpen; van de eenen kant, de ftoutmoediyheid om alles ftraffeloos te pleegen, en aan de andere zyde, de vreeze om zelf voor het algemeene welzyn te fpreeken: deeze zamenloop van rampen, die elkander van verre volgen, heeft Granada doen koomen in de handen der Engelfchen, die deeze verovering bezitten, volgens het Verdrag van den jaare 1763. Maar tot hoe lange? Zal deeze bezitting altyd duuren? Engeland heeft aldaar geen gelukkig begin gehad. In de eerfte drift eener veroveringe, van welke men voorshands het hoogfte denkbeeld hadt opgevat, heeft ieder een zich gehaast om aldaar plantaadjen te verkrygen. Zy wierden verre boven haare weezenlyke waarde gekogt. Deeze grilligheid, de oude Volkplanters, aan het klimaat gewoon, van het Eiland verdryvende, heeft vyf of zes en dertig Millioenen Livres buiten het Moederland doen gaan. By deeze onvoorzigtigheid is nog eene andere gekoomen. De nieuwe Eigenaars, ongetwyfeld door den Nationaalen hoogmoed verblind, hebben nieuwe gebruiken en kunstgreepen in de plaats van die van hunne Voorzaaten gefteld. Zy hebben de leevenswyze der Slaaven willen veranderen. De Negers, zelf door hunne onkunde, fterker dan het gros der menfehen, aan hunne gewoonten verflaafd, zyn zy aan 't Aa 3 mui- XIV. boekt.  374 GESCHIEDENIS XIV. BOEK. muiten geflagen. Men is genoodzaakt geweest om Troepen tegen hen aan te voeren , en bloed te vergieten. De geheele Volkplanting wierdt met agterdogt vervuld. Meesters, die zich zelve in de noodzaaklykheid om geweld te gebruiken gebragt hadden, hebben gevreesd in hunne plantaadjen te zullen verbrand of vermoord worden. De Akkerbouw heeft gekwynd, of zelf ftil geftaan. Eindelyk is de rust herfteld. Het getal der Slaaven is tot veertig duizend gebragt, en de voortbrengzels zyn vermenigvuldigd tot het drievoudige van 't geen zy onder de Franfche heerfchappy geweest waren. De beplantingen zullen nog meer toeneemen, door de nabuurfchap van een twaalftal Eilanden, welke van de Volkplanting afhangen, en bekend zyn by den naam van Grenadins. Zy hebben eenen omtrek van drie tot acht mylen. Men vindt 'er geene Waterbronnen. De lucht is 'er gezond. De aarde, met dunne heestergewassen alleenlyk bedekt, wordt daardoor tegen de ftraalen der Zonne niet beveiligd; zy waasfemt niet die doodlyke dampen uit, welke het leeven der Landbouwers aantasten. Cariacou, het eenigfte deezer Eilanden, welk de Franfchen hebben bemagtigd, wierdt allereerst bezogt door eenige Schilpad-visfehers, welke, in de tusfehenpoozen van ledigheid, welke hun deeze gemaklyke kostwinning overliet, zich aan het ontginnen begaven. Door den tyd, wierdt hun klein getal vergroot, door de bewooners vanGua- da-  DER BEIDE INDIEN. 375 daloupe, die, hunne plantaadjen, door eene byzondere foort van Mieren, ziende vernield worden, hunne Nyverheid na Cariacou overbragten. Het bloeide onder de fchaduw der Vryheid. Zy verzamelden aldaar ongeveer twaalf honderd Slaaven, met welke zy een inkoomen verzamelden van vier of vyf honderd duizend Livres aan Katoen. Niet de zelfde voordeelen belooven de overige Grenadins. Nogthans heeft men aldaar eenen aanvang gemaakt met het planten van Suiker. Zy is zonderling gedaagd op Becouya, het grootfte en vrugtbaarfte deezer Eilanden; niet meer dan twee mylen legt het van het Eiland St. Vincent. Wanneer de Engelfchen en Franfchen, die, zints etlyke jaaren, de Eilanden beneden den Wind verwoest hadden, in den jaare 1660, eene duurzaame vastigheid wilden geeven aan de Bezittingen, die men flegts ontworpen hadt, kwamen zy overeen, dat Dominique en St. Vincent den Karaïben zouden blyven toebehooren. Zommigen deezer Wilden, tot op dit oogenblik hier en daar verfpreid, zogten eene fchuilplaats op het eerfte, doch de grootfte menigte op het tweede Eiland. Hier leefden deeze zagtaartige en gemaatigde menfehen, vrienden van den vrede en der afzonderinge, in 't midden der Bosfchen, in verfprcide Gezinnen, onder het beftuur van eenen Gryzaart, door zyne jaaren onderweezen en tot het Opperbewind geroepen. De heerfchappy ging beurtlings in alle de familien over; de ©udfle uit dezelve wierdt altoos Koning; dat Aa 4 wil XIV. BOEK,  376 GESCHIEDENIS XIV. boek. ] wil zeggen, Leidsman en Vader der Natie. Deeze onkundige Wilden verftonden niet de verhevene kunst, om menfehen, door het geweld der wapenen, te onder te brengen en te regeeren; om de bewooners eener landftreeke te vermoorden , ten einde om derzelver landeryen wettiglyk te bezitten; aan den overwinnaar den eigendom, aan den verwonnenen het bearbeiden der veroverde landen toe te leggen; en ten langen laatfte deeze beiden van de regten en vrugten te berooven, door eigendunkelyke belastingen. De Bevolking van deeze kinderen der Natuure wierdt eensklaps verfterkt door een gefiagt van Afrikaanen, wier oorfprong men niet naauwkeurig heeft kunnen ontdekken. Een fchip, verhaalt men, welk Negers overbragt, om ze te verkoopen, leedt fchipbreuk op St. Vincent; de Slaaven, der fchipbreuke ontkoomen, wierden aldaar door de Wilden als Broeders ontvangen. Anderen willen, dat deeze Negers vlugtelingen waren, die uit de plantaadjen der nabuurige Volkplantingen waren overgeloopen. Eene derde overlevering wil, dat dit vreemd bloed oorfpronklyk is van de Negers, welke de Karaïben op de Spanjaarden veroverden, geduurende de vroegfte Oorlogen deezer Europeaanen tegen de Indiaanen. Indien men du tertre , den oudften Gefchiedfchryver der Antilies, moge gelooven, fpaarden deeze irerfchrikkelyke Wilden, onverzoenlyk tegen liunne Meesters, de gevangenen , bragten ïen 't hunnent, gaven hun de vryheid om liet leeven, dat wil zeggen, den hemel en de  DER BEIDE INDIEN. 377 de aarde te genieten: in één woord, de gaven der Natuure, welke geen mensch aan iemand mag ontneemen noch weigeren. Dit was het niet alles. De Opperften van 't Eiland gaven hunne dochters ten huwelyk aan deeze vreemdelingen, hoedanig ook het geval zyn mogt, welk hen derwaarts hadt geleid. De foort, uit deeze vermenging voortgeteeld, maakte een Geflagt uit, 't welk den naam kreeg van Zwarte Karaïbm. Van de oorfpronklyke kleur hunner Ouderen hebben zy meer behouden, dan een middel fchaduw hunner Moederen. De roode Karaïbe is klein van geftalte; de zwarte Karaïbe is groot en fterk; en dit tweevoudig wild geiïagt fpreekt met een geweldigen nadruk, die een vertoornd gemoed fchynt aan te kondigen. Ondertusfchen deedt de tyd eenige wolken ontftaan tusfchen deeze twee Natiën: zy wierden van 't Eiland Martinique ontdekt. Straks nam men aldaar het befluit om voordeel te doen met dit misverftand, om zich te vestigen op de puinhoopen der beide partyen. Men wendde voor, dat de zwarte Karaïben eene fchuilplaats verleenden aan de voortvlugtige Slaaven der Franfche Eilanden. Het bedrog baart altoos ongeregtigheid. Zonder reden tastte men de zulken aan, welke men zonder grond befchuldigde. Maar de weinige manfchap, welke tot deezen togt gebruikt wierdt; de nayver der Opperhoofden, welke het bewind daar over voerden; het verloopen der roode Karaïben, die tegen hunne mededingers niets van den onderftand Aa 5 wil- XIV. BOEK,  XIV. BOEK. i 378 GESCHIEDENIS wilden verleenen, welken zy aan te gevaarlyke bondgenooten beloofd hadden; de moeilykheid om leevensmiddelen te bekoomen; de onmogelykheid om den vyand te agterhaaien, in Bosfchen en op de Bergen verholen: alles fpandc te zamen om eene niet min ligtvaardige als gewelddaadige onderneeming te doen mislukken. Naa veele nuttige lieden te hebben verboren, moest men zich wederom te fcheep begeeven; doch de overwinning der Wilden wederhieldt hen niet om met ootmoedige fmeekingen om den Vrede te verzoeken. Zelf nodigden zy de Franfchen om onder hen te koomen woonen; hun eene oprechte vriendfchap en onveranderlyke eensgezindheid zweerende. Deeze voorflag wierdt aangenoomen j men zag, in t volgende jaar 1719, verfcheiden inwooners van Martinique zich op St. Vincent nederzetten. _ De eerften vestigden zich aldaar in Vrede, niet alleen met toeftemming, maar zelf met behulp van den rooden Karaïbe. Deeze gelukkige uitflag lokte andere Volkplanters, die, uit jaloezy of andere beweegredenen, den Wilden een heilloos geheim leerden. Dit Volk, dat geen anderen eigendom dan dien van vrugten kent, omdat deeze de belooning is van den arbeid, ftondt verbaasd toen het vernam, dat het de aarde konde verkoopen, welke het dus lang hadt gemeend aan alle menfehen te behooren. Deeze ontdekking deedt het de Meetroede opvatten. Het plantte grensfeheidingen; en zints dit ^ogenblik, waren de vrede en het geluk van zyn  der beide INDIEN. 379 zyn Eiland verbannen. De verdeeling der landeryen bragt de verdeeldheid der menfehen mede. Deeze waren de oorzaaken der omwentelinge, welke op den geest van Eigendom volgde. Toen de Franfchen op St. Vincent voet aan land zetteden, kwamen zy aldaar verzeld van Slaaven, om de landen te ontginnen en te beplanten. De zwarte Karaïben, vernederd en verfchrikt, omdat zy geleeken naar menfehen, door de flaaverny veragtlyk^ geworden , vreesden, dat men ten eenigen dage de kleur zou misbruiken, welke hunnen oorfprong verraadde, om hen met het zelfde juk te drukken; zy namen de toevlugt in het diepfle der Bosfchen. Hier was het, dat zy, om zich een onderfcheidend kenmerk, het tekervhunner onaf hanklykheid, in te drukken, het voorhoofd hunner kinderen, terftond naa hunne geboorte, plat maakten. De Mannen en Vrouwen, wier hoofd zich in deeze vreemde gedaante niet wilde laaten buigen, durfden niet meer, zonder het onuitwischbaar en in 't oogloopende kenmerk der vryheid, zich openlyk vertoonen. Het volgende geflagt was een nieuw Volk. De. Karaïben met een plat voorhoofd, allen bykans van den zelfden ouderdom, groot, welgemaakt, fterk en woest, kwamen op de kusten, en bouwden aldaar hutten. Zo dra zy den prys kenden, dien de Europeaanen fielden op den grond, welken zy bewoonden, wilden zy, even als de andere Eilanders, daaraan deel hebben. In den beginne fiilde men deezen eerflen aandrang der be- XIV. BOEK.  380 GESCHIEDENIS XIV. boek. begeerlykheid, door gefchenken van Brandewyn en eenige Sabels. Doch niet te vredcn met deeze Wapens, verzogten zy wel haast Snaphaanen, gelyk de roode Karaïben ontvangen hadden. Daarnaa wilden zy hun aandeel hebben aan de waarde van alle de landeryen, die in 't toekoomende verkogt wierden, en aan de penningen, voortgekoomen van die reeds verkogt waren. Verbitterd omdat men weigerde hun deelgenootfchap te geeven in deeze broederlyke verdeeling, richtten zy een afgezonderden Stam op, zwooren zich niet meer te zullen verbinden met de roode Karaïben, verkoozen een Opperhoofd, en vingen den Oorlog aan. Het getal der ftrydenden was aan weerkanten na genoeg even groot; maar de magt verfchilde. De zwarte Karaïben hadden op de roode alle de overmagt, welke de nyverheid, de wakkerheid en ftoutmoedigheid wel haast verkrygen boven de zwakheid van Temperament en de vreesagtigheid van aart. Nogthans deedt de geest van billykbeid, die den woesten mensch niet verlaat, den overwinnaar de toeftemming geeven om het gedeelte des Eilands, beneden den Wind gelegen, met den overwonnenen te deelen. Dit was het eenige gedeelte, waarvan de beide partyen nayverig waren, dewyl het hun de gefchenken der Franfchen aanbragt. Niets won de zwarte Karaïbe by het Verdrag, welk hy zelve hadt ontworpen. De nieuwe planters, die op 't Eiland voet aan land zetteden, gingen allen zich nederflaan ïi den oord zyns Mededinger, alwaar de kust be.  DER BEIDE INDIEN. 381 beter kon worden aangedaan. Deeze voorkeuze deedt een naauwlyks gebluschten haat herleeven. De gevegten namen op nieuw eenen aanvang. De roode Karaïben, altoos geflagen, weeken na het gedeelte des Eilands, boven den Wind gelegen. Veelen voeren met hunne Canoes na 't vaste land, of vlugtten na Tabago. De weinigen, die 'er bleeven, leefden afgefcheiden van de Zwarten. Deezen, overwinnaars en eigenaars van de geheele kust beneden den Wind, eischten van de Europeaanen, dat zy op nieuw de landeryen zouden koopen, welke zy reeds betaald hadden. Een Franschman bragt een Koopverdrag ten voorfcbyn, met een roode Karaïbe geflooten. Ik weet niet, hernam hierop een zwarte Karaïbe, wat uw papier zegt; maar lees 't geen op myn pyl gefchreeven ftaat. Gy moet aldaar zien, in letters, die niet liegen, dat zo gy my niet geeft 't geen ik van u eifche, ik deezen avond uwe plantaadje zal verbranden. Aldus redekavelde , met deeze Schriftmaakers een Volk, 't welk niet hadt leeren leezen. Het bediende zich van het regt des gewelds met zo veel verzekerings, met zo weinig wroegingen, alsof k het Godlyk, het Staatkundig en Burgerlyk Regt verftaan hadt. De tyd, die de handelwyzen nevens de belangen verandert, maakte een einde aan deeze kwellingen. De Franfchen waren ongetwyfeld de fterkfte op hunne beurt. Zy kortten den tyd niet meer met het opkweeken van gevogelte, met het planten van ; t peul- XIV. BOEK.  §82 GESCHIEDENIS XIV. BOEK. peulvrugten, van Maniok, Mays, en van Tabak, om dezelve op Martinique te verkoopen. In minder dan twintig jaaren, verfcbaften aangelegener beplantingen werk aan acht honderd Blanken en drie duizend Negers. De jaarlykfche verkooping der nieuwe voortbrengzelen bragt vyftien honderd duizend Guldens op. In deezen flaat bevondt zich het Eiland St. Vincent, toen het onder de Engelfche heerfcbappy kwam. Het is daar aan gebragt, door het Verbond van den jaare 1763. De Franfchen, welke dit ten allen tyde onbebouwd land hadden beginnen te ontginnen, voedden geen den minften twyfel aan hun regt van eigendom. Zy hadden het ontleend van de oorfpronklyke bewooners, die, misfchien, befchikking konden maaken over een land, welk de Natuur hen hadt gegeeven. Hoe groot was hunne verbaasdheid, wanneer hun wierdt aangekondigd, dat GrootBritannie, welk geen Verdrag hadt geflooten, noch met hun, noch met de Karaïben, volgens beginzels, in Europa aangenomen, zich geregtigd oordeelde, hen te berooven, -ten minften zo zy geene Akkers losten, welke zy met hun bloed befproeid hadden ? Te vergeefs verzetteden zy zich tegen eene onderdrukking, zo ftrydig tegen de orde der Natuure, en zelf tegen het regt der Natiën. .Hunne klagten wierden niet gehoord. De hoofden der Volkplantinge durfden de bevelen van 't Moederland niet opfchorten; dit hadt de verkooping van alle landeryen zonder onderfcheid bevolen. Het Parlement hadt  DérbéJdë INDIEN. 383 hadt ten oogmerke, door dit zwak hulpmid. del, het ledige aan te vullen, welk de kosten van den Oorlog in 's Lands Kas veroorzaakt hadden. Maar dit oogmerk wierdt niet bereikt. Door ydele plegtigheden, ging 'er bykans één Millioen, vyf honderd vyf en zeventig duizend Livres verboren; de vergunningen, op de drie Eilanden, welke onzydig genaamd wierden, bragten dit op. Genomen dat de grondregel der Europeaanen, die valfche en barbaarfche grondregel, volgens welken de landeryen, door de Wil. den bewoond, voor onbewoond gerekend worden, hadt kunnen verworpen worden door de Engelfchen, die hem zo menigmaal misbruikt hadden, om, naar 't voorbeeld der Spanjaarden, te overweldigen; genomen dat de Franfchen geen regt gehad hadden om te koopen, 't geen zy ten minften regt hadden gehad om te fteelen; genomen dat zy niet wettiglyk door den arbeid landeryen hadden verkreegen, welke zy door gefchenken hadden verworven; genomen, eindelyk, dat 's Lands Kas van Engeland, uitgeput door eenen , misfchien, onregtvaardigen Oorlog, op nieuw hadt moeten aangevuld worden door de rooveryen van den Vrede, en haar voordeel doen met deeze onwettige verkoopingen: ftreedt het, nogthans, tegen zyne belangen en zyne huishoudelyke beginzels, aldus werkzaame menfehen op prys te ftellen, die den bloei eener Volkplantinge moesten verhaasten, welke zy hadden weeten te ftigten. - Maar de hardheid der nieuwe heerlchappya ver- XIV. BOEK.  384 GESCHIEDENIS XIV. BOEK. verftrboide hen. Zommigen gingen over na St. Martin, na Marie-Galante, na Guadaloupe en na Martinique. Het grootfte gedeelte begaf zich na St. Lucia, 't welk men begon te bevolken, door om niet landeryen uit te deelen aan eenen iegelyk, die ze wilde ontginnen. Allen bragten hunne Slaaven mede. Nogthans was de verhuizing niet algemeen. Etlyke Franfchen, min verknogt aan hunne bloedverwanten, minder verliefd ©p een Vaderland, 't welk, om zo te fpreeken, hen vervreemd hadt, verkoozen te blyven onder het juk des veroveraars, op een vrugtbaaren grond, op welken het geval hen hadt doen aankoomen. Naa de eerfte vlaag van misnoegdheid, begreepen zy, by nadere overdenking, dat zy nog meer zouden winnen by het losfen der landeryen, welke i zy genooten, dan indien zy zich nederfloegen in nieuwe ftreeken, wier grond hun niets zou kosten. Hunne bezittingen, die, om de waarheid te zeggen, nimmer een vasten grondflag hadden gehad, moeten bevestigd worden, en zich uitbreiden, onder het lommer der Engelfche heerfchappye. Het Eiland, dat zy met hunne nieuwe medeburgers deelen, belooft niet veel Katoen; maar het is zeer gefchikt voor de Rocou en Kakao. Vóór de verovering, verzamelde men drie Millioenen Koffy, welke nog merkelyk zou kunnen vermenigvuldigd worden, indien de Engelfchen zich niet geheellyk op de Suiker toeleiden. Dat gedeelte van St. Vincent, daar zy zich hadden neergezet, en 't welk' beneden den Wind • ■ legt,  der beide INDIEN. 385 legt, leverde hun weinig Suiker op, dewyl het rots- en bergagtig is. De ondervinding hier van heeft hunne begeerte ontvonkt, om de Vlakten boven den Wind te bemagtigen. De Karaïben, welke derwaarts gevlugt waren, hebben geweigerd dezelve te Verlaaten, fen men heeft de wapens opgevat om hen daartoe te noodzaaken. Schoon zy zich met moed verdeedigen, zullen zy, vroeg of laat, bezwyken, onder den blixem der Europifche dwingelandy. Gave de Hemèl, dat het Oorlogsvuur zich niet tot op Dominiqüe uitftrekke. Dit Eiland is een weinig grooter dan St. Vincent. In het middelpunt van zynen omtrek, welke dertien mylen in de lengte eri negen mylen in de grootfte breedte bevat, zyn ontoegankelyke Bergen, welke de bronnen zyn van talryke rivieren, een voortreffelyk water verfpreidende over een vrugtbaaren, maar ongelyken grond. Dit Land wierdt door zyne eigen kirtders bewoond. In den jaare 1732, vondt men aldaar negen honderd acht en dertig Karaïben , in twee en dertig hutten verfpreid. Drie honderd negen en vèertig Franfchen befloegen aldaar een gedeelte der kust, welke de Wilden hun hadden afgeftaan. Tot werktuigen, óf liever tot medgezellen van hunnen Akkerbouw, hadden deeze Europeaanenniet meer dan drie en twintig vrye Mulatersj eh drie honderd acht en dertig Slaaven. Alle deeze waren onledig met het kweeken vari gevogelte, het inzamelen van eetbaaré waaren ten dienfte van Martinique, en het op- V. deel. Bb pas» XIV. boek,  386 GESCHIEDENIS XIV. BOEK. pasfen van twee en zeventig duizend twee honderd voeten Katoen. De Koffy vergrootte deezen geringen hoop van voortbrengzelen. Eindelyk telde het Eiland zes honderd Blanken en twee duizend Negers, by het fluiten van den Vrede in den jaare 1763, welke het tot eene Engelfche Bezitting maakte. Omtrent het einde der jongstverloopene Eeuwe, hadt Groot-Britannie, 't welk na de heerfchappy der Zee ftondt, terwyl het Frankryk befchuldigde dat het na de Monarchie van het vaste land dong, voor Dominique de zelfde begeerte laaten blyken , welke het betoond hadt in de jongfte Vredehandelingen, daar de overwinning hetzelve het regt gaf om alles te kiezen. Het begeerde 't niet tot het aan kweeken van Koffy, Katoen en Kakao, welke het, egter, aldaar boven zyne verwagting kon vermenigvuldigen; het benydde het niet om de Suiker, van welke het, zelf niet naa verloop van tyd, niet meer dan drie of vier duizend oxhoofden jaarlyks moet verwagten. Van verre hadt het verheevener bedoelingen , dan het oprechten van akkerbouwende Bezittingen. Engeland wilde na Dominique lokken, de Koopmanfchappen der Franfche Volkplantingen , om zelve daarin handel te dryven. Tot op den tyd, als de Natie, wier vermogen met haaren roem gedaald is, alle haare werkzaamheid herkreegen hebbe, en zy, door de fterkte haarer Zeemagt, eenigermaate kunne befchikken over den prys haarer voortbrengzelen, en beletten dat zy uit haa-  DER BEIDE INDIEN. 387 haare Bezittingen uitbreeken door de verkeerde deuren van een verbooden fluikhandel: tot op dit oogenblik van voorfpoed, zal het wederzydsch belang der Franfche Planters en Engelfche handelaaren, alle dé hinderpaalen des gezags omverre werpen, welke het Hof van Verfailles hun zal kunnen tegenftellen. Deeze gemeenfchap zal Hand houden , door de tusfchenkomst deioude Volkplanteren, die op Dominique zyri gebleeven, fchoon de nieuwe Regeering hen, even als die van St Vincent, onregtvaardiglyk op prys gefteld hebbe. Dit is, ondertusfchen, niet de eenige geftrengbeid, welke zy het Engelfche Ministerie kunnen Verwyten. Alle de havens van het Eiland vry en open Hellende, heeft het op het hoofd van eiken Neger, dien men aldaar zou invoeren, eene belasting gefteld van drie en dertig Livres en vyftien ftuivers. Zelf heeft men de onvoorzigtigheid deezer fcbat. tingvorderende inhaaligheid zo verre uitgeflrekt, dat men een gedeelte deezer belastinge, zelf vóór de verkooping, heeft doen betaalen. Om deeze reden zyn de fchepen, die van de Guineefcbe kust koomen * genoodzaakt, Geld na Dominique te brengen, ol het aldaar, tot een buitenfpoorige intrest, op te neemen; dit moet ten gevolge hebben, dat zy van daar weg blyven, of een Koop waare in prys doen fteigeren, wier handel vernederende voor de Mensch! ykheid, t< kostbaar is voor de begeerlykheid. Maar het groot voordeel van dit Èilanc voor de Engelfchen * is, dat het, tusfchei Bb 2 Güa XIV. BOEK. I t  ■S88 GESCHIEDENIS XIV. BO£K Guadaloupe en Martinique, op een zeer kleinen afftand van beiden, gelegen, derzelver veiligheid even zeer dreigt. Zyne veilige en gemaklyke Reeën, zullen de Kaapers en de Eskaders van het Moederland in ftaat Hellen , om zonder gevaar den vaart van Frankryk op zyne Volkplantingen, en zelf de onderlinge gemeenfchap der twee Eilanden, te belemmeren. Het fchynt dat Engeland, in vredenstyd, zich meester gemaakt hebbe van alle posten van Oorlog. Laaten wy deszelfs Bezittingen ineentrekken. De Volkplantingen eener zee- en handeldryvende Mogendheid optellen, is haar vermogen waardeeren.Het getal der Slaaven, welke de Engelfche Eilanden beplanten, bedraagt ongeveer twee honderd dertig duizend; doch hun Akkerwerk brengt minder Koopmanfchappen op, dan eene even groote Bevolking in de Franfche Volkplantingen. Van dit onderfcheid kunnen drie oorzaaken worden aangeweezen. De grond der Bezittingen, minder van aart, is, door de langduurigheid van beplantinge, meer uitgeput. Het opzigt over de plantaadjen wordt doorgaans toevertrouwd aan huurlingen, luiden , minder werkzaam, min vernuftig, minder fpaarzaam dan Eigenaars. De bewerking der landeryen, en de middelen van hervoortbrenginge, hebben 'er die hoogte van volkomenheid niet beklommen. Het getal der Blanken, 't welk, in de Franfche Volkplantingen, tot dat der Negers is als één tot zes, is, in de Engelfche Volkplantingen, als één tot elf. De reden hier van  DER BEIDE INDIEN. 389 van is, dat de Engelfche Eilanden zich alleenlyk op den Landbouw toeleggen, terwyl de Franfche Eilanden zich met den Land. bouw en Koophandel tevens bemoeien. Nogthans moeten op deezen grond Barbados, 't welk den Slaavenhandel dryft, en Jamaika, dat eenen verbooden handel op de Spaanfche kusten dryft, naar evenredigheid eene talryker Bevolking van Blanken bezitten, dan de andere Bezittingen, welke onder de zelfde heerfchappye ftaan. Niet even groot is altoos deeze onevenredigheid tusfchen de Blanken en de Negers in de Engelfche Volkplantingen geweest. Voormaals bevatteden dezelve een zeer groot getal Europeaanen; maar zy zyn verdwcenen, naar gelang de kleine plantaadjen zyn verminderd, en de ruimte, welke zy befloegen, verfmolten is in de Suikerplantaadjen, welke eene zeer groote uitgeftrektheid gronds vereifchen. Men heeft hen, van tyd tot tyd, zien vlugten na de nieuwe Eilanden, de wyk neemen na Noord-Amerika, of na het Moederland wederkeeren. De reden hier van was niet, dat 'er, om hen te vervangen, niet zo veele behoeftige en ledigloopende menfehen in Engeland waren, als in de vroegfte tyden der volksverhuizinge uit Europa na Amerika. Maar die geest van gelukzoekende onderneeminge, welken de nieuwheid der zaaken en een zamenloop van omftandigheden hadden doen uitbotten, verre van door de Volkplanters gevoed te worden, wierdt, integendeel, uitgebluscht. Te vergeefs hebben de Wetten vastgefteld, dat Bb g ie- XIV BOEK  39o GESCHIEDENIS XIV. SOEK. ieder Eigenaar op zyne plantaadje een getal Blanken moest hebben, met dat der Negers evenredig. Deeze vastftellingen zyn zonder kragt. Men fchat het gevaar , heden ten dage zeldzaam en gering, van eene geringe boete te betaalen, boven de onderhouding van een bevel, kostbaarder dan de ftraffe der overtreedinge. Maar het gebrek van 't getal der Blanken wordt vergoed door de Voordeelen, welke ben onderfcheiden. Alle de bewooners der Engelfche Eilanden worden op de Krygrolle aangetekend. Deeze onderwerping, welke hen noch aan de grilligheden eens Landvoogds, noch aan den baldaadigen hoogmoed der geregelde Troepen blootflelt, vernedert en benadeelt niemand. Indien deeze Landmagt, ten aanzien van de Krygstucht, minder is dan de Europifche Soldaaten, zy overtreft dezelve verre in wakkerheid en moed. Indien zy talryk genoeg ware, om eenen vyand terug te dryven, welks Regeeringsvorm bykans geheel aan 't Krygsweezen is verknogt; zy zou het Moederland ontflaan van de zorge, om, met zwaare kosten en groot gevaar, Troepen te zenden, die voor 't grootfte gedeelte omkoomen, voordat zy iets hebben uitgevoerd. Maar naauwlyks is deeze Landmagt der Volkplantingen in flaat om de Negers in bedwang te houden, die zeer genegen zyn om tegen het Engelfche juk op te ftaan: Want de flaaverny fchynt zo veel te harder te zyn onder de vrye Volken, als zy aldaar önregtvaardiger en tegennatuurlyker is Zodanig zyn, derhalven, de flappen, welke de mensch  DER BEIDE INDIEN. 391 mensch tot de onaf hanklykheid doet; naa het juk te hebben afgefchud, wil hy het anderen opleggen; de ziel, welke de flaaverny het ongeduldigst draagt, wordt 't meest op de heerfchappy verliefd! Schoon Groot-Britannie nimmer regelrechte fchattingen in zyne Volkplantingen gevorderd hebbe, zyn zy, nogthans, meer bezwaard met belastingen, dan de landen aan de minst gemaatigde Regeeringsvormen onderworpen. Overgelaaten aan haare eigen kragten, hebben zy in haaren eigen boezem hulpmiddelen moeten zoeken tegen de wederfpoeden, die gevolgd zyn op de hevige fchokken der Natuure, zo menigvuldig in deeze klimaaten. Genoodzaakt om de rampen des Oorlogs te herftellen, en voor haare eigen verdeediging te zorgen, hebben de Vestingwerken, die zy hebben opgeworpen, vrywillige, maar zeer groote en verderfiyke belastingen, veroorzaakt, uit hoofde der fchulden, waar mede men zich heeft moeten bezwaaren. Het Burgerlyk Beftuur, regelrecht en klaarblykelyk ftrydig met den Gemeenebestgezinden geest, welke een geest van bezuiniginge en belangeloosheid is , is aldaar altoos zeer kostbaar geweest, en nimmer wierdt 'er iets dan om Geld gedaan. Dit is een onvermydelyk ongemak onder een handeldryvend Volk. Vry of niet vry, ten langen laatfte bemint en agt het niets dan rykdommen. Dewyl de Gouddorst meer het werk der verbeeldingskragt dan der behoefte is, wordt de mensch niet verzadigd van fchatten, gelyk van de overige voedzels onBb 4 zer XIV. BOEK.  392 GESCHIEDENIS XIV. BOEK. | i 1 1 t i 1 • i zer- driften. Deeze ftaan op zich zelve en duuren flegts een tyd: zy beftryden of volgen op elkander; de Gouddorst voedt en verzadigt alle de andere, althans vult zy dezelve aan, naar gelang zy dezelve doet ui'cflyten, door de middelen, welke zy verfchaft, om ze te onder te brengen. Geene hebbelykheid wordt door het gebruik meer verkerkt , dan die van het verzamelen van fchatten; zy fchynt even zeer geprikkeld te worden door de genietingen der trotsheid, als door de heroovingen der gierigheid. De Rykaart moet fteeds zyne Schatkist opvullen of uitbreiden. Dit is eene algemeene waarheid , welke door het voorbeeld van byzondere perfoonen en geheele Natiën wordt bekragtigd. Zints de Koophandel eene menigte menfehen door gantsch Engeland tot een uerbaazend vermogen heeft doen klimmen, is de begeerlykheid aldaar het algemeen en aeerfchend dryfrad geworden. De Burgers, die op dit meest voordeel geevend aeroep zich niet hebben kunnen, of niet villen toeleggen, hebben nogthans niet tfgezien van het gewin, welk zy, uit hoofle der heerfchende Zeden en het algemeen jegrip, niet konden ontbeeren. Zelf terwyl :y na Eer dongen, baanden zy zich den weg ot rykdommen. In de Loopbaane der Wetten en der Deugden, die elkander moeen opfpooren en onderfchraagen, in de lory van zitting te hebben in het Parlement, ebben zy een. middel gevonden om hun ermogen te vergrooten. Om zich tot Leen van dit magtig Lichaam te doen verkie-. zen,  15 kr beide INDIEN. 393 zen, hebben zy de ftemmen des Volks omgekogt, en zich niet meer gefchaarad, dit zelfde Volk aan het Hof wederom te verkoopen , dan hetzelve in den beginne gekogt te hebben. Ieder ftem is in het Parlement veil geworden. Een vermaard Staatsdienaar plagt eene Lyst daar van by zich te draagen, en beroemde zich des openlyk, tot fchande der Engelfchen. Het was een pligt van zyne Bedieninge, zeide by, de Afgevaardigden der Natie te koopen, om hen te doen ftemmen, niet tegen, maar volgens hun Geweeten. Maar, wat zegt het Geweeten , daar het Geld gcfproken heeft? Indien de Geest des Koophandels . de befmetting van het perfoonlyk belang door het Moederland heeft kunnen verfpreiden, hoe zou dezelve de Volkplantingen niet befmet hebben, van welke hy het beginzel en fteunpunt is? Is 't wel waarheid, dat in het fiere Albion, een Burger, edelmoedig genoeg om het Vaderland uit zucht tot roem te dienen, een Mensch zyn zoude van eene waereld en eene Eeuwe, die niet meer zyn? Trotsch Eiland, mogten uwe vyanden niet meer zich kunnen overgeeven aan deezen laagen geest van baatzucht! Ten eenigen dage zult gy hun alles wedergeeven, 't geen zy verlooren hebben. In weerwil, nogthans, van de buitenlpoorige grootheid der belastingen en openbaare uitgaven in de Engelfche Bezittingen, worden de landeryen 'er nog voor een zeer hoogen prys verkogt. De Europeaanen en Amerikaanen zyn even gretig om ze te koopen; en deeze nayver doet derzelver waarde Bb 5 toe- XIV. boek  394 GESCHIEDENIS XIV. BOEK. toeneemen. Zy worden hier toe genoopt* door de zekerheid en gereede gelegenheid, om in het Moederland, voor hunne Koopmanfchappen, een voordeeliger Markt te zullen vinden, dan de overige Natiën ergens kunnen aantreffen. Daarenboven zyn de Engelfche Eilanden minder bloot gefteld voor een vyandlyken inval, dan de Eilanden van Mogendheden, ryk in voortbrengzels, maar zwak in fchepen. De fcheepvaart van een Volk, voor de Zee gebooren, wordt door zyn eigen vermogen onderfchraagd, zo wel in tyd van Oorlog als van Vrede. Dit Volk verwaarloost niets, om aan zyne Eilanden eene nieuwe waarde te geeven. In den jaare 1766, heeft het de belasting van vier en een half ten honderd afgefchaft, welke de Suiker by het uitgaan betaalde, als mede de belastingen, op alle andere Koopwaaren gelegd. Deeze ontheffing heeft zich uitgeftrekt tot de voortbrengzels, welke de vreemde Eilanden op de zyne zouden invoeren. De Kegeering heeft nog meer gedaan. Zy heeft de onkosten der Bezettingen op zich genomen, welke de jongst veroverde landen moeten bewaaren; dit bedraagt twee honderd negentien duizend, vier honderd zeven en twintig Livres. Aldus weet 's Lands Schatkist de behoeften van den Koophandel te gemoete te treeden, om deszelfs voorfpoed te vergrooten. De verbintenisfen der Engelfche Eilanden zyn zeer bepaald. Geen vreemd fchip doet dezelve aan, uitgenomen Jamaika en Dominique, welke men, in den jaare 1766, voor vrye  der beide INDIEN. 395 vrye havens heeft verklaard. De ftrengheid der Wetten heeft, omtrent dit gewigtig verbod , de trouwloosheid der Landvoogden voorkoomen. Alle gemeenfchap met de onderfcheiden Natiën van Europa is hun zelf by aanhoudenheid verbooden: en toen mer hun, in den jaare 1739, vryheid gaf om hunne Suiker regelrecht derwaarts te moger brengen, gefchiedde het met bepaalingen, welke het beletten. Het belang van 't Moe derland, is, alle de voortbrengzels zyner Ei landen voor zyn eigen gebruik of Koophan del te bewaaren. Zie hier hoe derzelvei verdeeling gefchiede. Deeze Volkplantingen hebben nimmer lee vensmiddelen opgeleverd voor haare bewoo ners , zo Blanken als Zwarten. Het ont breekt haar aan hout, beesten en gezoutei visch. Deeze voorwerpen, van de dx'm gendfte noodzaaklykheid, worden haar vei fchaft door Nieuw-Engeland, 't welk in be taaling ontvangt Brandewyn, Suiker, Piment Gengber, eenige weinige andere Koopman fchappen, maar veel Melasfen, welke het ü de plaats van Suiker gebruikt. Nimmer had het vryheid, dit laatfte voortbrengzel rege recht van daar te haaien, uit vreeze dat d laage prys der Suiker, de Melasfen doend verwaarloozen, de Eilanden zouden genood zaakt zyn, andere Koopmanfchappen te gee ven in betaaling der zulken, welke zy u: de Noordlyke provinciën ontvingen. Ligtf lyk begreep het Moederland, dat de Suiker uit Amerika na Engeland, en van daar u Engeland wederom na Amerika gevoerd we; XIV. BOEK. j 1 > 1 t e t t  306 GESCHIEDENIS XIV. BOEK. ! ] ( 'j 1 ( 1 weinige wegen van verzendinge zou ontmoeten ; doch deeze bedenking weerhieldt het niet. Zyn voornaame bedoeling was niet, aan de Noordlyke Volkplantingen te verkoopen, een voortbrengzel, welk het in Europa gemaklyk konde flyten; het beoogde inzonderheid , het vertier zyner Melasfen te verzekeren, en, door dit middel, zich alle de ryke voortbrengzels zyner Eilanden toe te eigenen. Doch de maatregels, welke deeze gewigtige bedoeling moesten verzekeren, wierden op eene zonderlinge wyze gedwarsboomd. Frankryk, 't welk, door een zamenloop van gelukkige toevallen, in het bezit was gekoomen van de rykfte Eilanden der nieuwe waereld , verblind door die zelfde onvoorzigtigheid, welke het altoos in 't gebruik maaien van zynen voorfpoed heeft verhinderd, ivas 'er niet op bedagt geweest om zyne Siroopen en gezuikerde Brandewynen na zyne Noordlyke Volkplantingen te zenden. Voor Meel, Peulvrugten, Hout, Abberdaan, Beesten, en zelf Geld, kogten zy, Indigo, ECatoen, en Suiker, welk zy heimelyk aan ïngeland wisten te verkoopen, en boven al Melasfen, welke zy geheel verbruikten. Het :ou beweezen kunnen worden, dat zy, in len jaare 1719, twintig duizend oxhoofden ran daar haalden, en, in den jaare 1733, ot deezen fcheepvaart gebruikten, drie honferd fchepen en by de drie duizend Matroo:en. Deeze gemeenfchap, welke de Volkplaningen van 't vaste land, wat haare behoeften  Për beide INDIEN. 397 ten aangaat, buiten de af hanklykheid der Engelfche Eilanden ftelde, wekte de klagten der Eiland bewoonende Volkplanters. Zy verzogten van het Parlement, het verbod van eenen Koophandel, zo ftrydig, zeiden ze, met het belang van het Moederland en haaren eigen voorfpoed, als voordeelig voor den bloei: der Franfche Bezittingen. De Noordlyke Volkplanters, van hunnen kant, antwoordden, dat, indien deeze deur van Koophandel voor hun geflooten wierdt, zy noch hunne ontginningen der landeryen verder zouden kunnen voortzetten, noch den handel in de Pel teryen dry ven, noch met hunne visfchery voortgaan, noch de Nationaale handwerkzels verbruiken, noch iets toevoegen by de rykdommen, het aanzien en de Zeemagt van het Moederland. Dit gewigtig pleidooi, by 't welk bykans alle Engelfchen meer of min belang hadden, veroorzaakte de hevigfte gemoedsgisting, en deedt eene menigte Schriften uitbroeden, in welke de geest van partyfcbap veel bitterheids mengde. Maar aldus wordt de Natie omtrent haare belangen verlicht. Zo ras zy behoorlyk onderrigt was, om de oogmerken van alle, zyne Amerikaanfche Volkplanters overeen te brengen, handhaafde het Parlement die van het vaste land in de vryheid, om in hunnen Koophandel met de Franfchen voort te gaan; doch, ten behoeve der Eilanden , onderwierp het de uitlandfche Melasfen aan eene belasting, welke de meerderheid van den aftrek der inlandfche Melasfen moest verzekeren. Deeze belasting heeft me- xrv. boek.  398 GESCHIEDENIS XIV. BOEK. menigmaal verandering ondergaan. De bewooners der Eilanden verzogten, in den jaare 1764, dat zy op zeven Huivers en zes penningen van het ftoop mogt verhoogd worden. Die van 't vaste land verzogten niet meer dan drie Huivers en negen penningen te mogen betaalen. Om aan beiden genoegen te geeven, wierdt zy op vyf Huivers, zeven penningen en een half gefteld. Zedert heeft men de belasting tot één ftuiver, tien penningen en een half verminderd; deeze wordt zo wel van de inlandfche als uitheemfche Melasfen gevorderd. Maar, tot geluk der Engelfche Eilanden, is het gebruik der Melasfen en der gezuikerde Brandewynen in het Noorden van Amerika dermaate toegenomen 5 en heeft het gebruik inzonderheid van den gezuikerden Brandewyn in Engeland zelve, voornaamlyk in Ierland, zich zo wyd uitgeftrekt, dat het nimmer aan gelegenheid heeft ontbroken om deeze voortbrengzels te flyten. — Zodanig zyn de betrekkingen tusfchen de Engelfche Eilanden en de Noordlyke Volkplantingen. Veel aanmerkelyker zyn zy met het Moederland. Het voorziet zyne Eilanden van Kleederen, Werktuigen en Slaaven. Dit beloopt ten naasten by het twintigfte gedeelte van 't geen zy opbrengen. De reden deezer onevenredigheid ontftaat hieruit, dat de meeste Eigenaars der aanzienlyke plantaadjen altoos in Engeland woonen, en hunne Agenten weinig verteeren, en, in de daad, ook weinig kunnen verteeren. Hunne zaaken worden, ten  oer beide INDIEN. 399 ten naasten by, beftuurd als die der groote Heeren in Europa. Een gelastigd Koopman is een foort van Rentmeester, welke na de Eilanden zendt alles, wat de plantaadjen noodig hebben, over welke hy gefteld is. Hy vaardigt bevelen af aan de opzienders, of verzorgers, die derzelver beplanting moeten beftuuren. Door middel zyner fchepen, welke hy heeft afgevaardigd, ontvangt hy alle derzelver voortbrengzels. Hy betaalt de Wisfelbrieven, voor den inkoop der Slaaven getrokken. Dit flag van verzorginge verzekert hem de vragt, de intrest, en de wederbetaaling der verfchooten penningen; zonder het voordeel te rekenen van het Commisfiegeld der in- en verkoopen. Zyn ftaat is voordeeliger dan die van den Eigenaar zeiven. Indien deeze fchikking verfchille van een uitfluitend voorregt, zy heeft ten minften alle derzelver nadeelen: dewyl zy in de handen van een klein getal Reeders ftelt het beftuur van alle de plantaadjen, en hun den overvoer verzekert van alle de Koopmanfchappen, welke zy uitleveren. Om deeze reden, dewyl 'er, ten aanzien van de vragt, geen nayver plaats heeft, moet zy ten allen tyde ten naasten by de zelfde, dat wil zeggen, zeer hoog zyn. De Monopolie, welke eenige Kooplieden op de Engelfche Eilanden oeffenen, wordt door de Hoofdftad van het Moederland geoeffend ten aanzien der provinciën. Bykans eeniglyk te Londen worden de voortbrengzels der Volkplantingen zamengebragt. Te Lon- XIV. BOEK.  XIV. BOEK. 4öb GESCHIEDENIS Londen woonen de meesten,.aan wien deeze voortbrengzels toebehooren. Te Londen wordt de waarde deezer voortbrengzelen verteerd. Het overige-van den Staat heeft 'er flegts van ter zyden belang by. Maar, ten minften, is Londen de fchoonlte haven Van Engeland; Londen bouwt fchepen en maakt Koopmanfchappen; Londen verfchaft Matroozen voor den fcheepvaart en handen voor den Koophandel; Londen ligt in eene gemaatigde, vrugtbaare èn in 't middelpunt des Ryks gelegene provincie. Alles kan 'er aankoomen, alles van daar verzonden worden. Door zyne plaacs. lyke ligging is het waarlyk het hart des Staatkundigen Lichaams. Het is geen wanfchapen hoofd, fchoon deeze hoofdftad, gelyk alle de andere, insgelyks te groot zy; het is geen hoofd van klei, dat over een gouden Kolosfusbeeld wil heerfchen. Deeze Stad is niet opgevuld met trotfcbe ledigloopers, welke een arbeidzaam Volk flegts belemmeren en tot een last verftrekken. Het is de Verzamelplaats van alle de Kooplieden; het is de zetel der vergaderde Natie. Aldaar is het Paleis van den Vorst, lomp groot noch ledig. Hy regeert aldaar door zyne tegenwoordigheid, die leevendig maakt. De Raad maakt aldaar Wetten, naar 'het believen des Volks, welk hy vertoont. Hy vreest aldaar het gezigt van den Monarch , noch de aanflagen van het Ministerie. Londen is niet tot zyne hoogte geklommen, door den invloed der Regeeringe, welke alle Natuurlyke oorzaaken dwingt en aan elkander onder-  der beide INDIEN. 40Ï dërfchikt: maar door den natuurlyken aandrang der menfehen én der dingen, door eene foort van aantrekkingskragt van deri Koophandel. De Zee, Engeland, de geheele waereld wil, dat Londen magtig eri volkryk Worde. De Gefchiedenis der Volkplantingen van den Amerikaanfchen Archipel kan, dunkt ons, niet beter beflooten worden, dan met éene ineentrekking der rykdommen, welke zy aan Europa opleveren. Dit is het groote voorwerp van den Koophandel onzer dagen; hierdoor moeten de Antilles voor altoos eenë plaats bekleeden in de Gefchiedboeken der Naden; dewyl, ten befluite, de rykdommen het beweegrad zyn der groote omwentelingen, die de aarde pynigen. De Volkplantingen van klein Afie veroorzaakten dert luister en den val van Griekenland. Rome, 'c welk, in den beginne, op de te onderbrenging der Volken gefteld was, om geene andere reden, dan om óver hen te heerfchen, nam niet meer toe in grootheid, zo dra het de fchatten van het Oosten in zyne magt hadt. De Oorlog fcheen, in Europa, een oogenblik te flaapen, om de nieuwé waereld te beftormen; en is zedert niet zó menigmaalen ontwaakt, dan om derzelver roof te verdeelen. De armoede «j welke altoos het deel van den grooten hoop der menfehen, en de keuze van het klein getal wyzen zyn zal, maakt geen gerugt op aarde. De Gefchiedenis kan zich, derhalven, alleen bezig houden met moorderyen of rykdommen. V. deel. Cc De XIV. boek 5  402 GESCHIEDENIS XIV. BOEK. De rykdommen der Spaanfche Eilanden kunnen met geene zekere naauvvkeurigheid gefchat worden. De reden is, omdat, in betaaüng of om te verkoopen, by aanhoudenheid, veele Koopmanfchappen aldaar worden aangebragt, die onder den giooten hoop van de inlandfche rykdommen der Spaanfche Antilles verfmelten. Ondertusfchen oordeelt men niet verre bezyden de waarheid te gaan, indien men op tien Millioenen Livres fteit de Koopmanfchappen, welke het Moederland jaarlyks van deeze Eilanden ontvangt. De voortbrengzels der Deenfche Volkplantingen bedraagen niet meer dan zeven Millioenen Livres. Zeventig fchepen en vyftien honderd Matroozen worden gebruikt om ze van daar te haaien. Deeze Bezittingen ontvangen voor vyftien honderd duizend Guldens aan Slaaven of Koopmanfchappen. De kosten van den uit- en invoer mogen op negen honderd duizend, en de belastingen en asfurantiegelden op tien ten honderd gerekend worden. Naa aftrekking van alle onkosten, moeten de Deenfche Eilanden een zuiver inkoomen van ongeveer drie Millioenen en een half genieten. Holland ontvangt van zyne Bezittingen voor vier en twintig Millioenen aan Koopmanfchappen. Zy worden derwaarts gebragt door honderd vyftig fchepen, en vier duizend Matroozen. De kosten van deezen fcheepvaart moeten beloopen drie Millioenen Livres en een half; de belastingen, het Commisfiegeld en de premien van Assurantie,  der Beide INDIEN. 403 tie, twee Millioenen en een half; de Koopmanfchappen cn Slaaven, die hun geleverd worden, bedraagen zes Millioenen. Dus blyft voor de Eigenaars een zuiver overfchot van ongeveer twaalf Millioenen. De opbrengst der Engelfche Eilanden, die zes honderd fchepen en twaalf duizend Matroozen aan de vaart houdt, mag gefchat worden op zes en zestig Millioenen Livres. Behalven 't geen het Moederland na Jamaika zendt, tot het dryven van den fluikhandel met het vaste land, levert het, ten gebruike zyner Volkplantingen, voor zeventien Millioenen aan Slaaven en Koopmanfchappen. Het voordeel der Bewindsluiden van deezen handel, de kosten van den fcheepvaart, de belastingen en Commisfiegelden te zamen genomen, bedraagen weinig minder dan zestien Millioenen. Volgens deeze berekening, zal men voor de Eigenaars der plantaadjen een zuiver overfchot vinden Van drie en dertig Millioenen Livres. Wy vreezen niet van vergrootinge te zullen befchuldigd worden, indien wy de waarde van de Koopmanfchappen der Franfche Eilanden bepaalen op honderd Millioenen Livres. Zes honderd fchepen en achttien duizend Matroozen worden gebruikt om ze over te voeren. Frankryk verkoopt aan deeze groote Bezittingen, aan Slaaven, aan voortbrengzels van zyn eigen grond of van zyne nyverheid, en aan Portügeesch goud, voor zestig Millioenen. Het voordeel zyner Kooplieden, op flegts tien ten honderd gerekend, moet zes Millioenen beloopert. Ge 2 De boek. I  4o4 GESCHIEDENIS XIV. BOEK. ? De kosten van den fcbeepvaart beloopen ten minften vyftien Millioenen; en de belastingen, de premien van Asfurantie en het Commisfiegeld kan niet minder dan op zeven Millioenen gefteld worden. Derhalven zullen de Eigenaars , als een zuiver overfchot, in Geld niet meer hebben dan ongeveer twaalf Millioenen Livres. Dit gering overfchot, met dat der overige Eilanden vergeleeken, zou, door het groot onderfcheid, verwondering kunnen baaren, indien men niet in aanmerking nam, dat, in de andere Volkplantingen, de vier vyfde deelen der Eigenaaren aldaar hun verblyf niet houden; terwyl, integendeel, de' Franfche Volkplantingen , by aanhoudenheid, bewoond worden van negen tiende deelen haarer Eigenaaren. Dit deeze optellinge volgt, dat de voortbrengzels Van den grooten Amerikaanfchen Archipel, in Europa overgebragt zynde, waardig zyn twee honderd zeven Millioenen Livres. Dit is niet een gefchenk, welk de nieuwe waereld aan de oude doet. De Natien, welke deeze gewigtige vrugt van den arbeid haarer onderdaanen, in het ander waerelddeel gevestigd, plukken, geeven in betaaling , maar met. een. in 't oögloopend voordeel, bet kostbaarfte, dat haar grond of haare Werkplaatzen opleveren. Zommigen verbruiken geheel en al 't geen zy van haare Eilanden ontvangen; andere, en voornaamlyk Frankryk, ftellen het overtollige tot den grondflag van eenen bloeienden Koophandel met de nabuuren. Aldus is het, dat ieder Natie, welke in Amerika Bezittingen  DER BEIDE INDIEN. 405 gen heeft, wanneer zy waarlyk nyverig is, nog minder wint door het getal der onderdaanen, welke zy verre weg zonder eenige kosten onderhoudt, dan door de Bevolking, welke die van buitenslands baar in 't land verfchaft. Om eene Volkplanting in Amerika te voeden , moet in Europa eene geheele provincie beplant worden ; en deeze overmaate van Akkerbouw vermeerdert haar' inwendig vermogen , haaren weezenlyken rykdom. Om kort te gaan, aan den Koophandel der Volkplantingen is die der geheele waereld verknogt. De arbeid der Volkplanteren ■ die zich hebben neergeflagen op deeze lang veragte Eilanden, is de eenige grondflag van den Afrikaanfehen handel, breidt de Visfcheryen en de Landontginningen van Noord-Amerika uit, verfchaft een voordeelig vertier aan de handwerkzels van Afie, en doet de werkzaamheid van geheel Europa, twee- en, misfchien, drievoudig verdubbelen. Hy kan aangemerkt worden als de voornaame oorzaak der fnelle beweeginge, die onzen, Aardbol rond dryft. Deeze gisting moet toeneemen, naar maate de bebouwing der Eilanden , die tot nog toe de helft van haaren eindpaal niet bereikt heeft, tot de volkomenheid zal naderen. Niets zou bekwaamer zyn om dit gelukkig tydperk te vervroegen , dan de opoffering van den uitfluitenden handel, welke alle Natiën, ieder in de Volkplantingen, welke zy geftigt heeft, aan zich hebben behouden. De onbelemmerde vryheid, om op de Eilanden te Cc 3 mo- XIV. BOEK.  XIV. BOEK. 406 GESCHIEDENIS mogen vaaren, zou de uiterfte poogingen gaande maaken, en, door een algemeenen nayver, de gemoederen ontfteeken. Luiden, die zich op de liefde van 't menschiyk geflagc durvende beroepen, uit dit geheiligd vuur hunne kundigheden fcheppen, hebben altoos gewenscht, de hinderpaalen te mogen zien ter aarde vallen, die de onmiddelyke gemeenfchap van alle havens van Amerika met alle havens van Europa belemmeren. De Regeeringen, die, bykans allen in haaren oorfprong bedorven, niet kunnen handelen volgens de beginzels van deeze algemeene goedwilligheid, nebben geloofd, dat Genootschappen , voor 't meerendeel gebouwd op het byzonder belang eener Natie of van een éénig mensch, aan haar Moederland alle de verbintenisfen haarer Volkplantingen moesten bepaalen. Deeze verbiedende Wetten, hebben ze gezegd, verzekeren aan elke handeldryvende Natie van Europa den verkoop haarer inlandfche voortbrengzelen , de middelen om zich van de uitlandfche Koopmanfchappen te verzorgen, en eene voordeelige Balans met alle andere handeldryvende Natiën. Dit ontwerp, naadat men het langen tyd voor het beste hadt gehouden, heeft men hevig zien beftryden, zo ras eene Wysgeerige befpiegeling van den Koophandel de banden der vooroordeelen heeft los gerukt. Geene Natie, heeft men gezegd, bezit in eigendom alle het noodige, om de weezenlyke of ingebeelde behoeften haarer Volkplantingen te verzorgen. Geene Natie is 'er , of  DER BEID1 INDIEN. 407 of zy is genoodzaakt, van den uitlander eenige goederen te ontleenen, ter aanvullingé haarer Laadingen, na haare Bezittingen in de nieuwe waereld beftemd. Deeze nood zaaklykheid baart eene ten minften middelyke gemeenfcbap van alle Volken met deeze afgelegene Bezittingen. Zou 't niet redelyk zyn , het kronkelpad der verwisfelingen te vermyden, en ieder ding, langs den kortften weg, ter beftemde plaatze te doen aankoomen ? Minder onkosten, meer vertier, een uitgebreider Akkerbouw, eene vermeerdering van inkomften voor 's Lands Kas : duizend voordeelen zouden de Moederlanden fchadeloos ftellen omtrent het uitfluitend voorregt, welk zy allen, tot hun wederkeerig nadeel, zich aanmatigen. Deeze grondregels zyn waaragtig, gegrond en nuttig; maar zy zullen niet worden aangenomen. Zie hier de reden. De weg wordt thans gebaand tot eene groote omwenteling in den Koophandel van Europa; en zy is reeds te verre gevorderd om de volkomenheid niet te bereiken. Alle Regeeringsvormen benaarftigen zich om de uitlandfche nyverheid te kunnen ontbeeren. Den meesten is dit gelukt; het zal niet lang aanhouden dat de andere zich van deeze af hanklykheid zullen ontdaan. Reeds zien de Franfchen en Engelfchen, die de groote Fabrikeurs van Europa zyn, allerwegen hunne Meesterftukken van de hand wyzen. Zullen deeze Volken, die tevens de grootfte Akkerbouwers der Eilanden zyn, derzelver havens openen voor de zulken, die hen, om Cc 4 zo XIV. BOEK.  4o8 GESCHIEDENIS XIV. BOEK. i ! < 1 ■ i 3 f t I i zo te fpreeken, noodzaaken om haare Winkels te fluiten ? Hoe zy meer zullen verliezen op de uiclandlche Markten, hoe zy minder de töeftemming zullen willen geeven aan den nayver in den eenigen uitweg, die hun nog overig zyn zal. Integendeel zullen zy zich benaarftigen om dien uit te breiden, en aldaar hunne verkoopingen te vermenigvuldigen, om eene grooter menigte van voortbrengzelen van daar te ontleenen. Door middel deezer thuislaadingen zullen zy hun voordeel bewaaren in de Balans van den Koophandel; zonder te vreezen dat de overvloed deezer Koopmanfchappen dezelve zal doen in verval koomen. Het kan niet anders, of de toeneemende bloei der nyverheid aan ons vaste land moet aldaar de Bevolking^ den overvloed, en, diensvolgens, het vertier en de waarde der voortbrengze-' en, welke de Antilies opleveren, vermeerleren. Maar wat zal 'er van dit gedeelte der. lieuwe waereld worden ? Zullen de Bezittingen, die bet doen bloeien, de eigendom der Natiën blyven , die ze hebben opgerecht ? Sullen zy van Heer veranderen? Indien 'ei«ne omwenteling gebeure, ten voordeele 'an wat Volk, en door welke middelen, ;al zy gefchiedén? Ruime ftoffe tot gistingen; doch eer wy deeze voordraagen, moeen wy eenige aanmerkingen maaken. De Eilanden zyn , ten aanzien van alle «nne behoeften, van de oude waereld voltrekt afhankelyk. De behoeften, die al*enlyk op de kleeding en de middelen van ** ■"■ be-  DER BEIDE INDIEN. 409 beplantinge doelen, kunnen eenigen uitftel lyden. Maar de minfte vertraaging in de verzorging van leevensmiddelen veroorzaakt eene algemeene verwoesting, eene foort van oproer, die de aannadering van den vyand eer doet wenfchen dan vreezen. Van hier is het een fpreekwoord in de Volkplantingen geworden, dat zy nimmer zullen nalaaten, met een Eskader in onderhandeling te treeden, 't welk, in plaats van Buspoeder, zyn Gefchut met Meel zal laaden. Dit ongemak te voorkoomen, door de Planters te noodzaaken om tot hun eigen onderhoud het aardryk te bebouwen, zou zo veel zyn, als de grondflagen van het oogmerk deezer Bezittinge, zonder weezenlyke nuttigheid, te ondermynen. Het Moederland zou zich berooven van een groot gedeelte der ryke voortbrengzelen, welke het van zyne Volkplantingen ontvangt, en zou ze niet beveiligen tegen een vyandlyken aanval. Te vergeefs zou men hoopen eene Landing af te weeren door middel van Negers, welke, gebooren in een klimaat, alwaar de weekelykheid alle zaaden van dapperheid verflikt, daarenboven nog vernederd worden door de flaaverny, en geen belang kunnen hebben by de keuze hunner Dwingelanden. Wat aangaat de Blanken, door groote plantaadjen verfpreid, wat kunnen deezen in zo geringen getale verrigten? Genomen dat zy een vyandlyken inval konden afweeren, zouden zy het wel willen doen? Alle de Volkplanters hebben tot een ftokregel, dat men hunne Eilanden moet aanCc 5 mer- XIV. BOEK.  4io GESCHIEDENIS XIV. BOEK merken even als die groote Steden van Europa , die, voor den eerften b magtiger open leggende, van Meester veranderen, zonder aanval, zonder beleg, en zonder dat men bykans den Oorlog bemerke. De fterkfte is haar Meester. Lang leeve de Overwinnaar, zeggen haare bewooners, naar 't voorbeeld der Italiaanen, welke, in een éénigen veldtogt, van het eene juk tot het ander overgingen. Of, by het fluiten van den Vrede, de Stad onder haare eerfte Wetten wederkeere, of in de magt des veroveraars blyve, zy heeft niets van haaren luister verboren; terwyl de plaatzen, van Bolwerken omringd en moeilyk te bemagtigen, altoos ontvolkt, en in een puinhoop veranderd worden. Van hier dat 'er, misfchien, niet een éénig Planter in den Amerikaanfchen Archipel leeft, die het niet als een verderflyk vooroordeel befchouwt, de ftoutmoedigheid om zyne bezittingen voor het Vaderland in de waagfchaal te ftellen. Wat raakt het deezen hebgraagen berekenaar, van wat Volk by de wet ontvange, mids zyne Oogften in ftand blyven? Het was om zich te verryken dat hy de Zee is overgevaaren. Indien hy zyne fchatten behoude, heeft hy zyn doelwit bereikt. Het Moederland, welk hem aan zich zeiven overlaat, dikwyls naa hem alvoorens overheerscht te hebben; welk, by 't fluiten van den Vrede, hem zal overdraagen, misfchien verkoopen, verdient dat de opoffering van zyn leeven ? Ongetwyfeld luidt het fchoon, voor het Vaderland te fterven. Maar een Staat, alwaar de voorfpoed der Na-  DER BEIDE INDIEN. 4ir Natie aan de gedaante der Regeeringe wordt opgeofferd; alwaar de kunst om de menfehen te bedriegen, de kunst is om de onderdaanen te vormen; alwaar men Slaaven en geepe Burgers begeert; alwaar men Vrede en Oorlog maakt, zender het gevoelen en den wensch van 't algemeen te raadpleegen; alwaar de kwaade inzigten altoos den grondflag hebben in listen der ongebondenheid en de kunstgreepen van 't Moederland; alwaar de goede ontwerpen niet worden aangenomen, dan met tusfehenkomst van middelen en boeiens, die hen doen mislukken: is dit het Vaderland, aan hetwelk men zyn bloed verfchuldigd is? De Vestingwerken, opgeworpen ter verdeedinge der Volkplantingen, zullen haar niet meer in veiligheid ftellen, dan de handen der Volkplanteren. Genomen dat zy in beter ftaat waren, beter bewaard wierden, beter voorzien waren dan zy immer geweest zyn; zal men, nogthans, in 't einde zich moeten overgeeven, althans indien men geen onderftand ontvange. Gefteld dat de tegenftand der belegerden langer dan zes maanden duurde, dezelve zal den belegeraar niet af fchrikken, die, de gelegenheid hebbende om zich te lande en ter zee van ververfebingen te voorzien, beter beftand zyn zal tegen de ongemaatigdheid van het klimaat, dan de Bezetting het tegen een langduurig beleg zou kunnen uithouden. Eene geduchte Zeemagt is het eenig middel om de Eilanden te bewaaren. Op de Timmerwerven en in de havens van Europa moe- XIV BOEK.  412 GESCHIEDENIS XIV. BOEK. moeten de Bastions en de Bolwerken der Amerikaanfche Volkplantingen gebouwd worden. Zo lang het Moederland ben, om zo te fpreeken, onder de vleugelen zyner fchepen zal houden; zo lang het met zyne Vlooten zal opvullen de wyde uitgeltrektheid, welke het afzondert van deeze Eilanden, Dochters zyner nyverheid en magt, zal zyne moederlyke waakzaamheid over hunnen voorfpoed derzelver verknogtheid verzekeren. Op de verfterking der Zeemagt, derhalven, zullen de Volken, Eigenaars der nieuwe waereld, zich voortaan toeleggen. De Staatkunde van Europa wil, in 't algemeen, dat de grenzen van den Staat, door verftcrkte plaatzen, bewaard worden. Maar den ZeeMogendheden zou 't, misfchien, beter voegen , Kasteelen in de Middelpunten, en fchepen in den omtrek te hebben. Een handeldryvend Eiland behoeft zelf geene verfterkte plaatzen. Zyn Bolwerk is de Zee, welke zyne veiligheid, zyn beftaan, en zynen rykdom uitmaakt. De Winden ftaan onder zyne bevelen, en alle de Elementen fpannen tot zynen roem te zaamen. Op deeze grondflagen, kan Engeland alles beftaan, zich alles belooven. Tegenwoordig is dit Ryk het eenigfte, dat vertrouwen moet ftellen (*) op zyne Amerikaanfche Bezittingen , en de Volkplantingen zyner Mededingeren kan aantasten. Misfchien zal het niet lang (*) Meer dan eens hebben wy aangemerkt, dat dit Werk, in 't oorfpronklyke, het licht zagr vóór het uitbreeken der Gefchillen, op welke de geheele waereld. thans het oog heeft. J?e Vtrt.  DÉR BEIDÉ INDIEN. 413 kng aanhouden, of het zal met zyne dap perheid te raade gaan. De verheffing op zyne voorfpoeden; de woelagtigheid zelve, van zynen voorfpoed onafièheidelyk; de last der veroveringen, welke de kastyding der overwinninge fchynt te zyn: alles noopt het ten Oorloge. Het Engelfche Volk wordt verpletterd onder de zwaarte zyner onderneemingen en zyner Nationaale fchulden ; zyne Fabrikert worden gedreigd met een volkoomen verval; eiken dag verliest het deezen of geer.en tak van Koophandel; de gisting der, Noordlyke Volkplantingen kan het niet doen bedaaren, dan door het open zetten van nieuwe wegen ter verzendinge voor haare voortbrengzels. De gevoelens, welke het van zyne eigen fterkte heeft opgevat, en de fchrik, dien zyne Wapens hebben ingeboezemd, zouden door een langduurigen Vrede verflappen; zyne Eskaders zouden door de ledigheid vernietigd worden, en zyne Admiraalen de vrugt eener gelukkige ondervindinge verliezen. Alle deeze aanmerkingen zyn redenen tot den Oorlog., wettig genoeg voor eene Natie, welke dien gevoerd heeft, voordat zy hem verklaart, en die Meesteres zoekt te worden in de nieuwe waereld, door het regt, dat de Dwingelanden aan het hoofd der Volken ftelt. De eerfte vonk zal in Amerika zich vertoonen, en ftraks zal de brand tot de Franfche Eilanden overflaan: omdat alle de overigen, uitgenomen de Havana, van zelve het juk zullen te gemoete treeden. Het is, derhalven, de zaak der Franfchen, zich XIV. BOEK.  414 GESCHIEDENIS XIV. BOEK. zich de eerften in ftaat te ftellen ter verdeediginge der nieuwe waereld ; zy zyn de eenige, die in ftaat zyn, haar te befchermen, indien zy kan verdeedigd worden: dewyl de Hollanders niets meer zyn, en Spanje alle de kragten, welke het van de Natuur ontleende, heeft laaten verflappen, en de zenuw zyner mogendheid in de handen van andere Natiën gefteld heeft. Het is zo ; op het tegenwoordig oogenblik kan Frankryk-alleen eene geduchte Zeemagt verzamelen. Wysgeeren van alle landen; vrienden der menfehen, vergeeft bet aan een' Franfch' Schryver , dat hy heden zyn Vaderland opwekt om zich met fchepen te wapenen. Het gefchiedt tot rust en vrede des aardryks, dat hy zyne wenfehen uitboezemt, wanneer hy wenscht, op de heerfchappy der Zeeën het evenwigt te zien vestigen, welk tegenwoordig de veiligheid van het vaste Land onderfebraagt. Bykans in het middelpunt van Europa, tusfchen den Oceaan en de Middellandfche Zee, paart Frankryk, door zyne ligging en uitgeftrektheid, nevens de fterkte eener Land-Mogendheid, de voordeelen van eene Zee-Mogendheid. Alle zyne voortbrengzels kan het van de eene na de andere Zee vervoeren , zonder dat het behoeve te vaaren voorby het dreigende gefchut van Gibraltar, of de plonderende Vlag der Barbaarfche Zeeroovers. Een wyd en diep Kanaal voert de rykdommen zyner fchoonfte provinciën na de beide Zeeën, en de fchatten der twee Zeeën na zyne bekoorlykfte Landfchappen. Geen  DER BEIDE INDIEN. 415 Geen zeevaarend Volk geniet eene zo fpoedige en gemaklyke gemeenfchap tusfchen zyne havens door middel van zyne landen, en tusfchen zyne landen door middel van zyne havens. Het ligt na genoeg aan Spanje en Portugal, die zich zelve van het noodige niet weeten te voorzien; en na genoeg aan de Turken en Afrikaanen, die flegts eenen louter lydelyken Koophandel dryven. De zagtheid van zyn klimaat verfchaft aan hetzelve het tweevoudig gemak, het onwaardeerbaar en bykans eenig voordeel, van zyne fchepen in alle jaargetyden te kunnen afzenden en ontvangen. Aan de diepte zyner Reeën is het verfchuldigd, aan zyne fchepen eene gedaante te kunnen geeven, welke voor de fnelheid en veiligheid best gefchikt is. Heeft het gebrek aan voorwerpen en ftoffen om te verzenden ? De nieuwe waereld en het Noorden van Europa betwisten elkander, of deelen te zamen, zyne Wynen en Brandewynen. Wat al Volken vraagen om zyn Zout, zyne Oly, zyne Zeep, zyne Fruiten zelve en om zyn Koorn! De voortbrengzels zyner Volkplantingen worden om ftryd gezogt. Maar nog kragtiger heeft het den ïmaak der Natiën overheerd,door zyne Manufaktuuren, zyne Stoffen, zyne Moden. Te vergeefs hebben zy paaien willen ftellen aan deeze drift, welke zyne gewoonten voor zyne Weelde inboezemen; Europa is betoverd, en zal daar van nimmer geneezen worden. De dwaasheid is tot Engeland zelve overgeflagên, alwaar de Wetgeevers, zelf terwyl zy XIV. BOEK.  4i6 GESCHIEDENIS XIV. BO£K. zy Wetten geeven om die te verbieden, zich onophoudelyk daar aan overgeeven. Vrugtloos heeft men getragt, om zich van" de fchatting, welke deeze Werkftukken opleggen, te vryen, dezelve naa te maaken. De vrugtbaarheid der uitvindinge zal den fpoed der naavolginge altoos vooruitloopen; en de ligtveranderlykheid van den fmaak eener Natie, welke in haare eigen handen alles nieuw, en by haare nabuuren alles oud maakt, zal de jaloezy en begeerlykheid der zulken bedriegen , die haar zullen tragten den voet te ligten door haar te dwarsboomen. Hoedanig moest de fcheepvaart zyn van een Volk, welk het in zyne magt heeft, om aan veele andere Natiën te kunnen verfchaffen , alles wat tot voedzel voor . haare trotsheid, weelde en wellust dient? Geenerlei hinderpaal, van de natuur der dingen ontleend, zou deeze werkzaamheid kunnen verhinderen. . Groot genoeg, om, door de Mogendheden ,' welke het omringen, in zynen lóóp niet te worden verhinderd; niet te uitgeftrekt, om door zyne eigen, grootte niet, te worden belemmerd, bezit Frankryk alle de middelen, om het vermogen ter Zee te verkrygen, dat zynen voorfpoed ten hoogften toppunte kan doen klimmen. Eene talryke Bevolking, en die bekwaam is om alles te onderncemen, wagt flegts op eene aanmoediging tot den fcheepvaart. Het verwyt zelve, welk men het doet, dat het op ieder fchip meer Matroozen voert dan de andere Natiën, dient ten bewyze, dat in Frankryk veel eer de kunst aan de men-  der béide INDIEN. 417 rrïenfchen, dan menfehen aan de kunst ohtbreeken. En wat Volk heeft van de Natuur meer van die leevendigheid van vernuft ontvangen , die den fcheepsbouw moet volmaaken; meer van die vlugheid van lichaam, die den tyd en het arbeidsloon kan bezuinigen, door de eenvoudigheid en fnelheid der hulpmiddelen? Door den Koopvaardyvaart leert eene Mogenheid geducht ter Zee worden. De Matroozen zyn van natuure Soldaaten. Alle dagen tarten zy de gevaaren des doods; door hun beroep worden zy tegen de vermoeijenisfen van den arbeid en de ongemakken der klimaaten gehard. Door zich van der jeugd af ter Zee te oeffenen, kan alleenlyk eene Scheeps-Krygsmagt geformeerd worden. De Koopvaardy-Scheepsmagt is haar fchöol, en de Koophandel is haar handwerkzel en fteunpunt. Te vergeefs zou de Koninklyke Schat kist van een Hof, welk nimmer de Zee noch een fchip gezien heeft, Vlooten willen uitrusten. De Oceaan verfmaadt deeze verWyfde en kruipende Weezens, die voor andere lieden het hoofd krommen en het lichaam buigen. Dusdanige Vlootvoogden behoeven alleenlyk den wind om te vlugten. Dat zy in de Hoofdftad blyven, en het bevel van' fchepen van Linie aan Kaapers overlaaten. Maar neen: laat de Adel, indien hy na het fcheepsbewind dinge, Koophandel beginnen te dry ven, en eerst op zyne Koopvaardyfchepen vaaren, vóór dat hy na eenige waardigheid op de Koninklyke Vloot ftaa. ■ V. deel. Dd De XIV.  4i8 GESCHIEDENIS XTV. boek. / De hedendaagfche Staaten kunnen alleenlyk door de Zeemagt groot worden. Zints de Weelde, by de ouden onbekend, Europa, als vergiftigd heeft, door eene menigte van nieuwe fmaaken, zyn de Natiën, welke alle de andere van deeze behoeften kunnen voorzien , de aangelegenfte geworden, dewyl zy, haare kragten in de gevaaren van den fcheepvaart en de moeilyke poogingen van den Koophandel oeffenende, haare nabuuren aan de werkeloosheid en verwyfdheid als geboeid houden; zy houden van hunne Nyverheid de Volken afhanklyk, welke zy tot den Oorlog koopen, voor het zelfde Geld, van 't welk zy hen, door de Weelde, beroofd hebben. Zedert deeze omwenteling , welke , om zo te fpreeken, de aarde aan de Zee onderdaanig heeft gemaakt, zyn de groote Staatsbedryven op den Oceaan verrigt. Richelieu hadt deeze omkeering in een op hande zynde toekoomende niet vooruit gezien, toen hy, om de haven van Rochelle voor de Engelfchen te fluiten, voor de Roche'lers den toegang tot de Zee bykans affloot. Schepen zouden meer gedaan hebben dan een Dyk; maar de fcheepsmagt kwam in 't geheel in geene aanmerking, in zyn Ontwerp van de te onderbrenginge van Frankryk, om in Europa den meester te fpeelen. De Monarch, tot wiens grootheid hy den weg hadt gebaand, zag haar nergens, even gelyk hy, dan in de kunst van te ver» overen. Naa alvoorens, door zyne onderneemingen, het geheele vaste land van Europa  derbeideINDIEN. 419 iropa tot eenen opftand verwekt te hebben, moest by, om aan dat Eedgefpan tegenftand te bieden, ontelbaare Legers in foldy houden. Wel haast was zyn Koninkryk, om zo te fpreeken, niets anders dan eene Legerplaats; zyne grenzen dan eene heining van verfterkte plaatzen. Onder deeze fchitterende Regeering, waren de fpringveeren van den Staat altoos te ftyf gefpannen; de Wethouderfchap , door haare eigen wakkerheid gepynigd, ontkwam het eene gevaar niet dan om in het ander te vervallen. Men begreep de noodzaaklykheid eener altoosduurende fcheepsmagt niet, voor en aleer de uitputting der Geldmiddelen de poogingen, om dezelve te fcheppen, bykans nutteloos hadt doen worden. Zedert het einde eener Eeuwe, in welke de Natie haare wederfpoeden ten minften geduldig droeg, door het herdenken aan haare voorfpoeden, Europa nog blinddoekte door een roemryk tydperk van veertig jaaren, eene Regeering liefkoosde, die haar vereerd , en de mededingers tarte, welke zy vernederd hadt: zints dien tyd is de voorfpoed van Frankryk telkens verminderd, in weerwil der aangewonnen landen, welke deszelfs grondgebied hebben uitgebreid. Een twintigjaarige Vrede zou het niet ontzenuwd hebben, indien men aan den fcheepvaart de kragten hadt befteed, welke men te lang in den Oorlog hadt verfpild. Maar zyne fcheepvaart heeft geenerlei vastigheid verkreegen. De gierigheid van het eene MinisDd2 te- XIV. boek»  XIV. BOEK. 420 GESCHIEDENIS terie, de verkwistingen van een ander, de werkeloosheid van veelen ; de verkeerde oogmerken , dé eigenbaatige belangen, de Hofftreeken, welke de Regeerders bezielen; eene reeks van oudeugden en misdagen, eene menigte van onbekende en veragtlyke oorzaaken, hebben de Natie belet om ter Zee te worden 't geen zy te lande geweest was, aldaar, zo niet na het overwigt, althans na het evenWigt van magt te dingen. Ongeneeslyk is het kwaad, indien de rampen , welke zy in den Oorlog heeft geleeden , indien de vernederingen, welke zy in tyd van Vrede heeft verkropt, den Geest der Wysheid niet hebben wedergegeeven aan den Raad, die haar beftuurt, en alle de ontwerpen en poogingen niet op het ontwerp eener geduchte Zeemagt hebben doen uitloopen. Met ongeduld verWagt Europa deeze omwenteling. Het zal zyne Vryheid niet veilig oordeelen, zo lang het overal op den Oceaan geene Vlag ziet waaien , die niet Ziddert voor de Vlag van Groot-Britannie. Op deezen ftond is het de Franfche Vlag alleen , welke , door den tyd, de andere kan ogweegen. De wenfchen der Natiën zyn thans uitgeftrekt om den voorfpoed dier Natie, die haar zal kunnen verdeedigen tegen den eisch eens Volks, 't welk na de algemeene heerfchappy der' Zeeën dingt. Het Ontwerp van evenwigt vordert, dat Frankryk zyne Zeemagt verfneerdere, te meer, dewyl het hierin niet nalaatig zyn kan.  DER BEIDE. INDIEN. 421 - kan, zonder tevens zyne Landmagt te verminderen. Dan zou zyn invloed, tusfchen de twee Elementen verdeeld, in geene van beiden geducht zyn, dan voor hun, die derzelver eenftemmigheid zouden willen verbreeken. Om na deezen ftaat van grootheid te ftreeven, eischt de Natie niets anders dan de vryheid om daar na te mogen ftreeven. Maar indien het gezag de onbekrompenheid en de vermogens der Nationaale Nyverheid meer en meer benaauwe, door banden, flrikken en belastingen; indien het, dezelve willende dwingen, haaren bloei wegneeme; indien het alles aan zich trekkende, zelve van zyne onderhoorigen afhankiyk worde; inh'en men, om na Amerika of de Indien te vaaren, den weg moeten neemen langs de kronkelpaden van het Hof of de Hoofdftad; indien deeze of geene Staatsdienaar, reeds groot en magtig, zynen naam niet onfterfiyk wil maaken , door de Volkplantingen te ontheffen van het juk eener Krygsregeeringe, door de zaak van het Tolweezen, raakende den Koophandel, zich aan te trekken, door aan de kweekelingen van den Koopvaardyvaart den weg tot de eerampten zo wel als tot den gemeenen dienst op de Koninklyke Vloot te baanen: in één woord, indien alles niet verandere, is alles verlooren. Frankryk heeft onherftelbaare misflagen begaan, en bittere offeranden gedaan. De rykdommen, welke het op de Amerikaanfche Eilanden nog heeft behouden, vergoeDd 3 den XIV. BOEK.  XIV. boek. BLAD- 422 GESCHIED, der beide INDIEN. den het, misfchien, de fchade niet van de kragten, welke het, aan de vaste kust deezer uitgebreide Landftreeke, heeft verboren. In het Noorden wordt de weg tot eene nieuwe omwenteling in de nieuwe waereld gebaand. Het is het tooneel onzer Oorlogen. Laat ons voorshands aldaar het geheim van ons toekomftig lot nafpooren.  BLADWYZER DER VOORNAAMSTE ZAAKEN. A. jfardbeeving, welke verwoesting zy op Jamaika aanrigte, 334- Abaret, eene rivier in KeinGoave, 157- Acajou, voortreffelyke fchepen, welke, op de Barmudifche Eilanden, van dit hout gemaakt worden, 355- Achiote , dus noemen de Spanjaards de Rocou, 27. Afrikaansch Gejïagt, op St. Vincent, welks oorfprong onbekend is, 376. Ajrikaanfche Vrouwenharen in Amerika niet vroeger, dan twee jaaren naa haaré aankomst aldaar, 118. Akte van Scheepvaart, verbiedt den uitianderen het aandoen der Engelfche Eilanden, 281. Amerika, onderfcheid, welk het klimaat aldaar moet veroorzaaken tusfchen de bewooners van het Noordlyke en die van het Zuidlyke gedeelte, 32. 33- Anguille, elendige toeftand van dit Eiland, 298. Dd Antigoa, uiteebre'dheid van dit Eiland, 291 ; omwentelingen, welke het heeft ondergaan, 292; zyn tegenwoordige ftaat, ald. Antilies, vestiging der Franfchen op deeze Eilanden,^. Artibonite, tot welk een einde die van St. Domingo moete worden aangelegd, 163. Auhert, deeze Franfche Gouverneur fluit den Vrede met de Karaïben vanGuadaloure, 105. B. Barbados, eerfte vestiging der Engelfchen op dit Eiland, 286; deszelfs voorlecdene voorfpoeden, 287; zvn tewoordige ftaat, 289. Bar boude, elendige ftaat deezes Eilands, 298. Barmudifcbe Eilanden, door den Spanjaard Jan Barmudes ontdekt, 353; de Engelfchen zetten zich aldaar neder, ald. middelen tot hunnen voorfpoed vrugt- L loOS  B L A D. W Y Z £ R der ïoos uitgedagt, 354; Maatfchappy opgericht ten voordeele der armen van deeze Volkplantinge, 355. Barre, (Ja) Opperhoofd eener Maatfchappye van den handel op Cayenne, 25. Barthclemi, (St.) dit Fransch Eiland wordt aan de Ridders van Malta verkogt, 7'/ Beate, (la) een Kaap van St. Domingo,, ' 147. Bekouya,' een der Eilanden, onder den naam van Grenadias bekend, 375. Boisferet, koopt Guadaloupe , Marie - Galante en les Saints, 6, 7. Bokkaniers, Dogeron vindt middel om hen te winnen, 133- Bombardopoïis, ontwerp van verfterkinge deezer plaatze op St. Domingo, 205. Bretigny, QPoncet de) vcr- •' moord, 23. Brezv, eene haven, alwaar de fluikhandel tusfchen de Engelfchen en Spanjaards wordt gedreeven, ■ 316. c. Carenage, (bet Fort) befchryving van hetzelve, 64. Cariacou, een der Eilanden, ' Grenadins genaamd, 374. Cayenne, Giet Eiland) ongelukkig1? Bezittingen, welke de Franfchen, op onderfchie- den tyden , aldaar oprichten, 23 , 24 ; tegenwoor^ dige ftaat, 25. Cayes , befchryving deezer Stad, 151 ; herbouwing, wélke zy zoude noodig Hebben, I5'3. Cevillac, C de Graaf van) koopt van Duparquet Grenada en Grenadins, 7. Cboc-Kreek, op Santé Lucia, 65- Christoffel, (St. ) eerfte Bezitting der Franfchen op dit Eiland, 4; het wordt aan . Malta verkogt, 7; dit Eiland, eerst verdeeld tusfchen de Franfchen en Engelfchen, Wordt, door het Verdrag van Utrecht, aan de laatften afgedaan ,19.; befciiryving van dit Eiland en van de Zeden der Qpgezeetenen , 298,; ftaat van deszelfs Akkerbouw, 300. Clugny, (het Plein van) op Kaap Fraiicois, 171. Cobre, eene rivier van Jamaika, 335. Codrington, (Kolonel) voert den Suikerteelt in op Antig°$> 292. Colbert, begunftigt de handwerken boven den Akkerbouw, 9; lost de Amerikaanfche Eilanden, en ftaat ze af aan eene bevoorregte Maatfchappy, ald. ongelukkige uitflag deezer Maatfchappye, 10. Croix, (St.) aan Malta verkogt,  VOORNAAMSTE ZAAKEN. kogt, 7 ; door de Franfchen geruimd, 19. D. Dacosta, (Benjamin) voert het planten van Kakao op Martinique in, 71. Daufin, (Fort) befchryving van deeze plaats, 172. Daurado, (del) gerugt door gantsch Europa verfpreid, wegens den rykdom van dit gedeelte van Guyana, 22. Denambuc, hoofd der Franfchen, die zich op St. Christoffel nederflaan, 68 ; ftigt eene Franfche Volkplanting op Martinique, ald. Desclieux, brengt twee Kof- ' fyboomen na Martinique over, 72.; zonderlinge zorge in het bewaaren derzefven, ald. Defirade, voortbrengzels van dit Eiland, van Guadaloupe afhanklyk, mi. Dodley, karakter en gedrag -' van deeze Bevelhebber van Jamaika, 308. Dogeron., QBertrapd) verftandig en menschlievend gedrag van deezen Stigter der Franfche Volkplantingen op St. Domingo, 133. Domingo, (St.) befchryving van dit Eiland, 118 ; Dogeron wordt de Stigter dee, zer Volkplantinge, 133; D Vrouwen, welke hy derwaarts doet overvoeren , 135; opfland aldaar verwekt, 136; twee Gelastigden na dit Eiland gezonden, om aldaar de rust te herft ellen ,139; middelen, door de Regeenng verzonnen, ter beplantinge van het Zuidlyke gedeelte des Eilands, ï 41 ; rampen der Volkplantinge overgekoomen, 144; oproer, ter gelegenheid van den uitfluitenden Negerhandel, aan de Indifche Maatfchappy verleend, 145 ; tegenwoordige flaat' der Volkplantinge , 147 ; haare voortbrengzels en bevolking, 173; handel der Franfchen met de Spanjaarden van dit Eiland, j 79 ; op wat wyze de Volkplanting haare verbihtënisfen met Europa kan verzekeren, 1 go ; veelvuldige gefchillen tusfchen dt Franfchen en Spanjaarden, 183.; noodzaaklykheid om de grensfcheidingen der twee Volken te bepaalen, 188 ; middelen , welke Frankryk moet beraamen , om zyne Volkplanting tegen buitenlandfche invallen te beveiligen, IP2. Dominique., befchryving van dit Eiland, 385; kleineBe = zitting, welke de Franfchen aldaar oprichten, ald. de Engelfchen bemagtigen dezelve, 386; van hoe veel ' 5 ge- .  BLADWYZER der gewïgts de Volkplanting ' voor de laatstgenoemden zy, 386. Ducasfe , gereed ftaande om ' zich van San-Domingo te verzekeren, wordt hy, op bevel van het Hof, in verzekering genomen, 184, 185. Duparquet, koopt Martinique , St. Lucia, Grenada en Grenadins, 7- Duplesfts, een der eerfte Franfche Opperhoofden, die op Guadaloupe voet aan land zetten, 104. E. Eilanden, (Amerikaanfche) berekening der fchatten, Welke Europa van dezelve trekt, 4° !• (Engelfche) door wat lieden zy bevolkt wierden, 273; welke gedaante van Regeeringe zy aanneemen, 575; voortgang van hunnen Akkerbouw, 279; de vreemdelingen buiten hunne havens geflooten, 280; oorzaak der verminderinge van hunnen voorfpoed, 282 ; tegenwoordige ftaat deezer Eilanden, 388; alle de inwooners worden 'er op de Krygsrolle aangefchreeven, 390; de belastingen zvn'er zwaarder dan onder min gemaatigde Regeeringsvormen, 391; nogthans worden de landeryen 'er zeer duur ver¬ kogt, 393; hunne buitenlandfche verbintenisfen ,394. Eilanden, (Franfche) onderzoek der Regeeringswyze deezer Eilanden, 206; het regt van eigendom wordt aldaar niet genoeg geëerbiedigd, 207; wyze, op welke de belastingen aldaar zyn, ingevoerd , en behoorden ingevoerd te worden ,210; noodzaaklykheid om de geJykheid der verdeelinge tusfchen de Medeërfgenaamen aldaar af te fchaffen, 228; heeft men wyslyk gezorgd voor de betaaling der fchulden, door de Franfche Eilanden gemaakt" 232; middelen , welke men zou kunnen beraamen om hierin tes flaagen, 241; misbruik der eigendunkeiyke magt in de beftuuringderEiianden,252; hoe men hierin zou kunnen voorzien, 259. Elizabet, (Koningin) handhaaft in Engeland het Koninklyk gezag, 270. Elizabet, een Engelsch Oorlogfchip, dus genaamd; edelmoedigheid van den Gouverneur van de Havana ten zynen opzigte, 349. Engeland, deszelfs toeftand, ten tyde, als het zich iri Amerika begon te vestigen, 263. Engelfcben, hoe noodig deeze Natie den Oorlog hebbe, 4i3. En-  VOORNAAMSTE ZAAKEN. Ennery, (dè Graaf van) Stig' ter der Volkplantinge van St. Lucia, 62. Esquinel, (Jan d'~) hoofd -' der eerfte Spanjaarden, die zich op Jamaika vestigen, 306. Estrées, (de Maarfchalk d') ' verzekert zich van Tabago , 360. F. Francois, (Kaap) befchry- * ving van deeze Stad, *i67. Frankryk, bederft, door zyn mededingen, den Koophandel der Engelfche Volkplantingen , 283 ; zyn belang by het oprechten eener geduchte Zeemagt, 413. Frankryk, (Nachtevenings-) ' Guyana dus genaamd, 30. Franfchen, hunne eerfte togten na de Amerikaanfche Eilanden , 3; de uitfluitende voorregten doen hunne Bezittingen kwynen, 4; hunne Koophandel in vryheid herfteld, 9, 10. G. Galante, (Marie) aan Boisferet verkogt, 7; deszelfs voortbrengzels, 113. Galibis, een der Volken van Guyana, 31. Gallion, eene rivier van Guadaloupe, 125. Garnier, befchryving en nuttigheid van het Fort, op deezen berg van Martinique gebouwd, 100: Gasconje, (Engte van) waar toe zy zou kunnen dienen, ter verdeediginge van Guadaloupe, 143. Qengber , befchryving en kweeking van dit gewas, 325. Goave , ( Klein-) eene vermaarde plaats ten tyde der Vrybuiters, 156; haar tegenwoordige ftaat, 157. Gobin, deez' Ka'lvinist was de eerfte Volkplanter, die zich op Kaap Francois nederfloeg, 169. Gouverneur s,uk(poonge magt deezer Opperhoofden in de Franfche Volkplantingen, 254. Grenada, aan Duparquet verkogt , 7 ; door Colbert gelost , 9; befchryving van dit Eiland en deszelfs haven, 368 ; de Franfchen vermeesteren het en pleegen 'er groote wreedheden, ald. beurtwisfelinge in denAkkerbouw; en Koophandel deezes Eilands , 370; het wordt overgedraagen aan Engeland, dat 'er veele misdagen begaat, 3 7 3 ;de Negers zyn 'er tegenwoordig menigvuldig, 374. Grenadins, aan Duparquet verkogt, 7; befchryving van, deeze kleine Eilanden, 374. Grout, eene haven, alwaar de fluikhandel tusfchen de Engelfchen en Spanjaards wordt gedreeven, 316. Gua-  BLADWYZER der Guadaloupe, aan Boisferet verkogt, 7; door Colbert gelost, 9; befchryving van dit Eiland , 102, tegenftand, weiken de Karaïben booden aan de Franfchen , die 'er zich kwamen vestigen, 104; oorzaaken van'den geringen opgang , dien de Volkplanting '«an Guadaloupe in 't eerst maakte, 106; zy begint voordeelig te bloeien, ïo8 ; de Engelfchen maaken 'er zich meester van , en zetten den Akkerbouw voort, 110; het wordt aan Frankryk wedergegeeven, 111; berekening der voortbrengzelen deezes Eilands, 115. Guyan-a, zyne grenzen, uitgebreidheid, en de Zeden der inwooncren, vóór de komst der Europeaanen ,19, 20 ; de Spanjaards , Engelfchen en Franfchen doen togten derwaarts , 22 , 23 ; het wordt cindelyk verdeeld tusfchen de Hollanders, Portugeezen en Franfchen, 30 ; het Hof van Verfailles laat het oog op Guyana vallen, om zyn verlies van Canada te vergoeden, 35; misflagen in dit ontwerp, en nog grooter misdagen in de uitvoering, 37; kwaad gerugt, waarin dit landfchap is gekoomen, 43 ; antwoord op de tegenwerpingen tegen allerlei ontwerp van Volkplantinge in deeze landftreek, 44; welke KoopmanfchapT pen men van daar zou kun-* nen haaien, 47. H. Heerendienjlen , derzelver oorfprong, 208; hoe nadeelig dezelve zyn vaor de Franfche Volkplantingen in Amerika, 209. Hendrik de VII, vermeerdert in Engeland het Konink]yk gezag, 266. Heuvel, (gelukkige) eene hoogte op St. Lucia, zeer bekwaam tot het bouwen van een Kasteel, . 66. •■■ - - (Springers-) eene hoogte, door de Franfchen dus genaamd, van welke de Karaïben zich nederworpen, uit vreeze van in hunne handen te vallen, 369. Holland, dit Gemeenebesr. verzekert zich van den Koop • handel der Franfche Eilanden, 5. Honduras, de Engefchenvan Jamaika richten aan deeze Baai eene Bezitting op, 219. J. Jakobus de I, karakter en gedrag van deezen Vorst, 267, 268. Jamaika , befchryving van dit Eiland, 304, door Kolumbus ontdekt, ald. door Don Diego bevolkt, 306; het  VOORNAAMSTE ZAAKEN. het wordt den Spanjaarden door de Engelfchen ontnomen, 307 ; tegenwoordige Rcgeenngsvorm van Jamai- . ka, 310 ; drie merkwaardige Wetten, ald. het verrykt zich . door zynen fluikhandel in Spaansch Amerika, 312; het wordt tot eene vrye haven gemaakt, 317; ftaat van deszelfs Akkerbouw, 319; kan dezelve nog meer toeneemen ? 331; Aardbeeving op Jamaika en gevolgen daar van, 334; vreeze, welke men aldaar moet voeden voor de onafhankiyke Negers, 338 5 voor- en nadeelen deezer Volkplantinge, : ' 348, Jaqmel, tegenwoordige ftaat deezer Bezitringe, 148. Indlaanln, haare edelmoedigheid jegens eenen Engelschman, 288, ondankbaarheid van deezen, ald. Jtendanten der Volkplantingen , hunne aanftelling ongenoegzaam om de dwingelandy der Landvoogden te beteugelen, ; 456. K.- Kaapers van Jamaika, 312. Kakaoboomen, fterven allen op St. Domingo, 144. Karaïben, proeven , aan welke zy hun Opperhoofd, vóór zyne verkiezing, onderwierpen, 20; naa ee- nigen tegenftand , ftaan zy Martinique af aan de Franfchen , 68 ; de Zwarte Karaïben drukken, op St. Vincent, het voorhoofd hunner kinderen plat, uit vreeze van als Negers te zullen worden aangezien, 379. Karei, (St.) een Fort op Guadaloupe, 126. Karei de I, Burgerkryg onder de regeering van deezen Koning van Engeland, 272. Karei de 11, lchenkt aan Lord Willoughby den eigendom van Antigoa , 292. v Katoenboom i befchryving en planting van deeze boom, .. «. 322. Koffy, Cayenne was de eerfte der Franfche Volkplantingen* die ze plantte , 29 ; het planten van dezelve Haagt zeer gelukkig op Martinique, 72; ftaat der KofFyplantaadjcn op Jamaika, 329. Kolumbus, ontdekt Jamaika, 304; door wat list hy zich aldaar van leevensmiddelen verzorge, 305, 306. Kingston, eene Stad op Jamaika, 336. Knowles, (de Admiraal) wil Kingston tot de hoofdplaats van Jamaika verheften, 337. Kreek, (de groote) toeftand van dit Vlek op St. Domingo, 156. L. , Land, (Groot-) het aanmerke-  BLADWYZER der kelykfte gedeelte van Guadaloupe,' 103. Leogane, befchryving van deeze Stad en haar Regtsgebied, .. 157- Lieve Vrouwe, eene kleine Bezitting op St. Domingo, ■ 156. Lodewyk, (St.) befchryving van deeze Stad in de Franfche Volkplanting op St. Domingo , • . 150. . (de Maatfchappy van St.) verkrygt, voor den tyd van dertig jaaren, den eigendom van het Zuidlyke gedeelte van St. Domingo, 142; zy wordt wel haast vernietigd, en' op hoedanige wyze, 143- Lolline, een der twee Franfche Opperhoofden, die de Volkplanting van Guadaloupe ftigtten, 104. Lukaifche Eilanden, Engeland tragt verfcheiden maaien zich a'.daar te vestigen, 350 ; tegenwoordige ftaat deezer Bezittinge, en wat zy zoude kunnen worden , 351. 352- Lucia, (St.) een Eiland, nu eens door de Engelfchen, en dan door de Franfchen bemagtigd, 51; het blyft eindelyk in de magt der Franfchen, 55 5 wat zy met • deeze Volkplanting gedaan • hebben, ald. bedenkingen over de middelen, welke zy bezitten, om zichdeneigen¬ dom daar van te verzekeren , 63. M. Maagden-Eilanden, derzeL ver rampzalige toeftand ,298. Malta, koopt St. Christoffel, St. Martin, en St. Barthelemi, 7 ; Colbert lost deeze Eilanden, 9. Manioc, alle Franfche Volkplanters ontvangen bevel om voor elk van hunne Slaaven vyf honderd ftreeken te planten, 208- Markus, (St.) befchryving - van deeze Stad, 162. Marivault, (de Abt) zyn dood, 24. Martinique, aan Duparquet verkogt, 7; door Colbert • gelost, 9; befchryving van dit Eiland, 66; eerfte vestiging dér Franfchen aldaar, 68; planten, welke zy aldaar invoeren ,71; bloeien ■ de ftaat van deszelfs Koophandel, 72; zyn verval en de oorzaaken daar van, 86; door de Engelfchen genomen en te rug gegeeven, 8 8 ; tegenwoordige ftaat, 89; kan het verbeterd worden? 94; kan het veroverd worden ? 97. Melasfen, belastingen, door de Regeering op dezelve gelegd, 397. Mieren, verwoestingen, welke zyop Martinique aanrigten, 93Mod-  VOORNAAMSTE ZAAKEN. Moddifort, (Tbomas) voert den Suikerteelt op Jamaika in, 328. Moden, CFranfche) zo zeer gewild by de uitlanders, 4i5- Moelje, Cde) het gedeelte van het Vlek St. Pierre, langs de Zee gebouwd, dus genaamd, 81. Molen, (Katoen.) befchryving van dit Werktuig, 324. Montaigu, (de Hertog van) verkrygt van den Koning van Engeland den eigendom van St. Lucia, 54. Montferrat, uitgebreidheid en befchryving van dit Eiland , 295 ; plantaadjen , welke de Engelfchen aldaar hebben ingevoerd, ald. N. Nauny, eene Stad door de onafhanklyke Negers van Jamaika gebouwd, 340. JSfegerhandel, aan eene- uitfluitende Maatlchappy voor de Franfche Volkplantingen afgedaan ,16; misbruik van dit voorregt, ald. Wegers, eene belasting, in de Franfche Volkplantingen, op ieder hoofd gefteld ,214; zamenzweering der Negers op Barbados ontdekt, 288 ; waarde der Negers in de Engelfche Volkplantingen, 290; verfchrikkelyke heldhaftigheid van twee Negers öp St. Christoffel, 302 ; reden tot vreeze, welke op iamaika eene bende onafanklykeNegers veroorzaakt, 338 ; opftand der Negers op Jamaika, 344; wreede wyze , op welke zy daar over geftraft worden, 245; misnoegdheid der Negers van Grenada, wanneer zy overgaan onder de heerfchappy der Engelfchen, 373, 374. Nevis, befchryving van dit Engelsen Eiland en de Zeden der inwooneren, 296; wederfpoeden , welke het van tyd tot tyd heeft geleeden 1 297 ; tegenwoordige ftaat der Bevolkinge en plan. taadjen, ald. Nikolaas, (de Moelje St.) befchryving van haare haven, 165. Noailles, Cde Maarfchalk de) onderfteunt kragtdaadig een nieuw ontwerp van verdeediginge voor het Eiland St. Domingo, 201. O. Ojeda, (Alphonfus) doorreist een gedeelte van Guyana , 22. P. Parck, (Kolonel) hoe de Volkplanters van Antigoa hena ftraffen over zyn dwingelaadiseh beftuur, 293. Pem  Had wy z è r d e r P'emi en Venablcs, veroveraars van -Jamaika, 308. ■Pierre, (St.) een Vlek op Martinique, befchryving en aangelegenheid daar van, 80. Piment, befchryving en behandeling van den boom , welke hetzelve draagt, 327. Poincy , ( de Kommandeur) betaalt met zyn-eigen geld de Eilanden, door de Order van Malta gekogt, 7. Port-au-Prince, befchryving van de Stad en haven , 158 ; 1 deeze plaats is zeer kwalyk gelegen voor de Hoofdftad eener Volkplantinge, 159. Port Royat, gewigt van dèeze haven van Jamaika ,333; • door eene Aardbeeving verwoest, 334; Pouancey, karakter van deezen Gouverneur van St. Domingo, 138. R. Rafeigh, (TValter) vrugtlooze 'togt, welke hy na Guyana doet, 22. Redüit, (de Zuidlyke) pp.St. Domingo; < 193'. Rocou, befchryving van den ■ boom , welke dien ■ voortbrengt, 27; bereiding deezer VertÏÏoffè, 28. Rogers, (Vooder) brengt eene Volkplanting na deLucaifche Eilanden, 352. Roiville , als Generaal na Cayenne gezonden, wordt op den overtogt vermoord • 24. Rousfelan, hoofd eener Franfche Volkplantinge, op St. Lucia gevestigd, . 52. te& 3' S. Saintes, kleine Eilanden aan Frankryk onderworpen, derzelver voortbrengzels ,112. Siroop, verbod om ze in Frankryk in te voeren, 248; is dit verbod verftandig ? 249. Spranger, hoofd der Hollanderen, op Cayenne gevestigd, 25. Suiker, de uitvoer van ruuwe Suiker, in Frankryk verbooden, 13; buitenfpoo- • rige belasting op de gerafineerde Suiker in de Franfche Volkplantingen , 14; belasting op deeze Waare, in de Engelfche Volkplantingen gelegd, 285; hoe het planten van dezelve op Jamaika is ingevoerd, 328; T. Tabago, befchryving van dit Eiland, 357; Bezittingen; • door de Hollanders aldaar opgericht, 358; de Fran- ■ fchen'verjaagen hen van daar en verwaarloozen het, 3 59 ; door den jongden Vrede aan Engeland gekoomen, 362; misdagen , door de Euro- ■ peaarreh begaan, in het ont¬ gin-  VOORNAAMSTE ZAAKEN. ginne-n der Amerikaanfche Eilanden, door de Engelfchen op Tabago op nieuw begaan, 363. Taffia , ontydig verbod om ze in Frankryk in te voeren , 34S.. Tlburen, (Kaap) wat haare Ree zy, 155. Törtue, klein Eiland, naast St. Domingo, waar van de Engelfchen en Franfchen zien verzekeren-, 129; moord, door de Spanjaards gepleegd, 13a; zy werden, onder het opperbevel van Willis, door de Franfchen en Engelfchen van daar verjaagd, 131; de Engelfchen worden, op hunne beurt , door de Franfchen verdreeven, ald. Trenaulay, fluit metdevoorvlugtige Negers van jamaika een Verdrag, welk hen vry verklaart, 343. V. Venables, verovert, nevens Penn, jamaika, 308. Vigïe, Cde punt van) maakt den Choc-Kreek uit, 67. Vincent, (fa.) door Engeland en Frankryk aan de Karaïben in eigendom afgeftaan, 375 '1 wyze hoe zy zich aldaar gedraagen , ald. de Franfchen niet geflaagdzynde in hun ontwerp, cm zich aldaar met geweld te Y. EESL, vestigen, worden 'ér vrywillig door de Karaïben toegeiaacen, en zaaien 'er tweedragt, 378; Iret valt onder - de heerfchappy der Engelfchen-, die 'er' een flegtftaatkundig gedrag houden, 382; hoop,' welke' deeze Volkplanting geeft, 385. Vlek der heuvelen-, ftaat van desAci fs haven, 154,, frlisjl'-gsrs, vestigen zich op Ta bi go, _ .358. Volkplaraingen, verfchil tusfchen de denkbeelden der ouden, eïï-dieder hedendaagfbhen > over haare natuur en bedoeling, 245; ontwerp. Welk men zou kunnen volgen, in het oprechten eener nieuwe Volkplantinge, 364 ; berekening der opkomften , we'ke onderfcheiden Natitffl trekken van de Volkplantingen , door haar op de Amerikaanfche Eilanden opgerecht, 401. Voarzienigheid', een der Lucaifche Eilanden, 351. Voorzi-enlgheid,Q>ulzen der) Hospitaaien op Kaap Francois , derzelver nuttigheid, i 7 r. Vredehaven, moeih kheid om aldaar bmnen te loopen, 166.. Vrouzve,(?lem van onzeLieve) op Kaap Francois, 170. Vrybuiters, Dogeron vindc middel- om hen te winnen, 133. E e P rv~  BLADWYZER der VOORN. ZAAKEN'. Vryheid, aan de Franfche Eilanden in Amerika wedergegeeven , 11 ; ftrikken , welke men hun zedert fpande, 12. W. TVaardgsJders,ioox de Franfche Volkplantingen afgefchaft en herfteld, 223. Waller, deeze Engelschman na de Barmudifche Eilanden gevlugt, maakt ze vermaard door zyne Gedichten, 354. Willoughby, verwerft van Karei den II den eigendom vanAntigoa, 292. Z. . | Zeemagt, ( Koopvaardy > moet als een fchool zyn van de Koninklyke Zeemagt, zk/tfr2^#,onevenredigheid tusfchen de Zwarten en Blanken op de Engelfche Eilanden, 388. Zwarte Rivier, Bezitting, welke de Kooplieden van Jamaika aan dezelve hebben opgericht, 310- Zwavelberg, wat deeze Berg van Guadaloupe zy, 103.