01 2123 3357 UB AMSTERDAM  VII. TVL SCHALEKAMP, excucl.   WYSGEERIGE E N STAATKUNDIGE GESCHIEDENIS VAN DE BEZITTINGEN ENDEN KOOPHANDEL DER EUROPEAANEN, IN DE BEIDE I N D 1 Ê N. Uit het Fransch vertaald. ZEVENDE DEEL. Te AMSTERDAM, ByM. SC HAL E KAMP, MDCCLXXVHI.   INHOUD DER BOEKEN E N AFDEELINGEN VAN HET ZEVENDE DEEL. ACHTTIENDE BOEK. JJngelfcbe Volkplantingen, ge/ligt in Pennfyhanie, Virginie, Maryland', Karolina, Georgië , en Florida. ^llgemeene bedenkingen over alle deeze Volkplantingen. . . bi. i. Afd. 1. De Quakers Jligten Pennfylva- nie. Hunne Zeden. . . ald. II. Op welke beginzels Pennfylvanie gejligt -worde. . . . 12. III. Voorfpoed van Pe.-.^fylvanie, 17 VIL Deel. * 2  INHOUD der Afd. IV. Elendige Jiaat van Virginie in de vroeg/ie tyden. . . bl. 40. V. Landbejluur van P'irginie. 46. VI. Maryland, fcheidt zich van Vir- ginie af. ... 54. VII. Virginie en Maryland hebben de zelfde plantaadjen. . 58» VIII. Oorfprong van Karolina. . 69. IX. Godsdienjlig en Burgerlyk Wetboek , door Locke voor Karolina gemaakt. .... ald. X- Klimaat en voortbrengzels van Karolina 74. XI- Hoe Georgië bevolkt zy. . 85. XII. Hinder paaien tegen den bloei van Georgië. . . . . 89. XIII. Gefchiedenis van Florida. Deeze provincie gaat van de Spanjaarden tot de Engelfcben over. 93. XIV. Door welke middelen de Engelfcben Florida kunnen doen van nut zyn. . . , . xoi. « XV» Uitgeftrektheid der Engelfche Bezittingen in Noord Amerika. 104. XVI. Boomen, aan Noord-Amerika by zonder eigen. . . .108. Afd.  BOEKEN en AFDEELINCEN. Afd. XVH. Vogels, aan Noord - Amerika byzonder eigen. . . bl. no. XVIII. De Engelfcben bebhen NoordAmerika van tamme dieren voorzien. . . . „ 11?. XlX. De Engelfcben lebben het Euro pisch koorn na Noord Am er. ka overgebragt. . . . \ 3 5. XX. De Engelfcben hebben de noodzaaklykheid begreepen om hun. ne Zeebehoeften uit Noord Amerika te baaien. , 11 g. XXl. Engeland begint zyn %~:er uit Noord- Amerika te haaien. 133 XXil. Engeland is bedagt om zyne Wyne?i en Zyde uit NoordAmerika te haaien, . 126. XXIII. Met welke foort van menfeben Engeland de Volkplantingen van Noord Ameriku bevolkt. 130. XXIV. Hoe veel het getal der inzvooneren van de Engelfche provinciën in Noord - Amerika tegenwoordig bedraage. . . . J47, XXV. IVat geluk de ing"zeetenen der Engelfche provinciën van Noord Amerika genieten. . . 150. * 3 Afd.  INHOUD der Afd. XXVI. Welke Regeeringsvormen in de Engelfche Volkplantingen van Noord - Amerika zyn ingevoerd. . . . bl. 153. XXVII. Welke Geldmunten gangbaar zyn in de Engelfche Volkplantingen in Noord - Amerika. 165 XXVIII. De Engelfche Volkplantingen van Noord-Amerika leggen aan banden, ten aanzien van haare nyverbeid en Koophandel. . 169. XXIX. Onderzoek, of het Moederland, Belastingen willende heffen in de Volkplantingen van NoordAmerika, daar toe regt hadde. .... 175. XXX. Onderzoek of de Volkplantingen moesten gedoogen dat zy bezwaard wierden met belastingen 190. XXXI. Tot hoe verre de Volkplantingen gaan kunnen in haaren tegenftand tegen het Moederland. . . . • ' • XXXII. Overweeging, of bet voordeelig voor de Volkplantingen zyn zou, baars  BOEKEN en AFLEELINGEN. baare verbintenlsfen met het Moederland te verbreeken. bi. aoo. Afd. XXXUl Onderzoek, of bet dienftig zyn zou voor de Europifcbe Natiën, mede te werken om de Engelfche Volkplantingen onaf bank. ïyk te doen worden van bet Moederland. . 2Qr NEGENTIENDE BOEK. Afd. XXX/V. Godsdienst. , , b]> 20g XXXV. Regeeringsvorm. . . 2I4XXXVI. Staatkunde. • 207. XXXVII. Oorlog. . aJ XXXVIII. Ze ernagt. . ^QQ XXXIX. Koophandel. . . 3r3 XL. Landbouw.x 334- XLL Handwerken. . , .345 XLI1. Bevolking. . , _ 3rys de Wilden daarop fielden; maar, hoepel zy van ftompheid worden befchuldigd •mdat zy iets verkogt hadden, welk zy looit hadden moeten Vervreemden, p£NN enoot niettemin den roem , dat hy in Lmenka een voorbeeld hadt gegeeven van ïgtvaardigheid en gemaatigdheid, waarvan e Europeaanen dus lang geenen inval gead hadden. Hy wettigde zyne bezittinsn, zo verre zyne middelen konden toerei, en.' Eindelyk vergoede hy door het geruik, welk hy 'er van maakte, 't geen r nog mogt ontbreeken aan de ftaaving in het regt, welk hy daarop hadt ver. kree-  der beide INDIEN. 13 kreegen. De Amerikaanen vatteden voor zyne nieuwe Volkplanting zo veel genegenheids op, als zy afkeerigheids gehad hadden van alle de zulke, welke tot nog toe in hunne nabuurfchap waren opgericht, zonder hunne regten en hunnen Wil te raadpleegen. Van toen af wierdt tusfchen de twee Volken een wederzydsch vertrouwen vastgefteld, welks zoetigheid nimmer veraartte, en welks gelukkige banden, door een wederkeerig vertrouwen, nog vaster wierden toegehaald. Penn's menschlievendheid kon zich niet bepaalen tot de Wilden; zy ftrekte zich uit tot allen, welke in zyn Gebied kwamen woonen. Dewyl het geluk der menfchen aldaar afhanglyk zyn moest van de Wetgeevinge, grondveste hy de zyne op de twee iteunpilaaren van den luister der Staaten en het geluk der Burgeren: den Eigendom en de Vryheid. Hier moet men de fchaêvergoeding zoeken voor den wederzin, den gruwel of de droefgeestigheid, welke de Hedendaagfche Gefchiede. nis inboezemt, voornaamlyk de Gefchiedenis van de vestiginge der Europeaanen in de nieuwe waereld. Tot nog toe hebben deeze Barbaaren niets anders weeten te doen, dan ontvolken vóórdat zy bezit namen , dan pionderen vóórdat zy plantten, 't Wordt tyd, de fpruiten der Reden, der Menschlykheid en van het Geluk te befchouwen, gezaaid op de puinhoopen en verwoestingen van een Waerelddeel, 't welk nog rookt van het bloed van alle zyne inwooners, zo befchaafden als Wilden. De XVIIL BOEK.  i4 GESCHIEDENIS xvnr. 20EK. J 1 1 1 ^ c L v z p t< V h V fli m w De deugdzaame Wetgeever ftelde dé Verdraagzaamheid tot den grondflag der Maatfchappye. Hy wilde,dat ieder menschj die eenen God erkende, deel hadt aan het Burgerregt; dat elk,welke dien Godaanbadt naar het voorfcbrift van Christus, deel zou hebb en aan het openbaar gezag. Maar, aan elkeen de vryheid laatende, om hetOpperfte Weezen op zyne wyze te vereeren, duldehy in Pennfylvanie geene heerfchende Kerk, geene afgeperfte belastingen tot het bouwen van eene Kerk, geene gedwongene bywooning der openbaare Godsdienstoeffeninge. Penn, jaloersch op de onfterflykheid syfis naams, fchonk aan zyn geflagt het •egt om een Gouverneur over zyne Volkplanting te benoemen; maar hy bepaalde evens, dat dit Opperhoofd geen ander bargeld zou genieten, dan 't geen hem Tywillig wierdt toegeftaan; dat hy, zonder :ennis van de Afgevaardigden des Volks, een gezag zoude hebben. Alle Burgers, ie belang hadden by de Wet, zo wel als y de dingen, die door de Wet geregeld 'ierden, moesten kiezers zyn, en konden plve verkoozen worden. Om alle omkooing, zo veel mogelyk, te ontgaan, moesin de Afgevaardigden hunne waardigheid ^rfchuldigd zyn aan ftemmen, die heimek gegeeven wierden. De meerderheid m ftemmen was genoegzaam om een bent de kragt eener Wet te doen bekoo. en; doch tot het heffen eener belastinge ierden twee derde gedeelten der ftemmen ver-  dér beide INDIEN. 15 vereischt. In dit geval was het eer een ] gefchenk der Burgeren, dan eene fcbatting der Wethouderfchap. Kon 'er meer zagtheids gebruikt worden omtrent menfchen, die over Zee waren geftoken om aldaar den Vrede te zoeken? Aldus dagt de rechtfcbapen Wysgeer penn. Voor vier honderd en vyftig Livres ftondt hy duizend Akkers lands af, aan de geenen, die ze voor deezen prys konden koopen. Ieder inwooner, die dit vermogen niet bezat, verkreeg voor hem zeiven, voor zyne Vrouw, voor ieder van zyne kinderen boven de zestien jaaren, en voor elk zyner bedienden, vyftig Akkers lands, tegen eene jaarlykfche en altoosduurende rente van één ftuiver en tien penningen en een half van ieder Akker. Om den ftaat deezer Eigendommen voor altoos op een vasten voet te ftellen, wierden 'er Regtbanken opgericht, die het opzigt hebben over de Wetten, de fchutsvrouwen der bezittingen, Maar de landeryen worden niet meer befchermd, wanneer zy, die ze bezitten, het regt moeten koopen: want in dat geval geniet men fiegts het voordeel, van een gedeelte van zynen eigendom te geeven, om verzekerd te zyn van het overige; en het regt put, ten langen laatfte, de zappen der aarde uit, welke het moest bewaaren, of het bloed der Eigenaars, welk het moest befchermen. Opdat 'er geene lieden zyn zouden, die belang mogten hebben by het verwekken en uitrekken van pleitgedingen, wierdt het ftreng- CVIII. BOEK.,j  15 GESCHIEDENIS XVIH EO£K. , ftrenglyk verbooden aan alle die geenen* welke in dezelve moesten gebruikt worden j voor hunne gedaane dienften eenige belooning te eifchen, of zelf aan te neemen.Daarenboven was ieder Landfchap verpligt, drie Scheidsmannen of Vredemaakers te benoemen, welke tragten moesten de gefchillen in het vriendlyke te vereffenen s vóórdat men ze voor een Geregtshof konde trekken. De zorge om de pleitgedingen te voorkoomen, ontftondt uit de zucht om de misdaaden te verhoeden. De Wetten, vreezende de misdaaden te moeten ftraffen, wilden de bron derzelver toeftoppen : te weeten, de behoefte en de ledigheid. 'Er wierdt vastgefteld, dat ieder kind boven de twaalf jaaren, van wat rang het ook zyn mogt, verpligt zyn zou om een beroep te leeren. Deeze fchikking verzekerde den behoeftigen van onderhoud, en baande den vermöganden eene toevlügt tegen de beurtwisfelingen des geluks. Ten zelfden tyde baarde zy meer gelykheids tusfchen de menfchen , door hen terug te brengen, tot hunne oorfpronklyke beftemming, te weeten, den arbeid, 't zy met de handen of met den Geest. Deeze eerfte Inftellingen moesten, uit haaren eigen aart, eene voortreffelyke Wetgeeving ten gevolge hebben. De fpoedige en ftandhoudende voorfpoed van Pennfylvanie kan ons een denkbeeld geeven van de voordeeitn der Wetgeevinge, door penn ingevoerd. Zonder Oorlogen, zonder ver- ove-  der Beide INDIEN. 17 överingen, zonder geweldige poogirigen, donder eene dier omwentelingen, welke de oogen van het woelagtig en driftig Gemeen zonderling treffen, wierdt dit Gemeenebest een fchoüwfpel voor het gantfche Heelal. Deszelfs nabuuren, iri weerwil hunner barbaarschheid, wierdeh bekoord door de zagtheid van zyne Zeden; eh de afgelegen Volken, ondanks hun Zedenbederf, deeden hulde aan zyne deugden. Alle Natiën vleiden zich, de heldhaftige tyden der Oudheid een daadlyk beftaan te zullen zien verkrygen en op nieuw gebooren worden , welke de Wetten en Zeden van Europa hun voor een verdiehtzel hadden doen houderi. Pennfylvanie grenst ten Óósten aan den Oceaan; ten Noorden aan Nieuw-York eh Nieuw-Jerfey; ten Zuiden aan Virginie eri Mariland; ch ten Westen aan landen, die Van Wilden bewoond worden. Aan alle kanten wördt het bewaard door Vrienden :' èn Van binnen door de DeügdJykheid zynef ingezetenen. Zyne kusten, eerst naauw bepaald , breiden zich ongevoelig uit tóÉ eene uitgeftrektbeid Van hónderd twintig Mylen. Zyne diepte, welke geene andere grensfcheiding heeft dan die zyner Bevolkinge en Akkerbouw, beflaat reeds eene uitgebreidheid van honderd vyf en veertig Mylen. De lucht der Volkplantinge is zuiver èri hélder. Het klimaat, uit zich zelve zeèr gezond, wordt nog verbeterd door dé landontginningen. De klaare en gezonde wate- Vil. deel. B ieri XVIII. BOEK.  XVIIT. BOEK. I ] 18 GESCHIEDENIS ren ftroomen 'er allerwegen over een rots. of zandagtigen grond. Het weer is 'er gemaatigd, door eene in 't oogloopende verfcheidenheid der Jaargetyden. De Winter, die eenen aanvang neemt in Louwmaand, eindigt niet voor het einde van Lentemaand. Zelden verzeld gaande van Stormwinden en Nevels, is de koude 'er fteeds gemaatigd, hoewel zomtyds zwaar genoeg, om de grootfte Rivieren in éénen nacht te doen bevriezen. Deeze zo kortftondige als oogenbliklyke verandering, is het uitwerkzel van den Noord-Westenwind, die over de baaijen en meiren van Kanada waait. De Lente doet zich gevoelen door een zagten regen , en eene gemaatigde warmte, welke allengskens toeneemt tót aan het einde van Zomermaand. De hitte der Hondsdagen zou onlydeiyk zyn, buiten den Zuid-Westen wind, die dezelve tempert; maar deeze troost, die zelden agter blyft, wordt gekogt voor Orkaanen, die zo hevig woeden, dat zy de zwaarfte boomen ontwortelen, en geheele bosfchen omkeeren, voornaamlyk in de nabuurfchap der Zeekusten, alwaar deeze wind het gebied voert en zyne verwoestingen aanrigt. De drie geWoone Herfstmaanden lebben niets onaangenaams, dan dat zy te regenagtig zyn. Hoewel de grond oneffen is, is hy daarom niet te minder vrugtbaar. Op zommige plaatzen bellaat de grond uit geel en iwart zand, op andere uit een foort van teengruis, en wederom op andere uit graauw*  DER BEIDE INDIEN. &g> graauwagtige asch, op een fteenagtigen bodem; doch meestal uit eene vette klei, voornaamlyk tusfchen de beekjes, die, in allerlei rigtingen het land doorftroomende, aldaar meer vrugtbaarheids veroorzaaken, dan bevaarbaare rivieren zouden kunnen te wege brengen. Toen de Europeaanen hier te lande eerst aankwamen, boodt zich hunner werkzaamheid niet anders aan, dan Timmerhout en Yzer-Mynen. Naa het uitrooien der bosfchen en het ontginnen der velden, bedekten zy, allengskens, den grondv dien zy bearbeid hadden, met ontelbaare kudden, een groote verfcheidenheid van vrugten, met Vlasch- en Hennip-plantaadjen, met veelerhande foorten van Moeskruiden, met allerlei foort van Koorn, doch voornaamlyk met Rogge en Mays, die, door eene gelukkige ondervinding, bleeken, met den aart van het klimaat meer overeen te ftemmen. Allerwegen wierden de Landontgin^ ningen voortgezet, met eene wakkerheid en uitflag, die alle Naden deeden verbaasd ftaan. Waaruit ontftondt deeze verbaazënde voorfpoed? Uit de Vryheid en Verdraag» zaamheid, welke na deezen oord gelokt hebben Zweeden, Hollanders, vernuftige Franfchen, en, voornaamlyk arbeidzaame Duitfchers. Dezelve was het werk van Quakers, Doopsgezinden , Episkopaalen , Presbyferiaanen, Methodisten, Moravifche Broeders, Lutherfchen, en Roomsch-Katholyken," B a Ö2f KVllt BOES.  so GESCHIEDENIS XVIII. BOEK. Onder zo menigvuldige Aanhangen , muntte voornaamlyk die der Dompelaars uit. Deszelfs ftigter was een Duitfcher, die, de onrusten deezer waereld moede, de wyk nam na eene vermaaklyke eenzaamheid, vyftig Mylen van Philadelphia, om zich aan een befpiegelend leeven toe te wyen. De nieuwsgierigheid lokte na de plaats zyner afzonderinge veelen zyner Landgenooten. Het fchouwfpel zyner eenvoudige, godvrugtige en bedaarde Zeden deedt hen zich in zyne nabuurfchap nederzetten. Ge. zamentlyk maakten zy eene Volkplanting uit, welke zy de Eufraat noemden, zinfpeelende op de Hebreeuwen, die aan de oevers dier riviere Pfalmgezangen aanheften. Deeze kleine ftad, in de gedaante van een Driehoek gebouwd, wordt omringd van Appel- en Moerbezieboomen, heilzaame en aangenaame plantfoenen, naar de regels der kunfte aangelegd. In het midden der ftad legt een zeer uitgeftrekte Boomgaard. Tusfchen deezen Boomgaard en de Wandelwegen, ftaan houten huizen, drie verdiepingen hoog, alwaar ieder Dompelaar , op zich zeiven woonende, zonder nagetrokken te worden, zyner overdenkingen kan bot vieren. Niet meer dan een ?etal van vyf honderd perfoonen maaken deeze befchouwelingen uit. Hun grondgebied beflaat flegts eene uitgeftrektheid van twee honderd vyftig Akkers. Eene rivier, sen vyver, een berg met boomen bedekt, syn deszelfs grensfcheidingen. De  DER BEIDE INDIEN. 2I De Mannen en Vrouwen bewoonen afzonderlyke kwartieren. Zy zien elkander niet dun in de Kerken; op geene andere plaatzen houden zy zamenkomften, dan tot het afdoen van zaaken, het algemeen belang betreffende. De arbeid, het gebed en deflaap zyn de hoofdbedryven huns leevens. Tweemaal 's daags en tweemaal 's nachts doet de Godlyke Eerdienst hen hunne Celletjes verhaten. Even als de Quakers en Methodisten, hebben zy allen regt om te prediken, wanneer zy den aandrang des Geests meenen te gevoelen. De Nederigheid, de Maatigheid, de Kuischheid, en de andere Christlyke Deugden, zyn de onderwerpen, over welke zy in hunne Vergaderingen lieftt willen fpreeken. Nimmer fchenden zy de rust des Sabbats, zo dierbaar aan alle menfchen, de lediglopers zo wel als de arbeidzaamen. Zy gelooven in de Hel en het Paradys, doch ontkennen de Eeuwigheid der ftraffen. De Leer wegens de Erfzonde befchouwen zy als eene godlooze godslastering, waarvan zy een afgryzen hebben. Elk Leerftuk, dat wreed is tegen de menfchen, befchouwen zy als hoonende voor de Godheid. Dewyl zy geene verdieijften hegten dan aan vrywiliige werken, dienen zy den Door> toe alleenlyk aan de volwasfenen. Nogthans houden zy dien voor zo noodzaaklyk ter Zaligheid, dat zy zich verbeelden, dat, in de andere waereld, de Zielen der Christenen zich onledig houden met het bekeeren van de Zielen zulker menfchen, die niet onder de Wet des Euangeliums B 3 ge. KV1U. HOEK.  XVIII «OEK. %i GESCHIEDENIS , geffcorven zyn. Deeze Godvrugtige Geestdry vers willen God vryfpreeken van alle wreedheden en onregtvaardigheden , waar mede zo veele andere Devooten Hem betigt hebben. Nog belangloozer dan de Quakers, veroorlooven zy zich nimmer een pleitgeding. Men kan hen bedriegen , befteelen, mishandelen, zonder eenige fchaêverhaaling, zonder eenige klagten van hunnen kant.te yreezen: zo ongevoelig zyn zy voor ongelyken, uit een beginzel van Godsdienst, als het de Stoïcynen waren uit een beginzel van Wysbegeerte. Niets is eenvoudiger dan hunne kleeding. Een lange witte Rok, van boven voorzien van een kap, om de plaats van een hoed te bekleeden, bedekt, in den Winter, een grof hemd, wyden broek en dikke fchoenen. Het zelfde gewaat draagen zy in den Zomer, met dit onderfcheid, dat de Wollenftoffe tegen Lywaat wordt verwisfeld. Op den broek na, gaan de Vrouwen eveneens gekleed als de Mannen. Tot fpyze gebruikt men aldaar niets dan Vrugten; niet omdat eene uitgedrukte Wet zulks gebiedt, maar uit foberheid , meer Dvereenftemmende met den geest des Christendoms, een vyand van bloed. Met blyden harte bevlytigt zich elk op ie bezigheid, dié hem is aangeweezen. De trugt van aller arbeid wordt in één kas verzameld, om aller behoeften te vervullen. Deeze gemeenfchap van nyverheid heeft aiec alleen voortgebragt een Akkerbouw, Hand-  DER BEIDE INDIEN. 23 Handwerken en allerlei Kunften, voor de kleine Maatfchappye noodig; maar daaren boven eene overtolligheid van goederen, geëvenredigd aan de bevolking. Hoewel de twee fexen te Eufraat afgefcheiden van elkander woonen , hebben , egter, de Dompelaars het huwelyk niet d waaslyk verzaakt. Zy, die door jeugd en liefde tot deeze vereeniging van lichaamen en zielen genoopt worden, verhaten de ftad, en richten eene wooning op ten platten lande, op kosten van de algemeene kas, welke zy door hunnen arbeid doen aangroeien , terwyl hunne kinders in de Hoofdftad worden opgevoed. Zonder deeze verftandige en Christlyke Vryheid, zouden de Dompelaars flegrs zo veele Monniken zyn, die, door den tyd, tot woestheid en losbandigheid zouden overflaan. Het kloosterleeven heeft flegts een gety van Geestelyken yver. Met eene tedere ziel, zou men kunnen wenfchen Fyn te zyn, tot op den ouderdom van twintig jaaren, even gelyk men verlangen kan eene fchoone Vrouw te zyn tot op de vyf en twintig; doch naa dien ouderdom past het een Man te zyn. Het ftigtelykfte en tevens het merkwaardigfte in het gedrag van alle de Aanhangen, welke Pennfylvanie bevolkt hebben, is de geest van Eendragt, die, in weerwil der verfcheidenheid van Godsdienftige gevoelens, onder hen heerscht. Hoewel zy geene leden zyn der zelfde Kerke, beminnen deeze Sektarisfen elkander als kinders van eenen en den zelfden Vader. Ten alB 4 len xvni. BOEK.  24 GESCHIEDENIS XVIII, 8QEK. I I 3 < < ] < i i len tyde hebben zy als Broeders geleefd, dewyl zy de Vryheid hadden om als menfchen te denken. Aan deeze dierbaare Eensgezindheid mag voornaamlyk de fnelle aanwas deezer Volkplantinge worden toeT gefchreeven. In 't begin van 't jaar 1766, beftondt het getal der inwooners uit honderd vyftig duizend Blanken. Zints dien tyd moet derzelver getal zyn toegenomen, dewyl het, volgens de rekening van den Heere franklin, alle vyftien jaaren verdubbelt. Bebalven deeze, woonden ten platten lande dertig duizend Zwarten, minder mishandeld bier te lande dan ergens elders, maar evenisrel nog zeer ongelukkig. Nogthans, 't 'een bezwaarlyk zal geloofd worden, heeft derzelver flaaverny hunne meesters niet aedorven. In Pennfylvanie zyn hunne Zeden nog zuiver, zelf tot ftrengheid toe. Moet dit voordeel dank geweeten worden lan het klimaat, aan de Wetten, aan den Godsdienst, aan den nayver der Aanhangen , of aan byzondere gebruiklykheden ? ï)e Leezer antwoorde hierop, lp 't algemeen zyn de Pennfylvaniers velgemaakt, en derzelver Vrouwen van :en bevallig voorkoomen. Vroeger MoeIers zynde dan in Europa, houden zy ook :erder op met kinderbaaren. Indien de litte van het klimaat de Natuur verhaast, Ie onbeftendigheid der jaargetyen fchynt laar te verzwakken. Geen klimaat is 'er, lwaar de gemaatigdheid onbeftendiger is;  DER BEIDE INDIEN. 5j 'zy verandert, by tusfchenpoozen, zoratyds vyf- of zesmaal op eenen dag. Geenen gevaarlyken invloed heeft deeze onbeftendigheid op de Veldgewasfen. Zelden vernielt zy de bosfchen. Van hier dat de overvloed 'er aanhoudende, en een ruim beftaan a'gemeen is De fpaarzaamheid, aan de Pennfylvaniers eigen, belet niet dat de beide fexen zeer wel gekleed gaan. Hun voedzel is nog beter dan hunne kleeding. De minst gegoede huisgezinnen hebben Brood, Vleeseh, Cider, Bier en gezuikerden Brandewyn. Een groot getal kan een daaglyks gebruik maaken van Franfche en Spaanfche Wynen, van Punch, en zelf van nog kostbaarer geestige dranken. Het misbruik deezer dranken is 'er zeldzaamer dan elders, hoewel niet geheel zonder voorbeeld, Nimmer wordt het bekoorlyk fchouwfpel van deezen overvloed beneveld door het akelig vertoon van bedelaarye. Pennfylvanie heeft niet een éénigen arme. Zy, die door de geboorte of de wisfelvalligheid des geluks, van tydlyke middelen ontbloot zyn, worden op 's Lands kosten uiiderhouden. De weldaadigheid gaat nog verder: zy ftrekt zich uit tot de uitgebreidfte herbergzaamheid Een Reiziger kan overal vertoeven, zonder vreeze van eenigen anderen overlast, dan het leed over zyn vertrek, te zullen aandoen. De dwingelandy der belastingen heeft het geluk der Volkplantingen gekrenkt noch vergiftigd. In den jaare 1766 bedroegen B 5 zy XVIII. BOEK.  XVIII BOEK. 36 GESCHIEDENIS zy niet meer dan twee honderd tachtig duizend honderd en veertig Li vies. De meesten zelf, gevorderd om de wonden des Ooriogs te geneezen, moeten met het jaar Vil een, einde neeri>en- Indien, op dit tyditip, de inwooners deeze verlieting niet hebben gekreegen, de reden is, omdat de invallen der Wilden buitengewoone kosten veroorzaakt hebben. Minder zou men deezen ramp gevoeld hebben, indien, gelyk de regtvaardigheid eischte, en gelyk de ingezeetenen vorderden, men de familie van penn hadt kunnen beweegen, in de algemeene kosten te draagen, naar evenredigheid van de inkomften, welke zy van de provincie trok. v De Pennfylvaniers, vreedzaame bezitters, vrye vrugtgebruikers van een grond, die hun doorgaans twintig of dertigvoud Koorn geeft, fchroomen niet hun geflagt te vermenigvuldigen. Naauwlyks zou men een ongehuwden m de provincie vinden Het huwelyk is daar door te bekoorlyker en onfchendbaarer. Deszelfs vryheid e-elvk deszelfs onfchendbaarheid, hangt af van de keuze der Echtgenooten3 den Regter of Leeraar neemen zy veeleer tot een getuige,^ dan tot een dienaar hunner verbintenisle Ontmoeten twee gelieven eenigen tegenftand in hunne familien ? Zy neemen te gader de vlugt te paerd; de minnaar zet zich agterzyneminnaares, en aldus vertoorn zy zich aan de Overheid. De ionee dochter verklaart dat zy haaren minnaar heeft weggevoerd, met oogmerk om hem te  DER BEIDE INDIEN. 2? ie trouwen. Deeze zo plegtige gelofte mag niet wederfban, noch vervolgens de Vrouw geftoord worden in het bezit van 't geen zy bemint. In andere opzigten is het Vaderlyk gezag boven maate groot. Het hoofd yan een huisgezin, wiens zaaken in wanorde zyn, heeft het regt om zyne kinders aan zyne fchuldeisfchers te verpanden : eene ftraffe, naar het fchynt, recht gefchikt om een tederlievenden Vader op den ftaat zyner zaaken naauwe agt te doen geeven* Een vol wasfen perfoon voldoedt, door een jaar te dienen, eene fchuld van honderd twaalf Livres en tien Huivers. Een kind beneden de twaalf jaaren is verpligt, voor honderd vyf en dertig Livres, tot zyn een en twin-tigfte jaar dienstbaar te zyn. Dit is eene afbeelding van de oude Aartsvaderlyke Zeden van het Oosten. Hoewel 'er vlekken en zelf eenige fteden in de Volkplanting zyn, kan men, egter, zeggen, dat de meeste inwooners afgezonderd in hunne gezinnen leeven. Ieder Eigenaar heeft zyn huis in het middelpunt eener uitgeftrekte plantaadje, omringd van leevendige haagen. Van hier dat ieder Land-wyk eenen omtrek heeft van twaalf of vyftien mylen. Op een zo verren afftand van de Kerken, hebben de Godsdienftige plegtigheden luttel invloeds. Niet vroeger dan verfcheiden maanden, en zomtyds een of twee jaaren naa hunne geboorte , worden de kinders ten doop gehouden. Zonder leerfteliingen te bepaalen, zonder te twisten over den Eerdienst, in een land al- KVUL BOEK.  28 GESCHIEDENIS XVIII. BOEK. i i ( I i ! alwaar ieder Aanhang zyn byzonderen Eerdienst oeffent, vereert men het Opperst Weezen meer door deugden, dan door Gebeden. De onkunde en onbedrevenheid zyn een fterker wagt voor de Zeden, dan de voorfchriften en gefchilftukken. De Godsdienst fchynt alle zyne fiaate. lykheid te bewaaren voor de laat/te eerbetooningen, welke de mensch op deeze aarde ontvangt, voordat hy in derzelver fchoot gelegd wordt. Zo ras iemand ten platten lande is geftorven, wordt den naasten buuren kennis gegeeven van den dag zyner begraavenisfe. Deeze geeven 'er kennis van aan de belende wooningen, en dus wordt het gerugt wyd en zyd verfpreid. Ieder huisgezin zendt ten minften een zyaer Leden, om de Lykftaatfie te vereeren. Den afgezondenen wordt, by hunne aankomst, Punch en Koek aangebooden. Naalat de vergadering isbyeengekoomen, wordt bet Lyk gedraagen na de begraafplaats van zynen Aanhang; of indien deeze te verre tfgelegen zy, wordt het in een ft uk lands, lan zyn geflagc behoorende, begraaven. tfet gevolg beftaat uit vier of vyf honderd aerfoonen te paerd, die een ftilzwygen en ngetogenheid bewaaren, overeenkomftig net den geest der plegtigheid, welke hen loet te zamen koomen. 't Geen vreemd zal chynen, is, dat de Pennfylvaniers, vyanden 'an pragt geduurende hun leeven, by den lood dit kenmerk van zedigheid vergeeten* Uien begeeren dat de droevige overblyfzels ■an hun kortduurend beftaan verzeld worden  DER BEIDE INDIEN. 2£ den van een ftaatlykheid, evenredig aan hunnen ftaat of bezittingen. In 't algemeen heeft men opgemerkt, dat de eenvoudige en deugdzaame, zelf de woeste en arme Volken, zeer gefteld zyn op de begraafnis plegtigheden. De reden hier van is, omdat zy deeze laatfte eerbetooningen aanmerken als pligten, en deeze pligten als een gedeelte van de aandoeninge der liefde, die de gezinnen, in den ftaat die minst van den ftaat der Natuure is afgeweeken, op het naauwst verbindt. Het is niet de overleedene, welke deeze eerbetooningen vordert; het zyn zyne bloedverwanten, eene Echtgenoote, de kinderen, welke deeze pligten bewyzen aan de geliefde asch van eenen Vader, of van een befchreienswaardigen Echtgenoot. De Lykftaatfien zyn altyd talryker in de kleine dan in de groote Maatfchappyen , omdat, indien 'er familien zyn, zy veel uitgebreider zyn. 'Er heerscht meer eenigheids, meer fterkte; alle hulpmiddelen, alle fpringveeren zyn 'er kragtdaadiger. Dit is de reden * dat kleine Volken groote Natiën overwonnen hebben; dat de Grieken de Perfiaanen overmeesterden; dat de Corfen, vroeg of laat, de Franfchen van hun Eiland zullen verjaagen. Maar van waar ontleent Pennfylvanie de bronnen van zyn vertier? Hoe kan het de middelen vinden om zo overvloedig in het. zelve te voorzien? Van het Vlasch en de Hennip, welke het van zynen eigen grond inzamelt; van het Katoen, welk het uit Zuid-Amerika ontvangt, heeft het eene groote XVI li. BOEK.  go GESCHIEDENIS XVIII. BOEK. groote menigte Lywaat; van de Wolle, welke uit Europa derwaarts wordt gezori. den, maakt het veel grof Laken, 't Geen de onderfcheiden takken zyner nyverheid aan hetzelve niet geeven, verzorgt het zich uit de voortbrengzels van zynen grond, Zyne fcheepslieden brengen na de Engelfche, Franfche, Hollandfche en Deenfche Eilanden , Biskuit, Meel, Boter, Kaas, Smeer, Peulvrugten , Fruit, gezouten Vleesch, Cider, Bier, en allerlei foort van Timmerhout. In betaaling ontvangen zy Katoen, Suiker, Koffy, Brandewyn en Geld, die zo veele voorwerpen zyn van een nieuwen Koophandel met het Moederland , met andere Volkplantingen of andere Natiën van Europa.DeVlaarnfcheEilanden, Madera, de Kanarifche Eilanden, Spanje en Portugal leveren eene voordeelige markt uit voor het Pennfylvanisch Koorn en Hout, welk zy met Wyn en Piasters betaalen. Het Moederland ontvangt Yzer, Hennip , Huiden , Pelteryen, Lyn-oly,' Masten: en het levert Garen, Wolle, fyri Laken, Thee, Ierfche of Indifche Lywaaten, Yzerkraameryen, nevens andere zaaken van volftrekte noodzaaklykheid of tot fieraad dienende. Maar vermids het Moederland meer goederen aan zyne Volkplan ting verkoopt, dan het daar van koopt^ zo is Engeland een Draaikolk, in welken de metaalen zich zullen verliezen, welke de Pennfylvaniers hebben ontvangen van de andere markten, die zy bezoeken. In den jaare 1723, zondt het na Penfylvanie niet  der beide INDIEN 31 niet meer, dan voor twee honderd vyftig duizend Livres aan Koopmanfchappen; tegenwoordig zendt het derwaarts voor tien millioenen. Deeze fomme is te groot, dan dat de Volkplanters dezelve kunnen betaalen, zelf wanneer zy zich ontblooten van al het Goud, welk zy ontvangen van alle de markten, die zy bezoeken; en die onvermogen zal zo lang aanhouden, als de voortzetting hunner ontginningen grooter verfchot zal vereifchen, dan de landeryen opbrengen. Andere Volkplantingen, die in het bezit zyn van eenige bykans uitfluitende takken van Koophandel, als van Ryst, Tabak en Indigo, hebben fpoedig moeten ryk worden. Pennfylvanie, welk zyne grootheid vestigt op den Akkerbouw en de Veefokkery, zal langzaamer ryk worden; doch deeze voorfpoed zal zekerder en duurzaamer grondflagen hebben. Indien iets den voortgang der Volkplantinge kan vertraagen, het is de onregelmaatige wyze, op welke de plantaadien worden aangelegd. De familie van penn, eigenaares van alle de landeryen, verleent dezelve zonder onderfcheid overal en zo veel men 'er van begeert, mids men haar betaale vyftig Kroonen voor ieder honderdtal Akkers, en men zich verbinde tot eene jaarlykfche erkentenis van ongeveer een ffuiver. Hier uit ontftaat, dat het der provincie ontbreekt aan die Eenheid, in alle dingen zo volftrekt noodzaaklyk, en dat haare verfpreide bewooners het flagtöffer zyn XVIII, BOEK.  32 GESCHIEDENIS XVII BOEK. [. zyn van den geringften vyand, die nieÉ fchroomc hen aan te tasten. Op verfchillende wyzen worden dë £' lantaadjen in de Volkplanting bewerkt. >ikwyls zet een Jaager zich neder in het midden van of naby een bosch. Zyne naaste buuren helpen hem boomen om verre houwen, en dezelve op eikanderen ftapelen; dit heet een huis. In de nabuurfchap beplant hy, zonder eenige hulp, een tuin en een Akker, genoegzaam tot zyn eigen lyftocht en dien van zyn Gezin. Eenige jaaren naa de eerfte ontginningen, koomen uit het Moederland lieden * die meer arbeidzaam dan ryk zyn. Den Jaager betaalen zy zyne gedaahe moeite; van den Eigenaar der provincie koopen zy landeryen, die nog niet betaald zyn;zy bouwen geryflyke wooningen, en breiden de ontginningen uit. Êindelyk koomen de Duitfchers, die door eigen neiging, of door de vervolging, na dé nieuwe waereld gedreeven worden , de laat» fte hand leggen aan deeze nog onvolmaakte .Bezittingen. De eerfte en de tweede planters brengen hunne nyverheid elders over, nevens uitgebreider hulpmiddelen van Akkerbouw, dan zy dus lang bezeeten had. den. De goederen, welke jaarlyks uit Pennfylvanie worden uitgevoerd, kunnen op twintig duizend tonnen gerekend worden; Het ontvangt vier honderd fcheperi , en het Vaardigt geen minder getal af. Zy koolhen te Philadelphia, de Hoofdftad der provin-  der beide INDIEN. 33 vincie, aan, en allen, of* bykans allen, Vertrekken wederom van daar. Deeze vermaarde ftad, wier naam (*) een teder gevoel aan den geest voorftelt, legt twintig mylen van de Zee, daar de Delaware en de Schuylkill zich vereenigen. Penn, die ten oogmerke hadt, haar tot de Hoofdftad van een uitgeftrekt gebied te verheffen, wilde dat zy, tusfchen de twee rivieren,' eene uitgeftrektheid befloeg van ëéne myl in de breedte en twee mylen in de lengte. Tot nog toe is de bevolking niet groot genoeg geweest, om eene zo groote ruimte te beflaan. Men heeft dus lang alleenlyk langs de oevers van de Delaware getimmerd , zonder evenwel de denkbeelden des Wetgeevers ter zyden te Hellen, en zonder af te wyken van het plan, door hem gemaakt. Dit zyn verHandige behoedmiddels. Philadelphia moet de aanzienlykfte ftad van Amerika worden * dewyl het niet kan misfen, dat de'Volkplanting zeer grooten opgang zal maaken, en derzelver voortbrenzels zullen langs geen anderen weg, dan door middel van de haven haarer Hoofdflad, over Zee kunnen verzonden worden. De Hraaten van Philadelphia, die allen lynrecht loopen, zyn, voor 't meerendeel, vyftig voeten breed; de twee hoofdflraaten hebben eene breedte van honderd voeten. Langs beide kanten loopt eene ry luifels, die onderfleund worden door Hylen of paaien, op zekere afflanden van elkander iri den grond geflagen. De (*J Philadelphia betékent JSréedtfliefdt. VII. deel. C XVIII. BOEK.,  xvnr. BOEK. j j i ( i i j 2 I 1 d b d f f< d 34 GESCHIEDENIS De huizen, ieder van welken van een tuin en boomgaard voorzien is, zyn doorgaans twee verdiepingen hoog, en gebouwd van tichelfteen of eene foort van zagten fteen, die in de lucht hard word. Tot voor weinige jaaren, wierden de muuren niet zeer dik gemetzeld, dewyl zy alleenlyk een dak van zeer ligt hout moesten draagen. Doch zints den tyd dat men Leigroeven heeft antdekt, hebben de muuren eene dikte gekreegen, naar gelang van de zwaarte deeler nieuwe daken. De gebouwen, welke leden ten dagen fraaier zyn dan voormaals, :yn hun voornaamfte fieraad verfchuldigd tan het Marmer van verfchillende koleu. •en, welk een myl van de ftad wordt gezonden. Men heeft 'er tafels, fchoorfteeien of andere huisgeraaden van gemaakt, [ie het voorwerp zyn geworden van eenen 'ry aanzienlyken handel op het grootfte edeelte van Amerika. Deeze kostbaare bouwftoffen konden niet lgemeen zyn in de huizen, zonder in de ierken in overdaad gebruikt te worden, eder Aanhang heeft zyn eigen Kerk, en ommigen meer dan ééne. Nogthans ziet tien 'er een vry groot getal burgers,-die [erken, Priesters noch openbaaren Èerienst hebben. Een gebouw, 't welk even zeer geè'eriedigd, hoewel minder bezogt wordt dan e Godsdienftige Geftigten, is het Stadhuis, [et is in een zeer kostbaaren en groot:hen fmaak gebouwd. Hier vergaderen 2 Wetgeevers der Volkplantinge eenmaal 's jaars,  DER EEIDE INDIEN. 35 Js jaars, en, indien het de nood vereischt, verfcheiden reizen in het jaar, om over zaaken , dc openbaare orde betreffende, te fprecken. Alles is daar ónderworpen aan het gezag der Natie, aan de raadpiecgingen van derzelver afgevaardigden. .Naast het Stadhuis ftaat eene pragtige Boekery, in den jaare 1742, onder het opzigt van den geleerden en edelmoedigen Franklin, opgericht. Men vindt aldaar de beste Engelfche, Franfche en Latynfche Werken. Des Saterdags alleen ltaat zy voor het algemeen open. Zy, die deftigting bevorderd hebben, genieten ten allen tyde een vryen toegang tot dezelve. De andere betaalen huur van de Boeken, welke zy leenen, en eene boete, indien zy ze niet op den beftemden tyd terug geeven. Uit dit Fonds, 't welk geftadig wordt aangevuld, groeit deeze edele ftigting dagelyks aan. Om dezelve van nog grooter nut te maaken, heeft men haar vermeerderd met Natuur- en Wiskundige Werktuigen , en een fraai Kabinet van Zeldzaamheden, tot de Natuurlyke Historie behoorende. Het Kweekfchool, 't welk den geest tot alle deeze Weetenfchappen moet Opleiden, wierdt in den jaare 1749 geftigt. In 't eerst wierdt de jeugd in hetzelve alleenlyk in de fraaie Letteren onderweezen. In den jaaré 1764 heeft men het onderwys in de Geneeskunde daar nevens gevoegd. De kundigheden en de Leermeesters zullen vermenigvuldigen, naar gelang de JanC 3 dè- XVUl boek.  XVIII. BOEK. 36 GESCHIEDENIS deryen, welke derzelver eigendom zyn geworden , meer vrugts zullen geeven. Men mag voorfpellen , dat de Godgeleerdheid voor altoos zal -geflooten worden buiten een School, toegewyd aan het onderwys van een Volk, 't welk alle Eerdienften toelaat, 't welk geenen heerfchenden Godsdienst kent, en 'er zelf geenen zodanigen vordert. Dit zal het eenige gewest in het Heelal zyn, daar men elkander niet flaan zal om woorden, daar men elkander niet zal haaten om onbegrypelyke zaaken. Indien de dwingelandy, het bygeloof of de Oorlog, ten eenigen tyde, Europa op nieuw dompelen in de barbaarschheid, uit welke de Kunften en Wysbegeerte het verlost hebben, zullen deeze fakkels van het menschlyk verftand de nieuwe waereld verlichten, en het licht zal eerst opgaan te Philadelphia. Deeze ftad ftaat open voor alle behoeften der menschlykheid, voor alle hulpmiddelen der nyverheid. Haare Kaaien, van welke de voornaamfte twee honderd voeten breed is, vertoonen eene reeks van gemaklyke Pakhuizen, die in een zeer vernuftigen fmaak gebouwd zyn. Schepen van vyf honderd tonnen, kunnen 'er, behalven wanneer het water met ys bezet is, gemaklyk aankoomen. Men laadt aldaar de goederen, die langs de Delaware, de Schuylkill, of langs wegen, veel fraaier dan die van de meeste gewesten in Europa, aldaar zyn te zamen gebragt. Het burgerbeftuur heeft reeds meer opgangs ge.  der beide INDIEN. 37 gemaakt in dit gedeelte der nieuwe waereld, dan by de oude Volken in de oude waereld. Het getal der inwooneren van Philadelphia is niet naauwkeurig te bepaalen. 'Er wordt geene naauwkeurige aantekening gehouden van het getal der geftorvenen, en verfcheiden Aanhangen laaten hunne kinders niet doopen. Zeker is het, dat 'er, in den jaare 1766, twintig duizend inwooners geteld wierden. Dewyl de meesten hunner zich bezig houden met het verkoopen der voortbrengzelen van de geheele provincie, en aan dezelve te bezorgen 't geen van buitenlands wordt aangebragt, kan 't niet anders weezen, of zy moeten een aanzienlyken rykdom bezitten. Deeze moet nog meer aangroeien, naar maate de Landbouw meer opgangs zal maaken, in een land, waarvan men dus lang niet meer dan het zesde gedeelte heeft ontgind. Philadelphia, gelyk insgelyksNieuwkasteel en de overige fteden van Pennfylvanie, legt geheel open. Even zeer is het geheele land van Vestingwerken ontbloot. Dit is een noodzaaklyk gevolg van de beginzelen der Quakers, die ten allen tyde den meesten invloed op de openbaare raadpleegingen behouden hebben, hoewel zy niet meer dan het derde gedeelte van de ingezeetenen der Volkplantinge uitmaaken. Deeze lieden kunnen, om hunne befcheidenheid, eerlykheid, zucht tot den arbeid, en weldaadigheid, niet hoog genoeg gefchat worC 3 den. XVIII. BOEK.  33 GESCHIEDENIS XVIII. BOEK. den. Misfchien zou men in de verzoeking kunnen koomen om hunne Wctgceving van onvoorzigtighcid en hgtvaardigheid te befchuldigen. By het oprechten dier burgerlyke veiligheid, welke den eenen burger tegen den anderen in zekerheid ftelt, moesten, zal men zeggen, de ftigters deezer Volkplantinge de ftaatkundige veiligheid verzekeren, welken de eenen.Staat tegen de aardlagen van den anderen Staat in zekerheid ftelt. Het gezag, welk de goede Orde en den Vrede van binnen handhaaft, heeft niets gedaan, zo lang het de buitenlandfche invallen niet voorkoomen heeft. Zich te verbeelden, dat de Volkplanting nimmer vyanden zal hebben, is te onderftellen dat het Heelal alleenlyk van Quakers wordt bewoond. Dit zou zo veel zyn, als den fterken tegen den zwakken op te ftooken, fchaapen aan de befcheidenheid van wolven overgeeven, en alle de burgers overlaaten aan de onderdrukking van den eerften dwingeland, die den inval krygt om hen te overheeren. Maar, van den anderen kant, hoe zal men de ftrengheid der Euangelifche grondregelen, welke de Quakers letterlyk volgen, overeenbrengen met dien toeftel van befchadigend of verweerend geweld, welke alle Christen Volken in een ftaat van geduurigen oorlog houdt? Wat zouden, daarenboven, de Franfchen en de Spanjaarden doen, indien zy gewaapender hand in Pennfylvanie vielen? Indien zy niet in éénen nacht  der beide INDIEN. 39 ri.acht of op éénen dag alle de inwooners van dit gelukkig land den keel affneeden, zouden zy de fpruit en het naageflagt dier zagtaartige en liefderyke menfchen niet verdelgen. De gewelddaadigheid heeft haare paaien in haare buitenfpoorigheden ; zy verteert en verdooft zich zelve, even als het vuur in de asfehe haarer brandftoffen. Maar de Deugd, wanneer zy door den geestdrift der menschlykheid , door den geest van broederliefde wordt beftuurd, herleeft, even als de boom, onder de fcherpte van het yzer. De boozen, om hunne bloeddorftige oogmerken te volvoeren , hebben de menigte noodig. De regtvaardige mensch, de Quaker « behoeft niets dan een Broeder, om byftand van denzelven te ontvangen, of hem hulp te verleenen. Gaat, gy oorlogzuchtige Volken , flaaffche of dwingelandifche Volken, gaat na Pennfylvanie; alle deuren zult gy aldaar open, alle goederen zult gy ten uwen dienfte vinden; niet één Soldaat, maar veele Kooplieden of Landbouwers zult gy 'er vinden. Maar indien gy hen pynigt, of overlast doet, of belemmert, zy zullen de viugt neemen, en u hunne landeryen onbebouwd, hunne Handwerken vervallen, en hunne Pakhuizen ledig agterlaaten. Zy zullen een nieuwen grond gaan bevolken en bebouwen; zy zullen den aardbodem rond trekken, en liever onder weg fterven, dan u vermoorden of gehoorzaamen. Wat zult gy 'er by gewonnen hebben, dan den haat van 't menschC 4 dom XVÏÏÏ, BOEK.  XVII] BOEK. 40 GESCHIEDENIS , dom en de verfoeijing der toekoomende geflagten. Op deeze befcbouwing en dit vooruitzjgt, hebben de Pennfylvaniers hunne toekoomende veiligheid gebouwd. Wat het tegenwoordige aangaat, van agteren hebben zy niets te vreezen, zints de Franfchen Kanada hebben verboren. De Engelfche vastigheden dekken overvloedig de zyden der Volkplantinge. Voor 't overige, dewyl zy piet zien dat de krygshaftige Volken hef langst ftand houden; noch dat het wantrouwen, welk op fchildwagt ftaat, te geruster flaapt; noch dat men met veel vermaak geniet 't geen met zo veel fchrooms bezeeten wordt: leeven zy heden, zonder zich over den dag van morgen te bekommeren. Misfchien zyn zy van oordeel, dat zy beveiligd worden door die eigenfte behoedmiddelen, die de wagt houden in de Volkplantingen, van welke zy omringd worden. Een der Bolwerken, welke Pennfylvanie dekken tegen eenen aanval ter Zee, waar aan het blootgefteld blyft, is Virginie. _ Deez' naam, die oorfpronklyk aanduidde die geheele groote uitgeftrektheid, welke de Engelfchen zich voorftelden in het vaste land van Noord-Amerika te beflaan, is tegenwoordig van eene veel bepaalder betekenisfe. Tegenwoordig wordt 'er alleenlyk door verftaan het Landfehap, 't welk ten Noorden grenst aan Maryland; ten Zuiden aan Karolina; ten Westen aan het gebergte Apelaches; ten Oosten aan den  der beide INDIEN. 4! den Oceaan. Buiten deezen omvang heeft het eene uitgebreidheid van veertig mylen in de lengte, en twee honderd mylen in de breedte. In den jaare ióotf zetteden de Engelfchen in Virginie 't eerst voet aan land. Jamestown was hunne eerfte vastigheid. Een ongelukkig voorval vertoonde hun, in de nabuurfchap, eene beek van zoet water, die uit eenen kleinen Zandbank ontfpringende , Talk medevoerde , welke men op den bodem van een loopend en doorfchynend water zag blinken. In eene Eeuw, welke na niets anders dan ryke Mynen haakte, nam men dit veragtlyk ftof voor Zilver. De eerfte, de eenige zorge der eerfte Volkplanteren, was, om dit gewaande Zilver byéén te zamelen. De begocheling was zo volkomen, dat men twee fchepen, daar aangekoomen om onderftand te brengen, terug zondt, met deeze ingebeelde rykdommen belaaden: naauwlyks bleef 'er eenige plaats over voor een weinig Pelteryen. Zo lang deeze droom duurde, verfmaadden de Volkplanters het ontginnen van landeryen. , Een verfchriklyke hongersnood was de ftraffe van deezen dwaazen hoogmoed. Van vyf honderd menfchen, uit Europa derwaarts gezonden, ontkwamen niet meer dan zestig dien geduchten geesfel. Dit heilloos overfchot maakte zich gereed om fcheep te gaan na Terra-Nova, met leevensmiddelen voor flegts veertien dagen, wanneer delaware zich vertoonde met drie fchepen, eene C 5 nieu- XVIIL BOEK.  XVIII BOEK. i ] ( ( i i I £ z I I g 42 GESCHIEDENIS nieuwe Volkplanting, en allerlei leevens-* middelen. De Gefchiedenis fchetst deezen Lord, als een vernuft boven de vooroordeelen van zynen tyd verbeven. Zyn belangloosheid evenaarde zyne kundigheden. Met bet aanvaarden van het bewind eener Volkplantinge, die nog in de wieg lag, hadt hy zich niets anders voorgefteld dan dat inwendig genoegen, welk een eerlyk man vindt in het opvolgen zyner Deugdneiginge; en de boogagting van het naageflagt, een tweede vergelding der Edelmoedigheid, die zich aan het algemeene wclzyn toewydt en opoffert. Zo ras hy 'er kwam, gaf dit karakter hem de heerfchappy over de gemoederen. Hy wederhieldt menfchen, die een bepaald befluit hadden genomen 3m een vernielenden grond te ontvlieden; ly vertrooste hen onder hunne moeilykheien; hy deedt hun een kort aanftaand ;inde van dezelve hoopen; by de tederlartigheid van eenen Vader alle de ftandrastigheid van eenen Bevelhebber voegenle, beftierde hy hunne werkzaamheden tot en heilzaam einde. Tot ongeluk der opoomende Volkplantinge, wierdt delawa.e , door zj^në afneemende gezondheid, enoodzaakt na zyn Vaderland weder te eeren; doch hy verloor aldaar nimmer yne geliefde Volkplanters uit het oog; al et aanzien, welk hy ten Hove hadt, be:eedde hy altoos ten hunnen nutte. Midlcrwyl maakte de Volkplanting fiegts üingen opgang. Deezen kwynenden ftaat fchreef  der beide INDIEN. 43 fchreef men toe aan de dwingelandye, aan uitfluitende voorregten onaffcheidbaar eigen. By de komst van ka rel den J. ten Throone, wierdt de Maatfchappy, welke dezelve oeffende, vernietigd. Van toen af aan kwam ^irginie onder het onmiddelyk regtygebied der Regeeringe, die niet moer aan zich behieldt dan een Grondpagt van twee Livres en vyf Ituivers van ieder honderdtal Akkers gronds, welke men in 't toekoomende zou bebouwen. Tot op dit oogenblik hadden de Volkplanters geen waaren eigendom gekend. Ieder een dwaalde 'er op 't los geval aan, of zette zich neder op eene plaats , die hem meest behaagde, zonder daarop eenig regt van eigendom te hebben, of met anderen een verdrag te hebben aangegaan. Ten laatfte wierden 'er grensfcheidingen bepaald; en Landloopers, burgers geworden , verkreegen grenspaalen voor hunne plantaadjen. Deeze eerfte Wet der Zamenleevinge deedt alles van gelaat veranderen. Allerwegen zag men gebouwen oprichten , die van nieuwe beplantingen omringd wierden. Deeze werkzaamheid deedt na Virginie zamenftroomen, eene menigte wakkere lieden, die aldaar rykdom, of 't geen daar van de plaats bekleedt, de vryheid kwamen zoeken. De gedenkwaardige onlusten, die den Engelfchen Regeeringsvorm veranderden, vermeerderden nog deezen toeloop met eenf menigte Koningsgezinden, die, in naavolging van berkeley, Gouverneur der Volk- plan> XVIII. HOEK.  44 GESCHIEDENIS XVIII. BOEK. < 1 2 z X d d b e d n d ft u di d z; plantinge, en, gelyk zy, den Koning karel toegedaan, aldaar de beflisfing van het lot deezes rampzaligen Vorsts gingen afwagten. Berkeley liet niet af van hen te onderfteunen, zelf naadat de tegenfpoed dien Monarch verpletterd hadt. Doch eenige ingezeetenen, verleid of omgekogt, zich onderfchraagd ziende van eene magtige Vloot, ?aven de Volkplanting aan den Protcktor aver. Indien het Opperhoofd, in weervil van zich zeiven, zich door den ftroom sag medevoeren, hy was, ten minften, mder de geenen, welke karel met verrouwen en gezag vereerd hadt, de laatte, die onder cromwell bukte, en de lerfte die zyne ketens verbrak. Deeze lappere man zucht onder de onderdruking, wanneer de Item des Volks hem erriep tot de waardigheid, door den dood yns Opvolgers opengevallen. Verre van ulke dringende aanzoeken van de hand te ryzen, verklaarde hy, nimmer iemand an den wettigen erfgenaam des ontkroonen Monarchs te zullen dienen. Dit vooreeld van grootmoedigheid, gegeeven in 2n tyd, toen men nog geen licht zag in e herftelling van het Koninklyk Huis, laakte zo veel indruks op de gemoederen, it karel de II, met eene eenpaarige emme, in Virginie voor Koning wierdt tgeroepen, vóórdat hy nog in Engeland lar voor uitgeroepen was. Van een zo edelmoedigen ftap genoot ; Volkplanting het voordeel niet, welk ; daar van kon verwagt hebben. Het leedt  DER BEIDE INDIEN. 45 Jeedt niet lang of het Hof vergunde, aan belangzuchtige en begunftigde lieden, buitenfpoorige voorregten, die de landeryen van een groot getal min vermogende Volkplanters inzwelgden. By deezen overlast kwam die van het Parlement, 't welk buitenfpoorige belastingen leidde op alles, wat Virginie aan het Moederland leverde» en op 't geen het van daar ontving* Deeze dubbele onderdrukking deedt de hulpmiddelen en verwagtingen der Volkplantinge uitdroogen. Tot overmaate van onheilen, hervatteden de Wilden, welke men nimmer wys genoeg geweest was van te ontzien, hunne invallen, met eene woede en overleg, waarvan men dus lang geen voorbeeld hadt gezien. Zo veele rampen vervoerden de Virginiers tot wanhoop. Berkeley, naa langen tyd hun Afgod geweest te zyn, hadt niet meer in hunne oogen, noch genoegzaame kloekmoedigheid tegen de kwellingen van het Moederland, noch de vereischte werkzaamheid tegen de invallen van den vyand. Aller oogen wendden zich na bacon, een jong krysman, levendig, welfpreekend, ftoutmoedig, indringend en van een bevallig voorkoomen. Onder het aanrechten van muiteryen, en het pleegen van ongeregeldheden, wierdt hy tot Generaal verkooren. Hoewel zyn krygsgeluk deeze vooringenomenheid der vervoerde menigte gewettigd hadt, verklaarde niet te min de Gouverneur bacon voor een Verraader des Vaderlands, Een zo ftreng von- XVIII. BOEK.  4* GESCHIEDENIS XVIII. BOEK. 1 1 t 2 < e 1 r r 1; b d ? e d a S g d vonnis, 't welk, den tyd in aanmerking genomen zynde, eene onvoorzigtigheid was, bewoog den veroordeelden om zich gewelddaadigerband te verzekeren van een gezag, welk hy, zedert zes maanden, in vrede hadt- geoeffend. De dood verhinderde zyne Ontwerpen. De misnoegden, door den dood van hun Opperhoofd gefcheiden, en bevreesd geworden voor de Troepen, welke zy uit Europa zagen aanioomen , waren op niets anders bedagt ian om genade te fmeeken. Men wenschte ïiets vuuriger dan dezelve te verleenen. De opftand hadt geen heilloos gevolg. De goedertierenheid verzekerde de onderwerping: en zedert dit zonderling tydftip, be>aalde zich de Gelchiedenis van Virginié ot den Akkerbouw van zyne plantaadjen. In den beginne wierdt deeze groote Beitting beftuurd door de afgevaardigden er Maatfchappy, welke, al zedert haare erfte opkomst, Zich van dezelve meester adt gemaakt. In 't vervolg trok Virgiie de aandagt van het Moederland; dus oemen de Engelfche Volkplanters het rnd hunner afkomfte. Men maakte een egin met het vastftellen van een geregelen Regeeringsvorm. Zints het jaar 1620, beondt dezelve uiteen Opperhoofd, een Raad 1 Afgevaardigden uit ieder gewest. Door =eze drie v'ereenigde Magten wierden de gemeene belangen geregeld. Even als in :hotland, vergaderden de Raad en de Afvaardigden des Volks in een en de zelfï kamer. In naavolgifig van het Parlement  dër beide INDIEN. 47 ment van Engeland, verdeelden zy zich, in den jaare j63o, .in twee kamers; dit gebruik heeft zedert ftand gehouden. : De Gouverneur, die altoos door het Hóf ën voor een onbepaalden tyd benoemd wordt, heeft alleen de hertelling óver de geregelde Troepen, de Landmagt, en alle Krygsbedieningen. Hy alleen heeft het regt om de Wetten der algemeene Vergaderinge af te keuren of te bekragtigen. Te gader met den Raad, dien hy voor 't overige weinig invloeds laat genieten, verwylt, of doet hy dit flag van Parlement fchéidên; hy verkiest alle de Ger.igtsamptenaaren, alle de Opzieners over de Geldmiddelen; hy vervreemdt de vrye landen, overeenkomftig met de vastgeftclde gebruiken; hy heeft het bewind over 's Lands Kas. Zo veele voorregten, die den weg baanen tot overweldigingen, maaken het gezag willekeuriger, dan 'het is in de Noordlyker Volkplantingen ; maar al te dikmaals openen zy eene deur voor onderdrukking. De Raad beftaat uit twaalf Leden, die by opene brieven vërkooren, of op byzonderen last des Konings benoemd worden. Indien 'er minder dan negen in het land gevonden worden, verkies: de Gouverneur eenigen uit de voorna'amfte i'nwooners om het 'getal te vervuilen. De Raaden moeten de hand leenen aan het Landbéftuür, eq de 'dwingelandy weeren. Zy maaken een foort van Hoogerhuis uit. Op deezen grond hebb'éri zy het regt om allé dé Aki XVIÏÏ. boek.  48 GESCHIEDENIS XVIII. BOEK. < < C l \ 1 X Akten van het Laagerhuis te verwerpen^ De Jaarwedden van het gantfche lichaam bedraagen zeven duizend acht honderd vyf en zeventig Livres. Virginie is verdeeld in vyf en twintig Landfchappen of Graaffchappen, van welke ieder twee Afgevaardigden zendt. Jamestown en James-Collegie hebben ieder het afzonderlyk voorregt om éénen Afgevaardigden te benoemen; dit maakt een getal uit van twee en vyftig. Ieder Volkplanter, de Vrouwen en minderjaarigen alleenlyk uitgezonderd, zo dra hy een vry Leengoed bezit, heeft het regt om te verkiezen en om verkoozen te worden. Schoon de tyd tot het beroepen der Algemeene Vergaderinge door de Wetten niet bepaalt :s, zit zy, egter, geregeld alle jaaren of :>m de twee jaaren; zelden wordt zy drie aaren uitgefteld. Het voordeel van zo likmaals te vergaderen verzekert men zich, loor flegts voor een korten tyd onderftand;elden toe te ftaan. Alle de Akten, welke n de twee kamers zyn doorgegaan,. worlen aan den Souverein gezonden, om met leszelfs gezag bekleed te worden. Onderusfchen hebben zy, indien ze van den Gouverneur goedgekeurd zyn, de kragt ■an Wetten, tot den tyd toe dat ze door en Koning worden afgekeurd, 's Lands inkomften van Virginie ontftaan it verfcheiden bronnen, en worden tot ■erfchillende einden aangewend. De beisting van twee Livres en vyf Huivers, relke van den Volkplanter voor .ieder kwin-  bEk beide INDIEN. 49 kwintaal Tabak geheven wordt; van zestien Livres, zeventien Huivers en zes penningen de Ton, welke ieder fchip, gelaaden of ledig, by de terugkomst van eene reize, betaalt; het hoofdgeld van elf Livres en vyf Huivers, welk alle Reizigers, vryen of flaaven, by hunne aankomst in de provincie, moeten opbrengen; het verfterfregt op de landeryen en roerende goederen van de zulken, die geen wettigen Erfgenaam nalaaten: alle deeze regten, wier jaarlykfche opbrengst ongeveer zeventigduizend Livres bedraagt, moeten befleed worden tot het goedmaaken van de gewoone kosten der Volkplantinge, volgens ordre Van den Raad en den Gouverneur,, De algemeene Vergadering heeft, ten deezen opzigte, geen ander regt dan om de rekeningen na te zien. Nogthans heeft deeze Vergadering aari zich gehouden, de volflrekte befchikking over de penningen, tot buitengewoone gelegenheden beflemd. Deeze penningen koomen voort uit een inkoomend regt op de flerké dranken; een regt Van twee en twintig Livres en tien Huivers Voor ieder flaaf, en van zestien Livres en Zeventien Huivers voor ieder huisbediende, niet in Engeland gebooren, die in dé provincie koomt. Dusdanig een inkoomen moet aan groote verandering onderhevig zyn; doch, over 't algemeen genomen, is het^aanzienlyk, en men heeft 'er doorgaans met vry goed overleg gebruik van gemaakt. Behalven deeze belastingen, die in Gelcf VII. deel. D ont- XVIIL BOEK.  XVIII. BOEK. I 50 GESCHIEDENIS ontvangen worden, worden 'er nog andere in goederen geheven; dit is eene foort van drievoudig hoofdgeld, van welke de blanke Vrouwen alleenlyk vry zyn. Het eerfte van deeze hoofdgelden wordt gevorderd door de algemeene Vergadering, tot goedmaaking haarer uitgaven, van de foldy der Landmagt, wanneer zy op de been is, en van andere openbaare behoeften. Het tweede, welk men. een provinciaal hoofdgeld noemt, wordt geheven door de Vrederegters, in ieder Graaffchap, voor hunne byzondere behoeften. Het derde, welk den naam voert van Wyk- of Kerspel hoofdgeld , wordt geregeld door de hoofden der Gilden, en aangewend tot alles, wat eene meer of min onmiddelyke betrekking heeft tot den vastgeftelden Godsdienst. By de eerfte opkomst der Volkplantinge, wierdt het regt bediend met eene belangloosheid , die tot een waarborg diende voor de billykheid der vonnisfen. Een éénig Seregtshof nam kennis van alle gefchillen, 2n gaf vonnis in weinige dagen, met het regt van beroepinge op de Algemeene Vergadering, die niet minder voortvaarende was in het afdoen van dezelve. Eene zo oflyke Orde was van geen langen duur. [n den jaare 1692 nam men alle de vasttellingen, alle de plegtigheden van het Moederland aan; cn de hehnelyke treken ier knihbelaarye kreegen tevens voet in le Volkplanting Zedert heeft ieder Graafschap zyn eigen Regtbank gekreegen, betaande uit een Schout, zyne mindere bedien-  DER BEIDE INDIEN. $t dienden, en de Gezworenen. Van deezen} Regtbank Worden de zaaken gebragt voor den Raad, in welken de Gouverneur voorzit, en die een afdoend vonnis velt, over alles, wat minder bedraagt dan zes duizend zeven honderd vyftig Livres. In gevalle van een gefchil, dat hooger loopt dan deeze fomme, kan men de. toevlugt neemen tot den Vorst. In lyfftraffelyke misdaaden velt de Raad een onberroepelyk vonnis: niet omdat het leeven niet waardiger is dan hunne bezittingen; maar omdat de toepasfing der Wetten veel eenvoudiger en gemaklyker is in halszaaken , dan in burgerlyke. gefchillen. Voor 't overige kan het Opperhoofd der Volkplantinge vergiffenis verleeneo ten aanzien van alle misdaaden, uitgezonderd den moedwilligen manflag en Hoogverraad- . Zelf in dit geval heeft hy het regt om de uitvoering van het vonnis te doen opichorten, toe dat het door den Monarch zeiven geveld is. . Wat den Godsdienst aangaat, in 't eerst deeden de inwooners van Virginie belydenis van dien der Fngelfche Kerke. Zelf nam.de Algemeene Vergadering, in den jaare 1642, een befluit, welk zonder onderfcheid allen buiten de provincie floot, die tot deeze gemeenfchap niet behoorden. De noodzaaklykheid, om het land te bevolken, deedt .zedert deeze Wet affchafrln, die meer KerkheerfchendedanGodsdienfrig was. Eene zo laat koomende Verdraagzaam hcid,. en die klaarblykeiyk met tegenzin verleend D 2 wierdt 3:' [VIII. BOEK,  XVIII SOEK. 52 GESCHIEDENIS , wierdt, deedt geringe nuttigheid. De Volkplanting kreeg 'er niet meer dan vyf NonConformistifche Kerken door; een van dezelve behoorde aan de Presbyteriaanen, drie aan de Quakers, en eene aan de Franfche VlugteJingen. De heerfchende Godsdienst heeft negen en dertig Wyken. Ieder Wyk verkiest haaren Leeraar, die, egter, zyne bediening niet kan aanvaarden , dan met de toeftemming van den Gouverneur. Eenige Gemeenten geeven haaren Leeraar landeryen, behoorlyk voorzien van alles, 't geen tot derzelver bearbeiding noodig is. In andere Gemeenten ontvangt hy tot Jaarwedde zestien duizend ponden Tabak. Overal worden hem vyf Livres, twaalf ftuivers en zes penningen, of vyftig ponden Tabak, betaald voor ieder huwelyk, welk hy inzegent; en vyf en veertig Livres, of vier honderd ponden Tabak, voor de Lykredenen, met welke hy de begraavenis van eiken vryman moet vereeren. Met alle deeze voordeelen, zyn de meeste Leeraars niet voldaan over hunnen ftaat, dewyl zy van hunne Amptesi kunnen verlaaten worden door de geenen, die ze hun hadden opgedraagen. In 't eerst wierdt de Volkplanting flegts van ééne fexe bewoond. Doch het leedt niet lang, of de Mannen wilden de zoetigheden van hunnen toeftand met metgezellinnen deelen. In den beginne gaven zy twee duizend twee honderd en vyftig Livres voor elke jonge dochter, die toe hen gebragt wierdt, hoewel van geen ander hu-  DER BEIDE INDIEN. $i buwclyksgoed voorzien , dan een getuig- j fchrift van haar goed verftand en deugd. Toen 'er niet meer getwyfeld wierdt aan de gezondheid van het klimaat en de vrugtbaarheW van den grond, ftaken geheele familien, zelf van goeden huize, na Virginie over. Door den tyd groeiden zy zo fterk aan, dat men, in den jaare 1703, zes en zestig duizend zes honderd Blanken telde. Indien deeze bevolking, zedert, niet meer dan een zesde gedeelte is toegenomen, de oorzaak daar van moet toegefchreeven worden aan eene vry groote volksverhuizing, door de aankomst der Negers veroorzaakt. De eerfte van deeze flaaven wierden, in den jaare 1621, met een Hollandsch fchip, in Virginie gebragt. Derzelver getal groeide langzaam aan. Niet vroeger dan met het begin der tegenwoordige Eeuwe, heeft deeze onmenschlyke Koophandel ongelukkigen opgang gemaakt. Tegenwoordig telt men in de Volkplanting honderd tien duizend Negers, die, tot een tweevoudig nadeel voor het menschlyk geflagt, de bevolking van Afrika uitputten, terwyl ze de voortplanting der Europeaanen in Amerika verhinderen. Virginie heeft fteden noch geregelde Troepen. Onnut zyn deeze middelen van verdeediginge voor eene provincie, die, door de foort van haaren Akkerbouw, genoegzaam is gedekt tegen allen buitenlandfchen inval, en zedert langen tyd beveiligd tegen ftrooperyen, door de zwakheid D 3 der ÊVHL BOEK,  XVIII "BOEK, 1 ] 1 i 3 1 i j) f ( ■ t 54 GESCHIEDENIS ,der Wilden, die door dit uitgebreid vast land ginds en herwaarts zwerven. De Landmagt, zamengefteld uit alle vrye lieden, die boven de zestien en beneden de zestig jaaren oud zyn, is in ftaat om de flaaven in bedwang te houden. Ieder Graaffchap verzamelt zyne Troepen eenmaal 's jaars, om wapenfehouw te houden, en moet drieof viermaalen de afgezonderde Kompagnieh in den wapenhandel oeffenen. Zo dra *er in een gewest alarm wordt geflagen, doet het zyne Krygsmagt aanrukken. Indien de Krygstogt langer dan twee dagen duu**t, zo wordt de foldy betaalt; indien het'flegts een bloote fchrik zy, heeft men moeite om niet gedaan. Zodanig is het beftuur van Virginie; zodanig is na genoeg dat van Mariland, 't welk, naadat het eerst onder deeze Volkplanting hadt behoord, naderhand van dezelve is afgefcheiden, om redenen, welke wy nu moeten ontvouwen. Karel de I, verre van afkeerig te zyn zan de Roomsch-Katholyken, hadt zelf jeweegredenen gevonden om hen te ftreeen in den yver, dien de hoop, van door leezen Vorst te zullen verdraagen worden, ran voor zyne belangen hadt ingeboezemd. Maar wanneer de befchuldiging, dat hy iet Pausdom gunftig was, de gemoederen vervreemd hadt tegen deezen zwakken Koïing, die op niets anders dan het volftrekt ezag doelde, was hy genoodzaakt deezé ïerneenfehap over te laaten aan de gekrengheid der Wetten, tot welke de fcheu- ring,  der beide INDIEN. 55 ring, onder hendrik den VIII ontftaan, ] haar veroordeeld hadt. Deeze geftrengbeden bewoogeh Lord baltimore in Virginie eene fchuilplaats voor de vryheid des Geweetens te zoeken. Dewyl hy aldaar geene Verdraagzaamheid ontmoette voor een uitfluitenden Godsdienst, die zelve onverdraagzaam was, beraamde hy het plan om zich neder te flaan in het onbewoond gedeelte deezer landftreeke, tusfchen de rivier Potowmak en Pennfylvanie gelegen. Hy maakte zich gereed om deezen oord te bevolken, uit kragt van het gezag, welk hy ten dien einde hadt verkreegen, wanneer de dood een einde aan zyne ontwerpen maakte. Een Zoon, zyns waardig, agtervolgde eene onderneeming, zo troostvol voor den Godsdienst van zyn Gezin. In den jaare 1633 verliet hy Engeland , verzeld van twee honderd Roomsch-Katholyken, allen van goeden huize. De Opvoeding, welke zy genooten hadden, de Godsdienst, om welken zy hun Vaderland verlieten, de rykdom, dien hun Leidsman hun beloofde, voorkwamen de wanorders, niet dan te veel eigen aan opkoomende Bezittingen. De nieuwe Volkplanting zag de nabuurige Wilden, door eene zagte behandeling en door weldaaden gewonnen , zich als om itryd benaarftigen tot derzelver oprechtinge. Met deezen onverwagten onderHand, leiden haare gelukkige leden, door de zelfde Godsdienltige beginzels vereenigd, en door de wyze onderrigtingen van D 4 hun XVIII. BOEK.  SOEK. \ 1 1 ï 1 1 I I V b o l V d z T c Je 56 GESCHIEDENIS hun Opperhoofd beftuurd, zich gelyker* hand toe op een nutten arbeid. Het vertoon van den Vrede en het geluk, welke zy genooten, lokte tot hen eene menigte menfchen, die om den zelfden Godsdienst, of om andere begrippen, vervolgd wier. den. De RoomschrKatholyken van Mariland, ten langen laatfte de onregtvaardigheid begrypende van eene Vervolginge, van welke zy het flagtöffer geweest wa ren, naa alvoorens daarvan het voorbeeld :e hebben gegeeven, openden de deur van Sodsdienftige Vryheid voor alle Aanhangen. Baltimore fchonk de burgerlyke Vryheid aan eiken vreemdeling, die landeyen begeerde te bezitten in zyne nieuwe Volkplanting, Hy regelde het beftuur lerzelven naar dat van het Moederland. Een Geestdrift, zo wel ftrookende net de oogmerken der Zamenleevinge, telette niet, dat, naa de vernietiging der Eenhoofdige Regeeringe, deeze Lord veriaten wierdt van de regten en vergunninen, van welke hy.het loflykfte gebruik emaakt hadt. Door cromwell verlaaten, rierdt hy, door karel den II, in zyne ezittingen herfteld; maar't was alleenlyk, m ze zich nogmaals te zien betwist worden.' [oewel boven allen verwyt van ontrouwe erheven ; hoewel een fterk yveraar voor 2 Qverbergfche Leerftellingen; hoewel ?er vc-rknogt aan de belangen der stuaren: hadt hy, nogthans, den fpytvan zyn ktrooi te zien aantasten, onder de wilkeurige Regeering van tacobus den II;  der beide INDIEN. JfJ en zich ingewikkeld te vinden in een pleit-; geding over het regtsgebied eener provin cie, welke de Kroon hem afgeftaan, en hy bevolkt hadt. Deeze Vorst, die altoos het ongeluk hadt van noch zyne vrienden, noch zyne vyanden te kennen , en den dwaazen hoogmoed van te gelooven, dat het Koninklyk gezag genoeg was om alle gewelddaadige bedryven te regtvaardigen, ftondt op het punt om baltimore voor de tweede maal te ontneemen, 't geen de Koningen zyn Vader en zyn Broeder hem hadden gegeeven, wanneer hy zelve van den Throon geftooten wierdt, dien hy zo onwaardiglyk bezat. De Opvolger diens lafhartigen dwingelands maakte, op eene wyze , zyns Staatkundigen karakters waardig, een einde aan een gefchil, vóór zyne verheffing tot den Throon ontftaan. Hy wilde dat de batilmores van hun gezag ontbloot wierden, doch hunne inkomften bleeven genieten. Zints dit Huis, onverfchilliger ten aanzien van de Godsdienftige begrippen, in den fchoot der Engelfche Kerke is gekoomen, is het in alle zyne regten op Mariland herfteld. Tegenwoordig is deeze provincie verdeeld in elf Graaffchappen. Zy wordt bewoond van veertig duizend Blanken, en zestig duizend Negers. Zy wordt beftuurd door een Opperhoofd, die door den Eigenaar benoemd wordt, door een Raad, en door twee Afgevaardigden uit ieder gewest verkoozen. Even als de Engelfche Monarch, heeft de Gouverneur eene ontkenD 5 nende ÏVIU,  XVIIT. BOEK.' 1 j i c t ï I t I « 1( '« i la Z( el fc in 5S GESCHIEDENIS nende ftem ten aanzien van alle Wetten, tl T, dC ,Vergaderi"g morden voorgefla! te keuren.^ ZCg§Cn' ** regt °m 26 af Indien deeze Volkplanting mét Virginie wederom vereenigd ware, gelyk derzelver dgemeen belang fchynt te vorderen, zou rnen geenerlei onderfcbeid tusfchen deeze -wee Bezittingen befpeuren. Gelegen tus. chen Pennfylvanie en Karolina , beflaan ty die groote uitgeftrektheid, welke zich n>hrledf n 0ti a\n het geberête Apalaches ntbreidt. De lucht, welke op de kusten rogtig is, wordt zuiver, ligt en fyn, naar lelang men nader aan het gebergte koomt. n de Lente en den Herfst heerscbt 'er eene llergelukkigfte gemaatigdheid; ieder Winter leeft men eenige zeer koude dagen; en in 7°?Gr Zomtyds eene drukkende warmee doch deeze overmaate van koude en ette duurt zelden eene geheele week. let ondraaglykfte, welk men in dit kffi- nfekten" 1S gr°°te meniSte ]e]yke De tamme dieren vermenigvuldigen 'er itermaate fterk. Fruiten, boomen, allerii planten groeien 'er weelig. Men oogst f bet beste Amerikaanfche Koorn De •ond, die zeer vet en vrugtbaar is op de agfte plaatzen, is overal goed, zelf op plaat:n, alwaar hy zandagtig wordt; hy is minder ten, dan zommige Reizigers dien behreeven hebben, maar effen genoeg tot de nabuurfchap der bergen. Uit deeze bewaarplaatzen ontfpringt een on-  DER BEIDE INDIEN 59 ongelooflyk getal rivieren, de meesten van welken op geen grooter afftand dan van yyf of zes mylen van elkander voortloopen. Behalven de yrugtbaarheid, welke deeze wateren verfpreiden in het land, welk zy befproeien, maaken zy het, van wegen de gemaklyke gemeenfchap, oneindig gelegener tot den Koophandel, dan eenig ander gewest in de nieuwe waereld. Voor de Koopvaardyfchepen zyn de meeste deezer rivieren bevaarbaar, tot op een zeer grooten afftand van de Zee; zommige kunnen zelf van Oorlogfchepen bevaaren worden. De Potowmak kan men by de twee honderd mylen opzeilen; de James, de York, en de Rappahannorck ruim tachtig mylen; de overige rivieren meer of min, naar gelang de Watervallen verder van of nader aan den Mond gelegen zyn. Alle deeze bevaarbaars Kanaalen, door de Natuur alleen geformeerd, ontlasten zich in de Baai Chefapeak, die van zeven tot negen vademen diep is, zo wel by derzelver ingang als langs de geheele uitgeftrektheid, weïke twee honderd mylen verre landwaarts in ftrekt, op eene gemiddelde breedte van twaalf mylen. Deeze Baai, hoewel met kleine Eilanden bezaaid, voor het meerengedeelte met geboomte bedekt, heeft niets gevaarlyks; de gantfche Zeemagt van het Heelal zou 'er veilig kunnen leggen. Een zo zeldzaam voordeel heeft belet, dat 'er geene groote Volkplantingen , of aanzienlyke fteden, in de beide Landfchap- pen XVIII. BOEK.  6o GESCHIEDENIS XVIII. BOEK. 2 1 2 C I V J g F d; bi zt bi m dc ffl be pan zyn opgericht. De invvooners, verzekerd van de Zeelieden by hunne Pakhuizen te zullen zien koomen, en hunne Koopmanfchappen te laaden, zonder buiten hunne plantaadjen te gaan , hebben zich verfpreid en neergeflagen langs de oevers van onderfcheidene rivieren. In deezen ftand vonden zy al het gemak van het landleeven, gepaard met den overvloed, dien het Koopbedryf in de fceden aanbrengt ; genoegzaame ruimte om hunne alantaadjen uit te breiden, op eenen grond, lie geene paaien kende, nevens de hulpniddelen, welke de Koophandel, ter vrugt)aarmaakinge der landeryen, aanbiedt. Doch iet Moederland Jeedt een dubbel nadeel >y deeze verftrooijing; deels omdat deselfs fcheepslieden, genoodzaakt om hunne ladingen in de verlpreide plantaadjen te oeken, te lang afweezig bleeven; deels mdat de fchepen blootgefteld waren aan et knaagen van een gevaarlyk gewormte, '■elk, geduurende de maanden Juny en uly, op alle de rivieren van dit afgelegen ;west groote verwoestingen aanrigt. Het :of van Londen heeft niets verwaarloosd, it ftrekken konde om de Volkplanters te :weegen tot het oprechten van ftapelplaatn voor den Koophandel hunner voortengzelen. Het bedwang der Wetten ;eft niet meer uitwerking gedaan, dan i middelen van overreedinge. Ten Iaat: heeft men , eenige jaaren geleeden, vel gegeeven, om aan den ingang van e rivieren Forten te bouwen, wier grof  DER BEIDE INDIEN. 6t gefchut de in- en ontlaading der fchepen zou beveiligen. Ware de uitvoering vari dit Ontwerp, by gebrek aan penningen, niet blyven fteeken, het is waarfchynlyk dat de inwooners zich ongevoelig zou. den nedergezet hebben in den omtrek deezer Sterkten; maar het is twyfelagtig, of deeze byeenverzameling der Volkplanteren voordeelig zou geweest zyn, en of men den Koophandel uitgebreid, of den Akkerbouw zou verminderd hebben. Hoe 't hier mede zy, onder de fteden deezer Volkplantinge ontmoet men 'er geen twee, welke dien naam verdienen. De zulke zelf, welke de zetel der Regeeringe zyn , hebben niets aantrekkelyks. Williamsburg, welk zedert de flegting van Jamestown, de Hoofdftad van Virginie is geworden; Annapolis, naa St. Maria, de Hoofdftad van Mariland geworden , zyn niet grooter of aanzienlyker dan onze ge. meene Vlekken. Gelyk in alle menschlyke zaaken het goed met kwaad gemengd is, heeft de vermenigvuldiging der plantaadjen, de bevolking der fteden vertraagende, ten gevolge gehad, dat men in de beide provinciën niet een Werkman of Kunftenaar heeft zier voortkoomen. Met alle de werkftoffen, noodig tot het vervullen van de meeste behoeften, en zelf van veele geryflykheden, zyn zy genoodzaakt geweest uit Europa te onbieden Lakens, Lywaaten, Hoe. den, Yzerkraameryen, zelf de gemeenft< houten huisgeraaden. By de geldloosheid welk* XVIII. BOEK.  62 GESCHIEDENIS XVIII. BOEK. i i 1 \ ] I ( ] < I I I Z c 4 t > i I 4 welke hier uit voor de inwooners ontftondt, kwam nog een yverzucht voor de weelde, die hunne verwaandheid hen aanporde ten toon te ftellen voor het oog van den Engelfchen handelaar, door het belang zyns Koophandels na hunne plantaadjen gelokt. Ook hebben zy, zints de eerfte wisfeling des geluks, zich met fchülden belaaden gevonden ten aanzien van het Moederland, en daar door verpligt, hunne anderyen te verkoopen om zich te vryen, )f genoodzaakt, wilden zy hunne bezittingen behouden, dezelve te bezwaaren met ïene woekerrente van acht of negen ten ïonderd. Bezwaarlyk zullen de twee provinciën :ich uit deezen heilloozen toeftand redden. 3e fchepen, uit welke haare fcheepsmagt >eftaat, iaaden gezamentlyk niet meer dan luizend Tonnen. Al het Koorn, Vee en banken, welke zy na de Antilles zenden; 1 hetVlasch, Hennip, Huiden, Pelteryen, lederen- of Noteboomen hout, welke zy ia Europa afvaardigen, brengt haar geen Jillioen op. De eenige toevlugt, die haar log overfchiet, vinden zy in den Tabak. De Tabak is een fcherpe, brandbaare, elf een vergiftige plant, die voormaals in e Geneeskunde veel plagt gebruikt te woren, en waar van zy zich nog zomtyds edient. Elk weet, dat zy in bladen gebauwd of gerookt, en voornaamlyk [in V;.nkryk] geraspt gefnooven wordt Het was omtrent den jaare 1520, dat e Spanjaards den Tabak ontdekten op Yu-  DER BEIDE INDIEN. 63 Yukatan, een groot Schiereiland, welk de Golf van Mexiko formeert. Van het vaste land wierdt hy overgebragt op de nabuurige Eilanden. Wel haast wierdt deeze plant een voorwerp van gefchil tusfchen de Wilden. Zelf namen de onkundigen deel in deezen twist, en de Tabak wierdt vermaard. Het heerfchende gebruik en de gewoonte deeden deszelfs vertier verbaazend toeneemen, in alle de deelen der bekende waereld. Hy wordt, met een meer of min gelukkigen uitflag, gekweekt in Afie, Afrika, Europa, en in verfchillende gewesten van Amerika. Deszelfs ftam is recht, ruig, kleeverig; en de bladeren zyn dik, zagt, bleekgroen, grooter aan den voet dan aan den top der plant. Zy vordert een' middelmaatig Herken grond, maar effen, diep, en niet te J> veel aan overftroomingen blootgefteld. Een ongerepte grond is dienftig voor dit gewas , dat zeer op zappen gefteld is. Het zaad van Tabak wordt op Bedden gezaaid. Wanneer de planten tot de hoopte van twee duimen zyn opgefchooten , °en ten minfte zes bladeren hebben, worden zy, by vogtig weêr, zagtjes uit den grond' getrokken, en met groote omzigtigbeid overgebragt na eenen wel toebereiden grond, alwaar zy drie voeten van elkander geplant worden. Wanneer zy met deeze vooizorge in de aarde geplaatst worden, lyden haare bladeren geen het minfte nadeel; en zy herkrygen haaren voorgaan den bloei binnen vierentwinüg uuren. Dee. xvur. BOEK..  64 GESCHIEDENIS" XVIII BOEK. 1 ] 1 ] I i s I \ z I ( ( I < 2 Deeze plant vordert een geduurig oppasfen. Het onkruid, dat rondom dezelve groeit, moet gewied worden; zy moet op de hoogte van twee voeten en een half worden afgefneeden, om te beletten dat zy niet te hoog opfchiete; van de valfche looten bevryd worden; de benedenfte bla. den moeten afgeplukt worden, als mede de zulke, die beginnen te rotten, of die van de Infekten geftooken zyn, en derzelver getal tot acht of op zyn meest tot tien verminderd worden. Één man, die zyn tyd naarftig befteed, is genoeg om dit alles waar :e neemen omtrent twee duizend vyf honderd planten; deezen moeten duizend sonden Tabak uitleveren. Den Tabak laat men ongeveer vier naanden op den fteel ftaan. Naar gelang iy ryp wordt, begint het blinkend en leerendig groen zyner bladeren eene donkere :leur aan te neemen; zy laaten het hoofd ïangen, maar de reuk, welke zy uitwaasemen, neemt toe en breidt zich wyd en ;yd uit. Dit is een teken dat de plant yp is, en moet geplukt worden. Naadat de planten zyn byeen verzameld, /orden zy op hoopen geftapeld, op den elfden grond, die haar heeft voortgebragt. lier laat men haar flegts één nacht leggen >m uit te zweeten. 's Anderen daags worlen zy in de Droogfchuuren gebragt, wel:e zodanig gemaakt zyn, dat de wind 'er >nbelemmerd van alle kanten kan doorlaaien. Hier blyven zy ieder op zich elve zo langen tyd hangen, als zy noodig heb-  der heide INDIENi 65 hebben om wel te droogen. Vervolgens op latten uitgefpreid, en wel gedekt zynde, leggen zy een of twee weeken om te gisten. Eindelyk wórden zy van haare bladeren ontbloot, die in vaten gepakt of tot rollen gefponnen worden. De andere gedaanten , welke aan dit gewas worden gegeeven, en die met den fmaak der Natiën veranderen, zyn geheel willekeurig. In geen land, alwaar de Tabak geplant wordt, heeft dezelve zo wel getierd als in Virginie en Mariland. Derzelver eerfte Volkplanters leiden 'er zich voornaamlyk op toe. Meer dan eens plukten zy meer dan zy konden verzenden. Toen ftaakte men het planten in Virginie; in Mariland verbrandde men, in ieder plantaadje, eene zekere boeveelheid bladeren. Maar, door den tyd, wierdt de drift na Tabak zo algemeen, dat men genoodzaakt was het getal van derzelver planters, zo Blanken als Zwarten, te vermeerderen. Tegenwoordig wordt in de beide provinciën j na genoeg, even veel Tabak ingezameld. De Virginifche Tabak, die de zagtfte, welriekendfte en hoogfte in prys is, wordt in Engeland en het Zuidlyk gedeelte van Europa gefleeten. De Marilandfche past beter voor het Noorden, om deszelfs laagen prys, zelf door zyne grofheid, meer overeenkomftig met minder kiefche zintuigen. Dewyl de Scheepvaart, in dit gedeelte van Noord-Amerika, niet zo veel opgangs heeft gemaakt als in de andere, koomen de fchepen van het Moederland den Tabak VII. deel. E van XVIII.- HOEK.  66 GESCHIEDENIS XVIII. BOEK. < l \ I i i a l I r v I d h ir. van daar haaien. Doorgaans heeft een fchip drie, vier en zomtyds zes maanden werk om eene volle laading te krygen. Uit verfcheidene, doch allen zeer in 't oogloopende oorzaaken, ontftaat deeze zammeling. Vooreerst wordt de Tabak in de Zeehavens niet in Pakhuizen opgeflagen, maar dezelve moet in de plantaadjen zelve worden op* gekogt. Ten tweeden, zyn 'er zeer weinige Volkplanters, in ftaat om eene geheele laading te leveren; en dezulken, die het üouden kunnen doen , verkiezen in verfcheiden fchepen hunnen kans te waagen. Eindelyk, dewyl de vragt op eene vaste romme bepaald is, het zy de voortbreng:els gereed zyn of niet om ingefcheept te vorden, wagten de Volkplanters tot dat de Ichippers zelve hen koomen verzoeken om lies ter verzendinge in gereedheid te bren;en. Alle deeze redenen zyn de oorzaak, iraarom tot deezen fcheepvaart geene dan niddelmaatig groote fchepen gebruikt worlen. Hoe zy grooter zyn, hoe zy langer i Amerika zouden moeten vertoeven. Voor ieder vat Tabak betaalt Virginie ltoos vyf en veertig Livres vragt. Marimd betaalt niet meer dan negen en dertig ,ivres, zeven ftuivers zes penningen : de ;den van dit onderfcheid is, de mindere raarde van den Tabak, en omdat de fcheen aldaar niet zo lang worden opgehou2n. Als Schipper aangemerkt, verliest 'er e Engelfche Reeder altoos by; doch hy eeft voordeel in de hoedanigheid van Komisfionaris. Altoos belast met alle in- en ver-  BER EEIDE INDIEN. 6j verkoopen voor de Volkplanters, wordt zyn verlies en zyne moeite hem ryklyk vergoed, door een Komrnii-'fiegeld van vyf ten honderd. Deeze fcheepvaart geeft werk aan twee honderd en vyftig fchepen, die gezament]yk dertig duizend Tonnen kunnen laaden. Uit de beide Volkplantingen haaien zy honderd duizend vaten Tabak, welken, door elkander gerekend op acht honderd pondj te zamen uitmaaken tachtig millioenen ponden Tabak. Het gedeelte van dit voortbrengzel, welk tusfchen de rivieren Yorck en James, en eenige andere gelukkige ftree. ken, groeit, wordt zeer duur verkogt; doch, over 't geheel genomen, kost het pond in Engeland niet meer dan vier Huivers en drie penningen. Tachtig millioenen ponden Tabak, het pond gerekend op vier Huivers drie penningen, maaken eene fomme van zestien millioenen, acht honderd vyf en zeventig Livres. Behalven de voordeelen, welke Engeland vindt by het vertier der voortbrengzelen zyner nyverheid, de bovengemelde fomme bedraagende, trekt het nog andere voordeelen uit den uitvoer van drie vyfde gedeelten van den Tabak, welke het heeft ontvangen. Deeze tak van Koophandel alleen moet hetzelve eenen aanwinst van gereede 'penningen geeven van tien millioenen, honderd en vyf en twintig duizend Livres, zonder daar onder te begrypen hetgeen het aan vragt en Kommisfiegeld geniet. 's Lands Kas trekt nog meer vbordeels E 2 vari X'VIII. lOIiK.  68 GESCHIEDENIS XVIII BOEK. van dit voortbrengzel, dan de Burgers". Ieder pond Tabak betaalt by den invoer in het Koninkryk elf Huivers y tien penningen en een half. Tachtig millioenen ponden Tabak, het pond gerekend op elf Huivers tien penningen en een half, moesten aan den Staat opbrengen zeven en veertig millioenen, vier honderd negen en negentig duizend, negen honderd zeven en negentig Livres, tien Huivers. Maar vermids de inkoomende regten by den uitvoer worden terug gegeeven, en drie vyfde gedeelten worden uitgevoerd, bedraagt het inkoomen, welk 's Lands Kas hier van trekt, niet meer dan negentien millioenen, twee Huivers zeven penningen. De ondervinding heeft geleerd, dat deeze fomme een derde moet verminderd worden, uit hoofde van het voordeel, welk men den Koopman laat genieten, die terHond met gereed Geld betaalt, 't geen hy eerst naa verloop van achttien maanden zou verpligt geweest zyn te betaalen; en omdat 'er, by aanhoudenheid, zeer flerk geflooken wordt in de kleine havens, zomtyds zelf in de groote» Deeze aftrekking beloopt zes millioenen, drie honderd drie en dertig duizend, drie honderd een en vyftig Livres, achttien Huivers zes penningen; gevolglyk houdt de Regeering flegts over twaalf millioenen, zes honderd zes en zestig duizend, zeven honderd vyftien Livres, zeventien Huivers? zes penningen. In weerwil deezer Jaatfle misbruiken, zyn Virginie en Mariland veel voordeeh'ger voor Groot-Britannie dan zyne ove-  der beide INDIEN. 69 overige Noordlyke Volkplantingen; voordeeliger zelf dan Karolina. Dit Landfchap, welk zich drie honderd mylen langs de Zeekust uitftrekt, en twee honderd mylen landwaarts fchiet, tot aan de Apelaches, wierdt door de Spanjaards ontdekt, kort naa hunne eerfte togten na de nieuwe waereld. Het boodt hunner gierigheid geen Goud aan; zy veragtten het. De Admiraal coligny, verftandiger en doorziender, opende aldaar eene bron van nyverheid voor de Franfche Protestanten; maar de Geestdryvery, die hen vervolgde, verydelde hunne verwagtingen , door het vermoorden diens regtvaardigen, menschlievenden en kundigen mans. Omtrent het einde der zestiende Eeuwe, vervingen hen eenige Engelfchen: eene onbegrypelyke grilligheid wilde, dat zy deezen vrugtbaaren grond verlieten, om een veel ongunftiger grond, in een min aangenaam klimaat, te gaan bebouwen. Niet een éénig Europeaan was 'er in Karolina te vinden, toen de Lords berkley, clarendon, albemarle, craven en ash- ley; nevens de Ridders carteret, berkley en colliton, in den jaare 1663, van karel den II, den eigendom van dat fchoon gewest verkreegen. Het Wetboek voor deeze nieuwe vastigheid wierdt ontworpen door den vermaarden joannes locke. Een Wysgeer, een vriend der menfchen, een vriend der gemaatigdheid en regtvaardigheid, die hun ten regelmaat moeten dienen, kon zich niet kragtdaadiger verzetten tegen E 3 de XVflI. BOEK.  xviir. DOEK. i 7-o GESCHIEDENIS de Geestdryvery, die hen verdeelt, dan door eene onbepaalde Godsdienftige Verdraagzaamheid ; maar het niet durvende onderneemen om openlyk te ondermynen de vooroordeelen van zynen tyd , die even zeer door de ondeugden als door de deugden gerugffceund wierden, wilde hy ten minften, indien het mogelyk ware, dezelve overeenbrengen met een beginzel, dat door de Reden en de Menschlykheid wordt voorgefchreeven. Dewyl de woeste bewooners van Amerika, zeide hy, in 't geheel geen denkbeeld hebben van de Godlyke. Openbaaringe, zou 't het hoogffce toppunt van buitenfpoorigheid zyn, hen te pynigen om hunne onkunde. De Christenen, die de Volkplanting zouden koomen bevolken, zouden, ongetwyfeld, aldaar eene vryheid van Geweeten zoeken, welke de Priesters en de Vorften hun in Europa weigeren; hierom zou het een gebrek aan goede trouwe zyn, zo men hen vervolgde, naa bun alvoorens den toegang in de Volkplanting verleend te hebben. Niet meer verdienden de Jooden en de Heidenen verworpen te worden , om eene blindheid, welke zagtmoedigheid en overtuiging konden verdryven. Aldus redenkavelde locke met verftanden, opgekweekt en vooringenomen met Leerfteliingen, welke men nog niet hadt durven onderzoeken. Op zyn •aad wierdt, derhalven, in de Verdraagzaamïeid bewilligd; doch men verklaarde zich /oor dezelve , even als voor de Onverdraagzaamheid , zonder behoorlyk onderzoek.  I>er beide INDIEN. 71 zoek. De eenige bepaaling, aan welke dit heilzaam beginzel onderworpen wierdt, was, dat ieder perfoon boven de zeventien jaaren, die de befcberming der Wetten wilde genieten, zich tot Lid van deeze of geene Gemeente liet aanneemen. Niet even zeer wierdt de Burgerlyke Vryheid begunftigd door den Engelfcben Wysgeer. Het zy dat de perfoonen, welke hem hadden te werke gefteld om een plan van Wetgeevinge te beraamen , hem in zyne denkbeelden bepaald hadden, gelyk elk Schryver des zal bepaald zyn, die zyne pen aan de Grooten of aan de Staatsdienaars leent; bet zy dat locke, beter in de Bovennatuurkunde dan in de Staatkunde bedreeven , de Wysbegeerte niet verder gevolgd was, dan langs de paden, door descartes en leibnits gebaand; deeze man, die zo veele dwaalingen, in zyne befpiegeling over den ooriprong der denkbeelden, aangeweezen en verdreeven hadt,ging in het fpoor der Wetgeevinge flegts met onwisfe en wankelende fchreden voort. De Schryver van een Werk, welks duurzaamheid de glorie der Franfche Natie zal vereeuwigen, zelf naadat de Dwingelandy alle de fpringveeren en gedenkftukken van een Volk zal verbryzeld hebben; dat dierbaar is aan de waereld, door zo veele beminnelyke en fchitterende hoedanigheden: montesquieu zelve heeft niet begreepen, dat hy menfchen voor de Overheden, in plaats van Overheden voor de menfchen maakte. E 4. Door XVIII. boek.  7» GESCHIEDENIS XVIII SOEK. Door eene eigenzinnigheid, onbegrype]yk in eenen Engelscbman en in eenen Wysgeer, fehonk het Wetboek van Karolina, aan de acht Eigenaars, die het bevolkt hadden, en aan derzelver Erfgenaamen, niet flegts alle de regten van eenen Monarch, maar ook de geheele wetgeevende magt. Aan de Vergadering, uit deeze oppermogende Eigenaars zamengefteld, aan deeze Vergadering, welke den naam van Palatinaat kreeg, wierdt de magt gefchonken om alle bedieningen en waardigheden te begeeven, het regt zelf om tot den Adelftand te verheffen, hoewel onder nieuwe en vreemde Eertytels. Men moest dan, in ieder landftreek, twee Caciquen aanftellen, die ieder vier en twintig duizend Akkers zouden bezitten, en een Landgraaf, die alleen tachtig duizend Akkers zoudé hebben. De perfoonen, welke deeze Eerampten bekleedden, moesten het Hoogerhuis uitmaaken. Derzelver bezittingen wierden onvervreemdbaar: een hoofdmisflag tegen eene gezonde Wetgeeving. Hun wierdt flegts het regt gelaaten, om op het meest het derde gedeelte van dezelve, geduurende den tyd van drie leevens, te verpagten of te verhuuren. Het Laagerhuis beftondt uit de Afgevaardigden der Graaffchappen en fteden. Hun getal moest aangroeien, naar gelang de Volkplanting zou bevolkt worden. Ieder Landpagter hadt niet meer te betaalen dan een Livre, twee ftuivers en zes peaningen voor  DER BEIDE INDIEN. 73 voor ieder Akker lands; en hy kon zelf deeze jaarlykfche rente aflosfen. Maar alle inwooners, zo flaaven als vryen, zouden gehouden zyn om op het eerfte bevel van het Palatynfchap, de wapens op te vatten. Het leedt niet lang, of de gebreken van een Regeeringsvorm, onder welken de vermogens zo flegt verdeeld waren, begonnen zich te openbaaren. De regeerende Heeren, met dwingelandifcbe beginzels vervuld , Honden uit alle hunne magt na willekeurige beerfchappy. ' De Volkplanters, onderregt aangaande de regten der menschlykheid, ftelden alles te werk om de flaaverny te ontwyken. Uit den ftryd deezer tegenoverftaande belangen ontftondt eene onvermydelyke beweeging, die den voortgang van heilzaame werken geftadig ftremde. De geheele provincie, een prooi geworden van de gefchillen, oneenigheden en oproeren, die haar vanéén fcheurden, maakte in 't geheel den opgang niet, web ken men zich van de voordeeligheid haarer legginge beloofd hadt. Dit was nog geen ramps genoeg; en deszelfs geneesmiddel moest uit de overmaate gebooren worden. Granville , die. als Deken der Eigenerfden, in den jaare 1705, alleen het Hoofdbewind in hander hadt, wilde aan den Engelfchen Kerkdiensi onderwerpen alle de Non-Conformisten, die twee derde gedeelten der Volkplanting* uitmaakten. Dit gewelddaadig bedryf hoewel afgekeurd door het Moederland E 5 brag XVIII. BOEK. I  XVflI. ROEK. j } 1 ( C a 1: z I ti d d hi ft Z( 02 01 de lin gn ges 74 GESCHIEDENIS bragt de gemoederen in beweeging Ge duurende ueeze onlusten, wierdt de pro vmcie, in den jaare 1720, aangetast door verfcheiden horden Wilden, welken eene reeks van fnoode mishandelingen en onregt vaardigheden tot wanhoop hadt vervoerd Deeze rampzalige Indiaanen, overal geflagen, wierden overal verdelgd; doch de moed en wakkerheid, welke deeze Oorlog ^nder de Volkplanters als hadt doen haeeveni moest den val van de onderdruk, cers der Volkplantinge te wege brengen. iy gelegenheid dat deeze dwingelanden geveigerd hadden te draagen in de kosten 'an eenen veldtogt, van welken zy zich de erfte vrugten wilden aanmaatigen, wieren zy allen, behalven carteret, die het chtfte gedeelte van het grondgebied beieldt, beroofd van de voorregten, welke y dus lang alleenlyk misbruikt hadden logthans wierden hun vyf honderd veerg duizend Livres, als eene fchaêvereoemg, toegelegd. De Kroon nam de klem iv regeermge op nieuw in handen, om ït Volk derzelver zoetigheden te doen laaken. De Volkplanting wierdt aan den Ifden Regeenngsvorm als alle de andere iderworpen. Om het beftuur te gemakker te maaken, wierdt het Land in twee lafhanklyke Landfchappen verdeeld, onr de naamen van Zuid- en Noord-Karoa. Van dit gelukkig tydftip rekent deeze jote provincie haaren voorfpoed. Misfchien is 'er in de nieuwe waereld fft klimaat, welk met dat van Karolina kan  der beide INDIEN. 75 kan vergeleeken worden. De twee getyden van het jaar, die doorgaans de overmaate der twee andere alleenlyk maatigen, zyn 'er alleraangenaamst. Van de Zomerhitte heeft men weinig lasts; en in den Winter gevoelt men de koude niet dan des morgens en des avonds. De nevels, vry algemeen langs eene uitgebreide Zeekust, klaaren vóór den middag op. Maar, gelyk in genoegzaam geheel Amerika, is men hier ook. blootgefteld aan aandoenlyke en fchielyke veranderingen van het weer, welke de oorzaak zyn dat men in kleeding en voedzel hier eenen leefregel moet houden, onnoodig in andere klimaaten. Een andei ongemak, aan dit gedeelte van het Noordlyk vast land eigen , is, dat men aldaai geplaagd wordt van ftormwinden, die hier, egter, zeldzaamer en minder hevig zyn dan op de Antilles. Eene uitgebreide, akelige vlakte, overal aan zich zelve gelyk, ftrekt zich uit van den oever der Zee tachtig of honderd mylen landwaarts, alwaar de grond begin, nende te ryzen, een bekoorlyker gezigt, een zuiverder en minder vogtige lucht uitlevert. Vóór de komst der Engelfcherj was deeze vlakte bedekt met een onmeetelyk bosch, 't welk zich tot aan de Apelaches uitftrekte. Het waren hooge hoornen, door de Natuur naar willekeur hiei en daar geplant, zonder orde of evenredigbeid, op ongclyke afftanden, die met geen hakhout bezet waren. Ook kon men aldaar meer gronds ontginnen in eene week. dar XVIII. BOEK.  XVIII BOEK. I ] « I < ( I C d g g d n k w t£ Vi m 76 GESCHIEDENIS dan in onze gewesten, in verfcheiden maanden, ontgind wordt. De grond van Karolina is in zich zeiven zeer ongelyk. Aan den oever der Zee, en aan den mond der rivieren, die zich in dezelve ontlasten, is hy bedekt met nutlooze en ongezonde moerasfen, of hy beftaat uit eene bleeke, Jigte, zandagtige aarde, die niets voortbrengt. Hier is hy uitermaate onvrugtbaar, ginds wederom allervrugtbaarst, tusfchen ontelbaare bronnen, die het land doorftroomen. Naar maate men van deeze beekjes verwydert, ontmoet men zomtyds groote opene vlaken, uit wit zand beftaande, daar niets ian Pynboomen groeit; zomtyds ftreeken ands, alwaar de Eiken- en de Nooteboom le vrugtbaarheid aankondigen. Deeze •eurtwisfelingen verdwynen, wanneer men liep landwaarts reist; de grond is hier »veral fraai en vrugtbaar. Nevens deeze bron van Akkerbouw, ezit de provincie landeryen, zeer vooreelig voor de Veefokkery. Men fokt 'er uizenden van Hoornbeesten, die 's morens, zonder oppasfer, in de bosfchen ian graazen, en 's avonds van zelve in 2 plantaadjen wederkeeren. De Varkens, Dg talryker, en veel beter in hunne foort, open 'er met de zelfde vryheid in 't ilde. Doch het fchaap veraart 'er, zo n aanzien van het vleesch als van de igt. Ook is dit dier 'er niet zeer algeeen. In den jaare 1723 waren in de geheele Volk-  DER BEIDE INDIEN. 77 Volkplanting niet meer dan vier duizend Blanken, en twee en dertig duizend Zwarten. De goederen, die zy na Europa en [het overige gedeelte van] Amerika verzondt, bedroegen niet boven de vier millioenen negen honderd vyftig duizend Livres. Zedert heeft zy een trap van aanzien ontvangen, dien zy alleenlyk aan de vryheid is verfchuldigd. Hoewel het Zuid-Karolina gelukt is, een vry uitgeftrekten Wisfelhandel met de Wilden tot ftand te brengen; hoewel het, van de Franfche Vlugtelingen, een LywaatFabriek heeft ontvangen, en het zelf eenige nieuwe ftoffen heeft uitgevonden, beftaande uit een mengzel van Zyde en Wolle, moet, egter, deszelfs voorfpoed voornaamlyk worden toegefchreeven aan de Ryst en Indigo. Door een enkel toeval kreeg het 't eerstgenoemde voortbrengzel. Een fehip, dat uit de Oostindiën na Europa wederkeerde, leedt fchipbreuk op zyne kust. De Ryst, met welke het gelaaden was, wierdt door de baaren der Zee tegen de oevers gefpoeld, en begon aldaar uit te fpruiten. Dit onverwagt geluk gaf aanleiding tot den eerften inval op eenen Akkerbouw, waartoe de grond van zelve zich fcheen aan te bieden. Langen tyd kwynde dezelve; om reden dat de Volkplanters, verpligt om hunne Oogften te zenden na de havens van het Moederland, van waai ze wederom verzonden wierden na Spanje en Portugal, daar ze vertierd wierden3 hun. XVIII. SOEK.  XVIII BOEK. ] 1 ] c t a v ï b 78 GESCHIEDENIS hunne Ryst voor een zo laagen prys verkogten, dat zy naauwlyks de kosten van den Akkerbouw konden goedmaaken. Zedert het jaar 1730, toen een verftandiger beft uur hun de vryheid fchonk om zeiven dit Graan na buitenlands te verzenden en aldaar te verkoopen, heeft eene vermeerdering Van voordeel dit voortbrengzel doen vermenigvuldigen. Het is 'er zeer fterk toegenomen, en het kan nog meer toenee. men; maar het is twyfelagtig of zulks altoos tot voordeel der Volkplantinge zal (trekken. Het is het fcbadelykfte voortbrengzel voor de gezondheid van het kli. maat. Dit althans heeft men ondervonden tn het Milaneefche, alwaar men op de Rystlanden geene andere dan bleeke en waterzuchtige boeren ziet; en in Frank•yk, alwaar deeze Akkerbouw wyslyk verboden is. Egypte bezat ongetwyfeld beïoedmiddels tegen deeze icbadelyke uitwerking van eene anderszins zo voedzaame pyze. China moet insgelyks behoedmidlels hebben, met welke de kunst der Nauure te keer gaat, wier weldaaden, zomyds, door nadeelen vergiftigd zyn. 't Kan »ok zyn, dat onder de Verzengde Luchttreek, daar de Ryst zeer overvloedig is, e warmte, die haar in 't midden der warren doet groeien, die vogtige en kwaadirtige dampen, die uit de Rystlanden uit;aasfemen, fpoedig verdryft. Maar indien larolina, ten eenigendage, deezen Akkerouw traager beginne te dry ven, zal het zy-  DER BEIDE INDIEN. 79 zyne fchade kunnen vergoeden door het planten van de Indigo. Dit gewas, uit den Indostan afkomftig, wierdt al vroeg geplant in Mexiko en op de Antilles; doch veel laater in Zuid-Karolina, en overal met een min gelukkigen uitflag. Deeze verfftoffe is aldaar zo flegt Van foort, dat zy naauwlyks voor de helft van den prys verkogt wordt, dien zy elders kost. Nogthans wanhoopen de planters niet, door den tyd, den Spanjaarden en Franfchen, op alle markten, den voet te zullen ligten. De voortreffelykheid van hun klimaat, de uitgebreidheid van hunnen grond, de overvloed en laage prys der eetbaare waaren, de geréede gelegenheid om zich van gereedschappen te voorzien en de, flaaven te vermenigvuldigen : alles ftreelt hunnen waan. Deeze moedgeevende hoop heeft zich reeds verfpreid onder de bewooners van Noord Karolina. Het is bekend, dat deeze landftreek de eerfte Engelfcben ontving, welke het geval aan de vaste kust der nieuwe waereld deedt aanlanden: want aan deeze kusten wordt de Baai Roenoque gevonden, welke raleigh, in den jaare 1585, deedt in bezit neemen. Wel haast liet eene algemeene verhuizing dezelve zonder Volkplanters. De bevolking wierdt aldaar niet herfteld, zelf naadat de nabuurige landen met groote vastigheden bedekt waren. Wat was hier van de oorzaak? Hinderpaalen, misfchien, welke dit fraai gewest te. XVÏIÏ. KOEK.  8o GESCHIEDENIS XVIII. BOEK. tegen den Koopvaardyvaart ftelde. Geene der rivieren, die het befproeien, kan van grooter fchepen dan van zeventig of tachtig' Tonnen bevaaren worden. Grooter fchepen zyn genoodzaakt het Anker te laaten vallen tusfchen dit vast land en eenige nabuurige Eilanden. De Ligters, die hen moeten laaden en losfen, vermeerderen de kosten en den omflag; zo van de uitgaande als de inkoomende goederen. Van hier dat men 'er in den beginne geene andere menfchen vondt, dan eenige geringe lieden, zonder Raad, zonder Wetten, zonder oogmerken. Naar maate de landeryen in de nabuurige Volkplantingen fchaarfer zyn geworden, hebben de luiden, die geen Gelds genoeg hadden om ze te koopen, zich van nieuws begeeven na een gewest, daar zy ze voor niet konden bekoomen. Andere Vlugtelingen hebben zich van deeze nieuwe wykplaats bediend. Nevens den eigendom, is 'er de goede orde ingevoerd; en dit land, fchoon minder ryk dan Zuid-Karolina, is van een grooter getal Europeaanen bevolkt geworden. De eerfte bewooners, welke een zwervend lot langs deeze woeste oevers verfpreide, bepaalden zich aan deVeefokkery en het hakken van boomen, welke zy aan de Zeelieden van Nieuw-Engeland leverden. Wel dra zogten zy aan den Pynboom, die het land bedekt, Terebentyn, Teer en Pek. Om Terebentyn te bekoomen , hadden zy in den ftam van den boom  DÉR BEIDE INDIEN. gl boom alleenlyk infnydingen te maaken, die, tot aan den grond verlengd, eindigden in vaten, daar geplaatst om dezelve te ontvangen. Wilden zy Teer hebben? Zy wierpen, van klei-aarde, een rond Terras op, waarop zy ftapels van Pynboomenhout plaatften; dit hout wierdt in brand geftoken, en de Teer verzameld in vaten, onder dezelve geplaatst. Van de Teer wordt Pek bereid, deels in groote yzeren ketels, in welke zy gekookt wordt, deels in groeven van klei-aarde, in welke men dezelve gefmolten laat loopen. Van weinig belangs was deeze werkzaamheid voor het onderhoud der Volkplanteren ; zy voegden daar nevens den Koornteelt. Lang hadden zy zich met Mays vergenoegd, naar het voorbeeld van Zuid-Karolina , alwaar de Tarwe, onderhevig aan den koornbrand, en om tot ftroo te fchieten, nimmer heeft willen tieren. Eenige proefneemingen toonden, dat men deeze ongemakken niet te vreezen hadt; en men was zo gelukkig om Koorns genoeg in te zamelen, zelf tot eene aanmerkelyke verzending. Zedert eenige jaaren hebben de Ryst en de Indigo, in dit gewest van Amerika, by de Oogften van Europa die van Afrika en Afie gevoegd. Tot nog toe zyn deeze nieuwe Akkerteelten middelmaatig; maar zy kunnen toeneemen. Zuid- en Noord-Karolina hebben naauwlyks het twintigfte gedeelte van hunnen grond ontgonnen. Tot heden toe is 'er VIII. deel. F niets XVIII. BOEK.  XVIII. BOEK. i 82 GESCHIEDENIS niets anders bebouwd dan de zandagtigfte ffcreeken en die digst aan Zee leggen. Indien de Volkplanters zich nog niet dieper landwaarts hebben begeeven, het is, omdat, onder de tien bevaarbaare rivieren, niet meer dan eene is, welke men verder dan zestig mylen kan opvaaren. Dit ongemak kan niet verholpen worden, dan doormiddel van wegen of kanaalen; doch deeze vorderen zo veele handen, kosten en kundigheden, dat de hoop op dusdanig eene verbetering nog verre van de hand is. Ondertusfchen verdient het lot der beide Volkplantingen geen beklag. De belastingen, die alleen geheven worden van de uitgaande en inkoomende Koopmanfchappen, bedraagen niet boven de honderd vyf en dertig duizend Livres. De Noordlyke provincie heeft niet meer dan voor één millioen honderd vyf en twintig duizend Livres gemunt Papier; en de Zuidlyke provincie, hoewel oneindig ryker, heeft 'er niet meer van dan voor vyf millioenen, zes honderd vyf en twintig duizend Livres. Geene van beiden is iets fchuldig aan het Moederland. Dit zeldzaam voordeel, zelf in de Engelfche Volkplantingen , ontftaat uit de uitgebreidheid der verzendingen van Je beide Karolinaas, deels na de nabuurige provinciën, deels na de Antilles of na Europa. In den jaare 1754 wierden uit ZuidKarolina uitgevoerd, zeven honderd negen in vyftig vaten Terebentyn; twee duizend negen honderd drie en veertig vaten Teer, vyf  DER BEIDE INDIEN. 8$ vyf duizend acht honderd negefl eh zestig vaten Pek of Harst; vier honderd zestien Vaten Osfenvleesch; vyftien honderd zestig vaten Varkensvleesch; dertien duizend vier honderd fchepéls Oostindifche Tarwe, en negen duizend honderd twee en zestig fchepéls Erwten; vier duizend honderd zes en negentig bereide, en twaalf honderd onbereide Huiden ; een millioen honderd Veertien duizend Planken; twee honderd zes duizend ftukken Rib, en drie hónderd vyf en negentig duizend voeten Timmerhout; acht honderd twee en tachtig düJ. zend maaten rosfe Beestenvellen; honderd vier duizend zes honderd twee en tachtig vaten Ryst; twee honderd zestien duizend negen honderd vier en twintig ponden Indigo. In het zelfde jaar verzondt Noórd-Karölina, een en zestig duizend vyf honderd acht en twintig vaten Teer; twaalf duizend vyf eh vyftig vaten Pek, en tien duizend vier honderd negen en twintig vaten Terebentyn ; zeven honderd twee eh zestig duizend drie honderd dertig Planken, en twee millioenen zes honderd zeven en veertig voeten Hout; een en zestig duizend vyf honderd tachtig fchepéls Koorn, en. tien duizend fchepéls Erwten; drie duizend drie honderd vaten Osfen- of Varkens, vleesch, en honderd oxhoofden Tabak; tien duizend kwintaalen bereide Huiden, en dertig duizend Huiden van allerlei foort; Onder de goederen, welke wy hebben opgeteld, is niet een, of het is, zedert' F 2 heé XVIIL- BÖE&  XVIII. BOEK. 84 GESCHIEDENIS het gemelde tydftip, merkelyk toegenomen. Verfcheiden van dezelve zyn verdubbeld; en het waardigfte van allen, de Indigo naamelyk, is zelf tot boven het drievoudige geklommen. Uit Noord - Karolina worden eenige voortbrengzels regelrecht na Europa en de Antilles verzonden, hoewel 'er geene ftapelplaats is, die hen vereenige; en Edenton, deszelfs oude Hoofdftad, en die, welke aan de rivier de New op haar gevolgd is, naauwlyks den naam van kleine vlekken verdienen. Het grootfte en waardig, fte gedeelte zyner verzendingen vermeerdert, te Charlestown, de rykdommen van Zuid-Karolina. Deeze ftad, gelegen ter plaatze alwaar de Ashley en de Cooper, twee bevaarbaare rivieren, zich vereenigen, heeft in haaren omtrek de fraaifte plantaadjen van de geheele Volkplantinge zien voortkoomen, waar van zy het middelpunt en de Hoofdftad is. Men zegt dat zy wel gebouwd, vermaaklyk verdeeld, en vry regelmaatig verfterkt is. De aanzienlyke fchatten, welke de vereeniging en de verzending van den Koophandel aldaar hebben zamengebragt, moesten invloed hebben op de Zeden. Van alle de fteden van Noord-Amerika levert deeze het meeste voedzel voor de Weelde uit; doch het nadeel, dat geene grooter fchepen dan van twee honderd Tonnen op haare Rede kunnen koomen, zal haar van deezen voorfpoed berooven. Men zal haar verlaaten om zich na Port- Rr>  DER BEIDE INDIEN. 85 Royal te begeeven, dat van de talrykfte Vlooten kan genaderd worden. Reeds is 'er eene vastigheid opgericht, die dag aan dag toeneemt, en zich den grootften voorfpoed kan belooven. Behalven de voortbrengzels der beide Karolinaas, welke het eigenaartig moet lokken, zal het die van eene Volkplanting ontvangen, welke in de nabuurfchap zich begint te vertoonen: ik bedoel Georgië. Karolina en Spaansch Florida, zyn door eene groote ■uitgeftrektheid vanéén gefcheiden, zich uitbreidende honderd twintig mylen langs de Zee, en drie honderd mylen landwaarts tot aan de Apelaches; ten Noorden grenst zy aan de rivier de Savanah, ten Zuiden aan de Altamaha. Zints langen tyd was het Britfche Ministerie geneigd geweest om zich van deezen grond te verzekeren , dien men aanmerkte als van Karolina afhanklyk. Eene van die daaden van mededeelzaamheid, welke de Vryheid, de moeder der Vaderlandlievende deugden, in Engeland algemeener maakt dan ergens elders, begunftigde de oogmerken der Regeeringe. Een medelydend en ryk burger, begeerde, by uiterften wille, dat zyne nablyvende goederen zouden gebruikt worden, tot losfinge der onvermogende fchuldenaaren, die door hunne fchuldeisfchers in gyzeling gehouden wierden. De Staatkundige wysheid, deezen wensch der menschlykheid onderfchraagende, beval , dat de ongelukkigen, wier ketens zouden verbrooken worden, zouden overF 3 ge- XVIII.! BOEK.  86 GESCHIEDENIS XVIII * SOEK, j » ] i { j l J t i v ]( d b i .gevoerd worden na het woest land, welk men voorneemens was te bevolken. Dit gewest kreeg den naam van Georgië, ter eere van den Vorst, die op den Throon der drie Koninkryken zat. Deeze hulde, zo veel te ftreelender, omdat zy niet een uitwerkzel van vleierye w^sj de uitvoering eener onderneeminge, die waarlyk nuttig was voor den Staat: alles was het werk der Natie. Het Parlement voegde twee honderd vyf en twintig duizend Livres by de gewyde erfgift van 2eh Burger. By eene vrywillige infchrytdng wierden nog aanzienlyker fommen vergaderd. Een man, die zich in 't Laa^erhuis beroemd gemaakt hadt, door zynen "maak voor gerugtmaakende onderneeminr *en? door zyne liefde tot het Vaderland, ;n door zyne zucht na glorie, wierdt geast om een zo waardig ontwerp, door leeze openbaare middelen, te volvoeren. STayverig om by zynen verkreegen naam liet af te vallen, was oglethorpe het Opperhoofd, die in eigen perfoon na Georie wilde verzeilen de eerfte Volkplanters, !je derwaarts gezonden wierden. Hy zette ldaar voet aan land in Louwmaand des lars 1733 » en vestigde zyne Reisgenooten ien mylen van de Zee, in eene vermaaelyke en vrugtbaare vlakte, aan de oevers an de Savanah. Van deeze rivier ontlende haaren naam eene kleine Bezitting, ie ten cenigen dage de Hoofdftad eener loeiende Volkplantinge moest worden, ie bevolking, uit flegts honderd perfoo- nen  DER BEIDE INDIEN. 87 nen beftaande, groeide nog voor het einde van het jaar aan tot een getal van zes honderd achttien menfchen, van welke honderd zeven en twintig de reize op ei. gen kosten gedaan hadden. Drie honderd twintig mannen en honderd dertien vrouwen, honderd twee jongetjes en drie en tachtig meisjes, waren het zaad der nieuwe Volkplantinge, en de hoop van een talryk naageflagt. Deeze voorraad wierdt, in den jaare 1735, vermeerderd met eenige Berg-Schotten. Hunne Nationaale dapperheid deed! hun de Vastigheid aanneemen, die hur wierdt aangebooden aan de oevers van de Alatamaha, om dezelve, des noods, t( befchermen tegen de onderneemingen vai den nabuurigen Spanjaard. Zy ftigtten al daar de vlekken Dariën en Frederika, daa veelen hunner Landgenooten zich neven hun kwamen nederzetten. In het zelfde jaar kwam een groot aan tal Protestantfche Boeren, door een dweep zieken Priester uit Saltzburg verdreeven den Vrede en de Verdraagzaamheid ii Georgië zoeken. In 't eerst een weini boven de eerfte grondflagen der Volkplan tinge gevestigd, verkoozen zy liever mee op zich zelve te leeven, en af te zakkei na den mond van de Savanah, daar z; Ebenezer ftigtten. De Zwitzers, fchoon niet gelyk d Saltzburgers vervolgd, volgden, nogthans derzelver voorbeeld. Zy floegen zich im selvks aan de Savanah neder; doch op ee ë F 4 "e, XVIII BOEiC. I > 1 T ï r 1 1 2 »  XVIIL boek. 1 i y ] Ti n d n m Ü h d te t'c 88 GESCHIEDENIS nen afftand van dertig mylen van de Duitfchers. Hunne Volkplanting, die uit honderd huizen beftondt, kreeg den naam van Furysburg, naar den naam van pury, die de kosten van hunnen overtogt vergoed hebbende, verdiend hadt, dat zy hem uit dankbaarheid tot hun Opperhoofd verkoozen. Onder deeze vier of vyf Volkplantingen wierden luiden gevonden , meer tot den Koophandel dan tot den Landbouw geneden. Men zag hen dezelve verlaaten, om wee honderd zes en dertig mylen van den Jceaan, de ftad Augusta te bouwen. Het vas niet de vrugtbaarheid van den grond, loewel deeze voortreffelyk was, welke zy ildaar zogten; maar eene bekwaame gele;enheid om met de nabuurige Wilden den 'elteryhandel te beginnen. Hun ontwerp laagde gelukkig, en zedert het jaar 1739 neldt deeze handel zes honderd perfoonen nledig. De verzending deezer Pelteryen iel hun te gemaklyker, omdat de Savaah, van de grootfte fchepen, tot aan de muren van Augusta, kon bevaaren woren. Veel fcheen het Moederland zich te loeten belooven van eene Volkplanting, 'erwaarts het, binnen den tyd van zes aren, ongeveer vyf duizend menfchen idt gezonden, en waar aan het, behalven ; vrywillige giften van yverige Patriotn , een millioen vier honderd vyf en chtig duizend Livres hadt te koste gelegd, taar hoe groot was de verbaasdheid, wan" neer  DER BEIDE INDIEN. 89 neer het, in den jaare 174.1, vernam, dat van de menfchen, na Georgië overgevoerd, naauwlyks het zesde gedeelte was overgebleeven, en dat het kwynend overfchot van dit groot getal Volkplanters om niets vuuriger dan een gelukkiger verblyf wenschte? Men zogt de oorzaak van deezen rampfpoed, en men vondt dezelve. Al in haare geboorte hadt deeze Volkplanting het zaad haarer kwyninge medegebragt. Het Regtsgebied, nevens den eigendom van Georgië, hadt men in handen van byzondere perfoonen gelaaten. Het voorbeeld van Karolina zou deezen onvoorzigtigen flap hebben moeten voorkoomen; maar onder de Natiën, zo wel als onder de menfchen ieder afzonderlyk, zyn de misflagen van het voorleedene voor het tockoomende verlooren. Een verlichte Regeeringsvorm, over welken de Natie het oog houdt, is zelf niet fchootvry voor de ftrikken, welke zyner vertrouwelykheid gefpannen worden. In weerwil van zynen yver voor het algemeene welzyn, offerde het Britfche Ministerie het openbaar belang op aan de fchraapzucht van byzondere belangen. Het eerfte gebruik, welk de eigenaars van Georgië maakten van het onbepaald gezag, aan hun opgedraagen, was, het beraamen eener Wetgeevinge, die niet alleen het burgerJyk beftuur, de Geregtszaaken en 's Lands penningen, maar ook het leeven en de goederen der inwooneren in hunne handen ftelde. Geen F 5 regt XVIII. BOEK.  XVIII, BOEK. i .1 < ( 2 2 I l 1 F v h Ci b v b V g< 90 GESCHIEDENIS regt wierdt aan het Volk gelaaten, 't welk oorlpronklyk alle regten bezit. Men wilde dat het tegen zyne belangen, tegen zyn beter weeten aan gehoorzaamde. Dit was, gelyk elders, zyn pligt en zyn lot. Vermids de groote eigendommen, in de andere Volkplantingen, de oorzaak van veele ongelegenheden geweest waren, wierdt hierom vastgefteld , dat in Georgië ieder huisgezin niet meer dan vyftig Akkers lands zou mogen bezitten; dat het dezelve niet kon vervreemden; dat zy zelf niet by errenisfe op de Dochters konden overgaan, t Is waar dat deeze Erfopvolging van de ioonen alleen wel dra wierdt afgefchaft; ioch men liet nog te veele hinderpaalen 'oor den nayver in weezen blyven. Zeien neemt iemand het befluit om zyn VaIerland te verlaaten, zonder het vooruitigt op een ongemeen voordeel, welk yne verbeelding flreelt. Zyner nyverheid •aaien te ftellen, is zo veel als hem te eletten de handen aan 't werk te flaan. Je grensfcheidingen, binnen welke ieder lantaadje bepaald wierdt, moesten noodwendig dit nadeelig gevolg hebben. 'Er ieeven nog andere gebreken aan den worïl van den boom, die hem het bloeien 2letteden. De Engelfche Volkplantingen, zelf de rugtbaarfte, betaalen flegts eene geringe ilasting; en deeze wordt niet betaald, jordat zy eenige kragt en leeven gekree:n1 hebben. Georgië was, al zedert zyne :rite opkomst, onderworpen aan de fchat- tin-  DER BEIDE INDIEN. QI tingen der Leenregeeringe, met welke men , het als 't ware gekluisterd hadt. Deeze renten namen boven maate toe, naar gelang het Landfchap uitgebreider wierdt. Deszelfs ftigters waren dermaate door de begeerlykheid verblind, dat zy niet zagen, dat de kleinfte belasting op den Koophandel van eene wélbevolkte en bloeiende provincie, hen meer verrykte, dan de menigvuldigfte renten van een onbebouwd en woest land. By deeze onderdrukking kwam nog eene andere, die (wie zou het gelooven?) wel uit een beginzel van menschlykheid haaren oorfprong konde hebben. Den Volkplanteren van Georgië wierdt het houden van flaaven verbooden, Karolina en andere Volkplantingen waren zonder de hand van Negers geftigt. Het wierdt geloofd, dat een gewest, welk men tot een Bolwerk voor deeze Bezittingen wilde doen dienen, niet moest bevolkt worden met een geflagt van flagtöffers, die geen belang zouden hebben by het verdeedigen van Dwingelanden. Maar men voorzag niet, dat Volkplanters, minder dan hunne nabuuren door het Moederland begunftigd, gevestigd op eenen grond, bezwaarlyker te ontginnen , en in een heeter klimaat, minder kragts en yvers zouden bezitten tot het onderneemen van eenen Landbouw, die meer aanmoediging vorderde. De werkeloosheid, in welke zo veele hinderpaalen hen ftorttcn , wierdt gewettigd door een ander verbod. De ongere- geld- XVIII. BOEK.  92 GESCHIEDENIS XVIII. BOEK. I l » i i i t l geldheden, welke, aan het geheele vaste land van Noord-Amerika, het.gebruik van fterke dranken veroorzaakte, hadden aanleiding gegeeven tot het verbod van den invoer van gezuikerden Brandewyn in Georgië. Dit verbod, hoe betaamelyk de beweegreden daar van zyn mogt, benam den Volkplanteren den eenigen drank, die het gebrek van het water daar te lande kon verbeteren, welk zy overal ongezond vonden, en het eenig middel om het verlies van kragten, welk zy door aanhoudend zweeten leeden, te vergoeden. Daarenboven floot dit- verbod voor hun den vaart op de Antilies, werwaarts zy niet meer, in betaaling deezer dranken, konden brengen het Hout, Koorn en Vee, welke hunne eerfte rykdommen moesten jitmaaken. Het Moederland begreep eindelyk, hoe seer de verkeerde inftellingen en Wetten len opgang der Volkplantinge belemmerlen. Het verbrak de ketens, welke het /oor dezelve gefmeed hadt. Georgië ont/ing den Regeeringsvorm, die Karolina leedt bloeien, en wierdt, in ftede van :en Leengoed van eenige byzondere perbonen, eene eigenlyk zo genaamde Naionaale bezitting. Schoon deszelfs grondgebied niet zo titgebreid, het klimaat niet zo gemaatigd, Ie grond niet zo goed zy als die der naluurige provincie; en het Karolina, met :yne Ryst, Indigo en bykans alle andere -oortbrengzels, bykans nimmer in voor- fpoed  DER BEIDE INDIEN. 93 fpoed kunne evenaaren; zal het, egter, voordeelig worden voor het Moederland, naar gelang men de vreeze, om zich aldaar te vestigen, al te zeer gegrond op de dwingelandy, onder welke het voormaals zuchtte, zal zien verdwynen. De tyd zal koomen dat men niet meer zal zeggen, dat, van alle de Engelfche Volkplantingen aan het vaste land, Georgië het minst bevolkt is, naar evenredigheid der hulpmiddelen, welke de Regeering daar aan verfpild heeft. Alle deeze gedaane kosten zullen gelukkiglyk onderfchraagd worden door den aanwinst van Florida, eene provincie, die, om haare nabyheid, invloed moet hebben op den voorfpoed van Georgië, en, om nog dierbaarder redenen, verdient gekend te worden. Onder den naam van Florida begreep de Spaanfche Eerzucht alle de landen van Amerika, zich ftrekkende van Mexiko tol aan de Noordlykfte gewesten. Maar het geval, dat met den Nationaalen hoogmoed fpeelt, heeft, zedert langen tyd, deeze onbepaalde heerfchappy bepaald aan het Schiereiland, door de Zee aan het Kanaal van Bahama geformeerd, tusfehen Georgië en Louifiana. De Spanjaards, die ziel menigmaal vergenoegd hadden met het be letten van de bevolkinge der landen, die zy zeiven niet konden bewoonen, wilden, in den jaare 1565, deeze landftreek ir bezit neemen, naa alvoorens deFranfchen van daar verjaagd te hebben, die aldaar, 's jaars XVIII, BOEK.  xvjii, BOEK. 04 GESCHIEDENIS 's jaars te vooren, den grond van eerië kleine vastigheid geleid hadden. De Oostlykfte Volkplanting deëzer provincie Voerde den naam Van San-Mattheö. Schoon twee mylen van den Oceaan gelegen, aan eene bevaarbaare rivier, in eenen aangenaamen en vrugtbaaren oord, zou* egter, de veroveraar daar van hebben afgezien, hadde hy aldaar niet de Sasfafras gevonden. Deeze boötii j aan Amerika byzonder eigen, ert beter van foort in Florida dan in eenig ander gedeelte van dit Halfrond, groeit even welig aan de oevers der riviere als op de bergen; maar altoos best irt eenen grond, die te droog noch te vogtig is. Recht, hoogopfchietende even als dé Denneboom, en bykans zonder takken, heeft de kruin de gedaante van een beken Zyne bladeren, die altyd groen zyn, gelyken naar die van den Laurierboom. De bloem,^geel Van kleur, wordt evenals het witte Wollekruid en de Thee gebruikt. Zyn wortel, zeer bekend in den Koop1handel, omdat hy in de Geneeskunde van een heilzaam gebruik is, moet fponsagtig, ligt en aschkleurig zyn; fcherp van fmaak, zoetagtig en welriekende, in reuk gelykende naar het Venkel- en Anyszaad. Deeze hoedanigheden geeven deezen wortel de kragt Van de doorwaasfeming te bevorderen, de dikke en flymerige vogten te Verdunnen , de Lamheid en koude Zinkingen te verligten. Voormaals plagt zy veel tegen de Venüs-Ziekte gebruikt te worden. Zon-  DER BEIDE INDIEN. 95 Zonder een zo kragtdaadi'g geneesmiddel, zouden, misfchien, de eerfte Spanjaards aan deeze kwaaie zyn omgekoomen; althans zouden zy bezweeken zyn onder de gevaarlyke koortzen, van welke zy bykans allen te San-Mattheo wierden aangetast; het zy dat zulks een gevolg ware van den landkost, of van de flegte gefteldheid van het water. Maar de Wilden 1 leerden hun, dat zy, door in het nugteren en over den maaltyd van het water, waarin de wortel van de Sasfafras was opgekookt, te drinken, van eene fpoedige geneezing konden verzekerd zyn. Men nam deeze proef, en zy flaagde gelukkig. Nogthans wierdt het vlek nimmer verlost uit den ftaat van onvermaardheid en be- t hoefte, die, ongetwyfeld, eene ongeneeslyke ziekte was, aan de verwinnaars der j nieuwe waereld natuurlyk eigen. Vyftien mylen van San-Mattheo, aan de zelfde kust, kwam eene andere Bezit- : ting ten voorfchyn, onder den naam van I St.Augustin. De Engelfehen, die, in den jaare 1747» dezelve aantastten, wierden genoodzaakt van de veroveringe af te zien. De Berg-Schotten wilden den aftogt der belegeraaren dekken; zy wierden geflagen : en over den kling gejaagd. Een Sergeant I alleen wierdt gefpaard door de wilde In! diaanen, die, nevens de Spanjaards ftryj dende, hem bewaarden voor de ftrafoeffen ningen voor hunne gevangenen gefchikt. II Deez' man, de toebereidzels tot de wree\ de folteringen ziende, deedt, zegt men, de xviii. BOEK.  gó GESCHIEDENIS XVIII. BOEK. 1 5 j 3 de volgende aanfpraak aan de bloeddorftige bende. ,, Helden en Aardsvaders der Westlyke waereld, gy zyt de vyandenniet, welke „ ik zogt; maar gylieden hebt evenwel de „ overwinning behaald. Het Oorlogslot „ heeft my in uwe handen gefteld. Bedient u naar welgevallen van het regt der overwinninge. Maar vermids het in „ myn land de gewoonte is, een losgeld „ voor zyn leeven aan te bieden, hoort ,, dan een voorflag, die niet is te verwer„ pen. „ Weet dan, dappere Amerikaanen, „ dat in het land, alwaar ik gebooren ben, „ zekere lieden bovennatuurlyke kundighe„ den bezitten. Een dier wyzen, die my „ in den bloede beftondt, leerde my, „ toen ik my in den krygsdienst begaf, , eene toverkunst, die my onkwetsbaar „ moest maaken. Gy hebt gezien hoe ik ,, alle uwe pylen ben ontkoomen; zou ik, , zonder dit tovermiddel, alle de doodlyke , flagen hebben kunnen overleeven, wel, ke ik van u ontvangen heb? Want ik , beroep my des op uwe dapperheid; de , myne heeft de rust gezogt, noch het , gevaar ontvlooden. Het is niet zo zeer , het leeven, welk ik heden van u begeer, , als den roem van aan ulieden een geheim , geopenbaard te hebben, van zeer veel ge. , wigts voor uwe behoudenisfe, en om de , onverzaagdfte Natie der waereld onver, winnelyk te maaken. Ontbindt flegts , myne eene hand, tot het verrigten der „ to-  der beide INDIEN. 07 „ toverkunftenaaryen , van welke ik op; „ my zeiven, in uwe tegenwoordigheid, „ de proeve wil neemen." Een grecig oor leenden de Indiaanen aan ; deeze rede, die tevens hunnen krygshaftigen aart, en hunne zucht tot het wonderbaare ftreelde. Naa een kort overleg, ontbonden zy de eene hand des gevangenen. De Schot verzogt, dat men zyn zwaard aan den kundigften en fterkften der vergaderinge wilde in handen geeven; en naa zynen hals gewreeven te hebben , onder het mompelen van eenige woorden en het aanregten van etlyke toverkunftenaaryen, ontbloote hy dien, en riep vervolgens met luider ftemme en een vrolyk gelaat: „ Ziet hier, wyze In„ diaanen, een ontegenzeggelyk bewys „ van myne oprechtheid. Gy, Krygsman, „ die myn zwaard in handen hebt, flaa „ uit alle uwe magt; verre van myn hoofd „ van het lichaam te fcheiden , zult gy „ niet eens het vel van mynen hals kwet„ zen." Naauwlyks hadt hy deeze woorden gefproken, of de Indiaan, het zwaard uit alle zyne magt onderhaalende, deedt het hoofd van den Sergeant twintig fchreden verre vliegen. De verbaasde Wilden bleeven onbeweegelyk ftaan, den bloedenden romp des vreemdelings befchouwende; en wendden voorts hunne oogen op zich zelve, als ware het om elkander hunne botte ligtgeloovigheid te verwyten. Zich, egter, verwonderende over de list, door VII. deel. G *• den KVIIf. BOEK,  XVIII, BOEK. I 98 GESCHIEDENIS den gevangene te werk gefteld, van zich ,' door het verhaasten van zynen dood, aan de folteringen te onttrekken, vereerden zy zyn Lyk met eene ftaatelyke begraavenisfe naar 's Lands gebruik. — Indien dit voorval niet al de waarheid hebbe, welke men fchynt te moeten verwagten van het tydftip, waarin het zou gebeurd zyn, dat al te versch is om der verfieringe kragt te geeven, zal het flegts een leugen te meer zyn in de verhaalen der Reizigers. De Spanjaards, die, in geheel Amerika, meer werks maaken van afbreeken dan van bouwen, hadden aan den uitgang van het Kanaal van Bahama niet meer dan de twee Bezittingen opgericht, van welke wy gefproken hebben. Tachtig mylen van St. Augustin, aan den ingang van de Golf van Mexiko, hadden zy St. Mark opgeworpen, aan den mond van de rivier de Apalaches. Doch deeze post, die de gemeenfchap tusfchen de twee vaste kusten eener nieuwe waereld konde onderhouden, hadt reeds de geringe aangelegenheid verlooren, welke hy in 't eerst gehad hadt, wanneer de Engelfchen Van Karolina, in den jaare 1704, denzelven floopten, en geheel vernietigden. Dertig mylen verder lag de Volkplanting St. Jofeph, van nog minder belang dan die van St. Mark. Opgericht aan eene blakke kust, blootgefteld aan alle winden, n een onvrugtbaar zand, op eenen uit;eputten grond, was 'er geen plaats ter Waereld, daar men met minder waarfchyn- lyk.  DER BEIDE INDIEN. 99 lykheid kon verwagten menfchen te zullen vinden. Maar de onkunde bedriegt menigmaal de gierigheid. 'Er woonden Spanjaards. Gelukkiger, ten minften in hunne keuze, waren de zulken hunner Landgenooten, die zich, in den jaare 169Ó, aan de Baai Penfacole, op de grenzen van Louifiana, nederfloegen. De grond kon aldaar bezaaid worden; zy hadden aldaar zelf eene Ree, die, ware zy dieper aan den ingang geweest, voor zeer goed zou hebben kunnen doorgaan, indien het gewormte aldaar niet, in zeer korten tyd, de beste fchepen doorknaagd hadt. Deeze vyf Bezittingen, verfpreid over eene uitgeftrektheid lands, in welke men een groot Koninkryk zou hebben kunnen ftigten, bevatte flegts drie duizend Volkplanters , de eene luier en armoediger dan de andere. Allen leefden van de voortbrengzels van hun Vee. Voor de Huiden, welke zy aan de Havana verkogten, voor de Jeevensmiddelen, welke zy konden leveren aan hunne Bezetting, wier foldy zeven honderd vyftig duizend Livres bedroeg, moesten zy hunne kieederen, en alles,, wat hun grond niet voortbragt, betaalen. In weerwil der elende, in welke het Moederland hen liet kwynen, verkoozen zy, voor het meerengcdeelte, na Cuba over te fteeken, toen Florida, volgens het verdrag van den jaare 1763, aan Engeland wierd afgeftaan. Deeze verovering was dan niets anders dan eene wilderG 2 ais; KVUL BOEK,  XVïtI koek. ioo GESCHIEDENIS nis; maar is het geen weezenlyke overwinst, kwalyk gezinde en van den arbeid afkeerige inwooners verlooren te hebben? Groot-Britannie rekent zich gelukkig, dat het eene uitgeftrekte provincie heeft te bevolken, wier grenzen, door den afftand der Franfchen van een gedeelte van Louifiana, tot aan den Misfisfipi zyn uitgebreid. Om daarin gelukkig te fla^gen, heeft het zyne nieuwe verovering verdeeld in twee Landfchappen, onder de naamen van Oost- en West-Florida bekend. Zints langen tyd hadt deeze Natie gebrand van verlangen om zich in dit gedeelte van het vaste land te vestigen, ten einde om eene vrye en gemaklyke gemeenichap te openen met de rykfte Spaanfche Volkplantingen. Voormaals zogt zy aldaar niets behalven de voordeden van den fluikhandel. Doch dit wisfelvallig en kortftondig voordeel is niet genoeg, het voegt zelf niet voor de eerzucht eener groote Mogendheid De Landbouw alleen kan de veroveringen van een naarftig volk doen bloeien. Van hier dat de Engelfchen allerlei aanmoedigingen befteeden aan de bewerking van eene der fchoonfte van hunne bezittingen. In het jaar 1769 alleen , heeft het Parlement aan de beide Floridaas toegefraan twee honderd vyf duizend, acht honderd vyf en zeventig Livres. Onder dit Volk ten minften, voedt de Moeder eenigen tyd haare jonggebooren kinderen; tc-rwyl elders de Regeering de melk van het Moederland, en het bloed der  DER BÉIDE INDIEN. IOI der Volkplantingen tevens uitzuigt en doet opdroogen. Het is niet gemaklyk te voorzien, tot welk een trap van luister de tyd en de naarftigheid, door middel deezer weldaaden, Florida zullen verheffen. Ondertusfchen voorfpellen de uitwendige vertooningen grooten voorfpoed. De lucht is 'er gezond; de grond brengt allerlei loort van Koorn voort. De eerfte inzamelingen van Ryst, Katoen en Indigo zyn 'er overvloedig geweest. Deeze gelukkige uitflag lokt derwaarts eene menigte Volkplanters. Zy koomen 'er uit de nabuurige Bezittingen, uit het Moederland, en uit alle Protestantfche landen van Europa. Hoe zeer zou de bevolking toeneemen, indien de Oppcrvorften van Noord-Amerika, afwykende van de grondregels, welke zy geftadig ge. /volgd hebben, zich verwaardigden om door huwelyksverbintenisfen zich met Indiaanfche familien te vereenigen! Waarom zou dit middel, om de barbaarfche Natiën te befchaaven, waar van de verlicbtfte Staatkundigen zich met zo veel voordeels bediend hebben, niet aangenomen worden van een vry Volk, welk meer evengelykheids dan de andere Volken moet toelaaten? Zullen dan de Engelfchen zich altoos willen gebragt zien in de wreede keuze, van hunne Oogften te zien verbranden en hunne Akkerlieden vermoorden, of zwervende horden zonder tusfehenpoozen te vervolgen, en zonder medelydtn om te brengen? Zou eene edelmoedige Natie, G 3 die xvru. BOEK.  102 GESCHIEDENIS XVIII BOEK. .die zo veele en zo langaanhoudende poogingen heeft te werke gefteld, om zonder mededinger te heerfchen over dit onmeetelyk gedeelte der nieuwe waereld: zou deeze Natie niet de voorkeuze moeten geeven, boven moorddaadige en oneerlyke vyandiykheden, aan een menschlievend en onfeilbaar middel , om den eenigen vyand te omwapenep, die nog in ftaat is om haare rust te vcftooren? De Engelfchen vleien zich, dat zy, zonder behulp deezer verbintènisfen, zich eerlang moeten verlost zien van de weinige bekommemisfen, db hun nog zyn overgebl ven. Het is het lot, zeggen ze, van woeste Volken, dat zy verdwynen, naar gelang befchaafde Natiën zich onder hen vestigen. Niet kunnende befluiten om de aarde te bebouwen, en de Ieevensmiddelen, welke hun de jagt aanbragt, dagelyks verminderende, zien zy zich genoodzaakt om zich te verwyderen van alle de gewesten, welke de nyverheid en de werkzaamheid willen ontginnen. Deezen ftap doen, in de daad, dag aan dag, de Amerikaanen, die voormaals in de nabuurfchap der Europifche Bezittingen omzwe-rfden. Zy deinzen; zy wyken meer en meer boschwaarts; zy trekken af na de Asfinipoils, na de fïudfons-baai, alwaar zy elkander over en weder nadeel doende, het niet lang kan aanhouden, of zy moeten van honger ftervcn. Maar kan deeze volkomene verdelging niet worden vooraf gegaan van wreede voor»  DER BEIDE INDIEN. I03 voorvallen? De edelmoedige pontheack is nog niet uit het geheugen. In den jaare 1762 kreeg deeze geduchte krygsheld gefchil met de Engellchen. De Majoor roberts, aangefteld om hem te vrede te Hellen, zondt hem Brandewyn. Eenige Iroquoifen, die hun Opperhoofd omringden , zidderden op het gezigt van deezen drank. Niet twyfelende of dezelve was vergiftigd, begeerden zy volftrektlyk, dat een zo verdagt gefcbenk zou van de hand ge weezen worden. Hoe is 't mogelyk, antwoordde hun Kapitein, dat een man, die van myne agtinge is verzekerd, en dien ik treffelyke dienften heb gedaan, op middelen kan bedagt zyn om my van 't leeven te berooven? En als hy dit gezegd hadt, floeg hy den Brandewyn ten lyve, met een zo blymoedige houding, als men van den meest geroemden Held der Oudheid kon verwagt hebben. Honderd trekken van diergelyk eene verhevenheid van ziele hadden de oogen der wilde Natiën op pontheack gevestigd. Om haar grondgebied en haare onafhanklykheid te doen eerbiedigen, wilde hy haar allen onder de zelfde ftandaarden vereenigen. Een zamenloop van ongelukkige omftandigheden deedt dit grootsch ontwerp mislukken; doch het kan hervat worden, en 't is niet onmogelyk dat het gelukkig flaage. Indien dit gebeurde, zouden de Engelfchen, genoodzaakt om hunne grenzen te dekken tegen eenen vyand , die geene der Oorlogskosten heeft te draagen, G 4 en XVIII. BOEK.  io4 GESCHIEDENIS XVIII, BOEK. en geene der geesfels te vreezen, welke de Oorlog, onder alle befchaafde Volken, aanbrengt, de voordeelen zien vertraagen of vernietigen, die zy zich belooven van de veroveringen, welke zy, ten koste van zo veele fchatten en zo veel bloeds, gemaakt hebben. De beide Floridaas, een gedeelte van Louifina, en geheel Kanada, veroverd of aangewonnen op het zelfde tydftip, en door het zelfde. Verdrag, hebben onder de Engelfche heerfchappv gebragt de geheele uitgeftrektheid lands, gelegen tusfchen de rivier St. Laurens en de Misfisfipi. Genomen derhalven, dat deeze Mogendheid nog niet in het bezit was van Hudfons-baai, Terra-Nova, en de andere Eilanden van Noord-Amerika, zou zy daarom niet te minder het uitgebreidfte gebied bezitten, dat immer op de oppervlakte des aardbodems wierdt opgericht. Deeze uitgeftrekte heerfchappy wordt van het Noorden na het Zuiden doorfneeden door een keten hooge bergen, die, nu eens van de kusten verwyderende, en dan wederom dezelve naderende, tusfchen zich en den Oceaan eene ryke landftreek formeeren, van honderd vyftig, twee honderd, en zomtyds drie honderd mylen. Aan geene zyde van dit gebergte, het heet Apalacbes, legt eene onmeetelyke wildernis, van welke zommige Reizigers acht honderd mylen doorreisd riebberi, zonder een einde te vinden. Men gelooft, dat de rivieren, welke aan het uiteinde deezer woeste plaatzen ftroomen, zich  DER BEIDE INDIEN. 105 zich in de Zuid-Zee ontlasten. Indien deeze gisfmg, die niet geheel van waarfchynlykheid ontbloot is, bewaarheid wierdt gevonden, zou Engeland in zyne Volkplantingen omvatten alle de takken van gemeenfchap en Koophandel der nieuwe waereld. Van de eene Amerikaanfche Zee na de andere trekkende door zyn eigen grondgebied, zou het, om zo te fpreeken, de vier deelen van den Aardbol tevens aanraaken. Uit alle zyne havens in Europa, van zyne Komptoiren in Afrika, zendt het fchepen af na de nieuwe waereld. Uit de Bezittingen, welke het heeft in de Zeeën in het Oosten, zou het na de Westindiën kunnen overfteeken over de Stille Zee. Het is Engeland, welk de ftreeken lands of de Zeearmen, de Landengte of de Straat zou ontdekken, welke Afie en Ameiika, in de uiterfte grenzen van hec Noorden, zamenbinden. Dan zou het alle de deuren van Koophandel in handen hebben, door middel van uitgebreide Volkplantingen; het zou alle derzelver fleutels hebben, door middel van zyne talryke Vlooten. Het zou, misfchien, na de opperheerfchappy over de twee waerelden Haan, door de heerfchappy over alle Zeeën. Maar zo veel grootheids is het lot niet van een éénig Volk. Vraagt de Romeinen; is het dan eene zo ftreelende zaak, een onbegrensd gebied te oeffenen, daar men alles moet verliezen, wanneer men alles heeft veroverd ? Vraagt de Spanjaards ; is men dan zo vermogend, door binnen zyne StaaG 5 ten xviir. BOEK.  io<5 GESCHIEDENIS XVIII. BOEK. I 2 d n f< e t( d n ten. eene uitgeftrektheid gronds te bevatten, over welke de Zon nooit onder gaat, indien men orivermaard moet kwynen in de eene waereld, terwyl men in eene andere den fchepter zwaait. _ De Engelfchen zullen gelukkig zyn, indien zy , door den Landbouw en de fcheepvaart, een gebied kunnen behouden, dat te groot is zo dra het bloed kost. Doch vermids de Eerzucht niet dan tot deezen prys wordt uitgebreid, is het de zaak des Koophandels, de veroveringen eener Zeemogendheid vrugtbaar te maaken. Nim • mer verfchafte de Oorlog den overwinnaar leerzaamer velden voor de menscblyke tiyverheid, dan die van het Noord'lyk raste land van Amerika. Hoewel dit land, Dver 't geheel, zo laag zy, dat men neestal moeite hebbe om het van den top Ier groote mast te herkennen, zelf wanïeer men op de diepte van veertien vadenen waters is gekoomen, nogthans is de :ust zeer genaakbaar, dewyl deeze diepte mgevoelig afneemt, naar gelang men de ;ust nadert. Hierom kan men, door midel van het dieplood, naauwkeurig weeen, hoe verre men van het vaste land is. ',elf wordt de Zeeman des verwittigd door e boomen, die, uit den Oceaan fchyende voort te koomen, een betoverend mouwfpel voor zyn gezigt vertoonen, in ;n vaarwater, daar zich allerwegen ondbaare Reeën en havens aanbieden, om 2 fchepen te ontvangen cn te befcheren. De  DER BEIDE INDIEN. 107 De voortbrengzels koomen in menigte: voort uit een onlangs ontgonnen grond, maar koomen langzaam tot rypheid. Zelf ziet men 'er veele planten zo laat ryp worden , dat de Winter den Oogst voorkoome, terwyl, op eene Noordlyker breedte, in ons vast land, de Boomvrugten en het Koorn worden ingezameld. Wat is de reden van dit verichynzel? Vóór de aankomst der Europeaanen , bebouwde de Noord-Amerikaan de aarde niet; by leefde van de vrugt der Jagt en Visfcherye. Zyn geheele land was met bosfchen en ftruiken bedekt. Onder de fchaduw deezer bosfchen groeide eene menigte planten. De bladeren, welke alle Winters van de boo. . men vielen, maakten eene bedding uit ter dikte van drie of vier duimen. De Zomer kwam aan, vóórdat het water deeze foort van mest volkomen hadt doen verrotten; en de Natuur, aan haar zelve overgelaa. ten, ftapelde deeze vrugten haarer vrugtbaarheid onophoudelyk opeen. De planten, onder de natte bladeren begraaven, door welke zy, niet dan met moeite en naa een langen tyd, konden doordringen, zyn gewoon geworden aan een laaten groei. Tot nog toe heeft de Landbouw eene hebbelykhetd niet kunnen overwinnen, door de Eeuwen geworteld, noch de Kunst den plooi der Natuure kunnen verbeteren. Maar dit klimaat, zo lang onbekend aan, of verwaarloosd door de menfchen, levert insgdyks fchaêvergoedingen uit, die de ge- CVIIl. BOEK.  xvm SOEK. ( < 1 c \ i r c h n t( li 108 GESCHIEDENIS gebreken en uitwerkzels deezer verwaarloozinge herftellen. Men vindt 'er alle boomen aan dit klimaat eigen Men vindt 'er daarenboven, die byzonder eigen zyn aan dit klimaat, onder andere de Ahorn- en Tamarisboom. De Tamarisboom is een Heestergewas, dat best tiert op een vogtigen grond; van hier dat men het niet verre van Zee ontmoet. De zaadkorrels zyn bedekt met een wit poeder, welk men voor meel zoude aanzien. Naadat zy in de Herfst ingezameld, en in kookend water zyn geworpen, leveren zy een Jymerig lichaam uit, dat op het water dryft, en afgefchuimd wordt. Wanneer deeze zelfftandigheid geftold is, is zy doorgaans van eene morsfig groene sleur. Om haar te zuiveren, wordt zy indermaal gelmolten; dan wordt zy doorehynende en van eene fraaie groene kleur. Deeze ftoffe, eene middelfoort tusfchen >meer en Wasch, zo ten aanzien van de vastigheid als hoedanigheid, wierdt van de :erfte Europeaanen, die in deeze gewesten lanlandden, in beider plaats gebezigd. De irys heeft derzelver gebruik doen verminleren , naar gelang de tamme dieren aldaar ■ermenigvuldigd zyn. Vermids zy evenre\ langzaamer brandt dan Smeer, en ïinder aan afioopen onderhevig is, en aarenboven geen zo onaangenaamen reuk eeft, heeft zy overal de voorkeuze, daar ïen haar kan bekoomen, zonder ze te duur : betaalen. De eigenfcbap van te veraten, is het minst waardige van haare ge-  DER BEIDE INDIEN. IOQ gebruiken. Men bereidt 'er een voortref- \ felyke Zeep van, en goede pleisters voor wonden ; rnen bedient 'er zich zelf van om te zegelen, Geen minder aandagt dan de Tamarisboom, verdient de Ahornboom, omdat hy de Suikerboom genaamd wordt. Door de Natuur geplant naby beekjes en op vogtige plaatzen, fchiet deeze boom op tot de hoogte van den Eikenboom. In de maand Maart wordt onder aan den ftam eene infnyding gemaakt, ter diepte van twee of drie duimen. Een pyp, in de opening gemaakt, ontvangt het zap, welk 'er uit loopt, en geleidt het in een vat, daar nevens geplaatst om bet te ontvangen. Uit de jonge boomen loopt zulk eene menigte vogts, dat 'er, in een half uur, een vlesch van twee pinten vol van worde. De oude boomen geeven minder nats; doch de foort is beter. De boom kan niet meer dan één, of op het meest twee infuydingen lyden; een grooter verlies put dien uit en doet hem kwynen. Indien hy door drie of vier pypen de vogt ontlast, fterft hy zeer fchielyk. De vogt is een uit den aart honingagtig zap. Om die in Suiker te veranderen, laat men haar, door de werking van het vuur, zo lang uitdampen, tot dat zy de vastigheid van dikke Siroop beeft gekreegen Vervolgens wordt zy overgogooten in vormen van aarde, of van den fchors van Berkenhout. De Siroop wordt hard naar gelang zy koud wordt, en verandert in roode Suiker, die bykans doorfchynend cn tvnr. BOEK.  iio GESCHIEDENIS XVTTL BOEK, en vry aangenaam van fmaak is. Om haar wit te maaken, wordt zy, onder de bereiding, met een weinig Tarwenmeel gemengd; doch hierdoor verliest zy altoos iets van haaren fmaak. Deeze Suiker dient tot de zelfde oogmerken, als die uit Riet verzameld wordt; doch om één pond van deeze Suiker te bekoomen, heeft men niet minder dan achttien of twintig ponden vogts noodig. Hierom zal de Koophandel 'er nimmer veel voordeels van genieten. De Honing is de Suiker der Wilden van onze heiden; het zap van den Ahornboom is de Suiker der Wilden van Amerika. Overal heeft de Natuur haare zoetigheden, overal haare wondei enOnder de menigte Vogelen, die de bosfchen van Noord-Amerika bewoonen, is 'er een die eene byzondere opmerking verdient; om zyne kleinheid draagt hy den naam van Moesjes-vogel. Zyn bek is lang, en zo fcherp als een naald , zyne pooten zyn niet dikker dan. een gemeene fpeld. Op zyn kop draagt hy een zwarte kuif, van eene onvergelyklyke fchoonheid. De borst is roodkleurig, en de buik zo wit als melk, Op zynen rug, ftaart en vleugelen, fchittert een gryze zilvcrkleur, gefchakeerd met een fraai goudgeel. Het dons, over de geheele pluimaadje van dit vogeltje verfpreid, geeft hetzelve zo een zagte vertooning, dat het gelyke naar eene Huweelbloem, wier fchoonheid op het minfte aanraaken verwelkt. Dc Lente is het eenige faifoen van deezen  DER BEIDE INDIEN. III zen bekoorlyken vogel. Zyn nest, in het; midden van een boomtak gemaakt, is van buiten met een grys en groenagtig mosch bekleed, en van binnen gevoerd met een zeer zagt dons, van geele bloemen byeen vergaderd. Dit nest is niet dieper dan een halve duim, en ongeveer een duim over dwars wyd. Nimmer vindt men 'er meer dan twee Eijeren in, niet grooter dan de kleinfte Erwten. Dikmaals heeft men het ondernomen om de jongen van dit klein vogeltje op te kweeken; doch zy hebben op het langst niet meer dan drie of vier weeken kunnen leeven. De Moesjes-vogel gebruikt niets dan het zap van bloemen; even alsdeByen, vliegt hy van de eene na de andere. Zomtyds dompelt hy zich in de kelk van de grootfte. Zyne vlugt veroorzaakt een gebrom, gelykende naar dat van een fpinnewicl. Moede geworden zynde, rust hy op een boom of een nabyftaande paal; hy blyft aldaar eenige minuten zitten, en vliegt op nieuw na de bloemen. Ondanks zyne zwakheid, fchynt hy niet wantrouwende; de menfchen kunnen hem tot op een afftand van acht of tien voeten naderen. Zou men gelooven,' dat een zo klein fchepzel kwaadaartig, oploopende en twistzuchtig is? Dikwyls ziet men deeze vogels een bioedigen oorlog en hardnekkige gevegten aanrichten. De fltfgéh met hunnen bek zyn zo hevig en volgen zo ichielyk op elkander, dat men geen oog op dezelve kan BOEK.  na GESCHIEDENIS XVIII. BOEK. kan houden. Hunne vleugels beweegen zy met zo veel fhelheids, dat zy onbeweeglyk in de lucht fchynen te hangen. Men hoort hen meer dan men ze ziet; hunne ftemme gelykt naar die van den Musch. Ongeduld is de ziel deezer kleine vogelen. Wanneer zy eene bloem naderende, dezelve verwelkt en zonder zappen vinden, ontblooten zy die van alle haare bladeren. De fnelbeid van flagen met hunnen bek verkondigt, zegt men, den fpyt, die hen vervult. Aan het einde van den Zomer ziet men duizenden bloemen, welke de woede der Moesjes-vogels geheel bladerloos gemaakt heeft. Nogthans zou men het kunnen in twyfel trekken, of deeze blyk van misnoegen niet veel eer een foort van honger zy, dan een vernielend Inftinkt zonder oogmerk of noodzaaklykheid. Voormaals wierdt Noord-Amerika van Infekten opgegeeten. Dewyl men noch de lucht gezuiverd, noch de aarde ontgonnen, noch de bosfehen uitgerooid, noch de wateren hadt doen afloopen, hadt deeze bezielde ftoffe, onverhinderd, alle de voortbrengzels derNatuure aangetast, welke geen leevendig fchepzel haar betwistte. Geene van deeze gefl.ngten was nuttig voor den mensch. Een dénig vervult tegenwoordig deszelfs behoeften; het is de Bye. Doch het wordt geloofd, dat zy uit de oude na de nieuwe waereld is overgebragt. De Wilden noemen haar de Engelfche Vlieg; zy wordt nergens dan in de nabuurfchap der kusten gevonden. Deeze merk- te-  Ö e r beidé INDÏEN. II3" tekens kondigen een uitlandfchen oorfprong aan. In het nieuwe Halfrond ziet men de Byen, iri ontelbaare zwermen, in de bosfchen zweeven. Zy neemen 'er dag aan dag toe, Haare Honing wordt tot onderfcheidene oogmerken gebezigd. Veele lieden gebruiken dezelve tot fpyze. Hét Wasch wordt, van tyd tot tyd, een aanmerkelyke tak van Koophandel. De Bye is niet het eenig gefchenk, welk Europa aan Amerika heeft kunnen doen. Het heeft het daarenboven verrykt met tamme dieren. De Wilden hadden 'er geene. Vrye lieden hadden geen leevendig geflagt hunner heerfchappye onderworpen: Zy wisten ze flegts te dooden. De tamheid der dieren heeft nimmer de Maatfchappy der menfchen kunnen voorgaan. De eerfte verovering van den mensch, is die hy op zyns gelyken gedaan het ft; Tot op dit heilloos tydftip van algemeene flaavernye, was ieder fchepzel te veel bezet geweest met zyne eigen btftaanlykbeid,, en zyn geheele leeven wierdt hefteed aari ' de zorge om Hetzelve re bewaaien. Maar zo ras het één deel menfchen het ander hadt te onder gébragt, en het laatffe zich genoodzaakt vondt om voor Meesters té arbeiden, ken ie men voor c!e eerfte maal de ledigheid op aa.de. Deeze ledigheid was de Vader der Kuruten, die, roisfchienj het menschlyk geflapt eenigen troost aanbragten over het verlies zyner Vryheid^' Het betemmen der dieren, was, gelyk alle VII. deel. H arï- XVIII. BOER  XVIII. BOEK. 114 GESCHIEDENIS andere nutte Kunften, ongetwyfeld , eene uitvinding der Maatfchappyen. Misfehien is dit niet het geringfte werkftuk der menschlyke nyverheid. Misfehien heeft het de meeste kundigheden, den meesten tyd, de meeste toevalligheden gekost. Want, in zekere gewesten van Amerika, heeft men wel Maatfchappyen en heerfchappyen gevonden, die verre gevorderd waren., zelf tot aan de weeldevoedende Kunften; doch de dieren waren 'er nog vry, hoewel, door hunne zwakheid of Inftinkt, beter gefchikt om onder het juk van den mensch den hals te buigen, dan in onze gewesten. Zelf heeft men landen in de nieuwe waereld gevonden, alwaar de dieren grooter vorderingen dan de mensch gemaakt hadden tot een ftaat van volmaaktheid of zamenleevinge, tot welken zy door de Natuur geroepen waren; het was omdat zy zonder Meester leefden. De mensch hadt hen niet onderworpen ian zyne dreigende ftemme, aan zyn verfchriklyk oog, aan zyne hand, altoos opgeheeven om hen te flaan. Hy zelve was Haaf, en de dieren waren het nog niet. De Koning der Natuure kende dan de flaaverny, vóórdat hy de dieren temde. Hoe 't ook zy met den oorfprong en voortgang der Kunften, wier wording te ingewikkeld is, dan dat het gemaklyk valle te ontdekken, in welke orde en. op wat wyze zy van elkander zyn voortgekoomen, Amerika hadt nog niet de dieren met de menfchen gepaard tot het werk van den Ak-  der beide INDIEN, iï$ Akkerbouw, wanneer de Europeaanen verfcheiden van onze tamme geflagten op fchepen derwaarts overvoerden. Zy zyn 'er ongelooflyk fterk vermenigvuldigd ; doch, beha!ven het Varken, welks eenige volmaaktheid is vet te worden, hebben zy allen veel verboren van de fterkte en grootte, welke zy in het oorfpronklyk verblyf hunner afkomfte hadden. De Osfen, de Paerden en de Schaapefl zyn in de Noordlyke Volkplantingen van Amerika veraart, hoewel men derzelver foorten met de uiterfte zorgvuldigheid hadde uitgekoozen. Het is, ongetwyfeld, het klimaat; het is de natuur der lucht en van den grond, r die zich tegen den goeden uitflag hunner overbrenginge aankant. In 't eerst waren deeze dieren, even als de menfchen, aan heerfchende ziekten onderhevig. Indien de befmetting, gelyk onder het menschlyk geflagt, den wortel der voortteelinge niet aantastte, veele foorten hadden ten minften veele moeite om huns gelyken voort te brengen. By ieder geflagt verbasterden zy; en even als de Amerikaanfche planten, na Europa overgebragt, is het Europisch Vee in Amerika by aanhoudendheid afgenomen. Het is eene Wet der klimaaten, die wil, dat ieder Volk, ieder leevend of groeiend geflagt, groeie of fterve in zyn geboorteland. De liefde tot het Vaderland fchynt eene Wet te zyn, door de Natuur aan alle leevendige WeeH a zens SVIII BOEK»  XVIII £OEK. xi6 GESCHIEDENIS zens gefield, even als de zucht tot hunne behoudenis. Ondertusfchen hebben 'er overeenftemmingen van klimaat plaats, die eenige uitzondering te wege brengen op de algemeene Wet tegen de verplanting van dieren en gewasfen. Toen de Engelfchen in NoordAmerika aankwamen, bouwden de zwervende bewooners deezer eenzaame gewesten met tegenzin een weinig Mays. Deeze foort van Koorn, toenmaals in Europa onbekend, was de eenige, welke de nieuwe waereld kende. Het planten van dezelve kost geringe moeite. De Wilden namen flegts den bovenften korst van de aarde weg, maakten met een ftok gaten in den grond, en wierpen in ieder van dezelve een korrel, die twee honderd vyftig of drie honderd andere voortbrengt. Weinig meer werks was 'er vast aan de toebereidzels om dezelve te eeten. Men ftampte dezelve in een houten of fteenen vyzel, en maakte 'er een deeg van, die men onder de asch liet bakken. Dikwyls wierdt zy gekookt gegeeten, of op gloeiende kooien geroosterd. De Mays bezit veele nutte eigenfcbappen. Het blad is zeer goed tot voedzel voor de beesten; een onfcbatbaar voordeel in een gewest, alwaar de Weilanden niet zeer gemeen zyn. Een magere, ligte, zandagtige grond voegt best voor dit gewas. Het zaad kan, in het voorjaar, twee- of driemaal bevriezen, zonder dat de Oogften daarom minder overvloedig zyn. In één woord,  DER BEIDE INDIEN. UJ woord, geene van alle foorten van Koorn kan het zo lang tegen droogte en vogtigheid uithouden. Deeze redenen, welke het planten van de Mays, in een gedeelte van den aardbodem, hebben doen aanneemen, bewoogen de Engelfcben om die te behouden en te vermenigvuldigen in hunne Bezittingen. Zy verkogten de Mays aan Portugal, aan Zuid-Amerika, en aan de Suiker-Eilanden, en zy bedienden 'er zich van ten eigen gebruike. Ondertusfchen verwaarloosden zy niet, hunne plantaadjen te verryken met Europisch Koorn, 't welk aldaar gelukkig flaagde, hoewel niet in die maate, als in het land, waaruit het af komftig was. Met het overtollige van deeze Oogften, met de voortbrengzels hunner kudden, en met het Hout, dat zy in de bosfchen des lands hakten, dreeven deeze Volkplanters eenen handel, die zich uitftrekte tot de rykfte en meest bevolkte gewesten der nieuwe waereld. Het Moederland, ziende dat zyne Noordlyke Volkplantingen hetzelve den voet zouden ligten in het fpyzigen der Bezittingen, welke het in het Zuidlyke gedeelte van Amerika hadt, en vreezende in haar wel dra mededingers te zullen vinden, zelf in Europa, op alle markten, daar het zyn gezouten Visch en Koorn fleet, wilde derzelver werkzaamheid afleiden na voorwerpen , welke voor haar voordeeliger zyn zouden. Het onbrak daar toe aan beweegredenen noch hulpmiddelen; eene bekwaaH 3 me XVIII. BOEK.  n8 GESCHIEDENIS XVIII. BOEK. ( i < me gelegenheid deedt dezelve te werke ftelJen. Zints langen tyd was Zweeden gewoon geweest, aan de Engelfchen te verkoopen , het grootfte gedeelte van Pek en Teer, welke zy tot hunne Scheepsmagt noodig hadden. In den jaare 1703 zag deeze Mogendheid haare waare belangen tot zo verre over het hoofd, dat zy deezen ge. wigtigen tak van haaren Koophandel aan een uitfluitend veorregt bepaalde. Eene fpoedige en fterke vermeerdering van den prys was het eerfte uitwerkzel van deeze Monopolie. Engeland, met deezen misflag der Zweeden zyn voordeel doende, moedigde, door aanzienlyke premiën, den invoer aan van allerlei fcheepsbehoeften, welke Amerika zou kunnen leveren, In 't eerst bragten deeze gefchenken het voordeel niet te wege, welk men zich daar van hadt beloofd. Een bloedige Oorlog, die de vier deelen der waereld verwoestte, trok het Moederland en de Volkplantingen tevens af van de aandagt, welke deeze opkoomende omwenteling in den Koophandel verdiende. De Noordfche Natien, die allen één belang hadden, de werkeloosheid, door de verwarring des Oorlogs veroorzaakt, voor een volledig bewys /an onmagt neemen de, geloofden de eheepsbehoeften ftraffeloos te kunnen onlerwerpen aan alle de uitzonderingen en jepaalingen, die derzelver prys moesten loen klimmen. Deswegen wierdt een Verirag tusfchen haar geflooten, 't welk rugt- baar  DER BEIDE INDIEN. IIQ baar wierdt in den jaare 1718; een tydftip, toen nog alle de Zeemogendheden aan de wonden van een veertienjaarigen Oorlog bloedden. Een zo haatlyke verbintenis deedt Engeland ontwaaken. Het zondt na de nieuwe waereld mannen, die welfpreekend genoeg waren, om de inwooners te overreeden, dat zy het dringendfte belang hadden by de begunftiging van de inzigten van het Moederland; en die kundigheids genoeg bezaten om de eerfte poogingen tot een treffenden uitflag te bellieren, zonder dezelve te onderwerpen aan die flaauwe proefneemingen, die eenen yver, met veele moeite ontftooken, fpoedig uitblusfchen. In een oogenblik wierden Pek, Teer, Terebentyn, Raaën en Masten, in zulk eene menigte in de havens van GrootBritannie aangevoerd, dat men in ftaat wierdt om ze aan de nabuurige landen te verkooperu Door deeze eerfte proeve van voorfpoed wierdt de Regeering verblind. Het voordeel, welk de geringheid van prys aan de fcheepsbehoeften van haare eigen Volkplantingen gaf, boven de zulke, welke de Oost-Zee opleverde, fcheen haar eene beftendige voorkeuze te belooven. Zy geloofde de premiën te kunnen affchaffen. Maar zy hadt in haare uitrekeningen geene agt gegeeven op het verfchil van de vragt, die geheel op de zyde van haare mededingers was. De volkomene ftilftand, welke in deezen tak van Koophandel volgde, H 4 open- XVIII. BOEK.  iao GESCHIEDENIS xvni BOEK. i 1 3 i ( ] 3 j ] 1 I opende haare oogen voor den begaanen misflag. In den jaare 1729 herftelde zy de premiën. Schoon minder groot, dan zy voormaals geweest waren, waren zy, egter, genoegzaam, om aan het vertier van de voortbrengzels van Amerika, ten minden in Engeland, verre weg den voorrang boven die van het Noorden te bezorgen. Het Hout, 't welk evenwel eene van de voornaamfte rykdommen der Volkplantingen was, wekte laater de oplettendheid der Regeeringe van het Moederland. Zints langen tyd b agten de Engelfchen hetzelve na Spinje, Purtugal en de MiddellandfcheZee, alwaar deeze bouwftoffe aan huizen en tot andere oogmerken verwerkt wierdt. Dewyl deeze Zeelieden, op de t'huisreizen, »eene Koopmanfchappen genoeg innamen om eene volkomene laading te hebben, hadden de Hamburgers en zelf de Hollanders het zich tot eene gewoonte gemaakt, le fchepen deezer uitlanderen te bevragen , om na hun land de voortbrengzels der ykfte gewesten van Europa over te bren;en. Deeze dubbele Koophandel, het uitroeren van eigen goederen en het vaaren van de eene haven op de andere, hadt le Britfche Zeemagt aanmerkelyk verfterkt. iet Parlement, van deezen voorlpoed 'erftenriigd, haastte zich, in den jaare 722, om het Hout, welk de nieuwe waeeld aan het Koninkryk zou kunnen leveen, te ontflaan van alle inkoomende regen, welke van het Rusfisch, Zweedsch en  DER BEIDE INDIEN. 121 en Deensch Hout moesten betaald worden.; Deeze eerfte gunst wierdt fpoedig gevolgd van eene tweede, die, zich in 't algemeen tot alle foorten van Hout uitftrekkende, voornaamlyk bepaald was aan de zulke, die tot Scheepstimmerhout konden gebruikt worden. Een voordeel, in zich zelve zo aanmerkelyk, zou nog meer zyn toegenomen, indien de Volkplantingen, op haaren eigen grond, fchepen gebouwd hadden, groot genoeg om bouwftoffen, die zo veel ruimte befloegen, over te voeren; indien 'er Werven waren opgericht, die geheele laadingen konden leveren; voornaamlyk indien men het gebruik hadde af. gefchaft, om in de Lente de bladeren te verbranden, die in den Herfst van de boomen gevallen waren. Deeze verkeerde gewoonte zal altoos de jonge boomen, die beginnen uit te loopen, vernietigen. 'Erzullen geene dan oude boomen overblyven, die te ryp zyn om tot Timmerhout gebruikt te worden. Niemand is onkundig, dat de fchepen, in Amerika getimmerd, of van Hout uit dat gewest gemaakt , weinig tyds kunnen duuren. Uit verfcheiden oorzaaken kan dit ongemak ontftaan; doch die wy hebben aangeweezen, verdient te meer oplettendheids, naar gelang het gemaklyker is dezelve weg te neemen. Eenevens het Hout en Mastwerk, kan Amerika daarenboven de Zeilen en het Touwwerk leveren, door middel van de Hennip en het Vlasch, welk aldaar geplant wordt. H 5 De SVIII, BOEK.  XVIII BOEK. 122 GESCHIEDENIS . De Franfche Protestanten, die, uit hun Vaderland verdreeven, door een zegepraalenden Koning tot kwezelary vervallen, overal aan zyne vyanden de ny'verheid hunner Natie hadden overgebragt, deeden in Engeland de waarde van twee Stoffen kennen, van de alleruiferfte aangelegenheid voor een Zeemogendheid. Schotland en Ierland plantten, met tamelyk gelukkigen uitflag, Vlasch en Hennip. Nogthans kreegen de inlandfche Fabriken het grootffce gedeelte van beiden uit Rusland Om aan deezen invoer van buitenslands een einde te maaken, kreeg men den inval om voor ieder Ton, welke van deeze Stoffen uit Noord-Amerika zou worden ingevoerd, eene premie van honderd vyf en dertig Livres te belooven. Doch de gewoonte,eenevyandin van alle heilzaame nieuwigheden,maakte in 't eerst de Volkplanters ongevoelig voor dit nieuw lokaas. Ten langen laatfte hebben zy toegegeeven; en de opbrengst van het Vlasch en de Hennip, welke zy planten, doet in Groot-Britannie blyven een aanmerkelyk gedeelte van de vyf en veertig millioenen Livres, welke de inkoop van uitlandfche Lywaaten jaarlyks buiten het Koninkryk deedt gaan. Misfehien zal het door den tyd toereikende worden tot het binnenlandsch vertier, zelf om de andere Natiën op alle markten den voet te ligten. Een geheel nieuwe grond, die niets kost, die geen mest noodig heeft, die van beraarbaare rivieren doorfneeden wordt, en die van flaaven kan bearbeid worden: welk een  DER BEIDE INDIEN. 123 een grond voor de grootfte verwagtingen! Moet men by het Hout en de Linnens, welke de Scheepsmagt vordert, het Yzer voegen? Het Noorden der nieuwe waereld biedt het aan, voor de verovering van het Goud en Zilver, die na het Zuiden ftroomen. Dit voornaam Metaal, zo noodzaaklyk voor den mensch, kenden de Amerikaanen niet, toen de Europeaanen hun daar van het heilloos gebruik leerden, het gebruik van menfchenmoordende wapenen. De Engel fchen zelf verwaarloosden langen tyd de Yzer-Mynen, welke de INatuur met eene overdaadige hand verfpreid hadt in het gewest, alwaar zy zich gevestigd hadden. Dit kanaal van rykdommen hadt men van het Moederland afgeleid, door het met buitenfpoorige belastingen te bezwaaren. Deeze belasting, van even veel kragts als een verbod, was het werk van de eigenaars der inlandfche Mynen, welke onderfteund wierden door de eigenaars van de Hakbosfchen, die tot het bewerken van het Yzer moesten gebruikt worden. Door omkooping, kuiperyen en drogredenen, hadden deeze vyanden van het algemeene welzyn een medegenootfchap weeten te weeren, waar tegen zy niet beftand waren. Eindelyk deedt de Regeering een ftap ten goede. Zy veroorloofde te Londen den vryen invoer van Amerikaansch Yzer; maar zy verboodt tevens om het na andere havens, of meer dan tien mylen diep landwaarts te vervoeren. Deeze zonderlinge XVIII. BOEK.  XVIII. BOEK. ( I I C r c .1 t d b t< z f< ir w tc 124 GESCHIEDENIS linge fcbikking hieldt ftand tot in den jaare 1757- Toen vereenigden zich duizenden van ftemmen, om den Raad der Natie te beweegen tot het weeren van het gebrek van een beftuur, zo oogenfchynlyk aangekant tegen alle goede beginzels; en tot het geheele Koninkryk uit te ftrekken eene Vryheid, by uitfluiting aan de Hoofdftad verleend. Een zo redelyk verzoek ontmoette den hevigften tegenftand. De byzondere belanghebbers vereenigden zich, en leverden een vertoog over, behelzende, dat de honderd negen Smeederyen, welke in Engeland aan den gang waren, zonder de Schotfche daar onder te rekenen, jaarlyks icbttien duizend vaten Yzers uitleverden, ;n een groot getal bekwaame werklieden ian werk hielpen; dat deeze Mynen, die muitputtelyk waren, derzelver werkftuk:en aanmerkelyk zouden vermeerderd heb>en, indien men niet weerhouden ware oor de geduurige vreeze, van het Ameikaansch Yzer van alle belastinge te zien ntheffen; dat tot het Yzerwerk, welk in Ingeland gemaakt wierdt, alle jaaren geruikt wierden honderd acht en negentig uizend bosfen brandhout, en dat dit randhout daarenboven Run voor de Leermweryen, en Timmerhout voor de-hui2n uitleverde; dat vermids het Amerikaandie Yzer niet zeer gefchikt was om het 1 Staal te veranderen, om 'er fnydende erktuigen van te bereiden, of om het »t fcheepsbehoeften te verwerken, de in-  der beide INDIEN. 12$ invoer van buiten daar door niet zou verminderd worden j en alleenlyk bet ft.ilir.aan der Smeederyen in Groot-Britannie zou ten gevolge hebben. Door deeze ongegronde bedenkingen liet het Parlement zich niet bepraaten. Het begreep, dat, ten zy de prys der oorfpronklyke ftoffen verminderd wierdt, de Natie wel haast zou verliezen de ontelbaare Yzer- en Staal-Fabrieken, die haar zedert zo langen tyd verrykt hadden; en dat men geen 'tyd moest laaten verloorert gaan, om den voortgang deezer nyverheid onder andere Natiën te fluiten. Hierom nam men het befluit om den invoer van Amerikaansch Yzer in alle havens van Engeland toe te ftaan, vry van alle reg. ten en belastingen. Dit befluit, het geil volg eener welberadene wysheid, ging I verzeld van eene daad van regtvaardigheid. I Eene Wet, onder de Regeering van Koning I hendrik den VIII gemaakt, verboodt den eigenaaren van Hakbosfchen, hunne landeryen te ontginnen; de Regeering gaf hun volle magt om zulk een gebruik te maaken van hunne eigendommen, als zy voor hun belang dienftigst zouden oordeelen. Vóórdat deeze maatregels genomen wierden, hadt Groot-Britannie, jaarlyks, aan Spanje, Noorwegen, Zweeden en Rusland betaald, tien millioenen Livres, voor het Yzer, welk het uit die gewesten kreeg. Merkelyk is deeze fchatting verminderd, en moet nog minder worden. Dit Metaal is XVIII. BOEK.  126 GESCHIEDENIS XVIII, BOEK. j is zo overvloedig in Amerika, en zo ge. maklyk van de oppervlakte der aarde in: te zamelen, dat de Engelfchen niet wanhoopen het ten eenigen dage te kunnen' leveren aan Portugal, Turkye, de Oostindiën, in één woord, aan alle landen van; 't Heelal, met welke zy, door de belangen des Koophandels, gemeenfchap hebben. Misfehien vergroot deeze Natie by an«' deren, of by haar zelve, de voordeden,, welke zy zich voorftelt uit zo veele, voor • haaren lcheepvaart, zo nuttige voorwer-" pen. Genoeg zal het voor haar zyn, dat; zy, door behulp haarer Volkplantingen,, zich kan ontflaan van de af hanklykheid,, in welke de Europifche Natiën van het; Noorden, ten aanzien van het uitrusten haarer Scheepsmagt, haar dus lang gehou- ■ den hadden. Voormaals kon men haare werkzaamheden doen ftilftaan of belemmeren, door het weigeren deezer bouwftoffen. Niets zal voortaan oplchorten haare natuurlyke pooging na de heerfchappy over ie Zeeën, welke alleen haar de heerfchappy over de nieuwe waereld kan verzekeren. Naa zich daartoe den weg gebaand te lebben, door het oprichten van eene vrye, Mafhanklyke en oppermogende Zeemagt, iieeft Engeland, daarenboven, alle middelen by de hand genomen om het genot te • lebben van deeze foort van veroveringen, welke het minder door zyne wapens dan loor zyne nyverheid, in Amerika behaald heeft.  DER BEIDE INDIEN. I2J heeft. Door wel overleide aanmoedigingen js 't aan hetzelve gelukt, jaarlyks uit die geiwesten te doen overkoomen twintig millioenen ponden Potasch. Het planten van ;;Ryst, Indigo en Tabak heeft 'er den grootjften opgang gemaakt. Naar gelang deeze Bezittingen, door haare natuurlyke ftrekking, gevorderd zyn van het Noorden na het Zuiden, zyn de ontwerpen en onderneemingen vermenigvuldigd, overeenkomïftig met den aart van den grond. In de warme of gemaatigde klimaaten heeft men de voortbrengzels gezogt, met welke zy de poogingen des Akkerbouws moesten bekroonen. De Wyn alleen fcheen aan het nieuw Halfrond te ontbreeken; de Engelfchen, die geen Wyn in Europa hebben, wilden dien uit Amerika doen koomen. Op het onmeetelyk vaste land, welk dit Volk alleen bezit, vindt men eene verbaa' zende menigte wilde Wynftokken, welke Druiven voortbrengen, die in kleur, grootte ^en hoeveelheid verfchillen, doch die aller ! wrang en onaangenaam van fmaak zyn. ^Men was van gedagten, dat. eene goede j behandeling aan dit gewas de volkomeni heid zou geeven, welke de ruuwe Natuui 3aan hetzelve hadt geweigerd; en men ont»boodt Franfche Wyngaardeniers na eer iland, alwaar de belastingen en Heeren dienften hun de vrugt en den fmaak des ï arbeids niet benamen. De herhaalde prpefneemingen, beui tlings genomen met Europifche en Amerikaanfche planten, vieler aller XVIII. boek. { I  128 ÖESCHIËDËNiS XVIII, SOEK. 4 ] < > t t i i ti V h P b h ¥ b le allen even ongelukkig uit. Het zap vah den Wyngaard was 'er te wateragtig, te zwak, te bczWaarlyk om in een heet gewest bewaard te worden. Het land was te zeer bedekt met bosfchen, die de vógtige en verfchröeiende nevels lokken en doen ftand houden; de faifoenen waren 'er te ongeftadig; dé Infekten waren 'er te menigvuldig in deh omtrék der bosfchen, Dih een gewas te dóen uitbotten en tieren, zo dierbaar voor dé Engelfche Natie, i^oor alle Volken, die het niet bezitten. Misfehien zal de dag koomen, doch 'er moeten eerst Eeuwen verloopen, dat ïaare Volkplantingen haar een drank zulen leveren, dien zy aan Frankryk benydt, :n hetzelve afkoopt, met den heimelykert pyt dat zy eene mededirtgeres verrykt, ivelke zy met eene brandende begeerte 'erlangt daar van te beroöveh. Dit is en Wreed verlangen. Engeland heeft zager en roernryker middelen om den voorsoed te bereiken, na welken het ftreeft. len voortbrengzel, eene planting, heden :n dage door de vier deelen der waereld erfpreid, biedt zich zynen nayver aan; et is de Zyde: het werk van dien kruienden worm, die den mensch kleedt met oombladeren, in zynen boezem bewerkt; ;t is de Zyde, een dubbel wonder der (atuure en der Kunst. Deeze ryke ftoffe kost Groot-Britannie arlyks eene aanzienlyke fomme Gelds, die jitenslands gaat. Dertig jaaren is het geeden, dat dit verlies hetzelve den inval deedt  der beide INDIEN. I29 deedt krygen om zyne Zyde tc haaien uit Karolina, welk, door de zagtheid van het klimaat en den overvloed van Moerbezieboomen, voor dit voortbrengzel zeer gefchikt icheen. Eenige proeven, welke dè Regeering waagde, door het lokken van Valdenzen na deeze Volplanting, Haagden gelukkiger, en leverden meer uit, dan men zich hadt durven voorftellen. Nogthans hebben de vorderingen van deezen tak van nyverheid niet beantwoord aan eene zo ftreelende verwagting. Men heeft des de fchuld geweeten aan de ingezetenen der Volkplantinge, die niets dan Negers koopende, van welke zy een fpoedig en zeker voordeel trokken, verwaarloosd hebben om Negerinnen tekoopen, welke men nevens haare kinderen tot heo kweeken ij van Zyde-Wormen zou hebben kunnen j gebruiken: eene bezigheid, overeenftemj mende met de zwakheid der Sexe en den ouderdom der minderjaarigen. Doch men moest voorzien hebben, dat menfchen, uit een ander waerelddeel,aangekoomen,in een onbebouwd en woest land, hunne eerfte zorgen zouden befteed'en aan voedend Koorn, aan het kweeken van Vee, aan de volftrektst noodige werkzaamheden. Dit is de natuurlyke en beftendige loop der welgeregelde Staaten. Van den Akkerbouw, het beginzel der bevolkinge, klimmen zy op tot de wéeldevoedende Kunften; en deeze Kunften voeden den Koophandel, het Kind der nyverheid en den Vader der rykdommen. Het öogenblik is, misfehien, VII. deel. I gé* xvni.  XVIII. SOEK. ; < 1 < 130 GESCHIEDENIS gekoomen, dat de Engelfchen geheele Volk. plantingen met den Zydeteelt kunnen onledig houden. Dit is ten minften het gemeene Volksbegrip. Op den achttienden van Grasmaand des jaars 1769, nam het Parlement het befluit, dat van de ruuwe Zyde, die uit de Volkplantingen in het Moederland zou ingevoerd worden, geduurende den tyd van zeven jaaren, eene premie zou betaald worden, van vyf en twintig ten honderd; geduurende de zeven volgende jaaren, eene premie van twintig ten honderd; en geduurende nog zeven daar aan volgende jaaren, eene premie van vyftien ten honderd. Indien deeze aanmoediging de verbetering uitwerke, welke men daar van moet verwagten, zal het, ongetwyfeld, niet lang aanhouden, of men zal dezelve toepasfen op het planten van Katoen- en Olyfboomen, welke de lucht en de grond der Engelfche Volkplantingen fchynen te vorderen. Europa en Afïe bezitten, misfehien, geene ryke voortarengzels, die niet met een gelukkigen uitlag kunnen overgebragt en geplant worden n het uitgeflxekte vast land van Noord\merika, naadat de bevolking aldaar hanlen zal geleverd hebben, evenredig aan de litgebreidheid en vrugtbaarheid van een :o ryken eigendom. Het groot voorwerp Tan het Moederland is tegenwoordig, de Volkplantingen te bevolken. Het waren de Engelfchen, die, 'op hun ligen Eiland vervolgd, om Staatkundige en jodsdienftige begrippen, het eerst in dit verr  DER BEIDE INDIEN. 131 verlaaten en woest gewest voet aan land. •zetteden. Bezwaarlyk was het, dat deeze eerfte Volksverhuizing veel opgangs konde maaken. De bewooners van Groot-Britannie zyn dermaate verknogt aan den grond, die ben heeft zien gebooren worden, dat niets dan Burger-Oorlogen of Staatsomwentelingen, dezulken onder hen, die een eigendom, zeden of nyverheid bezitten , kan doen befluiten om van klimaat en Vaderland te verwisfelen. Hierom moest de herftelling der algemeene rust in Europa on1 overkoomelyke hinderpaalen Hellen tegen den voortgang der beplantingen van Amerika. De Engelfchen, daarenboven , hoewel uit den aart werkzaam, eerzuchtig en ftout in onderneemingen, waren niet gefchikt B om de nieuwe waereld te ontginnen. Ge] woon aan een zagt leeven, aan eenigen overvloed, aan veele geryfiykheden, was, behalven eene Godsdienftige of Staatkundige Geestdryvery, niets in ftaat om hen op te beuren onder den arbeid, de elenden, de ontblootingen, de wederwaardig: heden, aan nieuwe beplantingen onaffcheidbaar eigen. Wy moeten hier nog byvoegen, dat gefield zynde dat Engeland alle deeze zwaa: righeden hadt kunnen overwinnen, het zulks niet hadt moeten willen doen. Het was, I in de daad, nuttig voor deeze Mogend• heid, Volkplantingen te ftigten, dezelve in een bloeienden ftaat te brengen, en zich I 2 met XVIII. SOEK.  132 GESCHIEDENIS XVIII BOEK. .met derzelver voortbrengzels te verrykenj maar het voegde haar niet, deeze voordeden te koopen, door de opoffering haarer bevolkinge. Gelukkig was het voor deeze Natie, dat de Onverdraagzaamheid en Dwingelandy, die de meeste gewesten van Europa drukten , ontelbaare flagtöffers uitdreven na een onbebouwden oord, die, in zynen verhaten ftaat, aan de ongelukkigen tevens hulp fcheen te belooven en van hun te eifchen. Deeze menfchen, de roede der Dwingelanden ontkoomen, verboren, over Zee fteekende, alle hoop op wederkomst, en verbonden zich voor altoos aan eenen grond, die, hun tot fchuilplaatze dienende, hun voor geringe kosten een vreedzaam beftaan bezorgde. Dit geluk kon niet altoos onbekend blyven. Van alle kanten liep men te hoop om1 'er in te deden. Deeze drift heeft ftand gehouden, voornaamlyk in Duitschland, alwaar de Natuur menfchen voortbrengt om de aarde te veroveren of te beplanten. Zy zal nog meer toeneemen. Het voordeel, welk de Vlagtelingen genieten, van door de gantfche uitgeftrektheid der Britfche heerfchappye met het Burgerregt begiftigd te worden, naa zeven jaaren inwoonens in derzelver Volkplantingen, bekragtigt deeze voorzegging. Terwyl de Dwingelandy en de Vervolging de bevolking in Europa verwoestten en deeden uitdroogen, wierdt Engelsch Amerika met drie foorten van inwooneren bevolkt. De vrye lieden maaken de eerfte klasfe  DER BEIDE INDIEN. I33 klasfe uit. Deeze is de talrykfte; maar tot heden toe is zy op eene zigtbaare wyze veraart. Alle Creoolen, fchoon van de wieg af aan het klimaat gewoon, zyn 'er niet zo gehard tegen den arbeid, niet zo fterk in den kryg als de Europeaanen; het zy dat de Opvoeding hen daartoe niet bekwaam gemaakt hebbe,ofomdat zy door de Natuur weeklyk worden. Onder deezen vreemden hemel, wordt de geest te gader met het lichaam magteloos. Al vroeg leevendig en doordringende, is hy vlug van bevattingen; maar hy is niet beftand tegen, noch kan zich gewennen aan langduurige overdenkingen. Men moet zich verwonderen , dat Amerika dus lang niet heeft uitgeleverd een' goed' Dichter, een' bekwaam' Wiskunftenaar, noch een -man van vernuft in een éénige Kunst, in een éénige Weetenfchap. Allen bykans hebben eene gefchiktheid voor alles:; niemand laat eene gevestigde geneigdheid blyken om niets te doen. Vroeger dan wy ryp geworden, zyn zy verre by ons ten agteren, wanneer wy naby den eindpaal ons bevinden. Misfehien zal men zeggen, dat hunne èevolking 'er niet zeer talryk is, in vergelyking van die van geheel Europa; dat men aldaar gebrek heeft aan hulpmiddelen, leermeesters, modellen, werktuigen en nayver in de Kunften en Weetenfchappen; dat de Opvoeding 'er verwaarloosd of kwalyk aangelegd wordt. Doch merk hier aan, dat men, naar evenredigheid, aldaar meer lieden van geboorte, van een eerlyI 3 ken, XVIÏI. BOEK,  XVII] BOEK. 134 GESCHIEDENIS .ken, onbekrompenen en vryen fland ziet, meer ledigen tyd en hulpmiddelen om zy» nen fmaak te volgen, dan men in Europa vindt, alwaar zelf het onderwys der jeugd dikwyls fèrydig is met den voortgang en ontwikkeling der Reden en van het vernuft. Is het mogelyk, dat onder de Creoolm, onderons opgevoed, en die allen, of bykans illen, geest bezitten, niet één wordt gevonden;, die in eenigen opzigte aanmerim den lust, om hetzelve te verlaaten, n hun nog fterker aan te zetten. Door 'erboden, bedreigingen en ftraffen tragt len hen aan den band te leggen; het verod zelve dient om hen te verbitteren, n tot het vertrek te noopen. Men moest en door onderfteuningen en gunftige uit- zig-  DER BEIDE INDIEN. I39 zigten koopen; men werpt hen in de gevangenis, men knevelt hen; den mensch, ;vry gebooren, belet men te gaan adem;haaien in gewesten, alwaar de hemel en ide aarde hem eene fchuilplaats verleenen. «Men verkiest liever hem in zyne wieg te fmooren, dan hem het leeven te laaten ! zoeken in het een of ander hulpaanbiedend klimaat. Men wil hem zelf de keuze van zyn graf niet geeven. Staatkundige dwingelanden, ziet hier het werk uwer Wetten; Volken, waar zyn uwe regten? Moeten wy aan de Natiën openbaaren de ftrikken, die haarer Vryheid gefpannen worden? Moeten wy hun zeggen, dat, door de haatlykfte zamenfpanning, eenige . Mogendheden onlangs een Verdrag geflooI ten hebben, 't welk der wanhoope allen hebben dus lang geene traanen dan van „• wanhoope gekend 1" Deeze Rede verwekte wroeging; en de flaaven wierden in Pennfylvanie in vryNd gtfteld. Kene zo treffende omwenteling moest het werk van een verdraagzaam Volfe  DER BEIDE INDIEN. I47 Volk zyn. Maar verwagt geene dierge-; lyke heldendaad van die Natiën, die al zo barbaarsch zyn door de gebreken der Weelde, als zy het voormaals waren door de gebreken der Onkunde. Wanneer eene Priesterlyke en Krygsregeering alles, zelf de gevoelens, onder het juk gebragt heeft; wanneer de bedrieger den krygsman heeft diets gemaakt, dat hy het regt, om de aarde te onderdrukken, van den Hemel ontleende, is 'er geene fchaduw van Vryheid meer voor de befchaafde Volken. Hoe kan 't anders zyn, dan dat zy zich deö tragten te wreeken op de woeste Volken der Verzengde Luchtftreeke ? Zonder te fpreeken van de menigte Negers, die een getal van ongeveer drie honderd duizend flaaven uitmaaken» telde men, in den jaare 1750, een millioen inwooners in de Engelfche Bezittingen van Noord- Am erna. Tegenwoordig moeten 'er ruim twee milliöenen zyn: dewyl het, door onwederfpreeklyke berekeningen, beweezen is, dat 1 c getal der Burgeren, iri zommige deezer provinciën, alle vyftien of zestien jaaren, en in andere, alle achttien of twintig jaaren, verdubbelt. Uit twee oorzaaken moet eene zo fpoedige vermenigvuldiging ontftaan. De eerfte is, die menigte Ieren, Jooden, Franfchen. Valdenzen, Paltzers, Moraviers en Saltsburgers, welke, afgemat door den Staat* kundigen of Godsdienftigen overlast, dien zy in Europa leeden, in deeze verre afgelegene gewesten de rust zyn gaan zoeK a keife iVIlt BOEKo  xvni. BOEK. 148 GESCHIEDENIS ken. De tweede oorzaak deezer verbaazende vermenigvuldiginge is gelegen in het klimaat zelve van deeze Volkplantingen, alwaar, gelyk door de ondervinding is gebleeken, de bevolking natuurlyk om de vyf en twintig jaaren verdubbelde. De aanmerkingen van den Heere franklin zullen deeze waarheid doen blyken. Het Volk, zegt deeze Wysgeer, groeit overal, naar gelang van het getal der huwelyken ; en dit getal vermeerdert naar evenredigheid van de gelegenheid om een gezin te voeden. In een land, alwaar de middelen van onderhoud overvloedig voorhanden zyn, haasten zich meer menfchen om te trouwen. In eene Maatfchappy, die zelf door haare vorderingen is oud geworden, gaan de ryke lieden, afgefchrikt door de kosten, welke de pragt der Vrouwen medebrengt, zo laat hun doenlyk is, eene verbintenis aan, bezwaarlyk tot ftand te brengen, en kostbaar om te onderhouden ; en de lieden zonder middelen brengen hun leeven door in een onverbonden ftaat, die de huwelyken ontrust. De Meesters hebben weinige, de Bedienden geene kinderen; en de Ambagtslieden vreezen kinderen te zullen krygen. Deeze wanorde is zo in 't oogloopende, voornaamlyk in de groote fteden, dat de geflagten 'er zelf niet genoeg worden voortgeplant om de bevolking evenftreeks te houden, en men 'er geftadig meer ziet fterven dan gebooren worden. GelukkigIyk is dit verval nog niet overgeflagen tot het  DER BEIDE INDIEN. 149 het platte land, alwaar de gewoonte óm het gebrek der fteden aan te vullen, een weinig meer plaats voor de bevolking openlaat. Maar vermids alle landen beflagen en ten naasten by ten meesten voordeele zyn aangelegd, werken die geenen, welke geene eigendommen kunnen verkrygen, om dagloon by die geenen, welke eigendommen bezitten. De nayver, uit de menigte van werklieden ontftaande, houdt hunnen arbeid op een laagen prys; en de geringheid van den overwinst beneemt hun de begeerte, de hoop en de vermogens om hun geflagt door het huwelyk voort te planten. Zodanig is de tegenwoordige ftaat van Europa. Een geheel andere gedaante levert de ftaat van Amerika op. De grond, uitgebreid en onbebouwd, wordt 'er om niet, of tot zo laagen prys gegeeven, dat de minst arbeidzaame mensch, in korten tyd, genoegzaame ruimte vindt, welke, toereikende zynde tot het onderhoud van een talryk gezin, zyn naageflagt aldaar langen tyd zal voeden. Van hier dat de inwooners der nieuwe waereld, daarenboven door het klimaat genoopt, in grooter getal, en veel jonger dan de inwooners van Europa trouwen. Indien men, onder ons, tegen honderd perfoonen, een huwelyk rekent; men rekent 'er in Amerika twee huwelyken; en indien, in onze klimaaten, ieder paar gehuwden op vier kinderen gefchat wordt, moet men, in de nieuwe waereld, ten minften acht kinderen rekels 3 nen. XVIIL BOEK,  ï5o GESCHIEDENIS XVII BOEK [.nen, Men vermenigvuldige deeze geflagten door die 'er uit gebooren moeten worden, en men zal bevinden, dat, binnen het tydverloop van twee Eeuwen, de bevolking der Noordlyke Volkplantingen van Engeland in Amerika onnoemelyk zyn moet, althans zo het Moederland dezelve aan geene banden legge, die derzelver natuurlyken voortgang zullen vertraagen. Tegenwoordig worden deeze Volkplan' tingen bewoond van gezonde en fterke lieden , van eene bevallige geftalte. Deeze Creoolen zyn leevendiger en vroeger volwasfen dan de Europeaanen; maar zy leeven ook niet zo lang. De laage prys van Vleesch, Visch, Wildbraad, Fruiten, Bier , Cider en Moeskruiden, is oorzaak, dat alle de inwooners grooten overvloed van leevensmiddelen hebben. Zuiniger moet men ser zyn op de kleeding, die altoos zeer duur is, het zy dezelve uit de oude waereld koome, of in het land zelve gemaakt worde De Zeden van het Volk zyn, zo als dezelve behooren te zyn onder een nieuw en akkerbouwend Volk, een Volk, 't welk befchaafd, noch bedorven is door het verblyf in de groote fteden. In de gezinnen heerscht doorgaans fpaarzaamheid, zindelykheid en goede orde. Zelden worde déeze gelukkige rust geftoord door minnehandel mdat de Koning van Engeland aldaar den voor-  DER BEIDE INDIEN. 157 voornaamften invloed "heeft. Even als in het Moederland, maaken de Afgevaardig-' den des Volks aldaar het Laagerhuis uit; een uitgeleezen Raad, door het Hof goedgekeurd, en aangefteld om de belangen der Kroone te handhaaven, vertoont aldaar het Hoogerhuis, en handhaaft deeze waardigheid door den rykdom en Juister van de aanzienlykfte perfoonen des lands, welke daar yan Leden zyn. Een Landvoogd belegt de Vergaderingen, fchort ze eenigen tyd op, en doet ze een einde neemen; by geeft of weigert toeftemming aan derzeiver raadpleegingen, die van zyne goedkeurmge de kragt eener Wet ontvangen, I tot dat de Monarch, aan wien ze worden overgezonden, dezelve verworpen heeft. . De tweede foort van Regeeringswyze, in de Volkplantingen gebruiklyk, is bekend by den naam van de Regeeringsvorm der Eigenërfden. Toen de Engelfche Natie zich vestigde in deeze afgelegene gewesten, verkreeg een baatzuchtig, vernuftig en begunftigd Hoveling, zonder moeite, in deeze Wildernisfen, zo uitgeftrekt als geheele Koninkryken, een onbepaald gezag en eigendom. Een Boog en Pelteryen, de eenige hulde, welke de Kroon eischte, verfchaften een man van vermogen het regt, om in een onbekend land naar goeddunken te regeeren. Zodanig was de oorfprong van den Regeeringsvorm der meeste Volkplantingen. Tegenwoordig zyn Mariland en Pennfylvanie de eenige, welke gebukt gaan onder deeze zonderlinge gedaante, of KVIII, SOEK,  XVIII. BOEK. 158 GESCHIEDENIS of liever dit gedaanteloos beginzel vanRegeeringsvorm. Evenwel is Mariland alleenlyk hierin van de nabuurige provinciën onderfcheiden, dat het zynen Landvoogd ontvangt uit het Huis van baltimore; doch de byzondere keuze moet door het Hof goedgekeurd worden. In Pennfylvanie zelf wordt de Landvoogd, door het Erfëigendommelyk Huis verkoozen, en door de Kroon bekra^tigd, niet onderfteund van eenen Raad, die hem een overheerfchen* den invloed geeft; en hy moet het eens zyn met de Gemeenten , die eigenaartig alle het gezag aan zich trekken* Van meer eenpaarigheids in de gefteldheid der zaaken, fchynt de grond te zyn van eene derde foort van beftuur, onder de Engelfchen by den naam van Charter-Regeeringe bekend. JNaa geruimen tyd de Regeeringsvorm van alle provinciën van Nieuw-Engeland geweest te zyn, heeft zy alleenlyk in Connecticut en op RhodesEiland ftand gehouden. Zy kan als eene loutere Volksregeering worden aangemerkt* De Burgers zelve verkiezen hunne eigen Amptenaars, en verlaaten dezelve van hun Ampt; zy maaken alle Wetten, welke zy dienftig oordeelen, zonder dat zy de goedkeuring van den Monarch behoeven, zonder dat hy regt hebbe om ze te vernieti* gen. Eindelyk heeft de verovering van Kanada, gevoegd by den aanwinst van Florida , eene Wetgeeving doen gebooren worden, dus lang onbekend in alle de heer-  DEK BEIDE INDIEN. 159 heerfchappyen van Groot-Britannie. Men heeft deeze provinciën gebragt of gelaaten onder het juk van een Krygs- en uit dien hoofde voiftrekt gezag. Zonder het regt te hebben om volkswyze te vergaderen, ontvangen zy onmiddelyk al haaren aandrang van het Hof van Londen. Deeze verfcheidenheid van Regeeringsvormen is het werk niet van bet Moederland. Men ontdekt hier niet de voetftappen eener beredeneerde, eenpaarige en geregelde Wetgeevinge. Het geval , het Klimaat, de vooroordeelen van den tyd en der Stigters hebben deeze mislyke verfcheidenheid gebaard. Eene Wetgeeving te beraamen, is het werk niet van luiden, by toeval aan woeste ftreeken aangeland. Ieder Wetgeeving moet, uit haaren eigen aart en bedoeling, na het geluk eener Maatfchappye ftreeven. Haare middelen, om dit eenig en verheven oogmerk te bereiken, zyn allen afhanklyk van haare natuurlyke bekwaamheden. Het klimaat, dat wil zeggen, de lucht en de grond, is de eerfte regel des Wetgeevers. Deszelfs voordeelen wyzen hem de pligten aan. De plaatslyke legging moet in de eerfte plaats geraadpleegd worden. Eene Volkplanting, aan eene Zeekust aangeland, zal Wetten hebben, meer of min betrekkelyk tot den Landbouw of de Scheepvaart, naar gelang van den invloed, welken het Land of de Zee kunnen hebben op het beftaan der inwoorers, welke deeze woeste kust zullen bevolken. Indien de nieuwe Volkplanting, door XVIII. BOEK,  XVIII SOEK. 160 GESCHIEDENIS door den loop eener groote riviere, diep' landwaarts in gedreeven worde, moet een' Wetgeever agt flaan op den aart des grondsi, en op deszelfs vrugtbaarheid; als mede op' de betrekkingen, welke de Volkplanting, zo buitens- als binnenslands, zal hebben, door den handel in goederen, meest dienftig voor haaren voorfpoed- Maar bovenal zal in de verdeeling van den eigendom de wysheid der Wetgeevinge doorftraalen. In 't algemeen, en in allé landen der waereld, alwaar eene Volkplanting wordt opgericht, moeten landeryen gegeeven worden aan alle menfchen; dat wil zeggen, aan eenen iegelyk eene genoegzaame uitgebreidheid om een huisgezin te voeden; meer moeten 'er gegeeven worven aan de zulken, die het vermogen bezitten om de noodige kosten te doen ert ze ten voordeele aan te leggen ; en 'er moeten eenige ledig blyven leggen voor de geflagten of de nieuwelingen, met welke de Volkplanting, door den tyd, vermeerderd' wordt. Het eerfte voorwerp eener opkoomendé Volkplantinge, is lyftocht en bevolking; het tweede, de voorfpoed, welke uit deeze twee bronnen moet gebooren worden. De aanleidingen tot een aanvallenden of verweerenden Oorlog te vermyden; zich in den beginne toe te leggen op zulke voorwerpen, die fterkst vermenigvuldigen; in de nabuurfchap geene verbintenisfen aan te gaan, dan die volftrekt onvermydelyk en evenredig zyn aan de vastigheid, welke het  der beide INDIEN. l6ï het getal der inwooneren en de natuur der hulpmiddelen geeven; bovenal eene byzondere en plaatslyke geneigdheid in te voeren onder eene Natie ^ welke zich vestigt, eene geneigdheid tot eensgezindheid binnens-, en tot vrede buitenslands; alle de inftellingen betrekkelyk te maaken tot een afgeleegen, maar duurzaam einde; en alle de Wetten van het tegenwoordig oogenblik te onderfchikken aan de altoosduurende Wet, die alleen de vermenigvuldiging en, beftendigheid moet uitwerken : zie daar flegts de flaauwe fchets eener Wetgeevinge. Zy zal de Zedenleer op de natuiHyke gefteldheid van het klimaat bouwen; zy zal terftond een wyde deur openen voor de bevolking, door de gereede gelegenheid ! tot huwelyken, die afhangen van de bekwaame gelegenheid om zich van noodig onderhoud te voorzien. De heiligheid der Zeden moet door bet heerfchend begrip i gevestigd worden- Öp een woeht Eiland, ■ welk men met kinders bevolkte, zou men de fpruiten der waarheid in de ontluikingen der Reden alleenlyk moeten laaten uitbotten. Met de noodige behoedmiddelen tegen ydele verschrikkingen, uit de onkunde ontftaande, zou men de dwaalingen des Bygeloofs verdryven, tot op den ouderdom, in welken de aartokkeling. der natuurlyke driften, met de kragt der Reden gelukkiglyk zamenfpannende, alle harsfenfehimmen verdryft. Maar wanneer een Volk, welk reeds oud is, gev s igd wordt in een nieuw land, is de bêkiVaaiuneid der WetVII. deel. L« geé- xyiiF BOEK.  i6z GESCHIEDENIS XVIII. SOEK. geevinge daarin gelegen, dat men hetzelve flegts die fchadelyke begrippen en gewoonten laat behouden, van welke het niet kan geneezen worden. Wil men derzelver voortplanting beletten? Men waake over het tweede geflagt, door eene gemeenfchaplyke en openbaare opvoeding der kinderen. Nimmer behoorde een Vorst of Wetgeever eene Volkplanting te ftigten, zonder in voorraad derwaarts te zenden verftandige mannen tot onderwys der jeugd; dat wil zeggen, niet zo zeer Leermeesters als Opzieners: want het is hier niet zo zeer te doen om het goede te leeren, als tegen het kwaade te beveiligen. Onder bedorvene Volken koomt eene goede Opvoeding te laat. De zaaden van Deugd en Zedelykheid, die gezaaid worden in de kinderen van reeds veraarte geflagten, worden in de jeugd of jongelingfchap verflikt, door de overftrooming of befmetting van ondeugden, die in de Maatfchappy reeds de kragt van heerfchende Zeden hebben gekreegen. De best opgevoede jongelingen kunnen niet in de waereld koomen, zonder in dezelve verbintenisfen aan te gaan, waar van het overige huns leevens afhangt. Neemen zy eene Vrouw, kiezen zy een beroep, overal ontmoeten zy de zaaden van het kwaade en het bederf, vastgeworteld in alle ftanden; een gedrag, regelrecht ftrydig met hunne beginzels; voorbeelden en gefprekken, welke hunne befluiten in verwarring brengen en beftry- den- Maar  DER BEIDE ÏNDIEN. 16*3 ; Maar in eene opkoomende Volkplanting kan de invloed van het eerfte geflagt verbeterd worden door de Zeden van het tweede. Alle menfchen worden door den arbeid ter deugd voorbereid. De behoeften des leevens verdry ven alle ondeugden, Uit de ledigheid ontftaande. Het fchuim deezer bevolkinge zakt af na het Moederland, werwaarts de Weelde de ryke en wellustige Volkplanters onophoudelyk lokt en nodigt. Alle gelegenheden ftaan open voor de behoedmiddelen eens Wetgeevers, die het bloed en de zeden eener Volkplantinge wil zuiveren. Hy bezitte vernuft en deugd, en de landeryen en menfchen, welke hy in zyne handen heeft, zullen zyner ziele een ontwerp van Maatfchappye aan de hand geeven, welk geen Schryver kan beraamen, dan op eene alge. meene wyze en die onderworpen is aan de onbeftendigheid van vooronderftellin» gen, die veranderen en gemengd zyn met een oneindig getal van omftandigheden, te moeilyk om te kunnen voorzien worden. * De eerfte grondfkig, egter, eener akkerbouwende of handeldryvende Maatfchappye, is de eigendom. Dit is de fpruit van het goed en kwaad, 't zy natuurlyk of zedelyk, welk op den gezelligen ftaat volgt. Alle Natiën fchynen verdeeld te zyn in twee overzoenbaare partyen. De ryken en de armen, de Eigenërfden en de Daglooners, dat wil zeggen, de Heeren en de Slaaven, maaken twee rangen van Burgers uit, ongelukkiglyk tegen elkander gekant. La Te xviii. BOEK.  164 GESCHIEDENIS XVIII. BOEK. Te vergeefs hebben eenige hedendaagfche Schryvers getragt, door drogredenen, tusfchen deeze twee Handen, een Vredeverdr?g te fluiten. Overal zullen de ryken veel willen vorderen van de armen voor weinig Gelds; overal zal de arme zynen aibeid ten duurften willen verkoopen ; en in deezen al te ongelyken koop zal de ryke altoos de wet ftellen. Van hier het ontwerp van tegenmagt, onder zo veele Natiën ingevoerd. Het Volk heeft den eigendom niet willen aantasten , dien heC als heilig befchouwde, maar het heeft getragt aan denzelven ftrikken te fpannen, en deszelfs eigenaaftige ftrekking, om alles in te flokken, te beteugelen. Deeze tegenmagt is bykans altoos kwalyk uitgevallen: dewyl zy flegts een zwak geneesmiddel tegen het oorfpronklyk kwaad der Maatfchappye was. Op de verdeeling der landen zal dan de Wetgeever de meeste agt flaan. Hoe deeze verdeeling verftandiger overlegd is, hoe de burgerlyke Wetten, welke meerendeels ten oogmerke hebben, den eigendom te bewaaren, eenvoudiger , eenpaariger en naauwkeuriger zyn zullen. De Engelfche Volkplantingen hebbenten deezen opzigte gevoel van den grondmisflag, inkleevende in de oude gefteldheid van haar Moederland. Gelyk deszelfs tegenwoordige Regeeringsvorm niets anders is dan eene hervorming dier Leenregeeringe, welke geheel Europa onderdrukt hadt,. heeft het daar van veele gebruiken overge- hou-  DER. BEIDE INDIEN. I65 houden, welke in den beginne niets anders geweest zynde dan misbruiken derflaavernye, in 't oogloopende zyn geworden door hunne tegengefteldheid met de vryheid, welke het Volk herkreegen heeft. Hierom is men genoodzaakt geweest, de Wetten, die veele voorregten aan den Adel gaven, te paaren met de Wetten, welke deeze Leenroerige regten plooien, verminderen, affebaffen of verzagten. Van hier zo veele uitzonderende Wetten tegen ééne Hoofdwet; zo veele uitleggende Wetten tegen ééne Grondwet; zo veele nieuwe Wetten, die tegen de oude ftryden. Van hier dat men het eens is, dat 'er, misfehien, in de geheele waereld geen Wetboek is, zo uitvoerig, zo ingewikkeld en verward, als het Wetboek der burgerlyke Wetten van Groot-Britannie. Dikmaals hebben de verftandigfte mannen deezer verlichte Natie, tegen deeze wanorde, hunne ftemme verheft. Hun geroep is niet gehoord, of de veranderingen, uit dit geroep gebooren, hebben de verwarring nog meer doen toeneemen. In gevolge van haare afhanklykheid en onkunde, hebben de Volkplantingen blindelings aangenomen , dien ongevormden klomp, welks zwaarte haar oude Vaderland drukte; en zy hebben dien duisteren mengelklomp vermeerderd met alle de nieuwe Wetten, welke de verandering van plaatzen, tyden en zeden daar nevens moest voegen. Uit deeze vermenging is ontftaan «en bajert, allerbezwaarlykst om te ontwar-. L 3 ren; XV w. BOEK.  xvin, BOEK. 166* GESCHIEDENIS ren; een hoop tegenftrydigheden, moeilyk om met; elkander over een te brengen» Tevens is hier uit gebooren eene menigte Regtsgeleerden, welke de landeryen en de menfchen dier nieuwe gewesten hebben verflonden. De rykdom en de invloed, welken zy, in weinig tyds, hebben verkreegen, hebben onder het juk hunner fchraapzucht gebragt de waardigfte klasfe van Burgers, die zich onledig houden met den Akkerbouw, den Koophandel, de Kunften en Handwerken, die in eene Maatfchappy van de dringendfte noodzaaklykheid zyn; doch; die tot eene opkoomende Volkplanting alleen weezenlyk bebooren. Op den geesfel der knibbelaarye, die zich aan de takken heeft vastgemaakt om de vrugten te plukken, is gevolgd de geesfel der Finantie, die den boom in het hart en aan den wortel knaagt. By de eerfte opkomst der Volkplantingen, hadden 'er de Geldfpeciën de zelfde waarde als in het Moederland. Schaarsheid deedt ze wel haast een derde in waarde klimmen. Dit ongemak wierdt niet verholpen door den overvloed der Geldfpeciën, welke uit de Spaanfche Volkplantingen kwamen, alzo men genoodzaakt was dezelve over te zenden na Engeland, in betaaling der Koopmanfchappen, welke men noodig hadt. Dit was een draaikolk, welke den omloop in de Volkplantingen deedt uitdroogen. Men gebruikte tot een voorwendzel de belemmering, welke deeae geftadige uitvoer veroorzaakte, om het  DER BEIDE INDIEN. l6? het geftempeld Papier in gebruik te brengen. Men heeft twee foorten van dit Papier. De eerfte heeft ten oogmerke de aanmoediging van den Landbouw, den Koophan. handel en de nyverheid. Ieder Volkplanter, die meer eerzucht dan vermogen bezit, ontvangt Papier van zyne provincie, mids hy zich verbinde tot het betaalen eener rente van vyf ten honderd, tot het geeven van een verzekerden borgtogt, en om ieder jaar een tiende gedeelte van het opgenomen kapitaal op te brengen. Door middel van dit teken, 't welk zonder tegenfpraak in 's Lands Kas wordt aangenomen, en de Burgers niet mogen weigeren, worden de zaaken fpoediger en gemaklyker : afgedaan. Zeer aanzienlyke voordeden | trekt de Regeering zelve van deezen om1 loop: dewyl zy, een aanzienlyken Intrest trekkende en zelve geenen Intrest betaa. lende, zonder het behulp van belastingen, zich kan toeleggen op gewigtige onderneemingen, ten algemeenen nutte dienende. Doch men vindt 'er nog eene andere foort van Papier, welke eeniglyk aan de behoeften der Regeeringe haare opkomst is verfchuldigd. De onderfcheidene provinciën van Amerika hadden ontwerpen beraamd, en verbintenisfen aangegaan, boven haare vermogens. Het gebrek aan geld zogten zy door Crediet goed te maaken. Men hefte belastingen om de dringendfte fchulden af te doen; doch eer de belastingen dit heilzaam uitwerkzel had* L 4 den XVIII. BOEK.  ï<58 GESCHIEDENIS XVI! I BOEK. den voortgebragt, ontftonden 'er nieuwe; behoeften , welke nieuwe leeningen vorü derden. De fchulden wierden grooter, en de belastingen waren niet meer toereikende. Ten laatfte heeft de hoofdfomme der Landfchaps Brieven alle maate en paaien overfchreeden , naa de jongfte vyandlykheden, geduurende welke de Volkplantingen óp de been gebragt en onderhouden hadden vyf en twintig duizend man, en gedraagen in alle de kosten, welke een zo langduurige, hevige en hardnekkige Oorlog vorderde. Van hier dat het Papier in de diepfte laagte is gevallen; hoewel het niet algemeen was aangenomen dan met de toeftemming der algemeene Vergaderingen, en ieder provincie aanfpraaklyk was voor het Papier, welk zy hadt in zwang gebragt. " '■ Het Parlement van Groot - Britannie heeft deeze wanorders bemerkt, en in dezelve willen voorzien. Het heeft bepaald, hoe veel Papiers ieder provincie voortaan zou mogen in zwang brengen, en, zó veel deszelfs kundigheden toelieten, de hoofdfomme evenredig gemaakt aan de rykdommen én hulpmiddelen. Deeze Wet veroorzaakte een algemeen misnoegen. In den jaare 1769 heeft men dezelve eenigermaate verzagt. Een ftuk Papier, hebbende de gewoone gedaante van gemunt Geld, wordt in allen handel als gewoon Geld gebruikt. Ieder ftuk heftaat uit twee ronde bladen, op elkelder gelymd, en aan eiken kant beftem- peld.  DER BEIDE INDIEN. IÖ9 peld met het merk, welk dezelve onderscheidt. Men vindc 'er van allerlei waarde. Ieder provincie heeft een Munt, daar zy geftempeld, en byzondere huizen, alwaar zy worden uitgegeeven. Derwaarts brengt men de verfleetene Hukken of die al te morsfig zyn, en men ontvangt even zo veele nieuwe in. de plaats. 'Ér is geen voorbeeld, dat de Bedienden, tot dit verruilen aangefteld , het minfte bedrog gepleegd hebben. Maar tot den voorfpoed der Volkplantingen is deeze getrouwheid niet toereikende. Hoewel, zedert veertig jaaren, haare verteeringen viermaal meer dan haare bevolking zyn toegenomen, 't geen fchynt aan te kondigen, dat de vermogens van ieder Burger viermaal grooter zyn; mag men, nogthans, voorfpellen, dat deeze groote Bezittingen nimmer dien trap van voorfpoed zullen bereiken, tot welken de Natuur haar roept, indien men de ketens niet verbreeke, welke haare binnenlandfche nyverheid en buitenlandfchen koophandel geboeid houden. De eerfte Volkplanters, welke NoordAmerika bevolkten , leidden zich in den beginne eeniglyk toe op den Landbouw. Het leedt niet lang of zy bemerkten, dat hunne verzendingen hen niet in ftaat Helden om te koopen 't geen hun ontbrak, en zy zagen zich als genoodzaakt eenige grove Fabrieken te beginnen. Door deeze nieuwigheid fcheenen de belangen van het Moederland benadeeld te worden. Men L 5 gaf XVIII. BOEK.  XVIII. BOEK. i ; < 1 1 t ( 1 2 £ c 1; \ i t d d 170 GESCHIEDENIS gaf des berigt aan het Parlement, alwaar deeze zaak behandeld wierdt met alle de aandagt, die zy verdiende. Men vondt 'er mannen, moedig genoeg om de zaak der Volkplanteren te verdeedigen. Zy bragten in het midden, dat vermids het bearbeiden der landeryen den opgezeetencn het geheele jaar geen werk verfchafte, het dwingelandy zyn zoude, hen te verpligten om in werkeloosheid den tyd te kwisten, dien zy aan de aarde niet behoefden te befteeden; dat de voortbrengzels van den Landbouw en de Jagt hunne behoeften niet volkomen en in allen deele vervullende, zy tot de uiterfte armoede zouden 'ebragt worden, indien men hen belette, lit gebrek door eene nieuwe foort van ïyverheid aan te vullen; eindelyk, dat het verbod der Fabrieken tot geen ander einde liende, dan om den prys van alle leevensniddelen, in een opkoomenden ftaat, e doen fteigeren, derzelver verkoop e verminderen, en, misfehien, geheel te loen ophouden, en om allen van daar e houden, die genegen mogten zyn om ich aldaar te vestigen. Tegen de klaarblykelykheid deezer beinzelen kon niets worden ingebragt. Naa e hevigfte gefchillen beruste men ten tatften in dezelve. Den Amerikaanen rierdt de vryheid gegeeven om hunne eien kleederen te bereiden, maar onder epaalingen , die den fpyt der baatzucht oor het uitwendig vertoon van regtvaarigheid deeden doorfchynen. Alle gemcen- febap,  DER BEIDE INDIEN. I?I fchap, ten deezen aauziene, tusfchen de. provinciën, wierdt ftrenglyk verbooden. Onder de zwaarfte ftraffen wierdt haar verbooden, eenigerhande Wolle onder elkander te verhandelen, 't zy ruuw of : gewerkt. Nogthans beftonden eenige ; Hoedemaakers om deeze paaien te overfchreeden. Om deeze zo genaamde af:fchuwelyke wanorde te beteugelen, nam ;het Parlement de toevlugt tot het zo kortbondig als wreed hulpmiddel van bepaalde fchikkingen. Een Werkman kon geen Meester worden, dan naadat hy zeven jaaren als knegt gearbeid hadt; een Meester mogt niet meer dan twee knegts tei vens hebben, en geen flaaf in zynen WinS kei gebruiken. 3 Aan nog ftrenger bepaalingen wierden |de Yzer-Mynen onderworpen, welke den >menfchen het zegel hunner onafhanklyk. beid fchynen in handen te geeven. Men mogt het niet anders dan in baaren of flaaven na het Moederland voeren. Zonder kroezen om het te fmelten, zonder werktuigen om het te draaien, zonder hajmers en aambeelden om het te fmeeden, hadt men nog minder de vryheid om het tot Staal te bereiden. Aan nog andere banden waren de ingevoerde goederen gebonden. Geen uitlandsch fchip, behalven wanneer het in gevaar van fchipbreuk, of met Goud en Zilver gelaaden was, mogt in de. havens van Noord-Amerika, binnenloopen. Zelf worden de Engelfche fchepen 'er niet SV1IL BOEK.  XVIII SOEK. i ] c 172 GESCHIEDENIS niet toegelaaten, zo ze niet regelrecht uit eene Vaderlandfche haven koomen. De fchepen der Volkplantingen, welke na Europa ftevenen, mogen geene andere Koopmanfchappen terug brengen , dan die zy uit het Moederland gehaald hebben ; uitgezonderd den Madera-wyn en den wyn van de Vlaamfche Eilanden, en het Zout tot de Visfcheryen noodig. Voormaals moesten de uitgevoerde goederen allen in Engeland gebragt worden. Dringende beweegredenen hebben de Regeering genoopt om deeze uiterfte geftrengheid een weinig te verzagten. Tegenwoordig ftaat het den Volkplanteren vry, na den Zuidkant van Kaap Finisterre regelrecht te brengen, koorn, meel, ryst, aeulvrugten, fruit, gezouten visch, planden en timmerhout. Alle andere voortarengzels zyn een uitfluitende eigendom van het Moederland. Ierland zelve, welk ;ene voordeelige markc verftrekte voor iet vlasch, koorn en de duigen der Volkplantingen, is voor dezelve toegeflooen, door eene Akte van het Parlement 'an het jaar 1766. De Raad, die de Natie verbeeldt, wil iet regt hebben om derzelver Koophanlel te beftuuren , door de geheele litgeftrektheid der Britfche heerfchapye. Het is uit kragt van dit gezag dat eeze Raad zich aanmaatigt, de verbinteisfen van het Moederland met de Volklantingen te regelen, eene gemeenfchapseffening, eene heilzaarae en wederkeerige we-  bEk beide INDIEN. 173 wederwerking tusfchen de verfpreide dee-; len van een uitgeftrekt gebied te onderhouden. Eene Oppermogendheid moet, in de daad, de eindelyke en beflisfende beftelling hebben over de verbintenisfen, die aan het algemeene welzyn eener geheele Maatfchappye kunnen fchadelyk of voordeelig zyn. Het Parlement is het eenige lichaam, welk zich deeze gewigtige magt kan aanmaatigen. Doch het moet dezelve oeffenen ten voordëele van alle de leden van het Maatfchappyelyk Genootfchap. Deeze grondregel is onfchendbaar, voornaamlyk in een Staat, in welken alle Magten ingerigt zyn en beftuurd worden ten voordëele der Nationaale Vryheid. Men heeft dit beginzel van onpartydigheicf verlaaten, 't welk alleen kan handhaaven de evengelykheid van onaf hankiykheid tusfchen de leden eener vrye Regeeringe, wanneer men de Volkplantingen verpligt heeft na het Moederland te zenden, alle de voortbrengzels, zelf de zulke, welke aldaar niet moesten verbruikt worden; wanneer men haar genoodzaakt heeft uit het Moederland te haaien, alle de koopmanfchappen, zelf de zulke, welke vreemde Natiën derwaarts bragten. Dit heerschzuchtig en onvrugtbaar bedwang, de verkoopingen en inkoopen der Amerikaanen met noodlooze en verloorene kosten bezwaarende, heeft noodzaaklyk derzelver werkzaamheid geftremd, en gevolglyk hunnen welvaart verminderd; en om eenige Kooplieden of Kommisfionarisfen van het Moe- £VIII. BOEK. \  XVIII BOEK. I 174 GESCHIEDENIS . Moederland te verryken, heeft men de regten en belangen der Volkplantingen opgeofferd! Voor de befcherming, welke zy van Engeland genooten , waren zy niets fchuldig, dan de voorkeuze van verkoop en invoer van alle leevensmiddelen, welke aldaar konden vertierd worden: en eene voorkeuze van inkoop eh uitvoer van alle koopmanfchappen, welke deszelfs Fabriken opleverden. Tot hier aan toe was alle onderwerping dankbaarheid; een ftap verder was alle verpligting gewelddaadigheid. Van hier dat de dwingelandy den fluikhandel heeft voortgebragt. Övertreeding is het eerfte uitwerkzel van onregtvaardige Wetten. Te vergeefs heeft men de Volkplantingen honderdmaal tegemoetegevoerd, dat de fluikhandel ftrydig was met de Grondwet haarer oprichtinge, met allé redenen van Staat, met de uitdrukkelyke bedoelingen der Wet. Te vergeefs heeft men in openbaare fchriften beweerd, dat de Burger, die het regt betaalde, onderdrukt wierdt door den Burger, welke het niet betaalde; en dat de oneerlyke Koopman den eerlyken Handelaar beftool, door hem zyn wettig voordeel te beneemen. Ie vergeefs heeft men de behoedmiddelen vermenigvuldigd om deeze bedriegeryen te iroorkoomen, en de kastydingen om ze te tlraffen. De ftemme des belangs, der reien en der billykheid heeft de overhand jekreegen boven de honderd monden eh ïonderd handen van deeze Hydra. De uit-  DER BEIDE INDIEN. I75 uitlandfche koopmanfchappen, ter fluik ingevoerd in het Noorden van Engelsch Amerika, bedraagen het derde gedeelte van die, van welke de impost wordt betaald. Eene onbepaalde vryheid, of die alleenlyk binnen de paaien van regtvaardigheid beflooten is, zal de verbodene verbintenisfen doen ophouden, over welke men zich zo zeer beklaagt. Dan zal het de Volkplantingen gelukken om te geraaken tot een ftaat van overvloed en welvaart, welke haar zal in ftaat ftellen, en om zich te ontheffen van den last van honderd vyftig millioenen, welke zy, misfehien, I aan het Moederland fchuldig zyn, en om van hetzelve jaarlyks voor meer dan honderd acht millioenen aan Koopmanfchappen te ontvan1 gen: eene fomme, op welke het Parlement van Groot-Britannie zelve, in den jaare 1766, derzelver behoeften bepaalde. Maar moest men , in ftede van dit bekoorlyk verfchiet, 't welk uit de gefteldheid van den Engelfchen Regeeringsvorm moest gebooren worden, door eene aanmatiging, voor welke, onder een vry Volk, grond noch reden is, in de Volkplantingen, nevens het drukkende juk der belastingen, hebben overgebragt de zaaden van oproer en misnoegdheid, misfehien van eenen brand, die niet zo gemaklyk kan uitgebluscht als ontftooken worden? Engeland was ontheven van eenen, om zo te fpreeken , algemeenen Oorlog, iri welken deszelfs Vlooten den Vlag der * over- xvnr. BOEK,  XVIII BOEK. 176 GESCHIEDENIS overwinninge op alle Zeeën hadden opgeheezen, en deszelfs veroveringen de Britfche heerfchappy met het bezit van een onmeetelyk grondgebied in de beide Indien vermeerderd hadden. Deeze fpoedige aanwas gaf hetzelve, in de oogen der Natiën, een aanzien en luister, die den nyd en verwondering moest gaande maaken; doch binnenslands was het geftadig in de -engte gebragt om te zuchten onder zyne eigen zegenpraalen. Verpletterd onderden last eener fchuld van drie duizend drie honderd en dertig millioenen Livres, welke hetzelve een jaarlykfchen Intrest kostten van honderd elf millioenen vyf honderd zeven en zeventig duizend vier honderd negentig Livres, konde het de gewoone kosten van den Staat naauwlyks goedmaaken, met een inkoomen van twee honderd veertig millioenen Livres; en' dit inkoomen , verre van te kunnen aangroeien , was niet zo zeker, dat men op deszelfs duurzaamheid zich kon verlaaten. De landeryen waren bezwaard met hooger belasting, dan in tyd van vrede imixer hadt plaats gehad. Nieuwe belastingen op de huizen nevens een Venftergeld ondermynden deeze foort van eigendom; eene vermeerdering van belastingen drukte alle vaste goederen. De Weelde zelve hadt men afgefchrikt, door opeengeftapelde reg. ten op het Zilverwerk, de Speelkaarten, de Dobbelfteenen, den Wyn en Brandewyn. Niets hadt men meer te hoopen van den Koophandel, die in alle havens, aan  Dér beide INDIEN. 177 aan alle poorten, regten moest betaalen ; Van de Afiatifche koopmanfchappen, van de Amerikaanfche voortbrengzels, van de Speceryen, van de Kraameryen, van alle ftoffen, welke uit- of ingevoerd wierden, 't zy ruuw of gemaakt. De uitvindingen der Financiers hadden het misbruik van fterke dranken gelukkiglyk beteugeld; maar I dit was gefchied ten koste van een gedeelte van 's Lands inkomften. De fchade hiervan hadt men zoeken te vergoeden, door een van die hulpmiddelen, die altoos1 gemaklyk gevonden, doch niet dan met gevaar gezogt worden in de meest algemeene en volfèrekt noodigfte leevensbe- i hoeften; men hadt eene belasting gelegd ;j op den drank, by het gemeene Volk meest in gebruik, op de Mout, de Cider I en het Bier. 'Er was geen fpringveer, welke men niet boven de maate hadt gefpannen. Alle fpieren van het Staatkundig , lichaam, ten zelfden tyde eene te fterke rekking ondergaande, waren uit haare plaatze gewrongen. De ftoffen en het arbeidsloon waren zo verbaazend hoog geklommen, dat het gelukt was aan de nayverende of overwonnene Natiën, die dus lang tegen de Engelfchen niet hadden kunnen opwerken, om hun op alle markten, ; zelf in hunne eigen havens, den voet te ligten. De voordeden, welke Groot-Britannie trok uit, zynen Koophandel op alle I de gewesten des Heelals, konden niet hooger gefchat worden dan op zes en vyftig millioenen Livres; en deeze toeftand VIL deel. M van voor je ontdekking I der beide Indien. De traage, moeilyke ën dwingelandifche voortgang der Bezittingen, in deeze afgelegene gewesten opgericht, heeft ons vervolgens bezig gehou> •j den. De laatfte hand zullen wy aan dit Tafereel gelegd hebben, indien wy den invloed zullen bepaald hebben, welken de verbintenisfen met de nieuwe waereld ge- ; had hebben op de zeden, de Regeerings^ vormen, de Kunften en de begrippen der oude waereld Laat ons een begin maaken met den Godsdienst. By XIX. BOEK.  'ao8 GESCHIEDENIS XIX. BOEK. _ By den mensch is de Godsdienst het uitwerkzel van het gevoel zyner rampen, <:n van de vreeze van onzigtbaare magten. De meeste Wetgeevers hebben zich van deeze gemoedsneiginge bediend, om de Volken te regeeren; en nog meer om hen önder het juk' te brengen. Eenigen bebben het regt om te heerfchen van den Hemel doen nederdaalen; dus wierdt de Godsregeering tot ftand gebragt. Indien de Godsregeering der Jooden een verhevener oorfprong hadt, zy is niet altoos bevryd gebleeven van de ongelegenheden, welke de eerzucht der Priesteren noödzaaklyk onder dusdanig een Regeeringsvorm te wege brengt. Op het Joodendom volgde de Christlyke Godsdienst. De flaaffche onderdaanigheid van een Gemeenebest, de beheerfcheresfe der waereld, aan monfters van wreedheid; de befchreienswaardige elende, welke de weelde van een Hof en de befoldiging van legers in een wyduitgeftrekt gebied verfpreidden, onder de regeering van neroos; de herhaalde invallen van barbaaren, welke dit groot lichaam ontbonden; het verHes van provinciën, die aan het muiten floegen of overweldigd wier den: alle deeze natuurlyke onheilen hadden de gemoederen voorbereid tot een nieuwen Godsdienst, en de omwentelingen in het Staatkundige moesten van eene omwenteling in den Eerdienst gevolgd worden. In het verouderd Heidendom zag men niets meer dan de verdichtzels zyner kindsheid, de bela. che-  der beide INDIEN. 20Q ehelykheid of fnoodheid zyner Goden, de gierigheid zyner Priesteren, de eerloosheid en ondeugden der Koningen, welke deeze Goden en deeze Priesters de hand boven het hoofd hielden. Het Volk, welk niets dan zyne dwingelanden op aarde kende, zogt toen zyne fchuilplaats in den Hemel. De Christlyke Godsdienst verfcheen om het Volk te vertroosten, en onder het lyden geduld te leeren. Terwyl de knevelaaryen en de verkwistingen van den Throon de gronden van het Heidendom en van het Keizerryk tevens ondermynden, voltooiden de verdrukte en berooide onderdaanen, die de nieuwe Leerftellingen hadden aangenomen, dien ondergang, door het voorbeeld van allerlei deugden, die altoos de drift van het voorftaan eener nieuwe Leere verzeilen. Maar een Godsdienst, gebooren onder de openbaare volksrampen, moest den geenen, weJken dien predikten, veel gezags en invloeds geeven over de ongelukkigen, die in deszelfs fchoot de toevlugt namen. Van hier dat de magt der Geestlykheid, om zo te fpreeken, in de wieg van het Euangelie gebooren wierdt. Op de puinhoopen der Heidenfche bygeloovigheden en Wysgeerige Aanhangen, vestigde zich een ftelzel van plegtigheden en Leerftellingen, welke de eenvoudigheid der eerfte Christenen heiligde door eene rechtfchapene en inneemende Godsvrugt; doch die tevens een grondbeginzel van twisten en gefchillen nalieten, uit welke VII. deel. O die XIX. BOEK.  aio GESCHIEDENIS XTX. SOEK. die vermenging van driften ten voorfchyn? kwam, die met den naam van yver bekleed en vereerd wordt. Deeze oneenigheden baarden fchoolen, Leeraars, een Regtbank en eene Kerkheerfchappy. De grond van het Christendom wierdt gelegd door de Predikers, welke van niets dan het Euangelie wisten; het wierdt voltooid door Bisfchoppen, die de Kerk ftigtten. Toen won het allengskens meer velds, en het kwam eindelyk ter ooren der Keizeren. Zommigen verdroegen het uit veragting of uit menschlievendheid; anderen richtten daar tegen vervolgingen aan. Devervolging verhaastte den voortgang, tot welken de Verdraagzaamheid den weg gebaand hadt. Stilzwygen en verjaaring, goedertierenheid en ftrengheid: alles gedyde ten voordëele van hetzelve. De vryheid, aan 's menfchen geest natuurlyk eigen, deedt het by deszelfs eerfte opkomst aanneemen, gelyk zy hetzelve in deszelfs ou* derdom dikmaals heeft doen verwerpen. Deeze onafhanklykheid, minder op waarheid dan op nieuwigheid gefteld, moest hetzelve Aanhangers bezorgen onder allerlei ftanden, genomen zelf dat het niet alle de kenmerken hadde bezeeten, bekwaam om eerbied voor hetzelve in te boezemen. Constantinus , toen hy een Christen wierdt, in ftede van het Priesrerfchap met zyne Kroon te vereenigen, gelyk zy, in den perfoon der Heidenfche Keizers, vereenigd geweest waren, fchonk der Geest- lyk-  dér BEiriÉ Indien, au lykheid zo veele rykdommen en gezag, zo veele middelen om dezelve meer en meer te vergrooten, dat deeze blinde overdragt gevolgd wierdt van een Kerketyke dwingelandy, die, door den tyd, onverdraaglyk wierdt. Het hoogde toppunt Van uitfpoorigheid hadt zy bereikt, toen een gedeelte van Europa derzelver juk affehudde. Een Monnik deedt haar bykans geheel Duitschland verliezen; een Kanunnik, de helft van Frankryk; een Koning, om eene Vrouw, de helft van Engeland.' In andere Staaten, ontflcegen zich veele ftoute vernuften van de Leerftellingen van het Christendom; en de deugdzaamften onder hen hielden niets over dan eene zekere verkleefdheid aan de zuiverheid van deszelfs Zedeleer, hoewel zy, voor het uitwendige, datgeen betragtten, 't geen de wetten der Maatfchappye, in welke zy leefden, voorfchreeven» Deeze wyze van denken zal niet algemeen noch van het gros der menfchen worden aangenomen, ten minften zo de Overheid, de gebooren Opzieners over alles, 't geen, door zyne openbaarheid, kan invloed hebben op het beftuur, haard eerfte regten niet hervatte. De Leerftellingen, zo die op de befpiegeling, als op de betragting zien, zyn, om deeze reden, onderworpen aan het opzigt der Regeeringe; doch haare pligt, zo wel als haare magt, bepaalt zich tot het afweeren van alles, 't geen voor het heil der Volken O * na- XIX. BOEK.  ara GESCHIEDENIS XTX. BOEK. nadeelig is, tot het toelaaten van alles, \ geen den vrede ea de rust der menfchen: niet ftoort. Alle Staaten behoorden, ten naasten by, het zelfde Zedelyk Godsdienftig Wetboek te hebben, en het overige over te laaten, niet aan de ge.'chillen van menichen, welke moeten belet worden, wanneer zy de openbaare rust kunnen verftooren, maar aan den aandrang des geweetens, door den Godgeleerden zo wel als den Wysgeenn. eene volkomene vryheid van denken te geeven. Deeze onbepaalde verdraagzaamheid omtrent alle Leerftellingen en begrippen, die geen inbreuk maaken op het Zedelyk Wetboek der t\arien, zou het eenig middel zyn ter voorkoominge of ter ondermyninge van de tydlyke en geestlyke magt der Kerkelyken, die hen, door den tyd, tot een geducht lichaam voor den Staat maakt; en om ongevoelig, den Geestdrift der Leeraaren en de dweepery der Volken te verdooven. Aan de ontdekking der nieuwe waereld zal men gedeeltlyk verfchuldigd zyn de Godsdienftige Verdraagzaamheid, welke in de oude waereld moet worden ingevoerd. Deeze Verdraagzaamheid zal eenmaal doorbreeken. De vervolging heeft niets uitgewerkt, dan den val der heerfchende Godsdienften te verhaasten. De nyverheid en de kundigheden hebben, onder de Natiën, eenen voortgang gemaakt, welke een zeker evenwigt moet herftellen in de zedelyke en burgeriyke orde der Maatfchappyen; het menscblyk verftand heeft  DER BEIDE INDIEN. 213 "heeft de dwaalingen gezien van het oude bygeloof Indien men zich niet bediene van dit oogenblik om het wederom te brengen onder het gebied der Reden, moet bet zich aan nieuwe bygeloovigheden overgeeven. Zints twee eeuwen heeft alles zamengefpannen om dien woedenden yver kragtloos te maaken, welke het aardryk verfiondt. De rooveryen der Spanjaarden in geheel Amerika hebben der waereld de oogen geopend voor de buitenfpoorigheden der Geestdryverye Hunnen Godsdienst te vuur en te zwaard invoerende in de verwoeste en ontvolkte landen, hebben zy djen in Europa gehaat gemaakt; en hunne wreedheden hebben de Roomfche Kerk meer Aanhangers doen verliezen, dan zy onder de Indiaanen heeft gewonnen. De toelaating van alle Aanhangen in Noord-Amerika heeft den geest van Verdraagzaamheid noodzaaklyk uitgebreid, en onze gewesten van Godsdienflige oorlogen verlost. De zendingen hebben ons ontheven van d e ontrustende gemoederen, die hun Vaderland konden in brand fteeken, en die de toortzen en de zwaarden van het Euangelie overgebragt hebben aan geene zyde der Zeeën. De fcheepvaart en de verre reistogten hebben eene groote menigte Volks afgetrokken van de dwaaze denkbeelden des bygeloofs. Het onderlcbeid van Eerdienften en Natiën heeft de ruuwfte verftanden gemeenzaam gemaakt met eene . foort van onverfchilügheid omtrent het voorwerp, 't welk hunne VerbeeldingsO 3 kragt XIX. BOEK.  2H GESCHIEDENIS XIX. BOEK. ! \ i 1 l 2 ( i C r li i \ V is jfl kragt 't meest getroffen hadt. De gemeen? zaamheid tusfchen de ftrydigfte Aanhangen heeft den Godsdienftigen haat, die hen verdeelde, verkoeld. Men heeft gezien dat 'er overal zedelykheid en goede trouwe in de begrippen, overal ongeregeldheden in de zeden, en gierigheid in de zielen plaats hadt; en men heeft 'er uit beflooten, dat het klimaat, de Regeeringsvorm, en het gezellig of Nationaal belang de menfchen een zekeren bloei deeden aanneemen, Zints de gemeenfehap, tusfchen de twee deelen deezer waereld, op een vasten voet gebragt is, fpreekt en houdt men zich minder bezig met die andere waereld, velke het voorwerp der hoope van een dein getal, en van de vreeze der menigte vas. De verfcheidenheid en menigte van voorwerpen, welke de nyverheid het verland en de zinnen heeft aangebooden, ïeeft 's menfchen genegenheden verdeeld m de kragt van alle aandoeningen verwakt. De karakters zyn gelenigd; en de ïeestdryvery heeft, even als de Ridder:hap, en gelyk alle andere voornaame waasheden der Volken, een einde moeten eemen. De oorzaaken deezer omwentenge in de zeden, hebben nog fpoediger ivloed moeten hebben op de Regeeringsormen. De Zamenleeving is het natuurlyk geolg der bevolkinge, en de Regeeringsvorm aan den gezelligen ftaat verknogt. In tnmerking genomen hebbende de weinige be.  DER BEIDE INDIEN. 215 behoeften, welke de Natuur den mensch .heeft opgelegd, naar evenredigheid der hulpmiddelen, welke zy hem aanbiedt; de weinige onderfteuningen en voordeelen, welke hy in den burgerftaat vindt, in vergelyking der rampen en fmarten, welke hy aldaar opéén flapelt; zyne natuurlyke neiging, aan alle leevendige weezens gemeen, tot onafhanklykheid en vryheid; eene menigte redenen, van zyne natuurlyke gefteldheid ontleend : heeft men het willen in twyfel trekken, of de gezelligheid wel zo natuurlyk zy voor het menschlyk geflagt, als doorgaans gemeend wordt. Doch, van den anderen kant, de zwakheid en langduurigheid zyner kindsheid; de naaktheid van zyn lichaam, zonder hair en zonder vederen; de volmaakbaarheid van zynen geest, het noodzaaklyk gevolg van de duurzaamheid van zynen leeftyd; de moederliefde, die met de zorgen en fmarten toeneemt, die, naa haare vrugt negen maanden in haaren fchoot te hebben gedraagen, dezelve geheele jaaren op haare armen draagt en zoogt; de wederzydfche verknogtheid, ontftaan uit deeze gemeenzaamheid tusfchen twee weezens, die elkander helpen en liefkoozen; de vermenigvuldiging van gemeenfchapoeffenende tekens in eene bewerktuiging, die met de fpraakbuigingen der ftemme, aan zo veele dieren gemeen, de taal der vingeren en der gebaaren paart, aan het menschlyk geflagt byzonder eigen; de natuurlyke voorvallen, die, op honderderlei wyzen, .zwerO 4 ven- XIX. BOEK.  XIX. BOEK. aio* GESCHIEDENIS vende en vrye weezens kunnen doen te zamen koomen en zich vereenigen; de onvoorziene toevallen en behoeften, die hen noodzaaken elkander te ontmoeten, op de jagt, op de visfchery, of zelf ter hunner verdeediginge; het voorbeeld, eindelyk, van zo veele foorten die by troepen leeven, als de tweeflagtige dieren en de Zeemonfters, de Kraan- en andere Vogelvlugten, de Mekten zelve, die men in geheele zwermen te zamen vindt: alle deeze byzonderheden en redekavelingen fchynen te bewyzen, dat de mensch uit zynen aart tot gezelligheid genegen is, dat hy zich te fpoediger tot dezelve begeeft, naar gelang hy niet zeer fterk zou kunnen voortplanten, onder de Verzengde Luchtftreek, zonder zich tot zwervende of aan een vast verblyf bepaalde horden te verzamelen, noch zich onder de andere Luchtftreeken uitbreiden, zonder eene Maatfchappy aan te gaan met zyns gelyken, ter bekoominge van den prooi en den buit, welke hy, om zich te voeden en te kleeden, noodig heeft. Uit de behoefte, om zich te vereenigen, ontftaat de noodzaaklykheid van het hebben van wetten, tot deezen ftaat betrekkelyk; dat wil zeggen, door de zamenvoeging van alle gemeene en byzondere natuurdriften, eene algemeene zamenvoeging te bewerken, die den geheelen klomp en de meerderheid der weezens handhaaven. Want indien de Natuur den eenen mensch tot den anderen dryve, het is, ongetwy- feld,  DER BEIDE INDIEN. 21? feld, in gevolge dier algemeene aantrekkingskragt, welke de hervoortbrenging en bewaaring ten oogmerke heeft. Alle neigingen, welke de mensch in de Maatfchappye medebrengt, alle plooien, welke hy aldaar aanneemt, behoorden ondergefchikt te zyn aan deezen eerften aandrang. Leeven en voortplanten de beftemming van alle leevendige weezens zynde, fchynt het dat de gezelligheid, indien zy eene der eerfte bekwaamheden van den mensch zy, met dit tweevoudig oogmerk der Natuura behoorde zamen te fpannen; en dat het Inftinkt, welke hem tot den gezelh'gen ftaat dryft, alle zedelyke en ftaatkundige wetten noodzaaklyk moest inrigten om een langduurender en gelukkiger beftaanlykheid , voor de meerderheid der menfchen, te wege te brengen. Ondertusfchen, indien men alleenlyk de uitwerking gadeflaat, zou men zeggen, dat alle Maatfchappyen geen ander beginzel of opperfte wet hebben, dan dè veiligheid der heerfchende magt. , Van waar deeze zonderlinge ftrydigheid tusfchen het einde en de midden, tusfchen de wetten der Natuure en die der Staatkunde? Een éénig antwoord vertoont zich op deeze vraage, hierin beftaande. Het geval geeft de eerfte fchets der Regeeringsvorm aan de hand; de Reden volmaakt dezelve. Laat ons, volgens dit beginzel, de natuur der Regeeringsvormen onderzoeken, welke Europa in den ftaat van befchaafdheid gebragt hebben, in welken wy het thans befchouwen, O s Alle XIX. BOEK.  XIX. BOEK. tiS GESCHIEDENIS Alle de grondflagen der tegenwoordige Maatfchappye verliezen zich in de puinhoopen van de eene of andere natuurlyke omwentelinge. Overal ziet men de menfchen, verdreeven door het vuur der aarde of des oorlogs, door eene overftrooming van wateren of van verfiindende Infekten, door gebrek of hongersnood, zich vereenigen in een hoek der onbewoonde waereld, of zich verfpreiden in reeds bevolkte plaatzen. De befchaafdheid begint altoos met plondering, en de orde met Regeeringloosheid. De Hebreeuwen , welken de plaagen van Egypte noodzaakten na Steenagtig Arabiè* te verhuizen, hadden ten minften veertig jaaren werk om de krygstucht van eene geregelde legermagt te leerjsn, vóórdat zy Palestina gingen verwoesten, om zich aldaar in de gedaante van eene Natie te vestigen. Griekenland zag zyne Staaten door roovers fligten, die eenige monfters en veele menfchen verdelgden, om Koningen te worden. Rome, zegt men, wierdt gevestigd op de puinhoopen, de vlammen van Troye ontkoomen, of was niets anders dan een nest van banditen van Griekenland en Italië; doch uit dit fchuim van het menschlyk geflagt kwam een heldhaftig Volk ten voorfchyn. De oorlog, die, uit groote Volken van Europa, alleenlyk de heerfchappy der Romeinen hadt zaraengefteld, deedt deeze zo tal-  DER BEIDE INDIEN. 210 talryke Romeinen andermaal barbaaren worden. Dewyl het karakter en de zeden der veroveraaren bykans altoos in de ziel der verwonnenen overgaan, vervielen de zul. ken, die by het licht van het geleerde Rome waren wys geworden, van nieuws in de duisternisfen der domme en woeste Scythen. Geduurende de eeuwen van onkunde, het geweld altoos de wet Hellende, en het geval, of de honger, voor de magten van het Noorden de deuren van: het Zuiden geopend hebbende, waren de geftadige eb en vloed van Volksverhuizingen de oorzaak, dat de wetten nergens een vasten voet konden krygen. Dewyl eene menigte kleine Volken eene groote Natie verdelgd hadt, verdeelden verfcheiden Opperhoofden of dwingelanden ieder Monarchie in Leengoederen. Het Volk, dat niets gewonnen heeft by de heerfchappy van één of van veele menfchen, wierdt telkens verpletterd, verminkt, vertreeden door deeze verdeelingen der Leen-Regeegeringloosheid. Het waren aanhoudende kleine oorlogen tusfchen nabuurige vlekken, in ftede van onze groote en veelvertoonmaakende oorlogen tusfchen de eene Natie en de andere. Eene aanhoudende gisting gaf ondertusfchen de Natiën aanleiding om eene ge. daante en vastigheid te bekoomen. De Koningen wilden zich verheffen op de puinhoopen dier vermogende lieden of genootfchappen, die de onlusten beftendig deeden duuren; en, om hierin te flaagen, na- XIX BOEK.  xrx. BOEK. a2o GESCHIEDENIS namen zy de hulp van het Volk te baate. Men oeffende, men fatzoeneerde, men befchaafde hetzelve, en men gaf het beter beredeneerde wetten, dan het dus lang hadt gehad. De flaaverny hadt haare natuurlyke fterkte verlooren; de eigendom gaf het haare kragt weder; en de Koophandel , welke op de ontdekking der nieuwe waereld volgde, vermeerderde alle zyne vermogens, door het verfpreiden van een algemeenen nayver. By deeze algemeene beweeging kwam nog eene an lere. De Monarchen hadden hunne magt niet kunnen uitbreiden, zonder die der Geestelykheid te verminderen, t zonder de minagting der [heerfchende] | Godsclienffige begrippen te bceuftigen, of L daartoe den weg te baanen. De nieuwigheiddryvers, welke de Kerk durfden aantasten, wierden door den Throon onderschraagd. Zedert dien tyd kreeg het menschlyk verftand kragten, door 7ich tegen de harsfenfehimmen der verbeeldinge te weer te ftellen; en op den weg der Natuure en der Reden wedergekeerd, ontdekte het de waare beginzels van Regeeringe. Luther en kolumbus waren gebooren; het Heelal beefde des, geheel Europa was in beweeging; maar dit onweder zuiverde deszelfs Gezigtèmder voor toekoomende eeuwen. Een deezer mannen hielp alle verftanden, de andere alle handen aan werk. Zedert zy alle toegangen tot nyverheid en vryheid geopend hebben, zyn de meeste Natiën van Europa, met een  DER BEIDE INDIEN. 221 een vry goeden uitflag, bezig aan het vei beteren of volmaaken der Wetgeevinge, waar van al het geluk der menfchen afhangt. Nogthans is deeze geest der verlichtinge dus lang niet tot de Turken doorge. drongen. Nimmer hebben zy opgehouden getrouw te zyn aan de grondre; gels der Afiatifche dwingelandye. Het 5 zwaard blyft fteeds te Conftantinopole de Taalman van den Alkoran. Indien het Serail den Grooten Heer niet ziet in- en : uitgaan, als den dwingeland van Marokko, ; met een hoofd in de hand en met bloed bemorst, een talryke ftoet van Ly ft rawanten biedt zieh aan om deeze wreede moorden te uitvoer te brengen. Het Volk door zynen meester vermoord, vermoordt* op zyne beurt, zynen beul; maar voldaan met deeze kortduurende wraak , bekommert het zich niet over de veiligheid van het toekoornende, over het geluk van het ? naageffagt Te waaken voor de openbaare veiligheid, door wetten, bezwaarlyk i uit te denken, te beredeneeren, en te handhaaven, dit is te veel van den Oosi terling gevergd. Gaat de dwingeland te ' verre in zyne knevelaaryen en wreedheden, men eischt het hoofd des Vizie s, men doet het hoofd des dwingelands rollen, en alles is wederom te rechte De Janirzaaren kennen geene andere vertoogen. Zelf de magtigfte lieden in het Ryk hebben niet het geringfte denkbeeld van het regt der Natiën. Dewyl in Turkye de BOEK,  sèa GESCHIEDENIS XIX. BOEK. de perfoonlyke veiligheid het dëel is van een veragten ftaat, verhovaardigen zich de aanzienlykfte farnilien op het gevaar , welk haar van den kant der Regeeringe boven het hoofd hangt. Een Pacha zal u zeggen, dat een man gelyk hy niet gefchapen is, om gelyk een gemeen mensch , zyne dagen in vrede in zyn bed te eindigen< Dikmaal s hoort men de weduwen zich beroemen, dat haare echtgenooten, welke men vermoord heeft, haar door een' eerlyken dood ontnomen zyn* De Rusfen en Deenen, hoewel aan eene eigendunkelyke magt onderworpen i bezitten niet de zelfde vooroordeelen. Dewyl deeze twee Natiën een draaglyker beftuur genieten, en eenige gefchreevene keuren hebben, durven zy denken of zeggen, dat hun Regeeringsvorm bepaald is 5 maar wat verftandig mensch hebben zy daar van overtuigd? Zo ras de Vorst, naar zyn goeddunken, wetten maakt en affchaft, dezelve uitbreidt en bepaalt, derzelver oeffening veroorloft of opfchort; zo dra het belang zyner driften de eenige regelmaat van zyn gedrag is; zo dra hy het eenig en [om zo te fpreeken] het middelpuntig weezen is, waarin alles zamenloopt; zo dra hy het regtvaardige en het onregtvaardige fchept; zo dra zyne grilligheid eene wet wordt, en zyae gunst de maate der openbaare agtinge is: indien dit geene overheerfchappy zy, dat men ons dan zegge, welken naam wy aan deezen Regeeringsvorm zullen geeven ? In  DER BEIDE INDIEN. 22g In deezen ftaat van vernederinge, wat zyn de menfchen? Hun beangstigd gezigt durven zy niet opheffen na het gewelf des Hemels. Het ontbreekt hun even zeer aan licht, om hunne ketenen te zien, als aan eene ziele om de fchande derzelven re gevoelen. In de banden der ftaavernye uitgebluseht, bezit hun geest geene genoegzaame fterkte om de regten, aan hun weezen onaffcheidbaar eigen, zich aan te maatigen. Men zou kunnen twyfelen, of deeze flaaven niet even buigzaam zyn als hunne dwingelanden; en of de vryheid zich meer hebbe te beklaagen van de zulken, die onbefchaamd genoeg zyn om dezelve te overheeren, of van de zwakheid van hun, die haar niet weeten te verdeedigen. Nogthans zult gy hooren zeggen, dat de gelukkigfte Regeering die van een' regtvaardig' en kundig' Overheerfcher zyn zoude! Welk eene buitenfpoorigheid! Ligtlyk zou het kunnen gebeuren, dat de wil van deezen. volftrekten Meester met den wil zyner onderdaanen ftrydig ware. In dat geval zou hy, in weerwil van zyne regtvaardigheid en kundigheden, ongelyk hebben, indien hy hen, zelf tot hun voordeel, van hunne regten beroofde. Nimmer is het eenen mensch, wie hy cck zy, geoorlofd, zyne lastgeevers als eene kudde beesten te behandelen. Deeze noodzaakt men, eene flegte weide te verlaaten, om in een graziger land over te gaan; maar het zou dwingelandy zyn, de zelfde geweld^ XIX. BOEK.  XIX. BOEK. 224 GESCHIEDENIS welddaadigheid omtrent eene Maatfchappy van menfchen te werke te ftellen. Indien zy zeggen: wy zyn hier wel; indien zy zelf als uit één mond zeggen: wy hebben 't hier kwaad, doch wy willen 'er biyven; | moet men tragten hen beter te onderregten, hen van hunne dwaalinge te verlos. 1, fen, en gezonde begrippen in te boezemen, langs den weg der overreedinge, maar nimmer langs den weg van geweld. De beste der Vorften, die tegen den algemeenen wil het goede hadt uitgewerkt, zou mis- | daadig zyn, zelf om deeze reden, dat hy zyne regten overfchreeden hadt. Hy zou misdaadig zyn voor het tegenwoordige en het toekoomende: want, zo hy kundig en regtvaardig ware, zou zyn Opvolger, zon- ï der zyne reden en zyne deugd te erven, gewisfelyk zyn gezag erven, waar van de Natie het flagtöffer zyn zal. Veroorloft 1 dan niet, gy Volken, aan uwe gewaande Meesters, om , tegen uwen algemeenen wil, zelf het goede uit te werken. Overweegt dat de ftaat van hem, die u regeert, geen andere is dan die van den Cacique, aan wien men vraagde, of hy flaaven hadde, en die tot antwoord gaf: Slaaven? Ik ken 'er niet meer dan één in myn gantfcbe land, en die Jlaaf ben ik. Tusfchen Rusland en Deenemarke bekleedt Zweden het midden. Zie hier deszelfs Gefchiedenis; en ontdek daaruit, indien gy kunt, deszelfs Regeeringsvorm. Eene armoedige Natie is bykans nood- ; zaaklyk oorlogzuchtig: dewyl haare armoede  der beide INDIEN. 225 de zelve, wier last haar onophoudelyk drukt, haar, vroeg of laat, de begeerte inboezemt om zich daar van te ontdaan, en deeze begeerte, door den tyd, de algemeene geest der Natie, en de fpringveer der Regeeringe wordt. Zal de Regeeringsvorm van dusdanig \ een land fpoedig overgaan, van den ftaat E eener bepaalde Aionarchie, tot den ftaat I der onbepaaldfte overheerfchinge, wordt ) 'er alleenlyk vereischt eene reeks van Vorf ften, die gelukkig zyn in den oorlog. De ' Meester, moedig op zyne zegepraalen, re; kent zich alles geoorlofd, kent geene wet : meer dan zynen wil; en zyne Soldaaten, | welke hy zo veelmaalen ter overwinninge heeft aangevoerd, gereed om hem vóór 1 en tegen alles te dienen, worden, door hunne verknogtheid, de fchrik hunner medeburgeren. De onderdaanen, van hunnen i| kant, durven hunne handen niet weigeren aan ketenen, die hun worden aangebooden > door hem, die by het gezag van zynen i rang datgeen paart, welk hy van het ij Staatsbewind en de erkentenisfe ontleent. Het juk, opgelegd door den Monarch, I die over de vyanden van den Staat zege| viert, drukt, ongetwyfeld, zwaar op de ij fchouders der onderdaanen ; doch men r durft het niet affchudden. Het knelt zelf nog vaster onder deszelfs opvolgers, die het zelfde regt op het geduld hunner onderzaaten hebben. Alsdan wordt 'er niets anders dan eene treffende ramp vereischt, om den Dwingeland aan de genade zyns VII. deel. P Volks XIX BOEK.  226 GESCHIEDENIS XÏX. »OEK. i i < 1 ( t C c 1 E \ g t z Volks ten beste te ftellen. Het Volk, misnoegd over zyne langduurige lydingen, blyft dan niet in gebreke om zyn voordeel te doen met de voorkoomende gelegenheid om zyne regten te herwinnen. Doch vermids bet bepaalde oogmerken noch ontwerpen heeft, vervalt het in een oogenblik uit de flaaverny in Regeeringloosheid. Te midden deezer algemeene verwarringe, hoort men flegts één geroep; het is dat der vryheid. Maar hoe zal men zich van deeeen dierbaaren fchat verzekeren? Hier van is men onkundig; en ziet daar de Natiën verdeeld in verfcheiden Aanhangen, die loor verfchillende belangen genoopt worien. Indien'er, onder deeze Aanhangen, één :y, die wanhoopt boven de anderen de )verhand te zullen bekoomen, zondert hy :ich af, en vergeet het algemeene welzyn; in meer gefteld om zynen mededingeren ifbreuk, dan den Vaderlande dienst te loen, kiest hy de zyde van den Vorst. 7an dit oogenblik af, zyn 'er niet meer Ian twee Aanhangen in den Staat, door wee benaamingen onderfcheiden, die, hoeanig zy ook mogen zyn, nimmer iet aners betekenen dan Koningsgezinden en "egen-Koningsgezinden. Dit is het oogenlik van hevige fchokken; het oogenblik an zamenfpanningen. Welke is dan de rol der nabuurige Moendheden? Zodanig als dezelve in alle fden en in alle landen geweest is; zy aaien tweedragt tusfchen de onderdaanen en  b é r beide INDIEN. 227 en hun Opperhoofd; zy geeven den onderdaanen allerlei middelen aan de hand om de opperheerfchappy in kleinagting te brengen, te vernederen, te vernietigen; zy koopen zelf die geenen om, welke den Throon omringen; zy doen de eene of andere gedaante van Ryksbeftuur aanneemen, even nadeelig voor het geheele Nationaale lichaam, welk dezelve verarmt, onder voorwendzel van deszelfs vryheid te bevorderen, als voor den Vorst, welks voorregten daar door ten eenemaale vernietigd worden. Thans ontmoet de Monarch zo veele gezagoeffeningen, ftrydig met de zyne, als 'er verfchillende rangen in den Staat zyn. Thans vermag zyn wil niets, buiten de zamenftemroing van deeze verfchillende neigingen. Thans moeten 'er vergaderingen belegd, voorflagen gedaan, en geraadpleegd worden over zaaken van de geringde aangelegenheid. Thans wordt hy, als een onzinnig pupil, onder voogden gcfteld; en deeze voogden zyn menfchen, op wier kwaadwillendheid hy kan ftaat maaken. Maar hoedanig is dan de toeftand der Natiën? Wat heeft de invloed der nabuurige Mogendheden uitgewerkt ? Dezelve heeft alles in verwarring gebragt, alles 't onderst boven gekeerd, alles verleid, door haar geld en heimelyke ftreeken. 'Er is niet meer dan één Aanhang; het is die des uitlanders. 'Er zyn geene andere dan geveinsde Aanbangdryvers. De Koningsgezindheid is eene andere huichelaary. Het P 2 zyn XIX. BOEK,  as8 GESCHIEDENIS XIX KOEK. zyn onderfcheidene grynzen, die der eerzucht en der begeerlykheid. De Natie is niets anders dan een hoop fchelmen, die pligt en geweeten te koop veilen. Wat het gevolg van dit alles zyn moet, is niet moeilyk te raaden. De vreemde Mogendheden, die de Natie hebben bedorven, moeten in haare verwagtingen worden te leur gefield. Zy hebben niet begreepen dat zy te veel deeden; dat zy, misfehien, volkomen het tegengeftelde deeden van hetgeen eene meer doordagte Staatkunde haar hadt aan de hand gegeeven; dat zy der Natie de hartader affneeden, terwyl haare poogingen niets anders uitwerkten dan den zenuw der opperheerfchappye te fpannen, en dat deeze zenuw, ten eenigen dage, met al het geweld zyner veerkragt zich ontfpannende, 'er geen beletzel zal gevonden worden, bekwaam om dien te wederhouden; dat 'er niet meer dan één mensch en één oogenblik noodig is, om dit onverwagt uit werk zei voort te brengen. Dit oogenblik is gekoomen; deeze mensch is met 'er daad gebooren: en alle deeze laage fchepzels der vyandlyke Mogendheden hebben zich voor hem nedergeboogen. Aan deeze lieden, die zich verbeeldden alles te zyn, heeft hy gezegd: Gylieden zyt niets; en zy hebben geantwoord: Wy zyn niets. Hy heeft hun gezegd: Ik ben Meester; en zy hebben eenpaarig geantwoord: Gy zyt Meester. Hy heeft hun gezegd: Ziet hier de voorwaarden, aan wel-  DER BEIDE INDIEN, 229 welke ik ulieden wil onderwerpen; en zy hebben geantwoord: Wy berusten in dezelve. Naauwlyks heeft ééne ftemme zich bier tegen durven aankanten. Welk zal het gevolg deezer Staatsomwentelinge zyn ? Dit is verborgen. Hadde de Meester zich van de omftandigheden willen bedienen, Zweeden zou nimmer door een volftrekten Vorst zyn beheerscht geworden. Indien hy verftandig zy; indien hy begrype, dat de onbepaalde opperheerfchappy geene onderdaanen kan hebben, dewyl zy geene Eigenërfden kan hebben; dat men alleenlyk kan regeeren over de zulken, welke iets bezitten, en dus het gezag ophoudt over hen, welke niets hebben, zal, misfehien, de Natie haaren ouden aart hervatten. Hoedanig ook zyne ontwerpen en zyn karakter zyn mogen, Zweeden zal nimmer ongelukkiger zyn, dan het voormaals was. Polen, 't welk binnenslands niets dan een laafsch Volk hebbende, waardig is buitenlands niets dan onderdrukkers te ontmoeten, behoudt, nogthans, den naam en de fchaduw van vryheid. Het is nog heden ten dage, 't geen alle Staaten van Europa voor tien eeuwen waren, onderworpen aan groote Heeren, die een Koning benoemen, om hem tot het werktuig van hunnen wil te ftellen. Ieder Edelman ontleent aldaar van zyn Leengoed, 't welk hy door zynen degen bewaart, gelyk zyne voorouders het op die wyze verkreegen hadden, een perfoonlyk en erfiyk gezag over zyne P 3 Leen- XIX. BOEK.  XIX, SOEK. 230 GESCHIEDENIS Leenmannen. De Leenregeering heerschi aldaar, in alle de kragt haarer oorfpronklyke inftellinge. Het is een Ryk, zamen-» gefteld uit zo veele Staaten, als 'er Landgoederen zyn. 'Er worden niet met meerderheid, maar met eenpaarigheid van ftemmen wetten gemaakt en befluiten vastgefteld. Op valfche denkbeelden van regten en van volmaaktheid heeft men onderfteld, dat eene wet niet regtvaardig was, dan in zo verre zy met eene algemeene toeftemming wierdt aangenomen: ongetwyfeld omdat men geloofd heeft, dat allen het goede zouden zien, en allen het zouden willen; twee onmogelyke zaaken in eene Volksvergadering. Maar kan men zelf aan een handvol dwingelanden zulke zuivere oogmerken toefchry ven ? Want deeze Regec ringsvorm, die zich vereert met den naam van Gemeenebest en dien ontheiligt, wat is die anders dan eene zamenfpanning van kleine dwingelanden tegen het Volk? Daar heeft ieder een de magt om te beletten, en niemand om te werken. Daar kan de wensch van eenen ieder zich tegen den algemeenen wensch aankanten; en daar is één zot, één fnoodaart, één onverftandige verzekerd, de overhand te zullen hebben over eene geheele Natie. Ook is deeze Regeering nimmer voorfpoedig geweest; en Polen, welk aan de jaloersheid zyner Grooten de vryheid van zyne Koningen te verkiezen fchuldig is, is het alleenlyk aan de jaloersheid zyner nabuuren verfchuldigd, dat het geen erfly- ken  DER BEIDE INDIEN. 231 ken Overbeerfcher heeft, in de familie van een buitenlandfchen veroveraar. Voor onze dagen was het gefpaard, deezen Staat te zien verfcheurd worden door drie mededingende Mogendheden, die zich de provinciën, haar 't voordeeligst gelegen, hebben toegeëigend. Gave de Hemel, dat deeze misdaad der eerzucht ten voordëele der menschlykheid gedye; en dat, door een roemryk bedryf van weldaadigheid, de overweldigers de ketens verbreeken van h ;t arbeidzaamfte gedeelte hunner nieuwe onderdaanen! Hunne onderdaanen, vryer zynde, zullen getrouwer zyn; en ophoudende flaaven te zyn, zullen zy menfchen worden. In eene Monarchie ftaan alle de kragten, alle de neigingen in de magt van een' éénig' mensch; in den Duitfchen Regeeringsvorm, is ieder lid een lichaam. Het is, misfehien, de Natie, welke meest gelykt naar 't geen zy voormaals was. De oude Germaanen, door onmeetelyke bosfchen en kleine Volken verdeeld, behoefden geene zeer diep doordagte Wetgeeving. Naar maate, egter, hunne naakoomelingen vermenigvuldigd en nader tot elkander zyn gekoomen, heeft de kunst in dit gewest gehandhaafd 't geen de Natuur hadt vastgefteld: de vanéénfeheiding der Volken, en derzelver ftaatkundige vereeniging. De kleine Staaten, welke dit verbonden Gemeenebest üimaaken, behouden aldaar de afbeelding der oorfpronklyke familiën. De byzondere bewindoeffening is 'er niet altoos P 4 va- XIX". BOEK,  Xïl. BOEK. 232 GESCHIEDENIS vaderlyk, of de vaders der Natiën zyn 'er niet altoos zagtaartig en menschlievend. Doch de Reden en de Vryheid, die de Opperhoofden vereenigen, maatigen aldaar de ftrengheid van hun karakter en de hardheid van hun gezag. In Duitschland kan een Vorst niet met zo veel ftraffeloosheid een Dwingeland zyn, als in de groote Monarchiën. De Duitfchers, meer krygshaftig dan oorlogzuchtig, dewyl zy de kunst des oorlogs beter verftaan dan daartoe genegen zyn, hebben flegts eenmaal overwonnen; en het was karel de groote, die hen kon overwinnen, maar niet te onderbrengen. Zy gehoorzaamden den mensch, wiens vernuft, boven zyne eeuwe verheeven, derzelver barbaarschheid wist te betemmen en te verlichten; doch zy fchudden het juk zyner opvolgeren af. Nogthans lieten zy hun Opperhoofd den tytel van Keizer behouden; maar dit was flegts een bloote naam, dewyl de daadlyke magt bykans geheel en al beruste in de Heeren, die landgoederen bezaten. Het Volk, 't welk, ongelukkiglyk, altoos en overal in flaaverny, berooidheid en armoede is gehouden door de onkunde, en in de onkunde door de armoede, hadt geenerlei aandeel aan de weldaad der Wetgeevinge. Uit deeze vernietiging van het gezellig evenwigt, welker ftrekking is, niet om de gelykheid van ftanden en bezittingen, maar om de grootfte verdeelirg der goederen te bevorderen, ontftondt de Leenregeering, wier  DER BEIDE INDIEN. 233 wier kenmerk is Regeeringloosheid. Ieder Heer leefde in eene volkomene onafhanklykheid, en ieder Volk onder de volflagenfte dwingelandye. Dit was het onvermydelyk gevolg eener Regeeringswyze, onder welke de Monarchie verkiesbaar was. In de Staaten, in welke zy erflyk was, hadden de Volken, ten minften, een voormuur, eene beftendige toevlugt tegen de onderdrukking. Het Koninklyk gezag kan zich niet uitbreiden; zonder, voor eenigen tyd, het lot der Leenmannen te verzagten, door het verzwakken van de magt der Leenheeren. Maar in Duitschland, dewyl de Grooten zich van elke tusfchenregeeringe bedienden om de regten der Keizerlyke magt te overweldigen en te bepaalen, moest de Regeeringsvorm noodwendig veraarten. Tusfchen hen, die den deegen droegen, wierdt alles door 't geweld beflist. De landeryen en de menfchen waren niets anders dan werktuigen of onderwerpen van oorlog turfchen de Eigenërfden. De misdaaden waren de wapens der ongeregtigheid. Roof, moord, brandftigting kwamen niet flegts in gebruik, maar wierden zelf gewettigd. 'Het bygeloof, welk de Dwingelandy hadt geheiligd, was genoodzaakt dezelve te breidelen. De Kerk, welke aan alle roovers eene vryplaats verleende, trof een beftand tusfchen hen. Om zich aan de woede der Edelen te onttrekken, begaf men zich onder de befcherming der Heiligen. De asch der geftorvenen kon alleen de woestheid beP 5 teu. XIX. BOEK.  234 GESCHIEDENIS XIX. eoek. I j 1 < < 1 ( li eletteden de onderdrukking en de krygsvervingen den bloei der bevolkinge. Naa le omwenteling, vermenigvuldigden de nenfchen te fterk, naar geraade van de lorheid der rotzen. Het Helvetisch lichaam :on niet groeien, zonder in ftukken te ber-  DER BEIDE INDIEN. 259 berften; ten zy het togten deedt na buiten. De bewooners der bergen, moesten, even als de rivieren,die van dezelve nederdaalen, zich verfprelden over de vlakten, die aan de Alpen grenzen. Waren deeze Volken op zich zelve blyven woonen, zy zouden elkander verdrongen hebben. Maar de onbedrevenheid in de Kunften, het gebrek aan ftoffen-om ze te vervaardigen, het gebrek aan geld om koopmanfchappen te lokken, openden hier geenerleien weg tot ruimte en nyverheid. Uit hunne bevolking zelve ontleenden zy een middel van beftaan, en uit de rykdommen eene bron en onderwerpen van Koophandel. De Hertog van Milaan, meester van een ryk land, welk voor den inval open lag en bezwaarlyk was te verdeedigen, hadt foldaaten noodig. De Zwitzers, als zyne fterkfte nabuuren, moesten zyne vyanden zyn, indien zy niet zyne bondgenooten, of liever zyne befchermers waren. Tusfchen dit Volk en den Milanees wierdt dan eene foort van handel vastgefteld, in welkende fterkte de prys van den rykdom wierdt. Van tyd tot tyd verhuurde de Natie troepen aan Frankryk, aan den Keizer, aan den Paus, aan den Hertog van Savoie, in één woord, aan alle Vorften van Italië. Haar bloed verkogt zy aan afgelegene Mogendheden , aan de vyandlykfte Natiën, aan Holland, Spanje en Portugal; even als waren de bergen niets anders dan eene myn van wapens en foldaaten, die open R 2 ftondt XIX. BOEK.  26o GESCHIEDENIS XIX, BOEK. ftondt voor eenen iegelyk, die werktuigen van oorlog wilde koopen. Ieder Canton handelt met de Mogendheid , welke hetzelve de beste voorwaarden aanbiedt. Het ftaat den onderdaanen des lands vry, zich buitenslands in den kryg te begeeven, onder deeze of geene verbondene Natie De Hollander is uit reden van ftaat een burger 'der waereld; de Zwitzer is uit reden van ftaat een vernieler van Europa. Hoe 'er meer behoeften bereid en verteerd worden, hoe Holland meer wint; hoe 'er meer veldflagen geleverd en meer bloeds vergooten wordt, hoe het Zwitzerland beter gaat. Van den oorlog, dien geesfel van het menschlyk geflagt, het zy woest of befchaafd, onaffcheidbaar, zyn de Gemeenebesten van het Zwitzersch lichaam genoodzaakt te leeven en te beftaan. Hierdoor houden zy binnenslands het getal der inwooneren in evenwigt met de uitgebreidheid en den opbrengst der landeryen, zonder eene van de fpringveeren der Regeeringen te onderdrukken, zonder de neiging van elk inwooner afzonderlyk te belemmeren. Door deezen Koophandel van troe, pen met de oorlogvoerende Mogendheden, is Zwitzerland bevryd gebleeven van de noodzaaklykheid van fpoedige Volksverhuizingen, die aldaar vyandlyke invallen doen, en van de verzoeking tot veroveringen, welke den ondergang van de vryheid deezer Gemeenebesten zou veroorzaakt hebben, even gelyk zy alle Gemee- ne-  DER BEIDE INDIEN. 26l nebesten van Griekenland deedt verboren gaan. Indien wy thans met onze gedagten terug keeren, zullen wy bevinden, dat alle Regeeringsvormen van Europa begreepen zyn onder deeze of geene der gedaanten van Regeeringe, welke wy befchreeven hebben, en die op eene verfchillende wyze gewyzigd zyn, door de plaatslyke ligging, de menigte der inwooneren, de uitgebreidheid van den grond, den invloed der be. grippen en bezigheden, de buitenlandfche betrekkingen en de beurtwisfeling der voorvallen, welke werken op de werktuïglykheid der Staatkundige lichaamen, even gelyk de indruk der omringende vbèiftoffen op de natuurlyke lichaamen werkt. Gelooft het niet, 't welk men dikmaals zegt, dat de Regeeringsvormen na genoeg' de zelfde zyn, zonder ander onderfcheid, dan 't geen ontftaat uit het karakter der menfchen, die regeeren, Misfehien is deeze grondregel waaragtig ten aanzien van volflrekte Regeeringsvormen, onder de Natien, die in haar zeiven niet het beginzel van haaren wil hebben. Zy neemen dien plooi aan, dien de Vorst baar geeft; zy zyn hooghartig, fier en moedig onder een werkzaam Monarch, die op roem gefteld is: traag en fomber onder een bygebovig Koning: vol hoop, of vreeze, onder een jong Vorst: zwak en bedorven onder een oud dwingeland; of liever beurtelings moedig en lafhartig, onder Staatsdienaars, door kuipery verwekt. In deeze Staaten R 3 neemt XIX'. BOEK.  26* GESCHIEDENIS XIX. BOEK. neemt de Regeeringsvorm de gedaante van het landbeftuur aan; maar in de vrye Staaten neemt het landbeftuur de gedaante van den Regeeringsvorm aan. Hoe 't ook zy met de natuur en de fpringveer der Regeeringsvormen, volgens welke de menfchen geregeerd worden, de kunst van wetgeevinge die geene zynde, welke de meeste volmaaktheid vordert, is ook het allerwaardigst om de beste vernuften bezig te houden. De Regeeringskunde bevat geene op zich zelve ftaande waarheden, of liever zy heeft niet een enkel beginzel, welk niet verknogt is aan alle takken des bewinds. De Staat is een zeer zamengefteld werktuig, welk niet bewoogen of in werking kan gebragt worden , zonder eene juiste kennis van alle deszelfs Hukken. Niet een derzelver kan gedrukt of ontfpannen worden , of alle de andere worden in wanorde gebragt- Ieder ontwerp, dat nuttig is voor een zekeren rang van burgers of voor een haatelyk oogenblik, kan heilloos worden voor de geheele Natie en fchadelyk geduurende eene lange reeks van jaaren. Vernietig of verander een groot lichaam, die ftuiptrekkende beweegingen, welke men fchokken van Staat noemt, zullen den Nationaalen klomp in beweeging brengen, die, misfehien, eeuwen lang daar van gevoel zal hebben. Alle nieuwigheden moesten onmerkbaar zyn, uit de noodzaaklykheid gebooren worden, aan de hand worden g; geeven door eene foort van openbaar  DER BEIDE INDIEN. 263 baar geroep, of ten minften met den algemeenen wensch overeenftemmen. Eensklaps te vernietigen of te fcheppen, is het kwaad verergeren en het goede bederven. Te werken zonder den algemeenen wil raad te pleegen, zonder, om zo te fpree. ken, de meerderheid van ftemmen in het heerfchende begrip op te neemen; dit is de harten en de verftanden vervreemden, alles m kleinagting te brengen, zelf het goede en het eerlyke. Wenschlyk ware het voor Europa, dat de Oppervorften, overtuigd van de noodzaaklykheid om de Regeeringskunde te volmaaken, eene Chineefche fchikking wilden naavolgen. In dit Keizerryk zyn de Staatsdienaars in twee rangen onderfcheiden, in Denkers en Ondertekenaars. Terwyl de laatften bezig zyn met het naazien en afvaardigen van zaaken, doen de eerften niets anders dan ontwerpen beraamen, of de zulken onderzoeken, die hun worden aangebooden. Dit is de bron van alle die verwonderlyke wetten en keuren, die in China de wysfte wetgeeving doen heerfchen door het verftandigst landbeftuur. Geheel Afie zucht onder de dwingelandy; maar in Turkye en in Perfie is het eene overheerfching des begrips, door den Godsdienst: m China is het eene overheerfching der wetten door de Reden. Onder de Mahomethaanen gelooft men in het Godlyk gezag van den Vorst; onder de Chineezen gelooft men in het natuurlyk gezag der beredeneerde wet. Maar in deeze heerfchapR 4 pyen XIX. BOEK.  2G4 GESCHIEDENIS XIX. BOEK. pyen is het de overtuiging, die den wil noopt. In den gelukkigen ftaat van befchaafdheid en kunde, tot welken Europa is gevorderd, gevoelt men ligtlyk, dat deeze overtuiging der verftanden, die eene vrywillige, ongedwongene en algemeene gehoorzaamheid werkt, niet ontftaan kan dan uit eene zekere klaarblyklykheid van de nuttigheid der wetten. Indien de Regeeringen geene Denkers in foldy willen houden, die, misfehien, verdagt of omgekogt zouden worden, zo ras zy loontrekkers waren, dat zy dan ten minften aan de verhevene vernuften veroorlooven om eenigermaate een waakend oog te houden over het algemeene welzyn. leder vernuftig Schryver is een gebooren Overheid van zyn Vaderland. Hy moet, indien hy zulks kan doen, hetzelve verlichten. Zyn regt is zyne bekwaamheid. Onbekend of aanzienlyk burger, welke ook zyn rang of geboorte zy, zyne altoos edele geest ontleent zynen tytel van zyne kundigheden. Zyn Regtbank is de gantfche Natie; zyn Regter is het Algemeen, en niet de Vorst, die hem niet hoort, of de Staatsdienaar, die hem niet wil hooren. Alle deeze waarheden hebben, ongetwyfeld, haare paaien: maar het is altoos gevaarlyker, de vryheid van denken te verdooven, dan dezelve haaren natuurlyken en ongedwongen loop te laaten behouden. De Reden en de Waarheid zegepraalen over de ftoucheid van vuurige verftanden, die  der beide INDIEN. 265 die niet opftuiven dan door het bedwang, en niet getergd worden dan door de vervolging. Koningen en Staatsdienaars, bemint de Volken, bemint de menfchen, en gy zult gelukkig zyn. Zyt dan niet bevreesd voor vrye en gemelyke vernuften, noch voor den opftand der boozen. Het misnoegen der harten is veel meer te duchten: want wanneer de deugd verbitterd of misnoegd wordt, flaat zy zelf tot fnoodheid over. Cato en bruttjs waren deugdzaam; hun was niets overgebleeven dan de keuze tusfchen twee groote euveldaaden, den zelfmoord of den dood van cesar. Herinnerf u dat de Regeering geen ander belang dan de Natie heeft. Alwis dit zo eenvoudig belang in tweeën verdeelt, kent het niet, en moet noodwendig nadeel aan hetzelve toebrengen. Een goede Regeeringsvorm kan zomtyds misnoegden maaken; maar wanneer 'er veelen ongelukkig worden, zonder Jat het algemeen daaruit eenigerlei voordeel trekke, dan is de Regeeringsvorm gebrekkig uit zynen eigen aart. Het menschlyk geflagt is zodanig als men hetzelve wil hebben; de wyze, op welke het geregeerd wordt, doet het ten goede of ten kwaade hellen. Een Staat moet niet meer dan één oogmerk hebben; en dit oogmerk is het openbaar geluk. Ieder Staat heeft zyne wyze om dit oogmerk te bereiken; en deeze wyze is de geest van den Staat, zyn R $ grond- XIX. BOLK.  XIX. boek. 3 ] < 1 a6ö GESCHIEDENIS grondbeginzel, waaraan alles ondergefchikt is. Een Volk kan geene zucht tot kunften, en geene krygsdapperheid bezitten, zonder vertrouwen op en liefde voor de Overheid. Maar zo ras de vreeze alle de andere fpringveeren der ziele geflaakt heeft, is eene Natie niets meer: een Vorst is aan duizend aanflagen van buiten, aan duizend gevaaren van binnen blootgefteld. Veragt van zyne nabuuren, gehaat van zyne onderdaanen, moet hy dag en nacht zidderen voor het lot van zyn Koninkryk en voor zyn eigen leeven. Gelukkig is de Natie, wanneer de Koophandel, de Kunften en Weetenfchappen bloeien. Gelukkig zelf zyn de zulken, welke eene Natie regeeren, wanneer zy dezelve niet willen overheerfchen. Niets is zo gemaklyk te leiden als regtvaardige verftanden: maar niets baat fterker dan zy, de gewelddaadigheid en flaaverny. Geeft verlichte Volken aan de Monarchen; laat de wilde dieren voor de dwingelanden over. De overheerfching groeit op met de foldaaten , en zy wordt door hen verbroken. By haare geboorte is het een Leeuw, die zyne klaauwen verbergt, om ze te laaten groeien. In haare kragt is het een krankzinnige, die zyn lichaam met zyne eigen landen verfcheurt. In den ouderdom is iet een saturntjs, die, naa zyne kinders /erfcheurd te hebben, zich op eene fchanlelyke wyze ziet verminken door zyn ej;en geflagt. De  DER BEIDE INDIEN. 207 De Regeering kan verdeeld worden in Wetgeeving en Staatkunde. De Wetgeeving werkt binnen-, de Staatkunde buitenlands. De woeste en van de jagt leevende Volken hebben niet zo zeer eene Wetgeeving als eene Staatkunde. Van binnen beftuurd wordende door de zeden en het voorbeeld, hebben zy geene verbintenisfen of wetten, dan van de eene Natie met de andere. Verbonden van vrede of vriendfchap maaken hun geheele Wetboek uit. Zodanig waren ten naasten by de Maatfchappyen der aloude tyden. Door wildernisfen vanéén gefcheiden , zonder gemeenfehapoeffening van koophandel of reistogten, hadden deeze Volken geene andere belangen te beflisfen, dan die op het tegenwoordige oogenblik doelden. Een einde te maaken aan eenen oorlog, door het regelen der grensfeheidingen van eenen Staat; hierin beftonden alle hunne onderhandelingen. Dewyl het te doen was om eene Natie te overtuigen, en niet een Hof om te koopen door de minnaaresfen of de gunftelingen van den Vorst, gebruikten zy welfpreekende mannen; en de naam van Redenaar was van de zelfde betekenisfe als die van Afgezant. In de middeleeuw, in welke alles, zelf de geregtigheid, door geweld beflist wierdt; in welke de Gothifche Regeeringswyze, door de belangen, alle de kleine Staaten verdeelde, welke zy, door haare inrigting, vermenigvuldigde: in deeze eeuw hadden de XIX. BOEK.  268 GESCHIEDENIS XIX. BOEK. de Scaatsbandelaars geenen invloed op de op zich zelve leevende en woeste Volken, die geen ander regt dan den oorlog kenden, en geene verbonden, dan een ftilftand van wapenen te houden of de gevangenen te losfen. Geduurende dit lang tydperk van onkunde en barbaarsheid, was alle Staatkunde bepaald aan het Hof van Rome. Zy was aldaar gebooren uit de kunftenaaryen, die den grond geleid hadden van de heerfchappye der Pausfen. Dewyl de Pausfen, door de wetten van den Godsdienst en door de regels der Kerkheerfchappye, invloed hadden op eene zeer talryke Geestlykheid, welke het maaken van nieuwe bekeerden wyd en zyd onophoudelyk uitbreidde in alle Christen Staaten, vestigde al vroeg de verftandhouding, in welke zy met de Bisfchoppen leefden, te Rome een middelpunt van gemeenfchap met alle deeze Kerken, of met alle deeze Natiën. Alle regten waren ondergefchikt aan eenen Godsdienst, die eene uitfluitende heerfchappy oeffende over alle verftanden; deeze Godsdienst nam deel in bykans alle onder* neemingen, 't zy als eene beweegreden, of als een hulpmiddel; en de Pausfen bleeven nimmer in gebreke, door middel der Italiaanfche Zendelingen, welke zy op de Bisfchoplyke zetels van het Christendom geplaatst hadden, zich te doen onderregten van alle onderneemingen, en hun voordeel te doen met alle voorvallen. Hier by hadden zy het grootffe belang: te weeten om  DER BEIDE INDIEN. 26$ • om zich te ftellen in het bezit der algemeene Monarchie. De barbaarsheid der tyden, in welke dit ontwerp beraamd wierdt, verdonkerde niet deszelfs luister en grootschheid. Welk eene ftoutheid van geest, om zonder troepen altoos gewapende Natiën te onder te brengen! Welk een kunst, de zwakheid zelve der Geestlykheid eerwaardig en heilig te doen worden! Welk eene behendigheid, de Throonen, den een naa den anderen, aan te raaken en te doen waggelen, om ze allen in afhanklykheid te houden! Een ontwerp, zo diep en grootsch, niet kunnende volbragt worden, dan in zo verre het niet rugtbaar wierdt, zou niet voegen aan eene erflyke Monarchie, in welke de driften der Koningen en de listen der Staatsdienaaren, in het beleid der zaaken, zo veel onbeftendigheid te wege brengen. Dit ontwerp, en het algemeene plan van uitvoeringe, welk het vereischt, konden den oorfprong hebben alleenlyk in eene verkiesbaare heerfchappy, alwaar het Opperhoofd verkoozen wordt uit een lichaam» dat altoos van den zelfden geest bezield, door de zelfde grondregels geleid wordt; alwaar een Hof, uit Edelen beftaande, meer den Vorst regeert, dan dat het zich door hem laate regeeren. Terwyl de Italiaanfche Staatkunde een waakend oog liet gaan door geheel Europa, en de gelegenheden waarnam om de Kerkelyke magt uit te breiden en te bevestigen, aanfchouwde ieder Vorst met een on- XIX. BOEK,  XÏX. BOEK. 270 GESCHIEDENIS onverfchillig oog dc Staatsomwentelingen, welke buitenlands voorvielen.' De meesten waren te zeer bezet met het bevestigen van hun gezag in hunne eigen Staaten» en met het betwisten van de takken der magt aan verfcheiden lichaamen, die daar van in het bezit waren, of die tegen de natuurlyke ftrekking van de Eenhoofdige Regeeringe tot dwingelandye worftelden: zy waren geen meester genoeg van hun eigen erfdeel, om zich bezig te kunnen houden met de zaaken hunner nabuuren. De vyftiende eeuw deedt eene andere orde van zaaken uitbotten. Wanneer de Vorften hunne kragten verzameld hadden, wilden zy dezelve beproeven. Dus lang hadden de Natiën elkander den oorlog flegts op de grenzen aangedaan. De tyd van den veldtogt verliep met het byéénzamelen der troepen, welke ieder Baron altoos langzaam op de been bragt. Het waren fchcrmutzelingen tusfchen kleine benden, en geene veldflagen tusfchen legers. Wanneer een Vorst, door verbintenisfen of by erfenisfe, eigendommen in onderfcheidene Staaten hadt verkreegen, vermengden zich de belangen , en de Volken raakten in gefchil. 'Er wierden geregelde troepen vereischt, die in foldy van den Monarch ftonden, om verre van de hand bezittingen te gaan verdeedigen, die niet aan den Staat behoorden. De Kroon van Engeland hadt niet meer provinciën in het hart van Frankryk; maar de Spaanfche Kroon verkreeg regten in Duitschland, en de  der beide INDIEN. 271 de Franfche maakte eifchen in Italië. Zints dien tyd bevondt zich geheel Europa in eene geftadige beurtwisfeling van oorlog en onderhandelinge. De eerzucht, de bekwaamheden en de nayver van karel den V en francois den I leiden den grond van het ontwerp der hedendaagfche Staatkunde. Vóór deeze twee Koningen, hadden de Spanjaards en Franfchen elkander het Koninkryk Napels betwist, op naam der Huizen van Arragon en Anjou. Hunne gefchillen hadden eene hevige gisting veroorzaakt in geheel Italië, en het Gemeenebest van Venetië was de ziel deezer inwendige wederwerkinge tegen twee buitenlandfche Mogendheden. De Duitfchers namen deel in deeze onlusten, als hulpbenden, of als belanghebbers. De Keizer en de Paus Iftaken 'er zich in, nevens bykans het geheele Christendom. Maar francois de I en karel de V verbonden aan hun lot de aandagt, de ongerustheid en het lot van Europa. Alle de Mogendheden fcheenen I zich te verdeelen tusfchen de twee mede: dingende Huizen, om beurtelings het heer» fchende Huis te verzwakken. Het geluk : begunftigde de bekwaamheid, de fterkte : en de list van karel den V. Eerzuchti! ger en minder wellustig dan francois de I, vernietigde zyn karakter het evenwigt, en Europa helde na zynen kant 1 over, doch zette geen beftendigen plooi. Philips de II, die wel alle de behenndige treken, maar niet de krygsdeugden van XIX. BOEK.  XIX. SOEK. Éi 2?a GESCHIEDENIS van zynen vader bezat, erfde iets over van de ontwerpen en bedoelingen zyner eerzucht, en vondt de tyden gunftig om zyn vermogen uit te breiden. Hy putte zyn Koninkryk uit van menfchen en fchepen, en zelf van geld: hy die de Mynen der nieuwe waereld bezat; en liet de Monarchie uitgebreider, maar Spanje zwakker, dan het onder zynen vader geweest was. Zyn zoon geloofde, de ketens van Europa wederom aanéén te zullen fchakelen, door zich te verbinden met dien tak van zyn Huis, welke in Duitschland regeerde. Philips de II hadt 'er zich door agteloosheid van afgezonderd; philips de 111 hervatte dien draad van Staatkunde. Voor 't overige, volgde hy de valfche, bekrompene, bygeloovige en gemaakte beginzels van zynen voorzaat. Binnenlands veel plegtigheden , maar geene geregeldheid, geene fpaarzaamheid. De Kerk liet niet af van den Staat te verflinden. De Inquifitie, dat imisvormig gedrogt, welk zyn hoofd in den hemel en zyne voeten in de helle verbergt, deedt den wortel der bevolkinge verdorren, terwyl de oorlogen in de Volkplantingen derzelver bloem afmaaiden. Buitenlands, altoos de zelfde eerzucht, gepaard met de ofïgefchiktfte middelen. Zagtmoedig en overhaastende in zyne onderneemingen, langzaam en hardnekkig in de uitvoering, bezat philips , de III alle de gebreken, die elkander nadeelig zyn, en die alles doen mislukken. Het weinig leevens en kragts, dat de ftam der Monarchie nog  der beide INDIEN. 273 nog hadt behouden, putte hy uit. RicheLrEu bediende zich van deeze zwakheid van Spanje, en van de zwakheid des KoMngs, over weiken hy den meester fpeelde, om zyne eeuw van zyne behendigheden, en het naageflagt van zynen naam te doen gewaagên. Duitschland en Spanje waren als aanéén verbonden dóór het Huis van Oostenryk: tegen deeze verbintenis voerde hy als een evenwigt aan het verbond van Frankryk en Zweeden. Dit ftelzel zou het werk van zynen tyd geweest zyn, indien het niet het werk van zyn vernuft geweest ware. Gustavus adolphus deedt het geheele Noorden den zegewagen zyner overwinningen volgen. Geheel Europa fpande zamen ter vernederinge van den Oostenrykfchen hoogmoed; en de Pyreneefche vrede deedt de eer der meerderheid van Spanje op Frankryk overgaan. Karel den V hadt men befchuldigd dat hy na de algemeene Monarchie ftondt; lodewyk den XIV wierdt van de zelfde eerzucht befchuldigd. Doch geen van beiden beraamde een zo hoogvliegend en ligt vaardig ontwerp. Beiden namen driftiglyk ter harte de uitbreiding hunner heerfchappye, door het grootmaaken hunner familien. Deeze eerzucht is even natuurlyk aan de gewoone Vorften, zonder eenige bekwaamheid gebooren, en aan de Monarchen van een verheven vernuft, die geene deugden of beginzels van zedelykheid bezitten. Maar noch karel de V VII. deel. S noch XIX. BOEK,  XIX. BOEK. 274 GESCHIEDENIS noch lodewyk de XIV, bezaten die bepaalende neiging, dien aandrang der ziele om alles te tarten , die de veroverende helden maakt; zy hadden niets van alexander. Nogthans bediende men zich van, men zaaide voordeelige onlusten. Niet te fpoedig kunnen dezelve uitgedagt of verfpreid worden, wanneer 'er Mogend, heden opftaan, die geducht zyn voor haare nabuuren. Het is tusfchen de Natiën bovenal, het is ten aanzien der Koningen dat de vreeze de veiligheid werkt. Wanneer lodewyk de XIV rondom zich wilde zien, moest hy, misfehien, verbaasd ftaan, door zich in het bezit van grooter magt te vinden dan hy geloofde. Gedeeltlyk ontftondt zyne grootheid uit de geringe eenftemmigheid, welke tusfchen de magt en de maatregels zyner vyanden heerschte. Europa hadt wel de noodzaaklykheid van een' algemeenen band gevoeld, maar hadt daartoe geen middel gevonden. Door in onderhandeling te treeden met dien Monarch, moedig op zynen voorfpoed en dronken van lof, geloofde men veel te winnen wanneer men niet alles verloor. Eindelyk de beleedigingen van Frankryk, vermenigvuldigd met zyne overwinningen; de ftrekking zyner heimelyke ftreeken om alles te verdeelen, met oogmerk om alleen te heerfchen; de veragting van de trouwe der verbonden; zyn hoogmoedige en gezagvoerende toon: dit alles veranderde den nyd in haat, en maakte de ongerustheid algemeen. -De Vorften zelve, die den groei  DER BEIDE INDIEN. 275 groei zyner magt zonder argwnan gezien of begunfbgd hadden, gevoelden de noodzaaklykheid om deezen misflag van Staat» kunde te verbeteren, en begreepen dat zy gezamentlyk eene magt moesten vereenigen en zamenvoegen, grooter dan de zyne, om hem het oeffenen van dwingelandye over de Natiën te beletten. 'Er wierden Bondgenootfchappeh aangegaan, doch langen tyd zonder uitwerking. Een éénig man wist hen te leiden en te bezielen. Verhit door de zucht tot het algemeene welzyn, welke geene plaats kan vinden dan in groote en deugdzaame zielen, was het een Prins, maar in een Gemeenebest gebooren, die, ten behoeve van gantsch Europa, doordrongen wierdt van de liefde tot de vryheid, zo natuurlyk aan regtvaardige gemoederen. Deeze mensch wendde zyne eerzucht tot een voorwerp, het verhevenfte, en den tydj in welken hy leefde, allermeest waardig. Nimmer kon zyn byzonder belang heni aftrekken van het algemeene belang. Met eene dapperheid, die alles voor hem was, wist hy de nederlaagen te tarten, die hy voorzag; minder voorfpoeds verwagtende van zyne krygsbekwaamheden, dan een gelukkigen uitflag van zyn geduld en zyne Staatkundige werkzaamheid. Zodanig was de toeftand van zaaken, toen de oorlog om de opvolging op den Throon van Spanje Europa in lichter laaije vlamme zette. Zedert het Ryk van Perfie en de heerS 2 fchappy XIX. BOEK.  276 GESCHIEDENIS XIX BOEK. fcbappy der Romeinen, hadt nimmer een zo vette prooi de eerzucht in verzoeking gebragt. De> Vorst, die haar aan zyne Kroon hadt kunnen hegten, zou eigenaartig geraakt zyn aan die algemeene Monarchie, welker beeld allen gemoederen een killen fchrik aanjaagde. Men moest dan beletten dat deeze Throon niet kwam aan eene magt die reeds geducht was, en de fchaal in evenwigt houden tusfchen de Huizen van Oostenryk en Bourbon, die alleen, door het regt van bloedverwantfchap, daar na konden dingen. Mannen, bedreeven in de kennis der zeden en zaaken van Spanje, hebben beweerd, indien men bolingbrooke moge gelooven, dat men, zonder de vyandlykheden, welke Engeland en Holland toenmaals aanrigtten, philips den V zich als zo een goed Spanjaard zou hebben zien gedraagen, als de philipsen zyne voorzaaten, en dat de Raad van Frankryk geenen invloed zou gehad hebben op het ftaatsbeftuur van Spanje; maar dat de oorlog, den Spanjaarden aangedaan, om hun eenen Meester te geeven , hen noodzaakte de toevlugt te neemen tot de vlooten en legers van eene Kroone, die alleen hen kon helpen in het neemen van een Koning, die hun voegde. Dit diepdoordagt en regtmaatig denkbeeld is bekragtigd door de ondervinding van eene halve eeuwe. Nimmer heeft het Spaansch vernuft zich met den Franfchen fmaak kunnen vergelyken. Spanje fchynt, uit hoofde van het karakter zyner in*  'DER BEIDE INDIEN. 277 inwooneren, minder tot Europa dan tot Afrika te b«~hooren. Ondertusfchen beantwoordden de voorvallen aan den algemeenen wensch. De legers en de raadfhgen van het viervoudig verbond maakten een gelyken opgang boven den gemeenen vyand. In ftede van die kwynende en ongelukkige veldtogten, die den Prins van Oranje beproefd, maar niet moedeloos gemaakt hadden , zag men den Bondgenooten alle onderneemingen gelukken. Frankryk, op zyne beurt, overal vernederd en geflagen, was op den kant van zynen ondergang, wanneer de dood des Keizers het weder opbeurde. Toen begreep men, dat de Aartshertog karel, van alle de Staaten van het Huis van Oostenryk koomende te erven, indien hy by Spanje en de Indien die groote erfenis voegde, verrykt met de Keizerlyke Kroon, in zyne handen zou hebben die zelfde buitenfpoorige magt, welke de oorlog het Huis van Bourbon ontrukte. Nogthans bleeven de vyanden van Frankryk hardnekkig by het ontwerp van philips den V te ontthroonen, zonder bedagt te zyn op eenen anderen, welke deszelfs plaats zou vervullen; terwyl de rechtfcbapene Staatkundigen, in weerwil hunner zegepraalen, eenen oorlog moede wierden, van welken de goede uitdagen altoos rampen waren, wanneer zy ophielden geneesmiddelen te zyn. Deeze verfcheidenheid van gevoelens baarde oneenigheid tusfchen de BondgenooS 3 tenj XfX'.ï BOEK.  278 GESCHIEDENIS XIX. BOEK. ] 1 ten; en deeze twist belette dat de vrede van Utrecht hun niet alle de vrugten aanbragt, welke zy zich van hunne voorfpoeden moesten belooven. De beste voormuuren, met welke men de provinciën der Bondgenodten kon dekken, was het ontmantelen der grenzen van Frankryk. Veertig jaaren hadt lodewyk de XIV hefteed om ze te verfterken, en zyne nabuuren hadden met een bedaard gemoed bolwerken zien opwerpen, die hun voor altoos dreigden. Zy moesten geftigt worden : want elke magtige Mogendheid, die zich in ftaat van tegenweer ftelt, beraamt het ontwerp om aan te vallen. Philips bleef op den Spaanfchen Throon zitten; en de oevers van den Rhyn en Vlaanderen bleeven verfterkt. Zints dit tydftip heeft zich geene gelegenheid aangebooden, om de onvoorzigtigheid, by den Utrechtfchen vrede be. gaan, te vergoeden. Frankryk heeft altoos zyne meerderheid aan het vaste land behouden; maar de Fortuin heeft menigmaal derzelver invloed verminderd. De fchaalen der Staatkundige weegfchaale zullen nimmer in een volmaakt evenwigt, noch naauw keurig genoeg zyn om de trappen ran magt met eene juiste naauwkeurigheid te bepalen. Misfehien is zelf dit flelzeï (tan evengelykheid niets dan een bloote ïarsfenlcrrim % Het evenwigt kan alleenlyk /astgefteld worden door verbonden, en de verbonden hébben geene vastigheid, zo ang zy alleenlyk gefiooten zyn tusfchen on-  DER BEIDE INDIEN. 279 onafhanklyke Vorften, en niet tusfchen Naden. Deeze handelingen moeten plaats grypen tusfchen Volken, dewyl zy ten oogmerke hebben den vrede en de veiligheid, die hunne dierbaarfte goederen zyn; maar een volftrekt Vorst offert altoos zyne onderdaanen op aan zyne rusteloosheid, en zyne verbintenisfen aan zyne eerzucht. Maar het is niet alleen de oorlog, die de overmagt der Natiën beflist, gelyk men tot heden toe geloofd heeft; zedert eene halve eeuw heeft de Koophandel daarop veel meer invloeds gekreegen. Terwyl de Mogendheden van het vaste land Europa maten en verdeelden in ongelyke deelen, welke de Staatkunde, door haare Eedgenootfchappen, verbonden en zamenvoegingen, altoos in evenwigt bragt, beraamde een Zeevolk, om zo te fpreeken, een nieuw ontwerp, en onderwierp,door zyne nyverheid, de aarde aan de Zee, gelyk de Natuur haar daar aan hadt onderworpen door haare wetten. Zy fchiep of ontwikkelde dien uitgebreiden Koophandel, die ten grondflage heeft een voortreffelyken landbouw, bloeiende Fabrieken, en de rykfte bezittingen van de vier deelen der waereld. Het is deeze foort van Monarchie, welke Europa aan Engeland moet afhandig maaken, door aan ieder aan de Zee gelegenen Staat weder te geeven de vryheid en de magt, op wier eigendom hy regt heeft op het Element, welk hem omringt. Dit is een ontwerp van algemeen belang, op de natuurlyke billykheid gegrond. Hier drukt S 4 de XIX. BOEK.  28o GESCHIEDENIS XIX. BOEK. de geregtigheid het algemeen belang uit. Niet te dikwyls en te ernftig kunnen de Volken gewaarfchouwd worden om alle hunne kragten te verzamelen, en de hulpmiddelen, welke her. klimaat en de grond, die zy bewoonen, hun aanbieden, te werk te ftellen, ter herwinninge van de algemeene en byzondere onafhanklykheid, in welke zy gebooren zyn. Indien de kundigheden genoegzaam door Europa verfpreid waren, en ieder Natie haare regten en waare voordeden kende, zouden noch het vaste land, noch de Oceaan elkander de wet ftellen; maar 'er zou een wederkeerigc invloed worden vastgefteld tuslchen de Volken der aarde en der Zee, een evenwigt van nyverheid en magt, die hen allen onderlinge gemeenfchap zou doen onderhouden tot het algemeene welzyn. Elk zou zaaien en maaien op het Element, voor hem gefchikt. De onderfcheidene Staaten zouden die vryheid van uit- en invoer genieten, welke tusfchen de provinciën eener zelfde heerfchappye moet plaats hebben. Een groote misflag heerscht 'er in de hedendaagfche Staatkunde; het is, de pooging om zyne vyanden, zo veel mogelyk, te verzwakken. Maar geene Natie kan zich op den ondergang van andere Natiën toeleggen, zonder den weg tot eigene dienstbaarheid te baanen. Ongetwyfeld zyn 'er oogenblikken i in welke het geluk eensflags een Volk een grooten aanwas van magt aanbiedt; maar een fchielyke voorfpoed is niet duurzaam. Dikwyls zou het  DER BEIDE INDIEN. 28r het beter zyn, zyne mededingers te onderfcbraagen, dan hen te onderdrukken. Sparta weigerde Athene in flaaverny te brengen; en het berouwde Rome, dat het Karthago hadt verdelgd. Deeze verhevenheid van gevoelens, welke nog meer aan de Natiën dan aan de Koningen voegt, zou der Staatkunde veele misdaaden en leugens befpaaren ; veele neteligheden en pynigingen van het verftand aan de Staatsmannen. Heden ten dage heeft de ingewikkeldheid van zaaken de onderhandelingen zeer bezwaarlyk gemaakt. De Staatkunde, gelyk aan het verfp'edend Inzekt, welk in 'het duistere zyne netten weeft, heeft zyn webbe gefpannen in het midden van Europa, en het, om zo te fpreeken, aan alle Hoven vastgemaakt. Men kan niet één draad aanraaken, zonder aan allen te trekken. De klemfte Vorst heeft eenig verborgen belang by de verbonden tusfchen de groote Mogendheden- Twee kleine Duitfche Vorften kunnen geen leengoed of ftuk lands verruilen, zonder daarin gedwarsboomd of onderfteand te worden van de Hoven van Weenen, VerfaiJIes en Londen. Jaaren lang moet 'er in alk- Kabinetten gehandeld worden over eene kleine grondsvereffening. Het bloed der Volken is de eenige zaak, waarover niet gedongen wordt. Een oorlog wordt in twee dagen beflooten; met het fluiten van een vrede wordt jaaren gedraald Deeze langzaamheid in de onderhandelingen, die uit de natuur der zaaken den oorfprong neemt, S 5 is iix, BOEK.  282 GESCHIEDENIS XTX. boek. is daarenboven aan het karakter der Staatshandelaaren verknogt. De meesten zyn weetnieten, die met eenige kundige lieden handelen. Misfehien zyn 'er twee of drie verftandige en oordeelkundige Kabinetten in Europa. Alle de overige zyn overgeleverd aan indringers, aan het bewind van zaaken gekoomen door de driften en fchandelyke vermaaken van eenen Meester en zyne Minnaaresfen. Een mensch koomt aan bet Staatsbefiuur zonder het te kennen; hy neemt het eerfte ontwerp aan, dat zyner grilligheid wordt aangebooden; by agtervolgt het zonder het te verftaan, met te meer hardnekkigheids, als hy minder kundigheden bezit; hy werpt het geheele gebouw zyner voorzaaten omverre, om den grond te leggen van het zyne, welk geene ftandhoudende hoogte zal bereiken. Het eerfte zegwoord van den Staatsdienaar richelieu was: De Raad is van grondregel veranderd. Misfehien is 'er niet een onder de opvolgers van richelieu geweest, welke dit zegwoord niet voortgebragt of gedagt heeft, 't welk eenmaal nuttig was in den mond van een éénig mensch. Alle menfchen, die een openbaar karakter bekleeden, bezitten de verwaandheid, niet alleen om de pragt hunner uitgaven, hunner leevenswyze en houdinge af te meeten by het aanzien hunner bedieninge; maar ook het denkbeeld, welk zy van hun verftand hebben, te verheffen, naar gelang van den invloed van hun gezag. Wan-  DB-R BEIDE INDIEN. 283 Wanneer de Natie groot en magtig is, Wat moeten dan die geenen zyn, welke haar regeeren? Het Hof en het Volk zeggen het, maar in twee zeer verfchillende betekenisfen. De Staatsdienaars zien niets in hunne bediening, dan de uitgebreidheid hunner regten; het Volk ziet 'er niets in, dan de uitgebreidheid hunner pligten. Het Volk heeft gelyk: dewyl, ten langen laatfte, de pligten en de regten van ieder Regeeringsvorm geregeld behoorden te zyn naar de behoeften en neigingen van ieder Natie. Maar dit beginzel van het Natuurlyk regt is niet toepasfelyk op den gezelligen ftaat. Dewyl de Maatfchappyen, welke ook derzelver oorfprong zy, bykans allen beftuurd worden door het gezag van een éénig mensch, zyn de maatregels der Staatkunde ondergefchikt aan het karakter der Vorften. Is een Koning zwak en wispeltuurig, zyne Regeeringswyze zal veranderen met zyne Staatsdienaars, en zyne Staatkunde, met zyne wyze van beftuur. Beurtlingjr zal hy hebben blinde of kundige, ftandvastige of ligtvaardige, ondeugende of oprechte, hardhartige of menschlievende, tot den oorlog of tot den vrede genegene Staatsdienaars: van zulk eene geaartheid, in één woord, als de wislèlvalligheid der kuiperyen hem zal geeven. Dusdanig een Regeeringsvorm zal geen vast ontwerp noch beftendigen loop van Staatkunde hebben. Met dusdanig een Regeeringsvorm, zullen alle andere geene beftendige doeleinden en maat- XIX. BOEK.  XIX BOEK, a?4 GESCHIEDENIS maatregels kunnen volgen. De Staatkunde moet alsdan met den wind van het tegenwoordige waaien; dat wil zeggen, met de byzondere geaartbeid en grilligheden van den Vorst. Onder eene zwakke en pngeftadige heerfchappy moet men geene dan kortduurende belangen hebben, en verbintenisfen, die ondergefchikt zyn aan de onbeftendightid van het Ministerie. Maar geheel verfchillende is het lot der Natiën en het Staatkundig belang in de Gemeenebest - Regeeringen. Dewyl hier het gezag berust in het lichaam des Volks, ontmoet men 'er algemeene beginzels en belangen , die in de Staatshandelingen heerfchen. De uitgeftrektheid van een ontwerp moet hier niet bepaald worden by de duurzaamheid van het Ministerie, of het leeven van een éénig mensch. De algemeene neiging, welke leeft en ftand houdt in de Natie, is de eenige regel der Staatshandelingen. Ik wil niet zeggen, dat een magtig burger, een welfpreekend Volksleider niet zomtyds eene Volksregeering bezyden het pad der Staatkunde kan aftrekken; doch men wordt fpoedig wederom te rechte gebragt. De misdagen, zo wel als de voorfpoeden, zyn hier lesfen. Het zyn groote -gebeurtenisfen, en geen menfchen, die de tydftippen zyn in de gefchiedenis der Gemeenebesten. Nutloos tragt men, onder een vry Volk, een verdrag van vrede of vriendfchap, door kuipery of list te bewerken. Zyne grondregels doen het altoos tot zyne waare belangen  DER BEIDE INDIEN. 285 gen wederkeeren, en alle verbintenisfen maaken aldaar plaats voor de hoogfte wet. Hier, gelyk elders het goedvinden van den Meester, doet het heil des Volks alles af. Deeze tegenftelling van Staatkundige grondregels heeft de Volks regeeringen verdagt of gehaat gemaakt by alle willekeurige Vorften. Zy hebben gevreesd, dat de Gemeenebestgezindheid doordrong tot hunne onderdaanen, wier ketens zy dagelyks meer en meer vastklonken. Van hier dat men eene heimelyke zamenzweering befpeurt tusfchen alle Monarchen, om de vrye Staaten ongevoelig te verdelgen en te ondermynen. Doch de vryheid zal uit den fchoot der onderdrukkinge gebooren worden. Zy is verborgen in alle harten: door de openbaare Ichriften zal zy in dé verlichte zielen, en door de dwingelandy in de ziel des Volks overgaan. Alle menfchen, en dit tydftip is niet verre van de hand, zullen gevoelen, dat de vryheid het eerfte gefchenk des Hemels, zo wel als het eerfte zaad der deugd is. De werktuigen der dwingelandye zullen daar van de verwoesters worden; en de vyanden der menschlykheid, de zulken, die heden ten dage alleenlyk gewapend fchynen om haar te beftryden, zullen ter haarer verdeediginge het harnas aanfchieten. Met den oorlog is het gelegen als met de zamenleeving; men heeft dien ontmoet in alle cyden en in alle landen; maar de krygskunde wordt gevonden alleenlyk in ze- XDC BOEK.  XÏX. BOEK. m GESCHIEDENIS zekere eeuwen en onder zekere Volkeri. De Grieken ontdekten dezelve, en overwonnen alle magten van Aüe. De Romeinen bragten haar tot volmaaktheid, en veroverden de waereld. Deeze twee Natien, waardig om over alle andere te regeeren, dewyl zy door vernuft en deugd groot wierden, waren hunne meerderheid verfchuldigd aan het voetvolk, waarin de mensch alleen, zich in alle zyne kragt vertoont. De Phalangen en de Legioenen voerden overal de overwinning mede. Toen de verwyfdheid, meer dan de nyverheid, de Ruitery in de legers de overhand hadt doen verkrygen, verloor Rome veel van zynen roem en van zynen voorfpoed. In weerwil van de krygsrucht zyner troepen, kon het geen weêrftaud bieden aan barbaarfche Natiën, die te voet ftreeden. Het leedt, egter, niet lang, of deeze half woeste menfchen, die met de wapens en de kragten der Natuure alleen, het uitgebreidfte en befchaafdfte gebied van 't Heelal hadden te onder gebragt, veroverden insgelyks hun voetvolk en Ruitery. Deeze wierdt eigenlyk de flagorde of het leger genoemd. De gantfche Adel, die alleen de landeryen en regten, die aanhangzels der overwinninge, bezat, wilde te paerd klimmen; en het flaaffche Volk wierdt te voet gelaaten, bykans zonder wapens en zonder eere. In een tyd, in welken het paerd het onderfcheidend kenmerk van den Edelman was;  DER BEIDE INDIEN. 287 was; toen de mensch niets, en de Ridder alles was; toen de oorlogen niets anders dan invallen waren, en de veldtogten flegts één dag duurden; toen het voordeel beftondt in den fpoed der optogten : toen befliste de Ruitery het lot der legers. Ge, duurende de dertiende en veertiende eeuw, hadt Europa, om zo te fpreeken, niets dan Ruitery. De vlugheid en fterkte der menfchen vertoonden zich niet meer in het worftelen en kampvegten, in de oeffening der handen en in alle de fpieren van het lichaam; maar in de fteekfpelen, in het behandelen van een paerd, in het werpen van een fpeer in vollen ren. Dit flag van oorlog, beter voegende aan zwervende Tartaaren, dan aan beftendige en aan een vast verblyf bepaalde Maatfchappyen, was een der gebreken van de Leenregeeringe. Een geflagt van veroveraaren, welk overal zyne regten in zyn zwaard voerde; welk zynen roem en zyne verdienfte in zyne wapens ftelde; welk geene andere bezigheid hadt dan de jagt, kon niet anders dan te paerd reizen, met al dien omflag van hoogmoed en heerschzucht, welk het van een ruuwen geest moest ontleenen. Maar benden van zwaar gewapende Ruiterye, wat vermogten deeze in het aanvallen en befchermen van kasteden en fteden, binnen welke men door muuren en gragten wierdt beveiligd? Het was deeze onvolmaaktheid der krygskunde, welke zonder tusfchen poozen eeuwen agter elkander deedt duuren , den oor- XfX BOEK,  488 GESCHIEDENIS XIX. boek. oorlog tusfchen Frankryk en Engeland. Het was by gebrek aan ftrydbaare mannen dat men geduuiig ftreedt. Maanden waren 'er noodig tot het verzamelen, wapenen en te velde leiden van benden, die aldaar flegts eenige weeken moesten blyven. De Koningen konden flegts een zeker getal van Leenmannen opontbieden, en voor een bepaalden tyd. De Heeren hadden geen verder regt om onder hunne ftandaarden te verzamelen, een klein getal hoefpagters, op zekere voorwaarden. De plegtigheden en de regels verfpilden al den tyd in den oorlog, gelyk zy al het geld in de Regtbanken verfpillen. De Franfchen, ten langen laatfte, het moede geworden zynde, de Engelfchen geduurig te moeten verjaagen, gelyk aan het paerd, welk de hulp van den mensch tegen het hert verzoekt, lieten zich het juk en den last opleggen, welke zy heden ten dage draagen. De Koningen bragten, op hunne kosten, fïeeds dienende troepen op de been. Karel de VII, naa de Engelfchen met huurlingen verjaagd te hebben, toen hy zyn leger afdankte, behieldt negen duizend man Ruitery, en zestien duizend man voetvolk. Dit was de oorfprong der vernederinge van den Adel, en van den aanwas der Monarchie; van de Staatkundige vryheid der Natie buitens-, maar van haare burgerlyke flaavernye binnenslands. Het Volk wierdt niet verlost uit de Leendwingelandy, dan om ten eenigen dage onder de over- heer-  DER BEIDE INDIEN. 289 heerfching der Koningen te vervallen: zo zeer fcbynt het menschlyk geflagt tot flaaverny gebooren! 'Er moesten Fondfen aangeweezen worden ter befoldiginge eener krygsmagt; en de belastingen wierden ëigendunkelyk en onbepaald, gelyk het getal der foldaaten. Deeze wierden over de onderfcheidene plaatzen van hetKoninkryk verdeeld, onder voorwendzel van de gren. zen des Ryks tegen den vyand te dekken; maar, in de daad, om de onderdaanen in bedwang te houden en te onderdrukken. De Krygsoverften, de Bevelhebbers, de Gouverneurs, waren altoos gewapende werktuigen tegen de Natie zelve. Zy hielden op zich zeiven en hunne foldaaten aan te merken als burgers van den Staat, eeniglyk aangefteld ter verdeediginge van de bezittingen en regten des Volks. In het Koninkryk niemand dan den Koning kennende , waren zy gereed om in zynen naam hunne vaders en broeders te vermoorden. In één woord, de Nationaale krygsmagt was niets anders meer dan eene Koninklyke krygsmagt. De uitvinding van het buspoeder, die zwaare kosten en groote toebereidzels, fmeederyen , magazynen en arzenaalen vorderde, ftelde de legers meer dan voorheen onder de afhanklykheid der Koningen, ert ftelde het voordeel van het voetvolk boven de Ruitery, buiten alle tegenfpraak. Deeze leende aan het vuur der anderen de zyde van den mensch en van het paerd. Een van het paerd geworpen Ruiter was VII. deel. T een XIX. BOEK.  XIX. SOEK. 290 GESCHIEDENIS een kragtloos of verboren man; het paerd zonder Ruiter verfpreidde verwarring en wanorde door alle geleederen. Het grof en klein gefchut rigtten in de Eskadrons eene verwoesting aan, bezwaarlyker te herftellen dan in de Batailbns. Eindelyk, de menfchen konden voor minder gelds gekogt en onder de tucht gebragt worden dan de paerden: dit was de reden dat de Koningen gemaklyk aan foldaaten kwamen. Dus was het dat de nieuwigheid van karel oen VII, heilloos voor zyne onder, daanen, ten minften met opzigt op het toekoomende, een fchriklyk voorbeeld gaf voor de vryheid van alle Volken van Europa. Ieder Natie moest zich in ftaat van tegenweer ftellen tegen eene altoos gewapende Natie. De Staatkunde, indien men haar kende, in eenen tyd, toen de kunften, de geleerdheid en den koophandel nog geene gemeenfchap tusfchen de Volken hadden geopend, de Staatkunde wilde dat de Vorften gelykerhand den geenen zouden hebben aangetast, die zich in een ftaat van aanhoudenden oorlog hadt gefield. Doch in ftede van hem te noodzaaken de wapens neer te leggen, vatteden zy ze zeiven op. Te fpoediger won deeze be. fmetting veld, dewyl zy het eenige geneesmiddel fcheen tegen het gevaar van eenen inval, de eenige waarborg van de veiligheid der Natiën. Ondertusfchen mangelde het overal aan de noodige kundigheden om het voetvolk onder krygstucht te brengen, waar van men  DÈR BEIDE INDIEN. 291 men de aangelegenheid begon te gevoelen. De wyze van vegten, van welke de Zwitzers zich tegen de Bourgondiërs hadden bediend, hadt hen zo vermaard als geducht gemaakt. Met zwaare deegens en lange hellebaarden, hadden zy de paerden en de menfchen der Leen-Krygsmagt telkens geveld. Zeiven ondoordringbaar, in digte kolommen voorttrekkende, verfloegen zy alles wat hen aantastte, alles wat zy ontmoette. Ieder Mogendheid wilde zulke foldaaten hebben. Maar de Zwitzers, bemerkende hoe zeer men hunnen arm behoefde, en zich te duur doende koopen, moest men het befluit neemen om hen te kunnen ontbeeren, en overal een Natio» naai voetvolk op de been te brengen, om niet afhanklyk te zyn van deeze hulpbenden. De Duitfchers waren de eerflen, die eene krygstucht aannamen, welke niets dan lichaamsfterkte en ondergefchiktheid van gemoederen vorderde. Gebooren in een land vrugtbaar in menfchen en paerden, bereikten zy bykans de vermaardheid van het Zwitzerfche voetvolk, zonder het voordeel hunner Ruiterye te verliezen. De Franfchen, leevendiger van aart, namen bezwaarlyk en langzaam eene foort van krygsmagt aan, die alle beweegingen belemmerde, en meer gedulds dan vuurs fcheen te vereifcheh. Maar de zucht tot naavolging en nieuwigheid kreeg, onder eene ligtvaardige Natie, de overhand over de trotsheid, zo gefteld op haare gebruiken. Ta De XIX. JiÖEK.  XIX. SOEK. 292 GESCHIEDENIS De Spanjaards, in weerwil van den I hoogmoed, die hun verweeten wordt, muntten uit boven de Zwitzers, door het I volmaaken der krygstucht van dit oorlog- > zuchtig Volk. Zy rigtten een voetvolk ; op, welk beurtelings de fchrik en de verwondering van Europa was. Naar maate het voetvolk toenam, hielden overal het gebruik en de dienst der Leen-Krygsmagt op, en de oorlog wierdt | meer en meer uitgebreid. Eeuwen agter- I een hadt de Nationaale toeftand aan de I verfchillende Volken niet toegelaaten, de 1 grenzen hunner Staaten te overfchreedea: j om elkander te gaan vermoorden. De e oorlog wierdt alleenlyk gevoerd op de grenzen, tusfchen nabuurige Volken. Naadat Frankryk en Spanje hunne wapens beproefd hadden in de afgelegenfte gewesten van Italië, was het niet meer doenlyk, de edele en onedele Leenmannen op te ontbieden om op eigen kosten den Koning te velde te dienen: dewyl het, in de daad, niet de Volken waren, die elkander beoorloogden, maar de Koningen met hunne troepen, tot roem van hunne perfoonen of familien, zonder eenige agt te Haan op het heil der onderdaanen. De Vorften benaarftigden zich niet om den Nationaalen hoogmoed der Volken in hunne gefchillen te betrekken; maar eeniglyk om te verzwakken of te onder te brengen die onafhanklykheid, die nog in eenige genootfchappen worftelde tegen het volftrekt ge-  der beide INDIEN. 293 zag, waartoe zy zich allengskens verheven hadden. Gantsch Europa ftondt in brand. De Duitfchers zag men in Italië; de Italiaanen in Duitschland; de Franfchen in deeze beide gewesten; de Turken voor Napels en Nice; de Spanjaarden gelyktydig in Afrika, in Hongane, in Italië, in Duitschland, in frankryk en in de Nederlanden. Alle deeze Natiën, haare wapens in haar bloed wettende en wasfchende, wierden onderweezen in de weetenfchap, om elkander, volgens eene onbedriegelyke orde en regel, te verflaan en te verdelgen. De Godsdienst deedt de Duitfcherc tegen de Duitfchers, de Franfchen tegen de Franfchen, maar voornaamlyk Vlaanderen tegen Spanje het harnas aanfchieten. In de moerasfen van Holland mislukte alle de woede van een' fchynbeiJig' en dwingelandifch' Koning; van een' bygeloovig' en bloeddorftig' Vorst; van twee philipsen en een Hertog van Alba. In de Nederlanden zag men een Gemeenebest voortkoomen van de galgen der dwingelandye en de brandfhaken der Inquifitie. Naadat de vryheid haare ketens verbroken, en eene fchuilplaats in den Oceaan hadt gevonden , wierp zy haare bolwerken op aan het vaste land. De Hollanders vonden 't allereerst de kunst uit om de plaatzen te verfterken: zo zeer is het vernuft en de oorfpronklyke uitvinding de eigendom van vrye zielen. Overal wierdt hun voorbeeld naagevolgd. De uitgebreide Staaten behoef. T 3 de XIX. BOEK.  XIX. SOEK. 294 GESCHIEDENIS de alleenlyk hunne grenzen te verfterken, Duitschland en Italië, onder veele Vorften verdeeld, wierden van het eene einde tot het ander met fterke Kasteelen bezaaid. Men kan 'er niet reizen, zonder eiken avond, voor ieder ftad, geflootene poorten en opgehaalde bruggen te ontmoeten. Terwyl Holland de kunst om de plaatzen te bouwen, aan te tasten en te verdeedigen, tot volmaaktheid hadt gebragt, befchaafde Zweeden, om zo te fpreeken, de krygskunde te velde. Gustavus adolfus verftondt in de hoogfte volkomenheid de oorlogskunde, welke de andere Natiën by tusfchenpoozen bezeeten hebben; doch die de Duitfchers beftendig bewaard hebben , als een erfdeel van hun klimaat. Elders zyn nog foldaaten; maar Duitschland alleen heeft Veldoverften. Op eene in 't oogloopende wyze bevorderde lodewyk de XIV deeze kunst, die zedert honderd jaaren geoeffend wierdt. Aan dien Monarch is het menschlyk verHand verfchuldigd het gebruik der uniformen; het voeren van de bajonet aan het einde van den fnaphaan; zich met voordeel te kunnen bedienen van het grof gefchut; in één woord, zich op het moorddaadigst te kunnen bedienen van vuur en yzer. De Koning van Pruisfen alleen heeft de kunst gefchapen om de legers onder krygstucht te brengen, in de veldflagen te gebieden, en ze in eigen perfoon te winnen. Deeze  der beide INDIEN. 295 Deeze Vorst, wien eene andere Natie nog beter gediend, en ongetwyfeld hooger zon geroemd hebben, dan de zyne vermogt; deeze Koning, die, zedert alexander den grooten, in uitgebreidheid en verfcheidenheid van bekwaamheden, zyns gelyken in de Gefchiedenisfen niet gehad heeft; hy, die, zonder door de Grieken gevormd te zyn, de Lacedemoniërs heeft weeten te vormen; eindelyk, deeze Koning, die, beter dan iemand anders, verdiende zynen naam aan zyne eeuw te geeven, ais een tytel van grootheid en nayver met de fchitterendfte eeuwen : de Koning van Pruisfen heeft de beginzels van den oorlog veranderd, door, in zekeren zin, den voorrang te geeven aan de voeten boven de handen; dat wil zeggen, door de fnelheid zyner beweegingen en den fpoed zyner optogten heeft hy altoos zyne vyanden overtroffen, zelf wanneer hy ze niet overwonnen heeft. Alle Natiën van Europa zyn genoodzaakt geweest om by hem ter krygsfchoole te gaan, om niet van hem onder het juk gebragt te worden. Hy zal den roem hebben, dewyl het roem is, den oorlog gebragt te hebben tot een trap van volmaaktheid, boven welken zy, gelukkiglyk, niet kan klimmen. Niet aan hem, maar aan lodewyk den XIV, moet toegefchreeven worden, die verbaazende vermenigvuldiging van troepen, die ons, zelf te midden van den vrede, het fchouwtooneel van oorlog vertoonen. Naar het voorbeeld van dien T 4 Mo- XIX. BOEK.  XIX, BOEK, 296 GESCHIEDENIS Monarch, die altoos talryke benden op de been hieldt, hebben alle Vorften van Europa, zo kleinen als grooten, troepen onderhouden, die, door de kostbaarheid haarer befoldiginge, meer tot last der onderdaanen ftrekten, dan nuttig voor de veiligheid van den Staat waren. Eenige der bekwaamfte Vorften hebben deeze troepen verhuurd aan groote Mogendheden; en, door een tweevoudig voordeel, hebben zy veel gelds weeten te bedingen voor een bloed, 't welk altoos verkogt en nimmer vergooien wierdt. Men fpreekt van de eeuwen van barbaarsheid der Leenregeeringe; en ondertusfchen was de oorlog toenmaals een ftaat des gewelds, een tyd des onweders; terwyl dezelve heden ten dage bykans de ftaat der natuure is. De meeste Regeeringsvormen zyn of worden krygskundig; de volmaaktheid der krygstucht zelve is 'er een bewys van. De veiligheid in de veldlegeringen; de gerustheid in de fteden, 't zy de troepen aldaar doortrekken of 'er vertoeven; de geregeldheid, welke rondom de legerplaatzen en in de bezettingen heerscht: dit alles duidt wel aan, dat de wapens onder den teugel zyn, maar tevens dat alles aan de magt der wapenen onderworpen is. Indien men de losbandigheid en rooflust van den foldaat beteugelt, de Volken moeten deeze veiligheid duur betaalen, door het opbrengen van belastingen en krygsdienften. De veldflagen doen niet alleen de oorlogen heilloos worden. Een millioen men-  DER BEIDE INDIEN. 297 menfchen, gedood of verlooren, is van weinig belangs, in vergelyking van de honderd millioenen zielen, welke Europa be vat. Maar deeze millioen is de bloem der bevolkinge, de keur der jongelingfchap, de ziel der hervoortbrenginge, de zenuw van de nyverheid en arbeid. Om deeze millioen foldaaten te onderhouden en aan te vullen, moeten alle rangen der Maatfchappye bezwaard worden, die, el. kander dringende en drukkende, den laat. ften, den noodzaaklyften van allen, dien der Akkerlieden, verpletteren. De vermeerdering der belastingen en de moeilykheid van beftaan, doen van honger en gebrek fterven die zelfde gezinnen, die de moeders en voedfterlingen der werkplaatzen en der legers zyn. Een tweede ongemak: de vermeerdering van foldaaten is eene vermindering van dapperheid. Weinige menfchen worden tot den oorlog bekwaam gebooren. Indien men Lacedemonie en Rome uitzondert, alwaar de burgers, de vrye vrouwen foldaaten baarden; alwaar de kinders in flaap vielen en ontwaakten onder het gefchal van krygstrompetten en oorlogsliederen; alwaar de opvoeding de menfchen veraarte, en van hun weezens van eene nieuwe foort maakte: alle Volken hebben ten allen tyde flegts een klein getal helden yoortgebragt. Van hier dat hoe minder er gekweekt worden, hoe zy meer waardig zyn. Onder onze vaderen, in voorgaande dagen, minder befchaafd en fterker T 5 dan XIX. BOEK.  XIX. BOEK. 298 GESCHIEDENIS dan wy, waren de legers minder talryk dan de onze, en de oorlogen beflisfender. Men moest een edelman of ryk zyn, om in den kryg te kunnen dienen. Het voeren der wapens was een regt, eene eer. Men zag geene dan vrywilligen onder de ftandaarden. De verbintenisfen namen een einde met den veldtogt. Een man, die op den oorlog niet gefield was, kon 'er zich van onthouden. Daarenboven, heersch. te 'er meer van die hitte des bloeds en edelheid van gevoelens, die de waare krygsdapperheid uitmaakt. Heden ten dage, wat roem is 'er gelegen in het dienen van Vorften, die de menfchen by de voetmaat meeten, hen fchatten naar het geld, welk zy hun kosten, hen door geweld of list in dienst neemen, hen behouden en afdanken, gelyk zy hen hebben aangenomen, zonder hunne toeftemming? Welke eer is 'er in het dingen na het opperbevel over de legers, onder den kwaadaartigen invloed der Hoven, daar alles om niets gegeeven en genomen wordt; daar, uit grilligheid, menfchen zonder verdienfte en zonder misdaaden bevorderd en afgezet worden! Van hier, uitgezonderd het geval van opkoomende heerfchappyen en hachelyke oogenblikken, dat hoe meer foldaaten 'er in een Staat zyn, hoe de Natie meer verzwakt wordt, en hoe een Staat meer verzwakt, hoe men de foldaaten fterker vermenigvuldigd. Een derde ongemak: de verfterking der krygsmagt baant den weg tot overheerfching. De  DER BEIDE INDIEN. 299 De talryke benden, de verfterkte plaatzen, de magazynen en arzenaalen, kunnen de vyandlyke aanvallen afkeeren; maar terwyl zy een Volk tegen de aanflagen van een veroveraar beveiligen, ftellen zy het niet in veiligheid tegen de onderneemingen eens dwingelands. Zo veele foldaaten doen niets anders dan de keten van volflagene flaaven vasthouden. De zwakfte mensch is dan de fterkfte. Dewyl hy alles kan, wil hy alles. Door de wapens alleen, tart hy het begrip en dwingt den wil. Met foldaaten heft by belastingen; met belastingen werft hy foldaaten. Hy verbeeldt zich zyn magt te oeffenen en ten toon te ftellen, door het vernielen van 't geen hy gefchapen heeft; doch hy arbeidt in het niets en om niets. Hy hervormd geftadig zyne krygsmagt, zonder immer eene Nationaale magt weder te vinden. Te vergeefs wapent hy handen, altoos opgeheven over het hoofd des Volks; indien zyne onderdaanen voor zyne troepen beevea, zyne troepen zullen voor den vyand vlugten. Maar dan is het verlies van een veldflag het verlies van een Koninkryk. Alle harten, van den Vorst vervreemd, vliegen van zelve onder een vreemd juk, dewyl 'er by een veroveraar nog hoop overig is, en men by een dwingeland niets dan vreeze gevoelt. Wanneer de voortgang der Krygsregeeringe de willekeurige heerfchappy heeft aangebragt, dan is 'er geene Natie meer. De troepen zyn welhaast ongebonden en worden verfoeid. De ge* XIX. BOEK.  3oo GESCHIEDENIS XIX. BOEK. gezinnen droogen uit en vergaan in de onvrugtbaarheid der elende en der losbandig- • heid. De geest van oneenigheid en haat dringt door in alle ftanden, beurtelings bedorven en veragtlyk. De genootfchappen verraaden, verkoopen, berooven en leveren elkander beurt om beurt over aan de roede des dwingelands. Hy zift, hy zeeft, hy perst ze allen in zyne hand, hy verflindt en vernietigt ze. Zodanig is het einde dier oorlogskunde, die tot Krygsregeering leidt. Laat ons zien, hoedanig een invloed de Zeemagt hebbe. De ouden hebben ons bykans alle kunften overgeleverd, die met de geleerdheid zyn begonnen te herleeven, maar in de krygsmagt ter Zee overtreffen wy hen. Tyrus en Sidon, Karthago en Rome hebben genoegzaam niets anders dan de Middelandfche-Zee gezien; en om deeze Zee te doorkruizen, hadden zy niets noodig dan houtvlotten, galeien en roeiers. De Zeegevegten konden toenmaals bloedig zyn; maar de kunst van het bouwen en uitrusten van vlooten moest onbefchaafd zyn. Om uit Europa na Afrika over te ftee. ken, behoefde men, om zo te fpreeken, niets dan platte vaartuigen, die de Karthagers of Romeinen aan land zetteden: want deeze waren de eenige Volken, die de Zee met hun bloed verfden. De Athenen en de Gemeenebesten van Afie hielden zich, gelukkiglyk, meer met den koophandel dan met den oorlog bezig. Naadat deeze beroemde Natiën de raad en  DER BEIDE INDIEN. 301 en de Zee aan plonderaars en zeeroovers hadden overgelaaten, bleef de zeemagt, twaalf eeuwen lang, in den ftaat van vergeetelheid, in welken alle andere kunften gevallen waren. Die zwermen barbaaren, die het lyk en het geraamte van Rome veiflonden, kwamen van de Baltifche Zee, op houtvlotten of praauwen, onze kusten van den Oceaan pionderen en verwoesten; doch zonder het vaste land uit het oog te verliezen. Het waren geene togten, maar landingen, die eiken dag herhaald wierden. De Deenen en Normannen waren niet geregeld gewapend, en konden niet dan te lande ftryden. Eindelyk fchonk het geval of China het kompas aan Europa, en het kompas fchonk hetzelve Amerika. De geftreeken naald, den zeelieden aanwyzende, hoe veel zy het Noorden naderden» of daar van afweeken, verftoute hen om grooter togten te onderneemen, en maanden agtereen buiten het gezigt van het land te zeilen. De Meet- en Starrekunde leerden het meeten van den loop der ftarren, door haar de lengte te bepaalen, en ten naasten by te gisfen, hoe verre men het Oosten of Westen naderde. Toen kon men weeten, op welk eene hoogte, en op hoe verren afftand men zich van alle kusten der aarde bevondt. Hoewel de kennis der lengten veel onnaauwkeuriger dan die der breedten is, beiden hadden wel dra den voortgang der Zeevaartkunde genoeg verhaast, om de Krygskunde ter Zee te doen geboo- ren XIX. BOEK.  XÏX. BOEK. < i j < 3 302 GESCHIEDENIS ren worden» Ondertusfchen nam zy een aanvang met de galeien, die in 't bezit waren van de Middelandfche-Zee. De vermaardfte Zeeflag in de Jaatere tyden was die van Legante, welke, voor twee honderd jaaren, gevogten wierdt, tusfchen twéé honderd vyftig Christen, en twee honderd zestig Turkfche galeien. Italië, welk alles gevonden en niets behouden heeft, Italië alleen hadt deeze verbaazende krygsmagt uitgerust; doch het bezat toenmaals tweemaal zo veel koophandel, ryk. dommen en inwooners als tegenwoordig. Daarenboven waren deeze galeien niet zo lang en wyd als de hedendaagfche, gelyk blykt uit de oude wrakken, die nog in het arzenaal te Venetië bewaard worden. De roeiers maakten een getal uit van honderd vyftig, en ieder vaartuig voerde niet meer dan tachtig foldaaten. Tegenwoordig heeft Venetië fraaier galeien, en minder magts op deeze Zee, met welke het trouwt, en die van anderen beploegd wordt. Maar de galeien waren goed voor de galeiboeven; foldaaten hadden fterker fcheDen noodig De Scheepsbouwkunde groeide ian mét de Zeevaartkunde. Philips de II, honing van geheel Spanje en der beide [ndiën, gebruikte alle de timmerwerven /an Spanje en Portugal, van Napels en Jicilie, welk hy toenmaals bezat, tot het jouwen van fchepen van eene ongemeene terktë én grootte; en zyne vloot kreeg len naam van de onvermnmlyke. Zy be. londt uit honderd dertig fchepen, honderd van  oer beide INDIEN. 303 van welken de grootfte waren, welke men tot nog toe op den Oceaan gezien hadc. Twintig karveelen, of kleine vaartuigen, volgden deeze vloot, kruisten en vogten onder haare vleugelen. De Spaanfche winderigheid der zestiende eeuwe heeft alle haare kragten als verfpild, in eene breedfpraakige en zwierige befchryving van deeze zo geduchte krygstoerustinge. Maar 't geen, vóór twee eeuwen, fchrik en verwondering baarde, zou heden ten dage befpot worden. De grootfte van deeze fchepen zouden in onze Eskaders flegts in den derden rang geplaatst worden. Zy waren zo zwaar gewapend, en wierden zo flegt beftuurd, dat zy zich naauwlyks konden beweegen, noch den wind vatten, noch aan boord klampen, noch in ftormagtig weder beftuurd worden. De matroozen waren zo lomp, als de fchepen zwaar waren, en de lootzen bykans zo onkundig als de matroozen. De Engelfchen, die reeds alle de zwakheid en de geringe bekwaamheid hunner vyanden ter Zee kenden, bouwden de zekerheid hunner nederlaage op hunne onervarenheid. Zich vergenoegende met het enteren deezer zwaare werktuigen te vermyden, verbrandden zy een gedeelte van dezelven. Zommigen deezer lompgroote galjoenen wierden genomen, anderen ontredderd. 'Er ontftondt een ftorm. De meesten hadden hunne ankers verboren; zy wierden door het fcheepsvolk aan de woede der golven overgelaaten; eenigen leeden fchip- XIX BOEK.  XIX. BOEK. i 304 GESCHIEDENIS fchipbreuk op de westkust van Schotland, anderen op de kust van Ierland. Naauwlyks kon de helft deezer onverwinnelyke vloot in Spanje wederkeeren, alwaar derzelver reddeloosheid, gevoegd by den fcbrik der matroozen, eene verflagenheid veroorzaakte, van welke de Natie niet wederom bekwam; zy was voor altoos ter neer geflagen, door het verlies eener krygstoerustinge, die haar drie jaaren toebereidens hadt gekost, en door welke haare kragten en inkomften als uitgeput waren. De ondergang der Spaanfche Scheepsmagt deedt den Schepter der Zee in de handen der Hollanderen overgaan. De hoogmoed hunner oude dwingelanden kon niet beter geftraft worden, dan door den voorfpoed van een Volk, door de onderdrukking genoodzaakt het juk der Koningen af te fchudden. Toen dit Gemeenebest het hoofd uit zyne moerasfen uitftak, was het overige gedeelte van Europa, door de Geestdryvery,in burger-oorlogen gedompeld. In alle Staaten maakt de vervolging burgers. De Inquifitie, welke het Huis van Oostenryk in alle landen zyner heerfchappye wilde invoeren; de houtftapels, welke hendrik de II in Frankryk deedt branden; de Zendelingen van Rome, welke maria in Engeland handhaafde: alles fpande zamen om de Hollanders fterken toeloop van vlugtelingen te bezorgen. Het hadt landen noch oogften om het te voeden. Zy moesten lyftocht ter Zee zoeken door de geheele waereld. Lisfabon, Kadix en  ber beide INDIEN. 305 en Antwerpen dreeven bykans al den koophandel van Europa, onder een zelfden Vorst, dien zyne magt en eerzucht tot een voorwerp van den haat en nyd ftelden. De nieuwe Gemeenebestelingen, zyner dwingelandye ontkoomen, door misnoegen en behoefte genoopt, floegen aan het kaapen, en rigtten eene Zeemagt op, ten koste der Spanjaarden en Portugeezen, welke zy verfoeiden. Frankryk en Engeland, die niets anders dan de vernedering van het Huis van Oostenryk in den voorfpoed van het opkoomende Gemeenebest zagen, onderfteunden het in het bewaaren der veroveringen en van den buit, van welken zy tot nog niet alle de waarde kenden. Dus verzekerden zich de Hollan'J ders van vastigheden, overal daar zy hunne f wapens wilden overbrengen; zy verfterkten ! zich in hunne aan winften, vóórdat men tegen | dezelve nayverig konde zyn, en maakten s zich ongevoelig meester van den geheelen i koophandel, door hunne nyverheid, en 1 van alle Zeeën, door de fterkte hunner I Eskaders. De binnenlandfche onlusten van Engeland : begunftigden eenigen tyd deezen voorfpoed, heimelyk verkreegen in afgelegene gewesten. Maar ten langen laatfte deedt : kromwell den nayver des koophandels in zyn Vaderland ontwaaken. Deeze was natuureigen aan een Volk, op een eiland woonende. De heerfchappy der Zee met hetzelve te deelen, was zo veel als dezelve af te ftaan. De Hollanders namen VII. deel. V het XIX. BOES.  XIX. IOEK. 306 GESCHIEDENIS het befluit om dezelve te handhaaven. In ftede van zich met Engeland te verbinden, ftelden zy zich moedig aan den oorlog bloot. Langen tyd ftreeden zy met ongelyke kragten; en deeze verhardheid tegen den wederfpoed, deedt hun, ten minften, een eerlyken nayver behouden. De meerderheid in de bouworde en de gedaante der fchepen gaf dikmaals de overwinning, aan hunne vyanden; doch de overwonnenen leeden geene beflisfende nadeden. Midlerwyl hadden de langduurige en verfchrikkelyke zeeflagen de kragten der twee Naden, zo niet uitgeput, althans verzwakt, toen lödewyk de XIV, met haare wederzydfche verzwakking voordeel willende doen, na de heerfchappy over de Zee dong. Ten tyde als deeze Vorst den Throon beklom, hadt hy in zyne havens gevonden niet meer dan acht of negen half verrotte fchepen; ook waren deeze zelf niet van den eerften of tweeden rang. Richelieu hadt voor Rochelle een dyk weeten op te werpen, maar niet eene Zeemagt te fcheppen, van welke, nogthans, Hendrik de IV en zyn vriend sully het ontwerp beraamd hadden; maar alles kon niet te gelyk voortkoomen, dan in de fchitterende eeuw der Franfche Natie. Lodewyk, die, voor 't minst, een begrip hadt van alle de denkbeelden van grootheid, welke hy niet ten voorfchyn bragt, regtte een Zeeraad op in ieder der vyf havens, welke hy voor de Koninklyke Zeemagt opende, Hy ftigte timmerwerven en  DER BEIDE INDIEN. 307 en magazynen. In minder dan twintig jaaren, hadt Frankryk honderd fchepen van linie. De kragten deezer fchepen wierden allereerst beproefd tegen de Barbaaren, die getuchtigd wierden. Vervolgens deeden zy de Spaanfche vlag ftryken. Daarnaa den kans waagende met de zomtyds afgezonderde, zomtyds vereenigde Engelfche en Hollandfche vlooten, behaalden zy bykans altoos de eer en het voordeel van 't gevegt. De eerfte merkwaardige nederlaag, welke de Franfche Zeemagt leedt, viel voor in dén jaare 1692, wanneer zy, op de hoogte van Kaap la Hogue, met veertig fchepen, negentig Hollandfche en Engelfche fchepen aantastte, om aan Engeland een Koning te geeven, dien het niet begeerde , en die zelve niet te zeer 'er op gefield was om Koning te zyn. De overmagt behaalde hier de zege4 Jakobus de II gevoelde een onvrywillig vermaak, toen hy het Volk zag zegepraalen, dat hem verftootte; even alsof, in dit oogenblik, de blinde liefde tot het Vaderland, in zyn hart tegen hem hadt gezegepraald over de eerzucht van den Throon. Zints deezen noodlottigen dag, zag Frankryk zyne Zeemagt vervallen, die niet wederom" op haar verhaal is gekoomen. Engeland kreeg zedert eene meerderheid , die het den top des voorfpoeds heeft doen beklimmen. Eene Natie, die zich heden ten dage meesteres ziet op alle Zeeën, verbeeldt zich ligtelyk, dat zy aLV a daar XIX. BOEK,  XIX. BOEK. 308 GESCHIEDENIS daar ten allen tyde het gebied gevoerd heeft. Nu eens heeft zy haare Zeemagt doen opklimmen tot de tyden van cesar, dan beweerd zy op den Oceaan geheerscht te hebben, ten minften zedert de negende eeuw. Misfehien zullen ten eenigen dage de Corfen, die tegenwoordig niets zyn, wanneer zy eene Zeemogendheid zyn geworden , in hunne Jaarboeken fchryven en leezen, dat zy altoos op de Middelandfche-Zee geregeerd hebben. Zodanig is de verwaandheid van den mensch; hy moet zyne nie. tigheid verheffen, in het voorleedene zo wel als in het toekoomende. De waarheid alleen, die ouder is dan de Natiën en haar zal overleeven, de waarheid zegt, dat in Europa geene Zeemagt geweest is, zints het begin der Christen jaartellinge tot in de zestiende eeuw. De Engelfchen zelve behoefden ze niet, zo lang zy meesters waren van Normandie en de kusten van Frankryk. Wanneer Hendrik de VIII eene vloot wilde uitrusten, was hy verpligt fchepen te huuren van Hamburg, Lubek en Dant* zik; maar inzonderheid van Genua en Venetië, die alleen eene Zeemagt wisten uit te rusten en te beftuuren; die de Zeehelden en Admiraals verfchaften; die aan Europa fchonken een kolumbus, een amerikus, een cabot, een verezani, godlyke menfchen, door welke de waereld zo groot is geworden. Elizabet hadt eene Zeemagt noodig tegen Spanje. Zy veroorloofde den burgeren fchepen uit te rusten, om  DER BEIDE INDIEN. 3OO om op de vyanden van den Staat te kaapen. Dit verlof vormde foldaaten en matroozen. De Koningin ging een fchip bezigtigen, welk den aardkloot was rondgezeild; zy omhelsde aldaar drake, door hem tot Ridder te flaan. Zy het haaren opvolgeren twee en veertig oorlogfchepen na. Jakobus de I en karel de I voegden etlyke fchepen by de Zeemagt, welke zy nevens den Throon hadden ontvangen; doch de bevelhebbers deezer Scheepsmagt waren genomen uit den Adel, die, zich met de eere vernoegende, het werk voor de ftuurlieden overliet. De kunst maakte geen opgang. De Aanhang, welke de stuarten ontthroonde, hadt weinige Edellieden onder zich. De fchepen van linie wierden gegeeven aan Kapiteinen van burgerlyke afkomst, maar van eene zeldzaame bekwaamheid in de Zeevaartkunde. Zy bragten de Engelfche Zeemagt tot volmaaktheid, en gaven Juister aan dezelve. Toen karel de II den Throon beklom, beftondt de vloot uit zes en vyftig fchepen. Zy groeide onder zyne Regeering aan tot het getal van drie en tachtig fchepen , onder welke acht en vyftig van linie waren. Ondertusfchen nam zy af, geduurende het laatfte gedeelte van den leeftyd van dien Vorst. Maar jakobus de II, zyn broeder, herftelde haar in den eerften luister, en gaf zelf meer aanzien aan dezelve. Een groot Admiraal zynde vóórdat hy Koning Wierdt, hadt hy de kunst uitgevonden V 3 om X!X. LOEK.  XIX BOEK. 310 GESCHIEDENIS om het wenden en keeren der vlooten te beftuuren, door het zeinen met de vlaggen. Gelukkig hadde hy de kunst beter verftaan om een vry Volk te regeeren! Toen de Prins van Oranje, zyn fchoonzoon, deszelfs Kroon op het hoofd zette, beftondt de Engelfche Zeemagt uit honderd drie en zestig fchepen van allerlei grootte, gewapend met zeven duizend ftukken gefchut, en bemand met twee en veertig duizend koppen, Deeze magt wierdt verdubbeld, geduurende de oorlog om de Spaanfche Throonsopvolging. Zedert heeft zy zulk een voortgang gemaakt, dat Engeland meent in ftaat te zyn om alleen, door zyne Zeemagt, het hoofd te kunnen bieden aan de Zeemagt van 't gantfche Heelal. Deeze Mogendheid is ter Zee, 't geen Rome te lande was, toen het van de hoogte zyner grootheid nederdaalde. De Engelfche Natie befchouwt haare Zeemagt als het bolwerk haarer veiligheid, als de bron haarer rykdommen. Zy is in tyd van vrede, zo als in tyd van oorlog, het fteunpunt haarer hoope. Ook rust zy gewilliger en fpoediger eene vloot uit, dan zy een leger te velde brengt. Zy fpaart geene kosten , geene hulpmiddelen der Staatkunde, om zeelieden te hebben. Zy gebruikt daar toe, in de eerfte plaats, het lokaas van beJooningen. In den jaare 1744 verklaarde het Parlement, dat alle pryzen, welke een oorlogfchip zou veroveren, zouden behooren aan de bevelhebbers en het hootsvolk van het veroverende  DER BEIDE INDIEN. 3II de fchip. Daarenboven beloofde het een gefchenk van vyf ponden fterlings aan ieder Engelschman, die een vyandlyk fchip geënterd, veroverd of in den grond gefchooten hadt. By het lokaas van voordeel voegt de Regeering, indien de nood zulks vereischt, middelen van geweld. In tyden van oorlog, worden de matroozen van de koopvaardyfchepen geligt. Niets is, in den eerften opflag, ftrydiger met de Nationaale vryheid, dan deeze daaden van gezagoeffeninge, die zo wel de menfchen als den koophandel treffen. Wanneer, egter, deeze daaden van geweld niet gepleegd worden, dan in gevolge van den eisch van het algemeene welzyn, kunnen ze niet aangemerkt worden als aanflagen tegen de vryheid: dewyl zy ten oogmerke hebben de algemeene veiligheid, het byzonder belang zelf van hun, die daar van de flagtöffers fchynen te zyn; en omdat de ftaat der zamenjeevinge vordert, dat de byzondere wil ondergefchikt zy aan den algemeenen wil. Daarenboven ontvangen de matroozen van de Regeering even groot maandgeld als van den koopman; dit regtvaardigt volkomen dit middel des ge weids, een middel, welk altoos het heilzaamfte is voor den Staat De matroos ftrekt het algemeen tot geenen last, dan wanneer hy het dient, De Zeetogten worden des te meer geheim gehouden, en worden te fpoediger uitgevoerd; de manfchap is nimmer ledig. En genomen het ware een ongemak, is het grooter dan dealtoosduuV 4 rende XIX'. BOEK,  XIX. SOEK. 312 GESCHIEDENIS rende flaaverny, in welke de Maatfchappyen de matroozen van gantsch Europa houden ? De Zeemagt is eene nieuwe foort van Mogendheid, welk het gelaat der waereld moet veranderen. Zy heeft het oude ftelzel van evenwigt doen vervallen. Duitschland, welk de fchaal hieldt tusfchen de Huizen van Oostenryk en Bourbon, heeft dezelve afgeftaan aan Engeland. Het is dit eiland, welk heden ten dage befchikking maakt over het vaste land. Dewyl het, door zyne fchepen, eene nabuur is Van alle landen, welke aan de Zee grenzen, kan het aan meer Staaten goed en kwaad doen. Het heeft daarom meer bondgenooten, meer aanziens en invloeds. Engeland heerscht in Amerika: dewyl het aldaar menfchen en kunften, in plaats van goud en weeldevoedende ftoffen bezit. Engeland alleen is de hefboom der waereld. Merk op hoe het de weg tot ftaatsomwentelingen baant, en het lot der Natiën op de baaren voert! Het wordt befchuldigd, alleen meester te willen zyn van de Zee en den koophandel. Deeze heerfchappy, van welke het, misfehien, voor een oogenblik zich zou kunnen verzekeren, zou zynen ondergang medebrengen. De algemeene Monarchie ter Zee, is geen minder ydel ontwerp dan te lande. Frankryk zegt en herzegt, dat 'er een evenwigt van magt ter Zee moet worden vastgefteld; maar het wordt verdagt gehouden dat het aldaar geene meesters duldt, om  BEK BEIDE INDIEN. 3 f3 em niet meer mededingers op het vaste land te hebben; ten minften heeft het dus lang Spanje alleen kunnen overhaaien. Het is een geluk voor Europa, dat de magt ter Zee eene afleiding der magt te lande maakt. Eene Mogendheid, die kusten beeft te bewaaren, kan niet gemaklyk de grenzen zyner nabuuren overfchreeden. Öra ontwerpen van veroveringe te volvoeren, heeft zy onnoemelyke toebereidzels, ontelbaare troepen, allerlei foort van ma. gazynen, en dubbelen voorraad van hulpmiddelen noodig. Zedert Europa ter Zee heeft gevaaren, geniet het grooter veiligheid van binnen, meer invloeds van bui. ten. Deszelfs oorlogen zyn, misfehien, niet minder veelvuldig, noch minder bloedig; maar het wordt minder verwoest, minder verzwakt. De onderneemingen gaan 'er gepaard met meer eenpaarigheids, en met minder van die groote uitwerkingen, welke alle ontwerpen in wanorde brengen. Men ontmoet 'er meer poogingen, en minder fchokken. Alle de driften der menfchen worden 'er gerigt tot een zeker algemeen goed, een groot ftaatkundig oogmerk, een gelukkig gebruik van alle natuurlyke en zedelyke bekwaamheden. Waarin beftaat dit? Het is de koophandel. Indien de fcheepvaart uit de visfehery, gelyk de oorlog uit de jagt gebooren wierdt; de Zeemagt wierdt uit den koophandel gebooren. In 't eerst heeft men ter Zee gerekd, om te bezitten; men heeft V 5 eene XIX. BOEK,  3H GESCHIEDENIS XIX. BOEK. eene waereld veroverd, om de andere te I verryken. Dit voorwerp van veroveringe 1 heeft den grond van den koophandel ge-' f legd; en om den koophandel te fchraagen, I heeft men de Zeemagt noodig gehad, die E zelve een voortbrengzel van den koophandel ter Zee is. De Pheniciers, gelegen aan de oevers der Zee op de grenzen van Alle en Afrika, om alle de rykdommen der oude waereld te ontvangen en te vervoeren; de Pheniciers ftigtten Volkplantingen j noch bouwden fteden dan om den koophandel. Te Tyrus waren zy meesters van de Middelandfche-Zee; te Karthago leiden I zy de grondflagen van een Gemeenebest, ! dat over den Oceaan handel dreef op de beste kusten van Europa. De Grieken vervingen de Pheniciers; de f Romeinen volgden op de Karthagers en u Grieken; zy waren meester ter Zee zo | wel als te lande; doch zy dreeven geen I anderen koophandel, dan dat zy ten hun- I nen gebruike in Italië haalden, alle de ryk- l dommen van Afrika, Afie en van de ver- f overde waereld. Wanneer Rome alles I overweldigd, alles verlooren hadt, keerde I de koophandel, om zo te fpreeken, terug [ na zyne bron en het Oosten. Aldaar vestigde zy zich, terwyl de Barbaaren Europa overftroomden. Het Ryk wierdt verdeeld: de wapens en de oorlog bleeven in het Westen; maar Italië behieldt ten minften gemeenfchap met de Levant, alwaar de jfchatten van Indien geduurig zamenftroomden. De  der beide INDIEN. 315 De kruistogten vernietigden in Afie al de woede van den yver en eerzucht, van den oorlog en dweepery, welke nevens het bloed in de aders der Europeaanen Omliep; maar zy bragten in Europa over den fmaak voor de Aliatifcbe weelde; en zy vergoedden, door een flaauw beginzel van koophandel en nyverheid, het bloed en de bevolking, welke zy gekost hadden. Drie eeuwen oorlogens en reizens in het Oosten, verfchaften der rustloosbeid van Europa een voedzel, welk het noodig hadt, om niet om te koomen aan eene foort van heimelyke teeringe; zy baanden den weg tot die gisting van vernuft en werkzaamheid, die, zedert, uitwaasfemde en zich ontwikkelde in de verovering en den koophandel der Oostindiën en van Amerika. De Portugeezen ondernamen het, om Afrika heen te vaaren, maar voet voor voet. Van tyd tot tyd maakten zy zich meester van alle Kaapen, van alle havens, die hen tot aan de Kaap de Goede Hoop moesten leiden. Tachtig jaaren hadden zy werk om zich te verzekeren van de geheele Westkust, daar deeze groote uithoek eindigde. In den jaare 1497, overfchreedde vasco de gama deezen hinderpaal; en de Oostkust van Afrika langs vaarende, kwam hy, naa twaalf honderd mylen vaarens, aan de kust van Malabar, alwaar de fchatten der rykfte landen van Afie moesten zamenkoomen. Hier was het tooneel van de veroveringen der Portugeezen. Terwyl deeze Natie de koopraanfehap- peo XIX. BOEK.  XÏX. BOEK. 316 GESCHIEDENIS pen bezat, maakte zich Spanje meester van 't geen daar zy voor gekogt worden, de Goud- en Zilver-Mynen. Deeze metaalen wierden niet flegts een middel, maar ook een voorwerp van koophandel. Straks maakten zy den gantfchen handel uit, deels als een teken, deels als eene koopmanfchap. Alle Natiën hadden ze noodig, om de verwisfeling haarer goederen gemaklyker te maaken, en zich te ftel. I len in 't bezit der genietingen, welke haar : ontbraken. De verfpreiding der weelde en van het geld van het Zuidlyke gedeelte van Europa, veranderde de gedaante en ftrekking des koophandels, ten zelfden tyde als zy deszelfs grenzen uitbreidde. Midlerwyl verwaarloosden de twee Natien, meesteresfen der beide Indien, de kunften en den landbouw. Van oordcel zynde, dat het goud haar alles moest geeven, zonder zich te laaten gelegen zyn aan den arbeid, die alleen het geld lokt, leerden zy een weinig te laat, maar ten haaren eigen koste, dat de nyverheid, die zy verboren, meer waardig was dan de rykdommen, welke zy verkreegen; en 't was Holland welk haar deeze harde les leerde. Met al het goud der waereld, wierden of bleeven de Spanjaards arm; zonder Mynen en zonder landeryen, wierden de Hollanderen wel dra ryk. Dit is eene Natie, die alle andere ten dienfte ftaat; maar zich zelve zeer duur verhuurt. Zo ras zy de toevlugt hadt genomen in het hart der Zee,  DER BEIDE INDIEN. 317 Zee, met de nyverheid en vryheid, die haare befchermgoden zyn, ontdekte zy, dat zy geen lands genoeg hadt om het zesde gedeelte der inwooneren te voeden. Toen wierp zy het oog op het oppervlak des aardkloots, en zeide tot zich zelve: „ myn eigendom is de geheele waereld; „ ik zal haar genieten door myne fcheep! „ en koophandel. Alle landen zullen het ,„ hunne toebrengen tot myn beftaan; alle „ Volken tot myn geryf." Tusfchen het Noorden en Zuiden van Europa verkoos zy die plaats in Vlaanderen, waarvan zy zich hadt afgefcheurd, om niemand dan haar zelve toe te behooren. Brugge en Antwerpen hadden Italië en Duitschland ]in hunne havens gelokt; Holland wierdt, fop zyne beurt, de ftapelplaats van alle, :'t zy ryke of arme, maar handeldryvende IMogendheden. Niet te vrede met de andere Natiën te haarent te.lokken, kogtzy :by de eene 't geen de andere ontbrak; :: bragt ze na't Noorden de geryflykheden van het Zuiden; verkogt zy aan de Spanjaarden fchepen voor laadingen, en ruilde, in ide Oostzee, hout tegen wyn. Zy volgde de opzieners en pagters van groote Huiizen na, die, voor den winst en de voordeden , welke zy aldaar behaalen, zich in ftaat ftellen om ze vroeg of laat te koopen. Het was, om zo te fpreeken, ten koste van Spanje en Portugal, dat het Holland gelukte, deeze Mogendheden afhandig te maaken, een gedeelte haarer veroveringen in de beide Indien > en bykans al het voor- XÏX. EOEK,  XIX. BOEK. 318 GESCHIEDENIS voordeel haarer Volkplantingen. Holland wist de luiheid deezer trotfche veroveraaren in flaap te wiegen, en door zyne werkzaamheid en waakzaamheid hun de Heutel hunner fchatten afhandig te maa» ken, van welke het hun flegts de ledige kist liet behouden, welke het telkens ledig maakte, naar gelang zy dezelve opvulden. Aldus deedt een burger Volk adelyke Volken te gronde gaan; maar door de eerlykfte en wettigfte middelen , die in de kanswisfelingen des geluks kunnen plaats hebben. Alles begunftigde de opkomst en den voortgang van den koophandel van het Gemeenebest: deszelfs ligging aan de oevers der Zee, aan den mond van verfcheiden groote rivieren; in de nabuurfcbap der vrugtbaarfte of best bebouwde landen van Europa; deszelfs natuurlyke verbintenisfen met Engeland en Duitschland, die het tegen Frankryk befchermden; de geringe uitgebreidheid en vrugtbaarheid van den grond, die de inwooners noodzaakte om visfchers, zeelieden, makelaars, bankiers , commisfionarisfen te worden; in één woord, om by gebrek aan grondeigendom , van de nyverheid te leeven. Met de gefteldheid van het klimaat en den grond paarden zich de zedelyke oorzaaken, om den voorfpoed vast te ftellen en te verhaasten. De vryheid van Regeeringsvorm, die eene vryplaats opende voor alle vreemdelingen, die over hun eigen Vaderland onvoldaan waren; de vryheid van zynen Gods-  DER BEIDE INDIEN. 319 Godsdienst, die aan alle de anderen overliet een openbaaren en ongeftoorden Eerdienst; dat wil zeggen, de overeenftemming van de ftemme des geweetens met die van den Godsdienst, de belangen met de pligten, in één woord, de verdraagzaamheid, dien algemeenen Godsdienst van alle eerlyke en verlichte geesten, vriendinnen des hemels en der aarde, van God als hunnen Vader, en der menfchen als hunne broeders. Om kort te gaan, het koophandeldryvend Gemeenebest wist ten zynen voordëele te doen gedyen alle de gebeurtenisfen; de rampen en gebreken van andere Natiën ; de burger-oorlogen, welke de Geestdryvery ontftak onder een harthoofdig Volk, welke de liefde tot het Vaderland onder een vry Volk verwekte; de onkunde en werkeloosheid, welke de kwezelaary voedde onder Volken, aan dé heerfchappy der verbeeldinge onderworpen. Deeze nyverheid van Holland, met welke veel van die ftaatkundige gefleepenheid gepaard ging, die jaloersheid en gefcbillen onder de Natiën zaait, opende ten langen laatfte de oogen aan andere Mogendheden. Engeland begreep allereerst, dat men de tusfehenkomst der Hollanderen niet behoefde om handel te dry ven. Deeze Natie, by welke de aanflagen der overheerfchinge de vryheid gebaand hadden, dewyl zy het zedenbederf en de verwyfdheid voorafgingen, wilde de rykdommen koopen, door den arbeid, die daar van een tegenwigt is. XIX. BOEK,  XIX. £OEK. 320 ÖESCHIEDENI9 is. Zy was het, die 't eerst den koophandel befchouwde, als de weetenfchap en het fteunzel van een verlicht, magtig en deugdzaam Volk. Zy zag aldaar minder groei van genietingen, dan uitbreiding van nyverheid; meer aanmoediging en werkzaamheid voor de bevolking, dan weelde en pragt voor de vertoonmaaking. Door haare legging geroepen om koophandel te dry ven, wierdt die de geest van haaren Regeeringsvorm en de hefboom haarer eerzucht. Alle fpringveeren werkten mede tot dit groot oogmerk. Maar in de andere Monarchien, is 't het Volk, welk den koophandel dryft; in deeze gelukkige Regeeringswyze, is het de Staat of de geheele Natie; wel altoos, ongetwyfeld, met de begeerte om te heerfchen, welke die om te onderdrukken influit, maar ten minften door middelen, die de waereld gelukkig doen worden, vóórdat zy worde te onder gebragt. Door den oorlog wordt de overwinnaar niet gelukkiger dan de overwonnene: dewyl het onder hen alleenlyk te doen is om bloed en wonden; maar door den koophandel brengt het veroverende Volk noodwendig de nyverheid in een land, welk het niet zou veroverd hebben, indien dezelve aldaar reeds geweest ware, of 't welk het niet zou inhouden, indien zy 'er niet tevens gekoomen ware. Op deeze beginzels heeft Engeland zynen koophandel en heerfchappy gebouwd; en door middel van deeze heeft het beurtlings de eene door den anderen uitgebreid. De  dek beide INDIEN. 3St De Franfchen, onder een even gelukkigen hemel als op een gelukkigen grond gezeeten, hebben zich langen tyd gevleid, dat zy veel konden geeven aan andere Natien, en niets van baar behoefde te vraagen. Doch colbert begreep, dat, onder de gisting, in welke, ten zynen tyde, gantsch Europa zich bevondt, 'er een in ^t oogloopend voordeel zou te behaalen zyn met den akkerbouw en de voortbrengzels van een land, welk op die der geheele waereld zou werken. Hy ftigte werkplaatzen voor alle kunften. De wolle- en zyde ftoffen, de verwerven, de borduurwerken , de gouden- en zilveren-ftoffen, kreegen in de handen der Franfchen een aanzien van fmaak en luister, waardoor zy overal begeerd wierden van den Adel, die de rykfte landeryen bezat. Om den opbrengst der kunften te vermeerderen, moest men de oorfpronklyke ftoffen bezitten; en de regelrechte handel kan dit alleen bezorgen. De kansfen van den Zeevaart hadden de Franfchen bezittingen bezorgd in de nieuwe waereld, gelyk aan alle roovers, die de Zee doorkruist hadden. De eerzucht van etlyke burgers hadt aldaar Volkplan. tingen geftigt, die in 't eerst gevoed en zelf groot waren geworden, door den koophandel der Hollanders en Engelfchen. Eene Nationaale Zeemagt moest de natuurlyke verbintenis tusfchen het Moederland en zyne Volkplanters herftellen. Hierom deedt de Regeering haare Zeemagt ten fteunzel van haare koopvaardyvlooten dienen. Van VII. deel. X toen XIX. BOEK,  xtx. SOEK. 312 GESCHIEDENIS toen af moest de Natie een dubbel voordeel behaalen op de ftoffe en de bewerking haarer handwerkzelen. Zy dreef dien wisfelvalligen en kortftondigen tak met eene wakkerheid en yver, welke haare mededingers verre agter zich moet laaten; en Frankryk geniet nog die meerderheid, boven de andere Natiën, in de kunften tot weelde en fieraad dienende, welke de nyverheid doen ryk worden. De natuurlyke veranderlykheid van het Nationaal karakter, deszelfs beuzelagtigheid zelve, heeft, door de gelukkige befmetting zyner Moden, den Staat fchatten aangebragt. Even als de tedere en onbeftendige fexe, die ons den fmaak voor den opfchik aanwyst en inboezemt, heerscht de Franschman in de Hoven, ten minften door middel van de Hultafel; en zyne kunst om teh behaagen is een der geheimen van zynen rykdom en magt. Andere Volken hebben de waereld overmeesterd door die eenvoudige en boerfche zeden, die de krygsdeugden üitmaaken; hy alleen moest 'er door zyne gebreken heerfchen. Zyne heerfchappy zal ftand houden, tot dat hy vernederd onder de voeten zyner meesteren, door eene gezagoeffening zonder beginzels en zonder paaien, veragtlyk worde in zyne eigen oogen. Dan zal hy, met zyn zelfvertrouwen, die nyverheid verliezen, welke eene der bronnen van zynen rykdom en der fpringveeren zyner werkzaamheid is. Welhaast zal hy fabriken, Volkplantingen noch koophandel hebben. Dee-  DER BEIDE INDIEN. 323 Deeze nieuwe ziel der zedelyke waereld is van ftap tot flap voortgedrongen, tot dat zy een weezenlyk deel is geworden yan de bewerktuiginge of de beftaanlykheid der ftaatkundige lichaamen. De fmaak voor de weelde en voor de geryflykheden des leevens heeft de liefde tot den arbeid verwekt, welke tegenwoordig de voornaamfte kragt der Staaten uitmaakt. In de daad, de zittende bezigheden der werktuiglyke kunften maaken de menfchen aandoenlyker voor de ongemakken der faifoenen, minder gefchikt voor de ruime lucht, welke het eerfte leevensvoedzel is. Maar met dit alles is het beter, het menschlyk geflagt te verzwakken onder de daken der werkplaatzen, dan het ten oorloge toe te rusten onder legertenten; dewyl de oorlog vernielt wanneer de koophandel fcheptt Door - deeze nuttige omwenteling in de zeden, hebben de algemeene grondregels der Staatkunde Europa veranderd. Het is niet meer een arm Volk-, welk geducht wordt voor eene ryke Natie. De fterkte is tegenwoordig aan den kant der rykdommen, dewyl zy niet meer de vrugt der veroveringe zyn, maar het werk van een aanhoudenden arbeid en eené altoos bezige leevenswyze. Het goud en zilver bederven nu geene andere, dan de luie ledigloopers, welke de vermaaken der weelde genieten in het verblyf der kuiperyen en laagheden' welke men grootheid noemt. Maar deeze metaalen houden de handen en vingers van het Volk onledig; zy wekken ten x * platte XIX BOEK.  XTX. BOEK. 324 GESCHIEDENIS platte lande tot hervoortbrenginge; in de Zeefteden tot den fcheepvaart; in het middelpunt van den Staat tot het vervaardigen van wapenen, kleederen, huisgeraaden en gebouwen. De mensch is in tweeftryd met de Natuur; onophoudelyk plooit hy dezelve, onophoudelyk wordt hy van haar geplooid. De Volken worden befneeden en gefatzoeneerd door de kunften, welke zy oeffenen. Indien zommige handwerken het geflagt weeklyk maaken en vernederen , het wordt door andere gehard en herfteld. Indien het waar zy dat de kunst hetzelve doe veraarten, het wordt ten minften niet hervoortgebragt om zich te verdelgen, gelyk onder de barbaarfche Natiën in de heldeneeuw. Het is, ongetwyfeld, gemaklyk, het luidt fcboon, de Romeinen te fchilderen, door de kunst des oorlogs alleen te onder brengende alle andere kunften, alle nietsdoende of handeldry vende, befchaafde of woeste Natiën; de Corinthifche vaten verbreekende of veragtende; gelukkiger onder de Goden van aarde, dan met de beelden van goud van hunne Keizers van flyk. Doch het is, misfehien, nog aangenaamer en fchooner, geheel Europa bevolkt te zien van arbeidzaame Natiën, die zonder ophouden de aarde rondzwerven, om haar te ontginnen en de eigendom van den mensch te doen worden; door den leevendigmaakenden adem der nyverheid alle de hervoortbrengende fpruiten der Natuure beweegen.; in de afgronden van den Oceaan, of de in-  der beide INDIEN. 325 ingewanden der rotzen, nieuwe fteunzels, of nieuwe genietingen zoeken; de aarde met alle de hefboomen des vernufts beweegen of opheffen; tusfchen de twee Halfronden der waereld, door den gelukkigen voortgang der Zeevaartkunde, om zo te fpreeken, vliegende bruggen van gemeenfchap te zien ftigten, die het een vaste land aan het andere hegten; de zon in haaren geheelen loop te volgen, de jaarlykfche grensfcheidingen te overfchreeden, en van de Keerkringen na de Aspunten trekken, op de vleugelen des winds; in één woord, alle bronnen der bevolkinge en des wellusts te openen, om haar, langs duizend kanaalen, langs de oppervlakte des aardryks te doen ftroomen. Het is, misfehien, alleen in dit geval dat de Godheid haar werk met vermaak befchouwt, en het haar niet berouwt dat zy den mensch gemaakt heeft. Zodanig is de afbeelding van den Koophandel. Bewonder hier het vernuft des handelaars! Den zelfden geest, dien newton bezigde in het berekenen van den loop der Harren, gebruikt hy om na te gaan den loop der handeldryvende Volken, die de aarde vrugtbaar maaken. Zyne voorftellen zyn te moeilyker op te losfen, naargelang derzelver voorwaarden niet ontleend zyn van de onveranderlyke wetten derNatuure, gelyk de onderftellingen van den Wiskunftenaar; maar afhanklyk zyn van de grilligheid der menfchen en de onbeftendigheid van duizend voorvallen. Die juistheid van X 3 za- XIX, BOEK.  3*5 GESCHIEDENIS XIX. BOEK. zamenvoegingen, welke cromwell en richelieu moesten bezitten, de een om de overheerfching der Koningen te vernietigen, de ander om dezelve te bevestigen, bezit hy, en hy gaat nog verder: want hy befchouwt de beide waerelden met een enkel opflag van het oog, en beftuurt zyne verrigtingen naar een oneindig aantal van haare betrekkingen, welke het den Staatsman, of zelf den Wysgeer, zelden is gegeeven te bemerken en op haaren prys te fchatten. Niets moet zyn gezigt ontfnappen. Hy moet voorzien den invloed der faifoenen op den overvloed, het gebrek en de hoedanigheid der leevensmiddelen, op het vertrek en de thuiskomst der fchepen; den invloed der ftaatszaaken op die van den koophandel; de omwentelingen , welke de vrede of de oorlog moeten veroorzaaken in den prys en den trek der koopmanfchappen, in de hoeveelheid en keuze der verzondene goederen, in den toeftand der plaatzen en havens van de geheele waereld; de gevolgen, welke onder de Verzengde Luchtftreek de verbintenis van twee Natiën van het Noorden kan te wege brengen; de voortgangen, het zy ten voor- of nadeele, van verfchillende handeldryvende Maatfchappyen; den invloed, welken op Afrika of Amerika zal hebben, de ondergang eener Europifche Mogendheid in Indie; den ftilftand, welken de verftopping van eenige kanaalen van nyverheid in zekere landen zal veroor zaaken; de wederzydfche afhanklykheid tus-  DER BEIDE INDIEN. 327 tusfchen de meeste takken van koophandel, en de hulp, welke zy elkander bieden, door het kortftondig nadeel, welk zy elkander fchynen toe te brengen; het oogenblik van te beginnen en uit te fcheiden in alle nieuwe onderneemingen: in één woord, de kunst om alle Natiën fchattingfchuldig te maaken aan de zyne, en zyn eigen geluk nevens dat des Vaderlands te bevorderen, of liever van zich te verryken, door den algemeenen voorfpoed der menfchen uit te breiden. Deeze zyn de voor» werpen, welke in het beroep des koopmans vallen. Het is het werk des koopmans, bovenal, het menschlyk hart te doorgronden, en met zyne naasten te handelen, in fchyn, alsof zy oprecht waren, maar in de daad alsof zy geene eerlykheid bezaten. De koophandel is een weetenfchap, tot welke de kennis van menfchen en van zaaken tevens wordt vereischt. De moeilykheid der weetenfchap, men moet het bekennen, ontftaat niet zo zeer uit de menigte der voorwerpen, als uit de hebzucht van hun, welke haar beoeffenen. Indien de nayver den zamenloop der poogingen vermeerdere, de jaloersheid belet het gelukkig flaagen van dezelve. Indien het belang het verflindend gebrek der beroepen zy, wat moet het dan te wege brengen in het beroep, welk haare dochter is? Het wordt door zyn eigen honger verteerd. De geldzucht verfpreidt in den koophandel eene X 4 gie- XIX BOEK.  XIX. BOEK. 328 GESCHIEDENIS gierigheid, welke alles bekrompen maakt, zelf de middelen van te verzamelen. Moet men hier de handelaars de fchuld wyten van dat mededingen der Overheden, welk de algemeene nyverheid boeit door wederzydfche verboden; of de dwingelandye desgezags, die, om zonder koophandel geld te winnen, alle de klasfen der nyverheid, door middel van genootfchappen, boeit? 't Is zo, alle deeze genootfchappen blusfchen den geest des koophandels uit: de vryheid! Den behoeftigen mensch te gebieden geld te betaalen om te mogen arbeiden, is zo veel als hem ten zelfden tyde te veroordeelen tot ledigheid door de behoefte, en tot de behoefte door de ledigheid; het is de hoeveelheid van den Nationaalen arbeid verminderen; het is, het Volk verarmen om 's Lands Kas te verryken; het is hen beiden vernietigen. De jaloersheid van den koophandel is, tusfchen de Staaten, niets anders dan eene heimelyke zamenfpanning om elkander te gader te bederven, zonder dat een van alle 'er door verrykt worde. Zy, die de Volken regeeren, gebruiken den zelfden list om zich in zekerheid te ftellen tegen de nyverheid der Natie, als om zich te beveiligen tegen de indringingen der grooten. Een éénig man, lafhartig en kwaadaartig, is genoeg om honderd belemmeringen in Europa in te voeren. De ketens worden 'er menigvuldiger, even gelyk de vernielende wapens. De kunst van verbiedingen in den koophandel, de kunst van kne-  DER BEIDE INDIEN. 329 knevelaaryen van 's lands Gaarders, hebben de galeiboeven en de fluikhandelaars, de tollen en de monopoliën, de pagters en de zeeroovers gemaakt. Het water en het land zyn bedekt met wagthuizen en flagboomen. De reiziger beeft geen rust; de koopman geen eigendom; beiden zyn blootgefteld aan alle de ftrikken eener looze wetgeevinge, die de misdaaden nevens de verboden, de ftraffen nevens de misdaaden zaait. Men is fchuldig, zonder het te weeten noch te willen: men wordt in verzekering genomen, uitgekleed, boetfchuldig verklaard, zonder zyne onfchuld te verliezen. Het regt der Volken wordt door zyne befchermers gefchonden; het regt van den burger door den burger; de dienaar van den Vorst laat niet af van den dienaar van den Staat te plaagen; en de pagter plaagt den koopman. Zodanig is de koopman in tyd van vrede. Wat behoeven wy nog te zeggen van de oorlogen om den koophandel? Dat een Volk, binnen de ysbergen van het Noorden beflooten, het yzer opdelve uit de ingewanden der aarde, welke aanhetzelve lyftocht weigert, en dat bet, met het zwaard in de vuist, de oogften van een ander Volk maaie; de honger, die geene wetten hebbende geene wet kan fchenden, fchynt zyne vyandiykheden te ontfchuldigen. Het moet wel van moord en roof leeven, dewyl het geen koorn heeft. Maar wanneer eene Natie in 't bezit is van een uitgebreiden koophandel, X 5 en xrx. EOEK.  XIX. BO£K. » t J « 1 I 3 f c c 330 GESCHIEDENIS en veele Staaten kan doen beftaan van het overtollige haarer voortbrengzelen, wat belang kan haar dan noopen om den oorloc te verklaaren aan andere nyvere Natiënom haar het zeevaaren en arbeiden te beletten; in één woord, haar verbieden te leeven op ftraffe des doods? Waarom maatigt zy zich een uitfluitende tak van koophandel aan, een regt om te visfchen en ter Zee te vaaren by wyze van eigendom, even alsof de Zee, gelyk het land, in roeden moest verdeeld worden? In 't oogloopende is de beweegreden deezer oorlogen; het blykt, dat de jaloersheid van koophandel niets anders dan eene jaloersheid van magt is. Maar heeft eene Natie het regt om den arbeid te verbieden dien zy zelve niet kan dryven, en om eene andere tot ledigheid te veroordeelen, omdat zy zelve zich daar aan overgeeft? Oorlogen om den koophandel: welk een onnatuurlyk woord! De koophandel voedt, m de oorlog verdelgt. De koophandel san den oorlog wel voortbrengen en voeen; maar den oorlog fnydt den koophanJel de hartader af. Alles, wat de eene Natie op de andere in den koophandel vint, is voor beiden een zaad van arbeid ;n nayver; in den oorlog is het nadeel 'oor beiden: want menfchen noch landeyen, worden door plondering, flaal en zer gemest. Te heilloozer zyn de oorloen om den koophandel, naarmaate, door en daadlyken invloed der Zee op de aare, en van Europa op de drie andere wae-  DER BEIDE INDIEN. 33T waerelddeelen, de oorlogsvlam algemeen wordt; en de oneenigheid van twee Zeevolken den tweedragt verfpreiden onder alle hunne nabuuren, en de werkeloosheid zelf onder de onzydigen. Alle kusten en alle Zeeën met bloed geverft en met lyken bedekt; de oorlogsblixem, fchietende van het eene Aspunt na het ander, tusfchen Afrika, Afie en Amerika, op den Oceaan, die ons van de nieuwe waereld fcheidt, op de onmeete» lyke uitgeftrektheid der Stilie Zee: ziedaar het fchouwfpel der twee laatfte oorlogen, in welke alle Mogendheden van Europa beurtelings hevige fchokken geleeden en zwaare flagen hebben toegebragt. Midlerwyl wierdt de aarde van foldaaten ontvolkt, en de koophandel bevolkte haar i niet van nieuws; de velden droogden uit ) door de belastingen, en de bevaarbaare | kanaalen befproeiden den landbouw niet. I De geldleeningen van den Staat bedorven j by voorraad den ftaat der burgeren door II woekerende voordeelen, voorboden van I bankbreuken. De zegepraalende Natiën ! zelve bezweeken onder den last der vero:ji veringen; en meer landen vermeesterende, idan zy konden bewaaren of bearbeiden, 1 gingen zy, om zo te fpreeken, te niete 1 in den ondergang haarer vyanden. De onzydige Natiën, die zich in vrede wilden verryken te midden van deezen brand, 1 ontmoetten hoonender bejegeningen dan d« ! nederlaagen van een openbaaren oorlog. Wat uitzinniger ontwerp dan die oorlogen XIX. BOEK.  XIX. BOEK. . 3 ] 3 332 GESCHIEDENIS gen om den koophandel, even nadeelig voor de Mogendheden, die dezelve voeren , zonder voordeel te doen aan de Staaten, die in dezelve niet begreepen zyn; dan die oorlogen, in welke de matroozen veranderd worden in foldaaten, en de koopvaardyfchepen in kaapers; in welke de Moederlanden en de Volkplantingen nadeel lyden by den ftilftand van hunnen wederzydfchen handel, en van de wederkeerige duurte hunner koopgoederen! Welk eene bron van Staatkundige misbruiken als die verbonden van koophandel, die zo veele zaaden van oorlog worden ! die uitfluitende voorregten, welke de eene Natie van de andere verkrygt, tot het dryven van een weeldevoedenden koophandel, of het voorzien van noodig onderhoud! De algemeene vryheid van nyverheid en koophandel, zie daar het eenig verdrag, welk eene Zee-Mogendheid 't haarent moest vastftellen, en by anderen bewerken. Zulk een Volk zou de weldoener van het menschdom zyn. Hoe het land meer bearbeid, de Zee fterker bevaaren wierdt, hoe hetzelve in grooter menigte zouden toevloeien zodanige genietingen , welke het door verbonden en door aorlogen zoekt. Want de rykdommen maacen geenen opgang in een land, indien de labuuren geene nyverheid bezitten. Deeze ïunnen geen voordeel doen, dan door niddel van goederen, welke zy onder eltander verwisfelen, of met goud en zilver. Maar zonder koophandel en nyverheid heeft men  DER BEIDE INDIEN. 333 men metaalen noch kostbaare ftoffen; noch deeze twee bronnen van rykdom, zonder vryheid. De ledigheid van eene Natie is nadeelig voor alle de andere, 't zy omdat zy haar tot meer arbeidens veroordeelt, of omdat zy haar van de voortbrengzels van een land beroofd. Door het tegenwoordig ontwerp van koophandel en nyverheid wordt de orde omgekeerd. De fraaie Spaanfche wolle vindt men weder in de kudden van Engeland, en de Italiaanfche zyde wordt zelf in Duitschland gekweekt. Portugal zou zynen wyn tot volkomenheid kunnen brengen, zonderden uitfluitenden handel, dien het daar van aan eene bevoorregte Maatfchappy verleent. De bergen van het Noorden en van het Zuiden zouden genoeg zyn om Europa van hout en metaalen te voorzien, en deszelfs vlakten zouden meer koorn en vrugten voortbrengen. De handwerken zouden beginnen te bloeien in de dorre landen, indien het vertier 'er overvloed van de meeste benoodigde leevensmiddelen deedt voortkoomen. Men zou geene provinciën onbebouwd laaten leggen in het midden van eenen Staat, om ongezonde moerasfen vrugtbaar te maaken, alwaar, wanneer de aarde u voedt, de lucht en de Zee u verflinden. Men zou niet alle de rykdommen van den koophandel in etlyke fteden van een groot Koninkryk vereenigd vinden, gelyk men aldaar alle regten en goederen des Volks in handen van eenige familien ziet. De omloop zou fheller, en het vertier XIX. BOEK.  334 GESCHIEDENIS XIX. BOEK. ] 1 ■ ( 1 I < ■\ 1 1 1 i tier grooter zyn. Ieder provincie zou haar geliefd voortbrengzel planten, en ieder gezin zyn eigen klein landgoed bearbeiden. In ieder huis zou een kind te meer voor de fcheepvaaft en de kunften gebooren worden. Europa, gelyk China, zou een ontelbaare zwerm van inwooners en vari nyverheid worden. Om kort te gaan, de vryheid van koophandel zou ongevoelig dien algemeenen vrede aanbrengen, welke een krygshaftig, maar menschlievend Koning, voor iets meer dan een loutere harsfenfehim hieldt. De geest van berekeninge en van belangzucht zou het ontwerp van het geluk der Natiën bouwen op de ontwikkeling der Reden, welke eene zekerder fchutsmuur der zeden zyn zou, ian de harsfenbeelden des bygeloofs. Dee. ie fpookzels verdwynen in de eeuw der iriften; maar de Reden groeit en ryst negens haar. De koophandel, welke natuurlyk uit den andbouw voortkoomt, keert weder tot ienzelven door zyne ftrekking en omloop; iven gelyk de baaren wederkeeren in de £ee, die haar heeft voortgebragt, door de ïitwaasfeming haarer wateren in dampen, :n door het nederdaalen haarer dampen onler de gedaante van water. De goudregen, velke de verzending en het vertier van de 'rugten der aarde veroorzaaken, daalt eindeyk neder op de velden, om aldaar alle de ;evensvoedzels en de ftoffen van koophandel lervoort te brengen. Zonder den akkerbouw, » alle koophandel wisfelvallig, terwyl het ont-  DER BEIDE INDIEN. 335 j ontbreekt aan eerfte bronnen, die de voorti brengzels der Natuure zyn. De Natiën, 1 alleenlyk aan den Zeekant gelegen of zich j enkel met het koopbedryf onledig houdende, genieten wel de vrugten van den koop. ! handel; maar de boom, aan welken de!i zelve groeien, behoort aan de akkerbou1 Wende Volken. De akkerbouw is derhali ven de eerfte en waare rykdom van den Staat. Dit hadden de Romeinen vérgeeten, in de dronkenfchap dier veroveringen, welke ; hen gefteld hadden in 't bezit der geheele aarde, zonder dezelve te beplanten. Hier 1 van waren onkundig geweest de barbaaè ren, die, eene heerfchappy, door }Tzer jj opgericht, door yzer vernielende, voor de i flaaven overlieten het bearbeiden van landeryen , waar van zy de vrugten en den eigendom aan zich behielden. Dit hadt men over 't hoofd geziën, zelf in de eeuw, welke op de ontdekking der beide Indien volgde; 't zy omdat men in Europa te zeer bezet was met heerschzuchtige of Godsdienftige oorlogen; 't zy omdat, in de daad, de veroveringen van Spanje en Portugal, aan geene zyden der Zeeën, ons fchatten zonder arbeid aangebragt hebbende, men zich vergenoegd heeft met het genot derzelven, door de weelde en kunften, voordat men op het doen duuren deezer rykdommen bedagt geweest is. Maar de tyd verfcheen, dat de plonde-' ring, by mangel aan prooi, ophieldt. Naadat men de veroverde landen in de nieuwe wae- XIX. BOEK.  XIX. BOEK. 836 GESCHIEDENIS waereld elkander betwist en dezelve verdeeld hadt, moest men ze ontginnen, en de Volkplanters deezer nieuwe Vastigheden voeden. Dewyl deeze Volkplanters Europeaanen waren, plantten zy voor Europa de voortbrengzels, welke dit waerelddeel niet opleverde, en ontbooden van hetzelve, in betaaling, behoeften, aan welke zy door lengte van tyd waren gewoon geworden. Naar maate de Volkplantingen bevolkt wierden, en derzelver voortbrengzels de fcheepvaarenden en handwerkslieden menigvuldiger deeden worden, moesten onze landen eene overmaate van lyftocht leveren voor eene overmaate van bevolkinge; eene vermeerdering van inlandfche koopmanfchappen, voor uitlandfche voorwerpen van verruilinge en vertier. Vermits de zwaare arbeid van den fcheepvaart, en de verandering der leevensmiddelen door den overtogt een grooter bederf der vrug- , j ten veroorzaakten, was men genoodzaakt . de aarde te dwingen en te bearbeiden, om eene overmaate van vrugtbaarheid van de- j zelve te trekken. Het vertier der leevens. ( middelen van Amerika, verre van dat der i voortbrengzelen van Europa te verminde- ï, ren, deedt hetzelve aangroeien en uitge- j breider worden over alle Zeeën, in alle , havens, in alle handeldryvende en nyver- | heidvoedende fteden. Dus moesten de Natiën, die zich 't meest op den koophan- j j del toeleiden, tevens de fterkfte in den ; landbouw worden. j Engeland hadt het eerfte een denkbeeld '< ^ van  der beide INDIEN. 337 van dit nieuw ontwerp. Het bevestigde en volmaakte hetzelve, door de landbouwers met eere en voordeel te bekroonen. 'Er wierdt een Medailje geflagen en den Hertoge van bedfort toegeweezen, met dit opfchrift: voor het zaaien van ekels. Triptolemus en ceres wierden alleenlyk om eene foortgelyke reden van de Oudheid aangebeeden; en 'er worden nog heden ten dage tempels en altaaren geftigt voor nietsdoende Monniken ! ö God der Natuure, gy wilt dan dat de menfchen fneuvelen! Neen: gy hebt in de edelmoedige zielen, in de verhevene vernuften, in het hart van verlichte Koningen en Volken gegraveerd, dat de arbeid de eerfte pligt der menfchen is; en dat de eerfte arbeid die der aarde is. Het voordeel, de voldoening onzer behoefte, is de loffpraak van den landbouw. Indien ik een onderdaan badde, zeide een zeker Monarch, die myin plaats van éény twee koornhalmen leverde, ik zou hem boven alle ftaatkundige vernuften uoaardeeren. Waarom moet deeze Koning, dit zeggen, flegts een verdichtzel van den Wysgeer swift zyn? Maar eene Natie, die zodanige Schryvers voortbragt, moest deeze fraaie fpreuk met de daad doen bewaarheid worden. Engeland verdubbelde de voortbrengzels van zynen landbouw. Op dit voetfpoor begonnen alle Natiën, die de waarde der rJyverheid kenden, dezelve tot haaren oorfpong en eerfte beftemming terug te brengen. De Franfchen, die, onder het ftaatsbewind van drie KarVII. deel. Y di- XIX. BOEK.  XIX. boek. 338 GESCHIEDENIS dinaalen, zich met geene befpiegelingen, het algemeen wèlzyn betreffende, hadden kunnen bezig houden; de Franfchen durfden het, naa den vrede van Aken, onderneemen om over weezenlyke Hukken, met eene in 't oogloopende belangneeming, te fchryven. De onderneeming van een algemeen woordenboek van kunften en weetenfchappen, deedt alle groote onderwerpen aan den dag koomen, en bragt alle rechtfchapen vernuften in beweeging. De Geest der wetten kwam aan den dag, en de gezigtëinder des vernufts wierdc uitgebreider. De Natuurlyke Historie van een Franfchen plinius , die Griekenland en Rome overtrof in de kunst van de Natuur te kennen en te fchilderen; deeze Historie, ftout en verheven gelyk haar onderwerp» verhitte de verbeeldingskragt der leezeren, en verbondt hen met fterke koorden aan befpiegelingen, welke een Volk niet kan vaarwel zeggen, zonder van nieuws tot barbaarsheid te vervallen. In minder dan twintig jaaren tyds opende de Franfche Natie de oogen voor haare belangen. Zy deedt de Regeering de oogen openen, en de landbouw wierdt, indien niet aangemoedigd door belooningen, ten minften befchermd door eenige Staatsdienaars. Duitschland heeft de heilzaame invloeden gevoeld van dien geest der verlichtheid, welke de aarde vrugtbaar maakt, en haare bewooners vermenigvuldigt. Gantsch Noorden is op de been gekooraen om zyne lande-  der beIdè INDIEN. 339 deryen ten voordëele aan te leggen. Spanje zelf heeft zich bewoogen; en by gebrek aan opgezeetenen, heeft het ten minften uitlandfche akkerlieden na zyne nog niet ontginde provinciën gelokt* Opmerkelyk, maar tevens natuurlyk is het, dat de menfchen tot de eerfte der kunften niet zyn wedergekeerd, dan naadat zy alle andere kunften doorloopen hadden. Het is de gewoone loop van het menschlyk verftand, niet weder te keeren op den rechten weg, dan naadat het op averechtfche wegen zyne kragten heeft uitgeput. Het gaat altoos voorwaarts ; en gelyk het een begin gemaakt heeft van den landbouw om den loop des koophandels en der weelde te volgen, loopt het fpoedig dien Cirkel rond , en bevindt zich ten lanj gen laatfte op nieuw in de wieg van alle ; kunften, aan welke het zich bepaalt, . door dien zelfden geest van eigenbelang, welke het daar van hadt doen verwyderen. ! Zodanig is de mensch; door belang en i nieuwsgierigheid genoopt, verlaat hy, in : zyne jeugd, zyn Vaderland; doch het zwerven door de wyde waereld moede, keert I hy weder, om in zyn vaderlyk huis te lee1 ven en te fterven. Alles is, in de daad, afhanklyk en het 1 vrugtgevolg van het bearbeiden der landen* Dit maakt de inwendige kragt der Staaten uit; het lokt derwaarts de rykdommen van buitenlands. Alle magt, welke van elders dan uit -de aarde ontftaat, is door kunst gewrogt en wisfelvallig, zo in het natuurY - lyke, XIX. BOEK.  XIX. boek. 340 GESCHIEDENIS lyke, als in het zedelyke. De nyverheid en de koophandel, welke zich niet in de eerfte plaats op den akkerbouw van een land toeleggen, ftaan in de magt van vreemde Mogendheden, die ze kunnen betwisten door nay ver, of ontvreemden door nyd; deels door de zelfde nyverheid te haarent in te voeren: deels door den uitvoer haarer ruuwe ftoffen, of door den invoer deezer ftoffen, naadat zy bewerkt zyn, te verbieden. Maar een wel bebouwde en beplante Staat brengt de menfchen voort door de vrugten der aarde, en de rykdommen door de menfchen. Het zyn niet de tanden van den draak welke hy zaait, om foldaaten te teelen, die elkander verdelgen, maar het is de melk van jüno, welke den hemel met eene tallooze menigte van ftarren bevolkt. De Wethouderfchap is daarom haare befcherming meer aan de landeryen dan aan de fteden verfchuldigd. De eene zyn altoos vrugtbaare moeders en minnen; de andere zyn niets anders dan dikmaals ondank baare en onvruchtbaare dochters. De fteden kunnen niet beftaan dan van het overtollige der bevolkinge en van de vrugtbaarheid der landeryen. De plaatzen zelve en de handeldryvende fteden, die, door haare fchepen, gemeenfchap fchynen te hebben met de geheele aarde, die meer rykdommen geeven dan zy bezitten, lokken, nogthans, de fcbatten niet, welke zy wyd en zyd verfpreiden, dan door middel van de voortbrengzels der velden, die haar om-  DER BEIDE INDIEN. 341 ' omringen. Aan den wortel moet derhal1 j ven de boom befproeid worden. De fte1 i den zullen niet bloeien, dan door de I j vrugtbaarheid der akkers. Doch deeze vrugtbaarheid is niet zo zeer afhanklyk van den grond, als van deszelfs II bewooners. Spanje en Italië , hoewel i gelegen onder een klimaat, het gunftigst '1 voor den landbouw, geeven minder vrugts s dan Frankryk en Engeland, omdat de Re1 geering aldaar de Natuur op duizenderlei 1 wyzen onderdrukt. Overal daar de Natie 1 f aan haar Vaderland verknogt is door den > eigendom, door de veiligheid haarer bezit| tingen en derzelver inkomften, bloeien en tieren de landen. Overal daar de voorregj ten niet voor de fteden , en de Heerendien- Iften niet voor het platte land zyn, zal men eiken eigenërfde, op het erfgoed zyner vaderen gefield, hetzelve zien uitbreiden i en verfieren door een aanhoudenden akker^bouw, zyne kinderen vermenigvuldigen f naar evenredigheid zyner goederen, en zy•jne goederen naar evenredigheid zyner kin1 deren. Het belang der Regeeringe vordert derihalven, de akkerlieden voor alle andere i ledigloopende klasfen der zamenleevinge te 'I begunftigen. De Adeldom is eene haatlyke londerfcheiding, wanneer dezelve niet geI grond is op weezenlyke dienften en die den ! Staat waarlyk voordeel aanbrengen, als het befchermen der Natie tegen buitenlandfche aanvallen, en tegen de onderneemingen der ; dwingelandye. De Adel is eene wisfelvalY 3 lige XIX. 1SOEX.  XIX. IQEK, 342 GESCHIEDENIS lige en dikmaals verderflyke onderftand, ' wanneer zy, naa een verwyfd en ongebon- i | den leeven in de fteden geleid te hebben, j den Vaderlande eene zwakke hulp betoo- ! nen op de vlooten of in de legers, en vervolgens wederkeeren ten Hove, om al- ; | daar, tot loon haarer lafhartigheid, eerampten en bedieningen te bédelen, welke | den onderdaanen tot hoon en last verftrek- •, ken. De Geestlykheid is een voor 't hiinst onvrugtbaar beroep voor de aarde, zelf wanneer zy zich onledig houdt met bidden. Maar wanneer zy, nevens ergerlyke zeden, eene leer predikt, welke haar voorbeeld tweezins ongelooflyk en ondoenlyk maakt; wanneer zy, naa den Godsdienst onteerd, befpottelyk gemaakt en ondermynd te hebben, door eene reeks van misbruiken, drogredenen, onregtvaardigheden en geweldenaaryen, dien wil onderfchraagen door vervolging : dan wordt dit bevóorregt, lui en oproerig lichaam de wreedfte vyand van den Staat en van de Natie. De Staat behoudt niets gezonds en eerwaardigs, dan die klasfe van Herders, de veragtfte en meest gedrukte, die, onder de opgezeetenen ten platten lande geplaatst, arbeidt, bouwt, vermaant, en eene menigte rampzaligen troost en onderfteunt. De akkerlieden verdienen de voorkeuze der Regeeringe, zelf boven de handwerken én kunften, zo werktuiglyke als vrye. De kunften der weelde te vereeren en te befchermen, zonder zich te laaten gelegen zyn aan de landeryen, de bron der nyverheid,  DER BEIDE INDIEN. 343 heid, die haar gefchapen heeft en onderfteunt, is zo veel als de orde van de betrekkingen der Natuure en der zamenleevinge te vergeeten. De kunften te begunftigen en den landbouw te verwaarloozen, is zo veel als de fteunen van de grondflagen eener pyramide wegneemen, om derzelver toppunt op te trekken. De werktuiglyke kunften lokken handen genoeg, door de rykdommen, welke zy den onderneemeren aanbrengen, door de geryflykheden, welke zy den werklieden verfchaffen, door de ruimte, de vermaaken en geneugten, welke gebooren worden in de fteden, de verzamelplaatzen der nyverheid. Het is het verblyf ten platten lande, 't welk aanmoediging behoeft voor den zwaaren arbeid, en fchaêvergoeding voor de verveelingen der eenzaamheid in de onthoudingen. De landman is afgefcheiden van alles, 't geen de eerzucht ftreelen of den weetlust kan bekooren. Hy leeft afgefcheiden van de eerbetooningen en aangenaamheden der zamenleevjnge. Zynen kinderen kan hy geene befchaafde opvoeding geeven, zonder hen van onder zyn oog te laaten gaan, noch hen op den weg des geluks brengen, die hen onderfcheidt en voorthelpt. Hy geniet de opofferingen niet, welke hy voor hun doet, wanneer zy verre van hem worden opgevoed. In één woord, hy lydt alle de fmarten der Natuure; maar geniet hy derzelver vermaaken, indien hy door de vaderlyke zorge der Regeeringe niet onderfchraagd Y 4 wor- XIX. BOEK.  XIX. BOEK. 344 GESCHIEDENIS worde? Alles is voor hem lastig en vernederend, zelf de belastingen, waar van de naam alleen zomtyds zynen ftand veragtlyk maakt by alle de overigen. De vrye kunften verlokken, zelf door de bekwaamheid, welke dezelve tot eene foort van drift gemaakt heeft; door het aanzien, welke zy terugkaatzen op dezulken, die daarin uitmunten. Men kan de werkftukken, waartoe vernuft vereischt wordt, niet bewonderen, zonder de menfchen, met dit dierbaar gefchenk der Natuure begaafd, hoog te agten en te tragten om hen te leeren kennen. Maar de landman, indien hy niet in vrede geniete 't geen hy bezit en verzamelt; indien hy de deugden van zynen ftand niet kan aankweeken, omdat deszelfs zoetigheden hem benomen worden; indien de Krygs- en Heerendienften en de belastingen, hem zynen zoon, zyne osfen en zyn koorn ontneemen, wat zal 'er voor hem overblyven, dan de hemel en de aarde, die hem kwellen, te vervloeken ? Hy zal zynen akker en zyn Vaderland verlaaten. Eene verftandige Wethouderfchap kan, derhalven, zonder zich zelve de hartader af te fnyden, haare eerfte zorge niet aan den landbouw weigeren. Het fpoedigst en kragtdaadigst middel om dien te onderfchraagen, is, de vermenigvuldiging van alle foorten van voortbrengzelen te begunftigen, door het onbelemmerdfte en onbepaaldfte vertier. Eene onbepaalde vryheid in den handel van  DER BEIDE INDIEN. 34J van leevensmiddelen, verwekt tevens een akkerbouwend en handeldryvend Volk; zy maakt de vooruitzigten van den landman uitgebreider ten aanzien van den koophandel, en de vooruitzigten van den koopman met opzigt op den landbouw; zy verbindt hen te gader door aanhoudende en duurzaame betrekkingen. Alle menfchen zyn te gader aan de landeryen en aan de fteden verbonden; de provinciën kennen en bezoeken elkander. Het vertier van leevensmiddelen doet in de daad de gouden eeuw gebooren worden, in welke rivieren van melk en honig door de velden ftroomen.. Alle landen worden ten voordeel» aangelegd. De weilanden begunftigen den akkerman door de beesten, welke zy vet maaken; het planten van koorn moedigt den wynteelt aan, door het verzorgen va» een altoos zekeren lyftocht aan den geenen, die zaait noch maait, maar plant, fnydt en plukt. Omhels een tegenovergefteld ontwerp. Onderneem het, den akkerbouw en het vertier van deszelfs voortbrengzelen door byzondere wetten te regelen: wat al onheilen zullen hier uit ontftaan! Het gezag zal niet alleen alles willen zien, alles weeten; maar ook alles doen, en 'er zal niets gedaan worden. De menfchen zullen geleid worden gelyk hunne kudde en hun koorn, zy zullen by hoopen vergaderd, en naar 't goedvinden van den dwingeland hier en daar verftrooid worden, om vermoord te worden op de flagtbanken van Y 5 dea XIX. BOEK.  XIX. soek. 345 GESCHIEDENIS den oorlog, of om op de vlooten en in de Volkplantingen vrugtloos om te koomen. Het leeven van den Staat zal deszelfs dood worden. De landen noch de menfchen zullen kunnen tieren; en de Staaten zullen zich met fnelle fchreden tot hunne ontbinding fpoeden, en tot die vanéénfcheiding, welke altoos wordt voorafgegaan van de flagting der onderdaanen en der dwingelanden. Wat zal 'er dan van de handwerken worden ? De kunften worden uit den akkerbouw gebooren, wanneer deeze tot dien trap van overvloed en volmaaktheid wordt gebragt, welke den menfchen den ledigen tyd laat om geryflykheden te verzinnen en zich dezelve te verzorgen; wanneer dezelve eene genoegzaam talryke bevolking voortbrengt, om tot ander werk dan het bearbeiden der aarde te kunnen gebruikt worden. In dat geval moet een Volk, noodwendig, zich op den kryg, de fcheepvaart, of de handwerken toeleggen. Zo dra de oorlog de ruwheid of woestheid eener kloeke Natie verzagt heeft; zq dra dezelve ten naasten by de uitgebreidheid eener heerfchappye heeft bepaald, moeten de handen, die voormaals de wapens voerden, den riem, het touwwerk, den bytel, de weeversfpoel, in één woord, alle werktuigen van den koophandel en de nyverheid behandelen: want de aarde, die, zonder haare hulp, zo veele menfchen voedde, heeft niet noodig dat zy de fpade aangrypen. Naardien de kunften altoos een landfchap, eene vryplaats heb-  DER BEIDE INDIEN. 347 hebben, daar zy in vrede geoeffend worden en bloeien, is het gemaklyker dezelve aldaar te gaan zoeken en te lokken, dan te zynent te verwagten haare geboorte en haaren voortgang van de langwyligheid der eeuwen, en van de gunst des gevals, die over de ontdekkingen des vernufts het bewind voert. Ook hebben alle de nyverfte Natiën van Europa het rykfte gedeelte haarer kunften van Afie overgenomen. Hier fchynt de uitvinding zo oud te zyn als het menschlyk geflagt. De fchoonheid a de vrugtbaarheid van het klimaat kweekte aldaar, nevens den overvloed van allerlei vrugten, eene talryke bevolking. De beftendigheid der beerfchappyen grondveste aldaar de wetten en de kunften, kinders van het vernuft en van den vrede. De rykdom van den grond bragt aldaar de weelde voort, de moeder van de geneugten der nyverheid. Indie en China, Perfie en Egypte bezaten, nevens alle fchatten der Natuure, de fchitterendfte uitvindingen der kunst. Dikmaals heeft de oorlog aldaar de gedenkftukken des vernufts verdelgd; maar zy worden aldaar uit hunnen asch herbooren, zo wel als de menfchen. Even gelyk die arbeidzaame zwermen, welke de winterfche Noordewind in de byekorven doet overkoomen, en die men, in de lente, met de zelfde zucht tot werkzaamheid en orde op nieuws ziet te voorfchyn koomen; dus hebben ook zekere Volken van Afie, in weerwil van de invallen en veroveringen der Tartaaren, de weel- XIX, BOEK.  348 GESCHIEDENIS XIX. SOEK. weeldevoedende kunften, nevens derzelver werkftoffen, ten allen tyde behouden. Het was in een land, welk beurtelings veroverd wierdt door de Scythen, de Ro» meinen en de Saraceenen, dat de Natiën van Europa, die noch door den Christlyken Godsdienst, noch door het verloop der eeuwen hadden kunnen befchaafd worden, de kunften en weetenfchappen wedervonden , welke zy niet zogten. De kruisvaarders putteden hunne dweepery uit, en verlooren hunne barbaarsheid te Conftantinopole. Het was op de reize na het graf van hunnen nederigen Zaligmaker, die in eene kribbe gebooren en aan het kruis geftorven was, dat zy fmaak kreegen voor luister, pragt en rykdommen. Zy bragten de Afiatifche ftaatfie in de Hoven van Europa. Italië, van waar de Godsdienst over de andere landfchappen het gebied voerde, nam 't eerst eene nyverheid aan, voordeelig voor zyne Kerken, voor de plegtigheden van zynen Eerdienst, voor die fchouw* fpelen, welke de Godsdienftigheid voeden, door middel der zinnen, wanneer zy zich eenmaal meester heeft gemaakt van de ziel. Het Christen Rome, welk zyne plegtigheden van het Oosten hadt ontleend, moest daar van ontleenen 't geen dezelve fchraagt, den luister der rykdommen. Venetië, 't welk fchepen hadt onder den ftandaart der vryheid, kon het niet aan nyverheid ontbreeken. De Italiaanen regtten fabriken op, en waren langen tyd in het bezit van alle kunften, zelf naadat de ver»  DER BEIDE INDIEN. 34^ verovering der beide Indien de fchatten der geheele waereld in Europa hadt doen aanlanden. Vlaanderen ontleende zyne handwerken van Italië, Engeland kreeg de zyne van Vlaanderen, en Frankryk nam zyne nyverheid van alle Natiën over. Het kogt van Engeland de weefkunst, welke tienmaal fneller dan de naald werkt. De vingers, welke dit bedryf deedt rusten, wierden gebruikt tot het kantwerken, welke men den Vlaamingen ontvreemde. Parys overtrof de Perfifche tapyten en de Vlaamfche behangzels, ten aanzien van bloemwerk en kleuren; het Venetiaanfche fpiegelglas, in doorfchynendheid en groot, te. Frankryk leerde de Italiaanfche zyde, en de Engelfche lakens gedeeltlyk te kunnen misfen. Duitschland heeft, door middel van zyne Yzer- en Koper-Mynen, de meerderheid in het gieten, hardraaaken en bewerken deezer metaalen behouden. Maar de kunst, om alle ftoffen te polysten en te fatfoeneeren, welke tot de fieraadjen der weelde en de geryflykheden des leevens behooren, fchynen de Franfchen in pagt te hebben; het zy omdat zy in de zucht om te behaagen de middelen vonden om daarin te flaagen, door alle fchitterende uitwendigheden; het zy dat de bevalligheid en ongedwongenheid in de daad overal een luchthartig en vrolyk Volk verzeilen, 't welk door een natuurlyk InHinkt fmaak heeft. Ieder akkerbouwende Natie moet kunften bezitten om haare ftoffen te verwerken, XIX. BOKK.  XIX. BOEK. 35o GESCHIEDENIS ken, en haare voortbrengzels vermeerderen om haare kunftenaars te voeden. Indien zy niets anders kende dan het bearbeiden van den grond, haare nyverheid zou bepaald zyn tot de oorzaaken, middelen en gewrogten. Met weinige begeerten en behoeften, zou zy weinige poogingen doen; zy zou minder handen te werke ftellen, en minder tyds arbeiden. Zy zou den akkerbouw kunnen uitbreiden noch tot grooter volkomenheid brengen. Indien deeze Natie naar evenredigheid meer kunften dan werkftoffen hadde, zou zy overgelaaten worden aan de genade der buitenlanderen, welke haare fabriken zouden bederven, door den prys haarer weelde te doen toeneemen, en dien van haar onderhoud te verhoogen. Maar wanneer een akkerbouwend Volk de nyverheid met den eigendom paart, het aankweeken der voortbrengzelen met de kunst om dezelve te verwerken , dan bezit het in zich zelf de vermogens van zyn beftaan en onderhoud, alle de zaaden van zyne grootheid en voorfpoed. Aan dit Volk is het gegeeven, te kunnen al wat het wil, en te willen al wat het kan. Niets begunftigt meer de vryheid dan de kunften. De vryheid is het element der kunften, en de kunften zyn, uit haaren aart, waereldburgers. Een bekwaam kunftenaar kan in alle landen der waereld arbeiden, dewyl hy voor de geheele waereld arbeidt. De kundigheden vlieden overal de flaaverny, welke de foldaaten over-  DER BEIDE INDIEN. 35T overal vinden. De Protestanten, door de Kerkelyke onverdraagzaamheid uit Frankryk verdreeven, vonden eene fchuilplaats in alle befchaafde Staaten van Europa; en de Priesters, uit hun Vaderland gebannen, hebben nergens eene fchuilplaats gevonden, zelf niet in Italië, de wieg en bakermat van het Monnikleeven en der onverdraagzaamheid De kunften vermenigvuldigen de middelen tot geluk, en fpannen te zamen, door eene grooter fmaldeeling der rykdommen, tot eene betere verdeeling van den eigendom. Alsdan verdwynt die overmaatige ongelykheid, de rampzalige vrugt der onderdrukkinge, der dwingelandye en van de ftompheid eener geheele Natie. De handwerken bevorderen den voortgang der kundigheden en weetenfchappen. De fakkel der nyverheid verlicht op eenmaal een uitgebreiden horifont. Geene kunst ftaat op zich zelve; de meeste hebben gedaanten, gebruiken, werktuigen en grondbeginzels, die aan allen gemeen zyn. De Werktuigkunde alleen heeft de beoeffening der Wiskunde aanmerkelyk moeten uitbreiden. Alle de takken van den geflagtboom der weetenfchappen hebben zich nevens den voortgang der kunften en handwerken ontwikkeld. De mynen, de molens, de lakenreederyen, en de verwerven, hebben den kring der Natuurkunde en der Natuurlyke Historie uitgebreid. De weelde heeft de kunst van te genieten gefchapen, die geheel en al van de vrye kunften af. hank. XJX. BOEK.  XIX. BOEK. 352 GESCHIEDENIS hanklyk is. Zo dra de Bouwkunde fieraadeit van buiten toelaat, verwekt zy verfierzels binnenshuis. Straks arbeiden de Schilderen Beeldhouwkunst ter verfraaijinge en om 't aanzien te geeven aan de gebouwen. De patroonkunst ftrekt zich uit tot de klederen en huisgeraaden. Het Crajon, vrugtbaar in nieuwigheden, verandert tot in het oneindige zyne trekken en fchaduwen op de ftoffen en porceleinen. Het denkend en fpreekend vernuft bepeinst op zyn gemak de meesterftukken der Dichtkunde en Welfpreekendheid, of die gelukkige ontwerpen van Staatkunde en Wysbegeerte, die den onderdaanen alle hunne regten, den Vorften al hunnen roem geeven, den roem van over de verftanden en harten, over het begrip en den wil te regeeren, door de reden en de billykheid. Dan baaren de kunften dien geest der zamenleevinge, welke het geluk van het burgerlyke leeven uitmaakt, die den ern» ftigen arbeid verpoost, door maaltyden, fchouwfpelen, concerten, zamenkoutingen, * door allerlei vermaaklyke uitfpanningen. De onbekrompenheid geeft aan alle eerlyke genietingen een voorkoomen van vryheid, welk de rampen zamenbindt en vermengt. De bezigheid geeft eene nieuwe waarde of bekoorlykheid aan de vermaaken, welke haar loon uitmaaken. Ieder burger, verzekerd omtrent zyn leevensonderhoud door de voortbrengzels zyner nyverheid, verledigt zich tot alle aangenaame of moeilyke bezigheden des leevens, met die  der beide INDIEN. 353 die rust der ziele, die den zoeten flaap nodigt lk beweer niet, dat de begeerlykheid niet veele flagtöffers maakt; maar zy maakt 'er veel minder dan de oorlog of het bygeloof, eeuvvigduurende geesfels van nietsdoende Volken. Naast het bearbeiden en beplanten der aarde , voegt, derhalven, allermeest den mensch, de beoeffening der kunften. Beiden maaken tegenwoordig de kragt der befchaafde Staaten uit. Indien de kunften de menfchen verzwakt hebben, zo zyn het dan de zwakke Volken, welke de fterken te onderbrengen: want het evenwigt van Europa is in handen der kunstoeffenende Natiën» Zedert den tyd dat Europa met handwerken bezet is, fchynt het verftand en het hart der menfchen van ftrekkinge te zyn veranderd. Overal is de begeerte tot rykdommen uit de zucht tot vermaak gebooren. Men vindt geen Volk meer dat vrywillig arm is, omdat de armoede niet meer het bolwerk der vryheid is. Moet het hooge woord 'er uit? De kunften bekleeden de plaats van deugden op aarde. De nyverheid kan ondeugden baaren; doch zy verbant, voor 't minst, de ondeugden der ledigheid, welke duizendmaal gevaarlyker zyn. Dewyl de kundigheden allerlei foort van dweepery allengskens verflikken, vermoordt men elkander niet uit bygeloovigheid, terwyl men door de behoefte der weelde arbeidt. Het menfchenbloed wordt, ten minften, nimmer vergooten zonder VII. deel. Z een XIX. BOEK.  XIX. BOEK. 354 GESCHIEDENIS een fchyn van belang; en, misfehien, doet de oorlog geene dan die gewelddaadige en woeste menfchen fneuvelen, die, in alle Staaten, vyanden en verftoorders der orde gebooren worden, zonder eenige andere bekwaamheid, zonder ander inftinkt, dan om te verdelgen. De kunften houden dien geest van oneenigheid in bedwang, door den mensch te onderwerpen aan een geduurigen en geregelden arbeid. Deeze geeft aan allerlei ftanden middelen en hoop om te genieten, zelf aan de laagfte ftanden eene foort van aanzien en aangelegenheid, door het nut, welk zy aanbrengen. Zulk een werkman heeft, in den ouderdom van veertig jaaren, den Staat meer gelds aangebragt, dan een geheel gezin van akkerbouwende flaaven, voormasls, der Leenregeeringe aanbragt. Een bloeiende fabriek veroorzaakt meer ruimte in een dorp, dan twintig kasteelen van aloude jagt- of oorloglievende baronnen, in vroegere dagen, in eene provincie te wege bragten. Indien het waar zy, dat, in den tegenwoordigen ftaat der waereld, de nyverfte Volken de gelukkigfte en de magtigfte zyn moeten; het zy omdat zy, in onvermydelyke oorlogen, meer krygs- land- en zeebehoeften uit hunnen eigen fchoot leveren, of door hunne rykdommen koopen; het zy omdat zy grooter belang hebbende by den vrede, de gefchillen door onderhandelingen vermyden of een einde doen neemen; het zy omdat zy in hunne nederlaagen hunne verliezen, door kragt van ar-  der beide INDIEN. 355 beiden» fpoediger herftellen; het zy omdat zy onder een zagter en meer verlichte Regeering leeven, m weerwil van de werktuigen des bederfs en der flaavernye, welke de rerwyfdheid der weelde aan de flaaverny in handen geeft: indien, in één woord- de kunften de Natie befchaaven, moet een Staat op alle middelen bedagt zyn om de handwerken te doen bloeien. Deeze middelen hangen af van het klimaat, 't welk, volgens het zeggen van polybius, de gedaante, de kleur en dc zeden der Natiën vormt. Het gemaatigdst klimaat moet het gunftigst zyn voor de ftilzittende nyverheid. Indien het te heet zy, is het nadeelig voor de oprigting van handwerken, welke de zamenwerkende poogingen van verfcheiden menfchen tot den zelfden arbeid vorderen; het fluit alle kunften buiten, welke vuurplaatzen of veel lichts vereifchen. Indien het klimaat te koud zy, is het onbeftaanbaar met de kunften, die in de open lucht moeten geoeffend worden. Te verre van of te naby den Evenaar, is de mensch onbekwaam tot verfcheiden foorten van arbeid, die met eene zagte gemaatigdheid meest fchynen te ftrooken. Te vergeefs zogt peter de groote , in de best befchaafde Staaten van Europa, alle kunften, welke zyne Natie konden befchaaven. Zedert vyftig jaaren heeft geen van die zaaden des leevens kunnen wortel fchieten te midden der ysfchotzen van Rusland. Alle kunftenaars zyn aldaar buitenlanders, en fterven 'er wel haast met Z 2 hun- XIX. BOEK.  XIX, boek. 356 GESCHIEDENIS hunne bekwaamheid en hunnen arbeid, indien zy zich aldaar met 'er woon willen nederzetten. De Protestanten, welke lodewyk de XIV vervolgde in zynen ouderdom, even als ware deeze de'leef tyd der verbanningen, bragten te vergeefs de kunften en handwerken onder alle de Volken, die hun eene fchuilplaats verleenden; zy konden aldaar niet de zelfde werkftukken als in Frankryk vervaardigen. De kunst nam af of verwelkte in hunne even vlytige en arbeidzaame handen: dewyl zy niet door de zelfde zonneftraalén verhit of verlicht wierdt. By de gunst des klimaats, ter aanmoediginge der handwerken, moet het voordeel der ftaatkundige ligginge van eenen Staat koomen. Indien hy van eene uitgebreidheid zy, welke voor zyne beftendigheid geen grond om iets te vreezen of te wenfchen overlaat; indien hy aan de Zee grenze, om de ruuwe ftoffen te kunnen ontvangen en de gewerkte ftoffen te verzenden ; tusfchen Mogendheden, welke Yzermynen bezitten, om zyne nyverheid te oeffenen, en tusfchen Staaten, welke Goud. mynen hebben om dezelve te kunnen betaalen ; indien hy Natiën ter rechter en ter flinker zyde hebbe, Zeehavens en wegen, die aan alle kanten open ftaan: zulk een Staat zal alle voordeelen bezitten, die een Volk kunnen noopen om handwerken te beginnen. Maar nog een weezenlyker voordeel, is de vrugtbaarheid van den grond. Indien de  der beide INDIEN. 357 de landbouw te veele handen vordere, zal dezelve geene werklieden kunnen uitleveren, of de velden zullen door dé werkplaatzen ontvolkt worden; en in dit geval zal de duurte der leevensmiddelen het getal der handwerken verminderen, door het verhoogen van den prys der werkftukken. By gebrek aan de vrugtbaarheid der landeryen, vorderen de handwerken ten minften de fpaarzaamheid der menfchen. Eene Natie, die veele leevensmiddelen gebruikte, zou al het voordeel haarer nyverheid verflinden. Wanneer de weelde fneller en hooger dan de arbeid klimt, fterft zy in haaren oorfprong; zy doet den ftam uitdroogen, die haar de leevenszappen geeft. Wanneer de werkman een trfel wil houden en gekleed gaan, als de meester die hem te werk ftelt, gaat de fabriek welhaast te gronde. De fpaarzaamheid, welke de Republikeinen uit een beginzel van deugd betragten, moeten de handwerkers betragten uit gierigheid. Dit is, misfehien, de reden, dat de kunften, zelf die de weelde voeden, voor de Gemeenebesten beter dan voor de Monarchiën voegen: want de armoede des Volks in een eenhoofdigen Staat, is niet altoos een kragtigwerkende prikkel tot nyverheid. De arbeid des hongers is altoos bepaald gelyk deeze; maar de arbeid der eerzucht groeit met deeze ondeugd aan. Veel invloeds heeft het Nationaal karakter op den voortgang der kunften, tot weelde en fieraad dienende. Een zeker Z 3 Volk XIX. BOEX. l  XIX. ■S0»K. 358 GESCHIEDENIS Volk is gefchikt tot uitvinding, zelf uit kragt van die ligtvaardigheid, welke het tot nieuwigheid noopt. Dit zelfde Volk Is gefchikt tot de kunften door zyne trotsheid, welke het den opfchik doet beminnen. Eene andere Natie, minder leevendig van aart, heeft minder fmaak in beuzelingen , en is 'er minder op gefteld om van mode te veranderen. Droefgeestiger van aart, helt zy meer over tot tafelweelde en dronkenfchap, welke de verveeling verdryft. De eene van deeze Natiën moet beter dan haare mededingeres flaagen in de kunften tot fieraad dienende; zy moet haar den voet ligten onder alle andere Volken, die zich op de zelfde kunften toeleggen. Naast de Natuur, is het de Regeeringsvorm, welke de handwerken doet bloeien. Indien de nyverheid de Nationaale vryheid beeunftige, de vryheid begunftigt op haare beurt de nyverheid. De uitfluitende voorregten zyn de vyanden der kunften en van den koophandel, welke de nayver alleen kan aanmoedigen. Het regt van leerhngfchap en de prys van meesterfchappen, is eene foort van monopolie. Dit flag van oktrooi, welk de lichaamen der handwerken, dat wil zeggen, kleine genootfchappen ten koste van het groote begunftigt, |s nadeelig voor den Staat. Door de gemeene lieden de vryheid te beneemen om een beroep te kiezen, welk hun best voegt, worden alle beroepen met flegte werklieden vervuld. De beroepen, die meer bekwaamheids vorderen, worden m- ge-  DER BEIDE INDIEN. 359 genomen door de zulken, die het meeste geld bezitten; de geringfte en minst kostbnare handwerken worden dikmaals het deel van lieden, gebooren om in eene edele kunst uit te munten. Beiden, aan een handwerk bepaald, waarin zy geen fmaak hebben, verwaarloozen het werk en vergeeten de kunst: de eerften, omdat zy beneden hunne waardigheid zyn; de laatften, omdat zy zich tot dezelve niet bekwaam gevoelen. Het vry zyn van de gilden veroorzaakt nayver onder de werk* lieden, en, diensvolgens, overvloed en volmaaktheid van werkftukken. Het kan in gefchil getrokken worden, of het voordeelig zy, de fabriken in de groote fteden te verzamelen, of dezelve ten platten lande te verfpreiden ? De ondervinding heeft dit gefchil beliegt. De kunften van de hoogfte noodzaaklykheid zyn gebleeven daar zy gebooren zyn, op de plaatzen, welke haar ftoffen ter verwerkinge hebben uitgeleverd. De fmederyen zyn naby de mynen, en de weeveryen naby de vlaschlanden. Maar de zamengeftelde kunften van nyverheid en weelde kunnen geen verblyf hebben ten platten lande. Verdeel over een uitgebreide landftreeke alle de kunften, welke tot het maaken van een uurwerk zaamenwerken, en gy zult Geneve verliezen, nevens alle de handwerken, welke het doen beftaan. De volmaaktheid der ftoffen vordert, dat zy aangeleid worden in eene ftad, daar men goede verweryen nevens Z 4 fraaie i XIX. BOEK.  XIX. BOEK. 360 GESCHIEDENIS fraaie tekeningen kan hebben; de kunst om wolle en zyde te fpinnen, nevens de kunst om goud- en zilverdraad te trekken. Indien 'er achttien handen vereischt worden tot het maaken van een fpeld, door hoe veele kunften en handwerken heeft dan een gegaloneerde rok, een geborduurd kamizool moeten gaan? Hoe zal men in het binnenfte gedeelte eener binnenlandfche provincie den onbefchryflyken toeftel der kunften vinden, welke vereischt worden om een paleis van huisgeraaden te verzorgen,, of de behoeften der feesten van een j Hof te vervullen? Verban, derhalven, of behoud ten platten lande de onfchuldige of eenvoudige kunften, die op zich zelve ftaan; bereid in de provinciën de gemeene lakens, waar mede zich de gemeene lieden kleeden. Richt tusfchen de hoofdftad en de andere fteden op, eene wederzydfche afhanklykheid van behoeften of van geryflykheden; van ongemaakte ftoffen en ge. werkte ftukken. Maar nog eens, ftel niets vast, beveel niets; laat de menfchen, die irbeiden, hunnen gang gaan. Vryheid van koophandel en vryheid van nyverheid zullen u handwerken, zullen u eene talryke bevolking geeven. Is de waereld op den eenen tyd fterker bevolkt geweest dan op den anderen? Dit tan men uit de Gefchiedenis niet ontdekten: omdat de eene helft des bewoonden lardkloots ' geene Gefchiedfchryvers heeft ?ehad, en de helft der Gefchiedenisfe vol eugens is. Wie heeft ooit eene optelling ge-  DER BEIDE INDIEN. 3ÖI gedaan, of kunnen doen, van de bewooners der aarde ? Zy was, zegt men, in haare jeugd vrugtbaarder. Maar waar is die gulden eeuw? Beftaat zy, wanneer een dor zand uit de bedding der Zee voortkoomt, en in de ftraalen der zonne gezuiverd wordt? Is het dan dat het flyk planten, dieren en menfchen voortbrengt? Maar de geheele aarde moet beurtlings door den Oceaan bedekt geweest zyn. Zy heeft, derhalven, gelyk ieder weezen van alle geflagten, eene zwakke en onvrugtbaare kindsheid beleefd, vóórdat zy den ouderdom der vrugtbaarheid bereikte. Alle landen hebben langen tyd dood gelegen onder de wateren, onbebouwd onder het zand en de moerasfen, woest en wild onder de ftammen van boomen en bosfchen, tot dat de fpruit des menschlyken geflagts, toevallig geworpen zynde in deeze moerasfen en woeste wildernisfen, de aarde ontgonnen, veranderd en bevolkt heeft. Doch vermids alle oorzaaken der bevolkinge ondergefchikt zyn aan de natuurlyke wetten, die de aarde beftuuren, aan de invloeden der zonne en van den dampkring, die aan duizend geesfels onderworpen zyn, heeft zy moeten veranderen met de tydperken der Natuure, nadeelig of gunftig voor de vermenigvuldiging der menfchen. Ondertusfchen, vermids het lot van ieder geflagt afhanklyk fchynt geweest te zyn van deszelfs bekwaamheden, moet in de ontwikkeling der menschlyke nyverheid, in 't algemeen, de gefchiedenis van de bevolkinZ 5 gen XIX. BOEK,  XIX. BOEK. ] i : 1 I < ] 3ó\! GESCHIEDENIS gen der aarde gezogt worden. Volgens deezen grondflag van berekeninge, moet het ten minften in twyfel worden getrokken, of de waereld voormaals meer bewoond en bevolkt ware dan tegenwoordig. Laat ons Afie daar laaten onder het dekkleed dier oudheid, welke ons hetzelve vertoont, als ten allen tyde bedekt met ontelbaare Natiën, en zo verbaazende zwermen menfchen, dat, in weerwil der vrugtbaarheid van eenen grond, die alleenlyk de ftraalen der zonne behoeft om allerlei foort van vrugten voort te brengen, de menfchen, egter, aldaar flegts ten voorfchyn kwamen, en de geflagten elkander by ftroomen opvolgden, verflonden door den honger, de pest, of den oorlog. Laaten wy ons bepaalen by Europa, 't welk de plaats van Afie fchynt vervangen te hebben, door aan de kunst alle de fterkte der Natuure te geeven. Om te bepaalen, of ons vast land, in ouie tyden, digter bewoond ware dan in onze dagen, behoeven wy alleenlyk te onderzoeken , of het beter beplant ware. Is tot op onte tyden eenig fpoor van geheel verwaaroosde beplantingen overgebleeven ? Welke jjenaakbaare kust, welke toeganklyke landrreeke heeft tegenwoordig niet haare bewoolers? Indien men eenige puinhoopen van oule fteden ontdekke, het is onder de grondfla;en van even groote fteden. Maar genomen .elf dat Italië en Spanje veel van hunne >ude bevolkinge verlooren hadden; hoe zeer nebben niet alle de andere Staaten van Eu-  BEK BEIDE INDIEN. 30*3 Europa het getal hunner inwooneren vermenigvuldigd? Die menigte van Volken, welke cesar in Gallie telde, wat was die anders, dan geflagten van wilde Natiën, meer geducht om hunne naamen dan om hun getal? Alle de Britten, die, door twee legioenen Romeinen, op hun eiland onder 't juk gebragt wierden, maakten die een veel grooter getal uit dan de hedendaagfcheCorfen? In de daad, Germanie moest, naar het fchynt, zeer volkryk zyn, dewyl het alleen, in het tydverloop van drie of vier eeuwen, de fchoonfte helft van Europa te onderbragt. Doch merk hier aan, dat het de bevolking was eener tienvoudige landftreeke, welke zich meester maakte van een land, in onze dagen van drie of vier Natiën bewoond; dat het niet gefchiede door het getal zyner overwinnaaren, maar door den afval zyner onderdaanen , dat het Romeinfche gebied gefloopt en overheerd wierdt. In deeze verbaazende ftaatsomwenteling maakte de veroverende Natie nimmer het twintigfte gedeelte der verwonnen Natie uit: dewyl da eerfte den aanval deeden met de helft haarer bevolkinge, en de andere zich flegts met het honderdfte gedeelte haarer inwooneren verweerde. Maar een Volk, welk geheel en al voor zich zeiven ftrydt, is fterker dan tien legers van Vorften of Koningen. Voor 't overige, die langduurige en wreede oorlogen, waarmede de oude Gefchiedboeken zya opgevuld, wederleggen de XIX. boek.  XIX. SOEK. 304 GESCHIEDENIS de overmaatige bevolking, welke zy fchynen aan te kondigen. Indien, van den eenen kant, de Romeinen 'er zich op toeleiden om binnenlands de ruimte aan te vullen, welke de overwinning in hunne legers veroorzaakte, die geest van veroveringe, door welken zy verteerd wierden, verflondt ten minften de andere Natien. Naauwlyks hadden zy haar te ondergebragt, of zy ftaken dezelve onder hunne legers, en verzwakten haar tweezins, door volk- en fchattingheffingen. Bekend is het, met welk eene woede de oude Volken den oorlog voerden; dat,dikmaals, in eene belegering, eene ftad met mannen , vrouwen en kinderen zich liever aan de vlammen wilde opofferen, dan in de handen der overwinnaars vallen; dat, by het ftormloopcn, alle de inwooners over den kling gejaagd wierden; dat men, in de gevegteh, liever verkoos met de wapens in de hand te fneuvelen, dan in zegepraal ter eeuwigduurende flaavernye geleid te worden. Streeden deeze barbaarfche gebruiken niet met den voortgang der bevolkinge? Indien de flaaverny der gevangenen flagtöffers in het leeven fpaarde, gelyk dit niet kan ontkend worden, aan de vermenigvuldiging der menfchen deedt, van den anderen kant, niet 'veel voordeels, de vastftelüng, in eenen Staat, van die overmaatige jpgelykheid van ftanden tusfchen weezens, iie van natuure gelyk zyn aan elkander. Indien de vèrdeeling der Maatfchappyen in kleine Volken of Gemeenebesten, een gefchikt  DER BEIDE INDIEN. 365 fchikt middel was om de gezinnen te vermenigvuldigen, door de verdeeling der Ianderyen, zy zaaide insgelyks meermaalen tweedragt en twist onder dezelven: en gelyk deeze kleine Staaten, om zo te fpreeken, elkander met een oneindig getal punten aanraakten, moesten, ter befcherminge van dezelven, alle de inwooners de wapens opvatten. De groote lichaamen doen tegenftand aan de beweeging door hunne zwaarte; de kleine lichaamen zyn in een ftaat van geduurige botzinge, die hen verbryzelt. Indien de oorlog de oude Volken verdelgde, de vrede herftelde hen niet altoos. Voormaals ftondt alles onder dwingelandy of Adelregeering: en deeze twee foorten van Regeeringsvormen vermenigvuldigen het menschdom niet. De vrye fteden van Griekenland hadden zulke zamengeftelde en ingewikkelde wetten, dat zy aanleiding gaven tot geduurige onmin tusfchen de burgers. Het gemeene Volk zelf, 't welk geen regt van ftemmen hadt, liet niet na de wet te ftellen in de openbaare vergaderingen, alwaar de man van vernuft, met zyne tong, zo veele handen kon in beweeging brengen. Daarenboven bepaalde, in deeze Staaten, de bevolking zich eigenaartig aan de ftad, te gader met de eerzucht, het vermogen en de rykdommen, allen vrugten en fpringveeren der vryheid. Niet dat het platte land niet wel bebouwd en bevolkt zyn moest onder eene Volksregeering; maar 'er waren weinig Volksregee- rin- XIX. BOEK.  XIX. BOEK. $66 GESCHIEDENIS. ringen; en dewyl zy allen eerzuchtig warren, zonder ander middel om groot te worden dan den oorlog, Athene alleen uitgezonderd, 't welk insgelyks niet in het bezit van den koophandel kwam, dan door de kragt der wapenen, zo kon de aarde niet lang bloeien en menfchen voortbren. gen. Om kort te gaan, Griekenland en Italië waren, ten minften, de eenige landen van Europa, die beter bevolkt waren dan tegenwoordig. Naast Griekenland, welk Afie afweerde, in bedwang hieldt en te onder bragt; naast Karthago, welk zich voor een oogenblik vertoonde op de oevers van Afrika, en daarnaa wederom geheel verdween; naast Rome, welk alle bekende Volken te onder bragt en verdelgde: waar zag men eene bevolking, te vergelyken by die, welke een reiziger tegenwoordig ontmoet aan alle de kusten der Zee, langs de groote rivieren, op den weg na de hoofdlieden? Wat al groote bosfchen in braaklanden veranderd? Wat al vlottende oogften in de plaats van praauwen, die de moerasfen bedekten? Wat al befchaafde Volken, die van gedroogden visch of gerookt vleesch leeven ? In de hedendaagfche befchaafdheid, zedekunde en bevolking, ontmoet men oorzaaken van voortplantinge, welke onder de ouden geene plaats hadden; maar men ziet 'er insgelyks hinderpaalen, welke onder ons kunnen beletten of belemmeren, die foort van voortgang, welke, onder dit geflagt,  D ER BEIDE INDIEN. $6? flagt, het toppunt van deszelfs volmaaktheid zyn moet. Want nimmer zullen de menfchen talryker zyn, indien zy niet gelukkiger zyn. Grootendeels is de bevolking afhanklyk van de verdeeling der vaste goederen. De gezinnen worden vermenigvuldigd gelyk de bezittingen; en wanneer deeze te uitgeftrekter zyn, belemmert telkens derzelver overmaatige uitgebreidheid de bevolking. Een groot eigenërfde, alleenlyk voor zich zeiven arbeidende, wydt de helft zyner landgoederen aan zyne inkomften, en de helft aan zyne vermaaken. Alles wat hy tot de jagt gebruikt, is tweezins voor den akkerbouw verboren: dewyl hy beesten voedt op den grond der menfchen, in ftede van menfchen op den grond der beesten. 'Er worden bosfchen in een land vereischt, tot timmer- en brandhout; maar zyn 'er zo veele laanen noodig in een wandelperk; en zo groote tuinen en moeslanden by een kasteel? De weelde, die, in haaren aanleg, de kunften voedt, begunftigt dezelve hier zo fterk de voortplanting der menfchen, als zy dezelve zou kunnen bevorderen door een beter gebruik der landeryen? Te veele uitgeftrekte landgoederen, en te weinig kleine, dit is een eerfte hinderpaal der bevolkinge. Een tweede hinderpaal, zyn de onvervreemdbaare eigendommen derGeestlykheid. Wanneer zo veele bezittingen tot in eeuwigheid in de zelfde handen moeten blyven, hoe zal dan de bevolking bloeien, die XIX. BOEK.  XIX BOEK. 368 GESCHIEDENIS die alleenlyk kan gebooren worden uit dè beterwording der landeryen door de vermenigvuldiging der eigendommen? Wat belang heeft een Kerkelyk amptenaar by het verbeteren van een landgoed, welk hy aan niemand moet overleveren; by het zaaien of planten voor een naakoomelinjrfchap, welke de zyne niet zyn zal ? Verre van zyne inkomften te befnoeien, om zyn landgoed te vergrooten, zal hy geen gevaar loopen om zyn amptgoed te verflimmeren, ten einde om geldmunten te vermeerderen, die hy flegts voor zyn leeven trekt? Niet minder nadeelig voor de voortplanting des geflagts, zyn de inplaatsftellingen van adelyke goederen. Zy verminderen tevens den Adel en de andere ftanden. Even gelyk het eerftegeboorteregt, onder de Edelen, veele jonger zoonen aan éénen oudften zoon eens huizes opoffert, dus offeren de indeplaatsftellingen veele gezinnen aan een éénig gezin op. Bykans alle dus vermaakte landeryen blyven onbebouwd leggen, door de verwaarloozing van eenen eigenaar, die geene zucht heeft voor goederen, over welke hy niet kan befchikken, welke men hem tegen dank heeft afgeftaan, en die men by voorraad heeft gefchonken aan zyne opvolgers, welke zyne erfgenaamen niet zyn moeten, omdat hy ze niet benoemd heeft. Het regt van eerstgeboorte en van inplaatsftellinge, is, derhalven, eene wet,welke men zeggen zoude met voordagt gemaakt te zyn  der beide INDIEN. 369 zyn om de bevolking van eenen Staat te verminderen. Uit deeze twee eerfte hinderpaalen, welke een gebrek in de wetgeeving tegen de vermenigvuldiging der menfchen ftelt, ontftaat een derde, te weeten, de armoede des gemeënen Volks. Overal daar de boeren geenen grondeigendom hebben, is hun leeven rampzalig en hun lot wisfelvallig. Niet zeer verzekerd omtrent een leevensonderhoud, 't welk afhangt Van hunne gezondheid, niet veel ftaats maakende op kragten, welke zy verpligt zyn te verkoopen, den dag vervloekende, die hun het eerfte licht heeft doen aanfchouwen, fchroomen zy rampzaligen voort te teelen. Te vergeefs gelooft men, dat ten platten lande veele kinders gebooren worden, wanneer 'er jaarlyks zo veel en meer fterven, dan 'er ter waereld koomen. De arbeid der vaderen en de melk der moederen, zyn verboren voor hun en voor hunne kinderen. Zy zullen den bloei huns leeftyds, die rypheid niet bereiken, die, door de vrugten, alle de moeilykheden van den akkerbouw vergoedt. Met een weinig gronds, zou de moeder haar kind voeden en haaren akker kunnen bearbeiden; terwyl de vader elders, door den prys van zynen arbeid, de ruimte van zyn gezin zou kunnen vermeerderen. Zonder eigendom, kwynen deeze drie fchepzels met het weinige, dat een éénige wint, of het kind fneuvelt door den arbeid zyner moeder. Wat al onheilen ontftaan 'er uit eene VII, deel. Aa kwaa- XIX. BOEK,  XÏX BOEK. 370 GESCHIEDENIS kwaade of gebrekkige wetgeevinge! D© misdaaden en geesfels hebben een talryk nageflagt; zy teelen voort om alles te verfijnden, en groeien te zamen op tot dat zy in het niet wederkeeren. De behoefte der koornvelden brengt de vermenigvuldiging der kudden voort; uit zynen aart een heillooze last, een vernieler der menfchen geduurende den oorlog, en der landeryen geduurende den vrede, 't Is zo, de foldaaten bederven de velden, welke zy niet beplanten: dewyl elk hunner den Staat van een landman berooft, en hem met een nietsdoenden of onvrugtbaaren eeter bezwaart. Hy is niet de verdeediger des Vaderlands, in tyd van vrede, dan volgens een heilloos ontwerp, 't welk, onder voorwendzel van verweeringe, alle Volken tot aanvallers maakt. Indien alle Staaten (en zy zouden dit kunnen doen) den akkerbouw de handen wilden laaten behouden, van welke zy dien door den krygsdienst berooven, de bevolking van landlieden en kunftenaars zou, binnen korten tyd, in Europa aanmerkelyk toeneemen. Alle de kragten der menschlyke nyverheid zouden aangewend worden ter bevorderinge van de weldaaden der Natuure, en ter overwinninge haarer zwaarigheden: alles zou zamenfpannen ter fcheppinge, en niet ter verdelginge De wildernisfen van Rusland zouden ontgonnen, en de velden van Polen zouden niet verwoest worden. De uitgeftrekte heerfchappy der Turken zou bebouwd worden.  der beide INDIEN. 371 den, en de zegen van hunnen Propheet zou zich uitftrekken over eene tallooze bevolking. Egypte, Syrië en Palestina zouden van nieuws worden, 't geen zy geweest zyn ten tyde der Pheniciers, der veehoedende Koningen, der gelukkige en vredelievende Jooden onder hunne Rcgters. De dorre bergen van Sierra-Morena zouden vrugtbaar, en de heivelden van Aquitanie van Infekten gezuiverd en met menfchen bedekt worden. Maar het algemeen geluk is een zoete droom van goedaartige zielen. O tederminnende Herder van Kamerik! ó goede Abt van st. pierre, uwe fchriften zyn gefchikt om de wildernisfen te bevolken, niet met eenzaamleevende Monniken, dié de rampen en ondeugden der waereld ontvlugten, maar met gelukkige huisgezinnen, welke de eer van God op aarde zouden zingen, gelyk de ftarren dezelve aan het uitfpanzel aankondigen. Het is in uwe waarlyk door den Geest ingegeeven fchriften (want de menschliefde is een gefchenk des Hemels) dat het leeven en de menschliefde gevonden wordt. Wordt bemind van de Koningen, en zy zullen bemind worden Van de onderdaanen. Een der middelen om de bevolking té begunftigen, (het hooge woord moet 'er uit) is het affchaffen des ongehuwden ftaats, zo der waereldlyke als Reguliere Geestlykheid. De inftelling der Monnikorden is aan twee merkwaardige tydftippen in de Gefchiedenis der waereld verbonden. OnAa 2 ge- XIX. BOEK,  XIX. BOEK. 372 GESCHIEDENIS geveer zeven honderd jaaren naa de bouwing van Rome, wierdt in het Oosten een nieuwe Godsdienst met den Mesfias gebooren, en de Romeinfche heerfchappy raakte fpoedig met het Heidendom in 't verval. Twee of drie honderd jaaren naa den dood van den Mesfias, wierden Egypte en Palestina met Monniken opgevuld. Omtrent zeven honderd jaaren naa de jaartelling der Christenen, ontftondt in het Oosten, met mahomet, een nieuwe Godsdienst, en het Christendom zakte af na Europa, om aldaar een vast verblyf te neemen. Drie of vier honderd jaaren laater, ontftondt 'er eene menigte Godsdienftige ordent Ten tyde der geboorte van Christus, voorfpelden de boeken van david den ondergang der waereld, een Zondvloed, of liever eene algemeene verbranding, ccn oordeel van alle menfchen; en alle Volken, door de heerfchappy der Romeinen vertreeden, wenschten en geloofden den ondergang van alle dingen. Duizend jaaren naa dc Christen jaartelling kondigden de boeken van david nogmaals het jongst gerigt aan; en de boetelingen, woest en barbaarsch, in de Godsvrugt zo wel als in de misdaad, verkogten hunne goederen om te gaan overwinnen en fterven op het graf van hunnen Verlosfer. De Natiën, door de dwingelandy der Leenregeeringe verdrukt, wenschten en geloofden nogmaals dat het einde der waereld Op handen was. Terwyl een gedeelte der Christenen, van fchrik bevangen, op de kruistogten ging  DER BEIDE INDIEN. 373 ging fneuvelen, begroef zich een ander gedeelte in de kloosters. Zie daar den oorfprong van het kloosterleeven in Europa. Het heerfchend begrip maakte de Monniken; het heerfchend begrip zal hen vernietigen. Hunne goederen zullen in de zamenleeving blyven, om aldaar gezinnen voort te planten. Alle uuren, verkwist in gebeden zonder ernst, zullen aan hunne oorfpronklyke beftemming, den arbeid, befteed worden. De Geestlykheid zal zich herinneren, dat in haare gewyde boeken Godtotdenonfchuldigen mensch zeide: Wast op en vermenigvuldigt; en dat God tot den zondigen mensch zeide: Arbeid en bebouw de aarde. Indien de verrigtingen van het Priesterlchap den Priester de zorge voor een huisgezin en voor de aarde fchynen te verbieden, de verrigtingen der zamenleevinge verbieden nog veel ernftiger den ongehuwden ftaat. Indien de Monniken voormaals de wildernisfen, welke zy bewoonden, ontgonnen, zy ontvolken tegenwoordig de fteden, in welke het van Monniken krielt. Indien de Geestlykheid geleefd heeft van de aalmoezen des Volks, zy brengt, op haare beurt, de Volken tot den bedelzak. Onder de ledigloopende klasfen der zamenleevinge is die de fchadelykfte, welke, volgens haare beginzels, de menfchen tot ledigheid moet vervoeren; welke op het altaar verbruikt het werk der byen, en het loon der werklieden; welke over dag het nachtlicht ontfteekt, en in de Kerken den, tyd doet Aa 3 ver- XIX. BOEK,  XIX. BOEK. 374 GESCHIEDENIS verfpillen, dien de mensch aan de huiszorge fchuldig is; welke van den Hemel eenen lyftocht doet fmeeken, met welken de aarde alleen den arbeid beloont. Eene andere oorzaak der ontvolkinge van zekere Staaten, is die onverdraagzaamheid, welke allen anderen Godsdienst, behalven die van den Vorst, vervolgt en verbiedt. Eene foort van onderdrukkinge en dwingelandye, aan de hedendaagfche Staatkunde eigen, is die, welke zich uitftrekt tot de gedagten en de geweetens; is die wreede Godsvrugt, die, om uitwendige gedaanten van Eerdienst, in zekeren zin, God zeiven vernietigt, door eene menigte zyner aanbidderen te verdelgen; is die nog barbaarfcher Godloosheid, welke, om dingen, zo onverfchillig als de Godsdienstplegtigheden moeten Tchynen, eene zo weezenlyke zaak vernietigt, als waar voor het leeven der menfchen en de bevolking der Staaten moet gehouden worden. Want het getal en de trouwe der onderdaanen worden niet vermeerderd, door het vorderen van eeden, ftrydig met het geweeten, door tot heimelyken meineed te noodzaaken de zodanigen, die zich in het huwelyk, of lot onderfcheiden burgerlyke beroepen veruinden. De eenheid van Gods-, dienst doet geen nut, dan wanneer zy op de overtuiging des verftands gegrondvest is. Zo dra de overtuiging ophoudt, is het eenig middel om de rust in de gemoederen te herftellen, hun de vryheid te laaten behouden. Wanneer deeze volkomen en  der beide INDIEN. 375 en aan alle burgers gemeen is, kan zy den vrede der huisgezinnen nimmer ftooren. Naa den ongehuwden ftaat der Kerkelyken en dien der Krygslieden, den eenen amptshalven, den anderen uit gewoonte, is 'er nog eene derde van overeenftemminge, door de weelde ingevoerd; het is die der Renteniers. Bewonder hier den keten der oorzaaken. Ten zelfden tyde als de koophandel der bevolkinge begunftigt, door de nyverheid ter zee en te lande, door alle de voorwerpen en poogingen der fcheepvaart, door alle de kunften van den landbouw en der handwerken, vermindert zy die zelfde bevolking door alle de gebreken, welke de weelde medebrengt. Wanneer de rykdommen een algemeenen invloed op de zielen hebben gekreegen, dan worden de begrippen en de zeden veraart, door de vermenging der leevensftanden. De fraaie kunften en verfierende bekwaamheden, de Maatfchappy befchaavende, bederven haar. De fexen elkander naderkoomende, en elkander over en weder verleidende, doet de zwakfte de fterkfte fmaak krygen in haaren beuzelagtigen fmaak voor opfchik en vermaak. De vrouw wordt een kind, de man wordt eene vrouw. Men fpreekt, men denkt niet dan van te genieten. De mannelyke en fterke lichaamsoeffeningen, welke de jeugd in tucht bragten en baar voorbereidden tot agtenswaardige en gevaarlyke beroepen, maaken plaats voor de zucht tot fchouwfpelen, daar men allerlei driften Aa 4 zich f V • « ; ■ XIX. BOEK.  XIX BOEK. i 37<5 GESCHIEDENIS zich eigen maakt, die een Volk kunnen verwyfd maaken, wanneer in dezelve niet een zekere geest van Vaderlandliefde wordt opgemerkt. De ledigheid wint veld onder de gegoede ftanden; de arbeid vermindert onder de werkzaame klasfen. De aangroei der kunften vermenigvuldigt de Moden; de Moden doen de uitgaven toeneemen; de weelde wordt eene behoefte; het overtollige neemt de plaats in van het noodzaaklyke; men gaat fraaier gekleed, men eet foberder; het kleed wprdt gemaakt ten koste van het lichaam. De gemeene man kent de losbandigheid eerder dan de liefde, en laater trouwende, krygt hy minder, of zwakker kinderen: de burger zoekt rykdommen, omdat hy aan eene vrouw denkt, en verliest, by voorraad, beiden door de ligtmisfery. De ryke lieden, ger huwd of ongehuwd, gaan by aanhoudenheid voort met vrouwen van allerleien ftand te bederven, of de behoeftige dochters te verleiden. De bezwaarlykheid om de kosten van het huwelyk te draagen, en de jereede gelegenheid om deszelfs vermaaken :e genieten, zonder de ongemakken van aetzclve te lyden, vermeerdert het getal ier ongehuwden van allerlei ftanden. De man, die 'er van afziet om een vader des luisgezins te worden, verteert zyn vaderyk goed; en eenftemmig met den Staat, lie hem dubbele renten van hetzelve be:aalt, door verderflyke geldöpneemingen, ferfmelt hy veele geflagten in een éénig jeftegt; hy vernietigt zyn naageflagt, nevens  DER BEIDE INDIEN. 377 vens bet naakroost der vrouwen, van welke hy betaald wordt, en dat der dochteren, welke hy betaald. Allerlei foorten van eerveilinge lokken elkander. Alle ftanden verraaden hunne eer en pligt. De nederlaag der vrouwen gaat die der mannen flegts eenige weinige oogenblikken vóór. Eene minzieke, of liever losbandige Natie, is op den oever om van buiten verflagen, en van binnen onder het juk gebragt te worden. Hoe de Adel talryker is, hoe 'er meer genootfchappen zyn, welke hunne eigen regten noch die des Volks verdeedigen: om reden dat alles verdeeld en ieder alleenlyk op zich zeiven bedagt is. Geen mensch wil alléén fneuvelen. Dewyl de zucht tot rykdommen het eenig lokaas is, fchroomt de man van eere zyne goederen te verliezen, en de man zonder eere tragt zyn fortuin te maaken. De eene neemt de wyk, de andere verkoopt zich zeiven, en de Staat gaat verlooren. Zodanig zyn de onfeilbaare voortgangen van den koophandel in eene Monarchie. Uit de oude Gefchiedenisfe is het bekend, welke deszelfs uitwerkzels zyn in een Gemeenebest. Nogthans moeten de menfchen, heden ten dage, tot den koophandel worden opgeleid: dewyl de tegenwoordige ftaat van Europa gunftig is voor den koophandel, en de koophandel zelve der bevolkinge begunftigt. Doch, zal men vraagen, is eene fterke bevolking dienftig voor het geluk van het Aa 5 mensch. XIX. LOEK.  XIX. BOEK. 378 GESCHIEDENIS menschdom? Eene nietige vraag. Het is, in de daad, niet te doen om de menfchen te vermenigvuldigen om hen gelukkig te maaken; maar het is genoeg hen gelukkig te maaken, om hen te doen vermenigvulgen. Alle middelen, welke tot heil van eenen Staat zamenfpannen, loopen uit eigen aart uit op de voortplanting zyner burgeren. Een Wetgeever, die geene begeerte badt om te bevolken dan om foldaaten te hebben, om onderdaanen te hebben dan om zyne nabuuren te onder te brengen, zou een wangedrogt zyn, een vyand der menschlyke natuure: dewyl hy niet zou fcheppen dan om te verdelgen. Maar hy, die, gelyk solon, een Gemeenebest deedt uitbotten, wiens zwermen van inwooneren de woeste kusten der Zee zou« den gaan bevolken; hy, die, gelyk penn, het beplanten en bezaaien zyner Volkplantingen beval, en haar den oorlog verboodt: deeze zou, ongetwyfeld, een God op aarde zyn. Genomen dat hy de onfterflykheid zyns naams niet genoot, hy zou, egter, gelukkig leeven, en vergenoegd fterven; bovenal indien hy zich konde belooven, wetten te zullen nalaaten, die verftandig genoeg waren om de Volken voor altoos te beveiligen tegen den overlast der belastingen. De belasting kan genoemd worden, de opoffering van een gedeelte des eigendoms aan de beveiliging van het ander gedeelte. Hier uit volgt, dat flaaffche noch wilde Volken belastingen moeten hebben: dewyl de  DER BEIDE INDIEN. 379 de laatften nog geen eigendom hebben, en de eerften dien verlooren hebben. Maar wanneer eene Natie een eigendom bezit, die bewaarenswaardig is; wanneer haar geluk beftendig en aanzienlyk genoeg is om Regeeringskosten te vereifchen; wanneer zy bezittingen, eenen koophandel en rykdommen heeft, bekwaam om de begeerlykheid haarer arme of eerzuchtige nabuuren te lokken: dan heeft zy, ter beveiliginge haarer grenzen of provinciën, ter verdeediginge haarer fcheepvaart, of ter handhaavinge haarer inftellingen, krygstroepen en een inkoomen noodig. Het is regtvaardig en onvermydelyk, dat de burgers, die op de eene of andere wyze ten algemeenen beste onledig zyn, door alle de andere ftanden van het Bondgenootfchap onderhouden worden. 'Er zyn tyden en landen geweest, in welke eene zekere uitgeftrektheid gronds wierdt uitgezonderd, ter goedmaakinge der algemeene kosten van het ftaatkundig lichaam. De Wethouderfchap zelve zo uitgebreide bezittingen niet ten voordëele kunnende aanleggen, was genoodzaakt de zorge voor dezelve te vertrouwen aan opzieners, die dezelve verwaarloosden, of de inkomften zich zeiven toeeigenden. Dit gebruik bragt nog grooter onheilen mede. De byzondere eigendom des Konings was te aanzienlyk geduurende den vrede, of hy was niet toereikende in tyden van oorlog. In het eerfte geval wierdt de vryheid van het Gemeenebest onderdrukt door het Op- XfX, BOEK,  XIX. BOEK. 380 GESCHIEDENIS Opperhoofd van den Staat, en in het tweede geval door de vreemdelingen. Men heeft derhalven de toevlugt moeten neemen tot de belastingen der burgeren. In de vroegfte tyden waren deeze middelen niet zeer aanmerkelyk. De befoldiging was toenmaals niets anders dan eene enkele fchaêvergoeding, welke door den Staat aan die geenen wierdt gedaan, welke, om den Staat te dienen, de zorge voor eigen onderhoud, geduurende eenigen tyd, ter zyde ftelden. De belooning beftondt in die ftreelende genieting, welke wy ondervinden , door het inwendig gevoel van onze deugd, en op het gezigt der hulde, welke haar door andere menfchen wordt toegebragt. Deeze zedelyke rykdommen waren de grootfte fchatten der opkoomende Maatfchappyen; het was eene foort van gangbaare munt, welke het, in de ftaatkundige, zo wel als in de zedelyke orde, van belang was dat zy niet vervalscht wierdt. De eer bekleedde niet minder de plaats van belastingen in de fchoone dagen van Griekenland, dan in de opkoomende Maatfchappyen. Zy, die het Vaderland dienden , oordeelden zich niet geregtigd om het op te eeten. De belasting, door aristides op gantsch Griekenland gelegd, om den Dorlog tegen Perfie te voeren, was zo gemaatigd, dat de opbrengers derzelver haar noemden, het gelukkig lot van Griekenland. Welk. een tyd en welk een land, daar de aelastingen het geluk der onderdaanen uitmaakten ? De  DER BEIDE INDIEN. 381 De Romeinen fnelden ter heerfchappye, zonder bykans eenigen onderftand van de zyde van 's Lands Kasfe. De zucht tot rykdommen hadde hen afgetrokken van de waereldoverwinninge. De dienst van den lande wierdt met afzien van allen eigenbelang verrigt, zelf naadat de zeden bedorven waren. Onder de Leenregeering hadden 'er geene belastingen plaats. Waar zou men ze geheft hebben? De mensch en de aarde waren de eigendom des meesters. Het was eene zaaklyke en perfoonlyke flaaverny. Toen de dag over Europa begon aan te lichten, hielden zich de Natiën met haare veiligheid onledig. Zy bragten vrywillig belastingen op, om binnen- en uitlandfche vyanden te beteugelen; doch deeze belastingen waren gemaatigd, omdat de Vorften nog geene eigendunkelyke magt genoeg bezaten, om ze naar het goeddunken hunner grilligheden, of ten voordëele hunner eerzucht aan te wenden. De nieuwe waereld wierdt ontdekt, en de veroveringsdrift maakte zich meester van alle Volken. Deeze geest van grootwordinge kon zich niet vereenigen met de langzaamheid der Volksvergaderingen; en het gelukte den Oppervorften, zonder veele moeite, zich meer regten aan te maatigen, dan zy dus lang genooten hadden. Het heffen van belastingen was de gewigtigfte hunner overweldigingen. De gevolgen hier van zyn de heilloosfte geweest. Men heeft niet gefchroomd, het zegel der XIX. BOEK.  xix. BOEK. 382 GESCHIEDENIS der flaavernye op het voorhoofd der menfchen te drukken, door hun hoofd onder eene belasting te leggen. Is 'er, behalven de vernedering, iets eigendunkelyker dan dusdanig een belasting? Zal men deeze belasting op vrywillige toeftemming grondvesten? Maar 'er zou, tusfchen den Monarch en de onderdaanen, een zedelyk geweeten vereischt worden, welk hen wederzydsch aan elkander verbondt, door eene wederkeerige liefde tot het algemeene welzyn; of ten minften, een openbaar geweeten, welk hen over en weder jegens elkander gerust ftelde, door eene oprechte en wederkeerige mededeeling hunner kundigheden en gevoelens. Maar, het middel om dit openbaar geweeten in te voeren, welk tot een fakkel, een gids en een teugel zou verftrekken in den loop der Regeeringsvormen? Zal men doordringen in het heiligdom der gezinnen, in het kabinet van den burger, om te ontdekken en aan den dag te brengen, 't geen hy niet wil openbaar maaken; 't geen dikmaals zyn belang is niet te doen openbaar worden? Welk eene Inquifitie! welk eene aanftootlyke gewelddaadigheid! Genomen dat men de hulpmiddelen van eiken burger leerde kennen, veranderen niet deeze van het eene jaar tot het ander, met de onzekere en wisfelvallige voortbrengzels der nyverheid ? Neemen zy niet af met de vermenigvuldiging der kinderen, met het verval der kragten door ziekten, door ouderdom en arbeid? Ver-  DER BEIDE INDIEN. 383 Verminderen niet de vermogens des menschdoms, zo nutte als werkzaame, met de bcurtwisfelingen, welke de tyd baart in alles, 't geen van de Natuur en het geluk afhangt? De perfoonlyke belasting is, derhalven, een overlast, elk mensch in 't byzondèr drukkende, zonder eenig nut voor 't algemeen. Het hoofdgeld is eene knellende flaaverny voor den mensch, zonder voordeel voor den Staat. Naadat men zich de belasting heeft veroorloofd, die het bewys van overheerfchinge is, of althans, vroeg of laat, daar heen leidt, is men overgeflagen tot de verteeringen. De Vorften hebben den fchyn vertoond van deeze nieuwe belasting als eenigermaate vrywillig te befchouwen, dewyl derzelver hoeveelheid afhangt van de kosten, welke ieder burger, naar goedvinden, kan vermeerderen of verminderen, naar gelange van zyne vermogens en fmaak, die meestal door kunst gemaakt zyn. Doch het toppunt der wreedheid is, wanneer de belastingen gelegd zyn op de volftrekt noodigfte leevensmiddelen. De mensch hadt het regt om te beftaan, vóórdat 'er eenige zamenleëvingswetten waren vastgefteld. Heeft hy, door het invoeren van wetten, dit regt verlooren? De vrugten der aarde aan de fchamele Gemeente boven haare waarde te verkoopen, is zo veel als haar dezelve te ontrooven; het beginzel haarer beftaanlykheid wordt ondermynd, wanneer haar, door de belasting, de natuurlyke middelen om dezelve te onderhouden, ontnomen wor- XIX. BOEK,  XIX, BOEK. 384 GESCHIEDENIS worden. Door den lyftocht des behoeftigen te bezwaaren, beneemt hem de Staat de kragten nevens het leevensvoedzel. Van eenen behoeftigen maakt hy een bedelaar; van eenen arbeider, een ledigganger; van een ongelukkigen, een deugeniet: met andere woorden, den hongerigen brengt hy door elende op het fchavot. Indien de belasting op de min noodzaaklyke leevensmiddelen gelegd wordt: wat al menfchen, voor den landbouw én voorde kunften verlooren, worden dan gebruikt, niet om de bolwerken des gebieds te bewaaren, maar om in een Koninkryk een oneindig getal kleine bolwerken op te werpen; om de poorten der fteden te bezetten ; om de groote wegen en de kanaalen van koophandel te belemmeren; om de kelders, de koornzolders en magazynen te doorzoeken! Welk een ftaat van oorlog tusfchen den Vorst en het Volk, tusfchen den burger en den burger! Wat al gevangenisfen, galeien en galgen voor eene menigte ongelukkigen, die tot bedrog, fluikhandel en muitery gedreeven zyn, door de onregtvaardigheid der fchattingvorderende wetten1. De begeerlykheid der Oppervorften is van , de leevensmiddelen overgeflagen tot de koopgoederen, welke de Staaten over en weder verkoopen. Onverzaadelyke dwingelanden, zult gy dan nimmer begrypen, dat, indien gy belastingen legt op 't geen gy den uitlander aanbiedt, hy tot minder prys zal koopen, en niet meer dan de waar-  der beide INDIEN. 385 / waarde zal geeven, die hem van andere Natiën gevraagd wordt? Al ware het dat uwe onderdaanen de eenige eigenaars waren der bezwaarde goederen, zal bet hun nog nimmer gelukken om de wet te ftellen: dewyl 'er alsdan minder trek zyn zoude, en de overvloed hen zou noodzaaken, den prys te verminderen, om koopers te vinden. Op geen redelyker grondflag rust de belasting op de koopmanfchappen, welke uw Ryk van zyne nabuuren ontvangt. Derzelver prys bepaald zynde door het mededingen van artdere Volken, zullen uwe onderdaanen alleen de regten moeten betaalen. Misfehien zal deeze prysvermeerdering der uitlandfche goederen derzelver gebruik doen verminderen? Maar indien men minder aan u verkoopt, zal men ook minder van u koopen. De koophandel geeft niet dan naar evenredigheid van 't geen dezelve ontvangt. In de daad, hy is niets anders dan eene verruiling van waarde tegen waarde. Gy kunt u, derhalven, tegen den loop deezer verruilingen niet aankanten, zonder den prys uwer voortbrengzelen te doen daalen, door derzelver vertier te verminderen. Het zy gy belastingen legt op uitland, fche of op uwe eigen koopgoederen, de nyverheid uwer onderdaanen zal 'er nöodzaaklyk by lyden. 'Er zullen minder middelen zyn om haar te betaalen, en minder ongewerkte ftoffen om haar aan 't werk te houden. Naar gelang de hoeveelheid der jaarlykfche hervoortbrengingen vermin- VII. deel. Bb dert, XIX. BOEK,  XIX. BOEK. 386* GESCHIEDENIS dert, zal de fomme van den arbeid insgelyks afneemen. Dan zullen alle wetten, welke gy tegen de bedelaary moogt vastftellen, onvermogende zyn: dewyl de mensch in de noodzaaklykheid is om te leeven van hetgeen hem gegeeven wordt, wanneer hy niet kan leeven van hetgeen hy wint. Maar welke is dan de belasting, die het best gefchikt is om de algemeene belangen met de regten der burgeren overeen te brengen ? Het is de belasting op den grond. Eene belasting is eene uitgaave, die alle jaaren wederkoomt voor hem, welke daar mede bezwaard is. 'Er kan dan geene belasting gelegd worden dan op een jaarlyksch inkoomen : want een jaarlyksch inkoomen alleen kan eene jaarlykfche uitgaave draagen. Maar, 'er is geen jaarlyksch inkoomen dan van de landeryen. De landeryen alleen vergoeden ieder jaar het verfchot, welk op dezelve gedaan wordt, en geeven daarenboven alléén een voordeel, waar over befchikking kan gemaakt worden. Zedert lang heeft men deeze gewigtige waarheid begonnen te vermoeden. Geoeffende verftanden zullen ten eenigen dage dezelve betoogen; en de eerfte Regeering, welke haar tot een grondflag van haar beftuur zal ftellen, zal noodwendig opklimmen tot eenen trap van voorfpoed, dus lang aan alle Naden en aan alle eeuwen onbekend. Misfehien is 'er, op ditoogenblik, geen volk in Europa, welks toeftand deeze groo«  DER BEIDE INDIEN. 387 groote verandering veroorloft. Overal zyn de belastingen zo zwaar, de uitgaven zo menigvuldig, de behoeften zo dringende; overal is 's Lands Kas zo zeer met fchulden bezwaard, dat eene fpoedige omwenteling in het heffen van 's Lands inkomften, het vertrouwen en het geluk der burgeren onfeilbaar zou krenken. Doch eene verlichte en vooruitziende Staatkunde zal, met langzaame en afgemeeten fchreden, na een zo heilzaam doelwit ftreeven. Met moed en voorzigtigheid zal zy alle hinderpaalen Uit den weg ruimen, welke de vooroordeelen, de onkunde, de byzondere belangen kunnen ftellen tegen een ontwerp van beftuur, welks vöordeelen ons grooter fchynen, dan dat zy kunnen overrekend worden. Opdat niets de vöordeelen deezer heilzaame nieuwigheid vermindere, moeten alle landeryen, zonder onderfcheid, bezwaard worden. Het algemeen geluk is een openbaare fchatkist, in welke ieder burger zyne fchattingen, zyne dienstbetooningen, zyne bekwaamheden moet nederleggen. Nimmer zullen naamen en tytels de natuur der menfchen en der bezittingen veranderen. Het zou het toppunt der laagheden en der dwaasheid zyn, de onderfcheidingen, welke men van zyne voorouderen heeft geërfd, te doen gelden, om zich aan de lasten der zamenleevinge te onttrekken. Alle voorrang, welke niet ten algemeenen voordëele zou gedyen, zou verderflyk zyn; hy kan niet regtvaardig zyn, dan in Bb 2 z» XIX. BOEK.  XIX. BOEK. 388 GESCHIEDENIS zo verre dezelve eene plegtige verbintenis is, om zyne goederen en leeven meer byzonderlyk toe te wyen aan den dienst van 't Vaderland. Indien, in onze dagen, de landeryen voor de eerfte maal bezwaard wierden, zou men niet onvermydelyk van oordeel zyn, dat de belasting evenredig zyn moet aan de uitgebreidheid en vrugtbaarheid der bezittingen? Zou iemand zyne bedieningen, zyne gedaane dienften, zyne waardigheden durven melden, om zich te onttrekken aan de fchattingen, welke 's Lands oorbaar vordert? Wat hebben de belastingen gemeen met de rangen, de tytels, en waardigheden? Zy leggen alleenlyk op de inkomften; en deeze inkomften behooren aan den Staat, zo dra zy tot deszelfs verdeediginge noodig zyn. Ondertusfchen is het niet genoeg dat de belasting regtvaardig verdeeld is; zy moet daarenboven evenredig zyn aan de behoeften der Regeeringe: en deeze behoeften zyn niet altoos even groot. Overal, en in alle eeuwen, vordert de oorlog grooter uitgaven dan de vrede. De aloude volken bragten tot denzelven het hunne toe door fpaarzaamheid in vreedzaame tyden. Zedert de vöordeelen van den omloop van het geld en de beginzels der nyverheid beter ontwikkeld zyn, heeft men het middel, om dus de metaalen opéén te ftapelen, afgefchaft. Met reden heeft men het middel van buitengewoone belastingen de voorkeuze gegeeven. Ieder Staat, die zich van  DER BEIDE INDIEN. 389 van dezelve niet bediende, zou, ter vertraaginge van zynen ondergang, zich ge. noodzaakt zien, de toevlugt te neemen tot de middelen, die te Conftantinopole in gebruik zyn. De Sultan, die alles vermag, uitgezonderd zyne inkomften te vermeerde, ren, is genoodzaakt, het Ryk over te geeven aan de knevelaaryen zyner afgevaardigden, om vervolgens hen zeiven van hunne plonderingen te berooven. Zullen de belastingen nimmer buitcnfpoorig zyn, moeten zy bevolen, geregeld en beftuurd worden door de afgevaardigden der Natiën. De belasting is altoos afhanklyk geweest van den eigendom. Hy is geen meester van het land, die het niet van deszelfs vrugten is. Van hier dat in den beginne, onder alle volken, de eigenaars zelve de belastingen op hunne landeryen leiden; het zy dat de landen verdeeld wierden onder de veroveraars; het zy dat de Geestlykheid dezelve met den Adel gedeeld hadt.; het zy dat zy door den koophandel en de nyverheid in de handen van het meerendeel der burgeren gekoomen waren. Overal hadden zy, die ze bezaten, het natuurlyk, onvervreemdbaar en heilig regt behouden, om niet zonder hunne toeftemming bezwaard te worden. Zonder dit beginzel, is 'er geene Monarchie, geene Natie meer; 'er blyft niets dan een dwingeland en eene kudde flaaven. Volken, onder welke de Koningen, heden ten dage, gebieden, alles wat zy willen, herleest uwe Gefchiedenis. Gy zult Bb 3 zien, XIX. SOEK.  XIX. SOEK. 390 GESCHIEDENIS zien, dat uwe voorouders te zamen kwamen, dat zy raadpleegden, zo dikmaals het om eenen onderftand te doen was. Indien dit in onbruik is geraakt, het regt is daarom niet verboren; het is gefchreeven in den Hemel, die aan het geheele menschlyk geflagt de aarde heeft gegeeven, om dezelve te bezitten; het is gefchreeven op den akker, dien gy de moeite hebt genomen om te omheinen, om u van deszelfs genietingen te verzekeren; het is gefchreeven in uwe harten, welken de Godheid de zucht tot vryheid heeft ingedrukt. Dit hoofd, welk zich hemelwaarts verheft, is niet naar het beeld des Scheppers gefchapen, om zich voor den mensch te buigen. De een is niet meerder dan de andere, dan door de keuze , en met de toeftemming van allen. Hovelingen, uwe grootheid is gelegen in uwe landgoederen, en niet aan de voeten eens Meesters. Weest minder eerzuchtig, en gy zult ryker zyn. Doet regt aan uwe Leenmannen, en gy zult uwen eigendom vergrooten, door het vergrooten van de hoeveelheid des algemeenen geluks. Wat wint gy by het ftigten van het gebouw der dwingelandye op de puinhoopen van allerlei foort van vryheid, deugd, gevoel, eigendom? Bedenkt dat het u allen zal verpletteren. Rondom deezen kolosfus der vreeze, zyt gy niets anders dan koperen beeltenisfen, die de Natien vertoonen, in boeien geflagen voor de voeten van een praalbeeld. Indien de Vorst alleen het regt van fchat-  DER BEIDE INDIEN. 391 fchattingheffinge hebbe, fchoon hy geen belang heeft om de onderdaanen bovenmaatig te bezwaaren en te drukken, zullen zy bovenmaatig bezwaard en gedrukt worden. De grilligheden, de verkwistingen, de onderneemingen van den Oppervorst, zullen geene paaien meer kennen, zo dra zy niet meer hindernisfen ontmoeten. Welhaast zal eene valfche en wreede Staatkunde hem doen gelooven, dat ryke onderdaanen altoos oproerig worden; dat zy moeten bedorven worden om hen onder het juk te brengen, en dat de armoede het flerkfte bolwerk van den Throon is. Zelf zal hy zo verre gaan dat hy geloove, dat hem alles, zynen flaaven niets toebehoore, en dat alles, wat hy hun laat behouden, eene gunst is. De Regeering zal zich verzekeren van alle de toe- en uitgangen der nyverheid, om haar te melken by den in- en uitgang, en haar op den weg uit te putten. De koophandel zal geen bloei hebben, dan door de tusfchenkomst en ten voordëele der Gaarderen van 's lands middelen. De akkerbouw zal verwaarloosd worden door huurlingen, die nimmer op eenigen eigendom kunnen hoopen. De Adel zal alleenlyk om foldy dienen en vegten. De Wethouderfchap zal alleenlyk om geld en loon regtfpraake doen. De kooplieden zullen hunne rykdommen verholen houden, om ze te vervoeren buiten een land, alwaar geen Vaderland noch veiligheid meer is. De Natie niets meer zynde, zal onverfchilBb 4 lig XIX. BOEK.  XIX. BOEK. 392 GESCHIEDENIS lig worden omtrent haare Koningen; zy zal geene vyanden dan in haare meesters erkennen; zy zal zomtyds op eene verzagting van flaavernye hoopen door de verandering van juk; zy zal haare verlosfing verwagten van eene ftaatsomwentelingj en haare rust van eene geheele omkeering. Naa dus veel gezegd te hebben, moeten wy zwygen; maar laaten wy van een hulpmiddel fpreeken, welk de Oppervorften ten verderve doen dienen; het is het openbaar Crediet. In 't algemeen is, hetgeen Crediet genaamd wordt, niets anders dan een uitftel van betaalinge. Het Crediet onderftelt, derhalven, het dubbel vertrouwtn : een vertrouwen in den perfoon, die het noodig heeft, en een vertrouwen in zyne vermogens. Het eerfte is het noodzaaklykfte. Het gebeurt te dikmaals, dat een eerloos fchuldenaar zyne verbintenisfen verraade, fehoon hy gelds genoeg bezitte om ze naa te koomen, of zyne middelen door een onnaauwkeurig en onmaatig gedrag verfpille. Maar een verftandig en regtvaardig man kan, door wel ingerigte onderneemingen, de middelen verzameien of vergoeden, welke hem zouden ontbroken hebben. Het oogmerk van den koophandel, is de verteering; maar vóórdat de koopmanfchappen koomen op de plaatze, daar zy moeten verbruikt worden, verloopt 'er dikmaals een aanmerkelyke tyd; 'er moeten groote kosten gedaan worden. Stel, daar»  DER BEIDE INDIEN. 393 daarenboven, dat de handelaar zyne inkoopen doen moet met gereed geld, en de koophandel zal noodwendig kwynen. De verkoopers en koopers zullen 'er even zeer by lyden Hier uit is het Crediet ontftaan tusfchen de leden eener Maatfchappye, of zelf van veele Maatfchappyen. Van bet openbaar Crediet is het hierin onderfcheiden, dat het laatstgemelde het Crediet is van eene Natie, aangemerkt als flegts een éénig lichaam uitmaakende. Tusfchen het byzonder en openbaar Crediet is dit onderfcheid, dat het eene den winst, het ander de uitgave ten doelwit heeft. Hieruit volgt, dat voor de kooplieden het Crediet een rykdom, en voor de Wethouderfchappen eene oorzaak is van verarminge, dewyl het haar alleenlyk het vermogen bezorgt om zich te bederven. Een Staat, die geld opneemt, vervreemdt een gedeelte van zyn inkoomen, voor een kapitaal, welk hy verfpilt. Naa deeze geldleeningen is hy, derhalven, armer, dan hy was vóór dit heilloos bedryf. In weerwil van de fchaarsheid van goud en zilver, kenden de aloude Regeeringsvormen het gebruik van het openbaar Crediet niet, zelf niet in het tydftip der gevaarlykfte omftandigheden. Geduurende den vrede wierdt 'er een Kas geformeerd, welke in tyden van beroerten wierdt geopend. De metaalen, welke alsdan wederom onder de menfchen kwamen, wekten d« nyverheid, en maakten,, in zekere maate, ligt, de onvermydeiyke oorlogsrampen. Zints Bb 5 de XIX. SOEK.  394 GESCHIEDENIS XIX. SOEK. de ontdekking der nieuwe waereld de metaalen algemeener heeft gemaakt, hebben de Ryksbeftuurders doorgaans zich ingelaaten in onderneemingen, boven het bereik van de vermogens der Natiën, welke zy regeerden, en zy hebben niet gefchroomd, de toekoomende geflagten met fchulden te bezwaaren, welke het niet geoorlofd was te maaken. Deeze keten van onderdrukkinge is uitgerekt; zy moet onze laatfte naakoomelingen binden, en alle Volken en alle eeuwen drukken. Het gebruik van het openbaar Crediet, hoewel verderflyk voor alle Staaten, is voor allen niet verderflyk in de zelfde maate. Eene JNIatie, die veele ryke voortbrengzels heeft, wier geheele inkoomen zuiver is; welke altoos haare verbintenisfen heeft geëerbiedigd; die door geene veroverz'ucht wordt beheerscht; die haar zelve regeert: zulk eene Natie zal beter koop geld vinden, dan een Ryk, welks grond niet vrugtbaar is; 't welk met fchulden is bezwaard; 't welk grooter dingen onderneemt dan het kan uitvoeren; 't welk zyne fchuldenaars heeft misleid; 't welk onder eene eigendunkelyke Regeering zucht. De geldverfchieter, die noodzaaklyk de wet zal ftellen, zal altoos derzelver ftrengheid regelen, naar het gevaar, welk hy zal moeten loepen. Van hier dat een Volk, welks geldmiddelen in wanorde zyn, fpoedig tot de ciepfte onheilen zal vervallen, door het openbaar Crediet; doch de best ingerigte Regeeringsvorm zal aldaar insgelyks  DER BEIDE INDIEN. 395 lyks den eindpaal van zynen voorfpoed vindenMaar, zeggen zommige ftaatkundige rekenmeesters, is het niet voordeelig voor eenen Staat, het geld van andere Natiën in zynen fchoot te doen koomen ? En brengen niet de openbaare geldöpneemingen dit heilzaam uitwerkzel voort? Men lokt, ongetwyfeld, langs deezen weg, de metaalen der uitlanderen, gelyk men dezelve zou lokken, door een of meer provinciën van het Ryk aan hun te verkoopen. Misfehien zou het zelf minder redenloos zyn, hun den grond te leveren, dan dien alleenlyk voor hun te beplanten. Maar indien de Staat alleenlyk van zvne onderdaanen geld opnam, zou men de Nationaale inkomften niet aan vreemdelingen geeven. Neen; maar het Gemeenebest zou veele zyner leden ontzenuwen, om een éénig lid vet te maaken. Moeten niet de belastingen vermeerderd worden, naar gelange van de intresten, welke men moet betaalen, en van de hoofdfommen, welke afgelegd moeten worden? Zullen niet de eigenaars van landeryen, de landbouwers, zullen niet alle burgers zich meer bezwaard vinden, indien men regelrecht, en opeenmaal, de fommen van hun gevorderd hadde, die door de Regeering zyn opgenomen ? Hun toeftand is de zelfde, alsof zy geld hadden opgenomen, in ftede van dat zy hunne gewoone uitgaven bezuinigen, om in eene toevallige uitgave te draagen. Maar de Landfchapsbrieven, de gevol- gen XIX. BOEK.  XIX. BOEK. 396 GESCHIEDENIS gen der geldöpneemingen, door de Regeering gedaan, vermeerderen de hoeveelheid der in zwang gaande rykdommen, geeven eene grooter uitgebreidheid aan den handel, maaken alle verrigtingen gemaklyk Verblinde menfchen! wilt gy het geheele gebrek uwer Staatkunde zien ? Laat zy zo verre gaan als zy gaan kan; doet den Staat zo veel gelds opneemen als hy kan; overlaadt dien met te betaalene intresten; brengt hem dus in de noodzaaklykheid om alle de belastingen te verhoogen : gy zult zien, dat gy met uwe in zwang gaande rykdommen welhaast geene herftelling van rykdommen zult hebben voor uwe verteeringen en voorden koophandel. Het geld, en de papieren, die het geld verbeelden, hebben geen loop van zich zelve, en zonder de beweegraderen, die hen in beweeging brengen. Alle deeze onderscheidene tekens zyn geene afbeeldzels, dan naar gelange van de in- en verkoopen. Overdekt, indien gy wilt, geheel Europa met goud; indien het geene koopmanfchappen in den handel heeft, zal dit goud werkeloos zyn- Vermenigvuldigt flegts de verhandel baare goederen, en belemmert u niet met tekens; het vertrouwen en de noodzaaklykheid zullen ze zonder u wel weeten in te voeren. Wagt u, bovenal, dezelve te willen vermenigvuldigen door mid. delen, die de hoeveelheid uwer hervoortkoomende voortbrengzelen noodzaaklyk zouden verminderen. Maar de gewoonte van het openbaar Cre*  DER BEIDE INDIEN. 397 Crediet ftelt eene Mogendheid in ftaat om aan andere Mogendheden de wet te ftellen. Zal men nimmer zien, dat dit hulpmiddel aan alle Natiën gemeen is ? Indien het een foort van gebaanden weg zy, van welken gy u kunt bedienen, om uwen vyand te naderen, zal hy insgelyks zich daar van niet kunnen bedienen om tot u te koomen? Zal het Crediet der beide Volken niet evenredig zyn aan hunne wederzydfche rykdommen? en zullen zy zich niet bedorven vinden, zonder over en weder andere vöordeelen te hebben genooten, dan die zy, buiten en behalven alle geldöpneeming, genooten? Wanneer ik Monarchen en heerfchappyen elkander zie bevegten en tegen elkander woeden, te midden van hunne fchulden, van hunne openbaare fondfen en verpande inkomften, zie ik, dunkt my, zegt een Wysgeerig Schryver, menfchen, die in een porcelein-. winkel met ftokken vegten. Het zou, misfehien, Jigtvaardigheid zyn, te beweeren, dat 's lands welzyn, in geenerlei omftandigheid, kan vorderen, de vervreemding van een gedeelte der algemeene inkomften. De tooneelen, die de aarde beroeren, zyn van zo verfchillenden aart; de heerfchappyen zyn aan zo vreemde omwentelingen blootgefteld; het veld der gebeurtenisfen is zo uitgebreid; de Staatkunde treft met zo verbaazende flagen, dat het der menschlyke wysheid niet gegeeven is, alles te voorzien, alles te overrekenen. Maar XIX. BOEK.  XIX. BOEK. 398 GESCHIEDENIS Maar in het tegenwoordige geval is 't het daadlyk gedrag der Wethouderfchappen, welke ons onledig houdt, en niet eene wondervolle omftandigheid, die, waarfcbynlyk, nimmer zal plaats hebben. Ieder Staat, die van den verderfiyken Weg der geldöpneemingen niet zal worden afgetrokken, door de bedenkingen, zo even door ons overwoogen, zal zyn eigen graf graaven. De gereede gelegenheid, om veel gelds tevens te hebben, zal eene Re* geering vervoeren tot allerlei foorten van onregtvaardige, ligtzinnige en kostbaare onderneemingen; zal hem het toekoomende voor het tegenwoordige doen verpanden, en het tegenwoordige voor het toekoomende verfpillen. De eene geldöpneeming zal de andere medebrengen; en om dé laatfte te verhaasten, zal men de intrest meer en meer vergrooten. Deeze wanorde zal de vrugt des arbeids in eenige weinige nietsdoende handen doen koomen. De gereede gelegenheid om te genieten zonder iets te doen, zal alle ryke lieden, alle ondeugende menfchen na eene hoofdftad lokken, met een ftoet van dienstboden , der ploege ontftolen; van dochters, der onfchuld en het huwelyk ontrukt; van onderdaanen van beide fexen, aan de weelde gewyd: werktuigen, flagtofFers, voorwerpen of fpeelballen der verwyfdheid en der wellustigheden. De verleiding van 's lands fchulden zal meer en meer veld winnen. Zo dra men kan maaien zonder zaaien, begeeft zich ieder  oer beide INDIEN. 399 der een over aan eene foort van handel, welke tevens voordeelig en gemaklyk is. De eigenaars en de handelaars willen Renteniers worden. Men verruilt zyn papier tegen landfchapsbrieven, dewyl dit het meest beduidende teken is, het minst onderworpen aan de verandering des tyds, aan de beleedigingen der faifoenen, aan de begeerlykheid der makelaars. De landbouw, de koophandel en de nyverheid lyden by de Voorkeuze, welke aan de tekens der zaaken wordt gegeeven. Dewyl de Staat altoos kwalyk verteert, 't geen dezelve kwalyk heeft verkreegen, vermeerdert hy de belastingen, naar gelang zyne fchulden aangroeien, om de intresten te betaalen. Dus worden alle de werkzaame en vrugtbaare klasfen der zamenleevinge beroofd en uitgeput, door de nietsdoende en onvrugtbaare klasfe der Renteniers. De vermeerdering der belastingen doet den prys der leevensmiddelen, en door dit middel dien der nyverheid, toeneemen. Alsdan neemt de verteering af, dewyl de verzending ophoudt zo dra de koopwaare te duur is, om het tegen den nayver te kunnen uithouden. De landeryen en de hanwerken kwynen even zeer. De onmagt, waarin zich dan de Staat bevindt, om zyne verbintenisfen te kunnen volbrengen, noodzaakt denzelven om zich daar van te vryen door een middel, het verderflykfte voor de vryheid der burgers en de magt van den Vorst, door eene bankbreuke. Voor de heerfchappyen wordt dee- XIX. BOEK.  XIX. BOEK. 400 GESCHIEDENIS deeze heillooze fcheiding ten langen laatfte noodzaaklyk, die de vermogende doet vallen; die op eene gewelddaadige wyze de fchuldvorderaars berooft, naa alvoorens alle het gereed geld gelokt te hebben door woekerende intresten; die den Monarch onteert door wreede bankbreuken, naa de plegtigfte verbintenisfen; die de eeden van den Vorst en de regten der onderdaanen verraadt; die den veiligften grondflag van alle Regeeringen, het openbaar vertrouwen, onherftelbaar verliest. Zodanig is het einde der geldöpneemingen; oordeelt hieruit over haar beginzel. Naadat wy de grondzuilen en kolommen van elke befchaafde Maatfchappye onder, zogt hebben, laaten wy nu een vlugtig oog flaan op de fieraadjen en optooijing van het gebouw. Het zyn de fraaie kunften en befchaavende letteroeffeningen. Twee vermaarde Volken waren, door gedenkftukken van vernuft, gefteegen tot eenen trap van luister, die nimmer een einde zal hebben, en die het menschlyk geflagt altoos zal vereeren. Het Christendom, naadat het in Europa alle de Afgoden der Heidenfche oudheid hadt verdelgd, bewaarde eenige kunften, om te dienen tot een fteunzel van het Ryk der overreedinge, en de prediking van het Euangelie te onderfchraagen. Maar, in de plaats van eenen Godsdienst, verfraaid en vervrolykt door de lachende Godheden van Griekenland en Rome, richtte het gedenkftukken van fchrik en droefheid op, ftroo-  ber beide INDIEN. 40I Itrookende met de treurige gebeurrenisfen, welke deszelfs opkomst en voortgang onderfcheidden. De Gothifche eeuwen hebben ons gedenkftukken naagelaaten, in welke de ftoutheid en de majesteit doorftraalen, te midden der puinhoopen van fmaak en fchoonheid. Alle deeze Kerken wierden gebouwd in de gedaante van een kruis, wierden bedekt met kruisfen, opgevuld met kruisfen, wiejpden verfierd met fchriken droefheidba^rende beelden, met fchavotten, ftrafoeffeningen., martelaars en beulen. De tyd verminderde, eindelyk, deeze wreede vertooningen van den Godsdienst en der gezellige befcbaafdheid. De fraaie kunften keerden met de geleerdheid uit Griekenland in Italië weder, over de Middelandfche-Zee, die Afie met Europa deedt handel dry ven. De Hunnen, onder den naam van Gothen, hadden die uit Rome na Conftantinopole verdreeven; die zelfde Hunnen, onder den naam van Turken, dreeven ze terug van Conftantinopole na Rome. Deeze ftad, welke beftemd was om te regeeren door geweld of list, koesterde en verwekte de kunften, onder de oude graffteden begraaven Muuren, kolommen, ftandbeelden, vaazen kwamen ten voorfchyn uit het ftof der eeuwen en puinhoopen van Italië, om te dienen tot een modél voor de wedergeboorte der fraaie kunfien. Het vernuft, welk het bewind voert over de fchetskunde, verwekte drie kunften tevens : de VII. deel. Cc Bouw- XIX. BOEK.  4o2 GESCHIEDENIS XTX. BOEK. Bouwkunde, in welke het gemak of geryf de evenredigheden eener juiste afmcetinge beval, welke de oogen itreelt; de Beeldhouwkunde, welke de Koningen vleit en de groote mannen loont; de Schilderkunde, welke het herdenken van loflyke daaden en de kwynende verzuchtingen van tedere zielen duurzaam maakt. Italië alleen hadt meer pragtige fteden, meer trotfche gebouwen, dan de rest van geheel Europa. Rome, Florenfe en Venetië baarden drie fchoolen van oorfpronklyke fchilders: zo zeer is het vernuft aan de verbeelding, en de verbeelding aan het klimaat verknogt. Indien Italië de fchatten van Mexiko en de voortbrengzels van Afie hadt bezeeten, hoe zeer zouden dan nog de kunften zyn verrykt geworden, door de ontdekking der beide Indien! Dit gewest, voormaals vrugtbaar in helden, en naderhand in kunftenaars, zag de letteroeffeningen, als onaffcheidhaare medgezellinnen der kunften, herleeven. Zy waren verflikt door de langaanhoudende barbaarschheid van het door de Geestlykheid bedorven en misvormd Latyn. Een mengelmoes van Egyptifche Godgeleerdheid, van Griekfche Wysbegeerte, van Hebreeuwfche Dichtkunde: zodanig was de Latynfche taal in den mond van Monniken, die by nacht zongen, en over dag zaaken en woorden leerden, welke zy niet verftondtn. De Fabelkunde der Romeinen deedt in de Geleerdheid de bevalligheden der oud. heid  mtK beide INDIEN. 403 heid herleeven. De geest van naavolginge nam in 't eerst dezelve zonder keuze over. Het gebruik wekte den fmaak, in het gebruikmaaken van deeze rykdommen. Het Italiaansch vernuft, te vrugtbaar om niet te fcheppen, mengde zyne ftoute trekken, zyne grilligheden zelve, met de regels en voorbeelden van zyne oude meesters; de verdichtzels der waarzeggerye met die der Fabelkunde. De zeden der eeuwe en het Nationaal karakter drukten hun merk op de werken der verbeeldinge. Pètrarcha hadt die maagdelyke en hemelfche fchoonheid gefchilderd, welke tot een modél verftrekte voor de heldinnen der Ridderfchap. Armida was het Zinnebeeld der Kokettery, welke, ten zynen tyde, in Italië heerschte. Arioste mengde alle geflagten önderéén, in een werk, dat eer een doolhof van Dichtkunde, dan een gedicht mag heeten. Deeze Schryver zal in de gefchiedenis der Letterkunde op hem zelve ftaan, gelyk de betoverde kasteelen, welke hy in de wildernisfen heeft gebouwd. De Jetteroeffeningen en kunften, naa de Zeeën te hebben overgevaaren, baanden Zich een weg over de Alpen. Gelyk de kruistochten de Oosterfche Romans in Italië gebragt hadden, dus bragten de oorlogen van karel den VIII en van lodewyk den XII eenige fpruiten van gezonde Letterkunde in Frankryk. Francois de I, ware hy karel den V het Milaneefche niet gaan betwisten, zou, veelligt, nimmer na den naam van Vader der Geleerdheid geftaan Cc 2 heb- XIX. boek.  XIX. BOEK. •4 404 GESCHIEDENIS hebben; doch deeze fpruiten van befchaafdheid en kunde wierden verflikt in de Godsdienflige oorlogen. Men verzamelde dezelve , om zo te fpreeken, in het bloed en de flagting; en de dag brak aan, dat zy moesten uitbotten en vrugten draagen. De zestiende eeuw was de eeuw van Italië geweest; de volgende was de eeuw van Frankryk, die, door de overwinningen van lodewyk den XIV, of liever, door het vernuft der groote mannen, welke, onder zyne regeering, ,in menigte elkander ontmoetten , verdiende als een tydflip te worden aangemerkt in de gefchiedenis der fraaie kunften. Even eens als in Italië, dus zag men in Frankryk het vernuft zich meester maaken van alle de vermogens van den mensch. Het ademde in het marmer en op het lywaat; in de openbaare gebouwen en tuinen, zo wel als in de Welfpreekendheid en Dichtkunde. Alles was aan hetzelve onderworpen, de vernuftige kunften, welke van de hand afhangen, zo wel als die alleenlyk onder het gebied der gedagten behooren. Alles gevoelde deszelfs indrukzel. De zigtbaare kleuren der Natuure bezielden de werken der verbeeldinge; en de menschlyke driften gaven leeven aan de trekken van het krajon. Doch, men lette hier op, het was in een oogenblik als de zucht tot roem eene Natie verhitte, groot en magtig door de ligging en uitgebreidheid haarer heerfchappye. De eer, die haar in haare eigen oogen verhefte, die  DER BEIDE INDIEN. 405 <3ie haar toenmaals in de oogen van heel Europa kenmerkte, de eer was haare ziel, haar inftinkt, en bekleedde onder haar de plaats van die vryheid, die alle kunften des vernufts gefchapen hadt in de Gemeenebesten van Athene en Rome; die haar ïn het Gemeenebest van Fiorenfe hadt doen herleeven; die haar noodzaakte uit te fpruiten aan de dik bewolkte en koude oevers •van den Theems Wat zou niet het vernuft van Frankryk uitgewerkt hebben onder den oppcrheerfchenden invloed der wetten, indien hei zo groote dingen durfde onderneemen onder de heerfchappy der oppermogendfte Koningen? Wanneer gy ziet, welk eene vlugt de liefde tot het Vaderland het vernuft der Engelfchen heeft doen neemen, in weerwil der werkeloosheid van het klimaat; oordeel dan wat dezelve onder de Franfchen zou hebben uitgewerkt, alwaar de zagtfte luchtftreek een léevendig en aandoenlyk Volk nodigt tot fcheppen en genieten! Een land, daar men, gelyk voormaals in Griekenland, vindt, fnedige verftanden en tot vinding gefchikt, onder een hemel, die hen met zyne lieflykfte ftraalen verwarmt; welgefpierde handen, onder een klimaat, alwaar de koude zelve tot arbeiden noopt; gemaatigde provinciën, tusfchen het Noorden en het Zuiden; zeehavens, door bevaarbaare rivieren begunftigd; uitgeftrekte velden, overvloeiende van Koorn; heuveltjes, met Wyngaarten en allerlei fooiten van vrugten beplant; Cc 3 Zout- BOEK.  XTX. BOEK. 406 GESCHIEDENIS Zoutmynen, die naar goedvinden kunnen vermenigvuldigd worden; weilanden met paerden bedekt"; bergen, waarop de fchoonfte bosfchen groeien; overal een grond, bevolkt met arbeidzaame menfchen, de eerfte hulpmiddelen tot leevensonderhoud, de gemeene werkftoffen der kunften, en de overtolligheden der weelde: in één woord, den koophandel van Athene, de nyverheid van Korinthus, de foldaaten van Sparta, en de veekudden van Arcadie. Met alle deeze vöordeelen van Griekenland, zou Frankryk zo verre gevorderd zyn in de fraaie kunften, als deeze moeder des vernufts, indien het de zelfde wetten hadt gehad, de zelfde oeffening der reden en der vryheid, fchepperesfen van groote mannen, oppervorftinnen van groote Volken. Naa de betere inrigting der wetgeevinge, heeft het de hedendaagfche Natiën, om de ouden in de werkftukken van het menschlyk verftand te evenaaren, misfehien alleen aan gelukkiger taaien ontbroken. De Itaüaahfche taal heeft, nevens den klank, den toonval en voetmaat, alle de kenmerken der Dichtkunde en alle de bekoorlykheden der Zangkunde aangenomen. Deeze beide kunften hebben haar gewyd aan de vermaaken der welluidendheid, als haar zagtftreelendfte werktuig. De Franfche taal voert den fchepter in het onrym. Indien het niet de taal der Goden is , het is die der reden en der waarheid. Het onrym fpreekt bovenal tot het  DER BEIDE INDIEN. 407 het verftand in de Wysbegeerte. Zy verlicht die door de Natuur bevoorregte zielen, dewelke tusfchen de Koningen en de onderdaanen geplaatst fchynen, om de menfchen te onderrigten en te leiden. In een tyd, dat de vryheid geeneGemeensmannen en Schouwburgen meer heeft, om de groote Volksvergaderingen te leiden en te roeren, wordt eene taal, in welke meer en meer boeken worden gefchreeven, die onder alle Natiën wordt geleezen, die tot een algemeenen taaisman verftrekt voor alle andere taaien, en tot een werktuig van allerlei denkbeelden: eene taal, veredeld, gezuiverd, verzagt, en bovenal op een vasten voet gebragt door het vernuft der Schryveren en de befchaafdheid der Hovelingen; dus eene taal wordt ten langen laatfte de algemeene en heerfchende fpraak. De Engelfche taal heeft insgelyks haare Dichters en Schryvers in onrym voortgebragt, die haar een kenmerk van nadruk en ftoutheid hebben bygezet, gefchikt om haar onfterfiyk te maaken. Men leere dezelve onder alle Volken, die 'er na ftreeven om geene flaaven te zyn. Zy zullen durven denken, werken en zich zeiven regeeren. Het Engelsch is niet de taal der woorden, maar der denkbeelden; en de Engelfchen hebben geene dan kragtige denkbeelden. Zy zyn het die 't eerst gezegd hebben: De Majesteit des Volks; en dit zeggen alleen maakt eene taal geheiligd. Met eene taal, gefchikt om in rym en Cc 4 on- XIX". BOLK.  XIX. KOEK. 408 GESCHIEDENIS onrym uit te munten, heeft de Spanjaard, eigenlyk gefproken, dus lang geen van beiden gehad. Schel en welluidend, ge'yk het zuiver goud, rolt de Spaanfche taal deftig en met afgemeeten pasfen , gelyk de dans der Natie; zy is edel en deftig, gelyk de zeden der oude Ridderen. Deeze taal zal eene waardigheid kunnen handhaaven, ja zelf eene overtreffende meerderheid kunnen verkrygen, wanneer zy veele Schryvers zal hebben, gelykfoortig met cervantes en mariana. Wanneer de Spaanfche Akademie de Inquifitie met haare Cniverfiteiten zal hebben doen zwygen, zal deeze taal van zelve opklimmen tot grootfche denkbeelden, en verhevene waarheden, tot welke de natuurlyke fierheid des volks, welke dezelve fpreekt, haar nodigt. Vóór alle andere leevendige taaien, is het Hoogduitsch, de moeder-, oorfpronklyke en landeigene taal van Europa. Door haare vermenging met de Latynfche taal, heeft zy het Engelsch en zelf het Fransch geformeerd. Maar niet zeer gefchikt, naar 't fchynt, voor de oogen en voor befchaafde zintuigen, is zy in den mond van het volk gebleeven, en heeft het niet, dan vry laat, durven beftaan om in de boeken ten voorfchyn te treeden. Haar gebrek aan Schryvers kondigde een land aan, alwaar de fraaie kunften, de dichtkunde en de welfpreekendheid niet moesten bloeien. Doch eensklaps heeft het vernuft zich aldaar verheft; en meer dan ééne  DER BEIDE INDIEN. 409 ééne foort van Dichters zyn 'er in vry grooten getale uitgebroeid, om met de an dere Natiën na den lauwerkrans te dingen. De taaien konden tot een zekeren ?rap beoeffend noch befchaafd worden, of allerlei kunften moesten dien graad van volmaaktheid volgen. Van hier dat derzelver gedenkftukken dermaate vermenigvuldigd zyn in Europa,, dat de barbaarscbheid der toekoomende eeuwen en volken moeite zal hebben om ze geheel en al te vernielen. Ondertusfchen, gelyk het menschlyk geflagt niets dan eene ftoffe van gistingen en omwentelingen is, is 'er niet meer dan een ftout vernuft, een Geestdry ver noodig, om van nieuws de aarde in licrfter laaie vlamme te ftellen. De volken van het Oosten of van het Noorden, de» dwingelandye onderworpen, zyn nog gereed om hunne duisternis en ketens over heel Europa te verfpreiden. Zou een inval der Tui ken of Afrikaanen in Italië niet genoeg zyn om aldaar de kerken en paleizen te verwoesten, om aldaar de Afgoden van den Godsdienst, met de meesterflukken der kunften, in een algemeenen puinhoop te verwarren? En wy zouden te minder moeds hebben om deeze gewrogten onzer weelde te befchermen, naar gelang wy op dezelve meer gefield zyn, Eene ftad, welke twee eeuwen noodig heeft gehad om verfierd te worden, wordt in één dag verbrand en geplonderd. Een Tartaar zal, misfehien, met één hamerflag Cc 5 het XTX. BOEK.  4io GESCHIEDENIS XIX BQEK. het beeld van voi.taire verbryzelen, waaran pigalle tien jaaren heeft gewerkt; en wy arbeiden nog voor de onfterflykheid, wy nietige ondeeltjes, die de eene door de andere worden voortgeduwd in den nacht, uit welken wy zyn voortgekoomen! Volken, kunftenaars of foldaaten , wat zyt gy in de handen der Natuure, dan de fpeelbal haarer wetten, gefchikt om beurtelings het ftof tot een werk ftuk, en dit werkftuk tot ftof te brengen? Maar het zyn de kunften, door welke de mensch zyne beftaanlykheid geniet, en hy zich zeiven overleeft. De eeuwen der onkunde kunnen nimmer uit het niets ten voorfchyn koomen. 'Er blyft van dezelve niet meer fpoors over, naa dan vóór derzelver daadlyk aanweezen. Den tyd en de plaats kan men niet aanwyzen, in welke zy verloopen zyn, en men kan op den grond van een barbaarsch volk niet graveeren: hier bestondt het: dewyl het zelf geene puinhoopen voor Jaarboeken nalaat. De vinding alleen geeft den mensch magt over de ftoffe en den tyd. Het vernuft van homerus heeft de karakters der Griekfche taaie onuitwischbaar gemaakt. De welluidenheid en de reden hebben de welfpreekenheid van cicero boven alle gewyde Redenaars gefteld. De Priesters zelve, geleenigd en opgeklaard door het licht en de bekoorlykheid der kunften, dezelve bewonderende en befchermende, hebben het menschlyk verftand geholpen tot het ver- bree-  B E R BEIDE INDIEN. 4H breeken der ketens van bet bvgeloof. De koophandel heeft den voortgang der kunst verhaast, door de weelde der rykdommen. Alle de poogingen van het vernuft en van de hand hebben zich vereenigd tot het verfraaien en volmaaken van den ftaat des menschlyken geflagts De nyverheid en de vinding, nevens de genietingen der nieuwe waereld, zyn doorgedrongen tot aan den Aspunt-Cirkel, en de fraaie kunften trag. ten de natuur van Petersburg te dwingen. Nevens de letreroeffeningen en de 'kunften, is de Wysbegeerte in het gareel gefpannen, die, naar 't fchynt, den teugel moest in handen houden; doch die laater aangefpannen zynde, haar flegts moet volgen. De kunften ontftaan zelf uit de behoefte der Maatfchappye, in de kindschheid van het menschlyk verftand. De letteroeffeningen zyn de bloemen der jeugd: dochters der verbeeldinge zynde, die den opfchik bemint, vertieren zy alles wat zy aanraaken; en deeze fmaak voor verfraaijinge fcbept 't geen men eigenlyk de fraaie kunften noemt, of de kunften van weelde en verfieringe, die de eerfte kunften, kinders der behoefte, befchaaven. Dan ziet men de gevleugelde vernuften der Beeldhouwkunde vliegen op de gaanderyen der Bouwkunde; de vernuften der Schilderkunde in de paleizen treeden, aldaar den Olympus aan een zolder fchetzen, op wolle en zyde alle de bezielde landtooneelen maaien, op lywaat de nuttige waarheden der Gefchie- de« XIX. BOEK.  XIX EOfcK. 4T2 GESCHIEDENIS denisfe, en de bekoorlyke harsfenbeelden der Fabelkunde ten toon ftellen- Wanneer de geest zich geoeffend heeft op de vermaaken der verbeeldinge en der zinnen, dan geeft de reden met de rypheid der heerfchappyen eene zekere agtbaarheid aan de Natiën: dit is de leeftyd der Wysbegeerte. Zy treedt met langzaame en geen gerugtmaakende fchreden, den ouderdom der heerfchappyen aankondigende, dien zy vrugtloos tragt te onderfchraagen. Het was deeze, die de iaatfte eeuw der fchoone Gemeenebesten van Griekenland en Rome floot. Athene hadt geene Wysgeeren, dan kort vóór zynen ondergang, dien zy fcheenen te voorfpellen. Cicero en lucretius fchreeven niet over de natuur der Goden, dan te midden van het gedruis der burger-oorlogen, die het graf voor de vryheid delfden. Nogthans hadden thales, anaximander, anaximenes en anaxagoras den grond der Natuurkunde gelegd, in hunne befpiegeling over de grondbeginzels der ftoffe; doch de ftelzeldwaasheid vernietigde dezelve de eene door de andere. Socrates ftondt op; hy bragt de Wysbegeerte tot de waare wysheid, de deugd.; hy beminde, betragte en leerde niets dan deeze; hy was overtuigd, dat de mensch, om gelukkig te zyn, geene weetenfchap, maar goede zeden behoeft. Plato, zyn leerling, hoewel een Natuurkenner, hoewel onderweezen in de geheimenisfen der Natuure, door zyne reizen in Egypte, fchreef aan de ziel alles en  DER BEIDE INDIEN. 413 en bykans niets aan de Natuur toe, verdronk de Wysbegeerte in de Godgeleerdheid, en de kennis van het Heelal in de denkbeelden van de Godheid. Aristoteles, leerling van plato, fprak minder van God, dan van den mensch en de dieren. Zyne Natuurlyke Historie is der naakoomelingichap ter hand gekoomen, doch zy wierdt middelmaatig voortgezet van zyne tydgenooten. Epicurus, die ten naasten by in den zelfden tyd leefde, bragt de ondeeltjes van democritus weder ter baane, die, ongetwyfeld, de vier hoofdftoffen van aristoteles wel konden opweegen; en onder dit in evenwigthangen van zamenftelzels, kon de Natuurkunde geen enkelen ftap vorderen. De zedeleeraars kreegen het oor des volks, welk hen beter dan de Natuurkenners verftaat. Zy richtten fchoolen op: want zo dra de begrippen gerugt maaken, verwekken zy aanhangen. In deeze omftandigheden wierdt Griekenland , van binnen beroerd, naadat het door een burgerkryg verfcheurd was, te onder gebragt door Macedonië, en ontbonden door de Romeinen. Zeno en democritus, die by hun leeven niets anders dan Natuurkundige Wysgeeren geweest waren, wierden, lang naa hunnen''dood, hoofden van twee zedekundige aanhangen, die zich meer op de Godgeleerdheid dan op de Natuurkunde , meer op het uitpluizen van geweetensgevallen dan op de Wysbegeerte toeleiden; of liever, de Wysbegeerte wierdt aan XIX. BOEK.  XIX. BOEK. 414. GESCHIEDENIS aan de drogredenaars overgelaaten. Dé Romeinen, die alles van de Grieken hadden overgenomen, deeden geenerhande ontdekkingen in het eigenlyk veld der Wysbegeerte Onder de ouden maakte zy wei. nig opgangs, dewyl zy bykans geheel tot de zedeleer bepaald was Onder de hedendaagfcnen, zyn haare vorderingen gelukkiger geweest, dewyl zy voorgelicht wierden door den fakkel der Wysbegeerte. Een tusfchentyd van bykans duizend jaaren moet men geheel ter zyde ftellen; geduurende denzelven hebben de Wysbegeerte, de weetenfchappen, de letteroeffeningen en de kunften geflaapen in het graf van het Romeinsch gebied, onder de asche van het aloud Italië en het kloosterftof. Afie bewaarde derzelver gedenktekens, zonder daar van het genot te hebben; en Europa bezat eenige puinhoopen, zonder dezelve te kennen. De waereld was Christensch of Mahometaansch, overal in het bloed der Natiën begraaven. De onkunde alleen zegevierde onder den ftandaart van het kruis of van den kruisvoerder. Voor deeze geduchte tekens boog zich alle knie, en alle verftand zidderde De Wysbegeerte ftamelde,in eene aanhoudende kindsheid,de naamep van God en der ziele. Zy hieldt zich alleenlyk bezig met de dingen, van welke zy voor altoos moest onkundig zyn. Zy fpilde den tyd, de reden en alle haare werkzaamheden met vraagftukken, voor 't minst nietig, voor het meerendeel zonder zin, onbepaalbaar, onbeflisbaar door den aart \  der beide INDIEN. 415 aart hunner voorwerpen, eene eeuwige bron van gefchillen, van fcheuringen, aanhangen, haat, vervolgingen, NationaaJe of Godsdienftige oorlogen. Midlerwyl voerden de veroverende Arabiërs, als in zegepraal, den prooi des vernufts en der Wysbegeerte. Aristoteles was in hunne handen van onder de puinhoopen van het aloud Griekenland gered. Deeze verwoesters van Ryksgebieden bezaten eenige weetenfchappen, door hen uitgevonden, De Rekenkunde was hunne vinding. De Starre- en Meetkunde verzelden hen na de kusten van Afrika, welke zy verwoestten en van nieuws bevolkten. De Geneeskunde volgde hen allerwege. Deeze weetenfchap, welke, misfehien, niets beters heeft dan haare vermaagfehapping met de Schei- en Natuurkunde, maakte hen zo vermaard als de ftarrewichelaary, een ander fteunzel der kwakzalvery. Avicenna en averroes , Geneeskundigen, Wiskunftenaars en Wysgeeren, behielden de overlevering der waaragtige weetenfchappen, door overzettingen en uitleggingen. Maar verbeeld u eens, wat aristoteles, uit het Grieksch in het Arabisch, en zedert uit het Arabisch in het Latyn vertaald, worden moest in de handen van Monniken, die de Heidenfche Wysbegeerte wilden overéénbrengen met de Hebreeuwfche Wetboeken van mozes en chrtstus. Deeze verwarring van zamenftelzels, van denkbeelden en taaien» wederhieldt langen tyd den opbouw van het XIX. boek. V  XIX. BOEK. 416 GESCHIEDENIS het geftigt der weetenfchappen. De Godgeleerde wierp de bouwftoffen omverre, welke de Wysgeer aanbragt. Deeze ondermynde de grondfiagen van het gebouw zyns" mededingers. Met eenige fteenen, egter, van den eenen, veel zands van den anderen, rechtten flegte bouwkundigen een Gothisch en misfelyk gedenkteken op; het wis de Wysbegeerte der fchoolen. Van eeuwe tot eeuwe telkens herfteld, gefchoord en op nieuw bepleisterd, door Ierfche of Spaanfche Overnatuurkundigen, heeft zy ten naasten by ftand gehouden tot op de ontdekking der nieuwe waereld, welke het gelaat der oude moest veranderen. Het licht wierdt in den fchoot der duis. ternisfe gebooren. Een Engelsch Monnik beoeffende de Scheikunde; en den weg baanende tot de uitvinding van het buskruid, welk Amerika aan Europa moest onderwerpen, opende hy de deur voor de waare weetenfchappen, door de proefondervindelyke Natuurkunde. Dus kwam de Wysbegeerte voort uit het klooster, en de onkunde bleef aldaar. Toen bocacius de ongebondenheden der waereldlyke en reguliere Geestlykheid hadt aan den dag gelegd, durfde galileus de gedaante der aarde raaden. Het bygeloof wierdt des verfchrikt; het verhefte zyne ftemme; het fchoot zyne blixems: maar de Wysbegeerte ligtte het monfter den gryns af, en het dekkleed, waaronder de waarheid verholen was. Men begreep wel de zwakheid en  der beide IMDIEN. 417 en het bedrog der volksbegripp n, opwel, ke de grondflag van het gezellig gebouw rustte; doch om de dwaaling van den throon te ftooten, moest men de wetten der Natuure, en de oorzaak haarer verfchynzelen kennen. Dit zogt de Wysbegeerte. Zo dra copernicu- overleeden was, naadat hy, door de reden, gegist hadr, dat de zon in het middelpunt der waereld geplaatst was, wierdt galileus gebooren; deeze bevestigde, door de uitvinding van het Teleskoop, het waare ftelzel van Starrekunde, onbekend of in vergeetelnis geraakt zints pythagoras, die het hadt uitgedagt. Terwyl gassendi de grondftoffen der aloude Wysbegeerte, of de ondeeltjes van epjcurus, in werking bragt, gaf descartes beweeging aan, en voegde te zamen de grondftoffen eener nieuwe Wysbegeerte, of zyne vernuftige en fyne draaikolken. Bykans ten zelfden tyde vondt toricelli, te Florenfe, de Thermometer uit, om de lucht te weegen; pascal mat de hoogte van den dampkring op de bergen van Auvergne; en boyle bekragtigde, in Engeland, de proefneemingen van deeze beiden. Descartes hadt geleerd te fwyfelen, om de dwaaling te verdryven vóórdat men . onderrigting mededeelde, Zyne regelmaatige twyfeling was het grootfte werktuig der weetenfchap; en de gewigtigfte dienst, welke aan het menschlyk verftand kon gedaan worden, in de duisternisfen en banden, waarmede het bezet was. Bayle, VII. deel. Dd dee- XIX. BOEK.  418 GESCHIEDENIS XTX. BOEK. deeze leerwyze toeoasfende op de begrippen, 't meest geheiligd door het gezag van geweld en tyd, heeft zedert de aangelegenheid der twyfelinge doen gevoelen. De Kanzelier bacon, een Wysgeer en ongelukkig ten Hove, gelyk de Monnik bacon het in het klooster geweest was, even eens als hy een wegbereider liever dan een wetgeever der nieuwe Wysbegeerte, hadt zich verklaard tegen de vooroordeelen der zinnen en der fchoolen, tegen de harsfenbeelden, welke hy afgoden van het verftand noemde. Hy hadt de wpatheden voorfpeld, die hy niet kon openbaaren. Volgens zyne Godfpraaken, terwyl de proeiondervindelyke Wysbegeerte de gebetmenisfen ontdekte, zogt de redeneerende Wysbegeerte na de oorzaaken. Beiden fpanden zamen tot de beoeffening der Wiskunde, welke de poogingen des verftands moest beftuuren, en haaren uitflag verzekeren. Het was, in de daad, de kennis der Stelkunde op de Meetkunde toegepast, en de tocpasfing der Meetkunde op de Natuurkunde, welke newton het waereldftelzel deedt vermoeden. De oogen ten hemel heffende, zag hy in den val der lichaamen op de-aarde, en tusfchen de beweegingen der ftarren, overeenkomften, die een algemeen beginzel onderftelden, van den aandrang onderfcheiden, de eenige zigtbaare oorzaak van alle beweegingen. De Gezigtkunde naa de Starrekunde beoeffenende, giste hy den oorfprong van het licht; en de proefneemingen, tot wel-  DER BEIDE INDIEN. 419 welke hem deeze gisfing leidde, deedt haar in een geregeld ftelzel veranderen Toen descartes ftierf, waren newton en leibnitz naauwlyks gebooren, om/.yn Werk, dat wil zeggen, de va.tftelling der waare Wysbegeerte, te voltooien, te verbeteren en te volmaaken. Verbaazend waren de vorderingen, welke deeze twee mannen haar deeden maaken. De eene dreef de kennis van God en van de ziel, zo verre als de Reden haar kan brengen; en de nutteloosheid zyner poogingen deedt voor altoos het menschlyk verftand de oogen openen voor deeze valfche Overnatuurkunde. De andere breidde de beginzels der Natuur- en Wiskunde veel verder uit, dan het vernuft van veele eeuwen dezelve hadt kunnen uitzetten, en wees den weg der waarheid aan. Ten zelfden tyde-vervolgde locke de weetenfchapskundige vooroordeelen in alle de verfchansfingen der fchoole: hy deedt alle de fpookzels der verbeeldinge verdwynen, welke malebranche liet opgroeien door dezelve te vernederen, dewyl hy den wortel der hoofden van deeze hydra niet aantastte. Gelooft niet dat de Wysgeeren alléén alles ontdekt en uitgedagt hebben, 't Is heC beloop der gebeurtenisfen, welk aan de bedryven en de gedagten van den mensch eene zekere ftrekking heeft gegeeven. Eene zamenvoeging van natuurlyke of zedelyke oorzaaken, eene aanéénfchakeling van de vorderingen der Staatkunde met de vorderingen der letteroeffeningen en weetenfchap. Dd 2 pen; XIX. HOEK.  XTX. SOEK. 4so GESCHIEDENIS pen; eene vermenging van omftandigheden, onmogelyk te verhaasten zo min als te voorzien, heeft moeten zamenfpannen tot de omwentelingen, welke in de verftanden is voorgevallen Onder de Natiën, zo wel als by ieder mensch afzonderlyk, oeffenen het lichaam en de ziele, beurtlings, hunne werking en wederwerking op elkander. Het volk fleept de Wysgeeren mede, en de Wysgeeren leiden het volk. GALiLeus hadt gezegd, dat, dewyl de aarde rondom de zon draaide, 'er tegenvoeters zyn moesten; en drake hadt dit beweezen door eene reize rondom de waereld. De Kerk noemde zich Algemeen, en de Paus noemde zich fleer der aarde: eh meer dan twee derde deelen haarer bewooneren wisten niet, dat 'er eene Algemeene Godsdienst [Kerk] was, en inzonderheid dat 'er een Paus was. De Europeaanen, die overal reisden en handel dreeven, onderrigtten Europa, dat een gedeelte der aarde naar de harsfenfchimmen van mahometh leefde, en dat een nog grooter gedeelte leefde in de duisternisfen der Afgoderye, of in de weeten- en weetgierigloosheid der Godverzaafongt. Dus breide de Wysbegeerte de heerfchappy der menschlyke kundigheden uit, door de ontdekking van de dwaalingen des bygeloofs en van de waarheden der Natuure. Italië, wiens onverduldig vernuft zich een weg baande midden door de hinderpaaien, die het omringden, ftigtte het eerst eene Natuurkundige Akademie. Frankryk en  DER BEIDE INDIEN. 421 en Engeland, die zelf door hunne mededingende poogingen moesten groot worden, rigtten tevens twee eeuwigdurende ge. denkftukken op voor den aanwas der Wysbegeerte ; twee Akademiën, alwaar alle Geleerden van Europa hunne kundigheden putten en dezelve overftorten. Van daar zyn in de waereld verfpreid eene menigte van geheimenisfen der Natuure, van proefneemingen en verfchynzelen, van ontdekkingen in de kunften en weetenfchap. pen; de verborgenheden der Elektriciteit, de oorzaaken van het Noorder-licht. Van daar zyn voortgekoomen de werktuigen en middelen om de lucht in de fchepen te zuiveren ; om het zeewater drinkbaar te maaken; om de gedaante der aarde en de lengten te bepaalen; om den landbouw te volmaaken, en met minder zaad en moeite meer koorns te leveren. Tien eeuwen hadt aristoteles in alle fchoolen van Europa geregeerd; en de Christenen, naa het fpoor der Reden te hebben verboren, konden het niet dan in zyne voetftappen wedervinden. Langen tyd zelf waren zy, het geleide deezes Wysgeers volgende, van den rechten weg gedwaald, dewyl zy al tastende op denzelven voortgingen, in de duisternisfen der Godgeleerdheid. Maar ten langen laatfte kreeg descartes den draad in handen, en newton vleugelen, om uit dien doolhof te geraaken. De twyfeling hadt de vooroordeelen verdreeven, en de ontbinding hadt de waarheid gevonden. °d3 Naa XIX. hoek.  XIX. BOEK. 422 GESCHIEDENIS Naa de twee bacons, naa GALaéus en descartes, locke en bayle, leibnitz en newton; naa de gedenkfchriften van de Akademiën van Florenfe en Leipzig, van Parys en Londen, moest 'er nog een groot werk gefchreeven. worden, om duurzaamheid te geeven aan de weetenfchappen en de Wysbegeerte. Het verfcheen met 'er daad. Dit boek, [het Dictiomaire Encyclopedique] welk alle waarheden en dwaalingen bevat, die uit het menschlyk verftand zyn voortgekoomen, van de Godgeleerdheid tot de Infektenkunde; alle werkftukken van 's menfchen hand, van het fchip tot de fpeld: deeze voorraadplaats der kundigheden van alle Natiën, zal, in de toekoomende eeuwen, de eeuw der Wysbegeerte kenfchetzen. Naa zo veele weldaaden, moest de Wysbegeerte de plaats der Godheid op aarde bekleeden. Zy is het, die de ftervelingen verbindt, verlicht, helpt en onderfteunt. Zy geeft hun alles, zonder eenigen Eerdienst van hun te vorderen. Zy eischt van hun, niet de opoffering hunner driften, maar een regtvaardig, nuttig en gemaatigd gebruikmaaken van alle hunne bekwaamheden. Dochter der Natuure, uitdeelfter van haare gaaven, uitlegfter van haare regten, wydt zy haare kundigheden en werkzaamheden ten dienfte des menfchen. Zy maakt hem beter, om hem gelukkiger te doen worden. Zy haat niets dan de dwingelandy en het bedrog, dewyl  DER BEIDE INDIEN. 413 zy de waereld vertreeden. Zy wil ge;ne heerfchappy voeren, maar zy eischt, dat de zulken, welke het gezag in handen hebben, niets wenfehen te genieten dan het algemeen geluk. Zy fchuwt het gerugtmaaken en den naam van aanhangen, maar zy verdraagt ze allen. De blinden en de boozen lasteren haar; de eenen fchroomon te zien, dc anderen gezien te worden: endankbaareu, die tegen eene tederlievende moeder opffcaan, wanneer zy hen wil eeneezen van de dwaalingen en gebreken, die de onheilen des menschdoms berokkenen. Ondertusfchen begint het licht ongemerkt een uitgebreider vak aan de kimmen te beflaan. 'Er is eene foort van heerfchappy opgericht, die der Letterkunde, die den weg baant tot het Europisch Gemeenebest. Indien immer de Wysbegeerte zich kan indringen in de ziel der Oppervorften, of van derzelver Staatsdienaaren, zullen de ftelzels van Staatkunde uitgebreider, en tot eenvoudiger beginzels gebragt worden. Jn alle ontwerpen zal men meer agts geeven op de menschlykheid; aan het algemeene welzyn zal gedagt worden in de Staatshandelingen, niet als een bloot woord, maar als een weczenlyk nutte zaak, zelf voor de Koningen. Reeds heeft de Drukkunst vorderingen gemaakt, welke men in eenen Staat niet kan fluiten, zonder de Natie te doen agteruit gaan, om het gezag der Regeeringe te willen bevorderen. De boeken verlichD d 4 ten XIX. LO£K.  424 GESCHIEDENIS XIX. BOEK. ten de menigte, befchaaven de vermogenden, bekooren de ledigheid der ryken, onderregten alle rangen der zamenleevinge. De weetenfchappen volmaaken de onderfcheiden takken der Staatkundige huisboudinge. Zelf de dwaalingen der zamenftellievende verftanden verdwynen voor het licht der Drukkunst, dewyl de redekaveling en de uirpluizing haar in den fmcltkroes der waarheid brengen. De wisfeling der kundigheden is noodzaaklyk geworden voor de nyverheid, en de Letterkunde alleen voedt deeze gemeenfchaphouding. Het leezen eener reisbefchryvinge rondom de waereld heeft, misfehien, aanleiding gegeeven tot andere proefneemi'.gen van deezen aart: want het belang alleen doet de middelen van onderneeminge niet uitvinden. Heden ten dage kan niets voortgezet worden zonder eenige oeffening, of zonder kundigheden, medegedeeld en verfpreid door het leezen. De Vorften zelve hebben hunne regten op de overweldigingen der Geestlykheid niet herwonnen, dan door behulp der kundigheden, die het volk de oogen geopend hebben voor de misbruiken van alle Geestlyke magt. Maar de grootfte dwaasheid van het menschlyk verftand zou het zyn, alle zyne vermogens te hebben te werk gefield tot het vermeerderen van de magt der Monarchen en het verbreeken van veele ketens, om uit derzelver overblyfzels de keten der dwingelandye te fmeeden. Den zelfden moed, dien de Godsdienst inboezemt om het  DER BEIDE INDIEN. 425 het geweeten te onttrekken aan de dwmgelandy over de begrippen geoeffend, moet de man van braafheid, de burger, de vriend des volks, betoonen, om de Natiën te beveiligen tegen de dwingelandy der Mogendheden, tegen de vryheid desmenschlyken geflagts zamengefpannen. Ongelukkig is de Staat, in welken niet een éénig verdeediger van het openbaar regt gevonden wordt! Wel haast zou dit Koninkryk, met zynen rykdom, zynen koophandel, zyne Vorften en burgers, tot eene onvermvdelyke Regeeringloosheid vervallen. De wetten, de wetten om eene Natie te behoeden voor haaren ondergang, en de vryheid van fchryven om de wetten tè behouden! Maar wat is de grondflag en het bolwerk der wetten? De zeden. 'Er zyn geheele boekerven over de Zedekunde. Wat al nuttelooze boeken? Wat al verderflyke boeken zelf! Voor het meerengedeelte zyn zy het werk der Priesters en van derzelver leerlingen, die, niét willende zien, dat dè Godsdienst de menfchen niet anders moest befchouw'-n dan in hunne betrekkingen met de Godheid, een anderen grondflag hebben moeten zoeken voor de betrekkingen, welke de menfchen onder elkander hadden Indien 'er een algemeene Zedekunde zy, kan zy het uitwerkzel niet zyn van eene byzondere oorziake. Zy is de zelfde geweest in de voorleedene tyden, zy zal de zelfde zyn in de toekoomemle eeuwen; zy kan, derhalven, haaren grond niet hebben in Godgeleude D d 5 be- XIX. BOEK.  4 maar nooit in haar weezen, of in haar beginzel; die Zedekunde, eindelyk, tot welke alle wetten betrekkelyk gemaakt, en aan welke zy moeten ondergefchikt worden. Volgens deezen algemeenen regel van onze1 openbaare cn byzondere bedryven, laat ons zien, of 'er immer goede zeden in Europa geweest zyn, of hebben kunnen zyn. Zinrs den inval der barbaaren in dit gedeelte der waereld, hebben bykans allé Regeeringsvormen geen anderen grondflag gehad,dan het belang vaneen éénig mensch, of van een éénig genootfehap, ten koste der algemeene Maatfchappye. Op de verovering, een gewrogt des gewelds, gegrondvest, hebben zy alleenlyk verandering ondergaan in de wyze, om de onderdaanen onder het juk te brengen. Allereerst maakte hen de oorlog tot flagtöffers, tot het zwaard hunner vyanden of hunner meesteren verweezen. Hoe veele eeuwen verliepen 'er al met het bloedvergieten en Aagten der Natiën; dat wil zeggen, met het verdeelen der heerfchappyen, voor en aleer de voorwaarden van den vrede dien ftaat van binnenlandfchen oorlog, dien men Maatfchappy of Regeeringsvorm noemt, vergood hadden? Wanneer de Leenregeering de zulken, die de aarde bearbeidden, voor altoos hadt uitgeflooten van het regt om dezelve te bezitten; wanneer men, door eene heilig. fchen- XIX. BOEK;  43 x GESCHIEDENIS XTX, BOEK. fcbendende zamenfpanning tusfchen het altaar en den tnroon , God met den deegen gepaard hadt, wat weikre toen de zedeleer en het Euar.gelie uit, dan de dwingelandy ftoutmoedig te maaken door de lydende gehoorzaamheid; dan de flaaverny te bevestigen door de veragting der goederen en der weetenfchappen; dan om, eindelyk, by de vreeze voor de Grooten, de vreeze voor de Duivelen te voegen? En wat waren de zeden met dusdanige wetten? Het zelfde, 't geen zy nog zyn in onze dagen in Polen, alwaar het volk, zonder landeryen en zonder wapens, zich in de pan laat hakken door de Rusfen, of tot foldaaten aanneemen door de Pruisfen; en kragt noch gevoel hebbende, het voor genoeg rekent Christensch te zyn, en onzydig blyft tusfchen zyne nabuuren en zyne Palatynen. Op dusdanig een ftaat van Regeeringloosheid, in welken de zeden een vast kenmerk noch beftendigheid kreegen, volgde de tocht tot de heilige oorlogen, in welke de Natiën bedorven wierden en veraartten, door de befmetting der ondeugden, nevens die der Geestdryvery, aan elkander mede te deelen. Door veranderd te zyn van .klimaat, veranderde men van zeden. Men br?gt uit Palestina mede, oen ,zaad van pragt en weelde, een vuurigen fmaak voor de fpeceryen van het Oosten, een ridderagtigen geest, welke den Adel befchaafde, zon-  der beide INDIEN. 433 zonder het volk gelukkiger noch deugdzaamer te maaken: want, indien 'er geen geluk zonder deugd is, de deugd zal ook nimmer ftand houden zonder eene zekere maate van geluk. Ongeveer twee eeuwen naa de ontvolking van Europa en Afie, gebeurde deszelfs verhuizing na Amerika. Deeze omwenteling ftelde den bajert in de plaats van het niets, en veroorzaakte onder ons eene vermenging der gebreken en voortbrengzelen van alle klimaaten. De Zedekunde wierdt 'er niet volmaakter door, dewyl men, in ftede van uit Godsdienftigheid te moorden, uit gierigheid flagtte. De Natiën, die 't meest in de nieuwe waereld gewonnen hadden, fcheenen tevens alle de ftompheid, woestheid en onkunde der oude waereld te verzamelen. Zy wierden de mischoop der ondeugden en ziekten, arm en morsfig in het goud, ongebonden met kerken en Priesters, lui en bygeloovig met alle de bronnen van koophandel, en de gereede gelegenheden om kundig te worden. Maar de zucht tot rykdommen be. dorf ook alle de andere Natiën. Laat het de oorlog of de koophandel zyn, welke groote rykdommen in een Staat brengt, welhaast worden zy het voorwerp der openbaare eerzucht. De vermogendfte lieden maaken zich allereerst meester van dezelve Vervolgens, dewyl de rykdommen in de handen der zulken zyn, die het roer van Staat vasthouden, worden 1 zy, in de gedagten des volks, met de eer- VII. deel. Ee amo- XIX. BOEK.  XIX SOEK. 434 GESCHIEDENIS ampterj verward; en de deugdzaame burger, die niet na waardigheden ftondt dan uit zucht tot glorie, dingt, zonder het te weeten, na eere om des voordeels wille. Men verovert, men verkrygt geene landeryen en fehatten, zonder ze te willen genieten; en men geniet de rykdommen niet, dan door den wellust en de vertoonmaaking der weelde. Door dit tweevoudig gebruik, bederven zy den burger, welke ze bezit, en het volk, welk ze betooveren. Zo haast men niet arbeidt dan om het verlokzel van den winst, en niet uit liefde tot zynen pügt; worden de meest voordeelgeevende boven de grootfte eere aanbrengende bedieningen gewaarde'erd. Dan ziet men de eere des beroeps zich afwenden, zich verdonkeren, zich verliezen op de bypaden des rykdoms. Nevens het voordeel van het valfche aanzien, tot welk de rykdommen geraaken, paaren zich de natuurlyke geryfiykbeden des overvloeds, eene nieuwe bron van zedenbederf. De hooge amptenaar wil de aandagt wekken. De eere, welke hem in 't openbaar wordt aangedaan, vergenoegt hem niet; hy heeft bewonderaars noodig, van zyn verftand, van zyne weelde, of van zynen tafel. Indien de rykdommen de zeden bederven door den weg tot eerampten te baanen, hoe veel meer nog bederven zy dezelve door de zucht tot vermaaken algemeener te maaken ? De armoede verkoopt de kuischheid; de luiheid verkoopt de vryheid; de Vorst verkoopt de amp-  DER BEIDE INDIEN. 435 ampten, en de amptenaars verkoopen de géregtigheid; het Hof verkoopt de bedieningen, en de bedienden verkoopen het volk aan den Vorst, die het andermaal verkoopt aan zyne nabuuren, door verbonden van oorlog of onderftand, van vrede of verruilinge. Zodanig zyn de veragtlyke koopwisfelingen, welke de zucht tot rykdommen invoert in een land, alwaar zy alles zyn, en de deugd niets is. Maar 'er zyn geene gewrogten zonder oorzaaken. Het goud wordt de afgod niet van een volk, en de deugd koomt niet in kleinagting, indien de flegte gefteldheid van den Regeeringsvorm dit bederf niet uitlokke. Ongelukkiglyb zal zy het altoos uitlokken, indien zy derwyze bewerktuigd zy, dat het oogenblikkelyk belang van een éénig mensch, of van een klein getal, ftraffeloos de overhand kunne hebben boven het algemeen en onveranderlyk belang van allen; zy zal het altoos uitlokken, indien de pandsmannen des gezags daar van een eigendunkelyk gebruik kunnen maaken, zich boven alle regels van regtvaardigheid verheffen, hunne magt der rooverye doen ten dienfte ftaan, en de roovery ter verlenginge van de misbruiken hunner magt. De goede wetten worden gehandhaafd door de goede zeden; maar de goede zeden worden gevestigd door de goede wetten. De menfchen zyn zo als de Regeering hen maakt. Om hen te plooien, is zy altoos gewapend met eene onweerflaanbaare Ee 2 magt, XIX. 3ÖEK.  436 GESCHIEDENIS XIX. BOEK. magt, die des algemeenen begrips; en de Regeering zal altoos eene bederffter der zeden worden, wanneer zy, uit haaren eigen aart, bedorven is. Zie daar het hooge woord. De Natiën van Europa zullen goede zeden hebben, wanneer zy goede Regeeringsvormen zullen hebben. — Laat ons een einde maaken. Volken, ik heb u onderhouden over uwe aangelegenfte belangen. Ik heb u onder de oogen gebragt, de weldaaden der Natuure en de vrugten der nyverheid. Te dikmaals de eene door de andere ongelukkig, hebt gy moeten bemerken, dat de jaloerfche gierigheid en de eerzuchtige hoogmoed, verre buiten uw gemeen Vaderland, verbannen het geluk, welk zich, tusfchen den vrede en den koophandel, aanbiedt. Dit geluk, welk men verjaagt, heb ik terug geroepen. De ftemme van myn hart heeft zich verheft ten voordëele van alle menfchen, zonder onderfcheid van gezinte of gewest. Door de betrekking der zelfde behoefte en der zelfde elenden, zyn zy allen evengelyk geweest in myne oogen; gelyk zy het zyn in de oogen van het opperste weezen, met opzigt op hunne zwakheid, ten aanzien van zyne magt. Ik heb niet uit het oog verlooren, dat, daar gy aan meesters onderworpen zyt, uw lot voornaamlyk hun werk zyn moet; en dat ik, van uwe rampen fpreekende, hun tevens iiunne dwaalingen of hunne misdaaden verbeet. Deeze aanmerking heeft mynen moed  DER BEIDE INDIEN. 437 moed niet doen daalen. Ik heb niet kunnen gelooven, dat de heilige eerbied, die men der menschlykheid is verfchuldigd, immer ftrydig zyn kon met den eerbied, dien men aan deszelfs natuurlyke befchermers moet toedraagen. In myne verbeelding, heb ik my in de Raadsvergaderingen der Mogendheden verplaatst. Ik heb zonder vermomming en zonder vreeze gefproken, en ik heb geen reden, my te verwyten, de eerwaardige zaak, welke ik durfde bepleitten, te hebben verraaden. Den Oppervorften heb ik gezegd, welke hunne pligten en uwe regten waren. Ik heb hun voor oogen gefield, de heillooze uitwerkzels der onmenschlyke magt, die onderdrukt, of der werkelooze en zwakke magt, die het onderdrukken toelaat. Rondom hen heb ik geplaatst de tafereelen van uwe ongelukken, en hun hart heeft moeten zidderen. Ik heb hun herinnerd, dat indien zy hunne oogen daar van afwendden, deeze getrouwe en fchrikbaarende fchilderyen zouden gegraveerd worden in het marmer van hun graf, en hunne asch zouden befchuldigen, welke de naakoomelinglchap met voeten zou treeden. Maar de bekwaamheid evenaart niet altoos den yver Ongetwyfeld zou ik noodig gehad hebben, eene veel grooter maate van die doordringends fchranderheid, welke de middelen ontwaar wordt, en van die welfpreekenheid, die van de waarheden overreedt. Zomtyds, misfehien, heeft myne ziel myn vernuft verheven. Doch Ëe 3 meest- XIX. BOEK.  438 GESCHIED, der beide INDIEN. XTX. BOEK. i ] i i i 9 \ É •; c ]; \ BLADr meestal heb ik een drukkend gevoel gehad van myn onderwerp en van myne zwakheid. Mogten Schryvers, meer van de Natuur begunftigd , door hunne meesterftukken, voltooien, 't geen myne proeven hebben begonnen! Mogt, onder begunftiging der Wysbegeerte, ten eenigen dage , van bet eene einde der aarde tot aan het anler, zich uitbreiden, die keten van eenigïeid en weldaadigheid, die alle befchaafde Natiën moet aanéén verbinden! Mogten :y niet meer aan woeste Natiën het voorjeeld van ondeugden en van onderdruk, tinge geeven! Ik vleie my niet, dat in iet tydftip deezer gelukkige omwentelinge nyn naam nog zal leeven. Dit gering irerk, welk geene andere verdienfte zal lebben, dan dat het betere werken heeft roortgebragt, zal, ongetwyfeld, vergeeten irorden. Maar ten minften zal ik tot my leggen, dat ik, zo veel in myn vermogen ras, het geluk myner naasten bevorderd, n, misfehien, van verre den weg gebaand eb ter verbeteringe van hun lot. Deeze ■reelende gedagte zal by my de plaats van en roem bekleeden. Zy zal de bekoor, fkheid zyn van mynen ouderdom, en de ertroosting myner jongfte oogenblikken.  BLADWYZER DER VOORNAAMSTE ZAAKEN. A. Aart der Wetten, (_de~) door dit vermaard Werk, worcjf de gezigteinder des vernufts uitgebreid, 338. Adel, is niets anders dan eene haatlyke onderfeheiding, wanneer dezelve niet .gegrond is op bedryven, nuttig voor den Sraat, 341. Akademie der Weetenfèbappen te Parys, wat de kunften en weetenfchappen aan haar verfchuldigd zyn, 422. Alatamaha, eene rivier van Amerika in Georgië, 85. Albemarle, CLord) verkrygt van Karei den II den eigendom van Karolina, in gemeenfchap, 69. Amfterdam, hoofdftad der vereenigde provinciën, deszelfs aandeel in het beftuur van het Gemeenebest, 243. Anaxagoras, een Grieksch Wysgeer, fchryft over de Natuurkunde, 412. Anaximander, een Grieksch Wysgeer, fchryft over dc Natuurkunde, 412. Anaximenes, een Grieksch Wysgeer, fchryfr. over de Natuurkunde, 412. Anglikaanen, doen vrugtlooze poogingen o:n de Kerkelyke magt in te voeren in de Engelfche Volkplantingen van Noord-Amerika, 153- Annapohs, de hoofdftad van Maryland, 61. Apalaches, (_d.e^ bergen in Amerika, 85. Arabiërs, aan hun is Europa de herleeving der Wysbegeerte en der kunftan verfchuldigd, 415; Arioste, zyn werk is veeleer een doolhof van Dichtkunde dan eergedicht, 403. Ariftides, een vermaard Archont van Athene, legt eene belasting op gantsch Grie kenland, 380; hoe de Grieken deeze belasting noem. den, aW. 4 Ari-  BLADWYZER der A"iftoteles, een leerling van Plato, fchryft over den mensch en over de dieren, 413; zyne fchriften door de Arabiërs bewaard, 415. Asbley, {de~) eene rivier in Zuid-Karolina, 84. Asbley , (Lord) verkrygtvan Karei den II den eigendom van Karolina, in gemeenfchap, 69. Afie, de beftendigheid der heerfchappyen ftigt aldaar de kunften, 347. Augusta, eene Amerikaan, fche ftad in Georgië, 8 8. August'tn, (St.") eene Amerikaanfche ftad in Florida, 95- Averroes en Avicenna, Arabifche Wysgeeren, bewaaren de overlevering der weetenfchappen, 415. B. Bacon, een Engelsch Officier, hoofd van eenen opftand tegen Berkeley, Gouverneur van Virginie, 45. Bacon, een Engelsch Monnik, uitvinder van het buspoeder, 416. Bacon (de Kanzelier) voorfpelt de ontdekkingen, naa hem in de Wysbegeerte en Natuurkunde gedaan, 418. Baltimore » een Engelschman , om den Godsdienst vervolgd, zoekt eene fchuilplaats in Virginie, 55; ftigt de Volkplanting Maryland, ald. wordt beurtlmgs door Cromwel verlaaten, door Karei den II herfteld, door Jakobus den II gedreigd, en eindelyk door laatstgenoemden van zyn landvoogdyfchap beroofd, 56; zyn geflagt heeft het regt behouden om een Gouverneur van Virginie te benoemen, 158. Bayle, past de leerwyze van Cartefius, raakende de twyfeling, op de geheiligdfte begrippen toe, 417, 418. Bedfort, (de Henog van) Medailje in Engeland ter zyner eere geflagen, en by welke gelegenheid, 337. Beevers; zie Qieakers. Belasting, wat dezelve zy, 378; derzelver wettige beftemming, en waartoe zy voormaals wierdt aangelegd, 379; de Grieken en Romeinen hadden weinig denkbeeld van belastingen ,380; de zucht tot veroveringen is de oorzaak van derzelver vermeerderinge in Europa, 381; het hoofdgeld is eene ve'nederende belasting, en bezwaarlyk met de biJlykheid overeen te brengen, ald. 382; de belastingen op de verteeringen moeten nimmer gelegd worden op de leevensmiddelen van de volftrektfte noodzaaklykheid, 3 8.5; ongemakken der belastinge op uitlandfche koop-  VOORNAAMSTE ZAAKEN. koopmanfchappen, ald. de belasting, het meest begaanbaar met de algemeene belangen en de regten der burgeren, is de fchattin» op de landeryen , 386; wanneer de Vorst belastingen heft, zonder de toeflemming der Natie, is dit eene daad van overhcerfchinge, 388 , env. Berkeley, (Lord) verkrygt van Karei den II den eigendom van Karolina, in gemeenfchap, 69. Berkeley , Gouverneur van Virginie, 43; zyne verknogtheid aan het Koninklyk Huis van Engeland , 44; opftand der Volkplantinge tegen hem, 4,5. Bevolking, onderzoek der vraage,. of de waereld voormaals fterker dan tegenwoordig bevolkt ware, 360; Italië en Spanje hebben misfehien van hunne aloude volkrykheid verlooren ; maar Frankryk en GrootBritannie geeven blyken van vermeerderinge ten deezen opzigte, 362,363; Duitschland was voormaals, en is heden zeer volkryk, ald. -de langduurige en wreede oorlogen , van welke de aloude Gefchiedenis vol is, fïryden met het denkbeeld eener groote volkrykheid, 363, 3^4; de overheerfching en de Adelrcgeering zyn niet gunftig voor de be • volking, 365; Griekenland en kalie zyn de eenige landen in Europa, welke voormaals beter bevolkt waren dan tegenwoordig, 366; de bevolking hangt af van de evengelykheid in de verdeeling der vaste goederen, 367 ; de armoede des volks, eene andere oorzaak , 369 ; de weelde, de onvervreemdbaarheid van de Geestlyke goederen, en de inplaatsftellingen der Adelyke goederen, zyn hinderpaalen tegen de bevolking, ald. de onverdraagzaamheid is de oorzaak derontvolkinge van verfcheiden Staaten, 374; de inftelJing van lyfrenien ftrydt met de bevolking, en hoedanig, 375; is de Serke bevolking voordeelig voor h X geluk van het menschdom? 377, 378. Boyle , een Engelsch Natuurkenner , bewaarheidt de proefneemingen van Pascaf en Toricelli, 417. Britten, Qde~) door Cefar te ondergebragr, 256, 257. Brutus en Cato, de deugdzaamfte der Romeinen, waren in de noodzaaklykheid om eene keuze te doen tusfchen twee misdaaden, 265. Buspoeder, uitvinding van hetzelve goeft in de legers den voorrang aan het voet- Ee s volk  BLADWYZER der volk boven de Ruitery, 289. Byen, reden om te gelooven, dat dit diertje uit Europa na Amerika is overgebragt, 113. c. Carter et, een Engelsch Ridder, verkrygt van Karei den II den eigendom van Karolina, in gemeenfchap, 69. Cato en Brutus; zie Brutus. Cefar, (JJuïws) brengt de Helvetiers, de Gaulen en de Britten te onder, 256, 257- Charïestown, hoofdftad van Zuid - Karolina, haare ligging» 84. Cbarter-regeering, Engelfche benaaming van eene foort van Volksregeeringe; welke landen, in de Engelfche Volkplantingen, daar aan onderworpen zyn ,158. Cbefapeak, eene Baai in Amerika, dus genaamd, 59; vöordeelen, welke dezelve Virginie en Maryland aanbrengt , ald. Christendom, deszelfs opkomst en voortgang, 208, 209; de rykdommen en het gezag der Geestlykheid zyn de oorzaak der fcbeuringe van verfchillende aanhangen, 210, 211; richt gedenktekens op van fchrik en droefheid, in de plaats van de fraaie beelden van het Heidendom, 400 cero, de welluidenheid en reden hebben deezen Redenaar verheven boven alle de ge wyde Redenaars, 410; wanneer hy over de natuur der Goden fchreef, 412. Clarendon, (Lord) verkrygt van Karei den II den eigendom van Karolina, in gemeenfchap, 69. Craven, (Lord) verkrygt van Karei den [[ den eigendom van Karolina, in gemeenfchap , 69. Colbert, ftelt den wecidevoedenden koophandel in de handen der Franfchen, door de oprichting van handwerken , 321. Colliton, een Engelsch Ridder, verkrygt van Karei den II den eigendom van Karolina, in gemeenfchap, 69. Connecticnt, eene Engelfche provincie in Noord - Amerika, aan welke foort van Regeeringsvorm dezelve onderworpen zy, 158. Conjiantinus de Groote, misflag dien hy beging, door in zyn perfoon hetPriesterfchap met 'het Keizerryk niet te vereenigen, 210. Cooper, eene rivier van ZuidKarolina, 84. Copemicus, doet het ftelzel, door Pythagoras uitgedagt, dat de Zon in het middelpunt  VOORNAAMSTE ZAAKEN. punt der waereld ftaat, herleeven, 417. Crediet, wat het openbaar en byzonder Crediet zy,3Q2; het gebruik van het openbaar Crediet onder de aloude Regeeringsvormen onbekend, 3 9 3; het openbaar Crediet is minderverderflyk voor zommige Natiën dan voor andere, 394; gevaar der openbaare geldöpneemingen, 396; zy loopen noodzaaklyk in eene openbaare bankbreuke uit, 397, env. Creolen, natuurlyke en zedelyke verfchillen tusfchen hen en de Europeaanen, 133; waarom de Creolen minder gefchikt zyn voor de weefchappen dan de Europeaanen , ald. Cromwel, vervolgt de Quakers, 10; zoekt hen vervolgens op zyne zyde te lokken, ald. D. Deenen, zyn aan een willekeurigen Regeeringsvorm onderworpen, 222. Delaware, eene rivier in Amerika, aan welke Philadelphia ligt, 4 32. Delaware, Gouverneur van Virginie, zyn karakterei ; dienften, welke hy aan zyne Volkplanting doet, 42. Democritus, een Grieksch Wysgeer, zyn Zamenftelzel, 413. Denkers, eene klasfe van Chineefche Staatsdienaars dus genoemd, hunne verrigtingen, 2(53. Descartes, verbreekt de ketens , aan welke het menschlyk verftand geboeid was, 417. Deugd, kan getergd worden en zich verontwaardigen , tot fnoodheid toe, 2^S- Dieren, {tamme} de tamheid der dieren in Amerika onbekend, vóór de komst der Europeaanen, 113 ; de zulken , we'ke derwaarts zyn overgebragt, zyn bykans geheel veraart, 115. Doge, de boogde Overheid van Venetië, 254. Dompelaars, een aanhang) welke zich in Pennfylvanie vestigt , 20 ; opkomst en voortgang, ald. hu nne leevenswyze, 21* zedeleer en leerftellingen' ald. hunne fpyze en kleedy, 22 ; eenvoudigheid hunner zeden, ald.. 23, 24, Drake, een Engelsch Admiraal , eere, die hem wordt aangedaan, op het fchip, waar mede hy de aarde was rond gezeild, 309, Drukkunst, wat de Reden en de weetenfchappen aan de uitvinding deezer kunst verfchuldigd zyn, 423. Duitfchers, Qde} neemen dff Zwitzerfche manier van  BLADWYZER der vegten over, 291; hunne meerderheid in de kunst om de metaalen te fmelten en te bewerken, 349, Duitschland, Regeeringsvorm van dit Ryk, 231; Gefchiedenis der veranderingen, in deszelfs gefleldheid voorgevallen ,233, env. de Grooten, door Keizer Maximiliaan, aan de wetten onderworpen, 234; Europa is aan Duitschland zyne vorderingen in de wetgeeving verfchuldigd , 235 ; waarom Duitschland niet zo veel aanzicns en magts bezittc, als behoorde, 235, 236. E. Edenion, eene ftad inNoordKarolina, 84. Eigener f den, ( Regeer ing der) wat dus genoemd worde in de Engelfche Volkplantingen van Noord Amerika, en welke landen daar aan onderworpen zyn, 557. Elizabet, Koningin van Engeland, haar aanmoedigingen van de Zeemagt, 308, . 3°9- Encyclopedique, QDictionnaire~) omkeering in de verftanden,door dit groot werk, veroorzaakt, 338; deeze bewaarplaats van kundigheden , zal, in de toekoomende eeuwen, de eeuw der Wysbegeerte kenfchetzen, 422. Engeland, waar aan dit Koninkryk zynen Regeeringsvorm is verfchuldigd, 237; ondermynt het allereerst de Keïkelyke magt en het Koninklykgezag, ald. behoedmiddelen, welke het gebruikt tegen de magt zvner Koningen, 238; zyne Regeeringsvorm moest het naageflagt tot een modéi verflrekken, 239; zamenvoeging der onderfche'den magten van deezen Staat, ald. invloed van den koophandel op deszelfs voorfpoed, 312; verzekert zich van de heerfchappy over de Zee, 307 ; belooningen in Engeland beloofd , ter aanmoediginge der Zeemagt, 3E0; middelen ten zelfden oogmerke aangewend ,311; Engeland befchouwt den koophandel als den rugfteun van een verlicht volk, 320. Engelfcben , uitgebreidheid hunner bezittingen in Amerika, 104; bevlytigen zich om tot hunne fcheepsbehoeften de Noordfche Mogendheden te kunnen misfen, 118; middelen door hen te werk gefield, en hun gelukkig flaagen in dezelve, 119; ontheffen het Amerikaanfche yzer van alle inkoomende regten , 123 ; vöordeelen, welke de Engelfchen uit deeze fchikking trekken, 125, 126; neemen  VOORNAAMSTE ZAAKEN. men eene proeve om den Wynftok in Amerika te planten, 127; alle proefneemingen mislukken hun, ald. 128 ; tragten zyde uit Karolina te krygen, 128; fchikkingen ten deezen opzigte, 129, 130; om hunne Volkplantingen te bevol. ken, bedienen zy zich van de menfchen, weike de onverdraagzaamheid uit andere gewesten van Europa heeft verdreeven , 132, 133; redenen, weike doengelooven, dat de Engelfche Volkplantingen vroeger dan de andere in de weetenfchappen zullen flaagen, 134, 135; bevolken hunne Volkplantingen met vreemdelingen, welke zy in verfchillende gewesten van Europa werven, 136; fchandelyke kunftenaaryen, welke hier toe gebruikt worden ,137; volkrykheid der Engelfche provinciën van Noord-Ainerika, 147 ; oorzaaken van haare groote volkrykheid, 147; tafereel der zeden, welke aldaar heerfchen , 149, env. geluk, welk de volken aldaar genieten, 150; foorten van Regeeringsvormen, aldaar vastgefteld, 153; in weerwil van de poogingen der Anglikaanen, wordt de Kerkelyke magt aldaar verworpen, ald. alle aanhangen hebben aldaar deel in het landbeftuur, 154; de Roomsch-Kath oh/ken aileen zyn daar van uitgeflooten, en waarom, ald. oorzaaken der verfchillende Regeeringswyzen, in de Volkplantingen aangenomen , 154; zy zweemen nog iets naar de gebreken der Leenregeeringe, 164; geldmunten , welke aldaar gangbaar zyn, 166; het Parlement van Engeland fchenkt de Volkplantingen het regt om handwerken op te richten, en op welke voorwaarden, 169, env. dwingelandisch gedrag van het Engelfche Parlement tegen de Volkplantingen, 17 r; fchetze van den toeftand van Engeland , by het fluiten van den Vrede van den jaare 1763 , 175, env. het Parlement eischt van deVolkplantingen, het draagen van een gedeelte der Nationaale fchulden, 178; regtvaardigheid vandeezen eisch, ald. 179; misnoegdheden ter gelegenheid van de Stempel. Akte, 181; middelen aangewend om deeze belasting een einde te doen neemen, 182; het gelukkig flaagen van dezelve, ald. redenen der Volkplantingen , om zich te verzetten tegen de nieuwe belastingen, door het Parlement gevorderd, 184, 185 J de Engelfche Volk-  BLADWYZER der Volkplantingen eifchcn, met reden, het regelen van haare eigen openbaare lasten, i8ö, env. tegenwerpingen, door Engeland tegen haar ingebragt, 18 8 ; overweeging der wederzydfche eifchen van het Parlement van Engeland en de Amerikaanfehe Volkplantingen , raakende de wyze om de belastingen in dit gedeelte der nieuwe waereld te bepaalen, 190, env. onderzoek van het ontwerp van onafhanklykheid der Engelfche Volkplantinge, ten opzigte van het Moederland, 200, env. gevaaren , welke, voor de Volkplantingen van andere Natiën , ontfiaan zouden uit de afzondering der Engelfche Volkplantingen van Engeland, 201, env. Epicurus, een Grieksch Wysgeer , doet de begrippen van Democritusberleeven, 413. Eu f raat, eene ftad, dooide Dompelaars in Amerika geftigt, dus genaamd, 20; befchryving van dezelve, ald. Evengelykheïdonder de menfchen , is de grondflag van de aanhang der Doopsgezinden, 4, 5. F. Fenelon, Aardsbisfchop van Kamerik , zyne fchriften hebben ten oogmerke, de Koningen goed en de onderdaanen gelukkig te maaken, 371- Finantie, de grootfte geesfel der befchaafde Staaten, 166. Florida, eene Volkplanting In Amerika, haare Gefchiedenis, 93; door de Spanjaards aan Engeland afgeftaan, 99; de Engelfchen geeven aanmoedigingen aan de bewaarders deezer Volkplantingen ,101; middelen om haar te doen bloeien, ald. Fox, (JGeorge~) ftigter van den Aanhang der Quakers, 6; zyn karakter, ald. 7. Francois de I, Koning van Frankryk, zyne gefchiilen met Keizer Karei den V geeven aanleiding tot het tegenwoordig ftelzel van Staatkunde, 271; zyn vernuft minder dan dat van zynen mededinger, ald. Franklin, een beroemd Pennfylvaniër, ftigt de Boekery te Philadeifia, 35; Wysgeerige redenen, welke hy geeft van de vermenigvuldiginge der inwooneren van de Engelfche Volkplantingen , 148. Frankryk, verkrygt de meerderheid boven Spanje, door den Pyreneefchen Vrede , 273; geniet een oogenblik de heerfchappy over de Zee, 306. Franfchen, aloude Regeerings-  Voornaamste zaaken ringsvorm deezes volks,247; de langduurige oorlogen tegen Engeland baaren veranderingen in de gedaante van den Regeeringsvorm, 248 ; het gezag der Koningen zedert Lodewyk den XI bevestigd, 249; de Grooten vernederd, zonder dat het volk 'er by winne, ald. Staatkunde der Koningen om de orden van den Staat, de eene door de andere, te vernederen, met oogmerk om over allen te heerfchen, 250; de zucht tot vermaak, tot weelde en indringing, belet in Frankryk den voortgang der ovcrheerfchinge ,251; de Franfchen bootzen de Zwitzerfche manier van vegten naa, 291; koopen van de En.gelfchen het Koufen- weefgetouw , en overtreffen alle volken in de kunst om de fraaie ftoffen te volmaaken, 349- Frederik de II, de tegenwoordige Koning van Pruisfen, verandert de beginzels van den kryg, en doet de kunst des oorlogs het hoogfte toppunt beklimmen, 294. G. Galiléus, gist de gedaante der aarde, en vindt het Mikroskoopuit, 416,417. Gallen, door Cefar te onder»' gebragt, 256. Gasfendi, brengt het ftelzel van Epicurus, wegens de ondeeltjes, wederom ter baane, 417. Geestlykheid, de rykdommen en het gezag vervoeren haar tot eene onverdraagiyke dwingelandy, 210, 211; de Koningen kunnen hunne magt niet vergrooten, zonder die der Geestlykheid te verminderen , 220 ; de Geestlykheid is een onvrugtbaar beroep voor de aarde, wanneer dezelve zich alleenlyk met bidden onledig houdt, 342; zy is de wreedfte vyandin der Staaten, wanneer zy door den geest der vervolginge bezield wordt, afa Geldmunten, derzelver verfchillende foorten in de Engelfche Volkplantingen van Noord-Amerika, 166. Geneeskunde , heeft, misfehien, niets beters, dan haare vermaagfehapping met de Schei- en de Natuurkunde, Georgië, eeneEngelfche Volkplanting in Amerika, 85; waarom dus genaamd, 86j opkomst van dezelve, ald. hinderpaalen, welke zich tegen den opgang deezer Volkplantinge aankanten , 89; eerfte fchikkingen aldaar  BLAD WYZER der daar vastgefteld, ald. 90; Engeland voert aldaar ver ftandiger wetten in , 92. Godsdienst, wat dezelve zy, en de wyze, op welke de Wetgeevers zich daar van bediend hebben, 208 , oorfprong en voortgang van deo Christiyken Godsdienst, ald. deszelfs verdeeiing in verfchillende aanhangen, 211; hoedanig het Gods dienftig Zedelyk Wetboek in alle Staaten behoorde te zyn, 212; de Godsdienftige Verdraagzaamheid zal men hebben dank te weeten aan de ontdekking der nieu. we waereld, ald de Spanjaards hebben den Godsdienst gehaat gemaakt, door de wreedheden, voor welke hy, in Amerika , ten voorwendzel heeft gediend, 213; de gemeenfchap tusfchen de oude en de nieuwe waereld, rnoet'ten eenigen dage de dweepery doen ophouden, 214. Godsregeering , eene WTet«•eeving, door de Godheid zelve voorgefchreeven, 208. Granville, een der eigenaars van Karolina, wil de NonConformisten aan den Anglikaanfchen Kerkdienst onderwerpen, 73; gevolgen deezer gewelddaadigheid , ald. 74. Grieken, deKrygskundedoor hen uitgevonden, en door de Romeinen volmaakt, 286. Griekenland, ( Oud) is de lïigting zyner Staaten aan roovers verfchuldigd ,218; deszelfs volkrykheid, 366. Gustavus jldolfus, Koning van Zweden, doet het Noorden van Europa zynen zegewagen volgen, 273. H. Hebreeuwen, hoe veel tyds zy noodig hadden om eene Natie te vormen, 28. Helvetiers, aloude naam der Zwitzers, door Cefar te ondergebragt, 256, 257. Hendrik de VIII, onder de regeering van deezen Vorst, is Engeland genoodzaakt fchepen te huuren, 308. Historie (Natuurlyke) van den Heere de Buffbn, een werk zo grootsch en edel als zyn onderwerp, bereidt de verftanden om zich aan nutte voorwerpen te begeeven, 338. Holland, verzekert zich van de heerfchappy over de Zee, 304.; Engeland betwist het dezelve, 305, 306; en maatigt zich haar aan, 307- Holland, eene der Vereenigde Provinciën, haar aandeel in het beftuur van het Gemeenebest, 243. Hol-  VOORNAAMSTE ZAAKEN. Hollanders, bloei van hunnen koophandel ,317; de vryheid en de verdraagzaamheid zyn 'er de voornaamfte oorzaaken van, 318, 319. Homerus, zyn vernuft heeft ' , de karakters der Griekfche taaie onuitwischbaar gemaakt, 4" o. Honorius, Roomsch Keizer, maakt een Romeinsch Wingewest van Germanie, Gallie, Britannie en Helvetfe, 257- Hoofdgeld, hoe vernederende deeze belasting zy, en hoe bezwaarlyk zy met de billykheid kan overeengebragt worden, 382, Huwelyken , menigvuldiger en vrugtbaarer in Amerika, dan in Europa, en waarom» 149, 150. J- Jakobus de I, Koning van Engeiand , veragting der Engelfchen van deezen Vorst, 237, 238; geeft eenige aanmoedigingen aan de Zeemagt, 309. Jakobus de 11, Koning van Engeland, herftelt de Engelfche Zeemagt, 309,310. James, Qde~) eene Amerikaanfche rivier in Virginie, Jamestown, eerfte Vastig. VII. DEEL, heid der Engelfchen in Vir• g'n,e' 41. 61, Indeplaatsftellingen van Adeiyke goederen, een hinderpaal voor üe bevo.ki g, Indigo, een gewas in de Verwery gebruiklyk, 79-. Inquifiteur, eene Overheid van het Gemeenebest van Venetië, zyne verrigtingen en magt 2s6. jooden , hunne Godsregeering. 208. Jofepb, CSt.) eene Engelfche Vastigheid in Florida, 98. Italië, neemt het eerst de plegtigheden en de fchouwfpclen aan, 348; bezit de kunften vroeger dan het overige gedeelte van Europa, ald. K. Kanada, de verovering van dit landfehap door de Engelfchen, geeft aldaar aanleiding tot eene nieuwe wetgeeving; van hoedanig een aart dezelve ware, i58. Karei de I, Koning van Engeland , verlaat de zyde der [Roomsch-] Katholyken, welke hy hadt aangekleefd, 54; geeft eenige aanmoel digingaan de Zeemagt, 309 Karei de II, Koning vari Engeland, ftaat der Engelfche Zeemagt, onder dee. zen Vorst, 300. Ff Km-  BLADWYZER der Karei de V, Keizer en Koning van Spanje, zyne gefchülen met Francois den I, Koning van Frankryk, geeven aanleiding tot het tegenwoordig ontwerp van Staatkunde, 271; zyn vernuft overtreft dat van zynen mededinger, ald. wordt befchuldigd dat hy na de algemeeneMonarchie ftondt, 273- Karei de VII, Koning van Frankryk, was de eerfte, die, in tyd van vrede, geregelde troepen op de been hieldt, 288. Karolina , eene Engelfche Volkplanting in Amerika, 69; haare ligging en uitgebreidheid , ald. haare wetgeeving door den vermaarden Locke ontworpen, ald. Godsdienftige Verdraagzaamheid is 'er de grondflag van, 70; gebreken der Staatkundige gefteldheid van dit gewest, 71 ; de geweldenaaryen , aan welke zich de eigenërfden deezer Volkplantinge overgeeven, veroorzaakten eenen opftand; 73; de Kroon van Engeland trekt de heerfchappy wederom aan zich, 74; klimaat en voortbrengzels deezer Volkplantinge, 74, 75; verfcheidenheden van haaren grond, 76; haare volkrykheid, 76,77; legt zich toe op het planten van Ryst en Indigo, 77; verzendingen der beide Karolinaas, 8r, 82. Karthago, waarin de Scheepsmagt van dit Gemeenebest beftondt, 300. Kerkelyke magt, in de Engelfche Volkplantingen van Noord-Amerika onbekend, 153- Kibbelaary, geesfel der befchaafde Staar en, 165,166. Kolumbus, QChristoffel') beweegt, door de ontdekking van Amerika , de handen van geheel Europa, gelyk Luther, ten zelfden tyde, de verftanden aan wederwerk hielp, 220. Kompas, de uitvinding' van hetzelve fchenkt Amerika aan Europa, 301. Koophandel, 313: welke volken zich allereerst op den Koophandel toeleiden, 314^ de Kruistogten bragten in Europa den fmaak voor de weelde en den koophandel, 315; de Portugeezen vestigen hunnen Koophandel in de Oostindië'n, en de Spanjaards in Amerika, ald. 316; de Spanjaards worden arm met al het goud van Amerika,en de Hollanders worden ryk door hunnen Koophandel, 316, 317; voortgang van den Koophandel van Holland, 318 de vry-  VOORNAAMSTE ZAAKEN. vryheid en de verdraagzaamheid,' oorzaaken van den voorfpoed deezes Gemeenebests, ald. 319; Engeland ontfluit de oogen voor de vöordeelen van den Koophandel, 319; oprichting van handwerken in Frankryk, onder Colbert, 321; zedelyke voor- en nadeelen aan den Koophandel verknogt, 323; kundigheden, welke tot het beroep eens koopmans vereischt wor ■ den, 324, 325; de ziel des Koophandels is de vryheid , 328 ; tafereel der oorlogen om den Koophandel, „ . 330. Kruistogten, brengen in Europa den fmaak voor de weelde en den koophandel, 315, 348; zyn de oorzaak van den rykdom der Monniken , 373. Krygskunde, de Romeinen voimaaken deeze kunst , door de Grieken uitgevonden, 286; aloude manier van ftryden onder de Romeinen, ald. de voorrang in 'c vervolg aan de Ruitery boven het voetvolk gegeeven, de oorzaak van hunne nederlaagen, ald. de zelfde misdag maakt de oorlogen tusfchen Frankryk en Engeland duurzaam, 287,288; Karei de VII, Koning van Frankryk, is de eerfte, welke, in tyden van vrede, F geregelde troepen op de been houdt, 283 ; de andere Vorften volgen dit voo beeid, en bedienen 'er zich van om hunne onderdaanen onder het juk te brengen, 288, 289; de uitvinding van het buspoeder maakt de wapens nog meer afhanklyk van de Koningen , 289; de wyze, op welke de Zwitzers de Bourgondiërs bevegten, maakt hen vermaard, en fpoort de Vorften aan om hen in foldy te neemen, 291; de Duitfchers, en vervolgens de Franfchen, neemen de wyze der Zwit. zers aan, ald. de Spanjaards voimaaken de krygstucht der Zwitzers, 292; naar maate het voetvolk in de legers toeneemt, wordt de oorlog «Sjuitgebreider, ald. de vestingbouwkunde wordt in Holland uitgevonden, 293, 294; wat de Krygskunde aan Lodewyk den XIV verfchuldigd zy, 294; deeze kunst tot het hoogfte toppunt gebragt door den tegenwoordig regeerenden Koning van Pruisfen, ald. de ftaat des oorlogs is tegenwoordig bykans de natutrftaat van Europa, 296; nadeelen daaruit ontftaande, 296, env. de Krvgsregeering leidt noodzaaklyk tot overheerfching, 298. f a Kun-  BLADWYZER der Kunften, (de) kinderen van het vernuft en van den vrede, zyn in Afie gebooren, 347 ; van daar zyn zy overgebragt na Italië , 348; ftaat der kunften onder verfcheiden Natiën van Europa , ald. de vryheid is het grondbeginzel der kunften, 350, 351 r de handwerken bevorderen den voortgang der kunften en weetenichappen, 351; naast het beplanten der landeryen, voegt de beoeffening der kunften den mensch het allermeest, 353.; de kunften befchaaven de Natiën , ald. de kunften zyn aan den invloed des klimaats onderworpen , 355 aan de Staatkundige ligging der Staaten, aan de vrugtbaarheid der landeryen, en aan het karakter der volken, 356; de uitfluitende voorregten zyn vyanden der kunften, 358 ; zommige kunften moeten ten platten lande, andere in de fteden geoeffend worden, 359- l. Landbouw, is de bron van den koophandel, 333; en de waare rykdom der Sraaten, 334; Engeland is de eerfte Natie, die den Landbouw heeft aangemoedigd, 336; Duitschland en Spanje hebben haar gevolgd, 338 ; de Landbouw brengt menfchen voort door de vrugtten der aarde, en rykdom. men door de menfchen, 339; eigendom en veiligheid doen den Landbouw bloeien, 340; voor alle andere klasfen van burgers, moet de Regeering de Akkerlieden handhaaven, 341 ; de kunften der weelde meer dan den Landbouw te vereeren, is de orde van de betrekkingen der Natuur te vergeeten, 342; hoe de landman meer verfteeken is van de genietingen, welke de kunften de zulken aanbrengen, die ze beoeffenen , hoe de Regeering hun grooter fchaêvergoedingen, meer hulp fchuldigis r 343 ; de onbepaalde vryheid in den handel der leevensmiddelen, maakt een akkerbouwend en handeldryvend volk,. 344, 345; het tegenovergefteld ontwerp is de bron der rampen , 345. Leibnitz, brengt de kennis van God en der Ziele, zo verre, als de Reden dezelve brengen kan, 419. Lepante, (Jlag van) beruchte Zeellag tusfchen de Christenen en Turken, 302. Letteroeffeningenen fraaie Kunften, (dé) zynhetverfierzel van het gebouw der Maatfchappye, 400 ; de Christ-  VOORNAAMSTE ZAAKEN. Christlyke Godsdienst is minder gunftig voor de fraaie kunften dan het Heidendom , ald. de fraaie kunften ontmoeten, bv haare Herleeving, eene gunftige bejegening te Rome, 401 ; en in het overige gedeelte van Italië, 402; de oorlogen van Karei den VIII en Lodewyk den XII in Italië, brengen eenige zaaden van geleerdheid na Frankryk over, 403 ; de zeventiende eeuw is de eeuw van glorie voor Frankryk, onder Lodewyk den XIV, 404; wat men van het vernuft der Franfchen zou kunnen hoopen, indien de wetgeeving zo gunftig ware als het klimaat, 405 ; invloed van de taal der volken op hunne letteroeffeningen, 406; het karakter der verfchillende taaien van Europa, ald. door de fraaie kunften geniet de mensch het voorleedene zo wel als het tegenwoordige, 410. Locke, een vermaard Engelsch Wysgeer , maakt wetten voor Karolina, 69 ; een grooter Overnatuurkundige dan Staatsman, 714 door de kragt zyner redekavelinge, doet hy alledefpookzels der verbeeldinge verdwynen, 419. Lodewyk de XI, Koning van Frankryk, de vernedering I van de Grooten zyn; Ko ninkryks, doet hem vermo ■ gender worden dan zyne voorzaaten, 249, Lodewyk de XIV, Koning van Frankryk, befchuldigd dat hy na de algemeene Monarchie ftondt, 273; deeze Vorst bezat niets van 't geen de helden veroveraars maakt, ald. 274; zyne grootheid heeft hem zeiven moeten verbaazen, 274; de krygskunde is aan hem verfcheiden gewoonten verfchuldigd, 294; aan hem moet de buitenfpoorige vermenigvuldig'ng der troepen in Europa worden toegefchreeven, 295. Lucretius, een Romeinsch Wysgeer, fchryft te micL den der burger-oorlogen, 412. Luther, geeft wederwerkin Europa, aan alle verftanden, gelyk Kolumbus, ten zelfden tyde, alle handen aan 't werk hielp, 220. M. Maatfchappy, (Koninklyke) te Londen, wat de kunften en weetenfchappen aan haar verfchuldigd zyn, 421. Maria, {_St.~) eene ftad in Maryland, 6t. Mark, (St.~) eene Engelfche Vastigheid in Florida, 98. Marokko, Regeeringsvorm f 3 van  BLAD W YZER der van dit Afrikaansch gebied, 221. Maryland, eene Engelfche provincie in Amerika, in 't eerst met Virginie vereenigd, zondert zich daarvan af, 54; oorzaaken deezer afzonderinge, 55; oorfprong deezer Volkplantinge, 56; haar beduur, 57 5 befchryving van dezelve, 58 ;haare beplanting, ald. derzelver Gouverneur wordt door het geflagt van Baltimore benoend, 158. Mattbeo, (San-) eene Amerikaanfche ftad in Florida, 94- Maximiliaan, Keizer, vernietigt in Duitschland de magt der Groot en, 234. Mensch (de) is gebooren om in Maatfchappy te leeven, en waarom, 215. Monniken-orders, derzelver opkomst en voortgang, 37 r; 872. Montesquieu, lof en dwaalingen deezes grooten mans, 11- N. Napels, (het Koninkryk) deszelfs Regeeringsvorm, 252. New, (de) eene rivier in Noord-Karolina, 84. Newcastle, eene ftad in Pennfylvanie, 37- Newton, breidt de beginzels der Natuur- en Wiskunde uit, en ontdekt het waare waereldftelzel, 419. O. Ogiethorpe, geleidt de Engelfchen , die de Volkplanting Georgië ftigten, 86. Ondertekenaars, een klasfe van Chineefche Staatsdienaars, dus genaamd, hunne amptsverrigtingen, 263. Oranje, (de Prins van~) zyn karakter en ontwerpen, 275; is de ziel der Eedgenootschappen , welke tegen Lodewyk den XIV gefmeed worden, ald. Over beerfching, waarin deeze foort van Regeeringsvorm gelegen zy, 222; tot welk een trap van vernederinge zy de menfchen brenge, 223; de Overheerfcher is misdaadig, zelf wanneer hy regtvaardig is, 224. Overheid, ieder Schryver van vernuft is een gebooren wetgeever van zyn Vaderland, 264. Overlooping, dwingelandifche middelen, aangewend om het overloopen der onderdaanen van het eene Koninkryk na het ander te beletten, 141; aanmerkingen op deezen aanflag tegen het natuurlyk regt, ald. 142; uitnodiging aan Engeland , om een voorbeeld te gee.  VOORNAAMSTE ZAAKEN. geeven van het doen op. houden deezer onregtvaardigheid, 142, env. Overysfel, eene der Vereenigde Provinciën, deszelfs aandeel in het beftuur van het Gemeenebest, 243. P. Papier, (.gezegeld) eene foort van geldmunt, in Engelsch Amerika gebruiklyk, deszelfs nuttigheid, 166, 167. Pascal, doet proeven om de hoogte van den Dampkring te meeten, 417. Penn , ( tViUtam ) dc ver- maardfte der Quakers, 11 ; koopt van de Wilden eene' iandftreek in Amerika, en ftigt aldaar eene Vastigheid uit Quakers beftaande, 12; .Pennfylvanie wordt naar hem genoemd, ald. doet zich , door zyne deugden, van de Wilden beminnen , 13 ; wyze fchikkingen, gemaakt tot het beftuur van zynen nieuwen Staat, 13 ; voorfpoed daar uit voortvloeiende, 16; uitwerkzel van de wysheid zyner wetten in Pennfylvanie, 378. Pennfylvanie, een gewest in Amerika , welk zynen naam verfchuldigd is aan William Penn, gelegenheid van hetzelve, 17 ; gemaatigdheid, ald. verfchillende aanhangen, weike zich al. daar nederzetten, 19; aanwas en volkrykheid deezer Volkplantinge, 24 ; leevenswyze en kleedy der Pennfylvaniërs, ald. geluk, welk deeze volken genieten, 25; hunne burgerlyke gebruiken, 26; hunne pragt by de begraafenisfen, 28; koophandel der Pennfylvaniërs, 29; wisfelgoederen, 30; de afkeer der Pennfylvaniërs van den oorlog wederhoudt hen om zich tegen vyandlyke aanvallen in veiligheid te ftellen, 37 ; redenen voor hunne gerust, heid ten deezen opzigte, ald. herftellen alle hunne flaaven in vryheid, 144; env. Pennfylvanie is onderworpen aan de foort van Regeeringsvorm, de Regeering der Eigenërfden genaamd, en reden deezer heerfchappye, 158. Penfacole, (baai van) eene baai in Amerika , op de grenzen van Louifiana, de . Spanjaards vestigen zich aldaar, 99. Peter, (Czaar) vrugtloosheid zyner poogingen om de kunften in Rusland te doen uitbotten, 355. Pbiladelfia, eene ftad in Amerika, de hoofdftad van Pennfylvanie, 33; haare gelegenheid en befchryving van dezelve, ald. de wee- F f 4 ten-  BLAD WYZER der tenfehappen worden aldaar in eere gehouden, 35; voortreflyk burgerbeftuur, welk aidaar heerscht, 36. Philips de II, Koning van Spanje, alle zyne Staatkunde is niets anders dan loosheid, 271, 272; toeftand der Spaanfche Zeemagt onder zyne regeering, 302. Philips de 111, Koning van Spanje, zyne bekrompene, bygeloovige en gemaakte Staatkunde, 272. Piemont, deszelfs Regeeringsvorm , 252. Pierre, (de Abt van St) zvne werken ademen overal de liefde tot het menschdom, 37 !• Pigalle, een vermaard Beeldhouwer, zyn beeld van den Heere de Voltaire door hem gemaakt, 41°- Plato, een leerling van Socrates, verdrinkt de Wysbegeerte in de Godgeleerdheid, 4!2- Polen, gefteldheid van dit Koninkryk, 229; oorzaaken tegen deszelfs voorfpoed aangekant, 230; verdeeling van Polen, en wat men daar van moge hoopen ten voordëele der onderdaanen, 231. Ponteack, Opperhoofd der Wilden van Florida, geducht voor de Engelfchen, 103 ; heldhaftige ctrek van deezen Wilde, fild, Portugal, ftaat onder een volltrekten Regeeringsvorm, 252. Potowmak, eene rivier in Ame. nka, _ 55. Provinciën ■ (Vereenigdë) oorfprong van dit Gemeenebest, 242; gefteldheid van deszelfs Regeeringsvorm, ald. vernietigen het Stadhouderfchap, 244; herftellen hetzelve, 245; redenen, welke doen hoopen , dat de Vereenigde Provinciën haare vryheid zullen behouden, 246. Pury, geleidt eene Volkplanting van Zwitzers na Georgië, en noemt hunne Vastigheid naar zynen naam, 88. Purysburg, eene Zwitzerfche Volkplanting in Georgië, dus genaamd, 88. Pynboom, een boom in NoordKarolina gemeen, 80 ; deszelfs gebruiken, 81. Pyreneefche Vrede, doet de overmagt vau Spanje tot Frankryk overgaan , 273. Pythagoras, verzint het ftelzei van Starrekunde, door Copernicus op nieuws ter baane gebragt, 417. q- Quakers, hunne leevenswyze, 6; hunne afkeer van alles 't geen alleenlyk uitwendig is, 8; vervolgin. gen  VOORNAAMSTE ZAAKEN. gen tegen hen aangerigt, 10. R. Raleigh, een Engelschman, zet in de baai Roenoque voet aan land, 79. Rappabannok, eene Amerikaanfehe rivier in Virginie, 59- Regeeringsvorm , waarom de menichen deezen band noodig hebben ,215; waarom alle Regeeringsvormen regelrecht zyn aangekant tegen het oogmerk hunner inftellinge ,217; onderzoek van verfchillende foorten van Regeeringsvorm ,217, env. op welken grond de Regeeringsvorm der Turken ruste, 221 ; hoedanig die der Rusfen en Deenenzy, 222; Regeeringsvorm van Zweeden, 224; van Polen, 229 ; van Duitschland in 't algemeen, 232; Regeeringsvorm van Engeland, 237; der Vereenigde Provinciën, 242; van Frankryk, 247; van Spanje, Portugal en Italië, 252; alle volken van het Zuidelyke gedeelte van Europa fchynen tot een eigendunkelyken Regeeringsvorm te zyn gebooren, ald. Regeeringsvorm van Venetië, 253; Regeeringsvorm der Zwitzers, 256; algemeene aanmerkingen ever de onderfcheidene Re¬ geeringsvormen van Europa, 261; de Regeeringskunde is het meest waardig om de beste vernuften bezig te houden, 262 ; Chinecseh gebruik, welk de Euro. peaanfche Regeeringsvor. men moesten naavolgen, 263 , het belang der Regeeringe behoort geen ander ie zyn dan dat der Natiën, 265; de Regeering maakt de menfchen goed of kwaad, ald. Regeeringsvorm, (Koninklyke) wat daar door worde aangeweezen in de Engelfche Volkplantingen van Amerika, en welke provinciën daar aan onderworpen zyn» 156. Rbodes-eiland, een Engelsch eiland in Noord-Amerika; aan welke foort van Regeeringsvorm hetzelve onderworpen zy, 158. Richeiieu , (de Kardinaal) bedient zich van de zwakheid van Spanje, om zyne eeuw met zyne looze treken te vervullen, 273 ; zegwoord van deezen Staatsdienaar, 282. Roenoque. (de baai) eene baai in Noord-Karolina, de eerfte plaats in Noord.Amerika, daar de Engelfchen voet aan land zetten, 79, Rome, (aloud) is oorfpronklyk niets meer dan eene fchuilplaats van banditen, 'f S 218;  BLADWYZER der 218; de oorlog, oorzaak van deszelfs grootheid, en vervolgens van zynen ondergang, ald. 219; heeft berouw , dat het Karthago heeft verdelgd , 281; volkrykheid, 3615. Rome^bedendaagscb^Siaatkunde en loosheden van dit Hof, 268; deszelfs behendigheid om tot de algemeene Monarchie te geraaken, door de Throoncn , den een door den anderen, omverre te werpen, ald. 269. Romeinen, hebben de krygskunde, door de Grieken begonnen, voltooid, 286. Ruitery, de voorkeuze, welke haar, in de legers, boven het voetvolk, wordt gegeeven , beneemt den Ro • meinen hunnen roem en voorfpoed, 286; zy kan niet gebruikt worden in het aantasten en verdeedigen van üeden en kasteden, 287. Rusfen, hoedanig hunne Regeeringsvorm zy, 222. Ryst, een gewas met een goeden uitflag in Karolina geplant, 77; het planten daar van nadeelig, door de vogtige dampen, welke de Rystvelden uitwaasfemen , 78. S. Saltzburg, eene ftad in Duitschland, de Protestan¬ ten , uit deeze ftad verdreeven, vlugten na Georgië, 87. Sasfafras, een boom aan Amerika byzonder eigen, 94; planting en gebruiken van dien, ald. met een goeden uitflag in de Venusziekte gebruikt, ald. Savanab, (de) eene Amerikaanfche rivier in Georgië, 87- Scbuylkill, eene rivier in Amerika, aan welke Philadelfia legt, 33. Sidoniers, aloude handeldryvende volken, ftaat hunner Zeemagt, 300. Slagorde, de aloude naam der Ruiterye in de legers, 286. Socrates, past de Wysbegeerte op de deugd toe, 412. Solen, Wetgeevervan Athene, uitwerkzel van zyne wyze wetten, 378. Spanje, ftaat onder een volftrekten Regeeringsvorm , 252 ; ftaat de meerderheid aan Frankryk af, door den Pyreneefehen Vrede, 273; fchets van den oorlog over de opvolging tot den Spaanfchen Throon, 274, 275. Spanjaards, zy voimaaken dekrygstuchtder Zwitzers, en maaken hun voetvolk geducht, 292. Sparta, weigert, uit Staatkunde, Athene onder het juk der flaavernye te brengen, 281. Staat-  VOORNAAMSTE ZAAKEN. Staatkunde, bekleedt ondei de wilde volken de plaats der wetgeevinge, 267 ; fchets der Staatkunde van her hedendaagfche Rome; 268; aan Karei den V en Francois den I is het ftelze! der tegenwoordige Staatkunde zyne opkomst verfchuldigd, 271; looze Staatkunde van Philips den U, Koning van Spanje, ald. bygeloovige en gemaakte Staatkunde van zynen opvolger Philips den Hl, nevens de Staatkunde van Richelieu, 272: eerzuchtige Staatkunde van Lodewyk den XIV, 273 -, Staatk van Engeland, 279; de Staatkunde in Europa te netelig geworden, 281; de Staatkunde ondergefchikt aan het karakter der Vorften, 283. Stadhouderfchap, de Hollanders vernietigen deeze waardigheid, 244 ; doch herftellen dezelve , 245 ; magt van den Stadhouder, ald. Swift , verwonderlyk zegwoord van deezen Engelfchen Wysgeer, 337. T. Taaien, karakter der taaien van verfchillende Natiën van Europa, 406, env. de Hoogduitfche taal is de oorfpronklyke taal van Europa, 408. Tabak, geneeskundige eigenfchappen deeze- plant, 62; haare onderfcheidene gebruiken, ald. landen daar zy gekweekt wordt, en de befchryving deezer plam , 63 ; wyze van planten en inzamelen, ald. 64 ; handel, dien Maryland en Virginie daarin dry ven , 65 ; nuttigheid deezer plantinge voor Groot-Britannie, 67. Tamarisk, een heesterge. was, aan het klimaat van Amerika byzonder eigen, befchryving- daar van , 108 ; deszelfs nuttigheid, ald. wyze, op welke eene foort van Suiker daar uit gedrukt wordt, iO0. Thales, een Grieksch Wysgeer, fchryft over de Natuurkunde, 412. Toricelli, vindt de Thermometer uit, 417. Tm ken , zyn minder gevorderd in de wetgeeving dan de andere volken van Europa, en waarom, 221. Tyriërs, aloude handeldryvende volken, ftaat hunner Zeemagt, 300. ü. Utrecht, (Vrede van) de bondgenooten plukken niet al  BLAD WYZER der al de vrugt, welke zy zich daar van moesten belooven, 278. V. JVasco de Gama, vaart voorby de Kaap de Goede Hoop, en ftelt de Portugeezen in het bezit van den Indifchen handel, 315- Venetië , ( Gemeenebest van) hoe oorfpronklyk bevolkt, 253; deszelfs tegenwoordige ftaat, 254; ftrengheid van deszelfs Regeeringe, 255, 256. Verdraagzaamheid, (de a!gemeene~)7a\ men ten eenigen dage aan de ontdekking der nieuwe waereld hebben dank te weeten, 212. Verfterkinge, (de kunst van Plaats-) wordt eerst uitgevonden door de Hollanders, 293, 294. Virginie, eene Engelfche Volkplanting in Amerika, haare uitgebreidheid, 40; ongelukkig begin, 41 ; haare voortgang onder het land. beftuur van Berkeley, 43 ; ontvangt weiten van het Moederland, 44; beftuur deezer Volkplantinge, 46, env. haare bevolking, 52; krygskundige inftellingen , 53 ; plantaadjen, 57; nadeelen van de vermenigvuldiginge der inwooners van deeze Volkplantinge, 59» 60. Vloot, (de onverwinnelyke) de beruchte Vloot van Philips den 11, Koning van Spanje, dus genaamd, 302 ; zy wordt door de Engelfchen vernield, 303. Voetvolk, het gebruik van het Voetvolk in de legers toeneemende, doet de Leendienften vervallen, 292. Vogel, (Moesjes-) een Vogel aan Noord-Amerika byzonder eigen , befchry ving daar van, 11 o; zyne wyze van eeten, m- Voltaire, Standbeeld ter eere van deezen grooten man opgericht, 4TO' W. Wederdoopers of Qitakersi hunne oorfprong, leerftellingen, enGodsdienftig Staatkundig Zamenftelzel, 2, env. opgang van dezelve, 4, 5. Weelde,is een hinderpaal der bevolkinge, en in wat opzigt, 367- Wetgeeving, welk het oogmerk zyn moet van alle wetgeevinge , en middelen aan te wenden om daarin te flaagen, 159; ten welken aanziene zy de meeste oplettendheid vereifche, 160; algemeene bedenkingen over de wetgeeving eener opkoomende Volkplantinge , ald. wat men, in de zaak der wetgeevinge, aan de be-  VOORNAAMSTE ZAAKEN. begrippen en de gewoonten is verfchuldigd, lór, 162; oplettendheid, welke de wetgeever moet gebruiken in het verdeelen der landeryen,- 164. Willem de 111, Koning van Engeland, verdrag der Engellchen met deezen Vorst, 238. Williamsburg, de hoofd, ftad van Virginie, 61. Wysbegeerte, is ten aanzien van de Letteroeffeningen en de fraaie Kunften, 't geen .de volwasfenheid ten aanzien van de jeugd is, 411; de Natiën hebben geene Wysgeeren dan in haaren ouderdom, 412 ; Griekfche Wysgeeren, en hunne verfchillende ftelzels, ald. de Wysbegeerte op de Zedekunde toegepast , heeft weinig-voortgangs gemaakt onder de ouden, 414; de Wysbegeerte blyft bykans duizend jaaren verftikt onder de halve maan der Mahomethaanen en het kruis der Christenen, aan de Arabiërs is Europa verfchuldigd, de herleeving der Wysbegeerte en der weetenfchappen , 415; fchets der School fche Wysbegeerte, ald. de Wysbegeerte rust op de Natuurkunde, die haar waare grondflag is, 416; ontdekkingen der hedendaagfehe Wysgeeren en Natuurkundigen, 417; de . Natuurkunde is meer verfchuldigd aan de voorvallen dan aan de overdenking, 419; hoe de Wysbegeerte de menlchen vertinde, verlichte en vertrooste, 422. Y. Torck, (Nieuw-") verzet zich tegen de uitvoering der bevelen, uit Engeland overgezonden, 180; gevolgen van de ongehoorzaamheid deezer Volkplantinge, ald. Z. Zedekunde, kan de Godge. leerde begrippen niet tot grondflag hebben, 425 ; wat de Zedekunde zy voor den regtbank der Wysbegeerte en der Reden , 427; in welken zin de Zedekunde van 't Euangelie nuttig zy voor de Godsdienftigo en Staatkundige dwingelandy, 432; de agting aan den rykdom verknogt, is de ondergang der zeden ,434; het zyn de goede wetten welke de goede zeden maaken, 435, 435. Zeemagt, (kunst der) onkunde der aloude volken in deeze kunst, 300; is haaren voortgang verfchuldigd aan de uitvinding van het Kompas, 301; waarin de Zee-  BLADWYZER der VOORN. ZAAKEN. Zeemagt Van Spanje befiondt onder de regeeering van Philips den II, 302, 303; zy wordt door de Engelfchen verdelgd;, ald. 304; de heerfehappy-overdeZee ga u 'tot de Hollanders over, 304; Frankryk geniet dezelve een oogenblik, 306; de Engelfchen verzekeren zich van dezelve, om haar nooit te verliezen, 307 ; gefchiedenis vata den voortgang der Engëlfche Zeemagt, 308, env, derzelver •tegiénw.'ordige toeftatid, 310; de Zeemagt moet het gc'aat dei- waereld veranderen ,312; de algemeene Monarchie over de Zeeën is e