™" ™ "i" mi iiii I I || | 01 2123 3001 UB AMSTERDAM  VIII. gj«g^3g<6;' — 32 • 79 • 22 • 231' 8o, — 26 . 84 . 21 • 235. . — IÓI , — 28 JÓ2 . I8 . 254. • 171,-4 . 20 . 257. ■ I79> — 9 • 258. . 194, — 10 . . 22 . 259. . 196, — 23 . 197 . 27 . . 262. 198, — 18 . 199 . 24 . . 264. « ■ 200, — 9 . 202 . 25 . 266. . 208, — 15 • • • 270. BOEK V. ■■ " 209, ..... 276, ■ 221, — 29totBl. 227 R. 16 . 278. 229, — I .... 293. 235» — 14 • 238 . 8 . 294. ■ 240, — 3 . 242 . 7 . 297. 243> — 15 • 24* . IO . . 299. 245, — 23 . 249 . 3 . . 301. Op  Zie Deel 8, Or BJadz. 250 Reg. 34 Biadz. 306. • 251 — 10totBl.2y2R.16 . 307. " 253 - 10 • 254 . 31 . 311. ' ^56 — 5 ... 10 . 3 r4. 263 — 27 . . . . 315. 264—9 • • . 317. " 266 — 19 . 269 . 9 . 319. 272 - 5 . . . 35 . 3M- ' ' 274 - 35 . 278 . 19 . 328. * 293 — 14 . . . ' '298 ~ 27 • 3"3 • 29 . 339. 3°5' — 14 • 3°6 . 3 . 347- ' 3 7 — 28 . 309 . 6 . 348. r 312 — 9 . . 36 350. 342—9 .. . . 352. ~ 348 — 15 • . 349 • 27 . . J54. ?— 352 - 27 ■ . . . 356.  AANHANGZEL VAN INVULLINGEN, UITBREIDINGEN E N VERBETERINGEN, Op het Eerjle Deel. Volgens den laatften en besten Franfchen Druk van het Jaar mdcclxxx.   INVULLING. Deel 1. bladz. 3, regel 5, agter het woord: Europa, M&^M odanig is de fchroomwekkende taak, wel% Z uj! ker vervulüng ik my zeiven heb voorll^stir Sefte,d- Ik neb daaraan myn leeven toe^ ^ gewyd. Kundige luiden uit alle Natiën heb ik te hulpe geroepen. Ik heb de dooden en de leevendigen ondervraagd; de leevendigen, wier ftemme zich naast myne zyde doet hooren; de dooden, die hunne begrippen en kundigheden aan ons hebben overgeleverd , in welke taal zy ook mogen gefchreeven hebben. Hun gezag heb ik gewikt en gewogen; hunne getuigenisfen heb ik vergeleeken; de voorgevallene gebeurtenisfen heb ik in een helderder licht geplaatst. Indien men my onder den Evenaar of by de Aspunten eenen Mensch hadt opgedaan, bekwaam om my, aangaande een gewigtig ftuk, nader te onderrigten, ik zou hem onder den Evenaar of by de Aspunten verzogt hebben om zich nader aan my uit te laaten. Het doorluchtig beeld der waarheid is altoos by my tegenwoordig geweest. O heilige waarheid, gy alleen zyt het, welke ik geëerbiedigd heb ! Indien myn werk nog eenige leezers vinde in de toekoomende eeuwen, wil ik dat zy, ziende hoe vry ik ben van vooroordeelen en driften, onkundig zullen weezen, in wat land ik het leevenslicht aanfchouwde ; onder welk een Regeeringsvorm ik leefde ; wat ampt of beroep ik in myn Vaderland bekleed heb; welke godsA 2 dien-  4 GESCHIEDENIS dienftige gezinte ik was toegedaan: ik wil dat zyalleen my als hunnen medeburger en vriend zullen aanzien. Wanneer men handelt over zaaken, in welke het belang der menfehen betrokken is, behoort de eerfte zorge en de eerfte pligt te zyn , zyne ziel van alle hoop en alle vreeze te zuiveren. Boven alle menschlyke bedenkingen verheven,zweeft men alsdan bovenden dampkring, en ziet den Aardkloot onder zyne voeten; van daar laat men traanen van mededogen vallen met het vervolgd vernuft, met de vergeetene bekwaamheid, en met de wederipoedige deugd. Van daar Hort men vervloekingen en fmaadredenen uit over de zulken, welke de menT fchen bedriegen, en over de geenen, welke hen, misleiden- Van daar ziet men het hoogmoedig hoofd des dwingelands nederhangen en zich met fchaamte bedekken, terwyl het zedig gelaat des regtvaardigen den hemeltrans raakt. Daar heb ïk in waarheid kunnen uitroepen: ik ben vry, en my tegen myn onderwerp voelen opgewasfen,. Daar eindelyk is het, dat ik onder myne voeten ziende die bekoorlyke gewesten r in welke de kunften en weetenfehappen bloeien, en die onder de duifternis der barbaarsheid zo lang bedolven lagen , dat ik my zeiven heb gevraagd: Wie heefc deeze kanaalen gegraaven ? Wie heeft deeze vlakten droog gemaakt ? Wie heeft deeze lieden gebouwd? Wie heeft deeze volken byeen verzameld, gekleed en befchaafd? Op deeze vraagen hebben alle kundige lieden in die oorden, met eenpaarige Hemmen,'geantwoord : de koophandel! jpj5 koophandel ! '  der BEIDE INDIEN, i invulling. Deel 1. bladz. 21, regel 5 van mieren t agter het woord: waereld. Niet meer dan één Vaers ontbrak 'er in den Al koran, om de volken, op welke de Godsdienst dus lang den kragtdaadigften invloed beeft behouden, tot meefters van den aardbodem te doen worden. Indien ma hom et, naa alvoorens gezegd te heb. ben: Den vyand zult gy voor de maand des tegenfpoeds de maand des tegenfpoeds wedergeeven, 'er nevens gevoegd hadde: En gy zult de ydele kundig., heden der uitianders veragten; de oorlogskunst is de eenige, welke gy van hun zult leeren:' zou het met de vryheid van Europa gedaan geweest zyn. Hy, die den Turk in de oorlogskunde zal volmaaken, zal de algemeene vyand van alle Natiëri zyn. Deeze Janitzaaren, medgezellen , enz. uitbreiding* beel ï. bladz. 26, van reg. 5, tot bladz. 28, reg. 4 van onderen. Zodanig was de toeftand van Europa, toen de Portugeefche Monarchen, aan het hoofd van een werkzaam , edelmoedig en kundig volk, dat omrinüd wierdt van nabuuren, die elkander nog verscheurden j het ontwerp beraamden om hunnen Fcheepvaart en hunne heerfchappy tevens uit té brei du i; i!>n algemeen begrip heerschte'er, dat de Atlantnche zee onbevaarbaar wasj dat de westlykè A 3 kus-  6 GESCHIEDENIS kusten van Afrika, door de verzengde luchtftreek verbrand, niet konden bewoond worden, Dit vooroordeel zou hebben kunnen verbannen worden, door eenige werkftukken der aloudheid , welke de knaagingen des tyds en der onkunde ontkoomen waren. Maar men was niet gemeenzaam genoeg met de geleerde fchriften, om in dezelve waarheden te ontdekken, die flegts verward wierden aangekondigd. De Mooren en de Arabiers, van welke Europa zo veele kundigheden hadt ontvangen, moesten ons ook Voor deeze gewigtige onderwerpen de oogen openen. Over eenen - Oceaan, welke voor ontembaar wierdt gehouden, haalden deeze volken onmeete* lyke rykdommen, uit een land, 't welk voor verbrand wierdt gehouden., Op fcheepstogten, van welke Barbarye tot het tooneel verftrekte, wierdt men onderrigt aangaande de bronnen van hun geluk , en men befloot uit dezelve te putten. Gelukzoekers van allerlei Natiën fmeedden dat ontwerp. Hendrik, zöon van jan denI, Koning van Portugal, was de eenige, die verftandige maatregels nam. Met voordeel bediende zich deeze Vorst van de weinige Starrekunde, welke de Arabiers hadden behouden. Eene Starre-fchouwplaats, op welke de jonge Edellieden , zyn Hofgezin uitmaakende, onderweezen wierden, wierdt, op zynen last, te Sagres, eene ftad in Algarve, opgericht. Een aanmerkelyk aandeel hadt by in de uitvinding van het Astrolabium, en hy was de eerfte, die de nuttigheid van het Kompas begreep, dat reeds in Europa bekend was, doch welks gebruik men nog niet op de Scheepvaart hadt toegepast. De  der BEIDE INDIEN. ^ De Zeelieden , welke onder zyn oog gevormd wierden, ontdekten, indenjaare 1419, Madera, 't welk zommige geleerden willen gehouden hebben voor een klein overblyfzel van de Atlantis. Maar heeft 'er ooit een Eiland Atlantis beftaan ? Indien het beftaan hebbe, hoedanig was dan deszelfs ligging en uitgebreidheid. Op deeze twee vraagen zal men een antwoord geeven, naar gelange van het vertrouwen, welk men in diodorus van sicilie en plato Helten naar dat zy worden uitgelegd. „ Naa datwy, zegt de eerstgenoemde, de na5, buurige eilanden van de pilaaren van Herkules doorloopen hebben, zullen wy fpreeken van ,, die,welke westwaarts dieper in den Oceaan leg„ gen. In de zee, welke Lybie befpoelt, legt „ een zeer vermaard Eiland, eenige dagen vaarens van de vaste kust gelegen." Diodorus vervolgens van de bevolking, de zeden, de wetten, de aloude gedenkftukken en de vrugtbaarheid diens Eilands gefproken hebbende, vervolgt aldus: „ In de vroegfte tyden wierdt het „ door de Pheniciers ontdekt. Zy ftevenden voori, by de pilaaren van Herkules, en voeren den „ Oceaan in. Dicht by de pilaaren van Herku„ les bouwden zy Gadeira of Kadix. De zeeën „ aan geene zyde der pilaaren, hadden zy door! „ kruist, en waren in die van Lybie genaderd, „ wanneer zy overvallen wierden van een gewel„ digen ftorm , die hen in den vollen Oceaan ,, voortftuwde. Naa eenige dagen met onftui„ mig weer te hebben geworsteld, deeden zy het „ Eiland aan, 't welk hier bedoeld wordt. Het „ verhaal hunner reize maakten zy vvaereldkunA 4 „ dig.  1 GESCHIEDENIS „ dig. Zy deeden den voorflag om eene Volk„ planting in dit nieuw gewest op te rechten; j, doch de Karthagers , uit vreeze dat het land „ zou ontvolkt worden , kantten zich daarte„ gen." Welk is dit Eiland, 't welk men niet meer vindt? Wat is daar van geworden ? Plato zal, misfchien, ons deswegen onderrigten. Zie hier wat critias aan sok ra tes zegge, in de Zamenfpraak, 1 imeus genaamd. „ Solon was „ een boezemvriend van dropidas, onzen 'grootvader. Dropidas beklaagde zich ge„ weldig, dat de Staatsbezigheden solon had„ den afgetrokken van zyne zucht tot de „ Dichtkunde , en hem belet, zyn dichtftuk „ over de Atlantiden te voltooien. Het onder„ werp daarvan hadt hem zyne Egyptifche reize „ aan de hand gegeven. Solon zeide dat de „ bewooners van Saïs, eene ftad aan het hoofd ' „ van de Delta gelegen, ter plaatze daar de Nyl „ zich in twee armen verdeelt, afkomftig ge,, loofden te zyn van de Athencrs, wier lans, „ zwaard, fchild en ander wapentuig zy behou„ den hadden; aan dit begrip fchreef hy de eere toe, welke hem van de Saltikers wierdt aan,\ gedaan. Hier was het dat deeze wetgeever, „ dichter en wysgeer, met de Priesters fpreekende, en hen onderhoudende over prome„ theus, den eerften der menfchen, over kjo„ be ,over den zondvloed van deukalion,en „ andere foortgelyke overleveringen, een der ,, Priesteren uitriep: o solon, solon! gy „ Grieken, gy zyt nog maar kinderen. Niet een „ grysaart is 'er onder u. Gy neemt zin- ,j ne-  der BEIDE INDIEN. £ 5, nebeeldige verdichtzels voor waare gebeurtenisj, fen. Gy hebt flegts weetenfchap van één eenis, gen zondvloed, die van veele anderen is voor„ gegaan. Al lang heeft Athene geftaan. Al zints „ lang is het befchaafd geweest. Al voor lang 5, is deszelfs naam beroemd geweest in Egypte, door fcheepstogten , van welke gy onkundig „ zyt,en waar van de gefchiedeni.s in onze ftaats„ fchriften is aangetekend. Hier kunt gy aan„ gaande de oudheden aanflonds onderrigt wor„ den." Naa eene verftandige en zeer fraaie ontwarring van de oorzaaktn van de onkunde der Grieken, gaat de Priester dus voort: ,, Hier zult gy leesuren, op welk eene roemruchtige wyze de „ Atheners, in overoude tyden, eene geduchte „ magt beteugeld hebben, welke zich over Euro„ pa en Afie verfpreid hadt, door een onverwags, ten inval van krygslieden, uit het harte der At„ lantifche zee voortgekomen. Deeze zee om„ ringde eene groote uitgeftrektheid lands , ge,, legen tegen over den mond van de Straat, de pi„ laaren van Herkules genoemd. Het was een ,, uitgeftrekter land dan Afle en Lybie te zamjn „ genomen. Tusfchen dat gewest en de Straat, „ lag eene menigte andere kleinere eilanden. „ Dat land, waar van ik fpreek, of het At,, lantifche Eiland, wierdt door verbondene Vors„ ten be heerser) t. Op eenen krygstogt, bemag,, tigden zy, aan den eenen kant, Lybie tot aan „ Egypte toe, en, aan de andere zyde, alle de „ gewesten tot' aan Tirrhenie. Wy allen waren ,, (haven, en het waren uwe voorouders, die ons „ in vryheid heriteld hebben; zy voerden hunne A 5 „ vloo-  io GESCHIEDENIS j, vlóoten tegen de Atlantifche aan, en verfloegen ze. Doch een grooter onheil wagtte op „ hen. Korten tyd daarnaa wierdt hun Eiland „ overftroomd; en dat gewest, uitgeftrekter dan „ Europa en Afie te gader, verdween in een „ oogenblik." Welk eene ftoffe tot overdenking! De mensch flaapt of woelt op een hoop beweegend zand} door zyne ontwerpen ftrekt hy zich uit tot in de Eeuwigheid; en een zamenloop van heillooze oorzaaken kan zich in één oogenblik ontwikkelen , en hem te gader met zyn pragtige wooningen vernietigen. 'c Geen ter bekragtiginge van de twee voorgaande getuigenisfen dient, is, dat de zee, welke heden ten dage den naam van de Atlantifche draagt, laag is gebleeven , en dat men, op een verren afftand van haare oevers, de Varek en andere zeegewasfen vindt, die een aloud vast land aankondigen. Doch Wat 'er ook zy van dit gewest, 't zy weezenlyk of verzonnen, eene zeer geloofwaardige overlevering behelst, dat, by de aankomst der Por tugeezeh, Madera met bosfchen was bedekt; dat dezelve in brand wierden geftoken; dat deeze brand zeven jaaren duurde, en dat, ten einde van dezelve,de grond ongemeen vrugtbaar was. Op deezen grond, welke vyfentwintig mylen in de lengte en tien in de breedte haalt, hebben de Portugeezen, volgens de optelling, in den jaare 1768 gedaan, eene Volkplanting geftigt van drieënzestigduizendnegenhonderddertien perfoonen van allerlei ouderdom en kunne; zy zyn verdeeld in drieëntwintig wyken, zeven vlekken, en de ftad , Fun-  der BEIDE INDIEN. it Funchal, met weinig fmaak op de zuidkust gebouwd, in eene vrugtbaare valei, aan den voet van eenige bergen, wier langzaam afloopende helling met fraaie tuinen en lusthoven is bedekt. Zeven of acht beekjes, meer of min uitgeftrekt,doorfpoelen de vlakte. De Ree, de eenige alwaar de fchepen mogen losfen en laaden, en gevolglyk de eenige alwaar tollen gevorderd worden, is genoegzaam het geheele jaar zeer veilig. Wanneer, 't geen nogthans zeer zeldzaam is, de winden , door het Zuid ,van het Zuid - Oost na het West-NoordWest uitfchieten, moeten de fchepen zeil maaken; maar by geluk kan mendenftorm, vierentwintig uuren voor dat hy opkomt, vooruit zien. De fpleeten der bergen , de zwartagtige koleur der fteenen, de lava met aarde gemengd: alles draagt het kenmerk van overoude brandende bergen. Ook wordt 'er zeer weinig koorn ingezameld ; drie vierde deelen van 't geen de inwooners gebruiken, moeten zy van buitenslands haaien. De wyngaarten zyn hunne eenige toevlugt. Zy bedekken den fpits van veele bergen, wier toppen met Kastanjeboomen zyn gekroond. Door heggen van Granaat-, Oranje-, Citroen-, Myrteen wilde Roozeboomen zyn ze van elkander gefcheiden. De druiven groeien doorgaans onder priè'elen, en worden ryp in de fchaduw. De wynftokken, welke ze dragen, worden befproeid door een aantal beekjes, welke van de hoogten afrollende , zich niet in de vlakte verliezen, dan naa alvoorens met ontelbaare wendingen en bogten de plantaadjen befproeid te hebben. Eenige landeigenaars heb-  li GESCHIEDENIS hebben het regt verkreegen of overweldigd, otïü deeze wateren by aanhoudenheid ten hunnen voordeele af te leiden ; anderen hebben daarvan het genot flegt eens, twee- of driemaalen ter weeke* Die geenen zelf, welke een nieuwen wyngaait willen aanleggen., onder een brandende Juchtftreeke, op een droogen grond, die noodzaaklyk moet bevogtigd worden , kunnen dit voorregt niet genieten dan door het duur te betaalen. In tien deelen wordt altoos de opbrengst deezer wyngaarten verdeeld. De Koning en de Geest, ïykheid genieten elk ééne portie de eigenaar en de beplanter trekken elk vier aandcelem Veelerhande foorten van wyn levert het Eiland op. De beste en de zeldzaamfte koomt voort van een plant, oorfpronklyk in Candia gefproo ten. By heeft een aangenaamen zoeten fmaak, is bekend by den naam van Malvezei van Madera, en wordt tot honderd pistoolen de Pyp verkogt; De zo genaamde Sek kost niet meer dan zes of zevenhonderd guldens, en wordt voornaamlyk in Engeland gefleeten. De mindere foorten van wyn, die niet meer dan vier of vyf honderd Livres kosten, worden na de Oost Indien, na eenK ge Eilanden, en de vaste kust van Noord-Amerika verzonden. De Oogst beloopt doorgaans dertigduizend Pypen. Dertien of veertienduizend van dezelve1 worden over het grootfte gedeelte van den aardbodem verfpreid; het overige wordt in het land zelf gebruikt, of tot azyn en brandewyn ten behoeve van Brazil geftookt. De bronnen van 's Lands inkomftcn zyn de tienden, welke doorgaans van alJe de voortbreng. zeil  ber BEIDE INDIEN. 13 2els worden geheven; eene belasting van tien ten honderd van 't geen op het Eiland wordt ingevoerd, en van twaalf ten honderd van alles dat na buiten wordt verzonden. Dit alles te zamen genomen bedraagt een fomme van 2. 700. 000 Livres. Doch, zo kwalyk gefield is de Regeeringsvorm ,dat, van eene zo aanmerkelykefomme,het Moederland niets noemenswaardigs in handen krygt. De Volkplanting flaat onder het bewind van een opperhoofd, die daarenboven het bevel voert over Porto-Santo, 't welk flegts zevenhonderd inwooners en eenige wyngaarten telt; over de nog minder waardige Salvages, én eenige andere kleine Eilanden, welke, buiten den tyd der visfcherye , geheel woest zyn. Niet meer dan hon-, derd man geregelde troepen heeft hy, ter befcherminge van eene zo fraaie Bvzittinge ; maar hy heeft de befchikking over drieduizend man Lmdmagt, welke jaarlyks byeengeroepen en eene maand lang in den Wapenhandel onderweezen wordt. Officieren en foldaaten , alles dient in deeze bende zonder foldy ,- doch de plaatzen in dezelve worden daarom niet minder gezogt: want zy brengen eenig aanzien mede, waarop men in dit Eiland, meer dan in eenigen oord der waereld, gefield is. Naa de ontdekking van Madera, wendden de Portugeezen den fleven na de westlyke kusten van Afrika. Het wordt doorgaans geloofd, dat zy de eerfle Europeaanen zyn geweest, die aan deeze barbaarfche kusten voet aan land gezet hebben. Ondertusfchen fchynt het eene uitgemaakte waarheid, dat de Noormannen eene eeuw vroege-!  34 GESCHIEDENIS ger hun hierin waren voorgegaan; en dat deeze Zeelieden, die te^ weinig bekend zyn, eenige kleine Bezittingen hadden opgericht, welke, in den jaare 1410, nos in weezen waren. Op dat tydftip gedoogden de Staatsrampen, welke Frankryk verwoestten, niet, zich langer te bemoeien met de afgelegene belangen. De eerfte togten der Portugeezen na de kust van Guinea, waren flegts die van Zeeroovers. Deeze ftoute en woeste Zeelieden, met yzer bedekt, met den büxem gewapend, ontweldigden aan bedremmelde, oneensgezinde en lafhartige Volken 't geen de natuur of het geval hun hadt gefchonken. De plonderingen, tot dit wanfchapen uiterfte voortgezet, hadden een eindpaal; deeze was toen men over en weder met elkander kon fpreeken. Toen verving de Koophandel het geweld ; 'er wierden eenige koopverdragen geflooten, doch die zelden op eene volkomene vryheid en naauwgezette regtvaardigheid gegrond waren. Eindelyk oordeelde het Hof van Lisfabon het dienftig voor zyne belangen of glorie, de vrugtbaarfte of best gelegene oorden deezer uitgeftrekte landftreeke aan zyne heerfchappy te onderwerpen. Weinig tegenftands ontmoette de uitvoering van dit misfcbien meer blinkend dan nuttig ontwerp. Om te meer vastigheids aan deeze veroveringe te geeven, oordeelde men de fterkten te moeten ver» menigvuldigen , den Roomsch- Katholyken Godsdienst aldaar invoeren, en de Landzaaten in hunne onkunde te bevestigen. vee,-  der BEIDE INDIEN. 1$ verbetering. Deel I. bladz. 31, de Zinfnede, beginnende met, de morden: Zo men, en eindigende met: beflisfen, dus te veranderen. Van alle de zeeën , van welke dit uitgeftrekt gewest, door het verloop der Eeuwen,ontflagen is geworden,is flegts éene binnen haare oeversgebleeven. Het is de Kaspifche - Zee, zynde klaarblykelyk de verzamelplaats der groote rivieren, welke zich daar in ontlasten. Eenige Natuurkundigen hebben, doch zonder eenig bewys, vermoed, dat deeze zee, langs onderaardfche wegen, gemeenfcbap hadt met den Oceaan en de ZwarteZee. Tegen dit gevoelen kan met reden worden aangevoerd de uitdamping, welke genoegzaam is om het water te ontlasten, naar gelang het door de rivieren derwaarts wordt gevoerd: als mede dat deeze onderaardfche kanaalen, door het zand, welk het water medevoerde, zeer ligt zouden zyn verftopt geworden, 't Is ook om deeze reden dat de Kaspifche-zee brak is, even gelyk alle andere Meiren, welke het water der rivieren ontvangen, zonder ze na buiten te ontlasten. Uit de waarneemingen met den Barometer te Astrakan gedaan , fchynt het zeker te blyken, dat haare oppervlakte beneden het waterpas der twee nabuurige zeeën legt. Gevolglyk is zy niet meer in het geval dat zy aan dezelven water mededeelt langs onderaardfche kanaalen, dan door overftroorningen buiten haare oevers. 1 n.  xS GESCHIEDENIS INVULLING. Deel I. Aanhang, bladz. 18, reg. 22. agter het woord: vertaald. De Bramins, zints onheugelyke tyden, de eenige bewaarders der boeken, kundigheden en inftellingen, zo burgerlyke als godsdienftige , hadden daarvan een geheim gemaakt, 't welk het aangryzen van den dood, te midden, der folteringen , hun nimmer hadt kunnen ontwringen. Geene ver:chrikkingen of verleidingen waren 'er, aan welke zy geen tegenftand hadden gebooden, wanneer, nu onlangs, de Heer hast ngs, Gouverneur Generaal der Engelfche Bezittingen in Bengale, en de kundigfte der Europeaanen, welke na Indie zyn gereisd, bezitter wierdt van het Wetboek der Indiaanen Hy kogt etlyke Bramins om; aan anderen deedt hy de belachelykheid en ongemakken hunner geheimzinnige agterhoudenheid begrypen. De gryzaarts, door hunne ervarenis en oeffeningen, boven de vooroordeelen van hunnen ftam verheven , traden in zyne maatregels, in de hoop van daar door groo • ter vryheid in de oeffeninge van hunnen Godsdienst en Wetten te zullen verkrygen. Zy waren met hun elven, van welke de oudfte boven de tachtig, en de jongfte niet minder dan vyfendertig jaaren telde. Van onder het zegel der bewaaringe deeden zy zich achttien oorfpronklyke Samskretfche fchryvers aanbrengen; de verzameling van fpreuken, welke zy daaruit trókken, onder bet opzigt der Bramins in het Perfisch vertaald,wierdt vervolgens, door den Heer halhed, uit hes Per-  der Beide indien, 17 Perfifch in het Erigelsch overgezet. Twee voorftellen wierden door de verzamelaars van het Wetboek eenpaarig verworpen : het, eerfte was .cm eenige aanftootelyke zirfneeden te verzwygen; het ander, den Heer ha- hedih de gewyde taal te onderrigten. Zo zeker is het dat de ptiesterlykö geaartheid overal de ze'fde is , en dat ten allen tyde de Priester, uit belang of hoogmoed, tragt de volken in onkunde te houden Dus, om het werk de begeerde naaUwkeUrigheid en gezag by te zetten', wierden, uit verfchciden oorden van Bengale, de geoeffendfte Pundits of regtsgeleerde Bramins 'ontbooden. Zie hier een kort begrip der Gefchicdenisfe van de fcheppinge der Waereld, en van de eerfte opkomst der ftammen , zo als deeze geestlyke verzamelaars dezelve aan het-hoofd des burgerJyken Wetboeks ontvouwd hebben. Brama bemint, in ieder landfehap, de gedaante des Eerdiensts, welke aldaar in ' gebruik is. Hy hoort inde Moskeen den godsdienstige, welke, onder het tellen van Koralen, gebeden opzegt. Hy is tegenwoordig in den tempel, en by de aanbidding der afgoden. Hy is de boezemvriend van den Muzulman en de vriend van den Indiaan ; de metgezel van den Christen en de vertrouweling van den Jood. De menfehen, Welke hy begaafd heeft met een verheven Ziel, zien in de tegenftrydigheden der aanhangen en in de verfcheidenheid der Godlyke Eerdienften, niets . anders dan een der uitwerkzelen des rykdoms, welken hy in het werk der fcheppinge heeft ten toon gefteld. Het beginzel der waarheid , of het Opperfte weezen, neefc de aarde en de hemelen , het water, de luchten het vuur gefchapen, toen- hy B bka-  18 GESCHIEDENIS brama formeerde. Brama is de Geest Gods. Hy is verflonden in de befpiegeling van hem zeiven. By elk deel der ruimte is hy tegenwoordig. Hy is één. Zyne weetenfchap is oneindig; zy ontftaat in hem door ingeeving. Zyn verftand bevat al het mogelyke. Hy is onveranderlyk. By hem heeft geen voorleeden , noch tegenwoordige, noch toekoomende plaats. Hy is onderfcheiden van het heelal. Hy bezielt de werkingen Gods. Hy bezielt de vierentwintig kragten der natuure. Hét oog ontvangt zyne werking van de Zon , het flyk van het vuur, het yzer van den zeiifteen , het vuur van de brandbaare ftoffen, de fchaduw van het lichaam, het flof van den wind, de pyl van de veerkragt des boogs, en het lommer van den boom. Aldus is, door deezen Geest, het heelal begaafd met de kragten van den wil en de kragten der werkinge. Indien deeze geest uit het hart koome, langs het kanaal van het oor , brengt hy de gewaarwording der klanken voort; door het kanaal van de huid, de gewaarwording der zigtbaare voorwerpen ; door het kanaal van de tong, de gewaarwording des fmaaks; door het kanaal van de neus , de gewaarwording der reukc. Deeze geest bezielt de vyf leden der werkinge , de vyf ledemaaten der jjewaarwordinge, de vyf Elementen, de vyf zintuigen , de drie geaartheden der Ziele; veroorzaakt de fchepping of vernietiging der dingen , befpiegelende alles als een onverichilüg aanfchouwer. Zodanig is de leer Van REIG-BEDA. Brama fchiep met zynen mond de wysheid, of den) Brama, wiens werk het is, te bidden, te lee-  der BEIDE INDIEN. 19 leeren en te önderwyzen ; met zynen. arm, de fterkte, of den krygsman en den Vorst, die met den boog fchieten, regeeren en ftryden zal; uit Zynen buik en kuiten, het voedzel, of den akkerman en den handelaar; uit zyne voeten, da flaaverny, of den handwerksman en den flaaf, die met gehoorzaamen , arbeiden, en reizen zyn leeven zal doorbrengen. . De onderfcheiding der vier eerfte ftammen is dan zo oud als de waereld, en van godlyke inftellinge. Vervolgens bragt brama het overige van het menfchelyk geflagt voort, 'twelk deeze vier ftammen moest vervullen: de dieren, de planten, de onbezielde dingen , de ondeugden en deugden. Eiken ftamme fchreef hy zyne pligten voor; en deeze pligten zyn voor altoos aangefchreeven in de gewyde boeken. De eerfte Regeerder of Vorst, door brama verkoozen, hadt een ondeugenden opvolger, die de gezellige orde omverre wierp, door het gedoogen van de vermenginge der mannen en vrouwen van de vier ftammen, welke hy hadt ingefteld: eene heiligfchendende vermenging, uit welke een vyfde ftam voortkwam , en uit deezen wederom eene menigte andere ftammen. De Bramins verbitterd doodden hem. Door het wryven van de rechterhand zyns lichaams , wierden daaruit twee Zoonen gebooren, waar van de' eene een Krygsman of Regent, de ander een Bramin was. Door het wryven van de (linkerhand wierdt daaruit eene dochter gebooren, welke de Bramins uithuwden aan haaren broeder den Krygsman, welken zy het burgerlyk bewind toevertrouwden. B 2 Deeze  20 GESCHIEDENIS Deeze hadt in den zin den moord van den vyfden Itam, en van alle deszelfs takken. De Bramins raadden hem zulks af. Hun gevoelen was, alle de leden, dien ftam uitmaakende, byeen te verzamelen , en dezelven hunne byzondere verrigtingen aan te wyzen in de weetenfchappen , kun* ften en handwerken, welke zy zouden oeffenen, zy en hunne naakoomelingen, tot in eeuwigheid. Hieruit blykt dat de Brama zich derwyze op zyne afkomst verhoogmoedigde, dat hy geloofde zich te zullen verlaagd hebben, door na het burgerlyk bewind of de opperheerfchappy te flaan, en dat men den volken hunne ketens kan doen eerbiedigen, door hen daar mede in den naam der Godheid te bezwaaren. Nimmer kreeg een Indiaan den inval om zynen ftam te ver aaten. De verdeeling der Indiaanen in ftammen, die zich de een boven den anderen verheffen, dient ten kenmerke van het diepfte verderf, en de aloudHe. flaavernye. Zy openbaart eene onregtvaardige en aanftootelyke meerderheid der Priesteren boven alle andere ftanden der zamenleevinge, en eene koelzinnige onverfchilligheid van den eerften Wetgeever omtrent het algemeene welzyn der Natie. —— De gewyde Jaarboeken der Indiaanen klimmen op tot de vroegfte eeuwen, en zyn tot aan de laatfte tyden bewaard zonder eenige tusfcbenpoozing. Zy maaken geen gewag van de merkwaardigfte en geduchtfte gebeurtenisfe, den Zondvloed. De Bramins geeven voor dat hunne gewyde boeken vóór dat tydftip zyn gefchreeven, en dat die geesfel zich tot den Indostan niet heeft , uitgeftrekt. Zy onderfchciden vier eeuwen. De eeuw  der BEIDE INDIEN. 21 eeuw der zuiverheid, welke drie millioenen tweehonderdduizend jaaren duurde: toen leefde de mensch honderdduizend jaaren, en zyne hoogte was eenentwintig elleboogen ; de eeuw der verwerpinge, in welke een derde deel des menschlyken geflagts verdorven was: haare duuring was twee millioenen vierhonderdduizend jaaren , en van 'smenfchen leeven tienduizend jaaren; de eeuw des verderfs, van de helft des geflagts: zy duurde een millioen zeshonderdduizend jaaren, en de mensch leefde duizend jaaren; eindelyk de eeuw des algemeenen verderfs, of het tegenwoordige tydverloop, welke vierhonderdduizend jaaren zal duuren, van welke bykans vyftienduizend jaaren verloopen zyn, Met het begin van dit tydverloop , wierdt 'smenfchen leeven op honderd jaaren bepaald. .Overal is de tegenwoordi. ge eeuw de meest verdorvene. Overal is elk tydvak van dezelve de helft der tydvakken: even als of deugd en ondeugd niet zo oud als de mensch en de waereld waren. De Puntdits of regtsgeleerde Bramins fpreeken heden ten dage de oorfpronklyke taal der wetten , eene taal by het volk onbekend. De Bramins fpreeken en fchryven het Samskret. Het Samskret is ryk en beknopt. Deszelfs fpraakkunst is zeer zamengefleld en zeer regelmaatig. Het Alfabet heeft vyftig karakters. De Deklinatien, ten getale van zeventien, hebben een eenvoudig, tweevoudig en meervoudig getal. Men heeft 'er korte, kortere en zeer korte lettergreepen; lange, langere en zeer lange lettergreepen; fcherpe, fcherpere en zeer fcherpe; zwaare , zwaardere en zeer zwaare. Het is eene B 3 Mu-  22 GESCHIEDENIS Mufikaale fpraak. De laatfle lettergreep van het woord Beder:o is een foort van Orgelnoot, welke bykans een minut wordt uitgerekt. In de Poëzy heeft men allerlei foort van Vaerzen; en in de Verfifikatie alle de voetmaaten en moeilykheden van andere taaien, het rym niet uitgezonderd. De 'dichters fchry ven by kouplétten, waarvan het onderwerp doorgaans zedekundig is. Een verkwistend vader is de vyand van zynen zoo~ ne — Eene onkuifchs moeder is de vyandin haarer kinderen. — Een fchoone vrouw is de vyand van haaren man. Een kwalyk opgevoed kind is de vyand zyner ouderen. Zie hier een voorbeeld van hunne fchryfwyze. Door den gouddorst heb ik de aarde bezoedeld en my overgegeven aan de verandering der metaalen. Ik ben over de zeeën gevaaren, en heb gekroopen voor de grooten. — Ik ben de waereld ontvlugt, ik heb my toegelegd op de toverkunftenaryen , en ik heb gewaakt ly de grafjteden. — Gierigheid, wyk van my; ik heb uwe harsfenbceldige beloften verzaakt. Welk een tydverloop onderfielt niet zulk eene moeilyke en tot de volmaaktheid zo verre gevorderde taal ? Ten tyde als het Samskret gefchreeven en gefproken wierdt, wierden reeds de zeven dagen der weeke , en in de zelfde orde «als tegenwoordig, naar de naamen der planee, ten, genoemd ; het aankweeken van Suikerriet wierdt reeds geoeffend ; de fcheidkunde was bekend ; men hadt fchietgeweer; als mede een werpfpies, welke , voortgeworpen zynde , verdeeld wierdt in brandende pylen ■> die niet wierden uitgebluscht; nevens een Werktuig, 't welk eene groote menigte van deeze werpfpiezen voort-  iver BEIDE INDIEN. 23 voortbrengen en in een oogenblik honderd menfchen kon dooden. — Maar 't is inzonderheid het burgerlyk wetboek der Indiaanen , 't welk wy zullen doorloopen, en alwaar wy de fterkfte bewyzen voor de ongelooflyke oudheid deezer Natie zullen aantreffen. Wy bezitten deeze wetten van een volk, 't welk alle andere volken fchynt onderweezen te hebben, en, zedert zyne vereeniging , in zyne vooroordeelen en zeden geene veranderingen heeft ondergaan, dan die van den aart der menfchen en den invloed der tyden onaffcheidbaar zyn. Het burgerlyk Wetboek der Indiaanen begint met de ontvouwing der pligten van den Vorst of Burgerheer. In eene afzonderlykc afdeeling leest men: „ Dat by bemind, geëerbiedigd, kundig, „ kloekmoedig, en geducht zy. Dat hy zyne „ onderdaanen als zyne kinderen behandele. Dat „ hy de verdiende befcherme en de deugd be„ loone. Dat hy zich aan zyne onderdaanen „ vertoone. Dat hy zich van wyn onthoude. „ Dat hy in de eerfte plaats over zich zeiven „ regeere. Dat hy geen fpeeler of jaager zy. „ Dat hy by alle gelegenheden den Bramin fpaare s, en verontfchuldige. Dat hy inzonderheid den „ Akkerbouw aanmoedige. Den eigendom van „ den geringften zyner onderdaanen zal hy niet „ overweldigen. Indien hy in den Oorlog ze„ gepraale, zal hy den Goden des lands daar „ voor zyne dankbetuigingen opdraagen,en den „ Bramin met den buit des vyands overlaaden. ,, In zynen. dienst zal hy hebben een goed getal 5, panlikkers,poetzemaakers, dansfers en fpeelers B 4 „ In'.  24 GESCHIEDENIS „ Indien hy den kwaaddoener niet kan agterhaa. s, len, zal het wanbedryf op zyne kosten ver„ goed worden. Indien hy fchatting heffende „ geene befcherming verleene, zal hy na de hel,, le gaan. Indien hy een gedeelte der godyrug,, tige fchenkaadjen overweldige,zal hy daarvoor „ duizend jaaren in de helle geftrafc worden. „ Dat hy weete dat overal, daar de mannen van „ zekeren rang gemeenfchap hebben met ligte„ kooien, en zich aan de tafelweelde overgee„ ven, de ftaat tot zynen ondergang neigt. Van „ korten duur zal zyn gezag weezen, indien hy ,, zyne ontwerpen aan andere behalven aan zy„ ne Raadsheeren meededeele. Wee hem in„ dien hy den zuffenden grysaart of de ligtzin„ nige vrouw raadpleege. Dat hy zyne raads„ vergaderingen houde in het bovenfte gedeelte „ van zyn huis, of op den top eens bergs, in „ het hart eener wildernisfe, verre van de „ papegaaien en fnappende vogelen". In het geheele Wetboek zou geen regel zyn, aan welken men de hand des Priesters kan herkennen, dan die, welke de gewyde fchenkaadjen betreft. Maar, waartoe dienen aan het Hof van een Vorst de panlikkers, poetzemaakers en dansfers? Zou het zyn om hem eenige uitfpanning te verleenen van zyne zwaarwigtige bezigheden, en in zvne moeilyke pligten te verpoozen? Hoe veele zamengevoegde hoedanigheden onderltelt niet het ontwei pen van een burgerlyk Wetboek, vooral ten dienfte eener talryke Natic? Welk eene kennis van jlen mensch, van het klimaat, den Godsdienst , de zeden , de gebruiken, de vooroordeelen, de natuurlyke bil-  der BEIDE INDIEN. 25 billykheid , de regten, de betrekkingen, de Handen, de zaaken, de pligten in alle ftanden, en de evenredigheid tusfchen de ftraffen en misdaaden ! Welk een oordeelkunde! welk eene onpartydigheiJ! welk ëene ondervinding! Is het Wetboek der Indiaanen het werk des vernufts, of het gevolg van de wisheid der eeuwen geweest V De befli-fing van dit vraagftuk laaten wy over aan hem , welke de moeite zal willen neemen om daar over dieper te denken. In de eerfte plaats wordt aldaar gehandeld van het geleende, de eerfte band der menfchen onder elkander; van den eigendom, de eerfte ftap der gezellige vereeniginge; van de regtvaardigheid, zonder welke geene maatfchappy kan ftand houden; van de geiigtsplegtigheden der geregtigheid, zonder welke haare oeffening willekeurig wordt; van de panden, de verdeelingen, de giften, de onderpanden, deflaaven, de burgers, de vaders, de moeders, de kinders, de mannen, de.vrouwen , de dansferesfen en zangeresfen. Van deeze byzonderheden , welke aankondigen eene ontelbaare bevolking , oneindige verbintenisfen, eene volmaakte ondervinding van de boosheid der menfchen, gaat men over tot de huishuuren en huurcedelen, tot de verdeeling van de landeryen en tot de oogften, tot de fteden en vlekken, tot de boeten, tot allerlei foorten van ongelyken en gefchillen, tot de kwakzalvers, ce gaauwdieven , de dieveryen , onder welke gerekend wordt het menfchenfteelen , de ontuchtigheid en het overfpel. Ieder deezer onderwerpen wordt verhandeld met eene breedvoerigheid, welke van de bekcndfte gevallen zich uitftrekt B 5 tot  2.6 GESCHIEDENIS tot misdaaden, welke harsfenbeeldig mogen fcbynen. Alles bykans is met oordeel voorzien, met juistheid onderfcbeiden , en volgens regtvaardigheid voorgefchreeven , verbooden of geftraft. Van deeze groote menigte van wetten zullen wy geene andere melden, dan de zulken, welke ten kenmerke dienen van de vroegfte tyden der Natie, en over welke wy, om haare wysheid of zonderlingheid, ons moeten verwonderen. '£r wordt verbooden, aan de vrouw, aan het kind of aan zynen dienaar iets te leenen. De rente van het geleende klimt op, naar gelange de ftam van den leener van minder aanziens is: eene onmenschiyke ftaatkunde ,, volgens welke men meer met de. veiligheid van den ryke dan met de behoefte van den arme is te raade gegaan. Hoe lang ook het geleende gehouden worde, de rente zal nimmer tweemaal zo groot als het kapitaal worden. Hy die het zelfde goed aan twee fchuldeifchers verpandt, zal met den dood geflraft worden; dit is regtvaardig: het is een foort van dievery. De fchuldeifcher zal zynen onvermogenden fchuldenaar uit de ondergeschikte ftammen in verzekering neemen, hem in zyn eigen huis in bewaaring houden, en ten zynen voordeele doen arbeiden. Minder wreed is dit, als hem in een gevangenis op ftroo te doen leggen. Dé vrouw van flegte zeden zal niet erven, noch de weduwvrouw zonder kinderen , noch de onvrugtbaare vrouw , noch de man zonder beginzels, noch de gefneedene, noch de onmagtige, noch iemand, welke uit zynen ftam gebannen is,  der BEIDE INDIEN. 27 is, noch de verdreevene uit zyn gezin, noch de blind of doof geboorene, noch de ftomme, noch de bysterzinnige, noch de betoverde, noch de melaatfche, noch hy welke zynen vader heeft geflagen Dat zy, welke derzelver plaats vervangen, hen voeden en kleeden. De Indiaanen getuigen niet. De trappen van bloeJvenvantfchap bepaalen de eifchen en regten. Het erfgoed van het kind, welk voordeel heeft getrokken uit zyne opvoeding, zal het dubbeté'zyn van dat van het onkundig kjnd. Bykans alle de regels van het Wetboek, raakende de eigendommen, de opvolgingen en verdeelingcn , ftemmen overeen met de Romeinfche wetten: omdat de reden en de billykheid aan geene tyden zyn bepaald en de zelfde regels voorfchryven, tên minfte zo ze niet overkraaid worden door vreemde gebruiken en uitfpoorige vooroordeelen, wier oorfprong zich verliest in den nacht des tyds. ■—- indien, door den vierfchaar der Wet, een ongelyk begaan worde, moeten allen , welke daar aan deel hebben gehad, den regter zeiven niet uitgezonderd, de fchade vergoeden. Het zou te wenfchen zyn dat overal de regter tot rekenfchap kon gevorderd worden. Heeft hy kwalyk gevonnisd door onbekwaamheid, dan is hy fchuldig; indien door onregtvaardigheid, dans is hy nog fchuldig'er. Naa den valfchen getuige tot de ftraffe der wedervergeldinge verweezen te hebben , wordt het vaifche getuigenis veroorlofd tegen eene waaragtige verklaaring , welke den fchuldigen den hals zou  28 GESCHIEDENIS zou kosten. Welk eene vreemde vermenging van de wysheid met de dwaasheid! In. de uiterfte armoede , mag de man zyne vrouw ten beste geeven, indien zy daarin bewillige; de vader zynen zoon verkoopen, indien hy verfcheiden zoonen hebbe. Van deeze wetten is de eene fchandelyk, de andere onmenschlyk. De eerfte brengt de moeder des gezins tot den ftand van eene openbaare hoer; de andere het kind des huizes tot den rang van een flaaf. Tot een verbaazend getal zyn de onderfcheidene klasfen van flaaven onder de Indiatmen vermenigvuldigd. De wet veroorlufc derzelver vryverklaaring , welke zeer plegtig toegaat. De flaaf vult een kruik met water ; hy doet 'èr Ryst in, welke hy mee eenige bladeren van een peulvrugt heeft gepeld. Hy ftaat voor zynen meester, met den kruik op den fchouder; de meester plaatst dien op zyn hoofd, breekt denzei ven, en, 't geen in den kruik bevat is, over zyn hoofd uitftortende, fpreekt hy driemaal deeze woorden: Ik maak u vry. Hier mede is de flaaf op vrye voeten. Hem , welke een dier, een paard, een os, een haas, een kameel zal dooden, zal de hand of de voet worden afgehouwen. Zie daar den mensch met het beest in eenen rang geplaatst. Indien hy een tyger , een beer, of een flang doode, zal hy in eene geldboete geflagen worden. Deeze ftraffen zyn de bygeloovige gevolgen van de leere der Zielsverhuizinge , welke, het lichaam van een dier als de woonplaats eener menschlyke ziele doende befchouwen , den geweldigen dood van een worm als een foort van manflag vertoont. De  der BEIDE INDIEN. t9 De Bramin, voordat hy zich op den grond nederzette , wascht dien plek gronds ^f met den flip van zyn kleed, en fpreekt tot God: Indien ik myne goedwilligheid tot de Mier hebbe doen nederdaa. len, hoop ik dat gy de uwe tot my zult doen nederdaalen. De bevolking is een eerfte pligt, een bevel der natuure, zo onfchendbaar, dat de wet het bedrog, de leugen en de meineedigheid veroorloove om het huwelyk aan te moedigen. Dit is een oneerlyk bedryf, 't welk overal gepleegd wordt, maar 't welk alleen onder de Indiaanen geoorlofd was. Zou de wysheid des wetgeevers in veele gevallen niet vorderen, dat geen toe te Haan, het welk hy niet kan beletten noch ftraffen? De Veelwyvery wordt door alle Godsdienften' van Afie gewettigd, en de Veelmannery door zommige geduld. In de Koninkryken Boutan en Thibet ftaat dikmaals céne vrouw een geheel gezin ten dienfte, zonder eenige jaloersheid of huiskrakeel. De maagddom is eene weezenlyke vereischte tot de echtheid der buwelyksvereeniginge. De vrouw ftaat onder de volftrëkte heerfchappy van den man. Het Indiaanfche Wetboek zegt, dat de vrouw meesteresje van haar zelve zynde, zich altoos flogt zal gedraagen, en dat men zich nimmer op haare deugd moet verlaaten. Indien zy alleen dochters ter waereld brenge, zal de man ontfhgen zyn om met haar zamen te woonen. Buiten zyn verlof zal zy niet buiten haar huis ga^n. Den boezem zal zy altoos gedekt draagen. By het overlyden van haaren echtgenoot, is het oorbaar dat  3o GESCHIEDENIS dat zy zich nevens hem op den zelfden houtfhpel verbrande , althans zo zy niet zwanger, haar man niet afweezig zy , zynen Tulband of gordel niet kunne magtig worden , of zich niet aan de kuisheid en den ongehuwden ftaat toewyde. Indien zy met het lyk naars mans den zelfden houtftapel deele, zal de hoogfte hemel haare woonplaats zyn ; aldaar zal zy geplaatst worden naast den man, welke nimmer heeft geloogen. De wetgeeving der Indiaanen, welke men zal oordeelen te toegeeflyk te zyn, ter oorzaake van zommige misdaaden, als het vermoorden van een flaaf, de pederastie, de beestlykheid, van welke men voor geld vryfpraake verwierf, zal onge • twyfeld als ichroomwekkend boos voorkoomen, met opzigt tot de ongeoorlofde gemeenfehap deibeide fexen. Waarfchynlyk is dit een gevolg van de geilheid der vrouwen en van de zwakheid der mannen onder eene brandende luchtftreek; van de toomlooze jaloersheid van deeze; van de vreeze voor de vermenging der ftammen; van de dwaaze begrippen aangaande de kuisheid, in alle gewesten begunftigd onder de onkuifche priesters, en een bewys van de oudheid van het Wetboek. Naar maate de maatfchappyen aangroeien en duuren, wordt het zedenbederf uitgebreider; de misdaaden, vooral dezulke, welke ontftaan uit de natuur van het klimaat , wiens invloed geen einde neemt, worden vermenigvuldigd, en de ftraffen kooroen in onbruik; althans indien het Wetboek niet door het gezag der Goden geftaafd worde. Onze wet.en hebben /eene  der BEIDE INDIEN. 3t eene ftrenge ftrafFe tegen het overfpel gedreigd. Wie twyfeit daaraan? 't Geen onder ons den naam draagt van galante verkeering, noemt het Wetboek overfpel. 'Er is een overfpel der miribckooringe van den man of van de vrouw, waarop eene geldboete ftaat; het overfpel der gefchenken, 't welk in den man met verminking wordt geftraft; het volkomen overfpej, waarop de ftrafFe des doods ftaat. De dochter eens Bramins , welke haar lichaam ten beste geeft, wordt ten vuure verweezen. De oneerbaare aanraaking, welker verfchillende foorten in de wet worden opgeteld,; dewyl zygeene fchaamte kent, doch welke de eerbaarheid den Gefchiedfchryver gebiedt te zwygen , wordt op eene geduchte wyze geftraft. De man van een verhevenen ftam , overtuigd van vleeschlyke gemeenfehap. gehad te hebben met eene vrouw van de heffe'des volks, zal op het voorhoofd gebrandmerkt worden met de afbeelding van een man zonder hoofd. De overipeelige Bramin zal op het voorhoofd gebrandmerkt worden met de afbeelding der vrcuwelyke deelen; die van zyne medepligtige zullen veifcheurd, en zy zelve zal gedood worden. De dansferesfen, zangeresfen cn openbaare ligtekooien maaken genootfchappen uit, die door de burgerlyke regeering gehandhaafd worden. Zy worden in openbaare plegtigheden gebruikt; men zendt ze nrannen, welke een openbaar ampt bekleeden, te gemoete. Minder veragt was deeze ftand in oveioude tyden. Vóór de wetgeeving, verfchüde de rang eens menfchen weinig van den dier-  32 GESCHIEDENIS dierlyken ftand ; het vooroordeel hegte gctnö fchande aan eenige natuurlyke werking. Eene hoer, welke haar woord niet heeft gehouden , zal het tweevoudige wedergeeven van 't geen zy heeft ontvangen. Hy , welke haar zal vernederen door een misbruikend genot, zal haar achtmaal de zelfde fomme betaalen, en even zo veel aan de Overheid De zelfde zal de ftrafFe zyn, indien hy haar aan eenen ander heeft ten beste gegeeven. Zonder toeftemming der Overheid zal men niet fpeelen. De fchuld van het verbooden fpel zal niet kunnen gevorderd worden. Hy, welke een Bramin met de hand of den voet zal flaan, dien zal de hand of de voet afgehouwen worden. Kookende olie zal men gieten in den mond van den Sooder , of den man van den vierden ftam, die overtuigd is de gewyde boeken te hebben geleezen Indien hy de Bedas hetft hoofen leezen, zullen zyne ooren met heete olie gevuld en met wasch toegezegeld worden. Den Sooder, welke zich heeft nedergezet op het tapyt van een Bramin, zal zyn agterfte met een heet yzer doorboord , en hy zelve gebannen worden. Welk eene misdaad de Bramin ook gepleegd hebbe,zal hy, egter, niet met den dood geftraft worden. Het dooden van een Bramin is de zwaarfte misdaad, aan welke men zich kan fchuldig maaken. De eigendom eens Bramins is heilig; hy zal in geene vreemde handen overgaan, zelf niet in die van den Oppervorst. Zie daar reeds in de vroeg- fte  der BEIDE INDIEN. 33 fte tyden, bevoorregte lieden onder de Indiaa* nen. De beftrafhng zal de plaats van het ftilzwygen der wet vervangen. De ftrafFe eener misdaad zal zwaarder worden, naar gelange zy meermaalen wordt herhaald. Het werktuig, tot eenige kunsC of handwerk dienende, zelf dat van eene ligtekooi , zal niet verbeurd verklaard worden. Wat zou de Indiaan zeggen , indien hy onze Geregtsdienaars de hut van den .landman zag plunderen, en zyne osien nevens zyne andere boeren gereedfchappen te koop veilen? Om deeze korte fchets van een te weinig bekend wetboek met eenige voornaame trekken te befluiten, in de afdeeling over den Souverein leest men: „ Indien 'er in den Staat geene die„ ven, noch overfpeelers, noch moordenaars, „ noch menfchen van flegte beginzels zyn, ia „ de hemel voor den Vorst toebereid. Zyn ryk 3, zal bloeien; zyne glorie zal geduurende zyn lee,, ven aangroeien; en zyn loon zal het zelfde „ weezen naa den dood, indien de fchuldigen ,, ftrenglyk geftraft zyn": want , voegt 'er het wetboek nevens, met zo veel nadruks als eenvoudigheids, „ De ftrafFe is de Overheid; de „ ftrafFe jaagt allen fchrik aan ; de ftrafFe is de „ befcherrner des volks; de ftrafFe is zyn burgt „ in tegenfpoeden; de ftrafFe is de wagter van „ hem, die flaapt; de ftrafFe, met een zwart „ unkyk en rood oog, is de fchrik der misdaa„ digen". In weerwil der gebreken van dit wetboek, Van welke de in 't oogloopendfte zyn, te veel gunsts jegens de Priesters, en te veel ftrengheids tegen C de  34 GESCHIEDEN IS de vrouwen, wettigt het, niet te min, de beroemdheid van de wysheid der Bramins in de overoudfte eeuwen. Onder het groot getal verHandige wetten, welke aldaar worden opgemerkt, indien 'er eenige gevonden worden , welke tc zagt;of te hard fchynen; andere, welke laage of oneerbaare bedryven gebieden; zommige, welke zwaare ftraffen aan geringe misdaaden, of geringe ftraffen aan zwaare misdaaden dreigen , zal, nogthan's, een verftandig man, eer hy zynen lust ter berispinge involge, de omftandigheden wikken en weegen, welke dikmaals eenen wetgeever niet veroorlooven , een volk beter wetten voor te fchryven, dan waarvoor het vatbaar is. Zonder zich te beraaden, zal hy befluiten , uit de zamengeftelde regelmatigheid der Samskretfche fpraakkunst, uit de oudheid deezer voormaals zo algemeene, en zints lange zo onbekende taaie, als mede uit de opftelling van een zo uitgebreid Wetboek als her. Indiaanfche , dat in Indië een groot getal eeuwen tusfchen den ftaat der barbaarschheid en der befchaavinge is verloopen; en dat de Priesters tegen hunne landgenooten en deuitlanders zich hebben bezondigd, door eene geheimzinnige geheimhouding, welke den voortgang der befchaavinge allezins vertraagde. Het zegel, welk den Bramin den mond floot, is verbroken; en 't is te vermoeden dat een niet verre afgelegen toekoomende ons zal ópenbaaren 't geen dus lang aangaande den Godsdienst en de rcgtsgeleerdheid der Indiaanen onbekend is gebleeven. Laaten wy, midlerwyl, onderzoeken, hoedanig hun tegenwoordige toeftand zy, en laaten wy eenige trekken aanvullen, welke aan het tafereel  öer BEIDE ÏNDÏËN. 35 tafereel hunner burgerlyke Regeeringe en LeerHellingen ontbreeken. invulling. Deel 1 jThmangtel, bladz. 20, regels van onder, agter het -woord: overheerfchen. De klasfe der Rrygslieden is , onder verfchü. lende benaamingen , overal verfpreid. Op Ma* iabar heeten ze Natrs. Deeze Naïrs zyn welgemaakt en dapjpérj maar fier, verwyfd. en bygcloovig. Zomfnigen der gelukkigfre hebben aan deeze ku^t, gelyk elders , kleine Staaten opgerecht. Andere'bezitten eenige naau.v beperkte eigendommen. Het grootftV gedeelte voert heÊ bevel óf gehoorzaamt ten platten lande. Algemeen bekend isj hunne gereigdheid tot roof en geweldaadighede'n; aan de groote wegen vertoonen zy inzonderheid deeze driftern Van hier dat niemand, weske eenige voorzigtigheid gebruikt, 'hier te lande reist, zonder dat hy van eenen hunher verzeld worde. Zy, welke voor deezert dienst betaald wo>den, zouden zich eer in Hukken laa» ten bou wen , dan den vreemdefirig ovarleeven, welke zich onder hunne befcherming hadt gefteld. Indien zy dit vertrouwen verrieden, zouden hunne naaste bloedverwanten hen verfcheuren. Aan Malabar zyn deeze zeden byzonder eigen ; de öndere földaatên *;m den Indoscan bezitten zulke verkeerde neigingen niet. Behalven den lum der Krygsh'Her-, Zyn 'er Volken, als de Cananns en de Ma a» en •»• buuren'of voor afgelegene gewesten. Maar 'er moest een groot onderfcheid gemaakt worden tusfcberi den held, welke de aarde met zyn bloed, verft ter verdeediginge van zyn Vaderland , en tusfchen'onverzaagde roovers, die den dood vinden " op een vreemden grond;, of dien aan deszelfs onfchuldige en ongelukkige bewooners aanbrengen. Weest Jlaaven of flerft, zeiden de' Portugeezen tot een iegelyk volk, welk hunne roof* zieke en beb'oede handen ontmoetten, 't Is ftreeïendg, het verval deezer dwingelandye. te. aanr : • -i -■• • w ;•"?■ fchou-  PER BEIDE INDIEN. i 3 fchouwen. 't Is troostelyk, te hoopen op de. ftraffe der verraaderyen , moorden en wreedbeheden, welke hetzglve voorgaan of volgen. Verre van my te bedroeven over den ondergang dier woeste veroveraaren, zou ik my bedroeven over de wyze ftaatkunde, van juan de gastro, omdat zy fchynt te belooven de wederopkomst van 't geen het gemeen de heldhaftigheid der. Portugeezen noemt, en welke, misfchien, ik zelve , door de gewoonte medegefleept, niet met. de verontwaardiging heb behandelen , welke ik gevoelde. Indien my dit gebeurd zy, vraag ik Gode en den menfchen daarvan om vergiffenis. Barbaarfche Europeaanenl.de luister uwer bedryven heeft my de oogen niet verblind. De gelukkige uitflag van dezelve heeft hunne ongeregtigheid voor my niet verborgen. Djkmaals neb ik my in den geest begeeven op de fchepen, welke u na deeze afgelegen gewesten voerden; maar nevens u aan land getreeden, en een getuige geworden zynde van uwe euveldaaden, heb ik my van u afgezonderd; ik heb my onder uwe vyanden geworpen, en de wapens tegen u opgevat; ik heb myne handen in uw bloed gewasfchen. Dit betuig ik hier plegtiglyk ; en indien ik een oogenblik ophoude u aan te zien als zo veeIe wolken van hongerige en wreede gieren, met even weinig zedelykheids en geweetens als deeze roofvogels, mogt dan myn werk, mogt dan myne naagedagtenis, indien het my geoorlofd zy te hoopen dat ik eene naagedagtenis zal nalaaten, in de uiterfte veragting koomen, en een voorwerp van vervloekinge worden! E 5 i yj.  74 GESCHIEDENIS invulling. Deel I. bladz. 154, reg. 6, agter 't. woord: vervuld. Dé wakkere ataïde bevlekte zyn karakter, door het omkoopen van de Matresfe van idalcan. Deeze verzelde haaren minnaar. Hoe zou zy, die haare eere openlyk verkogt heeft aan haaren Vorst, een oogenblik in twyfel hangen om de eere van haaren Vorst te verkoopen aan den geenen, welke daarop een prys wil ftellen, evenredig aan haare trouwloosheid? Indien een vrouw bekwaam ware om haaren Koning groote zaaken in te boezemen, zou zy genoegZaame grootheid van ziel bezitten om de hoedanigheid , van hem tot eene hoer te verftrekken , met verfmaading van de hand te wyzen; en indien zy befloot om deezen fchandvlekkenden tytel aan te neemen , wanneer zy veelMgt laaghartig genoeg zyn zal om zich daarmede vereerd te agten, wat kan de Natie van haar verwagten? Niets dan het zedenbederf haars minnaars, het zedenbederf haarer gunftelingen, de berooving van 'sLands Kas, de bevordering der. onbekwaamfte en ecrloosfte lieden tot de gewigtigfte ftaatsampten , de fchande der langduurige regeeringe. Oppervorften, een man van ftrenge zeden zou u alle ongeoorlofde gemeenfchap verbieden ; maar indien uwe moeielyke bezigheden onze toegeeflykheid vorderen, dat dan ten min. fte uwe ondeugd door groote deugden bedekt worde. Houdt eene Matres, indien gy 'er eene moet hebben; maar uitgeflooten van alle ftaats- be-  der BEIDE INDIEN. 75 bezigheden, Iaat haar bewind zich bepaalen tot het kortduurende oppergebied over uwe uitfpanningen. invulling. Deel I. bladz, 154, reg. 14, agter 't woord: hebben. Zodanig was het rampzalig einde eener zamenzweeringe, met veel eensgezindheids, kunst» beleids en geheimboudinge, tegen baldaadige en onderdrukkende overweldigers,ondernomen. Men zucht over de nederlaage van' zo veel volks, en men zou wenfchen , dat de bekwaamheden en deugden van ataïd e in eene betere zaak waren te werk gefield. Om de verwondering , welke deeze held inboezemt, met de vryheid der Indiaanen overeen te brengen, zou ik hem een luisterryken dood toewenfchen. invulling. Deel I. bladz. 155, reg. 12, agter V woord: bewind.. Een Regeeringsform is altoos een zeer zamengefteld werktuig, die, wanneer hy behoorlyk is ingerigt, zyne opkomst, voortgang, en zyn oogenblik van volmaaktheid heeft ; als mede een begin, voortgang en een oogenblik van uiterst verderf, wanneer dezelve by de eerfle inflelling gebrekkig is. In beiderlei geval , bevat hy een zo aanmerkelyk getal voorwerpen, zo wel van bin-  76' GESCHIEDENIS binnen als van buiten, dat de verbrceking, 't zy door de onbekwaamheid des opperhoofds'-, óf door het ongeduld der onderdaanen veroorzaakt, niet kan nahaten de fchioomlykfte gevolgen te wege te brengeri. Indien het ongeduld der onderdaanen een juk verbreeke , onder 't welk zy moede zyn geworden van zuchten, dan ftreeft eene Natie, met meer of min fnelle fchreden, door beeken bloeds , na den ftaat van Regeerihgloosheid.' Indien zy ongevoelig' dit tydftip nadere , door de trnaghar'tigheid óf zwakheid des Oppervorsrs , onbekwaam om aan het roer van ftaat te zitten, dan wordt wel het bloed fefpaard , mnar de Natie fterft eenigermaate. Het is niet meer dan een'lyk, alle welks deelen ter verrottinge overgaan, vaneen fcheiden en in een hoop wormen verwandelen , die zelve, naa •alles doorknaagd te hebben , verrotten. Midlerwyl zweeven de nabuurige Natiën in 't ronde, gelyk men de verflindende dieren in de velden ziet zwerven. Zonder moeite verzekeren zy zich van een weereloos land. Dan gaan de volken over tot eenen ftaat, erger dan toen zy de barbaarsheid verlieten. De wetten des veroveraars worftelen tegen die van het veroverde volk ; de gebruiken des eenen tegen die des anderen; de eene Godsdienst tegen den anderen; zyne taal wórdt met een vreemden tongval vermengd. Het is èen bajert, welks einde bezwaarlyk kan voorfpeld worden; een bajert, welke niet ontwikkeld wordt dan naa het verloop van verfcheiden eeuwen, en waarvan fpooren overblyven, welke de gelukkigfte voorvallen nimmer geheel kunnen uicwisfeheo. UIT-  ÜEk BEIDE INDIEN. 7? UITBREIDING eti VERBETERING. Deel I. Aankan ■••ze', bladz. & 3 •, --jjz »-f gj 12, agttr het woord: aangelegenheids, ut ■.bladz. 45, reg. 5. Nog enger zyn zy bepaald geworden , zints men te Goa eene uitfluitende Maatfchappy, om op China en Mozambique te handelen , heeft opgerecht. Tegenwoordig zendt Macao na fimor, Siara en Cochincbina,, etlyke kleine fchepen van geringe waarde. Vyf of 'zes zendt het na Goa, belaaden met de goederen te Canton afgekeurd, en die, voor het meerendeel , aan Chineefche kooplieden toebehooren. De laatstgenoemde fchepen laaden voor de terug reizen fandelhoud, In•difche faffraan, gember, peeper, lywaaten, nevens alle andere goederen, welke Goa heeft kunnen magtig worden op de kust van Malabar , of in Suratte, en van daar haaien met zyn fchip van zestig Hukken gefchut , met zyne twee fregatten , en met zyne zes floepen ten oorloge uitgerust. • Het gevolg deezer werkeloosheid is, dat de volkplanting jaarlyks aan Europa- niet meerder bezorge dan drie of vier fcheepslaadingen, welker waarde niet meer beloopt dan drie millioenen honderdvyfenzeventigduizend livres, zelf zedert het jaar 1752, toen deeze koophandel ontflagen wierdt van het juk eener Monopolie, indien men daarvan uitzondere de fuiker, fnuiffabak, peeper, falpeter, paerlen , fandel • en arendshout, waarvan de Kroon dén uicfluitenden in • en - - ver-  ft GESCHIEDENIS verkoop aan zich heeft behouden. De vaartuigen, welke deeze goederen overbragten, zeilden op Brazil of na Afrika , en verkogten aldaar een gedeelte van dezelve; doch zedert eenigen tyd zyn ze verpligt, regelrecht na 't Moederland te ftevenen. Zodanig is de ftaat van vernederinge, tot welken in Indië zyn vervallen die ftoute zeelieden, welke het eerst ontdekt, die onverzaagde krygslieden, welke het onder 't juk gebragt hebben. Het tooneel van hunne glorie en rykdom is het tooneel van hunnen ondergang en fchande geworden. Voormaals een Onderkoning, en zedert het jaar 1734 een Gouverneur-Generaal , overheerfchende en wreedaartig; eene oproerige en ongetuchtigde Landmagt, zamengefteld uit zesduizend tweehonderdzesenzeventigfoldaaten,deels zwarten, deels blanken ; Wethouders , die hunnen eed en trouwe openlyk te koop veilen ; een fchraapziek en onregtvaardig landbeftuur: kunnen alle deeze werktuigen van onderdrukkinge, welke het deugdzaamfte volk zouden vernietigen, eene luie, vernederde en bedorvene Natie hervormen ? Laat het Hof van Lisfabon eindelyk de oogen openen; en wel haast zal een vlag, zints lange vergeeten, van nieuws eenig aanzien hebben. Onder de groote handeldry vende Mogendheden zal hy wel geen luisterryke vertooning maaken; doch, zonder veel omflags, zal hy zyn land kunnen verryken. Het voorbeeld der Hollanderen, wier onderneemingen wy nu zullen befchouwen , zal ons leeren, wat een klein volk vermoge, Wanneer geduld , overleg en fpaarzaamheid deszelfs ontwerpen beftuuren. I N-  der BEIDE INDIEN. 7g invulling. Deel I. bladz. 183. reg. ir, agter het woord: Oorlog. Hoe groot moest de verbaasdheid zyn der Indiaanen, getuigen van deeze gewigtige gevegten! Hoe moest hun het hart van vreugde hup. pelen, ziende hunne dwingelanden tot hun we« derzydsch verderf tegen elkander woeden ! Met welke verrukkingen moesten zy de voorzienigheid looven, de wraakneemfter van de onheilen, hun aangedaan! Hoe hoog moest wel hunne hoop klimmen, dewyl overal daar bloed ftroomde, dit het bloed eens onderdrukkers of vyands was ? invulling. Deel I. Aanhangzel, bladz. 45, vóór reg. 9. In den jaare 1600 hadt dat Rvk tot eene fchuilplaats gediend voor eenige Hollanders, welke op het Eiland Bango fchipbreuk hasden geleeden; doch niet vroeger dan in den jaare iöoa landden aldaar fchepen der Maatfchappy. verbetering. Deel 1. bladz. 193, van reg. 2 van onder, tot bladz. 195, reg. 4. Europifche lakens, zyde ftoffen, gebloemde Jywaaten, verfhout, eenige fpeceryen, voornaamiyu peeper en kruidnagels, dseze zyn de koop. man-  0 G I S C H I E D E N ,1 9 manfehappen, welke na Japan Verzonden werden. Zeer aanmerkelyk waren de thuislaadingeri ten tyde van eene onbeperkte vryheid. Naadat 3er bepaalingen gemaakt waren, wierden jaarlyks van Batavia niet meer dan drie fchepen afgevaardigd, die Wel haast op twee moésten verminderd worden. Zints twaalf jaaren zendt men beurtelings eene of twee kleine laadingen : 't zy dat de kooper deeze vermindering verZogt hebbe, 't zy de geringheid der voordeelen den verkooper daar toe hebbe doen befluiten. Volgens de .wetten, mogten alle de goederen zamen genomen niet meer opbrengen dan i. too. coo Livres; doch, fchoon naastdenkelyk dit bevel niét naar de .letter is uitgevoerd, zeker is het-dat dë winst niet meer bedraagt dan 50. 000 Livresi Aanmerkelyker zou dezelve weezen , indien de Hollanders niet onder de verpiigting gebragt waren, om alle jaaren na de Hoofdftad te zenden, een Gezant met gefchenken belaaden. De betaaling gefchiedt met het beste koper , dat 'er bekend is, en 't welk in Bengale, op de kust van Koromandel en op Suratte wordt gefleeten; *öokxgefchiedt de betaaling met kamfer, welke, naadat zy te Amfterdam gezuiverd is, door geheel Europa wordt verzonden. De bedienden der Maatfchappy zyn gelukkiger dan het Genootfchap, welk zy dienen. Iri gevolge eener herbergzaamheid , aan Japan byZonder eigen, worden, by hunne aankomst, hun vrouwen toegevoegd, welke zy tot op hun vertrek kunnen behouden. Deeze meisjes zyn niet alleen de werktuigen van hunne vermaaken, maar ook van hun geluk. Door middel van deeze brett»  de'r BEIDE INDIEN. Ü brengen zy in het land de fchelpad, waarvan de Japanneezen hunne meest geliefde kleinoodjen maaken, als mede de Sumatrafche kamfer, die, volmaakt genoeg zynde om de werking van het vuur niet te behoeven, de altaaren waardig wordt gerekend. In betaaling ontvangen zy zeer zuiver goud, 't welk, zo wel als de koopmanfchappen, door de handen hunner Matresfen gaat, wier kunde en eerlykheid, in de dubbele onderhandeling, even zeer erkend wordt* verbetering. Deel 1. bladz. 106, reg. 13 van onder. , Voor 1627 lees 1621. Op bladz. 197. rég. 10, voor tweeëndertigduizend tweehonderd eri vyftig guldens, lees 70. 950 Livres; kort daarnaa, in plaats van omtrent zes duizend guldens, 13. 200 Livres; en onder aan de zelfde bladzy. de, 154. 000 Livres. uitbreiding en verbetering. Deel I. bladz. 198, de zinfnede, beginnende op reg. 3. tot reg. 24. De boom, aan welken de kruidnagel groeit, heeft de gedaante van een Berkenboom, met een dunnen en gladden fchors. De ftam, uit een zeer hard hout beftaande, fchiet niet zeer hoog op en verdeelt zich in veele hoofdtakken, wier kleine fcheutjes, in Lentemaand, met bladeren en bloeV men  «2 GESCHIEDENIS men bedekt worden. De bladeren ftaan altoos tegen elkander over, zyn fcherppuntig, effen, in gedaante en zeifftand'igbeid bykans gelyk aan die van den Laurierboom. De bloemen "hebben een langwerpige kelk, die in vier tanden eindigende , eene groote menigte ftuifrneel draagt. De ftamper, onder in de kelk heflooten, wordt nevens dezelve eene eigedaantige vrugt van een enkelen noot , onder den naam van de baarmoeder van den kruidnagel bekend. Deeze kelk vóór de bevrugting van den ftamper geplukt zynde, is de eigenlyk zo genoemde kruidnagel, welks inzameling het voorname doelwit van het planten des Nagelbooms is. Deeze inzameling begint in Wynmaand en eindigt in Sprokkelmaand. Wanneer de kruidnagels een rosagtige koleur aangenomen , en eene zekere vastigheid hebben verkreegen, floot men ze met lange rietftokken af, of door de takken van den boom fterk te fchudden; men ontvangt ze op groote zeilkleeden, of op eenen welgereinigden grond. Vervolgens worden ze eenige dagen in den rook gelegd op horden met groote blad eren bedekt. Deeze bcrooking , in wier plaats men mogelyk de ftooving zou moeten ftellen , wordt gevolgd van de cirooging in de Zón, welke volkomen wordt geoordeeld , wanneer men met een nagel een gedeelte van het bekieedzel des kruidnagels oplatende , in het binnenfte gedeelte eene fchoone roode koleur ontdekt. De Nagelboom bemint een vetten vrugtbaaren grond. Dcszelfs groei wordt bevorderd , door hem eene groote ruimte te geeven, en het onkruid  der BEIDE INDIEN. 83 kruid en de flanken in zynen omtrek zorgvuldig uit te rooien; dit heeft zommige reizigers doen zeggen dat hy alle de voedende zappen uit den grond trekt, op welken hy groeit. Indien men hem aan zien zeiven overliet, zou hy zeer hoog bpichieten; maar om het gemak der inoogftinse! kiest men een laager ftam, die reeds van den grond af takken fchiet. invulling. Deel I. bladz. 204, reg. 9, agter *i woord: Celebes. De aardbeevingen, in deeze oorden zeer memgvuldig en verfchrikkelyk, maaken den fcheebvaart gevaarlyk. Alle jaaren doen zy zandbanken in deeze zeeën verdwynen, en wederom andere ten voorfchyn koomen. Deeze omwentelingen, wier getal en uitwerkingen door de fhat xunde nog vergroot worden, moeten den uitlandfchen zeeman van daar/houden, wien het aan de noodige hulpmiddelen ontbreekt. : D}\ eerfte middel van een uitfiuitenden koon. handel wordt door een ander, misfchien no* kragtdaadiger, verfterkt. Geduurende een groot gedeelte van het jaar, kunnen de fchepen, door tegenftrydige winden en ftroomen gefchokt, de Molukfche Eilanden niet aandoen, riet ejin&iv jaargety, welk op dit onftuimig weder volgt moet dan worden afgewagt. Maar dan bevlyti' gen zich kundige en waakzaame kustbewaarders van deezen thans vreedzaamen Oceaan, om van daar te houden of weg te neemen alle de vaar. * 2 tui- .  *'4 GESCHIEDENIS tuigen, welke de zucht na winst derwaarts mogt lokken. Het zyn deeze ftille jaargetyden, van welke dö Landvoogden van .Amboina en Banda zich bedienen om de Eilanden te doorkruisfen, op welke de Maatfchappy, al zints de eerfte opkomst haarer magt, de Speceryen zorgvuldig heeft doen uitrooien. Hun haatlyk ftaatsbewind is , te worftelen tegen de milddaadigheid der natuure, en overal, daar de boomen uitfchieten, dezelve af te houwen, Jaar op jaar zyn ze verpligt deezen togt te hervatten, omdat de aarde, oproerig tegen dé handen, welke haar verwoesten, zich tegen de boosheid der menfchen fchynt te verharden ; en de Muskaat en Kruidnagel, weder uitloopende onder het yzer, welk ze verdelgt, eene wreede fchraapzucht misleiden, die eene vyandiri is van alles, 't welk niet voor haar alleen groeit. Deeze verfoeielyke togten worden begonnen en beflooten met feesthoudingen , het verhaal van Welke de minst gevoelige ziel zou doen beeyen, indien wy niet onze pen weigerden om dezelve te herhaalen. Het oogmerk van alle burgerlyke en godsdien» ftige feesten, zedert derzelver eerften oorfprong tot op deezen dag , onder de hutten van den Wilde en in de bêfchaafde fteden, is, om eenig voordeelig tydftip, eenige gelukkige gebeurtenis te herdenken. Elk hunner heeft zyne geaartheid. De Priester doet de lucht weergalmen van het luiden zyner kinkken; hy opent de deuren van zynen tempel; hy roept de burgers tot den voet des altaars; hy kleedt zich in zyne kostbaarfte fieraaden; hy verheft zyne handen na den hemel; hy  der BEIDE INDIEN. $5 hy fmeekt om deszelfs weldaadigheid in het toekóomende, en betuigt, door welluidende gezangen, zyne dankbaarheid voor het voorleedene. By het uitgaan der kerke , neemt het burgerlyk feest eenen aanvang, en de blydfchap vertoont zich onder eene andere gedaante. De regtbanken zyn geflooten. Het geraas, 't welk in de werkplaatzen heeft opgehouden , wordt nu gehoord langs dc ftraaten en op de openbaare plaatzen. Speeltuigen nodigen tot dansfen, alwaar de beide fexen en lieden van verfchillenden ouderdom zich ondereen vermengen. De vaders en moeders laaten iets vallen van hunne ftrengbeid. De wyn ftroomt langs- de ftraaten. Kunstverlichtingen vergoeden de afweezigheid der zonne, en geeven aan het vermaak 't geen het licht des dags aan de vryheid ontnam. Met welk een ongeduld worden niet deeze plegtigheden verwagt ? Men geniet ze reeds by voorraad. Langen tyd naadat men ze genooten heeft, zyn ze nog de ftoffe van het algemeen gefprek. Aldus doet men het volk zyne dagelykfche moeite vergeeten, indien het ongelukkig zy; dus verdubbelt men deszelfs liefde voor de veroorzaakers van zyn heil, indien het voorfpoedig zy; dus voedt men in de zielen een vonkje van geestdrift, door het herdenken of van de goede Vorften, welke in de yerloopene tyden geregeerd hebben, of van da eerlyke en wakkere voorouderen, van welke men is voortfefprooten 't Schynt dat op de Molukfche Eilanden het oog' merk der feesten, door de Hollanders ingefteld, js, de naagedagtenis der fnoodbeden, welke zy gepleegd hebben, te vereeuwigen, en het gevoejeji van wraaklust aldaar m den grond der harten F 3 te  86" GESCHIEDENIS te voeden. Onder de heerfchappy der Duivelen alleen moeten de feesten treurig' zyn; maar, zq groot is des menfchen afkeer ^van den arbeid, dat, het zy ze vrolyk of treurig zyn, het volk op feesten gefield is. invulling. Deel I. bladz, 206, reg. 5, agter 't woord: beginzels. Zie daar zekerlyk (haven, zeer befchaafd omtrent het gewigtigfte gedeelte des menschlyken leevens. Waar is het befchaafde volk van Europa, 't welk de zorge der opvocdinge zo verre heeft uitgeftrekt?1 Wie onzer heeft nog den inval gekreegen om zyn naageflagt te beveiligen voor de vaderlyke of moederlyke misleiding ? De behoedmiddelen. in Celebes gebruikt, nuttig in alle Handen , zouden bovenal noodzaaklyk °zyn ten opzigte van de kinderen der Koningen. Het zedenbederf ontvliedt alles wat hen omringt. Het tast hun hart en hun ver/tand door alle zintuigen tevens aan Hoe zouden zy gevoelig zyn voor de behoefte, welke zy net kennen en niet ondervinden? hoe vrienden der waarheid, daar hunne ooren nimmer getroffen worden dan door de klanken der vleicrye ? hoe bewonde • raars der deugd, daar zy zyn opgekweekt in 't midden van onwaardige flaaven, allen onledig om hunnen fmaak en hunne neigingen te flreelen? hoe rydzaam in den tegenfpoed, die hen niet altoos eerbiedigt? hoe ftandvastig in de gevaaren, aan welke zy zomtyds zyn bloot gefield, wan- neer  der EEI DE INDIEN. 87 neer zy door de weeklykheid verzwakt zyn, en geftadig onderhouden worden over de aangelegenheid van hun beftaan ? Hoe zouden zy de dienften, hun beweezen , op prys fchatten, hoe de waarde kennen van het bloed, 'c welk vergootcn wordt voor de behoudenis hunner hcerfchappyen en voorden luister hunner regeeringe, daar zy doordrongen zyn van het heilloos vooroordeel, dat alles hun toebehoort, en dat het eene te groote eere is voor hun te fterven ? Vreemdelingen zynde van alle begrippen van regtvaardigheid, hoe zouden zy niet een geesfel worden van het gedeelte des menschlyken geflagts, welks geluk hun is aanbevolen ? Gelukkiglyk worden hunne averechtfche onderwyzers vroeg of laat geftraft, door de ondankbaarheid of de verragting hunner kweekelingèn Gelukkiglyk worden deeze kweekeüngen, elendis m den fchoot der grootheid, hun geheele leeven iang gefolterd , door eene diepgewortelde verveeling , welke zy uit hun paleis niet kunnen verbannen. Gelukkiglyk onderligt het fomber ftilzwygen hunner onderdaanen hen, van tyd tot •tyd, van den haat, welke hun wordt töegedraagen. Gelukkiglyk zyn ze te laaghartig om dien te verfmaaden. Gelukkiglyk overvallen hen de godsdienftige begrippen, in hun gemoed gezaaid, cn bedwingelanden hen. Gelukkiglyk, ciudelyk, naa een leeven te hebben doorgebragt, 't welk geen fterveling, den geringften hunner onderdaanen niet uitgezonderd, indien hy alle deszelfs elenden kende, niet zou willen leiden, vinden zy de an<*ften, de verfchrikkingen en de wanhoop op de Iponde van hun doodbed zitten. F 4 v e r-  SS GESCHIEDENIS VERBETERING. Deel I. bladz. 210, reg. 9. Voor veertigduizend guldens lees 88. 000 Livres ; en reg. 15, voor vijfenzeventigduizend guldens, 165. 000 Livres. UITBREIDING en VERBETERING. Deel 1. bladz 211, van regel 14 van onder tot bladz. 213, reg. 5. tot de woorden: Uit dit geld. Goederen, op welke zy naauwlyks de onkosten van haare Bezittinge wint , fchoon deeze jaar'-' lyks niet meer dan 33. 000 Livres bedraagen. Haare voordeelen ontilaan uit den winst, welken men doen kan met een kléin getal Diamanten, welke hier en daar in de rivieren worden ge-' vonden, en met zeshonderdduizend ponden peeper, welke zy tegen 34 Livres het honderd koopt. Voor hunnen byzonöeren handel kunnen de bedienden der Maatfchappye van Borneo niets anders bekoomen dan eene vfy groote menigte dier fraaie Jonken, wier gebruik in onze gewesten meer en meer algemeen begint te worden. Meer voordeels trekt men van Sumatra. Van het Noorden na het Zuiden haalt dit Eiland elf graaden in de lengte. De Evenaar, welke het fchuins doorfnydt, verdeelt het in twee bykans even groote deelen. De hitte wordt 'er gemaatigd door land-en zeewinden, welke elkander geregeld opvolgen, en 'door overvloedige • re«  der BEIDE INDIEN. regens, welke menigvuldig vallen in een gewest met bosfchen bedekt, en daar het duizendfte gedeelte van den grond nog niet ontgind is. Grootlyks zyn, op deeze ruime vlakte, de brandende Ipergen vermenigvuldigd ; en dit is mogelyk de oorzaak dat d-? aardbeevingen meer veelvuldig dan vernielende zyn. Het Zuidlyk gedeelte van het Eiland wordt van de Maleiers bewoond, wier voorouders flegts zes mylen vérre over zee behoefden te fteeken om van Vaderland te veranderen. Het tydftip hunner aankomfte is onbekend; én even onzeker zyn de hinderpaalen, welke zy moesten overmeesteren, om hunne Bezitting te vestigen. De Leenregeering, onder welke zy gebooren waren ,' wierdt door hen ingefteld. ieder Kapitein ma: tigde zich een ft.uk lands aan , voor 't welk hy aan een meer gezaghebbend opperhoofd moest hulde doen. Deeze ondergefchiktheid is allengskens verminderd; doch 'er zyn nog eenige fpoo' ren van overgebleeven. De Godsdienst deezes volks is het Mahomethaandom, met veele andere verdichtzels doormengd. Hunne begrippen wegens den oorfprong van 't Heelal zyn inzonderheid zëer vreemd. Zy geiooven dat de aarde , volmaakt onbeweegbaar ftaande, gedraagen wordt van een Os, de Os van een fteen, de fteen van een visch, de visch van het water, het water van de lucht, de lucht van de duifternis,, en duifternis van het licht. Hier eindigt hun waererdftelzel; het zinnebeeld, 't welk veelligt deeze ongerymdheden bevatte, is geheel verlooren. Weinige burgerlyke wetten hebben de Maleiers. F 5 Nog  co GESCHIEDENIS Nog korter is hun lyfftraffelyk wetboek. Geldboeten, welke verdeeld worden tusfchen den beleedigden of deszelfs erfgenaamen en tusfchen de Overheid, zyn de eenige ftrafFe van doodflag en andere misdaaden. Indien* het feit niet kan beweezen worden, neemt men de toevlugt tot die buitenfpoorige proeven , welke zo lang Europa tot fchande dienden. Eene der byzonderheden van hunne zeden is? dat zy elkander nimmer koomen bezoeken, zonder gefchenken mede te brengen. Deeze beftaan meesta' uit vogelen , citroenen of kookosnooren. Niets zou voor onbefchaafder gehouden worden, dan ze van de.hand te wyzen; doch van deeze onbefchaafdheid ontmoet men geen voorbeeld. Dewyl deeze luiden weinige kunstbehoeften hebben, en de Natuur hunne weeZèflWke noodwendigheden ligtelyk vervult, arbeiden zy zelden , en altoos met den uiterften weerzin. Zy woonen in hutten, op ftaaken van acht voeten hoog gebouwd, van bambus gemaakt en met palmboombladeren gedekt. Hunne huisgeraaden beftaan uit eenige aarden potten. Een ftuk lywaat, in de gedaante van een gordel om den middel geflagen, is het gewoon fieraad der beide fexen. Een andere Natie ontmoet men ten NoordWesten, onder den naam van Batta bekend. Onder haar heerscht de gewoonte om de misdaadigers op te eeten, die van verraad of overfpel oveituigd zyn. De hoop, om eenen afkeer in te boezemen van deeze euveldaaden. welke alge*-  per BEIDE INDIEN. ai gemeen'waren geworden, heeft, zegt men - de aanleiding gegeeven tot deeze barbaarfche ' gewoon te. Ten Noorden, en ten Noorden alleen, vindt men de Benjoin , die voornaamlyk in Perfie wordt gefleetcn. Hier groeit ook de kostbaare Kamfer, welker gebruik tot de Chineezen, en voornaamlyk de Japanneezen, is bepaald. ' De Kamfer is eene olie of vlugge en doordringende harst, bekwaam om de gezwellen te verdryven, en den voortgang der ontfteekinge te beletten; doch bovenal is zy bekend door het gebruik, welk in de kunstvuurwerken daarvan wordt gemaakt. De boom, welke de Kamfer uitlevert, is eene foort van Laurierboom, in Japan, en in zomnige, oorden van China, zeer algemeen. De ftam fchiet zo hoog op als die van den Eikenboom. De bladeren, beurtelings aan de takken geplaatst, zyn klein, glad, eirond van gedaante, fcherp toeloopende, en geeven, gewreeven zynde, een kamferagtige reuk van zich. Hy draagt witte bloemen. Ryp wordende ontftaat in 't midden een zwartagtiga knobbel, van de grootte van een peer, en met olieagtig vogt vervuld. Alle de deelen van den boom bevatten Kamfer; maar het meerengedeelte wordt uit den ftam, en voornaamlyk uit de wortels getrokken, Ten deezen einde worden zy in reepjes gefneeden, en met water in een yzeren pot met een dekzel gelegd. De hitte van het vuur, onder de ketel brandende, doet de Kamfer om hoog klimmen, die zich voorts aan het dekzel zet. Zorgvuldig wordt zy verzameld, en vervolgens na Holland gezonden,alwaar zy,eer men  GESCHIEDENIS men ze te koop veilt, door eene nieuwe over» haaling gezuiverd wordt. De Kamfer van Sumatra is verre weg de beste. Zo wel is dit bekend, dat de Japanneezen, en zelf de Chineezen, voor een pond Sumatrafche, verfcheiden ponden van hunne eigen Kamfer geeven. De boom , welke dezelve voortbrengt, is by de Kruidkundigen nog niet volkomen bekend. Alleen weet 'men dat hy niet zo hoog opfchiet als de eerstgemelde; de vrugt is grooter, de bladeren dikker en minder riekende, gelyk ook het bout. Om de kamfer daaruit te trekken, bedient men.zich niet van vuur; maar, naadat m'en den ftam gekloofd heeft, fcheidt meri deeze zelfftandigheid daarvan af, volkomen gevormd en tusfchen de vezels van het hout verborgen , nu eens als een fyn ftof, dan wederom in de gedaante van ftaafjes of korrels, welke meer gevuld zyn, naar gelange van hunne grootte' en zuiverheid. Ieder boom geeft ongeveer drie ponden ligte, wryfbaare, zeer ontbindbaare kamfer, die in de lucht vervliegt , doch veel' langzaamer dan de Japanfche. De gemeene kamfer wordt niet inwendig gebruikt, dewyl zy braakingen veroorzaakt en na 't hoofd ftygt. Geheel anders is het met de Sumatrafche kamfer , die dé maag verfterkt, de verftoppingen verdryft, en de werking van andere geneesmiddelen, met welke zy vermengd wordt, vermeerdert. Beiden fchynen het voortbrengzel te zyn van een zelfden boom, waarfchynlyk een Laurierboom. 'Er is grond om dit te gelooven,' omdat de echte Kaneelboom van Ccilon, de onechte Kaneelboom van MaJabar en an-  der BEIDE INDIËR 93 "andere foorten van het zelfde geflagt, by overhaaling,, eene echce kamfer geeven , doch meerder in foort en hoeveelheid. De landeryen in 't Noord-Oosten leggen bykans altoos overftroomd. Van hierdat men 'er bykans geene inwooners vindt. De weinige menfchen, welke men 'er nog aantreft, zyn Zeeroovers. In den jaare 1.760 wierden ze bykans allen verdelgd; doch uit hunne asch zyn , om zo te fpreeken , nieuwe roovers voortgekoomen, welke de Straat van Malakka en andere min vermaarde vaarwaters van nieuws hebben begonnen te ontrusten. De bergen binnen in 't land zyn met goud gevuld. Derzelver oppervlakte wordt in het drooge Jaargety omgefpit. De regens, welke van Slagtmaand tot Lentemaand duuren, en onder de gedaante van fiagregens vallen, maaken van dé aarde het goud los,'t welk tot baarmoeder een zeer witte Ertz heeft, en doen het vervolgens in kleine flootjes affpoelen, met voordagt gegraaven om het goud te ontvangen, en wel, in groote menigte, opdat het geen niet in de eerfte holligheid valt, door de volgende moge opgevangen worden. Wanneer de lucht is opgeklaard, gaat ieder eigenaar met zyne flaaven zyne rykdommen vergaderen , welke meer of min aanmerkelyk zyn, naar gelange hem het lot gunftig is geweest. Hy verruilt dezelve tegen lywaaten of andere goederen , welke de Engelfchen en Hollanders hem leveren. Laatstgenoemden hebben getragt de Mynen op Sumatra te ontginnen, naar de regels in de oude dn nieuwe waereld in algemeen gebruik, 't Zy uiE  9+ GESCHIEDENIS uit onkunde, 't zy door trouwloosheid, of oni eenige andere oorzaak, de beide proefnemingen zyn niet gelukt; en naa te groote kosten gedaan te hebben, heeft de Maatfchappy einielyk gezien j dat het haar niet voegde, een zo ohzekeren weg des geluks te volgen. Vóór de komst der Èuropeaanen in Indic, was de weinige koophandel, dien Sumatra dreef, geheel aan de haven van Achem bepaald. Hier Sogten de Arabiers en andere zeelieden het goud, de Kamfer, de Benjoin,de vogelnesten, de peeper, in één woord alles, wat de Eilanders hadden te verkoopen. De Portugeezen en de Natiën, welke zich op hunne puinhoopen verheften , bezogten insgelyks deeze markt, wanneer omwentelingen, te veelvuldig in deeze gewesten, dezelve vernietigden. Omtrent deezen tyd wierden de Hollanders té raade, zes Komptoiren op te richten in andere oorden des Eilands, welke meer rust genooten. De voordeden, welke men in den beginne van deeze kleine Bezittingen kon trekken, zyn door den tyd bykans geheel verdweenen. De voordeeligfte vastigheid is die van Palimban, ten Oosten gelegen. Voor 66. ooo Livres onderhoudt aldaar de Maatfchappy een Fort eri •eene bezetting Van tachtig man. Men levert haar alle jaaren twee millioenen ponden peeper, tegen 23 Livres en 2 ftuivers het honderd , en anderhalf millioen ponden tin, tegen 61 Livres en 12 ftuivers het honderd. Deeze laatfte waar koomt geheel van 't Eiland Banka , 't welk flegts anderhalve myl van de vaste kust ligt, en zynen' naam geeft aan de vermaarde Straat, door welke' door-  X5ÊR BEIDE INDIEN. 9J doorgaans de fchepen vaaren, welke uit Europa regelrecht na China ftevenen. Hoewel de Hollanders weinig betaalen voor dé goederen, welke zy van Palimban haaien, is, nogthans, deeze prys vcordeelig voorden Vorst des gewests, welke zyne onderdaanen noodzaakt om ze hem voor nog Jaager prys te leveren. Deeze kleine dwingeland krygt van Batavia een gedeelte van de lyfsbehoeften en klederen voor zyne ftaaten; en nogthans is men verpligt om met hem in piasters te handelen. INVULLING. fc Deel I. bladz. 231, regel 8 van onder s agter het woord: verdeedigen. Naauwlyks waren de Hollanders in Indië' veffcheenen, of zy verlangden Komptoiren te hebben op de kusten van Koromandel en Orixa Met toeftemming van de Vorften des lands, richtten zy ze op verfchillende tyden op, aan de Vischkust, te Nagapatnam, te Sadraspatcam, te Paliacate, te Bimilipatnam. Jaarlyks haaien zy van deeze onderfcheidene Bezittingen , voor de markten van Afie en Europa, vier of vyfduizend baaien lywaaten, welke gevoerd worden na Nagapatnam, de hoofdplaats van alle deeze kogien Geheel open lag deeze ftapelplaats, wanneer, in den jaare 1690, aldaar eene regelmaatiVe, maar met zeer groote fterkte wierdt aangelegd. De huizen, welke men verlof gaf in den omtrek te bouwen, door den tyd de vestingwerken nutteloos gemaakt hebbende, nam men, in den jaare  GESCHIEDENIS' 1742, het befiuit om ze met muuren te omringen. Het grondgebied, in 't eerst zeer eng ber perkt, breide zich allengskens uit tot tien of twaalf dorpen , die met handwerken vervuld wierden. INVULLING. Deel I. Aanhangzel, bladz. 52, reg, 18 van onder, agter het woord: veroorzaakt. ( Zy zyn, even gelyk alle herderlyke volken, vol van goedwilligheid • en bezitten iets van de morsfigheid en plompheid der dieren, welke zy geleiden., Zy hebben eene Orde inge.fteld, met welke die geenen begiftigd worden, welke eenige verfcheurende dieren gedood hebben. Geen anderen oorfprong hadt de vergooding van HERKULES. Bezwaarlyk zou de taal deezer Wilden met onze letters kunnen gefchreeven worden. Het is een foort van wildzang , bellaande uit fluitingen en vreemde klanken, die bykans geene gemeenfchap met de onze hebben. Het verdichtzel, 't welk aan de vrouwen deezer Natie eene foort van vleeschagtig voorfchoot gaf, uit het midden van de buik voortkoomende, en tot aan de natuurlyke deelen nederhangende, heeft einde'yk zyn gezag verboren. Men heeft beweezen dat deeze vrouwen na genoeg gefatfoeneerd zyn gelyk veele andere in de heete luchtftreeken, alwaar de uitwendige werktuigen des wellusts, zo wel de bovenfte als de omringen*  der BEIDE INDIEN. 97 gende, grooter ruimte en uitgebreidheid beflaan3 dan in de gemaatigde gewesten. Maar zeer zeker is het dat de Hottentotteri niet meer dan één Zaadbal hebben. Dit heeft men meermaalen opgemerkt. De zelfde inzigten van nuttigheid, de tegenwoordigheid van de zelfde gevaaren, geeven de zelfde middelen aan de hand, zo wel in het diepfte der bosfchen, als ïn de zamenleeving.'Ik weet niet of deeze aanmerking zelf niet op de dieren moet worden toegepast. De vogelen hebben een wildzang hun eigen. Een ander gezang heffen zy aan , wanneer zy voor de veiligheid hunner jongen, of voor hunne eigen Veiligheid moeten waaken. Zyn deeze voorbygaande tekens, even gelyk de behoefte, het werk van overleg, of niet? Dit is iets, 't welk wy niet weeten. Zeker is het, egter, dat zy in hun zo wel als in ons de uitwerkzels zyn van belang, vreeze, gramfchap, en dat zy, doör de gewoonte, aanduidende tekens zyn geworden. Dus hebben, inde Staatsomwentelingen* de oproerigen eenige zeinen,door behulp van welke zy, te midden van de opfchuddinge en verwarringe, elkander herkennen: het is een kruis, een vederbos, een fjerp , een lint; het is een gefchreeüw, een woord; het is het geklank van een fpeeltuig, 't welk die geenen wekt, tot welke het gerigt wordt: terwyl het de zulken in de bedwelming van den flaap of der gerustheid laat leggen, welke daarvan niet den fleutel hebben. Zodanig was, naar alle waarfchynlykheid, de eerfte oorfprong van het meerendeel dier zonderlinge gebruiken, welke wy onder de wilden, en G zelf  9* GESCHIEDENIS zelf in de befchaafde Maatfchappyen , aantreffen. Het waren kenmerkende trekken van de horde, tot welke zy behoorden, tekens, aan welke zy elkander herkenden Van hier, misfchien , de ingevallen neuzen, de platte of langwerpige hoofden , de hangende of doorboorde ooren , de afbeeldingen of brandmerken in het vel, het lange of korte hoofdfiafr, de verminking van zekere ledemaaten. Gelyk de Jooden, door de wegneeming van den voorhuid, elkander herkenden, dus was het ook onder de Hottentotten door de uitfnyding van een Zaadbal. En waarom zouden deeze onderfcheidingen niet gediend hebben, om het gevoelen van haat, vriendfchap of gelykheid van eerdienst over te leveren; om het geheugen eener weldaad of verongelykinge te vereeuwigen 4 en om aan de eene klasfe van menfchen de wraakoeffening of de dankerkentenis omtrent eene andere klasfe aan te beveelen? Hoe de leevenswyze der menfchen zwervender zy, hoe deeze herkenningen meer nuttigheids hebben. Twee perfoonen, die in hun vaderland geenerhande gemeen fchap met elkander gehad hebben, ontmoeten elkander in een vreemd gewest. Terflond herkennen zy zich; zy naderen elkander met vertrouwen; zy omhelzen elkander; zy deelen over en weder hunne fmarten , hunne vermaaken en behoeften; zy koomen elkander te hulpe. De Wetgeevers, begeerig om de volken, welke zy befchaafd hadden , af te fcheiden van de barbaarfche Natiën, welke hen omringden, en beducht dat zy door den tyd onder den grooten hoop zouden verfmelten , fielden deeze tekens in, onder het gezag der Goden. De wilden  der BEIDE INDIEN. 99 den hebben dezelve zo duurzaam gemaakt als hun mogelyk was, door het aanzien , welk zy daaraan verknogc hebben, en door het geweld, welk zy geftadig der natuure hebben aangedaan. Aldus was het dat de onbefchaafde waereld, geen vast ontwerp van cpvoedinge , gemeenfchsppeiyke zamenleevinge en zedekunde hebbende , dit gebrek vergoed heeft door algemeene gewoonten. Hetnatuuriyk geile! van het klimaat wrogt het overige. De kinders der natuure wierden , zonder Zich daar tegen aan te kanten, onderworpen aan eene vreemde foort van gezag, 't welk hen be. heerscht zonder hen te kwellen. Aldus hebben de Hottentotten de zeden van herders aangenomen. Maar, zult gy my vraagcn, zyn ze gelukkig? En ik zal u op myne beurt vraagen , waar is de man zo ingenomen met de voordeden onzer Maatfchappyen, zo onkundig van onze lmarten, dat hy niet zomwylen in den geest is wedergekeerd in het midden der bosfchen, en die niet ten minfte het geluk , de onfchuld en rust van het Aardsvaderlyke leeven heeft benyd? Maar dit leeven is dat van den Hottentot. Bemint gy de vryheid? hy is vry. Bemint gy de gezondheid? hy kent geene andere ziekte dan den ouderdom. Bemint gy de deugd? hy bezit neigingen, welke hy zonder wroegingen opvolgt, maar hy heeft geene ondeugden. Ik weet wel dat gy met walging u zult afzonderen van den mensch , gebakerd, om zo te fpreeken, in de ingewanden der dieren. Gelooft gy dan dat het zedenbederf, waarin gy gedompeld zyt, uwe haat, uwe trouwloosheden, uwe dubbelheid, niet meer myne RjG % den  ICO GESCHIEDENIS den ergeren, dan de morsfigheid van den Hoftentot myne zintuigen ergert? Met veragting lacht gy met de b3?geloovigheden van den Hottentot. Maar vergiftigen uwe Priesters u niet, van uwe geboorte af, met vooroordeelen, die de ftrafFe van uw leeven zyn,' die de verdeeldheid tusfchen de familiën zaaien, die de landen tegen de landen de wapenen doen opvatten? Honderdmaalen hebben uwe Vaders elkander vermoord om onbegrypelyke vraagftukken. Deeze tyden van dolzinnigheid zullen wedérkee. ren, en gy zult elkander nogmaals vermoorden. Gy draagt moed op uwe kundigheden; maar waartoe dienen ze u? Van wat nut zouden ze voor den Hottentot zyn ? Is het dan van zo veel aangelegenheids, over de deugd te kunnen fpreeken, zonder die te betragten ? Welke verpligting zou een Wilde aan u hebben, indien gy hem kunften leerde , zonder welke hy gelukkig is, handwerken, welke flegts zyne behoeften en zorgen zouden vermeerderen, wetten, van welke hy zich niet meer veiligheids kan belooven, dan gy bezit? Indien gy, aan zyne kusten landende, te raa* de wierdt, hem te gewennen aan eene befchaafde leevenswyze, aan zeden, welke gy boven de zyne waardeert, zoude men het u ten goede houden. Maar gy zyt in zyn gewest aangeland om hem daar van te berooven. Gy zyt zyne hut .niet genaderd, dan met oogmerk om hem daaruit te verjaagen, en om hem, indien dit in uw vermogen zy, te gebruiken in de plaats van het dier, 'c welk onder den zweep des akkerbouwers werkt >  der BEIDE INDIEN. lor werkt, dan om zyne beestagtigheid te voltooien en uwe fchraapzucht te voldoen. Vlagt, ongelukkige Hottentotten , vlugt! verfchuilt u in het diepfte uwer bosfchen. De wilde dieren, die ze bewoonen , zyn minder geducht, dan de wanfchepzels, welken gy zult onderworpen worden. De tyger zal u, misfchien, verfcheuren; maar hy zal u flegts het leeven beneemen. De andere zal u van de.onfchuld en vryheid berooven. Of, indien gy moeds genoeg bezit, neemt uwe bylen , fpant uwe boogen, fchiet op deeze vreemdelingen uwe vergiftigde pylen. Mogt 'er niemand van hun overblyven, om aan hunnen medeburgeren de tyding deezer nederlaage te brengen ! Maar, helaas! gy zyt zonder wantrouwen, en gy kent hen niet. Zy hebben de zagtmoedigheid op hun gelaat gefchilderd. Hun voorkoomen belooft eene gefpraakzaamheid , welke u zal misleiden. En hoe zou die u niet misleiden ? Het is een ftrik , dien zy fpanncn. De waarheid fchynt op hunne lippen te woonen. Wanneer zy u naderen, zullen zy zich buigen. De eene hand zullen zy u op de borst leggen. De andere hand zullen zy ten hemel heffen , of u dezelve met vriendlykheid aanbieden. Hunne houding zal die der weldaadigheid zyn , hun opflag die der menschlievendheid; maar de wreedheid en het verraad woonen in hun hart. Zy zullen uwe hutten verfiooren; zy zullen op uwe kudden aanvallen; zy zullen uwe vrouweu fchoffeeren , en uwe dochters verleiden. Gy zult u naar hunne dwaaze begrippen plooien, of zy zullen zonder mededogen u den dolk door het hart G 3 jaa r  102 GESCHIEDENIS jaagen. Zy gelooven dat alwie niet denkt geïyk zy, niet waardig is te leeven. Haast u dan, verf iiuüt u; en wanneer zy zich op eene fmeekende en trouwlooze wyze zullen buigen , doorftoot hen dan. Het zyn niet de vertoogen van g -regtigheid, welke zy niet hooren, het zyn uwe pylen, welke gy hun moet aanbieden Het wordt tyd? rikreck nadert, Misfchien zal deeze u niet al het kwaai toebrengen , welk ik u aankondig; maar deeze gewaande gemaatigdheid zal van alle zyne opvo'gers niet gevolgd worden. En gy, wreede Europeanen, wordt niet verftoord "over myne aanfpraak. Noch de Hottentot, noch de bewooner der landen, welke gy rog zult verwoesten, zullen die hooren. Indien myne rede u mishaage, het is om dat gy niet menfchlyker zyt dan uwe voorzaaten; het is om dat gy in den haat, welken ik hun heb toegedraagen, den haat ziet, dien ik u toedraage. UITBREIDING en VERBETERING. Deel I. van bladz 238, reg. 5, agter 't woord: vyandlykheden, tot bladz. 243, reg. 7 van onder. De Hollanders, nog onvermogende, bragten de gemoederen tot bedaaren, door veele beloften en eenige gefchenken. Alles wierdt bevredigd, en zy zyn zedert in het vreedzaam bezit hunner overweldiimgen gebleeven. Her is eene bewcezcne waarheid, dat de Maatfchappy, in het tydverloop van twintig jaaren, zesenveertig: millioenen Livres heeft verfpild,om de volkplanting te brengen in den ftaat, in welken  der BEIDE INDIEN. 103 ken zy zich thans bevindt. Het is de fchoonftc Bezitting der geheele waereld , indien men geloof moge flaan aan de berigten der Zeelieden, welke, vermoeid van een langduurigen fcheepstogt, ligt verleid worden door de ger> flykheden, welke zy aldaar ontmoeten. Laaten wy zien, of de reden deeze loffpraaken, door de drift, opgefteld, bekragtige. De Kaap de Goede Hoop, wier omringende vaarwaters zo onftuimjg zyn, legt op den zuidlyken uithoek van Afrika. Zestien mylen van deezen vermaarden bera legt een ichicreiland, ten Noorden door de Tafelbaai, en ten Zuiden door Baai-Faals geformeerd. Jn de eerstgenoemde Baai, welke* van de laatfte deor eene ftreek lands van flegts negen duizend roeden is afge.éheidsn, loopen de meeste fchepen binnen,geduurende het groorfte gedeeUe van het jaar; doch, van den twintigften van Bloeimaand tot den twintigften van Herfstmaand, is de Ree zo gevaarlyk, en men heeft aldaar zo vecle rampen geleeden, dat het aan de Hollandfche fchepen verbooden is, aldaar het anker te laacen vallen. Zy begeeven zich d:m na de andere Baai, alwaar men in dat jaargeiy niets heeft te vrcezen. - Zeer aangenaam zou de iuchtgefteldheid op de Kaap zyn, indien het 'er niet by aanhoudenheid en doorgaans vry fterk waaide. Het ongemak, welk de winden veroorzaaken, worde vergoed door delieflyke gemaatigdheid, welke zy dit klimaat doen genieten, welk, deszelfs breedte in aanmerking genomen zynde., zeer heet zyn moest. De lucht is aldaar zo zuiver, dat zy bykans als een onfeilbaar geneesmiddel wordt a^cmitt tegen de G 4 meeste  ïo4 GESCHIEDENIS meeste ziekten uit Europa aangebragt, en daarenboven voor de Indifche ziekten van geene geringe nuttigheid is. De volkplanters hebben weinig ongemakken. Zeer laat is de Kinderziekte aldaar bekend geworden. Groote verwoestingen heeft deeze befmetting, dooreen Deensch fchip, zegt men, aldaar aangebragt, veroorzaakt. Niet zo groot is de vrugtbaarheid van den grond deezer Bezittinge, als daar vart wordt opgegeeven. By hunne eerfte aankomst vonden de Hollanders niets dan uitgebreide heivelden , eenige heesterplanten , en een foort van haver, welke, gebraaden zyn de, als kastanjen fmaakt, en waaraan men den naam Van Hottentotsclï brood heeft gegeeven. Overal daar het jaarlyksch afvallen deezer planten geen vetten mest hadt nagelaaten, was de grond niets anders dan een dor zand. Tot nog toe heeft men dien niet vrugtbaar kunnen maaken, zelf niet in de nabuurfchap van de hoofdftad , alwaar het niet aan aanmoedigingen heeft gemangeld. Uitgezonderd de weinige vlakten;, werwaarts de wateren de weinige aarde, die de bergen bedekte, gevoerd hebben, is het binnenfte gedeelte des lands niet vrugtbaarder, en het wordt nog minder befproeid dan de kusten, a'waar, egter, nbts zo zeldzaam is dan eene bron of afloopend beekje. Van hier dat hoewel de Volkplanting niet zeer talryk zy, de bewooners verlpreid zyn over eene uirgeftrektheid van honderdenvyftig mylen langs de oevers der Zee, en vyftig mylen landwaarts. De ftad van de Kaap, de eënigfte in de Volkplantin?, beftaat uit duizend huizen , allen van a|een gebouwd, en, om de hevigheid der winden?  der BEIDE INDIEN. io$ den, met ftroo gedekt. De ftraaten zyn breed én fnyden elkander met rechte hoeken. Door de vermaardfte ftraat .loopt een gragt,aan weerskanten met boomen beplant. Nog eene andere gragt ontmoet men in een afgelegener oord; doch het water loopt 'er zo fchuins af, dat dé fluizen bykans elkander raaken. Aan het einde der ftad is de zo vermaarde tuin der Maatfchappye.' Hy is tusfchen de acht en negen honderd Roeden lang, en wordt door een beekje befproeid. Om de planten tegen het geweld der winden te beveiligen, heeft men ieder Vierkant perk met kort gehouwen Eikenboomen omheind , behalven de middellaan , alwaar men ze tot hunne volle hoogte laat opgroeien. Deeze boomen, fchoon niet zeer hoog opgefchooten, maaken eene fraaie vertooning, in, een land, alwaar zeer weinig brandhout is , en werwaarts al het timmerhout heel van Batavia moet gevoerd worden. Peulvrugten beflaan het grootfte gedeelte van den grond. De kleine uitgeftrektheid':, aan de kruidkunde toegewyd , bevat weinig planten. De Diergaarde, aan den tuin gehegt, is insgelyks in verval. Voormaals bevatte zy een grooter getal vogelen en dieren, in onze gewesten onbekend. De wynftokken bedekken inzonderheid de nabuurige vefden der hoofdftad. Op derzelver voortbrengzels , kan men een vry vasten ftaat maaken, in een klimaat, alwaar men hagel noch vorst heeft te vreezen. Het fchynt, dat onder een zo zuiveren hemel, op een zandagtigen grond, alwaar men de liggingen naar jroedvinden kan kiezen, de drank zeer voortreffélyk G 5 zyn  106 GESCHIEDENIS zyn tnoffst. Ondertusfchen, 't zy uit hoofde van een gebrek in het klimaat, of om de onagtzaamheid der planters, is deeze drank in zyne foort zeer middelmaatig , uitgezonderd eenen droogen, zuuragtigen en vry fmaaklyken wyn, oorfpronk3yk van Madera afkomstig, en die van de vermogendfle volkplanters wordt gedronken. De in Europa zo zeer vermaarde drank , onder den naam van Conlhntia-wyn, welke deels wit, deels rood is, wordt op eene uitgeftrektheid van flegts vyf. tien morgen gronds ingezameld; van Perfifche wynftokken is dezelve afkomftig. Om deszelfs hoeveelheid te vermeerderen, wordt hy gemengd met eene vry goede foort van Muskaat-wyn uit de nabuurige oorden. Een gedeelte wordt aan de Maatfchappy geleverd , voor den prys, welken zy zelve heeft bepaald; het overige wordt gefleeten, tegen twaalfhonderd guldens het Oxhoofd, aan elk die zich aanbiedt. Op een grooter afftand van de Kaap, wordt het Koorn geplant. Het is 'er altoos overvloedig en tot een maatigen prys, uit hoofde van de gemaklykheid der landöntginningen , den overvloed van mest, en de bekwaame gelegenheid om de landen te laaten braak leggen. Veertig of vyftig mylen van de haven, neemt de landbouw een einde. Op een grooter afftand zou 't niet mogelyk zyn , de goederen met voordeel te vervoeren. Hier zyn de velden bedekt met talryke kudden, welke, twee. of driemaalen '? jaars, na de hoofdplaats der Volkplantinge geleid! worden. Hier worden zy verruild tegen Europifchc of Indifche goederen, tot vervullinge van. dringende behoeften of tot vermaak dienende.  der BEIDE INDIEN. io;r nende. De vreedzaame bowooners deezer afgelegene oorden hebben weinig kennis van brood , en gebruiken meestal tot fpyze versch of gezouten vleesch, met peulvrugten gemengd, welke op deezen uithoek van Afrika niet minder fmaiklyk zyn dan in onze landen. Onze boomvrugten, welke meestal niet veraart zyn, zyn eene andere toevlugt tot fpyze. Min voordeels trekken zy uit de Afiatifche planten, die 'er kwalyk flaagen, zommige van welke, als de Suiker en de KofFy, aldaar nimmer hebben kunnen genaturalizeerd worden. Toen de Maatfchappy haare Bezitting aan de Kaap oprechte, fchonk zy om niet, aan ieder der eerfte volkplanteren, eene uitgeftrektheid gronds van een myl in het vierkant. Deeze en andere; daarop volgende vergunningen zyn zedert met eene belasting bezwaard, zo dikmaals zy van eigenaar veranderen. Niet het eenige is deeze nieuwigheid, 't welk de Volkplanters ten laste van het Moederland hebben. Zy klaagen over den laagen prys, dien het op de goederen ftelt, welke het ten zynen gebruike noodig heeft. Zy klaagen over de banden, aan welke men 't vertier der voortbrengzelen legt, welke het niet voor zich zelve behoudt. Zy klaagen over de regten, aan verfchillende bedienden vergund, op alles wat in het land verkogt of van daar uitgevoerd wordt. Zy klaagen over het verbod, hun gedaan, om geen vaartuig, hoe klein ook, ter onderlinge gemeenfchaphoudinge, of na de aangrenzende kusten te zenden, om vandaar het hout te haaien, we'k de natuur hun heeft geweigerd. Zy klaagen dat men  ïo8 GESCHIEDENIS men, door niet min menigvuldige dan nuttelooze gebruiklykheden, hen genoodzaakt heeft om tot een buitenfpoorigen intrest geld op te neemen, 't welk meer uitgeftrektheids aan hunne plantaadjen zou geeven. Zy klaagen dat het hun, voor 't meerendeel van de Lutherfche gezinté zynde, niet geoorlofd is, op hunne eigen kosten, de voordeden der openbaare godsdienstoeffeninge te genieten. Nog veele andere klagten hebben zy, allen zwaarwigtig , en de meeste van welke gegrond fchynen. Te meer fpoeds behoorde men te maaken om deeze bezwaarnisfen weg te neemen, naar gelang de volkplanters van meer aangelegenheids zyn. Hunne zeden zyn eenvoudig, zelf in de hoofd» ftad. Men kent 'er geenerhande fchouwfpelen. Men fpeelt 'er niet. Men houdt 'er weinige gezelfchappen. Men fpreekt 'er weinig. Het hoofdvermaak der vrouwen is, haare mannen, haare kinders , haare dienstboden , zelf haare flaaven gelukkig te maaken. Terwyl zy zich aan deeze hartftreelende bemoeijingen overgeeven, leggen zich de mannen toe op 't geen buitenshuis te doen is. Eiken avond, naadat de wind is gaan leggen, verlustigt zich elk zamengevoegd gezin met eene wandeling , of fmaakt de aangenaamheid der vrye lucht. Het leeven van éénen dag is dat van het geheele jaar; en 't blykt niet dat deeze eentoonigheid nadeelig is voor het geluk Een merkwaardige trek in de zeden deezer Yolkplantinge, is dat men aldaar ontmoet het dierbaarst genot van de openhartigheid der vroegfte eeuwen. Wordt een jonge maagd verliefd, ftraks  i> ê r BEIDE INDIËR iet? ftraks volgt eene nadrukl'yke bekentenis dit ftreelend indrukzel. De liefde, zegt zy , is een natuurlyke hartstogt, welke den lust van haar leeven moet uitmaaken, en het gevaar van moeder te worden vergoeden. De jongeling, welke het geluk heeft gehad van haar te behaagen, wordt terflond openlyk geliefkoosd, indien hy den trek gevoe'e, dien hy heeft ingeboezemd. Onder de vrywillige en geheiligde banden , welke de eerzucht , de gierigheid en de trotsheid niet hebben zamengeknoopt, paart zich het vertrouwen met de liefde; en deeze twee gewaarwordingen veroorzaaken in de eenvoudige, bedaarde en ftandvastige gemoederen eene vereeniging, welke door tyd en toevallen zelden wordt verbroken. De volkplanting, welke flegts zevenhonderd man geregelde troepen ter haarer befcherminges heeft, telt vyftienduizend Europeaanen , deels Hollanders, Franfchen of Duitfchers, van welke het vierde gedeelte in ftaat is om de wapens te kunnen Voeren. Merkelyk zou dit getal zyn aangegroeid , indien niet de heillooze godsdienstvooroordeelen veele ongelukkigen hadden te rugge gehouden, genegen om onder dit gelukkige klimaat den vrede en den overvloed te zoeken. Onbegrypelyk is het dat een Gemeenebest, 't welk met een zo gelukkigen uitflag alle Eerdienften in zyne provinciën duldt, heeft kunnen gedoogen, dat eene Maatfchappy, in deszelfs fchoot opgekweekt, eene haatlyke onverdraagzaamheid aan geene zyde der Zeeën oeffene. Indien de Regeering immer magts genoeg hebbe om een misbruik te beteugelen, zo ftrydig met haare beginzels, zal de Volkplanting bevolkt  no GESCHIEDENIS volkt worden naar gelange van haaren overvloed ; en alsdan zal men zonder hindernis de ilaaverny kunnen affchaffen, die, hoewel hier minder zwaardrukkende dan elders, altoos eene vernedering der menschlyke natuure is. De flaaven beloopen een getal van veertig of vyftigduizend. Zommigen Z'.n op de kusten van Afrika of op Madagaskar gekogt; andere koomeh van de Maleifche Eilanden. Zy gebruiken de zelfde fpyze als hunne meesters, en zyn tot den zelfden arbeid veroordeeld. Van aile Bezittingen, welke Europa , in de andere gewesten der waereld, heeft opgericht, is deeze, misfchien j de eenigfte, alwaar de blanken zich verwaardigen om met de zwarten de gelukkige, edele en deugdzaame bezigheden van den vreedzaamen akkerbouw te deelen. Konden de Hottentotren daarin fmaak krygen, het zou een groot voordeel voor de Volkplanting weezen ; maar de zwakke horden dier Afrikaanen , welke op de grenzen der Holiandfche Bezittingen waren overgebleeven,fneuve!den in eene heerfchende ziekte van den jaare 1713 De eislykheden dier befmettinge ontkwam ïlegts een zeer klein getal huisgezinnen, die van eenigen dienst Zyn tot het oppasfen van het vee, en tot den huislyken dienst. De vermogendfte ftammen, gezeeten aan de oevers der rivieren, in de na« buurfcbap der bosfchen en op de vrugtbaare weilanden , van tyd tot tyd genoodzaakt om de graflieden en de wooningen hunner voorvaderen te verlaaten, hebben allen zich van de grenzen hunner onderdrukkeren verwyderd. De onregtvaardigheden, welke zy leeden, heeft veel toegebragt ter  der BEIDE INDIEN. ht tér vermeerderinge van den afkeer, welken zy van onze werkzaame leevenswyze hadden. Onbefchryfiyke bekoorlykheden, in hunne oogen, heeft het ledige en onaf hanklyke leeven, welk deeze wilden in hunne wildernisfen leiden. Niets kan hen daar van aftrekken. Een hunner wierdt uit de wieg gefrolen. Hy wierdt in onze zeden: en geloof opgevoed. Men zondt hem na de Indien, en gebruikte hem met voordeel in den koophandel. Door zeker toeval in zyn Vaderland wedergekeerd, ging hy zyne bloedverwanten in hunne hutten bezoeken. Door de vreemdheid van 't geen hy zag wierdt hy getroffen. Hy omhing zich met een fchaapenvagt, en bragt zyne Europifche klederen na het Fort. „ Ik koom", dus fprak hy den Gouverneur aan, „ ik koom om „ voor altoos afftand te doen van de leevens„ wyze, welke gy my hadt doen aanneemen. Ik „ heb beflooten , tot mynen dood toe den „ godsdienst en' de zeden myner voorouderen t© „ volgen. Uit liefde tot u zal ik den halsband en „ den degen bewaaren, welke gy my gefchon„ ken hebt. Neem niet kwalyk dat ik al het ,, overige voor uwe voeten nederlegge". Hy wagtte geen antwoord af, en zich fchielyk te zoek maakende, heeft men hem nimmer weder gezien. Hoewel het karakter der Hottentotten niet zodanig zy, als de gierigheid der Hollanderen wel zou verlangen, trekt niettemin de Maatfchappy weezenlyke voordeelen van de Volkplanting. In de daad, de tienden van het koorn en den wyn, welke zy heft, haaré tollen en andere regten brengen niet meer dan honderdduizend Kyksdaai- ders  *i* GESCHIEDENIS ders op. Zy wint geéne honderdduizend livrei op de lakens, lywaaten, fnuisteryen, fteenkooleri en andere goéderen van gering belang, welke zy derwaarts zendt. De onkosten, aan eene zo uitgebreide Bezitting onaffcheidbaar verknogt,of door het bederf veroorzaakt, verflinden deeze zamengevoegde voordeden en nog meer. Ook heeft haare nuttigheid een anderen grondflag. De Hollandfche fchepen, welke na de Indien zeilen, of van daar wederkeeren , vinden aan de Kaap eene veilige, fchuilplaats, eene aangenaame, zuivere en gemaatigde lucht, nevens de gewigtige nieuwstydingen uit de beide waerélden. Zy neemen aldaar in boter , kaas, wyn, meel, eene groote menigte ingelegde peulvrugten voor de fchepen of voor de Afiatifche Bezittingen, zelf zedert eenigen tyd twee of drie laadingen tarwe Voor Europa. Merkelyk zouden deeze geryflykheden en hulpmiddelen vermeerderen , indien de Maatfchappy eenmaal afzag van de heillooze vooroordeelen , welke haar dus lang verblind hebben. Tot op onzen leeftyd, zyn de voortbrengzels van de Kaap in zo geringe waarde geweest, dat de planters zich niet konden kleeden, noch eenige geryflykheden magtig worden , welke hunne grond niet opleverde. De reden van deeze Sleinagtinge der voortbrengzelen, was, het verbod aan de volkplanters gedaan , om ze te vefkoopen aan uitlandfche zeelieden, welke de ligging, de oorlog of andere redenen na hunne havens lokten. De nayver van den koophandel, een der grootfte geesfels, welke het menschdom plaagen, hadt dit barbaarseh verbod aan de hand ge-  der BEIDE INDIËN. 113 gegecven. Het oogmerk van dit haatlyk ont* werp, was, de andere handeldryvende JNatiè'n van de Indien afkeerig te maaken. Zy konden geene hulp verwagten dan van de Bewindhebberfchap, welke, om niet van haar plan af te wyken, dezelve altoos op een zeer hoogen prys ftelde. Zelf zedert de Ondervinding van eene geheelè eeuwe deeze zo harsfenbeeldige oogmerken heeft doen ter zyde ftellen, en men de hoop heeft verboren om de andere volken uit Afie te verwyderen, hebben de bcwooners van de Kaap geene vryheid gekreegen om met hunne goederen een vryen handel te dryven. In de daad, tulbagh en eenige andere kundige opperhoofden hebben meer toegeeflykheids geocffendj en dit heeft den overvloed iets algemeener gemaakt; maar men is altoos genoodzaakt geweest, de Monopolie te misleiden of om te koopen. Zal dan de Maatfchappy nimmer zien dat de rykdommen der volkplanters vroeg of laat de hunne moeten worden? Indien zy de denkbeelden volge, welke wy haar durven aan de hand geeven, zal zy het fpoor der eerfte grondleggers betreeden, die niets by geval deeden, en de gelukkige gebeurtenisfen, van welke wy verflag hebben gedaan , niet hadden afgewagt, om zich te bemoeien met de zorge om aan haare magt een middelpunt te geeven. Al in den jaare 1609 hadden zy het oog op jara laaten vallen, ÏI 1 s-  214 GESCHIEDENIS INVULLING. Deel I. blad. 269, reg. 10 van onder, agter het woord: omkooping. Zo lang dé goede trouwe op aarde regeerde, was de bloote belofte genoeg om vertrouwen in te boezemen. De Eed wierdt uit de trouwloosheid gebooren. Men vorderde niet van den mensch, dat hy den God, die hem hoorde, tot getuige van zyn waarheidfpreeken zou neemen, dan toen hy niet meer verdiende geloofd te worden. Wethouders, oppervorften, wat doet gy dan? Of gy doet den hemel tot getuige aanroepen en den degelyken mensch de hand opfteeken, en dit is een nutteloos ongelyk; of hy, dien gy den Eed oplegt, is een fnoodaart. En van welk eene waarde kan in uwe oogen de Eed van een fnoodaart zyn? Strydt myn lied tegen myne veiligheid? dan wordt hy ongerymd. Stemt hy overeen met myn belang? dan is hy overtollig. Is het een blyk van kennisfe van het menschlyk hart, den fchuldenaar tusfchen zyn verderf en de leugen, den misdaadige tusfchen den dood en de meineedigheid te plaatzen? Zal hy, welken de wraaklust, het belang en de fchelmery tot een valsch getuigenis geneigd hebben , door de vreeze voor eene misdaad te meer beteugeld worden? Is hy onkundig dat hem, den Regtbank naderende, deeze plegtigheid zal worden afgevorderd? en heeft hy niet dezelve in den grond van zyn hart veragt, voordat hy zich daar aan onderwierp? Is het niet eene foort van godloosheid, den naam Gods in onze beuzelagtige ge- fehii-  der ËEIDÉ INDIEN. iïS fchillen in te roepen? — Hoe groot moet dan de onversaagdheid van den valfchen getuige zyn j wanneer hy ftraffetoos de Wraake des hemels over zyn hoofd heeft aangeroepen, zonder vreeze van te zullen overtuigd worden ? Door de veelvuldigheid is de Eed dermaate in kleinagting geraakt, dat de valfche getuigen zo algemeen zyn geworden als de dieven. uitbreiding en verbetering. Deel li bladz. 279, reg. 14 van onder, tot bladz. 283, onderfie regel. Zeer aanzienlyk was aldaar deeze koophandel* zedert de ondergang der Portugeefche magt dé fpeceryen in hunne handen hadt doen vallen, Hoewel zy voornaamlyk in Europa gefleeten wierden, verkogten, nogthans, derzelver gelukkige bezitters, hoewel tot een laagen prys, een aanzienlyke hoeveelheid in de Indien.' Jaarlyks flyten zy aldaar tienduizend ponden macis, hon, derdduizend ponden rnuskaaten, honderdenvyftigduizend ponden kruidnagels , tweehonderdduizend ponden kaneel, en tusfchen de drie en vier millioenen peeper. Men vindt hier doorgaans dé toevlugt voor de min volmaakte voortbrengzelen , welke in onze gewesten geene koopers zouden gevonden hebben. De zorge om de fpeceryen uit te voeren en te verfpreiden, was van dienst om de Hollanders in het bezit van veele andere takken van koophandel te ftellen. Door den tyd verzekerden zy zieh van den Kusthandel van Afie, gelyk zy H 2 van  iió GESCHIEDENIS van dien van Europa meester geworden waren. Tot deezen vaart gebruikten zy een groot getal fchepen en matroozen, welke, zonder de Maatfchappy iets te kosten, haare veiligheid uitmaakten. Zo in 't oogloopende voordeelen verwyderden langen tyd de Natiën , welke deel wenschten te hebben aan den Indifchen handel, of deeden haare poogingen kwalyk gelukken. De voortbrengzels diens ryken lands ontving Europa uit de handen der Hollanderen. In hun Vaderland wierden zy niet aan de boeijens gelegd, welke elders overal gefmeed zyn. De Regeering, weetende dat het gebruik van andere Staaten haar niet tot een regelmaat moest noch kon verftrekken, fchonk_ by aanhoudenheid de vryheid aan de Maatfchappy', om haare goederen onbelemmerd en zonder eenige bepaaling aan het Moederland te verkoopen. Ten tyde als dit Genootfchap wierdt opgericht, hadden de vereenigde provinciën geene Fabrieken, noch oorfpronklyke ftoffen om ze te beginnen. Het was derhalven toenmaals geen nadeel, het was veeleer eene verflandige daad, den burgeren te veroorlooven , ja, zelf hen aan te fpooren om zich in Indifche lywaaten en ftoffen te kleeden. De verfchillende foorten van handwerken , welke de herroeping van het Edikt van Nantes na het Gemeenebest deedt overgaan, konden de landzaaten den inval doen krygen , om hunne kleeding niet meer zo verre weg te haaien ; maar de zucht voor de Franfche moden, welke Europa toenmaals hadt bevangen , voor de nyverheid der vlugtelingen voordeelige uitwegen baanende, wierdt men nimmer  der BEIDE INDIEN. 117 mer te raade om in het aloud gebruik eenige verandering te maaken. Zints de hoogte van het arbeidsloon , een noodzaaklyk gevolg van den overvloed van geld , de Fabrieken beeft doen vervallen, en de Natie tot een bezuinigenden koophandel genoopt, zyn de Afiatifche ftoffen meer dan ooit voorheen gezogt. Men heeft begreepen dat 'er minder ongelegenheids was in het verryken der Indiaanen, dan der Franfchen en Engelfehen , wier voorfpoed niet zou nalaaten den ondergang van. eenen Staat te verhaasten, welke zynen rykdom handhaaft alleen door de verblindheid , den oorlog of de werkeloosheid van andere Mogendheden. Deeze orde der dingen hadt den voorfpoed der Maatfchappye eene hoogte doen beklimmen, van welke zy eindelyk is nedergedaald. Een nader berigt zal de gegrondheid deezer aanmerkinge doen blyken. De eerfte inlaag van dit handeldryvend genootfchap was niet meer dan 34. 211. 648 Livres. Amfterdam fchoot 8. 084. 813 Livres; Zeeland 2. 934. 540 Liv. 8 ft. Enkhuizen 1. 180, 905 Liv. Delft r. 034. 000 Liv. Hoorn 587. 109 Liv. 12 ft. en Rotterdam 390. 280 Liv. Dit kapitaal, dat nimmer vermeerderd is, en 't welk, zedert de eerfte inlaag tot op den eerften van Louwmaand des jaars 1778, het eene jaar door het andere gerekend, heeft opgebragt eenentwintig en een zeventiende gedeelte ten honderd , wierdt verdeeld in fommen van 6. 600 Livres, welke men Aktien noemde. Haar getal beliep 2. 153. Even als de koopmanfchappen, wierden zy om gereed geld of op Credit H 3 ver-  zi8 GESCHIEDENIS verkQgt. Geene andere gebruiklykheden hadden in deezen handel plaats, dan het ftellen van den naam des koopers in de plaats van dien des verkoopers in de boeken der Maatfchappye , het eenige regt van eigendom der bezitteren. De heblust en de geest der berekeninge verzonnen eene andere wyze om deel te hebben aan deezen handeh Lieden, welke geene Aktien hadden om te verkoopen, en die ze niet wilden koopen, verbonden zich van weerkanten , de eerfte om een zeker bepaald getal Aktien tot een vastgeftelden prys en op een bepaalden tyd te leveren , en de andere om ze op deezen voet te ontvangen. Derzelver waarde op den benoemden tyd bepaalde het lot der fpeelders. Die verlooren hadt, betaalde met geld, en hier mede liep de handel ten einde. UITBREIDING en VERBETERING. Deel 1. van bladz. 294, reg. 10 van mder, agter het.woord: ontwerp, tot bladz, 298,reg. 5 van onder. Het is noodig dat zy andere grondregels aanneeme, en, naa haare Faktoors met meer omzigtigheids gekoozen te hebben , de afgelegene belangen eh die dagelyks veranderen aan derzelver werkzaamheid en kunde aanbeveele. Nog verder zullen haare bedoelingen zich uitftrekken. Moede van met nadeel te worftelen tegen de handelaars van andere Natiën , zal zy het befiuit neemen, om den binnenlandfchen handel in Indië aan byzondere kooplieden over te  der BEIDE INDIEN. n9 te laaten. Deeze gelukkige verandering zal haare Volkplantingen ryker en magtiger doen worden. Wel haast zal men dezelve vervuld zien met onderneemcnde lieden, welke derzelver over- vloedige en kostbaare voortbrengzels na alle havens zullen voeren. Zy zelve zal meer voordeels trekken van de regten, welke op haare Komptoiren gevorderd worden, dan zy kan verwagten van de ingewikkelde en kwynende verrigtingen, welke aldaar zo zelden gefchiedden. Op dat tydflip zullen de al te kostbaare uitrustingen ophouden, welke men der Maatfchap. pye onophoudelyk verwyt. Een weinig naa den aanvang deezer eeuwe, nam zy op haare werven eene verkeerde wyze van fcheepsbouw aan, welke haar veele fchepen en zeer ryke laadingen deedt verliezen. Deeze heillooze ondervinding deedt haar de algemeen gebruikelyke wyze aanneemen; maar, omberispenswaardigebedenkingen, bleef zy 'tot haaren fcheepvaart een derde gedeelte_ fchepen meer gebruiken, dan zy noodig hadt. Dit bederf, 't welk nimmer verfchooning hadt moeten vinden , is bovenal onverdraaglyk geworden, zints de fcheepsbehoeften tot een zeer hoogen prys zyn geklommen, en men aan de zeelieden een hooger maandgeld heeft moeten betaalen. Deeze hervormingen zullen de uitbreiding van den koophandel ten gevolge hebben. In vergelyking van de zeden en omftandigheden, was dezelve voormaals zeer aanzienlyk; doch hy bleef op den zelfden voet, niettegenftaande het vertier in Europa grooter wierdt; niettegenftaande de nieuwe wegen van verzendinge, weike Afrika en H 4 de  Z2o GESCHIEDENIS de nieuwe waereld opleverden. Men zag dien zelf re rugge gaan, dewyl deszelfs opbrengst niet toenam, hoewel de koopmanfchappen bykans een dubbele waarde hadden'gek reegen. Tegenwoordig brengen de verkoopingen niet meer op, dan tusfchen veertig en vyfenveertig millioenen, eene fomme, welke zy zestig jaaren en langer geleeden opbragten. Men veilt aldaar lywaaten, thee, zyde, porcelein, borax , tin, kamfer, fpiauter, falpeter, katoen, indigo, peeper, koffy, fuiker, verfhout, nevens eenige andere goederen van meerder of minder waarde , welke op de verfchillende .markten van Afië gekogt worden, of die de eigen grond der Maatfchappye voortbrengt. Ook worden deeze goederen geleverd, door zulke Europifche Natiën, welke verbintenisfen in Jndiën hebben aangegaan. Het kaneel, de kruidnagels , muskaat en macis, wier jaarlyksch vertier twaalf millioenen bedraagt, zyn de eenige voortbrengsels, welke by uitfluiting op de Hollandfche verkoopingen geveild worden. Naa de verbeteringen, welke wy hebben durven voorflaan, zou de goede orde voor eenigen tyd herfleld zyn. Wy zeggen, voor eenigen tyd, dewyl ieder Volkplanting, waarvan het gezag in het eene,en de ondergefchiktheid in een ander afgelegen gewest berust, uit haaren aart eene gebreklyke inrigting is. Het is een werktuig, welks fpringveeren verflappen, en elkander verbreeken, en dat geduurig moet herfteld worden. Gefield zelf dat het mogelyk ware , dat de Maaifchappy een kragtdaadig en duurzaam middel vondt tegen de rampen , welke haar zedert zo lang  der BEIDE INDIEN. 121 lang hebben afgemat, zou niettemin haar het ge. vaar boven het hoofd hangen om den uitfluiten. den Speoeryhandel te verliezen- Lang heeft men vermoed, dat deeze ryke voortbrengzels in onbekende oorden groeiden. Een heimelyk gerugt liep 'er allerwegen, dat de Maleiers , die alleen op deeze oorden vaaren, kruidnagels en muskaat na veele markten voerden. Nimmer wierdt dit algemeen gerugt door zekere voorvallen bevestigd; even gelyk alle andere volksdwaalingen , is het in vergeetenheid geraakt. In den jaare 1774, vertrok de Engel fche Zeeman forrest van Balambangan, met oogmerk om met zekerheid te verneemen , of de fpeceryen in Nieuw-Guinee groeiden, gelyk men zints langen tyd geloofd hadt. Op een kleinen afftand van die woeste landftreeke, vondt hy, op het Eiland Manafwary', een Muskaatboom, wiens vrugt, alleen door haare langwerpige gedaante, van de bekende vrugt verfchilde. Deeze man van onderneeminge rukte eenige van deeze nuttige boomen uit den grond, en verplantte ze, in den jaare 1776 , op Bunwoot, een gezond en vrugtbaar Eiland, met de fchoonfte boomen bedekt, onbewoond, achttien mylen in den omtrek, en "t welk Groot -Britannie aan de mildheid des Konings van Mindanao was verfcbuldigd. Hier wordt zekerlyk de Muskaat* en waarfchynlyk ook de Nagelboom gekweekt, dewyl het eene zekere waarheid is, dat forrest verfchcide der Mo* lukfche Eilanden heeft aangedaan. Eene zekere, en heden ten dage algemeen erkende waarheid is het, dat de Franfchen , in de H 5 jaaren  122 GESCHIEDENIS jaaren 1771 en 1772, van de Molukfche Eilanden, Muskaat en Nagelboomen gehaaid, en dezelve op hunnen eigen grond verplant hebben. Indien deeze planten, die reeds hebben begonnen eenige vrugten te geeven, ten eenigen dage een genoegzaamen overvloed en goede foort opleveren , zal 'er een omwenteling in deezen gewigtigen tak van koophandel zyn voorgevallen. Het flondt alleen aan Frankryk om met de Hollanders deeze ryke bron van rykdommen te deelen. Om dit voordeel te genieten, zou men flegts» in één punt, welk gemaklyk was te bewaaren, hebben moeten zamenbrengen, de overwinnen , welke men behaald hadt. 't Zy uit edelmoedigheid, of door onvoorzigtigheid, de Regeering heeft gewild , dat deeze teelt in verfcheiden haarer Bezittingen zou gevestigd worden. De boomen, op zo veele ,opene plaatzen vermenigvuldigd,'zullen noodw*endig tot de volkplantingen van andere Natiën overgaan ; en binnen korten tyd zullen de voortbrengzels, eeuwen lang aan eene haatlyke Monopolie onderworpen , een algemeen goed van alle volken worden. INVULLING. Deel 1. bladz. 302, reg. 16, agter 'twoord: . onmogelyk. De ontvolking van Holland zou daarvan een noodzaaklyk gevolg zyn. De Regeering zou zich daar tegen kanten, en dit reeds te veel begunftigd Genootfchap te gemoete voeren: ,, De „ behoudenis en veiligheid van ons land gaat ons ?, veel  der B;EIDE INDIEN, 123 „ veel meer ter harte dan de goede orde uwer „ zaaken. Waartoe zou ons het goud dienen, ,, waarmede onze vlooten, belaaden zouden we„ derkeeren , indien onze provinciën verwoest „ wierden ? Indien wy immer van den dienst der „ uidanders afzien, het zal zyn in onze legers ,, 'en niet op uwe fchepen, datwy dezelve zul„ len vervangen. Laaten wy zo weinig onzer „ medeburgeren als mogelyk is ten Vaderlande „ uitdryven en aan den dood blootftellen. De „ hoofden onzer Komptoiren zyn ryk genoeg, „ om zich door alle bekende middelen te bevei„ ligen tegen de heillooze invloeden van een „ befmet klimaat. En wat raakt het ons of de „ Duitfchers, welke van andere Duitfchers zul„ len opgevolgd worden , al of niet aankoo„ men, indien 'er altoos genoeg gevonden wor„ den , welke het gebrek uit hun Vaderland „ zal verdryven, en zich laaten in flaap wie„ gen, met de hoop op een fortuin, welk zy „ niet magtig zullen worden! Op het oogenblik „ als zy fierven, houdt hun maandgeld op; onze „ koffers worden gefladig opgevuld, en onze „ provinciën worden niet ontledigd. De Maat„ fchappy heeft geene veiligheid dan die van het Gemeenebest; en waar zal de veiligheid van „ het Gemeenebest zyn, indien wy, door eene „ geftadige ontvolking, ons land in den elendis, gen ftaat onzer Volkplantingen brengen"? uit-  m GESCHIEDENIS UITBREIDING en VERBETERING. Deel I. bladz. 308, agter reg. 8. De beide oevers deezer Baai, welke na dehoofdplaats deezer vermaarde Volkplantinge loopt,, worden befchermd door eene menigte met oordeel aangelegde Redouten ; maar de Batteryën zullen gemaklyk reddeloos kunnen gemaakt worden, door de fchepen , welke dicht genoeg aan land kunnen ankeren, om ze te befehieten. Het zelfde lot zou het Fort ondergaan, dicht aan den oever gelegen. Nog minder weerftands zou het bieden aan den zwakften vyand, die het te lande zou aanvallen. Zonder kunst aangelegd, en niet meer dan vyf of zeshonderd man kunnende bevatten , zou het, naa dat in hetzelve eenige bomben waren geworpen , binnen een dag moeten overgaan. De Volkplanters, langs eene onmeetelyke uitgeftrektheid veripreid en door wildernisfen van een gefcheiden, zouden den tyd niet hebben om het te hulp te koomen. Misfchien zouden zy het niet willen, al konden zy het doen. Het moet vry ftaan te vermoeden, dat de onderdrukking hen na verandering van heerfchappy doet wenfchen. Indien de Republyk niet als harsfenbeeldig befchouwe de gevaaren, welke de zucht tot het algemeene welzyn der Natiën ons aan haaren Indifchen Koophandel en Bezittingen doet voorfpellen, moet zy niets verzuimen om ze te voorkoomen Dit is eene der gewigtigfte bezigheden , welke haar kunnen onledig houden. Welke voordeelen heeft niet de Staat, zints twee eeuwen, van  der BEIDE INDIEN. 125 van deeze afgelegene gewesten getrokken ? welke voordeden trekt hy nog heden niet van dezelve? Vooreerst heeft de handeidryvende Maatfchappy , welke de onderfcheidene Bezittingen beftuurt, welke zy heeft opgerecht, zonder daartoe eenige hulp van de Regeering te hebben genooten, van tyd tot tyd de vernieuwing van haar Oktrooi duur betaald. Haar eerfte Öktrooi, in den jaare 1602, verkreeg zy voor 55. 000 Li. vres. Twintig jaaren laater wierdt het om niet vernieuwd. Zedert het jaar 1643 tot 1646, wierdt het, om redenen, welke ons niet zyn gebleeken , flegts van zes tot zes maanden vernieuwd. In de laatstgenoemde jaaren , wierdt het, om een gefchenk van 3. 300. 000 Livres, voor vyfentwintig jaaren vernieuwd. Dit tydperk was nog niet verloopen , wanneer, in den jaare 1665, de Monopolie wierdt vergund tot in 1700, onder voorwaarde dat zy ten dienfte van den Staat twintig Oorlogfchepen zou onderhouden , zo lang de vyandlykheden tusfchen het Gemeenebest en Engeland zouden duuren. Voor 6. 600. 000 Livres kogt de Maatfchappy vervolgens de vernieuwing van haar Oktrooi tot in 1740. Wisfelvallig was haar lot geduurendede twee volgende jaaren. Toen kreeg zy nieuwe vastigheid voor twaalf jaaren, mids betaalende drie ten honderd van haare uitdeelingen, en vervolgens voor twintig jaaren, door middel van eene fomme van 2. 640. 000 Livres in geld of in falpeter. In 't jaar 1774 wierdt het voorregt twee en vervolgens twintig jaaren verlengd, onder voorwaarde dat zy drie ten honderd van haare uitdeelingen zou afftaan, In  m GESCHIEDENIS ïn hachelyke tyden,heeft de Maatfchappy meer dan eens 'sLands Kasfe bygefprongen. Dit verfchot, in de daad, heeft men haar, vroeg of laat, vergoed; maar een zo edelaartig gedrag onderiteunde en bemoedigde de burgers. Tot de Legers en de Vlooten, wordt veel falpeter Vereischt. De Maatfchappy heeft zich verbonden om dezelve tot een maatigen prys te leveren , en op deeze wyze 'sLands Kas onderfleund. De'Haarlemfche en Leidenfche Fabrieken zag men van tyd tot tyd afneemen. De Maatfchappy heeft derzelver verval vertraagd en misfchien haaren ondergang voorkoomen, door zich te verbinden , om voor 440. 000 Livres van haare lloffen uit te voeren. Daarenboven heeft Zy zich verpligt , op voorwaarden, die haar zekerlyk lastig vallen, om aan de gemelde Fabrieken de bönoodigde zyde te leveren. Aan den Stadhouder ■ heeft zy het altoosduürend inkoomen van drieëndertig ' Aktien en een derds gedeelte toegeftaan. 't Is te wenfchen dat deeze opoffering $ door de Maatfchappy aan den eerften Amptenaar van-den Staat gedaan, ten voordeele der Rèpublyk medewerke. De goederenwelke vóormaals na de Indiëiï gezonden, of van daar gehaald wierdén, waren aan zeer aanmerkëlyke regten onderhevig. Het opmerken van dezelve was een omflagtig werk. Dertig jaaren gelèederi bleek het, dat deeze regten door een genomen, jaarlyks beliepen 850. ooö Livres; zedért dien tyd betaalt de Maatfchappy jaarlyks deeze fomme aan 's Lands Kas. BsMven de lasten, welke het Genootfcfrap* moet  der BEIDE INDIEN. 12f moet draagen, leggen de belanghebbenden onder byzondere verpligtingen. Zints langer dan eene eeuw, betaalden zy jaarlyks aan den Staat, zes ten honderd van de oorfpronklyke waarde van ieder Aktie. In den jaare 1777 is' deeze belasting op vier en een half ten honderd verminderd; en zy kan niet verhoogd worden, ten zy de uitdeeling wederom klimme boven twaalf en een half. ten honderd. Nog moesten de belanghebbenden van elke Aktie eene belasting betaalen, Ampugüd genaamd; van 39 Livres 12 ftuivTis dezelve zedert gedaald tot 4 Livres 8 ftuiv. Men voege by alle deeze inkomften het voordeel, welk de Staat geniet van de verkoopingen van vyfenveertig millioenen , welke verkreegen worden met vier of vyf millioenen gangbaare munt, en waarvan het vierde gedeelte der goederen niet binnen de Republyk gefleeten wordt Men voege daar nevens, de groote voordeden 1 welke het weder verkoopen aan de kooplieden opbrengt. Men doe hier by de menigte en grootheid der byzondere bezittingen, voormaals en nog heden in de Indien verkreegen; en dan nogeinddyk de ondervinding, welke de Indifche vaart aan de matroozen , en de werkzaamheid, welke zy aan de fcheepsmagt verfchaft. En dan zal men een regtmaatig denkbeeld hebben van de hulpmiddelen , welke de Regeering ia haare AfiatUche bezittingen heeft oatrnoet, ï N*  n* GESCHIEDENIS INVULLING» Deel 1. bladz. 316, regel 9 van nnder, agter 'twoord: antwoorden? Naarflige Batavieren, voormaals zo arm, zó dapper en geducht, heden zo ryk en zo zwak, vreest om weder te keeren onder een juk vari willekeurige magt, welk gy verbroken hebt en 't geen u nog dreigt. Ik ben het niet die het u zeg; het zyn uwe edelaartige voorouders , die uit hunne graflieden u toeroepen: „ Is het dart „ alleen om deeze fchande, dat wy de zeeën met „ ons bloed geverfd, en deeze aarde daar mede „ gedrenkt hebben? De elende, welke wy niet „ hebben kunnen verdraagen, is die, welke gy „ u bereidt. Dat goud, welk gy op elkander „ ftapelt, en 't welk u zo dierbaar is, is het, 't „ geen u onder de afhanklykheid van eenen „ uwer vyanden heefc gefield. Gy ziddert voor „ hem, door de vreeze van de fcliatten te zullen „ verliezen, welke gy hem vertrouwd hebt. Hy „ regeert over u, en gy gehoorzaamt! Wel dan, „ verlaat, indien het'noodig zy, deeze trouw. „ looze fchatten , en hervat uwe waardigheid. „ Dan zult gy, liever dan het juk te onder„ gaan , van welk een aart het zyn moge, „ met uwe eigen handen de dyken doorflee„ ken, welke gy tegen de zee hebt opgewor„ pen, en u zeiven, en uwe vyanden nevens „ u, onder de wateren begraaven. „ Maar, indien in den flaat van vernederinge „ en kleinmoedigheid , in welken gy u bevindt, ,j indien het gebeurde dat op morgen de eerzucht „ een  de r BEIDE INDIEN, n9 een vyandlyk Leger in het hart uwer provin„ ciën, of onder de muuren uwer hoofdftad „ voerde; fpreekt op, wat zoudt gy doen ? Men „ zegt u aan, dat men oogenblikkelyk moet be„ fluiten, of de poorten uwer ftad te openen, of uwe dyken door te fteeken; zult gy uit,, roepen: de dyken, de dyken! Gy ver„ bleekt. Ach! wy zien het maar al te duide,, lyk; geen vonkje van de deugd hunner voor- ouderen hebben hunne ongelukkige naakoo„ melingen behouden. „ Door welk eene vreemde verblindheid heb„ ben zy zich een meester gegeeven ? Door welk „ eene nog vreemder verblindheid hebben zy ,, deszelfs gezag vereeuwigd, door het erflyk té ,, verklaaren? Wy zouden zeggen: wee hun, dié ,, zich voorftelden , den Prins door de dankbaar,, heid, en de Republyk door de onderfchraaging „ van den Prins te beheerfchen, indien zy zel„ ven niet de eerfte flagtofiers hunner laagé „ ftaatkunde geweest, en gedompeld waaien iri „ de afzondering en onvermaardheid, de wreed- fte ftraffen van ondeugende en eerzuchtige „ lieden. Een vry, een handeldryvend volk geefé „ zich een meester! Dat volk, welk de vryheid „ te dierbaarder moet voorkoomen, naar gelan„ ge het te vreezen is, dat zyne ontwerpen bé„ kend, zyne uitzigten opgefchort, zyne ondet„ neemingen, gedwarsboomd', en dé hooge be„ dieningen bekleed worden door verraaders, „ en die der volkplantingen opgedraagen aari „ onvyaardige vreemdelingen. Gy verlaat u op „ de regtyaardigheid en de gevoelens van het op„ jperhoofd, welk gy tegenwoordig hebt, en,  ico GESCHIEDENIS ,, misfchien, hebt gy gelyk. Maar wie verzekert „ u, dat zyne deugden zullen overgaan tot zynen „ opvolger, en van deezen tot een anderen, en' ,, aldus, van geflagte totgeflagte,tot allen,welke „ uit hem zullen gebooren worden ? „ O onze medeburgers 1 ö onze kinders! mogt „ het toekoomende eene zo heillooze voorfpel„ ling logenftraffen! Maar, indien gy een oogen„ blik daar aan denkt, en in het lot uwer naa„ neeven eenig belang fielt, zult gy van nu af „ aan onder uwe oogen de ketens zien fmee„ den, welke voor hun beftemd zyn. Het zyn „ de uitlanders, welke de overloopen uwer fehe„ pen bedekken. Het zyn de uitlanders, welke „ uwe Legers uitmaaken en daar over het bevel „ voeren. Slaat de Jaarboeken der Natie openj „ leest en beeft voor de onvermydelyke gevol„ gen deezer onvoorzigtigheid. Die rykdom, „ welke u in flaap en aan de voeten eener me„ dedingende Mogendheid houdt; het is die ryk„ dom zelve , welke de begeerlykheid der Mo„ gendheid zal ontfteeken, welke gy in het mid„ den van u hebt gefchapen. Gy zult daarvan, ,, en te gelyk van uwe vfyheid beroofd worden. „ Gy zult niets meer zyn: want gy zult in u „ uwen moed zoeken, maar zult dien niet vin,, den. „ Bedriegt u niet. Koramerlyker is uw tegen„ woordige toeftand dan de onze immer was. „ Een behoeftig volk, welk onderdrukt wordt, „ geniet het voordeel, dat het niets meer heeft „ te verliezen dan een leeven, 't welk hetzelve „ tot een last is, Het ongeluk van een volk, „ door den rykdom ontzenuwd, is, dat het by 35 gebrek  'der BEIDE INDIEN. i3r 35 gebrek aan moed om zich zelf te verdeedi3, digen , alles moet verliezen. Ontwaakt dan. 3, Aanfchouwt den allengskens toeneemenden ,, voortgang uwer vernederinge. Ziet eens hoe laag s, gy gedaald zyt beneden den ftaat van aanzien en luister, tot welken wy geklommen waren, 3, en tragt, indien het nog de tyd zy, tot den. „ zeiven weder op te klimmen". Dit is 't, hetgeen uwe doorluchtige en dappere voorvaders u door mynen mond toeroepen. En wat raaken u, zult gy my antwoorden, ons tegenwoordig verval en onze toekomftige 'rampen ? Zyt gy onze medeburger ? Hebt gy een huis, eene vrouw en kinderen in onze iteden? Maar wat gaat het u aan, waar ik gebooren ben, wie ik ben , waar ik woone , indien hetgeen ik u zeg waarheid zy? Vraagden ooit de Ouden aan den Wichelaar, in wat land hy het leevenslicht hadt ontvangen, op welk een eikenboom de noodlotfpellende vogel zat, welke hun eene overwinning of nederlaag aankondigde? Batavieren, het lot van ieder handeldryvende Natie is, ryk, lafhartig en bedorven van zeden te zyn, en vervolgens onder het juk gebragt te worden. Vraagt u zeiven, in welken van die Handen gy u bevindt. invulling. Deel I. bladz. 318. ren. 18. agter het woordt geraaken. Uit hunnen fchoot zyn die menigten van vreemde inzettingen gebooren, welke der bevolI 2 kin-  ico GESCHIEDENIS ,, misfchien, hebt gy gelyk. Maar wie verzekert u, dat zyne deugden zullen overgaan tot zynen „ opvolger, en van deezen tot een anderen, en ,, aldus, van geflagte tot geflagte,tot allen,welke „ uit hem zullen gebooren worden ? „ O onze medeburgers! ö onze kinders! mogt „ het toekoomende eene zo heillooze voorfpel„ ling logenftraffen! Maar, indien gy een oogen„ blik daar aan denkt, en in het lot uwer naa„ neeven eenig belang fielt, zult gy van nu af „ aan onder uwe oogen de ketens zien fmee,, den, welke voor hun beftemd zyn. Het zyn „ de uitlanders, welke de overloopen uwer fche„ pen bedekken. Het zyn de uitlanders, welke „ uwe Legers uitmaaken en daar over het bevel „ voeren. Slaat de Jaarboeken der Natië openj „ leest en beeft voor de onvermydelyke gevol„ gen deezer onvoorzigtigheid. Die rykdom, „ welke u in flaap en aan de voeten eener me„ dedingende Mogendheid houdt; het is die ryk„ dom zelve , welke de begeerlykheid der Mo„ gendheid zal ontfteeken, welke gy in het mid„ den van u hebt gefchapen. Gy zult daarvan, ,, en te gelyk van uwe vryheid beroofd worden. „ Gy zult niets meer zyn : want gy zult in u „ uwen moed zoeken, maar zult dien niet vin,, den. „ Bedriegt u niet. Kommerlyker is uw tegen„ woordige toeftand dan de onze immer was. „ Een behoeftig volk, welk onderdrukt wordt, „ geniet het voordeel, dat het niets meer heeft „ te verliezen dan een leeven, 't welk hetzelve „ tot een last is, Het ongeluk van een volk, „ door den rykdom ontzenuwd, is, dat het by „ gebrek  Anno i 7 ■gevaerdigt ten dienfte van den   'der BEIDE INDIEN. 131 3, gebrek aan moed om zich zelf te verdeedi3, digen , alles moet verliezen. Ontwaakt dan. 3, Aanfchouwt den allSngskens toeneemenden voortgang uwer vernederinge. Ziet eens hoe laag 3, gy gedaald zyt beneden den ftaat van aanzien j, en luister, tot welken wy geklommen waren, „ en tragt, indien het nog de tyd zy, tot den. „ zeiven weder op te klimmen". Dit is 't, hetgeen uwe doorluchtige en dappere voorvaders u door mynen mond toeroepen. En wat raaken u, zult gy my antwoorden, ons tegenwoordig verval en onze toekomftige 'rampen ? Zyt gy onze medeburger ? Hebt gy een huis, eene vrouw en kinderen in onze fteden? Maar wat gaat het u aan, waar ik gebooren ben, wie ik ben , waar ik woone , indien hetgeen ik u zeg waarheid zy? Vraagden ooit de Ouden aan den Wichelaar, in wat land hy het leevenslicht hadt ontvangen, op welk een eikenboom de rioodlotfpellende vogel zat, welke hun eene overwinning of nederlaag aankondigde ? Batavieren, het lot van ieder handeldryvende Natie is, ryk, lafhartig en bedorven van zeden te zyn, en vervolgens onder het juk gebragt te worden. Vraagt u zeiven, in welken van die ftanden gy u bevindt. invulling. Deel 1. bladz. 318. reg. 18. agter het woord: geraaken. Uit hunnen fchoot zyn die menigten van vreemde inzettingen gebooren, welke derbevolI 2 kin-  132 GESCHIEDENIS lange paal en perk ftellen: het ecten van menfchen vleesch, het ontmagten der mannen, het onvrugtbaar maaken der vrouwen , de laate huwelyken, het heilig verklaaren van den maagdelyken ftaat, de hoogagting aan den ongehuwden ftaat der mannen betoond, de ftraffen geoeffend aan de maagden, welke zich overhaasten om moeders te worden , de menfchen offers; misfchien het onthouden van fpyzen, de lichaams kwellingen, alle de buitenfpoorigheden , welke in de Kloosters zouden gebooren worden, indien 'er een klooster van mannen en vrouwen ware, waarin de Monniken de meerderheid hadden, zonder zich in de mogelykheid te bevinden van na elders te kunnen verhuizen. Zodra deeze lieden het middel hadden uitgevonden, om te ontvlugten uit den engen omvang, in welken zy, door natuurlyke oorzaaken, eeuwen lang waren opgeflooten gehouden, bragten zy hunne gebruiklykheden over na het vaste land, alwaar zy van geflagte tot geflagte hebben ftand gehouden, en nog heden ten dage zom-, wylen het vernuft der Wysgeeren op den pyn< bank brengen, wanneer zy derzelver oorfprong zoeken uit te vinden. De overmaatige bevo king op de Eilanden, was de reden van de langzaame befchaavinge der opgezeetenen. Door geweldige geneesmiddelen moest hiertegen by aanhoudendheid voorzien worden. De plaats, op welke de leden van een zelfde gezin genoodzaakt zyn elkander te verdelgen , is het verblyf der hooggaandfte barbaarsheid. De wederzydfche gemeenichapoeffening beteugelt hunne woestheid, 't Is hunne vaneenfeheiding, welke haar doet ftand hou-  der BEIDE INDIEN. 133 houden. Niet in de uiterfte volkomenheid hebben de Eilanders van onze tyden hun oorlpronklyk karakter verboren; misfchien zou een naauwkeurig waarneemer in Groot-Britannie zelve daarvan eenige fpooren kunnen vinden. invulling. Deel I. bladz. 322. reg. ij. agter 't woord: voeren. Men wist niet dat het geld, welk alles verbeeldt, wederkeerig verbeeld wordt door alle te koop geveilde goederen; dat het eene koopwaare is, welke even gelyk alle andere aan zich zelve moet overgelaaten w°rden; dat het ieder oogenblik, door duizend verfchillende toevallen, in prys moet klimmen en daalen; dat alle vastgeftelde fchikking ten deezen opzigte niet anders dan ongegrond en nadeelig zyn kan; dat een deimiddelen , om de woekeraars te vermenigvuldigen, is, het verbieden van den woeker, als vertrekkende dit verbod tot een uitfluitend voorregt voor eenen iegelyk, die de eerloosheid durft tarten; dat een gebod belachelyk is , zo dikmaals 'er zekere middelen voorhanden zyn, om het te ontduiken; dat de algemeene nayver, welke ontftaan zoude uit de onbepaalde vryheid om in geld te mogen handeldryven, deszelfs rente noodzaaklyk zou verminderen; dat de verderflyke geldopnemingen , waar tegen men tragt te waaken, minder veelvuldig zouden worden, als hebbende den geldopneemer niets meer dan de waarde van het opgenomen geld te betaalen: terwyl, in den I 3 te.  134 GESCHIEDENIS tegenwoordigen ftaat der dingen, by daar nevens; moet voegen den prys, welken het den woekeraar behaagt op zyn geweeten, zyne eere en het gevaar van een ongeooriofd bedryf te ftellen; een prys, zo veel te hooger , naar gelange het getal der woekeraaren kleiner is, en de verbiedende wet ftrenger wordt uitgevoerd. Door den zelfden geest van verblindheid wierdt het uitvoeren, enz. INVULLING. Deel 1. bladz. 327. reg. 8 van onder, agter 't woord: zien. Naa deeze verftandige aanfpraak, zou ligtlyk iemand in de verzoeking kunnen gebragt worden om te gelooven, dat een regtvaardig, kloekmoedig en kundig alleenheerfcher de beste der Oppervorften ware. Maar men bedenkt niet dat onder zyne regeering, indien zy van langen duur ware, de onderdaanen ongevoelig zouden worden voor de regten, van welke zy geene gelegenheid zouden hebben om zich te kunnen bedienen, en dat niets heilloozer voor hun zyn zou dan deeze fluimerfjaap onder eene regeering, gelyk aan de eerfte, of het móest zyn de duurzaamheid van denzelven onder een derde. Zomwylen doen de Natiën poogingen om bevryd te worden van de onderdrukking des gewelds, maar nimmer om verlost te worden uit eene flaaverny, tot welke zy langs den weg der zagtheid gebragt zyn. Vroeg of laat vervangt een onmagtig, of woest, of klein vermogend dwingeland de alles-'  der BEIDE INDIEN. 135 allesvermogende kragt, welke geen tegenfland heeft ontmoet. De volken, welke zy verplettert, gelooven gefchapen te zyn om verpletterd te worden. Zy hebben het gevoel der vryheid verlooren, 't welk alleen door de oeffening onderhouden werdt. Drie elizabetten, misfchien, hebben den Engelfchen ontbroken , om de veragtlykfte van alle flaaven te werden. INVULLING. Deel I. bladz. 328. agter den laatjlen regel. Eene dwaaling deedt hen verkeerde paden inflaan. Met gezonder grondregels zouden zy geleerd hebben, dat indien de goedwilligheid, de zagtmoedigheid, de weldaadigheid en menschlievendheid niet met zo rasfe fchreden als het geweid den weg tot voorfpoed baanen, de magt, nogthans, op deeze eerwaardige grondflagen gebouwd , te beftendiger en duurzaamer is. De dwingelandy brengt flegts een wankelend gezag en eene beroerde bezitting aan. De bezitting, daarentegen , uit regtvaardigheid gebooren, maakt zich in 't einde meester van alles. De heerfchappy des gewelds wordt als een geesfel, die der deugd als een zegen aangemerkt; en nimmer zal ik my zeiven kunnen overreeden dat het een onverfchillige zaak is, zich by uitlandfche Natiën te doen bekend worden als helfche geesten , of als hemelfche yerlhmden. I 4 IN-  f 36 GESCHIEDENIS INVULLING. Deel L bladz. 362. reg. 14, agter 't woord: Landfchappen. Van het Noorden na het Zuiden loopt midden door het Schierëiland een keten bergen, welke minder onvrugtbaar en gematigder zyn dan het overige gedeelte des gewests Op de meeste plaatzen regent" het jaarlyks twee of op het meest driq maanden lang, doch op verfcbillende tyden, naar geiange van haare legginge. Het nedergevailen regenwater verzakt in de zandgronden der valeïen, of vloeit met een geweldigen ftroom na zee, naar maate van de hellinge van den grond en van de afftanden. In een zeker gedeelte van het jaar is de hitte zo ondraaglyk, dat niemand zich op reize begeeft, dat de Slaaven zelve, niet dan in gevalle van de dringendfte noodzaaklykheid, zjch op de ftraaten vertoonen. Midden op dep dag ftaat dan alle arbeid ftil. Het groorfte gedeelte van den tyd wordt doorgebragt met flaapen in kelders, alwaar de 'lucht alleen door middel van een buis vernieuwd wordt. INVULLING. Deel I. bladz. 372, reg. 5 van onder, agter het woord: Roozèn-water. ' Dikmaals worden deeze vermaaken gevolgd of voorgegaan van Minneliederen. Deeze opftellen zyn van eene bevalligheid, zagtheid', eene uitgezogtheid, zo ten aanzien van *• ; - de  der BEIDE INDIEN. 137 de uitdrukkingen, als van den inhoud, dat niets Van dien aart onder de oude en laatere volken daar mede kan vergeleeken worden. De taal, welke zy in deeze waereld tot hunne Matres fpreeken, fchynt de zelfde te zyn, welke zy in de andere waereld tot hunne Houris zullen, fpreeken. Het is eene foort van aandoenlyk en zagtklinkend Muzyk , een zagt geruis; het zyn vrolyke en lieflyklachende vergelykingen: ik zou bykans zeggen dat hunne Poëzy even als hun gewest bereukwerkt is. Het zelfde dat de Eer in de zeden van onze Paladins is, zyn de naabootzïngen der natuure in de Arabifche dicbtftukken. Daar heeft men de quintesfentie der deugd, hier die van den wellust. Men; ziet hen bezw\i-en onder de hevigheid van' hunne driften en van hun klimaat; ter naauwer nood hebben zy het vermogen van te kunnen adem haaien. Deiï ruimen teugel vieren zy aan eené zagtflreelende kwyn'ing, welke zy, onder een anderen hemel, misfchien , niet zouden gevoelen. invulling. Deel 1. bladz. 375, onderfte regel. Van heeler harte zou ik den Oppervorften te gemoete voeren: „ Indien gy begeert dat uwe „ wetten onderhouden worden, dat zy dan nirn„ mer de Natuure wederfpreeken". Tot de Priesters_ zoude ik zeggen: „ Laat uwe' zedekunde „ niet tegen de fchuldelooze vermaaken aandrui„ fchen. Schiet den banblixem; dreigt deeze en ,, geene zo' lang het u zal behaagen; opent de I 5 „ Ker«  ï3S GESCHIEDENIS 3, Kerkers voor onze oogen, de helle onder o». „ ze voefen: nimmer zult gy den wensch, om „ gelukkig te zyn, in my verdooven. Ik wil ge,, lukkig zyn, dit is het eerfte artikel van een „ Wetboek,ouder dan alle wetgeeving, dan alle s, godsdienftige zamenftelzels. INVULLING. Deel 1. bladz. 376. reg. 14 van onder, agter het woord: Staat. Niet genoeg hadt hy daar aan gedagt, om te bezefièn, dat deeze niet meer te duchten waren dan de andere. Zelf onder een eigendunkelyken regeeringsvorm, moet aan het volk, dat onderdrukt wordt, de vryheid worden gelaaten van zich te mogen beklaagen, als waarin het eenigen troost vindt. Het misnoegen, welk zich ca huiten ontlast, is het niet , welk men heeft te duchten. De opftanden en beroerten koomen voort uit zulk een misnoegen, welk, opgedoqten zynde, zich verheft door inwendige gisting, en door niet min onverwagte dan geduchte uitwerkzels openbaar wordt. Wee den Vorften , wanneer hunne dwingelandye toeneemt, doch tevens het morren der onderdaanen ophoudt. INVULLING. Deel I. bladz 380. reg. 12 van onder, agter het woord: worden. Geen land ter waereld is 'er, of de wsarde van  de[r BEIDE INDIEN. i39 van alles is 'er bekend, uitgezonderd die van den mensch. Zo hoog in kennis zyn zelf de meest befchaafde Natiën nog niet geklommen, (Getuige hier van de menigte halsftraffen, welke overal, en dikmaals om vry beuzelagtige misdaaden , wor den geoeffend. Geene waarfchynlykueid vertoont zich dat Natiën, onder welke ter dood veroordeeld wordt, eene jonge dochter van achttien jaaren, welke van vyf of zes kinderen moeder hadt kunnen worden, of een gezond en fterk mansperfoon van dertig jaar, om het fteelen van een ftuk gelds, immer de gedagten hebben laaten gaan over de tafels van waarfchynlykheid des menschlyken leevens, welke zy met zo veel geleerdheids hebben berekend: dewyl zy onkundig zyn , hoe veele weezens de wreedheid der Natuure opoffere, tegen één, welk zy tot dien ouderdom opleidt. Zonder eenige aarzeling, wordt eene kleine fchade, der Maatfchappye aangedaan, door een veel grooter nadeel vergoed. Door de ftrengheid der ftraffe, wordt de misdaadige van dievery tot manflag vervoerd. Hoe! deugt dan de hand, welke het flot van een Geldkist opengebroken, of zelf den dolk eenen burger door het hart heeft gejaagd, nergens anders toe, dan om afgehouwen te worden ? Hoe! om dat een trouwlooze of behoeftige fchuldenaar niet in ftaat is om zyne fchulden af te doen , moet hy daarom in een ftaat van nutteloosheid voor de Maatfchappy gebragt, of in de onmogelykheid gefteld worden, om u immer te kunnen voldoen, door hem in eene gevangenis op te fluiten? Zou het met het algemeen en met uw byzonder belang niet beter ftrooken, dat hy zyne ny-  ï4o GESCHIEDENIS nyverheid en bekwaamheden ten eenigen nuttigen oogmerke aanwende, behoudens den eisch, welken gy wettiglyk tegen hem gemaakt hebt, om hem overal te vervolgen, en u van een gedeelte van zynen overwinst te verzekeren, door eene verftandige wet bepaald? — Maar hy zal voorvlugtig worden uit het Vaderland. Maar wat raakt het u, of hy zich in Engeland, of in de gyzeling bevinde? Zult gy daarom te minder regt van fchuldeifchen hebben? Indien de Natiën het onderling eens waren, zou de kwaaddoener nergens eene fchuilplaats vinden. Indien gy uwe denkbeelden een weinig uitbreidt, zult gy begrypen dat de fchuldenaar, welke u door de vlugt öntfnapt, by den uitlander zyn fortuin niet zal kunnen maaken, zonder zich van een gedeelte van zyne fchuld te kwyten, door middel van zyne behoeften en de wederzydfche onderhandelingen der Natiën. Aan de Franfche wynen zal hy zich dronken drinken te Londen ; met dé Lionfche zyde ftoffen zal zyne huisvróuw zich kleeden te Kadix en te Lisfabon. Maar te fyn uitgeploozen en te vaderlandsgezind zyn deeze befpiegelingen voor een wrevelmoedigen fchuldeifcher, die, door zyne gierigheid en wraaklust gefolterd, liever verkiest zynen ongelukkigen fchuldenaar in de boeijens te houden, op het bloote ftroo flaapende, en hem aldaar met water en brood te voeden , dan hem in vryheid te herftellen. De Overheden en Wetgeevers behoorden, nogthans, deeze befpiegelingen niet ontgaan te hebben: aan hun moet de fchuld geweeten worden van de barbaarfche ongerymdhedcn , welke ten deezen opzigte nog plaats hebben  £>er BEIDE INDIEN. 14,1 hebben onder onze zo genaaamde befchaafdd Natiën. uitbreiding. Deel I. bladz. 383. reg. 11, van de woorden: Na de zelfde plaats, tot bladz. 384, reg. 1. van onder. Na de zelfde plaats vertrokken van Bengale twee, en meestal drie fchepen, wier laadingen, zynde Engelfche eigendom, ten minfte een derde minder waardig zyn , dan die van Suratte. Zy beftaan uit ryst, gember , faffraan, fuiker , eenige zyde ftoffen, en eene aanzienlyke menigte katoene lywaaten, meestal van de gemeente foort. Deeze fchepen, welke van het begin van Wintermaand tot over het laatst van Bloeimaand in de Roode Zee kunnen koomen , vinden te Gedda de vloot van Suez. Deeze ftad, welke geloofd wordt gebouwd te zyn op de puinhoopen van het aloude Arfinoë, is gelegen aan het verfte einde der Roode Zee, flegts twee of drie dagreizen van Kairo. Zy wordt bewoond deels van Egyptenaars, deels van Arabieren. Zo weinig zyn zy gefteld op dit verblyf, welk ongezond en van drinkbaar water ont. bloot is , dat de zulken onder hen, welke eenige ruimte van middelen bezitten, of elders eenige bezigheid kunnen vinden, zich aldaar laaten vinden alleen by het vertrek en de aankomst der fchepen , welke beide bepaald worden door op gezette tyden waaiende en onveranderlyke winden. Twintig fchepen, van Hollandsch fatfoen, maar  i42 GESCHIEDENIS 'maar flegt getimmerd , flegt uitgerust en van onkundige ftuurlieden voorzien, worden alle jaaren na Gedda gezonden. Voor het meererigedeelte beftaat hunne laading uit mondbehoeften, met dit onderfcheid, dat de vyf fchepen, welke aan den Grooten Heer behooren, hunhe goederen om niet aan Medina en M.-kka leveren, terwyl de overige de hunne doorgaans met een aanzienlyken winst verkoopen. Ook brengen zy aldaar Venetiaansch glaswerk, als mede koraalen, van welke de Indiaanen hals- en armringen maaken. , In betaaling van hunne mondbehoeften en koopmanfchappen, en inzonderheid van hun goud, ontvangen deeze vaartuigen, tusfchen de zes en zeven millioenen ponden kolfy, en voor tusfchen de zeven en acht millioenen Livres aan katoene lywaaten, zyde ftoffen en fpeceryen. Zo groot is de onkunde en traagheid der zeelieden , dat nimmer het geheele beloop deezer kostbaare waaren ter beftemde plaatze koomt. In weerwil der voorzorge , welke men gebruikt, om met het vallen van den avond voor anker te gaan leggen, wordt een aanmerkelyk gedeelte, onfeilbaar, een prooi van de baaren der zee. Meerder uitgebreidheid zou de koophandel op de Roode Zee verkrygen, en aan minder gevaar zyn blootgefteld, indien eene omwenteling , welke dezelve heeft ondergaan , .de gevolgen hadde, welke men zich daar van fchynt beloofd te hebben. In gevolge van een verdrag, op de zevenden van Lentemaand des jaars 1775, tusfchen den eerften Bey en den Heere hastinos, GrootBrit-  d Eif BEIDE INDIEN. 143 Britannifche Gouverneur van Bengale, geflooten, zyn de Engelfchen, in de Indien gezeeten, geregtigd om in het binnenfte gedeelte van Egypte in te voeren en te vertieren allerlei koopmanfchappen, naar hun eigen goedvinden , mids betaalende zes en een half ten honderd van de goederen , die vaft den Ganges en Madras koomen, en acht ten honderd van de koopmanfchappen, welke op Bomhay en te Suratte zyn ingefcheept. Keeds is dit verdrag ten uitvoer gebragt, en de uitflag heeft de verwagting overtroffen. Indien het Ottomannifche Hof en de Arabieren den nieuwen handel niet dwarsboomden ; indien de haven van Suez, welke door het opwellende zand verfïopt is, herfteld wierdt; indien de onlusten, welke de oevers van den Nyl onophoudelyk ontrusten, eenmaal konden beteugeld worden: zou men, veelligt, de gemeenfchap tusfchen Europa en Afie geheel of gedeeltlyk den ouden weg zien inflaan. UITBREIDING. Deel I. van bladz, 401. van reg. 4 van onder, tot bladz. 403, reg, 3. Niet meer dan ée'ne zwakheid bezoedelde zyne regeering.» Hy was Naïre, en befchouwde het als eene vernedering, dat hy niet uit den aanzienlykften fram was gefprooten. Met oogmerk om in denzelven zo veel mogelyk te worden ingelyfd, liet hy, in den jaare 1752, een gouden kalf gieten, kroop door den mond in hetzelve, en 'er wederom uit aan de tegenoverzyde. Zedert  .*44 GESCHIEDENIS clert wierden zyne Bevelfchriften gedagtekend vari het tydltip eener zo doorluchtige wedergeboorte ; en tot groote ergemisfe van den geheelen lndoftan, wierdt hy voor Brama erkend door de zulken zyner onderdaanen , welke dit aanzienlyk voorregt genooten. Door de onderrigtingen fan eenen Fransman, la noije geheeten,, was het deezen Monarch gelukt, de geregeldfte legertroepen op de been te brengen, welke men in deeze gewesten immer gezien hadt. Met behulp van deeze krygsbenden vertrouwde hy, zegt men, geheel Malajbar te zullen veroveren; en, hadden de Europifche Natiën hem niet in den weg geftaan, zou een gelukkige uitflag, veelligt, zyne eerzucht bekroond hebben. In weerwil van deeze hinderpaalen, gelukte het hem, om de grenzen zyner Staaten verder uit te breiden, en, 't geen oneindig meer moeite in hadt, deeze overweldigingen ten voordeele zyner onderdaanen te doen uitloopen. Te midden van het krygsgedruis wierdt de Akkerbouw aangemoedigd , en men richtte rederyen van grove katoene lywaaten op. Twee Europifche vastigheden heeft men irt Tfavancor tot ftand gebragt. Kwynende en werkeloos is de Bezitting der Deenen te Colefchey. Zelden en zeer zelden gebeurt het, dat deeze Natie aldaar eenigen inof verkoop doet. Het Engelfche Komptoir te Anjunga, legt op een fmalle ftreek lands, aan den mond eener .kleine riviere, welke het grootfte gedeelte van 't jaar door zand verftopt is. De ftad is vol hand'werken en zeer volkryk. Zy wordt verdeedigd door  der BEIDE INDIEN. 145 door vier kleine Bastions zonder gragt en eene bezetting van honderdvyftig man. Als nutteloos heeft men deeze onkosten aangezien. Met minder omflags en meer voordeels, heeft thans een enkel .Agent het bewind der zaaken in handen. Grondgebied van Anjinga, gy zyt niets; maar gy hebt eliza het leevenslicht doen aanfchouwen. De dag zal eenmaal koomen , dat deeze ftapelplaatzen van den koophandel, door de Europeaanen aan de kusten van Afie aangelegd , niet meer zyn zullen. Voordat 'er nog eenige eeuwen zullen vertoopen zyn, zal het gras dezelve bedekken * of de vrygevogten Indiaan zal op haare puinhöopen gebouwd hebben. Maar, indien myne fchriften eenigen duur zullen hebben , zal dé naam van Anjinga in het geheugen der menfcheri in weezen blyven. Zy, die myn werk zullen leezen, zy, welke de winden na deezen oever zullen voeren,' zullen zeggen: Daar'wierdt el rza drap, r gebooren; en, indien onder deeze zich een Brit. bevinde, zal hy het zich tot eérë rekenen om 'er nevens te voegen: En zy wierdt aldaar van Engelfche oud".ren gebooren* ■ Laat het my geoorlofd zyn, hier myner droefheid en traanen den teugel te mogen vieren! E..iza wasijmyne.vriendin O Leezer, wie gy zyt, vergeef my deeze onvrywillige gemoedsbewéèging.- laat my over eliza fpreeken. Indien ik ten eenigen tyde u het hart week gemaakt heb voor de rampfpoeden des menschlyken geflagts , verwaardig u dan heden,, om mededogen te hebben met myn eigen ongeluk. ïk was uw vriend, zonder dat ik ,u kende; wees ook eefï K oogen-  145 GESCHIEDENIS oogenblik de myne. Uw zagt medelyden zal myne vergelding zyn. Eliza eindigde haaren loop in het land haarer Vaderen, in den ouderdom van drieëntwintig jaaren. Eene hemelfche ziel fcheide zich af van een hemelsch lichaam. Gy, die de plaats bezoekt, alwaar haare heilige asch rust, fchryf op op het marmer , welk haar bedekt: „ In dat „ jaar, in die maand , op zulk een dag en op „ dat uur, haalde God zynen adem tot zich, en „ eliza Itierf." Oorfpronklyk Schryver, zyn bewonderaar en zyn vriend, 't was eliza, welke u uwe werken ingaf, en u de aandoenlykfte bladzyden dikteerde. Gelukkige stern, gy zyt niet meer, en ik ben leevendig overgebleeven. Met eliza heb ik u beweend; gy zoudt haar met my beweenen; en indien de hemel gewild hadde, dat gy beiden my zoudt overleefd hebben, zoudt gy nevens haar my beweend hebben. De mannen zeiden, dat geene vrouw zo veele bekoorlykheden bezat als eliza. De vrouwen zeiden het zelfde. Allen roemden haare oprechtheid ; allen roemden haare aandoenlykheid; allen dongen na de eere om haar te kennen. De nyd tastte eene verdienfte niet aan, die zich zelve niet kende. Anjinga , aan den invloed van uw gelukkig klimaat was zy , ongetwyfeld , 'verfchuldigd, die bykans onbeiïaanbaare zamenftemming van wellust en kuischheid, welke haaren geheelen 'perfoon verzelde en zich onder alle haare beweegingen mengde. De Beeldhouwer, die den wellust zou hebben moeten afbeelden, zou haar tot  der BEIDE INDIEN. H? tot modél gekoozen hebben. Even eens' zou zy tot een modél vérftrekt hebben voor hem, welke de Eerbaarheid moest fchilderén. Deeze in onze gewesten onbekende ziel zou de fombere en nevelagtige lucht van Engeland zelf niet hebben kunnen verdooven. Wat ook eliza verrigte, verfpreidde zich eene onvervvinnelyke bekoorlykheid rondom haar. De begeerte, maar eene fchroomagtige begeerte, volgdenaar heimelyk. De eerlyke man alleen zou haar hebben durven beminnen , maar zou het haar niet hebben durven openbaaren. Overal zoek ik eliza. Ik ontmoet, ik omhels eenige van haare trekken, eenige van haare bevalligheden, onder de meest inneemende vrouwen verfpreid. Maar wat is 'er van haar geworden, welke ze allen te zameh bezat? Gy he« melfche magten, die uwe gaven hebt uitgeput om eene eliza te formeeren , hebt gy haar llegts voor een oogenblik gefchapen , óm. flegts voor een oogenblik bewonderd en voor altoos beweend te worden? Allen, welke eliza gezien hebben , betreuren haar. Ik, ik zal haar al den tyd, dien ik nog over heb te leeven , befchreien. Maar, is het genoeg haar te befchreien? Zy, welke haare liefde voor my gekend hebben , het vertrouwen, welk zy in my fteJde, zullen deeze niet tot my zeggen: Zy is niet meer, én gy leeft nog? Eliza moest haar Vaderland, haare bloedverwanten en vrienden verlaaten , om zich aan myne zydc te koomen plaatzen , en onder de mynen te leeven. Welk een geluk had ik my beloofd! Welk eene vreugde raapte ik, wanneer ik K 2 haar  148 GESCHIEDENIS haar zag aanhaalen van mannen van vernuft, erS geliefkoosd worden van vrouwen van den kieschften fmaak? Ik zeide tot my zei ven: „ eliza „ is jong, en gy nadert den uiterften eindpaal „ uwes leevens. Zy is het, welke u de oogen zal ,, fluiten". Ydele hoop ! ö Omverreftootfter van alle menschlyke waarfchynlykheden ! Myn ouderdom heeft haare fchoone dagen overleefd. 'Er is niemand meer voor my in de waereld. Het noodlot heeft my veroordeeld om alleen te leeven en te fterven. Eliza bezat een befchaafd vernuft; maar deeze kunst liep niet in 'c oog. Zy diende alleen om de natuur te verfraaien; in haar diende zy flegts om de bekooring te doen duuren. leder oogenblik behaagde zy meer en meer; ieder oor genblik ftelde men meer belang in haar. 't Is de indruk, welken zy in Europa maakte. Eliza was dan zeer fchoon. Neen, zy was niet meer dan fchoon; maar , 'er was geene fchoonheid, welke zy niet overfchaduwde, omdat zy de eenige in haare foort was. Eliza heeft gefchreeven; en de mannen van haare Natie, die met fieraad en fmaak de pen gevoerd hebben, zouden het klein getal bladzyden, welke zy heeft nagelaaten , wel voor de hunne hebben willen erkennen. Toen ik voor de eerfte maal eliza zag, gevoelde ik eene my dus lang onbekende aandoening. Te leevendig was dezelve , dan dat zy niets dan vriendfchap zou weezen; te zuiver was zy om liefde te zyn. Indien het eene drift geweest ware, zou eliza my beklaagd hebben; zy zou getragt  der BEIDE INDIEN. 149 getragt hebben om my tot de reden te doen wecerkeeren, en ik zou dezelve verdelgd hebben. _ Dikmaals plagt eliza te zeggen dat zy voor niemand hooger agting dan voor my hadt. Tegenwoordig kan ik dit gelooven. > In haare jongfte oogenbükken bekommerde zich eliza nog over haaren vriend; en niet eenen regel kan ik fchryven zonder voor oogen te hebben het gedenkteken, welk zy aan my heeft nagelaaten. Waarom heeft zy myne pen niet met haare bevalligheid en deu^d kunnen begaaven? Ten minften dunkt my haar nog te hooren: „ Deeze ftrenge Godin, dus fprak zy, welke u „ aanfchouwt, is de Gefchiedkunde, wier door„ luchtig werk het is, het gevoelen der naakoo„ melingfchap te bepaalen. Deeze vliegende „ Godheid, welke over den aardkloot zweeft, is ,, de Faam, die zich wel wilde verwaardigen om „ ons een oogenblik over u te onderhouden; zy „ bragt my uwe werken, en baande den weg „ tot onze verbintenis door de hoogagting. Zie „ eens dien onfterfiyken Fenix in de vlammen; „ 't is het zinnebeeld des vernufts, dat nimmer „ fterft. Hoe kragtig vermaanen u deeze zinne. „ beelden, om u altoos te betoonen een hand„ haaver der menschlykheid , der «, waarheid en der vryheid". Ontvang, ö eliza, in de hoogfte hemelen, uw eerfte en laatfte Vaderland, mynen Eed. Ie zweer, geenen regel te zullen schryven, in welken men uwen vriend niet ZAL herkennen, K 3 u 1 t- /  150 GESCHIEDENIS UITBREIDING en VERBETERING. ... , Deel I bladz. 406, van reg, 3 tot - • " bladz. 407, reg. 18. De Sanddl is een boom , welke de grootte heefr van den Nooteboom. Zyne bladeren zyn geheel, van eene eyronde gedaante en tegen elkander overfbiande. De bloem is een geheel fluk, van acht flampers voorzien, en voortfpruitende uit den zaadknop, welke in eene fmaaklooze bes verandert, in gedaante gelykende naar die van den laurierboom. Van buiten is het hout wit, en, geel in het midden, wanneer de boom oud is. Uit dit verfchil in de koleur ontdaan twee verfcheidene foorten van Sandel, welke tot de zelfde oogmerken gebruikt worden , en gelykelyk met een bitteren fmaak en balzemagtige reuk begaafd zyn. Van dit hout tot poeder geftooten, wordt eene deegklomp bereid, waar mede men in China, in de Indien, Perfie, Arabie en Turkye zich het lichaam wryft. Ook wordt hy in de woonvertrekken gebrand , daar hy een aangenaamen en gezonden rook verfpreidt. Het meerengedeelte van dit hout, aan 't welk eene inbytende en verdunnende kragt wordt toegefchree*-en, blyfc in de Indien. De roode Sandel, hoewel minder geagt en van een niet zo algemeen gebruik , wordt by voorkeuze na Europa verzonden. Dit hout groeit aan een boom van een andere foort, die zeer gemeen is op de Kust van Koromandel. Zommige reizigers verwarren het met het hout van Caliatour, 't welk tot verfhout wordt gebruikt. Het  der. BEIDE INDIEN. 151 Het Indisch faffraan, by de Geneesheeren bekend onder den naam van Curcüma of Terra mertia, groeit op een zeer laagen ftam, beftaande uit de vereeniging der zaadkorrelen, van vyf of zes zeer lange bladeren. De bloemen, in de gedaante van een fchilfe.ragtig air, naby den wortel gefchikt, zyn purperkleurig, op zes ongelyke verdeelingen. Niet meer dan één ftamper hebben zy , rustende op een zaadhuisje, 't welk verandert in een foort van doosje , met drie vakken, -vol van ronde korreltjes. De wortel beihat uit vyf of zes langwerpige en fponsagtige fcheutjes. Hy wordt voor een buikopenend middel gehouden, en als een geneesmiddel tegen de geelzucht. De Indiaanen gebruiken dien om te verwen, en tot het bereiden van hunne meeste tafelgeregten. Veele foor ten van Kardamom vindt men in de onderfcheidene gewesten van Indien; derzelver onderfcheidende kentekens heeft men niet behoorlyk opgemerkt. Die op het grondgebied van Cochin , Caücut en Cananor groeit,. is de kleinfte, doch meest gezogte. Even zo wel als de andere, heeft zy veel overeenkomsts met het Indisch faffraan, waar van zy alleenlyk veri'ehilt door eene grootere talrykheid van bladeren, door een hooger opfchietenden ftam, door een kleiner bloemtros, die onmiddelyk uit den wortel voortkomt, en door de klefheid van vrugten. Haare korrels, met eene welriekende reuk begaafd, worden in de meeste indiaanfche Ragouts gemengd. Zomtyds worden zy gemengd met de Areque en Betel ; zomtyds ook naa dezelve gekaauwd. In de geneeskunde .worden zy meestal K 4 gebruikt  154 GESCHIEDENIS gebruikt om de fpysverteering te bevorderen en de maag te verfterken. De kardamom koomt van zelve voort , en groeit natuurlyk op de plaatzen - met de asch van verbrande planten bedekt. INVULLING. Deel 1. bladz. 408, reg. 2 , agter 't woord: leevenswyze. De beste Gember werdt op Malabar gekweekt. De tweede foort koomt uit Bengale. Die van Decan en van den geheelen Indifchen Archipel is 't minst geagt; met uitzondering, nogthans, van de 'roode gember van de Molukfche Ei'anden, pene foort van de gewoone onderfcheiden, door de kqleur van den wortel en den minder heeten fmaak. VERBETERING. Deel I. bladz. 41 t, van reg. 6", tot bladz. 417, reg. 20. Canara , een landfchap aan het eigenlyk genaamde Malabar grenzende , is van tyd tot tyd vermeerderd met de Provinciën Onor , Baticala, Bandel en Cananor; eene vry aanzienlyke uitgebreidheid heeft het hierdoor gekreegen. Het is zeer vrugtbaar, voornaamlyk in Ryst Voormaals W?s het een der bloeiendfle ftaaten in deeze oorden;'doch het verviel, toen de Vorst, om zyn Kqnmkryk tegen de plonderingen der'Maratten, ||ne nabuuren, te beveiligen, zich genoodzaakt vondt3  der BEIDE INDIEN. i53 vondt, hun alle jaaren twaalf of dertien duizend Ryksdaalders op te brengen. Nog grooter is dit verval geworden , zints den tyd dat Hyder - Alikan het bewind in handen heeft gekreegen. In de zelfde evenredigheid is Mangalor , de haven des Ryks, afgenomen. Minder wierdt deeze haven van de uitlanders bezogt, deels omdat de leeyensmiddelen aldaar niet zo overvloedig waren, deels omdat de prys derzelven, door de menigte der belastingen, merkelyk gefteegen was. Nogthans zyn 'er de zeden even verdorven gebleeven, als zy zints onheugelyke tyden geweest waren. Canara blyft het voorregt genieten, om de welïustigfte hoeren en de fchoonfte dansferesfen van den geheelen Indostan te leveren. De koophandel, welke Venetiën uit zyne poelen , Amfterdam uit zyne moerasfen , het hoofd deedt om hoog fteeken, hadt Goa tot het middelpunt der rykdommen van .Indien, en eene der waereldvermaardfte marktplaatzen van het Heelal verheven. De tyd; de ftaatsomwentelingen , zo veelvuldig in Afië; de hoogmoed, van den voorfpoed onaffcheidbaar;de verwyfdheid, het gevolg van eenen met geringe moeite verkreegenen rykdom ; de nayver van meer verlichte volken; de pneerlykheid der beftuurderen van 'sLands middelen en van byzondere perfoonen ; de trouwloosheden en fnoodheden van allerleien aart: deeze en misfchien nog andere ons onbekende oorzaaksn hebben deeze pragtige ftad in den afgrond doen nederftorten. Zy is niets meer ; de gebruiken van het ftaatsbewind , het zedenbederf der burgeren, de invloed der Monniken op de ftaatsbefluiten, dit alles laat niet toe om op eenig Kf5 her-  154 GESCHIEDENIS herlïel te hoopen. Beroofd van zo veele vrugtbaare provinciën, welke blindelings haare wetten ontvingen, heeft de ftad Goa niets van haare oude raagt behouden, dan het klein Eiland, op 't welk zy gelegen is , en de twee Schiereilanden, welke haare haven uitmaaken. De Maratten, ten noorden van Goa gevestigd, meester zynde van eenige posten aan den oever der zee, ontrustten dien Oceaan door hunae plonderingen. Geweldig mishaagde deeze zeeroovsry aan den Mogoi, die de noordlykfte deelen dier kust zyner heerfchappye hadt onderworpen. Om den fcheepvaart zyner onderdaanen te beveiligen, verzamelde hy eene vloot, met oogmerk inzonderheid om deezen geest van roofzucht te beteugelen. Tegen elkander aanloopende belangen hadden ten deezen tyde de beide Mogendheden. In deeze dagelykfche en bloedige gevegten, vertoonde de Marat conagy angria zo in 't oog loopende blyken van moed en bekwaamheid, dat men hem het bewind over de zeemagt zyner Natie opdroeg, en niet lang daarnaa het gebied over de gewigtige vesting Swemdroog, op eenen kleinen aftand van de vaste kust op een klein Eiland gebouwd. Alleen ten zynen behoeve hadt deeze zonderlinge mensch overwonnen. Zyn ontwerp van onafhanklykheid deedt hy van de medgezellen zyner overwinningen aanneemen , en met hunne hulp verzekerde hy zich van de fchepen , over welke hy zo lang en met een zo gelukkigen uitfljg het bevel gevoerd hadt. Onvermogende waren de poogingen-, welke men aanwendde, om hem tot den ftaat van afhanklykheid te doen we-  der BEIDE INDIEN. i<5 wederkeeren. De plunderzucht en het gerugt zyner edelmoedigheid \'erzamelden een zo aanzienlyk getal onverzaagde gelukzoekers rondom hem, dat hec hem ligt viel den rol van veroveraar te fpeelen. Langs de kust ftrekte zyne heerfchappy zich uit, van Tawana tot aan Rajapour, zynde een af ftand van veertig mylen; landwaarts befloeg zyn gebied twintig of dertig mylen , naar gelange van de leggingen der plaatzen en den aart der verdeedigingen. Zynen meesten voorfpoed, egter , en alle zyne vermaardheid was hy verfchuldigd aan de fcheepsverrigtingen, welke voortgezet wierden, met de zelfde voortvaarendheid, de zelfde dapperheid en kunde, door de erfgenaamen van zynen naam en bezittingen. In 't eerst tastten deeze Zeeroovers geene andere dan de Indifche , Moorfche en Arabifche fchepen aan, welke van hun geene vrygeleibrieven gekogt hadden. Door den tyd hoonden zy de vlag der Europeaanen, welke zich des genoodzaakt vonden, om altoos onder Convooi te vaaren. Zeer kostbaar viel deeze voorzorge, en zy wierdt niet toereikende bevonden. Dikmaals wierden de Geleifcheepen zelve aangetast en genoomen. uitbreiding en verbetering. » Deel 1. blad. 420, van reg. 15, tot bladz. 427, reg. 10. Deeze ftaatsomwenteling herftelde eenigzins de rust te Suratte en aan deszelfs Nabab; doch tevens wierden zy daar door onder eene volftrekte afhank-  I5<5 GESCHIEDE NT S afhanklykheid gefield van de magt, welke zy hadden ingeroepen. Eene grootere uitgebreidheid gaf deeze gelukkige uitflag aan de eerzucht van de bewindslie. den der Engelfche Maatfchappj^e. De zulken onder hen, welke het bewind der zaaken op Malabar in handen hadden, wierden door een hek roejyken fpyt verteerd, omdat zy geen deel hadden gehad aan de onmeetelyke rykdommen, op Koromandel en in Bengale verzameld. Hun gretig oog, welk zy, zints langen tyd, na alle kanten gewend hadden , vestigde zich , ten langen laatfte, in den jaare 1771, op Barokia, eene groote ftad, leggende" vyfendertig mylen van den mond der riviere Nerbedals , die zich in de Golf van Cambaie ontlast, en van overoude tyden vermaard, door den rykdom van haaren grond en de menigte van handwerken. De fchepen kunnen den ftroom alleen op- en afkoomen door middel van den Vloed en Ebbe. Vyf honderd blanken en duizend zwarten vertrokken van Bombay, om zich , onder de beuzelagtigfle voorwendzels , van de ftad te verzekeren. De togt mislukte, door de onbekwaamheid van het Opperhoofd, welk 'er het bewind over voerde. In het volgende jaar wierdt dezelve hervat. Langen tyd hielden de belegerden het uit, aangemoedigd zynde door den eerften voorfpoed, en , misfchien , nog meer door eene aloude overlevering, welke hun beloofde, dat de ftad nooit zou veroverd worden; ten langen laatfte, nogthans, wierden hunne muuren ftormenderhand bemagtigd. Geduurer.de den gantfchen tyd van het beleg, was  der BEIDE INDIEN. 157 was de moeder van den Nabab niet van de zy. de haars zoons geweeken; zy tartte nevens bem het geweld van bomben en grof gefchuc. Toen de ftad niet meer te houden was, verlieten zy te gader de plaats. Men zette hen agter na. Gaa, dus fprak de heldin tot haaren vlugtgenoot, gaa eene fchuüplaats en hulp by uwe bondgenooten zoeken; ik zal den vyand in zynen oplogt opnouden en hem misfchien ontkoomen. Zich te dicht op de hielen ziende gevolgd worden , zag men haar het befluit neemen, zo gemeen in den Indostan onder perfoonen van haare fexe, welke haaren dolk behouden hebben : om het draagen van ketens te ontgaan , doorftak zy zich zelve het hart. Haar zoon overleefde haar maar weinig tyds. Nog vóór zyn uiteinde Was deeze Vorst genoodzaakt, aan de Maratten te leveren, de zes* tiende deelen van zyn inkoomen , 't welk niet meer bedroeg, dan 1. 680. 000 Livres. Als bezitters van Amed-Abad, de hoofdftad van Gazuratte, eischten deeze barbaaren zulk eene zwaare fchatting. Niet alleen weigerden de Engelfchen deeze diepgaande vernedering , maar zy wilden daarenboven van de geheele provincie tol vorderen. Zo tegenftrydige eifchen dienden tot een zaad van tweedragt. Alle gcfcM! wierdt bygelegd, in den jaare 1776, door middel vaneen verdrag, inhoudende dat de oude overweldigers in het bezit van hunne veroveringen zouden blyven, doch dat de nieuwe het vry genot van Barokia zouden hebben, en dat by*deszelfs grondgebied eene landitreek zou gevoegd worden,  i58 GESCHIEDENIS den , wier belastingen 720. 000 Livres zouden opbrengen. Thans bevonden zich de Maratten in eenen toeftand, welke hun geenen grond gaf om op eene zo voordeelige fchikking te hoopen. Nimmer was de vereeniging dier rooveren van gedaante veranderd. Eene beflisfende meerderheid hadt hun deeze eendragt veroorzaakt boven de andere Mogendheeden van den Indostan, die door binnenlandfche onlusten geftadig geflingerd wierden. Hunne eerfte verdeeldheden openbaarden zich in den jaare 1773. De broeder en de zoon huns jongtsgeftorvenen Opperhoofds betwistten elkander het gebied , en de verdeelde onderdaanen koozen eene zyde, met hunne neigingen en belangen meest overeenkoomende. Geduurende den loop van deezen burgerkryg, herftelde zich de Souba van Decan in het bezit der provinciën, welke het ongeluk der tyden hem genoodzaakt hadt aan die barbaaren af te ftaan. Hyder - Alikan eigende zich dat gedeelte van hun gebied aan, welk hem best gelegen lag. De Engelfchen oordeelden de omftandigheden gunftig óm zich van Salfete te verzekeren; waaruit de Maratten , in den jaare i74°> de Portugeezen verdreeven hadden. Min gemaklyk viel de verovering van dit Eiland dan men hadt gehoopt. Het Kasteel van Tanah , waarin alle zyne fterkte gelegen was, wierdt verdeedigd met een beleid en hardnekkigheid, onbekend in deeze gewesten. Opgeëischt om zich over te geeven, gaf de Landvoogd, een gryzaart van tweeënnegentig jaaren , dit moedig antwoord: Men heeft my daarom niet herwaarts gezon-  der BEIDE INDIEN. 159 gezonden; en verdubbelde ftiaks zyne werkzaamheid en moed. Niet voordat hy zelve gefneuveld was, en zyne dappere fpitsbroeders zedert een moorddaadigen aanval hadden doorgeftaan, bemagtigcen de Engelfche Krygsbenden de plaats, op den achtentwintigften van Wintermaand des jaars 1774. Toen eerst zag de overwinnaar zich in het bezit eener landftreeke, die , in de daad, flegts twintig mylen in de lengte en vyftien in de breedte haalt, doch tevens eene der vrugtbaarfte en volkrykfte oorden van Afië is. In 't midden legt de berg Keneri, vol groote en diepe holen, allen in de rots uitgehouwen. Het zyn zo veele Pagoden, doorgaans naast elkander, doch zomtyds de eene boven de andere gelegen. Afbeeldingen en opfchriften, in fteen gefneeden of uitgehouwen, dienen meestal ten fieraade van dezelve. De zelfde byzonderheden worden opgemerkt op het Elefanten - Eiland , naast Salfete gelegen. Tot zeer veele verdichtzels hebben zo verbaazende werkftukken de aanleiding gegeeven. Het gemeene volk gelooft dat zy, voor vyf honderdduizend jaaren, door Godheden van minderen rang vervaardigd wierden. Eenige Bramins geeven daarvan de eere aan alexander den grooten, dien zy goedvinden op te fchikken met alles, wat zy als 'smenfchen natuurlyke kragten te boven gaande befchouwen. 'Er is reden om te hoopen, dat de Engelfchen, aan wien wy reeds zo veele kundigheden ten aanzien van Aflë zyn verfchuldigd, niets zuilen verzuimen om de noodige onderrigting te ontvangen van deeze gedenk.  l6o GESCHIEDENIS gedenktekens, welke over dé gefchiedenis eri den godsdienst van Indië zo veel lichts kunnen' verfpreiden; Te gemaklyker zullen hun deeze naafpooringen vallen, doordien Salfete flegts door een zeer eng kanaal van Bombay is afgefcheiden. h Ken geruimen tyd was dit Eiland Bombay, 'C welk niet meer dan twintig of vyfentwintig mylen in den omtrek haalt, een voorwerp van afgryzen. Niemand wilde zich met der woon nederzetten in een zo ongezonden oord ; dat het een fpreekwoord was geworden, dat een men/chin leeven op Bombay twee oogfien lang was. De velden waren ten dien tyde bedekt met Bambous en Kokosboomen; met verrotten visch wierden de boomen berookt; Hinkende moerasfen maakten de kusten ongezond. Ongetwyfeld zouden deeze beginzels des bederfs de Engelfchen van hunné volkplantingen af keerig gemaakt hebben, indien zy aldaar niet gehouden waren door de beste haven van den ïndostan, en de eenige, welke, te gader met die van Goa , fchepen van linie kan ontvangen. Eèn zo in 't oogloopend voordeel deedt hen wenfchen, de lucht te kunnen gezonder maaken ; met geringe moeite gelukte dit, door het land te openen, en eenigen afloop aan de wateren te geeven. In menigte begaven zich toen na deeze Vastigheid de bewooners der nabuurige gewesten, door de zagtheid van den régeeringsform derwaarts gelokt. Laat een vlugtig oog gaan over den aardkloot, zints den oorfprong der gefchiedenisfen , en gy zult de menfchen zien door den tegenfpoed vervolgd worden, zich nederflaande daar het hun geoorlofd is ademtogt te haaien. Is het niet te verwonderen ^  der BEIDE INDIEN. iói deren, dat de algemeenheid en behendigheid van dit verfchynzel de Heeren der waereld nog niet geleerd hebben , dat het eenig middel, om de volksverhuizingen te voorkoomen , is, hunnen onderdaanen eenen toefhnd te doen genieten, aangenaam genoeg om hen te bepaalen aan het gewest, in 't welk; zy het leevenslicht aanfchouwd hebben. Op Bombay telt men gemeenlyk by de honderdduizend inwooners , onder welke zeven of achtduizend matroozen zyn. Eenige Zyde- en Katoen - fabrieken verfchaffen werk aan een klein getal. Dewyl de kostbaarfte voortbrengzels niet wilden voortkoomen op een leevendigen rots, met een dunnen aardkorst bedekt, heeft de menigte zich toegelegd op het kweeken van eene voortreffelyke foort van Uijen, welke, te gader met de gedroogde visch, op de afgelegenfte markten met voordeel wordt verkogt. Niet met de traagheid , aan eene brandende luchtftreeke eigen, wordt deeze arbeid volvoerd, De Indiaan heeft getoond voor nayver vatbaar te zyn; en, door het voorbeeld der onvermoeide Parfis, is zyn karakter eenigerrnaate veranderd, Deeze laatften bemoeien zich niet alleen met visfchen en den landbouw; het maaken, het uitrusten en bemannen van fchepen, alles wat de kennis der kusten en den fcheepvaart betreft, wordt hunner kunde en zorge aanbevolen. Vóór het jaar i?5Q,deeden de fchepen, welke uit Europa na de Roode Zee , de Perfifche Golf en Malabar wierden gezonden., doorgaans de kusten aan, daar zy hun geld en koopmanfchappen moesten ontlaaden, en eene nieuwe laading L vinden.  i6z GESCHIEDENIS vinden. Zints dien tyd, zyn zy na Bombay gelievend, alwaar de voortbrengzeis der nabuurige gewesten kosteloos worden zamengevoerd, zints deEngelfchc Maatfchappy, met de waardigheid van Admiraal van den Grooten Mogol bekleed , onder de verpligting gebragt is , om in deeze vaarwaters" eene aanzienlyke zeemagt te onderhouden. Noodzaaklyk was het dat, op dusdanig eene flapelplaats, de timmerwerven, de fchepen en kooplieden vermenigvuldigd wierden. Van hier dat in eenen vry korten tyd het Eiland zich meester heeft gemaakt van den geheelen fcheepvaart, en een groot gedeelte van den koophandel , welken Suratte en de andere naburige marktplaatzen dus lang op de zeeën van Afie hadden gedreeven. Aan zo veele voordeden moest eene bellendige vastigheid gegeeven worden. Om hiertoe te geraaken , heeft men vestingwerken aangelegd, rondom de haven, die de dryfveer van zo veele werkzaamheid is , en welke de vlooten, door Groot - Britannie na den Indifchen Oceaan gezonden, moeten aandoen. Met groote iterkte zyn deeze Werken aangelegd, en hebben, zegt men , geen ander gebrek dan dat zy te uitgebreid zyn. Zy worden verdeedigd door twaalfhonderd Europeaanen en een nog veel grooter getal Afiatifche troepen. In den jaare 1773 bedroegen de inkomften van Bombay,met deszelfs onderhoorigheden,i3.6o7. 212 Livres enfip ft, en de uitgaaven 12. 7rr. 150 Livres. Gewisfelyk is de toefland deezer te talryke volkplantinge, zedert dien tyd, ten goede  der BEIDE INDIEN. 163 goede veranderd; doch wy kunnen de maate deezer bezuinigingen niet aanwyzen. Te veel ondereen gemengd zyn de bezittingen der Engelfchen en Maratten op Malabar, te ftrydig zyn hunne belangen, en te uitgebreid hunne eifchen, dan dat de beide Natiën, vroeg of laat, niet handgemeen zouden worden. Bezwaarlyk is het te zeggen, wie der beide Mogendheden de overwinning zal behaalen.' Deeze gebeurtenis zal afhangen van de omftandigheden, in welke zy zich zullen bevinden, van de verbintenisfen, welke zy zullen hebben aangegaan , en voornaamlyk van de Staatsmannen, welke het bewind in handen hebben, en van de Krygsoverften, welke de legers zullen aanvoeren. — Laaten wy zien of de rust beter bevestigd zy op de kusten van Koromandel en Orixia , welke van Kaap Comorin tot aan den Ganges ftrekken. Altoos onderfcheiden de Aardrykskundigen en de Gefchiedfchryvers deeze aan elkander grenzende gewesten, die bewoond worden van volken, wier gewoonten en geldmunten geene overeenkomst hebben. Hunne taal is insgelyks onderfcheiden. De landzaaten van Orixia hebben eene byzondere taal, terwyl hunne nabuuren meestal het Malabaarsch fpreeken. Vermits evenwel, in deeze gewesten, na genoeg de zelfde koophandel, en op de zelfde wyze wordt gedreeven , zullen wy ze met den algemeenen naam van Koromandel benoemen. Nog andere trekken van overeenkomfligheid hebben de beide kusten. Op beide is de hitte zeer geweldig; doch, zedert het begin van Zomermaand tot aan het midden van Wynmaand , maaken de zeewinden , welke 's voorL 2 m,d-  164 GESCHIEDENIS middags ten tien uuren beginnen , en tot tien uuren in den avond waaien, de luchtftreek draagJyk. Nog meer werdt dezelve verkoeld, in Hooimaand , en voornaamlyk in Slagtmaand, door de regens, welke aanhoudende mogen genoemd worden. In den omtrek van ongeveer eene myl is deeze onmeetelyke landftreek bedekt met een volftrekt onvrugtbaar zand, tegen 't welk de baaren van den Indifchen Oceaan met groot geweld aanfpoelen. Voormaals plagten hier geene andere vaartuigen aan te koomen dan Kanoes, gemaakt van ligte zamengevoegde planken, en, om zo te fpreeken , met kaire te zamen genaaid. Grooter en vaster fchepen wilden de Europeaanen gebruiken, welke 't eerst deeze kusten aandeeden. Herhaal ■ de ongelukken genazen hen van hunne vermetelheid. Door den tyd begreepen zy dat niets redelyker was, dan zich te voegen naar eene gewoonte , welke zy in 't eerst befchouwd hadden, als alleen een onkundig en onbedreven volk waardig. VERBETERING. Deel 1. bladz. 439, van reg. 3, agter het woord: opgericht, tot bladz. 440, reg. 15 van onder. Divicoté verdient hier de eerfte plaats. De kolonel la we nce vermeesterde het, in den jaare 1749. Staatkundige beweegredenen deeden den Koning van Tanjaor befluiten om afftand te doen van hetgeen men hem ontnomen hadt, en daar  der BEIDE INDIEN. 165 daar nevens te voegen een grondgebied van drie mylen in den omtrek. In den jaare 1758 ging de plaats aan de Franfchen over , doch om wel dra, zonder vestingwerken, weder te keeren onder het juk der eerfte veroveraaren. Deeze vleiden zich, 'er een gewigtiger post van te zullen maaken. Het was een vry algemeen aangenomen begrip, dat de Colram , welke de muuren dier ftad befpoelt, voor groote fchepen bevaarbaar zou kunnen gemaakt werden. De kust van Koromandel zou dan niet meer zonder haven geweest zyn; en de Mogendheid, welke in het bezit was van de eenige Ree, welke aldaar gevonden wordt, zou een vermogend hulpmiddel tot den Oorlog en Koophandel gehad hebben, waarvan de mededingende Natiën zouden ontbloot geweest zyn. Onoverkoomelyke hinderpaalen moeten dit ontwerp onuitvoerlyk gemaakt hebben, dewyl men van deezen post afgezien en denzelven voor vyfenveertig of vyftigduizend Livres verpagt heeft. uitbreiding. Deel 1. bladz 441, van reg. 12. tot bladz. 443, reg. 2. Deeze ftad, aan den mond van de Kristna gelegen, verftrekt tot eene haven voor de provinciën, welke voormaals het Koninkryk Golconde uitmaakten, als mede nog voor andere gewesten, met welke zy eene zeer gemaklyke gemeenfchap heeft, langs fraaie wegen en de rivier. In oude tyden, was het de leevendigfte , volkrykfte- en vermogendfte marktftad van den Indostan. De L 3 groote  166* GESCHIEDENIS groote Bezittingen, door de Europeaanen van tyd tot tyd aan de kust van Koromandel ongericht, deeden haar een groot deel van haare aangelegenheid verliezen. De Franfchenbefchouwden het als mogelykom haar eenigermaate in haaren voorgaanden luister te herflellen, en zy maakten 'er zich meester van in den jaare 1750. Negen jaaren daarnaa ging zy uit hunne handen over [in >rdie der Engelfchen, welke nog heden in het bezit zyn. Deeze laatfte eigenaaren is het niet gelukt, en het zal hun nooit gelukken, om Mazuüpatnam te doen zyn tgeen het in overoude tyden geweest is Niet geheel vrugtloos zyn nogthans hunne pooginl gen geweest. Dewyl de planten, welke tot het verwen van lywaaten gebruikt worden, in grootere menigte gevonden worden op haar grondgebied en van beter foort zyn dan ergens elders,is het hun gelukt om eenige handwerken te beginnen en andere verder uit te breiden. Nogthans zal deeze verovering den Engelfchen altoos minder voordeels aanbrengen door de goederen, welke zy aldaar koopen , dan door die zy 'er zullen kunnen flyten. Zints onheugelyke tyden kwamen de bewooners van het binnenfte gedeelte des lands Karavaanswyze op de kust om 'er zich van zout te voorzien. Tegenwoordig komen zy aldaar van wydafgelegene gewesten en in grooter getal dan ooit te vooren, en haaien van daar, nevens deeze volftrekt noodzaaklyke behoefte, veele wolle Itoffen en andere gewrogten der Europifche nyverneid. Deeze beweeging, welke de tollen merkelyk heeft doen itygen, zal noodwendig nog lee-  der BEIDE INDIEN. 16/ leevendiger worden-, althans indien dezelve niet gefluit worde, door eene dier flaatsomwentelingen, welke het gelaat van dit ryk gedeelte des aardkloots zo dikmaals en wreedaartig hebben veranderd. Groot-Britannie bezit hier nog de provinciën Conda ir, Moutafanagar, Elour, Ragimendri en Chikakol; te zamen ftrekken zy zich uit zeshonderd mylen langs de kust, en van dertig tot ne-' gentig mylen landwaarts in. De Franfchen, welke, geduurendehunnen kortllondigen voorfpoed, zich dezelve hadden doen afftaan, verboren ze in het tydperk hunner onbedagtzaamheid cn tegenfpoeden. Zy wierden, maar flegts voor een korten tyd, op nieuw vereenigd met het Soubadom van Decan, waarvan zy om zo te fpreeken waren afgefcheurd. In den jaare 1766 moest men ze wederom afllaan aan de Engelfchen, wier oriverzaadelyke eerzucht gefchraagd wierdt door listig beleide kuiperyen en geduchte krygsmagten. Men ontzag de volkplantingen,-welke de mededingende Natiën in deeze wydftrekkende landftreeken hadden aangelegd; maar Vizogapatnam en de andere Komptoiren van het gebiedvoerende volk ontvingen een nieuw leeven, en derzelver getal wierdt vermenigvuldigd. Het land wierdt eenigzins verlost uit den ftaat van regeeringbosheid, in welke eene menigte kleine dwingelanden het gedompeld hielden. Het geeft een inkoomen van 9. 000. 000 Livres, van welken men niet meer dan 2. 025. 000 Livres te rug geeft aan den Indiaanfehen Vorst, wien men het ontroofd heeft. Vyfmaal meer goederen worden tegenwoordig van daar uitgevoerd dan voor tien jaaren. L 4 De  i68. GESCHIEDENIS De werkzaamheid wordt grooter en uitgebreider, naar gelang de Zemindaaren , welke oorfpronklyk niets anders dan pagters waren , ont' bloot wierden van hec volftrekte gezag, welk zy, geduurende de onlusten van hun Vaderland, overweldigd hadden; naar gelange zy in de onmogelykheid gebragc wierden , om elkander over en weder den, oorlog aan te doen; naar gelang de gewesten,aan hun regtsgebied onderworpen, minder van hunne plonderingen lyden. Veel ïnelder en in 't oogloopender zouden de voorfpoeden zyn, indien de Engelfche regeering tegen de overftroomingen van den Krisna en den Guadavery wilden beveiligen een wydftrekkenden grond, welken zy jaarlyks zes maanden lang bedekken; indien deeze wateren, ter befproeijinge der landen', met beleid verdeeld en deeze beide rivie. ren door een bevaarbaar kanaal vereeenigd wierden. Een denkbeeld hadden de oude Indiaanen van deeze onderneeming. Misfchien was dezelve reeds begonnen. Kundige lieden althans befchouwen dezelve als niet zeer kostbaar en zeer mogelyk. Maar hoe ydel zou de hoop deezer verbeteringe zyn? Wy fchroomen niet van onregtvaardigheid te zullen befchuldigd worden , door te vermoeden dat de Maatfchappy zich niet meer laat gelegen zyn aan de verovering van Orixa, eene provincie zich uitflrekkende langs de oevers der Zee, van haare bezittingen in Golconde tot aan de oevers van den Ganges, welke haar insgelyks onderworpen zyn. Vóór het jaar 1736 maakte dit gewest een gedeelte uit van Bengale. Op dit tydftip maakten 'er  der BEIDE INDIEN. 169 'er zich de Maratten meester van , en zyn tot nog toe in het bezit gebleeven. Zy fpaarden de Europifchè Komptoiren en vestigden zich binnenslands. Naagapour is hunne hoofdftad. Hunne krygsmagt beftaat uit veertigduizend paerden. De landzaaten maaken inzonderheid hun werk van het fpinnen van katoen, 't welk zy op de kust verkoopen Eene zo aanmerkelyke verdeeling van het ryk gebied, welk zy in dit gedeelte des aardbodems bemagtigd hebben, mishaagde den Engelfchen: zy hebben de eerzucht om het van nieuws daar mede te vereenigen. Wat hier van zy, de goederen, welke gekogt of gemaakt worden in de Bezittingen, door deeze Natie, tusfchen kaap Komorin en den Ganges aangelegd, zyn allen te Madras vereenigd, uitbreiding en verbetering. Deel I. bladz. 443. van reg. 9, van onder tot bladz 446, reg. 3 van onder. Madras is verdeeld in de witte en zwarte ftad. De eerfte, in Europa beter bekend onder den naam van het Fort St. George, wordt alleen van Engelfchen bewoond. Een geruimen tyd was zy van weinige en niet veel beduidende vestingen voorzien; doch zedert heeft men 'er aanzienlyke werken nevens gevoegd. De zwarte ftad , die voormaals geheel open lag, is,naa het jaar 1767, van een goeden muur en een watergragt omringd. Deeze voorzorge en de ondergang van Pondichery heefc ten gevolge gehad, dat zy zedert L 5 be-  ï?ö geschiedenis bewoond wordt van driehonderdduizend Jooden, Armeniërs, Mooren of Indiaanen. Een myl van deeze gewigtige vastigheid 'legt Chepauk, alwaar de Nabab van Arcate , zints het jaar 1769, zyn hof heeft gehouden. _ Van geen belang was voormaals het grondgebied van Madras. Tegenwoordig flrekt het zich uit vyftig mylen ten Westen, vyftig mylen ten Noorden en vyftig mylen ten Zuiden. Op deezen wydflrekkenden grond ontmoet men aanzienlijke handwerken, welke dagelyks toeneemen,en eene verfcheidenheid van plantaadjen , welke van dag tot dag een nieuwen bloei ontvangen. Honderdduizend menfchen worden hier door aan werk geholpen. Deeze vergunningen waren het loon van het ontwerp, welk de Engelfchen beraamd hadden om Carnatevaan mamet-alikan over te leveren , van de krygen, welke zy gevoerd hadden, om hem te handhaaven in den post, in welken zy hem gefield hadden, en van het geluk, welk zy gehad hadden, om de Franfche magt te ver. delgen. 't Leedt niet lang of de gelukkige Nabab plukte de vrugten zyner dankerkentenisfe. Ter bevorderinge van hun eigen en zyn byzonder belang, ondernamen het zyne weldoeners, om de grenzen van zyn gezag en flaaten verder uit te zetten. Voordat de Mogolfche regeering in regeeringloosheid was veraart, moesten verfcheiden Indiaanfche en Moorfche Prinfen hunne fchattingen na Carnate zenden, van waar zy vervolgens in 's Ryks Schatkist wierden overgemaakt. Zedert den tyd dat alle fpringveeren geflaakt zyn, heeft  der BEIDE INDIEN. 171 heeft men niet meer gedagt aan het voldoen aan deeze dubbele verpligting. De Engelfchen verpagtten de onaf hanklykheid des lands, 't welk zy als hun erfdeel befchouwden; doch zy begeerden dat de provinciën, welke van hetzelve afhanklyk gemaakt waren, tot haare eerfte verbintenisfen wederkeerden. De zwakfte gehoorzaamden. Andere, van meer vermogen, durfden wederftand bieden. Zy wierden onder 't juk gebragt. Deeze zamengevoegde middelen hebben ma» met-al ik an in het bezit gefteld van een zeer uitgebreid gebied en een inkoomen van 31. 500. 000 Livres. Niet meer dan 9. 000. 000 Livres betaalt hy van deeze fomme aan de Engelfchen, welke de befcherming zyner fterkten en heerfchappyen op zich genomen hebben. Zodat hy 22. 500. 000 Livres overhoudt voor zyne byzondere uitgaaven en regeeringskosten. Aan de kust van Koromandel hadt de Engelfche Maatfchappy zeer dierbaare bezittingen, nevens eene krygsmagt van achttienduizend Cipaiers, in de krygskunde wel onderleid en drieduizendvyf honderd blanken. Eene vrye befchikking hadt zy over de geheele krygsmagt van Carnate. De eenige Europifche Natie, welke haar eenige belemmering zou hebben kunnen baaren, was verpletterd. Zy hieldt zich verzekerd van het vreedzaam genot van zo veele voordeden , wanneer zy, in den jaare 1767, wierdt aangevallen door hyder-alikan, een foldaat van fortuin,welke, naa van ons de krygskunde geleerd te hebben , groote voordeelen behaald en zich van Maysfor meester hadt gemaakt. Deeze gelukzoeker, ftout van aart en werkzaam, aan het hoofd van  172 GESCHIEDENIS van het beste Leger , welk ooit een Indiaansen Veldoverfte hadt aangevoed, drong moedig door in de gewesten, wier verdeediging de Britfche dapperheid op zich genomen hadt. Overeenkomftig met den wensch van dat loos vernuft, veranderde de Oorlog in Krygslisten. De ondervinding hem geleerd hebbende , zich te wagten voor het voetvolk en het gefchut, beftemd om hem te beftryden, ontweek hy zo veel hem mogelyk was de gefchaarde gevegten, vergenoegde zich met zynen vyand in te fluiten, hem gefladig werk te verfchaffen, de voederhaalders op te ligten en den toevoer van leevensmiddelen af te fnyden; terwyl ondertusfehen zyne Ruitery het land plat liep , de provinciën uitplonderde en de verwoestingen tot voor de poorten van Madras bragt. Zo veele wederfpoeden deeden de Engelfchen na een verdrag wenfehen; naa een tweejaarigen Oorlog , die hun veel nadeels en weinig eere hadt aangebragt, verkreegen zy hunnen wensch. Zints dat tydftip heeft de Maatfchappy zich tot een hoofdbeginzel voorgefteld, te beletten dat hyder-alikan, de Maratten en de Souba van Decan, de drie vooroaamfte Mogendheden van het Schiereiland, geene veroveringen behaalen, noch onderling eene naauwe verbintenis aangaan. Zo lang haar deeze Staatkunde zal gelukken , zal zy op de kust van Koromandel de overmagt behouden ; maar zy zal haar inkoomen moeten vergrooten, 't welk, in den jaare 1773, niet meer beliep dan 24. 196. 680 Livres, of haare uitgaaven verminderen, welke ten dien zelfden tyde bedroegen 26. 397. 585 Livres. Deeze  der BEIDE INDIEN. 173 Deeze verandering moet zy gemaakt hebben, eer zy in ftaat zyn zal om haare vastigheden op Sumatra kragtdaadig te befcbermen. Hoewel dit zeer uitgebreid Eiland de Engelfchen, al zedert hunne aankomst in de Indien, op zyne Reeën hadt zien verfchynen, ontving het, nogthans, niet vroeger dan in den jaare 1688, eene Volkplanting van deeze Natie. De Zeelieden, van Madras afgevaardigd, hadden bevel ontvangen het Komptoir te plaatzen te Indaponza, het gedeelte des Eilands meest overvloeiende van goud ; doch het lot hadt het anders beftemd. De fchepen door de winden na Bencouli gedreeven zynde, vondt men het geraaden zich aldaar te vestigen. Met veel openhartigheids en vertrouwens gefchiedden in 't land de koopbedryven tusfchen de beide Volken. Doch van geen langen duur was deeze eensgezindheid. Welhaast gaven de bedienden der Maatfchapp3Te zich over aan dien geest van roofzucht en dwingelandye, welken de Europeaanen zo algemeen na Afië medebrengen. Donkere wolken ontftonden 'er tusfchen hen en de landzaken. Allengskens wierden zy uitgebreider. Ten hoogften toppunte was reeds de verwydering gefteegen,wanneer men, als van onder de aarde, twee mylen van de ftad, de fundamenten eener fterkte zag ten voorfchyn koomen. Op dit gezigt loopen de inwooners van Bencouli te wapen. Het geheele land voegt zich by hen. De Magazynen worden verbrand, en de Engelfchen genoodzaakt, zich in alleryl fcheep te begeeven. Niet lang duurde hunne verdryving. Men ont? boodt hen te rugge, en uit hunnen wederfpoed trok-  174 GESCHIEDENIS trokken zy het voordeel, dat zv het Fort Marlborough zonder eenigen tegenftand voltooiden. Tot in den jaare 1759 genooten zy aldaar eene ongeftoorde rust. Toen wierdt het Kasteel.'door de Franfchen bemagtigd en verdelgd, nevens alle de burgerwooningen en krygsgebouwen. Van weinig belangs was de buit, dewyl alles, wat van eenige waarde was, by tyds na elders was vervoerd. Nog zelf vóór het einde der vyandlykheden keerden de Engelfchen weder in deeze bezitting ; doch zy bouwden de vestingwerken niet weder op. Toen wierdt het Fort Marlborough onafhanklyk gemaakt van Madras, en maakte eene afzonderlyke Vastigheid uit. Van _ de Maleiers , de Chineezen en de flaaven, uit Mozambique herwaarts gevoerd, wordt de Engelfche Bezitting bewoond. Zy wordt verdeedigd door vierhonderd Europeaanen en etlyke Cipayers. De peeperhandel uitgezonderd , behoort al de handel, welke hier gedreeven wordt, aan vrye kooplieden. Jaarlyks krygt de Maatfchappy van daar vyftienhonderd tonnen Peeper, welke zy voor een zeer geringen prys koopt. Een eenig fchip voert de helft dier waare na Groot-Britannie; de andere helft wordt gelaaden in twee fchepen, uit Europa gezonden , welke ze na China voeren en aldaar met voordeel verkoopen. In den jaare 1773 bedroegen de inkomften van dit Komptoir 4. 982. 895 Livres, en de uitgaave 3. 165. 480 Livres. Als niet voordeelig genoeg heeft men deeze Volkplanting aangezien. Van hier dat men daar van moest afzien, doch niet vóór dat men gelukkig gedaagd was in een groot ontwerp, welk men  der BEIDE INDIEN. i?5 men in den zin hadt. Zints lange hadden de Engelfchen eene Vastigheid verlangd , welke ■ tot eene ftapelplaats kon verftrekken, alwaar dekoopmanfchappen en lee vensmiddelen van China en de Oosterfche Eilanden, tegen die van den Indostan en Europa, konden verwisfeld worden. Hun ontwerp was, om dezelve tot de aanzienlykfte marktplaats van Afië te maaken. Het Eiland Balambangan, op den noordlyken uithoek van Borneo gelegen , oordeelden zy bekwaam tot het volbrengen van hunne oogmerken. In den jaare 1766 ftondt de Koning van Solon het aan hun af. Het jaar daaraan volgende lieten zy aldaar hunne vlag waaien; doch niet voor het jaar 1772 leiden zy aldaar den grond van hunne Vastigheid. Eenige afgevaardigden, driehonderd foldaaten, deels blanken, deels zwarten, één fchip en twee kleine vaartuigen: deeze waren de eerfte bouwftoffen van een gebouw, 't welk, door den tyd, tot eene verbaazende hoogte moest opryzen. Ongelukkig wierden de Opperhoofden oneenig; de weinige troepen , welke de vernielende ziekten waren ontkoomen, wierden te veel verfpreid; de fchepen vingen den koophandel aan met de nabuurige ftaaten. In deeze rampfpoedige omftandigheden, wierdt het nieuw komptoir aangeleid, veroverd en verdelgd. Nog heden zyn de Engelfchen onkundig, of veinzen onkundig te zyn van de oorzaak eener geweldaadigheid, welke hun 9. 000. coo Livres koste. Beurtelings hebben zy hunne vermoedens laaten vallen op de Hollanders, altoos voor de Molukfche Eilanden bezorgd; op de Spanjaards, welke  176 GESCHIEDENIS welke voor de Philippynfche Eilanden konden beducht zyn ; op de barbaaren der aangrenzende gewesten, wier vryheid fcheen gevaar te loopen; zomtyds zelf op eene zamenfpanning van alle deeze vyanden, die hunnen haat en hunne belangen hadden zamen gevoegd. Welk eene hand ook deeze onverwagte pyl gefchooten hebbe, het kwaad is niet ongeneeslyk. Op Qjieda, in een ander gedeelte van het vaste land van Malacca, of op het een of ander der menigvuldige Eilanden, in deeze Zeeëngte verfpreid, zal de Britfche Natie kunnen wedervinden , 't geen zy te Balambangan heeft verlooren. Indien te vermogende hinderpaalen haare poogingen nogmaals vrugtloos deeden afloopen, zou zy honderd troostredenen in Bmgaie vinden. INVULLING. Deel 1. bladz. 452, vóór reg. 11 van onder. Leezers, wier aandoenlyke harten van blydfchap kloppen, op het verhaal van de eenvoudige zeden en de wysheid der regeeringe van Bis ■ napore: gy, die vermoeid zyt van de ondeugdenen ongeregeldheden van het land uwer inwooninge, gy hebt, ongetwyfeld , meer dan eens in den geest uw Vaderland verlaaten, om ooggetuigen te zyn van de deugd en te deelen in het geluk van deezen afgelegen hoek van Bengale ; met leedweezen gefchiedt het, dat ik veelligt deeze allerftreelendfte begocheling zal verdryven en de droefheid in uwe harten verfpreiden. Doch de waarheid noodzaakt my daartoe. Helaas! dat Bisna-  der BEIDE INDIEN. ïff Bisnapofe eri alles wat ik u daarvan heb verhaald, kan wel niets meer dan een verdichtzël zyn. , Jk hoor u. Met droefheid roept gyuit: Eéri Verdichtzël? 't Is dan niets anders dan het kwaade, 't geen van den mensch gezegd wordt, dat waarheid is ? Het zyn alleen zyne elende en boosheid, welke niet kunnen tegengefprooken worden ! Dat weezen, voor de deugd gebooren, welker zaaden, zyn hart ingeplant, hy vrugteloos zou tragten te verftikken , welke hy nimmer" zonder boezemfmarte kwetst, en welke hy genoodzaakt is te eerbiedigen, zelf wanneer zy hem elendig maakt of vernedert, is dan overal boos! Dat weezen, welk onophoudelyk na geluk haakt, den grondflag van zyne weezenlyke pligten en van zynen heilffand ,' is dan overal ongelukkig! Overal zucht hy onder onmeedogende meesters! Overal pynigt hy zyns gelyken, en wordt van hun gepynigd! Overal bederft hem de Opvoeding, en het vooroordeel vergiftigt hem by zyne ter waereidkomst! Overal is hy een prooi dér eerzucht, der begeerte na roem, van den gouddorst, van die zelfde beubn, welke losgelaateri worden, om ons te verfcheuren ; ons, hünne elendige flag'offers, welke zy alleen öp den oever van het graf loslaaten! Hoe ! dé misdaad heefc zich meester gemankt van het gantfche aatdryk. .Ach! laat de Onfchuld ten minften dieri kleinen hoek lands behouden, op welken gy onze aandagt hebt gevestigd, en dien onze verheel.ding,'de onmeetelyke zeeën, welke Oris daarvan affcheiden, overfteekende, met zo veel vermaaks bezogt. M .De  iy% .GESCHIEDEN I S De fmarten, welke gy gevoeld hebt, myn Lee-zer, heb ik insgelyks gevoeld , toen ik my in 't midden vond, tusfchen twee getuigenisfen van bykans even groot gezag; het eene voor en het ander tegen de daadlyke aanweezigheid van Bisnapore. Op onze zyde hebben wy het getuigenis van een Engelfchen reiziger, welke dertig jaaren in Bengale heeft gewoond. Het tegen, overftaande getuigenis is dat van een reiziger van de zelfde Natie, welke insgelyks een geruime» tyd in dat gewest zyn verblyf heeft gehouden. Leezer, oordeel. INVULLING. Deel I. Aanhangzel, bladz. 92, agter den laatften regel. Wierden deeze verwagtingen , gegrond op het" hoog denkbeeld, welk de Britfche regeeringsvormmoet inboezemen, eindelyk bewaardheid gevonden? Laaten wy daarover oordeeien. Om een onvermydelyk Bankeroet te voorkoomen, welks gevolf-en zich wyd en zyd zouden doen gevoelen , iiondt de regeering vooreerst toe, dat de Maatfchappy 31. 500.000. Livres opnam, tegen een intrest van vier ten honderd. Van tyd tot tyd is deeze forome afgelost, en de fcatfte bêtaaling is gefchied in Wintermaand des jaars 177Ó. . Vervolgens ontfloeg het Parlement de Maatfchappy van de jaarlykfche belasting van 9. 000. 00© Livres, weke zy, zedert het jaar 1769, in 's Lands Schatkist betaalde. Het tydftip, dat deeze  der BEIDE INDIEN. fff ze belasting van nieuws moest betaald worden, wierdt niet vast bepaald. Alleen wierdt vastgefteld dat de deelgenooten op geen grooter uitdeeling zouden mogen lhat' maaken, dan acht ten honderd, zonder het aieeidër beloop met de Regeering te deelen. Het lot der deelgenooten hieldt i'nsgelyks het gezag onledig. De Indifche koophandJ was niet genoeg bekend, en dezelve wierdt, in de jongltc eeuw, volgens zeer veranderlyke bégmzëls' gedreeven. Van hier dat men , in zommigë omftandigheden , daarmede aanzienlyke voordeden behaalde , en op andere tyden aanmerkelyke fchade leedt. De uitdeclingen , Welke de Aktionisten genooten, volgden den loop' deezer onbeftepdigbeden. Door den tyd, wierden zy meer en meer, doch niet volkomen gelyk. In den jaare 1708 beliep de uitdeelifigfflegts' vyf ten honderd. In den j'nrc" 1709 klom zy tot acht, en het volgende jaar tot negen. Dë elf-volgende jaaren bedroeg zytien, en van 1721 tot 1731 niet meer dan acht. Van 1731 tót 1743 klom zy niet hooger dan zeven ten honderd. Van 1743 tot .1:756 rees zy tot acht, doch alleen om van 175Ó tot 1766 tot op zes te daalen. In den jaare 1767 ftecg zy tot tien, eri wierdt beurtelings de twee volgende jaaren met twee vermeerderd. In den jaare 1771 dreef men haar tot twaalf en een half; doch achttien maanden laater, wierdt zy door het Parlement op zes gebragt, op welken voet zy moest blyven tot Op de aflosüng der fomme van 31. 500. 000 Livres. De Maatfchappy, aan deeze verbintenis fe voldaan hebbende, .verhoogde haare üitdeëM 2 ling'  i8o GESCHIEDENIS ling tot zeven ten honderd , en vervolgens tot acht, wanneer zy de helft van haare fchu'd hadt afgelost, bekend by den naam van pandbiljetten, bedraagende 67. 500. 000 Livres. Zedert de opkomst der Maatfchappye, hadden de deelgenooten telkens jaarlyks vierentwintig leden uit het midden hunner gekoozen, om het bewind der zaaken te voeren. Hoewel deeze bewindhebbers driemaal agtereen van nieuws konden verkoozen worden, en het den meest vertrouwden onder hen veelal gelukte , zich dit voordeel te doen bezorgen, waren zy, egter, te afhankJyk van hunne lastgeevers om geregelde ontwerpen te beraamen , en dezelve kloekmoedig te volvoeren. Het Parlement beval, dat in het toekoomende, ieder bewindhebber vier jaaren zou dienen, en dat het vierde gedeelte der Bewindhebberfchap jaarlyks zou vernieuwd worden. De verwarring, welke in de raadpleegingeri heerschte, gaf aanleiding tot het ontwerp van eene andere fchikkinge. Tot nog toe waren de algemeene vergaderingen oproerig geweest,, omdat een iegelyk, welke 11. 250 Livres bezat, regt van ftemmen hadt. Thans wierdt befloo'ten dat in het vervolg niemand zou mogen Hemmen, ten zy hy tweemaal zo veel bezat. Zelf wierderi de ftemgeregtigden verpligt onder eede te bevestigen dat zy waarlyk eigenaars van dit kapitaal waren, en het zedert een rond jaar bezeeten hadden. Verder {trekkende bedoelingen, zegt men, hadt hier mede de regeering. Zy hadt ten oogmerke, het getal der bewindhebberen op vyftien te verminderen, hunne jaarwedde van 22. 500 Livres op  der BEIDE INDIEN. 181 op 45. 000 Livres te veihoogen, en hen van het opzigt der Actionisten te ortflaan. Indien dit ontwerp, 't welk het Ministerie zo veel invloeds moest doen verkrygen , met 'er daad beraamd zy- moeten onvoorziene om Handigheden deszelfs uitvoering verhinderd hebben. Behalven de veranderingen door het Parlement bevolen , maakte de Maatfchappy zelve eene fchikking van eene in 't ooglo-opende nuttigheid. Al van zyne eerfte opkomst hadt dit aanzienlyk lichaam de eerzucht gevoed om eene zeemagt te hebben. Deeze beftondt niet meer, wanneer het, ten tyde van het Protektorichap , zynen handel hervatte. Toen nam de Maatfchappy het befluit om zich van byzondere fchepen te bedienen ; en 't geen zy eens uit noodzaaklvkheid gedaan hadt, deedt zy vervolgens uit zuinigheid. Byzondere koopluiden verhuurden aan haar fchepen , geheel uitgerust en van 'eevensmiddelen voorzien, om een zeker bepaald getal van lasten na Indië te brengen en van daar te rug te voeren. De tyd, welken zy op de plaats hunner beftemminr:e moesten vertoeven, was insgelyks bepaald. De fchepen, welke men aldaar geene laading kon bezorgen, wierden doorgaans overgenomen door een byzonderen handelaar, welke de fchaêvergoeding arm den eerften uitruster gereedlyk op zich nam In het volgende jaar moesten zy de eerften zyn, welke verzonden wierden, opdat hun touwwerk niet te veel mogt flyten. In gevalle van noodzaakiykheid, ruimde hun de Maatfchappy haare Pakhuizen op; doch zy deedt ze zich betaalen tot een vooraf bedongen prys, van vyf-. tig ten honderd van het voordeel , M 3 De  192 GESCHIEDENIS De fchepen, welke tot deezen vaart gebruikt wierden, waren van zeshonderd tot achthonderd tonnen groot. By derzelver vertrek genoot de Maatfchappy in dezelve niet meer ruimte, dan de plaats, welke zy noodig hadt voor haaryzer, lood, koper, wolleftoffen 'en Madera-wyn, de. eenige koopmanfchappen, welke zy na Indien zondt. Al de overige ruimte in het fchip konden de eigenaars belaaden met de leevensmiddelen, tot eene zo verre reize noodig, en met alle andere goederen, in welke het Genootfchap, welk zy dienden, geen handel dreef. Op de thuisreize hadden zy insgelyks regt om te befchikken over eene ruimte van dertig tonnen , welke zy by het verdrag niet hadden afgeftaan. Zelf hadden zy vryheid om in dezelve de zelfde poederen te laaden , welke de Maatfchappy ontving; doch onder de verpligting van aan haar te betaalen dertig ten honderd van de waarde deezer goederen. In den jaare 1773 wierdt deeze belasting op de helft verminderd, in de hoop dat deeze vergunning de fcheepslieden en derzelver bedienden zou beweegen om hunne verbintenis getrouwer te agtervolgen, en de heimelyke invoeringen zou doen ophouden. De nieuw beraamde fchikking de uitwerking niet gehad hebbende, welke men z;ch daarvan hadt beloofd , heeft eindelyk de Maatfchappy het bcfluit genomen, om zich de geneele ruimte der fchepen toe te eigenen. Zints dit befluit voert zy jaarlyks de zelfde hoeveelheid goederen in op een k!ei.-,er getal fchepen , en b.e.*uin;gt jaajlyks 2. 250. coo Livres. In dep jaare 1777 heeft zy niet meer dan vyfenveertig fene-  der BEIDE INDIEN, 183 fchepen afgezonden, te zamen groot drieëndertigduizend honderdeenenzestig tonnen , en bemand met vierduizendvyfhonderd koppen. De wondheeler van ieder fchip , 't welk uit de Indiën koomt, ontvangt, boven zyn maandgeld, een gefchenk van vierentwintig Livres voor ieder perfoon, dien hy in Europa te rug bfleflgfr Met reden heeft men gfcefegt dat de wondheeler, beter beloond wordende» meer zorge zou draagen voor de geenen, welke hem zyn aanbevolen, en dat het leeven van een matroos meer dan een Guinie waardig was. Indien het zelfde gebruik elders niet ingevoerd zy, moet de reden daarvan weezen, omdat men 'er meer agting voor den wondheeler heeft, of 'er minder belangs in den mensch fielt. Verftandig en noodzaaklyk was de hervorming, in Europa in het beftuur der Maatfchappye ingevoerd; maar het was bovenal in de Indiën, dat de menschlykheid , de regtvaardigheid en de Staatkunde mishandeld wierden. Deeze geduchte waarheden bleeven niet verborgen voor de Regeering; laaten wy zien , welke middelen zy by de hand nam ter herfleliinge van de goede orde. De lloutfle of eerzuentigfte leden van het Ministerie, waren van oordeel dat men van de wetgeevende magt eene uitfpraak moest trsgten te verwerven, volgens welke de landveroveringen, in Afië gemaakt, niet aan de Maatfchappy behoorden, maar aan de Natie, welke zonder uitftel zich daarvan in het bezit zni llellen. Dit ontwerp, met hoedanige redekavelingen men het ojk moge bekleed hebben , zou gswisfeiyk verM 4 wor-  ^84 GESCHIEDENIS worpen zyn geworden. Duidelyk zouden de minst kundige burgers zelve gezien hebben, dat dusdanig eene fchikking te veel invloeds aan de Kroon gaf; zelf die Iaage en geldgraage lieden, welke dus lang het koninklyk gezag allergunftigst geweest waren, zouden daardoor zyn ontrust geworden. Hierom verbeelde het Parlement zich te moeten vergenoegen met het oprichten van een Opperden Raad van Bengale, beftaande uit vyf leden, wier plaatzen, telkens als zy open vielen, zouden vervuld worden door de Maatfchappy,' doch met toeftemming van den Koning. Het opperbeftuur over alle provinciën, in die lartd.ftreeke veroverd, wierdt aan deezen Raad opgedraagen. Zelf breidt zyn regtsgebied zich uit over alle provinciën in Indiën, alwaar de Engelfchen vastigheden hebben Zy, die aldaar het bewind voeren, kunnen , zonder toeftemming van den Raad, oorlog noch vrede maaken, en geenerlei verdrag met de Prinsfen des Lands aangaan De Raad moet gehoorzaamen aan de bevelen der Bewindhebberen, welke, van hunnen kant, verpligt zyn, aan het -Ministerie kennis te geeven van alle narigten, welke zy ontvangen. Hoewel de'koopverrigtingen niet aan de kennisneeminge yan den Raad onderworpen zyn, is hy, nogthans , daar over de zegsman : dewyl hy alleen de befchikking hebbende over 's Lands inkomften, naar goedvinden penningen kan opfchieten of weigeren. • Naadat men de oevers van den Ganges onder een draagiyker regeeringsvorm hadt gebragt', saosst men zich vervolgens toeleggen op het ftrafc • tiV?'.. ■• • " ; :J ■■ , fen  der BEIDE INDIEN. 185. fen of voorkoomen der fnoodheden, welke dit ryk gedeelte van Afie meer en meer bezoedel, den. Men gedoogde dat in de andere Vastigheden de bediening van het burgerlyk en lyfftraffelyk regt in handen bleef van de voornaamfte bedienden der Maatfchappye; doch het Parlement ftelde over Bengale eenen Regtbank aan, beftaan. de uit vier leden. wier benoeming aan den throon behoort, en wier befluiten alleen door den Koning en zynen geheimen Raad kunnen vernietigd worden Aan deeze Regters, zo wel als aan de leden van den Opperften Raad, is alle koophandel verbooden. Om hen deswegen fchadeloos te ftellen, heeft men hun Jaargelden toegelegd, te aanzienlyk naar het gevoelen van de Aktionisten, die verpligt zyn dezelve te betaalen, zonder ze bepaald of toegefhan te hebben. Een misbruik, en wel een groot misbruik, was in de Indien ingefloopen. Allerwegen wierp men fterkten op , zonder eenige noodzaaklykhejd', zomtyds zelf zonder eenigen fchyn van nuttigheid. De inhaaligheid alleen van de bewindslieden der Maatfchappye befchikte over deeze ftigtingen. In zeer weinige jaaren hadden zy meer dan honderd millioenen 'gekost. De B-jwindhebberfchap beteugelde deeze fchreetivvende wanorde, door het verftandig bepaalen der fomme, welke in 't vervolg aan deeze middelen van verdeediginge mogt befteed worden. De geest van orde breide zich uit tot het inzamelen der openbaare inkomften, het beloldigen der troepen, de krygsmagt ter zee, de'onderneemingen van den koophandel, tot alle voor werpen van het landbeftuur. M 5 De  185 GESCHIEDENIS De Groote Mogoi hadt eene fchuilplaats gezogt in Bengale. Tot zynen lyftogt 'hadt men hem toegelegd eene jaarwedde van 6. 240. 000 Livres. Door de Maratten wierdt hy op den throon herfteld , en de Engelfchen vonden zich ontflagen van eene foort van belastinge, weike zy niet zonder ongeduld opbra.ten , zedert zy deeze zwakke onderileuning niet meer noodig hadden. Niet zo gelukkig diende hun. het gevat om den Souba van deeze landllreeke te pionderen; en nogthans verminderden zy op 7. ;,8o. 000 Livres het inkoomen van 12. 720. oco Livres , welk zy , in het verdrag van den jaare 1765, zich verbonden hadden hem te betaalen. Z.'lf moest zyn opvolger, in den jaare 1771, zich vergenoegen met 3, 840. 000 Livres, onder voorwendzel, dat hy nog minderjaarig was. Nog eene andere vermindering heeft hy te wagten, dewyl zyn naam niet meer gebruikt wordt, van welken men, tot in den jaare 1772, zich verpligt hadt geoordeeld, in alle zaaken vanjopperheerfchappyoeifcninge, te moeten gebruik maaken. Het kan niet anders weezen, of alle deeze hervormingen moesten dien afgrond voltooien, welken de vermetelheid , het pligtverzuim , de verdeeldheden, de plondering en allerlei uitzinnigheden voor de Maatfchappy gegraaven hadden. Men oordeele in hoe verre haaren toeftand verbeterd zy. Op den eenendertigden van Louwmaand des jaarsi774, bezat deeze Maatfchappy, wier fchynbaare voorfpoeden het heelal deeden verbaasd flaan, niet meer dan 255. 240. 742 Livres 10 Hui-  der BEIDE INDIEN. 187 Huivers. Zy was fchuldig 250. 847. 8i2 Livres 10 duivers. De Balans bedroeg derhalven ten haare voordeele flegts 4. 392. 900 Livres Op den eenendertigden van Zomermaand des jaars 1776 was haar kapitaal 256. 518. 067 Li. vres 10 ftuivers, en ha-ire fdhuld 195. 248. 655 Livres.' In den tyd van twee jaaren was derhalven haare rykdom 56. 876. 512 Livres 10 duivers aangegroeid. Zedert heeft zy afgelost 11. 506. 680 Livres, welke zy nog fchuldig was van de opgenomene fommevan 3F. 500. 000 Livres. Daarenboven heeft zy nog voor tt. 250. 000 Livres van haare pandbiljetten afgedaan; en verder veele oude fchulden, voormaals in de Indien gemaakt: zodat zy, op den eenendertigden van Louwmaand des jaars 1778, de volkomen vrye befchikking hadt over 102. 708. 112 Livres 10 ftuivers, zonder daar onder te rekenen haare Magazynen, fchepen, vestingwerken, en alles wat ter bearbeidinge haarer onderfcheidene Vastigheden diende. Deeze voorfpoed zal toeneemen, naar gelang de onmeetelyke uitgeftrektheid gronds, door de Engelfchen in de Indié'n aangewonnen, beter zal beftuurd worden. In den jaare 1773 bragten deeze Bezittingen op rij. 701. 252 Livres 10 duivers; doch deuitgaaven beliepen 8r. 153.65a Livres 10 ftuivers. Het zuiver inkoomen beliep derhalven op dat tydftip 32. 637. 600 Livres. Zedert is het allengskens geklommen, dewyl men eenige ongeregeldheden met een goeden uitflag heeft aangetast;,het zal nog grooter worden, dewyl  GESCHIEDENIS wyl 'er nog veele andere ongeregeldheden moeten te keer gegaan worden. ' De verdere uitbreiding , welke de koophandel zal ontvangen, zal tot eene nieuwe bron van voorfpoed dienen. De verkooping van het jaar 1772 bragt op 79. 2J4. 872 Livres ïo ftuivers; die van 1773, jr. 992. 552 Livres ïo ftuivers. Van het jaar 1774, 82. 665. 105 Livres. Van 1775 •> "8. 627. 712 Liv;es 10 ftuivers en die van-'t jaar 1776, 74. 400 457 Livres jc ftuiv. Voeg nog by deeze openbaare verrigtingen der Maatfchappye de lbmme van .iï. 250. 000 Livres, waarop de goederen worden gefchat, welke jaarlyks ter fluik uit de Indien worden uitgevoerd. Voeg 'er nevens 4. 500. 000 Livres voor de Diamanten. Voeg 'er nevens de meer of min gewigtige, maar altoos zeer aanzienlyke fommen, van welke de Engelfchen, op de onderfcheidene Komptoiren van Afië verfpreid, de waarde aan de uklandfche Natiën verfchooten hebben. Voeg 'er nevens de rykdommen, welke deeze kooplieden zelve, aan het einde hunner, loopbaane, medebrengen, om dezelve in den fchoot van hun Vaderland te genieten. Merk aan'dat. die uitgebreide befpiegelingen, welke alle de volken van Afrika, Europa en Amerika aan GrootBritannie fchattingfchuldig maaken, jaarlyks uit. dat Koninkryk na de Indien doen voeren niet. meer Am 2. 250. oco, of op zyn meest 3 375. 000 Livres; en gy zult een denkbeeld hebben, vap de onmeetelyke voordeden, welke deeze zo. wydafgelegene Vastigheden haare gelukkige bezitters aanbrengen. In den jaare 17S0 moet het uitüVtmd voor- regt  der BEIDE INDIEN. 189 i-egt der Maatfchappye ten einde loopen. Zal het vernieuwd worden? Alles fchynt dit aan te kondigen. Naa zich van het groot.fte gedeelte van den opbrengst der veroveringen verzekerd te hebben, zal de Regeering deeze gewesten aar» den onderdrukkenden aart der Monopolie var* nieuws overleveren. „ Rampzalige. Indiaanen! tragt om u aan uwe „ ketens te gewennen. Te vergeefs hadt men ,, uwe fmeekingen voor het Ministerie, voor den ,, Raad, voor het Volk gebragt. Het Ministerie ,, denkt alleen om zich zeiven; de Raad is dui„ zelhoofdig; het verftandige gedeelte des volks ,, is ftom, of fpreekt te vergeefs. De fchraap,, zuchtige en woeste zamenfpanning der koop„ lieden, welke uwe onheilen heefc veroorzaakt, ,, verzwaart dezelve en geniet ze in vrede. Be,, voorregte roovers, gy die zedert langen tyd „ een groot gedeelte des aardbodems aan de ke„ tenen des verbods gekluisterd hebt, en het„ zelve tot een altoosduurende armoede hadt ge„ doemd, was u deeze dwingelandy niet ge,, noeg ? Moest zy nog verzwaard worden door ,, euveldaaden, welke den naam van uw Vader* „ land voor altoos zullen gevloekt maaken? „ Wat heb ik gezegd, uw Vaderlandl Hebt ,, gy dan een Vaderland? Maar indien de ftem,, me des belangs de eenige zy, voor welke uw „ oor open ftaat, hoor haar dan. Zy is het, die „■ u door mynen mond toeroept: Gy boort uin „ den grond, gy boort u in den grond, zeg ik u. ,, Uwe dwingelandy loopt op het einde. Naa het „ gedrogtelyk gebruik, welk gy van uw gezag. „ gemaakt hebt, 't zy het vernieuwd worde of „ niet,  ioo GESCHIEDENIS „ niet, het zal een einde neemen. Gelooft gy „ dat de Natie, wier uitzinnigheid en dronken„ fchap een einde zullen hebben, u geene re£ kenfchap zal afvorderen van uwe plonderin„ gen ? dat het verlies van uwe misdaadige ryk£ dommen, en, misfchien, de vergieting van uw „ onzuiver bloed , uwe euveldaaden niet zullen ,, verzoenen ? Indien gy u zeiven veroorloft om „ dit te vergeeten, misleidt gy u zeiven. Het „ fchoüwfpel van zö;veele uitgebreide,beroofde, „ geplonderde en tot de wreedfte flaaverny ge. ,, bragte landfchappen', zal van nieuws ten voor3', fchyn koomen. Het aardryk bedekt de lyken „ van drie millioenen menfchen * welke gy hebt „ laaten omkoomen , of zelve gedood hebt; ,, maar zy zullen uit den grond vérryzen; zy zullen tot den hemel en tot de aarde om wraak ,, roepen, en zy zullen die verwerven. De tyden en de omfrandigheden hebben alleen uwe ,', ftraffe doen opfchorten. Ja, ik zie den tyd „ van uwe opöntbiedinge en verfchrikkinge naderen. Ik zie u in den kerker fJeepen , "welke „ gy verdiend hebt. Ik zie u uit denzelven koomen. Ik zie u verbleekt en zidderende voor ,, uwe Regters. Ik hoor het gefchrecuw van een ,, verwoed volk, rondom hunne regtbanken ver» „ gaderd. De aanfpraak des bevreesd geworden „ Redenaars wordt afgebroken. Schaamte en „ vreeze hebben hem aangegreepen ; hy heeft „ uwe verdeediging opgegeeven ; de verbeurd„ verklaaring uwer goederen en het vonnis van „ uwen dood zyn geveld. Misfchien lacht gy „ fchamperlyk met myne bedreiging. Gy hebt „ u zeiven diets gemaakt, dathy, welke klompen „ gouds  der BEIDE INDIEN. ipj j, gouds in de fchaale der geregtigheid kan wer„ pen, dezelve naar goeddunken na deeze of „ geene zyde doet overhellen. Misfchien zelf belooft gy u zei ven dat de verdorvene Natie, uw Oktrooi handhaavende, zich fchuldig zal erkennen aan de misdaaden, welke gy gepleegd „ hebt, of medepligtig aan de zulke , welke gy „ nog pleegen zult". Neen, neen; vroeg of laat moet 'er regt gefchieden. Indien het anders uitviel, zou ik my tot het graauw wenden. Ik zou hetzelve dus aanfpreeken : Volken, wier brullingen uwe meesters zo dikmaals hebben doen zidderen , waar wagt gy na ? Tot wat oogenblik befpaart gy uwe fakkels en de fteenen, met welke uwe ftraaten zyn gevloerd ? Raapt ze op - - - - Maar de eerlyke burgers, indien ze 'er nog zyn, zullen ten langen laatfte opkoomen. Men zal zien dat»de geest der Monopolie bekrompen en wreed is. Men zal zien, dat hy noch door de tegenwoordige , noch door de toekoomende berisping wordt beteugeld. Men zal zien dat hy dit vonnis heef t geveld, en dat hy het geveld heeft in alle tyden en onder alle Natiën: „ Dat myn Vaderland, of het gewest, „ alwaar ik gebied , te gronde gaa- Dat de „ burger en de inwooner omkoomen. Dat myn „ deelgenoot te grond gaa, mids ik my met zy„ nen buit verryke. Alle plaatzen van 't Heel„ al zyn my even na. Wanneer ik één gewest „ zal verwoest, uitgezoogen en verzwakt beb„ ben, zal 'er nog altoos een ander land zyn, „ werwaarts ik myn goud kan overbrengen en „ het in vrede genieten".   ■II* Boek. STAAT van het Fonds der Hollandfcbe Ooftindifche Maaifcbapp*, opger'm in den 'Jaare 1602. Getal der aM°*, , r7. , ,. §St ■!• U lï Z lA a i\i tr ,, , „„„ ,..11,» Crnrl, i i " " — ■ O J 8 | KAPITAAL, en Provine en Provincie aan ditKa Ge»! Derzel. UITDEELINGEN gedaan zedert het jaar x6o5 tot den jaare ,777. d^Tdee^cnS ™*™>**** = ^^f^ 2ede" *»"7°3 i I dit Kapitaal Aktien. waarde.' f Ten Ten i Z klingen tot deelingen,, — jaare ,7/4. in Guldens hl !ivres ingelegd - . Jaaren. H01!. waar in. J.aren. Hon. waar in Taaren Hon" ___,i„ °P deezen dooreen L „ T^ A Prï. ma Aiiur. tournois. hebben. in Guldens.. in liv. toura. derd. derd. jaaren. Hon- waarin, tyd. genomen. Jaaren. Honderd. ' \ _____ * Guldens. in livres tonrnois. 1 1 ' ~ ( • -r ! , I ™» de vaTTT ~ 1 ■ : .^«....910 ucolom..^ guu. gm ^ livn I005 15 [n Geld. 1658 _o In r.»M r-r.a r v ., 1723 654^631 aaöao a 21930 49764 A 48245 *6o6 75 te ,4p }__ 7 « 40 In Geld 1724 603 653 21090 2*590 46398 49698 ! 1607 4o ,Vew. I6« 7 9 40 te 72S 6.4 660 2I420 2S8oo 47124 50l6o 1608 2o tdenu l66l 40 te 720 4o te «7»* 658 563 22740 19890 50028 43758 •609 25 te 166. - ,.'..ƒ.. . i?" te - .727 560658 ,980022740 43560 joots 1^0 50 idem. 1663 T'^';- » 30 te 1728 655 6.2 226502,360 4983046992 l66\ ...f.0....™ 72 »ï 7*9 6,8 679 2.840 23370 48048 5,4.4 . 57* idem. 1665 ^ ^/ ' 72I £ V ' If 7'5 6s° 24^° 22^ 53790 49500 . - 1613 l666 72 J725 20 idem. 1731 692 74» 23760 25260 522?2 55572 '6i4 l6f ;;; ; 726 =s te 1732 779 ?"* =6370 24337.of. s8oi4 „50**0 *o"«5 4*è te ,668 I2i [lil Tc 'f'"' 733 644 788 223ao fl6ó4° 49104 58608 16,6 62. idem. JÓ6o \ll 72? IS te ,734 754 647 25620 22410 56364 49302 1617 I(e7„ "2 'f*' 729 25 tdem. 1735 645 714 22350 22420 49,70 c> u 16,8 Jg° 4° 730 25 • te . 1736 756 675 25680 23250 5L95 55u5o 1619 : 71: 45 tel' 7?i 25.«.«.. ,737 53*586* .896020595 ï.J?» J5iS 1620 37_ l6/2 ; \* *~ 732 li \fm. '738 585 534 20550 ,9020 45_,o \\lU 1621 l6' ,fi t{~3 5 tdem' 1739 494 572 17820 20,6a 39204 4435S !622 .: \v7\ ^ obhs*u 73+ a5 «740 5°6 4o3 i8i-80 i5o5o _„96 tuil , 1623 25 Nagelen' i67< ,111 25 1741 391 439 I473° 16170 32406 35574 624 ........ S \l\ '736 20 1742 403 35o ,5090 13500 33,98 a97oo 1626 iï/o '" Zll l 'dfn- 744 407 464è 15210 16935 33462 3*257 1627 i4 'idem. gj "T^to^ 1S0 Si- -.-SS 4^42° 17115 15600 37«53 34s2 C-Afew. Z«u y?. 1628 2- l6Z li* Cf5™a* J74° 12| '.f"2' 1746 36« 450 14040 16500 30888 36300 Amfterdam, 3.674.PI-5 8,084,813 1629 25 idem. ,681 __i fdZ' \ltl !Ö v!fT' J2« 3<5? 16030 14070 35244 30954 2i« 1630 ...... .. ltf8. 222 '7'** 1742 ,2? 1748 366 455 13980 16659 30756 36630 : ^;Wtr.W,.aehndi 1,333.882 2,934>540 8 2n2Ie5e3n ,63, _7i"'J^" Jgj ..^t. '.. /Al \? tZ' KS lso4°5 ^ ' ^. 845.8392 0 6,4d9.84o i4,aIIj5+8 * Overfch: 1632 * ,684 \™£ 5 tdfm' ?9„ 594 17670 2°8" 38874 45804 Delft, 470.000 1,034,000 vau 8043000 1^33 i»i M«. 1685 lo hGéML 7.6 20 S' 1752 c«3 c7^ 2°l9° 2°2S° 46398 44S5o gUof gl. of 20 idem. l68| £l i/ÏT JlS 20 f 7s2 58o 546- 2o*co ,9395 44880 42669 Rotterdam, 177,400 390,280 Ï848 I. 66001. .*34 1687 ^ idem. /Al 20 A 2fiV,wea' l/-66l * ^ 767 580* 503 204,5 .8090 44913 39798 '1642 50 In Geld. 1700 _5 \]T. ^ [f"1' ^ 5«8 *55 18540 IÓ55o 40788 36630 1643 ,5 Nagelen. 1701 2o idem. /ól \l 770 472 4I° ,7'6° ,53°° 37752 33660 I 1644 25 idem. ,702 20 idZ. \]6\ 5. 77° 412 2^5 .5360 ,2750 33792 28o50 20 In Geld. 1703 T5 'dZ. /% li* 1/72 3^'4 386 12420 rm** >73m 3'o76 .645 I /70. 2 ™ '766 20 tdem. 772 369 326 14070 ,2780 30954 28,16 '645 I77 4 2J ^ 1767 20 773 3a3 363 12690 ,389o 279,8 aosöo te nol 2255 S£2 !jg 20 1774 336 363 13080 ,3890 28776 3c56o 1648 J7°7 25 te 1770 15 idem\ 1649 20 ' !7°8 25 J77i 12* i6?o _° ^«"- 1709 =5 te 1772 12! 1652 25 \lm' '711 *5 *<*■». !774 12* X653 12* 2S5 7AI 15 3* !77i »I £: 1654 IS te mi 30 te «776 12_ ^ I ,655 12* idem. 33* te .777 u£ | 1656 27* idem. i7l% 4o *dem. 1657 ........ 1717 40 ,dem' I ' 40   He Boek STAAT der Schepen, door de Hollandfche Maatfchappy m de Oost-Indien gezonden, van het jaar 1720 tot den jaare 1729, der Manfchap, der Schepen, welke uit Oost-Indien zyn te rug gekomen; van den algemeenen opbrengst der Verkcopingen, der uitdeelingen aan de Deelgenooten, en van het gereed geld, zo na de Kaap de Goede Hoop, als na de Indien gezonden. \ j I ' Geld zo na de Kaap als na •Afgczon-j [Terug- 'Algemeene Opbrengst der Verkopingen. tjitdee- Indiön gezonden. Jaaren. ' den fche- manschap.'gekomen: ^ ^ ^ | ( PCn' | SchePen- < In GuldeDS< Trn Livres Tournois. "NG^ In Guldens. | ln Livres Tournois. ' "g~u7lT~p7" Guld. ft P- Tenh.g guld. ft. | guld. ft. p. 1720 3S 8205 26 19,597.87412 43.xi5,32+ * 4f 4°, 4,125.000 | 9,075,ocO 1721 40 8000 34 14,985,07213 32.967, >5« 16 7? 33 ï 6825x00 15,015,000 1722 41 7400 26 19,494,305 19 42-887,605 1 8| 30 7.075,000 15,565,0:0 1723 38 7785 29 16,247.50517 35,744,512I7 4| .2. 6,887,000 15,i5L40o 1724 38 6425 31 20,577.4^7 9 45,270,384 7 9. 15 7,4i9,coo 16,321,800 1725 35 6250 36 19,385,441 10 1 42,647,971 6 20 7.412,500 16,307,500 1726 38 6850 32 21,312,626 8 46887,778 l?| 25 7,675,000 16885,000 1727 40 6400 36 18,564,98617 40,842,971 J 4_? 2° 8,091,994 17,802,38616 1728 34 5800 28 20,322,402 44,709,284 8 :5 5,558,100 12,927,820 1729 34 6300 25 18, ico. 116 12 9 39,820,255^12_9_ 2f 4.525,000 ^SSjOoo 374 _l 69505 303 188,587,839~i7~l>4H, 893,246_I5_9| 236 j 6j, 593,594 !'44,3^5,906 16 ï I ~~ 1 " i 1 Maakt £ ,81 6p5o „0 | l8 858, 733 18 I0| 4^489,324 13 7 23 ? I 6, 559. 359 8 14*43°. 59o 13 7 Jaarlyks i.J< J j ' | ] 1 1 PRYS DER SPECERYEN, IN DE JAARLYKSCHE VERgOOPINGEN, DOOREEN GENOMEN. guld. Livres Tournois. 4500000 eg Peeper a 11 ft het & ..2,475,000 5,44^,000 4000ÓO — Kaneel, a 5. Gl ., 2,300,000 5,060,000 400000 — Nagelen, a 4, Gl Ij7~o,coo 3,740.000 250000 — Noten Mascaat a 3l Gl. 9^7,500 2,062,500 90000 - Foely, a 6_ Gl , 585,000 1 287,000 7,997,5co ! 17,594,500   Hl1. Bark. TAFEL VAN DEN KOOPHANDEL VAN GROOT - BRïTANNIE MET DE OOSTINDIEN, van het jaar 1607. tot dm jaare 1773. Getrokken uit de Rekeningen aan het Parlement overgeleverd, en verzameld door den Ridder CHARLES IVHITIVORTH. Uitvoering Invoering Jaaren. Meerder uitgevoerd. Meerder ingekomen. uitEngeland na de Indien, uit Indie in Engeland. Pond. Sterl. Sch. Gr. Pond. Sterl. Sch. Gr. p0nd. Sterl. Sch. Gr. Pond, Sterl. Sch. Gr. 1697 67,094 16 6 262,837 9 5 .. 195^742 12 11 1698 45r5i95 iö 2 356,509 7 7 94568(5 8 7 • 1699 156,908 13 ii| 717,695 4 S* 560,786 10 6 1700 126,697 15 5 787,731 7 11} .. 661,033 12 61 1701 122,048 1 si 762,188 7 3 • ••• •• •• 640,140 5 9* 1702 87,484 12 2 247,014 16 i .. 159,530 3 10* i7°3 1355077 9 3ï 5965309 11 ïo3 461,232 2 7 1704 193,427 12 8 7575814 17 3 5645387 4 7 1705 27,004 14 5| 3915974 17 51» 3645970 2 n| 1706 27,234 1 8 646,652 11 10. 619,418 10 2} 1707 555974 14 " 3555838 15 6 299,864 ... 7 1708 60,915 19 11 493,257 11 \ 4325341 11 1? 1709 168,357 6 8 3275383 1 i°{ 1595025 15 2» 1710 126,310 5 3* 248,266 5 1} 121,955 19 10 1711 I5'j874 •••• t 636,914 14 10J " •• 485,040 14 10J 1712 1425329 13 3i 4565933 5 71 •• •• 3H5603 12 4 1713 945179 12 4 9535013 7 11} •• •• 8585833 15 7Ï- 1714 76,59S 17 11? I50455963 18 9} 969,368 ... 9? 1715 365997 12 6 579,944 4 2 » .. 542,946 11 8 1716 106,198 3 .... 402,554 1 8 » .. 296,355 18 8 1717 82,646 16 10 494,861 5 n 412,214 9 1 1718 735922 5 11 1,332,901 14 1 .. 1,258,979 8 2 1719 88,365 18 5 54753II 8 -. 458,945 9 7 1720 83,811 19 9 93Ï544I 10 11 .. 847,629 11 2 1721 127,509 9 1 1,020,763 12 10 893,254 3 9 1722 125,477 9 5 764,053 10 5 6^,576 1 .. 1723 1155241 10 5 968,570 14 6 853,329 4 1 1724 100,585 14 3 1,165,203 1 4 1,064,617 7 1 1725 93,795 12 1 75 957 7 8 12 3 - 665,983 — 2 172-0 74:>8o2 3 914,12a 13 7 839,320 9 10 1727 97,808 ii ii 1,125,829 14 4 1,028,021 2 5 1728 115,784 2 6 869,474 16 9 753,690 14 3 1729 138,287 10 7 972,033 16 11 833,746 6 4 1730 1355484 1 1 1,0595759 18 11 9245275 17 10 1731 159,132 4 8 825,373 8 5 666,241 3 9 1732 159,099 2- 6 981,332 n ï 822,233 8 7 1733 132,435 .... 10 1,106,884 18 11 974,449 18 1 1734 135,204 13 10 767,53! 16 7 632,327 2 9 *735 186,375 4 5 1,297,400 7 5 1,111,025 3 .. 14,639.676 4 11 28,931,421 17 ioï 94,686 8 7 24,386,432 1 6* IUitvoering ] Invoering Meerder uitgevoerd. Meerder ingekomen, uit Engeland na de Indiën.J uit Indie in Engeland. Pond. Sterl. Sch. Gr. Pond. Sterl. Sch. Gr. Pond.Swrl. Sch. Gr. Pond. Sterl. Sch. Gr. kolom 4,639,676 4 11 28,931,421 17 io\ 94,(t'86 8 7 24,386,432 1 6\ 1736 261,176 7 1 928,881 17 4 667,705 10 3 1737 378,089 14 6 915,881 17 8 537,79^ 3 2 1738 169,138 6 .. 742,844 17 5735706 11 1739 217,395 6 .. 1,278,859 Ti 1 1,061,464 5 1 1740 281,751 4 9 870,476 12 7 588,725 7 10 1741 486,928 11 , 1,130,014 13 7 943,086 12 8 1742 373,797 16 5 1,213,878 13 8 840,080 17 3 1743 645,547 1 2 906,422 11 5 260,875 10 3 1744 476,274 8 9 74355o8 10 6 267,234 1 9 1745 293,113 12 10 973,705 13 6 680,592 .. 8 1746 893,540 8 4 64.6,697 7 .. 246,847 1 4 174 7 3 455526 9 .. 821,733 10 5 4765207 1 5 1748 306,357 •• 1,098,712 24 ■ 792,355 2. 4 1749 557,o86 4 3 1,124,128 2 567,041 17 9 1750 508,654 6 2 1 1,104,180 11 11 595,5^6 5 9 1751 798,077 8 8 1,096,837 16 1 298,760 7 5 1752 627,688 6 2 1,068,366 7 8 440,678 1 6 1753 788,374 19 8 1,007,662 13 3 219,287 13 7 1754 844,247 !4 8 1,186,159 13 4 34I,911 18 8 1755 "874,579 12 6 1,246,776 11 3 372,196 18 9 1756 488,880 3 4 796,472 9 7 3075592 6 3 1757 8455466 19 7 1,111,908 .. 266,441 .. 5 1758 922,142 7 5 222,946 15 4 699,195 12 1 • 1759 665,445 18 11 973,805 2 2 .. 308,359 3 3 1760 1,161,670 6 ... 1,785,679 11 1 624,009 5 1 1761 845,797 •••• 4 840,987 11 4 4,809 9 1762 1,067,353 13 972,838 11 7 94,5'5 1 5 1763 887,083 7 .. 1,059,335 J8 7 172,252 11 7 1764 1,165,600 12 4 1,182,844 18 6 17,244 6 2 1765 914,278 14 1 1,455,589 i 2 541,310 7 1 Ï766 783,961 17 i° i5975598i 7 9 1,192,019 9 11 j.767 1,272,654 13 3 1,981,173 •• i ' 708,518 6 10 J768 1,156,082 16 8 1,507,963 2 3515880 3 6 1769 1,205,388 18 4 15863,233 14 10 657,844 16 6 1770 1,082,030 8 10 1,941,627 ... 4 - .. 859,596 11 6 1771 1,184,824 13 11 1,882,139 5 9 697,314 11 10 1772 94i,36f 4 5 2,473,192 8 2 1,531,831 3 9 3773 845,707 16 6 1,933,096 18 5 1,087,389 1 11 > 32,202,752 11 6 7^997,97* *9 3 ï r> 140,049 12 5 435935,269 2* I l I , r,   AANHANGZEL van , INVULLINGEN, UITBREIDINGEN e n VERBETERINGEN, Op het Tweede Deel. Volgens den laatften en besten Franfchen Drufe van het Jaar mdcclxxx.   INVULLING. Deel II. bladz. i. vóór reg. i. $%:£&.?t den aanvang deczes Werks verbond ik % M vf my ^ ccc^e ' ^e waar^c'^ te zullen fchryven; en tot nog toe geeft rny myn . ^ gcweetcn het getuigenis dat ik dien eed niet verbroken heb. Dat myn hand verdorre, indien' het gebeurde dat ilc, in gevolge eener te algemeene vooringenomenheid, de misflagen myner Natie voor my zei ven en voor nnderen bedekte • Noch het goede , noch he6 kwaade, *t welk onze voorouders gepleegd hebben , zal ik bewimpelen; de Portugezen, de Hollanders en Engelfchen zelve roep ik aan als getuigen myner onpartydigheid. Laaten zy vry leezeri en oordeelen. Indien zy ontdekken Hat ik ten aanzien van de Franfchen-vcrflappe in de ftrengheid , met welke ik hen behcrdeid heb, geef ik myne toeftemming dat zy my plaatzen op de lyst der vleiers, welke, zints tweeduizend jaaren, de onderdaanen en de Vorften vergiftigd hebben; dat zy myne boekdeelen voegen by de menigte van de gedenkftukken der laagheid van de zelfde foort; dat zy my verdagt houden, den toegang myner ziele geopend te hebben voor de vree?e of de hoop. Ik geef my aan hunne uiterfte veragting over. Na ïN.  iq6 GESCHIEDENIS invulling. Deel II. bladz 4, vóór reg. 14. Genomen zelf dat deeze eenzaamheidminnaars geene der onregtvaardige wegen hadden ingcflagen, die hen geleid hebben tot den trap van voorfpoed, welken wy hen hebben zien beklim* men en die ons met verontwaardiging vervult, moesten zy dien door den tyd bereikt hebben. Dit was een der noodzaaklyke gevolgen van hun beftunr. De grondleggers der Kloosters dagten niet aan een der noodzaaklyke gevolgen van de geftrengheid, welke zy den Monniken voorfchreeven: ik heb het oog op eene vermeerdering van rykdom, wier uiterfte grensfcbeiding onmogelyk is te bepaalen, van 't oogenblik af dat de inkomften de uitgaaven van een gemeen jaar te bovengaan. Deeze uitgaaven altoos de zelfde blyvende, en geene verandering ondergaande dan die van de omftandigheden der tyden, welke den prys der leevensmid delen doen ryzen of daaien, moet dit overfchot van inkomflen, geduurig aan* groeiende, hoe gering het ook onderfteld worde , ten langen laatfte en door verloop van tyd een grooten hoop uitmaaken. De verbiedende wetten, tegen de kerkelyke perfoonen afgekondigd , kunnen , .derhalven, den voortgang van den •kloosterrykdom vertraagen, doch nimmer geheel 'beletten. Dus is het niet gelegen met de burgerlyke gezinnen, die aan geenen regel onderworpen zyn. Een verkwistend zoon vervangt een gierigen vader. De uitgaaven zyn niet altoos even groot. De bezittingen verdwynen, of zy vvor-  der BEIDE INDIEN. 197 worden verfterkt. Zy, die godsdienftige infteliingen voorfchreeven , hadden alleenlyk ten oogmcr • ke om heiligen te maaken; en zy floegen den weg in, meer regelrecht en zekerder, om ryke lieden te maaken. UITBREIDING en VERBETERING. Deel 11. van bladz t2, reg i± tot bladz. 22, reg 6. van onder. Madagaskar wierdt nogmaals beftemd om voor de nieuwe maatfchappy tot wieg en bakermat te dienen. De herhaalde rampen, welke men aldaar hadt geleeden, wederhielden de gedagte niet dat het de ftevigfte grondflag was van het groot gebouw, welks ftigting men zich hadt voorgefteld. Om een juist oordeel te vellen over deeze bedoelingen, moeten wy dit vermaard Eiland zo haauwkeutig als doenlyk is leeren kennen. Madagaskar, door het kanaal van Mozambique van de kust vsn Afrika afgefcheiden, legt aan den ingang van den Indifchen Oceaan, tusfchen twaalf en vyfentwintig graaden Ncorder Breedte, en tusfchen tweeënzestig en zeventig graaden lengte. In de lengte haalt het driehpnderdzesendertig mylen, in de grootfte breedte honderdtwintig mylen,en ongeveer achthonderd mylen in den omtrek. Doorgaans zyn de kusten van dit wydftrekkend Eiland ongezond. Aan natuurlyke oorzaaken, welke men zou kunnen veranderen, is dit kwaad verknogt. De grond , dien wy bewoonen , is alleen gezond geworden door den arbeid van menfchen. Oorfpronklyk was dezelve bedekt met JN 3 bos-  icf GESCHIEDENIS bosfchen en raoerasfen, welke de lucht befmetten. Dit is de tegenwoordige Haat van Madagaskar. Even als in ajdere hnden, tu^fdien de keerkringen geleden, valk-n aldaar de regens op gezette tyden. "Zy formeeren rivieren, die zich na den Oceaan zoekende te ontlasten , haaren mond gefiooten vinden door het zand , welk de beweeging der zee, geduurende het drooge jaargety, aldaar heeft opgeworpen; dat wi! zeggen, ten'tyde als de wateren geene genoegzaame hoogte noch fnelheid hadden om zich eenen weg te .ba,anen. Door deezen tegenftand wederhouden, vloeien zy te rug over de vlakte, ftaan aldaar eenigen' tyd ftil, en vervullen den gezigteinder nut doodelykq uitwaasfemicgen, tot dat zy den hinderpaal, welke ze wederhicldt, overfcoreedende, ztch ten laatfte een afloop baanen. Van eene in 't oogloöpende waarheid zal dit gevoelen bevonden worden, indien men in aanmerking neeme dat de kusten alleen ongezond zyn in het regenachtig jaargety; dat de befmetce luchtkolom zich nimmer verre uitfnekt; dat de Jucht binnenslands ültoos zuiver is; en dat de oever overal gt-3ond is in alle oorden, alwaar, door zekere Plaatslyke omftandigheden, de loop der rivieren altoos onbelemmerd voortgaat. ' Van we'ken kant ook de zeeman Madagaskar nadere, hy ziet niets dan een dor zand. Eert of twee mylen landwaarts in neemt deeze onvrugtbaarheid een einde. In het overige gedeelte des Eilands brengt de Natuur, altoos groeiende, van zelve in de ror-fchen of in de opene velden voorE katoen, iivgo, vlas, honig, wiite peper, fagu, bananen, Caraïbifchc kool, Ravenfera, eene mee ge-  der EEIDE INDIEN. 199 penoeg bekende fpecery, duizend voedende planten, fn onze gewesten onbekend. Alles is opgevuld met palm - kokos - oranje- en gomboomen , met hout tot timmerwerk en allerlei kunften bekwaam. Eigenlyk gefproken wordt op Madagaskar niets dan Ryst geplant. Men plukt de biezen, die in de moerasfen groeien. Het zaad wordt 'er in 't wild gezaaid. Kudden vee loopen vervolgens over den bezaaiden grond, en doen door hun ftamp • voeten het zaad in de aarde dringen. Het overige wordt aan het geval overgelaaten. Met de zelfde onagtzaamheid wordt eene andere foort van Rj7st, geduurende het regenagtig faifoen, op de bergen gezaaid. Deeze gewesten worden niet door het zweet der menfchen vrugtbaar gemaakt. De vragtbaarheid van den grond en de heilzaame wateren moeten aldaar de plaats van 't akkerwerk bekleeden. Osfen, fchapen, varkens en geiten graazen nacht en dag, in de telkens wederuitloopende weiden, welke de Natuur op Madagaskar heeft aangelegd. Men ontmoet 'er paerden , kameelen noch buffels , noch eenigerlei foort van last- of rybeesten, hoewel alles voorfpelt, dat zy 'er weelig zouden tieren. Op te losfen grond heeft men geloofd dat goud en zilver de voortbrengzels van dit Eiland waren. Maar het is eene beweezene waarheid dat niet verre van de Baai van Antongii vry ryke Kopermynen gevonden worden, en binnenlands zeer zuivere Yzermynen. De oorfprong der Madagaskaaren, even gelyk die van de meeste volken, wopdt verboren in buitenfpoorige verdichtzels. Zyn zy land-inN 4 ge-  aoo GESCHIEDE N I S geboorenen ? of zyn ze van elders derwaarts overgebragt ? Waarfchynlyk zullen deeze vraagen nimmer naauwkeurig kunnen beantwoord worden, Ondertusfchen kan men niet nalaaten te denken, dat zy allen niet van de zelfde afkomst zyn, wanneer men de gedagten laat gaan over de verfchillende gedaanten, welke hen onderfeheiden. Ongetwyfeld heeft deeze verscheidenheid haaren grond in de aigemeene formeering der Eilanden. In de tyden , weike de uitvinding der Scheepvaart zyn voorafgegaan, zyn ze allen aan het een of ander vast land verbonden geweest , en daar van afgefcheiden door omkeeringen , welke niet dan te dikmaaïs wederkeeren. Indien de affcheiding oogenblikkelyk gefchied zy, zal het Eiland flegts een eenig geflagt van menfchen opleveren. Indien de aangrenzende landen lang vóór de affcheuring gedreigd zyn geworden , zal het gevaar de pnderfcheiuene volken in beweeging gebragt hebben. Elk fpoedde zich met verhaasten tred na de plaats, alwaar hy zich eenige veiligheid beloofde. Midlerwyl wierdt het geducht verichynzel volvoerd; en het landfchap, dat van wateren omringd wierdt, bevatte geflagten van menfchen, welke de zelfde kleur noch gefruit? hadden, noch de zelfde taai ipraken. Alles geeft grond om te gelooven dat het aldus met Madagaskar is toegegaan. Ten westen van het Eiland ontmoet men een volk, Qiiimosfa genaamd , 't welk doorgaans vier voeten hoog, en nimmer hooger is dan vier voeten en vier duimen. Het wordt geloofd te beftaan uit vyf. cieqduizend zielen, TaJryker moet het geweest fjn 3 vóór den blqedigen en oi;geiukkigen oorlog, welke  per BEID E INDIEN. 201 welke het zyne eerfte woonfteden deedt verlaar ten. Genoodzaakt zyn Vaderland te verlaaten, nam het de toevlugt in zeer vru^tb.iare valeien, en die van zeer fcherpe rotzen omringd wierden, daar het !buirxn eenige gemeenfehap met zyne nabuuren leefde. Ten tycte ais zyne aloude overwinnaars zich vercenigden om het in deezen gelukkigen ftand aan te tasten, liet het op den top der bergen eene groote menigte osfen los. De aanvallers, eenigiyk op deezen buit loerende , maaken zich meester van de kudden en leggen de wapens neder om ze weder op te vatten , toen zy nogmaals den kans fchoon hadden om een Eedr genootfehap aan te gaan , talryk genoeg om de Quimosfeezen te noodzaak en van nieuws den vrede te koopen. Dit middel, met den aart en de belangen der zwakke en fchroomagtige Quimosfeezen ftrookende , zou geenzins aan eene vermogende Natie voegen. ' De kleinmoedige Vorst of Staatsdienaar, die den vrede koopt, nodigt zynen vyand ten oorloge, en verfterkt hem met al het geld, welk hy hem toefchikt en waardoor hy zich zeiven verzwakt. Eene llegte Staatkunde is deeze , welke zich even eens gedraagt, a!s of hem nog maar weinige jaaren kevens overig waren, en die zich weinig bekommert over 't geen 'er naa zyn overJyden van het Ryk worden zal. Madagaskar is verdeeld in verfchei 'en kleine volken , meer of min talryk, maar onafhanklyk van elkander, leder van deeze kleine gemeenebesten bewoont eene landftreeke , aan hetzelve in eigendom behoorende , en beftuurt zich volgens zyne eigen gebruiken. Een opperhoofd , N 5 dat  202 GESCHIEDENIS dat nu eens verkieslyk , dan erflyk is , en zomtyds bet gebied overweldigt, geniet aldaar een tamelyk groot gezag. Nogthans kan hy geenen oorlog beginnen , zonder de toeftemming der voornaamfte leden van den Staat, noch dien voeren , dan door middel der vrywillige opbrengingen en poogingen zyner onderdaanen. Het befteelen der bezaaide landen, het rooven der kudden, het wegvoeren van vrouwen en kinderen : deeze zyn de gewoone bronnen hunner verdeeldheden Zo geweldig worden deeze landbewoonende volken gefolterd van de woede, om door onregtvaardigheid en geweld ryk re worden, als de befchaafdfte Natiën. Hunne vyandlykheden zyn niet bloedig; doch de gevangenen worden altoos fiaaven. ' Geen zeer uitgebreid denkbeeld heeft men op Madagaskar van dat regt van eigendom , welk de grond is van de zucht tot werkzaamheid, van de "beweegreden tot zelfverdeediginge en van de onderwerpinge aan de Wethouderfchap. Van hier dat de volken rddiar weinig verknoitheids laaten blyken aan de plaatzen, alwaar zy het eerfte leevcnslicht aanfchouwd hebben. Redenen van misnoegen, van welvoegelykheid of noodzaaklykheid, doen hen zeer gereed hunne vvooning verlaaten voor eene andere landftreek, welke vrugtbaareï of van hunne vyanden verder afgelegen is» Dikwyls zelf verkiest een Madagaskaar , uit louter onbeftendigheid , een ander Vaderland , otn hetzelve wederom te verlaaten, wanneer hy een nieuwe grilligheid heeft, of beducht is voor eenige ftrafFe om eene daad van geweld of eene dievery. Hy is verzekerd, oveial bebouwbaare lan*  ber BEIDE INDIEN. 203 landen te zullen aantreffen. Nimmer worden deeze verdeeld. De gehele gemeente bezaait ze veelal en verdeelr vervolgens de voortbrengsels. Dus is hec burgètlyk re.;t hier te lande van weinig betekenisle; nog minder uitgebreidheids, cgter, heeft aldaar het Suutsregt. Hoewel de Madagaskaaren een verward geloof flaan aan de zo wyd en zyd verfprcide Leere der twee beginzelen, hebben zy evenwei geen openbaaren Eerdienst. Zy hebben geen vermoeden van de aanweezigheid van een toekoomend lee* ven, en nogthans gelooven zy in fpooken; maar moet men beter zamenhangende denkbeelden zoeken onder barbaaren , dan mg-n onder de meest verlichte volken aantreft? Hec hciloosfte hunner vooroordeelen is, 't welk gelukkige en ongelukkige dagen heeft vastgefteld. Gantsch onmenschlyk brengt men de kinderen ter dood , die onder een ongelukkig teken zyn gebooren. Eene wreede dvvaaling is deeze , welke de bevolking belemmert of vernietigt. Weinige volken verdraagen de fmarte en de befchreienswaardige voorvallen met zo veel lydzaamheid als de Madagaskaaren. Het gezigt van den dood zeiven , voor welks gevolgen de opvoeding hen niet heeft leeren vreezen , ontroert hen niet. Met eene ingetogenheid , van welke men naauwlyks zich een denkbeeld kan vormen , wagten zy het oogenblik hunner ontbindinge af, zo fchrikwekkende voor ons. Misfchien verftrekc het hun tot troost, de verzekering dat zy niet zullen vergeeten worden, wanneer zy niet meer z\n zuüen. Zeer hoog ftygt de eerbied voor de voorzaaten in deeze barbaar- fche  2o4 GESCHIEDENIS 'fche gewesten. Dikmaals ziet men aldaar lieden van allerleien ouderdom op het graf hunner va., deren fchreien, en hen in de gewigtigfte bedryven des leeven om raad vraagen. Niet zo onverfchülig omtrent het tegenwoordige als ten aanzien van het toekoomende, zyn deeze kloeke en doorgaans welgemaakte Eilanders. Dewyl zy in hunne neigingen nooit bepaald worden door den teugel der Zedeleere of van den*» Godsdienst, noch door de verlichte Staatkunde , welke 'smenfchen zinlykheden beteugelt ter vastftellinge van de orde der zamenleevinge, geeven zy zich geheel aan hunne driften over. Tot woedens toe zyn zy gelteld op Feestmaalen, zingen, dansfen, fterke dranken, en inzonderheid op de vrouwen. Alle de oogenblikken van een nietsdoend, zittend en onbekrompen leeven , worden gewyd aan de vermaaken der zinnen, welke de Natuur geweigerd heeft aan de Wilden van het Noorden , die hunne natuurlyke kragten uitputten , in het zoeken van het noodig voedzel tot hun elendig en wisfelvallig beftaan. Behalven de Echtgenoote, met welke zy een plegtig huwelyk aangaan, neemen de Madagaskaaren zo veele Byzitten als zy kunnen voeden. Zeer algemeen is" onder hen de Echtfcheiding, hoewel aldaar niets zeldzaamer is dan de jaloezy. Zelf houden de meeste zich daar mede vereerd dat zy'onechte kinderen hebben , wanneer zy van eene blanke koleur zyn. De doorluchtigheid der afkomfte doet de onregelmaatigheid der geboorte over 't hoofd zien. Een be~inzel van kunde en nyverheid befpeurt men onder deeze volkeren. Van zyde, katoen en  öer BEIDE INDIEN. 205 èn de draaden van eenen boomfchors bereiden zy eenige ftoffen. De kunst om het yzer te fmeiten en te fmeeden is hun niet geheel onbekend. Hun aardewerk is niet geheel ongevallig. In zommige oorden oeffenen zy de kunst om de woorden door middel van Sciïryfletters af te beelden. Zelf hebben zy boeken, welke over de Gefchiedenisfen* Geneeskunst en Starrewichelaary handelen ; deeze #yn gefield onder de bewaaring van hunne Qtnbis, welke men verkeerdlyk voor hunne Priesters heeft aangezien , en die, in de daad , niet anders dan bedriegers zyn, welke zich tovenaars noemen, en het, misfchien, gelooven te weezen. Deeze kundigheden , meer algemeen verfpreid in het Westen dan in het overige gedeelte des Eilands, zyn aldaar gebragt door de Arabiers, welke, zints onheugelyke tyden, hier koomen handel dry ven. Men heeft de Madagaskaaren gelasterd, wanneer men , zich grondvestende op een klein getal op zich zelve flaande voorbeelden van doldriftigheid en woede, gepleegd in de aanvallen eener geweldige drift, niet gefchroomd heeft, de geheele Natie van woeste wreedheid te befchuldigen. Uit den aart zyn zy gezellig, leevendig, vroiyk, ydelzinnig, en zelf erkentelyk. Alle reizigers, welke tot in het binnenfte gedeelte des Eilands zyn doorgedrongen , zyn aldaar minzaam bejegend, in hunne behoeften als menfchen en als broeders behandeld. Op de kusten, alwaar het wantrouwen doorgaans grooter is, hebben de zeelieden zelden aan geweldenaaryen of trouwioosheden ten doele geHaan. Vierëntwintig Arabifche huisgezinnen, welke in overoude tyden het gebied in de Provincie Anoifi overweldigd hadden, hebben het langen tyd on-  2CÓ" GESCHIEDENIS ongeftoord genooten, en het in den jaare jyyt verlooren, zonder dat zy van daar verjaagd, vermoord of onderdrukt zyn geworden. Eindelyk j zeer gemaklyk kunnen de tederfte gevoelens in dé taal deezer Èihnderen worden uitgedrukt; dit geeft een zeer gunftig vooroordeel voor de zagtaartigheid hunner zeden, en hunne gezelligheid. Zodanig was Madagaskar, wanneer, in den jaarè i66, vier Frnnfche fchepen aldaar aanlandden; ■ De Maatfchappy, die hen hadt afgevaardigd, hadt ten oogmerke, hét oprichten eener d.uurzaamë Bezittinge op dit Eiland. Verftandig was dit ontwerp, en de uitvoering van hetzelve moest niet zeer kostbaar vallen. Alle de Volkplantingen, welke de Europeaanen in Amerika hebben aangelegd, om de voortbreng, zeis van daar te haaien, of aan de Kaap de Goede Hoop, en op de Eilanden Mauritius, Bourbon en S. Helena, tot het dry ven van hunnen Koophandel in de Indiën, hebben verbaazende fommen, en een zeer lang verloop van tyd en aanmerkelyke moeite gekost. Veele deezer gewesten lagen geheel woest, èn in de andere vondt men geene bewooners, dan die men met geène mogelykheid zich ten nutte kon doen verftrekken. Madagaskar daarentegen vertoonde een uit den aart vniqtbaaren grond, en een talryk, leerzaam en vernuftig volk, welk alken op onderwys wagtte, om de Oogmerken , Welke men bedoelde, kragtdaadïg te bevorderen. Vermoeid waren deeze Eilanders van den ftaat Van oorlog en regeeringloosheid j in welken zy by aanhoudenheid leefden. Zy reikhalsden na eene befchaaving, welke hen den vrede en de vryheid kon tlaén genieten. Zogunftige neigingen lieten geenen twy-  der BEIDE INDIEN. 207 twyfel over, of zy zouden gereedlyk zamenftemraen met de poogingen , welke men ter hunner befchaavinge zou aanwenden. Niets was gemaklyker dan deeze befchaaving zich tot groot nut te doen dienen. Door eené aanhoudende oplettendheid, moest Madagask ar zeer veele leevensmiddelen voortbrengen, voor de Indien , Pej fië, Arabie en de geheele vaste kust van Afrika voegende. Door eenige Indiaanen en Chineezen derwaarts te lokken, zou men aldaar alle kunften en gewasfen van Afië landeigen gemaakt hebben. Gemaklyk viel het aldaar fchepen te timmeren , dewyl 'er bouwftoften in overvloed en van eene goede foort gevonden wierden; ja, zelf om ze uit te rusten, dewyl de lieden zich tot den fcheepvaart bekwaam betoonden. Alle deeze nieuwigheden zouden eene beftendigheid gekreegen hebben, welke de veroveringen der Europeaanen nimmer zullen hebben in de Indiën, wier landzaaten nimmer onze wetten, onze zeden, onzen Eerdienst zullen aanneemen, noch, gevolglyk, die gunftige geneigdheid, welke de volken aan eene nieuwe heerfchappy .verbindt. Eene zo gelukkige omwenteling moest het werk niet zyn van het geweld. Een ruuw, talryk en moedig volk zou zyne handen niet hebben aangebóoden om ketens te torfchen, waarmede een handvol wreede vreemdelingen hetzelve zou willen bekaden. Langs den lieflyken weg der overreedinge ; door de zo verlokkende bekooring des geluks; door het ftreelend vooruitzigt van een gerust leeven; door de voordeekn onzer befchaavinge;: door de meerderheid van ons vernuft, moest het ge-  208 GESCHIEDENIS geheèle Eiland geleid worden tot een oogmerk ,s even voordelig voor beide Natiën. De Wetgeeving ,■ welke het voegde aan deeze volken: te geeven , moest geëvcnredigd zyn aan hunne zeden, hun karakter,'en hun klimaat. Iri alles moest zy afwyken van die van Europa, bedorven en inëengewikkeld door de barbaarsheid der Leengewoonten. Hoe eenvoudig zy bok ware , de verfchillende deelen van dezelve konden niet dan het een naa het ander worden voorgemeld , en naar gelang de geest der Natie meer verlicht wierdt, en zich verder uitbreidde. Misfchien zou men zich niet hebben behoeven te be^ kommeren om de menfchen daar heen te brengen, wier ouderdom de gewoonte zou bekragtigd hebben ; misfchien zou men zich alleen hebben moeten bepaalen tot de jonge lieden, welke, door' pnze inftellingen gevormd , door den tyd Staatkundige zendelingen zouden geworden zyn, welke de aankoomelingen der Regeeringe zouden vermenigvuldigd hebben. Nog kragtdaadiger zou het huwelyk der Madagaskaarfche maagden met de Franfche Volkplanters het groot ontwerp der befchaavinge bevorderd hebben. Deeze band, zo dierbaar en zo gevoelig, zou die haatlyke onderfcheidingen vernietigd hebben, welke een altoosduurenden haat voeden, en voor altoos vanëenfcheiden de volken, welke de zelfde gewesten bewoonen , en aan de zelfde wetten onderdaanig zyn. Met de regtvaardigheid, met de Staatkunde Zou het geftreeden hebben, indien men zich willekeurig landen hadt aangematigd, om de nieuwe' ge-  der BEIDE INDIEN. ac§ gezinnen op dezelve te plaatzcm Van de zsmen-* vergaderde Natie zou men die landen geëischc hebben, welke niet bemagtigd waren; en om aan den overwinst meer vastigheids te geeven , zou de Regeering op denzelven een prys gefteld hebben , welke deezen Eilanderen kon behaagen. Deeze velden, wettiglyk verkreegen, zouden voor de eerfte maal eigenaars gehad hebben. Het regt van eigendom zou zich allengskens hebben uitgebreid. Door den tyd zouden alle de volken van Madagaskar vrywillig eene nieuwigheid hebben aangenomen , wier voordeden geenerlei vooroordeel kan verdonkeren. . Hoe de volkplantingen , op Madagaskar op to richten, meer foorten van nuttigheid konden zamenpaaren, hoe men yveriger moest bedagt zyn op het uitkiezen der toeftanden, bekwaam om dezelve te doen uitbotten , te vermenigvuldigen , te verleevendigen en te bewaaren. Bthalven de vastigheid, welke het misfchien zou voegen in het binnenfte gedeelte des Eilands te plaatzen, om al vroeg het vertrouwen der Madagaskaaren te verwerven, was het onvermydelyk noodzaaklyk, vier: vastigheden aan de kusten te ftigten: eene aan de Baai van St. Augustin * welke eene gemaklyke gemeenfchap met het vaste land van Afrika zou geopend hebben; de tweede te Louquez, alwaar eene groote en aanhoudende warmte alle de planten van Indië weelig moest doen voortkoomen ; de derde in het Fort Dauphin, welke eene zagte en gezonde gemaatigdheid bekwaam zou maaken voor het koorn en de meeste voorbrengzels van Europa; de vierde, eindelyk, in Tametave, het vru^tbaarfte, volkrykfte en best beplante gewest O der  2IO GESCHIEDENIS der landftreeke. Deeze laatfte ftand verdiende zelf tot de hoofdplaats der volkplantinge verkcozen te worden. Zie hier de reden. Geene bekende haven is 'er op Madagaskar. Het is eene dvvaaling, wanneer men zich verbeeldt dat 'er eene haven zou kunnen aangelegd worden in het Fort Dauphin, door het opwerpen van eene Moelje op de Reciffen, welke in Zee uitloopen. Omflagtig en langduurig niet alleen zou de volvoering van eene zo groote onderneeminge, maar ook de kosten nutteloos zyn. Nimmer zou eene Moelje de fchepen kunnen beveiligen tegen het geweld der Orkaanen, welke de bergen zelve daartegen niet kunnen dekken. Daarenboven zou deeze door kunst aangeleide haven , gedeeltelyk Voor de woede der baaren openftaande, noodwendig weinig uitgebreidheids hebben. Ee'n fchip van zyne ankers gedreeven zynde, zou ze allen befchadigen; en zy zouden onherftelbaar verbryzelen tegen eene kust, alwaar de Zee geftadig beroerd, of het zand overal in beweeging is. Dus is het niet gelegen te Tametave. De Baai, afgefcheiden van die ongemaklyke Baar , welke zich langs de geheele oostku-t van Madagaskar uitftrekt, is zeer ruim. De ankergrond is 'er zeer goed. De fchepen leggen 'er veilig tegen den meesten flag van het water. De ontfcheeping is 'er gemaklyk. Genoeg zou het zyn, door eene uitgeftrektheid van anderhalve myl, de groote rivier te doen doorgraaven, welke zich aldaar ontlast, om de grootfte fchepen te brengen aan de Kaai van Nosfe-Bé, alwaar de Natuur eene voortreffelyke haven heeft geformeerd. In 't midden van dezelve legt een Eiland , daar de lucht ze.r zai-  der BEIDE INDIEN, Ui Zuiver is, en 't welk met geringe moeite kan verdeedigd worden. Daarenboven geniet deeze ligging het voordeel, dat door middel van kleine behoedmiddelen , de toegang voor uitlandfche Eskaders zou kunnen geflooten worden. Zodanig waren de voordeden, welke de Fran» fche Maatfchappy van Madagaskar kon trekken. Ongelukkig deedt het gedrag der bewindslieden deeze ftreelende vooruitzigten in rook verdwynen; Schaamteloos maakten zy een gedeelte der penningen te zoek, over welke zy het beduur hadden ; nog aanzienlyker fommcn verfpüden zy aan dwaaze of nuttelooze uitgaven; even gehaat maakten zy zich by de Europeaanen, wier werkzaamheden zy moesten aanmoedigen, als by de landzaateh , welke zy door. zagtmoedigheid en door weldaaden moesten winnen. Tot zulk eene höogté fteegen de euveldaaden en rampen, dat de bondgenooten, in den jaare 1670, zich verpligt oordeelden, aan de Regeering wederom af te itaari èene Bezitting; welke zy van dezelve ontvangen hadden. Geenen beter geest voerde de verandering van heerfchappye mede; Twee jaaren laater wierden de Franfchen vermoord, die op hec Eiland gebleeven waren; Zy ; welke deeze gedenkwaardige flagting ontkomen waren, verlictcri voor altoos eenen grond, welke minder befmeü was door hun bloed , dan door hunne euveldaaden. Van tyd tot tyd heeft het Hof van VerfailleS eenige agt geflagen op het Eiland Madagaskar „ doch zonder immer een leevendig gevoel van deszelfs waarde te hebben. Al haaren koophandel eri aanzien moest deeze Mogendheid in Indie verlie-  1IS GESCHIEDENIS zen, om overtuigd te zyn van de aangelegenheid van een Eiland, welks bezit haar, waarfchynlyk, d.eze rampipoeden zou befpaard hebben. Zints dat heiiloos (ydftip heeft men haar begeerig gezien om zich aldaar te vestigen. De beide poogingen van de jaaren 1770 en 1773 moeten haar den moed niet hebben doen verliezen, dewyl zy gedaan zyn zonder een vast ontwerp, zonder hulpmiddelen ; en men , in ftede van daartoe te gebruiken het overfchot der bewooneren van Bourbon , vreedzaame, verftandige en aan het klimaat gewoone lieden, derwaarts heeft gezonden eenige landloopers, uit de htffe des volks in Europa byeenverzameld. Verfhndiger en beter onderleide maatregels zullen haar zekerlyk het oogmerk doen bereiken, welk zy zich heeft voorgefteld. Het is de Staatkunde niet alleen , die wil dat men zich gehard maake tegen de zwaarigheden, aan deeze onderneeming onaffcheidbaar eigen. Een nog hooger ,. nog kragtdaadiger taal dan het belang moet de menschlykheid voeren. Welk een roem zou het voor Frankryk zyn, indien het een talryk volk van de eislykheden der barbaarsheid verloste; indien 't hetzelve in het bezit Helde van befchaafde zeden , een naauwkeurig landbeftuur, verftandige wetten, eenen weldaadigen Godsdienst, nutte en aangenaame kunften ; indien't hetzelve verhefte tot den rang van wel onderweezene en befchaafde Natiën ! Mannen van Staat , mogten de wenfchen der Wysbegeerte , mogten de wenfchen van een burger tot uwe ooren koomen! Indien het eene fraaie zaak zy, de gedaante des aardryks te veranderen om menfchen gelukkig te maaken5 indien de eere, welke dit  ©er BEIDE INDIEN. 2x3 dit aanbrengt, nederdaale op hen, die aan het roer van Staat zitten : weet dan dat zy aanfpraaklyk zyn by hunne eeuwe en by de toekoomende geflagten, niet alleen voor al het kwaade, welk zy doen , maar ook voor al bet goede, welk zy kunnen doen, doch niet doen. Gy zyt gefteld op een waaren roem onder uwe t>dgenooten; en welke roem is grooter, dan dien ik u voor oogen houde? Gy begeert dat uw naam onfterflyk worde; overweegt dan dat de koperen gedenkftukken, welke ter uwer eere worden opgericht, meer of min fpoedig door den tyd verwoest worden. Vertrouwt de zorge uwer vermaardheid aan weezens, welke, telkens wederom voortkoomende, beflendig zullen blyven. Het marmer is ftom; de mensch fpreekt. Doet hem dan tot uwen lof fpreeken. Indien het verderf zich indringe in de verftandige wetgeeving, welke gy hebt ingefteld, dan zult gy waarlyk geëerbiedigd worden. Dan zal men gedenken aan de eeuwe, in welke gy geleefd hebt , en ter uwer gedagtenisfe traanen ftorten Ik beloof u de traanen van verwonderinge geduurende uw leeven, en de traanen van droefheid, nog veele eeuwen naa uwen dood. invulling. Deel II. bladz. 25, agter reg. 2. De nyverheid en werkzaamheid deezer nieuw© bewooneren gingen over op de herbergzaams Natie, welke hen zo verftandig hadt bejegend. De fuiker, het koorn, de indigo nevens andere O 3 voort-  214 GESCHIEDENIS voortbrengzels , wierden landeigen op eenen grond, welke, dus lang, voornaamlyk met Rystvelden was bedekt geweest. Men vermenigvuldigde de vrugten en kudden, men bragt eene .grooter verfcheidenheid in dezelve, en zy wierden tot grooter volmaaktheid gebragt. Voor de pei fee maal vertoonden de velden^yan Indien die toaagen en heinigen, nevens de overige nutte veldfieraaden, welke zommige onzer gewesten •verfraaien of verryken, Den zelfden voortgang hadden de werkplaatzen ais de beplantingen. Het katoen nam de feboonfte gedaanten aan , en de zyde wierdt eindelyk in de provinciën verwerkt. De aanwas der leevensmiddelen, der werkzaamheden en der bevolkinge, maakte , door den tyd, de uitlandfche betrekkingen uitgebreider. UITBREIDING. Deel II. bladz. 32, van reg 5, tot reg. 1 van onder. Nevens andere gebruiklykheden , bezaten de 'Parfis een nog agtenswaardiger karakter. Zy waren kloeke,, welgemaakte en onvermoeide lieden. Tot allen arbeid waren zy bekwaam ; doch bovenal muntten zy uit inden fcheeps-en akkerbouw. Zo groot was hunne zagtmoedigheid en eerlykheid , dat zy nimmer , om eenige daad van, geweld of trouwlooze verbintenis, voor het regt gedaagd wierden. " De helderheid hunner ziele was te leezen op alle hunne gelaatstrekken , uit eiken optlag van hun oog; en een bevallige vrolykheid bezielde altoos hunne verkee. ring.  der BEIDE INDIEN. *i$ ring. De rymkunst bekoorde hen ; en nimmer fpraken zy, zeifin de ernftigfte zaaken, anders dan in vaerzen. Zy hadden' geene Tempels; maar alle morgens en avonden vergaderden zy aan den gemeenen weg of by eene fontein, om de opkoomende of de ondergaande Zon te aanbidden. Het gezigt zelf van het kleinfte vuur deedt alle hunne bezigheden ftaaken , en verhefce hunne aandoenlyke ziel tot de befchouwing van dat weldaadig geftarnte. In ftede van de lyken hunner dooden te verbranden , gelyk de Indiaanen de gewoonte hebben, leiden zy dezelve neder op zeer hooge torens, alwaar zy den roofvogelen tot fpyze dienden. Hunne ingenomenheid met de naavolgers van hunnen Godsdienst maakte hen niet ongevoelig voor de rampen van alle menfchen: edelmoediglyk kwamen zy hun te hulpe, en hunne weldaadigheid ftrekte zich uit zelf tot de dieren. Eene van hunne driftigfte neigingen was, flaaven te koopen , dezelven eene zorgvuldige opvoeding te geeven , en ze voorts in vryheid te herftellen. Hun getal, hunne eensgezindheid en rykdommen deeden hen zomtyds by de regeering verdagt worden ; doch nimmer konden deeze vooroordeelen lang beftendig zyn tegen het vreedzaam en geregeld gedrag van dit braaf volk. Alïeenlyk kon men het befchuldigen van eene walglyke morsfigheid, onder de fchynvertooningen van eene uitgezogte zindelykheid, en van het te veelvuldig gebruik van een dronkenmaakenden drank , aan hetzelve byzonder eigen. Van zulk een aart waren de Parfis, by hunne aankomst in de Indien. In deezen ftaat handhaafden zy zich, te midden der omO 4 wen-  %ï6 GESCHIEDENIS wentelingen, welke de fchuilplaats, die zy verIcoozen hadden , zo dikmaals 'c onderfte boven keerden; zodanig zyn zy nog heden ten dage. Hoe verre weeken de Mogollen af van deeze zuivere en ftrenge zeden ? Deeze Mahomethaanen zagen zich niet in het bezit van Suratte, of zy gingen aldaar in menigte te fcheep om Mekka te bezoeken, Veelen deezer Pelgrims floegen zich neder in de haven vóór de reize; en nog meer naa hunne wederkomst. De gerieflykheden des leevens, welke overvloediger waren in deeze vermaarde ftad, dan in het overige gedeelte des Ryks, lokten derwaarts eene menigte der aanzienlykften. Hunne dagen fleeten zy in werkeloosheid of in vermaaklykheden. De zorge om hunne ooghairen boogswyze te fcheertn , hun baard te fchikken , hunne nagels en den palm hunner handen te fchilderen , verfleet een gedeelte van den morgen. Het overige gedeelte van den tyd wierdt doorgebragt met paerdryden, *ooken , koffydrinken , zich te bewierooken, op bedden van roozen neder te leggen , luisteren na verdichte gefchiedenisfen , met het planten van flaapkruid, eene foort van tydverdryf, waarin zy onuitfpreekelyke bekoorlykheden vonden. De feestmaalen , op welke deeze wellustige menfchen elkander dikmaals onthaalden , om de verveeling van een al te eentoonig leeven te verdryven , namen eenen aanvang met eene verbaazende verkwisting van ververfchingen , van fuikergebak en de uitgeleezenfte reukwerken. Betooningen Van fterkte of list, doorgaans door de JSengaaleezen uitgevoerd, volgden op deeze ftille  ser BEIDE INDIEN, $i? vermaaklykbeden. Zy wierden vervangen van een Muzyk, 't welk kiefche ooren misfchien zouden ontloopen hebben , maar 't geen in den fmaak der Oosterlingen viel. De nacht, die geopend wierdt met Vuurwerken van een zagter licht dan de onze, wierdt vervrolykt door dansferesfen, wier danspartyen meer of min fpoedig op elkander volgden, naar maate van den rang of de rykdommen van hun, welke haar ontbooden hadden. Wanneer de zatheid van vermaaken ter ruste nodigde, deedt men eene foort van Violen binnen koomen, welke door zagte, eenpaarigeen dikmaals wederkeerende klanken den flaap lokten. De zedeverdorvenften wierpen zich in de armen van een jongen Abysfinifchenflaaf, en gebruikten de middelen, in deeze gewesten bekend, om dit eerloos vermaak te rekken. Nimmer wierden de vrouven tot deeze vermaaklykheden toegelaaten ; maar zy ontbooden insgelyks dansferesfen en bezorgden zich andere tydkortingen. De voorkeuze, welke haare minnen doorgaans aan ligtekooijen gaven, verdoofde in haar hart allen gevoel van genegenheid jegens hen, en gevolglyk ook dat van wederzydiche jaloezy. Van hier dat zy onderling in eene vry naauwe eensgezindheid leefden. Eene vervro'ykende tyding was het voor haar,wanneer 'er eene nieuwe medgezellin wierdt aangekondigd, omdat haar gezeifchap hierdoor groeide. Nogthans hadden zy een magtigen invloed op de'gewigtigfte zaaken; en een Mpgol bepaalde zyn gevoelen bykans altoos naar den raad van zynen Harem. De zulken zyner vrouwen, welke geene kinderen hadden 3 gingen dikmaals uit om haare vrouweO 5 lykf  sïS GESCHIEDENIS lyke bloedverwanten te bezoeken. De zelfde vryheid zouden de andere hebben kunnen genieten, indien zy niet hooger gefchat hadden de eere haarer zoonen , op eene byzondere wyze afhangende van het gevoelen , welk men van de wysheid hunner moederen hadt. Met veel zorgvuldigheid en tederheid voedden zy zeiven hen op, en fcheidden nooit van hun, zelf niet wanneer zy het vaderlyk huis verlieten. Indien de pragt en gerieflykheden de plaats der iiefde konden bekleeden , zouden de Harems de bekooriykfte verblyfplaatzen geweest z>n. Alles wat flreelende gewaarwordingen kan veroorzaken , wierdt met eene overdaadige hand te werk gefield in deeze afzonderingen , ontoegankelyk voor mansperfoonen. Zelf hadt de hoogmoed der Mogollen vastgefteld, dat de vrouwen, welke aldaar een ftaatelyk bezoek afleiden , do eerfte maal kostbaare gefchenken zouden ontvangen , en telken maale een onthaal, verzeld van wellustigheden, aan deeze klimaaten eigen. De Europifche vrouwen , wier gemeenzaamheid met de andere fexe de Afiatifche vooroordeelen ergerde , en die, om deeze reden, geloofd wierden van veel laager ftamme te zyn gefprooten, hadden zelden eenen vryen toegang in deeze foort van heiligdom. Eene van haar , zeer bekend in Engeland om haare bekwaamheden, bevalligheden en geest van opmerkinge, genoot dit voorregt boven anderen. De voorrang, dien men aan Mevrouwe dra per gaf, ftelde haar in ftaat om alles te zien , en alles te onderzoeken. Zy befpeurde niet, in deeze ongelukkige fchepzels, welke als in gevangenis opgeflooten leef-  der BEIDE INDIEN. 219 leefden, die verfmaadende of belemmerende houding, welke de geringe ontwikkeling haarer vermogens haar zou hebben kunnen aanbrengen. Haare zeden befchouwde zy als openhartig en omganklyk. Iets nadruklyks en inncemends onderfcheBde haare verkeering. Hoewel de andere Natiën , op Suratte gevestigd , niet gelyk de Mogollen, in allerlei foorten van wellustigheid tot uiterften oveifloegen , hadden zy niettemin vermaaklykheden in eene ftad , alwaar het de openbaare gebouwen doorgaans aan goeden fmaak en evenredigheid ontbrak. Geen uitwendig voorkoomen hadden, in de daad, de burgerwconingen ; doch by die der vermogendften zag men tuinen, opgevuld met de fchoonfte bloemen ; kelders , tegen de verdikkende hitte van een gedeelte des j.'tars aangelegd; zaaien, alwaar in marmeren bekkens fonteinen fprongen, wier koelheid en geruis tot eenen zagten flaap nodigden. invulling. Deel 11. bladz. 52, agter reg. 17. F Deeze eislykheden ergeren ons; doch hebben wy regt om aan dezelve geen geloof te willen flaan,wy, die ons beroemen op een weinig wysbegeerte en eene zagter regeeringsform, en nogthans jin een land woonen, alwaar de ongelukkige landman in den kerker wordt geworpen, in • dien hy zynen akker durft maaien of door het veld loopen, in den rui- of broeityd der Patryzen? alwaar hy genoodzaakt is het hout van zy-  S29 GESCHIEDENIS zynen wynftok te laaten afknaagen door konynen, en zynen oogst verwoesten door honden, herten of wilde zwynen ? en alwaar de wet hem na de Galeien zou bannen , indien hy de ligtvaardigheid beging om een deezer verflindende dieren met een zweep of ftok te liaan? UITBREIDING. Deel II. bladz. 77, van reg. 9, tot reg, 20. Deeze wanhoopige toeftand belette niet, dat zy, in den jaare 1714, aanzoek deedt om de vernieuwing van haar Oktrooi, welk ten einde liep, en 't welk zy eene halve eeuw genooten hadt. Hoewel zy niets meer van haar kapitaal bezat, en haare fchulden tien millioenen beliepen, wierdt haar eene verlenging van tien jaaren vergund, door een Ministerie, 't welk niet wist of niet wilde zien dat 'er verftandiger maatregels moesten beraamd worden. Deeze nieuwe fchik* king wierdt gedwarsboomd , door de ongeiooflykfte omwenteling, welke immer in de geldmiddelen van een Koninkryk is voorgevallen. Duidelyker zullen de oorzaaken en uitwerkzels van dezelve begreepen worden door de zulken, die nevens ons tot de afgelegenfte tyden der Monarchie zullen opklimmen. Volftrekt onbekend is het, op hoedanig eene wyze de vroegfte Galliërs de onderfcheidene behoeften vervulden van de Eedgenoctfchappen, van welke zy leden waren. Onder de Romeinfche heerfchappy bragten hunne aframmelingen geene  der BEIDE INDIEN. %%r geene andere belastingen op , dan het vyfde gedeelte van de vrugteu hunner boomen, en hec tiende gedeelte van de voortbrengzels hunner landeryën. De inval der Franken maakte een einde aan deeze belastinge, zonder dat zy door andere wierdt vervangen. Om zyne byzondere uitgaaven nevens de kosten van den Staat goed te maaken, hadt de Vorst geene andere inkomften, dan van zyne landeryën, die zeer uitgebreid en menigvuldig waren. Men zag op dezelve bosfchen , vyvers> paerdeftoeteryen, kudden, flaaven onder het beftuur van een wakkeren Opziener, gelastigd om de goede orde te handhaaven, den arbeid aan te moedigen, den overvloed te doen gebooren worden. Van tyd tot tyd hieldt het Hof zyn verblyf op deeze landgoederen, die eigenlyk tot nuttige voortbrengzels wierden aangewend; 't geen het Hof zelve niet gebruikte, wierdt tot andere oogmerken verkogt. Het volk leverde de noodige rytuigen tot 's Vorften reistogten, de Grooten huisvestten en verzorgden hem van lyftogt. By zyn vertrek deedt men hem een gefchenk van meerder of minder waarde; en dit getuigenis van genegenheid veranderde in eene belasting, onder den naam van flaapgeld, wanneer de hoofden van den Staat een tegenzin kreegen van zulk een zwervend leeven. Van deeze zwakke hulpmiddelen en eenige altoos zeer geringe onderfteuningen, welke de vergaderingen der Natie zelden verleenden in de Legerplaatzen, lieten de Koningen niet na pragtige kerken te bouwen , ryke Bisdommen aan te leggen, vermogende vyanden af  222 GESCHIEDENIS af te keeren, en gewigtige veroveringen te bëhaalen. In den aanvang der achtfte Eeuwe, oordeelde dé Groot Hofmeester kar el martel deeze middelen niet toereikende ter verdeediginge van bet Koninkryk, 't welk gewelddaadig wierdt beftreeden door de Sarazeenen, geducht om hunne menigte, hunne dappei heid en overwinningen. Deeze vermaarde vertrouweling van 't koninklyk gezag was van oordeel, dat^een Oorlog tegen dé Ongeloovigen door de gewyde bezittingen moest gehandhaafd worden; en zonder eenige dier ontzagbetooningen , tot welke men zedert de toevlugt heeft moeten neemen, die zelf menigmaal zonder een gelukkigen uitflag zyn te werk gefield,- verzekerde hy zich van de kerkelyke rykdommen , die onnoemelyk waren. Indien de Geestlykheid zich vleide, met den vrede in haare bezittingen te zullen herfteld worden, wierdt zy by ,de uitkomst in haare verwagting te leur gefield. De Koningen bleeven in het bezit van dë rykfle Bisdommen , de Grooten van de beste Abtdyeft, en de gemeene Edellieden in dat vari min aanzienlyke kerkelyke proeven. Het waren, de leengoederen , welke derzelver eigenaars, of indien gy wilt overweldigers, verpligtten tot eenen krygsdienst, evenredig aan hunne aangelegenheid.In 't eerst wierden deeze leengoederen fïegts by lyfftonde bezeeten j doch zy wierden erflyk ten tyde des vervals van het huis van kar el dün grooten. Toen kwamen zy onder de menfchen, even gelyk alle de andere eigendommen.Men gaf ze ten gefchenke, men verkogt of verdeelde ze.- Een Kerspelfchap diende dikmaals toé eert  der BEIDE INDIEN. 223 een huwelyksgoed voor eene jonge maagd, welke de tienden of toevallige inkomften verpagtte. De eerfte koningen van het Derde geflagt liereri zich diets maaken , dat hun Godsdienst en def regtvaardigheid vorderden de wedergaave aan het Heiligdom van hetgeen hetzelve ontnomen was. Te gewigtiger was deeze opoffering, dewyl de? Vorften geenerleien onderftand konden verwagten van eene vaneen gefcheurde Natie, die geene algemeene vergaderingen hieldt; enzy, daarenboven, niets hadden behouden van hunnen ouden grondeigendom, dan 't geen beflooten lag binnen denengen omvang van het grondgebied, 't welk onmiddelyk aan hunne bevelen onderworpen was gebleeven, ten tyde als de regeering volkomen leenroenig was geworden. Het waren de Jooden, die meestal het ledige aanvulden , door deeze omwentelingen in de Koninklyke Schatkist veroorzaakt. In het zevenendertigfte jaar van de gemeene Jaartellinge , belegerde en veroverde titcs Jeruzalem. Duizenden Jooden fneuvelden geduurende het beleg; een groot getal wierdt in flaaverny gevoerd, de overigen der Natie wierden verftrooid. Een gedeelte week na Gallië, alwaar zy onderfcheidene behandelingen ontmoetten , naar gelang van de tyden en omftandig. heden. Zomtyds kogten de jooden het regt om in den ftaat een afzonderlyk volk te mogen uitmaaken. In dat geval hadden zy hunne eigen regtbanken, een afzonderlyk zegel, kerkhoven buiten de muuïen der Had, Synagogen alwaar zy niet dan ftil- le  S24 < GESCHIEDENIS llille gebeden mogten doen , een teken op hur» gewaat, waaraan zy van eeniegelyk konden herkend worden. Indien men hen van tyd tot tyd wilde noodZaaken om het Christlyk geloof aan te neemen * meermaalen nog verboodt men hen, van dat geloof belydenis te doen. Een Jood, die van Godsdienst veranderde, wierdt aan de misdaad van Lcenfchennisfe fchuldig verklaard. Zyne goederen wierden verbeurd verklaard. Men ontbloote hem van alles , omdat men in het toekoomende het regt verloor om hem met belastingen te overlaaden. Doorgaans wierdt de Natie aan de woekerzucht deezer ichraapzieke lieden overgegeeven; doch, in zommige gelegenheden, was alle gemeenfchap met hun verbooden. De wet verboodt de Joo. den tot dienstboden te gebruiken , eene vrouw onder hen te neemen, zich aan de zorge hunner Geneesheeren te vertrouwen, hunne kinderen op te kweeken of op te voeden. . Dikmaals wierden zy befchuldigd , de bronnen vergiftigd , kinderen vermoord , of een mensch gekruizigd te hebben op den merkwaardigen dag van Goeden - Vrydag. Het goud, het goud alleen kon hen vrypleiten van zo veele gruweldaaden , even zeer van waarheid ais van waarfchynlykheid ontbloot. Menigmaalen klonk de dwingelandy hen aan boeijens. Hunne perfoonen , hunne goederen , hunne huisgeraaden: alles behoorde aan den Heer der plaatze, daar zy woonden. Hy kon hen vervolgen , indien zy van woonftede veranderden; de Koning zelye hadt geen regt om hen aan te hou-  der BEIDE INDIEN. 225 houden, wanneer zy opöntbooden wierden. Zy .waren eene koopwaare in den handel; men verkogt dit (lag van flaaven , met den grond , of afzonderlyk, voor een hooger of laager prys, naar gelang van hunne bekwaamheden en nyverheid. Het gebeurde dat men hen noodzaakte zich vry te koopen. Deeze laage zielen zouden eene fiaaverny, welke hen niet belette zich te verryken, gefchat hebben boven eene onaf hankfykheid, welke hen van hunne rykdommen moest ontblooten ; doch men liet hun geene vryheid van keuze. Zy moesten onder de ftraffende^hand fneuvelen, of uit de ingewanden der aarde ten voorfchyn brengen de fchatten, welke zy aldaar verborgen hadden. Naadat deeze onverzaadelyke bloedzuigers het vermógen van den geheelen Staat hadden ingeflokt, deedt men hen hunnen roof wederom uit! fpuwen, en men verdreef hen. Om de vryheid ! te verkrygen tot het hervatten hunner plonderinj gen, offerden zy een gedeelte van het goud op, 't ! welk zy uit hunnen fchipbreuk hadden behouden, ! en bedienden zich van het ander gedeelte, om nog ! meer te winnen, dan men hun ontnomen hadt. Hoewel de Baronnen gezamentlyk meer of min i de hand hadden in den overlast, welke den Joo! den wierdt aangedaan , trokken , nogthans, de . Koningen , van welke deeze averechtfche Natie : meer byzonderlyk afhanglyk was, altoos daarvan de voornaamfte voordeden. Door dit heilloos en gehaat hulpmiddel handhaafden zy eenigen tyd : een zwak en gehaat gezag. In 't vervolg verfchafte het misbruik der geldmunten hun nieuwe ' hulpmiddelen. P Verre  22Ö GESCHIEDENIS _ Verre van daar was het dat de aloude Regeeringen voordeel trokken van de geidfpecien. De Staat droeg altoos de kosten van het geldflaan. 't Biykt niet, welke Natie de eerde geweest zy, die op dit algemeen middel van venvisfelinge eene belasting heeft gelegd. Indien Erankryk dit heil-' loos voorbeeld gaf, moeten de Koningen van den eerden en tweeden tak , by deeze verderflyke nieuwigheid, weinig baats gevonden hebben : dewyl^ even als onder de Romeinen, de betaalingen, gefchiedden in ruuwe metaalen, die by het gewigt wierden toegewoogen , en de geidfpecien alleen gebruiklyk waren in den uitgebreiden koophandel. Merkelyk nam dit gebruik in het vervolg af, en de Koningen lieten daarom te meer genegenheids blyken tot het verzwaaren eener belastinge, welke hun dag aan, dag meer voordeels toebragt. Het leedt niet lang of zy gingen nog verder; zy veroorloofden zich de grootfte der trouwloosheden , het veranderen der geldmunten , naar het believen hunner grilligheid, of naar gelang hunner behoeften. Met deeze haatlyke hulpmiddelen; met het inkoomen van een zeer eng beperkt grondgebied met eenige leengoederen, die open vielen of verbeurd verklaard wierden; met vrywillige opbrengingen, en die om deeze reden den naam voerden van gefchenken der goedwilligheid; met eenige kleine belastingen, welke van de Baronnen geheven wierden, doch die veeleer bewyzen van oppermogendheid of meerderheid dan weezenlyke belastingen waren: met deeze hulpmiddelen handhaafde zich de Kroon, breidde zy zelf haar aanzien uit, zo dikmaals zy geene andere vyanden hadt  dér BEIDE INDIEN. 227 riadt dan Vasfaalen, nog zwakker dan zy zeiven. Dan duurden de oorlogen flegts eenige weeken ; de legers waren niet zeer talryk; de Krygsdienst wierdt om niet waargenomen; de uitgaaven van het Hof waren zo gering, dat zy , tot op de heillooze Regeering van kar el den Vi, nooit meer dan 94. 000 Livres bedroegen. Maar zo dra de befmettende drift der kruistogten de Franfchen verre van hunne Ryksgrenzen hadt gevoerd; zo era uitlandfche vyanden een kragtdaadigen aanval op Frankryk deeden , wierden 'er meer geregelde en aanmerkelyker hulpmiddelen vereischt. De Koningen zelve zouden over deeze belastingen het bewind wel hebben willen voeren. Meer dan eens ondernamen zy dit. Het geroep van kundige mannen overtuigde hen van hunne overweldigingen, en de oproerigheden der onderdaanen noodzaakten hen daarvan af te zien. Men moest erkennen dat dit gezag aan de zamenvergaderde Natie, en aan haar alleen 'toebehoorde. Zelf zwoeren zy by hunne Krooning,dat dit heilig en onvervreemdbaar regt altoos zou geëerbiedigd worden; geduurende verfcheiden eeuwen was deeze Eed van eenige kragt. Zo dikmaals de Kroon geene andere inkomften hadt dan den opbrengst van haare byzondere landeigendommen , waren derzelver Landdrosten en Bailjuwen, elk in zyn byzonder distrikt, met de zorge van het inzamelen van 'sLands penningen belaaden : zodat de oeffening van het hoogde gezag, de bediening des regts en het bewind der geldmiddelen in de zelfde hand vereenigd waren. Eene nieuwe orde Van zaaken moest 'er worden vastgefteld, toen de belastingen P 2 al-  223 GESCHIEDENIS algemeen wierden in het Koninkryk. 't Zy de bezwaaringen gelegd wierden op den peribon of op de huizen der burgeren; 't zy men van hun vorderde de vyfden of de tienden van hunne oogften, den vyftigften of den honderdftcn penning van hunne roerende of onroerende goederen; 't zy men andere meer of min gelukkige hulpmiddelen uitvondt: in alien gevalle behoefde men bewindsluiden tot het inzamelen van deeze onderfcheidene belastingen ; en het ongeluk^van den Staat wilde dat men ze in Italië ging zoeken, alwaar de kunst van het volk te knevelen reeds aanmerkelyke voortgangen hadt gemaakt. 'tLeedt niet lang of deeze Financiers, onder den naam van Lombardiers bekend , vertoonden een vernuft, vrugtbaar in bedriegelyke vonden. Honderd maaien ondernam men het vrugteloos , hunner onverzaadelyke fchraapzucht paaien te ftellen. Zo dra was niet het eene misbruik te keer gegaan , of het wierdt oogenblikkelyk van eén nieuw misbruik van eene andere foort vervangen. Indien het hoogfte gezag zomtyds deeze haatelyke roovers ftrengelyk vervolgde , vonden zy eene veiiige toevlugt by vermogende lieden , wier befchuttende handhaaving zy voor geldige• kogt hadden. Ten langen iaatftc , nogthans , fteeg de wanorde zo hoog dat gecncrlei befcherming hen kon behouden. Men verklaarde voor verbeurd de verderfiyke fommen , welke deeze fchadelyke vreemdelingen aan de Regeering en aan byzondere perfoonen verfchooten hadden; men ontblootte hen van de onmeetelyke fchat ten, welke zy op elkander hadden geltapeld, en zy .wierden uit het Koninkryk gebannen, alwaar  der BEIDE INDIEN. 229 zy hadden behooren toegelaaten te worden. Naa hunne verdry ving, namende Algemeene Staaten, die de onderftanden uitfchreeven , de zorge van het heffen van dezelve op zich; deeze fchikking hielde lland tot op de Regeering van kar el den Vil, die de' eerfte was, welke zich veroorloofde het opleggen van eene belasting zonder de toeftemming der Natie , en die zich het regt aanmatigde om alle belastingen door zyne afgevaardigden te doen inzamelen. Onder de Regeering van lodewyk dkn XII, waren de inkomften van den Staat, die allengskens geklommen waren, aangegroeid tot 7. 650. 000 Livres. Het Markt zilver goldt toen' elf Livres, en het Markt goud honderd en dertig Livres. Deeze fomme ftondt dan gelyk met zesendertig van onze hedendaagfche Millioenen. Ten tyde van het overlyden van fraxcoïs den I, kwamen in 'sLands Kas 15. 730. 000 Livres Het Markt zilver op vyftien en het Markt goud op honderdvyfenzestig Livres gefchat zynde, bedroeg die fomme zesenvyfeig van onze Millioenen. Van deeze fomme moesten afgetrokken worden 6'o: 416 Livres 3 ftuivers 4 penningen ;>an eeuwigduurende renten, door dien Vorst beleid , welke tegen den penning twaalf een Kapitaal verbeeldden van 725. 000 Livres. Dit was eene nieuwigheid. Niet dat zommige zyner Voorzaaten het heilloos middel van geldopneemingen niet gekend hadden; maar deeze gefchiedden altoos onder borgtogt van hunne amptenaars, en de Staat was nooit daarvoor aanfpraakelyk. Een tydperk van veertig jaaren, yerloopen in P 3 bar-  230 GESCHIEDENIS burgeroorlogen , geestdryvery , plonderingen , eu vedaaden en Regeeringloosbeid, dompelden sKyks geldmiddelen in eene wanorde, uit welke een sülly aüeen bekwaam was dezelve te verlosten. Deeze fpaarzaame , kundige, deugdzaame, naarftige en moedige Staatsman vernietigde zeven Millioenen aan renten , verminderde de belastingen drie Millioenen, en liet aan den Staat na zesentwintig Millioenen, alleen bezwaard met een Intrest van 6. 025. 666 Livres 2 fruiver« 6 penningen. Naa aftrekking van alie onkosten, kwamen 'er, derhalven, in de Koninklyke Schatkist twintig Millioenen. Tot de openbaare uitgaaven waren 15. 500. 000 Livres toereikende , en er fchooten dus zuiver 4. 500 000 Livres over. Het Markt zilver goldt toen tweeëntwintig Livres. b De gedwongene verwydering van 't Hof van dien grooten man, naa het treurig einde van den besten der Koningen, was een ramp, dien men nog moet betreuren. Straks gaf het Hof zich over aan verkwistingen, die in de Monarchie geen voorbeeld hadden; en in *t vervolg beraamden de Staatsdienaars ontwerpen , welke de kragten der Natie te boven gingen. Dit tweevoudig beginsel eener zekere verwarringe bedierf van nieuws sLands Schatkist. In den jaare ïóór bedroegen de beJa-tmgen 84. 222. 096 Livres; maar de Staatslchulden verflonden 52. 377. 172 Livres. Voor de Sraatsonkosten fchooten derhalven flegts" 3r; 844. 924 Livres over; eene fomme, klaarbiyJcelyk met toereikende tot de algemeene uitgaaven. Zodanig was de ftajit der geldmiddelen, wan,-  der BEIDE INDIEN. 231 wanneer colbert het bewind der zaaken in handen kreeg. Deeze Staatsdienaar, wiens naam zedert zo vermaard is geworden onder alle INarien ,deedt, in den jaare 1683, het laatfte v?n zyn leeven , de inkom ften der Monarchie, welke hy diende, rot de fomme van 116. 873. 476 Livres klimmen. De uitgaaven bedroegen niet meer dan 23. 375. 274 Livres. In des Konings Koffers kwamen derhalven 93. 498. 402 Livres. Het Markt zilver goldt toen 28 Livres 10 ftuivers to penningen. Het is te bejammeren dat een heillooze drift van lodewyk den XIV voor den oorlog, dat zyn. ongeregelde fmaak voor alle veel gerugtmaakende uitgaaven ,Frankryk beroofd heeft van een gedeelte der voordeden, welke het zich van een zo groot' Staatsman kon belooven. uitbreiding. Deel II. bladz. .-8, van reg. 4 van onder, lot bladz. 79, reg. 22. Geene ergernis baarde een zo fchreeuwende woeker. De Staat hadt, in de daad, een inkoomen van 115. 389. 074 Livres; maar de uitgaaven beliepen 82. 859. 504. Livres: zodat'er voor de Regeeringsonkosten flegts 32. 529. 570 Livres overfchooten, het Markt zilver gerekend tegen 30 Livr. 10 ftaiv. 6 penn. En nog waren alle deeze penningen van meer dan drie jaaren by voorraad geheven. Zodanig was de verwarde toeftand der zaaken, wanneer, op den eerften van Herfstmaand des P 4 jaare  232 GESCHIEDENIS jaars 1715, de Hertog van orleans den klem der Regeennge in handen kreeg. De oprechte vrienden van dien grooten Prins verlangden dat hy de Algemeene Staaten te zamen riep. Dit was een onbedriegelyk middel om de algemeene gunst te bewaaren , ja zelf te vermeerderen, welke zich toenmaals openlyk voor hem verklaard hadt. Welke maatregelen ook de Natie mogt beraamd hebben, om verlost te worden uit den hachelyken ftaat, in welken de verkwistingen der voorgaande Regeennge haar geftort hadden, men zou hem niets hebben kunnen verwyten. P h il 1 ppus „omhelsde dit hulpmiddel. By ongeluk beraamden de trouwlooze vertrouwelingen T die zich te veel invloed op zynen geest hadden aangematigd, een ontwerp, 't welk niet ftrookte met hunne byzondere belangen. Het wierdt van de hand geweezen. Eenige grooten , misnoegd over de overheerfching, onder welke Frank'ryk zuchtte, en uit dezelve geene uitkomst ziende, kreegen thans den inval van een algemeen Bankeroet , 't welk zy aanzagen als een bekwaam middel om de overmaate der volftrekte magt te temperen. Zonderling was de wyze, op welke zy dit ftuk begreepen hadden. . Volgens hun ontwerp, is de Kroon niet verkiesbaar , en zy is ook niet erflyk. Het is een Fideicommis, door de geheele Natie aan een Huis gemaakt, om van het eene manlyk oir tot op het arder , van den eenen oudften zoon op den anderen af te daalen en genooten te worden, zo lang dat geflagc zal in weezen zyn. Volgens dit beginzel ontvangt de Koning vaq Frankryk niets van,  der BEIDE INDIEN. 233 van zynen onmiddelyken voorzaat. Op zyne beurt beklimt hy den throon, uit kragt van het regt, welk hem zyne geboorte geeft, en geenzins by perfoonsvei bedding. Van hier dat de verbintenisfen zyner voorzaaten hem niet verpligten. De ooripronklyke Wet, welke hem den fchepter in handen geeft, wil dat de in de plaatsftelling zuiver , onbelemmerd en vry van alle verbintenisfen zy. Deeze ftoute lieden wilden dat een, allerplegtigst Bevelfchrift voor de oogen van -gantsch Europa zou heiligen ftelregels, welke hun als ontegenzeggelyk voorkwamen, en de beflisfende gevolgen, welke zy uit dezelve afleidden. Zy waren van oordeel dat de kennis deezer waarheden de uitlanders en de burgers zou affchrikken van hunne Kapitaalen op te fchieten aan eene Regeering , welke geene vastigheid aan haare fchuldvorderaars kon geeven. Het Hof zou zich dan met zyne eigen inkomften moeten vergenoegen. Hoe aanzienlyk deeze ook zyn mogten, zouden, nogthans , de Oppervorften aan hunne grilligheden paaien moeten Rellen ; de kostbaare onderneemingen der Staatsdienaaren moesten min langduurig en zeldzaamer worden; de gunftelingen en de Matresfen zouden hunne onverzaadelykefchraapzucht eenigzins moeten inbinden. Zonder eene Staatkunde te omhelzen, welke zy meenden de Vorften tot dwingelandy te moeten geleiden, waren zommige Amptenaars van gevoelen, de kroon van haare fchulden te moeten ontlasten, hoedanig ook derzelver oorfprong zyn mogt. Hun hart handhaafde niet het wreed fchoüwfpel van eene beminnelyke Natie, verP 5 bit-  234 GESCHIEDENIS bitterd door de kwellingen van allerleien aart, welke zy nu veertig jaaren lang verduurd hadt; die bezweek onder den zwaardrukkencien last haarer tegenwoordige elende; die wanhoopig wierdt over het vooruitzigt dat het toekoornende, die groote toevlugt der ongelukkigen, geenerlei verligting van haare rampen zou aanbrengen, maar ze veeleer verzwaaren. Minder belang fielden deeze Amptenaars in de fchuldeifchers, van den Staat, die niet het duizendfle gedeelte der burgers uitmaakten, die voor 't meerengedeelte alleen door hunne plonderingen bekend waren, en waar van de eerlykfle een gedeelte van hunnen rykdom aan 'sLands kasfe fchuldig waren. Inde heillooze noodzaaklykheid van het eene gedeelte der Natie aan het ander te moeten opofferen, befchouwden zy de geldfchieters als de voegzaamfte offerande. Naa eenige befluiteloosheid weigerde de Ryksbefluurder te bewilligen in eene geweldenaary, welke, zyns oordeels, een onuitwischbaaren vlek op zyn Ryksbewind zou leggen. Hy verkoos een flreng onderzoek der openbaare verbintenisfen boven een fcbandvlekkend Bankeroet, waar van hy meende het gerugt te kunnen ontgaan. Een Regtbank van herzieninge, op den zevenden van Wintermaand des jaars 1715 opgericht, verminderde zeshonderd Millioenen aan verbindfchriften op Toonder op tweehonderdvyfrig millioenen aan flaatsbiljetten; en nogthans beliep, naa deeze vermindering , de Nationaale fchuld 2. 065. 138. 000 Livres. u;t-  d;er BEIDE INDIEN. 235 uitbreiding en invulling. Deel 11. bladz. 80. van reg. 10, van onder tot bladz 84, reg. 21. Alle de fpringveeren van den Staat waren bedorven, voordat men de proef hadt genomen van een hulpmiddel,'t welk oogfchynlyk het kenmerk der driften en des vooroordeels droeg. Nog wanhoopiger, naa deeze Stuiptrekkende beweeging, wierdt de toeftand van het Staatkundig lichaam. De leden van het Gemeenebest verboren het weinige werkzaamheids en leevens, 't geen zy nog hadden overgehouden. Dit doode lichaam moest van nieuws bezield worden. Niet onmogelyk was deeze opftanding, dewyl men aan alle kanten genegen was zich van allerlei middelen te bedienen. De zwaarigheid was alleen daarin gelegen, hoe men alleen die goed waren zou vinden. De waereld vermaarde law ondernam dit. Deeze Schotsman was een van die Ontwerpfmeeders, die kwakzalvers van Staat, welke met hunne bekwaamheden en woelagtigheid Europa doorloopen en dezelve te koop veilen. Hy was een groot rekenmeester, en, 't geen bykans ongeboflyk fchynt, tevens met eene leevendige en verhitte verbeeldingskragt begaafd. Deeze overeenkomsten van verftand en karakter behaagden den Ryksregent, en bragten hem wel dra t' onder. Law beloofde de geldmiddelen te zullen herstellen , en deedt met kleine moeite deezen verkwis • tenden en vernuftigen Prins fmaak vinden in een Ontwerp, 't welk hem tevens op geld en roem deedt  236 GESCHIEDENIS deedt hoopen. Zie hier het beloop en den uit» flag zyner bewerkingen. Vooreerst verwierf hy, in Bloeimaand des jaars 1716, de vryheid tot het oprichten van eene Bank, wier inlaag van zes millioenen, zamengefield was uit twaalfhonderd Aktiën ieder van duizend Ryksdaalders. Ongeoorlofd was het aan deeze Bank, eenige penningen op te neemen. Alie koophandel was haar verbooden en haare verbintenisfen moesten op zigt zyn. Ieder burger, elk vreemdeling kon.in dezelve zyn geld beleggen; en zy verbondt zich om alles aan hun te betaalen, voor vyf Huivers van de drieduizend Livres. Haare Biljetten,welke zy tegen een maatigen winstverkogt, .wierden voldaan in alle de provinciën door de beftuurders der geldmunten, welke haare korrespondenten waren, en die, van hunnen kant, op haare Kas trokken. Haar papier wierdt gelykelyk aangenomen in alle de voornaamfte (leden van Europa, tegen den koers van den wisfel ten tyde van den vervaldag. De goede uitflag der nieuwe inrigtinge bragt de vyanden van derzelver ftigter tot zwygen, en overtrof, misfchien , zyne verwagting. Al van het eerfte oogenblik af deedt haar invloed zich gevoelen. Een fpoedige omloop van het geld, 't welk, uit hoofde van een algemeen wantrouwen , zo lang hadt ftil gelegen, gaf aan alles een nieuw leeven. De kunften, de akkerbouw, de werkplaatzen begonnen van nieuws te bloeien. De vertieringen hervatten haaren ouden loop. De Kooplieden een voordeel van vyf ten honderd vindende op hunne wisfeibrieven in panieren, wel ■  der BEIDE INDIEN. 23? welke de waarde van gemunt geld hadden, maakten van nieuws koopbefpiegelingen. De woeker wierdt beteugeld, dewyl de kapitalisten zich genoodzaakt vonden zich te vergenoegen met den zelfden intrest, welken de Bank nam. Toen de uitlanders konden ftaat maaken op den aart der betaalinge, welke zy te doen hadden, ontbooden zy wederom goederen , van welke zy met leedweezen verfteeken bleeven. Tot groote verbaasdheid van alle Natiën, klom de wisfel tot voordeel van Frankryk. Dit was veel, maar dit was, niet al het mogelyk en noodzaaklyk voordeel. In Lentemaand des jaars 1717 wierdt vastgefteld, dat de Bankbiljetten in betaaling der belastingen zouden aangenomen worden in alle Regtbanken, en dat zy zouden betaald worden op zigt en zonder korting door de zulken, wien het bewind van 'sLands middelen was toevertrouwd. Door deeze gewigtige Schikking behieldt men den opbrengst der ^belastingen in de provinciën, men befpaarde den Vorst en der Natie het verbeuren van het geld , nevens de zo menigvuldige als nuttelooze omwegen, welke het door de handen der onderfcheidene Schatbewaarders maakte. Niet minder heilzaam voor de Regeering was deeze nieuwe bewerking, welke het crediet van de Bank ten hoogften toppunt deedt klimmen. Haare invorderingen gefchicdden niet alleen zonder die geweldenaaryén, welke zints zo langen tyd de Ryksbeftierders veragt en de onderdaanen wanhoopig maakten; zy befpeurde daarenboven in haare inkomften een geftadigcn en fnellen aanwas, welke niet kon na- laa-  238 GESCHIEDENIS laaten ten eenigen dage haaren toeftand te Véranderen. Het onverwagt fchoüwfpel van zo veele voordeelen deedt law voorkoomen als een man van een bondig, uitgebreid en verheven vernuft, die de rykdommen verfmaadde, die alleen op roem gefteld was, en zynen naam door groote daaden by het naageflagt wilde doen kenbaar worden. De dankbaarheid befchouwde hem als de eeraanbrengendfte openbaare gedenktekens waardig. Deeze ftoutmoedige en onderneemende vreemdeling bediende zich van eene zo gunftige geneigdheid der gemoederen, om de uitvoering van een ontwerp te verhaasten, 't welk hem al zints zeer langen tyd op het hart gelegen hadt. In Oogstmaand des jaars 1717 , verkreeg hy de vryheid tot het oprichten der Westindifche Maatfchappye, wier regten zich in den beginne bepaalden tot den uitfluitenden handel van Louifiana en de Bevers van Kanada. De voorregten, van ouds verleend aan den Afrikaanfchen, Indifchen en Chineefchen handel, wierden wel haast in de nieuwe Maatfchappy zamengefmolten. Hy hadt het eerzuchtig doelwit om de fchulden van den Staat af te losfen. Om hem ter volvoeringe van een zo groot ontwerp in ftaat te ftellen, ftondt de Regeering aan hem af het verkoopen van den Tabak, de geldmunten , nevens de algemeene ontvangften en pagten. Om de omwenteling te verhaasten , begeerde law, op den vierden van Wintermaand des jaars 1718, dat de Bank, welke hy twee jaaren geleeden hadt opgericht, en die, zonder haare belangen met die van den Staat te vermengen, van een  der BEIDE INDIEN. 239 een zo uitgebreid nut geweest was, in eene Koninklyke Bank wierdt veranderd. Tusfchen den burger en den burger bekleedden haare biljetten de piaats van gemunt geld , en in alle de koninklyke fchatkisten wierden zy in betaaling aangenomen. De eerfte verrigtingen van het nieuwe Ontwerp gingen alle verbeelding te boven. De Aktiën der Maatfchappye, voor 't meerengedeelte voor Staatsbiljetten gekogt, en die de eene door de andere genomen in de daad geene vyfhonderd Livres kostten, golden tot tienduizend Livres, betaalbaar in Bankbiljetten. De Fransman, de uitlander, de verftandigfte lieden verkogten hunne Rentbrieven, hunne landeryën, hunne kleinoodien, om een zo ongemeen fpel te fpeelen. Het goud en zilver kwamen in de uiterfte veragting. Men wilde niets anders dan papier hebben. Misfchien was het niet onmogelyk, dat deeze geestdrift lang genoeg ftand bieldt om van eenige nuttigheid te weezen, indien de bedoelingen van law zamenhangende geweest waren. In weerwil van de ftoutheid zyner beginzelen , wilde deeze rekenaar het getal der Aktien bepaalen , hoewel hy nooit kon genoodzaakt worden om dezelve af te betaalen; maar het was inzonderheid bepaald, om niet meer dan voor een miljard of twaalfhonderd millioenen Bankbiljetten uit te geeven. Zo veel meende men het gemunt geld te bedraagen, 't weik in het Koninkryk rondwandelde; en hy vleide zich, door zyne verrigtingen, een genoegzaame hoeveelheid van hetzelve in 's Konings koffers te zullen lokken, om de zulken te kun-  249 GESCHIEDENIS kunnen Haan, welke hun gemunt papier tegen geld zouden verkiezen te verwisfelen. Een ontwerp, welks gelukkige uitflag zo onwaarfcbynlyk was, wierdt daarenboven in wanorde gebragt'door het gedrag des Regent s. Deez' Prins fiadc van de natuur ontvangen eene leevendige verbeeldingskragt, eene fterkte van geheugen , die weinige naars gelyken hadt, een bondig en juist oordeel Aan de oeffening was hy verfchuldigd eene mannelykewelfpreekendheid, eeneuitgeleezene kieschheid van fmaak voor en ervarenheid in kunnen. In den Oorlog vertoonde hy de blyken- van fchitterenden krygsmoed , en in het behandelen van Staatszaaken eene voortvarendheid vol van edele oprechtheid. Zyn karakter en omftandigheden plaatften hem in zeer netelige toeftanden, waardoor hy eene uitgebreide menfchenkennis en eene vervroegde ervarenis verkreeg. De ongenade, in welke hy langen tyd leefde , gaf hem gezellige zeden. Hy was zeer genaakbaar. In de verkeering met hem hadt men noch grilligheid, noch trotsheid te vreezen. Zyn gezelfchap was uitlokkende , en zyne zeden vol van bevalligheid. Hy bezat goedhartigheid, of vertoonde althans de gedaante van dezelve. Zo veele beminnelyke en agtenswaardige hoedanigheden , hadden die gewigtige gevolgen niet, welke men van dezelve hadt mogen verwagten. Nutteloos voor de Natie maakte de zwakheid van philippus alle deeze vqordeelen. Nimmer kon hy van zich zeiven verkrygen om iets te weigeren aan zyne vrienden, aan zyne vyanden, óf aan zyne Matresfen, inzonderheid niet aan den  der BE ÏDË INDIEN. 241 den Abt dubots, den verdorvenften en fcbadelykften der menfchen. Byzonderlyk vertoonde zich deeze zwakheid ten tyde van het Ontwerp. Orri de Schraapzucht te verzadigen van alle de geenen, welke ïtoutmoedighéids genoeg bezaten om te zeggen of te gelooven dat zy noodzaaklykvvaren, fchiep hy zeshonderdvierëntvvintigduizend Aktiën , waarvan de waarde bedroeg ruim zes miliards, en in Bankbiljetten de fomme van 2. 696. 400. 000 Livres. Draaglyk , misfchien , zou zulk eene Schreeuwende onëvenredjgheid tusfchen het papier en het geld geweest hebben onder een vry volk, onder 'c welk dezelve allengskens zou ontdaan zyn. De burgers -, gewoon om de Natie te befchouwen als een duurzaam en onafhanklyk lichaam, zyn te gereeder t>n haar als borg aan te neemen, naar gelang zy zelden eene naauwkeürige kennis van haare vermogens bezitten, en van haare regtvaardigheid een gunftig denkbeeld hebben, veeial op óe ondervinding gegrond. Uit kragt van dit vooroordeel klimt het Credit dikmaals boven de hulpmiddelen en verzekerde borgtogten. Dus is niet het geval in de volftrekte Monarchiën, iri dezulke boven al, welke haare verbintenisfen dikmaals gefchonden hebben. Indien men in een Oogenblik van duizelhoofdigheid op dezelve eert blind vertrouwen Stelle , het is altoos van korten duur. Haar onvermogen om te betaalen loopt wel haast by de minst doorzienden in 't oog. Dö goede trouwe van den Monarch, het onderpand, de fondfen , alles wordt als denkbeeldig aangezien. De fchuldvorderaar, van zyne eerfte verblindheid tot zich zeiven gekomen, vraagt om zyri Q geld  242 GESCHIEDENIS geld, met een ongeduld, evenredig aan zyne ongerustheid. De gefchiedenis van het Ontwerp kan ten bewyze van deeze waarheid dienen. Het verlangen om dezulken van de hand te wyzen, die 't eerst van de algemeene byfterzinnigheid geneezen , hun papier in geld zogten te veranderen, deedt de toevlugt neemen tot hulpmiddelen, hoedanig de geflagenfle vyand van het Ontwerp zou voorgeflagen hebben. Het goud wierdt in den Koophandel verbooden.- Aan alle de burgers wierdt aangezegd , dat zy niet meer dan vyfhonderd Livres in gereed geld mogten in huis hebben. Een Bevelfchrift kondigde verfcbeiden agterëenvolgende verminderingen in de geldmunten aan. Deeze dwingelandifche middelen ftremden niet alleen het opëifchen van geld; zy bragten nog daarenboven eenige befchroomde lieden in de wreede noodzaakiykheid om nieuwe penningen in de Bank te brengen.- Doch deeze kortftondige gelukkige uitflag verbergde den afgrond niet, welken men zo onvoorzigtig gegraaven hadt. Om een gebouw te ftutten , 't welk aan alle kanten waggelde, wierdt'er vastgefteld , dat het Marktzilver op 82 Livres roftuivers zou verhoogd worden; dat de Bankbiljet zou verminderd worden tot op de helft van haare waarde , en de Aktie op vyf negende deelen. Deeze aannadering van den prys van het papier tot dien van het geld, was, misfchien, het minst redenlooze middel , 't welk in den wanhoopigen toeftand , in welken de zaaken zich bevonden , kon worden by de hand genomen. Nogthans bragt het alles in verdere verwarring, De ontfteltenis was alge- meen,  der BEIDE ÉNDlEN. 243 meen. Ieder meende de helft zyner bezittingen verloren te hebben, en fpoedde zich om de andere helft in veiligheid te ftellen. De Kasfen waren ledig, en het bleek dat de Aktiehandelaars niets dan harsfenfchimmeh hadden naagejaagd; Toen verdween law, en nevens hem de dwaaslyk opgevatte hoop, om door zyne kundigheden de herttelling van den algemeenen voorfpoed te zullen verwerven. Alles viel in verwarring. Het fcheen niet mogelyk , dien bajert te ontwikkelen. Om hier in te flaagen , wierdt, op den zesentwintigften van Louwmaand des jaars 1721, een Regtbank aangefteld , aan welken de Lyf- en altoosduurende Rentebrieven, de Aktiën ^ Bankbiljetten, alle de Koninklyke papieren, van hoedanig een aart ook. binnen den tyd van twee maanden ,moesten overgeleverd worden, om vervolgens derzelver echtheid te onderzoeken. By dit zo vermaard onderzoek, onder den naam van Vifa bekend , bleek het dat 'er onder de menfchen waren gebragt voor 2. 696. 400. 000 Livres aan Bankbiljetten. Van dezelve wierden verbrand voor 707. 327. 460 Livres, welke in de vereffening niet wierden toegelaaten. De Wisfelbandelaars wierden veroordeeld tot een wedergaave van 187. 893. 661 Livres. Door nog andere middelen wierdt de Nationaale fchuld verminderd. Het Staatkundig werktuig begon zich van nieuws te beweegen ; doch nimmer waren deszelfs beweegingen gemaklyk , zelf niet regelmaatig. Op hoedanig eene wyze ook zedert de geldmiddelen van het Koninkryk beftuurd wierden ; nimmer wierden zy toereikende bevonden tot dé Q 2 uit-  244 GESCHIEDENIS uitgaaven, welke men zich veroorloofde. Dit ïs eene heillooze waarheid , voor welke wy de bewyzen in handen hebben. Nutteloos vermenigvuldigde men de belastingen : de behoeften , de grilligheden, de plonderingen namen nog meer toe; en 'sLands Kas ftak zich altoos in fchulden. By het oyerlyden van lodewyk den XV, bedroegen de inkomften van den Staat 375. 331. 874 Livres. Doch de fchulden, in weerwil van die 'menigte Bankeroeten , welke men gemaakt hadt, beliepen 190. 858. 531 Livres. 'Er bleeven dus zuiver over niet meer dan 184. 473.. 343 Livres. De Staatsonkosten beliepen 210. 000. 000. Zodat 'er in 's Lands Kas te kort kwamen 25. 526. 657 Livres. Op een beter gebruik van 'sLands inkomften, hoopt de Natie onder de nieuwe Regeering. Haare hoop is gegrondvest op de zucht tot orde, de verfmaading der pragt, den geest der regt vaardigheid , nevens de andere eenvoudige en zedige deugden, welke zich rondom den throon fcbeenen te vergaderen, ten tyde als lodewyk de XVI dien beklom. Jonge Vorst, gy die den afkeer van de ondeugd en van de verkwisting hebt kunnen behouden, te midden van het ongebondenfte Hof, en onder den onbekwaamften der onderwyzeren, verwaardig u my met toegeeflykheid te hooren, dewyl ik een degeiyk man en een van uwe beste onderdaanen ben ; dewyl ik geene aanfpraak op uwe gunften maak, en , 'smorgens en 'savonds, ten hemel heffe zuivere handen om het geluk van het menschlyk geflagt, en om den voorfpoed en rcem uwer Regeeringe. De vrymoedigheid, met welke  der BEIDE INDIEN. 245 welke ik u waarheden zal verkondigen, welke uw voorzaat nimmer uit den mond zyner vleieren hoorde, en die gy niet meer zult hooren uit dezulken, welke u omringen, is de grootfte lofreden, welke ik op uw karakter kan maaken. Gy heerscht over het fchoonite gebied van 't gantïche Heelal. In weerwil van het verval, waarin het gekoomen is, is 'er geen land op den aardbodem, alwaar de kunften en weetenfchappen met zo veel luisters gehandhaafd worden. De nabuurige Natiën hebben u noodig, en gy kunt haar ontbeeren. Indien uwe Provinciën de vrugtbaarheid genieten , voor welke zy vatbaar zyn; indien uwe Legerbenden, zonder veel talryker te zyn, zo wel onder de tucht Honden als zy kunnen ftaan; indien uwe inkomften, zonder te vermeerderen , beter beftuurd wierden ; indien de geest van Spaarzaamheid de uitgaaven uwer Staatsdienaaren en die van het pa'eis bezielde;' indien uwe fchulden wierden afgelost: welke magt zou zo geducht zyn als de uwe? Zeg eens , waar is de Monarch, welke den fchepter zwaait over zo lydzaame , getrouwe en liefhebbende onderdaanen ? Is 'er eene openhartiger, arbeidzaaraer en vernuftiger Natie op aarde ? Heeft niet gantsch Luropa dien gezeiligen aart aangenomen, welke onzen leeftyd zo gelukkig onderfcheidt van de voorgaande Eeuwen ? Hebben niet de Staatsmannen van alle landen uwe heerfchappy als onuitputbaar aangemerkt ? Gy zelve , gy zoudt de geheele uitgebreidheid van haare hulpmiddelen kennen , indien gy zonder uitftel tot u zeiven zegt: Ik ben jong, maar ik bemin het goede. De kloekmoedigheid zegeQ 3 ' praalt  246 GESCHIEDENIS praalt over alle hinderpaalen. Dat men my een getrouw tafereel van mynen toeftand voor oogen houde; hoedanig het ook zyn moge, ik zal 'er niet van fchrikken. — Gy hebt bevolen; ik gaa gehoorzaamen. Ach, indien, terwyl ik fpreek, twee traanen uit uwe oogen rollen , zullen wy behouden zyn Toen een onverwagt voorval den fchepter in uwe onbedrevene handen ftelde, hadt de Franfche Zeemagt, een oogenblik , één oogenblik flegts geducht, opgehouden van té beftaan. De zwakheid , de wanorde en het zedenbederf hadden haar van nieuws gedompeld in het niets, uit welk zy, in het luisterrykfte tydftip der Monarchie, was ten voorfchyn gekoomèn. Zy hadt noch onze afgelegene bezittingen kunnen befchermen , noch onze kusten voor een vyandlyken inval en plondering behoeden. Op alle vaarwaters van den aardkloot waren onze zeelieden , onze handelaars blootgefteld aan verderflyke knevelaaryen, en aan honderdmaal onverdraaglyker. vernederingen. De kragten en de fchatten der Natie waren verfpild aail uitlandfche en misfchien met de onze ftrydige belangen. Maar, wat is het goud , wat is het bloed, in vergelyking van de eere ! Onze wapens, voormaals zo geducht, jaagden niet meer eenen fchrik aan. Naauwlyks fchreef men ons dapperheid toe. Onze Gezanten, welke, zints zo lang, na vreemde Hoven reisden, niet zo zeer om 'er in onderhandeling te treeden, als om aldaar de oogmerken , ik had bykans gezegd, den wil van hunnen Meester aan te kondigen, onze Gezanten wier-  der BEIDE INDIEN. 247 wierden fmaadelylc gehandeld. De gewigtigfte verbintenisfen wierden geflooten, zonder dat men aan hun daar van eenige opening gaf. De verbondene Mogendheden verdeelden onder elkander heerfchappyën buiten onze kennis; buicen onze kennis ! Heeft men ooit op eene hoonender en min dubbelzinnige wyze aangekondigd het gering gewigt, waarop men ons in de algemeene balans der Staatszaaken van Europa fchatte. ö Lu'ster, ö eerbied van den Franfchen naam , wat is 'er van u geworden? Zie daar, jonge Vorst, uwen toeftand buiten de grenzen V3n uw Koninkryk. Gy flaat de oogen na beneden , gy durft het niet befchouwen. In geenen beter ftand vertoont het zich van binnen. Ik beroep my op die aancenfchakeling van Bankeroeten , van jaar tot jaar, van maand tot maand, onder de Regeering uwer Voorzaaten, voorgevallen. Aldus heeft men ongevoelig tot de uieerfte behoefte gebragt eene menigte onderdaanen, welke geene andere misdaad hadden begaan, dan dat zy hunne bezittingen onbedagtzaam aan hunne Oppervotften vertrouwd hadden,en van de waarde hunner geheiligde belofte onkundig geweest waren. Men zou zich fchaamen dat men zynen vyand het woord niet hieidt; en de Koningen, de Vaders des Vaderlands,fchaamen zich niet, dat zy hunne kinderen dus wreedaartig en lafhartig misleiden ! ö Verfoeilyke ontheiliging van hunne eeden! Indien nog deeze ongelukkige flagtoffers zich konden troosten met den nood der omftandigheden, met den fteeds wederkeerenden dwang der openbaare behoeften : maar naa een Q 4 veel-  248 GESCHIEDENIS veeljaarigen vrede heeft men in deeze trouwloosheden bewilligd , zonder dat men daartoe eene andere beweegreden ontdekte, dan het pionderen der geldmiddelen, overgelaaten aan eene menigte niet min veragtlyke als fchrartpzuchtige handen. Zie deezen keten nederdaalen van den throon tot aan deszelfs benedenfte trappen, en zich van daar tot de buitenfte grenzen der zamenleevinge uitbreiden. Zie wat 'er gebeure , wanneer de Monarch zyne belangen van de belangen zyner Onderdaanen afzon/dert. Liat uwe oogen gaan over de hoofdftad uwer heerfchappj'ën , en gy zult aldaar twee Klasfen van burgers Ontmoeten. Die van de eerfte Klasfe, met rykdommcn overlaaden, vertoonen eene weelde, die de zulken ergert, welke zy niet bederft; die van de tweede Klasfe, in behoefte gedompeld , vergrqoten; dezelve nog door de fchyngedaante eener onbekrompenheid, welke hun ontbreekt : want zodanig is het vermogen van het goud, wanneer het de God eener Natie is ge worden, dat het de plaats van alle bekwaamheid en deugd vervangt, dat men fchatfen moet bezitten , of doen gelooven dat men ze bezit. Te midden van deeze verzameling van ongebondene menfchen , zult gy ontmoeten eenige arbeidzaame, eerlyke , fpaarzaame, nyvere burgers, ten halve vogel vry verklaard door averechtfche wetten , welke de onverdraagzaamheid heeft voorgefchreeven, van alle openbaare bedieningen uitgeflooten , altoos gereed om 't Vaderland te verlaaten , dewyl het hun niet geoorlofd is zich door eigendommen te vestigen in eenen Staat, in welken  der BEIDE INDIEN. 249 ken zy zonder burgerlyke eere en zonder veiligheid leeven. Vestig mve aandagt op de provinciën, alwaar allerlei foorten van nyverheid verdoofd worden. Gy zult haar zien bezwyken onder de zwaarte der belastingen , en onder de zo veelvuldige als wreede knevelaaryen van eene wolk lyftrauwanten des Pagters. Slaa vervolgens uwe opmerking op de velden, en aanfehóuw , indien gy kunt , met droogo oogen den geenen, welke ons verrykt, veroordeeld om van gebrek te fterven ; den onge* Iukkigen landman, welke van de landen, die hy beplant heeft, naauwlyks ftroo genoeg heeft overgehouden om zyne hut te dekken en zich een fhapplaats te bereiden. Zie den gehandhaafden knevelaar rondom zyne rampzalige wooning waaren, om in de fchyngedaante van eenige verbetéririge van zyn elendig lot het voorwendzel te vinden om zyne afperzingen te verdubbelen. Zie geheele troepen menfchen, welke niets bezitten, met het krieken van den dag hunne wooning verlaaten en zich op weg begeeven, mannen, vrouwen , kinderen , nevens hun vee , zonder daggeld, zonder voedzel, om wegen aan te leggen en te verbeteren, van welke het voordeel nederdaalt alleen op de zulken, welke alles bezitten. Ik zie het. Uwe gevoelige ziel wordt van droefheid overmand en gy vraagt zuchtende, waar en welk het geneesmiddel tegen zo veele onheilen zy. Men zal het u zeggen: gy zult het u zelr ven zeggen. Maar weet vooraf, dat de Monarch, welke °geene andere dan vreedzaams deugden heeft, zich kan doen beminnen van zyne onderop 5 daanerj,  %$o GESCHIEDENIS daanen, maar dat de magt alleen hem doet eerbiedigen by zyne nabuuren; dat de koningen geene bloedverwanten hebben, en dat de famiiieverbintenisfen niet langer duuren, dan de verbondene perfoonen daarby hun belang vinden; dat "er nog minder ftaat is te maaken op uwe verbintenis met een listig huis,'t welk eene ftrenge onderhouding vordert van de verbonden met hetzelve aangegaan, zonder immer verlegen te zyn om voorwendzels om het volbrengen van derzelver voorwaarden te ontduiken , wanneer zy de uitbreiding zyner magt wederftreeven ; dat een Koning , de eenige mensch op aarde die niet weet, of hy een waar vriend aan zyne zyde hebbe, geene vrienden buiten zyne ftaaten heeft, en zich alleen op zich zeiven moet verlaaten; dat een Koninkryk even weinig als een byzonder huisgezin zonder deugd en goede zeden kan beftaan ; dat het even gelyk dit door verkwistingen zich den weg tot zynen ondergang baant, maar niet even eens door Spaarzaamheid wederom kan herdeld worden; dat de pragt niets voegt by de ma efteit van den throon ; dat een uwer voorouderen zich nimmer grooter vertoonde dan toen hy, verzeld van eenige lyfwagten , die hem vol (trekt nutteloos waren, eenvoudiger gekleed dan een zyner onderdaanen, en met den rug tegen een Eikenboom leunende, de klagten hoorde en de gefchilien befliste; en dat uw Ryk zal gered worden uit den afgrond, door uwe voorouders gegraaven, indien gy kunt befluiten uw gedrag in te rigten naar dat van een amptloos vermogend man, die met fchulden bezwaard, doch te gelyk eerlyk genoeg is, om aan de onbedagt- zaame  der BEIDE INDIEN. 251 zaame verbintenisfen zyner voorouderen te voldoen , en. regtvaardig genoeg om een afkeer te hebben van alle dwingelandifche middelen en die te verwerpen. Vraag u zeiven over dag, by nacht, in 't midden van de opfchuddinge uwer hofhoudinge, in de ftilte van uw kabinet, wanneer gy overdenkt, en welk is het oogenblik, wanneer gy niet moet overdenken, het geluk van tweeëntwintig millioenen menfchen, welke gy lief hebt, die u beminnen en die in hunne wenfchen het oogenblik verhaasten om u te aanbidden: vraag u zeiven of uw oogmerk zy, de onzinnige verkwistingen van uw paleis te doen duuren. Die menigte groote en kleine amptenaars te behouden, welke u verflinden. Het kostbaar onderhoud te vereeuwigen van zo veele nuttelooze kasteelen, en de buitenfpoorige jaargelden van hun, welke daarover het opzigt hebben. De kosten uwer huishoudinge twee of driedubbel te maaken, door niet min kostbaare dan nuttelooze rcistogten. i\an aanftootelyke feesten den lyftogt uwer onderdaanen te verfpillen. Toe te laaten dat onder uwe oogen verderflyke fpeeltafeis worden aangericht, de bronnen van vernederinge en zedebederf. Uwe Schatkist uit te putten om de pragt der uwen te voeden, om hen eenen ftaat te doen voeren , welks luister den uwen na de kroon fteekt. Toe te laaten dat bet voorbeeld eener trouwlooze weelde het hoofd onzer vrouwen op hol bren-  «52 GESCHIEDENIS brenge en de wanhoop hunner echtgenooten uitmaake. ° Dag aan dag aan . het voedzel uwer paerden on te offeren eenen lyftogt, de waarde van welken vee e duizenden uwer onderdaanen zou voeden wclKe nu van honger en gebrek fterven. ' Aan Ryksleden, welke reeds te zeer' bevoorregt zyn, en aan krygslieden, welke geduurende eene lange reeks van ledig doorgebragte jaaren ry^h/k befoldigd zyn, buitengewoone fommen toe te ftaan om amptsverrigtingen , welke hun beroep medebrengt, en welke zy onder eene andere regeenng dan de uwe op hunne eigen kosten zouden moeten volvoeren. Te volharden in de vrugtboze bezitting van onmeetelyke grondeigendomen, die u geen voordeel aanbiengen, en het verkoopen van we'ke een gedeelte uwer fchulden afiosfende, uw inkoo' men en dat der Natie zou vergrooten. Hy aan weiken als SoUveréin alles toebehoort', moet als een^byzonder burger niets bezitten. ; U OVt'r te geefsen aan de onverzaadeiyke gie. righeid uwer hovelingen, en der hovelingen van uwe bloedverwanten. Tegedoogen dat de grooten, de wethouders, alle de vermogende en bevoorregte lieden van uw Koninkryk het juk der belastingen verre van zich verwyderen , om het op de onderdaanen te doen nederdaalen : eene foort van knevelaary, tegen welke het zuchten der verdrukten en de vertoogen van kundige lieden vrugtloos en zints zo lange zich hebben aangekant. Een genoQtfehap, welk het vierde gedeelte van het koninkryk bezit, te bevestigen in het onge-  der BEIDE INDIEN, 253 ongerymd voorregr, om zich naar eigen goedvinden te belasten, en door den 'bynaam van vrywillige giften , welken het zich niet fchaamt aan zyne onderftandgelden te geeven, u aan te kondigen dat het u niets fchuldig is; dat het daarom niet te minder regt heeft op uwe befcherming en op alle de voordeden der zamenleevinge, zonder eenige van haare lasten te draagen, en dat gy geenerlei regt op zyne dankerkentenis hebt. Wanneer gy op deeze vraagen aan u zei ven rechtmaatige en waaragtige antwoorden zult gegeeven hebben, welke uwe gevoelige en Koninklyke ziel u aan de hand geeven , handel dan overeenkomftig met dezelve. Wees kloekmoedig. Laat u niet verzwakken door eenige der vertoogen, welke de dubbelheid en het perfoonlyk belang zullen verzinnen om u te wederhouden, misfchien om u een fchrik aan te jaagen; en wees verzekerd dat gy wel haast de meestgeëerde en de geduchtfte der Mogendheden van den aardbodem zyn zult. Ja, lodewyk de xvr, zodanig is het lot, wdk op u wagt; en het is in de verwagting dat gy het zult verkrygen dat het leeven my dierbaar is. Nog flegts één woord heb ik u te zeggen , maar het is van gewigt. Het is om als den gevaarlykften bedrieger, als den wreedften vyand van ons geluk en van uwen roem te befchouwen den fchaamteloozen vleier, die niet zal twyfden "om u in eene heiliooze gerustheid in flaap te wiegen: 't zy duor voor uwe oogen de treurige fehildery van uwen toeftand te verzwakken; 't zy. . door het verheffen van de onbetaamdykheid, het gevaar en de bezwaarlykheid van het gebruik der hulp-  254 GESCHIEDENIS hulpmiddelen, welke zich aan uwen geest zullen vertoonen. Gy zult rondom u fhooren morren f Dat kan niet gefchieden; en indien het al konde gefchieden} het zyn nieuwigheden. Nieuwigheden! Het zy zo. Maar zyn zo veele ontdekkingen in kunften en weetenfchappen geene nieuwigheden geweest? Is dan de kunst van wel te regeeren de eenige, welke niet tot volmaaktheid kan gebragt worden ? Da vergadering der Staaten van eene groote Natie; het wederkeeren der oorfpronklyke vrvheid; de eerwaardige oeffening van de eerfte daaden der natuurlyke billykheid: zouden dit nieuwigheden zyn? UITBREIDING. Deel II. bladz. 281, van reg. 23 tot reg. 32.' Nogthans diende deeze fchynvertooning van' voorfpoed tot een dekzel van een afgrond van wederfpoed. Wanneer men een vermoeden verkreeg van deszelfs beftaanlykheid en zyne diepte wilde peilen, bleek het dat de Maatfchappy, haaren handel hervattende, zich dieper in fchulden hadt geftoken, dan men geloofd hadt. Dit is het gewoone lot van alle handeldryvende genootfchap. pen, welke zamengeftelde, uitgebreide en afgelegene zaaken om handen hebben. Nimmer bykans hebben zy een naauwkeurig denkbeeld van haaren toeftand. Men fchryve, indien men wil, dit gebrek toe aan de trouwloosheid, onoplettendheid en onbekwaamheid van haare bedienden; in allen gevalle zal het waarheid zyn, dat het  der EEIDE INDIEN. 255' het bykans algemeen plaats heeft. De onheilen des Oorlogs doen deeze verwarring nog grooter worden. Van langen duur en rampfpoedig was de oorlog geweest, welken de Franfchen in Indië gevoerd hadden. Slegts eene onvolkomene kennis hadt men van deszelfs onkosten en beroovingen; en de Maatfchappy hervatte haare verrigtingen , in het vertrouwen op een grooter ka» pitaal dan zy bezat. Deeze dwaaling, verderflyk in zich zelve , wierdt gevolgd van andere heillooze dwaalingen, tot welke men,veelligt, verviel, omdat men niet genoeg hadt overwoogen de omwentelingen, onlangs in Indië voorgevallen. Men hoopte dat de verkoopingen der Maatfchappye 25. 000. 000 Livres zouden bedraagen; en zy bragten nog geene 18. 000. 000 Livres op. Men hoopte dat de Europifche koopmanfchappen vyftig ten honderd duurder zouden verkogt worden dan zy gekost hadden, en naauwlyks bragt zy den prys op, voor welken zy waren ingekogt. Men hoopte op een voordeel van honderd ten honderd op de voortbrengzels, welke men na onze gewesten overvoerde, en dit voordeel beliep geen tweeënzeventig ten honderd. Alle deeze misrekeningen hadden haaren grond in den ondergang van het Franfche aanzien in Indië, en in de buitenfpoorige magt der veroverende Natie, welke deeze afgelegene gewesten hadt onder 't juk gebragt; in de onmogelykheid, tot welke men zich gebragt zag om dikmaals op Credit te ontvangen de flegte waaien van F ngelfche koopluiden, welke na Europe wilden overmaaken de onmeetelyke fchatten, welke zy in  ^56 GESCHIEDENIS in Afie gewonnen hadden; in de önm'ogelykhêid om de noodige penningen tot den kóóphandel te kunnen magtig worden , zonder daar voor een buitenfpoorigen Intrest te betaalen ; in de verpligting om de Eilanden Mauritius ( ïjle dn Frante) en Bourbon te moeten fpyzigen , een verfchot, 't welk aan de Maatfchappy laat en fiegt betaald wierdt door de Regeering, gelyk ook het gefchenk, welk men haar hadt toegezegd voor de vit- en ingevoerde koopmanfchappen. Eindelyk, volgens het ontwerp der Bewindhebbers, moesten de kosten, tot het dry ven van den koophandel en het oeffenen der opperheerfchappy noodig, het eene jaar door het ander, niet meer beloopen dan 4. 000. coo Livres, en' zy beliepen ruim 8. 000. 000. De laatstgemelde konden in 't vervolg nog hooger klimmen, dewyl zy uit haaren aart onderhevig waren om nog uitgebreider en grooter te worden , naar gelange van de ftaatkundige inzigten desMonarchs, den éénigen regter over haar gewigt en noodzaaklykheid. Het kon niet anders weezen , of in deezen ftaat der dingen moesten de zaaken der Maatfchappye nog verwarder worden. Haar ondergang en die van haare fchuldvorderaars zou ten hoogften toppunte ftygen , wanneer de Regeering, door telkens wederkeerende geldligtingen, wakker geworden, aangaande haaren toeftand wilde onderrigt worden. Zo dra hadt zy geene kennis van denzelven, of zy oordeelde het uitfluitend voorregt van den Indilchen handel te moeten intrekken. Laaten wy zien , hoedanig ten deezen tyde de toeftand der Maatfchappye ware. O I T"  der BEIDE INDIËR 25? UITBREIDING. Deel II. bladz. 171, van reg. 4. tot reg. 20. Men zal erkennen dat 'er, behalven 't onderïtheid in de Waarde, ook verfchil in de onderpanden plaats badt. In de daad, de Regeering moest Raat maaken dat zy alle de fchulden der .Maatfchappy moest betaalen. Nogthans heeft zy nog overgehouden 10.000 000 Livres, van welke de bewyzen van eigendom of de fchuldvorderaars in de zo menigvuldige omwentelingen van Afië ongelukkig zyn omgekoomen. De nadeelen , welke men heeft geleeden op 't geen de Maatfchappy in Europa , Amerika en de Indien te vorderen hadt, zyn niet veel aanmerkelyker geweest; en indien de Eilanden Mauritius en Bourbon immer in ftaat waren om de 7. 106. 000 Livres re betaalen, welke zy fchuldig zyn, zou het nadeel ten deezen opzigte niet zeer aanmerkelyk weezen. De eenige bezitting der Maatfchappye beftondt dan, aan roerende en onroerende goederen, in ongeveer 20, 000. 000 Livres, en in de hoop op de vernietiging van Lyfrenten, welke, door den tyd, haar moest aanbrengen een inkoomen van 3. 000. 000, welker weezenlyke waarde kan geichat worden gelyk te ftaan met een vry kapitaal van 30. 000. 000 Livres. R I N-  258 GESCHIEDENIS INVULLING. Deel II. bladz, 179, reg. 9, agter liet woord: Regeeringe. Ondertusfchen heeft de Indifche vaart ftand gehouden, hoewel de Staatkunde niet voorshands den weg hadt gebaand tot het dryven van den vryen koophandel, welke het uitfluitend voorregt moest vervangen. Voordat men eene proeve hadt genomen van bet nieuw beftuur, zouden de gezonde beginzels gevorderd hebben, dat men ongevoelig en als by trappen de byzondere kooplieden in de plaats der Maatfchappye gefteld hadt. Het zou noodig geweest zyn, hen in ftaat te ftellen om weezenlyke kundigheden te verkrygen aangaande de onderfcheidene takken van eenen koophandel, hun tot nog toe onbekend. Het zou noodig geweest zyn, hun den tyd te laaten om verbintenisfen op de Komptoiren aan te gaan. Het zou noodig geweest zyn, hun de hand boven het hoofd te houden, en, om zo re fpreeken, hen op hunne eerfte togten te geleiden. Dit mangel van vooruitzigt moet eene der voornaamfte oorzaaken zyn, welke den voortgang van den vryen handel vertraagd hebben, en die, misfchien, verhinderd hebben, dat dezelve voordeelig was, toen hy eenige uitgebreidheid heeft gekreegen, Alle de koop verrigtingen zyn gefchied aan de komptoiren, welke voormaals de Monopolie bezat. IN-  • der BEIDE INDIEN. l& invulling en uitbreiding. bed ÏI. lladz. 194. reg'. 10. agter de woorden: omgeevenis, tot reg, 22. . Iri den toeftand, in welken de Franfche Komptoiren in de Indien zich thans bevinden, brengen zy niet boven de 200. 000 Livres op, en zy kosten jaarlyks ruim 2. 000. 000 Livres. Dit is veel, en 't is nog niet ailes 't geen opgeofferd moet worden aan 't behoud der Eilanden Isle de France [Mauritius] en Bourbon, welke den trap]van voorfpoed niet bereikt hebben, dien men zich van dezelve beloofd hadt. Het Eiland Bourbon haalt, op eene lengte van zestig , vyfenveertig mylèn in de breedte; doch het grootfee gedeelte deezer wydftrekkende uitgebreid, heid heeft de Natuur nutteloos gemaakt. Drie óngenaakbaare bergen , welke zestienhonderd Roeden QToifes) hoog zyn ; een eislyke vuurberg, welks omleggende oorden altoos branden ; ontelbaare holle wegen, zo Heil afloopende dat zy onmogelyk kunnen bewerkt worden; bergen met altoos, dorre toppen; kusten, doorgaans met fleengruis bedekt: deeze gefteldheid veroorzaakt ónoverkoomelyke hinderpaalen tegert eenen eenigzins uitgebreiden akkerbouw. De meeste landeryën, welke ten nutte kunnen aangewend worden, loopen fchuins af; en 't gebeurt niet Zelden dat fnel afloopende Rroomen aldaar de best gegronde hoop verydelen. Nogthans hebben een fchoon hemelgeflel, èen zuivere lucht, een aangenaam klimaat en gezond water op het Eiland eene bevolking gelokt van R 2 zes-  26o GESCHIEDENIS ' zesduizenddriehonderdveertig Blanken, allen welgemaakt , fterk en moedig, in negen Kerspels verfpreid, waar van St. Denys het voornaamfle is. Weinige jaaren geleeden bezaten deeze Eilanders eene openhartigheid, regtvaardigheid en gemaatigdheid, de vroegfte eeuwen waardig. De oorlog van het jaar 1776 veroorzaakte eenige verandering in hun karakter, zonder hunne zeden veel te veranderen. Te merkwaardiger zyn deeze deugden, dewyl zy gebooren zyn, en zich gehandhaafd hebben, te midden van zesentwintigduizendhonderdvyfenzeventig flaaven, volgens de optelling, in den jaare 1776 gelchied. Ten zelfden tyde telde de Volkplanting zevenenvyftigduizendachthonderdachtenvyftig beesten; geen van welke tot den Landbouw wierdt gebruikt: behalven tweeduizendacbthonderdeenennegentig paerden, welke tot verfchillende einden wierden aangewend, dienden zy allen tot voedzel voor den mensch, In dit jaar wierden 'er gezamentlyk ingeoogst vyf millioenen vierhonderdeenenveertigduizend vyfentwintig kwintaalen koorn ; drie millioenen honderdeenennegentigduizendvierhonderdveertig tonnen Ryst; tweeëntwintig millioenen vierhonderdeenenzestigduizendachthonderd tonnen Maïs; twee millioenen vyfhonderdvyftienduizendnegentig tonnen peulvrugten. Het meerengedeelte deezer voortbrengzelen wierdt op Bourbon zelve gebruikt. Het overige ging na Isle de France. Ten dienfte van het Moederland plantte de Volkplanting acht millioenen vierhonderddrieënnegentigduizendvyfaonderddrieëntachtig Koffyboomen , wier  der BEIDE INDIEN. 261 wier vrugt, naast de Arabifche, eene van de besten is. In den beginne gaf ieder boom bykans twee ponden koffy. Deeze voortbrengzels zyn drie vierde gedeelten verminderd, zints men den boom geplant heeft in een open veld ; en men genoodzaakt is geworden zich te bedienen van een u:rgeputten grond, en de Inzekten de plant hebben aangetast. Nimmer zal het Hof van Verfailles zich veel 1 taten gelegen zyn aan den opgang eener Vastigh id, alwaar de fteile en rotsagtige oevers en eene O iflfuirrrige zee den fcheepvaart altoos gevaarlyk, dikmaals onmogelvk maaken. Veeleer zou men wenfchen daarvan af te zien, dewyl zy kragtdaadig vordert eene menigte menfchen en hulpmiddelen, welke men zou wenfchen zamen te brengen op Isle de France, flegts vyfendertig mylen van daar gelegen. Volgens de waarneeming van den Abt de la c a 1 l l é , haalt deeze Bezitting cenendertigduizend achthonderdnegentig Toifes in haaren langden middellyn ; tweeëntwintigduizendhonderdvierentwintig in haare grootfte breedte , en vierhon ■ derdtweeëndertigduizendzeshonderdtachtig Morgens [Arpeni] in haare oppervlakte. Men ziet 'er eene groote menigte bergen, doch geen van welke meer dan vierhonderdvierentwintig Toifes hoog is. De velden worden befproeid van een zestigtal beeken , de bedding van de meeste van welke te diep legt, en veele van welke geen water hebben dan in het regenagtig jaargety. Hoewel de grond, allerwege met meer of min groote fteenen bedekt, voor het plocgyzer onöntginbaar is, en met de fpade moet bewerkt worden, is R 3 &y  262 GESCHIEDENIS hy des niettemin tot veele zaaken bekwaam. Hoewel minder diep en niet zo vrugtbaar als de grorid van 't Eiland Bourbon, is hy meer algemeen tot den akkerbouw gefchikt. VERBETERING. Deel II. bladz. 196, van reg. 23, tót bladz, 197, reg. 7 van onder. Onder dusdanig een beftuur was allerlei foort van heil onmogelyk te bewerken. Door mismoel digheid vervielen de meeste volkplanters tot werkeloosheid. Zy, welke nog eenige werkzaamheid hadden behouden , bezaten of de middelen niet, welke den weg tot voorfpoed baanen , of. wierden niet gefchraagd door de kragt der ziele, welke de zwaarigheid doet overwinnen , aan de nieuwe vastigheden onaffcheidbaar eigen. Naauwkeurige waarneemers, die hunne aandagt vestigden op den akkerbouw van Isle de France, vonden geen onderfcheid tusfchen denzelven en dien zy onder de Wilden hadden opgemerkt. In den Jaare 1764, nam de Regeering de volkplanting onder haar onmiddelyk bewind. Zedert dit tydftip tot in den jaare 1776, is de bevolking van tyd tot tyd aangegroeid tot zesduizenddriehonderdzesentachtig blanken, daar onder begreepen tweeduizendnegenhonderdvyfenvyftig foldaaten; tot elfhonderdnegenennegentig vrye Zwarten ; vyfentwintigduizendhonderdvierenvyftig fiaaven , en vyfentwintigduizenddriehonderdzevenenzestig beesten. ; Aan een vry groot getal handen heeft de Kof- H' • ; • ' ■ : fy-  der BEIDE INDIEN. 263 fyboom werk verfchaft; doch deOrkaanen, welke met eene ongemeene fnelheid op elkander ge volgd zyn, hebben niet toegelaaten om van deeze plantaadjen hetgeringfte voordeel te trekken. Het fchynt dat de grond zelve , doorgaans met goud doormengd en niet zeer diep, zulks belet. Met reden mag men derhalven twyfelen, of deeze beplanting wel zou flaagen , genomen zelf dat de Regeering niet getragt hadt dezelve te belemmeren door de belastingen, welke zy op de Koffy heeft gelegd, by den uitvoer uit het Eiland, en by den invoer in Frankryk. Drie Suikerplantaadjen heeft men 'er aangelegd ; deeze zyn toereikende tot de behoeften der volkplantinge. Niet meer dan veertigduizend ponden katoen worden 'er tot nog toe ingezameld. Dit voortbrengzel is van eene goede foort, en alles wyst aan dat het zal toeneemen. De Kamferboom, de Aloë, de Kokosboom, het Arendshout, de Sagu, deKardamom, de Kaneelboom, nevens veele andere gewasfen , aan Afië eigen , welke op het Eiland genaturalizeerd zyn, zullen , waarfchynlyk, altoos voorwerpen van nieuwsgierigheid blyven. Al in vroegere dagen hadt men Yzermynsn geopend. Men heeft van dezelve moeten afzien, dewyl zy die van Europa niet konden evenaaren. R 4 Hit-  264 GESCHIEDENIS uitbreiding en verbetering. Deel II. bladz. 198, van reg. 18, tot bladz. 199, ng. jo van onder. Twee jaaren daarnaa, gefchiedde '«r een nieuwe invoer, veel aanzienlykcr dan de eerfte. Zommige van deeze dierbaare planten wierden gezonden na de Eilanden Seycheles, Bourbon en Cayenne. Het grootfte getal bleef op Isle de trance. De zulke , welke onder de byzondere inwooners wierden uitgedeeld, ftierven. De kunde der er'varenfte kruidkenners, de aanhoudendfte oppasfingen, de hoogstklimmende kosten konden zelf in den Koninklyken tuin niet meer dan achtenvyfeig Muskaat- en achtendertig Nagelboomen m 't leeven houden. In Wynmaand des jaars 177$, droegen twee der laatstgenoemde boomen bloemen , die 't volgende jaar in vrugten veranderden. Die wy thans voor oogen hebben, zyn klein, mager en dor. Indien eene langdurige naturalizeering dezelve niet verbete-, re, zuilen de Hollanders flegts een valsch alarm gemaakt hebben, en onveranderiyk meester blyven^ van den Speceryhandel. Eene andere beftemming heeft de gezonde Staatkunde, voor Isle de France gefchikt. Ik bedoel de menigte van koorn, welke aldaar moet vermenigvuldigd worden; de inzameling van Ryst, welke liet zou voegen aldaar te doen toeneemen daoa- eene beter verdeeling van 't water ; en de kudden^ welke het van aangelegenheid is aldaar in getal te vermeerderen, en in foort te volmaa6cn, hm-  der BEIDE INDIEN. 265 Langen tyd hadden deeze behoeften van de dringendste noodzaaklykheid weinig te beduiden, hoewel het gemaklyk viel, weilanden aan te leggen , en de grond twintigvoudig voortbragt. Slegts eenige weinige jaaren geleeden heeft men den inval gekreegen, om tot een goeden prys dooide Regeering te doen koopen al het koorn, welke de landlieden konden misfen ; en op dat tydflip zyn de leevensmiddelen vermenigvuldigd. Indien dit ontwerp zonder tusfchenpoozen worde voortgezet , zal de volkplanting welhaast mondbehoeften verzorgen aan haare bewooners, aan de zeelieden, welke haare Reeën koomen bezoeken, als mede aan de Legers en Vlooten, welke de voorkoomende omftandigheden den eenen of anderen tyd dit Eiland zullen doen aandoen. Dan zal het Eiland weezen, 't geen het behoort te zyn, het bolwerk van alle de Vastigheden, welke Frankryk in Indië bezit of ten eenigen dage kan verkrygen; hec middelpunt van de aanvallende of verweerende Krygsverrigtingen . welke zyne belangen hetzelve in deeze afgelegene gewesten zullen doen onderneemen. Het Eiland ligt in de Zeeën van Afrika, doch aan den ingang van den Indifchen Oceaan. Schoon gelegen op de hoogte van dorre en brandende kusten, is' het gemaatigd en gezond. Een weinig afgelegen van den gewoonen weg, kan het zyne toerustingen te beter geheim houden. Zy , die wenfchen dat het dichter aan onze vaste kust lag, begrypen niet dat bet alsdan onmogelyk zyn zou, zich fpoedig van zyne Reeën na de Golven deezer afgelegenfte gewesten te begeeven : een onR 5 fchac-  266 GESCHIEDENIS fchatbaar voordeel voor eene Natie, welke geene haven in Indië heeft- UITBREIDING. Deel 11. bladz. 200, reg. 9 , agter het woord: verwagt, tot bladz. 202, reg. 9 van onder. Dat, in het oogenblik zelve als wy dit Ichryyen , de gemoederen , misfchien , verdeeld zyn over een wyze van befcherminge, welke aan eene vastigheid van eenige aangelegenheid moet befteed worden. In 't algemeen zyn de Zeelieden van oordeel, dat door middel van deeze fcheepsmagt alleen de veiligheid van Isle de France moet bewerkt worden ; doch, volgens hunne eigen bekentenis, zal zy aan haare beilemming niet kunnen voldoen , dan naadat men haar in veiligheid zal gefield hebben tegen de zo menigvuldige als verfchrikkelyke orkaanen , welke in deeze vaarwaters van Wintermaand tot Grasmaand woeden. In de daad , een zo groot getal koopvaardyfchepen is hier verongelukt , geheele Eskaders hebben 'er zo veel geleeden , zelf te Port-Louis, de eenige haven, welke de Zeelieden thans aandoen, dat men zich niet te veel kan fpoeden om zich tegen deeze geduchte rampfpoeden in veiligheid te Hellen. Weinig liet zich de Regeering, een geruimen tyd , aan eene zo gewigtige zaak gelegen zyn. Ten langen laatfle heeft zy het befluit genomen om op deeze Ree een vry grooten Kom te laaten graaven, in de ftree-  der BEIDE INDIEN. z6? flreelende hoop dat fchepen van allerlei grootte, ten eenigen dage, aldaar eene veilige fchuilplaats zullen vinden. Niet te kragtdaadig en fpoedig kan dit werk worden doorgezet; doch onderfteld zynde dat het met allen mogelyken goeden uitflag volvoerd is, zal de zeemagt ter verdeediginge der volkplantinge nog niet toereikende zyn. Nimmer zal de Staat de kosten doen van een Eskader, 't welk altoos in deeze oorden vertoeft, 't Is mogelyk dat het Eiland by deszelfs afweezigheid vyandlyk worde aangevallen. Door ilormcn of ziekten kan het verdelgd worden. 'tZy het fterk of zwak zy, he,t kan geflagen worden. Genomen dat het de overwinning behaalde, zou men, egter, geduurende het gevegt, troepen aan land gezet hebben. Zy zouden na de haven optrekken , en zich van dezelve verzekeren, gelyk ook van de overwinnende fchepen, welke,om te kalfateren, aldaar de toevlugt zouden genomen hebben. Langs deezen zeer eenvoudigen weg , zou eene zeer waardige Bezitting, zonder flag of floot, in de handen eens onderneemenden en kundigen vyands vallen. Uit dit welgegrond treurig vooruitzigt ontftaat de noodzaaklykheid van vestingwerken. Eenige Ingenieurs waren van oordeel geweest, dat Batteryen, met oordeel langs de kusten aangelegd , genoeg in flaat zyn zouden om den vyand eene landing te beletten. Dech , zedert men beweezen heeft dat het Eiland voor fchepen genaakbaar was in het grootfle gedeelte van zynen omtrek, dac zelf op veele plaatzen eene landing met geweld zou kunnen gefchieden onder de dekking van Oorlogfchepen, heeft men dit ontwerp van  268 GESCHIEDENIS van de hand geweezen. Men heeft begreepen dat 'er een oneindig getal plaatzen zou moeten verfterkt worden; dat de kosten zeer hoog zouden loopen ; dat 'er te veele troepen zouden verëischt worden , en dat derzelver verforeidin? ieder punt zou blootftellen aan het gevaar van eene overrompelende of gewelddaadige ïandinge. Ais niet gelukkiger heeft men aangezien°het denkbeeld van eenen openbaaren veldoorlog. Nimmer zal Isle de Franco, ondanks de voordeeligheid zyner posten , troepen genoeg kunnen bevatten om weerftand te bieden aan die, welke de vyand aldaar zal kunnen aanvoeren. De voorftanders van dit gevoelen hebben den byftand der volkplanters en flaaven willen te baate neemen; doch men heeft hen eindelyk doen begrypen , dat deeze zamenfpanning, welke van eenige nuttigheid zou kunnen weezen agter goede bolwerken , in het open veld als niets of weinig zou moeten gerekend worden. Langen tyd heeft het ontwerp van eene verfterkte ftad binnenslands zyne voorftanders gehad. Als zeer bevoegd befchouwden zy deeze Bezitting om den vyand uit het middelpunt der volkplantinge te verdry ven, en hem door den tyd te roodzaaken van zyne eerfte voordeelen af te zien. Zy wilden niet zien dat zonder eenige poogingen aan de zyde des vyands, naadat deeze meester van de havens en de kusten was geworden , de Bezetting, van alle gemeenfchap van buiten beroofd, wel haast zou genoodzaakt worden zich op genade en ongenade over te geeven, of van honger te fterven. En indien flegts de vyand zich vergenoegde met het floppen der Ree-  der' BEIDE INDIEN. 269 Reeën, het verwoesten der Tuighuizen , Magazynen en openbaare gebouwen, zou hy dan niet zyn hoofdoogmerk bereikt hebben ? Wat zou het hem raaken , dat 'er eene fterkte en eene Bezetting was in het midden van een Eiland , onbekwaam om hem in het toekoomende eenige moeite te verooizaaken ? Naa zo veele ontwerpfmeedingen en onzekerheden, begint men te begrypen dat het eenig middel om de volkplanting te verdeedigen , is, het beveiligen van haare beide havens; het vastftellen van eene gemeenfchap buitenslands, welke eene onbelemmerde verdeeling der Krygsmagten bevordert, naar gelange van des vyands ontwerpen, en die de hulpmiddelen gemeen maakt, welke , door middel van eene deezer twee Reeën, van buiten worden aangevoerd. Tot nog toe hadt men de Haven - Bourbon , alwaar de Hollanders hunne vastigheid hadden opgericht, en de Haven Louis, de eenige, welke de Franfchen aandoen, aangemerkt als onbevoegd voor Vestingwerken: de eerfte om haare groote uitgebreidheid, de tweede ter oorzaake van de onregelmaatige hoogten, van welke zy omringd wordt. De Ridder d'arcon heeft een plan voorgeHagen, 't welk de zwaarigheden heeft doen verdwynen , en , naa de naauwlettendfte befchouwing , de goedkeuring van lieden , in deeze gewigtige kunst bedreeven, weggedraagen. Naauwkeurig heeft men de kosten berekend welke de uitvoering van dit gewigtig ontwerp zou vorderen ; men verzekert dat zy niet zeer aanmerkelyk zyn. I N-  ■Sfo GESCHIEDENIS INVULLING. Deel 11. bladz. 208, laat/Ie regel. Met geweld veroveren of fteelen, is eene en de zelfde zaak. De roover en de geweldenaar zyn j altoos haatlyk. Misfchien is het waar dat groote rvkdommeri nimmer fpoedig verkreegen worden , zonder het pleegen van groote onregtvaardigheden; doch niet minder zeker is het dat de onregtpleegende zich gehaat maakt; maar onzeker is het of de rykdom, dien hy vergadert, hem.het nadeel vergoedt van den haat, dien hy zich op den halze laadt. Geene Natie is 'er, welke niet met een nayverig oog den voorfpoed van eene andere Natie befchouwt. Waarom moet deeze jaloersheid duurzaam blyven, in weerwil van de ondervindinge van haare heillooze gevolgen? Eén wettig middel is 'er flegts voor handen om de overhand te krygen over zyne mededingers:' het is de zagtheid van bewind; de getrouwheid in de gepaakte verbintenisfen; de meerdere deugdelykheid der koopwaaren, en de gemaatigdheid van den winst. Waarom zou men zich bedienen van andere middelen, die op den duur meer nadeels ■doen* dan zy voor het tegenwoordige oogenblik voordeel aanbrengen? Dat de handelaar menschlievend zy , dat hy regtvaardig zy; en indien hy bezittingen hebbe, dat ze niet door overweldiging verkreegen zyn. De overweldiging is niet beftaanbaar met een gerust genot. List gebruiken of behendig bedriegen, is eene zelfde zaak. Wat is 'er het gevolg van ? Een wan-  der BEIDE INDIEN. nji wantrouwen, 't welk gebooren wordt in het oogenblik als de dubbelheid zich vertoont, en geen einde neemt. Indien het van belang zy voor een burger, een goeden naam te verwerven in de zamenleeving, van nog meer gewigts is het voor eene Natie , een goeden naam te maaken onder de Natiën, te midden van welke zy ten oogmerke heeft zich te vestigen en vooripoedig te worden. Geenerleien toeleg zal zich een verftaridig volk veroorlooven op den eigendom, noch op de vryheid. Het zal den huwelyksband eerbiedigen; het zal zich naar de aangenomene gebruiken fchikken; het zal van den tyd de verandering der zeden verwagten. Indien het zyne knieën niet bu'ge voor de Goden des lands, zal het, egter, zich wel wagten om derzelver altaaren te verbryzelen. Zy moeten van ouderdom om verre vailen. Dus zal het zich naturalizeeren. Waartoe heeft ons de moord van zo veele Portugeezen, Hollanders, Engelfchen en Franfchen gediend, indien dezelve ons nietleere, de Landzaaten te fpaaren ? Indien gy hen behandelt zo als uwe voorzaaten gedaan hebben , twyfel niet of gy zult even als zy vermoord worden. Laat dan af van fchurken te zyn , wanneer gy u eerst vertoont; van laaghartig te kruipen , wanneer gy zult toegeiaaten zyn ; van moedwil te pleegen, wanneer gy gelooft gevestigd te zyn; van wreed te zyn , wanneer gy alles zult vermogen. De liefde alleen der bewooners van een gewest kan uwe Bezittingen duurzaam maaken. Maakt dat deeze inwooners u befchermen, indien het ge-  2/2 GESCHIEDENIS gebeure dat gy wordt aangevallen. Indien gy van bun niet befchermd wordt, zuit gy door hen verraaden worden. De 't ondergebragte Natiën zuchten om eenen verlosfer; de onderdrukte Natiën zuchten om eenen wreeker; en 'tzal niet lang aanioopen of zy zullen deezen wreeker vinden. Zult gy altoos onzinnig genoeg zyn , om flaaven boven vrye lieden te fchatten ; misnoegde boven goedwillige onderdaanen ; vyanden boven vreemden; vyanden boven broeders? Indien het gebeurt dat gy party kiest tusfchen verdeelde Vorften, luister dan niet ligtzinnig naar de ftemme des belangs , boven het geroep der regtvaardigheid. Wat kan het verlies van den naam van regtvaardig te zyn opweegen ? Zyt liever middelaars dan hulpaanbrengers. De rol van Middelaar wordt altoos geëerd; die van hulpaanbrenger is altoos gevaarlyk. Zult gy voortgaan met het vermoorden , in de gevangenis werpen en berooven van de zulken, welke zich onder uwe befcherming hebben begeeven ? Moedige Europeaanen, gy hebt niet aitoos door de wapenen overwonnen. Zult gy u dan eindelyk niet fchaamen, dat gy u zo dikmaals hebt vernederd tot den rol van omkoopers van de dappere opperhoofden uwer vyanden? Wat getuigen die Sterkten, met welke gy alle oorden hebt bezaaid ? Uwe vreeze en den diepen haat der zulken, welke u omringen. Gy zult niet meer vreezen , wanneer gy niet meer zult gehaat worden. Gy zult niet meer gehaat worden, wanneer gy weldaadig zyn zult. De barbaar,  dér Beide indien. m baar, zo wel als de befchaafde mensch , wil gelukkig zyn. De voordeelen der bevolkinge en de middelen om dezelve te verhaasten, zyn de zelfde in de beide waerelddeelen. Op weike plaats gy u ook nederflaat, indien gy u zelve aanmerkt en gedraagt als grondleggers van lieden, zult gy wel haast aldaar eene onwrikbaare magt genieten. Vermenigvuldigt dan aldaar allerlei rangen van flanden. Ik zonder alleen eene heerfchende priesterfchap uit. Laat 'er geen héerichende Godsdienst zyn. Laat elk Gode den lofzang zingen, dien hy oordeelt hem welbehaaglykst te zyn. Laat de zedekunde op den aardbodem gevestigd worden. Zy is het werk der Verdraagzaamheid. -.. Het fchip , welk in uwe volkplantingen zon Overbrengen, gezonde en flerke jongelingen, arbeidzaame en verftandige jonge dochters, zou het ■ fykstgelaaden vaartuig zyn. Dit zou het zaad zyn van een altoosduurenden vrede tusfchen u en tusfchen de landzaaten. Vermenigvuldigt niet alleen de yoortbrengzels; vermenigvuldigt ook de akkerlieden , de eeters, . en nevens hun allerlei foorten van nyverheid, alle takken van koophandel. Nog veel zult gy te doen. hebben, zo lang uwe volkplanters u niet op de zeeën zullen ontmoeten , zo lang zy niet zo gemeen zyn zullen op uwe oevers, als uwe handelaars op de hunne. - Straft de i misdaaden van de uwen nog flrenger dan die der Landzaaten. Aldus zult gy den eerbied voor het gezag der wetten inboezemen. . Dat ieder- amptenaar , ik zeg niet overtuigd, S maar  274 GESCHIEDENIS maar verdagt van den geringften overlast, op ftaanden voet opontbooden worde. Straft op de plaats zelve de wel beweezene omkooping , opdat deeze niet in de verzoeking moge gebragt worden om iets aan te bieden, 't welk in geenen eerloos zyn zou aan te neemen. Ailes is verboren,zo lang uwe amptenaarsniets anders dan bevoorregte of kwalyk berugte lieden zyn zullen: bevoorregte lieden, die ten oogmerke hebben hunnen ftaat te herftellen, door eene afgelegene plondering; kwalyk berugte lieden, die hunne fchande in uwe Komptoiren of Faktoryen gaan begraaven. 'Er is geene wel genoeg geftaafde eerlykheid, welke men, zonder gevaar, aan den doortogt onder de Linie kan blootftellen. Indien gy regtvaardig, indien gy menschlievend zyt, zal men onder u blyven; men zal nog meer doen: men zal afgelegen landen verlaaten om u te gaan opzoeken. Stelt eenige rustdagen in. Hebt feesten, maar van een burgerlyken aart. Zyt voor altoos gezegend , indien het vrolykfte feest gevierd worde ter gedagtenisfe van uwe eerfte landinge in dit gewest. Zyt getrouw omtrent de Vei bonden , welke gy hebt aangegaan. Dat uw bondgenoot daarby zyn voordeel vinde , het eenige wettige onderpand van hunne duurzaamheid. Indien ik beleedigd ben door myne onkunde, of door uwe behendigheid, zal 't vergeefs zyn dat ik gezwooren heb. De hemel en de aarde zullen my van mynen eed ontflaan. Zo lang gy het heil der Natie, welke u heeft aangenomen, zult affcheiden van uw eigen be. lang,  der BEIDE INDIEN. a?5 lang, zult gy onderdrukkers zyn ; gy zult dwingelanden zyn: door den naam van weldoener alleen maakt men zich bemind. Indien hy, welke naast uwe zyde woont, zyn goud begraave, weest verzekerd dat gy van hem vervloekt wordt. Tot wat einde u te verzetten tegen eene omwenteling , afgelegen , ongetwyfeld , doch die, ondanks uwe poogingen, zal plaats hebben? De i waereld, welke gy overweldigd hebt, moet vry gemaakt worden van die gy bewoont. Dus zullen de zeeën flegts twee vrienden, twee broeders vaneen fcheiden. Wat groot onheil ziet gy dan hierin, onregtvaardige, wreede en onverzet1 telyke dwingelanden? Het werk der wysheid is niet eeuwig; doch t dat der dwaasheid waggelt onophoudelyk, en zal niet nalaaten in te Horten. De eerfte graveert haare duurzaame karakters in een rots; de andere fchryft de haare in het zand. 'Er zyn Bezittingen opgericht en gevallen; puinhoopen zyn op puinhoopen geftapeld; bevolkte gewesten zyn in wüdernisfen veranderd: fcheepryke havens zyn verlaaten; door bet bloed kwalyk zamengevoegde klompen zyn gebroken, en hebben de beenderen der moordenaaren (en dwingelanden onder elkander vermengd vertoond, 't Schynt dat van oord tot oord de voorfpoed vervolgd wordt door een boozen geest, die onze verfchillende taaien fpreekt, maar overal de zelfde onheilen gebiedt. Dat het fchoüwfpel der verwoedheden, welke zy over en weder pleegeh , eindeiyk ophonde, S 2 haare 1 |  276 GES-CMIEDENIS haare eerfte flagtolfers te wreeken en zich over dezelve te doen verblyden. Mogten deeze denkbeelden, zonder kunst, en in de orde, waarin zy zich vertoonden , voorgedraagen , een diepen en duurzaamen indruk maaken! Wilde de hemel dat ik niets anders had te doen dan uwe gemaatigdheid en wysheid te roemen: want de lof is zoet en de berisping bit n om hunne onafhanklykheid te herwinnen , en misfchien kragts genoeg bezitten om tot, hunne oorfpronklyke regten weder te keeren. By deezè gevaaren, welke binnenlandfche mo.  der BEIDE INDIEN. 327 gen genoemd worden , koomen uitlandfche gevaaren, die nog meer te duchten zyn Barbaaren, van de Maleifche Eilanden voortgekoomen, doen geftadige aanvallen op de kusten der Philip, pynfche Eilanden, verfpreiden aldaar verwoes. ting, en voeren van daar du'zenden van Christenen, welke zy in flaaverny brengen. Zelden wordt deeze zeeroovery geftraft: om reden dat de Spanjaards, verdeeld in vier aanhangen, bekend bv de naamen van Kastiliaanen, Galliciërs, Monragnards en Biskaaiërs, eeniglyk vervuld en gedagtig aan den haat, die hen foltert, alles aanzien met een onverfchillig oog, 't welk niet tot bunne verdeeldheden behoort. Eene zo flegte geaartheid heeft de Maleiërs meer en meer verftoutmoedigd. Reeds hebben zy den gewoonen vyand van veele Eilanden verdreeven. Dagelyks brengen zy hem meer en meer in de engte , en we! 'haast zullen zy zich meester zien van zyne Bezittingen, indien zy niet daarin voorkoomen worden door de eene of andere Europifche Natie , magtiger of werkzaamer dan die zy beftryden. Mat minder moeite, dan zy verwagt hadden, maakten zich de Engelfchen, in den jaare 1762, meester van de Philippynfche Eilanden. Indien de vredeverbonden hun deezen prooi ontweldigden, wierdt, nogthans, de begeerte niet weggenomen, om dien wederom magtig te worden, zo haast de gelegenheid zich daartoe zou aanbieden. Andere volken kunnen even zeer na deeze verovering haaken , om dezelve te ftellen tot . het middelpunt hunner heerfchappye op de zeeën X 4 en  328 GESCHIEDENIS en het vaste land der Indien. Waarfchynlyk is het, derhalven, dat de Spanjaards van de Philippynfche Eilanden zullen verjaagd werden. UITBREIDING. Deel II. bladz. 274, van reg 1 van onder, tot bladz. 278, reg. 20. Deeze afftand zou niet beletten , dat de Archipel niet van mondbehoeften zou kunnen verzorgd worden. Geen gewest in Afië heeft grooter overvloed van fruiten, Sagu, Kokosboomen én allerlei foorten van voedende planten. ' De Ryst, welke, in het grootfte gedeelte der Indien, tweemaal 'sdaags door menfchen handen moet befproeid worden, tot den tyd toe dat de zaadkorrel volkomen gezet is, koomt op de Philippynfche Eilanden veel gemaklyker voort. Gezaaid zynde aan den oever der rivieren of in vlakten, welke naar goedvinden kunnen onder water gezet worden, 'geeft zy jaarlyks twee overvloedige oogften , zonder dat men zich daar medé hebbc te bemoeien , voordat het oogenblik der inzamelinge is verfcheenen. Alle de Europifche graangewasfen .tieren op de Philippynfche Eilanden. Overvloed van fpyzé zouden zy opleveren voor de Zeelieden , hoe menigvuldig ook in getal, indien het verzuim en de dwingelandy der Regeeringe niet het meerendeel der landen tot eene fchandelyke onvrugtbaarheid gedoemd hadden. De menigte der kudden is een voorwerp van ver-  der BEIDE INDIEN. 329 verbaasdheid voor alle -reizigers. Elke godsdienstige gemeenfchap heefc weilanden van vyfëntwintig tot dertig mylen in de uitgeftrektheid , op welke veertig of vyfcigduizend osfen graazen. Hoewel zy niet geleid worden , trekken zy , egter , zelden over de rivieren of bergen, welke de. bezittingen tot grensfcheidingen dienen. Die verdwaalen, worden ligtlyk herkend aan het merkteken der onderfcheidene orden, met een gloeiend yzer gebrand; en nimmer blyft men in gebreke om ze aan hunne wettige eigenaars te rug te geeven. Zedert den inval der Engelfchen en de verwoestingen, daarop gevolgd, is het hoornvee minder algemeen, doch, egter, nog zeer menigvuldig. Vóór het jaar 1744» zagen de Philippynfche Eilanden geene van onze peulvrugten uit hunnen vrugcbaaren fchoot voortkoornen. Op dat tydftip°bragt mahé de villebague de zaaden derwaarts over. Welig kwamen alle deeze nuttige planten voort, wanneer, naa verloop van acht maanden, de akkerman, dien de belangen van zynen Koophandel elders riepen, zynen tuin beval aan een anderen Fransman , op deeze Eilanden gevestigd. De Spanjaards , die niet zonder jaloersheid hadden kunnen zien, dat een uitlander hun den weg aanwees, dien zy al voor twee eeuwen hadden moeten inflaan, kwamen met zo veel geweld op tegen den erfgenaam zyner poogingen, dat de wethouderfchap, om de rust te herftellen, zich verpligt oordeelde, deeze heilzaame wortels te doen uit den grond rukken. Gelukkiglyk hadden de Chineezen, altoos bedagt op het geen hun geluk kan bevorderen, dezelve heimei vk X 5 ' be-  33o GESCHIEDENIS bewaard. Allengskens is men gemeenzaam geworden met eene zo heilza'ame nieuwigheid; heden ten dage verflrekt zy tot een der beste hulpmiddelen voor de volkplanting. Zodanig is dan een der uitwerkzelen van den Natiönaalen haat. Liever verkiest men zich van een weezenlyk goed te berooven , dan het verfchuldigd te zyn aan de uitlanders, doch bovenal aan de Franfchen , die meer gehaat worden dan alle de overige, in weerwil van de verbintenisfen tusfchen de beide hoven. » Van waar koomt deeze afkeerigheid? Reis veel, doch nergens zult gy ontmoeten een volk, zo zagtmoedig, zo gefpraakzaam , zo befchaafd, zo geestig, zo toefchietend als den Fransman. Hy is het zomtyds te veel. Maar is dit dan een zo groot gebrek ? Hy wordt zeer leevendig en fpoedig getroffen, en zomwylen door zeer beuzelagtige dingen, terwyl gewigtige voorwerpen hem weinig aandoen , of flegts ftoffe tot boert verfchaffen. Het belachelyke is zyne geliefde wapenrusting , en meest geducht voor hem zeiven en voor anderen. Snellyk gaat hy over van vermaak tot fmarte, en van fmarte tot vermaak. Het zelfde geluk vermoeit hem. Hy heeft geene diepgaande gewaarwordingen. Hy wordt zwaarmoedig, doch hy is niet eigenzinnig, noch onverdraagzaam, noch geestdryvend. Zeer v/einig bemoeit hy zich met den Godsdienst. Hy ontziet de Priesterfc^ap , zonder haar hoog te agten of te eerbiedigen. Nimmer bemoeit hy zich met Staatszaaken , dan om een liedtje te zingen of een puntdicht te maaken op de Staatsdienaars. Deeze Jigtzinnigheid is de bron van eene  der BEIDE INDIEN. 331 eene foort van evengelykheid , van welke men geen voorbeeld vindt. Zy Relt van tyd tot tyd den gemeenen man, die vernuft bezit, in eenen rang met den grootteen Held. Het is, in zekeren zin, een volk van vrouwen: want onder de vrouwen ontdekt, hoort en bemerkt men, te midden van de tegenftrydigheid,'dwaasheid of grilligheid,' eene; fterke en verhevene aandoening, zegswyze of daad. Hy heeft een uitgezogt gevoel en een zeer fynen fmaak : dit is verwantfchapt met het gevoelen van eere, waarvan de fchaduw verfpreid is over aile Randen en voorwerpen. Hy is kloekmoedig. Hy is meet' onbefcheiden dan vertrouwelyk, en meer ligtzinnig dan wellustig. De gezelligheid, die hen tot talryke gezelfchappen vergadert, en hen, op éénen dag, in twintig onderfcheidene ge/.elfchappen brengt, doet hen alles in een oogenblik afhandelen , werken van vernuft, nieuwstydingen, moden gebreken en deugden. Ieder week heeft haaren held, zo in het goede als in het kwaade. Zyn land is het gewest, alwaar het gemaklykst valt om van zich te doen fpreeken, en bezvvaarlykst om lang van zich te doen fpreeken. Hy bemint allerlei foort van bekwaamheden , en 't is niet zo zeer door de belooningen der Regeeringe , als door de volksagting , dat zy in zyn land gehandhaafd worden. Hy eert het vernuft. Te gereed wordt hy gemeenzaam , iets 't welk zyne ongemakken heefc, zo wel voor hem zeiven, als voor de zulken, die zich willen doen eerbiedigen. Hy is met u alles wat gy begeert dat hy zyn zal, doch men moet ten zynen aanzien op zyne hoede weezen. Hy brengt tot vol- ko-  332 GESCHIEDENIS komcnheid alles 't geen anderen uitvinden. — Deeze zyn de trekken , van welke hy de meer of min in 't opgbopende kenmerken medevoert in de landen, welke hy bezoekt, meer om zyne nieuwsgierigheid te voldoen, dan om leering te ontvangen. Van hier dat hy van daar niets dan waan medebrengt. Hy is beter gefchikt voor vermaak dan voor vriendfchap. Hy heeft ontelbaare kennisfen, en zomtj'ds fterft hy eenzaam. Van alle weezens der aarde heeft hy de meeste geneugten , en de minfte boezemfmarten. Dewyl hy zich aan geene zaak fterk verbindt, vergeet hy wel ras 't geen hy verboren heeft. In den hoogften trap bezit hy de kunst om de eene zaak de andere te doen vervangen, en hy wordt in deeze kunst geholpen door alles wat hem omringt. Indien gy uitzondert die asnftootelyke voorkeuze , welke hy aan zyne Natie geeft en die hy niet kan ontveinzen , dunkt my dat de johge Fransman, vrolyk , ligtzinnig , kïugtig en beuzelagtig, de beminnelyke mensch van zyne Natie is ; en dat de volwasfene, geoeffende en verftandige Fransman, die de bekoorlykheden der jeugd heeft behouden, de beminnelyke en agtenswaardige mensch van alle landen is. Nogthans hebben de meeste volken eenen afkeer van den Fransman ; maar hy is onverdraaglyk vcor de Spanjaards, voor de zulken inzonderheid , welke niets meer gezien hebben dan hun eigen Vaderland, uit hoofde van de deugden, de ondeugden, het karakter en de gewoonten, welke tegen hunne deugden , ondeugden , karakter en gewoonten regelrecht överftaan. Meer nadruks zelf fchynt deeze afkeerigheid te hebben verkreegen  dér BEIDE INDIEN. 333 gen zints den aanvang deezer eeuwe. Ligt zou men vermoeden dat Frankryk van de Natie, aan welke het een Koning heeft gegeeven, aangezien wordt met de verfmaading, welke voor de familie zyner vrouwe een man heeft, die een ongelyk huwelyk heeft aangegaan. Indien dit het geval zy, zal het vooroordeel niet worden weggenomen , voor en aleer de bourbons in Spanje zullen genaturalizeerd zyn, door eene lange reeks van bloeiende Regeeringen. Laaten wy wederkeeren tot de Philippynfche Eilanden. Behalven 't geen dienen kan tot lyftogt voor de landzaaten en de veroveraars , leveren deeze Eilanden veelerhande goederen op, bevoegde voorwerpen voor denbinnenlandfchenlndifchen handel; onder andere tabak, ryst, rotting, wasch, olie, kauris, ebbenhout, gedroogde visch, harst, fapanhout; doch byzonderlyk de vogelnesten, gedroogde hertepeezen en zeehonden, op welke alle de Afiatifche volken, voornaamlyk de Chineezen, zo zeer gefteld zyn. Tot nog toe heeft men de fuiker alleen ten dienfle der volkplantinge geteeld. De vreeze, dat men dezelve in prys zou zien klimmen, heeft den uitvoer op zwaare ftraffe doen verbieden. Van geen langen duur kan deeze verblindheid zyn. Welhaast zal het geöorlofd zyn , aan het grootfte gedeelte van Afië een voortbrengzel te leveren, voor 't welk de grond der Philippynfche Eilanden zeer gunftig is. Men zal 'er het yzer nevens voegen. Eene groote menigte en zeer goede foort van yzer vindt men in den gantfehen Archipel. Geen yzer*  334 GESCHIEDENIS yzermyn, óndertusfchen, hadt men .nog. geopend j wanneer, in den jaare 1768, slmon de auda den gelukkigen inval kreeg om fineederyen aan te leggen. Gewlsfer zou de uitflag geweest zyn, in. dien deeze arbeidzaame Landvoogd minder werkplaatzen tevens -hadt opgericht; indien hy zyne ontwerpen tbt meerdere rypheid hadt doen k'00 ■ men; indien hy, om zyne onderneemingen te doen gelukken, middelen hadt aangewend , -meer bestaanbaar met de menschlykheid en de regt vaardigheid. Niet minder verdient de opmerking der Regeeringe, het uitmuntend koper, door de Philippynfche Eilanden verfpreid. In de Indien wordt dit Metaal gebruikt tot de vaten van den openbaaren Eerdienst, tot keukengereedfchappen, en tot geldmunten, welke onophoudelyk moeten vernieuwd worden , dewyl de landzaaten niet minder drifts betoonen om ze in de aarde te begraaven, dan de vermogende lieden om hunne kostbaarder fchatten in hunne koffers te verbergen. Zo veel kopers haaien de Hollanders uit Japan , als noodig is om alle deeze behoeften te vervullen. Noodzaaklyk zullen zy deezen tak van Koophandel verliezen , indien de Spanjaard, uit zynen flaap gewekt, het durve onderneemen om tegen hen' te worflelen. Boven de andere Europifche volkplantingen , genieten de Philippynfche Eilanden het voorregt van goud te bezitten. Eenige brokjes vinden de Indiaanen in het zand of den flyk der rivieren, die het medevoeren, 't Geen zy daarvan jaarlyks verzamelen, bedraagt een fomme van vyf of zeshonderdduizend Livres. Heimelyk verkoopen zy het  dér BEIDE INDIEN. 335 het aan uitlandfche Zeelieden, die, van hunnen kant, in betaaling etlyke koopwaaren geeven. Voormaals plagt men het na Amerika te zenden, dewyl cawendish voor 658. 800 Livres op het Galjoen vondt, 't welk na Mexiko ftevende. Indien Spanje , zyne oude grondregels afzweerende, deeze foort van arbeid aanmoedigde, door aan dezulken, welke zich daarop zouden toeleggen , het volkomen vry gebruik te laaten van de rykdommen, welke hun dezelve zou aanbrengen, zou het dan niet een middel te meer verkrygen, om op de Indifche Zeeën met voordeel te kunnen handel dry ven? Het zou zich niet bevinden in de noodzaaklykheid van te moeten wenfchen , dat uitlandfche Zeelieden zyne voortbrengzels kwamen afhaaleh. ■Daar de Philippynfche Eilanden alle de noodige bouwftoffen tot eene wel ingerichte Zeemagt in overvloed opleveren , zouden zyne onderdaanen alle markten kunnen bezoeken, en nevens de andere voordeelen dat van de vragt kunnen genieten. Deeze werkzaamheid zou den weg baanen tot verbintenisfen tusfchen de Volkplanting en het Vaderland. In den bajert, in welken de Philippynfche Eilanden zyn gedompeld , valt het niet gemaklyk te onderfcheideti, wat zy ten eenigerï dage aan Spanje zouden kunnen leveren. Tegenwoordig verfchaffen zy aluin, buffelshuiden, casfia, verfhout, falpeter, fchelpen, paerlemoer, 't welk de Chinees dus lang heeft gekogt, om het te Canton wederom te verkoopen aan dé Europeaanen , tot een drievoudigen prys van hetgeen het hem gekost heeft; kakao, die, hoewel uit  336 G E S C H I E.D E N I S uit Mexiko herwaarts gebragt, nogthans niet veraart is; en eindelyk Indigo, welke de Natuur van zelve in overvloed oplevert. Een kundig man kreeg, in den jaare 1750, den inval, om aan dit kostbaar voortbrengzel alle de volmaaktheid te geeven, welke het door den akkerbouw kan ontvangen. Algemeen en met drift verzette men zich tegen deeze nieuwigheid. De Marquis d'ób a n oo, toenmaalige Landvoogd, moest dien burger onder zyne befchefming neemen ; hy wees hem een ingeflooten plek gronds [aan,-op welken hy zyne proefneemingen veilig kon voortzetten. Zeer gelukkig flaagden alle zyne proeven; en zedert dat tydffip . legt men zich toe , hoewel niet met den verëischten yver , op deeze kostbaare verfftoffen. Indien de werkeloosheid , aan Spanje eigen, niet den voortgang in alles overdwarsd'hadt, zou het al voor twee eeuwen op zyn grondgebied, zo naby de Molukfche Eilanden gelegen, de fpeceryen genaturalizeerd hebben. Misfchien zou men dat Koninkryk deeze bron van rykdommen met de Hollanders hebben zien deelen. Een nieuwe misflag zou het weezen, het neemen van proeven langer uit te ftellen, waar van het grootfte nadeel zyn zou dat zy nutteloos uitvielen. Door de voortreffelyke hoedanigheid van het katoen , welk op de Philippynfche Eilanden gékweekt wordt, zou die Kroon kuhnen aangemoedigd worden om met behulp der bewoonderen van de vaste kust, aldaar zeer fchooneen talryke ïabriken op te richten. In verwagting van den altoos langzaamen opgang van nieuwe, zelf de best ingerigte onderneemingen, zou de Spanjaard op  der BEIDE INDIEN. 33? op de vreemde markten koopen de zyde ftoffen, lywaaten en andere voortbrengzels van Afie» zyn Vaderland voegende; beter koop zou hy ze magtig worden dan zyne mededingers. Door raid. del van het zilver, uit Amerika gehaald, dryyen alle volken van Europa handel, in de Indien. Voordat dit kostbaar metaal ter beftemde plaatze is gekoomen, moet het aanzienlyke regten bètaalen, een verbaazenden omweg neemen, en groote gevaaren loopen. Door het uit de Nieuwe Waereld regelrecht na de Philippynfche Eilanden te zenden, zouden de Spanjaards Uitgaande en inkoomende regten , tyd en premie van Asfurantie befpaaren : in voege dat zy, in fchyn, de zelfde fommen als de mededingende Natiën betaalende, in de daad, minder dan zy zouden betaalen. Indien het eenvoudig ontwerp, 't geen wy de vryheid hebben genomen voor te ftellen, immer ten uitvoer worde gebragt, zullen de Spanjaards* in Afie gevestigd, noodwendig en voor altoos: verlost worden uit de werkelooze. ongebondenheid, aan welke zy twee eeuwen lang gekwynd hebben. De onderhoorige volken zouden eene Regeering zegenen, welke het pad der geregtigheid is ingeflagen; en zy , die nog voor hunne onafhanklykheid de wapenen draagen, zouden in menigte zich aan heilzaame wetten onderwerpen. De nabuurige volken , welke de hoogmoed en de ongeregtigheid verdreeven hebben uit havens, welke hunne voorouders plagten te bezoeken, Zouden ien fteven wenden na Reeën, alwaar de nyverheid en eendragt hand aan hand gaan zouden. De Europifche kooplieden > welke zuchten y on- 1  33§ GESCHIEDENIS onder de banden der Monopolie in de Indifcbö zeeën, zouden hunne werkzaamheid, kundigheden en rykdommen overvoeren na eene gelukkige en vrye fchuilplaats. De Volkplanting, wé'fcer inkomften 2. 728. 000 Livres bedraagen, zou niet meer aan Spanje jaarlyks kosten dan 527. 500 Livres, en eene der fchoonfte Bezittingen der waereld worden. INVULLING. Deel II. bladz. 293, agter reg. 14, Zedert het ophouden der Karavaanen, heefc men te Kiatcha twee groote Magazynen opgericht, van welke het een aan de Rusfen , het ander aan de Chineezen behoort; de goederen, welke men tegen elkander wil verwisfelen, worden daarin opgeflagen. Gelastigden van beide Natiën hebben het opzigt over deezen handel, in welken zelden metaaien worden gebezigd. Indien de Rusfen, welke nooit goud geeven, zomwylen genoodzaakt zyn om het te ontvangen, zyn zy verpligt om het aan de Kroon te leveren , op voorwaarden, welke haar fchadeloos Rellen ten aanzien van de belastingen, welke zy Van de koopgoederen zou ontvangen hebben. De voornaamfte koopwaare, welke de Chineezen na deeze handelplaats voeren , is de groene Thee. Oneindig beter is dezelve dan die Europa over onmeetelyke Zeeën ontvangt. Van bier dat de Rusfen genoodzaakt zyn, twintig guldens voor het pond te betaalen , hoewel zy ze zelden duurder dan tot vyftien of zestien guldens ver-  der BEIDE INDIEN. 33? verkoopen. Om dit verlies te vergoeden, blyven zy nimmer in gebreke om den prys hunner pelceryen te verhoogen ; doch deeze list dient minder ten hunnen eigen voordeele dan voor de Regeering , die eene belasting heft van vyfentwintig ten honderd van alles wat verkogt of ; gekogt wordt. Zomtyds brengt de Tol van Kiatcha den Staat twee millioenen Livres aan. i De koophandel van Rusland met China moet dus ; zes [lees acht] millioenen Livres bedraagen. UITBREIDING. Deel 11. bladz. 298. van reg. 9 van onder, tot bladz. 303, reg. 6 van onder. Uitgezonderd de provinciën, in den aanvang deezer eeuwe aan de oevers der Oost Zee vero* ' verd , alle welke de regten hebben behouden, die zy genooten; de Ükraine, welke in het bezit van eenige van haare voorregten is gebleeven; en de zwervende horden , welke het niet mogelyk was aan een geregeld ftaatsbeftier te onderwerpen: zyn alle de overige gewesten des Ryks aan den zelfden Regeeringsform onderdaanig. Onder deszelfs eigendunkelyke wetten, leeft in onkunde eene Geestlykheid, voormaals geducht , doch onderwerpelyk geworden, zedert men haar ontbloot heeft van de eigendommen, Welke het bygeloof aan haar verfpild hadt, eri van een millioen flaaven, welke ze bewerkten. Hierop volgt een 'lichaam van Edelen, welke de meeste landeryën in handen hebben, en aan Y 2 hun-  g4o GESCHIEDENIS bunnen wille onderwerpen, alle de rampzaligen $ welke ze met hun zweet bevogtigen. ; Naa hen koomt de klasfe van vrye lieden. Zo onvermaard is dezelve, dat Europa langen tyd niet heeft geweeten dat zy in weezen waren. Tegenwoordig weet men dat zy beftaat uit eenige uitlanders, meest Duitfchers , welke de rusteloosheid heeft doen befluiten of de behoefte genoodzaakt, een nieuw Vaderland te zoeken; uit veele gelukkige of verftandige landzaaten , wier ketens men van tyd tot tyd heeft verbroken, en dié in defteden de kunften oeffenen of den koophandel dryven; en eindelyk uit een klein getal akkerlieden, die' de vrye befchikking hebben over het geringe erfdeel, welk van hunne voorouders op hen gekoomen is. De eigendom deezer landbouwers wordt allengskens de prooi van den eenen of anderen rykaart, die door een fehraapziek gcldverfchot, hunne luiheid of de verkwistingen heeft begunftigd. De laagfte klasfe van den Staat, indien men haar dien naam kan geeven, is die der flaaven. In den aanvang der zestiende Eeuwe vondt men 'er weinig in getal, allen in den Oorlog gevangen genomen. De groote Heeren bezaten toenmaals Leengoederen, en het volk bearbeide de landeryën hun toebehoorende. Naa de verovering van Cafan en Aftracan wierdt 'er eene nieuwe orde der dingen ingevoerd. Zo kragtdaadig lokten deeze fchoone en vrugtbaare provinciën de Rusfifche boeren, dat, om eene volksverhuizing te beteugelen, welke algemeen wierdt, in den jaare 1556 de ftrenge wet wierdt afgekondigd, welke hen allen landeigen maakte. Op,dat heil-  der BEIDE INDIEN. 343 heilloos tydftip hielden zy op de eigendom van hunne goederen en perfoonen te bezitten. Zedert; is het juk nog zwaarder geworden , en het meoschlyk geflagt nog dieper vernederd. Deeze, ongetwyfeld , is de reden, welke de bevolking door de geheele uitgeftrektheid des Keizerryks vertraagd of vernietigd heeft. In den jaare 1755 waren 'er niet meer dan acht millioenen negenhonderdvyfenzestigduizenddriehonderdzestien perfoonen van de mannelyke fese. Het getal der vrouwen gelyk gefteld zynde aan dat der mannen, krygt men zeventien millioenen negenhonderddertigduizendzcshonderdtweeëndertig zielen. By dit getal voegde men de twaalfhonderdduizend bewooners der provinciën , in het begin deezer Eeuwe op Zweeden bemagtigd; en het bleek dat Rusland op dat tydftip negentien millioenen honderddertigduizendzeshonderdtweeëadertig onderdaanen telde; de Geestlykheid, de Adel en het Eeger daar niet onder gerekend zynde. Indien de Oorlogen tegen Pruisfen, Polen en Turkye, de landziekten en de oproerigheden zedert eene zigtbaare vermindering in de aloude bevolking hebben veroorzaakt, moeten de groote overwinften , onlangs in Lithauwen gedaan, het ydele, door deeze verfchrikkelyke geesfels veroorzaakt, ryklyk hebben aangevuld. In de Staaten, in welke de menfchen niet zeer talryk zyn, kan 'sLands inkoomen niet veel bedraagen. In geld bedroeg het bykans niets, ten tyde als f et er de I den throon beklom. Deeze Vorst deedt het tot vyfendertig millioenen klimmen. Anna bragt het op zestig, en eliza bet op honderdtwintig millioenen. NoghooY 3 " " 'ge?  34» GESCHIEDENIS ger fteeg het geduurende den Oorlog tegen de Turken, maar om met den vrede te daalen tot den peil, op welken het vóór de onlusten hadt geftaan. Op dat tydftip was 's Lands kas aan de Genueezen en Hollanders aanzienlyke fommen fchuldig, welke zedert zyn afgelost. 'Aan de Natie was zy by de tweehonderd millioenen aan Bankbiljetten fchuldig, voor welke zy eene aanzienlyke menigte koper hadt verpand, in verfcheiden oorden van het Koninkryk verdeeld. . Volgens een vry algemeen gevoelen , bezwyken de onderdaanen onder de zwaarte der belastingen. Zelf naadat de last veel zal verligt zyn, zal dezelve nog moeten verligt worden, * indien de kunften niet vermenigvuldigd worden, indien in 't byzonder de Landbouw geen aanmerkelyken aanwas verkryge. " Nuttelooze poogingen zou men aanwenden om dien aan te moedigen in de Noordlykfte landftreeken. Niets kan in deeze bevroozene klirhaaten tieren. Met vogelen, visfchen en wilde beesten zullen zich altoos voeden , kleeden en hunne belastingen betaalen de bewooners, wyd en zyc] verfpreid in dit hard en woest klimaat. ' Naar gelange men zich verder van het Noorden verwydert, wordt de Natuur minder gierig óp menfchen en voortbrengzels. In de meeste provinciën .ontbreekt den akkerbouwer niets anders dan minder onvolmaakte gereedfchappen, betere handgreepen en meerdere hulpmiddelen ter entginrjinge. De voortgang der kundigheden geeft jrond om te hoopen, dat deeze gebreken eindelvk zullen verbeterd worden. Byzondere ^gt zal men geeven op de Ukraine, een der Vrijaf •  der BEIDE INDIEN. 343 vrugtbaarfte gewesten der bekende waereld. Rusland ontvangt van daar zyne meeste behoeften, en de meeste voorwerpen van zynen koop. handel; en het ontvangt nog niet het twintigfte gedeelte van hetgeen het zou kunnen leveren. Te gemaklyker zal men flaagen in het aanmoedigen van den akkerbouw, naar gelang de Rusfen niet zeer gefield zyn op het verblyf in de Reden, en zy gereed by de hand hebben het yzer, dat groote en onfchatbaare gereedfchap tot den Landbouw. Met eene milde hand heeft de Natuur het geflrooid in de meeste gewesten van het Keizerryk, en het aan Siberië in zo groote volkoomenheid als aan Zweeden gegeeven. T>y het uitgraaven van het yzer zal men voegen dat dier kostbaare metaalen, welke de begeerte van alle volken en eeuwen ontflooken hebben. Al van oude tyden zyn de Zilver-mynen naby Argun bekend geweest; en onlangs heeft men Gouden Zilver-mynen ontdekt in het land der Basksrs. 'Er zyn volken, voor welke het van dienst zyn zou, deeze bronnen van rykdom aan de vergeetelheid over te geeven. Dus is het niet gelegen met Rusland, alwaar alle binnenlandfche provinciën zich in zulk een ftaat van armoede bevinden, dat men aldaar naauwlyks de tekens van overeenkomst kent, welke allerlei dingen in den koophandel verbeelden. De handel, dien de Rusfen hebben aangevangen met China , Perlie en Polen , heeft voornaamlyk ten voorwerpe de Hermelyn- en Zabelvellen, de huiden van witte bee-en en zwarte vosfen, welke Siberië uitlevert. Hoewel de grilligheid van hun, welke deeze kostbaare pel teryen Y 4 " ge-  344 GESCHIEDENIS gebruiken, derzelver waarde heeft doen ftygen, hooger dan men zich daarvan kon belooveni klimt nogthans de prys nog fteeds hooger. Men behoorde de koopverbintenisfen tot nieuwe voorwerpen uit te ftrekken. Niets of zeer gering wierden de koopverwisfelingen gerekend tusfchen het Rusfifcbe Keïzerryk en de Staaten van den Grooten Heer. Het zal niet lang aanloopen of zy zullen zeer aanzienlyk worden, indien men zich weeto te bedienen van het regt, by de jongfte verbonden verkreegen, om van de Zwarte op de Middelïandfche Zee, en van deeze op die te vaaren. Dit voorregt, welk geene Natie nog verkreegen hadt, of heefc kunnen verkrygen, moet aan den koophandel en fcheepvaart der Rusfen eene uitgebreidheid geeven, waarvan het ligtvaardig zyn zou de fcheidpaalen aan te wyzen. Qndertusfchen behoorden'altoos, langs de kusten van de Oost-Zee, de voornaamfte verzendingen van de voortbrengzels des Lands te gefchieden, dewyl het eene beweezene zaak is, dat geftadig een negende gedeelte koopmanfchappeh meer uitgevoerd worden uit de haven van Petersburg alleen , dan uit de tweeënveertig tolplaatzen des Keizerryks te zamen. Ih den jaare 1773, bedroegen de verzendingen van Rusland, volgens de rekening van vyfentwintig ten honderd, *velke de Souverein ontvangt, 106. 401. 735 Livres. De ingebragte goederen, de zelfde belasting daar onder gerekend, beliepen niet meer dan 66. 544.. 005 Livres. Gevolglyk was de fchynbaare balans 39. 557. 830 Livres. Wy peggen de fchynbaare 'balans. Want het is bekend  dkr BEIDE INDIEN. 34S kend aan allen, welke gemeenzaam zyn mei: deeze onderwerpen, dat de goederen ,; welke in het land gebragt worden, doorgaans minder omtrek beflaande dan die van daar worden uitgevoerd , met de eerfte gemaklyker kan gefmokkeld worden. Geen Staat is zo voordeelig gelegen als Rusland, om zynen koophandel uit te breiden Bykans alle rivieren zyn aldaar bevaarbaar. Peter de I wilde dat de kunst der Natuure zou te hulp koomen, en dat deeze rivieren door gegraaven vaarten zouden vereenigd worden. De voornaamfte zyn voltooid. 'Er zyn 'er, die nog niet tot volkomenheid gebragt zyn; van andere heeft men nog flegts een plan gemaakt. Van deezen aart is het gewigcig ontwerp, om de Kaspifche met de Zwarte Zee te vereenigen, door hec graaven van een vaart uit den Donau na de Volga. By ongeluk zyn deeze middelen , welke het vertier der koopmanfchappen door het geheele Keizerryk zo gemaklyk maaken, en eenegereede gemeenfchao met alle deelen des aardbodems openen, nutteloos geworden door menigvuldige hinderpaalen. Een gedeelte der bezwaarnisfen, het gevolg van verkeerde inrigtingen , heefc de Regeering uit den weg geruimd. Meer weerftands zulleri°de beletzels bieden, aan de zeden verknogt. Puter de I wilde dat de flaaven, die 2500 Livres in 't bezit hadden , het regt verkreegen om hunne ketens te verbreeken: op voorwaarde dat zy en hunne naakomelingen jaarlyks aan de erfgenaamen van hunnen ouden Meester zouden betaalen, 't geen hy, vóór hunne vrylaating , van Y 5 hun  346 GESCHIEDENIS hun vorderde. Deeze nieuwe burgers, zonder opvoeding en zonder beginzels , wierden voor 't meerendeel kooplieden, bragten in hunnen nieuwen leevensltand mede de ondeugden, welke zy |n hunne flaaverny zich hadden aangewend, en leverden ze aan hun naageflagt over. Het tegenwoordige geflagt draagt nog het kenmerk van zynen oorfprong. Volgens de wetten is het den uitlandfche kooplieden niet geoorlofd , de voortbrengzels van 't Keizerryk elders dan in de havenfteden te koopen; en uit den aart der Regeeringe hebben de Landzaaten, noch kunnen zy hebben, kapitaalen, aanzienlyk genoeg om aldaar groote Magazynen pp te richten. Men is derhalven in de noodzaaklykheid om tot den inkoop een Rus te gebruiken, die, by het fluiten van den koop, altoos de helft van den bedongen prys vordert, op voorwaarde dat de andere helft by de levering moet betaald werden. Zelden zyn de koopmanfchappen 'c geen zy behoorden te zyn; en nogthans weigert zelden de lastgeever om ze te ontvangen, 5t zy omdat hy aan eene gemaakte verbintenisfe moet voldoen, of omdat hy met reden vreest alle zyne uitgefchootene penningen te zullen verliezen. Heeft de vreemdeling eenige goederen te verkoopen? hy vindt geene koopers, dan door hun een jaar of achtien maanden Credit te geeven. Op den verval tyd verzoeken zy doorgaans een nieuw uitftel. Wordt hun dit geweigerd? men veroordeelt hen tot een Intrest van achttien ten honderd. Hoe de fchuld meer toeneeme, hoe de wil of het vermogen om dezelve af te doen meer  der BEIDE INDIEN. 34? meer verwydere. De ftrengheid zelve der fchikkinge, gemaakt om de bankeroeten te voorkoomen of te ftraffen, is gunftig voor de onvermogende of trouwlooze fchuldenaars. Zelden ge- , beurt het dat het medelyden der Regteren of de omkooping der hovelingen hen niet behoede tegen de ftraffen, by de Wet gedreigd. Vermogende voorfpraaken zullen wel, indien 't noodig zy, de wraake van een bedroogen fchuldvorderaar koelen ; doch naa deeze vastftellingen, zeer duur gekogt, zal hy daarom niet te minder uitvallen van de hoop om iets te zullen behouden, van 't geen hy hadt te vorderen Deeze trouwloosheden en rooveryen hebben niet verhinderd, dat de koophandel van 'c Keizerryk een aanmerkelyken opgang heeft gemaakt. Nog fpocdiger en aanzienlyker zou dezelve geweest zyn, indien de natuurlyke voordeden niet hardnekkig gedwarsboomd waren , door Zedelyke óf Staatkundige oorzaaken; indien een misleid of omgekogt Ministerie niet den nayver hadt beteugeld,'door de Engelfchen ten koste van andere Natiën te begunftigen. Eene betere denk wyze, in dit gewigtig gedeelte van het Landbeftuur, zou het openbaar geluk niet weinig bevorderen. Laaten wy zien, welk een invloed het Leger daarop kan hebben. uitbreiding en verbetering. Deel II. bladz. 305, van reg. 14, tot bladz. 306, reg. 3. In den aanvang deezer Eeuwe , verloor Zweeden  S48 GESCHIEDENIS den-de zulke van zyne veroverde landen, welke aan hetzelve fterkte en rykdom gaven. De kragt, welke de nieuwe Regeeringsform daaraan zal kunnen geeven, zal het nooit tot eene geduchte Mogendheid doen opgroeien. Verre van in ftaat te zyn, zich ten koste der Rusfen te kunnen uitbreiden , zal het altoos reden hebben om te vreezen, dat het door hen zich zal zien beroofd worden van 't geen het nog in Finland heeft behouden. 't Is mogelyk dat de misdag, welken hét Hof van Petersburg heeft begaan, door het Pruififche grondgebied zyne grenzen te doen naderen, ten eenigen dage vyandlykheden zal 'veroorzaaken. Voordeelige omftandigheden zullen, misfchien, deezen nieuwen nabuur doen befluitcn. om de eifchen der Duitfche Ridders op Lyfland te doen gelden; en in dat geva! zou het bloed der Rusfen en Pruisfen de wateren van de Oost-Zee verwen, en zich onder de muuren van Riga onder een mengen. Nogthans zal de eerzucht van Brandenburg geduurig te zeer beteugeld worden aan de zyde van Duitschland, dan dat zy het Noorden veel zal kunnen ontrusten. VERBETERING. Deel II. bladz. 307, van reg. 7 van onder, ' tot bladz. 30^, reg. 7. Het is eene waarheid, welke op de reden en de ondervinding rust, dat eene Zee-Krygsmagt eene koopvaardyvloot moet ten grondflage hebben. Van alle Europiiche Natiën is de Ruififche die  dér BEIDE INDIEN. 349 die geene, welke de overvloed haarer krygsbehoeften ter zee, nevens de grootheid en menigte haarer voortbrengzelen, tot den flerkflen en uitgebreidften fcheepvaart moesten noopen. Niet een enkel, vaartuig hadt ondertusfchen dit Ryk, op het oogenblik als men aan hetzelve vlooten wilde geeven. Op een handeldryvenden fcheepvaart zou, derhalven, allereerst zyn oog hebben laaten vallen een Wetgeever,welke den natuurlyken loop der dingen kende. Deeze ftaatkundige Orde wierdt omgekeerd; en nimmer zyn de opvolgers van peter den I van dit verkeerd ontwerp afgeweeken. Niemand hunner is bedagt geweest op het wegneemen der hinderpaalen , welke verkeerde inzettingen in den weg leiden van koopvaardytogten, welke geoeffend volk zouden geformeerd hebben. Allen hebben zich bepaald tot het onderhouden en vermenigvuldigen van Eskaders, welke kunde noch ondervinding kunnen hebben. Terwyl wy dit fchryven (in 1780) beflaat deeze, ongelukkiglyk verderflyke , Zeemagt, op de Oost-Zee, uit dertig fchepen van linie en eenentwintig fregatten; in de zeeën van Azof uit elf oorlogfchepen, die naauwlyks elf voeten diep gaan; en aan de monden van den Donau uit zeven of acht groote Barken, met zwaare Hukken gefchut gewapend. Het grootfte gedeelte deezer krygsmagten moest hervormd worden, tot dat men de middelen hadt bereid om ze tot nut te doen verftrekken. uit-  3-50 GESCHIEDENIS uitbreiding. Deel II. bladz- 312, van reg. 9, tot bladz. 313, reg. u Zints zynen dood heefc deeze kwaacfe gezindheid ftand gehouden. Men heeft niet willen zien dat de vryheid het eerfte regt der menfchen is; dat de zorge, om dezelve op het algemeene wel» zyn te doen uitloopen, het oogmerk zyn moet van alle wel ingerichte Maatfchappyen; en dat. de misdaad des gewolds gelegen is in het grootfte gedeelte des aardbols van dit natuurlyk voordeel beroofd te hebben. Dus dagt 'er catharina de II over. Naauwlyks hadt deeze waereld vermaarde Vorftin de hand aan het roer van Staat gefiagen, of 'er wierdt allervvege verfpreid , dat zy regeeren wilde over vrye menfchen. Op het oogenblik dat haare oogmerken rugtbaar wierden , bereidden zich meer dan honderdduizend flaaven om een opftand te verwekken tegen hunne meesters. Veele Heeren, die op hunne Landgoederen' woonden, wierden .vermoord. Deeze gisting, wier gevolgen den Staat konden 't onderst boven' keeren, deedt begrypen dat men de boeren moest van onderhoud voorzien, eer men hunne ketens Haakte, en dat goede wetten en kundigheden de vryheid moesten voorafgaan. Straks beraamt men een plan van wetgeevïnge, en men wil dat dit Wetboek goedgekeurd worde door de Onderdaanen zelve , om door hen als hun eigen werk geëerbiedigd en geliefd te worden. Myne kinderen, dus fpreekt de Vorftin  der BEIDE INDIEN. 351 ftin tot de Afgevaardigden van haare uitgebreide Staaten , wikt en weegt met my het belang der Natiën; laaten wy gezamentlyk een zamenftelzel van Wetten bcraamen , welke het algemeen geluk op een duurzaamen voet ftellen. Voorts was catharina bedagt om menfchen te vormen; dit was een Hout zeggen en van eene in 't oogloopende waarheid, tot peter den I gericht, die haar plan beftuurde. Den gelukkigften uitflag beloofde zich deeze Vorst van de wederkomst der jongelingen, welke hy hadt uitgezonden om kundigheden onder de verlichtfte volken van Europa te verzamelen. Zyn hofnar , die hem hoorde , plooide, zo fterk als hy konde, een vel papiers, boodt het hem aan, en tarte hem dien plooi weg te neemen. Maar, indien het niet mogelyk ware, den barbaarfchea Rus te verbeteren, hoe zou men dan hoopen by den bedorven Rus dit uit te werken ? Indien het niet mogelyk ware , zeden te geeven aan een volk, 't welk ze niet hadt, hoe kon men hoopen om ze te geeven aan een volk, 't welk geene andere dan kwaade zeden heeft? Deeze overdenkingen deeden catharina befluiten, het tegenwoordige geflagt aan zich zelve over te laaten, en zich alleen met de toekoomende geflagten te bemoeien. Door haare zorge zyn 'er fchoolen opgericht, in welke de jonge Adel van beide fexen onderweezen wordt in nuttige weetenfchappen en fraaije kunften. De verftandigen, welke deeze ftigtingen van naby gezien hebben, berispen in dezelve te veel beuzelagtigheids of pragts; maar over- den-  352 GESCHIEDENIS denking ën ondervinding zullen vroeg of laat hét gebrekkige verbeteren. Andere, misfchien nog rtoodiger ftigtingen, zyn ten beste van het volk aangelegd. Hier ontvangen de jongelingen en jonge dochters afzonderlyk, vyftien jaaren lang, allerlei onderwys, overeenkomftig met de bezigheden en handwerken, welke zy moeten oeffenen. Wanneer de gezellige deugden dieper wortels in het hart zullen hebben gefchooten; wanneer men daarin zal gegraveerd hebben, dat de Eer de edellfe vergelding is van eene braave ziele, en dat de fchande de geduchtfte ftraffe is, dan zullen deeze kweekelihgen, in de flaaverny gebooren, geenen meester meer hebben, en burgers zyn, in de grootfte uitgeftrektheid des woords. De goede beginzels, met welke men hen gevoed heeft, zullen, door den tyd, van het middelpunt des Keizerryks zich verfpreiden tot de afgelegenfte provinciën; eri nevens de goede zeden, welke daarvan het noodzaaklyk gevolg zyn , zal eene geregelde vryheid algemeen worden, welke ten gevolge moet hebben het geluk der Natie, onder het gemaklyk juk der wetten. invulling. , • Deel 11. bladz. 342 reg. 9, agter 't woord: ontbeeren. Terwyl eenige hinderpaalen , ons onbekend, de ontdekking van den Heere lauraguais op enkele proefneemingen deeden uitloopen, zag de ïabryk te Sevre allengskens af van haar gewoone deeg,  de BEIDE INDIEN. 353 deeg, om in de plaats van dezelve eene andere te ftellen, gemaakt van eene aarde van uitfteekende witheid, welke in het Limoufinfche wordt gevonden. De nieuwe deegklomp is veel vaster dan de oude, de kruim fraaier, de korrel beter, en de doorfchynendheid minder glasagtig. Een vernis van grooter fraaiheid wordt 'er op geleid. Door aldus het mengzel te veranderen, is deeze Fab-yk nader gekoomen aan den aart van het echte porcelein, en heeft haare kunstgreepen eenvoudiger gemaakt. Vermids , egter , de aarde, van welke men zich te Sevre bedient, zeer los is, en het kleiagtige gedeelte, welk alleen de zamenkleeving kan geeven, als mede de gemaklykheïd in het bewerken en de vastigheid in het bakken , een klein gedeelte van het mengzel deezer aarde uitmaakt, zullen de ftukken, welke uit deeze Fabryk voortkoomen , noodwendig altoos zeer duur blyven. Dit zou geene plaats hebben ten aanzien van het: deeg van den Graave de la|uraguais, in de daad minder wit, doch die in de handen deskunftenaars als wasch is, en allerlei gedaanten aanneemt. Door haaren glans heeft de Limoufinfche aarde ieder een bekoord. Van hier dat Parys en de ommelanden vol zyn van porceleinwerk. Allen hebben uit deeze provincie hunne werkftoffen gehaald , die allen van den zelfden aart zyn, doch meer of min wit, meer of min vormbaar, naar gelang van het gedeelte der zeer uitgebreide beddinge, uit welke men dezelve heeft opgedolven. Terwyl de Heer turgot Intendant van Limoges was, richte hy aldaar een Porcelein• faZ bryfc  354 GESCHIEDENIS: bryk op, volgens zeer wel beredeneerde beginzels. Indien deeze ftigting, welke op de plaats zelve is, en boven alle andere het voordeel geniet van de keuze der ftoffen, en van de geringheid van het arbeidsloon, met yver en overleg beftuurd worde, zal zy alle andere Fabryken den voet ligten, UITBREIDING. Peel II. bladz. 348, van reg. 15, tot bladz. 349 > nS- 8 van onder. De Vernis is eene byzondere foort van harst, afkomftig van een boom, welke in Japan fitz. dfiUy en in China tfi-.chu genaamd wordt. Hy fchiet weinige takken en bereikt de hoogte van den wilgeboom. Zyn fchors is witagtig en oneffen , het hout bros en vol merg. De bladeren, overshands geplaatst aan de einden der takken , gelyken naar die van den esfchenboom: uit hunne oxels koomen trosfen bloemen voort, welke op den eenen boom van het mannelyk, op den anderen van het vrouwelyk geflagt zyn. Nergens groeit deeze boom dan in eenige gemaatigde provinciën van China en Japan. Ook wordt hy gevonden in de gewesten van Amerika op de zelfde breedte gelegen, als onder andere in Louifiana en Carolina. Hy tiert in alle gronden en ftanden; doch zyne vrugt is niet overal de zelfde in foort en hoeveelheid. Hy heeft weinig oppasfens noodig. Alleen moet de aarde aan den voet des booms een weinig omgefpit, en de doode bladeren aldaar verzameld worden, welke tot mest verftrekken. De ftam der boomen, welke van  der BEIDE INDIEN. 355 van zelve ukfpruiten op de bergen, is zomtyds een voet over 't kruis dik. Niet zo dik zyn de geplante boomen, die niet ouder dan tien jaaren worden., Aan de infnydingen, welke inden bast gemaakt worden, om de vernis 'er uitte haaien, moet dit onderfcheid worden toegefchreeven. Uit deeze infnydingen loopt dit melkagtig vogt, 't welk alle deelen des booms bevatten , onderde gedaante van gefmolten pek. Am de lucht blootgefteld zvnde, neemt het eene rosagtigekoleur aan, die wel haast in een fchitterend zwart verandert. In fchelpen, onder elke infnyding geplaatst , wordt het vogt ontvangen. Vervolgens wordt het overgedaan in bambous, en voorts na de kooplieden gebragt, die het in grooter vaten overgieten. De nieuwe vernis waasfemt een gevaarlyken damp uit, welke ontfteekende vogten veroorzaakt in den huid van hun, welke dien inademen. Men beveiligt zich tegen deszelfs kwaadaartigheid, door het hoofd, onder het inzamelen of overgieten, na een anderen kant te wenden. Eenige reizigers verzekeren dat de werklieden, vóór en naa den arbeid, de handen en het aangezigt met olie wryven, en alle de overige lichaamsdeelen zorgvuldig dekken. De vernisoogst gefchiedt in den Zomer * en wordt van den zelfden boom driemaal in het zelfde faifoen herhaald; doch de eerfte inzameling geeft de beste foort. Wanneer de boom uitgeput is , houwt men den ftam af, waarnaa de wortel nieuwe looten fchiet, bekwaam om naa Verloop van drie jaaren vernis te geeven. De meestgeagte vernis koomt uit Japan. Weinig toebereidinge heefc dezelve noodig. Genoeg Z 2 is  1$6 GESCHIEDENIS is bet dat zy door een linnen doek gegooten wordt, om de vreemde deelen daar van af te fcheiden. Daarenboven laat men het overtollig water uitdampen in de Zon, en men mengt on-der de vernis varkensgal, om haar lyvigheid te geeven. Met deeze vernis moet niet verward worden eene mindere foort, welke bedrieglyk daar onder wordt gemengd. Siam levert dezelve uit, en zy wordt gebruikt tot het vernisten der gemeenüe huisgeraaden. INVULLING. Deel 11. bladz. 352, agter reg. 9 van onder. De Rhobarber is een wortel, welke de hoedanigheid bezit van eene zagten afgang te verwekken , de maag te verfterken, de fpysverteering te bevorderen en de wormen der kinderen te dooden. Hy is knobbelagtig, een weinig aardagtig, van buiten bruin, van binnen geel en met roode aders doorfneeden. De fmaak is bitter en zamentrekkende, de reuk fcherp en balzemagtig. De dichtfte , meestriekende en die het fpeekzel een geele kleur doet aanneemen , wordt meest geagt. De vermolmde , al te ligte en een weinig reuk geevende Rukken worden verworpen. Men heeft tot nog toe geene zekere kennis van de plant, welke dit geneesmiddel uitlevert. Geen Natuurkundige heeft op de plaats zelve daar omtrent waarneemingen gedaan. De Muskovifche Rhobarber heeft men, een tyd lang, voor de echte gehouden; doch haare al te dichte en  der BEIDE INDIEN. 357 én minder buikzuiverende wortel getuigt tegen haar. Eene andere foort, het Rbeum palmatum der Kruidkundigen, en waarvan de Heer jus steu onlangs eenige zaadkorrels heeft ontvangen, zou kunnen fchynen de begeerde plant te weezen. Haar wortel fchynt het zelfde zamenweefzel, dé zelfde kenmerkende tekens, de zelfde eigenfchappen als die van onze kruidwinkels te bezitten. Zy is langwerpig, knobbelagtig en fchiet verfcheiden bladen, welke groot en gelyk zyn aan die van den palmboom , met fcherptoeloopende kwabben, uit het midden van welke, ter hoogte van zes voeten, een fteng van witte vry kleine bloemen opfchiet. Onbekend is de waare plaats, van waar deeze foort afkomftig is; dit is zeker dat de echte Rhobarber van zelve groeit, tusfchen den dertigflen en negenendertigften graad Noorder breedte. Een groot gedeelte deezer uitgeftrektheid beflaan de provinciën Chenfi en Setfchuen, ten Noordwesten van China, klein Bucharie en het Koninkryk Tangut. De wortel van de Rhobarber wordt uit den grond gehaald aan het einde van den winter, voordat de bladeren uitloopen. Zy wordt gefneeden in ftukken, die op lange tafels uitgefpreid en verfcheiden reizen op een dag verplaatst worden, tot dat het zap, welk zy bevatten, hard geworden en geftold is. Zonder deeze voorzorge, zou het kragtigfte gedeelte vervliegen , en zy van haar gewigt en deugd verliezen. Vervolgens wordt zy aan kleine draaden gereegen, om haar te laaten droogen , 't zy in de open lucht in de fchaduw, of aan den hals van beesten , gelyk veele reiziZ 3 gers  v3S^ GESCHIEDENIS gers verzekeren. Eindelyk worden de wortels 'vA katoen gepakt en na de beRemde plaatzen verzonden. • De Kalmukfche Tartaaren en de bewooners van Groot Bucharie brengen de Rhobarber na Oremburg. De Rusfifche Regeering laat ze al» daar opkoopen. Zorgvuldig worden de goede .van de kwaade wortels afgezonderd. Die niet •verdienen bewaard te worden , verbrandt men; de overige laat men nog eens droogen. Tot een gezetten en onveranderlyken prys wordt het gedeelte, 't welk niet in het Keizerryk gebruikt wordt, aan Engelfche Kooplieden geleverd. Van alle foorten van Rhobarber is deeze de beste. Naast aan dezelve koomt die , welke de volken van Groot-Bucharie na Perfië voeren, weike, naa over land door een groot gedeelte van Afie te zyn verzonden, aan de oevers der Middelandfche Zee koomt; alwaar zy door de Venetiaanen wordt gekogt. Eer zy van nieuws wordt verkogt, ondergaat deeze Rhobarber genoegzaam de -zelfde behandeling, als die door de handen der Rusfen is gegaan. Dewyl de Rhobarber, welke langs deeze beide wegen tot ons koomt, niet toereikende is tot onze behoeften , is men genoodzaakt geweest zich van die te bedienen, welke onze Zeelieden uit China aanbrengen. Zy is veel flegter dan de andere: 't zy omdat zy flegts in den oven is gedroogd, gelyk men meent te mogen befluiten omdat zy niet met gaten doorboord is; 't zy omdat zy dicht by andere koopmanfehappen gelegen hebbende, dezelve haar een vreemden fmaak hebben  der BEIjDE INDIEN. 359 ben medegedeeld ; 't zy, eindelyk , omdat een lang verblyf op Zee haar heeft doen veraarten. Europa heeft getragt deeze heilzaame plant te naturalizeeren. De ftam , welken men in den Koninklyken tuin te Parys ontmoet, heeft reeds zaadkorrels en looten voortgebragt, die, in de opene lucht, in verfcheiden provinciën van het Koninkryk, welig tieren. In den jaare 1774, deelde de Maatfchappy te Londen, opgericht ter Aanmoediging van Kunften en den Koophandel, Eerpryzen uit aan twee Engelfche Landlieden, die eene voortreffelyke foort van Rhobarber hadden geplant en geoogst. Zeer heilzaame gevolgen moeten deeze eerfte proefnemingen hebben.   IVe. Boek. No. t. STAAT der FINANCIEN van FRANKRYK by het overlyden van L O D E W T K den XF, in het jaar 1774* De onkos- Zuivere op 7 . BEN AAMINGEN Derzelver Hen met brengstin De lasten op de ^"'vei over Het jaarlyks van des konings inkom- opbrengst, welke dezel- de Konink- Koninkly- ^chott"dis Vorderingen der Departementen. te kortfchie-1 sten. ve belast lyke Schat- ke Schatkist. ^oninklyKe tende. I zyn. kist; Schatkist. Algemeene Pagten 162,000.000 87,964,321 74,°35>G79 _ . ,„„„ De OorW. Artilieiy , Pagten der Posteryen 7>3i3.cco 2,300,000 5,013,000 u il0fc' „.,,,„ , „ Kas van belee- Vestingwerken , GeVoorbehouden Regten.... 6,000,000 6,000,000 . , Jsw . . n . , ning ongeveer . nie, ar0ote en Klei- Üitfluitende Voorregten... 1,079,600 300,000 779,G°o v>» . „., ' ..30,000,000 ne BefterinSen en Kas van Poisfy........... 750,000 150,00c 600,000 „„ cl . , d ' Maarfchalksamp-ten... 102,000,000 Vereenigde Regten 8,000,000 3,000,000 5,000,0c© ^ parlemer Verpandingen 4,000,000 1,200,000 2,800,000 ^ eveei De Zeemagt, VolkplanDe vier Leden van Vlaan- Ên °"^0^,00 tingen en de Indien. 32,000,000 deren 200,000 200,000 *" ' 1 i8a./l7 3,34.3 . , ., „„„i™ 25>52ó3657 * r >-*>M15ióooo,ooo derGeesdykheid 25,489,274 10,312,000 15,177,074 ' r .„ . . a ' . ' , '7 Huis der Pr nfen 8,000,000 rwinfgfte penningvanParys 3,600,000.. 3,600,000 "r' Hoofdgeld van Parys 900,000 300,000 600,000 Jaarwedden- 14,000,000 Hoofdgeld van het Hof.. 500,000 500,000 Toevallige Inkomften 2,000,000 600,000 1,400,000 Koninkly^Schatkist en j- . j „ Bankier 8,000,000 Mark Gouds 1,500,000 6co,ooo 900,000 «<"Jiuer > 's Konings Eosfchen 5,000,000 1,743,000 3,257,000 Geheel 375,331,874155858,531219,473,343 35,ooo,ooc 184,473,343 210,000,00025,526,657    Boek IV. Nu a. FUNSCHE' OOST-INDISCHE MAATSCHAPPY r -—■—— r—" —^—~ r ^ -——~—™ ~ ?— FONDS RENTEN ONDERSTAND AltoosduukendeJ VERZENDIGEN. TH UISLAADINGEIV, REGTEN voortspruitende uit e n ^ , -a.— 1— ~ aan de g e n e \ Voortrpruitende het groote Fonds VOORREG- der regeeringe. ra \ le pagi Jmrlvksche * tynïn • jr • tcm lyfrenteN, GETAL LAADINGEN. Verkoopingen Vocïd»»» \ ,^ * YDEN. uudeLeenm- , ^ 1 EN van de , ^ , ^ ^ ^ _ ^ _ Getal P«ys van den betaald, van UitdeÉLINGEit. Kontrakten r" ~ i ^ " Idert'huis Inkoop der in bovenden de verkogte gen, gevoegd Pagt van den ^»™ï_i maatscbafpy. in in maatschapp^ derAf- derM«a. Inkoop- I n m e t a a l e n. aangebragte Goederen. ? ,';.„,, od den . u ij uezonden' f>,-,ir> i 1 • "^Schenen Goederen. Fkankryk. inkoop. f by het Kapitaal Tabak. Schepen. Geld. betaald. Schepen; fc'^ jvaarkn. in goud, in zilver, schepen< ^ _____ — - //». y?. ƒ'. iiv' ft-P- liv. ft. p. Schepen. liv. ft. p. liv- ft'P-Schepen. Koppen. liv. ft. p-mark. onc. gros gr. mark. ene. gr. Schepen. liv. ft. p. Uv. ft- p- liv. ft. P- ÜV. ft-P ft- pETGROOT^ND^de» ^ ^ . __ 7,898,504.148 3oc,ooo I?!)1oo ; 4.... " 33 2,073 =,597,016 !.. , > 4 .. 35,a6? 4 + - „ 5,422,187 13 1 9.643,344 7 5 4,221,156 '4 4 25,000 .. .. 8264,992 In Kontrakten op den Koning, 100,000,000. 172617=7 7,014,6487? 300,000 l86,a5I 7 „ 643,05212-. ,s 894 .,658,77811= 70,1=96.. 24 5,924,945 « 6 i3,i53,*3' 3 '10 7,^286 1 4 25,000.... 8,263,965 s hepen i727 I72g .. 7.338,338 i9H 300,000 411,569 510 759,000 20 1,243 1,555,266 3 5 106,523 3 2^ ,9 4,874,48610 211,433,80712 5 6,539,321 2 3 25,000.... 8,263,963 I'\ütftaand7tfchulden en ef- #>>< 7.502,979 a 5 300,000 371,071 9 2 1,107,17210- 19 1,211 2,193,97° '5 » 105,295 5 5 12 5,213,629 1 3 9,722,61113 5 4,508,98212 2 25,000.... 8,320,58210 d^^pSnd^U?!;!8" 39,385,oool 17291730.].' 7,075.8629, 300,000 345,112... 1,281,25410- ,7 1,126 I,54i,936i9i 111,8097.. 19 5.V3.576 » 9 '0,661,272 16 8 5,3^,696 4 «• 25,000.... 8,1992471° 139,385,000 '■ 1730 1731 .. 10,730,150 3 5 300,000 186,417 4 3 1,497,068 16 •• 30 1,887 2,641,277148 178,737 Si 16 4,930,186 .. 11 9,401,304 12 3 4.471,"8 11 4 25000.... 7>533,626 io 1731 i73a 7,653,8081511 300,000 170,90911 3 1,277.344 •• " 25 2,126 1,714,703167 I97,H9 ..?4 26 7,994,803 2 915,146,82415 4 7,152,02112 7 25,000.... 7,533,626 1732 i733 7,538,074 5 4 300,000 132,15717 3 r.300,345 " •* 23 2,191 2,257,079 84. 208,163 6 6 2.2 7,498,194 7 214,501,689 4 2 7,oo3,W4 '7 •• 25,000.... 7,652,100 1733 I?34 7,500,000.... 300,000 50890 1,277,786 i5 6 16 2,12a 2,025,146133 133,040 35 13 9,850,48819 7 I9i4««>.547 • 9 " 9,571,05810 4 25,000.... 7,658,830 17341735 7,750,000.... 300,000 157,00611 6 1,587,058- $7 16 1,922 2,016,716 611 100,335 3 6 ai ,0,974,136181118,884,448 3 8 7,910,311 4 9 28,000.... 7,66i,743 10 1735 i736 8,000,000.... 300,000 57,700 I.347.821 IS" 17 2,062 2,309,615183 200,540 5 .. 14 ,1,400,671 11018,384,791 8 7 6,934,120 6 9 28,000.... 7,657,887 1736 i737 8,000,000.. .. 3oo,ooo 133,81518 9 1,262,370 1' " 20 2,230 1,802,287 92 190,004 1 2$ 13 6,917,65814 712,861,899 in 5,944-H0 7 4 3»000---- 7.658-Ï58 10 ; 1737 1738 8,000,000 3oo,coo 187,16515 J 1,255,457 16 " 21 2'3'2 2,244,935192 264,654 6 ?i 18 9,235,53813 517.230,625 7 7 7,9P5,°8<5 14 2 3,000.... 7>657>53o 17381739 8,000,000.... 300,000 185,890 110 1,276,280 22 2,521 2,860,998 267,839 ...6 21 11,677,034 .. 10 21,787,307 5 'o.uo.273 5 » 3,000.... 7.657.53° 1739 1740... 8,000,000.... 300,000 294=94812 6 1,217,677 I" 24 2,275 3,264,454184 247,791 2 5 i3 8,877,966181117,339.259 1 3 8,461,292 3 4 3.000 ... .. 7&IMS [ 17401741 8,000,000.... 300,000 334,178 1,219,039 l« 6 26 3,595 4,225,232194 .. .. 224.558 4 -. 20 13,434,141 13 9 25,761,345 1 4"»W»W3 '7 7 3,000...: 7,057 53° 1741 1742 8,000,000.... 300,000 369,411 7 1,428,734121° 16 1,721 3,665,668... 3 60 5 .. .. 8S.964 5 2 19 10,981,46818 321,889,901 6 911,^8.432 8 6 3,000.... 7>657o3o 1742 1743 8,000,000.... 300,000 332,962 1,593,707 12 " *7 W'0 3.975.530 19 " 74° 3 7 21 113,620 6 .. 15 12,408,18913 421,418,275 5»° 9,01 °'°85 12 6 3,°°° •• '• 7>65S>7&7 f 1743 1744 8,coo,ooo.... 300,000 361,626 8 5 1,451,539 *8 26 2>^8 3,291,546 14 7 200,000 .... 16 0,434,310 1 11 21 801,869 12 - <°>3S7,559 10 1 3,000.... 7.64i-8o4 1744 i745 ..; 8,000,000.... 300,000 153,643 ' • .. 1,473,262 8 - 24 3 4" 1,400,954 8 5 35* •• 5 ^ «01,041 7 3 l8 9,031,165 9 817,498,846 3" 8,467,68014 3 3,000..-. 3.835,°5° 1745 1746 25,061,900.... 8,000,000 .... 300,000 260,077 1,508,8091a" *7 2,533 1,692,390 ...2 77 3 3" 52,649 46 5 4,957,291 210 8,580,31011 2 3.Ó23.oi9 8 4 3,000 .... l5 000,000 r I74<5 ,74- , 8,ooo,oo,t.... 300,000 146,27515 •• S 1 2,839,772 10 •• !3 1,896 2,197*592 3 •• 201,579 1 7 ,4 3,5,4,819 3 5 6,423,60118 7 2,908,78215 s 3000.. .. 1,767,164 1747 174S 1 9,000,000 453,78413 4 1 l 2,858,240 3 14 2'OI4 2,703,511 ...11 9,5oo.. 5 f,509,465 7 7 972,3Soio9[ 3,000., -1. 3 534,328 HET GROOTE FONDS op den ^ ,?4J) 9,000,000 717,219 8 9 ' 3,033,739 H" 30 a'325 2,938,592 11 (272,730 1 „ 3,454,454125 5,721,939 ïo 2,866,784 17 7 3.000.... 3.534,3^8 ■ 3°j™yi748 «9,081,000 ^ ,7JO" ^,"387,655 16 8 9.°°°.°°o 483,035176 3.602,291 7 8 16 3,054,03094-, 300,3212.. 5 2,9,0,094 8,351,824 7 4 5-44L730 7 4 3,°°° •• •• 3 534,328 '^.ro^^t^ ,7501751 9,ooo,ooo 932,870, 3,967,259 18- 20 '.786 4,025.988 611 1,039 .. 4 ««4^4 2 7 7 9,015,5,3 18 » I7,636,579 9 2 8,62, ,c65 10 3 ' 3,°oo - - r - 3-/86 7Bo Snen^TyVeTedKin 1751 V52'9,000,000 1,164,239 3.89i,4>7 1? 3 15 1,803 5 458,387 9 3 706 14 6 873,467 2 .. 22 13,046,80515 6 26,766,159 I» 213,719,35316 8 3,000.... 4.°39 2o2 Juny 1747 , hoofde .. 9,000,000 834,456 3 4 4,546,897171 H 2,677 6,618,4841223.383 3 5 21 131,819 6 5i I4 10,836,352 9 •• 21,637,763 17 l io,8o0,9n 8 1 3,°00-... 4'0^232 van de oplchorting van het '752 v5o ■ I • 0^0,232 Privilegie op den Tabak, I?J3 1?5A 18,000,000 9,000,000 963,31310 4,678,1041011 2,494 5,947,128 15 .. 2,927 4 6 33 188,727 7 6 16 11,897,855 10 .. 20,745,752 3" 8,847,896 13 n 3.000 ••■ • +' ^ llrlhtn^ctrm^cb^- 1754 1755 ••" 9,000,000 1,098,063 7 6 4475,418 u 6 24 a>ga| 5,978,324 894,153 1 7 299,982 7 6 15 15,295,963 61128,081,408 7 712,785,445.. 8 3,°00"-- 4,039 232 pye,by het zelfde Edikt I2oco,ooo. 9000,000 540,353 «5 4.533,904 2 6 10 1,538 2,,70,092 10 2 60,000 .... I0 9,845,391 11 7 18,406,904 9 8,551,512 17 5 3,°00---- 4'°39'232 vereffend 100,000,000 hv. 1755 1750 , a 0^9 232 ,7S(J I757 '% ;> 9,000,000 228,388.. .. 2 9,000,000.. .. 4,861,67112 5 10 4,°io 3,997,678 i • 121,152 4. 4 3 3,692,690 711 6,336,688 15 3 2,643,998 7 4 3,000 ...- °7' Gde°n Sec!!!!,".».13 ^ .C." 39.°81'000 i757 I758 9,000,000 1,016,623.... 3 12,000,000.... 4,738,566146 13 2,357 1,862,535191 i°7,87i 2 4 7 9,794,429 1 814,260,111 1 .. 4465,681 19 4 3,000 4 02I-472 v^^^^^^^^ 310,081,0001'y. I7s8 ,7S0 9,000,000 239,07315 I2.oco.ooo.... 4.741.129 8 8 15 1,864 2,742,110 1 *±ia.8,440^7^9 14jilo.S34.817 4 6 2,01)4,027 911 3,°°o ••• • 1759 1760 1 9,000,000 351,025 6,385,61216 8 4,526,42513 6 8 944 1,846,553 3 4 4 2,144,987 4 4 2,598,188 .. 4 353200 16 '• 3i00° " " IO'73Ö 1760 1761 9,000,000 686,16213 5 7,000,000.. 4,547,464 4 6 II 1,893 3,064,264 89 2,400. .... 4 2,419,107 10 7 5,030,013 9 1 2,6,0,90518 6 128,83813 5 ^oïo7^6 1761 1762... •• 9,000,000 414,867 7 5 7,000,000.... 4,487,142)8 2 8 1,115 1,886,603 46 • ' J3,64o .... 3 1,973,60911 8 4,805,32111 9 2,831,71* •• 1 3>°°°---. 17621763 9,o°o,ooo 373,89618 5,100,000 .... 4,412,050145 6 636 1,348,201103 12,848 " " 6 410,06117" 675,38818.. a<|.3«7 1 3,00° 3'OIÓ io4 1763 1764 9000,000 361,222 3 I 7,oo0,oco... 4'6!5'l3o * 4 5 730 60,565 3». 82'^2 1 6 8 59I,4j3 zS 9 1,200,163 5.. 638,739 6 3 3,o°o 3,°^ ^ 1764 1765 '3,760,600 .. 9,000,000 563,001 .. 6 t 4061,463" 1 7 i.oiS 2.322,i33 7 2 '88,804 .. .. 9 3,57*407 1 9 6,857,93910.. 3.»^47« 8 3 3,777 '*" ? 1765 1766 4.7^333 84 9,ooo,ooo 792,18011 4;poI)l45 9tl ja M4g 3,48r,279 '5 8 2'3,.38 5 4* 7 2,549,08! 1 4 4,746,587 3- »„^o5 l 8 21324116! .953,> ' ;; 9.000,0001,049,682,69 5 531,154 13 I '3 2023 3,642,003187 "3,33' * 2 7 7,657.-3 4 4 9 .4,'79.386 11 .. tf>Sai,tS. 6 3 381,862 11 4 2 953 660 I?66>17<57l 5 53,54 3 3,0 3 , ,QO .09,57813 15 io,024,4«9 '3 in 6,4.. .001 4.. 6,336.58. 1° » 538,417 8 6 2953,660 1767 1768 12,000,000 9,000,000 1,084,905" I .. .. 5,705,436 '3" 1° 1,691 4,396,053 4 5 *?7 , 4,4 y 0 * * o,o8öl5 00' „,„,no 20,460 .. •• 8 .a,6oo,388 ia 3 23,691,553 3 .. 1 i,ogi,ió3 i° 9 WM* '! 8 -953 660 n6R 1760 il,ioo,ooo..«. 9,000,000 897,829 1 2 <<751,279 13 2 15 2,192 7>7S3.37* !9 6 '9' 1768 ,769 „ V ' Ql 5,73 , 79 ! '9 ein9/ia . 6 9 5.0,945 3 »i5,9*4,844 7-. 6,^3,899 3'° 3'2,834 3 - 2 933 660 1760 1770 12,000,000 .. 9,000,000 983,269.. 8 S.94^,532 2 5 3 471 1,510,269 7 4 - w '7 9 71 *mo*i g 9>6o4)997 .. 5 ,7,863,428 /. .. 8,2,8,43° '9 ? '26,290 13 5 1770 1771 '3.35L550 58,18116 5 ..] '• " 3 Kontrakten tot vereffening,geleverd van i764tot 25,037,800 . j •* '' '\"' 7~T~ " i l 7~~Z> 6 «-\»a6i.77 3 5s 585 344.032,818 179636,363,5571310292,867,82312112,364,704 7 4 243,i2°,386 168,593499 3 .. 174,006,266 18 5213,600,00021,307,923 16 ïo 9 65,485,6,2168133,005,719 3 a| 761 87,223 132,632,313 17 4'^,442 o 2^0,^00,4// ^ j ( I   IVC. Böëk No 3. JIJLGMMJEJENJE T A F JE JL Van de zuivere Opbrengst, (gerekend met een korting van tien ten honderd') van de Koopmanfchappen uit de Indien, int China en van de Eilanden Mauritius en Bourbon, voortkoomende van den Handel van byzondere Per konen, zedert, de opschorting van het uitfluitend Oktrooi der Franfche Oostindifche Maatfchappye } en waar van de Verkooping openlyk gedaan is in de Haven van VQtient , .in de volgende jaaren. JAAREN , KOOPMANSCHAPPEN. rriUTnn.r J f ' . *~> : > GEMIDDELDE D E R T Van de Eilanden VERKOOPINGEN. uit de Indien. uit China. Mauritius en OPBRENGST. JjOURGOU. Livr, ft pen. Livr. ft. pen. Livr. ft, pen. Livr. i\, pen. 1771 *3>256,620 2 5 5,173,712 13 4 1 906,171 8 II 10,336,504 4 8 1772 9,180,129 17 3 4,699,843 2 7 1,468,173 16 ïo1 15,348,146 16 8 *773 ••••• 8-7Ir«734 911 5,822,047 18 650,128 15 6\ 15,183,911 ^ 5 J774 8,475,691 14 4 8,575,808 7 5 563,904 J4 3 17,615,404 16 1775 10,906,218 17 1 10,912,593 12 507,769 H .<5 22,326,582 7 1776 ?9?4°2.422 1 10 6,504,327 17 6 1,019 329 16 8] 26,926,079 16 J777 16,616,961 14 6 10,1:0,327 4 782-475 14 S 27,5-9,764 12 6 I778 9,561,869 19 4,300,303 5 6 164, o-r i4 | 14,020,194 ]8 6 GEHEEL 86,111,648 16 4 56,098,963 15 4 7,061,975 i1 2~. H9,27*2,588 3 ~\ INEEN TREKKING. [_JjLA R L Y K s' Livr. ft. pen. | Livr. il pen. Koopmanfchappen uic Indien 86, «11,648 16 4 I 10,763.956 2 S T',* 56,098,963 15 f-| 7,012,370 9 5 Van de üilanden Mauritius en Bourbon... 7,061,975 11 8 1 882, 746 1.8 it Geheel. 149,272,588 3 4| 18,659,073 10 4